De nieuwe verjaringsregeling - Kennedy Van der Laan
De nieuwe verjaringsregeling - Kennedy Van der Laan
De nieuwe verjaringsregeling - Kennedy Van der Laan
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
mr. A.E. Krispijn 1<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>verjaringsregeling</strong><br />
39<br />
(Wijzigingen van artikel 7:942 BW)<br />
1. Inleiding<br />
Op 1 juli 2010 zijn de Wet deelgeschilprocedure bij letsel-<br />
en overlijdensschade (‘Wet deelgeschilprocedure’,<br />
Kamerstukken 31 518) en de Wet lastenverlichting voor<br />
burgers en bedrijfsleven (‘Wet lastenverlichting’ Kamer-<br />
stukken 32 038) in werking getreden. Beide wetten hou-<br />
den een wijziging in van art. 7:942 BW, een specifieke<br />
<strong>verjaringsregeling</strong> voor de vor<strong>der</strong>ing tot uitkering op<br />
grond van een verzekeringsovereenkomst. <strong>De</strong>ze regeling<br />
is van dwingend recht, in tegenstelling tot de algemene<br />
regeling van art. 3:307 BW met betrekking tot de verjaring<br />
van verbintenissen uit overeenkomst. Hieron<strong>der</strong> wordt<br />
eerst stilgestaan bij de regeling van art. 7:942 BW vooraf-<br />
gaand aan de wetswijzigingen. Ondanks de korte levens-<br />
duur van het artikel, dat in 2006 met de rest van het<br />
<strong>nieuwe</strong> verzekeringsrecht in werking is getreden, bestond<br />
de nodige onduidelijkheid over en kritiek op de betekenis<br />
en de werking van de <strong>verjaringsregeling</strong>. Een aantal<br />
punten wordt genoemd. Daarna zal de <strong>nieuwe</strong> verjarings-<br />
regeling van art. 7:942 BW centraal staan. Eerst worden<br />
de belangrijkste wijzigingen en het overgangsrecht<br />
besproken. Tot slot volgt een kort commentaar op de<br />
wijzigingen.<br />
2. Vóór 1 juli 2010<br />
Bij de invoering van het <strong>nieuwe</strong> verzekeringsrecht in<br />
2006 luidde art. 7:942 BW:<br />
1. Een rechtsvor<strong>der</strong>ing tegen de verzekeraar tot het<br />
doen van een uitkering verjaart door verloop van drie<br />
jaren na de aanvang van de dag, volgende op die<br />
waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaar-<br />
heid daarvan bekend is geworden. Niettemin verjaart<br />
de rechtsvor<strong>der</strong>ing bij verzekering tegen aansprake-<br />
lijkheid niet voordat zes maanden zijn verstreken<br />
nadat de vor<strong>der</strong>ing waartegen de verzekering dekking<br />
verleent, binnen de voor deze geldende verjarings-<br />
of vervaltermijn is ingesteld.<br />
2. <strong>De</strong> verjaring wordt gestuit door een schriftelijke<br />
mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt<br />
gemaakt. Een <strong>nieuwe</strong> verjaringstermijn begint te lopen<br />
met de aanvang van de dag, volgende op die waarop<br />
de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij bij<br />
aangetekende brief ondubbelzinnig heeft medege-<br />
deeld de aanspraak af te wijzen on<strong>der</strong> eveneens<br />
ondubbelzinnige vermelding van het in lid 3 vermelde<br />
gevolg.<br />
1. Mr. A.E. Krispijn is advocaat bij <strong>Kennedy</strong> <strong>Van</strong> <strong>der</strong> <strong>Laan</strong> te Amsterdam.<br />
Bb<br />
Verzekeringsrecht<br />
3. In geval van afwijzing verjaart de rechtsvor<strong>der</strong>ing<br />
door verloop van zes maanden. (cursiveringen auteur)<br />
Een aantal zaken springt in het oog.<br />
2.1 Termijn<br />
Afl. 20 – september 2010<br />
Een eerste opvallend verschil tussen de regelingen van<br />
titel 11 van Boek 3 BW en de regeling van art. 7:942 BW<br />
is de verjaringstermijn. <strong>De</strong> vor<strong>der</strong>ing tot uitkering verjaart<br />
na drie jaar in plaats van vijf jaar.<br />
2.2 Vor<strong>der</strong>ing tot het doen van een uitkering<br />
<strong>De</strong> <strong>verjaringsregeling</strong> ziet op de rechtsvor<strong>der</strong>ing tegen<br />
de verzekeraar tot het doen van een uitkering. Het betreft<br />
een contractuele vor<strong>der</strong>ing. Vaak zal dit een vor<strong>der</strong>ing<br />
van de verzekerde op de verzekeraar zijn. In bepaalde<br />
gevallen heeft een benadeelde bij een aansprakelijkheids-<br />
verzekering echter een directe actie tegen de verzekeraar.<br />
Hoewel ook deze vor<strong>der</strong>ing de verzekeringsovereenkomst<br />
als grondslag heeft, vertoont zij daarnaast trekken van<br />
de vor<strong>der</strong>ing uit onrechtmatige daad. Art. 7:942 BW heeft<br />
geen invloed op an<strong>der</strong>e verbintenissen die voortvloeien<br />
uit de verzekeringsovereenkomst, met als belangrijkste<br />
voorbeeld de verbintenis tot premiebetaling. Ver<strong>der</strong><br />
bestaat voor de uitkering uit levensverzekering een aparte<br />
<strong>verjaringsregeling</strong> (art. 7:985 BW).<br />
2.3 Aanvang verjaringstermijn<br />
<strong>De</strong> oude <strong>verjaringsregeling</strong> van art. 7:942 BW kiest, ove-<br />
rigens evenals de <strong>nieuwe</strong> regeling per 1 juli 2010, een<br />
an<strong>der</strong> moment voor de aanvang van de verjaringstermijn<br />
dan de regeling van art. 3:307 BW voor verjaring van<br />
verbintenissen uit overeenkomst. Dit laatste artikel<br />
bepaalt dat deze verbintenissen verjaren ‘door verloop<br />
van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die<br />
waarop de vor<strong>der</strong>ing opeisbaar is geworden’. Ook wijkt<br />
de regeling van art. 7:942 BW af van het aanvangsmoment<br />
van de regeling voor verjaring van verbintenissen tot<br />
schadevergoeding. Art. 3:310 BW bepaalt voor deze ver-<br />
bintenissen dat zij verjaren ‘door verloop van vijf jaren<br />
na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de<br />
benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van<br />
de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon<br />
bekendis geworden’.<br />
In art. 7:942 BW is gekozen voor een oplossing die recht<br />
doet aan het hybride karakter van de vor<strong>der</strong>ing tot uitke-<br />
ring waarop het artikel betrekking heeft. Immers vangt<br />
de verjaringstermijn aan op het moment dat de tot uitke-<br />
ring gerechtigde bekend is geworden met de opeisbaarheid<br />
van de rechtsvor<strong>der</strong>ing. Over het algemeen wordt aange-<br />
nomen dat het bekendheidsvereiste, evenals in art. 3:310<br />
BW, een subjectief vereiste is. In navolging van de juris-<br />
prudentie van de Hoge Raad met betrekking tot art. 3:310<br />
BW (zie met name HR 31 oktober 2003, NJ 2006/112,<br />
Saelman en HR 26 november 2004, NJ 2006/115) vangt<br />
139
de <strong>nieuwe</strong> <strong>verjaringsregeling</strong> Verzekeringsrecht<br />
de termijn <strong>der</strong>halve aan op het moment dat de tot uitke-<br />
ring gerechtigde daadwerkelijk in staat is om een vorde-<br />
ring in te stellen tegen de verzekeraar.<br />
2.4 Uitzon<strong>der</strong>ing aansprakelijkheidsverzekeringen<br />
Met betrekking tot de aansprakelijkheidsverzekering was<br />
in art. 7:942 BW zoals dit voor 1 juli 2010 gold nog de<br />
toevoeging opgenomen dat de vor<strong>der</strong>ing op de aanspra-<br />
kelijkheidsverzekeraar niet kon verstrijken voordat zes<br />
maanden waren verstreken nadat de benadeelde een (nog<br />
niet verjaarde) vor<strong>der</strong>ing tegen de aansprakelijke partij<br />
had ingesteld. Over de betekenis en de zin van deze toe-<br />
voeging is veel discussie geweest. Op deze discussie wordt<br />
hieron<strong>der</strong> teruggekomen.<br />
2.5 Stuiten<br />
Een an<strong>der</strong> belangrijk verschil tussen de regeling van Boek<br />
3 en het art. 7:942 BW van voor 1 juli 2010 was de stui-<br />
tingsregeling. Allereerst verschilde de manier waarop<br />
gestuit kon worden. Art. 7:942 BW bepaalde dat een<br />
vor<strong>der</strong>ing tot uitkering tegen de verzekeraar kon worden<br />
gestuit door een schriftelijke mededeling waarbij aan-<br />
spraak werd gemaakt op uitkering. <strong>De</strong> algemene stuitings-<br />
regeling van art. 3:317 BW bepaalt voor an<strong>der</strong>e gevallen<br />
dan een verzekeringsuitkering dat de verjaring van de<br />
rechtsvor<strong>der</strong>ing tot nakoming van een verbintenis wordt<br />
gestuit door ‘een schriftelijke aanmaning of door een<br />
schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich<br />
ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt’. <strong>De</strong><br />
eisen die aan een aanspraak op uitkering kunnen worden<br />
gesteld zijn hoogst waarschijnlijk min<strong>der</strong> streng.<br />
Belangrijker is echter het verschil in het effect van de<br />
stuiting.<br />
Een stuiting van een rechtsvor<strong>der</strong>ing tot nakoming van<br />
een reguliere verbintenis heeft als effect dat na de dag<br />
van de stuiting een <strong>nieuwe</strong> verjaringstermijn aanvangt<br />
(art. 3:319 BW). In afwijking van deze regeling bepaalde<br />
art. 7:942 lid 2 BW dat na een aanspraak op uitkering<br />
geen <strong>nieuwe</strong> termijn gaat lopen. Een <strong>nieuwe</strong> verjarings-<br />
termijn begon pas op de dag na de erkenning van de<br />
aanspraak door de verzekeraar of op de dag nadat de<br />
verzekeraar de aanspraak bij aangetekende brief ondub-<br />
belzinnig had afgewezen. In het laatste geval diende de<br />
verzekeraar te vermelden dat de <strong>nieuwe</strong> verjaringstermijn<br />
zes maanden bedroeg. Tussen de aanspraak op uitkering<br />
en de erkenning dan wel afwijzing liep geen termijn.<br />
2.6 Termijn na afwijzing/erkenning<br />
Nadat de eerste verjaringstermijn van drie jaar was<br />
gestuit met een aanspraak op uitkering, was de verzeke-<br />
raar aan zet. <strong>De</strong>ze kon besluiten de aanspraak te erken-<br />
nen. In dat geval was niet bepaald hoe lang de <strong>nieuwe</strong><br />
verjaringstermijn duurde. Op grond van de algemene<br />
regel van art. 3:319 BW werd aangenomen dat de <strong>nieuwe</strong><br />
termijn even lang was als de eerste, drie jaar dus. <strong>De</strong><br />
verzekeraar kon ook besluiten aansprakelijkheid af te<br />
wijzen. Indien zij dat op de voorgeschreven wijze deed,<br />
140<br />
begon op grond van art. 7:942 lid 2 BW een <strong>nieuwe</strong> ver-<br />
jaringstermijn van zes maanden.<br />
3. Onduidelijkheden en kritiek oude<br />
wettelijke regeling<br />
3.1 Toevoeging aansprakelijkheidsverzekeringen in<br />
lid 1<br />
Het eerste punt van kritiek op de regeling van art. 7:942<br />
BW was dat de speciale regeling voor de aansprakelijk-<br />
heidsverzekering van lid 1 overbodig zou zijn of in elk<br />
geval onduidelijk. In Asser-Clausing-Wansink en door<br />
Frenk in de Wansink-bundel <strong>Van</strong> draden en daden,<br />
<strong>De</strong>venter: Kluwer 2006, werd bepleit dat de extra termijn<br />
van zes maanden altijd binnen de eerste termijn van drie<br />
jaar zou vallen. Immers was volgens hen een rechtsvorde-<br />
ring tegen de verzekeraar nooit opeisbaar voordat de<br />
benadeelde een vor<strong>der</strong>ing had ingesteld tegen de aanspra-<br />
kelijke partij. <strong>De</strong> verlenging van de termijn zou zinloos<br />
zijn.<br />
Afl. 20 – september 2010<br />
3.2 Regeling rond afwijzing sluit niet aan bij praktijk<br />
Een an<strong>der</strong> kritiekpunt was dat men de regeling rondom<br />
de afwijzing van aansprakelijkheid niet vond aansluiten<br />
bij de praktijk van de schadebehandeling bij aansprake-<br />
lijkheidsverzekeringen. Allereerst zou het verzenden van<br />
een aangetekende brief bij afwijzing onnodig veel kosten<br />
met zich meebrengen voor verzekeraars. Ver<strong>der</strong> achtte<br />
men ook de termijn van zes maanden die zou gaan lopen<br />
na afwijzing te kort. Regelmatig zou de verzekeraar de<br />
aansprakelijkheid eerst afwijzen, waarna on<strong>der</strong>handelin-<br />
gen volgden. Het zou deze on<strong>der</strong>handelingen onnodig<br />
frustreren dat elk half jaar opnieuw de verjaring moest<br />
worden gestuit. In de literatuur gingen stemmen op dat<br />
het systeem zoals van art. 10 lid 5 van de Wet Aansprake-<br />
lijkheid Motorrijtuigen (WAM) beter geschikt zou zijn<br />
voor de aansprakelijkheidsverzekering (zie met name<br />
Frenk 2006). In dat artikel is bepaald dat on<strong>der</strong>handelin-<br />
gen de verjaring stuiten en dat een <strong>nieuwe</strong> verjaringster-<br />
mijn van drie jaar aanvangt als een van de partijen de<br />
an<strong>der</strong>e partij met exploot of aangetekende brief heeft<br />
laten weten dat hij de on<strong>der</strong>handelingen afbreekt. Niet<br />
de afwijzing van de aansprakelijkheid, maar het afbreken<br />
van de on<strong>der</strong>handeling wordt <strong>der</strong>halve aangemerkt als<br />
het begin van een <strong>nieuwe</strong> verjaringstermijn.<br />
3.3 Uiteenlopende verjaringstermijnen<br />
Naast de tot uitkering gerechtigde verzekerde en de ver-<br />
zekeraar is bij een uitkering uit een aansprakelijkheids-<br />
verzekering een <strong>der</strong>de betrokken, de benadeelde. <strong>De</strong><br />
benadeelde kan de verzekerde aanspreken tot vijf jaar<br />
nadat hij daadwerkelijk bekend is geworden met de<br />
aansprakelijke persoon en de schade. <strong>Van</strong>af het moment<br />
dat de verzekerde aansprakelijk werd gesteld gold voor<br />
zijn vor<strong>der</strong>ing op zijn aansprakelijkheidsverzekeraar op<br />
grond van de regeling van art. 7:942 BW een verjarings-<br />
termijn van drie jaar. Na aansprakelijkstelling kon de<br />
Bb
Verzekeringsrecht de <strong>nieuwe</strong> <strong>verjaringsregeling</strong><br />
verzekerde zich dus nog drie jaar tot zijn verzekeraar<br />
wenden, terwijl hij nog vijf jaar een claim van de bena-<br />
deelde kon verwachten. Dit leverde geen probleem op<br />
zolang de verzekeraar na de aanspraak de vor<strong>der</strong>ing niet<br />
afwees of erkende. Pas vanaf het moment dat de verzeke-<br />
raar de vor<strong>der</strong>ing afwees of erkende begon immers een<br />
<strong>nieuwe</strong> verjaringstermijn te lopen die niet parallel liep<br />
aan de termijn in de verhouding verzekerde benadeelde.<br />
<strong>De</strong> complicaties van de verschillende verjaringstermijnen<br />
met betrekking tot vor<strong>der</strong>ingen uit dezelfde schade wer-<br />
den nog vergroot doordat in de praktijk de communicatie<br />
vaak tussen verzekeraar en benadeelde verliep (al dan<br />
niet omdat de benadeelde direct vor<strong>der</strong>de op grond van<br />
art. 7:954 BW). Voor de betalingsverplichting van de<br />
verzekeraar is echter juist de verjaring van de vor<strong>der</strong>ing<br />
van de verzekerde van belang. Indien noch de benadeelde<br />
(in het geval van een directe actie) noch de verzekerde<br />
deze vor<strong>der</strong>ing stuitte kon het gebeuren dat de verzekerde<br />
zijn vor<strong>der</strong>ing op de verzekeraar verloor en de benadeelde<br />
het <strong>der</strong>halve moest stellen met een vor<strong>der</strong>ing op de ver-<br />
zekerde zelf (zie uitgebreid: Frenk 2006).<br />
4. Huidige wetgeving<br />
Het huidige art. 7:942 BW luidt als gevolg van de wets-<br />
wijzigingen per 1 juli 2010:<br />
Artikel 942<br />
1. Een rechtsvor<strong>der</strong>ing tegen de verzekeraar tot het<br />
doen van een uitkering verjaart door verloop van<br />
drie jaren na de aanvang van de dag, volgende<br />
op die waarop de tot uitkering gerechtigde met<br />
de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden.<br />
2. <strong>De</strong> verjaring wordt gestuit door een schriftelijke<br />
mededeling, waarbij op uitkering aanspraak<br />
wordt gemaakt. Een <strong>nieuwe</strong> verjaringstermijn<br />
van drie jaren begint te lopen met de aanvang<br />
van de dag, volgende op die waarop de verzeke-<br />
raar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbel-<br />
zinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te<br />
wijzen.<br />
3. Bij verzekering tegen aansprakelijkheid wordt<br />
de verjaring in afwijking van lid 2, eerste zin,<br />
gestuit door ie<strong>der</strong>e on<strong>der</strong>handeling tussen de<br />
verzekeraar en de tot uitkering gerechtigde of<br />
de benadeelde. In dat geval begint een <strong>nieuwe</strong><br />
verjaringstermijn van drie jaren te lopen met de<br />
aanvang van de dag, volgende op die waarop de<br />
verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij<br />
ondubbelzinnig aan degene met wie hij on<strong>der</strong>-<br />
handelt en, indien deze een an<strong>der</strong> is, aan de tot<br />
uitkering gerechtigde heeft medegedeeld dat hij<br />
de on<strong>der</strong>handelingen afbreekt.<br />
<strong>De</strong> belangrijkste wijzigingen zijn:<br />
1: aanvang termijn aansprakelijkheidsverzekeringen<br />
Bb<br />
Afl. 20 – september 2010<br />
Het <strong>nieuwe</strong> artikel kent geen speciale verlengingsre-<br />
geling meer voor de verjaringstermijn van aanspra-<br />
kelijkheidsverzekeringen.<br />
Wetsgeschiedenis<br />
<strong>De</strong>ze wetswijziging is afkomstig uit de Wet deelge-<br />
schilprocedure. In de memorie van toelichting bij die<br />
wet sluit de minister zich aan bij de kritiek in Asser-<br />
Clausing-Wansink en van Frenk op het oude art.<br />
7:942 lid 1 BW. Ook volgens hem kan een vor<strong>der</strong>ing<br />
tot uitkering niet opeisbaar zijn voordat de verze-<br />
kerde door de benadeelde is aangesproken (MvT<br />
31 518, p. 25).<br />
2: twee systemen stuiting<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> wetgeving heeft als belangrijk gevolg dat<br />
verschillende regimes zullen bestaan voor stuiting<br />
van de verjaring van niet-aansprakelijkheidsverzeke-<br />
ringen en aansprakelijkheidsverzekeringen.<br />
Voor niet-aansprakelijkheidsverzekeringen blijft<br />
gelden dat een aanspraak op uitkering stuitende<br />
werking heeft en dat vervolgens op initiatief van de<br />
verzekeraar een <strong>nieuwe</strong> verjaringstermijn gaat lopen<br />
na erkenning of afwijzing. Afwijzing hoeft niet meer<br />
per aangetekende brief te geschieden en de verjarings-<br />
termijn is nu na erkenning en na afwijzing drie jaar.<br />
Voor aansprakelijkheidsverzekeringen geldt dat<br />
ie<strong>der</strong>e on<strong>der</strong>handeling tussen enerzijds de tot uitke-<br />
ring gerechtigde of de benadeelde en an<strong>der</strong>zijds de<br />
verzekeraar een stuitende werking heeft. Een <strong>nieuwe</strong><br />
verjaringstermijn gaat lopen na erkenning of als de<br />
verzekeraar de on<strong>der</strong>handelingen door middel van<br />
een aangetekende brief aan de on<strong>der</strong>handelingspart-<br />
ner en de tot uitkering gerechtigde afbreekt. <strong>De</strong><br />
<strong>nieuwe</strong> termijn is drie jaar.<br />
Wetsgeschiedenis<br />
<strong>De</strong> wijzigingen in de regeling van stuiting van niet-<br />
aansprakelijkheidsverzekeringen is afkomstig uit de<br />
Wet lastenverlichting. In de memorie van toelichting<br />
becijfert de minister dat deze wijziging een kosten-<br />
besparing van ongeveer € 4 750 000 zou opleveren<br />
voor verzekeraars. Daarnaast zouden ook degene die<br />
aanspraak maken op een uitkering ermee gebaat zijn<br />
dat de verjaringstermijn wordt verlengd (MvT, p.4).<br />
<strong>De</strong> wijzigingen in de stuitingsregeling voor aanspra-<br />
kelijkheidsverzekeringen zijn afkomstig uit de Wet<br />
deelgeschilprocedure. In de memorie van toelichting<br />
geeft de minister aan dat deze regeling beter aansluit<br />
bij de praktijk van de aansprakelijkheidsverzekering<br />
en daarnaast bij de regeling in de WAM. (MvT, p.<br />
23-25). Voor de interpretatie van het begrip on<strong>der</strong>-<br />
handeling verwijst de minister naar de interpretatie<br />
van het Benelux-Gerechtshof met betrekking tot het<br />
begrip on<strong>der</strong>handelingen in de zin van de WAM. <strong>Van</strong><br />
on<strong>der</strong>handelingen in de zin van de WAM is snel<br />
sprake. Een briefwisseling kan slechts dan niet als<br />
141
de <strong>nieuwe</strong> <strong>verjaringsregeling</strong> Verzekeringsrecht<br />
on<strong>der</strong>handelingen worden aangemerkt, indien de<br />
benadeelde op grond van een mededeling van de<br />
verzekeraar moet begrijpen dat de verzekeraar een<br />
regeling van de schade zon<strong>der</strong> meer uitsluit (BenGH<br />
20 oktober 1989, NJ 1990, 660).<br />
5. Overgangsrecht<br />
<strong>Van</strong>wege de invoering van het <strong>nieuwe</strong> art. 7:942 lid 3 BW<br />
is ook een nieuw artikel aan de Overgangswet (Ow) toe-<br />
gevoegd. Dit art. 221 lid 10 Ow bepaalt dat elke handeling<br />
na 1 juli 2010 die deel uitmaakt van on<strong>der</strong>handelingen<br />
de verjaring stuit. Het <strong>nieuwe</strong> artikel maakt on<strong>der</strong>deel<br />
uit van de Wet deelgeschillen.<br />
Het overgangsrecht voor de an<strong>der</strong>e wijzigingen wordt<br />
beheerst door de bestaande art. 73 lid 1 Ow en 68a lid 1<br />
en 2 Ow. Op grond van deze artikelen:<br />
– heeft een afwijzing die vóór 1 juli 2010 met de<br />
gewone post is verstuurd (in plaats van met een<br />
aangetekende brief) het effect dat een <strong>nieuwe</strong> verja-<br />
ringstermijn van drie jaar is gaan lopen op de dag<br />
van de afwijzing;<br />
– heeft een aangetekende afwijzing vóór 1 juli 2010<br />
het effect dat een verjaringstermijn van een half jaar<br />
is gaan lopen;<br />
– geldt voor alle aanspraken die vóór 1 juli 2010 aan-<br />
getekend zijn afgewezen en die op 1 juli 2010 nog<br />
niet waren verjaard, nog tot 1 juli 2011 het oude<br />
recht. <strong>De</strong>ze vor<strong>der</strong>ingen dienen <strong>der</strong>halve tot 1 juli<br />
2011 elke zes maanden te worden gestuit;<br />
– geldt voor alle verjaringstermijnen van art. 7:942<br />
BW van een half jaar die op 1 juli 2011 nog lopen,<br />
dat zij van rechtswege worden verlengd tot drie jaar.<br />
6. Commentaar wijzigingen<br />
6.1 Complicaties aansprakelijkheidsverzekeringen<br />
Mede vanwege de betrokkenheid van de benadeelde <strong>der</strong>de<br />
bij de afwikkeling van claims op aansprakelijkheidsverze-<br />
keraars is ervoor gekozen een speciaal regime voor stui-<br />
ting van aanspraken uit aansprakelijkheidsverzekeringen<br />
te creëren. Het is de vraag of deze oplossing uiteindelijk<br />
niet achterhaald is gebleken vanwege de wijzigingen van<br />
de stuitingsregeling voor an<strong>der</strong>e verzekeringen. Een<br />
belangrijk bezwaar had immers betrekking op de korte<br />
verjaringstermijn na afwijzing. <strong>De</strong>ze termijn van zes<br />
maanden is nu ook voor an<strong>der</strong>e verzekeringen afgeschaft.<br />
Het <strong>nieuwe</strong> systeem voor stuiting van claims op aanspra-<br />
kelijkheidsverzekeraars biedt in elk geval wel meer dui-<br />
delijkheid in de verhouding tussen benadeelde en verze-<br />
kerde enerzijds en verzekeraar an<strong>der</strong>zijds doordat de<br />
verzekeraar het afbreken van on<strong>der</strong>handelingen altijd<br />
aan de tot uitkering gerechtigde verzekerde dient te<br />
melden.<br />
<strong>De</strong> verzekeraar hoeft de verzekerde echter niet op de<br />
hoogte te stellen van enige erkenning, terwijl ook daar-<br />
door een <strong>nieuwe</strong> verjaringstermijn aanvangt. Ook blijven<br />
142<br />
er verschillende verjaringstermijnen gelden in enerzijds<br />
de verhouding verzekerde-benadeelde (meestal vijf jaar)<br />
en an<strong>der</strong>zijds de verhouding benadeelde-verzekeraar of<br />
verzekerde-verzekeraar (drie jaar). Een verzekerde dient<br />
er dan ook alert op te blijven dat na het afbreken van<br />
on<strong>der</strong>handelingen zijn vor<strong>der</strong>ing op de verzekeraar na<br />
drie jaar wordt gestuit indien de benadeelde nog in de<br />
gelegenheid is om hem aan te spreken. In het geval van<br />
een erkenning zal de tot uitkering gerechtigde verzekerde<br />
nog beter op zijn hoede moeten zijn, nu de verzekeraar<br />
hem van een eventuele erkenning niet op de hoogte hoeft<br />
te stellen. Eventuele on<strong>der</strong>handelingen tussen de bena-<br />
deelde en de verzekeraar die volgen op een erkenning<br />
lijken de vor<strong>der</strong>ing van de verzekerde op de verzekeraar<br />
immers niet te stuiten.<br />
6.2 Stuiting aansprakelijkheidsverzekering buiten<br />
on<strong>der</strong>handeling<br />
In het commentaar op het wetsontwerp van on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>e<br />
Ten Braak (NTHR 2009-1) is ver<strong>der</strong> opgeworpen dat met<br />
betrekking tot vor<strong>der</strong>ingen uit aansprakelijkheidsverze-<br />
keringen in de <strong>nieuwe</strong> regeling niet meer duidelijk is hoe<br />
deze, buiten het geval van on<strong>der</strong>handelingen, kunnen<br />
worden gestuit. Uitgaand van de rechtspraak over<br />
on<strong>der</strong>handelingen in de zin van de WAM zal alleen geen<br />
sprake zijn van on<strong>der</strong>handelingen in het geval dat (1) de<br />
verzekeraar een mededeling doet waaruit blijkt dat de<br />
verzekeraar een regeling zon<strong>der</strong> meer uitsluit of dat (2)<br />
geheel geen sprake is van we<strong>der</strong>zijdse correspondentie.<br />
In het <strong>nieuwe</strong> art. 7:942 lid 3 BW is duidelijk opgenomen<br />
dat de bepaling in dit artikel geldt in afwijking van lid 2.<br />
Stuiting door het doen van een aanspraak op uitkering<br />
lijkt dan ook niet mogelijk. Hoe dit wel dient te gebeuren<br />
bepaalt de wet niet expliciet. In de memorie van toelich-<br />
ting lezen wij echter dat de stuiting buiten on<strong>der</strong>hande-<br />
lingen zou kunnen plaatsvinden conform titel 11 van<br />
Boek 3 BW (MvT 31 518 nr. 3, p. 25). Na stuiting vangt<br />
op grond van art. 3:319 BW een <strong>nieuwe</strong> termijn van drie<br />
jaar aan.<br />
7. Slot<br />
Al met al lijken de wetswijzigingen enige positieve<br />
effecten te hebben op de complicaties van de verjarings-<br />
regeling bij aansprakelijkheidsverzekeringen. Ook is met<br />
betrekking tot de aansprakelijkheidsverzekering de<br />
onduidelijkheid over de verlenging van de verjaringster-<br />
mijn weggenomen. Er blijven echter verschillende verja-<br />
ringstermijnen bestaan in de verhoudingen verzekerde-<br />
benadeelde-verzekeraar en de verzekerde hoeft van een<br />
erkenning niet op de hoogte te worden gesteld, waardoor<br />
zijn vor<strong>der</strong>ing op de verzekeraar ‘ongemerkt’ kan verja-<br />
ren.<br />
Afl. 20 – september 2010<br />
Bij an<strong>der</strong>e verzekeringen dan aansprakelijkheidsverzeke-<br />
ringen is het systeem vereenvoudigd doordat de korte<br />
termijn van zes maanden na afwijzing is afgeschaft en<br />
Bb
Verzekeringsrecht de <strong>nieuwe</strong> <strong>verjaringsregeling</strong><br />
afwijzing bij aangetekende brief niet langer nodig is. Dit lijkt een wijziging ten goede.<br />
Bb<br />
Afl. 20 – september 2010<br />
143