18.09.2013 Views

De hemel van Heivisj (Benny Lindelauf)

De hemel van Heivisj (Benny Lindelauf)

De hemel van Heivisj (Benny Lindelauf)

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Benny</strong> <strong>Lindelauf</strong><br />

<strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong><br />

Ams terdam· Antwerpen<br />

Em. Querido's Uitgeverij BV<br />

20T!


Voor mijn familie,<br />

<strong>van</strong> het bloed of <strong>van</strong> het hart<br />

Bekroond met de Woutertje Pieterse Prijs WIl en<br />

de Dioraphte]ongerenliteratuurprijs ZOII<br />

www.queridojeugdboeken.nl<br />

www.bennylindelauf.com<br />

Voor het schrijven <strong>van</strong> dit boek ontving de auteur een werkbeurs <strong>van</strong><br />

het Nederlands en <strong>van</strong> het Vlaams Fonds voor de Letteren.<br />

SI'ICHI'IIiG<br />

FO II D S<br />

YOOR DE<br />

LEt'I'EREIl<br />

vlaam'llI<br />

Fonds<br />

vorH fll'<br />

lelIereIl<br />

Eerste druk, 2010; tweede, derde en vierde druk, ZOIl<br />

Copyright © 2OIO <strong>Benny</strong> <strong>Lindelauf</strong><br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd enlof openbaar<br />

gemaakt, in enige vorm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming <strong>van</strong> Em. Querido's Uitgeverij BV, Singel<br />

26z, 1016 AC Amsterdam.<br />

Omslag Brigitte Slangen<br />

Omslagbeeld Trevi Ilion Images


Bless tbe beasts and tbe cbildren<br />

light theh" way wben dm"kness<br />

surrounds tbem<br />

Shirley Bassey<br />

Huisje, boompje, beestje<br />

Onbekend


.. u •.<br />

. ." .. .<br />

.11 • •<br />

.... tl ...<br />

.... 1 ..<br />

...1. ,<br />

/'<br />

/'


Inhoud<br />

<strong>De</strong>el r<br />

Een Gouden To ekomst<br />

1938-1939<br />

In de Hemel 15<br />

Heilige Boon 20<br />

Chef <strong>van</strong> transport 24<br />

Onze grootvader in de beschuitbus 27<br />

Mijn Gouden To ekomst 33<br />

Sigaren uit de achtertuin 38<br />

<strong>De</strong> terugkeer <strong>van</strong> Nienevee 47<br />

I Iet einde <strong>van</strong> piep en kraak 54<br />

Zandpluk en het tegendeel <strong>van</strong> zorgen 64<br />

Jassen die passen 67<br />

Een oude toekomst 74<br />

<strong>De</strong> pop die alles zag (I) 77<br />

<strong>De</strong>el 2<br />

Fings oorlog<br />

1939-194°<br />

<strong>De</strong>ine liebe Freundin Fing 85<br />

Geluk 91<br />

Drukte die nog komen moet 96<br />

Geen liefdadigheid I02<br />

<strong>De</strong> wereld laten draaien IO 8


Vriendinnen IJ 3<br />

Diepgroeiers II7<br />

Ecn Vrouw vol Vrijwillige Werken 12 5<br />

Voorbereidingen 130<br />

Het Grote Gemengde Feest I36<br />

Een ongelukje kan gebeuren I4I<br />

Acht-en-een-kwart armen 147<br />

Krombroodrapen T58<br />

Betaalfamilie 165<br />

<strong>De</strong>el 3<br />

Gods bakplaat<br />

1940-1941<br />

Een nieuwe karavaan I73<br />

Niet voor kinderen 178<br />

Mejuffrouw Vroon 181<br />

Een oorlog <strong>van</strong> broers (r) 184<br />

Zesde Schouder 188<br />

Mijn meisje 192<br />

Gods Bakplaat (r) 195<br />

Verkering 202<br />

<strong>De</strong> verbonden boom 206<br />

Gods Bakplaat (n) 2Il<br />

Een oorlog <strong>van</strong> broers (n) 2I8<br />

<strong>De</strong>el 4<br />

<strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong><br />

I94I-I942<br />

Tussentijd (r) 229<br />

Suiker op straat 23 5<br />

Berichten 241


Een glorieuze toekomst 253<br />

Geloven in Sint-Nicolaas 259<br />

Heilige Boon 267<br />

Tussentijd (n) 271<br />

Fing en Fing 276<br />

<strong>De</strong> ligging <strong>van</strong> de Amazone 282<br />

Diefstal 291<br />

<strong>De</strong> Paterskoel 294<br />

Het geheim <strong>van</strong> de mijn 300<br />

Hoe een rat niet te <strong>van</strong>gen 307<br />

<strong>De</strong>els<br />

<strong>De</strong> schat <strong>van</strong> de linde<br />

1942-1943<br />

<strong>De</strong> onbeperkte mogelijkheden <strong>van</strong> het<br />

Wondergezondheidsbed 317<br />

Piep en kraak 323<br />

Pakjesavond 329<br />

<strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong> 334<br />

Op de vlucht 345<br />

Het midden <strong>van</strong> het donker 350<br />

<strong>De</strong> pop die alles zag (11) 356<br />

Geen weg terug 373<br />

Het zout en de tranen 380<br />

<strong>De</strong> wereld is plat 383<br />

<strong>De</strong> schat <strong>van</strong> de linde 389<br />

Niet omkijken 395<br />

Verantwoording en dank 399<br />

Verklarende woordenlijsten 401


<strong>De</strong>el I<br />

Een Gouden Toekomst<br />

I938-I939


In de Hemel<br />

Op een regenachtige middag moest ik naar de Hemel.<br />

'Niks aan de hand, hoor,' zei de non die het bericht kwam<br />

brengen, maar dat was natuurlijk kwats}. Niemand ging ooit<br />

zómaar naar de Hemel.<br />

Het nieuws zong snel rond. Nog voordat ik bij de trap was,<br />

stonden er meisjes om me heen die druk met elkaar praatten<br />

alsof ik er niet bij was.<br />

'Ze moet naar de <strong>hemel</strong>!'<br />

'Wie?'<br />

'Fing.'<br />

'Fing Bóón?'<br />

'Naar de <strong>hemel</strong>?'<br />

'Wat heeft Fing daar nou te zoeken?'<br />

'Wat wil het Slagschip <strong>van</strong> háár?'<br />

Hun verbazing was minstens zo groot als de mijne. <strong>De</strong> directrice<br />

liet je alleen roepen als je iets uitgehaald had, en ik<br />

stond niet bepaald bekend als durfal of uitvreter. Het enige<br />

wat ik kon bedenken was dat Muulke weer iets had uitgehaald.<br />

Niet dat het dan zin had mij te roepen. Mijn zus luisterde naar<br />

niemand en al helemaal niet naar mij.<br />

<strong>De</strong> Hemel was de zolderverdieping <strong>van</strong> onze school. Behalve<br />

de kamer <strong>van</strong> het Slagschip bevond zich er ook de opslagplaats<br />

met kostuums en attributen voor de processies,<br />

waaronder honderdtwintig engelenvleugels <strong>van</strong> kippenveren.<br />

Ik beklom de steile trap die eindigde bij een azuurblauw geverfd<br />

trapportaal en een grote eikenhouten deur. Toen ik aangeklopt<br />

had en binnen mocht komen, zag ik dat de kamer op<br />

IS


de directrice na leeg was. Verbaasd keek ik om me heen.<br />

'Ga zitten, kind.'<br />

Het Slagschip zat gebogen over een stapel papieren. Ze was<br />

de enige burgervrouw die op onze school rondliep. Ze had dik<br />

grijs haar dat in een kolossale wrong op haar hoofd lag en als<br />

ze liep deinde haar enorme boezem op en neer, als een schip<br />

in een kalme haven.<br />

Ik hoorde ccn stoel schuiven. Ze keek me aan. Haar blik<br />

was scherp, maar niet onvriendelijk. 'Hoe gaat het met oma?'<br />

'Eh ... goed,' zei ik.<br />

'Broers?'<br />

'Ook goed.'<br />

'<strong>De</strong> Pap?'<br />

Ik kon me niet meer inhouden. 'Wat heeft Muulke uitgevr<br />

... eh ... gedaan?'<br />

'Muulke?'<br />

Ze maakte een beweging met haar hoofd en de wrong<br />

schokte een beetje naar voren. Vanaf hier gezien was die<br />

wrong echt groot. Als je zou zeggen dat er een klein dier op<br />

haar hoofd lag te slapen, zou iedereen het ook geloven. Ze<br />

voelde voorzichtig met haar handen, schoof hem weer op de<br />

juiste plek en bevestigde hem met twee haarspelden.<br />

'Fing.'<br />

'Ja, mevrouw de directrice?'<br />

'<strong>De</strong>nk je wel eens aan later?'<br />

'Later, mevrouw?'<br />

'Als je <strong>van</strong> school gaat.'<br />

Ik haalde mijn schouders op. Meisjes werden dienstbode of<br />

hulp in een winkel als ze geluk hadden, maar voor de meesten<br />

was er de tricotagefabriek Rosita, waar ondergoed gemaakt<br />

werd, en in het ergste geval deed je schoonmaakwerk op het<br />

slachthuis. To t je trouwde en kinderen kreeg.<br />

Het Slagschip pakte een mapje <strong>van</strong> de stapel papier. To t<br />

mijn verbazing zag ik dat het mijn rapporten waren.<br />

'Je gedrag is goed, je vlijt is goed,' zei ze. 'Je haalt goede


cijfers. Het enige zwakkere vak is aardrijkskunde.'<br />

Ik knikte. Ik kon uren studeren op een landkaart en dan nog<br />

liep alles in mijn hoofd door elkaar. Muulke zei altijd dat het<br />

kwam doordat ik zo'n hekel aan verhuizen had.<br />

'Maar afgezien daar<strong>van</strong>,' vervolgde het Slagschip, 'ben je<br />

een <strong>van</strong> de besten <strong>van</strong> je klas.' Ze liet een korte pauze vallen.<br />

'Fing.'<br />

'Ja, mevrouw?'<br />

'Zou je lerares willen worden?'<br />

Ik staarde haar aan.<br />

'Het is nog niet zeker,' zei ze. 'Maar zou je het willen? Mm,<br />

ja,' zei ze toen ze zag dat ik geen stom woord kon uitbrengen.<br />

'Ik snap dat ik je wellicht een beetje overval. En dat je er<br />

even over wil nadenken. We komen er later nog op terug. En<br />

Fing .. .'<br />

'Ja, mevrouw?'<br />

'We zullen nog even niets zeggen. Te gen niemand. We zullen<br />

er even kalm over nadenken.' Zonder overgang boog ze<br />

zich weer over haar papieren. Ze pakte haar vulpen en hegon<br />

te schrijven.<br />

'Doe je de deur achter je dicht?'<br />

Buiten gloeiden mijn wangen alsof ik een klap gekregen had.<br />

Muulke en Jes, die bij het schoolhek gewacht hadden, kwamen<br />

aangerend.<br />

'Wat moest ze?'<br />

'Niks,' zei ik.<br />

'Niks?' zei Muulke verbaasd. 'Moest je naar de Hemel voor<br />

niks?'<br />

Ik voelde me rood worden. 'Ze wilde weten hoe het met<br />

oma was,' zei ik snel. Gelukkig werd de aandacht <strong>van</strong> mijn<br />

zussen afgeleid.<br />

Op de kiosk <strong>van</strong> de markt hing een groot plakkaat:


ZONDAG 10 SEPTEMBER 22.00 UUR<br />

GROOTS VUURWERK BIJ DE ROEIVIJVER<br />

TER ERE VAN HET VEERTIGJARIGE JU BILEUM<br />

VAN WILHELMINA, ONZE GELIEFDE VORSTIN<br />

'<strong>De</strong>nk je dat we mogen?' vroegjes.<br />

'Fing en ik wel,' zei Muulke.<br />

'!k ook.'<br />

'Jij bent te klein.'<br />

'Ben ik niet.'<br />

'Kleine kinderen horen in bed,' zei Muulke.<br />

'Fing, zeg dat ze ophoudt.'<br />

Voordat ik er zelf erg in had was ik de boel weer aan het<br />

sussen. We waren een zussenmachine met tandwielen die feilloos<br />

in elkaar grepen.<br />

We liepen langs de kruidenierswinkel <strong>van</strong> Betje Garen, die<br />

ondanks de motregen verwoed haar twee grote ramen zeemde.<br />

Dat deed ze elke dag, net als haar stoepje schrobben en<br />

azen op roddels.<br />

'Wat hoor ik nou?' vroeg ze, terwijl ze wiebelend op haar<br />

laddertje een 10k <strong>van</strong> haar pikzwarte haar wegblies. 'Heeft jullie<br />

Krit een meisje? Was de Pap verkouden? En hebben jullie<br />

ratten in de kelder?'<br />

We zwegen.<br />

'Zeg maar tegen jullie grootmoeder dat ik weer Sunlight­<br />

Zeep heb,' riep ze ons na. 'Niet vergeten!'<br />

Eenmaal onder de Putse Poort door lieten we de stad achter.<br />

Hier begonnen de akkers, de velden en een lange slingerende<br />

weg, Sjlammbams Sahara genaamd. We waren nog<br />

maar net de weg opgelopen, toen er geknars achter ons klonk<br />

en een prei blauwe automobiel langs ons heen gleed.<br />

Het gebeurde maar zelden dat automobielen Sjlammbams<br />

Sahara in sloegen. <strong>De</strong> weg was alleen het eerste stukje verhard.<br />

Voorbij de smid werd hij <strong>van</strong> leem en hobbelig en kwam<br />

er niets meer behalve ons huis.


<strong>De</strong> regen was opgehouden. <strong>De</strong> ruit <strong>van</strong> de automobiel ving<br />

het zonlicht, zodat we niet konden zien wie erin zat. Maar<br />

zoveel auto's waren er in die dagen nog niet, en al helemaal<br />

zelden zag je een preiblauwe.<br />

'<strong>De</strong> Sigarenkeizer!' riep Muulke.<br />

<strong>De</strong> Sigarenkeizer was <strong>van</strong> alle sigarenhandelaren in de stad<br />

de grootste, en hij was een <strong>van</strong> de machtigste mannen <strong>van</strong> de<br />

stad. Hij was de enige die zijn sigarenwerkplaats gemechaniseerd<br />

had. Er waren ook andere kleinere handelaren: de Sigarenkoningen.<br />

Sinds kort was de Pap een <strong>van</strong> hen.<br />

'Hij gaat naar ons toe!' riep Jes opgewonden.<br />

Ze renden er<strong>van</strong>door.<br />

<strong>De</strong> Sigarenkeizer toverde munten uit je neus, veranderde<br />

zakdoeken in speelkaarten en omgekeerd. Ooit had hij op de<br />

markt <strong>van</strong> Sint-Joep een complete os laten verdwijnen waar<br />

iedereen bij stond. Dat werd tenminste verteld. En je wist<br />

nooit waar en wanneer hij een nieuw truc zou uithalen.<br />

'Bij elkaar blijven!' riep ik. 'We moeten .. . '<br />

'Kom dan, sjiethoes,' riep Muulke en ze lachte zo hard dat<br />

de mussen opvlogen uit het kreupelhout. 'Jîj blijft achter, niet<br />

wij!'<br />

Elke keer als ons huis aan het eind <strong>van</strong> d holle weg opdook<br />

probeerde ik te zien wat iemand anders zien zou, iemand<br />

die het niet kende. Negen Open Armen was niet bepaald een<br />

lieflijk huis. Het stond bokkig met de rug naar de wereld toe,<br />

ver buiten de stad, naast het stadskerkhof. Mooi kon je het al<br />

helemaal niet noemen, met zijn verweerde brokkelige bakstenen,<br />

de scheefgetrokken raamlijsten en het dak met rode en<br />

zwarte dakpannen, kriskras door elkaar als de vleugels <strong>van</strong> een<br />

vogel in de rui.<br />

Maar altijd als Negen Open Armen in zicht kwam, ademden<br />

wij iets dieper uit, alsof we de hele dag één ldeine ademtocht<br />

achtergehouden hadden, die we dan pas konden wegzuchten.


Heilige Boon<br />

<strong>De</strong> automobiel stond nog natikkend voor ons huis. Muulke en<br />

J es holden naar het hek, dat piepend openklapte, en renden<br />

het pas geschrobde tuinpad op naar de keukendeur.<br />

'Wacht nou even,' zei ik, maar ze waren al binnen.<br />

Binnen verwachtte ik de gebruikelijke chaos. Onze vier<br />

broers en de Pap zaten meestal net te schaften als we thuiskwamen<br />

en oma Mei had koffie gezet. En altijd was het een<br />

drukte <strong>van</strong> belang, gelach en geruzie, bonkende voetstappen<br />

en slaande deuren.<br />

Nu was het stil.<br />

Ik struikelde over mijn zussen die vlak achter de drempel<br />

waren blijven staan.<br />

Oma Mei rommelde nadrukkelijk in de keukenkastjes.<br />

<strong>De</strong> klok sloeg half vijf.<br />

'Waar is de Sigarenkeizer?' vroeg Muulke.<br />

'Jassen ophangen, graag,' zei oma Mei. 'Muulke, doe je<br />

haarspeld goed. Je ziet emit als een sjloddermadam. Jes, niet zo<br />

hangen. Moet je krom worden als de hoofdletter C?'<br />

Ze zei wat ze altijd zei, maar er was iets met de klank <strong>van</strong><br />

haar stem.<br />

Muulke spiedde met haar generaalsogen rond en wees toen<br />

naar de schuifdeuren <strong>van</strong> de woonkamer.<br />

Daar, tussen de kier door, zagen we nog net een stukje <strong>van</strong><br />

de sofa en een paar voeten met vuurrood gelakte pumps.<br />

'J)e Pruusin! <strong>De</strong> Pruusin!' fluisterde Muulke opgewonden,<br />

alsof er een exotische vogel midden in onze woonkamer geland<br />

was.<br />

20


Het verhaal ging dat de Sigaren keizer zijn Pruusin ontmoet<br />

had op een <strong>van</strong> zijn zakenreizen in Duitsland en dat ze<br />

getrouwd en wel terugkeerden. Zij met een knots <strong>van</strong> een ring<br />

aan haar vinger, met ingelegde diamantjes. Die <strong>van</strong> hem was<br />

trouwens nauwelijks kleiner. Er werd wat afgesputterd. Niet<br />

alleen was de stad een groot feest door de neus geboord waar<br />

de hele middenstand <strong>van</strong> mee had kunnen profiteren, maar<br />

dat hij nu net met een Pniósin moest aankomen! Of er echt<br />

een ongemakkelijke treinreis <strong>van</strong> zeven uur voor nodig geweest<br />

was om terug te komen met een Pruusin! Als hij er dan<br />

toch zo nodig eentje wilde, waarom was hij dan niet gewoon<br />

naar de zaterdagmarkt gegaan, waar het ondanks al 'het Gedoe'<br />

<strong>van</strong> de Pruuse wemelde.<br />

Niet dat iemand dat hardop zei. <strong>De</strong> Rijken deden tenslotte<br />

wat ze wilden.<br />

Oma Mei dreef ons naar de woonkamer.<br />

'Ach, de kinderen Boon,' riep de vrouw <strong>van</strong> de Sigarenkeizer<br />

uit, toen ze ons zag.<br />

We maakten een knicksje en stapten schoorvoetend de<br />

woonkamer binnen. Het voelde raar, alsof het ineens niet<br />

meer onze woonkamer was. Jes verstopte zich achter mij,<br />

maar Muulke schudde haar verlegenheid af als een eend waterdruppels<br />

en plofte naast haar neer.<br />

'Later wil ik ook zulke schoenen,' zei ze. 'En ik word nog<br />

veel mooier dan u.'<br />

<strong>De</strong> Pruusin lachte. Het klonk net zo hees als wanneer ze<br />

praatte.<br />

'Veel, veel mooier,' zei ze in haar keurige Nederlands terwijl<br />

ze Muulkes dikke poppen haar aaide.<br />

'Ja hè,' zei Muulke gelukzalig.<br />

<strong>De</strong> Pruusin klopte op de bank en ik ging ook bij haar zitten,<br />

metjes achter me. 'Hoe gaat het op school?'<br />

'School heeft een hekel aan mij,' vatte Muulke zakelijk samen.<br />

'Van Jes vinden ze natuurlijk alles goed, maar dat is omdat<br />

ze een zwervel heeft.'<br />

2I


'Een zwervel?'<br />

'Ze heeft een wervel die soms scheef zit,' zei ik.<br />

'En ze kan mooi zingen,' voegde Muulke eraan toe. 'Dat<br />

helpt ook. Maar Fing is écht goed. Omdat ze zo braaf is en<br />

altijd oplet.'<br />

Het was niet als compliment bedoeld. Muulke had me al<br />

vaak genoeg ingewreven dat ik een heilige boon was en zo saai<br />

dat ik er op een dag aan zou doodgaan.<br />

<strong>De</strong> Pruusin glimlachte.<br />

Toen was het stil. Vanuit de sigarenwerkplaats hoorden we<br />

de stemmen <strong>van</strong> de Pap, onze broers en die <strong>van</strong> de Sigarenkeizer.<br />

We konden niet precies horen wat ze zeiden, want het<br />

bovenlicht was dicht, maar het klonk gewichtig.<br />

Oma Mei kwam de woonkamer binnen.<br />

'Het is natuurlijk niet veel,' zei ze. Ze zette het dienblad<br />

neer met de pot koffie en driekwart zelfgebakken abrikozenvlaai.<br />

'Ach, nein,' riep de Pruusin. 'Dit is toch wunderbar.'<br />

'Als u uw bezoek even <strong>van</strong> tevoren had laten weten,' zei oma<br />

Mei. 'Dan had ik alle rommel kunnen opruimen.'<br />

<strong>De</strong> vrouw <strong>van</strong> de Sigarenkeizer keek verwonderd om zich<br />

heen. <strong>De</strong> woonkamer <strong>van</strong> Negen Open Armen glom als de<br />

ruiten <strong>van</strong> Betje Garen. Oma Mei zorgde er wel voor dat het<br />

huis spic en span bleef. Wij kregen elke dag een eindeloze lijst<br />

met klusjes die we doen moesten als we uit school kwamen.<br />

Nu ze de vlaai in grote punten sneed (onder protest <strong>van</strong> de<br />

Pruusin) schoot onze grootmoeder de lijst weer te binnen.<br />

'We hebben geen water meer,' zei ze. 'En in de verstelmand<br />

ligt nog een paar sokken met gaten.'<br />

'Toch niet wéér <strong>van</strong> Muulke?' zei Jes.<br />

'En als jullie daarmee klaar zijn, naast de moestuin ligt<br />

losgetrokken onkruid voor de composthoop en takken voor<br />

brandhout. Jes, jij niet.'<br />

We liepen naar het kerkhof waar de waterput was.<br />

Het was begin september en de zomer was al over zijn<br />

22


hoogtepunt heen. <strong>De</strong> zon zakte vlammend rood achter de<br />

kerkhofhaag totdat het licht alleen nog als een smeulend<br />

vuurtje opgloeide tussen het hechte groen.<br />

'Wat denk je dat de Sigarenkeizer doen komt?' vroeg<br />

Muulke, toen we de emmer onder de pomp zetten.<br />

'Hoe moet ik dat nou weten?' vroeg ik.<br />

Muulke wist het natuurlijk ook niet, maar zoals altijd liet ze<br />

zich daar niet door tegenhouden. In een mum <strong>van</strong> tijd verzon<br />

ze een verhaal over woeste bendes die halve steden uitmoordden<br />

en onze grensweg gebruikten om sigaren het land uit te<br />

smokkelen.<br />

'Niet waar,' zeijes bang. 'Fing, het is toch niet waar wat ze<br />

zegt?'<br />

Maar ze keek er zo gretig bij dat Muulke geen aansporing<br />

nodig had om het verhaal nog wilder en moorddadiger te maken.<br />

Net toen Muulkes verhaal zo bloederig begon te worden<br />

dat zelfs ik er ongemakkelijk <strong>van</strong> werd, hoorden we de automobiel<br />

starten. Het volgende moment zagen we een veeg<br />

blauw in de opening <strong>van</strong> de haag wegglijden.<br />

Muulke en Jes renden naar de haag toe, maar het was al te<br />

laat. <strong>De</strong> autornohiel was verdwenen.<br />

'Nou weten we nog niet wat hij kwam doen,' zeijes.<br />

'Wat maakt dat nou uit!' riep Muulke ult. 'Het is veel erger<br />

dat hij weggaat zonder truc!'


Chef <strong>van</strong> transport<br />

Maar in de keuken leek het alsof de Sigarenkeizer toch getoverd<br />

had. Onze broers zaten zo rechtop dat we de stoelen onder<br />

ze uit hadden kunnen trekken. Ze staarden als gehypnotiseerd<br />

naar de Pap, die op zijn beurt weer naar oma Mei keek.<br />

'Wat is hier aan de hand?' vroeg ik.<br />

Pie floot.<br />

'Dat is geen ulezeik,' zei Krit.<br />

Sjeer, Pie en Eet knikten instemmend, zwaar onder de indruk.<br />

Alle drie keken we ongerust naar het uilenoog <strong>van</strong> oma<br />

Mei, want wanneer dat tolde betekende het onraad. Ze kon<br />

er mensen de stuipen mee op het lijf jagen, maar voor ons was<br />

het niet meer dan een kompas. To t onze opluchting bewoog<br />

het nauwelijks.<br />

'<strong>De</strong> Sigarenkeizer heeft gevraagd of de Pap chef wil worden,'<br />

zei Krit. Weer draaiden hun hoofden zich naar de Pap,<br />

die zijn hoofd op hetzelfde moment weer naar oma Mei draaide.<br />

Als Muulke, Jes en ik een zussenmachine waren, dan was<br />

de rest <strong>van</strong> ons gezin de fabriek waarin we draaiden.<br />

Onze grootmoeder deed haar best niets prijs te geven. Nutteloos<br />

natuurlijk, want we wisten allang wat ze er<strong>van</strong> vond.<br />

Voordat de Pap de vijfde Sigarenkoning geworden was, was<br />

hij mandenmaker geweest, dakdekker, verkoper <strong>van</strong> zijden<br />

kussenslopen en had hij nog een zwik onduidelijke baantjes<br />

gehad en elke onderneming was vroeg of laat op een ramp<br />

uitgelopen.<br />

'Chef <strong>van</strong> Transport,' zei oma Mei.


'Wat is transport?' vroeg Jes.<br />

'Iets met reizen,' zei Krit. Er lag papier op tafel. Briefpapler.<br />

MOLS EXPEDITIE BEDRIJF<br />

INTERNATIONALE TRANSPORT ONDERNEMING<br />

VERPAKKINGEN IN- EN UITKLARING-OPSLAG<br />

'Maar hij is toch Sigarenkeizer?' vroeg Muulke.<br />

'Dat is allang zijn enige onderneming niet meer,' zei de<br />

Pap. 'Het wordt te druk, zegt hij. Hij kan niet meer alles zelf<br />

doen.'<br />

'En dus ga jij zijn chef <strong>van</strong> transport worden,' zei oma Mei.<br />

<strong>De</strong> Pap kauwde nadenkend op de binnenkant <strong>van</strong> zijn<br />

wang. We probeerden de woorden tussen zijn lippen <strong>van</strong>daan<br />

te trekken, maar toen er uiteindelijk toch iets gezegd werd,<br />

was dat niet door hem.<br />

'Nee! Nee, nee en nog eens nee!' Jes stampvoette. Haar<br />

pikzwarte haar maakte haar ogen nog donkerder en kwader<br />

dan ze al waren. Muulke keek me aan en tikte met haar vinger<br />

tegen haar voorhoofd, maar ze deed het niet <strong>van</strong> harte.<br />

<strong>De</strong> Pap snapte het meteen. '0 nee, natuurlijk niet!' zei hij<br />

en hij pakte de handen <strong>van</strong> Jes vast voordat ze boos kon weglopen.<br />

'U liegt!' schreeuwde Jes.<br />

'Hoe kan ik nou liegen als ik nog niks gezegd heb?'<br />

'En toch liegt u!'<br />

'Jes!' Oma Meis stem klonk scherp.<br />

'Misschien denkt u nu <strong>van</strong> niet, maar straks toch weer wel.<br />

Net als altijd!'<br />

<strong>De</strong> Pap keek haar ernstig aan. 'We hoeven niet weer te verhuizen.<br />

Een chef <strong>van</strong> transport hoeft alleen maar te controleren<br />

of de reis goed gaat. Hij hoeft niet zélf op reis.'<br />

<strong>De</strong> handen <strong>van</strong>jes zaten nog steeds vol woede, haar gezicht<br />

was vooral argwanend en niet voor niets. We waren kampioen


verhuizen geweest. Noord, zuid, oost, west, we kenden overal<br />

de weg, maar nergens waren we thuis.<br />

Tot we in Negen Open Armen kwamen wonen.<br />

Ik snapte de weerzin <strong>van</strong> Jes maar al te goed. Sterker nog,<br />

ik geloof dat we die allemaal snapten. Het zou niet minder<br />

dan verschrikkelijk zijn als we weer alles moesten inpakken en<br />

vertrekken.<br />

'We verhuizen niet,' zei de Pap en hij herhaalde het nog<br />

eens, nu met de klemtoon op elke lettergreep. 'En we hoeven<br />

nog niks te beslissen,' voegde hij eraan toe. Er zat een veeg op<br />

zijn gezicht <strong>van</strong> de olie <strong>van</strong> de persen en hij hield zijn hoofd<br />

schuin, zodat hij ondanks de rimpels in zijn verweerde gezicht<br />

en de kreuk bij zijn wang iets weg had <strong>van</strong> een jong hondje.<br />

'We denken er gewoon nog even over na. '


Onze grootvader in de beschuitbus<br />

Natuurlijk werd het meeste nadenken door oma Mei gedaan.<br />

We waren die avond nog niet naar boven of we hoorden haar<br />

onze broers en de Pap de kamer uit mopperen, zodat ze in alle<br />

rust met onze grootvader kon praten.<br />

Onze grootvader zat in de beschuitbus. Net zoals onze<br />

moeder in het sjpensele-kistje lag. Het was nog een erfenis uit<br />

de tijd dat we hier pas woonden. Het dak was toen nog zo<br />

slecht geweest dat op een stormachtige middag de hele verzameling<br />

foto's <strong>van</strong> onze familie doornat geregend was. Maar<br />

sinds de dakpannen vernieuwd waren, de ergste lekken gedicht<br />

en belangrijker nog: sinds ook onze grootmoeder er<strong>van</strong><br />

overtuigd was dat we hier met zijn allen zouden blijven wonen,<br />

waren hun foto's weer tevoorschijn gekomen. Niet dat<br />

ze ze opgehangen had. Dat vond ze nog te ver gaan. Maar het<br />

was een belangrijke tussenstap en wij keken wel uit om er iets<br />

over te zeggen. Dus nu lag onze grootvader in de afsluitbare<br />

beschuitbus, en als onze grootmoeder behoefte had aan een<br />

luisterend oor haalde ze zijn foto eruit. Maar soms deed ze dat<br />

niet eens.<br />

'<strong>De</strong> Sigarenkeizer biedt een vaste betrekking,' hoorden we<br />

oma Mei tegen de beschuitbus zeggen. 'En God weet dat je<br />

in tijden als deze maar beter een vaste betrekking kan hebben.'<br />

Het was niet nieuw dat ze tegen onze grootvader praatte.<br />

Wél nieuw was dat ze ldaarblijkelijk luid en duidelijk kon horen<br />

wat onze grootvader antwoordde, want na een korte stilte<br />

snoof ze luidruchtig en zei: 'Kwatsj!'


Onze grootmoeder was verbluft geweest toen bleek dat de<br />

sigarenmakerij daadwerkelijk wat geld in het laatje bracht. En<br />

ze was trots geweest op onze broers en de Pap toen na de eerste<br />

opdracht meer opdrachten waren gekomen (al zou ze nog<br />

eerder haar tong afbijten dan dat hardop te zeggen), maar als<br />

puntje bij paaltje kwam was 'een vaste betrekking veiliger dan<br />

het bestaan <strong>van</strong> een losse middenstander'.<br />

'Het is anders wel de Sigarenkeizer waar we het over hebben,<br />

ja?' riep onze grootmoeder geërgerd. We hoorden het<br />

blik onder haar handen indeuken, want ook al bood onze dode<br />

grootvader een luisterend oor, het betekende niet dat hij het<br />

altijd met haar eens was.<br />

'Zeggen,' zeijes slaperig.<br />

'Anders doet ze geen oog dicht,' zei Muulke.<br />

'Anders doe jij geen oog dicht,' zei] es.<br />

'Niet, jij.'<br />

'Niet, jij.'<br />

'Jij, honderdmaaL'<br />

'Jij, duizendmaa1.'<br />

'Jij, ontelbaar.'<br />

'Ontelbaar bestaat niet.'<br />

'Ontelbaar bestaat wél.<br />

'Niet.'<br />

'Wel.'<br />

'Niet honderdmaal.'<br />

'Niet duizendmaal.'<br />

'In godsnaam!' siste ik. 'Als ik het zeg, houden jullie dan<br />

op?'<br />

Ze spuugden droog tussen hun vingers door.<br />

Ik zuchtte.<br />

'Welterusten Nienevee.'<br />

'Slaap lekker, kinderen Boon,' zeiden Jes en Muulke in<br />

koor.<br />

'Welterusten, Sjar.'<br />

'Welterusten, kinderen Boon.'<br />

28


We bleven doodstil liggen. Ik voelde de arm <strong>van</strong> Jes die<br />

tegen me aan drukte.<br />

'Achchchch ... '<br />

Het steeg op <strong>van</strong>onder de kelder, langs de verweerde muren<br />

<strong>van</strong> het huis. Het kreunde zijn weg langs de plankenvloer <strong>van</strong><br />

onze slaapkamer, langs de spijlen <strong>van</strong> ons bed en nestelde zich<br />

uiteindelijk in de kruin <strong>van</strong> ons hoofd. We kenden geen enkel<br />

geluid dat zoveel kippenvel gaf en tegelijkertijd het gevoel <strong>van</strong><br />

thuis zijn.<br />

'Achchchch ... Achchchch .. .'<br />

Het werd zondag. <strong>De</strong> Pap moest gepraat hebben als Brugman,<br />

we mochten alle drie naar het vuurwerk. Onze grootmoeder<br />

was normaal gesproken niet het toonbeeld <strong>van</strong> toegeeflijkheid.<br />

Maar de Pap mocht ons meenemen, als hij er ook<br />

voor zorgde dat we weer veilig thuiskwamen.<br />

'Dus je biertjes en gekonkelfoes moeten maar wachten tot<br />

de meisjes weer in bed liggen,' voegde ze er dreigend aan toe.<br />

Er woei die avond een zwoele nazomerwind, de <strong>hemel</strong><br />

kleurde karmozijn, <strong>van</strong>uit de verte woeien flarden <strong>van</strong> de militaire<br />

blaaskapel ons tegemoet. Jes en Muulke dansten met<br />

elkaar over Sjlammbams Sahara.<br />

Toen we aankwamen was het er al druk. Mensen zaten in<br />

hun beste kleren in het gras rondom de vjjver of hadden stoelen<br />

bij zich. Midden op het water lagen vÎer grote roeiboten<br />

met daartussenin een drijvend platform. Er was een groot<br />

doek bevestigd aan de dobberende bootjes:<br />

DIT VUURWERK WORDT U AANGEBODEN DOOR<br />

UW SIGARENKEIZER:<br />

LEVERANCIER VAN ROKERS VAN FORMAAT!


Ik vouwde het ldeed uit dat oma Mei ons meegegeven had en<br />

Jes nestelde zich tegen me aan. Muulke poerde met een stok<br />

in de modderige bodem <strong>van</strong> de vijver. Onze broers en de Pap<br />

waren in gesprek met de andere Sigarenkoningen.<br />

<strong>De</strong> blaaskapel begon te spelen en het vuurwerk barstte los<br />

onder de tonen <strong>van</strong> een strakke mars. <strong>De</strong> Sigarenkeizer had<br />

dit jaar zichzelf overtroffen. <strong>De</strong> <strong>hemel</strong> lichtte ruim een halfuur<br />

op onder een regen <strong>van</strong> blauwe, rode en gouden vonken<br />

en strepen.<br />

Bij elke knal kromp Jes een beetje ineen. Haar inademing<br />

paste precies in mijn uitademing. Vanuit mijn ooghoeken zag<br />

ik Muulke heen en weer rennen langs de waterkant, zwaaiend<br />

met haar armen alsof ze het vuurwerk dirigeerde.<br />

Toen de laatste knallen en flitsen weggestorven waren, werd<br />

er uitbundig geldapt en gefloten. Er werd om de Sigarenkeizer<br />

geroepen, maar die bleek spoorloos. Sommige mensen begonnen<br />

te twijfelen of hij er wel bij was geweest. Anderen wisten<br />

zeker dat ze hem gezien hadden. Maar toen hij zich ook<br />

na een verzoek <strong>van</strong> de burgemeester niet vertoonde, begon de<br />

massa zich te verspreiden. Niemand maakte zich er echt druk<br />

om, iedereen wist tenslotte dat de Sigarenkeizer wel <strong>van</strong> een<br />

verdwijntruc hield.<br />

Op de terugweg staken Muulke en Jes hun arm door die<br />

<strong>van</strong> de Pap. M en toe keek hij opzij naar mij, grijnzend, met<br />

een korenhalm in zijn mondhoek. Als zo vaak leek hij nauwelijks<br />

ouder dan onze broers.<br />

'Geen gek leven, het leven <strong>van</strong> Sigarenkoning,' grinnikte<br />

hij. 'Wat jij, Fing?'<br />

Het huis was donker, op het waakzame licht <strong>van</strong> de petroleumlamp<br />

in de keuken na. We gaven de Pap een nachtzoen en<br />

stommelden in het donker de trap op. We deden het zo zacht<br />

mogelijk, maar na drie treden ldonk de stem <strong>van</strong> onze grootmoeder,<br />

helder als kristal: 'Fing, Jes, Muulke?'<br />

'We zijn er.'<br />

'Goedenacht dan.'<br />

'Goedenacht. '


Ik werd wakker met een ontzettende dorst. Slaperig kwam ik<br />

overeind en liep de trap af naar de keuken. Het was niet alleen<br />

muisstil in huis, maar ook daarbuiten; een <strong>van</strong> de zeldzame<br />

nachten dat er geen wind over Sjlammbams Sahara stoof. Ik<br />

pakte een kopje en dompelde het in de emmer. Het klotsende<br />

geluid klonk vreemd hard. <strong>De</strong> keuken was gehuld in de blauwzilverachtige<br />

waas <strong>van</strong> de maan, als een ingekleurde tekening<br />

uit een oud sprookjesboek.<br />

Voor hetzelfde geld lag ik nog in mijn bed en was mijn<br />

dorst gedroomd. Nee, niet alleen mijn dorst, maar ook het<br />

vuurwerk, de Pap met de korenhalm in zijn mond en de ruzies<br />

tussen Jes en Muulke. En het was gek, doordat ik dacht dat<br />

alles een droom was durfde ik ineens weer te denken aan de<br />

woorden <strong>van</strong> het Slagschip, alsof de slaap niet alles waziger<br />

maar juist scherper maakte.<br />

Ik, Fing Boon, een lerares?<br />

Maar hoe? Doorleren was voor meisjes <strong>van</strong> middenstanders<br />

of rijkelui, dat wist iedereen. Niet voor de oudste dochter<br />

<strong>van</strong> een straatarme Sigarenkoning. Het Slagschip zou toch<br />

zeker niet denken dat de Pap geld genoeg had? Had Muulke<br />

op school soms praatjes rondgestrooid? Of de Pap? Had hij<br />

iets gezegd dat door het Slagschip verkeerd begrepen was?<br />

Als het die nacht niet windstil was geweest, had ik het nooit<br />

gehoord.<br />

Het kwam <strong>van</strong>af het zanderige pad <strong>van</strong> Sjlammbams Sahara.<br />

Nog voor ik me ook maar kon afvragen wat het was, gleed<br />

de automobiel <strong>van</strong> de Sigarenkeizer zacht kt"lerpend de lijst<br />

<strong>van</strong> het raam in.<br />

Het was driekwartmaan en daardoor kon ik alles goed zien.<br />

<strong>De</strong> Pruusin zat achter het stuur. Ik herkende haar aan haar<br />

kometenhoed. Ik meende zelfs haar gezicht te kunnen zien,<br />

dat ingespannen voor zich uit tuurde. Het was een raar gezicht.<br />

Iedereen wist dat de Pruusin helemaal niet rijden kon.<br />

31


Alsof dat nog niet vreemd genoeg was, duwde de Sigarenkeizer<br />

de auto. Hij kromde zijn rug bol als een zeil en<br />

hij vloekte zacht, maar zo hartgrondig dat ik wist dat ik niet<br />

droomde.<br />

<strong>De</strong> raamlijst was weer leeg.<br />

Wat deed de Sigarenkeizer hier in het holst <strong>van</strong> de nacht?<br />

Wa arom duwde hij de auto? Waarom reden ze langs ons huis<br />

met de motor uit? En nog belangrijker: waar gingen ze in vredesnaam<br />

naartoe?<br />

Ze konden toch nergens naartoe?<br />

Tot nog geen jaar geleden was Sjlammbams Sahara de enige<br />

grensweg naar Duitsland geweest. Maar sinds er een nieuwe<br />

verharde grensweg was aangelegd, had de oude weg zijn functie<br />

verloren. In een jaar waren de korenvelden aan weerszijden<br />

<strong>van</strong> de weg zo uitgedijd dat de weg inmiddels doodliep in<br />

de akkers.<br />

Ik wachtte die nach t misschien wel een halfuur, maar er gebeurde<br />

niets meer.


Mijn Gouden Toekomst<br />

Na de catechismus zei de Dreuvige dat we onze leitjes aan de<br />

kant mochten schuiven en vertelde ze het verhaal <strong>van</strong> Onze<br />

Gouden Toekomst.<br />

Het begon ermee dat ze de gebutste globe uit de vitrinekast<br />

pakte en aan iemand vroeg ons land aan te wijzen. Ze<br />

maakte <strong>van</strong> twee vingers <strong>van</strong> haar ene hand een mannetje dat<br />

<strong>van</strong>af die plek een aanloop nam. Met haar andere hand liet de<br />

Dreuvige ondertussen de globe rondtollen, zodat de wereld<br />

een vage blauwe vlek werd totdat hij uitgedraaid was en het<br />

mannetje aan de andere kant <strong>van</strong> de wereld landde.<br />

'Ooit lag Nederland ergens anders,' zei ze. 'Op de plek<br />

waar nu Suriname ligt.' Ze legde uit dat de buitenkant <strong>van</strong><br />

onze aarde uit platen bestond. En dat die voortdurend in beweging<br />

waren. 'Als puzzelstukken die elkaar zoeken, meisjes.'<br />

<strong>De</strong> klas was een en al oor, maar niet zozeer om wat ze vertelde.<br />

Het ging om wat ze verzweeg.<br />

Het was een publiek geheim dat de Dreuvige jarenlang<br />

missiezuster in Afrika geweest was. <strong>De</strong> hele school wist dat<br />

ze in de jungle tussen de inboorlingen gewoond had, waar ze<br />

heidense kinderen <strong>van</strong> het vagevuur gered had door ze in de<br />

Amazone te dopen met in de ene hand het kind en in de andere<br />

een pistool om krokodillen uit de buurt te houden. Er<br />

gingen verhalen rond dat ze geslapen had in een kamp, terwijl<br />

er leeuwen tussen de canvastenten rondslopen, met hun<br />

schaduwen scherp als papierknipsels op het doek en een geur<br />

zo overweldigend dat niemand, ook de inboorlingen niet, een<br />

oog dichtdeed.<br />

33


Eigenlijk heette ze zuster Immaculata, maar zo werd ze<br />

door niemand genoemd. Al was ze niet veel groter dan de gipsen<br />

Maria naast het schoolaltaar en net zo frêle; de Dreuvige<br />

was gemaakt voor een leven in de tropen. Er werd gefluisterd<br />

dat ze menseneters bekeerde met met-aflatend geduld,<br />

en met haar habijt opgeschort op hoge wankele ladders klom<br />

om kokosnoten uit de bomen te slaan. En ze schrok er ook<br />

niet voor terug om dagenlang in een houten kano de rivier af<br />

te zakken om nog niet bekeerde nederzettingen het Wo ord te<br />

brengen.<br />

To t de dag dat ze malaria kreeg. Ze kreeg zo'n hoge koorts<br />

dat haar hart het dreigde te begeven. Langs de hele Amazone<br />

baden ze voor haar. En nadat ze hersteld was werd ze zonder<br />

pardon verbannen naar ons. Het was ten strengste verboden<br />

iets te vragen over de tijd die voorgoed achter haar lag, want<br />

het was onbekend wat haar door heimwee geteisterde hart<br />

nog aankon. Er stond altijd een buisje vlugzout op de lessenaar,<br />

dat ze meestal gebruikte om de maat aan te geven bij het<br />

dictee of de ochtendzang.<br />

<strong>De</strong> Dreuvige keek de klas rond. 'Moeder Aarde is niet alleen<br />

op reis om de zon heen,' zei ze, terwijl ze de klas rondkeek.<br />

'Ze is ook op reis naar zichzelf.'<br />

Bleef haar blik echt iets langer bij mij hangen?<br />

Daarna ging haar verhaal over uitvliegen en over je weg<br />

vinden zonder landkaart, over rivieren die hun eigen loop<br />

moesten hebben. <strong>De</strong> Dreuvige raakte meer en meer in de ban<br />

<strong>van</strong> haar eigen beeldspraak en herinneringen. Ze streek met<br />

haar handen langs haar habijt zodat ze op een vogel leek die<br />

haar vleugels oppoetste, klaar om uit te vliegen. Maar iedereen<br />

wist dat ze voorgoed hier zou blijven, in ditzelfde lokaal,<br />

waar afgedankte kaarten <strong>van</strong> landen die niet meer bestonden,<br />

in de hoek opgerold stonden en stof verzamelden.<br />

<strong>De</strong> markt was bijna afgelopen, de kramen werden afgebroken<br />

en hier en daar probeerde een handelaar zijn laatste spullen<br />

34


met veel geschreeuw kwijt te raken. Op de houten muziekkiosk<br />

hing een nieuw plakkaat:<br />

DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN<br />

LUCHTBESCHERMING<br />

KONDIGT AAN:<br />

EEN CURSUS VAN ZEVEN LESSEN<br />

TEGEN LUCHTGEVAAR<br />

'Wat is luchtgevaar?' vroeg Jes.<br />

'Niks,' zei ik.<br />

Muulke pakte een steen en woog hem in haar hand. 'Dat is<br />

als de Pruuse ons <strong>van</strong>uit de lucht gaan beschieten.'<br />

Ik legde mijn handen snel op Jes' oren.<br />

'Het is toch zo?' vroeg Muulke.<br />

'Muulke Boon!' riep ik.<br />

'Jahaa,' zei Muulke. 'Ik hou mijn kop al.' Ze keekjes poeslief<br />

aan en brulde: 'Luchtgevaar, dat is als de wolken te zwaar<br />

worden en alle regen op onze kop laten vallen!' Met een plof<br />

viel de steen in het zand.<br />

'Doe niet zo achterlijk!' snauwde Jes. 'Ik ben geen drie,<br />

hoor!'<br />

Ze beende met kwaaie stappen voor ons uit, Sjlammbams<br />

Sahara op.<br />

Die avond stonden we met zijn allen in het donker voor het<br />

keukenraam en keken naar buiten. Niet dat het veel uitmaakte.<br />

Buiten zag je haast net zoveel als binnen.<br />

'Tot hoe laat moet het donker blijven?' hoorde ik Muulke<br />

vragen.<br />

'<strong>De</strong> hele nacht,' zei de Pap.<br />

'Waarom?'<br />

'Het is een verduisteringsproef,' zei oma Mei. 'Om te kijken<br />

of alles donker gemaakt kan worden.'<br />

'Maar waaróm?' vroeg Muulke weer.<br />

35


'Als ik voor elk "waarom" een cent zou krijgen,' zei oma<br />

Mei, 'kon ik de brug <strong>van</strong> de Maas kopen met Maastricht erbij.'<br />

Natuurlijk warcn we niet achterlijk. <strong>De</strong> straten <strong>van</strong> de stad<br />

zoemden <strong>van</strong> de berichten over de Pruuse die het in de bol<br />

geslagen was. Ze waren Tsjechië binnengevallen, een land<br />

waar<strong>van</strong> alle volwassenen zeiden dat het hier te ver <strong>van</strong>daan<br />

lag om je cr druk over te maken. Maar klaarblijkelijk was het<br />

toch dichtbij genoeg om ons hier in het pikkedonker te laten<br />

zitten. Het was overigens niet de enige voorzorgsmaatregel.<br />

Honderd meter bij ons huis <strong>van</strong>daan was een kazemat gebouwd,<br />

een lage betonnen bunker, voor het onwaarschijnlijke<br />

geval er toch oorlog kwam.<br />

We zaten aan het avondeten. Muulke was weer eens te laat.<br />

We hadden geen idee waar ze uitgehangen had. Wc zagen<br />

haar het tuinpad op komen rennen, met een gezicht glimmend<br />

<strong>van</strong> opwinding.<br />

'Wat doet de automobiel <strong>van</strong> de Sigarenkeizer achter de<br />

kazemat?' riep ze nog voor ze goed en wel binnen was.<br />

Er kwam ineens iets waakzaams in de ogen <strong>van</strong> onze grootmoeder.<br />

En de Pap ontdekte dat zijn schoenveter loszat en<br />

begon hem met veel misbaar te strikken.<br />

'Je bent te laat,' zei oma Mei. 'Handen wassen en aan tafel.'<br />

'Waarom staat die auto daar? En waarom is hij bedekt met<br />

takken?'<br />

'<strong>De</strong> wind,' zei de Pap luchtig.<br />

Natuurlijk verbood oma Mei ons om bij de kazemat te gaan<br />

kijken. En natuurlijk sleurde Muulke ons mee om haar ontdekking<br />

met eigen ogen te bewonderen.<br />

'Daar komt gedonder <strong>van</strong>,' zei ik.<br />

'Ach welnee,' zei Muulke. 'Oma Mei gelooft toch nooit dat<br />

we haar verbod in de wind slaan.'<br />

We liepen de weg af het veld in, waar de kazemat stond,<br />

omheind door een niet erg overtuigende afrastering. Het was


een on opvallend gebouwtje met in plaats <strong>van</strong> ramen langge­<br />

rekte sleuven in het dikke beton.<br />

'Die zijn om de geweren door te steken,' zei Muulke. 'Voor<br />

als ze gaan schieten.'<br />

Ze ldon k alsof ze het zel f had uitgevonden.<br />

Toen liet ze ons de automobiel zien.<br />

Hij was niet eens zo heel erg goed verstopt, maar hi j stond<br />

aan de achterka nt, zodat je hem nauwelijks zien kon, als je niet<br />

over de lage omheining klom.<br />

Muulke begon aan de takken te trekken, maar ik hield haar<br />

tegen.<br />

'Straks maak je hem nog stuk,' zei ik.<br />

Op dat moment stapte Jes godzijdank in een mollengang.<br />

En toen we haar voet er eindelijk weer uit hadden, zei ik dat ik<br />

meende dat er iemand aankwam.<br />

'Maar waarom staat dat ding daar?' vroeg Muulke, toen we<br />

te rugliepen.<br />

'Misschien had hij pech?' zei Jes.<br />

'Twintig mete r <strong>van</strong> de weg?'<br />

Ik had mijn zussen niks verteld va n de nacht dat de Siga­<br />

ren keizer zijn eigen auto duwde. Muulke had voor minder de<br />

hele wereld op zijn kop gezet om een antwoord te vinden.<br />

En als Muulke de boel op zijn kop zette kon je er<strong>van</strong> op aan<br />

dat er heibel <strong>van</strong> kwam.<br />

37


Sigaren uit de achtertuin<br />

Het duurde een week voor de Pap zijn beslissing nam. Het<br />

gekke was dat ik vond dat hij altijd te snel besliste, maar dit<br />

keer kon ikhet wachten bijna niet verdragen. En toen het eindelijk<br />

zover was wilde ik mijn vingers weer in mijn oren stoppen.<br />

'Ik word geen Chef <strong>van</strong> Transport,' zei hij.<br />

To en iedereen vervolgens oma Mei aanstaarde riep ze: 'Ik<br />

zeg toch niks?' Maar dat hoefde ook niet. Haar mening zat in<br />

het waanzinnig tollende uilenoog, de bonkende stappen die<br />

ze met haar maat drieënveertig schoenen maakte en die de<br />

theelepeltjes in het lepelglaasje deden rinkelen.<br />

'Kunnen we dan nu afwassen?' zei ze.<br />

'Eh ... momentje,' zei de Pap. We zagen hem om zich heen<br />

kijken alsof de woorden door de keuken zweefden, en toen<br />

werd het stil tot Sj eer zich niet langer kon inhouden. Nog<br />

voor de Pap ook maar een woord had kunnen zeggen flapte hij<br />

diens hele plan eruit. <strong>De</strong> Pap keek hem geschrokken aan.<br />

Oma Mei knipperde met haar ogen alsof ze elk woord ermee<br />

kon vermorzelen.<br />

'Je wil wát?'<br />

'Boven de Maas doen ze het ook,' zei de Pap. 'Kenners zeggen<br />

dat die tabak net zo goed is als die uit Amerika. Het verkoopt<br />

als een tierelier. <strong>De</strong> Sigarenkeizer doet het ook zo, en<br />

kijk eens hoe goed het hem gaat.' Hij staarde naar de tafel,<br />

alsof hij God geworden was die neerkeek op de aarde en daar<br />

de Sigarenkeizer in overvloedige welstand zag leven.<br />

To t nu toe hadden we een sigarenwerkplaats gehad, waar


de sigaren gemaakt werden. We verbouwden niet zelf tabak,<br />

die lieten we aanvoeren. (Zo noemde de Pap het tenminste.<br />

Waar het op neerkwam was dat hij zelf eens in de week een<br />

paar balen tafelklaar tabaksgoed ging halen op de krakkemikkige<br />

bakfiets die hij huurde <strong>van</strong> de bakker.)<br />

'En nu wil je zélf tabak gaan verbouwen?' zei oma Mei.<br />

'Zo moeilijk kan het niet zijn,' zei dc Pap. 'En de sigarenwerkplaats<br />

loopt toch goed?'<br />

Onze grootmoeder schoot overeind alsof ze in een veld<br />

brandnetels was gaan zitten.<br />

'Nét!'<br />

'Maar hij loopt.'<br />

'Weet je wel in wat voor tijd wij leven?'<br />

'In wat voor tijd leven we dan?' vroeg Muulke vol belangstelling.<br />

'Dat gedoe is over de grens,' zei de Pap.<br />

'Wat voor gedoe?' vroeg] es.<br />

'Mag ik misschien éven gewoon met jullie vader overleggen,'<br />

zei oma Mei, 'zonder dat jullie er als heggenmussen tussendoor<br />

zitten te kwetteren?'<br />

'Ga maar buiten spelen,' zei de Pap.<br />

'Buiten spelen is voor kleine kinderen,' protesteerde Muulke.<br />

'En trouwens: jullie overleggen altijd zo dat we het op de<br />

Holle Weg nóg kunnen horen.'<br />

Oma Mei begon verdacht rood aan te lopen. Ik sleurde<br />

Muulke naar buiten.<br />

'En nu gaan we er allemaal eene drinken,' zei de Pap nadat<br />

het gesprek was afgelopen, dat we inderdaad letterlijk hadden<br />

kunnen volgen en dat voornamelijk bestaan had uit een hoop<br />

rampspoed (oma Mei) en een hoop hoop (de Pap). Dit keer<br />

had de Pap gewonnen.<br />

'Pak jullie jassen. Moeder Mei?'<br />

Ze ging met ons mee, vraag me niet waarom: haar gezicht<br />

stond nog steeds op onweer.<br />

'Het zal niet voor het eerst zijn,' zei de Pap terwijl hij het<br />

39


gammele hekje sloot, 'dat een klein idee tot grootse daden<br />

leidt. Hoe dacht je dat de Sigarenkeizer begonnen is?'<br />

'Met verstand,' antwoordde oma Mei fijntjes. 'En een familiefortuin.<br />

'<br />

'Welnee,' zei de Pap. 'Je moet er gewoon gevoel voor hebben.<br />

Je moet voelen: dit is het juiste moment. Gevoel is alles.'<br />

Half oktober pachtte de Pap een nieuw stuk land <strong>van</strong> Wetsels<br />

dat achter de moestuin <strong>van</strong> ons huis lag. Hij liep met grote<br />

passen om uit te meten waar de bedden voor de tabaksplanten<br />

moesten komen. Onze broers zetten met fanatieke gezichten<br />

strepen in de aarde en veegden ze weer uit.<br />

'Is oktober niet een beetje laat?' vroeg oma Mei.<br />

'Welnee,' zei de Pap.<br />

Die middag lag de voortuin vol met brede rollen donkerbruin<br />

papier. Als je het aanraakte voelde het vettig en stug<br />

aan.<br />

'Oliepapier,' zei de Pap.<br />

'Voor de isolatie,' zei Krit.<br />

We keken hoe ze heen en weer liepen, onze broers elk met<br />

een timmermanspotlood achter de oren en elkaar aftroevend<br />

met berekeningen.<br />

'Stel je voor,' zei de Pap dromerig. 'Straks plukken we de<br />

tabak zo uit de achtertuin.' Hij leunde achterover op de keukenstoel<br />

en maakte zo'n woeste beweging dat hij met stoel en<br />

al ommieterde.<br />

'Ik mag hopen dat je onderneming solider is,' zei oma Mei,<br />

maar ook zij stond op een avond achter in de tuin te staren<br />

naar de kale aarde met de nog lege bedden.<br />

Op de dag dat de planten gezaaid werden, werd er uit de<br />

kelder een flesje sekt gehaald en moesten we proosten met<br />

onze voeten in de drassige aarde. Het in de wind wapperende<br />

oliepapier knetterde en knalde als vuurwerk. Het meisje <strong>van</strong><br />

Krit was er ook bij. Ze droeg een hoedje als een omgekeerde<br />

tulp en ze lachte om alles wat Krit zei. Of om wat hij niet zei.


Muulke en Jes keken elkaar met <strong>van</strong> pure minachting rollende<br />

ogen aan.<br />

<strong>De</strong> herfst zette onstuimig in. Het begon te stortregenen en<br />

daarna te stormen. Er vielen een stuk of wat dakpannen kapot<br />

(eentje miste de Pap op een haar na) en toen de zon na twee<br />

weken eindelijk weer voorzichtig doorbrak waren de meeste<br />

bomen op Sjlammhams Sahara vrijwel bladloos. Alleen de gesnoeide<br />

coniferenhaag <strong>van</strong> het kerkhof was groen en strak als<br />

altijd.<br />

Het was niet het enige wat onveranderd was.<br />

'<strong>De</strong> automobiel staat er nog steeds,' zei Muulke.<br />

'Misschien heeft de Sigarenkeizer wel een nieuwe,' zei ik.<br />

'Maar dan laat hij de oude toch niet zomaar staan? En waar<br />

is de Sigarenkeizer zelf eigenlijk? '<br />

'Weet ik veel,' zei ik.<br />

'Niemand heeft hem gezien,' zei Muulke koppig.<br />

'Best.'<br />

'En de Pruusin is ook spoorloos.'<br />

'Ook goed.'<br />

'Jij luistert niet eens!'<br />

Ze had gelijk. Ik had andere zorgen. Grote zorgen.<br />

Twee dagen eerder, een maand na ons eerste gesprek, had het<br />

Slagschip me weer laten roepen. Ze was ditmaal zonder veel<br />

omhaal ter zake gekomen.<br />

'Er is een commissie. Die is in het leven geroepen om meisjes<br />

als jij de kans te geven een opleiding te volgen. Ze geven<br />

elk jaar een zogenaamde "steunplaats" uit. Als hun oordeel is<br />

dat jij een vlijtig, deugdzaam en hardwerkend meisje bent .. .'<br />

'Is dat alles?'<br />

'Het gezin moet natuurlijk wel arm zijn.'<br />

Dat had me nauwelijks een probleem geleken. Oma Mei<br />

gaf vaak genoeg te kennen dat we maar drie stappen <strong>van</strong> het<br />

armenhuis verwijderd waren. Zelfs als ze overdreef (wat ze


goed kon), rijk waren we zeker niet.<br />

Het leek allemaal zo gemakkelijk, zo <strong>van</strong>zelfsprekend, dat<br />

ik de Gouden To ekomst die de Dreuvige ons voorgeschilderd<br />

had ineens spathelder voor me zag.<br />

'Maar zul je zonder je zussen kunnen?'<br />

'Mevrouw?'<br />

'<strong>De</strong> kweekschool ligt in Geleen. Je mag één keer per twee<br />

weken een dag naar huis.'<br />

Ik keek haar geschrokken aan. 'Kan ik niet thuis blijven wonen?<br />

Ik kan toch elke ochtend met de bus .. .'<br />

Het Slagschip schudde haar hoofd. '<strong>De</strong> ochtendmis begint<br />

om kwart over zes. Zo vroeg gaat er nog geen bus.'<br />

'Ik kan lopen.' Ik zou weliswaar elke dag verschrikkelijk<br />

vroeg uit de veren moeten, maar als boeren het konden ...<br />

Ze schudde opnieuw haar hoofd. 'Het geeft geen pas als<br />

meisjes het ldooster in en uit vliegen als duiven uit een til.'<br />

Ik zweeg.<br />

'Fing?'<br />

'J a mevrouw?'<br />

'Je moet zeker weten dat je dit wil. Er is maar één steunplaats.<br />

Ik weet al dat de Gorettischool een sterke kandidaat<br />

heeft. En er zijn meer gegadigden.'<br />

'Ik weet het zeker,' zei ik snel.<br />

Ze had me onderzoekend aangekeken. 'We zullen zien. En<br />

Fing?'<br />

'J a, mevrouw?'<br />

'Het zal niet makkelijk worden je grootmoeder te overtuigen.'<br />

Oma Mei en het Slagschip waren al vriendinnen sinds hun<br />

kindertijd. Het was ook een <strong>van</strong> de redenen dat we op deze<br />

school beland waren.<br />

'J e grootmoeder houdt, op zijn zachtst gezegd, niet <strong>van</strong><br />

liefdadigheid. Dus mondje dicht, tegen iedereen, vooral tegen<br />

haar. Akkoord?'<br />

Ik was naar huis gelopen, mijn hart bonkend alsof ik de hele


stad door gerend was. Ik hield niet <strong>van</strong> geheimen. Ik voelde<br />

mijn gezicht branden en ik dacht dat iedereen op straat mijn<br />

afspraak met het Slagschip aan me zien kon.<br />

In huis was ik veilig. <strong>De</strong> Pap en onze broers waren druk bezig<br />

met het uit de grond kijken <strong>van</strong> de tabaksplanten. <strong>De</strong> zolder<br />

moest verbouwd worden voor de opslag en het drogen <strong>van</strong> de<br />

bladeren. En op zondag na de mis zaten onze broers altijd bij<br />

de vader <strong>van</strong> Fie, ons vorige buurmeisje, die een duiventil op<br />

zolder had en prijsduiven fokte.<br />

Oma Mei hield zich behalve met het reilen en zeilen <strong>van</strong><br />

Negen Open Armen bezig met het huishouden bij Nettie, de<br />

vrouw <strong>van</strong> Nol. Ze verwachtte een nieuw kind. Onze grootmoeder<br />

liep op haar zwarte herenschoenen twee keer per dag<br />

over Sjlammbams Sahara <strong>van</strong> ons huis naar dat <strong>van</strong> Nettie en<br />

Nol.<br />

's Avonds zat ze met haar grote voeten in de te kleine zinken<br />

teil vol dampend sodawater. Ze klaagde nooit, maar haar<br />

gezicht zei genoeg.<br />

'U bent ook geen twintig meer,' zei de Pap.<br />

Ze keek of ze wat venijnigs wilde zeggen, maar haar moeheid<br />

won het en ze slaakte alleen een zucht.<br />

'Kunt u niet de fiets <strong>van</strong> Nettie lenen?'<br />

'Die heeft Nol in gebruik.'<br />

Er was er maar eentje voor wie ik bijna niets verborgen kon<br />

houden.<br />

'Wat is er toch?' vroeg Jes.<br />

'Niks.'<br />

'J e doet raar.'<br />

'Ik doe helemaal niet raar.'<br />

'Wel.'<br />

'Niet.'<br />

Alsof er nog niet genoeg aan de hand was begon Muulke te<br />

slaapwandelen. Nou ja, in haar geval was het meer een soort<br />

<strong>van</strong> slaaprénnen.<br />

43


Jes en ik werden wakker <strong>van</strong> haar schoppende benen. Jes,<br />

die altijd in het midden lag, kreeg de volle laag.<br />

Het duurde drie nachten. <strong>De</strong> vierde nacht stond ze zo zacht<br />

op dat wij er niets <strong>van</strong> merkten, en liep al slaapwandelend de<br />

overloop af. Het was alleen te danken aan de scherpe oren <strong>van</strong><br />

oma Mei dat Muulke niet <strong>van</strong> de trap viel.<br />

Zonder dat wij hem geroepen hadden kwam Heer Dokter<br />

poolshoogte nemen. Want die had <strong>van</strong> iemand gehoord dat<br />

het middelste wicht <strong>van</strong> Boon al slaapwandelend door het<br />

open raam gestapt was en dat haar hoofd helemaal openlag.<br />

'Als u die iemand nog eens ziet,' zei oma Mei, die een sterk<br />

vermoeden had wie de klepsj was, 'wilt u haar dan zeggen dat<br />

ze beter op haar eigen zaken kan letten. En als u toch bezig<br />

bent, zegt u dan ook maar dat ze de volgende keer als ze spliterwten<br />

aan mijn kleindochters verkoopt beter haar vinger <strong>van</strong><br />

de weegschaal kan halen. Tenzij ze <strong>van</strong> plan is die vinger mee<br />

te geven.'<br />

Heer Dokter onderzocht Muulke. 'Ze is in de groei,' zei<br />

hij. En dat het we] vaker voorkwam dat je <strong>van</strong> groeien ging<br />

slaapwandelen.<br />

'Dus ik heb helemaal niks?' vroeg Muulke teleurgesteld.<br />

Daarna onderzocht hij ook de zwervel <strong>van</strong> Jes. Zo gretig<br />

als Muulke het onderzoek ondergaan had, zo bokkig was<br />

Jes.<br />

'Ben ik nu klaar? Ben ik nu klaar? Nu dan? Nu?'<br />

Heer Dokter bevoelde haar ruggengraat, beklopte haar<br />

longen. Hij draaide zich om naar oma Mei. 'Draagt ze de<br />

rechthouder nog elke dag?'<br />

Oma Mei keek naar mij. Ik knikte.<br />

'Gegroeid?'<br />

Onze grootmoeder keek zuinig. 'Een paar millimeter.'<br />

'Genoeg?' vroeg Jes hoopvol. 'Is het genoeg om .. .'<br />

'Nee,' zeiden Heer Dokter en oma Mei tegelijk.<br />

Steeds weer hoopte Jes dat ze haar rechthouder niet meer<br />

om hoefde. Het was een leren harnas met ijzeren gespen die<br />

44


haar strak insnoerden en een akelig piepend en krakend geluid<br />

maakten zodra ze zich ook maar een beetje inspande.<br />

'En die nieuwe rechthouders dan?' vroeg Heer Dokter, die<br />

de weerzin <strong>van</strong> Jes kende. 'Die <strong>van</strong> rubber. Die maken geen<br />

geluid.'<br />

Oma Mei schudde haar hoofd . '<strong>De</strong>ze is goed genoeg.'<br />

Jes' gezicht betrok, maar onze grootmoeder was onverbiddelijk.<br />

'A] huil jc het zout uit je tranen,' zei ze toen Heer Dokter<br />

weer weg was, 'we hebben er het geld niet voor.'<br />

Tw ee dagen later kwam de Pap aan met het Wondergezondheidsbed.<br />

Hij had het kunnen ruilen voor een paar kistjes<br />

sigaren en volgens hem had de boerin <strong>van</strong> wie hij het had<br />

overgenomen altijd rugklachten gehad tot ze het bed had aangeschaft.<br />

Het Wondergezondheidsbed was niet echt een bed,<br />

maar een kale bak op pootjes bespannen met een verende spiraalbodem.<br />

'Het heeft onbeperkte mogelijkheden!' las de Pap voor uit<br />

de bijgeleverde handleiding.<br />

'En waarom heeft ze jou dan dat ding in de maag gesplitst?'<br />

vroeg oma Mei.<br />

'Omdat haar rugpijn over is?'<br />

Oma Mei drukte met een vinger tegen haar ooglid om haar<br />

opfladclercnde uilenoog in bedwang te houden.<br />

Het was weer een typische daad <strong>van</strong> de Pap: vol goede bedoelingen<br />

maar volkomen nutteloos.lèn eerste mochtjes alleen<br />

maar op een harde ondergrond liggen. Ten tweede wilde<br />

ze niet een eigen bed. Het ding belandde in de derde kelder,<br />

waar nog andere mislukte handelpartijtjes stonden, zoals een<br />

papegaaienkooi zonder deurtje, een schimmelig imkerpak en<br />

een boekenkast die zo scheef was dat geen boek erin wilde<br />

blijven staan.<br />

Sinds die nacht was het minstens één keer per week raak met<br />

Muulke. Glaasjes melk hielpen niet, koude voetbaden hielpen<br />

niet en uiteindelijk berustte oma Mei erin dat di t een <strong>van</strong> de<br />

45


fases was in de lange, onafzienbare rij <strong>van</strong> fases waarin kleinkinderen<br />

opgroeiden. Ze liet de Pap een haak maken aan de<br />

binnenkant <strong>van</strong> onze slaapkamerdeur, gaf mij het bevel ervoor<br />

te zorgen dat de haak er 's nachts altijd op zat, legde een strozak<br />

naast ons bed aan de kant waar Muulke lag en dat was dat.


<strong>De</strong> terugkeer <strong>van</strong> Nienevee<br />

Het waaide zo hard dat de coniferenhaag uiteenwarrelde als<br />

de vacht <strong>van</strong> een dier. Ik wurmde de kinderwagen door de te<br />

nauwe opening. Het was alweer een tijd geleden dat de haag<br />

geknipt was.<br />

Een jongen harkte het pad aan de westkant. Hij verspreidde<br />

met een ernstig gezicht het grind dat opgehoopt was, terwijl<br />

de bladeren om hem heen dwarrelden. Het was de Imbeciel,<br />

de jongste zoon <strong>van</strong> doodgraver Daams.<br />

Om hem kwijt te raken hoefde je nooit veel te doen. Ik stak<br />

mijn hand op. <strong>De</strong> Imbeciel kreeg een knalrode kop, zette een<br />

pas opzij, struikelde en dook weg achter de bomen. Even later<br />

hoorde ik zijn kruiwagen wegpiepen.<br />

<strong>De</strong> waterpomp stond in een verlaten hoek <strong>van</strong> het kerkhof.<br />

<strong>De</strong> rest <strong>van</strong> het kerkhof was al behoorlijk gevuld met grafstenen,<br />

maar dit deel was altijd leeg gebleven. Niemand wist<br />

waarom. Het enige wat hier lag was de oude stoep <strong>van</strong> Negen<br />

Open Armen, en pa] daarnaast stond een enorme stokoude<br />

linde.<br />

To en ik de arm <strong>van</strong> de pomp op en neer drukte klonk een<br />

piepende doodsrochel. Even later gutste het heldere water in<br />

de zinken teil. <strong>De</strong> wind drukte het gras plat en in de schemering<br />

schoot een haas voorbij. To en hij mij in de gaten kreeg<br />

maakte hij een scherpe draai en schoot toen struikelend over<br />

zijn lange poten de haag in.<br />

Ik ging op de oude stoep zitten.<br />

'Een Gouden Toekomst,' zei ik zaches.<br />

Ik probeerde het hoopvol te laten klinken als de Dreuvi-<br />

47


ge. In plaats daar<strong>van</strong> kreeg ik alleen maar een knoop in mijn<br />

maag.<br />

Ik moest denken aan het verhaal over de dag datjes, Muulke<br />

en ik een Siamese drieling waren geweest. Het was een <strong>van</strong><br />

mijn lievelingsverhalen.<br />

<strong>De</strong> Mam leefde nog. Ze was op een ochtend met ons drieën<br />

naar de stadsfotograaf gegaan. Jes was tweeënhalve maand<br />

oud. Er was <strong>van</strong> alles geprobeerd om ons netjes en stil naast<br />

elkaar tc laten zitten, maar niets hielp. Ten einde raad had de<br />

fotograaf een brede riem gepakt en ons alle drie ingesnoerd.<br />

Daarover waren we zo verbaasd dat we drie seconden als vissen<br />

op het droge naar adem hapten, en daarna barstten Jes en<br />

Muulke in een oorverdovend gekrijs uit. Alleen ik huilde niet.<br />

'Je had er nog nooit zo tevreden uitgezien,' zei oma Mei<br />

altijd, alsof ze er zelf bij was geweest.<br />

Ik werd vaak genoeg gek <strong>van</strong> mijn zussen. Soms, als ze weer<br />

een hele dag geruzied hadden, kon ik het nauwelijks verdragen<br />

dat ze in hetzelfde bed lagen als ik.<br />

Maar zou ik ooit zonder ze kunnen?<br />

Hoe ik die avond in slaap gevallen ben weet ik niet meer, alleen<br />

nog dat ik midden in de nacht wakker schrok en wist dat<br />

Muulke weg was, nog voordat ik mijn ogen open had. Een<br />

spoor <strong>van</strong> half afgetrapte dekens was nog zichtbaar. <strong>De</strong> deur<br />

stond op een kier. Ik had de haak vergeten! Ik kreunde zacht,<br />

schoot overeind en liep mezelf vervloekend op mijn tenen de<br />

gang op.<br />

Op de overloop was het stil, op het snurken in canon <strong>van</strong><br />

de Pap en onze broers na. Toen ik op de bovenste trede <strong>van</strong> de<br />

trap stond en met bonkend hart omlaag tuurde zag ik niets.<br />

'Ze had vast honger,' fluisterde een stem vlak achter me.<br />

Ik donderde <strong>van</strong> schrik bijna zelf de trap af.<br />

'Jezus, Jes!'<br />

We luisterden scherp. Van beneden klonk geen enkel geluid.


'Moeten we oma Mei wakker maken?' vroeg Jes, terwijl<br />

we de truien, die ze had mee gegrist, rillend over onze nachthemden<br />

aantrokken. Ik dacht aan onze grootmoeder, die die<br />

avond doodmoe naar bed was gegaan.<br />

Ik schudde mijn hoofd. 'Muulke zit vast beneden. Dan is er<br />

een hoop kabaal om niks.'<br />

Maar toen we in de keuken kwamen was het daar stil, op<br />

een zacht gepiep na.<br />

'0 jee,' zei ik.<br />

<strong>De</strong> keukendeur stond wijd open.<br />

<strong>De</strong> maan hing groot en laag boven Sjlammbams Sahara. Het<br />

was alsof de nacht in tweeën gebarsten was, een aan de ene<br />

kant <strong>van</strong> de weg en een aan de andere kant. Sjlammbams Sahara<br />

slingerde er als een oplichtend lint tussendoor.<br />

'Ik ga echt niet naar buiten,' zei Jes.<br />

'Een stukje,' zei ik. 'Een klein stukje maar.'<br />

Hand in hand schuifelden we het paadje af, naar het hek<br />

toe. Het was zo licht dat je de uitgerekte maanschaduw kon<br />

zien <strong>van</strong> de kerkhofhaag, die vlak na ons huis ophield, waarna<br />

je ineens een overrompelend uitzicht had op glooiende velden<br />

en akkers.<br />

Muulke was voorbij de haag geslaapwandeld tot bij de kazemat.<br />

Nu stond ze stil, midden op de in de maneschijn oplichtende<br />

zandweg. Haar nachtjapon bewoog zachtjes in de wind.<br />

Het was een wonder dat ze niet wakker was geworden. Al<br />

was het een mild najaar, de grond was steenkoud en ze stond<br />

daar op haar blote voeten. Ze had haar armen half omhoog,<br />

haar hoofd hield ze een beetje gebogen, als een klein kind dat<br />

wachtte totdat iemand haar op zou tillen.<br />

'Wat dóét ze?' vroeg Jes.<br />

'Ze slaapt,' zei ik.<br />

Er gleden enorme wolken over, die rafelige schaduwen over<br />

de weg trokken als vleugels <strong>van</strong> reuzenvogels. Het vreemdste<br />

<strong>van</strong> alles was dat het helemaal niet vreemd was. We liepen<br />

49


naar Muulke toe alsof we haar elke nacht <strong>van</strong> de weg plukten.<br />

'Ze slaapt niet,' zei Jes toen we dichterbij kwamen. 'Ze<br />

heeft haar ogen open.' Ze strekte haar hand naar Muulke. Ik<br />

kon haar net op tijd tegenhouden.<br />

'J e mag iemand die slaapwandelt niet wakker maken!'<br />

'We kunnen haar toch niet hier laten.'<br />

'Ik haal oma Mei,' zei ik met tegenzin. 'En jij blijft hier.'<br />

'Voor geen goud!'<br />

'Er moet toch iemand op haar passen!'<br />

'Dat doe jij dan maar!'<br />

Muulke maakte een schokkerige beweging.<br />

'Stil nou! Luister ... '<br />

Toen klonk er een hard gegrom. Het volgende moment<br />

baadde de weg ineens in het licht.<br />

We hapten allebei naar adem, maar dat kwam niet door het<br />

gegrom of het licht.<br />

In het breed uitwaaierende licht vlak voor de kazemat stond<br />

onze huisgeest Nienevee.<br />

Het was niet de volwassen Nienevee, maar Nienevee als<br />

kind. Ze had de te grote pandjesjas <strong>van</strong> haar zigeunervader<br />

aan en de stramme pas en wezenloze blik <strong>van</strong> iemand die onder<br />

de grond gelegen had. Alsof dat al niet eng genoeg was<br />

dook achter haar een <strong>van</strong> haar zigeunerhonden op. Toen het<br />

dier ons zag sperde het de bek open en begon te lachen.<br />

Ik had nog nooit een hond horen lachen.<br />

Het was het naargeestigste geluid dat ik ooit gehoord had.<br />

Ik weet niet meer wie er <strong>van</strong> ons twee begon te gillen, maar<br />

wél wat er daarna gebeurde. Muulke schokte, haar knieën<br />

maakten een knik, haar geheven armen vielen omlaag. Toen<br />

zette ze zich schrap als een marionet die opeens opgetrokken<br />

werd. Met wijd opengesperde, niets ziende ogen riep ze:<br />

'Pats! Daar!' Haar stem was slaapdronken en spathelder tegelijk.<br />

Het licht doofde.<br />

Het gegrom ging over in een machinaal gesputter.<br />


To en sloeg de automobiel af. Want natUûrlijk was het de<br />

automobiel. Ik kon me wel voor mijn hoofd slaan - zoveel onbenul<br />

en angst om niks!<br />

Nienevee was verdwenen. Een meisje gehuld in de jas <strong>van</strong><br />

de Sigarenkeizer liep ons voorbij en de hond (geen geest, geen<br />

skelet, maar gewoon een broodmagere witte hond) volgde<br />

haar op de voet. Daarachter kwam de Pruusin methandschoenen<br />

aan en twee koffers en een hoedendoos in haar handen.<br />

'0, hallo!' zei ze met haar zachte hese stem, alsof we elkaar<br />

's middags in de stad waren tegengekomen in plaats <strong>van</strong> midden<br />

in de nacht op Sjlammbams Sahara.<br />

<strong>De</strong> Sigarenkeizer kwam als laatste tevoorschijn, trekkend<br />

aan zijn sigaar die als een rode stip oplichtte. Hij keek ons<br />

een beetje korzelig aan en zei: 'Geen kans zeker dat Boon nog<br />

wakker is?'<br />

'<strong>De</strong> Pap slaapt,' zei ik.<br />

Hij knikte. 'Nou, dames ... ' Zijn witte hoed zweefde even bij<br />

hem <strong>van</strong>daan en landde toen weer keurig op zijn hoofd. Hij<br />

kuierde de bocht om, de nacht in.<br />

Ik weet niet meer precies hoe lang we daar gestaan hebben.<br />

To en we weer in beweging kwamen was alles weer stil en<br />

donker. Niets herinnerde eraan dat de Sigarenkeizer en zijn<br />

gevolg verschenen waren en vervolgens opnieuw in rook waren<br />

opgegaan.<br />

'Jullie hadden me wakker moeten maken!' zei Muulke de<br />

volgende ochtend laaiend.<br />

'J e wás wakker,' zei ik.<br />

'Nou, ik herinner me niks!'<br />

Oma Mei bonkte beneden met de bezemsteel tegen de<br />

vloer <strong>van</strong> onze kamer.<br />

'Opschieten,' zei ik.<br />

'Niks zeggen,' zei Jes. 'Ze ontploft als ze hoort dat we <strong>van</strong>nacht<br />

.. . '<br />

'Natuurlijk zeg ik niks,' zei Muulke. 'Ik ben niet levensmoe.'


Na school was Muulke nog steeds bloedchagrijnig en niet alleen<br />

<strong>van</strong>wege het avontuur dat ze was misgelopen. Vrijdag was<br />

handwerkdag en handwerken was op zijn zachtst gezegd niet<br />

echt Muulkes favoriete bezigheid. Haar werkjes leken op de<br />

moordpartij <strong>van</strong> een waanzinnige, met bonte kleuren schots<br />

en scheef door elkaar geborduurd en met steken als hechtingen.<br />

En altijd raakte alles in de knoop, zodat ze thuis het hele<br />

zaakje opnieuw moest doen.<br />

'Jij kan me toch helpen,' begon Muulke.<br />

'Ik help je altijd al,' zei ik.<br />

'Omdat je ook zo vreselijk goed bent,' fleemde ze.<br />

'N ee. Vergeet het maar. '<br />

'Stik,' zei Muulke. Ze had haar mond al open om me ongetwijfeld<br />

nog meer moois toe te wensen, toen we eerst een kort<br />

gebries hoorden en toen het knarsen <strong>van</strong> een kar.<br />

Er kwam een paard om de bocht sjokken. Het was een Belgisch<br />

trekpaard, met hoeven als soepborden en een borst als<br />

een kleerkast. Muulke was meteen haar chagrijn vergeten.<br />

'Dat is <strong>Heivisj</strong>!' riep ze. 'Dat is <strong>Heivisj</strong>, het moordenaarspaard!'<br />

J es wist niet hoe snel ze op de aardwal klimmen moest. Ze<br />

bleef met haar rok hangen in een braamstruik en trok zich in<br />

paniek los.<br />

<strong>De</strong> kar kwam de bocht om. Op de bok <strong>van</strong> de kar zat de<br />

Naas Hermes, de smid, een bonkige man met stug rood bezemhaar.<br />

'Meisjes,' zei hij.<br />

<strong>Heivisj</strong> had jarenlang karren vol steenkool getrokken over<br />

een spoortje tweehonderd meter onder de grond. Het Belgische<br />

trekpaard kende de weg in de mijnen blindelings. Aan<br />

het eind <strong>van</strong> de week hoefden de mijnwerkers alleen maar<br />

'<strong>Heivisj</strong>' te zeggen. Dan sjokte het grote paard uit zichzelf<br />

door de doolhof <strong>van</strong> aardedonkere gangen tot hij bij de grote<br />

lift kwam die hem naar boven en naar huis brengen zou: een<br />

kleine zompige wei aan de rand <strong>van</strong> de mijnen.


Jarenlang was het goed gegaan. To t de dag dat hij ineens<br />

niet meer voor- of achteruit wilde.<br />

Zijn verzorger die hem probeerde aan tc sporen met een<br />

puntige stok moest dat met zijn leven bekopen. Het dier liep<br />

hem in panick onder de voet.<br />

Sindsdien maakte het donker I-Ieivisj panisch. Hij werd<br />

voorgoed onbruikbaar voor de mijnen. Het had een haar ge­<br />

scheeld of hij was geslacht.<br />

'Klopt het dat je het bloed nog op zijn hoeven zien kan?' vroeg<br />

Muulke gretig.<br />

lIermes liet als antwoord de teugels golven en <strong>Heivisj</strong><br />

kwam weer in beweging. Achter de kar was de automobiel <strong>van</strong><br />

de Sigarenkeizer gespannen.<br />

ren.<br />

Het paard trok de voertuigen voort alsof het veeres wa­<br />

Muulke stootte me aan. 'Hij heeft een oor <strong>van</strong> jute!'<br />

To en hij langssjokte, zag ik tot mijn verbazing dat ze gelijk<br />

had. Het jute-oor was aan het hoofdstel bevestigd. Behalve<br />

dat was zijn staart <strong>van</strong> vlas gemaakt, zodat het enorme beest<br />

iets <strong>van</strong> een speelgoeddier had.<br />

53


Het einde <strong>van</strong> piep en kraak<br />

Het werd Sint-Nicolaas.<br />

Toen de Belgische potkachel snorde als een verliefde kat, zat<br />

iedereen verwachtingsvol aan tafel. Zelfs opa Pei en de Mam<br />

waren door onze grootmoeder uit hun schuilplaats gehaald en<br />

hadden hun eigen plek aan tafel. 'Sentimentele kwatsj natuurlijk,'<br />

verweet oma Mei zichzelf, 'straks gaat er chocolademelk<br />

overheen en dan zijn die foto's voorgoed bedorven.'<br />

Maar ze liet ze toch staan.<br />

'Benieuwd of de goedheiligman aan ons gedacht heeft,'<br />

zei de Pap steeds opnieuw. Van de weeromstuit werden onze<br />

broers nog drukker dan normaal.<br />

'Ihi,' lachte Krits meisje, dat ook meegekomen was en haar<br />

tulphoedje nog ophad.<br />

'Stilzitten!' bulderde oma Mei. 'Anders zeg ik tegen Sint­<br />

Nicolaas dat hij alles naar de buren kan brengen.'<br />

Dat was natuurlijk klinkklare onzin. Sinds we helemaal aan<br />

het einde <strong>van</strong> Sjlammbams Sahara woonden hadden we helemaal<br />

geen buren meer.<br />

'Tenzij de Sint ook bij konijnen langsgaat,' fluisterde Krit.<br />

<strong>De</strong> Tulp schoot in een lachstuip, waar ze niet meer uit<br />

kwam. Jes en Muulke maakten overgeefgeluiden.<br />

Uiteindelijk mochten we de woonkamer in.<br />

Jes kreeg <strong>van</strong> schrik de hik toen ze de cadeaus zag.<br />

'Is dat voor ons?' vroeg Muulke.<br />

'Alle ... hik. .. alle ... hik. .. allemaal?' vroeg Jes.<br />

'Zoveel is het toch niet?' vroeg de Pap. Hij staarde verbouwereerd<br />

de woonkamer in. <strong>De</strong> tafel was gevuld met cadeaus<br />

54


die in doek of behangpapier waren gewikkeld.<br />

Er was een Duits boek met griezelverhalen voor Muulke.<br />

Onze broers kregen lange pantalons en nieuwe petten.<br />

Vo or het meisje <strong>van</strong> Krit waren er zeepjes in een gebor-<br />

duurde doek.<br />

Het cadeau voor Jes zat in een bruine papieren zak en woog<br />

bijna niks.<br />

'Wat ... hik. .. is ... hik ... dat?'<br />

'Toe maar,' zei de Pap alleen maar. Het werd stil in huis, ik<br />

hoorde buiten de wind tegen de spanten <strong>van</strong> de zolder druk­<br />

ken en beneden beklaagden onze huisgeesten zich luidkeels<br />

over zoveel herrie.<br />

'Achchch! Achchchch!'<br />

<strong>De</strong> vingers <strong>van</strong> Jes trilden toen ze het uitpakte.<br />

'Nee,' zei ze.<br />

Het was de rechthouder <strong>van</strong> rubber.<br />

'Om te hebben?' vroeg ze.<br />

<strong>De</strong> Pap schoot vol en moest zijn neus snuiten. 'Dacht je dat<br />

de Sint cadeaus léénde?' vroeg hij.<br />

Aan het zwijgen <strong>van</strong> oma Mei te merken had zij er niks <strong>van</strong><br />

geweten. En waarschijnlijk ook niet <strong>van</strong> de meeste andere ca­<br />

deaus. Maar het enige wat ze zei was: 'Dat is een mooi ca­<br />

deau.'<br />

Vo or mij was er een vulpen. Hij zat in een smal doosje dat je<br />

open kon klikken.<br />

Ik had nog nooit een vulpen gekregen. Ik kende niemand<br />

die er eentje had. Behalve de zusters <strong>van</strong> school dan. Ik voelde<br />

mijn wangen warm worden.<br />

Van oma Mei kregen we alle drie een nieuwe jas. In tegen­<br />

stelling tot wat we verwachtten (onze grootmoeder was niet<br />

bepaald een vaardig naaister) waren ze mooi. Pie zei later dat<br />

ze de halve moestuin ingeruild had voor de stof en dat Nettie<br />

<strong>van</strong> Nol de jassen op haar kraambed gemaakt had.<br />

'Papier gladstrijken en netjes opvouwen,' zei oma Mei.<br />

'Wie wil er nog chocolademelk?'<br />

55


'Ik graag,' zei deTulp.<br />

'Ze is gek op chocolademelk,' zei Krit.<br />

'Ihihihihi,' lachte de Tulp.<br />

'Hik,' zeiJes.<br />

'We zijn nog niet klaar,' zei de Pap.<br />

'Iedereen is al geweest,' zei oma Mei.<br />

'Hik,' zei Jes weer.<br />

'Misschien moet er iémand in de werkplaats kijken,' zei de<br />

Pap.<br />

Ze wierp hem een achterdochtige blik toe.<br />

'Moeder Mei?'<br />

'Alles met te ervoor is niet goed,' zei onze grootmoeder<br />

terwijl ze haar stevige kin naar voren duwde. 'Te veel, te verwend,<br />

te ... eh ... enfin, behalve tevreden. Ik ben zeer tevreden.<br />

Zie ik er niet tevreden uit? Is dat het soms?' Pas toen mijn<br />

broers haar er<strong>van</strong> verzekerd hadden dat tevredenheid pas een<br />

naam had gekregen sinds zij op de wereld rondliep gaf ze toe.<br />

'Beloof me dat u niet boos wordt,' riep de Pap haar na.<br />

'Ik beloof helemaal niks,' riep oma Mei terug. 'Ik geef niks<br />

om die onzin, dat weet je. Als mijn kleinkinderen zich gedragen<br />

is dat cadeau gen .. .' We hoorden haar stem wegsterven<br />

toen ze de hoek omging. Daarna ging de deur <strong>van</strong> de werkplaats<br />

piepend open.<br />

Het bleef zeker vijf seconden stil.<br />

'Wat doet die fiets daar?' riep oma Mei door het openstaande<br />

bovenlicht heen.<br />

'Wat denkt u dat hij daar doet?' riep de Pap zenuwachtig<br />

terug.<br />

'Ik mag hopen dat het niet is wat ik denk.'<br />

'Dat hangt er<strong>van</strong> af wat het is ... eh . . . wat<br />

u denkt eh .. .' zei<br />

de Pap.<br />

We keken <strong>van</strong> de Pap naar de muur tussen ons en oma Mei<br />

in en weer terug. In de stilte die viel hoorde ik de wind die<br />

blaffend over de akkers stoof en zich baldadig tegen de sponningen<br />

<strong>van</strong> de ramen wierp.


'Hij is ... hij komt ... is <strong>van</strong> de zaak,' riep de Pap en keek paniekerig<br />

om zich heen.<br />

'Het is natuurlijk goedkoper op den duur om zelf een fiets<br />

te hebben .. .' begon Krit.<br />

' ... dan er steeds eentje te moeten huren,' vulde Eet aan.<br />

Nu kwamen ze pas echt op stoom.<br />

'Stukken goedkoper,' zei Pie.<br />

'Niet dat wij hem elke dag nodig hebben ... ' zei Sjeer.<br />

Krit betoogde gloedvol dat het zonde zou zijn als zo'n fiets<br />

de rest <strong>van</strong> de week alleen maar spinnenwebben verzamelde.<br />

Nee, geen zonde, dóódzonde!<br />

<strong>De</strong> deur <strong>van</strong> de keuken ging open. Oma Mei had een blos<br />

op haar wangen, maar of het <strong>van</strong> de kou was betwijfelden we.<br />

We wisten allemaal hoe dolgraag ze een fiets wilde hebben.<br />

'Van de zaak.'<br />

'Vandaar dat het een bákfiets is.'<br />

'En ik mag hem lenen.'<br />

'Precies.'<br />

'Soms. Niet altijd.'<br />

'Natuurlijk niet!'<br />

Ze kneep haar gewone oog wantrouwend dicht. 'Voor alle<br />

duidelijkheid: je hebt hem niet voor mij gekocht.'<br />

'Stel je voor!' riep de Pap en hij trok het meest verontwaardigde<br />

gezicht dat hij maar bedenken kon.<br />

Ze wist dat ze klem zat. Ze wist dat alles <strong>van</strong> tevoren bekokstoofd<br />

was, dat de fiets voor haar was en voor niemand anders,<br />

maar ze kon geen kant meer op.<br />

Ze ademde uit. 'Welaan,' zei ze en ze probeerde onverschillig<br />

te klinken, maar dat lukte niet helemaal. 'Hij heeft een bel,'<br />

voegde ze eraan toe.<br />

Jes rende door de kamer. <strong>De</strong> plankenvloer klapperde als<br />

vuurwerk onder haar voeten. Ze holde vervolgens de trap op<br />

tot de zolder en weer terug en daarna moesten we allemaal<br />

luisteren. We stonden om haar heen, hielden onze oren demonstratief<br />

wijd open en bezwoeren dat we niets hoorden,<br />

57


geen piepje en geen kraakje, niks. Daarna was ze zo uitgeteld<br />

dat oma Mei haar naar bed bracht, en omdat de Pap en onze<br />

broers de Tulp naar huis vergezelden en daarna eentje gingen<br />

drinken bij Oppe Hook vroeg ze of Muulke en ik de sigarenwerkplaats<br />

wilden opruimen.<br />

Het was er een janboel. Overal lag papier. <strong>De</strong> stoelen stonden<br />

schots en scheef, en daar waar de Pap de fiet" gestald had<br />

zat de vl oer onder de modder. We boenden de vloer, sjouwden<br />

de werktafel weer terug op zijn plek en daarna zaten we<br />

een poosje op de tafel, met onze voeten rustend op de persen.<br />

Het rook er naar zweet, olie en tabak. Ook al was de houtkachel<br />

uitgegaan en steeg de kilte op, het was fijn om hier te<br />

zitten.<br />

'<strong>De</strong>nk je dat het plan <strong>van</strong> de Pap lukken zal?' vroeg ik.<br />

Muulke haalde haar schouders op.<br />

'Het tegendeel <strong>van</strong> zorgen,' antwoordde ze. Het was de favoriete<br />

uitspraak <strong>van</strong> de Pap, waarmee hij alle mogelijke onheil<br />

bezwoer. 'Het tegendeel <strong>van</strong> zorgen, kinderen.'<br />

'Waar zou hij het geld voor de cadeaus <strong>van</strong>daan gehaald<br />

hebben?' vroeg ik ook al wist ik niet of ik het antwoord wel<br />

wilde weten. Muulke haalde haar schouders op. 'Och, en wat<br />

dan nog? Dan is oma Mei een week boos, gaat ze onze kleren<br />

vermaken en lopen wij weer voor gek, de rest <strong>van</strong> de winter<br />

eten we eeuwig moos en daarna gaat alles weer gewoon door.'<br />

Misschien had ze gelijk.<br />

En misschien kwam het door haar grenzeloze vertrouwen<br />

in alles en iedereen dat ik het geheime plan <strong>van</strong> het Slagschip<br />

er in één keer uitflapte.<br />

Haar ogen werden groot. 'Wat!'<br />

'Sst!'<br />

'Fing!' Ineens viel ze stil. 'Wat?'<br />

'Er zit een "maar" aan.'<br />

'Wat?'<br />

'Ik moet intern.'<br />

'Hoe bedoel je?'<br />

5 8


'Ik mag maar één keer per twee weken naar huis!'<br />

Muulke overdacht mijn woorden een kwart seconde en<br />

haalde toen haar schouders op. 'Als jij niet naar ons mag, kunnen<br />

wij toch naar jou komen.'<br />

Mijn maag kromp ineen. Muulke praatte alsof ik al uitgekozen<br />

was.<br />

'Het gaat vast niet door,' zei ik. 'Ze zoeken een meisje dat<br />

niet alleen straatarm is, maar ook nog vlijtig én deugdzaam.'<br />

'<strong>De</strong> enige die bij jou in de buurt komt is de heilige Rosa<br />

zelf,' meende Muulke.<br />

'Er is nog een meisje,' zei ik. 'Maria Gerritsen.'<br />

'Gerritse Sjmerritze!' Muulke klakte minachtend met haar<br />

tong. Ze pakte mijn handen vast. 'Fing!'<br />

Ik voelde een kriebel in mijn huik. Alsof hij er al die tijd<br />

gezeten had, maar zich niet had durven te bewegen.<br />

'J a,' zei ik.<br />

'Ja,' zei ze.<br />

En toen moesten we ineens allebei lachen, zo erg, zo verschrikkelijk<br />

hard lachen dat de lege sigarenwerkplaats er<strong>van</strong><br />

galmde en oma Mei de trap kwam aflopen en op de muur<br />

bonkte om te vragen of het alsjeblieft wat rustiger kon.<br />

<strong>De</strong> weken voor kerst waren altijd rommelig en druk: het huis<br />

<strong>van</strong> de nok tot de kelder aan kant maken; de extra feestbestellingen<br />

voor de sigarenwerkplaats ('de laatste keer dat we geen<br />

eigen tabak hebben!' riep de Pap); de sterfdag <strong>van</strong> onze dode<br />

grootvader en het bezoeken en schoonmaken <strong>van</strong> het graf<br />

<strong>van</strong> de Mam. Op een dag dat de <strong>hemel</strong> strak was als een pas<br />

gestreken servet woonden we de hoogmis bij in onze nieuwe<br />

jassen. Het vroor dat het kraakte en zelfs de altijd modderige<br />

holle weg <strong>van</strong> Sjlammhams Sahara was nu spijkerhard, zodat<br />

we onze zondagse schoenen aan mochten trekken, en ze niet<br />

zoals het jaar daarvoor in de hand moesten meenemen terwijl<br />

we op onze oude schoenen liepen.<br />

's Avonds las Muulke ons voor uit haar Duitse boek met<br />

59


griezelverhalen. In de straten <strong>van</strong> onze stad hoorde je behalve<br />

ons dialect meer Duits dan Nederlands, dus we verstonden<br />

het moeiteloos.<br />

'Noem je dat een griezelverhaal?' vroeg oma Mei toen het<br />

verhaal uit was. Meer was niet nodig. <strong>De</strong> Pap, die de krant<br />

<strong>van</strong> de vorige dag zat uit te spellen, zette zijn leesbril af. Onze<br />

broers die de koersen <strong>van</strong> de prijsduiven zaten te bestuderen<br />

schoven hun stoelen bij.<br />

Onze grootmoeder kon niet geweldig koken, en naaien kon<br />

ze al helemaal niet.<br />

Maar verhalen vertellen kon ze als geen ander.<br />

'Vraag me wat Truuke RuuzeI midden in de nacht in de Paterskoel<br />

deed,' zei ze.<br />

Truuke Ruuzei had nieuwe schoenen. Gouden lakschoentjes<br />

<strong>van</strong> het fijnste leer. <strong>De</strong> hele stad sprak er schande <strong>van</strong>. Iedereen<br />

wist dat Truuke ze nooit zelf had kunnen betalen, want<br />

veel verdiende ze niet. Ze werkte als jongste bediende bij de<br />

kruidenier.<br />

Maar Truuke was knap als een filmster en ze had veel bewonderaars<br />

en de grootste was een jongen <strong>van</strong> stand, jonkheer<br />

Voncken.<br />

'Truuke,' zei de stad vermanend. 'Zo'n jongen koopt dan<br />

wel schoenen voor je, maar hij trouwt nooit met je. Haal je<br />

nou niks in je hoofd!'<br />

Maar ja, dan moest je netTruuke hebben. Die was zo eigenwijs<br />

als de bok <strong>van</strong> boer Sjraa.<br />

'Truuke!' riep de stad. 'Pas nou op! Straks loop je met een<br />

bastaardkind! En denk nou niet dat die daar een cent aan gaat<br />

mee betalen!'<br />

Uiteindelijk moesten haar broers eraan te pas komen om<br />

jonkheer Voncken tot de orde te roepen. Dat gebeurde niet al<br />

te zachtzinnig. <strong>De</strong> ouders namen ondertussen Truuke onder<br />

handen. Ze verboden haar de jonkheer nog langer te zien. En<br />

die gouden lakschoentjes moesten terug. Subiet! Anders kon<br />

60


ze de rest <strong>van</strong> haar ongetrouwde leven 's avonds op haar kamertje<br />

doorbrengen met een flink slot op de deur.<br />

Duidelijke taal. Precies wat zo'n kind nodig had.<br />

Truuke toonde diep berouw. Ze huilde tranen met tuiten,<br />

liet zich de biecht afnemen, bad zich het eelt op de vingers<br />

en verstopte daarna ijskoud haar lakschoenen onder in de ton<br />

met blokken reuzel. Nog geen week later sprak ze heimelijk af<br />

bij de Paterskoel.<br />

<strong>De</strong> Paterskoel was de oude grind- en zandgroeve <strong>van</strong> de<br />

paters <strong>van</strong> Watersleijde. Het gebied in de Kollenberg was al<br />

jaren grotendeels afgegraven en niemand keek er echt naar<br />

om. To t de dag dat een <strong>van</strong> de paters er een oude vuursteenschacht<br />

ontdekte. Elke zaterdag liepen ze met pikhouwelen<br />

over hun schouders <strong>van</strong> het klooster naar de Kollenberg en<br />

waren ze de hele dag bezig de onderaardse gang vrij te maken<br />

en te verkennen.<br />

Maar de rest <strong>van</strong> de week was er niemand.<br />

<strong>De</strong> vrijer <strong>van</strong> Truuke was in de schemer naar de groeve gekuierd.<br />

Truuke had zich verstopt. Hij hoorde haar lachen.<br />

'Als je me vindt, krijg je een prijs,' had ze geroepen.<br />

Voor een prijs <strong>van</strong> Truuke was jonkheer Voncken wel warm<br />

te krijgen. Dus hij vond haar. Opnieuw en opnieuw en opnieuw.<br />

Alleen de prijs, die was nooit groot genoeg. Hij werd<br />

er knap chagrijnig <strong>van</strong>. Truuke vond het prachtig.<br />

'Nog een keer.'<br />

'Ik kan niet meer.'<br />

'Toe.'<br />

'Nee.'<br />

'Toe!'<br />

'Echt niet.'<br />

'Dan win je de hoofdprijs.'<br />

'<strong>De</strong> hoofdprijs?'<br />

'<strong>De</strong> laatste keer is de hoofdprijs. Wist je dat niet?'<br />

'En wat is die hoofdprijs dan?'<br />

6r


'Zoek me maar.'<br />

'Nee.'<br />

'Toe. Het is de laatste keer, dat beloof ik.'<br />

En ze hield zich aan haar belofte. Al was het op een andere<br />

manier dan ze gedacht had.<br />

Jonkheer Voncken zocht haar achter elke boom of struik. Hij<br />

zocht in alle schaduwen <strong>van</strong> het heuvelachtige terrein. M en<br />

toe meende hij haar weer te horen lachen. Truuke had een<br />

lach waar hij stapelgek <strong>van</strong> werd. Geen meisjeslach, niet als<br />

belletjes, maar meer een kapotte koperen klaroen. Een hese<br />

lach, haast zonder toon. Maar op een gegeven moment hoorde<br />

hij die ook niet meer. En toen was het alweer een uur later,<br />

en aardedonker. Godzijdank had hij eraan gedacht een petroleumlamp<br />

mee te nemen. Hij ontstak de lont en liet het licht<br />

ronddwalen.<br />

'Truuke!Truuke?'<br />

Uiteindelijk vond hij haar jas bij de ingang <strong>van</strong> de mijn. Het<br />

hekje stond open.<br />

To en hij de mijn in liep vond hij aan een uitstekende steenpunt<br />

haar muts. Tien meter verder vond hij haar sjaal, als een<br />

slang gedrapeerd over een houten mijnkarretje.<br />

Nu werd jonkheer Voncken pas echt fanatiek. Ook al had<br />

hij het niet op de duisternis in deze gang, het steeds lager wordende<br />

plafond en de wirwar <strong>van</strong> ldeine gangetjes, waar rare<br />

kreunende geluiden uit klonken.<br />

Ze had hem de hoofdprijs beloofd. Nou, die zou hij krijgen<br />

ook.<br />

Hij liet het licht door de gang dwalen. Tot zijn teleurstelling<br />

liep die onverwacht dood, tegen een stoffige berg <strong>van</strong><br />

grind en zand.<br />

Het enige wat hij vond waren de schoentjes <strong>van</strong> Truuke. Ze<br />

staken treiterig met hun punten uit de berg, en zelfs in de stoffige<br />

omgeving glommen ze hem nog tegemoet.<br />

Jonkheer Voncken had er ineens schoon genoeg <strong>van</strong>. Hij<br />

62


had een uu r gezocht, het zand zat tot in zijn kraag, hij was een<br />

keer gestrui keld en had zijn hand opengehaald.<br />

Tr uuke kon de ... krijgen, samen met die ... <strong>van</strong> een moeder<br />

en vader. Om <strong>van</strong> die ... <strong>van</strong> een ... broers nog maar te zwijgen.<br />

En die schoentjes, die nam hij ook mee. Kon ze op haar<br />

blote voeten terug. Dat zou haar leren.<br />

'Maar .. .' zei oma Mei terwijl ze de seconden liet wegtikken<br />

tot ze zeker wist dat onze oren <strong>van</strong> haar waren, helemaal, <strong>van</strong><br />

schelp tot lel, ' ... toen hij de schoentjes uit de berg wilde trek­<br />

ken, merkte hij dat ze niet meegave n. '<br />

Het was geen nieuw verhaal dat ze vertelde. En al wisten we<br />

de afloop al zolang we ons konden he rinneren, toch kreeg ik<br />

nog steeds kippenvel tot boven op mijn kruin.<br />

Ze zeggen dat je het gegil <strong>van</strong> jonkh eer Voncken tot op de<br />

Putstraat kon horen.<br />

Toen ze Tru uke RuuzeI eindelijk uitgegraven hadden, was<br />

het te laat. Toen zat de aarde <strong>van</strong> de ingestorte vuursteengang<br />

al in haar neusgate n, haar uitpuilende ogen en haar openge­<br />

sperde dode mond.


Zandpluk en het tegendeel <strong>van</strong> zorgen<br />

Zes maanden nadat de tabaksplanten geplant waren en we de<br />

eerste oogst geplukt hadden, wachtte de Pap op de tweede<br />

pluk. Maar de verwachte stevige diepgroene sprieten bleven<br />

uit, het oude groen verkwijnde, eerst nog onopvallend, en<br />

verloor toen in één nacht tijd zijn kleur.<br />

Nog geen dag later trokken de Sigarenkoningen hun kameel<br />

kleurige duffelse jassen aan en liepen de lange weg af.<br />

Het was een grauwe lentedag in april. We stonden aan het<br />

akkertje achter Negen Open Armen, terwijl de Sigarenkoningen<br />

hier eens een hak in de aarde drukten, daar op een<br />

uitgetrokken tabaksblad kauwden en op alle hoeken <strong>van</strong> het<br />

gepachte land luidruchtig de wind opsnoven. <strong>De</strong> Pap volgde<br />

hen, licht knikkend met zijn hoofd, alsof hij elke stap hoopvol<br />

optelde. <strong>De</strong> enige die op een afstand bleef was oma Mei. We<br />

hoorden hoe ze aan de andere kant <strong>van</strong> het huis de matten<br />

doodranselde tegen het hek.<br />

'Gaat er nog wat komen?' vroeg de Pap.<br />

<strong>De</strong> Brik, de oudste koning, vroeg: 'Had je al zandpluk?'<br />

Zandpluk was de eerste oogst. Bij zandpluk werd altijd onder<br />

aan de plant geplukt en de oogst was nogal zanderig door<br />

het opspattende regenwater. Ik herinnerde me de middagen<br />

dat we de planten onder de pomp <strong>van</strong> het kerkhof eindeloos<br />

moesten afspoelen.<br />

<strong>De</strong> Pap knikte.<br />

'En had je de planten met glas afgedekt?' vroeg Nol weer.<br />

'Oliepapier,' zei de Pap.<br />

Nol dacht na, knielde en veegde met zijn vlakke hand net


oven de aarde. To en keek hij op.<br />

'Wanneer heb je gezaaid?'<br />

<strong>De</strong> Pap wierp een blik op de <strong>hemel</strong>, leunde op zijn ene, dan<br />

weer op zijn andere voet, telde omstandig op zijn vingers.<br />

'Wanneer! ' bevalen de koningen.<br />

'Och .. .'<br />

'Voorjaar?'<br />

'Zoiets.'<br />

'Wat hedoel je met "zoiets"?'<br />

'Nou, gewoon.'<br />

'April?'<br />

'Ietsje later. '<br />

'Me i? '<br />

'Och.'<br />

Maar de Sigarenkoningen wa ren genadeloos. To t hij geen<br />

kant meer uit kon en het hoge woord eruit kwam.<br />

'Half október? Je hebt half október geplant?'<br />

'Wat dan nog!' riep de Pap lachend uit. En toen gebeurde<br />

er wat er altijd gebeurde. Te rwijl hij vertelde over planten die<br />

echt wel tegen een stootje konden, over de hoek <strong>van</strong> ons huis<br />

die ervoor zorgde dat de ergste kou werd opge<strong>van</strong>gen, zag ik<br />

dat hijzelf begon te geloven in wat hij zei.<br />

<strong>De</strong> Sigarenkoningen maakten er korte metten mee.<br />

'<strong>De</strong>ze oogst is verl oren.'<br />

Oma Mei zei geen woord.<br />

In plaats daar<strong>van</strong> sloeg haar uilenoog op hol. Het begon<br />

te rollen en te tollen zoals het nog nooit gedaan had. Onze<br />

grootmoeder liep net de trap af. Ze werd duizelig en kon zich<br />

nog net op tijd vastgrij pen aan de leuning.<br />

Het uilenoog tolde vier dagen en nachten achter elkaar als<br />

een knikker in een putje. Ten slotte ma akte ze een ooglap. Het<br />

hielp om het uilenoog tot rust te dwingen, maar het veran­<br />

derde niets aan haar humeur.<br />

Ik had geen tijd om me er druk om te maken. Op vrijdag,<br />

65


vlak voordat de school uitging, gaf de Dreuvige me mijn<br />

schrift terug en zat er een briefje tussen in het priegelige<br />

handschrift <strong>van</strong> de directrice.<br />

Commissie. woensdag. IS.30 uur.<br />

66


J assen die passen<br />

Ik had tegen oma Mei gezegd dat ik naar Fie ging, ons oude<br />

buurmeisje.<br />

'Ga je zó?' vroeg Muulke.<br />

'Hoezo zó?'<br />

Ik had mijn kleren met zorg uitgekozen. Ik droeg kniekousen<br />

die nog niet al te vaak gestopt waren. <strong>De</strong> versleten neuzen<br />

<strong>van</strong> mijn schoenen had ik met houtskool donkerder gemaakt.<br />

Met een beee geluk zou de commissie ze toch niet zien. En<br />

ik droeg mijn nieuwe kerst jas.<br />

'Ik weet niet,' zei Muulke fronsend.<br />

'Ik hoor het wel als ik terug ben,' zei ik. Dapperder dan ik<br />

me voelde liep ik het tuinpad af, Sjlammbams Sahara op.<br />

Ik liep door de lange klinkerstraat, langs de dienstbodes<br />

die stoepjes schrobden <strong>van</strong> huizen die nooit <strong>van</strong> henzelf zouden<br />

zijn. Langs de etalage <strong>van</strong> slager WIllems, waar op maandag<br />

alleen haken hingen en geen uitgebeende varkens of koeien.<br />

Het was het negende huis <strong>van</strong> de straat, had de directrice<br />

gezegd, net om de bocht. Het was een kolossaal gebouw met<br />

een Maria <strong>van</strong> zandsteen, waar<strong>van</strong> het gezicht door de wind<br />

en regen vrijwel weggevaagd was.<br />

'Fing! Fing!'<br />

Ik draaide me om. Het was Muulke.<br />

'Wat doe jij hier?' vroeg ik.<br />

Muulke trok hijgend haar jas uit. 'Pak aan!'<br />

'Ik heb al een jas.'<br />

Ze begon aan mijn mouw te sjorren.


'Muulke!' riep ik tegenstribbelend, 'wil je misschien .. .'<br />

Muulkc sloeg haar ogen ten <strong>hemel</strong>. 'Die jas kan niet.'<br />

'Wat?'<br />

'Jij gaat naar de zusters, ja?'<br />

'Ja.'<br />

'En die zoeken een arm meisje. Ja?'<br />

'Ja.'<br />

'Arme meisjes hebben geen jassen die passen.'<br />

Fronsend keek ik omlaag. Nu pas zag ik dat de jas (die ze<br />

me op raadselachtige wijze al half aangetrokken had), haar eigen<br />

oude jas was. <strong>De</strong> mouwen kwamen tot halverwege mijn<br />

onderarmen. Het borstzakje was half uitgescheurd en minstens<br />

tien keer opnieuw gestikt in verschillende kleuren garen.<br />

(Muulke stopte er altijd alle mogelijke en onmogelijke<br />

dingen in.) Ik kreeg geen tijd om het tot me door te laten<br />

dringen. Het volgende moment schopte ze haar schoenen<br />

<strong>van</strong> haar voeten en trok haar afgetrapte sokken uit. 'En arme<br />

meisjes hebben ook geen goeie sokken,' zei ze resoluut, 'dat<br />

weet iedereen.'<br />

'Maar ik moet netjes zijn,' zei ik.<br />

Muu1ke schudde haar hoofd. 'Je moet netjes willen zijn,'<br />

zei ze. 'Maar zo dat het net niet gelukt is.' Ze duwde mijn<br />

haarspeld die door ons geworstel verschoven was, terug. 'Als<br />

je te netjes bent valt er niks meer te verbeteren. Dat vinden de<br />

zusters niet fijn. Ik kan het weten.'<br />

Dat was waar. Muulke riep bij de zusters een hartstochtelijke<br />

zucht naar verbetering op.<br />

'En je wil toch zeker niet dat die Gerritse Sjmerritze .. .' zei<br />

ze dreigend.<br />

Ik zweeg.<br />

Ze deed een pas naar achteren en bekeek me nog eens.<br />

'Zo,' zei ze innig tevreden met zichzelf. 'Nu is het goed.'<br />

Nog voordat ik had kunnen protesteren, had ze zich al omgedraaid<br />

met mijn jas over haar arm en mijn sokken in haar<br />

handen.<br />

68


'Ik moet rennen,' zei ze, 'oma Mei .. .'<br />

Weg was ze.<br />

Aan die sokken kon ik niks meer doen, maar de jas had ik kunnen<br />

uittrekken. Maar ik dacht aan Maria Gerritsen, het onbekende<br />

meisje dat met de seconde veel armer, deugdzamer en<br />

vlijtiger werd dan ik.<br />

Ik belde aan. Een dienstbode opende de deur, draaide zich<br />

om en liep zonder iets te zeggen voor me uit. Ik moest in een<br />

hoge hal wachten. Ik keek voorzichtig om me heen. Er was<br />

geen ander meisje dan ik. <strong>De</strong> directrice kwam me halen. Als<br />

haar al iets opgevallen was zei ze niets.<br />

In het midden <strong>van</strong> een hoge kale ruimte stond een zware<br />

eikenhouten tafel. Daarachter zat de commissie: een stuk of<br />

wat zusters en een pater.<br />

Eerst was er wat geklets over koetjes en kalfjes. En toen<br />

begon het.<br />

'Je begrijpt waarom je hier bent, Jozefina Boon? '<br />

Ik knikte.<br />

'Kun je het in je eigen woorden uitleggen?'<br />

'U zoekt een meisje dat u kunt helpen,' zei ik. 'Om lerares<br />

te worden.'<br />

'En zou je ons kunnen uitleggen waarom jij dat meisje zou<br />

moeten zijn?'<br />

<strong>De</strong> vraag was achteloos gesteld, maar ik zag dat hun ogen<br />

ineens heel oplettend waren.<br />

'Dat kan ik niet.'<br />

'Waarom niet?'<br />

Ik wachtte.<br />

'Zeg het maar,' zei het Slagschip.<br />

<strong>De</strong> hele tijd had mijn hart gefladderd als een mot om een<br />

petroleumlamp. Nu werd ik ineens heel kalm. Ik voelde de<br />

hitte <strong>van</strong> mijn wangen glijden.<br />

Ik haalde diep adem. 'Omdat het gek is als je zelf moet vertellen<br />

hoe goed je bent.'


Er gleed een zweem <strong>van</strong> een glimlach over de lippen <strong>van</strong><br />

de zusters en pater. Als <strong>van</strong>zelf ging ik nog rechter zitten. Ik<br />

kromde mijn ellebogen verder, zodat de korte krappe mouwen<br />

nog iets verder opkropen.<br />

Het Slagschip vertelde over mijn prestaties op school (goed),<br />

over hoe oplettend en keurig ik was (uitmuntend), hoe ik nooit<br />

een mis oversloeg, hoe ik als een engel zorgde voor mijn twee<br />

zussen, <strong>van</strong> wie er één zwaar gehandicapt was en de andere<br />

een onhandelbare wildebras. En hoe meer ze vertelde, hoe<br />

meer onze levens een verhaal werden. Met de Mam tragisch<br />

jong overleden, met oma Mei die op haar leeftijd een heel gezin<br />

draaiende moest houden, met de Pap die (zoals iedereen<br />

wel wist) een <strong>van</strong> de vele slachtoffers was <strong>van</strong> de voortdurende<br />

werkeloosheid (de zusters en pater knikten instemmend),<br />

maar die door volharding en zijn altijd blijvend geloof in God<br />

(goedkeurend gemompel) uiteindelijk zijn draai had weten te<br />

vinden als de laatste Sigarenkoning, al lukte het de ene maand<br />

beter dan de andere om de eindjes aan elkaar te knopen.<br />

En hoe langer ze vertelde, hoe beter alles bij me paste,<br />

Muulkes sokken en jas en het verhaal <strong>van</strong> het Slagschip.<br />

'làen we terugliepen door de lange gang zeiden we geen<br />

woord. Onze voetstappen galmden en echoden harder en voller,<br />

zodat het leek alsof ik al lerares was en er een hele klas<br />

achter me aan liep. Pas toen we buiten stonden bracht een<br />

windvlaag ons weer tot leven.<br />

'Goed,' zei ze. 'Bijzonder goed.' Vo or ik erop bedacht was<br />

gaf ze me een zoen op mijn wang, iets wat zo ongewoon was<br />

dat ik ineens stond te proesten <strong>van</strong> de lach en zij, de altijd<br />

kalme directrice, meeproestte.<br />

'Ik heb er niets over te zeggen,' zei ze. Ze moest harder praten<br />

toen een kar ons ratelend passeerde, 'maar als de voortekenen<br />

niet liegen krijgt de Gorettischool nog een harde dobber<br />

aan ons.'<br />

Ze wilde ongetwijfeld meer zeggen, maar opeens zweeg ze.


Ik dacht eerst dat het door de kar kwam. Maar toen die om de<br />

bocht verdween zweeg ze nog steeds. Ze keek over me heen<br />

en haar gezicht werd nog roder dan het al was.<br />

Ik draaide me om en keek recht in het fronsende gezicht<br />

<strong>van</strong> mijn grootmoeder.<br />

Later, toen het hele drama achter de rug was, hoorde ik dat<br />

Betje Garen ons gezien had. Het was dus door haar roddelzucht<br />

dat oma Mei erachter kwam, maar op dat moment voelde<br />

het alsof ze God zelf ingeschakeld had.<br />

'Fing?'<br />

Wat er achter haar ooglap gebeurde weet ik niet, maar haar<br />

gezonde oog gleed vol afschuw over me heen. Pas toen drong<br />

het tot me door.<br />

<strong>De</strong> jas.<br />

Ik had de oude jas <strong>van</strong> Muulke nog aan!<br />

'Ik dacht dat jij naar Fie ging?' vroeg ze.<br />

<strong>De</strong> directrice schoof tussen mij en mijn grootmoeder in.<br />

'Mei. Luister. Meer vraag ik niet.'<br />

Mijn grootmoeder vermoedde dat er iets aan de hand was<br />

dat haar absoluut niet zinnen zou. Maar dat vermoeden verloor<br />

het <strong>van</strong> haar nieuwsgierigheid. Ze vouwde haar armen<br />

over elkaar.<br />

<strong>De</strong> directrice vertelde een afgezwakte versie <strong>van</strong> wat ze verteld<br />

had bij de commissie en ze zorgde er wel voor dat ze de<br />

rest <strong>van</strong> mijn familie buiten beschouwing liet.<br />

'Helder,' zei oma Mei.<br />

'Helder?'<br />

'Als de ruiten <strong>van</strong> Betje Garen,' zei oma Mei weer. 'Op één<br />

ding na.'<br />

'Op één ding na?'<br />

'Ja, Albcrta.'<br />

'En dat is, Mei?'<br />

'Wat doet dat kind in de oude jas <strong>van</strong> Muulke?'<br />

'Ach,' zei de directrice, die naar me keek alsof ze nu pas zag


wat ik droeg. 'Eh .. .' Ze begon aan de spelden <strong>van</strong> haar knot te<br />

frunniken.<br />

'Was het jouw idee?' vroeg oma Mei. 'Mijn kleinkind in een<br />

te kleine ouwe jas laten lopen ... '<br />

'Luister nou ... '<br />

' ... zodat die commissie haar een zielige arme stumper<br />

vindt?'<br />

Ik geloof niet dat mijn grootmoeder echt geloofde dat het<br />

Slagschip iets met de jas te maken had. Maar het Slagschip<br />

had iets achter haar rug om gedaan en dat zou ze weten ook.<br />

'Luister, Mei. Wees reëel. Zonder geld <strong>van</strong> de commissie ... '<br />

Mijn grootmoeder stak haar hand op. 'Genoeg. Fing?'<br />

Ze draaide haar de rug toe en beende weg, en ik kon niet<br />

anders dan achter haar aan lopen. Maar als oma Mei gedacht<br />

had dat het Slagschip het hierbij zou laten had ze het mis.<br />

'Wat moet er <strong>van</strong> dat kind terechtkomen?' klonk er woedend<br />

achter ons. 'Als jij je hele leven zo onmogelijk koppig<br />

blijft. Moet ze in een fabriek gaan werken? Haar handen kapot<br />

schrobben in het huis <strong>van</strong> een of andere rijke stinkerd, die<br />

vroeg of laat zijn handen niet thuis kan houden?'<br />

'Doorlopen,' gromde mijn grootmoeder.<br />

Ik hoorde het Slagschip daadwerkelijk stampvoeten. Op<br />

dat moment besefte ik dat het een leugen is dat mensen volwassen<br />

worden. Ze groeien misschien aan de buitenkant op<br />

tot een grootmoeder of een Slagschip, maar <strong>van</strong>binnen worden<br />

ze niet veel ouder dan ik, Muulke of zelfs Jes.<br />

'Je bent altijd al een stijfkop geweest!' riep het Slagschip.<br />

'Maar je kan dat kind niet de dupe laten worden <strong>van</strong> de eeuwige<br />

steuntrekkerij <strong>van</strong> jouw schoonzoon en <strong>van</strong> Pei, God<br />

hebbe zijn ziel!'<br />

Ik sloeg mijn hand geschokt voor mijn mond, alsof de<br />

woorden uit mijzelf gekomen waren.<br />

Hoewel het voor de stad niet bepaald een geheim was dat<br />

zowel mijn vader als mijn grootvader Pei tussen de talloze


aanes door, meermaals steun ont<strong>van</strong>gen had <strong>van</strong> de nonnen<br />

of de paters, was het een onderwerp waarover angstvallig<br />

gezwegen werd. Zelfs Alberta, directrice en Slagschip, werd<br />

zich daar plots weer <strong>van</strong> bewust. En daarmee kreeg ze ook de<br />

ldeine oploop in de gaten die hun woordenwisseling veroorzaakt<br />

had. Het gebeurde niet elke dag dat de directrice een<br />

opstootje veroorzaakte. Ze wrong zich naar voren, pakte de<br />

elleboog <strong>van</strong> mijn grootmoeder stevig vast (iets wat niemand<br />

anders ooit zou durven wagen) 'Als je mij de kans geeft .. . '<br />

'Jou?' zei mijn grootmoeder, de poolwind in haar stem.<br />

Het Slagschip werd rood en herstelde: 'Ik bedoel als je<br />

Fing ... Je moest eens weten hoe ze <strong>van</strong> haar onder de indruk<br />

waren.'<br />

'Van Muulkes jás zal je bedoelen.' Oma Mei draaide zich<br />

naar mij toe. 'Naar huis.'<br />

'Maar ... '<br />

'Fing.' Oma Meis stem was zo zacht dat hij nauwelijks verstaanbaar<br />

was.<br />

Ditmaal bleef het stil achter ons.<br />

Die avond, toen wij in bed lagen, barstte de ruzie los die<br />

al wekenlang als een onweer boven ons hoofd gehangen had.<br />

Normaal betekende dat dat mijn grootmoeders schelle stem<br />

de pannen <strong>van</strong> het dak deed rinkelen en de Pap ze weer sussend<br />

op hun plek terug praatte. Maar ditmaal bulderden beide<br />

stemmen tegen elkaar op als inslagen <strong>van</strong> een kanon. Ik drukte<br />

mijn handen tegen mijn oren.<br />

<strong>De</strong> dag erna leek het alsof er niets gebeurd was. <strong>De</strong> Pap<br />

groette oma Mei bij het ontbijt en zij groette terug. Maar er<br />

zaten barstjes in hun stemmen, al moest je goed luisteren om<br />

ze te kunnen horen.<br />

Op school wachtte ik de hele dag.<br />

Er kwam geen bericht uit de Hemel.<br />

<strong>De</strong> dag erna ook niet.<br />

7 3


Een oude toekomst<br />

Twee weken later, toen Jes, Muulke en ik buiten op Sjlammbarns<br />

Sahara waren, riep oma Mei me. Jes en Muulke slenterden<br />

achter me aan, maar onze grootmoeder zei dat ze buiten<br />

moesten blijven .<br />

'Ik moet mijn handen wassen,' zei Muulke, die het altijd<br />

feilloos aanvoelde wanneer er iets te gebeuren stond.<br />

'Loop maar naar de pomp,' zei oma Mei en ze wees naar<br />

het kerkhof. Jes gaf ze een ander onbenullig karweitje.<br />

Onze grootmoeder nam plaats in de woonkamer. Ze klopte<br />

op de sofa en ik ging naast haar zitten. 'Aan hem kunnen we<br />

het niet overlaten, dat snap je,' zei ze .<br />

Ik knikte. Niet dat ik enig idee had wat ze wilde zeggen,<br />

maar over wie ze het had was me wel duidelijk.<br />

'God weet dat die goeie man soms ook wel eens iets doet<br />

dat wél goed uitpakt.' Ze zei het met duidelijke tegenzin. Ineens<br />

keek ze me aan. Ik zag hoe iets in haar blik zich schrap<br />

zette.<br />

'Het kan niet, kendj,' zei ze.<br />

Ik zweeg.<br />

'Valse hoop!' foeterde oma Mei.<br />

'Het is geen valse hoop.'<br />

'Wie zegt dat jij uitgekozen wordt?'<br />

'<strong>De</strong> directrice zegt .. .'<br />

'Ze kan zoveel zeggen. Boon komt om zijn loon! Niet om<br />

steun!'<br />

Ik wist dat ik niet dezelfde fout moest maken als de directrice.<br />

En het had ook geen zin om naast haar te blij ven zitten,<br />

74


zoals de Dreuvige gedaan had. Die had twee uur bij ons in de<br />

keuken geduldig gewacht, maar ook dat had mijn grootmoeder<br />

niet <strong>van</strong> mening doen veranderen.<br />

Ik zou rustig moeten blijven. Het was de enige kans die ik<br />

had.<br />

'Het is maar een woord, oma Mei,' begon ik. 'Als ze mij kiezen<br />

... is het niet omdat ik niks kan. Het is juist omdat ik wél...'<br />

'Liegen, zeker.'<br />

'Ik heb niet gelogen.'<br />

'Soms hebben leugens geen woorden nodig.'<br />

'Maar .. .'<br />

'Een jas aantrekken die te klein is, is dat geen liegen?'<br />

'Oma Mei .. .'<br />

Het bleef een hele tijd stil. To en ze uiteindelijk weer sprak<br />

was haar stem gedempt en kalm. Dat was vele malen erger<br />

dan wanneer ze me de huid vol gescholden had. 'Hoe denk<br />

je dat ik aan jullie nieuwe jassen gekomen ben? Dat ik ze <strong>van</strong><br />

de bomen geplukt heb? Verdîénd heb ik ze. "Boon komt om<br />

zijn loon." Dat is wat ik mezelf gezworen heb. Niet om steun.<br />

Nóóit meer om steun.'<br />

Mijn kalmte loste razendsnel op. 'Maar het is niet eerlijk ... '<br />

riep ik.<br />

'Niet eerlijk?' voer ze uit. 'Durf jij tegen mij te praten over<br />

eerlijkheid? Wat denk je hoe ik me voelde, als midden op<br />

straat mijn eigen kleinkind in een voddenjas te kijk staat!'<br />

Het had geen zin om haar eraan te herinneren dat ze die<br />

'voddenjas' zelf gemaakt had. Of dat de dingen die gebeurd<br />

waren niet het gevolg waren <strong>van</strong> een uitgekookt plan, maar<br />

gebeurden zoals dingen meestal gebeurden, als een soort ongeluk,<br />

dat zich heel langzaam voor je ogen ontvouwt maar dat<br />

je toch niet kan tegenhouden.<br />

Buiten, achter het raam, stoof de wind het zand <strong>van</strong><br />

Sjlammbams Sahara ineens in een woedende vlaag op.<br />

'Ze wil dat je bij haar komt werken,' zei ze.<br />

Ik fronste. '<strong>De</strong> directrice?'<br />

75


'<strong>De</strong> Pruusin.'<br />

Ik staarde haar stomverbaasd aan.<br />

'<strong>De</strong> Pniusin?'<br />

'Ja.'<br />

'Wanneer?'<br />

'Zo snel mogelijk.'<br />

'Als ik <strong>van</strong> school ben?'<br />

'Binnen twee weken.'<br />

'Twee weken? Maar ... school.'<br />

'Voor wat jij gaat doen, heb je geen school nodig.'<br />

Oma Mei staarde naar de kachel, zweeg en bleef zwijgen.<br />

Ik wist het nu. Ik wist het. Het was niet dat ik het niet had<br />

zien aankomen. Maar de verschrikkelijke, rampzalige manier<br />

waarop mijn droom in duigen viel (ik zou geen lerares worden,<br />

nu niet, volgend jaar niet, nooit, ik zou zelfs school niet<br />

a:&naken) maakte me misselijk <strong>van</strong> teleurstelling.<br />

En nu werd me ook iets anders duidelijk: namelijk hoe verschrikkelijk,<br />

verschrikkelijk, verschrikkelijk graag ik het ge­<br />

wild had.<br />

'J e kan ervaring opdoen,' zei oma Mei. 'Wie weet later .. .'<br />

Haar woorden ebden weg. 'Enfin,' zei ze. 'Nu eh ... weet je<br />

het. En al huil je het zout uit je tranen ... enfin.' Ze wreef haar<br />

handen en stond op.<br />

Ik moet ook zijn opgestaan; ik kan het me niet herinneren.<br />

Ik dacht dat ik naar buiten liep, maar vond mezelf terug halverwege<br />

de trap, terwijl ik de spijlen omklemde en naar het<br />

bovenlicht staarde. Ergens in het huis hoorde ik mijn broers<br />

met iets slepen, er kwam veel gevloek aan te pas en meteen<br />

daarop de scherpe stem <strong>van</strong> mijn grootmoeder die hen terechtwees.<br />

En aan de stilte die toen viel, de verschrikte, zuigende,<br />

allesverslindende stilte wist ik dat iedereen in huis alles<br />

al geweten had, iedereen behalve Muulke, Jes en ik.


<strong>De</strong> pop die alles zag (I)<br />

<strong>De</strong> wind ruiste balorig door de struiken. Losgewaaide scherpe<br />

takjes striemden ons gezicht. Oma Mei moest haar hoedje<br />

met twee handen vasthouden, maar zodra we de holle weg in<br />

liepen, viel de wind weg en betraden we een stille, beschutte<br />

wereld. Het zonlicht viel door de dichtbegroeide boomkruinen<br />

boven ons en strooide bewegende munten <strong>van</strong> licht over<br />

het pad.<br />

Oma's uilenoog bewoog traag in haar oogkas. 'Moet je zo<br />

zuchten?'<br />

Ik zweeg.<br />

Zodra we de holle weg weer uit kwamen, zette ze haar<br />

hoedje af. Haar uilenoog maakte een zwiep naar links en keek<br />

me een moment waterig aan.<br />

'Loop rechtop. Je lijkt Jes wel.'<br />

Haar gemopper ging naadloos over in de stijgende prijzen<br />

<strong>van</strong> de aardappelen, de muizenplaag op de markt en waar het<br />

met de wereld naartoe moest. Ik draaide mijn hoofd, zodat<br />

ik de voorjaarswind in mijn oren ving en ik haar mond alleen<br />

nog maar zag bewegen.<br />

We naderden de boerderijen <strong>van</strong> We tsels en boer Kalle en<br />

de smidse <strong>van</strong> de Naas Hermes. Vanuit de stallen klonk de ritmische<br />

slag <strong>van</strong> de smidshamer op de ijzers.<br />

<strong>Heivisj</strong> stond op de achterplaats, zijn hoofd half verstopt<br />

in zijn haverzak. Ik hoorde hoe hij de haver tussen zijn tanden<br />

vermaalde. Het gewone oor bewoog nauwelijks toen we<br />

langsliepen. Ouwe Mattie, de stokoude hond <strong>van</strong> de smid, lag<br />

in de namiddagzon onder de massieve benen <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong> te<br />

77


dromen, met zachte kefgeluidjes en een pootje dat trilde.<br />

Vanaf de weg kon je de Putse Poort al zien liggen, de oude<br />

stadspoort met de verweerde deuren die altijd openstonden.<br />

Het was een grote overgang om <strong>van</strong> Sjlammbams Sahara de<br />

stad binnen te komen. Binnen een paar stappen werd je omvat<br />

door de muren, de geluiden waaiden hier niet meer weg, de<br />

geuren vervlogen niet. En al zou ik niet meer uit Negen Open<br />

Armen weg willen, toch herkende ik altijd het beschermende<br />

gevoel <strong>van</strong> de stad die om me heen paste als een jas en als altijd<br />

maakte het me blij en droevig tegelijk.<br />

Op de markt waren voorbereidingen bezig voor de bidprocessie<br />

voor de vrede. <strong>De</strong> straten werden schoongeveegd en<br />

aan de gevels <strong>van</strong> de middenstand hingen vaandels in de witgele<br />

kleuren <strong>van</strong> de kerk. Er werd veel volk verwacht, ook <strong>van</strong><br />

buiten de stad. Want al geloofde nog steeds niemand dat er<br />

echt oorlog zou komen, onze stad had (als altijd) het zekere<br />

voor het onzekere genomen.<br />

Bij Betje Garen hing een nieuw bordje:<br />

OPEN VOOR ONZE GEACHTE CLIENTÈLE,<br />

BINNEN- ÉN BUITENSTAD S<br />

MOOIE AANBIEDINGEN!!<br />

( ZATERDAGS GESLOTEN.)<br />

We liepen het centrum weer uit, de villawijk in, langs de kronkelende<br />

stadsbeek.<br />

Pas nadat we een paar keer aan de bel getrokken hadden,<br />

werden we door een dienstbode binnengelaten.<br />

Ik durfde nauwelijks over de plavuizen te lopen, zo schoon<br />

en glimmend waren ze. Ik schoof zoveel mogelijk aan de zijkant<br />

naar een kleine ruimte met een bank. Daar moesten we<br />

wachten.<br />

Een grote staande klok sloeg plechtig het volle uur. <strong>De</strong> wijzers<br />

hadden de vorm <strong>van</strong> sigaren. Mijn grootmoeder schudde<br />

haar hoofd. 'Hoe rijker, hoe gekker,' zei ze.


Zeggen dat de Sigarenkeizer rijk was, was zwak uitgedrukt.<br />

Steenrijk was hij. Letterlijk. Hij was de enige erfgenaam <strong>van</strong><br />

het fortuin dat zijn oom Van Wessum ooit met zijn steenfabriek<br />

verdiend had. Daarnaast had hij het zakeninstinct <strong>van</strong><br />

zijn oom geërfd.<br />

Er werd gezegd dat de Sigarenkeizer wel twintig automobielen<br />

had kunnen kopen, maar dat hij zakenman genoeg was<br />

om te beseffen dat je niet al te opzichtig met geld moest smijten,<br />

wilde je de stad te vriend houden.<br />

'Hebben jullie lang moeten wachten?'<br />

<strong>De</strong> Pruusin kwam de brede trap met de rode loper aflopen.<br />

Ze gaf oma Mei en mij een hand.<br />

Ik maakte een knicksje.<br />

'Aangenaam,' zei oma Mei.<br />

Ze ging ons voor naar een kleine salon. Er waren stoelen met<br />

geborduurde zittingen, twee marmeren schoorstenen met op<br />

elk een spiegel in vergulde lijst, er stond een enorme canapé<br />

en in de hoek stond een bank die volgestouwd was met vijf<br />

levensgrote sierpoppen.<br />

'Thee?' vroeg de Pruusin.<br />

Oma Mei en ik zaten onhandig op de canapé, die gemaakt<br />

leek om weg te zakken in de kussens en naar het plafond te<br />

staren en te mijmeren over muziek of boeken.<br />

'Liesl kijkt naar je uit,' zei de Pruusin.<br />

'Liesl?' vroeg ik.<br />

'Mijn nichtje.' <strong>De</strong> Pruusin schonk thee in kleine glaasjes en<br />

staarde naar de deur.<br />

'0,' zei oma Mei. 'Nou, Fing heeft een groot verantwoordelijkheidsgevoel<br />

en is volkomen te vertrouwen. Waaruit bestaat<br />

het werk, als ik vragen mag?'<br />

<strong>De</strong> Pruusin maakte een vaag gebaar. <strong>De</strong> diamanten ring<br />

fonkelde aan haar hand.<br />

'Keukenwerk?' vroeg oma Mei.<br />

'Het meeste doen de kokkin en haar hulp.'<br />

79


'Linnen en strijk?'<br />

'Daar hebben we dienstbodes voor.'<br />

Daarna noemde ze nog een paar dingen op die ik niet hoefde<br />

te doen. Toen staarde ze weer naar de deur.<br />

'Maar wat wél?' vroeg oma Mei.<br />

'Wat wel?'<br />

'Wat voor werk?'<br />

<strong>De</strong> Pruusin fronste haar voorhoofd.<br />

'Waar blijft ze toch?'<br />

Ze schelde. <strong>De</strong> dienstmeid kwam binnen.<br />

'Liesi?' vroeg de Pruusin, alsof het de schuld <strong>van</strong> de dienstmeid<br />

was dat Liesl verdwenen was. Ik wierp een blik op oma<br />

Mei. Die haalde haast onmerkbaar haar schouders op.<br />

<strong>De</strong> Pruusin herstelde zich. 'Spreekt Fing Duits?'<br />

'Hoezo?' vroeg oma Mei.<br />

'Veel <strong>van</strong> ons personeel komt uit Duitsland,' zei ze. 'Het<br />

zou fijn zijn als ze zich verstaanbaar maken kan.'<br />

Soms vergat ik dat de Pruusin Duits was. Er werd gezegd<br />

dat ze in een jaar tijd zoveel lessen Nederlands gevolgd had<br />

dat ze het inmiddels beter sprak dan de meesten mensen in<br />

onze stad, burgemeester en notabelen meegerekend.<br />

Terwijl oma Mei de Pruusin uitvoerig geruststelde keek ik<br />

om me heen. Mijn blik gleed langs de canapé, het grote bureau,<br />

de spiegel met de vergulde lijst, de poppen op de sierbank.<br />

Het waren geen speelpoppen, daar waren ze te mooi<br />

en te groot voor. Ze hadden echt haar en droegen jurken <strong>van</strong><br />

zijde met grote strikken. Ze zaten tegen elkaar aan geleund,<br />

onderuitgezakt als in slaap gevallen vriendinnen. Ik dacht aan<br />

Muulke en Jes, die nu in de klas zaten. Aan de Dreuvige en<br />

hoe ze naast mijn grootmoeder gezeten had. Ik dacht aan Maria<br />

Gerritsen, aan baretten en chambrettes. Ik dacht aan alles<br />

waar ik niet aan denken wilde.<br />

Het gebeurde <strong>van</strong>uit mijn ooghoek. En ik had het pas door<br />

toen het alweer afgelopen was. Ik wist nog net een kreet te<br />

onderdrukken en hapte naar adem.<br />

80


'Is er iets?' vroeg de Pruusin bezorgd.<br />

'Wat?' zei oma Mei.<br />

'Niks,' zei ik, 'eh ... niks.' Ik voelde mijn grootmoeders afkeurende<br />

blik. <strong>De</strong> Pruusin glimlachte. Ik glimlachte terug,<br />

terwijl mijn hart nog zo bonkte dat ik dacht dat het uit mijn<br />

borstkas springen zou.<br />

Een <strong>van</strong> de sierpoppen zat half weggedraaid. Het was de<br />

grootste, ze zat het meest achteraan, je zag vooral het hoofd.<br />

Of liever gezegd, je zag de grote strooien hoed die haar poppengelaat<br />

verborg.<br />

Tot het hoofd opkeek.<br />

Een piepkleine beweging.<br />

I Iet oog dat ik zag staarde me aan.<br />

Twee, drie seconden hooguit.<br />

Toen zakte het hoofd langzaam weer terug.<br />

Ik heb nooit echt begrepen waarom ik niks zei.<br />

Nog geen halfuur later stonden we buiten. Tw ee maanden<br />

voordat ik <strong>van</strong> school zou gaan had ik de eerste betrekking <strong>van</strong><br />

mijn leven, terwijl oma Mei noch ikzelf ook maar het flauwste<br />

benul had waarvoor ik aangenomen was.


<strong>De</strong>el 2<br />

Fings oorlog<br />

I939-I94°


<strong>De</strong>ine liebe Freundin Fing<br />

<strong>De</strong> Pruusin zat in een strandstoel met een plaid over haar benen.<br />

Naast haar lag de witte hond te slapen. In het gras draaide<br />

een grammofoon een slepend walsje. <strong>De</strong> bakelieten plaat<br />

glom in het zonlicht. To en de grammofoon afliep, klonk er<br />

geruis, een klik en toen was het stil.<br />

'Hallo,' zei ik.<br />

<strong>De</strong> Pruusin trok haar hoofd in als een geschrokken schildpad<br />

en haar handen maakten een afwerend gebaar. Op hetzelfde<br />

moment schoot de hond overeind en begon te lachen.<br />

Nu, bij daglicht, klonk het eerder idioot dan luguber. Maar<br />

het bleef raar om de hond zijn bek te zien opensperren en in<br />

plaats <strong>van</strong> geblaf een amechtig gehijg te horen, als <strong>van</strong> iemand<br />

die de slappe lach had.<br />

<strong>De</strong> Pruusin drukte beide handen op haar borst. 'Stil, hond!<br />

Stil!'<br />

<strong>De</strong> hond schoot weg. Pas toen herkende de Pruusin me. Ze<br />

kwam overeind. <strong>De</strong> plaid viel in het gras. Ze greep mijn handen<br />

en zei dat ze blij waren dat ik er 'eindelijk, eindelijk' was.<br />

En toen liet ze een hand los en stak die uit.<br />

'Guck doch mal,' riep ze naar achteren. '<strong>De</strong>ine liebe Preundin<br />

Fing!'<br />

Van achter de stenen fontein dook Liesl ap.<br />

Die ochtend had er een krakend stijf gesteven wit schort met<br />

een zwarte dienstjapon klaargelegen. Ik waste me met het water<br />

<strong>van</strong> de lampetkan, negeerde de blikken <strong>van</strong> Jes en Muulke<br />

en liep de trap af.


Oma Mei had een kop hete koffie voor me neergezet. To t<br />

gisteren hadden] es, Muulke en ik nooit koffie gemogen. Koffie<br />

was voor 'de groten'. Hij smaakte bitter.<br />

Toen de klok acht sloeg trokken Muulke en Jes hun jassen<br />

aan. Ze liepen naar buiten. <strong>De</strong> keukendeur sloot zich. Het<br />

volgende moment vloog de deur weer open, Jes stormde naar<br />

binnen, vloog in mijn armen en klemde zich aan me vast.<br />

'Ga nou maar,' zei ik.<br />

<strong>De</strong> keukendeur viel weer dicht. Ik voelde de armen <strong>van</strong> Jes<br />

nog om me heen, alsof ik klei was en zij de mal. Het gammele<br />

tuinhek klapte open en dicht en toen waren ze weg.<br />

Echt weg.<br />

<strong>De</strong> Pruusin hield haar vrije hand nog steeds uitgestoken en<br />

Liesl kon niet anders dan die vastpakken. We stonden een moment<br />

midden in de uitgestrekte tuin.<br />

'Waltraud?' riep de Pruusin. 'Waltraud!'<br />

Door een serredeur kwam een meisje naar buiten. Ze droeg<br />

net als ik een schort en een zwarte jurk.<br />

'<strong>De</strong> taart.'<br />

Waltraud liep weer naar binnen. Even later ging de deur<br />

weer open. Ditmaal kwam een vrouw naar buiten. Ze was<br />

klein en rond, had een mopsneus en krentenoogjes.<br />

'Mevrouw?'<br />

'Ja Anna?'<br />

'Er moet een misverstand zijn.'<br />

'Een misverstand?'<br />

'Ik heb geen taart besteld.'<br />

'Dat heb ik zelf gedaan,' zei de Pruusin. Ze lachte.<br />

'Zélf?'<br />

<strong>De</strong> vrouw draaide zich resoluut om en liep naar binnen. <strong>De</strong><br />

klinkers <strong>van</strong> het tuinpad waren ongelijk en hobbelig, zodat ze<br />

moest uitkijken om niet te struikelen.<br />

Even later rinkelde een tafeltje op wielen het pad af. Er<br />

stond een grote schwarzwalderkirschtorte op en een theepot<br />

met dure kopjes.<br />

86


'Ga zitten!' lachte de Pruusin.<br />

Ik bleef onzeker staan.<br />

'Ga toch zitten, Fing!'<br />

Ik liet me op de stoel zakken.<br />

<strong>De</strong> taart was mierzoet en machtig. Na twee happen zat ik<br />

vol. <strong>De</strong> Pruusin hoorde me uit over mijn leven, terwijl ze om<br />

de haverklap Liesl triomfantelijk aankeek. Ze zei in het Duits<br />

hoe interessant het toch was dat ze nu een echte Fing in huis<br />

hadden. Dat zei ze écht. Een echte Fing. Alsof ik in stapels op<br />

een schap in de winkel lag.<br />

Na de taart kwamen piepkleine hapjes. En daarna flinterdunne<br />

koekjes, die smolten op je tong.<br />

Misschien ging het altijd zo, bij ieder meisje dat ze aannamen.<br />

<strong>De</strong> Rijken doen tenslotte wat ze willen, oma Mei had<br />

het al zo vaak gezegd.<br />

'Goed,' zei de Pruusin toen de hele tafel vol stond met restjes.<br />

'Nu ga ik even mijn ogen sluiten.' Ze kwam nadrukkelijk<br />

geeuwend overeind.<br />

Het was me een raadsel hoe ik ooit had kunnen denken dat<br />

Liesl op Nienevee leek. Ik kon me ook niet meer voorstellen<br />

dat ze me <strong>van</strong> onder de strooien hoed zo uitdagend had<br />

aangekeken. Dit leek een compleet ander meisje. Een niksig,<br />

muizig wicht in een veel te grote slobberjurk. Zo'n kind dat je<br />

ziet en dan meteen weer vergeet.<br />

'Vertel je me een sprookje?' vroeg ze in het Duits.<br />

'Ik moet werken,' zei ik.<br />

In de keuken was niemand. Ik bleef staan. Er klonk geplof<br />

<strong>van</strong>uit de kamer ernaast.<br />

Waltraud stond in de bijkeuken lakens te strijken. Het ijzer<br />

siste dreigend toen ze de nog vochtige banen stof gladstreek.<br />

Misschien voelde ze mijn blik. Ze draaide zich om, zonder te<br />

stoppen met strijken.<br />

'Kan ik iets doen?' vroeg ik in het Duits.<br />

Als antwoord begon ze te grinniken.


Ik stond een kwartier bij de gesloten deur <strong>van</strong> de salon. <strong>De</strong><br />

vloer rook naar boenwas. <strong>De</strong> sigarenklok tikte. Door het<br />

grote bovenlicht stroomde wit helder licht in de brede hal. Ik<br />

luisterde aan de deur. Sliep ze al? Ik hoorde niets en durfde de<br />

deur niet open te maken.<br />

Ik ging op de wachtbank zitten en staarde naar de sproeten<br />

op mijn hand. Naar de sigarenwijzers <strong>van</strong> de staande klok.<br />

Uiteindelijk zat er niets anders op.<br />

Liesl zat bij de fontein. Ze schepte aandachtig water <strong>van</strong><br />

de ene in haar andere hand, maar ik voelde hoe haar ogen me<br />

opnamen.<br />

Er stonden nog kopjes en schoteltjes op tafel en resten <strong>van</strong><br />

de lunch.<br />

Ik nam steeds één ding in mijn ene hand en één in mijn andere<br />

en bracht het naar binnen, voorzichtig over het hobbelige<br />

klinkerpaadje stappend. Ik verzamelde alles zo langzaam<br />

als ik maar kon.<br />

Anna wachtte me op toen ik het laatste kopje naar binnen<br />

gebracht had. Ze zei: 'Ik ben het hoofd <strong>van</strong> de huishouding. Ik<br />

zal maar meteen vertellen da t het absoluut niet de gewoonte is<br />

dat er meisjes aangenomen worden zonder dat ik er<strong>van</strong> weet.<br />

Meneer heeft het altijd aan mij overgelaten.' Ze snoof. En ze<br />

zei dat er niks aan te doen was. To en keek ze me duister aan.<br />

'Voorlopig. '<br />

Volgens Waltraud had de Pruusin gezegd dat ik eerst maar<br />

eens moest wennen. Maar ze lieten me helemaal niet wennen,<br />

ze lieten me gewoon zitten. Het grootste deel <strong>van</strong> die eerste<br />

dag zat ik in mijn eentje in de enorme bijkeuken en luisterde<br />

naar het tikken <strong>van</strong> de sigarenklok. Het huis leek wel in slaap<br />

gevallen, als het kasteel uit het sprookje <strong>van</strong> Doornroosje. In<br />

mijn hele leven had een dag nog nooit zo verschrikkelijk lang<br />

geduurd.<br />

To en ik thuiskwam trof ik oma Mei aan in de keuken, hijgend,<br />

met bezweet voorhoofd en spinrag in haar knot. Vanuit<br />

88


de kelder kwamen de opgewonden stemmen <strong>van</strong> onze broers;<br />

ze klonken hol en ver weg, alsof ze uit het middelpunt <strong>van</strong> de<br />

aarde kwamen, hoewel ze pal onder ons zaten. Er drong een<br />

zure lucht door de plankenvloer heen.<br />

'Wat is er aan de hand?' vroeg ik.<br />

'Het is die rotrat weer,' zei oma Mei.<br />

Muulke kwam binnenrennen. 'Hij zit in de kelder,' riep ze<br />

verrukt. 'Ik ga een schop pakken en dan .. .'<br />

'Zitten!' zei oma Mei scherp.<br />

Muulke had het dier twee maanden geleden door het kelderraam<br />

naar buiten zien kruipen, moddervet en wit bepoederd<br />

<strong>van</strong> het meel waar het zich te goed aan gedaan had. Het<br />

beest vrat alles waar het maar zijn tanden in kon zetten. To en<br />

de Pap kisten getimmerd had, waar de levensmiddelen in konden<br />

worden opgeborgen, had de rat zich op de weckpotten<br />

geworpen. Letterlijk. En <strong>van</strong>daag was de vijfde loeizware pot<br />

met augurken aan diggelen gegaan. Tevergeefs hadden onze<br />

broers allerlei plannen uitgedacht om het beest te <strong>van</strong>gen (het<br />

ene idee nog fantastischer dan het andere), maar geen enkel<br />

plan had succes gehad.<br />

Beneden viel iets kletterend om. Oma Mei sloeg haar vrije<br />

oog ten <strong>hemel</strong>. Onze broers begonnen te hé-en en te ho-en en<br />

gaven vervolgens elkaar de schuld.<br />

'Als jullie zo doorgaan, staat er straks geen muur meer overeind!'<br />

riep oma Mei tegen haar voeten. Het was geen goeie uilenoogdag.<br />

Met haar ooglapje leek ze op een stokoude piraat<br />

die anc wereldzeeën bevaren had en voorgoed haar bekomst<br />

had gekregen <strong>van</strong> alles wat ze daar aangetroffen had.<br />

'Misschien kunnen we een kat <strong>van</strong> boer Kalle nemen,' zei<br />

Krit een uur later na de zoveelste poging. 'Die zit weer met<br />

een nieuw nest katten in zijn maag.'<br />

'Ja, kunnen wij er niet eentje nemen?' vroeg Jes.<br />

'Wij zijn de ark <strong>van</strong> Noach niet,' zei oma Mei.<br />

'Maar dan verzuipt hij ze!' riep Jes verontwaardigd. 'Dat is<br />

zielig!'


'Niet zo zielig als wanneer we zo'n katje in de kelder zetten,'<br />

zei oma Mei beslist. 'Die rotrat laat er geen snorhaar <strong>van</strong><br />

over. Hoe ging het?'<br />

Ik voelde opeens alle ogen op mij gericht.<br />

'Goed.'<br />

'Wat moest je doen?' vroeg Muulke.<br />

Ik haalde mijn schouders op.<br />

'Waren ze aardig?' vroeg Jes.<br />

Mijn wangen werden heet.<br />

'Laat dat kind met rust,' zei oma Mei. 'Ze heeft gewerkt.'<br />

Zo begon mijn toekomst.<br />

Geen gouden, zoals de Dreuvige beloofd had, maar een<br />

oude.


Geluk<br />

In de ochtenden moest ik een boodschap doen. Het ging om<br />

kleine dingen: een pakje stijfsel, papier voor de typemachine,<br />

gelatine voor de kokkln. Of ik werd naar Betje Garen gestuurd<br />

om een lange bestelling door te geven die ik zelf nooit<br />

op hoefde te halen.<br />

Tussen de middag at ik in de keuken met Anna en de rest<br />

<strong>van</strong> het personeeL Daarna waste ik onze borden af, die <strong>van</strong> de<br />

Sigarenkeizer en zijn familie hoefde ik niet te doen.<br />

Ik kende de verhalen <strong>van</strong> dienstbodes die door de rijken als<br />

oud vuil behandeld werden en bij het minste of geringste werden<br />

ontslagen. Die dienstbodes hadden het weer getroffen<br />

vergeleken met het werk dat andere meisjes moesten doen.<br />

Dikke Tonnie, een meisje dat nadat ze meerdere keren was<br />

blijven zitten eindelijk <strong>van</strong> school gegaan was, werkte in het<br />

slachthuis als schoonmaakster, totdat ze een infectie opliep en<br />

haar gezicht onder de lekkende korsten kwam te zitten. En nu<br />

had ze helemaal geen werk meer.<br />

Ik wist dat ik geluk had gehad, maar zo voelde het niet.<br />

<strong>De</strong> ochtenden gingen nog wel, maar elke middag was het<br />

alsof iedereen in het niets verdween als de laatste goocheltruc<br />

<strong>van</strong> de Sigarenkeizer, en bleef ik moederziel alleen achter.<br />

Ik durfde de keuken niet uit, als de dood was ik dat ik Anna<br />

tegen zou komen. Hoewel ik haar nauwelijks zag, had ze alles<br />

in de gaten. Waltraud zei dat ze op haar kamer in het souterrain<br />

zat (ze woonde daar, net als het Duitse personeel) en dat<br />

daar allerlei luchtverversingsbuizen in uitkwamen, die ze gebruikte<br />

om het personeel af te luisteren.


Ik zoeh t zelf naar dingen die ik doen kon. Ik haa I de de lades<br />

leeg, sorteerde bestek, stofte alle hoeken en gaten. Maar uiteindelijk<br />

was ook deze enorme keuken zo schoon dat je er <strong>van</strong><br />

de grond kon eten.<br />

Op een middag verliet ik met bonkend hart de keuken. Ik<br />

voelde me als de Dreuvige die dwars door de jungle zwierf.<br />

'Wat denk jij dat je aan het doen bent?' snerpte een stem.<br />

Anna staarde me aan.<br />

'Ik. .. eh ... ik wilde vragen of iknog wat doen kon,' stamelde<br />

ik.<br />

'Dat zou ik denken!' snoof ze. Alsof ze erop gewacht had<br />

kwam ze met een emmer sop en een staalborstel aanzetten<br />

en stuurde me naar het deel <strong>van</strong> de villa dat de 'Boerderij' genoemd<br />

werd. Voordat de Sigarenkeizer er zijn villa had laten<br />

bouwen had er een monumentale boerderij gestaan, waar<strong>van</strong><br />

nu alleen nog maar een vloer <strong>van</strong> oude klinkers overgebleven<br />

was. Het was een onmogelijke klus, de stenen waren verweerd<br />

en ongelijk, toch was ik er blij om. Ik schuurde alsof ik de<br />

groeven in dé stenen wilde uitwissen, maar hoe hard ik ook<br />

boende, mijn hoofd dwaalde toch steeds af. Naar de Dreuvige<br />

die een dietee opgaf, tikkend met haar buisje vlugzout tegen<br />

de tafel. <strong>De</strong> Dreuvige die geschiedenisles gaf, mijn lievelingsvak,<br />

vertellend over de moord op Willem <strong>van</strong> Oranje, terwijl<br />

ze gespannen uit het raam tuurde, alsof het misdrijf zich op de<br />

speelplaats afspeelde. Daartussendoor zong mijn hoofd een<br />

treiterig deuntje: Gerritse Schmerritze, Gerritse Schmerritze.<br />

Ik begon nog verbetener te boenen.<br />

Er klonken voetstappen.<br />

'Mijn lieve kind, wat ben jij aan het doen?'<br />

<strong>De</strong> Pruusin had haar leesbril op en in haar hand droeg ze<br />

een stapel mappen.<br />

'Ik schuur de vloer,' zei ik schaapachtig.<br />

'Déze vloer? Wa arom in 's <strong>hemel</strong>snaam?'<br />

'Anna zei .. . '


'Onzin.' Ze hielp me overeind. 'Het enige wat er geschuurd<br />

wordt zijn jouw knieën.'<br />

'Ik vind het niet erg,' zei ik.<br />

<strong>De</strong> Pruusin lachte. 'Maar jij moet toch nog wennen! Het<br />

wordt straks in dit huis nog druk zat. Dan heb je zelfs geen tijd<br />

meer om adem te halen.'<br />

'Ik vind het fijn om bezig te zijn.'<br />

'Dan heb ik wel een ander klusje voor je ... '<br />

'Maar Anna ... '<br />

'Laat Anna maar aan mij over.'<br />

Ik hoorde niet precies wat ze tegen elkaar zeiden, maar wel<br />

dat de stem <strong>van</strong> de Pruusin iets scherps en metaligs kreeg en<br />

dat de antwoorden <strong>van</strong> Anna kort en afgemeten waren. Even<br />

later kwam de huishoudster de salon uit. Ze had rode vlekken<br />

in haar hals. In haar handen droeg ze een doos, die ze aan mij<br />

gaf.<br />

'Hier.'<br />

'Wat moet ik ... '<br />

'Vraag toch niet altijd zoveel!' bitste Anna. 'Ze zit in het<br />

prieel.' Ze draaide zich om en beende weg.<br />

Het prieel was een met riet overdekt huisje achter in de tuin<br />

met een veranda waar een kleine volière in gebouwd was.<br />

Liesl zat in haar grijze slobberjurk met een prentenboek op<br />

een vloerkleed. <strong>De</strong> hond lag naast haar. Er stonden twee glazen<br />

limonade op tafel.<br />

Ik zette de doos op de tafel, schoof de stoel opzij, ging<br />

zitten en opende de gloednieuwe doos. Het was een halmaspel.<br />

'Hier,' zei ik.<br />

Liesl staarde naar de doos alsof het een paardenvijg was.<br />

'Thuis hebben wij wel tien dozen halma,' zei ze nuffig in het<br />

Duits. 'En zeven dozen mens-erger-je-niet. En stoomlocomotieven.<br />

En dozen vol kleurpotloden. En alle delen <strong>van</strong> "<strong>De</strong><br />

93


Jonge Onderzoeker" met microscoop en vergrootglas en al.'<br />

'Maar je bent niet thuis,' zei ik.<br />

Aan het einde <strong>van</strong> de week toverde de Sigarenkeizer zijn krant<br />

om in een witte envelop. Ik stopte hem ongezien in mijn<br />

schort.<br />

'Je zult zo niet erg rijk worden,' zei hij grijnzend. 'Moet je<br />

niet even kijken of het klopt?'<br />

Ik voelde mijn hoofd rood worden.<br />

'Laat dat kind nou,' zei de Pruusin. 'Liesl? Laat jij Fing<br />

even uit?'<br />

Liesl stond op. Meteen kwam ook de hond overeind en<br />

volgde haar als haar schaduw.<br />

We liepen door de gang <strong>van</strong> de klok met de sigarenwijzers.<br />

'Ze heet de Koningin <strong>van</strong> Amerika,' zei Liesl in het Duits.<br />

'Wie?'<br />

'Mijn hond.'<br />

'Amerika heeft geen koningin,' zei ik.<br />

Ze keek me triomfantelijk aan.<br />

'Daarom juist,' zei ze. 'Dan kan zij de eerste worden.'<br />

In plaats <strong>van</strong> meteen naar huis te gaan liep ik eerst het kerkhof<br />

op. Ik strekte me uit op de oude stoep <strong>van</strong> Negen Open Armen<br />

en staarde omhoog naar de grote linde. <strong>De</strong> immense takkenkroon<br />

strekte zich uit naar de <strong>hemel</strong>. Ik had geen idee hoe<br />

oud de boom precies was. Uit de verhalen <strong>van</strong> oma Mei wist<br />

ik dat hij er al geweest was toen zijzelf nog maar een kind was.<br />

Ik keek omhoog naar het loof met zijn heldergroene kleur,<br />

alsof er in elk blaadje een lichtje gloeide. Ik luisterde naar het<br />

geruis dat als ademen klonk. Het maakte me altijd rustig.<br />

Ik opende de envelop en telde het geld.<br />

Ik telde het nog eens.<br />

Het klopte niet.<br />

Er zat meer in dan was afgesproken. Veel meer.<br />

94


Vanuit het hart <strong>van</strong> de stad sloeg de klok vier uur. Het klonk<br />

ver en ijl, maar ik voelde plotseling elke spier hard worden,<br />

alsof mijn lichaam wilde vluchten.<br />

School.<br />

<strong>De</strong> school was uit.<br />

Al mijn kalmte vloeide weg. Dat wat de hele week al op sjot<br />

had gezeten, sprong open.<br />

Ik begon te huilen.<br />

Was dit mijn Gouden To ekomst? Was dit écht alles?<br />

Ik weet niet hoe lang ik daar gezeten heb. Het leek in elk<br />

geval een eeuwigheid. To en pakte ik het geld dat te veel was en<br />

stopte het in de smokkelzak <strong>van</strong> mijn schort.<br />

Als de Sigarenkeizer verkeerd geteld had, was het zijn eigen<br />

schuld. En als het een test was, om te zien of ik wel eerlijk was,<br />

was ik de laatste die voor die test wilde slagen.<br />

95


Drukte die nog komen moet<br />

'Is de Sigarenkeizer echt zo rijk?' fluisterde Muulke. 'Betje<br />

Garen zegt dat ze overal verwarming hebben.'<br />

Nu kon Muulke een heleboel, maar fluisteren hoorde daar<br />

niet bij. Je kon haar vast vier rijen verderop in de bioscoop<br />

nog horen. We zaten derde rang, waar geen pluchen stoelen<br />

waren maar houten en waarvoor je een versleten kussentje<br />

mee kreeg om geen splinters in je achterste te krijgen. Bolle,<br />

de portier, zorgde er wel voor dat niemand op plekken zat<br />

waar hij niet thuishoorde.<br />

'Ze zegt dat het hele huis goudbehang heeft.'<br />

'Sst!' zei ik.<br />

Ik had Muulke enJes <strong>van</strong> het extra geld meegenomen naar<br />

de zondagsmatinee, onder voorwaarde dat ze niks tegen oma<br />

Mei zeggen zouden, maar ik had er nu al spijt <strong>van</strong>. Ze staarden<br />

me aan alsof ik de hoofdfilm was.<br />

'Ook op het toilet,' zei Jes zacht.<br />

'Betje Garen kletst,' fluisterde ik terug. 'Naar haar moet je<br />

niet luisteren.'<br />

'Naar wie dan wel?' vroeg Jes weer.<br />

'Jij zegt niks,' zei Muulke. 'Niks over wat je doet, niks over<br />

wie wat zegt, niks.'<br />

Ik richtte mijn blik op het doek. Een prinses dwaalde door<br />

een donker woud. Het regende pijpenstelen in de film, maar<br />

ze werd nauwelijks nat en haar gewaad bleef keurig wit. Eigenlijk<br />

had ik een hekel aan sprookjesfilms.<br />

'Ik wou dat ze mij <strong>van</strong> school gehaald hadden,' zei Muulke<br />

uit de grond <strong>van</strong> haar hart.


'Muulke!' zei Jes hard.<br />

'Sst!' siste Bolle achter ons.<br />

Er werden hoofden omgedraaid. Ik voelde de ogen <strong>van</strong><br />

Bolle in mijn rug branden. Hij had bezoekers al voor minder<br />

zijn bioscoop uit gemieterd.<br />

'Sorry,' zei Muulke zacht.<br />

'Waarom?'<br />

'Nou ja,' zei Muulke. 'We weten heus weL.'<br />

'Ja,' zeijes. 'Dat je liever .. . '<br />

'Hou op!' zei ik veel harder dan de bedoeling was.<br />

Weer werden er woedend hoofden omgedraaid.<br />

'En nou koppen dicht!' riep Bolle.<br />

'Hou zelf je kop,' mompelde Muulke. Maar daarna hield ze<br />

haar mond, goddank.<br />

Het weekeinde was voorbij voor ik het in de gaten had.<br />

To en ik de volgende ochtend koffie kreeg voorgezet was hij<br />

al minder bitter. En tegen de derde week proefde ik het niet<br />

eens meer.<br />

In de villa <strong>van</strong> de Sigarenkeizer was het een komen en gaan.<br />

Er kwamen niet alleen zakenlieden voor de Sigarenkeizer (gewichtige<br />

mannen in maatkostuums en met gouden zakhorloges),<br />

maar er was ook veel aanloop voor de Pruusin. Ze hield<br />

zich bezig met liefdadigheidswerk en deed de boekhouding<br />

<strong>van</strong> allerlei stichtingen en verenigingen in de stad. Volgens<br />

Waltraud zat de Pruusin in god weet hoeveel comités.<br />

Waltraud zei ook dat je aan de manier <strong>van</strong> lopen kon horen<br />

wie er een bezoek bracht.<br />

'Als je hoort schuifelen en verder niks,' zei ze, 'zijn het de<br />

protestanten. Die houden niet <strong>van</strong> poespas. Als je geklikklak<br />

hoort en een hoop gegiechel zijn het de echtgenoten <strong>van</strong> de<br />

Broeders <strong>van</strong> de Heilige Doodsstrijd. Die komen hier elke<br />

maand lunchen.' Ze gniffelde. 'En hoor je helemaal niks, behalve<br />

geritsel <strong>van</strong> papier, dan zijn het de Judde met hun boekhouding.<br />

Die doen in de hal altijd hun schoenen uit, alsof ze<br />

97


nog altijd blootsvoets door de woestijn zwerven.'<br />

Wa ltraud kwam <strong>van</strong> net over de grens. Ze was verloofd met<br />

een jongen die Helrnut heette. Ze spaarde ansichtkaarten <strong>van</strong><br />

Duitse filmsterren, ze had een hekel aan wollen ondergoed<br />

en ze wist dat je als je ongesteld werd niet bij vol1emaan naar<br />

buiten mocht omdat je dan zou leegbloeden. Dat had ze me<br />

allemaal in de eerste vijf minuten verteld. Ze was ook een <strong>van</strong><br />

de weinigen die niet als de dood was voor Anna. Daar had<br />

de huishoudster op haar beurt weer zo de pest over in, dat<br />

ze Waltraud de meest rottige klussen liet doen. Maar die gaf<br />

geen krimp.<br />

'Ach wat, Anna,' grijnsde ze. 'Die is gewoon smoor op de<br />

Sigarenkeizer. '<br />

<strong>De</strong> Pruusin kwam de keuken binnen. We wilden gaan staan,<br />

maar ze maakte een wegwuivend blijf-toch-zitten-gebaar.<br />

'Mag ik Fing even?'<br />

We liepen de gang door. <strong>De</strong> Pruusin liep de salon binnen<br />

en kwam weer naar buiten met een papieren tas.<br />

'Ik heb een jurk voor Liesi,' zei ze. 'Hij zal nog te lang zijn<br />

en moet afgespeld worden. Wil jij haar helpen? Op haar kamer<br />

staat een spiegel. En 0 ja, er zit nog een tweede jurk in.<br />

Zou jij die even willen passen?'<br />

Liesl zat met de hond op de overloop, haar sprietige benen<br />

uitgespreid. Er lag een boek op haar knieën, maar ze las niet.<br />

To en ik langs de trap naar boven kwam keken ze allebei tegelijk<br />

op, alsof hun blikken met touwtjes verbonden waren.<br />

<strong>De</strong> hele bovenverdieping <strong>van</strong> Negen Open Armen had met<br />

gemak in Liesls kamer gepast. In het midden <strong>van</strong> die zee <strong>van</strong><br />

ruimte stond een groot bed <strong>van</strong> witgeverfd smeedijzer vol<br />

krullen en kronkels. Op de vloer lagen handgeknoopte Perzische<br />

tapijten. Er was een poppenhoek, en er stond een lange<br />

tafel met allerlei gekleurd papier en twee dozen kleurpotloden<br />

erop.<br />

Tegen de achterwand stond een grote kast stampvol boeken.<br />

Het gloednieuwe speelgoed was in dozen opgestapeld,


als in een speelgoedwinkel. Niks was uitgepakt. Sommige dozen<br />

zaten zelfs nog in cadeaupapier.<br />

Ik hield de jurk omhoog.<br />

Haar gezicht betrok.<br />

'Je wil toch niet elke dag in dezelfde jurk lopen?'<br />

Ze zweeg.<br />

'Hij is veel te groot,' zei ik. '<strong>De</strong>ze past je vast beter. Viel besser.'<br />

Ze glipte als natte zeep tussen mijn handen door en liet<br />

zich op de grond vallen. Toen ik haar wilde optrekken, hield<br />

ze zich stijf als een plank en kneep haar ogen stijf dicht.<br />

'Liesl...'<br />

Ik sjorde aan haar jurk .<br />

Ze begon te gillen.<br />

Ik had het in elk geval geprobeerd. Ik liep naar de spiegel en<br />

hield de jurk die ik passen moest voor. Het was alsof iemand<br />

een riem onder mijn middel aantrok. Het was de mooiste jurk<br />

die ik ooit gezien had. Hij was <strong>van</strong> mosgroene zijde met roomwitte<br />

biezen en op de mouwen waren piepkleine witte vogels<br />

geborduurd. Maar dat was het niet alleen. <strong>De</strong> schok kwam<br />

vooral doordat het meisje in de spiegel nauwelijks op mij leek.<br />

Mijn dienst jurk piepte hier en daar tevoorschijn, maar voor<br />

het grootste deel was ik iemand anders. <strong>De</strong> jurk paste precies.<br />

Ik liep de trap af. 'Ze wil niet,' zei ik.<br />

'Dat had ik al begrepen,' zei de Pruusin met een zucht. 'En<br />

''';!'<br />

JIJ .<br />

'Mevrouw?'<br />

'Jouw jurk?'<br />

'Hij past.'<br />

'Mooi?'<br />

Ik knikte.<br />

Waltraud stond te strijken.<br />

'Liesi?' vroeg ze met een hoofdknik naar het plafond.<br />

99


Ik lrnikte.<br />

'Moest ze weer een nieuwe jurk passen?'<br />

Ze grinnikte om mijn verbaasde gezicht. 'Het halve personeel<br />

heeft het al geprobeerd, maar ze wil niets anders aan.' Ze<br />

tikte met haar vinger tegen haar voorhoofd.<br />

'Maar die jurk moet toch gewassen worden?' vroeg ik.<br />

'Als ze in bad gaat,' zei Waltraud. 'Dan moet iemand het<br />

ding wegmoffelen, snel wassen en droogstrijken. Zonder dat<br />

ze het doorheeft, anders breekt de hel los. '<br />

'Als jullie denken dat dit huishouden op ldetspraatjes draait<br />

hebben jullie het mis,' snerpte ineens een stem achter ons.<br />

Anna wierp ons een wantrouwige blik toe en was meteen weer<br />

verdwenen.<br />

'<strong>De</strong> lieve God wilde op een dag het paard scheppen,' fluisterde<br />

Waltraud in mijn oor. 'Maar het mislukte en het resultaat<br />

noemde Hij Anna.' Ze hinnikte zachtjes.<br />

Het was voor het eerst dat de dag voorbijvloog.<br />

Thuis zaten Krit en de Tulp op de sofa. Hun gezichten stonden<br />

ernstig als bij een dodenwake. Het zondagsservies stond<br />

op tafel terwijl het pas woensdag was. Mijn andere broers<br />

stonden buiten, met hun neuzen tegen het raam gedrukt. Ik<br />

liep naar ze toe.<br />

'Wat is er?' vroeg ik, terwijl ik ook naar binnen tuurde.<br />

'Krit gaat zich verloven,' zeiden ze zonder zich om te draaien.<br />

'Zodra het officieel is mogen we weer binnenkomen.'<br />

<strong>De</strong> Tulp droeg geen hoedje. Haar gezicht stond scheef <strong>van</strong><br />

de zenuwen.<br />

Nog voor het hoge woord eruit was had de Pap zijn zakdoek<br />

al getrokken. <strong>De</strong> tranen biggelden over zijn wangen. Toen we<br />

naar binnen mochten en onze broers Krit op hun schouders<br />

namen voelde ik de schuwe blik <strong>van</strong> mijn vader over me heen<br />

fladderen. Ik deed alsof ik het niet merkte, feliciteerde mijn<br />

broer en zijn verloofde en maakte me uit de voeten.<br />

Maar toen ik die nacht in bed lag en Muulke en Jes al diep<br />

100


sliepen, kwamen er voetstappen de trap op. <strong>De</strong> klink <strong>van</strong> de<br />

slaapkamerdeur ging omlaag. <strong>De</strong> deur gleed open en bleef<br />

toen hangen op de haak. Er klonk een Huisterzachte vloek.<br />

Ik rook de bitterzoete geur <strong>van</strong> bier.<br />

'Fing?'<br />

Ik draaide me vaster in mijn deken.<br />

Mijn vader had zijn hele leven lang rampen veroorzaakt,<br />

die oma Mei weer moest rechtbreien. Het was nooit anders<br />

geweest en het zou ook nooit veranderen. Wat had ik eraan<br />

dat hij vond dat het allemaal zijn schuld was? En waarom viel<br />

hij me daar uitgerekend nu mee lastig?<br />

'Fing?'<br />

Ik vouwde een arm om mijn hoofd heen. Ik drukte zo hard<br />

tot ik alleen nog maar het ruisen <strong>van</strong> mijn bloed hoorde.<br />

lal


Geen liefdadigheid<br />

'Er is bezoek,' zei Anna. 'Ik hoop dat iedereen begrijpt dat ik<br />

er niet ben om voortdurend deuren voor Jan en alleman te<br />

openen. Het is niet mijn schuld dat de helft <strong>van</strong> het personeel<br />

vrij heeft gekregen. Joost mag weten waarom!'<br />

Het was woensdag, een zonnige middag. <strong>De</strong> Pruusin had<br />

me een uur eerder met een vage boodschap de tuin in gestuurd,<br />

waar Liesl met een grote doos zat. Het was een puzzel<br />

<strong>van</strong> duizend stukjes herfstbos. Op de glimmende doos stond:<br />

Hoogste moeilijkheidsgraad!! Vele uren gegarandeerd speelplezier!!<br />

Ik hoorde hun stemmen al, nog voordat de deur naar de<br />

tuin weer openzwaaide.<br />

'Wat een verrassing!' riep de Pruusin uit.<br />

J es en Muulke stonden naast haar als de vermoorde onschuld.<br />

'Sorry dat we storen,' zei Muulke.<br />

'Wat moeten jullie?' vroeg ik.<br />

'Oma Mei moest naar oudnichtTrude,' zei Muulke. 'Die is<br />

dood aan het gaan.'<br />

<strong>De</strong> Pruusin sloeg haar handen voor haar mond.<br />

'Niks bijzonders, hoor,' zei Muulke onverschillig. 'Ze gaat<br />

minstens één keer per week dood.'<br />

Het was een <strong>van</strong> de zeldzame keren dat Muulke niet overdreef.<br />

Oudnicht Trude was kampioen doodgaan. <strong>De</strong> pastoor<br />

had er zijn handen vol aan. Niet alleen was ze inmiddels zo<br />

kinds als een pasgeboren baby, ze was ook een pietje-precies.<br />

Ze had de geestelijke al drie keer teruggestuurd omdat het<br />

heilig oliesel haar niet beviel. Volgens haar had er een baviaan<br />

102


uit de Zoo <strong>van</strong> Antwerpen in gezeken. <strong>De</strong> toch al zenuwachtige<br />

man was er zwaar overspannen <strong>van</strong> geworden en stond er<br />

sindsdien op dat er iemand <strong>van</strong> de familie bij was.<br />

'En de Pap?' vroeg ik<br />

'Vanmorgen weggegaan,' zeijes.<br />

'Nieuwe olie voor de persen,' zei Muulke.<br />

'En je weet,' vulde Jes vrolijk aan, 'dat we niet alleen thuis<br />

mogen zijn.'<br />

Het meest ergerlijke was dat ze niet eens moeite deden<br />

om de riedel die ze hadden ingestudeerd overtuigend te laten<br />

klinken.<br />

'Nu hebben we behalve een Fing ook nog een Jes en een<br />

Muulke in huis!' riep de Pruusin uit. 'Wat een toeval!'<br />

Maar met toeval had het niks te maken.<br />

'Jullie weten net zo goed als ik dat we alleen 's avonds niet<br />

alleen thuis mogen zijn,' zei ik 'Jullie kunnen beter naar huis<br />

gaan. Het is hier hartstikke druk'<br />

Muulke en Jes staarden <strong>van</strong> mij naar Liesl en naar de puzzel.<br />

Naar de glazen limonade op tafel en de schaal eierkoeken.<br />

To en keken ze weer naar mij.<br />

'Nu jullie toch helemaal hiernaartoe gekomen zijn,' zei de<br />

Pruusin met zoveel nadruk dat het leek alsof ze helemaal uit<br />

Afrika waren komen lopen, 'kunnen jullie op zijn minst even<br />

gaan zitten en een glas limonade drinken. Anna?'<br />

Er kwam een bokkige stilte <strong>van</strong>uit het huis.<br />

<strong>De</strong> Pruusin stond op. 'Juist,' zei ze. 'Ga zitten, meisjes. Um<br />

Gotteswillen! Ga toch zitten! '<br />

Ik was me er vaag <strong>van</strong> bewust dat Liesl al die tijd nog steeds<br />

een stukje puzzel in haar hand hield en als gehypnotiseerd <strong>van</strong><br />

mij naar Muulke enJes keek.<br />

Ik liet Muulke en Jes de limonade opdrinken, maar toen<br />

de Pruusin ook nog taart wilde laten halen zei ik dat het jammer<br />

was, maar dat het <strong>van</strong>daag niet kon. Helaas. Hoezeer<br />

ik het mijn lieve zusjes ook gunde. We waren tenslotte dol<br />

op onze oude grootmoeder en we zouden niet willen dat ze,


als ze thuiskwam, niemand zou aantreffen. Al helemaal niet<br />

omdat ze soms duizelig kon worden. Kon vallen. Erg kon<br />

vallen.<br />

Ik liep met hen de lange gang door en negeerde Anna's<br />

blikken toen ze ons tegemoetkwam. To t mijn opluchting zei<br />

ze niets.<br />

'Als jullie het nog één keer wagen .. .' begon ik.<br />

'Zwaar werk hoor,' zei Muulke, totaal niet onder de indruk.<br />

'En zo druk! Ik hoop niet dat ik later zo'n rotbetrekking krijg.'<br />

'Er was nu even niks te doen,' zei ik.<br />

Muulke trok spottend een wenkbrauw op. Meer was niet<br />

nodig. Mijn woorden liepen vast als een fietswiel in mul zand.<br />

Ze liepen het grindpad af. Ik drukte de zware deur in het<br />

slot, bleef staan, staarde naar de nerven in het hout en voelde<br />

me het domste meisje <strong>van</strong> de wereld.<br />

Had ik het de hele tijd al geweten?<br />

Sinds het eerste gesprek in de salon, met oma Mei? To en<br />

de Pruusin vertelde wat voor werk ik allemaal nfét hoefde te<br />

doen?<br />

To en ik op mijn eerste werkdag taart en limonade kreeg?<br />

Of was het toen ik een jurk moest passen die me als gegoten<br />

zat?<br />

Toch kwam het pas door de woorden <strong>van</strong> Muulke dat ik nu<br />

wîst wat ik allang geweten had. En ook wat me te doen stond.<br />

Ik klopte op de deur <strong>van</strong> de salon. <strong>De</strong> Pruusin was bezig met<br />

een brief. Ze droeg een bril die haar blauwe ogen nog groter<br />

maakte.<br />

'Ik ga naar huis,' zei ik.<br />

'Ach,' zei ze, terwijl ze verstrooid een blik op de klok wierp,<br />

'ik wist niet dat het al zo laat...'<br />

Het was pas drie uur.<br />

Ze keek me vragend aan.<br />

'<strong>De</strong> drukte die nog komen moet, komt nooit,' zei ik.<br />

<strong>De</strong> Pruusin legde de brief neer.


Ik voelde dat ik een kleur kreeg, maar ik dwong mezelf<br />

door te gaan. 'V zegt steeds dat het nog druk zat zal worden.<br />

Maar dat is niet waar. U heeft genoeg personeel. U heeft mij<br />

helemaal niet nodig.'<br />

Ze zweeg.<br />

'U wil dat ik vriendin met Liesl word.'<br />

Ze glimlachte. 'Vriendschap is toch het mooiste dat er is?'<br />

'U betaalt me ervoor,' zei ik.<br />

Ik had steeds gedacht dat de Pruusin nauwelijks in de gaten<br />

had wat er om haar heen gebeurde. Maar nu keek ze me aan<br />

met zo'n scherpe blik dat mijn adem stokte.<br />

'Ga zitten.' Haar stem klonk nog steeds vriendelijk, maar<br />

het was geen uitnodiging.<br />

'Het spijt me, Fing. Ik had het misschien wat beter moeten<br />

uitleggen. Lies] is niet de makkelijkste. In Duitsland had ze<br />

een ... nou ja ... wat moeilijker leven.'<br />

Ik begon mijn schort los te knopen.<br />

'Wil je er niet even over nadenken?'<br />

Ik schudde mijn hoofd.<br />

'Maar wat zal je grootmoeder zeggen?'<br />

Ik kon me voorstellen dat ze uit haar vel zou springen omdat<br />

ik wegliep uit een betrekking, een hardnekkig familietrekje.<br />

Maar ik hoopte dat ze het zou begrijpen. Dat ze snapte dat<br />

je niet betaald kon worden om vriendin <strong>van</strong> iemand te zijn. Al<br />

moest ik straks de knokkels <strong>van</strong> mijn handen schuren, al werd<br />

ik voortaan als stront behandeld, diep in me voelde ik een roekeloze<br />

opluchting.<br />

Maar als ik gedacht had dat de Pruusin me zomaar zou laten<br />

gaan, had ik het mis.<br />

'Ze waren erg over je te spreken. Ze zeiden dat ze niet vaak<br />

zo'n net, bescheiden en pienter meisje gezien hadden.'<br />

'Wie?'<br />

'<strong>De</strong> commissie <strong>van</strong> de kweekschool.'<br />

Ik keek met een ruk om en zag nog net haar wenkbrauwen<br />

omhoogschieten. 'Ach, wat dom <strong>van</strong> me. Ik dacht dat je dat<br />

105


wist ... Nou ja ... Hè, wat vervelend nou ... Ik zit als bestuurslid<br />

in de commissie, heb ik dat nooit gezegd? Ik zou die dag ook<br />

aanwezig zijn, maar ik was verhinderd.'<br />

Waarom was ik zo verbaasd? Waltraud had het zelf gezegd:<br />

'Ze zit in god weet hoeveel comités.'<br />

'Het zou toch zonde zijn?' zei de Pruusin. 'Zo'n slim meisje<br />

als jij!'<br />

Ik voelde de tranen opkomen. 'Het is nu toch te laat.'<br />

'Het is nooit te laat.'<br />

'Natuurlijk wel.' Ik veegde kwaad mijn tranen weg. 'Ze<br />

hebben vast al een meisje gekozen. En oma Mei heeft een hekel<br />

aan liefdadigheid.'<br />

Ze zweeg een poosje. 'Fing,' zei ze toen ernstig, 'een meisje<br />

dat slim genoeg is om door te leren moet die kans krijgen. Dat<br />

is geen liefdadigheid maar gerechtigheid.'<br />

Ze keek me aan. 'Fing.'<br />

'Ja mevrouw?'<br />

'Wat zou je er<strong>van</strong> zeggen als je dat geld voor de kweekschool<br />

zelf verdiende?'<br />

Dit was haar plan. In de ochtend zou ik huishoudelijk werk<br />

doen. Daar zou ik voor betaald krijgen. Maar ik zou extra geld<br />

krijgen om met Liesl te spelen. En met dat extra geld zou ik<br />

een plek op de kweekschool bij elkaar sparen.<br />

'Iedereen tevreden,' zei ze. 'Jij doet "echt" werk. Liesl heeft<br />

een vriendinnetje, met wie ze spelen kan. En je grootmoeder<br />

hoeft zich niet meer druk te maken over liefdadigheid. Opgelost.'<br />

'Maar hoeveel kost een kweekschool?' vroeg ik. 'En hoe<br />

lang duurt het voordat ik dat bij elkaar gespaard heb?'<br />

'0, maak je daar maar geen zorgen over,' zei ze luchtig. '<strong>De</strong><br />

commissie was al onder de indruk <strong>van</strong> je, laat staan wanneer ze<br />

horen dat je zélf geld spaart voor je opleiding. Maar dat hoeft<br />

je grootmoeder natuurlijk niet te weten .. .'<br />

Ik begon eraan gewend te raken dat zowat de hele wereld<br />

106


mijn grootmoeder om de tuin wilde leiden.<br />

<strong>De</strong> Pruusin pakte over de tafel heen mijn handen vast. Haar<br />

gezicht straalde <strong>van</strong> blijdschap en, ze kon het nauwelijks verhullen,<br />

opluchting. 'Je weet niet hoeveel het voor Liesl betekent.'<br />

'Ik heb nog geen "ja" gezegd,' zei ik.<br />

'Je wil er nog even over nadenken,' zei ze. 'Natuurlijk.'<br />

Ik stond op.<br />

'0, Fing?'<br />

'Ja, mevrouw?'<br />

'Zeg maar niks tegen Liesl. Mgesproken?'<br />

Ik knikte.<br />

'En als je met haar speelt zou ik het fijn vinden als je geen<br />

dienstkleding droeg. Misschien als ze ziet dat jij .. .'<br />

Ik knikte opnieuw en was nauwelijks verbaasd toen ik de<br />

volgende ochtend een langwerpige doos vond met mijn naam<br />

erop met de mooiste jurk <strong>van</strong> de wereld erin.


<strong>De</strong> wereld laten draaien<br />

Vlak na zonsopgang ontdekte oma Mei de zeppelin. Eigenlijk<br />

had ze 'm niet kunnen zien, omdat hij in het oosten verscheen<br />

en zij op dat moment net westwaarts fietste. Nettie <strong>van</strong> Nol<br />

stond weer op het punt om te bevallen en oma Mei had beloofd<br />

haar bij te staan.<br />

Het kwam door <strong>Heivisj</strong>, vertelde ze later.<br />

<strong>De</strong> sjlammboer had het paard <strong>van</strong> de smid geleend, omdat<br />

het zijne ziek was. Klaarblijkelijk had hij de avond tevoren te<br />

diep in het glaasje gekeken en was hij na het ophalen <strong>van</strong> de<br />

nieuwe sjlamm in slaap gevallen op de boK. <strong>Heivisj</strong> was braaf<br />

door blijven lopen, voorbij de smidse en zou waarschijnlijk<br />

voor eeuwig doorgesjokt zijn, als mijn grootmoeder (nadat<br />

ze haar fiets een kwartslag gedraaid had om de kar met het<br />

enorme paard erlangs te laten) de sjlammboer niet met een<br />

daverende klap <strong>van</strong> haar paraplu wakker had doen schrikken.<br />

To en zag ze het gevaarte. Zachtjes snorrend als een spinnende<br />

kat gleed hij door het luchtruim. Een enorme zilveren<br />

sigaar boven de velden.<br />

'En wakker blijven!' riep ze de dodelijk verschrikte sjlammboer<br />

na. 'Of was je <strong>van</strong> plan je sjlamm naar de Pruuse te brengen?<br />

'<br />

Toen ze later naar de markt fietste (het was loos alarm geweest<br />

bij Nettie) stonden de eerste marktkooplieden met hun<br />

handen in hun zij en de blik naar de <strong>hemel</strong>, alsof de zeppelin<br />

niet allang weer verdwenen was. Er waren cr die op de grond<br />

spuugden.<br />

'Hier wat komen spioneren!' zei er een, en hij vloekte.<br />

ro8


'Wc moeten die Pruuse uit de lucht schieten,' zei een ander.<br />

Zelfs EmmausTrott, de oude kleermaker die toch als Duitser<br />

geboren was, had er geen goed woord voor over. 'Er waait<br />

een verkeerde wind,' had hij <strong>van</strong> achter zijn -9pensele-stalle*<br />

gezegd. 'En hou je maar vast als die deze kant opkomt.'<br />

Maar er waren er ook bij die meenden dat je kon zeggen<br />

wat je wilde, maar dat die Hitler wel mooi de werkloosheid<br />

had opgelost. En had je de wegen daar al eens bekeken? Glad<br />

als maaskiezeI. Dat was meer dan die Hollanders daarhoven<br />

ooit voor elkaar gekregen hadden.<br />

'Komt er oorlog?' wilde Muulke weten.<br />

'Stoel op vier poten,' zei oma Mei.<br />

'Maar komt er oorlog?' vroeg Muulke weer.<br />

'Och, welnee, wat moeten die Duitsers nou met Nederland?'<br />

zei de Pap lachend. 'Zo'n erwtenlandje.'<br />

'Waar isJes?' vroeg oma Mei.<br />

'Ze kijkt of ze de zeppelin nog ziet,' zei ik.<br />

'Ga haar halen.'<br />

'Dus er komt geen oorlog?' zei Muulke.<br />

'Stoelen op vier poten,' herhaalde oma Mei.<br />

Jes zat op het hek, haar hand boven haar ogen.<br />

'<strong>De</strong>nk je dat Sint-Rosa doorgaat?' vroeg ze zonder opzij te<br />

kijken.<br />

'Ik zou niet weten waarom niet,' zei ik. Ik ging naast haar<br />

zitten en streek met mijn hand langs haar rug. 'Recht zitten.'<br />

'En het circus?' vroeg ze.<br />

Elk jaar waren er feestelijkheden in de week <strong>van</strong> Sint-Rosa,<br />

de beschermheilige <strong>van</strong> onze stad. Het ene jaar was er het circus,<br />

het andere jaar de kermis.<br />

J es was dol op het circus. Vorig jaar was het kermis geweest,<br />

maar <strong>van</strong>wege haar zwervel mocht ze <strong>van</strong> oma Mei bijna nergens<br />

m.<br />

'Dat denk ik wel.'


'Met de leeuwen?'<br />

'Als het circus komt, dan zijn de leeuwen er ook bij.'<br />

Ik sloeg mijn arm om haar middel en ze leunde tegen me<br />

aan. Samen tuurden we in de verte. <strong>De</strong> Grote Kerk bibberde<br />

in de warme zomerlucht.<br />

'Een zeppelin is nog geen oorlog,' zeijes.<br />

Het circus kwam niet. In plaats daar<strong>van</strong> werd de kermis voor<br />

het tweede jaar achter elkaar opgebouwd en hoorde je het gejammer<br />

<strong>van</strong> Jes tot ver op Sjlammbams Sahara.<br />

Muulke fladderde net zo lang om de Pap en onze broers<br />

heen tot ze genoeg geld afgetroggeld had om snoep te kopen,<br />

zich te vergapen aan de danstent en ten slotte kotsmisselijk te<br />

worden in de hotsbotskarretjes <strong>van</strong> de achtbaan.<br />

'Het is alleen maar eerlijk,' zei ze toen ik er iets <strong>van</strong> zei. 'Jes<br />

wordt overal in de watten gelegd. En jij hebt je prinsessenbaantje.'<br />

<strong>De</strong> kcrnus had een spiegelpaleis, een spookhuis, een zweefmolen,<br />

een piepkleine achtbaan en de sjimmie, Muulkes favoriet.<br />

Voor de allerkleinsten was er een ldeine stoomcarrousel.<br />

Jes had moeten beloven niet in de achtbaan of de Sjimmie<br />

te gaan. Natuurlijk duurde het nog geen vijf minuten nadat<br />

we de markt op gelopen waren of ze schopte enorme stennis,<br />

waar onze broers en Muulke geen zin in hadden, zodat ze naar<br />

alle kanten verdwenen.<br />

Jes en ik liepen door het Spiegelpaleis. Jes bleef het langste<br />

bij de holle spiegels staan. Ze keek met rood behuilde ogen<br />

naar zichzelf, naar haar eigen uitgerekte lichaam. Daarna liepen<br />

we naar 'Oppe Hook' waar we onze broers en Muulke<br />

weer troffen.<br />

'Het jaar is in de war,' zeiden ze in het café.<br />

Muulke, Jes en ik dronken ranja, terwijl we toekeken hoe<br />

onze broers aan het biljart hun kunsten vertoonden. Het was<br />

er rokerig en bedompt en al stonden de deuren naar de markt<br />

IlO


open, langs de gladde tegels achter de tap droop de condens<br />

omlaag.<br />

'Twee kermissen achter elkaar!' zeiden ze in het café. 'Wie<br />

verzint zoiets?'<br />

'Gaan we nou vechten?' vroeg Muulke.<br />

Sjeer hing over het biljart en deed iets ingewikkelds, maar<br />

dat had meer te maken met Vila, de dochter <strong>van</strong> de kastelein,<br />

dan met het spel zelf.<br />

'Laat ze maar komen,' zei hij.<br />

'We hakken ze in de pan,' zei Krit.<br />

'Ihihihi,' hinnikte de Tulp.<br />

Maar volgens Eet en Pie zou het zo'n vaart niet lopen. We<br />

zagen hoe ze de kansen op oorlog berekenden zoals ze alles<br />

in hun leven berekenden. Met rooie koppen en felle gebaren.<br />

Als je niet beter wist zou je denken dat ze elkaar naar het leven<br />

stonden. Hier keek niemand er<strong>van</strong> op.<br />

J es had haar verzet opgegeven. Ze besloot haar laatste geld<br />

te besteden aan de enige rijdende attractie waar ze wel In<br />

mocht.<br />

<strong>De</strong> kindercarrousel was zo oud als Methusalem. Er zat een<br />

houten pijporgel in dat vals speelde en soms een reutelend<br />

geluid gaf dat nog het meeste leek op een winderige koe. <strong>De</strong><br />

dieren <strong>van</strong> de kleine carrousel waren verhaspeld door de tijd.<br />

Er was een paard zonder oren, een giraf met een hertengewei<br />

op drie poten en verder stond er een karretje <strong>van</strong> de achtbaan<br />

op, halfslachtig vermomd als huifkar en getrokken door twee<br />

fietsen zonder wielen.<br />

Voor het loket wachtte een rij kinderen. <strong>De</strong> baas <strong>van</strong> het<br />

carrousel rekende traag en precies, en het knippen <strong>van</strong> de<br />

kaartjes ging ook niet snel. Ik zag Jes <strong>van</strong> haar ene op haar andere<br />

been huppen. Alsof ze nu al vergeten was dat ze nergens<br />

anders in mocht. En dat ze, hoe klein ze ook was voor haar<br />

leeftijd, verreweg de oudste was die hier in de rij stond.<br />

<strong>De</strong> carrousel begon te remmen. Jes rende naar de giraf.<br />

III


Ik hielp haar opstijgen.<br />

'Goed vasthouden, hoor. Niet zwaaien. En niet omkijken,<br />

begrepen?'<br />

<strong>De</strong> mottige carrousel draaide nog niet eens en ze zat al te<br />

stralen. In plaats <strong>van</strong> dat ik er blij <strong>van</strong> werd deed het ineens<br />

zoveel pijn dat ik er bijna niet naar kijken kon.<br />

'Ga,' lachte ze, 'ga dan, ga, ga!'<br />

Achter me klonk gemompel en geërgerd geroep. Ik lette<br />

zo ingespannen op Jes dat ik pas doorkreeg dat er iets aan de<br />

hand was toen ik ineens mijn naam hoorde .<br />

'Fing, Fing!'<br />

Muulke wrong zich door de menigte heen. Ze negeerde<br />

het gemopper en gescheld . Haar haren waren uit haar lint geraakt.<br />

'Zei ik het niet!' riep ze triomfantelijk.<br />

Ik keek haar niet-begrijpend aan.<br />

'<strong>De</strong> Oorlog,' juichte ze. '<strong>De</strong> oorlog komt!'<br />

In een oogwenk was het marktplein leeggestroomd. Iedereen<br />

rende naar het kantoor <strong>van</strong> de krant waar het nieuws <strong>van</strong>daan<br />

gekomen was. <strong>De</strong> muziek en het geroezemoes stierven weg,<br />

de draaimolen viel stil, de karretjes <strong>van</strong> de achtbaan ratelden<br />

uit. En toen was het stil.<br />

Op]es na.<br />

Zij zat nog steeds op haar driepotige giraf en spoorde hem<br />

wild aan alsof ze niet alleen het dier en de carrousel maar de<br />

hele stilgevallen wereld opnieuw in beweging wilde krijgen.<br />

lI2


Vriendinnen<br />

Tot Muulkes grote teleurstelling kwam de oorlog niét. <strong>De</strong><br />

Pruuse hadden het ditmaal gemunt op Polen. Even werd er<br />

in de stad verontwaardigd over gedaan, maar lang duurde<br />

het niet. 'Polen is eigenlijk niet meer dan een provincie <strong>van</strong><br />

Duitsland,' zeiden ze. Daarna ging iedereen over tot de orde<br />

<strong>van</strong> de dag.<br />

Maar voor het huis <strong>van</strong> de Sigarenkeizer had de inval in<br />

Polen grote gevolgen. Nog geen week later stond de vestibule<br />

vol zelfgemaakte tassen en koffers <strong>van</strong> gebutst karton.<br />

Nu de Pruuse zich niet aan de afspraken hielden, had de<br />

Nederlandse regering beslist dat Duitse werknemers niet<br />

meer welkom waren. Anna mopperde wat af. Niet dat ze eerder<br />

blijk gegeven had <strong>van</strong> een bijzondere genegenheid voor<br />

haar personeel, maar opeens waren haar Duitse meisjes 'altijd<br />

stipt, gedegen en bijzonder grondig in hun werk', en wat<br />

moest er in godsnaam voor in de plaats komen?<br />

Bijna alle meisjes stonden te huilen. Anna bitste dat ze zich<br />

niet zo belachelijk moesten aanstellen; haar 'vaarwel' klonk<br />

als een verwensing. Maar toen ze vertrokken waren, te voet<br />

naar het station over de grens zeven kilometer verderop, ging<br />

ze twee kilo uien schillen om een goed excuus te hebben voor<br />

rode ogen en een lopende neus.<br />

Het was de enige keer dat ook Wal traud huilde.<br />

'Nou moeten we weer terug naar het platteland,' lachte ze<br />

door haar tranen heen. 'Terug naar het boerenwerk. Slecht betaald<br />

en we mogen niks. To t we trouwen. Dan krijgen we helemaal<br />

niks meer en mogen we nog minder.' Daarna had ze me<br />

omhelsd.


'Tot gauw!' riep ze.<br />

Ik heb haar nooit meer teruggezien.<br />

Met het vertrek <strong>van</strong> ongeveer de helft <strong>van</strong> het personeel begon<br />

Anna's regime te haperen. <strong>De</strong> Sigarenkeizer kon zich er<br />

niet druk om maken, zolang hij 's ochtends zijn krant en koffie<br />

maar kreeg. <strong>De</strong> Pruusin had het niet in de gaten of deed in elk<br />

geval alsof.<br />

'Ik vind het wel apart,' zei ze, toen Anna zich kwam beklagen<br />

over het feit dat de vloer al een week niet meer in de was<br />

gezet was en zij daar ook 'ab-so-Iuut geen tijd voor zou hebben'.<br />

'Het parket krijgt iets nou ja ... doorleefds, vind je niet?'<br />

En toen op de maandelijkse lunch <strong>van</strong> de echtgenoten <strong>van</strong><br />

de Broeders <strong>van</strong> de Heilige Doodsstrijd bleek dat er helemaal<br />

geen boodschappen gedaan waren, zei ze sussend: 'Och, eigenlijk<br />

is iedereen opgelucht dat ze niks hoeven te eten.'<br />

'Geen flauw benul!' snoof Anna later. 'Werkelijk geen<br />

flauw benul heeft zij <strong>van</strong> wat er allemaal bij een huishouden<br />

komt kijken. Zij zou werkelijk niet weten wat ze moest aan<strong>van</strong>gen<br />

met een crisis als deze!'<br />

Ik hield wijselijk voor me dat Anna meer met die crisis te<br />

maken had dan ze zelf ooit zou toegeven. Elke dag stonden er<br />

meisjes <strong>van</strong> de stad bij de dienstingang, maar als de huishoudster<br />

er al een aannam, ontsloeg ze die meestal weer na een dag.<br />

Het gekke was dat Anna nooit iets zei als ik 's middags mijn<br />

nette jurk aantrok. Geen boze blikken, geen gesnuif, niks, al<br />

was het nog zo'n heksenketel.<br />

Liesl en ik puzzelden elk aan een uithoek <strong>van</strong> de tafel. Mijn<br />

jurk was koel en zacht als klaproos blaadjes. <strong>De</strong> Pruusin kwam<br />

aangelopen.<br />

'Zitten jullie hartsgeheimpjes uit te wisselen?' vroeg ze. 'Ik<br />

zal jullie niet afluisteren, hoor.' <strong>De</strong>monstratief hield ze haar<br />

handen voor haar oren.<br />

'Zal ik een foto <strong>van</strong> jullie maken?' Zonder af te wachten<br />

kwam ze terug met een fotocamera.


'Iets meer naar elkaar toe,' zei ze.<br />

Liesl bewoog pas toen ik een klein stukje naar haar opschoof.<br />

'Nog iétsje meer,' zei de Pruusin, voorovergebogen door<br />

de lens turend.<br />

Uiteindelijk zaten we naast elkaar zonder elkaar te raken.<br />

'Ach wat zijn jullie mooi samen,' koerde de Pruusin. 'Alleen<br />

jammer <strong>van</strong> die jurk, Liesl...'<br />

Liesl staarde onbewogen voor zich uit.<br />

'Maar Liebes, dat ding is toch véél te groot. En er zit geen<br />

enkele vorm in! Doe dat ding nou toch uit! Ik heb zulke mooie<br />

jurken voor je.'<br />

Liesl gaf geen krimp.<br />

<strong>De</strong> Pruusin drukte af. 'Wunderbar, wunderbar,' mompelde<br />

ze, maar ze leek ineens tien centimeter kleiner <strong>van</strong> teleurstelling.<br />

Ze liep weg, brak bijna haar nek over het hobbelige tuinpad<br />

en terwijl ze klagend om de Sigarenkeizer riep, verdween<br />

ze weer naar binnen.<br />

Wat had ze verwacht? Dat Liesl in mijn armen zou vliegen?<br />

Dat we arm in arm zouden lopen en in elkaars poesiealbum<br />

zouden schrijven?<br />

To ch voelde ik hoe Liesl me in de gaten hield. En soms, als<br />

ik tijdens een spel snel even opkeek, zag ik hoe ze me opnam<br />

met haar donkere ogen.<br />

Ik zou het harder moeten proberen.<br />

Meer doen.<br />

Beter.<br />

Ik zou meer voor ogen moeten houden waarvoor ik het<br />

deed:<br />

Mijn Toekomst.<br />

Mijn Gouden Toekomst.<br />

Als <strong>van</strong>zelf ging mijn arm omhoog en sloeg ik hem om haar<br />

smalle schouders. Ik voelde haar verstarren en een moment<br />

IIS


dacht ik dat ze me weg zou duwen. Maar toen, volkomen onverwacht,<br />

alsof ze zich overgaf na een lange strijd, leunde ze<br />

heel licht tegen mijn schouder.<br />

Hoewel ik zelf degene was geweest die haar vastgepakt had,<br />

voelde ik mij nu op mijn beurt verstijven. Ze leunde met haar<br />

hoofd op precies dezelfde plek waarop Jes haar hoofd al een<br />

miljoen keer tegen me aangeleund had.<br />

Een moment kreeg ik het verschrikkelijk benauwd.<br />

Ze past niet, dacht ik toen. Ze past niet.<br />

Liesl was ongepoetst tafelzilver, een ongeschrobde keuken,<br />

een laken op de bleek.<br />

Meer niet.<br />

Ik ademde langzaam uit.<br />

II6


Diepgroeiers<br />

Van de Daamsen werd gezegd dat ze nog een steen aan het<br />

bloeien kregen. In de periodes dat er op het kerkhof minder te<br />

doen was lieten de kraaien zich inhuren als tuiniers.<br />

<strong>De</strong> broers liepen die ochtend zwijgend heen en weer over<br />

het grasveld <strong>van</strong> de Sigarenkeizer. M en toe ontmoetten ze<br />

elkaar bij een hobbel in het gras. Dan spraken ze zacht brommend<br />

en gingen vervolgens weer uit elkaar.<br />

Anna had gezegd dat het met het gazon te maken had. Ik<br />

moest een bol touw gaan brengen. Waarom wist ze volgens<br />

mij ook niet, al zou ze dat nooit toegeven.<br />

<strong>De</strong> Imbeciel zat tussen de rozen, gehurkt met zijn hoofd<br />

omlaag. Ik zag alleen de leren strengen <strong>van</strong> de butser op zijn<br />

hoofd. Ze drukten zijn haren plat, maar tussen de strengen<br />

door krulde het koppig omhoog.<br />

'Hier,' zei ik.<br />

Hij pakte de bol aan. To en hij even opkeek vertrok zijn<br />

gezicht. Hij drukte een houten pen in de aarde, knoopte het<br />

touwtje vast en begon in zijn hinkende krabbengang het gazon<br />

over te steken. <strong>De</strong> bol touw wikkelde zich af, hij verdween<br />

in de struiken <strong>van</strong> de overzijde, er klonk geritsel en toen was<br />

het stil. Maar ik wist dat hij er nog stond en ik durfde te wedden<br />

dat hij naar me tuurde.<br />

<strong>De</strong> hele stad kende het verhaal <strong>van</strong> de Imbeciel.<br />

Ooit was hij de gedoodverfde zesde schouder geweest <strong>van</strong><br />

de Opperkraai Daams, de begrafenisondernemer. Diens vader<br />

was kraai geweest en diens grootvader ook. En alle vijf de


oers <strong>van</strong> de Imbeciel ook. <strong>De</strong> Imbeciel zou de zesde schouder<br />

worden die nodig is om een lijkkist te dragen. <strong>De</strong> Opperkraai<br />

had er even op moeten wachten, want de tussenkinderen<br />

waren meisjes geweest, die ook nog eens allemaal doodgingen.<br />

<strong>De</strong> Imbeciel werd geboren met het bleke, ernstige gezicht<br />

<strong>van</strong> een engel. Hij praatte niet voordat hij vijf jaar was, en ook<br />

daarna zei hij alleen het hoognodige. Ongeschikt als caféhouder<br />

of kruidenier, maar perfect voor een Kraai.<br />

Hij liep zijn eerste en laatste begrafenis op zijn twaalfde.<br />

Het was een regenachtige ochtend in maart geweest, het passende<br />

weer voor de teraardebestelling <strong>van</strong> Laumen, de hoedenmaker<br />

<strong>van</strong> de stad. Laumen, wiens laatste hoed de eerste<br />

begrafenishoed voor de Imbeciel geweest was. <strong>De</strong> jongen zag<br />

eruit om door een ringetje te halen: zijn frak met lange panden,<br />

de hoge zwarte hoed. Hij bleef moeiteloos in de pas <strong>van</strong><br />

zijn vader en broers, al moest hij een met zwart fluweel gestoffeerd<br />

houtblok op zijn schouder dragen om net zo lang te zijn<br />

als de rest.<br />

Alles ging goed tot de rouwstoet de kerkhofpoort passeerde.<br />

To en begon het zweet in straaltjes over zijn gezicht<br />

tc lopen. Zijn gezicht leek op te lichten, als een uitgeholde<br />

brandende kaars. Het linkerdeel <strong>van</strong> zijn mond trok in korte<br />

rukjes op, alsof de helft <strong>van</strong> hem een binnenpretje had.<br />

Het ene moment liep hij nog, het volgende lag hij stuiptrekkend<br />

op zijn rug, zijn ogen weggedraaid, klappertandend.<br />

<strong>De</strong> kist dreigde om te vallen.<br />

'Stop daarmee!' had zijn vader gesist. 'Stop daarmee! Subiet!'<br />

<strong>De</strong> jongen leed volgens Heer Dokter aan een moeilijk<br />

woord, maar de oplossing was simpel. <strong>De</strong> begrafenishoed<br />

werd ingeruild voor een 'butser', een soort helm <strong>van</strong> gewatteerd<br />

leer, die moest voorkomen dat hij zichzelf 'beschadigde'.<br />

Sindsdien snoeide de Imbeciel de haag. Hij harkte het gras.<br />

rr8


Hij hielp de graven delven. En als er een begrafenis was moest<br />

hij buiten het kerkhof wachten. Zijn vader wilde geen enkel<br />

risico meer lopen. <strong>De</strong> stad had hem al genoeg uitgelachen.<br />

Die middag raakte de hele tuin <strong>van</strong> de Sigarenkeizer meer en<br />

meer bespannen met een mysterieus raster aan lijnen. Niemand<br />

had een idee waarom.<br />

'Het is vast iets spiritistisch,' zei de kokkin, die erg <strong>van</strong> het<br />

paranormale was. 'Een soort krachtveld.'<br />

'Ach welnee,' zei Anna. 'Het is een of andere meetmethode.'<br />

Zelfs de Pruusin werd er een beetje zenuwachtig <strong>van</strong>.<br />

'Ga jij het eens vragen?' vroeg ze.<br />

Ik liep weinig hoopvol naar buiten. Er werd verteld dat<br />

de Daamsen hooguit twee keer per jaar wat zeiden. <strong>De</strong> een<br />

na oudste had ooit een blindedarmontsteking gehad. En hij<br />

was er bijna in gebleven, alleen omdat Heer Dokter geen wijs<br />

werd uit het met tegenzin geuite gemompel.<br />

In de hoek <strong>van</strong> de tuin bij de grote eik stond de nieuwe<br />

zesde Schouder. Ik gokte erop dat hij spraakzamer was.<br />

'Wat doen jullie?' vroeg ik.<br />

'Mejuffer?'<br />

'Wat zijn jullie aan het doen?'<br />

'We bekijken uw gazon, mejuffer. Het is de eik. Die maakt<br />

het oppervlak kapot. Uw oom wil dat we er iets aan doen.'<br />

Ineens werd ik me bewust <strong>van</strong> mijn nette jurk. En <strong>van</strong> het<br />

feit dat mijn haar opgestoken zat. Liesl was de hele ochtend<br />

bezig geweest om mijn haar 'nett' te krijgen. Ik voelde haar<br />

dunne friemelige vingers nog op mijn hoofd.<br />

Ik had nooit <strong>van</strong> verzinsels gehouden en altijd een hekel<br />

aan leugens gehad. Maar in plaats <strong>van</strong> hem uit te leggen hoe<br />

het zat, hoorde ik mezelf zeggen: 'Hoezo maakt de eik alles<br />

kapot?' terwijl in mijn stem ineens een nieuwe koele, nuffige<br />

klank zat.<br />

'Hetis een breedgroeier,' legde Zesde Schouder uit. 'Breed-


groeiers leggen hun wortels in de breedte, ja? Hun wortels<br />

blijven vlak onder de oppervlakte. Daarmee maken ze het hele<br />

gazon verrot, want grond zakt na jaren, ja?'<br />

'Aha,' zei ik. 'En nu?'<br />

Hij veegde het zweet <strong>van</strong> zijn voorhoofd. 'Er zijn twee manieren<br />

om dit probleem aan te pakken, mejuffer,' zei hij. 'Of<br />

we verhogen de grond zodat de wortels weer diep genoeg liggen.<br />

Of we kappen de boom, ja? Op dit moment bekijken we<br />

nog alle mogelijkheden.'<br />

Ik veegde langzaam een plukje haar uit mijn gezicht.<br />

'Maar dan heeft het toch geen zin om alleen deze boom te<br />

kappen?' vroeg ik. 'Moeten dan niet al onze bomen weg?'<br />

Hij knikte. 'Dat zou inderdaad moeten als alle bomen hier<br />

breedgroeiers waren, maar de meeste zijn diepgroeiers. Diepgroeiers<br />

veroorzaken geen problemen, mejuffer.'<br />

'Uitermate interessant, dank u wel,' zei ik. Ik draaide me<br />

om en liep weg.<br />

Eenmaal binnen kon ik me wel voor mijn kop slaan. Uitermate<br />

interessant, dank u wel? Wat dacht ik dat ik in vredesnaam aan<br />

het doen was? Straks ging hij praten met de Daamsen en dan<br />

wist hij zo dat ik geen nichtje was maar een bediende!<br />

Ik zat nog te overwegen of ik teruggaan zou, toen de<br />

Pruusin aan kwam lopen. Ik vertelde wat Zesde Schouder gezegd<br />

had.<br />

'0,' zei de Pruusin. 'Maar wat hebben die lijnen daarmee te<br />

maken?'<br />

'Ik ga het wel vragen,' zei ik.<br />

'Nee, laat maar. Het zal wel goed komen. Ga maar gauw<br />

naar je vriendinnetje toe. Die wacht boven op je. En zeg maar<br />

dat de tuin voorlopig verboden terrein is.'<br />

Dat beviel Liesl natuurlijk helemaal niet. Ze zette het op<br />

een langdurig huilen, waarbij ze op de trap ging zitten, zodat<br />

de Pruusin het goed kon horen. Die liet vervolgens op haar<br />

beurt taartjes aanrukken, maar dat hielp niks.<br />

120


Uiteindelijk was het Anna die ons naar Liesls kamer stuurde,<br />

omdat ze, zoals de huishoudster zei 'zo nooit aan werken<br />

toekwam'.<br />

Het was vreemd hoever Anna's gezag soms reikte. Soms<br />

dacht ik dat de Pruusin bang voor haar was.<br />

'Verstopper*? '<br />

'Geen zin.'<br />

'Halma?'<br />

'Geen zin.'<br />

Liesl en ik zaten op haar bed. Ze plakte tegen me aan als<br />

deeg. Het was ongewoon broeierig voor de tijd <strong>van</strong> het jaar, er<br />

hing onweer in de lucht. Ze kroop nog dichter tegen me aan;<br />

ik rook haar mierzoete taartjesadem.<br />

'Kom, ga eens even op jezelf zitten.'<br />

Ze reageerde niet.<br />

'Zullen we een puzzel doen?' vroeg ik.<br />

'Geen zin.'<br />

'Er staan nog een heleboel spelletjes in de kast die je nog<br />

niet uitgeprobeerd hebt.' ,<br />

Ze probeerde op mijn schoot te !dimmen. Haar oude flodderjurk<br />

rook zuur, zweterig. Het was al drie weken niet gelukt<br />

om de jurk te wassen. Ik onderdrukte mijn neiging haar weg<br />

te duwen.<br />

'Liesl, alsjeblieft. Ga <strong>van</strong> me af. Kom.'<br />

Ze negeerde me. Drukte haar hoofd tegen mijn sleutelbeen<br />

en toen ze dat deed krampte er iets heets in mijn buik. Ik<br />

ademde <strong>van</strong> schrik en pijn diep in. Ik probeerde te gaan verzitten,<br />

maar Liesl klampte zich aan me vast alsof ze een baby was.<br />

Ze duwde haar benige knie in mijn onderbuik.<br />

Misschien kwam het daardoor.<br />

Ik gaf haar een !dap. Mijn vlakke hand raakte haar vol in het<br />

gezicht. Ze tuimelde achterover. Er klonk een roffel. <strong>De</strong> hond<br />

stoof ertussenuit.<br />

'Wat zei ik nou!' riep ik.<br />

I2I


Ze staarde me met grote ogen aan.<br />

Ik had zelden iemand geslagen. Als ik al boos was, dan was<br />

meestal een woord genoeg om me te kalmeren. Maar niet deze<br />

keer.<br />

'Ben je doof? Ik zei toch: ga <strong>van</strong> me af! '<br />

Haar lip begon te trillen. Ze keek me aan. 'Vriendinnen?'<br />

'Ik word nog liever vriendin <strong>van</strong> die rare rothond <strong>van</strong> je,'<br />

zei ik.<br />

Had ik dat gezegd? Had ik dat écht gezegd? Het was niet<br />

alleen dat ik mijn eigen toekomst om zeep aan het helpen was.<br />

Wat me vooral angst aanjoeg was de Noordpoolstem <strong>van</strong> oma<br />

Mei die uit me kwam.<br />

Liesl bleef me aankijken.<br />

'Vriendinnen?'<br />

'Als je een andere jurk aantrekt.'<br />

Ik had geen flauw idee waar het <strong>van</strong>daan gekomen was. Het<br />

sloeg ook nergens op. Wat had ik eraan als ze een andere jurk<br />

aantrok? Maar het was zoiets als vallen: eenmaal begonnen<br />

kan je niet meer stoppen.<br />

Ik stond op <strong>van</strong> het bed en begon de kamer uit te lopen.<br />

'Vraag je je zusjes of ze hier komen spelen?' vroeg ze. 'Als ik<br />

een andere jurk aantrek, vraag je het dan?'<br />

'We zullen zien,' zei ik.<br />

Natuurlijk wist ik dat ze die jurk nooit uittrekken zou.<br />

Maar toen ik me omdraaide stond ze al in haar onderhemd.<br />

Ik had niets gehoord, geen geluid, geen geritsel. Ze hield haar<br />

grijze slobberjurk op een rare manier vast. Niet bij de schouders,<br />

maar onder de armen. Alsof ze iemand optilde.<br />

Ze bibberde.<br />

Het was zo warm dat ik zweette en zij stond daar te rillen<br />

als een juffershondje.<br />

'Verwend rotnest,' zei ik nog een keer, maar de woede was<br />

over. Ik voelde me alleen maar doodmoe en het dreinerige,<br />

schraperige gevoel in mijn buik werd met de minuut erger.<br />

Uiteindelijk stuurde de Pruusin me naar huis.<br />

I22


'Wat is er met jou aan de hand?' vroeg oma Mei.<br />

'Buikpijn,' zei ik.<br />

'Eet wat soep en daarna naar boven.'<br />

Terwijl ik in bed lag en de nieuwe krampen probeerde te<br />

negeren, kwam oma Mei binnen met een warme kruik. Dankbaar<br />

nam ik hem aan.<br />

'Allang?' vroeg ze.<br />

'Sinds <strong>van</strong>middag,' zei ik.<br />

Ze knikte.<br />

Toen ze weer weg was pakte ik het kleine blikken trommeltje,<br />

dat ik gebruikte om het extra geld in te stoppen. Ik was<br />

nog steeds als de dood dat oma Mei het vinden zou. Ik had het<br />

verstopt onder een loszittende plank in de hoek <strong>van</strong> de kamer.<br />

Ik staarde naar het geld. Ik had nog steeds geen flauw idee<br />

wat een kweekschool kostte, maar het leek me nog steeds veel<br />

te weinig.<br />

To en ik wakker schrok, was het nacht en de buikpijn afgezwakt.<br />

Ik voelde iets nats bij mijn zitvlak. Ik dacht eerst dat<br />

de kruik moest hebben gelekt, maar die was koel en droog. Ik<br />

voelde opnieuw. Het natte zat ook tussen mijn benen.<br />

Geschrokken schoot ik overeind.<br />

'Oma?'<br />

Ze stond al in mijn kamer voor ik het bed uit was.<br />

'Ik heb .. .' zei ik, 'ik ben .. .'<br />

Ze tilde de petroleumlamp op om bij te lichten. Er zat een<br />

kleine donkere vlek op de plck waar ik gelegen had. Oma Mei<br />

verschoonde het bed, gaf me een nieuw nachthemd, met Jes<br />

die slaapdronken naast me stond en Muulke die op de grond<br />

ovcral dwars doorheen snurkte.<br />

Hoe Muulke het te weten gekomen was weet ik nog steeds<br />

niet, maar de volgende ochtend toen ik wakker werd zat ze me<br />

grijnzend aan te kijken.<br />

'<strong>De</strong> Vloed,' zei ze met een grafstem.<br />

'Muulke ... '<br />

12 3


'<strong>De</strong> Vloed!!'<br />

'0, hou je kop.'<br />

'Nu ga je elke maand verschrîkkelijk bloeden. Ik ken een<br />

meisje dat...'<br />

Er volgde een ellenlang gruwelverhaal .<br />

Oma Mei wees me doeken die ik kon gebruiken en daarmee<br />

was voor haar de kous af.<br />

Maar ze maakte die ochtend warme melk met lindebloesem.<br />

Zelfs de Pap en mijn broers moesten iets in de gaten hebben.<br />

Ze kwamen even kijken, bleven bedremmeld in de deuropening<br />

staan en wuifden. Ze wliîfden! Alsof ik aan boord was<br />

gegaan <strong>van</strong> een schip, dat koers gezet had naar een onmogelijk<br />

ver oord.


Een Vrouw vol Vrijwillige Werken<br />

Op maandagochtend stond Anna al op me te wachten. In<br />

plaats <strong>van</strong> dat ik een eindeloze preek kreeg over lepels die verkeerd<br />

om in de bestekbak lagen of over een laken dat met de<br />

zoom naar buiten gestreken was, zei ze alleen: 'Maak dat je<br />

naar de salon komt.'<br />

Toen ik aankwam stond de Pruusin voor de deur. Ze snoot<br />

haar neus en had waterige ogen.<br />

Ik kreeg ineens een akelig voorgevoel en werd slap in mijn<br />

knieën.<br />

'Mevrouw?' vroeg ik.<br />

'Kijk,' zei ze alleen maar.<br />

Ze deed voorzichtig de deur open.<br />

Zoals altijd werd ik draaierig <strong>van</strong> de hoeveelheid spullen<br />

die er stonden uitgestald. En het duurde even voordat ik zag<br />

waar de Pruusin naar wees.<br />

J jesl zat op een stoel te lezen. Of deed alsof ze las.<br />

Maar dat was niet wat er bijzonder was.<br />

Ze droeg de nieuwe jurk die de Pruusin voor haar had laten<br />

maken. Hij was <strong>hemel</strong>sblauw en maakte haar vaalwitte huid<br />

zo mogelijk nog bleker.<br />

Ik werd met ontzag bekeken.<br />

En Anna zei: 'Nou meisjes, jullie mogen wel een voorbeeld<br />

nemen aan Fing.'<br />

Dat sloeg helemaal nergens op. Ten eerste zou ik niet weten<br />

waarom ze een voorbeeld aan mij moesten nemen omdat<br />

Liesl haar nieuwe jurk had aangetrokken. Alsof dat een taak<br />

I 2 5


<strong>van</strong> dienstmeisjes was. Ten tweede had Liesl die jurk zelf aan­<br />

getrokken. Maar ik zei er niks <strong>van</strong>, als iedereen wilde denken<br />

da t ik het voor elkaar gekregen had, best.<br />

Er moesten natuurlijk weer foto's worden gemaakt.<br />

'Wat zitten jullie knus samen,' juichte de Pruusin. 'Wat zijn<br />

jullie mooi! Prinsessen. Nee, koninginnetjes! Wu nderbar! 0,<br />

wunderbar! '<br />

'Je hebt het beloofd,' zei Lies!.<br />

'Ik heb niks beloofd.'<br />

'Je zou je zusjes meenemen.'<br />

'Dat heb ik niet gezegd.'<br />

'Als ik een andere jurk aantrok.'<br />

'Ik zei: we zullen zien.'<br />

'Dat is gemeen! Je hebt het beloofd.' Haar smalle gezicht<br />

kreeg iets vosachtigs. 'Als je je zusjes niet haalt, zeg ik alles<br />

tegen Tantehen. '<br />

'Alles?'<br />

Ik overwon mijn weerzin, schoof naast haar en pakte een<br />

10k <strong>van</strong> haar haren. 'Je hebt gelijk,' zei ik. 'Maar ik voelde me<br />

die dag niet lekker. Dat snappen vriendinnen onder elkaar<br />

toch wel?'<br />

Ze staarde me koppig aan.<br />

Ik zuchtte. 'Liesl, ik kan mijn zusjes niet verplichten om<br />

langs te komen. Ze hebben hun eigen vriendinnen.'<br />

Liesl zweeg drie tellen; toen zei ze: '<strong>De</strong>nk maar niet dat ik<br />

niks weet.'<br />

Ze had iets <strong>van</strong> Jes. <strong>De</strong>zelfde bokkigheid, dezelfde machte­<br />

loze woede als iets niet ging zoals ze dat wilde.<br />

Ineens had ik medelijden met haar. Ik glimlachte. 'Wat<br />

weet je dan?'<br />

'Alles.'<br />

'Wat dan?'<br />

'Zeg ik niet.'<br />

Ik trok zacht plagerig aan haar haar. 'Zal ik het raden? Is<br />

het misschien .. .'<br />

I26


'Jij krijgt geld om met mij te spelen.'<br />

Het duurde minstens vijf seconden voor het tot me doordrong.<br />

'Haha!' riep ze uit, toen ze mijn geschrokken gezicht zag.<br />

Mijn hele toekomst was als een kaartenhuis gestapeld boven<br />

op de geheime afspraak tussen de Pruusin en mij. Wat zou er<br />

gebeuren als ze wist dat Liesl het wist? Wat zou ze doen als<br />

uitkwam dat ik Liesl geslagen had?<br />

'Goed,' zei ik. 'Ik vraag het wel.'<br />

'Het hoeft al niet meer.'<br />

'Wat wil je dan?' vroeg ik.<br />

Ze kauwde op haar lip. 'Ik denk er nog even over na,' zei ze.<br />

En toen: 'Vriendinnen?'<br />

Als ik geweten had wat de gevolgen zouden zijn <strong>van</strong> haar<br />

ontdekking had ik meteen ontslag genomen.<br />

Op vrijdagmiddag arriveerde eindelijk de drukte die nog komen<br />

moest. Iedereen werd bij elkaar geroepen in de grote salon.<br />

Het personeel zat onwennig op de deftige herenstoelen.<br />

'Goed,' zei de Pruusin. 'Fijn dat iedereen er is. Welkom.'<br />

Er werd wat teruggemompeld.<br />

'Ik zou het graag met jullie willen hebben over het aanstaande<br />

Grote Gemengde Feest.'<br />

Het Grote Gemengde Feest moest het hoogtepunt worden<br />

voor haar verenigingen en instellingen en daarnaast moest het<br />

een ontmoetingspunt worden voor, wat de Pruusin 'alle gezindten'<br />

noemde.<br />

<strong>De</strong> vergadering begon met een lange opsomming <strong>van</strong> de<br />

dingen die er nog moesten gebeuren en wie welke taken toebedeeld<br />

kreeg. Vervolgens moesten 'de gevoeligheden <strong>van</strong><br />

alle geloofsovertuigingen' de revue passeren en de manieren<br />

waarop alles 'tactvol opgelost' moest worden.<br />

Vanwege de Judde zou het feest niet op zaterdag kunnen<br />

plaatsvinden, de protestanten zouden waarschijnlijk bezwaar


hebben tegen het diner. Iedereen wist dat ze niet meeaten<br />

omdat ze een overdadige maal te rooms vonden. Te voorspel­<br />

len viel dat de Broeders <strong>van</strong> de Heilige Doodsstrijd het daar­<br />

mee eens zouden zijn, maar dat niet hardop zouden zeggen<br />

om niet met de protestanten geassocieerd te worden, dus die<br />

gooiden het weer op een regel uit hun manifest. Niemand had<br />

dat manifest ooit gezien en de Broeders werden er dan ook<br />

<strong>van</strong> verdacht steeds nieuwe regels te verzinnen, als het hun zo<br />

uitkwam.<br />

Het gemengde feest had al voor genoeg opschudding ge­<br />

zorgd, maar die sloeg om in complete verbijstering toen de<br />

Pruusin nog een idee bleek te hebben.<br />

Er viel een geschokte stilte.<br />

'Geméngde tafels?' zei Anna met afgrijzen in haar stem.<br />

Ze was de enige die wat zei. <strong>De</strong> rest staarde driftig naar<br />

hun schoenneuzen. Een betrekking krijgen was één ding, een<br />

hetrekking houden een ander.<br />

Maar later, in de keuken, riep iedereen: 'Dat lukt haar<br />

nóóit. Van haar leven niet. Rijk of niet rijk.'<br />

Misschien had de Sigarenkeizer er ook minder vertrouwen<br />

in. Een week later, toen het nieuws al lang en breed door de<br />

stad gonsde en het ernaar uitzag dat zijn vrouw het onderspit<br />

zou delven, ontbood hij iemand <strong>van</strong> de krant.<br />

Een Vrouw vol Vrijwillige Werken<br />

<strong>De</strong> cbarmante vrouw <strong>van</strong> de Sigarenkeizer is zonder meer een aan­<br />

winst voor de stad, vooral door haar vrijwillige inzet voor alle ge­<br />

zindten die onze mooie stad rijk is.<br />

'Dat is zeker niet alleen mijn verdienste, ' zegt de bescheiden echt­<br />

genote in vlekkeloos Nederlands. 'Het is vooral te danken aan de<br />

gezindten zelf. '<br />

Als de verslaggever vraagt of het klopt dat er sp rake zal zijn<br />

<strong>van</strong> een groot diner waarbij alle gezindten vertegenwoordigd zullen<br />

zijn, beaamt ze dat volmondig.<br />

128


'Eeniedn- begrijpt dat saamhorigheid belangrijk is voor een stad, ,<br />

zegt ze. 'Saamh01-igheid is beschaving, zekn- in een tijd als deze. '<br />

En op de vraag <strong>van</strong> uw verslaggever of ze denkt dat deze gewaagde<br />

opzet slagen zal, licht ze als een tipje <strong>van</strong> de sluie1- op: 'Een<br />

aantal instellingen heeft zijn aanwezigheid al toegezegd_ '<br />

Boven het artikel stond een foto <strong>van</strong> haar, zittend achter haar<br />

bureau. Aan weerskanten stonden Liesl en ik. '<strong>De</strong> vrouw <strong>van</strong> de<br />

Sigarenkeizer met nichtje en vriendinnetje' stond eronder.<br />

<strong>De</strong> Pruusin had ook een exemplaar voor mij bewaard.<br />

To en oma Mei het gelezen had schoot ze in de lach. 'J e kan<br />

er zeker <strong>van</strong> zijn dat nu niemand meer nee durft te zeggen.'<br />

'Waarom niet?' vroeg ik.<br />

'Omdat het vast niet waar is dat er al ja gezegd is. En ik dnk<br />

dat de instellingen dat ook vermoeden. Maar ze zullen eerder<br />

de zolen <strong>van</strong> hun schoenen opeten dan het elkaar te vragen.'<br />

Ze floot waarderend. '<strong>De</strong> Pruusin mag dan niet <strong>van</strong>hier zijn,<br />

ze weet anders wel precies hoe ze de stad moet aanpakken.'<br />

Oma Mei kreeg gelijk. Nog geen twee dagen later waren<br />

alle uitnodigingen schriftelijk geaccepteerd.


Vo orbereidingen<br />

<strong>De</strong> villa werd binnenstebuiten gekeerd. <strong>De</strong> gordijnen werden<br />

gewassen en gestreken, het parket werd in de boenwas gezet,<br />

de deurknoppen met koperpoets opgewreven en tafelkleden<br />

op de bleek gelegd.<br />

Zowat elke middenstander uit de stad stond op de stoep om<br />

lange en ingewikkelde bestellingen op te nemen. En daarmee<br />

zorgde de Pruusin ervoor dat de feestkoorts niet alleen in de<br />

villa uitbrak, maar ook in de stad.<br />

'Heb je het gehoord,' werd er geroepen, 'ze koopt alle wild<br />

op bij elke poelier!'<br />

'En wijn! Ze hebben daar een fontein waar wijn uit komt!'<br />

'En weten jullie het al <strong>van</strong> de Kristallen Toren? Hebben jullie<br />

al <strong>van</strong> de Kristallen Toren gehoord?'<br />

J a, <strong>van</strong> de Kristallen Toren had iedereen gehoord.<br />

Zot!<br />

Te gek voor woorden!<br />

Het gonsde en het zoemde in de stad als in de drukste bijenkorf.<br />

En in het hart er<strong>van</strong> zat de Pruusin met een glimlach<br />

die nauwelijks <strong>van</strong> haar gezicht week.<br />

To t verbazing <strong>van</strong> de Pap was er ook bij ons een grote bestelling<br />

gedaan.<br />

'Er kan niet genoeg gerookt worden,' scheen de Sigarenkeizer<br />

te hebben gezegd.<br />

<strong>De</strong> persen draaiden overuren. Krit en Sj eer sjouwden met<br />

armenvol gedroogde tabaksbladeren de zolder af. <strong>De</strong> Pap, Eet<br />

en Pic hielden zich bezig met het draaien en selecteren. En<br />

130


toen het ernaar uitzag dat zij het met z'n vijven niet konden<br />

bolwerken, stond Nol ineens op de stoep met een paar arbeiders.<br />

<strong>De</strong> sigarenkistjes stapelden zich op in de gang.<br />

Het was nauwelijks voor te stellen, maar het sigarenfa ­<br />

briekje was tegen wil en dank een functionerend bedrijfje geworden.<br />

Zelfs oma Mei kon daar niet meer omheen. Ondanks<br />

het feilloze talent <strong>van</strong> de Pap om elk karwei of werk te laten<br />

mislukken, ondanks dreigende faillissementen en mislukte tabaksoogsten<br />

leek het erop dat, zoals onze grootmoeder meesmuilend<br />

zei, zelfs de Pap het bedrijfje niet meer om zeep helpen<br />

kon.<br />

'Niet dat we er rijk <strong>van</strong> worden,' zei oma Mei. 'Maar het<br />

feit dat we niet OInlcomen <strong>van</strong> de honger is al luxe zat.'<br />

In de villa was de stemming minder rooskleurig. Anna's humeur<br />

bereikte in de hectiek <strong>van</strong> de daaropvolgende weken een<br />

ongekende graad <strong>van</strong> kribbigheid. Maar weinig meisjes waren<br />

bestand tegen de uitbranders <strong>van</strong> de huishoudster. Minstens<br />

één keer per dag klonk er gesnik <strong>van</strong>uit de provisiekast, aangezien<br />

dat de enige plek was waar je ongestoord huilen kon.<br />

Het ging allemaal langs me heen. Ik had wel wat anders aan<br />

mijn hoofd.<br />

'Kom,' had Liesl gezegd.<br />

'Waar naartoe?'<br />

'Kom nou maar.'<br />

Ze pakte mijn hand. We liepen over de gang. Bij de deur<br />

naar het dienstbodesouterrain bleef ze stilstaan.<br />

'Wat gaan we doen?' vroeg ik.<br />

Ze opende de deur.<br />

'Nur gltcken.'<br />

Het was middag geweest. <strong>De</strong> Sigarenkeizer was op pad en<br />

de Pruusin lag te slapen. Anna was met twee dienstmeisjes een<br />

bestelling ophalen bij de poelier.<br />

13 1


Ik was nog nooit in het dienstbodesouterrain geweest. Een<br />

smalle stenen trap liep ornlaag naar een schemerige gang. Er<br />

waren vier deuren.<br />

Liesl opende de eerste deur.<br />

Erachter was een kleine bedompte ruimte. Boven ooghoogte<br />

zat een raam met ondoorzichtig glas. Er stonden een<br />

bed, een tafeltje en een olielamp. <strong>De</strong> muren waren kaal op een<br />

kruisje na.<br />

Liesl opende ook de andere deuren en die waren net zo leeg<br />

en kaal. Behalve één kamertje, waar nog een Duitse ansichtkaart<br />

aan de muur hing. Er stond een glimlachende man op<br />

met zijn haren strak naar achteren gekamd. 'Mit lieben Griissen,<br />

Ferdinand' stond erop geschreven. Was die soms <strong>van</strong> Waltraud<br />

geweest?<br />

'Nu deze.'<br />

Ik schudde geschrokken mijn hoofd.<br />

'Nur gucken,' zei Liesl.<br />

'Dat mag niet.'<br />

'Kijken mag toch wel?'<br />

'Anna vermoordt ons.'<br />

'Maar ze hoeft het toch niet te weten?' zei Liesl. 'Ik zeg<br />

toch nóóit niks, of wel soms?'<br />

Anna's kamer was een toonbeeld <strong>van</strong> netheid en orde, maar<br />

hij was wel duidelijk bewoond. Er hing een schilderijtje <strong>van</strong><br />

geborduurde bloemen aan de muur. <strong>De</strong> goudgele bedsprei<br />

met franje was glad getrokken, maar haar kussen was niet opgeschud.<br />

<strong>De</strong> kamer was iets groter dan die <strong>van</strong> de dienstmeisjes,<br />

maar niet veel. Ik vroeg me af waarom Anna genoegen nam<br />

met zo'n kamer, nota bene te midden <strong>van</strong> het personeel, terwijl<br />

ze zo graag boven ze stond. Er liepen verwarmingsbuizen<br />

onderlangs de muren. Ineens moest ik denken aan Waltrauds<br />

verhaal over dat Anna haar personeel via die buizen afluisterde.<br />

Ik miste haar, al had ik haar niet lang genoeg gekend<br />

132


om vriendin met haar te worden. Maar het had gekund.<br />

Liesl streek met haar vingers langs de bedsprei. Ze tikte<br />

tegen het schilderijtje.<br />

'Kom nou,' zei ik. 'Zo meteen komt ze terug.'<br />

'Nog even.'<br />

Ik zag dat ze cr plezier in had om me de zenuwen te bezorgen.<br />

Dat stelde me gerust. Misschien was dit wel de straf die<br />

ze verzonnen had om me terug te pakken voor de klap die ik<br />

haar gegeven had.<br />

Ze voelde onder het matras <strong>van</strong> het bed. Aan de geroutineerde<br />

manier waarop ze dat deed zag ik dat ze het vaker gedaan<br />

had.<br />

'Wat doe je?' vroeg ik.<br />

Ze grijnsde en liet een kleine sleutel zien.<br />

'Leg terug,' zei ik.<br />

Ze liep naar de hoek <strong>van</strong> de kamer waar een lage buffetkast<br />

stond. Ze opende het linkerdeurtje met de sleutel.<br />

'Anna is verriickt,' zei Liesl. 'Kijk maar.'<br />

<strong>De</strong> kast had twee planken. Over de hele breedte stonden<br />

kleine glazen figuurtjes. Dansfiguurtjes.<br />

'Ze spaart ze,' zei Liesl. 'En ze poetst ze elke dag.' Ze wees<br />

naar een doekje en een bruin flesje met alcohol.<br />

Tussen duim en wijsvinger pakte ze een <strong>van</strong> de smetteloze<br />

figuurtjes op. Het was een figuurtje dat eigenlijk bij een ander<br />

figuurtje hoorde. Hij hield zijn ene armpje gestrekt en de andere<br />

krom, alsof hij een onzichtbaar iemand vasthield.<br />

'Mijn liehlings,' zei ze. Haar stem klonk dromerig. 'Wil jij<br />

hem niet vastpakken?'<br />

'Liever niet.'<br />

'Voel eens wie glatt.'<br />

'Liesl...'<br />

'Je móét,' zei ze.<br />

Ik pakte het poppetje met tegenzin vast. Het voelde koel<br />

en glad en tot mijn opluchting minder breekbaar aan dan ik<br />

verwacht had. Het was heel precies gemaakt. Je zag zelfs de<br />

133


knoopjes op zijn pandjesjas en de anjer in zijn knoopsgat.<br />

Ik keek naar Lies!.<br />

'Geef maar aan mij ,' zei ze bazig. 'Jij hebt te dikke vingers.<br />

Straks maak je hem nog kapot.'<br />

Ik stak mijn hand uit.<br />

Ik gaf hem.<br />

Haar hand opende zich een fractie te laat. Het ding stui­<br />

terde tegen haar pink aan en spatte toen uiteen op de stenen<br />

grond.<br />

'Dat deed je met opzet!' zei ik kwaad.<br />

Ik veegde het glas met mijn hand op, zonder op te let­<br />

ten of ik me sneed en stopte het in mijn schort. Pas daarna<br />

kreeg ik het benauwd. Ik stond gewoon te trillen op mijn<br />

benen.<br />

Liesl staarde als gehypnotiseerd naar de plek waar het pop­<br />

petje stukgevallen was.<br />

Ze zei niets. <strong>De</strong> hand die het poppe* gemist had, opende<br />

en sloot zich. Open en dicht. Open en dicht.<br />

Ik pakte haar bij haar arm en schudde haar door elkaar. Het<br />

was alsof ze wakker schrok.<br />

'LiesI!'<br />

'Het was ein kleiner Unfall. '<br />

'Liesl, we mochten hier helemaal niet zijn.'<br />

'We kunnen het toch uitleggen?'<br />

Het kon me op dat moment niet meer schelen wat ze wist<br />

of wat ze zeggen zou tegen de Pruusin.<br />

den.'<br />

'Je houdt je kop!' zei ik. 'Je hebt belóófd om je kop te hou­<br />

'Maak je toch niet zo druk, ' zei Liesl. 'Ik zeg niks. En ze<br />

heeft er trouwens zoveel, ze merkt er toch niks <strong>van</strong>.'<br />

Was dat waar? Ik kreeg geen tijd om na te denken. Boven<br />

ons klonk ineens de voordeur die openging, het geklak <strong>van</strong><br />

voetstappen en het snibbige geluid <strong>van</strong> Anna die de dienst­<br />

meisjes de keuken in joeg.<br />

Liesl keek me geschrokken aan.


Ik verschoof de poppetjes zodat de lege plek die het poppetje<br />

achterliet ingenomen werd door de andere, sloot het deurtje<br />

en draaide de sleutel om. Liesl stopte hem weer onder het<br />

bed en daarna glipten we naar boven.<br />

135


Het Grote Gemengde Feest<br />

<strong>De</strong> week voor het Grote Gemengde Feest werd een complete<br />

chaos. Er kwamen verkeerde bestellingen aan, het ijs voor de<br />

ijssculpturen kwam twee dagen te vroeg en moest worden te­<br />

ruggestuurd. Va n de tafelkleden die op de bleek waren gelegd,<br />

werden er vier onder gescheten door een spreeuwenkolonie.<br />

En tot overmaat <strong>van</strong> ramp verzwikte Anna haar enkel toen<br />

ze misstapte op de trap.<br />

Het werk moest in de hoogste versnelling doorgaan en als<br />

gevolg daar<strong>van</strong> werd ik ook in de middaguren ingezet. Lies]<br />

kreeg een woedeaanval, zo erg dat je haar door het hele huis<br />

kon horen. <strong>De</strong> Pruusin had het niet meer.<br />

'Maar kan Fing niet éventjes ... ' vroeg ze smekend aan An­<br />

na. Het zweet stond op haar voorhoofd.<br />

Anna beleefde haar grootste triomf, zittend midden in de<br />

gang op een grote stoel met haar enkel in dik verband. Nee,<br />

Fing kon echt niet weg, ook niet eventjes, tenzij mevrouw het<br />

risico wilde lopen dat het feest straks in de soep liep. Fináál in<br />

de soep liep.<br />

'Maar snap dat dan toch, Liebes, ' hoorden we de Pruusin<br />

daarna boven smeken. 'Jij wil toch ook dat er straks een mooi<br />

feest komt. ..'<br />

'Fing moet komen! Fing móét komen! Móét! Móét!'<br />

Er moesten tientallen draperieën opgehangen worden om<br />

de naderende winterkou in de hoge ruimte het hoofd te bie­<br />

den, en de Pruusin had het thema 'lente' gekozen. 's Avonds<br />

als ik in mijn eigen bed lag duizelden de bloem- en bladpatro­<br />

nen me voor de ogen.


Op de ochtcnd <strong>van</strong> het feest liet de Pruusin me roepen.<br />

'Fing?'<br />

'Mevrouw?'<br />

'Op de slaapkamer <strong>van</strong> Liesl hangt de jurk.'<br />

Ik knikte. 'Ik zal haar aankleden.'<br />

Ze glimlachte. 'Graag. Maar er hangt nog een jurk. Jouw<br />

jurk.'<br />

'Ik kan zo toch niet bedienen?'<br />

Ze haalde luchtig haar schouders op. 'Bediening hebben we<br />

genoeg. Ik zou het fijn vinden als jij ook <strong>van</strong>avond bij Liesl<br />

blijft. Het zal erg druk worden en ik zou niet willen dat ze zich<br />

verloren voelt.' Ze knipoogde. 'Je weet hoe je vriendinnetje<br />

is.'<br />

'Je bent te laat,' zei Liesl klagerig. 'Ik zit hier al eeuwen in<br />

mijn eentje. I(noop mijn jurk dicht.'<br />

Zwijgend deed ik wat ze vroeg.<br />

'] e had best eerder kunnen komen.'<br />

'Ik moest andere dingen doen.'<br />

'Ik zat hier helemaal alleen. Het is allemaal jouw schuld.'<br />

<strong>De</strong> eerste gasten kwamen rond vijven. Langzamerhand druppelde<br />

de villa vol, de bel ging steeds vaker en we hoorden de<br />

dienstmeiden op en neer stiefelen naar de deur. Het huis raakte<br />

gevuld met stemmen en voetstappen.<br />

Ik at met Liesl in de ldeine salon. Het diner zou die avond<br />

laat gegeven worden. <strong>De</strong> toch al volle ruimte stond nu nog extra<br />

volgestouwd met spullen uit de grote salon, dit om ruimte<br />

te maken voor de gasten. Er stonden dozen en kratten, salontafeltjes,<br />

een serie schilderijtjes, vergulde kommen en schalen,<br />

opgezette dieren en een ivoren wandelstok.<br />

'We knopen alle jassen aan elkaar,' zei Lies!. 'Nee, we gaan<br />

onder de tafels zitten en luisteren alle gesprekken af. Of nee .. .'<br />

Haar ogen waren groot en haar wangen gloeiden koortsig.<br />

<strong>De</strong> bel ging.<br />

13 7


En nog eens.<br />

En een derde maal.<br />

'Ik ga even kijken,' zei ik.<br />

'Blijven.'<br />

'Ik kan die mensen toch niet ... '<br />

'J e moet blijven.'<br />

'Ik moet helemaal niks.'<br />

'Blijven!' schreeuwde ze. 'Blijven!'<br />

Ik trok de zware deur open.<br />

'Is de Sigarenkeizer thuis, mejuffer?'<br />

Zesde Schouder droeg zijn haar in een scheiding. Hij had<br />

geen werkkleding aan, maar een plusfour met een jasje dat<br />

te dun was voor de tijd <strong>van</strong> het jaar. Het duurde even voor ik<br />

hem herkende.<br />

'Komen jullie voor het feest?' vroeg ik verbaasd.<br />

'Nee, mejuffer,' zei hij. 'We moeten nog met uw oom afrekenen.<br />

Vo or de tuin.'<br />

Door dat 'we' zag ik ineens dat hij niet alleen was. <strong>De</strong> Imbeciel<br />

leek wel met de deur versmolten. Er was een poging<br />

gedaan ook in zijn haar een scheiding aan te brengen, maar<br />

het hing nog steeds voor zijn gezicht.<br />

Misschien was de Imbeciel niet goed bij zijn hoofd, maar ik<br />

wist zeker dat hij me herkende. Dat hij wist dat ik Fing Boon<br />

was, dochter <strong>van</strong> de straatarme Sigarenkoning en allesbehalve<br />

een juffer. Hij tuurde naar me met zijn koortsogen, maar hij<br />

zei niets. Op een bepaalde manier werd ik daar nog zenuwachtiger<br />

<strong>van</strong>.<br />

'Eh ... ik weet niet of eh ... mijn oom nu kan,' stotterde ik.<br />

'Het zou wel fijn zijn,' zei Zesde Schouder alleen maar.<br />

<strong>De</strong> Sigarenkeizer had een zakdoek in zijn ene hand en een stel<br />

kaarten in de andere. <strong>De</strong> gasten staarden hem vol verwachting<br />

aan.<br />

'Wat is er, meisje?'


Hij liep mopperend achter me aan en toen hij Zesde Schouder<br />

en de Imbeciel zag begon hij uit te varen. Dat het geen pas<br />

gaf met een rekening te komen zwaaien op de dag dat de hele<br />

stad in zijn huis was. Straks zou iedereen nog gaan denken dat<br />

hij, de Sigarenkeizer, weldoener <strong>van</strong> de stad, een wanbetaler<br />

was!<br />

<strong>De</strong> Imbeciel had al na de eerste woorden het hazenpad gekozen.<br />

Ik zag hoe de kaak <strong>van</strong> Zesde Schouder zich spande.<br />

Hij werd rood, maar hij zei niets terug.<br />

To en ik terugkwam in de kleine salon, was ze weg.<br />

'Is Liesl hier?' vroeg ik de kokkin.<br />

'Liesl? Waarom zou ze hier zijn?'<br />

Ik zocht haar overal. Op haar kamer. Op zolder. In de<br />

dienstbodekamertjes. Ik waagde zelfs even een blik in de kamer<br />

<strong>van</strong> Anna te werpen. Maar ik kon haar nergens vinden.<br />

Er was maar één plek waar ik nog niet geweest was.<br />

Een plek die de afgelopen week absoluut verboden terrein<br />

was geweest.<br />

In de Grote Salon stonden de tafels in een groot vierkant opgesteld,<br />

de tafelkleden strak als huid over de tafels gespannen.<br />

<strong>De</strong> wijnglazen en kristallen karaffen stonden klaar. Vorken,<br />

messen en lepels glommen.<br />

In het midden <strong>van</strong> het carré stond het pronkstuk <strong>van</strong> het<br />

feest: de Kristallen Toren. Een piramideachtig bouwwerk <strong>van</strong><br />

champagneglazen, een drie meter hoge kristallen kerstboom.<br />

Er waren mannen helemaal uit Holland gekomen om het op<br />

te bouwen en om elke kans op een ongeluk te voorkomen<br />

mocht niemand de salon in, zelfs Liesl niet.<br />

'Gevonden!' zei ik.<br />

Ze stond met de rug naar me toe in haar nieuwe jurk. Hij<br />

was goudgeel en had te veel stijfsel erin, waardoor het leek<br />

alsof de jurk op haar geplakt was, in plaats <strong>van</strong> dat ze hem<br />

aanhad. Haar schouderbladen waren twee messcherpe driehoekjes.<br />

1 3 9


'Liesl?'<br />

Ze bewoog niet.<br />

'Liesi?'<br />

Ineens viel het me op hoe stil het hier was. <strong>De</strong> gordijnen<br />

die de warmte binnen moesten houden absorbeerden elk geluid<br />

<strong>van</strong> buiten.<br />

Ik zette een stap dichterbij.<br />

Er glinsterde een ragfijn spoortje zweet op haar bovenlip.<br />

Haar ogen waren wijd opengesperd.<br />

'Liesi?'<br />

Het was alsof de kamer een of andere bizarre betovering<br />

over me had uitgesproken en ik gedoemd was de rest <strong>van</strong> mijn<br />

leven alleen nog maar haar naam te noemen.<br />

'Liesi?'<br />

Nu zag ik dat ze iets in haar hand hield. Het was de ivoren<br />

wandelstok, die in de salon <strong>van</strong> de Pmusin gestaan had. Ze<br />

hield hem als een degen voor zich uit.<br />

En toen ging alles heel snel. Op het moment dat tot me<br />

doordrong wat ze <strong>van</strong> plan was, was het al te laat.<br />

Ze stootte de stok recht in het hart <strong>van</strong> de To ren.<br />

Eerst klonk er een belletje, een hoog, helder en vrolijk geluid.<br />

Vervolgens nog een belletje, en daarna klonken er twee<br />

belletjes achter elkaar.<br />

Ik wilde iets roepen, iets schreeuwen, maar ik stond als bevroren.<br />

Ik kon alleen maar toekijken hoe de drie meter hoge<br />

kristallen toren eerst bijna onmogelijk traag opzij gleed, als<br />

een smeltende ijsberg, en toen met angstaanjagend geraas<br />

over de tafels en op de vloer uiteenspatte.


Een ongelukje kan gebeuren<br />

In de salon was het winter geworden. Overal schitterde het<br />

glas als kruiend ijs, niet alleen op de vloer en op de tafels en<br />

stoelen, maar ook in de draperieën en in de lampenkappen.<br />

Er waren kandelaars omgevallen die op hun beurt weer de<br />

witte porseleinen borden aan stukken geslagen hadden. Het<br />

was een wonder dat wij behalve een paar schaafwondjes niks<br />

hadden.<br />

Ik stond nog steeds verstijfd toen de deuren opengingen.<br />

<strong>De</strong> Pruusin kwam binnenstormen, met de gasten in haar kielzog.<br />

Liesl en ik werden handig weggemoffeld.<br />

'Ga jij met Anna mee?' vroeg de Pruusin. Ze leidde Liesl de<br />

trap op.<br />

Anna wist wanneer ze haar mond moest houden. En zodra<br />

iemand in de keuken ook maar één blik op me wierp, kreeg<br />

diegene de wind <strong>van</strong> voren. Ik kreeg een borstel om het glas<br />

uit mijn haren te halen. Ze klopte de scherfjes uit mijn japon<br />

en depte de schaafwondjes.<br />

'Zit er nog wat?'<br />

'Ik dacht het niet.'<br />

'Schoenen uit. Misschien daar.'<br />

Ik hoorde het glas dat werd weggevoerd rinkelen in zakken.<br />

To en ik naar boven wilde gaan, naar Liesl, kwam de Pruusin<br />

me tegemoet.<br />

'Ze slaapt,' zei ze.<br />

Een zweem <strong>van</strong> parfum achterlatend haastte ze zich langs<br />

me heen.


<strong>De</strong> rest <strong>van</strong> de avond hielp ik met bedienen, jassen wegbrengen<br />

en weer halen, cadeaues overnemen en in de kleine<br />

salon neerzetten, tot die zo vol stond dat je je er nauwelijks<br />

nog in kon roeren.<br />

Het was al na drieën, toen de laatste dagmeisjes door de<br />

voordeur verdwenen. <strong>De</strong> deur viel in het slot; ik hoorde hun<br />

voetstappen zich verwijderen over het grind en toen werd het<br />

stil. Ik liep dc met tapijt beklede trappen op.<br />

Ikwas doodmoe. Ik had nog nooit zo'n slaap gehad en tegelijkertijd<br />

zo'n tegenzin gevoeld om te gaan slapen.<br />

'0 nee,' had de Pruusin beslist gezegd, 'niet op dat uur over<br />

die lange, pikdonkere weg.' Alsof de andere dagmeisjes niet<br />

door datzelfde donker moesten.<br />

In oma Mei had ze een onverwachte bondgenoot gevonden.<br />

'Blijf nou maar daar slapen,' zei ze. 'Dat is beter.'<br />

<strong>De</strong> Pruusin had een reisledikant op laten maken in de kamer<br />

<strong>van</strong> Liesl.<br />

'Jij wil toch zeker bij je vriendinnetje slapen?'<br />

Je moest het haar nageven: haar vastberadenheid was als<br />

olie op je handen, je kon wrijven en boenen hoe je wilde, je<br />

kreeg het er niet meer af.<br />

Ik kleedde me uit. Ik waste mijn gezicht in de lampetkan en<br />

borstelde mijn haar. Het was stom, ik weet het ook wel, maar<br />

toen ik ging liggen tastten mijn voeten <strong>van</strong>zelf in het bed naar<br />

die <strong>van</strong> Muulke en Jes. Het heimwee sloeg als een koude golf<br />

over me heen.<br />

Ik tuurde naar het bed <strong>van</strong> Liesl. Ze lag als een eilandje in<br />

het veel te grote ledikant. Naast haar lag de grijze flodderjurk,<br />

als een vreemdsoortig knuffeldier. Ze had de mouwen boven<br />

de dekens gelegd, als een spook zonder hoofd.<br />

Wa arom had ze in vredesnaam de Toren omgegooid? Uit<br />

baldadigheid? Omdat ze boos was dat ik weggegaan was?<br />

Het klinkt misschien vreemd, maar voor het eerst vroeg ik me<br />

af wie Liesl eigenlijk was. Waar kwam ze <strong>van</strong>daan en waarom


was ze bij de Pruusin gaan wonen? Waarom woonde ze niet<br />

meer bij haar ouders? Waarom hadden de Pruusin en de Sigarenkeizer<br />

haar in het holst <strong>van</strong> de nacht naar onze stad gehaald?<br />

Over een grensweg die niet meer bestond?<br />

<strong>De</strong> Pruusin wachtte me op.<br />

'Goed geslapen?' vroeg ze.<br />

Ik knikte.<br />

'Liesi?'<br />

'Al aan het ontbijt.'<br />

'Fijn, fijn,' zei ze.<br />

Ik wachtte af.<br />

'Fing, over gisteren ... '<br />

'Ik kon er niets aan doen, mevrouw, ' zei ik. 'Voordat ik het<br />

in de gaten had was het al te laat.'<br />

Ze knikte, dacht een moment na en zei toen: 'Kun je me<br />

vertellen wat er precies gebeurd is?'<br />

Ik vertelde alles.<br />

<strong>De</strong> Pruusin zweeg een poosje.<br />

'Dus Liesl heeft de toren laten instorten?' vroeg ze.<br />

Ik knikte.<br />

'Aha.'<br />

Het was een vreemd 'aha'.<br />

'Mevrouw?'<br />

Ze richtte haar ogen ineens op me. 'Liesl zegt dat zij het<br />

niet gedaan heeft.'<br />

Ik voelde een blos naar mijn wangen kruipen toen tot me<br />

doordrong wat ze bedoelde.<br />

'Een ongelukje kan gebeuren,' zei de Pruusin.<br />

'Maar het is niet waar.'<br />

'En het zijn maar glazen. Er is niemand gewond geraakt.'<br />

'Maar ik héb het niet gedaan. Waarom zou ik in vredesnaam<br />

die toren omgooien?' Mijn stem klonk vreemd hoog en<br />

paniekerig.<br />

Ze knikte, maar ik wist niet zeker of ze me geloofde. En<br />

143


toen ze opnieuw sprak wist ik evenmin of het verbeelding was<br />

dat haar stem een fractie koeler klonk.<br />

'Bedankt, Fing, voor je openhartigheid. Ik stel voor dat we<br />

nu gaan ontbijten en de zaak laten rusten.'<br />

Ik knikte en wilde naar de keuken gaan.<br />

'Je eet toch wel met ons mee?'<br />

Liesl glimlachte als de onschuld zelve toen ze me de kamer<br />

binnen zag komen. Op dat moment had ik haar met plezier<br />

gewurgd.<br />

lIet voelde raar om met de Sigarenkeizer te ontbijten. Ik<br />

werd bediend door een <strong>van</strong> de dagmeisjes. Ik kende haar, ze<br />

had een klas hoger dan ik op de school <strong>van</strong> het Slagschip gezeten.<br />

Ze had een verhitte blos op haar wangen en haar ogen<br />

waren een beetje rood.<br />

Toen ze koffie inschonk bibberde haar hand.<br />

'Zal ik het zelf doen?' vroeg ik zacht.<br />

To t mijn grote schrik rende ze er snikkend <strong>van</strong>door. Ik<br />

hoorde de deur dichtslaan.<br />

'Wat nou weer?' vroeg de Sigarenkeizer.<br />

'Anna is wat kwijt,' zei de Pruusin in het gat dat de stilte liet<br />

vallen.<br />

'Kwijt?'<br />

<strong>De</strong> Pruusin wierp even een blik op ons. Ze wriemelde aan<br />

de blauwe steen <strong>van</strong> haar ring.<br />

'Er is iets uit haar kamer weg,' zei ze toen.<br />

'Haar eigen schuld,' zei de Sigarenkeizer knorrig. '<strong>De</strong> ene<br />

dag neemt ze zo'n meisje aan en de volgende dag ontslaat ze<br />

haar weer. Hoe moet je zo ooit aan betrouwbaar personeel<br />

komen? Wat is er weg?'<br />

'Sieraden, geloof ik,' zei de Pruusin. 'Of nee, glaswerk.'<br />

Er viel een ijskoude klomp in mijn buik.<br />

'Wat kost het?' vroeg de Sigarenkeizer.<br />

'Dat weet ik toch niet?'<br />

<strong>De</strong> Sigarenkeizer ritselde met zijn krant. 'Ik regel het wel<br />

met haar.'<br />

144


Liesl zat doodstil. Een engel in haar witte nachthemd, die<br />

kleine hapjes <strong>van</strong> haar broodje nam. Al die tijd had ze me aangekeken,<br />

haar blik volkomen blanco, maar mij hield ze niet<br />

voor de gek. Ik wist dat ik nu de prijs betalen ging.<br />

'Weet je, Tantehen?'<br />

'Wat, kind?'<br />

'Fing heeft me iets gevraagd.'<br />

'0, ja?' zei de Pruusin.<br />

'Ja, toch?' vroeg Liesl. Ze keek me aan met nog net geen<br />

stralenkrans om haar hoofd.<br />

'En wat is dat dan?' vroeg de Pruusin. Nu keek ook de Sigarenkeizer<br />

op.<br />

'Eh .. . '<br />

'Ze durft het niet te zeggen,' zei Liesl. 'Ze is bang dat het<br />

niet mag.'<br />

'0, natuurlijk mag het wel!' zei de Pruusin.<br />

Ik voelde mezelf rood worden.<br />

'Ze durft het niet, Tantchen,' zei Liesl. 'Zal ik het dan maar<br />

zeggen, Fing?'<br />

En toen: 'Ik mag bij haar logeren!'<br />

Te zeggen dat ik stomverbaasd was, was nog zwak uitgedrukt.<br />

En ik was niet de enige.<br />

<strong>De</strong> Pruusin staarde <strong>van</strong> Lies! naar mij en weer terug.<br />

'Logeren?'<br />

'Een heel weekend!' zei Liesl triomfantelijk.<br />

'Toe maar!' zei de Sigarenkeizer grijnzend. 'Bofferd!' En<br />

daarna boog hij zich weer over zijn krant.<br />

<strong>De</strong> Pruusin had zich hersteld. 'Ontzettend lief,' zei ze.<br />

'Maar zou het niet handiger zijn als Fing en haar zusjes bij ons<br />

komen?' Ze draaide zich naar mij toe. 'Ik neem tenminste aan<br />

dat jullie, nou ja .. .'<br />

'We hebben geen logeerbedden,' gaf ik snel toe.<br />

'Precies,' zei de Pruusin. 'En bij ons kan zelfs een halve<br />

meisjesklas .. .'


'En als er eens iemand blijft slapen?' onderbrak Liesl haar.<br />

'Dan maken we een strozak,' zei ik.<br />

'Dan slaap ik op een strozak.'<br />

'Welnee,' zei de Pruusin glimlachend. 'We doen het gewoon<br />

hier. Hartstikke leuk. We gaan naar de film. We maken<br />

limonade en laten taartjes halen bij de bakker. En 's avonds .. . '<br />

Wat het avondprogramma was hebben we nooit geweten.<br />

Op dat moment liet Liesl zich <strong>van</strong> haar stoel vallen. Achterover.<br />

Languit. Plat op haar rug; de lucht sloeg uit haar longen.<br />

Het was alsof ze zichzelf aan stukken wilde gooien.<br />

'J e zei dat het mocht! Je zei dat het mocht!'<br />

Haar hoofd bonkte op de vloer. Haar jurk kroop op.<br />

'Je zei dat het mócht!!'


Acht-en-een-kwart armen<br />

Twee weken later reed de Sigarenkeizer Sjlammbams Sahara<br />

af met zijn vrouw, Liesl, twee valiezen en de hond. Achter de<br />

automobiel hing een kar met de onderdelen <strong>van</strong> een reisledikant,<br />

twee kisten, vier dekens en een kussen <strong>van</strong> eierdons,<br />

alles afgedekt met een enorme lap <strong>van</strong> jute.<br />

Onze broers sjouwden het ledikant naar boven en zetten<br />

het in elkaar op onze kamer.<br />

Oma Mei vertrok nog geen wenkbrauw, ook niet toen ze<br />

hun halve huisraad naar binnen sleepten, maar bij de hond<br />

trok ze een streep.<br />

'We zijn de ark <strong>van</strong> Noach niet.'<br />

Daarna volgde een verwarrende aftocht met de Koningin<br />

<strong>van</strong> Amerika, die wild over de ruiten <strong>van</strong> de automobiel krabbelde,<br />

en de Pruusin die zo stijf rechtop zat, dat het was alsof<br />

ze het trucje <strong>van</strong> popspelen <strong>van</strong> Liesl had afgekeken.<br />

'Fing! Fing!'<br />

Liesl stormde op me af en sloeg haar beide armen om me<br />

heen, alsof ze over de hele wereld gezworven had. Ik wachtte<br />

tot ze me losliet.<br />

'J e hebt gelogen,' had ik gezegd.<br />

'Niet.'<br />

'J e hebt gezegd dat ik de Toren omvergegooid heb.'<br />

'Dat heb ik helemaal niet gezegd.'<br />

'Leugenaar.'<br />

'Durf dat nog eens te zeggen!'<br />

'Leugenaar. '<br />

1 47


'Wat je zegt ben je zelf.'<br />

'Ik: ben geen leugenaar.'<br />

'Jij hebt niks gezegd toen Anna haar poppetje kwijt was.'<br />

'Misschien zeg ik het toch nog. En misschien zeg ik dan<br />

ook dat jij het stuk gemaakt hebt.'<br />

'Omdat jij het me niet goed aangaf.'<br />

'Gelogen! Je liet het met opzet vallen!'<br />

'Misschien,' zei ze toen peinzend. 'Maar wie denk je dat ze<br />

zullen geloven? Ik, het nichtje of jou, het dienstmeisje?'<br />

Als ik al meer had willen weten over Liesl, als ik al ooit een<br />

greintje medelijden had gehad, dan was dat nu voorbij. Voorgoed<br />

voorbij.<br />

Muulke enJ es ruzieden wie wat over het huis mocht vertellen.<br />

Ze wezen naar de zesde trede die altijd jammerde. Ze lieten de<br />

Belgische potkachel zien waar oma Mei op kookte. Ze deden<br />

voor hoe Negen Open Armen aan zijn naam gekomen was.<br />

Met wijde armen gingen ze achter elkaar staan.<br />

'Miljaar!' zei Muulke toen ze klaar waren.<br />

'Hoe kan dat nou?' zei Jes.<br />

Ze telden nog eens.<br />

'Acht-en-een-kwart armen,' zei Muulke.<br />

'Is Negen Open Armen gekrompen?'<br />

'Wîj zijn gegroeid.'<br />

'Echt waar?' vroeg Jes stralend .<br />

Toen onze broers die avond de keuken binnenstapten staarde<br />

Liesl ze aan alsof ze nog nooit broers had gezien en toen Pie<br />

haar voor de grap wilde optillen verschool ze zich giechelend<br />

achter de rug <strong>van</strong> oma Mei. Het was de eerste keer dat ik haar<br />

hoorde giechelen. <strong>De</strong> rest <strong>van</strong> de tijd durfde ze hen niet meer<br />

aan te kijken, wat onze broers nog meer aanzette tot plagerijen.<br />

'Afgelopen!' bulderde oma Mei. 'Laat dat kind eerst eens<br />

bijkomen.'


Bijkomen! Alsof Liesl een enorme reis achter de rug had<br />

en niet tien minuten in een comfortabele automobiel gezeten<br />

had.<br />

<strong>De</strong> Pruusin had niet alleen servies en bestek meegegeven,<br />

maar ook avondeten, klaargemaakt en al. Er waren verschillende<br />

soorten koud vlees, ingemaakte groenten en vier broden.<br />

Waarom onze grootmoeder ermee had ingestemd, ik had<br />

geen idee.<br />

Ik was nog liever doodgegaan <strong>van</strong> de honger, maar de rest<br />

hield zich niet in. In de winter bestonden onze maaltijden de<br />

helft <strong>van</strong> de tijd uit eeuwig maas, en meer dan een lapje vlees<br />

per week hadden we niet.<br />

'Jij mag wel vaker komen logeren!' zei Sjeer, die zich voor<br />

de tweede keer bediende.<br />

'Blijf meteen hier wonen!' riep Pie.<br />

En Eet en Krit zeiden dat ze allebei met haar trouwen zouden.<br />

Subiet. Was dat niet het minste dat ze doen konden? Nou<br />

dan!<br />

<strong>De</strong> Pruusin had zo'n stapel wollen dekens meegegeven dat<br />

Liesl zo weggelopen leek uit het sprookje <strong>van</strong> de prinses op de<br />

erwt. Alleen het puntje <strong>van</strong> haar neus stak nog uit.<br />

'Jij moet het zeggen,' zei] es, die rillend tegen me aan kroop.<br />

'Geen zin,' zei ik.<br />

'Maar het móét,' zei Jes ontstemd.<br />

Ik zweeg.<br />

'Ze voelt zich zeker te groot,' zei Muulke. 'WIj doen het<br />

zelf wel.'<br />

'Welterusten, Sjar,' zei Jes.<br />

'Welterusten, kinderen Boon,' zei Muulke met een grafstem.<br />

'Welterusten, Nienevee.'<br />

'Welterusten, kinderen Boon.'<br />

'Tegen wie hebben jullie het?' vroeg Liesl.<br />

'Tegen niemand,' zei ik.<br />

'Luister maar niet naar haar,' zei Muulke.<br />

149


'We hebben het tegen onze huisgeesten,' legde Jes uit.<br />

Liesl zei niets, maar dat was ook niet nodig. Muulke kwam<br />

half overeind. 'Je denkt dat dit een gewoon huis is,' zei ze,<br />

'maar dat is niet zo. Het is een verschrikkelijk spookhuis.'<br />

'Onzin!' zei ik geërgerd.<br />

Muulke negeerde me. 'Lang, lang geleden kwamen elk jaar<br />

zigeuners naar onze stad. Ze hielpen met de oogst, of ze deden<br />

klusjes waar de mensen <strong>van</strong> de stad geen zin in hadden.<br />

Maar geliefd waren ze niet.'<br />

'Waarom niet?' vroeg LiesL<br />

'Ze pikten alles wat los en vast zat,' zei Muulke.<br />

'Welnee,' zei Jes. 'Het kwam omdat de mensen bang waren<br />

voor de zigeuners. Ze dachten dat zigeuners mensen konden<br />

vervloeken. '<br />

'En konden ze dat?' vroeg LiesL<br />

'WIe is hier nou aan het vertellen?' vroeg Muulke geërgerd.<br />

'En wat maakt het uit waarom ze ze niet mochten. Ze hadden<br />

gewoon een hekel aan elkaar, klaar!'<br />

Liesl had zich op haar zij gedraaid.<br />

'Op een zomer kwam het tot een ruzie,' vervolgde Muulke.<br />

'Een paar mannen <strong>van</strong> de stad bedreigden de zigeuners. Die<br />

stuurden op hun beurt hun honden op de mannen af. Maar<br />

daarmee was het nog niet afgelopen. Want de daaropvolgende<br />

nacht stuurde een <strong>van</strong> de mannen zijn zoon Sjar naar de zigeuners<br />

met een worst vol rattengif. Sjar moest de honden<br />

vergiftigen. Maar het hele plan mislukte omdat hij verliefd<br />

werd op het zigeunermeisje Nienevee.'<br />

'Welnee,' zeiJes. 'Dat gebeurde pas veel later.'<br />

'Hou je kop,' zei Muulke.<br />

'Maar het is toch zo? Fing, het is toch zo?'<br />

Ik zweeg.<br />

Muulke fronste. 'Nou weet ik niet meer waar ik gebleven<br />

ben.'<br />

'Ze werden verliefd,' zei Lies!.<br />

'0, ja. Dus toen ze groot waren, besloten Nienevee en Sjar


weg te lopen. Om samen een nieuw leven te beginnen. Maar<br />

de mensen <strong>van</strong> de stad hadden het door en sloten Sjar op.<br />

Nienevee dacht dat Sjar haar in de steek gelaten had. Ze was<br />

daar zo boos over, dat ze de eerste beste man trouwde die ze<br />

tegenkwam. '<br />

'Van Wessum,' zeijes.<br />

'<strong>De</strong> rijkste man <strong>van</strong> de stad,' zei Muulke. 'En hij bouwde<br />

een huis voor haar. Nou mag je drie keer raden welk huis hij<br />

liet bouwen.'<br />

'Dit huis?' vroeg Liesl.<br />

Muulke knikte. 'Nienevee had haar hele jeugd rondgetrokken<br />

<strong>van</strong> stad naar stad terwijl ze eigenlijk een hekel aan reizen<br />

had. En nu had ze ineens een kast <strong>van</strong> een huis! En een stinkend<br />

rijke man. Maar gelukkig werd ze niet.'<br />

'Waarom niet?' vroeg Liesl.<br />

Muulke ldakte met haar tong. 'Omdat ze nog steeds <strong>van</strong><br />

Sjar hield, suf:fie!'<br />

'Het was echte liefde,' vulde Jes aan. 'Maar het duurde hun<br />

hele leven voordat ze pas bij elkaar kwamen. En toen het eindelijk<br />

zover was, zwoeren ze elkaar dat ze nooit, nooit, nooit<br />

meer gescheiden zouden worden. Maar toen gebeurde er iets<br />

vreselijks. '<br />

'Sjar ging dood,' zei Muulke. Ze deed voor hoe hij gestorven<br />

was. Er hoorden een hoop dramatische bewegingen bij.<br />

Liesl keek gretig toe.<br />

'Maar dat was nog niet het ergste,' zei Muulke toen ze weer<br />

levend geworden was. 'Het ergste was, dat toen Nienevee niet<br />

veel later <strong>van</strong> verdriet stierf, ze niet bij Sjar begraven werd.<br />

Want ze waren nooit getrouwd. Nienevee werd begraven<br />

naast haar eerste man.'<br />

Jes zuchtte. '<strong>De</strong> man <strong>van</strong> wie ze eigenlijk nooit gehouden<br />

had,' zei ze.<br />

'En daarom zitten ze nu onder onze kelder,' zei Muulke.<br />

'Hun geesten, bedoel ik. En als je goed luistert kun je ze horen<br />

zuchten en ldagen. En daarom is ons huis een spookhuis.'


Nu ze het verhaal verteld had, was Muulkes aandacht snel<br />

weggeëbd. Ze draaide zich op haar zij, controleerde of de<br />

strooien zak aan de voet <strong>van</strong> het bed lag en was binnen vijf<br />

minuten diep in slaap.<br />

Liesl had haar ogen open, ik hoorde haar een keer heel diep<br />

zuchten, maar ze zei niets.<br />

'Fing,' zei oma Mei de volgende ochtend. 'Zou je je niet eens<br />

met Liesl bezighouden?'<br />

'Ze speelt toch al met Jes en Muulke?' zei ik.<br />

'Ze is jouw gast. Je kan op zijn minst even kijken hoe het<br />

met haar gaat.'<br />

Ik trok mijn jas aan en sjokte naar buiten.<br />

Muulke en Jes waren op Sjlammbams Sahara. Liesl leunde<br />

tegen het hek. Ze stond erbij alsof het haar allemaal niet kon<br />

schelen, maar mij maakte ze niks wijs.<br />

'Doe je mee?' vroeg Jes.<br />

Ik schudde mijn hoofd.<br />

'Fing is te groot geworden,' zei Muulke met een pesterig<br />

lachje.<br />

'JuUie moeten haar mee laten doen,' zei ik.<br />

'Ze mag toch meedoen?' zei Jes. 'We doen het spel juist<br />

voor háár.'<br />

'J e moet haar vragen,' zei ik. 'Anders komt ze niet.'<br />

Muulke keek me peinzend aan. 'Jij bent ook een rare. Eerst<br />

laat je haar volkomen links liggen. En dan zit je je weer druk te<br />

maken.'<br />

'Ik maak me niet druk,' snauwde ik.<br />

Muulke haalde haar schouders op. 'Mij goed, Heilige<br />

Boon. Rustig maar.' Ze draaide zich om. 'Hé, Liesl! Lies!! Hé,<br />

Pruus! Doe je mee?'<br />

Die avond wist ze de woorden al.<br />

'Welterusten, Sjar,' zeiden Jes en Liesl.<br />

'Welterusten, kinderen Boon,' zei Muulke.


'Welterusten, Nienevec,' zeidenjes en Liesl weer.<br />

'Welterusten, kinderen Boon.' Ze dacht even na en voegde<br />

er toen aan toe: 'En Liesl.'<br />

'Zo erg is ze nou ook weer niet,' zei Jes, toen het weekend<br />

voorbij was.<br />

'Het is absoluut een rare,' was Muulkes mening. 'Maar<br />

geen rotte. En er is iets met haar ... iets ... ik weet niet .. .'<br />

'Een tragische tragedie zeker,' zei ik schamper.<br />

Muulke haalde haar schouders op. 'Je bent gewoon kwaad,'<br />

zei ze. 'Maar zij kan er toch niks aan doen dat je niet doorleren<br />

mag?'<br />

'Och, hou toch je kop,' zei ik.<br />

Ik was opgelucht toen ik hoorde dat de Pruusin het hele<br />

weekend door de villa geijsbeerd had en dat ze voorlopig<br />

genoeg had <strong>van</strong> Liesls logeerpartijen. Maar dat duurde niet<br />

lang.<br />

'Hoezo "elke woensdagmiddag"?'<br />

'Dan heeft dat kind ook wat,' zei oma Mei.<br />

'Dat kind heeft al meer dan genoeg,' zei ik.<br />

'Fing .. .'<br />

'Ik zie haar al elke dag,' zei ik.<br />

'Muulke en Jes houden zich wel met haar bezig.'<br />

'Maar ik wil het niet,' zei ik. Ik hoorde zelf hoe kinderachtig<br />

dat klonk.<br />

Oma Mei keek me fronsend aan. 'Zeg, wat is er met jou?'<br />

'Niks,' zei ik.<br />

Ze schudde haar hoofd. 'Eerlijk, Fing! Je valt me tegen. Dat<br />

meisje is helemaal alleen. Je gunt haar toch wel wat?'<br />

Ik wist dat ik het vol moest houden. Ik wist dat ik het kon.<br />

Maar dan had Liesl zich aan de regels moeten houden. Dan<br />

had ze het spel moeten spelen zoals het gespeeld moest worden.<br />

Dan had ze niet vals moeten gaan spelen.


Het was vrijdagmiddag en ik was nog geen uur terug <strong>van</strong> de<br />

villa. Om onduidelijke redenen had ik vrij gekregen. Opeens<br />

zag ik de automobiel <strong>van</strong> de Sigarenkeizer die hobbelend<br />

Sjlammbams Sahara afreed en voor ons huis stopte. <strong>De</strong><br />

Pruusin en Liesl stapten uit.<br />

'We komen jullie ophalen,' zei de Pruusin.<br />

'Ophalen?'<br />

'Het is mijn Geburtstag,' zei Liesl stralend. Ze droeg een<br />

roomwitte jas met zoveel franjes dat ze zelf op een verjaardagstaart<br />

leek.<br />

'Gefeliciteerd!' riepen Jes en Muulke.<br />

'Wij doen niet aan verjaardagen,' zei ik.<br />

Oma Mei keek me scherp aan. 'Wat Fing bedoelt,' zei ze, 'is<br />

dat we het niet wisten.'<br />

Maar ik bedoelde wat ik gezegd had. Wij deden niet aan<br />

verjaardagen. Oma Mei zei altijd dat we niet het geld hadden<br />

om én Sinterklaas te laten komen én ook nog verjaardagen te<br />

vieren. Alleen zou ze nog eerder <strong>van</strong> het dak springen dan dat<br />

toe te geven aan een vreemde.<br />

'Het was ook de bedoeling dat jullie niks wisten,' zei de<br />

Pruusin. 'Liesl wilde dat het een verrassing bleef.'<br />

'We wisten het niet,' herhaalde oma Mei.<br />

'Dat geeft toch niet,' zei de Pruusin.<br />

'We hadden het graag geweten.'<br />

Wa t ze werkelijk zeiden bleef ongezegd, maar was niet<br />

moeilijk te raden. Oma Mei bedoelde dat we geen cadeau<br />

hadden. En de Pruusin bedoelde dat dat niet gaf. <strong>De</strong> twee<br />

vrouwen stonden koppig tegenover elkaar, in een onzichtbare<br />

krachtmeting en ze waren ongetwijfeld zo nog veel langer<br />

blijven staan als Muulke op dat moment niet de trap was op<br />

gerend. Toen ze weer omlaag kwam droeg ze iets dat ingepakt<br />

was, nou ja meer ingefrómmeld, in een rest behangpapier.<br />

'Het is een leencadeau,' zei Muulke. 'AJs je het uit hebt,<br />

moet je het weer terugbrengen.'<br />

Het was het boek met de Duitse griezelverhalen.<br />

154


'Een lééncadeau!' jubelde de Pruusin. 'Wat een vondst!'<br />

Liesl begon raar genoeg helemaal te glimmen. Ze keek<br />

alsof het leencadeau het allermooiste was dat iemand haar<br />

ooit gegeven had. Even dacht ik dat ze in huilen zou uitbarsten.<br />

Het cadeau had oma Mei de wind uit de zeilen genomen.<br />

Muulke, Jes en Liesl renden onder juichkreten naar de automobiel.<br />

<strong>De</strong> Pruusin liep achter ze aan, haar kometenhoed<br />

vasthoudend tegen de wind.<br />

'Ik blijf wel hier,' zei ik.<br />

'Dat hoeft niet.'<br />

<strong>De</strong> Pruusin keek vragend om.<br />

'Het is niet eens woensdag,' gromde ik tussen mijn tanden<br />

door.<br />

'Fing,' zei oma Mei; ze glimlachte vriendelijk naar de<br />

Pruusin, maar in haar ogen bliksemde het. 'Ik weet niet wat er<br />

de laatste tijd met jou aan de hand is, maar je stapt mi in.'<br />

In de automobiel hing een lucht <strong>van</strong> sigaren en eau de cologne.<br />

<strong>De</strong> Sigarenkeizer en zijn vrouw zaten voorin. Wij zaten<br />

op de met leer beklede achterbank die golvend veerde bij elke<br />

hobbel in de weg, alsof we op een schip zaten in plaats <strong>van</strong> in<br />

een automobieL<br />

Het dak <strong>van</strong> de auto was gevoerd met een dikke stof met<br />

spikkels die zo dicht op elkaar zaten dat je ze alleen met één<br />

oog dicht afzonderlijk kon zien. Hield je twee ogen open dan<br />

kwamen de spikkels los <strong>van</strong> de stof en zweefden ze vlak eronder.<br />

Jes en Liesl zaten gearmd en verzonnen een onduidelijk<br />

spel dat éénoog, tweeoog heette.<br />

'Hoe oud ben je eigenlijk geworden?' vroeg Muulke.<br />

Liesl keek onzeker naar de Pruusin.<br />

'Negen,' zei de Pruusin.<br />

'WIst je dat zelf niet?' vroeg Muulke.<br />

Liesl zweeg.<br />

'Het is niet echt haar verjaardag,' zei de Pruusin. 'Maar we<br />

15 5


vonden het gewoon leuk om iets te vieren. Samen met haar<br />

vriendinnetjes. '<br />

We stonden voor de bioscoop, maar daar konden we niet<br />

naartoe, want op vrijdagmiddag was er nooit voorstelling.<br />

To ch liep de Pruusin ernaartoe. Ineens ging de kleine zijdeur<br />

open en daar stond Bolle met een rammelende bos sleutels.<br />

Tussen de twee gecapitonneerde deuren zat een spleet zo<br />

zwart als drop. Bolle opende de deuren voor ons en we liepen<br />

het inktzwart binnen. Met een zwak schijnende lamp bracht<br />

hij ons naar voren.<br />

Ditmaal mochten we vooraan zitten. Op stoelen die niet<br />

<strong>van</strong> hout waren maar <strong>van</strong> fluweel, met deinende springveren,<br />

alsof we nog steeds in de auto <strong>van</strong> de Sigaren keizer zaten.<br />

Ik wist niet dat dat kon. Dat je zomaar een bioscoop kon<br />

binnenlopen en naar een film kijken, ook al was er geen voorstelling.<br />

Dat je zomaar in een bioscoop kon zitten, terwijl er<br />

niemand anders was.<br />

<strong>De</strong> film was een Duitse komedie. Er was een lange man met<br />

een kaal hoofd die eigenlijk butler was, maar die verwisseld<br />

werd met een miljonair. To en werd een rijke vrouw verliefd op<br />

hem. Ik kon me dat met geen mogelijkheid voorstellen, want<br />

de man was al stokoud.<br />

Liesl zat tussen ons in en deelde pepermun*s uit. Ze likte<br />

aan haar snoepje, dat oplichtte in het donker, stak het in haar<br />

mond maar haalde het steeds tevoorschijn om] cs te laten zien<br />

hoeveel kleiner het al geworden was.<br />

Ik kon het niet nalaten om me heen te kijken in de schemerige<br />

zaal. Naar de lichtstraal <strong>van</strong> de filmprojector die door<br />

een piepklein gaatje drong. Naar de ontelbare kleine stofjes<br />

die dansten in het verspringende licht. Naar alle lege stoelen.<br />

En ik dacht: wat zullen ze op school zeggen als ik vertel dat we<br />

alleen in de bioscoop zaten en een film zagen en pepermunt<br />

aten. To t ik me herinnerde dat ik al bijna een jaar niet meer op<br />

school zat.


Daarna reden we naar Wa tersleijde, waar de paters hun ldooster<br />

hadden en waar je gekleurde kaarsen kon kopen. Liesl en<br />

Jes speelden éénoog, tweeoog en ondertussen gleed het landschap<br />

voorbij. Ik deed mijn best chagrijnig te blijven, maar dat<br />

was moeilijk. Niets hield ons tegen, geen wind, geen sneeuw<br />

en elke hobbel was een feest. <strong>De</strong> auto was inderdaad een<br />

schip; ik stelde het me voor: een grote oceaanstomer. Met je<br />

ogen bijna dicht waren er geen Sigarenkeizer, geen Pruusin of<br />

I jesl meer, alleen Jes, Muulke en ik. We voeren door een zee,<br />

een zonovergoten gele zee, en de her en der oprijzende ldeine<br />

Mariakapelletjes op hun eigen heuveltjes waren eilandjes in<br />

die zee.<br />

15 7


Krombroodrapen<br />

'Schneller." schreeuwde Liesl. 'Schneller."<br />

Jes kromde zich om de kinderwagen met Liesl erbovenop.<br />

Haar gezicht was vertrokken <strong>van</strong> spanning, de pezen <strong>van</strong> haar<br />

onderarmen stonden strak. Ze zigzagden tussen de grafstenen<br />

door.<br />

Eerst was er de schrik. To en de woede. <strong>De</strong> nietsontziende<br />

woede.<br />

'Stop!' schreeuwde ik.<br />

Zodra Liesl die middag het tuinpad was op gerend was Jes<br />

haar tegemoet gelopen. Samen waren ze naar het kerkhof gegaan,<br />

smiespelend.<br />

Dit was toch wat ik gewild had?<br />

Oma Mei stak Liesl kleine stukjes appel toe, alsof ze een<br />

zeldzaam vogeltje was. <strong>De</strong> Pap en onze broers lieten goedmoedig<br />

toe dat ze de sigarenwerkplaats binncn kwam en zeurde<br />

om nog een sigaar te mogen draaien, en nog een. 'Bitte, Vati<br />

Boon.' Bitte."<br />

Muulke, voor wie de nieuwigheid er alweer af was, duldde<br />

Liesl ap haar eigen grootmoedige manier, maar ging verder<br />

haar eigen gang.<br />

Maar het was Jes die zich helemaal over Liesl ontfermde.<br />

Ze deed het zoals ik me mijn leven lang over haar ontfermd<br />

had. Zodra ze Liesl hoorde aankomen sloeg zc haar boek<br />

dicht, stopte met eten en dronk haar glas snel leeg.<br />

'Ze kan toch wel even wachten,' zei ik.<br />

Ze glimlachte naar me. 'Tot zo,' zei ze.


Zag dan niemand hoe ze was? Zag dan niemand hoe ze écht<br />

was?<br />

Ik rende naar ze toe, ging voor de op me af denderende kinderwagen<br />

staan. Het ding was zwaar en lomp en sloeg tegen<br />

mijn knieën. <strong>De</strong> pijn joeg mijn kwaadheid alleen maar meer<br />

aan.<br />

'Ben je helemaal betoeterd!' schreeuwde ik tegen Lies!.<br />

'Weet je wel wat er kan gebeuren?'<br />

'Fing,' zeijes hijgend. 'Fing!' Ze probeerde nog wat te zeggen,<br />

maar raakte verstrikt in haar eigen adem.<br />

'Straks ligt ze weer een maand plat. En dat is dan allemaal<br />

jouw schuld!'<br />

'Het is ... mijn schuld,' zei Jes. 'Ik heb niks ge ... zegd.'<br />

Muulke, die op het geschreeuw was af gekomen en het tafereel<br />

<strong>van</strong>af een afstand had bekeken, kwam dichterbij.<br />

'Zeg jij ook eens wat!' zei ik.<br />

Muulke wierp een vreemde, schattende blik op me. Toen<br />

keek ze naar Jes.<br />

'Pijn?'<br />

'Nee,' zeijes.<br />

'Kun je ademen?'<br />

'Ja.'<br />

Natuurlijk wist ik dat ze geen pijn had! En dat ze ademen<br />

kon! Wie kende de verschijnselen <strong>van</strong> een zwervelvloek beter<br />

dan ik?<br />

'Maar het hád kunnen gebeuren!' riep ik.<br />

Muulke enJes keken me zwijgend aan.<br />

'En wie krijgt er dan weer de schuld?'<br />

Ik hoorde zelf hoe schril mijn stem klonk.<br />

'Trek je er nou maar niks <strong>van</strong> aan,' zei Muulke. Ze zei het<br />

zacht, troostend, helemaal niet op de plompverloren toon die<br />

ze meestal gebruikte. Dankbaar keek ik naar haar op. Er waren<br />

genoeg keren geweest dat ik Muulke had kunnen wurgen.<br />

Nu had ik haar kunnen zoenen.<br />

159


To t ik zag dat de woorden niet voor mij bedoeld waren.<br />

Muulke had een arm om Liesl heen geslagen. '<strong>De</strong> Vloed,'<br />

zei ze vertrouwelijk. 'Je weet wel. Vrouwenkuren.'<br />

'Ik héb helemaal geen vrouwenkuren! ' riep ik met overslaande<br />

stem.<br />

Kon het erger?<br />

Ja.<br />

Ze draaiden zich om. Alle drie tegelijk.<br />

Kon het nog erger?<br />

Kon het nog veel, veel erger?<br />

0, ja.<br />

Het werd laetarezondag, halfvasten.<br />

Op de voorste kerkbanken zaten de bakkers <strong>van</strong> de stad te<br />

knikkebollen. Smeets, de bakker op de markt, gleed tijdens<br />

de preek soezend <strong>van</strong> de kerkbank af, maar kon zich nog net<br />

vastgrijpen.<br />

Laetarezondag was de dag dat de bakkers niet alleen het<br />

gewone brood bakten maar ook duizenden krombroodjes. <strong>De</strong><br />

broodjes, in de vorm <strong>van</strong> een halvemaan, zouden <strong>van</strong>af het<br />

station naar de Krombroodberg gebracht worden en daar uitgestrooid.<br />

Muulke had zoals elk jaar al dagen <strong>van</strong> tevoren een plek<br />

gekozen met de zorg en het tactisch inzicht <strong>van</strong> een generaal,<br />

zodat ze de meeste broodjes zou <strong>van</strong>gen.<br />

'Ga je mee?' fluisterde ze in de kerkbank. Ze liet haar onuitgesproken<br />

vraag in de lucht hangen: of ben je daar ook al te<br />

groot voor?<br />

Na de mis liepen onze grootmoeder, de Pap en onze broers<br />

naar huis.<br />

Wij liepen de stad uit via de Putse Poort en staken de weg<br />

over naar de Kollenberg.<br />

Waar ik vroeger altijd een kriebelig gevoel in mijn buik<br />

kreeg zodra de karren met de broodjes Sjlammbams Sahara<br />

r60


opreden, daar voelde ik nu niks. Ik haatte mezelf. Wat was er<br />

toch met me aan de hand? Mijn humeur werd er niet beter op<br />

toen ik aan het begin <strong>van</strong> de berg Liesl zag staan.<br />

Ik zei niks. Het zou toch niks uitmaken. Ze zou ons toch<br />

achternalopen, zoals sommige honden achter je aan lopen, al<br />

heb je ze vlak daarvoor met stenen bekogeld.<br />

We liepen de weg omhoog, langs de bakstenen huisjes met<br />

de nissen waarin het lijden <strong>van</strong> Christus was uitgebeeld. Langs<br />

de bakstenen 'Hof <strong>van</strong> Olijven'. Toen we langs het prikkeldraad<br />

kwamen <strong>van</strong> de groeve <strong>van</strong> de Paterskoel zag ik een gretige<br />

blik in Muulkes ogen. Dat was het enige moment dat ik<br />

blij was dat het Krombroodjesdag was.<br />

<strong>De</strong> paters <strong>van</strong> Wa tersleijde hadden de Paterskoel sinds de<br />

dood <strong>van</strong> Truuke Ruuzel weer teruggeven aan de berg. Uit<br />

respect voor haar, zei men, al waren er ook die zeiden dat de<br />

paters zo bijgelovig als de pest waren en niet de woede <strong>van</strong><br />

haar geest over zich wilden afroepen.<br />

<strong>De</strong> Krombroodberg was niet echt een berg, maar de linkerzijde<br />

<strong>van</strong> de holle weg die door de Kollenberg kronkelde. <strong>De</strong><br />

steile lemen helling was zo'n twintig meter hoog en hier en<br />

daar begroeid met majestueuze eikenbomen, die met hun<br />

wortels de grond houvast gaven.<br />

Muulke klom moeiteloos omhoog, gebruikmakend <strong>van</strong><br />

blootliggende wortels.<br />

Liesl hield de hand <strong>van</strong> Jes vast. Ze keken toe hoe Muulke<br />

hoger en hoger klom. Algauw was ze bijna uit het zicht verdwenen.<br />

'Kom,' zei Lies!. 'Kom nou.'<br />

Jes keek omhoog.<br />

'<strong>De</strong>nk erom datjes beneden blijft,' had oma Mei tegen me<br />

gezegd.<br />

Dat zei ze elk jaar. Niet dat het nodig was, want het verbod<br />

stond in mijn hart gegrift door alle dreigende voorspellingen<br />

voor Jes haar rug.<br />

161


Ik: keek naar hun vervlochten handen.<br />

Ik: zei niets.<br />

Liesl trok Jes mee.<br />

Ik volgde ze.<br />

'Daarlangs,' riep Muulke bazig. 'En dan dáár vasthouden.<br />

Die wortel, nee, die! En dan daar naartoe.'<br />

J es hijgde, maar ze gaf niet op. Liesl hielp haar langs de<br />

moeilijkste stukken.<br />

'Hier!' zei ze net zo bazig als Muulke. 'Und jetzt dahin.'<br />

Naarmate we verder kwamen, leek het of Jes' bewegingen<br />

krachtiger en meer zekerder werden. En ze juichte toen<br />

Muulke haar de hand reikte en omhoog trok.<br />

'Kom!' riep ze opgewonden naar me. 'Kom nou!'<br />

Dit jaar had Muulke zichzelf overtroffen. Ze had haar arendsnest<br />

gebouwd op een klein lemen platformpje aan de zijkant<br />

<strong>van</strong> de berg. Er waren spits gesneden takken die hecht gevlochten<br />

waren tot een wal die broodpikkers moesten tegenhouden.<br />

Er zat zelfs een vernuftig poortje in, dat met een<br />

scharnier en touw kon open- en dichtklappen.<br />

In de verte hoorden we de fanfare al. Misschien kwam het<br />

daardoor. Van het ene op het andere moment viel ik weer samen<br />

met de Fing die ik geweest was. Ik kreeg de kriebels. En<br />

toen er een paar jongens een oog op onze plek lieten vallen,<br />

greep ik een tak en joeg ik ze samen met Muulke weg.<br />

<strong>De</strong> fanfare boemelde onder ons voorbij. <strong>De</strong> manden werden<br />

een voor een naar boven gebracht. <strong>De</strong> laatste schoolklassen<br />

kwamen aan, roezemoezend <strong>van</strong> opwinding.<br />

En toen viel er een stilte.<br />

'Het gaat beginnen,' zei Jes met rode wangen. Ze kneep in<br />

mijn hand.<br />

Vanaf het moment dat de eerste regen krombroodjes op<br />

ons neerdaalde, was ik alles vergeten. Ik: griste broodjes weg,<br />

wrong me tussen twee vechtende jongens in om er met de<br />

buit <strong>van</strong>door te gaan. Muulke zag me en barstte uit in een tri-


omfantelijkindianengehuil. Ik klom en daalde tot mijn benen<br />

pijn deden en mijn hart uit m'n borstkas leek te branden. We<br />

verzamelden zoveel krombroodjes als we konden. Eén keer<br />

zag ik Muulke een enorme buikschuiver maken; ik hield mijn<br />

adem in, maar ze kwam gewoon weer overeind, al zat haar<br />

hele jurk onder het zand.<br />

Het was weer als vroeger.<br />

Het zou weer altijd als vroeger zijn.<br />

We vingen vijfendertig broodjes. To en de laatste kinderen<br />

verdwenen, zaten wij nog op Muulkes arendsnest. We aten<br />

zoveel broodjes dat we zowat ploften. Muulke en Liesl hoden<br />

tegen elkaar op met verhalen over buikschuivers en rot jongens.<br />

To en het licht begon te verdwijnen uit de boomtoppen<br />

en het kil werd propten we de overige broodjes in de zakken<br />

<strong>van</strong> onze jassen en gingen omlaag.<br />

Halverwege de Kollenberg bleef Jes staan. Haar wangen<br />

waren nog steeds rood en haar donkere ogen leken gloeiende<br />

steenkooltjes.<br />

'Gaat het?' vroeg ik.<br />

Ze lachte. 'Ja ja,' zei ze. 'Ja ja!'<br />

Die nacht kreeg ze koorts. Haar voorhoofd gloeide en de pijn<br />

werd zo erg dat ze nauwelijks durfde te ademen. To en, <strong>van</strong> het<br />

ene moment op het andere, verstijfde ze en viel flauw.<br />

<strong>De</strong> Pap fietste Sjlammbams Sahara af alsof zijn leven er<strong>van</strong><br />

afhing. Het was pas uren later dat hij Heer Dokter vond. Die<br />

bleek voor een bevalling met een stuitligging onderweg naar<br />

een <strong>van</strong> de dorpen buiten de stad.<br />

En al die tijd zat oma Mei aan het bed <strong>van</strong> Jes, koelde haar<br />

voorhoofd met natte doeken, sprak haar lief of streng toe.<br />

Het was tegen de ochtend dat Heer Dokter Negen Open<br />

Armen binnenkwam en toen hij wegging was zijn gezicht <strong>van</strong><br />

vermoeidheid net zo grauw als de lucht.<br />

'Ik kom <strong>van</strong>middag nog terug,' zei hij.


Oma Mei knikte.<br />

To en we de keuken in kwamen pakte ze me bij mijn arm en<br />

zei: 'Ik geloof dat jij me wat uit te leggen hebt.'<br />

Ik begon te huilen.<br />

Later zei ze: 'Ik snap dat niet alles even gemakkelijk voor je is.<br />

Ik besef dat ik je veel verantwoordelijkheid laat dragen. Maar<br />

ik zou het niet vragen als ik niet zeker wist dat je het dragen<br />

kon.'<br />

Ze zei: 'Er is geen excuus voor wat je hebt gedaan. Je had Jes<br />

nooit de berg op mogen laten gaan. Dat wist je. Je hebt haar<br />

gezondheid in gevaar gebracht. En dan bedoel ik niet dat ze<br />

een week lang op bed moet liggen om te herstellen.'<br />

Ze zei: 'Ik heb het je nooit verteld. Ik heb je er nooit mee<br />

willen belasten, maar je moet het maar weten. Het grootste<br />

gevaar is niet haar rug, maar het zijn haar longen. Als de zwervel<br />

niet op de juiste plek volgroeit, zal ze kromgroeien. Dan<br />

bestaat de kans dat haar ribben haar longen doorboren. Dan<br />

kan ze sterven.'<br />

Ik herinner me alleen nog maar het keukenraam. Hoe de dag<br />

als een schuwe hond naar binnen sloop, en dat iedereen uitgeput<br />

in slaap gevallen was, terwijl ik zelf zeker wist dat ik nooit<br />

meer slapen zou.<br />

lk herinner me het lompenhuisje naast ons huis, dat scheefgezakt<br />

in de wind piepte, maar ik weet niet meer hoe ik er<br />

gekomen was of waarom.<br />

En ik herinner me Liesl.<br />

Liesl, die opeens midden op Sjlammhams Sahara stond.


Betaalfamilie<br />

Ik zou kunnen zeggen dat ik die ochtend doodmoe was. En<br />

dat ik verschrikkelijk bang was dat het mijn schuld zijn zou<br />

als J es zou doodgaan. Of ik zou kunnen zeggen dat ik mezelf<br />

niet was. Dat het daardoor kwam. Maar dat zou een leugen<br />

zijn. En als ooit iemand zou zeggen dat ik het nooit gedaan<br />

zou hebben als ik toen alles over Liesl geweten had, dan zou ik<br />

hopen dat diegene gelijk had. Maar ik zou er allerminst zeker<br />

<strong>van</strong> ZIJn.<br />

'Wat kom je doen?'<br />

'Isjes ziek?'<br />

'Wie zegt dat?'<br />

'Is het waar? Is Herr Doktor <strong>van</strong>nacht langsgekomen?'<br />

Liesls stem beefde een beetje, ze was buiten adem. Pas veel<br />

later realiseerde ik me dat het de enige keer was dat ze alleen<br />

naar Negen Open Armen gekomen was. En hoe uitzonderlijk<br />

dat was, als je naging dat ze maar zelden op eigen houtje de<br />

villa verliet.<br />

Maar het enige wat ik toen denken kon was dat Betje Garen<br />

weer eens grondig werk verricht had.<br />

Liesls hand maakte een onzekere beweging naar mij toe.<br />

'Nicht weinen, ' zei ze. 'Nicht weinen, Fing. Het komt wel<br />

goed.'<br />

Ik had alles kunnen verdragen, de woede <strong>van</strong> mijn grootmoeder,<br />

het verdriet <strong>van</strong> de Pap, de zorg <strong>van</strong> Heer Dokter;<br />

het was alsof de nacht me doof had gemaakt voor elk gevoel.<br />

Voor alles behalve Liesls medelijden.<br />

'Kan ik haar zien?' vroeg ze.<br />

165


'Ze slaapt.'<br />

'Dan wacht ik wel.'<br />

'Ga weg,' zei ik.<br />

'Ik wil haar zien.'<br />

'Niemand kan je nu gebruiken. Ga weg!'<br />

Er kwam iets hooghartigs in haar gezicht. 'Jes is mijn vriendin.'<br />

'Dacht je dat,' zei ik.<br />

Ik liep de trappen op, naar onze slaapkamer, pakte wat ik nodig<br />

had en liep weer Sjlammbams Sahara op. Het plan ontstond<br />

ter plekke, ontvouwde zich terwijl ik naar haar toe liep.<br />

Ik dacht geen moment na over wat ik deed.<br />

'Hier.'<br />

'Wat moet ik daarmee?'<br />

'Een cadeautje.'<br />

'Wat moet ik met een cadeautje?'<br />

'Niet voor jou. Voor Jes.'<br />

Ik duwde het in haar handen. Het rammelde.<br />

'Wil je niet kijken?'<br />

Ze keek me wantrouwend aan.<br />

'Het is ook jóuw cadeau,' zei ik.<br />

Ze bleef ermee in haar handen staan. Dus ik pakte het <strong>van</strong><br />

haar over.<br />

'Niet dat het een verrassing is,' zei ik. 'Jes weet het natuurlijk<br />

allang.'<br />

Ik opende het blik. <strong>De</strong> munten <strong>van</strong> de Pruusin vulden het al<br />

voor driekwart.<br />

'Zo'n operatie is natuurlijk niet goedkoop,' zei ik. 'Die<br />

zwervel moet worden vastgezet. Ik geloof met zilveren pinnen,<br />

en die zijn natuurlijk ook niet goedkoop.' Ik glimlachte.<br />

'Ze is je zo dankbaar. Ze zal het nooit zeggen, dat snap je,<br />

maar ik weet <strong>van</strong> haar dat het zo is. Jes was blij dat ze zelf ook<br />

wat kon verdienen.'<br />

Het was moeilijk te zeggen wanneer ze het doorkteeg. Het<br />

I66


ene moment staarde ze dommig en een beetje verbaasd naar<br />

het geld, het andere moment trok ze asgrauw weg.<br />

'Je wist het toch zeker wel?' zei ik.<br />

'Gelogen!' riep ze.<br />

'Ach. Dacht je écht...?'<br />

'Gelogen.'<br />

Dacht je dat mijn familie zomaar met jou omgaat?'<br />

'Gelogen!'<br />

'We krijgen geld om met jou om te gaan. Van je Tantchen.<br />

Elke week.'<br />

'Lügnerin!'<br />

Ik kieperde het overvolle blikje om. <strong>De</strong> kwartjes, stuivers<br />

en dubbeltjes vielen rinkelend op Sjlammbams Sahara.<br />

'We zijn een betaalfamilie!' riep ik.<br />

Ze liep weg, eerst langzaam; toen zette ze het op een rennen.<br />

To en ik weer bovenkwam waren de ogen <strong>van</strong> Jes open, maar<br />

troebel.<br />

'Fing?'<br />

'Ik ben hier.'<br />

'Niet weggaan.'<br />

'Nooit.'<br />

'Fing?'<br />

'Ja?'<br />

'Ik dacht dat ik iemand hoorde.' I-laar blik werd iets helderder.<br />

Ze keek naar het ochtendgrijs dat in de kamer hing.<br />

'Het is nog vroeg hè?' vroeg ze.<br />

'Heel vroeg,' zei ik.<br />

'Dan denk ik dat ik het gedroomd heb.' Ze wierp me een<br />

dapper beverig glimlachje toe dat mijn hart duizendmaal brak.<br />

Ik wist dat ik te ver gegaan was. Ik wist dat ze het niet op zich<br />

zou laten zitten. Niet Lies!.<br />

Ik was dan ook nauwelijks verbaasd dat toen ik die maandag


ij de villa kwam, Anna en de Pruusin al op me stonden te<br />

wachten. Anna met een grimmig gezicht en de Pruusin ontdaan.<br />

'Ik heb het altijd al gezegd,' zei Anna.<br />

Liesls wraak was bewonderenswaardig. Er waren twee spelletjesdozen<br />

uit haar slaapkamer verdwenen, vijf glazen dansfiguurtjes<br />

uit het kabinet <strong>van</strong> Anna, een doos sigaren uit het<br />

magazijn en zilveren bestek uit de keuken.<br />

En alles lag keurig in de kast waar mijn nette jurk hing.<br />

'Fing?' zei de Pruusin.<br />

Ik zweeg.<br />

<strong>De</strong> Sigarenkeizer moest eraan te pas komen.<br />

'Ik heb net Liesl gesproken,' zei hij. 'Ze zegt niet alleen dat<br />

jij die dingen gestolen hebt,' zei de Sigarenkeizer. 'Maar dat je<br />

haar dwong ook te stelen.'<br />

Ik hoorde de Pruusin geschokt inademen.<br />

'Ik kan dit niet tolereren,' zei de Sigarenkeizer kalm. 'Het<br />

is dat je voor Liesl zoveel betekend hebt. Daarom zal ik er<br />

geen politie hijhalen. Je ontdekking was je straf. Maar ik mag<br />

hopen dat je je de rest <strong>van</strong> je leven hiervoor diep schaamt.'<br />

Normaal zou één woord <strong>van</strong> de machtige Sigarenkeizer me<br />

het schaamrood op de kaken gejaagd hebben, maar nu voelde<br />

ik niets. Helemaal niks.<br />

Nog geen vijf minuten later stond ik op de stoep <strong>van</strong> de<br />

villa en viel de deur achter me dicht.<br />

To en ik me omdraaide zag ik nog net het gordijn <strong>van</strong> Liesls<br />

slaapkamer bewegen en stilvallen. Ik dacht even dat ik haar<br />

hoorde huilen, maar dat was natuurlijk onzin.<br />

Oma Mei reageerde voor haar doen buitengewoon kalm. Ze<br />

schrobde de nerven uit de rammelende planken <strong>van</strong> de keukenvloer.<br />

Ze knipte zakdoeken <strong>van</strong> een oud laken in onooglijk<br />

scheve ruiten.<br />

'Gaat het weer wat beter?' vroeg de Pap voorzichtig.<br />

r68


'Prima!'<br />

'Maakt u zich nict te druk?' vroeg Krit.<br />

'Omdat mijn eigen kleindochter beschuldigd wordt <strong>van</strong><br />

diefstal?'<br />

'Het is gewoon een misverstand,' zei de Pap sussend.<br />

Krit en Sjeer begonnen te lachen.<br />

'Fing, een dieveggc!'<br />

'Het moet niet gekker worden,' zei de Pap weer.<br />

Nu begon iedereen te lachen.<br />

Het argument leek oma Mei te overtuigen. Of misschien<br />

had ze gewoon de puf niet meer om zich te verzetten, niet met<br />

de zorg voor Jes erbij. Ze liet een lange zucht ontsnappen.<br />

'Ik zal eens met de Sigarenkeizer praten,' zei de Pap.<br />

'Geen denken aan!' zei oma Mei bcslist. 'Praten is schuld<br />

bekennen.'<br />

Ik herinner me nog de roekeloze opluchting die me overviel<br />

toen ik wegliep <strong>van</strong> de villa. En ik weet ook nog dat ik dacht:<br />

Nooit, nooit, voor de rest <strong>van</strong> mijn leven ga ik die villa meer<br />

in, nooit, nooit, hoef ik meer in de buurt te zijn <strong>van</strong> Liesl, het<br />

nichtje <strong>van</strong> de Pruusin.<br />

Het maakte een liedje in mijn hoofd. Ik voelde me bij elke<br />

stap lichter worden.<br />

Nooit, nooit,<br />

ga ik die villa meer in<br />

nooit, nooit,<br />

meer Liesl<br />

nichtje <strong>van</strong> de Pruusin.<br />

Ik had het voor de zoveelste keer mis.


<strong>De</strong>el 3<br />

Gods bakplaat<br />

I940-1941


Een nieuwe karavaan<br />

To en het uiteindelijk oorlog werd, was het alsof de tijd aan<br />

een slap touw had vastgezeten en nu met een gonzende ruk<br />

strakgetrokken werd. Het gegons begon in mijn slaap, maar<br />

op het moment dat ik mijn ogen opende klonk het nog steeds.<br />

Muulke en Jes lagen doodstil naast me en keken omhoog.<br />

Ik zag hun ogen in het donker blinken. Het gegons werd geronk.<br />

Ergens in het huis begon iets te trillen en toen te rinkelen.<br />

Oma Mei beende de slaapkamer binnen en ik hoorde de<br />

Pap en onze broers de trap af stommelen.<br />

'Aankleden en naar beneden,' zei oma Mei.<br />

'Gaat de oorlog nu beginnen?' vroeg Jes.<br />

'Hij is al begonnen,' antwoordde oma Mei.<br />

'Midden in de nacht?' vroeg Muulke geërgerd.<br />

Met tegenzin verlieten we ons warme bed. Jes vroeg of<br />

ze haar rechthouder moest aantrekken. Onze grootmoeder<br />

maakte een gebaar dat <strong>van</strong> alles kon betekenen en haalde de<br />

dekens <strong>van</strong> onze bedden. We keken haar aan.<br />

'Wat nou?' zei oma Mei. 'We weten niet hoe lang dit gaat<br />

duren. En dan is het beter dat we in de kelder zitten.'<br />

'In de kelder?' vroeg Muulke. 'Waarom .. . '<br />

Oma Mei joeg ons als een koppel ganzen voor zich uit. We<br />

bonkten de gammele houten trap af, waar de Pap ons al opwachtte<br />

met zijn petroleumlamp. Verbaasd en met tegen het<br />

licht knipperende ogen keken we om ons heen.<br />

Ze moest het die week in stilte voorbereid hebben. In de<br />

tweede kelder, waar normaal de sjlamm lag en de kolenkit<br />

stond, lagen nu strozakken. Er stond een lage oude commode


met een petroleumlamp en de kleine pendule <strong>van</strong> oma Meis<br />

slaapkamer. Zelfs het afgedankte Wondergezondheidsbed <strong>van</strong><br />

Jes stond er, met dekens en kussens zodat het een bankje leek.<br />

Het was er haast knus.<br />

To en begon het wachten.<br />

<strong>De</strong> wereld was kierewiet geworden. Iedereen had ruzie gekregen<br />

met de Pruuse nadat die Polen waren binnengevallen.<br />

Daarna kwamen de Russen, die de helft <strong>van</strong> Polen voor zichzelf<br />

wilden hebben en dus verklaarde de wereld niet alleen<br />

de Pruuse maar ook Rusland tot vijand. Volgens de theorie<br />

<strong>van</strong> onze broers konden de Pruuse dat op hun heurt weer niet<br />

uitstaan; ze wilden de grootste en de enige zijn in wat dan ook,<br />

dus vielen zij weer <strong>De</strong>nemarken en Noorwegen binnen.<br />

<strong>De</strong> Pap had volgehouden dat ons land een erwtenlandje<br />

was dat niemand wilde hebben. En trouwens, had hij gezegd,<br />

we waren in de vorige oorlog ook neutraal gebleven, en als het<br />

er al om zou spannen zou dat ook nu weer gebeuren.<br />

'Nou ja!' hoorde ik hem ontsteld mompelen, iedere keer als<br />

er een vliegtuig overvloog. 'Nou ja!'<br />

Muulke had de oorlog al duizend keer bij elkaar verzonnen.<br />

Er hoorden kanonnen bij, woeste gevechten en wilde achtervolgingen,<br />

en er moesten ook massa's mensen worden gered.<br />

Maar oorlog was vooral gapen. Gapen en gapen doorgeven.<br />

Het begon bij Pie, die gaf zijn gaap door aan Eet, die aan Krit,<br />

tot we allemaal aan de beurt waren geweest. To en Pie opnieuw<br />

aanstalten maakte hoorden we in de verte een paar droge<br />

knallen. Het leek nergens naar.<br />

<strong>De</strong> pendule tikte oorverdovend. Jes begon <strong>van</strong> de zenuwen<br />

te giechelen. Er vlogen weer vliegtuigen over, heel laag dit<br />

keer, hun geronk deed de treden <strong>van</strong> de gammele houten keldertrap<br />

klepperen.<br />

Het werd weer stiL<br />

Krit begon aan de derde gaapronde.<br />

'Ik hoor wat,' zei Sj eer.<br />

174


Onze broers schoten als één man overeind.<br />

'Zitten,' zei oma Mei.<br />

'Maar ... '<br />

'Zitten.'<br />

Onze broers zegen bokkig neer.<br />

'We blijven allemaal zitten,' zei oma Mei, om vervolgens<br />

zelf bij het eerstvolgende geluid haar gebod als eerste te overtreden.<br />

Er kwamen stemmen <strong>van</strong> buiten. Ze denderde de<br />

keldertrap op, doof voor onze protesten. <strong>De</strong> Pap schoot haar<br />

achterna en draaide zich halverwege de trap om. Het was de<br />

eerste en enige keer in mijn leven dat ik hem streng hoorde<br />

Z1Jn.<br />

'Als er ook maar iemand aan de keukendeur komt, kan hij<br />

er<strong>van</strong> verzekerd zijn dat hij de rest <strong>van</strong> zijn leven niet meer<br />

kan zitten. Begrepen?'<br />

En daarna stiefelde hij de trap op en naar buiten.<br />

Onze broers monkelden.<br />

Ik zag Muulke nadenken. Als M uulke ging nadenken moest<br />

Je oppassen.<br />

'Zei hij niet dat we <strong>van</strong> de keukendeur moesten afblijven?'<br />

ze1 ze.<br />

Onze broers gromden, haar woorden waren duidelijk een<br />

marteling voor hun oren.<br />

'<strong>De</strong> kéukendeur?' herhaalde ze.<br />

'Muulke!' waarschuwde ik, maar het was al te laat. 1àen<br />

Muulkes idee tot hen doordrong grijnsden ze als wolven en<br />

denderden ze vervolgens als een bataljon de gammele trap op.<br />

'Jullie snappen best wat de Pap bedoelt,' riep ik terwijl ik ze<br />

achternarende, omhoog en daarna de gang in.<br />

<strong>De</strong> Pap had het niet over de voordeur gehad, om de simpele<br />

reden dat de voordeur zo klemde dat we hem nauwelijks<br />

gebruikten.<br />

Toen ze tussen de kier door glipten, wist ik wat ik altijd<br />

weer vergat. Wat we allemáál altijd vergaten. Onze grote<br />

broers mochten dan iedereen er<strong>van</strong> overtuigd hebben dat ze<br />

175


groot waren, ze waren nog altijd klein genoeg om door een<br />

kier te kunnen ontsnappen.<br />

Muulke glipte achter ze aan voor ik haar kon tegenhouden.<br />

Weifelend bleef ik in de deuropening staan terwijl een plotselinge<br />

windvlaag de paraplubak met de paraplu <strong>van</strong> oma Mei<br />

met luid gekletter omkieperde.<br />

'Wat sta je daar nou?' zei Jes, terwijl ze ook langs me heen<br />

glipte.<br />

In de verte hoorden we onze grootmoeder al tekeergaan.<br />

To en we aankwamen zagen we dat ze zelf klaarblijkelijk niet<br />

goed wist voor wie haar scheldkanonnade nu precies bedoeld<br />

was. Het ene moment richtte ze zich tot de mannen die over<br />

de weg kwamen en het andere moment tot onze broers, terwijl<br />

ze links en rechts oorvijgen uitdeelde, ongeacht wie haar<br />

voor de handen kwam.<br />

'Slaat ze de Pruuse?' vroeg Jes verbijsterd.<br />

Maar het waren Hollanders, goddank.<br />

'Jullie gaan verkeerd!' riep oma Mei. 'Dáár moeten jullie<br />

zijn.' Ze wees in de richting <strong>van</strong> de grens.<br />

Een man spoog op de grond. 'Hier valt niks tegen te doen.'<br />

'Tegen de Pruuse valt <strong>van</strong> álles te doen,' riep oma Mei woedend.<br />

'Waar heb je anders die geweren voor?'<br />

'Wat nou, Pniuse!' riep de man, die alweer verder liep. 'Ik<br />

heb het over het stof <strong>van</strong> die kloteweg! Geen mitrailleur die<br />

het meer doet!'<br />

Of het waar was wisten we niet, maar wat de reden ook<br />

was, de mannen verdwenen in de nacht. Snel daarna stopte<br />

het schieten. Na de stilte kwam nog meer stilte, een kolossaal<br />

gat <strong>van</strong> stilte, toen nieuw geronk, een zwaar dreunend geronk<br />

dat Sjlammbams Sahara over zijn hele lengte deed trillen.<br />

Het was ochtend. We zagen <strong>van</strong>uit ons keukenraam pantserwagens<br />

en tanks naderen. Ze waren zo breed en lomp dat<br />

Sjlammbams Sahara ineens een nauwe steeg leek. Ze klauwden<br />

de aarde om, sloegen putten in de weg.<br />

'Wat is dat voor gebrul?' vroeg Jes hang.


'<strong>De</strong> tanks,' zei ik.<br />

'Welnee!' riep Muulke met vuurrode wangen. 'Het is de<br />

wég die brult! Het is de weg!'<br />

Op dat moment klonk er een daverende !dap, die ons huis<br />

tot in de nok deed rammelen.<br />

Toen we uit het raam keken stond een pantserwagen met<br />

gierende motoren stil tegen de coniferenhaag. Hij moest geproheerd<br />

hebhen om een andere wagen in te halen en was<br />

daardoor iets te veel in de haag beland.<br />

Een soldaat tuurde geschrokken over de rand. Daarna dook<br />

hij weer weg; de wagen trok schokkend achteruit en draaide<br />

een halve slag. Toen pas werd de schade zichtbaar. Het dikke<br />

ijzer <strong>van</strong> de pantserwagen was ingedeukt als een conservenblikje.<br />

Er ontstond geharrewar. Soldaten sprongen uit tanks, hielden<br />

hun geweren in de aanslag en prikten schreeuwend in de<br />

haag. Die wiebelde als <strong>van</strong>ouds en dat bracht ze nog meer in<br />

verwarring.<br />

Misschien dachten ze dat het sabotage was.<br />

Dat er betonnen putringen in de haag verborgen zaten.<br />

En dat terwijl ze niet meer hadden hoeven doen dan even<br />

omhoog te kijken.<br />

Het was zo'n grappig gezicht dat Muulke begon te lachen.<br />

Oma Mei sloot gauw het raam en snauwde dat M uulke moest<br />

ophouden, maar zelfs zij zag er uiteindelijk wel de grap <strong>van</strong> in.<br />

Hoog boven hen uit torende de grote linde. <strong>De</strong> linde die de<br />

afgelopen jaren zo groot geworden was dat hij voor de helft in<br />

de haag gegroeid was.<br />

<strong>De</strong> linde die als enige echt verzet geboden had.<br />

En zo gebeurde het dat over de weg waar ooit Niencvee en<br />

haar familie in een karavaan aangekomen waren, en daarna<br />

Liesl met de Sigarenkeizer en de Pruusin, een derde karavaan<br />

arriveerde, de langste en meest onwelkome <strong>van</strong> allemaal.<br />

I77


Niet voor kinderen<br />

Die eerste week sliepen we in de kelder. Overdag mochten we<br />

niet naar buiten. Muulke juichte omdat ze niet naar school<br />

hoefde, maar haar blijdschap duurde precies een uur. <strong>De</strong> rest<br />

<strong>van</strong> de week was ze chagrijnig.<br />

Oma Mei verzon de meest ingrijpende voorjaarsschoonmaak<br />

die er ooit in Negen Open Armen gewoed had. Ze zorgde<br />

ervoor dat niemand <strong>van</strong> ons, onze broers en de Pap incluis,<br />

ook maar vijf meter <strong>van</strong> ons huis verwijderd raakte. Ze liet<br />

meubels verschuiven, de grote staande klok binnenstebuiten<br />

keren, ze liet ons de ketels en pannen schuren met staalborstels.<br />

Er moest een hoek behangen worden met behangpapier<br />

dat nog over was.<br />

'Daar komt nooit iemand,' protesteerden onze broers, die<br />

zich zo ge<strong>van</strong>gen voelden dat ze <strong>van</strong> de weeromstuit elkaars<br />

zinnen niet meer afmaakten en zulke lange tenen kregen dat<br />

onze grootmoeder ze uiteindelijk elk aan het werk zette in een<br />

<strong>van</strong> de vier hoeken <strong>van</strong> het huis om te voorkomen dat ze elkaar<br />

te lijf gingen.<br />

En ondertussen waren wij nog niet klaar met de ketelborstelarij<br />

of ze stuurde ons alweer de zolder op om alle dozen en<br />

zakken <strong>van</strong> links naar rechts te verplaatsen en daarna weer <strong>van</strong><br />

rechts naar links.<br />

Door het raam <strong>van</strong> de zolder zagen we de Duitse troepen<br />

langs marcheren. <strong>De</strong> meeste soldaten zagen eruit als verklede<br />

boerenjongens. Ze zongen en ze lachten en toen Muulke er<br />

uiteindelijk in slaagde even aan de aandacht <strong>van</strong> onze grootmoeder<br />

te ontsnappen, en zittend op het tuinhek deed alsof ze


er eentje met haar vinger doodschoot, zakte die met rollende<br />

ogen door zijn knieën, om daarna op te veren en Muulke een<br />

knipoog te geven.<br />

Jes kreeg een paar nachten verschrikkelijke nachtmerries,<br />

waar zelfs oma Mei weinig aan doen kon. Uiteindelijk was het<br />

de Pap die in het holst <strong>van</strong> de nacht naast ons bed kwam staan.<br />

'Straks schieten ze me dood,' huilde Jes.<br />

'Welnee,' zei de Pap. 'Wie is er nou hoos op kinderen?'<br />

Jes stopte haar vingers in haar oren. 'Maar dan schieten ze<br />

op U! Of Oma Mei!'<br />

'Kwatsj,' zei de Pap. Hij haalde voorzichtig haar vingers uit<br />

haar oren. '<strong>De</strong> Pruuse hebben toch zelf kinderen. Die snappen<br />

ook dat kinderen op zijn minst een vader en een oma nodig<br />

hebben? En trouwens: de oorlog is nu voorbij.'<br />

'Ze zijn alleen gestopt met vechten,' zei ik.<br />

'Zonder vechten ook geen oorlog,' zei de Pap.<br />

To en we de stad weer in mochten was de oorlog die geen oorlog<br />

was verloren. <strong>De</strong> voorjaarszon was al warm. Er hing een<br />

leeuwerik in de lucht die in de strakblauwe lucht omhoogklom<br />

en zich de longen uit het kleine lijf zong.<br />

Op de markt speelde een Duitse muziekkapel met grote trompetten,<br />

fluiten en trommels die schitterden in de zon. We keken<br />

naar de gaten in de huizen, naar een omgevallen muur,<br />

naar de dode koe <strong>van</strong> de stadsboerderij, waar<strong>van</strong> gezegd werd<br />

dat ze <strong>van</strong> schrik gestorven was. Muulke prikte met een tak<br />

in het bolle oog, totdat een Duitse soldaat zei dat ze daarmee<br />

moest ophouden, omdat nette meisjes dat soort dingen niet<br />

deden. Hij keek geschokt.<br />

We hoorden dat er twintig soldaten gesneuveld waren,<br />

maar geen <strong>van</strong> hen kwam uit onze stad. <strong>De</strong> enige dode hurger<br />

was een man die uit de kerktoren gevallen was. Het was een<br />

raar verhaal. Niet alleen zat het torenraampje zo hoog dat je<br />

er nauwelijks bij kon en was het zo smal dat je je er nauwelijks<br />

1 79


doorheen kon wurmen, het was niet eens een katholiek die<br />

doodgevallen was, maar een Jud.<br />

Er liepen Duitse soldaten met geweren rond, maar die zagen<br />

er niet uit alsof ze zin hadden ze ooit te gebruiken. Ze<br />

kochten taartjes en aten die op en ze rookten sigaretten en<br />

lachten en kletsten in de zon. Hun geweren stonden tegen de<br />

etalage <strong>van</strong> de bakker.<br />

Ik kon me maar twee dingen voorstellen: oorlog of geen<br />

oorlog. Dit was iets raars ertussenin.<br />

Maar er kwamen weer maandagen, en vrouwen hingen de<br />

was weer op de bleek. En er kwamen dinsdagen en woensdagen,<br />

en de post werd weer bezorgd.<br />

Niet iedereen was rouwig om de komst <strong>van</strong> de Pruuse. Ik<br />

had de vrouw <strong>van</strong> Nol Wauben, de slachter, met haar drie<br />

zoons chocolade en sinaasappelen zien uitdelen aan de soldaten.<br />

En ze waren lang niet de enigen.<br />

'Dat zijn domkoppen,' zei Betje Garen in haar winkel. 'Die<br />

denken dat het beter is om onder de Pruuse te leven dan onder<br />

de Hollanders.'<br />

'Is het dan beter onder de Hollanders te leven?' vroeg iemand.<br />

'Het beste is om onder niemand te leven,' zei Betje Garen.<br />

Het was voor zover ik weet de eerste en enige keer dat oma<br />

Mei het met de kruidenierster eens was.<br />

r80


Mejuffrouw Vroon<br />

'1ànte Trude, de kindse oudnicht <strong>van</strong> oma Mei had het loodje<br />

gelegd. Ze was de avond voor de inval ingeslapen, rustig en<br />

tevreden als een pasgeborene. <strong>De</strong> pastoor had opgelucht een<br />

dankgebed naar de <strong>hemel</strong> gezonden. Tante Trude had ruim<br />

een week op haar begrafenis moeten wachten in de kelders <strong>van</strong><br />

het ziekenhuis, gekoeld tussen blokken ijs <strong>van</strong> de ijsfabriek.<br />

Er was een dienst voor haar in de Michaelskerk, ze werd<br />

door de Daamsen naar het kerkhof gebracht en daarna was er<br />

koffie met vlaai bij ons thuis.<br />

Ik hielp oma Mei in de keuken.<br />

'Geef de Daamsen ook wat,' zei oma Mei.<br />

'Kan Muulke dat niet doen?' vroeg ik. 'Of Jes?'<br />

'Ik vraag het jou,' zei oma Mei, en ze duwde het dienblad in<br />

mijn handen.<br />

<strong>De</strong> doodgravers zaten zwijgend op de panden <strong>van</strong> hun<br />

zwarte frakken in het gras.<br />

Zesde Schouder zat een beetje apart. To en ik hem koffie<br />

inschonk keek hij nauwelijks op. En ik was er bijna tussenuit<br />

gepiept, als hij me niet ineens aangekeken had, eerst nog verstrooid<br />

en toen ineens verbaasd. Ik kreeg een vuurrood hoofd<br />

en maakte dat ik wegkwam.<br />

Net toen ik dacht dat het niet erger kon, kwam er een man<br />

naar me toe die om koffie vroeg. Maar toen ik inschonk keek<br />

hij helemaal niet naar de koffie. Ik kreeg weer een rood hoofd<br />

en hield het dienblad snel voor mijn borstkas.<br />

'Je krijgt ze, ' had Muulke een paar weken eerder opgewonden<br />

gezegd. Dat ik de rode vloed kreeg vond ik tot daaraan<br />

181


toe. Als ik goed oppaste zou niemand het merken. Maar de<br />

rare knobbels die borsten moesten gaan worden, die kon ik<br />

niet verborgen houden. Dat bleek nu al.<br />

In de keuken kwam een vrouw op me af. Ze was plomp en<br />

had een kapsel als een mijnwerkershelm.<br />

'Ik hoorde dat je een betrekking zocht?'<br />

'Mevrouw?'<br />

'Ik ben een kennis <strong>van</strong> je tante Trude, mejuffrouw Vroon.'<br />

Ze vertelde dat ze iemand zocht die overdag licht huishoudelijk<br />

werk kon doen.<br />

Ik geloof dat ik niet erg enthousiast reageerde.<br />

Nettie <strong>van</strong> Nol had al beloofd een goed woordje voor me<br />

te doen. Ze had vroeger bij de Rosita gewerkt, de tricotagefabriek.<br />

Ze had gehoord dat ze daar misschien nog een paar<br />

meisjes zochten.<br />

Mijn lauwe reactie schrikte mejuffrouw Vroon niet af. Ze<br />

drong erop aan dat ik langs zou komen, 'om de boel eens te<br />

komen bekijken' en 'onder elkaar te zijn'.<br />

Ik had geen flauw idee wat ze daarmee bedoelde. Maar omdat<br />

ik niet onbeleefd wilde zijn bedankte ik haar en zei dat ik<br />

haar zou opzoeken.<br />

Mejuffrouw Vroon woonde in een smal witbepleisterd huis,<br />

met haar kater en iemand die bij haar op zolder in pension<br />

was. Ze schonk koffie in, die zo heet was dat ik meteen mijn<br />

tong brandde, en ze deed alsof ze me al jaren kende. Ze begon<br />

een heel verhaal over ene mevrouw Baaks. 'En je snapt<br />

natuurlijk dat ik haar met mijn jicht in geen geval kon helpen,'<br />

zei ze. 'Maar je weet hoe ze is. Zij en haar hele familie<br />

trouwens. Altijd op hun teentjes getrapt.' Mejuffrouw Vroon<br />

klopte vertrouwelijk op mijn arm.<br />

Daarna liet ze me het huis zien. Vergeleken met de enorme<br />

villa was dit een poppenhuis. Ze had verder geen personeel.<br />

'Fijn dat je gekomen bent,' zei ze vergenoegd toen we weer<br />

terug waren in de woonkamer. 'Biscuitje?'


Ik was helemaal niet <strong>van</strong> plan geweest om bij haar te gaan<br />

werken. Misschien begon ik daarom over de Pruusin. En of ze<br />

wist <strong>van</strong> ...<br />

'Zolang wij maar weten hoe het écht zit,' zei ze.<br />

Ik wist heus wel dat er mensen waren die me scheef aankeken.<br />

Ook al had de Sigarenkeizer gezegd dat hij het niet<br />

verder vertellen zou. Maar al die tijd had ik gedaan alsof het<br />

me niks schelen kon. Sterker, ik had gelóófd dat het me niks<br />

schelen kon. Maar hier was iemand die mij niet kende en die<br />

meteen geloofde dat ik niks gepikt had.<br />

'Maar de Pruusin ... ' begon ik, terwijl de tranen in mijn<br />

ogen prikten.<br />

'Ach ja,' zei ze, en ze maakte <strong>van</strong> haar mond een bittere<br />

frommel. '<strong>De</strong> Pniusin.Ja ja.'<br />

Toen ik weer buiten kwam marcheerden er soldaten door de<br />

straat. Op het stadhuis hing de vlag met het hakenkruis uit,<br />

maar behalve dat was het een doodgewone dag. Strakblauwe<br />

lucht en zonovergoten. Misschien had de Pap gelijk en was<br />

bezet zijn niet meer dan dit en vroeg het niet meer dan een<br />

beetje oppassen.<br />

Als je je ogen een beetje dichtknijpt kun je zo langs een<br />

oorlog heen kijken, dacht ik.<br />

Ik vertelde thuis over mejuffrouw Vroon.<br />

'Fing,' zei oma Mei. 'Je moet wat ze zegt met een korrel<br />

zout nemen. Vooral als ze het over de Pruusin heeft.'<br />

'Waarom?' vroeg ik.<br />

'Voordat de Pruusin kwam deed mejuffrouw Vroon hier het<br />

meeste liefdadigheidswerk,' antwoordde oma Mei. 'Maar toen<br />

de Sigarenkeizer zijn vrouw meenam heeft hij er ook meteen<br />

voor gezorgd dat ze wat te doen had. Omdat de meeste verenigingen<br />

nogal wat steun <strong>van</strong> hem krijgen bleef mejuffrouw<br />

Vroon ineens met lege handen achter. Dat is haar nogal in het<br />

verkeerde keelgat geschoten.'


Een oorlog <strong>van</strong> broers (r)<br />

Misschien dat je echt langs een oorlog heen kijken kon, maar<br />

dan moest je geen broers hebben. Ik had gehoopt dat ze zich<br />

koest zouden houden, sigaren zouden draaien en verkopen.<br />

'Maar dat was ook precies wat we deden,' zei Krit.<br />

'Niet meer en niet minder,' zei Sjeer.<br />

'Een sigaar is een sigaar,' zei Pie.<br />

'En een klant een klant,' zei Eet.<br />

Ze zagen eruit als de vermoorde onschuld. Letterlijk. Krit<br />

had een blauw oog. Pie en Eet hadden ieder een kapotte lip.<br />

<strong>De</strong> enige die niks lijfelijks had was Sjeer, maar net als die <strong>van</strong><br />

de anderen waren zijn kleren gescheurd en verfomfaaid.<br />

'Zijn jullie helemaal gek geworden!' foeterde oma Mei.<br />

'Wat is er gebeurd?' wilde Muulke weten, maar onze grootmoeder<br />

kreeg zo iets verhits dat ze maar niet verder vroeg.<br />

Oma Mei was echter nog niet de deur uit om de was binnen te<br />

halen of Muulke bestormde onze broers.<br />

Het kwam erop neer dat onze broers de Pruuse een paar<br />

sigaren wilden geven.<br />

'Het blijven tenslotte buren,' zei Pie.<br />

'Ook al zijn ze een beetje verdwaald,' zei Sjeer.<br />

En dus waren ze naar café LeJeune gegaan, waar wat hoge<br />

heren <strong>van</strong> het Duitse leger hadden gezeten.<br />

'Het was nog gezellig ook,' zei Krit.<br />

Oma Mei kwam weer binnenbanjeren met de was. Ze monsterde<br />

ons met een blik. Even dachten we dat ze ons het praten<br />

zou verbieden, maar ze slaakte alleen een geërgerde zucht,<br />

liep weer naar buiten en even later hoorden we haar tegen de


Pap in de sigarenwerkplaats tekeergaan over een stoel die niet<br />

stond waar hij hoorde te staan en of we dachten dat ze zo oud<br />

als Methusalem zou moeten worden om iedereen een beetje<br />

behoorlijk op te kunnen voeden.<br />

Onze broers wisten hoe ze een verhaal moesten rekken,<br />

ze waren tenslotte grootgebracht met de verhalen <strong>van</strong> onze<br />

grootmoeder. Ze verschoven hun stoelen, bekeken elkaars<br />

blauwe plekken nauwkeurig en overlegden omstandig wie het<br />

verhaal vertellen zou.<br />

Nou ja. Wa t viel er te vertellen? Zo bijzonder was het ook<br />

weer niet. Een misverstand. Een, hoe heet dat, ongelukkige<br />

samenloop <strong>van</strong> omstandigheden. Er was echt geen kwade opzet.<br />

Enfin. Die sigaren ... nou ja. Wisten we nog dat we twee<br />

jaar geleden een baal tabak <strong>van</strong> een beginnende tabaksteler<br />

gekocht hadden?<br />

'Die naar zweetvoeten stonk?' vroeg ik.<br />

'Waar jullie <strong>van</strong> moesten overgeven?' vroeg Jes.<br />

Klopte. Nou ja, die tabak hadden we toch weggedaan? Allemaal?<br />

Nou ja. Niet dus. Op de een of andere manier was de baal<br />

tussen de andere tabak terechtgekomen.<br />

'Nee!' riep Muulke uit.<br />

'Hoe kan dat nou?' vroeg ik.<br />

Onze broers glansden <strong>van</strong> onschuld.<br />

Later hoorden we dat de officieren na het opsteken <strong>van</strong> hun<br />

gratis proefrokertje eerst de kleur <strong>van</strong> stopverf gekregen hadden,<br />

daarna die <strong>van</strong> jonge prei en dat ze nog net de voordeur<br />

<strong>van</strong> Le Jeune bereikt hadden om vervolgens gezamenlijk te<br />

gaan staan overgeven.<br />

'Toen hadden jullie toch allang weg kunnen zijn,' zeijes.<br />

'Weglopen is schuld bekennen,' meende Krit.<br />

'Pruuse die overgeven,' zei Pie nadenkend. 'Het is weer<br />

eens wat nieuws.'<br />

Ze begonnen alle vier te lachen. Niet te hard, ze hadden<br />

een groter ontzag voor onze grootmoeder dan voor de vijand.<br />

r85


Het liep met een sisser af. <strong>De</strong> Pap moest zich melden op<br />

het gemeentehuis en kreeg een uitbrander en moest beloven<br />

zijn zoons in de gaten te houden omdat 'het anders wel eens<br />

heel verkeerd zou kunnen aflopen'.<br />

Onze broers maakten er niet veel woorden aan vuil. Ze<br />

hadden andere dingen aan hun hoofd. Na Krit was het nu<br />

Eet die ernstig plannen had om zich te verloven, met Ulla, de<br />

dochter <strong>van</strong> de kastelein. Van de weeromstuit gingen ook onze<br />

andere broers op vrijersvoeten. Wat ze precies deden, daar<strong>van</strong><br />

hadden we geen flauw benul, maar het gevolg was dat ons huis<br />

een trekpleister werd.<br />

'Daar heb je d'r weer een!' riep Muulke. Ze hing uit het<br />

slaapkamerraam. 'Hij is er niet, hoor. '<br />

'Wie?' vroeg het arme kind.<br />

'Dat hangt er<strong>van</strong> af,' zei Muulke.<br />

Als het meisje dan een <strong>van</strong> onze broers noemde, vroeg<br />

Muulke: 'Heet jij Antoinette?'<br />

En als ze dan nee schudde, zei Muulke ijskoud: 'Dat dacht<br />

ik al. Met haar is hij een ring aan het uitzoeken in de stad.'<br />

Meer dan eens barstte zo'n meisje in snikken uit.<br />

Later vonden we Pie en Sjeer en hun meisjes terug op de<br />

betonnen putringen die bedoeld waren geweest om de vijand<br />

tegen te houden. Onze broers duwden en trokken aan de<br />

meisjes, ze prikten met hun vingers in hun zij en besnaven ze<br />

alsof het geen aanstaande verloofdes waren maar proefsigaren.<br />

'<strong>De</strong> meisjes houden de jongens in toom,' zei mejuffrouw<br />

Vroon. 'Zo is het altijd al geweest. En och, het was natuurlijk<br />

gewoon een kwajongensstreek. <strong>De</strong> Pruuse snappen dat goed.<br />

Die hebben zelf ook kwajongens zat. Het zijn geen kwaaie<br />

lui.'<br />

Ik had mejuffrouw Vroon niet zien juichen toen de Pruuse<br />

ons land binnenvielen, maar ze had wel een foto <strong>van</strong> Hitler op<br />

haar dressoir.<br />

T86


Het werk dat ik doen moest was niet moeilijk of zwaar. Ik<br />

poetste elke ochtend de kleine woonkamer, stofte al haar frutseltjes<br />

af, boende de kleine keukenvloer. Het enige hachelijke<br />

werk was het voeren <strong>van</strong> haar kater. Het was een tentoonstellingskater.<br />

'Een raszuivere pers', had mejuffrouw Vroon gezegd.<br />

Hij had een lange spierwitte vacht die elke ochtend met<br />

zorg gekamd moest worden. Mejuffrouw Vroon liet de prijzen<br />

zien die het dier al gewonnen had. Vo or zijn humeur kon hij<br />

die niet gekregen hebben. Het rotbeest had me al een keer of<br />

twee een haal gegeven met zijn loeischerpe nagels.<br />

'Arme Kleine is erg gevoelig,' verontschuldigde mejuffrouw<br />

Vroon hem. 'Hij moet altijd wennen aan vreemden.'


Zesde Schouder<br />

To en ik de wagen door de haag drukte zag ik ineens dat hij er<br />

was. In een impuls trok ik de kinderwagen weer terug, met als<br />

gevolg dat het lompe ding klem raakte in de opening <strong>van</strong> de<br />

haag.<br />

'Helpen?' vroeg Zesde Schouder.<br />

'Hoeft niet,' mompelde ik, maar hij had de stang <strong>van</strong> de<br />

kinderwagen al vast. Hij probeerde de wagen met kracht tussen<br />

de haag door te wrikken, maar dat had geen zin. Je moest<br />

precies weten hoe en waar je hem draaien moest.<br />

'Laat maar,' zei ik.<br />

Maar hij trok en wrong met een rood aanlopend hoofd,<br />

de teil verschoof en dreigde om te kieperen. Toen schoot de<br />

wagen los. Zesde Schouder verloor bijna zijn evenwicht. Met<br />

een gewichtig gebaar draaide hij de wagen om en begon hem<br />

naar de pomp te duwen.<br />

'Dat kan ik zelf wel,' zei ik.<br />

Maar hij bleef de stang vasthouden. Ik greep de stang aan<br />

de andere kant.<br />

'Laat maar,' zei hij .<br />

'Laat zelf.'<br />

Hij begon harder te lopen. Ik liep ook harder.<br />

'Laat nou.'<br />

'Laat zélf.'<br />

Zesde Schouder begon te draven. <strong>De</strong> wagen zigzagde tussen<br />

de graven door, maakte een scherpe draai en kwam met<br />

een bonk tegen een <strong>van</strong> de graven terecht. Het was volslagen<br />

idioot.<br />

188


'Ik zei toch: laat maar!' zei ik kwaad.<br />

Hij bleef bedremmeld staan terwijl ik naar de pomp beende.<br />

Ik deed veel kwader dan ik eigenlijk was, dat weg benen<br />

sloeg nergens op. Als er iemand kwaad had moeten zijn, dan<br />

was het Zesde Schouder zelf. Ik was tenslotte degene die hem<br />

voor de gek gehouden had.<br />

'Fing .. .'<br />

Ik keek verbaasd op. Hij wist mijn naam!<br />

'Wat?'<br />

'Ga jij wel eens ergens naartoe?'<br />

'Ergens naartoe? Waar naartoe?'<br />

'<strong>De</strong> kermis.'<br />

'Die is pas over zes weken.'<br />

'Maar ga je?'<br />

<strong>De</strong> teil was nog voor geen kwart vol, maar ik duwde de wagen<br />

weer naar de haag en trok hem erdoor zonder op of om te<br />

kijken.<br />

<strong>De</strong> volgende namiddag kwam hij niet met zijn vingers aan<br />

de wagen. Maar hij liep wel naast me. To en we bij de pomp<br />

kwamen begon hij te pompen. Ik liet het maar zo. Ik had geen<br />

idee waarom.<br />

'Fing.'<br />

'Wat?'<br />

'Spaar je dingen?'<br />

'Wat voor dingen?'<br />

'Nou ... gewoon.'<br />

'Gewone dingen spaar ik niet.'<br />

'0.'<br />

'Ik spaar alleen rare dingen.'<br />

'0.'<br />

<strong>De</strong> Dreuvige had bij de natuurlessen ooit een keer een<br />

kippenpoot meegenomen. Ze had de spiertjes laten zien die<br />

ervoor zorgden dat de kip zijn poot kon optrekken en kon<br />

klauwen. Je moest aan bepaalde spiertjes trekken en dan deed<br />

ie het. Trok je aan de verkeerde, dan deed de kip niks. Waren


jongens een soort <strong>van</strong> kippenpooes?<br />

<strong>De</strong> derde keer stond hij al bij de pomp. Hij zette de teil onder<br />

de pomp alsof we onze hele levens lang niks anders deden.<br />

Hij pompte en ik keek toe.<br />

Zesde Schouder had blond haar dat in een kuif rechtop<br />

stond en wimpers die bijna wit waren. Het opvallendste waren<br />

zijn handen. Het was alsof die alvast volwassen geworden waren<br />

in afwachting <strong>van</strong> de rest. Merkwaardig groot waren ze,<br />

met rossige haartjes erop.<br />

'Weet je het al?' vroeg hij.<br />

'Hoe moet ik nou weten wat ik over zes weken doe?'<br />

'Dus je gaat niet?'<br />

'<strong>De</strong> teil is nog niet vol,' zei ik.<br />

Dat was gelogen. Het ding was eigenlijk voller dan handig<br />

was. Ik: zou hem straks niet zonder morsen naar de andere<br />

kant krijgen.<br />

'Maar áls je het nou wel weet,' zei hij zonder me aan te kijken,<br />

'en áls je wel gaat, heb je dan al iemand?'<br />

'En wat zei je toen?' vroeg Muulke.<br />

'Dat ik al iemand had.'<br />

'En wat zei hij?'<br />

'Niks. Hij schrompelde zo'n beetje in elkaar.'<br />

'Ha!'<br />

'Ik zei dat ik met jou en Jes zou gaan.'<br />

'Waarom zei je dat nou?' riep Muulke uit.<br />

'Had ik dat dan niet ... ?'<br />

'Niet metéén.Je moet zo'n jongen laten wachten.'<br />

Het was even stil.<br />

'Nou heb je verkering,' zei Muulke beslist.<br />

'Ben je helemaal betoeterd!' riep ik.<br />

'Als je maar niet denkt dat ik verkering met je heb,' zei ik.<br />

In plaats <strong>van</strong> dat Zesde Schouder weer in elkaar schrompelde<br />

of voor mijn part kwaad werd begon hij te glimmen


als onze Belgische potkachel.<br />

Muulke vond het logisch.<br />

'J e moet ook niet over verkering beginnen,' zei ze.<br />

'Maar ik begon er helemaal niet over,' zei ik wanhopig. 'Ik<br />

begon juist over niet-verkering.'<br />

'Dat maakt niks uit.'<br />

'Heb jij soms een boek waar dat allemaal in staat?' vroeg ik<br />

kwaad.<br />

Zes weken later stond hij na de mis <strong>van</strong> Sint-Ros a bij de kerkuitgang.<br />

Hij droeg zijn plusfour en een jasje met revers zo<br />

groot als vleugels. Hij knikte en liep daarna met me op, alsof<br />

hij nooit anders gedaan had.<br />

Ik deed alsof ik hem niet zag.<br />

Ik had nooit gedacht dat kermis en oorlog bij elkaar konden<br />

horen. Of lachen en oorlog. Maar het kon. Sterker, het was de<br />

doodnormaalstc zaak <strong>van</strong> de wereld.<br />

Tegenover ons zaten twee Pruuse. Ze hielden hun soldatenhelmen<br />

in hun handen. Er was er eentje bij met zulk dun<br />

haar dat je zijn schedel zag. Er zat een grote sproet op. Toen ze<br />

zagen dat ik keek knipoogde er eentje naar me.<br />

Ik keek snel een andere kant op en Zesde Schouder negeerde<br />

ik de rest <strong>van</strong> de middag. Als ik bedacht hoe snel je al<br />

verkering had, was ik getrouwd voor ik het doorhad.


Mijn meisje<br />

'Fing,' zei oma Mei, 'neem je de margarine- en meelbonnen<br />

mee. En wil je de boodschappen ophalen voordat je naar je<br />

werk gaat. Gisteren was alles al voor de middag op.'<br />

<strong>De</strong> bonnenkaarten waren een <strong>van</strong> de weinige bewijzen dat<br />

er sinds de bezetting iets veranderd was. Behalve dan dat we<br />

niet meer buiten mochten zijn tussen tien uur 's avonds en vijf<br />

uur 's ochtends. Maar dat mochten we toch al niet.<br />

'En 0 ja, over die jongen .. .' zei ze.<br />

Ik had op de kermis geen woord met Zesde Schouder gewisseld.<br />

Dus hoe ze het wist was me een raadsel. Half-en-half<br />

verwachtte ik dat ze me zou verbieden met hem om te gaan,<br />

en anders kreeg ik op zijn minst een preek. Al viel er helemaal<br />

niks te preken.<br />

Maar het enige wat ze zei was: 'Niet alleen met hem zijn.<br />

En geen wandelingen met z'n tweees.'<br />

'Oma !'<br />

'J e snapt heus wat ik bedoel.'<br />

'Ik ben pas veertien!' riep ik uit.<br />

'Precies daarom,' zei mijn grootmoeder alleen maar.<br />

'Hij zegt dat je moet komen,' zeiJes.<br />

'Hij kan zoveel zeggen,' zei ik. En dat meende ik ook, dus<br />

waarom vroeg ik dan nog geen twee minuten later of ze meeging?<br />

'Geen zin,' zeijes, die het boek oppakte dat ze aan het lezen<br />

was.<br />

'Toe,' zei ik. 'Je weet dat ik niet alleen mag.'<br />

'Ik snap niet dat je zo nodig naar een jongen moet, terwijl je


hem niet eens aardig vindt.'<br />

'Wie zegt dat ik hem niet aardig vind?'<br />

'Vind je hem aardig dan?'<br />

Ik haalde mijn schouders op. Zuchtend legde ze haar boek<br />

neer.<br />

To en we aan de andere kant <strong>van</strong> de haag kwamen stond hij<br />

al te wachten.<br />

'Ik hoef niet te blijven,' zei Jes. Ze wees naar de magere gestalte<br />

die aan de rand <strong>van</strong> het kerkhof de rozenstruik met een<br />

snoeischaartje aan het bijknippen was.<br />

'Dat is de Imbeciel,' zei ik.<br />

'Nou en?'<br />

'Ik geloof niet dat die telt.'<br />

Maar Jes had zich al omgedraaid en was verdwenen.<br />

Zesde Schouder gaf me een ijzeren speldje.<br />

'Vind je het mooi?'<br />

Eerlijk gezegd vond ik er niet veel aan. Het was een kinderachtig<br />

speldje met Roodkapje en de Boze Wolf erop.<br />

'Prachtig,' zei ik.<br />

Hij glunderde zo dat het bijna pijn deed. Daarna stond hij<br />

een poosje naar zijn schoenen te turen. To en ging hij iets onduidelijks<br />

doen met zijn schep. Ik werd er tamelijk zenuwachtig<br />

<strong>van</strong>. <strong>De</strong> Imbeciel veegde met heel precieze bewegingen de<br />

rozenblaadjes <strong>van</strong> het pad.<br />

Ineens trok Zesde Schouder een plechtig begrafenisgezicht.<br />

Even dacht ik dat hij me ging condoleren.<br />

'Wil je mijn meisje zijn?'<br />

'Goed,' zei ik.<br />

Het ging zo <strong>van</strong>zelf dat we er allebei <strong>van</strong> stonden te kijken.<br />

'N ou,' zei ik.<br />

'Eh .. .' zei Zesde Schouder.<br />

'Ik moet gaan.'<br />

Hij knikte opgelucht. 'Ik loop even met je mee.'<br />

Bij de haag duwde hij met zijn grotemensenhanden een<br />

takje voor me opzij alsof het een vervaarlijk monster was. Het<br />

I93


gekke was dat ik het niet eens stom vond.<br />

'Kom je nog eens terug?' vroeg hij.<br />

'Dat is goed,' zei ik.<br />

'Misschien moeten we een teken afspreken,' zei hij.<br />

'<strong>De</strong> pomp,' zei ik. 'Vier keer pompen.'<br />

'Goed. Dag, Fing. '<br />

'Dag,' zei ik. 'Eh ... hoe heet je eigenlijk?'<br />

'Filip,' zei hij.<br />

'Dag Filip.'<br />

'Dag Fing.'<br />

194


Gods bakplaat (r)<br />

Het was een kwestie <strong>van</strong> tijd geweest. Ze kwam bij de Plakstraat<br />

de synagoge uit; waarschijnlijk had ze weer de boekhouding<br />

<strong>van</strong> de Judden gedaan. Toen ze me zag trok ze haar nek<br />

als <strong>van</strong>ouds in. Haar anders zo zorgvuldig opgetaste blonde<br />

haar zat warrig.<br />

'Nou ja! Hallo! Fing!!' zei ze net iets te opgewekt.<br />

'Dag,' zei ik.<br />

Ze zocht iets onduidelijks in haar handtas. Ik wilde doorlopen.<br />

'Gaat het goed?' vroeg ze, met haar neus zowat in haar tas.<br />

Ik knikte.<br />

'0,' zei ze.<br />

'Ik ben al laat, ' zei ik.<br />

'Natuurlijk, natuurlijk.'<br />

Ik deed een stap<br />

'Fing.'<br />

'Mevrouw?'<br />

'Ik wilde . . . Ik dacht...'<br />

Ze zweeg toen er iemand langs kwam lopen en wachtte tot<br />

we weer alleen waren.<br />

Toen zei ze plompverloren: 'Ik weet dat jij het niet was.'<br />

Het was niet dat ik niet begreep waar ze het over had. Dat<br />

wist ik, tot mijn eigen verbazing, meteen. Maar wat had ze<br />

verwacht? Dat ik in huilen zou uitbarsten? Oneindige dankbaarheid?<br />

To en ik bleef zwijgen begon ze te hakkelen. 'Nou ja en ik<br />

dacht... misschien kun je ... zou je weer bij ... ik bedoel... met<br />

I95


een schone lei. Wa t denk je?'<br />

Ik dacht dat ik me niet meer kon voorstellen dat ik geloofd<br />

had in zoiets kinderachtigs als een Gouden To ekomst. Maar<br />

dat zei ik niet.<br />

Ik zei triomfantelijk: 'Dank u. Maar ik heb al een andere<br />

betrekking.'<br />

Ze knikte. 'Bij mejuffrouw Vroon.'<br />

<strong>De</strong>ze stad had geen geheimen. Voor niemand.<br />

'Pas je op?' zei ze.<br />

'Oppassen?' snoof mejuffrouw Vroon. 'Ze kan beter zelf oppassen!'<br />

'Omdat ze Prouse is?' zei ik, dankbaar voor het kwaaie<br />

vuurtje in haar.<br />

Ik wist dat er mensen in de stad waren die kwaad waren<br />

op alle Prouse of ze nu wel of niks met deze oorlog te maken<br />

hadden. Dat had ik gehoord <strong>van</strong> Emmaus Trott, de sjpenseleverkoper,<br />

die zelf als Prous geboren was. Terwijl niemand zo<br />

anti-oorlog en anti-Prous was als hij.<br />

Ze keek me lang aan. 'Pruuse?' Ze maakte een vreemd snorkend<br />

geluid. 'Mocht ze willen. Welnee kind, ze is eenJud.'<br />

'Ach,' zei de Pap.<br />

'Dat zegt ze alleen maar omdat ze nijdig is,' zei ik. 'Toch?'<br />

'Ach,' zei de Pap nog een keer.<br />

'Wat?'<br />

Hij krabde zich achter zijn oor.<br />

'Pap?'<br />

<strong>De</strong> Pap keek om zich heen, alsof hij innig hoopte dat iemand<br />

anders dit gesprek kwam overnemen. Maar er was niemand<br />

in huis behalve hij en ik.<br />

'Sommige dingen eh ... zijn niet zo simpel,' zei hij.<br />

'Hoezo?'<br />

'Je weet toch waarom de Prousin hier gekomen is?'<br />

'Dat weet iedereen.'


Hij keek me aan. Ik zuchtte. 'Omdat ze verliefd werd op de<br />

Sigarenkeizer. En hij op haar.'<br />

'Dat is niet alles.'<br />

'Ik snap het niet.'<br />

'Ze móést weg.'<br />

'Waarom?'<br />

Hij zweeg.<br />

'Omdat ze Jud is?'<br />

Hij knikte.<br />

'Wist u dat de hele tijd?' vroeg ik verbaasd.<br />

Hij knikte opnieuw.<br />

'Maar waarom heeft niemand me dat verteld?'<br />

'Nou ja ... ' zei de Pap. 'Ik wist niet dat het belangrijk was.'<br />

Maar dat was natuurlijk gelogen; het was tenminste niet de<br />

hele waarheid. <strong>De</strong> Pap had een hekel aan narigheid. Hij kon<br />

het niet eens opbrengen om het te zeggen. Het maakte me<br />

ineens razend.<br />

'Waarom heet ze dan de Pruusin?' vroeg ik kribbig.<br />

'Zo wordt ze genóémd, Fing.'<br />

'Ze is blond.'<br />

<strong>De</strong> Pap grinnikte. 'Niet alle Judde .. .'<br />

'Ja, dat snap ik ook wel,' zei ik. 'Maar de meesten toch wel.<br />

En ze gaat naar onze kerk. Welke Jud gaat er nou naar onze<br />

kerk? '<br />

'Zulke dingen gebeuren,' zei de Pap.<br />

Maar zulke dingen gebeurden nfét.<br />

In onze stad woonden al generaties Judde. Je had de Herzdahls,<br />

de Horns, de familie Sassen en de familie Wijnperle en<br />

nog een hele zwik. En dan had je nog de Joodse vluchtelingen,<br />

over wie veel geklaagd werd, vooral door de stadse Judde zelf.<br />

Onze Judde liepen dan wel gewoon mee met de carnavalsoptocht<br />

en vierden Sint-Ros a minstens zo uitbundig als wij,<br />

maar ze hadden hun eigen muziekvereniging en toneelclub en<br />

deJuddefamilies kwamen vooral bij elkaar over de vloer.


En ze hielden zich te allen tijde bij hun eigen geloof.<br />

Ik had in de klas gezeten met Mimi Sassen, een dikkig<br />

meisje met een uilenbrilletje. Bij het ochtendgebed wachtte ze<br />

altijd rustig tot we klaar waren en bij catechismus ging ze op<br />

de gang zitten met een werkje.<br />

To en Mimi roodvonk kreeg en drie weken niet naar school<br />

mocht had onze non een verhandeling gehouden.<br />

'Stel je een bakplaat voor,' had ze gezegd. '<strong>De</strong> mooiste<br />

koekjes, dat zijn de katholieken. <strong>De</strong> niet zo gelukte koekjes<br />

zijn de protestanten, dat zijn eigenlijk een soort <strong>van</strong> mislukte<br />

katholieken. En de minst gelukte dat zijn de Judde. Die zijn<br />

eigenlijk weer een soort <strong>van</strong> mislukte protestanten. Maar bedenk,<br />

meisjes,' besloot ze, 'we komen allemaal <strong>van</strong> Gods bakplaat,<br />

ook Mimi.'<br />

Het was Jes die het zich het eerst realiseerde.<br />

'Dan moet zij ook uit Duitsland gevlucht zijn,' zei ze.<br />

'Wie?' vroeg Muulke.<br />

'Lies!.'<br />

Muulke fronste. 'Liesl? Wa arom?'<br />

'Omdat ze Jud is.'<br />

'En wat dan nog,' zei Muulke, die er nog niks <strong>van</strong> begreep.<br />

'Iedereen weet toch dat de Pruuse hun Judde als oud vuil<br />

behandelen,' zei Jes. '<strong>De</strong> Pruusin en de Sigarenkeizer hebben<br />

haar toen gehaald.' Ze dacht even na en zei toen: 'Daarom<br />

gingen ze natuurlijk over Sjlammbams Sahara en niet over de<br />

gewone grensweg. Ze moesten het stiekem doen. En daarom<br />

moesten ze hun automobiel achterlaten!'<br />

'Dat slaat helemaal nergens op,' zei Muulke kwaad, die het<br />

ons nooit helemaal vergeven had dat we haar die nacht niet<br />

gewekt hadden. 'Misschien zat Liesl wel midden in Duitsland.<br />

Dan zouden ze de hele weg gelopen moeten hebben. En ook<br />

weer terug.'<br />

'Misschien stond er nog een automobiel aan de andere kant<br />

<strong>van</strong> de akker,' zei ik.


Muulke keek me verbluft aan.<br />

'Je moet het zeggen,' zeijes.<br />

'Anders doet ze geen oog dicht,' zei Muulke.<br />

'Anders doe jij geen oog dicht,' zeijes.<br />

'Niet, jij.'<br />

'Niet, jij.'<br />

'Jij, honderdmaal.'<br />

'Jij, duizendmaal.'<br />

'Jij, ontelbaar.'<br />

<strong>De</strong> maan was nog niet op. Ik kon hun ogen niet zien, maar<br />

ik voelde hoe ze me aankeken. En al was het kinderachtig,<br />

al wist ik niet eens meer of ik wel geloofde of wilde geloven<br />

in huisgeesten, toch zei ik het. En wachten op het antwoord<br />

deed ik ook.<br />

'Achchch!!! Achchch!!!'<br />

Het was de volgende dag. Ik liep de markt op en zag hoe mensen<br />

zich om het winkeltje <strong>van</strong> Betje Garen verzamelden.<br />

'Het is een schande,' hoorde ik.<br />

Ze stonden naar haar winkelraam te turen. Eerst snapte ik<br />

niet waarom. Pas toen ik Betje dwars door de rnit zag reiken,<br />

begreep ik met een schok wat er aan de hand was. <strong>De</strong> kruidenierster<br />

veegde verbeten het glas <strong>van</strong> de uitgestalde pakken<br />

waspoeder, met rode vlekken in haar nek. <strong>De</strong> glasscherven lagen<br />

tot ver op straat.<br />

'Och, maak je maar niet te druk,' hoorde ik een vrouw zeggen.<br />

'Ze zijn niet allemaal zo.'<br />

'Schei toch uit!' snauwde Betje Garen, die naar buiten<br />

kwam om een pak waspoeder op te rapen. 'Kon je daarnet je<br />

mond niet opendoen? Toen die lummels de rnit ingooiden?'<br />

'Ik probeer alleen te helpen,' zei de vrouw die rood aanliep.<br />

'Als dat helpen is!' zei Betje giftig. Ze draaide zich om en<br />

knalde de winkeldeur dicht. Het nieuwe bord met 'Jüdisches<br />

199


Geschäft' deinde op en neer en hing toen weer stil.<br />

IIet bord was sinds kort verplicht, maar totaal onnodig. Als<br />

je wilde weten waar een Jud een winkel had hoefde je alleen<br />

maar te letten op waar planken voor de etalages gespijkerd<br />

waren. Soms waren het de Pruuse die de ruiten ingooiden.<br />

Maar vaker waren het pruusgezinden die graag een handje<br />

hielpen.<br />

Sommige ruiten waren als die <strong>van</strong> Betje Garen ingegooid,<br />

maar de meeste waren nog heel. Daar waren de planken alleen<br />

een voorzorgsmaatregel.<br />

'Het gaat wel weer over,' zei Filip. 'Het is nou ook weer niet<br />

zo dat het onverwacht komt. <strong>De</strong> Judde hebben het ook een<br />

beetje aan zichzelf te danken, ja? Vo ordat Hitler gekozen<br />

werd, hadden ze zowat alle geld in handen. En ze gaven alleen<br />

elkaar erebaantjes, ja? Was je geen Jud dan had je pech. Dat<br />

weet iedereen. Zelf" de J udde <strong>van</strong> hier zeggen het.'<br />

Wat hij zei was niet nieuw. Je hoefde maar over de markt<br />

te lopen en je struikelde over de verhalen over de steenrijke<br />

Duitse Judde, die het 'ernaar gemaakt' hadden.<br />

'En wat dan nog?' zei ik kwaad. 'Zie je hier soms rijkeJudde<br />

rondlopen?'<br />

'<strong>De</strong> Pruusin,' zei hij.<br />

'Die telt niet,' zei ik. Ik draaide me om.<br />

'Mejuffer,' zei hij plagerig. 'Ah, kijk nog eens zo mejufferig.<br />

Nee, niet lachen, niet doen. Mejufferig blijven kijken. Toe?'<br />

Ik schoot in de lach.<br />

'Als ik achttien ben ga ik bij de Unie,' zei hij.<br />

'<strong>De</strong> wat?'<br />

'Een vereniging voor arbeiders.'<br />

'Waarom?'<br />

'Dat snap jij niet,' zei hij. 'Jij hebt familie.'<br />

Ik staarde hem verbaasd aan. 'Iedereen heeft toch familie?'<br />

Hij haalde zijn schouders op.<br />

'Mijn vader en moeder wonen in Kerkrade,' zei hij.<br />

200


'Broers of zussen?'<br />

'Nee.'<br />

'Andere familie dan?'<br />

Hij lachte. Een bitter lachje dat hem stokoud maakte.<br />

'Dichterbij dan me lief is.' Hij maakte een vaag gebaar naar<br />

het kerkhof.<br />

Het duurde even voordat ik hem snapte.<br />

'<strong>De</strong> Daamsen?'<br />

Ik zag zijn kaak spannen en iets fonkelen in zijn ogen. 'Het<br />

zijn neven. Maar ze behandelen me alsof ik lucht ben. Ik mag<br />

een zesde schouder zijn. Ik mag kuilen graven. Ik mag alles<br />

doen wat de Imbeciel niet doet. Maar als puntje bij paaltje<br />

komt houden ze me overal buiten. En ze betalen me als arbeider.'<br />

'Hoe moeten ze je dan betalen?' vroeg ik verbaasd.<br />

Hij staarde me een moment zo woedend aan dat ik terugdeinsde.<br />

'Als familie. Ze moeten me betalen als familie, ja?'<br />

201


Verkering<br />

Muulke kreeg de rode vloed na haar eerste werkdag op de Rosita.<br />

Jn haar geval was het trouwens meer de Groene Gloed,<br />

haar gezicht had de kleur <strong>van</strong> gras. Maar ze gaf geen kik.<br />

Muulkes bijnaam was niet voor niets de Generaal. Maar ze<br />

was wel uitgekookt genoeg om er na haar werk schaamteloos<br />

misbruik <strong>van</strong> te maken. Ze had gemerkt dat de Pap en onze<br />

broers een heilig ontzag hadden voor 'vrouwenkwalen'.<br />

Ze eigende zich de sofa toe. 'Haal even een dekentje voor<br />

me, wil je?' vroeg ze. Of ze vroeg om thee, al was die op de<br />

bon. 'Voor de krampen,' zei ze.<br />

Onze brocrs keken alsof ze liever hun handen voor hun<br />

oren hielden. Maar ze brachten toch thee en toen die volgens<br />

Muulke zo heet was 'dat het écht niet goed kan zijn voor ...<br />

nou ja, je weet wel', lieten ze de kop rondgaan en bliezen er<br />

om beurten in. Mijn broers waren voor niks en niemand bang.<br />

Nict voor de oorlog, niet voor de bezetting en zeker niet voor<br />

de Pruuse. Maar als het om de rode vloed ging waren het<br />

ronduit sukkels.<br />

's Ochtends stonden voortaan twee koppen surrogaatkoffie<br />

klaar.<br />

'Dan wil ik ook!' klaagde Jes.<br />

Maar oma Mei schudde haar hoofd. 'Koffie is voor de groten.'<br />

'lIet is geeneens echte,' protesteerde Jes kwaad. 'En ik<br />

word toch nooit groot.'<br />

Ik keek <strong>van</strong>uit mijn ooghoeken naar mijn grootmoeder,<br />

202


maar die had het niet gehoord of deed alsof. Ik wist dat ze tegen<br />

Jes niets gezegd had over het echte gevaar <strong>van</strong> haar zwervel<br />

en datjes nog steeds dacht dat het ergste dat haar gebeuren<br />

kon was dat ze zo krom als de hoofdletter C zou worden.<br />

'Het is niet nodig dat ze het weet,' had oma Mei gezegd.<br />

'Als jij en ik opletten is dat goed genoeg. Kan ik op je rekenen?'<br />

Ik had geknikt.<br />

Na het ontbijt liepen we met z'n drieën Sjlammbams Sahara<br />

af.<br />

'Geef mij je tas maar,' zei ik.<br />

'Je hebt zelf al een tas,' zeijes.<br />

To en we de holle weg uitliepen hield ik mijn hand in haar<br />

rug.<br />

'Wat doe je toch?' vroeg ze.<br />

'Niks.'<br />

'Ik ben geen invalide, hoor!' Ze liep geërgerd onder mijn<br />

hand uit.<br />

Ik was die middag net thuis toen het doodsgekreun <strong>van</strong> de<br />

pomp klonk.<br />

'Even water halen,' riep ik naar achteren.<br />

<strong>De</strong> Pap, die onder de boom stond om de appels te <strong>van</strong>gen<br />

die onze broers omlaaggooiden knikte. Ik betwijfelde of hij<br />

me echt gehoord had. Hij stond met zijn handen in zijn zakken<br />

en tuurde dromerig naar de <strong>hemel</strong>. Ik pakte een emmer<br />

en rende het tuinpad af.<br />

Filip en ik hadden nu een paar weken verkering, maar wat<br />

die verkering inhield, daar had ik geen flauw idee <strong>van</strong>. Eigenlijk<br />

deden we niks anders dan afspreken op het kerkhof, maar<br />

als we daar eenmaal waren, wisten we allebei niet goed wat we<br />

eigenlijk kwamen doen.<br />

Hij had zijn Unie-verhaal al een paar keer gehouden. Ik<br />

had een keer alle dingen laten zien die in mijn schort zaten.<br />

Eén keer had ik een kwartier lang met een stukje touw allerlei<br />

2° 3


patronen gemaakt tussen mijn handen. Kop en schotel. <strong>De</strong><br />

kop <strong>van</strong> de kat. Het schip op de baren. Daarna had ik me voor<br />

mijn kop kunnen slaan over zo veel kinderachtigheid.<br />

'Jullie moeten kussen,' had Muulke gezegd.<br />

Ik had gedaan alsof ik het niet gehoord had, maar wat als<br />

ze gelijk had? Ik had geen flauw idee hoe dat moest. Om nog<br />

maar te zwijgen over wat ik er<strong>van</strong> vinden zou. Het leek me<br />

nogal een gedoe.<br />

Ik dook door het gat <strong>van</strong> de haag.<br />

'Je moet vier keer pompen,' zei ik. 'Niet drie. Hoe moet ik<br />

nou weten dat jij het b ... ?'<br />

<strong>De</strong> Imbeciel keek me geschrokken aan. <strong>De</strong> buts er op zijn<br />

hoofd zat zo strak dat het vierkante partjes maakte <strong>van</strong> zijn<br />

gezicht en zijn haren. Alsof zijn hoofd in stukken gevallen was<br />

en weer haastig aan elkaar gelijmd. Hij had gehuild. Er zat<br />

snot op zijn wang. Zijn bovenlip was opgezet en bloedde. Hij<br />

draaide zijn hoofd zover mogelijk weg.<br />

'0,' zei ik, 'neem me niet kwalijk. Ik eh .. .'<br />

Ik stapte naar achteren, struikelde bijna, draaide me om en<br />

liep weg met wild kloppend hart, alsof ik maar net aan iets<br />

vreselijks on tsnapt was.<br />

Ik had nog nooit een aanval <strong>van</strong> de Imbeciel gezien, maar<br />

het scheen ontzettend eng te zijn. Er waren mensen die zeiden<br />

dat zo iemand dan <strong>van</strong> de duivel bezeten was.<br />

'Welnee,' had Muulke gezegd. 'Hij is elektrisch.'<br />

'Elektrisch? '<br />

'Dat zei Betje Garen.'<br />

Op donderdag stond Filip ineens bij het hek.<br />

'Die jongen,' zei oma Mei met een knik naar het raam.<br />

Ze noemde hem altijd 'die jongen', terwijl ze natuurlijk allang<br />

wist hoe hij heette. Misschien dacht ze dat als ze hem<br />

geen naam gaf hij ook niet echt bestond. Ik voelde haar ogen<br />

in mijn rug prikken toen ik het tuinpad af liep.<br />

'J e kan beter niet hier komen,' zei ik.


'Ik moet weg.'<br />

'Weg?'<br />

'Naar huis.'<br />

'Waarom?'<br />

'Er is wat met mijn vader. Hij is ineens gevallen. En nou<br />

kan hij niks meer. Mijn moeder .. .'<br />

'Moet je naar Kerkrade?' vroeg ik.<br />

Hij knikte.<br />

Kerkrade was drie uur in de bus zitten en vijf keer overstappen.<br />

Het was niet minder dan de andere kant <strong>van</strong> de wereld.<br />

'Hoe lang?'<br />

'Een week, denk ik.'<br />

'0,' zei ik.<br />

Hij keek me aan. Ik keek terug. Hij boog zich voorover. Ik<br />

boog me ook voorover. Als <strong>van</strong>zelf deed ik mijn ogen dicht.<br />

Ik had nooit geweten dat het zo gemakkelijk was. En het kon<br />

me ineens niet schelen of oma Mei het zien zou. Of Muulke.<br />

Sterker nog, een deel <strong>van</strong> mezelf wilde dat ze het zien zouden.<br />

Maar in plaats <strong>van</strong> dat hij me zoende, voelde ik een klopje<br />

op mijn schouder. Alsof ik een paard was.<br />

'Nou,' zei hij.<br />

'Nou,' zei ik.<br />

205


<strong>De</strong> verbonden boom<br />

Het was herfst en de sigarenwerkplaats draaide op volle toeren.<br />

Hoewel de tabak nog niet op rantsoen was kwam er<br />

steeds meer vraag naar goedkope binnenlandse tabak. <strong>De</strong> Pap<br />

en onze broers hadden de eerste volle oogst <strong>van</strong> zijn gepachte<br />

landje binnengehaald. Met de tabaksbladeren kreukelig opdrogend<br />

op zolder kon er volop gedraaid worden.<br />

's Middags zaten ze te roken en te schaften in hun werkjassen.<br />

'Probeer deze eens,' zei Krit.<br />

Hij wisselde met Eet <strong>van</strong> sigaar, die weer met Sjeer wisselde,<br />

die weer met ... enzovoorts zodat ze uiteindelijk weer een<br />

eeuwigheid bezig waren hun eigen sigaren terug te vinden.<br />

Het was een spelletje dat ze met veel bravoure speelden. Onze<br />

kleine keuken zag blauw.<br />

'Zullen we iets tekenen?' vroeg Jes.<br />

Ik schudde mijn hoofd.<br />

'Fing die mist haar vrîj-er,' zong Muulke treiterig. 'Fîng,<br />

die mist haar vrij -er.'<br />

Had Muulke gelijk? Het was in elk geval niet missen zoals<br />

ik haar en Jes kon missen. Niet het gemis dat als een ijskoude<br />

golf over je heen sloeg, dat je tot in je botten door elkaar rammeIde.<br />

Maar ook niet het gemis <strong>van</strong> onze dode moeder, een<br />

gemis klein en bescheiden, maar altijd aanwezig als een stuiver<br />

of een steentje in de voering <strong>van</strong> je jas.<br />

Er waren drie weken verstreken. Er was geen hrief gekomen,<br />

of zelfs maar een postkaart. Nu gebeurde het wel vaker<br />

dat onze post door de hele stad zwierf voor hij aankwam,<br />

206


omdat het huis buiten de stadsgrenzen lag. Maar uiteindelijk<br />

kwam hij altijd aan, daar veranderde zelfs de oorlog niets aan.<br />

<strong>De</strong> Daamsen durfde ik niks te vragen.<br />

Ik wist niks. Niet waar hij precies woonde, niet eens zijn<br />

achternaam. En misschien dat dat in een dorp geen probleem<br />

was, maar Kerkrade was een stad. Zelfs al had ik de reis durven<br />

maken, ik kon daar moeilijk midden op de markt gaan<br />

staan en vragen naar ene Filip met een vader die ineens gevallen<br />

was.<br />

To en onze grootmoeder begon te mopperen over de rotzooi<br />

in de slaapkamer <strong>van</strong> onze broers, was ik blij dat ik wat<br />

doen kon. Ik ruimde hun rondslingerende kleren op, maakte<br />

de bedden op en nam het stof af dat zich had opgehoopt boven<br />

op de oude kleerkast en in de hoeken.<br />

Ik telde de vloerplanken in de kamer <strong>van</strong> mijn broers. Wa s<br />

het een even getal, dan miste ik Filip. Het waren er vijftien.<br />

Als je het piepkleine plankje naast de drempel niet meerekende.<br />

Daarna telde ik de plekjes waar het stucwerk omlaaggekomen<br />

was.<br />

Twaalf.<br />

Ik was net bezig de modderspat jes op de ruit te tellen toen<br />

ik de Imbeciel beneden langs zag scharrelen.<br />

Ik liep naar beneden, stak de weg over en wurmde me door de<br />

haag. To en ik op het kerkhof kwam bleef ik stokstijf staan. Ik<br />

had me bijna opnieuw omgedraaid.<br />

Ditmaal was de Imbeciel niet elektrisch.<br />

Dit keer was hij gewoon knettergek.<br />

Hij had zijn lange slungelige armen om de boom heen geslagen<br />

en drukte zich tegen de stam aan. Hij hield zijn hoofd<br />

opzij, zodat je zijn benige gezicht zag. Zijn ogen waren in opperste<br />

concentratie gesloten. Het puntje <strong>van</strong> zijn tong stak uit<br />

zijn mond.<br />

Ik deed al een stap naar achteren om me om te draaien,


toen ik in zijn rechterhand een rolletje verband zag en ineens<br />

snapte wat hij aan het doen was.<br />

Anders dan wat we gedacht hadden, had de linde zelf ook<br />

schade ondervonden <strong>van</strong> de botsing met de pantserwagen.<br />

Als je goed keek, zag je dat hij uit het lood hing. Hij leunde<br />

iets naar achteren, en uit een diepe kerf sijpelde donker vocht<br />

omlaag. In juli, toen alle andere bomen nog vol in het blad<br />

zaten, was de linde alvast met de herfst begonnen. Bruingele<br />

blaadjes warrelden over het kerkhof, terwijl wij nog in onze<br />

zomerkleren liepen.<br />

Zelfs de lange slungelige armen <strong>van</strong> de Imbeciel waren niet<br />

lang genoeg om de enorme boom te omhelzen. Vlak onder<br />

de huid <strong>van</strong> zijn benige gezicht trokken bljksemschichten. Ik<br />

onderdrukte mijn neiging weg te lopen.<br />

'Helpen?'<br />

Als antwoord stak hij alleen maar het verband om de boom<br />

heen.<br />

We verbonden de boom alsof het de normaalste zaak <strong>van</strong><br />

de wereld was. Hij haalde een snoeischaartje uit zijn broekzak,<br />

knipte het overtollige verband af en bevestigde het met<br />

de krammetjes. Zijn gehavende lip had nu donkere korstjes.<br />

En al die tijd zei hij geen woord.<br />

Als ik <strong>van</strong> hem iets los wilde krijgen, zou ik het goed moeten<br />

aanpakken.<br />

'Is dit nou ook een eh ... breedgroeier?' vroeg ik.<br />

Hij zweeg.<br />

'Filip zei dat de eik <strong>van</strong> de Pruusin een breedgroeier was. Is<br />

dit ook een breedgroeier?'<br />

Hij keek me een moment aan.<br />

'Ik w-weet niks <strong>van</strong> Filip,' zei hij .<br />

<strong>De</strong> Imheciel mocht dan misschien elektrisch, knettergek én<br />

imbeciel zijn, achterlijk was hij zeker niet.<br />

'Dat vráág ik toch niet?' zei ik verontwaardigd.<br />

Hij zweeg.<br />

'Ik kom alleen maar helpen,' zei ik.<br />

208


Hij zweeg.<br />

Het zwijgen <strong>van</strong> de Imbeciel had niks gemeen met de<br />

broeierige, sombere stilte <strong>van</strong> de andere Daamsen.<br />

Ik voelde me net een ballon die leegliep. Ik zuchtte. 'Helemaal<br />

niks?'<br />

'Niks.'<br />

Ik draaide me om en begon terug te lopen.<br />

'Hé!'<br />

Ik draaide me om. 'Wat?'<br />

'Dc linde is een d-d-d-diepgroeier.'<br />

Je zag zijn ogen nauwelijks door dat lange blauwzwarte<br />

haar dat in slierten voor zijn gezicht hing.<br />

'Hoe heet je eigenlijk?'<br />

Hij zweeg.<br />

'Je heet toch niet echt de Im .. .' begon ik. 'Nou ja, zo heet je<br />

toch niet?'<br />

Als ze hem nou maar niet Bartholemeus genoemd hebben,<br />

dacht ik, dan zitten we hier morgen nog.<br />

'Bèr,' zei hij .<br />

Op de tweede vrijdag <strong>van</strong> november sticrf de oudste sigarenkoning,<br />

de geliefde Brik, onverwacht aan een hartstilstand.<br />

<strong>De</strong> kerk was stampvol, de stoet naar het kerkhof ellenlang. <strong>De</strong><br />

Pap liep samen met de drie andere Sigarenkoningen achter de<br />

kist aan. <strong>De</strong> Daamsen droegen de kist. Ze hadden een zesde<br />

schouder gehuurd, eentje uit Geleen.<br />

<strong>De</strong> stoet werd afgesloten door de automobiel <strong>van</strong> de Sigarenkeizer,<br />

die behalve bloemen ook vijftig sigarenkistjes vervoerde.<br />

Muulke, Jes en ik zagen hoe de pastoor het graf besprenkelde<br />

met gewijd water en hoe de kistjes een voor een in het<br />

graf gelegd werden. Eén kistje voor elk jaar dat hij Sigarenkoning<br />

geweest was. Bij het afscheid speelde Krit op zijn trompet.<br />

Hij had het ding ooit gewonnen met kaarten en zichzelf<br />

leren spelen. Het klonk zo mooi en droevig dat de tranen me<br />

209


in de ogen sprongen. Het was een rustige, frisse najaarsdag;<br />

de <strong>hemel</strong> spande zich als een circustent over ons heen. Het<br />

gras glinsterde <strong>van</strong> de herfstdauw.<br />

<strong>De</strong> Sigarenkoningen stonden zwijgend en rokend om het<br />

graf, af en toe een blik werpend op de kist, alsof de Brik er nog<br />

steeds was en hij alleen maar even was gaan liggen.<br />

210


Gods bakplaat (II)<br />

Mejuffrouw Vroon was in alle staten. Ze banjerde onophoudelijk<br />

heen en weer in de smalle pijpenla <strong>van</strong> haar huis en liep<br />

me voortdurend voor de voeten.<br />

'Arme, Arme Kleine!' jammerde ze. 'Arme, Arme Kleine.'<br />

Arme Kleine was in een onoplettend moment naar buiten<br />

gepiept, de straat op, zijn vrijersvoeten achterna.<br />

'Arme Kleine is helemaal niet gewend om op straat te zijn,'<br />

jammerde ze. 'Hoe moet hij zich redden? Met al die nare, nare<br />

straathonden en zwerfkatten!'<br />

Ik maakte me er niet al te druk om. <strong>De</strong> prijskater had de<br />

afmetingen en het gewicht <strong>van</strong> een halve meelzak en gezien<br />

zijn humeur en scherpe klauwen zou hij niet gauw belaagd<br />

worden.<br />

'En volgende week is cr een tentoonstelling!' j ammerde ze.<br />

Alsof er geen andere problemen waren.<br />

Op maandagnacht was er een drol tegen haar voordeur uitgesmeerd.<br />

Op woensdag had iemand het ruitje <strong>van</strong> de wc ingetikt en<br />

een emmer sjlamm naar binnen gesmeten, zodat de wc helemaal<br />

onder de viezigheid zat. Ik had me suf geboend om het<br />

weer schoon te krijgen. <strong>De</strong> volgende ochtend vroeg was er<br />

een briefje door de brievenbus geduwd, met daarop in priegelig,<br />

beverig handschrift:<br />

'Wie met pek omgaat ... '<br />

2Il


<strong>De</strong> Pek in het huis <strong>van</strong> mejuffrouw Vroon heette meester Govaerts<br />

en hij was de volmaakte onderhuurder. Volgens mejuffrouw<br />

Vroon dan. Hij betaalde zijn huur altijd op tijd, had een<br />

luisterend oor, vooral voor de prestaties <strong>van</strong> haar prijskater<br />

op de tentoonstellingen en hij schoor zich elke dag. 'Als alle<br />

mensen zo netjes en voorkomend waren als meester Govaerts,<br />

was er in dit land niks aan de hand,' had ze gezegd. En dat de<br />

man regelmatig gasten over de vloer had, nou ja ... Die gasten<br />

kwamen meestal met twee of drie tegelijk. Ze liepen met hun<br />

klappende laarzen de trap op en lieten hun jassen over de leuning<br />

<strong>van</strong> de trap hangen. Ze voerden lange, soms verhitte gesprekken,<br />

die niet te verstaan waren maar als een dreun door<br />

het huis trokken.<br />

'Zwart jassen,' had Pie gezegd. 'En die kerel zelf is een<br />

Zwart jas <strong>van</strong> het zuiverste water.'<br />

Ik had mijn schouders opgehaald.<br />

<strong>De</strong> NSB had ook in onze stad genoeg aanhangers. Dat was<br />

al voor de oorlog zo, maar nu de bezetting een feit was, waren<br />

het er nog meer geworden. Ze bemoeiden zich met alles. Tot<br />

grote ergernis <strong>van</strong> sommigen en tot gelatenheid <strong>van</strong> velen.<br />

Mejuffrouw Vroon was nauwelijks onder de indruk <strong>van</strong> de<br />

pesterijen.<br />

'Kwajongensstreken! '<br />

Toen meester Govaerts tegen haar zei dat ze het misschien,<br />

voor haar eigen veiligheid, toch maar beter ... antwoordde ze<br />

alleen maar: 'Mochten ze willen !'<br />

Die middag werd er een zoekactie op touw gezet. En wat<br />

iedereen ook over de Zwart jassen mocht zeggen, zij waren het<br />

die die middag, in de gure en natte novemberwind, met z'n<br />

allen op zoek gingen naar de witte pers. Ze sjouwden de hele<br />

stad door, kropen op hun knieën om onder karren en automobielen<br />

te kijken, achter melkbussen, in portieken en keldergaten.<br />

'Arme Kleine! Arme Kleine!'<br />

2 1 2


Bèr zat in een kerkhofvaas te roeren. Een stinkende walm<br />

drong mijn neusgaten binnen.<br />

'Wat is dat?'<br />

'M -medicijn. Voor de boom.' Hij doopte het verband in de<br />

vaas <strong>van</strong> het kerkhof en wrong het voorzichtig uit. 'H-h-hier.'<br />

'Ik kijk wel uit,' zei ik, maar ik pakte het toch aan.<br />

Ik had het altijd al prettig gevonden op het kerkhof. In tegenstelling<br />

tot ons huis, waar iedereen zich met iedereen bemoeide,<br />

er altijd wel een reden was om met deuren te slaan,<br />

dingen met een klap neer te zetten of trappen op of af te rennen,<br />

was het hier stil op het geruis <strong>van</strong> de wind na.<br />

'Niks meer gehoord?' vroeg ik.<br />

Hij schudde zijn hoofd.<br />

'Geen kaartje of brief?'<br />

'N-nee.'<br />

Ik vroeg het niet omdat ik een beter antwoord verwachtte.<br />

Of omdat ik zelfs maar een ander antwoord wilde. Filip begon<br />

een vlek te worden in mijn hoofd en ik wist zeker dat ik hem<br />

niet miste. Hem misschien nooit gemist had.<br />

Bèr drukte een krammee in het verband. <strong>De</strong> doordringende<br />

lucht <strong>van</strong> het stroopmedicijn woei in vlagen naar me<br />

toe. Iets dat zo stonk moest toch wel ergens goed voor zijn? Ik<br />

draaide mijn hoofd weg. Verderop lag de verwelkte bloemenkrans<br />

<strong>van</strong> de Brik. <strong>De</strong> grafsteen was net geplaatst.<br />

'Waarom ligt de Brik eigenlijk niet hier?' vroeg ik.<br />

'H-Hier?'<br />

'Hier is plek genoeg. Terwijl hij daar ingepropt tussen de<br />

andere graven ligt. Wa arom niet hier?'<br />

Ik wees naar het lege vlak tussen de oude stoep <strong>van</strong> Negen<br />

Open Armen en de haag met de linde. Er hadden met gemak<br />

tien graven kunnen liggen.<br />

'M-moeilijke g-grond.'<br />

Ik staarde naar het gras dat de grond bedekte. Ik wist niet<br />

wat ik me bij moeilijke grond moest voorstellen. Aan het gras<br />

was in elk geval niks te zien.


'Wat bedoel je?'<br />

Hij haalde zijn schouders op. 'Te stenig. Je k-k-kan er niet<br />

graven. D-daarom.'<br />

<strong>De</strong> bel ging. Het was middag. Ik stond op het kleine keukentrapje<br />

de hoeken <strong>van</strong> de kamer met de plumeau schoon te vegen.<br />

<strong>De</strong> be] ging nog eens.<br />

Toen ik de deur opendeed lag er een jutezak op de grond.<br />

Ik keek om me heen, maar behalve wat voorbijgangers die<br />

zich voorthaastten zag ik niemand. Na de drol op de voordeur<br />

en de sjlamrn in de wc was ik voorzichtig geworden.<br />

'Meester Govaerts?' riep ik.<br />

Het was nog een geluk dat hij thuis was. Hij tilde de zak de<br />

woonkamer binnen en maakte de knoop los.<br />

Op dat moment begon te zak te bewegen.<br />

Er klonk een diep, langgerekt aangehouden geloei.<br />

Meester Govaerts maakte de knoop los.<br />

Hij keerde de zak voorzichtig om.<br />

Het geloei werd dieper.<br />

Ook al wist ik dat een kat nooit zo'n raar geluid maakt, één<br />

moment was ik als de dood dat het Arme Kleine was. Maar<br />

toen zag ik tot mijn opluchting dat het iets pikzwarts was, dat<br />

traag tollend en zwaar de zak uit rolde.<br />

Er zat een briefje opgespeld.<br />

'Wte met pek omgaat .. .' stond er weer in dezelfde bibberige<br />

letters. En: 'Je was gewaarschuwd!'<br />

'Godverdomme,' zei meester Govaerts.<br />

Mijn maag draaide zich om.<br />

Ik had me vergist.<br />

Het was Arme Kleine wél.<br />

<strong>De</strong> spierwitte vacht was besmeurd met het taaie zwarte pek.<br />

Er was geen wit plekje meer over. <strong>De</strong> lange haren <strong>van</strong> het dier<br />

214


zaten in onontwarbare klitten bij elkaar. <strong>De</strong> aangekoekte en<br />

besmeurde vacht was nog niet het afschuwelijkste. <strong>De</strong> kater<br />

draaide zijn hoofd blazend <strong>van</strong> links naar rechts bij het horen<br />

<strong>van</strong> onze stemmen.<br />

Iemand had zijn ogen met de pek dichtgesmeerd.<br />

Meester Govaerts probeerde hem op te pakken. <strong>De</strong> blinde<br />

kater haalde uit, maar miste. Daarna vluchtte het dier, zwarte<br />

pootafdrukken makend op de vloer, stootte zijn kop in volle<br />

vaart tegen de tafelpoot en verdween toen onder de secretaire.<br />

Arme Kleine at en dronk niet meer. Zelfs de stem <strong>van</strong> mejuffrouw<br />

Vroon wantrouwde hij. Hij zat daar maar, blind, luid<br />

klagend, met een stijf uitstaande vacht waar<strong>van</strong> de haren in<br />

plukjes begonnen uit te vallen.<br />

Of hij gewond was wisten we niet. Hij liet zich niet pakken.<br />

Nog geen vier dagen later, zonder ook nog maar onder de<br />

secretaire uitgekomen te zijn, stierf Arme Kleine.<br />

Mejuffrouw Vroon begroef haar Perzische prij ska ter 's ochtends<br />

achter in het kleine ommuurde stadstuintje. Het was<br />

een koude nacht geweest, de eerste echte vriesnacht <strong>van</strong> dat<br />

jaar. Meester Govaerts bikte een gat in de bevroren aarde en<br />

liet het kattenlijk in de grond zakken. Mejuffrouw Vroon had<br />

Arme Kleine in een deken gewikkeld.<br />

Ik had gedacht dat ze in alle staten zou zijn, maar ze gaf<br />

geen kik. Ik daarentegen stond te snikken alsof mijn leven er<strong>van</strong><br />

afhing.<br />

'Tja,' zei Krit.<br />

'Wie de bal kaatst, kan hem terugverwachten,' zei Eet.<br />

'Dat slaat helemaal nergens op!' zei ik boos.<br />

'Het stikt toch <strong>van</strong> de Zwart jassen in haar huis,' zei Eet<br />

weer.<br />

'En wat dan nog!' riep ik. 'Wat kan die kater daaraan doen?'<br />

'Wa ar gehakt wordt ... ' begon Pie.<br />

Ik liep kwaad naar buiten.<br />

215


Bèr luisterde zwijgend, terwijl hij het pad aanharkte, omgewaaide<br />

vazen op de graven rechtzette en met een krabber mos<br />

wegpulkte <strong>van</strong> de zerken.<br />

'Je kan toch wel een keer wat terugzeggen,' mopperde ik.<br />

'W-w-wat m-m-moet ik. . .'<br />

'Iets! Je bent toch geen imbeciel?'<br />

'N-N-Nie .. ?'<br />

'Nee, en dat weet je best!'<br />

Ik was hem spuugzat. Ik was iedereen spuugzat, inclusief<br />

mezelf. Ik wilde dat de hele wereld met zijn oorlog verdween,<br />

oploste. Ik schopte tegen een graspol.<br />

'En dat haar <strong>van</strong> jou kan ook niet,' zei ik woedend. 'Geef<br />

hier.'<br />

Hij keek me argwanend aan.<br />

'J e snoeischaartje.'<br />

'W-wat m-m-m-m-moet je met mijn ... met m-mijn .. .'<br />

Hij deed een stap achteruit. Maar hij liep niet weg en hij<br />

protesteerde ook niet toen ik het schaartje pakte.<br />

'Dat k-kan n-niet,' zei hij alleen maar.<br />

'Zet dat rare ding af.'<br />

Ik was het niet <strong>van</strong> plan geweest. Al helemaal niet met een<br />

snoeischaartje. Ik had niet verwacht dat hij zijn butser af zou<br />

zetten. Maar tot mijn grote verbazing maakte hij de gesp los.<br />

Ik had hem nog nooit zonder dat ding gezien. Het was alsof<br />

hij zich aan het uitkleden was, zo bloot leek hij ineens.<br />

We zeiden niks. We stonden tegenover elkaar en ik knipte<br />

zijn haar met het snoeischaartje. Met een droog geluid vielen<br />

plukken haar in het gras.<br />

Toen ik klaar was, was zijn kapsel niet helemaal recht. Zijn<br />

pony had iets <strong>van</strong> een zinkend schip, maar je kon in elk geval<br />

zijn ogen weer zien. Ze hadden de beige Ideur <strong>van</strong> een houtduif.<br />

Hij zag er ineens heel gewoon uit, zo gewoon dat het teleurstellend<br />

was.<br />

2I6


Misschien kwam het doordat Filip me op mijn schouder geklopt<br />

had alsof ik een paard was. Of doordat ik vond dat ik<br />

lang genoeg gewacht had.<br />

Ik boog me naar de Imbeciel toe, sloeg mijn armen om zijn<br />

slungelige, knokige middel, drukte me tegen hem aan en kuste<br />

hem vol op de mond.<br />

Hij deed niks. Hij weerde me niet af, hij pakte me niet vast;<br />

hij stond daar maar, stram en stil alsof hijzelf in een linde veranderd<br />

was.<br />

217


Een oorlog <strong>van</strong> broers (I I)<br />

Ik werd wakker <strong>van</strong> de stemmen <strong>van</strong> onze broers. Ze kwamen<br />

<strong>van</strong>uit de keuken en klonken opgewonden, lacherig. Er viel<br />

een stoel om. Buiten was het nog donker. Ik viel weer in slaap<br />

en werd opnieuw wakker toen er op de voordeur werd geklopt.<br />

Het was een heel beschaafd klopje. <strong>De</strong> stem die klonk<br />

was zo mogelijk nog beschaafder. Maar vreemd genoeg was ik<br />

meteen klaarwakker.<br />

'Aufinachen. '<br />

'<strong>De</strong> Pruuse!' zeijes.<br />

'Aufinachen hitte.'<br />

In de keuken viel een gat <strong>van</strong> stilte.<br />

We hoorden iemand aan het slot morrelen. Daarna aan de<br />

klink. To en dat niets opleverde werd er tegen de voordeur gebonkt.<br />

In de gang kieperde de paraplubak met een schelle klap<br />

om.<br />

'In godsnaam,' riep oma Mei terwijl ze de trap af stommelde,<br />

'willen jullie door de keukendeur komen!'<br />

Er klonk gemompel, de voetstappen liepen om ons huis<br />

heen. Op dat moment kwam de Pap onze slaapkamer binnen,<br />

in zijn pyjama en met zijn haar rechtovereind.<br />

'Jullie blijven hier,' zei hij. 'Ook Muulke, denk erom!'<br />

'Huh ?' zei Muulke nog half in slaap, maar hij liep de gang<br />

alweer door.<br />

We sprongen uit bed en drukten onze oren tegen de plankenvloer.<br />

We konden alles woordelijk verstaan.<br />

Onze broers waren midden in de nacht de kerktoren in ge-<br />

2 18


klommen. Er waren luchtgevechten over de grens geweest,<br />

die ze hadden willen zien.<br />

'Ze hebben de Sperrzeit niet in acht genomen,' zei de stem.<br />

Het klon k rustig en bescheiden, zo'n stem die je hoort en dan<br />

meteen weer vergeet.<br />

'Het was een grap,' zei oma Mei. Een slechte grap, daar<br />

was ze het volledig mee eens. En ze zou er persoonlijk zorg<br />

voor dragen dat haar kleinzoons voortaan nog geen vijf meter<br />

bij ons huis <strong>van</strong>daan kwamen. En of de heren Knffee wilden.<br />

'Danke schö'n,' zei de stem weer, 'Maar ze waren al eerder<br />

gewaarschuwd, We zijn verplicht ze mee te nemen. Alles zal<br />

gewogen worden in het licht <strong>van</strong> hun vorige aanslag.'<br />

Er viel een stilte,<br />

'<strong>De</strong> vorige aanslag?' zei oma Mei verbluft.<br />

'Hij bedoelt de nepsigaren,' hoorden we Pie schaapachtig<br />

zeggen.<br />

Er viel weer een stilte. To en oma Meis stem weer klonk was<br />

die venijnig als hagel.<br />

'Hebben jullie niks anders te doen? Moeten jullie niet nog<br />

ergens een land binnenvallen of zo?'<br />

'Nou, nou,' zei de Pap. 'Heren, melk en suiker?'<br />

Maar het was al te laat. To en de man weer begon te praten<br />

zat er ineens iets onwrikbaars in zijn stem. <strong>De</strong> Herren zouden<br />

zich mi aankleden en meegaan naar het bureau. Van daaruit<br />

zou bekeken worden ...<br />

Het volgende moment viel een stoel om, we hoorden 'hé,<br />

hé!' en toen ging er tot onze grote ontzetting een geweer af.<br />

<strong>De</strong> klap dreunde door het hele huis, vulde het, er was voor<br />

niets anders meer plaats en toen ging het naadloos over in een<br />

oorverdovend gebrul.<br />

Toen we beneden kwamen had de oorlog voorgoed zijn vriendelijke<br />

gezicht afgezet, Krit werd bij zijn haren in bedwang<br />

gehouden. Sjeer lag hijgend met zijn handen over zijn hoofd<br />

219


op de keukenvloer. Eet en Pie zaten op hun knieën alsof ze<br />

gingen bidden.<br />

Ze werden onder schot gehouden door drie soldaten.<br />

In de hoek <strong>van</strong> de kamer lag iemand, zwaar hijgend en<br />

kreunend.<br />

<strong>De</strong> Pap stond midden in de keuken, wild wapperend met<br />

zijn handen. Alsof hij een onzichtbaar brandje wilde blussen.<br />

'Kom nou toch!' zei hij . 'Kom nou toch!'<br />

Onze broers werden afgevoerd, met hun handen boven hun<br />

hoofd. <strong>De</strong> Pap had nog net de tegenwoordigheid <strong>van</strong> geest<br />

om een jas over zijn pyjama aan te trekken voor hij achter ze<br />

aanrende.<br />

'Ik ga wel met ze praten,' riep hij achterom. 'Jullie blijven<br />

hier tot ik terugkom.'<br />

Nog voor hij het tuinpad af was had het donker hem al opgeslokt.<br />

'Waar is oma Mei?' vroeg Muulke. We keken verschrikt om<br />

ons heen.<br />

In de consternatie hadden we onze grootmoeder niet eens<br />

gemist.<br />

We vonden haar op de gang. Ze stond in de uiterste hoek,<br />

bij het bovenlicht. Om de een of andere reden tuurde ze aandachtig<br />

naar haar vinger.<br />

'Oma?' vroeg ik.<br />

Ze bewoog niet.<br />

'Oma?'<br />

Ze keek op. 'Ja ja.' We konden de uitdrukking op haar gezicht<br />

niet goed zien, maar ze klonk licht geërgerd. Muulke,<br />

J es en ik keken elkaar aan.<br />

'Oma?'<br />

'Wat is er?'<br />

'U kunt daar niet blijven staan,' zei Jes.<br />

'Nee, natuurlijk niet,' zei ze, maar ze bleef waar ze was.<br />

'Zullen we naar de keuken gaan?' vroeg Muulkc.<br />

220


Ze hadden stemmen <strong>van</strong> zijde, zo zacht.<br />

Muulke en ik pakten haar elk bij een arm, loodsten haar de<br />

gang door, de keuken in, en zetten haar bij de potkachel neer.<br />

Het verhaal gaat dat oma Mei onze moeder door de bevalling<br />

<strong>van</strong> Jes heen hielp door verhalen uit haar eigen jeugd<br />

te vertellen. Het was een moeizame bevalling geweest. Het<br />

had zo lang geduurd dat onze grootmoeder uiteindelijk in de<br />

kraamkamer in slaap gevallen was. Maar de Pap, die er ook<br />

bij was (hij had alle vrouwen getrotseerd die hem weg wilden<br />

werken), zei altijd dat hij onze grootmoeder maar met een<br />

ving'er had hoeven aanraken of de verhalen stroomden uit<br />

haar.<br />

'Als water uit een overvolle waterzak,' zei hij grijnzend. 'Ze<br />

praatte dwars door haar slaap heen, en zo hielp ze]es geboren<br />

worden.'<br />

Ditmaal gebeurde het omgekeerde. We kregen haar woorden<br />

over de vechtpartij er maar met moeite uit. Misschien was het<br />

wel omdat wat er gebeurd was eigenlijk te idioot voor woorden<br />

was.<br />

Er was helemaal geen vechtpartij geweest.<br />

'<strong>De</strong> soldaat struikelde?' vroeg Jes.<br />

Oma Mei knikte. 'Over een loszittende plank. Hij viel tegen<br />

Krit aan en die gaf hem een duw. En toen ging het geweer<br />

af.'<br />

Maar dat was nog niet het idiootste. Het idiootste was waar<br />

de kogel <strong>van</strong> de soldaat terechtgekomen was.<br />

'In zijn eigen voet?' vroeg Muulke. Eén moment grijnsde<br />

ze zoals ze altijd grijnsde als een verhaal te mooi voor woorden<br />

was. Maar daarna sloeg ze geschrokken haar hand voor<br />

haar mond.<br />

<strong>De</strong> oorlog had ons leren wachten, maar dat wachten was<br />

altijd ond er de strakke leiding <strong>van</strong> onze grootmoeder geweest.<br />

Jes hing met scheve rug onderuit op de sofa. Ze kibbelde<br />

221


met Muulke alsof haar leven er<strong>van</strong> afhing. Onder andere omstandigheden<br />

had oma Mei ze al tien keer tot de orde geroepen.<br />

Nu zat ze muisstil bij de Belgische potkachel met haar<br />

handen boven het uitgedoofde vuur en leek ze niets of niemand<br />

te horen.<br />

<strong>De</strong> dag brak aan. Grijze ochtendschemer en mist maakten<br />

plaats voor een bleekblauwe <strong>hemel</strong> waar de zon kalm doorheen<br />

scheen. Ergens in de haag zong een lijster.<br />

'Kunnen we niet naar de stad?' vroeg Muulke.<br />

'We hebben beloofd om te wachten,' zei ik.<br />

'Ik heb niks beloofd,' mopperde Muulke. Maar ze bleef<br />

toch zitten.<br />

Het is een raar idee te bedenken dat we uiteindelijk alle vier<br />

toch in slaap vielen. Oma Mei in de leunstoel en Muulke, Jes<br />

en ik op de sofa.<br />

Ik werd wakker <strong>van</strong> het piepende tuinhekje en voetstappen<br />

op het tuinpad en schoot overeind. Muulke en Jes werden<br />

traag wakker, maar oma Mei zat al stijf rechtop. Haar uilenoog<br />

zwabberde wild.<br />

'Fing?' zei ze. 'Fing?'<br />

Ik zag meteen dat het de Pap niet was.<br />

Het was Betje Garen.<br />

Ik had geen idee hoe ze het dit keer te weten gekomen was,<br />

maar het laatste waar ik nu behoefte aan had waren haar grote<br />

nieuwsgierige ogen en de eeuwige roddelmond. Het drong<br />

toen nog niet tot me door dat het vreemd was dat de kruidenierster<br />

naar Negen Open Armen was komen lopen, terwijl<br />

ze normaliter een bloedhekel aan lopen had.<br />

'Hij heeft gevochten,' riep ze hijgend, nog voor ze goed en<br />

wel binnen was.<br />

'Kwatsj !' onderbrak ik haar kwaad. 'Het was een ongeluk.<br />

Hij kreeg een duw.'<br />

'Welnee!'<br />

222


'U was er niet eens bij!' riep ik woedend. 'Hoe kunt u in<br />

godsnaam weten dat hij geen duw kreeg?'<br />

'Wie?' vroeg ze.<br />

'Krit na tuurlijk!'<br />

Ze keek me fronsend aan. Haar muizenmondje maakte een<br />

malende beweging. 'I{rit?' vroeg ze.<br />

'Wie anders?'<br />

'Ik heb het over de Páp,' zei ze.<br />

Het is nog steeds moeilijk te bevatten dat iets dat zo relatief<br />

onschuldig was zo verschrikkelijk fout kon aflopen.<br />

Onze broers waren opgepakt wegens het overtreden <strong>van</strong> de<br />

Sperrzeit.<br />

Maar dat was nog niet alles. Betje Garen had het allemaal<br />

gehoord.<br />

'Ze zijn ook beschuldigd <strong>van</strong> gewapend verzet,' zei ze.<br />

We keken elkaar aan.<br />

'Gewapend wát?' vroeg ik lacherig.<br />

'Hoe kan dat nou?' zei Muulke. 'Zij hadden toch geen wapens?'<br />

Betje haalde haar schouders op.<br />

We hebben nooit precies geweten hoe het zat. Het enige<br />

wat we konden verzinnen was dat de Pruuse zich zo schaamden<br />

over de soldaat die in zijn eigen voet schoot, dat ze er iets<br />

anders <strong>van</strong> gemaakt hadden.<br />

En dat had verschrikkelijke gevolgen.<br />

'Ze moeten naar Duitsland.'<br />

'Naar Duitsland?'<br />

'Hij was niet te houden,' zei Betje Garen. 'Hij schreeuwde<br />

dat het niet eerlijk was.'<br />

Er waren vier mannen nodig geweest om hem tegen te<br />

houden. Vier. En zelfs die hadden de grootste moeite om onze<br />

vader, de appel<strong>van</strong>ger, de dromenverkoper, de man die ik in<br />

mijn hele leven nog nooit kwaad gezien had, die ons nog nooit<br />

een tik gegeven had, tegen te houden.<br />

223


'Hij brulde dat jullie bij elkaar moesten blijven,' zei Betje<br />

Garen met tranen in haar ogen. 'Dat hij dat beloofd had.'<br />

We hadden een uur om te pakken. Twee valiezen mochten<br />

mee. Oma Mei zat als versteend in haar stoel. Verdoofd zocht<br />

ik tussen de kleren <strong>van</strong> onze broers. Ik staarde naar elke broek<br />

die was overgegaan <strong>van</strong> oudste broer naar jongste. Mijn hele<br />

leven lang waren mijn broers een ontembare vierkoppige<br />

draak geweest. Maar nu vielen ze uiteen in vier losse jongens.<br />

<strong>De</strong> pet <strong>van</strong> Sjeer, het satijn aan de binnenkant vet <strong>van</strong> de<br />

brillantine, om indruk te maken op een <strong>van</strong> zijn proefverloofdes.<br />

<strong>De</strong> linkerschoen <strong>van</strong> Pie, waar een papiertje in zat met<br />

daarop de geheimzinnige woorden 'Eerst appel, dan meisje,<br />

dan hoed'.<br />

<strong>De</strong> dubbeltrui <strong>van</strong> Eet en Krit, die dan de een en dan weer<br />

de ander droeg, met het gat bij de mouw, waar ze hun duim<br />

doorheen staken als ze een sigaartje wilden roken en het koud<br />

was.<br />

Er mochten maar drie mensen afscheid nemen. Oma Mei<br />

ging samen met de Tulp en mla <strong>van</strong> de kastelein.<br />

'Waarom UIla!' schreeuwde Jes. 'Hij ging niet eens meer<br />

met haar!'<br />

Ik wist het niet. Betje Garen had gezegd dat Eet om haar<br />

gevraagd had. VIla had de verkering verbroken, nog voor Eet<br />

haar ter verloving had kunnen vragen. Wat Eet daar<strong>van</strong> gevonden<br />

had wist ik evenmin. Onze broers konden je de oren<br />

<strong>van</strong> de kop kletsen over duivenkoersen, oorlogsberekeningen,<br />

voetbalwedstrijden en de inhoud en pk's <strong>van</strong> automotoren.<br />

Maar over de dingen die er werkelijk toe deden hoorde je ze<br />

niet.<br />

To en onze grootmoeder terugkwam waren Ulla en de Tulp<br />

nog steeds bij haar. <strong>De</strong> Tulp zette koffie. Haar gezicht stond<br />

224


niet verdrietig, eerder grimmig. Ze droeg geen hoedje; haar<br />

haren waren half uit de knot geraakt. Anderhalf jaar was ze nu<br />

met Kritverloofd. Ze had zich nooit beklaagd over het feit dat<br />

ze nog niet getrouwd waren. 'Het zijn moeilijke tijden,' had<br />

ze gezegd toen Krit zich keer op keer verontschuldigde. 'Het<br />

komt nog wel.'<br />

Ul1a huilde aan één stuk door. Ze had haar ene zakdoek<br />

nog niet vol gehuild of ze moest een nieuwe hebben. Muulke<br />

stuurde haar naar huis.<br />

Die namiddag zaten we met z'n vijven de tijd <strong>van</strong> de wijzers<br />

te kijken. To en de klok eindelijk drie uur had geslagen,<br />

het tijdstip dat ze zouden vertrekken, zuchtten we. Niet uit<br />

verdriet maar uit een bizar soort opluchting, omdat dat wat<br />

gebeuren zou, wat gebeuren moest, zich voltrokken had.<br />

Ergens tussen nacht en ochtend werd ik wakker. <strong>De</strong> deur <strong>van</strong><br />

onze slaapkamer ging open en oma Mei sleepte een strozak<br />

naar binnen. Haar grijze vlecht glinsterde in het maanlicht.<br />

Ze legde de zak bij het raam. Daarna haalde ze de dekens.<br />

Ik dacht dat ze zou gaan slapen, maar ze ging zitten, met de<br />

dekens om haar heen getrokken. Ze zei niets, ook al zag ze dat<br />

ik wakker was. Haar blik was onpeilbaar. Ze hield haar ogen<br />

strak op ons gericht en wiegde zachtjes heen en weer, alsof<br />

ze een scheepje was op een onmetelijke oceaan en wij haar<br />

horizon.


<strong>De</strong>el 4<br />

<strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong><br />

1941-1942


Tussentijd (r)<br />

Haar hele leven lang had onze grootmoeder het leven als een<br />

lastige peuter behandeld. Ze negeerde het als het de boel in<br />

het honderd liet lopen, bleef onverstoorbaar bij rampen <strong>van</strong><br />

welke aard ook. Ze had in haar hele leven nog nooit bij de<br />

pakken neergezeten. Toen onze moeder stierf schijnt ze een<br />

dag en een nacht achter elkaar al het koper gepoetst te hebben<br />

<strong>van</strong> de straat waar ze toen woonde.<br />

'Ik kan maar beter wat te doen hebben,' had ze gezegd.<br />

En de straat, die alleen maar een vermoeden kon hebben<br />

<strong>van</strong> haar oceaangrote verdriet, bracht al het koper dat ze maar<br />

konden vinden, een kruiwagen vol, met spullen die zelfs <strong>van</strong><br />

vier straten verderop kwamen.<br />

Misschien kun je maar één keer in je leven zulk verdriet<br />

hebben. En misschien is het ook zo dat zo'n oplossing maar<br />

één keer werkt. Want toen onze broers en de Pap vertrokken<br />

waren, gebeurde het ondenkbare: het onverwoestbare mechaniek<br />

in haar viel stil.<br />

Elke zaterdagmiddag legde de Tulp de lange weg af <strong>van</strong> haar<br />

ouderlijk huis in het westen <strong>van</strong> de stad naar ons. Meestal zat<br />

ze in de keuken, waar ze op haar eigen onopvallende manier<br />

oma Mei weer in beweging kreeg.<br />

'Die worteltjes,' zei ze bijvoorbeeld, 'zijn die ook lekker<br />

met azijn?'<br />

Op die manier herinnerde ze onze oma aan het feit dat ze<br />

wortels aan het schrapen was.<br />

Als ik haar zo bezig zag schaamde ik me dat we de Tulp ooit<br />

belachelijk gemaakt hadden.<br />

229


Die winter gingen vlees en kaas op de hon. In het voorjaar<br />

volgden koffiesurrogaat, melk en aardappels, maar wij leefden<br />

op het platteland, waar je voor de juiste prijs alles kon krijgen.<br />

<strong>De</strong> Pap had nog een flinke voorraad sigaren op zolder staan<br />

en die konden we voorlopig nog ruilen voor wat met bonnen<br />

steeds moeilijker te krijgen was.<br />

Maar het grootste gemis kon met geen enkel middel betaald<br />

worden.<br />

Elke namiddag als ik naar huis liep begon het in mijn buik<br />

te mieren. Op de rechte stukken tuurde ik zo ver mogelijk<br />

voor me uit. Bij de bochten kon ik mijn ongeduld nauwelijks<br />

bedwingen.<br />

<strong>De</strong> Pap had beloofd dat ze zo snel mogelijk iets <strong>van</strong> zich<br />

zouden laten horen. Maar de weken verstreken en er gebeurde<br />

niets. Muulke was al naar het gemeentehuis geweest. Ze<br />

stuurden haar terug met de woorden dat de Duitse post de<br />

best georganiseerde post ter wereld was. Toen er op een dag<br />

daadwerkelijk post kwam, stonden we met zijn vieren om de<br />

keukentafel en staarden naar de postkaart met het vooruithollende<br />

handschrift <strong>van</strong> de Pap.<br />

Lieve schoonmoeder en dochters,<br />

In goede orde aangekomen. We maken het goed. Meisjes, geef<br />

jullie g;rootmoeder een flinke pakkerd.<br />

Jullie vader en schoonzoon<br />

'Is dat alles?' vroeg Jes ongelovig.<br />

'Sommige dingen mogen ze natuurlijk niet schrijven,' zei<br />

Muulke.<br />

'Sommige dingen?'<br />

'Misschien hebben ze honger.'<br />

'Muulke,' zei ik.<br />

'Of ze zijn gewond. Of erger.'<br />

'Muulke!'


We begonnen aan een brief.<br />

Ik wilde een korte. Ik was bang dat als er te veel in zou<br />

staan, ze hem nooit zouden krijgen.<br />

Jes wilde een lange. Een lange brief was troost, zei ze.<br />

Muulke wilde zoveel weten, dat er geen ruimte overbleef<br />

om nog iets over onszelf te melden. We vochten om elke zin,<br />

elk woord, elke komma. To en hij af was, waren we uitgeput.<br />

Daarna begon het wachten opnieuw. Weer gingen weken<br />

voorbij. Die weken werden een maand, twee maanden, drie<br />

maanden. Het was uiteindelijk oma Mei die zich in een zeldzaam<br />

moment bijeenraapte en opnieuw naar het gemeentehuis<br />

ging, waar inmiddels veel Duitsgezinden werkten. Ze<br />

kwam terug met een verbijsterend bericht. Niet alleen was<br />

onze brief nooit verder gekomen dan het gemeentehuis,<br />

maar ze waren ook het spoor <strong>van</strong> onze broers en vader bijster.<br />

Ze waren overgeplaatst, maar niemand wist waar naartoe.<br />

'Bijster?' had oma Mei geroepen. 'Vijf mannen? Het zijn<br />

toch geen kopspijkers?'<br />

Ze had een reprimande gekregen. Het was al heel wat dat<br />

de gemeente zo haar best deed. En dat voor een stelletje landverraders!<br />

'Gewoon naar huis gaan, mevrouw. Ze zullen wel<br />

weer opduiken.'<br />

We zaten onder een stolp <strong>van</strong> verdriet, die veel aan ons<br />

voorbij liet gaan.<br />

Maar niet alles.<br />

In februari had het gegonsd bij de kantoren <strong>van</strong> de kranten.<br />

In Amsterdam was een grote staking uitgebroken. Andere<br />

steden boven de rivieren waren gevolgd. Niemand wist precies<br />

waarom, de dagbladen waren al gecensureerd, maar het<br />

had te maken met de Judde daar.<br />

'Vervelend,' hoorde ik een man zeggen. 'Maar dat krijg je.<br />

ZoveelJudde bij elkaar, dat is vragen om problemen.'<br />

'Waar slaat dat nou op!' riep iemand anders.<br />

'Och, wij zijn hier maar met een paar,' zei een vrouw. Het


was de moeder <strong>van</strong> Mimi. 'Wat moet Hitler nou met drieënhalve<br />

Jud.'<br />

Er had instemmend gemompel geklonken.<br />

Op een vrijdag in juni ging Jes via de meisjespoort voorgoed<br />

<strong>van</strong> school. <strong>De</strong> daaropvolgende maandag stond ze op de stoep<br />

bij de nonnendeur. <strong>De</strong> nonnen hadden haar gevraagd om te<br />

helpen met het catalogiseren <strong>van</strong> de bibliotheek. Die was een<br />

rommeltje, hadden ze gezegd. Ik kon het me nauwelijks voorstellen.<br />

Het was waarschijnlijker dat ze haar gewoon niet wilden<br />

missen. Zelfs de hardste non had een zacht kantje als het<br />

omJes ging.<br />

<strong>De</strong> nonnen kwamen overal en ze hadden een goed oor voor<br />

de laatste nieuwtjes.<br />

'<strong>De</strong> Pruuse zijn <strong>Heivisj</strong> komen halen,' zei Jes.<br />

'Waarom?'<br />

'Ze hebben paarden nodig, zeggen de nonnen.'<br />

'Waarom?'<br />

'Voor de oorlog in Rusland, natuurlijk!'<br />

<strong>De</strong> oorlog tegen Rusland was de nieuwste oorlog <strong>van</strong> de<br />

Pruuse.<br />

'Hebben ze <strong>Heivisj</strong> echt meegenomen?' vroeg Muulke.<br />

Jes schudde haar hoofd. Ze vertelde dat ze het mijnpaard<br />

naar buiten gehaald hadden en hem <strong>van</strong> boven tot onder hadden<br />

bekeken. Het dier had alles sullig over zich heen laten<br />

komen.<br />

'<strong>De</strong> Pruuse hadden hem al zowat op de trein gezet. To t<br />

Herrnes aankwam met de papieren <strong>van</strong> het slachthuis. Ik weet<br />

niet wat erin stond, maar daarna lieten ze hem gauw staan.'<br />

<strong>De</strong> keer daarop zei ze: 'Ze hebben haar weggestuurd.'<br />

'Wte?'<br />

'Liesl.'<br />

Ikhad in geen eeuwigheid meer aan haar gedacht. Mijn tijd<br />

in de villa leek eeuwen geleden. Als iets uit een oud en vergeeld<br />

boek.<br />

232


'Waar naartoe?'<br />

<strong>De</strong> nonnen dachten dat de Pruusin haar naar Frankrijk gestuurd<br />

had. Maar het kon ook Engeland zijn.<br />

'Maar waarom?' vroeg ik.<br />

J es keek me verwonderd aan.<br />

Natuurlijk wist ik het wel. <strong>De</strong> Judde mochten inmiddels niet<br />

mecr de bioscoop in, hun kinderen mochten niet meer naar<br />

school. In september was het bevel gekomen dat 'het hele wagenpark'<br />

<strong>van</strong> de Judde gevorderd moest worden voor de strijd<br />

tegen Rusland. Er werd hardop om gelachen. Misschien dat<br />

het in Duitsland stikte <strong>van</strong> de rijke Judde, maar in onze stad<br />

waren welgeteld drie Judde met een automobiel. <strong>De</strong> Vo ddenkoning<br />

(die een haveloos oud karretje had zonder deuren), de<br />

Waterwagenfamilie, die een vrachtwagentje had, en de familie<br />

Hom. Maar die telde eigenlijk niet mee omdat het voertuig<br />

het al jaren geleden begeven had en sindsdien als kippenhok<br />

gebruikt werd.<br />

'Het zijn gewoon pesterijen,' zei ik. 'En niemand die zich<br />

er echt druk over maakt, ook de Judde niet. Ik snap echt niet<br />

waarom de Pruusin haar weggestuurd heeft.'<br />

'Ze is Jud, Fing.'<br />

'Wat dan nog? <strong>De</strong> Pruusin is getrouwd met de Sigarenkeizer.<br />

Die la ten ze echt wel met rust.'<br />

'Ik help het je hopen,' zeijes.<br />

<strong>De</strong> Judde maakten zich inderdaad niet druk. To en ze niet<br />

meer in het park mochten komen en in de plantsoenen bordjes<br />

kwamen te staan met 'verboden voor Joden' maakte een<br />

Jud stiekem een paal met een bordje met 'Juddepark' erop geschreven<br />

en hij plantte dat aan het begin <strong>van</strong> Sjlammbams Sahara.<br />

Het werd natuurlijk meteen weggehaald, maar het idee<br />

was al geboren.<br />

Als ik terugkwam <strong>van</strong> mijn werk zaten er altijd wel een paar<br />

Judde in de berm op een meegebracht kleed of op een jas.<br />

233


Soms hadden ze een tas of een rugzak bij zich met eten. En als<br />

het warm was trokken ze hun schoenen uit.<br />

'Hallo Fing.'<br />

'Dag meneer Blijdestein.'<br />

'Al wat gehoord <strong>van</strong> je broers en de Pap?'<br />

'Nee.'<br />

'Ach, wat spijtig. Maar dat zal wel gauw veranderen. Doe je<br />

de groeten aan je grootmoeder?'<br />

'Doe ik.'<br />

Mimi Sassen zwaaide naar me. Haar uilenbril was stukgegaan<br />

en gerepareerd met ijzerdraad. Ik zwaaide terug. Twee<br />

jongere zusjes zaten giechelend naast haar.<br />

Ik heb me nooit afgevraagd waar die zusjes nu naar school<br />

gingen. Of ze nog wel naar school gingen. Evenmin vroeg ik<br />

me af waarom de Judde me nooit scheef aankeken. En dat terwijl<br />

iedereen wist dat ik in een huis werkte waar Zwart jassen<br />

in en uit liepen en Hider <strong>van</strong>af het dressoir toekeek.


Suiker op straat<br />

Op een zaterdagmiddag in oktober drukte oma Mei me een<br />

boodschappentas vol sigarenkistjes in mijn handen en zei dat<br />

ik moest gaan kletsen met Fie.<br />

'Kan Muulke niet gaan?' vroeg ik. Maar Muulke was nog<br />

op de Rosita.<br />

To en ik bij het huis <strong>van</strong> Fie kwam, kwamen er twee vrouwen<br />

naar buiten. Ze keken me nauwelijks aan en glipten een<br />

steegje in.<br />

Bijkletsen met Fie was de geheime uitdrukking voor zwarte<br />

handel. <strong>De</strong> ouders <strong>van</strong> Fie waren een ruilhandel begonnen<br />

in het achterkeldertje <strong>van</strong> hun huis. Iedereen die iets te ruilen<br />

had kon bij hen terecht. Ze sloegen de spullen tegen een<br />

kleine vergoeding op en verhandelden ze door. Hoewel onze<br />

voorraad sigaren op zolder begon te slinken hadden we voorlopig<br />

nog genoeg. En er was voldoende vraag naar.<br />

Op het moment dat ik weer naar buiten kwam, raakte ik<br />

verzeild in een colonne Zwart jassen die in looppas door de<br />

straat stiefelden. Ze probeerden me te ontwijken, maar ze liepen<br />

te dicht op elkaar en bonkten tegen me aan. Ik had mijn<br />

armen om mijn middel geslagen, zogenaamd omdat ik het<br />

koud had, maar eigenlijk omdat ik daaronder een grote puntzak<br />

suiker verborgen hield.<br />

Ik verloor mijn evenwicht en botste tegen iemand op. Het<br />

was geen Zwartjas, maar een <strong>van</strong> de Jeugdstormers, jongens<br />

en meisjes <strong>van</strong> mijn leeftijd, vaak nog jonger, die dweperig<br />

achter de Zwart jassen aan liepen.<br />

<strong>De</strong> botsing was zo hard dat ik de suiker voelde kraken. Toen<br />

2 35


ik uit mijn ooghoeken omlaag keek zag ik tot mijn ontzetting<br />

dat de suiker onder mijn jas <strong>van</strong>daan begon te lopen en een<br />

klein wit spoor vormde op de kinderkopjes.<br />

Iedereen wist dat de Pruuse ruilhandel soms oogluikend<br />

toestonden. Het waren de NSB'ers voor wie je op moest passen.<br />

Vooral de Jeugdstormers waren kampioen klikken.<br />

Ik verwachtte elk moment dat hij een keel zou opzetten.<br />

Maar in plaats daar<strong>van</strong> gebeurde er iet,> raars. Ik zag hoe zijn<br />

linkervoet een pas opzij zette en boven op de gemorste suiker<br />

ging staan.<br />

Ik had nog niet op durven kijken, maar nu deed ik het toch.<br />

Zijn witte haar was zo kortgeknipt dat je zijn hoofdhuid<br />

zien kon. <strong>De</strong> baret was door de klap naar achteren geschoven.<br />

Het was Filip.<br />

Ik had <strong>van</strong> alles willen zeggen, <strong>van</strong> alles. Maar het enige wat<br />

uit mijn mond kwam was: 'Wat heb jij nou aan?'<br />

Een paar andere Jeugdstormers waren blijven staan, maar<br />

toen de Zwarassen zich meer en meer verwijderden holden<br />

ze ons voorbij.<br />

Hij haalde zijn schouders op.<br />

'Jij ging toch bij de Unie?'<br />

'Dat kan pas als je achttien bent. En trouwens, de Unie stelt<br />

niks voor.'<br />

'En daarom ga je bij deJeugdstorm?'<br />

Hij gaf geen antwoord.<br />

'Als je maar niet denkt dat ik heb zitten wachten. Ik heb allang<br />

nieuwe verkering.'<br />

Hij zweeg.<br />

'Ik neem aan dat je vader weer springlevend is? Na zoveel<br />

tijd zal hij wel weer op tafel dansen.'<br />

'Hij is dood.'<br />

<strong>De</strong> binnenkant <strong>van</strong> mijn hoofd zat vol schakelaars. Klik, er<br />

was woede. Klik, er was schaamte. En wie het ook was die ze<br />

bediende, ik was het zeker niet.


Filip maakte een geluid. Het was iets tussen een zucht en<br />

een grom in. Ik liep naar hem toe, trok hem mee, tussen de<br />

muur en de melkkar in. Ik weet niet meer waar ik de suiker<br />

gelaten heb. Toen deden we iets met onze hoofden en handen.<br />

Of onze hoofden en handen deden iets met ons. Het volgende<br />

moment zaten we te zoenen. Echt te zoenen.<br />

'Je hebt toch zeker geen verkering?' zei Muulke.<br />

'En waarom niet?'<br />

'Met een Zwart jas?'<br />

'Het is geen Zwart jas. ,<br />

'Nog niet.'<br />

'En niet alle Zwart jassen zijn hetzelfde.'<br />

'Ze lopen achter de Pruuse aan,' zei Muulke.<br />

'Helemaal niet.'<br />

Ze vouwde haar armen over elkaar.<br />

'Ze willen gewoon een nieuw Nederland,' zei ik. 'Met eerlijke<br />

kansen voor iedereen en niet alleen voor de rijken. En<br />

zodra de Pruuse vertrekken krijgen we zelfbestuur.'<br />

'Heeft Filip je dat verteld?'<br />

'Dat weet toch iedereen.'<br />

Muulke trok een <strong>van</strong> haar beruchte wenkbrauwen op.<br />

<strong>De</strong> Daamsen hadden een nieuwe zesde schouder aangenomen.<br />

'Geen familie natuurlijk,' zei Filip schamper.<br />

Ze hadden Filip wel onderdak aangeboden. Maar dat vertikte<br />

hij. In plaats daar<strong>van</strong> ging hij inwonen bij een <strong>van</strong> de<br />

andere Zwart jassen en vond hij werk op het slachthuis.<br />

'Tot er iets anders komt.'<br />

Op maandag stond hij bij mejuffrouw Vroon op de stoep.<br />

'Ga weg,' zei ik. 'Je mag hier niet komen.'<br />

'Waarom niet?'<br />

'Ik ben pas over twee uur vrij.'<br />

2 37


'Filip?' riep een stem achter me <strong>van</strong>uit het trapgat. 'Filip,<br />

ben jij dat?'<br />

Met een triomfantelijke blik glipte hij langs me heen, stal<br />

een kus <strong>van</strong> mijn mond en kloste de trappen op.<br />

Ik draaide me om en ving nog net de misprijzende blik <strong>van</strong><br />

mejuffrouw Vroon.<br />

Sinds de moord op haar kat was mejuffrouw Vroon beduidend<br />

minder blij met meester Govaerts. Of preciezer: met wat hij<br />

deed. Niet dat ze dat hardop zei, maar ik wist dat ze sindsdien<br />

drie keer op een dag controleerde of de voordeur wel in het<br />

slot zat. Er zaten nu tralies voor het wc-raampje. En Betje<br />

Garen zei dat mejuffrouw Vroon 's avonds nooit meer de deur<br />

opendeed.<br />

Ik was bijna klaar toen Filip de trap weer afkwam.<br />

'Je moet komen,' zei hij. Hij keek mejuffrouw Vroon aan.<br />

'Zou dat mogen, mevrouw? '<br />

Mejuffrouw Vroon keek hem pinnig aan. To en zuchtte ze.<br />

<strong>De</strong> zolderkamer <strong>van</strong> meester Govaerts was groter dan ik<br />

verwacht had. En drukker. To en ik de kamer binnenkwam<br />

keken zeven paar ogen me aan. Een paar Jeugdstormers en<br />

Zwart jassen. Daarna deden ze net alsof ik er niet was en begonnen<br />

weer te praten.<br />

'Ach, Fing,' zei meester Govaerts. 'Dat had je me wel eens<br />

mogen vertellen.' Hij stond met een kopje in zijn hand bij een<br />

<strong>van</strong> de zolderraampjes en schudde meewarig zijn hoofd.<br />

Ik keek hem in verwarring aan.<br />

'Ik heb hem verteld <strong>van</strong> je broers,' zei Filip doodleuk.<br />

Ik had hem wel kunnen slaan. Niet dat het een geheim was.<br />

Ik twijfelde er niet aan dat de meeste Zwart jassen wisten dat<br />

de Pap en onze broers opgepakt waren. <strong>De</strong> norse blikken waren<br />

veelzeggend genoeg. Maar de bruine ogen <strong>van</strong> meester<br />

Govaerts keken me warm aan. 'Wat ellendig,' zei hij. 'Ik weet<br />

zeker dat het een misverstand geweest is.'<br />

'Meneer?'


'Lief kind, ik ben bang dat de Pruuse soms, hoe zal ik het<br />

zeggen, wat gespannen reageren. <strong>De</strong> verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> een groot Duits rijk weegt zwaar en laat weinig ruimte om<br />

de zaken wat luchtiger te bekijken.'<br />

Hij glimlachte verontschuldigend. 'Maar jij zit niet op mijn<br />

grote woorden te wachten. Jij mist je vader en broers. Zo simpel<br />

is het. Gelijk heb je. Laten we hopen dat binnenkort het tij<br />

keert.'<br />

'Hij is écht goed,' zei Filip toen we weer buiten kwamen. Zijn<br />

wangen waren rood. 'Meester Govaerts weet zo veel en hij<br />

laat zich door niemand <strong>van</strong> de wijs brengen. En hij zegt dat ik<br />

het ver kan schoppen. Hij zegt dat als straks de oorlog voorbij<br />

is, er genoeg kansen komen. En dat de jeugd dan niet alleen<br />

de toekomst heeft, maar de góéde toekomst.'<br />

'Als ik niet gauw een touwtje aan je vastbind, vlieg je nog<br />

weg,' zei ik.<br />

Hij begon sprongetjes te maken. 'Hoei! Ik vlieg, Fing! Ik<br />

vlieg!'<br />

Ik schoot in de lach. 'Hier blijven,' zei ik, en ik pakte zijn<br />

hand vast en we liepen samen het beschaduwde straatje uit,<br />

het overdonderende namiddaglicht tegemoet.<br />

To en ik dc keukendeur opendeed, zat oma Mei in het schemerdonker<br />

voor de uitgedoofde potkachel. Muulke en Jes waren<br />

nog niet thuis.<br />

'Ik ben er,' zei ik.<br />

Ze zei niets eens dat ik laat was. <strong>De</strong> afwas <strong>van</strong> die ochtend<br />

stond nog op het aanrecht. Er stond een pannetje met aangebrande<br />

aardappelen op tafel. Ik stak zwijgend de olielamp<br />

aan, vulde de kachel met nieuwe sjlamm. Ik weet niet of ze het<br />

merkte.<br />

Die zondag kibbelden Jes en Muulke als <strong>van</strong>ouds, maar er<br />

was iets plichtmatigs in geslopen, alsof ze niet meer elkaar<br />

bestookten maar de stilte.<br />

2 39


Ik was opgelucht toen mijn vrije dag eindelijk om was. Het<br />

was alsof het huis niet méér ruimte gekregen had nu de Pap<br />

en onze broers weg waren, maar gekrompen was tot een poppenhuis,<br />

waar ik nog maar ternauwernood inpaste.


Berichten<br />

'Fing?'<br />

Ik keek om me heen. Mejuffrouw Vroon was prevelend bezig<br />

met haar correspondentie. Ze had de glazen tussendeur<br />

dichtgeschoven.<br />

'Fing?'<br />

Aarzelend liep ik de gang op, waar de stem <strong>van</strong>daan gekomen<br />

was.<br />

'Meneer?'<br />

'Kom je even naar boven?'<br />

Meester Govaerts zat op zijn zolderkamer aan het kleine<br />

bureautje. Aan weerszijden lagen twee stapels Zwartjaskrant­<br />

Jes.<br />

Het licht <strong>van</strong> de lamp ving het blinkende kale rondje op<br />

zijn hoofd.<br />

'Doe je de deur even dicht?' vroeg hij .<br />

Er was iets in de kalme, overtuigde manier <strong>van</strong> praten die<br />

maakte dat je deed wat meester Govaerts zei. Wa arschijnlijk<br />

was hij daarom iets hoogs bij de Zwart jassen.<br />

Hij keek me glimlachend aan. 'Het is beter dat mejuffrouw<br />

Vroon sommige dingen niet weet.' Hij knipoogde. 'Hier.'<br />

To en pas zag ik dat hij iets in zijn hand hield. Het was een<br />

envelop met vreemde stempels. Maar het handschrift was zo<br />

bekend dat het was alsof iemand me in de holte <strong>van</strong> mijn knieen<br />

sloeg.<br />

'Het ligt nogal gevoelig, snap je,' zei hij. 'Ik weet dat je<br />

broers geen landverraders zijn, maar niet iedereen hier is<br />

daar<strong>van</strong> overtuigd. Ik zou niet willen dat mejuffrouw Vroon,


gezien het feit dat ze wat ... ja ... nerveus is, aan de grote klok<br />

hangt dat ik brieven <strong>van</strong> ... Hier. Stop maar gauw weg.'<br />

Ik weet dat ik had moeten wachten tot ik weer thuis was, maar<br />

ik kon het niet. Ik liep, nee, rende naar het kleine binnentuintje<br />

waar Arme Kleine begraven lag. Ik ging zitten op het trapje<br />

en scheurde de brief met trillende vingers open. <strong>De</strong> brief was<br />

gecensureerd. Hij zat vol gaatjes, als de blauwe ponskaart die<br />

Muulke <strong>van</strong> de Rosita had. Ik las zo gretig, zo uitgehongerd<br />

- ik vrat de letters compleet op - dat ik drie keer moest lezen<br />

voordat ik snapte wat er stond.<br />

( . .) r6 augustus 1941<br />

Lieve Moede1' Mei, Fing, Muulke en Jes,<br />

Het spijt ons dat we niet eerder iets <strong>van</strong> ons hebben laten horen.<br />

We zitten nu op een ( . .)jàbriek waar (...) en (...) gemaakt<br />

worden. Wij moeten (...) uit de (. . . ) verwerken. Geen werk voor<br />

luilakken, maar wij zijn wel meer gewend. We zijn uiteindelijk<br />

maar (...) weken in (. . . ) gebleven. Tijdens ons verblijf hier<br />

kwamen (. . .) die personeel nodig hadden. Wij waren boventallig<br />

en 7lwesten mee. Maar och, we zijn nog bij elkaar en dat telt.<br />

Er is hier een man die zegt dat (...) maar daar trekken we ons<br />

natuurlijk niks <strong>van</strong> aan.<br />

Hebben jullie onze vorige brief gekregen? Gaat het goed?<br />

Daaronder stond in een ander handschrift:<br />

Hebben jullie nog iets <strong>van</strong> Ulla gehoord? Is ze soms verhuisd?<br />

Heeft ze een miljonair aan de haak geslagen?Laat even wat<br />

weten, want dan weet ik of ik nog papier aan haar moet<br />

venpillen.<br />

Daarna ging het weer verder in het handschrift <strong>van</strong> de Pap.


'Nu, we sluiten deze brief in de hoop dat het jullie goed gaat.<br />

Het zal wel allemaal gauw voorbij zijn. Voor jullie het weten,<br />

zijn we weer terug. <strong>De</strong> Pruuse ( . . ) en dat is maar goed ook!<br />

ps Als ik jo avonds naar buiten kijk en de maan zie, dan<br />

word ik blij te weten dat jullie diezelfde maan kunnen zien. We<br />

zijn ons nabij.<br />

Jullie vader<br />

To en ik die avond de brief tevoorschijn haalde werden de<br />

ogen <strong>van</strong> Jes groot en glanzend en Muulke slaakte een oor­<br />

logskreet. Zelfs oma Mei leek even uit haar cocon <strong>van</strong> zwijg­<br />

zaamheid te komen.<br />

'Kom,' zei ze. Ze klopte op de oude sofa.<br />

We waren voller <strong>van</strong> de gaatjesbrief dan we ooit hadden<br />

kunnen zijn <strong>van</strong> een gewone brief. We gisten en discussieer­<br />

den eindeloos over wat er gestaan moest hebben. <strong>De</strong> brief<br />

veranderde steeds opnieuw. Het was alsof er wel vijf brieven<br />

gearriveerd waren.<br />

'Wat een geluk dat de gemeente de brief toch nog gevon­<br />

den heeft!' zuchtte Jes.<br />

Ik had niks verteld over meester Govaerts. Wa arom ook?<br />

Ik wist zeker dat Muulke meteen opmerkingen zou maken, en<br />

dat was wel het laatste waar ik zin in had.<br />

'Laten we meteen terugschrijven,' zei Jes.<br />

'Dat kan morgen ook wel,' zei oma Mei. 'En dan moeten<br />

we ook wat aan Alma laten weten.'<br />

'Al ma?' zei Muulke fronsend. 'Wie is Alma?'<br />

'<strong>De</strong> Tu lp,' zei ik.<br />

Ik ging haar twee dagen later opzoeken. Ze glimlachte al­<br />

leen maar toen ik de brief tevoorschijn haalde. Daarna vroeg<br />

ze of ik een kopje thee wilde.<br />

Boven een kleine spiegel hing een piepklein fo tootje <strong>van</strong><br />

haar en Krit. Mijn broer stond achter haar en zij zat. Krits<br />

ogen gloeiden <strong>van</strong> trots. Ik hield een moment mijn hand voor<br />

het fo tootje alsof ik daadwerkelijk verwachtte de gloed te<br />

kunnen voelen.


Het begon al te schemeren toen ik over Sjlammbams Sahara<br />

terugliep. Het was waterkoud. <strong>De</strong> bomen aan de holle weg<br />

hadden bijna al hun blad al verloren, de akkers waren al leeggehaald<br />

en omgeploegd, maar de kerkhofhaag was vol en<br />

groen als altijd. Ik haastte me langs de coniferen, maar bleef<br />

ineens staan. Aan de andere kant klonk geschuifel en het gepiep<br />

<strong>van</strong> een kruiwagen. Ik herkende meteen wie daar liep.<br />

'Bèr?'<br />

Het geschuifel en gepiep stopte. Het was bij een stuk <strong>van</strong><br />

de haag, waar geen doorgang was. Maar ik wist zeker dat hij<br />

aan de andere kant stond.<br />

'Bèr?'<br />

Sinds de nacht dat onze broers opgepakt waren, had ik hem<br />

niet meer opgezocht. Eerst had ik hem zonder opzet ontweken,<br />

ik was gewoon te veel in de war. Later toen ik er wel weer<br />

aan kon denken leek onze kus, mijn kus, ineens zo stom, zo<br />

ongelofelijk kinderachtig dat ik me nauwelijks kon voorstellen<br />

dat ik het gedaan had. Maar ik hád het gedaan. Sindsdien<br />

had ik me wel tien keer voorgenomen om naar Bèr te gaan,<br />

maar iedere keer kwam het er gewoon niet <strong>van</strong>. En toen Filip<br />

was teruggekomen vergat ik alles gewoon. Ik weet dat het niet<br />

aardig was, maar zo was het nu eenmaal gegaan.<br />

Hij ademde door zijn mond. Er zat een reutelt je in.<br />

'Bèr?'<br />

Ik hoorde hem weghinken.<br />

'Je kan toch wel meegaan?' zei Filip.<br />

'Waarom?'<br />

'Je bent toch klaar, ja?' Hij keek me geërgerd aan.<br />

Het was laat in de middag. Hij had op de stoep <strong>van</strong> mejuffrouw<br />

Vroon op me gewacht. Op zijn knieën lag een stapel<br />

Zwartjasblaadjes.<br />

'Wat moet je daarmee?' vroeg ik.<br />

'Gewoon.' Hij stond op.<br />

Ik had ze al vaker op de hoek <strong>van</strong> de straten zien staan.


Zwart jassen die hun blaadjes probeerden te verkopen. Geliefd<br />

waren ze niet. Misschien dacht meester Govaerts dat ze mak­<br />

kelijker aan de man te brengen waren als jonge mensen ze<br />

uitdeelden.<br />

Ik bleef staan.<br />

'Kom nou,' zei Filip.<br />

Ik haalde mijn schouders op.<br />

'Wat?'<br />

'Ik hoef niet zo nodig met die dingen te lopen.'<br />

Hij fronste. 'Maar ik loop er toch mee?'<br />

Ik haalde mijn schouders op. Het was één ding dat ik in<br />

een huis werkte waar Zwart jassen in en uit liepen. Maar met<br />

zo'n blaadje lopen was iets heel anders. Dan hoorde je meteen<br />

ergens bij. Ik hoorde al bij mijn familie en dat was ingewikkeld<br />

genoeg.<br />

'Dan niet!' zei Filip. Hij stond met een ruk op en liep weg.<br />

'Een beetje heetgebakerd, maar dat komt nog wel goed.'<br />

Ik draaide me om. Meester Govaerts stond in de deurope-<br />

ning. We staarden Filip na.<br />

'Hij wil dat ik meega,' zei ik.<br />

'We leven in een vrij land,' zei meester Govaerts.<br />

'We leven helemaal niet in een vrij land,' flapte ik eruit. Ik<br />

schrok er zelf <strong>van</strong>. Te nslotte was meester Govaerts een Zwart­<br />

jas. Maar in plaats <strong>van</strong> dat hij me streng toesprak knikte hij<br />

alleen maar. 'Je hebt gelijk. Maar als de Pruuse orde op zaken<br />

gesteld hebben zal het dat weer wél zijn. Het mooiste land is<br />

tenslotte een vrij land.'<br />

Hij begon op zijn gemak zijn pijp te stoppen. Er was iets<br />

aan hem dat me ineens deed denken aan het Slagschip. <strong>De</strong><br />

manier waarop hij met zijn kalmte ruimte maakte. Alsof we<br />

ons niet op straat bevonden, waar mensen langsliepen en kar­<br />

ren voorbij ratelden. Alsof er niemand anders meer was dan<br />

hij en ik. Alsof ik alles tegen hem kon zeggen.<br />

'Ik snap niet waarom die blaadjes rondgebracht moeten<br />

245


worden,' zei ik. '<strong>De</strong> enige mensen die ze kopen zijn de mensen<br />

die het toch al eens zijn met wat erin staat. <strong>De</strong> rest wil ze niet.'<br />

'Daar heb je een punt,' zei meester Govaerts.<br />

Het argument kwam niet <strong>van</strong> mezelf. En het zou niet de<br />

eerste keer zijn dat zo'n Zwart jas met z'n blaadjes ergens opgewacht<br />

werd en een flinke muilpeer kreeg. Het omgekeerde<br />

gebeurde trouwens ook. Dan wachtten de Zwart jassen weer<br />

een groepje anti-Zwart jassen op. Meester Govaerts knikte<br />

welwillend, terwijl hij de tabak in de brand stak. 'Maar dacht<br />

je dat Christus zoveel volgelingen gekregen had, als hij gestopt<br />

was toen zijn lijden begon?'<br />

'Meneer?'<br />

'Als je echt in iets gelooft,' zei hij, 'gaat het er dan om hoeveel<br />

mensen mét jou geloven? Telt wat je vindt pas als iedereen<br />

het vindt?' Hij keek me aandachtig aan. Ik sloeg mijn<br />

ogen neer.<br />

'Je hoeft je niet te schamen als je iets niet weet,' zei hij. 'Alleen<br />

als je niet over iets na wil denken, moet je je schamen.' En<br />

toen: 'Goed nieuws?'<br />

Ik keek hem aan. Hij knipoogde.<br />

'0,' zei ik. Ik voelde hoe een glimlach aan mijn mondhoeken<br />

trok. 'Ja.'<br />

'Mooi.'<br />

'Ik heb u niet eens bedankt,' zei ik.<br />

'Die glimlach <strong>van</strong> je is genoeg,' zei hij. Hij groette, draaide<br />

zich om en liep het huis binnen.<br />

Bij de Putstraat haalde ik Filip in. Gelukkig was het een regenachtige<br />

namiddag. Er waren niet veel mensen op straat. Ik<br />

was opgelucht toen hij ophield.<br />

'En waarom nu ineens wel?' vroeg Filip, nog steeds een<br />

beee chagrijnig.<br />

'Ik ben toch je meisje,' zei ik.<br />

Alle schaduw trok weg uit zijn gezicht, alsof er ergens een<br />

zon opkwam.


Hij grijnsde. 'J a?'<br />

'Ja.'<br />

Jongens waren echt kippenpootjes.<br />

(. . . ) I januari 1942<br />

Lieve meisjes en oma Mei,<br />

Gelukkig nieuwjaar! Dat is het eerste dat we jullie willen<br />

toewensen. Ligt er sneeuw op Sjlammbams Sahara? Was de<br />

nachtmis mooi? Jullie broers laten weten erg blij te zijn met<br />

de kousen en we zouden maar wat graag iets teruggestuurd<br />

hebben, maar dat houden jullie nog te goed. We hebben goede<br />

hoop dat de oorlog ( . .)<br />

Krit wil ook nog wat melden:<br />

Fing, wil jij naa?' mijn trompet kijken? <strong>De</strong> knoppen een<br />

keertje smeren?<br />

Hallo, hier Pie: ik ken een raadsel: Het is groen, heeft een<br />

helm op en valt uit vliegtuigen.<br />

Antwoord (. . ............. . . . . . . . . ....................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .)<br />

Hahaha!<br />

( . .) 23januari 1942<br />

Lieve Fing, Muulke, Jes en oma Mei,<br />

Vandaag is nu al uitgeroepen tot de mooiste dag <strong>van</strong> het jaar!<br />

Wat ons betreft tenminste. We ontvingen <strong>van</strong>ochtend niet<br />

minder dan drie brieven <strong>van</strong> jullie! We moesten natuurlijk wel<br />

eent jan die Arbeit'. We waren stikongeduldig. Maar onze dag<br />

kon niet meer kapot. Wa t zijn we blij te horen dat het goed met<br />

jullie gaat! Muulke die nog steeds op de Rosita werkt, niet te<br />

geloven! Kunnen ze haar daar wel een beetje in toom houden?<br />

En Jes die de zusters helpt. Jullie moeten het jullie oude vader<br />

en schoonzoon maar vergeven, maar de tranen stroomden ove?'<br />

247


mijn wangen bij zoveel goeds.<br />

Is het echt waar dat dit jaar verkleden met Carnaval<br />

verboden is? Vanwege de bezetting? Jullie broers kunnen er<br />

mam' niet ove1' uit.<br />

(..) I maart 1942<br />

Lieve allemaal,<br />

<strong>De</strong> bomen botten weer uit! Krit, Eet en Sjeer en ik mochten<br />

zondag onder begeleiding een stuk lopen. Geen Sjlammbams<br />

Saham maar 'wel frisse lucht! Pie moest helaas thuisblijven.<br />

Niets ernstigs. Er is een blok ijzer op zijn voet neergekomen. Hij<br />

had een weddenschap afgesloten dat hij het tillen kon. We zijn<br />

opgelucht te horen dat de sigaren zo goed <strong>van</strong> pas komen. Ook<br />

hier wordt het moeilijker (. .. ) maar de vrouw <strong>van</strong> de (. . . ) heeft<br />

een zwak voor 'die tapferen Holländer'. Ze stopt ons af en toe<br />

wat extra s toe. Dus we komen niets tekort. Hou vol.<br />

Meester Govaerts had het er nooit over. Hij stopte de brieven<br />

's avonds gewoon in mijn schort, die in de dienstbodekast<br />

hing. <strong>De</strong> brieven kwamen onregelmatig, soms één keer per<br />

twee of drie weken, soms één keer per maand. En iedere keer<br />

bleef het Sint-Nicolaas gevoel zodra ik door de dunne stof<br />

<strong>van</strong> mijn schort de omtrek voelde <strong>van</strong> een nieuwe envelop.<br />

Het enige wat hij gezegd had was: 'Als jullie een brief willen<br />

terugsturen, stop hem dan maar in je schort. Dan zorg ik wel<br />

dat hij terechtkomt.'<br />

12 maart 194 2<br />

Lieve meisjes en moeder Mei,<br />

Het regende hier pijpenstelen, toen de postbezorger kwam. Hij<br />

was helemaal doorweekt en mopperde dat hij extra betaald wilde


worden voor onze post. Hij zei: 'U wordt wel verwend door het<br />

thuisfront. ' En wij: 'JAAA!' Zelfs onze kamergenoten zijn een<br />

beetje jaloers op zoveel post. Over jullie vragen:<br />

1. Nee, wij denken <strong>van</strong> niet omdat (. .. )<br />

2. Zeker weten!<br />

:;. Zijn kleine teen. Hier wordt hij de Hompelaar genoemd.<br />

Maar het gaat nu weer goed.<br />

TVttt naar dat de kleine <strong>van</strong> Nettie <strong>van</strong> Nol ziek is geworden.<br />

<strong>De</strong> winter duurt te lang dit jaar. Maar het voorjaar zit in de<br />

lucht, ik kan hem haast ruiken!<br />

Jullie liefhebbende vader<br />

Natuurlijk was het voorjaar nog in geen velden of wegen te<br />

bekennen. Het sneeuwde en ijzelde tot half maart. Filip, die<br />

nog steeds op de slacht werkte, liep een rare infectie op, een<br />

soort puisterige zweertjes in zijn gezicht. Zelfs mejuffrouw<br />

Vroon had met hem te doen. Ze troonde hem mee naar de<br />

keuken en smeerde hem in met een vaselineachtig spul, waar<strong>van</strong><br />

ze achteraf zei dat het bij raskatten met succes werd toegepast.<br />

'Rare oude koe!' zei Filip later. Maar hij had doodstil gezeten<br />

en toen hij daarna glom als een opgepoetste appel wist ik<br />

dat het niet alleen <strong>van</strong> de zalf kwam.<br />

Niet dat het veel geholpen had.<br />

'Je moet daar weg,' zei ik.<br />

'En dan?' zei hij.<br />

'<strong>De</strong> Daamsen zoeken weer iemand,' zei ik voorzichtig. <strong>De</strong><br />

zoveelste zesde schouder was er<strong>van</strong>door gegaan. Of in dit geval<br />

had hij de geest gegeven. Het was een stokoude man geweest,<br />

die er zo knokig uitzag als Magere Hein.<br />

Filip klemde zijn kaken op elkaar.<br />

'Dan niet,' zei ik.<br />

Op een morgen stond er een automobiel <strong>van</strong> de Grüne Ordnungspolizei<br />

geparkeerd voor het huis <strong>van</strong> mejuffrouw Vroon.<br />

2 49


] oen ik binnenkwam hoorde ik een Prous tekeergaan. Het<br />

kwam <strong>van</strong> de kamer <strong>van</strong> meneer Govaerts. <strong>De</strong> man had een<br />

schelle stem die als een kogel tegen de muren afketste. Hij<br />

schreeuwde dat dit land zo niet bestuurd kon worden. Niet als<br />

een stel halvegaren de Sicherheitspolizei voor de voeten ging<br />

lopen. En of Herr Govaerts soms dacht dat de NSB het voor<br />

het zeggen had in Holland. Zo ja, dan wilde hij Herr Gova<br />

erts graag uit de droom helpen. <strong>De</strong> NSB was niets, helemaal<br />

niets! <strong>De</strong>ze keer zou het bij een waarschuwing blijven. Maar<br />

de eerstvolgende keer dat er aan Duits gezag getornd werd<br />

kon de NSB janken als een hond naar de maan. Dan zouden er<br />

maatregelen getroffen worden. Ernstige maatregelen. Was hij<br />

duidelijk genoeg geweest?<br />

Ik hoorde meester Govaerts iets terogmompelen, maar dat<br />

was blijkbaar alleen meer olie op het vuur.<br />

Alles had strikt geheim moeten blijven! Besefte Herr Govaerts<br />

dat?<br />

<strong>De</strong> Prous ratelde aan één stuk door, en daardoor wist ik<br />

precies wat er gebeurd was.<br />

<strong>De</strong> Sicherheitspolizei was een sahoteur op het spoor geweest.<br />

Iemand die persoonsbewijzen vervalste. Ze hadden<br />

de man wekenlang in de gaten gehouden. Maar op de een of<br />

andere manier waren de Zwart jassen erachter gekomen. Een<br />

paar overijverigen hadden zich ermee bemoeid en geprobeerd<br />

de man op te pakken. Maar dat was mislukt en daardoor kon<br />

de man ontsnappen. <strong>De</strong> Sicherheitspolizei had woedend verhaal<br />

gehaald bij de Grüne Polizei, die belast was met het in<br />

het gareel houden <strong>van</strong> de burgerbevolking.<br />

Het was raar. Ik had het geschreeuw zonder problemen<br />

aangehoord, maar toen de politiemannen omlaag kwamen<br />

met hun klappende laarzen en hun geweren stond ik ineens zo<br />

te trillen dat ik me aan de deur moest vasthouden.<br />

Zodra ze weg waren, stiefelde mejuffrouw Vroon naar boven<br />

toe.<br />

'Nu ziet u wat er<strong>van</strong> komt!' hoorde ik haar vinnig zeggen.<br />

250


Die middag ontbood meester Govaerts de Overijverigen.<br />

Het was voor het eerst dat ik hem zijn kalmte hoorde verliezen.<br />

Ik stond met een dien blad met thee op de overloop te<br />

wachten tot ze klaar waren en ik zijn kamer binnen mocht,<br />

maar tot mijn verbazing liet hij me binnen midden in zijn bulderende<br />

scheldkanonnade.<br />

'Het lijkt mc goed dat de jeugd leert <strong>van</strong> jullie fouten,'<br />

snauwde hij. 'Want als onze toekomst <strong>van</strong> jullie af moet hangen,<br />

dan kunnen we ons beter meteen aan de tommy's overgeven!<br />

Fing, mag ik je voorstellen aan de schande <strong>van</strong> onze<br />

beweging.'<br />

Ik wist niet waar ik kijken moest. <strong>De</strong> meeste manncn <strong>van</strong><br />

het groepje trouwens ook niet, maar er was er een bij die zijn<br />

ogen niet neersloeg.<br />

'We wilden alleen voorkomen dat ze hem zouden laten<br />

ontsnappen,'zei hij bars. 'We dachten .. .'<br />

'<strong>De</strong>nken is niets voor jou en jouw soort,' beet meester Gova<br />

erts hem toe. '<strong>De</strong>nken moet je overlaten aan mensen die<br />

kUnnen denken.'<br />

<strong>De</strong> man trok een ontevreden gezicht maar zei verder niets<br />

meer. Om de een of andere reden keek hij me vuil aan toen ze<br />

naar buiten liepen.<br />

'Wilt u misschien een kopje thee?'<br />

Ik had ineens medelijden met hem. Hij was misschien wel<br />

de baas over de Zwart jassen <strong>van</strong> de stad, maar kon hij er wat<br />

aan doen dat een stel idioten de Sicherheitspolizei voor de<br />

voeten gelopen had? Ik bedoel, ik was hlij dat de vervalser<br />

ontsnapt was, want die vervalser was tegen de Pruuse en dat<br />

was ik ook. Maar ik hoefde het toch niet met meester Govaerts<br />

eens te zijn om hem aardig te vinden?<br />

'Komt u nu in de problemen?' vroeg ik, terwijl ik zijn thee<br />

inschonk.<br />

'Welnee,' zei hij.<br />

'Echt niet?'


'Maak je geen zorgen. Blaffende honden bijten niet.'<br />

Maar zijn stem klonk vreemd vlak, alsof hij <strong>van</strong>uit een andere<br />

kamer kwam. Eén moment dacht ik dat er woede in zijn<br />

stem zat, een ijskoude, alles kapot vriezende woede. To en was<br />

het weer voorbij. Hij lachte.<br />

'Fing.'<br />

'Meneer?'<br />

'Heb je zin in een busreisje?'


Een glorieuze toekomst<br />

Die zaterdag deelden mejuffrouw Vroon en ik een bank aan de<br />

meisjeskant <strong>van</strong> de bus. Filip zat aan de jongenskant. <strong>De</strong> bus<br />

zat vol en de sfeer was opgewonden en lacherig. Het was een<br />

ongewoon warme dag. Het leek alsof de winter zo lang was<br />

blijven hangen dat de lente het voor gezien had gehouden, en<br />

we meteen waren doorgeschoten naar de zomer.<br />

'lben we langs Sjlammbams Sahara reden liet ik me een<br />

beetje onderuitzakken.<br />

Ik had niets gezegd. Tenminste, ik had niet alles gezegd.<br />

Ik had verteld dat mejuffrouw Vroon gevraagd had of ik een<br />

dagje mee naar Heerlen ging.<br />

Oma Mei had weer een <strong>van</strong> haar stille, afwezige dagen. Ze<br />

knikte alleen maar.<br />

Even wist ik niet of ik blij moest zijn of verschrikkelijk<br />

boos, dat ze me zomaar liet gaan. Dat ze niet haar uilenoog<br />

op me richtte en binnen twee tellen de waarheid uÜ mijn ogen<br />

trok.<br />

Het had meer overredingskracht gekost om mejuffrouw<br />

Vroon mee te krijgen.<br />

'U heeft het ook niet gemakkelijk gehad,' h ad meester Govaerts<br />

gezegd. 'Eerst die verschrikkelijke dag dat Arme Kleine<br />

stierf.'<br />

Mejuffrouw Vroon had strak naar de tafel gekeken.<br />

'En daarna wordt uw huis onder de voet gelopen door de<br />

Pruuse. Door mijn schuld!'<br />

To en ontdooide ze een beetje.<br />

253


'Daar kon u niet echt iets aan doen,' gaf mejuffrouw Vroon<br />

toe.<br />

'Mejuffrouw, ik neem graag de schuld op me. En ik zou<br />

hem graag afbetalen. Ik denk dat we allemaal wel even onze<br />

zinnen willen verzetten.'<br />

Ik was niet achterlijk. Ik wist dat meester Govaerts me niet<br />

zomaar uitgenodigd had. Ik was ook niet verbaasd toen we op<br />

het station stonden te wachten en de ene na de andere Jeugdstormer<br />

aan kwam lopen. Ze droegen allemaal hetzelfde: een<br />

witte bloes met epauletten, een zwarte broek of broekrok en<br />

zwarte baretten scheef op hun hoofd.<br />

Achter in de bus lagen Zwartjasvlaggen, bugels en trommels.<br />

Maar wat dan nog? Die bus was ook zonder mij wel vertrokken.<br />

Er zaten een paar Jeugdstormers naar me te monkelen. Een<br />

paar besloten me te negeren. Maar de meesten maakte het<br />

niet uit dat ik er was. Het was eigenlijk niet veel anders dan op<br />

school.<br />

Meester Govaerts zat naast de chauffeur. Het was de eerste<br />

keer dat ik hem in zijn Zwartjasuniform zag. Men toe keek hij<br />

achterom. Dan ving zijn blik de mijne en knipoogde hij .<br />

'Waar gaan we eigenlijk naartoe?' vroeg ik.<br />

'Wacht nou maar af,' zei Filip.<br />

Het was niet eens zo heel erg. Ik had verwacht dat ze de hele<br />

reis J eugdstormliederen zouden gaan zingen, drammerige<br />

marsliedjes over Volksbodem en Bloedoffers, maar ze zongen<br />

vooral veel 'Drie Schuintamboers' en 'Ik ben met Catootje<br />

naar de botermarkt gegaan'.<br />

'k Zal je pakken, 'k zal je pakken zei de toverheks<br />

'k Zal je pakken, 'k zal je pakken, zei de toverheks<br />

2 54


Mejuffrouw Vroon zat rechtop met haar handtas op haar knieen.<br />

Ze droeg een beetje een rare flaphoed, die niet helemaal<br />

paste bij haar onberispelijke mantel en jurk.<br />

We kregen bekertjes limonade en een servetje. Een oudere<br />

Jeugdstormer deed voor hoe je moest drinken zonder te morsen<br />

op je witte hemd.<br />

Toen we langs Geleen reden, waar het graf <strong>van</strong> de Mam<br />

lag, zwaaide ik <strong>van</strong> onder mijn servetje.<br />

Daarna vertelde meester Govaerts wat we gingen doen.<br />

Maar ik had het ondertussen al gehoord.<br />

Op de een of andere manier had ik gedacht dat de 'Dag<br />

<strong>van</strong> de Jeugdstorm' zoiets zou zijn als de ontmoetingen die<br />

meester Govaerts organiseerde op zijn zolder. Een paar volwassenen<br />

en wat jongeren. Maar toen we op het station <strong>van</strong><br />

Heerlen aankwamen, waar de bus stopte, stonden er zo'n tien<br />

bussen en overal liepen witgebloesde jongens en meiden met<br />

allemaal zwarte dassen en baretten.<br />

<strong>De</strong> vlaggen, bugels en trommels werden uit onze bus gelad"'l.<br />

Filip, die een <strong>van</strong> de oudste Jeugdstormers was, kreeg de<br />

grootste vlag. <strong>De</strong> rijen werden geformeerd en daarna gingen<br />

we achter de andere Jeugdstormafdelingen de stad in.<br />

Mejuffrouw Vroon had haar arm door de mijne gestoken.<br />

Voor het eerst sinds lange tijd had ze weer wat kleur op haar<br />

wangen. En toen we langs de winkels liepen drukte ze even<br />

llliJn arm.<br />

Naarmate we dichter bij het marktplein kwamen werd het<br />

drukker. Ik had nog nooit zoveel Jeugdstormers bij elkaar gezien.<br />

Het moesten er honderden zijn. Allemaal liepen ze in<br />

een strakke rij achter elkaar, een zee <strong>van</strong> baretten.<br />

Ineens moest ik denken aan de baret die ik ooit bijna gedragen<br />

zou hebben: die <strong>van</strong> de kweekschool. En aan de woorden<br />

<strong>van</strong> het Slagschip. 'Ik denk dat de Maria Goretti nog een<br />

harde dobber aan ons gaat krijgen.'<br />

Op dat moment realiseerde ik me met een schok dat ik wel<br />

degelijk ergens bij had willen horen. Dat ik het liever dan wat<br />

255


ook ter wereld gewild had. Dat ik zelfs mijn familie ervoor<br />

had willen verlaten.<br />

Het plein <strong>van</strong> de markt lag voor Schunek, het grote glazen<br />

warenhuis. Het bestond uit een lange rechthoek. Alle zijden<br />

waren nu gevuld met rijen Jeugdstormers. Er was een stilte<br />

begonnen die over het plein uitwaaierde, tot je een speld kon<br />

horen vallen.<br />

Er begon een mars te spelen. En ik weet niet wat het was -<br />

tot dan toe had ik altijd een hekel aan marsen gehad, de drammerigheid<br />

<strong>van</strong> de instrumenten en trommels. Maar nu klonk<br />

het fier en trots, alsof de melodie me onder mijn arm pakte en<br />

me hielp rechtop te staan.<br />

Het was zo warm dat de ijssalon naast Schunck open was. Er<br />

was geen echt ijs meer, alleen waterijs, maar we aten het alsof<br />

het het heerlijkste was dat we ooit geproefd hadden.<br />

'Ik trakteer,' had meester Govaerts gezegd, toen alles afgelopen<br />

was.<br />

Mejuffrouw Vroon had een blos op haar wangen. <strong>De</strong> flaphoed<br />

lag op haar schoot, haar grijzende haar zat in een netje.<br />

'Het was geweldig,' verzuchtte ze. 'Al die jeugd. Samen. Fing,<br />

was het niet geweldig?'<br />

Filip zweefde zowat een halve meter boven de grond. Hij<br />

had tijdens de mars over het plein gemarcheerd met zijn vaandel<br />

voorop, met de andere Jeugdstormers achter zich aan.<br />

'Je bent een natuurtalent,' zei meester Govaerts. 'Een aanwinst.'<br />

Daarna had hij zijn ijsje geheven. 'Jullie zijn allen een<br />

aanwinst. Ons land mag vooruitzien naar een glorieuze toekomst.'<br />

Op de terugweg was het stil. <strong>De</strong> motor bromde, het door de<br />

uitbottende bomen gezeefde licht viel door de grote ramen<br />

naar binnen. Een frisse luchtstroom blies door de bus heen.<br />

Hier en daar lagen jongens en meisjes te slapen. Filip zat


echtop. Af en toe ving hij mijn blik en dan lachte hij.<br />

'Fing.'<br />

'Ja.'<br />

'Fing.'<br />

'Wat? I<br />

'Niks. I<br />

To en ik uitstapte op het station was het alsof het jaren geleden<br />

was dat ik ingestapt was. Filip liep met een paar kameraden<br />

langs het spoor naar het huis waar hij in pension was. Ik<br />

liep met mejuffrouw Vroon de stad in. Ze liep kwieker dan ik<br />

haar lange tijd had zien lopen.<br />

'Ik weet waar je geweest bent,' zei Muulke.<br />

'0,' zei ik.<br />

'Dus mij hoef je niks wijs te maken.'<br />

'Waarom zou ik je wat wijsmaken?'<br />

'Waarom zei je tegen oma Mei dat je naar Heerlen ging?'<br />

'Daar bén ik ook geweest,' zei ik.<br />

'J e snapt best wat ik bedoel!'<br />

Ik zweeg.<br />

'Ben je helemaal betoeterd?' voer ze uit.<br />

Het was voor het eerst in mijn leven dat ik naar haar keek,<br />

naar haar verontwaardigde gezicht, naar de beruchte wenkbrauw,<br />

en dat het me niks deed. We stonden op zolder. Muulke<br />

had me meegesleept onder het mom dat we de was <strong>van</strong> de<br />

lijn gingen halen.<br />

Jes stak haar hoofd door het zoldergat.<br />

'Wat is er?'<br />

'Niks,' zeiden we tegelijk.<br />

Maar ze geloofde er niks <strong>van</strong> en wilde niet weggaan, en<br />

daardoor was het pas twee dagen later dat we elkaar weer in de<br />

haren konden vliegen.<br />

'Jij moet nodig wat zeggen,' zei ik.<br />

'Wat bedoel je?'<br />

'Als ze je pakken met die krantjes, dan hang je.'


Ze staarde me verbluft aan. Het was een gok geweest. Het<br />

waren niet alleen de Zwart jassen die krantjes verspreidden,<br />

ook anti-Pruuse hadden hun blaadjes. Ik had een paar exemplaren<br />

gevonden onder de haag, verpakt in een jutezak. En ik<br />

kon maar één iemand verzinnen die ze daar had verstopt.<br />

'Krijg je die bij de Rosita?' vroeg ik.<br />

'En wat dan nog,' zei ze. 'Ik loop tenminste niet met Zwartjasblaadjes.<br />

'<br />

'Ik loop er niet mee.'<br />

'Nee, je looptméé. Nog erger. Je loopt mee met die Zwartjasjongen<br />

en op een dag kom je erachter dat je een Zwart jasmeisje<br />

geworden bent.'<br />

'Was jij niet degene die zei dat ik zo saai was dat ik er op een<br />

dag aan zou doodgaan?' zei ik kalm.<br />

'Het is die jongen hè?' zei ze kwaad.<br />

'Het is die jongen niet,' zei ik.<br />

( .. ) 2 april 1942<br />

Lieve allcma al,<br />

Wat was het weer vreugdevol een bericht <strong>van</strong> jullie te<br />

ont<strong>van</strong>gen! Pie moet elke dag ( . . ) en daar heeft hij een<br />

bloedhekel aan, maar de dag dat de brief a1-riveerde, heeft hij<br />

de hele dag gefloten. Wat een ramp dat de bibliotheek <strong>van</strong> de<br />

nonnen nat geworden is, Jes. Hier heeft het ook stevig geregend,<br />

als we buiten ( . .) hadden we daarna modder tot op ons zitvlak.<br />

Geeft niks, zeiden we tegen elkaar, wij hebben post. We zouden<br />

niet weten wat we zonder jullie bl"ieven zouden moeten. We<br />

bidden elke dag dat we jullie weer spoedig mogen zien. Maar tot<br />

die tijd blijven we elkaar schrijven, schrijven, schrijven.<br />

God zegene jullie.<br />

Jullie vader en schoonzoon


Geloven in Sint-Nicolaas<br />

Het was een zondagmiddag na de mis, zo'n dag dat er niks gebeurt<br />

en je zeker weet dat er ook nooit meer iets gebeuren zal.<br />

'Wat doe je?'<br />

'Niks.'<br />

'Waarom staan we hier dan?'<br />

'Stil nou.'<br />

'Filip?'<br />

'Kijken.'<br />

'Kijken? Waarnaar?'<br />

Hij tuurde naar een deur. We stonden en stonden daar<br />

maar. Net op het moment dat ik dacht dat hij de boom in kon,<br />

trok hij me naar achteren.<br />

Er kwam een man naar buiten. Een andere man liet hem<br />

uit, zei iets en schudde hem toen de hand. Verder gebeurde er<br />

niks, maar Filip keek alsof hij een prijs gewonnen had.<br />

Pas toen kreeg ik door wat hij aan het doen was.<br />

'Filip Opper!' riep ik.<br />

Hij noemde het opletten. We kregen een gigantische ruzie.<br />

'Tja,' zei meester Govaerts.<br />

'Waarom?' vroeg ik.<br />

'We moeten waakzaam blijven.'<br />

'Het is klikken,' zei ik.<br />

Even flikkerde er ongeduld in zijn ogen. 'Kinderen klikken,<br />

Fing. Dit is oorlog. Geen oorlog met de Pruuse maar<br />

met landverraders. En dan bedoel ik niet je broers, die in een<br />

kerktoren klommen. Kwajongensstreken. Ik bedoel mensen


die ons land daadwerkelijk kapotmaken. Vergeet niet dat zij<br />

ons in de gaten houden.'<br />

'Het blijft klikken.'<br />

'Noem het zoals je wil. Maar het gaat om tuig dat drollen<br />

tegen een voordeur uitsmeert. Dat een weerloze kat zo mishandelt<br />

dat het arme beest eraan crepeert!'<br />

Ik zweeg.<br />

'Hadden jullie erge ruzie?'<br />

Ik haalde mijn schouders op.<br />

'Zal ik eens met Filip praten?' Hij glimlachte. 'Het is niet<br />

fraai dat prille liefde ruziemaakt, toch?'<br />

To en Filip naar beneden kwam, straalde zijn gezicht als een<br />

mijnlamp.<br />

'Wat is er met jou?'<br />

'Niks.'<br />

Maar ik zag dat de woorden op zijn lippen brandden en<br />

ik duwde hem naar het binnen tuint je. Hoewel het nog vroeg<br />

was, was het er al schemerig.<br />

'Hij zegt dat hij misschien iets voor me heeft.'<br />

'Wat?'<br />

'Iets op een kantoor. Als alles goed gaat kan ik volgende<br />

week beginnen.' Hij pakte mijn handen vast. 'En dan koop ik<br />

iets voor je.'<br />

'Ik hoef niks.'<br />

'Maar ik geef het je toch. Want jij bent mijn meisje.' Hij<br />

keek vluchtig om zich heen en gaf me een zoen, korses of<br />

geen korstjes.<br />

'Filip?'<br />

'Ja.'<br />

'Wat bedoel je met "als alles goed gaat"?'<br />

Zijn gezicht kreeg iets terughoudends.<br />

'Waar hangt dat dan <strong>van</strong> af?' vroeg ik.<br />

'Weet ik niet.'<br />

'Dat weet je wel.


Hij zweeg een moment.<br />

'Meester Govaerts zegt dat hij in me gelooft,' zei hij toen.<br />

'Maar dat niet iedereen dat doet. Omdat ik nieuw ben. Dat de<br />

anderen een bewijs <strong>van</strong> mijn trouw willen.'<br />

'En?'<br />

'Ik moet iets doen. Een boodschap.'<br />

'Wat voor boodschap?'<br />

Filip keek om zich heen; zijn gezicht was niet meer dan een<br />

oplichtende vlek met twee gaten waar zijn ogen zaten.<br />

'Ik moet iemand waarschuwen,' zei hij zacht.<br />

'Wie?'<br />

'Die Duitser.'<br />

'Welke Duitser?'<br />

'Die met zijn karretje op de markt.'<br />

Ik staarde hem verbaasd aan. Het duurde zeker drie tellen<br />

voor ik wist over wie hij het had. 'Emmaus Tr ott?'<br />

'Ja.'<br />

'Waarom moet je Emmaus Trott waarschuwen? '<br />

'Dat is een bolsjewiek. Een rooie.'<br />

Ik schoot in de lach. Ik dacht echt dat hij een grap maakte,<br />

maar Filip keek me nijdig aan.<br />

'Doe niet zo raar!' zei ik.<br />

Hij zweeg.<br />

'Filip Opper,' zei ik. 'Jij laat Emmaus Tr ott met rust, hoor<br />

je. Ik ken die man al mijn hele leven. Dat is een doodgoeie<br />

man. Hij doet niks anders dan sjpensele verkopen.'<br />

'En zijn opruiende praatjes krijg je er gratis bij,' zei Filip.<br />

Emmaus had nooit een blad voor de mond genomen. Iedereen<br />

die op de markt stond kon zijn ongezouten mening krij­<br />

gen over wat de Pruuse gedaan hadden, samen met die volksverlakkers<br />

<strong>van</strong> de NSB. 'Ik ben geboren als Pruus, dan mag ik<br />

toch zelf zeker wel iets over mijn eigen volk zeggen,' had hij<br />

vaak genoeg verkondigd. 'En ik woon al dertig jaar in Neder­<br />

land . Dus Hollander ben ik ook.'


In het begin <strong>van</strong> de oorlog waren er meer mensen geweest<br />

die hun mond opendeden. Maar sinds de stakingen boven de<br />

rivieren, sinds de dagen dat er mensen doodgeschoten werden<br />

om hun mening, was dat veranderd. <strong>De</strong> dingen werden niet<br />

meer gezegd maar gefluisterd.<br />

Zo niet Emmaus. Als je bij hem een knoop, een lint of een<br />

knippatroon kocht kreeg je er meteen een luidruchtige verhandeling<br />

bij. Misschien hadden de Pruuse hem tot nu toe<br />

met rust gelaten omdat hij Pruus was. Ik wist het niet.<br />

'Hij mag toch zelf weten wat hij vindt?' zei ik.<br />

'Niet als hij het op straat loopt te roepen.'<br />

'Wat dan nog?'<br />

'Als wij hem niet waarschuwen, pakken de Pruuse hem zelf<br />

op, ja? Vanwege zijn praatjes. En die waarschuwen niet. Dat<br />

weet je zelf. '<br />

'Dat heb ik hem inderdaad gevraagd,' zei meester Govaerts.<br />

'Maar waarom in vredesnaam?' vroeg ik. 'Wat heeft Emmaus<br />

Trott misdaan?'<br />

'Het gaat er niet om wat hij misdaan heeft. Het gaat erom<br />

wat hij misdoen kán. Er is een hoop onrust de laatste tijd. Dat<br />

is niet goed, Fing. Niet voor de stad en niet voor het land. Hij<br />

kan niet zomaar <strong>van</strong> alles blijven roepen.'<br />

'V zei zelf dat het mooiste land een vrij land is.'<br />

'Maar dan moet je die vrijheid koesteren, niet misbruiken.<br />

Wat denk je dat er gebeuren kan als nota bene een Pruus rare<br />

praatjes blijft verkopen? <strong>De</strong> Pruuse ... je weet toch hoe ze<br />

zijn? Ze hebben het beste met dit land voor, maar ze zijn niet<br />

bepaald ... rekkelijk. Dan is het toch alleen goed dat meneer<br />

Trott gewaarschuwd wordt? Vo ordat er echt ongelukken gebeuren?'<br />

'Maar waarom Filip? Waarom kan niet iemand anders ... ?'<br />

'Natuurlijk kan ik iemand anders sturen. Er zijn genoeg<br />

jongens die willen.' Hij zweeg een moment. 'Moet ik hem terugroepen?'


Ik dacht aan Filip. Aan zijn gehavende gezicht. Aan dat hij<br />

een keer midden in een gesprek pats-boem in slaap gevallen<br />

was.<br />

'Alleen waarschuwen?' zei ik.<br />

'Alleen waarschuwen,' zei meester Govaerts.<br />

Emmaus Trott woonde aan de beek, in pension Koleman,<br />

een <strong>van</strong> de laatste huizen <strong>van</strong> de stad. Hij had een kamer met<br />

een eigen opgang aan de zijkant <strong>van</strong> het huis. Om er te ko­<br />

men moest je een klein balkonnetje op, dat half over de beek<br />

hing en dat glad was <strong>van</strong> waterdamp en schimmel. Het rook<br />

er gronderig. Het was een kille dag, half april. <strong>De</strong> lucht was<br />

leigrijs, het motregende.<br />

'Wat ga je zeggen?' vroeg ik.<br />

Filip maakte een geruststellend gebaar. We glibberden het<br />

balkonnetje op. To en we aanklopten werd het wollige bebaar­<br />

de gezicht <strong>van</strong> Emmaus achter een klein raampje zichtbaar.<br />

Ik geloof niet dat Emmaus Filip kende. Pas toen hij mij zag<br />

maakte de onderzoekende blik plaats voor een glimlach met<br />

drie tanden.<br />

Ik hield zielsveel <strong>van</strong> Emmaus. <strong>De</strong> oude man was jarenlang<br />

Sint-Nicolaas geweest op onze vorige school. Ik had nog op<br />

zijn schoot gezeten. Ik weet nog hoe verbaasd ik was geweest<br />

toen er gezegd werd dat de Sint uit Spanje kwam, want hij had<br />

zo'n Duits accent dat het voor mij geen twijfel leed waar de<br />

Sint écht <strong>van</strong>daan kwam.<br />

'Fing!' zei Emmaus stralend.<br />

Hij gaf me een hand die als een vogel aanvoelde, licht als<br />

lucht en holbenig, maar zijn vingertoppen waren hard als de<br />

vingerhoedjes die hij verkocht.<br />

luid.<br />

Filip stak zijn hand uit. 'Filip Opper, aangenaam,' zei hij<br />

Emmaus haalde een keteltje <strong>van</strong> zijn ploffende kachel. Hij<br />

schonk water op.


<strong>De</strong> onberispelijke kamer was niet veel groter dan onze<br />

keuken. Het achterste deel was half afgeschermd door een<br />

korenblauw gordijntje. <strong>De</strong> poten <strong>van</strong> zijn bed waren nog net<br />

zichtbaar. Aan het lage plafond hingen haken waaraan de losse<br />

laatjes hingen, waaruit Emmaus elke dag zijn sjpenselekarretje<br />

samenstelde. Er waren laatjes voor glasknopen, stopnaalden,<br />

ritsen, tornmesjes, zijden linten en kantkraagjes, patroonkaarten<br />

en nog tientallen andere kraamwaren. Het karretje stond<br />

nu binnen en diende als tafeltje. Het was <strong>van</strong> heel licht gebeitst<br />

hout. Elk detail was met liefde gemaakt.<br />

Filip zat op een stoel en zag er ineens verlegen uit. Hij<br />

draaide zijn pet om en om in zijn handen. Ik was blij dat hij<br />

zijn gewone kleren aangetrokken had.<br />

Emmaus praatte graag. Over de voorbije winters, over de<br />

kleur <strong>van</strong> de beek in elk seizoen (modderbruin, moddergroen,<br />

modderzwart, zwart), over mannen met scheve boorden en de<br />

smaak <strong>van</strong> forel.<br />

'Maar hoor nou toch eens wat ik allemaal zeg,' onderbrak<br />

hij zichzelf midden in een zin. 'Ik heb niet eens gevraagd wat<br />

jullie komen doen.'<br />

'Het zi t zo,' zei ik.<br />

'Ah?' zei Emmaus.<br />

'Filip wilde wat zeggen.'<br />

'Ja ja.'<br />

Hij keek vriendelijk naar Filip. Filip krabde aan zijn hoofd,<br />

kuchte. Even dacht ik dat hij door de zenuwen <strong>van</strong> de wijs<br />

gebracht werd. Maar toen herpakte hij zich. En hij vertelde<br />

ernstig maar vriendelijk, met zijn grote mensenhanden rustig<br />

in zijn schoot.<br />

Ik was zo bezig met Filip geweest, dat ik niet meer op Emmaus<br />

gelet had. To en ik opkeek was zijn gezicht strak en wasachtig<br />

als dat <strong>van</strong> een mummie.<br />

'En mag ik informeren,' zei Emmaus ijzig, 'of u misschien<br />

lid bent <strong>van</strong> een zekere beweging?'<br />

Er was geen twijfel over wat hij bedoelde. Filip knikte.


'Dat is prettig,' zei Emmaus weer. 'Dan hoef ik de moeite<br />

niet te nemen om mijn verhaal twee keer te doen.'<br />

En hij vertelde in niet mis te verstane woorden wat hij<br />

dacht <strong>van</strong> de Zwart jassen en <strong>van</strong> de Pruuse in het algemeen.<br />

Ondertussen verviel hij in steeds meer Duitse woorden, wat<br />

altijd gebeurde als Emmaus zich ergens over opwond.<br />

'En sagen Sie hitte, dat de nächste Mal dat ze de een of andere<br />

LauJbursche sturen om hun vieze praatjes te verkopen .. .'<br />

'Het is voor uw eigen bestwil!' riep Filip nijdig.<br />

'Luister Bube, het is dat je nog niet trocken hinter den Ohren<br />

bent, anders kon je nu een rotschop voor je Hintern krijgen. Ik<br />

zou me maar eens achter de oren krabben en nadenken voordat<br />

je een schande wordt voor deine Eltern.'<br />

Emmaus was minstens zestig en zijn vogelhanden bibberden<br />

<strong>van</strong> kwaadheid, maar hij zag eruit alsof hij Filip, die twee<br />

koppen groter was, over de knie wilde nemen.<br />

Filips kaak spande zich. Eén moment was ik vreselijk bang<br />

dat ik me vergist had.<br />

Maar toen knikte Filip. Hij stond stijfjes op.<br />

'Dank u, meneer Trott,' zei hij. 'Fijn dat we even gepraat<br />

hebben.'<br />

To en liep hij naar buiten.<br />

Emmaus stond midden in zijn kleine kamer. Ergens midden<br />

in die leigrijze <strong>hemel</strong> moest toch een klein gaatje gezeten<br />

hebben. Heel even, misschien drie seconden maar, vulde een<br />

lemmetkleurig licht de ruimte. Het grijze haar <strong>van</strong> Emmaus<br />

vlamde spierwit op. To en verdween het licht weer.<br />

'Het spijt me,' zei ik. 'Ik dacht ... ik wilde niet ... '<br />

'Het geeft niet, kind,' zei hij. <strong>De</strong> kwaadheid was uit zijn<br />

stem verdwenen en opeens zag hij er stokoud uit. 'Het is .. .'<br />

Maar hij maakte zijn zin niet af. Het enige wat hij deed was me<br />

aankijken met die Sinterklaasogen, en in zijn blik lag opeens<br />

zoveel verdriet dat ik achteruitdeinsde alsof ik me gebrand<br />

had.


'Nu is het kl'1ar,' zei ik.<br />

Filip knikte.<br />

'Met Emmaus,' zei ik.<br />

'J a, natuurlijk.'<br />

Ik had geen enkele reden om hem niet te geloven.<br />

Die nacht werd de pensionhoudster Koleman midden in de<br />

nacht gewekt door een bonk. Daarna klonk er glasgerinkel.<br />

En toen geschreeuw en lawaai alsof de hele bovenverdieping<br />

omlaag kwam. Koleman hoorde Emmaus schreeuwen, roepen,<br />

jammeren, huilen.<br />

Ze belde de politie vier keer, maar er kwam niemand. Toen<br />

ze de volgende ochtend durfde gaan kijken, was de kamer <strong>van</strong><br />

Emmaus veranderd in een ravage. Het gordijn was losgetrokken.<br />

Alle kistjes waren vertrapt, de glasknopen lagen als kattenogen<br />

door de kamer, patroonkaarten waren verscheurd.<br />

Iemand had in de kamer gepist.<br />

En onder het balkon, midden in de beek, met wielen die<br />

vrolijk draaiden in de woeste zwarte stroom, lag het sjpenselekarretje;<br />

het hout gebarsten als een oude kruik.<br />

Emmaus vonden ze twee dagen daarna, zwervend over straat.<br />

Hij zei dat hij geen verklaring had voor de ravage in zijn kamer.<br />

Hij was die nacht niet thuis geweest. Nee, die gebroken<br />

arm en dat opgezette bont en blauwe gezicht had hij al. Te veel<br />

gedronken en iets met een stoeprand. Meer niet. En of mensen<br />

um Gotteswillen niks beters te doen hadden dan hem lastig<br />

te vallen met dumme Fragen.<br />

266


Heilige Boon<br />

Ik gaf hem zo'n harde duw, dat hij achterover viel tussen twee<br />

zerken in.<br />

'''Nu is het klaar!" zei je,' schreeuwde ik. 'Dát zei je.' Ik<br />

timmerde met mijn vuisten op hem los.<br />

'Wat? Au! Wat?'<br />

'Klootzak! '<br />

'Kalm nou. Zeg nou gewoon .. .'<br />

'Emmaus!'<br />

'Emmaus?' Hij pakte mijn polsen vast. Ik kon geen kant<br />

meer op. 'Wat is er met Emmaus?'<br />

'Dat weet je!'<br />

'Ik weet <strong>van</strong> niks, Fing.' Hij dwong me naar hem te kijken.<br />

'Fing. Luister. Ik weet niks. Hoor je me? Ik weet <strong>van</strong> niks.'<br />

Ik barstte in tranen uit. Ik was zo overstuur dat ik een tijd lang<br />

geen woord meer kon uitbrengen. En al die tijd hield hij me<br />

vast. En toen ik weer kon vertellen wat ik gehoord en gezien<br />

had vloekte hij.<br />

Hij had het niet gedaan. Hij wist nergens <strong>van</strong>. Het was nog<br />

steeds afschuwelijk, maar ik was vreselijk opgelucht. Ik begon<br />

opnieuw te huilen. AI mijn boosheid stroomde weg. Eerst waren<br />

het alleen tranen over Emmaus, maar toen kwamen er tranen<br />

bij over de Pap en onze broers en over Arme Kleine.<br />

Filip veegde het snot uit mijn neus met zijn mouw af. Hield<br />

me tegen zich aan gedrukt, wiegde me zachtjes heen en weer.<br />

'Arm meisje <strong>van</strong> me,' zei hij. 'Arm meisje. Meisje.'<br />

To en was ik leeggehuild. Hij had zijn arm om me heen ge-


slagen, zijn hand vlak onder mijn borsten.<br />

'Alles is kapot.'<br />

'Alles kan gemaakt worden,' murmelde hij in mijn haar.<br />

'<strong>De</strong> knopen niet en zijn patroonkaarten ook niet. Die zijn<br />

kapot getrapt. Verscheurd.'<br />

'Maar zijn sjpenselekarretje wel. Dat vissen ze gewoon uit<br />

de beek.'<br />

We zoenden. Heel lang.<br />

Tot iets als een mug door mijn hoofd begon te zoemen.<br />

'Filip?'<br />

'Ja?'<br />

'Hoe wist je dat?<br />

'Wat?'<br />

'Van het sjpenselekarretje.'<br />

Hij keek me niet-begrijpend aan.<br />

'Hoe wist je dat het in de beek lag?'<br />

'Het is toch zo?' Hij wilde me opnieuw kussen.<br />

Ik hield hem <strong>van</strong> me af.<br />

'Wat?' Hij lachte. 'Fing ... Je zegt zelf dat ze de boel in elkaar<br />

getrapt hebben. Ik nam aan ... dat eh .. . '<br />

Ik zag zijn blik wegzwenken en op dat moment viel de bodem<br />

onder mijn voeten weg.<br />

'Je liegt.'<br />

'Ik lieg niet.'<br />

'Je lîégt, Filip Opper!' schreeuwde ik.<br />

'Goed dan,' zei hij. 'Ik wist het wel. Maar ik heb er niks mee<br />

te maken. Niemand <strong>van</strong> ons had er wat mee te maken. Meester<br />

Govaerts zegt dat het de Pruuse zelf geweest moeten zijn.'<br />

Ik greep hem bij zijn mouwen. 'En dat geloof jij?'<br />

'Wat maakt het uit wat ik geloof!' zei hij nijdig. 'Hij was<br />

gewaarschuwd, ja. Wie niet horen wil...'<br />

'Zei meester Govaerts dat?'<br />

'Wat maakt dat nou uit? En trouwens, hij heeft gelijk.'<br />

Ik staarde hem verbijsterd aan.<br />

Hij sloeg zijn hand voor zijn mond. Dacht na. 'Fing, hij


zegt dat ik goed werk heb geleverd. Hij zegt dat hij nu snel ander<br />

werk voor me zal vinden, geschikter werk voor een jongen<br />

met mijn kwaliteiten. Hij zegt .. . '<br />

Ik schudde mijn hoofd. 'Jij bent niet goed snik. <strong>De</strong> Zwartjassen<br />

houden je aan het lijntje. Ze gebruiken je.'<br />

'Maar meester Govaerts .. .'<br />

'Meester Govaerts voorop!'<br />

Ik wist niet waarom het zo lang geduurd had. Maar met de<br />

aanval op Emmaus Trott waren me de schellen eindelijk <strong>van</strong><br />

de ogen gevallen. Het was een groot raadsel dat ik het niet<br />

eerder gezien had.<br />

Filip drukte zijn hoofd tegen mijn borst. 'Je hent mijn<br />

meisje,' murmelde hij. <strong>De</strong> druk op mijn polsen nam toe. Het<br />

begon pijn te doen. Ik probeerde mijn handen los te krijgen.<br />

'Laat los,' zei ik.<br />

'Mijn meisje.'<br />

'Ik ben je meisje niet.'<br />

We zaten in het gras. Hij kroop tegen me aan. Als een klein<br />

kind. Alsof hij in me verdwijnen wilde. Hij kroop op mijn<br />

schoot, klampte zich aan me vast.<br />

'Filip.'<br />

'Mijn meisje, mijn meisje, mijn meisje .. .'<br />

'Ga <strong>van</strong> me af.'<br />

Ik probeerde hem <strong>van</strong> me weg te duwen, maar mijn handen<br />

kregen niet goed grip. Hij boog zich over me heen. Ik tuimelde<br />

achterover.<br />

'Filip!'<br />

Het volgende moment zag ik iets blinken en vlak langs me<br />

zwaaien. Er klonk een zwaar suizend geluid en toen een harde<br />

klonk. Filip tuimelde opzij.<br />

'Wegwezen. '<br />

Muulke torende boven Filip uit, die geknield in het gras zat,<br />

kreunend met zijn handen om de achterkant <strong>van</strong> zijn hoofd.<br />

Ze hield een zinken emmer vast. Het was niet alleen dat ze


groter was omdat zij stond en wij zaten. Haar woede maakte<br />

haar immens.<br />

'Wegwezen!'<br />

Filip schoot overeind.<br />

'Fing,' zei hij smekend, 'ik wilde niet ... ik dacht .. . '<br />

Muulke bracht kalm haar arm met de emmer naar achteren.<br />

'Wegwezen, klootzak.'<br />

Filip begon weg te lopen. Er zat een donkere vlek in zijn<br />

lichte haar. Een spoortje bloed sijpelde in zijn nek.<br />

'En als je nog één keer met je poten aan Fing komt, vermoord<br />

ik je!' riep Muulke hem na.<br />

Bij de haag draaide Filip zich om. Zijn gezicht was krijtwit.<br />

'Knettergek,' schreeuwde hij. 'Jullie allemaal. Van voor tot<br />

achter knettergek. En jij nog het meest, Heilige Boon! Heilige<br />

Boon! Heilige Boon!'<br />

Ik krabbelde overeind.<br />

'Het was niet .. .' zei ik. 'Hij wilde niet ... We waren .. .'<br />

Muulke keek me vol minachting aan. To en draaide ze zich<br />

zonder boe of bah om en liep weg.


Tussentijd (u)<br />

Nog steeds kon je langs de oorlog kijken. Er gingen weken<br />

voorbij zonder dat er iets noemenswaardigs gebeurde. We<br />

wisten dat dat niet overal zo was. Van boven de rivieren kwafnen<br />

geruchten. Maar met geruchten was het als met de wind,<br />

ze draaiden het ene moment linksom, het andere moment<br />

rechtsom. Dus je kon geloven wat je wilde en meestal geloofden<br />

we wat ons het minst verontrustte.<br />

We waren gewend geraakt aan de sirenes. Als ze klonken<br />

renden we niet meer naar de kelder, maar maakten we eerst af<br />

waar we mee bezig waren. Meestal kon je al <strong>van</strong> ver horen of<br />

de overtrekkende vliegtuigen over Sjlammbams Sahara zouden<br />

vliegen of niet.<br />

Op een dag zagen we hoe een vliegtuig werd neergehaald<br />

door het afweergeschut. Het was ten westen <strong>van</strong> de stad en<br />

het vliegtuig was te ver om te kunnen herkennen, maar er<br />

werd gezegd dat het een Piper Cub was, een Engels verkenningsvliegtuig.<br />

Daarna werd er druk gefluisterd over waar de<br />

piloot gebleven was. <strong>De</strong> gecensureerde kranten zeiden dat hij<br />

was opgepakt, maar dat geloofden er maar weinig.<br />

Ondertussen ging het leven gewoon door. Er gingen steeds<br />

meer dingen op de bon, maar wij hadden onze groentetuin en<br />

fruitbomen nog. <strong>De</strong> sigarenvoorraad was weliswaar inmiddels<br />

meer dan twee derde geslonken, maar we konden er als ruilmiddel<br />

nog steeds mee vooruit om spullen te ruilen die zelfs<br />

met bonnen moeilijk te krijgen waren.<br />

Op een nacht hoorden Muulke en ik stemmen <strong>van</strong> buiten.<br />

Er liepen kinderen door de wei <strong>van</strong> Wetseis, waar zijn koeien<br />

271


in stonden. Zelfs in het maanlicht kon je zien dat hun kleren<br />

haveloos waren. Er liep een meisje met een kind. Ze kon niet<br />

veel ouder zijn dan wij.<br />

'Wat willen ze?' vroeg Muulke verbaasd.<br />

Ze liepen achter de koeien aan, die onraad roken en door<br />

de wei hobbelden.<br />

'Melk,' zei ik.<br />

Het waren Belgen. <strong>De</strong> laatste maanden kwamen ze steeds<br />

vaker over de grens. Vooral <strong>van</strong>uit de grenssteden, waar het<br />

voedsel veel schaarser was dan bij ons.<br />

Ik hoorde de stem <strong>van</strong> het meisje 'Koetje, koetje,' zei ze<br />

zachtjes. Het jongetje naast haar stapte slaperig aan haar hand<br />

door het hoge gras. Hij hield een glazen fles tegen zich aan<br />

gedrukt, alsof het een knuffeldier was.<br />

Muulke schoot haar trui aan.<br />

'Wat ga je doen?' vroeg ik.<br />

Ze gaf geen antwoord.<br />

Even later zag ik haar door onze achtertuin over het hek<br />

klimmen en de wei in lopen. Het meisje en het kind bleven<br />

geschrokken staan. Muulke reikte haar iets aan. Het was de<br />

zinken emmer.<br />

Ze molk de koe. En daarna goot ze de melk over in de fles.<br />

We hadden nooit echt gesproken over wat er gebeurd was op<br />

het kerkhof. We hadden het wel geprobeerd, maar we kregen<br />

meteen ruzie.<br />

Ik had Filip nog twee keer gezien. <strong>De</strong> eerste keer stak hij de<br />

straat over. Er was een meisje bij hem. EenJeugdstormer. Ze<br />

had zijn hand vast. Ik was geschrokken dat ik er zo <strong>van</strong> schrok.<br />

En dat het zo'n pijn deed.<br />

<strong>De</strong> tweede keer stond hij ineens aan het tuinhek. Ik was blij<br />

datjes hem zag en niet Muulke. Ik geloof dat zij wel iets doorhad,<br />

maar het enige wat ze zei was: 'Filip staat bij het hek.'<br />

Niet 'die j ongen' of 'hij'.<br />

'Ha,' zei hij.


'Ha,' zei ik.<br />

We stonden een tijdje naar elkaars schoenen te kijken.<br />

'Dat was mijn meisje niet,' zei hij.<br />

'Dat was je meisje wel.'<br />

'Ja, wel,' zei hij. 'Maar wat ik bedoelde .. . '<br />

'Ik kan je meisje niet meer zijn,' zei ik. <strong>De</strong> tranen sprongen<br />

me in de ogen. Want terwijl ik het wist, wist ik dat ik innig gehoopt<br />

had dat hij zou komen en het zou zeggen. Maar ik wist<br />

ook dat het waar was wat ik zei. Ik kon zijn meisje niet meer<br />

zijn. Eerst hield ik mezelf nog voor dat het om Emmaus was.<br />

Maar diep <strong>van</strong>binnen wist ik dat dat niet zo was. Hij had tegen<br />

me gelogen. Dat kon ik hem niet vergeven. Ik kon het gewoon<br />

niet. Ook al wist ik dat ik, sinds de dag dat ik <strong>van</strong> school gehaald<br />

was, zelf meer dan genoeg gelogen had.<br />

Steeds meer mannen werden naar Duitsland gestuurd. Ze<br />

moesten daar in de fabrieken-gaan werken. Gelukkig hoefden<br />

ze niet ver over de grens, zodat de meesten heen en weer<br />

pendelden. Maar doordat de mannen niet meer in onze stad<br />

konden werken, moest er nieuw personeel gezocht worden.<br />

Ik vond werk in de ijsfabriek, waar ijsblokken gemaakt werden<br />

voor koeling. Het was de lawaaierigste plek die ik ooit<br />

gekend had. I Iet water dat in de aluminium bakken stroomde,<br />

de sissende koelmachines die het water moesten bevriezen,<br />

het ijs dat knarsend uitzette en onverhoeds knallende geluiden<br />

maakte, alsof iemand een pistool leegschoot, het losslaan<br />

<strong>van</strong> het ijs. Om nog maar te zwijgen <strong>van</strong> het geroezemoes <strong>van</strong><br />

alle mensen die in de hoge hal werkten, als bijen in een ijzige<br />

korf.<br />

Ik was dankbaar voor het lawaai. Als het pauze was ging ik<br />

niet in de kantine zitten, maar hield ik mijn jas aan en mijn<br />

muts op en at ik met mijn wanten aan mijn brood op.<br />

'Da's een ijskouwe,' werd er gezegd. 'Die voelt zich te goed<br />

voor ons.' Algauw lieten ze me links liggen. Ik vond het best.<br />

Ik had genoeg aan mezelf.<br />

273


Ik had nooit officieel ontslag genomen bij mejuffrouw<br />

Vroon. Ik zei tegen mezelf dat het was omdat ik niet wist wat<br />

ik tegen haar moest zeggen en dat ik geen zin had om Filip<br />

om de haverklap tegen te komen. Maar diep <strong>van</strong>binnen wist<br />

ik dat ik het bangst was voor meester Govaerts. Of niet zozeer<br />

voor hem, maar voor zijn woorden. En omdat ik niet wist of<br />

ik de moed zou hebben om me om te draaien en weg te lopen<br />

<strong>van</strong> de brieven die <strong>van</strong>af nu ongeopend in het gemeentehuis<br />

zouden blijven liggen.<br />

'We vinden wel een manier,' had Muulke alleen maar gezegd.<br />

Maar zo eenvoudig was het niet.<br />

Vreemd genoeg zei oma Mei er nauwelijks iets over. <strong>De</strong><br />

laatste tijd was ze voortdurend in de weer met haar foto's. Ze<br />

haalde ze uit hun schuilplaats, legde ze uit op tafel als een spel<br />

kaarten. Waar ze ook naartoe ging, ze nam ze mee. Elke avond<br />

nam ze de beschuitbus en het fourniturenkistje mee naar haar<br />

slaapkamer, en daar stonden ze op het nachtkastje.<br />

Maar soms vergat ze ze weer helemaal. Toen ik een keer<br />

<strong>van</strong> de ijsfabriek terugkwam, stond het keukenraam wagenwijd<br />

open en dwarrelden de foto's als herfstbladeren door de<br />

keuken.<br />

Ons bed was gekrompen. Ooit hadden we er met gemak ingepast.<br />

Maar dat was niet de enige verandering. We vlochten<br />

onze voeten niet meer in elkaar. En we zeiden Sjar en Nienevee<br />

geen goedenacht meer. In een wereld waar ze oude<br />

sjpenseleverkopers in elkaar sloegen, waar Judde steeds meer<br />

in het nauw gedreven werden en waar zogenaamde bevriende<br />

landen onze steden bombardeerden, was er geen plaats meer<br />

voor huis geesten. Of misschien waren we er simpelweg te<br />

groot voor geworden.<br />

Niet dat ze zich er wat <strong>van</strong> aantrokken.<br />

'Achchch! Achchch!'<br />

2 74


J es zei er niets meer over. Ze zei überhaupt niet veel meer.<br />

Ik nam aan dat de bibliotheek inmiddels wel op orde was, zo<br />

groot was ie nou ook weer niet, maar klaarblijkelijk hadden de<br />

nonnen iets nieuws verzonnen omJes bezig te houden.<br />

Ze werkte <strong>van</strong> 's ochtends tot 's middags. <strong>De</strong> rest <strong>van</strong> de dag<br />

zat ze in huis met oma Mei.<br />

Vroeger zou ze zich luidkeels beklaagd hebben. Nu niet<br />

meer. Meestal als ik thuiskwam zat zc in de keuken te lezen,<br />

haar rug recht tegen de stoelleuning en haar armen om het<br />

boek geklemd alsof het drijiliout was en zij een drenkeling.<br />

Het enige angstaanjagende dat in dÎe periode gebeurde, had<br />

niets met de oorlog te maken. Ik moest op een avond uien<br />

halen uit de kelder. Ineens schoot er een zwarte schim voor<br />

mijn voeten weg. Muulke ging omlaag met een schop, maar ze<br />

vond natuurlijk weer geen spoor <strong>van</strong> het ondier.<br />

'Hoe oud worden ratten?' vroeg Jes bibberig.<br />

We wÎsten het niet. Niet al te oud, hoopten we.<br />

Zo kabbelden vicr maanden <strong>van</strong> ons leven voorbij. Het was pas<br />

aan het eÎnd <strong>van</strong> de zomer dat alles opnieuw in een stroomversnelling<br />

raakte.<br />

275


Fing en Fing<br />

Muulke liep me die avond zowat ondersteboven. Ik kwam<br />

puffend <strong>van</strong> de warmte binnen.<br />

'Kom!'<br />

'Wat?'<br />

'Jes heeft nieuws!'<br />

'Nieuws?'<br />

'Kom nou mee!'<br />

Ze trok me de keuken in. Jes en oma Mei zaten aan tafel<br />

aardappels te schillen. Er was iets bedrukts in hun houding.<br />

Ineens kreeg ik het benauwd. 'Is het nieuws <strong>van</strong> de Pap?'<br />

'Zeg het nou!' zei Muulke.<br />

Ik keekjes aan.<br />

'Ze moeten op transport.'<br />

'Wie?'<br />

'<strong>De</strong> Judde.'<br />

Het was nauwelijks nieuws. Het was al langer bekend dat<br />

de Judde <strong>van</strong> onze stad naar werkkampen moesten. En er<br />

werd gezegd dat het er erg was. Het was een <strong>van</strong> de weinige<br />

keren dat er een kleine golf <strong>van</strong> verontwaardiging door onze<br />

stad gejaagd had. Niet dat die verontwaardiging tot veel had<br />

geleid, overigens.<br />

Muulke zat te wippen op haar stoeL 'Zeg het nou!'<br />

Jes zag eruit alsof ze nu al spijt had dat ze Muulke iets verteld<br />

had.<br />

'<strong>De</strong> Pruusin gaat ook op transport,' zei ze met tegenzin.<br />

Ik fronste. '<strong>De</strong> Pruusin?'<br />

Jes knikte.


Ik snapte er niks <strong>van</strong>. 'Werkkampen zijn toch alleen voor<br />

volle Judde?' zei ik. 'Toch niet als ze getrouwd zijn met een<br />

niet-Jud?'<br />

Jes begon nog meer te hlozen. Ik zag Muulke al inademen<br />

om te roepen watJ es klaarblijkelijk maar met moeite haar keel<br />

uitkreeg, toen ineens oma Meis stem klonk, droog en rasperig:<br />

'Ze is niet getrouwd.'<br />

Iemand (niemand wist wie, maar de vingers gingen weer eens<br />

in de richting <strong>van</strong> de Zwart jassen) had de dossiers <strong>van</strong> de<br />

burgerlijke stand gelicht. Waarschijnlijk in de hoop op belastend<br />

materiaal tegen iedereen die hen dwarszat. En uit een<br />

<strong>van</strong> de dossiers bleek dat er geen enkel bewijs te vinden was<br />

dat de Pruusin en de Sigarenkeizer daadwerkelijk getrouwd<br />

waren.<br />

'Toen zijn ze gaan vragen waar de Pruusin en de Sigarenkeizer<br />

getrouwd waren,' zei Muulke opgewonden. 'En daarna<br />

hebben ze navraag gedaan in Duitsland. In de stad waar ze<br />

getrouwd waren. En daar wisten ze nergens <strong>van</strong>!'<br />

Jes draaide zich naar me toe. 'Ze heeft gevraagd of jij langs<br />

wil komen.'<br />

'Ik? Waarom?'<br />

'Weet ik niet.'<br />

'Wat moet ik bij de Pruusin?'<br />

Ze haalde haar schouders op. 'Ze heeft het tot drie keer toe<br />

gevraagd.'<br />

<strong>De</strong> Pruusin deed de volgende ochtend zelf open. 'Ach ja,' zei<br />

ze, toen ze mijn verbaasde blik zag, 'het wordt moeilijk om<br />

goed personeel te vinden. En Anna doet het liever zelf dan dat<br />

ze alles nog eens over moet doen. Je weet hoe ze is. Kom binnen<br />

' Fing. Kom binnen.'<br />

Ik stapte de koele hal binnen. Al was ik er ruim twee jaar niet<br />

geweest, ik herkende de geur <strong>van</strong> boenwas, koperpoets en groene<br />

zeep en <strong>van</strong> het parfum <strong>van</strong> de Pruusin. In de hal sloeg de<br />

277


sigarenklok het volle uur. Verder was het er merkwaardig stil.<br />

'Help je even?' vroeg ze. Ze ging me voor de brede trap op.<br />

En alsof het de doodnormaalste zaak <strong>van</strong> de wereld was liep ik<br />

achter haar aan.<br />

Er lag een koffer opengeklapt op het bed. Aan de garderobekast,<br />

op een hanger hing een elegante zomerjurk. Hij<br />

vloekte met de stevige wandelschoenen die eronder stonden.<br />

Ernaast hing haar vogelpootjesjas en op de hoedenstandaard<br />

lag haar grote gele kometenhoed in dezelfde kleur als haar<br />

Juddester.<br />

'Och,' zei ze, 'zo'n drama is het nou ook weer niet. Een<br />

reisje <strong>van</strong> niks. Ik blijf gewoon in Nederland. Wie zich vrijwillig<br />

meldt mag gewoon in Nederland blijven. Tk bedoel, lieve<br />

<strong>hemel</strong>, Pólen!' Ze lachte. 'Wat valt dáár nou te doen voor een<br />

vrouw vol Vrijwillige Werken! '<br />

Ze begon op de rand <strong>van</strong> haar bed zakdoeken te vouwen.<br />

Het was pas toen ik naast haar ging zitten dat ik me realiseerde<br />

dat ik voor het eerst op haar kamer was. Hij was sober<br />

en kleiner dan ik me had voorgesteld. Het bed was smal en<br />

eenvoudig.<br />

Er klonken voetstappen in de gang. Anna kwam de kamer<br />

binnenlopen met een stapel dozen. Ze hield abrupt stil toen<br />

ze mij in de gaten kreeg. Haar krentenoogjes gingen <strong>van</strong> mij<br />

naar de Pruusin en weer terug.<br />

CO!' zei ze.<br />

'Dag,' zei ik.<br />

'Tkvroeg me af wat hiermee moet gebeuren,' zei ze, toen ze<br />

besloten had me te negeren. 'Er staat beneden nog een stapel,<br />

maar dit kan ik toch niet allemaal in de kelder zetten. Dat<br />

blijft nooit goed.'<br />

'Ik heb het volste vertrouwen dat je er een goede plek voor<br />

weet te vinden,' zei de Pruusin.<br />

'Mevrouw.'<br />

'Anna.'<br />

Anna bonkte weer de trap af.


'Waarom heeft u me eigenlijk geroepen?' vroeg ik.<br />

Ze glimlachte. 'Ik wilde zeggen dat het me spijt. En dat ik<br />

weet dat Liesl gelogen heeft. Toen.'<br />

'Dat heeft u al gezegd,' zei ik.<br />

'Maar je weet niet alles.' Ze verschoof even en keek me aan<br />

met haar korenbloemogen. Ik hoefde niet alles te weten, het<br />

interesseerde me eerlijk gezegd geen biet, maar ik wist dat ze<br />

het toch zou vertellen.<br />

'Nadat je bent eh ... weggegaan heeft Liesl een week gehuild.<br />

Ze kon gewoon niet meer ophouden. Twee maanden<br />

later was Anna weer een dansfiguurtje kwijt. Ze was natuurlijk<br />

woedend. <strong>De</strong> kasten <strong>van</strong> alle dagmeisjes werden uitgespit.<br />

Maar ze vond niks. To en werd de rest <strong>van</strong> het huis ondersteboven<br />

gehaald. Het was een onbeschrijflijke chaos. Anna die<br />

er een chaos <strong>van</strong> maakte, het was weer eens wat anders.' Ze<br />

grinnikte even. Toen staarde ze verstrooid naar de zakdoekjes<br />

op haar schoot. 'Twee dagen later werd het dansfiguurtje gevonden.<br />

Samen met nog een heleboel gepikte spullen. Onder<br />

Liesls bed.'<br />

Ze tuurde een hele tijd voor zich uit. Toen zei ze: 'Ik vraag<br />

me maar steeds af waarom ze het gedaan heeft.'<br />

Dat is dus de reden, dacht ik. Ze wil helemaal geen verontschuldigingen<br />

aanbieden, ze wil weten wat haar nichtje uitgespookt<br />

heeft. En waarom.<br />

'Soms denk ik dat ze gewoon betrapt wilde worden,' zei de<br />

Pruusin.<br />

Ze keek me aan alsof ze nog steeds dacht dat ik het antwoord<br />

had. Het was het moment geweest waarop ik de vragen<br />

had kunnen stellen die maar steeds door mijn hoofd bleven<br />

gaan. Waarom was ze niet met de Sigarenkeizer getrouwd?<br />

En waarom had de Sigarenkeizer het geaccepteerd? <strong>De</strong> Sigarenkeizer<br />

die, vóór de oorlog in elk geval, zo machtig was dat<br />

hij kon doen wat hij wilde. Waarom was hij voor haar gebogen?<br />

Maar ik deed het niet. Ik kreeg de vragen simpelweg niet<br />

over mijn lippen.<br />

279


Ze stond op en liep naar de kledingkast in de hoek <strong>van</strong> de<br />

kamer.<br />

Een moment lang dacht ik echt dat ze weer met een doos<br />

met een feest jurk voor me zou aankomen en me zou vragen<br />

hem aan te trekken. Maar toen haalde ze een kleerhanger tevoorschijn<br />

met een antistofjas eromheen. Toen ze die openritste<br />

zag ik dat eronder een jas zat. Een kopie <strong>van</strong> haar eigen<br />

vogelpootjesjas, maar dan kleiner.<br />

'Ik had 'm voor Liesl laten maken,' zei ze. 'Nou ja, je weet<br />

dat ze een hekel aan nieuwe kleren heeft. Nooit begrepen<br />

waarom.' Ze staarde de jas verwijtend aan alsof ze hem tot een<br />

bekentenis dwingen kon. To en ritste ze de stofjas weer dicht.<br />

'Hier.'<br />

'Hij past mij niet,' zei ik.<br />

'Hij is voor Jes.'<br />

Ik aarzelde.<br />

'Neem nou.'<br />

'En Liesl dan?'<br />

'Ach kind,' zei ze, ineens ongeduldig, 'als die ellendige oorlog<br />

voorbij is, is ze er allang weer uit gegroeid. Hier.'<br />

Met tegenzin nam ik hem aan.<br />

'0, ja, ik had nog wat.' Ze rommelde in haar commode.<br />

'Ik dacht... voor jou ... nou ja, als aandenken ... '<br />

Ik staarde naar de foto die in mijn hand lag.<br />

Het was de foto <strong>van</strong> Liesl en mij, in onze prinsessenjurken.<br />

En al was het meer dan twee jaar geleden, ik herkende mezelf<br />

meteen. Ik leek verdwaald in mijn jurk, je kon zien dat ik mijn<br />

adem inhield alsof hij niet <strong>van</strong> zijde maar <strong>van</strong> prikkeldraad<br />

gemaakt was. Ik keek doodsbenauwd.<br />

Maar toen gebeurde er iets geks. Iets dat ik mijn hele leven<br />

niet meer vergeten ben.<br />

Toen ik vervolgens naar het andere meisje op de foto keek,<br />

zag ik dat ik dat meisje óók was. Ik herkende mijn eigen mollige<br />

armen, mijn dikke steile haar. Dit keer keek ik helemaal


niet geschrokken. Mijn blik was vijandig en koud en de jurk<br />

zat als een vesting om me heen, alsof ik me had ingegraven.<br />

Het was pas bij de tweede keer kijken, dat ik zag wat er werkelijk<br />

op de foto stond.<br />

Ik had me vergist.<br />

Het eerste meisje was niet ik, maar Liesl.<br />

Het boze meisje op de tweede foto, dat was ik écht.


<strong>De</strong> ligging <strong>van</strong> de Amazone<br />

Soms leek het alsof Sjlammbams Sahara zichzelf langer kon<br />

maken. Alsof de weg zich 's nachts in een paar nieuwe bochten<br />

gekronkeld had. Maar die dag was hij gekrompen en een<br />

zwoele zomerwind woei ons vooruit. We werden langs de<br />

smidse geblazen waar de oude Mattie onder de machtige benen<br />

<strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong> droomde en in zijn slaap piepend achter konijnen<br />

aan holde.<br />

<strong>Heivisj</strong> stond kalm uit de haverzak te eten. Het leven boven<br />

de grond had het paard goed gedaan. Zijn ooit zo doffe vacht<br />

glansde, de machtige spieren golfden vlak onder zijn huid.<br />

Ik moest denken aan wat Muulke me ooit verteld had. Het<br />

was iets dat ze ontdekt had in de dagen dat ze nog achter de<br />

smid aan liep in de hoop op een spannend verhaal. <strong>De</strong> allereerste<br />

avond dat <strong>Heivisj</strong> in de stal stond werd het dier onrustig<br />

<strong>van</strong> het invallende donker. Nu had de Naas Herrnes genoeg<br />

tuig in huis om elk weerspannig paard vast te zetten. Maar<br />

in plaats daar<strong>van</strong> haalde hij kaarsen die hij eerst liet uitlekken<br />

op het aambeeld en daarna vastdrukte op het metaal. Niet<br />

één, maar een stuk of twintig. Net zolang tot de hoek waar<br />

<strong>Heivisj</strong> stond niet meer donker was. Iedereen die het hoorde<br />

verklaarde hem voor gek, maar Hermes trok zich er niks <strong>van</strong><br />

aan. 'Het enige wat dat paard nodig heeft,' had hij gezegd, 'is<br />

een <strong>hemel</strong> waar hij naar kan opkijken.'<br />

In de stad standjes voor zowat iedere winkelruit stil en bekeek<br />

zichzelf ernstig. Ik had haar al vier keer gezegd dat ze het ding<br />

uit moest doen, want het was veel te warm. Maar ze wilde er<br />

niet <strong>van</strong> horen.


Ik keek naar haar spiegelbeeld. Ze was de afgelopen maanden<br />

iets gegroeid en ook al was ze nog steeds klein voor haar<br />

leeftijd, ze was toch stakerig geworden. Ze had de dunste polsen<br />

die ik ooit gezien had.<br />

'Ik kan toch niet zomaar zo'n dure jas aannemen,' had ze<br />

gezegd.<br />

'Ik heb de Pruusin al bedankt,' zei ik.<br />

'Ik wil haar zelf bedanken.'<br />

'Dat kan niet. Ze vertrekt <strong>van</strong>daag.'<br />

'Nou, laten we dan maar opschieten.'<br />

Bij Betje Garen was de etalage dichtgetimmerd. En hoewel<br />

achter het raampje <strong>van</strong> de winkeldeur nog steeds het bordje<br />

hing met daarop in deftige letters:<br />

OPEN VO OR ONZE GEACHTE CLIENTÈLE,<br />

BINNEN ÉN BUITENSTAD S<br />

MOOIE AA NBIEDINGEN! !<br />

( ZATERDAGS GESLOTEN)<br />

kon je hinnen zien dat de schappen leeg waren, en dat de<br />

weegschaal was verdwenen; alleen de donkere afdruk er<strong>van</strong><br />

stond nog in het verder vaal geworden hout <strong>van</strong> de toonbank.<br />

We liepen langs de stadsbeek.<br />

Ik belde aan. Het duurde een tijd voordat de deur openging.<br />

Het was Anna. Ze had haar jas over haar arm en haar<br />

hoed op. Ze schudde haar hoofd. 'Ze is al weg.'<br />

'Dan wil ik de Sigarenkeizer bedanken,' zei ] es.<br />

'Die is er ook niet meer,' zei Anna. Het leek erop dat ze<br />

zich vast had voorgenomen niets meer te zeggen, maar dat<br />

mislukte. 'Hij gaat haar achterna,' riep ze uit, terwijl ze naar<br />

buiten kwam en de deur op slot draaide. 'Op de fiets.'<br />

'Naar Vught?' zei ik verbaasd.<br />

'Ze hehben gisteren zijn automobiel in beslag genomen!'<br />

Ze schudde haar hoofd in verbijstering. '<strong>De</strong> Sigarenkeizer op


de Héts! Waar moet het met de wereld naartoe? Waar moet<br />

het in godsnaam met de wereld naartoe?' To en liep ze met<br />

boze stappen weg.<br />

'Dan gaan we naar het station,' zei Jes.<br />

'J es... 'z e l' l'k .<br />

Maar ze draaide zich al om en begon terug te lopen.<br />

'Wacht!' riep ik. 'Wacht nou!'<br />

To en we de hoofdstraat in schoten botsten we tegen haar op.<br />

Het gebeurde zo onverwacht dat we elkaar een volle seconde<br />

aankeken. Pas toen herkende ik haar.<br />

Als <strong>van</strong>zelf maakten mijn knieën een knicksje.<br />

Jes keek <strong>van</strong> mij naar het Slagschip.<br />

'Ga maar alvast,' zei ik.<br />

'M J 'J<br />

aar ... zeI es.<br />

'Ik kom zo,' zei ik.<br />

Ze leek kleiner te zijn geworden. En valer. Ik had haar niet<br />

meer gesproken sinds de dag dat oma Mei ons betrapt had bij<br />

de Commissie <strong>van</strong> Welstand. En dat kwam niet door de Voorzienigheid.<br />

Ik wist zeker dat zij mij net zo ontlopen had als ik<br />

haar.<br />

'Alles goed?'<br />

Ik knikte.<br />

'Oma?'<br />

'Ja.'<br />

'Al bericht <strong>van</strong> je vader en hr . .. ?'<br />

'U moet het zeggen,' zei ik.<br />

'Wat?'<br />

Ik wist niet dat de vraag in mijn hoofd gezeten had. Maar<br />

hij moest er gezeten hebben al die tijd. En wat het antwoord<br />

ook zou zijn, ik zou blijven staan tot ik het wist.<br />

'Ik wil weten wie de commissie gekozen zou hebben.'<br />

Ze gaf geen antwoord. Eerst dacht ik dat mijn vraag haar in<br />

verlegenheid bracht. Maar toen zag ik dat ze me helemaal niet<br />

aankeek.


'Mevrouw?'<br />

'Ja?'<br />

Ineens drong er iets tot me door.<br />

'Wat doet u hier eigenlijk?' vroeg ik. 'Waarom bent u niet<br />

op school?'<br />

'Ik moest een <strong>van</strong> onze zusters wegbrengen.'<br />

'Wegbrengen?'<br />

'Naar de trein.'<br />

Ik staarde haar verbaasd aan. Het Slagschip zuchtte diep; ik<br />

kon niet horen of het een geërgerde zucht was of een treurige.<br />

'<strong>De</strong> bisschoppen hebben geprotesteerd tegen de slechte<br />

behandeling <strong>van</strong> de Judde. Daar waren de Pruuse woedend<br />

over. Nu paklcen ze alsnog bekeerde nonnen op.'<br />

Het was niet nieuw wat ze vertelde. Maar ik had er niet bij<br />

stilgestaan dat wij bekeerde nonnen op onze school hadden.<br />

Geen moment.<br />

'Wte dan?' vroeg ik.<br />

'Zuster Immaculata.'<br />

Het was alsof mijn hart stilstond.<br />

'<strong>De</strong> Dreuvige?' vroeg ik.<br />

Het Slagschip knikte.<br />

'Hoe kan dat nou?'<br />

Ze keek me vragend aan.<br />

'Hoe kan de Dreuvige nouJud zijn? Ze zat bij de missie! In<br />

Mrika!'<br />

Nu was 't het de beurt <strong>van</strong> het Slagschip om verbaasd te<br />

kijken. 'In Mrika? Hoe kom je daarbij?'<br />

'Ze heeft toch over de Amazone gevaren!' zei ik kwaad.<br />

Er trok een gepijnigde glimlach over haar gezicht.<br />

'Fing.'<br />

'Ja?'<br />

'<strong>De</strong> Amazone ligt niet in Mrika.'<br />

'Niet?'<br />

'Nee, in Zuid-Amerika.'<br />

Misschien dat ze daarna mijn vraag beantwoordde, mÎs-


schien dat ze echt wat zei, maar ik heb het nooit gehoord, of<br />

misschien heb ik het alleen niet onthouden. Ik was zo ondersteboven<br />

dat ik niet eens weet of ik haar gedag gezegd heb of<br />

dat ik me gewoon heb omgedraaid en ben weggelopen.<br />

<strong>De</strong> lange straat naar het station is bochtig, misschien is Jes<br />

maar één bocht verder. Ik roep haar, maar het blijft stil. Er is<br />

bijna niemand op straat. Wel staan hier en daar ramen open,<br />

waarachter zacht gepraat wordt. Ik ga sneller lopen. Mijn<br />

schoenen kletsen op straat. Op het laatst maakt de straat een<br />

knik. Vlak voordat ik het stationsplein oploop zie ik dat het<br />

volloopt metJudde.<br />

Er komt een vrachtwagen aan. Daarachter rijdt een bus. Ze<br />

stoppen met piepende remmen. <strong>De</strong> deuren gaan open en er<br />

stappen nog meer mensen uit. Het zou een doodgewone dag<br />

kunnen zijn, ware het niet dat alle passagiers koffers of tassen<br />

bij zich dragen. <strong>De</strong> kinderen hebben een rugzak om. Er is een<br />

vrouw die, ondanks dat het hoogzomer is, twee jassen over elkaar<br />

aanheeft. Ik zie de mouwen <strong>van</strong> de onderste jas uitsteken.<br />

Ze zweet, maar toch heeft ze de buitenste jas tot de bovenste<br />

knoop dicht.<br />

<strong>De</strong> Dreuvige draagt een zomerse reiscape over haar habijt<br />

met daarop de grote gele ster. Ze staat bij Betje Garen en haar<br />

twee zoons. Naast haar staat haar koffer. Ik stelde me vroeger<br />

altijd voor dat ze een enorme koffer zou hebben <strong>van</strong> al haar<br />

wereldreizen vol stempels en plakplaatjes. <strong>De</strong>ze is klein, grijs<br />

en glad.<br />

Er wordt geroepen. <strong>De</strong> eerste groep Judde, Betje Garen,<br />

haar zoons, de Dreuvige en de andere Judde <strong>van</strong> onze stad,<br />

mengt zich met de tweede groep. Er zijn er die elkaar kennen.<br />

Ik hoor iemand roepen.<br />

Het zijn onbekende soldaten die de Judde bij elkaar gedreven<br />

hebben. Ze staan er ontspannen bij, hun geweren hangen<br />

over hun schouders, maar toch zie ik dat de cirkel die ze gemaakt<br />

hebben om de Judde heen geen moment minder rond


wordt. En ook de ruimte tussen elke soldaat blijft gelijk, als de<br />

schakels <strong>van</strong> een onzichtbare ketting.<br />

Dan zie ik Jes. Ze staat naast de Pruusin. Ik wuif, maar ze<br />

ziet me niet.<br />

Op het moment dat ik een stap naar voren zet, sluiten twee<br />

soldaten het gat. Ik ruik de stugge, bezwete stof <strong>van</strong> hun uniformen.<br />

'Mijn zusje,' zeg ik.<br />

Ze kijken me aan.<br />

Als er een ramp staat te gebeuren, als de grootste ramp in je<br />

hele leven zich ontvouwt, ga je anders kijken. Het lijkt alsof je<br />

de wereld altijd door een vlies gezien hebt dat ineens breekt.<br />

Ik zie tussen de schouders <strong>van</strong> de soldaten Jes, die nietsvermoedend<br />

tussen de Judde in staat. En ik kijk met gloednieuwe<br />

ogen. Met de ogen <strong>van</strong> een Prous. Ik zie het gitzwarte haar<br />

<strong>van</strong> Jes en de kolenzwartc ogen die ze als enige <strong>van</strong> de Mam<br />

geërfd heeft. Juddehaar, Juddeogen. En de jas, de perfecte kopie<br />

<strong>van</strong> de jas <strong>van</strong> de Pruusin.<br />

Mijn hart begint te bonken.<br />

'Meine kleine Schweste1',' zeg ik. Ik wijs.<br />

Ik zie hoe ze daar staat tussen de opeengepakte groep, tussen<br />

de koffers en valiezen. Geroezemoes. Iemand huilt, nee,<br />

jammert zachtjes. Het kan een vrouw zijn of een kind, ik weet<br />

het niet.<br />

Een hoge fluit klinkt, en het ratelende openschuiven <strong>van</strong> de<br />

treindeuren.<br />

Op dat moment beginnen de soldaten de groep bedaard<br />

in beweging te brengen. Als olie en water zo keurig gescheiden<br />

bewegen de Judde en de soldaten. Geen moment raken<br />

ze elkaar. <strong>De</strong> groep begint richting de perrons te gaan. Ik zie<br />

Jes nog omkijken; haar gezicht staat verbaasd. Het volgende<br />

moment stapt een grote dikke man voor haar. Dan is ze weg.<br />

Opgeslokt in de kalm stommelende, roezemoezende groep.<br />

Ik schreeuw zo hard dat ik voel hoe mijn mondhoeken kapot<br />

springen. Mijn linkerarm raakt de kolf <strong>van</strong> een geweer. Ik


voel geen pijn. Wel voel ik armen die om me heen geslagen<br />

worden, handen die me op mijn plek houden, die me neerdrukken,<br />

mijn jas die kraakt. Ik voel hoe ik door mijn knieën<br />

knik, maar iets zet zich schrap in mij met zoveel kracht dat de<br />

soldaat die zijn gezicht vlak voor het mijne houdt me verbaasd<br />

aankijkt. Er komt nog een schreeuw uit me, al weet ik niet<br />

waarom, al kan niks ooit zo erg zijn, niks kan toch zo erg zijnmaar<br />

in mijn hoofd is het pikzwart geworden, mijn gedachten<br />

vatten vlam.<br />

<strong>De</strong> soldaat zegt dat ik moet ophouden. Wat zijn dat nu voor<br />

manieren?<br />

Ik schreeuw dat ik pas ophoud als mijn zus weer hier is.<br />

Je zus?<br />

Mijn zus. Ze hoort daar niet. Ze is geenJud!<br />

Geen Jud?<br />

Ik zal toch wel weten wie mijn zus is? Is iemand met zwart<br />

haar en donkere ogen meteen een Jud? Nee toch zeker! Wat<br />

zou er <strong>van</strong> de wereld terechtkomen als iedereen met donker<br />

haar en donkere ogen een Jud was!<br />

Tussen hun schouders door zie ik de groep het station binnenlopen.<br />

Even meen ikJes te zien, maar dan verdwijnen de<br />

laatste ruggen tussen de deuren door. Weer klinkt een fluit,<br />

lang en doordringend.<br />

Ik wist niet dat het kon, ik wist niet dat ik nog harder<br />

schreeuwen kon.<br />

Er moet een gat in de tijd gevallen zijn. Ineens staat de<br />

Pruusin tussen de soldaten. <strong>De</strong> vogelpootjesjas vlamt tussen<br />

de uniformen. Aan het eind <strong>van</strong> haar arm staatjes .<br />

'Hier liefje,' zegt de Pruusin. 'Dit pakje mag hier blijven,'<br />

voegt ze in het Duits toe. Jes wil tussen de ruggen <strong>van</strong> de soldaten<br />

door stappen, maar die houden haar tegen. Door mijn<br />

tranen heen zie ik hoe Jes me verbaasd aankijkt. Ik huil zo<br />

hard dat ik sta te schokken.<br />

'Och, kind,' roept de Pruusin sussend. 'Och, kind, toch.'<br />

Ze zegt dat ze Jes moeten doorla ten, dat ze er niet bij hoort.


<strong>De</strong> heren soldaten zien toch wel datjes geen ster draagt? Kijk<br />

dan, heren. Heren? Maar de mannen staan met opeengeklemde<br />

kaken en wijken niet.<br />

En dan weet ik dat er nu iets gaat gebeuren, iets waar ik elke<br />

dag, elk uur <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> mijn leven aan zal moeten denken.<br />

Of ik wil of niet. Het zal me nooit meer met rust laten. Nu<br />

gaat gebeuren waar ik mijn hele leven bang voor ben geweest.<br />

Datwat gezorgd heeft dat ik altijd op mijn hoede was, datwat<br />

gemaakt heeft dat ik me altijd schrap gezet heb, zelfs in mijn<br />

slaap.<br />

Ik gajes verliezen.<br />

'Laat dat meisje door.'<br />

<strong>De</strong> stem klinkt achter me. 'Laat haar erdoor. Ze hoort er<br />

niet bij.'<br />

Wat ik ook gezegd heb, wat ik ook gedacht heb, ik vergeet<br />

alles. Ik vergeet ter plekke dat ik hem gemeden heb, dat ik<br />

niks meer met hem te maken wilde hebben. Ik draai me om<br />

en hou me aan meester Govaerts vast, nee, ik stort me zowat<br />

boven op hem, hij valt bijna om. Ik druk me tegen hem aan, ik<br />

roep, nee, ik huil dat zeJes hebben, mijn Jes, dat ze haar op de<br />

trein willen zetten, alleen omdat ze denken dat ze een godverdomdeJud<br />

is. Ik drukmijn hoofd in de voering <strong>van</strong> mijn jas, ik<br />

begin daadwerkelijk haren uit mijn kop te trekken.<br />

Jk heb pas later <strong>van</strong> Jes gehoord wat er gebeurde. Dat de<br />

soldaten niet onder de indruk waren <strong>van</strong> de woorden <strong>van</strong><br />

meester Govaerts, dat zelfs hij niet leek te kunnen voorkomen<br />

dat de soldaten Jes terugduwden naar de vertrekkende<br />

Judde toe. Maar dat hij toen de mensen op het plein aansprak,<br />

de mensen die de Judde kwamen uitzwaaien, of die<br />

alleen maar waren komen kijken. Niet dat hij echt het woord<br />

tot ze richtte. Hij sprak nog steeds tegen de Pruuse. Maar hij<br />

zei kalm dat het geen slimme zet zou zijn om een meisje, een<br />

honderd procent Hollands meisje, op de trein te zetten. Een<br />

meisje uit deze stad. En dat terwijl iedereen weet hoezeer de


urgers <strong>van</strong> deze stad op elkaar passen.<br />

Er ontstaat geroezemoes, gemor.<br />

En dan mag ze erdoor.<br />

Zo simpel is het.<br />

Meester Govaerts pakt me bij mijn arm en leidt me weg. Mijn<br />

benen trillen verschrikkelijk.<br />

'Gaat het?'<br />

Ik knik. Ik kijk niet op of om. Ik hou alleen Jes vast, met<br />

mijn ogen stijf dicht en pas als het geroezemoes en de voetstappen<br />

zich <strong>van</strong> me verwijderen, doe ik ze weer open en zie<br />

ik in een waas alleen nog maar de hoed, de grote hoed <strong>van</strong> de<br />

Pruusin die als een opzichtige komeet tussen de laatste ruggen<br />

verdwijnt, de deuren door, het perron op.


Diefstal<br />

In de laatste week <strong>van</strong> oktober begon onze voorraad te slinken.<br />

'Waar is het brood?' vroeg ik.<br />

'Welk brood?' vroeg Jes.<br />

'Die homp in de broodtrommel.'<br />

'Misschien heeft Muulke het opgegeten.'<br />

Muulke zei dat ze nergens <strong>van</strong> wist.<br />

Twee dagen later verdween er een restje vlees uit de vleespan.<br />

'Wat is er met dat vlees gebeurd?' vroeg ik.<br />

'Welk vlees?' vroeg oma Mei.<br />

Ik wees naar de vleespan, die schoon en leeg op het fornuis<br />

stond.<br />

'Op.'<br />

'Welnee,' zei ik. 'Ik heb gisteren het deksel erop gedaan en<br />

toen zat het er nog in.'<br />

'<strong>De</strong> rat?' vroeg Jes.<br />

Het leek wel alsof niemand zich er druk om maakte. Oma<br />

Mei had zich gestort op het <strong>van</strong>gen <strong>van</strong> het ondier. (Sindsdien<br />

mochten we niet meer in de kelder. Wij vonden het allang<br />

best. Zolang ze maar niet voor dood bij de potkachel zat.)<br />

J es haalde haar schouders op. Alleen Muul ke was als <strong>van</strong>ouds<br />

geïnteresseerd, maar het laatste waar ik op zat te wachten was<br />

een nieuwe tragische tragedie, dus tegen haar zei jk niks meer.<br />

In de week daarop verdwenen een pot augurken, een zakje<br />

óchorei en nog een brood.<br />

Eerst dacht ik er nog niet veel <strong>van</strong>. Pas in de week daarop


toen er nieuwe geruchten door de stad woeien, begon ik me<br />

zorgen te maken.<br />

'Er zijn weer tommy's geland,' werd er gezegd. 'Ze zitten<br />

verstopt op een boerderij.'<br />

'Welnee, ze zitten in de kerktoren.'<br />

'Kwats; ! En het zijn helemaal geen tommy's. Het zijn<br />

Pruuse die zich vermomd hebben als tommy's om iedereen<br />

die hen helpt te kunnen oppakken.'<br />

Wat er ook <strong>van</strong> waar was, het feit bleef dat er ergens mensen<br />

zaten die eten en drinken moesten hebben. Feit bleef dat<br />

er mensen waren die hun leven waagden om daarvoor te zorgen.<br />

Ik dacht aan onze slinkende voorraad.<br />

Ik kende in ons huis maar één iemand die zo gek zou zijn.<br />

In tegenstelling tot wat iedereen gedacht had, had Muulke<br />

haar baan bij de Rosita gehouden. Zelfs toen er meisjes ontslagen<br />

werden, hielden ze haar aan. Ik geloof niet dat ze <strong>van</strong><br />

het werk zelf hield, het was saai en monotoon, maar ze had<br />

er vriendinnen. Volgens mij had ze ook een jongen ontmoet.<br />

Ik had tenminste 's avonds een keer een zuigzoen in haar nek<br />

gezIen.<br />

Hoe langer ik erover nadacht, hoe sterker mijn vermoeden<br />

werd. Ik kende Muulke als mijn schortzak. Ik wist dat de<br />

oorlog haar was tegengevallen. Behalve het rondbrengen <strong>van</strong><br />

de verzetskrantjes had ze weinig omhanden gehad. En sinds<br />

wanneer zei Muulke 'nee' tegen een avontuur? Mijn zus was<br />

zo verknocht aan haar tragische tragedies dat ze er desnoods<br />

zelf een zou veroorzaken.<br />

Uiteindelijk was mijn plan even zo eenvoudig als belachelijk.<br />

Ik zou, zodra Muulke thuis was, laten weten dat ik weg moest.<br />

Op tafel zou ik een paar potten klaarzetten, een worst en wat<br />

hompen brood, genoeg om niet te laten opvallen dat er iets<br />

weg was.


'Wat ga je doen?' vroeg Jes. Ik poeierde haar af met een of<br />

andere smoes en liep naar buiten, een stukje Sjlammbams Sahara<br />

af, en toen achterlangs weer terug. Daarna wachtte ik tot<br />

de keuken leeg was en verstopte ik me achter de deur naar de<br />

gang. Als je die openzette, ontstond er een kleine driehoekige<br />

schuilplaats.<br />

Ik voelde me volslagen idioot zoals ik daar gehurkt zat. Als<br />

Muulke om wat voor reden ook de deur dichtdeed stond ik<br />

compleet voor aap. En wie zei trouwens dat ze komen zou?<br />

Voor hetzelfde geld had ik haar met al mijn vragen wantrouwend<br />

gemaakt en was ze voorlopig niet <strong>van</strong> plan om nog iets<br />

te pikken. Maar ik zat er nu en kon niks anders doen dan afwachten.<br />

Er klonken voetstappen op de overloop.<br />

Ik zette me schrap. <strong>De</strong>snoods zou ik dreigen dat ik oma<br />

Mei alles zou verklappen. Geen <strong>van</strong> ons had de ander ooit verraden,<br />

hoewel we er doorlopend mee dreigden, maar nu wist<br />

ik dat ik het zou doen. Wat de prijs ook zijn zou.<br />

Het moest.<br />

<strong>De</strong> deur ging open. Ik hoorde voetstappen: iemand liep<br />

naar de tafel toe en bleef toen staan. Een paar seconden bleef<br />

het muisstil.<br />

Ik wilde al overeind springen en haar naam roepen toen ik<br />

haar door de kier <strong>van</strong> de deur zag. Of beter gezegd: niet haar,<br />

maar haar jas.<br />

Ik verstijfde.<br />

Het was de vogelpootjesjas.<br />

29 3


<strong>De</strong> Paterskoel<br />

J es keek niet één keer om. Ik wist niet of ik blij of ontzettend<br />

kwaad moest zijn. Voor hetzelfde geld was ik een Zwart jas geweest,<br />

of nog erger: een Pruus!<br />

Voorbij de holle weg schoot ze de akker op en liep in de<br />

richting <strong>van</strong> de Kollenberg. To en wist ik zeker dat ze iets in<br />

haar schild voerde. <strong>De</strong> weg om de stad werd vaak gecontroleerd,<br />

en ze wilde dus niet dat iemand haar zag.<br />

Ze liep dwars op de akker met een uitpuilende tas. Haar<br />

voeten ploegden door de mulle aarde. Ik zag hoe ze haar rug<br />

kromde in de wind. Hoe zwaar ze het had. M en toe moest<br />

ze stilstaan om op adem te komen. Dan dook ik omlaag, wat<br />

nergens op sloeg. <strong>De</strong> akker was leeg, op een mottige vogelverschrikker<br />

na. Er was geen plek om je te verschuilen. Als ze<br />

zich ook maar één keer omgedraaid had, had ze me meteen<br />

gezIen.<br />

Jes liep recht op de steile val <strong>van</strong> de Krombroodberg af.<br />

Toen begon ik pas echt ongerust te worden. <strong>De</strong> akker waar we<br />

over liepen was de plek waar de krombroodjes <strong>van</strong>af gegooid<br />

werden. Daarachter tuimelde de bodem angstaanjagend steil<br />

omlaag naar de Kollenbergweg. <strong>De</strong> berg zonder hulp op<br />

klimmen was al lastig genoeg, maar afdalen met ecn tas en een<br />

zwervel. ..<br />

Het was de enige keer dat ik haar terug wilde roepen. In<br />

plaats daar<strong>van</strong> beet ik in mijn vuist.<br />

Vlak voor de helling stond een grote eik. Daarachter verstopte<br />

ik me. Ik wist dat ze zich om moest draaien om de berg<br />

af te kunnen dalen. To en ze achterwaarts naar de rand kroop,<br />

294


zag ik dat haar gezicht strak <strong>van</strong> de spanning stond.<br />

To en was ze verdwenen.<br />

Elk moment verwachtte ik het geroffel <strong>van</strong> losgeraakte aarde,<br />

een bonk of een kreet. Ik wachtte tien tellen. Toen hield ik<br />

het niet meer. Ik kroop naar de rand.<br />

Ze moest dit vaker gedaan hebben. Ze was al op een derde,<br />

daar waar de bomen ophouden en er nog maar weinig houvast<br />

is. Ze liet zich op haar zitvlak zakken, en half schuifelend en<br />

half glijdend ging ze verder omlaag. To en ze bijna beneden<br />

was glipte de tas uit haar handen; hij rolde omlaag en bleef op<br />

het grasveldje onderaan liggen.<br />

Net goed, dacht ik, ik hoop dat wat erin zit stuk is. Maar<br />

mijn knieën trilden <strong>van</strong> opluchting toen ze veilig beneden<br />

was.<br />

Die opluchting duurde niet lang.<br />

Ze stak de weg over in de richting <strong>van</strong> de 'Hof <strong>van</strong> Olijven',<br />

liep de bakstenen trap op, om de aardkleurige betonnen grot<br />

heen, stapte over het roestige prikkeldraad en verdween. Nog<br />

even ritselden haar voetstappen door de dorre bladeren. To en<br />

verwijderden ze zich en werd het stil.<br />

'Stik,' zei ik.<br />

<strong>De</strong> Paterskoel was na de dood <strong>van</strong> Truuke korte tijd een favoriete<br />

griezelplek geweest voor veel paartjes, maar daarna<br />

raakte het terrein snel in vergetelheid. <strong>De</strong> paters stopten met<br />

hun archeologische werk. <strong>De</strong> gemeente had daarna nog berkenbomen<br />

geplant in de hoop er bos <strong>van</strong> te maken. Daarna<br />

waren ze het gebied domweg vergeten. Het landschap <strong>van</strong> de<br />

Paterskoel was nu pokdalig, vol kuilen en verzakte delen. <strong>De</strong><br />

bomen <strong>van</strong> het berkenbos waren nooit onderhouden, zodat<br />

er een wildgroei was ontstaan <strong>van</strong> iele, ziekelijke bomen, met<br />

een bast die niet wit was maar gelig, met schimmelplekken en<br />

met takken die afbraken als je er alleen maar naar keek. Voor<br />

de rest groeiden er enorme braamstruiken, waar je je handen<br />

en kleren aan openhaalde.<br />

295


Er zat niks anders op. Ik moest haar achterna. Ik wist nu dat<br />

mijn vermoeden klopte.<br />

NatUurlijk had ze het gedaan. Natuurlijk had ze die tommy<br />

<strong>van</strong> eten en drinken voorzien. Het ergste was nog wel dat het<br />

onze eigen schuld was. Mijn eigen schuld. Sinds mijn belofte<br />

aan oma Mei was ik een strakkere rechthouder voor haar geweest<br />

dan haar eigen rechthouder. En ik had gedacht dat ze<br />

het accepteerde.<br />

Ineens was het alsof ik Jes voor het eerst zag. Zag zoals ze<br />

echt was. Er was niemand die zo bang kon zijn voor onzinnige<br />

dingen, maar die als het erop aankwam geen enkel gevaar zag<br />

in gevaar zelf.<br />

Ik daalde zo vlug ik durfde de hachelijk steile helling af, stak<br />

de weg over, klom over het prikkeldraad en volgde een kronkelend<br />

paadje tussen de dichte bomen dat na tien minuten<br />

plotseling ophield. Ik wrong me langs een braamstruik waar ik<br />

in hangen bleef. Ik plukte mezelf los, haalde mijn duim open.<br />

Ik bleef staan.<br />

Het was stil.<br />

Geen geritsel meer, geen gekraak. Niets.<br />

Ik lette niet meer waar ik mijn voeten op neerzette. Ik duwde<br />

me door een wirwar <strong>van</strong> losse berkentakken een kleine,<br />

steile helling op. Op hetzelfde moment voelde ik de bodem<br />

onder me wegzakken. Ik gaf een gil en het was aan die gil te<br />

danken dat ik haar vond. Vrijwel op hetzelfde moment klonk<br />

er nog een gil.<br />

Ze stond half verscholen achter een struik.<br />

'Wat denk je dat je in 's <strong>hemel</strong>snaam aan het doen bent?'<br />

Ze hield de tas met de worst en het brood tegen zich aan.<br />

'Fing?'<br />

'Ben je helemaal betoeterd! Wat als de Pruuse erachter komen!'<br />

'<strong>De</strong> Pruuse?'


'Speel niet de vermoorde onschuld!'<br />

Ze fronste.<br />

'Tommy's verstoppen!' riep ik uit.<br />

J es staarde me een moment aan, toen vertrok haar gezicht.<br />

Ook dat nog, dacht ik. AJs ze maar niet denkt dat ik medelijden<br />

met haar krijg. Maar toen besefte ik dat ze helemaal niet<br />

huilde. Ze lachte.<br />

Ze bofte dat ze haar zwervel had. Anders had ik haar zo<br />

hard door elkaar gerammeld dat ze haar botten bij elkaar had<br />

kunnen rapen.<br />

'Sorry,' zei Jes. To en proestte ze opnieuw.<br />

'Er valt helemaal nikS te lachen!'<br />

'Kom.'<br />

'Waar naartoe?'<br />

Ze pakte mijn hand. Met tegenzin liet ik me meetrekken.<br />

Aan het eind lag de zoveelste braamstruik. <strong>De</strong> hele helling<br />

was ermee begroeid.<br />

'Daar.'<br />

'Daar wat?'<br />

Pas toen zag ik dat er een plank voor de braamstruik stond.<br />

'Wat is dat?'<br />

'<strong>De</strong> mijngang,' zei ze doodleuk.<br />

'<strong>De</strong> wat?'<br />

'<strong>De</strong> mijngang <strong>van</strong> Truuke Ruuzel.'<br />

'Doe niet zo raar.'<br />

Ze gaf me de tas en begon het touw los te halen dat de<br />

plank op zijn plek hield. Voordat ik erop bedacht was glipte<br />

ze naar binnen. Naar binnen, want er lag inderdaad een holte<br />

achter. Een pikzwart gat.<br />

'Jes!'<br />

'Wacht hier even,' zei ze.<br />

Koude, schimmelige, muffe lucht stroomde naar buiten.<br />

'Jes?'<br />

'Ik ben zo terug,' klonk haar holle echoënde stem.<br />

Zou het ooit ophouden? Zou er een moment in mijn leven<br />

29 7


komen dat mijn zussen me niet een of ander levensgevaarlijk<br />

avontuur in sleurden?<br />

Het donker was een klap in mijn gezicht. <strong>De</strong> klamme kou<br />

kroop in mijn kleren. Er vielen ijskoude kluitjes in mijn nek.<br />

Ik hoorde mijn eigen adem, terwijl ik stilstond, hoog en verschrikt.<br />

'Jes!'<br />

Na vier stappen zag ik niets meer. Ikhad geen idee hoe lang<br />

de gang doorliep. Aan dit donker wenden je ogen niet. Nooit.<br />

Er streek iets langs mijn wang. IJskoude vingers, dacht ik. Ik<br />

bleef abrupt staan. Mijn voeten weigerden gewoon verder te<br />

lopen. Ik voelde in paniek met mijn handen, maar de gang<br />

waar ik in stond moest breder zijn dat ik gedacht had, want ik<br />

voelde geen muren meer.<br />

Hield ze hier haar tommy verborgen? In dit pikkedonker?<br />

Welke idioot ging hier zitten? Ineens schoten de verhalen <strong>van</strong><br />

de paters me weer te binnen. <strong>De</strong> verhalen over de geest <strong>van</strong><br />

Truuke Ruuzei, die rondwaarde in de mijngang.<br />

'Jes!' siste ik. 'Jes!'<br />

En toen gebeurde het.<br />

Gekrabbel.<br />

Stilte.<br />

Nog meer gekrabbel.<br />

Stilte.<br />

'Nee!' hoorde ikJes zeggen. 'Niet doen! Niet ... '<br />

En dan het allerengste.<br />

Gelach.<br />

To onloos gelach.<br />

Ik draaide me om, vastbesloten naar de ui tgang te rennen. Te ­<br />

rug naar het vierkant stukje licht. Maar tot mijn ontzetting<br />

zag ik dat er geen uitgang meer was. Het was voor me nu net<br />

zo aardedonker als achter me.<br />

Er kwam iets op me af gedenderd.


Ik hoorde de grinderige grond kraken, steentjes wegketsen.<br />

To en viel er iets met zo'n vaart tegen me op, dat ik struikelde<br />

en viel. Ik raakte met mijn hoofd de wand. Er kwam een<br />

regen aan steentjes omlaag. Zand, de tonnen zand die boven<br />

mijn hoofd zaten. Ik schreeuwde hard, want ik wist dat alles<br />

zou instorten en dat de aarde mij en Jes zou verzwelgen zoals<br />

hij ookTruuke Ruuzel verzwolgen had.<br />

299


Het geheim <strong>van</strong> de mijn<br />

En er was licht.<br />

Lucifer.<br />

Stormlantaarn.<br />

Jes.<br />

'Gaat het?'<br />

Haar gezicht voor me.<br />

Maar achter me was nog iets. Iets kouds en nats drukte zich<br />

in mijn nek.<br />

Ik draaide me traag om.<br />

Het eerste wat ik zag in het spookachtige licht <strong>van</strong> de flakkerende<br />

lantaarn waren twee spookachtige glazen ogen. Je<br />

kon er recht doorheen kijken.<br />

Ik gilde.<br />

'Rustig,' zei jes. 'Het is de koningin maar.'<br />

Ze moest knettergek geworden zijn. Maar toen zag ik de<br />

ogen opnieuw opduiken, nu met de contouren <strong>van</strong> de smalle,<br />

spitse kop. <strong>De</strong> tong die hijgend uit de bek hing, de kop die<br />

zich schuw naar me vooroverboog en toen heel voorzichtig de<br />

worst uit de tas pakte.<br />

Het was de Koningin <strong>van</strong> Amerika.<br />

J es draaide de lont verder omhoog. <strong>De</strong> petroleumlamp begon<br />

helderder te stralen. Nu zag ik dat we halverwege een gang<br />

zaten. Een brede gang. Je had er makkelijk met drie mensen<br />

naast elkaar kunnen staan. Er groeiden lange spierwitte wortels<br />

uit het plafond. Dat moesten de ijskoude vingers geweest<br />

zijn, die ik gevoeld had.<br />

300


'Wa t îs dit?' vroeg ik kwaad.<br />

'<strong>De</strong> vuursteenmijn.'<br />

'Kwatsj!'<br />

'Nee, echt.'<br />

'<strong>De</strong> mijn was toch ingestort?'<br />

Ze schudde haar hoofd. '<strong>De</strong> gáng was ingestort.'<br />

<strong>De</strong> Koningin <strong>van</strong> Amerika was gaan liggen. Ze at met keurige<br />

kleine hapjes <strong>van</strong> de worst. Haar staart klopte stof de<br />

lucht in. Ik hoestte.<br />

'Ik snap er niks <strong>van</strong>,' zei ik.<br />

'Toen de paters vermoedden dat er een vuursteenmijn in<br />

de Paterskoel lag,' legde Jes uit, 'wisten ze niet precies waar.<br />

To en zijn ze <strong>van</strong> twee kanten gangen gaan graven met de bedoeling<br />

om in het midden bij elkaar uit te komen. Maar dat is<br />

nooit gebeurd. Voordat ze elkaar weer vonden, kroop Truuke<br />

Ruuzel erin en toen stortte de eerste gang in. <strong>De</strong> tweede gang<br />

is bewaard gebleven. Alleen wist niemand dat hij er was. Hij<br />

was helemaal overgroeid met braamstruiken.'<br />

Er ruisten weer steentjes omlaag.<br />

'Jes, naar buiten!'<br />

'Even wachten.'<br />

'Waarop?'<br />

'Tot de Koningin klaar is.'<br />

'<strong>De</strong> Koningin kan buiten eten.'<br />

Ik reikte naar de worst. <strong>De</strong> hond hield op met kwispelen en<br />

trok zwijgend een lip op. Ik trok mijn hand terug.<br />

'Ze deelt niet graag,' zei jes.<br />

'Dan blijft ze maar lekker hier.'<br />

Jes bleef zitten.<br />

'Jes, straks stort de hele boel alsnog in!'<br />

'Welnee.'<br />

Ze tilde de lamp naar het plafond. Nu zag ik dat er verroeste<br />

ijzeren stutten waren gebruikt. En sommige delen <strong>van</strong><br />

de mijn hadden een lambrisering <strong>van</strong> houten planken. Die<br />

planken zagen er merkwaardig nieuw uit.<br />

301


J es liet de lamp ronddwalen.<br />

<strong>De</strong> gang was een flink stuk dieper dan ik gedacht had. Er<br />

waren streepachtige sporen zichtbaar in de muren en het plafond.<br />

Ilij had kleine nissen en zijgangetjes. Sommige waren<br />

niet groter dan een vossengang of dassenhol. Toen Jes het<br />

licht <strong>van</strong> de lantaarn op een er<strong>van</strong> liet vallen kaatsten donkere<br />

flonkers <strong>van</strong> licht terug.<br />

'Vuursteen,' zei ze, en haar stem kreeg iets dromerigs.<br />

'Vraag je je niet af wie er voor ons in de mijn waren? Wie deze<br />

mijn ooit gedolven heeft?'<br />

Ze verplaatste zich en weer ruisten steentjes omlaag. Eentje<br />

belandde in mijn nek. 'Nee,' zei ik. 'Het enige wat ik wil weten<br />

is hoe we zo snel mogelijk buiten komen.' Ik kwam voorzichtig<br />

overeind en gokte erop dat ze achter me aan zou komen.<br />

Door het licht achter me had ik nu beter zicht. <strong>De</strong> gang<br />

maakte een bocht naar rechts. Daarom had ik net de uitgang<br />

dus niet meer gezien.<br />

Ik haalde opgelucht adem toen ik het daglicht weer zag.<br />

Buiten was het gaan regenen. Jes, die me met de hond gevolgd<br />

was, ging weer op haar dooie gemak zitten.<br />

'Rug recht,' zei ik automatisch, terwijl ik angstvallig zo<br />

dicht mogelijk bij de uitgang ging zitten. Ze deed braaf wat ik<br />

zei. Ik keek haar aan.<br />

'Dus geen tommy?' zei ik.<br />

'Geen tommy,' zeijes.<br />

En terwijl de regen gestaag bleef vallen, vertelde ze alles.<br />

Jes had de Koningin twee weken geleden ontdekt. <strong>De</strong> hond<br />

had om ons huis gezworven en het was eigenlijk een klein<br />

wonder dat niemand <strong>van</strong> ons haar ontdekt had. Omdat ze wist<br />

dat oma Mei geen dieren in huis wilde hebben en zwerfhonden<br />

opgepakt en afgemaakt werden, had ze het dier eerst verstopt<br />

in het lompenhuisje in de wei naast ons.<br />

'Wist je dat ze helemaal niet blaft?' vroeg ze.<br />

Ik knikte.<br />

302


'Daarom dacht ik dat ik haar daar wel kon verstoppen.<br />

Maar elke keer als ik haar eten gegeven had en wegging begon<br />

ze aan de deur te krabbelen.'<br />

'Hoe haal je het in je hoofd om eten te pikken?' zei ik.<br />

'Dat beest moet toch eten?'<br />

'Zoveel?'<br />

Ze keek me niet-begrijpend aan.<br />

'Jes,' zei ik geërgerd, 'er is een kwart <strong>van</strong> de voorraad weg.<br />

Een kwart! En dat je worst en brood pikt snap ik, maar wat<br />

moet een hond in vredesnaam met een pot augurken?'<br />

'Augurken?'<br />

'Hou maar op!' zei ik. 'Bespaar me je smoesjes.'<br />

'Nou ja,' zei ze. 'Nu weet je het. En het is niet gevaarlijk. Ik<br />

kom ruer trouwens maar twee keer per dag. Eén keer voordat<br />

ik ga werken en één keer erna.'<br />

Zou ze nou echt gedacht hebben dat ze me daarmee geruststelde?<br />

Wat als de zwervelvloek toesloeg op het moment dat<br />

ze in de vuursteenmijn zat? Wat als de gang alsnog instortte?<br />

Met haar erin? Wat als de Pruuse met hun laarzen en geweren<br />

Jes zouden zien lopen en denken dat ze een tommy verborg?<br />

Ik schudde mijn hoofd. 'Het kan niet.'<br />

'Het kan weL'<br />

'Niet.'<br />

'Wel.'<br />

Ik probeerde mijn geduld te bewaren. 'Jes,' zei ik, 'luister<br />

nou.'<br />

'Ik luister al mijn hele leven,' zei ze, ineens feL 'En het helpt<br />

geen ene moer.'<br />

'T '<br />

Jes ...<br />

'Krom word ik toch! Of ik nou luister naar wat je zegt of<br />

niet. Jij wil me alleen maar de rest <strong>van</strong> mijn leven in een kooitje<br />

opsluiten. Nou, daar heb ik toevallig geen zin meer in!'<br />

'Nou ja!' riep ik kwaad. 'Dacht je dat ik voor mijn lol de<br />

hele dag achter je aan sjouw!'


'Doe het dan niet!' schreeuwde ze terug. 'Laat me met rust!<br />

Je bent mijn moeder niet!'<br />

<strong>De</strong> Koningin was geschrokken overeind gesprongen, haar<br />

oren naar achteren, haar staart tussen haar poten. Ze wilde<br />

er<strong>van</strong>door, maar Jes hield haar vast aan haar halsband.<br />

'J es,' zei ik, 'ik zeg het nog één keer, anders ... '<br />

Ze keek me ui tdagend aan. 'Anders wat?'<br />

Een kort, verschrikkelijk moment lag het op het puntje <strong>van</strong><br />

mijn tong. Wilde ik haar gezicht zien als ik haar vertelde dat<br />

ze dood zou gaan als ik haar 'met rust zou laten'. Dat ze het<br />

aan mij te danken zou hebben als ze volwassen zou worden.<br />

Als ze al ooit volwassen werd.<br />

'Anders verklap ik alles aan oma Mei,' zei ik alleen maar.<br />

'Oma Mei merkt het niet eens als er een bom op ons huis<br />

valt.'<br />

'Goed,' zei ik kalm. 'Dan lever ik je elke ochtend bij de zusters<br />

af. En ik vertel alles. En 's middags vraag ik Nettie <strong>van</strong><br />

Nol om je op te halen. Ik zorg ervoor dat je geen kans krijgt<br />

om waar dan ook naartoe te gaan.'<br />

Ze staarde me aan, haar blik was vol haat. Maar het kon me<br />

niks schelen. En het kon me ook niks schelen toen ze begon te<br />

huilen en vroeg wat er dan <strong>van</strong> dat dier moest terechtkomen?<br />

Dat was toch zielig?<br />

'Niet zo zielig als dat beest hier in het pikkedonker laten<br />

zitten,' zei ik. Ik strekte mijn hand uit. Het goot nog steeds en<br />

het zag er niet naar uit dat het snel zou ophouden.<br />

Een piezelig modderstroompje begon langzaam de gang in<br />

te stromen.<br />

'Hoe wist je eigenlijk <strong>van</strong> de mijn?' vroeg ik. 'En wie heeft<br />

die houten lambrisering gemaakt? En die kist, hoe komt die<br />

kist hier?'<br />

Ze zweeg koppig.<br />

'Dan niet,' zei ik. 'Kom, we gaan naar huis.'<br />

'En de Koningin?' vroeg ze.<br />

Ik zuchtte. 'Die nemen we mee. Thuis zien we wel verder.'


<strong>De</strong> lucht was inmiddels loodgrijs geworden. Het begon steeds<br />

harder te regenen. Nog voor we bij de Kollenbergweg waren,<br />

waren we drijfnat. Ditmaal klommen we niet langs de Krombroodberg<br />

omhoog, maar gingen we via de stad. To en we bij<br />

de grote weg kwamen, was daar niemand. <strong>De</strong> Pruuse hadden<br />

klaarblijkelijk net zo'n hekel aan regen als wij.<br />

Eenmaal thuis waren we doorweekt tot op ons ondergoed.<br />

Oma Mei begon als <strong>van</strong>ouds te mopperen en sleepte handdoeken<br />

aan totdat de Koningin <strong>van</strong> Amerika zich ineens tussen<br />

onze benen door wrong. <strong>De</strong> hond trippelde de keuken<br />

in. Het was ongelooflijk wat zo'n mager beest, zo'n hond <strong>van</strong><br />

niks, aan smeerboel kon maken. <strong>De</strong> vloer zat onder de modderspatten.<br />

Oma Mei keek vol afgrijzen naar de Koningin.<br />

J es keek me aan.<br />

'Dat is hond <strong>van</strong> de Sigarenkeizer,' zei ik. 'We hebben hem<br />

gev .. . '<br />

<strong>De</strong> Koningin bleef staan bij de deur naar de gang en hield<br />

haar kop aandachtig scheef.<br />

Op dat moment ontplofte onze grootmoeder. Ze pakte de<br />

eerste de beste pan die haar voor de handen kwam en smeet<br />

hem uit volle macht naar het beest toe. <strong>De</strong> pan kletterde met<br />

een angstaanjagend lawaai door de keuken en sloeg met zo'n<br />

dreun tegen de keukenkast dat het deurtje uit het hengsel viel.<br />

<strong>De</strong> Koningin <strong>van</strong> Amerika stoof naar buiten, de weg af.<br />

We staarden geschrokken naar onze grootmoeder. Het<br />

uilenoog draaide en tolde, haar blik was ronduit waanzinnig.<br />

Onze grootmoeder hield niet <strong>van</strong> honden, dat wisten we.<br />

To ch had ze nog nooit een dier kwaad gedaan. Maar als de<br />

pan de hond geraakt had, en uit de besliste manier waarop ze<br />

gegooid had wist ik dat ze had willen raken, was het dier drie<br />

keer morsdood geweest.<br />

'Wat doet u nou?' riep Jes.<br />

'Ik jaag dat rotbeest weg!'


'Maar ze heeft geen thuis meer!'<br />

'Dat is niet onze zorg!'<br />

Jes stond met gebalde vuisten voor haar. 'Ik hoop dat ik<br />

later nooit op u lijk! ' schreeuwde ze.<br />

Oma Mei knipperde een keer met haar ogen. Ze zei: 'Dat<br />

hoop ik ook niet voor je. Mijn leven is op dit moment niet<br />

bepaald een pretje. Vo oruit, naar boven.'<br />

'Maar de Koningin .. .' riep Jes.<br />

'Naar boven!'<br />

'Ik haat haar,' zei Jes, die avond. Ze had overal gezocht, maar<br />

de Koningin <strong>van</strong> Amerika was spoorloos. 'Ik haat haar echt.'<br />

'Gaat wel weer over,' zei Muulke, die ruime ervaring had in<br />

het haten <strong>van</strong> onze grootmoeder.<br />

Misschien had Muulke gelijk wat Jes betreft. Maar wat<br />

onze grootmoeder betreft was ik er niet gerust op. Dat ze<br />

verstrooid en afwezig was, was nog tot daaraan toe. Maar de<br />

laatste weken begon ik echt te vrezen voor haar verstand. Het<br />

was niet alleen dat ze de pan gegooid had. Ze leek gewoon de<br />

weg kwijt. Letterlijk.<br />

Een week voordat ik Jes achtervolgde naar de Paterskoel,<br />

vond ik onze grootmoeder halverwege de keldertrap met de<br />

nachtpo.<br />

'Wat gaat u doen?' had ik gevraagd.<br />

<strong>De</strong> po was bijna vol, de urine ldotste zowat over de rand.<br />

En dat terwijl onze grootmoeder hem vroeger elke ochtend<br />

leeg maakte en zo grondig schoon schrobde dat het een wonder<br />

was dat de bodem er nog in zat. En waarom liep ze er de<br />

kelder mee in?<br />

En behalve dat praatte ze ook nog in zichzelf. Dat had ze<br />

altijd al gedaan, maar altijd tegen opa Pei of de Mam. Maar<br />

nu begon ze ook in de kelder tegen de rat te mompelen. Eén<br />

keer zong ze zelfs een slaapliedje voor hem. Toen ik er daarna<br />

voorzichtig naar vroeg ontkende ze het glashard.<br />

Het maakte me doodsbang.<br />

306


Hoe een rat niet te <strong>van</strong>gen<br />

Twee dagen later kregen we onverwacht bezoek.<br />

'Er zit een Pruus in de keuken <strong>van</strong> onze buurvrouw,' zei<br />

Nettie <strong>van</strong> Nol. 'Hij weet iets <strong>van</strong> de Pap en de broers.'<br />

Het was alsof er een stroomstoot door ons heen joeg. Net<br />

nog waren we moe en landerig, maar ineens zaten we rechtop,<br />

onze spieren hard en gespannen alsof we moesten vluchten.<br />

'Wat?' vroeg oma Mei, terwijl ze Netties handen vastgreep.<br />

'Wat weet hij ?'<br />

Maar Nettie wist niet meer dan dat. Ze was zodra ze het<br />

gehoord had hiernaartoe gehold en was nog helemaal buiten<br />

adem. Even leek het erop dat oma Mei meteen overeind zou<br />

springen en ons als <strong>van</strong>ouds zou toeroepen wat we moesten<br />

doen, terwijl ze het tuinpad al afstevende. Maar toen zakte<br />

ze weer terug in haar stoel en keek ze besluiteloos <strong>van</strong> Nettie<br />

naar ons.<br />

'Moeten wij gaan?' vroeg Muulke.<br />

'Geen denken aan,' zei oma Mei, want dan zouden we volgens<br />

haar de boel toch maar verdraaien of, erger nog, vergeten<br />

wat er allemaal gezegd was.<br />

'Dan gaan we met zijn allen,' zei Muulke.<br />

Maar oma Mei schoof haar kin al koppig naar voren en<br />

schudde haar hoofd. In een flits drong het tot me door. Ze<br />

wilde niet dat we meegingen - in elk geval voor ze zeker wist<br />

of het nieuws goed of slecht was.<br />

Oma Mei gaf ons een berg karweitjes op alsof ze een week<br />

weg zou blijven.<br />

'En blijf uit de kelder,' riep ze, terwijl ze het tuinpad af liep.


'<strong>De</strong>nk erom! Ik wil niet hebben dat dat ondier een <strong>van</strong> jullie<br />

aanvliegt.'<br />

Een <strong>van</strong> de ergste karweien was het uitkloppen <strong>van</strong> de vloerkleden.<br />

Het waren grote, stugge lappen met zomen <strong>van</strong> ijzerdraad<br />

waar je je handen gemeen aan kon openhalen.<br />

'Eerst de meubels, Muulke,' zei ik.<br />

'Het gaat zo ook,' zei Muulke, en ze trok aan het kleed terwijl<br />

de sofa er nog op stond. Ze stond met een rood hoofd<br />

te hannesen en schopte tegen de sofa toen het ding niet mee<br />

wilde geven. Ik duwde haar opzij.<br />

'Kom op.'<br />

Toen we het kleed eindelijk onder de meubels <strong>van</strong>daan<br />

hadden, hadden we het warm alsof het augustus was.<br />

'Zou er nieuws zijn?' vroeg Muulke. 'Ik bedoel écht<br />

nieuws ... '<br />

Ik snapte wat ze bedoelde. Geruchten waren er aan de lopende<br />

band. Maar nieuws waar je wat aan had kwam maar<br />

zelden.<br />

We sleepten het grote vloerkleed naar buiten. <strong>De</strong> <strong>hemel</strong><br />

was bijna dichtgetrokken. To en we het tuinpad af liepen stak<br />

ineens een kille wind op. Ik voelde het zweet op mijn rug prikken.<br />

We gooiden het kleed over het hek bij de wei <strong>van</strong> WetseIs.<br />

To en ik terugliep om de mattenkloppers te halen, kwam] es<br />

me tegemoet.<br />

'En waar denk jij dat je naartoe gaat?' vroeg ik.<br />

'Ik mag niet mattenkloppen, dat weet je best.' Zonder op of<br />

om te kijken liep ze weg naar het kerkhof.<br />

Ik liet het er maar bij.<br />

Muulke pakte de klopper met beide handen vast en begon<br />

verwoed te meppen. Het stof en gruis <strong>van</strong> de cementvloer<br />

walmde <strong>van</strong> het kleed als mist en algauw stonden we allebei<br />

met stijf dichtgeknepen ogen en een lopende neus te slaan.


Ik ranselde het kleed vol overgave.<br />

Laat alles goed zijn.<br />

Laat ze gezond zijn.<br />

Laat ze veilig zijn.<br />

Laat ze gauw terugkomen.<br />

Laat alles goed zijn.<br />

Laat ze gezond zijn.<br />

Laat ze veilig zijn.<br />

Laat ze gauw terugkomen.<br />

'Hallo?' zei Muulke.<br />

To en ik mijn ogen weer opendeed stond ze naar me te kijken.<br />

Haar haren waren grijs <strong>van</strong> het stof. Even leek ze op een<br />

piepjonge versie <strong>van</strong> oma Mei.<br />

'Wil je dat kleed soms doodslaan?' grinnikte ze. Ze wilde<br />

nog wat zeggen, maar op dat moment kwamJ es weer terug. Ik<br />

kreunde. Ze was niet alleen. Aan een touw hield ze de Koningin<br />

vast.<br />

'J es, het kan niet,' zei ik. 'Je weet hoe ze over honden denkt.'<br />

'Niet als mijn plan lukt.'<br />

'Welk plan?' vroeg Muulke.<br />

Ze vertelde het.<br />

'Ik geloof dat je niet goed bij je hoofd bent,' zei ik. Maar<br />

Jes was niet tegen te houden. 'Ze zegt toch zelf dat ze die rat<br />

liever kwijt dan rijk is,' zei ze, terwijl ze de Koningin aan het<br />

touw achter zich aan trok.<br />

Ik wist niet waar ik banger voor was. Die rat in de kelder<br />

of oma Mei als ze zou ontdekken dat J es haar uitdrukkelijke<br />

verbod in de wind geslagen had.<br />

'Als de Koningin de rat <strong>van</strong>gt mag ze <strong>van</strong> oma Mei blijven,'<br />

zei Jes. 'Wedden?'<br />

Ik twijfelde of oma Mei zo makkelijk om te praten was,<br />

maar Muulke vond het natuurlijk een wereldplan.<br />

'Hoe doen we het?' vroeg ze.<br />

'Eerst naar binnen,' zei Jes. Maar dat was makkelijker gezegd<br />

dan gedaan, want de Koningin had overduidelijk geen


zin een huis binnen te gaan waar de potten en pannen je om<br />

de oren vlogen. Muulke tilde haar op. Daarover was de hond<br />

zo stomverbaasd dat ze zich met een dommige blik liet versJouwen.<br />

'Ik weet niet of dit zo'n goed plan is,' zei ik. 'Ik weet niet<br />

eens of honden wel achter ratten aan gaan. Katten wel, maar<br />

honden?'<br />

'We hebben alleen haar,' zei Muulke praktisch. 'En voor<br />

hetzelfde geld pakt ze dat beest en bijt ze hem dwars doormidden.'<br />

Ze zette de hond hijgend neer voor de open kelderdeur.<br />

<strong>De</strong> Koningin stond met de staart tussen de poten en leek er<br />

geen enkele behoefte aan te hebben nog een stap te zetten.<br />

Maar als mijn zussen iets in hun hoofd hadden, was er maar<br />

weinig dat ze kon tegenhouden.<br />

'Jij gaat voorop,' zei Jes tegen Muulke. 'Je lokt haar met...'<br />

Ze keek om zich heen.<br />

Muulke pakte de pan met bloedworst.<br />

'Oma Mei vilt je levend!' zei ik geschrokken.<br />

'Ik hoef het toch niet echt te geven,' suste Muulke.<br />

<strong>De</strong> aandacht <strong>van</strong> de Koningin was gewekt. Haar oren stonden<br />

ineens rechtop; alleen de puntjes waren omgeknikt als<br />

vouwtjes <strong>van</strong> een papieren bootje.<br />

Vanuit de kelder klonk vaag gescharrel.<br />

We keken elkaar aan.<br />

'Als we het nu niet doen durf ik niet meer,' zeijes.<br />

'Misschien maar beter ook,' zei ik, 'we kunnen beter ...<br />

Muulke!'<br />

Muulke was langs me geglipt met de pan met bloedworst.<br />

Een ogenblikkelijk later volgde de Koningin. Nou ja, volgen,<br />

het was meer omlaag storten.<br />

'Muulke!' waarschuwde ik.<br />

Maar het was al te laat. Er klonk een onregelmatige harde<br />

roffel en er kletterde iets met verschrikkelijk lawaai door de<br />

kelder. Ik dacht dat mijn hart stilstond.<br />

'Muulke? Muulke?'


'We zijn beneden,' zei Muulke alleen maar.<br />

To en we beneden kwamen lag de pan op zijn kant en hapte<br />

de Koningin gulzig het laatste stukje bloedworst weg.<br />

'Muulke, ik zweer het je,' gromde ik, 'als oma Mei je niet<br />

vermoordt, doe ik het zelf.'<br />

Muulke kwam met een gepijnigd gezicht overeind. 'Och,'<br />

zei ze, 'zo veel zat er nou ook weer niet in.'<br />

'We kunnen nu alleen maar hopen dat ze de rat vindt,' zei<br />

] es somber. 'Anders zijn we allemaal de sigaar.' Maar nu de<br />

bloedworst op was had de Koningin geen enkele belangstelling<br />

meer voor de kelder. Muulke trok het tegenstribbelende<br />

dier achter zich aan.<br />

'Dit is een plan <strong>van</strong> niks,' fluisterde ik.<br />

'Heb jij een beter idee?' fluisterde Muulke terug.<br />

Ik was de keer dat de rat vlak langs me heen geschoten was<br />

nog niet vergeten. Ik had geen enkele moeite gehad met het<br />

verbod <strong>van</strong> oma Mei. Met elke stap die we zetten kreeg ik<br />

meer de kriebels. En ik was niet de enige.<br />

'Wat was dat?'<br />

'Wat?'<br />

'Waar?'<br />

'Daar.'<br />

'Een fles.'<br />

'Een fles glimt. Dat glimt niet. Dat lijkt een vacht.'<br />

'Dat is geen vacht.'<br />

'Misschien is de rat hondsdol.'<br />

'O,]es hou op.'<br />

'Hou zelf op.'<br />

Ik geloof dat we het om de tien centimeter in stilte bestierven.<br />

Maar er gebeurde niets.<br />

Zelfs <strong>van</strong> onder de keldervloer was het merkwaardig stil.<br />

Als ik nog in huisgeesten geloofd had, als ik nog geloofd had<br />

dat ze echt bestonden, zou ik gedacht hebben dat ze hun adem<br />

inhielden.<br />

3II


Er geheurde helemaal niets.<br />

To t we bij de derde kelder kwamen.<br />

'Waarom heeft ze dat gedaan?' fluisterde Jes.<br />

Ze wees naar de deur die de derde kelder afsloot. Een bezem<br />

was klemgezet onder de klink.<br />

'Ze heeft 'm opgesloten,' fluisterde Muulke.<br />

'Opgesloten?' fluisterde ik terug. Ik had geen idee waarom<br />

we steeds fluisterden. Ik geloofde niet dat het de rat wat uitmaakte.<br />

Als ie niet tegen lawaai kon had ie ons huis nooit gekozen.<br />

'Zodat ie verhongert.'<br />

Dat sloeg nergens op. Er zaten genoeg kieren in de schotten.<br />

Het beest zou er zo doorheen kunnen piepen.<br />

'Tenzij .. .'<br />

'Tenzij wat?'<br />

'Tenzij het een heel grote rat is.'<br />

Muulkes wangen gloeiden zo dat ze zowat licht gaven. Ze<br />

genoot er<strong>van</strong>, ik wist het zeker. Ik hoorde Jes een angstig<br />

plepJe geven.<br />

'Haal die bezem weg,' fluisterde Muulke.<br />

'Haal 'm zelf weg,' zei ik zacht terug.<br />

'Dat kan niet,' zei Muulke, die zich dankbaar aan de pan<br />

vasthield. 'Als ik de pan neerzet, dan .. .'<br />

Wat er dan zou gebeuren werd ons niet duidelijk. Op hetzelfde<br />

moment wrong de Koningin zich tussen onze benen<br />

door, sprong tegen de deur aan en begon hevig te kwispelen.<br />

'Wat doet ze nou?'<br />

'Ze ruikt 'm,' fluisterde Muulke. 'Ze ruikt 'm!'<br />

Aan de andere kant hoorde ik iet" kraken. To en viel er iets<br />

om. Iets groots.<br />

'Doet de rát dat?' vroeg Jes.<br />

Mijn hart begon nog harder te bonken. Het beest was in<br />

mijn fantasie al nooit erg klein geweest, maar nu groeide hij<br />

uit tot angstaanjagende proporties.<br />

3I2


'Nu!' beval Muulke. 'Fing, nu!'<br />

Ik dacht niet langer na. Ik gaf een harde ruk aan de bezem,<br />

Muulke gaf een keiharde trap tegen de deur en Jes hield<br />

de pan hoog boven zich, alsof ze de rat aan duizend stukken<br />

wilde gooien.<br />

To en gebeurde <strong>van</strong> alles tegelijk. Boven ons hoorden we de<br />

keukendeur opengaan, voetstappen over de planken vloer en<br />

oma Meis stem.<br />

'Muulke?'<br />

'Jes?'<br />

'Fing?'<br />

Bij elke naam klom haar stem een toon hoger.<br />

Op hetzelfde moment kwam er iets uit de derde kelder op<br />

ons toe gesuisd. Het vloog dwars door de lucht. Groot en<br />

angstaanjagend was het. Ve el groter en angstaanjagender dan<br />

een rat ooit zou kunnen zijn. Het slaakte een lange, huiveringwekkende<br />

kreet.<br />

We gilden niet.<br />

We renden niet weg.<br />

We bleven als aan de grond genageld staan.<br />

Het enige wat ik nog kon denken was dat ik het al vaak mis<br />

gehad had in mijn leven, maar nog nooit zo verschrikkelijk<br />

mis als nu.<br />

Geesten bestonden wél.


<strong>De</strong>el s<br />

<strong>De</strong> schat <strong>van</strong> de linde<br />

I942-I943


<strong>De</strong> onbeperkte mogelijkheden <strong>van</strong><br />

het Wondergezondheidsbed<br />

<strong>De</strong> geest suisde op ons af, dwars door de lucht, met een verschrikkelijk<br />

geraas, alsof de poorten naar de hel waren opengezet.<br />

<strong>De</strong> haren waren spierwit. Het gezicht was verwrongen,<br />

de mond opengesperd.<br />

We gilden het helc huis bij elkaar.<br />

Zoals altijd was het onze grootmoeder die als eerste in actie<br />

kwam. Ze kwam in razende vaart de trap af gedenderd,<br />

maar in plaats <strong>van</strong> dat ze de geest met wijwater of crucifixen te<br />

lijf ging en ons met haar eigen lichaam beschermde, deed ze<br />

precies het omgekeerde. Ze hielp hem met sussende geluidjes<br />

overeind en joeg ons als kippen voor zich uit. ('Naar boven!<br />

Vooruit! Nee, geen woord!')<br />

Pas toen de geest echte tranen begon te huilen, toen de<br />

geest zich aan de Koningin vastklampte en het dier maar niet<br />

ophield met kwispelen en likken drong het tot ons door.<br />

'Verrek!' zei Muulke. 'Dat is ... nou ja!'<br />

'Liesi!' zei Jes.<br />

Oma Mei stommelde met Liesl de keldertrap op, de keuken<br />

in, op de voet gevolgd door de Koningin <strong>van</strong> Amerika. Er<br />

liep een bloedende schram over Liesls hele gezicht. Nu, bij<br />

daglicht, zagen we dat haar haren niet wit waren maar geel.<br />

Gebleekt geeL<br />

Ze was het echt.<br />

Later begrepen we pas wat er gebeurd was. Lies) had liggen<br />

slapen toen de ketel met bloedworst op de grond was geklet-


terd. In haar halfslaap was ze er<strong>van</strong> overtuigd dat de Pruuse de<br />

kelder binnenvielen. Haar eerste reactie was zich te verstoppen<br />

totdat ze zich realiseerde dat ze geen kant op kon en hoe<br />

dan ook gevonden zou worden.<br />

Liesl had geslapen op het afgedankte Wondergezondheidsbed.<br />

En in het uur <strong>van</strong> nood ontdekte ze een onvermoede<br />

gebruiksmogelijkheid <strong>van</strong> het bed. Eentje die vast niet in de<br />

handleiding stond. Op het moment dat wij de deur openrukten,<br />

had Liesl zichzelf op de verende matrasbodem afgezet en<br />

zichzelf naar voren gekatapulteerd, in een wanhopige sprong<br />

naar de vrijheid toe.<br />

Oma Mei negeerde ons <strong>van</strong> kwaadheid meer dan een kwartier.<br />

Maar uiteindelijk zette ze Liesl in de keuken neer en gaf<br />

haar te eten. Ons nam ze mee naar de woonkamer.<br />

'Hoe komt zij hier?' vroeg ik.<br />

'Gebracht.'<br />

'Door wie?'<br />

Ze deed haar mond open en schudde toen haar hoofd.<br />

'Hoe lang is ze al hier?' vroegjes.<br />

Oma Mei staarde voor zich uit.<br />

'Oma?'<br />

'Een week of twee.'<br />

'Twéé weken?'<br />

'In de kelder?'<br />

Ze knikte.<br />

'Maar waarom heeft u het niet gewoon aan ons verteld?'<br />

vroeg ik.<br />

'Ik wilde jullie er niet mee belasten,' zei ze.<br />

Midden in de nacht werd ik wakker. Door de spl eet in de vloer<br />

kwam nog licht.<br />

' ... en bonnen hebben we ook niet genoeg,' hoorde ik mijn<br />

grootmoeder zeggen.<br />

To en ik beneden kwam zat oma Mei aan de keukentafel.


Die lag bezaaid met lijfjes en mouwen. Het was niet de eerste<br />

keer dat onze grootmoeder onze garderobe herzag omdat<br />

ze ergens over piekerde. Ze rukte met een tornmesje aan een<br />

knoop, maar het ding gaf geen krimp.<br />

Het koekblik <strong>van</strong> opa Pei stond midden op tafel. <strong>De</strong> Mam<br />

in haar lijstje, stond ernaast.<br />

'En kunnen jullie me zeggen waarom een mens niet volgroeid<br />

ter wereld kan komen,' foeterde ze. 'Gewoon dubbelgevouwen<br />

of opgerold. Dat gegroei de hele tijd.' En zonder<br />

overgang: 'Ga zitten of ga naar boven. Ik word tureluurs <strong>van</strong><br />

je gehang.'<br />

Zonder wat te zeggen schoof ik de stoel bij de keukentafel.<br />

Het licht <strong>van</strong> de petroleumlamp was eigenlijk te zwak om te<br />

naaien; we moesten zuinig zijn, nieuwe olie begon schaars te<br />

worden. Maar ik geloof niet dat oma Mei het erg vond. In het<br />

zwakke licht zag je ook minder goed de scheve naden, de losse<br />

zoom of een verkeerd aangezette knoop.<br />

In de verte vloog een vliegtuig over. Het brommen was niet<br />

meer dan dat <strong>van</strong> een dikke zomervlieg die ge<strong>van</strong>gen zat onder<br />

een glas, maar we zaten toch even muisstil, hadden geen<br />

lichamen meer, waren alleen nog vier oren. We volgden het<br />

geluid tot het weggestorven was.<br />

'Oma?'<br />

'Ja?'<br />

'Wat wist die Pruus bij Nettie <strong>van</strong> Nol over de Pap?'<br />

Toen ze niet meteen antwoord gaf begon ik te trillen. 'U<br />

moet het zeggen,' zei ik.<br />

Ze legde haar hand op de mijne. 'Het is niet wat je denkt.<br />

Ik wilde niks zeggen, omdat ... enfin ... er valt ook niks te zeggen.<br />

Hij had een man uit Limburg gezien met vier zoons,<br />

maar er zijn zoveel mannen met vier zoons. <strong>De</strong> kans dat ze<br />

het zijn .. .'<br />

'Het zou kunnen,' zei ik.<br />

'Het heeft geen zin om hoop voor niks te hebben.'<br />

'Maar misschien .. .'


'Wat koop ik voor "misschien"!' viel ze uit. Toen schudde ze<br />

haar hoofd en staarde voor zich uit.<br />

'Oma.'<br />

Ze schudde haar hoofd.<br />

'Oma?'<br />

Ze schudde haar hoofd opnieuw, dringender nu en ving hct<br />

licht <strong>van</strong> de lamp. Een <strong>van</strong> de favoriete uitspraken <strong>van</strong> mijn<br />

grootmoeder was dat ze al met anderhalf been in haar graf<br />

stond, maar ik had haar nooit als oud gezien. Het was voor het<br />

eerst.<br />

Ze zei: 'Al die tijd heeft dat arme kind rondgezworven. Ze<br />

heeft in Maastricht ondergedoken gezeten. Op het platteland.<br />

Ze zat zelfs een tijd lang verstopt op een vrachtboot, ergens<br />

bij Bom.'<br />

'Maar ze was in het buitenland,' zei ik. 'Dat zeiden de nonnen<br />

toch?'<br />

Oma Mei haalde haar schouders op. 'Misschien dachten ze<br />

dat echt, maar het zou me niets verbazen als ze dat gerucht<br />

met opzet verspreid hebben.'<br />

'Maar waarom zwierf Liesl rond?'<br />

'Het schijnt dat ze nergens lang kon blijven. Er was steeds<br />

wat. Eén keer werd ze zowat verraden. Een andere keer ... het<br />

echtpaar waar ze ondergedoken zat kreeg ruzie over haar. En<br />

toen kreeg Lies] heimwee. Ze hield op met eten. Niemand<br />

kreeg haar zover dat ze nog at. Ze weigerde gewoon. Kun je je<br />

dat voorstellen?'<br />

Ik herinnerde me Liesl die zich achterover <strong>van</strong> haar stoel<br />

had laten vallen, alleen om ervoor te zorgen dat ze bij ons<br />

mocht logeren. Ze zouden een harde dobber aan haar gehad<br />

hebben, dacht ik grimmig.<br />

'Maar hoe kwam ze dan bij ons terecht?' vroeg ik.<br />

'Ze brachten haar eerst naar de Sigarenkeizer. Maar die<br />

wilde haar niet.'<br />

Mijn mond viel open. 'Wilde hij haar niet?'


'Je moet het die man niet kwalijk nemen,' zei ze. 'Hij is de<br />

kluts kwijt, sinds .. .'<br />

Ze maakte haar zin niet af, maar dat hoefde ook niet. Niemand<br />

wist precies wat er gebeurd was, nadat de Sigarenkeizer<br />

op de fiets naar Vught was gegaan. Hij was tien dagen weggebleven.<br />

Maar toen hij terugkwam was zijn donkere haar<br />

grijs geworden. Hij sloot zich op in de salon en niemand, zelfs<br />

Anna niet, scheen nog tot hem door te kunnen dringen.<br />

'Ik kan dat kind toch niet op straat zetten,' zei oma Mei. 'Maar<br />

wat als de Pruuse hier weer komen?' Haar stem haperde. Ze<br />

deed haar best zich te beheersen, maar haar handen trilden.<br />

'Ik kan jullie toch niet in gevaar brengen?'<br />

Ik was nooit de dapperste Boon geweest en de gedachte<br />

aan de Pruuse die weer naar binnen zouden stormen met hun<br />

laarzen, hun geweren en hun harde stemmen, maakte me nu<br />

al kotsmisselijk <strong>van</strong> angst. Maar het domme feit was dat er<br />

niemand anders was, niemand behalve wij.<br />

'Liesl blijft,' zei ik, honderd keer dapperder dan ik me voelde.<br />

'En het komt goed.'<br />

Oma Mei veegde haar ogen af. 'Enfin,' zei ze. Als altijd leek<br />

haar verdriet een geleend verdriet. Als een dure jurk die ze<br />

weer in goede staat terug moest geven.<br />

'Het tegendeel <strong>van</strong> zorgen,' zei ik zacht.<br />

'Nog eerder leren bomen lopen,' wierp ze tegen.<br />

<strong>De</strong> Pap had zijn hele leven met zijn hoofd in de wolken gelopen.<br />

Keer op keer had hij ons in grote problemen gebracht<br />

met zijn hopeloze ondernemingen. Ik had net als oma Mei<br />

steevast mijn hart vastgehouden als hij weer eens ergens 'het<br />

tegendeel <strong>van</strong> zorgen' in zag. Maar nu, met de Pap ver weg,<br />

werd me op slag helder dat hij ons zijn leven lang iets heel<br />

belangrijks gegeven had. Hoop.<br />

En oma Mei, <strong>van</strong> wie ik altijd had gedacht dat zij de enige<br />

sturende kracht was, miste onze vader én zijn hoop, misschien<br />

3 2 1


nog wel het meest <strong>van</strong> allemaal. Oma Mei en de Pap waren als<br />

de twee spanen <strong>van</strong> een roeiboot. Om koers te houden had je<br />

ze allebei nodig.<br />

Liesl was nog wakker, ik zag haar ogen glimmen. Ze lag op<br />

een strozak aan mijn kant <strong>van</strong> het bed. Ze zei niets. To en ik<br />

ging liggen voelde ik haar hand. Ze pakte me niet vast, maar<br />

ik voelde 'm heel licht, tegen de stof <strong>van</strong> mijn nachthemd. En<br />

ik weet dat ik 'm had moeten vastpakken, het was zo'n kleine<br />

moeite geweest, maar ik kon het niet, omdat ik niet wist wat<br />

er zou gebeuren als ik haar lichte hand zou oppakken en ik er<br />

zo'n verschrikkelijk zwaar verdriet in zou vinden.<br />

322


Piep en kraak<br />

Je kon niet altijd bang zijn. Het kon gewoon niet. Na de eerste<br />

dagen waarin we het zowat om de haverklap in onze broek deden,<br />

wende onze geest aan angst zoals een lichaam aan koud<br />

water went. Ik kon honderd keer tegen mezelf zeggen dat we<br />

'opgepakt zouden worden en misschien wel erger'. Maar dat<br />

zinnetje betekende uiteindelijk niks meer. Het werd als een<br />

liedje dat je te vaak gehoord had.<br />

Overdag bleef Liesl op onze kamer, waar ze boeken doorkeek<br />

die Jes meenam <strong>van</strong> de bibliotheek. Na haar werk, als<br />

het donker was, ging Muulke met haar naar het kerkhof. 'Om<br />

haar en de hond uit te laten,' zei ze goedgehumeurd. En als er<br />

iemand kwam verstopte Liesl zich in de kelder.<br />

Ze zei weinig.<br />

Sinds ze bij ons was at ze weer, al was het niet veel. <strong>De</strong><br />

enige keer dat ze weigerde was toen oma Mei vergeten was<br />

zuivel en vlees <strong>van</strong> elkaar te scheiden.<br />

'Dat mag ik niet <strong>van</strong> mijn geloof,' zei ze in het Duits.<br />

'Het spijt me,' antwoordde oma Mei beslist, 'maar ik kan er<br />

niks meer aan veranderen. En je moet eten. Je bent vel over<br />

been. We kunnen het niet hebben als je ook nog ziek wordt.<br />

Het is al ingewikkeld genoeg.'<br />

To t mijn grote verbazing at Liesl alles op.<br />

<strong>De</strong> weken regen zieh aaneen. Er werd in de stad gefluisterd<br />

dat de oorlog voor het eerst minder goed begon te gaan voor<br />

de Pruuse. Dat de Russen ze een lesje zouden leren. Maar anderen<br />

zeiden weer dat de Pruuse een nieuwe invasie aan het


voorbereiden waren om andere Russische steden te veroveren.<br />

Dat ze fanatieker waren dan ooit.<br />

Ik verloor voor de derde keer mijn betrekking. Met de winter<br />

in het vooruitzicht was de productie <strong>van</strong> ijs zowat gehalveerd.<br />

<strong>De</strong>gene die het laatst werk gevonden hadden, konden<br />

ook het eerst vertrekken.<br />

'Ik vraag wel bij de Rosita,' zei Muulke luchtig.<br />

Ik werd ont<strong>van</strong>gen op een kantoortje naast de fabriek. Achter<br />

een bureau zat een slechtgehumeurde man, die me het<br />

hemd <strong>van</strong> het lijf vroeg.<br />

'Drie baantjes in drie jaar,' zei hij zuinig. Hij keek me aan<br />

alsof ik de grootste klaploper was die hij ooit was tegengekomen.<br />

Ik voelde me rood worden, maar Muulke, die naast me<br />

stond, gaf me een stiekem kneepje.<br />

'Fing is absoluut betrouwbaar, meneer Wagemaker. Ze zal<br />

hard werken.'<br />

'Daar sta jij voor in?'<br />

Muulke was zowat onherkenbaar met haar stofjas en haar<br />

haren in een haarnetje. Ik herkende zelfs haar stem nauwelijks.<br />

'Maar natuurlijk, meneer Wagemaker, , zei ze stralend. 'En<br />

onder uw deskundige leiding, meneer Wagemaker, weet ik zeker<br />

dat ze het goed zal doen.'<br />

Ergens was er iets verkeerd gegaan. Als iemand me voor de<br />

oorlog gezegd had dat Muulke er ooit voor zou zorgen dat ik<br />

een betrekking kreeg en dat zij de werkgever er<strong>van</strong> zou moeten<br />

overtuigen dat ik deugde, dan had ik hard gelachen.<br />

'Trek je maar niks <strong>van</strong> hem aan,' zei Muulke, toen we naar<br />

de fabriek liepen. 'Hij heeft aambeien.'<br />

Ik vroeg maar niet hoe ze dat wist.<br />

Een tijd lang gebeurde er niets. We raakten er langzaam <strong>van</strong><br />

overtuigd dat de hele wereld het te druk had met zichzelf om<br />

zich druk te maken om één Juddemeisje. Onze angst maakte<br />

langzaam plaats voor verveling. <strong>De</strong> dagen waren ingedeeld<br />

3 24


in een strak ritme, met oma Mei die als <strong>van</strong>ouds de scepter<br />

zwaaide.<br />

We stonden op, aten, gingen werken, kwamen weer thuis,<br />

verduisterden ons huis, aten, zaten wat om de potkachel en<br />

gingen weer slapen. Dat was alles.<br />

To t de dag dat ons beetje bij beetje opgebouwde vertrouwen<br />

in één keer overhoop gegooid werd.<br />

Begin januari arriveerde er een brief. To en oma Mei hem las<br />

werd ze krijtwit.<br />

'Wat is er?' riepen we. 'Wat?'<br />

'Wat moeten we nu?' zei ze alleen maar steeds weer. 'Wat<br />

moeten we nu?'<br />

Ik durfde de brief niet aan te raken.<br />

Het was Muulke die hem las.<br />

'Ze komen hiernaartoe.'<br />

'Wie?'<br />

'<strong>De</strong> Pruuse,' zei ze. '<strong>De</strong> Pruuse <strong>van</strong> Geleen.'<br />

<strong>De</strong> Pruuse <strong>van</strong> Geleen waren een week daarvoor groot nieuws<br />

geweest. Vanwege de bom. Tot dan toe was er wel eens een<br />

afgezwaaide bom in onze streek terechtgekomen, zonder al te<br />

veel schade aan te richten. Maar de bom op Geleen was een<br />

ander verhaal. Er werd gezegd dat hij doelbewust afgegooid<br />

was. <strong>De</strong> Pruuse speelden daar handig op in door in kranten<br />

te waarschuwen tegen wat ze 'de verraderlijke tommy-armee'<br />

noemden.<br />

Door de bom waren een aantal huizen afgebrand. Een heel<br />

huizenblok dat was bestemd voor inkwartiering <strong>van</strong> de Pruuse<br />

was verloren gegaan. In samenspraak met onze stad was er besloten<br />

dat hier huizen zouden worden aangewezen voor 'verplichte<br />

inkwartiering', tot het blok weer opgebouwd was.<br />

Er was een lijst opgesteld. Negen Open Armen stond vrijwel<br />

bovenaan op die lijst. 'Ruime mogelijkheden' stond er in<br />

de brief, bij de toelichting.


Muulke spuugde bijna <strong>van</strong> venijn. 'Ruime mogelijkheden!'<br />

riep ze woedend. 'Daar hebben ze nota bene zelf voor gezorgd!<br />

Je zou bijna gaan denken dat de Pmuse de Pap en onze<br />

broers alleen maar opgepakt hebben zodat ze zelf lekker hier<br />

kunnen gaan zitten!'<br />

We kregen twee weken de tijd om ons huis geschikt te maken.<br />

Oma Mei kreeg zowat een zenuwinzinking.<br />

Liesl, die bij de Belgische potkachel zat, staarde <strong>van</strong> onze<br />

grootmoeder naar ons en weer terug. Ze zweeg, maar haar<br />

ogen zeiden genoeg.<br />

Muulke kwam het eerst bij haar positieven. Ze zei dat ik mijn<br />

mooiste jurk moest aantrekken enJes haar rechthouder.<br />

'Die heb ik al aan,' zei Jes.<br />

'J e óûde rechthouder.'<br />

'Waarom?' vroeg ik.<br />

Muulke gaf geen antwoord.<br />

'Ik ga echt niet dat piep-en-kraakding aantrekken,' protesteerdejes.<br />

'En hij is trouwens te klein.'<br />

En toen we nog meer tegensputterden, zei Muulke: 'Willen<br />

jullie straks Pmuse in huis hebben?'<br />

Muulke was nu bijna groter dan ik, had lang golvend haar<br />

en haar borsten waren goed zichtbaar. Maar op de een of andere<br />

manier leek het bij haar een tijdelijke vermomming. Vlak<br />

onder haar huid zat nog steeds de spijkerharde generaal.<br />

'Hebben jullie een beter idee?' vroeg ze.<br />

Dat hadden we niet.<br />

We zagen er zo netjes uit dat het leek alsof we naar de kerstmis<br />

liepen. Nou ja, liepen ... Muulke zette er flink de pas in,<br />

zodat we hijgend achter haar aan over Sjlammbams Sahara<br />

draafden.<br />

'Wat gaan we doen?'<br />

'Dat zie je <strong>van</strong>zelf.'


'Je kan toch wel wat zeggen.'<br />

'Doorlopen. '<br />

'Ik kan niet meer,' protesteerde Jes.<br />

'Moeten we zo hard?' zei ik.<br />

'Ja, dat moet.'<br />

Ze duwde Jes vooruit, alsof ze de wind zelf was.<br />

Op het gemeentehuis kwam Muulke bij de ambtenaar belast<br />

met de gemeentelijke inkwartiering meteen ter zake.<br />

'Het is u denk ik wel bekend dat we uit een goede katholieke<br />

familie komen,' zei ze. 'En u weet vast ook dat onze broers<br />

en vader in Duitsland eh ... werken. Op dit moment zijn we<br />

een vrouwenhuis houden. Met het oog op de goede zeden lijkt<br />

het ons geen goed plan om mannen in ons hnis te huisvesten.<br />

Begrijpt u wel?'<br />

Muulke staarde zedig naar de grond, maar ze duwde ondertussen<br />

haar borsten vooruit. Ze leek geen vijftien meer, maar<br />

vijfentwintig. Toen de ambtenaar nog niet overtuigd leek,<br />

speelde ze haar sterkste troef uit.<br />

'Afgezien daar<strong>van</strong>,' zei ze, terwijl ze Jes naar voren duwde,<br />

'hebben we ook nog de zorg voor onze zwaar gehandicapte<br />

zus.'<br />

Jes zag lijkbleek. Ze probeerde haar gehijg onder controle<br />

te krijgen en de te strakke leren gespen en riemen <strong>van</strong> de oude<br />

rechthouder piepten als een oordeel.<br />

Toen ze uiteindelijk flauwviel wist ik niet of ze het speelde<br />

of dat het echt was.<br />

'Er ligt een aanvraag bij de gemeente,' zei Muulke, toen we<br />

weer thuis waren. 'Om ontzien te worden <strong>van</strong>wege eh .. .'<br />

'Morele redenen en redenen <strong>van</strong> gezondheid,' zei ik.<br />

'Dus ze blijven weg?' vroeg oma Mei hoopvol.<br />

'Het betekent in elk geval uitstel,' zei ik.<br />

'Misschien komen ze wel helemaal niet,' zei Jes.<br />

3 27


Maar een week later kregen we opnieuw een brief. Daarin<br />

stond dat ons verzoek afgewezen werd gezien 'de ernst <strong>van</strong> de<br />

situatie'. Per I februari zouden er vier soldaten bij ons ingekwartierd<br />

worden. Er was geen beroep mogelijk.<br />

328


Pakjesavond<br />

En daarmee was onze situatie hachelijk geworden. Niet alleen<br />

moesten we Liesl ergens onder zien te brengen voor het eind<br />

<strong>van</strong> de maand, ook hadden we al een tijd een mond extra te<br />

voeden. Onze voorraad ingemaakte potten met groenten en<br />

vruchten begon nu schrikbarend snel op te raken. <strong>De</strong> bodem<br />

<strong>van</strong> onze sigarenvoorraad kwam in zicht. En de winter was<br />

voorlopig nog niet ten einde.<br />

'We hebben extra bonnenkaarten nodig,' zuchtte oma Mei.<br />

'Hiermee redden we het geen week langer meer.'<br />

'Misschien de ouders <strong>van</strong> Fie?' zei ik.<br />

'Dan moet jij ze halen,' zei ze. Ze wist dat ik, sinds het debacle<br />

met de scheurende suikerzak, liever niet meer naar de<br />

clandestiene handel <strong>van</strong> Fies ouders ging. Muulke had het<br />

gretig overgenomen. Maar die dag zat ze nog op de Rosita.<br />

Er was een spoedopdracht binnengekomen. Eerst was ik ook<br />

opgeroepen, samen met de andere losse krachten. Maar veel<br />

'vaste meisjes' hadden geprotesteerd. Die wilden het geld dat<br />

verdiend kon worden niet met te veel anderen delen.<br />

<strong>De</strong> zwarte handel bij de ouders <strong>van</strong> Fie was, na het onderlopen<br />

<strong>van</strong> de kelders in de stad eerder dat jaar, verplaatst naar<br />

de zolder. Maar die ruimte was kleiner en gehoriger. Uit angst<br />

voor de buren kon je eigenlijk alleen nog maar op afspraak<br />

langskomen.<br />

<strong>De</strong> moeder <strong>van</strong> Fie deed open. 'Fing! Wat een verrassing!'<br />

Vroeger hadden we tegenover Fie gewoond. Ik was er kind<br />

329


aan huis geweest. Ik had zelfs een tijdje stiekem gedroomd dat<br />

Fies moeder de mijne was.<br />

Ze trok me het kleine gangetje in en trok de deur dicht. 'Is<br />

Muulke er niet?'<br />

'Die moest overwerken.'<br />

'Maar nu ben jij er! Wat zal Fie dat jammer vinden. Ze is de<br />

hele dag weg.'<br />

'Ja, jammer,' zei ik.<br />

'Heb je iets nodig?'<br />

Ze verblikte of verbloosde niet toen ik het zei. Ze vroeg<br />

ook niets. Er waren mensen die kwaad waren op zwarthandelaars,<br />

die zeiden dat ze profiteerden <strong>van</strong> de oorlog, maar ik<br />

wist dat de moeder <strong>van</strong> Fie hielp waar ze kon.<br />

Ze ging me voor de steile trap op naar de zolder. Ze pakte<br />

twee bonnenkaarten, vulde een zak met suiker en een met bonen.<br />

'Maar we hebben niet veel meer ... ' begon ik hakkelend,<br />

want het was meer dan waar ik om gevraagd had. Ze legde<br />

haar hand op mijn arm. 'Het is goed zo. Wil je nog een kopje<br />

thee?'<br />

'Een andere keer, mevrouw. Ik wil graag voor het donker<br />

weer thuis zijn.'<br />

'Dat begrijp ik. Doe je de groeten aan oma Mei?'<br />

Buiten viel er sneeuw, de eerste sinds een maand. Het was waterkoud<br />

en het begon al te schemeren. Piepkleine oplichtende<br />

vlokjes dwarrelden uit de <strong>hemel</strong>. <strong>De</strong> lucht boven de stad was<br />

roze. Het was rustig in de winkelstraat; de meeste winkeliers<br />

maakten aanstalten om hun winkels te sluiten.<br />

<strong>De</strong> sneeuw bleef vallen en vormde een suikerlaagje op de<br />

straatstenen. <strong>De</strong> geluiden klonken gedempter.<br />

Vlak bij de markt merkte ik dat ik gevolgd werd.<br />

Eerst was ik niet eens zo heel bang. Ik had zelfs de tegenwoordigheid<br />

<strong>van</strong> geest om een paar keer <strong>van</strong> richting te veranderen.<br />

Toen wist ik het zeker. Ik durfde niet om te kijken,<br />

330


maar ik kon achter me voetstappen horen, die niet dichterbij<br />

kwamen maar zich ook niet verwijderden. Dameshakken waren<br />

het.<br />

To en ik voor de tweede keer over de markt liep en de voetstappen<br />

me begonnen in te halen brak het zweet me uit.<br />

Wa s het een Pruus? Een NSB'er? Had ze me meteen in de<br />

gaten gehad toen ik bij de moeder <strong>van</strong> Fie naar binnen ging?<br />

Even drong zich een verschrikkelijke gedachte bij me op: Wist<br />

de moeder <strong>van</strong> Fie er<strong>van</strong>? Wist zij ... ? Had zij ... ?<br />

Een hand pakte me stevig bij mijn onderarm. Ik draaide me<br />

om. Ik kende de vrouw niet. Ze had een onvriendelijk, strak<br />

gezicht. Haar haren zaten stijf in een soort rol, wat haar gezicht<br />

nog strakker maakte. Ze loenste.<br />

'Ik geloof dat jullie post <strong>van</strong> ons hebben.'<br />

'Post? Nee hoor.'<br />

Ik probeerde losjes te klinken en iets slims te bedenken om<br />

weg te komen, maar het enige wat ik denken kon was: Niet<br />

met je armen drukken. <strong>De</strong>nk om de suiker! <strong>De</strong>nk in godsnaam<br />

om de suiker!<br />

Toen hoorde ik andere stemmen. Gelach. Een deur sloeg<br />

dicht. Het gelach kwam dichterbij. Eén moment overwoog ik<br />

om hulp te roepen, maar ik durfde niet. En wat had ik moeten<br />

roepen? Help, ik heb bonen en suiker onder mijn jas?<br />

<strong>De</strong> vrouw pakte me nu ook bij de andere arm. Voor ik erop<br />

bedacht was drukte ze zich tegen me aan. Ik was zo bang dat ik<br />

de smokkelwaar zou pletten dat i k me niet eens kon verzetten.<br />

'Natuurlijk wel,' zei ze bits. 'Jullie hebben een pakje. Dat is<br />

verkeerd bezorgd. Je moet tegen je grootmoeder zeggen dat<br />

iemand het <strong>van</strong>avond komt ophalen.'<br />

<strong>De</strong> mensen kwamen nog dichterbij. Ik voelde hun blikken.<br />

To t mijn verbijstering vlijde de vrouw toen haar wang tegen<br />

de mijne. 'Je zegt tegen diegene die haar komt ophalen, dat hij<br />

het pakje naar de smid moet brengen. Om acht uur. Je zegt dat<br />

hij tegen de smid zeggen moet dat het pakje gearriveerd is.'<br />

3 3 1


Ze drukte haar wang tegen de mijne. 'Kun je dat onthouden?'<br />

Ik knikte verbijsterd.<br />

Ze maakte zich los uit onze omhelzing en liep weg. Even<br />

zag ik haar nog tussen de vallende sneeuw door. To en sloeg ze<br />

een hoek om en was verdwenen.<br />

Ik had zulke knikkende knieën, dat ik me op een stoepje liet<br />

zakken en daar wel een kwartier bleef zitten.<br />

Daar nam ik een beslissing.<br />

Het was een beslissing die eerder bij Muulke gepast had.<br />

Die eigenlijk bij haar gehóórd had. Welbeschouwd was zij het<br />

geweest die naar de moeder <strong>van</strong> Fie had moeten gaan. Ik was<br />

nooit een held geweest of iemand die op zoek was naar tragische<br />

tragedies.<br />

Maar toch nam ik ' m.<br />

Ik zei tegen mezelf dat het beter voor iedereen was als zomin<br />

mogelijk mensen er<strong>van</strong> wisten. Dat ik het daarom deed.<br />

Het was de meest rampzalige beslissing ooit.<br />

Ik wachtte die avond tot oma Mei, Jes en Muulke in de keuken<br />

bezig waren, en riep Liesl met een smoes naar hoven toe.<br />

'Iemand komt je halen,' zei ik. 'Om je naar een andere plek<br />

te brengen.'<br />

Ze keek me uitdrukkingsloos aan.<br />

'Maar daarvoor moet je eerst met mij mee.'<br />

Nog steeds zei ze niets. Ik kon haar nauwelijks aankijken.<br />

'Je moet je jas pakken. Verder niks.'<br />

'<strong>De</strong> Koningin .. . '<br />

Ik schudde mijn hoofd. <strong>De</strong> vrouw had het niet over een<br />

hond gehad en ik betwijfelde ten zeerste of ze er een konden<br />

gebruiken.<br />

'Zonder de Koningin ga ik niet,' zei ze koppig.<br />

Ik had hetzelfde gezegd als iemand me op een winteravond<br />

de deur gewezen had en ik niemand anders op de hele wereld<br />

meer had dan die rothond. Maar nu had ik haar wel door el-<br />

332


kaar kunnen rammelen. Alleen had ik geen keus. Als ze niet<br />

vrijwillig meeging, kon ik het vergeten.<br />

'Goed. Maar ik weet niet of ze verder mee mag. Ik kan nik"<br />

beloven. En Lies!...'<br />

Ik keek haar dwingend aan. 'Niks zeggen, hoor je?'<br />

Ze zei heel lang niks. Toen knikte ze, nauwelijks zichtbaar.<br />

Ik schreef haastig een briefje en legde dat boven aan de<br />

trap.<br />

Even weg,<br />

Lie.,l mee.<br />

Zo terug.<br />

Fing<br />

Ik liep de trap af, stuurde Liesl naar de sigarenwerkplaats met<br />

onze jassen en keek de keuken in. Op de tafel lagen rode bieten<br />

en aardappelen. We hadden nog een lapje rundvlees weten<br />

los te peuteren. En er stond een half kannee waterige melk<br />

om het toetje te maken. Jes en Muulke waren ergens over<br />

aan het kibbelen. Oma Mei stond met haar witte schort voor,<br />

fronsend de taaiheid uit het vlees te meppen. Op de Belgische<br />

potkachel stond iets te pruttelen.<br />

Het zou de laatste keer zijn dat ik ze zo zou zien.<br />

333


<strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong><br />

Ik glipte de sigarenwerkplaats in, waar Liesl ap me wachtte.<br />

Onze jassen lagen al klaar. Ik trok mijn muts over mijn hoofd,<br />

deed mijn wanten aan en wond mijn sjaal om mijn nek.<br />

Toen stapten we naar buiten, de winteravond in. Het was<br />

opgehouden met sneeuwen, de lucht trok weer open. Ik<br />

dacht aan vroeger, toen we hier net waren komen wonen en<br />

ik doodsbang geweest was voor dat donker, zo anders dan in<br />

de stad, waar, vóór de oorlog tenminste, altijd wel ergens een<br />

lichtje brandde. <strong>De</strong> nacht boven Sjlammbams Sahara had een<br />

donker dat niet ophield bij je ogen. Het kon erachter kruipen,<br />

recht je ziel in. Nu was ik er dankbaar voor.<br />

Halverwege de weg liepen we de met sneeuw bestoven akkers<br />

op. Ik had besloten om de smidse achterlangs te naderen.<br />

Dat zou veiliger zijn. We hadden tegenwind, en dat stelde<br />

me gerust. Zo zouden we nauwelijks hoorbaar zijn. Liesl liep<br />

zwijgend naast me. <strong>De</strong> Koningin draafde als een geest voor<br />

ons uit, bleef dan weer staan en keek om, haar oren met het<br />

knikje, de bolle ogen <strong>van</strong> glas.<br />

Ik zou blij zijn als Liesl wegging.<br />

Ik wist dat ik het niet mocht voelen, niet denken. Maar<br />

het was de waarheid: ik wilde weer voor Negen Open Armen<br />

kunnen zitten zonder bang te zijn voor mij, mijn zussen of<br />

oma Mei. Zonder me af te vragen waar Liesl was en of iemand<br />

haar zien zou.<br />

Liesl riep zacht naar de Koningin.<br />

'Sst,' zei ik.<br />

Ineens bevroor ik. Schuin voor ons stond een gestalte. Hij<br />

334


hield zijn armen wijd. Ik had kunnen bukken, proberen te<br />

vluchten, hem desnoods een klap voor zijn kop kunnen geven,<br />

maar ik deed niks. Ik bleef alleen maar staan, met benen als<br />

pudding.<br />

'Vogelscheuche,' zei Lies!. Van opluchting kreeg ik het warm<br />

en koud tegelijk.<br />

Natuurlijk, de vogelverschrikker. Wa t haalde ik me in mijn<br />

hoofd?<br />

<strong>De</strong> Koningin gleed langs ons heen. Ik hoopte vurig dat de<br />

honden <strong>van</strong> de smid Hermes aan de voorkant <strong>van</strong> het erf lagen.<br />

Als ze zouden aanslaan, konden we net zo goed met de<br />

fanfare achter ons aan lopen.<br />

<strong>De</strong> achterkant <strong>van</strong> de smidse dook op als een klein, massief,<br />

zwart blok.<br />

'Jij blijft met de Koningin hier,' zei ik zacht. 'Ik ga eerst<br />

kijken.'<br />

Ze protesteerde niet.<br />

In de verte zag ik Sjlammbams Sahara de bocht nemen naar<br />

de stad toe.<br />

Ik keek omhoog. Vlak boven de Kollenberg kwam een piepklein<br />

stukje maan de <strong>hemel</strong> in gekanteld. Die zou <strong>van</strong>nacht<br />

nog niet vol zijn, maar wel al behoorlijk gewassen. Ik was blij<br />

dat ik niet verder hoefde. Ik ging nog voorzichtiger lopen.<br />

Vanaf het erf kwam geen geluid, geen gegrom, geen blafje,<br />

niets. Ik dacht aan ouwe Mattie die zo lui en oud was dat hij<br />

bij het kwispelen niet eens meer zijn staart optilde. Met een<br />

beetje geluk was jonge Mattie op konijnenjacht.<br />

Er stond een half gekanteld aambeeld op het erf.<br />

Ik zette een stap. Ineens bevroor ik. In de schaduwen <strong>van</strong><br />

het erf had iets bewogen. Er verschoof iets in het zwart. Het<br />

zweet brak me uit. Seconden gingen voorbij.<br />

Maar er gebeurde niks. Ik haalde een paar keer diep adem<br />

en dwong mijn trillende knieën te stoppen met knikken.<br />

Vo orzichtig duwde ik de staldeur open.<br />

<strong>De</strong> eerste die ik zag was <strong>Heivisj</strong>.<br />

335


Ik zal nooit meer vergeten hoe het was om het paard daar te<br />

zien staan, die winteravond.<br />

Heivis; draaide zijn grote hoofd en keek me aan. Zijn echte<br />

oor bewoog naar voren.<br />

Aan weerszijden <strong>van</strong> het paard hingen twee grote stormlantaarns<br />

zachtjes aan twee spijkers te schommelen. Ze gaven een<br />

zacht en zomerachtig licht.<br />

Eén moment vergat ik waar ik was en waarom ik hier was.<br />

Ik keek alleen maar naar <strong>Heivisj</strong> in zijn ldeine bel <strong>van</strong> licht, die<br />

hem omsloot als zo'n bol <strong>van</strong> glas met sneeuw erin die je heen<br />

en weer kunt schudden. Het grote paard keek terug met zijn<br />

amberkleurigc ogen en kauwde traag zijn hooi. Ik zette een<br />

stap, strekte voorzichtig mijn hand uit en aaide de zachte huid<br />

<strong>van</strong> zijn neusplooien.<br />

Achter in de stal roerde zich iets.<br />

'Ik heb een pakje,' zei ik, verbaasd over hoe vast mijn stem<br />

klonk.<br />

Uit de schaduwen dook de Naas Hermes op, groot en nurks<br />

als altijd. Hij had zijn voorschoot nog om; de vouw in zijn gezicht<br />

leek met inkt getekend. Als hij al verbaasd was dat ik het<br />

was, liet hij het niet merken. Hij knikte alleen maar.<br />

Soms valt alles samen. Dan doe je wat je doen moet op precies<br />

het goede moment. Het is alsof je samenvalt met tijd en<br />

plaats. Alsof alles en iedereen heeft samengespannen om je<br />

op dat moment op die plek te krijgen. Alsof alles en iedereen<br />

heeft samengespannen om alles weer goed te maken.<br />

Pas op het moment dat ik begin te vermoeden dat het te goed<br />

gaat, dat het niet zo door zal kunnen blijven gaan is het te laat.<br />

<strong>De</strong> kleine deur in de poort <strong>van</strong> de smidse vliegt open. Ik<br />

word onder de voet gelopen, struikel over een verdwaalde<br />

emmer en val op mijn knieën. Twee Pruuse, pistolen.<br />

'Handen omhoog!'<br />

<strong>De</strong> smid maakt een duik. Ik weet niet waar naartoe of waarom.<br />

Wa t zijn plan ook is, het mislukt. Hij krijgt een pistool


tegen zijn hoofd gedrukt. Een andere man drukt hem omlaag.<br />

Ze schreeuwen tegen hem.<br />

Mijn hoofd is verbazingwekkend helder. Ik weet dat ik een<br />

kans heb als ik buiten het bereik <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong>' lampen kom.<br />

Langzaam kruip ik achteruit. Dit is ook het moment dat ik<br />

besef dat het geen Pruuse zijn. Pruuse hebben geen gewone<br />

kleren aan. En Pruuse roepen ook niet 'Handen omhoog!'<br />

Zwart jassen.<br />

Ik bots zacht tegen iets aan. Ik probeer het met mijn zitvlak<br />

opzij te drukken. Het geeft een beetje mee, maar niet veel. Ik<br />

kijk om. Ik duw tegen een paar laarzen. Aan die laarzen zitten<br />

benen vast en een romp. Een derde man kijkt op me neer. Hij<br />

lijkt even niet goed te weten wat hij doen moet. Ik ook niet.<br />

'Sta op,' zegt hij dan. Zijn stem ldinkt niet onvriendelijk.<br />

Schaapachtig kom ik overeind.<br />

'Wie ben je? Wat doe je hier?'<br />

Ik kijk hem aan.<br />

'Je zei dat je een pakje kwam brengen?'<br />

Ik zwijg.<br />

Hij buigt zich ineens iets voorover. Fronst. 'Ken ik jou niet<br />

ergens <strong>van</strong>?'<br />

Ik schiet in de lach. Ik kan er niks aan doen. <strong>De</strong> man moet<br />

zelf ook lachen en dat maakt de situatie nog idioter. Maar het<br />

idiootste is dat hij gelijk heeft. Zijn gezicht komt me bekend<br />

voor. Maar waar<strong>van</strong>?<br />

'Nou?'<br />

Ik haal weer mijn schouders op. Ik besluit me <strong>van</strong> den domme<br />

te houden, het is het enige wat ik verzinnen kan.<br />

Hij richt zijn blik naar de Naas Herrnes. 'Het pakje?' vraagt<br />

hij. Zijn stem klinkt vermoeid.<br />

<strong>De</strong> smid zegt niks, maar zijn gezicht spreekt boekdelen.<br />

<strong>De</strong> man knikt.<br />

Op hetzelfde moment haalt een <strong>van</strong> de andere twee mannen<br />

va) uit. Ik kan niet zien waarmee, maar de smid, die recht<br />

op zijn knieën zat, slaat achterover. Ik hoor iets kraken. <strong>De</strong><br />

337


Naas Hermes kreunt. Hij komt weer overeind. Hij houdt zijn<br />

handen voor zijn gezicht. Ik zie een schaduw tussen zijn handen<br />

sijpelen, een schaduw die geen schaduw is.<br />

'Waar is het pakje?'<br />

Nu krijgt hij een trap in zijn maag.<br />

Als de deur weer opengaat en de Koningin doodleuk komt<br />

binnenlopen weet ik niet of ik ontzet of opgelucht moet zijn.<br />

Liesl volgt met knipperende ogen. Ze staart naar de drempel<br />

alsof het een moeilijke som is.<br />

Achter haar zegt iemand in het Duits: 'Je moet je voeten<br />

optillen.'<br />

Liesl vraagt iets. Om de een of andere reden kan ik haar<br />

niet verstaan.<br />

'Omdat je stijf bent <strong>van</strong> het zitten, ja?' antwoordt de stem<br />

weer.<br />

Hij is altijd een meester geweest in opduiken waar je hem niet<br />

verwacht. Op het kerkhof toen ik hem voor het eerst echt ontmoette,<br />

hij het tuinhek toen hij plotseling weg moest, midden<br />

in een colonne Zwart jassen toen hij boven op mijn gemorste<br />

suiker ging staan.<br />

En nu dus hier.<br />

Zijn mond valt open als hij me ziet.<br />

<strong>De</strong> man is half zo vermoeid als hij zich voordoet. Ik zie zijn<br />

ogen <strong>van</strong> mij naar Filip schieten, hoe hij razendsnel nadenkt.<br />

'J e kent haar?'<br />

Filip aarzelt een moment, dan knikt hij.<br />

'Aha,' zegt de man. En dan, met 'n knik naar Liesl: 'Is dat<br />

alles?'<br />

Filip knikt.<br />

'Verder niemand?'<br />

Filip schudt zijn hoofd.<br />

Er komt een ontevreden blik in het gezicht <strong>van</strong> de man. Ik


weet niet of het door die blik komt, of door zijn vraag, maar<br />

ineens realiseer ik me met een schok wie hij is. Hij is een <strong>van</strong><br />

de Zwart jassen die vorig jaar zo graag een saboteur wilden<br />

pakken dat ze de boel in het honderd hebben laten lopen. Hij<br />

is de Overijverige die de wind <strong>van</strong> voren kreeg <strong>van</strong> meester<br />

Govaerts, toen hij hem probeerde tegen te spreken.<br />

'Wie is ze?'<br />

'Ze heeft er niks mee te maken,' zegt Filip.<br />

'Wie is ze?'<br />

'Het gaat om de smid. Die moeten we hebben.'<br />

'Ach, prille liefde,' zegt de man glimlachend, terwijl zijn<br />

blik <strong>van</strong> hem naar mij zwenkt.<br />

Mij houdt hij niet voor de gek. Onder die glimlach zit iets<br />

staalhards, met kartelranden. Dan kijkt hij even opzij. En als<br />

hij terugkijkt is zijn blik een en al triomf. 'Ze was de hulp,'<br />

zegt hij. 'Het beschermelingetje <strong>van</strong> Govaerts. Fien? Nee,<br />

Fing.' Hij lacht. Dan wordt zijn gezicht weer strak als een<br />

trommelvel. 'Misschien kun je beter gaan praten, meisje.'<br />

Van pure zenuwen begin ik weer te lachen. Het is het verkeerdste<br />

dat ik doen kan.<br />

'Je vindt dit grappig?'<br />

Hij zet een stap naar voren. Heft zijn hand.<br />

'Laat mij met haar praten,' zegt Filip.<br />

Filip leidt me naar een hoek <strong>van</strong> de schuur, waar een houten<br />

schot staat. Het is de enige plek in de kleine smidse waar<br />

we enigszins ongestoord kunnen praten. Plotseling sta ik te<br />

trillen op mijn benen.<br />

'Gaat het?' vraagt hij zacht.<br />

Ik knik, wil wat zeggen, maar dat mislukt.<br />

'Waarom kunnen jullie je niet gewoon gedeisd houden?'<br />

sist Filip dan kwaad. 'Waarom denken jullie Boons dat je alles<br />

maken kunt?'<br />

'Wie zegt dat wij denken dat we alles maken kunnen?'<br />

'Ach, hou toch op.'<br />

339


'Is dit dat nieuwe baantje <strong>van</strong> je?' vraag ik. 'Kinderen oppakken?'<br />

'Fing, hier help je niemand mee, ja?' Zijn stem is weer zacht<br />

geworden. Hij zet een pas dichterbij. Ik voel zijn hand op mijn<br />

onderarm. Nog een pas. Zijn handen rusten nu op mijn heupen.<br />

'Niet doen,' zeg ik. Maar ik blijf zelf staan. Hij legt zijn<br />

hoofd tegen het mijne. Zijn voorhoofd is nog koud, maar <strong>van</strong><br />

onder zijn huid komt nieuwe warmte.<br />

'Ik heb het uitgemaakt,' zegt hij.<br />

Ik knik.<br />

'Ze is mijn meisje niet meer.'<br />

Ik knik opnieuw.<br />

'Zeg gewoon wat je weet. Dan praat ik met hem. Dan kun<br />

je naar huis.'<br />

Het lijkt zo simpel.<br />

Naar huis.<br />

<strong>De</strong> tranen stromen ineens over mijn wangen. Hij zoent<br />

ze weg. Heel voorzichtig. Dan zoent hij mijn voorhoofd. En<br />

dan mijn mond. Alsof het de gewoonste zaak <strong>van</strong> de wereld<br />

IS.<br />

En ik zoen terug.<br />

Ik zoen alsof mijn leven er<strong>van</strong> afhangt.<br />

'Ja?' zegt hij.<br />

'Nee,' zeg ik.<br />

'Toch niet zo spraaks?'<br />

Filip zwijgt. Hij kijkt me niet meer aan.<br />

'Dan moet ze het zelf maar weten.'<br />

<strong>De</strong> man pakt me bij de hand. Hij heeft als enige geen handschoenen<br />

aan. <strong>De</strong> hand is verrassend zacht. Hij doet het achteloos,<br />

bijna verstrooid.<br />

'Jullie blijven hier,' zegt hij . En terwijl hij het zegt draait hij<br />

zich om en neemt me mee, naar de deur toe.


Tweeënhalf jaar is de oorlog bezig, maar nu pas, hier op dit<br />

moment, besef ik dat iets in mij, een klein, bijna verwaarloosbaar<br />

deel <strong>van</strong> mezelf, altijd tegen beter weten in, koppig geloofd<br />

heeft dat de Pap gelijk had. Dat oorlog niet voor kinderen<br />

bedoeld is. Dat niemand kwaad is op kinderen.<br />

Dan realiseer ik me twee dingen.<br />

1. In een oorlog is niemand veilig. Ook een kind niet.<br />

2. Ik ben geen kind meer.<br />

Ik doe niets. Ik verzet me niet. Het is alsof de man en ik met<br />

touwtjes aan elkaar zitten.<br />

Hij heeft de klink al in zijn andere hand als Filip voor hem<br />

komt staan.<br />

'Nee.'<br />

Het is een schuchter 'nee'. Zelfs in de kleine smidse <strong>van</strong><br />

Herrnes lijkt het alsof zijn stem <strong>van</strong> kilometers ver weg komt.<br />

'Opzij, jongen,' zegt de man. Niet boos of kwaad. Het is<br />

meer de bemoedigende toon waarop je een kind toespreekt als<br />

het iets niet durft. Maar Filip blijft staan, en als hij weer praat<br />

heeft zijn stem een andere toon. Alsof hij in twee seconden<br />

tien jaar ouder geworden is.<br />

'Ze heeft er niks mee te maken.'<br />

'Dat heb je al gezegd.'<br />

'Omdat het zo is.'<br />

Even ontspant de man, alsof hij zich bedenkt. Dan, zo snel<br />

dat ik niet weet hoe, heeft hij ineens een pistool in zijn hand.<br />

Hij richt het op Filip.<br />

'Opzij.'<br />

Ik heb me nog vaak afgevraagd hoe het zou zijn afgelopen. Of<br />

Filip was blijven staan en of de man geschoten zou hebben.<br />

Wat er gebeurd zou zijn als ik echt met de man naar buiten<br />

gegaan was.<br />

Er is geen antwoord.<br />

Er zal nooit een antwoord komen.


Het is een paar avonden rustig geweest, maar nu hoor ik het<br />

duidelijk. Vliegtuigen. Ze komen deze kant op. Heel in de<br />

verte gaat het luchtalarm af. We staan daar te luisteren: het<br />

lijkt eeuwen te duren. Dan gaat alles juist weer razendsnel. Er<br />

klinkt een fluitend geluid, het is nog ver, maar de eerste inslag<br />

dreunt door tot in de smidse.<br />

We rennen allemaal <strong>van</strong> de deur weg. Als dieren bij een<br />

bosbrand zijn we, kruipen we bij elkaar.<br />

'Lampen uit! Lampen uit!'<br />

Dan zie ik pas dat ze zaklampen bij zich hebben. <strong>De</strong> lampen<br />

worden gedoofd. We zitten dicht tegen elkaar aan. Een<br />

tweede inslag. Ik gil als er een stuk dakpan vlak langs mijn<br />

hoofd suist. Nog steeds is het niet donker. We zien allemaal<br />

tegelijkertijd waar het door komt.<br />

<strong>De</strong> petroleumlampen <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong> geven een gloed af, sterk<br />

genoeg om de gaten te zien in het oude dak <strong>van</strong> de smidse. <strong>De</strong><br />

Pruuse houden normaal streng in de gaten dat alles verduisterd<br />

wordt. Maar dan gaat het om ramen en deuren. Niet om<br />

een dak. Een dak kan niemand controleren.<br />

Behalve piloten in een vliegtuig.<br />

Nieuwe vliegtuigen naderen.<br />

Het gezoem wordt gebrom.<br />

<strong>De</strong> smid krijgt een pistool tegen zijn hoofd. 'Uit! Nu!'<br />

Maar nog voordat de smid kan handelen is een <strong>van</strong> de<br />

Zwart jassen hem voor. Hij maait met een riek eerst de ene,<br />

dan de andere petroleumlamp <strong>van</strong> z'n spijker.<br />

Al die tijd heeft <strong>Heivisj</strong> zich nauwelijks verroerd. Hij heeft<br />

zijn hooi gekauwd, zijn echte oor heeft een beetje heen en<br />

weer bewogen, en alleen bij de eerste inslag ging het even<br />

naar achteren en verstapte hij.<br />

Maar dan gaat het licht uit.<br />

Helemaal uit.<br />

Natuurlijk kende ik het verhaal. Maar zelfs al had ik het geloofd.<br />

Zelfs al had ik álles geloofd, dan nog had niets me echt<br />

kunnen voorbereiden op wat er toen gebeurde.


Eerst denk ik dat iemand met een scherp voorwerp over een<br />

metalen plaat gaat. Nee, alsof tien mensen dat doen. Het is<br />

een verschrikkelijk geluid. Van schrik druk ik mijn handen tegen<br />

mijn oren, maar het geluid krijst er dwars doorheen.<br />

Het is een schreeuw. Iemand schreeuwt.<br />

<strong>Heivisj</strong>.<br />

Het dringt dwars door alles heen, is mens en dier tegelijk.<br />

Daaroverheen het gekletter <strong>van</strong> zijn hoeven op de betonnen<br />

vloer, minstens zo hard.<br />

Ik kan niets zien. Niets. We zien geen <strong>van</strong> allen iets. We zijn<br />

blind in dit donker. Er breekt paniek uit, iedereen wil weg,<br />

maar niemand weet waar naartoe.<br />

Ik voel hoe vlak naast me de lucht zich verplaatst. Dan krijg<br />

ik een enorme dreun, ik word als een veertje opgetild en sla<br />

met een klap tegen het houten schot.<br />

Ik weet niet hoe lang ik daar lig; alles voltrekt zich <strong>van</strong>af nu<br />

in een waas. <strong>Heivisj</strong> galoppeert vlak langs me, op een haar na<br />

raakt hij me. Ik weet niet hoe hij het doet, het is hier veel te<br />

ldein, maar hij galoppeert en slaat met volle kracht tegen een<br />

wand aan. Er valt iets met enorm geraas om. Het is alsof de<br />

smidse ineenstort.<br />

Dan zie ik iets wat niet waar kan zijn. <strong>Heivisj</strong> geeft licht.<br />

Alsof hij <strong>van</strong> binnenuit verlicht wordt. Alleen is het niet <strong>van</strong><br />

binnenuit. Zijn staart <strong>van</strong> vlas heeft vlam gevat. Net als het<br />

stro in de hoek <strong>van</strong> de smidse. Die vlammen werpen licht in<br />

het donker.<br />

Het is alsof we allemaal tegelijk bij zinnen komen. We rennen<br />

naar de deur.<br />

<strong>De</strong> man struikelt, hij wil overeind komen, maar we vallen<br />

over hem heen, klimmen over hem heen.<br />

<strong>Heivisj</strong> dendert op ons af. Ik weet dat ik naar de deur moet<br />

zoeken, die ergens achter het omgevallen aambeeld en de losse<br />

planken moet zijn, maar ik draai me om.<br />

Ik heb altijd geweten dat <strong>Heivisj</strong> groot was, maar zo immens<br />

als nu was hij nog nooit.<br />

343


Zijn ogen zijn niet meer <strong>van</strong> amber, maar pikzwart met<br />

spierwitte randen. Zijn lichte borst is donker <strong>van</strong> het angstzweet.<br />

En hij krijst.<br />

Ik zie hoe de man onder de voet gelopen wordt door <strong>Heivisj</strong>.<br />

Hoe het vroegere mijnpaard boven op hem danst met<br />

hoog opgetrokken benen alsof hij een kunstje doet. Het felle<br />

gekletter <strong>van</strong> de hoeven dat heel even bedompt klinkt, alsof<br />

<strong>Heivisj</strong> over een zak met meel loopt. Alleen is het geen zak<br />

met meel. Het hoofd <strong>van</strong> de man dat ineens zo klein is, een<br />

erwtenhoofdje.<br />

Dat is het moment dat ik bij zinnen kom.<br />

Ik pak Liesls hand, die ineens vlak bij de mijne is.<br />

We wrikken ons langs de planken. We duwen de deur open.<br />

We rennen vier stappen en staan dan weer stil.<br />

Doodstil.<br />

Er staat nog een Zwart jas.<br />

Hij moet de hele tijd buiten gewacht hebben en nu staat hij<br />

tussen ons en onze vrijheid in.<br />

Hij heeft een pistool dat hij bevend richt.<br />

Het volgende moment, zonder dat ik begrijp waarom, zet<br />

hij het op een lopen.<br />

Misschien is hij bang dat hij zich aan de vliegtuigen verraadt<br />

als hij een schot lost. Misschien wil hij niet schieten op<br />

ons. Maar het waarschijnlijkste is dat hij verbluft is als eerst<br />

twee meisjes via de deur naar buiten tuimelen en nog geen seconde<br />

later <strong>Heivisj</strong> dwars door de houten achterwand breekt.<br />

<strong>De</strong> duimendikke planken vliegen als luciferhoutjes voor hem<br />

uit. Krijsend als een beest rechtstreeks uit de hel, met zijn<br />

manen en staart in brand: <strong>Heivisj</strong> die zijn eigen licht draagt,<br />

terwijl de grond davert en hij vonken slaat met zijn machtige<br />

hoeven.<br />

344


Op de vlucht<br />

We vlogen over de akkers. Onze voeten kletterden over de<br />

steenharde besuikerde aarde, we probeerden in de voren te<br />

blijven lopen. We struikelden en we vielen, maar we lieten elkaar<br />

geen moment los. Liesls hand zat zo vastgeklonken in de<br />

mijne dat ik niet meer het verschil voelde tussen haar hand en<br />

de mijne.<br />

Ik hoorde haar hijgen. 'Stop,' zei ze. 'Stop.'<br />

Maar ik trok haar voort, ook als ze viel en ik bleef doorrennen<br />

zo goed en zo kwaad ik kon, totdat ze weer meerende. We<br />

konden niet stoppen. <strong>De</strong> vliegtuigen die de grond twee keer<br />

hadden doen daveren waren met een hoog jankend geluid<br />

weggevlogen. Nu de stilte terugkwam hoorde ik stemmen. Ik<br />

hoorde niet precies wat ze riepen, maar ik kon het wel raden.<br />

En Liesl klaarblijkelijk ook, want ineens maakte ze zich <strong>van</strong><br />

me los en rende voor me uit.<br />

<strong>De</strong> eiken doken op, hun brede zwarte kronen naar de <strong>hemel</strong><br />

uitspreidend, en daardoor was ik gewaarschuwd. Liesl<br />

liep nu een paar meter voor me uit. Eerst dacht ik dat ze<br />

wel zou stoppen, ze was hier tenslotte eerder geweest, tot ik<br />

besefte dat ze de Krombroodberg alleen <strong>van</strong> de andere kant<br />

kende.<br />

Ik kon nog net haar arm grijpen. Ze glipte met één been<br />

weg en het had niet veel gescheeld of ze was het ravijn in gedonderd.<br />

Ik had geen adem meer, ik wilde op de grond gaan<br />

zitten, maar dat kon niet.<br />

'Omlaag,' zei ik.<br />

'Omlaag?' herhaalde ze terwijl ze in de diepte keek. Ik ging<br />

345


zitten aan de rand, tastte met mijn voeten naar de breed uitstekende<br />

wortels <strong>van</strong> de eiken.<br />

'Zet hier je voet op,' zei ik. 'Het eerste stuk is het lastigst,<br />

maar daarna wordt het makkelijker.'<br />

Ik zei het net zo goed tegen mezelf als tegen haar.<br />

<strong>De</strong> maan, driekwart vol, was inmiddels begonl1en aan haar<br />

baan. Dat is de enige reden die ik verzinnen kan dat we niet<br />

onze nek braken.<br />

We stonden hijgend midden op de Kollenbergweg, met aan<br />

weerskanten de hoge, steil oplopende graften. Hier waren<br />

geen stemmen meer. Er was alleen de wind die door de eiken<br />

fluisterde, een indringend sinister geluid, alsof de eiken boven<br />

onze hoofden op ons neerkeken en wezen en fluisterden:<br />

'Daar! Daar!'<br />

Mijn hoofd begon te gloeien. Mijn rechteroog traande. <strong>De</strong><br />

traan was nog warm toen hij mijn oog verliet, maar koud toen<br />

hij over de wang omlaaggleed. Ik veegde hem met mijn want<br />

weg. Ik huiverde zo erg dat ik schokte.<br />

To en pas drong tot me door dat ik geen jas meer aanhad.<br />

Ik wist niet hoe of wanneer ik 'm was kwijtgeraakt. <strong>De</strong><br />

vrieswind schaafde mijn wangen als glasslijpsel. Ik had verwacht<br />

dat het in de beschutting <strong>van</strong> de holle weg minder koud<br />

zou zijn, maar het tegendeel was waar. Er woei <strong>van</strong>af de stadskant<br />

een ijzige luchtstroom langs de weg omhoog, die zo bijtend<br />

koud was dat het leek alsof we ons niet op vaste grond<br />

bevonden maar midden in een ijskoude kolkende rivier.<br />

<strong>De</strong> wind was zo godvergeten koud dat ik niet meer denken<br />

kon. Ik drukte mijn nagels diep in de muis <strong>van</strong> mijn hand, zo<br />

erg dat het pijn begon te doen. Ik veegde een nieuwe traan<br />

weg.<br />

Hoe veilig waren we hier? We stonden weliswaar in het<br />

donker <strong>van</strong> de overhangende bomen en niemand die ons zo<br />

zou vinden, maar hoe lang zou dat duren? Hoe lang duurde<br />

het voordat ze lampen hadden? Moesten we hier blijven?


In de ver tc kwamen nieuwe vliegtuigen aan. En al kon ik<br />

het afweergeschut <strong>van</strong>af hier niet zien, ik hoorde het wel.<br />

We konden niet blijven. Als we niet opgepakt werden door<br />

de Zwart jassen of de Pruuse kregen we zo meteen een bom op<br />

onze kop <strong>van</strong> de tommy's. Als ze Geleen konden bombarderen,<br />

waarom dan niet onze stad?<br />

Er was maar één plek waar we naartoe konden.<br />

Het was de laatste plck ter wereld waar ik naartoe wilde.<br />

Maar we hadden geen keuze.<br />

<strong>De</strong> Paterskoel was overdag al een verwarrende plek geweest,<br />

met zijn kriskraspaadjes, tussen rare heuveltjes en berken en<br />

braamstruiken door. Maar nu, in de nacht, duurde het geen<br />

vijf minuten of ik was elk gevoel voor richting kwijt. En ditmaal<br />

was er geenjes die me de weg wijzen kon.<br />

Liesl probeerde mijn hand vast te houden, maar het pad<br />

tussen de braamstruiken was te smaL Geïrriteerd schudde ik<br />

haar <strong>van</strong> me af. Ik bleef lopen en ik werd steeds kwader op<br />

mezelf. Hoe moeilijk kon het zijn om de gang weer te vinden?<br />

Zo groot was het gebied <strong>van</strong> de Paterskoel nou ook weer<br />

niet!<br />

Ik had het idee dat ik rondjes liep. Ik glibberde keer op keer<br />

weg, viel een keer hard over een boomwortel, de lucht sloeg<br />

uit mijn longen.<br />

'Waar is de Koningin?' vroeg LiesL<br />

'Weet ik niet.'<br />

'Ik wil dat de Koningin komt.'<br />

'Hou je kop.'<br />

Met elke seconde die verstreek voelde ik me dommer. Vanaf<br />

het moment dat ik beslist had dat ik haar weg zou brengen,<br />

had ik de ene rampzalige beslissing na de andere genomen.<br />

En nu liep ik hier, op de laatste plek ter wereld waar ik wilde<br />

rondlopen, midden in de winter, met knallende koppijn, zonder<br />

jas, zonder licht.<br />

'Ik ben moe.'<br />

347


'Doorlopen. '<br />

'Ik wil niet doorlopen.'<br />

Ik liep verder: vier, vijf passen. To en hoorde ik haar achter<br />

me aan komen. Ik hoorde aan haar voetstappen dat ze boos<br />

was. Mooi. Op boosheid liep je beter.<br />

'Waar gaan we naartoe?'<br />

'Dat zie je zo wel.'<br />

'Hoe lang nog?'<br />

'Bijna.'<br />

Weer een heuvel. Ik bleef staan. <strong>De</strong>zelfde heuvel? Liesl<br />

ging zitten. Ik trok haar weer overeind.<br />

'Ik wil niet meer.'<br />

'Wil je dan dat ze je pakken?'<br />

'Dan pakken ze jou ook.'<br />

'Ik ben geenJud.'<br />

Ze liet zich vallen. Ik hoorde haar hoofd ergens tegenaan<br />

stoten, maar ze gaf geen kik. Ze lag ondersteboven op het<br />

heuveltje met haar armen en benen wijd en haar hoofd omlaag,<br />

alsof ze zo uit de <strong>hemel</strong> was gevallen. Ik sjorde aan haar,<br />

maar ze gaf geen centimeter mee. Ik dacht: ik laat haar liggen.<br />

Ik loop gewoon weg. Ik heb gedaan wat ik kon. En ik wist dat<br />

ik het doen zou. Ik zou haar achterlaten. Midden in de nacht.<br />

Midden in de vrieskou <strong>van</strong> december. Ik zou het doen.<br />

Laat niemand het dus in zijn hoofd halen me ooit nog een<br />

Heilige Boon te noemen.<br />

Voor de derde keer die avond begon de lucht te brommen.<br />

Drie vliegtuigen misschien, of vier. Ze vlogen lager dan ze tot<br />

nu toe gevlogen hadden. En ze kwamen recht op ons af.<br />

Ik sleurde Liesl overeind. We renden linksom, rechtsom en<br />

toen stonden we ineens voor de mijngang. Ik snapte er niks<br />

<strong>van</strong>, we moesten hier al minstens tien keer langsgekomen zijn,<br />

maar nu pas zag ik het hekje.<br />

Zelfs nu we er vlak voor stonden twijfelde ik verschrikkelijk.<br />

Ik was doodsbang om de bouwvallige gang binnen te gaan


en doodsbang om buiten te blijven. Maar ik had geen tijd om<br />

na te denken, dus ik opende het hek, duwde de tegenstribbelende<br />

Liesl naar binnen en volgde haar.<br />

349


Het midden <strong>van</strong> het donker<br />

Weer had ik het gevoel dat ik elke stap moest bevechten, veroveren.<br />

'J e zorgt er maar voor dat die lamp er nog ligt, Jes Boon,'<br />

zei ik zacht in mezelf. 'Want ik weet niet wat ik ga doen als dat<br />

niet zo is.' Mijn stem klonk hol en boos. En vooral die boosheid<br />

beviel me.<br />

Het geluid <strong>van</strong> de vliegtuigen verdween, en dat <strong>van</strong> de<br />

wind; alle geluiden werden vager. We vervaagden zelf, tot we<br />

alleen nog maar adem waren en scharrelende geluiden <strong>van</strong><br />

handen en voeten.<br />

Ik aarzelde. Was die gang de vorige keer ook zo lang geweest?<br />

Wa t als deze gang zich vertakt had zonder dat ik het<br />

in de gaten had en we nu steeds dieper de aarde in kropen,<br />

zonder ooit meer een uitgang te vinden?<br />

'Hou je kop,' zei ik tegen mezelf. 'Hou in godsnaam je<br />

kop.'<br />

En op dat moment stootte ik mijn hoofd.<br />

Dit moest het punt zijn waar de gang een bocht maakte.<br />

'We zijn er,' zei ik, en plotseling werd ik verschrikkelijk<br />

bang. Zo bang als ik zelfs niet geweest was toen we gepakt<br />

werden.<br />

0, God. Laat de lamp hie1" zijn. Ik weet niet wat ik doen moet als<br />

hij er niet is.<br />

Mijn hoofd begon zeer te doen. Er gleed weer een traan omlaag,<br />

die ik met mijn want wegveegde.<br />

Maar hoe moet ik dat ding laten branden? Ik weet helemaal niet<br />

350


olJes de lamp heeft aangestoken met lucifen uit de grot. Stel dat er<br />

daar helemaal geen lucifers zijn? Wát dan?<br />

'Zijn we er?' vroeg Liesl, haar stem zo kleintjes en zacht dat<br />

een muis haar had kunnen overstemmen. En dat maakte me<br />

weer kalmer.<br />

'J a,' zei ik.<br />

Ik strekte blindelings mijn handen in de holte, ik voelde de<br />

wand wijken, ik voelde waar de grond iets omlaagging en toen<br />

voelde ik de kist.<br />

'We hebben zo licht,' zei ik.<br />

Met trillende handen zocht ik naar het scharnier. <strong>De</strong> kist<br />

ging met een akelig gekraak open, maar ik was nog nooit zo<br />

blij geweest met een geluid als toen. Ik voelde en vond de<br />

stormlantaarn meteen. Erin vond ik, godzijdank, een bundeltje<br />

vette watten waar lucifers in zaten.<br />

Ik deed mijn want uit en stak hem aan.<br />

<strong>De</strong> lamp was niet helemaal goed. Hij scheen maar voor de<br />

helft, ook al draaide ik de lont helemaal omhoog. Ik kon Liesl<br />

alleen maar zien als ik mijn hoofd helemaal naar rechts draaide.<br />

Ze zag spierwit.<br />

'We zitten hier veilig,' zei ik klappertandend. 'Heus.'<br />

Het leek alsof ze me niet hoorde. Ze keek geschrokken<br />

naar iets wat ik niet zien kon. Naar mij.<br />

'Wat?' zei ik.<br />

Ze deed haar mond open. En toen weer dicht.<br />

'Wat?'<br />

'Je oog,' zei ze.<br />

Er vloeide weer een traan langs mijn wang omlaag. Alleen<br />

was het geen traan. <strong>De</strong> want waarmee ik geprobeerd had mijn<br />

oog af te vegen zat onder de donkere vlekken. Tranen maakten<br />

geen vlekken. Met een schok realiseerde ik me dat het niet<br />

de lamp was die niet goed meer was. Het was mijn oog. Ik zag<br />

niks meer met mijn rechteroog.<br />

351


Ik begon te kokhalzen.<br />

'Gib mir deine Hände,' zei Liesl.<br />

Ik schudde mijn hoofd. Meteen vlamde er een stekende<br />

hoofdpijn op.<br />

'Geef me je handen,' zei Liesl weer in het Duits.<br />

Ze wachtte mijn antwoord niet af en pakte ze vast.<br />

'Waar zit je rechterpink?'<br />

'Wat?'<br />

'Waar zit je rechterpink?'<br />

'Wat bedoel je?'<br />

'Je rechterpink. Waar zit ie?' Ze gaf een kneepje in mijn<br />

linkerpink.<br />

'Dáár. Voel je 'm?'<br />

'J a, maar wa t ... '<br />

'Je hoeft niks te doen. Je dénkt alleen maar aan die vinger.<br />

Linkerpink. '<br />

'Waarom moet ... '<br />

'Doe het nou maar,' zei ze.<br />

Ik deed het.<br />

'Rechterduim. Doe je het?'<br />

'Ja.'<br />

'Linkerringvinger. Rechterduim. Rechtermiddelvinger. '<br />

Ze bleef vingers opnoemen. Het was het raarste medicijn<br />

dat ik ooit gehad had, maar ik voelde na een poosje de misselijkheid<br />

iets zakken.<br />

'Van wie heb je dat geleerd?' vroeg ik. Ik had mijn ogen<br />

dicht. Op die manier leek het alsof er niets aan de hand was.<br />

Ik denk niet dat je iemand kunt horen glimlachen. Maar ik<br />

hoorde het toch.<br />

'Schipper.' Ze zei het in het Nederlands en het klonk als<br />

'sjipper'.<br />

Ik probeerde na te denken, maar het was alsof de klap tegen<br />

mijn hoofd iets stukgemaakt had.<br />

Ik kon alleen nog maar aan nu denken.


Nu was mijn hoofd dat pijn deed.<br />

Nu was Liesl die bewoog.<br />

Nu was de kou, de ijzige kou die je eerst nauwelijks merkte,<br />

totdat ie je botten binnengekropen was en zich niet meer liet<br />

wegdenken.<br />

'Fing?'<br />

'Wat?'<br />

'<strong>De</strong> Koningin komt niet meer, hè?'<br />

Ineens stroomde mijn hoofd weer vol. Filip die me zoende,<br />

de smid Herrnes die in elkaar geslagen werd. En <strong>Heivisj</strong>,<br />

steeds weer <strong>Heivisj</strong> die als een levende nachtmerrie boven op<br />

de man gedanst had. Het als een erwt zo kleine hoofd <strong>van</strong> de<br />

man.<br />

<strong>De</strong> beelden kwamen zo hard binnen dat ik ondanks de pijn<br />

mijn ogen geschrokken opendeed. Het licht wierp een flakkerend<br />

licht op de muren en het plafond. Te zwak om de hele<br />

gang te verlichten, maar licht genoeg om de muren en het<br />

plafond vlak bij me te zien.<br />

Ik zag de vreemde streeppatronen op de muren en het plafond.<br />

Ik had ze eerder gezien, maar nu pas begreep ik wat het<br />

waren. Kapsporen. Sporen <strong>van</strong> de mijnwerkers die hier ooit,<br />

duizenden jaren geleden, vuursteen gedolven hadden. Wie<br />

waren ze, de mensen die hier gangen onder de grond groeven?<br />

Hoe hadden ze ooit de moed gehad om vrijwillig onder<br />

de grond te gaan, terwijl er maar zo weinig nodig is om verpletterd<br />

te worden?<br />

Onze situatie was hopeloos. We zaten onder de grond in een<br />

bouwvallige mijn, terwijl boven ons vliegtuigen rondvlogen<br />

die bommen lieten vallen. Als er eentje boven op ons zou vallen<br />

waren we reddeloos verloren en niemand die ons ooit nog<br />

vinden zou.<br />

Maar we konden nergens anders naartoe. Zodra de vliegtuigen<br />

weer weg waren, zouden de Pruuse en Zwart jassen ons<br />

3 53


gaan zoeken. Boven de grond zouden ze ons zonder twijfel<br />

vinden.<br />

Ik opende de kist opnieuw. Ik weet niet waar ik op gehoopt<br />

had. Eten of dekens, ook al wist ik dat ik de eerste keer niets<br />

anders gevoeld had dan de lantaarn en de watten.<br />

'Het tegendeel <strong>van</strong> zorgen,' mompelde ik, 'het tegendeel<br />

<strong>van</strong> zorgen.'<br />

Ik vond een ijzeren flesje met een schroefdop. Ik draaide<br />

het open en rook er voorzichtig aan. To en proefde ik. Het was<br />

water. Het rook gronderig, maar smaakte niet vies.<br />

'Hier, Liesi.'<br />

We namen elk een slok. To en ze meer wilde pakte ik het <strong>van</strong><br />

haar af.<br />

'Komt ze echt niet meer?' vroeg ze.<br />

'Misschien heeft ze zich verstopt,' zei ik. 'Misschien .. .'<br />

Maar ze geloofde me niet. Ik geloofde het zelf niet eens.<br />

Wat kon ik anders doen?<br />

Wat anders dan datgene wat ik mijn leven lang al als troost<br />

gekregen had?<br />

Ik vertelde verhalen. Over hoe mijn familie en ik ooit<br />

over Sjlammbams Sahara waren komen aanlopen. Om Negen<br />

Open Armen te bekijken. Hoe we gezocht hadden naar<br />

de voordeur <strong>van</strong> het huis, maar die eerst niet konden vinden.<br />

Over hoe we gemeten hadden hoe groot het huis was. Met<br />

onze armen. En hoe we toen negen keer onze armen wijd<br />

moesten doen om het huis <strong>van</strong> voor tot achteren te raken.<br />

En na dat verhaal kwamen er nieuwe verhalen. Ze kwamen<br />

alsof ze met ragfijne draadjes aan elkaar zaten. Ik vertelde ze<br />

niet alleen aan haar, maar ook aan mezelf. Het maakte de kou<br />

minder bitter, de pijn minder erg.<br />

Of misschien hoopte ik dat alleen.<br />

354


<strong>De</strong> vlam ging steeds zwakker branden.<br />

làen kwam onvermijdelijk het moment dat de petroleum<br />

opraakte, de lantaarn begon te walmen, het licht nog een keer<br />

fel opvlamde, en toen doofde. Als het laatste lichtpuntje <strong>van</strong><br />

de sigaar <strong>van</strong> de Sigaren keizer.<br />

We verdwenen in het donker.<br />

We losten op.<br />

Ik moet weg gesoesd zijn ondanks de kou, ondanks de stekende<br />

pijn in mijn hoofd. Het duurde even voor ik besefte<br />

dat ik nog steeds aan het vertellen was; de woorden en zinnen<br />

verlieten nu uit zichzelf mijn mond. Ik hoefde er niets meer<br />

voor te doen. Het vreemde was alleen dat het een verhaal was<br />

dat ik niet kende. Het duurde lang voordat ik me realiseerde<br />

dat het niet mijn woorden waren.<br />

Het waren die <strong>van</strong> Lies!.<br />

355


<strong>De</strong> pop die alles zag (n)<br />

I<br />

Groflpapa's winkel ligt aan het eind <strong>van</strong> de winkelstraat. Daarboven<br />

wonen Gro6papa en Grofimama, Reiba en ik. Het is<br />

een smal huis tussen twee huizen in. Reiba zegt altijd dat het<br />

is of het huis zijn adem inhoudt. Aan de linkerkant woont de<br />

weduwe Kant, aan de rechterkant drogist Mannhauer.<br />

Gro6mama is stil, ze beweegt niet veel. Va ak ligt ze overdag<br />

in bed en dan lijkt het alsof ze hoofdpijn heeft, maar Gro6papa<br />

zegt dat ze alleen een beetje moe is.<br />

'Waar<strong>van</strong> dan?' vraag ik.<br />

Hij trekt zachtjes aan mijn vlechten. 'Van het draaien <strong>van</strong><br />

de wereld, natuurlijk.'<br />

'Kan ze dat voelen?'<br />

Gro6papa zegt: 'Nee, Liebes, je grootmoeder voelt de wereld<br />

niet draaien, ze hóórt hem.'<br />

'Maar wat voor geluid maakt de wereld dan?' vraag ik. En<br />

hij zegt dat hij het zelf niet precies weet, hlj heeft tenslotte<br />

geen oren die de wereld kunnen horen draaien, maar het moet<br />

zoiets zijn als geknars, als het binnenwerk <strong>van</strong> een enorme,<br />

eeuwenoude pendule.<br />

Soms, als Reiba en ik uit school komen en onder de roodfluwelen<br />

voorhang de trap op lopen, is Gro6mama aan het koken.<br />

Aardappellatkes en gefilte fis} eten we dan met honingkoek<br />

toe. Op tafel ligt het mooie tafelkleed. Dan lacht ze en zingt<br />

ze een liedje <strong>van</strong> vroeger.


Het kleine keukentje staat propvol pruttelende potten en<br />

pannen. In de oven staat eho/ent te stoven. Ik ben bang voor<br />

die oven. Als Groflmama hem aansteekt is het net of er een<br />

valse hond blaft. Er is altijd te veel eten. <strong>De</strong> rest <strong>van</strong> de week<br />

stuurt ze Reiba met haar potjes en pannetjes de buurt rond tot<br />

ze alles kwijt is. Vooral Mannhauer is blij. Oma zegt dan altijd<br />

tevreden: 'Zijn vrouw mag er dan uitzien als een suikertaart,<br />

koken kan ze niet.'<br />

Reiba en ik wonen bij Groflpapa en Groflmama zolang ik<br />

me kan herinneren. Mama is verdronken tijdens een uitje <strong>van</strong><br />

de roeivereniging. Reiba was toen vier en ik één.<br />

Soms moet ik erom huilen. Meestal troost Reiba me, maar<br />

als ze een kattige bui heeft zegt ze dat ik nog te jong was om<br />

het me te herinneren, dat zij veel ouder is dan ik en echte<br />

herinneringen heeft. En huilt zij? Nee toch? Ze kijkt me dan<br />

kwaad aan. Opa zegt dat je met Reiba's ogen de oven kunt<br />

aanmaken.<br />

Onze vader is naar Amerika gegaan om geld te verdienen.<br />

Maar hij is niet zoek, zoals sommige mensen zeggen als ze<br />

denken dat ik niet luister. Je kan niet zoek zijn en elk jaar een<br />

kartonnen doos sturen met een cadeautje voor Reiba en mij.<br />

GroJ3papa's winkel is nog <strong>van</strong> Groflmama's opa geweest. Je<br />

moet drie stenen treden omlaag, door de houten Pinokkiodeur<br />

die zijn ogen opendoet als je hem openduwt. <strong>De</strong> brievenbus<br />

is zijn rode mond.<br />

<strong>De</strong> toonbank is al zo vaak gebruikt dat het hout geen kleur<br />

meer heeft. Ik vind het lekker om met mijn wang langs de<br />

gladde plekken te glijden. Of ik luister naar Groflpapa die met<br />

de klanten praat of aan de rol cadeaupapier draait. Die maakt<br />

zo'n fijn hobbelend geluid.<br />

In de muur achter de grote toonbank zit een grote nis. Een<br />

soort kamertje op kniehoogte. Eerst stonden daar de modeltreinen,<br />

maar Groflpapa heeft er 'Die Bunte Puppenwelt' <strong>van</strong><br />

gemaakt.<br />

357


Er staan zes stoeltjes en een fornuisje. In de muur <strong>van</strong> het<br />

kamertje zit een raam dat niet echt is. Opzij zit een wiel. Als<br />

je eraan draait verandert het uitzicht. Er is een sneeuwlandschap,<br />

een zomer met een hooiberg en een stadje in de herfst<br />

op een heuvel. Eerst was er ook na g een veld met tulpen, maar<br />

daar was de verf niet goed <strong>van</strong>, dus dat zie je niet goed meer,<br />

alleen maar wat vegen. Groflpapa heeft het zelf gemaakt.<br />

<strong>De</strong> poppen zijn geen speelpoppen, maar poppen voor grote<br />

mensen. Sommige zijn bijna zo groot als ik. Ze hebben dure<br />

kleren aan en ze kosten veel. Ze kunnen niks bewegen, alleen<br />

hun ogen. Ik hou niet <strong>van</strong> die poppen.<br />

'Kom,' zei Rei ba een keer op sjabbes.<br />

'Geen zin,' zei ik. Maar ik ging toch mee.<br />

We liepen de trap af. Reiba had iets in haar hand, maar ze<br />

wilde me niet laten zien wat het was. Dat deed ze pas toen we<br />

onder de trap stonden.<br />

'Wat moet je met die lippenstift?' vroeg ik.<br />

'Kom,' zei Reiba weer.<br />

We klommen in het kamertje. Ze moest door haar knieën<br />

gaan om in de kleine spiegel boven het dressoir* te kunnen<br />

kijken. Ze duwde de stift op haar mond, maar stopte meteen<br />

weer. Vanboven klonken voetstappen.<br />

'Meisjes?'<br />

Ze keek me verschrikt aan.<br />

'Meisjes? Zijn jullie beneden?'<br />

Reiba keek me indringend aan. 'Niks zeggen.' Door de<br />

stip <strong>van</strong> de stift op haar onderlip was het net alsof haar mond<br />

bloedde.<br />

GroGpapa bleef even staan en liep toen weer verder. We<br />

hoorden hem de trap naar Groflmama op lopen.<br />

Reiba stopte de stift in het kleine laatje en liep weg.<br />

Waarom ik het deed weet ik niet meer. Ik: denk dat ik boos<br />

was dat ze me weer alleen liet. Of misschien wilde ik de poppen<br />

nog mooier maken, zodat GroGpapa ze beter zou kunnen<br />

verkopen .


Maar Groi3papa vond ze helemaal niet mooier. Het is de<br />

enige keer geweest dat ik een klap gekregen heb.<br />

En daarom hou ik niet <strong>van</strong> die rotpoppen.<br />

2<br />

Het is de week voor Pesach. Reiba speelt buiten met N anet. Ik<br />

mag niet meedoen en huil. Opa loopt naar buiten en hij zegt<br />

iets wat ik niet versta.<br />

'Maar ze is te klein voor dit spelletje,' antwoordt Reiba. 'En<br />

ze kan niet tegen haar verlies.'<br />

'Ik kan heus wel tegen mijn verlies!' roep ik.<br />

'Jullie zijn zusjes,' zegt opa hoofdschuddend. 'Welke zusjes<br />

spelen zo met elkaar? Wat moet er ooit gebeuren als wij er<br />

niet meer zijn?'<br />

'Dan zijn we allebei groot,' zegt Reiba onverschillig. 'Dan<br />

spelen we niet meer.'<br />

'Reiba .. .' zegt opa.<br />

Daarna mag ik meedoen. Het spel heet Poppenheks. Eentje<br />

is de pop en de andere is de poppenheks. <strong>De</strong> pop moet zich<br />

verstoppen, maar als de poppen heks haar vindt, moet ze niet<br />

wegrennen, maar juist zo stil mogelijk zitten. Als het de pop<br />

lukt honderd tellen helemaal stil te staan mag ze pop blijven.<br />

Wie het langst pop kan blijven, wint het spel.<br />

Nanet en Reiba besluiten allebei de poppenheks te zijn,<br />

want ze doen alles samen, zeggen ze.<br />

'Dat is niet eerlijk! Dan zijn er twee aan het zoeken.'<br />

'Graag of niet,' zegt Reiba.<br />

Ik verstop me. Het is geen moeilijke plek, maar dat hoeft<br />

ook niet. Met zijn tweeën vinden ze me toch overal. Ik hoor<br />

ze komen. Het is moeilijk helemaal stil te zitten. Maar ik weet<br />

dat ik het kan. Reiba en Nanet komen op me af met geklauwde<br />

heksenhanden.<br />

'<strong>De</strong> poppenheks komt!' zeggen ze met akelige hoge stem-<br />

3 59


men. '<strong>De</strong> poppenheks komt!' Ze gaan elk aan een kant <strong>van</strong> me<br />

staan. Ze beginnen te tellen. Ik hoor meteen dat ze veel langzamer<br />

tellen dan anders. Maar ik weet dat ik het volhouden<br />

kan. Dat weet ik. Ik ga winnen.<br />

'Ze knippert met haar ogen,' zegt Nanet. 'Ze is af.'<br />

'Haha! Knipperen mag,' roep ik. 'Reiba, zeg dat knipperen<br />

mag!'<br />

Want dat is het enige wat mag, omdat niemand honderd<br />

tellen zonder knipperen kan.<br />

'J a,' zegt Reiba peinzend, 'maar je mond bewegen, dat mag<br />

niet.'<br />

'En dus ben je toch af,' zegt Nanet.<br />

Ik had me nog zo voorgenomen om niet te huilen.<br />

'Grofipapa!' roep ik.<br />

Maar die is j uist bezig met een klant. Hij roept boos dat ik<br />

stil moet zijn. Ik ben nu op iedereen kwaad en verstop me in<br />

de nis onder de trap.<br />

OOi!' zegt Grofipapa als de klant weg is. 'Gelukkig dat deze<br />

muren geen oren hebben, anders zou geen geheim meer veilig<br />

zijn.'<br />

Als hij denkt dat ik luister heeft: hij het mis.<br />

'Ik zou zomaar kunnen verklappen waar ik volgende week<br />

de afikoman verstop.'<br />

Ik spits mijn oren.<br />

Zolang ik me herinneren kan is het Reiba die het stukje<br />

brood vindt dat grootvader met Pesach moet verstoppen.<br />

Nooit ik. Wat hij ook doet, zij weet de afikoman altijd als eerste<br />

te vinden. En dan mag zij het in het Poolse schaaltje leggen,<br />

het zilveren sehaale met het servet, dat speciaal voor de<br />

afikoman bedoeld is.<br />

Als hij het me vertelt snap ik er niks <strong>van</strong>.<br />

'Dat is een hartstikke stomme plek,' mompel ik.<br />

'Wat zeg je, Muur?' zegt Groi3papa. 'Je moet harder pra-


ten. En ook een beetje muurderiger. Anders ga iknog geloven<br />

dat je helemaal geen muur bent.'<br />

'Het is een stomme plek,' herhaal ik.<br />

'Wedden <strong>van</strong> niet,' zegt opa.<br />

Hij kan zeggen wat hij wil, het is een stomme plek. Maar nu<br />

ik weet waar het ligt heb ik in elk geval meer kans dat ik aan de<br />

beurt ben met vinden. Zoeken doe ik al elk jaar.<br />

Het wordt Pesach. Grofipapa vertelt net als elk jaar het verhaal<br />

<strong>van</strong> de bagada, de uittocht. Hij kan niet zo goed vertellen<br />

als anders. En een keertje valt hij midden in het verhaal stil.<br />

I Jater hoor ik <strong>van</strong> Reiba dat dat komt omdat Mannhauer onze<br />

buurman geen cbameets meer wil aannemen. Terwijl hij dat al<br />

jaren doet.<br />

'Dan kan hij ook naar onze potjes en pannetjes fluiten,' zegt<br />

Grofimama boos. En daarna moet ze ineens huilen.<br />

Door het hele gedoe duurt het verhaal nog langer dan anders.<br />

Ik zit zo op mijn stoel te wiebelen dat Grofimama vraagt<br />

of ik naar de kleinste kamer moet. Ze bedoelt de wc, maar dat<br />

zegt ze nooit.<br />

Als we eindelijk mogen zoeken, wil ik de afikoman meteen<br />

pakken. Maar Grofipapa houdt me tegen. Hij knipoogt. We<br />

kijken naar Reiba die al onder het aanrecht tuurt en boven<br />

op de keukenkastjes. We zien haar de trap op rennen naar de<br />

slaapkamer en weer omlaag rennen. Ik hoor haar hijgen.<br />

Na een kwartier komt Reiba weer terug. 'Niks!'<br />

'Niks?'<br />

'Vast opgegeten door de muizen,' zegt ze.<br />

'Hè, nee toch!' Grofimama trekt met een kreet haar voeten<br />

op. Ik moet mijn best doen om het niet uit te proesten.<br />

<strong>De</strong> hele tijd heeft het Poolse schaaltje op tafel gestaan. Vlak<br />

onder onze neuzen.<br />

'Misschien dat jij iets weet?' zegt Grofipapa, terwijl hij me<br />

aankijkt.<br />

Er zit een giechel in mijn buik die eruit wil, en mijn handen<br />

jeuken.


Ik open het servet.<br />

Even is het stil.<br />

'Dat is niet eerlijk,' roept Reiba dan uit. 'Je moet het verstoppen.<br />

Dat is de regeL Je hebt het helemaal niet verstopt!'<br />

Ze stampvoet, ze dreint, ze trekt boze gezichten, maar het<br />

helpt niks.<br />

'Soms is de beste manier om iets te verstoppen, het niet te<br />

verstoppen,' zegt Grofipapa.<br />

3<br />

Op een dag hoeven Reiba en ik niet meer naar schooL Ik vind<br />

het niet erg. Onze juf, Frau Manuela, heeft een man die eerst<br />

werk had maar toen niet meer. En daar kan ze niet goed tegen.<br />

Ze sloeg een keer met de liniaal hard op mijn vingers omdat<br />

ik iets gezegd zou hebben toen het stil moest zijn. Maar<br />

dat was ik helemaal niet, maar de dochter <strong>van</strong> Mannhauer. Ik<br />

zei er niks <strong>van</strong> tegen Grofipapa, want die zegt altijd dat grote<br />

mensen niet altijd alles weten, maar de goede God wel en dat<br />

dat voldoende is. En dat je <strong>van</strong> klikken het gezicht <strong>van</strong> een<br />

mopshond krijgt.<br />

Een week nadat ik niet meer naar school hoef, staat er een<br />

doos voor onze deur. Er zitten gaten in geprikt. Als Reiba en<br />

ik de straat inkijken, zien we de vader <strong>van</strong> Latka weglopen.<br />

Van Grofipapa weten we dat hij vroeger de beste vriend <strong>van</strong><br />

papa was. <strong>De</strong> vader <strong>van</strong> Latka en papa waren net broers, zegt<br />

hij altijd, twee handen op één buik, alleen jammer dat ze niet<br />

<strong>van</strong> hetzelfde geloof waren.<br />

Fr zit een hond in de doos. Hij is raar dun en wit, maar toch<br />

hou ik meteen <strong>van</strong> hem.<br />

Reiba zegt dat we de hond <strong>van</strong> de vader <strong>van</strong> Latka hebben<br />

gekregen. Dat is onzin. We hebben hem <strong>van</strong> papa. Hij heeft<br />

tegen de vader <strong>van</strong> Latka gezegd dat hij de hond moest kopen.<br />

Het liefst had hij hem natuurlijk zelf gekocht, maar je kan nou


eenmaal niet een hond in Amerika kopen en hem dan in een<br />

kartonnen doos over de oceaan sturen.<br />

'Doe niet zo dom! Latka heeft het gedaan!' roept Reiba<br />

kwaad. 'Hij doet het elk jaar. Niet omdat papa het hem<br />

gevraagd heeft, maar omdat hij ons zielig vindt. Zielig!' Ze<br />

spuugt het woord uit.<br />

'Niet,' zeg ik. 'Hij heeft ons vaak genoeg wat gestuurd, en<br />

dan zaten er buitenlandse postzegels op.'<br />

'Jij bent ook zó dom!' zegt Reiba.<br />

'Reiba!' zegt Grogmama scherp.<br />

'Het zijn geeneens Amerikaanse postzegels!' roept Reiba.<br />

'En wie werkt er op het postkantoor? <strong>De</strong> vader <strong>van</strong> Latka!'<br />

Gr06mama zegt dat het niet uitmaakt. Het is lief <strong>van</strong> de<br />

vader <strong>van</strong> Latka, maar de hond kan niet blijven. Ons huis is nu<br />

al te klein.<br />

'Het is een zij,' zeg ik, want dat heb ik meteen gezien. 'En<br />

het is een cadeau <strong>van</strong> papa. En cadeautjes mag je niet teruggeven.'<br />

Ze knijpt met haar mond alsof ze een hap uit een citroen<br />

genomen heeft. Alsof ze iets wil zeggen waar je beter geen<br />

woorden voor gebruiken kan. En voor alle zekerheid legt ze<br />

eerst haar ene hand op haar mond, daarna haar andere.<br />

'Dina,' zei Gro6papa alleen maar.<br />

'En hoe moet ze heten?' vraagt hij die avond.<br />

'<strong>De</strong> Koningin <strong>van</strong> Amerika,' zegt Reiba spottend.<br />

'Amerika heeft geen Koningin,' zegt Gro6papa.<br />

'Dan kan zij de eerste zijn.'<br />

GroBpapa schudt zijn hoofd. 'Kind,' zegt hij, 'als jij staal<br />

kon buigen a Is woorden .. . '<br />

Hij heeft wel eens klachten gekregen. Dat Reiha te slim is.<br />

En dat een meisje daar niks aan heeft, aan te slim zijn. Vooral<br />

niet meisjes <strong>van</strong> ons soort.<br />

Ineens slaat er in het huis naast ons een deur dicht. <strong>De</strong> Koningin<br />

begint te hlaffen. Het klinkt hard en schel en galmt<br />

door het keukentje.


'Stil!' zegt Grofipapa, 'denk toch aan oma's oren!'<br />

En dan moeten we alle drie heel hard lachen.<br />

Grofimama komt steeds minder naar beneden. Omdat haar<br />

oren te goed worden, zegt Grofipapa, maar dat is gelogen,<br />

zegt Reiba.<br />

'Waarom dan?' vraag ik.<br />

'Ze is ziek omdat de mensen kwaad op ons zijn,' zegt Reiba.<br />

'Waarom?'<br />

'Omdat we sjabbes vieren en naar sjoel gaan.'<br />

'Is dat alles?' vraag ik.<br />

'Voor sommigen is het meer dan genoeg,' zegt Reiba.<br />

Op een keer ben ik buiten aan het spelen met Eva als weduwe<br />

Kant haar naar binnenroept. Weduwe Kant is haar oma. Ze<br />

zegt dat Eva naar huis moet, maar later zie ik Eva gewoon<br />

achter het raam staan, en ze komt pas een uur later met haar<br />

vader naar buiten. <strong>De</strong> keer daarop zegt ze dat ze niet meer<br />

met me wil spelen.<br />

'Waarom?'<br />

'Omdat jullie Jezus doodgemaakt hebben.'<br />

Het kan me niks schelen. Ik vond haar toch al stom. Als we<br />

tikkertje deden was ze na vijf tellen moe. En alleen ben ik niet,<br />

zegt Grofipapa als hij het toch op de een of andere manier<br />

gehoord heeft, ook al heb ik niet geklikt. Hij zegt opnieuw<br />

een paar lelijke woorden en daarna neemt hij me op schoot.<br />

Hij zegt dat ik één ding goed moet onthouden en dat is dat ik<br />

nooit alleen ben.<br />

'God is er altijd,' zeg ik. 'Toch?'<br />

'Die ook,' zegt Grofipapa. 'Maar wie anders heeft er behalve<br />

God een Grofipapa, een Grofimama, een zus én de Koningin<br />

<strong>van</strong> Amerika?'<br />

'Reiba is niet altijd lief,' zeg ik.<br />

'Maar ze is wel je zus,' zegt Grofipapa. 'Daar heb je er maar<br />

één <strong>van</strong>.'


'Soms wou ik dat ik nog een zus had,' zeg ik.<br />

'Maar dat is niet zo.'<br />

'Mama had een zus.'<br />

'Sst,' zegt GrolSpapa. Dat zegt hij altijd als ik het over mama's<br />

zus heb. Die was <strong>van</strong> ons geloof, maar later niet meer.<br />

4<br />

Op een dag wordt GrolSmama nog zieker. Ze heeft pijn, maar<br />

als ik vraag waar, zegt ze dat ik lief moet zijn en niet zoveel<br />

vragen. Het moet wel erg zijn, anders zou Grofipapa er niet<br />

zo bezorgd uitzien. Er zijn niet veel dokters meer die willen<br />

helpen, de meesten zijn nu ook boos op ons, maar gelukkig<br />

weet GrolSpapa er nog eentje.<br />

Er stopt een auto voor onze deur, maar niemand stapt uit.<br />

'Kom,' zegt opa. 'We gaan.'<br />

We gaan naar buiten. Maar Reiba wil niet mee de auto in.<br />

Ze houdt niet <strong>van</strong> dokters sinds ze bij haar de blindedarm<br />

hebben weggenomen.<br />

'Kom,' zegt Grofipapa.<br />

'Waarom?' vraagt ze.<br />

'Daarom.' I--lij pakt haar stevig bij de arm. Reiba probeert<br />

zich los te rukken.<br />

'Ik kan best thuisblijven!'<br />

'Dat kan je niet,' zegt GrolSpapa. 'We blijven bij elkaar.'<br />

Grofimama maakt een raar geluidje. GrolSpapa laat Reiba<br />

weer los en kijkt haar geschrokken aan.<br />

Achter de ramen zie ik Mannhauer en de weduwe Kant gluren.<br />

'Laat haar maar,' zegt Grofipapa. 'We zijn gauw weer te­<br />

rug.'<br />

We stappen in.<br />

'Moet die hond ook mee?' vraagt de man achter het stuur.<br />

Hij zegt dat straks de hele auto schoongemaakt moet worden.


En dat alleen de zon voor niks opgaat. Ik hou de Koningin<br />

stijf vast. Opa drukt hem zuchtend geld in zijn hand.<br />

Als we wegrijden zie ik hoe Reiba ons nakijkt. Haar ogen<br />

zie ik het langste. Mannhauer en weduwe Kant kijken al niet<br />

meer. Alleen hun gordijnen bewegen nog.<br />

<strong>De</strong> dokter heeft niet eens een spreekkamer. Hij woont in de<br />

straten met woonkazernes, maar daar mogen we niet stoppen.<br />

<strong>De</strong> man die de auto bestuurt laat ons er pas uit als we aan de<br />

andere kant <strong>van</strong> het woonblok zijn.<br />

Bij de dokter moet Grofipapa weer geld geven, niet aan de<br />

dokter, maar aan een bazige vrouw.<br />

'En die hond moet naar buiten,' zegt de vrouw. Ze wil de<br />

Koningin naar buiten duwen, maar die trekt haar lip op en<br />

begint te grommen.<br />

'Stil nou!' zegt de vrouw. Ze ziet er ineens bang uit.<br />

Net goed.<br />

'Ga maar alvast in de auto zitten,' zegt opa. 'Wij komen zo.'<br />

'Staat die er nog?' vraag ik.<br />

'Natuurlijk,' zegt opa.<br />

'Hoe weet je dat?'<br />

'Omdat ik hem betaald heb, Liebes.'<br />

Maar er staat helemaal geen auto meer.<br />

Ik loop weer terug. <strong>De</strong> vrouw doet open.<br />

'Er staat geen auto,' zeg ik.<br />

Ze haalt haar schouders op. 'Wat wordt het? Binnen of buiten?'<br />

En ze zegt dat ik niet in de gang mag blijven staan, want<br />

dan kunnen de buren me zien. En die hond blijft in elk geval<br />

buiten.<br />

lIet is niet ver lopen naar huis. Ikken de weg. En de Koningin<br />

houdt trouwens niet <strong>van</strong> auto's. Ik heb tegen de vrouw gezegd<br />

dat ik alvast naar huis zal lopen. Dat ze dat tegen Grofipapa en<br />

Grogmama moet zeggen.


Als ik in onze straat kom is het leeg en donker. Hier en daar<br />

brandt licht in een spleet tussen gordijnen. Alles is zo stil als<br />

op een ansichtkaart. Ik klop aan. Meteen duikt het gezicht <strong>van</strong><br />

Reiba achter de Pinokkio-neus op. Natuurlijk doet ze eerst<br />

net of het haar niks kan schelen of ik er ben of niet, maar<br />

daarna kamt ze mijn haar en stopt ze me in bed.<br />

'Reiba?'<br />

'Wat?'<br />

'Wat herinner je je <strong>van</strong> mama?'<br />

'Slapen.'<br />

'Vertel nog eens <strong>van</strong> de zomerjurk,' zeg ik.<br />

Even denk ik dat ze geërgerd zal weglopen. Dat ze zal klakken<br />

met haar tong, zoals altijd als ze boos is. Maar ook al dooft<br />

ze het licht, ze blijft toch staan. Ze is alleen nog maar een<br />

schaduw.<br />

'Mama had een zomerjurk,' zegt ze dan. 'En buiten op straat<br />

was het feest. Een zomerfeest. Er hingen overal lampionnen<br />

die zij en de andere winkeliersdochters gemaakt hadden. En<br />

mama was de mooiste en zij had de mooiste lampion gemaakt.<br />

En ik mocht helpen met ophangen. En iedereen kwam naar<br />

ons kijken.'<br />

Ze heeft het verhaal <strong>van</strong> de zomerjurk al zo vaak verteld dat<br />

het lijkt alsof ik het zelf meegemaakt heb. Ik ken elk woord,<br />

en elk gebaar dat ze maakt.<br />

'Nu slapen,' zegt ze.<br />

5<br />

Ik word wakker als het zomerfeest net is begonnen. Er zijn<br />

mensen op straat, ze roepen en drinken uit glazen die steeds<br />

kap 0 tvallen. <strong>De</strong> straatlampion die mama in de winkelstraat<br />

gehangen heeft, flakkert dansend licht ons slaapkamerraam<br />

binnen.<br />

Reiba zit rechtop in haar bed.


'Zijn Grofipapa en Grofimama ook op het feest?' vraag ik,<br />

terwijl ik mijn ogen uitwrijf.<br />

Maar dan herinner ik me dat het allang geen zomer meer is.<br />

Vorige week heeft het gesneeuwd. Nu motregent het.<br />

To ch vallen er buiten nog steeds glazen stuk.<br />

Als we bij de Pinokkio-voordeur staan, zien we geen lampionnen<br />

maar fakkels, en het feest dat dichterbij komt, ziet er<br />

ook niet meer uit als een feest.<br />

Reiba draait de winkel op het nachtslot.<br />

'Waarom doe je dat?' vraag ik.<br />

We kijken door het raam. Er zijn een heleboel mensen. Ze<br />

hebben lampen en fakkels. Ze zien eruit alsof ze ruzie hebben,<br />

maar niet met elkaar. Ik zie de weduwe Kant. Haar gezicht<br />

glimt, het lijkt wel <strong>van</strong> glas. Ze roept iets. En ik zie drogist<br />

Mannhauer, die achteraan staat. Hij roept niks. Hij ziet er<br />

eerder uit als iemand die een lentewandeling maakt en plotseling<br />

in een storm terechtkomt. Maar hij doet niks als ze bij<br />

slagerij Schmetz de ruiten ingooien.<br />

'Zijn ze nou ook al boos op Schmetz?' vraag ik.<br />

Reiba wiegt een beetje heen en weer, alsof we op een schip<br />

staan. Daardoor weet ik dat ze nadenkt.<br />

Ineens klinkt er zo'n hard gerinkel dat ik denk dat ons raam<br />

kapotspringt. Maar als ik opkijk zie ik dat het nog heel is. <strong>De</strong><br />

stemmen zijn nu heel dichtbij. <strong>De</strong> Koningin <strong>van</strong> Amerika begint<br />

te blaffen. Het galmt door de winkel.<br />

Het is alsof Reiba wakker schrikt. Ze pakt me bij mijn pols<br />

en trekt me mee naar achteren, de winkel in.<br />

'Wat gaan we doen?'<br />

Ze geeft geen antwoord. Ze doet me pijn, zo hard drukken<br />

haar vingers in mijn pols.<br />

'Trek je nachtjapon uit,' zegt ze dan. Haar stem klinkt<br />

vreemd beverig. Ik wil mijn nachtjapon niet uitdoen, want het<br />

is hier veel te koud.<br />

'Waar zijn oma en opa?' vraag ik.<br />

'Weet ik niet. Doe uit.'


Ze begint aan me te sjorren, maar ik hou me helemaal stijf.<br />

'Als je niet doet wat ik zeg,' snauwt ze, 'dan speel ik niet alleen<br />

meer niet met je, maar ik praat ook niet meer tegen je. Drie<br />

maanden lang.'<br />

Ooit heeft ze een week niet tegen me gepraat. Grofipapa<br />

kon zeggen wat hij wilde, hij kon aardig doen of boos, haar<br />

straf geven, maar het hielp niks. Een week is lang. Drie maanden<br />

nog veel langer.<br />

Ze duwt me de Bunte Puppenwelt in.<br />

'Maar wat gaan we doen?' vraag ik.<br />

Ze begint de spelden <strong>van</strong> de hoed <strong>van</strong> de grootste pop los te<br />

maken.<br />

'Wat doe je nou?' vraag ik geschrokken. 'Dat mag helemaal<br />

niet!'<br />

Maar ze luistert niet. Ze sjort nu de jurk <strong>van</strong> de pop uit. Die<br />

is ineens vreemd bloot. <strong>De</strong> armen, voeten en het hoofd zijn<br />

<strong>van</strong> porselein, maar voor de rest is de pop <strong>van</strong> stro en stof.<br />

'Trek aan.' Ze houdt de poppenjurk voor me. Ik heb nog<br />

nooit de poppenjurk zonder pop gezien. Vanbuiten is hij mooi<br />

en glad, maar de binnenkant is ruw en onaf. <strong>De</strong> jurk is te ldein .<br />

Hij trekt mijn schouders krom. En aan de achterkant zitten<br />

scherpe haakjes <strong>van</strong> ijzer die in mijn vel prikken. Ik begin tegen<br />

te stribbelen. Ze geeft me een klap. En nog een.<br />

Dan duwt ze me achterstevoren op een <strong>van</strong> de stoeles. Ik<br />

kijk naar het raam met het draaiwiel. Het is het winterlandschap,<br />

maar ik kan al een klein beetje zien <strong>van</strong> de mislukte<br />

tulpen.<br />

'Stilzitten! ' snauwt ze. 'En pas weer bewegen als ik het zeg.'<br />

Dan begint ze aan een tweede pop te sjorren. <strong>De</strong> hoed <strong>van</strong> de<br />

pop wi I niet los. Die zit aan de haren vast. Het duurt lang. Ze<br />

zet hem op haar hoofd.<br />

Ik wil nog vragen hoe je Poppenheks moet spelen als je allebei<br />

pop bent. Maar dan bevriest alles in me. Niet alleen mijn<br />

armen en benen worden stijf, ook mijn gedachten.


Het enige wat ik nog kan denken is hoe raar het is dat ik<br />

straks dacht dat onze ruit ingegooid werd. Want dat geluid<br />

was honderd, duizend keer zachter dan het geluid dat nu<br />

ldinkt. !k kan <strong>van</strong> schrik niets meer bewegen, mijn armen niet,<br />

mijn benen niet, mijn hoofd en mijn romp niet. Het enige wat<br />

ik nog bewegen kan, zijn mijn ogen. Mijn ogen die in het lippenstiftspiegeltje<br />

kijken en alles zien.<br />

Alles.<br />

6<br />

<strong>De</strong> Koningin is kwaad, die staat te blaffen. <strong>De</strong> mensen zeggen<br />

dat ze moet ophouden. Reiba staat alweer beneden in de winkel.<br />

Zij wil haar ook Jaten ophouden, maar ze weet niet hoc.<br />

Eigen schuld, denk ik kwaad.<br />

<strong>De</strong> winkel is allang niet meer zo vol geweest. Sommige<br />

mensen ken ik.<br />

Ze kijken naar Reiba, maar ze zeggen niks tegen haar. Het<br />

lijkt of ze geschrokken zijn dat er alleen een meisje is. Even<br />

denk ik dat ze zich zullen omdraaien en weglopen.<br />

Dan begint de Koningin weer te blaffen.<br />

'Stil!' zegt Reiba. Ze heeft nog steeds de deftige poppenhoed<br />

op. Het is een paars hoedje met een voile. Het ziet er<br />

vreemd uit bij haar nachtjapon.<br />

'Waar zijn je ouders?' vraagt een man.<br />

'Heb ik niet,' zegt Reiba.<br />

'Lieg niet.'<br />

'Ze woont bij haar grootouders,' zegt een mevrouw. Ik kan<br />

eerst niet zien wie het zegt, het spiegeltje laat maar een klein<br />

stukje <strong>van</strong> de winkel zien. Maar ik herken haar stem meteen.<br />

Het is mevrouw Mannhauer.<br />

'Waar zijn je grootouders?'<br />

'Weet ik niet.'<br />

'Luister, meisje.' Het is nu een man die praat; zijn stem<br />

37 0


klinkt rustig. 'We vinden ze toch wel. Maar dan moeten we<br />

zoeken. Dan gaan er dingen kapot. Dat gebeurt als je goed<br />

zoekt. Dat wil je toch niet?'<br />

'Dus dát was wat jullie aan het doen waren?' vraagt Reiba.<br />

'Iets aan het zoeken?'<br />

Opnieuw weten de mensen niks terug te zeggen. Ze kijken<br />

eerst naar elkaar, dan naar hun handen, hun schoenen, ze<br />

pulken wat aan hun kleren. Het gemor wordt gerommel en<br />

is dan helemaal stil. Als een nat vuurtje dat uit zichzelf niet<br />

brandend kan blijven.<br />

'Ze zijn weggegaan,' zegt Reiba dan.<br />

'Weg?'<br />

'U heeft ze toch zelf weg zien gaan, mevrouw Mannhauer?'<br />

Mevrouw Mannhauer kijkt geschrokken, alsof ze liever<br />

niet heeft dat Reiba tegen haar praat.<br />

'Eh ... ja,' zegt ze dan. 'Ze zijn met een auto weggereden.<br />

<strong>De</strong> grootvader, de grootmoeder en het zusje.'<br />

Even lijkt het erop alsof de mensen zich omdraaien. Alsof<br />

ze op zoek willen gaan naar een ander huis, waar ze beter boos<br />

kunnen blijven. Dan suist er een steen over. Hij vliegt rakelings<br />

langs me heen.<br />

Dan gaat het mis.<br />

<strong>De</strong> Koningin <strong>van</strong> Amerika, die net wat rustiger was geworden,<br />

houdt nu niet meer op met blaffen. Het geblaf vliegt tegen<br />

de muren op, als een vogel die een uitgang zoekt en niet<br />

vinden kan.<br />

'Zorg dat dat beest zijn kop houdt!'<br />

Reiba trekt aan de halsband, ze probeert de bek <strong>van</strong> de Koningin<br />

dicht te klemmen, maar die wurmt zich los. Er stapt<br />

een man naar voren. Hij heeft een knuppel in zijn hand.<br />

'Kop houden!'<br />

<strong>De</strong> Koningin vliegt ook naar voren. Het lijkt alsof ze in de<br />

armen <strong>van</strong> de man springen wil, zoals ze dat in het begin bij<br />

Grofipapa deed. <strong>De</strong> man en de Koningin vallen, de mensen<br />

. . .<br />

sprIngen OPZIJ .<br />

3 71


Nu zie ik alleen nog maar stukjes.<br />

<strong>De</strong> tanden <strong>van</strong> de Koningin.<br />

<strong>De</strong> knuppel.<br />

<strong>De</strong> poppenhoed <strong>van</strong> Reiba.<br />

Reiba die op de rug <strong>van</strong> de man zit, alsof het een spelletje is.<br />

En ik hoor de Koningin blaffen, blaffen, blaffen, totdat ze<br />

ineens heel hoog en lang jankt, totdat ze ineens niks meer<br />

doet.<br />

En Reiba: 'Wacht tot de Poppenheks komt! Wacht tot de<br />

Poppenheks komt!'<br />

<strong>De</strong> mensen moeten denken dat ze gek geworden is. Maar ze<br />

is niet gek.<br />

Ze hoeft niet bang te zijn. Ik beweeg me niet. Eerst was het<br />

omdat ik haar wilde laten zien dat ik het echt kon. Ik wilde het<br />

bewijzen. Maar nu is het niet meer omdat ik het wil. Ik kan<br />

niet eens meer bewegen.<br />

Ik kan nooit meer bewegen.<br />

37 2


Geen weg terug<br />

'Wat heb je daarna gedaan?'<br />

'Gewacht.'<br />

'Hoe lang?'<br />

'Tot het donker werd en toen weer licht.'<br />

'Je bent blijven zitten?'<br />

'Ja.'<br />

'Een dag én een nacht?'<br />

'Ja.'<br />

'En toen?'<br />

'Toen vond de vader <strong>van</strong> Latka me.'<br />

'Waar is Reiba gebleven?'<br />

'Die hebben ze meegenomen.'<br />

'Waar naartoe?'<br />

'Weet ik niet.'<br />

'En je opa en oma?'<br />

'Weet ik niet.'<br />

'Thuis hebben 7Vij tien dozen halma,' had ze ooit gezegd. 'En zeven<br />

dozen mens-e1-ger-je-niet. En stoomlocomotieven. En dozen vol<br />

kleurpotloden. En alle delen <strong>van</strong> <strong>De</strong> Jonge Onderzoeker met microscoop<br />

en vergrootglas en al. '<br />

Ik had gedacht dat ik wist wie ze was. Ik had het mis gehad.<br />

Ik had het zo verschrikkelijk mis gehad.<br />

'En die jurk dan?' vroeg ik.<br />

'Welke jurk?'<br />

'Die jurk die je nooit uit wilde doen .. .'<br />

373


'Wat?'<br />

'Was die <strong>van</strong> Reiba?'<br />

Ze zei geen woord, maar haar zwijgen was genoeg. Later<br />

zei ze dat de vader <strong>van</strong> Latka gezegd had dat ze haar eigen jurk<br />

moest aantrekken. Omdat de speelgoedjurk te veel in het oog<br />

zou lopen. Maar Liesl was zo stram geweest <strong>van</strong> het stilzitten<br />

dat ze nauwelijks lopen kon. <strong>De</strong> vader <strong>van</strong> Latka was toen zelf<br />

naar boven gegaan. Maar hij nam de verkeerde jurk mee. Die<br />

<strong>van</strong> Reiba.<br />

'Het is mijn schuld,' zei ze.<br />

'Waarom?'<br />

'Ze hadden haar nooit ontdekt als ik niet zo lang tegengestribbeld<br />

had. Niemand kon zo goed pop zijn als Reiba. Maar<br />

ze had geen tijd meer.'<br />

Ik wist dat ik iets moest terugzeggen. Het was niet haar<br />

schuld; hoe kon zoiets haar schuld zijn? Maar ik wist ook dat<br />

ik precies hetzelfde gevoeld zou hebben als het mij was overkomen.<br />

En dat niemand me er dan <strong>van</strong> had kunnen overtuigen<br />

dat ik het anders moest zien.<br />

<strong>De</strong> enige die haar had kunnen helpen was Reiba zelf geweest.<br />

Ik geloof dat dat het laatste was wat ze zei. Ze rilde niet<br />

meer. Ik ook niet. Het was al een tijdje geleden dat ik moest<br />

klappertanden. Er scharrelde iets vlak langs me, maar het<br />

maakte me niets uit. Er viel iets in mijn nek, maar ik verroerde<br />

me niet.<br />

Slapen wilde ik.<br />

Slapen.<br />

Het donker was nu overal.<br />

Ik droomde <strong>van</strong> de zomer. Ik wist dat ik droomde, dat was<br />

het gekke. Oma Mei zat op de sofa in de bomen. Ik zei tegen<br />

haar dat ik wist dat ik droomde. En dat ik ook wist dat het niet<br />

gewoon was dat ze op de sofa in de bomen zat.<br />

'0, dat heb ik zo vaak,' zei ze.<br />

374


Muulke en Jes waren er ook, maar ze zaten achter een<br />

struik. Steeds als ik op mijn tenen ging staan om ze te zien begon<br />

de struik te groeien. Ik kon horen dat ze iets aan het eten<br />

waren en ik had ontzettende honger.<br />

'Is de oorlog nou voorbij?' vroeg ik kwaad. 'Kan iemand me<br />

zeggen of de oorlog nou eindelijk een keer voorbij is?'<br />

In de verte liep Emmaus. Hij had de baard <strong>van</strong> Sint-Nicolaas<br />

om, waar hij steeds bijna op stapte.<br />

'Emmaus!' riep ik. 'Emmaus! Trap niet op je baard!'<br />

<strong>De</strong> zon was fel, maar hij was niet warm. En hij suisde razendsnel<br />

langs de horizon. Zijn licht scheen in mijn ogen. Ik<br />

kroop weg achter een struik, maar de zon kwam me achterna.<br />

'F-fing?'<br />

Ik was ontzettend kwaad. Dat die rotzon het lef had om me<br />

achterna te komen. Dat ie het durfde om zo in mijn gezicht<br />

te schijnen. Aan me te rammelen. Ik sloeg ernaar en bezeerde<br />

mijn hand. <strong>De</strong> zon voelde hard en koud.<br />

'F-fing?'<br />

Ik weet niet precies wanneer het tot me doordrong. Voor<br />

mijn gevoel duurde het eeuwen.<br />

Die winterochtend in december dat Bèr ons vond in de mijngang<br />

<strong>van</strong> de Paterskoel, was de grootste schok niet dat hij ons<br />

gevonden had. <strong>De</strong> grootste schok kwam toen we uit de mijn<br />

kwamen. Het licht.<br />

Het moest vlak na zonsopgang zijn, een asgrijze, grauwe<br />

winterrnorgen; het daglicht was nog zwak, het zou die dag<br />

ook niet veel meer worden, maar door het sneeuwlaagje op de<br />

grond verblindde het me alsof ik recht in de zomerzon keek.<br />

Ik schermde het met mijn handen af.<br />

'Het went zo,' hoorde ik Bèr zeggen.<br />

Ik voelde hoe hij me meenam.<br />

'Dit is een boom. Vo el je?'<br />

Ik voelde het.<br />

375


'Leun maar. '<br />

Ik hoorde hoe hij wegliep, iets tegen Liesl zei en weer terugkwam.<br />

'Fing?'<br />

'Wat?'<br />

'L-liesl moet weg.'<br />

'Dat weet ik,' zei ik mat. 'Ik wilde ... ik ging .. .'<br />

'Ik ga haar wegbrengen.'<br />

'J1J '.'' .<br />

'Ja.'<br />

'Waar naartoe?'<br />

'Dat kan ik niet zeggen. Maar jij moet hier blijven, begrepen?'<br />

Hij wilde weglopen, maar ik greep zijn pols. Ik deed het<br />

blindelings, maar ik had hem meteen. 'Dat kan niet,' zei ik<br />

in paniek. 'Ze zoeken ons overal. Ze vinden haar. Ze mogen<br />

niet...'<br />

Heel voorzichtig maakte hij mijn hand los.<br />

'Het komt goed. Maak je geen zorgen. Hoor je me?'<br />

Ik knikte. <strong>De</strong> beweging deed glasscherven in mijn hoofd<br />

ontploffen.<br />

'We gaan nu,' zei Bèr.<br />

Ik deed een oog open.<br />

Liesl stond naast Bèr. Haar haren waren grijs <strong>van</strong> het stof.<br />

Haar gezicht zag wit <strong>van</strong> de slaap. Haar jas zat onder het zand.<br />

Ze zag eruit als een geest.<br />

'LiesI,' zei ik. 'Liesl...'<br />

'Ik heet geen LiesI,' zei ze.<br />

Ik wist niet meer wat ik moest zeggen. Ik wist alleen dat ik<br />

wilde dat we niet hadden meegemaakt wat we hadden meegemaakt.<br />

Ik wist ook dat ik voor de rest <strong>van</strong> mijn leven met haar<br />

verbonden zou zijn op een manier waarop ik zelfs niet met<br />

Muulke of Jes verbonden geweest was. Of ik dat wilde of niet.<br />

Het was niet dat we in elkaars armen vielen of zoiets.


Ze stak haar hand uit.<br />

'Leeba,' zei ze. 'Mijn echte naam is Leeba.'<br />

Ik schudde haar hand.<br />

Dat was alles.<br />

Dat was genoeg.<br />

Ze liepen weg. Na een paar stappen draaide hij zich om. 'Blijven,'<br />

zei hij. 'Ik ben binnen een uur terug.'<br />

Ik knikte.<br />

Pas toen hij weg was, realiseerde ik me dat hij nauwelijks<br />

gestotterd had.<br />

Ik wist wat ik beloofd had. Maar ik kon het niet. Ik wilde nu<br />

nog maar één ding. Naar huis. Het was sterker dan mezelf.<br />

Ik weet niet meer hoe ik de Krombroodberg ben op gekomen.<br />

Ik weet niets meer <strong>van</strong> die laatste meters over Sjlammbams<br />

Sahara.<br />

Ik weet alleen nog dit:<br />

<strong>Heivisj</strong> staat in onze voortuin. Met zijn grote gele tanden<br />

plukt hij berijpt wintergras tussen de besneeuwde aarde uit.<br />

Er klinken kleine krakjes als hij het losrukt. Zijn touwstaart<br />

is weggebrand, er is alleen nog maar een stompje geblakerd<br />

touw, zijn manen zijn geschroeid, maar het oor <strong>van</strong> jute is vrijwel<br />

ongeschonden.<br />

Hij kijkt een moment op, zijn enorme hoofd draait naar me<br />

toe. Er komen wolken zwartgrijze stoom uit zijn neus. Het is<br />

alsof hij de nacht uitademt.<br />

Dan zie ik dat de stoom niet uit zijn neus komt. En dat het<br />

geen stoom is, maar rook.<br />

Rook uit Negen Open Armen.<br />

<strong>De</strong> rook komt uit de keuken.<br />

Of dat wat ooit de keuken geweest is.<br />

3 77


Misschien is het gek, maar ik schrik niet. Misschien heb ik<br />

na deze nacht simpelweg geen angst meer over. Ik sta als een<br />

zoutzak, en staar dommig naar dat wat ooit ons huis geweest<br />

IS.<br />

<strong>De</strong> buitenmuur <strong>van</strong> de keuken is weggeslagen. Je kan zo<br />

naar binnen kijken. Ik zie onze keukentafel, zwartgeblakerd<br />

en kromgetrokken, als een kat die zijn rug kromt.<br />

Een <strong>van</strong> de vier poten is korter dan de andere. <strong>De</strong> tafel<br />

wiegt licht heen en weer in de wind. 'Pok, pok.'<br />

Ik denk: iemand moet die tafel maken. Nu. Zo moeilijk kan<br />

het niet zijn. Je maakt gewoon een nieuwe poot. Of je zet er<br />

iets onder.<br />

Mijn denken gaat steeds trager. Ik weet dat dat niets met<br />

mijn verwonding te maken heeft, dat ik het zelf doe, dat trage<br />

denken. Het is zoiets als op te dun ijs lopen; mijn gedachten<br />

bewegen zich uiterst behoedzaam.<br />

Als ik een geluid hoor, ergens <strong>van</strong>uit het huis, kan ik me<br />

maar met moeite losmaken. Ik kijk met tegenzin op.<br />

Oma Mei.<br />

Ze komt het huis uit.<br />

Ze ziet me.<br />

Blijft staan.<br />

Ze kijkt naar me. Het uilenoog trilt. Haar armen hangen<br />

als lappen omlaag. Ze heeft haar schort nog aan.<br />

We hebben het ooit met Sint-Nicolaas voor haar gekocht.<br />

Het is wit.<br />

Het was wit.<br />

Nu zit het onder de vlekken.<br />

Donkerrode vlekken.<br />

Ik dacht dat ik alle angst opgebruikt had, maar in me zit een<br />

vol vat <strong>van</strong> angst, dat openbarst.<br />

'Jes?' vraag ik. 'Muulke?'<br />

Ze wil wat zeggen, maar haar mond bibbert te veel. Ze<br />

loopt op me af, de tranen stromen over haar wangen. Maar


zocht ik net nog haar armen, nu sla ik haar <strong>van</strong> me af. Ik vecht<br />

met alle kracht die ik nog overheb.<br />

'Waar zijn Jes en Muulke!' schreeuw ik.<br />

Ik stort me naar voren.<br />

Als ik haar vastgrijp val ik dwars door haar armen heen.<br />

3 79


Het zout en de tranen<br />

Ik weet alleen nog maar <strong>van</strong> het grijs. Een lange, eindeloze<br />

tijd <strong>van</strong> alleen maar grijs.<br />

Ik lag met mijn gezicht naar een muur met streepjesbehang<br />

erop, als motregen. Het bed was te smal, mijn benen zochten<br />

maar vonden niemand, alleen ik paste erin.<br />

Meestal zag ik de streepjes schimmig en soms zag ik ze helemaal<br />

niet meer. Daardoor wist ik of het dag of nacht was.<br />

Soms werden mijn lippen <strong>van</strong>zelf nat en dan zei iemand:<br />

'Drink maar.'<br />

Ik deed alsof ik de stem niet hoorde en ik dronk niet, al had<br />

ik nog zo'n dorst. Want ik dacht, als ze weet dat ik haar horen<br />

kan zal ze me de <strong>hemel</strong> in halen. En hoeveel ik ook <strong>van</strong> haar<br />

gehouden had en hoe erg ik haar ook miste, ik wilde het niet,<br />

ik wilde het niet.<br />

Ze zei: 'Ze zegt dat we dood zijn.'<br />

Een andere stem zei: 'Fing, doe je ogen eens open?'<br />

Ik dacht, het is een engelentruc. Als ik ze opendoe, weet ik<br />

hoe de <strong>hemel</strong> eruitziet en dan laten ze me nooit meer gaan.<br />

Ik weet dat het raar is. En ik schaam me er nu ook voor dat ik<br />

onder de dekens kroop als een kind, tot een paar sterke handen<br />

me vonden en zeiden 'Nu is het afgelopen, uit. Ik sta met<br />

anderhalf been in mijn graf, dat is al erg genoeg.'<br />

Ik deed mijn ogen open. Ik staarde haar ongelovig aan, terwijl<br />

de muren om me heen langzaam vaste vormen begonnen<br />

aan te nemen.<br />

Oma Mei, Jes en Muulke keken me aan.<br />

Ik deed mijn ogen weer stijf dicht.


'Hier,' zei ze. En ik voelde een hand die gedecideerd de<br />

mijne pakte en eerst naar haar wang bracht, toen naar die <strong>van</strong><br />

Muulke en toen naar die <strong>van</strong> Jes.<br />

Natte wangen.<br />

'We hebben alle drie het zout uit onze tranen gehuild,' zei<br />

oma Mei. 'Heb je ooit een dooie gezien die dat kan?'<br />

Ik moest hoesten. En daarna moest ik overgeven.<br />

'Nu slapen,' zei ze, toen ze alles schoongemaakt had.<br />

'Maar hoe .. .' zei ik. 'Hoe .. .'<br />

'Sst ... Slapen. Later, kind, later.'<br />

Ik viel in een diepe slaap, twee dagen en twee nachten achter<br />

elkaar sliep ik. Als ik al gedroomd heb weet ik het niet meer.<br />

Daarna zag ik, wanneer ik even wakker werd, soms schimmen<br />

in de deuropening staan. Vaag, alsof ik door een opgeblazen<br />

varkensblaas keek, maar ik wist meteen dat het Muulke en Jes<br />

waren.<br />

Ik wist nog meer.<br />

Ik wist dat ik in het huis <strong>van</strong> Fie was. Dat ik op de clandestiene<br />

zolder sliep, waar ooit de oude duiventil geweest was.<br />

Waar onze broers hun duif op kamers gehad hadden.<br />

Ik wist dat ik een flinke hersenschudding had.<br />

Ik wist dat er iets mis was met mijn oog.<br />

Dat ons huis in duigen lag.<br />

'<strong>De</strong> rest komt later,' zei oma Mei. 'Nu slapen. Sst. Sst. '<br />

Toen ik weken later voor het eerst rechtop zat en de wereld<br />

niet meer tolde hielden Muulke enJes het niet langer. Ze kropen<br />

bij me in bed. We moesten alle drie op onze zij liggen om<br />

er niet uit te vallen. Ze schoven hun voeten tussen die <strong>van</strong><br />

mij, we werden weer een onontwarbare knoop, een zussenmachine.<br />

'Ik dacht echt dat jullie dood waren,' zei ik.<br />

'Dood?'<br />

'Door het bloed!'


· Ze keken elkaar aan. Even dacht ik dat ze me voor gek zouden<br />

verklaren, maar toen fluisterde Muulke iets in het oor <strong>van</strong><br />

Jes. Ze begonnen allebei te grijnzen. Ze lieten me wachten.<br />

NatUûrlijk lieten ze me wachten. Ze hadden tenslotte jarenlang<br />

de kunst <strong>van</strong> het vertellen <strong>van</strong> oma Mei afgekeken.<br />

'Weet jij nog wat we die avond zouden eten?' vroeg Jes<br />

toen.<br />

'Wat heeft dat er nou weer mee te maken?'<br />

'Weet je het nog?'<br />

Ik wist het niet meer.<br />

'Rode bieten,' zeijes.<br />

'Ze had het pannetje met bieten net <strong>van</strong> het vuur gehaald,'<br />

zei Muulke.<br />

'Toen hoorden we de vliegtuigen. En toen is ze de trap af<br />

gerend. Met dat pannetje vol klotsend bietenbloed. '<br />

'Snap je?' vroegjes.<br />

Ik staarde ze aan. Toen begon Muulke zachtjes te grinniken,<br />

daarna Jes en daarna ik. En toen moesten we zo hard<br />

lachen dat ik begon over te geven.


<strong>De</strong> wereld is plat<br />

Een week later kreeg ik te horen wat er precies gebeurd was,<br />

die nacht dat ik met Liesl naar de Paterskoel gevlucht was. Ik<br />

mocht weer rechtop zitten. Ik had voor het eerst een hele dag<br />

mijn eten binnengehouden.<br />

Muulke had een krant.<br />

'Het is natuurlijk behelpen,' zei ze, 'de ene helft is gecensureerd<br />

en de andere gelogen, maar het geeft toch een idee.'<br />

Ze sloeg de krant open en hield hem voor mijn neus. Ik probeerde<br />

te lezen, maar na vier woorden begon alles te draaien.<br />

'Lees jij maar,' zei ik.<br />

Bommenregen op stad<br />

Gezin ontsnapt aan dood<br />

Afgelopen nacht is onze stad getroffen door een lafoartige aanval<br />

<strong>van</strong> de Engelsen.<br />

<strong>De</strong> aanval heeft veel angst aangejaagd, maar gelukkig is er weinig<br />

echte schade toegebracht. <strong>De</strong> meeste bommen kwamen terecht in<br />

de buitengebieden, rond de Kollenberg en de akkers ten oosten <strong>van</strong> de<br />

stad.<br />

Eén gezin werd zwaar getroffen. Het had zich na het bomalann<br />

verscholen in de kelder. <strong>De</strong> grootmoeder <strong>van</strong> het gezin wilde echter<br />

naar boven, de keuken in, om haar huisraad in veiligheid te b1'engen.<br />

Zij werd door een eerste bomaanslag <strong>van</strong> de trap geworpen en<br />

ontsnapte als door een wonder aan de dood. Enkele ogenblikken later<br />

ontplofte er een tweede bom die de voorgevel <strong>van</strong> de keuken wegvaagde.


Ik sloeg mijn hand voor mijn mond. 'Was ze hijna dood?'<br />

'Op een haar na.'<br />

'Alleen omdat ze huisraad wilde pakken?'<br />

'Het ging niet om huisraad,' zei Jes.<br />

'Het ging om de Mam en opa Pei,' zei Muulke. 'Ze had de<br />

beschuitbus en het kistje vergeten mee naar beneden te nemen.<br />

We hebben haar gesmeekt om beneden te blijven, maar<br />

ze wilde niet luisteren.'<br />

'Dus er is niet één bom op Negen Open Armen gevallen,<br />

maar twee? En de ene bom doodde haar op een haartje na. En<br />

de andere redde haar het leven?'<br />

Ik hoorde zelf hoe bibberig ik klonk.<br />

'Niet helemaal,' zei Jes. Ze deed haar mond open om wat te<br />

zeggen toen Muulke haar tegenhield.<br />

'Ze zweet helemaal.'<br />

Ik liet me uitgeput in de kussens zakken.<br />

'<strong>De</strong> rest vertellen we <strong>van</strong>avond wel,' zei Muulke.<br />

Maar die avond kreeg ik koorts die zo hoog opliep dat oma<br />

Mei met spoed Heer Dokter liet komen. Daarna wilde hij alleen<br />

met oma Mei praten. Ze hadden de deur net zo goed<br />

open kunnen laten staan, want ik wist het al.<br />

Het was mijn oog.<br />

Ik werd nog dezelfde dag geopereerd. To en ik bijkwam, voelde<br />

ik niets, behalve een soort dof kloppen. Mijn hoofd was strak<br />

ingezwachteld over het kwijte oog heen. Maar ik zag toch al<br />

niks meer met dat oog, dus het maakte weinig verschil.<br />

<strong>De</strong> operatie was geslaagd, zei Heer Dokter.<br />

Maar nog zakte de koorts niet.<br />

Ik kreeg nachtmerries, waarin ik probeerde te schuilen<br />

voor vliegtuigen, bedolven werd door aarde en geen lucht<br />

meer kreeg. En steeds opnieuw was er <strong>Heivisj</strong> die boven op<br />

de man danste en hem verpletterde onder zijn hoeven, steeds<br />

weer zag ik het hoofd, klein als een erwt.


Muulke enJes hehhen me later verteld dat het kantje boord<br />

was. Heer Dokter hield vol dat mijn koorts door de infectie<br />

en door de dubbele longontsteking kwam. To en na een dag of<br />

vier de koorts nog niet gedaald was, greep oma Mei in. Ze had<br />

zowat dag en nacht naast mijn bed gezeten en naar mijn geijl<br />

geluisterd. Ze moest simpelweg ccn en een bij elkaar opgeteld<br />

hebben.<br />

Er kwamen voetstappen de trap op.<br />

'Je hebt een kwartier,' zei oma Mei.<br />

Ik deed mijn ene oog open.<br />

'H-hallo, Fing.'<br />

'Een kwartier,' herhaalde oma Mei. Ze keek hem streng<br />

aan, draaide zich toen om en liep klossend de trap af.<br />

'Ze is veilig,' zei Bèr meteen.<br />

Meer wilde hij er niet over zeggen, hoe ik ook probeerde.<br />

Hij stond aan de rand <strong>van</strong> mijn bed en staarde naar de pet die<br />

hij in zijn handen hield.<br />

'Was jij diegene die Liesl zou komen ophalen hij de smid?'<br />

vroeg ik.<br />

Hij schudde zijn hoofd.<br />

'Wie dan?'<br />

Hij glimlachte verontschuldigend.<br />

'Maar hoe wist je waar we waren? Hoe heb je ons in godsnaam<br />

gevonden?'<br />

'<strong>De</strong> sm-smid had jullie zien wegrennen. In de richting <strong>van</strong><br />

de Kollenberg. T-toen dacht ik dat jullie misschien n-naar de<br />

. . ,<br />

m-ffilJn ...<br />

Ik keek hem verbaasd aan. 'Maar hoe wist jij <strong>van</strong> de mijn?'<br />

'Ik h-heb 'm twee jaar geleden ontdekt.'<br />

'J ")'<br />

1 J .<br />

Natuurlijk. Nu snapte ik ook ineens wie die kist in de mijn<br />

gezet had. En wie dat planken beschot tegen het plafond getimmerd<br />

had. <strong>De</strong> planken die er zo nieuw uitgezien hadden.


Oma Mei behandelde Bèr met dezelfde korzeligheid waarmee<br />

ze ieder <strong>van</strong> ons behandelde. Ze maakte 'kst-kst'-geluidjes<br />

alsof hij een binnengevlogen duif was en veegde hem zowat<br />

de straat op.<br />

Maar mijn koorts begon te dalen. Bèr kwam terug. En bleef<br />

terugkomen.<br />

En zo raakte ik op de hoogte <strong>van</strong> alles wat er gebeurd was.<br />

Na onze vlucht naar de mijn was de smidse in brand gevlogen<br />

en volledig afgebrand. Er werd gezegd dat de smid niets<br />

gedaan had om het te voorkomen. <strong>De</strong> Pruuse hielden het op<br />

een tragisch ongeluk. Zo kwam het tenminste in het procesverbaal<br />

te staan. Dat er vijf NSB'ers betrokken waren bij dat<br />

ongeluk, werd als niet rele<strong>van</strong>t afgedaan. Twee waren om het<br />

leven gekomen in de vlammen. Drie hadden de benen genomen<br />

en waren halsoverkop uit de stad verdwenen.<br />

Maar buiten de officiële papieren om werden er door de<br />

Pruuse stevige maatregelen genomen. Meester Govaerts, die<br />

als verantwoordelijke gezien werd voor het drama, werd diezelfde<br />

dag nog overgeplaatst. Waar naartoe wist niemand.<br />

En de rest <strong>van</strong> de zaak werd in de doofpot gestopt. <strong>De</strong><br />

Pruuse hadden inmiddels wel wat anders aan hun hoofd.<br />

Ik liet het een tijdje tot me doordringen.<br />

'Dus ik word niet gezocht?' vroeg ik toen.<br />

'Ze weten niet eens w-wie je bent,' zei Bèr.<br />

Het duurde een tijd voordat ik het durfde te vragen.<br />

'Bèr?'<br />

'J a?'<br />

'Is Filip .. .'<br />

Bèr schudde zijn hoofd. 'Hij is een <strong>van</strong> d-degenen die de<br />

be-benen genomen heeft. Maar niemand die weet w-waar<br />

naartoe.'<br />

Ik had een vermoeden. Maar ik zou het niet zeggen.<br />

Ik had mijn eigen geheimen.


Heer Dokter kwam die middag, bekeek mijn lege oogkas,<br />

tilde geroutineerd mijn ooglid op alsof zijn spreekkamer elke<br />

dag vol zat met mensen die een kunstoog kregen en schoof<br />

het glazen oog op zijn plek. Het was geen bol, geen knikker,<br />

zoals ik verwacht had, maar een kleine halve bol, een soort<br />

spiegeleitje met een dooier <strong>van</strong> blauw glas. Het voelde strak<br />

en eerst koud aan, maar al snel nam het de temperatuur over<br />

<strong>van</strong> mijn lichaam.<br />

'Knipper eens,' zei hij.<br />

Ik knipperde. Mijn oog traande eerst, maar het werd al snel<br />

minder.<br />

'En?' zei ik.<br />

'J e ziet bijna geen verschil,' zei Jes. Ze stond dicht bij me,<br />

net als oma Mei, en Fie en haar ouders. Het was Muulke die<br />

ditmaal op afstand bleef. Muulke, de Generaal. Haar lip bibberde.<br />

'Muulke,' zei ik, maar ik wist verder ook niet wat ik moest<br />

zeggen.<br />

Ze barstte in snikken uit. Ze versplinterde, brak in duizend<br />

stukjes uiteen. Iedereen verstijfde. To en ik me een weg<br />

naar haar zocht, vergiste ik me bij het af


'Er is weer bezoek voor je,' zei oma Mei.<br />

'Hij heet Bèr,' zei ik.<br />

'Ja,' zei ze, 'die.'<br />

Ze veegde een 10k uit mijn gezicht.<br />

'Komt hij nu elke dag?' vroeg ze.<br />

'Misschien,' zei ik.


<strong>De</strong> schat <strong>van</strong> de linde<br />

Het duurde nog weken voor ik weer sterk genoeg was. <strong>De</strong><br />

winter was ongekend streng geweest, hij had geduurd <strong>van</strong> oktober<br />

tot begin maart, maar op een zondag was de lucht zo<br />

zacht dat Fies moeder alle ramen openzette. Ik rook de geuren<br />

<strong>van</strong> de stad, de groene zeep <strong>van</strong> de pas geboende straatjes,<br />

de prikkelende rook uit de schoorstenen. Ik hoorde het snerpen<br />

<strong>van</strong> de messenslijper op straat en verder weg de stemmen<br />

<strong>van</strong> de marktventers.<br />

Het riep een sterk verlangen in me op.<br />

Oma Mei wilde er niet <strong>van</strong> horen. 'Geen denken aan. Je<br />

bent nog veel te zwak. Vo or je het weet heb je wat te pakken,'<br />

zeI ze.<br />

Maar de winter had ook <strong>van</strong> haar zijn tol geëist. Na het eten<br />

viel ze in slaap, midden in de kleine woonkamer <strong>van</strong> de ouders<br />

<strong>van</strong> Fie, met haar hoofd op de gebutste tafel.<br />

We maakten ons giechelend uit de voeten. <strong>De</strong> moeder <strong>van</strong><br />

Fie deed alsof ze ons niet zag.<br />

'We moeten je wat laten zien,' zeiden Muulke en Jes.<br />

'Wat?'<br />

'Kom maar.'<br />

Nog voor we op de markt waren was ik al bekaf.<br />

'Is het nog ver?' vroeg ik.<br />

En toen, alsof het afgesproken was, kwam Bèr <strong>van</strong>uit de<br />

Putstraat aanzetten met een kruiwagen. Alsof hij nooit wat<br />

anders deed dan met zijn kruiwagen over de markt banjeren.<br />

Om het nog idioter te maken lagen er kussens en een dekentje<br />

in.


'Ga zitten,' zei Muulke grinnikend.<br />

Bèr en Muulke reden me om beurten.<br />

Ook al had Bèr me verzekerd dat ik niet gezocht werd, en<br />

ook al leek niemand me op te merken, toch was ik blij dat<br />

we het centrum <strong>van</strong> de stad verlieten. We staken de weg over<br />

en kwamen langs het jongensweeshuis, sloegen linksaf tot we<br />

uiteindelijk bij de ingang <strong>van</strong> het kerkhof waren. Het was de<br />

officiële ingang die we zelden gebruikten, die met de brede<br />

oprijlaan.<br />

'Wat gaan we hier doen?' vroeg ik.<br />

Ze kregen iets geheimzinnigs over zich. Ik liet het maar<br />

zo. Ik genoot er te veel <strong>van</strong> dat ik weer buiten was. Het was<br />

een prachtige dag. <strong>De</strong> bomen gooiden hun bloesems uit als<br />

confetti. <strong>De</strong> zon was bijna warm. Ik soesde weg. Ik hoorde de<br />

stemmen <strong>van</strong> mijn zussen en af en toe die <strong>van</strong> Bèr. <strong>De</strong> kruiwagen<br />

knerpte over het witte grind tussen de graven.<br />

Een pater kwam ons tegemoet in zijn bruine habijt. Hij<br />

knikte ons toe.<br />

Ik zag het pas toen we halverwege het kerkhof waren.<br />

Ik sloeg mijn hand voor mijn mond.<br />

<strong>De</strong> grote linde was gevallen. Hoe cnorm de boom was zag<br />

je nu pas. Zelfs nu alle takken afgezaagd waren en een deel<br />

<strong>van</strong> de stam al weggehaald was, besloeg de linde nog bijna<br />

een kwart <strong>van</strong> het kerkhof. Als door een wonder waren maar<br />

weinig graven beschadigd.<br />

Het terrein om de omgevallen boom was helemaal afgezet<br />

met paaltjes en lint.<br />

VERB ODEN TE BETREDEN stond erop.<br />

Er liepen nog meer paters rond.<br />

'Heeft een hom dit gedaan?' vroeg ik.<br />

Muulke en Jes keken elkaar aan.<br />

'Vertel jij het maar,' zei Muulke.<br />

'Weet je nog het krantenbericht dat we je voorlazen?' zei


Jes. 'Over de twee bommen die op ons huis gevallen waren?'<br />

Ik knikte.<br />

'<strong>De</strong> krant had het fout. Het was er maar eentje.'<br />

'Eén wat?'<br />

'Een bom.'<br />

'Maar er waren toch twee inslagen?'<br />

'Die tweede inslag was een echte bom. Die raakte ons huis.'<br />

'En die eerste inslag? Die <strong>van</strong> de keldertrap?'<br />

'Dat was de boom.'<br />

'<strong>De</strong> boom?'<br />

'Het is de linde geweest die de keldertrap heeft laten instorten,'<br />

zei Muulke.<br />

'Hoe kan dat nou?' vroeg ik. '<strong>De</strong> boom is toch niet op ons<br />

huis gevallen?'<br />

'Het waren de wortels <strong>van</strong> de linde,' zei Muulke.<br />

'Dat is helemaal onzin,' zei ik geërgerd. 'Hoe kunnen wortels<br />

<strong>van</strong> een boom een keldertrap doen instorten. En trouwens<br />

een linde is een diep groeier, geen breedgroeier. Die<br />

stuurt zijn wortels recht de grond in, dus die kan nooit bij ons<br />

huis gekomen zijn.'<br />

Ik keek Bèr aan. 'Toch?'<br />

'Onder n-normale omstandigheden w-wel,' zei hij.<br />

Bèr liep naar een <strong>van</strong> de paters toe. Hij vroeg hem iets. <strong>De</strong><br />

broeder knikte. Bèr kroop onder het lint door, liet zich in de<br />

kuil zakken en woelde met zijn handen door de grond.<br />

'Wat doe je?'<br />

Hij klom weer uit de kuil. Hij liet me iets zien. Iets modderigs.<br />

'Wat is dat?'<br />

'K-kijk maar.'<br />

Hij veegde het met een mouw <strong>van</strong> zijn jas schoon. Gaf het<br />

me.<br />

'Een steen,' zei ik dommig.<br />

'Goed kijken,' zeijes.<br />

3 91


<strong>De</strong> steen glom een beetje. Hij was zwartblauw.<br />

'Een vuursteen?'<br />

Ze keken me vol verwachting aan. Maar ik begreep er steeds<br />

minder <strong>van</strong>. Wat was het verband tussen die vuursteen en de<br />

omgevallen linde? En wat had de vuursteen te maken met<br />

onze keldertrap?<br />

'Kom,' zei Muulke. Ze pakte me stevig onder mijn arm. Ik<br />

zuchtte. Ik wist dat, als ik het wilde snappen, ik maar het beste<br />

kon doen wat ze wilden.<br />

Bij de schuur <strong>van</strong> de Daamsen wemelde het <strong>van</strong> de paters.<br />

Ze liepen zwijgend de schuur in en uit. 'Wat doen al die paters<br />

hier?' vroeg ik.<br />

<strong>De</strong> schuur <strong>van</strong> de Daamsen had altijd propvol gestaan met<br />

tuingereedschap, houtopslag en een zwik andere spullen.<br />

Maar nu was hij leeggehaald. Alle planken en tafels waren<br />

bedekt met stukken vuursteen. Aan elk stukje steen was een<br />

kaare bevestigd met daarop een nummer en een datum in<br />

het sierlijke handschrift <strong>van</strong> de paters <strong>van</strong> Watersleijde.<br />

Nu pas zag ik dat het geen gewone vuurstenen waren. Ze<br />

waren hewerkt. Sommige waren rond, andere juist hoekig,<br />

met een scherpe kartelrand.<br />

'Wat is dit?' vroeg ik zacht.<br />

'<strong>De</strong> nieuwste vondst <strong>van</strong> de paters,' zei Bèr.<br />

Een pater kwam naar ons toe. Hij groette Bèr, Muulke en<br />

] es als oude bekenden.<br />

'Dus dit is Fing,' zei hij. Hij keek me behoedzaam aan.<br />

'Gaat het weer wat beter met je, kind?'<br />

Ik knikte.<br />

Muulke maakte een knicksje. 'Eerwaarde,' zei ze. 'Kunt u<br />

Fing vertellen wat u ons verteld heeft?'<br />

En dat deed hij.<br />

En ik luisterde met stijgende verbazing.<br />

392


Het omvallen <strong>van</strong> de linde had een archeologische schat blootgelegd.<br />

Een enorme verzameling <strong>van</strong> voorwerpen die ooit uit<br />

vuursteen gekapt waren. Bijlen, slagstenen, klopstenen, zelfs<br />

sieraden. Hoe ze hier terechtgekomen waren en waarom wisten<br />

de paters nog niet, maar waar ze <strong>van</strong>daan kwamen was wel<br />

duidelijk.<br />

'Uit de vuursteenmijn?' vroeg ik.<br />

<strong>De</strong> pater knikte.<br />

<strong>De</strong> schat moest er al gelegen hebben lang voordat de linde<br />

als zaadje ontkiemd was, vertelde hij. Lang voordat er een weg<br />

geweest was die Sjlammbams Sahara heette. Zelfs lang voordat<br />

er ooit een stad zou komen.<br />

En het was de schat die voor Gods wonder gezorgd had, zei<br />

hij.<br />

To en de linde nog maar een piepklein, pas ontkiemd plantje<br />

geweest was, had hij zijn fijne wortels omlaag de diepte in gestuurd.<br />

Alles ging normaal totdat hij groter werd en de wortels<br />

op weerstand gestuit waren. <strong>De</strong> voorwerpen uit vuursteen<br />

waren door de tijd en het gewicht <strong>van</strong> de aarde op elkaar geperst<br />

tot een grote enorme klomp waar geen wortel doorheen<br />

gekund had.<br />

En nu kwam het bijzonderste:<br />

Om te overleven had de boom zijn wortels <strong>van</strong> richting laten<br />

veranderen.<br />

Ik fronste. Het duurde even voordat ik snapte wat hij bedoelde.<br />

'U bedoelt dat de wortels opzij zijn gaan groeien?'<br />

'J a. ';J' zei 'M uu Ik e.<br />

'Onder Sjlammbams Sahara door?'<br />

'Verder,' zei Jes.<br />

'Zijn ze tot bij ons huis gegroeid?'<br />

'Nog verder,' zei Jes.<br />

Ik geloof dat dat het moment was dat ik iets begon te vermoeden.<br />

393


'Tot onder de kelder,' hoorde ik mezelf zeggen.<br />

Muulke enJes knikten tevreden.<br />

'Het "Achchch,'" riep ik. 'Het "Achchch!'" <strong>De</strong> pater keek<br />

me een beetje geschrokken aan. Ik geloof dat hij dacht dat ik<br />

nog niet helemaal in orde was. Maar Muulke en Jes keken me<br />

aan alsof ik de hoofdprijs gewonnen had.<br />

'En wij maar denken dat we huisgeesten hadden,' zeiJes.<br />

'Terwijl het gewoon de wortels <strong>van</strong> de linde waren die onder<br />

tegen de keldervloer schraapten!' riep Muulke uit.<br />

En toen snapte ik het. Snapte ik pas écht wat er die nacht<br />

gebeurd was.<br />

Ik zag het zo helder voor me alsof ik erbij was geweest.<br />

Muulke, Jes en oma Mei die zich in de kelder verscholen<br />

hadden op het moment dat de vliegtuigen begonnen over te<br />

vliegen. <strong>De</strong> schrik <strong>van</strong> oma Mei toen ze besefte dat de Mam<br />

en opa Pei achtergebleven waren in hun beschuitbus en kistje.<br />

Jes en Muulke die probeerden haar tegen te houden. En oma<br />

Mei die ze simpelweg niet daarboven kon laten staan omdat<br />

de Mam en opa Pei voor haar net zo levend waren als Jes,<br />

Muulke en ik.<br />

Hoe ze naar boven wilde rennen. En hoe precfés op dat<br />

moment de boom naar achteren tuimelde en als een hefboom<br />

de meer dan vuistdikke wortels door de keldervloer had laten<br />

breken.<br />

Nog geen twee tellen nadat oma Mei <strong>van</strong> de trap gedonderd<br />

was, ontplofte de bom in onze voortuin en blies de hele voorgevel<br />

<strong>van</strong> onze keuken weg. Als ze daar op dat moment geweest<br />

was, was ze morsdood geweest.<br />

394


Niet omkijken<br />

We stonden voor Negen Open Armen. Het was een troosteloos<br />

gezicht, de gehavende opengebarsten keuken, de zwartgeblakerde<br />

deuren en ramen, die los uit hun kozijnen hingen.<br />

'Hier, ' zei Bèr, terwijl hij me een stuk hout, een pot witte<br />

verf en een kwast gaf. 'Ik moet zo w-werken.'<br />

'Dat is goed,' zei ik.<br />

'Kun je de h-hele weg teruglopen?'<br />

'Natuurlijk.'<br />

Hij keek me aan. Ik keek terug.<br />

Hij glimlachte. Ik glimlachte terug.<br />

To en was hij weg.<br />

Ik schilderde zo groot mogelijk:<br />

PAP, PIE, EET, SJEER EN KRIT<br />

WH ZIJN ONGEDEERD EN BIJ FIE.<br />

KOM GAUW!<br />

To en ik klaar was, vond ikJes om de hoek, hoopvol turend bij<br />

de omvergeblazen voordeur. Ik stak mijn arm door de hare. Ik<br />

wist dat ze hetzelfde dacht als ik.<br />

Al die jaren had oma Mei dag in dag uit als een leeuwin<br />

op de foto's gepast. Eerst in haar grote groene koffer, daarna<br />

in bussen, blikjes en doosjes. Elke ramp had ze geprobeerd<br />

voor te zijn, eerst de eindeloze reeks <strong>van</strong> verhuizingen, daarna<br />

overstromingen en ten slotte een verdwaalde bom en een omvallende<br />

boom. En het had niet geholpen. Alles was voor niks<br />

geweest.<br />

395


To en we terugliepen, de hoek om, stond Muulke bij het<br />

tuinhek. In haar armen droeg ze huisraad, een pan, wat potten<br />

en nog wat kleinere spullen.<br />

'Ben jij nou toch naar binnen gegaan?' vroeg ik geschrokken.<br />

'Welnee,' loog ze zonder blikken of blozen, 'ik heb door<br />

het raam gereikt. Ik kon er gemakkelijk bij.' Maar de hele<br />

voorkant <strong>van</strong> haar jas zat onder de splinters en het stof.<br />

Sommige dingen zouden nooit veranderen.<br />

We lieten het tuinhekje zorgvuldig in het slot klikken. Het<br />

was het enige deel <strong>van</strong> het hek dat niet was weggeblazen. Het<br />

was armzalig, het was nutteloos, maar het was het enige wat<br />

we doen konden.<br />

We keken niet meer om naar Negen Open Armen. Het zou<br />

bot geweest zijn, onbeleefd.<br />

We liepen zwijgend verder, we keken naar onze voeten hoe<br />

ze in en uit de schaduwen <strong>van</strong> de hoog overhangende eiken<br />

<strong>van</strong> de Holle Weg kwamen. En het enige wat ik hoorde was<br />

het eeuwige geruis <strong>van</strong> de wind en een lepeltje dat vrolijk rinkelde<br />

in het enige glaasje dat op de een of andere miraculeuze<br />

manier niet gesneuveld was.


Verantwoording en dank<br />

Net als het boek Negen Open Armen, het eerste boek over<br />

Fing, Muulke, Jes en hun familie is <strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong> geen<br />

historisch verslag maar fictie. <strong>De</strong> stad in het boek vertoont<br />

overeenkomsten met het Zuid-Limburge Sittard, maar het<br />

is niet dezelfde stad. Ik heb de historische, culturele en geografische<br />

elementen <strong>van</strong> Sittard gebruikt daar waar het in het<br />

verhaal <strong>van</strong> pas kwam. Op andere momenten heb ik ervoor<br />

gekozen om er<strong>van</strong> af te wijken. Zo bestaat er weliswaar een<br />

heuvelachtig bosgebied dat de Kollenberg heet, maar dat is<br />

minder uitgestrekt dan in dit bock. In de middeleeuwen liepen<br />

de uitlopers <strong>van</strong> de Kollenberg echter nog naadloos over<br />

in de bossen <strong>van</strong> Duitsland.<br />

Er was vroeger ook een oude zandgroeve in de Kollenberg,<br />

maar daarin bevond zich geen vuursteenmijn. <strong>De</strong> mijnen komen<br />

alleen zuidelijker voor, onder andere in Valkenburg en<br />

Ryckholt.<br />

<strong>De</strong> oorlog eiste in Sittard procentueel gezien de meesteJoodse<br />

slachtoffers <strong>van</strong> Nederland. Slechts één procent overleefde<br />

de oorlog.<br />

Bij het schrijven <strong>van</strong> dit boek ben ik door veel mensen geholpen.<br />

Een aantal wil ik met nadruk bedanken: Peer Boselie<br />

en Jac Lemmens voor hun deskundige hulp bij het tot leven<br />

wekken <strong>van</strong> de geschiedenis <strong>van</strong> de Joden <strong>van</strong> de stad Sittard;<br />

WIlma <strong>van</strong> den Brink en Marion Voncken voor inzage in en<br />

uitleg <strong>van</strong> hun werkstuk: <strong>De</strong> Jodenvervolging in Sittard; Meneer<br />

Silbernberg die zijn indrukwekkende en aangrijpende<br />

levensgeschiedenis als Joodse jongen schreef en tekende in<br />

Spelend de OOl'log door; Marjolijn Hof, Rebecca Noldus, Anneke<br />

Scholtens, Marianne Grootenboer-Snoei, Floortje Zwigtman<br />

en mijn eigen man: dank, dank, dank, voor het meelezen en<br />

399


geven <strong>van</strong> waardevolle adviezen en voor de bemoedigende<br />

opmerkingen waarmee ze me aan het werk kregen en hielden;<br />

Dik Zweekhorst, Jacques Dohmen en Nelleke Berns, (oud-)<br />

redacteuren <strong>van</strong> Querido dank ik voor het helpen uitvlooien<br />

<strong>van</strong> de tekst tot het uiteindelijk een boek wilde worden.<br />

Ten slotte een speciale dankvermelding aan Mevrouw Linssen-Rutten.<br />

Niet alleen omdat ze haar levensverhaal met me<br />

wilde delen, maar ook omdat ze me raakte met haar openheid,<br />

wijsheid en uitzonderlijke mildheid over alles wat er gebeurd<br />

is in die moeilijke oorlogsjaren.<br />

4°0


f,imburgse woordenlijst<br />

dreuvige - droevige<br />

eeuwig moos -lokale Limburgse koolsoort, die vooral gegeten<br />

werd door armen omdat hij heel goedkoop was<br />

heiviJj -letterlijk: 'naar huis'<br />

Judljudde -Jood!] oden<br />

kendj - kind<br />

klepsj - klihpaan of roddelaar<br />

krombrood 1'aape - Sittardse traditie. Typisch Limburgse broodjes<br />

in de vorm <strong>van</strong> een halvemaan werden uitgedeeld bij dit<br />

feest. Aan<strong>van</strong>kelijk bedoeld om de armen te steunen, later<br />

werd het vooral een feest voor kinderen. Het wordt nog<br />

steeds gevierd. <strong>De</strong> broodjes worden afgeworpen op de steilste<br />

en hoogste helling <strong>van</strong> de holle weg in de Kollenberg, de<br />

Krombroodberg geheten.<br />

kwats) - onzin<br />

mi!iam-- verdorie<br />

oppe hook - op de hoek<br />

Paterskoel - letterlijk: 'kuil <strong>van</strong> de paters'. Hier bedoeld als:<br />

mijn, plek waar grondstof (vuursteen, steenkool) gewonnen<br />

werd.<br />

Pruus(e) - Duitser(s)<br />

Pruusin - Duitse<br />

Sint-Joep - Sittardse feestdag met markt ter ere <strong>van</strong> Sint-Jozef<br />

op 19 maart<br />

sjiethoes - bangerik<br />

sjimmie -lunapark<br />

sjlamm - natte brij <strong>van</strong> kolengruis waarmee vroeger gestookt<br />

werd door arme mensen, omdat dat goedkoper was dan<br />

met kolen stoken<br />

s)lammboer - bezorger <strong>van</strong> steenkolengruis<br />

sjloddermadam - smeerpoets<br />

sjpensele - naaigereilfournituren<br />

40I


Truuke Ruuzei - Truusje Reuzel<br />

ulezeik - kattenpis


Duitse woonienlijst<br />

auftnachen bitte - opendoen alstublieft<br />

bitte, Váti Boon - alsjeblieft, vader* Boon<br />

Bube - jongen<br />

deine Eltern - je ouders<br />

die bunte Puppenwelt- de kleurrijke poppenwereld<br />

dumme Fragen - domme vragen<br />

ein kleiner Unfàll- een ongelukje<br />

Geburtstag - verjaardag<br />

Gib mir deine Hände - Geef me je handen<br />

Grüne Ordnungspolizei - Duitse ordepolitie in bezet Nederland,<br />

ook wel Groenen genoemd. Hield zich bezig met dagelijkse<br />

politietaken.<br />

f!:llck doch mal- kijk toch eens<br />

Herr Doktor - Heer Dokter<br />

Hintern - achterwerk<br />

Jüdisches gescháft-Joods bedrijf/winkel<br />

Kaffee - Koffie<br />

krank - ziek<br />

Luujbursche - loopjongen<br />

Lieblings- -lievelings­<br />

Liignerin - leugenaarster<br />

nicht trocken hinter den Ohren - niet droog achter de oren (zijn)<br />

nicht weinen - niet huilen<br />

nur gucken - alleen kijken<br />

schneller- sneller<br />

Schwester - zus<br />

Sicherheitspolizei (SD) - Duitse politiedienst in bezet Nederland<br />

die zich onder andere bezig hield met opsporen en uitschakelen<br />

<strong>van</strong> verzetsactiviteiten<br />

Sperrzeit - tijd waarbinnen het verboden is zich op straat te<br />

bevinden. In de oorlog was het meestal <strong>van</strong> 22.00 tot 05 .00<br />

uur.


Tantehen - tante*<br />

tapfere Holliinder- dappere Hollanders<br />

um Gotteswillen - in godsnaam<br />

und jetzt dahin - en nu daar naartoe<br />

Vogelscheuche -vogelverschrikker<br />

wunderba1'- geweldig


Jiddisje woordenlijst<br />

afikoman - het laatste stukje matse (ongezuurd brood) dat aan<br />

het eind <strong>van</strong> de Pesachmaaltijd verstopt wordt. Gebruik is<br />

dat volwassenen het stukje brood verstoppen en de kinderen<br />

het moeten vinden, of omgekeerd. <strong>De</strong> kinderen krijgen<br />

een beloning voor het vinden of verstoppen.<br />

chameets - gezuurd brood. Als voorbereiding op Pesach is het<br />

de traditie om het hele huis <strong>van</strong> chameets te zuiveren. Chameets<br />

die gevonden wordt mag verkocht, weggegeven of<br />

vernietigd worden.<br />

cholent-Joods stoofgerecht<br />

gefilte fisj -J oods visgerecht<br />

hagada - het verhaal <strong>van</strong> de uittocht <strong>van</strong> de Joden uit Egypte<br />

dat elk jaar met Pesach verteld wordt<br />

latkes - koekjes<br />

Pesach - Joods lentefeest. Het duurt acht dagen en herinnert<br />

aan de Joodse uittocht uit Egypte.<br />

sjoel- volkstaal voor de Joodse synagoge<br />

sjabbes- zaterdag, de Joodse rustdag


Uitgeverij Querido stelt alles in het werk om op milieuvriendelijke en<br />

duurzame wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie<br />

<strong>van</strong> dit boek is gebruikgemaakt <strong>van</strong> papier dat het keurmerk <strong>van</strong> de F 0-<br />

rest Stewardship Council (F SC) mag dragen. Bij dit papier is het zeker<br />

dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid.<br />

IJ<br />

FSC<br />

--<br />

MIX<br />

Papier <strong>van</strong><br />

verantwoord. harkom.t<br />

FSCO C01 9440

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!