Rapport - UBI model
Rapport - UBI model
Rapport - UBI model
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De Uniforme Bron Indeling Potentieel<br />
bodemvervuilende Activiteiten (ubi-code)<br />
geeft aan elke activiteit die mogelijk bodem-<br />
verontreiniging kan veroorzaken een unieke<br />
code. De ubi-code is geënt op de<br />
Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel<br />
1995 (bik’95) en komt daar in grote lijnen<br />
ook mee overeen. Ten behoeve van de<br />
praktijk van de registratie van bodem-<br />
verontreinigingsgevallen is op enkele punten<br />
van de bik’95 afgeweken, omdat activiteiten<br />
vanwege het bodem-vervuilende karakter of<br />
het specifieke bedrijfsproces, van een eigen<br />
code moesten worden voorzien.<br />
Deze publicatie is een gezamenlijke<br />
uitgave van het ministerie van VROM en<br />
het Interprovinciaal Overleg.<br />
Ministerie van Volkshuisvesting,<br />
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />
Uniforme Bron Indeling potentieel bodemvervuilende activiteiten april 2001<br />
U<br />
B<br />
I<br />
Uniforme<br />
Bron<br />
Indeling<br />
potentieel<br />
bodemvervuilende<br />
activiteiten<br />
april 2001
Uniforme<br />
Bron<br />
Indeling
Uniforme<br />
Bron<br />
Indeling<br />
potentieel<br />
bodemvervuilende<br />
activiteiten
Tekst en concept<br />
ReGister Historisch Onderzoeksbureau bv, Groningen<br />
en Arcadis Heidemij Advies, Arnhem<br />
Vormgeving<br />
Van Kelckhoven bno, Groningen<br />
Foto omslag<br />
Peter Tahl, Groningen<br />
Re<br />
Historisch onderzoeksbureau bv<br />
April 2001<br />
De ubi-code is door de combinatie ReGister Historisch<br />
Onderzoeksbureau bv en Arcadis Heidemij Advies bv<br />
samengesteld in opdracht van het Interprovinciaal Overleg.<br />
Deze publicatie is een gezamenlijke uitgave van<br />
het ministerie van vrom en het Interprovinciaal Overleg.<br />
Inhoud<br />
1 Inleiding 7<br />
1.1 Onderzoeksvraag 7<br />
1.2 globis en de rol van een standaard<br />
activiteitencodering 7<br />
1.3 Projectorganisatie 8<br />
1.4 Leeswijzer 8<br />
2 Onderzoeksopzet 9<br />
2.1 Inleiding 9<br />
2.2 Studie bestaande situatie (fase 1) 9<br />
2.3 De nieuwe activiteitencodering en conversie<br />
oud naar nieuw (fase 2) 10<br />
2.4 Kennisdatabank: activiteiten en stoffen<br />
(fase 3) 10<br />
2.5 De uitvoering van de conversie (fase 4) 11<br />
3 Bestaande situatie: finabo en Activiteiten 13<br />
3.1 Inleiding 13<br />
3.2 De provincies en finabo 13<br />
3.2.1 Het gebruik van finabo 13<br />
3.2.2 globis 14<br />
3.2.3 Het gebruik van de activiteitencodering 14<br />
3.2.4 Wensen ten aanzien van de nieuwe codering 15<br />
3.2.5 De Best-Practice-module 15<br />
3.2.6 Informatie-uitwisseling in het algemeen 16<br />
3.3 De in gebruik zijnde activiteitencoderingen<br />
17<br />
3.3.1 Standaard Bedrijfsindeling 1974 (sbi’74)<br />
en aanpassingen daarop 17<br />
3.3.2 Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel<br />
en Fabrieken 1995 (bik’95) 18<br />
3.3.3 Het gebruik van activiteitencoderingen<br />
bij bodemsanering 18<br />
3.4 Deelconclusies 19<br />
4 De Uniforme Bron Indeling (ubi-code) 21<br />
4.1 Inleiding 21<br />
4.2 Uitgangspunten ubi 21<br />
4.3 Werkwijze 22<br />
4.4 Enkele opmerkingen en kanttekeningen<br />
bij de ubi-code 23<br />
4.5 Resultaat 24<br />
4.6 Uitvoering van de conversie 24<br />
5 Stoffenbestand en prioritering 27<br />
5.1 Inleiding 27<br />
5.2 Een bron-<strong>model</strong> 27<br />
5.3 Informatie per ubi-code 27<br />
5.3.1 Tracers in de bodem 27<br />
5.3.2 Kans (g) 28<br />
5.4 Parameters van de stoffen 29<br />
5.4.1 Toxiciteit van de stof 29<br />
5.4.2 Mobiliteit 30<br />
5.5 Indicatieve prioriteit per ubi-code 30<br />
5.5.1 De formule 30<br />
5.6 Aansluiting bij de monitoringsoperatie 31<br />
5.7 Uitbijters 33<br />
5.7.1 Uitbijters door hoge interventiewaarden<br />
metalen 33<br />
5.7.2 Stortplaatsen, dempingen, ophogingen 34<br />
5.7.3 Algemene uitbijters en overige activiteiten 35<br />
5.8 Toetsing van het <strong>model</strong> en de uitkomsten 35<br />
5.8.1 Vergelijking met Wbb-bestand Zuid-Holland 35<br />
5.8.2 Toetsing door deskundigen 36<br />
5.9 Vergelijking met andere <strong>model</strong>len 36<br />
5.9.1 Nieuwkoop 36<br />
5.9.2 tauw/bsb-systematiek 37<br />
5.9.3 De iwaco-sytematiek 38<br />
5.9.4 sus-methode 39<br />
5.10 Wat is het ubi-<strong>model</strong> en wat is het niet 40<br />
5.11 De database 41<br />
6 Gebruik en beheer 43<br />
6.1 Gebruik van de ubi-code, de stoffendatabank<br />
en de prioriteit 43<br />
6.2 Mutaties 43<br />
6.3 Lerend evalueren 44<br />
6.4 Beheer: aanvulling, bijstelling, uitwisseling<br />
en optimalisering 44<br />
7 Conclusies en aanbevelingen 47<br />
Bijlagen 49<br />
Noten 96
6<br />
Onderzoeksvraag<br />
globis en de rol van<br />
een standaard<br />
activiteitencodering<br />
1.1<br />
1.2<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
1 Inleiding<br />
Door de provincie Zuid-Holland, directie Water en Milieu is, namens de Kerngroep<br />
globis, aan de combinatie van ReGister historisch onderzoeksbureau bv en Arcadis<br />
Heidemij Advies opdracht verleend voor het standaardiseren van de provinciale<br />
codering en prioritering bodembedreigende activiteiten. De Kerngroep globis is<br />
belast met het ontwerpen van een nieuw provinciaal bodeminformatiesysteem in<br />
Nederland, dat door alle provincies gaat worden gebruikt voor het opslaan en<br />
ontsluiten van informatie over gevallen van bodemverontreiniging op hun grondgebied.<br />
Binnen het project Standaardisatie codering en prioritering bodembedreigende activiteiten<br />
kunnen de volgende fasen worden onderscheiden:<br />
Een studie van de situatie bij de twaalf provincies en de vier grote steden<br />
betreffende de gehanteerde activiteitencodering van bodembedreigende<br />
activiteiten;<br />
Het opstellen van een nieuwe activiteitencodering van bodembedreigende<br />
activiteiten, die aansluit bij de Europese standaard op dit gebied en correspondeert<br />
met de overige in Nederland in gebruik zijnde coderingen. Tevens het mogelijk<br />
maken van een geautomatiseerde conversie van de bestaande naar de nieuwe<br />
activiteitencodering en het daartoe opstellen van een conversieprotocol;<br />
Het leveren van een <strong>model</strong> op basis waarvan aan de potentieel bodemvervuilende<br />
activiteiten een indicatieve onderzoeksprioriteit kan worden verleend. Tevens het<br />
leveren van een database met per activiteit de voor de bodem relevante stoffen en<br />
de daaraan verbonden parameters.<br />
Het uitvoeren van de daadwerkelijke conversie van de oude naar de nieuwe<br />
activiteitencodering in alle provincies en de vier grote steden.<br />
Vooralsnog is de vierde fase buiten beschouwing gebleven. De daadwerkelijke<br />
conversie zal later, eventueel individueel per provincie, worden uitgevoerd.<br />
De standaardisatie van de activiteitencodering wordt uitgevoerd in het kader van de<br />
introductie van een nieuw provinciaal bodeminformatiesysteem, globis.<br />
Het nieuwe systeem geldt als de vervanger van het bestaande finabo-systeem.<br />
De indeling van bodemvervuilende activiteiten in standaardcategorieën vormt een<br />
belangrijk element in de opzet van globis. In de eerste plaats geeft de aard van de<br />
bedrijfsactiviteit een indicatie van de verontreiniging die op een locatie kan worden<br />
verwacht. Door aan de activiteit stoffen en gegevens over gemiddelde omvang te<br />
koppelen, kan een dergelijke indicatie nader worden ingevuld.<br />
Een standaardcodering voor bedrijfsactiviteiten is een noodzakelijke voorwaarde<br />
voor het vastleggen van ervaringsgegevens. Aan de hand van de codering kunnen<br />
locaties met een gelijke verontreinigingsbron, maar in verschillende stadia van<br />
onderzoek, met elkaar worden vergeleken en kunnen uitspraken worden gedaan<br />
met betrekking tot vervolgacties. Het is dan wel noodzakelijk dat geen misverstanden<br />
kunnen ontstaan over de aan een activiteit toegekende coderingen.<br />
Een standaardcodering kan daarin voorzien, al blijft een consequente toepassing<br />
natuurlijk wel noodzakelijk.<br />
7
8<br />
Projectorganisatie<br />
Leeswijzer<br />
1.3<br />
1.4<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
globis wordt per provincie ingezet. Het moet daarom technisch mogelijk zijn dat<br />
iedere provincie haar eigen activiteitencodering kan blijven hanteren. Het hanteren<br />
van een eenduidige codering door alle provincies is natuurlijk beter, omdat dan ook<br />
onderling tussen de provincies informatie kan worden uitgewisseld. Bij het<br />
opstellen van de nieuwe codering moet de mogelijkheid worden gecreëerd tot een<br />
latere conversie van de provinciaal gehanteerde coderingen naar de nieuwe<br />
codering.<br />
Omdat een belangrijke karakteristiek van globis is de mogelijkheid tot uitwisseling<br />
van gegevens met andere overheden en partijen, is bij het samenstellen van een<br />
nieuwe codering ook naar andere systemen en bestanden en daarin gebruikte<br />
tabellen gekeken. Voorbeelden zijn bio-inventarisaties voormalige bedrijfsterreinen<br />
en de door gemeenten gebruikte bodeminformatiesystemen. Tenslotte is het van<br />
belang dat met de nieuwe codering wordt aangesloten bij de nationale en internationale<br />
standaard, om zo de vergelijking en uitwisseling met andere beleidsvelden<br />
mogelijk te maken.<br />
De vereisten voor de nieuwe Standaardcodering kunnen worden samengevat in de<br />
volgende kernbegrippen:<br />
Uniform: om informatie-uitwisseling met andere actoren binnen het beleidsterrein<br />
mogelijk te maken, moet de codering uniform zijn;<br />
Algemeen: de codering moet aansluiten bij de algemeen geldende bedrijfsindelingen,<br />
zoals in Europa, in Nederland en met name in het Handelsverkeer<br />
gebruikelijk zijn;<br />
Specifiek: de codering moet zijn toegesneden op bodemverontreiniging en er moet<br />
specifieke informatie over de te verwachten aard en omvang van de bodemverontreiniging<br />
aan kunnen worden gekoppeld;<br />
Conversie: de bestaande en bij de provincies in gebruik zijnde coderingen moeten<br />
naar de nieuwe codering kunnen worden overgezet.<br />
Het onderzoek in het kader van het project werd uitgevoerd door de combinatie van<br />
ReGister historisch onderzoeksbureau bv en Arcadis Heidemij Advies. Het project<br />
werd begeleid door een begeleidingscommissie bestaande uit vertegenwoordigers<br />
van de uitvoerende bureaus en van de provincies en de grote steden. In bijlage 1 is<br />
een lijst met de leden van de begeleidingscommissie opgenomen. De begeleidingscommissie<br />
kwam tot aan de bespreking van de eerste conceptrapportage drie<br />
maal bijeen, om de vorderingen van het onderzoek te bespreken.<br />
In hoofdstuk 2 wordt de tijdens het onderzoek gevolgde onderzoeksopzet in hoofdlijnen<br />
beschreven. De resultaten van de eerste fase van het onderzoek, de<br />
inventarisatie van de bestaande situatie en de in gebruik zijnde activiteitencoderingen,<br />
worden beschreven in hoofdstuk 3. Hoe op grond van de in fase 1<br />
verzamelde informatie vervolgens de nieuwe codering is opgesteld, wordt<br />
beschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 beschrijft fase 3, de database met de stoffen<br />
per activiteit en de formule waarmee de indicatieve prioriteit van de activiteiten<br />
kan worden bepaald. Het gebruik, onderhoud en beheer van de nieuwe activiteitencodering<br />
en de daaraan gekoppelde stoffendatabase, zijn het onderwerp van<br />
hoofdstuk 6. Tenslotte worden enkele conclusies getrokken en aanbevelingen<br />
gedaan, met name met het oog op de uit te voeren conversie. Diverse schema’s<br />
tabellen, nadere uitwerkingen en toelichtingen zijn in de bijlagen opgenomen.<br />
In de tekst wordt steeds naar de betreffende bijlage verwezen. Aan het begin van de<br />
bijlagen is een inhoudsopgave van de bijlagen opgenomen.<br />
Inleiding<br />
Studie<br />
bestaande<br />
situatie<br />
(fase 1)<br />
2.1<br />
2.2<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
2 Onderzoeksopzet<br />
In dit hoofdstuk zal per fase de gevolgde onderzoeksopzet worden beschreven.<br />
De beschrijving is beknopt en op hoofdlijnen. Eventuele bijzonderheden zijn steeds<br />
in de bijlagen opgenomen. De resultaten van het onderzoek zijn per fase in de<br />
volgende hoofdstukken opgenomen.<br />
Het onderzoek in deze fase valt in twee delen uiteen:<br />
Het onderzoek naar het gebruik van de activiteitencodering bij de provincies en de<br />
grote steden en met name in finabo;<br />
Een inventarisatie van de bestaande tabellen met activiteitencoderingen, zoals in<br />
gebruik bij diverse instellingen als de Kamers van Koophandel, het cbs en de<br />
Stichtingen bsb en tevens een inventarisatie van de activiteitentabellen die worden<br />
gebruikt bij de meest courante bodeminformatiesystemen (bis).<br />
Bij de provincies is gesproken met de beheerder van het finabo-systeem en in<br />
meerdere provincies tevens met een projectleider bodemsanering. Met de grote<br />
steden is telefonisch overlegd. Een overzicht van de contactpersonen is als bijlage 2<br />
opgenomen.<br />
Van de provincies is de volgende informatie gevraagd:<br />
De tabellen die worden gebruikt voor het benoemen van activiteiten als<br />
veroorzakers van bodemverontreiniging in finabo 1 (finabo-veld: Veroorzaker);<br />
Een overzicht van de daadwerkelijk ingevoerde activiteitencodes in finabo en<br />
daarmee ook de vullingsgraad van het veld Veroorzakercode in finabo;<br />
Activiteitencoderingen in gebruik bij overige bestanden, zoals bestanden met<br />
potentieel vervuilde locaties;<br />
Enige aanvullende informatie over het aantal in finabo opgenomen gevallen, de<br />
wijze waarop het systeem wordt gevuld, het gebruik van de activiteitencodes in het<br />
algemeen, de overgang van finabo naar globis en de verwachtingen van een<br />
Best-Practice-Module en het uitwisselen van informatie in globis.<br />
Een voorbeeld van de vragenlijst is als bijlage 3 in het rapport opgenomen.<br />
De vragenlijst is mede opgesteld aan de hand van de ervaringen die in de<br />
gesprekken met de eerste provincies zijn opgedaan.<br />
Voor het uit finabo destilleren van de daadwerkelijk ingevoerde activiteitencodes, is<br />
een sql-bestand gemaakt. Met behulp van dit bestand kon de gewenste informatie<br />
snel aan finabo worden ontleend. Van de grote steden maakt alleen Rotterdam ook<br />
gebruik van finabo; de overige steden hebben diverse andere systemen in gebruik.<br />
Aan de gemeenten werd een overzicht gevraagd van de door hen gebruikte<br />
activiteitencodes en de mogelijke aanpassingen die door hen op de standaardcoderingen<br />
waren gemaakt.<br />
Door het Centraal Bureau voor de Statistiek (cbs) werden in geautomatiseerde vorm<br />
diverse activiteitentabellen met geautomatiseerde schakelschema’s geleverd, die<br />
momenteel in gebruik zijn in Nederland en Europa. Daarbij konden tevens linken<br />
worden gelegd met vroeger gebruikte tabellen, zoals de sbi’74. Informatie over<br />
gevallen van bodemverontreiniging wordt op gemeentelijk niveau met name vastgelegd<br />
in Bodeminformatiesystemen. Van de meest courante systemen is nagegaan<br />
of een tabel met activiteitencoderingen wordt gebruikt voor het benoemen van de<br />
bron van de bodemverontreiniging en zo ja, welke tabel dat is.<br />
Belangrijke verzamelaars en beheerders van informatie over bodemverontreiniging<br />
zijn de provinciale bsb-stichtingen. Voor informatie over de bij de Stichtingen<br />
gehanteerde activiteitencoderingen is contact gezocht met de Stichting bsb<br />
9
10<br />
De nieuwe<br />
activiteitencodering<br />
en conversie oud<br />
naar nieuw<br />
(fase 2)<br />
Kennisdatabank:<br />
activiteiten<br />
en stoffen<br />
(fase 3)<br />
2.3<br />
2.4<br />
•<br />
•<br />
•<br />
Friesland. Deze wees op een project van het ministerie van vrom naar de omvang en<br />
samenstelling van de BSB-operatie als geheel. Mogelijk worden daarbij ook gegevens<br />
gekoppeld en geëxtrapoleerd aan de hand van de activiteitencoderingen. Met de<br />
projectleiders van dit project bij het ministerie van vrom is contact gezocht, om te<br />
bezien of er mogelijkheden zijn om informatie en kennis uit te wisselen over<br />
activiteitencoderingen, stoffen, urgentie en dergelijke (zie ook fase 3).<br />
Voor het beter in beeld krijgen van de mogelijkheden en problemen van informatieuitwisseling<br />
tussen overheden en met name provincies en gemeenten, is de<br />
gemeente Leeuwarden bezocht. Samen met de provincie Fryslân neemt de gemeente<br />
deel in een proefproject in het kader van de Minimale Dataset Bodem. Gekeken is<br />
naar hoe de uitwisseling verloopt, wat de mogelijkheden zijn in relatie tot de Best-<br />
Practice-Module van globis en welke rol de activiteitencodering daarin speelt.<br />
Voor het kunnen samenstellen van een nieuwe activiteitencodering, zijn in de<br />
eerste plaats de bestaande algemene coderingen, zoals sbi’74, de bik’95 en de nace,<br />
verzameld. Tevens zijn de diverse door de provincies en de grote steden gebruikte<br />
coderingen bijeen gebracht (zie fase 1).<br />
Via een database in de vorm van een schakelbord zijn omschrijvingen van<br />
activiteiten aan elkaar gekoppeld. Vanuit deze database is de nieuwe code<br />
samengesteld. Door de verschillende activiteitencoderingen via het schakelbord aan<br />
de nieuwe code te koppelen, is een geautomatiseerde conversie van de oude naar de<br />
nieuwe code voor elke tabel in principe mogelijk gemaakt. De bijzonderheden<br />
omtrent de gekoppelde coderingen zijn per provincie in een logboek bijgehouden.<br />
Om de activiteitencodering goed te kunnen onderscheiden als een nieuwe en op<br />
bodemvervuiling gerichte lijst, is voor de code ook een nieuwe naam gevonden,<br />
namelijk de Uniforme Bron Indeling (ubi). Deze nieuwe naam zal vanaf hier in dit<br />
rapport ook worden gebruikt.<br />
Aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie en de informatie uit honderden<br />
historische onderzoeken en bodemonderzoeken, is door ReGister/Arcadis een<br />
Kennisdatabank opgezet met gegevens over potentieel bodemvervuilende<br />
activiteiten. Van de verschillende activiteiten werden de volgende parameters<br />
verzameld:<br />
De stoffen die als gevolg van de activiteiten mogelijk in de bodem terecht zijn<br />
gekomen;<br />
De eigenschappen van de stoffen, zoals toxiciteit en mobiliteit;<br />
De kans dat die stoffen in de bodem terecht zijn gekomen, volgens een indicatieve<br />
schaal.<br />
Door interpretatie van de verzamelde parameters werd aan elke activiteit een score<br />
toegekend (1-6), die de relatieve kans op en mogelijke ernst en omvang van bodemverontreiniging<br />
uitdrukte. De in de Kennisdatabank verzamelde informatie diende<br />
als basis voor het opstellen van een prioriterings<strong>model</strong>, waarmee bestanden met<br />
potentieel vervuilde locaties van een relatieve, indicatieve prioriteit kunnen worden<br />
voorzien.<br />
De al bestaande database is nu, in het kader van dit project, geactualiseerd en<br />
verder aangevuld. Het aanvullende onderzoek is opnieuw uitgevoerd aan de hand<br />
van literatuurstudie en beschikbare praktijkgegevens van uitgevoerde historische en<br />
bodemonderzoeken. Op de exacte invulling van de database en de keuzes die bij het<br />
bepalen van de relevante parameters zijn gemaakt, zal in hoofdstuk 5 nader worden<br />
ingegaan.<br />
De uitvoering van<br />
de conversie<br />
(fase 4)<br />
2.5<br />
De gegevens zijn per activiteit verzameld in een database. Voor het bepalen van de<br />
prioriteitsscore per activiteit is nu een formule ontwikkeld, zodat de prioriteitsscore<br />
niet langer door interpretatie maar door berekening wordt bepaald.<br />
Deze fase is vooralsnog buiten beschouwing gebleven, omdat nog niet duidelijk is of<br />
de geautomatiseerde conversie ook daadwerkelijk zal worden uitgevoerd en ook<br />
globis nog niet gereed is. De voor de conversie benodigde koppeling tussen de oude<br />
en de nieuwe tabellen is echter al gelegd en ook is duidelijk hoe de conversie per<br />
provincie moet worden uitgevoerd en welke randvoorwaarden daarbij gelden.<br />
11
12<br />
Inleiding<br />
De provincies<br />
en finabo<br />
3.1<br />
3.2<br />
3.2.1<br />
Het gebruik<br />
van finabo<br />
3 Bestaande situatie: finabo en Activiteiten<br />
Door de bezoeken aan c.q. de gesprekken met de provincies en de grote steden, is<br />
informatie verzameld over het gebruik van de activiteitencoderingen, in het<br />
bijzonder in finabo. Tevens zijn in deze fase van het onderzoek de bestaande en in<br />
gebruik zijnde activiteitencoderingen verzameld en op hun gebruiksmogelijkheden<br />
getoetst. Verder is nog enige aanvullende informatie verzameld. In dit hoofdstuk<br />
zullen de resultaten van het onderzoek in deze eerste fase worden besproken. De<br />
vragenlijst aan de hand waarvan de gesprekken werden gevoerd, is opgenomen als<br />
bijlage 3. Als bijlage 4 is een overzicht opgenomen met de kerngegevens per<br />
provincie, die in dit hoofdstuk worden besproken.<br />
De informatie over bekende gevallen van bodemverontreiniging worden bij de<br />
provincies opgeslagen in het registratiesysteem finabo. Alleen de provincie<br />
Gelderland heeft een ander systeem in gebruik. Om de conversie van de activiteitencoderingen<br />
in het veld Veroorzakercode van finabo mogelijk te maken, was het<br />
nodig enige informatie te verzamelen over het gebruik van finabo en de wijze van<br />
invoer van de gegevens. De informatie is verdeeld over de onderstaande subparagrafen.<br />
De provincies hebben in de periode 1992-1998 finabo als centraal registratiesysteem<br />
in gebruik genomen. Daarvoor waren of andere systemen in gebruik (Ibs-Rbase, mjp,<br />
tekstfiles, database) of werd de informatie alleen opgeslagen in het papieren<br />
archief. Meestal werd met de introductie van finabo, voor zover mogelijk, de<br />
inhoud van de oude bestanden in het nieuwe systeem ingelezen. In het algemeen<br />
werd daarbij, voor zover nog bekend, de informatie van alle bekende en in het oude<br />
systeem aanwezige gevallen overgenomen. In een enkele provincie werden echter<br />
alleen de toen nog lopende (dus niet-afgesloten) gevallen opgenomen.<br />
Het aantal in finabo voorkomende gevallen varieert sterk. Uiteraard in de eerste<br />
plaats vanwege de omvang van de provincie, maar daarnaast ook omdat de aard van<br />
de in het systeem opgenomen informatie verschilt. De meeste provincies nemen een<br />
locatie op in finabo wanneer de melding daarvan binnenkomt of wanneer een<br />
locatie voor de uitvoering van een oriënterend onderzoek wordt geselecteerd. In<br />
eerste instantie worden alleen de administratieve gegevens ingevoerd, zoals het<br />
adres, de coördinaten en de locatiecode. Overwegend wordt een locatie, ongeacht<br />
het resultaat van het bodemonderzoek in finabo gehandhaafd. Het gebeurt echter<br />
ook dat locaties die voor een oriënterend onderzoek zijn geselecteerd, weer worden<br />
afgevoerd wanneer bij het bodemonderzoek geen verontreiniging is aangetroffen of<br />
er geen aanleiding is tot uitvoering van een nader onderzoek. Na uitvoering van het<br />
bodemonderzoek worden de gegevens van de locatie in finabo verder aangevuld<br />
met de fysieke bodemparameters.<br />
De invoer van de gegevens in finabo verschilt per provincie. Er zijn meerdere<br />
provincies die de invoer geheel of ten dele hebben gecentraliseerd. Meestal worden<br />
de administratieve locatiegegevens centraal ingevoerd en zijn de projectleiders<br />
verantwoordelijk voor de invoer van de bodemtechnische informatie. In een aantal<br />
provincies zijn de projectleiders geheel verantwoordelijk voor de invoer. De centrale<br />
invoer is meestal ingesteld, omdat bleek dat informatie slecht en vaak ook<br />
onvolledig werd ingevuld.<br />
Naast finabo zijn er nog enkele systemen of bestanden waarin informatie over<br />
bodemverontreiniging wordt opgeslagen. Vrijwel alle provincies beschikken over<br />
een bestand met potentieel vervuilde locaties, gebaseerd op een inventarisatie van<br />
de archieven van de Kamers van Koophandel en vervallen Hinderwetvergunningen.<br />
13
14<br />
3.2.2<br />
globis<br />
3.2.3<br />
Het gebruik van de<br />
activiteitencodering<br />
In deze bestanden worden ook activiteitencoderingen gebruikt. Daarnaast zijn er<br />
bestanden met de in het kader van het navos-project onderzochte stortplaatsen.<br />
Alle provincies zijn van plan om van finabo over te gaan naar globis. De meeste<br />
provincies vrezen echter dat de overzetting van de inhoud van het oude naar het<br />
nieuwe systeem niet geautomatiseerd kan worden uitgevoerd. Als reden wordt<br />
hiervoor enerzijds de opbouw van finabo genoemd, maar anderzijds ook de<br />
gebrekkige vulling van het systeem, waardoor vele gegevens ontbreken die voor een<br />
goed functioneren van globis nodig zijn. De ervaringen die door provincies zijn<br />
opgedaan met de tussentijdse rapportage via rambo, hebben dat gevoel versterkt.<br />
Vandaar dat diverse provincies sterk overwegen of inmiddels al hebben besloten, de<br />
dossiers van alle in het archief aanwezige gevallen opnieuw handmatig in globis in<br />
te voeren. Op die manier wordt tevens beoogd een belangrijke kwaliteitsimpuls te<br />
geven aan het informatiebeheer over de bodemkwaliteit in de provincie.<br />
De provincie Zuid-Holland heeft al een dergelijke actie achter de rug. De informatie<br />
in finabo bleek dusdanig incompleet, dat besloten werd de dossiers opnieuw in te<br />
voeren. Dit resulteerde in een tussenbestand, boom, dat overigens weer te veel<br />
informatie bleek te bevatten, zodat het werd teruggebracht tot boom-. Inmiddels is<br />
van daaruit finabo+ tot stand gekomen.<br />
Wanneer opnieuw handmatig de dossiers in globis worden ingevoerd, is uiteraard<br />
ook een geautomatiseerde uitvoering van de conversie van de oude naar de nieuwe<br />
activiteitencodering, niet zinvol. Dan kunnen beter opnieuw vanuit de dossiers de<br />
bronnen van de bodemverontreiniging worden vastgesteld en direct aan de nieuwe<br />
code (ubi) worden gekoppeld. Daarmee wordt direct ook het probleem ondervangen<br />
van de vele gevallen waarbij de activiteitencodering niet of slechts in algemene<br />
termen is ingevuld (zie volgende subparagraaf).<br />
Achter het veld Veroorzakercode hangt in finabo een referentietabel met de<br />
activiteitencodes van de verschillende activiteiten die de bodemverontreiniging<br />
kunnen hebben veroorzaakt. Het betreft een ingekorte versie van de Standaard<br />
Bedrijfsindeling 1974 (sbi’74) van de Kamers van Koophandel, het zogenaamde<br />
Groene Boekje. Vanuit deze tabel kan een code en een omschrijving worden<br />
gekozen. Enkele provincies hebben een aanpassing op de lijst gemaakt en enkele<br />
codes die voor hun grondgebied relevant zijn toegevoegd, zoals in Noord-Brabant<br />
enkele specifieke deelactiviteiten in de leerindustrie.<br />
Het invullen van de activiteitencode bij het veld Veroorzakercode is in finabo niet<br />
verplicht. De vulling van het veld is in veel provincies dan ook matig of zelfs gering.<br />
Gemiddeld is in ongeveer de helft van de gevallen een activiteitencode ingevuld.<br />
Er zijn ook uitschieters naar beneden van 20% en zelfs 0%, maar ook naar boven van<br />
81% en 90%. Omdat de sbi’74-tabel alleen maar bedrijfsactiviteiten kent en niet elk<br />
geval van bodemverontreiniging door een bedrijf is veroorzaakt, kan ook niet altijd<br />
een code worden toegekend. In dergelijke gevallen is geen enkele code, vier kruisjes,<br />
de code 9999 of een code voor particuliere huishoudens (bij hbo-tanks) ingevoerd.<br />
Uit de gesprekken kwam naar voren dat het bepalen van de activiteitencodering bij<br />
het veld Veroorzakercode, bij de meeste projectleiders geen hoge prioriteit heeft.<br />
Zij concentreren zich met name op het invoeren van de bodemtechnische gegevens.<br />
Bovendien moeten de projectleiders in de meeste gevallen zelf een veroorzakende<br />
activiteit met bijbehorende code uit het rapport van het bodemonderzoek zien te<br />
destilleren. Uiteindelijk wordt dan vaak geen code of een vrij algemene code<br />
ingevoerd.<br />
3.2.4<br />
Wensen ten aanzien<br />
van de nieuwe codering<br />
voorbeeld zoekmachine<br />
Met betrekking tot de wensen inzake de eisen waaraan de nieuwe activiteitencodering<br />
moet voldoen, staan een logische opbouw en goede zoekmogelijkheden voorop.<br />
Vanuit de eerste algemene sectoren en bedrijfstakken, moet desgewenst een keuze<br />
voor een meer gedetailleerde code en omschrijving kunnen worden gemaakt.<br />
Iets dergelijks zou moeten worden gerealiseerd middels ‘doorklikschermpjes en<br />
-buttons’, zodat stapsgewijs tot een meer gedetailleerd niveau in de codering kan<br />
worden doorgedrongen. Tevens wordt veel waarde gehecht aan een zoekmachine,<br />
waarmee door het intikken van een kenmerkend deel van de omschrijving, door de<br />
zoekmachine een voorstel voor de in te voeren omschrijving en code wordt gedaan.<br />
Hieronder is een voorbeeld van een dergelijke zoekmachine opgenomen:<br />
gebruiker toetst zoekmachine toont met scores of<br />
‘metaal’ in volgende opties klassenindeling<br />
3.2.5<br />
De Best-Practice-module<br />
metaalwarenindustrie score 314 / klasse 7<br />
metaalconstructiebedrijf score 204 / klasse 6<br />
metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf<br />
score 320 / klasse 7<br />
metaalpijpenfabriek score 204 / klasse 6<br />
metaalverlakkerij score 320 / klasse 7<br />
metaalharderij score 160 / klasse 5<br />
Een ‘doorkiessysteem’ en een ‘zoekmachine’ zullen bij het inbouwen van de nieuwe<br />
ubi-codetabel in globis, waarschijnlijk betrekkelijk eenvoudig kunnen worden gerealiseerd.<br />
Over het gewenste detailniveau van de ubi-code lopen de meningen uiteen. Met<br />
behulp van een meer gedetailleerde code kan de bron van de verontreiniging zo<br />
precies mogelijk worden benoemd en kunnen daarmee ook de te verwachten<br />
stoffen en de onderzoeksstrategie zo goed mogelijk worden bepaald. Tevens kan<br />
daarmee een onderscheid worden gemaakt tussen bijvoorbeeld oude activiteiten,<br />
zoals een scheepswerf waar voor 1900 houten schepen werden gebouwd en een<br />
moderne jachtwerf waar slechts polyester wordt toegepast. Ook wordt door het<br />
toekennen van een gedetailleerde code met een dito omschrijving, direct in het<br />
systeem duidelijk om welk bedrijf het gaat, wat de herkenbaarheid van de locaties<br />
zal vergroten.<br />
Als argument voor een minder vergaande detaillering wordt gewezen op het feit dat<br />
bij het maken van selecties uit de bestanden mogelijk locaties worden gemist,<br />
omdat niet is gedacht aan enkele naastgelegen codes die vrijwel hetzelfde<br />
productieproces betreffen. Zo zouden bij een selectie van alle galvanobedrijven de<br />
eveneens zeer bodembedreigende vernikkelarijen en verchroominrichtingen, die<br />
net een paar codes ‘verder’ liggen, kunnen worden gemist. Gewezen werd ook op<br />
het feit, dat het vaak vrijwel onmogelijk is om aan het rapport van een bodemonderzoek,<br />
een gedetailleerde code en omschrijving van de activiteiten te ontlenen.<br />
Een te gedetailleerde code zou verder tot veel onnodig zoekwerk leiden, wat<br />
demotivatie bij de invoer van de codes tot gevolg zou kunnen hebben. Tenslotte<br />
werd gesteld, dat het bepalen van de juiste code, te veel historische en procestechnische<br />
kennis zou vergen, wanneer de code te gedetailleerd zou worden.<br />
Een belangrijk onderdeel van globis en de met het bever-traject ingezette beleidsvernieuwing<br />
wordt gevormd door de te ontwikkelen ‘slimme methodieken’,<br />
waarmee de bodemproblematiek op een adequate wijze kan worden aangepakt.<br />
15
16<br />
3.2.6<br />
Informatie-uitwisseling<br />
in het algemeen<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
De ‘Best-Practice-Module’ speelt daarin een centrale rol. Via deze module moeten<br />
ervaringsgegevens over gelijksoortige gevallen van bodemverontreiniging tussen de<br />
gebruikers van globis kunnen worden uitgewisseld. Het gaat dan om ervaringen op<br />
het vlak van te verwachten stoffen, gekozen onderzoeksstrategieën, saneringstechnieken<br />
en kostenramingen.<br />
Bij een dergelijke uitwisseling van gegevens is de activiteitencodering waarmee de<br />
bron van de verontreiniging wordt aangeduid essentieel. Wanneer gewerkt wordt<br />
met een algemene, uniforme codering van de verontreinigingsbronnen ( zoals de<br />
ubi-code), kunnen op grond van de bron gelijksoortige gevallen worden geselecteerd<br />
en met elkaar worden vergeleken. Ook andere factoren zijn bij het vergelijken van<br />
gevallen van belang, zoals grondsoort en ligging van de locatie, maar daarvoor<br />
bestaan al uniforme coderingen.<br />
Momenteel vindt tussen de provincies onderling weinig informatie-uitwisseling<br />
plaats over de meer technische en financiële aspecten van bodemsanering. De<br />
provincies konden zich daarom desgevraagd ook nog geen concrete voorstelling<br />
maken van hoe een dergelijke uitwisselingsmodule er in de praktijk uit zou moeten<br />
zien. Waarschijnlijk zal de module, wanneer deze er eenmaal is en dus ook een<br />
meer concrete invulling heeft gekregen, vanzelf zijn eigen behoefte en vraag genereren.<br />
Meer informatieverkeer vindt plaats tussen de provincies en de gemeenten, zoals de<br />
BIO-bestanden met potentieel vervuilde locaties, die in meerdere provincies ook aan<br />
de gemeenten ter beschikking worden gesteld. Zeker nu vanwege het<br />
Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing (ISV) de nodige taken en bevoegdheden<br />
aan de grotere gemeenten worden overgedragen, wordt ook informatie met hen uitgewisseld.<br />
Een structurele vorm is er echter niet.<br />
Gevallen van bodemverontreiniging komen vaak via de gemeente bij de provincie<br />
terecht. Er is echter geen vast format waarin informatie over gevallen van<br />
bodemverontreiniging, of door gemeenten of door onderzoeksbureaus, moet worden<br />
aangeleverd. Slechts in een enkel geval dienen de kerngegevens, naast in rapportvorm,<br />
ook apart op een standaardformulier te worden aangeleverd, zoals<br />
bijvoorbeeld het l-formulier in Fryslân.<br />
In het kader van het project Minimale Dataset Bodem wordt momenteel op drie<br />
plaatsen een pilotproject uitgevoerd met betrekking tot het uitwisselen van<br />
gegevens tussen provincies en gemeenten. Deelnemers zijn de provincie Fryslân en<br />
de gemeente Leeuwarden, de provincie Gelderland en de gemeente Duiven en de<br />
provincie Zeeland en de gemeente Goes. De gemeente Leeuwarden is als participant<br />
in het pilotproject bezocht en gevraagd wat de eerste ervaringen zijn met het<br />
uitwisselen van informatie tussen gemeente en provincie. Al in de eerste fase van de<br />
pilot werden de volgende knelpunten gesignaleerd:<br />
De provincie redeneert in financieel-administratieve gevallen van bodemverontreiniging,<br />
waarop ook het finabo-systeem is ingericht. De gemeente gebruikt<br />
echter een bodeminformatiesysteem dat locatiegericht is en dus redeneert vanuit<br />
de fysieke plek waar de verontreiniging is aangetroffen;<br />
finabo werkt met bepaalde fases tot waar het onderzoek is gevorderd, in het bis<br />
bestaat de fasering uit de verschillende onderzoeksvormen, zoals verkennend<br />
onderzoek, naderonderzoek, saneringsonderzoek en dergelijke;<br />
Er bestaat een groot kwaliteitsverschil tussen de bij de gemeente beschikbare<br />
informatie en de informatie die is opgenomen in finabo;<br />
De diverse codetabellen corresponderen niet met elkaar, waaronder de activiteitencodering<br />
waarmee de bron van de verontreiniging wordt benoemd;<br />
De wederzijds gehanteerde definities sluiten niet op elkaar aan.<br />
De in gebruik<br />
zijnde activiteitencoderingen<br />
voorbeeld sbi’74<br />
3.3<br />
3.3.1<br />
Standaard Bedrijfsindeling<br />
1974 (sbi’74) en<br />
aanpassingen daarop<br />
De gesignaleerde problemen maken duidelijk dat het uitwisselen van bodeminformatie<br />
tussen gemeenten en provincies geen eenvoudige zaak is en de nodige<br />
haken en ogen kent.<br />
Mede door de aanschaf van één en hetzelfde bodeminformatiesysteem door alle<br />
gemeenten in de provincie te bevorderen en zelf ook dat systeem in gebruik te<br />
nemen, hopen meerdere provincies de informatie-uitwisseling te bevorderen.<br />
Overigens spelen de verontreinigingsbron en de activiteitencodering daarbij geen<br />
rol. De meest courante bodeminformatiesystemen, uitgezonderd BIS4all van<br />
Centric, kennen ook geen vaste tabel waarmee de verontreinigingsbron moet worden<br />
benoemd. Met de introductie van een provinciewijd bodeminformatiesysteem<br />
wordt dat probleem dus niet verholpen.<br />
Voor het benoemen en categoriseren van economische activiteiten die bij het<br />
Handelsregister van de Kamers van Koophandel staan ingeschreven, werd in 1974<br />
een codering in gebruik genomen, de Standaard Bedrijfsindeling 1974 (SBI’74).<br />
De code bestaat uit een viercijferige indeling, die als volgt verloopt:<br />
2(000) Bedrijfstak Industrie<br />
20(00) Bedrijfsklasse Voedings- en genotmiddelenindustrie<br />
209(0) Bedrijfsgroep Cacao-, chocolade- en suikerwerkenindustrie<br />
2091 Bedrijfssubgroep Cacao- en chocoladefabrieken<br />
Aan de hand van de codering kon worden gewerkt aan een uniformering van de<br />
inschrijving in het Handelsregister en konden ook kerngegevens over bepaalde<br />
activiteiten worden verzameld. Naast de Kamers van Koophandel maakte ook het<br />
Centraal Bureau voor de Statistiek (cbs) gebruik van sbi’74 bij het verzamelen van<br />
statische kerncijfers over de Nederlandse Economie. Daartoe waren op de codering<br />
enkele kleine aanpassingen gemaakt, die eigenlijk meer verbijzonderingen binnen<br />
bepaalde groepen waren. Een wezenlijk verschil was er niet.<br />
Door het ingenieursbureau dhv is ten behoeve van de vergunningverlening en<br />
controle in het kader van de Hinderwet en later de Wet Milieubeheer, in 1989 een<br />
uitbreiding van sbi’74 gemaakt, waarmee vergunningplichtige activiteiten konden<br />
worden benoemd. Aan de codering zijn per activiteit kerncijfers gekoppeld over de<br />
afstand voor geur-, stof-, trilling- en geluidbelasting en een index voor lucht, water,<br />
bodem en explosiegevaar. Om alle activiteiten te kunnen benoemen is de viercijferige<br />
codering voor enkele groepen uitgebreid met een vijfde getal en is<br />
voorafgaand aan de bedrijfsactiviteiten een algemene categorie met machines en<br />
installaties toegevoegd, die niet direct aan een bedrijfsproces verbonden zijn.<br />
Deze codering vormt de basis van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering van de<br />
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (vng) 2 , die gebruikt wordt bij het<br />
beoordelen en controleren van Milieuvergunningen.<br />
Door ReGister wordt voor inventarisaties van Kamer van Koophandel- en Hinderwetarchieven<br />
een veel uitgebreidere lijst gebruikt, die overigens wel geënt is op de<br />
sbi’74. De code is zescijferig en de eerste vier cijfers corresponderen met sbi’74 .<br />
Door de uitbreiding van de code kunnen historische en specifieke activiteiten ook<br />
worden benoemd, wat met het oog op de aard en omvang van de mogelijke<br />
bodemverontreiniging belangrijk kan zijn.<br />
17
18<br />
3.3.2<br />
Bedrijfsindeling Kamers van<br />
Koophandel en Fabrieken<br />
1995 (bik’95)<br />
voorbeeld bik’95<br />
In 1993 werd door het cbs een nieuwe bedrijfsindeling in gebruik genomen, de<br />
sbi’93. Deze code was geënt op de wereldwijde codering van de Verenigde Naties,<br />
de isic, waarvan ook weer een Europese afgeleide was gemaakt, de nace. De nieuwe<br />
codering verschilde aanzienlijk van de oude. Nieuwe bedrijfstakken, zoals in de<br />
computerbranche en de dienstverlening, zijn in de nieuwe code opgenomen en de<br />
nieuwe code is ook veel gedetailleerder dan de oude. In 1995 namen ook de Kamers<br />
van Koophandel de nieuwe codering over, echter wel met enkele aanpassingen. Zo<br />
kent de bik’95 meer bedrijfsgroepen om de bedrijfsactiviteiten nog beter te kunnen<br />
typeren. In totaal worden 1900 verschillende activiteiten onderscheiden en is circa<br />
50% van de codes in vergelijking met sbi’74 veranderd.<br />
De opbouw van de bik’95 is als volgt:<br />
D Sectie Industrie<br />
DA Subsectie Vervaardiging van voedings- en genotmiddelen<br />
15 Afdeling Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken<br />
158 Groep Vervaardiging van overige voedingsmiddelen<br />
1584 Klasse Vervaardiging van cacaobonen en chocolade en suikerwerk<br />
15842 Subklasse Vervaardiging van chocolade en suikerwerk<br />
158421 Branche Vervaardiging van chocolade<br />
3.3.3<br />
Het gebruik van<br />
activiteitencoderingen bij<br />
bodemsanering<br />
De nace maakt geen gebruik van de laatste twee categorieën, de Subklasse en de<br />
branche. De sbi’93 van het cbs maakt geen gebruik van de laatste categorie, de<br />
branche. Verder komen de indelingen wel met elkaar overeen.<br />
De provincies maken bij het benoemen van de (potentiële) bronnen van bodemverontreiniging<br />
gebruik van de sbi’74-tabel, soms voorzien van enige aanpassingen.<br />
Een uittreksel van deze tabel hangt ook als referentietabel achter finabo. In de<br />
bestanden met potentieel vervuilde locaties, ontstaan door inventarisaties van<br />
archieven van de Kamer van Koophandel en Hinderwetvergunningen, wordt ook<br />
steeds sbi’74 gebruikt, eveneens soms met enkele aanpassingen om met name<br />
historische activiteiten te kunnen plaatsen.<br />
De Stichtingen bsb maken nog gebruik van sbi’74. Er is besloten de indeling te<br />
blijven gebruiken, omdat in de bestanden met potentieel vervuilde huidige bedrijfsterreinen,<br />
die destijds vanuit de Kamers van Koophandel zijn aangemaakt, ook de<br />
sbi’74 is gehanteerd en het overzetten daarvan naar de nieuwe codering te<br />
bewerkelijk zou zijn.<br />
De meest courante bodeminformatiesystemen, Nazca, Strabis en bis4all, hebben<br />
ook de mogelijkheid om de bron van de verontreiniging te benoemen. Alleen achter<br />
bis4all hangen referentietabellen met coderingen. Standaard kan uit drie<br />
verschillende tabellen worden gekozen, namelijk de cbs’93-tabel, de sbi’74-tabel en<br />
de dhv/vng-tabel. Het invullen van de activiteitencode is echter facultatief en<br />
desgewenst kunnen ook andere tabellen achter bis4all worden geplaatst. In Nazca<br />
en Strabis wordt geen gebruik gemaakt van activiteitencoderingen en dus zijn er<br />
ook geen standaardtabellen.<br />
Deelconclusies<br />
3.4<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
Op grond van de resultaten van fase 1 kunnen de volgende conclusies worden<br />
getrokken:<br />
Alle op het beleidsterrein bodemsanering gebruikte activiteitencoderingen zijn<br />
geënt op sbi’74;<br />
De activiteitencodering in het veld Veroorzakercode in finabo wordt lang niet altijd<br />
ingevuld en er worden vaak alleen algemene codes gebruikt;<br />
De meeste provincies overwegen of hebben inmiddels besloten om de dossiers van<br />
de in finabo opgenomen gevallen van bodemverontreiniging handmatig in te<br />
voeren in globis , omdat finabo onvoldoende gevuld is;<br />
De nieuwe ubi-code moet zodanig zijn samengesteld, dat zowel voor een algemene<br />
als voor een gedetailleerde code kan worden gekozen en dat de benodigde<br />
coderingen snel en eenvoudig kunnen worden opgezocht;<br />
Er vindt (nog) weinig uitwisseling van informatie plaats tussen de toekomstige<br />
gebruikers van globis.<br />
19
20<br />
Inleiding<br />
Uitgangspunten ubi<br />
4.1<br />
4.2<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
•<br />
•<br />
•<br />
4 De Uniforme Bron Indeling (ubi-code)<br />
Op grond van de informatie verkregen van de provincies en de grote gemeenten en<br />
de inventarisatie van de bestaande en in gebruik zijnde activiteitencoderingen, is<br />
vervolgens de Uniforme Bron Indeling (ubi) samengesteld. In dit hoofdstuk worden<br />
de uitgangspunten die daarbij zijn gehanteerd, de werkwijze, de opbouw en enkele<br />
specifieke aandachtspunten beschreven. Van de ubi-code zelf is een boekwerkje<br />
gemaakt, dat als losse bijlage bij het rapport is verschenen.<br />
Bij het bepalen van de uitgangspunten voor de ubi, is in de eerste plaats gekeken<br />
naar de criteria waaraan volgens de Kerngroep globis de nieuwe codering zou<br />
moeten voldoen 3 :<br />
Uniform: De code is uniform voor alle organisaties die globis gebruiken, dus voor<br />
alle huidige bevoegde gezagen. Bij het kiezen van zo’n uniforme indeling dient de<br />
omgeving van deze bevoegde gezagen te worden betrokken vanwege de informatieuitwisseling<br />
met hen.<br />
Algemeen: De code sluit aan bij de algemene indeling van bedrijfsactiviteiten, zoals<br />
die van de Kamers van Koophandel of het cbs of bij een eventuele nen-norm.<br />
Toegesneden: De code is in voldoende mate toegesneden op de problematiek van de<br />
bodemsanering. De indeling dient bijvoorbeeld rekening te houden met vervuilende<br />
activiteiten in het verleden, moet voldoende gedetailleerd zijn en dient ook<br />
activiteiten als stortplaatsen en dempingen te omvatten.<br />
Conversie: De code dient een eenvoudige conversie te bieden van de categorieindelingen<br />
die momenteel door de toekomstige globis-gebruikers worden<br />
gehanteerd.<br />
Uit de gesprekken met de provincies en de grote steden kwamen enkele aanvullende<br />
wensen naar voren:<br />
De code zou een logische opbouw moeten hebben, waarbij vanuit een eerste grovere<br />
indeling een keuze voor een meer gedetailleerd niveau zou kunnen worden<br />
gemaakt;<br />
Het zoeken naar de gewenste code zou eenvoudig moeten verlopen en er zou voor<br />
het bepalen van de juiste code niet te veel procestechnische of historische kennis<br />
nodig moeten zijn.<br />
Over de gewenste mate van verfijning bestaat geen directe overeenstemming bij de<br />
gebruikers van de code. De een vindt het belangrijk dat alle daadwerkelijke bronnen<br />
van bodemverontreiniging met een eigen karakter ook een eigen codering krijgen,<br />
de ander vindt een indeling op hoofdcategorieën voldoende.<br />
Op grond van het bovenstaande zijn enkele keuzes gemaakt, die als randvoorwaarden<br />
bij het samenstellen van de ubi zijn gehanteerd:<br />
De nieuwe code, de ubi, is geënt op de bik’95-code van de Kamers van Koophandel.<br />
Deze code sluit aan bij de internationale normen en is het meest gedetailleerd. De<br />
code heeft ook een vrij algemeen verbruik en sluit ook aan bij de codering zoals die<br />
door het cbs wordt gebruikt. De sbi’74 wordt weliswaar nog vrij algemeen gebruikt<br />
maar is verouderd en sluit niet aan bij de internationaal gehanteerde indelingen<br />
(Criterium 2)<br />
Aan de ubi zijn activiteiten toegevoegd die niet expliciet in de bik’95 voorkomen,<br />
maar vanwege het aspect van de bodemverontreiniging wel als een aparte code in<br />
de lijst moeten voorkomen. Het gaat dan om verdachte deelactiviteiten, historische<br />
activiteiten en potentieel vervuilende activiteiten als dempingen, ophogingen en<br />
stortplaatsen, die geen bedrijfsactiviteiten zijn en dus in de bik’95 niet voorkomen<br />
(Criterium 3)<br />
De ubi is opgesteld na een inventarisatie van de bij de toekomstige gebruikers van<br />
globis en de meest betrokken overige instanties en bedrijven, in gebruik zijnde<br />
21
22<br />
Werkwijze<br />
4.3<br />
•<br />
1<br />
2<br />
3<br />
activiteitencoderingen. Tevens is gebruik gemaakt van de inventarisaties van een<br />
groot scala aan historische activiteiten die mogelijk bodemverontreiniging kunnen<br />
hebben veroorzaakt. Alle verschillende coderingen zijn ondergebracht in een groot<br />
‘schakelbord’, van waaruit de nieuwe ubi is bepaald. Vanuit het schakelbord kunnen<br />
de coderingen ook naar de ubi worden geconverteerd. (Criteria 1, 3 en 4).<br />
Door gebruik te maken van de bik’95 en de nieuwe code daarop te enten, is ook de<br />
opbouw van grof- naar fijnmazig overgenomen en kan dus desgewenst bij het<br />
toekennen van de codes voor een hoog of een laag detailniveau worden gekozen.<br />
Daarbij is een logische indeling gevolgd en zijn soortgelijke processen en<br />
activiteiten zo goed mogelijk bij elkaar geplaatst. (Criteria 5 en 6)<br />
Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven, zijn van alle provincies, de grote steden,<br />
de Kamers van Koophandel, het cbs, de Stichting bsb en producenten van bodeminformatiesystemen<br />
de door hen gebruikte activiteitencoderingen verzameld. Als<br />
eerste stap zijn deze tabellen in een grote database opgenomen, die als schakelbord<br />
tussen de verschillende coderingen fungeert. Vervolgens zijn de coderingen door<br />
middel van handmatig ‘plakken en knippen’ aan de uitgebreide ReGister-tabel<br />
gekoppeld. De ReGister-tabel is daarbij als uitgangspunt genomen, omdat deze het<br />
meest uitgebreid en compleet is (circa 3000 omschrijvingen en codes). De lijst is<br />
samengesteld aan de hand van de vele grootschalige inventarisaties van potentieel<br />
vervuilde bedrijfsterreinen, die door ReGister inmiddels zijn uitgevoerd en waarbij<br />
vele honderdduizenden Hinderwetvergunningen en dossiers uit het Handelsregister<br />
zijn doorgenomen. Van de vele aangetroffen bedrijfsomschrijvingen is een bestand<br />
aangelegd, dat aan de sbi’74-tabel is gekoppeld.<br />
Alle door de provincies en anderen gebruikte omschrijvingen en codes zijn in het<br />
schakelbord ondergebracht en aan de ReGister-lijst gekoppeld. De ReGister-lijst is<br />
tevens verbonden met de Kennisdatabank, waarin voor bijna alle potentieel<br />
bodemvervuilende activiteiten informatie over de relevante stoffen en de<br />
parameters van die stoffen is verzameld (zie Hoofdstuk 5). Door vergelijking van de<br />
omschrijvingen van de activiteiten en de bij die activiteiten horende stoffen, is de<br />
lijst systematisch gescreend.<br />
Bij het screenen van de lijst zijn de volgende criteria gehanteerd:<br />
Wanneer het productieproces overeen kwam, de te verwachten tracers in de bodem<br />
gelijk waren en de herkenbaarheid van de activiteit niet om een aparte code vroeg,<br />
zijn de codes samengevoegd in één nieuwe ubi-code met omschrijving.<br />
Wanneer de structuur van de bik’95 te ingrijpend zou moeten worden aangepast<br />
om alle activiteiten onder verschillende codes onder te kunnen brengen en de in de<br />
bodem te verwachten tracers overeen kwamen, zijn de activiteiten in een verzamelcategorie<br />
ondergebracht. Een voorbeeld hiervan is de branche van de ‘Bankwerkerijen,<br />
gereedschapslijperijen’, waarin verschillende activiteiten als de machinebankwerkerijen,<br />
graveerbedrijven, metaalstraalinrichtingen, gereedschapslijperijen, cylinderslijperijen<br />
en dergelijke zijn ondergebracht. De bik’95 bood in deze klasse onvoldoende<br />
mogelijkheden tot verdere uitbreiding van het aantal branches.<br />
Duidelijk verschillende activiteiten, zowel in de tijd als qua proces, zijn apart<br />
gehouden en hebben een eigen code en omschrijving gekregen. Daartoe is op plaatsen<br />
de bik’95 aangepast. Een goed voorbeeld hiervan is de scheepsbouwsector,<br />
waarin onderscheid is gemaakt tussen de bouw van metalen schepen (na 1890),<br />
houten schepen (voor 1890) en polyester schepen (na 1950). De verschillende<br />
werftypen geven een totaal verschillende kans op bodemverontreiniging en moeten<br />
dus goed van elkaar worden onderscheiden.<br />
Vanuit de enerzijds ingedikte en anderzijds verder uitgewerkte ReGister-lijst, zijn<br />
aan de hand van bik’95 nieuwe activiteitencodes toegekend. Uiteindelijk resteerden<br />
aldus circa 1321 unieke ubi-codes met omschrijvingen.<br />
Enkele opmerkingen<br />
en kanttekeningen<br />
bij de ubi-code<br />
4.4<br />
De bik’95 is als uitgangspunt voor de ubi-code zoveel mogelijk in tact gehouden.<br />
De bestaande codes zijn aangehouden en niet gewijzigd, maar vanwege de<br />
duidelijkheid en de geautomatiseerde zoekmogelijkheden, zijn de omschrijvingen<br />
van de activiteiten wel aangepast. Het betrof vooral het inkorten van de<br />
omschrijvingen en het duidelijker naar voren brengen van de daadwerkelijke<br />
activiteit in de naam.<br />
Op sommige punten was het echter onvermijdelijk dat de code werd uitgebreid,<br />
omdat bepaalde specifieke takken van nijverheid anders niet goed konden worden<br />
geplaatst. De uitbreiding heeft echter alleen plaats gevonden vanaf de klasse, dat<br />
wil zeggen na de eerste drie cijfers. Het begin van de bik’95 is dus steeds onveranderd<br />
gelaten. Tot en met het groepsniveau, dus de eerste drie cijfers, komt de ubi<br />
volledig overeen met de bik’95.<br />
De nieuwe ubi-code is als Uniforme Bron Indeling bedoeld voor het benoemen van<br />
(potentiële) bronnen van bodemverontreiniging. Bij het onderzoek naar de door de<br />
provincies en anderen gebruikte activiteitencoderingen, is gebleken dat in de referentietabellen<br />
en bij de ingevoerde codes ook een groot aantal niet-bodembedreigende<br />
activiteiten worden genoemd. Omdat uitgangspunt is, dat de door de<br />
provincies gehanteerde tabellen en ingevoerde codes naar de nieuwe ubi-code<br />
moeten kunnen worden geconverteerd, zijn deze activiteiten wel gekoppeld, maar<br />
voorzien van een algemene code [000000, onverdachte activiteit]. Een overzicht van<br />
de als onverdacht beschouwde activiteiten is opgenomen als bijlage 5 in dit rapport.<br />
De gronden waarop een activiteit als niet-potentieel bodemvervuilend is beoordeeld,<br />
worden nader toegelicht in hoofdstuk 5, dat handelt over de aan activiteiten verbonden<br />
stoffen en prioriteitsscores.<br />
Niet-bedrijfsactiviteiten, zoals dempingen, stortplaatsen en ophogingen, zijn in de<br />
afdeling Milieudienstverlening (90) ondergebracht, omdat daarin nog voldoende<br />
ruimte voor uitbreiding van de code bestond. Een restcategorie van activiteiten die<br />
niet kon worden geplaatst en waarvan het productieproces onbekend is, is aangemaakt<br />
als groep 999, met een verdere onderverdeling naar de verschillende<br />
activiteiten.<br />
Een veel gebruikte code in finabo is ‘9900 Particuliere Huishoudens’. Een<br />
huishouden op zich kan moeilijk als een bron van bodemverontreiniging worden<br />
beschouwd. Deze code en omschrijving zijn meestal toegekend aan de particuliere<br />
bezitters van een hbo-tank die heeft gelekt en als gevolg waarvan bodemverontreiniging<br />
is ontstaan. In de referentietabel achter finabo is geen aparte code voor<br />
een onder- of bovengrondse tank aanwezig en dus is een andere oplossing gezocht.<br />
In de nieuwe ubi-code zijn codes opgenomen voor zowel ondergrondse als<br />
bovengrondse hbo-tanks. Wanneer wordt besloten de bodemdossiers handmatig in<br />
globis in te voeren, kan alsnog de juiste code voor de bron van de verontreiniging<br />
worden toegekend. Wanneer de codes geautomatiseerd worden geconverteerd is dat<br />
uiteraard niet mogelijk. De codes en omschrijvingen ‘particulier (bijv. hbo-tanks)’ en<br />
‘particuliere huishoudens’ zijn eveneens gekoppeld aan de code ‘000000 onverdachte<br />
activiteit’.<br />
Bij het toekennen van de activiteitencodering is in finabo soms de bron van de<br />
verontreiniging verwisseld met het huidige object op de locatie. Zo zijn de codes<br />
van sportvelden, bankgebouwen en dergelijke gebruikt, terwijl die moeilijk als een<br />
bron van bodemverontreiniging kunnen worden beschouwd. Waarschijnlijk was de<br />
bron van de verontreiniging onbekend en is het huidige gebruik van de locatie<br />
ingevoerd. Ook deze codes en omschrijvingen zijn gekoppeld aan de code voor<br />
onverdachte activiteiten.<br />
23
24<br />
Resultaat<br />
Uitvoering van<br />
de conversie<br />
4.5<br />
4.6<br />
Gebleken is ook dat veel met algemene codes en omschrijvingen is gewerkt, zoals<br />
‘2900 Chemische Industrie’, ‘3500 machine-industrie’ en ‘6100 Groothandel’. Onder<br />
deze codes vallen een breed scala aan verschillende activiteiten, vaak ook met zeer<br />
verschillende tracers en kansen op bodemverontreiniging. Ook hier geldt dat de<br />
algemene codes bij een geautomatiseerde conversie niet nader kunnen worden<br />
gespecificeerd. Bij een handmatige dossierinvoer zouden de verontreinigende<br />
activiteiten wellicht nader kunnen worden bepaald.<br />
In de ubi-code is zo goed mogelijk een onderscheid gemaakt tussen de verschillende<br />
activiteiten. Deelactiviteiten hebben zoveel mogelijk een eigen code gekregen, zoals<br />
ondergrondse en bovengrondse olietanks, kolenopslagplaatsen en dergelijke. Dit is<br />
gedaan omdat deze deelactiviteiten ook in combinatie met een onverdachte hoofdactiviteit<br />
kunnen voorkomen, zoals een bankgebouw. Voor enkele algemene industrieën,<br />
zoals meelfabrieken en suikerwerkenindustrie, die qua productieproces niet<br />
bodemvervuilend zijn, maar wel als gevolg van brandstofopslag en machineonderhoud<br />
mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt, zijn enkele algemene,<br />
karakteristieke tracers bepaald. Reden hiervoor is dat stookolie, huisbrandolie en<br />
kolenopslag lange tijd niet onder de Hinderwet vielen en dus bij inventarisaties van<br />
potentieel vervuilde locaties vaak niet als deelactiviteit kunnen worden geconstateerd.<br />
De ubi-code bestaat uit 1321 verschillende codes en omschrijvingen van activiteiten<br />
die, uitgezonderd de verzamelcode voor onverdachte activiteiten, betrekking<br />
hebben op potentieel bodemvervuilende activiteiten.<br />
De ubi-code is, naast in digitale vorm, ook in boekvorm beschikbaar. Van de code is<br />
een boekwerkje gemaakt, waarin tevens een inleiding op de totstandkoming en een<br />
handleiding voor gebruik van de code zijn opgenomen. In de handleiding wordt uitgelegd<br />
hoe de ubi-code het beste kan worden gehanteerd en hoe moet worden omgegaan<br />
met de keuze voor een algemene of juist een gedetailleerde code.<br />
Uit het onderzoek, zoals beschreven in hoofdstuk 3 van het rapport, is gebleken, dat<br />
de meeste provincies van plan zijn om de dossiers van de in finabo opgenomen<br />
gevallen, handmatig opnieuw in te voeren. Een geautomatiseerde conversie van de<br />
in finabo opgenomen activiteitencoderingen is dan niet meer nodig. De bestanden<br />
met potentieel vervuilde locaties, zoals Hinderwet- en Kamer van<br />
Koophandelbestanden, waarin de activiteitencoderingen ook een belangrijke plaats<br />
innemen, kunnen overwegend wel zonder problemen geautomatiseerd worden<br />
overgezet.<br />
Of een geautomatiseerde conversie nu wel of niet mogelijk is, het moet altijd<br />
duidelijk zijn wat de relatie is tussen een oude sbi-code en een nieuwe ubi-code. De<br />
verzamelde in gebruik zijnde activiteitencoderingen zijn daartoe gematched met de<br />
nieuwe ubi-code. Het 'matchen' vindt plaats binnen een schakelbord. Hierbij is<br />
sprake van éénrichtingsverkeer: met een sbi-code kan maar één ubi-code corresponderen<br />
Omgekeerd geldt echter dat een ubi-codering naar meerdere sbi-codes kan<br />
verwijzen.<br />
De provincies en de grote steden maken in hun bestanden voor het merendeel<br />
gebruik van dezelfde activiteitencodering. Het bleek daarom niet zinvol om voor<br />
elke provincie afzonderlijk telkens de complete lijst met activiteitencoderingen in<br />
het schakelbord in te voeren. Eerst is de meest uitgebreide coderingslijst in het<br />
schakelbord verwerkt, waarna deze dient als referentielijst voor de overige provincies<br />
en de grote steden. Vervolgens is per provincie gecontroleerd of de gehanteerde<br />
voorbeeld schakelbord<br />
sbi-codes overeenkomen met de codes uit de referentielijst. Eventuele afwijkingen of<br />
aanvullingen werden geïnventariseerd en vervolgens gemuteerd in de bijbehorende<br />
referentielijst. 4<br />
Via handmatig ‘plakken en knippen’ is de referentielijst aan de uitgebreide<br />
ReGister-tabel gekoppeld. De ReGister-tabel is als uitgangspunt genomen, omdat<br />
deze lijst het meest uitgebreid en compleet is in vergelijking tot andere lijsten<br />
(circa 3000 sbi-codes). Het schakelbord heeft de volgende structuur:<br />
ubi ubi-omschrijving rg omschrijving ref omschrijving<br />
2051 houtwarenindustrie 255700 houtdraaierijen 2557 houtdraaierijen<br />
205101 lijstenmakerij 255400 encadreerinrichting<br />
en encadreerinrichting<br />
205101 lijstenmakerij 255410 lijstenmakerij 2554 lijstenfabrieken<br />
encadreerinrichting en cadreerinrichtingen<br />
205102 grafkistenfabriek 257200 grafkistenfabriek 2572 grafkistenfabrieken e.d.<br />
voorbeeld afwijking codes<br />
Doordat alle aanvullingen in de referentielijst zijn opgenomen en de afwijkingen<br />
zijn geïnventariseerd, kunnen alle lijsten geconverteerd worden via de bijbehorende<br />
referentielijst. Het aantal afwijkingen met de referentielijst was overigens erg gering,<br />
namelijk ongeveer 0,25% van de codes per provincie. Een voorbeeld van een<br />
afwijking is in onderstaande tabel opgenomen.<br />
referentie omschrijving code Zeeland omschrijving<br />
6293 groothandel in slachtafvallen 6293 Groothandel oude materialen en afvalstoffen<br />
6671 detailhandel in huisbrandstoffen 6670 Detailhandel in huisbrandstoffen<br />
Per provincie zijn afzonderlijke tabellen gemaakt, waarmee de conversie kan<br />
worden uitgevoerd. De daadwerkelijke conversie is uiteindelijk niets anders dan het<br />
automatisch omzetten van de referentielijst naar de nieuwe ubi-codering. Hoe dit<br />
–technisch– precies in elkaar steekt, is als bijlage 6 in het rapport opgenomen.<br />
De tabellen kunnen uiteraard ook worden gebruikt bij het handmatig overzetten<br />
van de coderingen naar de nieuwe ubi-code.<br />
25
26<br />
Inleiding<br />
Een bron-<strong>model</strong><br />
5.1<br />
5.2<br />
Informatie 5.3<br />
per ubi-code<br />
5.3.1<br />
Tracers in de bodem<br />
5 Stoffenbestand en prioritering<br />
Fase 3 van het project betreft de aanpassing en actualisering van de Kennisdatabank<br />
met informatie over potentieel vervuilende activiteiten en de daarmee verbonden<br />
formule waarmee indicatieve prioriteitsscores aan individuele activiteiten kunnen<br />
worden toegekend. In dit hoofdstuk worden de opbouw van het <strong>model</strong> en de keuzes<br />
die daarbij zijn gemaakt nader beschreven.<br />
De in de Kennisdatabank verzamelde gegevens en de formule waarmee een<br />
indicatieve prioriteit kan worden berekend, hebben uitsluitend betrekking op de<br />
bron van de mogelijke bodemverontreiniging. De bron kan een chemische wasserij,<br />
een demping, een houtwarenfabriek of een andere activiteit zijn, die met een<br />
ubi-code is benoemd.<br />
Bij het bepalen van de uiteindelijke omvang, ernst en urgentie van een verontreinigde<br />
locatie, spelen naast de bron meer factoren een rol, zoals het pad en het<br />
object. Onder het pad wordt de locale bodemsituatie verstaan, bijvoorbeeld een kleiof<br />
een zandbodem, de situatie met betrekking tot het grondwater en dergelijke.<br />
Het object is het huidige gebruik van de verontreinigde locatie, bijvoorbeeld een<br />
bedrijfsterrein, een woning of een groenstrook. Pad en object hebben geen directe<br />
relatie met een bepaalde bron van bodemverontreiniging, maar zijn onafhankelijke<br />
geografische parameters die aan een bepaalde locatie zijn verbonden. Beide zijn<br />
hier buiten beschouwing gebleven. Het stoffenbestand en de formule hebben uitsluitend<br />
betrekking op de bron van de mogelijke verontreiniging.<br />
De indicatieve prioriteit wordt met de formule berekend voor een individuele<br />
activiteit. Elke ubi-code heeft een eigen indicatieve prioriteit. Een bedrijf kan<br />
tegelijkertijd verschillende activiteiten uitoefenen. Een bekend voorbeeld is de<br />
combinatie van een smederij met een verkooppunt voor vloeibare brandstoffen.<br />
Op een locatie, een fysieke geografische plek, kunnen in de loop der jaren ook<br />
meerdere bedrijven gevestigd zijn geweest met verschillende activiteiten. Er kunnen<br />
dus meerdere en verschillende bronnen van bodemverontreiniging op een locatie<br />
actief zijn geweest. Bij het bepalen van de onderzoeksurgentie voor een locatie,<br />
moet in theorie rekening worden gehouden met alle activiteiten die op een locatie<br />
hebben plaats gevonden en mogelijk een bijdrage aan de verontreiniging hebben<br />
geleverd. Om de onderzoeksprioriteit van een locatie te bepalen, kunnen de indicatieve<br />
prioriteiten van alle uitgevoerde activiteiten als een reeks worden geteld.<br />
In de praktijk zal echter meestal één activiteit als potentiële bron dominant zijn en<br />
kan de prioritering van de locaties het beste worden gedaan op grond van de hoogst<br />
scorende activiteit. Bij een locatie waar een chemische wasserij, een smederij en een<br />
autoreparatiebedrijf waren gevestigd, wordt de onderzoeksprioriteit bepaald door<br />
de wasserij. De verdachte deellocaties van de smederij en het autoreparatiebedrijf<br />
zullen bij het historisch onderzoek en het bodemonderzoek wel worden onderzocht,<br />
maar voor het bepalen van de onderzoeksprioriteit in eerste aanleg zijn zij niet van<br />
belang. Bij het prioriteren van locaties waarbij sprake kan zijn van meerdere<br />
activiteiten, moet het programma altijd zo zijn georganiseerd, dat de hoogst<br />
scorende activiteit ‘voorop’ komt te staan en als bepalend criterium bij de selectie<br />
kan worden gekozen. 5<br />
Per ubi-code is gekeken welke stoffen als gevolg van de activiteiten mogelijk in de<br />
bodem terecht zijn gekomen. Daartoe is een uitgebreide literatuurstudie naar<br />
bedrijfsprocessen uitgevoerd. Een overzicht van de geraadpleegde literatuur is<br />
opgenomen als bijlage 12. De verzamelde informatie is aangevuld en getoetst aan de<br />
hand van informatie uit de praktijk.<br />
27
28<br />
5.3.2<br />
Kans (g)<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
De tracers zijn de voor het productieproces kenmerkende stoffen, die als gevolg van<br />
de betreffende activiteit bij bodemonderzoek het meest waarschijnlijk in de bodem<br />
kunnen worden aangetroffen. Wanneer een tracer in de bodem wordt omgezet in<br />
een toxischer afbraakproduct, dan is deze toxischer metaboliet als vervanger van de<br />
tracer in de database opgenomen en in de formule meegewogen. In totaal zijn 166<br />
verschillende stoffen als tracer in de Kennisdatabank opgenomen.<br />
Niet alle stoffen zijn als tracer van een bepaalde activiteit even belangrijk. Daarom<br />
zijn per activiteit, voor zover aanwezig, ook de dominante tracers bepaald. Deze<br />
hebben in de uiteindelijke formule ter bepaling van de indicatieve prioriteit ook<br />
meer gewicht gekregen.<br />
Niet voor alle ubicodes konden de tracers worden bepaald. Daarbij kunnen drie<br />
groepen worden onderscheiden:<br />
De algemene ubi-codes, die met het oog op de conversie van in finabo gebruikte<br />
codes naar de ubi-code, in de lijst zijn opgenomen. De codes zijn te algemeen van<br />
aard om er stoffen aan te kunnen verbinden. Bij het toekennen van een ubi-code<br />
aan een activiteit moeten deze codes zoveel mogelijk worden gemeden. Het is beter<br />
dan verschillende deelactiviteiten te kiezen en deze met een ubi-code te benoemen.<br />
De ubi-codes voor stortplaatsen, dempingen, zellingen en ophogingen. Het bleek<br />
niet mogelijk om hiervoor karakteristieke tracers te benoemen. Omdat bekend is<br />
dat deze ubi-codes vaak wel een ernstige verontreiniging kunnen hebben<br />
veroorzaakt, moeten ze los van de uitkomsten van het ubi-<strong>model</strong> toch als potentieel<br />
ernstige locatie worden geselecteerd. Wellicht kunnen door nadere studie toch nog<br />
tracers worden bepaald.<br />
Een restcategorie van onbekende activiteiten (ubi-code: 9999..) en enkele activiteiten<br />
die nog niet zijn uitgezocht. Bij deze laatste ubi-codes gaat het overigens niet om<br />
activiteiten die op voorhand als potentieel ernstig vervuilend moeten worden<br />
beschouwd. Door middel van verdere studie kunnen deze ubi-codes mogelijk toch<br />
nader worden ingevuld.<br />
Een overzicht van de ubi-codes zonder tracers is opgenomen als bijlage 7<br />
De kans dat verontreinigende stoffen in de bodem terecht komen, is niet voor elke<br />
activiteit even groot. Verschillende factoren spelen daarbij een rol:<br />
De schaal (omvang) waarop de stoffen in het bedrijf worden gebruikt;<br />
De rol van de stoffen in het productieproces, als kostbaar eindproduct, afvalproduct<br />
of hulpstof;<br />
De kans op emissie van de stoffen naar de bodem.<br />
Deze factoren zijn samengenomen in de g-waarde of productieschaal. Het betreft<br />
een relatieve en geen absolute waarde, die als een extra factor in de formule voor<br />
het bepalen van de prioriteit wordt meegewogen. De g-waarde is in de formule voor<br />
het bepalen van de indicatieve prioriteit een belangrijke factor, omdat daarin de<br />
kans op het ontstaan van bodemverontreiniging per activiteit wordt uitgedrukt.<br />
De g-waarde is niet gebonden aan een bepaalde tracer, maar aan een activiteit als<br />
geheel. Per ubi-code is een g-waarde toegekend. De toegekende waarde varieert<br />
tussen 1000 en 5, zodat het maximale verschil dat een g-waarde in de formule kan<br />
uitdrukken een factor 200 bedraagt. Er worden zeven verschillende g-waarden<br />
gehanteerd, namelijk:<br />
1000 750 500 300 150 50 5<br />
Parameters van<br />
de stoffen<br />
5.4<br />
5.4.1<br />
Toxiciteit van de stof<br />
1<br />
2<br />
3<br />
1<br />
2<br />
3<br />
Bij de hoogste g-waarde 1000 is de kans op ernstige en omvangrijke bodemverontreiniging<br />
als gevolg van de activiteit met de genoemde tracers vrijwel<br />
maximaal, gezien de omvang van het gebruik en de rol die ze in het<br />
productieproces spelen. Bij activiteiten met de g-waarde 5 worden weliswaar tracers<br />
gebruikt, maar is de kans op bodemverontreiniging, gezien de kleine schaal waarop<br />
ze worden gebruikt en de rol binnen het productieproces, zeer klein. Van een geheel<br />
onverdachte activiteit kan echter niet worden gesproken. De overige g-waarden<br />
liggen tussen deze twee uitersten in. De g-waarde zegt dus niets over de toxiciteit<br />
van de tracers. De g-waarden zijn per activiteit bepaald aan de hand van<br />
bestudering van het productieproces en praktijkgegevens uit bodemonderzoeken.<br />
Het bodemvervuilende karakter van een stof wordt in principe door twee aspecten<br />
bepaald, namelijk de toxiciteit en de mobiliteit. Voor beide parameters is gezocht<br />
naar een zo goed mogelijke waarde, die in de formule voor het bepalen van de indicatieve<br />
prioriteit per ubi-code kan worden gebruikt.<br />
Er zijn verschillende manieren waarop de toxiciteit van een stof kan worden<br />
bepaald. Vaak wordt uitgegaan van arbo-normen of vergiftigingscijfers. Voorbeelden<br />
hiervan zijn de mac-waarden en de eg-klassegrenzen (r28=zeer giftig; r25=giftig;<br />
r22=schadelijk). In dit verband is gekozen voor de interventiewaarden uit de<br />
Leidraad Bodembescherming. De motivatie voor die keuze is drieledig:<br />
De interventiewaarde is specifiek gericht op de bodem en sluit dus goed aan bij het<br />
doel waarvoor het <strong>model</strong> is gemaakt;<br />
De interventiewaarde is kwantitatief en specifiek voor een bepaalde stof bepaald.<br />
Daarmee wordt het probleem van vervlakking, dat optreedt bij een indeling in<br />
klassen, voorkomen;<br />
De interventiewaarden zijn algemeen aanvaard in het beleidsveld bodemsanering<br />
en worden regelmatig door het rivm geactualiseerd.<br />
Een probleem is wel dat de interventiewaarden alleen voor de leidraadstoffen, een<br />
beperkt aantal stoffen, zijn berekend. Een flink aantal van de 166 stoffen die in de<br />
database als tracers aan een bepaald productieproces zijn verbonden, komen in de<br />
Leidraad niet voor. Er kunnen zich derhalve de volgende situaties voordoen:<br />
Een tracer komt voor als leidraadstof in de circulaire Leidraad Bodembescherming;<br />
Een tracer komt niet voor als leidraadstof, maar komt wat betreft stofeigenschappen<br />
overeen met een specifieke leidraadstof;<br />
Een tracer komt niet voor als leidraadstof en komt wat betreft stofeigenschappen<br />
ook niet overeen met een leidraadstof.<br />
Met betrekking tot de toepassing van de tracers in de formule, is per situatie als<br />
volgt gehandeld:<br />
Ad 1<br />
De tracer komt voor als leidraadstof en dus kan de interventiewaarde direct worden<br />
gebruikt in de formule voor de prioriteitsberekening;<br />
Ad 2<br />
De tracer komt niet voor als leidraadstof. Van de tracer is vervolgens de chemische<br />
textuur bepaald en vastgesteld of een leidraadstof, wat betreft stofeigenschappen,<br />
overeenkomt met de tracer. Wanneer een leidraadstof overeenkwam met de tracer,<br />
is in de formule de interventiewaarde van deze leidraadstof gebruikt. Wanneer<br />
meerdere leidraadstoffen met de chemische textuur van de tracer overeenkomen, is<br />
voor de meest kritische stof gekozen.<br />
Ad 3<br />
Wanneer er geen leidraadstof werd gevonden die qua chemische textuur<br />
overeenkwam met de tracer, is de tracer niet meegewogen in de formule voor de<br />
29
30<br />
5.4.2<br />
Mobiliteit<br />
Indicatieve prioriteit 5.5<br />
per <strong>UBI</strong>-code<br />
5.5.1<br />
De formule<br />
•<br />
•<br />
risicoberekening. Overigens was dit maar bij twee tracers het geval, namelijk voor<br />
aceton en glycerol.<br />
Een overzicht van de tracers die in de Kennisdatabank voorkomen en de koppeling<br />
met de leidraadstoffen, is als bijlage 8 opgenomen in dit rapport.<br />
Naast de toxiciteit van de stof, wordt ook de mobiliteit van de stof geacht een rol te<br />
spelen bij het beoordelen van het bodemvervuilende karakter van een stof. Over<br />
mobiliteit wordt echter verschillend gedacht. Met name in oudere studies wordt<br />
mobiliteit nog als een positief gegeven gewaardeerd. Immers door het verspreiden<br />
van vooral oudere verontreinigingen als gevolg van de mobiliteit van de stoffen, zou<br />
de verontreiniging mogelijk niet meer aanwezig zijn en in ieder geval in verdunde<br />
vorm en dus minder urgent. Een voorbeeld van deze benadering is de studie van<br />
Nieuwkoop (zie 5.7.1). Anderzijds wordt het verspreiden van de verontreiniging over<br />
een groter gebied momenteel toch meestal als een negatief gegeven beschouwt.<br />
Een groter gebied raakt met de stoffen verontreinigd en met name de verspreiding<br />
in het grondwater is ongewenst.<br />
Los van dit verschil in waardering, wordt mobiliteit algemeen als een factor van<br />
belang gezien bij het beoordelen van het bodemvervuilende karakter van stoffen.<br />
Aanvankelijk waren in het ubi-<strong>model</strong> voor het bepalen van de mobiliteit van een<br />
stof de constante van Henry en de log Koc genomen. Deze bleken echter voor een<br />
groot aantal tracers niet bekend en wanneer wel bekend niet eenduidig te bepalen.<br />
Vervolgens werd gekozen voor het oplosbaarheidcijfer S in mg stof/liter water, dat<br />
ook in het sus-<strong>model</strong> wordt gebruikt (zie hierna in 5.7.3). De oplosbaarheid van een<br />
stof is echter, zeker voor metalen, sterk afhankelijk van de Ph-waarde (zuurgraad)<br />
van de grond ter plaatse en daarmee dus eigenlijk een padafhankelijk gegeven.<br />
Tevens bleek bij de eerste test met de formule, dat het toevoegen van de<br />
oplosbaarheidcijfers aan de formule in combinatie met de interventiewaarde,<br />
nauwelijks verschillen te weeg bracht in de onderlinge rangorde naar prioriteit<br />
tussen de ubi-codes. Daarom is besloten de mobiliteit verder als aparte parameter in<br />
de formule buiten beschouwing te laten. Bovendien is bij de berekening van de<br />
interventiewaarden in de Leidraad bodembescherming ook al rekening gehouden<br />
met mobiliteitsaspecten. Impliciet weegt de mobiliteit dus toch nog mee in de<br />
formule.<br />
De formule drukt simpelweg het volgende uit: Risico = toxiciteit * trefkans. In de<br />
formule zijn de volgende parameters meegenomen:<br />
Toxiciteit, uitgedrukt in de interventiewaarden van de Leidraad bodembescherming;<br />
Kans, uitgedrukt in een g-waarde.<br />
Van de toxiciteit gepresenteerd door de interventiewaarden, zijn de reciprocewaarden<br />
genomen. Hierdoor krijgt een lage interventiewaarde een hoge score en<br />
andersom. Dit is ook de bedoeling, immers een stof met een interventiewaarde van<br />
1 is giftiger dan een stof met een interventiewaarde van 40.<br />
De reciprocewaarden van de interventiewaarden variëren tussen 0,0013 en 1000.<br />
Aangezien de range zo groot is, is het beter om met logaritmes te werken.<br />
Uitkomsten kleiner dan 1 krijgen met een logaritme echter een negatieve waarde.<br />
Omdat dit het rekenwerk onnodig bemoeilijkt, wordt de reciproce van de<br />
interventiewaarden met duizend vermenigvuldigd, alvorens de natuurlijke<br />
logaritme (Ln) wordt toegepast. Rekenkundig gebeurt dus het volgende:<br />
Ln(1000/I-waarde)<br />
Omdat aan een ubi-code meestal meerdere tracers zijn verbonden, worden de afzonderlijke<br />
toxiciteitsgegevens gesommeerd: Ln(1000/I-waarde).<br />
nsx = g/100 * Ln ((1000/i-waarde)*(2 indien dominant))<br />
nsx: Indicatieve prioriteit<br />
g: Kans<br />
i-waarde: Interventiewaarde Leidraad Bodembescherming<br />
Aansluiting bij de<br />
monitoringsoperatie<br />
5.6<br />
1<br />
2<br />
3<br />
Bovendien is per ubi-code ook aangegeven welke tracers dominant zijn. ‘Dominant’<br />
betekent, dat deze tracers relatief een groot aandeel hebben binnen de<br />
desbetreffende bedrijfsactiviteit. Zo zijn bijvoorbeeld bij een meubelfabriek de<br />
tracers trichloorethaan en tolueen dominant en aniline niet. De dominante tracers<br />
tellen twee keer mee in de rekenkundige bewerking: Ln ((1000/I-waarde)*(2<br />
indien dominant))<br />
Tot slot wordt het geheel vermenigvuldigd met de kans (g)/100. De productieschaal<br />
wordt door 100 gedeeld, omdat anders wederom erg grote getallen ontstaan.<br />
De volledige formule luidt dan:<br />
De uitkomsten van de formule kunnen in de Kennisdatabank per ubi-code worden<br />
afgelezen.<br />
Het ubi-<strong>model</strong> heeft de nodige raakvlakken met twee projecten uit het uitvoeringsprogramma<br />
bever, de beleidsvernieuwing bodemsanering. Het betreft de projecten<br />
Landsdekkend Beeld 2005 (c-7) en Monitoring Bodemsanering (c-2). In beide<br />
projecten speelt het inventariseren, prioriteren en onderzoeken van potentieel<br />
vervuilde locaties een belangrijke rol. Met name in de rapportage over de<br />
monitoring worden enkele uitspraken gedaan, definities genoemd die te maken<br />
hebben met het prioriteren van te onderzoeken locaties. In deze subparagraaf zal<br />
kort een vergelijking worden gemaakt tussen de voor de ubi-methode gekozen opzet<br />
en de in de rapportage van het Monitorings-project gemaakte indeling.<br />
In de rapportage Implementatie Monitoring Bodemsanering: Van start met<br />
indicatoren en gegevens (30-12-1999), worden locaties die verdacht worden van de<br />
aanwezigheid van bodemverontreiniging omschreven als, locaties waarbij op grond<br />
van de beschikbare informatie het vermoeden bestaat dat er bodemverontreiniging<br />
aanwezig is, zonder dat dit door middel van bodemonderzoek daadwerkelijk is<br />
vastgesteld. In de praktijk zullen dit de bestanden met potentieel vervuilde locaties<br />
(de pvl’s) zijn, die in de meeste provincies door inventarisaties van hinderwetarchieven<br />
en archieven Kamers van Koophandel zijn verkregen. Daarnaast vallen<br />
hieronder ook de vele meldingen die door gemeenten en particulieren in de loop<br />
der jaren zijn gedaan inzake door hen geconstateerde mogelijke gevallen, maar<br />
waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd.<br />
Vervolgens wordt binnen de verzameling verdachte locaties een onderscheid<br />
gemaakt in drie verschillende categorieën:<br />
Potentieel verontreinigde locaties;<br />
Potentieel ernstige locaties;<br />
Potentieel urgente locaties.<br />
De verschillende categorieën sluiten elkaar uit. Het onderscheid tussen de<br />
categorieën wordt echter niet op eenduidige gronden gemaakt. De eerste groep met<br />
potentieel verontreinigde locaties wordt omschreven als een verzamelvijver met<br />
voormalige en huidige bedrijfsterreinen, dempingen etc, waarvan enkele<br />
kerngegevens bekend zijn, die nog niet gescreend zijn. De tweede groep van<br />
potentieel ernstige locaties is al wel gescreend. Locaties van voor 1987 zitten hier<br />
niet meer in, de adresgegevens zijn gecontroleerd en kleinschalige activiteiten met<br />
een geringe kans op bodemverontreiniging zijn er uit gehaald. De categorie van<br />
urgente locaties bevat de locaties waar activiteiten met een grote kans op<br />
31
32<br />
Indeling klassen<br />
klasse nsx-score omschrijving<br />
klasse 8 999 < 500 Potentieel ernstig verontreinigd<br />
klasse 7 499 < 300 Potentieel ernstig verontreinigd<br />
klasse 6 299 < 200 Potentieel ernstig verontreinigd<br />
klasse 5 199 < 100 Potentieel ernstig verontreinigd<br />
klasse 4 99 < 50 Potentieel verontreinigd<br />
klasse 3 49 < 10 Potentieel verontreinigd<br />
klasse 2 9 < 1 Potentieel verontreinigd<br />
klasse 1 0,99 < 0,00 Potentieel verontreinigd<br />
•<br />
•<br />
bodemverontreiniging hebben plaats gevonden en die gezien hun ligging<br />
(pad en object) in aanmerking komen voor een snelle aanpak.<br />
De grenzen tussen de verschillende categorieën worden bepaald door slimme<br />
methodes en lerende trajecten, waarbij ervaringsgegevens worden teruggekoppeld<br />
naar de theoretische indeling. Locaties kunnen ook van de ene categorie degraderen<br />
of promoveren naar een andere. De indeling tussen de verschillende categorieën<br />
roept nog wel de nodige vraagtekens op en zal door de verschillende provincies en<br />
gemeenten nog nader moeten worden ingevuld.<br />
Prioriteit gezien de kans op en de ernst en omvang van mogelijke bodemverontreiniging,<br />
zoals bijvoorbeeld bepaald in de ubi-methode, is een van de bepalende<br />
factoren bij de indeling van de verschillende categorieën bij de monitoring, maar<br />
niet de enige. De genoemde ‘kleinschalige activiteiten’ en ‘de bekende gevallen,<br />
zoals autospuiterijen’ duiden op een dergelijke weging. Bij de weging van<br />
activiteiten en locaties op dergelijke gronden, kan het ubi-<strong>model</strong> als slimme<br />
methode goed worden gebruikt. De methode geeft immers aan wat de indicatieve<br />
prioriteit is van een bepaalde activiteit met het oog op de kans en aard van een<br />
mogelijke bodemverontreiniging.<br />
Hoe de uitkomsten van het ubi-<strong>model</strong> kunnen worden gelegd op de in de<br />
monitoringsoperatie voorgestelde indeling, is geen direct te beantwoorden vraag.<br />
Het ubi-<strong>model</strong> geeft als uitkomst een doorlopende cijferlijst, waarin de<br />
verschillende activiteiten onderling zijn gerangschikt. Om de activiteiten op de<br />
ranglijst vervolgens in de drie categorieën te verdelen (potentieel verontreinigd,<br />
potentieel ernstig, potentieel urgent) zullen op bepaalde punten in de lijst strepen<br />
moeten worden gezet. Waar de strepen precies worden gezet moet nader worden<br />
bepaald en valt buiten het kader van dit project. Bij het trekken van de strepen gaat<br />
het immers niet meer alleen om activiteiten, maar om locaties en dus ook om paden<br />
objectgegevens, ligging in statische en dynamische gegevens en de<br />
betrouwbaarheid van de bronnen waarop de vermelding als potentieel verdachte<br />
locatie is gebaseerd (Kamer van Koophandel of Hinderwet). Dat zijn parameters die<br />
hier buiten beschouwing zijn gebleven, maar wel als aanvulling op de uitkomsten<br />
van het ubi-<strong>model</strong> moeten worden toegepast.<br />
In het kader van het pilot-project Landsdekkend Beeld 2005 in de provincie<br />
Zuid-Holland (Bodem in Beeld), is een indeling gemaakt, die aansluit op de in de<br />
monitoringsoperatie voorgestelde indeling. Daarbij is een tweevoudig onderscheid<br />
voorgesteld, namelijk:<br />
Een onderscheid tussen potentieel ernstig en potentieel verontreinigd. De streep<br />
tussen beide categorieën is getrokken bij de nsx-score 100;<br />
Binnen de categorieën potentieel ernstig en potentieel verontreinigd een indeling<br />
in elk vier klassen.<br />
De indeling ziet er als volgt uit:<br />
Uitbijters<br />
5.7.1<br />
Uitbijters door hoge<br />
interventiewaarden metalen<br />
Uitbijters zware metalen<br />
5.7<br />
ubi-code Omschrijving nsx-score klasse<br />
27433 primaire zinkfabriek 308 7<br />
241214 tinwitmolen 187 5<br />
241211 loodwitmolen 114 5<br />
241213 zinkwitmolen 111 4<br />
Aan de indeling ligt geen berekening of formule ten grondslag. Er is met een open<br />
oog naar de volgorde in de rangschikking gekeken en daarbij is op enkele logische<br />
punten een streep getrokken. De meest kritische streep is die tussen de potentieel<br />
ernstige en de potentieel verontreinigde gevallen. De verdere klassenindeling is<br />
aangebracht om het absolute karakter van de scheiding tussen potentieel ernstig en<br />
potentieel verontreinigd te verzachten. De klassen 4 en 5 zouden als een soort van<br />
promotie-/degradatieklasse kunnen worden beschouwd. Ervaringscijfers moeten<br />
uitwijzen of de "streep" bij de nsx-100score een juiste keuze blijkt te zijn, of dat de<br />
lat lager of juist hoger moet worden gelegd.<br />
Door het aanbrengen van de klassenindeling is het ook mogelijk binnen de categorieën<br />
potentieel ernstig en potentieel verontreinigd nog een verdeling te maken.<br />
Onbekend is namelijk nog hoeveel, gerekend in aantallen te onderzoeken locaties,<br />
potentieel ernstige gevallen er zullen zijn. Mogelijk is het aantal veel te groot om<br />
binnen de gestelde termijn (2005) in eerste aanleg te onderzoeken. Aan de hand van<br />
de klassenindeling kan dan een verdere selectie worden gemaakt. Andersom is het<br />
ook mogelijk om bijvoorbeeld locaties uit klasse 4 alsnog ook voor 2005 te gaan<br />
onderzoeken.<br />
De gemaakte indeling en de grens tussen potentieel ernstig en potentieel<br />
verontreinigd moeten worden getoetst. Aan de hand van praktijkgegevens zal<br />
moeten worden getest of de indeling juist is, of dat de grens zal moeten worden verlegd.<br />
De in de monitoringsoperatie gevraagde indeling naar potentiële urgentie kan<br />
niet alleen aan de hand van brongegevens worden gemaakt. Daarvoor zijn meer<br />
parameters vereist, zoals de ligging van de locatie, het huidige gebruik, de grondsoort<br />
en ruimtelijke plannen. Die indeling valt buiten het bereik van dit project.<br />
Wanneer de uitkomsten van de formule worden bekeken, zijn enkele uitbijters aan<br />
te wijzen. Uitbijters zijn potentieel bodemvervuilende activiteiten (ubi-codes) die, na<br />
uitvoering van de berekening volgens de beschreven formule, te laag in de rangschikking<br />
staan. Het betreft activiteiten waarbij de tracers alleen uit zware metalen<br />
bestaan. De metalen hebben in de Leidraad Bodembescherming relatief hoge<br />
interventiewaarden gekregen en scoren daardoor in het ubi-<strong>model</strong> laag.<br />
Van meerdere van deze activiteiten is echter bekend dat zij toch zeer ernstige<br />
gevallen van bodemverontreiniging kunnen veroorzaken. Bovendien wordt bij deze<br />
activiteiten op grote schaal gebruik gemaakt van zouten, die mogelijk (veel)<br />
toxischer zijn dan de oorspronkelijke metalen en ook een veel groter verspreidingsrisico<br />
impliceren.<br />
Enkele voorbeelden van uitbijters die worden veroorzaakt doordat eigenlijk alleen<br />
zware metalen als tracer worden genoemd, zijn de volgende:<br />
Van de loodwitmolen is bekend, dat deze zeer ernstige gevallen van bodemverontreiniging<br />
kan hebben veroorzaakt. Doordat de tracer lood een hoge<br />
33
34<br />
5.7.2<br />
Stortplaatsen, dempingen,<br />
ophogingen<br />
Indeling stortplaatsen<br />
Potentieel ernstig Potentieel verontreinigd<br />
interventiewaarde heeft, scoort de activiteit relatief te laag. Dit probleem wordt in<br />
de eerste plaats veroorzaakt door het typische productieproces waarbij mest werd<br />
gebruikt, die nadien weer over de naburige landerijen werd verspreid en tot<br />
plaatselijk enorme concentraties lood in de bodem kan hebben geleid. In de tweede<br />
plaats is loodwit eigenlijk niet lood, maar PbCo 3 . Pb(OH) 2 (vermoedelijk toxischer<br />
dan lood), waarvoor in de Leidraad geen equivalent aanwezig is. Bij de bereiding van<br />
loodwit werd veel loodacetaat uitgespoeld, hetgeen feitelijk mobiel lood is, omdat<br />
door het bufferend vermogen van de bodem het lood uiteindelijk neerslaat. In feite<br />
lijkt de activiteit dus op een galvaniseerinrichting, waar ook lood op een dergelijke<br />
manier wordt toegepast. Een galvaniseerbedrijf scoort hoger, niet zozeer op de metalen,<br />
maar op de gebruikte ontvetters.<br />
Een zelfde soort redenering gaat op voor de andere genoemde activiteiten, waarbij<br />
de primaire zinkfabriek uiteraard nog wel hoog scoort, maar eigenlijk in de<br />
allerhoogste regionen thuis zou moeten horen. Zeker gezien de verontreiniging die<br />
op en in de wijde omgeving van de primaire zinkfabriek in Budel is ontstaan.<br />
De uitkomst van het ubi-<strong>model</strong> is door een aantal experts beoordeeld. Uit die<br />
beoordeling zijn nog enkele uitbijters naar voren gekomen (zie bijlage 11). In de<br />
beheersfase van het ubi-<strong>model</strong> (zie hoofdstuk 6) zal naar deze ubi’s nog nader studie<br />
worden verricht en zal worden geprobeerd aan de hand van ervaringsgegevens het<br />
<strong>model</strong> verder te ijken.<br />
Een categorie waar moeilijk bepaalde tracers aan kunnen worden gekoppeld, vormen<br />
de stortplaatsen, dempingen en erfverhardingen met diverse materialen.<br />
Daardoor kunnen ze ook niet van een specifieke nsx-score worden voorzien.<br />
Anderzijds is bekend dat veel stortplaatsen wel degelijk een ernstig geval van<br />
bodemverontreiniging kunnen vormen. In het Wbb-bestand van de provincie<br />
Zuid-Holland heeft bijvoorbeeld 61% van de vermeldingen te maken met een<br />
stortplaats, demping of erfverharding als bron van de verontreiniging. Om deze<br />
belangrijke categorie bij de prioritering niet tussen de wal en het schip te laten<br />
verdwijnen, is een methode bedacht om ze toch via het <strong>model</strong> te prioriteren.<br />
In de eerste plaats is op grond van literatuurstudie, beschikbare rapportages en<br />
gegevens uit de beschikbare finabo-bestanden, een globale indeling gemaakt tussen<br />
potentieel ernstig verontreinigde en potentieel verontreinigde stortplaatsen.<br />
De indeling is in onderstaande tabel opgenomen.<br />
Baggerspecie Agrarisch afval en/of takkenbossen<br />
Bouw- en of sloopafval Faecaliën<br />
Chemisch afval Grond<br />
Industrieel- en/of bedrijfsafval Huishoudelijk afval<br />
Kolengruis en/of sintels Houtafval<br />
Ongespecificeerd Lompen<br />
Rioolslib Veegvuil<br />
Shredder<br />
Slakken<br />
Zinkassen<br />
nsx-scores stortplaatsen c.a.<br />
Om de stortplaatsen, erfverhardingen, dempingen e.d. toch gewoon in het ubi<strong>model</strong><br />
te laten meelopen, zijn aan de Kennisdatabank twee ‘stoffen’ toegevoegd,<br />
namelijk ‘stort’ en ‘stort niet ernstig’. Aan ‘stort’ is een interventiewaarde van<br />
4E-15 toegekend en aan ‘stort-niet ernstig’ een interventiewaarde van 6,7. Aan de<br />
verschillende ubi-codes zijn vervolgens g-waarden toegekend, waarna een<br />
berekening met de formule het volgende beeld geeft:<br />
omschrijving stof g-waarde nsx klasse<br />
Stortplaats pot. ernstig stort 100 400 8<br />
Demping pot. ernstig stort 80 200 6<br />
Ophooglaag pot. ernstig stort 80 200 6<br />
Zelling pot. ernstig stort 80 200 6<br />
Erfverharding pot. ernstig stort 80 200 6<br />
Stortplaats pot. verontreinigd stort n.e. 100 50 4<br />
Demping pot. verontreinigd stort n.e. 80 25 3<br />
Ophooglaag pot. verontreinigd stort n.e. 80 25 3<br />
Zelling pot. verontreinigd stort n.e. 80 25 3<br />
Erfverharding pot. verontreinigd stort n.e. 80 25 3<br />
5.7.3<br />
Algemene uitbijters<br />
en overige activiteiten<br />
Toetsing van het<br />
<strong>model</strong> en de<br />
uitkomsten<br />
5.8<br />
5.8.1<br />
Vergelijking met Wbb-bestand<br />
Zuid-Holland<br />
Op grond van deze rekenkundige exercitie komen de verschillende soorten stortplaatsen,<br />
dempingen, ophooglagen, erfverhardingen en zellingen toch op de plaats<br />
terecht waar ze, gezien de ervaringsgegevens, thuishoren en lopen ze mee in de<br />
prioritering van de potentieel verdachte locaties. Wellicht kan in de beheersfase van<br />
het ubi-<strong>model</strong> nog aan een verdere verbetering van de indeling worden gewerkt en<br />
kunnen dan alsnog echte tracers worden toegevoegd.<br />
Een laatste groep van uitbijters wordt gevormd door de activiteiten met een<br />
dusdanig algemeen karakter, dat daaraan geen tracers konden worden gekoppeld.<br />
Het betreft bijvoorbeeld de omschrijvingen als ‘metaalindustrie algemeen’,<br />
‘groothandel’ en dergelijke. De specifieke aard van de activiteiten is onbekend en<br />
dus is het onmogelijk om deze activiteiten te prioriteren. Een overzicht van deze<br />
ubi-codes en activiteiten is opgenomen als bijlage 7.<br />
Tenslotte is er een aantal activiteiten waarvan de aard van de bezigheden en de<br />
gebruikte stoffen onbekend zijn. Ook deze konden daardoor niet van een score worden<br />
voorzien. In de beheersfase van het ubi-<strong>model</strong> zal verder onderzoek naar deze<br />
activiteiten worden gedaan, zodat ze dan alsnog van tracers en een g-waarde kunnen<br />
worden voorzien en in de prioritering kunnen worden meegenomen. Een<br />
overzicht van deze activiteiten is eveneens in bijlage 7 opgenomen.<br />
De werking van het <strong>model</strong> en de uitkomsten zijn op twee manieren getoetst. In de<br />
eerste plaats is een vergelijking gemaakt tussen de nsx-scores uit het ubi-<strong>model</strong> en<br />
de kwalificaties die in het Wbb-bestand van Zuid-Holland aan gevallen van<br />
bodemverontreiniging met vergelijkbare activiteiten zijn gegeven. In de tweede<br />
plaats zijn het <strong>model</strong> en de uitkomsten voorgelegd aan een aantal deskundigen, die<br />
over ruime ervaring op het gebied van bodemsanering beschikken.<br />
In de provincie Zuid-Holland zijn de ubi-codes al gekoppeld aan de locaties die<br />
voorkomen in het Wbb-bestand van de provincie. Op basis van de ubi-codes kon een<br />
vergelijking worden gemaakt tussen de in het ubi-<strong>model</strong> aan bepaalde activiteiten<br />
toegekende nsx-scores en de in het Wbb-bestand opgenomen praktijkgegevens.<br />
35
36<br />
5.8.2<br />
Toetsing door deskundigen<br />
Vergelijking met 5.9<br />
andere <strong>model</strong>len<br />
5.9.1<br />
Nieuwkoop<br />
Uitgangspunt daarbij was vooral het toetsen van de streep bij nsx-score 100 tussen<br />
de potentieel ernstige activiteiten en de potentieel verontreinigende activiteiten.<br />
De kwalificatie uit het ubi-<strong>model</strong> potentieel ernstig verontreinigd (nsx(100) werd daarbij<br />
gelijkgesteld aan de kwalificaties urgent en ernstig in het Wbb-bestand.<br />
De kwalificatie potentieel verontreinigd uit het ubi-<strong>model</strong> werd gelijkgesteld aan de<br />
kwalificatie niet-ernstig uit het Wbb-bestand.<br />
Uit de vergelijking bleek, dat de uitkomsten van het ubi-<strong>model</strong> op het punt van het<br />
onderscheid tussen potentieel verontreinigd en potentieel ernstig verontreinigd<br />
meer dan goed overeenstemmen met wat in de praktijk uit de bodemonderzoeksgegevens<br />
naar voren komt. Slechts bij 3% van de Wbb-locaties bleek dat er in de<br />
praktijk sprake was van een ernstig of urgent geval, terwijl op grond van het<br />
ubi-<strong>model</strong> slechts een niet-ernstig geval (potentieel verontreinigd) mocht worden<br />
verwacht. Andersom bleek in 12% van de gevallen in het Wbb-bestand sprake te zijn<br />
van een niet-ernstig geval, terwijl het ubi-<strong>model</strong> een potentieel ernstig geval had<br />
voorspeld. Dit laatste verschil is echter niet erg relevant, omdat het verschil met<br />
name wordt veroorzaakt door het grote aantal benzineservicestations in het Wbbbestand,<br />
die door het ubi-<strong>model</strong> terecht als potentieel ernstig worden beschouwd,<br />
maar waarbij in de praktijk voor ongeveer 10% geen sprake blijkt te zijn van een<br />
ernstig of urgent geval. Toekenning van een score op basis van 90% van de gevallen,<br />
is echter meer dan te rechtvaardigen. De uitkomsten van de toets zijn in meer<br />
uitgewerkte vorm opgenomen in bijlage 10.<br />
Het was aanvankelijk de bedoeling om het ubi-<strong>model</strong> en de uitkomsten daarvan te<br />
laten toetsen door de Werkgroep Urgentie & Interventiewaarden (ui). In de praktijk<br />
bleek dit echter op korte termijn moeilijk te realiseren. Daarom zijn enkele leden<br />
van de ui gevraagd om de beoordeling op persoonlijke titel uit te voeren.<br />
De uitkomsten daarvan zijn opgenomen in bijlage 11.<br />
In algemene zin konden de geraadpleegde deskundigen zich vinden in de opzet van<br />
de formule en de parameters die voor het bepalen van het bodemvervuilende<br />
karakter van de activiteiten waren gekozen. Vragen werden vooral gesteld over de<br />
vertaling van de tracers naar leidraadstoffen, de mogelijkheden tot een verdere<br />
verfijning van het <strong>model</strong> en een mogelijke verdere koppeling met pad en objectgegevens.<br />
Daarnaast werden bij ongeveer dertig ubi-codes vraagtekens gezet met<br />
betrekking tot de genoemde tracers en de (te lage) plaats van de ubi-code op de<br />
ranglijst. De meeste opmerkingen waren gebaseerd op de praktijkervaringen van de<br />
deskundigen met het onderzoek naar en de sanering van bepaalde activiteiten.<br />
Veel van de opmerkingen zijn direct in de Kennisdatabank verwerkt. Naar<br />
aanleiding van de opmerkingen zal naar enkele ubi-codes nog nadere studie<br />
worden verricht. De uitkomsten van de toets door de deskundigen zijn verder<br />
uitgewerkt in bijlage 11.<br />
Door Jurgen Nieuwkoop is als promotieonderzoek aan de Technische Universiteit<br />
van Eindhoven, in 1993 een systematiek ontwikkeld voor het bepalen van de<br />
indicatieve prioriteit van potentieel vervuilde voormalige bedrijfsterreinen. In dat<br />
kader zijn door hem 96 afdelingen en groepen (twee- en driecijferig sbi’s)<br />
onderzocht op hun potentieel bodemvervuilende karakter. Voor het bepalen van de<br />
prioriteitsscore wordt door Nieuwkoop ongeveer dezelfde insteek gekozen als in de<br />
ubi-methode.<br />
5.9.2<br />
tauw/bsb-systematiek<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
Voor het bepalen van de indicatieve prioriteit gebruikt Nieuwkoop de volgende<br />
parameters:<br />
De toxiciteit van de gebruikte stoffen;<br />
De persistentie c.q. mobiliteit van de stoffen;<br />
Het stofaandeel van een stof in het productieproces;<br />
De kans op emissie naar de bodem;<br />
De gemiddelde bedrijfsgrootte;<br />
De gemiddelde levensduur van een bedrijf.<br />
De eerste twee factoren worden ook in het ubi-<strong>model</strong> meegenomen. De kans op<br />
emissie naar de bodem en de gemiddelde bedrijfsgrootte zijn meegewogen in de<br />
g-waarde en voor een groot deel ook opgenomen in de toekenning van de separate<br />
ubi-codes. Het individuele aandeel van een stof in de afzonderlijke productieprocessen<br />
is niet uitgezocht. Wel is het belang van een stof meegewogen in de keuze<br />
van de tracers, omdat alleen de belangrijkste stoffen als tracers zijn opgenomen.<br />
De gemiddelde levensduur is nogal een arbitrair gegeven, want betrouwbare<br />
gegevens voor het bepalen hiervan ontbreken, zeker wanneer de activiteiten meer<br />
op detailniveau moeten worden beschouwd.<br />
Het aantal door Nieuwkoop beschouwde categorieën is beperkt. Veel activiteiten<br />
blijven buiten beschouwing en de productieprocessen worden veelal naar algemene<br />
stofcategorieën vertaald. In algemeen termen komt de strekking van het <strong>model</strong><br />
echter overeen met het ubi-<strong>model</strong>. Opvallend is trouwens dat mobiliteit in het<br />
<strong>model</strong> van Nieuwkoop anders wordt gewaardeerd, namelijk als een positieve<br />
waarde. Hoe mobieler de stoffen, des te lager de uiteindelijke prioriteit.<br />
In opdracht van de Commissie bodemsanering van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen,<br />
heeft tauw in 1987 een methodiek ontwikkeld voor het bepalen van een<br />
onderzoeksprioriteit per bedrijf. Er heeft een uitgebreide vergelijking plaats gevonden<br />
tussen de ubi-methode en de tauw/bsb-systematiek, omdat deze methode een<br />
vrij uitgebreide toepassing heeft gekregen. Voor het uitvoeren van de vergelijking is<br />
gebruik gemaakt van de documentatie die aan het tauw/bsb-systeem ten grondslag<br />
ligt en de ervaringen die ReGister in de praktijk heeft opgedaan met het <strong>model</strong> in<br />
de provincie Gelderland. Een uitgebreid verslag van de vergelijking is als bijlage 9 in<br />
het rapport opgenomen. Hier wordt met een samenvatting volstaan.<br />
Bij de bepaling van de prioriteitsscore wordt in de tauw/bsb-systematiek gekeken<br />
naar twee elementen die samen de bronscore van de potentiële verontreiniging van<br />
de grond op het bedrijfsterrein bepalen, namelijk de toxiciteit en mobiliteit van de<br />
stofgroepen en de kans op het ontstaan van de verontreiniging.<br />
Per activiteit zijn maximaal twee stofgroepen bepaald die mogelijk de grond hebben<br />
verontreinigd en één stofgroep voor het grondwater. Deze stofgroepen zijn<br />
ingedeeld in risicoklassen op basis van toxiciteit en mobiliteit. De kans op<br />
bodemverontreiniging wordt bepaald op grond van de datum van vestiging van het<br />
bedrijf en de duur van de periode waarin het bedrijf op de locatie gevestigd was.<br />
Op grond van deze factoren wordt de bronscore bepaald. Door tauw zijn in een<br />
verdere uitbreiding van het <strong>model</strong> ook methodes voor het bepalen van een pad- en<br />
een objectscore aangebracht.<br />
Het bepalen van de tracers per activiteit is in de tauw/bsb-systematiek gebeurd op<br />
het niveau van de stofgroep. De toxiciteit is niet afzonderlijk per stof bepaald, maar<br />
door middel van een indeling in maximaal drie klassen. Ook de mobiliteit is via een<br />
indeling in drie klassen vastgesteld. Bovendien worden maximaal drie stofgroepen<br />
meegewogen. Het <strong>model</strong> gaat op dit punt belangrijk grover te werk dan de<br />
ubi-systematiek.<br />
37
38<br />
5.9.3<br />
De iwaco-systematiek<br />
indeling bepalende factoren iwaco<br />
De datum en duur van vestiging van een bedrijf op de locatie, bepalen de kans dat<br />
bodemverontreiniging is ontstaan. Het tauw-<strong>model</strong> spreekt niet over het<br />
prioriteren van activiteiten, maar van bedrijven. Het <strong>model</strong> is namelijk specifiek<br />
gericht op het prioriteren van de zogenaamde Kamer van Koophandel-bestanden<br />
met gegevens over bedrijven met bepaalde hoofdactiviteiten. Aan deze dossiers<br />
worden gegevens ontleend over vestigingsdata en -duur. Los van de vraag over de<br />
waarde van dergelijke bestanden en de betrouwbaarheid van de gegevens daarin,<br />
vormt dit een wezenlijk verschil met de ubi-systematiek, die immers gericht is op<br />
activiteiten en niet op de datum van vestiging of de vestigingsduur van een<br />
specifiek bedrijf.<br />
Door iwaco zijn enkele prioriterings<strong>model</strong>len ontwikkeld, waarmee ook potentieel<br />
verdacht locaties van een onderzoeksprioriteit kunnen worden voorzien. Er is<br />
sprake van een oudere systematiek en een recente, nieuwe systematiek, die hierna<br />
beide kort zullen worden besproken.<br />
iwaco-<strong>model</strong> oud<br />
Ook het prioriterings<strong>model</strong> dat door iwaco in opdracht van de provincie<br />
Groningen is ontwikkeld, is specifiek gericht op het prioriteren van Kamer van<br />
Koophandelbestanden. Het <strong>model</strong> gaat uit van het prioriteren van bedrijven en niet<br />
van locaties, net als in de tauw-systematiek. In het <strong>model</strong> worden twee stappen<br />
gehanteerd, namelijk eerst een indeling in vier risicoklassen en vervolgens binnen<br />
risicoklasse 1 nog een nadere indeling in vijf categorieën. De indeling is als volgt:<br />
iwaco risico-indeling<br />
Risicoklassen Omschrijving Categorie<br />
1 Groot risico I<br />
II<br />
III<br />
IV<br />
V<br />
2 Matig risico<br />
3 Klein risico<br />
4 Geen risico<br />
Van de bedrijfstakken die in risicoklasse 1 vallen is de potentiële risicoscore berekend<br />
aan de hand van de formule kans x ernst, waarna op grond van de uitkomsten<br />
dus een verdere onderverdeling is gemaakt in vijf categorieën. Als parameters voor<br />
het berekenen van de kans zijn de volgende ingrediënten gebruikt:<br />
procesgebonden factoren verontreinigende activiteiten bedrijfsvoering<br />
aard gebruikte stoffen directe bodemverontreiniging doel van de bedrijfsvoering<br />
gebruik van de stoffen indirecte bodemverontreiniging startjaar<br />
plaats van het proces kans op calamiteiten bedrijfsduur<br />
bedrijfsgrootte<br />
Voor het berekenen van de factor ernst zijn per stof de volgende parameters<br />
gehanteerd:<br />
factoren voor ernst iwaco<br />
gevaar volksgezondheid gevaar milieu verspreiding in het milieu<br />
acute risico’s van de stoffen toxiciteit voor het biotische milieu persistentie<br />
bio-accumulatie<br />
oplosbaarheid<br />
5.9.4<br />
sus-methode<br />
Op hoofdlijnen komt de formule (kans x ernst) overeen met de formule van het<br />
ubi-<strong>model</strong> (toxiciteit x trefkans). De meeste van de parameters die door iwaco per<br />
stof en per activiteit in de berekening worden meegewogen, zijn opgenomen in de<br />
Interventiewaarden en de g-waarde die in het ubi-<strong>model</strong> worden gebruikt.<br />
Ook hier is het grote verschil echter, dat in het <strong>model</strong> op het niveau van bedrijfstakken<br />
wordt gewerkt en de toekenning van stoffen minder ver is uitgewerkt dan in<br />
het ubi-<strong>model</strong>. Net als het <strong>model</strong> van tauw is ook het <strong>model</strong> van iwaco specifiek<br />
gericht op het prioriteren van Kamer van Koophandelbestanden en de bedrijven die<br />
daaruit voortkomen en niet op activiteiten. Daarom worden ook gegevens over<br />
bedrijfsduur en bedrijfsgrootte meegewogen, omdat deze uit de dossiers van de<br />
Kamer van Koophandel kunnen worden afgeleid. De bedrijfsgrootte wordt<br />
bijvoorbeeld bepaald aan de hand van de vanaf circa 1975 in de dossiers aanwezige<br />
formulieren betreffende het aantal in het bedrijf werkzame personen. Gevolg van<br />
de gerichtheid op het prioriteren van KvK-bestanden is ook, dat specifieke<br />
historische bedrijfsprocessen met het <strong>model</strong> niet kunnen worden geprioriteerd.<br />
iwaco-<strong>model</strong> nieuw<br />
Recent is door iwaco in opdracht van de provincie Noord-Brabant een opzet<br />
gemaakt voor een prio-systeem, waarmee potentieel verdachte locaties en<br />
onderzoekslocaties van een prioriteit kunnen worden voorzien. Onderdeel daarvan<br />
is ook de bronprioritering van potentieel verdachte locaties. Voor de gegevens over<br />
gebruikte stoffen (de tracers) en de kans op bodemverontreiniging (de g-waarde) zal<br />
daarbij gebruik worden gemaakt van de informatie afkomstig uit de Kennisdatabank<br />
en het ubi-<strong>model</strong>. Op grond van de humane toxiciteit, de ecologische toxiciteit<br />
en de mobiliteit van de tracers, worden vervolgens het humane, ecologische en<br />
verspreidingsrisico bepaald. Voor het vaststellen van de benodigde parameters is<br />
literatuurstudie verricht.<br />
De parameters zijn voor een groot deel gestoeld op de gegevens die gebruikt zijn bij<br />
het bepalen van de interventiewaarden in de Leidraad Bodembescherming.<br />
De interventiewaarden op zich worden echter bij het uitvoeren van de berekeningen<br />
niet gebruikt. De pad- en objectgegevens spelen al vroeg in het <strong>model</strong> ook een<br />
belangrijke rol, waardoor het geheel een complexe indruk maakt. Op zich zijn de<br />
uitgangspunten bij het bepalen van de prioriteit van de bron echter min of meer<br />
dezelfde.<br />
De Sanerings Urgentie Systematiek (sus) is een computer<strong>model</strong> waarmee de actuele<br />
risico’s van een geval van bodemverontreiniging kunnen worden bepaald. Daarbij<br />
wordt gekeken naar de blootstellingsrisico’s voor de mens en het ecosysteem. Het<br />
<strong>model</strong> verloopt volgens drie stappen, namelijk een eerste eenvoudige toetsing, een<br />
tweede meer gedetailleerde toetsing en een derde stap bestaande uit nadere overwegingen.<br />
De systematiek is gericht op gevallen van bestaande bodemverontreiniging,<br />
waarvan vrijwel alle relevante gegevens reeds zijn verzameld. sus valt dus ook<br />
niet te vergelijken met de ubi-methode, die van toepassing is op potentiële gevallen<br />
van bodemverontreiniging.<br />
39
40<br />
Wat is het ubi-<strong>model</strong><br />
en wat is het niet<br />
5.10 De database 5.11<br />
De ubi-methode kan in de ‘bodemsaneringsketen’ worden beschouwd als een<br />
voorloper van de sus-methode. Immers met de ubi-methode wordt bepaald welke<br />
potentieel vervuilde locaties in de eerste plaats in aanmerking komen voor een<br />
historisch onderzoek en een oriënterend bodemonderzoek. Wanneer de uitkomsten<br />
van het bodemonderzoek aangeven dat daadwerkelijk sprake is van een geval van<br />
bodemverontreiniging en dus niet meer alleen van een potentieel geval, wordt met<br />
de sus-methode de urgentie van de aanpak van het geval bepaald.<br />
Vanwege het ‘ketenverband’ tussen de ubi-methode en de sus-methode, is<br />
geprobeerd bij het opstellen van de ubi-methode zo goed mogelijk bij sus aan te<br />
sluiten. Beide methodes gebruiken dan ook de interventiewaarde als uitgangspunt<br />
voor het bepalen van de toxiciteit. Omdat de sus-methode werkt met concrete<br />
gevallen van bodemverontreiniging en dus ook gedetailleerde gegevens bekend zijn<br />
over het pad en het object ter plaatse, spelen in de sus-methode ook parameters als<br />
verspreidingsrisico en contactrisico een belangrijke rol. Op het moment waarop de<br />
ubi-methode wordt ingezet, zijn deze gegevens nog niet in detail bekend en kunnen<br />
zij dus ook niet worden meegewogen.<br />
Met behulp van de in het ubi-<strong>model</strong> verzamelde informatie, kunnen bestanden met<br />
locaties onderling worden gerangschikt naar onderzoeksprioriteit. De met het<br />
<strong>model</strong> aangebrachte rangschikking geeft een indicatie van de kans, dat op een<br />
locatie waar de betreffende activiteiten hebben plaats gevonden, mogelijk sprake is<br />
van bodemverontreiniging en de mogelijke aard en ernst van die verontreiniging.<br />
Uitsluitsel over de daadwerkelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging en de<br />
aard en ernst daarvan, kan slechts worden verkregen door op de locatie een goed<br />
voorbereid bodemonderzoek uit te voeren, waarbij alle relevante deellocaties op de<br />
juiste wijze en op de juiste parameters worden onderzocht.<br />
De met het ubi-<strong>model</strong> berekende prioriteit is een relatieve waarde, wat betekent dat<br />
er uitsluitend sprake is van een prioriteitsscore in verhouding tot de andere<br />
activiteiten. De berekende score heeft geen absolute waarde, maar slechts waarde in<br />
relatie met betrekking tot de positie van een locatie in het geheel van potentieel<br />
verdachte locaties.<br />
De stoffen en g-waarden (kans op verontreiniging) die in de databank van het<br />
ubi-<strong>model</strong> per ubi-code worden genoemd, zijn gebaseerd op een uitgebreide studie<br />
van de verschillende productieprocessen. Er is daarbij gestreefd naar een expliciete<br />
benoeming van de verschillende activiteiten. Hoewel aan enkele meer algemene<br />
bedrijfscategorieën ook stoffen en kansen zijn toegekend, is zo weinig mogelijk<br />
impliciet beschouwd. Er is vanuit gegaan, dat bij inventarisaties en in bodeminformatiesystemen<br />
de verschillende bodemvervuilende activiteiten zo nauwkeurig<br />
mogelijk worden benoemd. Wanneer dit niet het geval is of bijvoorbeeld op een<br />
locatie bodemvervuilende activiteiten zijn ‘gemist’, kunnen natuurlijk afwijkingen<br />
ontstaan tussen de in het ubi-<strong>model</strong> genoemde stoffen, kansen en scores en de in de<br />
praktijk aangetoonde verontreinigingen en de aard en ernst daarvan.<br />
Het ubi-<strong>model</strong> en de daarin verzamelde gegevens worden gepresenteerd als een<br />
open, dynamisch systeem, waarin volgens de formule van het ‘lerend evalueren’<br />
ervaringsgegevens en verbeteringen kunnen en zelfs moeten worden teruggekoppeld.<br />
De bij het daadwerkelijk onderzoek naar locaties met bepaalde<br />
activiteiten opgedane ervaringen, zullen bij de verdere optimalisering van het<br />
<strong>model</strong> worden gebruikt.<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
De database met de verzamelde gegevens is gemaakt in Acces 97, de algemene<br />
database van Microsoft. De database bestaat uit de volgende onderdelen:<br />
Een ubi-tabel met de productieschaal;<br />
Een ubi-tabel met de bijbehorende tracers;<br />
Een stoffentabel met de parameters per stof;<br />
Een rekenblad met de uitkomsten van de formule per ubi-code.<br />
41
42<br />
Gebruik van de<br />
ubi-code,<br />
de stoffendatabank<br />
en de prioriteit<br />
Mutaties<br />
6.1<br />
6.2<br />
6 Gebruik en beheer<br />
De ubi-code is bedoeld voor het benoemen van bodemverontreinigende activiteiten.<br />
In de code zijn ook historische activiteiten opgenomen, zodat ook oude, niet meer<br />
bestaande activiteiten aan een code kunnen worden gekoppeld. Deel- en nevenactiviteiten<br />
zijn als afzonderlijke ubi-codes in de lijst opgenomen. Brandstoftanks en<br />
bijvoorbeeld opslagactiviteiten kunnen als afzonderlijke bronnen van bodemverontreiniging<br />
worden benoemd. Wanneer de bron niet specifiek bekend is, kan in<br />
de meeste gevallen voor een meer algemene code worden gekozen. Aan de ubi-code<br />
zijn in de stoffendatabank diverse gegevens gekoppeld, waarmee een indicatie van<br />
de te verwachten verontreiniging (stoffen en prioriteit) per activiteit kan worden<br />
verkregen.<br />
Wanneer de ubi-code als activiteitencodering in globis wordt opgenomen, bestaat<br />
de mogelijkheid om aan de hand van de ubi-code gelijksoortige gevallen van<br />
bodemverontreiniging met elkaar te vergelijken. Uiteraard spelen bij een dergelijke<br />
vergelijking meer factoren een rol, zoals het pad en het object.<br />
De ubi-code biedt ook de mogelijkheid om door middel van selecties uit de<br />
verschillende bestanden en systemen, zoals globis, de Bio-bestanden, de bsbbestanden,<br />
inzicht te krijgen in de omvang en aard van de bodemverontreiniging<br />
voor bepaalde bedrijfstakken. Daarbij kan voor verschillende aggregatieniveaus<br />
worden gekozen.<br />
De stoffendatabank in het ubi-<strong>model</strong> kan ‘los’ worden gebruikt voor het opzoeken<br />
van stoffen en tracers die bij een bepaalde activiteit horen. Het is uiteraard een<br />
theoretisch geheel, omdat bij het aantreffen van bodemverontreiniging op een<br />
bepaald perceel meer factoren een rol spelen, zoals bijvoorbeeld verhoogde achtergrondgehalten,<br />
aangebrachte ophooglagen en dergelijke. Uiteraard kunnen op een<br />
bedrijfsterrein in de loop der jaren ook verschillende activiteiten zijn uitgevoerd,<br />
die allemaal op een verschillend moment tracers van uiteenlopende ouderdom in<br />
de bodem hebben achtergelaten. Bovendien kan de ene ondernemer schoon gewerkt<br />
hebben en kan de ander juist veel minder zorgvuldig zijn geweest. De werkelijkheid<br />
is complexer dan uit de stoffendatabase kan worden afgelezen, maar het is<br />
onmogelijk al deze complicerende factoren in een <strong>model</strong> te vangen.<br />
Uit de gesprekken met de verschillende provincies kwam naar voren, dat de ubicodes<br />
en de daarmee verbonden stoffendatabase en prioriteitsscores, vooral van<br />
belang worden gevonden voor het kunnen maken van selecties in het kader van het<br />
Landsdekkend Beeld 2005 en de daartoe met voorrang te onderzoeken locaties.<br />
Inderdaad is de geleverde informatie daarvoor het juiste middel. Er moet echter wel<br />
op worden gewezen, dat activiteiten als zodanig niet het onderwerp van een<br />
historisch onderzoek en bodemonderzoek zijn, maar fysieke locaties. Op een locatie<br />
kunnen meerdere activiteiten gevestigd zijn geweest, die allemaal een grotere of<br />
een kleinere bijdrage aan de mogelijke verontreiniging kunnen hebben geleverd.<br />
Bij het uitvoeren van de prioritering per locatie, kan het beste worden uitgegaan<br />
van de dominante ubicode, dat wil zeggen de activiteit met de hoogste nsx-score.<br />
Deze bepaalt dan de prioriteitsscore van de locatie als geheel.<br />
De in de ubi-code en de stoffendatabase verzamelde informatie is onderhevig aan<br />
mutaties en moet dus worden beheerd. Met betrekking tot de ubi-code kan in de<br />
praktijk blijken, dat bepaalde activiteiten toch worden gemist of dat juist<br />
activiteiten alsnog beter kunnen worden samengevoegd tot één code. Op zich<br />
zouden dergelijke wijzigingen kunnen worden doorgevoerd, al moet wel worden<br />
bedacht dat hoe meer verspreiding de ubi-code gaat krijgen, des te belangrijker het<br />
wordt om de mutaties centraal goed bij te houden en centraal door te voeren, om zo<br />
het uniforme karakter van de ubi te bewaren.<br />
43
44<br />
Lerend evalueren<br />
Beheer: aanvulling,<br />
bijstelling,<br />
uitwisseling en<br />
optimalisering<br />
6.3<br />
6.4<br />
De stoffendatabase in het ubi-<strong>model</strong> is meer gevoelig voor mutaties. In de eerste<br />
plaats moeten door voortschrijdende kennis alsnog bepaalde stoffen aan een code<br />
worden toegevoegd of door andere worden vervangen. Ook kan het gebeuren, dat<br />
codes waarvoor nu nog de stoffen van een bepaalde groep zijn bepaald, alsnog specifieke<br />
kenmerken en tracers blijken te hebben. De interventiewaarden kunnen veranderen<br />
of er kunnen stoffen aan de Leidraad Bodemsanering worden toegevoegd,<br />
waarvoor interventiewaarden zijn bepaald. De van een andere leidraadstof afgeleide<br />
interventiewaarde kan dan worden vervangen door de nieuw berekende waarde die<br />
echt bij de stof hoort. Op die manier worden de database en de formule steeds<br />
verder aangescherpt. Mogelijk blijkt dat op punten de formule moet worden<br />
aangepast. De open structuur van het ubi-<strong>model</strong> maakt het toepassen van<br />
voortschrijdend inzicht mogelijk, maar er zal dan wel actief moeten worden<br />
beheerd.<br />
De producten van het project, de ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> met de Kennisdatabank,<br />
moeten in de toekomst worden beheerd. Beide spelen ze een rol als ‘slimme methode’<br />
bij het invullen van het Landsdekkend Beeld in 2005 en de monitoring van de<br />
bodemsaneringsoperatie. Een belangrijke karakteristiek van een ‘slimme methode’<br />
is, dat hij zich onderwerpt aan de eis van het ‘lerend evalueren’. Dit betekent dat<br />
onderzoeksresultaten van projecten waarin de ‘slimme methodes’ een rol hebben<br />
gespeeld, naar de methode worden teruggekoppeld en worden gebruikt om deze te<br />
verbeteren of aan te passen. Ook gebruikers en beoordelaars van de methodes,<br />
moeten de mogelijkheid hebben om met hun op- en aanmerkingen aanpassing van<br />
de methodes te bewerkstelligen. Vereiste is dat de ‘slimme methodes’ dusdanig van<br />
samenstelling zijn, dat accenten kunnen worden verlegd en ervaringsgegevens kunnen<br />
worden verwerkt. Zowel de ubi-code als het ubi-<strong>model</strong> voldoen aan die vereiste.<br />
De ubi-code is geënt op de Europese standaardbedrijfsindeling en is in feite een<br />
bewerking van die indeling om haar geschikt te maken voor gebruik bij bodemsanering.<br />
Zolang de band met de standaardbedrijfsindeling maar gehandhaafd<br />
blijft, kan er op detailniveau worden geschoven met de codes. Uiteraard moet dit<br />
wel centraal gebeuren en zullen dus suggesties voor veranderingen eerst moeten<br />
worden verzameld, voordat ze kunnen worden verwerkt. Anderzijds kunnen via het<br />
genoemde schakelbord nog andere in omloop zijnde coderingstabellen achter de<br />
ubi-code worden gezet en zodoende worden vertaald.<br />
De formule en de daaraan ten grondslag liggende Kennisdatabank van het<br />
ubi-<strong>model</strong>, hebben eveneens een open constructie. In de verschillende tabellen die<br />
in de database zijn opgenomen kunnen accentverschuivingen worden aangebracht<br />
en ook de formule kan worden veranderd. Dit zou bijvoorbeeld kunnen wanneer uit<br />
uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt, dat een bepaalde activiteit in de rangorde<br />
toch hoger moet scoren, gezien de ernst en omvang van de aangetoonde<br />
verontreinigingen. In de basisgegevens, de ubi-codes met stoffen en kansen, kunnen<br />
eveneens ervaringsgegevens worden verwerkt, bijvoorbeeld wanneer uit bodemonderzoeken<br />
blijkt dat bij een bepaalde activiteit steeds een bepaalde stof wordt<br />
gevonden en deze nog niet in de database is opgenomen.<br />
De ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> bieden de mogelijkheid om gelijksoortige gevallen van<br />
bodemverontreiniging met elkaar te vergelijken en potentieel bodemvervuilende<br />
activiteiten ten opzichte van elkaar van een indicatieve prioriteit te voorzien. Aan<br />
de hand van de uitkomsten van het ubi-<strong>model</strong> kan ook een indeling worden<br />
gemaakt tussen potentieel ernstig verontreinigde en potentieel verontreinigde<br />
locaties, waarmee wordt aangesloten bij de indicatoren uit de monitoringsoperatie.<br />
Daarnaast kan aan de met het ubi-<strong>model</strong> verbonden Kennisdatabank informatie<br />
worden ontleend over de bodemvervuilende aard van specifieke activiteiten.<br />
De vele mogelijkheden van de ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> geven voldoende aanleid-<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
ing om te zorgen voor een structurele invulling van het beheer en onderhoud van<br />
zowel de lijst en het <strong>model</strong>, als de daaraan ten grondslag liggende informatie.<br />
In het kader van het beheer en het onderhoud kunnen de volgende aspecten<br />
worden onderscheiden:<br />
Het centrale onderhoud, bestaande uit het versiebeheer en het verzorgen van<br />
updates. De lijst en het <strong>model</strong> zijn dynamisch van aard. Ervaringsgegevens moeten<br />
in het <strong>model</strong> worden verwerkt, zoals gegevens over nog niet als bodembedreigend<br />
bekend staande activiteiten en aanvullende informatie over stoffen en hun<br />
eigenschappen. Dergelijke informatie moet in de lijst en het <strong>model</strong> worden<br />
verwerkt. Van tijd tot tijd zullen daarom nieuwe versies moeten worden gemaakt en<br />
zullen deze moeten worden verspreid onder de gebruikers.<br />
De centrale Kwaliteitsborging. De beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de lijst<br />
en het <strong>model</strong> moeten voor de gebruikers ervan gewaarborgd zijn.<br />
Verspreiding en openbaarheid. De lijst en het <strong>model</strong> moeten beschikbaar zijn voor<br />
alle partijen die betrokken zijn bij bodembeheer en bodemsanering en dus een<br />
wijde verspreiding krijgen.<br />
Bij de verschillende aspecten gaat het zowel om organisatorische als om<br />
inhoudelijke zaken. Voor het beheer moet zo snel mogelijk na de oplevering van de<br />
ubi-lijst en het ubi-<strong>model</strong> een vaste structuur worden geschapen. Ook in de<br />
overgangsperiode die daar tussen zit, moet het beheer worden geregeld. Het beheer<br />
zou moeten worden verzorgd door een vast team, dat door een beheersgroep wordt<br />
aangestuurd, waarin de gebruikers en de makers van de lijst en het <strong>model</strong> zijn<br />
vertegenwoordigd. Eenvoudige wijzigingen of aanpassingen kunnen door het<br />
beheersteam direct worden uitgevoerd. Meer ingrijpende aanpassingen of<br />
aanvullingen zullen aan de beheersgroep moeten worden voorgelegd, waarin dus<br />
ook de gebruikers vertegenwoordigd zijn. Uiteraard kunnen de gebruikers ook zelf<br />
met wensen en gedachten komen over aanpassing of aanvulling.<br />
Vertaald naar concrete taken, betekent het beheer van de ubi-lijst en het ubi-<strong>model</strong><br />
het volgende:<br />
Het uitzetten van de eerste en volgende versies bij de gebruikers;<br />
Het opstellen van conversieprotocollen en -tabellen voor startende gebruikers;<br />
Operationele gebruikersondersteuning in de vorm van een helpdesk;<br />
Het schrijven en ter beschikking stellen van documentatie en handleidingen;<br />
Het opstellen en bewaken van gegevensdefinities;<br />
Ondersteuning bij de implementatie van de informatie in bodeminformatiesystemen<br />
als globis, Nazca, bis4all en Strabis;<br />
Het actief beheren van de ubi-lijst en de Kennisdatabank door het verwerken van<br />
opmerkingen en aanvullingen van gebruikers;<br />
Het opsporen van fouten en het corrigeren daarvan;<br />
Het actief verzamelen van reacties op de inhoud van de lijst en het <strong>model</strong>;<br />
Het doen van wijzigingsvoorstellen;<br />
Een verdere optimalisering en eventuele aanpassing van de inhoud, werking en<br />
presentatie van de formule, de databases en de ubi-lijst;<br />
Het opzetten en beheren van een internetsite, die als een belangrijk medium voor<br />
het vervullen van de genoemde taken zou kunnen gaan fungeren;<br />
Het verzorgen van de externe communicatie en het bevorderen van het gebruik van<br />
de ubi-lijst en het ubi-<strong>model</strong>;<br />
Het verzorgen van contacten met verwante projecten, zoals het Landsdekkend Beeld<br />
2005, de Minimale Dataset bodem, globis en de bsb-operatie;<br />
Het organiseren van een gebruikerspanel om de voorgestelde aanpassingen te<br />
toetsen;<br />
Het bieden van een medium om de conclusies uit het project Landsdekkend Beeld<br />
2005 voor alle gemeenten en provincies te vertalen en operationeel ter beschikking<br />
te stellen, met name ook de ervaringsgegevens die in het land zijn verzameld bij het<br />
onderzoek van bepaalde ubi-codes of branches.<br />
45
46<br />
De mogelijkheden die de ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> bieden, rechtvaardigen het feit<br />
dat serieus werk wordt gemaakt van het beheer van de informatie. Het is zaak dat<br />
daarmee ook zo snel mogelijk na oplevering van het geheel mee wordt begonnen.<br />
7 Conclusies en aanbevelingen<br />
Het project heeft geresulteerd in een nieuwe Uniforme Bron Indeling (ubi-code)<br />
waarmee potentieel bodemvervuilende activiteiten kunnen worden benoemd.<br />
De nieuwe ubi-code sluit aan bij de Europese standaardbedrijfsindeling, die ook in<br />
andere beleidsvelden wordt gehanteerd voor het benoemen van activiteiten en het<br />
verzamelen van kerngegevens. Binnen de code kan bij het benoemen van de<br />
verontreinigingsbron voor verschillende detailniveaus worden gekozen, al naar<br />
gelang het specifieke karakter van een bepaalde activiteit. Voor elke provincie is een<br />
conversiebestand gemaakt, waarmee de bij de provincies in gebruik zijnde<br />
activiteitencoderingen kunnen worden geconverteerd naar de ubi-code.<br />
De conversie kan eventueel ook handmatig worden uitgevoerd.<br />
Uit het onderzoek is gebleken dat het veld ‘Veroorzakercode’ voor het benoemen<br />
van de verontreinigingsbron in finabo, vaak niet is ingevuld en vaak alleen<br />
algemene codes zijn gebruikt. Het resultaat van een geautomatiseerde conversie van<br />
de activiteitencoderingen in finabo naar de nieuwe ubi-code is dan weinig zinvol.<br />
Omdat meer velden in finabo onvolledig of niet zijn ingevuld, zijn de meeste<br />
provincies van plan om de dossiers van alle gevallen handmatig in globis in te<br />
voeren en af te zien van een volledig geautomatiseerde overzetting. Door het<br />
opnieuw invoeren van de data kan een belangrijke kwaliteitsverbetering worden<br />
bereikt, die de reikwijdte en de kans op welslagen van de beoogde Best-Practice<br />
Module belangrijk zal vergroten.<br />
Met behulp van de ubi-code zal gemakkelijker informatie over gelijksoortige<br />
gevallen van bodemverontreiniging kunnen worden uitgewisseld met andere<br />
partijen. Momenteel is van uitwisseling van informatie over gevallen van bodemverontreiniging<br />
tussen provincies onderling en tussen provincies en gemeenten<br />
nauwelijks sprake. Door de opbouw van de Best-Practice Module en het gebruik van<br />
de ubi-code daarin, kan de uitwisseling mede worden bevorderd. Het betrekken<br />
van de ubi-code en de bij het samenstellen daarvan gebruikte hulpmiddelen in het<br />
project Minimale Dataset Bodem, is daarbij ook een belangrijk punt.<br />
Het project heeft tevens geresulteerd in het ubi-<strong>model</strong> en de daaraan ten grondslag<br />
liggende Kennisdatabank, waarmee aan de hand van een indicatieve prioriteit<br />
potentieel bodemvervuilende activiteiten onderling kunnen worden gerangschikt.<br />
Het <strong>model</strong> is gebaseerd op een grondige studie van vele productieprocessen en<br />
activiteiten, waarin ook vele historische bedrijfstakken zijn onderzocht.<br />
Het ubi-<strong>model</strong> heeft een dynamisch en open karakter: de in de databank opgeslagen<br />
informatie kan worden aangevuld en verbeterd, terwijl in de formule de nodige<br />
parameters kunnen worden aangepast en accenten kunnen worden verlegd.<br />
Het ubi-<strong>model</strong> kan als ‘slimme methode’ worden ingezet voor het bepalen van<br />
Landsdekkend Beeld 2005 en de Monitoringsoperatie. Aan de hand van de<br />
uitkomsten van het <strong>model</strong> kan een onderscheid worden gemaakt tussen de<br />
potentieel verdachte locaties met een hoge onderzoeksprioriteit en een mindere of<br />
lage onderzoeksprioriteit. Daarmee kan de vaak grote hoeveelheid nog te<br />
onderzoeken locaties worden ingedeeld naar urgentie, zodat eerst met het onderzoeken<br />
van de meest urgente locaties kan worden begonnen.<br />
Het is van groot belang dat de ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> en de daaraan ten grondslag<br />
liggende informatie actief worden beheerd. De onderzoeksresultaten van<br />
verschillende projecten waarin activiteitencoderingen en prioriteiten worden<br />
gebruikt, zullen naar de code en het <strong>model</strong> moeten worden teruggekoppeld.<br />
Voorgesteld wordt een beheersstructuur te formeren, met als taak het beheren,<br />
optimaliseren en verspreiden van de ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> en het terugkoppelen<br />
van ervaringsgegevens naar de zowel de code als het <strong>model</strong>.<br />
47
48<br />
Bijlage<br />
Samenstelling<br />
Begeleidingscommissie<br />
1<br />
Bijlagen<br />
Naam Organisatie<br />
C. van den Berg ReGister bv<br />
P. Bruin Provincie Noord-Holland<br />
L.J.J. Dijkhuis Arcadis Heidemij Advies<br />
S. Harmsma ReGister bv Projectleider<br />
M. van der Hoff Provincie Noord-Brabant<br />
B. Houtkamp Provincie Zuid-Holland<br />
M. Lucassen Provincie Zuid-Holland Voorzitter<br />
A. Roeloffzen Gemeente Rotterdam<br />
49
50<br />
Bijlage<br />
Overzicht contactpersonen<br />
provincies<br />
en grote steden<br />
2<br />
Provincie Contactpersoon<br />
Provincie Groningen D. Marinus<br />
Provincie Fryslân B. Talsma<br />
T. Antoinne<br />
J. Eijssen<br />
Provincie Drenthe I. Drümmer<br />
A. Weijts<br />
Provincie Overijssel C. Biesheuvel-Diemont<br />
I. Oosterkamp<br />
Provincie Flevoland P. Richters<br />
Provincie Gelderland E. Spijker<br />
E. Hagelen<br />
Provincie Utrecht H. van der Hoef<br />
Provincie Noord-Holland K. Bouhlel<br />
P. Bruin<br />
Provincie Zuid-Holland H. Dijkstra<br />
B. Houtkamp<br />
Provincie Zeeland G. Hordijk<br />
D.v. Meeteren<br />
Provincie Noord-Brabant M.v.d.Hoff<br />
Provincie Limburg M. Daniëls<br />
M. Lemmens<br />
Grote gemeenten Contactpersoon<br />
Gemeente Amsterdam K. Ronday<br />
Gemeente Rotterdam A.Roeloffzen<br />
Gemeente Den Haag Dhr. Wupperman<br />
Gemeente Utrecht H. Wiegers<br />
Overige instellingen Contactpersoon<br />
adogis A. Heuer<br />
Stichting bsb Friesland W.v.d. Wijk<br />
Ministerie van vrom M. van Teeseling<br />
Gemeente Leeuwarden N. Talsma<br />
Centric/k+v F.v. .Rhijn<br />
cso T. Houtwerf<br />
De Straat W.J. de Boer<br />
51
52<br />
Bijlage<br />
Vragenlijst<br />
gesprekken<br />
provincies<br />
3<br />
finabo-gebruik<br />
1.1 Finabo wordt gebruikt sinds?<br />
1.2 Werd daarvoor een ander systeem gebruikt?<br />
1.3 Hoeveel gevallen zijn opgenomen in finabo?<br />
1.4 Zijn bij de overgang naar finabo alle gevallen ingevoerd?<br />
1.5 Ook de toen al afgesloten gevallen?<br />
1.6 Wanneer worden de gegevens van een geval of locatie ingevoerd?<br />
1.7 Worden altijd alle gegevens ingevoerd?<br />
1.8 Wie is verantwoordelijk voor de invoer van de gegevens?<br />
1.9 Blijven ook afgesloten locaties gehandhaafd?<br />
1.10 Zijn er naast finabo nog andere systemen of bestanden in gebruik?<br />
globis<br />
2.1 Gaat de provincie over naar globis?<br />
2.2 Kan de inhoud, naar de mening van de provincie, geautomatiseerd worden<br />
overgezet?<br />
2.3 Is ervaring opgedaan met rambo, in het kader van de monitoring van de<br />
bodemsaneringsoperatie?<br />
2.4 Wordt een hernieuwde, handmatige invoer van de dossiers overwogen?<br />
2.5 Is derhalve het opstellen van een conversieprotocol voor een<br />
geautomatiseerde conversie zinvol?<br />
De activiteitencodering<br />
3.1 Wordt de activiteitencodering in het veld Veroozakercode altijd, vaak of<br />
weinig ingevuld?<br />
3.2 Welke tabel hangt achter FINABO voor het bepalen van de code?<br />
3.3 Wordt voor de invoer nog een andere lijst gebruikt?<br />
3.4 Zijn eigen aanpassingen op de referentietabel gemaakt?<br />
3.5 Wordt veel waarde gehecht aan een systematische bepaling van de bron<br />
van de verontreinging?<br />
3.6 Welke gedetailleerdheid wordt bij het bepalen van de activiteitencode<br />
aangebracht?<br />
3.6 Hoe gedetailleerd moet de nieuwe activiteitencodering zijn?<br />
3.7 Zijn er speciale wensen qua codes en de opbouw en inrichting van de nieuwe<br />
activiteitencode-tabel?<br />
3.8 Wat zijn de wensen qua leesbaarheid en hanteerbaarheid, gezien de<br />
ervaringen?<br />
Uitwisseling met anderen<br />
4.1 Wordt de Best-Practice-module zinvol gevonden en wat zijn de<br />
verwachtingen met betrekking tot de uitwisseling van dergelijke gegevens<br />
met anderen?<br />
4.2 Met welke instanties wordt momenteel informatie uitgewisseld?<br />
4.3 Vindt de uitwisseling in geautomatiseerde vorm plaats?<br />
4.4 Bestaat er een bepaald format voor de uitwisseling en aanlevering van<br />
informatie?<br />
4.5 Verloopt de aanlevering door bijv. onderzoeksbureaus voor bepaalde typen<br />
onderzoeken ook volgens een vast format?<br />
4.6 Maakt de activiteitencodering ook deel uit van de uitwisseling en de<br />
formats?<br />
4.7 Speelt de provincie een rol bij de centrale aanschaf van bis-systemen door<br />
de gemeenten?<br />
53
54<br />
Overige en tabellen<br />
5.1 Lopen er binnen de provincie bepaalde acties in het kader van het<br />
landsdekkend beeld 2005 en bestaan er plannen voor het in dat kader<br />
opstellen van nieuwe bestanden met activiteitencoderingen?<br />
5.2 Is een afschrift van de referentietabel van finabo voorhanden?<br />
5.3 Kan een tabel daadwerkelijk ingevoerde codes worden geproduceerd?<br />
5.4 Kunnen de overige tabellen worden geleverd?<br />
Bijlage<br />
Samenvattend<br />
overzicht gesprekken<br />
provincies<br />
en gemeenten<br />
4<br />
5<br />
Provincie Aantal Lijst Gevuld Invoer Overig<br />
Groningen 2 000 sbi’74+ - Centraal/projectleiders finabo maar deels<br />
gevuld<br />
Fryslân 6 581 sbi’74 25% Centraal/projectleiders Nieuwe dossierinvoer<br />
Drenthe 1 400 sbi’74+ 55% Centraal Mogelijk nieuwe<br />
dossierinvoer<br />
Overijssel 2 945 sbi’74+ 61% Centraal/projectleiders<br />
Flevoland 563 Referentielijst 0% Projectleiders Nieuwe dossierinvoer<br />
Gelderland 12 000 Geen 50% Centraal Nieuwe dossierinvoer<br />
Utrecht 2 690 Referentielijst 20% Projectleiders Mogelijk nieuwe<br />
dossierinvoer<br />
N-Holland 6 911 sbi’74+ 53% Centraal/projectleiders<br />
Z-Holland 6 000 ReGister 90% Centraal/projectleiders Dossiers nieuw<br />
ingevoerd<br />
Zeeland 1 378 Referentielijst 90% Centraal/projectleiders Mogelijk nieuwe<br />
dossierinvoer<br />
N-Brabant 7 500 sbi’74+ 81% Projectleiders Mogelijk nieuwe<br />
dossierinvoer<br />
Limburg 5 924 Referentielijst 18% Projectleiders<br />
Amsterdam 1 396 sbi’74 40%<br />
Rotterdam 4 251 sbi’74+ -<br />
Den Haag 6 000 sbi’74 -<br />
Utrecht-stad sbi’74+ -<br />
bsb sbi’74<br />
Leeuwarden 2.700 cbs’74 Proefgemeente<br />
minimale dataset<br />
Centric cbs’93/vng/mbi<br />
cso Geen<br />
De Straat Geen<br />
55
56<br />
Bijlage<br />
Onverdachte<br />
activiteiten<br />
5<br />
ad<br />
ba<br />
ca<br />
ubi-code ubi-omschrijving kdb-omschrijving<br />
000000 onverdachte activiteit<br />
000000 onverdachte activiteit accountantkantoor<br />
000000 onverdachte activiteit acetyleengasinstallatie<br />
000000 onverdachte activiteit administratiekantoor<br />
000000 onverdachte activiteit advokatenkantoor<br />
000000 onverdachte activiteit akkerbouw en veehouderij<br />
000000 onverdachte activiteit akkerbouwbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit amusementsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit apotheek<br />
000000 onverdachte activiteit archiefinstelling<br />
000000 onverdachte activiteit architectenbureau<br />
000000 onverdachte activiteit artsenpraktijk<br />
000000 onverdachte activiteit auto- en auto-onderdelengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit auto-accesoiresdetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit bakkerij<br />
000000 onverdachte activiteit bankgebouw<br />
000000 onverdachte activiteit bankwezen<br />
000000 onverdachte activiteit bedrijfs- en werknemersorganisatie<br />
000000 onverdachte activiteit bedrijfs- en werknemersorganisaties,<br />
researchinstellingen, overige sociale organisaties<br />
000000 onverdachte activiteit bedrijfsgebouw<br />
000000 onverdachte activiteit begraafplaats<br />
000000 onverdachte activiteit begrafenisondernemeing<br />
000000 onverdachte activiteit behangersbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit bejaardencentrum<br />
000000 onverdachte activiteit benzinemotor<br />
000000 onverdachte activiteit betonijzervlechtersbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit bevrachtingsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit bibliotheek<br />
000000 onverdachte activiteit bijen- en isektenteelt<br />
000000 onverdachte activiteit binnenvaart verwante bedrijven<br />
000000 onverdachte activiteit binnenvisserijbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit bioscoop<br />
000000 onverdachte activiteit bladmuziekuitgeverijen<br />
000000 onverdachte activiteit bloemen- en plantendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit bloemen- en plantengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit boeken-, tijdschriften-,<br />
e.a. drukwerkgroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit boekhandel<br />
000000 onverdachte activiteit bosbouw<br />
000000 onverdachte activiteit bosexploitatie- en -beheersbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit bouwmaterialendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit bouwmaterialengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit bouwplaats<br />
000000 onverdachte activiteit bowlingcentrum<br />
000000 onverdachte activiteit buitensportvereniging<br />
000000 onverdachte activiteit butagas-depot<br />
000000 onverdachte activiteit cafe<br />
000000 onverdachte activiteit cafetaria/snackbar<br />
000000 onverdachte activiteit camping<br />
000000 onverdachte activiteit carbidgasinstallatie<br />
000000 onverdachte activiteit centrale keuken<br />
000000 onverdachte activiteit chinees-indisch restaurant<br />
000000 onverdachte activiteit commandopost<br />
000000 onverdachte activiteit computercentrum<br />
000000 onverdachte activiteit computerservicebedrijf<br />
57
58<br />
co<br />
da<br />
ec<br />
fi<br />
ga<br />
ho<br />
000000 onverdachte activiteit cosmeticagroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit crematorium<br />
000000 onverdachte activiteit dagverblijven en inrichtingen<br />
000000 onverdachte activiteit dierenartsenpraktijk<br />
000000 onverdachte activiteit dierenpension<br />
000000 onverdachte activiteit dierenspeciaalzaak<br />
000000 onverdachte activiteit dierenverblijf<br />
000000 onverdachte activiteit dierlijke voedingsmiddelen-,<br />
margarinegroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit dieselmotor<br />
000000 onverdachte activiteit discotheek<br />
000000 onverdachte activiteit drankgroothandel (alcohol en alcoholvrij)<br />
000000 onverdachte activiteit drinkwatervoorzieningsinstallatie<br />
000000 onverdachte activiteit drogisterij<br />
000000 onverdachte activiteit drukverhoginginstallatie<br />
000000 onverdachte activiteit economisch adviesbureau<br />
000000 onverdachte activiteit eierenopslag<br />
000000 onverdachte activiteit elektrisch onderstation<br />
000000 onverdachte activiteit elektromotor<br />
000000 onverdachte activiteit exploitatie van en handel in onroerende<br />
goederen, e.d.<br />
000000 onverdachte activiteit financieel dienstverlenend bedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit forellenkwekerij<br />
000000 onverdachte activiteit fotografische artikelendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit fotografische artikelengroothandel<br />
(vloeistoffen)<br />
000000 onverdachte activiteit gasdistributiebedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit gasdrukregel- en meetstation<br />
000000 onverdachte activiteit gasflessenopslag<br />
000000 onverdachte activiteit gasinstallatie<br />
000000 onverdachte activiteit gaskrachtmachine<br />
000000 onverdachte activiteit gasmotor<br />
000000 onverdachte activiteit gasnetaansluiting<br />
000000 onverdachte activiteit gasreduceerstation<br />
000000 onverdachte activiteit gasregelkast<br />
000000 onverdachte activiteit gebouwenafwerkingsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit gevangenis<br />
000000 onverdachte activiteit gevogeltefokkerij<br />
000000 onverdachte activiteit gezondheids- en veterinaire dienst<br />
000000 onverdachte activiteit gezondheidscentrum<br />
000000 onverdachte activiteit glansstrijkerij<br />
000000 onverdachte activiteit glanzerij en kalanderij<br />
000000 onverdachte activiteit glasgroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit glazenwasserij<br />
000000 onverdachte activiteit golfterrein<br />
000000 onverdachte activiteit graantransportinrichting<br />
000000 onverdachte activiteit greinkalanderij<br />
000000 onverdachte activiteit griend- en rietbouwbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit groentenboer<br />
000000 onverdachte activiteit groentensnijbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit groothandel<br />
000000 onverdachte activiteit homeopatische geneesmiddelenfabriek<br />
000000 onverdachte activiteit hondenpension<br />
000000 onverdachte activiteit hooi-, stro- en ruwvoergroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit horeca-inrichting<br />
000000 onverdachte activiteit horecabenodigdhedengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit hotel<br />
ho<br />
ijz<br />
ja<br />
ka<br />
la<br />
ma<br />
000000 onverdachte activiteit hotels, restaurants, cafe’s, e.d.<br />
000000 onverdachte activiteit houdstermaatschappij of holding<br />
000000 onverdachte activiteit houtopslag<br />
000000 onverdachte activiteit huisdierfokkerij<br />
000000 onverdachte activiteit huishoudelijke artikelendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit huishoudelijke artikelengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit huishoudelijke metaal- of verfartikelen<br />
000000 onverdachte activiteit hulpbedrijven van het vervoer<br />
000000 onverdachte activiteit ijzer- en metaalwarengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit ijzerwaren- en gereedschappendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit ingenieursbureau<br />
000000 onverdachte activiteit interieurafwerkingsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit jacht<br />
000000 onverdachte activiteit jeugdherberg<br />
000000 onverdachte activiteit jongerencentrum<br />
000000 onverdachte activiteit kaasboerderij<br />
000000 onverdachte activiteit kantine<br />
000000 onverdachte activiteit kantoorbenodigdhedendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit kantoorbenodigdhedengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit kantoorgebouw<br />
000000 onverdachte activiteit kapperszaak<br />
000000 onverdachte activiteit kerkgebouw<br />
000000 onverdachte activiteit kermisexploitant<br />
000000 onverdachte activiteit ketelhuis c.v.<br />
000000 onverdachte activiteit keuringsdienst (technisch)<br />
000000 onverdachte activiteit kinderboederij<br />
000000 onverdachte activiteit kinderdagverblijf<br />
000000 onverdachte activiteit kledingverhuurbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit kledingwinkel<br />
000000 onverdachte activiteit klei-, leem-, en lösswinningsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit klokkenmakerij (ambachtelijk)<br />
000000 onverdachte activiteit koffie-, thee-, tabak- en specerijengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit kruidendrogerij<br />
000000 onverdachte activiteit kunstmeststoffenhandel<br />
000000 onverdachte activiteit kweekstoffenbewerking<br />
000000 onverdachte activiteit land- en tuinbouw<br />
000000 onverdachte activiteit ledergroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit lederwarendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit lederwarengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit leifabriek<br />
000000 onverdachte activiteit levensmiddelendetailhandel<br />
(excl. bakkers en slagers)<br />
000000 onverdachte activiteit levensmiddelengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit licht- en kracht installatie<br />
000000 onverdachte activiteit loods- en seinwezen<br />
000000 onverdachte activiteit luchthavenbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit luchtvaartbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit maatschappelijke dienstverlening<br />
000000 onverdachte activiteit maatschappelijke organisatie<br />
000000 onverdachte activiteit magazijn (groot)<br />
000000 onverdachte activiteit makelaarsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit manege<br />
000000 onverdachte activiteit marechausseekazerne<br />
000000 onverdachte activiteit medische artikelengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit medische dienstverlening<br />
000000 onverdachte activiteit medische en tandtechnische<br />
instrumentengroothandel<br />
59
60<br />
me 000000 onverdachte activiteit medische specialistenpraktijk<br />
re<br />
000000 onverdachte activiteit meekrapstokerij<br />
000000 onverdachte activiteit meng- en krachtvoergroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit mergelwinningsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit mestbassin<br />
000000 onverdachte activiteit metselwerkenbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit meubeldetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit meubelen-, prenten-, antiquiteiten, e.d.<br />
groothandel<br />
sa<br />
000000 onverdachte activiteit meubelgroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit meubelstoffeerderij<br />
000000 onverdachte activiteit museum<br />
000000 onverdachte activiteit muziekinstrumentengroothandel<br />
na 000000 onverdachte activiteit natuursteenbewerkingsinrichting<br />
000000 onverdachte activiteit nerts- en pelsdierfokkerij<br />
000000 onverdachte activiteit noodaggregaat<br />
000000 onverdachte activiteit notariskantoor<br />
oe 000000 onverdachte activiteit oester- en mosselteeltbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit opticiën<br />
000000 onverdachte activiteit optische artikelendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit optische artikelengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit optische- en fotografische artikelengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit overheidsinstelling<br />
000000 onverdachte activiteit overige dienstverlenende bedrijven<br />
000000 onverdachte activiteit overige zakelijke dienstverlening<br />
pa 000000 onverdachte activiteit paardenfokkerij<br />
000000 onverdachte activiteit papier- en kartongroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit particulier (bijv. hbo-tanks)<br />
ra<br />
000000 onverdachte activiteit particuliere huishoudens<br />
000000 onverdachte activiteit patatkraam<br />
000000 onverdachte activiteit pension<br />
000000 onverdachte activiteit persbureau<br />
000000 onverdachte activiteit petroleummotor<br />
000000 onverdachte activiteit plantaardige voedingsmiddelen-,<br />
genotsmiddelengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit pluimveehouderij<br />
000000 onverdachte activiteit poldergemaal<br />
000000 onverdachte activiteit politiebureau<br />
000000 onverdachte activiteit porcelein- en aardewerkdetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit postdienst<br />
000000 onverdachte activiteit projectontwikkelaar<br />
000000 onverdachte activiteit propaangasinstallatie<br />
000000 onverdachte activiteit psychiatrische inrichting<br />
ra<br />
000000 onverdachte activiteit radio- en televisiereparatiebedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit radio- en televisietoestellen,<br />
geluidsapparatuur, e.d.<br />
ta<br />
000000 onverdachte activiteit radio- en televisietoestellen,<br />
geluidsapparatuurgroothandel, e.d.<br />
000000 onverdachte activiteit radio- en televisietoestellen-,<br />
geluidsapparatuurgroothandel, e.d.<br />
000000 onverdachte activiteit radioactieve bronopslag<br />
000000 onverdachte activiteit radiostation<br />
000000 onverdachte activiteit rechtskundige dienstverlening<br />
000000 onverdachte activiteit reclamebureau<br />
000000 onverdachte activiteit recreatiebedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit recreatiecentrum<br />
000000 onverdachte activiteit reddings- en bergingdienst<br />
000000 onverdachte activiteit reisbureau<br />
000000 onverdachte activiteit religieuze organisaties, e.d.<br />
000000 onverdachte activiteit restaurant<br />
000000 onverdachte activiteit rijwielendetailhandel (geen reparatie)<br />
000000 onverdachte activiteit rioolgemaal<br />
000000 onverdachte activiteit rubbergroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit rundvee- en kleinveefokkerij<br />
000000 onverdachte activiteit sanitair artikelengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit sauna<br />
000000 onverdachte activiteit schakelstation (electriciteit)<br />
000000 onverdachte activiteit scheepsbenodigdhedengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit scheepsvaartverwantbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit schelpen- en wiervisserij<br />
000000 onverdachte activiteit schoenendetailhandel (geen reparatie)<br />
000000 onverdachte activiteit schoenengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit schoenmakerij<br />
000000 onverdachte activiteit schoolgebouw<br />
000000 onverdachte activiteit schoonheidsinstituut<br />
000000 onverdachte activiteit schuilinrichting<br />
000000 onverdachte activiteit sierraden - en bijouteriëndetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit sierraden- en bijouteriëngroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit siervissenkwekerij<br />
000000 onverdachte activiteit siervogelkwekerij<br />
000000 onverdachte activiteit slagerij<br />
000000 onverdachte activiteit sluis- en havenwezen<br />
000000 onverdachte activiteit sociaal verzekeringsorgaan<br />
000000 onverdachte activiteit sociaal-culturele en culturele instellingen<br />
000000 onverdachte activiteit sociaal-culturele instelling<br />
000000 onverdachte activiteit speelgoederengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit speelgoedwinkel<br />
000000 onverdachte activiteit splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit splijtstoffenbewerking<br />
000000 onverdachte activiteit spoorwegen<br />
000000 onverdachte activiteit sport en recreatie<br />
000000 onverdachte activiteit sport- en recreatie-artikelendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit sport- en recreatie-artikelengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit sportcomplex (binnen)<br />
000000 onverdachte activiteit sportcomplex (buiten)<br />
000000 onverdachte activiteit sprinklerinstallatie tbv brandbeveiliging<br />
000000 onverdachte activiteit standbouw<br />
000000 onverdachte activiteit stempelmakerij (kantoorartikel)<br />
000000 onverdachte activiteit stoomketel<br />
000000 onverdachte activiteit stoppage- en oppersinrichting<br />
000000 onverdachte activiteit strosnij- en maalinrichting<br />
000000 onverdachte activiteit stucadoorsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit tapijt- en vloerbedekkingdetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit tapijtklopperij<br />
000000 onverdachte activiteit tapijtreinigingsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit technische installatie<br />
000000 onverdachte activiteit tegelzettersbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit telecommunicatiebedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit telefooncentrale<br />
000000 onverdachte activiteit telefoonwinkel<br />
000000 onverdachte activiteit terazzobedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit textielgoederendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit textielgrondstoffengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit textielwaren-, schoeisel-, lederwarengroothandel<br />
61
62<br />
te<br />
ui<br />
va<br />
wa<br />
za<br />
000000 onverdachte activiteit textielwarengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit theater/schouwburg<br />
000000 onverdachte activiteit tuinbenodigdhedendetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit tuincentrum<br />
000000 onverdachte activiteit tussenhandel<br />
000000 onverdachte activiteit uitgeverijen<br />
000000 onverdachte activiteit uitzendbureau<br />
000000 onverdachte activiteit uurwerkenreparatiebedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit uurwerkreparatiebedrijven<br />
000000 onverdachte activiteit varkenshouderij<br />
000000 onverdachte activiteit veehandel<br />
000000 onverdachte activiteit veehouderijbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit veenderijbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit veiling<br />
000000 onverdachte activiteit vereniging diverse activiteiten<br />
000000 onverdachte activiteit verhuurbedrijf van roerende goederen (overige)<br />
000000 onverdachte activiteit verlichtingsartikelengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit verloskundigenpraktijk<br />
000000 onverdachte activiteit verpakkingsmaterialengroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit verpleeghuis<br />
000000 onverdachte activiteit verzekeringsmaatschappij<br />
000000 onverdachte activiteit verzekeringswezen<br />
000000 onverdachte activiteit videotheek<br />
000000 onverdachte activiteit visbakkerij<br />
000000 onverdachte activiteit vishandel<br />
000000 onverdachte activiteit viskraam<br />
000000 onverdachte activiteit visserij<br />
000000 onverdachte activiteit visteeltbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit vlasbewerkingsinrichting (natuurlijk)<br />
000000 onverdachte activiteit vloeronderdelenhandel<br />
000000 onverdachte activiteit voegersbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit vuurwerkopslagplaats<br />
000000 onverdachte activiteit warenhuis<br />
000000 onverdachte activiteit warmtekrachtkoppelinginstallatie<br />
000000 onverdachte activiteit warmtevoorzieningsbedrijven<br />
000000 onverdachte activiteit wasmachineverhuurbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit wassalon<br />
000000 onverdachte activiteit wasverzendinrichting<br />
000000 onverdachte activiteit waterpompinstallatie<br />
000000 onverdachte activiteit wijkcentrum<br />
000000 onverdachte activiteit winkel<br />
000000 onverdachte activiteit woningbouwvereniging<br />
000000 onverdachte activiteit woninginrichtingwinkel<br />
000000 onverdachte activiteit woningstoffeerderij<br />
000000 onverdachte activiteit zakelijke dienstverlening<br />
000000 onverdachte activiteit zakkenklopperij<br />
000000 onverdachte activiteit zalenverhuurbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit zand- en grindgroothandel<br />
000000 onverdachte activiteit zand- en grindwinningsbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit zee- en kustvisserijbedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit zeevaart verwant bedrijf<br />
000000 onverdachte activiteit ziekenfonds<br />
000000 onverdachte activiteit zonweringdetailhandel<br />
000000 onverdachte activiteit zuurstofopslagplaats<br />
000000 onverdachte activiteit zwembad<br />
Bijlage<br />
Technische informatie<br />
inzake het<br />
conversieprotocol<br />
sbi naar ubi<br />
6<br />
De conversietabel<br />
Access conversie<br />
Om in een informatiesysteem, waarin gegevens opgenomen zijn over bedrijfsactiviteiten<br />
uitgedrukt in een sbi code, de sbi-codes te converteren naar ubi-codes<br />
wordt een conversieprotocol geleverd bestaande uit een conversietabel en een<br />
beschrijving (met een voorbeeld) van de manier waarop de sbi-codes omgezet<br />
kunnen worden naar ubi-codes.<br />
De conversietabel is een tabel met vier kolommen. Deze vier kolommen bevatten de<br />
volgende gegevens:<br />
veld naam data type lengte omschrijving<br />
sbiCode Tekst 6 De sbi code die geconverteerd moet worden<br />
sbiOmschrijving Tekst 60 De omschrijving van de sbi code<br />
ubiCode Tekst 6 De ubi code<br />
ubiOmschrijving Tekst 60 De omschrijving van de ubi code<br />
In deze tabel wordt voor elke sbi-code met bijbehorende omschrijving een ubi-code<br />
met bijbehorende omschrijving gegeven. De omschrijving van de sbi code is eigenlijk<br />
overbodig in deze tabel maar wordt ter controle en verduidelijking meegeleverd.<br />
De conversie bestaat hieruit dat elke sbi-code -eventueel met omschrijving- vervangen<br />
wordt door de bijbehorende ubi-code met omschrijving. Deze vervanging wordt<br />
uitgevoerd door, afhankelijk van de omgeving waar de conversie moet plaatsvinden,<br />
één of ander programma dat gebruik maakt van de conversietabel. In de meeste<br />
gevallen zal dit programma een eenvoudig sql statement zijn die de sbi-code (en<br />
eventueel de sbi-omschrijving) in velden uit de te converteren tabel, update naar de<br />
bijbehorende ubi-code.<br />
Als voorbeeld worden hieronder de sql statements in zowel Access sql als oracle<br />
sql gegeven. Overige conversieprogramma’s moeten per omgeving hiervan afgeleid<br />
worden.<br />
Gegeven de volgende tabel (met tabelnaam bedrijf) met bedrijfsactiviteiten:<br />
veld naam data type lengte omschrijving<br />
ID Autonumber 6 Unieke sleutel die het record identificeert<br />
Vindplaats Tekst 30 Beschrijving van de vindplaats<br />
Dossiernr Tekst 30 Het dossiernummer<br />
Bedrijfsnaam Tekst 30 Naam van het bedrijf<br />
sbi_1 Tekst 6 sbi code<br />
sbi 1Oms Tekst 60 De omschrijving van de sbi code<br />
Om in deze tabel de sbi code en de bijbehorende omschrijving te converteren naar<br />
de ubi code en omschrijving kan het volgende sql statement gebruikt worden.<br />
UPDATE BEDRIJF<br />
INNER JOIN ConvTab ON BEDRIJF.SBI_1 = ConvTab.SBIcode<br />
SET BEDRIJF.SBI_1 = ConvTab.<strong>UBI</strong>code,<br />
BEDRIJF.SBI1oms = ConvTab.<strong>UBI</strong>omschrijving;<br />
ConvTabel is de conversietabel zoals die hierboven is beschreven.<br />
63
64<br />
oracle conversie Uitgaande van dezelfde tabellen als hierboven beschreven zal het volgende sql<br />
Bijlage 7<br />
statement in een oracle omgeving de zelfde uitwerking hebben:<br />
update bedrijf<br />
set SBI_1 = <strong>UBI</strong>code, SBI1oms = <strong>UBI</strong>omschrijving<br />
where SBI_1 = SBIcode;<br />
Overzicht ubi-codes<br />
zonder tracers<br />
Op vergelijkbare manier kunnen andere programma’s gemaakt worden om sbi<br />
codes te converteren naar ubi codes.<br />
<strong>UBI</strong>-code <strong>UBI</strong>-omschrijving<br />
0112 volkstuinen<br />
011211 groentenkwekerij<br />
1450 overige delfstoffenwinning<br />
14503 metaalertsenwinningbedrijf<br />
15 voedings- en genotmiddelenindustrie<br />
153 groente- en fruitverwerkende industrie<br />
158 overige voedingsmiddelenindustrie<br />
17306 textielsterkerij en -ontsterkerij<br />
20 houtbe- en -verwerkende industrie<br />
202006 xylolithfabriek<br />
22 grafische industrie, uitgeverijen<br />
222 drukkerijen en aanverwante activiteiten<br />
23 aardolie- en steenkolenproductenindustrie<br />
24 chemische industrie<br />
241 chemische grondstoffenindustrie<br />
2411 industriële gassenfabriek<br />
241222 boter- en kaaskleurselfabriek<br />
2413 anorganische chemische grondstoffenfabriek<br />
241301 natrosolfabriek<br />
241302 blauwzuurvervaardiging (vloeibaar)<br />
241313 etherfabriek<br />
241318 carbonzuurfabriek (synthetisch)<br />
24141 petrochemischeproductenfabriek<br />
24142 organische chemische grondstoffen-fabriek<br />
241421 organische oplosmiddelenfabriek<br />
241451 magnesietmalerij<br />
241608 glas-harslaminaatfabriek<br />
241621 polyamidefabriek (pa)<br />
241624 polyethyleenfabriek (pe)<br />
241631 teflonfabriek (polytetrafluoretheen)<br />
241632 triacelfabriek (transparant folie)<br />
2430 verf-, lak-, vernis-, drukinkt- en mastiekindustrie<br />
243016 thinnerfabricage<br />
243022 zegellakfabriek<br />
2463 aetherische oliënfabriek<br />
2466 overige chemische productenindustrie n.e.g.<br />
24661 biochemische productenfabriek<br />
24664 ontvettingsmiddelenfabriek<br />
246663 gloedstokerij<br />
246665 foto-emaillefabriek<br />
2467 chemische kantoorbenodigdheden-fabrieken<br />
24691 beagidfabriek<br />
25 rubber- en kunststofverwerkende industrie<br />
26 bouwmaterialen-, aardewerk- en glasindustrie<br />
2614 glasvezelfabriek<br />
26662 granietproduktenfabriek<br />
26665 kunstgranietfabriek<br />
27 basismetaalindustrie<br />
274 non-ferrometaalindustrie<br />
275 metaalgieterij<br />
28 metaalwarenindustrie<br />
3310 medische apparaten en instrumenten en orthopedische en<br />
protese-artikelen industrie<br />
3350 uurwerken- en klokkenindustrie<br />
35 transportmiddelenindustrie<br />
354 rijwiel- en motorrijwielindustrie<br />
65
66<br />
3544 rijwiel- en motorrijwielonderdelenfabriek<br />
362201 diamantslijperij<br />
366325 overige be- en verwerkende industrie<br />
366326 industriemolen (papier, verf, etc)<br />
4000 nutsbedrijf<br />
45 bouwnijverheid<br />
453 bouwinstallatiebedrijven<br />
4545 overige gebouwenafwerkingsbedrijven<br />
502043 autobeklederijen<br />
502054 overige auto-onderhoudsbedrijven<br />
512172 veevoeder- en meststoffengroothandel<br />
515 metalen-, olieproducten, chemicaliën- en rubbergroothandel<br />
51551 chemische grondstoffen en chemicaliëngroothandel<br />
527402 overige reparatiebedrijven tbv particulieren<br />
6312 goederenopslagplaats<br />
631249 terpentijn(olie)tank (ondergronds)<br />
631275 acetonopslagplaats<br />
631276 etheropslagplaats<br />
631277 trichloorethaanopslagplaats<br />
631279 glycoletheropslagplaats<br />
631280 chemicaliënopslagplaats<br />
631286 natronloogopslagplaats<br />
631287 calciumoxyde-opslagplaats<br />
631288 fosforzuuropslagplaats<br />
631289 vetzuuropslagplaats<br />
631291 zwavelnatriumopslagplaats<br />
631295 polytheenopslagplaats<br />
631296 ethyleenopslagplaats<br />
631297 anti-vriesopslagplaats<br />
631299 sludgetank (ondergronds)<br />
631309 terpentijn(olie)-tank (bovengronds)<br />
631311 koolwaterstofopslagplaats<br />
73110 limnologisch laboratorium<br />
747027 flessenspoelinrichting<br />
900012 rioolslibdepot<br />
900013 stortplaats rioolslib op land<br />
900015 baggerspeciedepot (op land)<br />
900022 afvaloverslagbedrijf<br />
900024 stortplaats veegvuil op land<br />
900030 stortplaats op land (niet gespecificeerd)<br />
900032 stortplaats huishoudelijk afval op land<br />
900033 afvalverwerkingsbedrijf<br />
900034 chemische afvalstoffenopslag/kca-depot<br />
900035 faecaliënstortplaats<br />
900036 stortplaats agrarisch afval en/of takkenbossen op land<br />
900038 stortplaats industrieel- en bedrijfsafval op land<br />
900039 stortplaats grond op land<br />
900040 stortplaats in water binnendijks of slootdemping (niet gespecificeerd)<br />
900041 stortplaats shredder in water<br />
900042 stortplaats huishoudelijk afval in water<br />
900043 stortplaats baggerspecie in water<br />
900044 stortplaats houtafval in water<br />
900045 stortplaats lompen in water<br />
900046 stortplaats agrarisch afval en/of takkenbossen in water<br />
900048 stortplaats industrieel- en bedrijfsafval in water<br />
900049 stortplaats grond in water<br />
900050 stortplaats (zelling) in water buitendijks (niet gespec)<br />
900051 zelling met shredder<br />
900052 zelling met huishoudelijk afval<br />
900053 zelling met baggerspecie<br />
900054 zelling met houtafval<br />
900055 zelling met lompen<br />
900056 zelling met agrarisch afval en/of takkenbossen<br />
900058 zelling met industrieel- en bedrijfsafval<br />
900059 zelling met grond<br />
900060 demping (niet gespecificeerd)<br />
900061 demping met shredder<br />
900062 demping met huishoudelijk afval<br />
900063 demping met baggerspecie<br />
900064 demping met houtafval<br />
900065 demping met lompen<br />
900066 demping met agrarisch afval en/of takkenbossen<br />
900068 demping met industrieel- en bedrijfsafval<br />
900069 demping met grond<br />
900070 ophooglaag (niet gespecificeerd)<br />
900071 ophooglaag met slakken<br />
900072 ophooglaag met huishoudelijk afval<br />
900073 ophooglaag met kolengruis en/of sintels<br />
900074 ophooglaag met houtafval<br />
900075 ophooglaag met baggerspecie<br />
900078 ophooglaag met industrieel- en bedrijfsafval<br />
900079 ophooglaag met grond<br />
900080 erfverharding (niet gespecificeerd)<br />
900081 erfverharding met slakken<br />
900083 erfverharding met kolengruis en/of sintels<br />
900084 erfverharding met houtafval<br />
900085 erfverharding met baggerspecie<br />
900089 erfverharding met grond<br />
900091 industriële restostoffenverwerkend bedrijf<br />
900092 grondepot (vervuilde grond)<br />
900093 koelkastenverwerkingsbedrijf<br />
900094 pcb-stoffen-recyclingsbedrijf<br />
999901 brunnerzuur-fabriek<br />
999902 tertiairbutylhydroperoxide-fabriek<br />
999903 gerafineerd mdi-fabriek<br />
999904 f-310 tank (ondergronds)<br />
999905 zuiveringsbedrijf<br />
999906 hydrofoortank<br />
999907 tetreentank<br />
999908 mdi-fabriek<br />
999909 roostfabriek<br />
999910 vergiften/bijtende middelenverwerking<br />
999911 methyltertiairbutyletherfabriek (mtbe)<br />
999912 molybdeenoxidefabriek<br />
999913 crinofil fabriek<br />
999914 micrografie<br />
999916 boswolfabriek<br />
999918 koolstofproductie rontgenapparaten<br />
999919 polymerisatiefabriek<br />
999920 watersteenoplossingsmiddelenfabriek<br />
999921 zwaardvegerij<br />
999925 resopal-platenbewerkingsinrichting<br />
999926 uitvinder<br />
999929 pruikmakerij<br />
67
68<br />
999930 duplicatorenfabriek<br />
999931 baby-garniturenfabriek<br />
999999 onbekend<br />
Bijlage<br />
Overzicht tracers en<br />
leidraadstoffen<br />
ubi-<strong>model</strong><br />
8<br />
Stof Kennisdatabank Leidraadstof i-waarde Groep<br />
1,2-dichloorpropeen Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
1,3-butadieen Geen 30 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
1,3-dichloorpropeen 1,3-dichloorpropeen 5 chloorkoolwaterstoffen<br />
1-butanol Butanol 30<br />
2,3,7,8-tcdd Dioxine 0.001 gechloreerde koolwaterstoffen overig<br />
2,4,5-t Drins 4 organochloorbestrijdingsmiddelen<br />
2,4,6-trinitrofenol Fenol 40 aromatische verbindingen<br />
2,4,6-trinitrotolueen Fenol 40 aromatische verbindingen<br />
2-naftol Pak 40 pak’s<br />
3,4,5-trihydroxybenzoëzuur Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
3,4-dichlooralinine Dichlooranilinen 50 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
aceton Geen<br />
acrylamide Styreen 100 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
acrylnitril cyanide complex 50 anorganische verbindingen<br />
aldicarb Organofosfor 2 organofosfor bestrijdingsmiddelen<br />
bestrijdingsmiddel<br />
alifatische en naftenische kws Eox 3 overige verontreiniging<br />
alkylkwik Kwik 10 metalen<br />
amino-azijnzuur Butylacetaat 100 overige verontreiniging<br />
amphibole Organofosfor 2 organofosfor bestrijdingsmiddelen<br />
bestrijdingsmiddel<br />
aniline Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
anthraceen Pak 40 pak’s<br />
anthrachinon-sulfonzuur Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
antimoon Antimoon 15 metalen<br />
aromaten Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
arseen Arseen 55 metalen<br />
atrazin Atrazin 6 overige bestrijdingsmiddelen<br />
azokleurstoffen Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
azopigmenten Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
barium Barium 625 metalen<br />
bendiocarb Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
benzeen Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
benzeensulfonzuur Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
benzidine Pcb 1 pcb’s<br />
benzo(a)pyreen Pak 40 pak’s<br />
benzoëzuur Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
bitumen, Fluaten Pak 40 pak<br />
borium Barium 625 metalen<br />
cadmium Cadmium 12 metalen<br />
calciumfluoride Fluoride 200 anorganische verbindingen<br />
captan Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
carbendazim Carbaryl 5 overige verontreinigingen<br />
carbondisulfide Thiocyanaat 20 anorganische verbindingen<br />
carbonsulfide Thiocyanaat 20 anorganische verbindingen<br />
chloorkalk Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
chloorkws Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
chloorpyrifos Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
chloroform Trichloormethaan 10 cloorkoolwaterstoffen<br />
chroom Chroom 380 metalen<br />
chroomtetraethylrhodamine Chroom 380 metalen<br />
69
70<br />
Stof Kennisdatabank Leidraadstof i-waarde Groep<br />
cobalt Cobalt 240 metalen<br />
creosol Cresol 5 aromatische verbindingen<br />
cresol Cresol 5 aromatische verbindingen<br />
cyanide Cyanide 20 anorganische verbindingen<br />
cyanide-complex cyanide complex 50 anorganische verbindingen<br />
cyclohexanon Cyclohexanon 45 overige verontreinigingen<br />
ddt Ddt 4 organochloorbestrijdingsmiddelen<br />
diazinon Organofosfor 2 organofosfor bestrijdingsmiddelen<br />
bestrijdingsmiddel<br />
di-azokleurstoffen Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
dichloorbenzeen Dichloorbenzeen 1 chloorbenzenen<br />
dichloormethaan Dichloormethaan 10 chloorkoolwaterstoffen<br />
dichloorvos Organofosfor 3 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />
bestrijdingsmiddel<br />
di-ethanolamine Ethyleenglycol 100 overige verontreinigingen<br />
diethyleenglycol Diethyleenglycol 100 overige verontreinigingen<br />
di-ethylether Methylethylketon 35 overige verontreinigingen<br />
diethylglycol (2,4,6,-trinitrofenol) Fenol 40 aromatische verbindingen<br />
dihydroxybiphenylpropaan Fenol 40 aromatische verbindingen<br />
dimethoaat Organofosfor 2 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />
bestrijdingsmiddel<br />
di-octylphtalaat Ftalaat 60 overige verontreinigingen<br />
dioxine Dioxine 0.001 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
diphenylolpropaan Butanol 30 overige verontreinigingen<br />
diuron Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
endosulfan Endosulfan 4 organofosfor bestrijdingsmiddelen<br />
epichloorhydrine Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
ethanol Methanol 30 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
ethylacetaat Methanol 30 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
ethyleendiamine Methanol 30 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
ethyleenglycol Ethyleenglycol 270 overige verontreinigingen<br />
fenol Fenol 40 aromatische verbindingen<br />
fentinacetaat Organofosfor 2 organofosfor bestrijdingsmiddel<br />
bestrijdingsmiddel<br />
fention Organofosfor 2 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />
bestrijdingsmiddel<br />
fluorantheen Fluorantheen 40 pak’s<br />
formaldehyde Formaldehyde 0.1 overige verontreinigingen<br />
ftalocyanaten cyanide complex 50 anorganische verbindingen<br />
furanen Tetrahydrofuraan 2 overige verontreinigingen<br />
glycerol<br />
glycol Ethyleenglycol 100 overige verontreinigingen<br />
glyfosfaat Organofosfaat 20 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />
heptabroombiphenyl poly halogeen biphenyl 10 overige verontreinigingen<br />
hexachloorethaan Hexachloorethaan 10 chloorkoolwaterstoffen<br />
hexamethyleen-di-iso-cyanaat cyanide complex 50 anorganische verbindingen<br />
hexamine Hydrochinon 10 overige verbindingen<br />
hydrazine Hydrochinon 10 overige verbindingen<br />
hydrochinon Hydrochinon 10 overige verbindingen<br />
indigosolen Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
kookpuntbenzines Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />
koper Koper 190 metalen<br />
koperoxychinolaat Koper 190 metalen<br />
kwik Kwik 10 metalen<br />
lakken en verven xylenen (som) 25 aromatische verbindingen<br />
lindaan Hch 2 organochloorbestrijdingsmiddelen<br />
Stof Kennisdatabank Leidraadstof i-waarde Groep<br />
lood Lood 530 metalen<br />
malathion Malathion 2 organofosfor bestrijdingsmiddel<br />
mcpa Mcpa 4 chloorphenoxy-carbonzuur herbiciden<br />
MDM dde (som) 4 organochloor bestrijdingsmiddelen<br />
melamine cyanide complex 20 anorganische verbindingen<br />
metam-natrium Thiocyanaat 20 anorganische verbindingen<br />
methanol Methanol 30 overige verontreinigingen<br />
methoxychloor Eox 3 overige gechloreerde kws<br />
methylacrylaat Eox 3 overige gechloreerde kws<br />
methylbromide Eox 3 overige gechloreerde kws<br />
methylchloride Eox 3 overige gechloreerde kws<br />
methylisothiocyanaat cyanide complex 20 anorganische verbindingen<br />
methylkwik Kwik 10 metalen<br />
mevinphos Organofosfor 2 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />
bestrijdingsmiddel<br />
molybdeen Molybdeen 200 metalen<br />
naftakleurstoffen pak 40 pak’s<br />
naftaleen pak 40 pak’s<br />
natrium-pcp chloorfenolen 5.0 chloorfenolen<br />
n-decaan butanol 30 overige verontreinigingen<br />
n-hexaan butanol 30 overige verontreinigingen<br />
nikkel nikkel 210 metalen<br />
nitroglycerine fenol 40 aromatische verbindingen<br />
n-octaan butanol 30 overige verontreinigingen<br />
o-cresol cresol 5.0 aromatische verbindingen<br />
o-di-ethylphatalaat ftalaat 60 overige verontreinigingen<br />
o-dinitrocresol cresol 5.0 aromatische verbindingen<br />
oliezuur butanol 30 overige verontreinigingen<br />
o-xyleen fenol 40 aromatische verbindingen<br />
pak pak 40 pak’s<br />
parathion organofosfaat 2 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />
PCB dioxine 0.001 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
pcb-28 pcb 1 polychloorbifenylen<br />
pcb’s pcb 1 polychloorbifenylen<br />
pentachloorfenol chloorfenolen 5.0 chloorfenolen<br />
picrinezuur fenol 40 aromatische verbindingen<br />
p-phenyleendiamine fenol 40 aromatische verbindingen<br />
p-phtaalzuur ftalaten 60 overige verontreinigingen<br />
propyleenglycol diethylglycol 270 overige verontreinigingen<br />
pyridine fenol 0.5 overige verontreinigingen<br />
selenium barium 625 metalen<br />
simazin 0.3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />
stearine diethylglycol 270 overige verontreinigingen<br />
stearinezuur diethylglycol 270 overige verontreinigingen<br />
strontium beryllium 31<br />
styreen styreen 100 overige verontreinigingen<br />
terpentine diethylglycol 270 overige verontreinigingen<br />
tetrachloorkoolstof tetrachloormethaan 1 chloorkoolwaterstoffen<br />
tetrachloormethaan tetrachloormethaan 1 chloorkoolwaterstoffen<br />
tetrahydrofuraan tetrahydrofuran 2 overige verontreinigingen<br />
tin nikkel 210 metalen<br />
tolueen tolueen 130 aromatische verbindingen<br />
toluidine tolueen 130 aromatische verbindingen<br />
tributyltin organotinverbinding 2.5 organotinbestrijdingsmiddelen<br />
trichloorethaan trichloorethanen (som) 15 chloorkoolwaterstoffen<br />
trichlooretheen trichlooretheen 60 chloorkoolwaterstoffen<br />
71
72<br />
Stof Kennisdatabank Leidraadstof i-waarde Groep<br />
trichloormethaan trichloormethaan 10 chloorkoolwaterstoffen<br />
tri-joodmethaan trichloorethaan 15 vluchtige chloor kws<br />
vanadium nikkel 210 metalen<br />
vinylacetaat monochloorbenzeen 0.1 chloorbenzenen<br />
vinylchloride monochlooretheen 0.1 chloorkoolwaterstoffen<br />
wolfraam nikkel 210 metalen<br />
xyleen xyleen 25 aromatische verbindingen<br />
zilver zilver 15 metalen<br />
zineb zink 720 metalen<br />
zink zink 720 metalen<br />
zware metalen molybdeen 200 metalen<br />
Bijlage 9<br />
Vergelijking tussen<br />
het ubi-<strong>model</strong> en<br />
de tauw/bsbsystematiek<br />
Algemeen<br />
Het ubi-<strong>model</strong><br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
Het nieuwe ubi-<strong>model</strong> is getoetst aan de reeds bestaande tauw/bsb-systematiek. De<br />
toetsing is vooral gericht op de chemische stoffen die enerzijds door ubi en<br />
anderzijds door tauw aan een sbi-code worden toegeschreven. In het onderstaande<br />
betoog wordt de toetsing uitgewerkt. Hierbij worden de volgende zaken behandeld:<br />
Omschrijving van het ubi -<strong>model</strong>;<br />
Omschrijving van de tauw/bsb-systematiek;<br />
Een vergelijking tussen de twee <strong>model</strong>len gebaseerd op een steekproef.<br />
Ten behoeve van een historisch onderzoek naar potentieel vervuilde bedrijfsterreinen<br />
in de provincie Gelderland (project Ede) en de gemeente Rotterdam<br />
(bio-Bedrijven), werd door de combinatie van ReGister en Arcadis Heidemij Advies<br />
een begin gemaakt met het opstellen van een <strong>model</strong> voor het bepalen van een<br />
indicatieve onderzoeksprioriteit van potentieel vervuilde locaties.<br />
Uitgangspunt hierbij was de zogenaamde ReGister-lijst, een activiteitencoderingslijst,<br />
samengesteld aan de hand van vele grootschalige inventarisaties van potentieel<br />
vervuilde bedrijfsterreinen. Tijdens deze inventarisaties werden hinderwetvergunningen<br />
en dossiers uit het Handelsregister doorgenomen. Van de<br />
aangetroffen bedrijfsomschrijvingen werd vervolgens een bestand aangelegd, dat<br />
aan de sbi’74-codering is gekoppeld.<br />
Over de verschillende activiteiten werd informatie verzameld, vooral met<br />
betrekking tot de onderstaande aspecten:<br />
de stoffen die als gevolg van de activiteiten mogelijk in de bodem terecht zijn<br />
gekomen;<br />
de eigenschappen van die stoffen, zoals toxiciteit en mobiliteit;<br />
de kans dat die stoffen in de bodem terecht zijn gekomen, volgens een indicatieve<br />
schaal.<br />
De aldus verzamelde uitkomsten werden daarna vertaald naar een indicatieve<br />
prioritering per bedrijfsactiviteit, die in een database werd opgenomen. Deze database<br />
is nu, in het kader van het globis-project, geactualiseerd en verder verfijnd.<br />
De belangrijkste verandering die daarbij optreedt, is het kwantificeren van de reeds<br />
bestaande indicatieve prioritering. Daartoe is een formule opgesteld waarmee de<br />
ip-waarden kunnen worden berekend. De aanpassingen zijn ondermeer gebaseerd<br />
op grond van ervaringen die, met het prioriteren van bestanden, in Zeeland,<br />
Overijssel en enkele Brabantse gemeenten zijn opgedaan.<br />
De in de database verzamelde gegevens en de formule waarmee een indicatieve<br />
prioriteit kan worden berekend, hebben uitsluitend betrekking op de bron van de<br />
mogelijke bodemverontreiniging. De bron kan een chemische wasserij, een<br />
demping, een houtwarenfabriek, een lichtpetroleumpompinstallatie, of een andere<br />
‘activiteit’ zijn die wordt uitgedrukt door een (bedrijfs)activiteitencodering.<br />
Per activiteitencode is gekeken welke stoffen als gevolg van de activiteiten mogelijk<br />
in de bodem terecht zijn gekomen. Daartoe is een uitgebreide literatuurstudie naar<br />
bedrijfsprocessen uitgevoerd De verzamelde informatie is aangevuld en getoetst aan<br />
de hand van informatie uit de praktijk.<br />
De tracers zijn de voor het productieproces kenmerkende stoffen, die als gevolg van<br />
de betreffende activiteit bij bodemonderzoek het meest waarschijnlijk in de bodem<br />
kunnen worden aangetroffen. Wanneer een tracer in de bodem wordt omgezet in<br />
een toxischer afbraakproduct, dan is deze toxischer metaboliet als vervanger van de<br />
73
74<br />
tauw/bsb-systematiek<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
tracer in de database opgenomen en in de formule meegewogen. In totaal zijn er<br />
166 tracers opgenomen in de database. Een overzicht van deze stoffen is te vinden<br />
in bijlage.<br />
Voor de uiteindelijke bronprioritering is aan de tracers een toxiciteitparameter<br />
toegekend. De toxiciteit wordt uitgedrukt via de interventiewaarden uit de Leidraad<br />
bodembescherming. Per ubi-code geldt er bovendien één kansinschatting<br />
(g-waarde), die het aandeel van de tracers in het productieproces en de kans op<br />
emissie naar de bodem in een wegingsfactor uitdrukt. Tenslotte zijn bij elke<br />
activiteit de dominante stoffen bepaald.<br />
Uitgedrukt in een formule ziet dit er als volgt uit:<br />
Risico = G * ∑ (toxiciteit)<br />
Voor de prioritering is gekozen voor een systeem dat aansluit bij de bsb-systematiek.<br />
In de door de Commissie bsb in haar eindrapport omschreven methode, wordt de<br />
kans op bodemverontreiniging uitgedrukt in een bronscore per bedrijf. Uit de<br />
adressenbestanden van de N.V. Databank van de Kamers van Koophandel zijn<br />
gegevens gegenereerd die resulteren in 385 potentieel bodemverontreinigde<br />
bedrijfsactiviteiten. Achtennegentig van deze potentieel bodemverontreinigde<br />
bedrijfsactiviteiten zijn niet geselecteerd op grond van het productieproces an sich,<br />
maar vanwege de vermoedelijke olieopslag op het terrein.<br />
Vervolgens zijn door middel van literatuuronderzoek en op basis van ervaringen<br />
met uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringen, per bedrijfssoort<br />
verontreinigende stoffen en kansen op verontreiniging toegekend. 6 Per activiteit zijn<br />
(volgens sbi-code) maximaal twee stofgroepen aangegeven die mogelijk de grond<br />
kunnen verontreinigingen (de kans op verontreiniging) en maximaal één stofgroep<br />
die het grondwater kan verontreinigingen. Deze laatste stofgroep verschilt echter<br />
nergens met de stofgroepen die de grond kunnen verontreinigen. De stofgroepen<br />
zijn ingedeeld in risico-klassen op basis van toxiciteit en mobiliteit (conform de<br />
methode bsb).<br />
De tauw/bsb-systematiek gaat uit van de onderstaande stofgroepen:<br />
zware metalen<br />
anorganische stoffen<br />
aromaten<br />
pak’s<br />
gechloreerd vluchtig<br />
eocl<br />
bestrijdingsmiddelen<br />
minerale olie<br />
Deze indeling komt grotendeels overeen met de categorie-indeling van de leidraadstoffen.<br />
Minerale olie is echter als afzonderlijke stofgroep toegevoegd, de catergorie<br />
‘gechloreerde koolwaterstoffen’ is uitgesplitst in gechloreerd vluchtig en eocl en de<br />
categorie ‘overige verontreinigingen’ is niet opgenomen<br />
Bij het prioriteren is gekeken naar twee elementen die samen de bronscore van de<br />
potentiële verontreiniging van de grond op het bedrijfsterrein bepalen. Het gaat<br />
daarbij om de toxiciteit van de potentieel verontreinigende stofgroepen en de kans<br />
op het ontstaan van de verontreiniging.<br />
•<br />
•<br />
•<br />
De toxiciteit is gerelateerd aan sbi-codes. In totaal worden drie klassen<br />
onderscheiden:<br />
klasse 1: bestrijdingsmiddelen, eox, pak’s en aromaten<br />
klasse 2: gechloreerd vluchtig<br />
klasse 3: zware metalen, anorganische stoffen, minerale olie<br />
De kans op het ontstaan van de verontreiniging is gerelateerd aan de aard van de<br />
bedrijfsactiviteiten en de ouderdom van de vestiging. De kans als gevolg van de<br />
bedrijfsactiviteit (sbi-code) is in die klassen verdeeld:<br />
datum<br />
en duur<br />
kansklasse stofgroepgrond 1: groter of gelijk aan 90%;<br />
kansklasse stofgroepgrond 2: tussen 60% en 90%;<br />
kansklasse stofgroepgrond 3: kleiner dan 60%.<br />
Hiervoor wordt uitgegaan van de kans op verontreiniging van de grond per<br />
stofgroep van de bijbehorende sbi-code.<br />
De kans als gevolg van de ouderdom van de activiteiten wordt ook in drie klassen<br />
onderverdeeld:<br />
klasse 1: aanvangsdatum voor 1970;<br />
klasse 2: aanvangsdatum tussen 1970 en 1985;<br />
klasse 3: aanvangsdatum na 1985.<br />
De verschillende klassen-scores worden vervolgens, met behulp van kruistabellen,<br />
verwerkt tot de uiteindelijke bronscore.<br />
Schematisch ziet de prioriteringssystematiek er als volgt uit:<br />
voormalig bedrijf<br />
kans op<br />
verontreiniging<br />
bronscore=<br />
urgentie-score terrein<br />
sbi-code<br />
stoffen<br />
verontreiniging<br />
grond en grondwater<br />
toxiciteit<br />
mobiliteit<br />
75
76<br />
Overeenkomsten en verschillen<br />
ubi-methode en<br />
tauw/bsb-systematiek<br />
ubi<br />
• Bedrijfsproces kenmerkende stoffen (1-15 tracers<br />
• Oude bedrijfsactiviteiten hebben eigen sbi-codering<br />
• Productieschaal= kans op emissie naar de bodem<br />
(7 klassen)<br />
• Toxicologische karakter van de stoffen (i-waarden)<br />
• Toxischer metaboliet<br />
• Mobiliteit van de stoffen (indirect via de i-waarde)<br />
Steekproef ter vergelijking<br />
chemische stoffen<br />
De overeenkomstenen verschillen tussen het ubi-<strong>model</strong> en de tauw-systematiek<br />
worden in onderstaande tabel samengevat:<br />
tauw<br />
De vergelijking tussen het ubi-<strong>model</strong> en de tauw-systematiek is – zoals eerder<br />
gezegd – gericht op de stoffen/stofgroepen die aan een activiteitencode worden<br />
toegeschreven. De tauw/bsb-systematiek heeft aan 385 sbi’s stofgroepen verbonden.<br />
Bij het ubi-<strong>model</strong> zijn voor 1145 ubi’s de tracers beschikbaar.<br />
ubi tauw<br />
Aantal ubi’s met stoffen 1145 385<br />
Percentage 100% 33.6%<br />
• Bedrijfsproces kenmerkende stoffen (2 stofgroepen)<br />
• Ouderdom van de bedrijfsactiviteit (3 klassen)<br />
• Kans op bodemverontreiniging van de bedrijfsactiviteit<br />
(3 klassen)<br />
• Duur van de bedrijfsactiviteit<br />
• Toxicologisch karakter van de stoffen (3 klassen)<br />
• Mobiliteit van de stoffen (3 klassen)<br />
Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat de tauw/bsb-systematiek 34% van de<br />
bedrijfsactiviteiten van de ubi-lijst prioriteert. Vooral oude – niet meer uitgevoerde –<br />
bedrijfsactiviteiten ontbreken in de tauw-systematiek. Ook is het ubi-<strong>model</strong> fijnmaziger<br />
dan de tauw-indeling. Bij de laatste wordt meer gebruik gemaakt van<br />
algemene omschrijvingen en/of verzamelcategorieën. Bovendien zijn 98 (25.5%) van<br />
de 385 bedrijfsactiviteiten door tauw alleen geselecteerd op de mogelijke<br />
aanwezigheid van minerale olie, via opslagtanks. De ubi-lijst hanteert aparte codes<br />
voor de opslag van brandstoffen (bovengronds, ondergronds, ingemetseld, soort<br />
brandstof, etc.), die ongeveer 7% van het totale aantal ubi’s beslaan.<br />
Ten behoeve van de vergelijking is een steekproef samengesteld. Daarbij zijn 156<br />
(41%) sbi’s uit de tauw/bsb-systematiek geselecteerd. De selectie is tot stand<br />
gekomen door de activiteitenlijst van tauw van voor naar achter door te werken. 7<br />
Hierbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenredige spreiding over de<br />
verschillende soorten branches. Alle categorieën bedrijfsindelingen zijn daardoor in<br />
de steekproef vertegenwoordigd, maar niet in hun geheel opgenomen.<br />
Bij het ubi-<strong>model</strong> zijn maximaal vijftien individuele stoffen aan een ubi-code<br />
gekoppeld. Bij de voor deze steekproef geselecteerde ubi’s is sprake van een maximum<br />
van 13 stoffen. Het ‘scoreverloop’ van de steekproef is als volgt. Wanneer een<br />
individuele stof uit het ubi-<strong>model</strong> onderdeel is van een stofgroep die tauw hanteert,<br />
dan wordt dit als een overeenkomst beschouwd. Hierdoor kan het voorkomen dat<br />
de ene keer veel individuele stoffen met een stofgroep gelijk worden gesteld, terwijl<br />
het ook één tracer kan betreffen. Aan de stofgroep ‘minerale olie’ zijn individuele<br />
stoffen in het ubi-<strong>model</strong> gelijkgesteld die behoren tot de aromaten of pak’s.<br />
Het kan dus voorkomen dat bij de ene activiteit er meerdere stoffen uit het ubi<strong>model</strong><br />
overeenkomen met één stofgroep bij tauw , terwijl bij de volgende activiteit<br />
er slechts één tracer is die overeenkomt met een stofgroep bij tauw. In beide<br />
gevallen wordt van een overeenkomst gesproken.<br />
De resultaten van<br />
de steekproef<br />
Conclusies<br />
De resultaten van de vergelijking zijn in de achter bijgevoegde lijsten vermeld. De<br />
resultaten van de steekproef staan in onderstaande tabel samengevat. Daarbij wordt<br />
onderscheiden:<br />
Bij hoeveel ubi’s een door tauw gekoppelde stofgroep niet in het ubi-<strong>model</strong><br />
genoemd werd. In de bijlagen 1 en 2 zijn deze vetgedrukt;<br />
Bij hoeveel ubi’s een door ubi genoemde tracer niet door tauw is vertaald naar een<br />
stofgroep. In de bijlagen 1 en 2 zijn deze cursief en onderstreept weergegeven;<br />
Bij hoeveel ubi’s er geen verschil was tussen de stofgroepen van tauw en de tracers<br />
van ubi.<br />
Omschrijving Aantal %<br />
Stofgroep wel bij tauw genoemd, niet bij ubi-<strong>model</strong> 34 22<br />
Stofgroep niet bij tauw genoemd, wel in ubi-<strong>model</strong> 122 78<br />
Geen verschil qua stofgroepen beide <strong>model</strong>len 23 15<br />
Aantal beschouwde activiteiten 156 100<br />
Omschrijving Aantal<br />
Aantal stofgroepen niet genoemd in de ubi-methode 37<br />
Aantal stofgroepen niet genoemd door tauw 205<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
Het gaat hier dus om het aantal activiteiten waarbij verschillen zijn gevonden.<br />
Omdat het kan voorkomen dat bij een ubi-code zowel door tauw als in het ubi<strong>model</strong><br />
een stofgroep niet wordt genoemd, is de optelling van de percentages niet<br />
noodzakelijk 100%.<br />
Vervolgens is vastgesteld het aantal stofgroepen dat bij vergelijking van de<br />
activiteiten in de steekproef verschilde:<br />
Via het bovenstaande betoog is in kaart gebracht welke chemische stoffen<br />
(stofgroepen) door enerzijds ubi en anderzijds door tauw/bsb aan een sbi-code<br />
worden toegeschreven. Via een korte omschrijving van beide prioriterings<strong>model</strong>len<br />
is aangegeven waar de verschillen in benadering zich voordoen. Voor de uitkomsten<br />
van de steekproef zijn de onderstaande verschillen het meest van belang:<br />
De ubi-codering is gebaseerd op een uitvoerige inventarisatie van allerlie<br />
verschillende productieprocessen en activiteiten. tauw heeft bij haar indeling van<br />
de activiteiten gebruik gemaakt van de veel beperktere indeling uit sbi’74, die door<br />
de Kamers van koophandel werd gebruikt. De steekproef beoordeelt daarom slechts<br />
14% van het ubi-bestand en 41% van de tauw/bsb-gegevens;<br />
Nevenactiviteiten worden bij ubi expliciet genoemd door middel van een eigen<br />
code. Bij de tauw/bsb-systematiek is een relatief groot gedeelte -98 van de in totaal<br />
385 bedrijfsactiviteiten- geselecteerd op minerale olie. Deze sbi’s zouden eigenlijk<br />
moeten worden vergeleken met de sbi-codes die de ubi-code hanteert voor de opslag<br />
van brandstoffen.<br />
Al met al bestaan er vrij grote verschillen tussen het ubi-<strong>model</strong> en de tauw/bsbsystematiek.<br />
De belangrijkste verklaring daarvoor is het verschil in uitgangspunten<br />
tussen beide <strong>model</strong>len. Daardoor zijn beide <strong>model</strong>len moeilijk vergelijkbaar. Bij het<br />
ubi-<strong>model</strong> is meer in detail gewerkt, waardoor aan de activiteiten vaak meer<br />
verschillende stoffen zijn toegekend dan in de tauw-systematiek, waar meer op<br />
hoofdlijnen en in stofgroepen is gewerkt.<br />
77
78<br />
De tauw/bsb-systematiek is ontwikkeld voor het prioriteren van Kamer van<br />
Koophandel-bestanden, gericht op bedrijven en niet op fysieke locaties. De dossiers<br />
uit de Kamer van Koophandel bevatten slechts summiere informatie over de<br />
activiteiten van de bedrijven en eventuele deel- of nevenactiviteiten kunnen moeilijk<br />
worden onderscheiden. De uit de Kamer van Koophandel verzamelde informatie<br />
is derhalve ook veel minder gedetailleerd, wat de opzet van de tauw/bsb-systematiek<br />
zou kunnen verklaren.<br />
Het ubi-<strong>model</strong> is ontstaan uit de ervaringen opgedaan met Hinderwetinventarisaties.<br />
In Hinderwetvergunningen is veel gedetailleerdere informatie over<br />
de activiteiten te vinden en de duiding van de activiteiten, maar ook de bedrijfslocaties,<br />
kan daardoor veel nauwkeuriger gebeuren. Dat rechtvaardigt ook de<br />
gekozen expliciete opzet van het ubi-<strong>model</strong>, waarin ook deel- en nevenactiviteiten<br />
apart worden meegewogen en veel minder impliciet wordt verondersteld. Overigens<br />
kunnen ook de Kamer van Koophandelbestanden met het ubi-<strong>model</strong> worden geprioriteerd,<br />
al zullen de resultaten mogelijk minder nauwkeurig zijn dan bij het prioriteren<br />
van Hinderwetbestanden. Het samenvoegen van beide bestanden is dan<br />
mogelijk de beste oplossing.<br />
Bijlage 10<br />
Toetsing ubi-<strong>model</strong><br />
aan Wbb-bestand<br />
Zuid-Holland<br />
Inleiding op de toetsing<br />
Een voorbeeld:<br />
Wbb-geval 050001<br />
In het project Bodem in Beeld 2005 van de provincie Zuid-Holland, is een toetsing<br />
uitgevoerd van het ubi-<strong>model</strong>. De theoretische uitkomsten van het <strong>model</strong> zijn daarbij<br />
vergeleken met de uitkomsten van de bodemonderzoeken op Wbb-locaties, zoals<br />
die zijn opgenomen in het boom-bestand van de provincie. Doel van de vergelijking<br />
was de toetsing van de streep tussen potentieel ernstig verontreinigde en potentieel<br />
verontreinigde locaties, die bij de nsx-score 100 is getrokken.<br />
Op grond van de ubi-code werden in het boom-bestand gelijksoortige gevallen geselecteerd<br />
en werd de kwalificatie die aan de locaties was toegekend vergeleken met<br />
de nsx-score en of de locaties in het ubi-<strong>model</strong> boven of onder de streep tussen<br />
potentieel ernstig en potentieel verontreinigd vielen.<br />
De toetsing had betrekking op 2 304 Wbb-gevallen, waarbij sprake was van<br />
326 verschillende ubi-codes. Op een Wbb-locatie kunnen ook meerdere potentieel<br />
bodemvervuilende activiteiten hebben plaats gevonden. Bij de vergelijking is uitgegaan<br />
van de dominante ubi, dat wil zeggen de ubi-code met de hoogste nsx-score uit<br />
het ubi-<strong>model</strong>. De andere activiteiten die op de locatie hebben plaats gevonden zijn<br />
buiten beschouwing gelaten.<br />
ubi-code ubi-omschrijving nsx Klasse<br />
285202 Lasinrichting 5 2<br />
371001 Kabelbranderij 281 6<br />
287504 Smederij 55 4<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
De dominante ubi in het bovenstaande geval is dus de kabelbranderij. Deze is verantwoordelijk<br />
voor de score van de locatie als geheel en maakt dat de locatie als een<br />
potentieel ernstig verontreinigde locatie moet worden beschouwd, want de nsxscore<br />
is hoger dan 100.<br />
De Wbb-locaties zijn in het boom-bestand voorzien van ubi-codes waarmee de bron<br />
van de verontreiniging wordt aangeduid en aan de locaties zijn op grond van de<br />
uitkomsten van de bodemonderzoeken kwalificaties toegekend, waaruit de ernst<br />
van de geconstateerde verontreiniging kan worden afgeleid. Het betreft de volgende<br />
kwalificaties:<br />
Urgent<br />
Ernstig<br />
Gesaneerd<br />
Niet urgent<br />
Niet ernstig<br />
Onderzocht<br />
Onvoldoende gegevens<br />
Verdacht<br />
De kwalificaties zijn gebruikt om een vergelijking te maken tussen de aangetoonde<br />
ernst van een verontreiniging en de uitkomst van het ubi-<strong>model</strong>, voor zover het de<br />
indeling in potentieel ernstige en potentieel verontreinigde locaties betreft.<br />
79
80<br />
De vergelijking<br />
•<br />
•<br />
•<br />
•<br />
Bij de vergelijking is gekeken naar de volgende gegevens:<br />
Welke dominante ubi-code is actief geweest op de Wbb-locatie;<br />
Welke kwalificatie is aan de Wbb-locatie toegekend;<br />
Wat is de score die door het ubi-<strong>model</strong> in theorie aan de dominante ubi-code is<br />
gekoppeld;<br />
Hoe verhouden beide uitkomsten zich tot elkaar.<br />
De uitkomsten van de vergelijking zijn weergegeven in onderstaande tabel.<br />
Wbb-kwalificatie Prioritering d.m.v. het ubi-<strong>model</strong><br />
Potentieel Ernstig % Potentieel Verontreinigd % Totaal Wbb<br />
Urgent 354 95 19 5 373<br />
Ernstig 353 89 43 11 396<br />
Gesaneerd 646 91 61 9 707<br />
Niet urgent 18 72 7 28 25<br />
Niet ernstig 269 83 55 17 324<br />
Onderzocht 154 88 22 12 176<br />
Onvoldoende gegevens 164 86 27 14 191<br />
Verdacht 86 77 26 23 112<br />
Totaal 2 044 89 260 11 2 304<br />
In totaal zijn dus 2 304 Wbb-locaties bekeken, waarbij volgens het ubi-<strong>model</strong> in<br />
2 044 gevallen sprake zou moeten zijn van een potentieel ernstig verontreinigde<br />
locatie en in 260 gevallen van een potentieel verontreinigde locatie. Het zeer grote<br />
aantal potentieel ernstige locaties is natuurlijk verklaarbaar door het feit dat in het<br />
Wbb-bestand vrijwel alleen locaties voorkomen waar ook daadwerkelijk sprake is<br />
van ernstige bodemverontreiniging.<br />
De volgende stap was bekijken of de indeling in potentieel ernstige en potentieel<br />
verontreinigde locaties volgens de theorie van het ubi-<strong>model</strong>, overeenstemde met de<br />
kwalificatie die in het Wbb-bestand aan de locaties was toegekend. De kwalificaties<br />
uit het Wbb-bestand zijn op de volgende manier gekoppeld aan de termen<br />
potentieel ernstig en potentieel verontreinigd:<br />
Wbb-kwalificatie boom Kwalificatie ubi-<strong>model</strong><br />
Urgent Potentieel ernstig<br />
Ernstig Potentieel ernstig<br />
Gesaneerd Potentieel ernstig<br />
Niet urgent -<br />
Niet ernstig Potentieel verontreinigd<br />
Onderzocht -<br />
Onvoldoende gegevens -<br />
Verdacht -<br />
De kwalificatie ‘Niet-urgent’ kan zowel op potentieel ernstige als op potentieel<br />
verontreinigde locaties slaan en kon dus in de beoordeling niet worden<br />
meegenomen. Hetzelfde geldt voor de kwalificaties Onderzocht, Onvoldoende<br />
gegevens en Verdacht, die eveneens geen uitsluitsel geven over de ernst van de<br />
aangetroffen verontreiniging. De overige kwalificaties zijn wel bruikbaar, omdat zij<br />
aangeven of op een locatie sprake blijkt te zijn van een ernstig geval van bodemverontreiniging<br />
of niet. Uiteindelijk blijken derhalve de gegevens van 1 800 locaties<br />
bruikbaar om in de toetsing te gebruiken.<br />
Conflictlocatie type 1<br />
Categorie a<br />
Categorie b<br />
Aldus zijn bij de toetsing van de Wbb-locaties vier scenario’s mogelijk, die hieronder<br />
staan weergegeven:<br />
Ubi-<strong>model</strong> Wbb-bestand Interpretatie<br />
Potentieel Verontreinigd Niet ernstig o.k.<br />
Potentieel Verontreinigd Ernstig ‘Conflictlocaties’, nader bekijken<br />
Potentieel Ernstig Niet ernstig ‘Conflictlocaties’, nader bekijken<br />
Potentieel Ernstig Ernstig o.k.<br />
1<br />
2<br />
3<br />
Beschouwing van de uitkomsten levert twee soorten conflictlocaties op, die hierna<br />
verder worden besproken.<br />
Van het eerste type conflictlocatie is sprake waneer het ubi-<strong>model</strong> aangeeft dat<br />
sprake zal zijn van een potentieel verontreinigde locatie met een nsx-score lager<br />
dan 100, terwijl in de praktijk uit onderzoeken is gebleken dat sprake is van een<br />
urgent, ernstig of gesaneerd geval en deze kwalificatie ook in het Wbb-bestand is<br />
opgenomen. Het gaat om 123 Wbb-locaties, 5% van het totaal.<br />
Wanneer we de locaties en bijbehorende ubi-codes nader bekijken, dan kan een<br />
onderscheid in twee categorieën worden gemaakt, namelijk categorie a en b:<br />
Locaties met een ubicode die verwijst naar een stortplaats, een demping, een<br />
ophooglaag of een erfverharding, waarvoor ten tijde van de toets nog geen nsx-score<br />
was vastgesteld en die dus automatisch lager scoorden dan de nsx-score 100 die het<br />
onderscheid tussen potentieel ernstig en potentieel verontreinigd aangeeft. Het<br />
betreft 71 locaties (4% van het totaal) en 31 verschillende ubi-codes.<br />
Locaties met overige ubi-codes, die in het <strong>model</strong> wel van een nsx-score zijn voorzien.<br />
Dit betreft 52 locaties (3% van het totaal aantal Wbb-locaties) en 41 verschillende<br />
ubi-codes.<br />
Het verder bestuderen van de locaties en ubi-codes in categorie a is niet zinvol,<br />
omdat de reden voor de afwijking tussen theorie en praktijk bekend is. Inmiddels<br />
zijn aan de genoemde ubi-codes wel scores toegekend.<br />
Bij categorie b gaat het wel om conflictlocaties. Een afwijking van 3% op een zo<br />
groot aantal locaties is op zich natuurlijk al een goede score, maar de afwijkende<br />
ubi-codes zijn toch aan een nadere beschouwing onderworpen. Er kunnen op dit<br />
punt 3 groepen van ubi-codes worden onderscheiden, namelijk:<br />
De ubi’s waarvan al bekend was dat ze mogelijk te laag zouden scoren en dit ook<br />
door de experts was aangegeven;<br />
De ubi’s waar door verder onderzoek nadere gegevens over moeten worden verzameld;<br />
De ubi’s die op de betreffende locaties een afwijking van de theorie te zien geven,<br />
maar toch algemeen niet als potentieel ernstig verontreinigd moeten worden<br />
beschouwd.<br />
81
82<br />
ad 1<br />
Het betreft hier de volgende ubi-codes:<br />
ubi-code omschrijving nsx-score<br />
926239 kleiduivenschietbaan 84<br />
287705 loodwerkerij en –branderij 74<br />
252 kunststofproductenindustrie 52<br />
2462 lijm- en plakmiddelenindustrie 45<br />
ad 2<br />
Van deze ubi-codes was dus de nsx-score te laag, zo bleek uit de vergelijking met de<br />
praktijk uit het Wbb-bestand. Dat kan zijn veroorzaakt omdat een bepaalde tracer<br />
niet was toegekend of omdat de g-waarde te laag was ingeschaald. Naar deze<br />
activiteiten zal verder onderzoek naar het productieproces worden gedaan en zal<br />
worden achterhaald welke stoffen nu daadwerkelijk in de bodem zijn aangetroffen.<br />
De volgende ubi-codes waren eveneens te laag ingeschaald en zullen dus verder op<br />
stoffen en productieproces nog moeten worden nagezocht:<br />
ubi-code omschrijving nsx-score<br />
51312 aardappelgroothandel 60<br />
264002 dakpannenfabriek 58<br />
410010 waterwinnings- en distributiebedrijf 51<br />
752204 militair schietterrein 39<br />
51572 oude metalengroothandel (schroot) 37<br />
900011 rioolwaterzuiveringinrichting 35<br />
930125 wasblekerij (kleding) 22<br />
2621 aardewerkindustrie 21<br />
452315 gemeentelijke, provinciale<br />
en rijkswerkplaatsen (weg- en waterbouw) 6<br />
ad 3<br />
Conflictlocatie type 2<br />
In het kader van het project Bodem in Beeld 2005 in Zuid-Holland, zullen locaties<br />
met deze activiteiten voor een historisch onderzoek worden geselecteerd en zullen<br />
de locaties nader in beeld worden gebracht, zodat ook kan worden beoordeeld of ze<br />
inderdaad te laag zijn ingeschaald en waarom dat is.<br />
Bij de overige locaties en ubi-codes is het de vraag waarom er een afwijking bestaat<br />
tussen theorie en praktijk. Daarvoor zou eigenlijk een meer diepgaande analyse van<br />
de gegevens nodig zijn, maar gezien de marge van een kleine 3% is dat verder<br />
onderzoek nauwelijks relevant. Geanalyseerd zou nog kunnen worden in hoeverre<br />
inderdaad sprake is van een verfgroothandel op een locatie en of bij het bodemonderzoek<br />
wel in ogenschouw is genomen dat de locatie in werkelijkheid vroeger een<br />
verffabriek was, een activiteit die wel beduidend boven de streep van 100 staat.<br />
Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor een smederij, waarvan algemeen bekend is dat de<br />
activiteit vaak werd gecombineerd met een benzinepompinstallatie, die als dominante<br />
ubi-code zou moeten worden gezien en dus boven de lijn van 100 scoort.<br />
Mogelijk kan door een vergelijking met meer ervaringsgegevens de werking van het<br />
ubi-<strong>model</strong> in de toekomst nog verder op de praktijk worden getoetst.<br />
De tweede conflictsituatie is, dat een Wbb-locatie een kwalificatie niet-ernstig heeft<br />
meegekregen en door het ubi-<strong>model</strong> als potentieel ernstig wordt gezien. In principe<br />
is dit conflict minder erg dan het type 1, omdat in theorie een worst case-scenario is<br />
gevolgd en het in de praktijk blijkt mee te vallen.<br />
Conclusie<br />
Het blijkt om 269 locaties te gaan, 15% van het totaal. Bij een nadere beschouwing<br />
van de ubi-codes die het betreft, blijkt dat eigenlijk geen sprake is van een te hoge<br />
beoordeling van de ubi’s door het <strong>model</strong>. De ubi-codes betreffen namelijk in<br />
hoofdzaak de opslag van vloeibare brandstoffen, die een zeer groot percentage van<br />
het totale Wbb-bestand uitmaken. Een goed voorbeeld zijn de benzineservicestations,<br />
waarvan de gegevens in de onderstaande tabel zijn opgenomen.<br />
Wbb-kwalificatie Aantal %<br />
Gesaneerd 313 40<br />
Urgent 164 21<br />
Ernstig 101 13<br />
Niet ernstig 89 11<br />
Onderzoek 48 6<br />
Onvoldoende gegevens 40 5<br />
Verdacht 24 3<br />
Niet urgent 8 1<br />
Totaal 787 100<br />
In 73% van de locaties waar een benzineservicestation heeft gezeten, is sprake van<br />
een urgent, ernstig of gesaneerd geval. Slechts in 11% van de gevallen is de<br />
aangetoonde verontreiniging niet ernstig. Kortom, de toekenning van de hoge<br />
nsx-score is meer dan terecht en de 11% uitval is een zeer aanvaardbare score. de<br />
benzineservicestations maken vormen 33% van de locaties uit de conflictcategorie 2,<br />
terwijl ook op de rest van de locaties overwegend sprake is van opslag van vloeibare<br />
brandstoffen.<br />
Uit de toets waarbij de uitkomsten van het ubi-<strong>model</strong> zijn vergeleken met de<br />
kwalificaties die in het Wbb-bestand aan de locaties zijn toegekend, blijkt dat<br />
slechts in 3% van de gevallen sprake is van een echte afwijking. In die getallen<br />
bestempeld het ubi-<strong>model</strong> de locatie als potentieel verontreinigd, maar blijkt in de<br />
praktijk sprake te zijn van ernstige bodemverontreiniging. De afwijking van 3% is<br />
zeer aanvaardbaar. Desondanks zullen de ubi-codes die het betreft aan een nader<br />
onderzoek worden onderworpen.<br />
83
84<br />
Bijlage 11<br />
Beoordeling<br />
ubi-<strong>model</strong> door leden<br />
van de werkgroep ui<br />
Beoordelaars<br />
Algemeen<br />
Grens potentieel<br />
ernstig/niet-ernstig<br />
1<br />
2<br />
Aan enkele stoffendeskundigen, waaronder leden van de werkgroep Urgentie- en<br />
Interventiewaarden, is gevraagd om de toekenning van stoffen aan de verschillende<br />
ubi’s te controleren op consistentie. De volgende personen hebben het <strong>model</strong><br />
beoordeeld:<br />
Martin Biet Provincie Noord Brabant<br />
Dirk van der Eijk Provincie Zuid Holland;<br />
Theo Dijkstra Provincie Friesland<br />
Rick van der Meer Gemeente Eindhoven<br />
Alisas Schreur Gemeente Den Haag<br />
Er is geprobeerd de reacties van de beoordelaars direct te beantwoorden.<br />
De beoordeling en de antwoorden zijn hierna per persoon opgenomen, waarna de<br />
reactie in cursief is vermeld.<br />
De beoordeling van het <strong>model</strong> was in de eerste plaats gericht op de uitkomsten van<br />
het <strong>model</strong>. Met name de streep die bij de nsx-score 100 tussen de potentieel ernstige<br />
activiteiten en de potentieel verontreinigende activiteiten was getrokken, kreeg<br />
volop aandacht. Er werd daarbij vooral gekeken naar de activiteiten die onder de<br />
streep terecht waren gekomen.<br />
Een tweede belangrijk punt waren de grondslagen waarop de formule was<br />
gebaseerd en de parameters waarmee werd gerekend. Is het verantwoord om te<br />
rekenen met de interventiewaarden en de daaraan gekoppelde G-waarden? Vindt<br />
men dit juist of zijn er bezwaren aan te voeren tegen de gevolgde methode?<br />
Tenslotte werd de nodige aandacht besteed aan de uitbijters en werden de nodige<br />
suggesties gedaan met betrekking tot stoffen die al tracer nog aan een ubi zouden<br />
moeten worden toegevoegd. Voor de (te lage) positie van de uitbijters kunnen in het<br />
algemeen twee oorzaken worden genoemd:<br />
De stoffen die aan de ubi-code zijn toegekend scoren in het <strong>model</strong> onvoldoende,<br />
omdat ze een hoge interventiewaarde hebben (zware metalen en mogelijk minerale<br />
olie);<br />
De kans op emissie van de stoffen naar de bodem (ergo, de g-waarde) is groter dan<br />
in het <strong>model</strong> is aangegeven.<br />
De eerste oorzaak kan worden verholpen of worden gecorrigeerd door de<br />
dominantie van de stoffen te verhogen. Dit kan door de stof meerdere keren op te<br />
nemen en ook nog eens dominant te maken. Dat is bijvoorbeeld ook gedaan met de<br />
loodwitmolen, die wel boven de streep staat. Een goed voorbeeld van een dergelijke<br />
ubi-code is ook de kleiduivenschietbaan, waar lood eventueel meerdere keren kan<br />
worden opgenomen. De tweede oorzaak kan worden gecorrigeerd door, indien nog<br />
mogelijk, de G-waarde te verhogen. Tenslotte moet nog worden gewezen op het feit<br />
dat voor bepaalde stoffen, hoe ernstig ze misschien ook zijn, geen interventiewaarden<br />
beschikbaar zijn, zoals voor serpentine (asbest) of voor loodacetaat en<br />
loodoxide die we bijvoorbeeld bij de loodwitmolens tegenkomen.<br />
Het leggen van de grens bij een nsx0 van rond de 100 lijkt zo op het eerste gezicht<br />
geen verkeerde keuze. Aan andere kant zitten hier wel bedrijven tussen die toch een<br />
ernstige verontreiniging kunnen opleveren zoals een stortplaats puin en/of bouwen<br />
sloopafval. Dus een keiharde grens zal het nooit worden omdat dit nogal afhangt<br />
van de specifieke en locale omstandigheden.<br />
85
86<br />
Nauwkeurigheid<br />
van het <strong>model</strong><br />
De toepassing en<br />
de toestand van de tracers<br />
Gesuggereerde<br />
nauwkeurigheid versus<br />
expert-judgement<br />
Toetsing van het <strong>model</strong> aan<br />
de praktijk<br />
Onderscheid urgent en<br />
niet-urgent belangrijker<br />
De parameters binnen het rekenkundig lijken goed gekozen en de rekenkundige<br />
methode is ook wel duidelijk. Het <strong>model</strong> is robuust maar daardoor juist ook begrijpelijk.<br />
De G-waarde zou op stofniveau in plaats van op activiteitenniveau kunnen<br />
worden bepaald. Indien gerekend zou worden met de stofaandelen binnen de verschillende<br />
productieprocessen, dan wint het <strong>model</strong> aan kracht.<br />
Met het bepalen van het stofaandeel per productieproces zullen de uitkomsten van het <strong>model</strong><br />
ongetwijfeld geperfectioneerd worden. Het is echter een (bijna) ondoenlijke taak om dit ook<br />
daadwerkelijk te gaan uitvoeren. Het achterhalen van de juiste tracers bij een productieproces<br />
was al een omvangrijk karwei. Het vaststellen van het aandeel van deze tracers binnen een<br />
productieproces is mogelijkerwijs een nog omvangrijker project.<br />
Behalve de hoogte van de interventiewaarde lijkt het, dat de wijze waarop de verontreinigende<br />
stof wordt toegepast net zo relevant is voor de kans op overschrijding<br />
van de i-waarde. Vergelijk bijvoorbeeld een stof met een lage i-waarde, waarbij de<br />
stof over het algemeen alleen in mengsels wordt toegepast waar de verontreinigende<br />
stof in lage concentraties inzit, versus een stof met een hoge i-waarde waarbij<br />
de stof over het algemeen als puur product wordt toegepast. Ook lijkt mij van<br />
belang of de stof vast of vloeibaar is, oplosbaar of niet oplosbaar etc, etc. Het lijkt<br />
dan ook niet dat het <strong>model</strong> goed een grens kan aangeven tussen potentieel ernstige<br />
en potentieel niet ernstige verontreinigingen.<br />
Uit de toetsing van het ubi-<strong>model</strong> met het Wbb-bestand, (zie bijlage 10 in dit rapport) blijkt<br />
dat een indeling tussen potentieel ernstige en potentieel niet ernstige verontreinigingen heel<br />
goed mogelijk is. De wijze waarop een verontreinigende stof wordt toegepast komt in de<br />
productieschaal/g-waarde tot uitdrukking Wat betreft de rekenkundig exercitie: deze lijkt<br />
misschien wat abstract, maar eigenlijk is er slechts sprake van 2 parameters die rekenkundig<br />
bewerkt worden tot ‘behapbare’ uitkomsten.<br />
De uitkomst van het <strong>model</strong> suggereert een nauwkeurigheid die in de praktijk<br />
natuurlijk onzin is. Volgens mij levert een expert waardering van de diverse<br />
bedrijven categorieën in drie of vier klassen (bv risico: laag, midden, hoog) een net<br />
zo goed resultaat op, dat bovendien veel begrijpelijker is.<br />
Dat het <strong>model</strong> een duizelingwekkende nauwkeurigheid suggereert, is een misvatting. De nsxscore<br />
is weliswaar een exact getal met veel cijfers achter de komma, maar dit getal wordt<br />
alleen gebruikt om de ubi’s te sorteren zodat een rangorde ontstaat. De nsx heeft als getal<br />
dan ook geen absolute waarde. Niet voor niets zijn er klassen gevormd. KIasse 8 wordt bijvoorbeeld<br />
gevormd door ubi’s met een nsx van 979, aflopend tot en met een nsx-score van 400.<br />
Het <strong>model</strong> moet worden getoetst aan bestaande door de provincie genomen<br />
beschikkingen.<br />
Deze toets is inmiddels al gedaan. Van de onderzochte gevallen kwam 97% overeen met de<br />
uitkomsten van het <strong>model</strong>. Zie hiervoor bijlage 10 van dit rapport.<br />
De grens tussen urgente en niet urgente locaties veel interessanter dan de grens<br />
tussen ernstig verontreinigde en niet ernstig verontreinigde locaties. Ernstig, maar<br />
niet urgente, verontreinigde locaties komen vanzelf wel een keer aan bod bij functiewijzigingen,<br />
bouwactiviteiten e.d. Bovendien zou het systeem eigenlijk in<br />
allereerste instantie de locaties eruit moeten filteren waar mogelijk humane risico’s<br />
aanwezig zijn.<br />
Leidraadstoffen<br />
<strong>UBI</strong>-codes<br />
Urgentie wordt bepaald door locatie specifieke gegevens. Het ubi-<strong>model</strong> is gericht op de bron<br />
van verontreiniging. Het ubi-<strong>model</strong> gekoppeld aan een digitale kaart, waarop locatiegegevens<br />
zijn aangegeven, zou wel inzicht kunnen geven in urgentie.<br />
Onder de stoffen die worden gerangschikt onder benzeen komen een groot scala<br />
van stoffen voor die in chemische en zeker in toxisch opzicht nogal verschillen<br />
(genoemd worden: indigosolen, 3,4,5-trihydroxybenzoëzuur, aniline, anthrachinonsulfonzuur,<br />
bendiocarb, azopigmenten, diazokleurstoffen etc). Dit lijkt mij niet<br />
juist. Ook bij andere stoffen komt dit voor: bijvoorbeeld metalen en organometalen<br />
worden onder 1 noemer geschreven, of cyanide en organo-cyanide verbindingen etc<br />
De vertaling naar leidraadstoffen is zo volledig en nauwkeurig mogelijk gedaan. Alleen als een<br />
stof werkelijk niet vertaald kon worden naar een leidraadstof is dit ook daadwerkelijk niet<br />
gedaan. In alle andere gevallen is voor de beste optie gekozen, waarbij de desbetreffende stof is<br />
vertaald naar de meest kritische leidraadstof. Indien een tracer vertaald is naar de aromaten,<br />
dan is automatisch voor benzeen (i-waarde is 1) gekozen.<br />
011212 champignon-paddestoelenkwekerij<br />
Champignon-/paddestoelenkwekerij: hier wordt alleen endosulfan en<br />
Natrium-pentachloorfenol vermeld, terwijl ook stoffen als dioxine en andere<br />
bestrijdingsmiddelen als prochloraz een rol spelen. Deze stoffen zijn eerder<br />
dominant dan malathion.<br />
Wordt nader bekeken. Momenteel kan de opmerking bevestigd noch ontkend worden.<br />
93012* chemische wasserij, -ververij en –reinigingsbedrijf<br />
Chemische wasserij/ chemische ververij/ chemische reinigingsbedrijf: bij alle drie<br />
categorieën worden dezelfde stoffen genoemd. Ik kan me niet voorstellen dat bij<br />
een chemische wasserij fenol wordt gebruikt.<br />
Uit de praktijk blijkt dat deze benamingen vaak synoniemen zijn, of direct in relatie staan tot<br />
elkaar. Aan een chemische wasserij was vaak een ververij verbonden, hoewel dit lang niet altijd<br />
expliciet in de hinderwetvergunning werd benoemd. Zodoende zijn ook de stoffen fenol en<br />
benzidine (verfstoffen) toegevoegd, tezamen met de diverse oplosmiddelen die dienden voor het<br />
reinigen. Fenol wordt dus niet opgevoerd als reinigingsmiddel, maar als verfstof.<br />
27433 zinkfabriek<br />
Bij zinkfabriek wordt fluorantheen genoemd, wat ik niet kan plaatsen, terwijl Hg<br />
niet wordt genoemd, wat wel in het erts voorkomt. Bij zinkfabricage is zwavelzuur<br />
een belangrijk bijproduct.<br />
Het productieproces in een zinkfabriek bestaat uit: het roosten, sinteren en distilleren van de<br />
basisgrondstof: zinkerts. Het roosten gebeurt in enorme ovens. Het fluorantheen heeft dan ook<br />
betrekking op dit deelproces, waarin steenkool en cokes een hoofdrol vervullen.<br />
284008 tinpletterij<br />
Bij tinpletterij zal zeker tin worden gevonden.<br />
Het lijkt inderdaad wel logisch dat er tin gevonden zal worden bij een tinpletterij.<br />
Is waarschijnlijk een omissie bij de invoer van de gegevens. Zal worden gecorrigeerd.<br />
352011 spoorwegwerkplaats<br />
Bij spoorwegwerkplaats zullen zeker ontvettingsmiddelen zoals tri worden<br />
gevonden.<br />
87
88<br />
Inderdaad ja. Bij een spoorwegwerkplaats is dan ook de stof vinylchloride opgenomen, wat een<br />
toxischer metaboliet van tri is.<br />
332003 barometerfabriek<br />
Barometerfabriek: in de ouderwetse barometers zit kwik.<br />
Het is aannemelijk dat in oude barometers kwik voorkomt. De vraag is of dit een relevante<br />
tracer in het totale productieproces is. Dit zullen we nog moeten uitzoeken.<br />
01122 boomkwekerijen<br />
Bij boomkwekerijen is de kans dat bestrijdingsmiddelen in de bodem worden<br />
aangetroffen redelijk groot<br />
Bestrijdingsmiddelen worden ook als tracers opgevoerd. De g-waarde bedraagt echter 150, hetgeen<br />
de -relatief- geringe nsx-score verklaard. Eigenlijk zijn ervaringscijfers vereist om te kunnen<br />
bepalen of de g-waarde opgewaardeerd zou moeten worden.<br />
1120 aardgas- en aardolietoeleveringsbedrijf<br />
Bij aardgas- en aardolietoeleveringsbedrijf is de kans op bodemverontreiniging<br />
groot, zie bodemsaneringsprogramma van de NAM. Zou hoger op de lijst moeten<br />
komen.<br />
Deze ubi is inderdaad misschien aan de lage kant geprioriteerd. De g-waarde is ook<br />
slechts 150. Deze zal dus verhoogd kunnen worden.<br />
19101 leerlooierijen (voor 1900)<br />
Leerlooierijen geven altijd wel aanleiding tot bodemverontreiniging, ook bij gebruik<br />
van alleen plantaardige looistoffen en zouden volgens mij hoger moeten scoren.<br />
Onze ervaring is dat leerlooierijen uit de 19 e eeuw, waarbij gebruik werd gemaakt van<br />
plantaardige looistoffen, weinig kans geven op ernstige bodemverontreiniging. Mochten er<br />
ervaringscijfers beschikbaar zijn die dit weerleggen, dan kan aan de hand daarvan de score<br />
worden aangepast.<br />
lijstenmakerij<br />
Ervaringen met een lijstenmakerij hebben geleerd dat deze hoger scoren, zeker als<br />
het om aluminium of andere metalen lijsten gaat (ontvettingsmiddelen).<br />
De tracers die genoemd worden kloppen (ontvettingsmiddelen), maar de g-waarde is minimaal.<br />
Deze kan dus eventueel verhoogd worden. De vraag is willen we dat? Eén ernstig geval wil nog<br />
niet betekenen dat de gehele categorie ondergewaardeerd wordt. Vaak zijn lijstenmakerijen<br />
hele kleine bedrijven. Er zullen natuurlijk ook grotere zijn. Interessant is het aandeel van deze<br />
grote bedrijven t.o.v. de kleintjes, waarnaar studie zal worden verricht.<br />
2526 polyester spuitgietbedrijf<br />
Polyester spuitgietbedrijf zou vanwege de gebruikte grondstoffen hoger moeten<br />
scoren.<br />
Van deze ubi was reeds bekend dat deze te laag scoorde.<br />
175204 taanderijen<br />
In Maassluis is een taanderij gesaneerd.<br />
In Maassluis is een taanderij gesaneerd. Welke stoffen en wat was de ernst ervan? Kloppen de<br />
stoffen zoals vermeld in het <strong>model</strong>?<br />
222271 vlakdrukkerijen<br />
Mijn beeld is dat de meeste drukkerijen ernstige verontreinigingen hebben<br />
veroorzaakt.<br />
Beeld bestaat dat alle drukkerijen verontreiniging hebben veroorzaakt. Ons beeld is anders.<br />
In Zeeland vielen de drukkerijen bijvoorbeeld in de hoogste groep, maar leverden de bodemonderzoeken<br />
nauwelijks wat op. Veel drukkerijen zijn namelijk erg kleinschalig en hebben een<br />
afwijkend proces, waaronder de vlakdrukkerijen. Erg vervuilend zijn inderdaad de grote<br />
drukkerijen, zoals krantendrukkerijen. Het zou mij overigens verbazen wanneer ooit in een<br />
bodemonderzoek was aangegeven dat men met een vlakdrukkerij als bron te maken had (zie<br />
aanvulling in ubi-<strong>model</strong> met procesbeschrijving).<br />
515321 verfgroothandel<br />
We hebben diverse saneringslokaties.<br />
Deze zou op zich hoger kunnen, gezien de ervaringen. Onze ervaring is echter dat handel en<br />
productie vaak worden en werden gecombineerd en dat in een dergelijk geval vooral gesproken<br />
moet worden van een verffabriek en dus de ubi -code en de score van een verffabriek telt. Vaak<br />
wordt alleen de actuele of meest recente activiteit als bron benoemd en dat is de handel, omdat<br />
de productie vaak al eerder is gestaakt. Bij dit soort bedrijven is goed historisch onderzoek dus<br />
een vereiste. Maar hij zou eventueel hoger kunnen, met name door vergroting van de g-waarde,<br />
althans wanneer de ervaring is dat door de op- en overslag van bussen verf de ernstige<br />
verontreiniging is ontstaan.<br />
2222 overige drukkerijen<br />
Zie vlakdrukkerij.<br />
Zie de vlakdrukkerij. Eigenlijk is dit een soort veegcategorie. Een categorie ook die zo weinig<br />
mogelijk moet worden gebruikt. Beter is aan te sluiten bij algemene drukkerijen. Misschien<br />
moeten we deze categorie opheffen.<br />
2665 asbestcementwarenfabriek<br />
Asbest in de bodem is bijna altijd een ernstige verontreiniging.<br />
Dit is een voorbarige uitspraak. In het blad Bodem, oktober 2000, wordt nog eens uitgebreid<br />
ingegaan op de asbestproblematiek. Kort samengevat: er valt geen betrouwbare interventiewaarde<br />
voor asbest af te leiden. In 1993 zijn er twee ad-hoc-interventiewaarden bepaald,<br />
maar deze zijn inmiddels vervallen:. Voor amfibool asbest gold een i-waarde van 10 en voor<br />
chrysotiel asbest een i-waarde van 100. Chrysofiel asbest komt in Nederland het meeste voor.<br />
Er is pas werkelijk sprake van een actueel risico, indien inhalatie van asbestvezels reëel is.<br />
De asbestconcentratie in de lucht is dan ook richtinggevend bij het bepalen van een<br />
saneringsurgentie.<br />
De mogelijke aanwezigheid van asbest op de locatie is uiteraard wel een relevant gegeven.Bij<br />
de uitvoering van locatiegericht historisch onderzoek zal de mogelijke aanwezigheid van asbest<br />
op de locatie een belangrijke vraag moeten zijn die in het onderzoek moet worden beantwoord.<br />
Het gaat dan om rioolbuizen, dakplaten, brandwerende voorzieningen en dergelijke. Dergelijke<br />
elementen zijn echter niet aan een specifieke ubi-code verbonden, behalve de asbestcementwarenfabriek.<br />
241213 zinkwitfabriek<br />
Zinkwitfabrieken lijken me net als loodwitfabrieken doorgaans ernstig<br />
verontreinigd te zijn.<br />
Lage positie wordt met name veroorzaakt door de hoge interventiewaarde van zink. Trouwens<br />
het proces van zinkwit-verkrijging moet niet worden verward met dat van loodwit. Volgens<br />
Van Oss is Zinkwit Zinkoxide (ZnO), dat door verbranden van gesmolten zink in de lucht<br />
89
90<br />
ontstaat. Het is een fijn wit poeder dat goed dekt als verfstof, hoewel minder goed dan<br />
loodwit. Een voordeel is echter dat het minder giftig is dan loodwit.<br />
222294 rotatiediepdrukkerij<br />
Zie vlakdrukkerij.<br />
Zie de andere opmerkingen over drukkerijen. Kijk bij de opmerkingen in het schakelbord over<br />
de rotatie-diepdruk.<br />
287701 lood- en zinkwerkerij<br />
Zonder de processen te kennen, lijken dit toch wel ernstige verontreinigingen te<br />
kunnenopleveren.<br />
Bij deze ubi-code waren eerder ook al vraagtekens gezet. Bij de beoordeling in het ubi-<strong>model</strong> is<br />
uitgegaan van een zelfde soort activiteit als een koper- en blikslagerij, namelijk het bewerken<br />
van lood en zink tot bepaalde voorwerpen op kleine ambachtelijke schaal. Maar misschien is<br />
dat niet juist en is wel degelijk sprake van meer primaire processen en moeten deze activiteiten<br />
hoger worden gewaardeerd. Dit is ook een van de ubi’s die in het kader van het bodem in<br />
Beeld-project in Zuid-Holland historisch zullen worden onderzocht..<br />
454401 schildersbedrijven<br />
Lijken wel ernstig. Vele stoffen en ‘morsingen’ tezamen bij lang bestaande bedrijven.<br />
Vaak toch wel erg kleinschalig. Wanneer in combinatie met productie van verf en het uitvoeren<br />
van spuitwerkzaamheden in een werkplaats, komt het bedrijf met specifieke activiteiten uit de<br />
hinderwetvergunning in een andere ubi-code. Als ‘gewoon’ schildersbedrijf vielen de<br />
activiteiten niet onder de Hinderwet. Ook nu vinden we nooit milieuvergunningen voor<br />
schildersbedrijven, alleen wanneer sprake is van een spuitcabine of verfproductie. Eventueel<br />
zou het bedrijf aan de hand van de g-waarde wel hoger gewaardeerd kunnen worden, maar<br />
een plaats boven de streep lijkt niet terecht. Daarvoor is de overgrote meerderheid van de<br />
schildersbedrijven, zonder aanverwante activiteiten te klein. Eventueel kan deze sector in het<br />
Zuid-Hollandse bib-project ook een proefsector worden, al zal dan wel onderzoek in de<br />
bouwvergunningen moeten worden gedaan; de bedrijven vallen namelijk niet onder de<br />
Hinderwet.<br />
171204 wolwasserij<br />
Het ontvetten van wol en eventueel verven van wol en de grote schaal waarop dit<br />
kan zijn gebeurd kan tot ernstige bodemverontreiniging hebben geleid.<br />
Inderdaad, deze was er al eerder uitgepikt. Cruciaal is het eventuele gebruik van benzine of<br />
andere oplosmiddelen. Een wolververij is een andere activiteit en hoort hier niet thuis.<br />
2627 glazuurderij<br />
Ik herinner me een zeer ernstige loodverontreiniging bij een plateelfabriek met een<br />
glazuurderij.<br />
De loodverontreiniging wijst op de rol van lood in dit geheel. Een hoge interventiewaarde.<br />
Wellicht moet deze door meerdere malen vermelding van lood en dominantie en aanpassing<br />
van de g-waarde worden opgewaardeerd. Zie ook de aardewerkfabrieken.<br />
631278 tolueenopslagplaats<br />
Bij morsingen en lekkages is al snel een ernstige bodemverontreiniging ontstaan.<br />
Deze staat relatief laag, omdat alleen tolueen als tracer wordt genoemd. Mogelijk tolueen<br />
meerdere keren opnemen en dominant maken. De g-waarde is namelijk al 1000.<br />
1<br />
2<br />
24121 kleur- en verfstoffenindustrie<br />
Diverse zware metalen en cyanide werden toen ook al als kleur en verfstof gebruikt.<br />
In die tijd was er nog weinig milieubesef.<br />
Deze uitbijter was al bekend. Er is inmiddels een uitgebreide studie verricht naar de kleur- en<br />
verfstoffenindustrie in de 19 e eeuw. De stoffen zijn opnieuw beoordeeld en de ubi-score heeft op<br />
grond van die studie een veel hogere plaats op de lijst gekregen. Overigens niet te verwarren<br />
met de verffabrieken, want dat is wat anders.<br />
17304 textielblekerij<br />
Komen bij het bleken niet veel kleur en verfstoffen vrij die bij lekkage naar de<br />
bodem tot ernstige verontreiniging leiden?<br />
Het betreft hier iets heel anders dan het bleken van gekleurde stoffen. Het bleken kan worden<br />
uitgevoerd met verschillende bleekmiddelen, zoals: natriumhypochloriet, chloor, chlooramine,<br />
natriumperoxyde, perzouten en waterstofperoxyde. Deze zogenaamde chemische bleek werd in<br />
Nederland na 1830 geleidelijk geïntroduceerd. Daarvoor was sprake van de natuurbleek: het<br />
katoen werd op bleekvelden gelegd, waar het onder invloed van de zon ontkleurde. Hierbij<br />
werd geen gebruik gemaakt van chemicaliën.<br />
241461 bleekaardebedrijf<br />
Deze bedrijven hebben een slechte reputatie op milieugebied.<br />
Wat betekent een slechte reputatie op milieugebied? Bleekaarde is een grondstof die gebruikt<br />
wordt door de olieverwerkende industrie als filtermateriaal. Bleekaarden zijn soorten klei<br />
waarvan het hoofdbestanddeel het zogenaamde montmorilloniet (Al(Si2O5)OH) is. Er zijn ook<br />
variaties mogelijk waarbij naast aluminium ook magnesium, natrium, ijzer of zink in het<br />
molecuul voorkomen. Er bestaan twee soorten bleekaarde:<br />
bleekaarde dat van nature een adsorberend vermogen heeft<br />
bleekaarde dat eerst behandeld dient te worden met zoutzuur of zwavelzuur voor het<br />
adsorberend vermogen.<br />
Wanneer bleekaarde is toegepast, is het vervuild met olieresten of ander ‘residu’. Dit is<br />
zondermeer bodembedreigend materiaal, maar de toepassing vindt – zoals gezegd – plaats in<br />
de olieverwerkende industrie. Is het niet eerder zo dat bleekaarde een slechte reputatie heeft en<br />
niet zozeer een bleekaardebedrijf?<br />
747012 schoonmaakbedrijf<br />
Morsingen lekkages van schoonmaakmiddelen en schoonmaakresten kunnen<br />
ernstige verontreinigingen veroorzaakt hebben.<br />
Op zich is het wel juist dat de morsen en lekkage van schoonmaakmiddelen ernstige verontreiniging<br />
kunnen hebben veroorzaakt, maar zijn daar ook concrete locaties van bekend?<br />
Schoonmaakbedrijven werken op locatie en verrichten op de bedrijfslocatie geen schoonmaakwerkzaamheden.<br />
Het betreft overwegend zeer kleine bedrijven, die ook niet onder de Hinderwet<br />
vielen. Deze bedrijven staan wat ons betreft terecht laag. Wanneer er sprake is van grotere<br />
bedrijven en dus ook meer grootschalige opslag van schoonmaakmiddelen, moeten die als<br />
deelactiviteiten separaat worden benoemd en zal de score dus ook hoger zijn.<br />
926239 kleiduivenschietbaan<br />
Bij de kleiduivenschietbaan komen naast antimoon, arseen en lood ook pak<br />
(afkomstig van ‘oude’ kleiduiven) in sterk verhoogde gehalten voor.<br />
Er zijn reeds meerdere opmerkingen over de kleiduivenschietbaan gemaakt. Mogelijk is deze<br />
inderdaad te laag geprioriteerd, maar misschien toch ook niet. Dit ligt onder andere aan het<br />
al dan niet intensieve gebruik en de grootte van het terrein. De kleiduivenschietbaan wordt<br />
waarschijnlijk opgenomen in het onderzoekstraject van het landsdekkend beeld project<br />
Zuid-Holland. Van de 9 kleiduivenschietbanen in het Wbb-bestand van Zuid-Holland, waren er<br />
overigens 5 niet ernstig.<br />
91
92<br />
900067 demping<br />
900077 ophooglaag<br />
900087 erfverharding<br />
T.a.v. dempingen, ophooglaag en erfverharding met puin en/of bouw- en sloopafval<br />
leert de ervaring dat het hierbij vaak gaat om ernstige gevallen van bodemverontreiniging.<br />
De stoffen kunnen divers van aard zijn, de meest voorkomende zijn<br />
pak, lood en zink.<br />
De opmerking betreffende is terecht. aan deze ubi zal, net als de overige stortplaatsen,<br />
ophogingen, e.d., nog gesleuteld dienen te worden.<br />
285107 verzilverinrichting<br />
Bij verzilverinrichtingen wordt vaak gebruikt gemaakt van ontvettingsmiddelen<br />
vergelijkbaar met de galvanische industrie. Kans op een sterke verontreiniging van<br />
het grondwater met deze ontvettingsmiddelen is redelijk groot.<br />
De opmerking snijdt hout. De ontvettingsmiddelen zullen dus nog toegevoegd worden.<br />
24143 smaak- en geurstoffenindustrie<br />
Bij de smaak- en geurstoffenindustrie werd in het verleden veel gebruik gemaakt<br />
van aromatische oplosmiddelen zoals tolueen, sterke grondwaterverontreinigingen<br />
met deze stoffen zijn aannemelijk.<br />
In de geur- en smaakstoffenindustrie wordt/werd veel gebruik gemaakt van esters. Het proces<br />
van veresteren bestaat uit een reactie tussen een organisch zuur en een alcohol. Of tolueen<br />
gebruikt wordt, was – vooralsnog – niet bekend. Wordt nog nader onderzocht.<br />
Bijlage<br />
Literatuuroverzicht<br />
stoffendatabase<br />
en formule<br />
12<br />
Basics of pump- and treatgroundwater remidiationtechnology. epa-rapport nr. 600/8-90/003.<br />
Appendix A. Herndon Virgina, 1990.<br />
Berg, R. van den et.al. Proposals for interaction values for soil clean up. Second series of<br />
chemicals. Reportnr. 715810004. rivm. Bilthoven, 1994.<br />
Berg, R. van den. Blootstelling van de mens aan bodemverontreiniging. Een kwantitatieve<br />
analyse leidend tot voorstellen voorhumaan toxicologische C-waarden.<br />
rivm-rapportnr. 725201006. Bilthoven, 1991.<br />
Berg, K. (ed.) Encyclopedie van de materialenkennis. Drie delen.<br />
Amsterdam/Brussel, 1962.<br />
Berg, R. van den en Roels, J.M. Beoordeling van risico’s van de mens en het milieu bij<br />
blootstelling aan bodemverontreiniging. Integratie deelaspecten.<br />
rivm-rapportnr. 725201007. Bilthoven, 1991.<br />
‘Betekenis van het sorptie-evenwicht voor de verdeling van organische (micro-)<br />
verontreinigingen in de bodem’. In: Ministerie van vrom,<br />
Reeks Bodembescherming. Publ.nr. bo-54. Den Haag, 1986 (zie hierin<br />
opgenomen uitgebreide literatuurverwijzing).<br />
Bockting, G.J.M. et. al. Soil-water partition coefficients for some trace metals.<br />
Report nr. 679101003. rivm. Bilthoven, 1992.<br />
Brauer, L. (ed), Auer Technikuns. Berlin, 1988.<br />
Buchter, B. et. al. ‘Correlations of Freundlich Kd and n retendation parameters with<br />
soils and elements’. In: Soil Science cilviii-5. 1989.<br />
Chemiekaarten, 1997.<br />
Daelemans, A. Het gedrag van methylbromide in de bodem en de opname van bromide uit<br />
ontsmette gronden. Leuven, 1978.<br />
Drecht, G. van e.a., ‘Physical and mathemetical <strong>model</strong>ing of transport and retention<br />
of atrazine in a soil column.’ In: Assink, V.W. e.a. (eds), Contaminated soil.<br />
Dordrecht, 1986.<br />
Edwards, C.E., ‘Persistence of pesticides in riverwater’. In: Khan, M.A.Q. (ed.),<br />
Dynamics of pesticides in aquatic environment. New York, 1977.<br />
Europese Commissie, Europese douanelijst van chemische stoffen: een handleiding bij de<br />
indeling van chemische producten in de gecombineerde nomenclatuur.<br />
Luxemburg, 1997.<br />
‘Gedrag in de bodem van chlooranilines’. In: Ministerie van vrom,<br />
Reeks Bodembescherming, vii. S.L., 1982.<br />
Gewasbeschermingsgids 1987. Wageningen, 1987.<br />
Gewasbeschermingsgids 1991. Wageningen, 1991.<br />
Gids voor ziekten- en onkruidbestrijding in de land- en tuinbouw. Wageningen, 1973.<br />
Grant, D.J.W. and T. Huguchi, ‘Solubility behavior of organic compounds’.<br />
In: Technics of Chemistry, xxi. New York, 1990.<br />
Hague, R. and V.H. Freed (eds.), Environmental dynamics of pesticides . New York, 1975.<br />
Hamaker, J.W. and J.W. Thomson. ‘Adsorption’. In: Goring, C.A.J. and J.W. Hemaker<br />
(eds.), Organic chemicals in the soil environment, i, pg. 49-143. New York, 1972.<br />
http://www.chemfinder.com<br />
http://esc.syrres.com<br />
Jones, K.H., D.M. Sanderson and D.N. Noakes, ‘Acute toxicitydata for pesticides’.<br />
In: World Review of Pest Control, vii-3 (1968).<br />
Jury, W.A., W.F. Spencer and W.J. Farmer, ‘Behavior assessment <strong>model</strong> for trace<br />
organics in soils’. In: Journal of Environmental Quarterly, xii-4, pg. 558-586.<br />
S.L., 1983.<br />
Karickhoff, S.W., ‘Semi-empirical estimation of sorption of hydrofobic pollutants on<br />
natural sediments and soils’. In: Chemosphere, x-8, pg. 833-846. S.L., 1981.<br />
Kaufmann, D.D. (eds.), ‘Bounds and congugated pesticide residues’. Bijdrage aan:<br />
acs Symposium series nr. 29. Washington, 1976.<br />
Kearney, P.C. et al. Decontamination of pesticides in soils. In Res Rev, xxix, pg 137.<br />
S.L., 1969.<br />
93
94<br />
Kenaga, E.E., ‘Predicted bioconcentration factors and soil sorption coefficients of<br />
pesticides and other chemicals.’ In: Ecotoxicology and Environmental<br />
Safety iv, pg 26-38. S.L., 1980.<br />
Khan, M.A.Q. (ed.). Pesticides in aquatic environment. New York, 1977.<br />
Klian, S.U. Pesticides in the soil environment. Amsterdam, 1980.<br />
Leistra, M. Diffusion and adsorption of the nematicide 1,3-dichlorpropene in soil.<br />
Wageningen, 1972.<br />
Lichtenstein, E.P. and K.P. Schulz. ‘The effects of mosture and micro-organisms on<br />
the persistence and metabolism of some organophosphorous insecticides<br />
in soils’. In: I. of Economic Entomology, lii-5, pg. 618-627. S.L., 1964.<br />
Linden, A.M.A. van der en J.P.G. Loch, Beoordeling van risico’s van bestrijdingsmiddelen<br />
voor de drinkwatervoorziening. Prioriteitsstudie naar risico’s van stoffen.<br />
rivm-rapportnr. 728620001. September, 1986.<br />
Lintsen, H.W. (ed.) Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne<br />
samenleving. Zes delen. Zutphen, 1995.<br />
Loch, J.P.G., L.F.L. Gast en H.L.J. van Maareb, Residuen van geselecteerde<br />
bestrijdingsmiddelen in het ondiepe grondwater van enige kwetsbare<br />
Nederlandse grondsoorten. Resultaten van de eerste onderzoeksfase.<br />
rivm-rapportnr 840256001. December, 1986.<br />
Lokke, H. ‘Sorption of selected organic pollutants in Danish soils’. In: Ecotoxicology<br />
and Envronmental Safety viii, pg. 395-409. S.L., 1984.<br />
Mallon, B.J., Transport and environmental chemistry of selected c1 and c2 chlorinated<br />
compounds and petroleum hydrocarbons in soils and groundwater.<br />
Livermore, 1989.<br />
Master, E. en F. Hendriks, Gezondheidsrisico’s bij bodemverontreiniging.<br />
Amsterdam, 1987.<br />
Milieucriteria ten aanzien van stoffen ter bescherming van bodem en grondwater. Brief van<br />
Minister van vrom en l&v aan de Tweede Kamer der Staten Generaal,<br />
nr. 21012, 26 januari 1989.<br />
Mobiliteit van verontreinigende stoffen. <strong>Rapport</strong> Heidemij Advies bosa,<br />
nr. 651/na93/f122/0684. December 1993.<br />
Nakken, Th. C., ‘Bodem- en waterverontreiniging bij gebruik van pesticiden’.<br />
In: Waterschapsbelangen xx, pg 376-381. 1973.<br />
Nieuwkoop, J.A.W. Bodemverontreiniging op voormalige bedrijfsterreinen. De erfenis van<br />
anderhalve eeuw industriële ontwikkeling in Noord-Brabant. Eindhoven, 1993.<br />
Nirmalakhandan, N.N. and R.E. Speece. ‘Prediction of aqueius solubility of organic<br />
chemicals based on molecular structure’. In: Environmental Science<br />
Technology, xxii-33, pg. 328-338. 1988.<br />
Onderzoek toetsingskader zwarte en grijze lijststoffen bodem. <strong>Rapport</strong>nr. 632-31372-1.<br />
Heidemij Advies bureua i.o. Ministerie van vrom. September, 1985.<br />
Oss, J.F. van. Warenkennis en technologie. Drie delen. Amsterdam, 1948.<br />
Pabst, F. (ed.), Kunststoff-Taschenbuch. Munchen, 1975.<br />
Projectbureau Industrieel Erfgoed, Branchestudies van dertig bedrijfstakken in Nederland.<br />
Zeist, diverse jaren.<br />
ReGister historisch onderzoeksbureau bv, Verzameling bedrijfsstudies en<br />
productieprocessen. Groningen, 1992-2000.<br />
Sanchez-Martin, M.J. and Sanchez-Camazano, ‘Relationship between teh structure of<br />
organophophorus pesticides and adsorption by soil components’.<br />
In: Soil Science, clii-4. Pg. 283-288. S.L., 1991.<br />
Sax, N.J. Dangerous properties of industral materials. New York, 1968.<br />
Swarzzentach, R.P. and J. Westall, ‘Transport of nonpolar organic compounds from<br />
surface water to groundwater, laboratory sorption studies’.<br />
In: Environmental Science & Technology, xv-11, pg. 1360-1367. S.L., 1981.<br />
Verschueren, K. Handbook of environmental data on organic chemicals. New York, 1983.<br />
Verschueren, K. Het gedrag van milieugevaarlijke stoffen in de bodem. <strong>Rapport</strong> Heidemij<br />
Advies micon. Juni, 1994<br />
Waraprath, S. et al. ‘Aquerous solubility of permethylsiloxames (silicones)’. In:<br />
Environmental Toxicology and Chemistry, xv-8, pg. 1263-1265. S.L., 1996.<br />
Weed Science Society of America, Herbicide Handbook. Champign (Illinois), 1974.<br />
Wegler, R. (ed.), Chemicides Pflanzenschutz- und Schadlingsbekampfungsmittel.<br />
Band 1 und 2. Berling, 1970.<br />
Werken met verontreinigde grond. Publicatie P 174. Arbeidsinspectie, 1993.<br />
Winkler Prins, Technische Encyclopedie, deel 1-6. Amsterdam, 1975.<br />
Worthing, Ch. R. (ed.), The pesticide manual. Ravenham, 1983.<br />
Yurteri, C. et. al. ‘The effect of chemical composition of water on Henry’s law<br />
constant’. In: Journal wpcf, lix-11, pg. 950-956. 1987.<br />
95
96<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
Noten<br />
De Provincie Gelderland maakt als enige provincie geen gebruik van finabo, maar<br />
heeft een eigen registratiesysteem, bos, niet te verwarren met het vroegere boss van<br />
Centric.<br />
De titel is: Kuijpers, C. J. (ed.) Bedrijven en milieuzonering. vng, Den haag, 1992.<br />
Ontleend aan bijlage bij het offerteverzoek sbi-standaardisatie van 22-2-1999.<br />
De sbi-coderingen van Rotterdam en Zuid-Holland zijn al eens eerder opgenomen in<br />
het schakelbord met de ReGisterlijst. Rotterdam en Zuid-Holland beschikken<br />
daarom over een eigen (6-cijferige) referentielijst.<br />
ReGister / Arcadis beschikt over een computer<strong>model</strong> waarmee een dergelijke<br />
stapeling kan worden uitgevoerd. De bestanden met potentieel vervuilde locaties<br />
moeten daarvoor echter aan specifieke voorwaarden voldoen, met name op het<br />
punt van adressering. Dit computer<strong>model</strong> blijft hier verder buiten beschouwing.<br />
Naast eigen onderzoekservaringen van tauw Infra Consult bv is er ook gebruik<br />
gemaakt van de volgende literatuur: Grontmij nv afdeling geotechniek,<br />
Bedrijfsactiviteiten en bodemverontreiniging. (Zeist 1985); tauw Infra Consult,<br />
Chemische afvalstoffengids (Deventer 1987).<br />
Deze activiteitenlijst bevindt zich in de tauw-rapportage: Bodemsanering op in gebruik<br />
zijnde bedrijfsterreinen. <strong>Rapport</strong>nummer 60277.01 / Deel 3.