19.09.2013 Views

Rapport - UBI model

Rapport - UBI model

Rapport - UBI model

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De Uniforme Bron Indeling Potentieel<br />

bodemvervuilende Activiteiten (ubi-code)<br />

geeft aan elke activiteit die mogelijk bodem-<br />

verontreiniging kan veroorzaken een unieke<br />

code. De ubi-code is geënt op de<br />

Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel<br />

1995 (bik’95) en komt daar in grote lijnen<br />

ook mee overeen. Ten behoeve van de<br />

praktijk van de registratie van bodem-<br />

verontreinigingsgevallen is op enkele punten<br />

van de bik’95 afgeweken, omdat activiteiten<br />

vanwege het bodem-vervuilende karakter of<br />

het specifieke bedrijfsproces, van een eigen<br />

code moesten worden voorzien.<br />

Deze publicatie is een gezamenlijke<br />

uitgave van het ministerie van VROM en<br />

het Interprovinciaal Overleg.<br />

Ministerie van Volkshuisvesting,<br />

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer<br />

Uniforme Bron Indeling potentieel bodemvervuilende activiteiten april 2001<br />

U<br />

B<br />

I<br />

Uniforme<br />

Bron<br />

Indeling<br />

potentieel<br />

bodemvervuilende<br />

activiteiten<br />

april 2001


Uniforme<br />

Bron<br />

Indeling


Uniforme<br />

Bron<br />

Indeling<br />

potentieel<br />

bodemvervuilende<br />

activiteiten


Tekst en concept<br />

ReGister Historisch Onderzoeksbureau bv, Groningen<br />

en Arcadis Heidemij Advies, Arnhem<br />

Vormgeving<br />

Van Kelckhoven bno, Groningen<br />

Foto omslag<br />

Peter Tahl, Groningen<br />

Re<br />

Historisch onderzoeksbureau bv<br />

April 2001<br />

De ubi-code is door de combinatie ReGister Historisch<br />

Onderzoeksbureau bv en Arcadis Heidemij Advies bv<br />

samengesteld in opdracht van het Interprovinciaal Overleg.<br />

Deze publicatie is een gezamenlijke uitgave van<br />

het ministerie van vrom en het Interprovinciaal Overleg.<br />

Inhoud<br />

1 Inleiding 7<br />

1.1 Onderzoeksvraag 7<br />

1.2 globis en de rol van een standaard<br />

activiteitencodering 7<br />

1.3 Projectorganisatie 8<br />

1.4 Leeswijzer 8<br />

2 Onderzoeksopzet 9<br />

2.1 Inleiding 9<br />

2.2 Studie bestaande situatie (fase 1) 9<br />

2.3 De nieuwe activiteitencodering en conversie<br />

oud naar nieuw (fase 2) 10<br />

2.4 Kennisdatabank: activiteiten en stoffen<br />

(fase 3) 10<br />

2.5 De uitvoering van de conversie (fase 4) 11<br />

3 Bestaande situatie: finabo en Activiteiten 13<br />

3.1 Inleiding 13<br />

3.2 De provincies en finabo 13<br />

3.2.1 Het gebruik van finabo 13<br />

3.2.2 globis 14<br />

3.2.3 Het gebruik van de activiteitencodering 14<br />

3.2.4 Wensen ten aanzien van de nieuwe codering 15<br />

3.2.5 De Best-Practice-module 15<br />

3.2.6 Informatie-uitwisseling in het algemeen 16<br />

3.3 De in gebruik zijnde activiteitencoderingen<br />

17<br />

3.3.1 Standaard Bedrijfsindeling 1974 (sbi’74)<br />

en aanpassingen daarop 17<br />

3.3.2 Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel<br />

en Fabrieken 1995 (bik’95) 18<br />

3.3.3 Het gebruik van activiteitencoderingen<br />

bij bodemsanering 18<br />

3.4 Deelconclusies 19<br />

4 De Uniforme Bron Indeling (ubi-code) 21<br />

4.1 Inleiding 21<br />

4.2 Uitgangspunten ubi 21<br />

4.3 Werkwijze 22<br />

4.4 Enkele opmerkingen en kanttekeningen<br />

bij de ubi-code 23<br />

4.5 Resultaat 24<br />

4.6 Uitvoering van de conversie 24<br />

5 Stoffenbestand en prioritering 27<br />

5.1 Inleiding 27<br />

5.2 Een bron-<strong>model</strong> 27<br />

5.3 Informatie per ubi-code 27<br />

5.3.1 Tracers in de bodem 27<br />

5.3.2 Kans (g) 28<br />

5.4 Parameters van de stoffen 29<br />

5.4.1 Toxiciteit van de stof 29<br />

5.4.2 Mobiliteit 30<br />

5.5 Indicatieve prioriteit per ubi-code 30<br />

5.5.1 De formule 30<br />

5.6 Aansluiting bij de monitoringsoperatie 31<br />

5.7 Uitbijters 33<br />

5.7.1 Uitbijters door hoge interventiewaarden<br />

metalen 33<br />

5.7.2 Stortplaatsen, dempingen, ophogingen 34<br />

5.7.3 Algemene uitbijters en overige activiteiten 35<br />

5.8 Toetsing van het <strong>model</strong> en de uitkomsten 35<br />

5.8.1 Vergelijking met Wbb-bestand Zuid-Holland 35<br />

5.8.2 Toetsing door deskundigen 36<br />

5.9 Vergelijking met andere <strong>model</strong>len 36<br />

5.9.1 Nieuwkoop 36<br />

5.9.2 tauw/bsb-systematiek 37<br />

5.9.3 De iwaco-sytematiek 38<br />

5.9.4 sus-methode 39<br />

5.10 Wat is het ubi-<strong>model</strong> en wat is het niet 40<br />

5.11 De database 41<br />

6 Gebruik en beheer 43<br />

6.1 Gebruik van de ubi-code, de stoffendatabank<br />

en de prioriteit 43<br />

6.2 Mutaties 43<br />

6.3 Lerend evalueren 44<br />

6.4 Beheer: aanvulling, bijstelling, uitwisseling<br />

en optimalisering 44<br />

7 Conclusies en aanbevelingen 47<br />

Bijlagen 49<br />

Noten 96


6<br />

Onderzoeksvraag<br />

globis en de rol van<br />

een standaard<br />

activiteitencodering<br />

1.1<br />

1.2<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

1 Inleiding<br />

Door de provincie Zuid-Holland, directie Water en Milieu is, namens de Kerngroep<br />

globis, aan de combinatie van ReGister historisch onderzoeksbureau bv en Arcadis<br />

Heidemij Advies opdracht verleend voor het standaardiseren van de provinciale<br />

codering en prioritering bodembedreigende activiteiten. De Kerngroep globis is<br />

belast met het ontwerpen van een nieuw provinciaal bodeminformatiesysteem in<br />

Nederland, dat door alle provincies gaat worden gebruikt voor het opslaan en<br />

ontsluiten van informatie over gevallen van bodemverontreiniging op hun grondgebied.<br />

Binnen het project Standaardisatie codering en prioritering bodembedreigende activiteiten<br />

kunnen de volgende fasen worden onderscheiden:<br />

Een studie van de situatie bij de twaalf provincies en de vier grote steden<br />

betreffende de gehanteerde activiteitencodering van bodembedreigende<br />

activiteiten;<br />

Het opstellen van een nieuwe activiteitencodering van bodembedreigende<br />

activiteiten, die aansluit bij de Europese standaard op dit gebied en correspondeert<br />

met de overige in Nederland in gebruik zijnde coderingen. Tevens het mogelijk<br />

maken van een geautomatiseerde conversie van de bestaande naar de nieuwe<br />

activiteitencodering en het daartoe opstellen van een conversieprotocol;<br />

Het leveren van een <strong>model</strong> op basis waarvan aan de potentieel bodemvervuilende<br />

activiteiten een indicatieve onderzoeksprioriteit kan worden verleend. Tevens het<br />

leveren van een database met per activiteit de voor de bodem relevante stoffen en<br />

de daaraan verbonden parameters.<br />

Het uitvoeren van de daadwerkelijke conversie van de oude naar de nieuwe<br />

activiteitencodering in alle provincies en de vier grote steden.<br />

Vooralsnog is de vierde fase buiten beschouwing gebleven. De daadwerkelijke<br />

conversie zal later, eventueel individueel per provincie, worden uitgevoerd.<br />

De standaardisatie van de activiteitencodering wordt uitgevoerd in het kader van de<br />

introductie van een nieuw provinciaal bodeminformatiesysteem, globis.<br />

Het nieuwe systeem geldt als de vervanger van het bestaande finabo-systeem.<br />

De indeling van bodemvervuilende activiteiten in standaardcategorieën vormt een<br />

belangrijk element in de opzet van globis. In de eerste plaats geeft de aard van de<br />

bedrijfsactiviteit een indicatie van de verontreiniging die op een locatie kan worden<br />

verwacht. Door aan de activiteit stoffen en gegevens over gemiddelde omvang te<br />

koppelen, kan een dergelijke indicatie nader worden ingevuld.<br />

Een standaardcodering voor bedrijfsactiviteiten is een noodzakelijke voorwaarde<br />

voor het vastleggen van ervaringsgegevens. Aan de hand van de codering kunnen<br />

locaties met een gelijke verontreinigingsbron, maar in verschillende stadia van<br />

onderzoek, met elkaar worden vergeleken en kunnen uitspraken worden gedaan<br />

met betrekking tot vervolgacties. Het is dan wel noodzakelijk dat geen misverstanden<br />

kunnen ontstaan over de aan een activiteit toegekende coderingen.<br />

Een standaardcodering kan daarin voorzien, al blijft een consequente toepassing<br />

natuurlijk wel noodzakelijk.<br />

7


8<br />

Projectorganisatie<br />

Leeswijzer<br />

1.3<br />

1.4<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

globis wordt per provincie ingezet. Het moet daarom technisch mogelijk zijn dat<br />

iedere provincie haar eigen activiteitencodering kan blijven hanteren. Het hanteren<br />

van een eenduidige codering door alle provincies is natuurlijk beter, omdat dan ook<br />

onderling tussen de provincies informatie kan worden uitgewisseld. Bij het<br />

opstellen van de nieuwe codering moet de mogelijkheid worden gecreëerd tot een<br />

latere conversie van de provinciaal gehanteerde coderingen naar de nieuwe<br />

codering.<br />

Omdat een belangrijke karakteristiek van globis is de mogelijkheid tot uitwisseling<br />

van gegevens met andere overheden en partijen, is bij het samenstellen van een<br />

nieuwe codering ook naar andere systemen en bestanden en daarin gebruikte<br />

tabellen gekeken. Voorbeelden zijn bio-inventarisaties voormalige bedrijfsterreinen<br />

en de door gemeenten gebruikte bodeminformatiesystemen. Tenslotte is het van<br />

belang dat met de nieuwe codering wordt aangesloten bij de nationale en internationale<br />

standaard, om zo de vergelijking en uitwisseling met andere beleidsvelden<br />

mogelijk te maken.<br />

De vereisten voor de nieuwe Standaardcodering kunnen worden samengevat in de<br />

volgende kernbegrippen:<br />

Uniform: om informatie-uitwisseling met andere actoren binnen het beleidsterrein<br />

mogelijk te maken, moet de codering uniform zijn;<br />

Algemeen: de codering moet aansluiten bij de algemeen geldende bedrijfsindelingen,<br />

zoals in Europa, in Nederland en met name in het Handelsverkeer<br />

gebruikelijk zijn;<br />

Specifiek: de codering moet zijn toegesneden op bodemverontreiniging en er moet<br />

specifieke informatie over de te verwachten aard en omvang van de bodemverontreiniging<br />

aan kunnen worden gekoppeld;<br />

Conversie: de bestaande en bij de provincies in gebruik zijnde coderingen moeten<br />

naar de nieuwe codering kunnen worden overgezet.<br />

Het onderzoek in het kader van het project werd uitgevoerd door de combinatie van<br />

ReGister historisch onderzoeksbureau bv en Arcadis Heidemij Advies. Het project<br />

werd begeleid door een begeleidingscommissie bestaande uit vertegenwoordigers<br />

van de uitvoerende bureaus en van de provincies en de grote steden. In bijlage 1 is<br />

een lijst met de leden van de begeleidingscommissie opgenomen. De begeleidingscommissie<br />

kwam tot aan de bespreking van de eerste conceptrapportage drie<br />

maal bijeen, om de vorderingen van het onderzoek te bespreken.<br />

In hoofdstuk 2 wordt de tijdens het onderzoek gevolgde onderzoeksopzet in hoofdlijnen<br />

beschreven. De resultaten van de eerste fase van het onderzoek, de<br />

inventarisatie van de bestaande situatie en de in gebruik zijnde activiteitencoderingen,<br />

worden beschreven in hoofdstuk 3. Hoe op grond van de in fase 1<br />

verzamelde informatie vervolgens de nieuwe codering is opgesteld, wordt<br />

beschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 beschrijft fase 3, de database met de stoffen<br />

per activiteit en de formule waarmee de indicatieve prioriteit van de activiteiten<br />

kan worden bepaald. Het gebruik, onderhoud en beheer van de nieuwe activiteitencodering<br />

en de daaraan gekoppelde stoffendatabase, zijn het onderwerp van<br />

hoofdstuk 6. Tenslotte worden enkele conclusies getrokken en aanbevelingen<br />

gedaan, met name met het oog op de uit te voeren conversie. Diverse schema’s<br />

tabellen, nadere uitwerkingen en toelichtingen zijn in de bijlagen opgenomen.<br />

In de tekst wordt steeds naar de betreffende bijlage verwezen. Aan het begin van de<br />

bijlagen is een inhoudsopgave van de bijlagen opgenomen.<br />

Inleiding<br />

Studie<br />

bestaande<br />

situatie<br />

(fase 1)<br />

2.1<br />

2.2<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

2 Onderzoeksopzet<br />

In dit hoofdstuk zal per fase de gevolgde onderzoeksopzet worden beschreven.<br />

De beschrijving is beknopt en op hoofdlijnen. Eventuele bijzonderheden zijn steeds<br />

in de bijlagen opgenomen. De resultaten van het onderzoek zijn per fase in de<br />

volgende hoofdstukken opgenomen.<br />

Het onderzoek in deze fase valt in twee delen uiteen:<br />

Het onderzoek naar het gebruik van de activiteitencodering bij de provincies en de<br />

grote steden en met name in finabo;<br />

Een inventarisatie van de bestaande tabellen met activiteitencoderingen, zoals in<br />

gebruik bij diverse instellingen als de Kamers van Koophandel, het cbs en de<br />

Stichtingen bsb en tevens een inventarisatie van de activiteitentabellen die worden<br />

gebruikt bij de meest courante bodeminformatiesystemen (bis).<br />

Bij de provincies is gesproken met de beheerder van het finabo-systeem en in<br />

meerdere provincies tevens met een projectleider bodemsanering. Met de grote<br />

steden is telefonisch overlegd. Een overzicht van de contactpersonen is als bijlage 2<br />

opgenomen.<br />

Van de provincies is de volgende informatie gevraagd:<br />

De tabellen die worden gebruikt voor het benoemen van activiteiten als<br />

veroorzakers van bodemverontreiniging in finabo 1 (finabo-veld: Veroorzaker);<br />

Een overzicht van de daadwerkelijk ingevoerde activiteitencodes in finabo en<br />

daarmee ook de vullingsgraad van het veld Veroorzakercode in finabo;<br />

Activiteitencoderingen in gebruik bij overige bestanden, zoals bestanden met<br />

potentieel vervuilde locaties;<br />

Enige aanvullende informatie over het aantal in finabo opgenomen gevallen, de<br />

wijze waarop het systeem wordt gevuld, het gebruik van de activiteitencodes in het<br />

algemeen, de overgang van finabo naar globis en de verwachtingen van een<br />

Best-Practice-Module en het uitwisselen van informatie in globis.<br />

Een voorbeeld van de vragenlijst is als bijlage 3 in het rapport opgenomen.<br />

De vragenlijst is mede opgesteld aan de hand van de ervaringen die in de<br />

gesprekken met de eerste provincies zijn opgedaan.<br />

Voor het uit finabo destilleren van de daadwerkelijk ingevoerde activiteitencodes, is<br />

een sql-bestand gemaakt. Met behulp van dit bestand kon de gewenste informatie<br />

snel aan finabo worden ontleend. Van de grote steden maakt alleen Rotterdam ook<br />

gebruik van finabo; de overige steden hebben diverse andere systemen in gebruik.<br />

Aan de gemeenten werd een overzicht gevraagd van de door hen gebruikte<br />

activiteitencodes en de mogelijke aanpassingen die door hen op de standaardcoderingen<br />

waren gemaakt.<br />

Door het Centraal Bureau voor de Statistiek (cbs) werden in geautomatiseerde vorm<br />

diverse activiteitentabellen met geautomatiseerde schakelschema’s geleverd, die<br />

momenteel in gebruik zijn in Nederland en Europa. Daarbij konden tevens linken<br />

worden gelegd met vroeger gebruikte tabellen, zoals de sbi’74. Informatie over<br />

gevallen van bodemverontreiniging wordt op gemeentelijk niveau met name vastgelegd<br />

in Bodeminformatiesystemen. Van de meest courante systemen is nagegaan<br />

of een tabel met activiteitencoderingen wordt gebruikt voor het benoemen van de<br />

bron van de bodemverontreiniging en zo ja, welke tabel dat is.<br />

Belangrijke verzamelaars en beheerders van informatie over bodemverontreiniging<br />

zijn de provinciale bsb-stichtingen. Voor informatie over de bij de Stichtingen<br />

gehanteerde activiteitencoderingen is contact gezocht met de Stichting bsb<br />

9


10<br />

De nieuwe<br />

activiteitencodering<br />

en conversie oud<br />

naar nieuw<br />

(fase 2)<br />

Kennisdatabank:<br />

activiteiten<br />

en stoffen<br />

(fase 3)<br />

2.3<br />

2.4<br />

•<br />

•<br />

•<br />

Friesland. Deze wees op een project van het ministerie van vrom naar de omvang en<br />

samenstelling van de BSB-operatie als geheel. Mogelijk worden daarbij ook gegevens<br />

gekoppeld en geëxtrapoleerd aan de hand van de activiteitencoderingen. Met de<br />

projectleiders van dit project bij het ministerie van vrom is contact gezocht, om te<br />

bezien of er mogelijkheden zijn om informatie en kennis uit te wisselen over<br />

activiteitencoderingen, stoffen, urgentie en dergelijke (zie ook fase 3).<br />

Voor het beter in beeld krijgen van de mogelijkheden en problemen van informatieuitwisseling<br />

tussen overheden en met name provincies en gemeenten, is de<br />

gemeente Leeuwarden bezocht. Samen met de provincie Fryslân neemt de gemeente<br />

deel in een proefproject in het kader van de Minimale Dataset Bodem. Gekeken is<br />

naar hoe de uitwisseling verloopt, wat de mogelijkheden zijn in relatie tot de Best-<br />

Practice-Module van globis en welke rol de activiteitencodering daarin speelt.<br />

Voor het kunnen samenstellen van een nieuwe activiteitencodering, zijn in de<br />

eerste plaats de bestaande algemene coderingen, zoals sbi’74, de bik’95 en de nace,<br />

verzameld. Tevens zijn de diverse door de provincies en de grote steden gebruikte<br />

coderingen bijeen gebracht (zie fase 1).<br />

Via een database in de vorm van een schakelbord zijn omschrijvingen van<br />

activiteiten aan elkaar gekoppeld. Vanuit deze database is de nieuwe code<br />

samengesteld. Door de verschillende activiteitencoderingen via het schakelbord aan<br />

de nieuwe code te koppelen, is een geautomatiseerde conversie van de oude naar de<br />

nieuwe code voor elke tabel in principe mogelijk gemaakt. De bijzonderheden<br />

omtrent de gekoppelde coderingen zijn per provincie in een logboek bijgehouden.<br />

Om de activiteitencodering goed te kunnen onderscheiden als een nieuwe en op<br />

bodemvervuiling gerichte lijst, is voor de code ook een nieuwe naam gevonden,<br />

namelijk de Uniforme Bron Indeling (ubi). Deze nieuwe naam zal vanaf hier in dit<br />

rapport ook worden gebruikt.<br />

Aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie en de informatie uit honderden<br />

historische onderzoeken en bodemonderzoeken, is door ReGister/Arcadis een<br />

Kennisdatabank opgezet met gegevens over potentieel bodemvervuilende<br />

activiteiten. Van de verschillende activiteiten werden de volgende parameters<br />

verzameld:<br />

De stoffen die als gevolg van de activiteiten mogelijk in de bodem terecht zijn<br />

gekomen;<br />

De eigenschappen van de stoffen, zoals toxiciteit en mobiliteit;<br />

De kans dat die stoffen in de bodem terecht zijn gekomen, volgens een indicatieve<br />

schaal.<br />

Door interpretatie van de verzamelde parameters werd aan elke activiteit een score<br />

toegekend (1-6), die de relatieve kans op en mogelijke ernst en omvang van bodemverontreiniging<br />

uitdrukte. De in de Kennisdatabank verzamelde informatie diende<br />

als basis voor het opstellen van een prioriterings<strong>model</strong>, waarmee bestanden met<br />

potentieel vervuilde locaties van een relatieve, indicatieve prioriteit kunnen worden<br />

voorzien.<br />

De al bestaande database is nu, in het kader van dit project, geactualiseerd en<br />

verder aangevuld. Het aanvullende onderzoek is opnieuw uitgevoerd aan de hand<br />

van literatuurstudie en beschikbare praktijkgegevens van uitgevoerde historische en<br />

bodemonderzoeken. Op de exacte invulling van de database en de keuzes die bij het<br />

bepalen van de relevante parameters zijn gemaakt, zal in hoofdstuk 5 nader worden<br />

ingegaan.<br />

De uitvoering van<br />

de conversie<br />

(fase 4)<br />

2.5<br />

De gegevens zijn per activiteit verzameld in een database. Voor het bepalen van de<br />

prioriteitsscore per activiteit is nu een formule ontwikkeld, zodat de prioriteitsscore<br />

niet langer door interpretatie maar door berekening wordt bepaald.<br />

Deze fase is vooralsnog buiten beschouwing gebleven, omdat nog niet duidelijk is of<br />

de geautomatiseerde conversie ook daadwerkelijk zal worden uitgevoerd en ook<br />

globis nog niet gereed is. De voor de conversie benodigde koppeling tussen de oude<br />

en de nieuwe tabellen is echter al gelegd en ook is duidelijk hoe de conversie per<br />

provincie moet worden uitgevoerd en welke randvoorwaarden daarbij gelden.<br />

11


12<br />

Inleiding<br />

De provincies<br />

en finabo<br />

3.1<br />

3.2<br />

3.2.1<br />

Het gebruik<br />

van finabo<br />

3 Bestaande situatie: finabo en Activiteiten<br />

Door de bezoeken aan c.q. de gesprekken met de provincies en de grote steden, is<br />

informatie verzameld over het gebruik van de activiteitencoderingen, in het<br />

bijzonder in finabo. Tevens zijn in deze fase van het onderzoek de bestaande en in<br />

gebruik zijnde activiteitencoderingen verzameld en op hun gebruiksmogelijkheden<br />

getoetst. Verder is nog enige aanvullende informatie verzameld. In dit hoofdstuk<br />

zullen de resultaten van het onderzoek in deze eerste fase worden besproken. De<br />

vragenlijst aan de hand waarvan de gesprekken werden gevoerd, is opgenomen als<br />

bijlage 3. Als bijlage 4 is een overzicht opgenomen met de kerngegevens per<br />

provincie, die in dit hoofdstuk worden besproken.<br />

De informatie over bekende gevallen van bodemverontreiniging worden bij de<br />

provincies opgeslagen in het registratiesysteem finabo. Alleen de provincie<br />

Gelderland heeft een ander systeem in gebruik. Om de conversie van de activiteitencoderingen<br />

in het veld Veroorzakercode van finabo mogelijk te maken, was het<br />

nodig enige informatie te verzamelen over het gebruik van finabo en de wijze van<br />

invoer van de gegevens. De informatie is verdeeld over de onderstaande subparagrafen.<br />

De provincies hebben in de periode 1992-1998 finabo als centraal registratiesysteem<br />

in gebruik genomen. Daarvoor waren of andere systemen in gebruik (Ibs-Rbase, mjp,<br />

tekstfiles, database) of werd de informatie alleen opgeslagen in het papieren<br />

archief. Meestal werd met de introductie van finabo, voor zover mogelijk, de<br />

inhoud van de oude bestanden in het nieuwe systeem ingelezen. In het algemeen<br />

werd daarbij, voor zover nog bekend, de informatie van alle bekende en in het oude<br />

systeem aanwezige gevallen overgenomen. In een enkele provincie werden echter<br />

alleen de toen nog lopende (dus niet-afgesloten) gevallen opgenomen.<br />

Het aantal in finabo voorkomende gevallen varieert sterk. Uiteraard in de eerste<br />

plaats vanwege de omvang van de provincie, maar daarnaast ook omdat de aard van<br />

de in het systeem opgenomen informatie verschilt. De meeste provincies nemen een<br />

locatie op in finabo wanneer de melding daarvan binnenkomt of wanneer een<br />

locatie voor de uitvoering van een oriënterend onderzoek wordt geselecteerd. In<br />

eerste instantie worden alleen de administratieve gegevens ingevoerd, zoals het<br />

adres, de coördinaten en de locatiecode. Overwegend wordt een locatie, ongeacht<br />

het resultaat van het bodemonderzoek in finabo gehandhaafd. Het gebeurt echter<br />

ook dat locaties die voor een oriënterend onderzoek zijn geselecteerd, weer worden<br />

afgevoerd wanneer bij het bodemonderzoek geen verontreiniging is aangetroffen of<br />

er geen aanleiding is tot uitvoering van een nader onderzoek. Na uitvoering van het<br />

bodemonderzoek worden de gegevens van de locatie in finabo verder aangevuld<br />

met de fysieke bodemparameters.<br />

De invoer van de gegevens in finabo verschilt per provincie. Er zijn meerdere<br />

provincies die de invoer geheel of ten dele hebben gecentraliseerd. Meestal worden<br />

de administratieve locatiegegevens centraal ingevoerd en zijn de projectleiders<br />

verantwoordelijk voor de invoer van de bodemtechnische informatie. In een aantal<br />

provincies zijn de projectleiders geheel verantwoordelijk voor de invoer. De centrale<br />

invoer is meestal ingesteld, omdat bleek dat informatie slecht en vaak ook<br />

onvolledig werd ingevuld.<br />

Naast finabo zijn er nog enkele systemen of bestanden waarin informatie over<br />

bodemverontreiniging wordt opgeslagen. Vrijwel alle provincies beschikken over<br />

een bestand met potentieel vervuilde locaties, gebaseerd op een inventarisatie van<br />

de archieven van de Kamers van Koophandel en vervallen Hinderwetvergunningen.<br />

13


14<br />

3.2.2<br />

globis<br />

3.2.3<br />

Het gebruik van de<br />

activiteitencodering<br />

In deze bestanden worden ook activiteitencoderingen gebruikt. Daarnaast zijn er<br />

bestanden met de in het kader van het navos-project onderzochte stortplaatsen.<br />

Alle provincies zijn van plan om van finabo over te gaan naar globis. De meeste<br />

provincies vrezen echter dat de overzetting van de inhoud van het oude naar het<br />

nieuwe systeem niet geautomatiseerd kan worden uitgevoerd. Als reden wordt<br />

hiervoor enerzijds de opbouw van finabo genoemd, maar anderzijds ook de<br />

gebrekkige vulling van het systeem, waardoor vele gegevens ontbreken die voor een<br />

goed functioneren van globis nodig zijn. De ervaringen die door provincies zijn<br />

opgedaan met de tussentijdse rapportage via rambo, hebben dat gevoel versterkt.<br />

Vandaar dat diverse provincies sterk overwegen of inmiddels al hebben besloten, de<br />

dossiers van alle in het archief aanwezige gevallen opnieuw handmatig in globis in<br />

te voeren. Op die manier wordt tevens beoogd een belangrijke kwaliteitsimpuls te<br />

geven aan het informatiebeheer over de bodemkwaliteit in de provincie.<br />

De provincie Zuid-Holland heeft al een dergelijke actie achter de rug. De informatie<br />

in finabo bleek dusdanig incompleet, dat besloten werd de dossiers opnieuw in te<br />

voeren. Dit resulteerde in een tussenbestand, boom, dat overigens weer te veel<br />

informatie bleek te bevatten, zodat het werd teruggebracht tot boom-. Inmiddels is<br />

van daaruit finabo+ tot stand gekomen.<br />

Wanneer opnieuw handmatig de dossiers in globis worden ingevoerd, is uiteraard<br />

ook een geautomatiseerde uitvoering van de conversie van de oude naar de nieuwe<br />

activiteitencodering, niet zinvol. Dan kunnen beter opnieuw vanuit de dossiers de<br />

bronnen van de bodemverontreiniging worden vastgesteld en direct aan de nieuwe<br />

code (ubi) worden gekoppeld. Daarmee wordt direct ook het probleem ondervangen<br />

van de vele gevallen waarbij de activiteitencodering niet of slechts in algemene<br />

termen is ingevuld (zie volgende subparagraaf).<br />

Achter het veld Veroorzakercode hangt in finabo een referentietabel met de<br />

activiteitencodes van de verschillende activiteiten die de bodemverontreiniging<br />

kunnen hebben veroorzaakt. Het betreft een ingekorte versie van de Standaard<br />

Bedrijfsindeling 1974 (sbi’74) van de Kamers van Koophandel, het zogenaamde<br />

Groene Boekje. Vanuit deze tabel kan een code en een omschrijving worden<br />

gekozen. Enkele provincies hebben een aanpassing op de lijst gemaakt en enkele<br />

codes die voor hun grondgebied relevant zijn toegevoegd, zoals in Noord-Brabant<br />

enkele specifieke deelactiviteiten in de leerindustrie.<br />

Het invullen van de activiteitencode bij het veld Veroorzakercode is in finabo niet<br />

verplicht. De vulling van het veld is in veel provincies dan ook matig of zelfs gering.<br />

Gemiddeld is in ongeveer de helft van de gevallen een activiteitencode ingevuld.<br />

Er zijn ook uitschieters naar beneden van 20% en zelfs 0%, maar ook naar boven van<br />

81% en 90%. Omdat de sbi’74-tabel alleen maar bedrijfsactiviteiten kent en niet elk<br />

geval van bodemverontreiniging door een bedrijf is veroorzaakt, kan ook niet altijd<br />

een code worden toegekend. In dergelijke gevallen is geen enkele code, vier kruisjes,<br />

de code 9999 of een code voor particuliere huishoudens (bij hbo-tanks) ingevoerd.<br />

Uit de gesprekken kwam naar voren dat het bepalen van de activiteitencodering bij<br />

het veld Veroorzakercode, bij de meeste projectleiders geen hoge prioriteit heeft.<br />

Zij concentreren zich met name op het invoeren van de bodemtechnische gegevens.<br />

Bovendien moeten de projectleiders in de meeste gevallen zelf een veroorzakende<br />

activiteit met bijbehorende code uit het rapport van het bodemonderzoek zien te<br />

destilleren. Uiteindelijk wordt dan vaak geen code of een vrij algemene code<br />

ingevoerd.<br />

3.2.4<br />

Wensen ten aanzien<br />

van de nieuwe codering<br />

voorbeeld zoekmachine<br />

Met betrekking tot de wensen inzake de eisen waaraan de nieuwe activiteitencodering<br />

moet voldoen, staan een logische opbouw en goede zoekmogelijkheden voorop.<br />

Vanuit de eerste algemene sectoren en bedrijfstakken, moet desgewenst een keuze<br />

voor een meer gedetailleerde code en omschrijving kunnen worden gemaakt.<br />

Iets dergelijks zou moeten worden gerealiseerd middels ‘doorklikschermpjes en<br />

-buttons’, zodat stapsgewijs tot een meer gedetailleerd niveau in de codering kan<br />

worden doorgedrongen. Tevens wordt veel waarde gehecht aan een zoekmachine,<br />

waarmee door het intikken van een kenmerkend deel van de omschrijving, door de<br />

zoekmachine een voorstel voor de in te voeren omschrijving en code wordt gedaan.<br />

Hieronder is een voorbeeld van een dergelijke zoekmachine opgenomen:<br />

gebruiker toetst zoekmachine toont met scores of<br />

‘metaal’ in volgende opties klassenindeling<br />

3.2.5<br />

De Best-Practice-module<br />

metaalwarenindustrie score 314 / klasse 7<br />

metaalconstructiebedrijf score 204 / klasse 6<br />

metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf<br />

score 320 / klasse 7<br />

metaalpijpenfabriek score 204 / klasse 6<br />

metaalverlakkerij score 320 / klasse 7<br />

metaalharderij score 160 / klasse 5<br />

Een ‘doorkiessysteem’ en een ‘zoekmachine’ zullen bij het inbouwen van de nieuwe<br />

ubi-codetabel in globis, waarschijnlijk betrekkelijk eenvoudig kunnen worden gerealiseerd.<br />

Over het gewenste detailniveau van de ubi-code lopen de meningen uiteen. Met<br />

behulp van een meer gedetailleerde code kan de bron van de verontreiniging zo<br />

precies mogelijk worden benoemd en kunnen daarmee ook de te verwachten<br />

stoffen en de onderzoeksstrategie zo goed mogelijk worden bepaald. Tevens kan<br />

daarmee een onderscheid worden gemaakt tussen bijvoorbeeld oude activiteiten,<br />

zoals een scheepswerf waar voor 1900 houten schepen werden gebouwd en een<br />

moderne jachtwerf waar slechts polyester wordt toegepast. Ook wordt door het<br />

toekennen van een gedetailleerde code met een dito omschrijving, direct in het<br />

systeem duidelijk om welk bedrijf het gaat, wat de herkenbaarheid van de locaties<br />

zal vergroten.<br />

Als argument voor een minder vergaande detaillering wordt gewezen op het feit dat<br />

bij het maken van selecties uit de bestanden mogelijk locaties worden gemist,<br />

omdat niet is gedacht aan enkele naastgelegen codes die vrijwel hetzelfde<br />

productieproces betreffen. Zo zouden bij een selectie van alle galvanobedrijven de<br />

eveneens zeer bodembedreigende vernikkelarijen en verchroominrichtingen, die<br />

net een paar codes ‘verder’ liggen, kunnen worden gemist. Gewezen werd ook op<br />

het feit, dat het vaak vrijwel onmogelijk is om aan het rapport van een bodemonderzoek,<br />

een gedetailleerde code en omschrijving van de activiteiten te ontlenen.<br />

Een te gedetailleerde code zou verder tot veel onnodig zoekwerk leiden, wat<br />

demotivatie bij de invoer van de codes tot gevolg zou kunnen hebben. Tenslotte<br />

werd gesteld, dat het bepalen van de juiste code, te veel historische en procestechnische<br />

kennis zou vergen, wanneer de code te gedetailleerd zou worden.<br />

Een belangrijk onderdeel van globis en de met het bever-traject ingezette beleidsvernieuwing<br />

wordt gevormd door de te ontwikkelen ‘slimme methodieken’,<br />

waarmee de bodemproblematiek op een adequate wijze kan worden aangepakt.<br />

15


16<br />

3.2.6<br />

Informatie-uitwisseling<br />

in het algemeen<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

De ‘Best-Practice-Module’ speelt daarin een centrale rol. Via deze module moeten<br />

ervaringsgegevens over gelijksoortige gevallen van bodemverontreiniging tussen de<br />

gebruikers van globis kunnen worden uitgewisseld. Het gaat dan om ervaringen op<br />

het vlak van te verwachten stoffen, gekozen onderzoeksstrategieën, saneringstechnieken<br />

en kostenramingen.<br />

Bij een dergelijke uitwisseling van gegevens is de activiteitencodering waarmee de<br />

bron van de verontreiniging wordt aangeduid essentieel. Wanneer gewerkt wordt<br />

met een algemene, uniforme codering van de verontreinigingsbronnen ( zoals de<br />

ubi-code), kunnen op grond van de bron gelijksoortige gevallen worden geselecteerd<br />

en met elkaar worden vergeleken. Ook andere factoren zijn bij het vergelijken van<br />

gevallen van belang, zoals grondsoort en ligging van de locatie, maar daarvoor<br />

bestaan al uniforme coderingen.<br />

Momenteel vindt tussen de provincies onderling weinig informatie-uitwisseling<br />

plaats over de meer technische en financiële aspecten van bodemsanering. De<br />

provincies konden zich daarom desgevraagd ook nog geen concrete voorstelling<br />

maken van hoe een dergelijke uitwisselingsmodule er in de praktijk uit zou moeten<br />

zien. Waarschijnlijk zal de module, wanneer deze er eenmaal is en dus ook een<br />

meer concrete invulling heeft gekregen, vanzelf zijn eigen behoefte en vraag genereren.<br />

Meer informatieverkeer vindt plaats tussen de provincies en de gemeenten, zoals de<br />

BIO-bestanden met potentieel vervuilde locaties, die in meerdere provincies ook aan<br />

de gemeenten ter beschikking worden gesteld. Zeker nu vanwege het<br />

Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing (ISV) de nodige taken en bevoegdheden<br />

aan de grotere gemeenten worden overgedragen, wordt ook informatie met hen uitgewisseld.<br />

Een structurele vorm is er echter niet.<br />

Gevallen van bodemverontreiniging komen vaak via de gemeente bij de provincie<br />

terecht. Er is echter geen vast format waarin informatie over gevallen van<br />

bodemverontreiniging, of door gemeenten of door onderzoeksbureaus, moet worden<br />

aangeleverd. Slechts in een enkel geval dienen de kerngegevens, naast in rapportvorm,<br />

ook apart op een standaardformulier te worden aangeleverd, zoals<br />

bijvoorbeeld het l-formulier in Fryslân.<br />

In het kader van het project Minimale Dataset Bodem wordt momenteel op drie<br />

plaatsen een pilotproject uitgevoerd met betrekking tot het uitwisselen van<br />

gegevens tussen provincies en gemeenten. Deelnemers zijn de provincie Fryslân en<br />

de gemeente Leeuwarden, de provincie Gelderland en de gemeente Duiven en de<br />

provincie Zeeland en de gemeente Goes. De gemeente Leeuwarden is als participant<br />

in het pilotproject bezocht en gevraagd wat de eerste ervaringen zijn met het<br />

uitwisselen van informatie tussen gemeente en provincie. Al in de eerste fase van de<br />

pilot werden de volgende knelpunten gesignaleerd:<br />

De provincie redeneert in financieel-administratieve gevallen van bodemverontreiniging,<br />

waarop ook het finabo-systeem is ingericht. De gemeente gebruikt<br />

echter een bodeminformatiesysteem dat locatiegericht is en dus redeneert vanuit<br />

de fysieke plek waar de verontreiniging is aangetroffen;<br />

finabo werkt met bepaalde fases tot waar het onderzoek is gevorderd, in het bis<br />

bestaat de fasering uit de verschillende onderzoeksvormen, zoals verkennend<br />

onderzoek, naderonderzoek, saneringsonderzoek en dergelijke;<br />

Er bestaat een groot kwaliteitsverschil tussen de bij de gemeente beschikbare<br />

informatie en de informatie die is opgenomen in finabo;<br />

De diverse codetabellen corresponderen niet met elkaar, waaronder de activiteitencodering<br />

waarmee de bron van de verontreiniging wordt benoemd;<br />

De wederzijds gehanteerde definities sluiten niet op elkaar aan.<br />

De in gebruik<br />

zijnde activiteitencoderingen<br />

voorbeeld sbi’74<br />

3.3<br />

3.3.1<br />

Standaard Bedrijfsindeling<br />

1974 (sbi’74) en<br />

aanpassingen daarop<br />

De gesignaleerde problemen maken duidelijk dat het uitwisselen van bodeminformatie<br />

tussen gemeenten en provincies geen eenvoudige zaak is en de nodige<br />

haken en ogen kent.<br />

Mede door de aanschaf van één en hetzelfde bodeminformatiesysteem door alle<br />

gemeenten in de provincie te bevorderen en zelf ook dat systeem in gebruik te<br />

nemen, hopen meerdere provincies de informatie-uitwisseling te bevorderen.<br />

Overigens spelen de verontreinigingsbron en de activiteitencodering daarbij geen<br />

rol. De meest courante bodeminformatiesystemen, uitgezonderd BIS4all van<br />

Centric, kennen ook geen vaste tabel waarmee de verontreinigingsbron moet worden<br />

benoemd. Met de introductie van een provinciewijd bodeminformatiesysteem<br />

wordt dat probleem dus niet verholpen.<br />

Voor het benoemen en categoriseren van economische activiteiten die bij het<br />

Handelsregister van de Kamers van Koophandel staan ingeschreven, werd in 1974<br />

een codering in gebruik genomen, de Standaard Bedrijfsindeling 1974 (SBI’74).<br />

De code bestaat uit een viercijferige indeling, die als volgt verloopt:<br />

2(000) Bedrijfstak Industrie<br />

20(00) Bedrijfsklasse Voedings- en genotmiddelenindustrie<br />

209(0) Bedrijfsgroep Cacao-, chocolade- en suikerwerkenindustrie<br />

2091 Bedrijfssubgroep Cacao- en chocoladefabrieken<br />

Aan de hand van de codering kon worden gewerkt aan een uniformering van de<br />

inschrijving in het Handelsregister en konden ook kerngegevens over bepaalde<br />

activiteiten worden verzameld. Naast de Kamers van Koophandel maakte ook het<br />

Centraal Bureau voor de Statistiek (cbs) gebruik van sbi’74 bij het verzamelen van<br />

statische kerncijfers over de Nederlandse Economie. Daartoe waren op de codering<br />

enkele kleine aanpassingen gemaakt, die eigenlijk meer verbijzonderingen binnen<br />

bepaalde groepen waren. Een wezenlijk verschil was er niet.<br />

Door het ingenieursbureau dhv is ten behoeve van de vergunningverlening en<br />

controle in het kader van de Hinderwet en later de Wet Milieubeheer, in 1989 een<br />

uitbreiding van sbi’74 gemaakt, waarmee vergunningplichtige activiteiten konden<br />

worden benoemd. Aan de codering zijn per activiteit kerncijfers gekoppeld over de<br />

afstand voor geur-, stof-, trilling- en geluidbelasting en een index voor lucht, water,<br />

bodem en explosiegevaar. Om alle activiteiten te kunnen benoemen is de viercijferige<br />

codering voor enkele groepen uitgebreid met een vijfde getal en is<br />

voorafgaand aan de bedrijfsactiviteiten een algemene categorie met machines en<br />

installaties toegevoegd, die niet direct aan een bedrijfsproces verbonden zijn.<br />

Deze codering vormt de basis van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering van de<br />

Vereniging van Nederlandse Gemeenten (vng) 2 , die gebruikt wordt bij het<br />

beoordelen en controleren van Milieuvergunningen.<br />

Door ReGister wordt voor inventarisaties van Kamer van Koophandel- en Hinderwetarchieven<br />

een veel uitgebreidere lijst gebruikt, die overigens wel geënt is op de<br />

sbi’74. De code is zescijferig en de eerste vier cijfers corresponderen met sbi’74 .<br />

Door de uitbreiding van de code kunnen historische en specifieke activiteiten ook<br />

worden benoemd, wat met het oog op de aard en omvang van de mogelijke<br />

bodemverontreiniging belangrijk kan zijn.<br />

17


18<br />

3.3.2<br />

Bedrijfsindeling Kamers van<br />

Koophandel en Fabrieken<br />

1995 (bik’95)<br />

voorbeeld bik’95<br />

In 1993 werd door het cbs een nieuwe bedrijfsindeling in gebruik genomen, de<br />

sbi’93. Deze code was geënt op de wereldwijde codering van de Verenigde Naties,<br />

de isic, waarvan ook weer een Europese afgeleide was gemaakt, de nace. De nieuwe<br />

codering verschilde aanzienlijk van de oude. Nieuwe bedrijfstakken, zoals in de<br />

computerbranche en de dienstverlening, zijn in de nieuwe code opgenomen en de<br />

nieuwe code is ook veel gedetailleerder dan de oude. In 1995 namen ook de Kamers<br />

van Koophandel de nieuwe codering over, echter wel met enkele aanpassingen. Zo<br />

kent de bik’95 meer bedrijfsgroepen om de bedrijfsactiviteiten nog beter te kunnen<br />

typeren. In totaal worden 1900 verschillende activiteiten onderscheiden en is circa<br />

50% van de codes in vergelijking met sbi’74 veranderd.<br />

De opbouw van de bik’95 is als volgt:<br />

D Sectie Industrie<br />

DA Subsectie Vervaardiging van voedings- en genotmiddelen<br />

15 Afdeling Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken<br />

158 Groep Vervaardiging van overige voedingsmiddelen<br />

1584 Klasse Vervaardiging van cacaobonen en chocolade en suikerwerk<br />

15842 Subklasse Vervaardiging van chocolade en suikerwerk<br />

158421 Branche Vervaardiging van chocolade<br />

3.3.3<br />

Het gebruik van<br />

activiteitencoderingen bij<br />

bodemsanering<br />

De nace maakt geen gebruik van de laatste twee categorieën, de Subklasse en de<br />

branche. De sbi’93 van het cbs maakt geen gebruik van de laatste categorie, de<br />

branche. Verder komen de indelingen wel met elkaar overeen.<br />

De provincies maken bij het benoemen van de (potentiële) bronnen van bodemverontreiniging<br />

gebruik van de sbi’74-tabel, soms voorzien van enige aanpassingen.<br />

Een uittreksel van deze tabel hangt ook als referentietabel achter finabo. In de<br />

bestanden met potentieel vervuilde locaties, ontstaan door inventarisaties van<br />

archieven van de Kamer van Koophandel en Hinderwetvergunningen, wordt ook<br />

steeds sbi’74 gebruikt, eveneens soms met enkele aanpassingen om met name<br />

historische activiteiten te kunnen plaatsen.<br />

De Stichtingen bsb maken nog gebruik van sbi’74. Er is besloten de indeling te<br />

blijven gebruiken, omdat in de bestanden met potentieel vervuilde huidige bedrijfsterreinen,<br />

die destijds vanuit de Kamers van Koophandel zijn aangemaakt, ook de<br />

sbi’74 is gehanteerd en het overzetten daarvan naar de nieuwe codering te<br />

bewerkelijk zou zijn.<br />

De meest courante bodeminformatiesystemen, Nazca, Strabis en bis4all, hebben<br />

ook de mogelijkheid om de bron van de verontreiniging te benoemen. Alleen achter<br />

bis4all hangen referentietabellen met coderingen. Standaard kan uit drie<br />

verschillende tabellen worden gekozen, namelijk de cbs’93-tabel, de sbi’74-tabel en<br />

de dhv/vng-tabel. Het invullen van de activiteitencode is echter facultatief en<br />

desgewenst kunnen ook andere tabellen achter bis4all worden geplaatst. In Nazca<br />

en Strabis wordt geen gebruik gemaakt van activiteitencoderingen en dus zijn er<br />

ook geen standaardtabellen.<br />

Deelconclusies<br />

3.4<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

Op grond van de resultaten van fase 1 kunnen de volgende conclusies worden<br />

getrokken:<br />

Alle op het beleidsterrein bodemsanering gebruikte activiteitencoderingen zijn<br />

geënt op sbi’74;<br />

De activiteitencodering in het veld Veroorzakercode in finabo wordt lang niet altijd<br />

ingevuld en er worden vaak alleen algemene codes gebruikt;<br />

De meeste provincies overwegen of hebben inmiddels besloten om de dossiers van<br />

de in finabo opgenomen gevallen van bodemverontreiniging handmatig in te<br />

voeren in globis , omdat finabo onvoldoende gevuld is;<br />

De nieuwe ubi-code moet zodanig zijn samengesteld, dat zowel voor een algemene<br />

als voor een gedetailleerde code kan worden gekozen en dat de benodigde<br />

coderingen snel en eenvoudig kunnen worden opgezocht;<br />

Er vindt (nog) weinig uitwisseling van informatie plaats tussen de toekomstige<br />

gebruikers van globis.<br />

19


20<br />

Inleiding<br />

Uitgangspunten ubi<br />

4.1<br />

4.2<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

•<br />

•<br />

•<br />

4 De Uniforme Bron Indeling (ubi-code)<br />

Op grond van de informatie verkregen van de provincies en de grote gemeenten en<br />

de inventarisatie van de bestaande en in gebruik zijnde activiteitencoderingen, is<br />

vervolgens de Uniforme Bron Indeling (ubi) samengesteld. In dit hoofdstuk worden<br />

de uitgangspunten die daarbij zijn gehanteerd, de werkwijze, de opbouw en enkele<br />

specifieke aandachtspunten beschreven. Van de ubi-code zelf is een boekwerkje<br />

gemaakt, dat als losse bijlage bij het rapport is verschenen.<br />

Bij het bepalen van de uitgangspunten voor de ubi, is in de eerste plaats gekeken<br />

naar de criteria waaraan volgens de Kerngroep globis de nieuwe codering zou<br />

moeten voldoen 3 :<br />

Uniform: De code is uniform voor alle organisaties die globis gebruiken, dus voor<br />

alle huidige bevoegde gezagen. Bij het kiezen van zo’n uniforme indeling dient de<br />

omgeving van deze bevoegde gezagen te worden betrokken vanwege de informatieuitwisseling<br />

met hen.<br />

Algemeen: De code sluit aan bij de algemene indeling van bedrijfsactiviteiten, zoals<br />

die van de Kamers van Koophandel of het cbs of bij een eventuele nen-norm.<br />

Toegesneden: De code is in voldoende mate toegesneden op de problematiek van de<br />

bodemsanering. De indeling dient bijvoorbeeld rekening te houden met vervuilende<br />

activiteiten in het verleden, moet voldoende gedetailleerd zijn en dient ook<br />

activiteiten als stortplaatsen en dempingen te omvatten.<br />

Conversie: De code dient een eenvoudige conversie te bieden van de categorieindelingen<br />

die momenteel door de toekomstige globis-gebruikers worden<br />

gehanteerd.<br />

Uit de gesprekken met de provincies en de grote steden kwamen enkele aanvullende<br />

wensen naar voren:<br />

De code zou een logische opbouw moeten hebben, waarbij vanuit een eerste grovere<br />

indeling een keuze voor een meer gedetailleerd niveau zou kunnen worden<br />

gemaakt;<br />

Het zoeken naar de gewenste code zou eenvoudig moeten verlopen en er zou voor<br />

het bepalen van de juiste code niet te veel procestechnische of historische kennis<br />

nodig moeten zijn.<br />

Over de gewenste mate van verfijning bestaat geen directe overeenstemming bij de<br />

gebruikers van de code. De een vindt het belangrijk dat alle daadwerkelijke bronnen<br />

van bodemverontreiniging met een eigen karakter ook een eigen codering krijgen,<br />

de ander vindt een indeling op hoofdcategorieën voldoende.<br />

Op grond van het bovenstaande zijn enkele keuzes gemaakt, die als randvoorwaarden<br />

bij het samenstellen van de ubi zijn gehanteerd:<br />

De nieuwe code, de ubi, is geënt op de bik’95-code van de Kamers van Koophandel.<br />

Deze code sluit aan bij de internationale normen en is het meest gedetailleerd. De<br />

code heeft ook een vrij algemeen verbruik en sluit ook aan bij de codering zoals die<br />

door het cbs wordt gebruikt. De sbi’74 wordt weliswaar nog vrij algemeen gebruikt<br />

maar is verouderd en sluit niet aan bij de internationaal gehanteerde indelingen<br />

(Criterium 2)<br />

Aan de ubi zijn activiteiten toegevoegd die niet expliciet in de bik’95 voorkomen,<br />

maar vanwege het aspect van de bodemverontreiniging wel als een aparte code in<br />

de lijst moeten voorkomen. Het gaat dan om verdachte deelactiviteiten, historische<br />

activiteiten en potentieel vervuilende activiteiten als dempingen, ophogingen en<br />

stortplaatsen, die geen bedrijfsactiviteiten zijn en dus in de bik’95 niet voorkomen<br />

(Criterium 3)<br />

De ubi is opgesteld na een inventarisatie van de bij de toekomstige gebruikers van<br />

globis en de meest betrokken overige instanties en bedrijven, in gebruik zijnde<br />

21


22<br />

Werkwijze<br />

4.3<br />

•<br />

1<br />

2<br />

3<br />

activiteitencoderingen. Tevens is gebruik gemaakt van de inventarisaties van een<br />

groot scala aan historische activiteiten die mogelijk bodemverontreiniging kunnen<br />

hebben veroorzaakt. Alle verschillende coderingen zijn ondergebracht in een groot<br />

‘schakelbord’, van waaruit de nieuwe ubi is bepaald. Vanuit het schakelbord kunnen<br />

de coderingen ook naar de ubi worden geconverteerd. (Criteria 1, 3 en 4).<br />

Door gebruik te maken van de bik’95 en de nieuwe code daarop te enten, is ook de<br />

opbouw van grof- naar fijnmazig overgenomen en kan dus desgewenst bij het<br />

toekennen van de codes voor een hoog of een laag detailniveau worden gekozen.<br />

Daarbij is een logische indeling gevolgd en zijn soortgelijke processen en<br />

activiteiten zo goed mogelijk bij elkaar geplaatst. (Criteria 5 en 6)<br />

Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven, zijn van alle provincies, de grote steden,<br />

de Kamers van Koophandel, het cbs, de Stichting bsb en producenten van bodeminformatiesystemen<br />

de door hen gebruikte activiteitencoderingen verzameld. Als<br />

eerste stap zijn deze tabellen in een grote database opgenomen, die als schakelbord<br />

tussen de verschillende coderingen fungeert. Vervolgens zijn de coderingen door<br />

middel van handmatig ‘plakken en knippen’ aan de uitgebreide ReGister-tabel<br />

gekoppeld. De ReGister-tabel is daarbij als uitgangspunt genomen, omdat deze het<br />

meest uitgebreid en compleet is (circa 3000 omschrijvingen en codes). De lijst is<br />

samengesteld aan de hand van de vele grootschalige inventarisaties van potentieel<br />

vervuilde bedrijfsterreinen, die door ReGister inmiddels zijn uitgevoerd en waarbij<br />

vele honderdduizenden Hinderwetvergunningen en dossiers uit het Handelsregister<br />

zijn doorgenomen. Van de vele aangetroffen bedrijfsomschrijvingen is een bestand<br />

aangelegd, dat aan de sbi’74-tabel is gekoppeld.<br />

Alle door de provincies en anderen gebruikte omschrijvingen en codes zijn in het<br />

schakelbord ondergebracht en aan de ReGister-lijst gekoppeld. De ReGister-lijst is<br />

tevens verbonden met de Kennisdatabank, waarin voor bijna alle potentieel<br />

bodemvervuilende activiteiten informatie over de relevante stoffen en de<br />

parameters van die stoffen is verzameld (zie Hoofdstuk 5). Door vergelijking van de<br />

omschrijvingen van de activiteiten en de bij die activiteiten horende stoffen, is de<br />

lijst systematisch gescreend.<br />

Bij het screenen van de lijst zijn de volgende criteria gehanteerd:<br />

Wanneer het productieproces overeen kwam, de te verwachten tracers in de bodem<br />

gelijk waren en de herkenbaarheid van de activiteit niet om een aparte code vroeg,<br />

zijn de codes samengevoegd in één nieuwe ubi-code met omschrijving.<br />

Wanneer de structuur van de bik’95 te ingrijpend zou moeten worden aangepast<br />

om alle activiteiten onder verschillende codes onder te kunnen brengen en de in de<br />

bodem te verwachten tracers overeen kwamen, zijn de activiteiten in een verzamelcategorie<br />

ondergebracht. Een voorbeeld hiervan is de branche van de ‘Bankwerkerijen,<br />

gereedschapslijperijen’, waarin verschillende activiteiten als de machinebankwerkerijen,<br />

graveerbedrijven, metaalstraalinrichtingen, gereedschapslijperijen, cylinderslijperijen<br />

en dergelijke zijn ondergebracht. De bik’95 bood in deze klasse onvoldoende<br />

mogelijkheden tot verdere uitbreiding van het aantal branches.<br />

Duidelijk verschillende activiteiten, zowel in de tijd als qua proces, zijn apart<br />

gehouden en hebben een eigen code en omschrijving gekregen. Daartoe is op plaatsen<br />

de bik’95 aangepast. Een goed voorbeeld hiervan is de scheepsbouwsector,<br />

waarin onderscheid is gemaakt tussen de bouw van metalen schepen (na 1890),<br />

houten schepen (voor 1890) en polyester schepen (na 1950). De verschillende<br />

werftypen geven een totaal verschillende kans op bodemverontreiniging en moeten<br />

dus goed van elkaar worden onderscheiden.<br />

Vanuit de enerzijds ingedikte en anderzijds verder uitgewerkte ReGister-lijst, zijn<br />

aan de hand van bik’95 nieuwe activiteitencodes toegekend. Uiteindelijk resteerden<br />

aldus circa 1321 unieke ubi-codes met omschrijvingen.<br />

Enkele opmerkingen<br />

en kanttekeningen<br />

bij de ubi-code<br />

4.4<br />

De bik’95 is als uitgangspunt voor de ubi-code zoveel mogelijk in tact gehouden.<br />

De bestaande codes zijn aangehouden en niet gewijzigd, maar vanwege de<br />

duidelijkheid en de geautomatiseerde zoekmogelijkheden, zijn de omschrijvingen<br />

van de activiteiten wel aangepast. Het betrof vooral het inkorten van de<br />

omschrijvingen en het duidelijker naar voren brengen van de daadwerkelijke<br />

activiteit in de naam.<br />

Op sommige punten was het echter onvermijdelijk dat de code werd uitgebreid,<br />

omdat bepaalde specifieke takken van nijverheid anders niet goed konden worden<br />

geplaatst. De uitbreiding heeft echter alleen plaats gevonden vanaf de klasse, dat<br />

wil zeggen na de eerste drie cijfers. Het begin van de bik’95 is dus steeds onveranderd<br />

gelaten. Tot en met het groepsniveau, dus de eerste drie cijfers, komt de ubi<br />

volledig overeen met de bik’95.<br />

De nieuwe ubi-code is als Uniforme Bron Indeling bedoeld voor het benoemen van<br />

(potentiële) bronnen van bodemverontreiniging. Bij het onderzoek naar de door de<br />

provincies en anderen gebruikte activiteitencoderingen, is gebleken dat in de referentietabellen<br />

en bij de ingevoerde codes ook een groot aantal niet-bodembedreigende<br />

activiteiten worden genoemd. Omdat uitgangspunt is, dat de door de<br />

provincies gehanteerde tabellen en ingevoerde codes naar de nieuwe ubi-code<br />

moeten kunnen worden geconverteerd, zijn deze activiteiten wel gekoppeld, maar<br />

voorzien van een algemene code [000000, onverdachte activiteit]. Een overzicht van<br />

de als onverdacht beschouwde activiteiten is opgenomen als bijlage 5 in dit rapport.<br />

De gronden waarop een activiteit als niet-potentieel bodemvervuilend is beoordeeld,<br />

worden nader toegelicht in hoofdstuk 5, dat handelt over de aan activiteiten verbonden<br />

stoffen en prioriteitsscores.<br />

Niet-bedrijfsactiviteiten, zoals dempingen, stortplaatsen en ophogingen, zijn in de<br />

afdeling Milieudienstverlening (90) ondergebracht, omdat daarin nog voldoende<br />

ruimte voor uitbreiding van de code bestond. Een restcategorie van activiteiten die<br />

niet kon worden geplaatst en waarvan het productieproces onbekend is, is aangemaakt<br />

als groep 999, met een verdere onderverdeling naar de verschillende<br />

activiteiten.<br />

Een veel gebruikte code in finabo is ‘9900 Particuliere Huishoudens’. Een<br />

huishouden op zich kan moeilijk als een bron van bodemverontreiniging worden<br />

beschouwd. Deze code en omschrijving zijn meestal toegekend aan de particuliere<br />

bezitters van een hbo-tank die heeft gelekt en als gevolg waarvan bodemverontreiniging<br />

is ontstaan. In de referentietabel achter finabo is geen aparte code voor<br />

een onder- of bovengrondse tank aanwezig en dus is een andere oplossing gezocht.<br />

In de nieuwe ubi-code zijn codes opgenomen voor zowel ondergrondse als<br />

bovengrondse hbo-tanks. Wanneer wordt besloten de bodemdossiers handmatig in<br />

globis in te voeren, kan alsnog de juiste code voor de bron van de verontreiniging<br />

worden toegekend. Wanneer de codes geautomatiseerd worden geconverteerd is dat<br />

uiteraard niet mogelijk. De codes en omschrijvingen ‘particulier (bijv. hbo-tanks)’ en<br />

‘particuliere huishoudens’ zijn eveneens gekoppeld aan de code ‘000000 onverdachte<br />

activiteit’.<br />

Bij het toekennen van de activiteitencodering is in finabo soms de bron van de<br />

verontreiniging verwisseld met het huidige object op de locatie. Zo zijn de codes<br />

van sportvelden, bankgebouwen en dergelijke gebruikt, terwijl die moeilijk als een<br />

bron van bodemverontreiniging kunnen worden beschouwd. Waarschijnlijk was de<br />

bron van de verontreiniging onbekend en is het huidige gebruik van de locatie<br />

ingevoerd. Ook deze codes en omschrijvingen zijn gekoppeld aan de code voor<br />

onverdachte activiteiten.<br />

23


24<br />

Resultaat<br />

Uitvoering van<br />

de conversie<br />

4.5<br />

4.6<br />

Gebleken is ook dat veel met algemene codes en omschrijvingen is gewerkt, zoals<br />

‘2900 Chemische Industrie’, ‘3500 machine-industrie’ en ‘6100 Groothandel’. Onder<br />

deze codes vallen een breed scala aan verschillende activiteiten, vaak ook met zeer<br />

verschillende tracers en kansen op bodemverontreiniging. Ook hier geldt dat de<br />

algemene codes bij een geautomatiseerde conversie niet nader kunnen worden<br />

gespecificeerd. Bij een handmatige dossierinvoer zouden de verontreinigende<br />

activiteiten wellicht nader kunnen worden bepaald.<br />

In de ubi-code is zo goed mogelijk een onderscheid gemaakt tussen de verschillende<br />

activiteiten. Deelactiviteiten hebben zoveel mogelijk een eigen code gekregen, zoals<br />

ondergrondse en bovengrondse olietanks, kolenopslagplaatsen en dergelijke. Dit is<br />

gedaan omdat deze deelactiviteiten ook in combinatie met een onverdachte hoofdactiviteit<br />

kunnen voorkomen, zoals een bankgebouw. Voor enkele algemene industrieën,<br />

zoals meelfabrieken en suikerwerkenindustrie, die qua productieproces niet<br />

bodemvervuilend zijn, maar wel als gevolg van brandstofopslag en machineonderhoud<br />

mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt, zijn enkele algemene,<br />

karakteristieke tracers bepaald. Reden hiervoor is dat stookolie, huisbrandolie en<br />

kolenopslag lange tijd niet onder de Hinderwet vielen en dus bij inventarisaties van<br />

potentieel vervuilde locaties vaak niet als deelactiviteit kunnen worden geconstateerd.<br />

De ubi-code bestaat uit 1321 verschillende codes en omschrijvingen van activiteiten<br />

die, uitgezonderd de verzamelcode voor onverdachte activiteiten, betrekking<br />

hebben op potentieel bodemvervuilende activiteiten.<br />

De ubi-code is, naast in digitale vorm, ook in boekvorm beschikbaar. Van de code is<br />

een boekwerkje gemaakt, waarin tevens een inleiding op de totstandkoming en een<br />

handleiding voor gebruik van de code zijn opgenomen. In de handleiding wordt uitgelegd<br />

hoe de ubi-code het beste kan worden gehanteerd en hoe moet worden omgegaan<br />

met de keuze voor een algemene of juist een gedetailleerde code.<br />

Uit het onderzoek, zoals beschreven in hoofdstuk 3 van het rapport, is gebleken, dat<br />

de meeste provincies van plan zijn om de dossiers van de in finabo opgenomen<br />

gevallen, handmatig opnieuw in te voeren. Een geautomatiseerde conversie van de<br />

in finabo opgenomen activiteitencoderingen is dan niet meer nodig. De bestanden<br />

met potentieel vervuilde locaties, zoals Hinderwet- en Kamer van<br />

Koophandelbestanden, waarin de activiteitencoderingen ook een belangrijke plaats<br />

innemen, kunnen overwegend wel zonder problemen geautomatiseerd worden<br />

overgezet.<br />

Of een geautomatiseerde conversie nu wel of niet mogelijk is, het moet altijd<br />

duidelijk zijn wat de relatie is tussen een oude sbi-code en een nieuwe ubi-code. De<br />

verzamelde in gebruik zijnde activiteitencoderingen zijn daartoe gematched met de<br />

nieuwe ubi-code. Het 'matchen' vindt plaats binnen een schakelbord. Hierbij is<br />

sprake van éénrichtingsverkeer: met een sbi-code kan maar één ubi-code corresponderen<br />

Omgekeerd geldt echter dat een ubi-codering naar meerdere sbi-codes kan<br />

verwijzen.<br />

De provincies en de grote steden maken in hun bestanden voor het merendeel<br />

gebruik van dezelfde activiteitencodering. Het bleek daarom niet zinvol om voor<br />

elke provincie afzonderlijk telkens de complete lijst met activiteitencoderingen in<br />

het schakelbord in te voeren. Eerst is de meest uitgebreide coderingslijst in het<br />

schakelbord verwerkt, waarna deze dient als referentielijst voor de overige provincies<br />

en de grote steden. Vervolgens is per provincie gecontroleerd of de gehanteerde<br />

voorbeeld schakelbord<br />

sbi-codes overeenkomen met de codes uit de referentielijst. Eventuele afwijkingen of<br />

aanvullingen werden geïnventariseerd en vervolgens gemuteerd in de bijbehorende<br />

referentielijst. 4<br />

Via handmatig ‘plakken en knippen’ is de referentielijst aan de uitgebreide<br />

ReGister-tabel gekoppeld. De ReGister-tabel is als uitgangspunt genomen, omdat<br />

deze lijst het meest uitgebreid en compleet is in vergelijking tot andere lijsten<br />

(circa 3000 sbi-codes). Het schakelbord heeft de volgende structuur:<br />

ubi ubi-omschrijving rg omschrijving ref omschrijving<br />

2051 houtwarenindustrie 255700 houtdraaierijen 2557 houtdraaierijen<br />

205101 lijstenmakerij 255400 encadreerinrichting<br />

en encadreerinrichting<br />

205101 lijstenmakerij 255410 lijstenmakerij 2554 lijstenfabrieken<br />

encadreerinrichting en cadreerinrichtingen<br />

205102 grafkistenfabriek 257200 grafkistenfabriek 2572 grafkistenfabrieken e.d.<br />

voorbeeld afwijking codes<br />

Doordat alle aanvullingen in de referentielijst zijn opgenomen en de afwijkingen<br />

zijn geïnventariseerd, kunnen alle lijsten geconverteerd worden via de bijbehorende<br />

referentielijst. Het aantal afwijkingen met de referentielijst was overigens erg gering,<br />

namelijk ongeveer 0,25% van de codes per provincie. Een voorbeeld van een<br />

afwijking is in onderstaande tabel opgenomen.<br />

referentie omschrijving code Zeeland omschrijving<br />

6293 groothandel in slachtafvallen 6293 Groothandel oude materialen en afvalstoffen<br />

6671 detailhandel in huisbrandstoffen 6670 Detailhandel in huisbrandstoffen<br />

Per provincie zijn afzonderlijke tabellen gemaakt, waarmee de conversie kan<br />

worden uitgevoerd. De daadwerkelijke conversie is uiteindelijk niets anders dan het<br />

automatisch omzetten van de referentielijst naar de nieuwe ubi-codering. Hoe dit<br />

–technisch– precies in elkaar steekt, is als bijlage 6 in het rapport opgenomen.<br />

De tabellen kunnen uiteraard ook worden gebruikt bij het handmatig overzetten<br />

van de coderingen naar de nieuwe ubi-code.<br />

25


26<br />

Inleiding<br />

Een bron-<strong>model</strong><br />

5.1<br />

5.2<br />

Informatie 5.3<br />

per ubi-code<br />

5.3.1<br />

Tracers in de bodem<br />

5 Stoffenbestand en prioritering<br />

Fase 3 van het project betreft de aanpassing en actualisering van de Kennisdatabank<br />

met informatie over potentieel vervuilende activiteiten en de daarmee verbonden<br />

formule waarmee indicatieve prioriteitsscores aan individuele activiteiten kunnen<br />

worden toegekend. In dit hoofdstuk worden de opbouw van het <strong>model</strong> en de keuzes<br />

die daarbij zijn gemaakt nader beschreven.<br />

De in de Kennisdatabank verzamelde gegevens en de formule waarmee een<br />

indicatieve prioriteit kan worden berekend, hebben uitsluitend betrekking op de<br />

bron van de mogelijke bodemverontreiniging. De bron kan een chemische wasserij,<br />

een demping, een houtwarenfabriek of een andere activiteit zijn, die met een<br />

ubi-code is benoemd.<br />

Bij het bepalen van de uiteindelijke omvang, ernst en urgentie van een verontreinigde<br />

locatie, spelen naast de bron meer factoren een rol, zoals het pad en het<br />

object. Onder het pad wordt de locale bodemsituatie verstaan, bijvoorbeeld een kleiof<br />

een zandbodem, de situatie met betrekking tot het grondwater en dergelijke.<br />

Het object is het huidige gebruik van de verontreinigde locatie, bijvoorbeeld een<br />

bedrijfsterrein, een woning of een groenstrook. Pad en object hebben geen directe<br />

relatie met een bepaalde bron van bodemverontreiniging, maar zijn onafhankelijke<br />

geografische parameters die aan een bepaalde locatie zijn verbonden. Beide zijn<br />

hier buiten beschouwing gebleven. Het stoffenbestand en de formule hebben uitsluitend<br />

betrekking op de bron van de mogelijke verontreiniging.<br />

De indicatieve prioriteit wordt met de formule berekend voor een individuele<br />

activiteit. Elke ubi-code heeft een eigen indicatieve prioriteit. Een bedrijf kan<br />

tegelijkertijd verschillende activiteiten uitoefenen. Een bekend voorbeeld is de<br />

combinatie van een smederij met een verkooppunt voor vloeibare brandstoffen.<br />

Op een locatie, een fysieke geografische plek, kunnen in de loop der jaren ook<br />

meerdere bedrijven gevestigd zijn geweest met verschillende activiteiten. Er kunnen<br />

dus meerdere en verschillende bronnen van bodemverontreiniging op een locatie<br />

actief zijn geweest. Bij het bepalen van de onderzoeksurgentie voor een locatie,<br />

moet in theorie rekening worden gehouden met alle activiteiten die op een locatie<br />

hebben plaats gevonden en mogelijk een bijdrage aan de verontreiniging hebben<br />

geleverd. Om de onderzoeksprioriteit van een locatie te bepalen, kunnen de indicatieve<br />

prioriteiten van alle uitgevoerde activiteiten als een reeks worden geteld.<br />

In de praktijk zal echter meestal één activiteit als potentiële bron dominant zijn en<br />

kan de prioritering van de locaties het beste worden gedaan op grond van de hoogst<br />

scorende activiteit. Bij een locatie waar een chemische wasserij, een smederij en een<br />

autoreparatiebedrijf waren gevestigd, wordt de onderzoeksprioriteit bepaald door<br />

de wasserij. De verdachte deellocaties van de smederij en het autoreparatiebedrijf<br />

zullen bij het historisch onderzoek en het bodemonderzoek wel worden onderzocht,<br />

maar voor het bepalen van de onderzoeksprioriteit in eerste aanleg zijn zij niet van<br />

belang. Bij het prioriteren van locaties waarbij sprake kan zijn van meerdere<br />

activiteiten, moet het programma altijd zo zijn georganiseerd, dat de hoogst<br />

scorende activiteit ‘voorop’ komt te staan en als bepalend criterium bij de selectie<br />

kan worden gekozen. 5<br />

Per ubi-code is gekeken welke stoffen als gevolg van de activiteiten mogelijk in de<br />

bodem terecht zijn gekomen. Daartoe is een uitgebreide literatuurstudie naar<br />

bedrijfsprocessen uitgevoerd. Een overzicht van de geraadpleegde literatuur is<br />

opgenomen als bijlage 12. De verzamelde informatie is aangevuld en getoetst aan de<br />

hand van informatie uit de praktijk.<br />

27


28<br />

5.3.2<br />

Kans (g)<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

De tracers zijn de voor het productieproces kenmerkende stoffen, die als gevolg van<br />

de betreffende activiteit bij bodemonderzoek het meest waarschijnlijk in de bodem<br />

kunnen worden aangetroffen. Wanneer een tracer in de bodem wordt omgezet in<br />

een toxischer afbraakproduct, dan is deze toxischer metaboliet als vervanger van de<br />

tracer in de database opgenomen en in de formule meegewogen. In totaal zijn 166<br />

verschillende stoffen als tracer in de Kennisdatabank opgenomen.<br />

Niet alle stoffen zijn als tracer van een bepaalde activiteit even belangrijk. Daarom<br />

zijn per activiteit, voor zover aanwezig, ook de dominante tracers bepaald. Deze<br />

hebben in de uiteindelijke formule ter bepaling van de indicatieve prioriteit ook<br />

meer gewicht gekregen.<br />

Niet voor alle ubicodes konden de tracers worden bepaald. Daarbij kunnen drie<br />

groepen worden onderscheiden:<br />

De algemene ubi-codes, die met het oog op de conversie van in finabo gebruikte<br />

codes naar de ubi-code, in de lijst zijn opgenomen. De codes zijn te algemeen van<br />

aard om er stoffen aan te kunnen verbinden. Bij het toekennen van een ubi-code<br />

aan een activiteit moeten deze codes zoveel mogelijk worden gemeden. Het is beter<br />

dan verschillende deelactiviteiten te kiezen en deze met een ubi-code te benoemen.<br />

De ubi-codes voor stortplaatsen, dempingen, zellingen en ophogingen. Het bleek<br />

niet mogelijk om hiervoor karakteristieke tracers te benoemen. Omdat bekend is<br />

dat deze ubi-codes vaak wel een ernstige verontreiniging kunnen hebben<br />

veroorzaakt, moeten ze los van de uitkomsten van het ubi-<strong>model</strong> toch als potentieel<br />

ernstige locatie worden geselecteerd. Wellicht kunnen door nadere studie toch nog<br />

tracers worden bepaald.<br />

Een restcategorie van onbekende activiteiten (ubi-code: 9999..) en enkele activiteiten<br />

die nog niet zijn uitgezocht. Bij deze laatste ubi-codes gaat het overigens niet om<br />

activiteiten die op voorhand als potentieel ernstig vervuilend moeten worden<br />

beschouwd. Door middel van verdere studie kunnen deze ubi-codes mogelijk toch<br />

nader worden ingevuld.<br />

Een overzicht van de ubi-codes zonder tracers is opgenomen als bijlage 7<br />

De kans dat verontreinigende stoffen in de bodem terecht komen, is niet voor elke<br />

activiteit even groot. Verschillende factoren spelen daarbij een rol:<br />

De schaal (omvang) waarop de stoffen in het bedrijf worden gebruikt;<br />

De rol van de stoffen in het productieproces, als kostbaar eindproduct, afvalproduct<br />

of hulpstof;<br />

De kans op emissie van de stoffen naar de bodem.<br />

Deze factoren zijn samengenomen in de g-waarde of productieschaal. Het betreft<br />

een relatieve en geen absolute waarde, die als een extra factor in de formule voor<br />

het bepalen van de prioriteit wordt meegewogen. De g-waarde is in de formule voor<br />

het bepalen van de indicatieve prioriteit een belangrijke factor, omdat daarin de<br />

kans op het ontstaan van bodemverontreiniging per activiteit wordt uitgedrukt.<br />

De g-waarde is niet gebonden aan een bepaalde tracer, maar aan een activiteit als<br />

geheel. Per ubi-code is een g-waarde toegekend. De toegekende waarde varieert<br />

tussen 1000 en 5, zodat het maximale verschil dat een g-waarde in de formule kan<br />

uitdrukken een factor 200 bedraagt. Er worden zeven verschillende g-waarden<br />

gehanteerd, namelijk:<br />

1000 750 500 300 150 50 5<br />

Parameters van<br />

de stoffen<br />

5.4<br />

5.4.1<br />

Toxiciteit van de stof<br />

1<br />

2<br />

3<br />

1<br />

2<br />

3<br />

Bij de hoogste g-waarde 1000 is de kans op ernstige en omvangrijke bodemverontreiniging<br />

als gevolg van de activiteit met de genoemde tracers vrijwel<br />

maximaal, gezien de omvang van het gebruik en de rol die ze in het<br />

productieproces spelen. Bij activiteiten met de g-waarde 5 worden weliswaar tracers<br />

gebruikt, maar is de kans op bodemverontreiniging, gezien de kleine schaal waarop<br />

ze worden gebruikt en de rol binnen het productieproces, zeer klein. Van een geheel<br />

onverdachte activiteit kan echter niet worden gesproken. De overige g-waarden<br />

liggen tussen deze twee uitersten in. De g-waarde zegt dus niets over de toxiciteit<br />

van de tracers. De g-waarden zijn per activiteit bepaald aan de hand van<br />

bestudering van het productieproces en praktijkgegevens uit bodemonderzoeken.<br />

Het bodemvervuilende karakter van een stof wordt in principe door twee aspecten<br />

bepaald, namelijk de toxiciteit en de mobiliteit. Voor beide parameters is gezocht<br />

naar een zo goed mogelijke waarde, die in de formule voor het bepalen van de indicatieve<br />

prioriteit per ubi-code kan worden gebruikt.<br />

Er zijn verschillende manieren waarop de toxiciteit van een stof kan worden<br />

bepaald. Vaak wordt uitgegaan van arbo-normen of vergiftigingscijfers. Voorbeelden<br />

hiervan zijn de mac-waarden en de eg-klassegrenzen (r28=zeer giftig; r25=giftig;<br />

r22=schadelijk). In dit verband is gekozen voor de interventiewaarden uit de<br />

Leidraad Bodembescherming. De motivatie voor die keuze is drieledig:<br />

De interventiewaarde is specifiek gericht op de bodem en sluit dus goed aan bij het<br />

doel waarvoor het <strong>model</strong> is gemaakt;<br />

De interventiewaarde is kwantitatief en specifiek voor een bepaalde stof bepaald.<br />

Daarmee wordt het probleem van vervlakking, dat optreedt bij een indeling in<br />

klassen, voorkomen;<br />

De interventiewaarden zijn algemeen aanvaard in het beleidsveld bodemsanering<br />

en worden regelmatig door het rivm geactualiseerd.<br />

Een probleem is wel dat de interventiewaarden alleen voor de leidraadstoffen, een<br />

beperkt aantal stoffen, zijn berekend. Een flink aantal van de 166 stoffen die in de<br />

database als tracers aan een bepaald productieproces zijn verbonden, komen in de<br />

Leidraad niet voor. Er kunnen zich derhalve de volgende situaties voordoen:<br />

Een tracer komt voor als leidraadstof in de circulaire Leidraad Bodembescherming;<br />

Een tracer komt niet voor als leidraadstof, maar komt wat betreft stofeigenschappen<br />

overeen met een specifieke leidraadstof;<br />

Een tracer komt niet voor als leidraadstof en komt wat betreft stofeigenschappen<br />

ook niet overeen met een leidraadstof.<br />

Met betrekking tot de toepassing van de tracers in de formule, is per situatie als<br />

volgt gehandeld:<br />

Ad 1<br />

De tracer komt voor als leidraadstof en dus kan de interventiewaarde direct worden<br />

gebruikt in de formule voor de prioriteitsberekening;<br />

Ad 2<br />

De tracer komt niet voor als leidraadstof. Van de tracer is vervolgens de chemische<br />

textuur bepaald en vastgesteld of een leidraadstof, wat betreft stofeigenschappen,<br />

overeenkomt met de tracer. Wanneer een leidraadstof overeenkwam met de tracer,<br />

is in de formule de interventiewaarde van deze leidraadstof gebruikt. Wanneer<br />

meerdere leidraadstoffen met de chemische textuur van de tracer overeenkomen, is<br />

voor de meest kritische stof gekozen.<br />

Ad 3<br />

Wanneer er geen leidraadstof werd gevonden die qua chemische textuur<br />

overeenkwam met de tracer, is de tracer niet meegewogen in de formule voor de<br />

29


30<br />

5.4.2<br />

Mobiliteit<br />

Indicatieve prioriteit 5.5<br />

per <strong>UBI</strong>-code<br />

5.5.1<br />

De formule<br />

•<br />

•<br />

risicoberekening. Overigens was dit maar bij twee tracers het geval, namelijk voor<br />

aceton en glycerol.<br />

Een overzicht van de tracers die in de Kennisdatabank voorkomen en de koppeling<br />

met de leidraadstoffen, is als bijlage 8 opgenomen in dit rapport.<br />

Naast de toxiciteit van de stof, wordt ook de mobiliteit van de stof geacht een rol te<br />

spelen bij het beoordelen van het bodemvervuilende karakter van een stof. Over<br />

mobiliteit wordt echter verschillend gedacht. Met name in oudere studies wordt<br />

mobiliteit nog als een positief gegeven gewaardeerd. Immers door het verspreiden<br />

van vooral oudere verontreinigingen als gevolg van de mobiliteit van de stoffen, zou<br />

de verontreiniging mogelijk niet meer aanwezig zijn en in ieder geval in verdunde<br />

vorm en dus minder urgent. Een voorbeeld van deze benadering is de studie van<br />

Nieuwkoop (zie 5.7.1). Anderzijds wordt het verspreiden van de verontreiniging over<br />

een groter gebied momenteel toch meestal als een negatief gegeven beschouwt.<br />

Een groter gebied raakt met de stoffen verontreinigd en met name de verspreiding<br />

in het grondwater is ongewenst.<br />

Los van dit verschil in waardering, wordt mobiliteit algemeen als een factor van<br />

belang gezien bij het beoordelen van het bodemvervuilende karakter van stoffen.<br />

Aanvankelijk waren in het ubi-<strong>model</strong> voor het bepalen van de mobiliteit van een<br />

stof de constante van Henry en de log Koc genomen. Deze bleken echter voor een<br />

groot aantal tracers niet bekend en wanneer wel bekend niet eenduidig te bepalen.<br />

Vervolgens werd gekozen voor het oplosbaarheidcijfer S in mg stof/liter water, dat<br />

ook in het sus-<strong>model</strong> wordt gebruikt (zie hierna in 5.7.3). De oplosbaarheid van een<br />

stof is echter, zeker voor metalen, sterk afhankelijk van de Ph-waarde (zuurgraad)<br />

van de grond ter plaatse en daarmee dus eigenlijk een padafhankelijk gegeven.<br />

Tevens bleek bij de eerste test met de formule, dat het toevoegen van de<br />

oplosbaarheidcijfers aan de formule in combinatie met de interventiewaarde,<br />

nauwelijks verschillen te weeg bracht in de onderlinge rangorde naar prioriteit<br />

tussen de ubi-codes. Daarom is besloten de mobiliteit verder als aparte parameter in<br />

de formule buiten beschouwing te laten. Bovendien is bij de berekening van de<br />

interventiewaarden in de Leidraad bodembescherming ook al rekening gehouden<br />

met mobiliteitsaspecten. Impliciet weegt de mobiliteit dus toch nog mee in de<br />

formule.<br />

De formule drukt simpelweg het volgende uit: Risico = toxiciteit * trefkans. In de<br />

formule zijn de volgende parameters meegenomen:<br />

Toxiciteit, uitgedrukt in de interventiewaarden van de Leidraad bodembescherming;<br />

Kans, uitgedrukt in een g-waarde.<br />

Van de toxiciteit gepresenteerd door de interventiewaarden, zijn de reciprocewaarden<br />

genomen. Hierdoor krijgt een lage interventiewaarde een hoge score en<br />

andersom. Dit is ook de bedoeling, immers een stof met een interventiewaarde van<br />

1 is giftiger dan een stof met een interventiewaarde van 40.<br />

De reciprocewaarden van de interventiewaarden variëren tussen 0,0013 en 1000.<br />

Aangezien de range zo groot is, is het beter om met logaritmes te werken.<br />

Uitkomsten kleiner dan 1 krijgen met een logaritme echter een negatieve waarde.<br />

Omdat dit het rekenwerk onnodig bemoeilijkt, wordt de reciproce van de<br />

interventiewaarden met duizend vermenigvuldigd, alvorens de natuurlijke<br />

logaritme (Ln) wordt toegepast. Rekenkundig gebeurt dus het volgende:<br />

Ln(1000/I-waarde)<br />

Omdat aan een ubi-code meestal meerdere tracers zijn verbonden, worden de afzonderlijke<br />

toxiciteitsgegevens gesommeerd: Ln(1000/I-waarde).<br />

nsx = g/100 * Ln ((1000/i-waarde)*(2 indien dominant))<br />

nsx: Indicatieve prioriteit<br />

g: Kans<br />

i-waarde: Interventiewaarde Leidraad Bodembescherming<br />

Aansluiting bij de<br />

monitoringsoperatie<br />

5.6<br />

1<br />

2<br />

3<br />

Bovendien is per ubi-code ook aangegeven welke tracers dominant zijn. ‘Dominant’<br />

betekent, dat deze tracers relatief een groot aandeel hebben binnen de<br />

desbetreffende bedrijfsactiviteit. Zo zijn bijvoorbeeld bij een meubelfabriek de<br />

tracers trichloorethaan en tolueen dominant en aniline niet. De dominante tracers<br />

tellen twee keer mee in de rekenkundige bewerking: Ln ((1000/I-waarde)*(2<br />

indien dominant))<br />

Tot slot wordt het geheel vermenigvuldigd met de kans (g)/100. De productieschaal<br />

wordt door 100 gedeeld, omdat anders wederom erg grote getallen ontstaan.<br />

De volledige formule luidt dan:<br />

De uitkomsten van de formule kunnen in de Kennisdatabank per ubi-code worden<br />

afgelezen.<br />

Het ubi-<strong>model</strong> heeft de nodige raakvlakken met twee projecten uit het uitvoeringsprogramma<br />

bever, de beleidsvernieuwing bodemsanering. Het betreft de projecten<br />

Landsdekkend Beeld 2005 (c-7) en Monitoring Bodemsanering (c-2). In beide<br />

projecten speelt het inventariseren, prioriteren en onderzoeken van potentieel<br />

vervuilde locaties een belangrijke rol. Met name in de rapportage over de<br />

monitoring worden enkele uitspraken gedaan, definities genoemd die te maken<br />

hebben met het prioriteren van te onderzoeken locaties. In deze subparagraaf zal<br />

kort een vergelijking worden gemaakt tussen de voor de ubi-methode gekozen opzet<br />

en de in de rapportage van het Monitorings-project gemaakte indeling.<br />

In de rapportage Implementatie Monitoring Bodemsanering: Van start met<br />

indicatoren en gegevens (30-12-1999), worden locaties die verdacht worden van de<br />

aanwezigheid van bodemverontreiniging omschreven als, locaties waarbij op grond<br />

van de beschikbare informatie het vermoeden bestaat dat er bodemverontreiniging<br />

aanwezig is, zonder dat dit door middel van bodemonderzoek daadwerkelijk is<br />

vastgesteld. In de praktijk zullen dit de bestanden met potentieel vervuilde locaties<br />

(de pvl’s) zijn, die in de meeste provincies door inventarisaties van hinderwetarchieven<br />

en archieven Kamers van Koophandel zijn verkregen. Daarnaast vallen<br />

hieronder ook de vele meldingen die door gemeenten en particulieren in de loop<br />

der jaren zijn gedaan inzake door hen geconstateerde mogelijke gevallen, maar<br />

waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd.<br />

Vervolgens wordt binnen de verzameling verdachte locaties een onderscheid<br />

gemaakt in drie verschillende categorieën:<br />

Potentieel verontreinigde locaties;<br />

Potentieel ernstige locaties;<br />

Potentieel urgente locaties.<br />

De verschillende categorieën sluiten elkaar uit. Het onderscheid tussen de<br />

categorieën wordt echter niet op eenduidige gronden gemaakt. De eerste groep met<br />

potentieel verontreinigde locaties wordt omschreven als een verzamelvijver met<br />

voormalige en huidige bedrijfsterreinen, dempingen etc, waarvan enkele<br />

kerngegevens bekend zijn, die nog niet gescreend zijn. De tweede groep van<br />

potentieel ernstige locaties is al wel gescreend. Locaties van voor 1987 zitten hier<br />

niet meer in, de adresgegevens zijn gecontroleerd en kleinschalige activiteiten met<br />

een geringe kans op bodemverontreiniging zijn er uit gehaald. De categorie van<br />

urgente locaties bevat de locaties waar activiteiten met een grote kans op<br />

31


32<br />

Indeling klassen<br />

klasse nsx-score omschrijving<br />

klasse 8 999 < 500 Potentieel ernstig verontreinigd<br />

klasse 7 499 < 300 Potentieel ernstig verontreinigd<br />

klasse 6 299 < 200 Potentieel ernstig verontreinigd<br />

klasse 5 199 < 100 Potentieel ernstig verontreinigd<br />

klasse 4 99 < 50 Potentieel verontreinigd<br />

klasse 3 49 < 10 Potentieel verontreinigd<br />

klasse 2 9 < 1 Potentieel verontreinigd<br />

klasse 1 0,99 < 0,00 Potentieel verontreinigd<br />

•<br />

•<br />

bodemverontreiniging hebben plaats gevonden en die gezien hun ligging<br />

(pad en object) in aanmerking komen voor een snelle aanpak.<br />

De grenzen tussen de verschillende categorieën worden bepaald door slimme<br />

methodes en lerende trajecten, waarbij ervaringsgegevens worden teruggekoppeld<br />

naar de theoretische indeling. Locaties kunnen ook van de ene categorie degraderen<br />

of promoveren naar een andere. De indeling tussen de verschillende categorieën<br />

roept nog wel de nodige vraagtekens op en zal door de verschillende provincies en<br />

gemeenten nog nader moeten worden ingevuld.<br />

Prioriteit gezien de kans op en de ernst en omvang van mogelijke bodemverontreiniging,<br />

zoals bijvoorbeeld bepaald in de ubi-methode, is een van de bepalende<br />

factoren bij de indeling van de verschillende categorieën bij de monitoring, maar<br />

niet de enige. De genoemde ‘kleinschalige activiteiten’ en ‘de bekende gevallen,<br />

zoals autospuiterijen’ duiden op een dergelijke weging. Bij de weging van<br />

activiteiten en locaties op dergelijke gronden, kan het ubi-<strong>model</strong> als slimme<br />

methode goed worden gebruikt. De methode geeft immers aan wat de indicatieve<br />

prioriteit is van een bepaalde activiteit met het oog op de kans en aard van een<br />

mogelijke bodemverontreiniging.<br />

Hoe de uitkomsten van het ubi-<strong>model</strong> kunnen worden gelegd op de in de<br />

monitoringsoperatie voorgestelde indeling, is geen direct te beantwoorden vraag.<br />

Het ubi-<strong>model</strong> geeft als uitkomst een doorlopende cijferlijst, waarin de<br />

verschillende activiteiten onderling zijn gerangschikt. Om de activiteiten op de<br />

ranglijst vervolgens in de drie categorieën te verdelen (potentieel verontreinigd,<br />

potentieel ernstig, potentieel urgent) zullen op bepaalde punten in de lijst strepen<br />

moeten worden gezet. Waar de strepen precies worden gezet moet nader worden<br />

bepaald en valt buiten het kader van dit project. Bij het trekken van de strepen gaat<br />

het immers niet meer alleen om activiteiten, maar om locaties en dus ook om paden<br />

objectgegevens, ligging in statische en dynamische gegevens en de<br />

betrouwbaarheid van de bronnen waarop de vermelding als potentieel verdachte<br />

locatie is gebaseerd (Kamer van Koophandel of Hinderwet). Dat zijn parameters die<br />

hier buiten beschouwing zijn gebleven, maar wel als aanvulling op de uitkomsten<br />

van het ubi-<strong>model</strong> moeten worden toegepast.<br />

In het kader van het pilot-project Landsdekkend Beeld 2005 in de provincie<br />

Zuid-Holland (Bodem in Beeld), is een indeling gemaakt, die aansluit op de in de<br />

monitoringsoperatie voorgestelde indeling. Daarbij is een tweevoudig onderscheid<br />

voorgesteld, namelijk:<br />

Een onderscheid tussen potentieel ernstig en potentieel verontreinigd. De streep<br />

tussen beide categorieën is getrokken bij de nsx-score 100;<br />

Binnen de categorieën potentieel ernstig en potentieel verontreinigd een indeling<br />

in elk vier klassen.<br />

De indeling ziet er als volgt uit:<br />

Uitbijters<br />

5.7.1<br />

Uitbijters door hoge<br />

interventiewaarden metalen<br />

Uitbijters zware metalen<br />

5.7<br />

ubi-code Omschrijving nsx-score klasse<br />

27433 primaire zinkfabriek 308 7<br />

241214 tinwitmolen 187 5<br />

241211 loodwitmolen 114 5<br />

241213 zinkwitmolen 111 4<br />

Aan de indeling ligt geen berekening of formule ten grondslag. Er is met een open<br />

oog naar de volgorde in de rangschikking gekeken en daarbij is op enkele logische<br />

punten een streep getrokken. De meest kritische streep is die tussen de potentieel<br />

ernstige en de potentieel verontreinigde gevallen. De verdere klassenindeling is<br />

aangebracht om het absolute karakter van de scheiding tussen potentieel ernstig en<br />

potentieel verontreinigd te verzachten. De klassen 4 en 5 zouden als een soort van<br />

promotie-/degradatieklasse kunnen worden beschouwd. Ervaringscijfers moeten<br />

uitwijzen of de "streep" bij de nsx-100score een juiste keuze blijkt te zijn, of dat de<br />

lat lager of juist hoger moet worden gelegd.<br />

Door het aanbrengen van de klassenindeling is het ook mogelijk binnen de categorieën<br />

potentieel ernstig en potentieel verontreinigd nog een verdeling te maken.<br />

Onbekend is namelijk nog hoeveel, gerekend in aantallen te onderzoeken locaties,<br />

potentieel ernstige gevallen er zullen zijn. Mogelijk is het aantal veel te groot om<br />

binnen de gestelde termijn (2005) in eerste aanleg te onderzoeken. Aan de hand van<br />

de klassenindeling kan dan een verdere selectie worden gemaakt. Andersom is het<br />

ook mogelijk om bijvoorbeeld locaties uit klasse 4 alsnog ook voor 2005 te gaan<br />

onderzoeken.<br />

De gemaakte indeling en de grens tussen potentieel ernstig en potentieel<br />

verontreinigd moeten worden getoetst. Aan de hand van praktijkgegevens zal<br />

moeten worden getest of de indeling juist is, of dat de grens zal moeten worden verlegd.<br />

De in de monitoringsoperatie gevraagde indeling naar potentiële urgentie kan<br />

niet alleen aan de hand van brongegevens worden gemaakt. Daarvoor zijn meer<br />

parameters vereist, zoals de ligging van de locatie, het huidige gebruik, de grondsoort<br />

en ruimtelijke plannen. Die indeling valt buiten het bereik van dit project.<br />

Wanneer de uitkomsten van de formule worden bekeken, zijn enkele uitbijters aan<br />

te wijzen. Uitbijters zijn potentieel bodemvervuilende activiteiten (ubi-codes) die, na<br />

uitvoering van de berekening volgens de beschreven formule, te laag in de rangschikking<br />

staan. Het betreft activiteiten waarbij de tracers alleen uit zware metalen<br />

bestaan. De metalen hebben in de Leidraad Bodembescherming relatief hoge<br />

interventiewaarden gekregen en scoren daardoor in het ubi-<strong>model</strong> laag.<br />

Van meerdere van deze activiteiten is echter bekend dat zij toch zeer ernstige<br />

gevallen van bodemverontreiniging kunnen veroorzaken. Bovendien wordt bij deze<br />

activiteiten op grote schaal gebruik gemaakt van zouten, die mogelijk (veel)<br />

toxischer zijn dan de oorspronkelijke metalen en ook een veel groter verspreidingsrisico<br />

impliceren.<br />

Enkele voorbeelden van uitbijters die worden veroorzaakt doordat eigenlijk alleen<br />

zware metalen als tracer worden genoemd, zijn de volgende:<br />

Van de loodwitmolen is bekend, dat deze zeer ernstige gevallen van bodemverontreiniging<br />

kan hebben veroorzaakt. Doordat de tracer lood een hoge<br />

33


34<br />

5.7.2<br />

Stortplaatsen, dempingen,<br />

ophogingen<br />

Indeling stortplaatsen<br />

Potentieel ernstig Potentieel verontreinigd<br />

interventiewaarde heeft, scoort de activiteit relatief te laag. Dit probleem wordt in<br />

de eerste plaats veroorzaakt door het typische productieproces waarbij mest werd<br />

gebruikt, die nadien weer over de naburige landerijen werd verspreid en tot<br />

plaatselijk enorme concentraties lood in de bodem kan hebben geleid. In de tweede<br />

plaats is loodwit eigenlijk niet lood, maar PbCo 3 . Pb(OH) 2 (vermoedelijk toxischer<br />

dan lood), waarvoor in de Leidraad geen equivalent aanwezig is. Bij de bereiding van<br />

loodwit werd veel loodacetaat uitgespoeld, hetgeen feitelijk mobiel lood is, omdat<br />

door het bufferend vermogen van de bodem het lood uiteindelijk neerslaat. In feite<br />

lijkt de activiteit dus op een galvaniseerinrichting, waar ook lood op een dergelijke<br />

manier wordt toegepast. Een galvaniseerbedrijf scoort hoger, niet zozeer op de metalen,<br />

maar op de gebruikte ontvetters.<br />

Een zelfde soort redenering gaat op voor de andere genoemde activiteiten, waarbij<br />

de primaire zinkfabriek uiteraard nog wel hoog scoort, maar eigenlijk in de<br />

allerhoogste regionen thuis zou moeten horen. Zeker gezien de verontreiniging die<br />

op en in de wijde omgeving van de primaire zinkfabriek in Budel is ontstaan.<br />

De uitkomst van het ubi-<strong>model</strong> is door een aantal experts beoordeeld. Uit die<br />

beoordeling zijn nog enkele uitbijters naar voren gekomen (zie bijlage 11). In de<br />

beheersfase van het ubi-<strong>model</strong> (zie hoofdstuk 6) zal naar deze ubi’s nog nader studie<br />

worden verricht en zal worden geprobeerd aan de hand van ervaringsgegevens het<br />

<strong>model</strong> verder te ijken.<br />

Een categorie waar moeilijk bepaalde tracers aan kunnen worden gekoppeld, vormen<br />

de stortplaatsen, dempingen en erfverhardingen met diverse materialen.<br />

Daardoor kunnen ze ook niet van een specifieke nsx-score worden voorzien.<br />

Anderzijds is bekend dat veel stortplaatsen wel degelijk een ernstig geval van<br />

bodemverontreiniging kunnen vormen. In het Wbb-bestand van de provincie<br />

Zuid-Holland heeft bijvoorbeeld 61% van de vermeldingen te maken met een<br />

stortplaats, demping of erfverharding als bron van de verontreiniging. Om deze<br />

belangrijke categorie bij de prioritering niet tussen de wal en het schip te laten<br />

verdwijnen, is een methode bedacht om ze toch via het <strong>model</strong> te prioriteren.<br />

In de eerste plaats is op grond van literatuurstudie, beschikbare rapportages en<br />

gegevens uit de beschikbare finabo-bestanden, een globale indeling gemaakt tussen<br />

potentieel ernstig verontreinigde en potentieel verontreinigde stortplaatsen.<br />

De indeling is in onderstaande tabel opgenomen.<br />

Baggerspecie Agrarisch afval en/of takkenbossen<br />

Bouw- en of sloopafval Faecaliën<br />

Chemisch afval Grond<br />

Industrieel- en/of bedrijfsafval Huishoudelijk afval<br />

Kolengruis en/of sintels Houtafval<br />

Ongespecificeerd Lompen<br />

Rioolslib Veegvuil<br />

Shredder<br />

Slakken<br />

Zinkassen<br />

nsx-scores stortplaatsen c.a.<br />

Om de stortplaatsen, erfverhardingen, dempingen e.d. toch gewoon in het ubi<strong>model</strong><br />

te laten meelopen, zijn aan de Kennisdatabank twee ‘stoffen’ toegevoegd,<br />

namelijk ‘stort’ en ‘stort niet ernstig’. Aan ‘stort’ is een interventiewaarde van<br />

4E-15 toegekend en aan ‘stort-niet ernstig’ een interventiewaarde van 6,7. Aan de<br />

verschillende ubi-codes zijn vervolgens g-waarden toegekend, waarna een<br />

berekening met de formule het volgende beeld geeft:<br />

omschrijving stof g-waarde nsx klasse<br />

Stortplaats pot. ernstig stort 100 400 8<br />

Demping pot. ernstig stort 80 200 6<br />

Ophooglaag pot. ernstig stort 80 200 6<br />

Zelling pot. ernstig stort 80 200 6<br />

Erfverharding pot. ernstig stort 80 200 6<br />

Stortplaats pot. verontreinigd stort n.e. 100 50 4<br />

Demping pot. verontreinigd stort n.e. 80 25 3<br />

Ophooglaag pot. verontreinigd stort n.e. 80 25 3<br />

Zelling pot. verontreinigd stort n.e. 80 25 3<br />

Erfverharding pot. verontreinigd stort n.e. 80 25 3<br />

5.7.3<br />

Algemene uitbijters<br />

en overige activiteiten<br />

Toetsing van het<br />

<strong>model</strong> en de<br />

uitkomsten<br />

5.8<br />

5.8.1<br />

Vergelijking met Wbb-bestand<br />

Zuid-Holland<br />

Op grond van deze rekenkundige exercitie komen de verschillende soorten stortplaatsen,<br />

dempingen, ophooglagen, erfverhardingen en zellingen toch op de plaats<br />

terecht waar ze, gezien de ervaringsgegevens, thuishoren en lopen ze mee in de<br />

prioritering van de potentieel verdachte locaties. Wellicht kan in de beheersfase van<br />

het ubi-<strong>model</strong> nog aan een verdere verbetering van de indeling worden gewerkt en<br />

kunnen dan alsnog echte tracers worden toegevoegd.<br />

Een laatste groep van uitbijters wordt gevormd door de activiteiten met een<br />

dusdanig algemeen karakter, dat daaraan geen tracers konden worden gekoppeld.<br />

Het betreft bijvoorbeeld de omschrijvingen als ‘metaalindustrie algemeen’,<br />

‘groothandel’ en dergelijke. De specifieke aard van de activiteiten is onbekend en<br />

dus is het onmogelijk om deze activiteiten te prioriteren. Een overzicht van deze<br />

ubi-codes en activiteiten is opgenomen als bijlage 7.<br />

Tenslotte is er een aantal activiteiten waarvan de aard van de bezigheden en de<br />

gebruikte stoffen onbekend zijn. Ook deze konden daardoor niet van een score worden<br />

voorzien. In de beheersfase van het ubi-<strong>model</strong> zal verder onderzoek naar deze<br />

activiteiten worden gedaan, zodat ze dan alsnog van tracers en een g-waarde kunnen<br />

worden voorzien en in de prioritering kunnen worden meegenomen. Een<br />

overzicht van deze activiteiten is eveneens in bijlage 7 opgenomen.<br />

De werking van het <strong>model</strong> en de uitkomsten zijn op twee manieren getoetst. In de<br />

eerste plaats is een vergelijking gemaakt tussen de nsx-scores uit het ubi-<strong>model</strong> en<br />

de kwalificaties die in het Wbb-bestand van Zuid-Holland aan gevallen van<br />

bodemverontreiniging met vergelijkbare activiteiten zijn gegeven. In de tweede<br />

plaats zijn het <strong>model</strong> en de uitkomsten voorgelegd aan een aantal deskundigen, die<br />

over ruime ervaring op het gebied van bodemsanering beschikken.<br />

In de provincie Zuid-Holland zijn de ubi-codes al gekoppeld aan de locaties die<br />

voorkomen in het Wbb-bestand van de provincie. Op basis van de ubi-codes kon een<br />

vergelijking worden gemaakt tussen de in het ubi-<strong>model</strong> aan bepaalde activiteiten<br />

toegekende nsx-scores en de in het Wbb-bestand opgenomen praktijkgegevens.<br />

35


36<br />

5.8.2<br />

Toetsing door deskundigen<br />

Vergelijking met 5.9<br />

andere <strong>model</strong>len<br />

5.9.1<br />

Nieuwkoop<br />

Uitgangspunt daarbij was vooral het toetsen van de streep bij nsx-score 100 tussen<br />

de potentieel ernstige activiteiten en de potentieel verontreinigende activiteiten.<br />

De kwalificatie uit het ubi-<strong>model</strong> potentieel ernstig verontreinigd (nsx(100) werd daarbij<br />

gelijkgesteld aan de kwalificaties urgent en ernstig in het Wbb-bestand.<br />

De kwalificatie potentieel verontreinigd uit het ubi-<strong>model</strong> werd gelijkgesteld aan de<br />

kwalificatie niet-ernstig uit het Wbb-bestand.<br />

Uit de vergelijking bleek, dat de uitkomsten van het ubi-<strong>model</strong> op het punt van het<br />

onderscheid tussen potentieel verontreinigd en potentieel ernstig verontreinigd<br />

meer dan goed overeenstemmen met wat in de praktijk uit de bodemonderzoeksgegevens<br />

naar voren komt. Slechts bij 3% van de Wbb-locaties bleek dat er in de<br />

praktijk sprake was van een ernstig of urgent geval, terwijl op grond van het<br />

ubi-<strong>model</strong> slechts een niet-ernstig geval (potentieel verontreinigd) mocht worden<br />

verwacht. Andersom bleek in 12% van de gevallen in het Wbb-bestand sprake te zijn<br />

van een niet-ernstig geval, terwijl het ubi-<strong>model</strong> een potentieel ernstig geval had<br />

voorspeld. Dit laatste verschil is echter niet erg relevant, omdat het verschil met<br />

name wordt veroorzaakt door het grote aantal benzineservicestations in het Wbbbestand,<br />

die door het ubi-<strong>model</strong> terecht als potentieel ernstig worden beschouwd,<br />

maar waarbij in de praktijk voor ongeveer 10% geen sprake blijkt te zijn van een<br />

ernstig of urgent geval. Toekenning van een score op basis van 90% van de gevallen,<br />

is echter meer dan te rechtvaardigen. De uitkomsten van de toets zijn in meer<br />

uitgewerkte vorm opgenomen in bijlage 10.<br />

Het was aanvankelijk de bedoeling om het ubi-<strong>model</strong> en de uitkomsten daarvan te<br />

laten toetsen door de Werkgroep Urgentie & Interventiewaarden (ui). In de praktijk<br />

bleek dit echter op korte termijn moeilijk te realiseren. Daarom zijn enkele leden<br />

van de ui gevraagd om de beoordeling op persoonlijke titel uit te voeren.<br />

De uitkomsten daarvan zijn opgenomen in bijlage 11.<br />

In algemene zin konden de geraadpleegde deskundigen zich vinden in de opzet van<br />

de formule en de parameters die voor het bepalen van het bodemvervuilende<br />

karakter van de activiteiten waren gekozen. Vragen werden vooral gesteld over de<br />

vertaling van de tracers naar leidraadstoffen, de mogelijkheden tot een verdere<br />

verfijning van het <strong>model</strong> en een mogelijke verdere koppeling met pad en objectgegevens.<br />

Daarnaast werden bij ongeveer dertig ubi-codes vraagtekens gezet met<br />

betrekking tot de genoemde tracers en de (te lage) plaats van de ubi-code op de<br />

ranglijst. De meeste opmerkingen waren gebaseerd op de praktijkervaringen van de<br />

deskundigen met het onderzoek naar en de sanering van bepaalde activiteiten.<br />

Veel van de opmerkingen zijn direct in de Kennisdatabank verwerkt. Naar<br />

aanleiding van de opmerkingen zal naar enkele ubi-codes nog nadere studie<br />

worden verricht. De uitkomsten van de toets door de deskundigen zijn verder<br />

uitgewerkt in bijlage 11.<br />

Door Jurgen Nieuwkoop is als promotieonderzoek aan de Technische Universiteit<br />

van Eindhoven, in 1993 een systematiek ontwikkeld voor het bepalen van de<br />

indicatieve prioriteit van potentieel vervuilde voormalige bedrijfsterreinen. In dat<br />

kader zijn door hem 96 afdelingen en groepen (twee- en driecijferig sbi’s)<br />

onderzocht op hun potentieel bodemvervuilende karakter. Voor het bepalen van de<br />

prioriteitsscore wordt door Nieuwkoop ongeveer dezelfde insteek gekozen als in de<br />

ubi-methode.<br />

5.9.2<br />

tauw/bsb-systematiek<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

Voor het bepalen van de indicatieve prioriteit gebruikt Nieuwkoop de volgende<br />

parameters:<br />

De toxiciteit van de gebruikte stoffen;<br />

De persistentie c.q. mobiliteit van de stoffen;<br />

Het stofaandeel van een stof in het productieproces;<br />

De kans op emissie naar de bodem;<br />

De gemiddelde bedrijfsgrootte;<br />

De gemiddelde levensduur van een bedrijf.<br />

De eerste twee factoren worden ook in het ubi-<strong>model</strong> meegenomen. De kans op<br />

emissie naar de bodem en de gemiddelde bedrijfsgrootte zijn meegewogen in de<br />

g-waarde en voor een groot deel ook opgenomen in de toekenning van de separate<br />

ubi-codes. Het individuele aandeel van een stof in de afzonderlijke productieprocessen<br />

is niet uitgezocht. Wel is het belang van een stof meegewogen in de keuze<br />

van de tracers, omdat alleen de belangrijkste stoffen als tracers zijn opgenomen.<br />

De gemiddelde levensduur is nogal een arbitrair gegeven, want betrouwbare<br />

gegevens voor het bepalen hiervan ontbreken, zeker wanneer de activiteiten meer<br />

op detailniveau moeten worden beschouwd.<br />

Het aantal door Nieuwkoop beschouwde categorieën is beperkt. Veel activiteiten<br />

blijven buiten beschouwing en de productieprocessen worden veelal naar algemene<br />

stofcategorieën vertaald. In algemeen termen komt de strekking van het <strong>model</strong><br />

echter overeen met het ubi-<strong>model</strong>. Opvallend is trouwens dat mobiliteit in het<br />

<strong>model</strong> van Nieuwkoop anders wordt gewaardeerd, namelijk als een positieve<br />

waarde. Hoe mobieler de stoffen, des te lager de uiteindelijke prioriteit.<br />

In opdracht van de Commissie bodemsanering van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen,<br />

heeft tauw in 1987 een methodiek ontwikkeld voor het bepalen van een<br />

onderzoeksprioriteit per bedrijf. Er heeft een uitgebreide vergelijking plaats gevonden<br />

tussen de ubi-methode en de tauw/bsb-systematiek, omdat deze methode een<br />

vrij uitgebreide toepassing heeft gekregen. Voor het uitvoeren van de vergelijking is<br />

gebruik gemaakt van de documentatie die aan het tauw/bsb-systeem ten grondslag<br />

ligt en de ervaringen die ReGister in de praktijk heeft opgedaan met het <strong>model</strong> in<br />

de provincie Gelderland. Een uitgebreid verslag van de vergelijking is als bijlage 9 in<br />

het rapport opgenomen. Hier wordt met een samenvatting volstaan.<br />

Bij de bepaling van de prioriteitsscore wordt in de tauw/bsb-systematiek gekeken<br />

naar twee elementen die samen de bronscore van de potentiële verontreiniging van<br />

de grond op het bedrijfsterrein bepalen, namelijk de toxiciteit en mobiliteit van de<br />

stofgroepen en de kans op het ontstaan van de verontreiniging.<br />

Per activiteit zijn maximaal twee stofgroepen bepaald die mogelijk de grond hebben<br />

verontreinigd en één stofgroep voor het grondwater. Deze stofgroepen zijn<br />

ingedeeld in risicoklassen op basis van toxiciteit en mobiliteit. De kans op<br />

bodemverontreiniging wordt bepaald op grond van de datum van vestiging van het<br />

bedrijf en de duur van de periode waarin het bedrijf op de locatie gevestigd was.<br />

Op grond van deze factoren wordt de bronscore bepaald. Door tauw zijn in een<br />

verdere uitbreiding van het <strong>model</strong> ook methodes voor het bepalen van een pad- en<br />

een objectscore aangebracht.<br />

Het bepalen van de tracers per activiteit is in de tauw/bsb-systematiek gebeurd op<br />

het niveau van de stofgroep. De toxiciteit is niet afzonderlijk per stof bepaald, maar<br />

door middel van een indeling in maximaal drie klassen. Ook de mobiliteit is via een<br />

indeling in drie klassen vastgesteld. Bovendien worden maximaal drie stofgroepen<br />

meegewogen. Het <strong>model</strong> gaat op dit punt belangrijk grover te werk dan de<br />

ubi-systematiek.<br />

37


38<br />

5.9.3<br />

De iwaco-systematiek<br />

indeling bepalende factoren iwaco<br />

De datum en duur van vestiging van een bedrijf op de locatie, bepalen de kans dat<br />

bodemverontreiniging is ontstaan. Het tauw-<strong>model</strong> spreekt niet over het<br />

prioriteren van activiteiten, maar van bedrijven. Het <strong>model</strong> is namelijk specifiek<br />

gericht op het prioriteren van de zogenaamde Kamer van Koophandel-bestanden<br />

met gegevens over bedrijven met bepaalde hoofdactiviteiten. Aan deze dossiers<br />

worden gegevens ontleend over vestigingsdata en -duur. Los van de vraag over de<br />

waarde van dergelijke bestanden en de betrouwbaarheid van de gegevens daarin,<br />

vormt dit een wezenlijk verschil met de ubi-systematiek, die immers gericht is op<br />

activiteiten en niet op de datum van vestiging of de vestigingsduur van een<br />

specifiek bedrijf.<br />

Door iwaco zijn enkele prioriterings<strong>model</strong>len ontwikkeld, waarmee ook potentieel<br />

verdacht locaties van een onderzoeksprioriteit kunnen worden voorzien. Er is<br />

sprake van een oudere systematiek en een recente, nieuwe systematiek, die hierna<br />

beide kort zullen worden besproken.<br />

iwaco-<strong>model</strong> oud<br />

Ook het prioriterings<strong>model</strong> dat door iwaco in opdracht van de provincie<br />

Groningen is ontwikkeld, is specifiek gericht op het prioriteren van Kamer van<br />

Koophandelbestanden. Het <strong>model</strong> gaat uit van het prioriteren van bedrijven en niet<br />

van locaties, net als in de tauw-systematiek. In het <strong>model</strong> worden twee stappen<br />

gehanteerd, namelijk eerst een indeling in vier risicoklassen en vervolgens binnen<br />

risicoklasse 1 nog een nadere indeling in vijf categorieën. De indeling is als volgt:<br />

iwaco risico-indeling<br />

Risicoklassen Omschrijving Categorie<br />

1 Groot risico I<br />

II<br />

III<br />

IV<br />

V<br />

2 Matig risico<br />

3 Klein risico<br />

4 Geen risico<br />

Van de bedrijfstakken die in risicoklasse 1 vallen is de potentiële risicoscore berekend<br />

aan de hand van de formule kans x ernst, waarna op grond van de uitkomsten<br />

dus een verdere onderverdeling is gemaakt in vijf categorieën. Als parameters voor<br />

het berekenen van de kans zijn de volgende ingrediënten gebruikt:<br />

procesgebonden factoren verontreinigende activiteiten bedrijfsvoering<br />

aard gebruikte stoffen directe bodemverontreiniging doel van de bedrijfsvoering<br />

gebruik van de stoffen indirecte bodemverontreiniging startjaar<br />

plaats van het proces kans op calamiteiten bedrijfsduur<br />

bedrijfsgrootte<br />

Voor het berekenen van de factor ernst zijn per stof de volgende parameters<br />

gehanteerd:<br />

factoren voor ernst iwaco<br />

gevaar volksgezondheid gevaar milieu verspreiding in het milieu<br />

acute risico’s van de stoffen toxiciteit voor het biotische milieu persistentie<br />

bio-accumulatie<br />

oplosbaarheid<br />

5.9.4<br />

sus-methode<br />

Op hoofdlijnen komt de formule (kans x ernst) overeen met de formule van het<br />

ubi-<strong>model</strong> (toxiciteit x trefkans). De meeste van de parameters die door iwaco per<br />

stof en per activiteit in de berekening worden meegewogen, zijn opgenomen in de<br />

Interventiewaarden en de g-waarde die in het ubi-<strong>model</strong> worden gebruikt.<br />

Ook hier is het grote verschil echter, dat in het <strong>model</strong> op het niveau van bedrijfstakken<br />

wordt gewerkt en de toekenning van stoffen minder ver is uitgewerkt dan in<br />

het ubi-<strong>model</strong>. Net als het <strong>model</strong> van tauw is ook het <strong>model</strong> van iwaco specifiek<br />

gericht op het prioriteren van Kamer van Koophandelbestanden en de bedrijven die<br />

daaruit voortkomen en niet op activiteiten. Daarom worden ook gegevens over<br />

bedrijfsduur en bedrijfsgrootte meegewogen, omdat deze uit de dossiers van de<br />

Kamer van Koophandel kunnen worden afgeleid. De bedrijfsgrootte wordt<br />

bijvoorbeeld bepaald aan de hand van de vanaf circa 1975 in de dossiers aanwezige<br />

formulieren betreffende het aantal in het bedrijf werkzame personen. Gevolg van<br />

de gerichtheid op het prioriteren van KvK-bestanden is ook, dat specifieke<br />

historische bedrijfsprocessen met het <strong>model</strong> niet kunnen worden geprioriteerd.<br />

iwaco-<strong>model</strong> nieuw<br />

Recent is door iwaco in opdracht van de provincie Noord-Brabant een opzet<br />

gemaakt voor een prio-systeem, waarmee potentieel verdachte locaties en<br />

onderzoekslocaties van een prioriteit kunnen worden voorzien. Onderdeel daarvan<br />

is ook de bronprioritering van potentieel verdachte locaties. Voor de gegevens over<br />

gebruikte stoffen (de tracers) en de kans op bodemverontreiniging (de g-waarde) zal<br />

daarbij gebruik worden gemaakt van de informatie afkomstig uit de Kennisdatabank<br />

en het ubi-<strong>model</strong>. Op grond van de humane toxiciteit, de ecologische toxiciteit<br />

en de mobiliteit van de tracers, worden vervolgens het humane, ecologische en<br />

verspreidingsrisico bepaald. Voor het vaststellen van de benodigde parameters is<br />

literatuurstudie verricht.<br />

De parameters zijn voor een groot deel gestoeld op de gegevens die gebruikt zijn bij<br />

het bepalen van de interventiewaarden in de Leidraad Bodembescherming.<br />

De interventiewaarden op zich worden echter bij het uitvoeren van de berekeningen<br />

niet gebruikt. De pad- en objectgegevens spelen al vroeg in het <strong>model</strong> ook een<br />

belangrijke rol, waardoor het geheel een complexe indruk maakt. Op zich zijn de<br />

uitgangspunten bij het bepalen van de prioriteit van de bron echter min of meer<br />

dezelfde.<br />

De Sanerings Urgentie Systematiek (sus) is een computer<strong>model</strong> waarmee de actuele<br />

risico’s van een geval van bodemverontreiniging kunnen worden bepaald. Daarbij<br />

wordt gekeken naar de blootstellingsrisico’s voor de mens en het ecosysteem. Het<br />

<strong>model</strong> verloopt volgens drie stappen, namelijk een eerste eenvoudige toetsing, een<br />

tweede meer gedetailleerde toetsing en een derde stap bestaande uit nadere overwegingen.<br />

De systematiek is gericht op gevallen van bestaande bodemverontreiniging,<br />

waarvan vrijwel alle relevante gegevens reeds zijn verzameld. sus valt dus ook<br />

niet te vergelijken met de ubi-methode, die van toepassing is op potentiële gevallen<br />

van bodemverontreiniging.<br />

39


40<br />

Wat is het ubi-<strong>model</strong><br />

en wat is het niet<br />

5.10 De database 5.11<br />

De ubi-methode kan in de ‘bodemsaneringsketen’ worden beschouwd als een<br />

voorloper van de sus-methode. Immers met de ubi-methode wordt bepaald welke<br />

potentieel vervuilde locaties in de eerste plaats in aanmerking komen voor een<br />

historisch onderzoek en een oriënterend bodemonderzoek. Wanneer de uitkomsten<br />

van het bodemonderzoek aangeven dat daadwerkelijk sprake is van een geval van<br />

bodemverontreiniging en dus niet meer alleen van een potentieel geval, wordt met<br />

de sus-methode de urgentie van de aanpak van het geval bepaald.<br />

Vanwege het ‘ketenverband’ tussen de ubi-methode en de sus-methode, is<br />

geprobeerd bij het opstellen van de ubi-methode zo goed mogelijk bij sus aan te<br />

sluiten. Beide methodes gebruiken dan ook de interventiewaarde als uitgangspunt<br />

voor het bepalen van de toxiciteit. Omdat de sus-methode werkt met concrete<br />

gevallen van bodemverontreiniging en dus ook gedetailleerde gegevens bekend zijn<br />

over het pad en het object ter plaatse, spelen in de sus-methode ook parameters als<br />

verspreidingsrisico en contactrisico een belangrijke rol. Op het moment waarop de<br />

ubi-methode wordt ingezet, zijn deze gegevens nog niet in detail bekend en kunnen<br />

zij dus ook niet worden meegewogen.<br />

Met behulp van de in het ubi-<strong>model</strong> verzamelde informatie, kunnen bestanden met<br />

locaties onderling worden gerangschikt naar onderzoeksprioriteit. De met het<br />

<strong>model</strong> aangebrachte rangschikking geeft een indicatie van de kans, dat op een<br />

locatie waar de betreffende activiteiten hebben plaats gevonden, mogelijk sprake is<br />

van bodemverontreiniging en de mogelijke aard en ernst van die verontreiniging.<br />

Uitsluitsel over de daadwerkelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging en de<br />

aard en ernst daarvan, kan slechts worden verkregen door op de locatie een goed<br />

voorbereid bodemonderzoek uit te voeren, waarbij alle relevante deellocaties op de<br />

juiste wijze en op de juiste parameters worden onderzocht.<br />

De met het ubi-<strong>model</strong> berekende prioriteit is een relatieve waarde, wat betekent dat<br />

er uitsluitend sprake is van een prioriteitsscore in verhouding tot de andere<br />

activiteiten. De berekende score heeft geen absolute waarde, maar slechts waarde in<br />

relatie met betrekking tot de positie van een locatie in het geheel van potentieel<br />

verdachte locaties.<br />

De stoffen en g-waarden (kans op verontreiniging) die in de databank van het<br />

ubi-<strong>model</strong> per ubi-code worden genoemd, zijn gebaseerd op een uitgebreide studie<br />

van de verschillende productieprocessen. Er is daarbij gestreefd naar een expliciete<br />

benoeming van de verschillende activiteiten. Hoewel aan enkele meer algemene<br />

bedrijfscategorieën ook stoffen en kansen zijn toegekend, is zo weinig mogelijk<br />

impliciet beschouwd. Er is vanuit gegaan, dat bij inventarisaties en in bodeminformatiesystemen<br />

de verschillende bodemvervuilende activiteiten zo nauwkeurig<br />

mogelijk worden benoemd. Wanneer dit niet het geval is of bijvoorbeeld op een<br />

locatie bodemvervuilende activiteiten zijn ‘gemist’, kunnen natuurlijk afwijkingen<br />

ontstaan tussen de in het ubi-<strong>model</strong> genoemde stoffen, kansen en scores en de in de<br />

praktijk aangetoonde verontreinigingen en de aard en ernst daarvan.<br />

Het ubi-<strong>model</strong> en de daarin verzamelde gegevens worden gepresenteerd als een<br />

open, dynamisch systeem, waarin volgens de formule van het ‘lerend evalueren’<br />

ervaringsgegevens en verbeteringen kunnen en zelfs moeten worden teruggekoppeld.<br />

De bij het daadwerkelijk onderzoek naar locaties met bepaalde<br />

activiteiten opgedane ervaringen, zullen bij de verdere optimalisering van het<br />

<strong>model</strong> worden gebruikt.<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

De database met de verzamelde gegevens is gemaakt in Acces 97, de algemene<br />

database van Microsoft. De database bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

Een ubi-tabel met de productieschaal;<br />

Een ubi-tabel met de bijbehorende tracers;<br />

Een stoffentabel met de parameters per stof;<br />

Een rekenblad met de uitkomsten van de formule per ubi-code.<br />

41


42<br />

Gebruik van de<br />

ubi-code,<br />

de stoffendatabank<br />

en de prioriteit<br />

Mutaties<br />

6.1<br />

6.2<br />

6 Gebruik en beheer<br />

De ubi-code is bedoeld voor het benoemen van bodemverontreinigende activiteiten.<br />

In de code zijn ook historische activiteiten opgenomen, zodat ook oude, niet meer<br />

bestaande activiteiten aan een code kunnen worden gekoppeld. Deel- en nevenactiviteiten<br />

zijn als afzonderlijke ubi-codes in de lijst opgenomen. Brandstoftanks en<br />

bijvoorbeeld opslagactiviteiten kunnen als afzonderlijke bronnen van bodemverontreiniging<br />

worden benoemd. Wanneer de bron niet specifiek bekend is, kan in<br />

de meeste gevallen voor een meer algemene code worden gekozen. Aan de ubi-code<br />

zijn in de stoffendatabank diverse gegevens gekoppeld, waarmee een indicatie van<br />

de te verwachten verontreiniging (stoffen en prioriteit) per activiteit kan worden<br />

verkregen.<br />

Wanneer de ubi-code als activiteitencodering in globis wordt opgenomen, bestaat<br />

de mogelijkheid om aan de hand van de ubi-code gelijksoortige gevallen van<br />

bodemverontreiniging met elkaar te vergelijken. Uiteraard spelen bij een dergelijke<br />

vergelijking meer factoren een rol, zoals het pad en het object.<br />

De ubi-code biedt ook de mogelijkheid om door middel van selecties uit de<br />

verschillende bestanden en systemen, zoals globis, de Bio-bestanden, de bsbbestanden,<br />

inzicht te krijgen in de omvang en aard van de bodemverontreiniging<br />

voor bepaalde bedrijfstakken. Daarbij kan voor verschillende aggregatieniveaus<br />

worden gekozen.<br />

De stoffendatabank in het ubi-<strong>model</strong> kan ‘los’ worden gebruikt voor het opzoeken<br />

van stoffen en tracers die bij een bepaalde activiteit horen. Het is uiteraard een<br />

theoretisch geheel, omdat bij het aantreffen van bodemverontreiniging op een<br />

bepaald perceel meer factoren een rol spelen, zoals bijvoorbeeld verhoogde achtergrondgehalten,<br />

aangebrachte ophooglagen en dergelijke. Uiteraard kunnen op een<br />

bedrijfsterrein in de loop der jaren ook verschillende activiteiten zijn uitgevoerd,<br />

die allemaal op een verschillend moment tracers van uiteenlopende ouderdom in<br />

de bodem hebben achtergelaten. Bovendien kan de ene ondernemer schoon gewerkt<br />

hebben en kan de ander juist veel minder zorgvuldig zijn geweest. De werkelijkheid<br />

is complexer dan uit de stoffendatabase kan worden afgelezen, maar het is<br />

onmogelijk al deze complicerende factoren in een <strong>model</strong> te vangen.<br />

Uit de gesprekken met de verschillende provincies kwam naar voren, dat de ubicodes<br />

en de daarmee verbonden stoffendatabase en prioriteitsscores, vooral van<br />

belang worden gevonden voor het kunnen maken van selecties in het kader van het<br />

Landsdekkend Beeld 2005 en de daartoe met voorrang te onderzoeken locaties.<br />

Inderdaad is de geleverde informatie daarvoor het juiste middel. Er moet echter wel<br />

op worden gewezen, dat activiteiten als zodanig niet het onderwerp van een<br />

historisch onderzoek en bodemonderzoek zijn, maar fysieke locaties. Op een locatie<br />

kunnen meerdere activiteiten gevestigd zijn geweest, die allemaal een grotere of<br />

een kleinere bijdrage aan de mogelijke verontreiniging kunnen hebben geleverd.<br />

Bij het uitvoeren van de prioritering per locatie, kan het beste worden uitgegaan<br />

van de dominante ubicode, dat wil zeggen de activiteit met de hoogste nsx-score.<br />

Deze bepaalt dan de prioriteitsscore van de locatie als geheel.<br />

De in de ubi-code en de stoffendatabase verzamelde informatie is onderhevig aan<br />

mutaties en moet dus worden beheerd. Met betrekking tot de ubi-code kan in de<br />

praktijk blijken, dat bepaalde activiteiten toch worden gemist of dat juist<br />

activiteiten alsnog beter kunnen worden samengevoegd tot één code. Op zich<br />

zouden dergelijke wijzigingen kunnen worden doorgevoerd, al moet wel worden<br />

bedacht dat hoe meer verspreiding de ubi-code gaat krijgen, des te belangrijker het<br />

wordt om de mutaties centraal goed bij te houden en centraal door te voeren, om zo<br />

het uniforme karakter van de ubi te bewaren.<br />

43


44<br />

Lerend evalueren<br />

Beheer: aanvulling,<br />

bijstelling,<br />

uitwisseling en<br />

optimalisering<br />

6.3<br />

6.4<br />

De stoffendatabase in het ubi-<strong>model</strong> is meer gevoelig voor mutaties. In de eerste<br />

plaats moeten door voortschrijdende kennis alsnog bepaalde stoffen aan een code<br />

worden toegevoegd of door andere worden vervangen. Ook kan het gebeuren, dat<br />

codes waarvoor nu nog de stoffen van een bepaalde groep zijn bepaald, alsnog specifieke<br />

kenmerken en tracers blijken te hebben. De interventiewaarden kunnen veranderen<br />

of er kunnen stoffen aan de Leidraad Bodemsanering worden toegevoegd,<br />

waarvoor interventiewaarden zijn bepaald. De van een andere leidraadstof afgeleide<br />

interventiewaarde kan dan worden vervangen door de nieuw berekende waarde die<br />

echt bij de stof hoort. Op die manier worden de database en de formule steeds<br />

verder aangescherpt. Mogelijk blijkt dat op punten de formule moet worden<br />

aangepast. De open structuur van het ubi-<strong>model</strong> maakt het toepassen van<br />

voortschrijdend inzicht mogelijk, maar er zal dan wel actief moeten worden<br />

beheerd.<br />

De producten van het project, de ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> met de Kennisdatabank,<br />

moeten in de toekomst worden beheerd. Beide spelen ze een rol als ‘slimme methode’<br />

bij het invullen van het Landsdekkend Beeld in 2005 en de monitoring van de<br />

bodemsaneringsoperatie. Een belangrijke karakteristiek van een ‘slimme methode’<br />

is, dat hij zich onderwerpt aan de eis van het ‘lerend evalueren’. Dit betekent dat<br />

onderzoeksresultaten van projecten waarin de ‘slimme methodes’ een rol hebben<br />

gespeeld, naar de methode worden teruggekoppeld en worden gebruikt om deze te<br />

verbeteren of aan te passen. Ook gebruikers en beoordelaars van de methodes,<br />

moeten de mogelijkheid hebben om met hun op- en aanmerkingen aanpassing van<br />

de methodes te bewerkstelligen. Vereiste is dat de ‘slimme methodes’ dusdanig van<br />

samenstelling zijn, dat accenten kunnen worden verlegd en ervaringsgegevens kunnen<br />

worden verwerkt. Zowel de ubi-code als het ubi-<strong>model</strong> voldoen aan die vereiste.<br />

De ubi-code is geënt op de Europese standaardbedrijfsindeling en is in feite een<br />

bewerking van die indeling om haar geschikt te maken voor gebruik bij bodemsanering.<br />

Zolang de band met de standaardbedrijfsindeling maar gehandhaafd<br />

blijft, kan er op detailniveau worden geschoven met de codes. Uiteraard moet dit<br />

wel centraal gebeuren en zullen dus suggesties voor veranderingen eerst moeten<br />

worden verzameld, voordat ze kunnen worden verwerkt. Anderzijds kunnen via het<br />

genoemde schakelbord nog andere in omloop zijnde coderingstabellen achter de<br />

ubi-code worden gezet en zodoende worden vertaald.<br />

De formule en de daaraan ten grondslag liggende Kennisdatabank van het<br />

ubi-<strong>model</strong>, hebben eveneens een open constructie. In de verschillende tabellen die<br />

in de database zijn opgenomen kunnen accentverschuivingen worden aangebracht<br />

en ook de formule kan worden veranderd. Dit zou bijvoorbeeld kunnen wanneer uit<br />

uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt, dat een bepaalde activiteit in de rangorde<br />

toch hoger moet scoren, gezien de ernst en omvang van de aangetoonde<br />

verontreinigingen. In de basisgegevens, de ubi-codes met stoffen en kansen, kunnen<br />

eveneens ervaringsgegevens worden verwerkt, bijvoorbeeld wanneer uit bodemonderzoeken<br />

blijkt dat bij een bepaalde activiteit steeds een bepaalde stof wordt<br />

gevonden en deze nog niet in de database is opgenomen.<br />

De ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> bieden de mogelijkheid om gelijksoortige gevallen van<br />

bodemverontreiniging met elkaar te vergelijken en potentieel bodemvervuilende<br />

activiteiten ten opzichte van elkaar van een indicatieve prioriteit te voorzien. Aan<br />

de hand van de uitkomsten van het ubi-<strong>model</strong> kan ook een indeling worden<br />

gemaakt tussen potentieel ernstig verontreinigde en potentieel verontreinigde<br />

locaties, waarmee wordt aangesloten bij de indicatoren uit de monitoringsoperatie.<br />

Daarnaast kan aan de met het ubi-<strong>model</strong> verbonden Kennisdatabank informatie<br />

worden ontleend over de bodemvervuilende aard van specifieke activiteiten.<br />

De vele mogelijkheden van de ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> geven voldoende aanleid-<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

ing om te zorgen voor een structurele invulling van het beheer en onderhoud van<br />

zowel de lijst en het <strong>model</strong>, als de daaraan ten grondslag liggende informatie.<br />

In het kader van het beheer en het onderhoud kunnen de volgende aspecten<br />

worden onderscheiden:<br />

Het centrale onderhoud, bestaande uit het versiebeheer en het verzorgen van<br />

updates. De lijst en het <strong>model</strong> zijn dynamisch van aard. Ervaringsgegevens moeten<br />

in het <strong>model</strong> worden verwerkt, zoals gegevens over nog niet als bodembedreigend<br />

bekend staande activiteiten en aanvullende informatie over stoffen en hun<br />

eigenschappen. Dergelijke informatie moet in de lijst en het <strong>model</strong> worden<br />

verwerkt. Van tijd tot tijd zullen daarom nieuwe versies moeten worden gemaakt en<br />

zullen deze moeten worden verspreid onder de gebruikers.<br />

De centrale Kwaliteitsborging. De beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de lijst<br />

en het <strong>model</strong> moeten voor de gebruikers ervan gewaarborgd zijn.<br />

Verspreiding en openbaarheid. De lijst en het <strong>model</strong> moeten beschikbaar zijn voor<br />

alle partijen die betrokken zijn bij bodembeheer en bodemsanering en dus een<br />

wijde verspreiding krijgen.<br />

Bij de verschillende aspecten gaat het zowel om organisatorische als om<br />

inhoudelijke zaken. Voor het beheer moet zo snel mogelijk na de oplevering van de<br />

ubi-lijst en het ubi-<strong>model</strong> een vaste structuur worden geschapen. Ook in de<br />

overgangsperiode die daar tussen zit, moet het beheer worden geregeld. Het beheer<br />

zou moeten worden verzorgd door een vast team, dat door een beheersgroep wordt<br />

aangestuurd, waarin de gebruikers en de makers van de lijst en het <strong>model</strong> zijn<br />

vertegenwoordigd. Eenvoudige wijzigingen of aanpassingen kunnen door het<br />

beheersteam direct worden uitgevoerd. Meer ingrijpende aanpassingen of<br />

aanvullingen zullen aan de beheersgroep moeten worden voorgelegd, waarin dus<br />

ook de gebruikers vertegenwoordigd zijn. Uiteraard kunnen de gebruikers ook zelf<br />

met wensen en gedachten komen over aanpassing of aanvulling.<br />

Vertaald naar concrete taken, betekent het beheer van de ubi-lijst en het ubi-<strong>model</strong><br />

het volgende:<br />

Het uitzetten van de eerste en volgende versies bij de gebruikers;<br />

Het opstellen van conversieprotocollen en -tabellen voor startende gebruikers;<br />

Operationele gebruikersondersteuning in de vorm van een helpdesk;<br />

Het schrijven en ter beschikking stellen van documentatie en handleidingen;<br />

Het opstellen en bewaken van gegevensdefinities;<br />

Ondersteuning bij de implementatie van de informatie in bodeminformatiesystemen<br />

als globis, Nazca, bis4all en Strabis;<br />

Het actief beheren van de ubi-lijst en de Kennisdatabank door het verwerken van<br />

opmerkingen en aanvullingen van gebruikers;<br />

Het opsporen van fouten en het corrigeren daarvan;<br />

Het actief verzamelen van reacties op de inhoud van de lijst en het <strong>model</strong>;<br />

Het doen van wijzigingsvoorstellen;<br />

Een verdere optimalisering en eventuele aanpassing van de inhoud, werking en<br />

presentatie van de formule, de databases en de ubi-lijst;<br />

Het opzetten en beheren van een internetsite, die als een belangrijk medium voor<br />

het vervullen van de genoemde taken zou kunnen gaan fungeren;<br />

Het verzorgen van de externe communicatie en het bevorderen van het gebruik van<br />

de ubi-lijst en het ubi-<strong>model</strong>;<br />

Het verzorgen van contacten met verwante projecten, zoals het Landsdekkend Beeld<br />

2005, de Minimale Dataset bodem, globis en de bsb-operatie;<br />

Het organiseren van een gebruikerspanel om de voorgestelde aanpassingen te<br />

toetsen;<br />

Het bieden van een medium om de conclusies uit het project Landsdekkend Beeld<br />

2005 voor alle gemeenten en provincies te vertalen en operationeel ter beschikking<br />

te stellen, met name ook de ervaringsgegevens die in het land zijn verzameld bij het<br />

onderzoek van bepaalde ubi-codes of branches.<br />

45


46<br />

De mogelijkheden die de ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> bieden, rechtvaardigen het feit<br />

dat serieus werk wordt gemaakt van het beheer van de informatie. Het is zaak dat<br />

daarmee ook zo snel mogelijk na oplevering van het geheel mee wordt begonnen.<br />

7 Conclusies en aanbevelingen<br />

Het project heeft geresulteerd in een nieuwe Uniforme Bron Indeling (ubi-code)<br />

waarmee potentieel bodemvervuilende activiteiten kunnen worden benoemd.<br />

De nieuwe ubi-code sluit aan bij de Europese standaardbedrijfsindeling, die ook in<br />

andere beleidsvelden wordt gehanteerd voor het benoemen van activiteiten en het<br />

verzamelen van kerngegevens. Binnen de code kan bij het benoemen van de<br />

verontreinigingsbron voor verschillende detailniveaus worden gekozen, al naar<br />

gelang het specifieke karakter van een bepaalde activiteit. Voor elke provincie is een<br />

conversiebestand gemaakt, waarmee de bij de provincies in gebruik zijnde<br />

activiteitencoderingen kunnen worden geconverteerd naar de ubi-code.<br />

De conversie kan eventueel ook handmatig worden uitgevoerd.<br />

Uit het onderzoek is gebleken dat het veld ‘Veroorzakercode’ voor het benoemen<br />

van de verontreinigingsbron in finabo, vaak niet is ingevuld en vaak alleen<br />

algemene codes zijn gebruikt. Het resultaat van een geautomatiseerde conversie van<br />

de activiteitencoderingen in finabo naar de nieuwe ubi-code is dan weinig zinvol.<br />

Omdat meer velden in finabo onvolledig of niet zijn ingevuld, zijn de meeste<br />

provincies van plan om de dossiers van alle gevallen handmatig in globis in te<br />

voeren en af te zien van een volledig geautomatiseerde overzetting. Door het<br />

opnieuw invoeren van de data kan een belangrijke kwaliteitsverbetering worden<br />

bereikt, die de reikwijdte en de kans op welslagen van de beoogde Best-Practice<br />

Module belangrijk zal vergroten.<br />

Met behulp van de ubi-code zal gemakkelijker informatie over gelijksoortige<br />

gevallen van bodemverontreiniging kunnen worden uitgewisseld met andere<br />

partijen. Momenteel is van uitwisseling van informatie over gevallen van bodemverontreiniging<br />

tussen provincies onderling en tussen provincies en gemeenten<br />

nauwelijks sprake. Door de opbouw van de Best-Practice Module en het gebruik van<br />

de ubi-code daarin, kan de uitwisseling mede worden bevorderd. Het betrekken<br />

van de ubi-code en de bij het samenstellen daarvan gebruikte hulpmiddelen in het<br />

project Minimale Dataset Bodem, is daarbij ook een belangrijk punt.<br />

Het project heeft tevens geresulteerd in het ubi-<strong>model</strong> en de daaraan ten grondslag<br />

liggende Kennisdatabank, waarmee aan de hand van een indicatieve prioriteit<br />

potentieel bodemvervuilende activiteiten onderling kunnen worden gerangschikt.<br />

Het <strong>model</strong> is gebaseerd op een grondige studie van vele productieprocessen en<br />

activiteiten, waarin ook vele historische bedrijfstakken zijn onderzocht.<br />

Het ubi-<strong>model</strong> heeft een dynamisch en open karakter: de in de databank opgeslagen<br />

informatie kan worden aangevuld en verbeterd, terwijl in de formule de nodige<br />

parameters kunnen worden aangepast en accenten kunnen worden verlegd.<br />

Het ubi-<strong>model</strong> kan als ‘slimme methode’ worden ingezet voor het bepalen van<br />

Landsdekkend Beeld 2005 en de Monitoringsoperatie. Aan de hand van de<br />

uitkomsten van het <strong>model</strong> kan een onderscheid worden gemaakt tussen de<br />

potentieel verdachte locaties met een hoge onderzoeksprioriteit en een mindere of<br />

lage onderzoeksprioriteit. Daarmee kan de vaak grote hoeveelheid nog te<br />

onderzoeken locaties worden ingedeeld naar urgentie, zodat eerst met het onderzoeken<br />

van de meest urgente locaties kan worden begonnen.<br />

Het is van groot belang dat de ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> en de daaraan ten grondslag<br />

liggende informatie actief worden beheerd. De onderzoeksresultaten van<br />

verschillende projecten waarin activiteitencoderingen en prioriteiten worden<br />

gebruikt, zullen naar de code en het <strong>model</strong> moeten worden teruggekoppeld.<br />

Voorgesteld wordt een beheersstructuur te formeren, met als taak het beheren,<br />

optimaliseren en verspreiden van de ubi-code en het ubi-<strong>model</strong> en het terugkoppelen<br />

van ervaringsgegevens naar de zowel de code als het <strong>model</strong>.<br />

47


48<br />

Bijlage<br />

Samenstelling<br />

Begeleidingscommissie<br />

1<br />

Bijlagen<br />

Naam Organisatie<br />

C. van den Berg ReGister bv<br />

P. Bruin Provincie Noord-Holland<br />

L.J.J. Dijkhuis Arcadis Heidemij Advies<br />

S. Harmsma ReGister bv Projectleider<br />

M. van der Hoff Provincie Noord-Brabant<br />

B. Houtkamp Provincie Zuid-Holland<br />

M. Lucassen Provincie Zuid-Holland Voorzitter<br />

A. Roeloffzen Gemeente Rotterdam<br />

49


50<br />

Bijlage<br />

Overzicht contactpersonen<br />

provincies<br />

en grote steden<br />

2<br />

Provincie Contactpersoon<br />

Provincie Groningen D. Marinus<br />

Provincie Fryslân B. Talsma<br />

T. Antoinne<br />

J. Eijssen<br />

Provincie Drenthe I. Drümmer<br />

A. Weijts<br />

Provincie Overijssel C. Biesheuvel-Diemont<br />

I. Oosterkamp<br />

Provincie Flevoland P. Richters<br />

Provincie Gelderland E. Spijker<br />

E. Hagelen<br />

Provincie Utrecht H. van der Hoef<br />

Provincie Noord-Holland K. Bouhlel<br />

P. Bruin<br />

Provincie Zuid-Holland H. Dijkstra<br />

B. Houtkamp<br />

Provincie Zeeland G. Hordijk<br />

D.v. Meeteren<br />

Provincie Noord-Brabant M.v.d.Hoff<br />

Provincie Limburg M. Daniëls<br />

M. Lemmens<br />

Grote gemeenten Contactpersoon<br />

Gemeente Amsterdam K. Ronday<br />

Gemeente Rotterdam A.Roeloffzen<br />

Gemeente Den Haag Dhr. Wupperman<br />

Gemeente Utrecht H. Wiegers<br />

Overige instellingen Contactpersoon<br />

adogis A. Heuer<br />

Stichting bsb Friesland W.v.d. Wijk<br />

Ministerie van vrom M. van Teeseling<br />

Gemeente Leeuwarden N. Talsma<br />

Centric/k+v F.v. .Rhijn<br />

cso T. Houtwerf<br />

De Straat W.J. de Boer<br />

51


52<br />

Bijlage<br />

Vragenlijst<br />

gesprekken<br />

provincies<br />

3<br />

finabo-gebruik<br />

1.1 Finabo wordt gebruikt sinds?<br />

1.2 Werd daarvoor een ander systeem gebruikt?<br />

1.3 Hoeveel gevallen zijn opgenomen in finabo?<br />

1.4 Zijn bij de overgang naar finabo alle gevallen ingevoerd?<br />

1.5 Ook de toen al afgesloten gevallen?<br />

1.6 Wanneer worden de gegevens van een geval of locatie ingevoerd?<br />

1.7 Worden altijd alle gegevens ingevoerd?<br />

1.8 Wie is verantwoordelijk voor de invoer van de gegevens?<br />

1.9 Blijven ook afgesloten locaties gehandhaafd?<br />

1.10 Zijn er naast finabo nog andere systemen of bestanden in gebruik?<br />

globis<br />

2.1 Gaat de provincie over naar globis?<br />

2.2 Kan de inhoud, naar de mening van de provincie, geautomatiseerd worden<br />

overgezet?<br />

2.3 Is ervaring opgedaan met rambo, in het kader van de monitoring van de<br />

bodemsaneringsoperatie?<br />

2.4 Wordt een hernieuwde, handmatige invoer van de dossiers overwogen?<br />

2.5 Is derhalve het opstellen van een conversieprotocol voor een<br />

geautomatiseerde conversie zinvol?<br />

De activiteitencodering<br />

3.1 Wordt de activiteitencodering in het veld Veroozakercode altijd, vaak of<br />

weinig ingevuld?<br />

3.2 Welke tabel hangt achter FINABO voor het bepalen van de code?<br />

3.3 Wordt voor de invoer nog een andere lijst gebruikt?<br />

3.4 Zijn eigen aanpassingen op de referentietabel gemaakt?<br />

3.5 Wordt veel waarde gehecht aan een systematische bepaling van de bron<br />

van de verontreinging?<br />

3.6 Welke gedetailleerdheid wordt bij het bepalen van de activiteitencode<br />

aangebracht?<br />

3.6 Hoe gedetailleerd moet de nieuwe activiteitencodering zijn?<br />

3.7 Zijn er speciale wensen qua codes en de opbouw en inrichting van de nieuwe<br />

activiteitencode-tabel?<br />

3.8 Wat zijn de wensen qua leesbaarheid en hanteerbaarheid, gezien de<br />

ervaringen?<br />

Uitwisseling met anderen<br />

4.1 Wordt de Best-Practice-module zinvol gevonden en wat zijn de<br />

verwachtingen met betrekking tot de uitwisseling van dergelijke gegevens<br />

met anderen?<br />

4.2 Met welke instanties wordt momenteel informatie uitgewisseld?<br />

4.3 Vindt de uitwisseling in geautomatiseerde vorm plaats?<br />

4.4 Bestaat er een bepaald format voor de uitwisseling en aanlevering van<br />

informatie?<br />

4.5 Verloopt de aanlevering door bijv. onderzoeksbureaus voor bepaalde typen<br />

onderzoeken ook volgens een vast format?<br />

4.6 Maakt de activiteitencodering ook deel uit van de uitwisseling en de<br />

formats?<br />

4.7 Speelt de provincie een rol bij de centrale aanschaf van bis-systemen door<br />

de gemeenten?<br />

53


54<br />

Overige en tabellen<br />

5.1 Lopen er binnen de provincie bepaalde acties in het kader van het<br />

landsdekkend beeld 2005 en bestaan er plannen voor het in dat kader<br />

opstellen van nieuwe bestanden met activiteitencoderingen?<br />

5.2 Is een afschrift van de referentietabel van finabo voorhanden?<br />

5.3 Kan een tabel daadwerkelijk ingevoerde codes worden geproduceerd?<br />

5.4 Kunnen de overige tabellen worden geleverd?<br />

Bijlage<br />

Samenvattend<br />

overzicht gesprekken<br />

provincies<br />

en gemeenten<br />

4<br />

5<br />

Provincie Aantal Lijst Gevuld Invoer Overig<br />

Groningen 2 000 sbi’74+ - Centraal/projectleiders finabo maar deels<br />

gevuld<br />

Fryslân 6 581 sbi’74 25% Centraal/projectleiders Nieuwe dossierinvoer<br />

Drenthe 1 400 sbi’74+ 55% Centraal Mogelijk nieuwe<br />

dossierinvoer<br />

Overijssel 2 945 sbi’74+ 61% Centraal/projectleiders<br />

Flevoland 563 Referentielijst 0% Projectleiders Nieuwe dossierinvoer<br />

Gelderland 12 000 Geen 50% Centraal Nieuwe dossierinvoer<br />

Utrecht 2 690 Referentielijst 20% Projectleiders Mogelijk nieuwe<br />

dossierinvoer<br />

N-Holland 6 911 sbi’74+ 53% Centraal/projectleiders<br />

Z-Holland 6 000 ReGister 90% Centraal/projectleiders Dossiers nieuw<br />

ingevoerd<br />

Zeeland 1 378 Referentielijst 90% Centraal/projectleiders Mogelijk nieuwe<br />

dossierinvoer<br />

N-Brabant 7 500 sbi’74+ 81% Projectleiders Mogelijk nieuwe<br />

dossierinvoer<br />

Limburg 5 924 Referentielijst 18% Projectleiders<br />

Amsterdam 1 396 sbi’74 40%<br />

Rotterdam 4 251 sbi’74+ -<br />

Den Haag 6 000 sbi’74 -<br />

Utrecht-stad sbi’74+ -<br />

bsb sbi’74<br />

Leeuwarden 2.700 cbs’74 Proefgemeente<br />

minimale dataset<br />

Centric cbs’93/vng/mbi<br />

cso Geen<br />

De Straat Geen<br />

55


56<br />

Bijlage<br />

Onverdachte<br />

activiteiten<br />

5<br />

ad<br />

ba<br />

ca<br />

ubi-code ubi-omschrijving kdb-omschrijving<br />

000000 onverdachte activiteit<br />

000000 onverdachte activiteit accountantkantoor<br />

000000 onverdachte activiteit acetyleengasinstallatie<br />

000000 onverdachte activiteit administratiekantoor<br />

000000 onverdachte activiteit advokatenkantoor<br />

000000 onverdachte activiteit akkerbouw en veehouderij<br />

000000 onverdachte activiteit akkerbouwbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit amusementsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit apotheek<br />

000000 onverdachte activiteit archiefinstelling<br />

000000 onverdachte activiteit architectenbureau<br />

000000 onverdachte activiteit artsenpraktijk<br />

000000 onverdachte activiteit auto- en auto-onderdelengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit auto-accesoiresdetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit bakkerij<br />

000000 onverdachte activiteit bankgebouw<br />

000000 onverdachte activiteit bankwezen<br />

000000 onverdachte activiteit bedrijfs- en werknemersorganisatie<br />

000000 onverdachte activiteit bedrijfs- en werknemersorganisaties,<br />

researchinstellingen, overige sociale organisaties<br />

000000 onverdachte activiteit bedrijfsgebouw<br />

000000 onverdachte activiteit begraafplaats<br />

000000 onverdachte activiteit begrafenisondernemeing<br />

000000 onverdachte activiteit behangersbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit bejaardencentrum<br />

000000 onverdachte activiteit benzinemotor<br />

000000 onverdachte activiteit betonijzervlechtersbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit bevrachtingsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit bibliotheek<br />

000000 onverdachte activiteit bijen- en isektenteelt<br />

000000 onverdachte activiteit binnenvaart verwante bedrijven<br />

000000 onverdachte activiteit binnenvisserijbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit bioscoop<br />

000000 onverdachte activiteit bladmuziekuitgeverijen<br />

000000 onverdachte activiteit bloemen- en plantendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit bloemen- en plantengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit boeken-, tijdschriften-,<br />

e.a. drukwerkgroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit boekhandel<br />

000000 onverdachte activiteit bosbouw<br />

000000 onverdachte activiteit bosexploitatie- en -beheersbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit bouwmaterialendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit bouwmaterialengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit bouwplaats<br />

000000 onverdachte activiteit bowlingcentrum<br />

000000 onverdachte activiteit buitensportvereniging<br />

000000 onverdachte activiteit butagas-depot<br />

000000 onverdachte activiteit cafe<br />

000000 onverdachte activiteit cafetaria/snackbar<br />

000000 onverdachte activiteit camping<br />

000000 onverdachte activiteit carbidgasinstallatie<br />

000000 onverdachte activiteit centrale keuken<br />

000000 onverdachte activiteit chinees-indisch restaurant<br />

000000 onverdachte activiteit commandopost<br />

000000 onverdachte activiteit computercentrum<br />

000000 onverdachte activiteit computerservicebedrijf<br />

57


58<br />

co<br />

da<br />

ec<br />

fi<br />

ga<br />

ho<br />

000000 onverdachte activiteit cosmeticagroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit crematorium<br />

000000 onverdachte activiteit dagverblijven en inrichtingen<br />

000000 onverdachte activiteit dierenartsenpraktijk<br />

000000 onverdachte activiteit dierenpension<br />

000000 onverdachte activiteit dierenspeciaalzaak<br />

000000 onverdachte activiteit dierenverblijf<br />

000000 onverdachte activiteit dierlijke voedingsmiddelen-,<br />

margarinegroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit dieselmotor<br />

000000 onverdachte activiteit discotheek<br />

000000 onverdachte activiteit drankgroothandel (alcohol en alcoholvrij)<br />

000000 onverdachte activiteit drinkwatervoorzieningsinstallatie<br />

000000 onverdachte activiteit drogisterij<br />

000000 onverdachte activiteit drukverhoginginstallatie<br />

000000 onverdachte activiteit economisch adviesbureau<br />

000000 onverdachte activiteit eierenopslag<br />

000000 onverdachte activiteit elektrisch onderstation<br />

000000 onverdachte activiteit elektromotor<br />

000000 onverdachte activiteit exploitatie van en handel in onroerende<br />

goederen, e.d.<br />

000000 onverdachte activiteit financieel dienstverlenend bedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit forellenkwekerij<br />

000000 onverdachte activiteit fotografische artikelendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit fotografische artikelengroothandel<br />

(vloeistoffen)<br />

000000 onverdachte activiteit gasdistributiebedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit gasdrukregel- en meetstation<br />

000000 onverdachte activiteit gasflessenopslag<br />

000000 onverdachte activiteit gasinstallatie<br />

000000 onverdachte activiteit gaskrachtmachine<br />

000000 onverdachte activiteit gasmotor<br />

000000 onverdachte activiteit gasnetaansluiting<br />

000000 onverdachte activiteit gasreduceerstation<br />

000000 onverdachte activiteit gasregelkast<br />

000000 onverdachte activiteit gebouwenafwerkingsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit gevangenis<br />

000000 onverdachte activiteit gevogeltefokkerij<br />

000000 onverdachte activiteit gezondheids- en veterinaire dienst<br />

000000 onverdachte activiteit gezondheidscentrum<br />

000000 onverdachte activiteit glansstrijkerij<br />

000000 onverdachte activiteit glanzerij en kalanderij<br />

000000 onverdachte activiteit glasgroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit glazenwasserij<br />

000000 onverdachte activiteit golfterrein<br />

000000 onverdachte activiteit graantransportinrichting<br />

000000 onverdachte activiteit greinkalanderij<br />

000000 onverdachte activiteit griend- en rietbouwbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit groentenboer<br />

000000 onverdachte activiteit groentensnijbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit groothandel<br />

000000 onverdachte activiteit homeopatische geneesmiddelenfabriek<br />

000000 onverdachte activiteit hondenpension<br />

000000 onverdachte activiteit hooi-, stro- en ruwvoergroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit horeca-inrichting<br />

000000 onverdachte activiteit horecabenodigdhedengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit hotel<br />

ho<br />

ijz<br />

ja<br />

ka<br />

la<br />

ma<br />

000000 onverdachte activiteit hotels, restaurants, cafe’s, e.d.<br />

000000 onverdachte activiteit houdstermaatschappij of holding<br />

000000 onverdachte activiteit houtopslag<br />

000000 onverdachte activiteit huisdierfokkerij<br />

000000 onverdachte activiteit huishoudelijke artikelendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit huishoudelijke artikelengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit huishoudelijke metaal- of verfartikelen<br />

000000 onverdachte activiteit hulpbedrijven van het vervoer<br />

000000 onverdachte activiteit ijzer- en metaalwarengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit ijzerwaren- en gereedschappendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit ingenieursbureau<br />

000000 onverdachte activiteit interieurafwerkingsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit jacht<br />

000000 onverdachte activiteit jeugdherberg<br />

000000 onverdachte activiteit jongerencentrum<br />

000000 onverdachte activiteit kaasboerderij<br />

000000 onverdachte activiteit kantine<br />

000000 onverdachte activiteit kantoorbenodigdhedendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit kantoorbenodigdhedengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit kantoorgebouw<br />

000000 onverdachte activiteit kapperszaak<br />

000000 onverdachte activiteit kerkgebouw<br />

000000 onverdachte activiteit kermisexploitant<br />

000000 onverdachte activiteit ketelhuis c.v.<br />

000000 onverdachte activiteit keuringsdienst (technisch)<br />

000000 onverdachte activiteit kinderboederij<br />

000000 onverdachte activiteit kinderdagverblijf<br />

000000 onverdachte activiteit kledingverhuurbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit kledingwinkel<br />

000000 onverdachte activiteit klei-, leem-, en lösswinningsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit klokkenmakerij (ambachtelijk)<br />

000000 onverdachte activiteit koffie-, thee-, tabak- en specerijengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit kruidendrogerij<br />

000000 onverdachte activiteit kunstmeststoffenhandel<br />

000000 onverdachte activiteit kweekstoffenbewerking<br />

000000 onverdachte activiteit land- en tuinbouw<br />

000000 onverdachte activiteit ledergroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit lederwarendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit lederwarengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit leifabriek<br />

000000 onverdachte activiteit levensmiddelendetailhandel<br />

(excl. bakkers en slagers)<br />

000000 onverdachte activiteit levensmiddelengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit licht- en kracht installatie<br />

000000 onverdachte activiteit loods- en seinwezen<br />

000000 onverdachte activiteit luchthavenbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit luchtvaartbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit maatschappelijke dienstverlening<br />

000000 onverdachte activiteit maatschappelijke organisatie<br />

000000 onverdachte activiteit magazijn (groot)<br />

000000 onverdachte activiteit makelaarsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit manege<br />

000000 onverdachte activiteit marechausseekazerne<br />

000000 onverdachte activiteit medische artikelengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit medische dienstverlening<br />

000000 onverdachte activiteit medische en tandtechnische<br />

instrumentengroothandel<br />

59


60<br />

me 000000 onverdachte activiteit medische specialistenpraktijk<br />

re<br />

000000 onverdachte activiteit meekrapstokerij<br />

000000 onverdachte activiteit meng- en krachtvoergroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit mergelwinningsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit mestbassin<br />

000000 onverdachte activiteit metselwerkenbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit meubeldetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit meubelen-, prenten-, antiquiteiten, e.d.<br />

groothandel<br />

sa<br />

000000 onverdachte activiteit meubelgroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit meubelstoffeerderij<br />

000000 onverdachte activiteit museum<br />

000000 onverdachte activiteit muziekinstrumentengroothandel<br />

na 000000 onverdachte activiteit natuursteenbewerkingsinrichting<br />

000000 onverdachte activiteit nerts- en pelsdierfokkerij<br />

000000 onverdachte activiteit noodaggregaat<br />

000000 onverdachte activiteit notariskantoor<br />

oe 000000 onverdachte activiteit oester- en mosselteeltbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit opticiën<br />

000000 onverdachte activiteit optische artikelendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit optische artikelengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit optische- en fotografische artikelengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit overheidsinstelling<br />

000000 onverdachte activiteit overige dienstverlenende bedrijven<br />

000000 onverdachte activiteit overige zakelijke dienstverlening<br />

pa 000000 onverdachte activiteit paardenfokkerij<br />

000000 onverdachte activiteit papier- en kartongroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit particulier (bijv. hbo-tanks)<br />

ra<br />

000000 onverdachte activiteit particuliere huishoudens<br />

000000 onverdachte activiteit patatkraam<br />

000000 onverdachte activiteit pension<br />

000000 onverdachte activiteit persbureau<br />

000000 onverdachte activiteit petroleummotor<br />

000000 onverdachte activiteit plantaardige voedingsmiddelen-,<br />

genotsmiddelengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit pluimveehouderij<br />

000000 onverdachte activiteit poldergemaal<br />

000000 onverdachte activiteit politiebureau<br />

000000 onverdachte activiteit porcelein- en aardewerkdetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit postdienst<br />

000000 onverdachte activiteit projectontwikkelaar<br />

000000 onverdachte activiteit propaangasinstallatie<br />

000000 onverdachte activiteit psychiatrische inrichting<br />

ra<br />

000000 onverdachte activiteit radio- en televisiereparatiebedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit radio- en televisietoestellen,<br />

geluidsapparatuur, e.d.<br />

ta<br />

000000 onverdachte activiteit radio- en televisietoestellen,<br />

geluidsapparatuurgroothandel, e.d.<br />

000000 onverdachte activiteit radio- en televisietoestellen-,<br />

geluidsapparatuurgroothandel, e.d.<br />

000000 onverdachte activiteit radioactieve bronopslag<br />

000000 onverdachte activiteit radiostation<br />

000000 onverdachte activiteit rechtskundige dienstverlening<br />

000000 onverdachte activiteit reclamebureau<br />

000000 onverdachte activiteit recreatiebedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit recreatiecentrum<br />

000000 onverdachte activiteit reddings- en bergingdienst<br />

000000 onverdachte activiteit reisbureau<br />

000000 onverdachte activiteit religieuze organisaties, e.d.<br />

000000 onverdachte activiteit restaurant<br />

000000 onverdachte activiteit rijwielendetailhandel (geen reparatie)<br />

000000 onverdachte activiteit rioolgemaal<br />

000000 onverdachte activiteit rubbergroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit rundvee- en kleinveefokkerij<br />

000000 onverdachte activiteit sanitair artikelengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit sauna<br />

000000 onverdachte activiteit schakelstation (electriciteit)<br />

000000 onverdachte activiteit scheepsbenodigdhedengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit scheepsvaartverwantbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit schelpen- en wiervisserij<br />

000000 onverdachte activiteit schoenendetailhandel (geen reparatie)<br />

000000 onverdachte activiteit schoenengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit schoenmakerij<br />

000000 onverdachte activiteit schoolgebouw<br />

000000 onverdachte activiteit schoonheidsinstituut<br />

000000 onverdachte activiteit schuilinrichting<br />

000000 onverdachte activiteit sierraden - en bijouteriëndetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit sierraden- en bijouteriëngroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit siervissenkwekerij<br />

000000 onverdachte activiteit siervogelkwekerij<br />

000000 onverdachte activiteit slagerij<br />

000000 onverdachte activiteit sluis- en havenwezen<br />

000000 onverdachte activiteit sociaal verzekeringsorgaan<br />

000000 onverdachte activiteit sociaal-culturele en culturele instellingen<br />

000000 onverdachte activiteit sociaal-culturele instelling<br />

000000 onverdachte activiteit speelgoederengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit speelgoedwinkel<br />

000000 onverdachte activiteit splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit splijtstoffenbewerking<br />

000000 onverdachte activiteit spoorwegen<br />

000000 onverdachte activiteit sport en recreatie<br />

000000 onverdachte activiteit sport- en recreatie-artikelendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit sport- en recreatie-artikelengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit sportcomplex (binnen)<br />

000000 onverdachte activiteit sportcomplex (buiten)<br />

000000 onverdachte activiteit sprinklerinstallatie tbv brandbeveiliging<br />

000000 onverdachte activiteit standbouw<br />

000000 onverdachte activiteit stempelmakerij (kantoorartikel)<br />

000000 onverdachte activiteit stoomketel<br />

000000 onverdachte activiteit stoppage- en oppersinrichting<br />

000000 onverdachte activiteit strosnij- en maalinrichting<br />

000000 onverdachte activiteit stucadoorsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit tapijt- en vloerbedekkingdetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit tapijtklopperij<br />

000000 onverdachte activiteit tapijtreinigingsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit technische installatie<br />

000000 onverdachte activiteit tegelzettersbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit telecommunicatiebedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit telefooncentrale<br />

000000 onverdachte activiteit telefoonwinkel<br />

000000 onverdachte activiteit terazzobedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit textielgoederendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit textielgrondstoffengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit textielwaren-, schoeisel-, lederwarengroothandel<br />

61


62<br />

te<br />

ui<br />

va<br />

wa<br />

za<br />

000000 onverdachte activiteit textielwarengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit theater/schouwburg<br />

000000 onverdachte activiteit tuinbenodigdhedendetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit tuincentrum<br />

000000 onverdachte activiteit tussenhandel<br />

000000 onverdachte activiteit uitgeverijen<br />

000000 onverdachte activiteit uitzendbureau<br />

000000 onverdachte activiteit uurwerkenreparatiebedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit uurwerkreparatiebedrijven<br />

000000 onverdachte activiteit varkenshouderij<br />

000000 onverdachte activiteit veehandel<br />

000000 onverdachte activiteit veehouderijbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit veenderijbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit veiling<br />

000000 onverdachte activiteit vereniging diverse activiteiten<br />

000000 onverdachte activiteit verhuurbedrijf van roerende goederen (overige)<br />

000000 onverdachte activiteit verlichtingsartikelengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit verloskundigenpraktijk<br />

000000 onverdachte activiteit verpakkingsmaterialengroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit verpleeghuis<br />

000000 onverdachte activiteit verzekeringsmaatschappij<br />

000000 onverdachte activiteit verzekeringswezen<br />

000000 onverdachte activiteit videotheek<br />

000000 onverdachte activiteit visbakkerij<br />

000000 onverdachte activiteit vishandel<br />

000000 onverdachte activiteit viskraam<br />

000000 onverdachte activiteit visserij<br />

000000 onverdachte activiteit visteeltbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit vlasbewerkingsinrichting (natuurlijk)<br />

000000 onverdachte activiteit vloeronderdelenhandel<br />

000000 onverdachte activiteit voegersbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit vuurwerkopslagplaats<br />

000000 onverdachte activiteit warenhuis<br />

000000 onverdachte activiteit warmtekrachtkoppelinginstallatie<br />

000000 onverdachte activiteit warmtevoorzieningsbedrijven<br />

000000 onverdachte activiteit wasmachineverhuurbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit wassalon<br />

000000 onverdachte activiteit wasverzendinrichting<br />

000000 onverdachte activiteit waterpompinstallatie<br />

000000 onverdachte activiteit wijkcentrum<br />

000000 onverdachte activiteit winkel<br />

000000 onverdachte activiteit woningbouwvereniging<br />

000000 onverdachte activiteit woninginrichtingwinkel<br />

000000 onverdachte activiteit woningstoffeerderij<br />

000000 onverdachte activiteit zakelijke dienstverlening<br />

000000 onverdachte activiteit zakkenklopperij<br />

000000 onverdachte activiteit zalenverhuurbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit zand- en grindgroothandel<br />

000000 onverdachte activiteit zand- en grindwinningsbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit zee- en kustvisserijbedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit zeevaart verwant bedrijf<br />

000000 onverdachte activiteit ziekenfonds<br />

000000 onverdachte activiteit zonweringdetailhandel<br />

000000 onverdachte activiteit zuurstofopslagplaats<br />

000000 onverdachte activiteit zwembad<br />

Bijlage<br />

Technische informatie<br />

inzake het<br />

conversieprotocol<br />

sbi naar ubi<br />

6<br />

De conversietabel<br />

Access conversie<br />

Om in een informatiesysteem, waarin gegevens opgenomen zijn over bedrijfsactiviteiten<br />

uitgedrukt in een sbi code, de sbi-codes te converteren naar ubi-codes<br />

wordt een conversieprotocol geleverd bestaande uit een conversietabel en een<br />

beschrijving (met een voorbeeld) van de manier waarop de sbi-codes omgezet<br />

kunnen worden naar ubi-codes.<br />

De conversietabel is een tabel met vier kolommen. Deze vier kolommen bevatten de<br />

volgende gegevens:<br />

veld naam data type lengte omschrijving<br />

sbiCode Tekst 6 De sbi code die geconverteerd moet worden<br />

sbiOmschrijving Tekst 60 De omschrijving van de sbi code<br />

ubiCode Tekst 6 De ubi code<br />

ubiOmschrijving Tekst 60 De omschrijving van de ubi code<br />

In deze tabel wordt voor elke sbi-code met bijbehorende omschrijving een ubi-code<br />

met bijbehorende omschrijving gegeven. De omschrijving van de sbi code is eigenlijk<br />

overbodig in deze tabel maar wordt ter controle en verduidelijking meegeleverd.<br />

De conversie bestaat hieruit dat elke sbi-code -eventueel met omschrijving- vervangen<br />

wordt door de bijbehorende ubi-code met omschrijving. Deze vervanging wordt<br />

uitgevoerd door, afhankelijk van de omgeving waar de conversie moet plaatsvinden,<br />

één of ander programma dat gebruik maakt van de conversietabel. In de meeste<br />

gevallen zal dit programma een eenvoudig sql statement zijn die de sbi-code (en<br />

eventueel de sbi-omschrijving) in velden uit de te converteren tabel, update naar de<br />

bijbehorende ubi-code.<br />

Als voorbeeld worden hieronder de sql statements in zowel Access sql als oracle<br />

sql gegeven. Overige conversieprogramma’s moeten per omgeving hiervan afgeleid<br />

worden.<br />

Gegeven de volgende tabel (met tabelnaam bedrijf) met bedrijfsactiviteiten:<br />

veld naam data type lengte omschrijving<br />

ID Autonumber 6 Unieke sleutel die het record identificeert<br />

Vindplaats Tekst 30 Beschrijving van de vindplaats<br />

Dossiernr Tekst 30 Het dossiernummer<br />

Bedrijfsnaam Tekst 30 Naam van het bedrijf<br />

sbi_1 Tekst 6 sbi code<br />

sbi 1Oms Tekst 60 De omschrijving van de sbi code<br />

Om in deze tabel de sbi code en de bijbehorende omschrijving te converteren naar<br />

de ubi code en omschrijving kan het volgende sql statement gebruikt worden.<br />

UPDATE BEDRIJF<br />

INNER JOIN ConvTab ON BEDRIJF.SBI_1 = ConvTab.SBIcode<br />

SET BEDRIJF.SBI_1 = ConvTab.<strong>UBI</strong>code,<br />

BEDRIJF.SBI1oms = ConvTab.<strong>UBI</strong>omschrijving;<br />

ConvTabel is de conversietabel zoals die hierboven is beschreven.<br />

63


64<br />

oracle conversie Uitgaande van dezelfde tabellen als hierboven beschreven zal het volgende sql<br />

Bijlage 7<br />

statement in een oracle omgeving de zelfde uitwerking hebben:<br />

update bedrijf<br />

set SBI_1 = <strong>UBI</strong>code, SBI1oms = <strong>UBI</strong>omschrijving<br />

where SBI_1 = SBIcode;<br />

Overzicht ubi-codes<br />

zonder tracers<br />

Op vergelijkbare manier kunnen andere programma’s gemaakt worden om sbi<br />

codes te converteren naar ubi codes.<br />

<strong>UBI</strong>-code <strong>UBI</strong>-omschrijving<br />

0112 volkstuinen<br />

011211 groentenkwekerij<br />

1450 overige delfstoffenwinning<br />

14503 metaalertsenwinningbedrijf<br />

15 voedings- en genotmiddelenindustrie<br />

153 groente- en fruitverwerkende industrie<br />

158 overige voedingsmiddelenindustrie<br />

17306 textielsterkerij en -ontsterkerij<br />

20 houtbe- en -verwerkende industrie<br />

202006 xylolithfabriek<br />

22 grafische industrie, uitgeverijen<br />

222 drukkerijen en aanverwante activiteiten<br />

23 aardolie- en steenkolenproductenindustrie<br />

24 chemische industrie<br />

241 chemische grondstoffenindustrie<br />

2411 industriële gassenfabriek<br />

241222 boter- en kaaskleurselfabriek<br />

2413 anorganische chemische grondstoffenfabriek<br />

241301 natrosolfabriek<br />

241302 blauwzuurvervaardiging (vloeibaar)<br />

241313 etherfabriek<br />

241318 carbonzuurfabriek (synthetisch)<br />

24141 petrochemischeproductenfabriek<br />

24142 organische chemische grondstoffen-fabriek<br />

241421 organische oplosmiddelenfabriek<br />

241451 magnesietmalerij<br />

241608 glas-harslaminaatfabriek<br />

241621 polyamidefabriek (pa)<br />

241624 polyethyleenfabriek (pe)<br />

241631 teflonfabriek (polytetrafluoretheen)<br />

241632 triacelfabriek (transparant folie)<br />

2430 verf-, lak-, vernis-, drukinkt- en mastiekindustrie<br />

243016 thinnerfabricage<br />

243022 zegellakfabriek<br />

2463 aetherische oliënfabriek<br />

2466 overige chemische productenindustrie n.e.g.<br />

24661 biochemische productenfabriek<br />

24664 ontvettingsmiddelenfabriek<br />

246663 gloedstokerij<br />

246665 foto-emaillefabriek<br />

2467 chemische kantoorbenodigdheden-fabrieken<br />

24691 beagidfabriek<br />

25 rubber- en kunststofverwerkende industrie<br />

26 bouwmaterialen-, aardewerk- en glasindustrie<br />

2614 glasvezelfabriek<br />

26662 granietproduktenfabriek<br />

26665 kunstgranietfabriek<br />

27 basismetaalindustrie<br />

274 non-ferrometaalindustrie<br />

275 metaalgieterij<br />

28 metaalwarenindustrie<br />

3310 medische apparaten en instrumenten en orthopedische en<br />

protese-artikelen industrie<br />

3350 uurwerken- en klokkenindustrie<br />

35 transportmiddelenindustrie<br />

354 rijwiel- en motorrijwielindustrie<br />

65


66<br />

3544 rijwiel- en motorrijwielonderdelenfabriek<br />

362201 diamantslijperij<br />

366325 overige be- en verwerkende industrie<br />

366326 industriemolen (papier, verf, etc)<br />

4000 nutsbedrijf<br />

45 bouwnijverheid<br />

453 bouwinstallatiebedrijven<br />

4545 overige gebouwenafwerkingsbedrijven<br />

502043 autobeklederijen<br />

502054 overige auto-onderhoudsbedrijven<br />

512172 veevoeder- en meststoffengroothandel<br />

515 metalen-, olieproducten, chemicaliën- en rubbergroothandel<br />

51551 chemische grondstoffen en chemicaliëngroothandel<br />

527402 overige reparatiebedrijven tbv particulieren<br />

6312 goederenopslagplaats<br />

631249 terpentijn(olie)tank (ondergronds)<br />

631275 acetonopslagplaats<br />

631276 etheropslagplaats<br />

631277 trichloorethaanopslagplaats<br />

631279 glycoletheropslagplaats<br />

631280 chemicaliënopslagplaats<br />

631286 natronloogopslagplaats<br />

631287 calciumoxyde-opslagplaats<br />

631288 fosforzuuropslagplaats<br />

631289 vetzuuropslagplaats<br />

631291 zwavelnatriumopslagplaats<br />

631295 polytheenopslagplaats<br />

631296 ethyleenopslagplaats<br />

631297 anti-vriesopslagplaats<br />

631299 sludgetank (ondergronds)<br />

631309 terpentijn(olie)-tank (bovengronds)<br />

631311 koolwaterstofopslagplaats<br />

73110 limnologisch laboratorium<br />

747027 flessenspoelinrichting<br />

900012 rioolslibdepot<br />

900013 stortplaats rioolslib op land<br />

900015 baggerspeciedepot (op land)<br />

900022 afvaloverslagbedrijf<br />

900024 stortplaats veegvuil op land<br />

900030 stortplaats op land (niet gespecificeerd)<br />

900032 stortplaats huishoudelijk afval op land<br />

900033 afvalverwerkingsbedrijf<br />

900034 chemische afvalstoffenopslag/kca-depot<br />

900035 faecaliënstortplaats<br />

900036 stortplaats agrarisch afval en/of takkenbossen op land<br />

900038 stortplaats industrieel- en bedrijfsafval op land<br />

900039 stortplaats grond op land<br />

900040 stortplaats in water binnendijks of slootdemping (niet gespecificeerd)<br />

900041 stortplaats shredder in water<br />

900042 stortplaats huishoudelijk afval in water<br />

900043 stortplaats baggerspecie in water<br />

900044 stortplaats houtafval in water<br />

900045 stortplaats lompen in water<br />

900046 stortplaats agrarisch afval en/of takkenbossen in water<br />

900048 stortplaats industrieel- en bedrijfsafval in water<br />

900049 stortplaats grond in water<br />

900050 stortplaats (zelling) in water buitendijks (niet gespec)<br />

900051 zelling met shredder<br />

900052 zelling met huishoudelijk afval<br />

900053 zelling met baggerspecie<br />

900054 zelling met houtafval<br />

900055 zelling met lompen<br />

900056 zelling met agrarisch afval en/of takkenbossen<br />

900058 zelling met industrieel- en bedrijfsafval<br />

900059 zelling met grond<br />

900060 demping (niet gespecificeerd)<br />

900061 demping met shredder<br />

900062 demping met huishoudelijk afval<br />

900063 demping met baggerspecie<br />

900064 demping met houtafval<br />

900065 demping met lompen<br />

900066 demping met agrarisch afval en/of takkenbossen<br />

900068 demping met industrieel- en bedrijfsafval<br />

900069 demping met grond<br />

900070 ophooglaag (niet gespecificeerd)<br />

900071 ophooglaag met slakken<br />

900072 ophooglaag met huishoudelijk afval<br />

900073 ophooglaag met kolengruis en/of sintels<br />

900074 ophooglaag met houtafval<br />

900075 ophooglaag met baggerspecie<br />

900078 ophooglaag met industrieel- en bedrijfsafval<br />

900079 ophooglaag met grond<br />

900080 erfverharding (niet gespecificeerd)<br />

900081 erfverharding met slakken<br />

900083 erfverharding met kolengruis en/of sintels<br />

900084 erfverharding met houtafval<br />

900085 erfverharding met baggerspecie<br />

900089 erfverharding met grond<br />

900091 industriële restostoffenverwerkend bedrijf<br />

900092 grondepot (vervuilde grond)<br />

900093 koelkastenverwerkingsbedrijf<br />

900094 pcb-stoffen-recyclingsbedrijf<br />

999901 brunnerzuur-fabriek<br />

999902 tertiairbutylhydroperoxide-fabriek<br />

999903 gerafineerd mdi-fabriek<br />

999904 f-310 tank (ondergronds)<br />

999905 zuiveringsbedrijf<br />

999906 hydrofoortank<br />

999907 tetreentank<br />

999908 mdi-fabriek<br />

999909 roostfabriek<br />

999910 vergiften/bijtende middelenverwerking<br />

999911 methyltertiairbutyletherfabriek (mtbe)<br />

999912 molybdeenoxidefabriek<br />

999913 crinofil fabriek<br />

999914 micrografie<br />

999916 boswolfabriek<br />

999918 koolstofproductie rontgenapparaten<br />

999919 polymerisatiefabriek<br />

999920 watersteenoplossingsmiddelenfabriek<br />

999921 zwaardvegerij<br />

999925 resopal-platenbewerkingsinrichting<br />

999926 uitvinder<br />

999929 pruikmakerij<br />

67


68<br />

999930 duplicatorenfabriek<br />

999931 baby-garniturenfabriek<br />

999999 onbekend<br />

Bijlage<br />

Overzicht tracers en<br />

leidraadstoffen<br />

ubi-<strong>model</strong><br />

8<br />

Stof Kennisdatabank Leidraadstof i-waarde Groep<br />

1,2-dichloorpropeen Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

1,3-butadieen Geen 30 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

1,3-dichloorpropeen 1,3-dichloorpropeen 5 chloorkoolwaterstoffen<br />

1-butanol Butanol 30<br />

2,3,7,8-tcdd Dioxine 0.001 gechloreerde koolwaterstoffen overig<br />

2,4,5-t Drins 4 organochloorbestrijdingsmiddelen<br />

2,4,6-trinitrofenol Fenol 40 aromatische verbindingen<br />

2,4,6-trinitrotolueen Fenol 40 aromatische verbindingen<br />

2-naftol Pak 40 pak’s<br />

3,4,5-trihydroxybenzoëzuur Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

3,4-dichlooralinine Dichlooranilinen 50 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

aceton Geen<br />

acrylamide Styreen 100 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

acrylnitril cyanide complex 50 anorganische verbindingen<br />

aldicarb Organofosfor 2 organofosfor bestrijdingsmiddelen<br />

bestrijdingsmiddel<br />

alifatische en naftenische kws Eox 3 overige verontreiniging<br />

alkylkwik Kwik 10 metalen<br />

amino-azijnzuur Butylacetaat 100 overige verontreiniging<br />

amphibole Organofosfor 2 organofosfor bestrijdingsmiddelen<br />

bestrijdingsmiddel<br />

aniline Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

anthraceen Pak 40 pak’s<br />

anthrachinon-sulfonzuur Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

antimoon Antimoon 15 metalen<br />

aromaten Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

arseen Arseen 55 metalen<br />

atrazin Atrazin 6 overige bestrijdingsmiddelen<br />

azokleurstoffen Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

azopigmenten Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

barium Barium 625 metalen<br />

bendiocarb Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

benzeen Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

benzeensulfonzuur Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

benzidine Pcb 1 pcb’s<br />

benzo(a)pyreen Pak 40 pak’s<br />

benzoëzuur Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

bitumen, Fluaten Pak 40 pak<br />

borium Barium 625 metalen<br />

cadmium Cadmium 12 metalen<br />

calciumfluoride Fluoride 200 anorganische verbindingen<br />

captan Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

carbendazim Carbaryl 5 overige verontreinigingen<br />

carbondisulfide Thiocyanaat 20 anorganische verbindingen<br />

carbonsulfide Thiocyanaat 20 anorganische verbindingen<br />

chloorkalk Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

chloorkws Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

chloorpyrifos Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

chloroform Trichloormethaan 10 cloorkoolwaterstoffen<br />

chroom Chroom 380 metalen<br />

chroomtetraethylrhodamine Chroom 380 metalen<br />

69


70<br />

Stof Kennisdatabank Leidraadstof i-waarde Groep<br />

cobalt Cobalt 240 metalen<br />

creosol Cresol 5 aromatische verbindingen<br />

cresol Cresol 5 aromatische verbindingen<br />

cyanide Cyanide 20 anorganische verbindingen<br />

cyanide-complex cyanide complex 50 anorganische verbindingen<br />

cyclohexanon Cyclohexanon 45 overige verontreinigingen<br />

ddt Ddt 4 organochloorbestrijdingsmiddelen<br />

diazinon Organofosfor 2 organofosfor bestrijdingsmiddelen<br />

bestrijdingsmiddel<br />

di-azokleurstoffen Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

dichloorbenzeen Dichloorbenzeen 1 chloorbenzenen<br />

dichloormethaan Dichloormethaan 10 chloorkoolwaterstoffen<br />

dichloorvos Organofosfor 3 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />

bestrijdingsmiddel<br />

di-ethanolamine Ethyleenglycol 100 overige verontreinigingen<br />

diethyleenglycol Diethyleenglycol 100 overige verontreinigingen<br />

di-ethylether Methylethylketon 35 overige verontreinigingen<br />

diethylglycol (2,4,6,-trinitrofenol) Fenol 40 aromatische verbindingen<br />

dihydroxybiphenylpropaan Fenol 40 aromatische verbindingen<br />

dimethoaat Organofosfor 2 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />

bestrijdingsmiddel<br />

di-octylphtalaat Ftalaat 60 overige verontreinigingen<br />

dioxine Dioxine 0.001 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

diphenylolpropaan Butanol 30 overige verontreinigingen<br />

diuron Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

endosulfan Endosulfan 4 organofosfor bestrijdingsmiddelen<br />

epichloorhydrine Eox 3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

ethanol Methanol 30 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

ethylacetaat Methanol 30 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

ethyleendiamine Methanol 30 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

ethyleenglycol Ethyleenglycol 270 overige verontreinigingen<br />

fenol Fenol 40 aromatische verbindingen<br />

fentinacetaat Organofosfor 2 organofosfor bestrijdingsmiddel<br />

bestrijdingsmiddel<br />

fention Organofosfor 2 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />

bestrijdingsmiddel<br />

fluorantheen Fluorantheen 40 pak’s<br />

formaldehyde Formaldehyde 0.1 overige verontreinigingen<br />

ftalocyanaten cyanide complex 50 anorganische verbindingen<br />

furanen Tetrahydrofuraan 2 overige verontreinigingen<br />

glycerol<br />

glycol Ethyleenglycol 100 overige verontreinigingen<br />

glyfosfaat Organofosfaat 20 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />

heptabroombiphenyl poly halogeen biphenyl 10 overige verontreinigingen<br />

hexachloorethaan Hexachloorethaan 10 chloorkoolwaterstoffen<br />

hexamethyleen-di-iso-cyanaat cyanide complex 50 anorganische verbindingen<br />

hexamine Hydrochinon 10 overige verbindingen<br />

hydrazine Hydrochinon 10 overige verbindingen<br />

hydrochinon Hydrochinon 10 overige verbindingen<br />

indigosolen Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

kookpuntbenzines Benzeen 1 aromatische verbindingen<br />

koper Koper 190 metalen<br />

koperoxychinolaat Koper 190 metalen<br />

kwik Kwik 10 metalen<br />

lakken en verven xylenen (som) 25 aromatische verbindingen<br />

lindaan Hch 2 organochloorbestrijdingsmiddelen<br />

Stof Kennisdatabank Leidraadstof i-waarde Groep<br />

lood Lood 530 metalen<br />

malathion Malathion 2 organofosfor bestrijdingsmiddel<br />

mcpa Mcpa 4 chloorphenoxy-carbonzuur herbiciden<br />

MDM dde (som) 4 organochloor bestrijdingsmiddelen<br />

melamine cyanide complex 20 anorganische verbindingen<br />

metam-natrium Thiocyanaat 20 anorganische verbindingen<br />

methanol Methanol 30 overige verontreinigingen<br />

methoxychloor Eox 3 overige gechloreerde kws<br />

methylacrylaat Eox 3 overige gechloreerde kws<br />

methylbromide Eox 3 overige gechloreerde kws<br />

methylchloride Eox 3 overige gechloreerde kws<br />

methylisothiocyanaat cyanide complex 20 anorganische verbindingen<br />

methylkwik Kwik 10 metalen<br />

mevinphos Organofosfor 2 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />

bestrijdingsmiddel<br />

molybdeen Molybdeen 200 metalen<br />

naftakleurstoffen pak 40 pak’s<br />

naftaleen pak 40 pak’s<br />

natrium-pcp chloorfenolen 5.0 chloorfenolen<br />

n-decaan butanol 30 overige verontreinigingen<br />

n-hexaan butanol 30 overige verontreinigingen<br />

nikkel nikkel 210 metalen<br />

nitroglycerine fenol 40 aromatische verbindingen<br />

n-octaan butanol 30 overige verontreinigingen<br />

o-cresol cresol 5.0 aromatische verbindingen<br />

o-di-ethylphatalaat ftalaat 60 overige verontreinigingen<br />

o-dinitrocresol cresol 5.0 aromatische verbindingen<br />

oliezuur butanol 30 overige verontreinigingen<br />

o-xyleen fenol 40 aromatische verbindingen<br />

pak pak 40 pak’s<br />

parathion organofosfaat 2 organofosforbestrijdingsmiddelen<br />

PCB dioxine 0.001 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

pcb-28 pcb 1 polychloorbifenylen<br />

pcb’s pcb 1 polychloorbifenylen<br />

pentachloorfenol chloorfenolen 5.0 chloorfenolen<br />

picrinezuur fenol 40 aromatische verbindingen<br />

p-phenyleendiamine fenol 40 aromatische verbindingen<br />

p-phtaalzuur ftalaten 60 overige verontreinigingen<br />

propyleenglycol diethylglycol 270 overige verontreinigingen<br />

pyridine fenol 0.5 overige verontreinigingen<br />

selenium barium 625 metalen<br />

simazin 0.3 overige gechloreerde koolwaterstoffen<br />

stearine diethylglycol 270 overige verontreinigingen<br />

stearinezuur diethylglycol 270 overige verontreinigingen<br />

strontium beryllium 31<br />

styreen styreen 100 overige verontreinigingen<br />

terpentine diethylglycol 270 overige verontreinigingen<br />

tetrachloorkoolstof tetrachloormethaan 1 chloorkoolwaterstoffen<br />

tetrachloormethaan tetrachloormethaan 1 chloorkoolwaterstoffen<br />

tetrahydrofuraan tetrahydrofuran 2 overige verontreinigingen<br />

tin nikkel 210 metalen<br />

tolueen tolueen 130 aromatische verbindingen<br />

toluidine tolueen 130 aromatische verbindingen<br />

tributyltin organotinverbinding 2.5 organotinbestrijdingsmiddelen<br />

trichloorethaan trichloorethanen (som) 15 chloorkoolwaterstoffen<br />

trichlooretheen trichlooretheen 60 chloorkoolwaterstoffen<br />

71


72<br />

Stof Kennisdatabank Leidraadstof i-waarde Groep<br />

trichloormethaan trichloormethaan 10 chloorkoolwaterstoffen<br />

tri-joodmethaan trichloorethaan 15 vluchtige chloor kws<br />

vanadium nikkel 210 metalen<br />

vinylacetaat monochloorbenzeen 0.1 chloorbenzenen<br />

vinylchloride monochlooretheen 0.1 chloorkoolwaterstoffen<br />

wolfraam nikkel 210 metalen<br />

xyleen xyleen 25 aromatische verbindingen<br />

zilver zilver 15 metalen<br />

zineb zink 720 metalen<br />

zink zink 720 metalen<br />

zware metalen molybdeen 200 metalen<br />

Bijlage 9<br />

Vergelijking tussen<br />

het ubi-<strong>model</strong> en<br />

de tauw/bsbsystematiek<br />

Algemeen<br />

Het ubi-<strong>model</strong><br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

Het nieuwe ubi-<strong>model</strong> is getoetst aan de reeds bestaande tauw/bsb-systematiek. De<br />

toetsing is vooral gericht op de chemische stoffen die enerzijds door ubi en<br />

anderzijds door tauw aan een sbi-code worden toegeschreven. In het onderstaande<br />

betoog wordt de toetsing uitgewerkt. Hierbij worden de volgende zaken behandeld:<br />

Omschrijving van het ubi -<strong>model</strong>;<br />

Omschrijving van de tauw/bsb-systematiek;<br />

Een vergelijking tussen de twee <strong>model</strong>len gebaseerd op een steekproef.<br />

Ten behoeve van een historisch onderzoek naar potentieel vervuilde bedrijfsterreinen<br />

in de provincie Gelderland (project Ede) en de gemeente Rotterdam<br />

(bio-Bedrijven), werd door de combinatie van ReGister en Arcadis Heidemij Advies<br />

een begin gemaakt met het opstellen van een <strong>model</strong> voor het bepalen van een<br />

indicatieve onderzoeksprioriteit van potentieel vervuilde locaties.<br />

Uitgangspunt hierbij was de zogenaamde ReGister-lijst, een activiteitencoderingslijst,<br />

samengesteld aan de hand van vele grootschalige inventarisaties van potentieel<br />

vervuilde bedrijfsterreinen. Tijdens deze inventarisaties werden hinderwetvergunningen<br />

en dossiers uit het Handelsregister doorgenomen. Van de<br />

aangetroffen bedrijfsomschrijvingen werd vervolgens een bestand aangelegd, dat<br />

aan de sbi’74-codering is gekoppeld.<br />

Over de verschillende activiteiten werd informatie verzameld, vooral met<br />

betrekking tot de onderstaande aspecten:<br />

de stoffen die als gevolg van de activiteiten mogelijk in de bodem terecht zijn<br />

gekomen;<br />

de eigenschappen van die stoffen, zoals toxiciteit en mobiliteit;<br />

de kans dat die stoffen in de bodem terecht zijn gekomen, volgens een indicatieve<br />

schaal.<br />

De aldus verzamelde uitkomsten werden daarna vertaald naar een indicatieve<br />

prioritering per bedrijfsactiviteit, die in een database werd opgenomen. Deze database<br />

is nu, in het kader van het globis-project, geactualiseerd en verder verfijnd.<br />

De belangrijkste verandering die daarbij optreedt, is het kwantificeren van de reeds<br />

bestaande indicatieve prioritering. Daartoe is een formule opgesteld waarmee de<br />

ip-waarden kunnen worden berekend. De aanpassingen zijn ondermeer gebaseerd<br />

op grond van ervaringen die, met het prioriteren van bestanden, in Zeeland,<br />

Overijssel en enkele Brabantse gemeenten zijn opgedaan.<br />

De in de database verzamelde gegevens en de formule waarmee een indicatieve<br />

prioriteit kan worden berekend, hebben uitsluitend betrekking op de bron van de<br />

mogelijke bodemverontreiniging. De bron kan een chemische wasserij, een<br />

demping, een houtwarenfabriek, een lichtpetroleumpompinstallatie, of een andere<br />

‘activiteit’ zijn die wordt uitgedrukt door een (bedrijfs)activiteitencodering.<br />

Per activiteitencode is gekeken welke stoffen als gevolg van de activiteiten mogelijk<br />

in de bodem terecht zijn gekomen. Daartoe is een uitgebreide literatuurstudie naar<br />

bedrijfsprocessen uitgevoerd De verzamelde informatie is aangevuld en getoetst aan<br />

de hand van informatie uit de praktijk.<br />

De tracers zijn de voor het productieproces kenmerkende stoffen, die als gevolg van<br />

de betreffende activiteit bij bodemonderzoek het meest waarschijnlijk in de bodem<br />

kunnen worden aangetroffen. Wanneer een tracer in de bodem wordt omgezet in<br />

een toxischer afbraakproduct, dan is deze toxischer metaboliet als vervanger van de<br />

73


74<br />

tauw/bsb-systematiek<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

tracer in de database opgenomen en in de formule meegewogen. In totaal zijn er<br />

166 tracers opgenomen in de database. Een overzicht van deze stoffen is te vinden<br />

in bijlage.<br />

Voor de uiteindelijke bronprioritering is aan de tracers een toxiciteitparameter<br />

toegekend. De toxiciteit wordt uitgedrukt via de interventiewaarden uit de Leidraad<br />

bodembescherming. Per ubi-code geldt er bovendien één kansinschatting<br />

(g-waarde), die het aandeel van de tracers in het productieproces en de kans op<br />

emissie naar de bodem in een wegingsfactor uitdrukt. Tenslotte zijn bij elke<br />

activiteit de dominante stoffen bepaald.<br />

Uitgedrukt in een formule ziet dit er als volgt uit:<br />

Risico = G * ∑ (toxiciteit)<br />

Voor de prioritering is gekozen voor een systeem dat aansluit bij de bsb-systematiek.<br />

In de door de Commissie bsb in haar eindrapport omschreven methode, wordt de<br />

kans op bodemverontreiniging uitgedrukt in een bronscore per bedrijf. Uit de<br />

adressenbestanden van de N.V. Databank van de Kamers van Koophandel zijn<br />

gegevens gegenereerd die resulteren in 385 potentieel bodemverontreinigde<br />

bedrijfsactiviteiten. Achtennegentig van deze potentieel bodemverontreinigde<br />

bedrijfsactiviteiten zijn niet geselecteerd op grond van het productieproces an sich,<br />

maar vanwege de vermoedelijke olieopslag op het terrein.<br />

Vervolgens zijn door middel van literatuuronderzoek en op basis van ervaringen<br />

met uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringen, per bedrijfssoort<br />

verontreinigende stoffen en kansen op verontreiniging toegekend. 6 Per activiteit zijn<br />

(volgens sbi-code) maximaal twee stofgroepen aangegeven die mogelijk de grond<br />

kunnen verontreinigingen (de kans op verontreiniging) en maximaal één stofgroep<br />

die het grondwater kan verontreinigingen. Deze laatste stofgroep verschilt echter<br />

nergens met de stofgroepen die de grond kunnen verontreinigen. De stofgroepen<br />

zijn ingedeeld in risico-klassen op basis van toxiciteit en mobiliteit (conform de<br />

methode bsb).<br />

De tauw/bsb-systematiek gaat uit van de onderstaande stofgroepen:<br />

zware metalen<br />

anorganische stoffen<br />

aromaten<br />

pak’s<br />

gechloreerd vluchtig<br />

eocl<br />

bestrijdingsmiddelen<br />

minerale olie<br />

Deze indeling komt grotendeels overeen met de categorie-indeling van de leidraadstoffen.<br />

Minerale olie is echter als afzonderlijke stofgroep toegevoegd, de catergorie<br />

‘gechloreerde koolwaterstoffen’ is uitgesplitst in gechloreerd vluchtig en eocl en de<br />

categorie ‘overige verontreinigingen’ is niet opgenomen<br />

Bij het prioriteren is gekeken naar twee elementen die samen de bronscore van de<br />

potentiële verontreiniging van de grond op het bedrijfsterrein bepalen. Het gaat<br />

daarbij om de toxiciteit van de potentieel verontreinigende stofgroepen en de kans<br />

op het ontstaan van de verontreiniging.<br />

•<br />

•<br />

•<br />

De toxiciteit is gerelateerd aan sbi-codes. In totaal worden drie klassen<br />

onderscheiden:<br />

klasse 1: bestrijdingsmiddelen, eox, pak’s en aromaten<br />

klasse 2: gechloreerd vluchtig<br />

klasse 3: zware metalen, anorganische stoffen, minerale olie<br />

De kans op het ontstaan van de verontreiniging is gerelateerd aan de aard van de<br />

bedrijfsactiviteiten en de ouderdom van de vestiging. De kans als gevolg van de<br />

bedrijfsactiviteit (sbi-code) is in die klassen verdeeld:<br />

datum<br />

en duur<br />

kansklasse stofgroepgrond 1: groter of gelijk aan 90%;<br />

kansklasse stofgroepgrond 2: tussen 60% en 90%;<br />

kansklasse stofgroepgrond 3: kleiner dan 60%.<br />

Hiervoor wordt uitgegaan van de kans op verontreiniging van de grond per<br />

stofgroep van de bijbehorende sbi-code.<br />

De kans als gevolg van de ouderdom van de activiteiten wordt ook in drie klassen<br />

onderverdeeld:<br />

klasse 1: aanvangsdatum voor 1970;<br />

klasse 2: aanvangsdatum tussen 1970 en 1985;<br />

klasse 3: aanvangsdatum na 1985.<br />

De verschillende klassen-scores worden vervolgens, met behulp van kruistabellen,<br />

verwerkt tot de uiteindelijke bronscore.<br />

Schematisch ziet de prioriteringssystematiek er als volgt uit:<br />

voormalig bedrijf<br />

kans op<br />

verontreiniging<br />

bronscore=<br />

urgentie-score terrein<br />

sbi-code<br />

stoffen<br />

verontreiniging<br />

grond en grondwater<br />

toxiciteit<br />

mobiliteit<br />

75


76<br />

Overeenkomsten en verschillen<br />

ubi-methode en<br />

tauw/bsb-systematiek<br />

ubi<br />

• Bedrijfsproces kenmerkende stoffen (1-15 tracers<br />

• Oude bedrijfsactiviteiten hebben eigen sbi-codering<br />

• Productieschaal= kans op emissie naar de bodem<br />

(7 klassen)<br />

• Toxicologische karakter van de stoffen (i-waarden)<br />

• Toxischer metaboliet<br />

• Mobiliteit van de stoffen (indirect via de i-waarde)<br />

Steekproef ter vergelijking<br />

chemische stoffen<br />

De overeenkomstenen verschillen tussen het ubi-<strong>model</strong> en de tauw-systematiek<br />

worden in onderstaande tabel samengevat:<br />

tauw<br />

De vergelijking tussen het ubi-<strong>model</strong> en de tauw-systematiek is – zoals eerder<br />

gezegd – gericht op de stoffen/stofgroepen die aan een activiteitencode worden<br />

toegeschreven. De tauw/bsb-systematiek heeft aan 385 sbi’s stofgroepen verbonden.<br />

Bij het ubi-<strong>model</strong> zijn voor 1145 ubi’s de tracers beschikbaar.<br />

ubi tauw<br />

Aantal ubi’s met stoffen 1145 385<br />

Percentage 100% 33.6%<br />

• Bedrijfsproces kenmerkende stoffen (2 stofgroepen)<br />

• Ouderdom van de bedrijfsactiviteit (3 klassen)<br />

• Kans op bodemverontreiniging van de bedrijfsactiviteit<br />

(3 klassen)<br />

• Duur van de bedrijfsactiviteit<br />

• Toxicologisch karakter van de stoffen (3 klassen)<br />

• Mobiliteit van de stoffen (3 klassen)<br />

Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat de tauw/bsb-systematiek 34% van de<br />

bedrijfsactiviteiten van de ubi-lijst prioriteert. Vooral oude – niet meer uitgevoerde –<br />

bedrijfsactiviteiten ontbreken in de tauw-systematiek. Ook is het ubi-<strong>model</strong> fijnmaziger<br />

dan de tauw-indeling. Bij de laatste wordt meer gebruik gemaakt van<br />

algemene omschrijvingen en/of verzamelcategorieën. Bovendien zijn 98 (25.5%) van<br />

de 385 bedrijfsactiviteiten door tauw alleen geselecteerd op de mogelijke<br />

aanwezigheid van minerale olie, via opslagtanks. De ubi-lijst hanteert aparte codes<br />

voor de opslag van brandstoffen (bovengronds, ondergronds, ingemetseld, soort<br />

brandstof, etc.), die ongeveer 7% van het totale aantal ubi’s beslaan.<br />

Ten behoeve van de vergelijking is een steekproef samengesteld. Daarbij zijn 156<br />

(41%) sbi’s uit de tauw/bsb-systematiek geselecteerd. De selectie is tot stand<br />

gekomen door de activiteitenlijst van tauw van voor naar achter door te werken. 7<br />

Hierbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenredige spreiding over de<br />

verschillende soorten branches. Alle categorieën bedrijfsindelingen zijn daardoor in<br />

de steekproef vertegenwoordigd, maar niet in hun geheel opgenomen.<br />

Bij het ubi-<strong>model</strong> zijn maximaal vijftien individuele stoffen aan een ubi-code<br />

gekoppeld. Bij de voor deze steekproef geselecteerde ubi’s is sprake van een maximum<br />

van 13 stoffen. Het ‘scoreverloop’ van de steekproef is als volgt. Wanneer een<br />

individuele stof uit het ubi-<strong>model</strong> onderdeel is van een stofgroep die tauw hanteert,<br />

dan wordt dit als een overeenkomst beschouwd. Hierdoor kan het voorkomen dat<br />

de ene keer veel individuele stoffen met een stofgroep gelijk worden gesteld, terwijl<br />

het ook één tracer kan betreffen. Aan de stofgroep ‘minerale olie’ zijn individuele<br />

stoffen in het ubi-<strong>model</strong> gelijkgesteld die behoren tot de aromaten of pak’s.<br />

Het kan dus voorkomen dat bij de ene activiteit er meerdere stoffen uit het ubi<strong>model</strong><br />

overeenkomen met één stofgroep bij tauw , terwijl bij de volgende activiteit<br />

er slechts één tracer is die overeenkomt met een stofgroep bij tauw. In beide<br />

gevallen wordt van een overeenkomst gesproken.<br />

De resultaten van<br />

de steekproef<br />

Conclusies<br />

De resultaten van de vergelijking zijn in de achter bijgevoegde lijsten vermeld. De<br />

resultaten van de steekproef staan in onderstaande tabel samengevat. Daarbij wordt<br />

onderscheiden:<br />

Bij hoeveel ubi’s een door tauw gekoppelde stofgroep niet in het ubi-<strong>model</strong><br />

genoemd werd. In de bijlagen 1 en 2 zijn deze vetgedrukt;<br />

Bij hoeveel ubi’s een door ubi genoemde tracer niet door tauw is vertaald naar een<br />

stofgroep. In de bijlagen 1 en 2 zijn deze cursief en onderstreept weergegeven;<br />

Bij hoeveel ubi’s er geen verschil was tussen de stofgroepen van tauw en de tracers<br />

van ubi.<br />

Omschrijving Aantal %<br />

Stofgroep wel bij tauw genoemd, niet bij ubi-<strong>model</strong> 34 22<br />

Stofgroep niet bij tauw genoemd, wel in ubi-<strong>model</strong> 122 78<br />

Geen verschil qua stofgroepen beide <strong>model</strong>len 23 15<br />

Aantal beschouwde activiteiten 156 100<br />

Omschrijving Aantal<br />

Aantal stofgroepen niet genoemd in de ubi-methode 37<br />

Aantal stofgroepen niet genoemd door tauw 205<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

Het gaat hier dus om het aantal activiteiten waarbij verschillen zijn gevonden.<br />

Omdat het kan voorkomen dat bij een ubi-code zowel door tauw als in het ubi<strong>model</strong><br />

een stofgroep niet wordt genoemd, is de optelling van de percentages niet<br />

noodzakelijk 100%.<br />

Vervolgens is vastgesteld het aantal stofgroepen dat bij vergelijking van de<br />

activiteiten in de steekproef verschilde:<br />

Via het bovenstaande betoog is in kaart gebracht welke chemische stoffen<br />

(stofgroepen) door enerzijds ubi en anderzijds door tauw/bsb aan een sbi-code<br />

worden toegeschreven. Via een korte omschrijving van beide prioriterings<strong>model</strong>len<br />

is aangegeven waar de verschillen in benadering zich voordoen. Voor de uitkomsten<br />

van de steekproef zijn de onderstaande verschillen het meest van belang:<br />

De ubi-codering is gebaseerd op een uitvoerige inventarisatie van allerlie<br />

verschillende productieprocessen en activiteiten. tauw heeft bij haar indeling van<br />

de activiteiten gebruik gemaakt van de veel beperktere indeling uit sbi’74, die door<br />

de Kamers van koophandel werd gebruikt. De steekproef beoordeelt daarom slechts<br />

14% van het ubi-bestand en 41% van de tauw/bsb-gegevens;<br />

Nevenactiviteiten worden bij ubi expliciet genoemd door middel van een eigen<br />

code. Bij de tauw/bsb-systematiek is een relatief groot gedeelte -98 van de in totaal<br />

385 bedrijfsactiviteiten- geselecteerd op minerale olie. Deze sbi’s zouden eigenlijk<br />

moeten worden vergeleken met de sbi-codes die de ubi-code hanteert voor de opslag<br />

van brandstoffen.<br />

Al met al bestaan er vrij grote verschillen tussen het ubi-<strong>model</strong> en de tauw/bsbsystematiek.<br />

De belangrijkste verklaring daarvoor is het verschil in uitgangspunten<br />

tussen beide <strong>model</strong>len. Daardoor zijn beide <strong>model</strong>len moeilijk vergelijkbaar. Bij het<br />

ubi-<strong>model</strong> is meer in detail gewerkt, waardoor aan de activiteiten vaak meer<br />

verschillende stoffen zijn toegekend dan in de tauw-systematiek, waar meer op<br />

hoofdlijnen en in stofgroepen is gewerkt.<br />

77


78<br />

De tauw/bsb-systematiek is ontwikkeld voor het prioriteren van Kamer van<br />

Koophandel-bestanden, gericht op bedrijven en niet op fysieke locaties. De dossiers<br />

uit de Kamer van Koophandel bevatten slechts summiere informatie over de<br />

activiteiten van de bedrijven en eventuele deel- of nevenactiviteiten kunnen moeilijk<br />

worden onderscheiden. De uit de Kamer van Koophandel verzamelde informatie<br />

is derhalve ook veel minder gedetailleerd, wat de opzet van de tauw/bsb-systematiek<br />

zou kunnen verklaren.<br />

Het ubi-<strong>model</strong> is ontstaan uit de ervaringen opgedaan met Hinderwetinventarisaties.<br />

In Hinderwetvergunningen is veel gedetailleerdere informatie over<br />

de activiteiten te vinden en de duiding van de activiteiten, maar ook de bedrijfslocaties,<br />

kan daardoor veel nauwkeuriger gebeuren. Dat rechtvaardigt ook de<br />

gekozen expliciete opzet van het ubi-<strong>model</strong>, waarin ook deel- en nevenactiviteiten<br />

apart worden meegewogen en veel minder impliciet wordt verondersteld. Overigens<br />

kunnen ook de Kamer van Koophandelbestanden met het ubi-<strong>model</strong> worden geprioriteerd,<br />

al zullen de resultaten mogelijk minder nauwkeurig zijn dan bij het prioriteren<br />

van Hinderwetbestanden. Het samenvoegen van beide bestanden is dan<br />

mogelijk de beste oplossing.<br />

Bijlage 10<br />

Toetsing ubi-<strong>model</strong><br />

aan Wbb-bestand<br />

Zuid-Holland<br />

Inleiding op de toetsing<br />

Een voorbeeld:<br />

Wbb-geval 050001<br />

In het project Bodem in Beeld 2005 van de provincie Zuid-Holland, is een toetsing<br />

uitgevoerd van het ubi-<strong>model</strong>. De theoretische uitkomsten van het <strong>model</strong> zijn daarbij<br />

vergeleken met de uitkomsten van de bodemonderzoeken op Wbb-locaties, zoals<br />

die zijn opgenomen in het boom-bestand van de provincie. Doel van de vergelijking<br />

was de toetsing van de streep tussen potentieel ernstig verontreinigde en potentieel<br />

verontreinigde locaties, die bij de nsx-score 100 is getrokken.<br />

Op grond van de ubi-code werden in het boom-bestand gelijksoortige gevallen geselecteerd<br />

en werd de kwalificatie die aan de locaties was toegekend vergeleken met<br />

de nsx-score en of de locaties in het ubi-<strong>model</strong> boven of onder de streep tussen<br />

potentieel ernstig en potentieel verontreinigd vielen.<br />

De toetsing had betrekking op 2 304 Wbb-gevallen, waarbij sprake was van<br />

326 verschillende ubi-codes. Op een Wbb-locatie kunnen ook meerdere potentieel<br />

bodemvervuilende activiteiten hebben plaats gevonden. Bij de vergelijking is uitgegaan<br />

van de dominante ubi, dat wil zeggen de ubi-code met de hoogste nsx-score uit<br />

het ubi-<strong>model</strong>. De andere activiteiten die op de locatie hebben plaats gevonden zijn<br />

buiten beschouwing gelaten.<br />

ubi-code ubi-omschrijving nsx Klasse<br />

285202 Lasinrichting 5 2<br />

371001 Kabelbranderij 281 6<br />

287504 Smederij 55 4<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

De dominante ubi in het bovenstaande geval is dus de kabelbranderij. Deze is verantwoordelijk<br />

voor de score van de locatie als geheel en maakt dat de locatie als een<br />

potentieel ernstig verontreinigde locatie moet worden beschouwd, want de nsxscore<br />

is hoger dan 100.<br />

De Wbb-locaties zijn in het boom-bestand voorzien van ubi-codes waarmee de bron<br />

van de verontreiniging wordt aangeduid en aan de locaties zijn op grond van de<br />

uitkomsten van de bodemonderzoeken kwalificaties toegekend, waaruit de ernst<br />

van de geconstateerde verontreiniging kan worden afgeleid. Het betreft de volgende<br />

kwalificaties:<br />

Urgent<br />

Ernstig<br />

Gesaneerd<br />

Niet urgent<br />

Niet ernstig<br />

Onderzocht<br />

Onvoldoende gegevens<br />

Verdacht<br />

De kwalificaties zijn gebruikt om een vergelijking te maken tussen de aangetoonde<br />

ernst van een verontreiniging en de uitkomst van het ubi-<strong>model</strong>, voor zover het de<br />

indeling in potentieel ernstige en potentieel verontreinigde locaties betreft.<br />

79


80<br />

De vergelijking<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

Bij de vergelijking is gekeken naar de volgende gegevens:<br />

Welke dominante ubi-code is actief geweest op de Wbb-locatie;<br />

Welke kwalificatie is aan de Wbb-locatie toegekend;<br />

Wat is de score die door het ubi-<strong>model</strong> in theorie aan de dominante ubi-code is<br />

gekoppeld;<br />

Hoe verhouden beide uitkomsten zich tot elkaar.<br />

De uitkomsten van de vergelijking zijn weergegeven in onderstaande tabel.<br />

Wbb-kwalificatie Prioritering d.m.v. het ubi-<strong>model</strong><br />

Potentieel Ernstig % Potentieel Verontreinigd % Totaal Wbb<br />

Urgent 354 95 19 5 373<br />

Ernstig 353 89 43 11 396<br />

Gesaneerd 646 91 61 9 707<br />

Niet urgent 18 72 7 28 25<br />

Niet ernstig 269 83 55 17 324<br />

Onderzocht 154 88 22 12 176<br />

Onvoldoende gegevens 164 86 27 14 191<br />

Verdacht 86 77 26 23 112<br />

Totaal 2 044 89 260 11 2 304<br />

In totaal zijn dus 2 304 Wbb-locaties bekeken, waarbij volgens het ubi-<strong>model</strong> in<br />

2 044 gevallen sprake zou moeten zijn van een potentieel ernstig verontreinigde<br />

locatie en in 260 gevallen van een potentieel verontreinigde locatie. Het zeer grote<br />

aantal potentieel ernstige locaties is natuurlijk verklaarbaar door het feit dat in het<br />

Wbb-bestand vrijwel alleen locaties voorkomen waar ook daadwerkelijk sprake is<br />

van ernstige bodemverontreiniging.<br />

De volgende stap was bekijken of de indeling in potentieel ernstige en potentieel<br />

verontreinigde locaties volgens de theorie van het ubi-<strong>model</strong>, overeenstemde met de<br />

kwalificatie die in het Wbb-bestand aan de locaties was toegekend. De kwalificaties<br />

uit het Wbb-bestand zijn op de volgende manier gekoppeld aan de termen<br />

potentieel ernstig en potentieel verontreinigd:<br />

Wbb-kwalificatie boom Kwalificatie ubi-<strong>model</strong><br />

Urgent Potentieel ernstig<br />

Ernstig Potentieel ernstig<br />

Gesaneerd Potentieel ernstig<br />

Niet urgent -<br />

Niet ernstig Potentieel verontreinigd<br />

Onderzocht -<br />

Onvoldoende gegevens -<br />

Verdacht -<br />

De kwalificatie ‘Niet-urgent’ kan zowel op potentieel ernstige als op potentieel<br />

verontreinigde locaties slaan en kon dus in de beoordeling niet worden<br />

meegenomen. Hetzelfde geldt voor de kwalificaties Onderzocht, Onvoldoende<br />

gegevens en Verdacht, die eveneens geen uitsluitsel geven over de ernst van de<br />

aangetroffen verontreiniging. De overige kwalificaties zijn wel bruikbaar, omdat zij<br />

aangeven of op een locatie sprake blijkt te zijn van een ernstig geval van bodemverontreiniging<br />

of niet. Uiteindelijk blijken derhalve de gegevens van 1 800 locaties<br />

bruikbaar om in de toetsing te gebruiken.<br />

Conflictlocatie type 1<br />

Categorie a<br />

Categorie b<br />

Aldus zijn bij de toetsing van de Wbb-locaties vier scenario’s mogelijk, die hieronder<br />

staan weergegeven:<br />

Ubi-<strong>model</strong> Wbb-bestand Interpretatie<br />

Potentieel Verontreinigd Niet ernstig o.k.<br />

Potentieel Verontreinigd Ernstig ‘Conflictlocaties’, nader bekijken<br />

Potentieel Ernstig Niet ernstig ‘Conflictlocaties’, nader bekijken<br />

Potentieel Ernstig Ernstig o.k.<br />

1<br />

2<br />

3<br />

Beschouwing van de uitkomsten levert twee soorten conflictlocaties op, die hierna<br />

verder worden besproken.<br />

Van het eerste type conflictlocatie is sprake waneer het ubi-<strong>model</strong> aangeeft dat<br />

sprake zal zijn van een potentieel verontreinigde locatie met een nsx-score lager<br />

dan 100, terwijl in de praktijk uit onderzoeken is gebleken dat sprake is van een<br />

urgent, ernstig of gesaneerd geval en deze kwalificatie ook in het Wbb-bestand is<br />

opgenomen. Het gaat om 123 Wbb-locaties, 5% van het totaal.<br />

Wanneer we de locaties en bijbehorende ubi-codes nader bekijken, dan kan een<br />

onderscheid in twee categorieën worden gemaakt, namelijk categorie a en b:<br />

Locaties met een ubicode die verwijst naar een stortplaats, een demping, een<br />

ophooglaag of een erfverharding, waarvoor ten tijde van de toets nog geen nsx-score<br />

was vastgesteld en die dus automatisch lager scoorden dan de nsx-score 100 die het<br />

onderscheid tussen potentieel ernstig en potentieel verontreinigd aangeeft. Het<br />

betreft 71 locaties (4% van het totaal) en 31 verschillende ubi-codes.<br />

Locaties met overige ubi-codes, die in het <strong>model</strong> wel van een nsx-score zijn voorzien.<br />

Dit betreft 52 locaties (3% van het totaal aantal Wbb-locaties) en 41 verschillende<br />

ubi-codes.<br />

Het verder bestuderen van de locaties en ubi-codes in categorie a is niet zinvol,<br />

omdat de reden voor de afwijking tussen theorie en praktijk bekend is. Inmiddels<br />

zijn aan de genoemde ubi-codes wel scores toegekend.<br />

Bij categorie b gaat het wel om conflictlocaties. Een afwijking van 3% op een zo<br />

groot aantal locaties is op zich natuurlijk al een goede score, maar de afwijkende<br />

ubi-codes zijn toch aan een nadere beschouwing onderworpen. Er kunnen op dit<br />

punt 3 groepen van ubi-codes worden onderscheiden, namelijk:<br />

De ubi’s waarvan al bekend was dat ze mogelijk te laag zouden scoren en dit ook<br />

door de experts was aangegeven;<br />

De ubi’s waar door verder onderzoek nadere gegevens over moeten worden verzameld;<br />

De ubi’s die op de betreffende locaties een afwijking van de theorie te zien geven,<br />

maar toch algemeen niet als potentieel ernstig verontreinigd moeten worden<br />

beschouwd.<br />

81


82<br />

ad 1<br />

Het betreft hier de volgende ubi-codes:<br />

ubi-code omschrijving nsx-score<br />

926239 kleiduivenschietbaan 84<br />

287705 loodwerkerij en –branderij 74<br />

252 kunststofproductenindustrie 52<br />

2462 lijm- en plakmiddelenindustrie 45<br />

ad 2<br />

Van deze ubi-codes was dus de nsx-score te laag, zo bleek uit de vergelijking met de<br />

praktijk uit het Wbb-bestand. Dat kan zijn veroorzaakt omdat een bepaalde tracer<br />

niet was toegekend of omdat de g-waarde te laag was ingeschaald. Naar deze<br />

activiteiten zal verder onderzoek naar het productieproces worden gedaan en zal<br />

worden achterhaald welke stoffen nu daadwerkelijk in de bodem zijn aangetroffen.<br />

De volgende ubi-codes waren eveneens te laag ingeschaald en zullen dus verder op<br />

stoffen en productieproces nog moeten worden nagezocht:<br />

ubi-code omschrijving nsx-score<br />

51312 aardappelgroothandel 60<br />

264002 dakpannenfabriek 58<br />

410010 waterwinnings- en distributiebedrijf 51<br />

752204 militair schietterrein 39<br />

51572 oude metalengroothandel (schroot) 37<br />

900011 rioolwaterzuiveringinrichting 35<br />

930125 wasblekerij (kleding) 22<br />

2621 aardewerkindustrie 21<br />

452315 gemeentelijke, provinciale<br />

en rijkswerkplaatsen (weg- en waterbouw) 6<br />

ad 3<br />

Conflictlocatie type 2<br />

In het kader van het project Bodem in Beeld 2005 in Zuid-Holland, zullen locaties<br />

met deze activiteiten voor een historisch onderzoek worden geselecteerd en zullen<br />

de locaties nader in beeld worden gebracht, zodat ook kan worden beoordeeld of ze<br />

inderdaad te laag zijn ingeschaald en waarom dat is.<br />

Bij de overige locaties en ubi-codes is het de vraag waarom er een afwijking bestaat<br />

tussen theorie en praktijk. Daarvoor zou eigenlijk een meer diepgaande analyse van<br />

de gegevens nodig zijn, maar gezien de marge van een kleine 3% is dat verder<br />

onderzoek nauwelijks relevant. Geanalyseerd zou nog kunnen worden in hoeverre<br />

inderdaad sprake is van een verfgroothandel op een locatie en of bij het bodemonderzoek<br />

wel in ogenschouw is genomen dat de locatie in werkelijkheid vroeger een<br />

verffabriek was, een activiteit die wel beduidend boven de streep van 100 staat.<br />

Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor een smederij, waarvan algemeen bekend is dat de<br />

activiteit vaak werd gecombineerd met een benzinepompinstallatie, die als dominante<br />

ubi-code zou moeten worden gezien en dus boven de lijn van 100 scoort.<br />

Mogelijk kan door een vergelijking met meer ervaringsgegevens de werking van het<br />

ubi-<strong>model</strong> in de toekomst nog verder op de praktijk worden getoetst.<br />

De tweede conflictsituatie is, dat een Wbb-locatie een kwalificatie niet-ernstig heeft<br />

meegekregen en door het ubi-<strong>model</strong> als potentieel ernstig wordt gezien. In principe<br />

is dit conflict minder erg dan het type 1, omdat in theorie een worst case-scenario is<br />

gevolgd en het in de praktijk blijkt mee te vallen.<br />

Conclusie<br />

Het blijkt om 269 locaties te gaan, 15% van het totaal. Bij een nadere beschouwing<br />

van de ubi-codes die het betreft, blijkt dat eigenlijk geen sprake is van een te hoge<br />

beoordeling van de ubi’s door het <strong>model</strong>. De ubi-codes betreffen namelijk in<br />

hoofdzaak de opslag van vloeibare brandstoffen, die een zeer groot percentage van<br />

het totale Wbb-bestand uitmaken. Een goed voorbeeld zijn de benzineservicestations,<br />

waarvan de gegevens in de onderstaande tabel zijn opgenomen.<br />

Wbb-kwalificatie Aantal %<br />

Gesaneerd 313 40<br />

Urgent 164 21<br />

Ernstig 101 13<br />

Niet ernstig 89 11<br />

Onderzoek 48 6<br />

Onvoldoende gegevens 40 5<br />

Verdacht 24 3<br />

Niet urgent 8 1<br />

Totaal 787 100<br />

In 73% van de locaties waar een benzineservicestation heeft gezeten, is sprake van<br />

een urgent, ernstig of gesaneerd geval. Slechts in 11% van de gevallen is de<br />

aangetoonde verontreiniging niet ernstig. Kortom, de toekenning van de hoge<br />

nsx-score is meer dan terecht en de 11% uitval is een zeer aanvaardbare score. de<br />

benzineservicestations maken vormen 33% van de locaties uit de conflictcategorie 2,<br />

terwijl ook op de rest van de locaties overwegend sprake is van opslag van vloeibare<br />

brandstoffen.<br />

Uit de toets waarbij de uitkomsten van het ubi-<strong>model</strong> zijn vergeleken met de<br />

kwalificaties die in het Wbb-bestand aan de locaties zijn toegekend, blijkt dat<br />

slechts in 3% van de gevallen sprake is van een echte afwijking. In die getallen<br />

bestempeld het ubi-<strong>model</strong> de locatie als potentieel verontreinigd, maar blijkt in de<br />

praktijk sprake te zijn van ernstige bodemverontreiniging. De afwijking van 3% is<br />

zeer aanvaardbaar. Desondanks zullen de ubi-codes die het betreft aan een nader<br />

onderzoek worden onderworpen.<br />

83


84<br />

Bijlage 11<br />

Beoordeling<br />

ubi-<strong>model</strong> door leden<br />

van de werkgroep ui<br />

Beoordelaars<br />

Algemeen<br />

Grens potentieel<br />

ernstig/niet-ernstig<br />

1<br />

2<br />

Aan enkele stoffendeskundigen, waaronder leden van de werkgroep Urgentie- en<br />

Interventiewaarden, is gevraagd om de toekenning van stoffen aan de verschillende<br />

ubi’s te controleren op consistentie. De volgende personen hebben het <strong>model</strong><br />

beoordeeld:<br />

Martin Biet Provincie Noord Brabant<br />

Dirk van der Eijk Provincie Zuid Holland;<br />

Theo Dijkstra Provincie Friesland<br />

Rick van der Meer Gemeente Eindhoven<br />

Alisas Schreur Gemeente Den Haag<br />

Er is geprobeerd de reacties van de beoordelaars direct te beantwoorden.<br />

De beoordeling en de antwoorden zijn hierna per persoon opgenomen, waarna de<br />

reactie in cursief is vermeld.<br />

De beoordeling van het <strong>model</strong> was in de eerste plaats gericht op de uitkomsten van<br />

het <strong>model</strong>. Met name de streep die bij de nsx-score 100 tussen de potentieel ernstige<br />

activiteiten en de potentieel verontreinigende activiteiten was getrokken, kreeg<br />

volop aandacht. Er werd daarbij vooral gekeken naar de activiteiten die onder de<br />

streep terecht waren gekomen.<br />

Een tweede belangrijk punt waren de grondslagen waarop de formule was<br />

gebaseerd en de parameters waarmee werd gerekend. Is het verantwoord om te<br />

rekenen met de interventiewaarden en de daaraan gekoppelde G-waarden? Vindt<br />

men dit juist of zijn er bezwaren aan te voeren tegen de gevolgde methode?<br />

Tenslotte werd de nodige aandacht besteed aan de uitbijters en werden de nodige<br />

suggesties gedaan met betrekking tot stoffen die al tracer nog aan een ubi zouden<br />

moeten worden toegevoegd. Voor de (te lage) positie van de uitbijters kunnen in het<br />

algemeen twee oorzaken worden genoemd:<br />

De stoffen die aan de ubi-code zijn toegekend scoren in het <strong>model</strong> onvoldoende,<br />

omdat ze een hoge interventiewaarde hebben (zware metalen en mogelijk minerale<br />

olie);<br />

De kans op emissie van de stoffen naar de bodem (ergo, de g-waarde) is groter dan<br />

in het <strong>model</strong> is aangegeven.<br />

De eerste oorzaak kan worden verholpen of worden gecorrigeerd door de<br />

dominantie van de stoffen te verhogen. Dit kan door de stof meerdere keren op te<br />

nemen en ook nog eens dominant te maken. Dat is bijvoorbeeld ook gedaan met de<br />

loodwitmolen, die wel boven de streep staat. Een goed voorbeeld van een dergelijke<br />

ubi-code is ook de kleiduivenschietbaan, waar lood eventueel meerdere keren kan<br />

worden opgenomen. De tweede oorzaak kan worden gecorrigeerd door, indien nog<br />

mogelijk, de G-waarde te verhogen. Tenslotte moet nog worden gewezen op het feit<br />

dat voor bepaalde stoffen, hoe ernstig ze misschien ook zijn, geen interventiewaarden<br />

beschikbaar zijn, zoals voor serpentine (asbest) of voor loodacetaat en<br />

loodoxide die we bijvoorbeeld bij de loodwitmolens tegenkomen.<br />

Het leggen van de grens bij een nsx0 van rond de 100 lijkt zo op het eerste gezicht<br />

geen verkeerde keuze. Aan andere kant zitten hier wel bedrijven tussen die toch een<br />

ernstige verontreiniging kunnen opleveren zoals een stortplaats puin en/of bouwen<br />

sloopafval. Dus een keiharde grens zal het nooit worden omdat dit nogal afhangt<br />

van de specifieke en locale omstandigheden.<br />

85


86<br />

Nauwkeurigheid<br />

van het <strong>model</strong><br />

De toepassing en<br />

de toestand van de tracers<br />

Gesuggereerde<br />

nauwkeurigheid versus<br />

expert-judgement<br />

Toetsing van het <strong>model</strong> aan<br />

de praktijk<br />

Onderscheid urgent en<br />

niet-urgent belangrijker<br />

De parameters binnen het rekenkundig lijken goed gekozen en de rekenkundige<br />

methode is ook wel duidelijk. Het <strong>model</strong> is robuust maar daardoor juist ook begrijpelijk.<br />

De G-waarde zou op stofniveau in plaats van op activiteitenniveau kunnen<br />

worden bepaald. Indien gerekend zou worden met de stofaandelen binnen de verschillende<br />

productieprocessen, dan wint het <strong>model</strong> aan kracht.<br />

Met het bepalen van het stofaandeel per productieproces zullen de uitkomsten van het <strong>model</strong><br />

ongetwijfeld geperfectioneerd worden. Het is echter een (bijna) ondoenlijke taak om dit ook<br />

daadwerkelijk te gaan uitvoeren. Het achterhalen van de juiste tracers bij een productieproces<br />

was al een omvangrijk karwei. Het vaststellen van het aandeel van deze tracers binnen een<br />

productieproces is mogelijkerwijs een nog omvangrijker project.<br />

Behalve de hoogte van de interventiewaarde lijkt het, dat de wijze waarop de verontreinigende<br />

stof wordt toegepast net zo relevant is voor de kans op overschrijding<br />

van de i-waarde. Vergelijk bijvoorbeeld een stof met een lage i-waarde, waarbij de<br />

stof over het algemeen alleen in mengsels wordt toegepast waar de verontreinigende<br />

stof in lage concentraties inzit, versus een stof met een hoge i-waarde waarbij<br />

de stof over het algemeen als puur product wordt toegepast. Ook lijkt mij van<br />

belang of de stof vast of vloeibaar is, oplosbaar of niet oplosbaar etc, etc. Het lijkt<br />

dan ook niet dat het <strong>model</strong> goed een grens kan aangeven tussen potentieel ernstige<br />

en potentieel niet ernstige verontreinigingen.<br />

Uit de toetsing van het ubi-<strong>model</strong> met het Wbb-bestand, (zie bijlage 10 in dit rapport) blijkt<br />

dat een indeling tussen potentieel ernstige en potentieel niet ernstige verontreinigingen heel<br />

goed mogelijk is. De wijze waarop een verontreinigende stof wordt toegepast komt in de<br />

productieschaal/g-waarde tot uitdrukking Wat betreft de rekenkundig exercitie: deze lijkt<br />

misschien wat abstract, maar eigenlijk is er slechts sprake van 2 parameters die rekenkundig<br />

bewerkt worden tot ‘behapbare’ uitkomsten.<br />

De uitkomst van het <strong>model</strong> suggereert een nauwkeurigheid die in de praktijk<br />

natuurlijk onzin is. Volgens mij levert een expert waardering van de diverse<br />

bedrijven categorieën in drie of vier klassen (bv risico: laag, midden, hoog) een net<br />

zo goed resultaat op, dat bovendien veel begrijpelijker is.<br />

Dat het <strong>model</strong> een duizelingwekkende nauwkeurigheid suggereert, is een misvatting. De nsxscore<br />

is weliswaar een exact getal met veel cijfers achter de komma, maar dit getal wordt<br />

alleen gebruikt om de ubi’s te sorteren zodat een rangorde ontstaat. De nsx heeft als getal<br />

dan ook geen absolute waarde. Niet voor niets zijn er klassen gevormd. KIasse 8 wordt bijvoorbeeld<br />

gevormd door ubi’s met een nsx van 979, aflopend tot en met een nsx-score van 400.<br />

Het <strong>model</strong> moet worden getoetst aan bestaande door de provincie genomen<br />

beschikkingen.<br />

Deze toets is inmiddels al gedaan. Van de onderzochte gevallen kwam 97% overeen met de<br />

uitkomsten van het <strong>model</strong>. Zie hiervoor bijlage 10 van dit rapport.<br />

De grens tussen urgente en niet urgente locaties veel interessanter dan de grens<br />

tussen ernstig verontreinigde en niet ernstig verontreinigde locaties. Ernstig, maar<br />

niet urgente, verontreinigde locaties komen vanzelf wel een keer aan bod bij functiewijzigingen,<br />

bouwactiviteiten e.d. Bovendien zou het systeem eigenlijk in<br />

allereerste instantie de locaties eruit moeten filteren waar mogelijk humane risico’s<br />

aanwezig zijn.<br />

Leidraadstoffen<br />

<strong>UBI</strong>-codes<br />

Urgentie wordt bepaald door locatie specifieke gegevens. Het ubi-<strong>model</strong> is gericht op de bron<br />

van verontreiniging. Het ubi-<strong>model</strong> gekoppeld aan een digitale kaart, waarop locatiegegevens<br />

zijn aangegeven, zou wel inzicht kunnen geven in urgentie.<br />

Onder de stoffen die worden gerangschikt onder benzeen komen een groot scala<br />

van stoffen voor die in chemische en zeker in toxisch opzicht nogal verschillen<br />

(genoemd worden: indigosolen, 3,4,5-trihydroxybenzoëzuur, aniline, anthrachinonsulfonzuur,<br />

bendiocarb, azopigmenten, diazokleurstoffen etc). Dit lijkt mij niet<br />

juist. Ook bij andere stoffen komt dit voor: bijvoorbeeld metalen en organometalen<br />

worden onder 1 noemer geschreven, of cyanide en organo-cyanide verbindingen etc<br />

De vertaling naar leidraadstoffen is zo volledig en nauwkeurig mogelijk gedaan. Alleen als een<br />

stof werkelijk niet vertaald kon worden naar een leidraadstof is dit ook daadwerkelijk niet<br />

gedaan. In alle andere gevallen is voor de beste optie gekozen, waarbij de desbetreffende stof is<br />

vertaald naar de meest kritische leidraadstof. Indien een tracer vertaald is naar de aromaten,<br />

dan is automatisch voor benzeen (i-waarde is 1) gekozen.<br />

011212 champignon-paddestoelenkwekerij<br />

Champignon-/paddestoelenkwekerij: hier wordt alleen endosulfan en<br />

Natrium-pentachloorfenol vermeld, terwijl ook stoffen als dioxine en andere<br />

bestrijdingsmiddelen als prochloraz een rol spelen. Deze stoffen zijn eerder<br />

dominant dan malathion.<br />

Wordt nader bekeken. Momenteel kan de opmerking bevestigd noch ontkend worden.<br />

93012* chemische wasserij, -ververij en –reinigingsbedrijf<br />

Chemische wasserij/ chemische ververij/ chemische reinigingsbedrijf: bij alle drie<br />

categorieën worden dezelfde stoffen genoemd. Ik kan me niet voorstellen dat bij<br />

een chemische wasserij fenol wordt gebruikt.<br />

Uit de praktijk blijkt dat deze benamingen vaak synoniemen zijn, of direct in relatie staan tot<br />

elkaar. Aan een chemische wasserij was vaak een ververij verbonden, hoewel dit lang niet altijd<br />

expliciet in de hinderwetvergunning werd benoemd. Zodoende zijn ook de stoffen fenol en<br />

benzidine (verfstoffen) toegevoegd, tezamen met de diverse oplosmiddelen die dienden voor het<br />

reinigen. Fenol wordt dus niet opgevoerd als reinigingsmiddel, maar als verfstof.<br />

27433 zinkfabriek<br />

Bij zinkfabriek wordt fluorantheen genoemd, wat ik niet kan plaatsen, terwijl Hg<br />

niet wordt genoemd, wat wel in het erts voorkomt. Bij zinkfabricage is zwavelzuur<br />

een belangrijk bijproduct.<br />

Het productieproces in een zinkfabriek bestaat uit: het roosten, sinteren en distilleren van de<br />

basisgrondstof: zinkerts. Het roosten gebeurt in enorme ovens. Het fluorantheen heeft dan ook<br />

betrekking op dit deelproces, waarin steenkool en cokes een hoofdrol vervullen.<br />

284008 tinpletterij<br />

Bij tinpletterij zal zeker tin worden gevonden.<br />

Het lijkt inderdaad wel logisch dat er tin gevonden zal worden bij een tinpletterij.<br />

Is waarschijnlijk een omissie bij de invoer van de gegevens. Zal worden gecorrigeerd.<br />

352011 spoorwegwerkplaats<br />

Bij spoorwegwerkplaats zullen zeker ontvettingsmiddelen zoals tri worden<br />

gevonden.<br />

87


88<br />

Inderdaad ja. Bij een spoorwegwerkplaats is dan ook de stof vinylchloride opgenomen, wat een<br />

toxischer metaboliet van tri is.<br />

332003 barometerfabriek<br />

Barometerfabriek: in de ouderwetse barometers zit kwik.<br />

Het is aannemelijk dat in oude barometers kwik voorkomt. De vraag is of dit een relevante<br />

tracer in het totale productieproces is. Dit zullen we nog moeten uitzoeken.<br />

01122 boomkwekerijen<br />

Bij boomkwekerijen is de kans dat bestrijdingsmiddelen in de bodem worden<br />

aangetroffen redelijk groot<br />

Bestrijdingsmiddelen worden ook als tracers opgevoerd. De g-waarde bedraagt echter 150, hetgeen<br />

de -relatief- geringe nsx-score verklaard. Eigenlijk zijn ervaringscijfers vereist om te kunnen<br />

bepalen of de g-waarde opgewaardeerd zou moeten worden.<br />

1120 aardgas- en aardolietoeleveringsbedrijf<br />

Bij aardgas- en aardolietoeleveringsbedrijf is de kans op bodemverontreiniging<br />

groot, zie bodemsaneringsprogramma van de NAM. Zou hoger op de lijst moeten<br />

komen.<br />

Deze ubi is inderdaad misschien aan de lage kant geprioriteerd. De g-waarde is ook<br />

slechts 150. Deze zal dus verhoogd kunnen worden.<br />

19101 leerlooierijen (voor 1900)<br />

Leerlooierijen geven altijd wel aanleiding tot bodemverontreiniging, ook bij gebruik<br />

van alleen plantaardige looistoffen en zouden volgens mij hoger moeten scoren.<br />

Onze ervaring is dat leerlooierijen uit de 19 e eeuw, waarbij gebruik werd gemaakt van<br />

plantaardige looistoffen, weinig kans geven op ernstige bodemverontreiniging. Mochten er<br />

ervaringscijfers beschikbaar zijn die dit weerleggen, dan kan aan de hand daarvan de score<br />

worden aangepast.<br />

lijstenmakerij<br />

Ervaringen met een lijstenmakerij hebben geleerd dat deze hoger scoren, zeker als<br />

het om aluminium of andere metalen lijsten gaat (ontvettingsmiddelen).<br />

De tracers die genoemd worden kloppen (ontvettingsmiddelen), maar de g-waarde is minimaal.<br />

Deze kan dus eventueel verhoogd worden. De vraag is willen we dat? Eén ernstig geval wil nog<br />

niet betekenen dat de gehele categorie ondergewaardeerd wordt. Vaak zijn lijstenmakerijen<br />

hele kleine bedrijven. Er zullen natuurlijk ook grotere zijn. Interessant is het aandeel van deze<br />

grote bedrijven t.o.v. de kleintjes, waarnaar studie zal worden verricht.<br />

2526 polyester spuitgietbedrijf<br />

Polyester spuitgietbedrijf zou vanwege de gebruikte grondstoffen hoger moeten<br />

scoren.<br />

Van deze ubi was reeds bekend dat deze te laag scoorde.<br />

175204 taanderijen<br />

In Maassluis is een taanderij gesaneerd.<br />

In Maassluis is een taanderij gesaneerd. Welke stoffen en wat was de ernst ervan? Kloppen de<br />

stoffen zoals vermeld in het <strong>model</strong>?<br />

222271 vlakdrukkerijen<br />

Mijn beeld is dat de meeste drukkerijen ernstige verontreinigingen hebben<br />

veroorzaakt.<br />

Beeld bestaat dat alle drukkerijen verontreiniging hebben veroorzaakt. Ons beeld is anders.<br />

In Zeeland vielen de drukkerijen bijvoorbeeld in de hoogste groep, maar leverden de bodemonderzoeken<br />

nauwelijks wat op. Veel drukkerijen zijn namelijk erg kleinschalig en hebben een<br />

afwijkend proces, waaronder de vlakdrukkerijen. Erg vervuilend zijn inderdaad de grote<br />

drukkerijen, zoals krantendrukkerijen. Het zou mij overigens verbazen wanneer ooit in een<br />

bodemonderzoek was aangegeven dat men met een vlakdrukkerij als bron te maken had (zie<br />

aanvulling in ubi-<strong>model</strong> met procesbeschrijving).<br />

515321 verfgroothandel<br />

We hebben diverse saneringslokaties.<br />

Deze zou op zich hoger kunnen, gezien de ervaringen. Onze ervaring is echter dat handel en<br />

productie vaak worden en werden gecombineerd en dat in een dergelijk geval vooral gesproken<br />

moet worden van een verffabriek en dus de ubi -code en de score van een verffabriek telt. Vaak<br />

wordt alleen de actuele of meest recente activiteit als bron benoemd en dat is de handel, omdat<br />

de productie vaak al eerder is gestaakt. Bij dit soort bedrijven is goed historisch onderzoek dus<br />

een vereiste. Maar hij zou eventueel hoger kunnen, met name door vergroting van de g-waarde,<br />

althans wanneer de ervaring is dat door de op- en overslag van bussen verf de ernstige<br />

verontreiniging is ontstaan.<br />

2222 overige drukkerijen<br />

Zie vlakdrukkerij.<br />

Zie de vlakdrukkerij. Eigenlijk is dit een soort veegcategorie. Een categorie ook die zo weinig<br />

mogelijk moet worden gebruikt. Beter is aan te sluiten bij algemene drukkerijen. Misschien<br />

moeten we deze categorie opheffen.<br />

2665 asbestcementwarenfabriek<br />

Asbest in de bodem is bijna altijd een ernstige verontreiniging.<br />

Dit is een voorbarige uitspraak. In het blad Bodem, oktober 2000, wordt nog eens uitgebreid<br />

ingegaan op de asbestproblematiek. Kort samengevat: er valt geen betrouwbare interventiewaarde<br />

voor asbest af te leiden. In 1993 zijn er twee ad-hoc-interventiewaarden bepaald,<br />

maar deze zijn inmiddels vervallen:. Voor amfibool asbest gold een i-waarde van 10 en voor<br />

chrysotiel asbest een i-waarde van 100. Chrysofiel asbest komt in Nederland het meeste voor.<br />

Er is pas werkelijk sprake van een actueel risico, indien inhalatie van asbestvezels reëel is.<br />

De asbestconcentratie in de lucht is dan ook richtinggevend bij het bepalen van een<br />

saneringsurgentie.<br />

De mogelijke aanwezigheid van asbest op de locatie is uiteraard wel een relevant gegeven.Bij<br />

de uitvoering van locatiegericht historisch onderzoek zal de mogelijke aanwezigheid van asbest<br />

op de locatie een belangrijke vraag moeten zijn die in het onderzoek moet worden beantwoord.<br />

Het gaat dan om rioolbuizen, dakplaten, brandwerende voorzieningen en dergelijke. Dergelijke<br />

elementen zijn echter niet aan een specifieke ubi-code verbonden, behalve de asbestcementwarenfabriek.<br />

241213 zinkwitfabriek<br />

Zinkwitfabrieken lijken me net als loodwitfabrieken doorgaans ernstig<br />

verontreinigd te zijn.<br />

Lage positie wordt met name veroorzaakt door de hoge interventiewaarde van zink. Trouwens<br />

het proces van zinkwit-verkrijging moet niet worden verward met dat van loodwit. Volgens<br />

Van Oss is Zinkwit Zinkoxide (ZnO), dat door verbranden van gesmolten zink in de lucht<br />

89


90<br />

ontstaat. Het is een fijn wit poeder dat goed dekt als verfstof, hoewel minder goed dan<br />

loodwit. Een voordeel is echter dat het minder giftig is dan loodwit.<br />

222294 rotatiediepdrukkerij<br />

Zie vlakdrukkerij.<br />

Zie de andere opmerkingen over drukkerijen. Kijk bij de opmerkingen in het schakelbord over<br />

de rotatie-diepdruk.<br />

287701 lood- en zinkwerkerij<br />

Zonder de processen te kennen, lijken dit toch wel ernstige verontreinigingen te<br />

kunnenopleveren.<br />

Bij deze ubi-code waren eerder ook al vraagtekens gezet. Bij de beoordeling in het ubi-<strong>model</strong> is<br />

uitgegaan van een zelfde soort activiteit als een koper- en blikslagerij, namelijk het bewerken<br />

van lood en zink tot bepaalde voorwerpen op kleine ambachtelijke schaal. Maar misschien is<br />

dat niet juist en is wel degelijk sprake van meer primaire processen en moeten deze activiteiten<br />

hoger worden gewaardeerd. Dit is ook een van de ubi’s die in het kader van het bodem in<br />

Beeld-project in Zuid-Holland historisch zullen worden onderzocht..<br />

454401 schildersbedrijven<br />

Lijken wel ernstig. Vele stoffen en ‘morsingen’ tezamen bij lang bestaande bedrijven.<br />

Vaak toch wel erg kleinschalig. Wanneer in combinatie met productie van verf en het uitvoeren<br />

van spuitwerkzaamheden in een werkplaats, komt het bedrijf met specifieke activiteiten uit de<br />

hinderwetvergunning in een andere ubi-code. Als ‘gewoon’ schildersbedrijf vielen de<br />

activiteiten niet onder de Hinderwet. Ook nu vinden we nooit milieuvergunningen voor<br />

schildersbedrijven, alleen wanneer sprake is van een spuitcabine of verfproductie. Eventueel<br />

zou het bedrijf aan de hand van de g-waarde wel hoger gewaardeerd kunnen worden, maar<br />

een plaats boven de streep lijkt niet terecht. Daarvoor is de overgrote meerderheid van de<br />

schildersbedrijven, zonder aanverwante activiteiten te klein. Eventueel kan deze sector in het<br />

Zuid-Hollandse bib-project ook een proefsector worden, al zal dan wel onderzoek in de<br />

bouwvergunningen moeten worden gedaan; de bedrijven vallen namelijk niet onder de<br />

Hinderwet.<br />

171204 wolwasserij<br />

Het ontvetten van wol en eventueel verven van wol en de grote schaal waarop dit<br />

kan zijn gebeurd kan tot ernstige bodemverontreiniging hebben geleid.<br />

Inderdaad, deze was er al eerder uitgepikt. Cruciaal is het eventuele gebruik van benzine of<br />

andere oplosmiddelen. Een wolververij is een andere activiteit en hoort hier niet thuis.<br />

2627 glazuurderij<br />

Ik herinner me een zeer ernstige loodverontreiniging bij een plateelfabriek met een<br />

glazuurderij.<br />

De loodverontreiniging wijst op de rol van lood in dit geheel. Een hoge interventiewaarde.<br />

Wellicht moet deze door meerdere malen vermelding van lood en dominantie en aanpassing<br />

van de g-waarde worden opgewaardeerd. Zie ook de aardewerkfabrieken.<br />

631278 tolueenopslagplaats<br />

Bij morsingen en lekkages is al snel een ernstige bodemverontreiniging ontstaan.<br />

Deze staat relatief laag, omdat alleen tolueen als tracer wordt genoemd. Mogelijk tolueen<br />

meerdere keren opnemen en dominant maken. De g-waarde is namelijk al 1000.<br />

1<br />

2<br />

24121 kleur- en verfstoffenindustrie<br />

Diverse zware metalen en cyanide werden toen ook al als kleur en verfstof gebruikt.<br />

In die tijd was er nog weinig milieubesef.<br />

Deze uitbijter was al bekend. Er is inmiddels een uitgebreide studie verricht naar de kleur- en<br />

verfstoffenindustrie in de 19 e eeuw. De stoffen zijn opnieuw beoordeeld en de ubi-score heeft op<br />

grond van die studie een veel hogere plaats op de lijst gekregen. Overigens niet te verwarren<br />

met de verffabrieken, want dat is wat anders.<br />

17304 textielblekerij<br />

Komen bij het bleken niet veel kleur en verfstoffen vrij die bij lekkage naar de<br />

bodem tot ernstige verontreiniging leiden?<br />

Het betreft hier iets heel anders dan het bleken van gekleurde stoffen. Het bleken kan worden<br />

uitgevoerd met verschillende bleekmiddelen, zoals: natriumhypochloriet, chloor, chlooramine,<br />

natriumperoxyde, perzouten en waterstofperoxyde. Deze zogenaamde chemische bleek werd in<br />

Nederland na 1830 geleidelijk geïntroduceerd. Daarvoor was sprake van de natuurbleek: het<br />

katoen werd op bleekvelden gelegd, waar het onder invloed van de zon ontkleurde. Hierbij<br />

werd geen gebruik gemaakt van chemicaliën.<br />

241461 bleekaardebedrijf<br />

Deze bedrijven hebben een slechte reputatie op milieugebied.<br />

Wat betekent een slechte reputatie op milieugebied? Bleekaarde is een grondstof die gebruikt<br />

wordt door de olieverwerkende industrie als filtermateriaal. Bleekaarden zijn soorten klei<br />

waarvan het hoofdbestanddeel het zogenaamde montmorilloniet (Al(Si2O5)OH) is. Er zijn ook<br />

variaties mogelijk waarbij naast aluminium ook magnesium, natrium, ijzer of zink in het<br />

molecuul voorkomen. Er bestaan twee soorten bleekaarde:<br />

bleekaarde dat van nature een adsorberend vermogen heeft<br />

bleekaarde dat eerst behandeld dient te worden met zoutzuur of zwavelzuur voor het<br />

adsorberend vermogen.<br />

Wanneer bleekaarde is toegepast, is het vervuild met olieresten of ander ‘residu’. Dit is<br />

zondermeer bodembedreigend materiaal, maar de toepassing vindt – zoals gezegd – plaats in<br />

de olieverwerkende industrie. Is het niet eerder zo dat bleekaarde een slechte reputatie heeft en<br />

niet zozeer een bleekaardebedrijf?<br />

747012 schoonmaakbedrijf<br />

Morsingen lekkages van schoonmaakmiddelen en schoonmaakresten kunnen<br />

ernstige verontreinigingen veroorzaakt hebben.<br />

Op zich is het wel juist dat de morsen en lekkage van schoonmaakmiddelen ernstige verontreiniging<br />

kunnen hebben veroorzaakt, maar zijn daar ook concrete locaties van bekend?<br />

Schoonmaakbedrijven werken op locatie en verrichten op de bedrijfslocatie geen schoonmaakwerkzaamheden.<br />

Het betreft overwegend zeer kleine bedrijven, die ook niet onder de Hinderwet<br />

vielen. Deze bedrijven staan wat ons betreft terecht laag. Wanneer er sprake is van grotere<br />

bedrijven en dus ook meer grootschalige opslag van schoonmaakmiddelen, moeten die als<br />

deelactiviteiten separaat worden benoemd en zal de score dus ook hoger zijn.<br />

926239 kleiduivenschietbaan<br />

Bij de kleiduivenschietbaan komen naast antimoon, arseen en lood ook pak<br />

(afkomstig van ‘oude’ kleiduiven) in sterk verhoogde gehalten voor.<br />

Er zijn reeds meerdere opmerkingen over de kleiduivenschietbaan gemaakt. Mogelijk is deze<br />

inderdaad te laag geprioriteerd, maar misschien toch ook niet. Dit ligt onder andere aan het<br />

al dan niet intensieve gebruik en de grootte van het terrein. De kleiduivenschietbaan wordt<br />

waarschijnlijk opgenomen in het onderzoekstraject van het landsdekkend beeld project<br />

Zuid-Holland. Van de 9 kleiduivenschietbanen in het Wbb-bestand van Zuid-Holland, waren er<br />

overigens 5 niet ernstig.<br />

91


92<br />

900067 demping<br />

900077 ophooglaag<br />

900087 erfverharding<br />

T.a.v. dempingen, ophooglaag en erfverharding met puin en/of bouw- en sloopafval<br />

leert de ervaring dat het hierbij vaak gaat om ernstige gevallen van bodemverontreiniging.<br />

De stoffen kunnen divers van aard zijn, de meest voorkomende zijn<br />

pak, lood en zink.<br />

De opmerking betreffende is terecht. aan deze ubi zal, net als de overige stortplaatsen,<br />

ophogingen, e.d., nog gesleuteld dienen te worden.<br />

285107 verzilverinrichting<br />

Bij verzilverinrichtingen wordt vaak gebruikt gemaakt van ontvettingsmiddelen<br />

vergelijkbaar met de galvanische industrie. Kans op een sterke verontreiniging van<br />

het grondwater met deze ontvettingsmiddelen is redelijk groot.<br />

De opmerking snijdt hout. De ontvettingsmiddelen zullen dus nog toegevoegd worden.<br />

24143 smaak- en geurstoffenindustrie<br />

Bij de smaak- en geurstoffenindustrie werd in het verleden veel gebruik gemaakt<br />

van aromatische oplosmiddelen zoals tolueen, sterke grondwaterverontreinigingen<br />

met deze stoffen zijn aannemelijk.<br />

In de geur- en smaakstoffenindustrie wordt/werd veel gebruik gemaakt van esters. Het proces<br />

van veresteren bestaat uit een reactie tussen een organisch zuur en een alcohol. Of tolueen<br />

gebruikt wordt, was – vooralsnog – niet bekend. Wordt nog nader onderzocht.<br />

Bijlage<br />

Literatuuroverzicht<br />

stoffendatabase<br />

en formule<br />

12<br />

Basics of pump- and treatgroundwater remidiationtechnology. epa-rapport nr. 600/8-90/003.<br />

Appendix A. Herndon Virgina, 1990.<br />

Berg, R. van den et.al. Proposals for interaction values for soil clean up. Second series of<br />

chemicals. Reportnr. 715810004. rivm. Bilthoven, 1994.<br />

Berg, R. van den. Blootstelling van de mens aan bodemverontreiniging. Een kwantitatieve<br />

analyse leidend tot voorstellen voorhumaan toxicologische C-waarden.<br />

rivm-rapportnr. 725201006. Bilthoven, 1991.<br />

Berg, K. (ed.) Encyclopedie van de materialenkennis. Drie delen.<br />

Amsterdam/Brussel, 1962.<br />

Berg, R. van den en Roels, J.M. Beoordeling van risico’s van de mens en het milieu bij<br />

blootstelling aan bodemverontreiniging. Integratie deelaspecten.<br />

rivm-rapportnr. 725201007. Bilthoven, 1991.<br />

‘Betekenis van het sorptie-evenwicht voor de verdeling van organische (micro-)<br />

verontreinigingen in de bodem’. In: Ministerie van vrom,<br />

Reeks Bodembescherming. Publ.nr. bo-54. Den Haag, 1986 (zie hierin<br />

opgenomen uitgebreide literatuurverwijzing).<br />

Bockting, G.J.M. et. al. Soil-water partition coefficients for some trace metals.<br />

Report nr. 679101003. rivm. Bilthoven, 1992.<br />

Brauer, L. (ed), Auer Technikuns. Berlin, 1988.<br />

Buchter, B. et. al. ‘Correlations of Freundlich Kd and n retendation parameters with<br />

soils and elements’. In: Soil Science cilviii-5. 1989.<br />

Chemiekaarten, 1997.<br />

Daelemans, A. Het gedrag van methylbromide in de bodem en de opname van bromide uit<br />

ontsmette gronden. Leuven, 1978.<br />

Drecht, G. van e.a., ‘Physical and mathemetical <strong>model</strong>ing of transport and retention<br />

of atrazine in a soil column.’ In: Assink, V.W. e.a. (eds), Contaminated soil.<br />

Dordrecht, 1986.<br />

Edwards, C.E., ‘Persistence of pesticides in riverwater’. In: Khan, M.A.Q. (ed.),<br />

Dynamics of pesticides in aquatic environment. New York, 1977.<br />

Europese Commissie, Europese douanelijst van chemische stoffen: een handleiding bij de<br />

indeling van chemische producten in de gecombineerde nomenclatuur.<br />

Luxemburg, 1997.<br />

‘Gedrag in de bodem van chlooranilines’. In: Ministerie van vrom,<br />

Reeks Bodembescherming, vii. S.L., 1982.<br />

Gewasbeschermingsgids 1987. Wageningen, 1987.<br />

Gewasbeschermingsgids 1991. Wageningen, 1991.<br />

Gids voor ziekten- en onkruidbestrijding in de land- en tuinbouw. Wageningen, 1973.<br />

Grant, D.J.W. and T. Huguchi, ‘Solubility behavior of organic compounds’.<br />

In: Technics of Chemistry, xxi. New York, 1990.<br />

Hague, R. and V.H. Freed (eds.), Environmental dynamics of pesticides . New York, 1975.<br />

Hamaker, J.W. and J.W. Thomson. ‘Adsorption’. In: Goring, C.A.J. and J.W. Hemaker<br />

(eds.), Organic chemicals in the soil environment, i, pg. 49-143. New York, 1972.<br />

http://www.chemfinder.com<br />

http://esc.syrres.com<br />

Jones, K.H., D.M. Sanderson and D.N. Noakes, ‘Acute toxicitydata for pesticides’.<br />

In: World Review of Pest Control, vii-3 (1968).<br />

Jury, W.A., W.F. Spencer and W.J. Farmer, ‘Behavior assessment <strong>model</strong> for trace<br />

organics in soils’. In: Journal of Environmental Quarterly, xii-4, pg. 558-586.<br />

S.L., 1983.<br />

Karickhoff, S.W., ‘Semi-empirical estimation of sorption of hydrofobic pollutants on<br />

natural sediments and soils’. In: Chemosphere, x-8, pg. 833-846. S.L., 1981.<br />

Kaufmann, D.D. (eds.), ‘Bounds and congugated pesticide residues’. Bijdrage aan:<br />

acs Symposium series nr. 29. Washington, 1976.<br />

Kearney, P.C. et al. Decontamination of pesticides in soils. In Res Rev, xxix, pg 137.<br />

S.L., 1969.<br />

93


94<br />

Kenaga, E.E., ‘Predicted bioconcentration factors and soil sorption coefficients of<br />

pesticides and other chemicals.’ In: Ecotoxicology and Environmental<br />

Safety iv, pg 26-38. S.L., 1980.<br />

Khan, M.A.Q. (ed.). Pesticides in aquatic environment. New York, 1977.<br />

Klian, S.U. Pesticides in the soil environment. Amsterdam, 1980.<br />

Leistra, M. Diffusion and adsorption of the nematicide 1,3-dichlorpropene in soil.<br />

Wageningen, 1972.<br />

Lichtenstein, E.P. and K.P. Schulz. ‘The effects of mosture and micro-organisms on<br />

the persistence and metabolism of some organophosphorous insecticides<br />

in soils’. In: I. of Economic Entomology, lii-5, pg. 618-627. S.L., 1964.<br />

Linden, A.M.A. van der en J.P.G. Loch, Beoordeling van risico’s van bestrijdingsmiddelen<br />

voor de drinkwatervoorziening. Prioriteitsstudie naar risico’s van stoffen.<br />

rivm-rapportnr. 728620001. September, 1986.<br />

Lintsen, H.W. (ed.) Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne<br />

samenleving. Zes delen. Zutphen, 1995.<br />

Loch, J.P.G., L.F.L. Gast en H.L.J. van Maareb, Residuen van geselecteerde<br />

bestrijdingsmiddelen in het ondiepe grondwater van enige kwetsbare<br />

Nederlandse grondsoorten. Resultaten van de eerste onderzoeksfase.<br />

rivm-rapportnr 840256001. December, 1986.<br />

Lokke, H. ‘Sorption of selected organic pollutants in Danish soils’. In: Ecotoxicology<br />

and Envronmental Safety viii, pg. 395-409. S.L., 1984.<br />

Mallon, B.J., Transport and environmental chemistry of selected c1 and c2 chlorinated<br />

compounds and petroleum hydrocarbons in soils and groundwater.<br />

Livermore, 1989.<br />

Master, E. en F. Hendriks, Gezondheidsrisico’s bij bodemverontreiniging.<br />

Amsterdam, 1987.<br />

Milieucriteria ten aanzien van stoffen ter bescherming van bodem en grondwater. Brief van<br />

Minister van vrom en l&v aan de Tweede Kamer der Staten Generaal,<br />

nr. 21012, 26 januari 1989.<br />

Mobiliteit van verontreinigende stoffen. <strong>Rapport</strong> Heidemij Advies bosa,<br />

nr. 651/na93/f122/0684. December 1993.<br />

Nakken, Th. C., ‘Bodem- en waterverontreiniging bij gebruik van pesticiden’.<br />

In: Waterschapsbelangen xx, pg 376-381. 1973.<br />

Nieuwkoop, J.A.W. Bodemverontreiniging op voormalige bedrijfsterreinen. De erfenis van<br />

anderhalve eeuw industriële ontwikkeling in Noord-Brabant. Eindhoven, 1993.<br />

Nirmalakhandan, N.N. and R.E. Speece. ‘Prediction of aqueius solubility of organic<br />

chemicals based on molecular structure’. In: Environmental Science<br />

Technology, xxii-33, pg. 328-338. 1988.<br />

Onderzoek toetsingskader zwarte en grijze lijststoffen bodem. <strong>Rapport</strong>nr. 632-31372-1.<br />

Heidemij Advies bureua i.o. Ministerie van vrom. September, 1985.<br />

Oss, J.F. van. Warenkennis en technologie. Drie delen. Amsterdam, 1948.<br />

Pabst, F. (ed.), Kunststoff-Taschenbuch. Munchen, 1975.<br />

Projectbureau Industrieel Erfgoed, Branchestudies van dertig bedrijfstakken in Nederland.<br />

Zeist, diverse jaren.<br />

ReGister historisch onderzoeksbureau bv, Verzameling bedrijfsstudies en<br />

productieprocessen. Groningen, 1992-2000.<br />

Sanchez-Martin, M.J. and Sanchez-Camazano, ‘Relationship between teh structure of<br />

organophophorus pesticides and adsorption by soil components’.<br />

In: Soil Science, clii-4. Pg. 283-288. S.L., 1991.<br />

Sax, N.J. Dangerous properties of industral materials. New York, 1968.<br />

Swarzzentach, R.P. and J. Westall, ‘Transport of nonpolar organic compounds from<br />

surface water to groundwater, laboratory sorption studies’.<br />

In: Environmental Science & Technology, xv-11, pg. 1360-1367. S.L., 1981.<br />

Verschueren, K. Handbook of environmental data on organic chemicals. New York, 1983.<br />

Verschueren, K. Het gedrag van milieugevaarlijke stoffen in de bodem. <strong>Rapport</strong> Heidemij<br />

Advies micon. Juni, 1994<br />

Waraprath, S. et al. ‘Aquerous solubility of permethylsiloxames (silicones)’. In:<br />

Environmental Toxicology and Chemistry, xv-8, pg. 1263-1265. S.L., 1996.<br />

Weed Science Society of America, Herbicide Handbook. Champign (Illinois), 1974.<br />

Wegler, R. (ed.), Chemicides Pflanzenschutz- und Schadlingsbekampfungsmittel.<br />

Band 1 und 2. Berling, 1970.<br />

Werken met verontreinigde grond. Publicatie P 174. Arbeidsinspectie, 1993.<br />

Winkler Prins, Technische Encyclopedie, deel 1-6. Amsterdam, 1975.<br />

Worthing, Ch. R. (ed.), The pesticide manual. Ravenham, 1983.<br />

Yurteri, C. et. al. ‘The effect of chemical composition of water on Henry’s law<br />

constant’. In: Journal wpcf, lix-11, pg. 950-956. 1987.<br />

95


96<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

Noten<br />

De Provincie Gelderland maakt als enige provincie geen gebruik van finabo, maar<br />

heeft een eigen registratiesysteem, bos, niet te verwarren met het vroegere boss van<br />

Centric.<br />

De titel is: Kuijpers, C. J. (ed.) Bedrijven en milieuzonering. vng, Den haag, 1992.<br />

Ontleend aan bijlage bij het offerteverzoek sbi-standaardisatie van 22-2-1999.<br />

De sbi-coderingen van Rotterdam en Zuid-Holland zijn al eens eerder opgenomen in<br />

het schakelbord met de ReGisterlijst. Rotterdam en Zuid-Holland beschikken<br />

daarom over een eigen (6-cijferige) referentielijst.<br />

ReGister / Arcadis beschikt over een computer<strong>model</strong> waarmee een dergelijke<br />

stapeling kan worden uitgevoerd. De bestanden met potentieel vervuilde locaties<br />

moeten daarvoor echter aan specifieke voorwaarden voldoen, met name op het<br />

punt van adressering. Dit computer<strong>model</strong> blijft hier verder buiten beschouwing.<br />

Naast eigen onderzoekservaringen van tauw Infra Consult bv is er ook gebruik<br />

gemaakt van de volgende literatuur: Grontmij nv afdeling geotechniek,<br />

Bedrijfsactiviteiten en bodemverontreiniging. (Zeist 1985); tauw Infra Consult,<br />

Chemische afvalstoffengids (Deventer 1987).<br />

Deze activiteitenlijst bevindt zich in de tauw-rapportage: Bodemsanering op in gebruik<br />

zijnde bedrijfsterreinen. <strong>Rapport</strong>nummer 60277.01 / Deel 3.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!