Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Benny</strong> <strong>Lindelauf</strong><br />
<strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong><br />
Ams terdam· Antwerpen<br />
Em. Querido's Uitgeverij BV<br />
20T!
Voor mijn familie,<br />
<strong>van</strong> het bloed of <strong>van</strong> het hart<br />
Bekroond met de Woutertje Pieterse Prijs WIl en<br />
de Dioraphte]ongerenliteratuurprijs ZOII<br />
www.queridojeugdboeken.nl<br />
www.bennylindelauf.com<br />
Voor het schrijven <strong>van</strong> dit boek ontving de auteur een werkbeurs <strong>van</strong><br />
het Nederlands en <strong>van</strong> het Vlaams Fonds voor de Letteren.<br />
SI'ICHI'IIiG<br />
FO II D S<br />
YOOR DE<br />
LEt'I'EREIl<br />
vlaam'llI<br />
Fonds<br />
vorH fll'<br />
lelIereIl<br />
Eerste druk, 2010; tweede, derde en vierde druk, ZOIl<br />
Copyright © 2OIO <strong>Benny</strong> <strong>Lindelauf</strong><br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd enlof openbaar<br />
gemaakt, in enige vorm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming <strong>van</strong> Em. Querido's Uitgeverij BV, Singel<br />
26z, 1016 AC Amsterdam.<br />
Omslag Brigitte Slangen<br />
Omslagbeeld Trevi Ilion Images
Bless tbe beasts and tbe cbildren<br />
light theh" way wben dm"kness<br />
surrounds tbem<br />
Shirley Bassey<br />
Huisje, boompje, beestje<br />
Onbekend
.. u •.<br />
. ." .. .<br />
.11 • •<br />
.... tl ...<br />
.... 1 ..<br />
...1. ,<br />
/'<br />
/'
Inhoud<br />
<strong>De</strong>el r<br />
Een Gouden To ekomst<br />
1938-1939<br />
In de Hemel 15<br />
Heilige Boon 20<br />
Chef <strong>van</strong> transport 24<br />
Onze grootvader in de beschuitbus 27<br />
Mijn Gouden To ekomst 33<br />
Sigaren uit de achtertuin 38<br />
<strong>De</strong> terugkeer <strong>van</strong> Nienevee 47<br />
I Iet einde <strong>van</strong> piep en kraak 54<br />
Zandpluk en het tegendeel <strong>van</strong> zorgen 64<br />
Jassen die passen 67<br />
Een oude toekomst 74<br />
<strong>De</strong> pop die alles zag (I) 77<br />
<strong>De</strong>el 2<br />
Fings oorlog<br />
1939-194°<br />
<strong>De</strong>ine liebe Freundin Fing 85<br />
Geluk 91<br />
Drukte die nog komen moet 96<br />
Geen liefdadigheid I02<br />
<strong>De</strong> wereld laten draaien IO 8
Vriendinnen IJ 3<br />
Diepgroeiers II7<br />
Ecn Vrouw vol Vrijwillige Werken 12 5<br />
Voorbereidingen 130<br />
Het Grote Gemengde Feest I36<br />
Een ongelukje kan gebeuren I4I<br />
Acht-en-een-kwart armen 147<br />
Krombroodrapen T58<br />
Betaalfamilie 165<br />
<strong>De</strong>el 3<br />
Gods bakplaat<br />
1940-1941<br />
Een nieuwe karavaan I73<br />
Niet voor kinderen 178<br />
Mejuffrouw Vroon 181<br />
Een oorlog <strong>van</strong> broers (r) 184<br />
Zesde Schouder 188<br />
Mijn meisje 192<br />
Gods Bakplaat (r) 195<br />
Verkering 202<br />
<strong>De</strong> verbonden boom 206<br />
Gods Bakplaat (n) 2Il<br />
Een oorlog <strong>van</strong> broers (n) 2I8<br />
<strong>De</strong>el 4<br />
<strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong><br />
I94I-I942<br />
Tussentijd (r) 229<br />
Suiker op straat 23 5<br />
Berichten 241
Een glorieuze toekomst 253<br />
Geloven in Sint-Nicolaas 259<br />
Heilige Boon 267<br />
Tussentijd (n) 271<br />
Fing en Fing 276<br />
<strong>De</strong> ligging <strong>van</strong> de Amazone 282<br />
Diefstal 291<br />
<strong>De</strong> Paterskoel 294<br />
Het geheim <strong>van</strong> de mijn 300<br />
Hoe een rat niet te <strong>van</strong>gen 307<br />
<strong>De</strong>els<br />
<strong>De</strong> schat <strong>van</strong> de linde<br />
1942-1943<br />
<strong>De</strong> onbeperkte mogelijkheden <strong>van</strong> het<br />
Wondergezondheidsbed 317<br />
Piep en kraak 323<br />
Pakjesavond 329<br />
<strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong> 334<br />
Op de vlucht 345<br />
Het midden <strong>van</strong> het donker 350<br />
<strong>De</strong> pop die alles zag (11) 356<br />
Geen weg terug 373<br />
Het zout en de tranen 380<br />
<strong>De</strong> wereld is plat 383<br />
<strong>De</strong> schat <strong>van</strong> de linde 389<br />
Niet omkijken 395<br />
Verantwoording en dank 399<br />
Verklarende woordenlijsten 401
<strong>De</strong>el I<br />
Een Gouden Toekomst<br />
I938-I939
In de Hemel<br />
Op een regenachtige middag moest ik naar de Hemel.<br />
'Niks aan de hand, hoor,' zei de non die het bericht kwam<br />
brengen, maar dat was natuurlijk kwats}. Niemand ging ooit<br />
zómaar naar de Hemel.<br />
Het nieuws zong snel rond. Nog voordat ik bij de trap was,<br />
stonden er meisjes om me heen die druk met elkaar praatten<br />
alsof ik er niet bij was.<br />
'Ze moet naar de <strong>hemel</strong>!'<br />
'Wie?'<br />
'Fing.'<br />
'Fing Bóón?'<br />
'Naar de <strong>hemel</strong>?'<br />
'Wat heeft Fing daar nou te zoeken?'<br />
'Wat wil het Slagschip <strong>van</strong> háár?'<br />
Hun verbazing was minstens zo groot als de mijne. <strong>De</strong> directrice<br />
liet je alleen roepen als je iets uitgehaald had, en ik<br />
stond niet bepaald bekend als durfal of uitvreter. Het enige<br />
wat ik kon bedenken was dat Muulke weer iets had uitgehaald.<br />
Niet dat het dan zin had mij te roepen. Mijn zus luisterde naar<br />
niemand en al helemaal niet naar mij.<br />
<strong>De</strong> Hemel was de zolderverdieping <strong>van</strong> onze school. Behalve<br />
de kamer <strong>van</strong> het Slagschip bevond zich er ook de opslagplaats<br />
met kostuums en attributen voor de processies,<br />
waaronder honderdtwintig engelenvleugels <strong>van</strong> kippenveren.<br />
Ik beklom de steile trap die eindigde bij een azuurblauw geverfd<br />
trapportaal en een grote eikenhouten deur. Toen ik aangeklopt<br />
had en binnen mocht komen, zag ik dat de kamer op<br />
IS
de directrice na leeg was. Verbaasd keek ik om me heen.<br />
'Ga zitten, kind.'<br />
Het Slagschip zat gebogen over een stapel papieren. Ze was<br />
de enige burgervrouw die op onze school rondliep. Ze had dik<br />
grijs haar dat in een kolossale wrong op haar hoofd lag en als<br />
ze liep deinde haar enorme boezem op en neer, als een schip<br />
in een kalme haven.<br />
Ik hoorde ccn stoel schuiven. Ze keek me aan. Haar blik<br />
was scherp, maar niet onvriendelijk. 'Hoe gaat het met oma?'<br />
'Eh ... goed,' zei ik.<br />
'Broers?'<br />
'Ook goed.'<br />
'<strong>De</strong> Pap?'<br />
Ik kon me niet meer inhouden. 'Wat heeft Muulke uitgevr<br />
... eh ... gedaan?'<br />
'Muulke?'<br />
Ze maakte een beweging met haar hoofd en de wrong<br />
schokte een beetje naar voren. Vanaf hier gezien was die<br />
wrong echt groot. Als je zou zeggen dat er een klein dier op<br />
haar hoofd lag te slapen, zou iedereen het ook geloven. Ze<br />
voelde voorzichtig met haar handen, schoof hem weer op de<br />
juiste plek en bevestigde hem met twee haarspelden.<br />
'Fing.'<br />
'Ja, mevrouw de directrice?'<br />
'<strong>De</strong>nk je wel eens aan later?'<br />
'Later, mevrouw?'<br />
'Als je <strong>van</strong> school gaat.'<br />
Ik haalde mijn schouders op. Meisjes werden dienstbode of<br />
hulp in een winkel als ze geluk hadden, maar voor de meesten<br />
was er de tricotagefabriek Rosita, waar ondergoed gemaakt<br />
werd, en in het ergste geval deed je schoonmaakwerk op het<br />
slachthuis. To t je trouwde en kinderen kreeg.<br />
Het Slagschip pakte een mapje <strong>van</strong> de stapel papier. To t<br />
mijn verbazing zag ik dat het mijn rapporten waren.<br />
'Je gedrag is goed, je vlijt is goed,' zei ze. 'Je haalt goede
cijfers. Het enige zwakkere vak is aardrijkskunde.'<br />
Ik knikte. Ik kon uren studeren op een landkaart en dan nog<br />
liep alles in mijn hoofd door elkaar. Muulke zei altijd dat het<br />
kwam doordat ik zo'n hekel aan verhuizen had.<br />
'Maar afgezien daar<strong>van</strong>,' vervolgde het Slagschip, 'ben je<br />
een <strong>van</strong> de besten <strong>van</strong> je klas.' Ze liet een korte pauze vallen.<br />
'Fing.'<br />
'Ja, mevrouw?'<br />
'Zou je lerares willen worden?'<br />
Ik staarde haar aan.<br />
'Het is nog niet zeker,' zei ze. 'Maar zou je het willen? Mm,<br />
ja,' zei ze toen ze zag dat ik geen stom woord kon uitbrengen.<br />
'Ik snap dat ik je wellicht een beetje overval. En dat je er<br />
even over wil nadenken. We komen er later nog op terug. En<br />
Fing .. .'<br />
'Ja, mevrouw?'<br />
'We zullen nog even niets zeggen. Te gen niemand. We zullen<br />
er even kalm over nadenken.' Zonder overgang boog ze<br />
zich weer over haar papieren. Ze pakte haar vulpen en hegon<br />
te schrijven.<br />
'Doe je de deur achter je dicht?'<br />
Buiten gloeiden mijn wangen alsof ik een klap gekregen had.<br />
Muulke en Jes, die bij het schoolhek gewacht hadden, kwamen<br />
aangerend.<br />
'Wat moest ze?'<br />
'Niks,' zei ik.<br />
'Niks?' zei Muulke verbaasd. 'Moest je naar de Hemel voor<br />
niks?'<br />
Ik voelde me rood worden. 'Ze wilde weten hoe het met<br />
oma was,' zei ik snel. Gelukkig werd de aandacht <strong>van</strong> mijn<br />
zussen afgeleid.<br />
Op de kiosk <strong>van</strong> de markt hing een groot plakkaat:
ZONDAG 10 SEPTEMBER 22.00 UUR<br />
GROOTS VUURWERK BIJ DE ROEIVIJVER<br />
TER ERE VAN HET VEERTIGJARIGE JU BILEUM<br />
VAN WILHELMINA, ONZE GELIEFDE VORSTIN<br />
'<strong>De</strong>nk je dat we mogen?' vroegjes.<br />
'Fing en ik wel,' zei Muulke.<br />
'!k ook.'<br />
'Jij bent te klein.'<br />
'Ben ik niet.'<br />
'Kleine kinderen horen in bed,' zei Muulke.<br />
'Fing, zeg dat ze ophoudt.'<br />
Voordat ik er zelf erg in had was ik de boel weer aan het<br />
sussen. We waren een zussenmachine met tandwielen die feilloos<br />
in elkaar grepen.<br />
We liepen langs de kruidenierswinkel <strong>van</strong> Betje Garen, die<br />
ondanks de motregen verwoed haar twee grote ramen zeemde.<br />
Dat deed ze elke dag, net als haar stoepje schrobben en<br />
azen op roddels.<br />
'Wat hoor ik nou?' vroeg ze, terwijl ze wiebelend op haar<br />
laddertje een 10k <strong>van</strong> haar pikzwarte haar wegblies. 'Heeft jullie<br />
Krit een meisje? Was de Pap verkouden? En hebben jullie<br />
ratten in de kelder?'<br />
We zwegen.<br />
'Zeg maar tegen jullie grootmoeder dat ik weer Sunlight<br />
Zeep heb,' riep ze ons na. 'Niet vergeten!'<br />
Eenmaal onder de Putse Poort door lieten we de stad achter.<br />
Hier begonnen de akkers, de velden en een lange slingerende<br />
weg, Sjlammbams Sahara genaamd. We waren nog<br />
maar net de weg opgelopen, toen er geknars achter ons klonk<br />
en een prei blauwe automobiel langs ons heen gleed.<br />
Het gebeurde maar zelden dat automobielen Sjlammbams<br />
Sahara in sloegen. <strong>De</strong> weg was alleen het eerste stukje verhard.<br />
Voorbij de smid werd hij <strong>van</strong> leem en hobbelig en kwam<br />
er niets meer behalve ons huis.
<strong>De</strong> regen was opgehouden. <strong>De</strong> ruit <strong>van</strong> de automobiel ving<br />
het zonlicht, zodat we niet konden zien wie erin zat. Maar<br />
zoveel auto's waren er in die dagen nog niet, en al helemaal<br />
zelden zag je een preiblauwe.<br />
'<strong>De</strong> Sigarenkeizer!' riep Muulke.<br />
<strong>De</strong> Sigarenkeizer was <strong>van</strong> alle sigarenhandelaren in de stad<br />
de grootste, en hij was een <strong>van</strong> de machtigste mannen <strong>van</strong> de<br />
stad. Hij was de enige die zijn sigarenwerkplaats gemechaniseerd<br />
had. Er waren ook andere kleinere handelaren: de Sigarenkoningen.<br />
Sinds kort was de Pap een <strong>van</strong> hen.<br />
'Hij gaat naar ons toe!' riep Jes opgewonden.<br />
Ze renden er<strong>van</strong>door.<br />
<strong>De</strong> Sigarenkeizer toverde munten uit je neus, veranderde<br />
zakdoeken in speelkaarten en omgekeerd. Ooit had hij op de<br />
markt <strong>van</strong> Sint-Joep een complete os laten verdwijnen waar<br />
iedereen bij stond. Dat werd tenminste verteld. En je wist<br />
nooit waar en wanneer hij een nieuw truc zou uithalen.<br />
'Bij elkaar blijven!' riep ik. 'We moeten .. . '<br />
'Kom dan, sjiethoes,' riep Muulke en ze lachte zo hard dat<br />
de mussen opvlogen uit het kreupelhout. 'Jîj blijft achter, niet<br />
wij!'<br />
Elke keer als ons huis aan het eind <strong>van</strong> d holle weg opdook<br />
probeerde ik te zien wat iemand anders zien zou, iemand<br />
die het niet kende. Negen Open Armen was niet bepaald een<br />
lieflijk huis. Het stond bokkig met de rug naar de wereld toe,<br />
ver buiten de stad, naast het stadskerkhof. Mooi kon je het al<br />
helemaal niet noemen, met zijn verweerde brokkelige bakstenen,<br />
de scheefgetrokken raamlijsten en het dak met rode en<br />
zwarte dakpannen, kriskras door elkaar als de vleugels <strong>van</strong> een<br />
vogel in de rui.<br />
Maar altijd als Negen Open Armen in zicht kwam, ademden<br />
wij iets dieper uit, alsof we de hele dag één ldeine ademtocht<br />
achtergehouden hadden, die we dan pas konden wegzuchten.
Heilige Boon<br />
<strong>De</strong> automobiel stond nog natikkend voor ons huis. Muulke en<br />
J es holden naar het hek, dat piepend openklapte, en renden<br />
het pas geschrobde tuinpad op naar de keukendeur.<br />
'Wacht nou even,' zei ik, maar ze waren al binnen.<br />
Binnen verwachtte ik de gebruikelijke chaos. Onze vier<br />
broers en de Pap zaten meestal net te schaften als we thuiskwamen<br />
en oma Mei had koffie gezet. En altijd was het een<br />
drukte <strong>van</strong> belang, gelach en geruzie, bonkende voetstappen<br />
en slaande deuren.<br />
Nu was het stil.<br />
Ik struikelde over mijn zussen die vlak achter de drempel<br />
waren blijven staan.<br />
Oma Mei rommelde nadrukkelijk in de keukenkastjes.<br />
<strong>De</strong> klok sloeg half vijf.<br />
'Waar is de Sigarenkeizer?' vroeg Muulke.<br />
'Jassen ophangen, graag,' zei oma Mei. 'Muulke, doe je<br />
haarspeld goed. Je ziet emit als een sjloddermadam. Jes, niet zo<br />
hangen. Moet je krom worden als de hoofdletter C?'<br />
Ze zei wat ze altijd zei, maar er was iets met de klank <strong>van</strong><br />
haar stem.<br />
Muulke spiedde met haar generaalsogen rond en wees toen<br />
naar de schuifdeuren <strong>van</strong> de woonkamer.<br />
Daar, tussen de kier door, zagen we nog net een stukje <strong>van</strong><br />
de sofa en een paar voeten met vuurrood gelakte pumps.<br />
'J)e Pruusin! <strong>De</strong> Pruusin!' fluisterde Muulke opgewonden,<br />
alsof er een exotische vogel midden in onze woonkamer geland<br />
was.<br />
20
Het verhaal ging dat de Sigaren keizer zijn Pruusin ontmoet<br />
had op een <strong>van</strong> zijn zakenreizen in Duitsland en dat ze<br />
getrouwd en wel terugkeerden. Zij met een knots <strong>van</strong> een ring<br />
aan haar vinger, met ingelegde diamantjes. Die <strong>van</strong> hem was<br />
trouwens nauwelijks kleiner. Er werd wat afgesputterd. Niet<br />
alleen was de stad een groot feest door de neus geboord waar<br />
de hele middenstand <strong>van</strong> mee had kunnen profiteren, maar<br />
dat hij nu net met een Pniósin moest aankomen! Of er echt<br />
een ongemakkelijke treinreis <strong>van</strong> zeven uur voor nodig geweest<br />
was om terug te komen met een Pruusin! Als hij er dan<br />
toch zo nodig eentje wilde, waarom was hij dan niet gewoon<br />
naar de zaterdagmarkt gegaan, waar het ondanks al 'het Gedoe'<br />
<strong>van</strong> de Pruuse wemelde.<br />
Niet dat iemand dat hardop zei. <strong>De</strong> Rijken deden tenslotte<br />
wat ze wilden.<br />
Oma Mei dreef ons naar de woonkamer.<br />
'Ach, de kinderen Boon,' riep de vrouw <strong>van</strong> de Sigarenkeizer<br />
uit, toen ze ons zag.<br />
We maakten een knicksje en stapten schoorvoetend de<br />
woonkamer binnen. Het voelde raar, alsof het ineens niet<br />
meer onze woonkamer was. Jes verstopte zich achter mij,<br />
maar Muulke schudde haar verlegenheid af als een eend waterdruppels<br />
en plofte naast haar neer.<br />
'Later wil ik ook zulke schoenen,' zei ze. 'En ik word nog<br />
veel mooier dan u.'<br />
<strong>De</strong> Pruusin lachte. Het klonk net zo hees als wanneer ze<br />
praatte.<br />
'Veel, veel mooier,' zei ze in haar keurige Nederlands terwijl<br />
ze Muulkes dikke poppen haar aaide.<br />
'Ja hè,' zei Muulke gelukzalig.<br />
<strong>De</strong> Pruusin klopte op de bank en ik ging ook bij haar zitten,<br />
metjes achter me. 'Hoe gaat het op school?'<br />
'School heeft een hekel aan mij,' vatte Muulke zakelijk samen.<br />
'Van Jes vinden ze natuurlijk alles goed, maar dat is omdat<br />
ze een zwervel heeft.'<br />
2I
'Een zwervel?'<br />
'Ze heeft een wervel die soms scheef zit,' zei ik.<br />
'En ze kan mooi zingen,' voegde Muulke eraan toe. 'Dat<br />
helpt ook. Maar Fing is écht goed. Omdat ze zo braaf is en<br />
altijd oplet.'<br />
Het was niet als compliment bedoeld. Muulke had me al<br />
vaak genoeg ingewreven dat ik een heilige boon was en zo saai<br />
dat ik er op een dag aan zou doodgaan.<br />
<strong>De</strong> Pruusin glimlachte.<br />
Toen was het stil. Vanuit de sigarenwerkplaats hoorden we<br />
de stemmen <strong>van</strong> de Pap, onze broers en die <strong>van</strong> de Sigarenkeizer.<br />
We konden niet precies horen wat ze zeiden, want het<br />
bovenlicht was dicht, maar het klonk gewichtig.<br />
Oma Mei kwam de woonkamer binnen.<br />
'Het is natuurlijk niet veel,' zei ze. Ze zette het dienblad<br />
neer met de pot koffie en driekwart zelfgebakken abrikozenvlaai.<br />
'Ach, nein,' riep de Pruusin. 'Dit is toch wunderbar.'<br />
'Als u uw bezoek even <strong>van</strong> tevoren had laten weten,' zei oma<br />
Mei. 'Dan had ik alle rommel kunnen opruimen.'<br />
<strong>De</strong> vrouw <strong>van</strong> de Sigarenkeizer keek verwonderd om zich<br />
heen. <strong>De</strong> woonkamer <strong>van</strong> Negen Open Armen glom als de<br />
ruiten <strong>van</strong> Betje Garen. Oma Mei zorgde er wel voor dat het<br />
huis spic en span bleef. Wij kregen elke dag een eindeloze lijst<br />
met klusjes die we doen moesten als we uit school kwamen.<br />
Nu ze de vlaai in grote punten sneed (onder protest <strong>van</strong> de<br />
Pruusin) schoot onze grootmoeder de lijst weer te binnen.<br />
'We hebben geen water meer,' zei ze. 'En in de verstelmand<br />
ligt nog een paar sokken met gaten.'<br />
'Toch niet wéér <strong>van</strong> Muulke?' zei Jes.<br />
'En als jullie daarmee klaar zijn, naast de moestuin ligt<br />
losgetrokken onkruid voor de composthoop en takken voor<br />
brandhout. Jes, jij niet.'<br />
We liepen naar het kerkhof waar de waterput was.<br />
Het was begin september en de zomer was al over zijn<br />
22
hoogtepunt heen. <strong>De</strong> zon zakte vlammend rood achter de<br />
kerkhofhaag totdat het licht alleen nog als een smeulend<br />
vuurtje opgloeide tussen het hechte groen.<br />
'Wat denk je dat de Sigarenkeizer doen komt?' vroeg<br />
Muulke, toen we de emmer onder de pomp zetten.<br />
'Hoe moet ik dat nou weten?' vroeg ik.<br />
Muulke wist het natuurlijk ook niet, maar zoals altijd liet ze<br />
zich daar niet door tegenhouden. In een mum <strong>van</strong> tijd verzon<br />
ze een verhaal over woeste bendes die halve steden uitmoordden<br />
en onze grensweg gebruikten om sigaren het land uit te<br />
smokkelen.<br />
'Niet waar,' zeijes bang. 'Fing, het is toch niet waar wat ze<br />
zegt?'<br />
Maar ze keek er zo gretig bij dat Muulke geen aansporing<br />
nodig had om het verhaal nog wilder en moorddadiger te maken.<br />
Net toen Muulkes verhaal zo bloederig begon te worden<br />
dat zelfs ik er ongemakkelijk <strong>van</strong> werd, hoorden we de automobiel<br />
starten. Het volgende moment zagen we een veeg<br />
blauw in de opening <strong>van</strong> de haag wegglijden.<br />
Muulke en Jes renden naar de haag toe, maar het was al te<br />
laat. <strong>De</strong> autornohiel was verdwenen.<br />
'Nou weten we nog niet wat hij kwam doen,' zeijes.<br />
'Wat maakt dat nou uit!' riep Muulke ult. 'Het is veel erger<br />
dat hij weggaat zonder truc!'
Chef <strong>van</strong> transport<br />
Maar in de keuken leek het alsof de Sigarenkeizer toch getoverd<br />
had. Onze broers zaten zo rechtop dat we de stoelen onder<br />
ze uit hadden kunnen trekken. Ze staarden als gehypnotiseerd<br />
naar de Pap, die op zijn beurt weer naar oma Mei keek.<br />
'Wat is hier aan de hand?' vroeg ik.<br />
Pie floot.<br />
'Dat is geen ulezeik,' zei Krit.<br />
Sjeer, Pie en Eet knikten instemmend, zwaar onder de indruk.<br />
Alle drie keken we ongerust naar het uilenoog <strong>van</strong> oma<br />
Mei, want wanneer dat tolde betekende het onraad. Ze kon<br />
er mensen de stuipen mee op het lijf jagen, maar voor ons was<br />
het niet meer dan een kompas. To t onze opluchting bewoog<br />
het nauwelijks.<br />
'<strong>De</strong> Sigarenkeizer heeft gevraagd of de Pap chef wil worden,'<br />
zei Krit. Weer draaiden hun hoofden zich naar de Pap,<br />
die zijn hoofd op hetzelfde moment weer naar oma Mei draaide.<br />
Als Muulke, Jes en ik een zussenmachine waren, dan was<br />
de rest <strong>van</strong> ons gezin de fabriek waarin we draaiden.<br />
Onze grootmoeder deed haar best niets prijs te geven. Nutteloos<br />
natuurlijk, want we wisten allang wat ze er<strong>van</strong> vond.<br />
Voordat de Pap de vijfde Sigarenkoning geworden was, was<br />
hij mandenmaker geweest, dakdekker, verkoper <strong>van</strong> zijden<br />
kussenslopen en had hij nog een zwik onduidelijke baantjes<br />
gehad en elke onderneming was vroeg of laat op een ramp<br />
uitgelopen.<br />
'Chef <strong>van</strong> Transport,' zei oma Mei.
'Wat is transport?' vroeg Jes.<br />
'Iets met reizen,' zei Krit. Er lag papier op tafel. Briefpapler.<br />
MOLS EXPEDITIE BEDRIJF<br />
INTERNATIONALE TRANSPORT ONDERNEMING<br />
VERPAKKINGEN IN- EN UITKLARING-OPSLAG<br />
'Maar hij is toch Sigarenkeizer?' vroeg Muulke.<br />
'Dat is allang zijn enige onderneming niet meer,' zei de<br />
Pap. 'Het wordt te druk, zegt hij. Hij kan niet meer alles zelf<br />
doen.'<br />
'En dus ga jij zijn chef <strong>van</strong> transport worden,' zei oma Mei.<br />
<strong>De</strong> Pap kauwde nadenkend op de binnenkant <strong>van</strong> zijn<br />
wang. We probeerden de woorden tussen zijn lippen <strong>van</strong>daan<br />
te trekken, maar toen er uiteindelijk toch iets gezegd werd,<br />
was dat niet door hem.<br />
'Nee! Nee, nee en nog eens nee!' Jes stampvoette. Haar<br />
pikzwarte haar maakte haar ogen nog donkerder en kwader<br />
dan ze al waren. Muulke keek me aan en tikte met haar vinger<br />
tegen haar voorhoofd, maar ze deed het niet <strong>van</strong> harte.<br />
<strong>De</strong> Pap snapte het meteen. '0 nee, natuurlijk niet!' zei hij<br />
en hij pakte de handen <strong>van</strong> Jes vast voordat ze boos kon weglopen.<br />
'U liegt!' schreeuwde Jes.<br />
'Hoe kan ik nou liegen als ik nog niks gezegd heb?'<br />
'En toch liegt u!'<br />
'Jes!' Oma Meis stem klonk scherp.<br />
'Misschien denkt u nu <strong>van</strong> niet, maar straks toch weer wel.<br />
Net als altijd!'<br />
<strong>De</strong> Pap keek haar ernstig aan. 'We hoeven niet weer te verhuizen.<br />
Een chef <strong>van</strong> transport hoeft alleen maar te controleren<br />
of de reis goed gaat. Hij hoeft niet zélf op reis.'<br />
<strong>De</strong> handen <strong>van</strong>jes zaten nog steeds vol woede, haar gezicht<br />
was vooral argwanend en niet voor niets. We waren kampioen
verhuizen geweest. Noord, zuid, oost, west, we kenden overal<br />
de weg, maar nergens waren we thuis.<br />
Tot we in Negen Open Armen kwamen wonen.<br />
Ik snapte de weerzin <strong>van</strong> Jes maar al te goed. Sterker nog,<br />
ik geloof dat we die allemaal snapten. Het zou niet minder<br />
dan verschrikkelijk zijn als we weer alles moesten inpakken en<br />
vertrekken.<br />
'We verhuizen niet,' zei de Pap en hij herhaalde het nog<br />
eens, nu met de klemtoon op elke lettergreep. 'En we hoeven<br />
nog niks te beslissen,' voegde hij eraan toe. Er zat een veeg op<br />
zijn gezicht <strong>van</strong> de olie <strong>van</strong> de persen en hij hield zijn hoofd<br />
schuin, zodat hij ondanks de rimpels in zijn verweerde gezicht<br />
en de kreuk bij zijn wang iets weg had <strong>van</strong> een jong hondje.<br />
'We denken er gewoon nog even over na. '
Onze grootvader in de beschuitbus<br />
Natuurlijk werd het meeste nadenken door oma Mei gedaan.<br />
We waren die avond nog niet naar boven of we hoorden haar<br />
onze broers en de Pap de kamer uit mopperen, zodat ze in alle<br />
rust met onze grootvader kon praten.<br />
Onze grootvader zat in de beschuitbus. Net zoals onze<br />
moeder in het sjpensele-kistje lag. Het was nog een erfenis uit<br />
de tijd dat we hier pas woonden. Het dak was toen nog zo<br />
slecht geweest dat op een stormachtige middag de hele verzameling<br />
foto's <strong>van</strong> onze familie doornat geregend was. Maar<br />
sinds de dakpannen vernieuwd waren, de ergste lekken gedicht<br />
en belangrijker nog: sinds ook onze grootmoeder er<strong>van</strong><br />
overtuigd was dat we hier met zijn allen zouden blijven wonen,<br />
waren hun foto's weer tevoorschijn gekomen. Niet dat<br />
ze ze opgehangen had. Dat vond ze nog te ver gaan. Maar het<br />
was een belangrijke tussenstap en wij keken wel uit om er iets<br />
over te zeggen. Dus nu lag onze grootvader in de afsluitbare<br />
beschuitbus, en als onze grootmoeder behoefte had aan een<br />
luisterend oor haalde ze zijn foto eruit. Maar soms deed ze dat<br />
niet eens.<br />
'<strong>De</strong> Sigarenkeizer biedt een vaste betrekking,' hoorden we<br />
oma Mei tegen de beschuitbus zeggen. 'En God weet dat je<br />
in tijden als deze maar beter een vaste betrekking kan hebben.'<br />
Het was niet nieuw dat ze tegen onze grootvader praatte.<br />
Wél nieuw was dat ze ldaarblijkelijk luid en duidelijk kon horen<br />
wat onze grootvader antwoordde, want na een korte stilte<br />
snoof ze luidruchtig en zei: 'Kwatsj!'
Onze grootmoeder was verbluft geweest toen bleek dat de<br />
sigarenmakerij daadwerkelijk wat geld in het laatje bracht. En<br />
ze was trots geweest op onze broers en de Pap toen na de eerste<br />
opdracht meer opdrachten waren gekomen (al zou ze nog<br />
eerder haar tong afbijten dan dat hardop te zeggen), maar als<br />
puntje bij paaltje kwam was 'een vaste betrekking veiliger dan<br />
het bestaan <strong>van</strong> een losse middenstander'.<br />
'Het is anders wel de Sigarenkeizer waar we het over hebben,<br />
ja?' riep onze grootmoeder geërgerd. We hoorden het<br />
blik onder haar handen indeuken, want ook al bood onze dode<br />
grootvader een luisterend oor, het betekende niet dat hij het<br />
altijd met haar eens was.<br />
'Zeggen,' zeijes slaperig.<br />
'Anders doet ze geen oog dicht,' zei Muulke.<br />
'Anders doe jij geen oog dicht,' zei] es.<br />
'Niet, jij.'<br />
'Niet, jij.'<br />
'Jij, honderdmaaL'<br />
'Jij, duizendmaa1.'<br />
'Jij, ontelbaar.'<br />
'Ontelbaar bestaat niet.'<br />
'Ontelbaar bestaat wél.<br />
'Niet.'<br />
'Wel.'<br />
'Niet honderdmaal.'<br />
'Niet duizendmaal.'<br />
'In godsnaam!' siste ik. 'Als ik het zeg, houden jullie dan<br />
op?'<br />
Ze spuugden droog tussen hun vingers door.<br />
Ik zuchtte.<br />
'Welterusten Nienevee.'<br />
'Slaap lekker, kinderen Boon,' zeiden Jes en Muulke in<br />
koor.<br />
'Welterusten, Sjar.'<br />
'Welterusten, kinderen Boon.'<br />
28
We bleven doodstil liggen. Ik voelde de arm <strong>van</strong> Jes die<br />
tegen me aan drukte.<br />
'Achchchch ... '<br />
Het steeg op <strong>van</strong>onder de kelder, langs de verweerde muren<br />
<strong>van</strong> het huis. Het kreunde zijn weg langs de plankenvloer <strong>van</strong><br />
onze slaapkamer, langs de spijlen <strong>van</strong> ons bed en nestelde zich<br />
uiteindelijk in de kruin <strong>van</strong> ons hoofd. We kenden geen enkel<br />
geluid dat zoveel kippenvel gaf en tegelijkertijd het gevoel <strong>van</strong><br />
thuis zijn.<br />
'Achchchch ... Achchchch .. .'<br />
Het werd zondag. <strong>De</strong> Pap moest gepraat hebben als Brugman,<br />
we mochten alle drie naar het vuurwerk. Onze grootmoeder<br />
was normaal gesproken niet het toonbeeld <strong>van</strong> toegeeflijkheid.<br />
Maar de Pap mocht ons meenemen, als hij er ook<br />
voor zorgde dat we weer veilig thuiskwamen.<br />
'Dus je biertjes en gekonkelfoes moeten maar wachten tot<br />
de meisjes weer in bed liggen,' voegde ze er dreigend aan toe.<br />
Er woei die avond een zwoele nazomerwind, de <strong>hemel</strong><br />
kleurde karmozijn, <strong>van</strong>uit de verte woeien flarden <strong>van</strong> de militaire<br />
blaaskapel ons tegemoet. Jes en Muulke dansten met<br />
elkaar over Sjlammbams Sahara.<br />
Toen we aankwamen was het er al druk. Mensen zaten in<br />
hun beste kleren in het gras rondom de vjjver of hadden stoelen<br />
bij zich. Midden op het water lagen vÎer grote roeiboten<br />
met daartussenin een drijvend platform. Er was een groot<br />
doek bevestigd aan de dobberende bootjes:<br />
DIT VUURWERK WORDT U AANGEBODEN DOOR<br />
UW SIGARENKEIZER:<br />
LEVERANCIER VAN ROKERS VAN FORMAAT!
Ik vouwde het ldeed uit dat oma Mei ons meegegeven had en<br />
Jes nestelde zich tegen me aan. Muulke poerde met een stok<br />
in de modderige bodem <strong>van</strong> de vijver. Onze broers en de Pap<br />
waren in gesprek met de andere Sigarenkoningen.<br />
<strong>De</strong> blaaskapel begon te spelen en het vuurwerk barstte los<br />
onder de tonen <strong>van</strong> een strakke mars. <strong>De</strong> Sigarenkeizer had<br />
dit jaar zichzelf overtroffen. <strong>De</strong> <strong>hemel</strong> lichtte ruim een halfuur<br />
op onder een regen <strong>van</strong> blauwe, rode en gouden vonken<br />
en strepen.<br />
Bij elke knal kromp Jes een beetje ineen. Haar inademing<br />
paste precies in mijn uitademing. Vanuit mijn ooghoeken zag<br />
ik Muulke heen en weer rennen langs de waterkant, zwaaiend<br />
met haar armen alsof ze het vuurwerk dirigeerde.<br />
Toen de laatste knallen en flitsen weggestorven waren, werd<br />
er uitbundig geldapt en gefloten. Er werd om de Sigarenkeizer<br />
geroepen, maar die bleek spoorloos. Sommige mensen begonnen<br />
te twijfelen of hij er wel bij was geweest. Anderen wisten<br />
zeker dat ze hem gezien hadden. Maar toen hij zich ook<br />
na een verzoek <strong>van</strong> de burgemeester niet vertoonde, begon de<br />
massa zich te verspreiden. Niemand maakte zich er echt druk<br />
om, iedereen wist tenslotte dat de Sigarenkeizer wel <strong>van</strong> een<br />
verdwijntruc hield.<br />
Op de terugweg staken Muulke en Jes hun arm door die<br />
<strong>van</strong> de Pap. M en toe keek hij opzij naar mij, grijnzend, met<br />
een korenhalm in zijn mondhoek. Als zo vaak leek hij nauwelijks<br />
ouder dan onze broers.<br />
'Geen gek leven, het leven <strong>van</strong> Sigarenkoning,' grinnikte<br />
hij. 'Wat jij, Fing?'<br />
Het huis was donker, op het waakzame licht <strong>van</strong> de petroleumlamp<br />
in de keuken na. We gaven de Pap een nachtzoen en<br />
stommelden in het donker de trap op. We deden het zo zacht<br />
mogelijk, maar na drie treden ldonk de stem <strong>van</strong> onze grootmoeder,<br />
helder als kristal: 'Fing, Jes, Muulke?'<br />
'We zijn er.'<br />
'Goedenacht dan.'<br />
'Goedenacht. '
Ik werd wakker met een ontzettende dorst. Slaperig kwam ik<br />
overeind en liep de trap af naar de keuken. Het was niet alleen<br />
muisstil in huis, maar ook daarbuiten; een <strong>van</strong> de zeldzame<br />
nachten dat er geen wind over Sjlammbams Sahara stoof. Ik<br />
pakte een kopje en dompelde het in de emmer. Het klotsende<br />
geluid klonk vreemd hard. <strong>De</strong> keuken was gehuld in de blauwzilverachtige<br />
waas <strong>van</strong> de maan, als een ingekleurde tekening<br />
uit een oud sprookjesboek.<br />
Voor hetzelfde geld lag ik nog in mijn bed en was mijn<br />
dorst gedroomd. Nee, niet alleen mijn dorst, maar ook het<br />
vuurwerk, de Pap met de korenhalm in zijn mond en de ruzies<br />
tussen Jes en Muulke. En het was gek, doordat ik dacht dat<br />
alles een droom was durfde ik ineens weer te denken aan de<br />
woorden <strong>van</strong> het Slagschip, alsof de slaap niet alles waziger<br />
maar juist scherper maakte.<br />
Ik, Fing Boon, een lerares?<br />
Maar hoe? Doorleren was voor meisjes <strong>van</strong> middenstanders<br />
of rijkelui, dat wist iedereen. Niet voor de oudste dochter<br />
<strong>van</strong> een straatarme Sigarenkoning. Het Slagschip zou toch<br />
zeker niet denken dat de Pap geld genoeg had? Had Muulke<br />
op school soms praatjes rondgestrooid? Of de Pap? Had hij<br />
iets gezegd dat door het Slagschip verkeerd begrepen was?<br />
Als het die nacht niet windstil was geweest, had ik het nooit<br />
gehoord.<br />
Het kwam <strong>van</strong>af het zanderige pad <strong>van</strong> Sjlammbams Sahara.<br />
Nog voor ik me ook maar kon afvragen wat het was, gleed<br />
de automobiel <strong>van</strong> de Sigarenkeizer zacht kt"lerpend de lijst<br />
<strong>van</strong> het raam in.<br />
Het was driekwartmaan en daardoor kon ik alles goed zien.<br />
<strong>De</strong> Pruusin zat achter het stuur. Ik herkende haar aan haar<br />
kometenhoed. Ik meende zelfs haar gezicht te kunnen zien,<br />
dat ingespannen voor zich uit tuurde. Het was een raar gezicht.<br />
Iedereen wist dat de Pruusin helemaal niet rijden kon.<br />
31
Alsof dat nog niet vreemd genoeg was, duwde de Sigarenkeizer<br />
de auto. Hij kromde zijn rug bol als een zeil en<br />
hij vloekte zacht, maar zo hartgrondig dat ik wist dat ik niet<br />
droomde.<br />
<strong>De</strong> raamlijst was weer leeg.<br />
Wat deed de Sigarenkeizer hier in het holst <strong>van</strong> de nacht?<br />
Wa arom duwde hij de auto? Waarom reden ze langs ons huis<br />
met de motor uit? En nog belangrijker: waar gingen ze in vredesnaam<br />
naartoe?<br />
Ze konden toch nergens naartoe?<br />
Tot nog geen jaar geleden was Sjlammbams Sahara de enige<br />
grensweg naar Duitsland geweest. Maar sinds er een nieuwe<br />
verharde grensweg was aangelegd, had de oude weg zijn functie<br />
verloren. In een jaar waren de korenvelden aan weerszijden<br />
<strong>van</strong> de weg zo uitgedijd dat de weg inmiddels doodliep in<br />
de akkers.<br />
Ik wachtte die nach t misschien wel een halfuur, maar er gebeurde<br />
niets meer.
Mijn Gouden Toekomst<br />
Na de catechismus zei de Dreuvige dat we onze leitjes aan de<br />
kant mochten schuiven en vertelde ze het verhaal <strong>van</strong> Onze<br />
Gouden Toekomst.<br />
Het begon ermee dat ze de gebutste globe uit de vitrinekast<br />
pakte en aan iemand vroeg ons land aan te wijzen. Ze<br />
maakte <strong>van</strong> twee vingers <strong>van</strong> haar ene hand een mannetje dat<br />
<strong>van</strong>af die plek een aanloop nam. Met haar andere hand liet de<br />
Dreuvige ondertussen de globe rondtollen, zodat de wereld<br />
een vage blauwe vlek werd totdat hij uitgedraaid was en het<br />
mannetje aan de andere kant <strong>van</strong> de wereld landde.<br />
'Ooit lag Nederland ergens anders,' zei ze. 'Op de plek<br />
waar nu Suriname ligt.' Ze legde uit dat de buitenkant <strong>van</strong><br />
onze aarde uit platen bestond. En dat die voortdurend in beweging<br />
waren. 'Als puzzelstukken die elkaar zoeken, meisjes.'<br />
<strong>De</strong> klas was een en al oor, maar niet zozeer om wat ze vertelde.<br />
Het ging om wat ze verzweeg.<br />
Het was een publiek geheim dat de Dreuvige jarenlang<br />
missiezuster in Afrika geweest was. <strong>De</strong> hele school wist dat<br />
ze in de jungle tussen de inboorlingen gewoond had, waar ze<br />
heidense kinderen <strong>van</strong> het vagevuur gered had door ze in de<br />
Amazone te dopen met in de ene hand het kind en in de andere<br />
een pistool om krokodillen uit de buurt te houden. Er<br />
gingen verhalen rond dat ze geslapen had in een kamp, terwijl<br />
er leeuwen tussen de canvastenten rondslopen, met hun<br />
schaduwen scherp als papierknipsels op het doek en een geur<br />
zo overweldigend dat niemand, ook de inboorlingen niet, een<br />
oog dichtdeed.<br />
33
Eigenlijk heette ze zuster Immaculata, maar zo werd ze<br />
door niemand genoemd. Al was ze niet veel groter dan de gipsen<br />
Maria naast het schoolaltaar en net zo frêle; de Dreuvige<br />
was gemaakt voor een leven in de tropen. Er werd gefluisterd<br />
dat ze menseneters bekeerde met met-aflatend geduld,<br />
en met haar habijt opgeschort op hoge wankele ladders klom<br />
om kokosnoten uit de bomen te slaan. En ze schrok er ook<br />
niet voor terug om dagenlang in een houten kano de rivier af<br />
te zakken om nog niet bekeerde nederzettingen het Wo ord te<br />
brengen.<br />
To t de dag dat ze malaria kreeg. Ze kreeg zo'n hoge koorts<br />
dat haar hart het dreigde te begeven. Langs de hele Amazone<br />
baden ze voor haar. En nadat ze hersteld was werd ze zonder<br />
pardon verbannen naar ons. Het was ten strengste verboden<br />
iets te vragen over de tijd die voorgoed achter haar lag, want<br />
het was onbekend wat haar door heimwee geteisterde hart<br />
nog aankon. Er stond altijd een buisje vlugzout op de lessenaar,<br />
dat ze meestal gebruikte om de maat aan te geven bij het<br />
dictee of de ochtendzang.<br />
<strong>De</strong> Dreuvige keek de klas rond. 'Moeder Aarde is niet alleen<br />
op reis om de zon heen,' zei ze, terwijl ze de klas rondkeek.<br />
'Ze is ook op reis naar zichzelf.'<br />
Bleef haar blik echt iets langer bij mij hangen?<br />
Daarna ging haar verhaal over uitvliegen en over je weg<br />
vinden zonder landkaart, over rivieren die hun eigen loop<br />
moesten hebben. <strong>De</strong> Dreuvige raakte meer en meer in de ban<br />
<strong>van</strong> haar eigen beeldspraak en herinneringen. Ze streek met<br />
haar handen langs haar habijt zodat ze op een vogel leek die<br />
haar vleugels oppoetste, klaar om uit te vliegen. Maar iedereen<br />
wist dat ze voorgoed hier zou blijven, in ditzelfde lokaal,<br />
waar afgedankte kaarten <strong>van</strong> landen die niet meer bestonden,<br />
in de hoek opgerold stonden en stof verzamelden.<br />
<strong>De</strong> markt was bijna afgelopen, de kramen werden afgebroken<br />
en hier en daar probeerde een handelaar zijn laatste spullen<br />
34
met veel geschreeuw kwijt te raken. Op de houten muziekkiosk<br />
hing een nieuw plakkaat:<br />
DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN<br />
LUCHTBESCHERMING<br />
KONDIGT AAN:<br />
EEN CURSUS VAN ZEVEN LESSEN<br />
TEGEN LUCHTGEVAAR<br />
'Wat is luchtgevaar?' vroeg Jes.<br />
'Niks,' zei ik.<br />
Muulke pakte een steen en woog hem in haar hand. 'Dat is<br />
als de Pruuse ons <strong>van</strong>uit de lucht gaan beschieten.'<br />
Ik legde mijn handen snel op Jes' oren.<br />
'Het is toch zo?' vroeg Muulke.<br />
'Muulke Boon!' riep ik.<br />
'Jahaa,' zei Muulke. 'Ik hou mijn kop al.' Ze keekjes poeslief<br />
aan en brulde: 'Luchtgevaar, dat is als de wolken te zwaar<br />
worden en alle regen op onze kop laten vallen!' Met een plof<br />
viel de steen in het zand.<br />
'Doe niet zo achterlijk!' snauwde Jes. 'Ik ben geen drie,<br />
hoor!'<br />
Ze beende met kwaaie stappen voor ons uit, Sjlammbams<br />
Sahara op.<br />
Die avond stonden we met zijn allen in het donker voor het<br />
keukenraam en keken naar buiten. Niet dat het veel uitmaakte.<br />
Buiten zag je haast net zoveel als binnen.<br />
'Tot hoe laat moet het donker blijven?' hoorde ik Muulke<br />
vragen.<br />
'<strong>De</strong> hele nacht,' zei de Pap.<br />
'Waarom?'<br />
'Het is een verduisteringsproef,' zei oma Mei. 'Om te kijken<br />
of alles donker gemaakt kan worden.'<br />
'Maar waaróm?' vroeg Muulke weer.<br />
35
'Als ik voor elk "waarom" een cent zou krijgen,' zei oma<br />
Mei, 'kon ik de brug <strong>van</strong> de Maas kopen met Maastricht erbij.'<br />
Natuurlijk warcn we niet achterlijk. <strong>De</strong> straten <strong>van</strong> de stad<br />
zoemden <strong>van</strong> de berichten over de Pruuse die het in de bol<br />
geslagen was. Ze waren Tsjechië binnengevallen, een land<br />
waar<strong>van</strong> alle volwassenen zeiden dat het hier te ver <strong>van</strong>daan<br />
lag om je cr druk over te maken. Maar klaarblijkelijk was het<br />
toch dichtbij genoeg om ons hier in het pikkedonker te laten<br />
zitten. Het was overigens niet de enige voorzorgsmaatregel.<br />
Honderd meter bij ons huis <strong>van</strong>daan was een kazemat gebouwd,<br />
een lage betonnen bunker, voor het onwaarschijnlijke<br />
geval er toch oorlog kwam.<br />
We zaten aan het avondeten. Muulke was weer eens te laat.<br />
We hadden geen idee waar ze uitgehangen had. Wc zagen<br />
haar het tuinpad op komen rennen, met een gezicht glimmend<br />
<strong>van</strong> opwinding.<br />
'Wat doet de automobiel <strong>van</strong> de Sigarenkeizer achter de<br />
kazemat?' riep ze nog voor ze goed en wel binnen was.<br />
Er kwam ineens iets waakzaams in de ogen <strong>van</strong> onze grootmoeder.<br />
En de Pap ontdekte dat zijn schoenveter loszat en<br />
begon hem met veel misbaar te strikken.<br />
'Je bent te laat,' zei oma Mei. 'Handen wassen en aan tafel.'<br />
'Waarom staat die auto daar? En waarom is hij bedekt met<br />
takken?'<br />
'<strong>De</strong> wind,' zei de Pap luchtig.<br />
Natuurlijk verbood oma Mei ons om bij de kazemat te gaan<br />
kijken. En natuurlijk sleurde Muulke ons mee om haar ontdekking<br />
met eigen ogen te bewonderen.<br />
'Daar komt gedonder <strong>van</strong>,' zei ik.<br />
'Ach welnee,' zei Muulke. 'Oma Mei gelooft toch nooit dat<br />
we haar verbod in de wind slaan.'<br />
We liepen de weg af het veld in, waar de kazemat stond,<br />
omheind door een niet erg overtuigende afrastering. Het was
een on opvallend gebouwtje met in plaats <strong>van</strong> ramen langge<br />
rekte sleuven in het dikke beton.<br />
'Die zijn om de geweren door te steken,' zei Muulke. 'Voor<br />
als ze gaan schieten.'<br />
Ze ldon k alsof ze het zel f had uitgevonden.<br />
Toen liet ze ons de automobiel zien.<br />
Hij was niet eens zo heel erg goed verstopt, maar hi j stond<br />
aan de achterka nt, zodat je hem nauwelijks zien kon, als je niet<br />
over de lage omheining klom.<br />
Muulke begon aan de takken te trekken, maar ik hield haar<br />
tegen.<br />
'Straks maak je hem nog stuk,' zei ik.<br />
Op dat moment stapte Jes godzijdank in een mollengang.<br />
En toen we haar voet er eindelijk weer uit hadden, zei ik dat ik<br />
meende dat er iemand aankwam.<br />
'Maar waarom staat dat ding daar?' vroeg Muulke, toen we<br />
te rugliepen.<br />
'Misschien had hij pech?' zei Jes.<br />
'Twintig mete r <strong>van</strong> de weg?'<br />
Ik had mijn zussen niks verteld va n de nacht dat de Siga<br />
ren keizer zijn eigen auto duwde. Muulke had voor minder de<br />
hele wereld op zijn kop gezet om een antwoord te vinden.<br />
En als Muulke de boel op zijn kop zette kon je er<strong>van</strong> op aan<br />
dat er heibel <strong>van</strong> kwam.<br />
37
Sigaren uit de achtertuin<br />
Het duurde een week voor de Pap zijn beslissing nam. Het<br />
gekke was dat ik vond dat hij altijd te snel besliste, maar dit<br />
keer kon ikhet wachten bijna niet verdragen. En toen het eindelijk<br />
zover was wilde ik mijn vingers weer in mijn oren stoppen.<br />
'Ik word geen Chef <strong>van</strong> Transport,' zei hij.<br />
To en iedereen vervolgens oma Mei aanstaarde riep ze: 'Ik<br />
zeg toch niks?' Maar dat hoefde ook niet. Haar mening zat in<br />
het waanzinnig tollende uilenoog, de bonkende stappen die<br />
ze met haar maat drieënveertig schoenen maakte en die de<br />
theelepeltjes in het lepelglaasje deden rinkelen.<br />
'Kunnen we dan nu afwassen?' zei ze.<br />
'Eh ... momentje,' zei de Pap. We zagen hem om zich heen<br />
kijken alsof de woorden door de keuken zweefden, en toen<br />
werd het stil tot Sj eer zich niet langer kon inhouden. Nog<br />
voor de Pap ook maar een woord had kunnen zeggen flapte hij<br />
diens hele plan eruit. <strong>De</strong> Pap keek hem geschrokken aan.<br />
Oma Mei knipperde met haar ogen alsof ze elk woord ermee<br />
kon vermorzelen.<br />
'Je wil wát?'<br />
'Boven de Maas doen ze het ook,' zei de Pap. 'Kenners zeggen<br />
dat die tabak net zo goed is als die uit Amerika. Het verkoopt<br />
als een tierelier. <strong>De</strong> Sigarenkeizer doet het ook zo, en<br />
kijk eens hoe goed het hem gaat.' Hij staarde naar de tafel,<br />
alsof hij God geworden was die neerkeek op de aarde en daar<br />
de Sigarenkeizer in overvloedige welstand zag leven.<br />
To t nu toe hadden we een sigarenwerkplaats gehad, waar
de sigaren gemaakt werden. We verbouwden niet zelf tabak,<br />
die lieten we aanvoeren. (Zo noemde de Pap het tenminste.<br />
Waar het op neerkwam was dat hij zelf eens in de week een<br />
paar balen tafelklaar tabaksgoed ging halen op de krakkemikkige<br />
bakfiets die hij huurde <strong>van</strong> de bakker.)<br />
'En nu wil je zélf tabak gaan verbouwen?' zei oma Mei.<br />
'Zo moeilijk kan het niet zijn,' zei dc Pap. 'En de sigarenwerkplaats<br />
loopt toch goed?'<br />
Onze grootmoeder schoot overeind alsof ze in een veld<br />
brandnetels was gaan zitten.<br />
'Nét!'<br />
'Maar hij loopt.'<br />
'Weet je wel in wat voor tijd wij leven?'<br />
'In wat voor tijd leven we dan?' vroeg Muulke vol belangstelling.<br />
'Dat gedoe is over de grens,' zei de Pap.<br />
'Wat voor gedoe?' vroeg] es.<br />
'Mag ik misschien éven gewoon met jullie vader overleggen,'<br />
zei oma Mei, 'zonder dat jullie er als heggenmussen tussendoor<br />
zitten te kwetteren?'<br />
'Ga maar buiten spelen,' zei de Pap.<br />
'Buiten spelen is voor kleine kinderen,' protesteerde Muulke.<br />
'En trouwens: jullie overleggen altijd zo dat we het op de<br />
Holle Weg nóg kunnen horen.'<br />
Oma Mei begon verdacht rood aan te lopen. Ik sleurde<br />
Muulke naar buiten.<br />
'En nu gaan we er allemaal eene drinken,' zei de Pap nadat<br />
het gesprek was afgelopen, dat we inderdaad letterlijk hadden<br />
kunnen volgen en dat voornamelijk bestaan had uit een hoop<br />
rampspoed (oma Mei) en een hoop hoop (de Pap). Dit keer<br />
had de Pap gewonnen.<br />
'Pak jullie jassen. Moeder Mei?'<br />
Ze ging met ons mee, vraag me niet waarom: haar gezicht<br />
stond nog steeds op onweer.<br />
'Het zal niet voor het eerst zijn,' zei de Pap terwijl hij het<br />
39
gammele hekje sloot, 'dat een klein idee tot grootse daden<br />
leidt. Hoe dacht je dat de Sigarenkeizer begonnen is?'<br />
'Met verstand,' antwoordde oma Mei fijntjes. 'En een familiefortuin.<br />
'<br />
'Welnee,' zei de Pap. 'Je moet er gewoon gevoel voor hebben.<br />
Je moet voelen: dit is het juiste moment. Gevoel is alles.'<br />
Half oktober pachtte de Pap een nieuw stuk land <strong>van</strong> Wetsels<br />
dat achter de moestuin <strong>van</strong> ons huis lag. Hij liep met grote<br />
passen om uit te meten waar de bedden voor de tabaksplanten<br />
moesten komen. Onze broers zetten met fanatieke gezichten<br />
strepen in de aarde en veegden ze weer uit.<br />
'Is oktober niet een beetje laat?' vroeg oma Mei.<br />
'Welnee,' zei de Pap.<br />
Die middag lag de voortuin vol met brede rollen donkerbruin<br />
papier. Als je het aanraakte voelde het vettig en stug<br />
aan.<br />
'Oliepapier,' zei de Pap.<br />
'Voor de isolatie,' zei Krit.<br />
We keken hoe ze heen en weer liepen, onze broers elk met<br />
een timmermanspotlood achter de oren en elkaar aftroevend<br />
met berekeningen.<br />
'Stel je voor,' zei de Pap dromerig. 'Straks plukken we de<br />
tabak zo uit de achtertuin.' Hij leunde achterover op de keukenstoel<br />
en maakte zo'n woeste beweging dat hij met stoel en<br />
al ommieterde.<br />
'Ik mag hopen dat je onderneming solider is,' zei oma Mei,<br />
maar ook zij stond op een avond achter in de tuin te staren<br />
naar de kale aarde met de nog lege bedden.<br />
Op de dag dat de planten gezaaid werden, werd er uit de<br />
kelder een flesje sekt gehaald en moesten we proosten met<br />
onze voeten in de drassige aarde. Het in de wind wapperende<br />
oliepapier knetterde en knalde als vuurwerk. Het meisje <strong>van</strong><br />
Krit was er ook bij. Ze droeg een hoedje als een omgekeerde<br />
tulp en ze lachte om alles wat Krit zei. Of om wat hij niet zei.
Muulke en Jes keken elkaar met <strong>van</strong> pure minachting rollende<br />
ogen aan.<br />
<strong>De</strong> herfst zette onstuimig in. Het begon te stortregenen en<br />
daarna te stormen. Er vielen een stuk of wat dakpannen kapot<br />
(eentje miste de Pap op een haar na) en toen de zon na twee<br />
weken eindelijk weer voorzichtig doorbrak waren de meeste<br />
bomen op Sjlammhams Sahara vrijwel bladloos. Alleen de gesnoeide<br />
coniferenhaag <strong>van</strong> het kerkhof was groen en strak als<br />
altijd.<br />
Het was niet het enige wat onveranderd was.<br />
'<strong>De</strong> automobiel staat er nog steeds,' zei Muulke.<br />
'Misschien heeft de Sigarenkeizer wel een nieuwe,' zei ik.<br />
'Maar dan laat hij de oude toch niet zomaar staan? En waar<br />
is de Sigarenkeizer zelf eigenlijk? '<br />
'Weet ik veel,' zei ik.<br />
'Niemand heeft hem gezien,' zei Muulke koppig.<br />
'Best.'<br />
'En de Pruusin is ook spoorloos.'<br />
'Ook goed.'<br />
'Jij luistert niet eens!'<br />
Ze had gelijk. Ik had andere zorgen. Grote zorgen.<br />
Twee dagen eerder, een maand na ons eerste gesprek, had het<br />
Slagschip me weer laten roepen. Ze was ditmaal zonder veel<br />
omhaal ter zake gekomen.<br />
'Er is een commissie. Die is in het leven geroepen om meisjes<br />
als jij de kans te geven een opleiding te volgen. Ze geven<br />
elk jaar een zogenaamde "steunplaats" uit. Als hun oordeel is<br />
dat jij een vlijtig, deugdzaam en hardwerkend meisje bent .. .'<br />
'Is dat alles?'<br />
'Het gezin moet natuurlijk wel arm zijn.'<br />
Dat had me nauwelijks een probleem geleken. Oma Mei<br />
gaf vaak genoeg te kennen dat we maar drie stappen <strong>van</strong> het<br />
armenhuis verwijderd waren. Zelfs als ze overdreef (wat ze
goed kon), rijk waren we zeker niet.<br />
Het leek allemaal zo gemakkelijk, zo <strong>van</strong>zelfsprekend, dat<br />
ik de Gouden To ekomst die de Dreuvige ons voorgeschilderd<br />
had ineens spathelder voor me zag.<br />
'Maar zul je zonder je zussen kunnen?'<br />
'Mevrouw?'<br />
'<strong>De</strong> kweekschool ligt in Geleen. Je mag één keer per twee<br />
weken een dag naar huis.'<br />
Ik keek haar geschrokken aan. 'Kan ik niet thuis blijven wonen?<br />
Ik kan toch elke ochtend met de bus .. .'<br />
Het Slagschip schudde haar hoofd. '<strong>De</strong> ochtendmis begint<br />
om kwart over zes. Zo vroeg gaat er nog geen bus.'<br />
'Ik kan lopen.' Ik zou weliswaar elke dag verschrikkelijk<br />
vroeg uit de veren moeten, maar als boeren het konden ...<br />
Ze schudde opnieuw haar hoofd. 'Het geeft geen pas als<br />
meisjes het ldooster in en uit vliegen als duiven uit een til.'<br />
Ik zweeg.<br />
'Fing?'<br />
'J a mevrouw?'<br />
'Je moet zeker weten dat je dit wil. Er is maar één steunplaats.<br />
Ik weet al dat de Gorettischool een sterke kandidaat<br />
heeft. En er zijn meer gegadigden.'<br />
'Ik weet het zeker,' zei ik snel.<br />
Ze had me onderzoekend aangekeken. 'We zullen zien. En<br />
Fing?'<br />
'J a, mevrouw?'<br />
'Het zal niet makkelijk worden je grootmoeder te overtuigen.'<br />
Oma Mei en het Slagschip waren al vriendinnen sinds hun<br />
kindertijd. Het was ook een <strong>van</strong> de redenen dat we op deze<br />
school beland waren.<br />
'J e grootmoeder houdt, op zijn zachtst gezegd, niet <strong>van</strong><br />
liefdadigheid. Dus mondje dicht, tegen iedereen, vooral tegen<br />
haar. Akkoord?'<br />
Ik was naar huis gelopen, mijn hart bonkend alsof ik de hele
stad door gerend was. Ik hield niet <strong>van</strong> geheimen. Ik voelde<br />
mijn gezicht branden en ik dacht dat iedereen op straat mijn<br />
afspraak met het Slagschip aan me zien kon.<br />
In huis was ik veilig. <strong>De</strong> Pap en onze broers waren druk bezig<br />
met het uit de grond kijken <strong>van</strong> de tabaksplanten. <strong>De</strong> zolder<br />
moest verbouwd worden voor de opslag en het drogen <strong>van</strong> de<br />
bladeren. En op zondag na de mis zaten onze broers altijd bij<br />
de vader <strong>van</strong> Fie, ons vorige buurmeisje, die een duiventil op<br />
zolder had en prijsduiven fokte.<br />
Oma Mei hield zich behalve met het reilen en zeilen <strong>van</strong><br />
Negen Open Armen bezig met het huishouden bij Nettie, de<br />
vrouw <strong>van</strong> Nol. Ze verwachtte een nieuw kind. Onze grootmoeder<br />
liep op haar zwarte herenschoenen twee keer per dag<br />
over Sjlammbams Sahara <strong>van</strong> ons huis naar dat <strong>van</strong> Nettie en<br />
Nol.<br />
's Avonds zat ze met haar grote voeten in de te kleine zinken<br />
teil vol dampend sodawater. Ze klaagde nooit, maar haar<br />
gezicht zei genoeg.<br />
'U bent ook geen twintig meer,' zei de Pap.<br />
Ze keek of ze wat venijnigs wilde zeggen, maar haar moeheid<br />
won het en ze slaakte alleen een zucht.<br />
'Kunt u niet de fiets <strong>van</strong> Nettie lenen?'<br />
'Die heeft Nol in gebruik.'<br />
Er was er maar eentje voor wie ik bijna niets verborgen kon<br />
houden.<br />
'Wat is er toch?' vroeg Jes.<br />
'Niks.'<br />
'J e doet raar.'<br />
'Ik doe helemaal niet raar.'<br />
'Wel.'<br />
'Niet.'<br />
Alsof er nog niet genoeg aan de hand was begon Muulke te<br />
slaapwandelen. Nou ja, in haar geval was het meer een soort<br />
<strong>van</strong> slaaprénnen.<br />
43
Jes en ik werden wakker <strong>van</strong> haar schoppende benen. Jes,<br />
die altijd in het midden lag, kreeg de volle laag.<br />
Het duurde drie nachten. <strong>De</strong> vierde nacht stond ze zo zacht<br />
op dat wij er niets <strong>van</strong> merkten, en liep al slaapwandelend de<br />
overloop af. Het was alleen te danken aan de scherpe oren <strong>van</strong><br />
oma Mei dat Muulke niet <strong>van</strong> de trap viel.<br />
Zonder dat wij hem geroepen hadden kwam Heer Dokter<br />
poolshoogte nemen. Want die had <strong>van</strong> iemand gehoord dat<br />
het middelste wicht <strong>van</strong> Boon al slaapwandelend door het<br />
open raam gestapt was en dat haar hoofd helemaal openlag.<br />
'Als u die iemand nog eens ziet,' zei oma Mei, die een sterk<br />
vermoeden had wie de klepsj was, 'wilt u haar dan zeggen dat<br />
ze beter op haar eigen zaken kan letten. En als u toch bezig<br />
bent, zegt u dan ook maar dat ze de volgende keer als ze spliterwten<br />
aan mijn kleindochters verkoopt beter haar vinger <strong>van</strong><br />
de weegschaal kan halen. Tenzij ze <strong>van</strong> plan is die vinger mee<br />
te geven.'<br />
Heer Dokter onderzocht Muulke. 'Ze is in de groei,' zei<br />
hij. En dat het we] vaker voorkwam dat je <strong>van</strong> groeien ging<br />
slaapwandelen.<br />
'Dus ik heb helemaal niks?' vroeg Muulke teleurgesteld.<br />
Daarna onderzocht hij ook de zwervel <strong>van</strong> Jes. Zo gretig<br />
als Muulke het onderzoek ondergaan had, zo bokkig was<br />
Jes.<br />
'Ben ik nu klaar? Ben ik nu klaar? Nu dan? Nu?'<br />
Heer Dokter bevoelde haar ruggengraat, beklopte haar<br />
longen. Hij draaide zich om naar oma Mei. 'Draagt ze de<br />
rechthouder nog elke dag?'<br />
Oma Mei keek naar mij. Ik knikte.<br />
'Gegroeid?'<br />
Onze grootmoeder keek zuinig. 'Een paar millimeter.'<br />
'Genoeg?' vroeg Jes hoopvol. 'Is het genoeg om .. .'<br />
'Nee,' zeiden Heer Dokter en oma Mei tegelijk.<br />
Steeds weer hoopte Jes dat ze haar rechthouder niet meer<br />
om hoefde. Het was een leren harnas met ijzeren gespen die<br />
44
haar strak insnoerden en een akelig piepend en krakend geluid<br />
maakten zodra ze zich ook maar een beetje inspande.<br />
'En die nieuwe rechthouders dan?' vroeg Heer Dokter, die<br />
de weerzin <strong>van</strong> Jes kende. 'Die <strong>van</strong> rubber. Die maken geen<br />
geluid.'<br />
Oma Mei schudde haar hoofd . '<strong>De</strong>ze is goed genoeg.'<br />
Jes' gezicht betrok, maar onze grootmoeder was onverbiddelijk.<br />
'A] huil jc het zout uit je tranen,' zei ze toen Heer Dokter<br />
weer weg was, 'we hebben er het geld niet voor.'<br />
Tw ee dagen later kwam de Pap aan met het Wondergezondheidsbed.<br />
Hij had het kunnen ruilen voor een paar kistjes<br />
sigaren en volgens hem had de boerin <strong>van</strong> wie hij het had<br />
overgenomen altijd rugklachten gehad tot ze het bed had aangeschaft.<br />
Het Wondergezondheidsbed was niet echt een bed,<br />
maar een kale bak op pootjes bespannen met een verende spiraalbodem.<br />
'Het heeft onbeperkte mogelijkheden!' las de Pap voor uit<br />
de bijgeleverde handleiding.<br />
'En waarom heeft ze jou dan dat ding in de maag gesplitst?'<br />
vroeg oma Mei.<br />
'Omdat haar rugpijn over is?'<br />
Oma Mei drukte met een vinger tegen haar ooglid om haar<br />
opfladclercnde uilenoog in bedwang te houden.<br />
Het was weer een typische daad <strong>van</strong> de Pap: vol goede bedoelingen<br />
maar volkomen nutteloos.lèn eerste mochtjes alleen<br />
maar op een harde ondergrond liggen. Ten tweede wilde<br />
ze niet een eigen bed. Het ding belandde in de derde kelder,<br />
waar nog andere mislukte handelpartijtjes stonden, zoals een<br />
papegaaienkooi zonder deurtje, een schimmelig imkerpak en<br />
een boekenkast die zo scheef was dat geen boek erin wilde<br />
blijven staan.<br />
Sinds die nacht was het minstens één keer per week raak met<br />
Muulke. Glaasjes melk hielpen niet, koude voetbaden hielpen<br />
niet en uiteindelijk berustte oma Mei erin dat di t een <strong>van</strong> de<br />
45
fases was in de lange, onafzienbare rij <strong>van</strong> fases waarin kleinkinderen<br />
opgroeiden. Ze liet de Pap een haak maken aan de<br />
binnenkant <strong>van</strong> onze slaapkamerdeur, gaf mij het bevel ervoor<br />
te zorgen dat de haak er 's nachts altijd op zat, legde een strozak<br />
naast ons bed aan de kant waar Muulke lag en dat was dat.
<strong>De</strong> terugkeer <strong>van</strong> Nienevee<br />
Het waaide zo hard dat de coniferenhaag uiteenwarrelde als<br />
de vacht <strong>van</strong> een dier. Ik wurmde de kinderwagen door de te<br />
nauwe opening. Het was alweer een tijd geleden dat de haag<br />
geknipt was.<br />
Een jongen harkte het pad aan de westkant. Hij verspreidde<br />
met een ernstig gezicht het grind dat opgehoopt was, terwijl<br />
de bladeren om hem heen dwarrelden. Het was de Imbeciel,<br />
de jongste zoon <strong>van</strong> doodgraver Daams.<br />
Om hem kwijt te raken hoefde je nooit veel te doen. Ik stak<br />
mijn hand op. <strong>De</strong> Imbeciel kreeg een knalrode kop, zette een<br />
pas opzij, struikelde en dook weg achter de bomen. Even later<br />
hoorde ik zijn kruiwagen wegpiepen.<br />
<strong>De</strong> waterpomp stond in een verlaten hoek <strong>van</strong> het kerkhof.<br />
<strong>De</strong> rest <strong>van</strong> het kerkhof was al behoorlijk gevuld met grafstenen,<br />
maar dit deel was altijd leeg gebleven. Niemand wist<br />
waarom. Het enige wat hier lag was de oude stoep <strong>van</strong> Negen<br />
Open Armen, en pa] daarnaast stond een enorme stokoude<br />
linde.<br />
To en ik de arm <strong>van</strong> de pomp op en neer drukte klonk een<br />
piepende doodsrochel. Even later gutste het heldere water in<br />
de zinken teil. <strong>De</strong> wind drukte het gras plat en in de schemering<br />
schoot een haas voorbij. To en hij mij in de gaten kreeg<br />
maakte hij een scherpe draai en schoot toen struikelend over<br />
zijn lange poten de haag in.<br />
Ik ging op de oude stoep zitten.<br />
'Een Gouden Toekomst,' zei ik zaches.<br />
Ik probeerde het hoopvol te laten klinken als de Dreuvi-<br />
47
ge. In plaats daar<strong>van</strong> kreeg ik alleen maar een knoop in mijn<br />
maag.<br />
Ik moest denken aan het verhaal over de dag datjes, Muulke<br />
en ik een Siamese drieling waren geweest. Het was een <strong>van</strong><br />
mijn lievelingsverhalen.<br />
<strong>De</strong> Mam leefde nog. Ze was op een ochtend met ons drieën<br />
naar de stadsfotograaf gegaan. Jes was tweeënhalve maand<br />
oud. Er was <strong>van</strong> alles geprobeerd om ons netjes en stil naast<br />
elkaar tc laten zitten, maar niets hielp. Ten einde raad had de<br />
fotograaf een brede riem gepakt en ons alle drie ingesnoerd.<br />
Daarover waren we zo verbaasd dat we drie seconden als vissen<br />
op het droge naar adem hapten, en daarna barstten Jes en<br />
Muulke in een oorverdovend gekrijs uit. Alleen ik huilde niet.<br />
'Je had er nog nooit zo tevreden uitgezien,' zei oma Mei<br />
altijd, alsof ze er zelf bij was geweest.<br />
Ik werd vaak genoeg gek <strong>van</strong> mijn zussen. Soms, als ze weer<br />
een hele dag geruzied hadden, kon ik het nauwelijks verdragen<br />
dat ze in hetzelfde bed lagen als ik.<br />
Maar zou ik ooit zonder ze kunnen?<br />
Hoe ik die avond in slaap gevallen ben weet ik niet meer, alleen<br />
nog dat ik midden in de nacht wakker schrok en wist dat<br />
Muulke weg was, nog voordat ik mijn ogen open had. Een<br />
spoor <strong>van</strong> half afgetrapte dekens was nog zichtbaar. <strong>De</strong> deur<br />
stond op een kier. Ik had de haak vergeten! Ik kreunde zacht,<br />
schoot overeind en liep mezelf vervloekend op mijn tenen de<br />
gang op.<br />
Op de overloop was het stil, op het snurken in canon <strong>van</strong><br />
de Pap en onze broers na. Toen ik op de bovenste trede <strong>van</strong> de<br />
trap stond en met bonkend hart omlaag tuurde zag ik niets.<br />
'Ze had vast honger,' fluisterde een stem vlak achter me.<br />
Ik donderde <strong>van</strong> schrik bijna zelf de trap af.<br />
'Jezus, Jes!'<br />
We luisterden scherp. Van beneden klonk geen enkel geluid.
'Moeten we oma Mei wakker maken?' vroeg Jes, terwijl<br />
we de truien, die ze had mee gegrist, rillend over onze nachthemden<br />
aantrokken. Ik dacht aan onze grootmoeder, die die<br />
avond doodmoe naar bed was gegaan.<br />
Ik schudde mijn hoofd. 'Muulke zit vast beneden. Dan is er<br />
een hoop kabaal om niks.'<br />
Maar toen we in de keuken kwamen was het daar stil, op<br />
een zacht gepiep na.<br />
'0 jee,' zei ik.<br />
<strong>De</strong> keukendeur stond wijd open.<br />
<strong>De</strong> maan hing groot en laag boven Sjlammbams Sahara. Het<br />
was alsof de nacht in tweeën gebarsten was, een aan de ene<br />
kant <strong>van</strong> de weg en een aan de andere kant. Sjlammbams Sahara<br />
slingerde er als een oplichtend lint tussendoor.<br />
'Ik ga echt niet naar buiten,' zei Jes.<br />
'Een stukje,' zei ik. 'Een klein stukje maar.'<br />
Hand in hand schuifelden we het paadje af, naar het hek<br />
toe. Het was zo licht dat je de uitgerekte maanschaduw kon<br />
zien <strong>van</strong> de kerkhofhaag, die vlak na ons huis ophield, waarna<br />
je ineens een overrompelend uitzicht had op glooiende velden<br />
en akkers.<br />
Muulke was voorbij de haag geslaapwandeld tot bij de kazemat.<br />
Nu stond ze stil, midden op de in de maneschijn oplichtende<br />
zandweg. Haar nachtjapon bewoog zachtjes in de wind.<br />
Het was een wonder dat ze niet wakker was geworden. Al<br />
was het een mild najaar, de grond was steenkoud en ze stond<br />
daar op haar blote voeten. Ze had haar armen half omhoog,<br />
haar hoofd hield ze een beetje gebogen, als een klein kind dat<br />
wachtte totdat iemand haar op zou tillen.<br />
'Wat dóét ze?' vroeg Jes.<br />
'Ze slaapt,' zei ik.<br />
Er gleden enorme wolken over, die rafelige schaduwen over<br />
de weg trokken als vleugels <strong>van</strong> reuzenvogels. Het vreemdste<br />
<strong>van</strong> alles was dat het helemaal niet vreemd was. We liepen<br />
49
naar Muulke toe alsof we haar elke nacht <strong>van</strong> de weg plukten.<br />
'Ze slaapt niet,' zei Jes toen we dichterbij kwamen. 'Ze<br />
heeft haar ogen open.' Ze strekte haar hand naar Muulke. Ik<br />
kon haar net op tijd tegenhouden.<br />
'J e mag iemand die slaapwandelt niet wakker maken!'<br />
'We kunnen haar toch niet hier laten.'<br />
'Ik haal oma Mei,' zei ik met tegenzin. 'En jij blijft hier.'<br />
'Voor geen goud!'<br />
'Er moet toch iemand op haar passen!'<br />
'Dat doe jij dan maar!'<br />
Muulke maakte een schokkerige beweging.<br />
'Stil nou! Luister ... '<br />
Toen klonk er een hard gegrom. Het volgende moment<br />
baadde de weg ineens in het licht.<br />
We hapten allebei naar adem, maar dat kwam niet door het<br />
gegrom of het licht.<br />
In het breed uitwaaierende licht vlak voor de kazemat stond<br />
onze huisgeest Nienevee.<br />
Het was niet de volwassen Nienevee, maar Nienevee als<br />
kind. Ze had de te grote pandjesjas <strong>van</strong> haar zigeunervader<br />
aan en de stramme pas en wezenloze blik <strong>van</strong> iemand die onder<br />
de grond gelegen had. Alsof dat al niet eng genoeg was<br />
dook achter haar een <strong>van</strong> haar zigeunerhonden op. Toen het<br />
dier ons zag sperde het de bek open en begon te lachen.<br />
Ik had nog nooit een hond horen lachen.<br />
Het was het naargeestigste geluid dat ik ooit gehoord had.<br />
Ik weet niet meer wie er <strong>van</strong> ons twee begon te gillen, maar<br />
wél wat er daarna gebeurde. Muulke schokte, haar knieën<br />
maakten een knik, haar geheven armen vielen omlaag. Toen<br />
zette ze zich schrap als een marionet die opeens opgetrokken<br />
werd. Met wijd opengesperde, niets ziende ogen riep ze:<br />
'Pats! Daar!' Haar stem was slaapdronken en spathelder tegelijk.<br />
Het licht doofde.<br />
Het gegrom ging over in een machinaal gesputter.<br />
5°
To en sloeg de automobiel af. Want natUûrlijk was het de<br />
automobiel. Ik kon me wel voor mijn hoofd slaan - zoveel onbenul<br />
en angst om niks!<br />
Nienevee was verdwenen. Een meisje gehuld in de jas <strong>van</strong><br />
de Sigarenkeizer liep ons voorbij en de hond (geen geest, geen<br />
skelet, maar gewoon een broodmagere witte hond) volgde<br />
haar op de voet. Daarachter kwam de Pruusin methandschoenen<br />
aan en twee koffers en een hoedendoos in haar handen.<br />
'0, hallo!' zei ze met haar zachte hese stem, alsof we elkaar<br />
's middags in de stad waren tegengekomen in plaats <strong>van</strong> midden<br />
in de nacht op Sjlammbams Sahara.<br />
<strong>De</strong> Sigarenkeizer kwam als laatste tevoorschijn, trekkend<br />
aan zijn sigaar die als een rode stip oplichtte. Hij keek ons<br />
een beetje korzelig aan en zei: 'Geen kans zeker dat Boon nog<br />
wakker is?'<br />
'<strong>De</strong> Pap slaapt,' zei ik.<br />
Hij knikte. 'Nou, dames ... ' Zijn witte hoed zweefde even bij<br />
hem <strong>van</strong>daan en landde toen weer keurig op zijn hoofd. Hij<br />
kuierde de bocht om, de nacht in.<br />
Ik weet niet meer precies hoe lang we daar gestaan hebben.<br />
To en we weer in beweging kwamen was alles weer stil en<br />
donker. Niets herinnerde eraan dat de Sigarenkeizer en zijn<br />
gevolg verschenen waren en vervolgens opnieuw in rook waren<br />
opgegaan.<br />
'Jullie hadden me wakker moeten maken!' zei Muulke de<br />
volgende ochtend laaiend.<br />
'J e wás wakker,' zei ik.<br />
'Nou, ik herinner me niks!'<br />
Oma Mei bonkte beneden met de bezemsteel tegen de<br />
vloer <strong>van</strong> onze kamer.<br />
'Opschieten,' zei ik.<br />
'Niks zeggen,' zei Jes. 'Ze ontploft als ze hoort dat we <strong>van</strong>nacht<br />
.. . '<br />
'Natuurlijk zeg ik niks,' zei Muulke. 'Ik ben niet levensmoe.'
Na school was Muulke nog steeds bloedchagrijnig en niet alleen<br />
<strong>van</strong>wege het avontuur dat ze was misgelopen. Vrijdag was<br />
handwerkdag en handwerken was op zijn zachtst gezegd niet<br />
echt Muulkes favoriete bezigheid. Haar werkjes leken op de<br />
moordpartij <strong>van</strong> een waanzinnige, met bonte kleuren schots<br />
en scheef door elkaar geborduurd en met steken als hechtingen.<br />
En altijd raakte alles in de knoop, zodat ze thuis het hele<br />
zaakje opnieuw moest doen.<br />
'Jij kan me toch helpen,' begon Muulke.<br />
'Ik help je altijd al,' zei ik.<br />
'Omdat je ook zo vreselijk goed bent,' fleemde ze.<br />
'N ee. Vergeet het maar. '<br />
'Stik,' zei Muulke. Ze had haar mond al open om me ongetwijfeld<br />
nog meer moois toe te wensen, toen we eerst een kort<br />
gebries hoorden en toen het knarsen <strong>van</strong> een kar.<br />
Er kwam een paard om de bocht sjokken. Het was een Belgisch<br />
trekpaard, met hoeven als soepborden en een borst als<br />
een kleerkast. Muulke was meteen haar chagrijn vergeten.<br />
'Dat is <strong>Heivisj</strong>!' riep ze. 'Dat is <strong>Heivisj</strong>, het moordenaarspaard!'<br />
J es wist niet hoe snel ze op de aardwal klimmen moest. Ze<br />
bleef met haar rok hangen in een braamstruik en trok zich in<br />
paniek los.<br />
<strong>De</strong> kar kwam de bocht om. Op de bok <strong>van</strong> de kar zat de<br />
Naas Hermes, de smid, een bonkige man met stug rood bezemhaar.<br />
'Meisjes,' zei hij.<br />
<strong>Heivisj</strong> had jarenlang karren vol steenkool getrokken over<br />
een spoortje tweehonderd meter onder de grond. Het Belgische<br />
trekpaard kende de weg in de mijnen blindelings. Aan<br />
het eind <strong>van</strong> de week hoefden de mijnwerkers alleen maar<br />
'<strong>Heivisj</strong>' te zeggen. Dan sjokte het grote paard uit zichzelf<br />
door de doolhof <strong>van</strong> aardedonkere gangen tot hij bij de grote<br />
lift kwam die hem naar boven en naar huis brengen zou: een<br />
kleine zompige wei aan de rand <strong>van</strong> de mijnen.
Jarenlang was het goed gegaan. To t de dag dat hij ineens<br />
niet meer voor- of achteruit wilde.<br />
Zijn verzorger die hem probeerde aan tc sporen met een<br />
puntige stok moest dat met zijn leven bekopen. Het dier liep<br />
hem in panick onder de voet.<br />
Sindsdien maakte het donker I-Ieivisj panisch. Hij werd<br />
voorgoed onbruikbaar voor de mijnen. Het had een haar ge<br />
scheeld of hij was geslacht.<br />
'Klopt het dat je het bloed nog op zijn hoeven zien kan?' vroeg<br />
Muulke gretig.<br />
lIermes liet als antwoord de teugels golven en <strong>Heivisj</strong><br />
kwam weer in beweging. Achter de kar was de automobiel <strong>van</strong><br />
de Sigarenkeizer gespannen.<br />
ren.<br />
Het paard trok de voertuigen voort alsof het veeres wa<br />
Muulke stootte me aan. 'Hij heeft een oor <strong>van</strong> jute!'<br />
To en hij langssjokte, zag ik tot mijn verbazing dat ze gelijk<br />
had. Het jute-oor was aan het hoofdstel bevestigd. Behalve<br />
dat was zijn staart <strong>van</strong> vlas gemaakt, zodat het enorme beest<br />
iets <strong>van</strong> een speelgoeddier had.<br />
53
Het einde <strong>van</strong> piep en kraak<br />
Het werd Sint-Nicolaas.<br />
Toen de Belgische potkachel snorde als een verliefde kat, zat<br />
iedereen verwachtingsvol aan tafel. Zelfs opa Pei en de Mam<br />
waren door onze grootmoeder uit hun schuilplaats gehaald en<br />
hadden hun eigen plek aan tafel. 'Sentimentele kwatsj natuurlijk,'<br />
verweet oma Mei zichzelf, 'straks gaat er chocolademelk<br />
overheen en dan zijn die foto's voorgoed bedorven.'<br />
Maar ze liet ze toch staan.<br />
'Benieuwd of de goedheiligman aan ons gedacht heeft,'<br />
zei de Pap steeds opnieuw. Van de weeromstuit werden onze<br />
broers nog drukker dan normaal.<br />
'Ihi,' lachte Krits meisje, dat ook meegekomen was en haar<br />
tulphoedje nog ophad.<br />
'Stilzitten!' bulderde oma Mei. 'Anders zeg ik tegen Sint<br />
Nicolaas dat hij alles naar de buren kan brengen.'<br />
Dat was natuurlijk klinkklare onzin. Sinds we helemaal aan<br />
het einde <strong>van</strong> Sjlammbams Sahara woonden hadden we helemaal<br />
geen buren meer.<br />
'Tenzij de Sint ook bij konijnen langsgaat,' fluisterde Krit.<br />
<strong>De</strong> Tulp schoot in een lachstuip, waar ze niet meer uit<br />
kwam. Jes en Muulke maakten overgeefgeluiden.<br />
Uiteindelijk mochten we de woonkamer in.<br />
Jes kreeg <strong>van</strong> schrik de hik toen ze de cadeaus zag.<br />
'Is dat voor ons?' vroeg Muulke.<br />
'Alle ... hik. .. alle ... hik. .. allemaal?' vroeg Jes.<br />
'Zoveel is het toch niet?' vroeg de Pap. Hij staarde verbouwereerd<br />
de woonkamer in. <strong>De</strong> tafel was gevuld met cadeaus<br />
54
die in doek of behangpapier waren gewikkeld.<br />
Er was een Duits boek met griezelverhalen voor Muulke.<br />
Onze broers kregen lange pantalons en nieuwe petten.<br />
Vo or het meisje <strong>van</strong> Krit waren er zeepjes in een gebor-<br />
duurde doek.<br />
Het cadeau voor Jes zat in een bruine papieren zak en woog<br />
bijna niks.<br />
'Wat ... hik. .. is ... hik ... dat?'<br />
'Toe maar,' zei de Pap alleen maar. Het werd stil in huis, ik<br />
hoorde buiten de wind tegen de spanten <strong>van</strong> de zolder druk<br />
ken en beneden beklaagden onze huisgeesten zich luidkeels<br />
over zoveel herrie.<br />
'Achchch! Achchchch!'<br />
<strong>De</strong> vingers <strong>van</strong> Jes trilden toen ze het uitpakte.<br />
'Nee,' zei ze.<br />
Het was de rechthouder <strong>van</strong> rubber.<br />
'Om te hebben?' vroeg ze.<br />
<strong>De</strong> Pap schoot vol en moest zijn neus snuiten. 'Dacht je dat<br />
de Sint cadeaus léénde?' vroeg hij.<br />
Aan het zwijgen <strong>van</strong> oma Mei te merken had zij er niks <strong>van</strong><br />
geweten. En waarschijnlijk ook niet <strong>van</strong> de meeste andere ca<br />
deaus. Maar het enige wat ze zei was: 'Dat is een mooi ca<br />
deau.'<br />
Vo or mij was er een vulpen. Hij zat in een smal doosje dat je<br />
open kon klikken.<br />
Ik had nog nooit een vulpen gekregen. Ik kende niemand<br />
die er eentje had. Behalve de zusters <strong>van</strong> school dan. Ik voelde<br />
mijn wangen warm worden.<br />
Van oma Mei kregen we alle drie een nieuwe jas. In tegen<br />
stelling tot wat we verwachtten (onze grootmoeder was niet<br />
bepaald een vaardig naaister) waren ze mooi. Pie zei later dat<br />
ze de halve moestuin ingeruild had voor de stof en dat Nettie<br />
<strong>van</strong> Nol de jassen op haar kraambed gemaakt had.<br />
'Papier gladstrijken en netjes opvouwen,' zei oma Mei.<br />
'Wie wil er nog chocolademelk?'<br />
55
'Ik graag,' zei deTulp.<br />
'Ze is gek op chocolademelk,' zei Krit.<br />
'Ihihihihi,' lachte de Tulp.<br />
'Hik,' zeiJes.<br />
'We zijn nog niet klaar,' zei de Pap.<br />
'Iedereen is al geweest,' zei oma Mei.<br />
'Hik,' zei Jes weer.<br />
'Misschien moet er iémand in de werkplaats kijken,' zei de<br />
Pap.<br />
Ze wierp hem een achterdochtige blik toe.<br />
'Moeder Mei?'<br />
'Alles met te ervoor is niet goed,' zei onze grootmoeder<br />
terwijl ze haar stevige kin naar voren duwde. 'Te veel, te verwend,<br />
te ... eh ... enfin, behalve tevreden. Ik ben zeer tevreden.<br />
Zie ik er niet tevreden uit? Is dat het soms?' Pas toen mijn<br />
broers haar er<strong>van</strong> verzekerd hadden dat tevredenheid pas een<br />
naam had gekregen sinds zij op de wereld rondliep gaf ze toe.<br />
'Beloof me dat u niet boos wordt,' riep de Pap haar na.<br />
'Ik beloof helemaal niks,' riep oma Mei terug. 'Ik geef niks<br />
om die onzin, dat weet je. Als mijn kleinkinderen zich gedragen<br />
is dat cadeau gen .. .' We hoorden haar stem wegsterven<br />
toen ze de hoek omging. Daarna ging de deur <strong>van</strong> de werkplaats<br />
piepend open.<br />
Het bleef zeker vijf seconden stil.<br />
'Wat doet die fiets daar?' riep oma Mei door het openstaande<br />
bovenlicht heen.<br />
'Wat denkt u dat hij daar doet?' riep de Pap zenuwachtig<br />
terug.<br />
'Ik mag hopen dat het niet is wat ik denk.'<br />
'Dat hangt er<strong>van</strong> af wat het is ... eh . . . wat<br />
u denkt eh .. .' zei<br />
de Pap.<br />
We keken <strong>van</strong> de Pap naar de muur tussen ons en oma Mei<br />
in en weer terug. In de stilte die viel hoorde ik de wind die<br />
blaffend over de akkers stoof en zich baldadig tegen de sponningen<br />
<strong>van</strong> de ramen wierp.
'Hij is ... hij komt ... is <strong>van</strong> de zaak,' riep de Pap en keek paniekerig<br />
om zich heen.<br />
'Het is natuurlijk goedkoper op den duur om zelf een fiets<br />
te hebben .. .' begon Krit.<br />
' ... dan er steeds eentje te moeten huren,' vulde Eet aan.<br />
Nu kwamen ze pas echt op stoom.<br />
'Stukken goedkoper,' zei Pie.<br />
'Niet dat wij hem elke dag nodig hebben ... ' zei Sjeer.<br />
Krit betoogde gloedvol dat het zonde zou zijn als zo'n fiets<br />
de rest <strong>van</strong> de week alleen maar spinnenwebben verzamelde.<br />
Nee, geen zonde, dóódzonde!<br />
<strong>De</strong> deur <strong>van</strong> de keuken ging open. Oma Mei had een blos<br />
op haar wangen, maar of het <strong>van</strong> de kou was betwijfelden we.<br />
We wisten allemaal hoe dolgraag ze een fiets wilde hebben.<br />
'Van de zaak.'<br />
'Vandaar dat het een bákfiets is.'<br />
'En ik mag hem lenen.'<br />
'Precies.'<br />
'Soms. Niet altijd.'<br />
'Natuurlijk niet!'<br />
Ze kneep haar gewone oog wantrouwend dicht. 'Voor alle<br />
duidelijkheid: je hebt hem niet voor mij gekocht.'<br />
'Stel je voor!' riep de Pap en hij trok het meest verontwaardigde<br />
gezicht dat hij maar bedenken kon.<br />
Ze wist dat ze klem zat. Ze wist dat alles <strong>van</strong> tevoren bekokstoofd<br />
was, dat de fiets voor haar was en voor niemand anders,<br />
maar ze kon geen kant meer op.<br />
Ze ademde uit. 'Welaan,' zei ze en ze probeerde onverschillig<br />
te klinken, maar dat lukte niet helemaal. 'Hij heeft een bel,'<br />
voegde ze eraan toe.<br />
Jes rende door de kamer. <strong>De</strong> plankenvloer klapperde als<br />
vuurwerk onder haar voeten. Ze holde vervolgens de trap op<br />
tot de zolder en weer terug en daarna moesten we allemaal<br />
luisteren. We stonden om haar heen, hielden onze oren demonstratief<br />
wijd open en bezwoeren dat we niets hoorden,<br />
57
geen piepje en geen kraakje, niks. Daarna was ze zo uitgeteld<br />
dat oma Mei haar naar bed bracht, en omdat de Pap en onze<br />
broers de Tulp naar huis vergezelden en daarna eentje gingen<br />
drinken bij Oppe Hook vroeg ze of Muulke en ik de sigarenwerkplaats<br />
wilden opruimen.<br />
Het was er een janboel. Overal lag papier. <strong>De</strong> stoelen stonden<br />
schots en scheef, en daar waar de Pap de fiet" gestald had<br />
zat de vl oer onder de modder. We boenden de vloer, sjouwden<br />
de werktafel weer terug op zijn plek en daarna zaten we<br />
een poosje op de tafel, met onze voeten rustend op de persen.<br />
Het rook er naar zweet, olie en tabak. Ook al was de houtkachel<br />
uitgegaan en steeg de kilte op, het was fijn om hier te<br />
zitten.<br />
'<strong>De</strong>nk je dat het plan <strong>van</strong> de Pap lukken zal?' vroeg ik.<br />
Muulke haalde haar schouders op.<br />
'Het tegendeel <strong>van</strong> zorgen,' antwoordde ze. Het was de favoriete<br />
uitspraak <strong>van</strong> de Pap, waarmee hij alle mogelijke onheil<br />
bezwoer. 'Het tegendeel <strong>van</strong> zorgen, kinderen.'<br />
'Waar zou hij het geld voor de cadeaus <strong>van</strong>daan gehaald<br />
hebben?' vroeg ik ook al wist ik niet of ik het antwoord wel<br />
wilde weten. Muulke haalde haar schouders op. 'Och, en wat<br />
dan nog? Dan is oma Mei een week boos, gaat ze onze kleren<br />
vermaken en lopen wij weer voor gek, de rest <strong>van</strong> de winter<br />
eten we eeuwig moos en daarna gaat alles weer gewoon door.'<br />
Misschien had ze gelijk.<br />
En misschien kwam het door haar grenzeloze vertrouwen<br />
in alles en iedereen dat ik het geheime plan <strong>van</strong> het Slagschip<br />
er in één keer uitflapte.<br />
Haar ogen werden groot. 'Wat!'<br />
'Sst!'<br />
'Fing!' Ineens viel ze stil. 'Wat?'<br />
'Er zit een "maar" aan.'<br />
'Wat?'<br />
'Ik moet intern.'<br />
'Hoe bedoel je?'<br />
5 8
'Ik mag maar één keer per twee weken naar huis!'<br />
Muulke overdacht mijn woorden een kwart seconde en<br />
haalde toen haar schouders op. 'Als jij niet naar ons mag, kunnen<br />
wij toch naar jou komen.'<br />
Mijn maag kromp ineen. Muulke praatte alsof ik al uitgekozen<br />
was.<br />
'Het gaat vast niet door,' zei ik. 'Ze zoeken een meisje dat<br />
niet alleen straatarm is, maar ook nog vlijtig én deugdzaam.'<br />
'<strong>De</strong> enige die bij jou in de buurt komt is de heilige Rosa<br />
zelf,' meende Muulke.<br />
'Er is nog een meisje,' zei ik. 'Maria Gerritsen.'<br />
'Gerritse Sjmerritze!' Muulke klakte minachtend met haar<br />
tong. Ze pakte mijn handen vast. 'Fing!'<br />
Ik voelde een kriebel in mijn huik. Alsof hij er al die tijd<br />
gezeten had, maar zich niet had durven te bewegen.<br />
'J a,' zei ik.<br />
'Ja,' zei ze.<br />
En toen moesten we ineens allebei lachen, zo erg, zo verschrikkelijk<br />
hard lachen dat de lege sigarenwerkplaats er<strong>van</strong><br />
galmde en oma Mei de trap kwam aflopen en op de muur<br />
bonkte om te vragen of het alsjeblieft wat rustiger kon.<br />
<strong>De</strong> weken voor kerst waren altijd rommelig en druk: het huis<br />
<strong>van</strong> de nok tot de kelder aan kant maken; de extra feestbestellingen<br />
voor de sigarenwerkplaats ('de laatste keer dat we geen<br />
eigen tabak hebben!' riep de Pap); de sterfdag <strong>van</strong> onze dode<br />
grootvader en het bezoeken en schoonmaken <strong>van</strong> het graf<br />
<strong>van</strong> de Mam. Op een dag dat de <strong>hemel</strong> strak was als een pas<br />
gestreken servet woonden we de hoogmis bij in onze nieuwe<br />
jassen. Het vroor dat het kraakte en zelfs de altijd modderige<br />
holle weg <strong>van</strong> Sjlammhams Sahara was nu spijkerhard, zodat<br />
we onze zondagse schoenen aan mochten trekken, en ze niet<br />
zoals het jaar daarvoor in de hand moesten meenemen terwijl<br />
we op onze oude schoenen liepen.<br />
's Avonds las Muulke ons voor uit haar Duitse boek met<br />
59
griezelverhalen. In de straten <strong>van</strong> onze stad hoorde je behalve<br />
ons dialect meer Duits dan Nederlands, dus we verstonden<br />
het moeiteloos.<br />
'Noem je dat een griezelverhaal?' vroeg oma Mei toen het<br />
verhaal uit was. Meer was niet nodig. <strong>De</strong> Pap, die de krant<br />
<strong>van</strong> de vorige dag zat uit te spellen, zette zijn leesbril af. Onze<br />
broers die de koersen <strong>van</strong> de prijsduiven zaten te bestuderen<br />
schoven hun stoelen bij.<br />
Onze grootmoeder kon niet geweldig koken, en naaien kon<br />
ze al helemaal niet.<br />
Maar verhalen vertellen kon ze als geen ander.<br />
'Vraag me wat Truuke RuuzeI midden in de nacht in de Paterskoel<br />
deed,' zei ze.<br />
Truuke Ruuzei had nieuwe schoenen. Gouden lakschoentjes<br />
<strong>van</strong> het fijnste leer. <strong>De</strong> hele stad sprak er schande <strong>van</strong>. Iedereen<br />
wist dat Truuke ze nooit zelf had kunnen betalen, want<br />
veel verdiende ze niet. Ze werkte als jongste bediende bij de<br />
kruidenier.<br />
Maar Truuke was knap als een filmster en ze had veel bewonderaars<br />
en de grootste was een jongen <strong>van</strong> stand, jonkheer<br />
Voncken.<br />
'Truuke,' zei de stad vermanend. 'Zo'n jongen koopt dan<br />
wel schoenen voor je, maar hij trouwt nooit met je. Haal je<br />
nou niks in je hoofd!'<br />
Maar ja, dan moest je netTruuke hebben. Die was zo eigenwijs<br />
als de bok <strong>van</strong> boer Sjraa.<br />
'Truuke!' riep de stad. 'Pas nou op! Straks loop je met een<br />
bastaardkind! En denk nou niet dat die daar een cent aan gaat<br />
mee betalen!'<br />
Uiteindelijk moesten haar broers eraan te pas komen om<br />
jonkheer Voncken tot de orde te roepen. Dat gebeurde niet al<br />
te zachtzinnig. <strong>De</strong> ouders namen ondertussen Truuke onder<br />
handen. Ze verboden haar de jonkheer nog langer te zien. En<br />
die gouden lakschoentjes moesten terug. Subiet! Anders kon<br />
60
ze de rest <strong>van</strong> haar ongetrouwde leven 's avonds op haar kamertje<br />
doorbrengen met een flink slot op de deur.<br />
Duidelijke taal. Precies wat zo'n kind nodig had.<br />
Truuke toonde diep berouw. Ze huilde tranen met tuiten,<br />
liet zich de biecht afnemen, bad zich het eelt op de vingers<br />
en verstopte daarna ijskoud haar lakschoenen onder in de ton<br />
met blokken reuzel. Nog geen week later sprak ze heimelijk af<br />
bij de Paterskoel.<br />
<strong>De</strong> Paterskoel was de oude grind- en zandgroeve <strong>van</strong> de<br />
paters <strong>van</strong> Watersleijde. Het gebied in de Kollenberg was al<br />
jaren grotendeels afgegraven en niemand keek er echt naar<br />
om. To t de dag dat een <strong>van</strong> de paters er een oude vuursteenschacht<br />
ontdekte. Elke zaterdag liepen ze met pikhouwelen<br />
over hun schouders <strong>van</strong> het klooster naar de Kollenberg en<br />
waren ze de hele dag bezig de onderaardse gang vrij te maken<br />
en te verkennen.<br />
Maar de rest <strong>van</strong> de week was er niemand.<br />
<strong>De</strong> vrijer <strong>van</strong> Truuke was in de schemer naar de groeve gekuierd.<br />
Truuke had zich verstopt. Hij hoorde haar lachen.<br />
'Als je me vindt, krijg je een prijs,' had ze geroepen.<br />
Voor een prijs <strong>van</strong> Truuke was jonkheer Voncken wel warm<br />
te krijgen. Dus hij vond haar. Opnieuw en opnieuw en opnieuw.<br />
Alleen de prijs, die was nooit groot genoeg. Hij werd<br />
er knap chagrijnig <strong>van</strong>. Truuke vond het prachtig.<br />
'Nog een keer.'<br />
'Ik kan niet meer.'<br />
'Toe.'<br />
'Nee.'<br />
'Toe!'<br />
'Echt niet.'<br />
'Dan win je de hoofdprijs.'<br />
'<strong>De</strong> hoofdprijs?'<br />
'<strong>De</strong> laatste keer is de hoofdprijs. Wist je dat niet?'<br />
'En wat is die hoofdprijs dan?'<br />
6r
'Zoek me maar.'<br />
'Nee.'<br />
'Toe. Het is de laatste keer, dat beloof ik.'<br />
En ze hield zich aan haar belofte. Al was het op een andere<br />
manier dan ze gedacht had.<br />
Jonkheer Voncken zocht haar achter elke boom of struik. Hij<br />
zocht in alle schaduwen <strong>van</strong> het heuvelachtige terrein. M en<br />
toe meende hij haar weer te horen lachen. Truuke had een<br />
lach waar hij stapelgek <strong>van</strong> werd. Geen meisjeslach, niet als<br />
belletjes, maar meer een kapotte koperen klaroen. Een hese<br />
lach, haast zonder toon. Maar op een gegeven moment hoorde<br />
hij die ook niet meer. En toen was het alweer een uur later,<br />
en aardedonker. Godzijdank had hij eraan gedacht een petroleumlamp<br />
mee te nemen. Hij ontstak de lont en liet het licht<br />
ronddwalen.<br />
'Truuke!Truuke?'<br />
Uiteindelijk vond hij haar jas bij de ingang <strong>van</strong> de mijn. Het<br />
hekje stond open.<br />
To en hij de mijn in liep vond hij aan een uitstekende steenpunt<br />
haar muts. Tien meter verder vond hij haar sjaal, als een<br />
slang gedrapeerd over een houten mijnkarretje.<br />
Nu werd jonkheer Voncken pas echt fanatiek. Ook al had<br />
hij het niet op de duisternis in deze gang, het steeds lager wordende<br />
plafond en de wirwar <strong>van</strong> ldeine gangetjes, waar rare<br />
kreunende geluiden uit klonken.<br />
Ze had hem de hoofdprijs beloofd. Nou, die zou hij krijgen<br />
ook.<br />
Hij liet het licht door de gang dwalen. Tot zijn teleurstelling<br />
liep die onverwacht dood, tegen een stoffige berg <strong>van</strong><br />
grind en zand.<br />
Het enige wat hij vond waren de schoentjes <strong>van</strong> Truuke. Ze<br />
staken treiterig met hun punten uit de berg, en zelfs in de stoffige<br />
omgeving glommen ze hem nog tegemoet.<br />
Jonkheer Voncken had er ineens schoon genoeg <strong>van</strong>. Hij<br />
62
had een uu r gezocht, het zand zat tot in zijn kraag, hij was een<br />
keer gestrui keld en had zijn hand opengehaald.<br />
Tr uuke kon de ... krijgen, samen met die ... <strong>van</strong> een moeder<br />
en vader. Om <strong>van</strong> die ... <strong>van</strong> een ... broers nog maar te zwijgen.<br />
En die schoentjes, die nam hij ook mee. Kon ze op haar<br />
blote voeten terug. Dat zou haar leren.<br />
'Maar .. .' zei oma Mei terwijl ze de seconden liet wegtikken<br />
tot ze zeker wist dat onze oren <strong>van</strong> haar waren, helemaal, <strong>van</strong><br />
schelp tot lel, ' ... toen hij de schoentjes uit de berg wilde trek<br />
ken, merkte hij dat ze niet meegave n. '<br />
Het was geen nieuw verhaal dat ze vertelde. En al wisten we<br />
de afloop al zolang we ons konden he rinneren, toch kreeg ik<br />
nog steeds kippenvel tot boven op mijn kruin.<br />
Ze zeggen dat je het gegil <strong>van</strong> jonkh eer Voncken tot op de<br />
Putstraat kon horen.<br />
Toen ze Tru uke RuuzeI eindelijk uitgegraven hadden, was<br />
het te laat. Toen zat de aarde <strong>van</strong> de ingestorte vuursteengang<br />
al in haar neusgate n, haar uitpuilende ogen en haar openge<br />
sperde dode mond.
Zandpluk en het tegendeel <strong>van</strong> zorgen<br />
Zes maanden nadat de tabaksplanten geplant waren en we de<br />
eerste oogst geplukt hadden, wachtte de Pap op de tweede<br />
pluk. Maar de verwachte stevige diepgroene sprieten bleven<br />
uit, het oude groen verkwijnde, eerst nog onopvallend, en<br />
verloor toen in één nacht tijd zijn kleur.<br />
Nog geen dag later trokken de Sigarenkoningen hun kameel<br />
kleurige duffelse jassen aan en liepen de lange weg af.<br />
Het was een grauwe lentedag in april. We stonden aan het<br />
akkertje achter Negen Open Armen, terwijl de Sigarenkoningen<br />
hier eens een hak in de aarde drukten, daar op een<br />
uitgetrokken tabaksblad kauwden en op alle hoeken <strong>van</strong> het<br />
gepachte land luidruchtig de wind opsnoven. <strong>De</strong> Pap volgde<br />
hen, licht knikkend met zijn hoofd, alsof hij elke stap hoopvol<br />
optelde. <strong>De</strong> enige die op een afstand bleef was oma Mei. We<br />
hoorden hoe ze aan de andere kant <strong>van</strong> het huis de matten<br />
doodranselde tegen het hek.<br />
'Gaat er nog wat komen?' vroeg de Pap.<br />
<strong>De</strong> Brik, de oudste koning, vroeg: 'Had je al zandpluk?'<br />
Zandpluk was de eerste oogst. Bij zandpluk werd altijd onder<br />
aan de plant geplukt en de oogst was nogal zanderig door<br />
het opspattende regenwater. Ik herinnerde me de middagen<br />
dat we de planten onder de pomp <strong>van</strong> het kerkhof eindeloos<br />
moesten afspoelen.<br />
<strong>De</strong> Pap knikte.<br />
'En had je de planten met glas afgedekt?' vroeg Nol weer.<br />
'Oliepapier,' zei de Pap.<br />
Nol dacht na, knielde en veegde met zijn vlakke hand net
oven de aarde. To en keek hij op.<br />
'Wanneer heb je gezaaid?'<br />
<strong>De</strong> Pap wierp een blik op de <strong>hemel</strong>, leunde op zijn ene, dan<br />
weer op zijn andere voet, telde omstandig op zijn vingers.<br />
'Wanneer! ' bevalen de koningen.<br />
'Och .. .'<br />
'Voorjaar?'<br />
'Zoiets.'<br />
'Wat hedoel je met "zoiets"?'<br />
'Nou, gewoon.'<br />
'April?'<br />
'Ietsje later. '<br />
'Me i? '<br />
'Och.'<br />
Maar de Sigarenkoningen wa ren genadeloos. To t hij geen<br />
kant meer uit kon en het hoge woord eruit kwam.<br />
'Half október? Je hebt half október geplant?'<br />
'Wat dan nog!' riep de Pap lachend uit. En toen gebeurde<br />
er wat er altijd gebeurde. Te rwijl hij vertelde over planten die<br />
echt wel tegen een stootje konden, over de hoek <strong>van</strong> ons huis<br />
die ervoor zorgde dat de ergste kou werd opge<strong>van</strong>gen, zag ik<br />
dat hijzelf begon te geloven in wat hij zei.<br />
<strong>De</strong> Sigarenkoningen maakten er korte metten mee.<br />
'<strong>De</strong>ze oogst is verl oren.'<br />
Oma Mei zei geen woord.<br />
In plaats daar<strong>van</strong> sloeg haar uilenoog op hol. Het begon<br />
te rollen en te tollen zoals het nog nooit gedaan had. Onze<br />
grootmoeder liep net de trap af. Ze werd duizelig en kon zich<br />
nog net op tijd vastgrij pen aan de leuning.<br />
Het uilenoog tolde vier dagen en nachten achter elkaar als<br />
een knikker in een putje. Ten slotte ma akte ze een ooglap. Het<br />
hielp om het uilenoog tot rust te dwingen, maar het veran<br />
derde niets aan haar humeur.<br />
Ik had geen tijd om me er druk om te maken. Op vrijdag,<br />
65
vlak voordat de school uitging, gaf de Dreuvige me mijn<br />
schrift terug en zat er een briefje tussen in het priegelige<br />
handschrift <strong>van</strong> de directrice.<br />
Commissie. woensdag. IS.30 uur.<br />
66
J assen die passen<br />
Ik had tegen oma Mei gezegd dat ik naar Fie ging, ons oude<br />
buurmeisje.<br />
'Ga je zó?' vroeg Muulke.<br />
'Hoezo zó?'<br />
Ik had mijn kleren met zorg uitgekozen. Ik droeg kniekousen<br />
die nog niet al te vaak gestopt waren. <strong>De</strong> versleten neuzen<br />
<strong>van</strong> mijn schoenen had ik met houtskool donkerder gemaakt.<br />
Met een beee geluk zou de commissie ze toch niet zien. En<br />
ik droeg mijn nieuwe kerst jas.<br />
'Ik weet niet,' zei Muulke fronsend.<br />
'Ik hoor het wel als ik terug ben,' zei ik. Dapperder dan ik<br />
me voelde liep ik het tuinpad af, Sjlammbams Sahara op.<br />
Ik liep door de lange klinkerstraat, langs de dienstbodes<br />
die stoepjes schrobden <strong>van</strong> huizen die nooit <strong>van</strong> henzelf zouden<br />
zijn. Langs de etalage <strong>van</strong> slager WIllems, waar op maandag<br />
alleen haken hingen en geen uitgebeende varkens of koeien.<br />
Het was het negende huis <strong>van</strong> de straat, had de directrice<br />
gezegd, net om de bocht. Het was een kolossaal gebouw met<br />
een Maria <strong>van</strong> zandsteen, waar<strong>van</strong> het gezicht door de wind<br />
en regen vrijwel weggevaagd was.<br />
'Fing! Fing!'<br />
Ik draaide me om. Het was Muulke.<br />
'Wat doe jij hier?' vroeg ik.<br />
Muulke trok hijgend haar jas uit. 'Pak aan!'<br />
'Ik heb al een jas.'<br />
Ze begon aan mijn mouw te sjorren.
'Muulke!' riep ik tegenstribbelend, 'wil je misschien .. .'<br />
Muulkc sloeg haar ogen ten <strong>hemel</strong>. 'Die jas kan niet.'<br />
'Wat?'<br />
'Jij gaat naar de zusters, ja?'<br />
'Ja.'<br />
'En die zoeken een arm meisje. Ja?'<br />
'Ja.'<br />
'Arme meisjes hebben geen jassen die passen.'<br />
Fronsend keek ik omlaag. Nu pas zag ik dat de jas (die ze<br />
me op raadselachtige wijze al half aangetrokken had), haar eigen<br />
oude jas was. <strong>De</strong> mouwen kwamen tot halverwege mijn<br />
onderarmen. Het borstzakje was half uitgescheurd en minstens<br />
tien keer opnieuw gestikt in verschillende kleuren garen.<br />
(Muulke stopte er altijd alle mogelijke en onmogelijke<br />
dingen in.) Ik kreeg geen tijd om het tot me door te laten<br />
dringen. Het volgende moment schopte ze haar schoenen<br />
<strong>van</strong> haar voeten en trok haar afgetrapte sokken uit. 'En arme<br />
meisjes hebben ook geen goeie sokken,' zei ze resoluut, 'dat<br />
weet iedereen.'<br />
'Maar ik moet netjes zijn,' zei ik.<br />
Muu1ke schudde haar hoofd. 'Je moet netjes willen zijn,'<br />
zei ze. 'Maar zo dat het net niet gelukt is.' Ze duwde mijn<br />
haarspeld die door ons geworstel verschoven was, terug. 'Als<br />
je te netjes bent valt er niks meer te verbeteren. Dat vinden de<br />
zusters niet fijn. Ik kan het weten.'<br />
Dat was waar. Muulke riep bij de zusters een hartstochtelijke<br />
zucht naar verbetering op.<br />
'En je wil toch zeker niet dat die Gerritse Sjmerritze .. .' zei<br />
ze dreigend.<br />
Ik zweeg.<br />
Ze deed een pas naar achteren en bekeek me nog eens.<br />
'Zo,' zei ze innig tevreden met zichzelf. 'Nu is het goed.'<br />
Nog voordat ik had kunnen protesteren, had ze zich al omgedraaid<br />
met mijn jas over haar arm en mijn sokken in haar<br />
handen.<br />
68
'Ik moet rennen,' zei ze, 'oma Mei .. .'<br />
Weg was ze.<br />
Aan die sokken kon ik niks meer doen, maar de jas had ik kunnen<br />
uittrekken. Maar ik dacht aan Maria Gerritsen, het onbekende<br />
meisje dat met de seconde veel armer, deugdzamer en<br />
vlijtiger werd dan ik.<br />
Ik belde aan. Een dienstbode opende de deur, draaide zich<br />
om en liep zonder iets te zeggen voor me uit. Ik moest in een<br />
hoge hal wachten. Ik keek voorzichtig om me heen. Er was<br />
geen ander meisje dan ik. <strong>De</strong> directrice kwam me halen. Als<br />
haar al iets opgevallen was zei ze niets.<br />
In het midden <strong>van</strong> een hoge kale ruimte stond een zware<br />
eikenhouten tafel. Daarachter zat de commissie: een stuk of<br />
wat zusters en een pater.<br />
Eerst was er wat geklets over koetjes en kalfjes. En toen<br />
begon het.<br />
'Je begrijpt waarom je hier bent, Jozefina Boon? '<br />
Ik knikte.<br />
'Kun je het in je eigen woorden uitleggen?'<br />
'U zoekt een meisje dat u kunt helpen,' zei ik. 'Om lerares<br />
te worden.'<br />
'En zou je ons kunnen uitleggen waarom jij dat meisje zou<br />
moeten zijn?'<br />
<strong>De</strong> vraag was achteloos gesteld, maar ik zag dat hun ogen<br />
ineens heel oplettend waren.<br />
'Dat kan ik niet.'<br />
'Waarom niet?'<br />
Ik wachtte.<br />
'Zeg het maar,' zei het Slagschip.<br />
<strong>De</strong> hele tijd had mijn hart gefladderd als een mot om een<br />
petroleumlamp. Nu werd ik ineens heel kalm. Ik voelde de<br />
hitte <strong>van</strong> mijn wangen glijden.<br />
Ik haalde diep adem. 'Omdat het gek is als je zelf moet vertellen<br />
hoe goed je bent.'
Er gleed een zweem <strong>van</strong> een glimlach over de lippen <strong>van</strong><br />
de zusters en pater. Als <strong>van</strong>zelf ging ik nog rechter zitten. Ik<br />
kromde mijn ellebogen verder, zodat de korte krappe mouwen<br />
nog iets verder opkropen.<br />
Het Slagschip vertelde over mijn prestaties op school (goed),<br />
over hoe oplettend en keurig ik was (uitmuntend), hoe ik nooit<br />
een mis oversloeg, hoe ik als een engel zorgde voor mijn twee<br />
zussen, <strong>van</strong> wie er één zwaar gehandicapt was en de andere<br />
een onhandelbare wildebras. En hoe meer ze vertelde, hoe<br />
meer onze levens een verhaal werden. Met de Mam tragisch<br />
jong overleden, met oma Mei die op haar leeftijd een heel gezin<br />
draaiende moest houden, met de Pap die (zoals iedereen<br />
wel wist) een <strong>van</strong> de vele slachtoffers was <strong>van</strong> de voortdurende<br />
werkeloosheid (de zusters en pater knikten instemmend),<br />
maar die door volharding en zijn altijd blijvend geloof in God<br />
(goedkeurend gemompel) uiteindelijk zijn draai had weten te<br />
vinden als de laatste Sigarenkoning, al lukte het de ene maand<br />
beter dan de andere om de eindjes aan elkaar te knopen.<br />
En hoe langer ze vertelde, hoe beter alles bij me paste,<br />
Muulkes sokken en jas en het verhaal <strong>van</strong> het Slagschip.<br />
'làen we terugliepen door de lange gang zeiden we geen<br />
woord. Onze voetstappen galmden en echoden harder en voller,<br />
zodat het leek alsof ik al lerares was en er een hele klas<br />
achter me aan liep. Pas toen we buiten stonden bracht een<br />
windvlaag ons weer tot leven.<br />
'Goed,' zei ze. 'Bijzonder goed.' Vo or ik erop bedacht was<br />
gaf ze me een zoen op mijn wang, iets wat zo ongewoon was<br />
dat ik ineens stond te proesten <strong>van</strong> de lach en zij, de altijd<br />
kalme directrice, meeproestte.<br />
'Ik heb er niets over te zeggen,' zei ze. Ze moest harder praten<br />
toen een kar ons ratelend passeerde, 'maar als de voortekenen<br />
niet liegen krijgt de Gorettischool nog een harde dobber<br />
aan ons.'<br />
Ze wilde ongetwijfeld meer zeggen, maar opeens zweeg ze.
Ik dacht eerst dat het door de kar kwam. Maar toen die om de<br />
bocht verdween zweeg ze nog steeds. Ze keek over me heen<br />
en haar gezicht werd nog roder dan het al was.<br />
Ik draaide me om en keek recht in het fronsende gezicht<br />
<strong>van</strong> mijn grootmoeder.<br />
Later, toen het hele drama achter de rug was, hoorde ik dat<br />
Betje Garen ons gezien had. Het was dus door haar roddelzucht<br />
dat oma Mei erachter kwam, maar op dat moment voelde<br />
het alsof ze God zelf ingeschakeld had.<br />
'Fing?'<br />
Wat er achter haar ooglap gebeurde weet ik niet, maar haar<br />
gezonde oog gleed vol afschuw over me heen. Pas toen drong<br />
het tot me door.<br />
<strong>De</strong> jas.<br />
Ik had de oude jas <strong>van</strong> Muulke nog aan!<br />
'Ik dacht dat jij naar Fie ging?' vroeg ze.<br />
<strong>De</strong> directrice schoof tussen mij en mijn grootmoeder in.<br />
'Mei. Luister. Meer vraag ik niet.'<br />
Mijn grootmoeder vermoedde dat er iets aan de hand was<br />
dat haar absoluut niet zinnen zou. Maar dat vermoeden verloor<br />
het <strong>van</strong> haar nieuwsgierigheid. Ze vouwde haar armen<br />
over elkaar.<br />
<strong>De</strong> directrice vertelde een afgezwakte versie <strong>van</strong> wat ze verteld<br />
had bij de commissie en ze zorgde er wel voor dat ze de<br />
rest <strong>van</strong> mijn familie buiten beschouwing liet.<br />
'Helder,' zei oma Mei.<br />
'Helder?'<br />
'Als de ruiten <strong>van</strong> Betje Garen,' zei oma Mei weer. 'Op één<br />
ding na.'<br />
'Op één ding na?'<br />
'Ja, Albcrta.'<br />
'En dat is, Mei?'<br />
'Wat doet dat kind in de oude jas <strong>van</strong> Muulke?'<br />
'Ach,' zei de directrice, die naar me keek alsof ze nu pas zag
wat ik droeg. 'Eh .. .' Ze begon aan de spelden <strong>van</strong> haar knot te<br />
frunniken.<br />
'Was het jouw idee?' vroeg oma Mei. 'Mijn kleinkind in een<br />
te kleine ouwe jas laten lopen ... '<br />
'Luister nou ... '<br />
' ... zodat die commissie haar een zielige arme stumper<br />
vindt?'<br />
Ik geloof niet dat mijn grootmoeder echt geloofde dat het<br />
Slagschip iets met de jas te maken had. Maar het Slagschip<br />
had iets achter haar rug om gedaan en dat zou ze weten ook.<br />
'Luister, Mei. Wees reëel. Zonder geld <strong>van</strong> de commissie ... '<br />
Mijn grootmoeder stak haar hand op. 'Genoeg. Fing?'<br />
Ze draaide haar de rug toe en beende weg, en ik kon niet<br />
anders dan achter haar aan lopen. Maar als oma Mei gedacht<br />
had dat het Slagschip het hierbij zou laten had ze het mis.<br />
'Wat moet er <strong>van</strong> dat kind terechtkomen?' klonk er woedend<br />
achter ons. 'Als jij je hele leven zo onmogelijk koppig<br />
blijft. Moet ze in een fabriek gaan werken? Haar handen kapot<br />
schrobben in het huis <strong>van</strong> een of andere rijke stinkerd, die<br />
vroeg of laat zijn handen niet thuis kan houden?'<br />
'Doorlopen,' gromde mijn grootmoeder.<br />
Ik hoorde het Slagschip daadwerkelijk stampvoeten. Op<br />
dat moment besefte ik dat het een leugen is dat mensen volwassen<br />
worden. Ze groeien misschien aan de buitenkant op<br />
tot een grootmoeder of een Slagschip, maar <strong>van</strong>binnen worden<br />
ze niet veel ouder dan ik, Muulke of zelfs Jes.<br />
'Je bent altijd al een stijfkop geweest!' riep het Slagschip.<br />
'Maar je kan dat kind niet de dupe laten worden <strong>van</strong> de eeuwige<br />
steuntrekkerij <strong>van</strong> jouw schoonzoon en <strong>van</strong> Pei, God<br />
hebbe zijn ziel!'<br />
Ik sloeg mijn hand geschokt voor mijn mond, alsof de<br />
woorden uit mijzelf gekomen waren.<br />
Hoewel het voor de stad niet bepaald een geheim was dat<br />
zowel mijn vader als mijn grootvader Pei tussen de talloze
aanes door, meermaals steun ont<strong>van</strong>gen had <strong>van</strong> de nonnen<br />
of de paters, was het een onderwerp waarover angstvallig<br />
gezwegen werd. Zelfs Alberta, directrice en Slagschip, werd<br />
zich daar plots weer <strong>van</strong> bewust. En daarmee kreeg ze ook de<br />
ldeine oploop in de gaten die hun woordenwisseling veroorzaakt<br />
had. Het gebeurde niet elke dag dat de directrice een<br />
opstootje veroorzaakte. Ze wrong zich naar voren, pakte de<br />
elleboog <strong>van</strong> mijn grootmoeder stevig vast (iets wat niemand<br />
anders ooit zou durven wagen) 'Als je mij de kans geeft .. . '<br />
'Jou?' zei mijn grootmoeder, de poolwind in haar stem.<br />
Het Slagschip werd rood en herstelde: 'Ik bedoel als je<br />
Fing ... Je moest eens weten hoe ze <strong>van</strong> haar onder de indruk<br />
waren.'<br />
'Van Muulkes jás zal je bedoelen.' Oma Mei draaide zich<br />
naar mij toe. 'Naar huis.'<br />
'Maar ... '<br />
'Fing.' Oma Meis stem was zo zacht dat hij nauwelijks verstaanbaar<br />
was.<br />
Ditmaal bleef het stil achter ons.<br />
Die avond, toen wij in bed lagen, barstte de ruzie los die<br />
al wekenlang als een onweer boven ons hoofd gehangen had.<br />
Normaal betekende dat dat mijn grootmoeders schelle stem<br />
de pannen <strong>van</strong> het dak deed rinkelen en de Pap ze weer sussend<br />
op hun plek terug praatte. Maar ditmaal bulderden beide<br />
stemmen tegen elkaar op als inslagen <strong>van</strong> een kanon. Ik drukte<br />
mijn handen tegen mijn oren.<br />
<strong>De</strong> dag erna leek het alsof er niets gebeurd was. <strong>De</strong> Pap<br />
groette oma Mei bij het ontbijt en zij groette terug. Maar er<br />
zaten barstjes in hun stemmen, al moest je goed luisteren om<br />
ze te kunnen horen.<br />
Op school wachtte ik de hele dag.<br />
Er kwam geen bericht uit de Hemel.<br />
<strong>De</strong> dag erna ook niet.<br />
7 3
Een oude toekomst<br />
Twee weken later, toen Jes, Muulke en ik buiten op Sjlammbarns<br />
Sahara waren, riep oma Mei me. Jes en Muulke slenterden<br />
achter me aan, maar onze grootmoeder zei dat ze buiten<br />
moesten blijven .<br />
'Ik moet mijn handen wassen,' zei Muulke, die het altijd<br />
feilloos aanvoelde wanneer er iets te gebeuren stond.<br />
'Loop maar naar de pomp,' zei oma Mei en ze wees naar<br />
het kerkhof. Jes gaf ze een ander onbenullig karweitje.<br />
Onze grootmoeder nam plaats in de woonkamer. Ze klopte<br />
op de sofa en ik ging naast haar zitten. 'Aan hem kunnen we<br />
het niet overlaten, dat snap je,' zei ze .<br />
Ik knikte. Niet dat ik enig idee had wat ze wilde zeggen,<br />
maar over wie ze het had was me wel duidelijk.<br />
'God weet dat die goeie man soms ook wel eens iets doet<br />
dat wél goed uitpakt.' Ze zei het met duidelijke tegenzin. Ineens<br />
keek ze me aan. Ik zag hoe iets in haar blik zich schrap<br />
zette.<br />
'Het kan niet, kendj,' zei ze.<br />
Ik zweeg.<br />
'Valse hoop!' foeterde oma Mei.<br />
'Het is geen valse hoop.'<br />
'Wie zegt dat jij uitgekozen wordt?'<br />
'<strong>De</strong> directrice zegt .. .'<br />
'Ze kan zoveel zeggen. Boon komt om zijn loon! Niet om<br />
steun!'<br />
Ik wist dat ik niet dezelfde fout moest maken als de directrice.<br />
En het had ook geen zin om naast haar te blij ven zitten,<br />
74
zoals de Dreuvige gedaan had. Die had twee uur bij ons in de<br />
keuken geduldig gewacht, maar ook dat had mijn grootmoeder<br />
niet <strong>van</strong> mening doen veranderen.<br />
Ik zou rustig moeten blijven. Het was de enige kans die ik<br />
had.<br />
'Het is maar een woord, oma Mei,' begon ik. 'Als ze mij kiezen<br />
... is het niet omdat ik niks kan. Het is juist omdat ik wél...'<br />
'Liegen, zeker.'<br />
'Ik heb niet gelogen.'<br />
'Soms hebben leugens geen woorden nodig.'<br />
'Maar .. .'<br />
'Een jas aantrekken die te klein is, is dat geen liegen?'<br />
'Oma Mei .. .'<br />
Het bleef een hele tijd stil. To en ze uiteindelijk weer sprak<br />
was haar stem gedempt en kalm. Dat was vele malen erger<br />
dan wanneer ze me de huid vol gescholden had. 'Hoe denk<br />
je dat ik aan jullie nieuwe jassen gekomen ben? Dat ik ze <strong>van</strong><br />
de bomen geplukt heb? Verdîénd heb ik ze. "Boon komt om<br />
zijn loon." Dat is wat ik mezelf gezworen heb. Niet om steun.<br />
Nóóit meer om steun.'<br />
Mijn kalmte loste razendsnel op. 'Maar het is niet eerlijk ... '<br />
riep ik.<br />
'Niet eerlijk?' voer ze uit. 'Durf jij tegen mij te praten over<br />
eerlijkheid? Wat denk je hoe ik me voelde, als midden op<br />
straat mijn eigen kleinkind in een voddenjas te kijk staat!'<br />
Het had geen zin om haar eraan te herinneren dat ze die<br />
'voddenjas' zelf gemaakt had. Of dat de dingen die gebeurd<br />
waren niet het gevolg waren <strong>van</strong> een uitgekookt plan, maar<br />
gebeurden zoals dingen meestal gebeurden, als een soort ongeluk,<br />
dat zich heel langzaam voor je ogen ontvouwt maar dat<br />
je toch niet kan tegenhouden.<br />
Buiten, achter het raam, stoof de wind het zand <strong>van</strong><br />
Sjlammbams Sahara ineens in een woedende vlaag op.<br />
'Ze wil dat je bij haar komt werken,' zei ze.<br />
Ik fronste. '<strong>De</strong> directrice?'<br />
75
'<strong>De</strong> Pruusin.'<br />
Ik staarde haar stomverbaasd aan.<br />
'<strong>De</strong> Pniusin?'<br />
'Ja.'<br />
'Wanneer?'<br />
'Zo snel mogelijk.'<br />
'Als ik <strong>van</strong> school ben?'<br />
'Binnen twee weken.'<br />
'Twee weken? Maar ... school.'<br />
'Voor wat jij gaat doen, heb je geen school nodig.'<br />
Oma Mei staarde naar de kachel, zweeg en bleef zwijgen.<br />
Ik wist het nu. Ik wist het. Het was niet dat ik het niet had<br />
zien aankomen. Maar de verschrikkelijke, rampzalige manier<br />
waarop mijn droom in duigen viel (ik zou geen lerares worden,<br />
nu niet, volgend jaar niet, nooit, ik zou zelfs school niet<br />
a:&naken) maakte me misselijk <strong>van</strong> teleurstelling.<br />
En nu werd me ook iets anders duidelijk: namelijk hoe verschrikkelijk,<br />
verschrikkelijk, verschrikkelijk graag ik het ge<br />
wild had.<br />
'J e kan ervaring opdoen,' zei oma Mei. 'Wie weet later .. .'<br />
Haar woorden ebden weg. 'Enfin,' zei ze. 'Nu eh ... weet je<br />
het. En al huil je het zout uit je tranen ... enfin.' Ze wreef haar<br />
handen en stond op.<br />
Ik moet ook zijn opgestaan; ik kan het me niet herinneren.<br />
Ik dacht dat ik naar buiten liep, maar vond mezelf terug halverwege<br />
de trap, terwijl ik de spijlen omklemde en naar het<br />
bovenlicht staarde. Ergens in het huis hoorde ik mijn broers<br />
met iets slepen, er kwam veel gevloek aan te pas en meteen<br />
daarop de scherpe stem <strong>van</strong> mijn grootmoeder die hen terechtwees.<br />
En aan de stilte die toen viel, de verschrikte, zuigende,<br />
allesverslindende stilte wist ik dat iedereen in huis alles<br />
al geweten had, iedereen behalve Muulke, Jes en ik.
<strong>De</strong> pop die alles zag (I)<br />
<strong>De</strong> wind ruiste balorig door de struiken. Losgewaaide scherpe<br />
takjes striemden ons gezicht. Oma Mei moest haar hoedje<br />
met twee handen vasthouden, maar zodra we de holle weg in<br />
liepen, viel de wind weg en betraden we een stille, beschutte<br />
wereld. Het zonlicht viel door de dichtbegroeide boomkruinen<br />
boven ons en strooide bewegende munten <strong>van</strong> licht over<br />
het pad.<br />
Oma's uilenoog bewoog traag in haar oogkas. 'Moet je zo<br />
zuchten?'<br />
Ik zweeg.<br />
Zodra we de holle weg weer uit kwamen, zette ze haar<br />
hoedje af. Haar uilenoog maakte een zwiep naar links en keek<br />
me een moment waterig aan.<br />
'Loop rechtop. Je lijkt Jes wel.'<br />
Haar gemopper ging naadloos over in de stijgende prijzen<br />
<strong>van</strong> de aardappelen, de muizenplaag op de markt en waar het<br />
met de wereld naartoe moest. Ik draaide mijn hoofd, zodat<br />
ik de voorjaarswind in mijn oren ving en ik haar mond alleen<br />
nog maar zag bewegen.<br />
We naderden de boerderijen <strong>van</strong> We tsels en boer Kalle en<br />
de smidse <strong>van</strong> de Naas Hermes. Vanuit de stallen klonk de ritmische<br />
slag <strong>van</strong> de smidshamer op de ijzers.<br />
<strong>Heivisj</strong> stond op de achterplaats, zijn hoofd half verstopt<br />
in zijn haverzak. Ik hoorde hoe hij de haver tussen zijn tanden<br />
vermaalde. Het gewone oor bewoog nauwelijks toen we<br />
langsliepen. Ouwe Mattie, de stokoude hond <strong>van</strong> de smid, lag<br />
in de namiddagzon onder de massieve benen <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong> te<br />
77
dromen, met zachte kefgeluidjes en een pootje dat trilde.<br />
Vanaf de weg kon je de Putse Poort al zien liggen, de oude<br />
stadspoort met de verweerde deuren die altijd openstonden.<br />
Het was een grote overgang om <strong>van</strong> Sjlammbams Sahara de<br />
stad binnen te komen. Binnen een paar stappen werd je omvat<br />
door de muren, de geluiden waaiden hier niet meer weg, de<br />
geuren vervlogen niet. En al zou ik niet meer uit Negen Open<br />
Armen weg willen, toch herkende ik altijd het beschermende<br />
gevoel <strong>van</strong> de stad die om me heen paste als een jas en als altijd<br />
maakte het me blij en droevig tegelijk.<br />
Op de markt waren voorbereidingen bezig voor de bidprocessie<br />
voor de vrede. <strong>De</strong> straten werden schoongeveegd en<br />
aan de gevels <strong>van</strong> de middenstand hingen vaandels in de witgele<br />
kleuren <strong>van</strong> de kerk. Er werd veel volk verwacht, ook <strong>van</strong><br />
buiten de stad. Want al geloofde nog steeds niemand dat er<br />
echt oorlog zou komen, onze stad had (als altijd) het zekere<br />
voor het onzekere genomen.<br />
Bij Betje Garen hing een nieuw bordje:<br />
OPEN VOOR ONZE GEACHTE CLIENTÈLE,<br />
BINNEN- ÉN BUITENSTAD S<br />
MOOIE AANBIEDINGEN!!<br />
( ZATERDAGS GESLOTEN.)<br />
We liepen het centrum weer uit, de villawijk in, langs de kronkelende<br />
stadsbeek.<br />
Pas nadat we een paar keer aan de bel getrokken hadden,<br />
werden we door een dienstbode binnengelaten.<br />
Ik durfde nauwelijks over de plavuizen te lopen, zo schoon<br />
en glimmend waren ze. Ik schoof zoveel mogelijk aan de zijkant<br />
naar een kleine ruimte met een bank. Daar moesten we<br />
wachten.<br />
Een grote staande klok sloeg plechtig het volle uur. <strong>De</strong> wijzers<br />
hadden de vorm <strong>van</strong> sigaren. Mijn grootmoeder schudde<br />
haar hoofd. 'Hoe rijker, hoe gekker,' zei ze.
Zeggen dat de Sigarenkeizer rijk was, was zwak uitgedrukt.<br />
Steenrijk was hij. Letterlijk. Hij was de enige erfgenaam <strong>van</strong><br />
het fortuin dat zijn oom Van Wessum ooit met zijn steenfabriek<br />
verdiend had. Daarnaast had hij het zakeninstinct <strong>van</strong><br />
zijn oom geërfd.<br />
Er werd gezegd dat de Sigarenkeizer wel twintig automobielen<br />
had kunnen kopen, maar dat hij zakenman genoeg was<br />
om te beseffen dat je niet al te opzichtig met geld moest smijten,<br />
wilde je de stad te vriend houden.<br />
'Hebben jullie lang moeten wachten?'<br />
<strong>De</strong> Pruusin kwam de brede trap met de rode loper aflopen.<br />
Ze gaf oma Mei en mij een hand.<br />
Ik maakte een knicksje.<br />
'Aangenaam,' zei oma Mei.<br />
Ze ging ons voor naar een kleine salon. Er waren stoelen met<br />
geborduurde zittingen, twee marmeren schoorstenen met op<br />
elk een spiegel in vergulde lijst, er stond een enorme canapé<br />
en in de hoek stond een bank die volgestouwd was met vijf<br />
levensgrote sierpoppen.<br />
'Thee?' vroeg de Pruusin.<br />
Oma Mei en ik zaten onhandig op de canapé, die gemaakt<br />
leek om weg te zakken in de kussens en naar het plafond te<br />
staren en te mijmeren over muziek of boeken.<br />
'Liesl kijkt naar je uit,' zei de Pruusin.<br />
'Liesl?' vroeg ik.<br />
'Mijn nichtje.' <strong>De</strong> Pruusin schonk thee in kleine glaasjes en<br />
staarde naar de deur.<br />
'0,' zei oma Mei. 'Nou, Fing heeft een groot verantwoordelijkheidsgevoel<br />
en is volkomen te vertrouwen. Waaruit bestaat<br />
het werk, als ik vragen mag?'<br />
<strong>De</strong> Pruusin maakte een vaag gebaar. <strong>De</strong> diamanten ring<br />
fonkelde aan haar hand.<br />
'Keukenwerk?' vroeg oma Mei.<br />
'Het meeste doen de kokkin en haar hulp.'<br />
79
'Linnen en strijk?'<br />
'Daar hebben we dienstbodes voor.'<br />
Daarna noemde ze nog een paar dingen op die ik niet hoefde<br />
te doen. Toen staarde ze weer naar de deur.<br />
'Maar wat wél?' vroeg oma Mei.<br />
'Wat wel?'<br />
'Wat voor werk?'<br />
<strong>De</strong> Pruusin fronste haar voorhoofd.<br />
'Waar blijft ze toch?'<br />
Ze schelde. <strong>De</strong> dienstmeid kwam binnen.<br />
'Liesi?' vroeg de Pruusin, alsof het de schuld <strong>van</strong> de dienstmeid<br />
was dat Liesl verdwenen was. Ik wierp een blik op oma<br />
Mei. Die haalde haast onmerkbaar haar schouders op.<br />
<strong>De</strong> Pruusin herstelde zich. 'Spreekt Fing Duits?'<br />
'Hoezo?' vroeg oma Mei.<br />
'Veel <strong>van</strong> ons personeel komt uit Duitsland,' zei ze. 'Het<br />
zou fijn zijn als ze zich verstaanbaar maken kan.'<br />
Soms vergat ik dat de Pruusin Duits was. Er werd gezegd<br />
dat ze in een jaar tijd zoveel lessen Nederlands gevolgd had<br />
dat ze het inmiddels beter sprak dan de meesten mensen in<br />
onze stad, burgemeester en notabelen meegerekend.<br />
Terwijl oma Mei de Pruusin uitvoerig geruststelde keek ik<br />
om me heen. Mijn blik gleed langs de canapé, het grote bureau,<br />
de spiegel met de vergulde lijst, de poppen op de sierbank.<br />
Het waren geen speelpoppen, daar waren ze te mooi<br />
en te groot voor. Ze hadden echt haar en droegen jurken <strong>van</strong><br />
zijde met grote strikken. Ze zaten tegen elkaar aan geleund,<br />
onderuitgezakt als in slaap gevallen vriendinnen. Ik dacht aan<br />
Muulke en Jes, die nu in de klas zaten. Aan de Dreuvige en<br />
hoe ze naast mijn grootmoeder gezeten had. Ik dacht aan Maria<br />
Gerritsen, aan baretten en chambrettes. Ik dacht aan alles<br />
waar ik niet aan denken wilde.<br />
Het gebeurde <strong>van</strong>uit mijn ooghoek. En ik had het pas door<br />
toen het alweer afgelopen was. Ik wist nog net een kreet te<br />
onderdrukken en hapte naar adem.<br />
80
'Is er iets?' vroeg de Pruusin bezorgd.<br />
'Wat?' zei oma Mei.<br />
'Niks,' zei ik, 'eh ... niks.' Ik voelde mijn grootmoeders afkeurende<br />
blik. <strong>De</strong> Pruusin glimlachte. Ik glimlachte terug,<br />
terwijl mijn hart nog zo bonkte dat ik dacht dat het uit mijn<br />
borstkas springen zou.<br />
Een <strong>van</strong> de sierpoppen zat half weggedraaid. Het was de<br />
grootste, ze zat het meest achteraan, je zag vooral het hoofd.<br />
Of liever gezegd, je zag de grote strooien hoed die haar poppengelaat<br />
verborg.<br />
Tot het hoofd opkeek.<br />
Een piepkleine beweging.<br />
I Iet oog dat ik zag staarde me aan.<br />
Twee, drie seconden hooguit.<br />
Toen zakte het hoofd langzaam weer terug.<br />
Ik heb nooit echt begrepen waarom ik niks zei.<br />
Nog geen halfuur later stonden we buiten. Tw ee maanden<br />
voordat ik <strong>van</strong> school zou gaan had ik de eerste betrekking <strong>van</strong><br />
mijn leven, terwijl oma Mei noch ikzelf ook maar het flauwste<br />
benul had waarvoor ik aangenomen was.
<strong>De</strong>el 2<br />
Fings oorlog<br />
I939-I94°
<strong>De</strong>ine liebe Freundin Fing<br />
<strong>De</strong> Pruusin zat in een strandstoel met een plaid over haar benen.<br />
Naast haar lag de witte hond te slapen. In het gras draaide<br />
een grammofoon een slepend walsje. <strong>De</strong> bakelieten plaat<br />
glom in het zonlicht. To en de grammofoon afliep, klonk er<br />
geruis, een klik en toen was het stil.<br />
'Hallo,' zei ik.<br />
<strong>De</strong> Pruusin trok haar hoofd in als een geschrokken schildpad<br />
en haar handen maakten een afwerend gebaar. Op hetzelfde<br />
moment schoot de hond overeind en begon te lachen.<br />
Nu, bij daglicht, klonk het eerder idioot dan luguber. Maar<br />
het bleef raar om de hond zijn bek te zien opensperren en in<br />
plaats <strong>van</strong> geblaf een amechtig gehijg te horen, als <strong>van</strong> iemand<br />
die de slappe lach had.<br />
<strong>De</strong> Pruusin drukte beide handen op haar borst. 'Stil, hond!<br />
Stil!'<br />
<strong>De</strong> hond schoot weg. Pas toen herkende de Pruusin me. Ze<br />
kwam overeind. <strong>De</strong> plaid viel in het gras. Ze greep mijn handen<br />
en zei dat ze blij waren dat ik er 'eindelijk, eindelijk' was.<br />
En toen liet ze een hand los en stak die uit.<br />
'Guck doch mal,' riep ze naar achteren. '<strong>De</strong>ine liebe Preundin<br />
Fing!'<br />
Van achter de stenen fontein dook Liesl ap.<br />
Die ochtend had er een krakend stijf gesteven wit schort met<br />
een zwarte dienstjapon klaargelegen. Ik waste me met het water<br />
<strong>van</strong> de lampetkan, negeerde de blikken <strong>van</strong> Jes en Muulke<br />
en liep de trap af.
Oma Mei had een kop hete koffie voor me neergezet. To t<br />
gisteren hadden] es, Muulke en ik nooit koffie gemogen. Koffie<br />
was voor 'de groten'. Hij smaakte bitter.<br />
Toen de klok acht sloeg trokken Muulke en Jes hun jassen<br />
aan. Ze liepen naar buiten. <strong>De</strong> keukendeur sloot zich. Het<br />
volgende moment vloog de deur weer open, Jes stormde naar<br />
binnen, vloog in mijn armen en klemde zich aan me vast.<br />
'Ga nou maar,' zei ik.<br />
<strong>De</strong> keukendeur viel weer dicht. Ik voelde de armen <strong>van</strong> Jes<br />
nog om me heen, alsof ik klei was en zij de mal. Het gammele<br />
tuinhek klapte open en dicht en toen waren ze weg.<br />
Echt weg.<br />
<strong>De</strong> Pruusin hield haar vrije hand nog steeds uitgestoken en<br />
Liesl kon niet anders dan die vastpakken. We stonden een moment<br />
midden in de uitgestrekte tuin.<br />
'Waltraud?' riep de Pruusin. 'Waltraud!'<br />
Door een serredeur kwam een meisje naar buiten. Ze droeg<br />
net als ik een schort en een zwarte jurk.<br />
'<strong>De</strong> taart.'<br />
Waltraud liep weer naar binnen. Even later ging de deur<br />
weer open. Ditmaal kwam een vrouw naar buiten. Ze was<br />
klein en rond, had een mopsneus en krentenoogjes.<br />
'Mevrouw?'<br />
'Ja Anna?'<br />
'Er moet een misverstand zijn.'<br />
'Een misverstand?'<br />
'Ik heb geen taart besteld.'<br />
'Dat heb ik zelf gedaan,' zei de Pruusin. Ze lachte.<br />
'Zélf?'<br />
<strong>De</strong> vrouw draaide zich resoluut om en liep naar binnen. <strong>De</strong><br />
klinkers <strong>van</strong> het tuinpad waren ongelijk en hobbelig, zodat ze<br />
moest uitkijken om niet te struikelen.<br />
Even later rinkelde een tafeltje op wielen het pad af. Er<br />
stond een grote schwarzwalderkirschtorte op en een theepot<br />
met dure kopjes.<br />
86
'Ga zitten!' lachte de Pruusin.<br />
Ik bleef onzeker staan.<br />
'Ga toch zitten, Fing!'<br />
Ik liet me op de stoel zakken.<br />
<strong>De</strong> taart was mierzoet en machtig. Na twee happen zat ik<br />
vol. <strong>De</strong> Pruusin hoorde me uit over mijn leven, terwijl ze om<br />
de haverklap Liesl triomfantelijk aankeek. Ze zei in het Duits<br />
hoe interessant het toch was dat ze nu een echte Fing in huis<br />
hadden. Dat zei ze écht. Een echte Fing. Alsof ik in stapels op<br />
een schap in de winkel lag.<br />
Na de taart kwamen piepkleine hapjes. En daarna flinterdunne<br />
koekjes, die smolten op je tong.<br />
Misschien ging het altijd zo, bij ieder meisje dat ze aannamen.<br />
<strong>De</strong> Rijken doen tenslotte wat ze willen, oma Mei had<br />
het al zo vaak gezegd.<br />
'Goed,' zei de Pruusin toen de hele tafel vol stond met restjes.<br />
'Nu ga ik even mijn ogen sluiten.' Ze kwam nadrukkelijk<br />
geeuwend overeind.<br />
Het was me een raadsel hoe ik ooit had kunnen denken dat<br />
Liesl op Nienevee leek. Ik kon me ook niet meer voorstellen<br />
dat ze me <strong>van</strong> onder de strooien hoed zo uitdagend had<br />
aangekeken. Dit leek een compleet ander meisje. Een niksig,<br />
muizig wicht in een veel te grote slobberjurk. Zo'n kind dat je<br />
ziet en dan meteen weer vergeet.<br />
'Vertel je me een sprookje?' vroeg ze in het Duits.<br />
'Ik moet werken,' zei ik.<br />
In de keuken was niemand. Ik bleef staan. Er klonk geplof<br />
<strong>van</strong>uit de kamer ernaast.<br />
Waltraud stond in de bijkeuken lakens te strijken. Het ijzer<br />
siste dreigend toen ze de nog vochtige banen stof gladstreek.<br />
Misschien voelde ze mijn blik. Ze draaide zich om, zonder te<br />
stoppen met strijken.<br />
'Kan ik iets doen?' vroeg ik in het Duits.<br />
Als antwoord begon ze te grinniken.
Ik stond een kwartier bij de gesloten deur <strong>van</strong> de salon. <strong>De</strong><br />
vloer rook naar boenwas. <strong>De</strong> sigarenklok tikte. Door het<br />
grote bovenlicht stroomde wit helder licht in de brede hal. Ik<br />
luisterde aan de deur. Sliep ze al? Ik hoorde niets en durfde de<br />
deur niet open te maken.<br />
Ik ging op de wachtbank zitten en staarde naar de sproeten<br />
op mijn hand. Naar de sigarenwijzers <strong>van</strong> de staande klok.<br />
Uiteindelijk zat er niets anders op.<br />
Liesl zat bij de fontein. Ze schepte aandachtig water <strong>van</strong><br />
de ene in haar andere hand, maar ik voelde hoe haar ogen me<br />
opnamen.<br />
Er stonden nog kopjes en schoteltjes op tafel en resten <strong>van</strong><br />
de lunch.<br />
Ik nam steeds één ding in mijn ene hand en één in mijn andere<br />
en bracht het naar binnen, voorzichtig over het hobbelige<br />
klinkerpaadje stappend. Ik verzamelde alles zo langzaam<br />
als ik maar kon.<br />
Anna wachtte me op toen ik het laatste kopje naar binnen<br />
gebracht had. Ze zei: 'Ik ben het hoofd <strong>van</strong> de huishouding. Ik<br />
zal maar meteen vertellen da t het absoluut niet de gewoonte is<br />
dat er meisjes aangenomen worden zonder dat ik er<strong>van</strong> weet.<br />
Meneer heeft het altijd aan mij overgelaten.' Ze snoof. En ze<br />
zei dat er niks aan te doen was. To en keek ze me duister aan.<br />
'Voorlopig. '<br />
Volgens Waltraud had de Pruusin gezegd dat ik eerst maar<br />
eens moest wennen. Maar ze lieten me helemaal niet wennen,<br />
ze lieten me gewoon zitten. Het grootste deel <strong>van</strong> die eerste<br />
dag zat ik in mijn eentje in de enorme bijkeuken en luisterde<br />
naar het tikken <strong>van</strong> de sigarenklok. Het huis leek wel in slaap<br />
gevallen, als het kasteel uit het sprookje <strong>van</strong> Doornroosje. In<br />
mijn hele leven had een dag nog nooit zo verschrikkelijk lang<br />
geduurd.<br />
To en ik thuiskwam trof ik oma Mei aan in de keuken, hijgend,<br />
met bezweet voorhoofd en spinrag in haar knot. Vanuit<br />
88
de kelder kwamen de opgewonden stemmen <strong>van</strong> onze broers;<br />
ze klonken hol en ver weg, alsof ze uit het middelpunt <strong>van</strong> de<br />
aarde kwamen, hoewel ze pal onder ons zaten. Er drong een<br />
zure lucht door de plankenvloer heen.<br />
'Wat is er aan de hand?' vroeg ik.<br />
'Het is die rotrat weer,' zei oma Mei.<br />
Muulke kwam binnenrennen. 'Hij zit in de kelder,' riep ze<br />
verrukt. 'Ik ga een schop pakken en dan .. .'<br />
'Zitten!' zei oma Mei scherp.<br />
Muulke had het dier twee maanden geleden door het kelderraam<br />
naar buiten zien kruipen, moddervet en wit bepoederd<br />
<strong>van</strong> het meel waar het zich te goed aan gedaan had. Het<br />
beest vrat alles waar het maar zijn tanden in kon zetten. To en<br />
de Pap kisten getimmerd had, waar de levensmiddelen in konden<br />
worden opgeborgen, had de rat zich op de weckpotten<br />
geworpen. Letterlijk. En <strong>van</strong>daag was de vijfde loeizware pot<br />
met augurken aan diggelen gegaan. Tevergeefs hadden onze<br />
broers allerlei plannen uitgedacht om het beest te <strong>van</strong>gen (het<br />
ene idee nog fantastischer dan het andere), maar geen enkel<br />
plan had succes gehad.<br />
Beneden viel iets kletterend om. Oma Mei sloeg haar vrije<br />
oog ten <strong>hemel</strong>. Onze broers begonnen te hé-en en te ho-en en<br />
gaven vervolgens elkaar de schuld.<br />
'Als jullie zo doorgaan, staat er straks geen muur meer overeind!'<br />
riep oma Mei tegen haar voeten. Het was geen goeie uilenoogdag.<br />
Met haar ooglapje leek ze op een stokoude piraat<br />
die anc wereldzeeën bevaren had en voorgoed haar bekomst<br />
had gekregen <strong>van</strong> alles wat ze daar aangetroffen had.<br />
'Misschien kunnen we een kat <strong>van</strong> boer Kalle nemen,' zei<br />
Krit een uur later na de zoveelste poging. 'Die zit weer met<br />
een nieuw nest katten in zijn maag.'<br />
'Ja, kunnen wij er niet eentje nemen?' vroeg Jes.<br />
'Wij zijn de ark <strong>van</strong> Noach niet,' zei oma Mei.<br />
'Maar dan verzuipt hij ze!' riep Jes verontwaardigd. 'Dat is<br />
zielig!'
'Niet zo zielig als wanneer we zo'n katje in de kelder zetten,'<br />
zei oma Mei beslist. 'Die rotrat laat er geen snorhaar <strong>van</strong><br />
over. Hoe ging het?'<br />
Ik voelde opeens alle ogen op mij gericht.<br />
'Goed.'<br />
'Wat moest je doen?' vroeg Muulke.<br />
Ik haalde mijn schouders op.<br />
'Waren ze aardig?' vroeg Jes.<br />
Mijn wangen werden heet.<br />
'Laat dat kind met rust,' zei oma Mei. 'Ze heeft gewerkt.'<br />
Zo begon mijn toekomst.<br />
Geen gouden, zoals de Dreuvige beloofd had, maar een<br />
oude.
Geluk<br />
In de ochtenden moest ik een boodschap doen. Het ging om<br />
kleine dingen: een pakje stijfsel, papier voor de typemachine,<br />
gelatine voor de kokkln. Of ik werd naar Betje Garen gestuurd<br />
om een lange bestelling door te geven die ik zelf nooit<br />
op hoefde te halen.<br />
Tussen de middag at ik in de keuken met Anna en de rest<br />
<strong>van</strong> het personeeL Daarna waste ik onze borden af, die <strong>van</strong> de<br />
Sigarenkeizer en zijn familie hoefde ik niet te doen.<br />
Ik kende de verhalen <strong>van</strong> dienstbodes die door de rijken als<br />
oud vuil behandeld werden en bij het minste of geringste werden<br />
ontslagen. Die dienstbodes hadden het weer getroffen<br />
vergeleken met het werk dat andere meisjes moesten doen.<br />
Dikke Tonnie, een meisje dat nadat ze meerdere keren was<br />
blijven zitten eindelijk <strong>van</strong> school gegaan was, werkte in het<br />
slachthuis als schoonmaakster, totdat ze een infectie opliep en<br />
haar gezicht onder de lekkende korsten kwam te zitten. En nu<br />
had ze helemaal geen werk meer.<br />
Ik wist dat ik geluk had gehad, maar zo voelde het niet.<br />
<strong>De</strong> ochtenden gingen nog wel, maar elke middag was het<br />
alsof iedereen in het niets verdween als de laatste goocheltruc<br />
<strong>van</strong> de Sigarenkeizer, en bleef ik moederziel alleen achter.<br />
Ik durfde de keuken niet uit, als de dood was ik dat ik Anna<br />
tegen zou komen. Hoewel ik haar nauwelijks zag, had ze alles<br />
in de gaten. Waltraud zei dat ze op haar kamer in het souterrain<br />
zat (ze woonde daar, net als het Duitse personeel) en dat<br />
daar allerlei luchtverversingsbuizen in uitkwamen, die ze gebruikte<br />
om het personeel af te luisteren.
Ik zoeh t zelf naar dingen die ik doen kon. Ik haa I de de lades<br />
leeg, sorteerde bestek, stofte alle hoeken en gaten. Maar uiteindelijk<br />
was ook deze enorme keuken zo schoon dat je er <strong>van</strong><br />
de grond kon eten.<br />
Op een middag verliet ik met bonkend hart de keuken. Ik<br />
voelde me als de Dreuvige die dwars door de jungle zwierf.<br />
'Wat denk jij dat je aan het doen bent?' snerpte een stem.<br />
Anna staarde me aan.<br />
'Ik. .. eh ... ik wilde vragen of iknog wat doen kon,' stamelde<br />
ik.<br />
'Dat zou ik denken!' snoof ze. Alsof ze erop gewacht had<br />
kwam ze met een emmer sop en een staalborstel aanzetten<br />
en stuurde me naar het deel <strong>van</strong> de villa dat de 'Boerderij' genoemd<br />
werd. Voordat de Sigarenkeizer er zijn villa had laten<br />
bouwen had er een monumentale boerderij gestaan, waar<strong>van</strong><br />
nu alleen nog maar een vloer <strong>van</strong> oude klinkers overgebleven<br />
was. Het was een onmogelijke klus, de stenen waren verweerd<br />
en ongelijk, toch was ik er blij om. Ik schuurde alsof ik de<br />
groeven in dé stenen wilde uitwissen, maar hoe hard ik ook<br />
boende, mijn hoofd dwaalde toch steeds af. Naar de Dreuvige<br />
die een dietee opgaf, tikkend met haar buisje vlugzout tegen<br />
de tafel. <strong>De</strong> Dreuvige die geschiedenisles gaf, mijn lievelingsvak,<br />
vertellend over de moord op Willem <strong>van</strong> Oranje, terwijl<br />
ze gespannen uit het raam tuurde, alsof het misdrijf zich op de<br />
speelplaats afspeelde. Daartussendoor zong mijn hoofd een<br />
treiterig deuntje: Gerritse Schmerritze, Gerritse Schmerritze.<br />
Ik begon nog verbetener te boenen.<br />
Er klonken voetstappen.<br />
'Mijn lieve kind, wat ben jij aan het doen?'<br />
<strong>De</strong> Pruusin had haar leesbril op en in haar hand droeg ze<br />
een stapel mappen.<br />
'Ik schuur de vloer,' zei ik schaapachtig.<br />
'Déze vloer? Wa arom in 's <strong>hemel</strong>snaam?'<br />
'Anna zei .. . '
'Onzin.' Ze hielp me overeind. 'Het enige wat er geschuurd<br />
wordt zijn jouw knieën.'<br />
'Ik vind het niet erg,' zei ik.<br />
<strong>De</strong> Pruusin lachte. 'Maar jij moet toch nog wennen! Het<br />
wordt straks in dit huis nog druk zat. Dan heb je zelfs geen tijd<br />
meer om adem te halen.'<br />
'Ik vind het fijn om bezig te zijn.'<br />
'Dan heb ik wel een ander klusje voor je ... '<br />
'Maar Anna ... '<br />
'Laat Anna maar aan mij over.'<br />
Ik hoorde niet precies wat ze tegen elkaar zeiden, maar wel<br />
dat de stem <strong>van</strong> de Pruusin iets scherps en metaligs kreeg en<br />
dat de antwoorden <strong>van</strong> Anna kort en afgemeten waren. Even<br />
later kwam de huishoudster de salon uit. Ze had rode vlekken<br />
in haar hals. In haar handen droeg ze een doos, die ze aan mij<br />
gaf.<br />
'Hier.'<br />
'Wat moet ik ... '<br />
'Vraag toch niet altijd zoveel!' bitste Anna. 'Ze zit in het<br />
prieel.' Ze draaide zich om en beende weg.<br />
Het prieel was een met riet overdekt huisje achter in de tuin<br />
met een veranda waar een kleine volière in gebouwd was.<br />
Liesl zat in haar grijze slobberjurk met een prentenboek op<br />
een vloerkleed. <strong>De</strong> hond lag naast haar. Er stonden twee glazen<br />
limonade op tafel.<br />
Ik zette de doos op de tafel, schoof de stoel opzij, ging<br />
zitten en opende de gloednieuwe doos. Het was een halmaspel.<br />
'Hier,' zei ik.<br />
Liesl staarde naar de doos alsof het een paardenvijg was.<br />
'Thuis hebben wij wel tien dozen halma,' zei ze nuffig in het<br />
Duits. 'En zeven dozen mens-erger-je-niet. En stoomlocomotieven.<br />
En dozen vol kleurpotloden. En alle delen <strong>van</strong> "<strong>De</strong><br />
93
Jonge Onderzoeker" met microscoop en vergrootglas en al.'<br />
'Maar je bent niet thuis,' zei ik.<br />
Aan het einde <strong>van</strong> de week toverde de Sigarenkeizer zijn krant<br />
om in een witte envelop. Ik stopte hem ongezien in mijn<br />
schort.<br />
'Je zult zo niet erg rijk worden,' zei hij grijnzend. 'Moet je<br />
niet even kijken of het klopt?'<br />
Ik voelde mijn hoofd rood worden.<br />
'Laat dat kind nou,' zei de Pruusin. 'Liesl? Laat jij Fing<br />
even uit?'<br />
Liesl stond op. Meteen kwam ook de hond overeind en<br />
volgde haar als haar schaduw.<br />
We liepen door de gang <strong>van</strong> de klok met de sigarenwijzers.<br />
'Ze heet de Koningin <strong>van</strong> Amerika,' zei Liesl in het Duits.<br />
'Wie?'<br />
'Mijn hond.'<br />
'Amerika heeft geen koningin,' zei ik.<br />
Ze keek me triomfantelijk aan.<br />
'Daarom juist,' zei ze. 'Dan kan zij de eerste worden.'<br />
In plaats <strong>van</strong> meteen naar huis te gaan liep ik eerst het kerkhof<br />
op. Ik strekte me uit op de oude stoep <strong>van</strong> Negen Open Armen<br />
en staarde omhoog naar de grote linde. <strong>De</strong> immense takkenkroon<br />
strekte zich uit naar de <strong>hemel</strong>. Ik had geen idee hoe<br />
oud de boom precies was. Uit de verhalen <strong>van</strong> oma Mei wist<br />
ik dat hij er al geweest was toen zijzelf nog maar een kind was.<br />
Ik keek omhoog naar het loof met zijn heldergroene kleur,<br />
alsof er in elk blaadje een lichtje gloeide. Ik luisterde naar het<br />
geruis dat als ademen klonk. Het maakte me altijd rustig.<br />
Ik opende de envelop en telde het geld.<br />
Ik telde het nog eens.<br />
Het klopte niet.<br />
Er zat meer in dan was afgesproken. Veel meer.<br />
94
Vanuit het hart <strong>van</strong> de stad sloeg de klok vier uur. Het klonk<br />
ver en ijl, maar ik voelde plotseling elke spier hard worden,<br />
alsof mijn lichaam wilde vluchten.<br />
School.<br />
<strong>De</strong> school was uit.<br />
Al mijn kalmte vloeide weg. Dat wat de hele week al op sjot<br />
had gezeten, sprong open.<br />
Ik begon te huilen.<br />
Was dit mijn Gouden To ekomst? Was dit écht alles?<br />
Ik weet niet hoe lang ik daar gezeten heb. Het leek in elk<br />
geval een eeuwigheid. To en pakte ik het geld dat te veel was en<br />
stopte het in de smokkelzak <strong>van</strong> mijn schort.<br />
Als de Sigarenkeizer verkeerd geteld had, was het zijn eigen<br />
schuld. En als het een test was, om te zien of ik wel eerlijk was,<br />
was ik de laatste die voor die test wilde slagen.<br />
95
Drukte die nog komen moet<br />
'Is de Sigarenkeizer echt zo rijk?' fluisterde Muulke. 'Betje<br />
Garen zegt dat ze overal verwarming hebben.'<br />
Nu kon Muulke een heleboel, maar fluisteren hoorde daar<br />
niet bij. Je kon haar vast vier rijen verderop in de bioscoop<br />
nog horen. We zaten derde rang, waar geen pluchen stoelen<br />
waren maar houten en waarvoor je een versleten kussentje<br />
mee kreeg om geen splinters in je achterste te krijgen. Bolle,<br />
de portier, zorgde er wel voor dat niemand op plekken zat<br />
waar hij niet thuishoorde.<br />
'Ze zegt dat het hele huis goudbehang heeft.'<br />
'Sst!' zei ik.<br />
Ik had Muulke enJes <strong>van</strong> het extra geld meegenomen naar<br />
de zondagsmatinee, onder voorwaarde dat ze niks tegen oma<br />
Mei zeggen zouden, maar ik had er nu al spijt <strong>van</strong>. Ze staarden<br />
me aan alsof ik de hoofdfilm was.<br />
'Ook op het toilet,' zei Jes zacht.<br />
'Betje Garen kletst,' fluisterde ik terug. 'Naar haar moet je<br />
niet luisteren.'<br />
'Naar wie dan wel?' vroeg Jes weer.<br />
'Jij zegt niks,' zei Muulke. 'Niks over wat je doet, niks over<br />
wie wat zegt, niks.'<br />
Ik richtte mijn blik op het doek. Een prinses dwaalde door<br />
een donker woud. Het regende pijpenstelen in de film, maar<br />
ze werd nauwelijks nat en haar gewaad bleef keurig wit. Eigenlijk<br />
had ik een hekel aan sprookjesfilms.<br />
'Ik wou dat ze mij <strong>van</strong> school gehaald hadden,' zei Muulke<br />
uit de grond <strong>van</strong> haar hart.
'Muulke!' zei Jes hard.<br />
'Sst!' siste Bolle achter ons.<br />
Er werden hoofden omgedraaid. Ik voelde de ogen <strong>van</strong><br />
Bolle in mijn rug branden. Hij had bezoekers al voor minder<br />
zijn bioscoop uit gemieterd.<br />
'Sorry,' zei Muulke zacht.<br />
'Waarom?'<br />
'Nou ja,' zei Muulke. 'We weten heus weL.'<br />
'Ja,' zeijes. 'Dat je liever .. . '<br />
'Hou op!' zei ik veel harder dan de bedoeling was.<br />
Weer werden er woedend hoofden omgedraaid.<br />
'En nou koppen dicht!' riep Bolle.<br />
'Hou zelf je kop,' mompelde Muulke. Maar daarna hield ze<br />
haar mond, goddank.<br />
Het weekeinde was voorbij voor ik het in de gaten had.<br />
To en ik de volgende ochtend koffie kreeg voorgezet was hij<br />
al minder bitter. En tegen de derde week proefde ik het niet<br />
eens meer.<br />
In de villa <strong>van</strong> de Sigarenkeizer was het een komen en gaan.<br />
Er kwamen niet alleen zakenlieden voor de Sigarenkeizer (gewichtige<br />
mannen in maatkostuums en met gouden zakhorloges),<br />
maar er was ook veel aanloop voor de Pruusin. Ze hield<br />
zich bezig met liefdadigheidswerk en deed de boekhouding<br />
<strong>van</strong> allerlei stichtingen en verenigingen in de stad. Volgens<br />
Waltraud zat de Pruusin in god weet hoeveel comités.<br />
Waltraud zei ook dat je aan de manier <strong>van</strong> lopen kon horen<br />
wie er een bezoek bracht.<br />
'Als je hoort schuifelen en verder niks,' zei ze, 'zijn het de<br />
protestanten. Die houden niet <strong>van</strong> poespas. Als je geklikklak<br />
hoort en een hoop gegiechel zijn het de echtgenoten <strong>van</strong> de<br />
Broeders <strong>van</strong> de Heilige Doodsstrijd. Die komen hier elke<br />
maand lunchen.' Ze gniffelde. 'En hoor je helemaal niks, behalve<br />
geritsel <strong>van</strong> papier, dan zijn het de Judde met hun boekhouding.<br />
Die doen in de hal altijd hun schoenen uit, alsof ze<br />
97
nog altijd blootsvoets door de woestijn zwerven.'<br />
Wa ltraud kwam <strong>van</strong> net over de grens. Ze was verloofd met<br />
een jongen die Helrnut heette. Ze spaarde ansichtkaarten <strong>van</strong><br />
Duitse filmsterren, ze had een hekel aan wollen ondergoed<br />
en ze wist dat je als je ongesteld werd niet bij vol1emaan naar<br />
buiten mocht omdat je dan zou leegbloeden. Dat had ze me<br />
allemaal in de eerste vijf minuten verteld. Ze was ook een <strong>van</strong><br />
de weinigen die niet als de dood was voor Anna. Daar had<br />
de huishoudster op haar beurt weer zo de pest over in, dat<br />
ze Waltraud de meest rottige klussen liet doen. Maar die gaf<br />
geen krimp.<br />
'Ach wat, Anna,' grijnsde ze. 'Die is gewoon smoor op de<br />
Sigarenkeizer. '<br />
<strong>De</strong> Pruusin kwam de keuken binnen. We wilden gaan staan,<br />
maar ze maakte een wegwuivend blijf-toch-zitten-gebaar.<br />
'Mag ik Fing even?'<br />
We liepen de gang door. <strong>De</strong> Pruusin liep de salon binnen<br />
en kwam weer naar buiten met een papieren tas.<br />
'Ik heb een jurk voor Liesi,' zei ze. 'Hij zal nog te lang zijn<br />
en moet afgespeld worden. Wil jij haar helpen? Op haar kamer<br />
staat een spiegel. En 0 ja, er zit nog een tweede jurk in.<br />
Zou jij die even willen passen?'<br />
Liesl zat met de hond op de overloop, haar sprietige benen<br />
uitgespreid. Er lag een boek op haar knieën, maar ze las niet.<br />
To en ik langs de trap naar boven kwam keken ze allebei tegelijk<br />
op, alsof hun blikken met touwtjes verbonden waren.<br />
<strong>De</strong> hele bovenverdieping <strong>van</strong> Negen Open Armen had met<br />
gemak in Liesls kamer gepast. In het midden <strong>van</strong> die zee <strong>van</strong><br />
ruimte stond een groot bed <strong>van</strong> witgeverfd smeedijzer vol<br />
krullen en kronkels. Op de vloer lagen handgeknoopte Perzische<br />
tapijten. Er was een poppenhoek, en er stond een lange<br />
tafel met allerlei gekleurd papier en twee dozen kleurpotloden<br />
erop.<br />
Tegen de achterwand stond een grote kast stampvol boeken.<br />
Het gloednieuwe speelgoed was in dozen opgestapeld,
als in een speelgoedwinkel. Niks was uitgepakt. Sommige dozen<br />
zaten zelfs nog in cadeaupapier.<br />
Ik hield de jurk omhoog.<br />
Haar gezicht betrok.<br />
'Je wil toch niet elke dag in dezelfde jurk lopen?'<br />
Ze zweeg.<br />
'Hij is veel te groot,' zei ik. '<strong>De</strong>ze past je vast beter. Viel besser.'<br />
Ze glipte als natte zeep tussen mijn handen door en liet<br />
zich op de grond vallen. Toen ik haar wilde optrekken, hield<br />
ze zich stijf als een plank en kneep haar ogen stijf dicht.<br />
'Liesl...'<br />
Ik sjorde aan haar jurk .<br />
Ze begon te gillen.<br />
Ik had het in elk geval geprobeerd. Ik liep naar de spiegel en<br />
hield de jurk die ik passen moest voor. Het was alsof iemand<br />
een riem onder mijn middel aantrok. Het was de mooiste jurk<br />
die ik ooit gezien had. Hij was <strong>van</strong> mosgroene zijde met roomwitte<br />
biezen en op de mouwen waren piepkleine witte vogels<br />
geborduurd. Maar dat was het niet alleen. <strong>De</strong> schok kwam<br />
vooral doordat het meisje in de spiegel nauwelijks op mij leek.<br />
Mijn dienst jurk piepte hier en daar tevoorschijn, maar voor<br />
het grootste deel was ik iemand anders. <strong>De</strong> jurk paste precies.<br />
Ik liep de trap af. 'Ze wil niet,' zei ik.<br />
'Dat had ik al begrepen,' zei de Pruusin met een zucht. 'En<br />
''';!'<br />
JIJ .<br />
'Mevrouw?'<br />
'Jouw jurk?'<br />
'Hij past.'<br />
'Mooi?'<br />
Ik knikte.<br />
Waltraud stond te strijken.<br />
'Liesi?' vroeg ze met een hoofdknik naar het plafond.<br />
99
Ik lrnikte.<br />
'Moest ze weer een nieuwe jurk passen?'<br />
Ze grinnikte om mijn verbaasde gezicht. 'Het halve personeel<br />
heeft het al geprobeerd, maar ze wil niets anders aan.' Ze<br />
tikte met haar vinger tegen haar voorhoofd.<br />
'Maar die jurk moet toch gewassen worden?' vroeg ik.<br />
'Als ze in bad gaat,' zei Waltraud. 'Dan moet iemand het<br />
ding wegmoffelen, snel wassen en droogstrijken. Zonder dat<br />
ze het doorheeft, anders breekt de hel los. '<br />
'Als jullie denken dat dit huishouden op ldetspraatjes draait<br />
hebben jullie het mis,' snerpte ineens een stem achter ons.<br />
Anna wierp ons een wantrouwige blik toe en was meteen weer<br />
verdwenen.<br />
'<strong>De</strong> lieve God wilde op een dag het paard scheppen,' fluisterde<br />
Waltraud in mijn oor. 'Maar het mislukte en het resultaat<br />
noemde Hij Anna.' Ze hinnikte zachtjes.<br />
Het was voor het eerst dat de dag voorbijvloog.<br />
Thuis zaten Krit en de Tulp op de sofa. Hun gezichten stonden<br />
ernstig als bij een dodenwake. Het zondagsservies stond<br />
op tafel terwijl het pas woensdag was. Mijn andere broers<br />
stonden buiten, met hun neuzen tegen het raam gedrukt. Ik<br />
liep naar ze toe.<br />
'Wat is er?' vroeg ik, terwijl ik ook naar binnen tuurde.<br />
'Krit gaat zich verloven,' zeiden ze zonder zich om te draaien.<br />
'Zodra het officieel is mogen we weer binnenkomen.'<br />
<strong>De</strong> Tulp droeg geen hoedje. Haar gezicht stond scheef <strong>van</strong><br />
de zenuwen.<br />
Nog voor het hoge woord eruit was had de Pap zijn zakdoek<br />
al getrokken. <strong>De</strong> tranen biggelden over zijn wangen. Toen we<br />
naar binnen mochten en onze broers Krit op hun schouders<br />
namen voelde ik de schuwe blik <strong>van</strong> mijn vader over me heen<br />
fladderen. Ik deed alsof ik het niet merkte, feliciteerde mijn<br />
broer en zijn verloofde en maakte me uit de voeten.<br />
Maar toen ik die nacht in bed lag en Muulke en Jes al diep<br />
100
sliepen, kwamen er voetstappen de trap op. <strong>De</strong> klink <strong>van</strong> de<br />
slaapkamerdeur ging omlaag. <strong>De</strong> deur gleed open en bleef<br />
toen hangen op de haak. Er klonk een Huisterzachte vloek.<br />
Ik rook de bitterzoete geur <strong>van</strong> bier.<br />
'Fing?'<br />
Ik draaide me vaster in mijn deken.<br />
Mijn vader had zijn hele leven lang rampen veroorzaakt,<br />
die oma Mei weer moest rechtbreien. Het was nooit anders<br />
geweest en het zou ook nooit veranderen. Wat had ik eraan<br />
dat hij vond dat het allemaal zijn schuld was? En waarom viel<br />
hij me daar uitgerekend nu mee lastig?<br />
'Fing?'<br />
Ik vouwde een arm om mijn hoofd heen. Ik drukte zo hard<br />
tot ik alleen nog maar het ruisen <strong>van</strong> mijn bloed hoorde.<br />
lal
Geen liefdadigheid<br />
'Er is bezoek,' zei Anna. 'Ik hoop dat iedereen begrijpt dat ik<br />
er niet ben om voortdurend deuren voor Jan en alleman te<br />
openen. Het is niet mijn schuld dat de helft <strong>van</strong> het personeel<br />
vrij heeft gekregen. Joost mag weten waarom!'<br />
Het was woensdag, een zonnige middag. <strong>De</strong> Pruusin had<br />
me een uur eerder met een vage boodschap de tuin in gestuurd,<br />
waar Liesl met een grote doos zat. Het was een puzzel<br />
<strong>van</strong> duizend stukjes herfstbos. Op de glimmende doos stond:<br />
Hoogste moeilijkheidsgraad!! Vele uren gegarandeerd speelplezier!!<br />
Ik hoorde hun stemmen al, nog voordat de deur naar de<br />
tuin weer openzwaaide.<br />
'Wat een verrassing!' riep de Pruusin uit.<br />
J es en Muulke stonden naast haar als de vermoorde onschuld.<br />
'Sorry dat we storen,' zei Muulke.<br />
'Wat moeten jullie?' vroeg ik.<br />
'Oma Mei moest naar oudnichtTrude,' zei Muulke. 'Die is<br />
dood aan het gaan.'<br />
<strong>De</strong> Pruusin sloeg haar handen voor haar mond.<br />
'Niks bijzonders, hoor,' zei Muulke onverschillig. 'Ze gaat<br />
minstens één keer per week dood.'<br />
Het was een <strong>van</strong> de zeldzame keren dat Muulke niet overdreef.<br />
Oudnicht Trude was kampioen doodgaan. <strong>De</strong> pastoor<br />
had er zijn handen vol aan. Niet alleen was ze inmiddels zo<br />
kinds als een pasgeboren baby, ze was ook een pietje-precies.<br />
Ze had de geestelijke al drie keer teruggestuurd omdat het<br />
heilig oliesel haar niet beviel. Volgens haar had er een baviaan<br />
102
uit de Zoo <strong>van</strong> Antwerpen in gezeken. <strong>De</strong> toch al zenuwachtige<br />
man was er zwaar overspannen <strong>van</strong> geworden en stond er<br />
sindsdien op dat er iemand <strong>van</strong> de familie bij was.<br />
'En de Pap?' vroeg ik<br />
'Vanmorgen weggegaan,' zeijes.<br />
'Nieuwe olie voor de persen,' zei Muulke.<br />
'En je weet,' vulde Jes vrolijk aan, 'dat we niet alleen thuis<br />
mogen zijn.'<br />
Het meest ergerlijke was dat ze niet eens moeite deden<br />
om de riedel die ze hadden ingestudeerd overtuigend te laten<br />
klinken.<br />
'Nu hebben we behalve een Fing ook nog een Jes en een<br />
Muulke in huis!' riep de Pruusin uit. 'Wat een toeval!'<br />
Maar met toeval had het niks te maken.<br />
'Jullie weten net zo goed als ik dat we alleen 's avonds niet<br />
alleen thuis mogen zijn,' zei ik 'Jullie kunnen beter naar huis<br />
gaan. Het is hier hartstikke druk'<br />
Muulke en Jes staarden <strong>van</strong> mij naar Liesl en naar de puzzel.<br />
Naar de glazen limonade op tafel en de schaal eierkoeken.<br />
To en keken ze weer naar mij.<br />
'Nu jullie toch helemaal hiernaartoe gekomen zijn,' zei de<br />
Pruusin met zoveel nadruk dat het leek alsof ze helemaal uit<br />
Afrika waren komen lopen, 'kunnen jullie op zijn minst even<br />
gaan zitten en een glas limonade drinken. Anna?'<br />
Er kwam een bokkige stilte <strong>van</strong>uit het huis.<br />
<strong>De</strong> Pruusin stond op. 'Juist,' zei ze. 'Ga zitten, meisjes. Um<br />
Gotteswillen! Ga toch zitten! '<br />
Ik was me er vaag <strong>van</strong> bewust dat Liesl al die tijd nog steeds<br />
een stukje puzzel in haar hand hield en als gehypnotiseerd <strong>van</strong><br />
mij naar Muulke enJes keek.<br />
Ik liet Muulke en Jes de limonade opdrinken, maar toen<br />
de Pruusin ook nog taart wilde laten halen zei ik dat het jammer<br />
was, maar dat het <strong>van</strong>daag niet kon. Helaas. Hoezeer<br />
ik het mijn lieve zusjes ook gunde. We waren tenslotte dol<br />
op onze oude grootmoeder en we zouden niet willen dat ze,
als ze thuiskwam, niemand zou aantreffen. Al helemaal niet<br />
omdat ze soms duizelig kon worden. Kon vallen. Erg kon<br />
vallen.<br />
Ik liep met hen de lange gang door en negeerde Anna's<br />
blikken toen ze ons tegemoetkwam. To t mijn opluchting zei<br />
ze niets.<br />
'Als jullie het nog één keer wagen .. .' begon ik.<br />
'Zwaar werk hoor,' zei Muulke, totaal niet onder de indruk.<br />
'En zo druk! Ik hoop niet dat ik later zo'n rotbetrekking krijg.'<br />
'Er was nu even niks te doen,' zei ik.<br />
Muulke trok spottend een wenkbrauw op. Meer was niet<br />
nodig. Mijn woorden liepen vast als een fietswiel in mul zand.<br />
Ze liepen het grindpad af. Ik drukte de zware deur in het<br />
slot, bleef staan, staarde naar de nerven in het hout en voelde<br />
me het domste meisje <strong>van</strong> de wereld.<br />
Had ik het de hele tijd al geweten?<br />
Sinds het eerste gesprek in de salon, met oma Mei? To en<br />
de Pruusin vertelde wat voor werk ik allemaal nfét hoefde te<br />
doen?<br />
To en ik op mijn eerste werkdag taart en limonade kreeg?<br />
Of was het toen ik een jurk moest passen die me als gegoten<br />
zat?<br />
Toch kwam het pas door de woorden <strong>van</strong> Muulke dat ik nu<br />
wîst wat ik allang geweten had. En ook wat me te doen stond.<br />
Ik klopte op de deur <strong>van</strong> de salon. <strong>De</strong> Pruusin was bezig met<br />
een brief. Ze droeg een bril die haar blauwe ogen nog groter<br />
maakte.<br />
'Ik ga naar huis,' zei ik.<br />
'Ach,' zei ze, terwijl ze verstrooid een blik op de klok wierp,<br />
'ik wist niet dat het al zo laat...'<br />
Het was pas drie uur.<br />
Ze keek me vragend aan.<br />
'<strong>De</strong> drukte die nog komen moet, komt nooit,' zei ik.<br />
<strong>De</strong> Pruusin legde de brief neer.
Ik voelde dat ik een kleur kreeg, maar ik dwong mezelf<br />
door te gaan. 'V zegt steeds dat het nog druk zat zal worden.<br />
Maar dat is niet waar. U heeft genoeg personeel. U heeft mij<br />
helemaal niet nodig.'<br />
Ze zweeg.<br />
'U wil dat ik vriendin met Liesl word.'<br />
Ze glimlachte. 'Vriendschap is toch het mooiste dat er is?'<br />
'U betaalt me ervoor,' zei ik.<br />
Ik had steeds gedacht dat de Pruusin nauwelijks in de gaten<br />
had wat er om haar heen gebeurde. Maar nu keek ze me aan<br />
met zo'n scherpe blik dat mijn adem stokte.<br />
'Ga zitten.' Haar stem klonk nog steeds vriendelijk, maar<br />
het was geen uitnodiging.<br />
'Het spijt me, Fing. Ik had het misschien wat beter moeten<br />
uitleggen. Lies] is niet de makkelijkste. In Duitsland had ze<br />
een ... nou ja ... wat moeilijker leven.'<br />
Ik begon mijn schort los te knopen.<br />
'Wil je er niet even over nadenken?'<br />
Ik schudde mijn hoofd.<br />
'Maar wat zal je grootmoeder zeggen?'<br />
Ik kon me voorstellen dat ze uit haar vel zou springen omdat<br />
ik wegliep uit een betrekking, een hardnekkig familietrekje.<br />
Maar ik hoopte dat ze het zou begrijpen. Dat ze snapte dat<br />
je niet betaald kon worden om vriendin <strong>van</strong> iemand te zijn. Al<br />
moest ik straks de knokkels <strong>van</strong> mijn handen schuren, al werd<br />
ik voortaan als stront behandeld, diep in me voelde ik een roekeloze<br />
opluchting.<br />
Maar als ik gedacht had dat de Pruusin me zomaar zou laten<br />
gaan, had ik het mis.<br />
'Ze waren erg over je te spreken. Ze zeiden dat ze niet vaak<br />
zo'n net, bescheiden en pienter meisje gezien hadden.'<br />
'Wie?'<br />
'<strong>De</strong> commissie <strong>van</strong> de kweekschool.'<br />
Ik keek met een ruk om en zag nog net haar wenkbrauwen<br />
omhoogschieten. 'Ach, wat dom <strong>van</strong> me. Ik dacht dat je dat<br />
105
wist ... Nou ja ... Hè, wat vervelend nou ... Ik zit als bestuurslid<br />
in de commissie, heb ik dat nooit gezegd? Ik zou die dag ook<br />
aanwezig zijn, maar ik was verhinderd.'<br />
Waarom was ik zo verbaasd? Waltraud had het zelf gezegd:<br />
'Ze zit in god weet hoeveel comités.'<br />
'Het zou toch zonde zijn?' zei de Pruusin. 'Zo'n slim meisje<br />
als jij!'<br />
Ik voelde de tranen opkomen. 'Het is nu toch te laat.'<br />
'Het is nooit te laat.'<br />
'Natuurlijk wel.' Ik veegde kwaad mijn tranen weg. 'Ze<br />
hebben vast al een meisje gekozen. En oma Mei heeft een hekel<br />
aan liefdadigheid.'<br />
Ze zweeg een poosje. 'Fing,' zei ze toen ernstig, 'een meisje<br />
dat slim genoeg is om door te leren moet die kans krijgen. Dat<br />
is geen liefdadigheid maar gerechtigheid.'<br />
Ze keek me aan. 'Fing.'<br />
'Ja mevrouw?'<br />
'Wat zou je er<strong>van</strong> zeggen als je dat geld voor de kweekschool<br />
zelf verdiende?'<br />
Dit was haar plan. In de ochtend zou ik huishoudelijk werk<br />
doen. Daar zou ik voor betaald krijgen. Maar ik zou extra geld<br />
krijgen om met Liesl te spelen. En met dat extra geld zou ik<br />
een plek op de kweekschool bij elkaar sparen.<br />
'Iedereen tevreden,' zei ze. 'Jij doet "echt" werk. Liesl heeft<br />
een vriendinnetje, met wie ze spelen kan. En je grootmoeder<br />
hoeft zich niet meer druk te maken over liefdadigheid. Opgelost.'<br />
'Maar hoeveel kost een kweekschool?' vroeg ik. 'En hoe<br />
lang duurt het voordat ik dat bij elkaar gespaard heb?'<br />
'0, maak je daar maar geen zorgen over,' zei ze luchtig. '<strong>De</strong><br />
commissie was al onder de indruk <strong>van</strong> je, laat staan wanneer ze<br />
horen dat je zélf geld spaart voor je opleiding. Maar dat hoeft<br />
je grootmoeder natuurlijk niet te weten .. .'<br />
Ik begon eraan gewend te raken dat zowat de hele wereld<br />
106
mijn grootmoeder om de tuin wilde leiden.<br />
<strong>De</strong> Pruusin pakte over de tafel heen mijn handen vast. Haar<br />
gezicht straalde <strong>van</strong> blijdschap en, ze kon het nauwelijks verhullen,<br />
opluchting. 'Je weet niet hoeveel het voor Liesl betekent.'<br />
'Ik heb nog geen "ja" gezegd,' zei ik.<br />
'Je wil er nog even over nadenken,' zei ze. 'Natuurlijk.'<br />
Ik stond op.<br />
'0, Fing?'<br />
'Ja, mevrouw?'<br />
'Zeg maar niks tegen Liesl. Mgesproken?'<br />
Ik knikte.<br />
'En als je met haar speelt zou ik het fijn vinden als je geen<br />
dienstkleding droeg. Misschien als ze ziet dat jij .. .'<br />
Ik knikte opnieuw en was nauwelijks verbaasd toen ik de<br />
volgende ochtend een langwerpige doos vond met mijn naam<br />
erop met de mooiste jurk <strong>van</strong> de wereld erin.
<strong>De</strong> wereld laten draaien<br />
Vlak na zonsopgang ontdekte oma Mei de zeppelin. Eigenlijk<br />
had ze 'm niet kunnen zien, omdat hij in het oosten verscheen<br />
en zij op dat moment net westwaarts fietste. Nettie <strong>van</strong> Nol<br />
stond weer op het punt om te bevallen en oma Mei had beloofd<br />
haar bij te staan.<br />
Het kwam door <strong>Heivisj</strong>, vertelde ze later.<br />
<strong>De</strong> sjlammboer had het paard <strong>van</strong> de smid geleend, omdat<br />
het zijne ziek was. Klaarblijkelijk had hij de avond tevoren te<br />
diep in het glaasje gekeken en was hij na het ophalen <strong>van</strong> de<br />
nieuwe sjlamm in slaap gevallen op de boK. <strong>Heivisj</strong> was braaf<br />
door blijven lopen, voorbij de smidse en zou waarschijnlijk<br />
voor eeuwig doorgesjokt zijn, als mijn grootmoeder (nadat<br />
ze haar fiets een kwartslag gedraaid had om de kar met het<br />
enorme paard erlangs te laten) de sjlammboer niet met een<br />
daverende klap <strong>van</strong> haar paraplu wakker had doen schrikken.<br />
To en zag ze het gevaarte. Zachtjes snorrend als een spinnende<br />
kat gleed hij door het luchtruim. Een enorme zilveren<br />
sigaar boven de velden.<br />
'En wakker blijven!' riep ze de dodelijk verschrikte sjlammboer<br />
na. 'Of was je <strong>van</strong> plan je sjlamm naar de Pruuse te brengen?<br />
'<br />
Toen ze later naar de markt fietste (het was loos alarm geweest<br />
bij Nettie) stonden de eerste marktkooplieden met hun<br />
handen in hun zij en de blik naar de <strong>hemel</strong>, alsof de zeppelin<br />
niet allang weer verdwenen was. Er waren cr die op de grond<br />
spuugden.<br />
'Hier wat komen spioneren!' zei er een, en hij vloekte.<br />
ro8
'Wc moeten die Pruuse uit de lucht schieten,' zei een ander.<br />
Zelfs EmmausTrott, de oude kleermaker die toch als Duitser<br />
geboren was, had er geen goed woord voor over. 'Er waait<br />
een verkeerde wind,' had hij <strong>van</strong> achter zijn -9pensele-stalle*<br />
gezegd. 'En hou je maar vast als die deze kant opkomt.'<br />
Maar er waren er ook bij die meenden dat je kon zeggen<br />
wat je wilde, maar dat die Hitler wel mooi de werkloosheid<br />
had opgelost. En had je de wegen daar al eens bekeken? Glad<br />
als maaskiezeI. Dat was meer dan die Hollanders daarhoven<br />
ooit voor elkaar gekregen hadden.<br />
'Komt er oorlog?' wilde Muulke weten.<br />
'Stoel op vier poten,' zei oma Mei.<br />
'Maar komt er oorlog?' vroeg Muulke weer.<br />
'Och, welnee, wat moeten die Duitsers nou met Nederland?'<br />
zei de Pap lachend. 'Zo'n erwtenlandje.'<br />
'Waar isJes?' vroeg oma Mei.<br />
'Ze kijkt of ze de zeppelin nog ziet,' zei ik.<br />
'Ga haar halen.'<br />
'Dus er komt geen oorlog?' zei Muulke.<br />
'Stoelen op vier poten,' herhaalde oma Mei.<br />
Jes zat op het hek, haar hand boven haar ogen.<br />
'<strong>De</strong>nk je dat Sint-Rosa doorgaat?' vroeg ze zonder opzij te<br />
kijken.<br />
'Ik zou niet weten waarom niet,' zei ik. Ik ging naast haar<br />
zitten en streek met mijn hand langs haar rug. 'Recht zitten.'<br />
'En het circus?' vroeg ze.<br />
Elk jaar waren er feestelijkheden in de week <strong>van</strong> Sint-Rosa,<br />
de beschermheilige <strong>van</strong> onze stad. Het ene jaar was er het circus,<br />
het andere jaar de kermis.<br />
J es was dol op het circus. Vorig jaar was het kermis geweest,<br />
maar <strong>van</strong>wege haar zwervel mocht ze <strong>van</strong> oma Mei bijna nergens<br />
m.<br />
'Dat denk ik wel.'
'Met de leeuwen?'<br />
'Als het circus komt, dan zijn de leeuwen er ook bij.'<br />
Ik sloeg mijn arm om haar middel en ze leunde tegen me<br />
aan. Samen tuurden we in de verte. <strong>De</strong> Grote Kerk bibberde<br />
in de warme zomerlucht.<br />
'Een zeppelin is nog geen oorlog,' zeijes.<br />
Het circus kwam niet. In plaats daar<strong>van</strong> werd de kermis voor<br />
het tweede jaar achter elkaar opgebouwd en hoorde je het gejammer<br />
<strong>van</strong> Jes tot ver op Sjlammbams Sahara.<br />
Muulke fladderde net zo lang om de Pap en onze broers<br />
heen tot ze genoeg geld afgetroggeld had om snoep te kopen,<br />
zich te vergapen aan de danstent en ten slotte kotsmisselijk te<br />
worden in de hotsbotskarretjes <strong>van</strong> de achtbaan.<br />
'Het is alleen maar eerlijk,' zei ze toen ik er iets <strong>van</strong> zei. 'Jes<br />
wordt overal in de watten gelegd. En jij hebt je prinsessenbaantje.'<br />
<strong>De</strong> kcrnus had een spiegelpaleis, een spookhuis, een zweefmolen,<br />
een piepkleine achtbaan en de sjimmie, Muulkes favoriet.<br />
Voor de allerkleinsten was er een ldeine stoomcarrousel.<br />
Jes had moeten beloven niet in de achtbaan of de Sjimmie<br />
te gaan. Natuurlijk duurde het nog geen vijf minuten nadat<br />
we de markt op gelopen waren of ze schopte enorme stennis,<br />
waar onze broers en Muulke geen zin in hadden, zodat ze naar<br />
alle kanten verdwenen.<br />
Jes en ik liepen door het Spiegelpaleis. Jes bleef het langste<br />
bij de holle spiegels staan. Ze keek met rood behuilde ogen<br />
naar zichzelf, naar haar eigen uitgerekte lichaam. Daarna liepen<br />
we naar 'Oppe Hook' waar we onze broers en Muulke<br />
weer troffen.<br />
'Het jaar is in de war,' zeiden ze in het café.<br />
Muulke, Jes en ik dronken ranja, terwijl we toekeken hoe<br />
onze broers aan het biljart hun kunsten vertoonden. Het was<br />
er rokerig en bedompt en al stonden de deuren naar de markt<br />
IlO
open, langs de gladde tegels achter de tap droop de condens<br />
omlaag.<br />
'Twee kermissen achter elkaar!' zeiden ze in het café. 'Wie<br />
verzint zoiets?'<br />
'Gaan we nou vechten?' vroeg Muulke.<br />
Sjeer hing over het biljart en deed iets ingewikkelds, maar<br />
dat had meer te maken met Vila, de dochter <strong>van</strong> de kastelein,<br />
dan met het spel zelf.<br />
'Laat ze maar komen,' zei hij.<br />
'We hakken ze in de pan,' zei Krit.<br />
'Ihihihi,' hinnikte de Tulp.<br />
Maar volgens Eet en Pie zou het zo'n vaart niet lopen. We<br />
zagen hoe ze de kansen op oorlog berekenden zoals ze alles<br />
in hun leven berekenden. Met rooie koppen en felle gebaren.<br />
Als je niet beter wist zou je denken dat ze elkaar naar het leven<br />
stonden. Hier keek niemand er<strong>van</strong> op.<br />
J es had haar verzet opgegeven. Ze besloot haar laatste geld<br />
te besteden aan de enige rijdende attractie waar ze wel In<br />
mocht.<br />
<strong>De</strong> kindercarrousel was zo oud als Methusalem. Er zat een<br />
houten pijporgel in dat vals speelde en soms een reutelend<br />
geluid gaf dat nog het meeste leek op een winderige koe. <strong>De</strong><br />
dieren <strong>van</strong> de kleine carrousel waren verhaspeld door de tijd.<br />
Er was een paard zonder oren, een giraf met een hertengewei<br />
op drie poten en verder stond er een karretje <strong>van</strong> de achtbaan<br />
op, halfslachtig vermomd als huifkar en getrokken door twee<br />
fietsen zonder wielen.<br />
Voor het loket wachtte een rij kinderen. <strong>De</strong> baas <strong>van</strong> het<br />
carrousel rekende traag en precies, en het knippen <strong>van</strong> de<br />
kaartjes ging ook niet snel. Ik zag Jes <strong>van</strong> haar ene op haar andere<br />
been huppen. Alsof ze nu al vergeten was dat ze nergens<br />
anders in mocht. En dat ze, hoe klein ze ook was voor haar<br />
leeftijd, verreweg de oudste was die hier in de rij stond.<br />
<strong>De</strong> carrousel begon te remmen. Jes rende naar de giraf.<br />
III
Ik hielp haar opstijgen.<br />
'Goed vasthouden, hoor. Niet zwaaien. En niet omkijken,<br />
begrepen?'<br />
<strong>De</strong> mottige carrousel draaide nog niet eens en ze zat al te<br />
stralen. In plaats <strong>van</strong> dat ik er blij <strong>van</strong> werd deed het ineens<br />
zoveel pijn dat ik er bijna niet naar kijken kon.<br />
'Ga,' lachte ze, 'ga dan, ga, ga!'<br />
Achter me klonk gemompel en geërgerd geroep. Ik lette<br />
zo ingespannen op Jes dat ik pas doorkreeg dat er iets aan de<br />
hand was toen ik ineens mijn naam hoorde .<br />
'Fing, Fing!'<br />
Muulke wrong zich door de menigte heen. Ze negeerde<br />
het gemopper en gescheld . Haar haren waren uit haar lint geraakt.<br />
'Zei ik het niet!' riep ze triomfantelijk.<br />
Ik keek haar niet-begrijpend aan.<br />
'<strong>De</strong> Oorlog,' juichte ze. '<strong>De</strong> oorlog komt!'<br />
In een oogwenk was het marktplein leeggestroomd. Iedereen<br />
rende naar het kantoor <strong>van</strong> de krant waar het nieuws <strong>van</strong>daan<br />
gekomen was. <strong>De</strong> muziek en het geroezemoes stierven weg,<br />
de draaimolen viel stil, de karretjes <strong>van</strong> de achtbaan ratelden<br />
uit. En toen was het stil.<br />
Op]es na.<br />
Zij zat nog steeds op haar driepotige giraf en spoorde hem<br />
wild aan alsof ze niet alleen het dier en de carrousel maar de<br />
hele stilgevallen wereld opnieuw in beweging wilde krijgen.<br />
lI2
Vriendinnen<br />
Tot Muulkes grote teleurstelling kwam de oorlog niét. <strong>De</strong><br />
Pruuse hadden het ditmaal gemunt op Polen. Even werd er<br />
in de stad verontwaardigd over gedaan, maar lang duurde<br />
het niet. 'Polen is eigenlijk niet meer dan een provincie <strong>van</strong><br />
Duitsland,' zeiden ze. Daarna ging iedereen over tot de orde<br />
<strong>van</strong> de dag.<br />
Maar voor het huis <strong>van</strong> de Sigarenkeizer had de inval in<br />
Polen grote gevolgen. Nog geen week later stond de vestibule<br />
vol zelfgemaakte tassen en koffers <strong>van</strong> gebutst karton.<br />
Nu de Pruuse zich niet aan de afspraken hielden, had de<br />
Nederlandse regering beslist dat Duitse werknemers niet<br />
meer welkom waren. Anna mopperde wat af. Niet dat ze eerder<br />
blijk gegeven had <strong>van</strong> een bijzondere genegenheid voor<br />
haar personeel, maar opeens waren haar Duitse meisjes 'altijd<br />
stipt, gedegen en bijzonder grondig in hun werk', en wat<br />
moest er in godsnaam voor in de plaats komen?<br />
Bijna alle meisjes stonden te huilen. Anna bitste dat ze zich<br />
niet zo belachelijk moesten aanstellen; haar 'vaarwel' klonk<br />
als een verwensing. Maar toen ze vertrokken waren, te voet<br />
naar het station over de grens zeven kilometer verderop, ging<br />
ze twee kilo uien schillen om een goed excuus te hebben voor<br />
rode ogen en een lopende neus.<br />
Het was de enige keer dat ook Wal traud huilde.<br />
'Nou moeten we weer terug naar het platteland,' lachte ze<br />
door haar tranen heen. 'Terug naar het boerenwerk. Slecht betaald<br />
en we mogen niks. To t we trouwen. Dan krijgen we helemaal<br />
niks meer en mogen we nog minder.' Daarna had ze me<br />
omhelsd.
'Tot gauw!' riep ze.<br />
Ik heb haar nooit meer teruggezien.<br />
Met het vertrek <strong>van</strong> ongeveer de helft <strong>van</strong> het personeel begon<br />
Anna's regime te haperen. <strong>De</strong> Sigarenkeizer kon zich er<br />
niet druk om maken, zolang hij 's ochtends zijn krant en koffie<br />
maar kreeg. <strong>De</strong> Pruusin had het niet in de gaten of deed in elk<br />
geval alsof.<br />
'Ik vind het wel apart,' zei ze, toen Anna zich kwam beklagen<br />
over het feit dat de vloer al een week niet meer in de was<br />
gezet was en zij daar ook 'ab-so-Iuut geen tijd voor zou hebben'.<br />
'Het parket krijgt iets nou ja ... doorleefds, vind je niet?'<br />
En toen op de maandelijkse lunch <strong>van</strong> de echtgenoten <strong>van</strong><br />
de Broeders <strong>van</strong> de Heilige Doodsstrijd bleek dat er helemaal<br />
geen boodschappen gedaan waren, zei ze sussend: 'Och, eigenlijk<br />
is iedereen opgelucht dat ze niks hoeven te eten.'<br />
'Geen flauw benul!' snoof Anna later. 'Werkelijk geen<br />
flauw benul heeft zij <strong>van</strong> wat er allemaal bij een huishouden<br />
komt kijken. Zij zou werkelijk niet weten wat ze moest aan<strong>van</strong>gen<br />
met een crisis als deze!'<br />
Ik hield wijselijk voor me dat Anna meer met die crisis te<br />
maken had dan ze zelf ooit zou toegeven. Elke dag stonden er<br />
meisjes <strong>van</strong> de stad bij de dienstingang, maar als de huishoudster<br />
er al een aannam, ontsloeg ze die meestal weer na een dag.<br />
Het gekke was dat Anna nooit iets zei als ik 's middags mijn<br />
nette jurk aantrok. Geen boze blikken, geen gesnuif, niks, al<br />
was het nog zo'n heksenketel.<br />
Liesl en ik puzzelden elk aan een uithoek <strong>van</strong> de tafel. Mijn<br />
jurk was koel en zacht als klaproos blaadjes. <strong>De</strong> Pruusin kwam<br />
aangelopen.<br />
'Zitten jullie hartsgeheimpjes uit te wisselen?' vroeg ze. 'Ik<br />
zal jullie niet afluisteren, hoor.' <strong>De</strong>monstratief hield ze haar<br />
handen voor haar oren.<br />
'Zal ik een foto <strong>van</strong> jullie maken?' Zonder af te wachten<br />
kwam ze terug met een fotocamera.
'Iets meer naar elkaar toe,' zei ze.<br />
Liesl bewoog pas toen ik een klein stukje naar haar opschoof.<br />
'Nog iétsje meer,' zei de Pruusin, voorovergebogen door<br />
de lens turend.<br />
Uiteindelijk zaten we naast elkaar zonder elkaar te raken.<br />
'Ach wat zijn jullie mooi samen,' koerde de Pruusin. 'Alleen<br />
jammer <strong>van</strong> die jurk, Liesl...'<br />
Liesl staarde onbewogen voor zich uit.<br />
'Maar Liebes, dat ding is toch véél te groot. En er zit geen<br />
enkele vorm in! Doe dat ding nou toch uit! Ik heb zulke mooie<br />
jurken voor je.'<br />
Liesl gaf geen krimp.<br />
<strong>De</strong> Pruusin drukte af. 'Wunderbar, wunderbar,' mompelde<br />
ze, maar ze leek ineens tien centimeter kleiner <strong>van</strong> teleurstelling.<br />
Ze liep weg, brak bijna haar nek over het hobbelige tuinpad<br />
en terwijl ze klagend om de Sigarenkeizer riep, verdween<br />
ze weer naar binnen.<br />
Wat had ze verwacht? Dat Liesl in mijn armen zou vliegen?<br />
Dat we arm in arm zouden lopen en in elkaars poesiealbum<br />
zouden schrijven?<br />
To ch voelde ik hoe Liesl me in de gaten hield. En soms, als<br />
ik tijdens een spel snel even opkeek, zag ik hoe ze me opnam<br />
met haar donkere ogen.<br />
Ik zou het harder moeten proberen.<br />
Meer doen.<br />
Beter.<br />
Ik zou meer voor ogen moeten houden waarvoor ik het<br />
deed:<br />
Mijn Toekomst.<br />
Mijn Gouden Toekomst.<br />
Als <strong>van</strong>zelf ging mijn arm omhoog en sloeg ik hem om haar<br />
smalle schouders. Ik voelde haar verstarren en een moment<br />
IIS
dacht ik dat ze me weg zou duwen. Maar toen, volkomen onverwacht,<br />
alsof ze zich overgaf na een lange strijd, leunde ze<br />
heel licht tegen mijn schouder.<br />
Hoewel ik zelf degene was geweest die haar vastgepakt had,<br />
voelde ik mij nu op mijn beurt verstijven. Ze leunde met haar<br />
hoofd op precies dezelfde plek waarop Jes haar hoofd al een<br />
miljoen keer tegen me aangeleund had.<br />
Een moment kreeg ik het verschrikkelijk benauwd.<br />
Ze past niet, dacht ik toen. Ze past niet.<br />
Liesl was ongepoetst tafelzilver, een ongeschrobde keuken,<br />
een laken op de bleek.<br />
Meer niet.<br />
Ik ademde langzaam uit.<br />
II6
Diepgroeiers<br />
Van de Daamsen werd gezegd dat ze nog een steen aan het<br />
bloeien kregen. In de periodes dat er op het kerkhof minder te<br />
doen was lieten de kraaien zich inhuren als tuiniers.<br />
<strong>De</strong> broers liepen die ochtend zwijgend heen en weer over<br />
het grasveld <strong>van</strong> de Sigarenkeizer. M en toe ontmoetten ze<br />
elkaar bij een hobbel in het gras. Dan spraken ze zacht brommend<br />
en gingen vervolgens weer uit elkaar.<br />
Anna had gezegd dat het met het gazon te maken had. Ik<br />
moest een bol touw gaan brengen. Waarom wist ze volgens<br />
mij ook niet, al zou ze dat nooit toegeven.<br />
<strong>De</strong> Imbeciel zat tussen de rozen, gehurkt met zijn hoofd<br />
omlaag. Ik zag alleen de leren strengen <strong>van</strong> de butser op zijn<br />
hoofd. Ze drukten zijn haren plat, maar tussen de strengen<br />
door krulde het koppig omhoog.<br />
'Hier,' zei ik.<br />
Hij pakte de bol aan. To en hij even opkeek vertrok zijn<br />
gezicht. Hij drukte een houten pen in de aarde, knoopte het<br />
touwtje vast en begon in zijn hinkende krabbengang het gazon<br />
over te steken. <strong>De</strong> bol touw wikkelde zich af, hij verdween<br />
in de struiken <strong>van</strong> de overzijde, er klonk geritsel en toen was<br />
het stil. Maar ik wist dat hij er nog stond en ik durfde te wedden<br />
dat hij naar me tuurde.<br />
<strong>De</strong> hele stad kende het verhaal <strong>van</strong> de Imbeciel.<br />
Ooit was hij de gedoodverfde zesde schouder geweest <strong>van</strong><br />
de Opperkraai Daams, de begrafenisondernemer. Diens vader<br />
was kraai geweest en diens grootvader ook. En alle vijf de
oers <strong>van</strong> de Imbeciel ook. <strong>De</strong> Imbeciel zou de zesde schouder<br />
worden die nodig is om een lijkkist te dragen. <strong>De</strong> Opperkraai<br />
had er even op moeten wachten, want de tussenkinderen<br />
waren meisjes geweest, die ook nog eens allemaal doodgingen.<br />
<strong>De</strong> Imbeciel werd geboren met het bleke, ernstige gezicht<br />
<strong>van</strong> een engel. Hij praatte niet voordat hij vijf jaar was, en ook<br />
daarna zei hij alleen het hoognodige. Ongeschikt als caféhouder<br />
of kruidenier, maar perfect voor een Kraai.<br />
Hij liep zijn eerste en laatste begrafenis op zijn twaalfde.<br />
Het was een regenachtige ochtend in maart geweest, het passende<br />
weer voor de teraardebestelling <strong>van</strong> Laumen, de hoedenmaker<br />
<strong>van</strong> de stad. Laumen, wiens laatste hoed de eerste<br />
begrafenishoed voor de Imbeciel geweest was. <strong>De</strong> jongen zag<br />
eruit om door een ringetje te halen: zijn frak met lange panden,<br />
de hoge zwarte hoed. Hij bleef moeiteloos in de pas <strong>van</strong><br />
zijn vader en broers, al moest hij een met zwart fluweel gestoffeerd<br />
houtblok op zijn schouder dragen om net zo lang te zijn<br />
als de rest.<br />
Alles ging goed tot de rouwstoet de kerkhofpoort passeerde.<br />
To en begon het zweet in straaltjes over zijn gezicht<br />
tc lopen. Zijn gezicht leek op te lichten, als een uitgeholde<br />
brandende kaars. Het linkerdeel <strong>van</strong> zijn mond trok in korte<br />
rukjes op, alsof de helft <strong>van</strong> hem een binnenpretje had.<br />
Het ene moment liep hij nog, het volgende lag hij stuiptrekkend<br />
op zijn rug, zijn ogen weggedraaid, klappertandend.<br />
<strong>De</strong> kist dreigde om te vallen.<br />
'Stop daarmee!' had zijn vader gesist. 'Stop daarmee! Subiet!'<br />
<strong>De</strong> jongen leed volgens Heer Dokter aan een moeilijk<br />
woord, maar de oplossing was simpel. <strong>De</strong> begrafenishoed<br />
werd ingeruild voor een 'butser', een soort helm <strong>van</strong> gewatteerd<br />
leer, die moest voorkomen dat hij zichzelf 'beschadigde'.<br />
Sindsdien snoeide de Imbeciel de haag. Hij harkte het gras.<br />
rr8
Hij hielp de graven delven. En als er een begrafenis was moest<br />
hij buiten het kerkhof wachten. Zijn vader wilde geen enkel<br />
risico meer lopen. <strong>De</strong> stad had hem al genoeg uitgelachen.<br />
Die middag raakte de hele tuin <strong>van</strong> de Sigarenkeizer meer en<br />
meer bespannen met een mysterieus raster aan lijnen. Niemand<br />
had een idee waarom.<br />
'Het is vast iets spiritistisch,' zei de kokkin, die erg <strong>van</strong> het<br />
paranormale was. 'Een soort krachtveld.'<br />
'Ach welnee,' zei Anna. 'Het is een of andere meetmethode.'<br />
Zelfs de Pruusin werd er een beetje zenuwachtig <strong>van</strong>.<br />
'Ga jij het eens vragen?' vroeg ze.<br />
Ik liep weinig hoopvol naar buiten. Er werd verteld dat<br />
de Daamsen hooguit twee keer per jaar wat zeiden. <strong>De</strong> een<br />
na oudste had ooit een blindedarmontsteking gehad. En hij<br />
was er bijna in gebleven, alleen omdat Heer Dokter geen wijs<br />
werd uit het met tegenzin geuite gemompel.<br />
In de hoek <strong>van</strong> de tuin bij de grote eik stond de nieuwe<br />
zesde Schouder. Ik gokte erop dat hij spraakzamer was.<br />
'Wat doen jullie?' vroeg ik.<br />
'Mejuffer?'<br />
'Wat zijn jullie aan het doen?'<br />
'We bekijken uw gazon, mejuffer. Het is de eik. Die maakt<br />
het oppervlak kapot. Uw oom wil dat we er iets aan doen.'<br />
Ineens werd ik me bewust <strong>van</strong> mijn nette jurk. En <strong>van</strong> het<br />
feit dat mijn haar opgestoken zat. Liesl was de hele ochtend<br />
bezig geweest om mijn haar 'nett' te krijgen. Ik voelde haar<br />
dunne friemelige vingers nog op mijn hoofd.<br />
Ik had nooit <strong>van</strong> verzinsels gehouden en altijd een hekel<br />
aan leugens gehad. Maar in plaats <strong>van</strong> hem uit te leggen hoe<br />
het zat, hoorde ik mezelf zeggen: 'Hoezo maakt de eik alles<br />
kapot?' terwijl in mijn stem ineens een nieuwe koele, nuffige<br />
klank zat.<br />
'Hetis een breedgroeier,' legde Zesde Schouder uit. 'Breed-
groeiers leggen hun wortels in de breedte, ja? Hun wortels<br />
blijven vlak onder de oppervlakte. Daarmee maken ze het hele<br />
gazon verrot, want grond zakt na jaren, ja?'<br />
'Aha,' zei ik. 'En nu?'<br />
Hij veegde het zweet <strong>van</strong> zijn voorhoofd. 'Er zijn twee manieren<br />
om dit probleem aan te pakken, mejuffer,' zei hij. 'Of<br />
we verhogen de grond zodat de wortels weer diep genoeg liggen.<br />
Of we kappen de boom, ja? Op dit moment bekijken we<br />
nog alle mogelijkheden.'<br />
Ik veegde langzaam een plukje haar uit mijn gezicht.<br />
'Maar dan heeft het toch geen zin om alleen deze boom te<br />
kappen?' vroeg ik. 'Moeten dan niet al onze bomen weg?'<br />
Hij knikte. 'Dat zou inderdaad moeten als alle bomen hier<br />
breedgroeiers waren, maar de meeste zijn diepgroeiers. Diepgroeiers<br />
veroorzaken geen problemen, mejuffer.'<br />
'Uitermate interessant, dank u wel,' zei ik. Ik draaide me<br />
om en liep weg.<br />
Eenmaal binnen kon ik me wel voor mijn kop slaan. Uitermate<br />
interessant, dank u wel? Wat dacht ik dat ik in vredesnaam aan<br />
het doen was? Straks ging hij praten met de Daamsen en dan<br />
wist hij zo dat ik geen nichtje was maar een bediende!<br />
Ik zat nog te overwegen of ik teruggaan zou, toen de<br />
Pruusin aan kwam lopen. Ik vertelde wat Zesde Schouder gezegd<br />
had.<br />
'0,' zei de Pruusin. 'Maar wat hebben die lijnen daarmee te<br />
maken?'<br />
'Ik ga het wel vragen,' zei ik.<br />
'Nee, laat maar. Het zal wel goed komen. Ga maar gauw<br />
naar je vriendinnetje toe. Die wacht boven op je. En zeg maar<br />
dat de tuin voorlopig verboden terrein is.'<br />
Dat beviel Liesl natuurlijk helemaal niet. Ze zette het op<br />
een langdurig huilen, waarbij ze op de trap ging zitten, zodat<br />
de Pruusin het goed kon horen. Die liet vervolgens op haar<br />
beurt taartjes aanrukken, maar dat hielp niks.<br />
120
Uiteindelijk was het Anna die ons naar Liesls kamer stuurde,<br />
omdat ze, zoals de huishoudster zei 'zo nooit aan werken<br />
toekwam'.<br />
Het was vreemd hoever Anna's gezag soms reikte. Soms<br />
dacht ik dat de Pruusin bang voor haar was.<br />
'Verstopper*? '<br />
'Geen zin.'<br />
'Halma?'<br />
'Geen zin.'<br />
Liesl en ik zaten op haar bed. Ze plakte tegen me aan als<br />
deeg. Het was ongewoon broeierig voor de tijd <strong>van</strong> het jaar, er<br />
hing onweer in de lucht. Ze kroop nog dichter tegen me aan;<br />
ik rook haar mierzoete taartjesadem.<br />
'Kom, ga eens even op jezelf zitten.'<br />
Ze reageerde niet.<br />
'Zullen we een puzzel doen?' vroeg ik.<br />
'Geen zin.'<br />
'Er staan nog een heleboel spelletjes in de kast die je nog<br />
niet uitgeprobeerd hebt.' ,<br />
Ze probeerde op mijn schoot te !dimmen. Haar oude flodderjurk<br />
rook zuur, zweterig. Het was al drie weken niet gelukt<br />
om de jurk te wassen. Ik onderdrukte mijn neiging haar weg<br />
te duwen.<br />
'Liesl, alsjeblieft. Ga <strong>van</strong> me af. Kom.'<br />
Ze negeerde me. Drukte haar hoofd tegen mijn sleutelbeen<br />
en toen ze dat deed krampte er iets heets in mijn buik. Ik<br />
ademde <strong>van</strong> schrik en pijn diep in. Ik probeerde te gaan verzitten,<br />
maar Liesl klampte zich aan me vast alsof ze een baby was.<br />
Ze duwde haar benige knie in mijn onderbuik.<br />
Misschien kwam het daardoor.<br />
Ik gaf haar een !dap. Mijn vlakke hand raakte haar vol in het<br />
gezicht. Ze tuimelde achterover. Er klonk een roffel. <strong>De</strong> hond<br />
stoof ertussenuit.<br />
'Wat zei ik nou!' riep ik.<br />
I2I
Ze staarde me met grote ogen aan.<br />
Ik had zelden iemand geslagen. Als ik al boos was, dan was<br />
meestal een woord genoeg om me te kalmeren. Maar niet deze<br />
keer.<br />
'Ben je doof? Ik zei toch: ga <strong>van</strong> me af! '<br />
Haar lip begon te trillen. Ze keek me aan. 'Vriendinnen?'<br />
'Ik word nog liever vriendin <strong>van</strong> die rare rothond <strong>van</strong> je,'<br />
zei ik.<br />
Had ik dat gezegd? Had ik dat écht gezegd? Het was niet<br />
alleen dat ik mijn eigen toekomst om zeep aan het helpen was.<br />
Wat me vooral angst aanjoeg was de Noordpoolstem <strong>van</strong> oma<br />
Mei die uit me kwam.<br />
Liesl bleef me aankijken.<br />
'Vriendinnen?'<br />
'Als je een andere jurk aantrekt.'<br />
Ik had geen flauw idee waar het <strong>van</strong>daan gekomen was. Het<br />
sloeg ook nergens op. Wat had ik eraan als ze een andere jurk<br />
aantrok? Maar het was zoiets als vallen: eenmaal begonnen<br />
kan je niet meer stoppen.<br />
Ik stond op <strong>van</strong> het bed en begon de kamer uit te lopen.<br />
'Vraag je je zusjes of ze hier komen spelen?' vroeg ze. 'Als ik<br />
een andere jurk aantrek, vraag je het dan?'<br />
'We zullen zien,' zei ik.<br />
Natuurlijk wist ik dat ze die jurk nooit uittrekken zou.<br />
Maar toen ik me omdraaide stond ze al in haar onderhemd.<br />
Ik had niets gehoord, geen geluid, geen geritsel. Ze hield haar<br />
grijze slobberjurk op een rare manier vast. Niet bij de schouders,<br />
maar onder de armen. Alsof ze iemand optilde.<br />
Ze bibberde.<br />
Het was zo warm dat ik zweette en zij stond daar te rillen<br />
als een juffershondje.<br />
'Verwend rotnest,' zei ik nog een keer, maar de woede was<br />
over. Ik voelde me alleen maar doodmoe en het dreinerige,<br />
schraperige gevoel in mijn buik werd met de minuut erger.<br />
Uiteindelijk stuurde de Pruusin me naar huis.<br />
I22
'Wat is er met jou aan de hand?' vroeg oma Mei.<br />
'Buikpijn,' zei ik.<br />
'Eet wat soep en daarna naar boven.'<br />
Terwijl ik in bed lag en de nieuwe krampen probeerde te<br />
negeren, kwam oma Mei binnen met een warme kruik. Dankbaar<br />
nam ik hem aan.<br />
'Allang?' vroeg ze.<br />
'Sinds <strong>van</strong>middag,' zei ik.<br />
Ze knikte.<br />
Toen ze weer weg was pakte ik het kleine blikken trommeltje,<br />
dat ik gebruikte om het extra geld in te stoppen. Ik was<br />
nog steeds als de dood dat oma Mei het vinden zou. Ik had het<br />
verstopt onder een loszittende plank in de hoek <strong>van</strong> de kamer.<br />
Ik staarde naar het geld. Ik had nog steeds geen flauw idee<br />
wat een kweekschool kostte, maar het leek me nog steeds veel<br />
te weinig.<br />
To en ik wakker schrok, was het nacht en de buikpijn afgezwakt.<br />
Ik voelde iets nats bij mijn zitvlak. Ik dacht eerst dat<br />
de kruik moest hebben gelekt, maar die was koel en droog. Ik<br />
voelde opnieuw. Het natte zat ook tussen mijn benen.<br />
Geschrokken schoot ik overeind.<br />
'Oma?'<br />
Ze stond al in mijn kamer voor ik het bed uit was.<br />
'Ik heb .. .' zei ik, 'ik ben .. .'<br />
Ze tilde de petroleumlamp op om bij te lichten. Er zat een<br />
kleine donkere vlek op de plck waar ik gelegen had. Oma Mei<br />
verschoonde het bed, gaf me een nieuw nachthemd, met Jes<br />
die slaapdronken naast me stond en Muulke die op de grond<br />
ovcral dwars doorheen snurkte.<br />
Hoe Muulke het te weten gekomen was weet ik nog steeds<br />
niet, maar de volgende ochtend toen ik wakker werd zat ze me<br />
grijnzend aan te kijken.<br />
'<strong>De</strong> Vloed,' zei ze met een grafstem.<br />
'Muulke ... '<br />
12 3
'<strong>De</strong> Vloed!!'<br />
'0, hou je kop.'<br />
'Nu ga je elke maand verschrîkkelijk bloeden. Ik ken een<br />
meisje dat...'<br />
Er volgde een ellenlang gruwelverhaal .<br />
Oma Mei wees me doeken die ik kon gebruiken en daarmee<br />
was voor haar de kous af.<br />
Maar ze maakte die ochtend warme melk met lindebloesem.<br />
Zelfs de Pap en mijn broers moesten iets in de gaten hebben.<br />
Ze kwamen even kijken, bleven bedremmeld in de deuropening<br />
staan en wuifden. Ze wliîfden! Alsof ik aan boord was<br />
gegaan <strong>van</strong> een schip, dat koers gezet had naar een onmogelijk<br />
ver oord.
Een Vrouw vol Vrijwillige Werken<br />
Op maandagochtend stond Anna al op me te wachten. In<br />
plaats <strong>van</strong> dat ik een eindeloze preek kreeg over lepels die verkeerd<br />
om in de bestekbak lagen of over een laken dat met de<br />
zoom naar buiten gestreken was, zei ze alleen: 'Maak dat je<br />
naar de salon komt.'<br />
Toen ik aankwam stond de Pruusin voor de deur. Ze snoot<br />
haar neus en had waterige ogen.<br />
Ik kreeg ineens een akelig voorgevoel en werd slap in mijn<br />
knieën.<br />
'Mevrouw?' vroeg ik.<br />
'Kijk,' zei ze alleen maar.<br />
Ze deed voorzichtig de deur open.<br />
Zoals altijd werd ik draaierig <strong>van</strong> de hoeveelheid spullen<br />
die er stonden uitgestald. En het duurde even voordat ik zag<br />
waar de Pruusin naar wees.<br />
J jesl zat op een stoel te lezen. Of deed alsof ze las.<br />
Maar dat was niet wat er bijzonder was.<br />
Ze droeg de nieuwe jurk die de Pruusin voor haar had laten<br />
maken. Hij was <strong>hemel</strong>sblauw en maakte haar vaalwitte huid<br />
zo mogelijk nog bleker.<br />
Ik werd met ontzag bekeken.<br />
En Anna zei: 'Nou meisjes, jullie mogen wel een voorbeeld<br />
nemen aan Fing.'<br />
Dat sloeg helemaal nergens op. Ten eerste zou ik niet weten<br />
waarom ze een voorbeeld aan mij moesten nemen omdat<br />
Liesl haar nieuwe jurk had aangetrokken. Alsof dat een taak<br />
I 2 5
<strong>van</strong> dienstmeisjes was. Ten tweede had Liesl die jurk zelf aan<br />
getrokken. Maar ik zei er niks <strong>van</strong>, als iedereen wilde denken<br />
da t ik het voor elkaar gekregen had, best.<br />
Er moesten natuurlijk weer foto's worden gemaakt.<br />
'Wat zitten jullie knus samen,' juichte de Pruusin. 'Wat zijn<br />
jullie mooi! Prinsessen. Nee, koninginnetjes! Wu nderbar! 0,<br />
wunderbar! '<br />
'Je hebt het beloofd,' zei Lies!.<br />
'Ik heb niks beloofd.'<br />
'Je zou je zusjes meenemen.'<br />
'Dat heb ik niet gezegd.'<br />
'Als ik een andere jurk aantrok.'<br />
'Ik zei: we zullen zien.'<br />
'Dat is gemeen! Je hebt het beloofd.' Haar smalle gezicht<br />
kreeg iets vosachtigs. 'Als je je zusjes niet haalt, zeg ik alles<br />
tegen Tantehen. '<br />
'Alles?'<br />
Ik overwon mijn weerzin, schoof naast haar en pakte een<br />
10k <strong>van</strong> haar haren. 'Je hebt gelijk,' zei ik. 'Maar ik voelde me<br />
die dag niet lekker. Dat snappen vriendinnen onder elkaar<br />
toch wel?'<br />
Ze staarde me koppig aan.<br />
Ik zuchtte. 'Liesl, ik kan mijn zusjes niet verplichten om<br />
langs te komen. Ze hebben hun eigen vriendinnen.'<br />
Liesl zweeg drie tellen; toen zei ze: '<strong>De</strong>nk maar niet dat ik<br />
niks weet.'<br />
Ze had iets <strong>van</strong> Jes. <strong>De</strong>zelfde bokkigheid, dezelfde machte<br />
loze woede als iets niet ging zoals ze dat wilde.<br />
Ineens had ik medelijden met haar. Ik glimlachte. 'Wat<br />
weet je dan?'<br />
'Alles.'<br />
'Wat dan?'<br />
'Zeg ik niet.'<br />
Ik trok zacht plagerig aan haar haar. 'Zal ik het raden? Is<br />
het misschien .. .'<br />
I26
'Jij krijgt geld om met mij te spelen.'<br />
Het duurde minstens vijf seconden voor het tot me doordrong.<br />
'Haha!' riep ze uit, toen ze mijn geschrokken gezicht zag.<br />
Mijn hele toekomst was als een kaartenhuis gestapeld boven<br />
op de geheime afspraak tussen de Pruusin en mij. Wat zou er<br />
gebeuren als ze wist dat Liesl het wist? Wat zou ze doen als<br />
uitkwam dat ik Liesl geslagen had?<br />
'Goed,' zei ik. 'Ik vraag het wel.'<br />
'Het hoeft al niet meer.'<br />
'Wat wil je dan?' vroeg ik.<br />
Ze kauwde op haar lip. 'Ik denk er nog even over na,' zei ze.<br />
En toen: 'Vriendinnen?'<br />
Als ik geweten had wat de gevolgen zouden zijn <strong>van</strong> haar<br />
ontdekking had ik meteen ontslag genomen.<br />
Op vrijdagmiddag arriveerde eindelijk de drukte die nog komen<br />
moest. Iedereen werd bij elkaar geroepen in de grote salon.<br />
Het personeel zat onwennig op de deftige herenstoelen.<br />
'Goed,' zei de Pruusin. 'Fijn dat iedereen er is. Welkom.'<br />
Er werd wat teruggemompeld.<br />
'Ik zou het graag met jullie willen hebben over het aanstaande<br />
Grote Gemengde Feest.'<br />
Het Grote Gemengde Feest moest het hoogtepunt worden<br />
voor haar verenigingen en instellingen en daarnaast moest het<br />
een ontmoetingspunt worden voor, wat de Pruusin 'alle gezindten'<br />
noemde.<br />
<strong>De</strong> vergadering begon met een lange opsomming <strong>van</strong> de<br />
dingen die er nog moesten gebeuren en wie welke taken toebedeeld<br />
kreeg. Vervolgens moesten 'de gevoeligheden <strong>van</strong><br />
alle geloofsovertuigingen' de revue passeren en de manieren<br />
waarop alles 'tactvol opgelost' moest worden.<br />
Vanwege de Judde zou het feest niet op zaterdag kunnen<br />
plaatsvinden, de protestanten zouden waarschijnlijk bezwaar
hebben tegen het diner. Iedereen wist dat ze niet meeaten<br />
omdat ze een overdadige maal te rooms vonden. Te voorspel<br />
len viel dat de Broeders <strong>van</strong> de Heilige Doodsstrijd het daar<br />
mee eens zouden zijn, maar dat niet hardop zouden zeggen<br />
om niet met de protestanten geassocieerd te worden, dus die<br />
gooiden het weer op een regel uit hun manifest. Niemand had<br />
dat manifest ooit gezien en de Broeders werden er dan ook<br />
<strong>van</strong> verdacht steeds nieuwe regels te verzinnen, als het hun zo<br />
uitkwam.<br />
Het gemengde feest had al voor genoeg opschudding ge<br />
zorgd, maar die sloeg om in complete verbijstering toen de<br />
Pruusin nog een idee bleek te hebben.<br />
Er viel een geschokte stilte.<br />
'Geméngde tafels?' zei Anna met afgrijzen in haar stem.<br />
Ze was de enige die wat zei. <strong>De</strong> rest staarde driftig naar<br />
hun schoenneuzen. Een betrekking krijgen was één ding, een<br />
hetrekking houden een ander.<br />
Maar later, in de keuken, riep iedereen: 'Dat lukt haar<br />
nóóit. Van haar leven niet. Rijk of niet rijk.'<br />
Misschien had de Sigarenkeizer er ook minder vertrouwen<br />
in. Een week later, toen het nieuws al lang en breed door de<br />
stad gonsde en het ernaar uitzag dat zijn vrouw het onderspit<br />
zou delven, ontbood hij iemand <strong>van</strong> de krant.<br />
Een Vrouw vol Vrijwillige Werken<br />
<strong>De</strong> cbarmante vrouw <strong>van</strong> de Sigarenkeizer is zonder meer een aan<br />
winst voor de stad, vooral door haar vrijwillige inzet voor alle ge<br />
zindten die onze mooie stad rijk is.<br />
'Dat is zeker niet alleen mijn verdienste, ' zegt de bescheiden echt<br />
genote in vlekkeloos Nederlands. 'Het is vooral te danken aan de<br />
gezindten zelf. '<br />
Als de verslaggever vraagt of het klopt dat er sp rake zal zijn<br />
<strong>van</strong> een groot diner waarbij alle gezindten vertegenwoordigd zullen<br />
zijn, beaamt ze dat volmondig.<br />
128
'Eeniedn- begrijpt dat saamhorigheid belangrijk is voor een stad, ,<br />
zegt ze. 'Saamh01-igheid is beschaving, zekn- in een tijd als deze. '<br />
En op de vraag <strong>van</strong> uw verslaggever of ze denkt dat deze gewaagde<br />
opzet slagen zal, licht ze als een tipje <strong>van</strong> de sluie1- op: 'Een<br />
aantal instellingen heeft zijn aanwezigheid al toegezegd_ '<br />
Boven het artikel stond een foto <strong>van</strong> haar, zittend achter haar<br />
bureau. Aan weerskanten stonden Liesl en ik. '<strong>De</strong> vrouw <strong>van</strong> de<br />
Sigarenkeizer met nichtje en vriendinnetje' stond eronder.<br />
<strong>De</strong> Pruusin had ook een exemplaar voor mij bewaard.<br />
To en oma Mei het gelezen had schoot ze in de lach. 'J e kan<br />
er zeker <strong>van</strong> zijn dat nu niemand meer nee durft te zeggen.'<br />
'Waarom niet?' vroeg ik.<br />
'Omdat het vast niet waar is dat er al ja gezegd is. En ik dnk<br />
dat de instellingen dat ook vermoeden. Maar ze zullen eerder<br />
de zolen <strong>van</strong> hun schoenen opeten dan het elkaar te vragen.'<br />
Ze floot waarderend. '<strong>De</strong> Pruusin mag dan niet <strong>van</strong>hier zijn,<br />
ze weet anders wel precies hoe ze de stad moet aanpakken.'<br />
Oma Mei kreeg gelijk. Nog geen twee dagen later waren<br />
alle uitnodigingen schriftelijk geaccepteerd.
Vo orbereidingen<br />
<strong>De</strong> villa werd binnenstebuiten gekeerd. <strong>De</strong> gordijnen werden<br />
gewassen en gestreken, het parket werd in de boenwas gezet,<br />
de deurknoppen met koperpoets opgewreven en tafelkleden<br />
op de bleek gelegd.<br />
Zowat elke middenstander uit de stad stond op de stoep om<br />
lange en ingewikkelde bestellingen op te nemen. En daarmee<br />
zorgde de Pruusin ervoor dat de feestkoorts niet alleen in de<br />
villa uitbrak, maar ook in de stad.<br />
'Heb je het gehoord,' werd er geroepen, 'ze koopt alle wild<br />
op bij elke poelier!'<br />
'En wijn! Ze hebben daar een fontein waar wijn uit komt!'<br />
'En weten jullie het al <strong>van</strong> de Kristallen Toren? Hebben jullie<br />
al <strong>van</strong> de Kristallen Toren gehoord?'<br />
J a, <strong>van</strong> de Kristallen Toren had iedereen gehoord.<br />
Zot!<br />
Te gek voor woorden!<br />
Het gonsde en het zoemde in de stad als in de drukste bijenkorf.<br />
En in het hart er<strong>van</strong> zat de Pruusin met een glimlach<br />
die nauwelijks <strong>van</strong> haar gezicht week.<br />
To t verbazing <strong>van</strong> de Pap was er ook bij ons een grote bestelling<br />
gedaan.<br />
'Er kan niet genoeg gerookt worden,' scheen de Sigarenkeizer<br />
te hebben gezegd.<br />
<strong>De</strong> persen draaiden overuren. Krit en Sj eer sjouwden met<br />
armenvol gedroogde tabaksbladeren de zolder af. <strong>De</strong> Pap, Eet<br />
en Pic hielden zich bezig met het draaien en selecteren. En<br />
130
toen het ernaar uitzag dat zij het met z'n vijven niet konden<br />
bolwerken, stond Nol ineens op de stoep met een paar arbeiders.<br />
<strong>De</strong> sigarenkistjes stapelden zich op in de gang.<br />
Het was nauwelijks voor te stellen, maar het sigarenfa <br />
briekje was tegen wil en dank een functionerend bedrijfje geworden.<br />
Zelfs oma Mei kon daar niet meer omheen. Ondanks<br />
het feilloze talent <strong>van</strong> de Pap om elk karwei of werk te laten<br />
mislukken, ondanks dreigende faillissementen en mislukte tabaksoogsten<br />
leek het erop dat, zoals onze grootmoeder meesmuilend<br />
zei, zelfs de Pap het bedrijfje niet meer om zeep helpen<br />
kon.<br />
'Niet dat we er rijk <strong>van</strong> worden,' zei oma Mei. 'Maar het<br />
feit dat we niet OInlcomen <strong>van</strong> de honger is al luxe zat.'<br />
In de villa was de stemming minder rooskleurig. Anna's humeur<br />
bereikte in de hectiek <strong>van</strong> de daaropvolgende weken een<br />
ongekende graad <strong>van</strong> kribbigheid. Maar weinig meisjes waren<br />
bestand tegen de uitbranders <strong>van</strong> de huishoudster. Minstens<br />
één keer per dag klonk er gesnik <strong>van</strong>uit de provisiekast, aangezien<br />
dat de enige plek was waar je ongestoord huilen kon.<br />
Het ging allemaal langs me heen. Ik had wel wat anders aan<br />
mijn hoofd.<br />
'Kom,' had Liesl gezegd.<br />
'Waar naartoe?'<br />
'Kom nou maar.'<br />
Ze pakte mijn hand. We liepen over de gang. Bij de deur<br />
naar het dienstbodesouterrain bleef ze stilstaan.<br />
'Wat gaan we doen?' vroeg ik.<br />
Ze opende de deur.<br />
'Nur gltcken.'<br />
Het was middag geweest. <strong>De</strong> Sigarenkeizer was op pad en<br />
de Pruusin lag te slapen. Anna was met twee dienstmeisjes een<br />
bestelling ophalen bij de poelier.<br />
13 1
Ik was nog nooit in het dienstbodesouterrain geweest. Een<br />
smalle stenen trap liep ornlaag naar een schemerige gang. Er<br />
waren vier deuren.<br />
Liesl opende de eerste deur.<br />
Erachter was een kleine bedompte ruimte. Boven ooghoogte<br />
zat een raam met ondoorzichtig glas. Er stonden een<br />
bed, een tafeltje en een olielamp. <strong>De</strong> muren waren kaal op een<br />
kruisje na.<br />
Liesl opende ook de andere deuren en die waren net zo leeg<br />
en kaal. Behalve één kamertje, waar nog een Duitse ansichtkaart<br />
aan de muur hing. Er stond een glimlachende man op<br />
met zijn haren strak naar achteren gekamd. 'Mit lieben Griissen,<br />
Ferdinand' stond erop geschreven. Was die soms <strong>van</strong> Waltraud<br />
geweest?<br />
'Nu deze.'<br />
Ik schudde geschrokken mijn hoofd.<br />
'Nur gucken,' zei Liesl.<br />
'Dat mag niet.'<br />
'Kijken mag toch wel?'<br />
'Anna vermoordt ons.'<br />
'Maar ze hoeft het toch niet te weten?' zei Liesl. 'Ik zeg<br />
toch nóóit niks, of wel soms?'<br />
Anna's kamer was een toonbeeld <strong>van</strong> netheid en orde, maar<br />
hij was wel duidelijk bewoond. Er hing een schilderijtje <strong>van</strong><br />
geborduurde bloemen aan de muur. <strong>De</strong> goudgele bedsprei<br />
met franje was glad getrokken, maar haar kussen was niet opgeschud.<br />
<strong>De</strong> kamer was iets groter dan die <strong>van</strong> de dienstmeisjes,<br />
maar niet veel. Ik vroeg me af waarom Anna genoegen nam<br />
met zo'n kamer, nota bene te midden <strong>van</strong> het personeel, terwijl<br />
ze zo graag boven ze stond. Er liepen verwarmingsbuizen<br />
onderlangs de muren. Ineens moest ik denken aan Waltrauds<br />
verhaal over dat Anna haar personeel via die buizen afluisterde.<br />
Ik miste haar, al had ik haar niet lang genoeg gekend<br />
132
om vriendin met haar te worden. Maar het had gekund.<br />
Liesl streek met haar vingers langs de bedsprei. Ze tikte<br />
tegen het schilderijtje.<br />
'Kom nou,' zei ik. 'Zo meteen komt ze terug.'<br />
'Nog even.'<br />
Ik zag dat ze cr plezier in had om me de zenuwen te bezorgen.<br />
Dat stelde me gerust. Misschien was dit wel de straf die<br />
ze verzonnen had om me terug te pakken voor de klap die ik<br />
haar gegeven had.<br />
Ze voelde onder het matras <strong>van</strong> het bed. Aan de geroutineerde<br />
manier waarop ze dat deed zag ik dat ze het vaker gedaan<br />
had.<br />
'Wat doe je?' vroeg ik.<br />
Ze grijnsde en liet een kleine sleutel zien.<br />
'Leg terug,' zei ik.<br />
Ze liep naar de hoek <strong>van</strong> de kamer waar een lage buffetkast<br />
stond. Ze opende het linkerdeurtje met de sleutel.<br />
'Anna is verriickt,' zei Liesl. 'Kijk maar.'<br />
<strong>De</strong> kast had twee planken. Over de hele breedte stonden<br />
kleine glazen figuurtjes. Dansfiguurtjes.<br />
'Ze spaart ze,' zei Liesl. 'En ze poetst ze elke dag.' Ze wees<br />
naar een doekje en een bruin flesje met alcohol.<br />
Tussen duim en wijsvinger pakte ze een <strong>van</strong> de smetteloze<br />
figuurtjes op. Het was een figuurtje dat eigenlijk bij een ander<br />
figuurtje hoorde. Hij hield zijn ene armpje gestrekt en de andere<br />
krom, alsof hij een onzichtbaar iemand vasthield.<br />
'Mijn liehlings,' zei ze. Haar stem klonk dromerig. 'Wil jij<br />
hem niet vastpakken?'<br />
'Liever niet.'<br />
'Voel eens wie glatt.'<br />
'Liesl...'<br />
'Je móét,' zei ze.<br />
Ik pakte het poppetje met tegenzin vast. Het voelde koel<br />
en glad en tot mijn opluchting minder breekbaar aan dan ik<br />
verwacht had. Het was heel precies gemaakt. Je zag zelfs de<br />
133
knoopjes op zijn pandjesjas en de anjer in zijn knoopsgat.<br />
Ik keek naar Lies!.<br />
'Geef maar aan mij ,' zei ze bazig. 'Jij hebt te dikke vingers.<br />
Straks maak je hem nog kapot.'<br />
Ik stak mijn hand uit.<br />
Ik gaf hem.<br />
Haar hand opende zich een fractie te laat. Het ding stui<br />
terde tegen haar pink aan en spatte toen uiteen op de stenen<br />
grond.<br />
'Dat deed je met opzet!' zei ik kwaad.<br />
Ik veegde het glas met mijn hand op, zonder op te let<br />
ten of ik me sneed en stopte het in mijn schort. Pas daarna<br />
kreeg ik het benauwd. Ik stond gewoon te trillen op mijn<br />
benen.<br />
Liesl staarde als gehypnotiseerd naar de plek waar het pop<br />
petje stukgevallen was.<br />
Ze zei niets. <strong>De</strong> hand die het poppe* gemist had, opende<br />
en sloot zich. Open en dicht. Open en dicht.<br />
Ik pakte haar bij haar arm en schudde haar door elkaar. Het<br />
was alsof ze wakker schrok.<br />
'LiesI!'<br />
'Het was ein kleiner Unfall. '<br />
'Liesl, we mochten hier helemaal niet zijn.'<br />
'We kunnen het toch uitleggen?'<br />
Het kon me op dat moment niet meer schelen wat ze wist<br />
of wat ze zeggen zou tegen de Pruusin.<br />
den.'<br />
'Je houdt je kop!' zei ik. 'Je hebt belóófd om je kop te hou<br />
'Maak je toch niet zo druk, ' zei Liesl. 'Ik zeg niks. En ze<br />
heeft er trouwens zoveel, ze merkt er toch niks <strong>van</strong>.'<br />
Was dat waar? Ik kreeg geen tijd om na te denken. Boven<br />
ons klonk ineens de voordeur die openging, het geklak <strong>van</strong><br />
voetstappen en het snibbige geluid <strong>van</strong> Anna die de dienst<br />
meisjes de keuken in joeg.<br />
Liesl keek me geschrokken aan.
Ik verschoof de poppetjes zodat de lege plek die het poppetje<br />
achterliet ingenomen werd door de andere, sloot het deurtje<br />
en draaide de sleutel om. Liesl stopte hem weer onder het<br />
bed en daarna glipten we naar boven.<br />
135
Het Grote Gemengde Feest<br />
<strong>De</strong> week voor het Grote Gemengde Feest werd een complete<br />
chaos. Er kwamen verkeerde bestellingen aan, het ijs voor de<br />
ijssculpturen kwam twee dagen te vroeg en moest worden te<br />
ruggestuurd. Va n de tafelkleden die op de bleek waren gelegd,<br />
werden er vier onder gescheten door een spreeuwenkolonie.<br />
En tot overmaat <strong>van</strong> ramp verzwikte Anna haar enkel toen<br />
ze misstapte op de trap.<br />
Het werk moest in de hoogste versnelling doorgaan en als<br />
gevolg daar<strong>van</strong> werd ik ook in de middaguren ingezet. Lies]<br />
kreeg een woedeaanval, zo erg dat je haar door het hele huis<br />
kon horen. <strong>De</strong> Pruusin had het niet meer.<br />
'Maar kan Fing niet éventjes ... ' vroeg ze smekend aan An<br />
na. Het zweet stond op haar voorhoofd.<br />
Anna beleefde haar grootste triomf, zittend midden in de<br />
gang op een grote stoel met haar enkel in dik verband. Nee,<br />
Fing kon echt niet weg, ook niet eventjes, tenzij mevrouw het<br />
risico wilde lopen dat het feest straks in de soep liep. Fináál in<br />
de soep liep.<br />
'Maar snap dat dan toch, Liebes, ' hoorden we de Pruusin<br />
daarna boven smeken. 'Jij wil toch ook dat er straks een mooi<br />
feest komt. ..'<br />
'Fing moet komen! Fing móét komen! Móét! Móét!'<br />
Er moesten tientallen draperieën opgehangen worden om<br />
de naderende winterkou in de hoge ruimte het hoofd te bie<br />
den, en de Pruusin had het thema 'lente' gekozen. 's Avonds<br />
als ik in mijn eigen bed lag duizelden de bloem- en bladpatro<br />
nen me voor de ogen.
Op de ochtcnd <strong>van</strong> het feest liet de Pruusin me roepen.<br />
'Fing?'<br />
'Mevrouw?'<br />
'Op de slaapkamer <strong>van</strong> Liesl hangt de jurk.'<br />
Ik knikte. 'Ik zal haar aankleden.'<br />
Ze glimlachte. 'Graag. Maar er hangt nog een jurk. Jouw<br />
jurk.'<br />
'Ik kan zo toch niet bedienen?'<br />
Ze haalde luchtig haar schouders op. 'Bediening hebben we<br />
genoeg. Ik zou het fijn vinden als jij ook <strong>van</strong>avond bij Liesl<br />
blijft. Het zal erg druk worden en ik zou niet willen dat ze zich<br />
verloren voelt.' Ze knipoogde. 'Je weet hoe je vriendinnetje<br />
is.'<br />
'Je bent te laat,' zei Liesl klagerig. 'Ik zit hier al eeuwen in<br />
mijn eentje. I(noop mijn jurk dicht.'<br />
Zwijgend deed ik wat ze vroeg.<br />
'] e had best eerder kunnen komen.'<br />
'Ik moest andere dingen doen.'<br />
'Ik zat hier helemaal alleen. Het is allemaal jouw schuld.'<br />
<strong>De</strong> eerste gasten kwamen rond vijven. Langzamerhand druppelde<br />
de villa vol, de bel ging steeds vaker en we hoorden de<br />
dienstmeiden op en neer stiefelen naar de deur. Het huis raakte<br />
gevuld met stemmen en voetstappen.<br />
Ik at met Liesl in de ldeine salon. Het diner zou die avond<br />
laat gegeven worden. <strong>De</strong> toch al volle ruimte stond nu nog extra<br />
volgestouwd met spullen uit de grote salon, dit om ruimte<br />
te maken voor de gasten. Er stonden dozen en kratten, salontafeltjes,<br />
een serie schilderijtjes, vergulde kommen en schalen,<br />
opgezette dieren en een ivoren wandelstok.<br />
'We knopen alle jassen aan elkaar,' zei Lies!. 'Nee, we gaan<br />
onder de tafels zitten en luisteren alle gesprekken af. Of nee .. .'<br />
Haar ogen waren groot en haar wangen gloeiden koortsig.<br />
<strong>De</strong> bel ging.<br />
13 7
En nog eens.<br />
En een derde maal.<br />
'Ik ga even kijken,' zei ik.<br />
'Blijven.'<br />
'Ik kan die mensen toch niet ... '<br />
'J e moet blijven.'<br />
'Ik moet helemaal niks.'<br />
'Blijven!' schreeuwde ze. 'Blijven!'<br />
Ik trok de zware deur open.<br />
'Is de Sigarenkeizer thuis, mejuffer?'<br />
Zesde Schouder droeg zijn haar in een scheiding. Hij had<br />
geen werkkleding aan, maar een plusfour met een jasje dat<br />
te dun was voor de tijd <strong>van</strong> het jaar. Het duurde even voor ik<br />
hem herkende.<br />
'Komen jullie voor het feest?' vroeg ik verbaasd.<br />
'Nee, mejuffer,' zei hij. 'We moeten nog met uw oom afrekenen.<br />
Vo or de tuin.'<br />
Door dat 'we' zag ik ineens dat hij niet alleen was. <strong>De</strong> Imbeciel<br />
leek wel met de deur versmolten. Er was een poging<br />
gedaan ook in zijn haar een scheiding aan te brengen, maar<br />
het hing nog steeds voor zijn gezicht.<br />
Misschien was de Imbeciel niet goed bij zijn hoofd, maar ik<br />
wist zeker dat hij me herkende. Dat hij wist dat ik Fing Boon<br />
was, dochter <strong>van</strong> de straatarme Sigarenkoning en allesbehalve<br />
een juffer. Hij tuurde naar me met zijn koortsogen, maar hij<br />
zei niets. Op een bepaalde manier werd ik daar nog zenuwachtiger<br />
<strong>van</strong>.<br />
'Eh ... ik weet niet of eh ... mijn oom nu kan,' stotterde ik.<br />
'Het zou wel fijn zijn,' zei Zesde Schouder alleen maar.<br />
<strong>De</strong> Sigarenkeizer had een zakdoek in zijn ene hand en een stel<br />
kaarten in de andere. <strong>De</strong> gasten staarden hem vol verwachting<br />
aan.<br />
'Wat is er, meisje?'
Hij liep mopperend achter me aan en toen hij Zesde Schouder<br />
en de Imbeciel zag begon hij uit te varen. Dat het geen pas<br />
gaf met een rekening te komen zwaaien op de dag dat de hele<br />
stad in zijn huis was. Straks zou iedereen nog gaan denken dat<br />
hij, de Sigarenkeizer, weldoener <strong>van</strong> de stad, een wanbetaler<br />
was!<br />
<strong>De</strong> Imbeciel had al na de eerste woorden het hazenpad gekozen.<br />
Ik zag hoe de kaak <strong>van</strong> Zesde Schouder zich spande.<br />
Hij werd rood, maar hij zei niets terug.<br />
To en ik terugkwam in de kleine salon, was ze weg.<br />
'Is Liesl hier?' vroeg ik de kokkin.<br />
'Liesl? Waarom zou ze hier zijn?'<br />
Ik zocht haar overal. Op haar kamer. Op zolder. In de<br />
dienstbodekamertjes. Ik waagde zelfs even een blik in de kamer<br />
<strong>van</strong> Anna te werpen. Maar ik kon haar nergens vinden.<br />
Er was maar één plek waar ik nog niet geweest was.<br />
Een plek die de afgelopen week absoluut verboden terrein<br />
was geweest.<br />
In de Grote Salon stonden de tafels in een groot vierkant opgesteld,<br />
de tafelkleden strak als huid over de tafels gespannen.<br />
<strong>De</strong> wijnglazen en kristallen karaffen stonden klaar. Vorken,<br />
messen en lepels glommen.<br />
In het midden <strong>van</strong> het carré stond het pronkstuk <strong>van</strong> het<br />
feest: de Kristallen Toren. Een piramideachtig bouwwerk <strong>van</strong><br />
champagneglazen, een drie meter hoge kristallen kerstboom.<br />
Er waren mannen helemaal uit Holland gekomen om het op<br />
te bouwen en om elke kans op een ongeluk te voorkomen<br />
mocht niemand de salon in, zelfs Liesl niet.<br />
'Gevonden!' zei ik.<br />
Ze stond met de rug naar me toe in haar nieuwe jurk. Hij<br />
was goudgeel en had te veel stijfsel erin, waardoor het leek<br />
alsof de jurk op haar geplakt was, in plaats <strong>van</strong> dat ze hem<br />
aanhad. Haar schouderbladen waren twee messcherpe driehoekjes.<br />
1 3 9
'Liesl?'<br />
Ze bewoog niet.<br />
'Liesi?'<br />
Ineens viel het me op hoe stil het hier was. <strong>De</strong> gordijnen<br />
die de warmte binnen moesten houden absorbeerden elk geluid<br />
<strong>van</strong> buiten.<br />
Ik zette een stap dichterbij.<br />
Er glinsterde een ragfijn spoortje zweet op haar bovenlip.<br />
Haar ogen waren wijd opengesperd.<br />
'Liesi?'<br />
Het was alsof de kamer een of andere bizarre betovering<br />
over me had uitgesproken en ik gedoemd was de rest <strong>van</strong> mijn<br />
leven alleen nog maar haar naam te noemen.<br />
'Liesi?'<br />
Nu zag ik dat ze iets in haar hand hield. Het was de ivoren<br />
wandelstok, die in de salon <strong>van</strong> de Pmusin gestaan had. Ze<br />
hield hem als een degen voor zich uit.<br />
En toen ging alles heel snel. Op het moment dat tot me<br />
doordrong wat ze <strong>van</strong> plan was, was het al te laat.<br />
Ze stootte de stok recht in het hart <strong>van</strong> de To ren.<br />
Eerst klonk er een belletje, een hoog, helder en vrolijk geluid.<br />
Vervolgens nog een belletje, en daarna klonken er twee<br />
belletjes achter elkaar.<br />
Ik wilde iets roepen, iets schreeuwen, maar ik stond als bevroren.<br />
Ik kon alleen maar toekijken hoe de drie meter hoge<br />
kristallen toren eerst bijna onmogelijk traag opzij gleed, als<br />
een smeltende ijsberg, en toen met angstaanjagend geraas<br />
over de tafels en op de vloer uiteenspatte.
Een ongelukje kan gebeuren<br />
In de salon was het winter geworden. Overal schitterde het<br />
glas als kruiend ijs, niet alleen op de vloer en op de tafels en<br />
stoelen, maar ook in de draperieën en in de lampenkappen.<br />
Er waren kandelaars omgevallen die op hun beurt weer de<br />
witte porseleinen borden aan stukken geslagen hadden. Het<br />
was een wonder dat wij behalve een paar schaafwondjes niks<br />
hadden.<br />
Ik stond nog steeds verstijfd toen de deuren opengingen.<br />
<strong>De</strong> Pruusin kwam binnenstormen, met de gasten in haar kielzog.<br />
Liesl en ik werden handig weggemoffeld.<br />
'Ga jij met Anna mee?' vroeg de Pruusin. Ze leidde Liesl de<br />
trap op.<br />
Anna wist wanneer ze haar mond moest houden. En zodra<br />
iemand in de keuken ook maar één blik op me wierp, kreeg<br />
diegene de wind <strong>van</strong> voren. Ik kreeg een borstel om het glas<br />
uit mijn haren te halen. Ze klopte de scherfjes uit mijn japon<br />
en depte de schaafwondjes.<br />
'Zit er nog wat?'<br />
'Ik dacht het niet.'<br />
'Schoenen uit. Misschien daar.'<br />
Ik hoorde het glas dat werd weggevoerd rinkelen in zakken.<br />
To en ik naar boven wilde gaan, naar Liesl, kwam de Pruusin<br />
me tegemoet.<br />
'Ze slaapt,' zei ze.<br />
Een zweem <strong>van</strong> parfum achterlatend haastte ze zich langs<br />
me heen.
<strong>De</strong> rest <strong>van</strong> de avond hielp ik met bedienen, jassen wegbrengen<br />
en weer halen, cadeaues overnemen en in de kleine<br />
salon neerzetten, tot die zo vol stond dat je je er nauwelijks<br />
nog in kon roeren.<br />
Het was al na drieën, toen de laatste dagmeisjes door de<br />
voordeur verdwenen. <strong>De</strong> deur viel in het slot; ik hoorde hun<br />
voetstappen zich verwijderen over het grind en toen werd het<br />
stil. Ik liep dc met tapijt beklede trappen op.<br />
Ikwas doodmoe. Ik had nog nooit zo'n slaap gehad en tegelijkertijd<br />
zo'n tegenzin gevoeld om te gaan slapen.<br />
'0 nee,' had de Pruusin beslist gezegd, 'niet op dat uur over<br />
die lange, pikdonkere weg.' Alsof de andere dagmeisjes niet<br />
door datzelfde donker moesten.<br />
In oma Mei had ze een onverwachte bondgenoot gevonden.<br />
'Blijf nou maar daar slapen,' zei ze. 'Dat is beter.'<br />
<strong>De</strong> Pruusin had een reisledikant op laten maken in de kamer<br />
<strong>van</strong> Liesl.<br />
'Jij wil toch zeker bij je vriendinnetje slapen?'<br />
Je moest het haar nageven: haar vastberadenheid was als<br />
olie op je handen, je kon wrijven en boenen hoe je wilde, je<br />
kreeg het er niet meer af.<br />
Ik kleedde me uit. Ik waste mijn gezicht in de lampetkan en<br />
borstelde mijn haar. Het was stom, ik weet het ook wel, maar<br />
toen ik ging liggen tastten mijn voeten <strong>van</strong>zelf in het bed naar<br />
die <strong>van</strong> Muulke en Jes. Het heimwee sloeg als een koude golf<br />
over me heen.<br />
Ik tuurde naar het bed <strong>van</strong> Liesl. Ze lag als een eilandje in<br />
het veel te grote ledikant. Naast haar lag de grijze flodderjurk,<br />
als een vreemdsoortig knuffeldier. Ze had de mouwen boven<br />
de dekens gelegd, als een spook zonder hoofd.<br />
Wa arom had ze in vredesnaam de Toren omgegooid? Uit<br />
baldadigheid? Omdat ze boos was dat ik weggegaan was?<br />
Het klinkt misschien vreemd, maar voor het eerst vroeg ik me<br />
af wie Liesl eigenlijk was. Waar kwam ze <strong>van</strong>daan en waarom
was ze bij de Pruusin gaan wonen? Waarom woonde ze niet<br />
meer bij haar ouders? Waarom hadden de Pruusin en de Sigarenkeizer<br />
haar in het holst <strong>van</strong> de nacht naar onze stad gehaald?<br />
Over een grensweg die niet meer bestond?<br />
<strong>De</strong> Pruusin wachtte me op.<br />
'Goed geslapen?' vroeg ze.<br />
Ik knikte.<br />
'Liesi?'<br />
'Al aan het ontbijt.'<br />
'Fijn, fijn,' zei ze.<br />
Ik wachtte af.<br />
'Fing, over gisteren ... '<br />
'Ik kon er niets aan doen, mevrouw, ' zei ik. 'Voordat ik het<br />
in de gaten had was het al te laat.'<br />
Ze knikte, dacht een moment na en zei toen: 'Kun je me<br />
vertellen wat er precies gebeurd is?'<br />
Ik vertelde alles.<br />
<strong>De</strong> Pruusin zweeg een poosje.<br />
'Dus Liesl heeft de toren laten instorten?' vroeg ze.<br />
Ik knikte.<br />
'Aha.'<br />
Het was een vreemd 'aha'.<br />
'Mevrouw?'<br />
Ze richtte haar ogen ineens op me. 'Liesl zegt dat zij het<br />
niet gedaan heeft.'<br />
Ik voelde een blos naar mijn wangen kruipen toen tot me<br />
doordrong wat ze bedoelde.<br />
'Een ongelukje kan gebeuren,' zei de Pruusin.<br />
'Maar het is niet waar.'<br />
'En het zijn maar glazen. Er is niemand gewond geraakt.'<br />
'Maar ik héb het niet gedaan. Waarom zou ik in vredesnaam<br />
die toren omgooien?' Mijn stem klonk vreemd hoog en<br />
paniekerig.<br />
Ze knikte, maar ik wist niet zeker of ze me geloofde. En<br />
143
toen ze opnieuw sprak wist ik evenmin of het verbeelding was<br />
dat haar stem een fractie koeler klonk.<br />
'Bedankt, Fing, voor je openhartigheid. Ik stel voor dat we<br />
nu gaan ontbijten en de zaak laten rusten.'<br />
Ik knikte en wilde naar de keuken gaan.<br />
'Je eet toch wel met ons mee?'<br />
Liesl glimlachte als de onschuld zelve toen ze me de kamer<br />
binnen zag komen. Op dat moment had ik haar met plezier<br />
gewurgd.<br />
lIet voelde raar om met de Sigarenkeizer te ontbijten. Ik<br />
werd bediend door een <strong>van</strong> de dagmeisjes. Ik kende haar, ze<br />
had een klas hoger dan ik op de school <strong>van</strong> het Slagschip gezeten.<br />
Ze had een verhitte blos op haar wangen en haar ogen<br />
waren een beetje rood.<br />
Toen ze koffie inschonk bibberde haar hand.<br />
'Zal ik het zelf doen?' vroeg ik zacht.<br />
To t mijn grote schrik rende ze er snikkend <strong>van</strong>door. Ik<br />
hoorde de deur dichtslaan.<br />
'Wat nou weer?' vroeg de Sigarenkeizer.<br />
'Anna is wat kwijt,' zei de Pruusin in het gat dat de stilte liet<br />
vallen.<br />
'Kwijt?'<br />
<strong>De</strong> Pruusin wierp even een blik op ons. Ze wriemelde aan<br />
de blauwe steen <strong>van</strong> haar ring.<br />
'Er is iets uit haar kamer weg,' zei ze toen.<br />
'Haar eigen schuld,' zei de Sigarenkeizer knorrig. '<strong>De</strong> ene<br />
dag neemt ze zo'n meisje aan en de volgende dag ontslaat ze<br />
haar weer. Hoe moet je zo ooit aan betrouwbaar personeel<br />
komen? Wat is er weg?'<br />
'Sieraden, geloof ik,' zei de Pruusin. 'Of nee, glaswerk.'<br />
Er viel een ijskoude klomp in mijn buik.<br />
'Wat kost het?' vroeg de Sigarenkeizer.<br />
'Dat weet ik toch niet?'<br />
<strong>De</strong> Sigarenkeizer ritselde met zijn krant. 'Ik regel het wel<br />
met haar.'<br />
144
Liesl zat doodstil. Een engel in haar witte nachthemd, die<br />
kleine hapjes <strong>van</strong> haar broodje nam. Al die tijd had ze me aangekeken,<br />
haar blik volkomen blanco, maar mij hield ze niet<br />
voor de gek. Ik wist dat ik nu de prijs betalen ging.<br />
'Weet je, Tantehen?'<br />
'Wat, kind?'<br />
'Fing heeft me iets gevraagd.'<br />
'0, ja?' zei de Pruusin.<br />
'Ja, toch?' vroeg Liesl. Ze keek me aan met nog net geen<br />
stralenkrans om haar hoofd.<br />
'En wat is dat dan?' vroeg de Pruusin. Nu keek ook de Sigarenkeizer<br />
op.<br />
'Eh .. . '<br />
'Ze durft het niet te zeggen,' zei Liesl. 'Ze is bang dat het<br />
niet mag.'<br />
'0, natuurlijk mag het wel!' zei de Pruusin.<br />
Ik voelde mezelf rood worden.<br />
'Ze durft het niet, Tantchen,' zei Liesl. 'Zal ik het dan maar<br />
zeggen, Fing?'<br />
En toen: 'Ik mag bij haar logeren!'<br />
Te zeggen dat ik stomverbaasd was, was nog zwak uitgedrukt.<br />
En ik was niet de enige.<br />
<strong>De</strong> Pruusin staarde <strong>van</strong> Lies! naar mij en weer terug.<br />
'Logeren?'<br />
'Een heel weekend!' zei Liesl triomfantelijk.<br />
'Toe maar!' zei de Sigarenkeizer grijnzend. 'Bofferd!' En<br />
daarna boog hij zich weer over zijn krant.<br />
<strong>De</strong> Pruusin had zich hersteld. 'Ontzettend lief,' zei ze.<br />
'Maar zou het niet handiger zijn als Fing en haar zusjes bij ons<br />
komen?' Ze draaide zich naar mij toe. 'Ik neem tenminste aan<br />
dat jullie, nou ja .. .'<br />
'We hebben geen logeerbedden,' gaf ik snel toe.<br />
'Precies,' zei de Pruusin. 'En bij ons kan zelfs een halve<br />
meisjesklas .. .'
'En als er eens iemand blijft slapen?' onderbrak Liesl haar.<br />
'Dan maken we een strozak,' zei ik.<br />
'Dan slaap ik op een strozak.'<br />
'Welnee,' zei de Pruusin glimlachend. 'We doen het gewoon<br />
hier. Hartstikke leuk. We gaan naar de film. We maken<br />
limonade en laten taartjes halen bij de bakker. En 's avonds .. . '<br />
Wat het avondprogramma was hebben we nooit geweten.<br />
Op dat moment liet Liesl zich <strong>van</strong> haar stoel vallen. Achterover.<br />
Languit. Plat op haar rug; de lucht sloeg uit haar longen.<br />
Het was alsof ze zichzelf aan stukken wilde gooien.<br />
'J e zei dat het mocht! Je zei dat het mocht!'<br />
Haar hoofd bonkte op de vloer. Haar jurk kroop op.<br />
'Je zei dat het mócht!!'
Acht-en-een-kwart armen<br />
Twee weken later reed de Sigarenkeizer Sjlammbams Sahara<br />
af met zijn vrouw, Liesl, twee valiezen en de hond. Achter de<br />
automobiel hing een kar met de onderdelen <strong>van</strong> een reisledikant,<br />
twee kisten, vier dekens en een kussen <strong>van</strong> eierdons,<br />
alles afgedekt met een enorme lap <strong>van</strong> jute.<br />
Onze broers sjouwden het ledikant naar boven en zetten<br />
het in elkaar op onze kamer.<br />
Oma Mei vertrok nog geen wenkbrauw, ook niet toen ze<br />
hun halve huisraad naar binnen sleepten, maar bij de hond<br />
trok ze een streep.<br />
'We zijn de ark <strong>van</strong> Noach niet.'<br />
Daarna volgde een verwarrende aftocht met de Koningin<br />
<strong>van</strong> Amerika, die wild over de ruiten <strong>van</strong> de automobiel krabbelde,<br />
en de Pruusin die zo stijf rechtop zat, dat het was alsof<br />
ze het trucje <strong>van</strong> popspelen <strong>van</strong> Liesl had afgekeken.<br />
'Fing! Fing!'<br />
Liesl stormde op me af en sloeg haar beide armen om me<br />
heen, alsof ze over de hele wereld gezworven had. Ik wachtte<br />
tot ze me losliet.<br />
'J e hebt gelogen,' had ik gezegd.<br />
'Niet.'<br />
'J e hebt gezegd dat ik de Toren omvergegooid heb.'<br />
'Dat heb ik helemaal niet gezegd.'<br />
'Leugenaar.'<br />
'Durf dat nog eens te zeggen!'<br />
'Leugenaar. '<br />
1 47
'Wat je zegt ben je zelf.'<br />
'Ik: ben geen leugenaar.'<br />
'Jij hebt niks gezegd toen Anna haar poppetje kwijt was.'<br />
'Misschien zeg ik het toch nog. En misschien zeg ik dan<br />
ook dat jij het stuk gemaakt hebt.'<br />
'Omdat jij het me niet goed aangaf.'<br />
'Gelogen! Je liet het met opzet vallen!'<br />
'Misschien,' zei ze toen peinzend. 'Maar wie denk je dat ze<br />
zullen geloven? Ik, het nichtje of jou, het dienstmeisje?'<br />
Als ik al meer had willen weten over Liesl, als ik al ooit een<br />
greintje medelijden had gehad, dan was dat nu voorbij. Voorgoed<br />
voorbij.<br />
Muulke enJ es ruzieden wie wat over het huis mocht vertellen.<br />
Ze wezen naar de zesde trede die altijd jammerde. Ze lieten de<br />
Belgische potkachel zien waar oma Mei op kookte. Ze deden<br />
voor hoe Negen Open Armen aan zijn naam gekomen was.<br />
Met wijde armen gingen ze achter elkaar staan.<br />
'Miljaar!' zei Muulke toen ze klaar waren.<br />
'Hoe kan dat nou?' zei Jes.<br />
Ze telden nog eens.<br />
'Acht-en-een-kwart armen,' zei Muulke.<br />
'Is Negen Open Armen gekrompen?'<br />
'Wîj zijn gegroeid.'<br />
'Echt waar?' vroeg Jes stralend .<br />
Toen onze broers die avond de keuken binnenstapten staarde<br />
Liesl ze aan alsof ze nog nooit broers had gezien en toen Pie<br />
haar voor de grap wilde optillen verschool ze zich giechelend<br />
achter de rug <strong>van</strong> oma Mei. Het was de eerste keer dat ik haar<br />
hoorde giechelen. <strong>De</strong> rest <strong>van</strong> de tijd durfde ze hen niet meer<br />
aan te kijken, wat onze broers nog meer aanzette tot plagerijen.<br />
'Afgelopen!' bulderde oma Mei. 'Laat dat kind eerst eens<br />
bijkomen.'
Bijkomen! Alsof Liesl een enorme reis achter de rug had<br />
en niet tien minuten in een comfortabele automobiel gezeten<br />
had.<br />
<strong>De</strong> Pruusin had niet alleen servies en bestek meegegeven,<br />
maar ook avondeten, klaargemaakt en al. Er waren verschillende<br />
soorten koud vlees, ingemaakte groenten en vier broden.<br />
Waarom onze grootmoeder ermee had ingestemd, ik had<br />
geen idee.<br />
Ik was nog liever doodgegaan <strong>van</strong> de honger, maar de rest<br />
hield zich niet in. In de winter bestonden onze maaltijden de<br />
helft <strong>van</strong> de tijd uit eeuwig maas, en meer dan een lapje vlees<br />
per week hadden we niet.<br />
'Jij mag wel vaker komen logeren!' zei Sjeer, die zich voor<br />
de tweede keer bediende.<br />
'Blijf meteen hier wonen!' riep Pie.<br />
En Eet en Krit zeiden dat ze allebei met haar trouwen zouden.<br />
Subiet. Was dat niet het minste dat ze doen konden? Nou<br />
dan!<br />
<strong>De</strong> Pruusin had zo'n stapel wollen dekens meegegeven dat<br />
Liesl zo weggelopen leek uit het sprookje <strong>van</strong> de prinses op de<br />
erwt. Alleen het puntje <strong>van</strong> haar neus stak nog uit.<br />
'Jij moet het zeggen,' zei] es, die rillend tegen me aan kroop.<br />
'Geen zin,' zei ik.<br />
'Maar het móét,' zei Jes ontstemd.<br />
Ik zweeg.<br />
'Ze voelt zich zeker te groot,' zei Muulke. 'WIj doen het<br />
zelf wel.'<br />
'Welterusten, Sjar,' zei Jes.<br />
'Welterusten, kinderen Boon,' zei Muulke met een grafstem.<br />
'Welterusten, Nienevee.'<br />
'Welterusten, kinderen Boon.'<br />
'Tegen wie hebben jullie het?' vroeg Liesl.<br />
'Tegen niemand,' zei ik.<br />
'Luister maar niet naar haar,' zei Muulke.<br />
149
'We hebben het tegen onze huisgeesten,' legde Jes uit.<br />
Liesl zei niets, maar dat was ook niet nodig. Muulke kwam<br />
half overeind. 'Je denkt dat dit een gewoon huis is,' zei ze,<br />
'maar dat is niet zo. Het is een verschrikkelijk spookhuis.'<br />
'Onzin!' zei ik geërgerd.<br />
Muulke negeerde me. 'Lang, lang geleden kwamen elk jaar<br />
zigeuners naar onze stad. Ze hielpen met de oogst, of ze deden<br />
klusjes waar de mensen <strong>van</strong> de stad geen zin in hadden.<br />
Maar geliefd waren ze niet.'<br />
'Waarom niet?' vroeg LiesL<br />
'Ze pikten alles wat los en vast zat,' zei Muulke.<br />
'Welnee,' zei Jes. 'Het kwam omdat de mensen bang waren<br />
voor de zigeuners. Ze dachten dat zigeuners mensen konden<br />
vervloeken. '<br />
'En konden ze dat?' vroeg LiesL<br />
'WIe is hier nou aan het vertellen?' vroeg Muulke geërgerd.<br />
'En wat maakt het uit waarom ze ze niet mochten. Ze hadden<br />
gewoon een hekel aan elkaar, klaar!'<br />
Liesl had zich op haar zij gedraaid.<br />
'Op een zomer kwam het tot een ruzie,' vervolgde Muulke.<br />
'Een paar mannen <strong>van</strong> de stad bedreigden de zigeuners. Die<br />
stuurden op hun beurt hun honden op de mannen af. Maar<br />
daarmee was het nog niet afgelopen. Want de daaropvolgende<br />
nacht stuurde een <strong>van</strong> de mannen zijn zoon Sjar naar de zigeuners<br />
met een worst vol rattengif. Sjar moest de honden<br />
vergiftigen. Maar het hele plan mislukte omdat hij verliefd<br />
werd op het zigeunermeisje Nienevee.'<br />
'Welnee,' zeiJes. 'Dat gebeurde pas veel later.'<br />
'Hou je kop,' zei Muulke.<br />
'Maar het is toch zo? Fing, het is toch zo?'<br />
Ik zweeg.<br />
Muulke fronste. 'Nou weet ik niet meer waar ik gebleven<br />
ben.'<br />
'Ze werden verliefd,' zei Lies!.<br />
'0, ja. Dus toen ze groot waren, besloten Nienevee en Sjar
weg te lopen. Om samen een nieuw leven te beginnen. Maar<br />
de mensen <strong>van</strong> de stad hadden het door en sloten Sjar op.<br />
Nienevee dacht dat Sjar haar in de steek gelaten had. Ze was<br />
daar zo boos over, dat ze de eerste beste man trouwde die ze<br />
tegenkwam. '<br />
'Van Wessum,' zeijes.<br />
'<strong>De</strong> rijkste man <strong>van</strong> de stad,' zei Muulke. 'En hij bouwde<br />
een huis voor haar. Nou mag je drie keer raden welk huis hij<br />
liet bouwen.'<br />
'Dit huis?' vroeg Liesl.<br />
Muulke knikte. 'Nienevee had haar hele jeugd rondgetrokken<br />
<strong>van</strong> stad naar stad terwijl ze eigenlijk een hekel aan reizen<br />
had. En nu had ze ineens een kast <strong>van</strong> een huis! En een stinkend<br />
rijke man. Maar gelukkig werd ze niet.'<br />
'Waarom niet?' vroeg Liesl.<br />
Muulke ldakte met haar tong. 'Omdat ze nog steeds <strong>van</strong><br />
Sjar hield, suf:fie!'<br />
'Het was echte liefde,' vulde Jes aan. 'Maar het duurde hun<br />
hele leven voordat ze pas bij elkaar kwamen. En toen het eindelijk<br />
zover was, zwoeren ze elkaar dat ze nooit, nooit, nooit<br />
meer gescheiden zouden worden. Maar toen gebeurde er iets<br />
vreselijks. '<br />
'Sjar ging dood,' zei Muulke. Ze deed voor hoe hij gestorven<br />
was. Er hoorden een hoop dramatische bewegingen bij.<br />
Liesl keek gretig toe.<br />
'Maar dat was nog niet het ergste,' zei Muulke toen ze weer<br />
levend geworden was. 'Het ergste was, dat toen Nienevee niet<br />
veel later <strong>van</strong> verdriet stierf, ze niet bij Sjar begraven werd.<br />
Want ze waren nooit getrouwd. Nienevee werd begraven<br />
naast haar eerste man.'<br />
Jes zuchtte. '<strong>De</strong> man <strong>van</strong> wie ze eigenlijk nooit gehouden<br />
had,' zei ze.<br />
'En daarom zitten ze nu onder onze kelder,' zei Muulke.<br />
'Hun geesten, bedoel ik. En als je goed luistert kun je ze horen<br />
zuchten en ldagen. En daarom is ons huis een spookhuis.'
Nu ze het verhaal verteld had, was Muulkes aandacht snel<br />
weggeëbd. Ze draaide zich op haar zij, controleerde of de<br />
strooien zak aan de voet <strong>van</strong> het bed lag en was binnen vijf<br />
minuten diep in slaap.<br />
Liesl had haar ogen open, ik hoorde haar een keer heel diep<br />
zuchten, maar ze zei niets.<br />
'Fing,' zei oma Mei de volgende ochtend. 'Zou je je niet eens<br />
met Liesl bezighouden?'<br />
'Ze speelt toch al met Jes en Muulke?' zei ik.<br />
'Ze is jouw gast. Je kan op zijn minst even kijken hoe het<br />
met haar gaat.'<br />
Ik trok mijn jas aan en sjokte naar buiten.<br />
Muulke en Jes waren op Sjlammbams Sahara. Liesl leunde<br />
tegen het hek. Ze stond erbij alsof het haar allemaal niet kon<br />
schelen, maar mij maakte ze niks wijs.<br />
'Doe je mee?' vroeg Jes.<br />
Ik schudde mijn hoofd.<br />
'Fing is te groot geworden,' zei Muulke met een pesterig<br />
lachje.<br />
'JuUie moeten haar mee laten doen,' zei ik.<br />
'Ze mag toch meedoen?' zei Jes. 'We doen het spel juist<br />
voor háár.'<br />
'J e moet haar vragen,' zei ik. 'Anders komt ze niet.'<br />
Muulke keek me peinzend aan. 'Jij bent ook een rare. Eerst<br />
laat je haar volkomen links liggen. En dan zit je je weer druk te<br />
maken.'<br />
'Ik maak me niet druk,' snauwde ik.<br />
Muulke haalde haar schouders op. 'Mij goed, Heilige<br />
Boon. Rustig maar.' Ze draaide zich om. 'Hé, Liesl! Lies!! Hé,<br />
Pruus! Doe je mee?'<br />
Die avond wist ze de woorden al.<br />
'Welterusten, Sjar,' zeiden Jes en Liesl.<br />
'Welterusten, kinderen Boon,' zei Muulke.
'Welterusten, Nienevec,' zeidenjes en Liesl weer.<br />
'Welterusten, kinderen Boon.' Ze dacht even na en voegde<br />
er toen aan toe: 'En Liesl.'<br />
'Zo erg is ze nou ook weer niet,' zei Jes, toen het weekend<br />
voorbij was.<br />
'Het is absoluut een rare,' was Muulkes mening. 'Maar<br />
geen rotte. En er is iets met haar ... iets ... ik weet niet .. .'<br />
'Een tragische tragedie zeker,' zei ik schamper.<br />
Muulke haalde haar schouders op. 'Je bent gewoon kwaad,'<br />
zei ze. 'Maar zij kan er toch niks aan doen dat je niet doorleren<br />
mag?'<br />
'Och, hou toch je kop,' zei ik.<br />
Ik was opgelucht toen ik hoorde dat de Pruusin het hele<br />
weekend door de villa geijsbeerd had en dat ze voorlopig<br />
genoeg had <strong>van</strong> Liesls logeerpartijen. Maar dat duurde niet<br />
lang.<br />
'Hoezo "elke woensdagmiddag"?'<br />
'Dan heeft dat kind ook wat,' zei oma Mei.<br />
'Dat kind heeft al meer dan genoeg,' zei ik.<br />
'Fing .. .'<br />
'Ik zie haar al elke dag,' zei ik.<br />
'Muulke en Jes houden zich wel met haar bezig.'<br />
'Maar ik wil het niet,' zei ik. Ik hoorde zelf hoe kinderachtig<br />
dat klonk.<br />
Oma Mei keek me fronsend aan. 'Zeg, wat is er met jou?'<br />
'Niks,' zei ik.<br />
Ze schudde haar hoofd. 'Eerlijk, Fing! Je valt me tegen. Dat<br />
meisje is helemaal alleen. Je gunt haar toch wel wat?'<br />
Ik wist dat ik het vol moest houden. Ik wist dat ik het kon.<br />
Maar dan had Liesl zich aan de regels moeten houden. Dan<br />
had ze het spel moeten spelen zoals het gespeeld moest worden.<br />
Dan had ze niet vals moeten gaan spelen.
Het was vrijdagmiddag en ik was nog geen uur terug <strong>van</strong> de<br />
villa. Om onduidelijke redenen had ik vrij gekregen. Opeens<br />
zag ik de automobiel <strong>van</strong> de Sigarenkeizer die hobbelend<br />
Sjlammbams Sahara afreed en voor ons huis stopte. <strong>De</strong><br />
Pruusin en Liesl stapten uit.<br />
'We komen jullie ophalen,' zei de Pruusin.<br />
'Ophalen?'<br />
'Het is mijn Geburtstag,' zei Liesl stralend. Ze droeg een<br />
roomwitte jas met zoveel franjes dat ze zelf op een verjaardagstaart<br />
leek.<br />
'Gefeliciteerd!' riepen Jes en Muulke.<br />
'Wij doen niet aan verjaardagen,' zei ik.<br />
Oma Mei keek me scherp aan. 'Wat Fing bedoelt,' zei ze, 'is<br />
dat we het niet wisten.'<br />
Maar ik bedoelde wat ik gezegd had. Wij deden niet aan<br />
verjaardagen. Oma Mei zei altijd dat we niet het geld hadden<br />
om én Sinterklaas te laten komen én ook nog verjaardagen te<br />
vieren. Alleen zou ze nog eerder <strong>van</strong> het dak springen dan dat<br />
toe te geven aan een vreemde.<br />
'Het was ook de bedoeling dat jullie niks wisten,' zei de<br />
Pruusin. 'Liesl wilde dat het een verrassing bleef.'<br />
'We wisten het niet,' herhaalde oma Mei.<br />
'Dat geeft toch niet,' zei de Pruusin.<br />
'We hadden het graag geweten.'<br />
Wa t ze werkelijk zeiden bleef ongezegd, maar was niet<br />
moeilijk te raden. Oma Mei bedoelde dat we geen cadeau<br />
hadden. En de Pruusin bedoelde dat dat niet gaf. <strong>De</strong> twee<br />
vrouwen stonden koppig tegenover elkaar, in een onzichtbare<br />
krachtmeting en ze waren ongetwijfeld zo nog veel langer<br />
blijven staan als Muulke op dat moment niet de trap was op<br />
gerend. Toen ze weer omlaag kwam droeg ze iets dat ingepakt<br />
was, nou ja meer ingefrómmeld, in een rest behangpapier.<br />
'Het is een leencadeau,' zei Muulke. 'AJs je het uit hebt,<br />
moet je het weer terugbrengen.'<br />
Het was het boek met de Duitse griezelverhalen.<br />
154
'Een lééncadeau!' jubelde de Pruusin. 'Wat een vondst!'<br />
Liesl begon raar genoeg helemaal te glimmen. Ze keek<br />
alsof het leencadeau het allermooiste was dat iemand haar<br />
ooit gegeven had. Even dacht ik dat ze in huilen zou uitbarsten.<br />
Het cadeau had oma Mei de wind uit de zeilen genomen.<br />
Muulke, Jes en Liesl renden onder juichkreten naar de automobiel.<br />
<strong>De</strong> Pruusin liep achter ze aan, haar kometenhoed<br />
vasthoudend tegen de wind.<br />
'Ik blijf wel hier,' zei ik.<br />
'Dat hoeft niet.'<br />
<strong>De</strong> Pruusin keek vragend om.<br />
'Het is niet eens woensdag,' gromde ik tussen mijn tanden<br />
door.<br />
'Fing,' zei oma Mei; ze glimlachte vriendelijk naar de<br />
Pruusin, maar in haar ogen bliksemde het. 'Ik weet niet wat er<br />
de laatste tijd met jou aan de hand is, maar je stapt mi in.'<br />
In de automobiel hing een lucht <strong>van</strong> sigaren en eau de cologne.<br />
<strong>De</strong> Sigarenkeizer en zijn vrouw zaten voorin. Wij zaten<br />
op de met leer beklede achterbank die golvend veerde bij elke<br />
hobbel in de weg, alsof we op een schip zaten in plaats <strong>van</strong> in<br />
een automobieL<br />
Het dak <strong>van</strong> de auto was gevoerd met een dikke stof met<br />
spikkels die zo dicht op elkaar zaten dat je ze alleen met één<br />
oog dicht afzonderlijk kon zien. Hield je twee ogen open dan<br />
kwamen de spikkels los <strong>van</strong> de stof en zweefden ze vlak eronder.<br />
Jes en Liesl zaten gearmd en verzonnen een onduidelijk<br />
spel dat éénoog, tweeoog heette.<br />
'Hoe oud ben je eigenlijk geworden?' vroeg Muulke.<br />
Liesl keek onzeker naar de Pruusin.<br />
'Negen,' zei de Pruusin.<br />
'WIst je dat zelf niet?' vroeg Muulke.<br />
Liesl zweeg.<br />
'Het is niet echt haar verjaardag,' zei de Pruusin. 'Maar we<br />
15 5
vonden het gewoon leuk om iets te vieren. Samen met haar<br />
vriendinnetjes. '<br />
We stonden voor de bioscoop, maar daar konden we niet<br />
naartoe, want op vrijdagmiddag was er nooit voorstelling.<br />
To ch liep de Pruusin ernaartoe. Ineens ging de kleine zijdeur<br />
open en daar stond Bolle met een rammelende bos sleutels.<br />
Tussen de twee gecapitonneerde deuren zat een spleet zo<br />
zwart als drop. Bolle opende de deuren voor ons en we liepen<br />
het inktzwart binnen. Met een zwak schijnende lamp bracht<br />
hij ons naar voren.<br />
Ditmaal mochten we vooraan zitten. Op stoelen die niet<br />
<strong>van</strong> hout waren maar <strong>van</strong> fluweel, met deinende springveren,<br />
alsof we nog steeds in de auto <strong>van</strong> de Sigaren keizer zaten.<br />
Ik wist niet dat dat kon. Dat je zomaar een bioscoop kon<br />
binnenlopen en naar een film kijken, ook al was er geen voorstelling.<br />
Dat je zomaar in een bioscoop kon zitten, terwijl er<br />
niemand anders was.<br />
<strong>De</strong> film was een Duitse komedie. Er was een lange man met<br />
een kaal hoofd die eigenlijk butler was, maar die verwisseld<br />
werd met een miljonair. To en werd een rijke vrouw verliefd op<br />
hem. Ik kon me dat met geen mogelijkheid voorstellen, want<br />
de man was al stokoud.<br />
Liesl zat tussen ons in en deelde pepermun*s uit. Ze likte<br />
aan haar snoepje, dat oplichtte in het donker, stak het in haar<br />
mond maar haalde het steeds tevoorschijn om] cs te laten zien<br />
hoeveel kleiner het al geworden was.<br />
Ik kon het niet nalaten om me heen te kijken in de schemerige<br />
zaal. Naar de lichtstraal <strong>van</strong> de filmprojector die door<br />
een piepklein gaatje drong. Naar de ontelbare kleine stofjes<br />
die dansten in het verspringende licht. Naar alle lege stoelen.<br />
En ik dacht: wat zullen ze op school zeggen als ik vertel dat we<br />
alleen in de bioscoop zaten en een film zagen en pepermunt<br />
aten. To t ik me herinnerde dat ik al bijna een jaar niet meer op<br />
school zat.
Daarna reden we naar Wa tersleijde, waar de paters hun ldooster<br />
hadden en waar je gekleurde kaarsen kon kopen. Liesl en<br />
Jes speelden éénoog, tweeoog en ondertussen gleed het landschap<br />
voorbij. Ik deed mijn best chagrijnig te blijven, maar dat<br />
was moeilijk. Niets hield ons tegen, geen wind, geen sneeuw<br />
en elke hobbel was een feest. <strong>De</strong> auto was inderdaad een<br />
schip; ik stelde het me voor: een grote oceaanstomer. Met je<br />
ogen bijna dicht waren er geen Sigarenkeizer, geen Pruusin of<br />
I jesl meer, alleen Jes, Muulke en ik. We voeren door een zee,<br />
een zonovergoten gele zee, en de her en der oprijzende ldeine<br />
Mariakapelletjes op hun eigen heuveltjes waren eilandjes in<br />
die zee.<br />
15 7
Krombroodrapen<br />
'Schneller." schreeuwde Liesl. 'Schneller."<br />
Jes kromde zich om de kinderwagen met Liesl erbovenop.<br />
Haar gezicht was vertrokken <strong>van</strong> spanning, de pezen <strong>van</strong> haar<br />
onderarmen stonden strak. Ze zigzagden tussen de grafstenen<br />
door.<br />
Eerst was er de schrik. To en de woede. <strong>De</strong> nietsontziende<br />
woede.<br />
'Stop!' schreeuwde ik.<br />
Zodra Liesl die middag het tuinpad was op gerend was Jes<br />
haar tegemoet gelopen. Samen waren ze naar het kerkhof gegaan,<br />
smiespelend.<br />
Dit was toch wat ik gewild had?<br />
Oma Mei stak Liesl kleine stukjes appel toe, alsof ze een<br />
zeldzaam vogeltje was. <strong>De</strong> Pap en onze broers lieten goedmoedig<br />
toe dat ze de sigarenwerkplaats binncn kwam en zeurde<br />
om nog een sigaar te mogen draaien, en nog een. 'Bitte, Vati<br />
Boon.' Bitte."<br />
Muulke, voor wie de nieuwigheid er alweer af was, duldde<br />
Liesl ap haar eigen grootmoedige manier, maar ging verder<br />
haar eigen gang.<br />
Maar het was Jes die zich helemaal over Liesl ontfermde.<br />
Ze deed het zoals ik me mijn leven lang over haar ontfermd<br />
had. Zodra ze Liesl hoorde aankomen sloeg zc haar boek<br />
dicht, stopte met eten en dronk haar glas snel leeg.<br />
'Ze kan toch wel even wachten,' zei ik.<br />
Ze glimlachte naar me. 'Tot zo,' zei ze.
Zag dan niemand hoe ze was? Zag dan niemand hoe ze écht<br />
was?<br />
Ik rende naar ze toe, ging voor de op me af denderende kinderwagen<br />
staan. Het ding was zwaar en lomp en sloeg tegen<br />
mijn knieën. <strong>De</strong> pijn joeg mijn kwaadheid alleen maar meer<br />
aan.<br />
'Ben je helemaal betoeterd!' schreeuwde ik tegen Lies!.<br />
'Weet je wel wat er kan gebeuren?'<br />
'Fing,' zeijes hijgend. 'Fing!' Ze probeerde nog wat te zeggen,<br />
maar raakte verstrikt in haar eigen adem.<br />
'Straks ligt ze weer een maand plat. En dat is dan allemaal<br />
jouw schuld!'<br />
'Het is ... mijn schuld,' zei Jes. 'Ik heb niks ge ... zegd.'<br />
Muulke, die op het geschreeuw was af gekomen en het tafereel<br />
<strong>van</strong>af een afstand had bekeken, kwam dichterbij.<br />
'Zeg jij ook eens wat!' zei ik.<br />
Muulke wierp een vreemde, schattende blik op me. Toen<br />
keek ze naar Jes.<br />
'Pijn?'<br />
'Nee,' zeijes.<br />
'Kun je ademen?'<br />
'Ja.'<br />
Natuurlijk wist ik dat ze geen pijn had! En dat ze ademen<br />
kon! Wie kende de verschijnselen <strong>van</strong> een zwervelvloek beter<br />
dan ik?<br />
'Maar het hád kunnen gebeuren!' riep ik.<br />
Muulke enJes keken me zwijgend aan.<br />
'En wie krijgt er dan weer de schuld?'<br />
Ik hoorde zelf hoe schril mijn stem klonk.<br />
'Trek je er nou maar niks <strong>van</strong> aan,' zei Muulke. Ze zei het<br />
zacht, troostend, helemaal niet op de plompverloren toon die<br />
ze meestal gebruikte. Dankbaar keek ik naar haar op. Er waren<br />
genoeg keren geweest dat ik Muulke had kunnen wurgen.<br />
Nu had ik haar kunnen zoenen.<br />
159
To t ik zag dat de woorden niet voor mij bedoeld waren.<br />
Muulke had een arm om Liesl heen geslagen. '<strong>De</strong> Vloed,'<br />
zei ze vertrouwelijk. 'Je weet wel. Vrouwenkuren.'<br />
'Ik héb helemaal geen vrouwenkuren! ' riep ik met overslaande<br />
stem.<br />
Kon het erger?<br />
Ja.<br />
Ze draaiden zich om. Alle drie tegelijk.<br />
Kon het nog erger?<br />
Kon het nog veel, veel erger?<br />
0, ja.<br />
Het werd laetarezondag, halfvasten.<br />
Op de voorste kerkbanken zaten de bakkers <strong>van</strong> de stad te<br />
knikkebollen. Smeets, de bakker op de markt, gleed tijdens<br />
de preek soezend <strong>van</strong> de kerkbank af, maar kon zich nog net<br />
vastgrijpen.<br />
Laetarezondag was de dag dat de bakkers niet alleen het<br />
gewone brood bakten maar ook duizenden krombroodjes. <strong>De</strong><br />
broodjes, in de vorm <strong>van</strong> een halvemaan, zouden <strong>van</strong>af het<br />
station naar de Krombroodberg gebracht worden en daar uitgestrooid.<br />
Muulke had zoals elk jaar al dagen <strong>van</strong> tevoren een plek<br />
gekozen met de zorg en het tactisch inzicht <strong>van</strong> een generaal,<br />
zodat ze de meeste broodjes zou <strong>van</strong>gen.<br />
'Ga je mee?' fluisterde ze in de kerkbank. Ze liet haar onuitgesproken<br />
vraag in de lucht hangen: of ben je daar ook al te<br />
groot voor?<br />
Na de mis liepen onze grootmoeder, de Pap en onze broers<br />
naar huis.<br />
Wij liepen de stad uit via de Putse Poort en staken de weg<br />
over naar de Kollenberg.<br />
Waar ik vroeger altijd een kriebelig gevoel in mijn buik<br />
kreeg zodra de karren met de broodjes Sjlammbams Sahara<br />
r60
opreden, daar voelde ik nu niks. Ik haatte mezelf. Wat was er<br />
toch met me aan de hand? Mijn humeur werd er niet beter op<br />
toen ik aan het begin <strong>van</strong> de berg Liesl zag staan.<br />
Ik zei niks. Het zou toch niks uitmaken. Ze zou ons toch<br />
achternalopen, zoals sommige honden achter je aan lopen, al<br />
heb je ze vlak daarvoor met stenen bekogeld.<br />
We liepen de weg omhoog, langs de bakstenen huisjes met<br />
de nissen waarin het lijden <strong>van</strong> Christus was uitgebeeld. Langs<br />
de bakstenen 'Hof <strong>van</strong> Olijven'. Toen we langs het prikkeldraad<br />
kwamen <strong>van</strong> de groeve <strong>van</strong> de Paterskoel zag ik een gretige<br />
blik in Muulkes ogen. Dat was het enige moment dat ik<br />
blij was dat het Krombroodjesdag was.<br />
<strong>De</strong> paters <strong>van</strong> Wa tersleijde hadden de Paterskoel sinds de<br />
dood <strong>van</strong> Truuke Ruuzel weer teruggeven aan de berg. Uit<br />
respect voor haar, zei men, al waren er ook die zeiden dat de<br />
paters zo bijgelovig als de pest waren en niet de woede <strong>van</strong><br />
haar geest over zich wilden afroepen.<br />
<strong>De</strong> Krombroodberg was niet echt een berg, maar de linkerzijde<br />
<strong>van</strong> de holle weg die door de Kollenberg kronkelde. <strong>De</strong><br />
steile lemen helling was zo'n twintig meter hoog en hier en<br />
daar begroeid met majestueuze eikenbomen, die met hun<br />
wortels de grond houvast gaven.<br />
Muulke klom moeiteloos omhoog, gebruikmakend <strong>van</strong><br />
blootliggende wortels.<br />
Liesl hield de hand <strong>van</strong> Jes vast. Ze keken toe hoe Muulke<br />
hoger en hoger klom. Algauw was ze bijna uit het zicht verdwenen.<br />
'Kom,' zei Lies!. 'Kom nou.'<br />
Jes keek omhoog.<br />
'<strong>De</strong>nk erom datjes beneden blijft,' had oma Mei tegen me<br />
gezegd.<br />
Dat zei ze elk jaar. Niet dat het nodig was, want het verbod<br />
stond in mijn hart gegrift door alle dreigende voorspellingen<br />
voor Jes haar rug.<br />
161
Ik: keek naar hun vervlochten handen.<br />
Ik: zei niets.<br />
Liesl trok Jes mee.<br />
Ik volgde ze.<br />
'Daarlangs,' riep Muulke bazig. 'En dan dáár vasthouden.<br />
Die wortel, nee, die! En dan daar naartoe.'<br />
J es hijgde, maar ze gaf niet op. Liesl hielp haar langs de<br />
moeilijkste stukken.<br />
'Hier!' zei ze net zo bazig als Muulke. 'Und jetzt dahin.'<br />
Naarmate we verder kwamen, leek het of Jes' bewegingen<br />
krachtiger en meer zekerder werden. En ze juichte toen<br />
Muulke haar de hand reikte en omhoog trok.<br />
'Kom!' riep ze opgewonden naar me. 'Kom nou!'<br />
Dit jaar had Muulke zichzelf overtroffen. Ze had haar arendsnest<br />
gebouwd op een klein lemen platformpje aan de zijkant<br />
<strong>van</strong> de berg. Er waren spits gesneden takken die hecht gevlochten<br />
waren tot een wal die broodpikkers moesten tegenhouden.<br />
Er zat zelfs een vernuftig poortje in, dat met een<br />
scharnier en touw kon open- en dichtklappen.<br />
In de verte hoorden we de fanfare al. Misschien kwam het<br />
daardoor. Van het ene op het andere moment viel ik weer samen<br />
met de Fing die ik geweest was. Ik kreeg de kriebels. En<br />
toen er een paar jongens een oog op onze plek lieten vallen,<br />
greep ik een tak en joeg ik ze samen met Muulke weg.<br />
<strong>De</strong> fanfare boemelde onder ons voorbij. <strong>De</strong> manden werden<br />
een voor een naar boven gebracht. <strong>De</strong> laatste schoolklassen<br />
kwamen aan, roezemoezend <strong>van</strong> opwinding.<br />
En toen viel er een stilte.<br />
'Het gaat beginnen,' zei Jes met rode wangen. Ze kneep in<br />
mijn hand.<br />
Vanaf het moment dat de eerste regen krombroodjes op<br />
ons neerdaalde, was ik alles vergeten. Ik: griste broodjes weg,<br />
wrong me tussen twee vechtende jongens in om er met de<br />
buit <strong>van</strong>door te gaan. Muulke zag me en barstte uit in een tri-
omfantelijkindianengehuil. Ik klom en daalde tot mijn benen<br />
pijn deden en mijn hart uit m'n borstkas leek te branden. We<br />
verzamelden zoveel krombroodjes als we konden. Eén keer<br />
zag ik Muulke een enorme buikschuiver maken; ik hield mijn<br />
adem in, maar ze kwam gewoon weer overeind, al zat haar<br />
hele jurk onder het zand.<br />
Het was weer als vroeger.<br />
Het zou weer altijd als vroeger zijn.<br />
We vingen vijfendertig broodjes. To en de laatste kinderen<br />
verdwenen, zaten wij nog op Muulkes arendsnest. We aten<br />
zoveel broodjes dat we zowat ploften. Muulke en Liesl hoden<br />
tegen elkaar op met verhalen over buikschuivers en rot jongens.<br />
To en het licht begon te verdwijnen uit de boomtoppen<br />
en het kil werd propten we de overige broodjes in de zakken<br />
<strong>van</strong> onze jassen en gingen omlaag.<br />
Halverwege de Kollenberg bleef Jes staan. Haar wangen<br />
waren nog steeds rood en haar donkere ogen leken gloeiende<br />
steenkooltjes.<br />
'Gaat het?' vroeg ik.<br />
Ze lachte. 'Ja ja,' zei ze. 'Ja ja!'<br />
Die nacht kreeg ze koorts. Haar voorhoofd gloeide en de pijn<br />
werd zo erg dat ze nauwelijks durfde te ademen. To en, <strong>van</strong> het<br />
ene moment op het andere, verstijfde ze en viel flauw.<br />
<strong>De</strong> Pap fietste Sjlammbams Sahara af alsof zijn leven er<strong>van</strong><br />
afhing. Het was pas uren later dat hij Heer Dokter vond. Die<br />
bleek voor een bevalling met een stuitligging onderweg naar<br />
een <strong>van</strong> de dorpen buiten de stad.<br />
En al die tijd zat oma Mei aan het bed <strong>van</strong> Jes, koelde haar<br />
voorhoofd met natte doeken, sprak haar lief of streng toe.<br />
Het was tegen de ochtend dat Heer Dokter Negen Open<br />
Armen binnenkwam en toen hij wegging was zijn gezicht <strong>van</strong><br />
vermoeidheid net zo grauw als de lucht.<br />
'Ik kom <strong>van</strong>middag nog terug,' zei hij.
Oma Mei knikte.<br />
To en we de keuken in kwamen pakte ze me bij mijn arm en<br />
zei: 'Ik geloof dat jij me wat uit te leggen hebt.'<br />
Ik begon te huilen.<br />
Later zei ze: 'Ik snap dat niet alles even gemakkelijk voor je is.<br />
Ik besef dat ik je veel verantwoordelijkheid laat dragen. Maar<br />
ik zou het niet vragen als ik niet zeker wist dat je het dragen<br />
kon.'<br />
Ze zei: 'Er is geen excuus voor wat je hebt gedaan. Je had Jes<br />
nooit de berg op mogen laten gaan. Dat wist je. Je hebt haar<br />
gezondheid in gevaar gebracht. En dan bedoel ik niet dat ze<br />
een week lang op bed moet liggen om te herstellen.'<br />
Ze zei: 'Ik heb het je nooit verteld. Ik heb je er nooit mee<br />
willen belasten, maar je moet het maar weten. Het grootste<br />
gevaar is niet haar rug, maar het zijn haar longen. Als de zwervel<br />
niet op de juiste plek volgroeit, zal ze kromgroeien. Dan<br />
bestaat de kans dat haar ribben haar longen doorboren. Dan<br />
kan ze sterven.'<br />
Ik herinner me alleen nog maar het keukenraam. Hoe de dag<br />
als een schuwe hond naar binnen sloop, en dat iedereen uitgeput<br />
in slaap gevallen was, terwijl ik zelf zeker wist dat ik nooit<br />
meer slapen zou.<br />
lk herinner me het lompenhuisje naast ons huis, dat scheefgezakt<br />
in de wind piepte, maar ik weet niet meer hoe ik er<br />
gekomen was of waarom.<br />
En ik herinner me Liesl.<br />
Liesl, die opeens midden op Sjlammhams Sahara stond.
Betaalfamilie<br />
Ik zou kunnen zeggen dat ik die ochtend doodmoe was. En<br />
dat ik verschrikkelijk bang was dat het mijn schuld zijn zou<br />
als J es zou doodgaan. Of ik zou kunnen zeggen dat ik mezelf<br />
niet was. Dat het daardoor kwam. Maar dat zou een leugen<br />
zijn. En als ooit iemand zou zeggen dat ik het nooit gedaan<br />
zou hebben als ik toen alles over Liesl geweten had, dan zou ik<br />
hopen dat diegene gelijk had. Maar ik zou er allerminst zeker<br />
<strong>van</strong> ZIJn.<br />
'Wat kom je doen?'<br />
'Isjes ziek?'<br />
'Wie zegt dat?'<br />
'Is het waar? Is Herr Doktor <strong>van</strong>nacht langsgekomen?'<br />
Liesls stem beefde een beetje, ze was buiten adem. Pas veel<br />
later realiseerde ik me dat het de enige keer was dat ze alleen<br />
naar Negen Open Armen gekomen was. En hoe uitzonderlijk<br />
dat was, als je naging dat ze maar zelden op eigen houtje de<br />
villa verliet.<br />
Maar het enige wat ik toen denken kon was dat Betje Garen<br />
weer eens grondig werk verricht had.<br />
Liesls hand maakte een onzekere beweging naar mij toe.<br />
'Nicht weinen, ' zei ze. 'Nicht weinen, Fing. Het komt wel<br />
goed.'<br />
Ik had alles kunnen verdragen, de woede <strong>van</strong> mijn grootmoeder,<br />
het verdriet <strong>van</strong> de Pap, de zorg <strong>van</strong> Heer Dokter;<br />
het was alsof de nacht me doof had gemaakt voor elk gevoel.<br />
Voor alles behalve Liesls medelijden.<br />
'Kan ik haar zien?' vroeg ze.<br />
165
'Ze slaapt.'<br />
'Dan wacht ik wel.'<br />
'Ga weg,' zei ik.<br />
'Ik wil haar zien.'<br />
'Niemand kan je nu gebruiken. Ga weg!'<br />
Er kwam iets hooghartigs in haar gezicht. 'Jes is mijn vriendin.'<br />
'Dacht je dat,' zei ik.<br />
Ik liep de trappen op, naar onze slaapkamer, pakte wat ik nodig<br />
had en liep weer Sjlammbams Sahara op. Het plan ontstond<br />
ter plekke, ontvouwde zich terwijl ik naar haar toe liep.<br />
Ik dacht geen moment na over wat ik deed.<br />
'Hier.'<br />
'Wat moet ik daarmee?'<br />
'Een cadeautje.'<br />
'Wat moet ik met een cadeautje?'<br />
'Niet voor jou. Voor Jes.'<br />
Ik duwde het in haar handen. Het rammelde.<br />
'Wil je niet kijken?'<br />
Ze keek me wantrouwend aan.<br />
'Het is ook jóuw cadeau,' zei ik.<br />
Ze bleef ermee in haar handen staan. Dus ik pakte het <strong>van</strong><br />
haar over.<br />
'Niet dat het een verrassing is,' zei ik. 'Jes weet het natuurlijk<br />
allang.'<br />
Ik opende het blik. <strong>De</strong> munten <strong>van</strong> de Pruusin vulden het al<br />
voor driekwart.<br />
'Zo'n operatie is natuurlijk niet goedkoop,' zei ik. 'Die<br />
zwervel moet worden vastgezet. Ik geloof met zilveren pinnen,<br />
en die zijn natuurlijk ook niet goedkoop.' Ik glimlachte.<br />
'Ze is je zo dankbaar. Ze zal het nooit zeggen, dat snap je,<br />
maar ik weet <strong>van</strong> haar dat het zo is. Jes was blij dat ze zelf ook<br />
wat kon verdienen.'<br />
Het was moeilijk te zeggen wanneer ze het doorkteeg. Het<br />
I66
ene moment staarde ze dommig en een beetje verbaasd naar<br />
het geld, het andere moment trok ze asgrauw weg.<br />
'Je wist het toch zeker wel?' zei ik.<br />
'Gelogen!' riep ze.<br />
'Ach. Dacht je écht...?'<br />
'Gelogen.'<br />
Dacht je dat mijn familie zomaar met jou omgaat?'<br />
'Gelogen!'<br />
'We krijgen geld om met jou om te gaan. Van je Tantchen.<br />
Elke week.'<br />
'Lügnerin!'<br />
Ik kieperde het overvolle blikje om. <strong>De</strong> kwartjes, stuivers<br />
en dubbeltjes vielen rinkelend op Sjlammbams Sahara.<br />
'We zijn een betaalfamilie!' riep ik.<br />
Ze liep weg, eerst langzaam; toen zette ze het op een rennen.<br />
To en ik weer bovenkwam waren de ogen <strong>van</strong> Jes open, maar<br />
troebel.<br />
'Fing?'<br />
'Ik ben hier.'<br />
'Niet weggaan.'<br />
'Nooit.'<br />
'Fing?'<br />
'Ja?'<br />
'Ik dacht dat ik iemand hoorde.' I-laar blik werd iets helderder.<br />
Ze keek naar het ochtendgrijs dat in de kamer hing.<br />
'Het is nog vroeg hè?' vroeg ze.<br />
'Heel vroeg,' zei ik.<br />
'Dan denk ik dat ik het gedroomd heb.' Ze wierp me een<br />
dapper beverig glimlachje toe dat mijn hart duizendmaal brak.<br />
Ik wist dat ik te ver gegaan was. Ik wist dat ze het niet op zich<br />
zou laten zitten. Niet Lies!.<br />
Ik was dan ook nauwelijks verbaasd dat toen ik die maandag
ij de villa kwam, Anna en de Pruusin al op me stonden te<br />
wachten. Anna met een grimmig gezicht en de Pruusin ontdaan.<br />
'Ik heb het altijd al gezegd,' zei Anna.<br />
Liesls wraak was bewonderenswaardig. Er waren twee spelletjesdozen<br />
uit haar slaapkamer verdwenen, vijf glazen dansfiguurtjes<br />
uit het kabinet <strong>van</strong> Anna, een doos sigaren uit het<br />
magazijn en zilveren bestek uit de keuken.<br />
En alles lag keurig in de kast waar mijn nette jurk hing.<br />
'Fing?' zei de Pruusin.<br />
Ik zweeg.<br />
<strong>De</strong> Sigarenkeizer moest eraan te pas komen.<br />
'Ik heb net Liesl gesproken,' zei hij. 'Ze zegt niet alleen dat<br />
jij die dingen gestolen hebt,' zei de Sigarenkeizer. 'Maar dat je<br />
haar dwong ook te stelen.'<br />
Ik hoorde de Pruusin geschokt inademen.<br />
'Ik kan dit niet tolereren,' zei de Sigarenkeizer kalm. 'Het<br />
is dat je voor Liesl zoveel betekend hebt. Daarom zal ik er<br />
geen politie hijhalen. Je ontdekking was je straf. Maar ik mag<br />
hopen dat je je de rest <strong>van</strong> je leven hiervoor diep schaamt.'<br />
Normaal zou één woord <strong>van</strong> de machtige Sigarenkeizer me<br />
het schaamrood op de kaken gejaagd hebben, maar nu voelde<br />
ik niets. Helemaal niks.<br />
Nog geen vijf minuten later stond ik op de stoep <strong>van</strong> de<br />
villa en viel de deur achter me dicht.<br />
To en ik me omdraaide zag ik nog net het gordijn <strong>van</strong> Liesls<br />
slaapkamer bewegen en stilvallen. Ik dacht even dat ik haar<br />
hoorde huilen, maar dat was natuurlijk onzin.<br />
Oma Mei reageerde voor haar doen buitengewoon kalm. Ze<br />
schrobde de nerven uit de rammelende planken <strong>van</strong> de keukenvloer.<br />
Ze knipte zakdoeken <strong>van</strong> een oud laken in onooglijk<br />
scheve ruiten.<br />
'Gaat het weer wat beter?' vroeg de Pap voorzichtig.<br />
r68
'Prima!'<br />
'Maakt u zich nict te druk?' vroeg Krit.<br />
'Omdat mijn eigen kleindochter beschuldigd wordt <strong>van</strong><br />
diefstal?'<br />
'Het is gewoon een misverstand,' zei de Pap sussend.<br />
Krit en Sjeer begonnen te lachen.<br />
'Fing, een dieveggc!'<br />
'Het moet niet gekker worden,' zei de Pap weer.<br />
Nu begon iedereen te lachen.<br />
Het argument leek oma Mei te overtuigen. Of misschien<br />
had ze gewoon de puf niet meer om zich te verzetten, niet met<br />
de zorg voor Jes erbij. Ze liet een lange zucht ontsnappen.<br />
'Ik zal eens met de Sigarenkeizer praten,' zei de Pap.<br />
'Geen denken aan!' zei oma Mei bcslist. 'Praten is schuld<br />
bekennen.'<br />
Ik herinner me nog de roekeloze opluchting die me overviel<br />
toen ik wegliep <strong>van</strong> de villa. En ik weet ook nog dat ik dacht:<br />
Nooit, nooit, voor de rest <strong>van</strong> mijn leven ga ik die villa meer<br />
in, nooit, nooit, hoef ik meer in de buurt te zijn <strong>van</strong> Liesl, het<br />
nichtje <strong>van</strong> de Pruusin.<br />
Het maakte een liedje in mijn hoofd. Ik voelde me bij elke<br />
stap lichter worden.<br />
Nooit, nooit,<br />
ga ik die villa meer in<br />
nooit, nooit,<br />
meer Liesl<br />
nichtje <strong>van</strong> de Pruusin.<br />
Ik had het voor de zoveelste keer mis.
<strong>De</strong>el 3<br />
Gods bakplaat<br />
I940-1941
Een nieuwe karavaan<br />
To en het uiteindelijk oorlog werd, was het alsof de tijd aan<br />
een slap touw had vastgezeten en nu met een gonzende ruk<br />
strakgetrokken werd. Het gegons begon in mijn slaap, maar<br />
op het moment dat ik mijn ogen opende klonk het nog steeds.<br />
Muulke en Jes lagen doodstil naast me en keken omhoog.<br />
Ik zag hun ogen in het donker blinken. Het gegons werd geronk.<br />
Ergens in het huis begon iets te trillen en toen te rinkelen.<br />
Oma Mei beende de slaapkamer binnen en ik hoorde de<br />
Pap en onze broers de trap af stommelen.<br />
'Aankleden en naar beneden,' zei oma Mei.<br />
'Gaat de oorlog nu beginnen?' vroeg Jes.<br />
'Hij is al begonnen,' antwoordde oma Mei.<br />
'Midden in de nacht?' vroeg Muulke geërgerd.<br />
Met tegenzin verlieten we ons warme bed. Jes vroeg of<br />
ze haar rechthouder moest aantrekken. Onze grootmoeder<br />
maakte een gebaar dat <strong>van</strong> alles kon betekenen en haalde de<br />
dekens <strong>van</strong> onze bedden. We keken haar aan.<br />
'Wat nou?' zei oma Mei. 'We weten niet hoe lang dit gaat<br />
duren. En dan is het beter dat we in de kelder zitten.'<br />
'In de kelder?' vroeg Muulke. 'Waarom .. . '<br />
Oma Mei joeg ons als een koppel ganzen voor zich uit. We<br />
bonkten de gammele houten trap af, waar de Pap ons al opwachtte<br />
met zijn petroleumlamp. Verbaasd en met tegen het<br />
licht knipperende ogen keken we om ons heen.<br />
Ze moest het die week in stilte voorbereid hebben. In de<br />
tweede kelder, waar normaal de sjlamm lag en de kolenkit<br />
stond, lagen nu strozakken. Er stond een lage oude commode
met een petroleumlamp en de kleine pendule <strong>van</strong> oma Meis<br />
slaapkamer. Zelfs het afgedankte Wondergezondheidsbed <strong>van</strong><br />
Jes stond er, met dekens en kussens zodat het een bankje leek.<br />
Het was er haast knus.<br />
To en begon het wachten.<br />
<strong>De</strong> wereld was kierewiet geworden. Iedereen had ruzie gekregen<br />
met de Pruuse nadat die Polen waren binnengevallen.<br />
Daarna kwamen de Russen, die de helft <strong>van</strong> Polen voor zichzelf<br />
wilden hebben en dus verklaarde de wereld niet alleen<br />
de Pruuse maar ook Rusland tot vijand. Volgens de theorie<br />
<strong>van</strong> onze broers konden de Pruuse dat op hun heurt weer niet<br />
uitstaan; ze wilden de grootste en de enige zijn in wat dan ook,<br />
dus vielen zij weer <strong>De</strong>nemarken en Noorwegen binnen.<br />
<strong>De</strong> Pap had volgehouden dat ons land een erwtenlandje<br />
was dat niemand wilde hebben. En trouwens, had hij gezegd,<br />
we waren in de vorige oorlog ook neutraal gebleven, en als het<br />
er al om zou spannen zou dat ook nu weer gebeuren.<br />
'Nou ja!' hoorde ik hem ontsteld mompelen, iedere keer als<br />
er een vliegtuig overvloog. 'Nou ja!'<br />
Muulke had de oorlog al duizend keer bij elkaar verzonnen.<br />
Er hoorden kanonnen bij, woeste gevechten en wilde achtervolgingen,<br />
en er moesten ook massa's mensen worden gered.<br />
Maar oorlog was vooral gapen. Gapen en gapen doorgeven.<br />
Het begon bij Pie, die gaf zijn gaap door aan Eet, die aan Krit,<br />
tot we allemaal aan de beurt waren geweest. To en Pie opnieuw<br />
aanstalten maakte hoorden we in de verte een paar droge<br />
knallen. Het leek nergens naar.<br />
<strong>De</strong> pendule tikte oorverdovend. Jes begon <strong>van</strong> de zenuwen<br />
te giechelen. Er vlogen weer vliegtuigen over, heel laag dit<br />
keer, hun geronk deed de treden <strong>van</strong> de gammele houten keldertrap<br />
klepperen.<br />
Het werd weer stiL<br />
Krit begon aan de derde gaapronde.<br />
'Ik hoor wat,' zei Sj eer.<br />
174
Onze broers schoten als één man overeind.<br />
'Zitten,' zei oma Mei.<br />
'Maar ... '<br />
'Zitten.'<br />
Onze broers zegen bokkig neer.<br />
'We blijven allemaal zitten,' zei oma Mei, om vervolgens<br />
zelf bij het eerstvolgende geluid haar gebod als eerste te overtreden.<br />
Er kwamen stemmen <strong>van</strong> buiten. Ze denderde de<br />
keldertrap op, doof voor onze protesten. <strong>De</strong> Pap schoot haar<br />
achterna en draaide zich halverwege de trap om. Het was de<br />
eerste en enige keer in mijn leven dat ik hem streng hoorde<br />
Z1Jn.<br />
'Als er ook maar iemand aan de keukendeur komt, kan hij<br />
er<strong>van</strong> verzekerd zijn dat hij de rest <strong>van</strong> zijn leven niet meer<br />
kan zitten. Begrepen?'<br />
En daarna stiefelde hij de trap op en naar buiten.<br />
Onze broers monkelden.<br />
Ik zag Muulke nadenken. Als M uulke ging nadenken moest<br />
Je oppassen.<br />
'Zei hij niet dat we <strong>van</strong> de keukendeur moesten afblijven?'<br />
ze1 ze.<br />
Onze broers gromden, haar woorden waren duidelijk een<br />
marteling voor hun oren.<br />
'<strong>De</strong> kéukendeur?' herhaalde ze.<br />
'Muulke!' waarschuwde ik, maar het was al te laat. 1àen<br />
Muulkes idee tot hen doordrong grijnsden ze als wolven en<br />
denderden ze vervolgens als een bataljon de gammele trap op.<br />
'Jullie snappen best wat de Pap bedoelt,' riep ik terwijl ik ze<br />
achternarende, omhoog en daarna de gang in.<br />
<strong>De</strong> Pap had het niet over de voordeur gehad, om de simpele<br />
reden dat de voordeur zo klemde dat we hem nauwelijks<br />
gebruikten.<br />
Toen ze tussen de kier door glipten, wist ik wat ik altijd<br />
weer vergat. Wat we allemáál altijd vergaten. Onze grote<br />
broers mochten dan iedereen er<strong>van</strong> overtuigd hebben dat ze<br />
175
groot waren, ze waren nog altijd klein genoeg om door een<br />
kier te kunnen ontsnappen.<br />
Muulke glipte achter ze aan voor ik haar kon tegenhouden.<br />
Weifelend bleef ik in de deuropening staan terwijl een plotselinge<br />
windvlaag de paraplubak met de paraplu <strong>van</strong> oma Mei<br />
met luid gekletter omkieperde.<br />
'Wat sta je daar nou?' zei Jes, terwijl ze ook langs me heen<br />
glipte.<br />
In de verte hoorden we onze grootmoeder al tekeergaan.<br />
To en we aankwamen zagen we dat ze zelf klaarblijkelijk niet<br />
goed wist voor wie haar scheldkanonnade nu precies bedoeld<br />
was. Het ene moment richtte ze zich tot de mannen die over<br />
de weg kwamen en het andere moment tot onze broers, terwijl<br />
ze links en rechts oorvijgen uitdeelde, ongeacht wie haar<br />
voor de handen kwam.<br />
'Slaat ze de Pruuse?' vroeg Jes verbijsterd.<br />
Maar het waren Hollanders, goddank.<br />
'Jullie gaan verkeerd!' riep oma Mei. 'Dáár moeten jullie<br />
zijn.' Ze wees in de richting <strong>van</strong> de grens.<br />
Een man spoog op de grond. 'Hier valt niks tegen te doen.'<br />
'Tegen de Pruuse valt <strong>van</strong> álles te doen,' riep oma Mei woedend.<br />
'Waar heb je anders die geweren voor?'<br />
'Wat nou, Pniuse!' riep de man, die alweer verder liep. 'Ik<br />
heb het over het stof <strong>van</strong> die kloteweg! Geen mitrailleur die<br />
het meer doet!'<br />
Of het waar was wisten we niet, maar wat de reden ook<br />
was, de mannen verdwenen in de nacht. Snel daarna stopte<br />
het schieten. Na de stilte kwam nog meer stilte, een kolossaal<br />
gat <strong>van</strong> stilte, toen nieuw geronk, een zwaar dreunend geronk<br />
dat Sjlammbams Sahara over zijn hele lengte deed trillen.<br />
Het was ochtend. We zagen <strong>van</strong>uit ons keukenraam pantserwagens<br />
en tanks naderen. Ze waren zo breed en lomp dat<br />
Sjlammbams Sahara ineens een nauwe steeg leek. Ze klauwden<br />
de aarde om, sloegen putten in de weg.<br />
'Wat is dat voor gebrul?' vroeg Jes hang.
'<strong>De</strong> tanks,' zei ik.<br />
'Welnee!' riep Muulke met vuurrode wangen. 'Het is de<br />
wég die brult! Het is de weg!'<br />
Op dat moment klonk er een daverende !dap, die ons huis<br />
tot in de nok deed rammelen.<br />
Toen we uit het raam keken stond een pantserwagen met<br />
gierende motoren stil tegen de coniferenhaag. Hij moest geproheerd<br />
hebhen om een andere wagen in te halen en was<br />
daardoor iets te veel in de haag beland.<br />
Een soldaat tuurde geschrokken over de rand. Daarna dook<br />
hij weer weg; de wagen trok schokkend achteruit en draaide<br />
een halve slag. Toen pas werd de schade zichtbaar. Het dikke<br />
ijzer <strong>van</strong> de pantserwagen was ingedeukt als een conservenblikje.<br />
Er ontstond geharrewar. Soldaten sprongen uit tanks, hielden<br />
hun geweren in de aanslag en prikten schreeuwend in de<br />
haag. Die wiebelde als <strong>van</strong>ouds en dat bracht ze nog meer in<br />
verwarring.<br />
Misschien dachten ze dat het sabotage was.<br />
Dat er betonnen putringen in de haag verborgen zaten.<br />
En dat terwijl ze niet meer hadden hoeven doen dan even<br />
omhoog te kijken.<br />
Het was zo'n grappig gezicht dat Muulke begon te lachen.<br />
Oma Mei sloot gauw het raam en snauwde dat M uulke moest<br />
ophouden, maar zelfs zij zag er uiteindelijk wel de grap <strong>van</strong> in.<br />
Hoog boven hen uit torende de grote linde. <strong>De</strong> linde die de<br />
afgelopen jaren zo groot geworden was dat hij voor de helft in<br />
de haag gegroeid was.<br />
<strong>De</strong> linde die als enige echt verzet geboden had.<br />
En zo gebeurde het dat over de weg waar ooit Niencvee en<br />
haar familie in een karavaan aangekomen waren, en daarna<br />
Liesl met de Sigarenkeizer en de Pruusin, een derde karavaan<br />
arriveerde, de langste en meest onwelkome <strong>van</strong> allemaal.<br />
I77
Niet voor kinderen<br />
Die eerste week sliepen we in de kelder. Overdag mochten we<br />
niet naar buiten. Muulke juichte omdat ze niet naar school<br />
hoefde, maar haar blijdschap duurde precies een uur. <strong>De</strong> rest<br />
<strong>van</strong> de week was ze chagrijnig.<br />
Oma Mei verzon de meest ingrijpende voorjaarsschoonmaak<br />
die er ooit in Negen Open Armen gewoed had. Ze zorgde<br />
ervoor dat niemand <strong>van</strong> ons, onze broers en de Pap incluis,<br />
ook maar vijf meter <strong>van</strong> ons huis verwijderd raakte. Ze liet<br />
meubels verschuiven, de grote staande klok binnenstebuiten<br />
keren, ze liet ons de ketels en pannen schuren met staalborstels.<br />
Er moest een hoek behangen worden met behangpapier<br />
dat nog over was.<br />
'Daar komt nooit iemand,' protesteerden onze broers, die<br />
zich zo ge<strong>van</strong>gen voelden dat ze <strong>van</strong> de weeromstuit elkaars<br />
zinnen niet meer afmaakten en zulke lange tenen kregen dat<br />
onze grootmoeder ze uiteindelijk elk aan het werk zette in een<br />
<strong>van</strong> de vier hoeken <strong>van</strong> het huis om te voorkomen dat ze elkaar<br />
te lijf gingen.<br />
En ondertussen waren wij nog niet klaar met de ketelborstelarij<br />
of ze stuurde ons alweer de zolder op om alle dozen en<br />
zakken <strong>van</strong> links naar rechts te verplaatsen en daarna weer <strong>van</strong><br />
rechts naar links.<br />
Door het raam <strong>van</strong> de zolder zagen we de Duitse troepen<br />
langs marcheren. <strong>De</strong> meeste soldaten zagen eruit als verklede<br />
boerenjongens. Ze zongen en ze lachten en toen Muulke er<br />
uiteindelijk in slaagde even aan de aandacht <strong>van</strong> onze grootmoeder<br />
te ontsnappen, en zittend op het tuinhek deed alsof ze
er eentje met haar vinger doodschoot, zakte die met rollende<br />
ogen door zijn knieën, om daarna op te veren en Muulke een<br />
knipoog te geven.<br />
Jes kreeg een paar nachten verschrikkelijke nachtmerries,<br />
waar zelfs oma Mei weinig aan doen kon. Uiteindelijk was het<br />
de Pap die in het holst <strong>van</strong> de nacht naast ons bed kwam staan.<br />
'Straks schieten ze me dood,' huilde Jes.<br />
'Welnee,' zei de Pap. 'Wie is er nou hoos op kinderen?'<br />
Jes stopte haar vingers in haar oren. 'Maar dan schieten ze<br />
op U! Of Oma Mei!'<br />
'Kwatsj,' zei de Pap. Hij haalde voorzichtig haar vingers uit<br />
haar oren. '<strong>De</strong> Pruuse hebben toch zelf kinderen. Die snappen<br />
ook dat kinderen op zijn minst een vader en een oma nodig<br />
hebben? En trouwens: de oorlog is nu voorbij.'<br />
'Ze zijn alleen gestopt met vechten,' zei ik.<br />
'Zonder vechten ook geen oorlog,' zei de Pap.<br />
To en we de stad weer in mochten was de oorlog die geen oorlog<br />
was verloren. <strong>De</strong> voorjaarszon was al warm. Er hing een<br />
leeuwerik in de lucht die in de strakblauwe lucht omhoogklom<br />
en zich de longen uit het kleine lijf zong.<br />
Op de markt speelde een Duitse muziekkapel met grote trompetten,<br />
fluiten en trommels die schitterden in de zon. We keken<br />
naar de gaten in de huizen, naar een omgevallen muur,<br />
naar de dode koe <strong>van</strong> de stadsboerderij, waar<strong>van</strong> gezegd werd<br />
dat ze <strong>van</strong> schrik gestorven was. Muulke prikte met een tak<br />
in het bolle oog, totdat een Duitse soldaat zei dat ze daarmee<br />
moest ophouden, omdat nette meisjes dat soort dingen niet<br />
deden. Hij keek geschokt.<br />
We hoorden dat er twintig soldaten gesneuveld waren,<br />
maar geen <strong>van</strong> hen kwam uit onze stad. <strong>De</strong> enige dode hurger<br />
was een man die uit de kerktoren gevallen was. Het was een<br />
raar verhaal. Niet alleen zat het torenraampje zo hoog dat je<br />
er nauwelijks bij kon en was het zo smal dat je je er nauwelijks<br />
1 79
doorheen kon wurmen, het was niet eens een katholiek die<br />
doodgevallen was, maar een Jud.<br />
Er liepen Duitse soldaten met geweren rond, maar die zagen<br />
er niet uit alsof ze zin hadden ze ooit te gebruiken. Ze<br />
kochten taartjes en aten die op en ze rookten sigaretten en<br />
lachten en kletsten in de zon. Hun geweren stonden tegen de<br />
etalage <strong>van</strong> de bakker.<br />
Ik kon me maar twee dingen voorstellen: oorlog of geen<br />
oorlog. Dit was iets raars ertussenin.<br />
Maar er kwamen weer maandagen, en vrouwen hingen de<br />
was weer op de bleek. En er kwamen dinsdagen en woensdagen,<br />
en de post werd weer bezorgd.<br />
Niet iedereen was rouwig om de komst <strong>van</strong> de Pruuse. Ik<br />
had de vrouw <strong>van</strong> Nol Wauben, de slachter, met haar drie<br />
zoons chocolade en sinaasappelen zien uitdelen aan de soldaten.<br />
En ze waren lang niet de enigen.<br />
'Dat zijn domkoppen,' zei Betje Garen in haar winkel. 'Die<br />
denken dat het beter is om onder de Pruuse te leven dan onder<br />
de Hollanders.'<br />
'Is het dan beter onder de Hollanders te leven?' vroeg iemand.<br />
'Het beste is om onder niemand te leven,' zei Betje Garen.<br />
Het was voor zover ik weet de eerste en enige keer dat oma<br />
Mei het met de kruidenierster eens was.<br />
r80
Mejuffrouw Vroon<br />
'1ànte Trude, de kindse oudnicht <strong>van</strong> oma Mei had het loodje<br />
gelegd. Ze was de avond voor de inval ingeslapen, rustig en<br />
tevreden als een pasgeborene. <strong>De</strong> pastoor had opgelucht een<br />
dankgebed naar de <strong>hemel</strong> gezonden. Tante Trude had ruim<br />
een week op haar begrafenis moeten wachten in de kelders <strong>van</strong><br />
het ziekenhuis, gekoeld tussen blokken ijs <strong>van</strong> de ijsfabriek.<br />
Er was een dienst voor haar in de Michaelskerk, ze werd<br />
door de Daamsen naar het kerkhof gebracht en daarna was er<br />
koffie met vlaai bij ons thuis.<br />
Ik hielp oma Mei in de keuken.<br />
'Geef de Daamsen ook wat,' zei oma Mei.<br />
'Kan Muulke dat niet doen?' vroeg ik. 'Of Jes?'<br />
'Ik vraag het jou,' zei oma Mei, en ze duwde het dienblad in<br />
mijn handen.<br />
<strong>De</strong> doodgravers zaten zwijgend op de panden <strong>van</strong> hun<br />
zwarte frakken in het gras.<br />
Zesde Schouder zat een beetje apart. To en ik hem koffie<br />
inschonk keek hij nauwelijks op. En ik was er bijna tussenuit<br />
gepiept, als hij me niet ineens aangekeken had, eerst nog verstrooid<br />
en toen ineens verbaasd. Ik kreeg een vuurrood hoofd<br />
en maakte dat ik wegkwam.<br />
Net toen ik dacht dat het niet erger kon, kwam er een man<br />
naar me toe die om koffie vroeg. Maar toen ik inschonk keek<br />
hij helemaal niet naar de koffie. Ik kreeg weer een rood hoofd<br />
en hield het dienblad snel voor mijn borstkas.<br />
'Je krijgt ze, ' had Muulke een paar weken eerder opgewonden<br />
gezegd. Dat ik de rode vloed kreeg vond ik tot daaraan<br />
181
toe. Als ik goed oppaste zou niemand het merken. Maar de<br />
rare knobbels die borsten moesten gaan worden, die kon ik<br />
niet verborgen houden. Dat bleek nu al.<br />
In de keuken kwam een vrouw op me af. Ze was plomp en<br />
had een kapsel als een mijnwerkershelm.<br />
'Ik hoorde dat je een betrekking zocht?'<br />
'Mevrouw?'<br />
'Ik ben een kennis <strong>van</strong> je tante Trude, mejuffrouw Vroon.'<br />
Ze vertelde dat ze iemand zocht die overdag licht huishoudelijk<br />
werk kon doen.<br />
Ik geloof dat ik niet erg enthousiast reageerde.<br />
Nettie <strong>van</strong> Nol had al beloofd een goed woordje voor me<br />
te doen. Ze had vroeger bij de Rosita gewerkt, de tricotagefabriek.<br />
Ze had gehoord dat ze daar misschien nog een paar<br />
meisjes zochten.<br />
Mijn lauwe reactie schrikte mejuffrouw Vroon niet af. Ze<br />
drong erop aan dat ik langs zou komen, 'om de boel eens te<br />
komen bekijken' en 'onder elkaar te zijn'.<br />
Ik had geen flauw idee wat ze daarmee bedoelde. Maar omdat<br />
ik niet onbeleefd wilde zijn bedankte ik haar en zei dat ik<br />
haar zou opzoeken.<br />
Mejuffrouw Vroon woonde in een smal witbepleisterd huis,<br />
met haar kater en iemand die bij haar op zolder in pension<br />
was. Ze schonk koffie in, die zo heet was dat ik meteen mijn<br />
tong brandde, en ze deed alsof ze me al jaren kende. Ze begon<br />
een heel verhaal over ene mevrouw Baaks. 'En je snapt<br />
natuurlijk dat ik haar met mijn jicht in geen geval kon helpen,'<br />
zei ze. 'Maar je weet hoe ze is. Zij en haar hele familie<br />
trouwens. Altijd op hun teentjes getrapt.' Mejuffrouw Vroon<br />
klopte vertrouwelijk op mijn arm.<br />
Daarna liet ze me het huis zien. Vergeleken met de enorme<br />
villa was dit een poppenhuis. Ze had verder geen personeel.<br />
'Fijn dat je gekomen bent,' zei ze vergenoegd toen we weer<br />
terug waren in de woonkamer. 'Biscuitje?'
Ik was helemaal niet <strong>van</strong> plan geweest om bij haar te gaan<br />
werken. Misschien begon ik daarom over de Pruusin. En of ze<br />
wist <strong>van</strong> ...<br />
'Zolang wij maar weten hoe het écht zit,' zei ze.<br />
Ik wist heus wel dat er mensen waren die me scheef aankeken.<br />
Ook al had de Sigarenkeizer gezegd dat hij het niet<br />
verder vertellen zou. Maar al die tijd had ik gedaan alsof het<br />
me niks schelen kon. Sterker, ik had gelóófd dat het me niks<br />
schelen kon. Maar hier was iemand die mij niet kende en die<br />
meteen geloofde dat ik niks gepikt had.<br />
'Maar de Pruusin ... ' begon ik, terwijl de tranen in mijn<br />
ogen prikten.<br />
'Ach ja,' zei ze, en ze maakte <strong>van</strong> haar mond een bittere<br />
frommel. '<strong>De</strong> Pniusin.Ja ja.'<br />
Toen ik weer buiten kwam marcheerden er soldaten door de<br />
straat. Op het stadhuis hing de vlag met het hakenkruis uit,<br />
maar behalve dat was het een doodgewone dag. Strakblauwe<br />
lucht en zonovergoten. Misschien had de Pap gelijk en was<br />
bezet zijn niet meer dan dit en vroeg het niet meer dan een<br />
beetje oppassen.<br />
Als je je ogen een beetje dichtknijpt kun je zo langs een<br />
oorlog heen kijken, dacht ik.<br />
Ik vertelde thuis over mejuffrouw Vroon.<br />
'Fing,' zei oma Mei. 'Je moet wat ze zegt met een korrel<br />
zout nemen. Vooral als ze het over de Pruusin heeft.'<br />
'Waarom?' vroeg ik.<br />
'Voordat de Pruusin kwam deed mejuffrouw Vroon hier het<br />
meeste liefdadigheidswerk,' antwoordde oma Mei. 'Maar toen<br />
de Sigarenkeizer zijn vrouw meenam heeft hij er ook meteen<br />
voor gezorgd dat ze wat te doen had. Omdat de meeste verenigingen<br />
nogal wat steun <strong>van</strong> hem krijgen bleef mejuffrouw<br />
Vroon ineens met lege handen achter. Dat is haar nogal in het<br />
verkeerde keelgat geschoten.'
Een oorlog <strong>van</strong> broers (r)<br />
Misschien dat je echt langs een oorlog heen kijken kon, maar<br />
dan moest je geen broers hebben. Ik had gehoopt dat ze zich<br />
koest zouden houden, sigaren zouden draaien en verkopen.<br />
'Maar dat was ook precies wat we deden,' zei Krit.<br />
'Niet meer en niet minder,' zei Sjeer.<br />
'Een sigaar is een sigaar,' zei Pie.<br />
'En een klant een klant,' zei Eet.<br />
Ze zagen eruit als de vermoorde onschuld. Letterlijk. Krit<br />
had een blauw oog. Pie en Eet hadden ieder een kapotte lip.<br />
<strong>De</strong> enige die niks lijfelijks had was Sjeer, maar net als die <strong>van</strong><br />
de anderen waren zijn kleren gescheurd en verfomfaaid.<br />
'Zijn jullie helemaal gek geworden!' foeterde oma Mei.<br />
'Wat is er gebeurd?' wilde Muulke weten, maar onze grootmoeder<br />
kreeg zo iets verhits dat ze maar niet verder vroeg.<br />
Oma Mei was echter nog niet de deur uit om de was binnen te<br />
halen of Muulke bestormde onze broers.<br />
Het kwam erop neer dat onze broers de Pruuse een paar<br />
sigaren wilden geven.<br />
'Het blijven tenslotte buren,' zei Pie.<br />
'Ook al zijn ze een beetje verdwaald,' zei Sjeer.<br />
En dus waren ze naar café LeJeune gegaan, waar wat hoge<br />
heren <strong>van</strong> het Duitse leger hadden gezeten.<br />
'Het was nog gezellig ook,' zei Krit.<br />
Oma Mei kwam weer binnenbanjeren met de was. Ze monsterde<br />
ons met een blik. Even dachten we dat ze ons het praten<br />
zou verbieden, maar ze slaakte alleen een geërgerde zucht,<br />
liep weer naar buiten en even later hoorden we haar tegen de
Pap in de sigarenwerkplaats tekeergaan over een stoel die niet<br />
stond waar hij hoorde te staan en of we dachten dat ze zo oud<br />
als Methusalem zou moeten worden om iedereen een beetje<br />
behoorlijk op te kunnen voeden.<br />
Onze broers wisten hoe ze een verhaal moesten rekken,<br />
ze waren tenslotte grootgebracht met de verhalen <strong>van</strong> onze<br />
grootmoeder. Ze verschoven hun stoelen, bekeken elkaars<br />
blauwe plekken nauwkeurig en overlegden omstandig wie het<br />
verhaal vertellen zou.<br />
Nou ja. Wa t viel er te vertellen? Zo bijzonder was het ook<br />
weer niet. Een misverstand. Een, hoe heet dat, ongelukkige<br />
samenloop <strong>van</strong> omstandigheden. Er was echt geen kwade opzet.<br />
Enfin. Die sigaren ... nou ja. Wisten we nog dat we twee<br />
jaar geleden een baal tabak <strong>van</strong> een beginnende tabaksteler<br />
gekocht hadden?<br />
'Die naar zweetvoeten stonk?' vroeg ik.<br />
'Waar jullie <strong>van</strong> moesten overgeven?' vroeg Jes.<br />
Klopte. Nou ja, die tabak hadden we toch weggedaan? Allemaal?<br />
Nou ja. Niet dus. Op de een of andere manier was de baal<br />
tussen de andere tabak terechtgekomen.<br />
'Nee!' riep Muulke uit.<br />
'Hoe kan dat nou?' vroeg ik.<br />
Onze broers glansden <strong>van</strong> onschuld.<br />
Later hoorden we dat de officieren na het opsteken <strong>van</strong> hun<br />
gratis proefrokertje eerst de kleur <strong>van</strong> stopverf gekregen hadden,<br />
daarna die <strong>van</strong> jonge prei en dat ze nog net de voordeur<br />
<strong>van</strong> Le Jeune bereikt hadden om vervolgens gezamenlijk te<br />
gaan staan overgeven.<br />
'Toen hadden jullie toch allang weg kunnen zijn,' zeijes.<br />
'Weglopen is schuld bekennen,' meende Krit.<br />
'Pruuse die overgeven,' zei Pie nadenkend. 'Het is weer<br />
eens wat nieuws.'<br />
Ze begonnen alle vier te lachen. Niet te hard, ze hadden<br />
een groter ontzag voor onze grootmoeder dan voor de vijand.<br />
r85
Het liep met een sisser af. <strong>De</strong> Pap moest zich melden op<br />
het gemeentehuis en kreeg een uitbrander en moest beloven<br />
zijn zoons in de gaten te houden omdat 'het anders wel eens<br />
heel verkeerd zou kunnen aflopen'.<br />
Onze broers maakten er niet veel woorden aan vuil. Ze<br />
hadden andere dingen aan hun hoofd. Na Krit was het nu<br />
Eet die ernstig plannen had om zich te verloven, met Ulla, de<br />
dochter <strong>van</strong> de kastelein. Van de weeromstuit gingen ook onze<br />
andere broers op vrijersvoeten. Wat ze precies deden, daar<strong>van</strong><br />
hadden we geen flauw benul, maar het gevolg was dat ons huis<br />
een trekpleister werd.<br />
'Daar heb je d'r weer een!' riep Muulke. Ze hing uit het<br />
slaapkamerraam. 'Hij is er niet, hoor. '<br />
'Wie?' vroeg het arme kind.<br />
'Dat hangt er<strong>van</strong> af,' zei Muulke.<br />
Als het meisje dan een <strong>van</strong> onze broers noemde, vroeg<br />
Muulke: 'Heet jij Antoinette?'<br />
En als ze dan nee schudde, zei Muulke ijskoud: 'Dat dacht<br />
ik al. Met haar is hij een ring aan het uitzoeken in de stad.'<br />
Meer dan eens barstte zo'n meisje in snikken uit.<br />
Later vonden we Pie en Sjeer en hun meisjes terug op de<br />
betonnen putringen die bedoeld waren geweest om de vijand<br />
tegen te houden. Onze broers duwden en trokken aan de<br />
meisjes, ze prikten met hun vingers in hun zij en besnaven ze<br />
alsof het geen aanstaande verloofdes waren maar proefsigaren.<br />
'<strong>De</strong> meisjes houden de jongens in toom,' zei mejuffrouw<br />
Vroon. 'Zo is het altijd al geweest. En och, het was natuurlijk<br />
gewoon een kwajongensstreek. <strong>De</strong> Pruuse snappen dat goed.<br />
Die hebben zelf ook kwajongens zat. Het zijn geen kwaaie<br />
lui.'<br />
Ik had mejuffrouw Vroon niet zien juichen toen de Pruuse<br />
ons land binnenvielen, maar ze had wel een foto <strong>van</strong> Hitler op<br />
haar dressoir.<br />
T86
Het werk dat ik doen moest was niet moeilijk of zwaar. Ik<br />
poetste elke ochtend de kleine woonkamer, stofte al haar frutseltjes<br />
af, boende de kleine keukenvloer. Het enige hachelijke<br />
werk was het voeren <strong>van</strong> haar kater. Het was een tentoonstellingskater.<br />
'Een raszuivere pers', had mejuffrouw Vroon gezegd.<br />
Hij had een lange spierwitte vacht die elke ochtend met<br />
zorg gekamd moest worden. Mejuffrouw Vroon liet de prijzen<br />
zien die het dier al gewonnen had. Vo or zijn humeur kon hij<br />
die niet gekregen hebben. Het rotbeest had me al een keer of<br />
twee een haal gegeven met zijn loeischerpe nagels.<br />
'Arme Kleine is erg gevoelig,' verontschuldigde mejuffrouw<br />
Vroon hem. 'Hij moet altijd wennen aan vreemden.'
Zesde Schouder<br />
To en ik de wagen door de haag drukte zag ik ineens dat hij er<br />
was. In een impuls trok ik de kinderwagen weer terug, met als<br />
gevolg dat het lompe ding klem raakte in de opening <strong>van</strong> de<br />
haag.<br />
'Helpen?' vroeg Zesde Schouder.<br />
'Hoeft niet,' mompelde ik, maar hij had de stang <strong>van</strong> de<br />
kinderwagen al vast. Hij probeerde de wagen met kracht tussen<br />
de haag door te wrikken, maar dat had geen zin. Je moest<br />
precies weten hoe en waar je hem draaien moest.<br />
'Laat maar,' zei ik.<br />
Maar hij trok en wrong met een rood aanlopend hoofd,<br />
de teil verschoof en dreigde om te kieperen. Toen schoot de<br />
wagen los. Zesde Schouder verloor bijna zijn evenwicht. Met<br />
een gewichtig gebaar draaide hij de wagen om en begon hem<br />
naar de pomp te duwen.<br />
'Dat kan ik zelf wel,' zei ik.<br />
Maar hij bleef de stang vasthouden. Ik greep de stang aan<br />
de andere kant.<br />
'Laat maar,' zei hij .<br />
'Laat zelf.'<br />
Hij begon harder te lopen. Ik liep ook harder.<br />
'Laat nou.'<br />
'Laat zélf.'<br />
Zesde Schouder begon te draven. <strong>De</strong> wagen zigzagde tussen<br />
de graven door, maakte een scherpe draai en kwam met<br />
een bonk tegen een <strong>van</strong> de graven terecht. Het was volslagen<br />
idioot.<br />
188
'Ik zei toch: laat maar!' zei ik kwaad.<br />
Hij bleef bedremmeld staan terwijl ik naar de pomp beende.<br />
Ik deed veel kwader dan ik eigenlijk was, dat weg benen<br />
sloeg nergens op. Als er iemand kwaad had moeten zijn, dan<br />
was het Zesde Schouder zelf. Ik was tenslotte degene die hem<br />
voor de gek gehouden had.<br />
'Fing .. .'<br />
Ik keek verbaasd op. Hij wist mijn naam!<br />
'Wat?'<br />
'Ga jij wel eens ergens naartoe?'<br />
'Ergens naartoe? Waar naartoe?'<br />
'<strong>De</strong> kermis.'<br />
'Die is pas over zes weken.'<br />
'Maar ga je?'<br />
<strong>De</strong> teil was nog voor geen kwart vol, maar ik duwde de wagen<br />
weer naar de haag en trok hem erdoor zonder op of om te<br />
kijken.<br />
<strong>De</strong> volgende namiddag kwam hij niet met zijn vingers aan<br />
de wagen. Maar hij liep wel naast me. To en we bij de pomp<br />
kwamen begon hij te pompen. Ik liet het maar zo. Ik had geen<br />
idee waarom.<br />
'Fing.'<br />
'Wat?'<br />
'Spaar je dingen?'<br />
'Wat voor dingen?'<br />
'Nou ... gewoon.'<br />
'Gewone dingen spaar ik niet.'<br />
'0.'<br />
'Ik spaar alleen rare dingen.'<br />
'0.'<br />
<strong>De</strong> Dreuvige had bij de natuurlessen ooit een keer een<br />
kippenpoot meegenomen. Ze had de spiertjes laten zien die<br />
ervoor zorgden dat de kip zijn poot kon optrekken en kon<br />
klauwen. Je moest aan bepaalde spiertjes trekken en dan deed<br />
ie het. Trok je aan de verkeerde, dan deed de kip niks. Waren
jongens een soort <strong>van</strong> kippenpooes?<br />
<strong>De</strong> derde keer stond hij al bij de pomp. Hij zette de teil onder<br />
de pomp alsof we onze hele levens lang niks anders deden.<br />
Hij pompte en ik keek toe.<br />
Zesde Schouder had blond haar dat in een kuif rechtop<br />
stond en wimpers die bijna wit waren. Het opvallendste waren<br />
zijn handen. Het was alsof die alvast volwassen geworden waren<br />
in afwachting <strong>van</strong> de rest. Merkwaardig groot waren ze,<br />
met rossige haartjes erop.<br />
'Weet je het al?' vroeg hij.<br />
'Hoe moet ik nou weten wat ik over zes weken doe?'<br />
'Dus je gaat niet?'<br />
'<strong>De</strong> teil is nog niet vol,' zei ik.<br />
Dat was gelogen. Het ding was eigenlijk voller dan handig<br />
was. Ik: zou hem straks niet zonder morsen naar de andere<br />
kant krijgen.<br />
'Maar áls je het nou wel weet,' zei hij zonder me aan te kijken,<br />
'en áls je wel gaat, heb je dan al iemand?'<br />
'En wat zei je toen?' vroeg Muulke.<br />
'Dat ik al iemand had.'<br />
'En wat zei hij?'<br />
'Niks. Hij schrompelde zo'n beetje in elkaar.'<br />
'Ha!'<br />
'Ik zei dat ik met jou en Jes zou gaan.'<br />
'Waarom zei je dat nou?' riep Muulke uit.<br />
'Had ik dat dan niet ... ?'<br />
'Niet metéén.Je moet zo'n jongen laten wachten.'<br />
Het was even stil.<br />
'Nou heb je verkering,' zei Muulke beslist.<br />
'Ben je helemaal betoeterd!' riep ik.<br />
'Als je maar niet denkt dat ik verkering met je heb,' zei ik.<br />
In plaats <strong>van</strong> dat Zesde Schouder weer in elkaar schrompelde<br />
of voor mijn part kwaad werd begon hij te glimmen
als onze Belgische potkachel.<br />
Muulke vond het logisch.<br />
'J e moet ook niet over verkering beginnen,' zei ze.<br />
'Maar ik begon er helemaal niet over,' zei ik wanhopig. 'Ik<br />
begon juist over niet-verkering.'<br />
'Dat maakt niks uit.'<br />
'Heb jij soms een boek waar dat allemaal in staat?' vroeg ik<br />
kwaad.<br />
Zes weken later stond hij na de mis <strong>van</strong> Sint-Ros a bij de kerkuitgang.<br />
Hij droeg zijn plusfour en een jasje met revers zo<br />
groot als vleugels. Hij knikte en liep daarna met me op, alsof<br />
hij nooit anders gedaan had.<br />
Ik deed alsof ik hem niet zag.<br />
Ik had nooit gedacht dat kermis en oorlog bij elkaar konden<br />
horen. Of lachen en oorlog. Maar het kon. Sterker, het was de<br />
doodnormaalstc zaak <strong>van</strong> de wereld.<br />
Tegenover ons zaten twee Pruuse. Ze hielden hun soldatenhelmen<br />
in hun handen. Er was er eentje bij met zulk dun<br />
haar dat je zijn schedel zag. Er zat een grote sproet op. Toen ze<br />
zagen dat ik keek knipoogde er eentje naar me.<br />
Ik keek snel een andere kant op en Zesde Schouder negeerde<br />
ik de rest <strong>van</strong> de middag. Als ik bedacht hoe snel je al<br />
verkering had, was ik getrouwd voor ik het doorhad.
Mijn meisje<br />
'Fing,' zei oma Mei, 'neem je de margarine- en meelbonnen<br />
mee. En wil je de boodschappen ophalen voordat je naar je<br />
werk gaat. Gisteren was alles al voor de middag op.'<br />
<strong>De</strong> bonnenkaarten waren een <strong>van</strong> de weinige bewijzen dat<br />
er sinds de bezetting iets veranderd was. Behalve dan dat we<br />
niet meer buiten mochten zijn tussen tien uur 's avonds en vijf<br />
uur 's ochtends. Maar dat mochten we toch al niet.<br />
'En 0 ja, over die jongen .. .' zei ze.<br />
Ik had op de kermis geen woord met Zesde Schouder gewisseld.<br />
Dus hoe ze het wist was me een raadsel. Half-en-half<br />
verwachtte ik dat ze me zou verbieden met hem om te gaan,<br />
en anders kreeg ik op zijn minst een preek. Al viel er helemaal<br />
niks te preken.<br />
Maar het enige wat ze zei was: 'Niet alleen met hem zijn.<br />
En geen wandelingen met z'n tweees.'<br />
'Oma !'<br />
'J e snapt heus wat ik bedoel.'<br />
'Ik ben pas veertien!' riep ik uit.<br />
'Precies daarom,' zei mijn grootmoeder alleen maar.<br />
'Hij zegt dat je moet komen,' zeiJes.<br />
'Hij kan zoveel zeggen,' zei ik. En dat meende ik ook, dus<br />
waarom vroeg ik dan nog geen twee minuten later of ze meeging?<br />
'Geen zin,' zeijes, die het boek oppakte dat ze aan het lezen<br />
was.<br />
'Toe,' zei ik. 'Je weet dat ik niet alleen mag.'<br />
'Ik snap niet dat je zo nodig naar een jongen moet, terwijl je
hem niet eens aardig vindt.'<br />
'Wie zegt dat ik hem niet aardig vind?'<br />
'Vind je hem aardig dan?'<br />
Ik haalde mijn schouders op. Zuchtend legde ze haar boek<br />
neer.<br />
To en we aan de andere kant <strong>van</strong> de haag kwamen stond hij<br />
al te wachten.<br />
'Ik hoef niet te blijven,' zei Jes. Ze wees naar de magere gestalte<br />
die aan de rand <strong>van</strong> het kerkhof de rozenstruik met een<br />
snoeischaartje aan het bijknippen was.<br />
'Dat is de Imbeciel,' zei ik.<br />
'Nou en?'<br />
'Ik geloof niet dat die telt.'<br />
Maar Jes had zich al omgedraaid en was verdwenen.<br />
Zesde Schouder gaf me een ijzeren speldje.<br />
'Vind je het mooi?'<br />
Eerlijk gezegd vond ik er niet veel aan. Het was een kinderachtig<br />
speldje met Roodkapje en de Boze Wolf erop.<br />
'Prachtig,' zei ik.<br />
Hij glunderde zo dat het bijna pijn deed. Daarna stond hij<br />
een poosje naar zijn schoenen te turen. To en ging hij iets onduidelijks<br />
doen met zijn schep. Ik werd er tamelijk zenuwachtig<br />
<strong>van</strong>. <strong>De</strong> Imbeciel veegde met heel precieze bewegingen de<br />
rozenblaadjes <strong>van</strong> het pad.<br />
Ineens trok Zesde Schouder een plechtig begrafenisgezicht.<br />
Even dacht ik dat hij me ging condoleren.<br />
'Wil je mijn meisje zijn?'<br />
'Goed,' zei ik.<br />
Het ging zo <strong>van</strong>zelf dat we er allebei <strong>van</strong> stonden te kijken.<br />
'N ou,' zei ik.<br />
'Eh .. .' zei Zesde Schouder.<br />
'Ik moet gaan.'<br />
Hij knikte opgelucht. 'Ik loop even met je mee.'<br />
Bij de haag duwde hij met zijn grotemensenhanden een<br />
takje voor me opzij alsof het een vervaarlijk monster was. Het<br />
I93
gekke was dat ik het niet eens stom vond.<br />
'Kom je nog eens terug?' vroeg hij.<br />
'Dat is goed,' zei ik.<br />
'Misschien moeten we een teken afspreken,' zei hij.<br />
'<strong>De</strong> pomp,' zei ik. 'Vier keer pompen.'<br />
'Goed. Dag, Fing. '<br />
'Dag,' zei ik. 'Eh ... hoe heet je eigenlijk?'<br />
'Filip,' zei hij.<br />
'Dag Filip.'<br />
'Dag Fing.'<br />
194
Gods bakplaat (r)<br />
Het was een kwestie <strong>van</strong> tijd geweest. Ze kwam bij de Plakstraat<br />
de synagoge uit; waarschijnlijk had ze weer de boekhouding<br />
<strong>van</strong> de Judden gedaan. Toen ze me zag trok ze haar nek<br />
als <strong>van</strong>ouds in. Haar anders zo zorgvuldig opgetaste blonde<br />
haar zat warrig.<br />
'Nou ja! Hallo! Fing!!' zei ze net iets te opgewekt.<br />
'Dag,' zei ik.<br />
Ze zocht iets onduidelijks in haar handtas. Ik wilde doorlopen.<br />
'Gaat het goed?' vroeg ze, met haar neus zowat in haar tas.<br />
Ik knikte.<br />
'0,' zei ze.<br />
'Ik ben al laat, ' zei ik.<br />
'Natuurlijk, natuurlijk.'<br />
Ik deed een stap<br />
'Fing.'<br />
'Mevrouw?'<br />
'Ik wilde . . . Ik dacht...'<br />
Ze zweeg toen er iemand langs kwam lopen en wachtte tot<br />
we weer alleen waren.<br />
Toen zei ze plompverloren: 'Ik weet dat jij het niet was.'<br />
Het was niet dat ik niet begreep waar ze het over had. Dat<br />
wist ik, tot mijn eigen verbazing, meteen. Maar wat had ze<br />
verwacht? Dat ik in huilen zou uitbarsten? Oneindige dankbaarheid?<br />
To en ik bleef zwijgen begon ze te hakkelen. 'Nou ja en ik<br />
dacht... misschien kun je ... zou je weer bij ... ik bedoel... met<br />
I95
een schone lei. Wa t denk je?'<br />
Ik dacht dat ik me niet meer kon voorstellen dat ik geloofd<br />
had in zoiets kinderachtigs als een Gouden To ekomst. Maar<br />
dat zei ik niet.<br />
Ik zei triomfantelijk: 'Dank u. Maar ik heb al een andere<br />
betrekking.'<br />
Ze knikte. 'Bij mejuffrouw Vroon.'<br />
<strong>De</strong>ze stad had geen geheimen. Voor niemand.<br />
'Pas je op?' zei ze.<br />
'Oppassen?' snoof mejuffrouw Vroon. 'Ze kan beter zelf oppassen!'<br />
'Omdat ze Prouse is?' zei ik, dankbaar voor het kwaaie<br />
vuurtje in haar.<br />
Ik wist dat er mensen in de stad waren die kwaad waren<br />
op alle Prouse of ze nu wel of niks met deze oorlog te maken<br />
hadden. Dat had ik gehoord <strong>van</strong> Emmaus Trott, de sjpenseleverkoper,<br />
die zelf als Prous geboren was. Terwijl niemand zo<br />
anti-oorlog en anti-Prous was als hij.<br />
Ze keek me lang aan. 'Pruuse?' Ze maakte een vreemd snorkend<br />
geluid. 'Mocht ze willen. Welnee kind, ze is eenJud.'<br />
'Ach,' zei de Pap.<br />
'Dat zegt ze alleen maar omdat ze nijdig is,' zei ik. 'Toch?'<br />
'Ach,' zei de Pap nog een keer.<br />
'Wat?'<br />
Hij krabde zich achter zijn oor.<br />
'Pap?'<br />
<strong>De</strong> Pap keek om zich heen, alsof hij innig hoopte dat iemand<br />
anders dit gesprek kwam overnemen. Maar er was niemand<br />
in huis behalve hij en ik.<br />
'Sommige dingen eh ... zijn niet zo simpel,' zei hij.<br />
'Hoezo?'<br />
'Je weet toch waarom de Prousin hier gekomen is?'<br />
'Dat weet iedereen.'
Hij keek me aan. Ik zuchtte. 'Omdat ze verliefd werd op de<br />
Sigarenkeizer. En hij op haar.'<br />
'Dat is niet alles.'<br />
'Ik snap het niet.'<br />
'Ze móést weg.'<br />
'Waarom?'<br />
Hij zweeg.<br />
'Omdat ze Jud is?'<br />
Hij knikte.<br />
'Wist u dat de hele tijd?' vroeg ik verbaasd.<br />
Hij knikte opnieuw.<br />
'Maar waarom heeft niemand me dat verteld?'<br />
'Nou ja ... ' zei de Pap. 'Ik wist niet dat het belangrijk was.'<br />
Maar dat was natuurlijk gelogen; het was tenminste niet de<br />
hele waarheid. <strong>De</strong> Pap had een hekel aan narigheid. Hij kon<br />
het niet eens opbrengen om het te zeggen. Het maakte me<br />
ineens razend.<br />
'Waarom heet ze dan de Pruusin?' vroeg ik kribbig.<br />
'Zo wordt ze genóémd, Fing.'<br />
'Ze is blond.'<br />
<strong>De</strong> Pap grinnikte. 'Niet alle Judde .. .'<br />
'Ja, dat snap ik ook wel,' zei ik. 'Maar de meesten toch wel.<br />
En ze gaat naar onze kerk. Welke Jud gaat er nou naar onze<br />
kerk? '<br />
'Zulke dingen gebeuren,' zei de Pap.<br />
Maar zulke dingen gebeurden nfét.<br />
In onze stad woonden al generaties Judde. Je had de Herzdahls,<br />
de Horns, de familie Sassen en de familie Wijnperle en<br />
nog een hele zwik. En dan had je nog de Joodse vluchtelingen,<br />
over wie veel geklaagd werd, vooral door de stadse Judde zelf.<br />
Onze Judde liepen dan wel gewoon mee met de carnavalsoptocht<br />
en vierden Sint-Ros a minstens zo uitbundig als wij,<br />
maar ze hadden hun eigen muziekvereniging en toneelclub en<br />
deJuddefamilies kwamen vooral bij elkaar over de vloer.
En ze hielden zich te allen tijde bij hun eigen geloof.<br />
Ik had in de klas gezeten met Mimi Sassen, een dikkig<br />
meisje met een uilenbrilletje. Bij het ochtendgebed wachtte ze<br />
altijd rustig tot we klaar waren en bij catechismus ging ze op<br />
de gang zitten met een werkje.<br />
To en Mimi roodvonk kreeg en drie weken niet naar school<br />
mocht had onze non een verhandeling gehouden.<br />
'Stel je een bakplaat voor,' had ze gezegd. '<strong>De</strong> mooiste<br />
koekjes, dat zijn de katholieken. <strong>De</strong> niet zo gelukte koekjes<br />
zijn de protestanten, dat zijn eigenlijk een soort <strong>van</strong> mislukte<br />
katholieken. En de minst gelukte dat zijn de Judde. Die zijn<br />
eigenlijk weer een soort <strong>van</strong> mislukte protestanten. Maar bedenk,<br />
meisjes,' besloot ze, 'we komen allemaal <strong>van</strong> Gods bakplaat,<br />
ook Mimi.'<br />
Het was Jes die het zich het eerst realiseerde.<br />
'Dan moet zij ook uit Duitsland gevlucht zijn,' zei ze.<br />
'Wie?' vroeg Muulke.<br />
'Lies!.'<br />
Muulke fronste. 'Liesl? Wa arom?'<br />
'Omdat ze Jud is.'<br />
'En wat dan nog,' zei Muulke, die er nog niks <strong>van</strong> begreep.<br />
'Iedereen weet toch dat de Pruuse hun Judde als oud vuil<br />
behandelen,' zei Jes. '<strong>De</strong> Pruusin en de Sigarenkeizer hebben<br />
haar toen gehaald.' Ze dacht even na en zei toen: 'Daarom<br />
gingen ze natuurlijk over Sjlammbams Sahara en niet over de<br />
gewone grensweg. Ze moesten het stiekem doen. En daarom<br />
moesten ze hun automobiel achterlaten!'<br />
'Dat slaat helemaal nergens op,' zei Muulke kwaad, die het<br />
ons nooit helemaal vergeven had dat we haar die nacht niet<br />
gewekt hadden. 'Misschien zat Liesl wel midden in Duitsland.<br />
Dan zouden ze de hele weg gelopen moeten hebben. En ook<br />
weer terug.'<br />
'Misschien stond er nog een automobiel aan de andere kant<br />
<strong>van</strong> de akker,' zei ik.
Muulke keek me verbluft aan.<br />
'Je moet het zeggen,' zeijes.<br />
'Anders doet ze geen oog dicht,' zei Muulke.<br />
'Anders doe jij geen oog dicht,' zeijes.<br />
'Niet, jij.'<br />
'Niet, jij.'<br />
'Jij, honderdmaal.'<br />
'Jij, duizendmaal.'<br />
'Jij, ontelbaar.'<br />
<strong>De</strong> maan was nog niet op. Ik kon hun ogen niet zien, maar<br />
ik voelde hoe ze me aankeken. En al was het kinderachtig,<br />
al wist ik niet eens meer of ik wel geloofde of wilde geloven<br />
in huisgeesten, toch zei ik het. En wachten op het antwoord<br />
deed ik ook.<br />
'Achchch!!! Achchch!!!'<br />
Het was de volgende dag. Ik liep de markt op en zag hoe mensen<br />
zich om het winkeltje <strong>van</strong> Betje Garen verzamelden.<br />
'Het is een schande,' hoorde ik.<br />
Ze stonden naar haar winkelraam te turen. Eerst snapte ik<br />
niet waarom. Pas toen ik Betje dwars door de rnit zag reiken,<br />
begreep ik met een schok wat er aan de hand was. <strong>De</strong> kruidenierster<br />
veegde verbeten het glas <strong>van</strong> de uitgestalde pakken<br />
waspoeder, met rode vlekken in haar nek. <strong>De</strong> glasscherven lagen<br />
tot ver op straat.<br />
'Och, maak je maar niet te druk,' hoorde ik een vrouw zeggen.<br />
'Ze zijn niet allemaal zo.'<br />
'Schei toch uit!' snauwde Betje Garen, die naar buiten<br />
kwam om een pak waspoeder op te rapen. 'Kon je daarnet je<br />
mond niet opendoen? Toen die lummels de rnit ingooiden?'<br />
'Ik probeer alleen te helpen,' zei de vrouw die rood aanliep.<br />
'Als dat helpen is!' zei Betje giftig. Ze draaide zich om en<br />
knalde de winkeldeur dicht. Het nieuwe bord met 'Jüdisches<br />
199
Geschäft' deinde op en neer en hing toen weer stil.<br />
IIet bord was sinds kort verplicht, maar totaal onnodig. Als<br />
je wilde weten waar een Jud een winkel had hoefde je alleen<br />
maar te letten op waar planken voor de etalages gespijkerd<br />
waren. Soms waren het de Pruuse die de ruiten ingooiden.<br />
Maar vaker waren het pruusgezinden die graag een handje<br />
hielpen.<br />
Sommige ruiten waren als die <strong>van</strong> Betje Garen ingegooid,<br />
maar de meeste waren nog heel. Daar waren de planken alleen<br />
een voorzorgsmaatregel.<br />
'Het gaat wel weer over,' zei Filip. 'Het is nou ook weer niet<br />
zo dat het onverwacht komt. <strong>De</strong> Judde hebben het ook een<br />
beetje aan zichzelf te danken, ja? Vo ordat Hitler gekozen<br />
werd, hadden ze zowat alle geld in handen. En ze gaven alleen<br />
elkaar erebaantjes, ja? Was je geen Jud dan had je pech. Dat<br />
weet iedereen. Zelf" de J udde <strong>van</strong> hier zeggen het.'<br />
Wat hij zei was niet nieuw. Je hoefde maar over de markt<br />
te lopen en je struikelde over de verhalen over de steenrijke<br />
Duitse Judde, die het 'ernaar gemaakt' hadden.<br />
'En wat dan nog?' zei ik kwaad. 'Zie je hier soms rijkeJudde<br />
rondlopen?'<br />
'<strong>De</strong> Pruusin,' zei hij.<br />
'Die telt niet,' zei ik. Ik draaide me om.<br />
'Mejuffer,' zei hij plagerig. 'Ah, kijk nog eens zo mejufferig.<br />
Nee, niet lachen, niet doen. Mejufferig blijven kijken. Toe?'<br />
Ik schoot in de lach.<br />
'Als ik achttien ben ga ik bij de Unie,' zei hij.<br />
'<strong>De</strong> wat?'<br />
'Een vereniging voor arbeiders.'<br />
'Waarom?'<br />
'Dat snap jij niet,' zei hij. 'Jij hebt familie.'<br />
Ik staarde hem verbaasd aan. 'Iedereen heeft toch familie?'<br />
Hij haalde zijn schouders op.<br />
'Mijn vader en moeder wonen in Kerkrade,' zei hij.<br />
200
'Broers of zussen?'<br />
'Nee.'<br />
'Andere familie dan?'<br />
Hij lachte. Een bitter lachje dat hem stokoud maakte.<br />
'Dichterbij dan me lief is.' Hij maakte een vaag gebaar naar<br />
het kerkhof.<br />
Het duurde even voordat ik hem snapte.<br />
'<strong>De</strong> Daamsen?'<br />
Ik zag zijn kaak spannen en iets fonkelen in zijn ogen. 'Het<br />
zijn neven. Maar ze behandelen me alsof ik lucht ben. Ik mag<br />
een zesde schouder zijn. Ik mag kuilen graven. Ik mag alles<br />
doen wat de Imbeciel niet doet. Maar als puntje bij paaltje<br />
komt houden ze me overal buiten. En ze betalen me als arbeider.'<br />
'Hoe moeten ze je dan betalen?' vroeg ik verbaasd.<br />
Hij staarde me een moment zo woedend aan dat ik terugdeinsde.<br />
'Als familie. Ze moeten me betalen als familie, ja?'<br />
201
Verkering<br />
Muulke kreeg de rode vloed na haar eerste werkdag op de Rosita.<br />
Jn haar geval was het trouwens meer de Groene Gloed,<br />
haar gezicht had de kleur <strong>van</strong> gras. Maar ze gaf geen kik.<br />
Muulkes bijnaam was niet voor niets de Generaal. Maar ze<br />
was wel uitgekookt genoeg om er na haar werk schaamteloos<br />
misbruik <strong>van</strong> te maken. Ze had gemerkt dat de Pap en onze<br />
broers een heilig ontzag hadden voor 'vrouwenkwalen'.<br />
Ze eigende zich de sofa toe. 'Haal even een dekentje voor<br />
me, wil je?' vroeg ze. Of ze vroeg om thee, al was die op de<br />
bon. 'Voor de krampen,' zei ze.<br />
Onze brocrs keken alsof ze liever hun handen voor hun<br />
oren hielden. Maar ze brachten toch thee en toen die volgens<br />
Muulke zo heet was 'dat het écht niet goed kan zijn voor ...<br />
nou ja, je weet wel', lieten ze de kop rondgaan en bliezen er<br />
om beurten in. Mijn broers waren voor niks en niemand bang.<br />
Nict voor de oorlog, niet voor de bezetting en zeker niet voor<br />
de Pruuse. Maar als het om de rode vloed ging waren het<br />
ronduit sukkels.<br />
's Ochtends stonden voortaan twee koppen surrogaatkoffie<br />
klaar.<br />
'Dan wil ik ook!' klaagde Jes.<br />
Maar oma Mei schudde haar hoofd. 'Koffie is voor de groten.'<br />
'lIet is geeneens echte,' protesteerde Jes kwaad. 'En ik<br />
word toch nooit groot.'<br />
Ik keek <strong>van</strong>uit mijn ooghoeken naar mijn grootmoeder,<br />
202
maar die had het niet gehoord of deed alsof. Ik wist dat ze tegen<br />
Jes niets gezegd had over het echte gevaar <strong>van</strong> haar zwervel<br />
en datjes nog steeds dacht dat het ergste dat haar gebeuren<br />
kon was dat ze zo krom als de hoofdletter C zou worden.<br />
'Het is niet nodig dat ze het weet,' had oma Mei gezegd.<br />
'Als jij en ik opletten is dat goed genoeg. Kan ik op je rekenen?'<br />
Ik had geknikt.<br />
Na het ontbijt liepen we met z'n drieën Sjlammbams Sahara<br />
af.<br />
'Geef mij je tas maar,' zei ik.<br />
'Je hebt zelf al een tas,' zeijes.<br />
To en we de holle weg uitliepen hield ik mijn hand in haar<br />
rug.<br />
'Wat doe je toch?' vroeg ze.<br />
'Niks.'<br />
'Ik ben geen invalide, hoor!' Ze liep geërgerd onder mijn<br />
hand uit.<br />
Ik was die middag net thuis toen het doodsgekreun <strong>van</strong> de<br />
pomp klonk.<br />
'Even water halen,' riep ik naar achteren.<br />
<strong>De</strong> Pap, die onder de boom stond om de appels te <strong>van</strong>gen<br />
die onze broers omlaaggooiden knikte. Ik betwijfelde of hij<br />
me echt gehoord had. Hij stond met zijn handen in zijn zakken<br />
en tuurde dromerig naar de <strong>hemel</strong>. Ik pakte een emmer<br />
en rende het tuinpad af.<br />
Filip en ik hadden nu een paar weken verkering, maar wat<br />
die verkering inhield, daar had ik geen flauw idee <strong>van</strong>. Eigenlijk<br />
deden we niks anders dan afspreken op het kerkhof, maar<br />
als we daar eenmaal waren, wisten we allebei niet goed wat we<br />
eigenlijk kwamen doen.<br />
Hij had zijn Unie-verhaal al een paar keer gehouden. Ik<br />
had een keer alle dingen laten zien die in mijn schort zaten.<br />
Eén keer had ik een kwartier lang met een stukje touw allerlei<br />
2° 3
patronen gemaakt tussen mijn handen. Kop en schotel. <strong>De</strong><br />
kop <strong>van</strong> de kat. Het schip op de baren. Daarna had ik me voor<br />
mijn kop kunnen slaan over zo veel kinderachtigheid.<br />
'Jullie moeten kussen,' had Muulke gezegd.<br />
Ik had gedaan alsof ik het niet gehoord had, maar wat als<br />
ze gelijk had? Ik had geen flauw idee hoe dat moest. Om nog<br />
maar te zwijgen over wat ik er<strong>van</strong> vinden zou. Het leek me<br />
nogal een gedoe.<br />
Ik dook door het gat <strong>van</strong> de haag.<br />
'Je moet vier keer pompen,' zei ik. 'Niet drie. Hoe moet ik<br />
nou weten dat jij het b ... ?'<br />
<strong>De</strong> Imbeciel keek me geschrokken aan. <strong>De</strong> buts er op zijn<br />
hoofd zat zo strak dat het vierkante partjes maakte <strong>van</strong> zijn<br />
gezicht en zijn haren. Alsof zijn hoofd in stukken gevallen was<br />
en weer haastig aan elkaar gelijmd. Hij had gehuild. Er zat<br />
snot op zijn wang. Zijn bovenlip was opgezet en bloedde. Hij<br />
draaide zijn hoofd zover mogelijk weg.<br />
'0,' zei ik, 'neem me niet kwalijk. Ik eh .. .'<br />
Ik stapte naar achteren, struikelde bijna, draaide me om en<br />
liep weg met wild kloppend hart, alsof ik maar net aan iets<br />
vreselijks on tsnapt was.<br />
Ik had nog nooit een aanval <strong>van</strong> de Imbeciel gezien, maar<br />
het scheen ontzettend eng te zijn. Er waren mensen die zeiden<br />
dat zo iemand dan <strong>van</strong> de duivel bezeten was.<br />
'Welnee,' had Muulke gezegd. 'Hij is elektrisch.'<br />
'Elektrisch? '<br />
'Dat zei Betje Garen.'<br />
Op donderdag stond Filip ineens bij het hek.<br />
'Die jongen,' zei oma Mei met een knik naar het raam.<br />
Ze noemde hem altijd 'die jongen', terwijl ze natuurlijk allang<br />
wist hoe hij heette. Misschien dacht ze dat als ze hem<br />
geen naam gaf hij ook niet echt bestond. Ik voelde haar ogen<br />
in mijn rug prikken toen ik het tuinpad af liep.<br />
'J e kan beter niet hier komen,' zei ik.
'Ik moet weg.'<br />
'Weg?'<br />
'Naar huis.'<br />
'Waarom?'<br />
'Er is wat met mijn vader. Hij is ineens gevallen. En nou<br />
kan hij niks meer. Mijn moeder .. .'<br />
'Moet je naar Kerkrade?' vroeg ik.<br />
Hij knikte.<br />
Kerkrade was drie uur in de bus zitten en vijf keer overstappen.<br />
Het was niet minder dan de andere kant <strong>van</strong> de wereld.<br />
'Hoe lang?'<br />
'Een week, denk ik.'<br />
'0,' zei ik.<br />
Hij keek me aan. Ik keek terug. Hij boog zich voorover. Ik<br />
boog me ook voorover. Als <strong>van</strong>zelf deed ik mijn ogen dicht.<br />
Ik had nooit geweten dat het zo gemakkelijk was. En het kon<br />
me ineens niet schelen of oma Mei het zien zou. Of Muulke.<br />
Sterker nog, een deel <strong>van</strong> mezelf wilde dat ze het zien zouden.<br />
Maar in plaats <strong>van</strong> dat hij me zoende, voelde ik een klopje<br />
op mijn schouder. Alsof ik een paard was.<br />
'Nou,' zei hij.<br />
'Nou,' zei ik.<br />
205
<strong>De</strong> verbonden boom<br />
Het was herfst en de sigarenwerkplaats draaide op volle toeren.<br />
Hoewel de tabak nog niet op rantsoen was kwam er<br />
steeds meer vraag naar goedkope binnenlandse tabak. <strong>De</strong> Pap<br />
en onze broers hadden de eerste volle oogst <strong>van</strong> zijn gepachte<br />
landje binnengehaald. Met de tabaksbladeren kreukelig opdrogend<br />
op zolder kon er volop gedraaid worden.<br />
's Middags zaten ze te roken en te schaften in hun werkjassen.<br />
'Probeer deze eens,' zei Krit.<br />
Hij wisselde met Eet <strong>van</strong> sigaar, die weer met Sjeer wisselde,<br />
die weer met ... enzovoorts zodat ze uiteindelijk weer een<br />
eeuwigheid bezig waren hun eigen sigaren terug te vinden.<br />
Het was een spelletje dat ze met veel bravoure speelden. Onze<br />
kleine keuken zag blauw.<br />
'Zullen we iets tekenen?' vroeg Jes.<br />
Ik schudde mijn hoofd.<br />
'Fing die mist haar vrîj-er,' zong Muulke treiterig. 'Fîng,<br />
die mist haar vrij -er.'<br />
Had Muulke gelijk? Het was in elk geval niet missen zoals<br />
ik haar en Jes kon missen. Niet het gemis dat als een ijskoude<br />
golf over je heen sloeg, dat je tot in je botten door elkaar rammeIde.<br />
Maar ook niet het gemis <strong>van</strong> onze dode moeder, een<br />
gemis klein en bescheiden, maar altijd aanwezig als een stuiver<br />
of een steentje in de voering <strong>van</strong> je jas.<br />
Er waren drie weken verstreken. Er was geen hrief gekomen,<br />
of zelfs maar een postkaart. Nu gebeurde het wel vaker<br />
dat onze post door de hele stad zwierf voor hij aankwam,<br />
206
omdat het huis buiten de stadsgrenzen lag. Maar uiteindelijk<br />
kwam hij altijd aan, daar veranderde zelfs de oorlog niets aan.<br />
<strong>De</strong> Daamsen durfde ik niks te vragen.<br />
Ik wist niks. Niet waar hij precies woonde, niet eens zijn<br />
achternaam. En misschien dat dat in een dorp geen probleem<br />
was, maar Kerkrade was een stad. Zelfs al had ik de reis durven<br />
maken, ik kon daar moeilijk midden op de markt gaan<br />
staan en vragen naar ene Filip met een vader die ineens gevallen<br />
was.<br />
To en onze grootmoeder begon te mopperen over de rotzooi<br />
in de slaapkamer <strong>van</strong> onze broers, was ik blij dat ik wat<br />
doen kon. Ik ruimde hun rondslingerende kleren op, maakte<br />
de bedden op en nam het stof af dat zich had opgehoopt boven<br />
op de oude kleerkast en in de hoeken.<br />
Ik telde de vloerplanken in de kamer <strong>van</strong> mijn broers. Wa s<br />
het een even getal, dan miste ik Filip. Het waren er vijftien.<br />
Als je het piepkleine plankje naast de drempel niet meerekende.<br />
Daarna telde ik de plekjes waar het stucwerk omlaaggekomen<br />
was.<br />
Twaalf.<br />
Ik was net bezig de modderspat jes op de ruit te tellen toen<br />
ik de Imbeciel beneden langs zag scharrelen.<br />
Ik liep naar beneden, stak de weg over en wurmde me door de<br />
haag. To en ik op het kerkhof kwam bleef ik stokstijf staan. Ik<br />
had me bijna opnieuw omgedraaid.<br />
Ditmaal was de Imbeciel niet elektrisch.<br />
Dit keer was hij gewoon knettergek.<br />
Hij had zijn lange slungelige armen om de boom heen geslagen<br />
en drukte zich tegen de stam aan. Hij hield zijn hoofd<br />
opzij, zodat je zijn benige gezicht zag. Zijn ogen waren in opperste<br />
concentratie gesloten. Het puntje <strong>van</strong> zijn tong stak uit<br />
zijn mond.<br />
Ik deed al een stap naar achteren om me om te draaien,
toen ik in zijn rechterhand een rolletje verband zag en ineens<br />
snapte wat hij aan het doen was.<br />
Anders dan wat we gedacht hadden, had de linde zelf ook<br />
schade ondervonden <strong>van</strong> de botsing met de pantserwagen.<br />
Als je goed keek, zag je dat hij uit het lood hing. Hij leunde<br />
iets naar achteren, en uit een diepe kerf sijpelde donker vocht<br />
omlaag. In juli, toen alle andere bomen nog vol in het blad<br />
zaten, was de linde alvast met de herfst begonnen. Bruingele<br />
blaadjes warrelden over het kerkhof, terwijl wij nog in onze<br />
zomerkleren liepen.<br />
Zelfs de lange slungelige armen <strong>van</strong> de Imbeciel waren niet<br />
lang genoeg om de enorme boom te omhelzen. Vlak onder<br />
de huid <strong>van</strong> zijn benige gezicht trokken bljksemschichten. Ik<br />
onderdrukte mijn neiging weg te lopen.<br />
'Helpen?'<br />
Als antwoord stak hij alleen maar het verband om de boom<br />
heen.<br />
We verbonden de boom alsof het de normaalste zaak <strong>van</strong><br />
de wereld was. Hij haalde een snoeischaartje uit zijn broekzak,<br />
knipte het overtollige verband af en bevestigde het met<br />
de krammetjes. Zijn gehavende lip had nu donkere korstjes.<br />
En al die tijd zei hij geen woord.<br />
Als ik <strong>van</strong> hem iets los wilde krijgen, zou ik het goed moeten<br />
aanpakken.<br />
'Is dit nou ook een eh ... breedgroeier?' vroeg ik.<br />
Hij zweeg.<br />
'Filip zei dat de eik <strong>van</strong> de Pruusin een breedgroeier was. Is<br />
dit ook een breedgroeier?'<br />
Hij keek me een moment aan.<br />
'Ik w-weet niks <strong>van</strong> Filip,' zei hij .<br />
<strong>De</strong> Imheciel mocht dan misschien elektrisch, knettergek én<br />
imbeciel zijn, achterlijk was hij zeker niet.<br />
'Dat vráág ik toch niet?' zei ik verontwaardigd.<br />
Hij zweeg.<br />
'Ik kom alleen maar helpen,' zei ik.<br />
208
Hij zweeg.<br />
Het zwijgen <strong>van</strong> de Imbeciel had niks gemeen met de<br />
broeierige, sombere stilte <strong>van</strong> de andere Daamsen.<br />
Ik voelde me net een ballon die leegliep. Ik zuchtte. 'Helemaal<br />
niks?'<br />
'Niks.'<br />
Ik draaide me om en begon terug te lopen.<br />
'Hé!'<br />
Ik draaide me om. 'Wat?'<br />
'Dc linde is een d-d-d-diepgroeier.'<br />
Je zag zijn ogen nauwelijks door dat lange blauwzwarte<br />
haar dat in slierten voor zijn gezicht hing.<br />
'Hoe heet je eigenlijk?'<br />
Hij zweeg.<br />
'Je heet toch niet echt de Im .. .' begon ik. 'Nou ja, zo heet je<br />
toch niet?'<br />
Als ze hem nou maar niet Bartholemeus genoemd hebben,<br />
dacht ik, dan zitten we hier morgen nog.<br />
'Bèr,' zei hij .<br />
Op de tweede vrijdag <strong>van</strong> november sticrf de oudste sigarenkoning,<br />
de geliefde Brik, onverwacht aan een hartstilstand.<br />
<strong>De</strong> kerk was stampvol, de stoet naar het kerkhof ellenlang. <strong>De</strong><br />
Pap liep samen met de drie andere Sigarenkoningen achter de<br />
kist aan. <strong>De</strong> Daamsen droegen de kist. Ze hadden een zesde<br />
schouder gehuurd, eentje uit Geleen.<br />
<strong>De</strong> stoet werd afgesloten door de automobiel <strong>van</strong> de Sigarenkeizer,<br />
die behalve bloemen ook vijftig sigarenkistjes vervoerde.<br />
Muulke, Jes en ik zagen hoe de pastoor het graf besprenkelde<br />
met gewijd water en hoe de kistjes een voor een in het<br />
graf gelegd werden. Eén kistje voor elk jaar dat hij Sigarenkoning<br />
geweest was. Bij het afscheid speelde Krit op zijn trompet.<br />
Hij had het ding ooit gewonnen met kaarten en zichzelf<br />
leren spelen. Het klonk zo mooi en droevig dat de tranen me<br />
209
in de ogen sprongen. Het was een rustige, frisse najaarsdag;<br />
de <strong>hemel</strong> spande zich als een circustent over ons heen. Het<br />
gras glinsterde <strong>van</strong> de herfstdauw.<br />
<strong>De</strong> Sigarenkoningen stonden zwijgend en rokend om het<br />
graf, af en toe een blik werpend op de kist, alsof de Brik er nog<br />
steeds was en hij alleen maar even was gaan liggen.<br />
210
Gods bakplaat (II)<br />
Mejuffrouw Vroon was in alle staten. Ze banjerde onophoudelijk<br />
heen en weer in de smalle pijpenla <strong>van</strong> haar huis en liep<br />
me voortdurend voor de voeten.<br />
'Arme, Arme Kleine!' jammerde ze. 'Arme, Arme Kleine.'<br />
Arme Kleine was in een onoplettend moment naar buiten<br />
gepiept, de straat op, zijn vrijersvoeten achterna.<br />
'Arme Kleine is helemaal niet gewend om op straat te zijn,'<br />
jammerde ze. 'Hoe moet hij zich redden? Met al die nare, nare<br />
straathonden en zwerfkatten!'<br />
Ik maakte me er niet al te druk om. <strong>De</strong> prijskater had de<br />
afmetingen en het gewicht <strong>van</strong> een halve meelzak en gezien<br />
zijn humeur en scherpe klauwen zou hij niet gauw belaagd<br />
worden.<br />
'En volgende week is cr een tentoonstelling!' j ammerde ze.<br />
Alsof er geen andere problemen waren.<br />
Op maandagnacht was er een drol tegen haar voordeur uitgesmeerd.<br />
Op woensdag had iemand het ruitje <strong>van</strong> de wc ingetikt en<br />
een emmer sjlamm naar binnen gesmeten, zodat de wc helemaal<br />
onder de viezigheid zat. Ik had me suf geboend om het<br />
weer schoon te krijgen. <strong>De</strong> volgende ochtend vroeg was er<br />
een briefje door de brievenbus geduwd, met daarop in priegelig,<br />
beverig handschrift:<br />
'Wie met pek omgaat ... '<br />
2Il
<strong>De</strong> Pek in het huis <strong>van</strong> mejuffrouw Vroon heette meester Govaerts<br />
en hij was de volmaakte onderhuurder. Volgens mejuffrouw<br />
Vroon dan. Hij betaalde zijn huur altijd op tijd, had een<br />
luisterend oor, vooral voor de prestaties <strong>van</strong> haar prijskater<br />
op de tentoonstellingen en hij schoor zich elke dag. 'Als alle<br />
mensen zo netjes en voorkomend waren als meester Govaerts,<br />
was er in dit land niks aan de hand,' had ze gezegd. En dat de<br />
man regelmatig gasten over de vloer had, nou ja ... Die gasten<br />
kwamen meestal met twee of drie tegelijk. Ze liepen met hun<br />
klappende laarzen de trap op en lieten hun jassen over de leuning<br />
<strong>van</strong> de trap hangen. Ze voerden lange, soms verhitte gesprekken,<br />
die niet te verstaan waren maar als een dreun door<br />
het huis trokken.<br />
'Zwart jassen,' had Pie gezegd. 'En die kerel zelf is een<br />
Zwart jas <strong>van</strong> het zuiverste water.'<br />
Ik had mijn schouders opgehaald.<br />
<strong>De</strong> NSB had ook in onze stad genoeg aanhangers. Dat was<br />
al voor de oorlog zo, maar nu de bezetting een feit was, waren<br />
het er nog meer geworden. Ze bemoeiden zich met alles. Tot<br />
grote ergernis <strong>van</strong> sommigen en tot gelatenheid <strong>van</strong> velen.<br />
Mejuffrouw Vroon was nauwelijks onder de indruk <strong>van</strong> de<br />
pesterijen.<br />
'Kwajongensstreken! '<br />
Toen meester Govaerts tegen haar zei dat ze het misschien,<br />
voor haar eigen veiligheid, toch maar beter ... antwoordde ze<br />
alleen maar: 'Mochten ze willen !'<br />
Die middag werd er een zoekactie op touw gezet. En wat<br />
iedereen ook over de Zwart jassen mocht zeggen, zij waren het<br />
die die middag, in de gure en natte novemberwind, met z'n<br />
allen op zoek gingen naar de witte pers. Ze sjouwden de hele<br />
stad door, kropen op hun knieën om onder karren en automobielen<br />
te kijken, achter melkbussen, in portieken en keldergaten.<br />
'Arme Kleine! Arme Kleine!'<br />
2 1 2
Bèr zat in een kerkhofvaas te roeren. Een stinkende walm<br />
drong mijn neusgaten binnen.<br />
'Wat is dat?'<br />
'M -medicijn. Voor de boom.' Hij doopte het verband in de<br />
vaas <strong>van</strong> het kerkhof en wrong het voorzichtig uit. 'H-h-hier.'<br />
'Ik kijk wel uit,' zei ik, maar ik pakte het toch aan.<br />
Ik had het altijd al prettig gevonden op het kerkhof. In tegenstelling<br />
tot ons huis, waar iedereen zich met iedereen bemoeide,<br />
er altijd wel een reden was om met deuren te slaan,<br />
dingen met een klap neer te zetten of trappen op of af te rennen,<br />
was het hier stil op het geruis <strong>van</strong> de wind na.<br />
'Niks meer gehoord?' vroeg ik.<br />
Hij schudde zijn hoofd.<br />
'Geen kaartje of brief?'<br />
'N-nee.'<br />
Ik vroeg het niet omdat ik een beter antwoord verwachtte.<br />
Of omdat ik zelfs maar een ander antwoord wilde. Filip begon<br />
een vlek te worden in mijn hoofd en ik wist zeker dat ik hem<br />
niet miste. Hem misschien nooit gemist had.<br />
Bèr drukte een krammee in het verband. <strong>De</strong> doordringende<br />
lucht <strong>van</strong> het stroopmedicijn woei in vlagen naar me<br />
toe. Iets dat zo stonk moest toch wel ergens goed voor zijn? Ik<br />
draaide mijn hoofd weg. Verderop lag de verwelkte bloemenkrans<br />
<strong>van</strong> de Brik. <strong>De</strong> grafsteen was net geplaatst.<br />
'Waarom ligt de Brik eigenlijk niet hier?' vroeg ik.<br />
'H-Hier?'<br />
'Hier is plek genoeg. Terwijl hij daar ingepropt tussen de<br />
andere graven ligt. Wa arom niet hier?'<br />
Ik wees naar het lege vlak tussen de oude stoep <strong>van</strong> Negen<br />
Open Armen en de haag met de linde. Er hadden met gemak<br />
tien graven kunnen liggen.<br />
'M-moeilijke g-grond.'<br />
Ik staarde naar het gras dat de grond bedekte. Ik wist niet<br />
wat ik me bij moeilijke grond moest voorstellen. Aan het gras<br />
was in elk geval niks te zien.
'Wat bedoel je?'<br />
Hij haalde zijn schouders op. 'Te stenig. Je k-k-kan er niet<br />
graven. D-daarom.'<br />
<strong>De</strong> bel ging. Het was middag. Ik stond op het kleine keukentrapje<br />
de hoeken <strong>van</strong> de kamer met de plumeau schoon te vegen.<br />
<strong>De</strong> be] ging nog eens.<br />
Toen ik de deur opendeed lag er een jutezak op de grond.<br />
Ik keek om me heen, maar behalve wat voorbijgangers die<br />
zich voorthaastten zag ik niemand. Na de drol op de voordeur<br />
en de sjlamrn in de wc was ik voorzichtig geworden.<br />
'Meester Govaerts?' riep ik.<br />
Het was nog een geluk dat hij thuis was. Hij tilde de zak de<br />
woonkamer binnen en maakte de knoop los.<br />
Op dat moment begon te zak te bewegen.<br />
Er klonk een diep, langgerekt aangehouden geloei.<br />
Meester Govaerts maakte de knoop los.<br />
Hij keerde de zak voorzichtig om.<br />
Het geloei werd dieper.<br />
Ook al wist ik dat een kat nooit zo'n raar geluid maakt, één<br />
moment was ik als de dood dat het Arme Kleine was. Maar<br />
toen zag ik tot mijn opluchting dat het iets pikzwarts was, dat<br />
traag tollend en zwaar de zak uit rolde.<br />
Er zat een briefje opgespeld.<br />
'Wte met pek omgaat .. .' stond er weer in dezelfde bibberige<br />
letters. En: 'Je was gewaarschuwd!'<br />
'Godverdomme,' zei meester Govaerts.<br />
Mijn maag draaide zich om.<br />
Ik had me vergist.<br />
Het was Arme Kleine wél.<br />
<strong>De</strong> spierwitte vacht was besmeurd met het taaie zwarte pek.<br />
Er was geen wit plekje meer over. <strong>De</strong> lange haren <strong>van</strong> het dier<br />
214
zaten in onontwarbare klitten bij elkaar. <strong>De</strong> aangekoekte en<br />
besmeurde vacht was nog niet het afschuwelijkste. <strong>De</strong> kater<br />
draaide zijn hoofd blazend <strong>van</strong> links naar rechts bij het horen<br />
<strong>van</strong> onze stemmen.<br />
Iemand had zijn ogen met de pek dichtgesmeerd.<br />
Meester Govaerts probeerde hem op te pakken. <strong>De</strong> blinde<br />
kater haalde uit, maar miste. Daarna vluchtte het dier, zwarte<br />
pootafdrukken makend op de vloer, stootte zijn kop in volle<br />
vaart tegen de tafelpoot en verdween toen onder de secretaire.<br />
Arme Kleine at en dronk niet meer. Zelfs de stem <strong>van</strong> mejuffrouw<br />
Vroon wantrouwde hij. Hij zat daar maar, blind, luid<br />
klagend, met een stijf uitstaande vacht waar<strong>van</strong> de haren in<br />
plukjes begonnen uit te vallen.<br />
Of hij gewond was wisten we niet. Hij liet zich niet pakken.<br />
Nog geen vier dagen later, zonder ook nog maar onder de<br />
secretaire uitgekomen te zijn, stierf Arme Kleine.<br />
Mejuffrouw Vroon begroef haar Perzische prij ska ter 's ochtends<br />
achter in het kleine ommuurde stadstuintje. Het was<br />
een koude nacht geweest, de eerste echte vriesnacht <strong>van</strong> dat<br />
jaar. Meester Govaerts bikte een gat in de bevroren aarde en<br />
liet het kattenlijk in de grond zakken. Mejuffrouw Vroon had<br />
Arme Kleine in een deken gewikkeld.<br />
Ik had gedacht dat ze in alle staten zou zijn, maar ze gaf<br />
geen kik. Ik daarentegen stond te snikken alsof mijn leven er<strong>van</strong><br />
afhing.<br />
'Tja,' zei Krit.<br />
'Wie de bal kaatst, kan hem terugverwachten,' zei Eet.<br />
'Dat slaat helemaal nergens op!' zei ik boos.<br />
'Het stikt toch <strong>van</strong> de Zwart jassen in haar huis,' zei Eet<br />
weer.<br />
'En wat dan nog!' riep ik. 'Wat kan die kater daaraan doen?'<br />
'Wa ar gehakt wordt ... ' begon Pie.<br />
Ik liep kwaad naar buiten.<br />
215
Bèr luisterde zwijgend, terwijl hij het pad aanharkte, omgewaaide<br />
vazen op de graven rechtzette en met een krabber mos<br />
wegpulkte <strong>van</strong> de zerken.<br />
'Je kan toch wel een keer wat terugzeggen,' mopperde ik.<br />
'W-w-wat m-m-moet ik. . .'<br />
'Iets! Je bent toch geen imbeciel?'<br />
'N-N-Nie .. ?'<br />
'Nee, en dat weet je best!'<br />
Ik was hem spuugzat. Ik was iedereen spuugzat, inclusief<br />
mezelf. Ik wilde dat de hele wereld met zijn oorlog verdween,<br />
oploste. Ik schopte tegen een graspol.<br />
'En dat haar <strong>van</strong> jou kan ook niet,' zei ik woedend. 'Geef<br />
hier.'<br />
Hij keek me argwanend aan.<br />
'J e snoeischaartje.'<br />
'W-wat m-m-m-m-moet je met mijn ... met m-mijn .. .'<br />
Hij deed een stap achteruit. Maar hij liep niet weg en hij<br />
protesteerde ook niet toen ik het schaartje pakte.<br />
'Dat k-kan n-niet,' zei hij alleen maar.<br />
'Zet dat rare ding af.'<br />
Ik was het niet <strong>van</strong> plan geweest. Al helemaal niet met een<br />
snoeischaartje. Ik had niet verwacht dat hij zijn butser af zou<br />
zetten. Maar tot mijn grote verbazing maakte hij de gesp los.<br />
Ik had hem nog nooit zonder dat ding gezien. Het was alsof<br />
hij zich aan het uitkleden was, zo bloot leek hij ineens.<br />
We zeiden niks. We stonden tegenover elkaar en ik knipte<br />
zijn haar met het snoeischaartje. Met een droog geluid vielen<br />
plukken haar in het gras.<br />
Toen ik klaar was, was zijn kapsel niet helemaal recht. Zijn<br />
pony had iets <strong>van</strong> een zinkend schip, maar je kon in elk geval<br />
zijn ogen weer zien. Ze hadden de beige Ideur <strong>van</strong> een houtduif.<br />
Hij zag er ineens heel gewoon uit, zo gewoon dat het teleurstellend<br />
was.<br />
2I6
Misschien kwam het doordat Filip me op mijn schouder geklopt<br />
had alsof ik een paard was. Of doordat ik vond dat ik<br />
lang genoeg gewacht had.<br />
Ik boog me naar de Imbeciel toe, sloeg mijn armen om zijn<br />
slungelige, knokige middel, drukte me tegen hem aan en kuste<br />
hem vol op de mond.<br />
Hij deed niks. Hij weerde me niet af, hij pakte me niet vast;<br />
hij stond daar maar, stram en stil alsof hijzelf in een linde veranderd<br />
was.<br />
217
Een oorlog <strong>van</strong> broers (I I)<br />
Ik werd wakker <strong>van</strong> de stemmen <strong>van</strong> onze broers. Ze kwamen<br />
<strong>van</strong>uit de keuken en klonken opgewonden, lacherig. Er viel<br />
een stoel om. Buiten was het nog donker. Ik viel weer in slaap<br />
en werd opnieuw wakker toen er op de voordeur werd geklopt.<br />
Het was een heel beschaafd klopje. <strong>De</strong> stem die klonk<br />
was zo mogelijk nog beschaafder. Maar vreemd genoeg was ik<br />
meteen klaarwakker.<br />
'Aufinachen. '<br />
'<strong>De</strong> Pruuse!' zeijes.<br />
'Aufinachen hitte.'<br />
In de keuken viel een gat <strong>van</strong> stilte.<br />
We hoorden iemand aan het slot morrelen. Daarna aan de<br />
klink. To en dat niets opleverde werd er tegen de voordeur gebonkt.<br />
In de gang kieperde de paraplubak met een schelle klap<br />
om.<br />
'In godsnaam,' riep oma Mei terwijl ze de trap af stommelde,<br />
'willen jullie door de keukendeur komen!'<br />
Er klonk gemompel, de voetstappen liepen om ons huis<br />
heen. Op dat moment kwam de Pap onze slaapkamer binnen,<br />
in zijn pyjama en met zijn haar rechtovereind.<br />
'Jullie blijven hier,' zei hij. 'Ook Muulke, denk erom!'<br />
'Huh ?' zei Muulke nog half in slaap, maar hij liep de gang<br />
alweer door.<br />
We sprongen uit bed en drukten onze oren tegen de plankenvloer.<br />
We konden alles woordelijk verstaan.<br />
Onze broers waren midden in de nacht de kerktoren in ge-<br />
2 18
klommen. Er waren luchtgevechten over de grens geweest,<br />
die ze hadden willen zien.<br />
'Ze hebben de Sperrzeit niet in acht genomen,' zei de stem.<br />
Het klon k rustig en bescheiden, zo'n stem die je hoort en dan<br />
meteen weer vergeet.<br />
'Het was een grap,' zei oma Mei. Een slechte grap, daar<br />
was ze het volledig mee eens. En ze zou er persoonlijk zorg<br />
voor dragen dat haar kleinzoons voortaan nog geen vijf meter<br />
bij ons huis <strong>van</strong>daan kwamen. En of de heren Knffee wilden.<br />
'Danke schö'n,' zei de stem weer, 'Maar ze waren al eerder<br />
gewaarschuwd, We zijn verplicht ze mee te nemen. Alles zal<br />
gewogen worden in het licht <strong>van</strong> hun vorige aanslag.'<br />
Er viel een stilte,<br />
'<strong>De</strong> vorige aanslag?' zei oma Mei verbluft.<br />
'Hij bedoelt de nepsigaren,' hoorden we Pie schaapachtig<br />
zeggen.<br />
Er viel weer een stilte. To en oma Meis stem weer klonk was<br />
die venijnig als hagel.<br />
'Hebben jullie niks anders te doen? Moeten jullie niet nog<br />
ergens een land binnenvallen of zo?'<br />
'Nou, nou,' zei de Pap. 'Heren, melk en suiker?'<br />
Maar het was al te laat. To en de man weer begon te praten<br />
zat er ineens iets onwrikbaars in zijn stem. <strong>De</strong> Herren zouden<br />
zich mi aankleden en meegaan naar het bureau. Van daaruit<br />
zou bekeken worden ...<br />
Het volgende moment viel een stoel om, we hoorden 'hé,<br />
hé!' en toen ging er tot onze grote ontzetting een geweer af.<br />
<strong>De</strong> klap dreunde door het hele huis, vulde het, er was voor<br />
niets anders meer plaats en toen ging het naadloos over in een<br />
oorverdovend gebrul.<br />
Toen we beneden kwamen had de oorlog voorgoed zijn vriendelijke<br />
gezicht afgezet, Krit werd bij zijn haren in bedwang<br />
gehouden. Sjeer lag hijgend met zijn handen over zijn hoofd<br />
219
op de keukenvloer. Eet en Pie zaten op hun knieën alsof ze<br />
gingen bidden.<br />
Ze werden onder schot gehouden door drie soldaten.<br />
In de hoek <strong>van</strong> de kamer lag iemand, zwaar hijgend en<br />
kreunend.<br />
<strong>De</strong> Pap stond midden in de keuken, wild wapperend met<br />
zijn handen. Alsof hij een onzichtbaar brandje wilde blussen.<br />
'Kom nou toch!' zei hij . 'Kom nou toch!'<br />
Onze broers werden afgevoerd, met hun handen boven hun<br />
hoofd. <strong>De</strong> Pap had nog net de tegenwoordigheid <strong>van</strong> geest<br />
om een jas over zijn pyjama aan te trekken voor hij achter ze<br />
aanrende.<br />
'Ik ga wel met ze praten,' riep hij achterom. 'Jullie blijven<br />
hier tot ik terugkom.'<br />
Nog voor hij het tuinpad af was had het donker hem al opgeslokt.<br />
'Waar is oma Mei?' vroeg Muulke. We keken verschrikt om<br />
ons heen.<br />
In de consternatie hadden we onze grootmoeder niet eens<br />
gemist.<br />
We vonden haar op de gang. Ze stond in de uiterste hoek,<br />
bij het bovenlicht. Om de een of andere reden tuurde ze aandachtig<br />
naar haar vinger.<br />
'Oma?' vroeg ik.<br />
Ze bewoog niet.<br />
'Oma?'<br />
Ze keek op. 'Ja ja.' We konden de uitdrukking op haar gezicht<br />
niet goed zien, maar ze klonk licht geërgerd. Muulke,<br />
J es en ik keken elkaar aan.<br />
'Oma?'<br />
'Wat is er?'<br />
'U kunt daar niet blijven staan,' zei Jes.<br />
'Nee, natuurlijk niet,' zei ze, maar ze bleef waar ze was.<br />
'Zullen we naar de keuken gaan?' vroeg Muulkc.<br />
220
Ze hadden stemmen <strong>van</strong> zijde, zo zacht.<br />
Muulke en ik pakten haar elk bij een arm, loodsten haar de<br />
gang door, de keuken in, en zetten haar bij de potkachel neer.<br />
Het verhaal gaat dat oma Mei onze moeder door de bevalling<br />
<strong>van</strong> Jes heen hielp door verhalen uit haar eigen jeugd<br />
te vertellen. Het was een moeizame bevalling geweest. Het<br />
had zo lang geduurd dat onze grootmoeder uiteindelijk in de<br />
kraamkamer in slaap gevallen was. Maar de Pap, die er ook<br />
bij was (hij had alle vrouwen getrotseerd die hem weg wilden<br />
werken), zei altijd dat hij onze grootmoeder maar met een<br />
ving'er had hoeven aanraken of de verhalen stroomden uit<br />
haar.<br />
'Als water uit een overvolle waterzak,' zei hij grijnzend. 'Ze<br />
praatte dwars door haar slaap heen, en zo hielp ze]es geboren<br />
worden.'<br />
Ditmaal gebeurde het omgekeerde. We kregen haar woorden<br />
over de vechtpartij er maar met moeite uit. Misschien was het<br />
wel omdat wat er gebeurd was eigenlijk te idioot voor woorden<br />
was.<br />
Er was helemaal geen vechtpartij geweest.<br />
'<strong>De</strong> soldaat struikelde?' vroeg Jes.<br />
Oma Mei knikte. 'Over een loszittende plank. Hij viel tegen<br />
Krit aan en die gaf hem een duw. En toen ging het geweer<br />
af.'<br />
Maar dat was nog niet het idiootste. Het idiootste was waar<br />
de kogel <strong>van</strong> de soldaat terechtgekomen was.<br />
'In zijn eigen voet?' vroeg Muulke. Eén moment grijnsde<br />
ze zoals ze altijd grijnsde als een verhaal te mooi voor woorden<br />
was. Maar daarna sloeg ze geschrokken haar hand voor<br />
haar mond.<br />
<strong>De</strong> oorlog had ons leren wachten, maar dat wachten was<br />
altijd ond er de strakke leiding <strong>van</strong> onze grootmoeder geweest.<br />
Jes hing met scheve rug onderuit op de sofa. Ze kibbelde<br />
221
met Muulke alsof haar leven er<strong>van</strong> afhing. Onder andere omstandigheden<br />
had oma Mei ze al tien keer tot de orde geroepen.<br />
Nu zat ze muisstil bij de Belgische potkachel met haar<br />
handen boven het uitgedoofde vuur en leek ze niets of niemand<br />
te horen.<br />
<strong>De</strong> dag brak aan. Grijze ochtendschemer en mist maakten<br />
plaats voor een bleekblauwe <strong>hemel</strong> waar de zon kalm doorheen<br />
scheen. Ergens in de haag zong een lijster.<br />
'Kunnen we niet naar de stad?' vroeg Muulke.<br />
'We hebben beloofd om te wachten,' zei ik.<br />
'Ik heb niks beloofd,' mopperde Muulke. Maar ze bleef<br />
toch zitten.<br />
Het is een raar idee te bedenken dat we uiteindelijk alle vier<br />
toch in slaap vielen. Oma Mei in de leunstoel en Muulke, Jes<br />
en ik op de sofa.<br />
Ik werd wakker <strong>van</strong> het piepende tuinhekje en voetstappen<br />
op het tuinpad en schoot overeind. Muulke en Jes werden<br />
traag wakker, maar oma Mei zat al stijf rechtop. Haar uilenoog<br />
zwabberde wild.<br />
'Fing?' zei ze. 'Fing?'<br />
Ik zag meteen dat het de Pap niet was.<br />
Het was Betje Garen.<br />
Ik had geen idee hoe ze het dit keer te weten gekomen was,<br />
maar het laatste waar ik nu behoefte aan had waren haar grote<br />
nieuwsgierige ogen en de eeuwige roddelmond. Het drong<br />
toen nog niet tot me door dat het vreemd was dat de kruidenierster<br />
naar Negen Open Armen was komen lopen, terwijl<br />
ze normaliter een bloedhekel aan lopen had.<br />
'Hij heeft gevochten,' riep ze hijgend, nog voor ze goed en<br />
wel binnen was.<br />
'Kwatsj !' onderbrak ik haar kwaad. 'Het was een ongeluk.<br />
Hij kreeg een duw.'<br />
'Welnee!'<br />
222
'U was er niet eens bij!' riep ik woedend. 'Hoe kunt u in<br />
godsnaam weten dat hij geen duw kreeg?'<br />
'Wie?' vroeg ze.<br />
'Krit na tuurlijk!'<br />
Ze keek me fronsend aan. Haar muizenmondje maakte een<br />
malende beweging. 'I{rit?' vroeg ze.<br />
'Wie anders?'<br />
'Ik heb het over de Páp,' zei ze.<br />
Het is nog steeds moeilijk te bevatten dat iets dat zo relatief<br />
onschuldig was zo verschrikkelijk fout kon aflopen.<br />
Onze broers waren opgepakt wegens het overtreden <strong>van</strong> de<br />
Sperrzeit.<br />
Maar dat was nog niet alles. Betje Garen had het allemaal<br />
gehoord.<br />
'Ze zijn ook beschuldigd <strong>van</strong> gewapend verzet,' zei ze.<br />
We keken elkaar aan.<br />
'Gewapend wát?' vroeg ik lacherig.<br />
'Hoe kan dat nou?' zei Muulke. 'Zij hadden toch geen wapens?'<br />
Betje haalde haar schouders op.<br />
We hebben nooit precies geweten hoe het zat. Het enige<br />
wat we konden verzinnen was dat de Pruuse zich zo schaamden<br />
over de soldaat die in zijn eigen voet schoot, dat ze er iets<br />
anders <strong>van</strong> gemaakt hadden.<br />
En dat had verschrikkelijke gevolgen.<br />
'Ze moeten naar Duitsland.'<br />
'Naar Duitsland?'<br />
'Hij was niet te houden,' zei Betje Garen. 'Hij schreeuwde<br />
dat het niet eerlijk was.'<br />
Er waren vier mannen nodig geweest om hem tegen te<br />
houden. Vier. En zelfs die hadden de grootste moeite om onze<br />
vader, de appel<strong>van</strong>ger, de dromenverkoper, de man die ik in<br />
mijn hele leven nog nooit kwaad gezien had, die ons nog nooit<br />
een tik gegeven had, tegen te houden.<br />
223
'Hij brulde dat jullie bij elkaar moesten blijven,' zei Betje<br />
Garen met tranen in haar ogen. 'Dat hij dat beloofd had.'<br />
We hadden een uur om te pakken. Twee valiezen mochten<br />
mee. Oma Mei zat als versteend in haar stoel. Verdoofd zocht<br />
ik tussen de kleren <strong>van</strong> onze broers. Ik staarde naar elke broek<br />
die was overgegaan <strong>van</strong> oudste broer naar jongste. Mijn hele<br />
leven lang waren mijn broers een ontembare vierkoppige<br />
draak geweest. Maar nu vielen ze uiteen in vier losse jongens.<br />
<strong>De</strong> pet <strong>van</strong> Sjeer, het satijn aan de binnenkant vet <strong>van</strong> de<br />
brillantine, om indruk te maken op een <strong>van</strong> zijn proefverloofdes.<br />
<strong>De</strong> linkerschoen <strong>van</strong> Pie, waar een papiertje in zat met<br />
daarop de geheimzinnige woorden 'Eerst appel, dan meisje,<br />
dan hoed'.<br />
<strong>De</strong> dubbeltrui <strong>van</strong> Eet en Krit, die dan de een en dan weer<br />
de ander droeg, met het gat bij de mouw, waar ze hun duim<br />
doorheen staken als ze een sigaartje wilden roken en het koud<br />
was.<br />
Er mochten maar drie mensen afscheid nemen. Oma Mei<br />
ging samen met de Tulp en mla <strong>van</strong> de kastelein.<br />
'Waarom UIla!' schreeuwde Jes. 'Hij ging niet eens meer<br />
met haar!'<br />
Ik wist het niet. Betje Garen had gezegd dat Eet om haar<br />
gevraagd had. VIla had de verkering verbroken, nog voor Eet<br />
haar ter verloving had kunnen vragen. Wat Eet daar<strong>van</strong> gevonden<br />
had wist ik evenmin. Onze broers konden je de oren<br />
<strong>van</strong> de kop kletsen over duivenkoersen, oorlogsberekeningen,<br />
voetbalwedstrijden en de inhoud en pk's <strong>van</strong> automotoren.<br />
Maar over de dingen die er werkelijk toe deden hoorde je ze<br />
niet.<br />
To en onze grootmoeder terugkwam waren Ulla en de Tulp<br />
nog steeds bij haar. <strong>De</strong> Tulp zette koffie. Haar gezicht stond<br />
224
niet verdrietig, eerder grimmig. Ze droeg geen hoedje; haar<br />
haren waren half uit de knot geraakt. Anderhalf jaar was ze nu<br />
met Kritverloofd. Ze had zich nooit beklaagd over het feit dat<br />
ze nog niet getrouwd waren. 'Het zijn moeilijke tijden,' had<br />
ze gezegd toen Krit zich keer op keer verontschuldigde. 'Het<br />
komt nog wel.'<br />
Ul1a huilde aan één stuk door. Ze had haar ene zakdoek<br />
nog niet vol gehuild of ze moest een nieuwe hebben. Muulke<br />
stuurde haar naar huis.<br />
Die namiddag zaten we met z'n vijven de tijd <strong>van</strong> de wijzers<br />
te kijken. To en de klok eindelijk drie uur had geslagen,<br />
het tijdstip dat ze zouden vertrekken, zuchtten we. Niet uit<br />
verdriet maar uit een bizar soort opluchting, omdat dat wat<br />
gebeuren zou, wat gebeuren moest, zich voltrokken had.<br />
Ergens tussen nacht en ochtend werd ik wakker. <strong>De</strong> deur <strong>van</strong><br />
onze slaapkamer ging open en oma Mei sleepte een strozak<br />
naar binnen. Haar grijze vlecht glinsterde in het maanlicht.<br />
Ze legde de zak bij het raam. Daarna haalde ze de dekens.<br />
Ik dacht dat ze zou gaan slapen, maar ze ging zitten, met de<br />
dekens om haar heen getrokken. Ze zei niets, ook al zag ze dat<br />
ik wakker was. Haar blik was onpeilbaar. Ze hield haar ogen<br />
strak op ons gericht en wiegde zachtjes heen en weer, alsof<br />
ze een scheepje was op een onmetelijke oceaan en wij haar<br />
horizon.
<strong>De</strong>el 4<br />
<strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong><br />
1941-1942
Tussentijd (r)<br />
Haar hele leven lang had onze grootmoeder het leven als een<br />
lastige peuter behandeld. Ze negeerde het als het de boel in<br />
het honderd liet lopen, bleef onverstoorbaar bij rampen <strong>van</strong><br />
welke aard ook. Ze had in haar hele leven nog nooit bij de<br />
pakken neergezeten. Toen onze moeder stierf schijnt ze een<br />
dag en een nacht achter elkaar al het koper gepoetst te hebben<br />
<strong>van</strong> de straat waar ze toen woonde.<br />
'Ik kan maar beter wat te doen hebben,' had ze gezegd.<br />
En de straat, die alleen maar een vermoeden kon hebben<br />
<strong>van</strong> haar oceaangrote verdriet, bracht al het koper dat ze maar<br />
konden vinden, een kruiwagen vol, met spullen die zelfs <strong>van</strong><br />
vier straten verderop kwamen.<br />
Misschien kun je maar één keer in je leven zulk verdriet<br />
hebben. En misschien is het ook zo dat zo'n oplossing maar<br />
één keer werkt. Want toen onze broers en de Pap vertrokken<br />
waren, gebeurde het ondenkbare: het onverwoestbare mechaniek<br />
in haar viel stil.<br />
Elke zaterdagmiddag legde de Tulp de lange weg af <strong>van</strong> haar<br />
ouderlijk huis in het westen <strong>van</strong> de stad naar ons. Meestal zat<br />
ze in de keuken, waar ze op haar eigen onopvallende manier<br />
oma Mei weer in beweging kreeg.<br />
'Die worteltjes,' zei ze bijvoorbeeld, 'zijn die ook lekker<br />
met azijn?'<br />
Op die manier herinnerde ze onze oma aan het feit dat ze<br />
wortels aan het schrapen was.<br />
Als ik haar zo bezig zag schaamde ik me dat we de Tulp ooit<br />
belachelijk gemaakt hadden.<br />
229
Die winter gingen vlees en kaas op de hon. In het voorjaar<br />
volgden koffiesurrogaat, melk en aardappels, maar wij leefden<br />
op het platteland, waar je voor de juiste prijs alles kon krijgen.<br />
<strong>De</strong> Pap had nog een flinke voorraad sigaren op zolder staan<br />
en die konden we voorlopig nog ruilen voor wat met bonnen<br />
steeds moeilijker te krijgen was.<br />
Maar het grootste gemis kon met geen enkel middel betaald<br />
worden.<br />
Elke namiddag als ik naar huis liep begon het in mijn buik<br />
te mieren. Op de rechte stukken tuurde ik zo ver mogelijk<br />
voor me uit. Bij de bochten kon ik mijn ongeduld nauwelijks<br />
bedwingen.<br />
<strong>De</strong> Pap had beloofd dat ze zo snel mogelijk iets <strong>van</strong> zich<br />
zouden laten horen. Maar de weken verstreken en er gebeurde<br />
niets. Muulke was al naar het gemeentehuis geweest. Ze<br />
stuurden haar terug met de woorden dat de Duitse post de<br />
best georganiseerde post ter wereld was. Toen er op een dag<br />
daadwerkelijk post kwam, stonden we met zijn vieren om de<br />
keukentafel en staarden naar de postkaart met het vooruithollende<br />
handschrift <strong>van</strong> de Pap.<br />
Lieve schoonmoeder en dochters,<br />
In goede orde aangekomen. We maken het goed. Meisjes, geef<br />
jullie g;rootmoeder een flinke pakkerd.<br />
Jullie vader en schoonzoon<br />
'Is dat alles?' vroeg Jes ongelovig.<br />
'Sommige dingen mogen ze natuurlijk niet schrijven,' zei<br />
Muulke.<br />
'Sommige dingen?'<br />
'Misschien hebben ze honger.'<br />
'Muulke,' zei ik.<br />
'Of ze zijn gewond. Of erger.'<br />
'Muulke!'
We begonnen aan een brief.<br />
Ik wilde een korte. Ik was bang dat als er te veel in zou<br />
staan, ze hem nooit zouden krijgen.<br />
Jes wilde een lange. Een lange brief was troost, zei ze.<br />
Muulke wilde zoveel weten, dat er geen ruimte overbleef<br />
om nog iets over onszelf te melden. We vochten om elke zin,<br />
elk woord, elke komma. To en hij af was, waren we uitgeput.<br />
Daarna begon het wachten opnieuw. Weer gingen weken<br />
voorbij. Die weken werden een maand, twee maanden, drie<br />
maanden. Het was uiteindelijk oma Mei die zich in een zeldzaam<br />
moment bijeenraapte en opnieuw naar het gemeentehuis<br />
ging, waar inmiddels veel Duitsgezinden werkten. Ze<br />
kwam terug met een verbijsterend bericht. Niet alleen was<br />
onze brief nooit verder gekomen dan het gemeentehuis,<br />
maar ze waren ook het spoor <strong>van</strong> onze broers en vader bijster.<br />
Ze waren overgeplaatst, maar niemand wist waar naartoe.<br />
'Bijster?' had oma Mei geroepen. 'Vijf mannen? Het zijn<br />
toch geen kopspijkers?'<br />
Ze had een reprimande gekregen. Het was al heel wat dat<br />
de gemeente zo haar best deed. En dat voor een stelletje landverraders!<br />
'Gewoon naar huis gaan, mevrouw. Ze zullen wel<br />
weer opduiken.'<br />
We zaten onder een stolp <strong>van</strong> verdriet, die veel aan ons<br />
voorbij liet gaan.<br />
Maar niet alles.<br />
In februari had het gegonsd bij de kantoren <strong>van</strong> de kranten.<br />
In Amsterdam was een grote staking uitgebroken. Andere<br />
steden boven de rivieren waren gevolgd. Niemand wist precies<br />
waarom, de dagbladen waren al gecensureerd, maar het<br />
had te maken met de Judde daar.<br />
'Vervelend,' hoorde ik een man zeggen. 'Maar dat krijg je.<br />
ZoveelJudde bij elkaar, dat is vragen om problemen.'<br />
'Waar slaat dat nou op!' riep iemand anders.<br />
'Och, wij zijn hier maar met een paar,' zei een vrouw. Het
was de moeder <strong>van</strong> Mimi. 'Wat moet Hitler nou met drieënhalve<br />
Jud.'<br />
Er had instemmend gemompel geklonken.<br />
Op een vrijdag in juni ging Jes via de meisjespoort voorgoed<br />
<strong>van</strong> school. <strong>De</strong> daaropvolgende maandag stond ze op de stoep<br />
bij de nonnendeur. <strong>De</strong> nonnen hadden haar gevraagd om te<br />
helpen met het catalogiseren <strong>van</strong> de bibliotheek. Die was een<br />
rommeltje, hadden ze gezegd. Ik kon het me nauwelijks voorstellen.<br />
Het was waarschijnlijker dat ze haar gewoon niet wilden<br />
missen. Zelfs de hardste non had een zacht kantje als het<br />
omJes ging.<br />
<strong>De</strong> nonnen kwamen overal en ze hadden een goed oor voor<br />
de laatste nieuwtjes.<br />
'<strong>De</strong> Pruuse zijn <strong>Heivisj</strong> komen halen,' zei Jes.<br />
'Waarom?'<br />
'Ze hebben paarden nodig, zeggen de nonnen.'<br />
'Waarom?'<br />
'Voor de oorlog in Rusland, natuurlijk!'<br />
<strong>De</strong> oorlog tegen Rusland was de nieuwste oorlog <strong>van</strong> de<br />
Pruuse.<br />
'Hebben ze <strong>Heivisj</strong> echt meegenomen?' vroeg Muulke.<br />
Jes schudde haar hoofd. Ze vertelde dat ze het mijnpaard<br />
naar buiten gehaald hadden en hem <strong>van</strong> boven tot onder hadden<br />
bekeken. Het dier had alles sullig over zich heen laten<br />
komen.<br />
'<strong>De</strong> Pruuse hadden hem al zowat op de trein gezet. To t<br />
Herrnes aankwam met de papieren <strong>van</strong> het slachthuis. Ik weet<br />
niet wat erin stond, maar daarna lieten ze hem gauw staan.'<br />
<strong>De</strong> keer daarop zei ze: 'Ze hebben haar weggestuurd.'<br />
'Wte?'<br />
'Liesl.'<br />
Ikhad in geen eeuwigheid meer aan haar gedacht. Mijn tijd<br />
in de villa leek eeuwen geleden. Als iets uit een oud en vergeeld<br />
boek.<br />
232
'Waar naartoe?'<br />
<strong>De</strong> nonnen dachten dat de Pruusin haar naar Frankrijk gestuurd<br />
had. Maar het kon ook Engeland zijn.<br />
'Maar waarom?' vroeg ik.<br />
J es keek me verwonderd aan.<br />
Natuurlijk wist ik het wel. <strong>De</strong> Judde mochten inmiddels niet<br />
mecr de bioscoop in, hun kinderen mochten niet meer naar<br />
school. In september was het bevel gekomen dat 'het hele wagenpark'<br />
<strong>van</strong> de Judde gevorderd moest worden voor de strijd<br />
tegen Rusland. Er werd hardop om gelachen. Misschien dat<br />
het in Duitsland stikte <strong>van</strong> de rijke Judde, maar in onze stad<br />
waren welgeteld drie Judde met een automobiel. <strong>De</strong> Vo ddenkoning<br />
(die een haveloos oud karretje had zonder deuren), de<br />
Waterwagenfamilie, die een vrachtwagentje had, en de familie<br />
Hom. Maar die telde eigenlijk niet mee omdat het voertuig<br />
het al jaren geleden begeven had en sindsdien als kippenhok<br />
gebruikt werd.<br />
'Het zijn gewoon pesterijen,' zei ik. 'En niemand die zich<br />
er echt druk over maakt, ook de Judde niet. Ik snap echt niet<br />
waarom de Pruusin haar weggestuurd heeft.'<br />
'Ze is Jud, Fing.'<br />
'Wat dan nog? <strong>De</strong> Pruusin is getrouwd met de Sigarenkeizer.<br />
Die la ten ze echt wel met rust.'<br />
'Ik help het je hopen,' zeijes.<br />
<strong>De</strong> Judde maakten zich inderdaad niet druk. To en ze niet<br />
meer in het park mochten komen en in de plantsoenen bordjes<br />
kwamen te staan met 'verboden voor Joden' maakte een<br />
Jud stiekem een paal met een bordje met 'Juddepark' erop geschreven<br />
en hij plantte dat aan het begin <strong>van</strong> Sjlammbams Sahara.<br />
Het werd natuurlijk meteen weggehaald, maar het idee<br />
was al geboren.<br />
Als ik terugkwam <strong>van</strong> mijn werk zaten er altijd wel een paar<br />
Judde in de berm op een meegebracht kleed of op een jas.<br />
233
Soms hadden ze een tas of een rugzak bij zich met eten. En als<br />
het warm was trokken ze hun schoenen uit.<br />
'Hallo Fing.'<br />
'Dag meneer Blijdestein.'<br />
'Al wat gehoord <strong>van</strong> je broers en de Pap?'<br />
'Nee.'<br />
'Ach, wat spijtig. Maar dat zal wel gauw veranderen. Doe je<br />
de groeten aan je grootmoeder?'<br />
'Doe ik.'<br />
Mimi Sassen zwaaide naar me. Haar uilenbril was stukgegaan<br />
en gerepareerd met ijzerdraad. Ik zwaaide terug. Twee<br />
jongere zusjes zaten giechelend naast haar.<br />
Ik heb me nooit afgevraagd waar die zusjes nu naar school<br />
gingen. Of ze nog wel naar school gingen. Evenmin vroeg ik<br />
me af waarom de Judde me nooit scheef aankeken. En dat terwijl<br />
iedereen wist dat ik in een huis werkte waar Zwart jassen<br />
in en uit liepen en Hider <strong>van</strong>af het dressoir toekeek.
Suiker op straat<br />
Op een zaterdagmiddag in oktober drukte oma Mei me een<br />
boodschappentas vol sigarenkistjes in mijn handen en zei dat<br />
ik moest gaan kletsen met Fie.<br />
'Kan Muulke niet gaan?' vroeg ik. Maar Muulke was nog<br />
op de Rosita.<br />
To en ik bij het huis <strong>van</strong> Fie kwam, kwamen er twee vrouwen<br />
naar buiten. Ze keken me nauwelijks aan en glipten een<br />
steegje in.<br />
Bijkletsen met Fie was de geheime uitdrukking voor zwarte<br />
handel. <strong>De</strong> ouders <strong>van</strong> Fie waren een ruilhandel begonnen<br />
in het achterkeldertje <strong>van</strong> hun huis. Iedereen die iets te ruilen<br />
had kon bij hen terecht. Ze sloegen de spullen tegen een<br />
kleine vergoeding op en verhandelden ze door. Hoewel onze<br />
voorraad sigaren op zolder begon te slinken hadden we voorlopig<br />
nog genoeg. En er was voldoende vraag naar.<br />
Op het moment dat ik weer naar buiten kwam, raakte ik<br />
verzeild in een colonne Zwart jassen die in looppas door de<br />
straat stiefelden. Ze probeerden me te ontwijken, maar ze liepen<br />
te dicht op elkaar en bonkten tegen me aan. Ik had mijn<br />
armen om mijn middel geslagen, zogenaamd omdat ik het<br />
koud had, maar eigenlijk omdat ik daaronder een grote puntzak<br />
suiker verborgen hield.<br />
Ik verloor mijn evenwicht en botste tegen iemand op. Het<br />
was geen Zwartjas, maar een <strong>van</strong> de Jeugdstormers, jongens<br />
en meisjes <strong>van</strong> mijn leeftijd, vaak nog jonger, die dweperig<br />
achter de Zwart jassen aan liepen.<br />
<strong>De</strong> botsing was zo hard dat ik de suiker voelde kraken. Toen<br />
2 35
ik uit mijn ooghoeken omlaag keek zag ik tot mijn ontzetting<br />
dat de suiker onder mijn jas <strong>van</strong>daan begon te lopen en een<br />
klein wit spoor vormde op de kinderkopjes.<br />
Iedereen wist dat de Pruuse ruilhandel soms oogluikend<br />
toestonden. Het waren de NSB'ers voor wie je op moest passen.<br />
Vooral de Jeugdstormers waren kampioen klikken.<br />
Ik verwachtte elk moment dat hij een keel zou opzetten.<br />
Maar in plaats daar<strong>van</strong> gebeurde er iet,> raars. Ik zag hoe zijn<br />
linkervoet een pas opzij zette en boven op de gemorste suiker<br />
ging staan.<br />
Ik had nog niet op durven kijken, maar nu deed ik het toch.<br />
Zijn witte haar was zo kortgeknipt dat je zijn hoofdhuid<br />
zien kon. <strong>De</strong> baret was door de klap naar achteren geschoven.<br />
Het was Filip.<br />
Ik had <strong>van</strong> alles willen zeggen, <strong>van</strong> alles. Maar het enige wat<br />
uit mijn mond kwam was: 'Wat heb jij nou aan?'<br />
Een paar andere Jeugdstormers waren blijven staan, maar<br />
toen de Zwarassen zich meer en meer verwijderden holden<br />
ze ons voorbij.<br />
Hij haalde zijn schouders op.<br />
'Jij ging toch bij de Unie?'<br />
'Dat kan pas als je achttien bent. En trouwens, de Unie stelt<br />
niks voor.'<br />
'En daarom ga je bij deJeugdstorm?'<br />
Hij gaf geen antwoord.<br />
'Als je maar niet denkt dat ik heb zitten wachten. Ik heb allang<br />
nieuwe verkering.'<br />
Hij zweeg.<br />
'Ik neem aan dat je vader weer springlevend is? Na zoveel<br />
tijd zal hij wel weer op tafel dansen.'<br />
'Hij is dood.'<br />
<strong>De</strong> binnenkant <strong>van</strong> mijn hoofd zat vol schakelaars. Klik, er<br />
was woede. Klik, er was schaamte. En wie het ook was die ze<br />
bediende, ik was het zeker niet.
Filip maakte een geluid. Het was iets tussen een zucht en<br />
een grom in. Ik liep naar hem toe, trok hem mee, tussen de<br />
muur en de melkkar in. Ik weet niet meer waar ik de suiker<br />
gelaten heb. Toen deden we iets met onze hoofden en handen.<br />
Of onze hoofden en handen deden iets met ons. Het volgende<br />
moment zaten we te zoenen. Echt te zoenen.<br />
'Je hebt toch zeker geen verkering?' zei Muulke.<br />
'En waarom niet?'<br />
'Met een Zwart jas?'<br />
'Het is geen Zwart jas. ,<br />
'Nog niet.'<br />
'En niet alle Zwart jassen zijn hetzelfde.'<br />
'Ze lopen achter de Pruuse aan,' zei Muulke.<br />
'Helemaal niet.'<br />
Ze vouwde haar armen over elkaar.<br />
'Ze willen gewoon een nieuw Nederland,' zei ik. 'Met eerlijke<br />
kansen voor iedereen en niet alleen voor de rijken. En<br />
zodra de Pruuse vertrekken krijgen we zelfbestuur.'<br />
'Heeft Filip je dat verteld?'<br />
'Dat weet toch iedereen.'<br />
Muulke trok een <strong>van</strong> haar beruchte wenkbrauwen op.<br />
<strong>De</strong> Daamsen hadden een nieuwe zesde schouder aangenomen.<br />
'Geen familie natuurlijk,' zei Filip schamper.<br />
Ze hadden Filip wel onderdak aangeboden. Maar dat vertikte<br />
hij. In plaats daar<strong>van</strong> ging hij inwonen bij een <strong>van</strong> de<br />
andere Zwart jassen en vond hij werk op het slachthuis.<br />
'Tot er iets anders komt.'<br />
Op maandag stond hij bij mejuffrouw Vroon op de stoep.<br />
'Ga weg,' zei ik. 'Je mag hier niet komen.'<br />
'Waarom niet?'<br />
'Ik ben pas over twee uur vrij.'<br />
2 37
'Filip?' riep een stem achter me <strong>van</strong>uit het trapgat. 'Filip,<br />
ben jij dat?'<br />
Met een triomfantelijke blik glipte hij langs me heen, stal<br />
een kus <strong>van</strong> mijn mond en kloste de trappen op.<br />
Ik draaide me om en ving nog net de misprijzende blik <strong>van</strong><br />
mejuffrouw Vroon.<br />
Sinds de moord op haar kat was mejuffrouw Vroon beduidend<br />
minder blij met meester Govaerts. Of preciezer: met wat hij<br />
deed. Niet dat ze dat hardop zei, maar ik wist dat ze sindsdien<br />
drie keer op een dag controleerde of de voordeur wel in het<br />
slot zat. Er zaten nu tralies voor het wc-raampje. En Betje<br />
Garen zei dat mejuffrouw Vroon 's avonds nooit meer de deur<br />
opendeed.<br />
Ik was bijna klaar toen Filip de trap weer afkwam.<br />
'Je moet komen,' zei hij. Hij keek mejuffrouw Vroon aan.<br />
'Zou dat mogen, mevrouw? '<br />
Mejuffrouw Vroon keek hem pinnig aan. To en zuchtte ze.<br />
<strong>De</strong> zolderkamer <strong>van</strong> meester Govaerts was groter dan ik<br />
verwacht had. En drukker. To en ik de kamer binnenkwam<br />
keken zeven paar ogen me aan. Een paar Jeugdstormers en<br />
Zwart jassen. Daarna deden ze net alsof ik er niet was en begonnen<br />
weer te praten.<br />
'Ach, Fing,' zei meester Govaerts. 'Dat had je me wel eens<br />
mogen vertellen.' Hij stond met een kopje in zijn hand bij een<br />
<strong>van</strong> de zolderraampjes en schudde meewarig zijn hoofd.<br />
Ik keek hem in verwarring aan.<br />
'Ik heb hem verteld <strong>van</strong> je broers,' zei Filip doodleuk.<br />
Ik had hem wel kunnen slaan. Niet dat het een geheim was.<br />
Ik twijfelde er niet aan dat de meeste Zwart jassen wisten dat<br />
de Pap en onze broers opgepakt waren. <strong>De</strong> norse blikken waren<br />
veelzeggend genoeg. Maar de bruine ogen <strong>van</strong> meester<br />
Govaerts keken me warm aan. 'Wat ellendig,' zei hij. 'Ik weet<br />
zeker dat het een misverstand geweest is.'<br />
'Meneer?'
'Lief kind, ik ben bang dat de Pruuse soms, hoe zal ik het<br />
zeggen, wat gespannen reageren. <strong>De</strong> verantwoordelijkheid<br />
<strong>van</strong> een groot Duits rijk weegt zwaar en laat weinig ruimte om<br />
de zaken wat luchtiger te bekijken.'<br />
Hij glimlachte verontschuldigend. 'Maar jij zit niet op mijn<br />
grote woorden te wachten. Jij mist je vader en broers. Zo simpel<br />
is het. Gelijk heb je. Laten we hopen dat binnenkort het tij<br />
keert.'<br />
'Hij is écht goed,' zei Filip toen we weer buiten kwamen. Zijn<br />
wangen waren rood. 'Meester Govaerts weet zo veel en hij<br />
laat zich door niemand <strong>van</strong> de wijs brengen. En hij zegt dat ik<br />
het ver kan schoppen. Hij zegt dat als straks de oorlog voorbij<br />
is, er genoeg kansen komen. En dat de jeugd dan niet alleen<br />
de toekomst heeft, maar de góéde toekomst.'<br />
'Als ik niet gauw een touwtje aan je vastbind, vlieg je nog<br />
weg,' zei ik.<br />
Hij begon sprongetjes te maken. 'Hoei! Ik vlieg, Fing! Ik<br />
vlieg!'<br />
Ik schoot in de lach. 'Hier blijven,' zei ik, en ik pakte zijn<br />
hand vast en we liepen samen het beschaduwde straatje uit,<br />
het overdonderende namiddaglicht tegemoet.<br />
To en ik dc keukendeur opendeed, zat oma Mei in het schemerdonker<br />
voor de uitgedoofde potkachel. Muulke en Jes waren<br />
nog niet thuis.<br />
'Ik ben er,' zei ik.<br />
Ze zei niets eens dat ik laat was. <strong>De</strong> afwas <strong>van</strong> die ochtend<br />
stond nog op het aanrecht. Er stond een pannetje met aangebrande<br />
aardappelen op tafel. Ik stak zwijgend de olielamp<br />
aan, vulde de kachel met nieuwe sjlamm. Ik weet niet of ze het<br />
merkte.<br />
Die zondag kibbelden Jes en Muulke als <strong>van</strong>ouds, maar er<br />
was iets plichtmatigs in geslopen, alsof ze niet meer elkaar<br />
bestookten maar de stilte.<br />
2 39
Ik was opgelucht toen mijn vrije dag eindelijk om was. Het<br />
was alsof het huis niet méér ruimte gekregen had nu de Pap<br />
en onze broers weg waren, maar gekrompen was tot een poppenhuis,<br />
waar ik nog maar ternauwernood inpaste.
Berichten<br />
'Fing?'<br />
Ik keek om me heen. Mejuffrouw Vroon was prevelend bezig<br />
met haar correspondentie. Ze had de glazen tussendeur<br />
dichtgeschoven.<br />
'Fing?'<br />
Aarzelend liep ik de gang op, waar de stem <strong>van</strong>daan gekomen<br />
was.<br />
'Meneer?'<br />
'Kom je even naar boven?'<br />
Meester Govaerts zat op zijn zolderkamer aan het kleine<br />
bureautje. Aan weerszijden lagen twee stapels Zwartjaskrant<br />
Jes.<br />
Het licht <strong>van</strong> de lamp ving het blinkende kale rondje op<br />
zijn hoofd.<br />
'Doe je de deur even dicht?' vroeg hij .<br />
Er was iets in de kalme, overtuigde manier <strong>van</strong> praten die<br />
maakte dat je deed wat meester Govaerts zei. Wa arschijnlijk<br />
was hij daarom iets hoogs bij de Zwart jassen.<br />
Hij keek me glimlachend aan. 'Het is beter dat mejuffrouw<br />
Vroon sommige dingen niet weet.' Hij knipoogde. 'Hier.'<br />
To en pas zag ik dat hij iets in zijn hand hield. Het was een<br />
envelop met vreemde stempels. Maar het handschrift was zo<br />
bekend dat het was alsof iemand me in de holte <strong>van</strong> mijn knieen<br />
sloeg.<br />
'Het ligt nogal gevoelig, snap je,' zei hij. 'Ik weet dat je<br />
broers geen landverraders zijn, maar niet iedereen hier is<br />
daar<strong>van</strong> overtuigd. Ik zou niet willen dat mejuffrouw Vroon,
gezien het feit dat ze wat ... ja ... nerveus is, aan de grote klok<br />
hangt dat ik brieven <strong>van</strong> ... Hier. Stop maar gauw weg.'<br />
Ik weet dat ik had moeten wachten tot ik weer thuis was, maar<br />
ik kon het niet. Ik liep, nee, rende naar het kleine binnentuintje<br />
waar Arme Kleine begraven lag. Ik ging zitten op het trapje<br />
en scheurde de brief met trillende vingers open. <strong>De</strong> brief was<br />
gecensureerd. Hij zat vol gaatjes, als de blauwe ponskaart die<br />
Muulke <strong>van</strong> de Rosita had. Ik las zo gretig, zo uitgehongerd<br />
- ik vrat de letters compleet op - dat ik drie keer moest lezen<br />
voordat ik snapte wat er stond.<br />
( . .) r6 augustus 1941<br />
Lieve Moede1' Mei, Fing, Muulke en Jes,<br />
Het spijt ons dat we niet eerder iets <strong>van</strong> ons hebben laten horen.<br />
We zitten nu op een ( . .)jàbriek waar (...) en (...) gemaakt<br />
worden. Wij moeten (...) uit de (. . . ) verwerken. Geen werk voor<br />
luilakken, maar wij zijn wel meer gewend. We zijn uiteindelijk<br />
maar (...) weken in (. . . ) gebleven. Tijdens ons verblijf hier<br />
kwamen (. . .) die personeel nodig hadden. Wij waren boventallig<br />
en 7lwesten mee. Maar och, we zijn nog bij elkaar en dat telt.<br />
Er is hier een man die zegt dat (...) maar daar trekken we ons<br />
natuurlijk niks <strong>van</strong> aan.<br />
Hebben jullie onze vorige brief gekregen? Gaat het goed?<br />
Daaronder stond in een ander handschrift:<br />
Hebben jullie nog iets <strong>van</strong> Ulla gehoord? Is ze soms verhuisd?<br />
Heeft ze een miljonair aan de haak geslagen?Laat even wat<br />
weten, want dan weet ik of ik nog papier aan haar moet<br />
venpillen.<br />
Daarna ging het weer verder in het handschrift <strong>van</strong> de Pap.
'Nu, we sluiten deze brief in de hoop dat het jullie goed gaat.<br />
Het zal wel allemaal gauw voorbij zijn. Voor jullie het weten,<br />
zijn we weer terug. <strong>De</strong> Pruuse ( . . ) en dat is maar goed ook!<br />
ps Als ik jo avonds naar buiten kijk en de maan zie, dan<br />
word ik blij te weten dat jullie diezelfde maan kunnen zien. We<br />
zijn ons nabij.<br />
Jullie vader<br />
To en ik die avond de brief tevoorschijn haalde werden de<br />
ogen <strong>van</strong> Jes groot en glanzend en Muulke slaakte een oor<br />
logskreet. Zelfs oma Mei leek even uit haar cocon <strong>van</strong> zwijg<br />
zaamheid te komen.<br />
'Kom,' zei ze. Ze klopte op de oude sofa.<br />
We waren voller <strong>van</strong> de gaatjesbrief dan we ooit hadden<br />
kunnen zijn <strong>van</strong> een gewone brief. We gisten en discussieer<br />
den eindeloos over wat er gestaan moest hebben. <strong>De</strong> brief<br />
veranderde steeds opnieuw. Het was alsof er wel vijf brieven<br />
gearriveerd waren.<br />
'Wat een geluk dat de gemeente de brief toch nog gevon<br />
den heeft!' zuchtte Jes.<br />
Ik had niks verteld over meester Govaerts. Wa arom ook?<br />
Ik wist zeker dat Muulke meteen opmerkingen zou maken, en<br />
dat was wel het laatste waar ik zin in had.<br />
'Laten we meteen terugschrijven,' zei Jes.<br />
'Dat kan morgen ook wel,' zei oma Mei. 'En dan moeten<br />
we ook wat aan Alma laten weten.'<br />
'Al ma?' zei Muulke fronsend. 'Wie is Alma?'<br />
'<strong>De</strong> Tu lp,' zei ik.<br />
Ik ging haar twee dagen later opzoeken. Ze glimlachte al<br />
leen maar toen ik de brief tevoorschijn haalde. Daarna vroeg<br />
ze of ik een kopje thee wilde.<br />
Boven een kleine spiegel hing een piepklein fo tootje <strong>van</strong><br />
haar en Krit. Mijn broer stond achter haar en zij zat. Krits<br />
ogen gloeiden <strong>van</strong> trots. Ik hield een moment mijn hand voor<br />
het fo tootje alsof ik daadwerkelijk verwachtte de gloed te<br />
kunnen voelen.
Het begon al te schemeren toen ik over Sjlammbams Sahara<br />
terugliep. Het was waterkoud. <strong>De</strong> bomen aan de holle weg<br />
hadden bijna al hun blad al verloren, de akkers waren al leeggehaald<br />
en omgeploegd, maar de kerkhofhaag was vol en<br />
groen als altijd. Ik haastte me langs de coniferen, maar bleef<br />
ineens staan. Aan de andere kant klonk geschuifel en het gepiep<br />
<strong>van</strong> een kruiwagen. Ik herkende meteen wie daar liep.<br />
'Bèr?'<br />
Het geschuifel en gepiep stopte. Het was bij een stuk <strong>van</strong><br />
de haag, waar geen doorgang was. Maar ik wist zeker dat hij<br />
aan de andere kant stond.<br />
'Bèr?'<br />
Sinds de nacht dat onze broers opgepakt waren, had ik hem<br />
niet meer opgezocht. Eerst had ik hem zonder opzet ontweken,<br />
ik was gewoon te veel in de war. Later toen ik er wel weer<br />
aan kon denken leek onze kus, mijn kus, ineens zo stom, zo<br />
ongelofelijk kinderachtig dat ik me nauwelijks kon voorstellen<br />
dat ik het gedaan had. Maar ik hád het gedaan. Sindsdien<br />
had ik me wel tien keer voorgenomen om naar Bèr te gaan,<br />
maar iedere keer kwam het er gewoon niet <strong>van</strong>. En toen Filip<br />
was teruggekomen vergat ik alles gewoon. Ik weet dat het niet<br />
aardig was, maar zo was het nu eenmaal gegaan.<br />
Hij ademde door zijn mond. Er zat een reutelt je in.<br />
'Bèr?'<br />
Ik hoorde hem weghinken.<br />
'Je kan toch wel meegaan?' zei Filip.<br />
'Waarom?'<br />
'Je bent toch klaar, ja?' Hij keek me geërgerd aan.<br />
Het was laat in de middag. Hij had op de stoep <strong>van</strong> mejuffrouw<br />
Vroon op me gewacht. Op zijn knieën lag een stapel<br />
Zwartjasblaadjes.<br />
'Wat moet je daarmee?' vroeg ik.<br />
'Gewoon.' Hij stond op.<br />
Ik had ze al vaker op de hoek <strong>van</strong> de straten zien staan.
Zwart jassen die hun blaadjes probeerden te verkopen. Geliefd<br />
waren ze niet. Misschien dacht meester Govaerts dat ze mak<br />
kelijker aan de man te brengen waren als jonge mensen ze<br />
uitdeelden.<br />
Ik bleef staan.<br />
'Kom nou,' zei Filip.<br />
Ik haalde mijn schouders op.<br />
'Wat?'<br />
'Ik hoef niet zo nodig met die dingen te lopen.'<br />
Hij fronste. 'Maar ik loop er toch mee?'<br />
Ik haalde mijn schouders op. Het was één ding dat ik in<br />
een huis werkte waar Zwart jassen in en uit liepen. Maar met<br />
zo'n blaadje lopen was iets heel anders. Dan hoorde je meteen<br />
ergens bij. Ik hoorde al bij mijn familie en dat was ingewikkeld<br />
genoeg.<br />
'Dan niet!' zei Filip. Hij stond met een ruk op en liep weg.<br />
'Een beetje heetgebakerd, maar dat komt nog wel goed.'<br />
Ik draaide me om. Meester Govaerts stond in de deurope-<br />
ning. We staarden Filip na.<br />
'Hij wil dat ik meega,' zei ik.<br />
'We leven in een vrij land,' zei meester Govaerts.<br />
'We leven helemaal niet in een vrij land,' flapte ik eruit. Ik<br />
schrok er zelf <strong>van</strong>. Te nslotte was meester Govaerts een Zwart<br />
jas. Maar in plaats <strong>van</strong> dat hij me streng toesprak knikte hij<br />
alleen maar. 'Je hebt gelijk. Maar als de Pruuse orde op zaken<br />
gesteld hebben zal het dat weer wél zijn. Het mooiste land is<br />
tenslotte een vrij land.'<br />
Hij begon op zijn gemak zijn pijp te stoppen. Er was iets<br />
aan hem dat me ineens deed denken aan het Slagschip. <strong>De</strong><br />
manier waarop hij met zijn kalmte ruimte maakte. Alsof we<br />
ons niet op straat bevonden, waar mensen langsliepen en kar<br />
ren voorbij ratelden. Alsof er niemand anders meer was dan<br />
hij en ik. Alsof ik alles tegen hem kon zeggen.<br />
'Ik snap niet waarom die blaadjes rondgebracht moeten<br />
245
worden,' zei ik. '<strong>De</strong> enige mensen die ze kopen zijn de mensen<br />
die het toch al eens zijn met wat erin staat. <strong>De</strong> rest wil ze niet.'<br />
'Daar heb je een punt,' zei meester Govaerts.<br />
Het argument kwam niet <strong>van</strong> mezelf. En het zou niet de<br />
eerste keer zijn dat zo'n Zwart jas met z'n blaadjes ergens opgewacht<br />
werd en een flinke muilpeer kreeg. Het omgekeerde<br />
gebeurde trouwens ook. Dan wachtten de Zwart jassen weer<br />
een groepje anti-Zwart jassen op. Meester Govaerts knikte<br />
welwillend, terwijl hij de tabak in de brand stak. 'Maar dacht<br />
je dat Christus zoveel volgelingen gekregen had, als hij gestopt<br />
was toen zijn lijden begon?'<br />
'Meneer?'<br />
'Als je echt in iets gelooft,' zei hij, 'gaat het er dan om hoeveel<br />
mensen mét jou geloven? Telt wat je vindt pas als iedereen<br />
het vindt?' Hij keek me aandachtig aan. Ik sloeg mijn<br />
ogen neer.<br />
'Je hoeft je niet te schamen als je iets niet weet,' zei hij. 'Alleen<br />
als je niet over iets na wil denken, moet je je schamen.' En<br />
toen: 'Goed nieuws?'<br />
Ik keek hem aan. Hij knipoogde.<br />
'0,' zei ik. Ik voelde hoe een glimlach aan mijn mondhoeken<br />
trok. 'Ja.'<br />
'Mooi.'<br />
'Ik heb u niet eens bedankt,' zei ik.<br />
'Die glimlach <strong>van</strong> je is genoeg,' zei hij. Hij groette, draaide<br />
zich om en liep het huis binnen.<br />
Bij de Putstraat haalde ik Filip in. Gelukkig was het een regenachtige<br />
namiddag. Er waren niet veel mensen op straat. Ik<br />
was opgelucht toen hij ophield.<br />
'En waarom nu ineens wel?' vroeg Filip, nog steeds een<br />
beee chagrijnig.<br />
'Ik ben toch je meisje,' zei ik.<br />
Alle schaduw trok weg uit zijn gezicht, alsof er ergens een<br />
zon opkwam.
Hij grijnsde. 'J a?'<br />
'Ja.'<br />
Jongens waren echt kippenpootjes.<br />
(. . . ) I januari 1942<br />
Lieve meisjes en oma Mei,<br />
Gelukkig nieuwjaar! Dat is het eerste dat we jullie willen<br />
toewensen. Ligt er sneeuw op Sjlammbams Sahara? Was de<br />
nachtmis mooi? Jullie broers laten weten erg blij te zijn met<br />
de kousen en we zouden maar wat graag iets teruggestuurd<br />
hebben, maar dat houden jullie nog te goed. We hebben goede<br />
hoop dat de oorlog ( . .)<br />
Krit wil ook nog wat melden:<br />
Fing, wil jij naa?' mijn trompet kijken? <strong>De</strong> knoppen een<br />
keertje smeren?<br />
Hallo, hier Pie: ik ken een raadsel: Het is groen, heeft een<br />
helm op en valt uit vliegtuigen.<br />
Antwoord (. . ............. . . . . . . . . ....................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .)<br />
Hahaha!<br />
( . .) 23januari 1942<br />
Lieve Fing, Muulke, Jes en oma Mei,<br />
Vandaag is nu al uitgeroepen tot de mooiste dag <strong>van</strong> het jaar!<br />
Wat ons betreft tenminste. We ontvingen <strong>van</strong>ochtend niet<br />
minder dan drie brieven <strong>van</strong> jullie! We moesten natuurlijk wel<br />
eent jan die Arbeit'. We waren stikongeduldig. Maar onze dag<br />
kon niet meer kapot. Wa t zijn we blij te horen dat het goed met<br />
jullie gaat! Muulke die nog steeds op de Rosita werkt, niet te<br />
geloven! Kunnen ze haar daar wel een beetje in toom houden?<br />
En Jes die de zusters helpt. Jullie moeten het jullie oude vader<br />
en schoonzoon maar vergeven, maar de tranen stroomden ove?'<br />
247
mijn wangen bij zoveel goeds.<br />
Is het echt waar dat dit jaar verkleden met Carnaval<br />
verboden is? Vanwege de bezetting? Jullie broers kunnen er<br />
mam' niet ove1' uit.<br />
(..) I maart 1942<br />
Lieve allemaal,<br />
<strong>De</strong> bomen botten weer uit! Krit, Eet en Sjeer en ik mochten<br />
zondag onder begeleiding een stuk lopen. Geen Sjlammbams<br />
Saham maar 'wel frisse lucht! Pie moest helaas thuisblijven.<br />
Niets ernstigs. Er is een blok ijzer op zijn voet neergekomen. Hij<br />
had een weddenschap afgesloten dat hij het tillen kon. We zijn<br />
opgelucht te horen dat de sigaren zo goed <strong>van</strong> pas komen. Ook<br />
hier wordt het moeilijker (. .. ) maar de vrouw <strong>van</strong> de (. . . ) heeft<br />
een zwak voor 'die tapferen Holländer'. Ze stopt ons af en toe<br />
wat extra s toe. Dus we komen niets tekort. Hou vol.<br />
Meester Govaerts had het er nooit over. Hij stopte de brieven<br />
's avonds gewoon in mijn schort, die in de dienstbodekast<br />
hing. <strong>De</strong> brieven kwamen onregelmatig, soms één keer per<br />
twee of drie weken, soms één keer per maand. En iedere keer<br />
bleef het Sint-Nicolaas gevoel zodra ik door de dunne stof<br />
<strong>van</strong> mijn schort de omtrek voelde <strong>van</strong> een nieuwe envelop.<br />
Het enige wat hij gezegd had was: 'Als jullie een brief willen<br />
terugsturen, stop hem dan maar in je schort. Dan zorg ik wel<br />
dat hij terechtkomt.'<br />
12 maart 194 2<br />
Lieve meisjes en moeder Mei,<br />
Het regende hier pijpenstelen, toen de postbezorger kwam. Hij<br />
was helemaal doorweekt en mopperde dat hij extra betaald wilde
worden voor onze post. Hij zei: 'U wordt wel verwend door het<br />
thuisfront. ' En wij: 'JAAA!' Zelfs onze kamergenoten zijn een<br />
beetje jaloers op zoveel post. Over jullie vragen:<br />
1. Nee, wij denken <strong>van</strong> niet omdat (. .. )<br />
2. Zeker weten!<br />
:;. Zijn kleine teen. Hier wordt hij de Hompelaar genoemd.<br />
Maar het gaat nu weer goed.<br />
TVttt naar dat de kleine <strong>van</strong> Nettie <strong>van</strong> Nol ziek is geworden.<br />
<strong>De</strong> winter duurt te lang dit jaar. Maar het voorjaar zit in de<br />
lucht, ik kan hem haast ruiken!<br />
Jullie liefhebbende vader<br />
Natuurlijk was het voorjaar nog in geen velden of wegen te<br />
bekennen. Het sneeuwde en ijzelde tot half maart. Filip, die<br />
nog steeds op de slacht werkte, liep een rare infectie op, een<br />
soort puisterige zweertjes in zijn gezicht. Zelfs mejuffrouw<br />
Vroon had met hem te doen. Ze troonde hem mee naar de<br />
keuken en smeerde hem in met een vaselineachtig spul, waar<strong>van</strong><br />
ze achteraf zei dat het bij raskatten met succes werd toegepast.<br />
'Rare oude koe!' zei Filip later. Maar hij had doodstil gezeten<br />
en toen hij daarna glom als een opgepoetste appel wist ik<br />
dat het niet alleen <strong>van</strong> de zalf kwam.<br />
Niet dat het veel geholpen had.<br />
'Je moet daar weg,' zei ik.<br />
'En dan?' zei hij.<br />
'<strong>De</strong> Daamsen zoeken weer iemand,' zei ik voorzichtig. <strong>De</strong><br />
zoveelste zesde schouder was er<strong>van</strong>door gegaan. Of in dit geval<br />
had hij de geest gegeven. Het was een stokoude man geweest,<br />
die er zo knokig uitzag als Magere Hein.<br />
Filip klemde zijn kaken op elkaar.<br />
'Dan niet,' zei ik.<br />
Op een morgen stond er een automobiel <strong>van</strong> de Grüne Ordnungspolizei<br />
geparkeerd voor het huis <strong>van</strong> mejuffrouw Vroon.<br />
2 49
] oen ik binnenkwam hoorde ik een Prous tekeergaan. Het<br />
kwam <strong>van</strong> de kamer <strong>van</strong> meneer Govaerts. <strong>De</strong> man had een<br />
schelle stem die als een kogel tegen de muren afketste. Hij<br />
schreeuwde dat dit land zo niet bestuurd kon worden. Niet als<br />
een stel halvegaren de Sicherheitspolizei voor de voeten ging<br />
lopen. En of Herr Govaerts soms dacht dat de NSB het voor<br />
het zeggen had in Holland. Zo ja, dan wilde hij Herr Gova<br />
erts graag uit de droom helpen. <strong>De</strong> NSB was niets, helemaal<br />
niets! <strong>De</strong>ze keer zou het bij een waarschuwing blijven. Maar<br />
de eerstvolgende keer dat er aan Duits gezag getornd werd<br />
kon de NSB janken als een hond naar de maan. Dan zouden er<br />
maatregelen getroffen worden. Ernstige maatregelen. Was hij<br />
duidelijk genoeg geweest?<br />
Ik hoorde meester Govaerts iets terogmompelen, maar dat<br />
was blijkbaar alleen meer olie op het vuur.<br />
Alles had strikt geheim moeten blijven! Besefte Herr Govaerts<br />
dat?<br />
<strong>De</strong> Prous ratelde aan één stuk door, en daardoor wist ik<br />
precies wat er gebeurd was.<br />
<strong>De</strong> Sicherheitspolizei was een sahoteur op het spoor geweest.<br />
Iemand die persoonsbewijzen vervalste. Ze hadden<br />
de man wekenlang in de gaten gehouden. Maar op de een of<br />
andere manier waren de Zwart jassen erachter gekomen. Een<br />
paar overijverigen hadden zich ermee bemoeid en geprobeerd<br />
de man op te pakken. Maar dat was mislukt en daardoor kon<br />
de man ontsnappen. <strong>De</strong> Sicherheitspolizei had woedend verhaal<br />
gehaald bij de Grüne Polizei, die belast was met het in<br />
het gareel houden <strong>van</strong> de burgerbevolking.<br />
Het was raar. Ik had het geschreeuw zonder problemen<br />
aangehoord, maar toen de politiemannen omlaag kwamen<br />
met hun klappende laarzen en hun geweren stond ik ineens zo<br />
te trillen dat ik me aan de deur moest vasthouden.<br />
Zodra ze weg waren, stiefelde mejuffrouw Vroon naar boven<br />
toe.<br />
'Nu ziet u wat er<strong>van</strong> komt!' hoorde ik haar vinnig zeggen.<br />
250
Die middag ontbood meester Govaerts de Overijverigen.<br />
Het was voor het eerst dat ik hem zijn kalmte hoorde verliezen.<br />
Ik stond met een dien blad met thee op de overloop te<br />
wachten tot ze klaar waren en ik zijn kamer binnen mocht,<br />
maar tot mijn verbazing liet hij me binnen midden in zijn bulderende<br />
scheldkanonnade.<br />
'Het lijkt mc goed dat de jeugd leert <strong>van</strong> jullie fouten,'<br />
snauwde hij. 'Want als onze toekomst <strong>van</strong> jullie af moet hangen,<br />
dan kunnen we ons beter meteen aan de tommy's overgeven!<br />
Fing, mag ik je voorstellen aan de schande <strong>van</strong> onze<br />
beweging.'<br />
Ik wist niet waar ik kijken moest. <strong>De</strong> meeste manncn <strong>van</strong><br />
het groepje trouwens ook niet, maar er was er een bij die zijn<br />
ogen niet neersloeg.<br />
'We wilden alleen voorkomen dat ze hem zouden laten<br />
ontsnappen,'zei hij bars. 'We dachten .. .'<br />
'<strong>De</strong>nken is niets voor jou en jouw soort,' beet meester Gova<br />
erts hem toe. '<strong>De</strong>nken moet je overlaten aan mensen die<br />
kUnnen denken.'<br />
<strong>De</strong> man trok een ontevreden gezicht maar zei verder niets<br />
meer. Om de een of andere reden keek hij me vuil aan toen ze<br />
naar buiten liepen.<br />
'Wilt u misschien een kopje thee?'<br />
Ik had ineens medelijden met hem. Hij was misschien wel<br />
de baas over de Zwart jassen <strong>van</strong> de stad, maar kon hij er wat<br />
aan doen dat een stel idioten de Sicherheitspolizei voor de<br />
voeten gelopen had? Ik bedoel, ik was hlij dat de vervalser<br />
ontsnapt was, want die vervalser was tegen de Pruuse en dat<br />
was ik ook. Maar ik hoefde het toch niet met meester Govaerts<br />
eens te zijn om hem aardig te vinden?<br />
'Komt u nu in de problemen?' vroeg ik, terwijl ik zijn thee<br />
inschonk.<br />
'Welnee,' zei hij.<br />
'Echt niet?'
'Maak je geen zorgen. Blaffende honden bijten niet.'<br />
Maar zijn stem klonk vreemd vlak, alsof hij <strong>van</strong>uit een andere<br />
kamer kwam. Eén moment dacht ik dat er woede in zijn<br />
stem zat, een ijskoude, alles kapot vriezende woede. To en was<br />
het weer voorbij. Hij lachte.<br />
'Fing.'<br />
'Meneer?'<br />
'Heb je zin in een busreisje?'
Een glorieuze toekomst<br />
Die zaterdag deelden mejuffrouw Vroon en ik een bank aan de<br />
meisjeskant <strong>van</strong> de bus. Filip zat aan de jongenskant. <strong>De</strong> bus<br />
zat vol en de sfeer was opgewonden en lacherig. Het was een<br />
ongewoon warme dag. Het leek alsof de winter zo lang was<br />
blijven hangen dat de lente het voor gezien had gehouden, en<br />
we meteen waren doorgeschoten naar de zomer.<br />
'lben we langs Sjlammbams Sahara reden liet ik me een<br />
beetje onderuitzakken.<br />
Ik had niets gezegd. Tenminste, ik had niet alles gezegd.<br />
Ik had verteld dat mejuffrouw Vroon gevraagd had of ik een<br />
dagje mee naar Heerlen ging.<br />
Oma Mei had weer een <strong>van</strong> haar stille, afwezige dagen. Ze<br />
knikte alleen maar.<br />
Even wist ik niet of ik blij moest zijn of verschrikkelijk<br />
boos, dat ze me zomaar liet gaan. Dat ze niet haar uilenoog<br />
op me richtte en binnen twee tellen de waarheid uÜ mijn ogen<br />
trok.<br />
Het had meer overredingskracht gekost om mejuffrouw<br />
Vroon mee te krijgen.<br />
'U heeft het ook niet gemakkelijk gehad,' h ad meester Govaerts<br />
gezegd. 'Eerst die verschrikkelijke dag dat Arme Kleine<br />
stierf.'<br />
Mejuffrouw Vroon had strak naar de tafel gekeken.<br />
'En daarna wordt uw huis onder de voet gelopen door de<br />
Pruuse. Door mijn schuld!'<br />
To en ontdooide ze een beetje.<br />
253
'Daar kon u niet echt iets aan doen,' gaf mejuffrouw Vroon<br />
toe.<br />
'Mejuffrouw, ik neem graag de schuld op me. En ik zou<br />
hem graag afbetalen. Ik denk dat we allemaal wel even onze<br />
zinnen willen verzetten.'<br />
Ik was niet achterlijk. Ik wist dat meester Govaerts me niet<br />
zomaar uitgenodigd had. Ik was ook niet verbaasd toen we op<br />
het station stonden te wachten en de ene na de andere Jeugdstormer<br />
aan kwam lopen. Ze droegen allemaal hetzelfde: een<br />
witte bloes met epauletten, een zwarte broek of broekrok en<br />
zwarte baretten scheef op hun hoofd.<br />
Achter in de bus lagen Zwartjasvlaggen, bugels en trommels.<br />
Maar wat dan nog? Die bus was ook zonder mij wel vertrokken.<br />
Er zaten een paar Jeugdstormers naar me te monkelen. Een<br />
paar besloten me te negeren. Maar de meesten maakte het<br />
niet uit dat ik er was. Het was eigenlijk niet veel anders dan op<br />
school.<br />
Meester Govaerts zat naast de chauffeur. Het was de eerste<br />
keer dat ik hem in zijn Zwartjasuniform zag. Men toe keek hij<br />
achterom. Dan ving zijn blik de mijne en knipoogde hij .<br />
'Waar gaan we eigenlijk naartoe?' vroeg ik.<br />
'Wacht nou maar af,' zei Filip.<br />
Het was niet eens zo heel erg. Ik had verwacht dat ze de hele<br />
reis J eugdstormliederen zouden gaan zingen, drammerige<br />
marsliedjes over Volksbodem en Bloedoffers, maar ze zongen<br />
vooral veel 'Drie Schuintamboers' en 'Ik ben met Catootje<br />
naar de botermarkt gegaan'.<br />
'k Zal je pakken, 'k zal je pakken zei de toverheks<br />
'k Zal je pakken, 'k zal je pakken, zei de toverheks<br />
2 54
Mejuffrouw Vroon zat rechtop met haar handtas op haar knieen.<br />
Ze droeg een beetje een rare flaphoed, die niet helemaal<br />
paste bij haar onberispelijke mantel en jurk.<br />
We kregen bekertjes limonade en een servetje. Een oudere<br />
Jeugdstormer deed voor hoe je moest drinken zonder te morsen<br />
op je witte hemd.<br />
Toen we langs Geleen reden, waar het graf <strong>van</strong> de Mam<br />
lag, zwaaide ik <strong>van</strong> onder mijn servetje.<br />
Daarna vertelde meester Govaerts wat we gingen doen.<br />
Maar ik had het ondertussen al gehoord.<br />
Op de een of andere manier had ik gedacht dat de 'Dag<br />
<strong>van</strong> de Jeugdstorm' zoiets zou zijn als de ontmoetingen die<br />
meester Govaerts organiseerde op zijn zolder. Een paar volwassenen<br />
en wat jongeren. Maar toen we op het station <strong>van</strong><br />
Heerlen aankwamen, waar de bus stopte, stonden er zo'n tien<br />
bussen en overal liepen witgebloesde jongens en meiden met<br />
allemaal zwarte dassen en baretten.<br />
<strong>De</strong> vlaggen, bugels en trommels werden uit onze bus gelad"'l.<br />
Filip, die een <strong>van</strong> de oudste Jeugdstormers was, kreeg de<br />
grootste vlag. <strong>De</strong> rijen werden geformeerd en daarna gingen<br />
we achter de andere Jeugdstormafdelingen de stad in.<br />
Mejuffrouw Vroon had haar arm door de mijne gestoken.<br />
Voor het eerst sinds lange tijd had ze weer wat kleur op haar<br />
wangen. En toen we langs de winkels liepen drukte ze even<br />
llliJn arm.<br />
Naarmate we dichter bij het marktplein kwamen werd het<br />
drukker. Ik had nog nooit zoveel Jeugdstormers bij elkaar gezien.<br />
Het moesten er honderden zijn. Allemaal liepen ze in<br />
een strakke rij achter elkaar, een zee <strong>van</strong> baretten.<br />
Ineens moest ik denken aan de baret die ik ooit bijna gedragen<br />
zou hebben: die <strong>van</strong> de kweekschool. En aan de woorden<br />
<strong>van</strong> het Slagschip. 'Ik denk dat de Maria Goretti nog een<br />
harde dobber aan ons gaat krijgen.'<br />
Op dat moment realiseerde ik me met een schok dat ik wel<br />
degelijk ergens bij had willen horen. Dat ik het liever dan wat<br />
255
ook ter wereld gewild had. Dat ik zelfs mijn familie ervoor<br />
had willen verlaten.<br />
Het plein <strong>van</strong> de markt lag voor Schunek, het grote glazen<br />
warenhuis. Het bestond uit een lange rechthoek. Alle zijden<br />
waren nu gevuld met rijen Jeugdstormers. Er was een stilte<br />
begonnen die over het plein uitwaaierde, tot je een speld kon<br />
horen vallen.<br />
Er begon een mars te spelen. En ik weet niet wat het was -<br />
tot dan toe had ik altijd een hekel aan marsen gehad, de drammerigheid<br />
<strong>van</strong> de instrumenten en trommels. Maar nu klonk<br />
het fier en trots, alsof de melodie me onder mijn arm pakte en<br />
me hielp rechtop te staan.<br />
Het was zo warm dat de ijssalon naast Schunck open was. Er<br />
was geen echt ijs meer, alleen waterijs, maar we aten het alsof<br />
het het heerlijkste was dat we ooit geproefd hadden.<br />
'Ik trakteer,' had meester Govaerts gezegd, toen alles afgelopen<br />
was.<br />
Mejuffrouw Vroon had een blos op haar wangen. <strong>De</strong> flaphoed<br />
lag op haar schoot, haar grijzende haar zat in een netje.<br />
'Het was geweldig,' verzuchtte ze. 'Al die jeugd. Samen. Fing,<br />
was het niet geweldig?'<br />
Filip zweefde zowat een halve meter boven de grond. Hij<br />
had tijdens de mars over het plein gemarcheerd met zijn vaandel<br />
voorop, met de andere Jeugdstormers achter zich aan.<br />
'Je bent een natuurtalent,' zei meester Govaerts. 'Een aanwinst.'<br />
Daarna had hij zijn ijsje geheven. 'Jullie zijn allen een<br />
aanwinst. Ons land mag vooruitzien naar een glorieuze toekomst.'<br />
Op de terugweg was het stil. <strong>De</strong> motor bromde, het door de<br />
uitbottende bomen gezeefde licht viel door de grote ramen<br />
naar binnen. Een frisse luchtstroom blies door de bus heen.<br />
Hier en daar lagen jongens en meisjes te slapen. Filip zat
echtop. Af en toe ving hij mijn blik en dan lachte hij.<br />
'Fing.'<br />
'Ja.'<br />
'Fing.'<br />
'Wat? I<br />
'Niks. I<br />
To en ik uitstapte op het station was het alsof het jaren geleden<br />
was dat ik ingestapt was. Filip liep met een paar kameraden<br />
langs het spoor naar het huis waar hij in pension was. Ik<br />
liep met mejuffrouw Vroon de stad in. Ze liep kwieker dan ik<br />
haar lange tijd had zien lopen.<br />
'Ik weet waar je geweest bent,' zei Muulke.<br />
'0,' zei ik.<br />
'Dus mij hoef je niks wijs te maken.'<br />
'Waarom zou ik je wat wijsmaken?'<br />
'Waarom zei je tegen oma Mei dat je naar Heerlen ging?'<br />
'Daar bén ik ook geweest,' zei ik.<br />
'J e snapt best wat ik bedoel!'<br />
Ik zweeg.<br />
'Ben je helemaal betoeterd?' voer ze uit.<br />
Het was voor het eerst in mijn leven dat ik naar haar keek,<br />
naar haar verontwaardigde gezicht, naar de beruchte wenkbrauw,<br />
en dat het me niks deed. We stonden op zolder. Muulke<br />
had me meegesleept onder het mom dat we de was <strong>van</strong> de<br />
lijn gingen halen.<br />
Jes stak haar hoofd door het zoldergat.<br />
'Wat is er?'<br />
'Niks,' zeiden we tegelijk.<br />
Maar ze geloofde er niks <strong>van</strong> en wilde niet weggaan, en<br />
daardoor was het pas twee dagen later dat we elkaar weer in de<br />
haren konden vliegen.<br />
'Jij moet nodig wat zeggen,' zei ik.<br />
'Wat bedoel je?'<br />
'Als ze je pakken met die krantjes, dan hang je.'
Ze staarde me verbluft aan. Het was een gok geweest. Het<br />
waren niet alleen de Zwart jassen die krantjes verspreidden,<br />
ook anti-Pruuse hadden hun blaadjes. Ik had een paar exemplaren<br />
gevonden onder de haag, verpakt in een jutezak. En ik<br />
kon maar één iemand verzinnen die ze daar had verstopt.<br />
'Krijg je die bij de Rosita?' vroeg ik.<br />
'En wat dan nog,' zei ze. 'Ik loop tenminste niet met Zwartjasblaadjes.<br />
'<br />
'Ik loop er niet mee.'<br />
'Nee, je looptméé. Nog erger. Je loopt mee met die Zwartjasjongen<br />
en op een dag kom je erachter dat je een Zwart jasmeisje<br />
geworden bent.'<br />
'Was jij niet degene die zei dat ik zo saai was dat ik er op een<br />
dag aan zou doodgaan?' zei ik kalm.<br />
'Het is die jongen hè?' zei ze kwaad.<br />
'Het is die jongen niet,' zei ik.<br />
( .. ) 2 april 1942<br />
Lieve allcma al,<br />
Wat was het weer vreugdevol een bericht <strong>van</strong> jullie te<br />
ont<strong>van</strong>gen! Pie moet elke dag ( . . ) en daar heeft hij een<br />
bloedhekel aan, maar de dag dat de brief a1-riveerde, heeft hij<br />
de hele dag gefloten. Wat een ramp dat de bibliotheek <strong>van</strong> de<br />
nonnen nat geworden is, Jes. Hier heeft het ook stevig geregend,<br />
als we buiten ( . .) hadden we daarna modder tot op ons zitvlak.<br />
Geeft niks, zeiden we tegen elkaar, wij hebben post. We zouden<br />
niet weten wat we zonder jullie bl"ieven zouden moeten. We<br />
bidden elke dag dat we jullie weer spoedig mogen zien. Maar tot<br />
die tijd blijven we elkaar schrijven, schrijven, schrijven.<br />
God zegene jullie.<br />
Jullie vader en schoonzoon
Geloven in Sint-Nicolaas<br />
Het was een zondagmiddag na de mis, zo'n dag dat er niks gebeurt<br />
en je zeker weet dat er ook nooit meer iets gebeuren zal.<br />
'Wat doe je?'<br />
'Niks.'<br />
'Waarom staan we hier dan?'<br />
'Stil nou.'<br />
'Filip?'<br />
'Kijken.'<br />
'Kijken? Waarnaar?'<br />
Hij tuurde naar een deur. We stonden en stonden daar<br />
maar. Net op het moment dat ik dacht dat hij de boom in kon,<br />
trok hij me naar achteren.<br />
Er kwam een man naar buiten. Een andere man liet hem<br />
uit, zei iets en schudde hem toen de hand. Verder gebeurde er<br />
niks, maar Filip keek alsof hij een prijs gewonnen had.<br />
Pas toen kreeg ik door wat hij aan het doen was.<br />
'Filip Opper!' riep ik.<br />
Hij noemde het opletten. We kregen een gigantische ruzie.<br />
'Tja,' zei meester Govaerts.<br />
'Waarom?' vroeg ik.<br />
'We moeten waakzaam blijven.'<br />
'Het is klikken,' zei ik.<br />
Even flikkerde er ongeduld in zijn ogen. 'Kinderen klikken,<br />
Fing. Dit is oorlog. Geen oorlog met de Pruuse maar<br />
met landverraders. En dan bedoel ik niet je broers, die in een<br />
kerktoren klommen. Kwajongensstreken. Ik bedoel mensen
die ons land daadwerkelijk kapotmaken. Vergeet niet dat zij<br />
ons in de gaten houden.'<br />
'Het blijft klikken.'<br />
'Noem het zoals je wil. Maar het gaat om tuig dat drollen<br />
tegen een voordeur uitsmeert. Dat een weerloze kat zo mishandelt<br />
dat het arme beest eraan crepeert!'<br />
Ik zweeg.<br />
'Hadden jullie erge ruzie?'<br />
Ik haalde mijn schouders op.<br />
'Zal ik eens met Filip praten?' Hij glimlachte. 'Het is niet<br />
fraai dat prille liefde ruziemaakt, toch?'<br />
To en Filip naar beneden kwam, straalde zijn gezicht als een<br />
mijnlamp.<br />
'Wat is er met jou?'<br />
'Niks.'<br />
Maar ik zag dat de woorden op zijn lippen brandden en<br />
ik duwde hem naar het binnen tuint je. Hoewel het nog vroeg<br />
was, was het er al schemerig.<br />
'Hij zegt dat hij misschien iets voor me heeft.'<br />
'Wat?'<br />
'Iets op een kantoor. Als alles goed gaat kan ik volgende<br />
week beginnen.' Hij pakte mijn handen vast. 'En dan koop ik<br />
iets voor je.'<br />
'Ik hoef niks.'<br />
'Maar ik geef het je toch. Want jij bent mijn meisje.' Hij<br />
keek vluchtig om zich heen en gaf me een zoen, korses of<br />
geen korstjes.<br />
'Filip?'<br />
'Ja.'<br />
'Wat bedoel je met "als alles goed gaat"?'<br />
Zijn gezicht kreeg iets terughoudends.<br />
'Waar hangt dat dan <strong>van</strong> af?' vroeg ik.<br />
'Weet ik niet.'<br />
'Dat weet je wel.
Hij zweeg een moment.<br />
'Meester Govaerts zegt dat hij in me gelooft,' zei hij toen.<br />
'Maar dat niet iedereen dat doet. Omdat ik nieuw ben. Dat de<br />
anderen een bewijs <strong>van</strong> mijn trouw willen.'<br />
'En?'<br />
'Ik moet iets doen. Een boodschap.'<br />
'Wat voor boodschap?'<br />
Filip keek om zich heen; zijn gezicht was niet meer dan een<br />
oplichtende vlek met twee gaten waar zijn ogen zaten.<br />
'Ik moet iemand waarschuwen,' zei hij zacht.<br />
'Wie?'<br />
'Die Duitser.'<br />
'Welke Duitser?'<br />
'Die met zijn karretje op de markt.'<br />
Ik staarde hem verbaasd aan. Het duurde zeker drie tellen<br />
voor ik wist over wie hij het had. 'Emmaus Tr ott?'<br />
'Ja.'<br />
'Waarom moet je Emmaus Trott waarschuwen? '<br />
'Dat is een bolsjewiek. Een rooie.'<br />
Ik schoot in de lach. Ik dacht echt dat hij een grap maakte,<br />
maar Filip keek me nijdig aan.<br />
'Doe niet zo raar!' zei ik.<br />
Hij zweeg.<br />
'Filip Opper,' zei ik. 'Jij laat Emmaus Tr ott met rust, hoor<br />
je. Ik ken die man al mijn hele leven. Dat is een doodgoeie<br />
man. Hij doet niks anders dan sjpensele verkopen.'<br />
'En zijn opruiende praatjes krijg je er gratis bij,' zei Filip.<br />
Emmaus had nooit een blad voor de mond genomen. Iedereen<br />
die op de markt stond kon zijn ongezouten mening krij<br />
gen over wat de Pruuse gedaan hadden, samen met die volksverlakkers<br />
<strong>van</strong> de NSB. 'Ik ben geboren als Pruus, dan mag ik<br />
toch zelf zeker wel iets over mijn eigen volk zeggen,' had hij<br />
vaak genoeg verkondigd. 'En ik woon al dertig jaar in Neder<br />
land . Dus Hollander ben ik ook.'
In het begin <strong>van</strong> de oorlog waren er meer mensen geweest<br />
die hun mond opendeden. Maar sinds de stakingen boven de<br />
rivieren, sinds de dagen dat er mensen doodgeschoten werden<br />
om hun mening, was dat veranderd. <strong>De</strong> dingen werden niet<br />
meer gezegd maar gefluisterd.<br />
Zo niet Emmaus. Als je bij hem een knoop, een lint of een<br />
knippatroon kocht kreeg je er meteen een luidruchtige verhandeling<br />
bij. Misschien hadden de Pruuse hem tot nu toe<br />
met rust gelaten omdat hij Pruus was. Ik wist het niet.<br />
'Hij mag toch zelf weten wat hij vindt?' zei ik.<br />
'Niet als hij het op straat loopt te roepen.'<br />
'Wat dan nog?'<br />
'Als wij hem niet waarschuwen, pakken de Pruuse hem zelf<br />
op, ja? Vanwege zijn praatjes. En die waarschuwen niet. Dat<br />
weet je zelf. '<br />
'Dat heb ik hem inderdaad gevraagd,' zei meester Govaerts.<br />
'Maar waarom in vredesnaam?' vroeg ik. 'Wat heeft Emmaus<br />
Trott misdaan?'<br />
'Het gaat er niet om wat hij misdaan heeft. Het gaat erom<br />
wat hij misdoen kán. Er is een hoop onrust de laatste tijd. Dat<br />
is niet goed, Fing. Niet voor de stad en niet voor het land. Hij<br />
kan niet zomaar <strong>van</strong> alles blijven roepen.'<br />
'V zei zelf dat het mooiste land een vrij land is.'<br />
'Maar dan moet je die vrijheid koesteren, niet misbruiken.<br />
Wat denk je dat er gebeuren kan als nota bene een Pruus rare<br />
praatjes blijft verkopen? <strong>De</strong> Pruuse ... je weet toch hoe ze<br />
zijn? Ze hebben het beste met dit land voor, maar ze zijn niet<br />
bepaald ... rekkelijk. Dan is het toch alleen goed dat meneer<br />
Trott gewaarschuwd wordt? Vo ordat er echt ongelukken gebeuren?'<br />
'Maar waarom Filip? Waarom kan niet iemand anders ... ?'<br />
'Natuurlijk kan ik iemand anders sturen. Er zijn genoeg<br />
jongens die willen.' Hij zweeg een moment. 'Moet ik hem terugroepen?'
Ik dacht aan Filip. Aan zijn gehavende gezicht. Aan dat hij<br />
een keer midden in een gesprek pats-boem in slaap gevallen<br />
was.<br />
'Alleen waarschuwen?' zei ik.<br />
'Alleen waarschuwen,' zei meester Govaerts.<br />
Emmaus Trott woonde aan de beek, in pension Koleman,<br />
een <strong>van</strong> de laatste huizen <strong>van</strong> de stad. Hij had een kamer met<br />
een eigen opgang aan de zijkant <strong>van</strong> het huis. Om er te ko<br />
men moest je een klein balkonnetje op, dat half over de beek<br />
hing en dat glad was <strong>van</strong> waterdamp en schimmel. Het rook<br />
er gronderig. Het was een kille dag, half april. <strong>De</strong> lucht was<br />
leigrijs, het motregende.<br />
'Wat ga je zeggen?' vroeg ik.<br />
Filip maakte een geruststellend gebaar. We glibberden het<br />
balkonnetje op. To en we aanklopten werd het wollige bebaar<br />
de gezicht <strong>van</strong> Emmaus achter een klein raampje zichtbaar.<br />
Ik geloof niet dat Emmaus Filip kende. Pas toen hij mij zag<br />
maakte de onderzoekende blik plaats voor een glimlach met<br />
drie tanden.<br />
Ik hield zielsveel <strong>van</strong> Emmaus. <strong>De</strong> oude man was jarenlang<br />
Sint-Nicolaas geweest op onze vorige school. Ik had nog op<br />
zijn schoot gezeten. Ik weet nog hoe verbaasd ik was geweest<br />
toen er gezegd werd dat de Sint uit Spanje kwam, want hij had<br />
zo'n Duits accent dat het voor mij geen twijfel leed waar de<br />
Sint écht <strong>van</strong>daan kwam.<br />
'Fing!' zei Emmaus stralend.<br />
Hij gaf me een hand die als een vogel aanvoelde, licht als<br />
lucht en holbenig, maar zijn vingertoppen waren hard als de<br />
vingerhoedjes die hij verkocht.<br />
luid.<br />
Filip stak zijn hand uit. 'Filip Opper, aangenaam,' zei hij<br />
Emmaus haalde een keteltje <strong>van</strong> zijn ploffende kachel. Hij<br />
schonk water op.
<strong>De</strong> onberispelijke kamer was niet veel groter dan onze<br />
keuken. Het achterste deel was half afgeschermd door een<br />
korenblauw gordijntje. <strong>De</strong> poten <strong>van</strong> zijn bed waren nog net<br />
zichtbaar. Aan het lage plafond hingen haken waaraan de losse<br />
laatjes hingen, waaruit Emmaus elke dag zijn sjpenselekarretje<br />
samenstelde. Er waren laatjes voor glasknopen, stopnaalden,<br />
ritsen, tornmesjes, zijden linten en kantkraagjes, patroonkaarten<br />
en nog tientallen andere kraamwaren. Het karretje stond<br />
nu binnen en diende als tafeltje. Het was <strong>van</strong> heel licht gebeitst<br />
hout. Elk detail was met liefde gemaakt.<br />
Filip zat op een stoel en zag er ineens verlegen uit. Hij<br />
draaide zijn pet om en om in zijn handen. Ik was blij dat hij<br />
zijn gewone kleren aangetrokken had.<br />
Emmaus praatte graag. Over de voorbije winters, over de<br />
kleur <strong>van</strong> de beek in elk seizoen (modderbruin, moddergroen,<br />
modderzwart, zwart), over mannen met scheve boorden en de<br />
smaak <strong>van</strong> forel.<br />
'Maar hoor nou toch eens wat ik allemaal zeg,' onderbrak<br />
hij zichzelf midden in een zin. 'Ik heb niet eens gevraagd wat<br />
jullie komen doen.'<br />
'Het zi t zo,' zei ik.<br />
'Ah?' zei Emmaus.<br />
'Filip wilde wat zeggen.'<br />
'Ja ja.'<br />
Hij keek vriendelijk naar Filip. Filip krabde aan zijn hoofd,<br />
kuchte. Even dacht ik dat hij door de zenuwen <strong>van</strong> de wijs<br />
gebracht werd. Maar toen herpakte hij zich. En hij vertelde<br />
ernstig maar vriendelijk, met zijn grote mensenhanden rustig<br />
in zijn schoot.<br />
Ik was zo bezig met Filip geweest, dat ik niet meer op Emmaus<br />
gelet had. To en ik opkeek was zijn gezicht strak en wasachtig<br />
als dat <strong>van</strong> een mummie.<br />
'En mag ik informeren,' zei Emmaus ijzig, 'of u misschien<br />
lid bent <strong>van</strong> een zekere beweging?'<br />
Er was geen twijfel over wat hij bedoelde. Filip knikte.
'Dat is prettig,' zei Emmaus weer. 'Dan hoef ik de moeite<br />
niet te nemen om mijn verhaal twee keer te doen.'<br />
En hij vertelde in niet mis te verstane woorden wat hij<br />
dacht <strong>van</strong> de Zwart jassen en <strong>van</strong> de Pruuse in het algemeen.<br />
Ondertussen verviel hij in steeds meer Duitse woorden, wat<br />
altijd gebeurde als Emmaus zich ergens over opwond.<br />
'En sagen Sie hitte, dat de nächste Mal dat ze de een of andere<br />
LauJbursche sturen om hun vieze praatjes te verkopen .. .'<br />
'Het is voor uw eigen bestwil!' riep Filip nijdig.<br />
'Luister Bube, het is dat je nog niet trocken hinter den Ohren<br />
bent, anders kon je nu een rotschop voor je Hintern krijgen. Ik<br />
zou me maar eens achter de oren krabben en nadenken voordat<br />
je een schande wordt voor deine Eltern.'<br />
Emmaus was minstens zestig en zijn vogelhanden bibberden<br />
<strong>van</strong> kwaadheid, maar hij zag eruit alsof hij Filip, die twee<br />
koppen groter was, over de knie wilde nemen.<br />
Filips kaak spande zich. Eén moment was ik vreselijk bang<br />
dat ik me vergist had.<br />
Maar toen knikte Filip. Hij stond stijfjes op.<br />
'Dank u, meneer Trott,' zei hij. 'Fijn dat we even gepraat<br />
hebben.'<br />
To en liep hij naar buiten.<br />
Emmaus stond midden in zijn kleine kamer. Ergens midden<br />
in die leigrijze <strong>hemel</strong> moest toch een klein gaatje gezeten<br />
hebben. Heel even, misschien drie seconden maar, vulde een<br />
lemmetkleurig licht de ruimte. Het grijze haar <strong>van</strong> Emmaus<br />
vlamde spierwit op. To en verdween het licht weer.<br />
'Het spijt me,' zei ik. 'Ik dacht ... ik wilde niet ... '<br />
'Het geeft niet, kind,' zei hij. <strong>De</strong> kwaadheid was uit zijn<br />
stem verdwenen en opeens zag hij er stokoud uit. 'Het is .. .'<br />
Maar hij maakte zijn zin niet af. Het enige wat hij deed was me<br />
aankijken met die Sinterklaasogen, en in zijn blik lag opeens<br />
zoveel verdriet dat ik achteruitdeinsde alsof ik me gebrand<br />
had.
'Nu is het kl'1ar,' zei ik.<br />
Filip knikte.<br />
'Met Emmaus,' zei ik.<br />
'J a, natuurlijk.'<br />
Ik had geen enkele reden om hem niet te geloven.<br />
Die nacht werd de pensionhoudster Koleman midden in de<br />
nacht gewekt door een bonk. Daarna klonk er glasgerinkel.<br />
En toen geschreeuw en lawaai alsof de hele bovenverdieping<br />
omlaag kwam. Koleman hoorde Emmaus schreeuwen, roepen,<br />
jammeren, huilen.<br />
Ze belde de politie vier keer, maar er kwam niemand. Toen<br />
ze de volgende ochtend durfde gaan kijken, was de kamer <strong>van</strong><br />
Emmaus veranderd in een ravage. Het gordijn was losgetrokken.<br />
Alle kistjes waren vertrapt, de glasknopen lagen als kattenogen<br />
door de kamer, patroonkaarten waren verscheurd.<br />
Iemand had in de kamer gepist.<br />
En onder het balkon, midden in de beek, met wielen die<br />
vrolijk draaiden in de woeste zwarte stroom, lag het sjpenselekarretje;<br />
het hout gebarsten als een oude kruik.<br />
Emmaus vonden ze twee dagen daarna, zwervend over straat.<br />
Hij zei dat hij geen verklaring had voor de ravage in zijn kamer.<br />
Hij was die nacht niet thuis geweest. Nee, die gebroken<br />
arm en dat opgezette bont en blauwe gezicht had hij al. Te veel<br />
gedronken en iets met een stoeprand. Meer niet. En of mensen<br />
um Gotteswillen niks beters te doen hadden dan hem lastig<br />
te vallen met dumme Fragen.<br />
266
Heilige Boon<br />
Ik gaf hem zo'n harde duw, dat hij achterover viel tussen twee<br />
zerken in.<br />
'''Nu is het klaar!" zei je,' schreeuwde ik. 'Dát zei je.' Ik<br />
timmerde met mijn vuisten op hem los.<br />
'Wat? Au! Wat?'<br />
'Klootzak! '<br />
'Kalm nou. Zeg nou gewoon .. .'<br />
'Emmaus!'<br />
'Emmaus?' Hij pakte mijn polsen vast. Ik kon geen kant<br />
meer op. 'Wat is er met Emmaus?'<br />
'Dat weet je!'<br />
'Ik weet <strong>van</strong> niks, Fing.' Hij dwong me naar hem te kijken.<br />
'Fing. Luister. Ik weet niks. Hoor je me? Ik weet <strong>van</strong> niks.'<br />
Ik barstte in tranen uit. Ik was zo overstuur dat ik een tijd lang<br />
geen woord meer kon uitbrengen. En al die tijd hield hij me<br />
vast. En toen ik weer kon vertellen wat ik gehoord en gezien<br />
had vloekte hij.<br />
Hij had het niet gedaan. Hij wist nergens <strong>van</strong>. Het was nog<br />
steeds afschuwelijk, maar ik was vreselijk opgelucht. Ik begon<br />
opnieuw te huilen. AI mijn boosheid stroomde weg. Eerst waren<br />
het alleen tranen over Emmaus, maar toen kwamen er tranen<br />
bij over de Pap en onze broers en over Arme Kleine.<br />
Filip veegde het snot uit mijn neus met zijn mouw af. Hield<br />
me tegen zich aan gedrukt, wiegde me zachtjes heen en weer.<br />
'Arm meisje <strong>van</strong> me,' zei hij. 'Arm meisje. Meisje.'<br />
To en was ik leeggehuild. Hij had zijn arm om me heen ge-
slagen, zijn hand vlak onder mijn borsten.<br />
'Alles is kapot.'<br />
'Alles kan gemaakt worden,' murmelde hij in mijn haar.<br />
'<strong>De</strong> knopen niet en zijn patroonkaarten ook niet. Die zijn<br />
kapot getrapt. Verscheurd.'<br />
'Maar zijn sjpenselekarretje wel. Dat vissen ze gewoon uit<br />
de beek.'<br />
We zoenden. Heel lang.<br />
Tot iets als een mug door mijn hoofd begon te zoemen.<br />
'Filip?'<br />
'Ja?'<br />
'Hoe wist je dat?<br />
'Wat?'<br />
'Van het sjpenselekarretje.'<br />
Hij keek me niet-begrijpend aan.<br />
'Hoe wist je dat het in de beek lag?'<br />
'Het is toch zo?' Hij wilde me opnieuw kussen.<br />
Ik hield hem <strong>van</strong> me af.<br />
'Wat?' Hij lachte. 'Fing ... Je zegt zelf dat ze de boel in elkaar<br />
getrapt hebben. Ik nam aan ... dat eh .. . '<br />
Ik zag zijn blik wegzwenken en op dat moment viel de bodem<br />
onder mijn voeten weg.<br />
'Je liegt.'<br />
'Ik lieg niet.'<br />
'Je lîégt, Filip Opper!' schreeuwde ik.<br />
'Goed dan,' zei hij. 'Ik wist het wel. Maar ik heb er niks mee<br />
te maken. Niemand <strong>van</strong> ons had er wat mee te maken. Meester<br />
Govaerts zegt dat het de Pruuse zelf geweest moeten zijn.'<br />
Ik greep hem bij zijn mouwen. 'En dat geloof jij?'<br />
'Wat maakt het uit wat ik geloof!' zei hij nijdig. 'Hij was<br />
gewaarschuwd, ja. Wie niet horen wil...'<br />
'Zei meester Govaerts dat?'<br />
'Wat maakt dat nou uit? En trouwens, hij heeft gelijk.'<br />
Ik staarde hem verbijsterd aan.<br />
Hij sloeg zijn hand voor zijn mond. Dacht na. 'Fing, hij
zegt dat ik goed werk heb geleverd. Hij zegt dat hij nu snel ander<br />
werk voor me zal vinden, geschikter werk voor een jongen<br />
met mijn kwaliteiten. Hij zegt .. . '<br />
Ik schudde mijn hoofd. 'Jij bent niet goed snik. <strong>De</strong> Zwartjassen<br />
houden je aan het lijntje. Ze gebruiken je.'<br />
'Maar meester Govaerts .. .'<br />
'Meester Govaerts voorop!'<br />
Ik wist niet waarom het zo lang geduurd had. Maar met de<br />
aanval op Emmaus Trott waren me de schellen eindelijk <strong>van</strong><br />
de ogen gevallen. Het was een groot raadsel dat ik het niet<br />
eerder gezien had.<br />
Filip drukte zijn hoofd tegen mijn borst. 'Je hent mijn<br />
meisje,' murmelde hij. <strong>De</strong> druk op mijn polsen nam toe. Het<br />
begon pijn te doen. Ik probeerde mijn handen los te krijgen.<br />
'Laat los,' zei ik.<br />
'Mijn meisje.'<br />
'Ik ben je meisje niet.'<br />
We zaten in het gras. Hij kroop tegen me aan. Als een klein<br />
kind. Alsof hij in me verdwijnen wilde. Hij kroop op mijn<br />
schoot, klampte zich aan me vast.<br />
'Filip.'<br />
'Mijn meisje, mijn meisje, mijn meisje .. .'<br />
'Ga <strong>van</strong> me af.'<br />
Ik probeerde hem <strong>van</strong> me weg te duwen, maar mijn handen<br />
kregen niet goed grip. Hij boog zich over me heen. Ik tuimelde<br />
achterover.<br />
'Filip!'<br />
Het volgende moment zag ik iets blinken en vlak langs me<br />
zwaaien. Er klonk een zwaar suizend geluid en toen een harde<br />
klonk. Filip tuimelde opzij.<br />
'Wegwezen. '<br />
Muulke torende boven Filip uit, die geknield in het gras zat,<br />
kreunend met zijn handen om de achterkant <strong>van</strong> zijn hoofd.<br />
Ze hield een zinken emmer vast. Het was niet alleen dat ze
groter was omdat zij stond en wij zaten. Haar woede maakte<br />
haar immens.<br />
'Wegwezen!'<br />
Filip schoot overeind.<br />
'Fing,' zei hij smekend, 'ik wilde niet ... ik dacht .. . '<br />
Muulke bracht kalm haar arm met de emmer naar achteren.<br />
'Wegwezen, klootzak.'<br />
Filip begon weg te lopen. Er zat een donkere vlek in zijn<br />
lichte haar. Een spoortje bloed sijpelde in zijn nek.<br />
'En als je nog één keer met je poten aan Fing komt, vermoord<br />
ik je!' riep Muulke hem na.<br />
Bij de haag draaide Filip zich om. Zijn gezicht was krijtwit.<br />
'Knettergek,' schreeuwde hij. 'Jullie allemaal. Van voor tot<br />
achter knettergek. En jij nog het meest, Heilige Boon! Heilige<br />
Boon! Heilige Boon!'<br />
Ik krabbelde overeind.<br />
'Het was niet .. .' zei ik. 'Hij wilde niet ... We waren .. .'<br />
Muulke keek me vol minachting aan. To en draaide ze zich<br />
zonder boe of bah om en liep weg.
Tussentijd (u)<br />
Nog steeds kon je langs de oorlog kijken. Er gingen weken<br />
voorbij zonder dat er iets noemenswaardigs gebeurde. We<br />
wisten dat dat niet overal zo was. Van boven de rivieren kwafnen<br />
geruchten. Maar met geruchten was het als met de wind,<br />
ze draaiden het ene moment linksom, het andere moment<br />
rechtsom. Dus je kon geloven wat je wilde en meestal geloofden<br />
we wat ons het minst verontrustte.<br />
We waren gewend geraakt aan de sirenes. Als ze klonken<br />
renden we niet meer naar de kelder, maar maakten we eerst af<br />
waar we mee bezig waren. Meestal kon je al <strong>van</strong> ver horen of<br />
de overtrekkende vliegtuigen over Sjlammbams Sahara zouden<br />
vliegen of niet.<br />
Op een dag zagen we hoe een vliegtuig werd neergehaald<br />
door het afweergeschut. Het was ten westen <strong>van</strong> de stad en<br />
het vliegtuig was te ver om te kunnen herkennen, maar er<br />
werd gezegd dat het een Piper Cub was, een Engels verkenningsvliegtuig.<br />
Daarna werd er druk gefluisterd over waar de<br />
piloot gebleven was. <strong>De</strong> gecensureerde kranten zeiden dat hij<br />
was opgepakt, maar dat geloofden er maar weinig.<br />
Ondertussen ging het leven gewoon door. Er gingen steeds<br />
meer dingen op de bon, maar wij hadden onze groentetuin en<br />
fruitbomen nog. <strong>De</strong> sigarenvoorraad was weliswaar inmiddels<br />
meer dan twee derde geslonken, maar we konden er als ruilmiddel<br />
nog steeds mee vooruit om spullen te ruilen die zelfs<br />
met bonnen moeilijk te krijgen waren.<br />
Op een nacht hoorden Muulke en ik stemmen <strong>van</strong> buiten.<br />
Er liepen kinderen door de wei <strong>van</strong> Wetseis, waar zijn koeien<br />
271
in stonden. Zelfs in het maanlicht kon je zien dat hun kleren<br />
haveloos waren. Er liep een meisje met een kind. Ze kon niet<br />
veel ouder zijn dan wij.<br />
'Wat willen ze?' vroeg Muulke verbaasd.<br />
Ze liepen achter de koeien aan, die onraad roken en door<br />
de wei hobbelden.<br />
'Melk,' zei ik.<br />
Het waren Belgen. <strong>De</strong> laatste maanden kwamen ze steeds<br />
vaker over de grens. Vooral <strong>van</strong>uit de grenssteden, waar het<br />
voedsel veel schaarser was dan bij ons.<br />
Ik hoorde de stem <strong>van</strong> het meisje 'Koetje, koetje,' zei ze<br />
zachtjes. Het jongetje naast haar stapte slaperig aan haar hand<br />
door het hoge gras. Hij hield een glazen fles tegen zich aan<br />
gedrukt, alsof het een knuffeldier was.<br />
Muulke schoot haar trui aan.<br />
'Wat ga je doen?' vroeg ik.<br />
Ze gaf geen antwoord.<br />
Even later zag ik haar door onze achtertuin over het hek<br />
klimmen en de wei in lopen. Het meisje en het kind bleven<br />
geschrokken staan. Muulke reikte haar iets aan. Het was de<br />
zinken emmer.<br />
Ze molk de koe. En daarna goot ze de melk over in de fles.<br />
We hadden nooit echt gesproken over wat er gebeurd was op<br />
het kerkhof. We hadden het wel geprobeerd, maar we kregen<br />
meteen ruzie.<br />
Ik had Filip nog twee keer gezien. <strong>De</strong> eerste keer stak hij de<br />
straat over. Er was een meisje bij hem. EenJeugdstormer. Ze<br />
had zijn hand vast. Ik was geschrokken dat ik er zo <strong>van</strong> schrok.<br />
En dat het zo'n pijn deed.<br />
<strong>De</strong> tweede keer stond hij ineens aan het tuinhek. Ik was blij<br />
datjes hem zag en niet Muulke. Ik geloof dat zij wel iets doorhad,<br />
maar het enige wat ze zei was: 'Filip staat bij het hek.'<br />
Niet 'die j ongen' of 'hij'.<br />
'Ha,' zei hij.
'Ha,' zei ik.<br />
We stonden een tijdje naar elkaars schoenen te kijken.<br />
'Dat was mijn meisje niet,' zei hij.<br />
'Dat was je meisje wel.'<br />
'Ja, wel,' zei hij. 'Maar wat ik bedoelde .. . '<br />
'Ik kan je meisje niet meer zijn,' zei ik. <strong>De</strong> tranen sprongen<br />
me in de ogen. Want terwijl ik het wist, wist ik dat ik innig gehoopt<br />
had dat hij zou komen en het zou zeggen. Maar ik wist<br />
ook dat het waar was wat ik zei. Ik kon zijn meisje niet meer<br />
zijn. Eerst hield ik mezelf nog voor dat het om Emmaus was.<br />
Maar diep <strong>van</strong>binnen wist ik dat dat niet zo was. Hij had tegen<br />
me gelogen. Dat kon ik hem niet vergeven. Ik kon het gewoon<br />
niet. Ook al wist ik dat ik, sinds de dag dat ik <strong>van</strong> school gehaald<br />
was, zelf meer dan genoeg gelogen had.<br />
Steeds meer mannen werden naar Duitsland gestuurd. Ze<br />
moesten daar in de fabrieken-gaan werken. Gelukkig hoefden<br />
ze niet ver over de grens, zodat de meesten heen en weer<br />
pendelden. Maar doordat de mannen niet meer in onze stad<br />
konden werken, moest er nieuw personeel gezocht worden.<br />
Ik vond werk in de ijsfabriek, waar ijsblokken gemaakt werden<br />
voor koeling. Het was de lawaaierigste plek die ik ooit<br />
gekend had. I Iet water dat in de aluminium bakken stroomde,<br />
de sissende koelmachines die het water moesten bevriezen,<br />
het ijs dat knarsend uitzette en onverhoeds knallende geluiden<br />
maakte, alsof iemand een pistool leegschoot, het losslaan<br />
<strong>van</strong> het ijs. Om nog maar te zwijgen <strong>van</strong> het geroezemoes <strong>van</strong><br />
alle mensen die in de hoge hal werkten, als bijen in een ijzige<br />
korf.<br />
Ik was dankbaar voor het lawaai. Als het pauze was ging ik<br />
niet in de kantine zitten, maar hield ik mijn jas aan en mijn<br />
muts op en at ik met mijn wanten aan mijn brood op.<br />
'Da's een ijskouwe,' werd er gezegd. 'Die voelt zich te goed<br />
voor ons.' Algauw lieten ze me links liggen. Ik vond het best.<br />
Ik had genoeg aan mezelf.<br />
273
Ik had nooit officieel ontslag genomen bij mejuffrouw<br />
Vroon. Ik zei tegen mezelf dat het was omdat ik niet wist wat<br />
ik tegen haar moest zeggen en dat ik geen zin had om Filip<br />
om de haverklap tegen te komen. Maar diep <strong>van</strong>binnen wist<br />
ik dat ik het bangst was voor meester Govaerts. Of niet zozeer<br />
voor hem, maar voor zijn woorden. En omdat ik niet wist of<br />
ik de moed zou hebben om me om te draaien en weg te lopen<br />
<strong>van</strong> de brieven die <strong>van</strong>af nu ongeopend in het gemeentehuis<br />
zouden blijven liggen.<br />
'We vinden wel een manier,' had Muulke alleen maar gezegd.<br />
Maar zo eenvoudig was het niet.<br />
Vreemd genoeg zei oma Mei er nauwelijks iets over. <strong>De</strong><br />
laatste tijd was ze voortdurend in de weer met haar foto's. Ze<br />
haalde ze uit hun schuilplaats, legde ze uit op tafel als een spel<br />
kaarten. Waar ze ook naartoe ging, ze nam ze mee. Elke avond<br />
nam ze de beschuitbus en het fourniturenkistje mee naar haar<br />
slaapkamer, en daar stonden ze op het nachtkastje.<br />
Maar soms vergat ze ze weer helemaal. Toen ik een keer<br />
<strong>van</strong> de ijsfabriek terugkwam, stond het keukenraam wagenwijd<br />
open en dwarrelden de foto's als herfstbladeren door de<br />
keuken.<br />
Ons bed was gekrompen. Ooit hadden we er met gemak ingepast.<br />
Maar dat was niet de enige verandering. We vlochten<br />
onze voeten niet meer in elkaar. En we zeiden Sjar en Nienevee<br />
geen goedenacht meer. In een wereld waar ze oude<br />
sjpenseleverkopers in elkaar sloegen, waar Judde steeds meer<br />
in het nauw gedreven werden en waar zogenaamde bevriende<br />
landen onze steden bombardeerden, was er geen plaats meer<br />
voor huis geesten. Of misschien waren we er simpelweg te<br />
groot voor geworden.<br />
Niet dat ze zich er wat <strong>van</strong> aantrokken.<br />
'Achchch! Achchch!'<br />
2 74
J es zei er niets meer over. Ze zei überhaupt niet veel meer.<br />
Ik nam aan dat de bibliotheek inmiddels wel op orde was, zo<br />
groot was ie nou ook weer niet, maar klaarblijkelijk hadden de<br />
nonnen iets nieuws verzonnen omJes bezig te houden.<br />
Ze werkte <strong>van</strong> 's ochtends tot 's middags. <strong>De</strong> rest <strong>van</strong> de dag<br />
zat ze in huis met oma Mei.<br />
Vroeger zou ze zich luidkeels beklaagd hebben. Nu niet<br />
meer. Meestal als ik thuiskwam zat zc in de keuken te lezen,<br />
haar rug recht tegen de stoelleuning en haar armen om het<br />
boek geklemd alsof het drijiliout was en zij een drenkeling.<br />
Het enige angstaanjagende dat in dÎe periode gebeurde, had<br />
niets met de oorlog te maken. Ik moest op een avond uien<br />
halen uit de kelder. Ineens schoot er een zwarte schim voor<br />
mijn voeten weg. Muulke ging omlaag met een schop, maar ze<br />
vond natuurlijk weer geen spoor <strong>van</strong> het ondier.<br />
'Hoe oud worden ratten?' vroeg Jes bibberig.<br />
We wÎsten het niet. Niet al te oud, hoopten we.<br />
Zo kabbelden vicr maanden <strong>van</strong> ons leven voorbij. Het was pas<br />
aan het eÎnd <strong>van</strong> de zomer dat alles opnieuw in een stroomversnelling<br />
raakte.<br />
275
Fing en Fing<br />
Muulke liep me die avond zowat ondersteboven. Ik kwam<br />
puffend <strong>van</strong> de warmte binnen.<br />
'Kom!'<br />
'Wat?'<br />
'Jes heeft nieuws!'<br />
'Nieuws?'<br />
'Kom nou mee!'<br />
Ze trok me de keuken in. Jes en oma Mei zaten aan tafel<br />
aardappels te schillen. Er was iets bedrukts in hun houding.<br />
Ineens kreeg ik het benauwd. 'Is het nieuws <strong>van</strong> de Pap?'<br />
'Zeg het nou!' zei Muulke.<br />
Ik keekjes aan.<br />
'Ze moeten op transport.'<br />
'Wie?'<br />
'<strong>De</strong> Judde.'<br />
Het was nauwelijks nieuws. Het was al langer bekend dat<br />
de Judde <strong>van</strong> onze stad naar werkkampen moesten. En er<br />
werd gezegd dat het er erg was. Het was een <strong>van</strong> de weinige<br />
keren dat er een kleine golf <strong>van</strong> verontwaardiging door onze<br />
stad gejaagd had. Niet dat die verontwaardiging tot veel had<br />
geleid, overigens.<br />
Muulke zat te wippen op haar stoeL 'Zeg het nou!'<br />
Jes zag eruit alsof ze nu al spijt had dat ze Muulke iets verteld<br />
had.<br />
'<strong>De</strong> Pruusin gaat ook op transport,' zei ze met tegenzin.<br />
Ik fronste. '<strong>De</strong> Pruusin?'<br />
Jes knikte.
Ik snapte er niks <strong>van</strong>. 'Werkkampen zijn toch alleen voor<br />
volle Judde?' zei ik. 'Toch niet als ze getrouwd zijn met een<br />
niet-Jud?'<br />
Jes begon nog meer te hlozen. Ik zag Muulke al inademen<br />
om te roepen watJ es klaarblijkelijk maar met moeite haar keel<br />
uitkreeg, toen ineens oma Meis stem klonk, droog en rasperig:<br />
'Ze is niet getrouwd.'<br />
Iemand (niemand wist wie, maar de vingers gingen weer eens<br />
in de richting <strong>van</strong> de Zwart jassen) had de dossiers <strong>van</strong> de<br />
burgerlijke stand gelicht. Waarschijnlijk in de hoop op belastend<br />
materiaal tegen iedereen die hen dwarszat. En uit een<br />
<strong>van</strong> de dossiers bleek dat er geen enkel bewijs te vinden was<br />
dat de Pruusin en de Sigarenkeizer daadwerkelijk getrouwd<br />
waren.<br />
'Toen zijn ze gaan vragen waar de Pruusin en de Sigarenkeizer<br />
getrouwd waren,' zei Muulke opgewonden. 'En daarna<br />
hebben ze navraag gedaan in Duitsland. In de stad waar ze<br />
getrouwd waren. En daar wisten ze nergens <strong>van</strong>!'<br />
Jes draaide zich naar me toe. 'Ze heeft gevraagd of jij langs<br />
wil komen.'<br />
'Ik? Waarom?'<br />
'Weet ik niet.'<br />
'Wat moet ik bij de Pruusin?'<br />
Ze haalde haar schouders op. 'Ze heeft het tot drie keer toe<br />
gevraagd.'<br />
<strong>De</strong> Pruusin deed de volgende ochtend zelf open. 'Ach ja,' zei<br />
ze, toen ze mijn verbaasde blik zag, 'het wordt moeilijk om<br />
goed personeel te vinden. En Anna doet het liever zelf dan dat<br />
ze alles nog eens over moet doen. Je weet hoe ze is. Kom binnen<br />
' Fing. Kom binnen.'<br />
Ik stapte de koele hal binnen. Al was ik er ruim twee jaar niet<br />
geweest, ik herkende de geur <strong>van</strong> boenwas, koperpoets en groene<br />
zeep en <strong>van</strong> het parfum <strong>van</strong> de Pruusin. In de hal sloeg de<br />
277
sigarenklok het volle uur. Verder was het er merkwaardig stil.<br />
'Help je even?' vroeg ze. Ze ging me voor de brede trap op.<br />
En alsof het de doodnormaalste zaak <strong>van</strong> de wereld was liep ik<br />
achter haar aan.<br />
Er lag een koffer opengeklapt op het bed. Aan de garderobekast,<br />
op een hanger hing een elegante zomerjurk. Hij<br />
vloekte met de stevige wandelschoenen die eronder stonden.<br />
Ernaast hing haar vogelpootjesjas en op de hoedenstandaard<br />
lag haar grote gele kometenhoed in dezelfde kleur als haar<br />
Juddester.<br />
'Och,' zei ze, 'zo'n drama is het nou ook weer niet. Een<br />
reisje <strong>van</strong> niks. Ik blijf gewoon in Nederland. Wie zich vrijwillig<br />
meldt mag gewoon in Nederland blijven. Tk bedoel, lieve<br />
<strong>hemel</strong>, Pólen!' Ze lachte. 'Wat valt dáár nou te doen voor een<br />
vrouw vol Vrijwillige Werken! '<br />
Ze begon op de rand <strong>van</strong> haar bed zakdoeken te vouwen.<br />
Het was pas toen ik naast haar ging zitten dat ik me realiseerde<br />
dat ik voor het eerst op haar kamer was. Hij was sober<br />
en kleiner dan ik me had voorgesteld. Het bed was smal en<br />
eenvoudig.<br />
Er klonken voetstappen in de gang. Anna kwam de kamer<br />
binnenlopen met een stapel dozen. Ze hield abrupt stil toen<br />
ze mij in de gaten kreeg. Haar krentenoogjes gingen <strong>van</strong> mij<br />
naar de Pruusin en weer terug.<br />
CO!' zei ze.<br />
'Dag,' zei ik.<br />
'Tkvroeg me af wat hiermee moet gebeuren,' zei ze, toen ze<br />
besloten had me te negeren. 'Er staat beneden nog een stapel,<br />
maar dit kan ik toch niet allemaal in de kelder zetten. Dat<br />
blijft nooit goed.'<br />
'Ik heb het volste vertrouwen dat je er een goede plek voor<br />
weet te vinden,' zei de Pruusin.<br />
'Mevrouw.'<br />
'Anna.'<br />
Anna bonkte weer de trap af.
'Waarom heeft u me eigenlijk geroepen?' vroeg ik.<br />
Ze glimlachte. 'Ik wilde zeggen dat het me spijt. En dat ik<br />
weet dat Liesl gelogen heeft. Toen.'<br />
'Dat heeft u al gezegd,' zei ik.<br />
'Maar je weet niet alles.' Ze verschoof even en keek me aan<br />
met haar korenbloemogen. Ik hoefde niet alles te weten, het<br />
interesseerde me eerlijk gezegd geen biet, maar ik wist dat ze<br />
het toch zou vertellen.<br />
'Nadat je bent eh ... weggegaan heeft Liesl een week gehuild.<br />
Ze kon gewoon niet meer ophouden. Twee maanden<br />
later was Anna weer een dansfiguurtje kwijt. Ze was natuurlijk<br />
woedend. <strong>De</strong> kasten <strong>van</strong> alle dagmeisjes werden uitgespit.<br />
Maar ze vond niks. To en werd de rest <strong>van</strong> het huis ondersteboven<br />
gehaald. Het was een onbeschrijflijke chaos. Anna die<br />
er een chaos <strong>van</strong> maakte, het was weer eens wat anders.' Ze<br />
grinnikte even. Toen staarde ze verstrooid naar de zakdoekjes<br />
op haar schoot. 'Twee dagen later werd het dansfiguurtje gevonden.<br />
Samen met nog een heleboel gepikte spullen. Onder<br />
Liesls bed.'<br />
Ze tuurde een hele tijd voor zich uit. Toen zei ze: 'Ik vraag<br />
me maar steeds af waarom ze het gedaan heeft.'<br />
Dat is dus de reden, dacht ik. Ze wil helemaal geen verontschuldigingen<br />
aanbieden, ze wil weten wat haar nichtje uitgespookt<br />
heeft. En waarom.<br />
'Soms denk ik dat ze gewoon betrapt wilde worden,' zei de<br />
Pruusin.<br />
Ze keek me aan alsof ze nog steeds dacht dat ik het antwoord<br />
had. Het was het moment geweest waarop ik de vragen<br />
had kunnen stellen die maar steeds door mijn hoofd bleven<br />
gaan. Waarom was ze niet met de Sigarenkeizer getrouwd?<br />
En waarom had de Sigarenkeizer het geaccepteerd? <strong>De</strong> Sigarenkeizer<br />
die, vóór de oorlog in elk geval, zo machtig was dat<br />
hij kon doen wat hij wilde. Waarom was hij voor haar gebogen?<br />
Maar ik deed het niet. Ik kreeg de vragen simpelweg niet<br />
over mijn lippen.<br />
279
Ze stond op en liep naar de kledingkast in de hoek <strong>van</strong> de<br />
kamer.<br />
Een moment lang dacht ik echt dat ze weer met een doos<br />
met een feest jurk voor me zou aankomen en me zou vragen<br />
hem aan te trekken. Maar toen haalde ze een kleerhanger tevoorschijn<br />
met een antistofjas eromheen. Toen ze die openritste<br />
zag ik dat eronder een jas zat. Een kopie <strong>van</strong> haar eigen<br />
vogelpootjesjas, maar dan kleiner.<br />
'Ik had 'm voor Liesl laten maken,' zei ze. 'Nou ja, je weet<br />
dat ze een hekel aan nieuwe kleren heeft. Nooit begrepen<br />
waarom.' Ze staarde de jas verwijtend aan alsof ze hem tot een<br />
bekentenis dwingen kon. To en ritste ze de stofjas weer dicht.<br />
'Hier.'<br />
'Hij past mij niet,' zei ik.<br />
'Hij is voor Jes.'<br />
Ik aarzelde.<br />
'Neem nou.'<br />
'En Liesl dan?'<br />
'Ach kind,' zei ze, ineens ongeduldig, 'als die ellendige oorlog<br />
voorbij is, is ze er allang weer uit gegroeid. Hier.'<br />
Met tegenzin nam ik hem aan.<br />
'0, ja, ik had nog wat.' Ze rommelde in haar commode.<br />
'Ik dacht... voor jou ... nou ja, als aandenken ... '<br />
Ik staarde naar de foto die in mijn hand lag.<br />
Het was de foto <strong>van</strong> Liesl en mij, in onze prinsessenjurken.<br />
En al was het meer dan twee jaar geleden, ik herkende mezelf<br />
meteen. Ik leek verdwaald in mijn jurk, je kon zien dat ik mijn<br />
adem inhield alsof hij niet <strong>van</strong> zijde maar <strong>van</strong> prikkeldraad<br />
gemaakt was. Ik keek doodsbenauwd.<br />
Maar toen gebeurde er iets geks. Iets dat ik mijn hele leven<br />
niet meer vergeten ben.<br />
Toen ik vervolgens naar het andere meisje op de foto keek,<br />
zag ik dat ik dat meisje óók was. Ik herkende mijn eigen mollige<br />
armen, mijn dikke steile haar. Dit keer keek ik helemaal
niet geschrokken. Mijn blik was vijandig en koud en de jurk<br />
zat als een vesting om me heen, alsof ik me had ingegraven.<br />
Het was pas bij de tweede keer kijken, dat ik zag wat er werkelijk<br />
op de foto stond.<br />
Ik had me vergist.<br />
Het eerste meisje was niet ik, maar Liesl.<br />
Het boze meisje op de tweede foto, dat was ik écht.
<strong>De</strong> ligging <strong>van</strong> de Amazone<br />
Soms leek het alsof Sjlammbams Sahara zichzelf langer kon<br />
maken. Alsof de weg zich 's nachts in een paar nieuwe bochten<br />
gekronkeld had. Maar die dag was hij gekrompen en een<br />
zwoele zomerwind woei ons vooruit. We werden langs de<br />
smidse geblazen waar de oude Mattie onder de machtige benen<br />
<strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong> droomde en in zijn slaap piepend achter konijnen<br />
aan holde.<br />
<strong>Heivisj</strong> stond kalm uit de haverzak te eten. Het leven boven<br />
de grond had het paard goed gedaan. Zijn ooit zo doffe vacht<br />
glansde, de machtige spieren golfden vlak onder zijn huid.<br />
Ik moest denken aan wat Muulke me ooit verteld had. Het<br />
was iets dat ze ontdekt had in de dagen dat ze nog achter de<br />
smid aan liep in de hoop op een spannend verhaal. <strong>De</strong> allereerste<br />
avond dat <strong>Heivisj</strong> in de stal stond werd het dier onrustig<br />
<strong>van</strong> het invallende donker. Nu had de Naas Herrnes genoeg<br />
tuig in huis om elk weerspannig paard vast te zetten. Maar<br />
in plaats daar<strong>van</strong> haalde hij kaarsen die hij eerst liet uitlekken<br />
op het aambeeld en daarna vastdrukte op het metaal. Niet<br />
één, maar een stuk of twintig. Net zolang tot de hoek waar<br />
<strong>Heivisj</strong> stond niet meer donker was. Iedereen die het hoorde<br />
verklaarde hem voor gek, maar Hermes trok zich er niks <strong>van</strong><br />
aan. 'Het enige wat dat paard nodig heeft,' had hij gezegd, 'is<br />
een <strong>hemel</strong> waar hij naar kan opkijken.'<br />
In de stad standjes voor zowat iedere winkelruit stil en bekeek<br />
zichzelf ernstig. Ik had haar al vier keer gezegd dat ze het ding<br />
uit moest doen, want het was veel te warm. Maar ze wilde er<br />
niet <strong>van</strong> horen.
Ik keek naar haar spiegelbeeld. Ze was de afgelopen maanden<br />
iets gegroeid en ook al was ze nog steeds klein voor haar<br />
leeftijd, ze was toch stakerig geworden. Ze had de dunste polsen<br />
die ik ooit gezien had.<br />
'Ik kan toch niet zomaar zo'n dure jas aannemen,' had ze<br />
gezegd.<br />
'Ik heb de Pruusin al bedankt,' zei ik.<br />
'Ik wil haar zelf bedanken.'<br />
'Dat kan niet. Ze vertrekt <strong>van</strong>daag.'<br />
'Nou, laten we dan maar opschieten.'<br />
Bij Betje Garen was de etalage dichtgetimmerd. En hoewel<br />
achter het raampje <strong>van</strong> de winkeldeur nog steeds het bordje<br />
hing met daarop in deftige letters:<br />
OPEN VO OR ONZE GEACHTE CLIENTÈLE,<br />
BINNEN ÉN BUITENSTAD S<br />
MOOIE AA NBIEDINGEN! !<br />
( ZATERDAGS GESLOTEN)<br />
kon je hinnen zien dat de schappen leeg waren, en dat de<br />
weegschaal was verdwenen; alleen de donkere afdruk er<strong>van</strong><br />
stond nog in het verder vaal geworden hout <strong>van</strong> de toonbank.<br />
We liepen langs de stadsbeek.<br />
Ik belde aan. Het duurde een tijd voordat de deur openging.<br />
Het was Anna. Ze had haar jas over haar arm en haar<br />
hoed op. Ze schudde haar hoofd. 'Ze is al weg.'<br />
'Dan wil ik de Sigarenkeizer bedanken,' zei ] es.<br />
'Die is er ook niet meer,' zei Anna. Het leek erop dat ze<br />
zich vast had voorgenomen niets meer te zeggen, maar dat<br />
mislukte. 'Hij gaat haar achterna,' riep ze uit, terwijl ze naar<br />
buiten kwam en de deur op slot draaide. 'Op de fiets.'<br />
'Naar Vught?' zei ik verbaasd.<br />
'Ze hehben gisteren zijn automobiel in beslag genomen!'<br />
Ze schudde haar hoofd in verbijstering. '<strong>De</strong> Sigarenkeizer op
de Héts! Waar moet het met de wereld naartoe? Waar moet<br />
het in godsnaam met de wereld naartoe?' To en liep ze met<br />
boze stappen weg.<br />
'Dan gaan we naar het station,' zei Jes.<br />
'J es... 'z e l' l'k .<br />
Maar ze draaide zich al om en begon terug te lopen.<br />
'Wacht!' riep ik. 'Wacht nou!'<br />
To en we de hoofdstraat in schoten botsten we tegen haar op.<br />
Het gebeurde zo onverwacht dat we elkaar een volle seconde<br />
aankeken. Pas toen herkende ik haar.<br />
Als <strong>van</strong>zelf maakten mijn knieën een knicksje.<br />
Jes keek <strong>van</strong> mij naar het Slagschip.<br />
'Ga maar alvast,' zei ik.<br />
'M J 'J<br />
aar ... zeI es.<br />
'Ik kom zo,' zei ik.<br />
Ze leek kleiner te zijn geworden. En valer. Ik had haar niet<br />
meer gesproken sinds de dag dat oma Mei ons betrapt had bij<br />
de Commissie <strong>van</strong> Welstand. En dat kwam niet door de Voorzienigheid.<br />
Ik wist zeker dat zij mij net zo ontlopen had als ik<br />
haar.<br />
'Alles goed?'<br />
Ik knikte.<br />
'Oma?'<br />
'Ja.'<br />
'Al bericht <strong>van</strong> je vader en hr . .. ?'<br />
'U moet het zeggen,' zei ik.<br />
'Wat?'<br />
Ik wist niet dat de vraag in mijn hoofd gezeten had. Maar<br />
hij moest er gezeten hebben al die tijd. En wat het antwoord<br />
ook zou zijn, ik zou blijven staan tot ik het wist.<br />
'Ik wil weten wie de commissie gekozen zou hebben.'<br />
Ze gaf geen antwoord. Eerst dacht ik dat mijn vraag haar in<br />
verlegenheid bracht. Maar toen zag ik dat ze me helemaal niet<br />
aankeek.
'Mevrouw?'<br />
'Ja?'<br />
Ineens drong er iets tot me door.<br />
'Wat doet u hier eigenlijk?' vroeg ik. 'Waarom bent u niet<br />
op school?'<br />
'Ik moest een <strong>van</strong> onze zusters wegbrengen.'<br />
'Wegbrengen?'<br />
'Naar de trein.'<br />
Ik staarde haar verbaasd aan. Het Slagschip zuchtte diep; ik<br />
kon niet horen of het een geërgerde zucht was of een treurige.<br />
'<strong>De</strong> bisschoppen hebben geprotesteerd tegen de slechte<br />
behandeling <strong>van</strong> de Judde. Daar waren de Pruuse woedend<br />
over. Nu paklcen ze alsnog bekeerde nonnen op.'<br />
Het was niet nieuw wat ze vertelde. Maar ik had er niet bij<br />
stilgestaan dat wij bekeerde nonnen op onze school hadden.<br />
Geen moment.<br />
'Wte dan?' vroeg ik.<br />
'Zuster Immaculata.'<br />
Het was alsof mijn hart stilstond.<br />
'<strong>De</strong> Dreuvige?' vroeg ik.<br />
Het Slagschip knikte.<br />
'Hoe kan dat nou?'<br />
Ze keek me vragend aan.<br />
'Hoe kan de Dreuvige nouJud zijn? Ze zat bij de missie! In<br />
Mrika!'<br />
Nu was 't het de beurt <strong>van</strong> het Slagschip om verbaasd te<br />
kijken. 'In Mrika? Hoe kom je daarbij?'<br />
'Ze heeft toch over de Amazone gevaren!' zei ik kwaad.<br />
Er trok een gepijnigde glimlach over haar gezicht.<br />
'Fing.'<br />
'Ja?'<br />
'<strong>De</strong> Amazone ligt niet in Mrika.'<br />
'Niet?'<br />
'Nee, in Zuid-Amerika.'<br />
Misschien dat ze daarna mijn vraag beantwoordde, mÎs-
schien dat ze echt wat zei, maar ik heb het nooit gehoord, of<br />
misschien heb ik het alleen niet onthouden. Ik was zo ondersteboven<br />
dat ik niet eens weet of ik haar gedag gezegd heb of<br />
dat ik me gewoon heb omgedraaid en ben weggelopen.<br />
<strong>De</strong> lange straat naar het station is bochtig, misschien is Jes<br />
maar één bocht verder. Ik roep haar, maar het blijft stil. Er is<br />
bijna niemand op straat. Wel staan hier en daar ramen open,<br />
waarachter zacht gepraat wordt. Ik ga sneller lopen. Mijn<br />
schoenen kletsen op straat. Op het laatst maakt de straat een<br />
knik. Vlak voordat ik het stationsplein oploop zie ik dat het<br />
volloopt metJudde.<br />
Er komt een vrachtwagen aan. Daarachter rijdt een bus. Ze<br />
stoppen met piepende remmen. <strong>De</strong> deuren gaan open en er<br />
stappen nog meer mensen uit. Het zou een doodgewone dag<br />
kunnen zijn, ware het niet dat alle passagiers koffers of tassen<br />
bij zich dragen. <strong>De</strong> kinderen hebben een rugzak om. Er is een<br />
vrouw die, ondanks dat het hoogzomer is, twee jassen over elkaar<br />
aanheeft. Ik zie de mouwen <strong>van</strong> de onderste jas uitsteken.<br />
Ze zweet, maar toch heeft ze de buitenste jas tot de bovenste<br />
knoop dicht.<br />
<strong>De</strong> Dreuvige draagt een zomerse reiscape over haar habijt<br />
met daarop de grote gele ster. Ze staat bij Betje Garen en haar<br />
twee zoons. Naast haar staat haar koffer. Ik stelde me vroeger<br />
altijd voor dat ze een enorme koffer zou hebben <strong>van</strong> al haar<br />
wereldreizen vol stempels en plakplaatjes. <strong>De</strong>ze is klein, grijs<br />
en glad.<br />
Er wordt geroepen. <strong>De</strong> eerste groep Judde, Betje Garen,<br />
haar zoons, de Dreuvige en de andere Judde <strong>van</strong> onze stad,<br />
mengt zich met de tweede groep. Er zijn er die elkaar kennen.<br />
Ik hoor iemand roepen.<br />
Het zijn onbekende soldaten die de Judde bij elkaar gedreven<br />
hebben. Ze staan er ontspannen bij, hun geweren hangen<br />
over hun schouders, maar toch zie ik dat de cirkel die ze gemaakt<br />
hebben om de Judde heen geen moment minder rond
wordt. En ook de ruimte tussen elke soldaat blijft gelijk, als de<br />
schakels <strong>van</strong> een onzichtbare ketting.<br />
Dan zie ik Jes. Ze staat naast de Pruusin. Ik wuif, maar ze<br />
ziet me niet.<br />
Op het moment dat ik een stap naar voren zet, sluiten twee<br />
soldaten het gat. Ik ruik de stugge, bezwete stof <strong>van</strong> hun uniformen.<br />
'Mijn zusje,' zeg ik.<br />
Ze kijken me aan.<br />
Als er een ramp staat te gebeuren, als de grootste ramp in je<br />
hele leven zich ontvouwt, ga je anders kijken. Het lijkt alsof je<br />
de wereld altijd door een vlies gezien hebt dat ineens breekt.<br />
Ik zie tussen de schouders <strong>van</strong> de soldaten Jes, die nietsvermoedend<br />
tussen de Judde in staat. En ik kijk met gloednieuwe<br />
ogen. Met de ogen <strong>van</strong> een Prous. Ik zie het gitzwarte haar<br />
<strong>van</strong> Jes en de kolenzwartc ogen die ze als enige <strong>van</strong> de Mam<br />
geërfd heeft. Juddehaar, Juddeogen. En de jas, de perfecte kopie<br />
<strong>van</strong> de jas <strong>van</strong> de Pruusin.<br />
Mijn hart begint te bonken.<br />
'Meine kleine Schweste1',' zeg ik. Ik wijs.<br />
Ik zie hoe ze daar staat tussen de opeengepakte groep, tussen<br />
de koffers en valiezen. Geroezemoes. Iemand huilt, nee,<br />
jammert zachtjes. Het kan een vrouw zijn of een kind, ik weet<br />
het niet.<br />
Een hoge fluit klinkt, en het ratelende openschuiven <strong>van</strong> de<br />
treindeuren.<br />
Op dat moment beginnen de soldaten de groep bedaard<br />
in beweging te brengen. Als olie en water zo keurig gescheiden<br />
bewegen de Judde en de soldaten. Geen moment raken<br />
ze elkaar. <strong>De</strong> groep begint richting de perrons te gaan. Ik zie<br />
Jes nog omkijken; haar gezicht staat verbaasd. Het volgende<br />
moment stapt een grote dikke man voor haar. Dan is ze weg.<br />
Opgeslokt in de kalm stommelende, roezemoezende groep.<br />
Ik schreeuw zo hard dat ik voel hoe mijn mondhoeken kapot<br />
springen. Mijn linkerarm raakt de kolf <strong>van</strong> een geweer. Ik
voel geen pijn. Wel voel ik armen die om me heen geslagen<br />
worden, handen die me op mijn plek houden, die me neerdrukken,<br />
mijn jas die kraakt. Ik voel hoe ik door mijn knieën<br />
knik, maar iets zet zich schrap in mij met zoveel kracht dat de<br />
soldaat die zijn gezicht vlak voor het mijne houdt me verbaasd<br />
aankijkt. Er komt nog een schreeuw uit me, al weet ik niet<br />
waarom, al kan niks ooit zo erg zijn, niks kan toch zo erg zijnmaar<br />
in mijn hoofd is het pikzwart geworden, mijn gedachten<br />
vatten vlam.<br />
<strong>De</strong> soldaat zegt dat ik moet ophouden. Wat zijn dat nu voor<br />
manieren?<br />
Ik schreeuw dat ik pas ophoud als mijn zus weer hier is.<br />
Je zus?<br />
Mijn zus. Ze hoort daar niet. Ze is geenJud!<br />
Geen Jud?<br />
Ik zal toch wel weten wie mijn zus is? Is iemand met zwart<br />
haar en donkere ogen meteen een Jud? Nee toch zeker! Wat<br />
zou er <strong>van</strong> de wereld terechtkomen als iedereen met donker<br />
haar en donkere ogen een Jud was!<br />
Tussen hun schouders door zie ik de groep het station binnenlopen.<br />
Even meen ikJes te zien, maar dan verdwijnen de<br />
laatste ruggen tussen de deuren door. Weer klinkt een fluit,<br />
lang en doordringend.<br />
Ik wist niet dat het kon, ik wist niet dat ik nog harder<br />
schreeuwen kon.<br />
Er moet een gat in de tijd gevallen zijn. Ineens staat de<br />
Pruusin tussen de soldaten. <strong>De</strong> vogelpootjesjas vlamt tussen<br />
de uniformen. Aan het eind <strong>van</strong> haar arm staatjes .<br />
'Hier liefje,' zegt de Pruusin. 'Dit pakje mag hier blijven,'<br />
voegt ze in het Duits toe. Jes wil tussen de ruggen <strong>van</strong> de soldaten<br />
door stappen, maar die houden haar tegen. Door mijn<br />
tranen heen zie ik hoe Jes me verbaasd aankijkt. Ik huil zo<br />
hard dat ik sta te schokken.<br />
'Och, kind,' roept de Pruusin sussend. 'Och, kind, toch.'<br />
Ze zegt dat ze Jes moeten doorla ten, dat ze er niet bij hoort.
<strong>De</strong> heren soldaten zien toch wel datjes geen ster draagt? Kijk<br />
dan, heren. Heren? Maar de mannen staan met opeengeklemde<br />
kaken en wijken niet.<br />
En dan weet ik dat er nu iets gaat gebeuren, iets waar ik elke<br />
dag, elk uur <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> mijn leven aan zal moeten denken.<br />
Of ik wil of niet. Het zal me nooit meer met rust laten. Nu<br />
gaat gebeuren waar ik mijn hele leven bang voor ben geweest.<br />
Datwat gezorgd heeft dat ik altijd op mijn hoede was, datwat<br />
gemaakt heeft dat ik me altijd schrap gezet heb, zelfs in mijn<br />
slaap.<br />
Ik gajes verliezen.<br />
'Laat dat meisje door.'<br />
<strong>De</strong> stem klinkt achter me. 'Laat haar erdoor. Ze hoort er<br />
niet bij.'<br />
Wat ik ook gezegd heb, wat ik ook gedacht heb, ik vergeet<br />
alles. Ik vergeet ter plekke dat ik hem gemeden heb, dat ik<br />
niks meer met hem te maken wilde hebben. Ik draai me om<br />
en hou me aan meester Govaerts vast, nee, ik stort me zowat<br />
boven op hem, hij valt bijna om. Ik druk me tegen hem aan, ik<br />
roep, nee, ik huil dat zeJes hebben, mijn Jes, dat ze haar op de<br />
trein willen zetten, alleen omdat ze denken dat ze een godverdomdeJud<br />
is. Ik drukmijn hoofd in de voering <strong>van</strong> mijn jas, ik<br />
begin daadwerkelijk haren uit mijn kop te trekken.<br />
Jk heb pas later <strong>van</strong> Jes gehoord wat er gebeurde. Dat de<br />
soldaten niet onder de indruk waren <strong>van</strong> de woorden <strong>van</strong><br />
meester Govaerts, dat zelfs hij niet leek te kunnen voorkomen<br />
dat de soldaten Jes terugduwden naar de vertrekkende<br />
Judde toe. Maar dat hij toen de mensen op het plein aansprak,<br />
de mensen die de Judde kwamen uitzwaaien, of die<br />
alleen maar waren komen kijken. Niet dat hij echt het woord<br />
tot ze richtte. Hij sprak nog steeds tegen de Pruuse. Maar hij<br />
zei kalm dat het geen slimme zet zou zijn om een meisje, een<br />
honderd procent Hollands meisje, op de trein te zetten. Een<br />
meisje uit deze stad. En dat terwijl iedereen weet hoezeer de
urgers <strong>van</strong> deze stad op elkaar passen.<br />
Er ontstaat geroezemoes, gemor.<br />
En dan mag ze erdoor.<br />
Zo simpel is het.<br />
Meester Govaerts pakt me bij mijn arm en leidt me weg. Mijn<br />
benen trillen verschrikkelijk.<br />
'Gaat het?'<br />
Ik knik. Ik kijk niet op of om. Ik hou alleen Jes vast, met<br />
mijn ogen stijf dicht en pas als het geroezemoes en de voetstappen<br />
zich <strong>van</strong> me verwijderen, doe ik ze weer open en zie<br />
ik in een waas alleen nog maar de hoed, de grote hoed <strong>van</strong> de<br />
Pruusin die als een opzichtige komeet tussen de laatste ruggen<br />
verdwijnt, de deuren door, het perron op.
Diefstal<br />
In de laatste week <strong>van</strong> oktober begon onze voorraad te slinken.<br />
'Waar is het brood?' vroeg ik.<br />
'Welk brood?' vroeg Jes.<br />
'Die homp in de broodtrommel.'<br />
'Misschien heeft Muulke het opgegeten.'<br />
Muulke zei dat ze nergens <strong>van</strong> wist.<br />
Twee dagen later verdween er een restje vlees uit de vleespan.<br />
'Wat is er met dat vlees gebeurd?' vroeg ik.<br />
'Welk vlees?' vroeg oma Mei.<br />
Ik wees naar de vleespan, die schoon en leeg op het fornuis<br />
stond.<br />
'Op.'<br />
'Welnee,' zei ik. 'Ik heb gisteren het deksel erop gedaan en<br />
toen zat het er nog in.'<br />
'<strong>De</strong> rat?' vroeg Jes.<br />
Het leek wel alsof niemand zich er druk om maakte. Oma<br />
Mei had zich gestort op het <strong>van</strong>gen <strong>van</strong> het ondier. (Sindsdien<br />
mochten we niet meer in de kelder. Wij vonden het allang<br />
best. Zolang ze maar niet voor dood bij de potkachel zat.)<br />
J es haalde haar schouders op. Alleen Muul ke was als <strong>van</strong>ouds<br />
geïnteresseerd, maar het laatste waar ik op zat te wachten was<br />
een nieuwe tragische tragedie, dus tegen haar zei jk niks meer.<br />
In de week daarop verdwenen een pot augurken, een zakje<br />
óchorei en nog een brood.<br />
Eerst dacht ik er nog niet veel <strong>van</strong>. Pas in de week daarop
toen er nieuwe geruchten door de stad woeien, begon ik me<br />
zorgen te maken.<br />
'Er zijn weer tommy's geland,' werd er gezegd. 'Ze zitten<br />
verstopt op een boerderij.'<br />
'Welnee, ze zitten in de kerktoren.'<br />
'Kwats; ! En het zijn helemaal geen tommy's. Het zijn<br />
Pruuse die zich vermomd hebben als tommy's om iedereen<br />
die hen helpt te kunnen oppakken.'<br />
Wat er ook <strong>van</strong> waar was, het feit bleef dat er ergens mensen<br />
zaten die eten en drinken moesten hebben. Feit bleef dat<br />
er mensen waren die hun leven waagden om daarvoor te zorgen.<br />
Ik dacht aan onze slinkende voorraad.<br />
Ik kende in ons huis maar één iemand die zo gek zou zijn.<br />
In tegenstelling tot wat iedereen gedacht had, had Muulke<br />
haar baan bij de Rosita gehouden. Zelfs toen er meisjes ontslagen<br />
werden, hielden ze haar aan. Ik geloof niet dat ze <strong>van</strong><br />
het werk zelf hield, het was saai en monotoon, maar ze had<br />
er vriendinnen. Volgens mij had ze ook een jongen ontmoet.<br />
Ik had tenminste 's avonds een keer een zuigzoen in haar nek<br />
gezIen.<br />
Hoe langer ik erover nadacht, hoe sterker mijn vermoeden<br />
werd. Ik kende Muulke als mijn schortzak. Ik wist dat de<br />
oorlog haar was tegengevallen. Behalve het rondbrengen <strong>van</strong><br />
de verzetskrantjes had ze weinig omhanden gehad. En sinds<br />
wanneer zei Muulke 'nee' tegen een avontuur? Mijn zus was<br />
zo verknocht aan haar tragische tragedies dat ze er desnoods<br />
zelf een zou veroorzaken.<br />
Uiteindelijk was mijn plan even zo eenvoudig als belachelijk.<br />
Ik zou, zodra Muulke thuis was, laten weten dat ik weg moest.<br />
Op tafel zou ik een paar potten klaarzetten, een worst en wat<br />
hompen brood, genoeg om niet te laten opvallen dat er iets<br />
weg was.
'Wat ga je doen?' vroeg Jes. Ik poeierde haar af met een of<br />
andere smoes en liep naar buiten, een stukje Sjlammbams Sahara<br />
af, en toen achterlangs weer terug. Daarna wachtte ik tot<br />
de keuken leeg was en verstopte ik me achter de deur naar de<br />
gang. Als je die openzette, ontstond er een kleine driehoekige<br />
schuilplaats.<br />
Ik voelde me volslagen idioot zoals ik daar gehurkt zat. Als<br />
Muulke om wat voor reden ook de deur dichtdeed stond ik<br />
compleet voor aap. En wie zei trouwens dat ze komen zou?<br />
Voor hetzelfde geld had ik haar met al mijn vragen wantrouwend<br />
gemaakt en was ze voorlopig niet <strong>van</strong> plan om nog iets<br />
te pikken. Maar ik zat er nu en kon niks anders doen dan afwachten.<br />
Er klonken voetstappen op de overloop.<br />
Ik zette me schrap. <strong>De</strong>snoods zou ik dreigen dat ik oma<br />
Mei alles zou verklappen. Geen <strong>van</strong> ons had de ander ooit verraden,<br />
hoewel we er doorlopend mee dreigden, maar nu wist<br />
ik dat ik het zou doen. Wat de prijs ook zijn zou.<br />
Het moest.<br />
<strong>De</strong> deur ging open. Ik hoorde voetstappen: iemand liep<br />
naar de tafel toe en bleef toen staan. Een paar seconden bleef<br />
het muisstil.<br />
Ik wilde al overeind springen en haar naam roepen toen ik<br />
haar door de kier <strong>van</strong> de deur zag. Of beter gezegd: niet haar,<br />
maar haar jas.<br />
Ik verstijfde.<br />
Het was de vogelpootjesjas.<br />
29 3
<strong>De</strong> Paterskoel<br />
J es keek niet één keer om. Ik wist niet of ik blij of ontzettend<br />
kwaad moest zijn. Voor hetzelfde geld was ik een Zwart jas geweest,<br />
of nog erger: een Pruus!<br />
Voorbij de holle weg schoot ze de akker op en liep in de<br />
richting <strong>van</strong> de Kollenberg. To en wist ik zeker dat ze iets in<br />
haar schild voerde. <strong>De</strong> weg om de stad werd vaak gecontroleerd,<br />
en ze wilde dus niet dat iemand haar zag.<br />
Ze liep dwars op de akker met een uitpuilende tas. Haar<br />
voeten ploegden door de mulle aarde. Ik zag hoe ze haar rug<br />
kromde in de wind. Hoe zwaar ze het had. M en toe moest<br />
ze stilstaan om op adem te komen. Dan dook ik omlaag, wat<br />
nergens op sloeg. <strong>De</strong> akker was leeg, op een mottige vogelverschrikker<br />
na. Er was geen plek om je te verschuilen. Als ze<br />
zich ook maar één keer omgedraaid had, had ze me meteen<br />
gezIen.<br />
Jes liep recht op de steile val <strong>van</strong> de Krombroodberg af.<br />
Toen begon ik pas echt ongerust te worden. <strong>De</strong> akker waar we<br />
over liepen was de plek waar de krombroodjes <strong>van</strong>af gegooid<br />
werden. Daarachter tuimelde de bodem angstaanjagend steil<br />
omlaag naar de Kollenbergweg. <strong>De</strong> berg zonder hulp op<br />
klimmen was al lastig genoeg, maar afdalen met ecn tas en een<br />
zwervel. ..<br />
Het was de enige keer dat ik haar terug wilde roepen. In<br />
plaats daar<strong>van</strong> beet ik in mijn vuist.<br />
Vlak voor de helling stond een grote eik. Daarachter verstopte<br />
ik me. Ik wist dat ze zich om moest draaien om de berg<br />
af te kunnen dalen. To en ze achterwaarts naar de rand kroop,<br />
294
zag ik dat haar gezicht strak <strong>van</strong> de spanning stond.<br />
To en was ze verdwenen.<br />
Elk moment verwachtte ik het geroffel <strong>van</strong> losgeraakte aarde,<br />
een bonk of een kreet. Ik wachtte tien tellen. Toen hield ik<br />
het niet meer. Ik kroop naar de rand.<br />
Ze moest dit vaker gedaan hebben. Ze was al op een derde,<br />
daar waar de bomen ophouden en er nog maar weinig houvast<br />
is. Ze liet zich op haar zitvlak zakken, en half schuifelend en<br />
half glijdend ging ze verder omlaag. To en ze bijna beneden<br />
was glipte de tas uit haar handen; hij rolde omlaag en bleef op<br />
het grasveldje onderaan liggen.<br />
Net goed, dacht ik, ik hoop dat wat erin zit stuk is. Maar<br />
mijn knieën trilden <strong>van</strong> opluchting toen ze veilig beneden<br />
was.<br />
Die opluchting duurde niet lang.<br />
Ze stak de weg over in de richting <strong>van</strong> de 'Hof <strong>van</strong> Olijven',<br />
liep de bakstenen trap op, om de aardkleurige betonnen grot<br />
heen, stapte over het roestige prikkeldraad en verdween. Nog<br />
even ritselden haar voetstappen door de dorre bladeren. To en<br />
verwijderden ze zich en werd het stil.<br />
'Stik,' zei ik.<br />
<strong>De</strong> Paterskoel was na de dood <strong>van</strong> Truuke korte tijd een favoriete<br />
griezelplek geweest voor veel paartjes, maar daarna<br />
raakte het terrein snel in vergetelheid. <strong>De</strong> paters stopten met<br />
hun archeologische werk. <strong>De</strong> gemeente had daarna nog berkenbomen<br />
geplant in de hoop er bos <strong>van</strong> te maken. Daarna<br />
waren ze het gebied domweg vergeten. Het landschap <strong>van</strong> de<br />
Paterskoel was nu pokdalig, vol kuilen en verzakte delen. <strong>De</strong><br />
bomen <strong>van</strong> het berkenbos waren nooit onderhouden, zodat<br />
er een wildgroei was ontstaan <strong>van</strong> iele, ziekelijke bomen, met<br />
een bast die niet wit was maar gelig, met schimmelplekken en<br />
met takken die afbraken als je er alleen maar naar keek. Voor<br />
de rest groeiden er enorme braamstruiken, waar je je handen<br />
en kleren aan openhaalde.<br />
295
Er zat niks anders op. Ik moest haar achterna. Ik wist nu dat<br />
mijn vermoeden klopte.<br />
NatUurlijk had ze het gedaan. Natuurlijk had ze die tommy<br />
<strong>van</strong> eten en drinken voorzien. Het ergste was nog wel dat het<br />
onze eigen schuld was. Mijn eigen schuld. Sinds mijn belofte<br />
aan oma Mei was ik een strakkere rechthouder voor haar geweest<br />
dan haar eigen rechthouder. En ik had gedacht dat ze<br />
het accepteerde.<br />
Ineens was het alsof ik Jes voor het eerst zag. Zag zoals ze<br />
echt was. Er was niemand die zo bang kon zijn voor onzinnige<br />
dingen, maar die als het erop aankwam geen enkel gevaar zag<br />
in gevaar zelf.<br />
Ik daalde zo vlug ik durfde de hachelijk steile helling af, stak<br />
de weg over, klom over het prikkeldraad en volgde een kronkelend<br />
paadje tussen de dichte bomen dat na tien minuten<br />
plotseling ophield. Ik wrong me langs een braamstruik waar ik<br />
in hangen bleef. Ik plukte mezelf los, haalde mijn duim open.<br />
Ik bleef staan.<br />
Het was stil.<br />
Geen geritsel meer, geen gekraak. Niets.<br />
Ik lette niet meer waar ik mijn voeten op neerzette. Ik duwde<br />
me door een wirwar <strong>van</strong> losse berkentakken een kleine,<br />
steile helling op. Op hetzelfde moment voelde ik de bodem<br />
onder me wegzakken. Ik gaf een gil en het was aan die gil te<br />
danken dat ik haar vond. Vrijwel op hetzelfde moment klonk<br />
er nog een gil.<br />
Ze stond half verscholen achter een struik.<br />
'Wat denk je dat je in 's <strong>hemel</strong>snaam aan het doen bent?'<br />
Ze hield de tas met de worst en het brood tegen zich aan.<br />
'Fing?'<br />
'Ben je helemaal betoeterd! Wat als de Pruuse erachter komen!'<br />
'<strong>De</strong> Pruuse?'
'Speel niet de vermoorde onschuld!'<br />
Ze fronste.<br />
'Tommy's verstoppen!' riep ik uit.<br />
J es staarde me een moment aan, toen vertrok haar gezicht.<br />
Ook dat nog, dacht ik. AJs ze maar niet denkt dat ik medelijden<br />
met haar krijg. Maar toen besefte ik dat ze helemaal niet<br />
huilde. Ze lachte.<br />
Ze bofte dat ze haar zwervel had. Anders had ik haar zo<br />
hard door elkaar gerammeld dat ze haar botten bij elkaar had<br />
kunnen rapen.<br />
'Sorry,' zei Jes. To en proestte ze opnieuw.<br />
'Er valt helemaal nikS te lachen!'<br />
'Kom.'<br />
'Waar naartoe?'<br />
Ze pakte mijn hand. Met tegenzin liet ik me meetrekken.<br />
Aan het eind lag de zoveelste braamstruik. <strong>De</strong> hele helling<br />
was ermee begroeid.<br />
'Daar.'<br />
'Daar wat?'<br />
Pas toen zag ik dat er een plank voor de braamstruik stond.<br />
'Wat is dat?'<br />
'<strong>De</strong> mijngang,' zei ze doodleuk.<br />
'<strong>De</strong> wat?'<br />
'<strong>De</strong> mijngang <strong>van</strong> Truuke Ruuzel.'<br />
'Doe niet zo raar.'<br />
Ze gaf me de tas en begon het touw los te halen dat de<br />
plank op zijn plek hield. Voordat ik erop bedacht was glipte<br />
ze naar binnen. Naar binnen, want er lag inderdaad een holte<br />
achter. Een pikzwart gat.<br />
'Jes!'<br />
'Wacht hier even,' zei ze.<br />
Koude, schimmelige, muffe lucht stroomde naar buiten.<br />
'Jes?'<br />
'Ik ben zo terug,' klonk haar holle echoënde stem.<br />
Zou het ooit ophouden? Zou er een moment in mijn leven<br />
29 7
komen dat mijn zussen me niet een of ander levensgevaarlijk<br />
avontuur in sleurden?<br />
Het donker was een klap in mijn gezicht. <strong>De</strong> klamme kou<br />
kroop in mijn kleren. Er vielen ijskoude kluitjes in mijn nek.<br />
Ik hoorde mijn eigen adem, terwijl ik stilstond, hoog en verschrikt.<br />
'Jes!'<br />
Na vier stappen zag ik niets meer. Ikhad geen idee hoe lang<br />
de gang doorliep. Aan dit donker wenden je ogen niet. Nooit.<br />
Er streek iets langs mijn wang. IJskoude vingers, dacht ik. Ik<br />
bleef abrupt staan. Mijn voeten weigerden gewoon verder te<br />
lopen. Ik voelde in paniek met mijn handen, maar de gang<br />
waar ik in stond moest breder zijn dat ik gedacht had, want ik<br />
voelde geen muren meer.<br />
Hield ze hier haar tommy verborgen? In dit pikkedonker?<br />
Welke idioot ging hier zitten? Ineens schoten de verhalen <strong>van</strong><br />
de paters me weer te binnen. <strong>De</strong> verhalen over de geest <strong>van</strong><br />
Truuke Ruuzei, die rondwaarde in de mijngang.<br />
'Jes!' siste ik. 'Jes!'<br />
En toen gebeurde het.<br />
Gekrabbel.<br />
Stilte.<br />
Nog meer gekrabbel.<br />
Stilte.<br />
'Nee!' hoorde ikJes zeggen. 'Niet doen! Niet ... '<br />
En dan het allerengste.<br />
Gelach.<br />
To onloos gelach.<br />
Ik draaide me om, vastbesloten naar de ui tgang te rennen. Te <br />
rug naar het vierkant stukje licht. Maar tot mijn ontzetting<br />
zag ik dat er geen uitgang meer was. Het was voor me nu net<br />
zo aardedonker als achter me.<br />
Er kwam iets op me af gedenderd.
Ik hoorde de grinderige grond kraken, steentjes wegketsen.<br />
To en viel er iets met zo'n vaart tegen me op, dat ik struikelde<br />
en viel. Ik raakte met mijn hoofd de wand. Er kwam een<br />
regen aan steentjes omlaag. Zand, de tonnen zand die boven<br />
mijn hoofd zaten. Ik schreeuwde hard, want ik wist dat alles<br />
zou instorten en dat de aarde mij en Jes zou verzwelgen zoals<br />
hij ookTruuke Ruuzel verzwolgen had.<br />
299
Het geheim <strong>van</strong> de mijn<br />
En er was licht.<br />
Lucifer.<br />
Stormlantaarn.<br />
Jes.<br />
'Gaat het?'<br />
Haar gezicht voor me.<br />
Maar achter me was nog iets. Iets kouds en nats drukte zich<br />
in mijn nek.<br />
Ik draaide me traag om.<br />
Het eerste wat ik zag in het spookachtige licht <strong>van</strong> de flakkerende<br />
lantaarn waren twee spookachtige glazen ogen. Je<br />
kon er recht doorheen kijken.<br />
Ik gilde.<br />
'Rustig,' zei jes. 'Het is de koningin maar.'<br />
Ze moest knettergek geworden zijn. Maar toen zag ik de<br />
ogen opnieuw opduiken, nu met de contouren <strong>van</strong> de smalle,<br />
spitse kop. <strong>De</strong> tong die hijgend uit de bek hing, de kop die<br />
zich schuw naar me vooroverboog en toen heel voorzichtig de<br />
worst uit de tas pakte.<br />
Het was de Koningin <strong>van</strong> Amerika.<br />
J es draaide de lont verder omhoog. <strong>De</strong> petroleumlamp begon<br />
helderder te stralen. Nu zag ik dat we halverwege een gang<br />
zaten. Een brede gang. Je had er makkelijk met drie mensen<br />
naast elkaar kunnen staan. Er groeiden lange spierwitte wortels<br />
uit het plafond. Dat moesten de ijskoude vingers geweest<br />
zijn, die ik gevoeld had.<br />
300
'Wa t îs dit?' vroeg ik kwaad.<br />
'<strong>De</strong> vuursteenmijn.'<br />
'Kwatsj!'<br />
'Nee, echt.'<br />
'<strong>De</strong> mijn was toch ingestort?'<br />
Ze schudde haar hoofd. '<strong>De</strong> gáng was ingestort.'<br />
<strong>De</strong> Koningin <strong>van</strong> Amerika was gaan liggen. Ze at met keurige<br />
kleine hapjes <strong>van</strong> de worst. Haar staart klopte stof de<br />
lucht in. Ik hoestte.<br />
'Ik snap er niks <strong>van</strong>,' zei ik.<br />
'Toen de paters vermoedden dat er een vuursteenmijn in<br />
de Paterskoel lag,' legde Jes uit, 'wisten ze niet precies waar.<br />
To en zijn ze <strong>van</strong> twee kanten gangen gaan graven met de bedoeling<br />
om in het midden bij elkaar uit te komen. Maar dat is<br />
nooit gebeurd. Voordat ze elkaar weer vonden, kroop Truuke<br />
Ruuzel erin en toen stortte de eerste gang in. <strong>De</strong> tweede gang<br />
is bewaard gebleven. Alleen wist niemand dat hij er was. Hij<br />
was helemaal overgroeid met braamstruiken.'<br />
Er ruisten weer steentjes omlaag.<br />
'Jes, naar buiten!'<br />
'Even wachten.'<br />
'Waarop?'<br />
'Tot de Koningin klaar is.'<br />
'<strong>De</strong> Koningin kan buiten eten.'<br />
Ik reikte naar de worst. <strong>De</strong> hond hield op met kwispelen en<br />
trok zwijgend een lip op. Ik trok mijn hand terug.<br />
'Ze deelt niet graag,' zei jes.<br />
'Dan blijft ze maar lekker hier.'<br />
Jes bleef zitten.<br />
'Jes, straks stort de hele boel alsnog in!'<br />
'Welnee.'<br />
Ze tilde de lamp naar het plafond. Nu zag ik dat er verroeste<br />
ijzeren stutten waren gebruikt. En sommige delen <strong>van</strong><br />
de mijn hadden een lambrisering <strong>van</strong> houten planken. Die<br />
planken zagen er merkwaardig nieuw uit.<br />
301
J es liet de lamp ronddwalen.<br />
<strong>De</strong> gang was een flink stuk dieper dan ik gedacht had. Er<br />
waren streepachtige sporen zichtbaar in de muren en het plafond.<br />
Ilij had kleine nissen en zijgangetjes. Sommige waren<br />
niet groter dan een vossengang of dassenhol. Toen Jes het<br />
licht <strong>van</strong> de lantaarn op een er<strong>van</strong> liet vallen kaatsten donkere<br />
flonkers <strong>van</strong> licht terug.<br />
'Vuursteen,' zei ze, en haar stem kreeg iets dromerigs.<br />
'Vraag je je niet af wie er voor ons in de mijn waren? Wie deze<br />
mijn ooit gedolven heeft?'<br />
Ze verplaatste zich en weer ruisten steentjes omlaag. Eentje<br />
belandde in mijn nek. 'Nee,' zei ik. 'Het enige wat ik wil weten<br />
is hoe we zo snel mogelijk buiten komen.' Ik kwam voorzichtig<br />
overeind en gokte erop dat ze achter me aan zou komen.<br />
Door het licht achter me had ik nu beter zicht. <strong>De</strong> gang<br />
maakte een bocht naar rechts. Daarom had ik net de uitgang<br />
dus niet meer gezien.<br />
Ik haalde opgelucht adem toen ik het daglicht weer zag.<br />
Buiten was het gaan regenen. Jes, die me met de hond gevolgd<br />
was, ging weer op haar dooie gemak zitten.<br />
'Rug recht,' zei ik automatisch, terwijl ik angstvallig zo<br />
dicht mogelijk bij de uitgang ging zitten. Ze deed braaf wat ik<br />
zei. Ik keek haar aan.<br />
'Dus geen tommy?' zei ik.<br />
'Geen tommy,' zeijes.<br />
En terwijl de regen gestaag bleef vallen, vertelde ze alles.<br />
Jes had de Koningin twee weken geleden ontdekt. <strong>De</strong> hond<br />
had om ons huis gezworven en het was eigenlijk een klein<br />
wonder dat niemand <strong>van</strong> ons haar ontdekt had. Omdat ze wist<br />
dat oma Mei geen dieren in huis wilde hebben en zwerfhonden<br />
opgepakt en afgemaakt werden, had ze het dier eerst verstopt<br />
in het lompenhuisje in de wei naast ons.<br />
'Wist je dat ze helemaal niet blaft?' vroeg ze.<br />
Ik knikte.<br />
302
'Daarom dacht ik dat ik haar daar wel kon verstoppen.<br />
Maar elke keer als ik haar eten gegeven had en wegging begon<br />
ze aan de deur te krabbelen.'<br />
'Hoe haal je het in je hoofd om eten te pikken?' zei ik.<br />
'Dat beest moet toch eten?'<br />
'Zoveel?'<br />
Ze keek me niet-begrijpend aan.<br />
'Jes,' zei ik geërgerd, 'er is een kwart <strong>van</strong> de voorraad weg.<br />
Een kwart! En dat je worst en brood pikt snap ik, maar wat<br />
moet een hond in vredesnaam met een pot augurken?'<br />
'Augurken?'<br />
'Hou maar op!' zei ik. 'Bespaar me je smoesjes.'<br />
'Nou ja,' zei ze. 'Nu weet je het. En het is niet gevaarlijk. Ik<br />
kom ruer trouwens maar twee keer per dag. Eén keer voordat<br />
ik ga werken en één keer erna.'<br />
Zou ze nou echt gedacht hebben dat ze me daarmee geruststelde?<br />
Wat als de zwervelvloek toesloeg op het moment dat<br />
ze in de vuursteenmijn zat? Wat als de gang alsnog instortte?<br />
Met haar erin? Wat als de Pruuse met hun laarzen en geweren<br />
Jes zouden zien lopen en denken dat ze een tommy verborg?<br />
Ik schudde mijn hoofd. 'Het kan niet.'<br />
'Het kan weL'<br />
'Niet.'<br />
'Wel.'<br />
Ik probeerde mijn geduld te bewaren. 'Jes,' zei ik, 'luister<br />
nou.'<br />
'Ik luister al mijn hele leven,' zei ze, ineens feL 'En het helpt<br />
geen ene moer.'<br />
'T '<br />
Jes ...<br />
'Krom word ik toch! Of ik nou luister naar wat je zegt of<br />
niet. Jij wil me alleen maar de rest <strong>van</strong> mijn leven in een kooitje<br />
opsluiten. Nou, daar heb ik toevallig geen zin meer in!'<br />
'Nou ja!' riep ik kwaad. 'Dacht je dat ik voor mijn lol de<br />
hele dag achter je aan sjouw!'
'Doe het dan niet!' schreeuwde ze terug. 'Laat me met rust!<br />
Je bent mijn moeder niet!'<br />
<strong>De</strong> Koningin was geschrokken overeind gesprongen, haar<br />
oren naar achteren, haar staart tussen haar poten. Ze wilde<br />
er<strong>van</strong>door, maar Jes hield haar vast aan haar halsband.<br />
'J es,' zei ik, 'ik zeg het nog één keer, anders ... '<br />
Ze keek me ui tdagend aan. 'Anders wat?'<br />
Een kort, verschrikkelijk moment lag het op het puntje <strong>van</strong><br />
mijn tong. Wilde ik haar gezicht zien als ik haar vertelde dat<br />
ze dood zou gaan als ik haar 'met rust zou laten'. Dat ze het<br />
aan mij te danken zou hebben als ze volwassen zou worden.<br />
Als ze al ooit volwassen werd.<br />
'Anders verklap ik alles aan oma Mei,' zei ik alleen maar.<br />
'Oma Mei merkt het niet eens als er een bom op ons huis<br />
valt.'<br />
'Goed,' zei ik kalm. 'Dan lever ik je elke ochtend bij de zusters<br />
af. En ik vertel alles. En 's middags vraag ik Nettie <strong>van</strong><br />
Nol om je op te halen. Ik zorg ervoor dat je geen kans krijgt<br />
om waar dan ook naartoe te gaan.'<br />
Ze staarde me aan, haar blik was vol haat. Maar het kon me<br />
niks schelen. En het kon me ook niks schelen toen ze begon te<br />
huilen en vroeg wat er dan <strong>van</strong> dat dier moest terechtkomen?<br />
Dat was toch zielig?<br />
'Niet zo zielig als dat beest hier in het pikkedonker laten<br />
zitten,' zei ik. Ik strekte mijn hand uit. Het goot nog steeds en<br />
het zag er niet naar uit dat het snel zou ophouden.<br />
Een piezelig modderstroompje begon langzaam de gang in<br />
te stromen.<br />
'Hoe wist je eigenlijk <strong>van</strong> de mijn?' vroeg ik. 'En wie heeft<br />
die houten lambrisering gemaakt? En die kist, hoe komt die<br />
kist hier?'<br />
Ze zweeg koppig.<br />
'Dan niet,' zei ik. 'Kom, we gaan naar huis.'<br />
'En de Koningin?' vroeg ze.<br />
Ik zuchtte. 'Die nemen we mee. Thuis zien we wel verder.'
<strong>De</strong> lucht was inmiddels loodgrijs geworden. Het begon steeds<br />
harder te regenen. Nog voor we bij de Kollenbergweg waren,<br />
waren we drijfnat. Ditmaal klommen we niet langs de Krombroodberg<br />
omhoog, maar gingen we via de stad. To en we bij<br />
de grote weg kwamen, was daar niemand. <strong>De</strong> Pruuse hadden<br />
klaarblijkelijk net zo'n hekel aan regen als wij.<br />
Eenmaal thuis waren we doorweekt tot op ons ondergoed.<br />
Oma Mei begon als <strong>van</strong>ouds te mopperen en sleepte handdoeken<br />
aan totdat de Koningin <strong>van</strong> Amerika zich ineens tussen<br />
onze benen door wrong. <strong>De</strong> hond trippelde de keuken<br />
in. Het was ongelooflijk wat zo'n mager beest, zo'n hond <strong>van</strong><br />
niks, aan smeerboel kon maken. <strong>De</strong> vloer zat onder de modderspatten.<br />
Oma Mei keek vol afgrijzen naar de Koningin.<br />
J es keek me aan.<br />
'Dat is hond <strong>van</strong> de Sigarenkeizer,' zei ik. 'We hebben hem<br />
gev .. . '<br />
<strong>De</strong> Koningin bleef staan bij de deur naar de gang en hield<br />
haar kop aandachtig scheef.<br />
Op dat moment ontplofte onze grootmoeder. Ze pakte de<br />
eerste de beste pan die haar voor de handen kwam en smeet<br />
hem uit volle macht naar het beest toe. <strong>De</strong> pan kletterde met<br />
een angstaanjagend lawaai door de keuken en sloeg met zo'n<br />
dreun tegen de keukenkast dat het deurtje uit het hengsel viel.<br />
<strong>De</strong> Koningin <strong>van</strong> Amerika stoof naar buiten, de weg af.<br />
We staarden geschrokken naar onze grootmoeder. Het<br />
uilenoog draaide en tolde, haar blik was ronduit waanzinnig.<br />
Onze grootmoeder hield niet <strong>van</strong> honden, dat wisten we.<br />
To ch had ze nog nooit een dier kwaad gedaan. Maar als de<br />
pan de hond geraakt had, en uit de besliste manier waarop ze<br />
gegooid had wist ik dat ze had willen raken, was het dier drie<br />
keer morsdood geweest.<br />
'Wat doet u nou?' riep Jes.<br />
'Ik jaag dat rotbeest weg!'
'Maar ze heeft geen thuis meer!'<br />
'Dat is niet onze zorg!'<br />
Jes stond met gebalde vuisten voor haar. 'Ik hoop dat ik<br />
later nooit op u lijk! ' schreeuwde ze.<br />
Oma Mei knipperde een keer met haar ogen. Ze zei: 'Dat<br />
hoop ik ook niet voor je. Mijn leven is op dit moment niet<br />
bepaald een pretje. Vo oruit, naar boven.'<br />
'Maar de Koningin .. .' riep Jes.<br />
'Naar boven!'<br />
'Ik haat haar,' zei Jes, die avond. Ze had overal gezocht, maar<br />
de Koningin <strong>van</strong> Amerika was spoorloos. 'Ik haat haar echt.'<br />
'Gaat wel weer over,' zei Muulke, die ruime ervaring had in<br />
het haten <strong>van</strong> onze grootmoeder.<br />
Misschien had Muulke gelijk wat Jes betreft. Maar wat<br />
onze grootmoeder betreft was ik er niet gerust op. Dat ze<br />
verstrooid en afwezig was, was nog tot daaraan toe. Maar de<br />
laatste weken begon ik echt te vrezen voor haar verstand. Het<br />
was niet alleen dat ze de pan gegooid had. Ze leek gewoon de<br />
weg kwijt. Letterlijk.<br />
Een week voordat ik Jes achtervolgde naar de Paterskoel,<br />
vond ik onze grootmoeder halverwege de keldertrap met de<br />
nachtpo.<br />
'Wat gaat u doen?' had ik gevraagd.<br />
<strong>De</strong> po was bijna vol, de urine ldotste zowat over de rand.<br />
En dat terwijl onze grootmoeder hem vroeger elke ochtend<br />
leeg maakte en zo grondig schoon schrobde dat het een wonder<br />
was dat de bodem er nog in zat. En waarom liep ze er de<br />
kelder mee in?<br />
En behalve dat praatte ze ook nog in zichzelf. Dat had ze<br />
altijd al gedaan, maar altijd tegen opa Pei of de Mam. Maar<br />
nu begon ze ook in de kelder tegen de rat te mompelen. Eén<br />
keer zong ze zelfs een slaapliedje voor hem. Toen ik er daarna<br />
voorzichtig naar vroeg ontkende ze het glashard.<br />
Het maakte me doodsbang.<br />
306
Hoe een rat niet te <strong>van</strong>gen<br />
Twee dagen later kregen we onverwacht bezoek.<br />
'Er zit een Pruus in de keuken <strong>van</strong> onze buurvrouw,' zei<br />
Nettie <strong>van</strong> Nol. 'Hij weet iets <strong>van</strong> de Pap en de broers.'<br />
Het was alsof er een stroomstoot door ons heen joeg. Net<br />
nog waren we moe en landerig, maar ineens zaten we rechtop,<br />
onze spieren hard en gespannen alsof we moesten vluchten.<br />
'Wat?' vroeg oma Mei, terwijl ze Netties handen vastgreep.<br />
'Wat weet hij ?'<br />
Maar Nettie wist niet meer dan dat. Ze was zodra ze het<br />
gehoord had hiernaartoe gehold en was nog helemaal buiten<br />
adem. Even leek het erop dat oma Mei meteen overeind zou<br />
springen en ons als <strong>van</strong>ouds zou toeroepen wat we moesten<br />
doen, terwijl ze het tuinpad al afstevende. Maar toen zakte<br />
ze weer terug in haar stoel en keek ze besluiteloos <strong>van</strong> Nettie<br />
naar ons.<br />
'Moeten wij gaan?' vroeg Muulke.<br />
'Geen denken aan,' zei oma Mei, want dan zouden we volgens<br />
haar de boel toch maar verdraaien of, erger nog, vergeten<br />
wat er allemaal gezegd was.<br />
'Dan gaan we met zijn allen,' zei Muulke.<br />
Maar oma Mei schoof haar kin al koppig naar voren en<br />
schudde haar hoofd. In een flits drong het tot me door. Ze<br />
wilde niet dat we meegingen - in elk geval voor ze zeker wist<br />
of het nieuws goed of slecht was.<br />
Oma Mei gaf ons een berg karweitjes op alsof ze een week<br />
weg zou blijven.<br />
'En blijf uit de kelder,' riep ze, terwijl ze het tuinpad af liep.
'<strong>De</strong>nk erom! Ik wil niet hebben dat dat ondier een <strong>van</strong> jullie<br />
aanvliegt.'<br />
Een <strong>van</strong> de ergste karweien was het uitkloppen <strong>van</strong> de vloerkleden.<br />
Het waren grote, stugge lappen met zomen <strong>van</strong> ijzerdraad<br />
waar je je handen gemeen aan kon openhalen.<br />
'Eerst de meubels, Muulke,' zei ik.<br />
'Het gaat zo ook,' zei Muulke, en ze trok aan het kleed terwijl<br />
de sofa er nog op stond. Ze stond met een rood hoofd<br />
te hannesen en schopte tegen de sofa toen het ding niet mee<br />
wilde geven. Ik duwde haar opzij.<br />
'Kom op.'<br />
Toen we het kleed eindelijk onder de meubels <strong>van</strong>daan<br />
hadden, hadden we het warm alsof het augustus was.<br />
'Zou er nieuws zijn?' vroeg Muulke. 'Ik bedoel écht<br />
nieuws ... '<br />
Ik snapte wat ze bedoelde. Geruchten waren er aan de lopende<br />
band. Maar nieuws waar je wat aan had kwam maar<br />
zelden.<br />
We sleepten het grote vloerkleed naar buiten. <strong>De</strong> <strong>hemel</strong><br />
was bijna dichtgetrokken. To en we het tuinpad af liepen stak<br />
ineens een kille wind op. Ik voelde het zweet op mijn rug prikken.<br />
We gooiden het kleed over het hek bij de wei <strong>van</strong> WetseIs.<br />
To en ik terugliep om de mattenkloppers te halen, kwam] es<br />
me tegemoet.<br />
'En waar denk jij dat je naartoe gaat?' vroeg ik.<br />
'Ik mag niet mattenkloppen, dat weet je best.' Zonder op of<br />
om te kijken liep ze weg naar het kerkhof.<br />
Ik liet het er maar bij.<br />
Muulke pakte de klopper met beide handen vast en begon<br />
verwoed te meppen. Het stof en gruis <strong>van</strong> de cementvloer<br />
walmde <strong>van</strong> het kleed als mist en algauw stonden we allebei<br />
met stijf dichtgeknepen ogen en een lopende neus te slaan.
Ik ranselde het kleed vol overgave.<br />
Laat alles goed zijn.<br />
Laat ze gezond zijn.<br />
Laat ze veilig zijn.<br />
Laat ze gauw terugkomen.<br />
Laat alles goed zijn.<br />
Laat ze gezond zijn.<br />
Laat ze veilig zijn.<br />
Laat ze gauw terugkomen.<br />
'Hallo?' zei Muulke.<br />
To en ik mijn ogen weer opendeed stond ze naar me te kijken.<br />
Haar haren waren grijs <strong>van</strong> het stof. Even leek ze op een<br />
piepjonge versie <strong>van</strong> oma Mei.<br />
'Wil je dat kleed soms doodslaan?' grinnikte ze. Ze wilde<br />
nog wat zeggen, maar op dat moment kwamJ es weer terug. Ik<br />
kreunde. Ze was niet alleen. Aan een touw hield ze de Koningin<br />
vast.<br />
'J es, het kan niet,' zei ik. 'Je weet hoe ze over honden denkt.'<br />
'Niet als mijn plan lukt.'<br />
'Welk plan?' vroeg Muulke.<br />
Ze vertelde het.<br />
'Ik geloof dat je niet goed bij je hoofd bent,' zei ik. Maar<br />
Jes was niet tegen te houden. 'Ze zegt toch zelf dat ze die rat<br />
liever kwijt dan rijk is,' zei ze, terwijl ze de Koningin aan het<br />
touw achter zich aan trok.<br />
Ik wist niet waar ik banger voor was. Die rat in de kelder<br />
of oma Mei als ze zou ontdekken dat J es haar uitdrukkelijke<br />
verbod in de wind geslagen had.<br />
'Als de Koningin de rat <strong>van</strong>gt mag ze <strong>van</strong> oma Mei blijven,'<br />
zei Jes. 'Wedden?'<br />
Ik twijfelde of oma Mei zo makkelijk om te praten was,<br />
maar Muulke vond het natuurlijk een wereldplan.<br />
'Hoe doen we het?' vroeg ze.<br />
'Eerst naar binnen,' zei Jes. Maar dat was makkelijker gezegd<br />
dan gedaan, want de Koningin had overduidelijk geen
zin een huis binnen te gaan waar de potten en pannen je om<br />
de oren vlogen. Muulke tilde haar op. Daarover was de hond<br />
zo stomverbaasd dat ze zich met een dommige blik liet versJouwen.<br />
'Ik weet niet of dit zo'n goed plan is,' zei ik. 'Ik weet niet<br />
eens of honden wel achter ratten aan gaan. Katten wel, maar<br />
honden?'<br />
'We hebben alleen haar,' zei Muulke praktisch. 'En voor<br />
hetzelfde geld pakt ze dat beest en bijt ze hem dwars doormidden.'<br />
Ze zette de hond hijgend neer voor de open kelderdeur.<br />
<strong>De</strong> Koningin stond met de staart tussen de poten en leek er<br />
geen enkele behoefte aan te hebben nog een stap te zetten.<br />
Maar als mijn zussen iets in hun hoofd hadden, was er maar<br />
weinig dat ze kon tegenhouden.<br />
'Jij gaat voorop,' zei Jes tegen Muulke. 'Je lokt haar met...'<br />
Ze keek om zich heen.<br />
Muulke pakte de pan met bloedworst.<br />
'Oma Mei vilt je levend!' zei ik geschrokken.<br />
'Ik hoef het toch niet echt te geven,' suste Muulke.<br />
<strong>De</strong> aandacht <strong>van</strong> de Koningin was gewekt. Haar oren stonden<br />
ineens rechtop; alleen de puntjes waren omgeknikt als<br />
vouwtjes <strong>van</strong> een papieren bootje.<br />
Vanuit de kelder klonk vaag gescharrel.<br />
We keken elkaar aan.<br />
'Als we het nu niet doen durf ik niet meer,' zeijes.<br />
'Misschien maar beter ook,' zei ik, 'we kunnen beter ...<br />
Muulke!'<br />
Muulke was langs me geglipt met de pan met bloedworst.<br />
Een ogenblikkelijk later volgde de Koningin. Nou ja, volgen,<br />
het was meer omlaag storten.<br />
'Muulke!' waarschuwde ik.<br />
Maar het was al te laat. Er klonk een onregelmatige harde<br />
roffel en er kletterde iets met verschrikkelijk lawaai door de<br />
kelder. Ik dacht dat mijn hart stilstond.<br />
'Muulke? Muulke?'
'We zijn beneden,' zei Muulke alleen maar.<br />
To en we beneden kwamen lag de pan op zijn kant en hapte<br />
de Koningin gulzig het laatste stukje bloedworst weg.<br />
'Muulke, ik zweer het je,' gromde ik, 'als oma Mei je niet<br />
vermoordt, doe ik het zelf.'<br />
Muulke kwam met een gepijnigd gezicht overeind. 'Och,'<br />
zei ze, 'zo veel zat er nou ook weer niet in.'<br />
'We kunnen nu alleen maar hopen dat ze de rat vindt,' zei<br />
] es somber. 'Anders zijn we allemaal de sigaar.' Maar nu de<br />
bloedworst op was had de Koningin geen enkele belangstelling<br />
meer voor de kelder. Muulke trok het tegenstribbelende<br />
dier achter zich aan.<br />
'Dit is een plan <strong>van</strong> niks,' fluisterde ik.<br />
'Heb jij een beter idee?' fluisterde Muulke terug.<br />
Ik was de keer dat de rat vlak langs me heen geschoten was<br />
nog niet vergeten. Ik had geen enkele moeite gehad met het<br />
verbod <strong>van</strong> oma Mei. Met elke stap die we zetten kreeg ik<br />
meer de kriebels. En ik was niet de enige.<br />
'Wat was dat?'<br />
'Wat?'<br />
'Waar?'<br />
'Daar.'<br />
'Een fles.'<br />
'Een fles glimt. Dat glimt niet. Dat lijkt een vacht.'<br />
'Dat is geen vacht.'<br />
'Misschien is de rat hondsdol.'<br />
'O,]es hou op.'<br />
'Hou zelf op.'<br />
Ik geloof dat we het om de tien centimeter in stilte bestierven.<br />
Maar er gebeurde niets.<br />
Zelfs <strong>van</strong> onder de keldervloer was het merkwaardig stil.<br />
Als ik nog in huisgeesten geloofd had, als ik nog geloofd had<br />
dat ze echt bestonden, zou ik gedacht hebben dat ze hun adem<br />
inhielden.<br />
3II
Er geheurde helemaal niets.<br />
To t we bij de derde kelder kwamen.<br />
'Waarom heeft ze dat gedaan?' fluisterde Jes.<br />
Ze wees naar de deur die de derde kelder afsloot. Een bezem<br />
was klemgezet onder de klink.<br />
'Ze heeft 'm opgesloten,' fluisterde Muulke.<br />
'Opgesloten?' fluisterde ik terug. Ik had geen idee waarom<br />
we steeds fluisterden. Ik geloofde niet dat het de rat wat uitmaakte.<br />
Als ie niet tegen lawaai kon had ie ons huis nooit gekozen.<br />
'Zodat ie verhongert.'<br />
Dat sloeg nergens op. Er zaten genoeg kieren in de schotten.<br />
Het beest zou er zo doorheen kunnen piepen.<br />
'Tenzij .. .'<br />
'Tenzij wat?'<br />
'Tenzij het een heel grote rat is.'<br />
Muulkes wangen gloeiden zo dat ze zowat licht gaven. Ze<br />
genoot er<strong>van</strong>, ik wist het zeker. Ik hoorde Jes een angstig<br />
plepJe geven.<br />
'Haal die bezem weg,' fluisterde Muulke.<br />
'Haal 'm zelf weg,' zei ik zacht terug.<br />
'Dat kan niet,' zei Muulke, die zich dankbaar aan de pan<br />
vasthield. 'Als ik de pan neerzet, dan .. .'<br />
Wat er dan zou gebeuren werd ons niet duidelijk. Op hetzelfde<br />
moment wrong de Koningin zich tussen onze benen<br />
door, sprong tegen de deur aan en begon hevig te kwispelen.<br />
'Wat doet ze nou?'<br />
'Ze ruikt 'm,' fluisterde Muulke. 'Ze ruikt 'm!'<br />
Aan de andere kant hoorde ik iet" kraken. To en viel er iets<br />
om. Iets groots.<br />
'Doet de rát dat?' vroeg Jes.<br />
Mijn hart begon nog harder te bonken. Het beest was in<br />
mijn fantasie al nooit erg klein geweest, maar nu groeide hij<br />
uit tot angstaanjagende proporties.<br />
3I2
'Nu!' beval Muulke. 'Fing, nu!'<br />
Ik dacht niet langer na. Ik gaf een harde ruk aan de bezem,<br />
Muulke gaf een keiharde trap tegen de deur en Jes hield<br />
de pan hoog boven zich, alsof ze de rat aan duizend stukken<br />
wilde gooien.<br />
To en gebeurde <strong>van</strong> alles tegelijk. Boven ons hoorden we de<br />
keukendeur opengaan, voetstappen over de planken vloer en<br />
oma Meis stem.<br />
'Muulke?'<br />
'Jes?'<br />
'Fing?'<br />
Bij elke naam klom haar stem een toon hoger.<br />
Op hetzelfde moment kwam er iets uit de derde kelder op<br />
ons toe gesuisd. Het vloog dwars door de lucht. Groot en<br />
angstaanjagend was het. Ve el groter en angstaanjagender dan<br />
een rat ooit zou kunnen zijn. Het slaakte een lange, huiveringwekkende<br />
kreet.<br />
We gilden niet.<br />
We renden niet weg.<br />
We bleven als aan de grond genageld staan.<br />
Het enige wat ik nog kon denken was dat ik het al vaak mis<br />
gehad had in mijn leven, maar nog nooit zo verschrikkelijk<br />
mis als nu.<br />
Geesten bestonden wél.
<strong>De</strong>el s<br />
<strong>De</strong> schat <strong>van</strong> de linde<br />
I942-I943
<strong>De</strong> onbeperkte mogelijkheden <strong>van</strong><br />
het Wondergezondheidsbed<br />
<strong>De</strong> geest suisde op ons af, dwars door de lucht, met een verschrikkelijk<br />
geraas, alsof de poorten naar de hel waren opengezet.<br />
<strong>De</strong> haren waren spierwit. Het gezicht was verwrongen,<br />
de mond opengesperd.<br />
We gilden het helc huis bij elkaar.<br />
Zoals altijd was het onze grootmoeder die als eerste in actie<br />
kwam. Ze kwam in razende vaart de trap af gedenderd,<br />
maar in plaats <strong>van</strong> dat ze de geest met wijwater of crucifixen te<br />
lijf ging en ons met haar eigen lichaam beschermde, deed ze<br />
precies het omgekeerde. Ze hielp hem met sussende geluidjes<br />
overeind en joeg ons als kippen voor zich uit. ('Naar boven!<br />
Vooruit! Nee, geen woord!')<br />
Pas toen de geest echte tranen begon te huilen, toen de<br />
geest zich aan de Koningin vastklampte en het dier maar niet<br />
ophield met kwispelen en likken drong het tot ons door.<br />
'Verrek!' zei Muulke. 'Dat is ... nou ja!'<br />
'Liesi!' zei Jes.<br />
Oma Mei stommelde met Liesl de keldertrap op, de keuken<br />
in, op de voet gevolgd door de Koningin <strong>van</strong> Amerika. Er<br />
liep een bloedende schram over Liesls hele gezicht. Nu, bij<br />
daglicht, zagen we dat haar haren niet wit waren maar geel.<br />
Gebleekt geeL<br />
Ze was het echt.<br />
Later begrepen we pas wat er gebeurd was. Lies) had liggen<br />
slapen toen de ketel met bloedworst op de grond was geklet-
terd. In haar halfslaap was ze er<strong>van</strong> overtuigd dat de Pruuse de<br />
kelder binnenvielen. Haar eerste reactie was zich te verstoppen<br />
totdat ze zich realiseerde dat ze geen kant op kon en hoe<br />
dan ook gevonden zou worden.<br />
Liesl had geslapen op het afgedankte Wondergezondheidsbed.<br />
En in het uur <strong>van</strong> nood ontdekte ze een onvermoede<br />
gebruiksmogelijkheid <strong>van</strong> het bed. Eentje die vast niet in de<br />
handleiding stond. Op het moment dat wij de deur openrukten,<br />
had Liesl zichzelf op de verende matrasbodem afgezet en<br />
zichzelf naar voren gekatapulteerd, in een wanhopige sprong<br />
naar de vrijheid toe.<br />
Oma Mei negeerde ons <strong>van</strong> kwaadheid meer dan een kwartier.<br />
Maar uiteindelijk zette ze Liesl in de keuken neer en gaf<br />
haar te eten. Ons nam ze mee naar de woonkamer.<br />
'Hoe komt zij hier?' vroeg ik.<br />
'Gebracht.'<br />
'Door wie?'<br />
Ze deed haar mond open en schudde toen haar hoofd.<br />
'Hoe lang is ze al hier?' vroegjes.<br />
Oma Mei staarde voor zich uit.<br />
'Oma?'<br />
'Een week of twee.'<br />
'Twéé weken?'<br />
'In de kelder?'<br />
Ze knikte.<br />
'Maar waarom heeft u het niet gewoon aan ons verteld?'<br />
vroeg ik.<br />
'Ik wilde jullie er niet mee belasten,' zei ze.<br />
Midden in de nacht werd ik wakker. Door de spl eet in de vloer<br />
kwam nog licht.<br />
' ... en bonnen hebben we ook niet genoeg,' hoorde ik mijn<br />
grootmoeder zeggen.<br />
To en ik beneden kwam zat oma Mei aan de keukentafel.
Die lag bezaaid met lijfjes en mouwen. Het was niet de eerste<br />
keer dat onze grootmoeder onze garderobe herzag omdat<br />
ze ergens over piekerde. Ze rukte met een tornmesje aan een<br />
knoop, maar het ding gaf geen krimp.<br />
Het koekblik <strong>van</strong> opa Pei stond midden op tafel. <strong>De</strong> Mam<br />
in haar lijstje, stond ernaast.<br />
'En kunnen jullie me zeggen waarom een mens niet volgroeid<br />
ter wereld kan komen,' foeterde ze. 'Gewoon dubbelgevouwen<br />
of opgerold. Dat gegroei de hele tijd.' En zonder<br />
overgang: 'Ga zitten of ga naar boven. Ik word tureluurs <strong>van</strong><br />
je gehang.'<br />
Zonder wat te zeggen schoof ik de stoel bij de keukentafel.<br />
Het licht <strong>van</strong> de petroleumlamp was eigenlijk te zwak om te<br />
naaien; we moesten zuinig zijn, nieuwe olie begon schaars te<br />
worden. Maar ik geloof niet dat oma Mei het erg vond. In het<br />
zwakke licht zag je ook minder goed de scheve naden, de losse<br />
zoom of een verkeerd aangezette knoop.<br />
In de verte vloog een vliegtuig over. Het brommen was niet<br />
meer dan dat <strong>van</strong> een dikke zomervlieg die ge<strong>van</strong>gen zat onder<br />
een glas, maar we zaten toch even muisstil, hadden geen<br />
lichamen meer, waren alleen nog vier oren. We volgden het<br />
geluid tot het weggestorven was.<br />
'Oma?'<br />
'Ja?'<br />
'Wat wist die Pruus bij Nettie <strong>van</strong> Nol over de Pap?'<br />
Toen ze niet meteen antwoord gaf begon ik te trillen. 'U<br />
moet het zeggen,' zei ik.<br />
Ze legde haar hand op de mijne. 'Het is niet wat je denkt.<br />
Ik wilde niks zeggen, omdat ... enfin ... er valt ook niks te zeggen.<br />
Hij had een man uit Limburg gezien met vier zoons,<br />
maar er zijn zoveel mannen met vier zoons. <strong>De</strong> kans dat ze<br />
het zijn .. .'<br />
'Het zou kunnen,' zei ik.<br />
'Het heeft geen zin om hoop voor niks te hebben.'<br />
'Maar misschien .. .'
'Wat koop ik voor "misschien"!' viel ze uit. Toen schudde ze<br />
haar hoofd en staarde voor zich uit.<br />
'Oma.'<br />
Ze schudde haar hoofd.<br />
'Oma?'<br />
Ze schudde haar hoofd opnieuw, dringender nu en ving hct<br />
licht <strong>van</strong> de lamp. Een <strong>van</strong> de favoriete uitspraken <strong>van</strong> mijn<br />
grootmoeder was dat ze al met anderhalf been in haar graf<br />
stond, maar ik had haar nooit als oud gezien. Het was voor het<br />
eerst.<br />
Ze zei: 'Al die tijd heeft dat arme kind rondgezworven. Ze<br />
heeft in Maastricht ondergedoken gezeten. Op het platteland.<br />
Ze zat zelfs een tijd lang verstopt op een vrachtboot, ergens<br />
bij Bom.'<br />
'Maar ze was in het buitenland,' zei ik. 'Dat zeiden de nonnen<br />
toch?'<br />
Oma Mei haalde haar schouders op. 'Misschien dachten ze<br />
dat echt, maar het zou me niets verbazen als ze dat gerucht<br />
met opzet verspreid hebben.'<br />
'Maar waarom zwierf Liesl rond?'<br />
'Het schijnt dat ze nergens lang kon blijven. Er was steeds<br />
wat. Eén keer werd ze zowat verraden. Een andere keer ... het<br />
echtpaar waar ze ondergedoken zat kreeg ruzie over haar. En<br />
toen kreeg Lies] heimwee. Ze hield op met eten. Niemand<br />
kreeg haar zover dat ze nog at. Ze weigerde gewoon. Kun je je<br />
dat voorstellen?'<br />
Ik herinnerde me Liesl die zich achterover <strong>van</strong> haar stoel<br />
had laten vallen, alleen om ervoor te zorgen dat ze bij ons<br />
mocht logeren. Ze zouden een harde dobber aan haar gehad<br />
hebben, dacht ik grimmig.<br />
'Maar hoe kwam ze dan bij ons terecht?' vroeg ik.<br />
'Ze brachten haar eerst naar de Sigarenkeizer. Maar die<br />
wilde haar niet.'<br />
Mijn mond viel open. 'Wilde hij haar niet?'
'Je moet het die man niet kwalijk nemen,' zei ze. 'Hij is de<br />
kluts kwijt, sinds .. .'<br />
Ze maakte haar zin niet af, maar dat hoefde ook niet. Niemand<br />
wist precies wat er gebeurd was, nadat de Sigarenkeizer<br />
op de fiets naar Vught was gegaan. Hij was tien dagen weggebleven.<br />
Maar toen hij terugkwam was zijn donkere haar<br />
grijs geworden. Hij sloot zich op in de salon en niemand, zelfs<br />
Anna niet, scheen nog tot hem door te kunnen dringen.<br />
'Ik kan dat kind toch niet op straat zetten,' zei oma Mei. 'Maar<br />
wat als de Pruuse hier weer komen?' Haar stem haperde. Ze<br />
deed haar best zich te beheersen, maar haar handen trilden.<br />
'Ik kan jullie toch niet in gevaar brengen?'<br />
Ik was nooit de dapperste Boon geweest en de gedachte<br />
aan de Pruuse die weer naar binnen zouden stormen met hun<br />
laarzen, hun geweren en hun harde stemmen, maakte me nu<br />
al kotsmisselijk <strong>van</strong> angst. Maar het domme feit was dat er<br />
niemand anders was, niemand behalve wij.<br />
'Liesl blijft,' zei ik, honderd keer dapperder dan ik me voelde.<br />
'En het komt goed.'<br />
Oma Mei veegde haar ogen af. 'Enfin,' zei ze. Als altijd leek<br />
haar verdriet een geleend verdriet. Als een dure jurk die ze<br />
weer in goede staat terug moest geven.<br />
'Het tegendeel <strong>van</strong> zorgen,' zei ik zacht.<br />
'Nog eerder leren bomen lopen,' wierp ze tegen.<br />
<strong>De</strong> Pap had zijn hele leven met zijn hoofd in de wolken gelopen.<br />
Keer op keer had hij ons in grote problemen gebracht<br />
met zijn hopeloze ondernemingen. Ik had net als oma Mei<br />
steevast mijn hart vastgehouden als hij weer eens ergens 'het<br />
tegendeel <strong>van</strong> zorgen' in zag. Maar nu, met de Pap ver weg,<br />
werd me op slag helder dat hij ons zijn leven lang iets heel<br />
belangrijks gegeven had. Hoop.<br />
En oma Mei, <strong>van</strong> wie ik altijd had gedacht dat zij de enige<br />
sturende kracht was, miste onze vader én zijn hoop, misschien<br />
3 2 1
nog wel het meest <strong>van</strong> allemaal. Oma Mei en de Pap waren als<br />
de twee spanen <strong>van</strong> een roeiboot. Om koers te houden had je<br />
ze allebei nodig.<br />
Liesl was nog wakker, ik zag haar ogen glimmen. Ze lag op<br />
een strozak aan mijn kant <strong>van</strong> het bed. Ze zei niets. To en ik<br />
ging liggen voelde ik haar hand. Ze pakte me niet vast, maar<br />
ik voelde 'm heel licht, tegen de stof <strong>van</strong> mijn nachthemd. En<br />
ik weet dat ik 'm had moeten vastpakken, het was zo'n kleine<br />
moeite geweest, maar ik kon het niet, omdat ik niet wist wat<br />
er zou gebeuren als ik haar lichte hand zou oppakken en ik er<br />
zo'n verschrikkelijk zwaar verdriet in zou vinden.<br />
322
Piep en kraak<br />
Je kon niet altijd bang zijn. Het kon gewoon niet. Na de eerste<br />
dagen waarin we het zowat om de haverklap in onze broek deden,<br />
wende onze geest aan angst zoals een lichaam aan koud<br />
water went. Ik kon honderd keer tegen mezelf zeggen dat we<br />
'opgepakt zouden worden en misschien wel erger'. Maar dat<br />
zinnetje betekende uiteindelijk niks meer. Het werd als een<br />
liedje dat je te vaak gehoord had.<br />
Overdag bleef Liesl op onze kamer, waar ze boeken doorkeek<br />
die Jes meenam <strong>van</strong> de bibliotheek. Na haar werk, als<br />
het donker was, ging Muulke met haar naar het kerkhof. 'Om<br />
haar en de hond uit te laten,' zei ze goedgehumeurd. En als er<br />
iemand kwam verstopte Liesl zich in de kelder.<br />
Ze zei weinig.<br />
Sinds ze bij ons was at ze weer, al was het niet veel. <strong>De</strong><br />
enige keer dat ze weigerde was toen oma Mei vergeten was<br />
zuivel en vlees <strong>van</strong> elkaar te scheiden.<br />
'Dat mag ik niet <strong>van</strong> mijn geloof,' zei ze in het Duits.<br />
'Het spijt me,' antwoordde oma Mei beslist, 'maar ik kan er<br />
niks meer aan veranderen. En je moet eten. Je bent vel over<br />
been. We kunnen het niet hebben als je ook nog ziek wordt.<br />
Het is al ingewikkeld genoeg.'<br />
To t mijn grote verbazing at Liesl alles op.<br />
<strong>De</strong> weken regen zieh aaneen. Er werd in de stad gefluisterd<br />
dat de oorlog voor het eerst minder goed begon te gaan voor<br />
de Pruuse. Dat de Russen ze een lesje zouden leren. Maar anderen<br />
zeiden weer dat de Pruuse een nieuwe invasie aan het
voorbereiden waren om andere Russische steden te veroveren.<br />
Dat ze fanatieker waren dan ooit.<br />
Ik verloor voor de derde keer mijn betrekking. Met de winter<br />
in het vooruitzicht was de productie <strong>van</strong> ijs zowat gehalveerd.<br />
<strong>De</strong>gene die het laatst werk gevonden hadden, konden<br />
ook het eerst vertrekken.<br />
'Ik vraag wel bij de Rosita,' zei Muulke luchtig.<br />
Ik werd ont<strong>van</strong>gen op een kantoortje naast de fabriek. Achter<br />
een bureau zat een slechtgehumeurde man, die me het<br />
hemd <strong>van</strong> het lijf vroeg.<br />
'Drie baantjes in drie jaar,' zei hij zuinig. Hij keek me aan<br />
alsof ik de grootste klaploper was die hij ooit was tegengekomen.<br />
Ik voelde me rood worden, maar Muulke, die naast me<br />
stond, gaf me een stiekem kneepje.<br />
'Fing is absoluut betrouwbaar, meneer Wagemaker. Ze zal<br />
hard werken.'<br />
'Daar sta jij voor in?'<br />
Muulke was zowat onherkenbaar met haar stofjas en haar<br />
haren in een haarnetje. Ik herkende zelfs haar stem nauwelijks.<br />
'Maar natuurlijk, meneer Wagemaker, , zei ze stralend. 'En<br />
onder uw deskundige leiding, meneer Wagemaker, weet ik zeker<br />
dat ze het goed zal doen.'<br />
Ergens was er iets verkeerd gegaan. Als iemand me voor de<br />
oorlog gezegd had dat Muulke er ooit voor zou zorgen dat ik<br />
een betrekking kreeg en dat zij de werkgever er<strong>van</strong> zou moeten<br />
overtuigen dat ik deugde, dan had ik hard gelachen.<br />
'Trek je maar niks <strong>van</strong> hem aan,' zei Muulke, toen we naar<br />
de fabriek liepen. 'Hij heeft aambeien.'<br />
Ik vroeg maar niet hoe ze dat wist.<br />
Een tijd lang gebeurde er niets. We raakten er langzaam <strong>van</strong><br />
overtuigd dat de hele wereld het te druk had met zichzelf om<br />
zich druk te maken om één Juddemeisje. Onze angst maakte<br />
langzaam plaats voor verveling. <strong>De</strong> dagen waren ingedeeld<br />
3 24
in een strak ritme, met oma Mei die als <strong>van</strong>ouds de scepter<br />
zwaaide.<br />
We stonden op, aten, gingen werken, kwamen weer thuis,<br />
verduisterden ons huis, aten, zaten wat om de potkachel en<br />
gingen weer slapen. Dat was alles.<br />
To t de dag dat ons beetje bij beetje opgebouwde vertrouwen<br />
in één keer overhoop gegooid werd.<br />
Begin januari arriveerde er een brief. To en oma Mei hem las<br />
werd ze krijtwit.<br />
'Wat is er?' riepen we. 'Wat?'<br />
'Wat moeten we nu?' zei ze alleen maar steeds weer. 'Wat<br />
moeten we nu?'<br />
Ik durfde de brief niet aan te raken.<br />
Het was Muulke die hem las.<br />
'Ze komen hiernaartoe.'<br />
'Wie?'<br />
'<strong>De</strong> Pruuse,' zei ze. '<strong>De</strong> Pruuse <strong>van</strong> Geleen.'<br />
<strong>De</strong> Pruuse <strong>van</strong> Geleen waren een week daarvoor groot nieuws<br />
geweest. Vanwege de bom. Tot dan toe was er wel eens een<br />
afgezwaaide bom in onze streek terechtgekomen, zonder al te<br />
veel schade aan te richten. Maar de bom op Geleen was een<br />
ander verhaal. Er werd gezegd dat hij doelbewust afgegooid<br />
was. <strong>De</strong> Pruuse speelden daar handig op in door in kranten<br />
te waarschuwen tegen wat ze 'de verraderlijke tommy-armee'<br />
noemden.<br />
Door de bom waren een aantal huizen afgebrand. Een heel<br />
huizenblok dat was bestemd voor inkwartiering <strong>van</strong> de Pruuse<br />
was verloren gegaan. In samenspraak met onze stad was er besloten<br />
dat hier huizen zouden worden aangewezen voor 'verplichte<br />
inkwartiering', tot het blok weer opgebouwd was.<br />
Er was een lijst opgesteld. Negen Open Armen stond vrijwel<br />
bovenaan op die lijst. 'Ruime mogelijkheden' stond er in<br />
de brief, bij de toelichting.
Muulke spuugde bijna <strong>van</strong> venijn. 'Ruime mogelijkheden!'<br />
riep ze woedend. 'Daar hebben ze nota bene zelf voor gezorgd!<br />
Je zou bijna gaan denken dat de Pmuse de Pap en onze<br />
broers alleen maar opgepakt hebben zodat ze zelf lekker hier<br />
kunnen gaan zitten!'<br />
We kregen twee weken de tijd om ons huis geschikt te maken.<br />
Oma Mei kreeg zowat een zenuwinzinking.<br />
Liesl, die bij de Belgische potkachel zat, staarde <strong>van</strong> onze<br />
grootmoeder naar ons en weer terug. Ze zweeg, maar haar<br />
ogen zeiden genoeg.<br />
Muulke kwam het eerst bij haar positieven. Ze zei dat ik mijn<br />
mooiste jurk moest aantrekken enJes haar rechthouder.<br />
'Die heb ik al aan,' zei Jes.<br />
'J e óûde rechthouder.'<br />
'Waarom?' vroeg ik.<br />
Muulke gaf geen antwoord.<br />
'Ik ga echt niet dat piep-en-kraakding aantrekken,' protesteerdejes.<br />
'En hij is trouwens te klein.'<br />
En toen we nog meer tegensputterden, zei Muulke: 'Willen<br />
jullie straks Pmuse in huis hebben?'<br />
Muulke was nu bijna groter dan ik, had lang golvend haar<br />
en haar borsten waren goed zichtbaar. Maar op de een of andere<br />
manier leek het bij haar een tijdelijke vermomming. Vlak<br />
onder haar huid zat nog steeds de spijkerharde generaal.<br />
'Hebben jullie een beter idee?' vroeg ze.<br />
Dat hadden we niet.<br />
We zagen er zo netjes uit dat het leek alsof we naar de kerstmis<br />
liepen. Nou ja, liepen ... Muulke zette er flink de pas in,<br />
zodat we hijgend achter haar aan over Sjlammbams Sahara<br />
draafden.<br />
'Wat gaan we doen?'<br />
'Dat zie je <strong>van</strong>zelf.'
'Je kan toch wel wat zeggen.'<br />
'Doorlopen. '<br />
'Ik kan niet meer,' protesteerde Jes.<br />
'Moeten we zo hard?' zei ik.<br />
'Ja, dat moet.'<br />
Ze duwde Jes vooruit, alsof ze de wind zelf was.<br />
Op het gemeentehuis kwam Muulke bij de ambtenaar belast<br />
met de gemeentelijke inkwartiering meteen ter zake.<br />
'Het is u denk ik wel bekend dat we uit een goede katholieke<br />
familie komen,' zei ze. 'En u weet vast ook dat onze broers<br />
en vader in Duitsland eh ... werken. Op dit moment zijn we<br />
een vrouwenhuis houden. Met het oog op de goede zeden lijkt<br />
het ons geen goed plan om mannen in ons hnis te huisvesten.<br />
Begrijpt u wel?'<br />
Muulke staarde zedig naar de grond, maar ze duwde ondertussen<br />
haar borsten vooruit. Ze leek geen vijftien meer, maar<br />
vijfentwintig. Toen de ambtenaar nog niet overtuigd leek,<br />
speelde ze haar sterkste troef uit.<br />
'Afgezien daar<strong>van</strong>,' zei ze, terwijl ze Jes naar voren duwde,<br />
'hebben we ook nog de zorg voor onze zwaar gehandicapte<br />
zus.'<br />
Jes zag lijkbleek. Ze probeerde haar gehijg onder controle<br />
te krijgen en de te strakke leren gespen en riemen <strong>van</strong> de oude<br />
rechthouder piepten als een oordeel.<br />
Toen ze uiteindelijk flauwviel wist ik niet of ze het speelde<br />
of dat het echt was.<br />
'Er ligt een aanvraag bij de gemeente,' zei Muulke, toen we<br />
weer thuis waren. 'Om ontzien te worden <strong>van</strong>wege eh .. .'<br />
'Morele redenen en redenen <strong>van</strong> gezondheid,' zei ik.<br />
'Dus ze blijven weg?' vroeg oma Mei hoopvol.<br />
'Het betekent in elk geval uitstel,' zei ik.<br />
'Misschien komen ze wel helemaal niet,' zei Jes.<br />
3 27
Maar een week later kregen we opnieuw een brief. Daarin<br />
stond dat ons verzoek afgewezen werd gezien 'de ernst <strong>van</strong> de<br />
situatie'. Per I februari zouden er vier soldaten bij ons ingekwartierd<br />
worden. Er was geen beroep mogelijk.<br />
328
Pakjesavond<br />
En daarmee was onze situatie hachelijk geworden. Niet alleen<br />
moesten we Liesl ergens onder zien te brengen voor het eind<br />
<strong>van</strong> de maand, ook hadden we al een tijd een mond extra te<br />
voeden. Onze voorraad ingemaakte potten met groenten en<br />
vruchten begon nu schrikbarend snel op te raken. <strong>De</strong> bodem<br />
<strong>van</strong> onze sigarenvoorraad kwam in zicht. En de winter was<br />
voorlopig nog niet ten einde.<br />
'We hebben extra bonnenkaarten nodig,' zuchtte oma Mei.<br />
'Hiermee redden we het geen week langer meer.'<br />
'Misschien de ouders <strong>van</strong> Fie?' zei ik.<br />
'Dan moet jij ze halen,' zei ze. Ze wist dat ik, sinds het debacle<br />
met de scheurende suikerzak, liever niet meer naar de<br />
clandestiene handel <strong>van</strong> Fies ouders ging. Muulke had het<br />
gretig overgenomen. Maar die dag zat ze nog op de Rosita.<br />
Er was een spoedopdracht binnengekomen. Eerst was ik ook<br />
opgeroepen, samen met de andere losse krachten. Maar veel<br />
'vaste meisjes' hadden geprotesteerd. Die wilden het geld dat<br />
verdiend kon worden niet met te veel anderen delen.<br />
<strong>De</strong> zwarte handel bij de ouders <strong>van</strong> Fie was, na het onderlopen<br />
<strong>van</strong> de kelders in de stad eerder dat jaar, verplaatst naar<br />
de zolder. Maar die ruimte was kleiner en gehoriger. Uit angst<br />
voor de buren kon je eigenlijk alleen nog maar op afspraak<br />
langskomen.<br />
<strong>De</strong> moeder <strong>van</strong> Fie deed open. 'Fing! Wat een verrassing!'<br />
Vroeger hadden we tegenover Fie gewoond. Ik was er kind<br />
329
aan huis geweest. Ik had zelfs een tijdje stiekem gedroomd dat<br />
Fies moeder de mijne was.<br />
Ze trok me het kleine gangetje in en trok de deur dicht. 'Is<br />
Muulke er niet?'<br />
'Die moest overwerken.'<br />
'Maar nu ben jij er! Wat zal Fie dat jammer vinden. Ze is de<br />
hele dag weg.'<br />
'Ja, jammer,' zei ik.<br />
'Heb je iets nodig?'<br />
Ze verblikte of verbloosde niet toen ik het zei. Ze vroeg<br />
ook niets. Er waren mensen die kwaad waren op zwarthandelaars,<br />
die zeiden dat ze profiteerden <strong>van</strong> de oorlog, maar ik<br />
wist dat de moeder <strong>van</strong> Fie hielp waar ze kon.<br />
Ze ging me voor de steile trap op naar de zolder. Ze pakte<br />
twee bonnenkaarten, vulde een zak met suiker en een met bonen.<br />
'Maar we hebben niet veel meer ... ' begon ik hakkelend,<br />
want het was meer dan waar ik om gevraagd had. Ze legde<br />
haar hand op mijn arm. 'Het is goed zo. Wil je nog een kopje<br />
thee?'<br />
'Een andere keer, mevrouw. Ik wil graag voor het donker<br />
weer thuis zijn.'<br />
'Dat begrijp ik. Doe je de groeten aan oma Mei?'<br />
Buiten viel er sneeuw, de eerste sinds een maand. Het was waterkoud<br />
en het begon al te schemeren. Piepkleine oplichtende<br />
vlokjes dwarrelden uit de <strong>hemel</strong>. <strong>De</strong> lucht boven de stad was<br />
roze. Het was rustig in de winkelstraat; de meeste winkeliers<br />
maakten aanstalten om hun winkels te sluiten.<br />
<strong>De</strong> sneeuw bleef vallen en vormde een suikerlaagje op de<br />
straatstenen. <strong>De</strong> geluiden klonken gedempter.<br />
Vlak bij de markt merkte ik dat ik gevolgd werd.<br />
Eerst was ik niet eens zo heel bang. Ik had zelfs de tegenwoordigheid<br />
<strong>van</strong> geest om een paar keer <strong>van</strong> richting te veranderen.<br />
Toen wist ik het zeker. Ik durfde niet om te kijken,<br />
330
maar ik kon achter me voetstappen horen, die niet dichterbij<br />
kwamen maar zich ook niet verwijderden. Dameshakken waren<br />
het.<br />
To en ik voor de tweede keer over de markt liep en de voetstappen<br />
me begonnen in te halen brak het zweet me uit.<br />
Wa s het een Pruus? Een NSB'er? Had ze me meteen in de<br />
gaten gehad toen ik bij de moeder <strong>van</strong> Fie naar binnen ging?<br />
Even drong zich een verschrikkelijke gedachte bij me op: Wist<br />
de moeder <strong>van</strong> Fie er<strong>van</strong>? Wist zij ... ? Had zij ... ?<br />
Een hand pakte me stevig bij mijn onderarm. Ik draaide me<br />
om. Ik kende de vrouw niet. Ze had een onvriendelijk, strak<br />
gezicht. Haar haren zaten stijf in een soort rol, wat haar gezicht<br />
nog strakker maakte. Ze loenste.<br />
'Ik geloof dat jullie post <strong>van</strong> ons hebben.'<br />
'Post? Nee hoor.'<br />
Ik probeerde losjes te klinken en iets slims te bedenken om<br />
weg te komen, maar het enige wat ik denken kon was: Niet<br />
met je armen drukken. <strong>De</strong>nk om de suiker! <strong>De</strong>nk in godsnaam<br />
om de suiker!<br />
Toen hoorde ik andere stemmen. Gelach. Een deur sloeg<br />
dicht. Het gelach kwam dichterbij. Eén moment overwoog ik<br />
om hulp te roepen, maar ik durfde niet. En wat had ik moeten<br />
roepen? Help, ik heb bonen en suiker onder mijn jas?<br />
<strong>De</strong> vrouw pakte me nu ook bij de andere arm. Voor ik erop<br />
bedacht was drukte ze zich tegen me aan. Ik was zo bang dat ik<br />
de smokkelwaar zou pletten dat i k me niet eens kon verzetten.<br />
'Natuurlijk wel,' zei ze bits. 'Jullie hebben een pakje. Dat is<br />
verkeerd bezorgd. Je moet tegen je grootmoeder zeggen dat<br />
iemand het <strong>van</strong>avond komt ophalen.'<br />
<strong>De</strong> mensen kwamen nog dichterbij. Ik voelde hun blikken.<br />
To t mijn verbijstering vlijde de vrouw toen haar wang tegen<br />
de mijne. 'Je zegt tegen diegene die haar komt ophalen, dat hij<br />
het pakje naar de smid moet brengen. Om acht uur. Je zegt dat<br />
hij tegen de smid zeggen moet dat het pakje gearriveerd is.'<br />
3 3 1
Ze drukte haar wang tegen de mijne. 'Kun je dat onthouden?'<br />
Ik knikte verbijsterd.<br />
Ze maakte zich los uit onze omhelzing en liep weg. Even<br />
zag ik haar nog tussen de vallende sneeuw door. To en sloeg ze<br />
een hoek om en was verdwenen.<br />
Ik had zulke knikkende knieën, dat ik me op een stoepje liet<br />
zakken en daar wel een kwartier bleef zitten.<br />
Daar nam ik een beslissing.<br />
Het was een beslissing die eerder bij Muulke gepast had.<br />
Die eigenlijk bij haar gehóórd had. Welbeschouwd was zij het<br />
geweest die naar de moeder <strong>van</strong> Fie had moeten gaan. Ik was<br />
nooit een held geweest of iemand die op zoek was naar tragische<br />
tragedies.<br />
Maar toch nam ik ' m.<br />
Ik zei tegen mezelf dat het beter voor iedereen was als zomin<br />
mogelijk mensen er<strong>van</strong> wisten. Dat ik het daarom deed.<br />
Het was de meest rampzalige beslissing ooit.<br />
Ik wachtte die avond tot oma Mei, Jes en Muulke in de keuken<br />
bezig waren, en riep Liesl met een smoes naar hoven toe.<br />
'Iemand komt je halen,' zei ik. 'Om je naar een andere plek<br />
te brengen.'<br />
Ze keek me uitdrukkingsloos aan.<br />
'Maar daarvoor moet je eerst met mij mee.'<br />
Nog steeds zei ze niets. Ik kon haar nauwelijks aankijken.<br />
'Je moet je jas pakken. Verder niks.'<br />
'<strong>De</strong> Koningin .. . '<br />
Ik schudde mijn hoofd. <strong>De</strong> vrouw had het niet over een<br />
hond gehad en ik betwijfelde ten zeerste of ze er een konden<br />
gebruiken.<br />
'Zonder de Koningin ga ik niet,' zei ze koppig.<br />
Ik had hetzelfde gezegd als iemand me op een winteravond<br />
de deur gewezen had en ik niemand anders op de hele wereld<br />
meer had dan die rothond. Maar nu had ik haar wel door el-<br />
332
kaar kunnen rammelen. Alleen had ik geen keus. Als ze niet<br />
vrijwillig meeging, kon ik het vergeten.<br />
'Goed. Maar ik weet niet of ze verder mee mag. Ik kan nik"<br />
beloven. En Lies!...'<br />
Ik keek haar dwingend aan. 'Niks zeggen, hoor je?'<br />
Ze zei heel lang niks. Toen knikte ze, nauwelijks zichtbaar.<br />
Ik schreef haastig een briefje en legde dat boven aan de<br />
trap.<br />
Even weg,<br />
Lie.,l mee.<br />
Zo terug.<br />
Fing<br />
Ik liep de trap af, stuurde Liesl naar de sigarenwerkplaats met<br />
onze jassen en keek de keuken in. Op de tafel lagen rode bieten<br />
en aardappelen. We hadden nog een lapje rundvlees weten<br />
los te peuteren. En er stond een half kannee waterige melk<br />
om het toetje te maken. Jes en Muulke waren ergens over<br />
aan het kibbelen. Oma Mei stond met haar witte schort voor,<br />
fronsend de taaiheid uit het vlees te meppen. Op de Belgische<br />
potkachel stond iets te pruttelen.<br />
Het zou de laatste keer zijn dat ik ze zo zou zien.<br />
333
<strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong><br />
Ik glipte de sigarenwerkplaats in, waar Liesl ap me wachtte.<br />
Onze jassen lagen al klaar. Ik trok mijn muts over mijn hoofd,<br />
deed mijn wanten aan en wond mijn sjaal om mijn nek.<br />
Toen stapten we naar buiten, de winteravond in. Het was<br />
opgehouden met sneeuwen, de lucht trok weer open. Ik<br />
dacht aan vroeger, toen we hier net waren komen wonen en<br />
ik doodsbang geweest was voor dat donker, zo anders dan in<br />
de stad, waar, vóór de oorlog tenminste, altijd wel ergens een<br />
lichtje brandde. <strong>De</strong> nacht boven Sjlammbams Sahara had een<br />
donker dat niet ophield bij je ogen. Het kon erachter kruipen,<br />
recht je ziel in. Nu was ik er dankbaar voor.<br />
Halverwege de weg liepen we de met sneeuw bestoven akkers<br />
op. Ik had besloten om de smidse achterlangs te naderen.<br />
Dat zou veiliger zijn. We hadden tegenwind, en dat stelde<br />
me gerust. Zo zouden we nauwelijks hoorbaar zijn. Liesl liep<br />
zwijgend naast me. <strong>De</strong> Koningin draafde als een geest voor<br />
ons uit, bleef dan weer staan en keek om, haar oren met het<br />
knikje, de bolle ogen <strong>van</strong> glas.<br />
Ik zou blij zijn als Liesl wegging.<br />
Ik wist dat ik het niet mocht voelen, niet denken. Maar<br />
het was de waarheid: ik wilde weer voor Negen Open Armen<br />
kunnen zitten zonder bang te zijn voor mij, mijn zussen of<br />
oma Mei. Zonder me af te vragen waar Liesl was en of iemand<br />
haar zien zou.<br />
Liesl riep zacht naar de Koningin.<br />
'Sst,' zei ik.<br />
Ineens bevroor ik. Schuin voor ons stond een gestalte. Hij<br />
334
hield zijn armen wijd. Ik had kunnen bukken, proberen te<br />
vluchten, hem desnoods een klap voor zijn kop kunnen geven,<br />
maar ik deed niks. Ik bleef alleen maar staan, met benen als<br />
pudding.<br />
'Vogelscheuche,' zei Lies!. Van opluchting kreeg ik het warm<br />
en koud tegelijk.<br />
Natuurlijk, de vogelverschrikker. Wa t haalde ik me in mijn<br />
hoofd?<br />
<strong>De</strong> Koningin gleed langs ons heen. Ik hoopte vurig dat de<br />
honden <strong>van</strong> de smid Hermes aan de voorkant <strong>van</strong> het erf lagen.<br />
Als ze zouden aanslaan, konden we net zo goed met de<br />
fanfare achter ons aan lopen.<br />
<strong>De</strong> achterkant <strong>van</strong> de smidse dook op als een klein, massief,<br />
zwart blok.<br />
'Jij blijft met de Koningin hier,' zei ik zacht. 'Ik ga eerst<br />
kijken.'<br />
Ze protesteerde niet.<br />
In de verte zag ik Sjlammbams Sahara de bocht nemen naar<br />
de stad toe.<br />
Ik keek omhoog. Vlak boven de Kollenberg kwam een piepklein<br />
stukje maan de <strong>hemel</strong> in gekanteld. Die zou <strong>van</strong>nacht<br />
nog niet vol zijn, maar wel al behoorlijk gewassen. Ik was blij<br />
dat ik niet verder hoefde. Ik ging nog voorzichtiger lopen.<br />
Vanaf het erf kwam geen geluid, geen gegrom, geen blafje,<br />
niets. Ik dacht aan ouwe Mattie die zo lui en oud was dat hij<br />
bij het kwispelen niet eens meer zijn staart optilde. Met een<br />
beetje geluk was jonge Mattie op konijnenjacht.<br />
Er stond een half gekanteld aambeeld op het erf.<br />
Ik zette een stap. Ineens bevroor ik. In de schaduwen <strong>van</strong><br />
het erf had iets bewogen. Er verschoof iets in het zwart. Het<br />
zweet brak me uit. Seconden gingen voorbij.<br />
Maar er gebeurde niks. Ik haalde een paar keer diep adem<br />
en dwong mijn trillende knieën te stoppen met knikken.<br />
Vo orzichtig duwde ik de staldeur open.<br />
<strong>De</strong> eerste die ik zag was <strong>Heivisj</strong>.<br />
335
Ik zal nooit meer vergeten hoe het was om het paard daar te<br />
zien staan, die winteravond.<br />
Heivis; draaide zijn grote hoofd en keek me aan. Zijn echte<br />
oor bewoog naar voren.<br />
Aan weerszijden <strong>van</strong> het paard hingen twee grote stormlantaarns<br />
zachtjes aan twee spijkers te schommelen. Ze gaven een<br />
zacht en zomerachtig licht.<br />
Eén moment vergat ik waar ik was en waarom ik hier was.<br />
Ik keek alleen maar naar <strong>Heivisj</strong> in zijn ldeine bel <strong>van</strong> licht, die<br />
hem omsloot als zo'n bol <strong>van</strong> glas met sneeuw erin die je heen<br />
en weer kunt schudden. Het grote paard keek terug met zijn<br />
amberkleurigc ogen en kauwde traag zijn hooi. Ik zette een<br />
stap, strekte voorzichtig mijn hand uit en aaide de zachte huid<br />
<strong>van</strong> zijn neusplooien.<br />
Achter in de stal roerde zich iets.<br />
'Ik heb een pakje,' zei ik, verbaasd over hoe vast mijn stem<br />
klonk.<br />
Uit de schaduwen dook de Naas Hermes op, groot en nurks<br />
als altijd. Hij had zijn voorschoot nog om; de vouw in zijn gezicht<br />
leek met inkt getekend. Als hij al verbaasd was dat ik het<br />
was, liet hij het niet merken. Hij knikte alleen maar.<br />
Soms valt alles samen. Dan doe je wat je doen moet op precies<br />
het goede moment. Het is alsof je samenvalt met tijd en<br />
plaats. Alsof alles en iedereen heeft samengespannen om je<br />
op dat moment op die plek te krijgen. Alsof alles en iedereen<br />
heeft samengespannen om alles weer goed te maken.<br />
Pas op het moment dat ik begin te vermoeden dat het te goed<br />
gaat, dat het niet zo door zal kunnen blijven gaan is het te laat.<br />
<strong>De</strong> kleine deur in de poort <strong>van</strong> de smidse vliegt open. Ik<br />
word onder de voet gelopen, struikel over een verdwaalde<br />
emmer en val op mijn knieën. Twee Pruuse, pistolen.<br />
'Handen omhoog!'<br />
<strong>De</strong> smid maakt een duik. Ik weet niet waar naartoe of waarom.<br />
Wa t zijn plan ook is, het mislukt. Hij krijgt een pistool
tegen zijn hoofd gedrukt. Een andere man drukt hem omlaag.<br />
Ze schreeuwen tegen hem.<br />
Mijn hoofd is verbazingwekkend helder. Ik weet dat ik een<br />
kans heb als ik buiten het bereik <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong>' lampen kom.<br />
Langzaam kruip ik achteruit. Dit is ook het moment dat ik<br />
besef dat het geen Pruuse zijn. Pruuse hebben geen gewone<br />
kleren aan. En Pruuse roepen ook niet 'Handen omhoog!'<br />
Zwart jassen.<br />
Ik bots zacht tegen iets aan. Ik probeer het met mijn zitvlak<br />
opzij te drukken. Het geeft een beetje mee, maar niet veel. Ik<br />
kijk om. Ik duw tegen een paar laarzen. Aan die laarzen zitten<br />
benen vast en een romp. Een derde man kijkt op me neer. Hij<br />
lijkt even niet goed te weten wat hij doen moet. Ik ook niet.<br />
'Sta op,' zegt hij dan. Zijn stem ldinkt niet onvriendelijk.<br />
Schaapachtig kom ik overeind.<br />
'Wie ben je? Wat doe je hier?'<br />
Ik kijk hem aan.<br />
'Je zei dat je een pakje kwam brengen?'<br />
Ik zwijg.<br />
Hij buigt zich ineens iets voorover. Fronst. 'Ken ik jou niet<br />
ergens <strong>van</strong>?'<br />
Ik schiet in de lach. Ik kan er niks aan doen. <strong>De</strong> man moet<br />
zelf ook lachen en dat maakt de situatie nog idioter. Maar het<br />
idiootste is dat hij gelijk heeft. Zijn gezicht komt me bekend<br />
voor. Maar waar<strong>van</strong>?<br />
'Nou?'<br />
Ik haal weer mijn schouders op. Ik besluit me <strong>van</strong> den domme<br />
te houden, het is het enige wat ik verzinnen kan.<br />
Hij richt zijn blik naar de Naas Herrnes. 'Het pakje?' vraagt<br />
hij. Zijn stem klinkt vermoeid.<br />
<strong>De</strong> smid zegt niks, maar zijn gezicht spreekt boekdelen.<br />
<strong>De</strong> man knikt.<br />
Op hetzelfde moment haalt een <strong>van</strong> de andere twee mannen<br />
va) uit. Ik kan niet zien waarmee, maar de smid, die recht<br />
op zijn knieën zat, slaat achterover. Ik hoor iets kraken. <strong>De</strong><br />
337
Naas Hermes kreunt. Hij komt weer overeind. Hij houdt zijn<br />
handen voor zijn gezicht. Ik zie een schaduw tussen zijn handen<br />
sijpelen, een schaduw die geen schaduw is.<br />
'Waar is het pakje?'<br />
Nu krijgt hij een trap in zijn maag.<br />
Als de deur weer opengaat en de Koningin doodleuk komt<br />
binnenlopen weet ik niet of ik ontzet of opgelucht moet zijn.<br />
Liesl volgt met knipperende ogen. Ze staart naar de drempel<br />
alsof het een moeilijke som is.<br />
Achter haar zegt iemand in het Duits: 'Je moet je voeten<br />
optillen.'<br />
Liesl vraagt iets. Om de een of andere reden kan ik haar<br />
niet verstaan.<br />
'Omdat je stijf bent <strong>van</strong> het zitten, ja?' antwoordt de stem<br />
weer.<br />
Hij is altijd een meester geweest in opduiken waar je hem niet<br />
verwacht. Op het kerkhof toen ik hem voor het eerst echt ontmoette,<br />
hij het tuinhek toen hij plotseling weg moest, midden<br />
in een colonne Zwart jassen toen hij boven op mijn gemorste<br />
suiker ging staan.<br />
En nu dus hier.<br />
Zijn mond valt open als hij me ziet.<br />
<strong>De</strong> man is half zo vermoeid als hij zich voordoet. Ik zie zijn<br />
ogen <strong>van</strong> mij naar Filip schieten, hoe hij razendsnel nadenkt.<br />
'J e kent haar?'<br />
Filip aarzelt een moment, dan knikt hij.<br />
'Aha,' zegt de man. En dan, met 'n knik naar Liesl: 'Is dat<br />
alles?'<br />
Filip knikt.<br />
'Verder niemand?'<br />
Filip schudt zijn hoofd.<br />
Er komt een ontevreden blik in het gezicht <strong>van</strong> de man. Ik
weet niet of het door die blik komt, of door zijn vraag, maar<br />
ineens realiseer ik me met een schok wie hij is. Hij is een <strong>van</strong><br />
de Zwart jassen die vorig jaar zo graag een saboteur wilden<br />
pakken dat ze de boel in het honderd hebben laten lopen. Hij<br />
is de Overijverige die de wind <strong>van</strong> voren kreeg <strong>van</strong> meester<br />
Govaerts, toen hij hem probeerde tegen te spreken.<br />
'Wie is ze?'<br />
'Ze heeft er niks mee te maken,' zegt Filip.<br />
'Wie is ze?'<br />
'Het gaat om de smid. Die moeten we hebben.'<br />
'Ach, prille liefde,' zegt de man glimlachend, terwijl zijn<br />
blik <strong>van</strong> hem naar mij zwenkt.<br />
Mij houdt hij niet voor de gek. Onder die glimlach zit iets<br />
staalhards, met kartelranden. Dan kijkt hij even opzij. En als<br />
hij terugkijkt is zijn blik een en al triomf. 'Ze was de hulp,'<br />
zegt hij. 'Het beschermelingetje <strong>van</strong> Govaerts. Fien? Nee,<br />
Fing.' Hij lacht. Dan wordt zijn gezicht weer strak als een<br />
trommelvel. 'Misschien kun je beter gaan praten, meisje.'<br />
Van pure zenuwen begin ik weer te lachen. Het is het verkeerdste<br />
dat ik doen kan.<br />
'Je vindt dit grappig?'<br />
Hij zet een stap naar voren. Heft zijn hand.<br />
'Laat mij met haar praten,' zegt Filip.<br />
Filip leidt me naar een hoek <strong>van</strong> de schuur, waar een houten<br />
schot staat. Het is de enige plek in de kleine smidse waar<br />
we enigszins ongestoord kunnen praten. Plotseling sta ik te<br />
trillen op mijn benen.<br />
'Gaat het?' vraagt hij zacht.<br />
Ik knik, wil wat zeggen, maar dat mislukt.<br />
'Waarom kunnen jullie je niet gewoon gedeisd houden?'<br />
sist Filip dan kwaad. 'Waarom denken jullie Boons dat je alles<br />
maken kunt?'<br />
'Wie zegt dat wij denken dat we alles maken kunnen?'<br />
'Ach, hou toch op.'<br />
339
'Is dit dat nieuwe baantje <strong>van</strong> je?' vraag ik. 'Kinderen oppakken?'<br />
'Fing, hier help je niemand mee, ja?' Zijn stem is weer zacht<br />
geworden. Hij zet een pas dichterbij. Ik voel zijn hand op mijn<br />
onderarm. Nog een pas. Zijn handen rusten nu op mijn heupen.<br />
'Niet doen,' zeg ik. Maar ik blijf zelf staan. Hij legt zijn<br />
hoofd tegen het mijne. Zijn voorhoofd is nog koud, maar <strong>van</strong><br />
onder zijn huid komt nieuwe warmte.<br />
'Ik heb het uitgemaakt,' zegt hij.<br />
Ik knik.<br />
'Ze is mijn meisje niet meer.'<br />
Ik knik opnieuw.<br />
'Zeg gewoon wat je weet. Dan praat ik met hem. Dan kun<br />
je naar huis.'<br />
Het lijkt zo simpel.<br />
Naar huis.<br />
<strong>De</strong> tranen stromen ineens over mijn wangen. Hij zoent<br />
ze weg. Heel voorzichtig. Dan zoent hij mijn voorhoofd. En<br />
dan mijn mond. Alsof het de gewoonste zaak <strong>van</strong> de wereld<br />
IS.<br />
En ik zoen terug.<br />
Ik zoen alsof mijn leven er<strong>van</strong> afhangt.<br />
'Ja?' zegt hij.<br />
'Nee,' zeg ik.<br />
'Toch niet zo spraaks?'<br />
Filip zwijgt. Hij kijkt me niet meer aan.<br />
'Dan moet ze het zelf maar weten.'<br />
<strong>De</strong> man pakt me bij de hand. Hij heeft als enige geen handschoenen<br />
aan. <strong>De</strong> hand is verrassend zacht. Hij doet het achteloos,<br />
bijna verstrooid.<br />
'Jullie blijven hier,' zegt hij . En terwijl hij het zegt draait hij<br />
zich om en neemt me mee, naar de deur toe.
Tweeënhalf jaar is de oorlog bezig, maar nu pas, hier op dit<br />
moment, besef ik dat iets in mij, een klein, bijna verwaarloosbaar<br />
deel <strong>van</strong> mezelf, altijd tegen beter weten in, koppig geloofd<br />
heeft dat de Pap gelijk had. Dat oorlog niet voor kinderen<br />
bedoeld is. Dat niemand kwaad is op kinderen.<br />
Dan realiseer ik me twee dingen.<br />
1. In een oorlog is niemand veilig. Ook een kind niet.<br />
2. Ik ben geen kind meer.<br />
Ik doe niets. Ik verzet me niet. Het is alsof de man en ik met<br />
touwtjes aan elkaar zitten.<br />
Hij heeft de klink al in zijn andere hand als Filip voor hem<br />
komt staan.<br />
'Nee.'<br />
Het is een schuchter 'nee'. Zelfs in de kleine smidse <strong>van</strong><br />
Herrnes lijkt het alsof zijn stem <strong>van</strong> kilometers ver weg komt.<br />
'Opzij, jongen,' zegt de man. Niet boos of kwaad. Het is<br />
meer de bemoedigende toon waarop je een kind toespreekt als<br />
het iets niet durft. Maar Filip blijft staan, en als hij weer praat<br />
heeft zijn stem een andere toon. Alsof hij in twee seconden<br />
tien jaar ouder geworden is.<br />
'Ze heeft er niks mee te maken.'<br />
'Dat heb je al gezegd.'<br />
'Omdat het zo is.'<br />
Even ontspant de man, alsof hij zich bedenkt. Dan, zo snel<br />
dat ik niet weet hoe, heeft hij ineens een pistool in zijn hand.<br />
Hij richt het op Filip.<br />
'Opzij.'<br />
Ik heb me nog vaak afgevraagd hoe het zou zijn afgelopen. Of<br />
Filip was blijven staan en of de man geschoten zou hebben.<br />
Wat er gebeurd zou zijn als ik echt met de man naar buiten<br />
gegaan was.<br />
Er is geen antwoord.<br />
Er zal nooit een antwoord komen.
Het is een paar avonden rustig geweest, maar nu hoor ik het<br />
duidelijk. Vliegtuigen. Ze komen deze kant op. Heel in de<br />
verte gaat het luchtalarm af. We staan daar te luisteren: het<br />
lijkt eeuwen te duren. Dan gaat alles juist weer razendsnel. Er<br />
klinkt een fluitend geluid, het is nog ver, maar de eerste inslag<br />
dreunt door tot in de smidse.<br />
We rennen allemaal <strong>van</strong> de deur weg. Als dieren bij een<br />
bosbrand zijn we, kruipen we bij elkaar.<br />
'Lampen uit! Lampen uit!'<br />
Dan zie ik pas dat ze zaklampen bij zich hebben. <strong>De</strong> lampen<br />
worden gedoofd. We zitten dicht tegen elkaar aan. Een<br />
tweede inslag. Ik gil als er een stuk dakpan vlak langs mijn<br />
hoofd suist. Nog steeds is het niet donker. We zien allemaal<br />
tegelijkertijd waar het door komt.<br />
<strong>De</strong> petroleumlampen <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong> geven een gloed af, sterk<br />
genoeg om de gaten te zien in het oude dak <strong>van</strong> de smidse. <strong>De</strong><br />
Pruuse houden normaal streng in de gaten dat alles verduisterd<br />
wordt. Maar dan gaat het om ramen en deuren. Niet om<br />
een dak. Een dak kan niemand controleren.<br />
Behalve piloten in een vliegtuig.<br />
Nieuwe vliegtuigen naderen.<br />
Het gezoem wordt gebrom.<br />
<strong>De</strong> smid krijgt een pistool tegen zijn hoofd. 'Uit! Nu!'<br />
Maar nog voordat de smid kan handelen is een <strong>van</strong> de<br />
Zwart jassen hem voor. Hij maait met een riek eerst de ene,<br />
dan de andere petroleumlamp <strong>van</strong> z'n spijker.<br />
Al die tijd heeft <strong>Heivisj</strong> zich nauwelijks verroerd. Hij heeft<br />
zijn hooi gekauwd, zijn echte oor heeft een beetje heen en<br />
weer bewogen, en alleen bij de eerste inslag ging het even<br />
naar achteren en verstapte hij.<br />
Maar dan gaat het licht uit.<br />
Helemaal uit.<br />
Natuurlijk kende ik het verhaal. Maar zelfs al had ik het geloofd.<br />
Zelfs al had ik álles geloofd, dan nog had niets me echt<br />
kunnen voorbereiden op wat er toen gebeurde.
Eerst denk ik dat iemand met een scherp voorwerp over een<br />
metalen plaat gaat. Nee, alsof tien mensen dat doen. Het is<br />
een verschrikkelijk geluid. Van schrik druk ik mijn handen tegen<br />
mijn oren, maar het geluid krijst er dwars doorheen.<br />
Het is een schreeuw. Iemand schreeuwt.<br />
<strong>Heivisj</strong>.<br />
Het dringt dwars door alles heen, is mens en dier tegelijk.<br />
Daaroverheen het gekletter <strong>van</strong> zijn hoeven op de betonnen<br />
vloer, minstens zo hard.<br />
Ik kan niets zien. Niets. We zien geen <strong>van</strong> allen iets. We zijn<br />
blind in dit donker. Er breekt paniek uit, iedereen wil weg,<br />
maar niemand weet waar naartoe.<br />
Ik voel hoe vlak naast me de lucht zich verplaatst. Dan krijg<br />
ik een enorme dreun, ik word als een veertje opgetild en sla<br />
met een klap tegen het houten schot.<br />
Ik weet niet hoe lang ik daar lig; alles voltrekt zich <strong>van</strong>af nu<br />
in een waas. <strong>Heivisj</strong> galoppeert vlak langs me, op een haar na<br />
raakt hij me. Ik weet niet hoe hij het doet, het is hier veel te<br />
ldein, maar hij galoppeert en slaat met volle kracht tegen een<br />
wand aan. Er valt iets met enorm geraas om. Het is alsof de<br />
smidse ineenstort.<br />
Dan zie ik iets wat niet waar kan zijn. <strong>Heivisj</strong> geeft licht.<br />
Alsof hij <strong>van</strong> binnenuit verlicht wordt. Alleen is het niet <strong>van</strong><br />
binnenuit. Zijn staart <strong>van</strong> vlas heeft vlam gevat. Net als het<br />
stro in de hoek <strong>van</strong> de smidse. Die vlammen werpen licht in<br />
het donker.<br />
Het is alsof we allemaal tegelijk bij zinnen komen. We rennen<br />
naar de deur.<br />
<strong>De</strong> man struikelt, hij wil overeind komen, maar we vallen<br />
over hem heen, klimmen over hem heen.<br />
<strong>Heivisj</strong> dendert op ons af. Ik weet dat ik naar de deur moet<br />
zoeken, die ergens achter het omgevallen aambeeld en de losse<br />
planken moet zijn, maar ik draai me om.<br />
Ik heb altijd geweten dat <strong>Heivisj</strong> groot was, maar zo immens<br />
als nu was hij nog nooit.<br />
343
Zijn ogen zijn niet meer <strong>van</strong> amber, maar pikzwart met<br />
spierwitte randen. Zijn lichte borst is donker <strong>van</strong> het angstzweet.<br />
En hij krijst.<br />
Ik zie hoe de man onder de voet gelopen wordt door <strong>Heivisj</strong>.<br />
Hoe het vroegere mijnpaard boven op hem danst met<br />
hoog opgetrokken benen alsof hij een kunstje doet. Het felle<br />
gekletter <strong>van</strong> de hoeven dat heel even bedompt klinkt, alsof<br />
<strong>Heivisj</strong> over een zak met meel loopt. Alleen is het geen zak<br />
met meel. Het hoofd <strong>van</strong> de man dat ineens zo klein is, een<br />
erwtenhoofdje.<br />
Dat is het moment dat ik bij zinnen kom.<br />
Ik pak Liesls hand, die ineens vlak bij de mijne is.<br />
We wrikken ons langs de planken. We duwen de deur open.<br />
We rennen vier stappen en staan dan weer stil.<br />
Doodstil.<br />
Er staat nog een Zwart jas.<br />
Hij moet de hele tijd buiten gewacht hebben en nu staat hij<br />
tussen ons en onze vrijheid in.<br />
Hij heeft een pistool dat hij bevend richt.<br />
Het volgende moment, zonder dat ik begrijp waarom, zet<br />
hij het op een lopen.<br />
Misschien is hij bang dat hij zich aan de vliegtuigen verraadt<br />
als hij een schot lost. Misschien wil hij niet schieten op<br />
ons. Maar het waarschijnlijkste is dat hij verbluft is als eerst<br />
twee meisjes via de deur naar buiten tuimelen en nog geen seconde<br />
later <strong>Heivisj</strong> dwars door de houten achterwand breekt.<br />
<strong>De</strong> duimendikke planken vliegen als luciferhoutjes voor hem<br />
uit. Krijsend als een beest rechtstreeks uit de hel, met zijn<br />
manen en staart in brand: <strong>Heivisj</strong> die zijn eigen licht draagt,<br />
terwijl de grond davert en hij vonken slaat met zijn machtige<br />
hoeven.<br />
344
Op de vlucht<br />
We vlogen over de akkers. Onze voeten kletterden over de<br />
steenharde besuikerde aarde, we probeerden in de voren te<br />
blijven lopen. We struikelden en we vielen, maar we lieten elkaar<br />
geen moment los. Liesls hand zat zo vastgeklonken in de<br />
mijne dat ik niet meer het verschil voelde tussen haar hand en<br />
de mijne.<br />
Ik hoorde haar hijgen. 'Stop,' zei ze. 'Stop.'<br />
Maar ik trok haar voort, ook als ze viel en ik bleef doorrennen<br />
zo goed en zo kwaad ik kon, totdat ze weer meerende. We<br />
konden niet stoppen. <strong>De</strong> vliegtuigen die de grond twee keer<br />
hadden doen daveren waren met een hoog jankend geluid<br />
weggevlogen. Nu de stilte terugkwam hoorde ik stemmen. Ik<br />
hoorde niet precies wat ze riepen, maar ik kon het wel raden.<br />
En Liesl klaarblijkelijk ook, want ineens maakte ze zich <strong>van</strong><br />
me los en rende voor me uit.<br />
<strong>De</strong> eiken doken op, hun brede zwarte kronen naar de <strong>hemel</strong><br />
uitspreidend, en daardoor was ik gewaarschuwd. Liesl<br />
liep nu een paar meter voor me uit. Eerst dacht ik dat ze<br />
wel zou stoppen, ze was hier tenslotte eerder geweest, tot ik<br />
besefte dat ze de Krombroodberg alleen <strong>van</strong> de andere kant<br />
kende.<br />
Ik kon nog net haar arm grijpen. Ze glipte met één been<br />
weg en het had niet veel gescheeld of ze was het ravijn in gedonderd.<br />
Ik had geen adem meer, ik wilde op de grond gaan<br />
zitten, maar dat kon niet.<br />
'Omlaag,' zei ik.<br />
'Omlaag?' herhaalde ze terwijl ze in de diepte keek. Ik ging<br />
345
zitten aan de rand, tastte met mijn voeten naar de breed uitstekende<br />
wortels <strong>van</strong> de eiken.<br />
'Zet hier je voet op,' zei ik. 'Het eerste stuk is het lastigst,<br />
maar daarna wordt het makkelijker.'<br />
Ik zei het net zo goed tegen mezelf als tegen haar.<br />
<strong>De</strong> maan, driekwart vol, was inmiddels begonl1en aan haar<br />
baan. Dat is de enige reden die ik verzinnen kan dat we niet<br />
onze nek braken.<br />
We stonden hijgend midden op de Kollenbergweg, met aan<br />
weerskanten de hoge, steil oplopende graften. Hier waren<br />
geen stemmen meer. Er was alleen de wind die door de eiken<br />
fluisterde, een indringend sinister geluid, alsof de eiken boven<br />
onze hoofden op ons neerkeken en wezen en fluisterden:<br />
'Daar! Daar!'<br />
Mijn hoofd begon te gloeien. Mijn rechteroog traande. <strong>De</strong><br />
traan was nog warm toen hij mijn oog verliet, maar koud toen<br />
hij over de wang omlaaggleed. Ik veegde hem met mijn want<br />
weg. Ik huiverde zo erg dat ik schokte.<br />
To en pas drong tot me door dat ik geen jas meer aanhad.<br />
Ik wist niet hoe of wanneer ik 'm was kwijtgeraakt. <strong>De</strong><br />
vrieswind schaafde mijn wangen als glasslijpsel. Ik had verwacht<br />
dat het in de beschutting <strong>van</strong> de holle weg minder koud<br />
zou zijn, maar het tegendeel was waar. Er woei <strong>van</strong>af de stadskant<br />
een ijzige luchtstroom langs de weg omhoog, die zo bijtend<br />
koud was dat het leek alsof we ons niet op vaste grond<br />
bevonden maar midden in een ijskoude kolkende rivier.<br />
<strong>De</strong> wind was zo godvergeten koud dat ik niet meer denken<br />
kon. Ik drukte mijn nagels diep in de muis <strong>van</strong> mijn hand, zo<br />
erg dat het pijn begon te doen. Ik veegde een nieuwe traan<br />
weg.<br />
Hoe veilig waren we hier? We stonden weliswaar in het<br />
donker <strong>van</strong> de overhangende bomen en niemand die ons zo<br />
zou vinden, maar hoe lang zou dat duren? Hoe lang duurde<br />
het voordat ze lampen hadden? Moesten we hier blijven?
In de ver tc kwamen nieuwe vliegtuigen aan. En al kon ik<br />
het afweergeschut <strong>van</strong>af hier niet zien, ik hoorde het wel.<br />
We konden niet blijven. Als we niet opgepakt werden door<br />
de Zwart jassen of de Pruuse kregen we zo meteen een bom op<br />
onze kop <strong>van</strong> de tommy's. Als ze Geleen konden bombarderen,<br />
waarom dan niet onze stad?<br />
Er was maar één plek waar we naartoe konden.<br />
Het was de laatste plck ter wereld waar ik naartoe wilde.<br />
Maar we hadden geen keuze.<br />
<strong>De</strong> Paterskoel was overdag al een verwarrende plek geweest,<br />
met zijn kriskraspaadjes, tussen rare heuveltjes en berken en<br />
braamstruiken door. Maar nu, in de nacht, duurde het geen<br />
vijf minuten of ik was elk gevoel voor richting kwijt. En ditmaal<br />
was er geenjes die me de weg wijzen kon.<br />
Liesl probeerde mijn hand vast te houden, maar het pad<br />
tussen de braamstruiken was te smaL Geïrriteerd schudde ik<br />
haar <strong>van</strong> me af. Ik bleef lopen en ik werd steeds kwader op<br />
mezelf. Hoe moeilijk kon het zijn om de gang weer te vinden?<br />
Zo groot was het gebied <strong>van</strong> de Paterskoel nou ook weer<br />
niet!<br />
Ik had het idee dat ik rondjes liep. Ik glibberde keer op keer<br />
weg, viel een keer hard over een boomwortel, de lucht sloeg<br />
uit mijn longen.<br />
'Waar is de Koningin?' vroeg LiesL<br />
'Weet ik niet.'<br />
'Ik wil dat de Koningin komt.'<br />
'Hou je kop.'<br />
Met elke seconde die verstreek voelde ik me dommer. Vanaf<br />
het moment dat ik beslist had dat ik haar weg zou brengen,<br />
had ik de ene rampzalige beslissing na de andere genomen.<br />
En nu liep ik hier, op de laatste plek ter wereld waar ik wilde<br />
rondlopen, midden in de winter, met knallende koppijn, zonder<br />
jas, zonder licht.<br />
'Ik ben moe.'<br />
347
'Doorlopen. '<br />
'Ik wil niet doorlopen.'<br />
Ik liep verder: vier, vijf passen. To en hoorde ik haar achter<br />
me aan komen. Ik hoorde aan haar voetstappen dat ze boos<br />
was. Mooi. Op boosheid liep je beter.<br />
'Waar gaan we naartoe?'<br />
'Dat zie je zo wel.'<br />
'Hoe lang nog?'<br />
'Bijna.'<br />
Weer een heuvel. Ik bleef staan. <strong>De</strong>zelfde heuvel? Liesl<br />
ging zitten. Ik trok haar weer overeind.<br />
'Ik wil niet meer.'<br />
'Wil je dan dat ze je pakken?'<br />
'Dan pakken ze jou ook.'<br />
'Ik ben geenJud.'<br />
Ze liet zich vallen. Ik hoorde haar hoofd ergens tegenaan<br />
stoten, maar ze gaf geen kik. Ze lag ondersteboven op het<br />
heuveltje met haar armen en benen wijd en haar hoofd omlaag,<br />
alsof ze zo uit de <strong>hemel</strong> was gevallen. Ik sjorde aan haar,<br />
maar ze gaf geen centimeter mee. Ik dacht: ik laat haar liggen.<br />
Ik loop gewoon weg. Ik heb gedaan wat ik kon. En ik wist dat<br />
ik het doen zou. Ik zou haar achterlaten. Midden in de nacht.<br />
Midden in de vrieskou <strong>van</strong> december. Ik zou het doen.<br />
Laat niemand het dus in zijn hoofd halen me ooit nog een<br />
Heilige Boon te noemen.<br />
Voor de derde keer die avond begon de lucht te brommen.<br />
Drie vliegtuigen misschien, of vier. Ze vlogen lager dan ze tot<br />
nu toe gevlogen hadden. En ze kwamen recht op ons af.<br />
Ik sleurde Liesl overeind. We renden linksom, rechtsom en<br />
toen stonden we ineens voor de mijngang. Ik snapte er niks<br />
<strong>van</strong>, we moesten hier al minstens tien keer langsgekomen zijn,<br />
maar nu pas zag ik het hekje.<br />
Zelfs nu we er vlak voor stonden twijfelde ik verschrikkelijk.<br />
Ik was doodsbang om de bouwvallige gang binnen te gaan
en doodsbang om buiten te blijven. Maar ik had geen tijd om<br />
na te denken, dus ik opende het hek, duwde de tegenstribbelende<br />
Liesl naar binnen en volgde haar.<br />
349
Het midden <strong>van</strong> het donker<br />
Weer had ik het gevoel dat ik elke stap moest bevechten, veroveren.<br />
'J e zorgt er maar voor dat die lamp er nog ligt, Jes Boon,'<br />
zei ik zacht in mezelf. 'Want ik weet niet wat ik ga doen als dat<br />
niet zo is.' Mijn stem klonk hol en boos. En vooral die boosheid<br />
beviel me.<br />
Het geluid <strong>van</strong> de vliegtuigen verdween, en dat <strong>van</strong> de<br />
wind; alle geluiden werden vager. We vervaagden zelf, tot we<br />
alleen nog maar adem waren en scharrelende geluiden <strong>van</strong><br />
handen en voeten.<br />
Ik aarzelde. Was die gang de vorige keer ook zo lang geweest?<br />
Wa t als deze gang zich vertakt had zonder dat ik het<br />
in de gaten had en we nu steeds dieper de aarde in kropen,<br />
zonder ooit meer een uitgang te vinden?<br />
'Hou je kop,' zei ik tegen mezelf. 'Hou in godsnaam je<br />
kop.'<br />
En op dat moment stootte ik mijn hoofd.<br />
Dit moest het punt zijn waar de gang een bocht maakte.<br />
'We zijn er,' zei ik, en plotseling werd ik verschrikkelijk<br />
bang. Zo bang als ik zelfs niet geweest was toen we gepakt<br />
werden.<br />
0, God. Laat de lamp hie1" zijn. Ik weet niet wat ik doen moet als<br />
hij er niet is.<br />
Mijn hoofd begon zeer te doen. Er gleed weer een traan omlaag,<br />
die ik met mijn want wegveegde.<br />
Maar hoe moet ik dat ding laten branden? Ik weet helemaal niet<br />
350
olJes de lamp heeft aangestoken met lucifen uit de grot. Stel dat er<br />
daar helemaal geen lucifers zijn? Wát dan?<br />
'Zijn we er?' vroeg Liesl, haar stem zo kleintjes en zacht dat<br />
een muis haar had kunnen overstemmen. En dat maakte me<br />
weer kalmer.<br />
'J a,' zei ik.<br />
Ik strekte blindelings mijn handen in de holte, ik voelde de<br />
wand wijken, ik voelde waar de grond iets omlaagging en toen<br />
voelde ik de kist.<br />
'We hebben zo licht,' zei ik.<br />
Met trillende handen zocht ik naar het scharnier. <strong>De</strong> kist<br />
ging met een akelig gekraak open, maar ik was nog nooit zo<br />
blij geweest met een geluid als toen. Ik voelde en vond de<br />
stormlantaarn meteen. Erin vond ik, godzijdank, een bundeltje<br />
vette watten waar lucifers in zaten.<br />
Ik deed mijn want uit en stak hem aan.<br />
<strong>De</strong> lamp was niet helemaal goed. Hij scheen maar voor de<br />
helft, ook al draaide ik de lont helemaal omhoog. Ik kon Liesl<br />
alleen maar zien als ik mijn hoofd helemaal naar rechts draaide.<br />
Ze zag spierwit.<br />
'We zitten hier veilig,' zei ik klappertandend. 'Heus.'<br />
Het leek alsof ze me niet hoorde. Ze keek geschrokken<br />
naar iets wat ik niet zien kon. Naar mij.<br />
'Wat?' zei ik.<br />
Ze deed haar mond open. En toen weer dicht.<br />
'Wat?'<br />
'Je oog,' zei ze.<br />
Er vloeide weer een traan langs mijn wang omlaag. Alleen<br />
was het geen traan. <strong>De</strong> want waarmee ik geprobeerd had mijn<br />
oog af te vegen zat onder de donkere vlekken. Tranen maakten<br />
geen vlekken. Met een schok realiseerde ik me dat het niet<br />
de lamp was die niet goed meer was. Het was mijn oog. Ik zag<br />
niks meer met mijn rechteroog.<br />
351
Ik begon te kokhalzen.<br />
'Gib mir deine Hände,' zei Liesl.<br />
Ik schudde mijn hoofd. Meteen vlamde er een stekende<br />
hoofdpijn op.<br />
'Geef me je handen,' zei Liesl weer in het Duits.<br />
Ze wachtte mijn antwoord niet af en pakte ze vast.<br />
'Waar zit je rechterpink?'<br />
'Wat?'<br />
'Waar zit je rechterpink?'<br />
'Wat bedoel je?'<br />
'Je rechterpink. Waar zit ie?' Ze gaf een kneepje in mijn<br />
linkerpink.<br />
'Dáár. Voel je 'm?'<br />
'J a, maar wa t ... '<br />
'Je hoeft niks te doen. Je dénkt alleen maar aan die vinger.<br />
Linkerpink. '<br />
'Waarom moet ... '<br />
'Doe het nou maar,' zei ze.<br />
Ik deed het.<br />
'Rechterduim. Doe je het?'<br />
'Ja.'<br />
'Linkerringvinger. Rechterduim. Rechtermiddelvinger. '<br />
Ze bleef vingers opnoemen. Het was het raarste medicijn<br />
dat ik ooit gehad had, maar ik voelde na een poosje de misselijkheid<br />
iets zakken.<br />
'Van wie heb je dat geleerd?' vroeg ik. Ik had mijn ogen<br />
dicht. Op die manier leek het alsof er niets aan de hand was.<br />
Ik denk niet dat je iemand kunt horen glimlachen. Maar ik<br />
hoorde het toch.<br />
'Schipper.' Ze zei het in het Nederlands en het klonk als<br />
'sjipper'.<br />
Ik probeerde na te denken, maar het was alsof de klap tegen<br />
mijn hoofd iets stukgemaakt had.<br />
Ik kon alleen nog maar aan nu denken.
Nu was mijn hoofd dat pijn deed.<br />
Nu was Liesl die bewoog.<br />
Nu was de kou, de ijzige kou die je eerst nauwelijks merkte,<br />
totdat ie je botten binnengekropen was en zich niet meer liet<br />
wegdenken.<br />
'Fing?'<br />
'Wat?'<br />
'<strong>De</strong> Koningin komt niet meer, hè?'<br />
Ineens stroomde mijn hoofd weer vol. Filip die me zoende,<br />
de smid Herrnes die in elkaar geslagen werd. En <strong>Heivisj</strong>,<br />
steeds weer <strong>Heivisj</strong> die als een levende nachtmerrie boven op<br />
de man gedanst had. Het als een erwt zo kleine hoofd <strong>van</strong> de<br />
man.<br />
<strong>De</strong> beelden kwamen zo hard binnen dat ik ondanks de pijn<br />
mijn ogen geschrokken opendeed. Het licht wierp een flakkerend<br />
licht op de muren en het plafond. Te zwak om de hele<br />
gang te verlichten, maar licht genoeg om de muren en het<br />
plafond vlak bij me te zien.<br />
Ik zag de vreemde streeppatronen op de muren en het plafond.<br />
Ik had ze eerder gezien, maar nu pas begreep ik wat het<br />
waren. Kapsporen. Sporen <strong>van</strong> de mijnwerkers die hier ooit,<br />
duizenden jaren geleden, vuursteen gedolven hadden. Wie<br />
waren ze, de mensen die hier gangen onder de grond groeven?<br />
Hoe hadden ze ooit de moed gehad om vrijwillig onder<br />
de grond te gaan, terwijl er maar zo weinig nodig is om verpletterd<br />
te worden?<br />
Onze situatie was hopeloos. We zaten onder de grond in een<br />
bouwvallige mijn, terwijl boven ons vliegtuigen rondvlogen<br />
die bommen lieten vallen. Als er eentje boven op ons zou vallen<br />
waren we reddeloos verloren en niemand die ons ooit nog<br />
vinden zou.<br />
Maar we konden nergens anders naartoe. Zodra de vliegtuigen<br />
weer weg waren, zouden de Pruuse en Zwart jassen ons<br />
3 53
gaan zoeken. Boven de grond zouden ze ons zonder twijfel<br />
vinden.<br />
Ik opende de kist opnieuw. Ik weet niet waar ik op gehoopt<br />
had. Eten of dekens, ook al wist ik dat ik de eerste keer niets<br />
anders gevoeld had dan de lantaarn en de watten.<br />
'Het tegendeel <strong>van</strong> zorgen,' mompelde ik, 'het tegendeel<br />
<strong>van</strong> zorgen.'<br />
Ik vond een ijzeren flesje met een schroefdop. Ik draaide<br />
het open en rook er voorzichtig aan. To en proefde ik. Het was<br />
water. Het rook gronderig, maar smaakte niet vies.<br />
'Hier, Liesi.'<br />
We namen elk een slok. To en ze meer wilde pakte ik het <strong>van</strong><br />
haar af.<br />
'Komt ze echt niet meer?' vroeg ze.<br />
'Misschien heeft ze zich verstopt,' zei ik. 'Misschien .. .'<br />
Maar ze geloofde me niet. Ik geloofde het zelf niet eens.<br />
Wat kon ik anders doen?<br />
Wat anders dan datgene wat ik mijn leven lang al als troost<br />
gekregen had?<br />
Ik vertelde verhalen. Over hoe mijn familie en ik ooit<br />
over Sjlammbams Sahara waren komen aanlopen. Om Negen<br />
Open Armen te bekijken. Hoe we gezocht hadden naar<br />
de voordeur <strong>van</strong> het huis, maar die eerst niet konden vinden.<br />
Over hoe we gemeten hadden hoe groot het huis was. Met<br />
onze armen. En hoe we toen negen keer onze armen wijd<br />
moesten doen om het huis <strong>van</strong> voor tot achteren te raken.<br />
En na dat verhaal kwamen er nieuwe verhalen. Ze kwamen<br />
alsof ze met ragfijne draadjes aan elkaar zaten. Ik vertelde ze<br />
niet alleen aan haar, maar ook aan mezelf. Het maakte de kou<br />
minder bitter, de pijn minder erg.<br />
Of misschien hoopte ik dat alleen.<br />
354
<strong>De</strong> vlam ging steeds zwakker branden.<br />
làen kwam onvermijdelijk het moment dat de petroleum<br />
opraakte, de lantaarn begon te walmen, het licht nog een keer<br />
fel opvlamde, en toen doofde. Als het laatste lichtpuntje <strong>van</strong><br />
de sigaar <strong>van</strong> de Sigaren keizer.<br />
We verdwenen in het donker.<br />
We losten op.<br />
Ik moet weg gesoesd zijn ondanks de kou, ondanks de stekende<br />
pijn in mijn hoofd. Het duurde even voor ik besefte<br />
dat ik nog steeds aan het vertellen was; de woorden en zinnen<br />
verlieten nu uit zichzelf mijn mond. Ik hoefde er niets meer<br />
voor te doen. Het vreemde was alleen dat het een verhaal was<br />
dat ik niet kende. Het duurde lang voordat ik me realiseerde<br />
dat het niet mijn woorden waren.<br />
Het waren die <strong>van</strong> Lies!.<br />
355
<strong>De</strong> pop die alles zag (n)<br />
I<br />
Groflpapa's winkel ligt aan het eind <strong>van</strong> de winkelstraat. Daarboven<br />
wonen Gro6papa en Grofimama, Reiba en ik. Het is<br />
een smal huis tussen twee huizen in. Reiba zegt altijd dat het<br />
is of het huis zijn adem inhoudt. Aan de linkerkant woont de<br />
weduwe Kant, aan de rechterkant drogist Mannhauer.<br />
Gro6mama is stil, ze beweegt niet veel. Va ak ligt ze overdag<br />
in bed en dan lijkt het alsof ze hoofdpijn heeft, maar Gro6papa<br />
zegt dat ze alleen een beetje moe is.<br />
'Waar<strong>van</strong> dan?' vraag ik.<br />
Hij trekt zachtjes aan mijn vlechten. 'Van het draaien <strong>van</strong><br />
de wereld, natuurlijk.'<br />
'Kan ze dat voelen?'<br />
Gro6papa zegt: 'Nee, Liebes, je grootmoeder voelt de wereld<br />
niet draaien, ze hóórt hem.'<br />
'Maar wat voor geluid maakt de wereld dan?' vraag ik. En<br />
hij zegt dat hij het zelf niet precies weet, hlj heeft tenslotte<br />
geen oren die de wereld kunnen horen draaien, maar het moet<br />
zoiets zijn als geknars, als het binnenwerk <strong>van</strong> een enorme,<br />
eeuwenoude pendule.<br />
Soms, als Reiba en ik uit school komen en onder de roodfluwelen<br />
voorhang de trap op lopen, is Gro6mama aan het koken.<br />
Aardappellatkes en gefilte fis} eten we dan met honingkoek<br />
toe. Op tafel ligt het mooie tafelkleed. Dan lacht ze en zingt<br />
ze een liedje <strong>van</strong> vroeger.
Het kleine keukentje staat propvol pruttelende potten en<br />
pannen. In de oven staat eho/ent te stoven. Ik ben bang voor<br />
die oven. Als Groflmama hem aansteekt is het net of er een<br />
valse hond blaft. Er is altijd te veel eten. <strong>De</strong> rest <strong>van</strong> de week<br />
stuurt ze Reiba met haar potjes en pannetjes de buurt rond tot<br />
ze alles kwijt is. Vooral Mannhauer is blij. Oma zegt dan altijd<br />
tevreden: 'Zijn vrouw mag er dan uitzien als een suikertaart,<br />
koken kan ze niet.'<br />
Reiba en ik wonen bij Groflpapa en Groflmama zolang ik<br />
me kan herinneren. Mama is verdronken tijdens een uitje <strong>van</strong><br />
de roeivereniging. Reiba was toen vier en ik één.<br />
Soms moet ik erom huilen. Meestal troost Reiba me, maar<br />
als ze een kattige bui heeft zegt ze dat ik nog te jong was om<br />
het me te herinneren, dat zij veel ouder is dan ik en echte<br />
herinneringen heeft. En huilt zij? Nee toch? Ze kijkt me dan<br />
kwaad aan. Opa zegt dat je met Reiba's ogen de oven kunt<br />
aanmaken.<br />
Onze vader is naar Amerika gegaan om geld te verdienen.<br />
Maar hij is niet zoek, zoals sommige mensen zeggen als ze<br />
denken dat ik niet luister. Je kan niet zoek zijn en elk jaar een<br />
kartonnen doos sturen met een cadeautje voor Reiba en mij.<br />
GroJ3papa's winkel is nog <strong>van</strong> Groflmama's opa geweest. Je<br />
moet drie stenen treden omlaag, door de houten Pinokkiodeur<br />
die zijn ogen opendoet als je hem openduwt. <strong>De</strong> brievenbus<br />
is zijn rode mond.<br />
<strong>De</strong> toonbank is al zo vaak gebruikt dat het hout geen kleur<br />
meer heeft. Ik vind het lekker om met mijn wang langs de<br />
gladde plekken te glijden. Of ik luister naar Groflpapa die met<br />
de klanten praat of aan de rol cadeaupapier draait. Die maakt<br />
zo'n fijn hobbelend geluid.<br />
In de muur achter de grote toonbank zit een grote nis. Een<br />
soort kamertje op kniehoogte. Eerst stonden daar de modeltreinen,<br />
maar Groflpapa heeft er 'Die Bunte Puppenwelt' <strong>van</strong><br />
gemaakt.<br />
357
Er staan zes stoeltjes en een fornuisje. In de muur <strong>van</strong> het<br />
kamertje zit een raam dat niet echt is. Opzij zit een wiel. Als<br />
je eraan draait verandert het uitzicht. Er is een sneeuwlandschap,<br />
een zomer met een hooiberg en een stadje in de herfst<br />
op een heuvel. Eerst was er ook na g een veld met tulpen, maar<br />
daar was de verf niet goed <strong>van</strong>, dus dat zie je niet goed meer,<br />
alleen maar wat vegen. Groflpapa heeft het zelf gemaakt.<br />
<strong>De</strong> poppen zijn geen speelpoppen, maar poppen voor grote<br />
mensen. Sommige zijn bijna zo groot als ik. Ze hebben dure<br />
kleren aan en ze kosten veel. Ze kunnen niks bewegen, alleen<br />
hun ogen. Ik hou niet <strong>van</strong> die poppen.<br />
'Kom,' zei Rei ba een keer op sjabbes.<br />
'Geen zin,' zei ik. Maar ik ging toch mee.<br />
We liepen de trap af. Reiba had iets in haar hand, maar ze<br />
wilde me niet laten zien wat het was. Dat deed ze pas toen we<br />
onder de trap stonden.<br />
'Wat moet je met die lippenstift?' vroeg ik.<br />
'Kom,' zei Reiba weer.<br />
We klommen in het kamertje. Ze moest door haar knieën<br />
gaan om in de kleine spiegel boven het dressoir* te kunnen<br />
kijken. Ze duwde de stift op haar mond, maar stopte meteen<br />
weer. Vanboven klonken voetstappen.<br />
'Meisjes?'<br />
Ze keek me verschrikt aan.<br />
'Meisjes? Zijn jullie beneden?'<br />
Reiba keek me indringend aan. 'Niks zeggen.' Door de<br />
stip <strong>van</strong> de stift op haar onderlip was het net alsof haar mond<br />
bloedde.<br />
GroGpapa bleef even staan en liep toen weer verder. We<br />
hoorden hem de trap naar Groflmama op lopen.<br />
Reiba stopte de stift in het kleine laatje en liep weg.<br />
Waarom ik het deed weet ik niet meer. Ik: denk dat ik boos<br />
was dat ze me weer alleen liet. Of misschien wilde ik de poppen<br />
nog mooier maken, zodat GroGpapa ze beter zou kunnen<br />
verkopen .
Maar Groi3papa vond ze helemaal niet mooier. Het is de<br />
enige keer geweest dat ik een klap gekregen heb.<br />
En daarom hou ik niet <strong>van</strong> die rotpoppen.<br />
2<br />
Het is de week voor Pesach. Reiba speelt buiten met N anet. Ik<br />
mag niet meedoen en huil. Opa loopt naar buiten en hij zegt<br />
iets wat ik niet versta.<br />
'Maar ze is te klein voor dit spelletje,' antwoordt Reiba. 'En<br />
ze kan niet tegen haar verlies.'<br />
'Ik kan heus wel tegen mijn verlies!' roep ik.<br />
'Jullie zijn zusjes,' zegt opa hoofdschuddend. 'Welke zusjes<br />
spelen zo met elkaar? Wat moet er ooit gebeuren als wij er<br />
niet meer zijn?'<br />
'Dan zijn we allebei groot,' zegt Reiba onverschillig. 'Dan<br />
spelen we niet meer.'<br />
'Reiba .. .' zegt opa.<br />
Daarna mag ik meedoen. Het spel heet Poppenheks. Eentje<br />
is de pop en de andere is de poppenheks. <strong>De</strong> pop moet zich<br />
verstoppen, maar als de poppen heks haar vindt, moet ze niet<br />
wegrennen, maar juist zo stil mogelijk zitten. Als het de pop<br />
lukt honderd tellen helemaal stil te staan mag ze pop blijven.<br />
Wie het langst pop kan blijven, wint het spel.<br />
Nanet en Reiba besluiten allebei de poppenheks te zijn,<br />
want ze doen alles samen, zeggen ze.<br />
'Dat is niet eerlijk! Dan zijn er twee aan het zoeken.'<br />
'Graag of niet,' zegt Reiba.<br />
Ik verstop me. Het is geen moeilijke plek, maar dat hoeft<br />
ook niet. Met zijn tweeën vinden ze me toch overal. Ik hoor<br />
ze komen. Het is moeilijk helemaal stil te zitten. Maar ik weet<br />
dat ik het kan. Reiba en Nanet komen op me af met geklauwde<br />
heksenhanden.<br />
'<strong>De</strong> poppenheks komt!' zeggen ze met akelige hoge stem-<br />
3 59
men. '<strong>De</strong> poppenheks komt!' Ze gaan elk aan een kant <strong>van</strong> me<br />
staan. Ze beginnen te tellen. Ik hoor meteen dat ze veel langzamer<br />
tellen dan anders. Maar ik weet dat ik het volhouden<br />
kan. Dat weet ik. Ik ga winnen.<br />
'Ze knippert met haar ogen,' zegt Nanet. 'Ze is af.'<br />
'Haha! Knipperen mag,' roep ik. 'Reiba, zeg dat knipperen<br />
mag!'<br />
Want dat is het enige wat mag, omdat niemand honderd<br />
tellen zonder knipperen kan.<br />
'J a,' zegt Reiba peinzend, 'maar je mond bewegen, dat mag<br />
niet.'<br />
'En dus ben je toch af,' zegt Nanet.<br />
Ik had me nog zo voorgenomen om niet te huilen.<br />
'Grofipapa!' roep ik.<br />
Maar die is j uist bezig met een klant. Hij roept boos dat ik<br />
stil moet zijn. Ik ben nu op iedereen kwaad en verstop me in<br />
de nis onder de trap.<br />
OOi!' zegt Grofipapa als de klant weg is. 'Gelukkig dat deze<br />
muren geen oren hebben, anders zou geen geheim meer veilig<br />
zijn.'<br />
Als hij denkt dat ik luister heeft: hij het mis.<br />
'Ik zou zomaar kunnen verklappen waar ik volgende week<br />
de afikoman verstop.'<br />
Ik spits mijn oren.<br />
Zolang ik me herinneren kan is het Reiba die het stukje<br />
brood vindt dat grootvader met Pesach moet verstoppen.<br />
Nooit ik. Wat hij ook doet, zij weet de afikoman altijd als eerste<br />
te vinden. En dan mag zij het in het Poolse schaaltje leggen,<br />
het zilveren sehaale met het servet, dat speciaal voor de<br />
afikoman bedoeld is.<br />
Als hij het me vertelt snap ik er niks <strong>van</strong>.<br />
'Dat is een hartstikke stomme plek,' mompel ik.<br />
'Wat zeg je, Muur?' zegt Groi3papa. 'Je moet harder pra-
ten. En ook een beetje muurderiger. Anders ga iknog geloven<br />
dat je helemaal geen muur bent.'<br />
'Het is een stomme plek,' herhaal ik.<br />
'Wedden <strong>van</strong> niet,' zegt opa.<br />
Hij kan zeggen wat hij wil, het is een stomme plek. Maar nu<br />
ik weet waar het ligt heb ik in elk geval meer kans dat ik aan de<br />
beurt ben met vinden. Zoeken doe ik al elk jaar.<br />
Het wordt Pesach. Grofipapa vertelt net als elk jaar het verhaal<br />
<strong>van</strong> de bagada, de uittocht. Hij kan niet zo goed vertellen<br />
als anders. En een keertje valt hij midden in het verhaal stil.<br />
I Jater hoor ik <strong>van</strong> Reiba dat dat komt omdat Mannhauer onze<br />
buurman geen cbameets meer wil aannemen. Terwijl hij dat al<br />
jaren doet.<br />
'Dan kan hij ook naar onze potjes en pannetjes fluiten,' zegt<br />
Grofimama boos. En daarna moet ze ineens huilen.<br />
Door het hele gedoe duurt het verhaal nog langer dan anders.<br />
Ik zit zo op mijn stoel te wiebelen dat Grofimama vraagt<br />
of ik naar de kleinste kamer moet. Ze bedoelt de wc, maar dat<br />
zegt ze nooit.<br />
Als we eindelijk mogen zoeken, wil ik de afikoman meteen<br />
pakken. Maar Grofipapa houdt me tegen. Hij knipoogt. We<br />
kijken naar Reiba die al onder het aanrecht tuurt en boven<br />
op de keukenkastjes. We zien haar de trap op rennen naar de<br />
slaapkamer en weer omlaag rennen. Ik hoor haar hijgen.<br />
Na een kwartier komt Reiba weer terug. 'Niks!'<br />
'Niks?'<br />
'Vast opgegeten door de muizen,' zegt ze.<br />
'Hè, nee toch!' Grofimama trekt met een kreet haar voeten<br />
op. Ik moet mijn best doen om het niet uit te proesten.<br />
<strong>De</strong> hele tijd heeft het Poolse schaaltje op tafel gestaan. Vlak<br />
onder onze neuzen.<br />
'Misschien dat jij iets weet?' zegt Grofipapa, terwijl hij me<br />
aankijkt.<br />
Er zit een giechel in mijn buik die eruit wil, en mijn handen<br />
jeuken.
Ik open het servet.<br />
Even is het stil.<br />
'Dat is niet eerlijk,' roept Reiba dan uit. 'Je moet het verstoppen.<br />
Dat is de regeL Je hebt het helemaal niet verstopt!'<br />
Ze stampvoet, ze dreint, ze trekt boze gezichten, maar het<br />
helpt niks.<br />
'Soms is de beste manier om iets te verstoppen, het niet te<br />
verstoppen,' zegt Grofipapa.<br />
3<br />
Op een dag hoeven Reiba en ik niet meer naar schooL Ik vind<br />
het niet erg. Onze juf, Frau Manuela, heeft een man die eerst<br />
werk had maar toen niet meer. En daar kan ze niet goed tegen.<br />
Ze sloeg een keer met de liniaal hard op mijn vingers omdat<br />
ik iets gezegd zou hebben toen het stil moest zijn. Maar<br />
dat was ik helemaal niet, maar de dochter <strong>van</strong> Mannhauer. Ik<br />
zei er niks <strong>van</strong> tegen Grofipapa, want die zegt altijd dat grote<br />
mensen niet altijd alles weten, maar de goede God wel en dat<br />
dat voldoende is. En dat je <strong>van</strong> klikken het gezicht <strong>van</strong> een<br />
mopshond krijgt.<br />
Een week nadat ik niet meer naar school hoef, staat er een<br />
doos voor onze deur. Er zitten gaten in geprikt. Als Reiba en<br />
ik de straat inkijken, zien we de vader <strong>van</strong> Latka weglopen.<br />
Van Grofipapa weten we dat hij vroeger de beste vriend <strong>van</strong><br />
papa was. <strong>De</strong> vader <strong>van</strong> Latka en papa waren net broers, zegt<br />
hij altijd, twee handen op één buik, alleen jammer dat ze niet<br />
<strong>van</strong> hetzelfde geloof waren.<br />
Fr zit een hond in de doos. Hij is raar dun en wit, maar toch<br />
hou ik meteen <strong>van</strong> hem.<br />
Reiba zegt dat we de hond <strong>van</strong> de vader <strong>van</strong> Latka hebben<br />
gekregen. Dat is onzin. We hebben hem <strong>van</strong> papa. Hij heeft<br />
tegen de vader <strong>van</strong> Latka gezegd dat hij de hond moest kopen.<br />
Het liefst had hij hem natuurlijk zelf gekocht, maar je kan nou
eenmaal niet een hond in Amerika kopen en hem dan in een<br />
kartonnen doos over de oceaan sturen.<br />
'Doe niet zo dom! Latka heeft het gedaan!' roept Reiba<br />
kwaad. 'Hij doet het elk jaar. Niet omdat papa het hem<br />
gevraagd heeft, maar omdat hij ons zielig vindt. Zielig!' Ze<br />
spuugt het woord uit.<br />
'Niet,' zeg ik. 'Hij heeft ons vaak genoeg wat gestuurd, en<br />
dan zaten er buitenlandse postzegels op.'<br />
'Jij bent ook zó dom!' zegt Reiba.<br />
'Reiba!' zegt Grogmama scherp.<br />
'Het zijn geeneens Amerikaanse postzegels!' roept Reiba.<br />
'En wie werkt er op het postkantoor? <strong>De</strong> vader <strong>van</strong> Latka!'<br />
Gr06mama zegt dat het niet uitmaakt. Het is lief <strong>van</strong> de<br />
vader <strong>van</strong> Latka, maar de hond kan niet blijven. Ons huis is nu<br />
al te klein.<br />
'Het is een zij,' zeg ik, want dat heb ik meteen gezien. 'En<br />
het is een cadeau <strong>van</strong> papa. En cadeautjes mag je niet teruggeven.'<br />
Ze knijpt met haar mond alsof ze een hap uit een citroen<br />
genomen heeft. Alsof ze iets wil zeggen waar je beter geen<br />
woorden voor gebruiken kan. En voor alle zekerheid legt ze<br />
eerst haar ene hand op haar mond, daarna haar andere.<br />
'Dina,' zei Gro6papa alleen maar.<br />
'En hoe moet ze heten?' vraagt hij die avond.<br />
'<strong>De</strong> Koningin <strong>van</strong> Amerika,' zegt Reiba spottend.<br />
'Amerika heeft geen Koningin,' zegt Gro6papa.<br />
'Dan kan zij de eerste zijn.'<br />
GroBpapa schudt zijn hoofd. 'Kind,' zegt hij, 'als jij staal<br />
kon buigen a Is woorden .. . '<br />
Hij heeft wel eens klachten gekregen. Dat Reiha te slim is.<br />
En dat een meisje daar niks aan heeft, aan te slim zijn. Vooral<br />
niet meisjes <strong>van</strong> ons soort.<br />
Ineens slaat er in het huis naast ons een deur dicht. <strong>De</strong> Koningin<br />
begint te hlaffen. Het klinkt hard en schel en galmt<br />
door het keukentje.
'Stil!' zegt Grofipapa, 'denk toch aan oma's oren!'<br />
En dan moeten we alle drie heel hard lachen.<br />
Grofimama komt steeds minder naar beneden. Omdat haar<br />
oren te goed worden, zegt Grofipapa, maar dat is gelogen,<br />
zegt Reiba.<br />
'Waarom dan?' vraag ik.<br />
'Ze is ziek omdat de mensen kwaad op ons zijn,' zegt Reiba.<br />
'Waarom?'<br />
'Omdat we sjabbes vieren en naar sjoel gaan.'<br />
'Is dat alles?' vraag ik.<br />
'Voor sommigen is het meer dan genoeg,' zegt Reiba.<br />
Op een keer ben ik buiten aan het spelen met Eva als weduwe<br />
Kant haar naar binnenroept. Weduwe Kant is haar oma. Ze<br />
zegt dat Eva naar huis moet, maar later zie ik Eva gewoon<br />
achter het raam staan, en ze komt pas een uur later met haar<br />
vader naar buiten. <strong>De</strong> keer daarop zegt ze dat ze niet meer<br />
met me wil spelen.<br />
'Waarom?'<br />
'Omdat jullie Jezus doodgemaakt hebben.'<br />
Het kan me niks schelen. Ik vond haar toch al stom. Als we<br />
tikkertje deden was ze na vijf tellen moe. En alleen ben ik niet,<br />
zegt Grofipapa als hij het toch op de een of andere manier<br />
gehoord heeft, ook al heb ik niet geklikt. Hij zegt opnieuw<br />
een paar lelijke woorden en daarna neemt hij me op schoot.<br />
Hij zegt dat ik één ding goed moet onthouden en dat is dat ik<br />
nooit alleen ben.<br />
'God is er altijd,' zeg ik. 'Toch?'<br />
'Die ook,' zegt Grofipapa. 'Maar wie anders heeft er behalve<br />
God een Grofipapa, een Grofimama, een zus én de Koningin<br />
<strong>van</strong> Amerika?'<br />
'Reiba is niet altijd lief,' zeg ik.<br />
'Maar ze is wel je zus,' zegt Grofipapa. 'Daar heb je er maar<br />
één <strong>van</strong>.'
'Soms wou ik dat ik nog een zus had,' zeg ik.<br />
'Maar dat is niet zo.'<br />
'Mama had een zus.'<br />
'Sst,' zegt GrolSpapa. Dat zegt hij altijd als ik het over mama's<br />
zus heb. Die was <strong>van</strong> ons geloof, maar later niet meer.<br />
4<br />
Op een dag wordt GrolSmama nog zieker. Ze heeft pijn, maar<br />
als ik vraag waar, zegt ze dat ik lief moet zijn en niet zoveel<br />
vragen. Het moet wel erg zijn, anders zou Grofipapa er niet<br />
zo bezorgd uitzien. Er zijn niet veel dokters meer die willen<br />
helpen, de meesten zijn nu ook boos op ons, maar gelukkig<br />
weet GrolSpapa er nog eentje.<br />
Er stopt een auto voor onze deur, maar niemand stapt uit.<br />
'Kom,' zegt opa. 'We gaan.'<br />
We gaan naar buiten. Maar Reiba wil niet mee de auto in.<br />
Ze houdt niet <strong>van</strong> dokters sinds ze bij haar de blindedarm<br />
hebben weggenomen.<br />
'Kom,' zegt Grofipapa.<br />
'Waarom?' vraagt ze.<br />
'Daarom.' I--lij pakt haar stevig bij de arm. Reiba probeert<br />
zich los te rukken.<br />
'Ik kan best thuisblijven!'<br />
'Dat kan je niet,' zegt GrolSpapa. 'We blijven bij elkaar.'<br />
Grofimama maakt een raar geluidje. GrolSpapa laat Reiba<br />
weer los en kijkt haar geschrokken aan.<br />
Achter de ramen zie ik Mannhauer en de weduwe Kant gluren.<br />
'Laat haar maar,' zegt Grofipapa. 'We zijn gauw weer te<br />
rug.'<br />
We stappen in.<br />
'Moet die hond ook mee?' vraagt de man achter het stuur.<br />
Hij zegt dat straks de hele auto schoongemaakt moet worden.
En dat alleen de zon voor niks opgaat. Ik hou de Koningin<br />
stijf vast. Opa drukt hem zuchtend geld in zijn hand.<br />
Als we wegrijden zie ik hoe Reiba ons nakijkt. Haar ogen<br />
zie ik het langste. Mannhauer en weduwe Kant kijken al niet<br />
meer. Alleen hun gordijnen bewegen nog.<br />
<strong>De</strong> dokter heeft niet eens een spreekkamer. Hij woont in de<br />
straten met woonkazernes, maar daar mogen we niet stoppen.<br />
<strong>De</strong> man die de auto bestuurt laat ons er pas uit als we aan de<br />
andere kant <strong>van</strong> het woonblok zijn.<br />
Bij de dokter moet Grofipapa weer geld geven, niet aan de<br />
dokter, maar aan een bazige vrouw.<br />
'En die hond moet naar buiten,' zegt de vrouw. Ze wil de<br />
Koningin naar buiten duwen, maar die trekt haar lip op en<br />
begint te grommen.<br />
'Stil nou!' zegt de vrouw. Ze ziet er ineens bang uit.<br />
Net goed.<br />
'Ga maar alvast in de auto zitten,' zegt opa. 'Wij komen zo.'<br />
'Staat die er nog?' vraag ik.<br />
'Natuurlijk,' zegt opa.<br />
'Hoe weet je dat?'<br />
'Omdat ik hem betaald heb, Liebes.'<br />
Maar er staat helemaal geen auto meer.<br />
Ik loop weer terug. <strong>De</strong> vrouw doet open.<br />
'Er staat geen auto,' zeg ik.<br />
Ze haalt haar schouders op. 'Wat wordt het? Binnen of buiten?'<br />
En ze zegt dat ik niet in de gang mag blijven staan, want<br />
dan kunnen de buren me zien. En die hond blijft in elk geval<br />
buiten.<br />
lIet is niet ver lopen naar huis. Ikken de weg. En de Koningin<br />
houdt trouwens niet <strong>van</strong> auto's. Ik heb tegen de vrouw gezegd<br />
dat ik alvast naar huis zal lopen. Dat ze dat tegen Grofipapa en<br />
Grogmama moet zeggen.
Als ik in onze straat kom is het leeg en donker. Hier en daar<br />
brandt licht in een spleet tussen gordijnen. Alles is zo stil als<br />
op een ansichtkaart. Ik klop aan. Meteen duikt het gezicht <strong>van</strong><br />
Reiba achter de Pinokkio-neus op. Natuurlijk doet ze eerst<br />
net of het haar niks kan schelen of ik er ben of niet, maar<br />
daarna kamt ze mijn haar en stopt ze me in bed.<br />
'Reiba?'<br />
'Wat?'<br />
'Wat herinner je je <strong>van</strong> mama?'<br />
'Slapen.'<br />
'Vertel nog eens <strong>van</strong> de zomerjurk,' zeg ik.<br />
Even denk ik dat ze geërgerd zal weglopen. Dat ze zal klakken<br />
met haar tong, zoals altijd als ze boos is. Maar ook al dooft<br />
ze het licht, ze blijft toch staan. Ze is alleen nog maar een<br />
schaduw.<br />
'Mama had een zomerjurk,' zegt ze dan. 'En buiten op straat<br />
was het feest. Een zomerfeest. Er hingen overal lampionnen<br />
die zij en de andere winkeliersdochters gemaakt hadden. En<br />
mama was de mooiste en zij had de mooiste lampion gemaakt.<br />
En ik mocht helpen met ophangen. En iedereen kwam naar<br />
ons kijken.'<br />
Ze heeft het verhaal <strong>van</strong> de zomerjurk al zo vaak verteld dat<br />
het lijkt alsof ik het zelf meegemaakt heb. Ik ken elk woord,<br />
en elk gebaar dat ze maakt.<br />
'Nu slapen,' zegt ze.<br />
5<br />
Ik word wakker als het zomerfeest net is begonnen. Er zijn<br />
mensen op straat, ze roepen en drinken uit glazen die steeds<br />
kap 0 tvallen. <strong>De</strong> straatlampion die mama in de winkelstraat<br />
gehangen heeft, flakkert dansend licht ons slaapkamerraam<br />
binnen.<br />
Reiba zit rechtop in haar bed.
'Zijn Grofipapa en Grofimama ook op het feest?' vraag ik,<br />
terwijl ik mijn ogen uitwrijf.<br />
Maar dan herinner ik me dat het allang geen zomer meer is.<br />
Vorige week heeft het gesneeuwd. Nu motregent het.<br />
To ch vallen er buiten nog steeds glazen stuk.<br />
Als we bij de Pinokkio-voordeur staan, zien we geen lampionnen<br />
maar fakkels, en het feest dat dichterbij komt, ziet er<br />
ook niet meer uit als een feest.<br />
Reiba draait de winkel op het nachtslot.<br />
'Waarom doe je dat?' vraag ik.<br />
We kijken door het raam. Er zijn een heleboel mensen. Ze<br />
hebben lampen en fakkels. Ze zien eruit alsof ze ruzie hebben,<br />
maar niet met elkaar. Ik zie de weduwe Kant. Haar gezicht<br />
glimt, het lijkt wel <strong>van</strong> glas. Ze roept iets. En ik zie drogist<br />
Mannhauer, die achteraan staat. Hij roept niks. Hij ziet er<br />
eerder uit als iemand die een lentewandeling maakt en plotseling<br />
in een storm terechtkomt. Maar hij doet niks als ze bij<br />
slagerij Schmetz de ruiten ingooien.<br />
'Zijn ze nou ook al boos op Schmetz?' vraag ik.<br />
Reiba wiegt een beetje heen en weer, alsof we op een schip<br />
staan. Daardoor weet ik dat ze nadenkt.<br />
Ineens klinkt er zo'n hard gerinkel dat ik denk dat ons raam<br />
kapotspringt. Maar als ik opkijk zie ik dat het nog heel is. <strong>De</strong><br />
stemmen zijn nu heel dichtbij. <strong>De</strong> Koningin <strong>van</strong> Amerika begint<br />
te blaffen. Het galmt door de winkel.<br />
Het is alsof Reiba wakker schrikt. Ze pakt me bij mijn pols<br />
en trekt me mee naar achteren, de winkel in.<br />
'Wat gaan we doen?'<br />
Ze geeft geen antwoord. Ze doet me pijn, zo hard drukken<br />
haar vingers in mijn pols.<br />
'Trek je nachtjapon uit,' zegt ze dan. Haar stem klinkt<br />
vreemd beverig. Ik wil mijn nachtjapon niet uitdoen, want het<br />
is hier veel te koud.<br />
'Waar zijn oma en opa?' vraag ik.<br />
'Weet ik niet. Doe uit.'
Ze begint aan me te sjorren, maar ik hou me helemaal stijf.<br />
'Als je niet doet wat ik zeg,' snauwt ze, 'dan speel ik niet alleen<br />
meer niet met je, maar ik praat ook niet meer tegen je. Drie<br />
maanden lang.'<br />
Ooit heeft ze een week niet tegen me gepraat. Grofipapa<br />
kon zeggen wat hij wilde, hij kon aardig doen of boos, haar<br />
straf geven, maar het hielp niks. Een week is lang. Drie maanden<br />
nog veel langer.<br />
Ze duwt me de Bunte Puppenwelt in.<br />
'Maar wat gaan we doen?' vraag ik.<br />
Ze begint de spelden <strong>van</strong> de hoed <strong>van</strong> de grootste pop los te<br />
maken.<br />
'Wat doe je nou?' vraag ik geschrokken. 'Dat mag helemaal<br />
niet!'<br />
Maar ze luistert niet. Ze sjort nu de jurk <strong>van</strong> de pop uit. Die<br />
is ineens vreemd bloot. <strong>De</strong> armen, voeten en het hoofd zijn<br />
<strong>van</strong> porselein, maar voor de rest is de pop <strong>van</strong> stro en stof.<br />
'Trek aan.' Ze houdt de poppenjurk voor me. Ik heb nog<br />
nooit de poppenjurk zonder pop gezien. Vanbuiten is hij mooi<br />
en glad, maar de binnenkant is ruw en onaf. <strong>De</strong> jurk is te ldein .<br />
Hij trekt mijn schouders krom. En aan de achterkant zitten<br />
scherpe haakjes <strong>van</strong> ijzer die in mijn vel prikken. Ik begin tegen<br />
te stribbelen. Ze geeft me een klap. En nog een.<br />
Dan duwt ze me achterstevoren op een <strong>van</strong> de stoeles. Ik<br />
kijk naar het raam met het draaiwiel. Het is het winterlandschap,<br />
maar ik kan al een klein beetje zien <strong>van</strong> de mislukte<br />
tulpen.<br />
'Stilzitten! ' snauwt ze. 'En pas weer bewegen als ik het zeg.'<br />
Dan begint ze aan een tweede pop te sjorren. <strong>De</strong> hoed <strong>van</strong> de<br />
pop wi I niet los. Die zit aan de haren vast. Het duurt lang. Ze<br />
zet hem op haar hoofd.<br />
Ik wil nog vragen hoe je Poppenheks moet spelen als je allebei<br />
pop bent. Maar dan bevriest alles in me. Niet alleen mijn<br />
armen en benen worden stijf, ook mijn gedachten.
Het enige wat ik nog kan denken is hoe raar het is dat ik<br />
straks dacht dat onze ruit ingegooid werd. Want dat geluid<br />
was honderd, duizend keer zachter dan het geluid dat nu<br />
ldinkt. !k kan <strong>van</strong> schrik niets meer bewegen, mijn armen niet,<br />
mijn benen niet, mijn hoofd en mijn romp niet. Het enige wat<br />
ik nog bewegen kan, zijn mijn ogen. Mijn ogen die in het lippenstiftspiegeltje<br />
kijken en alles zien.<br />
Alles.<br />
6<br />
<strong>De</strong> Koningin is kwaad, die staat te blaffen. <strong>De</strong> mensen zeggen<br />
dat ze moet ophouden. Reiba staat alweer beneden in de winkel.<br />
Zij wil haar ook Jaten ophouden, maar ze weet niet hoc.<br />
Eigen schuld, denk ik kwaad.<br />
<strong>De</strong> winkel is allang niet meer zo vol geweest. Sommige<br />
mensen ken ik.<br />
Ze kijken naar Reiba, maar ze zeggen niks tegen haar. Het<br />
lijkt of ze geschrokken zijn dat er alleen een meisje is. Even<br />
denk ik dat ze zich zullen omdraaien en weglopen.<br />
Dan begint de Koningin weer te blaffen.<br />
'Stil!' zegt Reiba. Ze heeft nog steeds de deftige poppenhoed<br />
op. Het is een paars hoedje met een voile. Het ziet er<br />
vreemd uit bij haar nachtjapon.<br />
'Waar zijn je ouders?' vraagt een man.<br />
'Heb ik niet,' zegt Reiba.<br />
'Lieg niet.'<br />
'Ze woont bij haar grootouders,' zegt een mevrouw. Ik kan<br />
eerst niet zien wie het zegt, het spiegeltje laat maar een klein<br />
stukje <strong>van</strong> de winkel zien. Maar ik herken haar stem meteen.<br />
Het is mevrouw Mannhauer.<br />
'Waar zijn je grootouders?'<br />
'Weet ik niet.'<br />
'Luister, meisje.' Het is nu een man die praat; zijn stem<br />
37 0
klinkt rustig. 'We vinden ze toch wel. Maar dan moeten we<br />
zoeken. Dan gaan er dingen kapot. Dat gebeurt als je goed<br />
zoekt. Dat wil je toch niet?'<br />
'Dus dát was wat jullie aan het doen waren?' vraagt Reiba.<br />
'Iets aan het zoeken?'<br />
Opnieuw weten de mensen niks terug te zeggen. Ze kijken<br />
eerst naar elkaar, dan naar hun handen, hun schoenen, ze<br />
pulken wat aan hun kleren. Het gemor wordt gerommel en<br />
is dan helemaal stil. Als een nat vuurtje dat uit zichzelf niet<br />
brandend kan blijven.<br />
'Ze zijn weggegaan,' zegt Reiba dan.<br />
'Weg?'<br />
'U heeft ze toch zelf weg zien gaan, mevrouw Mannhauer?'<br />
Mevrouw Mannhauer kijkt geschrokken, alsof ze liever<br />
niet heeft dat Reiba tegen haar praat.<br />
'Eh ... ja,' zegt ze dan. 'Ze zijn met een auto weggereden.<br />
<strong>De</strong> grootvader, de grootmoeder en het zusje.'<br />
Even lijkt het erop alsof de mensen zich omdraaien. Alsof<br />
ze op zoek willen gaan naar een ander huis, waar ze beter boos<br />
kunnen blijven. Dan suist er een steen over. Hij vliegt rakelings<br />
langs me heen.<br />
Dan gaat het mis.<br />
<strong>De</strong> Koningin <strong>van</strong> Amerika, die net wat rustiger was geworden,<br />
houdt nu niet meer op met blaffen. Het geblaf vliegt tegen<br />
de muren op, als een vogel die een uitgang zoekt en niet<br />
vinden kan.<br />
'Zorg dat dat beest zijn kop houdt!'<br />
Reiba trekt aan de halsband, ze probeert de bek <strong>van</strong> de Koningin<br />
dicht te klemmen, maar die wurmt zich los. Er stapt<br />
een man naar voren. Hij heeft een knuppel in zijn hand.<br />
'Kop houden!'<br />
<strong>De</strong> Koningin vliegt ook naar voren. Het lijkt alsof ze in de<br />
armen <strong>van</strong> de man springen wil, zoals ze dat in het begin bij<br />
Grofipapa deed. <strong>De</strong> man en de Koningin vallen, de mensen<br />
. . .<br />
sprIngen OPZIJ .<br />
3 71
Nu zie ik alleen nog maar stukjes.<br />
<strong>De</strong> tanden <strong>van</strong> de Koningin.<br />
<strong>De</strong> knuppel.<br />
<strong>De</strong> poppenhoed <strong>van</strong> Reiba.<br />
Reiba die op de rug <strong>van</strong> de man zit, alsof het een spelletje is.<br />
En ik hoor de Koningin blaffen, blaffen, blaffen, totdat ze<br />
ineens heel hoog en lang jankt, totdat ze ineens niks meer<br />
doet.<br />
En Reiba: 'Wacht tot de Poppenheks komt! Wacht tot de<br />
Poppenheks komt!'<br />
<strong>De</strong> mensen moeten denken dat ze gek geworden is. Maar ze<br />
is niet gek.<br />
Ze hoeft niet bang te zijn. Ik beweeg me niet. Eerst was het<br />
omdat ik haar wilde laten zien dat ik het echt kon. Ik wilde het<br />
bewijzen. Maar nu is het niet meer omdat ik het wil. Ik kan<br />
niet eens meer bewegen.<br />
Ik kan nooit meer bewegen.<br />
37 2
Geen weg terug<br />
'Wat heb je daarna gedaan?'<br />
'Gewacht.'<br />
'Hoe lang?'<br />
'Tot het donker werd en toen weer licht.'<br />
'Je bent blijven zitten?'<br />
'Ja.'<br />
'Een dag én een nacht?'<br />
'Ja.'<br />
'En toen?'<br />
'Toen vond de vader <strong>van</strong> Latka me.'<br />
'Waar is Reiba gebleven?'<br />
'Die hebben ze meegenomen.'<br />
'Waar naartoe?'<br />
'Weet ik niet.'<br />
'En je opa en oma?'<br />
'Weet ik niet.'<br />
'Thuis hebben 7Vij tien dozen halma,' had ze ooit gezegd. 'En zeven<br />
dozen mens-e1-ger-je-niet. En stoomlocomotieven. En dozen vol<br />
kleurpotloden. En alle delen <strong>van</strong> <strong>De</strong> Jonge Onderzoeker met microscoop<br />
en vergrootglas en al. '<br />
Ik had gedacht dat ik wist wie ze was. Ik had het mis gehad.<br />
Ik had het zo verschrikkelijk mis gehad.<br />
'En die jurk dan?' vroeg ik.<br />
'Welke jurk?'<br />
'Die jurk die je nooit uit wilde doen .. .'<br />
373
'Wat?'<br />
'Was die <strong>van</strong> Reiba?'<br />
Ze zei geen woord, maar haar zwijgen was genoeg. Later<br />
zei ze dat de vader <strong>van</strong> Latka gezegd had dat ze haar eigen jurk<br />
moest aantrekken. Omdat de speelgoedjurk te veel in het oog<br />
zou lopen. Maar Liesl was zo stram geweest <strong>van</strong> het stilzitten<br />
dat ze nauwelijks lopen kon. <strong>De</strong> vader <strong>van</strong> Latka was toen zelf<br />
naar boven gegaan. Maar hij nam de verkeerde jurk mee. Die<br />
<strong>van</strong> Reiba.<br />
'Het is mijn schuld,' zei ze.<br />
'Waarom?'<br />
'Ze hadden haar nooit ontdekt als ik niet zo lang tegengestribbeld<br />
had. Niemand kon zo goed pop zijn als Reiba. Maar<br />
ze had geen tijd meer.'<br />
Ik wist dat ik iets moest terugzeggen. Het was niet haar<br />
schuld; hoe kon zoiets haar schuld zijn? Maar ik wist ook dat<br />
ik precies hetzelfde gevoeld zou hebben als het mij was overkomen.<br />
En dat niemand me er dan <strong>van</strong> had kunnen overtuigen<br />
dat ik het anders moest zien.<br />
<strong>De</strong> enige die haar had kunnen helpen was Reiba zelf geweest.<br />
Ik geloof dat dat het laatste was wat ze zei. Ze rilde niet<br />
meer. Ik ook niet. Het was al een tijdje geleden dat ik moest<br />
klappertanden. Er scharrelde iets vlak langs me, maar het<br />
maakte me niets uit. Er viel iets in mijn nek, maar ik verroerde<br />
me niet.<br />
Slapen wilde ik.<br />
Slapen.<br />
Het donker was nu overal.<br />
Ik droomde <strong>van</strong> de zomer. Ik wist dat ik droomde, dat was<br />
het gekke. Oma Mei zat op de sofa in de bomen. Ik zei tegen<br />
haar dat ik wist dat ik droomde. En dat ik ook wist dat het niet<br />
gewoon was dat ze op de sofa in de bomen zat.<br />
'0, dat heb ik zo vaak,' zei ze.<br />
374
Muulke en Jes waren er ook, maar ze zaten achter een<br />
struik. Steeds als ik op mijn tenen ging staan om ze te zien begon<br />
de struik te groeien. Ik kon horen dat ze iets aan het eten<br />
waren en ik had ontzettende honger.<br />
'Is de oorlog nou voorbij?' vroeg ik kwaad. 'Kan iemand me<br />
zeggen of de oorlog nou eindelijk een keer voorbij is?'<br />
In de verte liep Emmaus. Hij had de baard <strong>van</strong> Sint-Nicolaas<br />
om, waar hij steeds bijna op stapte.<br />
'Emmaus!' riep ik. 'Emmaus! Trap niet op je baard!'<br />
<strong>De</strong> zon was fel, maar hij was niet warm. En hij suisde razendsnel<br />
langs de horizon. Zijn licht scheen in mijn ogen. Ik<br />
kroop weg achter een struik, maar de zon kwam me achterna.<br />
'F-fing?'<br />
Ik was ontzettend kwaad. Dat die rotzon het lef had om me<br />
achterna te komen. Dat ie het durfde om zo in mijn gezicht<br />
te schijnen. Aan me te rammelen. Ik sloeg ernaar en bezeerde<br />
mijn hand. <strong>De</strong> zon voelde hard en koud.<br />
'F-fing?'<br />
Ik weet niet precies wanneer het tot me doordrong. Voor<br />
mijn gevoel duurde het eeuwen.<br />
Die winterochtend in december dat Bèr ons vond in de mijngang<br />
<strong>van</strong> de Paterskoel, was de grootste schok niet dat hij ons<br />
gevonden had. <strong>De</strong> grootste schok kwam toen we uit de mijn<br />
kwamen. Het licht.<br />
Het moest vlak na zonsopgang zijn, een asgrijze, grauwe<br />
winterrnorgen; het daglicht was nog zwak, het zou die dag<br />
ook niet veel meer worden, maar door het sneeuwlaagje op de<br />
grond verblindde het me alsof ik recht in de zomerzon keek.<br />
Ik schermde het met mijn handen af.<br />
'Het went zo,' hoorde ik Bèr zeggen.<br />
Ik voelde hoe hij me meenam.<br />
'Dit is een boom. Vo el je?'<br />
Ik voelde het.<br />
375
'Leun maar. '<br />
Ik hoorde hoe hij wegliep, iets tegen Liesl zei en weer terugkwam.<br />
'Fing?'<br />
'Wat?'<br />
'L-liesl moet weg.'<br />
'Dat weet ik,' zei ik mat. 'Ik wilde ... ik ging .. .'<br />
'Ik ga haar wegbrengen.'<br />
'J1J '.'' .<br />
'Ja.'<br />
'Waar naartoe?'<br />
'Dat kan ik niet zeggen. Maar jij moet hier blijven, begrepen?'<br />
Hij wilde weglopen, maar ik greep zijn pols. Ik deed het<br />
blindelings, maar ik had hem meteen. 'Dat kan niet,' zei ik<br />
in paniek. 'Ze zoeken ons overal. Ze vinden haar. Ze mogen<br />
niet...'<br />
Heel voorzichtig maakte hij mijn hand los.<br />
'Het komt goed. Maak je geen zorgen. Hoor je me?'<br />
Ik knikte. <strong>De</strong> beweging deed glasscherven in mijn hoofd<br />
ontploffen.<br />
'We gaan nu,' zei Bèr.<br />
Ik deed een oog open.<br />
Liesl stond naast Bèr. Haar haren waren grijs <strong>van</strong> het stof.<br />
Haar gezicht zag wit <strong>van</strong> de slaap. Haar jas zat onder het zand.<br />
Ze zag eruit als een geest.<br />
'LiesI,' zei ik. 'Liesl...'<br />
'Ik heet geen LiesI,' zei ze.<br />
Ik wist niet meer wat ik moest zeggen. Ik wist alleen dat ik<br />
wilde dat we niet hadden meegemaakt wat we hadden meegemaakt.<br />
Ik wist ook dat ik voor de rest <strong>van</strong> mijn leven met haar<br />
verbonden zou zijn op een manier waarop ik zelfs niet met<br />
Muulke of Jes verbonden geweest was. Of ik dat wilde of niet.<br />
Het was niet dat we in elkaars armen vielen of zoiets.
Ze stak haar hand uit.<br />
'Leeba,' zei ze. 'Mijn echte naam is Leeba.'<br />
Ik schudde haar hand.<br />
Dat was alles.<br />
Dat was genoeg.<br />
Ze liepen weg. Na een paar stappen draaide hij zich om. 'Blijven,'<br />
zei hij. 'Ik ben binnen een uur terug.'<br />
Ik knikte.<br />
Pas toen hij weg was, realiseerde ik me dat hij nauwelijks<br />
gestotterd had.<br />
Ik wist wat ik beloofd had. Maar ik kon het niet. Ik wilde nu<br />
nog maar één ding. Naar huis. Het was sterker dan mezelf.<br />
Ik weet niet meer hoe ik de Krombroodberg ben op gekomen.<br />
Ik weet niets meer <strong>van</strong> die laatste meters over Sjlammbams<br />
Sahara.<br />
Ik weet alleen nog dit:<br />
<strong>Heivisj</strong> staat in onze voortuin. Met zijn grote gele tanden<br />
plukt hij berijpt wintergras tussen de besneeuwde aarde uit.<br />
Er klinken kleine krakjes als hij het losrukt. Zijn touwstaart<br />
is weggebrand, er is alleen nog maar een stompje geblakerd<br />
touw, zijn manen zijn geschroeid, maar het oor <strong>van</strong> jute is vrijwel<br />
ongeschonden.<br />
Hij kijkt een moment op, zijn enorme hoofd draait naar me<br />
toe. Er komen wolken zwartgrijze stoom uit zijn neus. Het is<br />
alsof hij de nacht uitademt.<br />
Dan zie ik dat de stoom niet uit zijn neus komt. En dat het<br />
geen stoom is, maar rook.<br />
Rook uit Negen Open Armen.<br />
<strong>De</strong> rook komt uit de keuken.<br />
Of dat wat ooit de keuken geweest is.<br />
3 77
Misschien is het gek, maar ik schrik niet. Misschien heb ik<br />
na deze nacht simpelweg geen angst meer over. Ik sta als een<br />
zoutzak, en staar dommig naar dat wat ooit ons huis geweest<br />
IS.<br />
<strong>De</strong> buitenmuur <strong>van</strong> de keuken is weggeslagen. Je kan zo<br />
naar binnen kijken. Ik zie onze keukentafel, zwartgeblakerd<br />
en kromgetrokken, als een kat die zijn rug kromt.<br />
Een <strong>van</strong> de vier poten is korter dan de andere. <strong>De</strong> tafel<br />
wiegt licht heen en weer in de wind. 'Pok, pok.'<br />
Ik denk: iemand moet die tafel maken. Nu. Zo moeilijk kan<br />
het niet zijn. Je maakt gewoon een nieuwe poot. Of je zet er<br />
iets onder.<br />
Mijn denken gaat steeds trager. Ik weet dat dat niets met<br />
mijn verwonding te maken heeft, dat ik het zelf doe, dat trage<br />
denken. Het is zoiets als op te dun ijs lopen; mijn gedachten<br />
bewegen zich uiterst behoedzaam.<br />
Als ik een geluid hoor, ergens <strong>van</strong>uit het huis, kan ik me<br />
maar met moeite losmaken. Ik kijk met tegenzin op.<br />
Oma Mei.<br />
Ze komt het huis uit.<br />
Ze ziet me.<br />
Blijft staan.<br />
Ze kijkt naar me. Het uilenoog trilt. Haar armen hangen<br />
als lappen omlaag. Ze heeft haar schort nog aan.<br />
We hebben het ooit met Sint-Nicolaas voor haar gekocht.<br />
Het is wit.<br />
Het was wit.<br />
Nu zit het onder de vlekken.<br />
Donkerrode vlekken.<br />
Ik dacht dat ik alle angst opgebruikt had, maar in me zit een<br />
vol vat <strong>van</strong> angst, dat openbarst.<br />
'Jes?' vraag ik. 'Muulke?'<br />
Ze wil wat zeggen, maar haar mond bibbert te veel. Ze<br />
loopt op me af, de tranen stromen over haar wangen. Maar
zocht ik net nog haar armen, nu sla ik haar <strong>van</strong> me af. Ik vecht<br />
met alle kracht die ik nog overheb.<br />
'Waar zijn Jes en Muulke!' schreeuw ik.<br />
Ik stort me naar voren.<br />
Als ik haar vastgrijp val ik dwars door haar armen heen.<br />
3 79
Het zout en de tranen<br />
Ik weet alleen nog maar <strong>van</strong> het grijs. Een lange, eindeloze<br />
tijd <strong>van</strong> alleen maar grijs.<br />
Ik lag met mijn gezicht naar een muur met streepjesbehang<br />
erop, als motregen. Het bed was te smal, mijn benen zochten<br />
maar vonden niemand, alleen ik paste erin.<br />
Meestal zag ik de streepjes schimmig en soms zag ik ze helemaal<br />
niet meer. Daardoor wist ik of het dag of nacht was.<br />
Soms werden mijn lippen <strong>van</strong>zelf nat en dan zei iemand:<br />
'Drink maar.'<br />
Ik deed alsof ik de stem niet hoorde en ik dronk niet, al had<br />
ik nog zo'n dorst. Want ik dacht, als ze weet dat ik haar horen<br />
kan zal ze me de <strong>hemel</strong> in halen. En hoeveel ik ook <strong>van</strong> haar<br />
gehouden had en hoe erg ik haar ook miste, ik wilde het niet,<br />
ik wilde het niet.<br />
Ze zei: 'Ze zegt dat we dood zijn.'<br />
Een andere stem zei: 'Fing, doe je ogen eens open?'<br />
Ik dacht, het is een engelentruc. Als ik ze opendoe, weet ik<br />
hoe de <strong>hemel</strong> eruitziet en dan laten ze me nooit meer gaan.<br />
Ik weet dat het raar is. En ik schaam me er nu ook voor dat ik<br />
onder de dekens kroop als een kind, tot een paar sterke handen<br />
me vonden en zeiden 'Nu is het afgelopen, uit. Ik sta met<br />
anderhalf been in mijn graf, dat is al erg genoeg.'<br />
Ik deed mijn ogen open. Ik staarde haar ongelovig aan, terwijl<br />
de muren om me heen langzaam vaste vormen begonnen<br />
aan te nemen.<br />
Oma Mei, Jes en Muulke keken me aan.<br />
Ik deed mijn ogen weer stijf dicht.
'Hier,' zei ze. En ik voelde een hand die gedecideerd de<br />
mijne pakte en eerst naar haar wang bracht, toen naar die <strong>van</strong><br />
Muulke en toen naar die <strong>van</strong> Jes.<br />
Natte wangen.<br />
'We hebben alle drie het zout uit onze tranen gehuild,' zei<br />
oma Mei. 'Heb je ooit een dooie gezien die dat kan?'<br />
Ik moest hoesten. En daarna moest ik overgeven.<br />
'Nu slapen,' zei ze, toen ze alles schoongemaakt had.<br />
'Maar hoe .. .' zei ik. 'Hoe .. .'<br />
'Sst ... Slapen. Later, kind, later.'<br />
Ik viel in een diepe slaap, twee dagen en twee nachten achter<br />
elkaar sliep ik. Als ik al gedroomd heb weet ik het niet meer.<br />
Daarna zag ik, wanneer ik even wakker werd, soms schimmen<br />
in de deuropening staan. Vaag, alsof ik door een opgeblazen<br />
varkensblaas keek, maar ik wist meteen dat het Muulke en Jes<br />
waren.<br />
Ik wist nog meer.<br />
Ik wist dat ik in het huis <strong>van</strong> Fie was. Dat ik op de clandestiene<br />
zolder sliep, waar ooit de oude duiventil geweest was.<br />
Waar onze broers hun duif op kamers gehad hadden.<br />
Ik wist dat ik een flinke hersenschudding had.<br />
Ik wist dat er iets mis was met mijn oog.<br />
Dat ons huis in duigen lag.<br />
'<strong>De</strong> rest komt later,' zei oma Mei. 'Nu slapen. Sst. Sst. '<br />
Toen ik weken later voor het eerst rechtop zat en de wereld<br />
niet meer tolde hielden Muulke enJes het niet langer. Ze kropen<br />
bij me in bed. We moesten alle drie op onze zij liggen om<br />
er niet uit te vallen. Ze schoven hun voeten tussen die <strong>van</strong><br />
mij, we werden weer een onontwarbare knoop, een zussenmachine.<br />
'Ik dacht echt dat jullie dood waren,' zei ik.<br />
'Dood?'<br />
'Door het bloed!'
· Ze keken elkaar aan. Even dacht ik dat ze me voor gek zouden<br />
verklaren, maar toen fluisterde Muulke iets in het oor <strong>van</strong><br />
Jes. Ze begonnen allebei te grijnzen. Ze lieten me wachten.<br />
NatUûrlijk lieten ze me wachten. Ze hadden tenslotte jarenlang<br />
de kunst <strong>van</strong> het vertellen <strong>van</strong> oma Mei afgekeken.<br />
'Weet jij nog wat we die avond zouden eten?' vroeg Jes<br />
toen.<br />
'Wat heeft dat er nou weer mee te maken?'<br />
'Weet je het nog?'<br />
Ik wist het niet meer.<br />
'Rode bieten,' zeijes.<br />
'Ze had het pannetje met bieten net <strong>van</strong> het vuur gehaald,'<br />
zei Muulke.<br />
'Toen hoorden we de vliegtuigen. En toen is ze de trap af<br />
gerend. Met dat pannetje vol klotsend bietenbloed. '<br />
'Snap je?' vroegjes.<br />
Ik staarde ze aan. Toen begon Muulke zachtjes te grinniken,<br />
daarna Jes en daarna ik. En toen moesten we zo hard<br />
lachen dat ik begon over te geven.
<strong>De</strong> wereld is plat<br />
Een week later kreeg ik te horen wat er precies gebeurd was,<br />
die nacht dat ik met Liesl naar de Paterskoel gevlucht was. Ik<br />
mocht weer rechtop zitten. Ik had voor het eerst een hele dag<br />
mijn eten binnengehouden.<br />
Muulke had een krant.<br />
'Het is natuurlijk behelpen,' zei ze, 'de ene helft is gecensureerd<br />
en de andere gelogen, maar het geeft toch een idee.'<br />
Ze sloeg de krant open en hield hem voor mijn neus. Ik probeerde<br />
te lezen, maar na vier woorden begon alles te draaien.<br />
'Lees jij maar,' zei ik.<br />
Bommenregen op stad<br />
Gezin ontsnapt aan dood<br />
Afgelopen nacht is onze stad getroffen door een lafoartige aanval<br />
<strong>van</strong> de Engelsen.<br />
<strong>De</strong> aanval heeft veel angst aangejaagd, maar gelukkig is er weinig<br />
echte schade toegebracht. <strong>De</strong> meeste bommen kwamen terecht in<br />
de buitengebieden, rond de Kollenberg en de akkers ten oosten <strong>van</strong> de<br />
stad.<br />
Eén gezin werd zwaar getroffen. Het had zich na het bomalann<br />
verscholen in de kelder. <strong>De</strong> grootmoeder <strong>van</strong> het gezin wilde echter<br />
naar boven, de keuken in, om haar huisraad in veiligheid te b1'engen.<br />
Zij werd door een eerste bomaanslag <strong>van</strong> de trap geworpen en<br />
ontsnapte als door een wonder aan de dood. Enkele ogenblikken later<br />
ontplofte er een tweede bom die de voorgevel <strong>van</strong> de keuken wegvaagde.
Ik sloeg mijn hand voor mijn mond. 'Was ze hijna dood?'<br />
'Op een haar na.'<br />
'Alleen omdat ze huisraad wilde pakken?'<br />
'Het ging niet om huisraad,' zei Jes.<br />
'Het ging om de Mam en opa Pei,' zei Muulke. 'Ze had de<br />
beschuitbus en het kistje vergeten mee naar beneden te nemen.<br />
We hebben haar gesmeekt om beneden te blijven, maar<br />
ze wilde niet luisteren.'<br />
'Dus er is niet één bom op Negen Open Armen gevallen,<br />
maar twee? En de ene bom doodde haar op een haartje na. En<br />
de andere redde haar het leven?'<br />
Ik hoorde zelf hoe bibberig ik klonk.<br />
'Niet helemaal,' zei Jes. Ze deed haar mond open om wat te<br />
zeggen toen Muulke haar tegenhield.<br />
'Ze zweet helemaal.'<br />
Ik liet me uitgeput in de kussens zakken.<br />
'<strong>De</strong> rest vertellen we <strong>van</strong>avond wel,' zei Muulke.<br />
Maar die avond kreeg ik koorts die zo hoog opliep dat oma<br />
Mei met spoed Heer Dokter liet komen. Daarna wilde hij alleen<br />
met oma Mei praten. Ze hadden de deur net zo goed<br />
open kunnen laten staan, want ik wist het al.<br />
Het was mijn oog.<br />
Ik werd nog dezelfde dag geopereerd. To en ik bijkwam, voelde<br />
ik niets, behalve een soort dof kloppen. Mijn hoofd was strak<br />
ingezwachteld over het kwijte oog heen. Maar ik zag toch al<br />
niks meer met dat oog, dus het maakte weinig verschil.<br />
<strong>De</strong> operatie was geslaagd, zei Heer Dokter.<br />
Maar nog zakte de koorts niet.<br />
Ik kreeg nachtmerries, waarin ik probeerde te schuilen<br />
voor vliegtuigen, bedolven werd door aarde en geen lucht<br />
meer kreeg. En steeds opnieuw was er <strong>Heivisj</strong> die boven op<br />
de man danste en hem verpletterde onder zijn hoeven, steeds<br />
weer zag ik het hoofd, klein als een erwt.
Muulke enJes hehhen me later verteld dat het kantje boord<br />
was. Heer Dokter hield vol dat mijn koorts door de infectie<br />
en door de dubbele longontsteking kwam. To en na een dag of<br />
vier de koorts nog niet gedaald was, greep oma Mei in. Ze had<br />
zowat dag en nacht naast mijn bed gezeten en naar mijn geijl<br />
geluisterd. Ze moest simpelweg ccn en een bij elkaar opgeteld<br />
hebben.<br />
Er kwamen voetstappen de trap op.<br />
'Je hebt een kwartier,' zei oma Mei.<br />
Ik deed mijn ene oog open.<br />
'H-hallo, Fing.'<br />
'Een kwartier,' herhaalde oma Mei. Ze keek hem streng<br />
aan, draaide zich toen om en liep klossend de trap af.<br />
'Ze is veilig,' zei Bèr meteen.<br />
Meer wilde hij er niet over zeggen, hoe ik ook probeerde.<br />
Hij stond aan de rand <strong>van</strong> mijn bed en staarde naar de pet die<br />
hij in zijn handen hield.<br />
'Was jij diegene die Liesl zou komen ophalen hij de smid?'<br />
vroeg ik.<br />
Hij schudde zijn hoofd.<br />
'Wie dan?'<br />
Hij glimlachte verontschuldigend.<br />
'Maar hoe wist je waar we waren? Hoe heb je ons in godsnaam<br />
gevonden?'<br />
'<strong>De</strong> sm-smid had jullie zien wegrennen. In de richting <strong>van</strong><br />
de Kollenberg. T-toen dacht ik dat jullie misschien n-naar de<br />
. . ,<br />
m-ffilJn ...<br />
Ik keek hem verbaasd aan. 'Maar hoe wist jij <strong>van</strong> de mijn?'<br />
'Ik h-heb 'm twee jaar geleden ontdekt.'<br />
'J ")'<br />
1 J .<br />
Natuurlijk. Nu snapte ik ook ineens wie die kist in de mijn<br />
gezet had. En wie dat planken beschot tegen het plafond getimmerd<br />
had. <strong>De</strong> planken die er zo nieuw uitgezien hadden.
Oma Mei behandelde Bèr met dezelfde korzeligheid waarmee<br />
ze ieder <strong>van</strong> ons behandelde. Ze maakte 'kst-kst'-geluidjes<br />
alsof hij een binnengevlogen duif was en veegde hem zowat<br />
de straat op.<br />
Maar mijn koorts begon te dalen. Bèr kwam terug. En bleef<br />
terugkomen.<br />
En zo raakte ik op de hoogte <strong>van</strong> alles wat er gebeurd was.<br />
Na onze vlucht naar de mijn was de smidse in brand gevlogen<br />
en volledig afgebrand. Er werd gezegd dat de smid niets<br />
gedaan had om het te voorkomen. <strong>De</strong> Pruuse hielden het op<br />
een tragisch ongeluk. Zo kwam het tenminste in het procesverbaal<br />
te staan. Dat er vijf NSB'ers betrokken waren bij dat<br />
ongeluk, werd als niet rele<strong>van</strong>t afgedaan. Twee waren om het<br />
leven gekomen in de vlammen. Drie hadden de benen genomen<br />
en waren halsoverkop uit de stad verdwenen.<br />
Maar buiten de officiële papieren om werden er door de<br />
Pruuse stevige maatregelen genomen. Meester Govaerts, die<br />
als verantwoordelijke gezien werd voor het drama, werd diezelfde<br />
dag nog overgeplaatst. Waar naartoe wist niemand.<br />
En de rest <strong>van</strong> de zaak werd in de doofpot gestopt. <strong>De</strong><br />
Pruuse hadden inmiddels wel wat anders aan hun hoofd.<br />
Ik liet het een tijdje tot me doordringen.<br />
'Dus ik word niet gezocht?' vroeg ik toen.<br />
'Ze weten niet eens w-wie je bent,' zei Bèr.<br />
Het duurde een tijd voordat ik het durfde te vragen.<br />
'Bèr?'<br />
'J a?'<br />
'Is Filip .. .'<br />
Bèr schudde zijn hoofd. 'Hij is een <strong>van</strong> d-degenen die de<br />
be-benen genomen heeft. Maar niemand die weet w-waar<br />
naartoe.'<br />
Ik had een vermoeden. Maar ik zou het niet zeggen.<br />
Ik had mijn eigen geheimen.
Heer Dokter kwam die middag, bekeek mijn lege oogkas,<br />
tilde geroutineerd mijn ooglid op alsof zijn spreekkamer elke<br />
dag vol zat met mensen die een kunstoog kregen en schoof<br />
het glazen oog op zijn plek. Het was geen bol, geen knikker,<br />
zoals ik verwacht had, maar een kleine halve bol, een soort<br />
spiegeleitje met een dooier <strong>van</strong> blauw glas. Het voelde strak<br />
en eerst koud aan, maar al snel nam het de temperatuur over<br />
<strong>van</strong> mijn lichaam.<br />
'Knipper eens,' zei hij.<br />
Ik knipperde. Mijn oog traande eerst, maar het werd al snel<br />
minder.<br />
'En?' zei ik.<br />
'J e ziet bijna geen verschil,' zei Jes. Ze stond dicht bij me,<br />
net als oma Mei, en Fie en haar ouders. Het was Muulke die<br />
ditmaal op afstand bleef. Muulke, de Generaal. Haar lip bibberde.<br />
'Muulke,' zei ik, maar ik wist verder ook niet wat ik moest<br />
zeggen.<br />
Ze barstte in snikken uit. Ze versplinterde, brak in duizend<br />
stukjes uiteen. Iedereen verstijfde. To en ik me een weg<br />
naar haar zocht, vergiste ik me bij het af
'Er is weer bezoek voor je,' zei oma Mei.<br />
'Hij heet Bèr,' zei ik.<br />
'Ja,' zei ze, 'die.'<br />
Ze veegde een 10k uit mijn gezicht.<br />
'Komt hij nu elke dag?' vroeg ze.<br />
'Misschien,' zei ik.
<strong>De</strong> schat <strong>van</strong> de linde<br />
Het duurde nog weken voor ik weer sterk genoeg was. <strong>De</strong><br />
winter was ongekend streng geweest, hij had geduurd <strong>van</strong> oktober<br />
tot begin maart, maar op een zondag was de lucht zo<br />
zacht dat Fies moeder alle ramen openzette. Ik rook de geuren<br />
<strong>van</strong> de stad, de groene zeep <strong>van</strong> de pas geboende straatjes,<br />
de prikkelende rook uit de schoorstenen. Ik hoorde het snerpen<br />
<strong>van</strong> de messenslijper op straat en verder weg de stemmen<br />
<strong>van</strong> de marktventers.<br />
Het riep een sterk verlangen in me op.<br />
Oma Mei wilde er niet <strong>van</strong> horen. 'Geen denken aan. Je<br />
bent nog veel te zwak. Vo or je het weet heb je wat te pakken,'<br />
zeI ze.<br />
Maar de winter had ook <strong>van</strong> haar zijn tol geëist. Na het eten<br />
viel ze in slaap, midden in de kleine woonkamer <strong>van</strong> de ouders<br />
<strong>van</strong> Fie, met haar hoofd op de gebutste tafel.<br />
We maakten ons giechelend uit de voeten. <strong>De</strong> moeder <strong>van</strong><br />
Fie deed alsof ze ons niet zag.<br />
'We moeten je wat laten zien,' zeiden Muulke en Jes.<br />
'Wat?'<br />
'Kom maar.'<br />
Nog voor we op de markt waren was ik al bekaf.<br />
'Is het nog ver?' vroeg ik.<br />
En toen, alsof het afgesproken was, kwam Bèr <strong>van</strong>uit de<br />
Putstraat aanzetten met een kruiwagen. Alsof hij nooit wat<br />
anders deed dan met zijn kruiwagen over de markt banjeren.<br />
Om het nog idioter te maken lagen er kussens en een dekentje<br />
in.
'Ga zitten,' zei Muulke grinnikend.<br />
Bèr en Muulke reden me om beurten.<br />
Ook al had Bèr me verzekerd dat ik niet gezocht werd, en<br />
ook al leek niemand me op te merken, toch was ik blij dat<br />
we het centrum <strong>van</strong> de stad verlieten. We staken de weg over<br />
en kwamen langs het jongensweeshuis, sloegen linksaf tot we<br />
uiteindelijk bij de ingang <strong>van</strong> het kerkhof waren. Het was de<br />
officiële ingang die we zelden gebruikten, die met de brede<br />
oprijlaan.<br />
'Wat gaan we hier doen?' vroeg ik.<br />
Ze kregen iets geheimzinnigs over zich. Ik liet het maar<br />
zo. Ik genoot er te veel <strong>van</strong> dat ik weer buiten was. Het was<br />
een prachtige dag. <strong>De</strong> bomen gooiden hun bloesems uit als<br />
confetti. <strong>De</strong> zon was bijna warm. Ik soesde weg. Ik hoorde de<br />
stemmen <strong>van</strong> mijn zussen en af en toe die <strong>van</strong> Bèr. <strong>De</strong> kruiwagen<br />
knerpte over het witte grind tussen de graven.<br />
Een pater kwam ons tegemoet in zijn bruine habijt. Hij<br />
knikte ons toe.<br />
Ik zag het pas toen we halverwege het kerkhof waren.<br />
Ik sloeg mijn hand voor mijn mond.<br />
<strong>De</strong> grote linde was gevallen. Hoe cnorm de boom was zag<br />
je nu pas. Zelfs nu alle takken afgezaagd waren en een deel<br />
<strong>van</strong> de stam al weggehaald was, besloeg de linde nog bijna<br />
een kwart <strong>van</strong> het kerkhof. Als door een wonder waren maar<br />
weinig graven beschadigd.<br />
Het terrein om de omgevallen boom was helemaal afgezet<br />
met paaltjes en lint.<br />
VERB ODEN TE BETREDEN stond erop.<br />
Er liepen nog meer paters rond.<br />
'Heeft een hom dit gedaan?' vroeg ik.<br />
Muulke en Jes keken elkaar aan.<br />
'Vertel jij het maar,' zei Muulke.<br />
'Weet je nog het krantenbericht dat we je voorlazen?' zei
Jes. 'Over de twee bommen die op ons huis gevallen waren?'<br />
Ik knikte.<br />
'<strong>De</strong> krant had het fout. Het was er maar eentje.'<br />
'Eén wat?'<br />
'Een bom.'<br />
'Maar er waren toch twee inslagen?'<br />
'Die tweede inslag was een echte bom. Die raakte ons huis.'<br />
'En die eerste inslag? Die <strong>van</strong> de keldertrap?'<br />
'Dat was de boom.'<br />
'<strong>De</strong> boom?'<br />
'Het is de linde geweest die de keldertrap heeft laten instorten,'<br />
zei Muulke.<br />
'Hoe kan dat nou?' vroeg ik. '<strong>De</strong> boom is toch niet op ons<br />
huis gevallen?'<br />
'Het waren de wortels <strong>van</strong> de linde,' zei Muulke.<br />
'Dat is helemaal onzin,' zei ik geërgerd. 'Hoe kunnen wortels<br />
<strong>van</strong> een boom een keldertrap doen instorten. En trouwens<br />
een linde is een diep groeier, geen breedgroeier. Die<br />
stuurt zijn wortels recht de grond in, dus die kan nooit bij ons<br />
huis gekomen zijn.'<br />
Ik keek Bèr aan. 'Toch?'<br />
'Onder n-normale omstandigheden w-wel,' zei hij.<br />
Bèr liep naar een <strong>van</strong> de paters toe. Hij vroeg hem iets. <strong>De</strong><br />
broeder knikte. Bèr kroop onder het lint door, liet zich in de<br />
kuil zakken en woelde met zijn handen door de grond.<br />
'Wat doe je?'<br />
Hij klom weer uit de kuil. Hij liet me iets zien. Iets modderigs.<br />
'Wat is dat?'<br />
'K-kijk maar.'<br />
Hij veegde het met een mouw <strong>van</strong> zijn jas schoon. Gaf het<br />
me.<br />
'Een steen,' zei ik dommig.<br />
'Goed kijken,' zeijes.<br />
3 91
<strong>De</strong> steen glom een beetje. Hij was zwartblauw.<br />
'Een vuursteen?'<br />
Ze keken me vol verwachting aan. Maar ik begreep er steeds<br />
minder <strong>van</strong>. Wat was het verband tussen die vuursteen en de<br />
omgevallen linde? En wat had de vuursteen te maken met<br />
onze keldertrap?<br />
'Kom,' zei Muulke. Ze pakte me stevig onder mijn arm. Ik<br />
zuchtte. Ik wist dat, als ik het wilde snappen, ik maar het beste<br />
kon doen wat ze wilden.<br />
Bij de schuur <strong>van</strong> de Daamsen wemelde het <strong>van</strong> de paters.<br />
Ze liepen zwijgend de schuur in en uit. 'Wat doen al die paters<br />
hier?' vroeg ik.<br />
<strong>De</strong> schuur <strong>van</strong> de Daamsen had altijd propvol gestaan met<br />
tuingereedschap, houtopslag en een zwik andere spullen.<br />
Maar nu was hij leeggehaald. Alle planken en tafels waren<br />
bedekt met stukken vuursteen. Aan elk stukje steen was een<br />
kaare bevestigd met daarop een nummer en een datum in<br />
het sierlijke handschrift <strong>van</strong> de paters <strong>van</strong> Watersleijde.<br />
Nu pas zag ik dat het geen gewone vuurstenen waren. Ze<br />
waren hewerkt. Sommige waren rond, andere juist hoekig,<br />
met een scherpe kartelrand.<br />
'Wat is dit?' vroeg ik zacht.<br />
'<strong>De</strong> nieuwste vondst <strong>van</strong> de paters,' zei Bèr.<br />
Een pater kwam naar ons toe. Hij groette Bèr, Muulke en<br />
] es als oude bekenden.<br />
'Dus dit is Fing,' zei hij. Hij keek me behoedzaam aan.<br />
'Gaat het weer wat beter met je, kind?'<br />
Ik knikte.<br />
Muulke maakte een knicksje. 'Eerwaarde,' zei ze. 'Kunt u<br />
Fing vertellen wat u ons verteld heeft?'<br />
En dat deed hij.<br />
En ik luisterde met stijgende verbazing.<br />
392
Het omvallen <strong>van</strong> de linde had een archeologische schat blootgelegd.<br />
Een enorme verzameling <strong>van</strong> voorwerpen die ooit uit<br />
vuursteen gekapt waren. Bijlen, slagstenen, klopstenen, zelfs<br />
sieraden. Hoe ze hier terechtgekomen waren en waarom wisten<br />
de paters nog niet, maar waar ze <strong>van</strong>daan kwamen was wel<br />
duidelijk.<br />
'Uit de vuursteenmijn?' vroeg ik.<br />
<strong>De</strong> pater knikte.<br />
<strong>De</strong> schat moest er al gelegen hebben lang voordat de linde<br />
als zaadje ontkiemd was, vertelde hij. Lang voordat er een weg<br />
geweest was die Sjlammbams Sahara heette. Zelfs lang voordat<br />
er ooit een stad zou komen.<br />
En het was de schat die voor Gods wonder gezorgd had, zei<br />
hij.<br />
To en de linde nog maar een piepklein, pas ontkiemd plantje<br />
geweest was, had hij zijn fijne wortels omlaag de diepte in gestuurd.<br />
Alles ging normaal totdat hij groter werd en de wortels<br />
op weerstand gestuit waren. <strong>De</strong> voorwerpen uit vuursteen<br />
waren door de tijd en het gewicht <strong>van</strong> de aarde op elkaar geperst<br />
tot een grote enorme klomp waar geen wortel doorheen<br />
gekund had.<br />
En nu kwam het bijzonderste:<br />
Om te overleven had de boom zijn wortels <strong>van</strong> richting laten<br />
veranderen.<br />
Ik fronste. Het duurde even voordat ik snapte wat hij bedoelde.<br />
'U bedoelt dat de wortels opzij zijn gaan groeien?'<br />
'J a. ';J' zei 'M uu Ik e.<br />
'Onder Sjlammbams Sahara door?'<br />
'Verder,' zei Jes.<br />
'Zijn ze tot bij ons huis gegroeid?'<br />
'Nog verder,' zei Jes.<br />
Ik geloof dat dat het moment was dat ik iets begon te vermoeden.<br />
393
'Tot onder de kelder,' hoorde ik mezelf zeggen.<br />
Muulke enJes knikten tevreden.<br />
'Het "Achchch,'" riep ik. 'Het "Achchch!'" <strong>De</strong> pater keek<br />
me een beetje geschrokken aan. Ik geloof dat hij dacht dat ik<br />
nog niet helemaal in orde was. Maar Muulke en Jes keken me<br />
aan alsof ik de hoofdprijs gewonnen had.<br />
'En wij maar denken dat we huisgeesten hadden,' zeiJes.<br />
'Terwijl het gewoon de wortels <strong>van</strong> de linde waren die onder<br />
tegen de keldervloer schraapten!' riep Muulke uit.<br />
En toen snapte ik het. Snapte ik pas écht wat er die nacht<br />
gebeurd was.<br />
Ik zag het zo helder voor me alsof ik erbij was geweest.<br />
Muulke, Jes en oma Mei die zich in de kelder verscholen<br />
hadden op het moment dat de vliegtuigen begonnen over te<br />
vliegen. <strong>De</strong> schrik <strong>van</strong> oma Mei toen ze besefte dat de Mam<br />
en opa Pei achtergebleven waren in hun beschuitbus en kistje.<br />
Jes en Muulke die probeerden haar tegen te houden. En oma<br />
Mei die ze simpelweg niet daarboven kon laten staan omdat<br />
de Mam en opa Pei voor haar net zo levend waren als Jes,<br />
Muulke en ik.<br />
Hoe ze naar boven wilde rennen. En hoe precfés op dat<br />
moment de boom naar achteren tuimelde en als een hefboom<br />
de meer dan vuistdikke wortels door de keldervloer had laten<br />
breken.<br />
Nog geen twee tellen nadat oma Mei <strong>van</strong> de trap gedonderd<br />
was, ontplofte de bom in onze voortuin en blies de hele voorgevel<br />
<strong>van</strong> onze keuken weg. Als ze daar op dat moment geweest<br />
was, was ze morsdood geweest.<br />
394
Niet omkijken<br />
We stonden voor Negen Open Armen. Het was een troosteloos<br />
gezicht, de gehavende opengebarsten keuken, de zwartgeblakerde<br />
deuren en ramen, die los uit hun kozijnen hingen.<br />
'Hier, ' zei Bèr, terwijl hij me een stuk hout, een pot witte<br />
verf en een kwast gaf. 'Ik moet zo w-werken.'<br />
'Dat is goed,' zei ik.<br />
'Kun je de h-hele weg teruglopen?'<br />
'Natuurlijk.'<br />
Hij keek me aan. Ik keek terug.<br />
Hij glimlachte. Ik glimlachte terug.<br />
To en was hij weg.<br />
Ik schilderde zo groot mogelijk:<br />
PAP, PIE, EET, SJEER EN KRIT<br />
WH ZIJN ONGEDEERD EN BIJ FIE.<br />
KOM GAUW!<br />
To en ik klaar was, vond ikJes om de hoek, hoopvol turend bij<br />
de omvergeblazen voordeur. Ik stak mijn arm door de hare. Ik<br />
wist dat ze hetzelfde dacht als ik.<br />
Al die jaren had oma Mei dag in dag uit als een leeuwin<br />
op de foto's gepast. Eerst in haar grote groene koffer, daarna<br />
in bussen, blikjes en doosjes. Elke ramp had ze geprobeerd<br />
voor te zijn, eerst de eindeloze reeks <strong>van</strong> verhuizingen, daarna<br />
overstromingen en ten slotte een verdwaalde bom en een omvallende<br />
boom. En het had niet geholpen. Alles was voor niks<br />
geweest.<br />
395
To en we terugliepen, de hoek om, stond Muulke bij het<br />
tuinhek. In haar armen droeg ze huisraad, een pan, wat potten<br />
en nog wat kleinere spullen.<br />
'Ben jij nou toch naar binnen gegaan?' vroeg ik geschrokken.<br />
'Welnee,' loog ze zonder blikken of blozen, 'ik heb door<br />
het raam gereikt. Ik kon er gemakkelijk bij.' Maar de hele<br />
voorkant <strong>van</strong> haar jas zat onder de splinters en het stof.<br />
Sommige dingen zouden nooit veranderen.<br />
We lieten het tuinhekje zorgvuldig in het slot klikken. Het<br />
was het enige deel <strong>van</strong> het hek dat niet was weggeblazen. Het<br />
was armzalig, het was nutteloos, maar het was het enige wat<br />
we doen konden.<br />
We keken niet meer om naar Negen Open Armen. Het zou<br />
bot geweest zijn, onbeleefd.<br />
We liepen zwijgend verder, we keken naar onze voeten hoe<br />
ze in en uit de schaduwen <strong>van</strong> de hoog overhangende eiken<br />
<strong>van</strong> de Holle Weg kwamen. En het enige wat ik hoorde was<br />
het eeuwige geruis <strong>van</strong> de wind en een lepeltje dat vrolijk rinkelde<br />
in het enige glaasje dat op de een of andere miraculeuze<br />
manier niet gesneuveld was.
Verantwoording en dank<br />
Net als het boek Negen Open Armen, het eerste boek over<br />
Fing, Muulke, Jes en hun familie is <strong>De</strong> <strong>hemel</strong> <strong>van</strong> <strong>Heivisj</strong> geen<br />
historisch verslag maar fictie. <strong>De</strong> stad in het boek vertoont<br />
overeenkomsten met het Zuid-Limburge Sittard, maar het<br />
is niet dezelfde stad. Ik heb de historische, culturele en geografische<br />
elementen <strong>van</strong> Sittard gebruikt daar waar het in het<br />
verhaal <strong>van</strong> pas kwam. Op andere momenten heb ik ervoor<br />
gekozen om er<strong>van</strong> af te wijken. Zo bestaat er weliswaar een<br />
heuvelachtig bosgebied dat de Kollenberg heet, maar dat is<br />
minder uitgestrekt dan in dit bock. In de middeleeuwen liepen<br />
de uitlopers <strong>van</strong> de Kollenberg echter nog naadloos over<br />
in de bossen <strong>van</strong> Duitsland.<br />
Er was vroeger ook een oude zandgroeve in de Kollenberg,<br />
maar daarin bevond zich geen vuursteenmijn. <strong>De</strong> mijnen komen<br />
alleen zuidelijker voor, onder andere in Valkenburg en<br />
Ryckholt.<br />
<strong>De</strong> oorlog eiste in Sittard procentueel gezien de meesteJoodse<br />
slachtoffers <strong>van</strong> Nederland. Slechts één procent overleefde<br />
de oorlog.<br />
Bij het schrijven <strong>van</strong> dit boek ben ik door veel mensen geholpen.<br />
Een aantal wil ik met nadruk bedanken: Peer Boselie<br />
en Jac Lemmens voor hun deskundige hulp bij het tot leven<br />
wekken <strong>van</strong> de geschiedenis <strong>van</strong> de Joden <strong>van</strong> de stad Sittard;<br />
WIlma <strong>van</strong> den Brink en Marion Voncken voor inzage in en<br />
uitleg <strong>van</strong> hun werkstuk: <strong>De</strong> Jodenvervolging in Sittard; Meneer<br />
Silbernberg die zijn indrukwekkende en aangrijpende<br />
levensgeschiedenis als Joodse jongen schreef en tekende in<br />
Spelend de OOl'log door; Marjolijn Hof, Rebecca Noldus, Anneke<br />
Scholtens, Marianne Grootenboer-Snoei, Floortje Zwigtman<br />
en mijn eigen man: dank, dank, dank, voor het meelezen en<br />
399
geven <strong>van</strong> waardevolle adviezen en voor de bemoedigende<br />
opmerkingen waarmee ze me aan het werk kregen en hielden;<br />
Dik Zweekhorst, Jacques Dohmen en Nelleke Berns, (oud-)<br />
redacteuren <strong>van</strong> Querido dank ik voor het helpen uitvlooien<br />
<strong>van</strong> de tekst tot het uiteindelijk een boek wilde worden.<br />
Ten slotte een speciale dankvermelding aan Mevrouw Linssen-Rutten.<br />
Niet alleen omdat ze haar levensverhaal met me<br />
wilde delen, maar ook omdat ze me raakte met haar openheid,<br />
wijsheid en uitzonderlijke mildheid over alles wat er gebeurd<br />
is in die moeilijke oorlogsjaren.<br />
4°0
f,imburgse woordenlijst<br />
dreuvige - droevige<br />
eeuwig moos -lokale Limburgse koolsoort, die vooral gegeten<br />
werd door armen omdat hij heel goedkoop was<br />
heiviJj -letterlijk: 'naar huis'<br />
Judljudde -Jood!] oden<br />
kendj - kind<br />
klepsj - klihpaan of roddelaar<br />
krombrood 1'aape - Sittardse traditie. Typisch Limburgse broodjes<br />
in de vorm <strong>van</strong> een halvemaan werden uitgedeeld bij dit<br />
feest. Aan<strong>van</strong>kelijk bedoeld om de armen te steunen, later<br />
werd het vooral een feest voor kinderen. Het wordt nog<br />
steeds gevierd. <strong>De</strong> broodjes worden afgeworpen op de steilste<br />
en hoogste helling <strong>van</strong> de holle weg in de Kollenberg, de<br />
Krombroodberg geheten.<br />
kwats) - onzin<br />
mi!iam-- verdorie<br />
oppe hook - op de hoek<br />
Paterskoel - letterlijk: 'kuil <strong>van</strong> de paters'. Hier bedoeld als:<br />
mijn, plek waar grondstof (vuursteen, steenkool) gewonnen<br />
werd.<br />
Pruus(e) - Duitser(s)<br />
Pruusin - Duitse<br />
Sint-Joep - Sittardse feestdag met markt ter ere <strong>van</strong> Sint-Jozef<br />
op 19 maart<br />
sjiethoes - bangerik<br />
sjimmie -lunapark<br />
sjlamm - natte brij <strong>van</strong> kolengruis waarmee vroeger gestookt<br />
werd door arme mensen, omdat dat goedkoper was dan<br />
met kolen stoken<br />
s)lammboer - bezorger <strong>van</strong> steenkolengruis<br />
sjloddermadam - smeerpoets<br />
sjpensele - naaigereilfournituren<br />
40I
Truuke Ruuzei - Truusje Reuzel<br />
ulezeik - kattenpis
Duitse woonienlijst<br />
auftnachen bitte - opendoen alstublieft<br />
bitte, Váti Boon - alsjeblieft, vader* Boon<br />
Bube - jongen<br />
deine Eltern - je ouders<br />
die bunte Puppenwelt- de kleurrijke poppenwereld<br />
dumme Fragen - domme vragen<br />
ein kleiner Unfàll- een ongelukje<br />
Geburtstag - verjaardag<br />
Gib mir deine Hände - Geef me je handen<br />
Grüne Ordnungspolizei - Duitse ordepolitie in bezet Nederland,<br />
ook wel Groenen genoemd. Hield zich bezig met dagelijkse<br />
politietaken.<br />
f!:llck doch mal- kijk toch eens<br />
Herr Doktor - Heer Dokter<br />
Hintern - achterwerk<br />
Jüdisches gescháft-Joods bedrijf/winkel<br />
Kaffee - Koffie<br />
krank - ziek<br />
Luujbursche - loopjongen<br />
Lieblings- -lievelings<br />
Liignerin - leugenaarster<br />
nicht trocken hinter den Ohren - niet droog achter de oren (zijn)<br />
nicht weinen - niet huilen<br />
nur gucken - alleen kijken<br />
schneller- sneller<br />
Schwester - zus<br />
Sicherheitspolizei (SD) - Duitse politiedienst in bezet Nederland<br />
die zich onder andere bezig hield met opsporen en uitschakelen<br />
<strong>van</strong> verzetsactiviteiten<br />
Sperrzeit - tijd waarbinnen het verboden is zich op straat te<br />
bevinden. In de oorlog was het meestal <strong>van</strong> 22.00 tot 05 .00<br />
uur.
Tantehen - tante*<br />
tapfere Holliinder- dappere Hollanders<br />
um Gotteswillen - in godsnaam<br />
und jetzt dahin - en nu daar naartoe<br />
Vogelscheuche -vogelverschrikker<br />
wunderba1'- geweldig
Jiddisje woordenlijst<br />
afikoman - het laatste stukje matse (ongezuurd brood) dat aan<br />
het eind <strong>van</strong> de Pesachmaaltijd verstopt wordt. Gebruik is<br />
dat volwassenen het stukje brood verstoppen en de kinderen<br />
het moeten vinden, of omgekeerd. <strong>De</strong> kinderen krijgen<br />
een beloning voor het vinden of verstoppen.<br />
chameets - gezuurd brood. Als voorbereiding op Pesach is het<br />
de traditie om het hele huis <strong>van</strong> chameets te zuiveren. Chameets<br />
die gevonden wordt mag verkocht, weggegeven of<br />
vernietigd worden.<br />
cholent-Joods stoofgerecht<br />
gefilte fisj -J oods visgerecht<br />
hagada - het verhaal <strong>van</strong> de uittocht <strong>van</strong> de Joden uit Egypte<br />
dat elk jaar met Pesach verteld wordt<br />
latkes - koekjes<br />
Pesach - Joods lentefeest. Het duurt acht dagen en herinnert<br />
aan de Joodse uittocht uit Egypte.<br />
sjoel- volkstaal voor de Joodse synagoge<br />
sjabbes- zaterdag, de Joodse rustdag
Uitgeverij Querido stelt alles in het werk om op milieuvriendelijke en<br />
duurzame wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie<br />
<strong>van</strong> dit boek is gebruikgemaakt <strong>van</strong> papier dat het keurmerk <strong>van</strong> de F 0-<br />
rest Stewardship Council (F SC) mag dragen. Bij dit papier is het zeker<br />
dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid.<br />
IJ<br />
FSC<br />
--<br />
MIX<br />
Papier <strong>van</strong><br />
verantwoord. harkom.t<br />
FSCO C01 9440