Dit cahier - Assuralia
Dit cahier - Assuralia
Dit cahier - Assuralia
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
HET BELGISCH MODEL VAN DE<br />
„ARBEIDSONGEVALLENVERZEKERING”<br />
een uitzonderlijke samenloop<br />
van belangen
5<br />
10<br />
19<br />
HET BELGISCH MODEL VAN DE<br />
„ARBEIDSONGEVALLENVERZEKERING”<br />
◆<br />
INHOUD<br />
◆<br />
Voorwoord<br />
3<br />
I. De juridische en technische grondslagen<br />
van het stelsel van de<br />
arbeidsongevallenvergoeding<br />
– Het postulaat van de wet van 1903: het arbeidsongeval<br />
is een bedrijfsrisico<br />
• Een verplicht geworden verzekering in het kader<br />
van een wetgeving van openbare orde<br />
• een strikt gereglementeerd stelsel van forfaitaire<br />
vergoeding<br />
– Het arbeidsongevallenbeheer: 460.000 verzekerde<br />
ondernemingen en zo’n 250.000 ongevallenaangiften<br />
per jaar<br />
• Het sluiten en beheren van de overeenkomsten<br />
• De schaderegeling<br />
• Het financiële beheer<br />
• De beheerskosten<br />
II. De arbeidsongevallenverzekering<br />
op het grensvlak tussen particuliere<br />
verzekering en sociale zekerheid<br />
– De arbeidsongevallenverzekering als sociale-zekerheidstak:<br />
van coëxistentie naar verwarring<br />
• De wet van 10 april 1971: het ontstaan van een<br />
dubbele rechtsverhouding<br />
• De oprichting van een Fonds voor het financieel<br />
evenwicht van de sociale zekerheid en de eerste<br />
transfers<br />
• Het Fonds voor Arbeidsongevallen: dubbelzinnigheid<br />
• De kruispuntbank van de sociale zekerheid: de<br />
arbeidsongevallenverzekeraar wordt beschouwd als<br />
een „instelling van sociale zekerheid”
36<br />
44<br />
55<br />
• Handvest van de sociaal verzekerde:<br />
risico van nieuwe ontsporingen<br />
– De ontsporingen: verwarring op het vlak van de verzekeringssystemen<br />
– De integratie van de arbeidsongevallenverzekering in<br />
de particuliere verzekering: te vrijwaren principes<br />
• De arbeidsongevallenverzekering en de wet op de<br />
landverzekeringsovereenkomst<br />
• De arbeidsongevallenverzekering en de Europese<br />
richtlijnen<br />
III. De arbeidsongevallenverzekering<br />
in de Europese Unie: het Belgisch model is<br />
noch achterhaald, noch buitenissig,<br />
maar zou optimaler benut moeten worden<br />
– De vergoeding van de arbeidsongevallen: bijna overal<br />
aanzienlijk ruimer dan de sociale zekerheid<br />
– Autonoom beheer betekent daarom nog geen pluraliteit<br />
en concurrentie<br />
– De financiering van de lange-termijnprestaties: de<br />
troeven van de kapitalisatie<br />
– Meer veiligheid in de ondernemingen door tarifering<br />
en segmentering<br />
IV. Het Belgisch model van de<br />
arbeidsongevallenverzekering:<br />
een uitzonderlijke samenloop van belangen<br />
– In de Nationale Arbeidsraad: dubbele goedkeuring<br />
van werknemers en werkgevers<br />
– Het belang van slachtoffers en rechthebbenden: maximale<br />
soepelheid en garanties<br />
– De preventie van arbeidsongevallen: wanneer sociaal<br />
belang en economisch belang samenvallen<br />
– De verzekeraars hebben er geen belang bij op de kwaliteit<br />
van de medische behandeling en follow-up te bezuinigen<br />
– Een sociale wetgeving die de Staat niets vraagt en de<br />
economie vooruithelpt<br />
– Van de beheersing van het particuliere beheer naar<br />
staatsinmenging<br />
Conclusies<br />
4
◆<br />
VOORWOORD<br />
◆<br />
Sinds vijftien jaar wordt de arbeidsongevallenverzekering in toenemende<br />
mate met de sociale zekerheid gelijkgesteld. Dat is niet<br />
alleen het geval op het vlak van de doctrine, onder de zachte<br />
maar aanhoudende druk van bepaalde academische kringen,<br />
maar dat blijkt ook uit een hele reeks, soms schijnbaar onschuldige,<br />
wetten en besluiten waarin de verzekeraars hun eigen identiteit<br />
nauwelijks terugvinden. Nu zij met de concrete toepassing<br />
van die wetgeving geconfronteerd worden, voelen de verzekeraars<br />
zich zelfs steeds meer in de wereld van de sociale zekerheid<br />
opgesloten als in een keurslijf dat tracht hen van het particuliere<br />
verzekeringsbedrijf te vervreemden. Daarom heeft de<br />
BVVO een bezinning aangevat over de positie van de arbeidsongevallenverzekering<br />
ten opzichte van de sociale zekerheid.<br />
Die ontwikkeling is in 1971 begonnen met de nieuwe arbeidsongevallenwet<br />
van 10 april en het in de voorbereidende werkzaamheden<br />
onverholen verkondigde streven naar een grotere<br />
toenadering met de sociale zekerheid. Sindsdien gaat ze in versneld<br />
tempo verder, onder impuls van een aantal professoren van<br />
de KU Leuven en de Universiteit van Antwerpen (UIA) alsook<br />
onder invloed van de wet- en regelgeving waarvan hun denkrichting<br />
de inspiratiebron is. Daarnaast is er het toenemende<br />
tekort van de sociale zekerheid, dat in 1981 geleid heeft tot de<br />
oprichting, bij de RSZ, van een Fonds voor het financiële evenwicht<br />
van de sociale zekerheid. Alle financiële transfers tussen<br />
de takken van de sociale zekerheid verlopen via dat fonds, dat<br />
ook herhaaldelijk de betwiste ontvanger is geweest van gelden<br />
die van het stelsel van de arbeidsongevallen via het Fonds voor<br />
Arbeidsongevallen naar de sociale zekerheid overgedragen zijn<br />
(9 miljard sinds 1989), terwijl de in de arbeidsongevallen behaalde<br />
batige saldi normaliter hadden moeten leiden tot een vermindering<br />
van de bijdrage van 0,3% op de niet-begrensde lonen<br />
die de werkgevers aan die instelling moeten betalen.<br />
De arbeidsongevallen steeds meer in de greep<br />
van de sociale zekerheid<br />
5<br />
De ontwikkeling van een algemene perceptie van de sociale<br />
zekerheid, met inbegrip van de arbeidsongevallenverzekering,
6<br />
die voortgekomen is uit de zorg om de tekorten van de sociale<br />
zekerheid weg te werken, heeft de identiteit van de verzekeraars<br />
en de controle die zij over hun toekomst hebben, in grote mate<br />
aangetast. Aan deze globalisatie wordt een nog bredere wettelijke<br />
grondslag gegeven met de uitvoering van de wet van<br />
15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een<br />
Kruispuntbank van de sociale zekerheid. Hierin wordt de<br />
verzekeraar, die een particuliere verzekeringsinstelling is,<br />
beschouwd als een „instelling van sociale zekerheid”. In het<br />
door die Bank opgezette piramidale netwerk is hij niet meer dan<br />
een van de laatste schakels in een ketting, net zoals de ziekenfondsen,<br />
terwijl het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO), dat<br />
slechts de controle-instelling van de verzekeraars is, het statuut<br />
van primaire instelling krijgt en als zodanig als enige rechtstreeks<br />
met de Kruispuntbank van de sociale zekerheid in<br />
verbinding staat.<br />
Met twee werken over de toekomst van de sociale zekerheid,<br />
gepubliceerd door een met de KU Leuven verwante werkgroep,<br />
zou een nieuwe stap gezet worden in die ontwikkeling. In de<br />
daarin uiteengezette visie is er helemaal geen plaats meer voor<br />
de particuliere arbeidsongevallenverzekering en wordt het hele<br />
systeem in feite in twee delen opgesplitst:<br />
– enerzijds de prestaties: hier gaat het om de toekenning van<br />
alle vervangingsinkomens en derhalve ook die in geval van<br />
arbeidsongeschiktheid, ongeacht de oorzaak van de ongeschiktheid:<br />
ongeval of ziekte, beroepssfeer of privé-leven;<br />
– anderzijds de vergoedingen: die betreffen de terugbetaling<br />
van kosten, waaronder de kinderbijslag, maar ook alle<br />
medische, farmaceutische en ziekenhuiskosten, uiteraard<br />
met inbegrip van die welke nu behoren tot de regeling van<br />
de arbeidsongevallen.<br />
Aangezien de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) het<br />
geheel zou centraliseren en controleren en alle betalingen zouden<br />
verlopen via meewerkende instellingen van sociale zekerheid, die<br />
voor de sociaal verzekerden als tussenpersoon zouden fungeren<br />
voor alle takken van de sociale zekerheid, zou er van de arbeidsongevallenverzekering<br />
praktisch niets meer overblijven.<br />
Zal het ooit zover komen? Dat zou des te verbijsterender zijn<br />
omdat het huidige vergoedingssysteem altijd tot tevredenheid<br />
van slachtoffers en cliënten gefunctioneerd heeft zonder de Staat
ook maar één frank te kosten en omdat een dergelijke inlijving<br />
haaks zou staan op de evolutie die zich bijna overal in Europa<br />
voordoet en een terugkeer naar pluralisme, verantwoordelijkheid<br />
en ondernemingszin voorstaat.<br />
Het „Belgische model” in de Europese ruimte<br />
7<br />
Op de volgende bladzijden wordt beschreven hoe het Belgische<br />
model ontstaan is, waarin het momenteel bestaat, hoe het erin<br />
geslaagd is verantwoordelijkheid en solidariteit met elkaar te<br />
verzoenen en waarin het beheer ervan verschilt van dat van de<br />
andere takken van de sociale zekerheid. Dat is het doel van het<br />
eerste hoofdstuk.<br />
Het tweede hoofdstuk situeert de arbeidsongevallenverzekering<br />
op het grensvlak tussen particuliere verzekeringen en sociale<br />
zekerheid. Allerminst een comfortabele positie, die ongetwijfeld<br />
risico’s inhoudt zoals blijkt uit de ontsporing waaraan het stelsel<br />
de laatste jaren blootstaat, maar waarin een duidelijk onderscheid<br />
gemaakt wordt tussen de contractuele en exclusief privaatrechtelijke<br />
relatie die de verzekeraar met de werkgever – zijn<br />
cliënt – onderhoudt, en de verbintenis tot vergoeding van schade<br />
die hij met het slachtoffer aangaat en die onder de sociale<br />
zekerheid ressorteert. Een positie die het Belgische model wellicht<br />
nogal hybride kan doen lijken, maar nog geen reden is om<br />
het omwille van hypothetische rationalisaties af te wijzen zolang<br />
het even doeltreffend is als de andere.<br />
Overigens is dat Belgische model misschien minder origineel en<br />
in ieder geval minder achterhaald dan sommigen die het door<br />
een meer door de Staat geregeld systeem willen vervangen, graag<br />
doen geloven. Vandaar het belang om dat model te vergelijken<br />
met dat van de andere landen van de Europese Unie, waartoe<br />
een in 1993 gepubliceerd werk van de Commissie van de Europese<br />
Gemeenschappen over de sociale bescherming in de (toen<br />
nog twaalf) Lid-Staten ons de gelegenheid biedt. Hierover handelt<br />
hoofdstuk III van dit <strong>cahier</strong>. Het minste wat we kunnen zeggen,<br />
is dat onze „arbeidsongevallenverzekering”, door pluraliteit<br />
en verantwoordelijkheid op de voorgrond te stellen, die<br />
vergelijking voortreffelijk doorstaat.<br />
In hoofdstuk IV zullen we bekijken waarom het niet alleen de<br />
moeite loont dat Belgische model te laten voortbestaan, maar<br />
waarom het ook navolging verdient. Daartoe zullen we uitleg-
gen hoe alle bij deze verzekering betrokken partijen uit het huidige<br />
model voordeel halen, te beginnen met de werkgevers, die<br />
de betalers zijn, en de werknemers, die er de begunstigden van<br />
zijn, maar ook de Staat, die er alle belang bij heeft dat de problemen<br />
in de andere takken van de sociale zekerheid niet overslaan<br />
naar de arbeidsongevallenverzekering, en tenslotte de verzekeraars,<br />
die hier een werkterrein vinden waarop zij nooit te<br />
kort zijn geschoten. Per slot van rekening zijn de financiële en<br />
sociale problemen waarmee dit land te kampen heeft te ernstig<br />
om het zich te kunnen permitteren er te scheppen waar er geen<br />
zijn.<br />
In plaats van de Staat met zware lasten op te zadelen, legt het<br />
Belgische model bij de verzekeraars de financiële verantwoordelijkheid<br />
voor het door hen beheerde stelsel van de arbeidsongevallenvergoeding.<br />
Dat veronderstelt wel dat zij de zeggenschap<br />
behouden over de produktie (tarifering, risicoselectie en<br />
preventie) en over het beheer van de schadelast (onderzoek, aanleggen<br />
van het medisch dossier, expertise), over de verzekerbare<br />
dekking alsook over hun beleggingen en algemene kosten.<br />
Het is immers niet voldoende om de arbeidsongevallenverzekering<br />
niet in nog grotere mate onder staatsbeheer te brengen, het<br />
komt er ook op aan de grondslagen ervan niet geleidelijk te<br />
ondermijnen door het bestaande model juist zijn belangrijkste<br />
troeven te ontnemen.<br />
Uit de loopgraven komen<br />
8<br />
De 50e verjaardag van de sociale zekerheid was voor de BVVO<br />
een uitstekende gelegenheid om de positie van de arbeidsongevallenverzekering<br />
tegenover de sociale zekerheid opnieuw te<br />
bepalen. Ze heeft dat op gedetailleerde wijze gedaan in de publikatie<br />
die naar aanleiding van dat vijftigjarig bestaan onder auspiciën<br />
van het Ministerie van Sociale Zaken uitgegeven is; ze<br />
doet dat nu opnieuw in een verzekerings<strong>cahier</strong> dat, zoals de<br />
vorige <strong>cahier</strong>s, bestemd is voor een ruimer publiek van besluitvormers<br />
en opinieleiders, die niet altijd het belang van de inzet<br />
onderkennen, maar ditmaal ook voor bedrijfsleiders, representatieve<br />
werknemersorganisaties en andere spelers in het bedrijfsleven,<br />
die zich zo zullen kunnen uitspreken over de vraag of zij<br />
de voorkeur geven aan een particulier stelsel dat door de Staat<br />
gecontroleerd wordt dan wel aan een overheidsstelsel waarvan
9<br />
de Staat zowel de controleur als de gecontroleerde is. Waarom<br />
zouden de verzekeraars zich eigenlijk niet wat meer geprononceerd<br />
profileren? Hebben zij tot nu toe, wat de arbeidsongevallenverzekering<br />
betreft, geen naar preutsheid neigende discretie<br />
aan de dag gelegd? Omdat zij de sociale zekerheid nooit hebben<br />
willen vervangen of verdringen, hoeven zij zich bij de verdediging<br />
van hun eigen werkterrein toch niet in loopgraven terug<br />
te trekken?<br />
Michel BAECKER,<br />
gedelegeerd bestuurder.
10<br />
◆<br />
I. DE JURIDISCHE EN TECHNISCHE<br />
GRONDSLAGEN<br />
VAN HET STELSEL VAN DE<br />
ARBEIDSONGEVALLENVERGOEDING<br />
◆<br />
In ons land worden jaarlijks meer dan 250.000 arbeidsongevallen<br />
of ongevallen op de weg naar en van het werk genoteerd.<br />
Zo’n 300 werknemers komen bij die ongevallen om het leven,<br />
van wie ongeveer een derde op de woon-werkweg. 13.000<br />
werknemers houden er een blijvende arbeidsongeschiktheid<br />
aan over.<br />
Vóór de eerste wet op de vergoeding van de arbeidsongevallen<br />
(1903) konden de slachtoffers van een dergelijk ongeval alleen<br />
maar op een schadevergoeding aanspraak maken onder de voorwaarden<br />
waarin de artikelen 1382 e.v. van het Burgerlijk Wetboek<br />
voorzien: zij dienden te bewijzen dat degenen door wie ze<br />
schadeloosgesteld wilden worden, een fout hadden begaan of<br />
dat het gebruikte materiaal een gebrek vertoonde. Konden zij<br />
dat bewijs niet leveren, werden zij afgeschrikt door de onzekerheden<br />
en moeilijkheden van een proces tegen hun werkgever<br />
of tegen een collega of hadden zijzelf een onvoorzichtigheid of<br />
onhandigheid begaan, dan was er van schadevergoeding dus<br />
geen sprake.<br />
HET POSTULAAT VAN DE WET VAN 1903:<br />
HET ARBEIDSONGEVAL IS EEN BEDRIJFSRISICO<br />
De wet van 24 december 1903 heeft aan die situatie een einde<br />
gemaakt. Uitgaande van het idee dat de werkgever die werknemers<br />
ten voordele van zijn bedrijf tewerkstelt, de aan hun werk<br />
verbonden risico’s draagt en derhalve in ruime mate moet bijdragen<br />
tot de vergoeding van de daaruit voortvloeiende ongevallen,<br />
heeft die wet twee nieuwe principes in de toenmalige<br />
wetgeving ingevoerd. De werkgever werd namelijk automatisch<br />
als aansprakelijk beschouwd voor de ongevallen in zijn bedrijf,<br />
welke zijn aansprakelijkheid in een bepaald geval ook was, terwijl<br />
het begrip „integrale schadeloosstelling” vervangen werd<br />
door „forfaitaire vergoeding”. De aan de slachtoffers uitge-
11<br />
keerde vergoeding werd zo verzekerd door middel van een<br />
objectieve aansprakelijkheid. De werkgever kon zich bij een particuliere<br />
verzekeraar laten verzekeren.<br />
In de loop der jaren is die regeling toegepast op een alsmaar<br />
groeiend aantal werknemers en uitgebreid tot de ongevallen op<br />
de weg naar en van het werk. Daardoor is de arbeidsongevallendekking<br />
nu gegarandeerd voor alle personen die, zelfs gedeeltelijk,<br />
onderworpen zijn aan het algemene stelsel van de sociale<br />
zekerheid van werknemers, alsook voor de personen op wie<br />
het speciale stelsel van de sociale zekerheid van mijnwerkers en<br />
zeelieden van de koopvaardij van toepassing zijn. De Koning<br />
heeft de toepassing van die dekking bovendien uitgebreid tot<br />
sommige categorieën van werknemers die normaal uitgesloten<br />
zijn van het sociale-zekerheidsstelsel (bijvoorbeeld occasionele<br />
werknemers, studenten die maximum één maand werken, leiders<br />
en surveillanten van vakantiekolonies enz.).<br />
Een verplicht geworden verzekering in het kader<br />
van een wetgeving van openbare orde<br />
De wetgeving die momenteel de arbeidsongevallenverzekering<br />
in de particuliere sector regelt, is de wet van 10 april 1971. Die<br />
wet is van openbare orde, d.w.z. dat de betrokken partijen er<br />
niet bij overeenkomst van mogen afwijken en dat de rechter die<br />
zich moet uitspreken over een geschil dat er verband mee houdt,<br />
ambtshalve zal nagaan of de bepalingen ervan zijn nageleefd.<br />
Sinds 1971 is de verzekering van het risico verplicht. Op straffe<br />
van zware sancties moet iedere werkgever alle werknemers<br />
van zijn bedrijf laten verzekeren voor alle risico’s waaraan zij<br />
in het bedrijf blootstaan. Het slachtoffer beschikt enkel over een<br />
rechtstreekse vordering op de verzekeraar.<br />
Voor de arbeidsongevallenverzekering gelden niettemin de<br />
regels van de particuliere verzekering. De verzekeringsplicht en<br />
de rechtstreekse vordering van het slachtoffer zijn trouwens<br />
geenszins onverenigbaar met de regels van die particuliere verzekering.<br />
Ook andere verzekeringsbranches vertonen dat verplichte<br />
karakter. Wat de rechtstreekse vordering van het slachtoffer<br />
op de verzekeraar betreft, gaat het om een principe dat nu
tot alle aansprakelijkheidsverzekeringen uitgebreid is door de<br />
wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.<br />
De vergoeding van de arbeidsongevallen kan nu omschreven<br />
worden als een sociale-zekerheidstak waarvan de verzekering en<br />
het beheer aan de particuliere sector zijn toevertrouwd. Het zijn<br />
immers particuliere verzekeringsmaatschappijen die de machtiging<br />
krijgen om de dekking van het arbeidsongevallenrisico op<br />
zich te nemen.<br />
De werkgever moet voor de dekking van zijn arbeidsongevallenrisico<br />
noodzakelijk een verzekeraar kiezen uit de gemachtigde<br />
verzekeraars. Voor de uitzonderlijke gevallen waarin hij op<br />
de markt geen verzekeraar zou vinden, wegens met name de bijzonder<br />
slechte statistiek van zijn bedrijf, hebben de verzekeraars,<br />
in de Beroepsvereniging der Verzekeringsondernemingen<br />
(BVVO), een pool voor moeilijk te plaatsen risico’s opgericht<br />
die het systeem van de risicodekking volkomen waterdicht<br />
maakt (de verzekering van zeelieden is sinds het begin aan het<br />
Fonds voor Arbeidsongevallen toevertrouwd).<br />
(1) Laatste beschikbare cijfers<br />
12<br />
Boekjaar 1993 (1)<br />
Aantal aangegeven ongevallen per jaar 240.148<br />
Aantal gevallen met TO 157.329<br />
Aantal gevallen met voorziene BO 13.910<br />
Aantal dodelijke ongevallen 271<br />
Aantal lopende polissen 460.715<br />
Verzekerde lonen 1.499 miljard BF<br />
Verdiende premies (8,8% van het totale<br />
incasso -verzekering in België) 33,4 miljard BF<br />
Schadelast (11,2% van de<br />
verzekeringsprestaties in België) 31,8 miljard BF<br />
Aantal arbeidsongevallenverzekeraars 33
13<br />
Een strikt gereglementeerd stelsel<br />
van forfaitaire vergoeding<br />
Een arbeidsongeval is een plotselinge gebeurtenis die een lichamelijk<br />
letsel veroorzaakt dat een arbeidsongeschiktheid of de<br />
dood van de werknemer meebrengt en waarvan de oorzaak of<br />
één van de oorzaken buiten het organisme van het slachtoffer<br />
ligt. Deze definitie omvat dus vijf bestanddelen: een letsel, een<br />
uitwendige oorzaak, een plotselinge gebeurtenis, een ongeval<br />
dat de werknemer overkomt tijdens de uitvoering van de<br />
arbeidsovereenkomst en door het feit van die uitvoering. Zodra<br />
het plotselinge optreden van een letsel en een gebeurtenis tijdens<br />
de uitvoering van het werk bewezen is, geniet het slachtoffer<br />
een dubbel wettelijk vermoeden. Het is aan de verzekeraar om<br />
te bewijzen dat er geen oorzakelijk verband tussen het letsel en<br />
de gebeurtenis bestaat of dat het ongeval zich niet tijdens de uitvoering<br />
van het werk heeft voorgedaan. De bewijslast die op<br />
het slachtoffer rust, is dus aanzienlijk verlicht.<br />
Wat het ongeval op de woon-werkweg betreft, gaat het om het<br />
ongeval op het normale traject dat de werknemer moet afleggen<br />
om zich van zijn verblijfplaats naar de plaats waar hij werkt,<br />
te begeven en omgekeerd. De wet voorziet in een aantal uitbreidingen<br />
van en gelijkstellingen met die basisdefinitie.<br />
Bij een dodelijk ongeval worden de begrafeniskosten en de kosten<br />
voor het vervoer van het stoffelijk overschot terugbetaald<br />
en wordt er een rente uitgekeerd aan de volgens de wettelijke<br />
criteria erkende rechthebbenden.<br />
Voor ieder ander ongeval heeft de vergoeding betrekking op de<br />
medische, heelkundige, farmaceutische en ziekenhuiskosten, op<br />
de tijdelijke arbeidsongeschiktheid, op de eventuele blijvende<br />
arbeidsongeschiktheid die uit het ongeval voortvloeit, op de<br />
prothesekosten, op de reiskosten en eventueel op de hulp van<br />
een derde persoon die de toestand van het slachtoffer nodig zou<br />
maken.<br />
De vergoeding van de ongeschiktheid wordt berekend op basis<br />
van de ongeschiktheidsgraad enerzijds en van het basisloon van<br />
het slachtoffer anderzijds. Dat basisloon wordt dan weer, volgens<br />
door de wet bepaalde criteria, berekend op grond van het
14<br />
loon dat het slachtoffer verdiende tijdens het jaar dat aan het<br />
ongeval voorafging. Dat loon wordt echter begrensd (het plafond<br />
van het basisloon is gekoppeld aan de schommelingen van<br />
het indexcijfer van de consumptieprijzen en wordt op 1 januari<br />
van elk jaar volgens dat criterium aangepast. Op 1 januari 1995<br />
bedroeg het 927.540 F).<br />
Nadat de graad van blijvende ongeschiktheid bekrachtigd is, kan<br />
die nog gedurende een termijn van drie jaar herzien worden. Na<br />
die termijn kan het slachtoffer onder bepaalde voorwaarden nog<br />
een vergoeding krijgen in geval van recidief bij tijdelijke ongeschiktheid<br />
en een zogenaamde bijslag wegens verergering als de<br />
graad van blijvende ongeschiktheid aanzienlijk toeneemt.<br />
De hele vergoedingsrelatie tussen slachtoffer en verzekeraar is<br />
onderworpen aan de controle door de Arbeidshoven en -rechtbanken.<br />
Als het arbeidsongeval door de schuld van een derde veroorzaakt<br />
is, kan het slachtoffer via het gemene recht de vergoeding<br />
van het deel van zijn schade verkrijgen dat niet gedekt zou zijn<br />
door het vergoedingssysteem waarin de arbeidsongevallenwet<br />
voorziet. De arbeidsongevallenverzekeraar treedt zelf in de rechten<br />
van het slachtoffer tegen de aansprakelijke derde. Behoudens<br />
specifieke uitzonderingen beschikken de werkgever en zijn<br />
aangestelden over een wettelijke immuniteit en zijn zij niet vatbaar<br />
voor verhaal via het gemene recht.<br />
HET ARBEIDSONGEVALLENBEHEER:<br />
460.000 VERZEKERDE ONDERNEMINGEN EN<br />
ZO’N 250.000 ONGEVALLENAANGIFTEN PER JAAR<br />
Een dertigtal verzekeraars beoefent de arbeidsongevallenverzekering,<br />
die met 35 miljard goed is voor ongeveer 10% van het<br />
totale premie-inkomen van de verzekeringssector in België.<br />
Die verzekeringsinstellingen zijn:<br />
– ofwel maatschappijen met vaste premies; dit zijn handelsvennootschappen<br />
die vooraf bepaalde premies hanteren en<br />
waarvan het winstsaldo toekomt aan de vennootschap of<br />
aan haar aandeelhouders;
15<br />
– ofwel gemeenschappelijke kassen, die de vorm van onderlinge<br />
verzekeringsverenigingen hebben aangenomen, d.w.z.<br />
verenigingen met rechtspersoonlijkheid waarin werkgevers<br />
verenigd zijn die onderling en ieder voor zijn deel in de<br />
resultaten delen. Als er een winstsaldo is, wordt dat hen<br />
gerestitueerd; als er verlies is, zullen zij aanvullende bijdragen<br />
moeten betalen.<br />
Er zijn zowel Belgische als buitenlandse maatschappijen actief<br />
in de arbeidsongevallenverzekering, alsook verschillende distributievormen.<br />
In tegenstelling tot de andere branches wordt de<br />
arbeidsongevallenverzekering niet gecontroleerd door de Controledienst<br />
voor de Verzekeringen, die onder het Ministerie van<br />
Economische Zaken ressorteert. Het toezicht op deze verzekering<br />
valt onder de minister van Sociale Zaken en wordt uitgeoefend<br />
via zijn administratie en het Fonds van Arbeidsongevallen.<br />
Het sluiten en beheren van de overeenkomsten<br />
In december 1993 waren er ongeveer 460.000 polissen inzake<br />
arbeidsongevallenverzekering in omloop. 179.000 daarvan<br />
dienden weliswaar tot dekking van huispersoneel. Het beheer<br />
van deze laatste polissen is natuurlijk eenvoudiger dan dat van<br />
polissen die door ondernemingen worden gesloten, maar de premie<br />
bedraagt hier gemiddeld nauwelijks 2.000 F, die zoals altijd<br />
het geval is met minder belangrijke contracten of transacties,<br />
voor een groot deel naar algemene kosten gaan.<br />
De arbeidsongevallenverzekering veronderstelt het opmaken<br />
van een geïndividualiseerde verzekeringsovereenkomst op naam<br />
van elke verzekerde onderneming. Een adequate tarifering vereist<br />
voor elke overeenkomst een onderzoek naar het schadeverleden<br />
van de verzekerde en voor de grotere ondernemingen zelfs<br />
een risico-analyse door een ingenieur in aanwezigheid van de<br />
cliënt en/of zijn makelaar.<br />
Aangezien de premies berekend worden op basis van de aangegeven<br />
lonen, bestaan er in de arbeidsongevallenverzekering speciale<br />
regels voor de inning ervan. Behalve in de verzekering van<br />
het huispersoneel dient de verzekeraar zo vier maal per jaar een<br />
kwitantie voor voorlopige premies op te stellen, in afwachting
van de regularisatie, aan het einde van het jaar, van de definitieve<br />
rekening op grond van de lonen van het hele jaar, waarbij<br />
met name rekening wordt gehouden met de wijzigingen in het<br />
personeelsbestand tijdens de periode in kwestie.<br />
Een onderneming is een levend organisme. Dat geldt voor de<br />
verzekeraar, maar ook en vooral voor de cliënt. Vandaar ook<br />
het opstellen van vrij talrijke bijvoegsels bij die overeenkomsten.<br />
Bijwerkingen, wijzigingen en van dekkingen, tariefverminderingen<br />
of -verhogingen maken deel uit van het leven van de<br />
overeenkomsten. Daarbij komen jammer genoeg ook aanmaningen,<br />
ingebrekestellingen en andere geschillen, die nu eenmaal<br />
inherent zijn aan iedere zakenrelatie. Een en ander verklaart dat<br />
er ongeveer 3.000 mensen werken in de arbeidsongevallenafdelingen<br />
van de verzekeringsmaatschappijen. Temeer omdat zij<br />
zich ook met de schaderegeling bezighouden.<br />
De schaderegeling<br />
16<br />
Voor elk aangegeven ongeval moet er een individueel dossier<br />
worden aangelegd. In meer dan één geval op vier wordt daar<br />
verder geen gevolg meer aan gegeven, maar het dossier wordt<br />
zo lang als nodig is aangehouden. Zowel de reglementering als<br />
de instandhouding van de goede relaties met de cliënt vereisen<br />
dit. Overigens is de arbeidsongevallenvergoeding al vanaf de<br />
dag na het ongeval verschuldigd en de wet verwacht van de verzekeraars<br />
dat de vergoedingen op hetzelfde tijdstip als de lonen<br />
worden uitbetaald.<br />
Voor iedere vergoeding dient een aantal inlichtingen bij de slachtoffers<br />
ingewonnen te worden. Die zijn daar dikwijls niet op voorbereid,<br />
wat de zaken kan bemoeilijken. Het is ook niet altijd<br />
gemakkelijk het basisloon te berekenen dat het slachtoffer verdiend<br />
heeft tijdens de 365 dagen die aan het ongeval voorafgaan;<br />
toch is dat gegeven absoluut noodzakelijk voor de berekening<br />
van de vergoedingen. Bij een ernstig ongeval zal een afgevaardigde<br />
van de verzekeraar het slachtoffer of zijn rechthebbenden<br />
zelfs moeten opzoeken. Er is ook een expertise of een medische<br />
tegenexpertise voor rekening van de verzekeraar.<br />
<strong>Dit</strong> <strong>cahier</strong> gaat niet over de schaderegeling in de arbeidsongevallenverzekering,<br />
maar dit hoofdstuk dat het beheer van die verze-
kering behandelt, kan de talrijke en onvermijdelijke verplichtingen,<br />
formaliteiten en vacaties die de vergoeding van een blijvende<br />
ongeschiktheid of een overlijden meebrengt, niet onvermeld<br />
laten. Zo mag geen enkele van die gevallen geregeld worden zonder<br />
tussenkomst van ofwel het Fonds voor Arbeidsongevallen,<br />
ofwel de Arbeidsrechtbank. Voor beide instanties dienen dossiers<br />
met de nodige bewijsstukken aangelegd te worden.<br />
Het financiële beheer<br />
De arbeidsongevallenverzekering brengt aanzienlijke reserves<br />
voort. Met de levensverzekering is ze zelfs de branche met de<br />
grootste reserves. Dat is logisch als we weten dat er zo’n 62.000<br />
werknemers en werkneemsters een blijvende ongeschiktheid<br />
overgehouden hebben aan het ongeval waarvan zij het slachtoffer<br />
waren en dat er meer dan 17.000 rechthebbenden zijn van<br />
degenen die eraan overleden zijn (cijfers op 3.12.1993).<br />
De reserves van de verzekeringsinstellingen, waarop de slachtoffers<br />
als eersten aanspraak kunnen maken, bedroegen ongeveer<br />
167 miljard op 31 december 1993, waarvan 83 miljard om de<br />
medische, farmaceutische en ziekenhuiskosten te dekken, alsook<br />
de dagelijkse vergoedingen enz. aan de slachtoffers die nog altijd<br />
in behandeling zijn, en 84 miljard aan zogenaamde wiskundige<br />
voorzieningen, die gevormd worden om de renten te betalen aan<br />
de slachtoffers of de rechthebbenden ter vergoeding van een<br />
blijvende ongeschiktheid of het overlijden van een naast<br />
familielid (1).<br />
De beheerskosten<br />
17<br />
Het sluiten en beheren van de overeenkomsten, de schaderegeling,<br />
alsook het financiële beheer van de tak brengen natuurlijk<br />
nogal wat bedrijfskosten mee. Dat geldt ook voor de distributie,<br />
in de vorm van commissielonen wanneer die via makelaars<br />
of agenten verloopt, of in de vorm van beheerskosten wanneer<br />
de verzekeraar zonder tussenpersonen werkt.<br />
Die bedrijfskosten maken momenteel 0,42% van de nietbegrensde<br />
verzekerde lonen uit en de commissielonen 0,14%. Is<br />
(1) Bij de consolidatie van de letsels van het slachtoffer van een arbeidsongeval herziet<br />
de arbeidsongevallenverzekeraar de reserve voor nog uit te keren bedragen die hij<br />
vanaf het optreden van het schadegeval gevormd heeft. Die reserve wordt herzien op<br />
grond van de toegekende graad van blijvende ongeschiktheid en maakt vanaf dat<br />
ogenblik een zogenaamde voorlopige wiskundige reserve uit totdat de herzieningstermijn<br />
verstreken is. Na het verstrijken van die termijn is de graad van blijvende ongeschiktheid<br />
definitief geworden. De verzekeraar herziet dan de voorlopige wiskundige<br />
reserve en vormt een definitieve wiskundige reserve om de betaling van de rente die<br />
aan het slachtoffer of aan zijn rechthebbenden toekomt, te garanderen.
18<br />
dat veel? Is dat weinig? De verzekeraars trachten ze in ieder geval<br />
zoveel mogelijk te drukken. Daarbij wensen ze dan wel dat de<br />
reglementering procedures, formaliteiten en controles niet onnodig<br />
verzwaart, zoals de laatste jaren het geval is geweest.<br />
Sommigen zullen geneigd zijn de beheerskosten van de voor de<br />
arbeidsongevallenverzekering gemachtigde verzekeraars te vergelijken<br />
met die van sociale-zekerheidsinstellingen zoals meer<br />
bepaald de ziekenfondsen. Zo’n vergelijking gaat echter niet op.<br />
De voor de arbeidsongevallen gemachtigde verzekeraars beheren<br />
een verzekeringsrelatie of, juister gezegd, een dubbele relatie,<br />
namelijk die welke zij met hun cliënt – de onderneming – onderhouden<br />
en die welke zij hebben met het slachtoffer of zijn rechthebbenden.<br />
De ziekenfondsen zijn daarentegen voornamelijk uitbetalingsinstellingen<br />
die bovendien een vrijstelling op het stuk van<br />
de voorheffing genieten, terwijl de verzekeraars voor de gebruikelijke<br />
inhoudingen moeten zorgen, wat extra kosten meebrengt.<br />
Overigens werkt het Riziv op een grotere schaal, maar voor eenvoudigere<br />
prestaties, terwijl de vergoedingen die de arbeidsongevallenverzekeraars<br />
uitkeren veel minder talrijk maar ook veel<br />
complexer zijn.<br />
Binnen het particuliere verzekeringsbedrijf, waarvan de arbeidsongevallenverzekering<br />
deel uitmaakt, is het trouwens interessant<br />
te noteren dat het kostenpercentage van dat arbeidsongevallenbeheer<br />
aan de lage kant is. Na aftrek van de bijdrage aan het<br />
Fonds voor Arbeidsongevallen vertonen die beheerskosten, wat de<br />
algemene kosten en commissielonen betreft, het volgende beeld:<br />
Algemene kosten Commissielonen<br />
1988 23,89 7,24<br />
1989 25,47 6,56<br />
1990 23,48 6,63<br />
1991 23,01 6,55<br />
1992 20,11 6,44<br />
1993 20,95 6,28
19<br />
Voor de andere verzekeringstakken ziet het kostenpercentage er<br />
voor 1993 als volgt uit:<br />
Tak Algemene kosten Commissielonen<br />
Leven 18,15 5,27<br />
BA-auto 24,01 13,44<br />
Diverse risico’s &<br />
transport<br />
26,54 17,27
20<br />
◆<br />
II. DE ARBEIDSONGEVALLEN-<br />
VERZEKERING<br />
OP HET GRENSVLAK TUSSEN<br />
PARTICULIERE VERZEKERINGEN<br />
EN SOCIALE ZEKERHEID (1)<br />
◆<br />
Het arbeidsongevallenrisico (en de prestaties waarop het voorvallen<br />
ervan recht geeft) maakt conceptueel deel uit van het<br />
geheel van de als „sociaal” gedefinieerde risico’s en valt ontegenzeglijk<br />
onder het systeem van sociale bescherming dat de<br />
wetgever ten behoeve van de werknemers heeft opgezet. Van alle<br />
„sociale risico’s” was het zelfs het eerste dat door de wetgever<br />
in aanmerking werd genomen, aangezien de wet op de vergoeding<br />
van de arbeidsongevallen uit 1903 dateert en deze wet al<br />
tegelijkertijd een objectieve aansprakelijkheid ten laste van de<br />
werkgevers (zonder schuldvraag) en een systeem van forfaitaire<br />
schadeloosstelling invoerde.<br />
De andere „sociale risico’s” waaraan de werknemers blootstaan,<br />
werden pas vanaf 1944 door de „sociale zekerheid”<br />
gedekt. Het verzekeringssysteem dat de wetgever voor deze risico’s<br />
heeft opgezet, zou echter beantwoorden aan regels die fundamenteel<br />
verschillen van die welke voor de dekking van het<br />
arbeidsongevallenrisico door de particuliere verzekering golden<br />
en nog altijd gelden. Het volstaat te bedenken – overigens zonder<br />
enige bijbedoeling – dat in de arbeidsongevallenverzekering:<br />
– de financiële verantwoordelijkheid voor de verrichtingen<br />
uitsluitend bij de verzekeringsondernemingen berust zonder<br />
enige tegemoetkoming door de Staat,<br />
– die financiële verantwoordelijkheid de verzekeringsondernemingen<br />
ertoe brengt een kapitalisatie- en geen repartitiesysteem<br />
te hanteren om de naleving van de door hen aangegane<br />
en door de wet bepaalde verbintenissen tot<br />
levenslange schadevergoeding te kunnen garanderen,<br />
– die ondernemingen risico’s beheren die zij aanvaarden te<br />
dekken, buiten iedere piramidale structuur,<br />
(1) Zie Tijdschrift voor verzekeringen nr 311, 1995 p. 206 à 240 „De arbeidsongevallenverzekering:<br />
een toekomstmodel” van B. Van Crombrugghe.
– en de premie, die tussen werkgever en verzekeraar overeengekomen<br />
wordt, rekening houdt met de aard van het risico<br />
en de ontwikkeling ervan in de tijd, wat de bedrijven ertoe<br />
aanzet ongevallen zoveel mogelijk te voorkomen.<br />
DE ARBEIDSONGEVALLENVERZEKERING<br />
ALS SOCIALE-ZEKERHEIDSTAK:<br />
VAN COËXISTENTIE NAAR VERWARRING<br />
De coëxistentie van beide verzekeringssystemen in de dekking<br />
van de sociale risico’s heeft 25 jaar lang geen enkel probleem<br />
opgeleverd. Van 1971 tot nu vindt er echter een voortdurende<br />
ontsporing plaats, eerst nog nauwelijks merkbaar en wellicht<br />
niet gewild, maar vervolgens steeds meer uitgesproken en doelbewust.<br />
Deze ontwikkeling vloeit voort uit een steeds algemenere<br />
perceptie van de sociale zekerheid waarin, onder voorwendsel<br />
van rationalisatie en harmonisatie, gestreefd werd naar<br />
het wettigen van aanzienlijke financiële transfers tussen sociale-zekerheidstakken,<br />
met inbegrip van de arbeidsongevallen, en<br />
de particuliere verzekering ingelijfd werd in een structuur die<br />
beantwoordt aan die van het overheidssysteem van de sociale<br />
zekerheid uit 1944 onder de koepel van de Kruispuntbank van<br />
de sociale zekerheid, die eigenlijk alleen bedoeld was om deze<br />
laatste te automatiseren.<br />
Hoe is het zover gekomen?<br />
21<br />
De besluitwet van 28 december 1944 tot instelling van de sociale<br />
zekerheid, richt, onder de verantwoordelijkheid van de Staat,<br />
een verzekeringssysteem op voor de dekking van een aantal<br />
expliciet vermelde sociale risico’s. Hierin is noch van arbeidsongevallen,<br />
noch van beroepsziekten sprake. Dat systeem wordt<br />
op een gecentraliseerde manier gefinancierd via de RSZ en<br />
werkt door middel van gedecentraliseerde prestatieplichtige<br />
instellingen met op de achtergrond een piramidale structuur. We<br />
hebben dus te maken met een totaal andere organisatie dan die<br />
van de particuliere verzekering.<br />
De wet van 10 april 1971:<br />
het ontstaan van een dubbele rechtsverhouding<br />
Met de wet van 10 april 1971 op de vergoeding van de arbeidsongevallen<br />
kwam een eerste toenadering tot stand: de aanvan-
22<br />
kelijk facultatieve verzekering wordt verplicht en het slachtoffer<br />
krijgt de beschikking over een rechtstreekse vordering op de<br />
verzekeraar alleen. Aangezien de verzekeringsplicht en de rechtstreekse<br />
vordering al sinds 1956 in de verzekering van de<br />
burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen<br />
bestonden, gaven die de verzekeraars geen reden tot ongerustheid.<br />
Hoogstens fronsten ze de wenkbrauwen omdat die wet het<br />
de verzekeraars voortaan verbood in onderlinge overeenstemming<br />
met het slachtoffer of de werkgever af te wijken van de<br />
toekenningsvoorwaarden en het bedrag van de door of krachtens<br />
de wet bepaalde vergoedingen. Op het principe is niets aan<br />
te merken, maar de bepalingen in kwestie ontlokte de Raad van<br />
State niettemin de terechte opmerking dat, in het licht van die<br />
vernieuwingen, „de arbeidsongevallenverzekering aanleunt bij<br />
het sociale-zekerheidssysteem van 1944”.<br />
Verderop in datzelfde advies zegt de Raad van State echter duidelijk<br />
waar het om gaat: „het belangrijkste verschil tussen beide<br />
systemen berust in het feit dat de wetgeving inzake arbeidsongevallen<br />
het karakter van een verzekering behoudt met de volgende<br />
drie essentiële kenmerken: het contract, de premiebetaling<br />
en het risico. De werkgever wordt geen lid van een instelling,<br />
hij moet een verzekering sluiten. Hij betaalt geen door de wet<br />
bepaalde bijdrage, maar wel een premie die is vastgesteld in een<br />
overeenkomst tussen hemzelf en de verzekeraar”.<br />
En de Raad van State besluit als volgt: „Het wettelijk stelsel<br />
creëert een tweevoudige rechtsverhouding: enerzijds een contractuele<br />
verhouding verzekeraar/werkgever die door de algemene<br />
wet op de verzekeringen van 1874 (gewijzigd door de wet<br />
van 25 juni 1992) is geregeld, en anderzijds een vergoedingsverhouding<br />
verzekeraar/slachtoffer die exclusief door de wet<br />
van 1971 is geregeld, die van haar kant aanleunt bij de sociale<br />
zekerheid”.<br />
De oprichting van een Fonds voor het financieel<br />
evenwicht van de sociale zekerheid en de eerste transfers<br />
Hoewel de meeste artikelen ervan nog altijd niet in werking zijn<br />
getreden, betekent de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene<br />
beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ook<br />
de wet-Dhoore genoemd, een veel belangrijkere stap naar een<br />
groeiende verwarring tussen de arbeidsongevallenverzekering en
23<br />
de sociale zekerheid. Zo beschouwt die wet de uitkeringen uit<br />
hoofde van arbeidsongevallen en beroepsziekten uitdrukkelijk<br />
als sociale-zekerheidsprestaties.<br />
Op zich ging het om een onschuldige bepaling. Jammer genoeg<br />
ging ze gepaard met artikel 39bis, dat bij de RSZ, de hoeksteen<br />
van het staatssysteem van de sociale zekerheid, een Fonds voor<br />
het financieel evenwicht van de sociale zekerheid oprichtte.<br />
Zoals uit de naam van die nieuwe instelling blijkt, was het de<br />
bedoeling om de overdrachten tussen de verschillende takken<br />
van de sociale zekerheid mogelijk te maken. Hoewel deze techniek<br />
strikt genomen in het kader van een zelfde verzekeringssysteem,<br />
in casu dat van 1944, diende te worden toegepast,<br />
werd ook de door de particuliere sector beheerde arbeidsongevallenbranche<br />
hierbij betrokken. De transfers met betrekking<br />
tot deze laatste verzekering zijn bovendien altijd in één richting<br />
gegaan en hebben systematisch de vorm van heffingen aangenomen.<br />
<strong>Dit</strong> heeft ertoe geleid dat de sociale zekerheid van 1989<br />
tot 1994 zowat 9 miljard F aan het Fonds voor Arbeidsongevallen<br />
onttrokken heeft, een fonds dat door verzekeraars en<br />
werkgevers gefinancierd wordt (bijlage). Het gaat om een systematische<br />
afroming van de overschotten van het Fonds, m.a.w.<br />
batige saldi die niet alleen voortkomen uit de belasting op de<br />
reserves die de verzekeraars gevormd hebben om hun vergoedingsverbintenis<br />
te garanderen, maar ook uit verminderingen<br />
van prestaties die de slachtoffers toekomen (zie overzicht van<br />
die overdrachten op blz. 60 en 61).<br />
Het net werd nog strakker aangehaald met de wet van 2 juli<br />
1982, dat in de arbeidsongevallenwet van 1971 een artikel<br />
42bis invoerde waarbij de Koning de mogelijkheid kreeg om,<br />
bij in de Ministerraad overlegd besluit, te bepalen in welke mate<br />
en op welke voorwaarden de arbeidsongevallenprestaties gecumuleerd<br />
konden worden met die welke krachtens andere sociale-zekerheidsstelsels<br />
worden toegekend.<br />
Men kan natuurlijk van mening verschillen over de rechtmatigheid<br />
van een mogelijke cumulatie van sociale prestaties. Het is<br />
in ieder geval begrijpelijk dat de regering selectief wil optreden<br />
en dergelijke cumulaties waar mogelijk wil afschaffen. Toch is<br />
het altijd de mening van de BVVO geweest dat de afschaffing<br />
van eventuele overlappingen op dit vlak in de deficitaire secto-
24<br />
ren dient te gebeuren. Dat betekent volgens haar dat een dergelijke<br />
afschaffing niet mag bestaan in een verlaging van vergoedingen<br />
die uitgekeerd worden in een stelsel dat financieel zo<br />
gezond is als dat van de arbeidsongevallenvergoeding, maar<br />
veeleer door een aanpassing van de sociale prestaties.<br />
Heel wat argumenten pleiten voor deze oplossing en niet het<br />
minst de vrijwaring van de wiskundige reserves die de verzekeringsinstellingen<br />
gevormd hebben en die anders riskeren van<br />
hun werkelijke bestemming te worden afgeleid om in het<br />
bodemloze vat van de sociale zekerheid terecht te komen. Jammer<br />
genoeg is niet altijd voor deze benadering gekozen en hebben<br />
de anti-cumulatieregels in het nadeel van de arbeidsongevallenprestaties<br />
gespeeld, terwijl de bereikte besparingen, in<br />
plaats van de kosten van de werkgevers – die ze financieren –<br />
te drukken, bijgedragen hebben tot het wegwerken van de<br />
tekorten van de sociale zekerheid, wat het echte financiële doel<br />
van de operatie was.<br />
Het Fonds voor Arbeidsongevallen: dubbelzinnigheid<br />
Het ontwerp voor de codificatie van de sociale zekerheid dat in<br />
augustus 1985 het resultaat was van de werkzaamheden van de<br />
Koninklijke Commissie die belast was met de voorbereiding van<br />
de codificatie, de harmonisatie en de vereenvoudiging van de<br />
wetgeving betreffende de sociale zekerheid in het kader van de<br />
algemene hervorming van die wetgeving, is nog niet geconcretiseerd.<br />
Des te beter volgens de verzekeringsinstellingen, want<br />
dat wetboek wijdt wel een heel hoofdstuk aan de dekking van<br />
de beroepsrisico’s met handhaving van het particuliere beheer<br />
ervan, maar die instellingen worden er voor de eerste keer gelijkgesteld<br />
met meewerkende instellingen van sociale zekerheid.<br />
Nogmaals, het gevaar schuilt minder in de tekst zelf dan in de<br />
onderliggende ideeën, de interpretatie ervan en de verdere ontwikkeling<br />
die eraan gegeven wordt.<br />
Intussen bepaalde het koninklijk besluit nr. 530 van 31 maart<br />
1987 dat de verzekeraars een aantal taken van het Fonds voor<br />
Arbeidsongevallen zouden overnemen, met als belangrijkste de<br />
indexering van de vergoedingen of renten die een jaar of vijftien<br />
eerder was ingevoerd. <strong>Dit</strong> deed de arbeidsongevallenverzekering<br />
zeker niet dichter bij de sociale zekerheid aanleunen,<br />
integendeel zelfs, aangezien de tendens hiermee leek te zijn om
25<br />
het hele beheer van de arbeidsongevallen uitsluitend aan de<br />
daartoe gemachtigde verzekeraars toe te vertrouwen en zo de<br />
keuze voor een bepaald verzekeringssysteem, dat van de particuliere<br />
verzekering, voor de dekking van het arbeidsongevallenrisico<br />
te bevestigen.<br />
Toch vertoonde ook dit besluit een schaduwzijde, zij het nog<br />
niet voor de onmiddellijke toekomst: het Fonds kreeg ook een<br />
nieuwe taak, namelijk de oprichting van een centrale gegevensbank<br />
betreffende de aangegeven ongevallen. Voor een toeziende<br />
instelling is dat ongetwijfeld een logische opdracht, maar de<br />
vertaling ervan in de latere teksten zou heel wat minder onschuldig<br />
blijken. Wij denken hier aan het koninklijk besluit dat enkele<br />
maanden later, in december 1987, de grondslag voor die gegevensbank<br />
heeft gelegd en dat het Fonds voor Arbeidsongevallen<br />
naar voren schuift als de enige en verplichte schakel voor de<br />
relaties van de arbeidsongevallenverzekeraars met de instellingen<br />
van sociale zekerheid.<br />
De maatregelen die in de wet van 30 maart 1994 houdende<br />
sociale bepalingen (Globaal Plan) worden genomen, zijn bijzonder<br />
veelzeggend in verband met de ontwikkeling van het<br />
Fonds voor Arbeidsongevallen en van de rol die men haar wil<br />
toevertrouwen. De „besparingsmaatregel” die met name in het<br />
stelsel van de arbeidsongevallenvergoeding wordt genomen, is<br />
zelfs een onmiskenbaar voorbeeld van de ontsporing die erin<br />
bestaat te doen geloven en aanvaarden dat, van twee naast<br />
elkaar bestaande financiële systemen voor het beheer van de<br />
sociale risico’s, het ene, namelijk de particuliere verzekering,<br />
beschouwd kan worden als financieringsbron voor het andere,<br />
d.w.z. het sociale zekerheidssysteem van de Staat.<br />
Die „bezuiniging” heeft betrekking op de vergoeding van slachtoffers<br />
die getroffen worden door een blijvende arbeidsongeschiktheid<br />
van minder dan 10%. Tot vóór die wet werden die<br />
slachtoffers vergoed d.m.v. een kapitaal dat de verzekeraar hen<br />
rechtstreeks uitbetaalde. Dat door de verzekeraar gevormde<br />
kapitaal stond voor de levenslange betaling van hun vergoeding.<br />
Sinds 1 januari 1994 wordt het kapitaal niet meer aan het<br />
slachtoffer betaald, maar aan het Fonds voor Arbeidsongevallen,<br />
dat het op zijn beurt aan het Fonds voor het financieel evenwicht<br />
van de sociale zekerheid (ter herinnering: opgericht bij de<br />
RSZ) doorstort, na de slachtoffers een niet-geïndexeerde rente
26<br />
te hebben toegekend. <strong>Dit</strong> alles om het chronisch deficit van de<br />
takken die onder het systeem van de „sociale zekerheid” ressorteren<br />
te financieren.<br />
Zodoende glijden we voor die gevallen geleidelijk van een kapitalisatiestelsel<br />
naar een omslagstelsel (dat toch aan de oorsprong<br />
ligt van de huidige financiële moeilijkheden in de sociale zekerheid<br />
van 1944). De verzekeraars wordt echter gewoon gevraagd<br />
verder te doen alsof er niets is veranderd! Alleen de begunstigde<br />
van het kapitaal is veranderd. Dat het slachtoffer voor dezelfde<br />
prijs een lagere vergoeding krijgt dan vroeger of dat het<br />
opzetten van die in de praktijk uiterst ingewikkelde constructie<br />
de verzekeraars wegens een aantal perverse gevolgen meer kost<br />
dan vroeger, dat lijkt de opstellers van de Rijksbegroting niet te<br />
deren.<br />
We kunnen alleen maar vaststellen dat die maatregel een duidelijke<br />
exploitatie is van de voordelen van een bepaald financieel<br />
systeem ten gunste van een ander: het is zonder meer een<br />
systematische subsidiëring van het sociale zekerheidssysteem<br />
door het particuliere verzekeringssysteem. Op die manier wordt<br />
nog meer afbreuk gedaan aan de transparantie die in de rekeningen<br />
van de sociale zekerheid zou moeten bestaan en die de<br />
Nationale Arbeidsraad zo vurig wenst. Een vrome wens... Waar<br />
zal dit eindigen?<br />
We kunnen ook alleen maar vaststellen dat het systeem van de<br />
sociale zekerheid met een aureool van onaantastbaarheid omgeven<br />
is, want alleen dit systeem wordt automatisch vereenzelvigd<br />
met de doelstelling van de sociale bescherming van de werknemers.<br />
Maatregelen die de andere richting zouden uitgaan, zijn<br />
moeilijk in te beelden.<br />
De Kruispuntbank van de sociale zekerheid:<br />
de arbeidsongevallenverzekeraar wordt beschouwd<br />
als een „instelling van sociale zekerheid”<br />
De betekenis van het voornoemde besluit van december 1987<br />
dat de oprichting van een centrale gegevensbank in het Fonds<br />
voor Arbeidsongevallen concrete vorm gaf, wordt pas volledig<br />
duidelijk in het licht van de wet van 15 januari 1990 houden-
27<br />
de oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de<br />
sociale zekerheid (KSZ), waarmee de verwarring of de onduidelijkheid<br />
nog groter wordt doordat de arbeidsongevallenverzekering<br />
opgenomen wordt in een bepaalde institutionele organisatie<br />
van de sociale zekerheid. De verzekeraar verliest daarin<br />
zijn identiteit. Hij wordt er een „instelling van sociale zekerheid”,<br />
m.a.w. een van de laatste schakels in een ketting net zoals<br />
de ziekenfondsen, die echter gewone uitbetalingsinstellingen<br />
zijn. Evenals de andere instellingen van sociale zekerheid, die,<br />
dient het nog gezegd te worden, onder een ander verzekeringssysteem<br />
ressorteren, hangt hij sindsdien af van een primaire<br />
instelling, namelijk het Fonds voor Arbeidsongevallen. Aldus<br />
lijkt dit Fonds de voor deze tak van de sociale zekerheid verantwoordelijke<br />
instelling te zijn (net als de andere prestatieplichtige<br />
instellingen) – die het eigenlijk niet is – en niet meer<br />
als de controle-instelling (naar het voorbeeld van de Controledienst<br />
voor de Verzekeringen).<br />
Hoe is men, zelfs onwillekeurig, zover kunnen komen? De verklaring<br />
ligt in artikel 2 van die wet, dat, om te beginnen, de verzekeraars<br />
in hun functie van meewerkende instelling van sociale<br />
zekerheid bevestigt en het Fonds voor Arbeidsongevallen in<br />
een functie van primaire instelling. Maar dat artikel geeft ook<br />
een definitie van het begrip „sociale zekerheid” die in werkelijkheid<br />
slechts een afbakening van het toepassingsgebied van<br />
die wet is (die niet tot doel heeft de sociale zekerheid te wijzigen<br />
evenmin als de verzekeringssystemen die haar concretiseren,<br />
maar wel ze te automatiseren) en geen echte definitie van het<br />
begrip: welke gegevens zullen in het opgezette netwerk uitgewisseld<br />
worden en van wie, via wie en naar wie? Zo omvat de<br />
definitie naast de prestaties ook „alle regels betreffende de<br />
heffing en de invordering van de bijdragen en andere inkomsten<br />
die tot de financiering van de voormelde takken en voordelen<br />
bijdragen”, die a priori niets te maken hebben met de definitie<br />
van het begrip zelf. Betekent dit met andere woorden dat ook<br />
de arbeidsongevallenpremies in het netwerk van de Kruispuntbank<br />
opgenomen zouden worden, dat de financiering van het<br />
systeem van de particuliere verzekering van dat raderwerk deel<br />
gaat uitmaken en dat de particuliere verzekeraars, die individueel<br />
verantwoordelijk zijn voor het beheer en het financiële evenwicht<br />
van hun verrichtingen, persoonlijke gegevens van hun<br />
cliënteel aan de Kruispuntbank zouden moeten meedelen?
28<br />
Bovendien doet dit perspectief het probleem van de betrouwbaarheid<br />
en de snelheid van een dergelijke inzameling van gegevens<br />
rijzen, alsook van de mate waarin deze afgezonderd worden<br />
van de gegevens die door de verzekeraar verzameld worden<br />
voor een aantal andere particuliere verzekeringen betreffende<br />
dezelfde werkgever. De rationele logica van een systeem is zo<br />
rechtstreeks in strijd met de rationele logica van een ander systeem.<br />
In die constructie verliest men uiteindelijk uit het oog dat de<br />
financiële verantwoordelijkheid in het systeem van de particuliere<br />
verzekering bij de verzekeraars zelf ligt en dat zij als zodanig<br />
de rechtstreekse gesprekspartners van het door hen beheerde<br />
stelsel en hun eigen woordvoerder moeten zijn. Maar al te<br />
vaak wordt die rol nu aan het Fonds voor Arbeidsongevallen<br />
toegekend, wat een miskenning inhoudt van de wet van 1971,<br />
waarin immers wordt bepaald dat die openbare instelling niet<br />
meer doet dan de controle op de verzekeraars uitoefenen, naar<br />
het voorbeeld van de Controledienst voor de Verzekeringen wat<br />
alle andere takken van de particuliere verzekering betreft. Tenslotte<br />
miskent men zo het feit dat dit Fonds optreedt in het kader<br />
van een ander verzekeringssysteem dan dat van de sociale zekerheid<br />
en om die reden een andere opdracht uitvoert dan de andere<br />
openbare instellingen van sociale zekerheid.<br />
Handvest van de sociaal verzekerde:<br />
risico van nieuwe ontsporingen<br />
Wat met de Kruispuntbank voor een bijzondere toepassing is<br />
ontwikkeld, wordt in het ontwerp voor een basistekst inzake de<br />
sociale zekerheid veralgemeend: het wetsvoorstel tot instelling<br />
van het „handvest” van de sociaal verzekerde. Dat wetsvoorstel,<br />
ingediend in 1989 en door de Kamer goedgekeurd, werd<br />
op 28 januari 1993 naar de Senaat gezonden. Het neemt de<br />
essentie over van het algemene deel van het voorontwerp van<br />
wetboek van augustus 1985 dat uitging van de Koninklijke<br />
Commissie die belast was met de voorbereiding van een algemene<br />
hervorming van de sociale zekerheid.<br />
De verplichtingen die het wetsvoorstel de „instellingen van<br />
sociale zekerheid” oplegt, gelden al geruime tijd voor de<br />
arbeidsongevallenverzekering. Ten gevolge van een parlemen-
29<br />
tair amendement neemt het echter woord voor woord de<br />
„definities” van de sociale zekerheid over zoals die in de wet op<br />
de Kruispuntbank zijn opgesteld, zij het in dit laatste geval dus<br />
in principe uitsluitend in de optiek van de invoering van een<br />
informaticanetwerk; zo worden die definities, met alle daaraan<br />
verbonden dubbelzinnigheden, van algemene toepassing in een<br />
toekomstige basistekst betreffende de sociale zekerheid.<br />
DE ONTSPORINGEN: VERWARRING OP HET VLAK<br />
VAN DE VERZEKERINGSSYSTEMEN<br />
Het begrip „sociale zekerheid” heeft een aanzienlijke ontwikkeling<br />
doorgemaakt: ze is in 1944 ontstaan met de invoering,<br />
onder de financiële verantwoordelijkheid van de Staat, van een<br />
verzekeringssysteem dat geen betrekking had op het arbeidsongevallenrisico,<br />
maar dat nu alle risico’s en prestaties beoogt die<br />
beantwoorden aan de door de wetgever bepaalde doelstelling<br />
van een verplichte minimum sociale bescherming van de werknemers.<br />
In dat opzicht behoort de arbeidsongevallenverzekering<br />
onmiskenbaar tot de sociale zekerheid. Op welke „wijze” die<br />
risico’s gedekt worden, is in dit stadium van het betoog niet van<br />
belang.<br />
Toch moeten we vaststellen dat de nieuwe wetgevingen inzake<br />
de sociale zekerheid, die nu ook op het arbeidsongevallenrisico<br />
van toepassing zijn, de evolutie van het begrip niet volledig integreren,<br />
noch in de teksten zelf, noch in de eraan gegeven interpretatie:<br />
ze beogen weliswaar het arbeidsongevallenrisico, maar<br />
gaan voorbij aan het bestaan van het verzekeringssysteem dat<br />
gekozen is om dat risico te dekken; ze richten zich door de<br />
inhoud of de bewoordingen van sommige bepalingen nog altijd<br />
uitsluitend tot het systeem van de „sociale zekerheid” door<br />
alleen met de filosofie van dit systeem rekening te houden, waarbij<br />
uit het oog wordt verloren dat ze, aangezien ze ook op het<br />
arbeidsongevallenrisico betrekking hebben, een duidelijk onderscheid<br />
moeten maken tussen en rekening moeten houden met<br />
twee verzekeringssystemen die zoveel van elkaar verschillen dat<br />
ze niet in hetzelfde „model” passen.<br />
Daarom is het nodig om de bij iedereen diepgewortelde identificatie<br />
tussen sociale zekerheid en staatsverzekeringssysteem te<br />
doorbreken. Daarom is het nodig om even uitdrukkelijk het
30<br />
bestaan en de coëxistentie van beide systemen te erkennen, het<br />
principe van de eerbiediging van de grondslagen van die systemen<br />
en dus hun specificiteit, hun autonomie en de toepassing<br />
van hun respectief wettelijk kader.<br />
<strong>Dit</strong> wordt evenwel nog altijd verzuimd en die onduidelijkheid<br />
kan alleen maar leiden tot het verwarren van het door de wetgever<br />
nagestreefde doel van sociale bescherming met één enkel<br />
van de bestaande verzekeringssystemen, namelijk het in 1944<br />
ingevoerde staatssysteem.<br />
De arbeidsongevallenverzekering, waarvoor de democratische<br />
instanties van dit land een bepaald verzekeringssysteem hebben<br />
gekozen, wordt op die manier waargenomen en geanalyseerd<br />
aan de hand van teksten die, zowel op het gebied van de formulering<br />
als van de principes, alleen de regels van een ander<br />
verzekeringssysteem in aanmerking nemen. De coëxistentie van<br />
beide systemen wordt onrechtstreeks aan het oog onttrokken en<br />
ontkend.<br />
De ontsporingen waartoe die verwarring aanleiding geeft, zijn<br />
van diverse aard. Nu eens komen ze tot uiting in de opstelling<br />
van de teksten zelf, dan weer in de interpretatie die eraan gegeven<br />
wordt.<br />
Ontsporingen in de opstelling van de teksten zelf<br />
In de nieuwe teksten constateren we immers het niet erkennen<br />
van beide verzekeringssystemen, een onaangepaste terminologie,<br />
het wegmoffelen van het particuliere karakter van de<br />
arbeidsongevallenverzekering, wetgevingen die uitgaan van de<br />
filosofie van één verzekeringssysteem... en het feit dat de particuliere<br />
verzekeraars zo letterlijk geassimileerd worden met een<br />
ander gestructureerd geheel dat beantwoordt aan een ander verzekeringssysteem,<br />
zodat zij op dezelfde voet worden geplaatst<br />
als de verzekeringsinstellingen die tot dat andere systeem behoren.<br />
Feit is dat die wetgevingen over het algemeen worden ontworpen<br />
en besproken door personen die het sociale-zekerheidssysteem<br />
heel goed kennen, maar a priori weinig afweten van het<br />
particuliere verzekeringssysteem, dat in de bevoegdheidssfeer<br />
van Economische Zaken en niet van Sociale Zaken ligt.
31<br />
Ontsporingen in de interpretatie<br />
van wettelijke bepalingen<br />
<strong>Dit</strong> soort ontsporingen komt zowel voor met betrekking tot<br />
wetgevingen inzake „sociale zekerheid” als tot specifieke wetgevingen<br />
voor de particuliere verzekering. Wat de eerste betreft,<br />
hoeven we maar te denken aan die welke ten grondslag liggen<br />
aan de talrijke financiële overdrachten tussen het arbeidsongevallenregime<br />
en de andere takken van de sociale zekerheid,<br />
waarbij over het hoofd wordt gezien dat het om twee totaal verschillende<br />
financiële systemen met elk hun eigen sfeer gaat. De<br />
talrijke overdrachten en heffingen op reserves die sinds 1981<br />
zijn doorgevoerd om het deficit van de sociale zekerheid weg te<br />
werken, zijn volledig in strijd met het principe van de particuliere<br />
verzekering. Ze tasten het financiële evenwicht en het principe<br />
van de uiteindelijke verantwoordelijkheid van het systeem<br />
aan. Het is niet normaal dat de beheerswinsten van een bepaalde<br />
verzekering, en nog minder de kapitalen ervan, aangewend<br />
worden voor doeleinden die haar vreemd zijn in plaats van de<br />
verzekerde bedrijven en de slachtoffers van arbeidsongevallen<br />
ten goede te komen. Overigens kant het paritaire beheerscomité<br />
van het Fonds voor Arbeidsongevallen zich telkens unaniem<br />
tegen dergelijke overdrachten, maar zonder enig resultaat.<br />
Nog fundamenteler lijkt de interpretatieve ontsporing wat de<br />
benadering van specifieke wetgevingen voor de particuliere verzekering<br />
betreft, een benadering die leidt tot interpretaties waardoor<br />
deze verzekering uiteindelijk geïsoleerd wordt van de rest<br />
van het particuliere verzekeringsbedrijf.<br />
Het is duidelijk dat, bij gebrek aan het noodzakelijke onderscheid<br />
in de wetteksten, de doctrine of bepaalde seminaries, het<br />
verkeerde beeld van de positie van de particuliere verzekering<br />
in de sociale zekerheid een bepaalde mentaliteit in de hand<br />
wordt gewerkt die ertoe leidt dat sommigen zelfs de toepassing<br />
van specifieke wetgevingen voor het particuliere verzekeringssysteem<br />
op die verzekeringstak in twijfel trekken.<br />
Twee voorbeelden: de nieuwe wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst<br />
en de derde Europese richtlijn nietleven<br />
die de eengemaakte markt invoert, d.w.z. de openstelling<br />
van de nationale markten voor de buitenlandse verzekeraars.
32<br />
DE INTEGRATIE VAN DE ARBEIDSONGEVALLEN-<br />
VERZEKERING IN DE PARTICULIERE<br />
VERZEKERING: TE VRIJWAREN PRINCIPES<br />
Zoals we gezien hebben is de integratie van de arbeidsongevallenverzekering<br />
in de sociale zekerheid sinds twintig jaar een vrij<br />
bewogen geschiedenis. Een geschiedenis die uiteindelijk neerkomt<br />
op één lange ontsporing met zeldzame en aarzelende<br />
koerscorrecties. De integratie van diezelfde arbeidsongevallenverzekering<br />
in de particuliere verzekering is minder verward verlopen<br />
en is onlangs gelukkig versterkt door de wet van 25 juni<br />
1992 op de landverzekeringsovereenkomst en door de derde<br />
Europese richtlijn over het schadeverzekeringsbedrijf (of „nietleven”).<br />
Misschien was het strikt genomen niet echt nodig om<br />
de verankering in die wetgevingen te concretiseren, maar mochten<br />
deze een andere wending hebben genomen, dan zouden de<br />
verzekeraars nog heel wat meer redenen tot ongerustheid hebben<br />
gehad.<br />
De arbeidsongevallenverzekering<br />
en de wet op de landverzekeringsovereenkomst<br />
Sommigen hebben zich afgevraagd of de arbeidsongevallenverzekering<br />
wel in die wet thuishoort!<br />
Al spreekt de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst<br />
er niet uitdrukkelijk over, toch lijdt het geen twijfel<br />
dat de arbeidsongevallenverzekering binnen het toepassingsgebied<br />
ervan valt. Is ze immers geen landverzekering en bepaalt<br />
artikel 2 van deze wet niet dat ze van toepassing is op alle landverzekeringen<br />
voor zover er niet door bijzondere wetten van<br />
wordt afgeweken?<br />
<strong>Dit</strong> is trouwens niet nieuw. De contractuele relatie tussen werkgever<br />
en verzekeraar was als door de oude wet van 1874 op de<br />
verzekeringsovereenkomst geregeld, zoals de Raad van State er<br />
in zijn advies over de wet van april 1971 op de vergoeding van<br />
arbeidsongevallen er zeer terecht aan herinnerde.<br />
Dat er in casu sprake is van een contractuele relatie tussen werkgever<br />
en verzekeraar, blijkt trouwens alleen al uit het feit dat de
33<br />
verzekeraars hun algemene voorwaarden inzake arbeidsongevallen<br />
– net zoals in de andere verzekeringsbranches – in overleg<br />
met de toeziende autoriteiten aanzienlijk hebben moeten vernieuwen<br />
om zich te conformeren aan de nieuwe wet op de<br />
verzekeringsovereenkomst. Elke verzekeraar heeft zijn nieuwe<br />
aangepaste algemene voorwaarden bij het Ministerie van Sociale<br />
Zaken ingediend.<br />
De arbeidsongevallenverzekering behoort daarin tot de schadeverzekeringen,<br />
meer bepaald tot de aansprakelijkheidsverzekeringen,<br />
die gekenmerkt worden door regels die volledig beantwoorden<br />
aan de basispijlers van de wet van 1971, die sinds<br />
1903 nog altijd die van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid<br />
zijn (1). De basis zelf van die door de werkgever gesloten verzekering<br />
blijft in die wet de dekking van de objectieve aansprakelijkheid<br />
van die werkgever wanneer een van zijn werknemers<br />
een arbeidsongeval overkomt.<br />
Naar aanleiding van die fundamentele aanpassing van het contract<br />
is eraan herinnerd dat bij alle beschouwingen in het kader<br />
van de arbeidsongevallenverzekering altijd rekening moet worden<br />
gehouden met de dubbele rechtsverhouding die kenmerkend<br />
is voor die verzekering en door de raad van State wordt benadrukt:<br />
– enerzijds een contractuele verhouding tussen de werkgever<br />
en de particuliere verzekeraar, die uit het verzekeringsrecht<br />
voortvloeit aangezien deze verhouding een bepaald verzekeringssysteem<br />
en de wettelijke omgeving waaraan het<br />
onderworpen is, in werking doet treden;<br />
– anderzijds een vergoedingsverhouding tussen het slachtoffer<br />
en de verzekeraar, die deel uitmaakt van de sociale zekerheid<br />
van de werknemers. Beide relaties hebben een eigen<br />
wettelijke omgeving, omgevingen die niet tegenstrijdig zijn,<br />
maar elkaar aanvullen: de vergoedingsrelatie krijgt concreet<br />
gestalte dankzij en d.m.v. een verzekeringssysteem dat als<br />
zodanig erkend moet worden, aangezien de wetgever dat<br />
systeem heeft gekozen voor de dekking van een sociaal<br />
risico.<br />
(1) zie „De weerslag van de wet van 25 juni 1992 op de verzekeringsovereenkomst<br />
inzake arbeidsongevallen” door B. Van Crombrugghe en L. Van Gossum, Tijdschrift<br />
voor Verzekeringen, Dossier 1993.
34<br />
De arbeidsongevallenverzekering en<br />
de Europese richtlijnen<br />
Verschillende buitenlandse verzekeraars zijn nu gemachtigd om<br />
in België arbeidsongevallenverzekeringen aan te bieden. Daartoe<br />
moeten zij in België gevestigd zijn. Die buitenlandse verzekeraars<br />
zijn, net zoals de Belgische verzekeraars, onderworpen<br />
aan een procedure voor erkenning door de Belgische minister<br />
van Sociale Zaken, moeten dezelfde Belgische wetsbepalingen<br />
toepassen en aan hetzelfde specifieke toezicht van de minister<br />
van Sociale Zaken voldoen.<br />
Wat bepalen nu de Europese richtlijnen in dit opzicht? Ruimen<br />
zij plaats in voor het particuliere beheer, gezien het feit dat de<br />
arbeidsongevallenverzekering in de meeste andere Lid-Staten<br />
van de Unie een integrerend deel uitmaakt van de sociale zekerheid?<br />
Zullen die richtlijnen de hoger aan de kaak gestelde ontsporingen<br />
niet veralgemenen? Of zullen zij de particuliere verzekeraars,<br />
dank zij de opening van de binnengrenzen, de<br />
mogelijkheid geven om niet alleen op hun eigen markt te gedijen<br />
maar ook zich ook op andere markten te ontwikkelen?<br />
De derde richtlijn, die op 1 juli 1994 in werking is getreden,<br />
heeft een systeem van een enkele vergunning in het leven geroepen<br />
dat het de verzekeringsondernemingen mogelijk maakt in<br />
de hele communautaire ruimte te werken, hetzij via vestiging<br />
(agentschappen en/of bijkantoren), hetzij via vrije dienstverrichting,<br />
waarbij zij in hoofdzaak onderworpen zijn aan het toezicht,<br />
de regels en de praktijken van hun Lid-Staat van herkomst.<br />
De arbeidsongevallenverzekering maakt op deze volledige liberalisering<br />
geen uitzondering meer. Toch wijzen we erop dat artikel<br />
55 van de richtlijn bepaalt dat „de Lid-Staten van de verzekeringsondernemingen<br />
die op hun grondgebied voor eigen risico<br />
de verplichte arbeidsongevallenverzekering uitoefenen, kunnen<br />
verlangen dat zij de specifieke voorschriften naleven die in hun<br />
nationale wetgeving ten aanzien van deze verzekering zijn opgenomen,<br />
met uitzondering van de bepalingen inzake het financieel<br />
toezicht, die onder de uitsluitende bevoegdheid van de Lid-<br />
Staat van herkomst vallen”. Het gaat hier slechts om een
35<br />
mogelijkheid. De autoriteiten van de betrokken Lid-Staten moeten<br />
op dit vlak dus duidelijkheid scheppen.<br />
Over de vraag of het wenselijk was dat de arbeidsongevallenverzekering<br />
al dan niet tot het toepassingsgebied van deze derde<br />
richtlijn behoort, is lang gedebatteerd. De BVVO is van haar<br />
kant altijd van oordeel geweest dat ook de arbeidsongevallenverzekeraar,<br />
als particuliere verzekeringsonderneming, aan die<br />
richtlijn onderworpen is. Toegegeven, hij dekt een sociaal risico<br />
(in de zin die daaraan door verdrag nr. 102 van de Internationale<br />
Arbeidsorganisatie wordt gegeven) dat in heel wat landen<br />
een integrerend deel uitmaakt van een staatssysteem van<br />
sociale zekerheid, en andere optie was dus mogelijk geweest. <strong>Dit</strong><br />
belet niet dat, wat de verplichte verzekeringen betreft, de artikelen<br />
30 en 32 van derde richtlijn voldoende dwingend zijn om<br />
dat bezwaar niet in aanmerking te nemen. Zo moeten de<br />
arbeidsongevallenverzekeringen die via vrije dienstverrichting<br />
aangeboden worden (in de veronderstelling dat dit ooit het geval<br />
zal zijn), in overeenstemming zijn met die welke België oplegt<br />
en is in dat geval de Belgische wet van toepassing. Zo zou België<br />
ook kunnen eisen dat de in het buitenland opgestelde algemene<br />
en bijzondere voorwaarden vooraf aan de toeziende autoriteiten<br />
worden meegedeeld. Wat de arbeidsongevallenverzekering<br />
betreft, blijft met andere woorden de nationale wetgeving gelden,<br />
met uitzondering van het financiële toezicht, dat onder de<br />
uitsluitende bevoegdheid van de Lid-Staat van herkomst valt.<br />
De speciale behandeling waarvoor deze verplichte verzekering<br />
volgens de richtlijn in aanmerking komt, is volledig gerechtvaardigd<br />
aangezien zij tot doel heeft de begunstigde van de verzekering,<br />
als werknemer, prestaties te garanderen die verbonden<br />
zijn aan het voorvallen van een sociaal risico en deel uitmaken<br />
van het door een Lid-Staat bepaalde systeem van sociale<br />
bescherming. In die optiek is het normaal dat een buitenlandse<br />
verzekeraar die via vrije dienstverrichting actief is een Lid-Staat<br />
waar de dekking van dat sociaal risico aan particuliere verzekeringsondernemingen<br />
is toevertrouwd, de in die Staat geldende<br />
vergoedingsregels naleeft, alsook de regels voor het controleren<br />
en waarborgen van het juiste niveau van die vergoeding<br />
en van de effectieve toekenning ervan. Het is dus opnieuw de<br />
contractuele verhouding, en het onderliggende verzekeringssys-
36<br />
teem waarin die tot uiting komt, die de toepasselijk wettelijke<br />
context bepaalt, in casu die van de particuliere verzekering.<br />
We wijzen overigens op het belang van artikel 45, 2, van de<br />
richtlijn, dat bepaalt dat deze geen beperking inhoudt van het<br />
recht van de Lid-Staten om de verzekeringsondernemingen die<br />
op hun grondgebied werkzaam zijn, te verplichten aangesloten<br />
te zijn bij en, onder dezelfde voorwaarden als de daar toegelaten<br />
ondernemingen, deel te nemen aan elke regeling die bedoeld<br />
is om de betaling van schadevergoeding aan verzekerden en<br />
benadeelde derden te garanderen.<br />
Tenslotte zij genoteerd dat de richtlijn ook van toepassing is op<br />
andere sociale risico’s waarvan de dekking eveneens aan particuliere<br />
verzekeraars is toevertrouwd, zoals het ziekte- en invaliditeitsrisico<br />
(in Duitsland), dat specifiek behandeld wordt in<br />
artikel 54 van de richtlijn.<br />
Kortom, de Europese richtlijnen, zijn er, evenals de nieuwe wetgeving<br />
op de verzekeringsovereenkomst, in geslaagd de vrijwaring<br />
van de sociale rechten voor de werknemers te combineren<br />
met de specifieke kenmerken van een verantwoordelijk particulier<br />
beheer dat rekening moet houden met de marktwetten en<br />
profiteert van de voordelen van een vrije concurrentie.
37<br />
◆<br />
III. DE ARBEIDSONGEVALLEN-<br />
VERZEKERING<br />
IN DE EUROPESE UNIE<br />
HET BELGISCH MODEL IS NOCH ACHTERHAALD,<br />
NOCH BUITENISSIG, MAAR ZOU OPTIMALER<br />
BENUT MOETEN WORDEN<br />
◆<br />
Voor de dekking en de vergoeding van arbeidsongevallen wordt<br />
in België door de particuliere verzekeraars gezorgd. Dat betekent<br />
met name dat die verzekeraars contracten sluiten en beheren,<br />
schaden regelen en de financiële verantwoordelijkheid voor<br />
het opgezette systeem dragen. Aangezien het om een bij uitstek<br />
sociaal risico gaat, wordt die activiteit echter in een welomschreven<br />
wettelijk kader en onder toezicht van de Staat uitgeoefend,<br />
wat dit stelsel het wat hybride karakter geeft dat hierboven<br />
beschreven is.<br />
Is het zo gedefinieerde „Belgische model” een „geval apart”? Is<br />
het achterhaald? Of verdient het integendeel als voorbeeld<br />
genoemd te worden omdat het met succes pluraliteit, vrijheid<br />
en verantwoordelijkheid verenigt, kwaliteiten die de laatste<br />
decennia wat op de achtergrond waren geraakt maar aan het<br />
einde van de 20e eeuw weer volop in de aandacht staan? Dat<br />
is de vraag die we hieronder beknopt willen beantwoorden,<br />
waarbij we met name uitgaan van het recentste rapport van de<br />
Commissie van de Europese Gemeenschappen over de sociale<br />
bescherming in de Lid-Staten van die Gemeenschap (situatie op<br />
1.7.1993).<br />
DE VERGOEDING VAN DE ARBEIDSONGEVALLEN:<br />
BIJNA OVERAL AANZIENLIJK RUIMER DAN DE<br />
SOCIALE ZEKERHEID<br />
Alvorens de verschillende stelsels voor de dekking en de vergoeding<br />
van de arbeidsongevallen met elkaar te vergelijken,<br />
noteren we eerst dat er in twee van de EEG landen geen enkele<br />
specificiteit bestaat wat de dekking van de beroepsrisico’s<br />
betreft. Of de oorzaak van het ongeval dan wel de ziekte al dan<br />
niet met het werk te maken heeft, is niet van belang: zowel in<br />
Nederland als in Griekenland worden ze op dezelfde wettelijke
38<br />
en reglementaire grondslagen vergoed. In beide landen voorziet<br />
de ziekteverzekering in de prestaties in natura en in geld en valt<br />
de arbeidsongeschiktheid onder de invaliditeitsverzekering. Er<br />
zij echter op gewezen dat men in Nederland momenteel neigt<br />
naar een privatisering van het systeem en naar een hernieuwde<br />
erkenning van het specifieke karakter van het beroepsrisico. In<br />
het Verenigd Koninkrijk liggen de zaken nog anders. Hoewel al<br />
die vergoedingen onder één en dezelfde wetgeving ressorteren<br />
en de prestaties waarin deze voorziet door de belasting worden<br />
gefinancierd, wordt er, bij een arbeidsongeval, systematisch verhaal<br />
genomen op de particuliere verzekeringsmaatschappijen.<br />
De vraag is of het normaal is dat een arbeidsongeval op dezelfde<br />
grondslagen als een ongeval in het privé-leven vergoed wordt.<br />
Overal elders in de Europese Unie heeft de wetgever die vraag<br />
negatief beantwoord. Uitgaande van het idee dat de werkgever<br />
voordeel haalt uit het werk van zijn werknemers en het dus normaal<br />
is dat hij de risico’s van dat werk draagt, heeft dit ertoe<br />
geleid dat de schadeloosstelling van de slachtoffers op ruimere<br />
basissen berust en derhalve op een wetgeving die vrijgeviger is<br />
dan die welke de andere takken van de sociale zekerheid regelen.<br />
De redenering is dat de werknemers (of hun rechthebbenden<br />
in geval van overlijden), mocht dat niet zo zijn, moeilijk<br />
zouden aanvaarden dat zij na een arbeidsongeval op dezelfde<br />
wijze behandeld worden als wanneer zij bijvoorbeeld in het<br />
weekend letsel zouden hebben opgelopen bij het knutselen, het<br />
beoefenen van een sport of een andere hobby. In het eerste geval<br />
zullen zij de – althans morele – aansprakelijkheid min of meer<br />
rechtstreeks bij hun bedrijf leggen, terwijl daar in het tweede<br />
geval natuurlijk geen sprake van kan zijn. Nu de wetgever bijna<br />
overal voorgeschreven heeft dat voetgangers, fietsers en andere<br />
zwakke weggebruikers integraal schadeloosgesteld worden wat<br />
hun lichamelijke letsels betreft, zelfs als zij zelf schuld hebben<br />
aan het ongeval, zou de beroepsbevolking een dergelijke neerwaartse<br />
afstemming op de sociale-zekerheidsregeling heel moeilijk<br />
accepteren.<br />
Wat meer bepaald België betreft, is men er altijd van uitgegaan<br />
dat het niet meer dan logisch is dat de bedrijfswereld een hoofdrol<br />
speelt bij de vergoeding, de revalidatie en de reïntegratie van<br />
slachtoffers van arbeidsongevallen in het arbeidscircuit. Het zijn<br />
dus de ondernemingen – en zij alleen –, met uitsluiting van de<br />
overheid, de belastingplichtigen of de werknemers zelf, die de
39<br />
vergoeding van die ongevallen op zich moeten nemen. En als<br />
sommige activiteiten gevaarlijker zijn dan andere, dan is het maar<br />
billijk dat degenen die er min of meer rechtstreeks van profiteren,<br />
er ook in grotere mate dan anderen de gevolgen van dragen.<br />
Het valt buiten ons bestek om hier in detail in te gaan op de in<br />
vergelijking met de sociale zekerheid gunstigere regeling waarin<br />
de nationale wetgevingen voorzien voor de slachtoffers van<br />
arbeidsongevallen. Om ons tot België te beperken, wijzen we in<br />
het kort op de volgende essentiële punten:<br />
– inzake arbeidsongevallen wordt de tijdelijke ongeschiktheid<br />
vergoed voor 90% van het basisloon tegenover 60% in het<br />
Riziv-stelsel;<br />
– de blijvende arbeidsongeschiktheid wordt voor 100% en<br />
soms méér vergoed, vanaf het eerste procent, terwijl de<br />
sociale zekerheid maar in vergoeding voorziet wanneer de<br />
ongeschiktheid meer dan 66% bedraagt en dan nog maar<br />
voor 60%;<br />
– farmaceutische produkten en prothesen worden integraal<br />
terugbetaald en de verzekering betaalt ook een tegemoetkoming<br />
in de reiskosten van de slachtoffers en hun familie;<br />
al deze prestaties bestaan niet of maar gedeeltelijk in de<br />
sociale zekerheid;<br />
– de medische kosten worden volgens de Riziv-barema’s vergoed,<br />
wat betekent dat het slachtoffer binnen die schalen<br />
zelf niets hoeft te betalen.<br />
AUTONOOM BEHEER BETEKENT DAAROM NOG<br />
GEEN PLURALITEIT EN CONCURRENTIE<br />
De specifieke wetgevingen voor de vergoeding van arbeidsongevallen<br />
worden dikwijls ook door specifieke organisaties uitgevoerd.<br />
Voornamelijk gaat het:<br />
– in Duitsland, om bedrijfsorganisaties die paritair per<br />
bedrijfstak zijn samengesteld, maar gegroepeerd zijn binnen<br />
de nationale federatie van verzekeringsfondsen voor<br />
arbeidsongevallen;<br />
– in Italië, om een nationaal instituut voor de arbeidsongevallenverzekering<br />
dat over een grote autonomie en over<br />
provinciale en lokale structuren beschikt;
40<br />
– in Luxemburg, over een vereniging voor arbeidsongevallenverzekering<br />
met een industriële afdeling enerzijds en een<br />
land- en bosbouwafdeling anderzijds;<br />
– in België, Denemarken, Finland, Portugal en Spanje, om<br />
gemachtigde, al dan niet onderlinge verzekeringsmaatschappijen.<br />
Uit dit korte overzicht kunnen we concluderen dat de meeste<br />
landen van de EEG het beheer en de vergoeding van arbeidsongevallen<br />
toevertrouwen aan overheids- of semi-overheidsinstellingen<br />
die geen ruimte laten voor enige concurrentie. Zelfs<br />
in Duitsland kunnen de ondernemingen hun verzekeraar niet<br />
vrij kiezen, want het fonds waarbij zij zich moeten aansluiten<br />
hangt af van hun bedrijfstak. In België, Denemarken, Finland,<br />
Portugal en Spanje kunnen we echter van een echte markt gewagen,<br />
waarop de verzekeringsinstellingen met elkaar moeten<br />
wedijveren om de cliënteel van de bedrijven, die ongetwijfeld<br />
gevoelig zijn voor prijzen en service, maar het ook belangrijk<br />
vinden dat hun werknemers zo goed en snel mogelijk schadeloos<br />
worden gesteld. Bovendien werken in die landen niet alleen<br />
verzekeringsmaatschappijen tegen vaste premie maar ook<br />
onderlinge (bedrijfs)verenigingen, terwijl het de cliënten vrijstaat<br />
een makelaar of agent in te schakelen in hun betrekkingen<br />
met de verzekeraar.<br />
Een ander nadeel van het overheids- of semi-overheidsmonopolie<br />
op beheersvlak is dat de ondernemingen en de slachtoffers<br />
van arbeidsongevallen overgeleverd zijn aan het monolitische<br />
karakter of zelfs aan de almacht van min of meer anonieme<br />
administraties, tenzij men ervan uitgaat dat het mogelijk is om<br />
tegelijkertijd controleur en gecontroleerde te zijn. Dat is in ieder<br />
geval niet zo in België, waar de Staat volledig autonoom toezicht<br />
uitoefent op de verzekeraars. Zo beslist het Ministerie van Sociale<br />
Zaken over de vergunning (inzake arbeidsongevallen hier ook<br />
„machtiging” genoemd) van die verzekeraars, controleert het<br />
hun activiteiten, met inbegrip van de beleggingen van hun reserves,<br />
en ziet het toe op de naleving van de wet en de tariefgrondslagen<br />
voor de berekening van de premies. Bovendien<br />
oefent het Fonds voor Arbeidsongevallen, dat paritair is samengesteld<br />
uit vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers,<br />
een constante en diepgaande controle uit op de schaderegeling.
41<br />
DE FINANCIERING VAN<br />
DE LANGE-TERMIJNPRESTATIES:<br />
DE TROEVEN VAN DE KAPITALISATIE<br />
In haar overzicht van de voorzieningen voor sociale bescherming<br />
in de Lid-Staten buigt de Europese Commissie zich ook<br />
over de deelneming van de overheid in de financiering van de<br />
sociale zekerheid. Ze onderscheidt in dat opzicht zeven rubrieken:<br />
ziekte, invaliditeit, ouderdom en overleven, werkloosheid,<br />
kinderbijslag en beroepsrisico’s (arbeidsongevallen en beroepsziekten).<br />
Het zal niemand verbazen dat subsidies, bijdragen en<br />
tegemoetkomingen van de overheid hier op alle vlakken en in<br />
alle Lid-Staten veelvuldig voorkomen. De enige uitzondering op<br />
de regel is de arbeidsongevallenregeling, die, behalve in Griekenland,<br />
Nederland en het Verenigd Koninkrijk (om de hierboven<br />
uiteengezette redenen), uitsluitend door werkgeversbijdragen<br />
gefinancierd wordt, met dien verstande dat in Luxemburg<br />
een derde van de uitgaven voor aanpassing van de renten en<br />
50% van de administratie- en personeelskosten door de Staat<br />
gedragen worden.<br />
Het voordeel van een dergelijke autonomie is erg relatief voor<br />
de werkgevers die het systeem financieren en voor de werknemers<br />
die er de belangrijkste begunstigden van zijn, wanneer zij<br />
te maken hebben met een monopolie dat hun geen rekenschap<br />
hoeft af te leggen. Anders is het gesteld met de contractuele verhouding<br />
die in België tussen een bedrijf en zijn verzekeraar<br />
bestaat. Hier doet de concurrentie zich namelijk volop gelden<br />
en wanneer de verzekerde meent dat hij elders beter af is, belet<br />
niets hem zijn overeenkomst op te zeggen en er een andere te<br />
sluiten om een betere service of een betere prijs te krijgen.<br />
Die autonomie boet ook heel wat aan belang in wanneer de verzekeraar<br />
zich ertoe kan beperken de elk jaar aan hem betaalde<br />
premies over de rechthebbenden om te slaan zonder zich om de<br />
financiering van de lange-termijnprestaties te bekommeren. Als<br />
een van de weinige landen van de EEG die het systeem van de<br />
kapitalisatie hanteren, onderscheidt België zich ook op dit punt<br />
duidelijk in zijn voordeel.<br />
Het grote voordeel van de kapitalisatie is dat, in tegenstelling<br />
tot de financiering door omslag (of repartitie) die voor de sociale<br />
zekerheid geldt en de elk jaar door de verzekerden betaalde<br />
premies gewoonweg verdeelt tussen de rechthebbenden, hier-
42<br />
door voorkomen wordt dat lasten naar latere jaren verschoven<br />
worden, wat voor de slachtoffers een essentiële garantie is voor<br />
de betaling van hun vergoedingen. Concreet gezien betekent dit<br />
dat de verzekeringsinstellingen voor de ongevallen die zich in<br />
een bepaald jaar voordoen, reserves opbouwen waardoor zij,<br />
soms vele jaren later, de nodige vergoedingen aan de slachtoffers<br />
kunnen uitkeren. <strong>Dit</strong> brengt een uiterst zware financiële verantwoordelijkheid<br />
met zich mee die, gezien het belang voor de<br />
slachtoffers, alleen maar uitgeoefend kan worden onder het toezicht<br />
van de Staat.<br />
In tegenstelling tot een eenvoudig boekhoudkundig beheer van<br />
de ”cash-flow” maakt die dynamische benadering van de kosten<br />
het mogelijk de toekomst veilig te stellen en zich te vrijwaren<br />
tegen elke vorm van failliet van het systeem. Aangezien het<br />
slachtoffer overigens over een bevoorrechte schuldvordering op<br />
de verzekeraar beschikt, is hij er bovendien volkomen zeker van<br />
dat hij zijn vergoedingen hoe dan ook uitgekeerd zal krijgen.<br />
Een bijkomstig, zij het niet te verwaarlozen voordeel voor de<br />
hele gemeenschap is dat die reserves in produktieve en veilige<br />
waarden belegd worden, wat de economie alleen maar ten goede<br />
kan komen.<br />
MEER VEILIGHEID IN DE ONDERNEMINGEN<br />
DOOR TARIFERING EN SEGMENTERING<br />
Bijna even belangrijk is de vraag op welke grondslagen premies<br />
en bijdragen worden berekend. Die vraag rijst natuurlijk niet in<br />
landen zoals Groot-Brittannië, Griekenland of Ierland, waar<br />
geen specifieke bijdrage voor de arbeidsongevallendekking<br />
bestaat. Elders staan premies en bijdragen terecht in verhouding<br />
tot de grootte van het te dekken risico of tot het soort activiteit<br />
van de te verzekeren onderneming en de daaraan verbonden<br />
gevaren. Dat is natuurlijk niet voldoende als de verzekeraar zijn<br />
cliënten echt bewust wil maken van het belang van de veiligheid<br />
op het werk en hen in dit opzicht een groter verantwoordelijkheidsgevoel<br />
wil meegeven. Daarom wordt in België en in<br />
de landen waar de arbeidsongevallenverzekering door particuliere<br />
instellingen beoefend wordt, ook zoveel mogelijk rekening<br />
gehouden met de aard van het te verzekeren bedrijf, met zijn<br />
bijzondere exploitatievoorwaarden en vooral met de frequentie<br />
en de ernst van de ongevallen die er zich voordoen. Die parti-
43<br />
culiere instellingen menen immers dat een uitsplitsing van kosten<br />
per soort activiteit of per uitgeoefende functie niet volstaat<br />
en dat de risico’s zich binnen een zelfde bedrijfstak erg verschillend<br />
kunnen ontwikkelen. Een dergelijke aanpak kan de<br />
bedrijven er alleen maar toe aanzetten meer aandacht te schenken<br />
aan het voorkomen van ongevallen en hun verantwoordelijkheid<br />
op dit vlak daadwerkelijk op te nemen.<br />
Ons land is dus zeker niet het enige dat voor de slachtoffers van<br />
arbeidsongevallen in een voorkeursregeling voorziet en dat het<br />
beheer en de financiering van de verzekering ervan afgescheiden<br />
heeft van de andere takken van de sociale zekerheid. België is<br />
dan ook geen alleenstaand geval. Tot op zekere hoogte worden<br />
de tarieven ook in andere landen gesegmenteerd op grond van<br />
de reële te dekken risico’s. Niettemin hebben slechts enkele landen<br />
de arbeidsongevallenverzekering aan particuliere en dus met<br />
elkaar concurrerende instellingen toevertrouwd, alsook de volledige<br />
verantwoordelijkheid voor het financiële beheer van die<br />
verzekering. Toch vormen juist dat pluralisme en die verantwoordelijkheid<br />
de kern van het succes van het „Belgische<br />
model”. En juist om die reden verdient dit model niet gemarginaliseerd<br />
te worden, zoals sommigen het vandaag zouden willen,<br />
maar wel gerehabiliteerd en optimaal benut te worden.<br />
Een dosering van risicospreiding en segmentering<br />
De in het kader van deze verzekering gesloten overeenkomsten<br />
dekken doorgaans drie categorieën van risico’s: het arbeidersrisico,<br />
het bediendenrisico en het woon-werkwegrisico. Voor elk<br />
van die risico’s gelden andere tariferingsprincipes. Niettemin<br />
berusten ze alle op een vrij homogene risicospreiding over verzekerden<br />
met eenzelfde profiel. De BVVO heeft in 1992 een<br />
nieuwe tariefstructuur voor het beroepsrisico „arbeiders” uitgewerkt.<br />
Het gaat om een nieuwe tarief in risicopremie enerzijds<br />
en om een nieuwe methode voor de berekening van de<br />
commerciële premie die rekening houdt met de kwaliteit van het<br />
risico, anderzijds. Die tariferingsprincipes zijn door de minister<br />
van Economische Zaken goedgekeurd en beantwoorden overigens<br />
aan de Europese concurrentienormen. Het gaat om een<br />
referentietarief waarvan iedere verzekeraar dus kan uitgaan bij<br />
het opstellen van zijn eigen commerciële tarieven. Die commerciële<br />
tarieven moeten trouwens elk jaar aan de dienst Arbeids-
44<br />
ongevallen van het Ministerie van Sociale Zaken meegedeeld<br />
worden.<br />
Preventie en impact ervan op de tarifering<br />
In zoverre de verzekeraars dezelfde referentietarieven in risicopremie<br />
hanteren, zal de concurrentie zich vooral afspelen op het<br />
vlak van de beheers- en distributiekosten die zij in hun tarieven<br />
incalculeren. Buiten de tarieven kunnen de verzekeraars zich<br />
nog van elkaar onderscheiden door de kwaliteit van hun dienstverlening<br />
(schaderegeling bijvoorbeeld), door hun acceptatiebeleid<br />
en hun risicoselectie, alsook door de aandacht die zij aan<br />
preventie schenken.<br />
De verzekerde onderneming heeft er alle belang bij in veiligheid<br />
te investeren. De moeite die zij zich op het vlak van de preventie<br />
getroost, zal beloond worden door een gunstige schadestatistiek<br />
die haar een premievermindering oplevert. Een goed preventiebeleid<br />
mag zich niet alleen om de ongevallenfrequentie<br />
bekommeren, maar moet ook de totale kostprijs van de ongevallen<br />
beogen. Voor de verzekerde onderneming gaat het<br />
immers niet alleen om de hoogte van haar premie of bijdrage,<br />
maar ook om de indirecte kosten die het ongeval kan meebrengen<br />
(betaling van het gewaarborgd loon, verlies door een<br />
onderbreking van de activiteit, kosten van een uitzendkracht om<br />
de functie van het slachtoffer over te nemen, enz.). Voor elke<br />
frank vergoeding die de verzekeraar aan het slachtoffer uitkeert,<br />
zal de werkgever waarschijnlijk een veelvoud daarvan uit eigen<br />
zak moeten betalen.<br />
Aan de preventie zit eveneens een sociaal aspect vast, want heel<br />
wat kosten komen niet voor rekening van de onderneming,<br />
maar wel van de werknemer, zijn gezin of de gemeenschap. Economische<br />
en sociale preoccupaties gaan ook hier hand in hand.<br />
Preventie is niet alleen rechtstreeks rendabel voor de onderneming;<br />
ze verbetert ook de kwaliteit van het leven op het werk<br />
en verhoogt daardoor de produktiviteit.<br />
Preventie moet natuurlijk een zaak van alle ondernemingen zijn.<br />
Meer nog dan voor de verzekeraars is ze voor de ondernemingen<br />
zelf en hun werknemers van het allergrootste belang, zowel<br />
op economisch als op menselijk vlak.
45<br />
◆<br />
IV. HET BELGISCH MODEL<br />
VAN DE ARBEIDSONGEVALLEN-<br />
VERZEKERING<br />
EEN UITZONDERLIJKE SAMENLOOP VAN BELANGEN<br />
◆<br />
De dekking en de vergoeding van de arbeidsongevallen zijn goed<br />
voor zo’n 10% van het premie-inkomen van de verzekeringsmaatschappijen<br />
in België. Dat is weinig in vergelijking met bijvoorbeeld<br />
de levensverzekering of de motorrijtuigverzekering,<br />
maar veel te veel om zonder meer naar de sociale zekerheid over<br />
te hevelen.<br />
Het premie-inkomen van zo’n 35 miljard F dat voor 1994 in de<br />
arbeidsongevallenverzekering wordt verwacht is eveneens erg<br />
weinig in vergelijking met het totaal van de inkomsten van meer<br />
dan 1.300 miljard die voor datzelfde jaar 1994 op de begroting<br />
van de sociale zekerheid voor werknemers staan. Met andere<br />
woorden, zonder de reserves van ongeveer 150 miljard die de<br />
verzekeraars gevormd hebben om de aan de slachtoffers of hun<br />
rechthebbenden verschuldigde prestaties te garanderen, zou de<br />
arbeidsongevallenverzekering waarschijnlijk heel wat minder<br />
begerig bekeken worden.<br />
Hoe dan ook, het gaat er niet in de eerste plaats om te weten<br />
of nu de verzekeraars dan wel de kamertheoretici of de politici<br />
gelijk hebben in het debat waarin zij soms gewikkeld zijn in<br />
verband met de plaats die de arbeidsongevallenverzekering in<br />
de sociale zekerheid moet innemen. Hier telt vooral het welbegrepen<br />
belang van de werkgevers, die het stelsel financieren<br />
en die er belang bij hebben dat het goed functioneert, alsook<br />
dat van de werknemers, die er zeker van moeten kunnen zijn<br />
dat zij na een ongeval correct schadeloosgesteld worden, niet<br />
alleen in de nabije toekomst, maar ook op lange termijn als zij<br />
getroffen worden door een langdurige of zelfs definitieve<br />
arbeidsongeschiktheid. In een dergelijke regeling is geen plaats<br />
voor enige politiek van communicerende vaten of overheveling<br />
van de arbeidsongevallenverzekering naar de andere vergoedingsstelsels<br />
van de sociale zekerheid waarop sommigen aansturen;<br />
diezelfde regeling is evenmin verenigbaar met de
46<br />
annexionistische plannen van bepaalde theoretici of dogmatici,<br />
die, onder voorwendsel van rationalisatie en harmonisatie,<br />
deze particuliere verzekering al lang bij de sociale zekerheid<br />
willen inlijven.<br />
IN DE NATIONALE ARBEIDSRAAD:<br />
DUBBELE GOEDKEURING<br />
VAN WERKNEMERS EN WERKGEVERS<br />
Via hun representatieve verenigingen hebben werkgevers en<br />
werknemers al tot tweemaal toe de gelegenheid gehad om zich<br />
uit te spreken over de wenselijkheid om het stelsel van de<br />
arbeidsongevallenverzekering in de sociale zekerheid op te<br />
nemen. We denken hier aan de adviezen die de Nationale<br />
Arbeidsraad in 1953 en in 1971 uitgebracht hebben in antwoord<br />
op de vraag die hem een eerste keer door de minister van<br />
Arbeid en Sociale Voorzorg werd gesteld en een tweede keer<br />
door de commissie voor de Werkgelegenheid, de Arbeid en de<br />
Sociale Zekerheid van de Senaat, in de marge van de bespreking<br />
van het ontwerp van wet van 1971 op de vergoeding van de<br />
arbeidsongevallen. Tot tweemaal toe was dat advies negatief, zij<br />
het met een aantal nuanceringen, althans in 1953, toen de nog<br />
maar pas in het leven geroepen sociale zekerheid misschien nog<br />
grote indruk maakte op de vertegenwoordigers van de werknemers.<br />
Het is niet onze bedoeling om die twee adviezen hier diepgaand<br />
te analyseren. Wij zijn daar des te minder toe geneigd omdat<br />
het tweede lang stilstond bij een nu achterhaald probleem,<br />
namelijk de financiering van het Fonds voor Arbeidsongevallen.<br />
Er zij echter genoteerd dat de Nationale Arbeidsraad toen al<br />
unaniem opmerkte dat een van de grote verdiensten van het systeem<br />
de soepelheid was waarmee de differentiëring van het verzekeringstarief<br />
per bedrijf tot stand kwam volgens de aard en<br />
de ernst van de risico’s en dat een van de voornaamste voordelen<br />
van een dergelijke differentiëring erin bestond dat ze de preventie<br />
aanmoedigde en daardoor in grote mate had bijgedragen<br />
tot de daling van de gemiddelde premie met 12% tussen 1964<br />
en 1969. De Nationale Arbeidsraad vond het evenmin opportuun<br />
om de betalingswijze te veranderen. De schadevergoeding<br />
zoals die nu gebeurt, wordt op tijd uitgekeerd, verklaarde die
47<br />
raad, en geeft in het algemeen voldoening, zowel wat de toekenning<br />
van de vergoedingen als de kwaliteit van de verleende<br />
zorg (traumatologie en revalidatie) betreft.<br />
Kortom, de sociale partners toonden zich tevreden en de wetgever<br />
had dan ook geen enkele reden om het particuliere beheer<br />
van de arbeidsongevallenverzekering ter discussie te stellen.<br />
HET BELANG VAN SLACHTOFFERS<br />
EN RECHTHEBBENDEN:<br />
MAXIMALE SOEPELHEID EN GARANTIES<br />
Bij de beoordeling van dat Belgische model van de arbeidsongevallenverzekering<br />
is het moeilijk uit te maken hoe groot precies<br />
het voordeel is dat de werkgevers eruit halen en hoe groot<br />
dat van de werknemers is. In feite hebben beiden er belang bij<br />
dat het systeem zo goed mogelijk functioneert tegen de gunstigste<br />
prijs en dat het op solide financiële grondslagen steunt.<br />
In die zin hebben de werknemers er evenzeer belang bij dat de<br />
werkgevers de concurrentie kunnen doen gelden als dat de<br />
werkgevers er belang bij hebben dat de slachtoffers van arbeidsongevallen<br />
zo goed mogelijk behandeld worden.<br />
In die context hebben niet alleen de verzekeraars zich afgevraagd<br />
of werknemers en werkgevers er belang bij zouden hebben<br />
dat de terugbetalingen en vergoedingen met betrekking tot<br />
arbeidsongevallen via beheersorganen van de sociale zekerheid<br />
zouden verlopen: zouden wet- en regelgeving dan nog met evenveel<br />
begrip toegepast worden? Alles wijst erop dat dit niet het<br />
geval zou zijn, want die instellingen kunnen niet dezelfde soepelheid<br />
aan de dag leggen als de particuliere ondernemingen,<br />
die er in de eerste plaats naar streven hun cliënteel, d.w.z. de<br />
bedrijven, te behouden en hun dus zoveel mogelijk ieder conflict<br />
met hun personeel of hun vakbondsafgevaardigden willen<br />
besparen.<br />
Mocht de verzekeraar zich desondanks terughoudend opstellen,<br />
dan blijven er voor het slachtoffer nog heel wat wegen open.<br />
Zo zijn er de inspectiediensten van het Ministerie van Sociale<br />
Zaken en van het Fonds voor Arbeidsongevallen, die terecht<br />
angstvallig voor hun bevoegdheden waken; er zijn de vakbon-
48<br />
den van werknemers, die hier heel wat gemakkelijker iets kunnen<br />
bereiken dan bij het Riziv of bij de Rijksdienst voor Pensioenen;<br />
ook kunnen de slachtoffers of hun rechthebbenden zich<br />
wenden tot de arbeidsrechtbanken en -hoven, waarbij de<br />
gerechtskosten praktisch altijd voor rekening van de verzekeraar<br />
komen. Zijn er veel ministeries, administraties of parastatale<br />
instellingen die even doorzichtig of beschikbaar zijn? Dan<br />
hebben we het nog niet gehad over de rol van de werkgever en<br />
van de verzekeringsagent of -makelaar, die er bijna evenveel<br />
belang bij hebben als het slachtoffer zelf dat het personeel zo<br />
goed mogelijk verzorgd en vergoed wordt en dat er in het bedrijf<br />
sociale vrede heerst. Is een dergelijke bezorgdheid ook aan het<br />
loket van de ziekenfondsen merkbaar? Tenslotte is er nog de<br />
behandelende arts van het slachtoffer: verdedigt hij niet per<br />
definitie diens belangen en met heel wat meer kans van slagen<br />
dan bij het Riziv?<br />
De slachtoffers die aan hun ongeval blijvend letsel overhouden,<br />
kunnen zich overigens terecht afvragen of zij de prestaties<br />
waarin de wetgeving voorziet, ook wel altijd zullen ontvangen.<br />
Riskeren die daarentegen niet in het gedrang te komen naargelang<br />
van de conjunctuur of de budgettaire perikelen? Wat dat<br />
betreft kunnen zij op dit ogenblik nog altijd gerust zijn: de renten<br />
die aan slachtoffers van arbeidsongevallen worden toegekend,<br />
zijn een onaantastbaar recht. <strong>Dit</strong> betekent dat de verzekeringsinstelling<br />
die deze rente moet uitkeren, onmiddellijk de<br />
wiskundige reserves moet aanleggen waarmee ze zolang als<br />
nodig is haar verplichtingen zal kunnen nakomen en waarop<br />
de slachtoffers bovendien een persoonlijk recht kunnen doen<br />
gelden.<br />
Dat zou echter niet meer het geval zijn mocht de ziekte- en invaliditeitsverzekering<br />
de plaats van de arbeidsongevallenverzekering<br />
innemen. Er zouden dan geen solide reserves meer gevormd<br />
worden en de renten zouden wellicht al snel meegesleurd worden<br />
in de maalstroom van de sociale zekerheid. Wat zou er bijvoorbeeld<br />
met die prestaties gebeurd zijn in de moeilijke tijd die<br />
het land sinds een tiental jaren doormaakt, als ze niet strikt en<br />
absoluut gegarandeerd waren door de vorming van reserves<br />
waarop de slachtoffers en hun rechthebbenden een onaantastbaar<br />
recht konden doen gelden?
49<br />
DE PREVENTIE VAN ARBEIDSONGEVALLEN:<br />
WANNEER SOCIAAL BELANG EN<br />
ECONOMISCH BELANG SAMENVALLEN<br />
Iedereen heeft er ook belang bij dat het aantal en de ernst van de<br />
arbeidsongevallen afnemen: de werknemers die er het slachtoffer<br />
van worden, de onderneming die daardoor haar verzekeringskosten<br />
verminderd ziet en de verzekeraar die op die manier met<br />
een beter risico te maken krijgt, waardoor hij zijn tarieven kan<br />
verlagen en zijn positie tegenover de concurrentie verbetert. Deze<br />
vrij unieke samenloop van belangen is nog een troef van het „Belgische<br />
model” op het stuk van de arbeidsongevallenverzekering.<br />
Wat zou er van de specifieke preventie-inspanningen overblijven<br />
als de nu geïndividualiseerde arbeidsongevallenverzekering zou<br />
opgaan in een anoniem stelsel? De vraag stellen is ze beantwoorden.<br />
Zelfs met een grote verscheidenheid van kosten per bedrijfstak<br />
of per beroepsfunctie zou de huidige convergentie van belangen<br />
niet kunnen blijven bestaan. In dit opzicht is het voorbeeld<br />
van de beroepsziekten veelzeggend. Ondanks een algemeen reglement<br />
op de arbeidsbescherming dat even veeleisend is voor de<br />
ziekten als voor de ongevallen, is de preventie van beroepsziekten<br />
niet vergelijkbaar met die van arbeidsongevallen.<br />
In werkelijkheid is de preventie zoals die inzake arbeidsongevallen<br />
beoefend wordt, ongeëvenaard in de sociale zekerheid.<br />
Het streven naar rendabiliteit, zowel voor de bedrijven – aangezien<br />
de premievoet afhangt van de geconstateerde veiligheid<br />
– als voor de verzekeraars, is er waarschijnlijk de essentiële drijfkracht<br />
van, wat niet wegneemt dat de sociale finaliteit van die<br />
preventie even duidelijk is als het economische belang ervan.<br />
De preventie is niet alleen de zaak van de onderneming, maar ook<br />
van de verzekeraar. Ze veronderstelt immers wat hem betreft:<br />
– het opmaken van technische statistieken per overeenkomst<br />
(aantal en soort ongevallen, letsels);<br />
– het opmaken van financiële statistieken per overeenkomst<br />
(vergoedingskosten, medische kosten, kapitalen, blijvende<br />
invaliditeit, ontwikkeling van de frequentie, enz.);<br />
– de organisatie van opleidingsacties voor het verhogen van<br />
de veiligheidszorg, na onderhandeling met de cliënt;<br />
– het aanwenden van technische (inrichting van de werkposten<br />
enz.) en psychologische middelen;
50<br />
– het inschakelen ter plaatse van teams van gespecialiseerde<br />
ingenieurs;<br />
– het openen van onderzoeken na ongevallen om de herhaling<br />
ervan te voorkomen;<br />
– enz.<br />
Om hun individuele en destijds al te geïsoleerde acties aan te<br />
vullen, hebben de verzekeraars in 1951 het initiatief genomen<br />
om de Nationale Vereniging tot Voorkoming van Arbeidsongevallen<br />
(NVVA) op te richten, een vereniging die alleen zij subsidiëren.<br />
Hoewel de NVVA vooral bekend is om haar affiches,<br />
publikaties en ander voorlichtings- en bewustmakingsmateriaal,<br />
speelt zij ook een belangrijke rol in het onderzoek en het aanwenden<br />
van alle middelen die kunnen bijdragen tot het voorkomen<br />
van arbeidsongevallen en het beperken van de gevolgen<br />
ervan. In nauw contact met de veiligheids- en gezondheidschefs<br />
in de ondernemingen, met de opleiders en de arbeidsgeneesheren,<br />
bestudeert de NVVA zo alle risicofactoren, waarbij ze de<br />
technologische ontwikkeling op de voet volgt (invoering van<br />
robotica en lasertechnieken, gebruik van nieuwe scheikundige<br />
produkten enz.).<br />
Kortom, door vrijwillig 1 tot 2% van hun premie-inkomen aan<br />
preventie te besteden, menen de verzekeraars dat zij in grote<br />
mate bijdragen tot de mentaliteitsverandering in de bedrijven of<br />
elders, waar de veiligheidszorg steeds meer beschouwd wordt<br />
als een plicht voor iedereen: werkgevers, werknemers en overheid.<br />
Door hun actie hebben de verzekeraars bijgedragen tot een<br />
groter welzijn op het werk en tot een beter vertrouwensklimaat<br />
in de onderneming, waarbij de gunstige economische en sociale<br />
gevolgen daarvan niet over het hoofd mogen worden gezien.<br />
Ook dat is een verdienste van het Belgische model.<br />
DE VERZEKERAARS HEBBEN ER GEEN BELANG BIJ<br />
OP DE KWALITEIT VAN DE MEDISCHE<br />
BEHANDELING EN FOLLOW-UP TE BEZUINIGEN<br />
Preventie heeft tot doel ongevallen te voorkomen, maar ook de<br />
gevolgen ervan te beperken. Op bedrijfsvlak betekent dat met<br />
name dat de ernst van eventuele ongevallen zo beperkt mogelijk<br />
blijft. De veiligheidsgordel heeft nog nooit een ongeval kunnen<br />
voorkomen, maar redt niettemin elke dag mensenlevens.
51<br />
De gevolgen van een ongeval beperken is echter niet alleen de<br />
zaak van preventiespecialisten van ondernemingen of verzekeringsinstellingen.<br />
Het is ook de zaak van artsen, kinesitherapeuten<br />
en andere medische en paramedische krachten die erop toezien<br />
dat de slachtoffers van arbeidsongevallen zo goed mogelijk<br />
behandeld worden en aan hun letsels zo weinig mogelijk fysieke<br />
of psychische gevolgen overhouden. Of dit nu al dan niet in hun<br />
belang is, de verzekeraars willen op die uitgaven niet beknibbelen.<br />
Sommigen doen zelfs grote inspanningen om gespecialiseerde<br />
klinieken te financieren waar enkele van de beste teams van<br />
chirurgen en orthopedisten van het land werken, terwijl anderen<br />
overeenkomsten hebben gesloten met polyvalentere ziekenhuizen<br />
om de werknemers van de door hen verzekerde ondernemingen<br />
een adequate verzorging te kunnen aanbieden.<br />
De gevolgen van een ongeval beperken betekent ook dat er niet<br />
bezuinigd wordt op de kosten voor revalidatie of prothesen. De<br />
verzekeraars beseffen heel goed dat zij meestal nog jarenlang<br />
voor de financiële gevolgen van hun schraapzucht in dit opzicht<br />
zouden moeten opdraaien. In dezelfde geest zullen zij ervoor<br />
zorgen dat de getroffen werknemers een nauwgezette medische<br />
follow-up krijgen, zodat een eventuele ongeschiktheid een zo<br />
klein mogelijke handicap vormt.<br />
We kunnen er tenslotte niet omheen dat iedere wetgeving ook<br />
mogelijkheden van fraude of misbruik inhoudt. Hoe royaler de<br />
wetgeving, hoe meer ze daartoe aanleiding zal geven. De gevolgen<br />
van arbeidsongevallen beperken betekent dus ook het opzetten<br />
van een administratief en medisch kader dat in staat is dergelijke<br />
ontsporingen tot een minimum terug te brengen, zodat<br />
dit vergoedingsstelsel niet opgelicht wordt door werknemers die<br />
zouden proberen de breuken of andere letsels die zij in hun vrije<br />
tijd oplopen, bij de arbeidsongevallenverzekering in rekening te<br />
brengen. Opnieuw gaat het immers om een ieders belang: verzekeraars,<br />
werkgevers en werknemers, zonder natuurlijk de<br />
echte slachtoffers te vergeten.<br />
EEN SOCIALE WETGEVING DIE DE STAAT NIETS<br />
VRAAGT EN DE ECONOMIE VOORUITHELPT<br />
Hoe zit het nu met de Staat in die samenloop van belangen? Er<br />
wordt dikwijls beweerd dat de Belgen de neiging vertonen om
52<br />
het ten koste van die Staat op een akkoordje te gooien: werkgevers<br />
en werknemers, leveranciers en klanten, bijdrageplichtigen<br />
en verplicht verzekerden. We kunnen ons afvragen waarom de<br />
wetgever dan zou willen raken aan een wetgeving die zo weinig<br />
van zich doet spreken. Het zou erop neerkomen een gezond persoon<br />
te willen verzorgen of zijn tuin na een onweer te begieten.<br />
De arbeidsongevallenverzekering functioneert goed. In een<br />
samenleving waarin steeds meer storingen optreden en de Staat<br />
van alle kanten om bemiddeling en arbitrage wordt gevraagd,<br />
is dit voor hem op zich al een bemoedigende constatering. Hij<br />
zou er dan ook verkeerd aan doen problemen te scheppen waar<br />
er geen zijn of, juister gezegd, waar die door de toeziende autoriteiten<br />
of de rechterlijke macht opgelost kunnen worden. De<br />
ondernemingen hebben echt geen boodschap aan de opvatting<br />
dat iedereen die zich gezond waant, nog niet beseft dat hij eigenlijk<br />
ziek is.<br />
Er is echter meer. De arbeidsongevallenverzekering voorziet in<br />
een vergoedingsregeling die gunstiger is dan die waarop de<br />
slachtoffers in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering<br />
aanspraak zouden kunnen maken. Als ze niet bestond, zou<br />
het tekort van de sociale zekerheid nog heel wat groter uitvallen.<br />
Te meer omdat, mochten de kwaliteit van de verzorging en<br />
de omvang van de inspanningen die de verzekeraars zich nu op<br />
het vlak van de revalidatie getroosten, erop achteruitgaan, het<br />
Riziv daarvan na verloop van tijd de financiële impact zou voelen.<br />
Hoe beter een slachtoffer in de eerste maanden na het ongeval<br />
verzorgd en behandeld wordt, hoe kleiner immers het risico<br />
is dat hij er (veel) later nog nadelige gevolgen van ondervindt.<br />
We willen niet benadrukken dat de arbeidsongevallenverzekering<br />
ook de ongevallen op de woon-werkweg vergoedt. Aangezien<br />
het om verkeersongevallen gaat, kan men namelijk aanvoeren<br />
dat de ziekte- en invaliditeitsverzekering haar kosten in<br />
ieder geval zou verhalen op de aansprakelijke of zijn verzekeraar.<br />
Niettemin is dat verhaal niet altijd mogelijk of levert het<br />
niet altijd resultaat op. Hoe dan ook, de arbeidsongevallenverzekeraar<br />
bezorgt het Riziv hier opnieuw een besparing.<br />
Zoals we hoger al gezegd hebben, is het „Belgische model” tenslotte<br />
gebaseerd op de kapitalisatietechniek. <strong>Dit</strong> is natuurlijk in
53<br />
het belang van de slachtoffers, die hierin de waterdichte garantie<br />
vinden dat zij de vergoedingen waarop hun ongeschiktheid<br />
recht geeft, hun hele leven lang uitgekeerd zullen krijgen, maar<br />
ook van de Staat of, juister gezegd, van de hele gemeenschap.<br />
Die kapitalisatie verplicht de maatschappijen ertoe belangrijke<br />
reserves aan te leggen om hun latere verbintenissen te kunnen<br />
nakomen, om ze te beleggen op voorwaarden die er tegelijkertijd<br />
de liquiditeit, de veiligheid en de rentabiliteit van waarborgen<br />
en ze dus in de financiële kringloop te pompen. Met andere<br />
woorden, terwijl andere takken van de sociale zekerheid<br />
massaal door de Staat gesubsidieerd worden, helpt de arbeidsongevallenverzekering<br />
met haar 167 miljard aan dekkingswaarden<br />
van haar technische reserves de economie nog een flink<br />
stukje vooruit.<br />
VAN DE BEHEERSING VAN HET PARTICULIERE<br />
BEHEER NAAR STAATSINMENGING<br />
In plaats van de Staat zware lasten op te leggen, legt het Belgische<br />
model zo bij de verzekeraars de financiële verantwoordelijkheid<br />
voor het stelsel van de arbeidsongevallenvergoeding en<br />
doet hen bijdragen tot de economische ontwikkeling. Dat veronderstelt<br />
wel dat zij de zeggenschap behouden over de produktie<br />
(tarifering, risicoselectie en preventie) en over het beheer<br />
van de schadelast (onderzoek, aanleggen van medische dossiers,<br />
expertises), over de verzekerbare dekking alsook over hun<br />
beleggingen en algemene kosten. Het is immers niet voldoende<br />
om de arbeidsongevallenverzekering niet onder staatsbeheer te<br />
brengen of bij de sociale zekerheid in te lijven, het komt er ook<br />
op aan de grondslagen ervan niet geleidelijk te ondermijnen.<br />
Wat de tarifering, de risicoselectie en de preventie betreft, hebben<br />
de verzekeraars tot enkele jaren geleden weinig reden tot<br />
klagen gehad. Hun handelingsvrijheid is nooit fundamenteel ter<br />
discussie gesteld, wat verklaart dat het evenwicht van de branche<br />
nooit voor lange tijd verstoord werd. Toegegeven, de verzekeringsinstellingen,<br />
net zoals de hele markt, hebben soms<br />
moeilijke tijden meegemaakt. Dat was overigens vaak aan hun<br />
onderlinge concurrentie te wijten, maar uiteindelijk lag de verantwoordelijkheid<br />
daarvoor bij henzelf of hun verkoopnet. Ook<br />
gebeurde het dat zij beoordelingsfouten maakten. In die geval-
54<br />
len dienden zij dan hun koers bij te stellen, want dat zijn nu<br />
eenmaal de wetten van de markteconomie.<br />
Aan het einde van de jaren 80 zag de situatie er echter helemaal<br />
anders uit: de verzekeraars hadden op twee tot drie jaar tijd een<br />
verlies van zo’n tien miljard geaccumuleerd en hun voorstellen<br />
om de zaak recht te zetten stuitten op het getalm van de regering.<br />
We willen hier geen gedetailleerd overzicht van die „lijdensweg”<br />
geven en merken alleen op dat het verschillende jaren<br />
van besprekingen met de toeziende autoriteiten, de regering en<br />
de Commissie tot regeling der prijzen gevergd heeft om uit het<br />
dieptepunt van het dal te geraken. Hoezeer de verzekeraars er,<br />
met argumenten onderbouwde dossiers, ook op hamerden dat<br />
de indexering van de vergoedingen en renten die hun in 1987<br />
was opgedragen, alsook een stilaan achterhaalde tarifering en<br />
een verzwaarde schadelast tariefverhogingen met meer dan 20%<br />
rechtvaardigden, was het pas na een verlies van 11 miljard dat<br />
er een uiterst dringend geworden herstel geleidelijk kon worden<br />
doorgevoerd. De verzekering was zeker niet de eerste bedrijfstak<br />
die met de verplichtingen en de logheid van de wetgeving op de<br />
prijzen te maken had gekregen, maar in haar geval lag de bijzonderheid<br />
hierin dat de beslissing van de regering om de indexering<br />
van de vergoedingen en renten aan de verzekeraars toe te<br />
vertrouwen, een van de voornaamste redenen voor die verhogingsaanvraag<br />
was. Het argument was blijkbaar niet voldoende:<br />
zonder zich over de keuze van de inzake prijzen gevolgde procedure<br />
uit te spreken, mochten de verzekeraars niettemin hopen<br />
dat de regering althans met de prijs ervan akkoord kon gaan.<br />
Ook wat de tariefherstructurering betreft, waartoe de ontwikkeling<br />
van de schadelast de verzekeraars verplichtte, hadden zij<br />
graag over meer vrijheid beschikt. Het ging er voor hen niet om<br />
een bepaald soort bedrijven te bevoordelen tegenover een ander,<br />
maar om de schadelast beter te verdelen tussen bedrijfstakken<br />
en bedrijven volgens de frequentie en de ernst van de ongevallen<br />
waartoe zij aanleiding geven. Dat alle ondernemingen niet<br />
in een even gunstige positie uit een dergelijke operatie zouden<br />
komen, stond buiten kijf. Maar was dat een reden om op een<br />
algemene nivellering aan te sturen?<br />
Het spreekt al vanzelf dat staatsinmenging in de privaatrechtelijke<br />
verhoudingen tussen verzekeringsinstellingen en onderne-
55<br />
mingen een inbreuk zijn op het principe van een gezond beheer<br />
van de arbeidsongevallenverzekering. Even ernstig, zo niet nog<br />
ernstiger, zijn de heffingen en gedwongen leningen op de in de<br />
arbeidsongevallenverzekering gevormde reserves waartoe verschillende<br />
regeringen in de loop van de laatste vijftien jaar besloten<br />
hebben om in de toenemende financiële behoeften van de<br />
sociale zekerheid te voorzien. Ook voor dit punt willen we geen<br />
gedetailleerd overzicht van al die aderlatingen geven, maar om<br />
het bij het recente verleden te houden noteren we toch dat de<br />
factuur, ondanks de zware verliezen die de verzekeraars destijds<br />
hadden geleden, van 1990 tot 1993 jaarlijks tussen de 2,2 en<br />
de 2,5 miljard F schommelde, al stelde de regering zich in 1991<br />
weliswaar met een miljard tevreden.<br />
Wat er ook het motief en de modaliteiten van zijn, dergelijke<br />
aderlatingen zijn natuurlijk onaanvaardbaar in het kader van<br />
een particulier beheer van de arbeidsongevallenverzekering.<br />
Zelfs in de veronderstelling dat de verzekeraars winst hadden<br />
gemaakt – wat niet het geval was – en dat die winst als te hoog<br />
werd beschouwd, dan had die ten goede moeten komen aan de<br />
ondernemingen die de arbeidsongevallenlast dragen, alsook aan<br />
de slachtoffers en hun rechthebbenden, van wie de zo adequaat<br />
mogelijke schadeloosstelling het belangrijkste streven van alle<br />
betrokkenen moet zijn. Elk ander beleid kan de arbeidsongevallenverzekering<br />
alleen maar meesleuren in de maalstroom van<br />
de sociale zekerheid.
56<br />
◆<br />
CONCLUSIES<br />
◆<br />
Behoort de arbeidsongevallentak tot de sociale zekerheid?<br />
De verzekeraars kunnen deze vraag positief beantwoorden.<br />
Voor zover hiermee echter alleen wordt bedoeld dat die tak<br />
betrekking heeft op een sociaal risico en een prestatie die deel<br />
uitmaken van het door de wetgever bepaalde systeem van verplichte<br />
sociale minimumbescherming van de werknemer. Voor<br />
zover tegelijkertijd ook duidelijk erkend en bevestigd wordt dat<br />
de wetgever voor de dekking van dat risico en de toekenning<br />
van die sociale-zekerheidsprestatie een beroep heeft gedaan op<br />
het particuliere verzekeringssysteem en dus op de beheers- en<br />
financieringswijze van dit systeem.<br />
Die privatisering heeft nooit het einde van de sociale zekerheid<br />
betekend, maar was en is er één van de drijvende krachten van...<br />
aangezien de arbeidsongevallentak sedert zijn ontstaan altijd op<br />
die manier is beheerd.<br />
Wat houdt dit in voor de toekomst?<br />
De sociale zekerheid kan niet zonder meer geïdentificeerd worden,<br />
zoals dat vandaag veelal nog het geval is, met het verzekeringssysteem<br />
„van de Staat”, waarmee die uitdrukking zo<br />
onlosmakelijk verbonden was.<br />
Het begrip „sociale zekerheid” heeft een buitengewone<br />
ontwikkeling achter de rug: het ontstond in 1944 met de oprichting<br />
van een verzekeringssysteem onder de financiële verantwoordelijkheid<br />
van de Staat, maar met uitsluiting van het<br />
arbeidsongevallenrisico; vandaag beoogt het alle risico’s en<br />
prestaties die beantwoorden aan de doelstelling van de door de<br />
wetgever bepaalde verplichte sociale minimumbescherming van<br />
de werknemers. In die zin valt het arbeidsongevallenrisico wel<br />
degelijk onder dat begrip. De „manier” waarop die risico’s worden<br />
gedekt is in deze fase van de reflectie van weinig belang.<br />
Het wordt tijd dat aan het begrip „sociale zekerheid” een echte<br />
wettelijke definitie wordt gegeven die met die evolutie overeenstemt.<br />
Het is duidelijk dat die momenteel volledig ontbreekt.
57<br />
Om dat doel van bescherming te bereiken, heeft de Belgische wetgever,<br />
tot nu toe alleen wat het arbeidsongevallenrisico betreft,<br />
gekozen voor het systeem van de particuliere verzekering. Om een<br />
goede werking van dit verzekeringssysteem te garanderen in het<br />
nieuwe wettelijke landschap dat zich aftekent en rekening houdend<br />
met die nieuwe benadering van het begrip „sociale zekerheid”, zouden<br />
enkele essentiële principes in de huidige en toekomstige basiswetgevingen<br />
daaromtrent moeten worden toegepast.<br />
De evolutie van het begrip heeft duidelijk aangetoond dat het<br />
noodzakelijk is, zowel bij het opstellen als het interpreteren van<br />
de nieuwe wetgevingen, om een duidelijk onderscheid te maken<br />
tussen, enerzijds, de doelstelling van bescherming, namelijk wat<br />
concreet gezien betrekking heeft op de bedoelde risico’s en de<br />
prestaties waarop het voorvallen van die risico’s recht geeft, en,<br />
anderzijds, de verzekeringssystemen die daartoe gebruikt worden.<br />
<strong>Dit</strong> komt neer op het onderscheiden van een dubbele<br />
rechtsrelatie: de vergoedingsrelatie verzekeraar/begunstigde, die<br />
voortvloeit uit die door de wetgever bepaalde doelstelling van<br />
bescherming, en de verzekeringsrelatie, die voortvloeit uit de<br />
specifieke regels van het gekozen verzekeringssysteem. Een en<br />
ander ligt overigens in de lijn van het advies van de Raad van<br />
State over de wet van 10 april 1971.<br />
De nieuwe benadering van het begrip „sociale zekerheid” moet, om<br />
in de toekomst iedere verwarring te voorkomen, leiden tot een expliciete<br />
erkenning in die wetgevingen, door middel van een aangepaste<br />
terminologie, van het bestaan van beide verzekeringssystemen,<br />
van hun coëxistentie, van het principe van het naleven van de respectieve<br />
grondslagen van die systemen en bijgevolg van hun specifieke<br />
kenmerken, van hun autonomie en van de toepassing van hun eigen<br />
wettelijke omgeving. <strong>Dit</strong> eveneens in de continuïteit van de door diezelfde<br />
Raad van State beschreven positionering.<br />
Het is immers niet logisch dat één van beide verzekeringssystemen<br />
uiteindelijk het andere systeem als bron voor de eigen<br />
financiering kan integreren: de overdrachten tussen financiële<br />
systemen zijn schadelijk. Ze verzwaren de lasten van de particuliere<br />
verzekering voor risico’s die dit systeem niet dekt. Ze zijn<br />
in strijd met de door de Nationale Arbeidsraad gewenste transparantie<br />
van de rekeningen van iedere tak, maar houden ook<br />
en vooral geen rekening met de uiteindelijke financiële verant-
58<br />
woordelijkheid van de particuliere verzekeringsondernemingen.<br />
Het evenwicht van hun systeem komt daardoor in het gedrang.<br />
Zo is het evenmin denkbaar dat een systeem zijn manier van<br />
werken aan het andere zou kunnen opleggen.<br />
Tenslotte is het even onbegrijpelijk dat de rechtstreekse<br />
gesprekspartner van een systeem niet degene is die de uiteindelijke<br />
financiële verantwoordelijkheid ervan draagt. De rol van<br />
de verzekeraars en van de controle-instelling die het Fonds voor<br />
Arbeidsongevallen is, hangt immers af van het gekozen verzekeringssysteem.<br />
In het geval van het particuliere verzekeringssysteem<br />
ligt die financiële verantwoordelijkheid bij de verzekeraars<br />
en daarom moeten zij de rechtstreekse gesprekspartners<br />
van het door hen beheerde stelsel en hun eigen woordvoerder<br />
zijn. Volgens de wet van 1971 is het Fonds voor Arbeidsongevallen<br />
het toezichthoudend orgaan van de verzekeraars, net<br />
zoals de dienst voor Arbeidsongevallen van het Ministerie van<br />
Sociale Zaken en naar het voorbeeld van de Controledienst voor<br />
de Verzekeringen voor wat betreft alle andere takken van de<br />
particuliere verzekering. <strong>Dit</strong> Fonds treedt dus op in het kader<br />
van een verzekeringssysteem dat verschilt van dat van de sociale<br />
zekerheid en heeft er bijgevolg een verschillende rol dan de<br />
andere openbare sociale-zekerheidsinstellingen.<br />
Het Belgisch model van de arbeidsongevallenverzekering: een<br />
echt partnership<br />
Wanneer de Staat de arbeidsongevallenverzekeraars correct controleert,<br />
zoals dat vandaag overigens het geval is, leveren zij tot de<br />
sociale zekerheid een bijdrage die nog optimaler benut kan worden.<br />
Het is duidelijk dat het arbeidsongevallenstelsel zijn succes met<br />
name te danken heeft aan het vermogen om het verantwoordelijkheidsbesef<br />
van alle betrokken partijen te stimuleren. De verzekeraars<br />
oefenen hun activiteit uit in het kader van de vrije<br />
concurrentie en een strikte overheidscontrole; het slachtoffer<br />
wordt aangemoedigd om het werk te hervatten; de Staat<br />
behoudt rechtstreeks en onrechtstreeks een aanvullende rol die<br />
essentieel is voor het evenwicht van het systeem; tenslotte blijft<br />
de werkelijke verantwoordelijkheid bij de werkgevers, die rechtstreeks<br />
gemotiveerd worden om de preventiemaatregelen in hun<br />
bedrijf te verbeteren.
59<br />
Sinds het beheer van dit stelsel al in 1903 aan de particuliere<br />
verzekeraars werd toevertrouwd, hebben zij, in tegenstelling tot<br />
de andere domeinen van de sociale zekerheid, niet alleen het<br />
evenwicht tussen premies en lasten in stand kunnen houden,<br />
maar bovendien de verzekeringskosten voor de werkgevers in<br />
de loop der jaren kunnen verminderen.<br />
Door maatregelen tot voorkoming van ongevallen aan te moedigen,<br />
door de medewerking van de verzekeraars aan de verbeteringen<br />
van het stelsel en aan de technologische innovaties op<br />
medisch gebied en door zich voortdurend aan te passen aan de<br />
sociale en wetgevende veranderingen, zorgt het particuliere<br />
beheer ongetwijfeld voor sociale en economische vooruitgang<br />
en wordt het voortbestaan van het stelsel verzekerd.<br />
In tegenstelling tot wat uit een oppervlakkige analyse zou kunnen<br />
worden opgemaakt, is het Belgisch model van de arbeidsongevallenverzekering<br />
in Europa helemaal geen buitenbeentje.<br />
Een nauwkeuriger onderzoek van de bij onze Europese partners<br />
geldende stelsels wijst immers op een aantal fundamentele constanten,<br />
waarop het Belgisch model zeer goed aansluit:<br />
– een afzonderlijk vergoedingssysteem voor de beroepsrisico’s;<br />
– een hoge graad van sociale bescherming (hogere prestaties dan<br />
de andere sociale prestaties en adequate preventiemaatregelen);<br />
– een gemengd beheer, waarbij dat beheer, hetzij particulier,<br />
hetzij openbaar, over een zekere financiële autonomie<br />
beschikt, onder toezicht van de Staat;<br />
– een systeem van financiering dat steunt op de betaling door<br />
de werkgever van geïndividualiseerde bijdragen.<br />
In dit Europese concert bevindt België zich met zijn particuliere-verzekeringsmodel<br />
ongetwijfeld bij de koplopers wat betreft<br />
het vergoedingsniveau, het preventiebeleid en het verantwoordelijk<br />
maken van de sociale partners.<br />
De weinige landen die, zoals Nederland, op een gegeven ogenblik<br />
het specifieke karakter van het beroepsrisico hebben willen uitwissen<br />
en het beheer van de arbeidsongevallen onder een volledig<br />
door de Staat geregeld beheer hebben willen plaatsen, ondervinden<br />
vandaag grote moeilijkheden en keren duidelijk terug naar<br />
een systeem dat dichter bij ons Belgische model aanleunt.
(1) Fonds voor Arbeidsongevallen<br />
60<br />
FINANCIËLE OVERDRACHTEN<br />
VAN HET PARTICULIERE-<br />
VERZEKERINGSSYSTEEM<br />
„ARBEIDSONGEVALLEN”<br />
NAAR HET SOCIALE-ZEKERHEIDSSYSTEEM<br />
Eenmalige heffingen:<br />
BIJLAGE<br />
1. een bijdrage van één miljard F in 1980;<br />
2. een bijdrage van 200 miljoen F in 1981;<br />
3. de verplichting om leningen tegen verminderde rentevoet aan te gaan: in<br />
1982, 2 miljard F tegen 5% (KB 31.3.1982 – lening uitgegeven door het<br />
Ministerie van Sociale Zaken ten gunste van de sociale-zekerheidsinstellingen).<br />
Gesystematiseerde overdrachten vanuit het FAO (1)<br />
1. Interne overdrachten in de AO-tak<br />
(van de verzekeraars naar het FAO):<br />
Deze maken de externe overdrachten van de AO-tak mogelijk, die vanuit het<br />
FAO naar de sociale zekerheid worden uitgevoerd: een systematisch geworden<br />
„afroming”.<br />
De interne overdrachten worden wettelijk gesystematiseerd.<br />
1.1. Invoeren van taksen op de definitieve wiskundige reserves<br />
van 1% in 1976 (KB van 30.12.1976 (III)) waarbij in maart 1982 2% (of 3%)<br />
wordt gevoegd (KB van 30.3.1982), en nog eens 1% in 1993 (KB van<br />
12.8.1993). Samen dus vier tot vijf %, wat vandaag neerkomt op een jaarlijkse<br />
overdracht van 1,8 miljard naar het Fonds voor Arbeidsongevallen. Deze overdracht<br />
kost de verzekeraars meer dan wat die reserves opbrengen daar die<br />
gepaard gaat met een rendement van 8 tot 9%. Dat beheer wordt dus deficitair<br />
gemaakt.
61<br />
1.2. Vermindering van de prestaties aan de slachtoffers<br />
met aanwending van het financiële verschil<br />
voor de sociale zekerheid via het FAO<br />
a) Beperking van de cumulatie van een AO-rente met een rustpensioen<br />
(W. 1971, art. 42bis).<br />
b) Afschaffing van de rente aan de ascendanten wanneer het slachtoffer de<br />
leeftijd van 25 jaar zou hebben bereikt (W. 1971, art. 20bis).<br />
c) De herhaaldelijke verminderingen van de vergoeding voor arbeidsongeschiktheid<br />
van minder dan 10%:<br />
• KB nr. 285 van 31.3.1984 – vermindering van 25% of 50% van de<br />
vergoeding in rente naar gelang van het geval: de verzekeraar betaalt<br />
het FAO „tegen 100%”, het FAO keert een verminderde rente uit en<br />
behoudt het verschil (tot 1.1988, de datum waarop KB nr 530 van<br />
31.3.87 de betaling van de vergoeding in kapitaal aan het slachtoffer<br />
bepaald heeft).<br />
• Wet van 30.3.1994: overdracht van alle kapitalen naar het FAO, dat<br />
een niet-geïndexeerde verminderde rente uitkeert.<br />
2. Externe overdrachten van de AO-tak<br />
naar de sociale zekerheid : het betreft overdrachten<br />
van fondsen vanuit het FAO naar de sociale zekerheid:<br />
2.1. Systematische „afroming” van de overschotten<br />
van het FAO<br />
Zie de tabellen op blz. 62, 63 en 64<br />
Op die manier is sinds 22.12.1989 reeds ongeveer 9 miljard F overgedragen.<br />
2.2. Rechtstreekse overdrachten van het saldo van de door de<br />
verzekeraars gevormde kapitalen voor blijvende<br />
arbeidsongeschiktheid van minder dan 10% van het FAO<br />
naar het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale<br />
zekerheid<br />
Wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen en koninklijke uitvoeringsbesluiten<br />
van 12 augustus 1994 (BS 7.7.1994): ongeveer 1,8 miljard<br />
(hierbij is geen rekening gehouden met de kosten van de nadelige gevolgen<br />
daarvan voor de particuliere verzekeraars).
Bedrag<br />
van de overdracht<br />
Instelling<br />
die de overdracht<br />
ontvangt<br />
Wettelijke bepaling<br />
in 1990<br />
RIZIV 750 miljoen<br />
Art. 3 van de programmawet van 22.12.1989<br />
overdracht naar<br />
(begroting 1990)<br />
Die overdracht zette het overschot van de begroting van het FAO om in een deficit van<br />
ongeveer 440 miljoen F<br />
62<br />
FBZ 62 miljoen<br />
KB van 19.3.1990 [uitvoering van art. 56, 2° en 3°, van de wetten op de beroepsziekten<br />
(KB nr. 528 van 31.3.1987)]<br />
overdracht voor boekjaar 1988 naar<br />
RIZIV 1000 miljoen<br />
Art. 3 van de wet van 16.7.1990 houdende begrotingsbepalingen<br />
overdracht naar<br />
(begroting 1990)<br />
FFE (1) 450 miljoen<br />
KB van 7.5.1990 tot uitvoering van art. 39bis, § 4, van de wet van 29.6.1981 tot instelling<br />
van de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers<br />
overdracht (door vermindering van aan het FAO te betalen bijdragen) naar<br />
(1) Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid, opgericht bij de RSZ, dat alleen de door de Staat beheerde sociale-zekerheidstakken en niet de AO betreft.
Bedrag<br />
van de overdracht<br />
Instelling<br />
die de overdracht<br />
ontvangt<br />
Wettelijke bepaling<br />
in 1991<br />
RIZIV 535 miljoen<br />
Art. 9 van de wet van 29.12.1990 houdende sociale bepalingen<br />
overdracht naar<br />
FFE 300 miljoen<br />
KB van 17.10.1991 tot uitvoering van art. 1 van de wet van 20.7.1991 houdende begrotingsbepalingen<br />
(voegt art. 39bis, § 5, in de wet van 29.6.1981.<br />
overdracht van de in 89/90/91 door het FAO gerealiseerde positieve saldi)<br />
(begroting 1992)<br />
63<br />
FFE 500 miljoen<br />
KB van 3.2.1992 tot uitvoering van art. 39bis, § 4 van de wet van 29.6.1981<br />
overdracht in 1991 naar<br />
(begroting 1991)<br />
ZIV 1650 miljoen<br />
Wet van 26.6.1992 (BS 30.6.1992) houdende sociale en<br />
diverse bepalingen voor 1992<br />
FFE 500 miljoen<br />
KB van 29.10.1992 (BS 24.11.1992) tot uitvoering van art. 1 van de wet van 20.7.1991<br />
houdende begrotingsbepalingen<br />
positieve saldi 89/90/91
Bedrag<br />
van de overdracht<br />
Instelling<br />
die de overdracht<br />
ontvangt<br />
Wettelijke bepaling<br />
in 1993<br />
ZIV 2230 miljoen<br />
Wet van 30.12.1992 (BS 10.1.1993) houdende sociale en diverse bepalingen<br />
(begroting 1993)<br />
64<br />
FFE 500 miljoen<br />
KB van 18.3.1993 (BS 14.4.1993) tot uitvoering van art. 39bis, § 4, van de wet van 29.6.1981<br />
overdracht in 1993 naar<br />
(begroting 1993)<br />
in 1994<br />
KB van 11.4.1994 (BS 18.5.1994) tot uitvoering van art. 39bis, § 4, van de wet van 29.6.1981 FFE 500 miljoen<br />
D/1995/0377 – 6 – Grafisch concept: TERTIO – Gedrukt in België door Ceuterick – Leuven