Lees hier
Lees hier
Lees hier
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
Evaluatie Wet VPS: tevredenheid overheerst, maar we zijn er nog niet<br />
G.J.B.Dietvorst 1<br />
In juni vorig jaar stuurde het kabinet zijn standpunt over de evaluatie van de Wet Verevening<br />
Pensioenrechten bij Scheiding (Wet VPS) naar de Tweede Kamer. Hiermee reageerde het kabinet<br />
op een tweetal evaluatierapporten over de Wet VPS. Het eerste is het rapport van het<br />
CompetenceCentre for Pension Research van de Universiteit van Tilburg (<strong>hier</strong>na: CCP-rapport).<br />
Het tweede is het rapport van de Stichting Economisch Onderzoek (<strong>hier</strong>na SEO-rapport). 2 De<br />
grote lijn van beide rapporten is, met uitzondering van één cruciaal punt, gelijk: de wet voldoet in<br />
de praktijk, de hoofddoelstellingen zijn bereikt maar moet wel op een aantal punten worden<br />
aangepast.<br />
De hoofddoelstellingen van de wetgever waren indertijd: 1) pensioendeling ouderdomspensioen<br />
tussen voormalige partners regelen, 2) vereenvoudigen pensioendeling en 3) voorkomen<br />
overbelasting van de rechtspraktijk. De wet moet dus niet volledig op de schop maar is wel toe<br />
aan een opknapbeurt.<br />
Het kabinet constateert is het daar mee eens en kondigt daarom wettelijke maatregelen aan.<br />
Tegelijkertijd zullen ook andere initiatieven op het terrein van voorlichting en opleiding worden<br />
genomen om de werking van de wet en de bekendheid ervan te verbeteren.<br />
De kabinetsbrief is ondertekend door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de<br />
Minister van Justitie. Dit is mogelijk een verklaring waarom de fiscale kant van<br />
pensioenverdeling niet aan de orde komt. Dat is jammer, want het CCP-rapport ziet dit als een<br />
hindernis voor een eigentijdse wettelijke pensioendeling Wellicht is er een Tweede Kamerlid die<br />
daar de bewindslieden eens over aan de tand zou willen voelen.<br />
Nog een wereld te winnen<br />
Zoals de titel van dit artikel aangeeft, overheerst de tevredenheid over de werking van de Wet<br />
VPS. Niet ten onrechte, maar er is nog een wereld te winnen. Ik denk daarbij aan de bekendheid<br />
vooral bij degenen die bij een scheiding betrokken zijn. Mijn ervaring is bijvoorbeeld dat niet<br />
iedereen op de hoogte is van het verschil in partnerpensioen op opbouw- en op risicobasis. Laat<br />
staan dat men de gevolgen overziet van de scheiding bij partnerpensioen op risicobasis, Als<br />
gevolg daarvan wordt ook het pensioenverweer (art. 1.153 Burgerlijk Wetboek) ten onrechte niet<br />
in stelling gebracht in situaties waar dat kan. Zeker bij flits- en internetscheidingen lijkt mij de<br />
kans klein dat pensioen de aandacht krijgt die het verdient. 3<br />
1<br />
Hoogleraar Toekomstvoorzieningen CompentenceCentre for Pension research Universiteit van Tilburg en<br />
verbonden aan Achmea.<br />
2<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 481, nr.19. Het CCP-rapport, 10 jaar Wet verevening pensioenrechten<br />
bij scheiding, een gezamenlijk initiatief van de auteurs, is te downloaden van www.uvt.nl/ccp. Het SEO-rapport is<br />
geschreven in opdracht van het kabinet.<br />
3<br />
Flitsscheidingen zijn vanaf 1 maart 2009 niet meer mogelijk.<br />
1
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
Een punt waar ik me echt zorgen over maak is het geringe aantal meldingen van de scheidingen<br />
binnen de wettelijke tweejaarstermijn. Niet meer dan een op de vijf scheidingen wordt gemeld<br />
binnen twee jaar! 4 Hiermee is niet gezegd dat in al die gevallen de melding ten onrechte<br />
achterwege blijft. Het niet melden bij de uitvoerder kan verschillende redenen hebben.<br />
Zo kan verevening door partijen uitgesloten zijn, partijen verevening niet de moeite waard<br />
vinden, beide partners kunnen een pensioenregeling hebben die ongeveer even veel waard is,<br />
maar het kan ook zijn dat men het vergeten is of dat een van de partijen de pensioenregeling heeft<br />
verzwegen.<br />
In beide laatste gevallen houdt de vereveningsgerechtigde een vorderingsrecht op de<br />
vereveningsplichtige. Er is niet veel fantasie voor nodig om te bedenken dat dit een bron is voor<br />
geschillen en verrassingen in de toekomst. Over een groot aantal jaren is moeilijk vast te stellen<br />
welk deel van het ouderdomspensioen toekomt aan de vereveningsplichtige. Een praktisch<br />
probleem daarbij is bovendien dat de vereveningsplichtige een deel van de ontvangen uitkering<br />
door moet betalen aan de vereveningsplichtige.<br />
Het uitsluiten van pensioenverevening en pensioenverrekening levert nog altijd discussies op. Als<br />
partijen verevening op grond van de Wet VPS uit willen sluiten, wordt doorgaans bepaald in het<br />
scheidingsconvenant of de huwelijkse voorwaarden dat de Wet VPS niet van toepassing is. De<br />
vervolgvraag is dan of men automatisch terugvalt op Boon-van Loon. De meningen zijn daar<br />
over verdeeld. Veelal wordt dan gekozen voor de veilige weg en sluit men zowel de Wet VPS als<br />
Boon-van Loon uit. 5<br />
Iets anders is dat ter zake van scheidingen waarop het Boon-van Loon regime van toepassing was<br />
en waar geen verdeling heeft plaatsgevonden. Omdat er voor pensioenverdeling geen<br />
verjaringstermijn geldt, kan de ex-partner van de deelnemer in de pensioenregeling alsnog<br />
verrekening kan eisen. 6<br />
Conversie hoofdregel?<br />
Zoals bekend is “verrekening” de hoofdregel van de Wet VPS. Beide partners hebben ieder en<br />
ook over en weer een voorwaardelijk recht op de helft van he t tijdens de huwelijkse periode<br />
opgebouwde ouderdomspensioen. Komt de vereveningsgerechtigde te overlijden dan wast het<br />
deel van de vereveningsgerechtigde weer aan bij de vereveningsplichtige. Kiest men voor<br />
conversie dan wordt het voorwaardelijke recht van de vereveningsgerechtigde op<br />
ouderdomspensioen en eventueel het partnerpensioen omgezet in een eigen recht op<br />
4 Zie uitvoeriger “Vier op de vijf laten melding pensioenverevening bij scheiding achterwege”, drs. M. van der Grift,<br />
dr. W.A. de Rooij en ondergetekende in Pensioen Magazine april 2008, nummer 4.<br />
5 Zie blz. 45 10 jaar Wet verevening pensioenrechten bij scheiding,<br />
6 Rechtbank Maastricht 4 juli 2007, nr. 115124 / HA ZA 06 -1104. Bij de echtscheiding in 1982 waren geen<br />
afspraken gemaakt over het verdelen van de pensioenrechten. In 2006 wordt de ex-partner die deelneemt in een<br />
pensioenregeling 65 jaar en gaat het pensioen in. De andere ex-partner die stelde dat het pensioen alsnog verdeeld<br />
moest worden werd door de rechtbank Maastricht in het gelijk gesteld.<br />
2
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
ouderdomspensioen op het eigen leven. De financiële banden worden dan definitief verbroken.<br />
Voor conversie is niet alleen de toestemming van beide partners nodig maar ook de medewerking<br />
van de pensioenuitvoerder. Conversie is mede om die reden niet erg populair. In minder dan 5%<br />
van de scheidingsgevallen wordt het toegepast. Toch stelden beide onderzoekscommissies zich<br />
de vraag: “Moet de standaardverevening als hoofdregel niet plaats maken voor conversie als<br />
hoofdregel?” Uit beide rapporten blijkt dat de auteurs uitvoerig stilgestaan hebben bij deze vraag.<br />
De uitkomst van de beraadslagingen is in beide rapporten verschillend.<br />
In het SEO-rapport wordt gepleit om van conversie de hoofdregel te maken. Daarmee zou de<br />
wettelijke regeling volledig op de schop gaan. De auteurs van het CCP-rapport concluderen, dat<br />
er geen overtuigende argumenten zijn om conversie tot de hoofdregel te maken. Het kabinet sluit<br />
zich daarbij aan, maar plaatst wel de kanttekening dat er aanleiding is om in de situatie dat er<br />
sprake is van partnerpensioen op risicobasis, een maatregel te treffen (zie <strong>hier</strong>na).<br />
Het kabinet heeft de volgende redenen om verevening als hoofdregel te handhaven.<br />
1. De standaardverevening sluit beter aan bij het uitgangspunt van de Wet VPS, namelijk het<br />
delen van de uitkering. En dit sluit weer beter aan bij de achterliggende gedachte bij<br />
pensioenregelingen.<br />
2. Het kabinet vindt dat het terughoudend moet zijn bij het omkeren van de hoofdregel<br />
omdat het tot verwarring kan leiden. Bij complexe wetgeving als deze is het risico groot<br />
dat een dergelijke wijziging de wet eerder onbegrijpelijk maakt dan dat het een<br />
verbetering bewerkstelligt.<br />
3. Conversie blijkt in de praktijk niet populair te zijn. Slechts in enkele procenten van de<br />
scheidingsgevallen wordt conversie toegepast. Alleen dit gegeven al maakte het volledig<br />
omgooien van de wet kansloos. Ik denk dat de reactie van het kabinet anders geweest zou<br />
zijn als conversie in het merendeel van de gevallen toegepast zou worden. De realiteit is<br />
dat het slechts in een paar procent van de gevallen wordt toegepast.<br />
Het spreekt voor zich dat ik als mede-auteur van het CCP-rapport me kan vinden in de redenering<br />
van het kabinet op dit punt.<br />
Een andere wettelijke maatregel die het kabinet in het vooruitzicht stelt is dat de<br />
vereveningsgerechtigde het recht krijgt om het geconverteerde recht in te brengen in de eigen<br />
pensioenregeling.<br />
Bonus bij conversie<br />
Bij toepassing van de hoofdregel vloeit het deel van de vereveningsgerechtigde terug naar de<br />
andere partner als de eerste komt te overlijden. Na conversie is daarvan geen sprake. Als de<br />
vereveningsgerechtigde toestemt met conversie wordt daarmee dus de kans prijsgegeven dat een<br />
deel van het pensioen weer terugkomt. 7 De rekenmethode die wordt gehanteerd lijkt bepaald te<br />
worden door de vraag of men conversie ziet als een omzetting van de waarde (waardebenadering)<br />
van het vereveningsdeel of als het omzetten van een aanspraak in een gelijke eigen aanspraak<br />
(aanspraakbenadering). Het verschil in rekenmethode draagt er aan bij dat conversie niet populair<br />
is omdat men van geval tot geval maar af moet wachten hoe het cijfermatig uitpakt.<br />
7 Zie uitgebreider met een rekenvoorbeeld blz. 17 CCP-rapport.<br />
3
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
Stel dat bij de standaardverevening elke partner recht krijgt op € 10.000 ouderdomspensioen. 8 Bij<br />
conversie wordt de voorwaardelijke aanspraak op ouderdomspensioen omgezet in een recht op<br />
ouderdomspensioen op het leven van de vereveningsgerechtigde van € 10.000. De<br />
vereveningsgerechtigde heeft immers een voorwaardelijk recht op € 10.000 ouderdomspensioen.<br />
In de waardebenadering, waarbij men actuariële factoren hanteert, zet men de waarde van het<br />
voorwaardelijk recht om in een onvoorwaardelijk recht op ouderdomspensioen op het eigen<br />
leven. Er blijft daarbij na omzetting een groter deel over voor de vereveningsplichtige. Hoeveel<br />
de toename bedraagt, is afhankelijk van de leeftijd, maar zo’n 10-15% bij ongeveer gelijke<br />
leeftijd van beide partners kan als richtsnoer dienen. De vereveningsplichtige wordt <strong>hier</strong>mee<br />
gecompenseerd voor het nadeel dat voor hem aan conversie kleeft. Men spreekt ook wel van een<br />
bonus, maar actuarieel gezien is conversie neutraal.<br />
Praktisch gezien komt het er op neer of de vereveningsplichtige wordt beloond met een bonus<br />
omdat hij de kans prijsgeeft dat het vereveningsdeel weer aanwast. Conversie is voor de<br />
vereveningsplichtige alleen aantrekkelijk als hij er voordeel bij heeft.<br />
In de aanspraakbenadering blijft voor elk van de partners na conversie de aanspraak gelijk.<br />
Actuarieel is deze methode niet neutraal.<br />
Het lijk er op dat verzekeraars de waardebenadering hanteren en pensioenfondsen de<br />
aanspraakbenadering. Het kabinet zal <strong>hier</strong> over met pensioenuitvoerders in overleg treden.<br />
Bod heeft geen enkele twijfel over de rekenmethodiek. 9 Hij redeneert dat art. 5 Wet VPS<br />
voorschrijft dat het eigen recht dat na conversie aan de andere partner wordt toegekend in plaats<br />
komt van het recht op uitbetaling. In plaats van betekent dat er sprake moet zijn van actuariële<br />
gelijkwaardigheid. De kans dat het ouderdomspensioen weer aangroeit bij de<br />
vereveningsplichtige na overlijden van de verevingsgerechtigde wordt dus bij conversie ten<br />
gunste van de vereveningsplichtige verdisconteerd. In zijn visie, die ik onderschrijf, krijgt de<br />
vereveningsplichtige dus geen bonus als hij meewerkt aan conversie. Hij krijgt gewoon waar hij<br />
recht op heeft.<br />
Conversie verdient wel meer aandacht<br />
De geringe populariteit van conversie heeft verschillende oorzaken:<br />
1. Er niet alleen toestemming nodig van beide partners maar ook van de pensioenuitvoerder.<br />
2. Er lijkt ook gebrek aan kennis te zijn bij advocaten over conversie en over de vraag in<br />
welke gevallen conversie juist wel of juist niet aan te bevelen is.<br />
3. Bovendien kan de advocaat niet vooraf zeggen wat de gevolgen zijn van de hoogte van<br />
ouderdomspensioen. De rekenmethodiek die pensioenuitvoerders hanteren is niet<br />
eenduidig. Het kabinet heeft aangegeven daar over met de pensioenkoepels en het<br />
Verbond van Verzekeraars in overleg te treden.<br />
8 Het gaat <strong>hier</strong> om een aanspraak op twee levens. De uitvoerder zal niet alleen uit moeten keren indien beide expartners<br />
op de pensioeningangsdatum in leven zijn, maar ook als de vereveningsgerechtigde op dat moment is<br />
overleden. De kans dat de pensioenuitvoerder na conversie uit moet keren is geringer omdat deze alleen afhankelijk<br />
is van het als dan niet in leven zijn van de gerechtigde. De actuariële waarde van een geconverteerd voorwaardelijk<br />
recht is dus geringer dan dat van een voorwaardelijk recht op twee levens.<br />
9 Mr. Th. L.J.Bod, Pensioenverevening:op naar het jaar 2040 in Rechtspraak in 2040, Bundel ter gelegenheid van het<br />
afscheid van Mr. W.A.M. Stevens, Kluwer Deventer 2010.<br />
4
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
4. Dat de uitvoerder kosten in rekening brengt voor de berekening kan praktisch gezien ook<br />
nog wel eens een belemmering vormen.<br />
5. In een enquête uitgevoerd in het kader van het CCP-rapport wordt een en ander<br />
samengevat met: “Conversie is zo’n gedoe.” Ik moet onmiddellijk toegeven dat conversie<br />
lastiger is. Zeker als de vereveningsplichtige zijn medewerking aan de conversie niet<br />
beloond ziet met een hoger ouderdomspensioen (zie <strong>hier</strong>na).<br />
6. Waarom zou men de verdeling anders willen regelen dan de wetgever heeft gedaan?<br />
Toch zijn er, denk ik, veel situaties waarin conversie de voorkeur zou verdienen of in ieder geval<br />
overwogen zou kunnen of moeten worden. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat de<br />
vereveningsgerechtigde veel ouder is dan de vereveningsplichtige. Als het leeftijdsverschil van<br />
beide partners groot is zou conversie zeker aan de orde gesteld moeten worden. In dit verband<br />
zou de uitspraak waarin de rechter verplichtte tot conversie wel eens de toon zou kunnen zetten<br />
voor soortgelijke zaken (zie kader). Denk bijvoorbeeld maar eens aan het geval van een zeer<br />
slechte gezondheid van de vereveningslichtige en er geen of een gering partnerpensioen is.<br />
De rechtbank Utrecht oordeelde over de volgende situatie. De man is geboren in 1959 en wordt<br />
dus in 2024 65 jaar. De vrouw is van 1970 en bereikt pas in 2035 de pensioengerechtigde<br />
leeftijd. Hij had € 787,30 pensioen opgebouwd bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de<br />
Metaalelektro en zij € 2 914,32 bij het Rabobank Pensioenfonds.<br />
Als de hoofdregel van de Wet VPS toegepast zou worden zou de man pas zijn aandeel in het<br />
pensioen van zijn ex -vrouw krijgen in 2035, dus als hij 76 jaar zou zijn. De vrouw echter zou het<br />
vereveningsdeel van haar ex-man krijgen vanaf haar 54-ste jaar. De vrouw wenste niet mee te<br />
werken aan conversie en de man eiste voor de rechtbank dat de vrouw verplicht werd om tot<br />
conversie over te gaan. Toepassing van de hoofdregel van de Wet VPS zou vanwege het relatief<br />
grote leeftijdsverschil en het geringe pensioen dat de man heeft opgebouwd voor de vrouw zeer<br />
gunstig zijn en voor de man zeer nadelig.<br />
“Dit gebrek aan evenwicht tussen de belangen van beiden is zodanig, dat uit de eisen van<br />
redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat van de vrouw in redelijkheid verwacht mag worden dat<br />
zij meewerkt aan een billijker regeling.” Omdat beide pens ioenuitvoerders bereid waren mee te<br />
werken aan conversie werd de vrouw veroordeeld om mee te werken aan wederzijdse conversie<br />
van pensioenrechten. (Rechtbank Utrecht 21 maart 2007, LJN:BA3081)<br />
Conversie is niet te overwegen als een van de partners een slechte gezondheid heeft. Stel dat<br />
zowel het ouderdomspensioen als het partnerpensioen is geconverteerd. 10 Als de<br />
vereveningsplichtige kort daarna komt te overlijden is er geen recht op partnerpensioen. Komt de<br />
vereveningsgerechtigde te overlijden dan blijft het ouderdomspensioen van de<br />
vereveningsplichtige gelijk. Er vindt geen aanwas plaats. Dit laatste wordt dan ervaren als<br />
kapitaalverlies.<br />
10 Art. 5, eerste lid Wet VPS spreekt over omzetting van het ouderdomspensioen en de aanspraak op partnerpensioen.<br />
Omdat de Wet VPSD regelend recht is, is het mogelijk dat alleen het ouderdomspensioen wordt geconverteerd. De<br />
pensioenuitvoerder zal aan een gedeeltelijke conversie niet snel of niet zonder medische waarborgen meewerken.<br />
5
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
Toch zal de financiële kant van de conversie niet altijd de boventoon voeren of mogen voeren. Na<br />
conversie zijn partijen definitief van elkaar af. En dat wilde men toch? De<br />
vereveningsgerechtigde kan het geconverteerde recht straks inbrengen in zijn eigen<br />
pensioenregeling en vervolgens zijn eigen financiële planning maken. Er is geen afhankelijkheid<br />
meer van de pensioenregeling van de ander. Het zal niet de eerste keer zijn dat de ingangsdatum<br />
van het ouderdomspensioen van de ex-partner wordt aangepast of dat de ex-partner parttime met<br />
pensioen gaat en parttime blijft doorwerken.<br />
Ik voorzie in de toekomst meer en meer conversie. Het pensioenregister zoals dat per 1 januari<br />
2011 operationeel wordt zal daar zeker aan bijdragen. Ik verwacht dat aan het register over enige<br />
jaren een echtscheidings- en conversiemodule met een eenduidige rekenmethodiek wordt<br />
toegevoegd, inclusief een online melding van de sche iding aan de pensioenuitvoerder. Daarmee<br />
is het probleem van de vergeten meldingen verleden tijd.<br />
Bod doet een sympathiek voorstel om conversie beter van de grond te laten komen. 11 Zijn idee is<br />
om in art. 5 van de Wet VPS de vereveningsgerechtigde ex-partner een keuzerecht voor conversie<br />
van het ouderdoms- en partnerpensioen te geven. Een idee dat zeker aandacht verdient.<br />
Voorwaarde lijkt mij wel dat de rekenmethodiek bij conversie eenduidig is.<br />
De pensioenuitvoerder zou conversie standaard aan moeten bieden. Als het aan Bod ligt gaat de<br />
pensioenuitvoerder tot conversie over als de vereveningsgerechtigde niet binnen een door de wet<br />
te stellen termijn reageert. Over dit laatste heb ik mijn twijfels. Omdat in veel gevallen beid e<br />
partners een eigen pensioenregeling en een eigen inkomen hebben is conversie niet altijd de beste<br />
oplossing. Bovendien zal men tijdens een echtscheidingsprocedure niet altijd de consequenties<br />
van het niet reageren overzien.<br />
Lijfrente onder de Wet VPS?<br />
Zowel het SEO- als het CCP-rapport adviseren om lijfrente onder de werking van de Wet VPS te<br />
brengen. Het gaat dan om lijfrenten waarvoor premieaftrek is genoten, zogenoemde box-1<br />
lijfrente. De gedachte daarbij is dat lijfrente en pensioen nagenoeg hetze lfde fiscale kader hebben.<br />
Kort vóór de invoering van de Wet VPS was dat nog anders. Doel en strekking van pensioen en<br />
lijfrente zijn nu gelijk.<br />
Stel dat twee broers ieder een eigen onderneming hebben. Beiden zijn getrouwd op huwelijkse<br />
voorwaarden (koude uitsluiting). De ene broer heeft een eenmanszaak en de ander een BV.<br />
Beiden hebben eenzelfde bedrag aan oudedagsvoorziening opgebouwd, de een in een<br />
pensioenregeling en de ander in een lijfrente. Het is toch niet uit leggen dat bij scheiding de broer<br />
met de BV zijn pensioen op grond van de Wet VPS moet delen, terwijl de lijfrente van de andere<br />
broer niet voor deling in aanmerking komt!<br />
Het kabinet gaat niet mee in deze gedachte en neemt als uitgangspunt dat de Wet VPS uitsluitend<br />
ziet op arbeidspensioen en niet op derdepijlerpensioen. Het kabinet ziet blijkbaar<br />
afbakeningsproblemen waar het ook andere vermogensbestanddelen als levensverzekeringen en<br />
11 Mr. Th. L.J.Bod, Pensioenverevening:op naar het jaar 2040 in Rechtspraak in 2040, Bundel ter gelegenheid van<br />
het afscheid van Mr. W.A.M. Stevens, Kluwer Deventer 2010.<br />
6
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
vermogen verkregen uit een erfenis erbij haalt. Nogmaals, het pleidooi gaat alleen over lijfrente<br />
waarvoor premieaftrek is genoten. Ik begrijp niets van de halsstarrige houding van de<br />
verantwoordelijke bewindslieden op dit punt. Pensioen en lijfrente is tegenwoordig toch<br />
nagenoeg gelijk aan elkaar?<br />
Een bijkomend voordeel van verbreden van de reikwijdte van de Wet VPS is dat meteen ook is<br />
opgelost is of vrijwillige modules in pensioenregelingen en vrijwillige voortzettingen na<br />
verbreken dienstbetrekking wel of niet onder de Wet VPS vallen. Dat is overigens een van de<br />
punten waar het CCP-rapport duidelijkheid over vraagt, maar waar het kabinet, zonder er op in te<br />
gaan, niets mee doet.<br />
Ik zie het buiten de Wet VPS houden van de lijfrente als een gemiste kans om, iets wat gelijk is,<br />
gelijk te behandelen.<br />
Fiscaliteit<br />
Het kabinetstandpunt is ondertekend door de ministers van Justitie en van Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid. De Minister van Financiën is er dus niet bij betrokken. Op zich is dit logisch<br />
omdat de Wet VPS tot de verantwoordelijkheid van de ondertekenende bewindslieden hoort. De<br />
Wet VPS gaat niet over fiscale zaken.<br />
Hoewel het CCP-rapport zich richtte op de werking van de wet VPS is daar om naar een<br />
aanpalend terrein gekeken: de fiscaliteit van de pensioenverrekening. Het gaat daarbij om een van<br />
de standaardverevening afwijkende afwikkeling, namelijk als van de hoofdregel wordt afgeweken<br />
en de ene partner de andere partner geld, of een ander vermogensbestanddeel toebedeelt ter<br />
verrekening van pensioenrechten.<br />
Voor alle duidelijkheid: geen enkele van de wet VPS afwijkende verdeling als zodanig heeft geen<br />
fiscale gevolgen zolang de afwijkende verdeling niet wordt gecompenseerd door de<br />
onderbedeelde een ander vermogensbestanddeel of een som geld toe te delen.<br />
Gebeurt dat wel en wordt het ook als zodanig herkend, dan treden er fiscale gevolgen op waarvan<br />
men zich af kan vragen of deze wel nuttig en wenselijk zijn.<br />
Stel dat de vereveningsplichtige partner de pensioendatum in zicht heeft. Omdat het arbeidzame<br />
leven ten einde loopt zal hij zijn pensioen niet meer op niveau kunnen brengen als de hoofdregel<br />
wordt toegepast. In onderling overleg kiezen patijen er voor om het gehele pensioen bij de<br />
vereveningsplichtige te laten. De vereveningsgerechtigde heeft geen eigen pensioenregeling en<br />
krijgt ter verrekening van de pensioenrechten, de gemeenschappelijke woning toegedeeld. Dit<br />
wordt ook zo beschreven in het echtscheidingsconvenant.<br />
Dit heeft de volgende fiscale gevolgen.<br />
Op de eerste plaats wordt het bedrag dat wordt betaald ter verrekening van of de waarde van wat<br />
wordt voldaan bij de vereveningsplichtige aangemerkt als een onderhoudsverplichting. Deze is<br />
op grond van art. 6.3, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001 aftrekbaar.<br />
De vereveningsgerechtigde zal op grond van art. 3.102, derde lid, Wet IB 2001 belast worden<br />
voor de waarde van de woning, omdat de vereveningsgerechtigde iets ontvangt ter verrekening<br />
van pensioenrechten. De redenering achter deze bepaling is logisch. De vereveningsgerechtigde<br />
verzilvert in feite de toekomstige pensioenuitkeringen. Dat dit uit liquiditeitsoogpunt niet goed<br />
7
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
uitkomt voor de vereveningsgerechtigde moge duidelijk zijn. Een hypotheek is dan een mogelijke<br />
oplossing, mits de (over)waarde van de woning daarvoor de ruimte biedt.<br />
Ondanks het feit dat op het wettelijk systeem van verrekening van pensioenrechten weinig af te<br />
dingen is, wordt in het CCP-rapport om een viertal redenen voorgesteld om de verrekening te<br />
defiscaliseren.<br />
1. De vereveningsgerechtigde zal wat wordt verkregen “ter verrekening van” niet als<br />
inkomen ervaren.<br />
2. De fiscale wetgeving verhindert een praktische en eigentijdse ve rdeling van<br />
pensioenrechten.<br />
3. Omdat de belastingdienst niet altijd op de hoogte is of kan zijn van de verrekening is<br />
controle niet mogelijk.<br />
4. Het laten vervallen van de fiscale tussenschakel bij verrekening lijkt geen nadelige<br />
budgettaire gevolgen te hebben.<br />
De praktijk is dat “verrekening” niet altijd als zodanig wordt herkend of wordt benoemd. Naar<br />
verluidt komt het ook wel voor dat wordt “afgesproken” dat de vereveningsplichtige wat is<br />
voldaan “ter verrekening”, niet fiscaal in aanmerking zal nemen. Dat dit laatste contra legem is,<br />
spreekt voor zich.<br />
Ik zie niet in waarom het kabinet niet bereid is om eens nader te kijken naar de nutteloze en<br />
overbodige fiscale stappen die gezet worden bij verrekening?<br />
Er is overigens nog een andere mogelijkheid voor de vereveningsplichtige om het gehele<br />
pensioen te houden en de ander niet tekort te doen: de pensioenverrekeningslijfrente. Als de<br />
vereveningsplichtige alle pensioenaanspraken wil behouden (dus een verdeling 100-0) dan kan de<br />
vereveningsgerechtigde gecompenseerd worden door middel van een koopsom voor een<br />
lijfrente. 12 De vereveningsgerechtigde kan door een koopsom voor lijfrente te storten de andere<br />
partner compenseren. De koopsom is als onderhoudsverplichting aftrekbaar (art. 6.6 Wet IB<br />
2001). 13 Door de werking van de omkeerregel van art. 3.102, vierde lid Wet IB 2001 is niet de<br />
waarde van de aanspraak belast, maar zijn de uitkeringen belast bij de vereveningsgerechtigde.<br />
Deze wijze van pensioenafwikkeling benadert een ook wel bepleite extra echtscheidingsaftrek die<br />
een pensioentekort als gevolg van scheiding aan moet kunne n vullen.<br />
Omdat een pensioenaanspraak veelal (voorwaardelijk) geïndexeerd is, is het niet altijd even<br />
gemakkelijk om de benodigde koopsom te bepalen om het pensioen te verrekenen. Een goed<br />
uitga ngspunt lijkt mij de koopsom die nodig is om een lijfrente te bedingen voor een stijgende<br />
lijfrente-uitkering waarbij wordt uitgegaan van de verwachte indexatie. 14<br />
DGA en echtscheiding<br />
12 Dat kan het geval zijn als de vereveningsplichtige tot de pensioendatum nog maar een beperkt aantal jaren heeft<br />
zodat er onvoldoende mogelijkheid is om een volledig pensioen op de te bouwen of door middel van het sluiten van<br />
een lijfrente het tekort aan te vullen.<br />
13 Het is ook mogelijk om de verrekening vorm te geven door middel van een aantal periodieke jaarpremies. Dat kan<br />
zowel uit liquiditeits- als uit fiscaal oogpunt (progressie) de voorkeur verdienen.<br />
14 Een complicatie is dat de dekkingsgraad en het toeslagenbeleid van de pensioenuitvoerder ook een rol speelt.<br />
8
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
Als het pensioen van de DGA in eigen beheer wordt opgebouwd ontstaat er na scheiding een<br />
onzekere pensioensituatie. Dit is zowel het geval als het gaat om de aanspraken van de<br />
vertrekkende partner van de DGA als om het pensioen dan de DGA zelf als deze na scheiding de<br />
BV verlaat. Er is slechts een vorderingsrecht op de BV. Aan die onzekere situatie komt een einde<br />
- zo stellen de SEO-onderzoekers – als conversie de hoofdregel wordt. Met het kabinet deel ik die<br />
opvatting niet. Er is en blijft namelijk een vorderingsrecht op de BV. Slechts een (wettelijke)<br />
afstortingsverplichting kan daar verandering in brengen. En daar heeft de Hoge Raad de<br />
afgelopen jaren al een duidelijke lijn ontwikkeld. Deze is, dat de eisen van de redelijkheid en<br />
billijkheid die de rechtsverhouding tussen ex-echtgenoten beheersen, ook van belang kunnen zijn<br />
voor de verhouding tussen de vereveningsgerechtigde en de BV. Als gevolg daarvan dient de<br />
vereveningsplichtige zorg te dragen voor afstorting bij een professionele verzekeraar. 15<br />
Er is daarom voor de wetgever geen aanleiding om een speciale wettelijke regeling te treffen voor<br />
de scheidende DGA met pensioen in eigen beheer. Hiermee wil ik niet zeggen dat er voor de<br />
scheidende DGA geen vuiltje aan de lucht is. Integendeel, van geval tot geval zal beoordeeld<br />
moeten worden of afstorten aan de orde en mogelijk is.<br />
Vergroten bekendheid<br />
Het SEO-rapport vindt het belangrijkste knelpunt het gebrek aan kennis over de wet bij<br />
advocaten, notarissen en ex-echtgenoten. Het kabinet gaat dit knelpunt aanpakken door de<br />
bekendheid van de wet te vergroten en te kijken of er mogelijkheden zijn om het aantal gevallen<br />
waarin het meldingsformulier wordt ingezonden toe te laten nemen.<br />
• Aan de brochure “Verdeling ouderdomspensioen bij scheiding” zal een eenvoudiger<br />
samenvatting toegevoegd worden.<br />
• De vragen op de website van Postbus 51 over pensioendeling zullen voortaan waar nodig<br />
aangevuld worden.<br />
• Het kabinet zal de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële<br />
Broederschap er op wijzen dat pensioendeling een onderwerp is dat in de<br />
beroepsopleiding en de permanente educatie nadrukkelijker aandacht behoeft.<br />
• Het kabinet zal de Nederlandse Orde van Advocaten in overweging geven in de<br />
gedragsregels op te nemen dat scheidende partijen hun advocaat machtigen om het<br />
formulier in te zenden en dat een nalaten van de advocaat is aan te merken als<br />
klachtwaardig gedrag.<br />
• Het kabinet zal met de pensioenkoepels in overleg treden om een meer actief beleid te<br />
voeren wat betreft het inzenden van het scheidingsformulier. Pensioenuitvoerders krijgen<br />
bijna allemaal van het Gemeentelijke Basis Administratie een melding van de<br />
echtscheiding. Zij kunnen dan de deelnemer gerichte informatie sturen en eventueel een<br />
rappel bij niet reageren. Een actiever beleid op dit punt kan voor pensioenuitvoerders in<br />
de toekomst veel uitvoeringsellende voorkomen.<br />
• Het meldingsformulier zal worden getoetst op leesbaarheid en gebruiksvriendelijkheid.<br />
15 Zie laatstelijk Hoge Raad 20 maart 2009, nr. C07/201HR (Pensioen Jurisprudentie nr. 73 mei 2009). Bij de brief<br />
van het kabinet van 3 juni 2008 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2007/08, 29481)<br />
9
Partnerpensioen op risicobasis<br />
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
Het partnerpensioen op risicobasis is een fenomeen dat uit noodzaak tot kostenbeheersing tot<br />
stand is gekomen. Bij scheiding kan het voor complicaties zorgen.<br />
Als de vereveningsplichtige na de scheiding komt te overlijden staat de ex-partner met lege<br />
handen bij een partnerpensioen op risicobasis. De vereveningsgerechtigde kan bij een<br />
partnerpensioen op risicobasis tijdens de sche idingsprocedure een beroep doen op het<br />
pensioenverweer (art. 1:153 Burgerlijk Wetboek). Indien “een bestaand vooruitzicht op<br />
uitkeringen ……zou teloorgaan of in ernstige mate zou verminderen ….” kan de echtscheiding<br />
niet worden toegewezen voordat wat dat be treft een voorziening is getroffen, die, gelet op de<br />
omstandigheden van het geval, ten opzichte van beide partijen billijk is. Voor een geslaagd<br />
beroep op het pensioenverweer verwijs ik naar het arrest van de Hoge Raad van 5 maart 2004. 16<br />
Recent wees het Hof ‘‘‘s-Gravenhage in een iets andere situatie een beroep op het<br />
pensioenverweer af. 17<br />
Het pensioenverweer is op het eerste gezicht een aardige regeling. Een minpunt is dat het alleen<br />
op gaat als er sprake is van een scheiding op verzoek van de vereveningsplichtige partner. Het is<br />
dus niet toepasbaar als er sprake is van een scheiding op gemeenschappelijk verzoek of als de<br />
andere partner de scheiding heeft verzocht. Het zou het overwegen waard om het burgerlijk<br />
Wetboek op dit punt te verruimen.<br />
Hoe dan ook, in de gevallen dat het pensioenverweer in stelling zou kunnen worden gebracht<br />
wordt het mogelijk – bij gebruik aan pensioenkennis bij de advocaat – over het hoofd gezien. Ik<br />
kan me overigens voorstellen dat de rechter op grond van redelijkheid en billijkheid een beroep<br />
op het pensioenverweer ook honoreert als er sprake is van scheiding op gemeenschappelijk<br />
verzoek.<br />
Voor partners met een partnerpensioen op risicobasis heeft het kabinet een verbetering in petto.<br />
De Pensioenwet zal worden gewijzigd. Er komt een wettelijk recht om het aan de<br />
vereveningsgerechtigde toekomende ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen. Naar<br />
mijn gevoel zal art. 61 Pensioenwet worden uitgebreid in die zin dat er niet alleen een recht op<br />
uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij het einde van het deelnemerschap en bij<br />
pensioeningang bestaat, maar ook bij scheiding. In deze formulering is het een koekje van eigen<br />
deeg. Is het daarom niet logischer dat het partnerpensioen wordt gefinancierd uit de waarde van<br />
het ouderdomspensioen vóór deling?<br />
Het kabinet denkt in dit verband aan een soortgelijke regeling als in art. 61, zevende lid van de<br />
Pensioenwet. Daarbij voert de pensioenuitvoerder de uitruil door als betrokkene niet tijdig<br />
reageert op de vraag of hij die uitruil wil. Op zich zie ik geen bezwaar tegen een dergelijke<br />
16 LJN nummer AO1974, nummer RO3/066HR<br />
17 Hof ’s-Gravenhage 25 februari 2009, nr. 105.012.279.01, nr. 350-M-08, opgenomen in Pensioen Jurisprudentie<br />
2010 nr. 2. Het pensioenverweer werd <strong>hier</strong> in stelling gebracht met een wat merkwaardige redenering. De man<br />
stelde dat, als zijn ex-vrouw vóór hem zou komen te overlijden, het voorwaardelijk deel van het ouderdomspensioen<br />
van zijn vrouw weer wel aan bij hem aan zou wassen, maar het nabestaandenpensioen zou verloren zijn zodat het<br />
niet meer gebruikt kon worden voor aanvulling van het pensioen van de man. De rechter vond dit geen bestaand<br />
vooruitzicht op nabestaandenpensioen zoals bedoeld in art. 1:153 BW.<br />
10
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
negatieve optie, mits er maar een wettelijke basis voor komt en duidelijk wordt uitgelegd wat een<br />
en ander betekent. 18 Uitruil heeft immers tot gevolg dat het ouderdomspensioen flink lager wordt.<br />
Verruiming bij internationale waardeoverdracht<br />
Recht op internationale waardeoverdracht zoals nu geregeld in art. 85 Pensioenwet bestond bij<br />
het invoeren van de Wet VPS nog niet. Als bij de scheiding nu de standaardverevening is<br />
toegepast en de vereveningsplichtige maakt gebruik van het recht op internationale<br />
waardeoverdracht verliest de vereveningsplichtige het rechtstreekse vorderingsrecht op de<br />
pensioenuitvoerder. De Wet VPS is immers niet van toepassing op buitenlandse uitvoerders. De<br />
vereveningsgerechtigde zal bij uitbetaling van het pensioen aan moeten kloppen bij de ex-partner.<br />
Dit geeft natuurlijk allerlei fiscale en praktische complicaties.<br />
“Het kabinet zal aan dit probleem tegemoetkomen door wettelijk te bepalen dat voor een<br />
dergelijke waardeoverdracht instemming nodig is van de vereveningsgerechtigde.” 19<br />
Op zich ben ik niet ontevreden met deze voorgenomen aanpassing. Maar is het niet zo dat op<br />
deze manier internationale waardeoverdracht feitelijk wordt geblokkeerd? Wat is er op tegen om<br />
te bepalen dat internationale waardeoverdracht na echtscheiding alleen mogelijk is met<br />
toestemming van de vereveningsgerechtigde, tenzij partijen alsnog tot conversie besluiten. Of<br />
waarom zou de vereveningsgerechtigde in die situatie geen keuzerecht krijgen voor conversie?<br />
Om dit praktisch te laten werken is niet alleen vereist dat de pensioenuitvoerder verplicht is om<br />
mee te werken aan de conversie ongeacht het moment waarop de scheiding heeft plaatsgevonden,<br />
maar ook dat er uniforme rekenregels zijn voor conversie.<br />
Recht op waardeoverdracht geconverteerd deel<br />
Het kabinet wil de vereveningsgerechtigde het wettelijk recht geven om het geconverteerde deel<br />
over te dragen naar de eigen pensioenregeling. Dit is praktisch en geeft de gerechtigde meer<br />
inzicht en overzic ht in de pensioensituatie. Van financiële afhankelijkheid is geen sprake meer en<br />
de banden zijn definitief verbroken.<br />
Deze maatregel maakt conversie aantrekkelijker voor de vereveningsgerechtigde en zal daarom<br />
door advocaten en notarissen meegewogen moete n worden bij de keuze tussen<br />
standaardverevening of conversie.<br />
Voorhuwelijkse periode en partnerpensioen<br />
Het CCP-rapport zou graag zien dat bij de verdeling van het partnerpensioen de voorhuwelijkse<br />
periode wordt uitgesloten. Voor mij is dat geen halszaak. Daarmee zou de periode voor verdeling<br />
van het ouderdoms- en partnerpensioen gelijkgetrokken worden. Een gelijktrekking volgens het<br />
kabinet zou ten nadele zijn van degene voor wie die het partnerpensioen is opgebouwd. Dat is<br />
18 Tarik Ucar spreekt in Pensioen Magazine nr. 2 februari 2010 in een vergelijkbare situatie over het spanningsveld<br />
tussen vrijheid en paternalisme. De auteur twijfelt aan de juridische grondslag voor de negatieve optie. Uitruil is<br />
immers niet nodig indien de vereveningsgerechtigde voldoende eigen inkomsten heeft.<br />
19 Par. 4.3.7. van het kabinetsstandpunt.<br />
11
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
juist. Als partners de voorhuwelijkse periode uit willen sluiten kan dat bij huwelijkse<br />
voorwaarden of bij echtscheidingsconvenant. Ook dat is juist.<br />
Ik kan me wel vinden in de visie van het kabinet op dit punt, maar het geeft wel aan dat het<br />
partnerpensioen bij scheiding een serieus onderwerp is dat voor advocaten en notarissen de<br />
moeite waard is om bij stil te staan.<br />
Denk bijvoorbeeld aan het geval dat iemand vanaf zijn 25-jarige leeftijd deelneemt in een<br />
pensioenregeling met partnerpensioen op opbouwbasis. Op 30-jarige leeftijd trouwt hij en na 20<br />
jaar scheidt hij. Er wordt niet afgeweken van de wettelijke regeling voor de verdeling van het<br />
partnerpensioen. Na vijf jaar hertrouwt hij met een partner die zelf geen pensioenregeling heeft.<br />
10 Jaar later overlijdt hij. Zijn eerste partner krijgt nu een partnerpensioen gerelateerd aan 25<br />
jaar, terwijl het pensioen van de tweede partner gerelateerd is aan vijf jaar deelname! Als de<br />
tweede partner geboren is na 1950 is er geen recht op een Anw-uitkering.<br />
Er zijn ongetwijfeld veel situaties als deze waarin men ten onrechte denkt dat het<br />
partnerpensioen goed is geregeld.<br />
Losse eindjes.<br />
De meeste punten die in de beide rapporten zijn genoemd, met uitzondering van de fiscaliteit,<br />
komen in het kabinetsstandpunt terug. Toch blijven er nog wat losse eindjes. Ik noem er een paar.<br />
• Er wordt geen standpunt ingenomen over de vraag of vrijwillige aanvullingen en<br />
vrijwillige voortzettingen onder de Wet VPS vallen.<br />
• Ook wordt niet gereageerd op het punt van het CCP-rapport waar gepleit wordt om<br />
bepalingen over de verdeling van pensioenrechten (ouderdoms- en partnerpensioen) bij<br />
scheiding in één wet onder te brengen. 20<br />
• Hoe kijkt het kabinet aan tegen het opgebouwde levenslooptegoed? Na inbreng in de<br />
pensioenregeling valt het zonder enige twijfel onder de Wet VPS. En daarvoor? Is het<br />
pensioengehalte onvoldoende?<br />
• Er blijken nogal wat verschillen te zijn wat betreft kosten die pensioenuitvoerders in<br />
rekening brengen voor berekeningen bij scheiding. Het CCP-rapport pleitte voor een<br />
wettelijk maximum van € 250.<br />
Tot slot<br />
Hoe verder met de Wet VPS? Welnu, als de voorgenomen wetswijzigingen en het geplande<br />
overleg met de pensioenuitvoerders, notariaat en advocatuur het beoogde resultaat oplevert wordt<br />
een flinke slag geslagen. We zijn dus zeker op de goede weg maar er blijven wensen. Het zou<br />
toch wel aardig zijn als op de <strong>hier</strong>boven genoemde openstaande punten nog een antwoord komt<br />
van het kabinet. Op het punt van de lijfrenten en de fiscale kant van de verrekening heeft het<br />
kabinet het licht nog niet gezien, maar wat niet is kan nog komen.<br />
20 Op zich is het natuurlijk vreemd dat het partnerpensioen voor de DGA wel is ondergebracht in de Wet VPS (art.<br />
3a).<br />
12
G.J.B.Dietvorst<br />
29 maart 2010:Concept / nog niet gepubliceerd<br />
Er blijft dus nog genoeg om over te debatteren in de Tweede Kamer als het beloofde wetsvoorstel<br />
wordt ingediend. Wat mij betreft mag er met de beloofde wetsvoorstellen en de overige<br />
aangekondigde maatregelen haast gemaakt worden. Laten we hopen dat een Kamerlid in deze tijd<br />
waar het over veel grotere pensioenthema’s gaat zoals de toekomst van ons pensioenstelsel, ook<br />
oog heeft voor kleinere noden en aan de bel trekt. Want wie het kleine niet eert…..<br />
Aangekondigde wettelijke maatregelen<br />
• Automatische uitruilmogelijkheid voor partnerpensioen op risicobasis.<br />
• De bepaling over indexatie wordt herzien<br />
• Toestemming van vereveningsgerechtigde bij internationale waardeoverdracht<br />
• Wettelijk recht tot inbreng van het geconverteerd recht in de eigen pensioenregeling<br />
Aangekondigde overige maatregelen<br />
• Publieksvoorlichting wordt verbeterd<br />
• Kabinet wijst advocatuur en notariaat op belang van aandacht in opleiding voor<br />
pensioendeling en permanente educatie<br />
• Er wordt overlegd met pensioenuitvoerders om tot een eenduidige rekenmethodiek te<br />
komen voor conversie<br />
• Kabinet overlegt met pensioenkoepels om de afhandeling van pensioen bij echtscheiding<br />
beter te laten verlopen<br />
13