vng handreiking 04.indd - Vereniging van Nederlandse Gemeenten
vng handreiking 04.indd - Vereniging van Nederlandse Gemeenten
vng handreiking 04.indd - Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
HANDREIKING<br />
Van Woonvisie tot<br />
Prestatieafspraken
Van Woonvisie tot<br />
Prestatieafspraken<br />
HANDREIKING<br />
<strong>Vereniging</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Gemeenten</strong>
Voorwoord<br />
‘Wonen’. Eén <strong>van</strong> de belangrijkste beleidsthema’s voor de gemeente. Burgers wensen een passend<br />
huis, een prettige en veilige leefomgeving, een fi jne buurt. De gemeente staat aan de lat om het<br />
woonbeleid goed vorm te geven. Om die positie waar te maken is een gezaghebbende woonvisie onontbeerlijk.<br />
Vanuit een redelijke, uitlegbare en transparante woonvisie kan de gemeente samen met<br />
maatschappelijke organisaties bouwen aan het woonbeleid. Met een woonvisie nemen gemeenten<br />
het voortouw om niet op de macht maar <strong>van</strong>uit hun gezag het woonbeleid vorm te geven.<br />
In deze <strong>handreiking</strong> “<strong>van</strong> Woonvisie tot Prestatieafspraken” bieden wij u aanknopingspunten om<br />
bewuster en op een moderne manier aan het woonbeleid te werken. Niet alleen bij het formuleren<br />
<strong>van</strong> beleid, maar zeker ook bij de uitvoering daar<strong>van</strong>. Een belangrijk middel om dat woonbeleid<br />
te realiseren zijn de prestatieafspraken met de woningcorporaties. Op basis <strong>van</strong> een gemeentelijke<br />
woonvisie kunnen de corporaties <strong>van</strong>uit hun brede zorg voor het wonen een ambitieus bod uitbrengen<br />
dat resulteert in reële en niet-vrijblijvende prestatieafspraken met de gemeente. De relatie tussen<br />
de gemeente en de woningcorporatie krijgt in deze <strong>handreiking</strong> daarom volop aandacht.<br />
Bij het ontwikkelen <strong>van</strong> de woonvisie zal de gemeente te rade moeten gaan bij de inwoners. Hoe<br />
leven ze, wat vinden ze <strong>van</strong> hun woning? Hoe ervaren zij hun wijk of buurt? Wat vinden ze <strong>van</strong> de<br />
leefbaarheid? Welke wensen leven er voor de toekomst? Bewoners zijn de toetssteen voor het woonbeleid.<br />
Werken aan een woonvisie en prestatieafspraken is vooral mensenwerk. In het woonbeleid is de persoonlijke<br />
samenwerking doorslaggevend. Een goed verhaal op papier is het begin, maar het moet de<br />
gemeente ook echt wat waard zijn om er met de corporatie wat <strong>van</strong> te maken. Een commitment <strong>van</strong><br />
alle betrokken partijen is onmisbaar om ook echt resultaten te boeken. Want ook hier geldt: bouwen<br />
aan vertrouwen geeft een goede basis om uiteindelijk ook fysiek te kunnen bouwen.<br />
3
4<br />
De VNG heeft het buitengewoon op prijs gesteld dat het ministerie <strong>van</strong> VROM, Aedes en de Woonbond<br />
hun visie hebben gegeven op eerdere versies <strong>van</strong> deze <strong>handreiking</strong>.<br />
Wij vertrouwen erop dat deze <strong>handreiking</strong> u de bouwstenen biedt om verder vorm te geven aan een<br />
aantrekkelijk woon- en leefklimaat.<br />
drs. H.J.J. Lenferink,<br />
burgemeester <strong>van</strong> de gemeente Leiden<br />
en voorzitter <strong>van</strong> de ad hoc VNG-commissie<br />
‘<strong>van</strong> woonvisie tot prestatieafspraken’<br />
mevrouw mr. S. E. Korthuis,<br />
lid directieraad, <strong>Vereniging</strong> <strong>van</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Gemeenten</strong>
Inhoudsopgave<br />
Voorwoord 3<br />
1. Inleiding 9<br />
1.1. Achtergrond: overheidssturing in de markt 9<br />
1.2. Beleidsvisie toekomst woningcorporaties 10<br />
1.3 Doelstelling <strong>van</strong> deze Handreiking 11<br />
1.4. Opbouw <strong>van</strong> de Handreiking: voor bestuurders en gemeentelijke medewerkers 11<br />
Deel I. Van macht naar gezag 13<br />
2. Maatschappelijke ontwikkelingen: de dynamiek in het woonbeleid 15<br />
2.1. Het verdwijnen <strong>van</strong> de ‘zilveren koorden’ 15<br />
2.2. Decentrale verantwoordelijkheid 15<br />
2.3. Verzelfstandiging corporaties 16<br />
2.4. Opkomst <strong>van</strong> een sterke marktsector 16<br />
2.5. Van macht naar gezag; <strong>van</strong> verordenaar naar netwerker 16<br />
2.6. Dualisering: bewegingsvrijheid voor het college 16<br />
2.7. Hernieuwde positiebepaling 17<br />
3. De gemeente aan het roer 19<br />
3.1. De gemeentelijke woonvisie als kerninstrument 19<br />
3.2. Onderscheid korte en langere termijn: de visie en de inzet 20<br />
3.3. Woonvisie: <strong>van</strong> papieren naar getande tijger. Maak de cirkel rond! 20<br />
3.4. Woonvisie koppelen aan zittingstermijn raad? 22<br />
3.5. Weeg bewust de meerwaarde af <strong>van</strong> regionale samenwerking 22<br />
3.6. De rol <strong>van</strong> de provincie 25<br />
3.7. Duale taakverdeling: raad geeft college richting en onderhandelingsruimte 26<br />
3.8. Investeringsplan in de woonvisie: uitdaging aan corporaties en andere marktpartijen 26<br />
3.9. Ken de maatschappelijke partners en weet ermee om te gaan 27<br />
3.10. Prestatieafspraken: bredere reikwijdte dan alleen ‘wonen’,<br />
uitwerking op verschillende niveaus<br />
29<br />
3.11 Mediation: als het niet lukt er gezamelijk uit te komen 30<br />
3.12. Zorg voor een hoogwaardige inzet en organisatie 30<br />
4. Van bestuurlijke noties naar het ambtelijk bedrijf 33<br />
Deel II. Van macht naar gezag: de uitvoering 35<br />
5. Stapsgewijze aanpak 37<br />
Praktisch vormgeven aan het woonbeleid 37<br />
De kluwen ontwarren door stapsgewijze aanpak 37<br />
Geen blauwdruk, lokaal maatwerk 37<br />
6. Opstellen of actualiseren <strong>van</strong> de woonvisie 39<br />
6.1. Stappenschema 39<br />
6.2. Stap 1. Formatie: eerst denken, dan doen 40<br />
6.3. Stap 2. De opstelling <strong>van</strong> de woonvisie 41<br />
6.4. Stap 3. Besluitvorming 46<br />
5
6<br />
7. Opstellen of actualiseren <strong>van</strong> prestatieafspraken 49<br />
7.1. Stappenschema 50<br />
7.2. Stap 1. Formatie: om de tafel komen 50<br />
7.3. Stap 2. Onderhandelen en afspraken maken 51<br />
7.4. Stap 3. En als het nou niet lukt…? 54<br />
8. De uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie: <strong>van</strong> papier naar daadwerkelijke realisatie 57<br />
Borging <strong>van</strong> de uitvoering 57<br />
9. Monitoring, evaluatie en verantwoording 59<br />
Monitoring 59<br />
Evaluatie 60<br />
10.De extra’s bij regionale samenwerking 61<br />
Onderbouw samenwerkingsmotieven 61<br />
Geef aan welke vorm bij de regionale problematiek past 62<br />
Concrete inhoud en efficiënt proces 62<br />
Monitoring: bij uitstek regionaal 62<br />
11. Het ambtelijk bedrijf: de uitvoering samengevat 63<br />
Bijlagen 65<br />
Bijlage 1. Checklist/voorbeeld startnotitie/plan <strong>van</strong> aanpak 67<br />
Inhoudsopgave 67<br />
Bijlage 2. Checklist onderzoek en analyse 69<br />
Het verleden: geen garanties voor de toekomst, wel interessant 69<br />
Het heden: een zo scherp mogelijke foto schieten 69<br />
De toekomst: beredeneerd verkennen en voorspellen 70<br />
Bijlage 3. Checklist onderwerpen woonvisie 73<br />
Kaders 73<br />
Analyse 73<br />
Onderdelen <strong>van</strong> de Visie 73<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> het bouwen (keurmerken) 73<br />
Doelgroepen 74<br />
Proces 74<br />
Betrokken partijen 74<br />
Bijlage 4. Voorbeelden opzet woonvisie 75<br />
‘Traditionele’ inhoudsopgave <strong>van</strong> een woonvisie 75<br />
Thematische inhoudsopgave 76<br />
Bijlage 5. Checklist prestatieafspraken 77<br />
Algemeen 77<br />
Per beleidsthema 77<br />
Beleidsthema’s 77
Bijlage 6. Typen prestatieafspraken 79<br />
Van globaal tot concreet 79<br />
Rijk: concrete afspraken om investeringsdoelstellingen zeker te stellen 79<br />
Soorten overeenkomsten, typen afspraken 79<br />
Prestatieafspraken in de praktijk: hoe dwingend is het kader? 79<br />
Bijlage 7. Tips opzet monitoring 81<br />
Toetsing <strong>van</strong> de uitvoering: succes inboeken en verantwoording afleggen 81<br />
Monitoren marktontwikkelingen: signaleren 81<br />
Bijlage 8. Woonvisie en formeel instrumentarium 83<br />
Algemeen 83<br />
Juridisch instrumentarium 83<br />
Semi-wetgeving 84<br />
Financiële regelingen 85<br />
Samenvatting 85<br />
Bijlage 9. Mediation 87<br />
‘En als het nou niet lukt …?’ Dan kan mediation in beeld komen 87<br />
Bijlage 10. Schematische opzet kavels investeringsplan 89<br />
Colofon 90<br />
7
1. Inleiding<br />
Waarom deze Handreiking ‘Van Woonvisie tot Prestatieafspraken’? In deze inleiding gaan we in<br />
op de achtergrond, doelstelling en doelgroep <strong>van</strong> de Handreiking. Tevens lichten we de opbouw<br />
<strong>van</strong> dit document toe.<br />
1.1. Achtergrond: overheidssturing in de markt<br />
<strong>Gemeenten</strong> stellen een woonvisie vast<br />
De overheid heeft de grondwettelijke opdracht goed wonen te bevorderen. In het bijzonder betreft<br />
dat de gemeenten. Zij staan het dichtst bij de burger. Van gemeenten mag men verwachten<br />
dat zij een visie hebben op hun taak. Een woonvisie, die de basis vormt voor het gemeentelijk<br />
opereren.<br />
Maar… valt er nog wel wat te sturen?<br />
Over de vraag in hoeverre gemeenten <strong>van</strong>daag de dag daadwerkelijk woonbeleid kunnen voeren,<br />
is nogal wat discussie gaande. Immers, als reactie op de naoorlogse verzorgings staat leven<br />
we thans in een tijd <strong>van</strong> privatisering en marktwerking, ook op het gebied <strong>van</strong> het wonen. Om<br />
een paar voorbeelden te noemen: de commerciële projectontwikkeling heeft een grote vlucht<br />
genomen, veel bouwgrond is in particuliere handen, de huizen prijzen zijn ‘sky high’ gestegen, de<br />
woningcorporaties zijn verzelf standigd tot maatschap pelijke ondernemingen en via Europa is het<br />
beginsel <strong>van</strong> de vrije vestiging in de Huis vestings wet vastgelegd.<br />
Verder is het beleidsterrein <strong>van</strong> het wonen steeds meer uitgedijd in de richting <strong>van</strong> welzijn en<br />
zorg, werkgelegenheid, leefbaarheid en veiligheid. Daardoor zijn er steeds meer maatschappelijke<br />
organisaties bij het wonen betrokken.<br />
Valt er voor gemeenten dan nog wel wat te sturen? Wat kunnen zij nog met hun instrumentarium?<br />
Zijn gemeenten nog wel die regisseurs met een stevige grip op de zaak?<br />
9
10<br />
Betrokken inwoners<br />
Naast de vraag in hoeverre gemeenten daadwerkelijk nog woonbeleid kunnen voeren wordt de<br />
vraag ‘hoe betrekken we de inwoners daarbij?’ steeds pregnanter. Woonbeleid raakt immers direct<br />
de belangen <strong>van</strong> de inwoners. Waar vroeger doorgaans werd volstaan met alleen de formele<br />
inspraak, voldoet een dergelijke benadering in de huidige tijd niet meer. De bewoners (al dan niet<br />
georganiseerd) zijn een belangrijke ontwikkelkracht bij het opstellen <strong>van</strong> een kwalitatief hoogwaardige<br />
woonvisie. Voor de gemeente is het zaak om gebruik te maken <strong>van</strong> de inzichten <strong>van</strong><br />
inwoners en daarmee haar beleid met meer gezag te onderbouwen en uit te voeren.<br />
Dé uitdaging voor gemeenten: <strong>van</strong> macht naar gezag<br />
Dé uitdaging voor gemeenten is hoe zij hun taak, die door de veranderde positie <strong>van</strong> de overheid<br />
in een ander daglicht is komen te staan, kunnen oppakken op een wijze die in de huidige<br />
tijd past. Op een wijze die niet alleen recht doet aan hun opdracht, maar ook wordt geaccepteerd<br />
door alle partijen die op de woningmarkt actief zijn. Want de overheid zal haar beleidsdoelstellingen<br />
primair moeten realiseren door in de markt en bij burgers verworven gelegitimeerd gezag en<br />
veel minder door de inzet <strong>van</strong> machtsmiddelen.<br />
1.2. Beleidsvisie toekomst woningcorporaties1 Naast de hiervoor geschetste ontwikkelingen in het woonbeleid is er een recente aanleiding om<br />
deze Handreiking te publiceren. In de ‘beleidsvisie toekomst woningcorporaties’ schetst de minister<br />
<strong>van</strong> VROM de relatie tussen de gemeenten en de woningcorporaties. Over de wijze waarop<br />
deze relatie vorm zal krijgen is in de Tweede Kamer brede consensus. Reden waarom wij hier een<br />
citaat opnemen uit de brief aan de Tweede Kamer:<br />
‘Allereerst stelt het rijk vast welke prestaties op landelijk niveau voor de komende jaren benodigd<br />
zijn, waar wenselijk geconcretiseerd tot op provinciaal of het regionale niveau. Dat gebeurt <strong>van</strong>zelfsprekend<br />
in samenspraak met de medeoverheden. Kwantitatieve en kwalitatieve voorbeelden<br />
hier<strong>van</strong> zijn de regionale woningbouwafspraken en ook het toegankelijk maken <strong>van</strong> de woningvoorraad<br />
met het oog op de vergrijzing. Ik constateer dat in de corporatiesector het besef groeiende<br />
is dat er ook specifiek voor die sector een meerjarig kader moet worden overeengekomen<br />
voor de prestaties en de beleidsprioriteiten. Ik vind dat een goede zaak.<br />
De volgende stap is dat de gemeente in relatie tot de landelijke doelstellingen kenbaar maakt<br />
wat, gegeven onder meer de ontwikkeling en samenstelling <strong>van</strong> de bevolking, haar visie op het<br />
wonen in de lokale situatie is. Een woonvisie inclusief de prioriteiten die de gemeente daarin stelt,<br />
opdat de corporaties daarmee rekening houden. Daarbij geeft de gemeente aan welke concrete<br />
prestaties hierbij <strong>van</strong> de corporaties worden verwacht, met name, maar niet uitsluitend, in termen<br />
<strong>van</strong> investeringen in woningbouw en herstructurering. Daarbij ligt het in de rede dat de gemeente<br />
ook de regionale situatie op de woningmarkt in haar woonvisie betrekt en haar beleid met de<br />
andere gemeenten in de regio c.q. de provincie afstemt. Ik heb bij die woonvisie geen nieuwe<br />
verplichte planfiguur voor ogen. Maar het is wel zo dat wanneer ik uiteindelijk moet beoordelen<br />
of een corporatie in gebreke is gebleven, ik zal bezien of de gemeente haar wensen tijdig en in<br />
redelijkheid geconcretiseerd heeft en aantoonbaar andere partijen, waaronder corporaties en<br />
ook bewoners(-organisaties), hierbij voldoende heeft betrokken. Is dat niet het geval, dan kan<br />
de corporatie niet verweten worden dat zij het gemeentelijk beleid niet in acht neemt en kan zij<br />
los <strong>van</strong> de gemeente invulling geven aan haar investeringsdoelstelling. Ik verwacht dat de kring<br />
der gemeenten zelf een handleiding opstelt hoe te komen tot zo’n woonvisie, voorzien <strong>van</strong> een<br />
transparant investeringsplan, met name ook wat betreft de betrokkenheid <strong>van</strong> corporaties, organisaties<br />
<strong>van</strong> huurders en andere partijen daarbij. Uiteraard heeft het beleid <strong>van</strong> de gemeente een<br />
dynamisch karakter en zal de woonvisie iedere vier of vijf jaar geactualiseerd worden.<br />
Corporaties dienen reeds nu op grond <strong>van</strong> het Besluit beheer sociale huursector het gemeentelijk<br />
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 453, nr. 30.
u De trits “woonvisie-investeringsplancorporatiebod-prestatieafspraak”<br />
is inmiddels<br />
een algemeen aanvaarde wijze <strong>van</strong><br />
beleidsontwikkeling en –uitvoering.<br />
Dat geldt ook voor het onderkennen <strong>van</strong><br />
het belang <strong>van</strong> de duurzame relatie tussen<br />
gemeenten en corporaties en de brede<br />
missie die corporaties thans ontwikkelen<br />
in het kader <strong>van</strong> hun maatschappelijk ondernemerschap:<br />
investeren in maatschappelijk<br />
vastgoed en sociale cohesie.<br />
u ‘Persoonlijke verhoudingen sterk<br />
bepalend voor resultaten’<br />
Onderzoek onder corporaties,<br />
George de Kam, Radbouduniversiteit,<br />
2006.<br />
beleid in acht te nemen. Ik zal aan deze verplichting als volgt nader inhoud geven. Ik heb in mijn<br />
hoofdlijnenbrief aangegeven dat corporaties “een bod moeten uitbrengen” op wat de gemeente<br />
aan prestaties vraagt in haar woonvisie. Concreet in een plan met gekwantificeerde investeringen<br />
en activiteiten voor vier of vijf jaar, waarbij de investeringen voor deze periode vastliggen. Dit<br />
moet leiden tot concrete (meerjarige) prestatiecontracten tussen gemeenten en corporaties, op<br />
grond <strong>van</strong> de eigen afwegingen <strong>van</strong> partijen.’<br />
1.3. Doelstelling <strong>van</strong> deze Handreiking<br />
Handreiking: hoe invulling geven aan veranderde positie<br />
De hierboven geschetste ontwikkelingen op het gebied <strong>van</strong> het wonen hebben geleid tot andersoortige<br />
verhoudingen tussen overheid en marktpartijen. <strong>Gemeenten</strong> worstelen met de vraag hoe<br />
zij invulling kunnen geven aan hun veranderde positie. De VNG wil hen hierin ondersteunen door<br />
expertisebevordering en kennisdeling. Eén <strong>van</strong> de middelen is het opstellen <strong>van</strong> deze Handreiking,<br />
bedoeld voor bestuurders en beleidsmedewerkers.<br />
Aanknopingspunten voor opstellen woonvisie en prestatieafspraken<br />
In deze Handreiking geven we aanknopingspunten om bewuster en op een eigentijdse wijze aan<br />
het woonbeleid te werken. Niet alleen bij het maken <strong>van</strong> beleid, maar zeker ook bij de uitvoering<br />
daar<strong>van</strong>. Een belangrijk middel om tot realisering <strong>van</strong> de woonvisie te komen zijn prestatieafspraken<br />
met woningcorporaties. Vandaar dat deze ook een prominente plaats in de Handreiking hebben<br />
gekregen.<br />
Handreiking, geen receptenboek<br />
Bewust is gekozen voor een Handreiking. Elke lokale situatie is weer anders en de aanpak <strong>van</strong><br />
gemeentelijk woonbeleid laat zich niet <strong>van</strong>gen in recepten. Bovendien is niets belangrijker dan<br />
zelf ervaring opdoen met het werken aan een woonvisie. Een Handreiking kan die ervaring niet<br />
ver<strong>van</strong>gen; wel kunnen tips, aandachtspunten en ervaringen <strong>van</strong> anderen, zoals die in de Handreiking<br />
zijn verwerkt, het gemeentelijk opereren vergemakkelijken.<br />
De persoon doorslaggevend<br />
Hoeveel tips, <strong>handreiking</strong>en of voorbeelden men ook geeft, uiteindelijk is bij een overheid die<br />
werkt op grond <strong>van</strong> gezag en draagvlak, de persoon doorslaggevend. Heel belangrijk is het om<br />
marktpartijen en met name woningcorporaties het vertrouwen te geven dat zij in de gemeente<br />
een partner hebben die wil en kan samenwerken, ook echt ambitie heeft en <strong>van</strong>uit diverse invalshoeken<br />
alles op alles wil zetten om het woonbeleid mee vorm te geven. Het moet de gemeente<br />
wat waard zijn om er met partijen als woningcorporaties wat <strong>van</strong> te maken.<br />
Of het nu om de bestuurder of om de medewerker(s) gaat, men zal alleen gezag verwerven door<br />
uitstekende communicatieve vaardigheden en door vertrouwenwekkend en consequent optreden.<br />
Uiteindelijk zijn persoonlijke verhoudingen sterk bepalend voor de resultaten. Het belang <strong>van</strong> de<br />
persoon geldt uiteraard ook voor de partners <strong>van</strong> de gemeente.<br />
1.4. Opbouw <strong>van</strong> de Handreiking: voor bestuurders en gemeentelijke<br />
medewerkers<br />
De Handreiking bestaat uit twee delen:<br />
1. Deel I. ‘Van macht naar gezag’.<br />
Dit deel bespreekt in kort bestek met name de bestuurlijk rele<strong>van</strong>te aspecten <strong>van</strong> het gemeentelijk<br />
woonbeleid. Het is dan ook vooral bedoeld voor bestuurders.<br />
2. Deel II. ‘<strong>van</strong> macht naar gezag: de uitvoering’.<br />
Het tweede deel gaat vooral in op een serie praktische aspecten <strong>van</strong> het woonbeleid. Centraal<br />
staat de vraag: hoe stelt men succesvol een woonvisie op die ook nog eens voldoende concreet<br />
is uitgewerkt? Dit deel is in beginsel bedoeld voor gemeentelijke medewerkers.<br />
1. Inleiding 11
12<br />
Verder is de Handreiking voorzien <strong>van</strong> diverse bijlagen. Die bevatten onder meer checklists voor<br />
bijvoorbeeld de opzet en uitvoering <strong>van</strong> onderzoek dat aan de woonvisie ten grondslag ligt, de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> de woonvisie zelf en het opstellen <strong>van</strong> prestatieafspraken.
Deel I. Van macht naar gezag<br />
Hoe kunnen gemeenten hun positie op het beleidsterrein <strong>van</strong> het wonen<br />
behouden en versterken? Na een schets <strong>van</strong> de ontwikkelingen in het woonbeleid<br />
(hoofdstuk 2) gaan we in op de bestuurlijke voorwaarden waaraan<br />
gemeenten moeten voldoen om hun regierol effectief te kunnen invullen<br />
(hoofdstuk 3).<br />
13
14 Deel I
2. Maatschappelijke ontwikkelingen:<br />
de dynamiek in het woonbeleid<br />
‘Bevordering <strong>van</strong> voldoende woongelegenheid is voorwerp <strong>van</strong> zorg der overheid’, zo eenvoudig<br />
staat het in onze Grondwet (artikel 22, lid 2). De praktijk is minder simpel. De afgelopen decennia<br />
heeft zich vrijwel een revolutie voorgedaan in de wijze waarop de overheid haar taak op het terrein<br />
<strong>van</strong> het wonen heeft vormgegeven. Het is belangrijk om daar in deze Handreiking aandacht<br />
aan te besteden. Alleen zó kan de huidige positie <strong>van</strong> de gemeentelijke overheid bij het woonbeleid<br />
in het juiste perspectief worden geplaatst en helder worden gemaakt waarom de VNG het<br />
belangrijk vindt een Handreiking uit te geven.<br />
2.1. Het verdwijnen <strong>van</strong> de ‘zilveren koorden’<br />
Tot de jaren ‘90 <strong>van</strong> de vorige eeuw werd het woonbeleid sterk centraal <strong>van</strong>uit Den Haag gereguleerd.<br />
En dat kon ook, omdat het rijk de fi nanciële middelen verschafte in de vorm <strong>van</strong> rijksleningen<br />
en subsidies. De beleidsvrijheid op lokaal niveau was beperkt. <strong>Gemeenten</strong> voelden zich aan<br />
het rijksbeleid gebonden door ‘zilveren koorden’. In de jaren ‘90 heeft staats secretaris Heerma<br />
hier met zijn Nota Volkshuisvesting vrij drastisch een einde aan gemaakt. Heerma was <strong>van</strong> mening<br />
dat centrale leiding minder nodig was, omdat het eind <strong>van</strong> de naoorlogse woningnood in zicht<br />
kwam. Er moest volgens hem meer maatwerk worden geleverd. Het lag dan ook voor de hand het<br />
primaat in het woonbeleid bij de gemeenten neer te leggen, aangezien zij beter zicht hebben op<br />
lokale situaties dan het rijk.<br />
2.2. Decentrale verantwoordelijkheid<br />
In de jaren ‘90 kwam de verantwoordelijkheid voor het lokale woonbeleid meer en meer bij de<br />
gemeenten te liggen. Zij moesten nu zelf het heft in handen nemen. Daarbij rees al snel het besef<br />
dat de verantwoordelijkheid voor het woonbeleid weliswaar gedecen traliseerd was, maar dat<br />
bijbehorende bevoegdheden en instrumenten niet of slechts mondjesmaat waren bijgeleverd.<br />
Sterker nog, er was een tweede ontwikkeling in gang gezet, die directe gemeentelijke sturing<br />
juist een stuk moeilijker maakte: de verzelf standiging <strong>van</strong> de woningcorporaties.<br />
15
2.3. Verzelfstandiging corporaties<br />
Als uitvloeisel <strong>van</strong> de Nota Heerma ging het rijk over tot de verzelfstandiging <strong>van</strong> de woningcorporaties<br />
en de gemeentelijke woningbedrijven. Dit paste in het toenmalige tijdsbeeld, waarin<br />
verzelfstandiging en privatisering hoog in het politieke vaandel stonden. Helder was dat de corporaties<br />
grotendeels met publiek geld werkten en een maatschappelijke opgave moesten (blijven)<br />
vervullen. Met de zogeheten ‘bruteringsoperatie’ werden de financiële banden doorgesneden,<br />
terwijl de maatschappelijke opdracht wettelijk werd vastgelegd in het Besluit Beheer Sociale<br />
Huursector (BBSH), onderdeel <strong>van</strong> de Woningwet.<br />
Door deze verzelfstandiging kwamen de corporaties op afstand <strong>van</strong> de (lokale) overheid te staan.<br />
Zij werden partijen die niet langer rechtstreeks te sturen waren en waarmee onderhandeld moest<br />
worden. De afgelopen jaren hebben corporaties hun positie als onderhandelingspartner steeds<br />
verder versterkt, doordat zij zich hebben ontwikkeld tot maatschappelijke ondernemingen met<br />
– binnen het raamwerk <strong>van</strong> het BBSH – eigen ondernemingsdoelstellingen.<br />
2.4. Opkomst <strong>van</strong> een sterke marktsector<br />
In de afgelopen decennia heeft een belangrijke verschuiving naar de marktsector plaatsgevonden.<br />
Hiervoor is een reeks <strong>van</strong> oorzaken aan te wijzen: de stijgende welvaart, de toenemende wens<br />
tot eigen woningbezit, de stimulering daar<strong>van</strong> door de overheid met fiscale maatregelen (eigen<br />
woningregeling) en premies, een groot aanbod <strong>van</strong> koopwoningen in met name suburbane gebieden<br />
en <strong>van</strong> vrije sector huurwoningen in met name stedelijke centra.<br />
Commerciële ontwikkelaars en beleggers speelden daar op in en namen allerwegen grondposities<br />
in. Dat betekent voor gemeenten een heel andere positie dan wanneer men zelf bouwgrond in<br />
handen heeft. Om sturing te kunnen geven aan de woningbouw moeten veel gemeenten dan ook<br />
met grondeigenaren onderhandelen. De invoering <strong>van</strong> de Wet Voorkeursrecht <strong>Gemeenten</strong> heeft<br />
de gemeentelijke positie daarbij overigens wel versterkt. De nieuwe Wet Grondexploitatie zal aan<br />
een verdere versterking bijdragen.<br />
2.5. Van macht naar gezag; <strong>van</strong> verordenaar naar netwerker<br />
Daarmee is in grote lijnen de positie <strong>van</strong> de gemeente ten aanzien <strong>van</strong> het lokale woonbeleid<br />
geschetst. Van bovenaf regeren met macht en dwang, letterlijk als overheid, kan niet meer. In dit<br />
verband is de term ‘regievoering’ uitgevonden: het woonbeleid waarin de spelers vrijwillig de<br />
richting uitgaan die de regisserende gemeente wil. Dat betekent een hele andere invulling <strong>van</strong> de<br />
overheidsrol dan in vroegere tijden. Niet opleggen maar overleggen. Niet verordenen maar streven<br />
naar afspraken, faciliteren, ‘government by speech’. Daarmee verschuift de rol <strong>van</strong> de overheid<br />
<strong>van</strong> machthebber naar gezagverwerver en <strong>van</strong> verordenaar naar netwerker.<br />
Overigens wil dat niet zeggen, dat de gemeente geheel en al zonder formele instrumenten is<br />
komen te zitten. De gemeente kan met name nog directe invloed uitoefenen via de Wet op de<br />
Ruimtelijke Ordening, de Wet Voorkeursrecht <strong>Gemeenten</strong>, de Huisvestingswet, het grondbeleid<br />
en de toekomstige Grondexploitatiewet. Maar gemeenten hebben niet meer dezelfde positie als<br />
voorheen. Een overzicht <strong>van</strong> het wettelijk instrumentarium dat gemeenten ten dienste staat is<br />
opgenomen in bijlage 8.<br />
Het begrip ‘wonen’ is de afgelopen jaren flink verbreed. Van alleen de woning naar de woonomgeving,<br />
leefbaarheid, herstructurering en stedelijke vernieuwing, jeugdbeleid, wonen, welzijn en<br />
zorg, extramuralisering, woonservicezones en ‘solids’ 2 . Dat betekent deels overlapping met andere<br />
beleidsterreinen of liever gezegd: integraler werken. En in ieder geval een groot aantal maatschappelijke<br />
organisaties, die de gemeente te regisseren krijgt. Kortom: een complexere problematiek,<br />
een complexer speelveld.<br />
2 Gebouwen die enkele basiskenmerken hebben en voor allerlei doeleinden geschikt te maken zijn (wonen, werken,<br />
onderwijs etc.)<br />
16 Deel I
u Een hernieuwde positiebepaling. En<br />
dat niet alleen. Het gaat ook om de<br />
instrumenten die succesvol ingezet kunnen<br />
worden en die passen bij de nieuwe<br />
verhoudingen. Dat is de kern <strong>van</strong> deze<br />
Handreiking. Aansluiten bij de positieve<br />
ontwikkelingen die al gaande zijn op dit<br />
gebied.<br />
2.6. Dualisering: bewegingsvrijheid voor het college<br />
Ook de ontwikkelingen in het eigen gemeentelijke huis zorgden voor meer dynamiek. De<br />
dualisering heeft de afgelopen jaren geleid tot andere verhoudingen tussen college en<br />
raad. De raad stelt de kaders en controleert in beginsel op hoofdlijnen. Dit geeft het college<br />
bewegingsvrijheid om binnen de hoofdlijnenkaders <strong>van</strong> de raad een eigen uitvoeringsstrategie te<br />
voeren. Dat is ook nodig want collegeleden moeten onderhandelen en dus compromissen kunnen<br />
sluiten met maatschappelijke organisaties.<br />
2.7. Hernieuwde positiebepaling<br />
De genoemde ontwikkelingen hebben er in het algemeen toe geleid, dat de gemeenten afgelopen<br />
jaren aan slagkracht hebben ingeboet. Dat zij, althans waar het om het woonbeleid gaat,<br />
vaak het gevoel hebben niet genoeg grip te hebben op de realisering <strong>van</strong> wat zij wenselijk en<br />
noodzakelijk achten. Gelukkig zijn er inmiddels tal <strong>van</strong> voorbeelden <strong>van</strong> gemeenten die niet bij de<br />
pakken zijn gaan neer zitten. Zij hebben actief een nieuwe koers <strong>van</strong> beleid voeren ingezet.<br />
2. Maatschappelijke ontwikkelingen: de dynamiek in het woonbeleid 17
18 Deel I
u Koudwatervrees overwonnen<br />
Een middelgrote gemeente in het midden<br />
des lands heeft al diverse keren een volkshuisvestingsplan<br />
opgesteld.<br />
Eigenlijk altijd <strong>van</strong> achter het bureau en<br />
in de beslotenheid <strong>van</strong> het gemeente huis.<br />
Herziening was aan de orde. Er werd<br />
geopperd om deze keer voor een meer<br />
interactieve aanpak te kiezen waarbij<br />
maatschappelijke organisaties en burgers<br />
in een vroeg stadium bij de beleidsontwikkeling<br />
zouden worden be trok ken. Maar er<br />
waren veel beden kingen bij zo’n aanpak:<br />
‘Je moet toch eerst als gemeente bepalen<br />
wat je wilt voordat je naar buiten treedt?<br />
En het kost toch alleen maar tijd?’.<br />
Om niet achter te blijven bij nabuurgemeenten,<br />
organiseerde men na de<br />
eerste analysefase toch schoor voetend<br />
een open, brede werk con ferentie.<br />
3. De gemeente aan het roer<br />
Wat heeft een gemeente nodig om haar woonbeleid leidend te kunnen maken? Om zich in een<br />
positie te brengen dat haar regievoering daadwerkelijk tot resultaat leidt? In dit hoofdstuk gaan<br />
wij in op de bestuurlijke voorwaarden waaraan voldaan moet worden om de gemeente aan het<br />
roer <strong>van</strong> het woonbeleid te krijgen en te houden.<br />
3.1. De gemeentelijke woonvisie als kerninstrument<br />
Het volkshuisvestingsplan uit de vorige eeuw heeft algemeen plaatsgemaakt voor de woonvisie.<br />
Hierin formuleert de gemeente haar beleid en stelt zij vast wat zij de komende jaren op het gebied<br />
<strong>van</strong> het wonen wil bereiken. Dat is iets dat men <strong>van</strong> een overheid met een grondwettelijke<br />
taak op dit gebied mag verwachten. Die overheid bepaalt het kader. De woonvisie blijft dus het<br />
kerninstrument voor het lokale woonbeleid. Een instrument dat, tegen de achtergrond <strong>van</strong> de<br />
huidige gemeentelijke positie, zal moeten stoelen op gezag en niet alleen op macht. Dat stelt<br />
kwaliteitseisen aan inhoud en totstand koming <strong>van</strong> de woonvisie.<br />
Drie eisen staan daarbij centraal:<br />
a. Onderbouwing met kwaliteit3 Een noodzakelijke voorwaarde voor een woonvisie met gezag is een heldere, navolgbare en<br />
kwalitatief hoogwaardige onderbouwing. Dat betekent dus niet een verzameling <strong>van</strong> losse<br />
uitspraken, maar een samenhangende visie, waarin keuzes worden gemaakt, die terug te voeren<br />
zijn op heldere analyses en onderzoekingen. Daarbij kunnen gemeenten profi teren <strong>van</strong> de<br />
analyses en de expertise <strong>van</strong> marktpartijen, vooral <strong>van</strong> de corporaties.<br />
Een essentiële plaats in dat onderzoek wordt <strong>van</strong>zelfsprekend ingenomen door de wensen <strong>van</strong><br />
bewoners ten aanzien <strong>van</strong> woning, woonmilieu en leefbaarheid. In deel II wordt daar ruim<br />
aandacht aan besteed.<br />
3 In bijlagen 2 en 3 wordt ingegaan op de onderwerpen die in een woonvisie opgenomen kunnen worden en op het<br />
onderzoek dat ter onderbouwing kan worden uitgevoerd.<br />
19
Voor het eerst dus. Resultaten:<br />
groot enthousiasme onder de deelnemers;<br />
nóg twee consultatierondes;<br />
maatschappelijk draagvlak;<br />
een razendsnelle bestuurlijke vaststelling;<br />
tijd gewonnen dus.<br />
u Een woonvisie kan diep gaan<br />
Een stevige gemeente naast een grote<br />
stad in het westen <strong>van</strong> het land, zonder<br />
substantiële uitbreidingsmogelijkheden,<br />
wil een woonvisie opstellen. Al snel<br />
ontstaat een discussie over de vraag: wie<br />
of wat zijn we nu eigenlijk als we niet<br />
meer kunnen uitbreiden? Worden we<br />
een hoogbouwgemeente, een herstructureringsgemeente,<br />
een vergrijzingsgemeente,<br />
een groene gemeente of<br />
kunnen we ons zelfs maar beter opheffen<br />
en onderdeel worden <strong>van</strong> de naastgelegen<br />
grote stad?<br />
Kortom: een woonvisie kan diep gaan.<br />
De gemeente is gelukkig gelouterd uit het<br />
proces gekomen en heeft daardoor aan<br />
nieuw elan gewonnen.<br />
u Kort en bondig: geen dikke pil<br />
Een gemeente uit de Noord-Hollandse<br />
kuststreek heeft in haar woonvisie gekozen<br />
voor een integrale benadering <strong>van</strong><br />
wonen, welzijn en zorg. Vanuit het besef<br />
dat goed bestuur om prioriteiten vraagt, is<br />
gekozen voor een bondig kerndocument<br />
(15 bladzijden) dat nader is uitgewerkt in<br />
zeven ontwikkelingsprogramma’s (concreet<br />
gemaakt in tijd en naar locaties).<br />
Door beperking <strong>van</strong> het aantal programma’s<br />
kan de gemeente goed sturen op<br />
de uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie. Daarmee<br />
vult zij haar regierol slagvaardig in.<br />
b. Redelijkheid<br />
De woonvisie moet uitspraken doen en ambities verwoorden die redelijk zijn. Dat wil zeggen<br />
dat zij realistisch en haalbaar moet zijn. Dit heeft uiteraard een samenhang met een goede<br />
onderbouwing.<br />
c. Transparant en interactief proces<br />
Een woonvisie verwerft niet alleen gezag door een inhoudelijk stevige onderbouwing. Minstens<br />
zo belangrijk is de inrichting <strong>van</strong> het proces dat tot de woonvisie leidt. Gezag ontstaat in een<br />
transparant proces waarin direct betrokkenen bij het woonbeleid (de ‘stakeholders’) mogelijkheden<br />
krijgen om actief bij te dragen aan de woonvisie.<br />
De belangrijkste ‘stakeholders’ (‘daar doe je het voor’) zijn natuurlijk bewoners en gebruikers<br />
<strong>van</strong> wijken en buurten. Hun inbreng (op het niveau <strong>van</strong> bewonersorganisaties of individuele<br />
burgers) dient dus in ieder geval in het proces gewaarborgd te zijn.<br />
Alleen als de woonvisie redelijk, uitlegbaar en transparant is en een intrinsieke overtuigingskracht4<br />
heeft, kan een gemeentelijke overheid met recht en reden beweren dat er in beginsel een<br />
voor alle partijen geldend en te aanvaarden beleidsdocument ligt. Een document met status.<br />
Het is niet voor iedere gemeente noodzakelijk om over een woonvisie te beschikken. Het is goed<br />
voorstelbaar dat er in een gemeente zó weinig aan de orde is, dat een woonvisie een overdreven<br />
instrument is. De keerzijde daar<strong>van</strong> is natuurlijk wel dat – indien het toch tot afspraken met partijen<br />
moet komen – het gemeentelijk gezag een stuk minder zal zijn. Het is dan ook <strong>van</strong> belang<br />
altijd een zorgvuldige afweging te maken. Een mogelijke uitkomst kan zijn, dat de gemeente<br />
weliswaar geen eigen woonvisie vaststelt, maar wel gehouden is aan of participeert in de opstelling<br />
<strong>van</strong> een regionale woonvisie.<br />
Hoe dan ook: voor een gemeente die serieus werk maakt <strong>van</strong> woonbeleid, is de ontwikkeling <strong>van</strong><br />
een woonvisie een kerntaak.<br />
3.2. Onderscheid korte en langere termijn: de visie en de inzet<br />
Een woonvisie bevat de formulering <strong>van</strong> het gemeentelijk beleid, dat doorgaans geruime tijd <strong>van</strong><br />
toepassing is. Voorts bevat de visie één of meer (uitvoerings)programma’s, waar de gemeente op<br />
inzet. Deze programma’s vormen de basis voor afspraken met lokale partners en kunnen <strong>van</strong> jaar<br />
tot jaar bijstelling behoeven. Het is goed om duidelijk onderscheid te maken tussen het langere en<br />
kortere termijn perspectief.<br />
3.3. Woonvisie: <strong>van</strong> papieren naar getande tijger. Maak de cirkel rond!<br />
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat in een aantal gemeenten de raadsvaststelling <strong>van</strong> de woonvisie<br />
tegelijk het einde <strong>van</strong> het beleidstraject betekent. De visie gaat dan de kast in, er wordt mee<br />
gepronkt naar de provincie of een andere buitenwacht, maar hij fungeert niet of nauwelijks als<br />
stuurinstrument. Hoogstens wordt na een jaar of vier geconstateerd dat er een actualisering moet<br />
plaatsvinden. In dit soort gevallen is de woonvisie een ‘papieren tijger’ waar de gemeente niet<br />
veel verder mee komt.<br />
Dat komt vermoedelijk doordat sommige gemeenten bewust of onbewust voorbijzien aan de<br />
plaats <strong>van</strong> de woonvisie in de beleidscyclus. In feite is de opstelling <strong>van</strong> een woonvisie slechts één<br />
fase – zij het een belangrijke – in de totale cyclus <strong>van</strong> beleidsvorming en -uitvoering.<br />
4 Deze formulering is ontleend aan de VNG-brochure “Toekomst Woningcorporaties” (2006/06-002).<br />
20 Deel I
u ‘De richting kennen we nu wel. Het<br />
gaat om de uitvoering’<br />
Dat was het motto waarmee de opstellers<br />
<strong>van</strong> een woonvisie uit de Bollenstreek<br />
het veld in werden gestuurd. Over de<br />
hoofdlijnen <strong>van</strong> beleid bestond namelijk<br />
grote consensus: bouwen voor starters<br />
en senioren. Weinig filosoferen over<br />
doelstellingen dus, maar de handen uit de<br />
mouwen. De opstellers richtten zich dan<br />
ook voor 80% op het instrumentarium<br />
voor de uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie.<br />
u Maak de woonvisie realistisch<br />
Een Utrechtse gemeente confronteerde<br />
in de woonvisie het behoefteprogramma<br />
met de in ontwikkeling zijnde locaties.<br />
Conclusie: past niet, onvoldoende mogelijkheden<br />
voor huurwoningen. Gevolg:<br />
heftige discussie in de raad. Uitkomst:<br />
geplande koopappartementen op gemeentegrond<br />
(met schitterend uitzicht)<br />
worden alsnog als huurwoningen<br />
aangeboden;<br />
gemeente gaat effectief beleid voeren<br />
om jonge starters aan een goedkope<br />
koopwoning te helpen.<br />
Zo zie je maar: maak de woonvisie<br />
realistisch, kijk naar de uitvoeringsmogelijkheden<br />
en verken de veranderingsmarges<br />
in de plannen. Ook daarmee<br />
kan de woonvisie leidend worden.<br />
u De beleidscyclus<br />
monitoring<br />
beleidsuitvoering<br />
beleidsvoorbereiding<br />
beleidsvaststelling<br />
prestatieafspraken<br />
Zo gezien kan de woonvisie alleen maar iets betekenen als zij na vaststelling een vervolg krijgt.<br />
Dat betekent concreet:<br />
a. Woonvisie in diverse richtingen vertalen<br />
De woonvisie vormt de basis voor de gehele breedte <strong>van</strong> het woonbeleid. Dat betekent niet dat<br />
dit document alle aspecten <strong>van</strong> de woon- en leefomgeving zou kunnen of moeten omvatten.<br />
De woonvisie richt zich bij voorkeur tot vrij direct aan wonen gerelateerde zaken dan wel zaken<br />
die <strong>van</strong> grote invloed zijn op het woon- en leefklimaat in buurten en wijken.<br />
Dat de woonvisie als basis functioneert, betekent dat zij voor de uitvoering in diverse richtingen<br />
vertaling behoeft. Denk hierbij aan aanpalende beleidsvelden als welzijn en zorg (hier ligt ook<br />
een relatie met de Wet maatschappelijke ondersteuning), leefbaarheid, veiligheid, openbare<br />
ruimte, grondbeleid, wijkaanpak etc.<br />
b.Op basis <strong>van</strong> woonvisie prestatieafspraken maken<br />
Woningcorporaties zijn belangrijke partijen voor de uitvoering <strong>van</strong> het gemeentelijk woonbeleid.<br />
Het spreekt dus méér dan <strong>van</strong>zelf dat prestatieafspraken met corporaties een uiterst belangrijk<br />
middel zijn om tot beleidsuitvoering te komen.<br />
Het is daarbij belangrijk om scherp voor ogen te houden dat prestatieafspraken met corporaties<br />
een veel omvattender terrein bestrijken dan alleen de woonvisie. Denk daarbij aan thema’s uit<br />
aanpalende beleidsvelden als:<br />
sociaal beleid (bijvoorbeeld sociale cohesie, op<strong>van</strong>g dak- en thuislozen);<br />
beleid ten aanzien <strong>van</strong> wonen, welzijn en zorg (bijvoorbeeld afspraken over mogelijkheden<br />
tot zorgverlening in corporatiewoningen, over de ontwikkeling <strong>van</strong> maatschappelijk vastgoed<br />
zoals ontmoetingsruimten, scholen en bibliotheken);<br />
werkgelegenheidsbeleid (bijvoorbeeld inzet leerling-bouwplaatsen, inschakeling werkzoekende<br />
bouwvakkers).<br />
Gelet op het grote belang <strong>van</strong> de prestatieafspraken met corporaties, zal hier in deze Handreiking<br />
bijzondere aandacht aan worden besteed. Niettemin zijn er uiteraard ook andere marktpartijen<br />
waarmee prestatieafspraken moeten worden gemaakt om tot uitvoering <strong>van</strong> beleid te<br />
komen. Belangrijke onderhandelingspartners zijn projectontwikkelaars en aanbieders op het<br />
terrein <strong>van</strong> welzijn en zorg.<br />
Verder is aandacht nodig voor de positie <strong>van</strong> bewoners en hun organisaties. Bij het maken <strong>van</strong><br />
prestatieafspraken is het <strong>van</strong> belang <strong>van</strong> de partijen te weten hoe de inzichten <strong>van</strong> bewoners<br />
zijn of worden verwerkt.<br />
c. Woonvisie en prestatie-afspraken in concrete (bouw)projecten vertalen<br />
Uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie en prestatie-afspraken vindt doorgaans plaats in concrete projecten,<br />
waarin de gemeente participeert of in ieder geval faciliteert, bijvoorbeeld door opstelling<br />
<strong>van</strong> het bestemmingsplan. Het is daarom als vervolg op de vaststelling <strong>van</strong> de woonvisie en de<br />
3. De gemeente aan het roer 21
u Durf te evalueren!<br />
Een nieuwe wethouder in het Limburgse<br />
land vond dat de woonvisie moest starten<br />
met een grondige evaluatie <strong>van</strong> de<br />
afgelopen periode. Dat kreeg hij niet door<br />
de raad.<br />
Vooruitkijken was het parool en geen<br />
‘oude koeien uit de sloot halen’.<br />
Dit voorbeeld laat zien dat het de<br />
uitdaging is om het evalueren buiten de<br />
partijpolitieke strijd te houden. Evaluatie<br />
is immers wel degelijk nuttig om lessen<br />
te trekken voor toekomstig beleid. Het<br />
verhaal <strong>van</strong> de ezel en de steen.<br />
prestatieafspraken <strong>van</strong> zeer groot belang om zoveel mogelijk een vertaling in concrete projecten<br />
te bewerkstelligen. Overigens is het omgekeerd raadzaam om bij de opstelling <strong>van</strong> de<br />
woonvisie rekening te houden met lopende projecten. Wat kan er nog wel en wat kan er niet<br />
meer worden aangepast?<br />
d.Woonvisie binnen de gemeentelijke organisatie leidend maken<br />
Het gebeurt niet zelden dat concrete projecten afwijken <strong>van</strong> het beleid <strong>van</strong> de woonvisie, veelal<br />
onder invloed <strong>van</strong> exploitatieoverwegingen. Het gemeentelijk grondbeleid heeft ook andere<br />
dan volkshuisvestingsdoelstellingen. Dat geldt ook voor ruimtelijke ordeningsplannen, zoals<br />
structuurvisies. Het is verstandig als de Raad bij de vaststelling <strong>van</strong> de woonvisie uitspraken doet<br />
over de afstemming tussen de verschillende interne belangen en doelstellingen. Met als doel:<br />
de – eenmaal vastgestelde – woonvisie niet alleen buiten de gemeentelijke organisatie leidend<br />
maken, maar ook daarbinnen.<br />
Het verkrijgen <strong>van</strong> interne gemeentelijke consensus zal al in de uitgangspunten voor de woonvisie<br />
verwerkt moeten worden.<br />
e. Voortgang uitvoering bewaken, monitoren en verantwoorden<br />
Voor de borging <strong>van</strong> de daadwerkelijke realisering <strong>van</strong> de woonvisie staat een aantal instrumenten<br />
ter beschikking:<br />
controle door de raad (bijvoorbeeld een keer per jaar) aan de hand <strong>van</strong> een publieke verantwoording<br />
<strong>van</strong> het college over de uitvoering <strong>van</strong> het beleid;<br />
collegebrede aandacht voor de uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie;<br />
monitoring inbrengen in prestatieafspraken en geschillenregeling;<br />
programmamanagement op ambtelijk niveau;<br />
gerichte kennisoverdracht bij wisseling <strong>van</strong> de (bestuurlijke en/of ambtelijke) wacht.<br />
Bij de verdere ontwikkeling <strong>van</strong> de concrete projecten wil de programmering nogal eens wijzigen.<br />
Het is dan ook essentieel dat bewaakt wordt in hoeverre afwijkingen <strong>van</strong> de woonvisie<br />
plaatsvinden. Dat kan leiden tot bijsturing <strong>van</strong> projecten of eventueel zelfs tot bijstelling <strong>van</strong><br />
de woonvisie. Een dergelijke bewaking zal in een grotere gemeente uiteraard meer organisatie<br />
vragen (vaak beschikt men daar over een programmamanager) dan in een kleinere.<br />
Het kan nuttig zijn om woonvisie en concreet programma te scheiden. Een programmawijziging<br />
behoeft immers de visie niet aan te tasten.<br />
3.4. Woonvisie koppelen aan zittingstermijn raad?<br />
Hoewel het in theoretisch opzicht wenselijk is, blijkt het in de praktijk vaak niet mogelijk om de<br />
stappen <strong>van</strong> de beleidscyclus binnen een zittingsperiode <strong>van</strong> de raad af te leggen.<br />
Gebruikelijk is een periode <strong>van</strong> een jaar of vijf. Niettemin kan het aantreden <strong>van</strong> een nieuwe raad<br />
wel gevolgen hebben voor de woonvisie. Zo kan de nieuwe raad zich de vraag stellen of nog kan<br />
worden volstaan met de vigerende woonvisie. Een moment <strong>van</strong> bewuste evaluatie dus. Veel raadsen<br />
collegeprogramma’s bevatten al een voornemen tot wel of niet herzien <strong>van</strong> de woonvisie.<br />
Wordt gekozen voor herzien, dan ligt het voor de hand om vrij snel na de verkiezingen met een<br />
nieuwe of geactualiseerde woonvisie te komen, zodat de zittende raad een belangrijk deel <strong>van</strong> de<br />
uitvoering mee kan bepalen. Op de oude visie gebaseerde prestatieafspraken blijven dan uiteraard<br />
gerespecteerd, tenzij partijen anders overeenkomen.<br />
Overigens ziet men wel vaak dat prestatieafspraken voor een periode <strong>van</strong> 4 jaar worden gemaakt<br />
als een expliciet contract tussen de zittende raad en de corporatie(s).<br />
3.5. Weeg bewust de meerwaarde af <strong>van</strong> regionale samenwerking<br />
Regionale samenwerking bij het woonbeleid is NOOIT NIET aan de orde. In ons dicht bevolkte<br />
en sterk vervlochten land hebben gemeenten altijd met elkaar te maken en blijft samenwerking<br />
– ook in het woonbeleid – altijd hard nodig. De vraag is alleen: op welke wijze en in welke mate?<br />
22 Deel I
u De regio stemt kwalitatief af<br />
Een regio in het zuiden <strong>van</strong> het land<br />
maakt een regionale woonvisie. Het<br />
blijkt dat stad en ommeland elkaar<br />
“beconcurreren” in een verlangen naar<br />
tweekappende zoete broodjes, terwijl<br />
het levensloopbestendig maken <strong>van</strong> de<br />
woningvoorraad erbij in lijkt te schieten.<br />
Ongewenst uiteraard, zo vond men. Dus<br />
werd de woonvisie pas afgemaakt nadat<br />
stad en ommeland afspraken hadden gemaakt<br />
over de woningbouwprogramma’s<br />
en de monitoring daar<strong>van</strong>.<br />
u Als het zelfs in zo’n regio samen<br />
kan, waar dan niet?<br />
Een groot regionaal samenwerkingsverband<br />
<strong>van</strong> gemeenten, dat 10% <strong>van</strong> de<br />
<strong>Nederlandse</strong> woningvoorraad omvat, is er<br />
in geslaagd in een regionale woonvisie de<br />
opgaven op het gebied <strong>van</strong> het wonen in<br />
beeld te brengen. Nog veel bijzonderder<br />
is dat zij erin zijn geslaagd om acties uit te<br />
zetten om die opgaven gezamenlijk op te<br />
pakken. En dan te bedenken dat het één<br />
<strong>van</strong> de meest complexe gebieden <strong>van</strong> ons<br />
land is met dorpen <strong>van</strong> enige duizenden<br />
inwoners tot steden met bovenregionale<br />
en nationale betekenis. De tegenstellingen<br />
zijn niet verbloemd, maar toch<br />
en misschien juist daardoor is men tot<br />
elkaar gekomen. En dat heeft ook nu de<br />
woonvisie er is tot blijvend verbeterde<br />
verhoudingen geleid.<br />
Het beleidsproces begint dus met beantwoording <strong>van</strong> de vraag in hoeverre een regionale aanpak<br />
of een op de regio afgestemde aanpak kan of moet worden gevolgd.<br />
Voordelen <strong>van</strong> regionale samenwerking<br />
Regionale samenwerking op het gebied <strong>van</strong> het woonbeleid kan veel winst opleveren:<br />
Door gemeentegrensoverschrijdend beleid worden bepaalde groepen woningzoekenden beter<br />
bediend. Naarmate de woningmarkt regionaler is, wordt dit voordeel groter.<br />
Maatschappelijke organisaties organiseren zich steeds regionaler. Samenwerkende gemeenten<br />
vormen dan een betere partner voor bijvoorbeeld de regionaal opererende corporaties.<br />
Veel kleinere gemeenten beschikken vaak over onvoldoende capaciteit om alle taken inzake het<br />
woonbeleid adequaat uit te voeren.<br />
Samenwerking leidt dan tot personele voordelen.<br />
Samenwerking kan kostenbesparend werken, bijvoorbeeld wanneer men gezamenlijk een adviesbureau<br />
inschakelt.<br />
Kies de geëigende vorm in een stapsgewijze aanpak<br />
Het is reëel te erkennen dat regionale samenwerking ook complicaties met zich meebrengt. Die<br />
kunnen de formulering <strong>van</strong> een afgestemd beleid belemmeren. Vaak wil men teveel regionaal oppakken,<br />
waardoor afzonderlijke gemeenten zich in hun autonomie bedreigd voelen. Soms spelen<br />
er tegengestelde belangen, bijvoorbeeld tussen stad en ommeland. Als tegenreactie vallen samenwerkende<br />
gemeenten dan snel terug in vrijblijvendheid, vooral in regio’s die geen wettelijke taak<br />
hebben op het gebied <strong>van</strong> wonen en/of ruimtelijke ordening. Het is daarom vaak een goede weg<br />
om samenwerking geleidelijk aan te laten groeien. Dat kan in drie verschillende vormen, die tegelijkertijd<br />
de fasen in een regionaal ontwikkelingproces vertegenwoordigen:<br />
1. Het afstemmingsmodel (de lichtste vorm). De regiogemeenten werken in beginsel ieder voor<br />
zich aan hun woonvisie. Zij informeren elkaar echter wel en proberen afstemming te vinden op<br />
punten waar gemeentegrensoverschrijdend beleid noodzakelijk is.<br />
q<br />
2. Het rompmodel (de tussenvorm). De betrokken gemeenten formuleren een gemeenschappelijke<br />
romp en werken deze individueel nader uit. Daartoe synchroniseren de gemeenten in de<br />
regio hun beleidscyclus. Zij stellen gezamenlijk een regionaal kader op voor het gemeentelijk<br />
woonbeleid en werken dat kader vervolgens elk afzonderlijk uit, toegespitst op de eigen lokale<br />
situatie.<br />
q<br />
3. Het integrale model (zwaarste vorm). De regiogemeenten maken gezamenlijk één woonvisie<br />
en/of één set prestatieafspraken voor de gehele regio. Daarin spreken zij een onderlinge taakverdeling<br />
af per onderwerp <strong>van</strong> het woonbeleid.<br />
Welk model in de praktijk het beste past, hangt in sterke mate af <strong>van</strong> de bestuurlijke en maatschappelijke<br />
verhoudingen:<br />
a. Traditie <strong>van</strong> regionale samenwerking reeds aanwezig<br />
Bijvoorbeeld:<br />
er wordt <strong>van</strong>wege de functionele samenhang reeds in belangrijke mate op vele terreinen<br />
samengewerkt;<br />
er bestaat al een traditie <strong>van</strong> regionale plannen;<br />
dan is het integrale model het meest geëigend.<br />
b. Geen samenwerkingstraditie, wel aanleidingen voor opstellen <strong>van</strong> regionaal kader<br />
Bijvoorbeeld:<br />
er is een sterk vervlochten regionale woningmarkt<br />
door samenwerking kan men onnodige concurrentie tussen gemeenten voorkomen (bijvoorbeeld<br />
stad versus ommeland)<br />
3. De gemeente aan het roer 23
u Een BON-regio produceert<br />
De noodzaak tot het realiseren <strong>van</strong> een<br />
jaarlijkse bouwproductie <strong>van</strong> 6.000<br />
woningen binnen een grote verstedelijkte<br />
regio, leidt tot een fors regionaal<br />
bouwprogramma waarmee alle<br />
betrokken partijen instemmen: grote<br />
en kleine gemeenten, corporaties en<br />
bewonersgroeperingen.<br />
er is samenwerking geboden omdat marktpartijen in belangrijke mate (boven)regionaal zijn<br />
georganiseerd 5<br />
men kan zo een vuist maken bij de belangenbehartiging naar andere overheden, zoals de<br />
provincie;<br />
dan is het rompmodel of het integrale model het meest geëigend waarbij het rompmodel<br />
ook een stap kan zijn op weg naar een integrale woonvisie.<br />
c. Niet of nauwelijks sprake <strong>van</strong> regionale verwevenheid<br />
er is niet of nauwelijks sprake <strong>van</strong> een gemeenschappelijke woningmarkt<br />
marktpartijen zijn nog vrijwel allemaal lokaal georganiseerd<br />
er zijn geen sterke gemeenschappelijke belangen<br />
dan is het afstemmingsmodel opportuun. Dat zal in steeds minder situaties het geval zijn.<br />
Een regionale aanpak behoeft niet altijd de meest aangewezen weg te zijn, maar het loont zeker<br />
de moeite om geregeld stil te staan bij de wenselijkheid er<strong>van</strong>.<br />
Kies de aanpak die bij de vorm past<br />
De in deze Handreiking besproken aanpak voor het maken <strong>van</strong> woonvisies en prestatieafspraken<br />
kan in grote lijnen op alle 3 onderscheiden vormen <strong>van</strong> regionale samenwerking worden toegepast.<br />
Daarbij gelden wel de volgende kantekeningen:<br />
a. Inhoudelijk<br />
In eerste aanleg zijn de onderwerpen telkens dezelfde, ongeacht de mate <strong>van</strong> samenwerking.<br />
Wel doen zich ten opzichte <strong>van</strong> een puur lokale aanpak de volgende verschillen voor:<br />
Naarmate de regionale aanpak integraler is, zal de neiging tot abstraheren groter zijn. Dat<br />
geldt zowel voor de woonvisie als voor de prestatieafspraken. Individuele gemeenten kunnen<br />
dan de behoefte voelen om – binnen het regionale kader – een eigen uitwerking te maken.<br />
Maak dus vooraf een weloverwogen keuze: in hoeverre het woonbeleid regionaal invullen<br />
en in hoeverre ruimte bieden aan lokale uitwerkingen. Deze keuze is sterk bepalend voor de<br />
vereiste detaillering op regionaal respectievelijk lokaal niveau: <strong>van</strong> onderzoek en analyse, <strong>van</strong><br />
de uitspraken in de woonvisie en <strong>van</strong> de afspraken in prestatiecontracten.<br />
In veel regio's speelt de verhouding stad-ommeland een belangrijke rol en de mate waarin<br />
‘lusten en lasten’ solidair over de regio worden verdeeld. Dit is een belangrijk thema, dat bij<br />
een niet-regionale aanpak niet als <strong>van</strong>zelfsprekend aan de orde komt.<br />
b. Procesmatig<br />
Het spreekt <strong>van</strong>zelf dat beleidsprocessen op regionaal niveau anders ingericht worden dan<br />
processen op lokaal niveau. Het is op zichzelf niet ingewikkeld om een geëigende invulling aan<br />
een regionaal proces te geven, maar houd wel rekening met de volgende aandachtspunten:<br />
Vanwege de neiging tot abstractie bij regionale plannen, bestaat het risico dat de bij woonvisies<br />
toch al vaak grote afstand tot de burgers verder wordt vergroot. Probeer dat op gemeentelijk<br />
niveau te onder<strong>van</strong>gen.<br />
Plannen op regionaal niveau vereisen vaststelling op individueel gemeentelijk niveau. Alleen<br />
daar vinden zij in ons staatsbestel hun democratische legitimatie. Dat betekent dat een regionale<br />
insteek een gecompliceerder en langer proces met zich meebrengt dan een puur lokale<br />
insteek. Dat geldt voor de fase <strong>van</strong> beleidsvorming maar zeker ook voor de besluitvormingsfase<br />
die daarop volgt.<br />
Kies daarom voor een aanpak waarin de betrokkenheid <strong>van</strong> de raden gedurende het proces optimaal<br />
is. Dat levert tijdwinst op in de formele vaststellingsprocedure. Kies een passende procestrekker.<br />
In regio’s met een grotere centrumgemeente zijn vaak daar de noodzakelijke capaciteit<br />
en kwaliteit voor invulling <strong>van</strong> de trekkersrol aanwezig. Aan de andere kant zijn de belangen<br />
5 Er zijn maar 70 gemeenten in ons land die slechts met één corporatie te maken hebben, het overgrote deel dus met<br />
meerdere. Gemiddeld heeftbedient elke gemeente te maken metcorporatie 3 corporaties.gemeenten.<br />
24 Deel I
tussen centrum en periferie dikwijls weer zó verschillend (tegenstrijdig), dat een trekker uit de<br />
centrumgemeente niet door de hele regio wordt geaccepteerd. Overweeg dan inschakeling <strong>van</strong><br />
een externe trekker. Een oplossing die overigens ook vaak wordt gekozen in regio’s <strong>van</strong> uitsluitend<br />
kleinere gemeenten.<br />
Benut de inhoudelijke kwaliteiten <strong>van</strong> de diverse ambtelijke medewerkers. Regionale samenwerking<br />
biedt kansen om medewerkers <strong>van</strong> verschillende gemeenten optimaal in te zetten. Dit<br />
kan de inhoudelijke kwaliteit <strong>van</strong> de regionale aanpak vergroten en externe kosten besparen.<br />
Monitoring: bij uitstek regionaal<br />
De opzet en uitvoering <strong>van</strong> monitoring leent zich bij uitstek voor een regionale aanpak. Samen<br />
kunnen de gemeenten periodiek volgen:<br />
in welke mate de woonvisie(s) in de regio worden uitgevoerd en of er aanleiding bestaat tot<br />
bijstelling;<br />
welke ontwikkelingen zich in de woningmarkt voordoen en welke consequenties die hebben<br />
voor de uitvoering of de bijstelling <strong>van</strong> het beleid;<br />
welke beleidsontwikkelingen op lokaal, provinciaal of rijksniveau gaande of te verwachten zijn<br />
en wat daar<strong>van</strong> de impact op de regio zou kunnen zijn.<br />
Deze aanpak vereist een transparant informatiesysteem op basis waar<strong>van</strong> de gemeenten elkaar<br />
over de gang <strong>van</strong> zaken informeren. Diverse regio's beschikken hier al over.<br />
3.6. De rol <strong>van</strong> de provincie<br />
Vanuit wettelijk perspectief speelt de provincie geen rol bij woonvisies en prestatie-afspraken6 .<br />
Vanuit haar coördinerende taak (op het gebied <strong>van</strong> de ruimtelijke ordening) is de provincie echter<br />
wel een belangrijke partner voor de gemeente. Zowel op regionaal als op gemeentelijk niveau is<br />
dus het vroegtijdig informeren of betrekken <strong>van</strong> de provincie belangrijk. Wat houdt de rol <strong>van</strong> de<br />
provincie in?<br />
Regionale patstellingen doorbreken<br />
De ervaring leert dat gemeenten niet steeds in staat zijn alle regionale vraagstukken ook daadwerkelijk<br />
op regionaal niveau op te lossen. Óf het vraagstuk komt ‘bottom-up’ niet naar boven,<br />
óf er is sprake <strong>van</strong> één vragende partij (meestal de centrumgemeente) die maar af moet wachten<br />
wat de omringende (kleinere) gemeenten willen bieden (bijvoorbeeld een bijdrage leveren aan<br />
sociale woningbouw). In beide gevallen worden regionale vraagstukken niet opgepakt, omdat ze<br />
geen probleemeigenaar hebben. Dan is er een rol voor de provincie weggelegd om patstellingen<br />
te helpen doorbreken.<br />
Opstellen <strong>van</strong> richtlijnen <strong>van</strong>uit provinciale woonvisie<br />
Veel provincies beschikken over een provinciale woonvisie die (aanbevolen) richtlijnen voor regio’s<br />
en/of gemeenten bevat. Deze richtlijnen zijn kaderstellend voor regionale en lokale woonvisies.<br />
Goedkeuren <strong>van</strong> bestemmingsplannen c.q. voorkómen provinciale aanwijzing<br />
De provincie heeft een rol in het goedkeuren <strong>van</strong> bestemmingsplannen. In de praktijk blijkt dat de<br />
goedkeuringsprocedure sneller verloopt als er een woonvisie aan het bestemmingsplan ten grondslag<br />
ligt. Na invoering <strong>van</strong> de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening is geen goedkeuring voor bestemmingsplannen<br />
meer nodig, maar houdt de provincie wel toezicht. Zij kan dan vooraf of achteraf<br />
ingrijpen door het geven <strong>van</strong> een aanwijzing. Helder is dat een goed onderbouwde woonvisie kan<br />
bijdragen tot het voorkómen <strong>van</strong> provinciale aanwijzingen.<br />
6 Wel kan de provincie zich <strong>van</strong>uit het beginsel <strong>van</strong> de zogeheten “open huishouding” met het gemeentelijk woonbeleid<br />
bemoeien. Daarbij maken zij dan gebruik <strong>van</strong> de vrije speelruimte <strong>van</strong> provincies om beleidsmatig én financieel<br />
maatschappelijke problemen te lijf te gaan.<br />
3. De gemeente aan het roer 25
u Gezamenlijk bod op woonvisie<br />
In een stad in het oosten <strong>van</strong> het land<br />
doen de corporaties een gezamenlijk<br />
bod op de uitvoering <strong>van</strong> (bepaalde<br />
delen <strong>van</strong>) de gemeentelijke woonvisie.<br />
Overigens wordt daarmee wel de<br />
concurrentie uitgeschakeld. Niettemin<br />
een aansprekend voorbeeld.<br />
3.7. Duale taakverdeling: raad geeft college richting en onderhandelingsruimte<br />
In de huidige verhoudingen wordt de raad geacht de hoofdlijnen vast te leggen, terwijl het college<br />
uitvoert. Voor het slagen <strong>van</strong> het woonbeleid is het essentieel dat de afzonderlijke rollen en<br />
de onderlinge verhoudingen helder zijn gedefinieerd. Gekoppeld aan de beleidscyclus leidt dat<br />
tot de volgende taakverdeling:<br />
1. Raad stelt startnotitie vast<br />
Aan het begin <strong>van</strong> het traject stelt de raad in een startnotitie de uitgangspunten en randvoorwaarden<br />
op waaraan de woonvisie moet voldoen. In het algemeen is het wenselijk dat de communicatie<br />
tussen de raad en de opstellers <strong>van</strong> de woonvisie al in een zo vroeg mogelijk stadium<br />
plaatsvindt. Het is zelfs denkbaar dat maatschappelijke partners <strong>van</strong> de gemeente (‘stakeholders’)<br />
bij de opstelling <strong>van</strong> de startnotitie worden betrokken.<br />
2. College stelt Woonvisie op<br />
Vervolgens laat de raad de opstelling <strong>van</strong> de woonvisie over aan het college c.q. de betreffende<br />
wethouder. Het is overigens verstandig om zo halverwege het woonvisietraject de raad tussentijds<br />
te informeren en <strong>van</strong> gedachten te wisselen over de koers die de woonvisie gaat nemen.<br />
3. Raad stelt Woonvisie vast<br />
De raad stelt de woonvisie vast. Als de visie binnen de tevoren gestelde randvoorwaarden blijft,<br />
kan het een hamerstuk zijn. In de praktijk blijkt dat echter zelden het geval.<br />
4. College krijgt voldoende mandaat voor prestatieafspraken<br />
De raad geeft het college een adequaat mandaat om te onderhandelen over prestatieafspraken<br />
en planbijstellingen ter realisering <strong>van</strong> de woonvisie. Dat betekent dat de raad alleen in grote<br />
lijnen de gemeentelijke inzet bepaalt. Zo kan het college tijdens onderhandelingen resultaten<br />
bereiken, zonder al te veel klem te worden gezet door allerlei stringente eisen. Wel moet de<br />
raad uit hoofde <strong>van</strong> zijn budgetrecht de prestatieafspraken uiteindelijk formeel goedkeuren.<br />
5. College rapporteert periodiek over uitvoering<br />
Tijdens de beleidsuitvoering rapporteert het college periodiek aan de raad.<br />
3.8. Investeringsplan in de woonvisie: uitdaging aan corporaties en andere<br />
marktpartijen<br />
De woonvisie moet corporaties en andere marktpartijen uitdagen een bod te doen op de uitvoering<br />
<strong>van</strong> de woonvisie. Het is dus <strong>van</strong> belang dat de woonvisie niet alleen in abstracte termen,<br />
maar ook concreet de inzet <strong>van</strong> de gemeente of de regio formuleert. Dat kan door de visie te<br />
besluiten met een overzicht <strong>van</strong> de investeringen die de gemeente in het wonen gerealiseerd wil<br />
zien (investeringsplan). De werkwijze is dan als volgt:<br />
1. De gemeente neemt in de woonvisie een investeringsplan op<br />
Het investeringsplan benoemt concrete voornemens in termen <strong>van</strong> kwantiteiten en kwaliteiten<br />
en – voor zover mogelijk en nodig – ook in termen <strong>van</strong> financiën. Het is aan te bevelen om alle<br />
activiteiten in goed afgebakende kavels (‘hapklare brokken’) te formuleren en daarbij ook aan<br />
te geven waarin de gemeente zelf wil investeren. Door een dergelijk overzicht maakt de gemeente<br />
helder wat zij <strong>van</strong> de marktpartijen – meestal de woningcorporatie(s) – verwacht.<br />
2. Marktpartijen brengen daarop een bod uit<br />
Het gaat hierbij om een concreet investeringsbod.<br />
3. Gemeente en marktpartijen maken prestatieafspraken<br />
Met het investeringsplan en het uitgebrachte bod wordt een onderhandelingsproces ingeleid<br />
dat uiteindelijk moet leiden tot concrete prestatieafspraken. Van de partijen die een bod doen<br />
mag daarbij worden verwacht dat ze in hun bod de inzichten <strong>van</strong> de bewoners voldoende hebben<br />
verwerkt.<br />
Deze werkwijze is inmiddels breed aanvaard.<br />
3.9. Ken de maatschappelijke partners en weet ermee om te gaan<br />
Het moet de gemeente wat waard zijn om er samen met haar partners wat <strong>van</strong> te maken. Houding<br />
en persoonlijkheid <strong>van</strong> bestuurders en gemeentelijke medewerkers zijn vaak doorslaggevend<br />
26 Deel I
u Welke corporatie geeft als eerste<br />
een krimp?<br />
Voor ondere andere Limburg wordt een<br />
krimp in bevolking en woningbehoefte<br />
gesignaleerd. Een grote stad in deze provincie<br />
geeft in zijn gemeentelijke woonvisie<br />
aan wat nodig is om de krimp op te<br />
<strong>van</strong>gen. Eén <strong>van</strong> de maatregelen betreft<br />
een om<strong>van</strong>grijke herstructurering <strong>van</strong> de<br />
sociale huurvoorraad: minder woningen<br />
en meer levensloopbestendig. De stad<br />
daagt de plaatselijk werkzame corporaties<br />
uit om met voorstellen te komen.<br />
Dat blijkt een lastige opgave: kies je er als<br />
corporatie voor om als eerste te krimpen<br />
en je verlies te nemen, of wacht je af tot<br />
de ander als eerste zijn woningaanbod<br />
vermindert. Wie als eerste ‘een krimp<br />
geeft’, helpt de andere corporaties risicovolle<br />
beslissingen te vermijden.<br />
Als de corporaties er samen niet uitkomen,<br />
is de gemeente als regievoerende<br />
partij onmisbaar om dit ‘prisoner’s<br />
dilemma’ op te lossen<br />
u Wees voorbereid op package-deal<br />
Een kleine gemeente in Noordoost<br />
Brabant werd door een grote<br />
(boven)regionaal werkende corporatie<br />
benaderd voor afspraken over een package-deal<br />
met nieuwbouw, herstructurering<br />
en verkoop <strong>van</strong> huurwoningen. De<br />
gemeente voelde zich hierdoor overvallen.<br />
Men had wel standpunten over de beleidsonderdelen<br />
afzonderlijk, maar had deze<br />
nog onvoldoende met elkaar in verband<br />
gebracht. Stagnatie was het gevolg.<br />
Dus: wees voorbereid op prestatieafspraken<br />
in de vorm <strong>van</strong> een packagedeal.<br />
in relaties met maatschappelijke partners. Tot die partners behoren niet alleen woningcorporaties,<br />
maar ook (organisaties <strong>van</strong>) woonconsumenten, ontwikkelaars en beleggers, zorginstellingen,<br />
ouderenbonden, verenigingen voor particulier opdrachtgeverschap etc.<br />
Bij de omgang met het ‘maatschappelijke organisaties’ verdient een aantal aspecten bijzondere<br />
aandacht:<br />
a. Heb als gemeente ook zelf wat te bieden: wat zet de gemeente in?<br />
Prestatieafspraken behoeven per definitie niet altijd wederkerige afspraken te zijn. De ervaring<br />
leert echter dat prestatieafspraken sneller tot stand komen en substantiëler <strong>van</strong> aard zijn als de<br />
gemeente zelf ook iets te bieden heeft.<br />
Dat kunnen materiële zaken zijn, bijvoorbeeld een aanvaardbare grondprijs. Vaak is de gemeente<br />
echter geen grondeigenaar. Dan kunnen andere zaken aan de orde zijn, zoals het<br />
toegestane bouwvolume op bepaalde locaties. Dat zal vooral commerciële ontwikkelaars aanspreken.<br />
De ervaring leert dat woningcorporaties veelal niet in de eerste plaats tegemoetkomingen in<br />
grondprijzen verlangen, maar eerder denken in termen <strong>van</strong> verhuurbaarheid, het voorzien in de<br />
woningbehoefte op langere termijn en de ontwikkeling <strong>van</strong> maatschappelijk vastgoed. Corporaties<br />
zijn dan gebaat bij:<br />
mogelijkheden tot herstructurering <strong>van</strong> hun bezit door een pakket <strong>van</strong> maatregelen (sloop,<br />
verkoop, differentiatie, woningtoewijzing) in samenhang met de gemeentelijke aanpak <strong>van</strong><br />
de openbare ruimte;<br />
mogelijkheden tot totale gebiedsontwikkeling (dus inclusief de openbare ruimte);<br />
mogelijkheden tot het ontwikkelen en verhuren <strong>van</strong> maatschappelijk vastgoed zoals buurthuizen,<br />
scholen en zorgcentra;<br />
kansen op uitvoering <strong>van</strong> koopprojecten en/of combinatieprojecten <strong>van</strong> huur- en koopwoningen,<br />
opdat onrendabele investeringen elders kunnen worden terugverdiend;<br />
garanties <strong>van</strong> de gemeente dat zij op een voortvarende wijze medewerking verleent in te<br />
doorlopen procedures en eventuele onderhandelingen met andere overheden snel afrondt.<br />
Door dergelijke gebaren <strong>van</strong> de gemeente tegenover de verlangde prestaties <strong>van</strong> de corporatie<br />
te stellen, kan een ‘package deal’ worden gesloten. Zo’n wederkerige overeenkomst vergroot<br />
de bereidheid bij de corporatie om ook over een langere termijn garant te staan voor onrendabele<br />
investeringen.<br />
Het gaat dus letterlijk en figuurlijk om het bieden <strong>van</strong> ruimte aan de corporatie op het gemeentelijk<br />
speelveld, om die corporatie ook daadwerkelijk in staat te stellen de verlangde prestaties<br />
te verrichten. Dit behoeft niet in strijd te zijn met het uitgangspunt <strong>van</strong> een ‘level playing field’<br />
(gelijke concurrentievoorwaarden) tussen corporaties en commerciële ontwikkelaars. Wie onderhandelt,<br />
moet ook altijd zelf wat te bieden hebben of dat nu met corporaties is of met commerciële<br />
ontwikkelaars.<br />
b.Prestatieafspraken: onderhandel in een open en transparant proces<br />
Is de woonvisie op goed onderbouwde wijze in interactie met de betrokken partijen tot stand<br />
gekomen, dan staat de gemeente sterk bij het omzetten <strong>van</strong> het woonvisiebeleid in prestatieafspraken<br />
met corporaties, ontwikkelaars en andere partners.<br />
Van alle partijen mag verwacht worden dat zij de onderhandelingen over prestatieafspraken<br />
ingaan met inzicht in de wensen <strong>van</strong> de bewoners(organisaties).<br />
Ook al is de woonvisie een gemeentelijk kader, dan wil dat nog niet zeggen dat daaruit af te<br />
leiden gemeentelijke eisen zomaar aan marktpartijen of partners kunnen worden opgelegd. De<br />
woonvisie is weliswaar een publiekrechtelijk instrument, maar prestatieafspraken liggen in de<br />
privaatrechtelijke sfeer. Waar de woonvisie een zwaarwegend publiek kader is voor de onderhandelingen,<br />
is het beleidsplan of het strategisch beleid <strong>van</strong> de corporaties en andere partijen<br />
een andere rele<strong>van</strong>t kader waarmee rekening moet worden gehouden. Wat beide partijen<br />
(gemeente en markt) uiteindelijk bindt, is een belangrijk gemeenschappelijk doel: voorzien in<br />
3. De gemeente aan het roer 27
u Prestatieafspraken in een ontspannen<br />
markt<br />
Een aantal regiogemeenten in het noorden<br />
<strong>van</strong> het land hebben te maken met<br />
enerzijds hoge ambities en anderzijds een<br />
ontspannen woningmarkt. Zij willen wat<br />
<strong>van</strong> hun regio maken maar hebben geen<br />
wind in de zeilen. Op basis <strong>van</strong> die constatering<br />
zet men als strategie uit: geen<br />
kwantiteit maar kwaliteit. Men vraagt <strong>van</strong><br />
de corporaties hun voorraad te verkleinen<br />
en tegelijk meer levensloopbestendig te<br />
maken.<br />
De onderhandelingen verlopen moeizaam:<br />
corporaties zien hun aanbod krimpen<br />
en hun huurinkomsten dalen, terwijl<br />
ze wel investeringen moeten doen.<br />
Heldere keuzes zijn echter onontkoombaar<br />
en vragen <strong>van</strong> corporaties dat zij<br />
risico’s durven nemen.<br />
de huisvestingsbehoefte <strong>van</strong> burgers en verbeteren <strong>van</strong> de leefbaarheid in wijken en buurten.<br />
Daarom verdient het aanbeveling om in een open en transparant proces tot elkaar te komen.<br />
Dus zo weinig mogelijk met verborgen agenda’s en zoveel mogelijk met de boeken open. Een<br />
mogelijkheid om dit te bereiken is voorafgaand aan onderhandelingen gedragsregels met elkaar<br />
vast te leggen (en niet de regels tijdens het spel te veranderen).<br />
c. Onderhandel niet teveel op de vierkante centimeter: stuur op ‘outcome’ in plaats <strong>van</strong><br />
‘output’<br />
Vanuit het oogpunt <strong>van</strong> beheersing <strong>van</strong> de resultaten bestaat vaak de neiging om afspraken<br />
met marktpartijen nogal gedetailleerd vast te leggen. Soms moet en kan dat ook, vooral wanneer<br />
men te maken heeft met commerciële ontwikkelaars. Maar met name bij corporaties is dat<br />
lang niet in alle gevallen wenselijk. Partijen kunnen elkaar onnodig klem zetten door exact op<br />
‘output’ te willen sturen. Een voorbeeld daar<strong>van</strong> is een gemeentelijke eis tot ‘realisering <strong>van</strong><br />
een x-aantal starterswoningen’. Soms is het beter om afspraken na te streven op ‘outcome’. Om<br />
bij het voorbeeld te blijven: ‘het huisvesten <strong>van</strong> een bepaald aantal starters tegen een sociale<br />
huurprijs’. Dat soort afspraken geeft de wederpartij meer mogelijkheden om het door de gemeente<br />
gewenste doel te bereiken (in het voorbeeld: naast realisering <strong>van</strong> starterswoningen<br />
behoort dan onder meer ook herbestemming <strong>van</strong> bepaalde panden ten behoeve <strong>van</strong> starters<br />
tot de mogelijkheden). Kortom: de gemeente kan zich vaak beter, vooral bij afspraken met<br />
woningcorporaties, richten op doelen dan op middelen. Dat betekent op zich niet dat er minder<br />
gekwantificeerd wordt. Ook ‘outcome’ is vaak goed in cijfers uit te drukken.<br />
Een ander voorbeeld waar een te ver doorgevoerde detaillering averechts werkt, betreft opgaven<br />
waarover inhoudelijke afspraken (nog) niet mogelijk zijn. Deze situatie doet zich onder<br />
meer voor bij aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> een herstructureringsaanpak, waarbij de te leveren prestaties nog<br />
niet te formuleren en/of te kwantificeren zijn. Het is dan zinvoller afspraken te maken over het<br />
te volgen proces dan over de inhoud (procesafspraken).<br />
d.Het belang <strong>van</strong> duurzame relaties (geen krenten-uit-de-pap-scenario’s)<br />
Uitgangspunt <strong>van</strong> deze Handreiking is dat gemeenten in beginsel een duurzame relatie hebben<br />
met corporaties. Dat ligt voor de hand <strong>van</strong>wege de bijzondere wettelijke positie die corporaties<br />
hebben en <strong>van</strong>wege het feit dat corporaties veelal eigenaar zijn <strong>van</strong> de lokale sociale huurvoorraad.<br />
Woningcorporaties zijn dus geen ‘willekeurige’ marktpartijen. Het spreekt dan ook <strong>van</strong>zelf<br />
dat gemeenten <strong>van</strong>uit die duurzaamheid op een bijzondere wijze met de corporaties omgaan.<br />
Een voorbeeld daar<strong>van</strong> betreft de toewijzing <strong>van</strong> bouwmogelijkheden. Daarbij is een bijzondere<br />
positie voor de lokaal gebonden corporatie(s) gewenst, opdat zij ook daadwerkelijk mogelijkheden<br />
krijgen om de door de gemeente verlangde prestaties op de langere termijn waar te maken.<br />
Dit betekent niet, dat commerciële ontwikkelaars of andere corporaties geen ruimte mogen<br />
krijgen, zolang dat er maar niet toe leidt dat alleen zij de ‘krenten uit de pap’ krijgen. Te vaak<br />
vissen lokale corporaties achter het net. Daardoor zijn ze gedwongen om het aantal te realiseren<br />
sociale huurwoningen op lastige locaties (geconcentreerd) neer te zetten. Vervolgens ontbreekt<br />
het aan voldoende mogelijkheden om een meer gedifferentieerde woningvoorraad te ontwikkelen<br />
waarbij sociale huurinkomsten gecompenseerd worden met hogere inkomsten uit duurdere<br />
huurwoningen op andere, meestal aantrekkelijkere locaties.<br />
e. Vermijd valkuilen<br />
Door de onderhandelingen over prestatieafspraken meer op het strategische/tactische en minder<br />
op het boekhoudkundige niveau te voeren, kunnen allerlei valkuilen worden vermeden.<br />
Valkuilen die vooral optreden zodra op euro-niveau wordt onderhandeld. Een aardig voorbeeld<br />
hier<strong>van</strong> is de onrendabele top, door menige corporatie vaak gepresenteerd als een ‘bijzondere<br />
aanbieding’ waartegenover de gemeente toch zeker een financiële tegemoetkoming moet stellen.<br />
En dat is maar de vraag. Hoewel soms wel degelijk sprake is <strong>van</strong> excessieve (grond)kosten,<br />
zijn daar tegenover in ieder geval twee relativerende kanttekeningen bij de term ‘onrendabele<br />
top’ te plaatsen:<br />
28 Deel I
Sociale woningbouw is nooit rendabel geweest. Vóór de bruteringsoperatie zorgden rijksleningen<br />
en jaarlijkse subsidies voor betaalbare huren. Sinds de brutering is dat de taak <strong>van</strong> de<br />
verzelfstandigde corporaties.<br />
De onrendabele top vloeit voort uit de specifieke calculatiemethode die corporaties hanteren.<br />
Deze gaat uit <strong>van</strong> een afschrijving <strong>van</strong> de investering in 50 jaar tot € 0, terwijl na die periode<br />
op z’n minst de grondwaarde overblijft. Bovendien gaan de woningen – mits kwalitatief goed<br />
gebouwd – langer dan 50 jaar mee, mede dankzij ingecalculeerde maatregelen voor groot<br />
onderhoud.<br />
Voor gemeenten is het dus belangrijk om kennis te hebben <strong>van</strong> de rekenmethodieken <strong>van</strong> corporaties7<br />
. Niettemin: waar corporaties financieel duidelijk hun nek uitsteken, is het redelijk om<br />
als gemeente mee te denken over compenserende maatregelen, zoals verlaagde grondprijzen<br />
of de gunning <strong>van</strong> koopprojecten.<br />
f. Steek tijd in netwerken en het onderhouden <strong>van</strong> contacten<br />
Naast formele contacten draagt ook het geregeld onderhouden <strong>van</strong> meer informele contacten<br />
met marktpartijen – uiteraard binnen de grenzen <strong>van</strong> ‘good governance’ – en bewonersorganisaties<br />
bij aan een resultaatgericht beleid, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau.<br />
Vooral waar het gaat om relaties met corporaties die lokaal geworteld zijn is zo een relatie <strong>van</strong><br />
belang. Het beheer <strong>van</strong> de bestaande woningvoorraad wordt namelijk steeds belangrijker en<br />
daarmee de contacten met de eigenaar-verhuurder(s). De contacten met commerciële marktpartijen<br />
als ontwikkelaars kunnen uiteraard losser zijn, omdat hier meer sprake is <strong>van</strong> marktwerking<br />
en concurrentieverhoudingen.<br />
g.Verdiep je in de positie <strong>van</strong> marktpartijen, vooral <strong>van</strong> corporaties<br />
In het verlengde <strong>van</strong> het voorgaande geldt dat een goed onderhandelingsresultaat veronderstelt<br />
dat men zich goed kan inleven in de wereld en de belangen <strong>van</strong> de onderhandelingspartn<br />
er(s). Dat vraagt <strong>van</strong> gemeenten dat zij de corporatiewereld, de positie <strong>van</strong> de lokaal werkzame<br />
corporatie(s), maar natuurlijk ook die <strong>van</strong> de commerciële ontwikkelaars, goed (leren) kennen.<br />
3.10. Prestatieafspraken: bredere reikwijdte dan alleen ‘wonen’,<br />
uitwerking op verschillende niveaus<br />
Afspraken lopen niet altijd 1-op-1 met woonvisie<br />
Een woonvisie is een basisdocument dat vorm krijgt binnen het beleidsveld ‘wonen’. De uitwerking<br />
betreft doorgaans een ruimer terrein:<br />
Bij de realisering zijn vaak meer partners betrokken dan alleen corporaties en ontwikkelaars.<br />
Denk bijvoorbeeld aan organisaties uit de economische, sociale of zorgsector. Ook met die partijen<br />
zijn veelal afspraken nodig. Het is uiteraard mogelijk om deze te integreren in de prestatieafspraken<br />
met corporaties en andere ontwikkelaars (tot ‘multipartijen-afspraken’), maar dat hoeft<br />
niet per se: verwijzen is ook mogelijk. Andersom bestaan er op aan het wonen verwante terreinen<br />
vaak al afspraken die rele<strong>van</strong>t zijn voor de realisering <strong>van</strong> de woonvisie.<br />
Samenhangend met het vorige punt: ook afspraken over niet-direct aan het wonen gerelateerde<br />
onderwerpen kunnen in de prestatieafspraken worden opgenomen, ook al gaat een<br />
woonvisie (in strikte zin) daar niet over. Denk onder meer aan onderwerpen als werkgelegenheidsbeleid,<br />
zorgbeleid (Wmo), sociaal beleid, maatschappelijk vastgoed. In dit verband zijn ook<br />
thema’s uit de economische en de sociale pijler <strong>van</strong> het ISV- en GSB-beleid rele<strong>van</strong>t.<br />
Realisatie <strong>van</strong> de woonvisie vergt inzet <strong>van</strong> instrumenten uit allerlei gemeentelijke beleidsterreinen.<br />
Te denken valt aan bestemmingsplanontwikkeling, grondbeleid etc.<br />
Dit zijn onderwerpen die ook in prestatieafspraken kunnen worden opgenomen voor zover zij<br />
betrekking hebben opprojecten waar de afsprakenpartners bij zijn betrokken.<br />
7 Zie hiervoor bijvoorbeeld de publicaties <strong>van</strong> het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en het Centraal Fonds<br />
Volkshuisvesting (CFV).<br />
3. De gemeente aan het roer 29
u Mediation al vóór de prestatieafspraken<br />
In een gemeente in het westen des lands<br />
blijkt tijdens de opstelling <strong>van</strong> de woonvisie<br />
dat gemeente en corporaties niet<br />
door één deur kunnen. Het traject <strong>van</strong><br />
de prestatieafspraken na de woonvisie<br />
dreigt daardoor gevaar te lopen. De<br />
oplossing: mediation voorafgaand aan het<br />
onderhandelingsproces, alleen al om aan<br />
tafel te komen.<br />
u Regionale samenwerking op<br />
ambtelijk niveau: samen tot kwaliteit<br />
komen<br />
In het zuidoosten <strong>van</strong> Brabant werken<br />
medewerkers <strong>van</strong> verschillende gemeenten<br />
aan verschillende onderwerpen die<br />
de gehele (sub)regio betreffen. Overigens<br />
kan hierdoor wel de rol als ambtelijke<br />
rechterhand <strong>van</strong> de eigen wethouder<br />
wat onder druk komen te staan. Maar<br />
daar zijn verstandige oplossingen voor te<br />
bedenken.<br />
Afspraken op lokaal én regionaal niveau<br />
Een regionale woonvisie kan als kader dienen voor prestatieafspraken op regionaal niveau. De<br />
contractpartners zullen daarbij doorgaans corporaties zijn. Deze afspraken hebben een ander<br />
karakter dan op lokaal niveau, zijn globaler, minder concreet en vaak meer gericht op de afstemming<br />
<strong>van</strong> intenties. De voordelen <strong>van</strong> dergelijke afspraken zijn, dat men als regio een vuist kan<br />
maken tegenover regionaal werkende partners, bijvoorbeeld met het oog op een gewenste regionale<br />
verevening, een ‘matching <strong>van</strong> taken en middelen’.<br />
Afspraken met samenwerkingsverbanden (koepels)<br />
In grotere steden en regio’s worden ook wel afspraken gemaakt met koepels <strong>van</strong> marktpartijen.<br />
Deze hebben veelal het karakter <strong>van</strong> intentieafspraken die op een lager niveau hard worden<br />
gemaakt. Op zichzelf kan zo’n raamafspraak met een samenwerkingsverband voor de gemeente<br />
profijtelijk zijn, mits er voldoende ruimte blijft bestaan om ook afzonderlijk met de individuele<br />
corporaties prestatieafspraken te maken.<br />
3.11. Mediation: als het niet lukt er gezamenlijk uit te komen<br />
Het is uiteraard denkbaar dat het uiteindelijk niet tot prestatieafspraken komt, omdat bijvoorbeeld<br />
de gemeente het bod <strong>van</strong> de marktpartij onvoldoende vindt. Dan kunnen de partijen een<br />
uitweg zoeken door middel <strong>van</strong> ‘mediation’: het gezamenlijk oplossen <strong>van</strong> het geschil onder begeleiding<br />
<strong>van</strong> een neutrale professional. Dit is een laatste redmiddel voor de partners op lokaal<br />
niveau.<br />
Eerst financiële aspecten zorgvuldig onderzoeken<br />
Als er <strong>van</strong> de zijde <strong>van</strong> de marktpartij (corporatie) financiële aspecten in het geding zijn, vereist de<br />
zorgvuldigheid dat ook nog andere stappen worden overwogen:<br />
Nagaan in hoeverre de bewering <strong>van</strong> de corporatie over haar financiële spankracht terecht is.<br />
Hiervoor zal het ministerie <strong>van</strong> VROM een rekenmethodiek ontwikkelen.<br />
Met de corporatie de mogelijkheden verkennen om over te gaan tot ‘matching’: extra middelen<br />
beschikbaar krijgen door corporaties met een vermogensovermaat te benaderen.<br />
Pas na deze stappen is ‘mediation’ mogelijk aan de orde (bijlage 9 <strong>van</strong> deze Handreiking gaat<br />
nader in op doel en aanpak).<br />
Andere corporatie bod uit laten brengen<br />
Uiteraard heeft de gemeente soms ook de mogelijkheid een corporatie <strong>van</strong> elders een bod te<br />
laten uitbrengen. Dat kan alleen als het niet om herstructurering <strong>van</strong> bezit <strong>van</strong> de lokale corporatie<br />
gaat.<br />
Het sluitstuk: conflict voorleggen aan de minister<br />
Het voorleggen <strong>van</strong> conflicten aan de Minister <strong>van</strong> VROM8 is sluitstuk. Ingrijpen <strong>van</strong> hogerhand<br />
zal de plaatselijke verhoudingen wellicht op scherp zetten, maar als het niet anders kan, heeft de<br />
minister uiteindelijk het laatste woord bij conflictbeslechting.<br />
3.12. Zorg voor een hoogwaardige inzet en organisatie<br />
Voor de versterking <strong>van</strong> het gemeentelijk woonbeleid zijn een goed onderbouwde woonvisie en<br />
een heldere procesgang noodzakelijk voorwaarden. Maar is dat voldoende? De ervaring leert dat<br />
de gemeentelijke inzet in het woonbeleid de afgelopen decennia in het algemeen kwantitatief<br />
en kwalitatief aan betekenis heeft ingeboet. Met name op ambtelijk niveau is de ondersteuning<br />
in veel gemeenten minder dan noodzakelijk voor een krachtig leiderschap. De budgettaire positie<br />
<strong>van</strong> gemeenten en een grote hoeveelheid nieuwe taken hebben deze situatie in de hand gewerkt.<br />
Vooral in kleinere gemeenten is er vaak slechts één ambtelijk medewerker die zowel ruimtelijke<br />
ordening, milieu, monumentenzorg als woonbeleid moet bestrijken. Wonen krijgt daardoor veelal<br />
8 Zie Beleidsnota Minister <strong>van</strong> VROM, Toekomst Woningcorporaties, december 2005.<br />
30 Deel I
een gefragmenteerde aandacht. En dat maakt doorgaans ook de positie <strong>van</strong> de wethouder er niet<br />
sterker op.<br />
Suggesties ter versterking <strong>van</strong> de ambtelijke en bestuurlijke slagkracht<br />
We kunnen er niet <strong>van</strong>uit gaan dat gemeenten binnen afzienbare tijd veel ruimer in hun middelen<br />
komen te zitten, teneinde meer waar te kunnen maken <strong>van</strong> de vereiste hoogwaardige inzet in<br />
het woonbeleid. Toch is nadrukkelijk een versterking noodzakelijk.<br />
De manier waarop, is sterk afhankelijk <strong>van</strong> de plaatselijke situatie maar in algemene zin zijn de<br />
volgende suggesties wellicht bruikbaar:<br />
Bezie in hoeverre regionale samenwerking tot een hoogwaardiger inzet in het woonbeleid kan<br />
leiden. Zie het niet als een tekortkoming als geconstateerd wordt dat bepaalde zaken niet <strong>van</strong><br />
de grond komen: doe het dan vooral samen.<br />
Werk systematisch aan de ontwikkeling <strong>van</strong> vakmatige deskundigheid, maar vooral ook aan de<br />
versterking <strong>van</strong> persoonlijke vaardigheden, die als netwerker en onderhandelaar nodig zijn.<br />
Zorg voor meer inhoudelijke betrokkenheid <strong>van</strong> hoofden <strong>van</strong> afdelingen. Veel gemeenten hebben<br />
de afgelopen jaren een slag gemaakt naar een meer bedrijfsmatige wijze <strong>van</strong> werken en<br />
organisatie. Dit heeft geleid tot meer managers, meer formele leidinggevenden in plaats <strong>van</strong><br />
materieel deskundigen. Wellicht is dit proces te ver doorgeschoten, zoals ook op andere maatschappelijke<br />
velden wordt geconstateerd (onderwijs, gezondheidszorg).<br />
Zorg voor een tandemverhouding wethouder/ambtelijk medewerker. Als team kunnen zij een<br />
krachtigere positionering bewerkstelligen. De ambtelijke netwerker/onderhandelaar voelt zich<br />
dan gesterkt door bestuurlijke rugdekking, terwijl de bestuurder zich beter ondersteund weet<br />
en met meer zelfvertrouwen kan opereren.<br />
Toon als bestuurder durf en leiderschap. Neem initiatief en regeer proactief.<br />
3. De gemeente aan het roer 31
32 Deel I
4. Van bestuurlijke noties naar<br />
het ambtelijk bedrijf<br />
Samenvattend komen de bestuurlijke noties uit de voorgaande hoofdstukken op de volgende<br />
elementen neer:<br />
u BestuurIijke noties in een nutshell<br />
Maak een woonvisie als kerninstrument<br />
- Onderbouw de visie goed<br />
- Ga uit <strong>van</strong> een haalbare en realistische visie<br />
- Zorg voor zorgvuldige procesvoering<br />
Stop niet bij de woonvisie maar voer hem uit<br />
- Maak prestatieafspraken<br />
- Vertaal woonvisie in projecten<br />
Laat marktpartijen zien dat het je als gemeente wat<br />
waard is om samen de ambities waar te maken<br />
Overweeg een regionale aanpak<br />
Maak duidelijke afspraken met de raad<br />
Stel een helder investeringsplan op<br />
Ken de maatschappelijke organisaties en weet er mee om te gaan<br />
Onderhandel vruchtbaar over prestatieafspraken<br />
Bewaak de uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie<br />
Zorg voor een hoogwaardige inzet en organisatie<br />
Voor de ontwikkeling <strong>van</strong> het gemeentelijk woonbeleid moeten de gekozen bestuurlijke uitgangspunten<br />
en randvoorwaarden ambtelijk goed opgepakt worden. Daartoe geeft de Handreiking<br />
in het tweede deel een uitgewerkt stappenschema dat door gemeenten in grote lijnen<br />
gevolgd kan worden om de bestuurlijke pretenties en ambities daadwerkelijk waar te maken.<br />
33
34 Deel I
Deel II. Van macht naar gezag:<br />
de uitvoering<br />
Deel II werkt in stappenschema’s uit op welke wijze in de praktijk <strong>van</strong> alledag<br />
vorm en inhoud gegeven kan worden aan woonvisies, aan de uitwerking<br />
daar<strong>van</strong> in onder meer prestatieafspraken en aan monitoring en evaluatie.<br />
35
36 Deel II
5. Stapsgewijze aanpak<br />
De contouren <strong>van</strong> het woonbeleid zijn in het bestuurlijk deel <strong>van</strong> deze Handreiking geschetst. Een<br />
korte terugblik op de ontwikkeling <strong>van</strong> volkshuisvesting en wonen in Nederland heeft verhelderd<br />
waarom de verschillende actoren op het gebied <strong>van</strong> ‘het wonen’ werken zoals ze nu werken. Een<br />
historisch besef dat kan helpen bij de gedachtevorming omtrent beleidsontwikkeling en -uitvoering.<br />
Hierover is in deel I een aantal bestuurlijke noties uitgewerkt. Die bestuurlijke uitgangspunten<br />
en randvoor waarden moeten ambtelijk goed worden opgepakt en in de rails worden gezet.<br />
Daartoe geeft de Handreiking in dit tweede deel een uitgewerkt stappenschema.<br />
Praktisch vormgeven aan het woonbeleid<br />
In het vervolg <strong>van</strong> deze Handreiking besteden we aandacht aan de vraag hoe gemeenten praktisch<br />
vorm kunnen geven aan een proces dat moet leiden tot een woonvisie en een uitwerking er<strong>van</strong><br />
in prestatieafspraken en concrete projecten. Hoe dit proces starten, begeleiden, tot een goed<br />
einde brengen en daarna levend houden? Een Handreiking voor de betrokken medewerkers.<br />
De kluwen ontwarren door stapsgewijze aanpak<br />
Woonbeleid is tegenwoordig veelomvattend. Grenzen met bijvoorbeeld planvorming op het<br />
gebied <strong>van</strong> ruimtelijke ordening (toekomstvisies), welzijn/zorg en wijkgericht werken vervagen.<br />
Bovendien is het aantal partijen met belangen en betrokkenheid bij het wonen groot en divers.<br />
Hoe kunnen we de kluwen aan mogelijkheden, eisen en verwachtingen <strong>van</strong> betrokken partijen<br />
ontwarren? Stapsgewijs nemen we u mee in de wereld <strong>van</strong> het woonbeleid.<br />
Geen blauwdruk, lokaal maatwerk<br />
Nadrukkelijk willen we hier stellen, dat het geen blauwdruk is. Zie het als een ‘gereed schapskist’,<br />
waarmee de gemeente in een aantal heldere stappen kan nagaan wat zij wil, wat de inhoudelijke<br />
thema’s zijn en hoe het proces eruit zou moeten zien. Dat kan per situatie verschillen, lokaal<br />
maatwerk dus. Maar er zijn ook harde randvoorwaarden: eisen waaraan een woonvisie in ieder<br />
37
geval moet voldoen, wil het een bruikbaar en toetsbaar ijkpunt zijn voor het doen en laten <strong>van</strong><br />
lokale partijen (met name: toetsbaarheid en transparantie, en draagvlak bij betrokken partijen).<br />
Deze benoemen we expliciet.We onderscheiden vijf onderdelen, die we hieronder verder uitwerken.<br />
Het raamwerk <strong>van</strong> deel II <strong>van</strong> de Handreiking ziet er als volgt uit:<br />
a De woonvisie (hoofdstuk 6)<br />
b De prestatieafspraken (hoofdstuk 7)<br />
c De uitvoering (hoofdstuk 8)<br />
d Monitoring en evaluatie (hoofdstuk 9)<br />
e De extra’s bij regionale samenwerking<br />
(hoofdstuk 10)<br />
38 Deel II
6. Opstellen of actualiseren<br />
<strong>van</strong> de woonvisie<br />
Hoe kan een woonvisie het beste worden opgepakt. Dat is het centrale thema <strong>van</strong> dit hoofdstuk.<br />
Vanwege de leesbaarheid beschrijven we de aanpak op het niveau <strong>van</strong> één gemeente maar hij is<br />
natuurlijk ook <strong>van</strong> toepassing bij regionale samenwerking. In hoofdstuk 10 gaan wij nader in op<br />
een aantal specifi eke aspecten, waar men met een regionale aanpak mee te maken krijgt.<br />
6.1. Stappenschema<br />
De opstelling <strong>van</strong> de woonvisie verloopt in 3 stappen. Schematisch zien die er als volgt uit:<br />
u Stap 1. Formatie<br />
Motieven<br />
Startdocument<br />
De start<br />
q<br />
Stap 2. Opstelling<br />
Onderzoek en analyse<br />
Inhoudelijke opzet<br />
Procesvereisten<br />
q<br />
Stap 3. Besluitvorming<br />
B & W<br />
Raad<br />
Formele inspraak<br />
Stap voor stap geven we een beschrijving <strong>van</strong> de voornaamste kenmerken en ingrediënten.<br />
39
u Veel voorkomende motieven voor<br />
een woonvisie:<br />
de gemeente zelf heeft behoefte aan<br />
een visie om opgaven en prioriteiten<br />
voor de komende tijd vast te stellen,<br />
bijvoorbeeld als uitvloeisel <strong>van</strong> het college-<br />
en/of raadsprogramma;<br />
de gemeente wil investeringen <strong>van</strong><br />
marktpartijen uitlokken;<br />
de provincie vraagt om een lokale visie<br />
op het wonen, als toetsingsinstrument<br />
voor het provinciale beleid;<br />
er is een grote nieuwbouwlocatie waarvoor<br />
een differentiatie bepaald moet<br />
worden;<br />
er zijn woningbouwafspraken gemaakt<br />
met het rijk;<br />
er is een grote herstructureringsopgave<br />
in de gemeente, waarbij het belangrijk<br />
is dat gemeente en corporaties een<br />
goed proces inrichten en gerichte investeringen<br />
plegen;<br />
specifieke doelgroepen komen in de<br />
knel op de woningmarkt;<br />
de partners in het veld vragen om een<br />
visie <strong>van</strong> de gemeente, zodat ze weten<br />
binnen welke kaders en randvoorwaarden<br />
ze kunnen werken;<br />
een vigerende visie is verouderd en<br />
moet worden geactualiseerd.<br />
u Startdocument in overleg opstellen<br />
Het verdient aanbeveling bij het opstellen<br />
<strong>van</strong> het startdocument te rade te gaan<br />
bij de verschillende afdelingen <strong>van</strong> de<br />
gemeente die mede belanghebbend zijn:<br />
RO, Grondzaken, Samenleving.<br />
En vergeet niet de lokale partners te<br />
consulteren. Dat hoeft niet formeel of<br />
uitgebreid te zijn: houd het simpel en<br />
effectief.<br />
u Externe profilering <strong>van</strong> de woonvisie<br />
Inzetbare communicatiemiddelen:<br />
gemeenterubriek lokale krant,<br />
gemeentelijke website,<br />
speciale nieuwsbrieven.<br />
Tips:<br />
maak teksten levendig in tekst en beeld<br />
(door bijvoorbeeld een interview met<br />
de wethouder),<br />
schakel de medewerker Communicatie<br />
in.<br />
6.2. Stap 1. Formatie: eerst denken, dan doen<br />
De ervaring leert dat een goede voorbereiding het halve werk is. Een onvoldoende voorbereide<br />
start heeft vaak tot gevolg dat de woonvisie niet aan de verwachtingen voldoet of dat tussentijds<br />
fors bijgestuurd moet worden. Het is daarom beter de tijd te nemen voor overwegingen vooraf<br />
dan direct in een hoog tempo te starten. De voorbereidingstijd wordt veelal dubbel en dwars<br />
terugverdiend gedurende de opstellings- en besluitvormingstrajecten.<br />
Wat zijn nu de hoofdpunten waaraan vooraf goed aandacht moet worden besteed?<br />
Formuleer de motieven<br />
Ga in eerste instantie goed na wat de werkelijke motieven en aanleidingen zijn om een woonvisie<br />
te maken: formuleer een heldere vraagstelling. Die is leidend voor de invulling <strong>van</strong> de visie, het<br />
investeringsplan en de uiteindelijke afspraken met corporaties.<br />
Zelfs als er geen nijpende aanleiding is, is het zaak om een beeld te hebben <strong>van</strong> de mogelijke<br />
motieven, redenen en vraagstelling bij het formuleren <strong>van</strong> de woonvisie. Die zijn immers richtinggevend<br />
bij het bepalen <strong>van</strong> inhoud (thema’s) en proces.<br />
Stel het startdocument op<br />
Als aanleiding en motieven helder zijn, geef dan in een startdocument of een kadernota een voorzet<br />
voor de inhoudelijke randvoorwaarden en uitgangspunten.<br />
Uiteindelijk zal de gemeenteraad deze moeten vaststellen. Daarmee geeft de raad in hoofdlijnen<br />
aan wat volgens haar aan de orde zou moeten komen. Daarmee liggen de doelen en verwachtingen<br />
vast en worden teleurstellingen achteraf voorkomen.<br />
Met de vaststelling <strong>van</strong> het startdocument geeft de gemeenteraad het college <strong>van</strong> B en W de<br />
opdracht op basis hier<strong>van</strong> een woonvisie op te stellen.<br />
Onderwerpen startnotitie<br />
In bijlage 1 is een checklist opgenomen <strong>van</strong> onderwerpen die in een startnotitie aan de orde kunnen<br />
komen. In hoofdzaak gaat het om:<br />
aanleiding en motieven;<br />
relaties met bestaande beleidsstukken op andere terreinen;<br />
inhoudelijke accenten;<br />
relatie met provincie en regio;<br />
relatie met beleid op aanpalende terreinen;<br />
aanpak en organisatie.<br />
Besteed veel zorg aan plan <strong>van</strong> aanpak<br />
Om een effectieve start te kunnen maken, is een adequate beschrijving <strong>van</strong> aanpak en organisatie<br />
<strong>van</strong> de woonvisie noodzakelijk. Bij voorkeur moet deze in het startdocument worden opgenomen,<br />
in ieder geval op hoofdlijnen. Dit ‘dwingt’ als het ware goed na te denken wat moet gebeuren,<br />
waarom en hoe. En wat de financiële consequenties er<strong>van</strong> zijn. Voor gemeenten waar projectmatig<br />
of bedrijfsmatig werken al gewoonte is, zal dit uiteraard niet nieuw zijn.<br />
Het plan <strong>van</strong> aanpak zal in ieder geval aandacht moeten besteden aan de volgende aspecten:<br />
Tijd: stappenplan en tijdplanning. Geef duidelijk aan welke stappen geëigend zijn om te komen<br />
tot de woonvisie en welke tijdsplanning daaraan verbonden is.<br />
Geld: het kostenplaatje <strong>van</strong> de activiteiten om tot de woonvisie te komen.<br />
Kwaliteit: geef aan hoe de woonvisie er uit moet komen te zien. Bijvoorbeeld een mogelijke<br />
hoofdstukindeling, opzet <strong>van</strong> een hoofddocument met bijlagen, etc. Ook het maken <strong>van</strong> een<br />
publieksversie behoort tot de mogelijkheden.<br />
Informatie en communicatie: welke partijen betrekt men op welk moment en welke rol wordt<br />
die partijen toegedicht? En op welke wijze wil men de communicatie vormgeven? Het is goed<br />
om ruchtbaarheid te geven aan het feit dat er een nieuwe woonvisie gemaakt wordt.<br />
Organisatie: instellen begeleidings- c.q. projectgroep en bestuurlijke stuurgroep (eventueel),<br />
benoemen <strong>van</strong> de intern verantwoordelijke. De zwaarte <strong>van</strong> de organisatie hangt doorgaans<br />
40 Deel II
u Externe partijen een plek<br />
De voors …<br />
Betrokkenheid <strong>van</strong>af het begin.<br />
Directe informatie-uitwisseling.<br />
Gebruik maken <strong>van</strong> elkaars expertise.<br />
Opbouwen draagvlak.<br />
De tegens<br />
Het is misschien minder een visie <strong>van</strong><br />
de gemeente.<br />
Je maakt iets samen waar later afspraken<br />
over gemaakt moeten worden.<br />
Partijen worden ‘voorgetrokken’.<br />
u Uitbesteding: zegeningen <strong>van</strong> goed<br />
opdrachtgeverschap<br />
Vraag bij meer dan één bedrijf offerte<br />
aan (let op eventuele interne regels<br />
hiervoor).<br />
Geef de gelegenheid voorafgaand<br />
aan de offerte een gesprek te hebben<br />
(vergroot de kans op een maatwerk-offerte,<br />
maakt snel duidelijk of het ‘klikt’,<br />
kan synergie opleveren).<br />
Communiceer open en helder met de<br />
externe partij.<br />
Zorg voor een interne trekker, die intern<br />
de spil is <strong>van</strong> het project en contactpersoon<br />
is voor het uitvoerende bedrijf.<br />
samen met de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de gemeente of regio. In kleine gemeenten bestaat de begeleiding<br />
veelal uit één ambtelijk medewerker en soms ook het hoofd <strong>van</strong> de afdeling.<br />
Strategische vraag is of er externe partijen betrokken worden bij de diverse gremia. En <strong>van</strong>zelfsprekend<br />
is het verstandig na te denken over de vraag wie de visie gaat opstellen: doet de<br />
gemeente dat geheel zelf of wordt externe ondersteuning ingeschakeld?<br />
Een aantal wenken en aandachtspunten:<br />
Schat realistisch in of de interne capaciteit en kwaliteit voldoende is om de woonvisie zelf te<br />
kunnen ontwikkelen. Een goed plan <strong>van</strong> aanpak biedt inzicht in de tijdsbesteding die ermee<br />
gemoeid is en of er voldoende formatieruimte aanwezig is om het zelf te doen. Belangrijk is<br />
daarbij mee te wegen dat er een grens is aan de doorlooptijd <strong>van</strong> het maken <strong>van</strong> een woonvisie.<br />
De interesse <strong>van</strong> betrokken partijen verwatert als het te lang duurt (spanningsboog).<br />
Zelf doen of deels uitbesteden?<br />
Het is essentieel om er<strong>van</strong> uit te gaan dat de beleidsvoorbereiding en -vorming een taak <strong>van</strong> de<br />
gemeente is. Dat laat onverlet, dat goed bekeken moet worden waar mogelijk of noodzakelijk<br />
ondersteuning nodig is: voor het gehele proces of voor onderdelen, bijvoorbeeld onderzoek en<br />
analyse. Uitbesteding aan een gekwalificeerd bedrijf of een grote en goed geëquipeerde buurgemeente<br />
kan uitkomst bieden. Enkele voordelen:<br />
ze hebben vaker met het bijltje gehakt en<br />
kunnen expertise die in den lande is opgedaan inbrengen;<br />
voortgang is doorgaans beter gewaarborgd (procesbewaking);<br />
‘vreemde ogen dwingen’: een onafhankelijke deskundige heeft uiteindelijk een andere positie<br />
dan de ambtelijk medewerker.<br />
Op weg naar de start<br />
Nadat de startnotitie is vastgesteld kan gestart worden met de daadwerkelijk voorbereiding <strong>van</strong><br />
de uitvoering. Deze bestaat onder meer uit de volgende onderdelen:<br />
Definitieve instelling <strong>van</strong> de verschillende gremia die in het plan <strong>van</strong> aanpak zijn voorgesteld.<br />
Vergaren <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>t beschikbaar schriftelijk materiaal.<br />
Interne en externe aankondiging <strong>van</strong> het woonvisietraject waarbij de te ondernemen stappen<br />
kort uiteen worden gezet.<br />
Bij uitbesteding: selectie dienstverlener. Wijs daarbij direct ook een eigen interne counterpart<br />
aan. Ook bij uitbesteding is het zaak om de coördinatie <strong>van</strong> het proces in eigen hand te houden.<br />
Immers: de uiteindelijke beleidsverantwoordelijkheid blijft uiteraard bij de gemeente.<br />
6.3. Stap 2. De opstelling <strong>van</strong> de woonvisie<br />
De inhoud<br />
Een woonvisie wordt normaliter in twee achtereenvolgende fasen opgepakt. Het begint met<br />
vaststelling <strong>van</strong> de huidige staat <strong>van</strong> het wonen en de toekomstverwachtingen. Daarna kan pas<br />
het beleid worden geformuleerd. Deze twee-fasen-aanpak is niet alleen inhoudelijk logisch; ook<br />
is hij het meest geëigend <strong>van</strong>uit het oogpunt <strong>van</strong> een optimale procesgang en het kweken <strong>van</strong><br />
voldoende draagvlak.<br />
Onderzoek en analyse: waar hebben we het over?<br />
De fase <strong>van</strong> onderzoek en analyse moet antwoord geven op de vraag: ‘waar hebben we het<br />
precies over in de lokale/regionale situatie, wat zijn feiten, ontwikkelingen en kaders? Waarmee<br />
moeten we allemaal rekening houden als we beleid formuleren?’<br />
In bijlage 2 geven wij een overzicht <strong>van</strong> de mogelijke onderwerpen <strong>van</strong> onderzoek en analyse,<br />
alsmede de beschikbare bronnen. Natuurlijk zonder te willen suggereren dat de woonvisie moet<br />
ontaarden in een vuistdikke nota. Integendeel.<br />
6. Opstellen of actualiseren <strong>van</strong> de woonvisie 41
u Onderken vroegtijdig ‘uitvoerbaarheid’<br />
Nog te vaak worden visies opgesteld die<br />
in de praktijk eigenlijk niet uitgevoerd<br />
kunnen worden. De visie heeft dan vooral<br />
het karakter <strong>van</strong> een proclamatie ‘voor de<br />
bühne’. Dat kan niet de bedoeling zijn.<br />
Een visie moet uitvoerbaar zijn. Het is<br />
daarom ook nodig om uitvoerbaarheid tot<br />
onderwerp <strong>van</strong> onderzoek te maken.<br />
Een bekend voorbeeld is de situatie waarin<br />
er een indicatief woningbouwprogramma<br />
wordt opgesteld voor de komende<br />
5 jaar. Maar de mogelijkheden om in<br />
woningbouwprojecten nog daadwerkelijk<br />
in de programma’s bij te sturen, blijken<br />
vervolgens in de praktijk beperkt. Veel ligt<br />
al vast, afspraken met de bouwers zijn al<br />
gemaakt.<br />
Basisvoorwaarden onderzoek: minimale kwaliteitseisen<br />
Aard en om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> onderzoek en analyse variëren met de soort opgave en de lokale of regionale<br />
omstandigheden. De mogelijkheden zijn legio en op lokaal niveau moet worden bepaald welke<br />
thema’s men wil behandelen en welk ambitieniveau men nastreeft. Niettemin is wel een aantal<br />
cruciale basisvoorwaarden aan te geven:<br />
1. Inventariseer en analyseer in ieder geval de basisthema’s.<br />
Dat zijn:<br />
woonwensen <strong>van</strong> de huidige inwoners;<br />
evaluatie <strong>van</strong> beleid, afspraken en feiten uit de afgelopen periode;<br />
toekomstige ontwikkeling <strong>van</strong> de bevolking en de woonbehoefte (10 tot 20 jaar vooruit);<br />
functionele kwaliteit <strong>van</strong> de woningvoorraad en de woonmilieus;<br />
fricties op de woningmarkt in de komende 5 tot 10 jaar, uitgesplitst naar doelgroepen en<br />
woningtypen/woonmilieus;<br />
behoefte <strong>van</strong> de primaire doelgroep en andere aandachtsgroepen;<br />
(systeem <strong>van</strong>) woonruimteverdeling;<br />
uitvoerbaarheid (zie ook kader).<br />
2. Zorg voor basiskwaliteit <strong>van</strong> onderzoek en analyse.<br />
De uiteindelijke woonvisie moet een praktisch bruikbaar instrument zijn maar ook door het rijk<br />
aanvaard worden als toetsingsmiddel bij de uitoefening <strong>van</strong> toezicht op woningcorporaties in<br />
het kader <strong>van</strong> het BBSH. Dat betekent dat de onderbouwing goed moet zijn en dat de daaraan<br />
ten grondslag liggende analyse aan een aantal kwaliteitseisen moet voldoen:<br />
Transparantie en toetsbaarheid: het moet duidelijk zijn wat bedoeld wordt, bronnen moeten<br />
helder en onomstreden zijn, conclusies <strong>van</strong> analyses moeten logisch, navolgbaar en herleidbaar<br />
zijn.<br />
Draagvlak op lokaal niveau: voor de uitkomsten <strong>van</strong> onderzoek en analyse moet lokaal draagvlak<br />
zijn. Zorg ervoor dat cijfers en conclusies zoveel mogelijk onomstreden zijn en gedeeld<br />
worden door de lokale partners. In het bijzonder zijn de woningcorporaties zijn een belangrijke<br />
bron <strong>van</strong> informatie en expertise.<br />
Uiteindelijk kunnen de meningen over de visie verschillen, maar over feiten en cijfers moet<br />
overeenstemming bestaan. Borg dit dus ook in het proces.<br />
Thema’s en structuur <strong>van</strong> de woonvisie<br />
Welke thema’s verdienen een plek in de woonvisie? Dat hangt mede af <strong>van</strong> de lokale situatie<br />
(zoals beschreven in de onderzoeks- en analysefase) en de mogelijkheden om daadwerkelijk te<br />
bouwen, verbouwen en te sturen. Het heeft immers geen zin om beleidsvoornemens op te stellen<br />
die bij voorbaat niet praktisch realiseerbaar zijn. In bijlage 3 sommen we rele<strong>van</strong>te onderwerpen<br />
op, die in een woonvisie opgenomen kunnen worden.<br />
Vervolgens is het zaak om al deze onderwerpen in een heldere structuur te gieten. In bijlage 4<br />
geven we een aantal voorbeelden <strong>van</strong> manieren waarop een woonvisie opgezet kan worden.<br />
Basisthema’s die in elk geval aan de orde komen<br />
Evenals bij onderzoek en analyse komen in elke woonvisie een aantal basisthema’s voor.<br />
1. De ambities: waar wil de gemeente naar toe?<br />
In beginsel zullen de ambities <strong>van</strong> het woonbeleid sporen met rijks- en provinciaal beleid. Maar<br />
denk ook aan relaties met eigen toekomst- of structuurvisies. Het is immers <strong>van</strong> belang dat de<br />
gemeente <strong>van</strong>uit de verschillende ‘kokers’ met één mond spreekt.<br />
Beantwoording <strong>van</strong> de volgende vragen (niet uitputtend) helpt om de ambities scherp te krijgen:<br />
42 Deel II
Welke identiteit wil de gemeente hebben?<br />
Welke betekenis heeft men als woongemeente in de regio?<br />
Zijn er groeiambities of niet?<br />
Moet het accent liggen op stedelijke of dorpse woonmilieus?<br />
Wat is de verhouding tussen kwantitatieve en kwalitatieve groei?<br />
Wil men vooral de 'eigen' bevolking bedienen of ook woningzoekenden aantrekken <strong>van</strong><br />
elders?<br />
Welke doelgroepen staan centraal?<br />
Welke maatregelen zijn nodig om de vergrijzing tegemoet te treden?<br />
2. Het programma: hoe concretiseert de gemeente haar ambities?<br />
Basisthema’s zijn hier:<br />
Doelgroepen<br />
Geef aan welke doelgroepen belangrijk zijn in het beleid en waaraan specifieke aandacht<br />
wordt besteed: senioren, starters, gezinnen met kinderen, alleenstaanden, mensen met een<br />
beperking, etc.<br />
Woningvoorraadbeleid<br />
De woonvisie specificeert kwantitatief en kwalitatief hoe de gemeente de voorraad en de<br />
woonmilieus wil veranderen om haar ambities te realiseren. Dat doet zij door de presentatie<br />
<strong>van</strong>:<br />
- Een nieuwbouwprogramma naar om<strong>van</strong>g, samenstelling en fasering.<br />
- Een programma bestaande woningvoorraad en woonmilieus.<br />
Hierin geeft de gemeente aan in hoeverre de bestaande woningvoorraad en woonmilieus<br />
kunnen voorzien in de uit het onderzoek blijkende toekomstige behoefte en wat voor<br />
aanpassingen daarvoor nodig zijn: fysieke herstructurering, aanpassing eigendomsverhoudingen,<br />
toevoeging voorzieningen (bijvoorbeeld welzijn en zorg), sociale en economische<br />
maatregelen, etc.<br />
- Een programma kwaliteit <strong>van</strong> de voorraad.<br />
Hierin geeft de gemeente aan welke basiskwaliteitseisen zij stelt aan de woningen, bijvoorbeeld<br />
ten aanzien <strong>van</strong> keurmerken, duurzaamheid, etc. en wat daar<strong>van</strong> de financiële<br />
consequenties zullen zijn.<br />
Betaalbaarheid <strong>van</strong> het wonen<br />
Hierin geeft de woonvisie aan op welke wijze de gemeente de betaalbaarheid <strong>van</strong> het wonen<br />
wil ondersteunen voor doelgroepen die niet in staat zijn zelf in hun woonbehoefte te voorzien.<br />
Woonruimteverdeling<br />
De woonvisie geeft aan hoe de gemeentelijke positie is ten aanzien <strong>van</strong> de verdeling <strong>van</strong><br />
huurwoningen, kavels en koopwoningen.<br />
Ruimtelijke uitvoerbaarheid<br />
Het is <strong>van</strong> belang om de plannen voor aanpassing en uitbreiding <strong>van</strong> de woningvoorraad te<br />
toetsen aan de woningbehoefte, zoals die uit het onderzoek naar voren gekomen is en in het<br />
programma is neergelegd. Geef in de woonvisie aan wat de eventuele fricties zijn en hoe de<br />
gemeente die denkt te kunnen oplossen of verminderen.<br />
3. De instrumenten: waarmee wil de gemeente haar programma realiseren?<br />
In bijlage 8 geven wij een tour d’horizon <strong>van</strong> de formele instrumenten die de gemeente ter beschikking<br />
staan bij de uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie. Het hoofdstuk ‘instrumenten’ is essentieel,<br />
omdat het de opmaat vormt voor hetgeen we hier in navolging <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> VROM9 ‘het investeringsplan’ noemen. Dit kan in de woonvisie worden opgenomen, maar ook als apart<br />
document worden gepresenteerd, maar dan wel als direct uit de woonvisie voortvloeiend.<br />
In essentie gaat het om 4 soorten instrumenten:<br />
9 ‘Beleidsvisie toekomst woningcorporaties’ Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 29 453, nr. 30<br />
6. Opstellen of actualiseren <strong>van</strong> de woonvisie 43
u Het investeringsplan<br />
Onderdeel <strong>van</strong> of voortvloeiend uit de<br />
woonvisie (geen nieuwe planfiguur);<br />
Geeft concreet aan wat de gemeente<br />
wil bereiken, niet alleen in termen <strong>van</strong><br />
financiën;<br />
Daagt marktpartijen uit maar geeft ook<br />
gemeentelijke inzet aan.<br />
u De valkuil <strong>van</strong> de schaatser<br />
Gebruik in het proces niet teveel ijs.<br />
Breed schaatsen betekent weinig progressie<br />
en gevaar <strong>van</strong> uitputting.<br />
wettelijke kaders, zoals de Woningwet, het BBSH, de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de<br />
Grondexploitatiewet;<br />
afsprakenkaders, zoals convenanten (bijvoorbeeld bouwafspraken met rijk en provincie, Convenant<br />
Duurzaam Bouwen, Politiekeurmerk);<br />
financiële instrumenten, zoals grondprijzen en startersleningen;<br />
contracten en prestatieafspraken met maatschappelijke partners, zowel profit- als not-forprofit-organisaties.<br />
Het gaat erom dat de woonvisie expliciet maakt welke middelen en instrumenten waarvoor<br />
worden ingezet. Het is <strong>van</strong>zelfsprekend niet de bedoeling het instrumentarium als een ‘omgevallen<br />
boekenkast’ te presenteren.<br />
4. Het investeringsplan: wat verwacht de gemeente <strong>van</strong> de marktpartijen?<br />
Het investeringsplan geeft aan wat de gemeente wil realiseren en waarop marktpartijen een<br />
bod kunnen doen. De term ‘investering’ is hier mogelijk wat verwarrend, omdat de gemeente<br />
de inzet niet primair financieel hoeft aan te geven. Het gaat vooral om een scherpe formulering<br />
<strong>van</strong> wat de gemeente wil bereiken in aantallen en kwaliteiten en – voorzover mogelijk – ook<br />
in termen <strong>van</strong> financiën. Daarnaast is het voor aantrekkelijke biedingen <strong>van</strong> belang dat de gemeente<br />
aangeeft wat haar eigen inzet is. Het investeringsplan is geen nieuwe planfiguur, maar<br />
kan onderdeel <strong>van</strong> de woonvisie zijn.<br />
In bijlage 10 is een schematisch overzicht opgenomen <strong>van</strong> de onderwerpen die in een investeringsplan<br />
kunnen worden opgenomen.<br />
Het proces<br />
Het tijdsbestek: de boog kan niet altijd gespannen blijven<br />
Inhoud en proces, in een ideale mix. Dat kan ook gezien worden als een kwaliteitseis voor een<br />
woonvisie. Die ideale mix houdt onder meer in dat een behapbaar tijdstraject wordt gekozen. De<br />
ervaring leert dat een te uitvoerig en wijdlopig proces de voortgang <strong>van</strong> de woonvisie in de tijd<br />
zó kan belemmeren, dat aandacht en enthousiasme verslappen. De ervaring leert dat een woonvisietraject<br />
rond de zes maanden mag duren. Een langere doorlooptijd versmalt het draagvlak.<br />
Kies geëigende interactiemomenten<br />
Het opbouwen <strong>van</strong> voldoende draagvlak voor de woonvisie is uitermate gebaat bij het horen en<br />
betrekken <strong>van</strong> diverse partijen tijdens het opstellingsproces. Hiermee kan tussentijds gebruik worden<br />
gemaakt <strong>van</strong> de bij de partijen (bijvoorbeeld corporaties) aanwezige expertise.<br />
Interactie kan op verschillende (en meerdere) momenten in het proces plaatsvinden:<br />
Bij de start om opzet en inhoud <strong>van</strong> de visie af te tasten (en input te krijgen voor het plan <strong>van</strong><br />
aanpak).<br />
Tijdens de analysefase, om input te krijgen voor en instemming te krijgen over de bevindingen.<br />
Dit voorkomt dat de voortgang in latere stadia stokt <strong>van</strong>wege discussies over cijfers.<br />
Tijdens de visiefase, om input te verkrijgen voor de koersbepaling. Wees hierbij alert op het<br />
feit dat het uiteindelijk om een visie <strong>van</strong> de gemeente gaat. Die hoeft niet per se overeen te<br />
komen met de visie <strong>van</strong> betrokken partijen! Overeenstemming is wenselijk, maar niet altijd<br />
mogelijk.<br />
Tijdens het opstellen <strong>van</strong> het uitvoeringsprogramma, om vast te stellen welke partijen welke<br />
acties en maatregelen oppakken.<br />
Het feit dat er vier mogelijke vormen <strong>van</strong> interactie bestaan, betekent niet automatisch dat het<br />
ook gewenst is om vier keer een interactiemoment te organiseren. De ervaring leert dat het in<br />
de meeste woonvisieprocessen afdoende is om twee keer een wat grotere bijeenkomst te beleggen:<br />
één om <strong>van</strong> gedachten te wisselen over de opgave en één om beleidsrichtingen te toetsen.<br />
Consultaties in andere fasen hebben dan een veel beperkter karakter, bijvoorbeeld in de vorm <strong>van</strong><br />
bilateraal overleg. Hoe vaak en op welke momenten een grootschaliger bijeenkomst effectief is,<br />
hangt uiteraard af <strong>van</strong> de procesinrichting en de lokale situatie.<br />
44 Deel II
u Potentieel te betrekken organisaties<br />
Lokale/regionale corporaties<br />
Eventuele landelijk werkzame toegelaten<br />
instellingen<br />
Ouderenbonden<br />
Gehandicaptenorganisaties<br />
Platforms<br />
Bewonersorganisaties en Huurdersbelangenverenigingen<br />
Makelaars<br />
Marktpartijen<br />
u Bewonerscommunicatie: enkele<br />
wenken<br />
Kies de directe leefomgeving als<br />
schaalniveau waarop het overleg met<br />
de bewoners plaatsvindt: het niveau<br />
<strong>van</strong> de kern of de wijk (bijvoorbeeld in<br />
buurthuis of wijkcentrum).<br />
Heb oog voor de belangen en gevoeligheden<br />
die bij bewoners leven,<br />
bijvoorbeeld in kleine kernen die door<br />
herindeling zijn opgegaan in een grotere<br />
gemeente.<br />
Zorg ervoor dat bewoners (maar ook<br />
professionele partijen) iets terug zien<br />
<strong>van</strong> hun inbreng. Informeer ze over tussentijdse<br />
resultaten, koppel terug wat<br />
er met hun inbreng is gedaan.<br />
Overweeg het uitbrengen <strong>van</strong> speciale<br />
(aantrekkelijk vormgegeven) nieuwsbrieven.<br />
Vestig de aandacht op de woonvisie<br />
door het plaatsen <strong>van</strong> een interview<br />
met de verantwoordelijk wethouder<br />
in de krant en op de gemeentelijke<br />
website.<br />
Kies de geëigende partijen<br />
Ook hier zijn er verschillende mogelijkheden. Wezenlijk onderscheid is er tussen:<br />
1. de professionele partijen (maatschappelijke organisaties, commerciële partners);<br />
2. de bewoners (de doelgroep waar het allemaal om begonnen is);<br />
3. het gemeentebestuur.<br />
Ad 1. Professionele partijen en bewonersorganisaties<br />
Dit zijn lokale of regionale organisaties die belangrijke deskundigheid inbrengen en vaak<br />
ook de partijen zijn waarmee de gemeente afspraken moet maken over de uitvoering <strong>van</strong> de<br />
woonvisie. Hieronder vallen ook de bewonersorganisaties.<br />
Het is vaak erg nuttig om al in een vroeg stadium de communicatie met deze partijen aan te<br />
gaan, met als doel:<br />
partijen te informeren over het plan een woonvisie te maken;<br />
partijen te consulteren over wensen en thema's die volgens hen een plek moeten krijgen in<br />
de woonvisie.<br />
Die communicatie kan op verschillende manieren plaatsvinden, bijvoorbeeld in de vorm <strong>van</strong>:<br />
een brede bijeenkomst over wensen en thema's (werkconferentie);<br />
interviews met de partijen afzonderlijk;<br />
schriftelijke inventarisatie.<br />
Een combinatie <strong>van</strong> brede bijeenkomsten op twee cruciale momenten, eventueel te combineren<br />
met interviews of bilaterale overleggen op andere momenten, geniet verreweg de voorkeur.<br />
Tijdens de brede bijeenkomsten hebben partijen de gelegenheid om op elkaar te reageren<br />
en standpunten uit te wisselen. Het gezamenlijke karakter <strong>van</strong> dergelijke bijeenkomsten<br />
stimuleert het draagvlak veel meer dan bilaterale overlegvormen.<br />
Ad 2. Bewoners (individueel)<br />
Bewoners zijn ervaringsdeskundigen en doelgroep <strong>van</strong> beleid. Daarom ligt het voor de hand<br />
om ook juist met hen te overleggen en hen goed te informeren over de voortgang <strong>van</strong> de<br />
woonvisie. Winst is dat de woonvisie dan onder een breder publiek gaat leven. Besef echter<br />
wel, dat het betrekken <strong>van</strong> bewoners op abstracter (beleids)niveau minder zal opleveren.<br />
Doelen <strong>van</strong> communicatie met bewoners:<br />
hen informeren over het plan een woonvisie te maken;<br />
inventariseren welke (woon)wensen en thema's bij hen leven.<br />
Ook hier zijn weer verschillende middelen inzetbaar, bijvoorbeeld:<br />
lokale/regionale kranten, websites, nieuwsbrieven (doel: informeren);<br />
bewonersavonden in kernen en wijken (doel: informatie brengen en halen);<br />
telefonische, schriftelijke en/of internet-enquête (doel: consulteren).<br />
Een belangrijk neveneffect <strong>van</strong> dergelijke communicatieactiviteiten is dat de gemeentelijke<br />
overheid zichtbaar wordt voor de buitenwacht: zij laat zien dat er een bereidheid is om aan<br />
de slag te gaan met thema’s die leven en dat burgers (en overigens ook de professionele<br />
partijen) serieus worden genomen.<br />
Het al dan niet betrekken <strong>van</strong> individuele burgers is een beslissing die vooral afhangt <strong>van</strong> de<br />
lokale omstandigheden, de plaatselijke cultuur en de politieke voorkeuren. Heb daarbij wel<br />
oog voor het tijdsbeslag!<br />
Ad 3. Het bestuur<br />
Het college <strong>van</strong> B en W<br />
Het college heeft uiteraard een belangrijke rol in het formele besluitvormingstraject. Daarnaast<br />
is het belangrijk hen ook tussentijds te informeren, bijvoorbeeld zodra dilemma’s en<br />
knelpunten in beeld zijn en er keuzes op hoofdlijnen moeten worden gemaakt.<br />
6. Opstellen of actualiseren <strong>van</strong> de woonvisie 45
Betrek de afdeling Communicatie bij<br />
het vormgeven aan de bewonerscommunicatie;<br />
maak gebruik <strong>van</strong> hun<br />
specifieke expertise.<br />
Maak het leuk voor de betrokkenen.<br />
Bijvoorbeeld door ze zelf een actieve rol<br />
te geven in het proces (‘maak een foto<br />
<strong>van</strong> de mooiste en de lelijkste plek in<br />
uw wijk’).<br />
Besteed nauwkeurig aandacht aan<br />
groepen die via reguliere wegen<br />
moeilijk te bereiken zijn. Bijvoorbeeld<br />
jongeren (situatie op de woningmarkt<br />
is slecht, maar waar zijn ze?), allochtonen.<br />
Zet hier andere instrumenten in.<br />
De gemeenteraad<br />
Het is aan te raden om de gemeenteraad tussentijds over (de voortgang <strong>van</strong>) de woonvisie te<br />
informeren en te consulteren. Daarmee wordt de basis gelegd voor een soepelere besluitvormingsprocedure.<br />
Verschillende mogelijkheden zijn denkbaar: een tussentijdse presentatie tijdens een raads- of<br />
commissievergadering, deelname <strong>van</strong> raadsleden aan een werkconferentie of het houden <strong>van</strong><br />
interviews.<br />
Rolverdeling tussen externe adviseur en beleidsmedewerker(s)<br />
Wordt een externe adviseur bij de opstelling <strong>van</strong> een woonvisie betrokken, bedenk dan tevoren<br />
goed welke rol(len) men daaraan wil toekennen. Bedenk daarbij dat de woonvisie uiteindelijk<br />
een centraal gemeentelijk beleidsstuk zal zijn. Inschakeling <strong>van</strong> een externe adviseur<br />
mag dan ook nooit betekenen dat het project ‘zomaar wordt weggeven’. Houd zelf de regie,<br />
want de gemeente moet later zelf met de woonvisie aan de slag. Ideaal is een ‘tandemsamenwerking‘<br />
tussen externe adviseur en gemeentelijke medewerker(s).<br />
Taken die de externe adviseur dan uitvoert:<br />
begeleiden <strong>van</strong> het proces (procesmanagement);<br />
opzetten en uitvoeren <strong>van</strong> onderzoek;<br />
geven <strong>van</strong> inhoudelijk advies;<br />
verzorgen <strong>van</strong> rapportages.<br />
De taken <strong>van</strong> de gemeentelijke medewerker(s) bestaan dan vooral uit:<br />
aansturen <strong>van</strong> het proces op afstand (procesregie);<br />
communicatie met bestuur, ambtelijke organisatie, externe partijen en burgers;<br />
bewaken <strong>van</strong> de kwaliteit;<br />
bewaken <strong>van</strong> de voortgang.<br />
6.4. Stap 3. Besluitvorming<br />
Zodra de woonvisie in concept gereed is, kan het bestuurlijke besluitvormingstraject worden doorlopen.<br />
Hieronder worden de verschillende stappen beschreven.<br />
Standpuntbepaling B&W: <strong>van</strong> ambtelijke naar bestuurlijke handen<br />
De eerste stap is dat de concept-visie wordt overdragen <strong>van</strong> de ambtelijke naar de bestuurlijke<br />
organisatie. Afhankelijk <strong>van</strong> de wijze waarop de organisatie <strong>van</strong> het proces is vormgeven, kunnen<br />
verschillende gremia bij deze stap betrokken zijn:<br />
de projectgroep die de woonvisie heeft opgesteld: deze accordeert de concept-visie voor het<br />
verdere traject;<br />
eventuele interne betrokkenen: afdelingshoofd RO/Wonen en MT (toetst woonvisie aan breder<br />
kader, brengt de consequenties in kaart voor afdelingen gemeentebreed);<br />
de stuurgroep (verantwoordelijke bestuurders): accordeert de woonvisie;<br />
het college <strong>van</strong> B&W: neemt tenslotte een standpunt in ten aanzien <strong>van</strong> de woonvisie en stuurt<br />
het concept door naar de raad ter vaststelling.\<br />
Raadsbehandeling<br />
De gemeenteraad heeft aan het begin <strong>van</strong> het proces de kaders voor de woonvisie vastgesteld. Nu<br />
er onder leiding <strong>van</strong> B&W een visie is opgesteld, beoordeelt de raad in hoeverre deze materieel en<br />
formeel aan de vastgestelde kaders voldoet.<br />
De ervaring leert dat betrokkenheid <strong>van</strong> de raad tijdens het proces <strong>van</strong> opstelling <strong>van</strong> de woonvisie,<br />
de uiteindelijke besluitvorming aanmerkelijk versoepelt.<br />
46 Deel II
Formele inspraak<br />
Een woonvisie is geen wettelijk verplichte planvorm met voorgeschreven inspraakprocedures,<br />
zoals bijvoorbeeld wel het geval is bij de Wet op de Ruimtelijke Ordening.<br />
De meeste gemeenten beschikken echter wel over een eigen inspraakverordening. Die schrijft<br />
voor dat alle belangrijke (nieuwe) beleidsvoornemens aan inspraak onderhevig zijn. In dat geval is<br />
helder wat er moet gebeuren.<br />
Enkele opmerkingen en tips daarbij:<br />
Aan het eind <strong>van</strong> de concept-fase, verdient het aanbeveling om de raadscommissie te vragen of<br />
de concept-woonvisie inspraakrijp is. Dat biedt de commissie nog de gelegenheid om opmerkingen<br />
bij de concept-visie te plaatsen, vóórdat het stuk naar buiten gaat.<br />
De praktijk wijst uit, dat er weinig reacties op deze formele procedures binnenkomen, ook niet<br />
<strong>van</strong> direct betrokken bewoners. Echter, dat betekent nog niet dat het zinloos is om het te doen.<br />
Ook al is het niet wettelijk verplicht en staat er niets over in de lokale verordening opgenomen,<br />
dan is het voeren <strong>van</strong> een formele inspraakprocedure toch vaak nuttig:<br />
- de inspraak biedt de gemeente de mogelijkheid om haar gezicht weer eens te laten zien;<br />
- zeker als bewoners in eerdere fasen bij het proces betrokken zijn geweest, is het goed om<br />
hen het uiteindelijke resultaat te presenteren en hen de gelegenheid te bieden om te reageren:<br />
de gemeente laat dan zien te willen luisteren!<br />
- als er in de woonvisie concrete nieuwbouw- of herstructureringslocaties aan bod komen, zijn<br />
inspraakmogelijkheden extra <strong>van</strong> belang.<br />
Belangrijk is de manier waarop de inspraak plaatsvindt. Publicatie in de gemeenterubriek en<br />
een leesexemplaar neerleggen op het gemeentehuis, volstaan niet om enthousiasme en betrokkenheid<br />
te genereren. Andere mogelijkheden om de aandacht te vestigen op een woonvisie:<br />
- een aansprekend interview met de verantwoordelijk wethouder publiceren;<br />
- gebruik maken <strong>van</strong> interactieve mogelijkheden op de gemeentelijke website;<br />
- een inspraakavond organiseren en leuk maken!<br />
6. Opstellen of actualiseren <strong>van</strong> de woonvisie 47
48 Deel II
7. Opstellen of actualiseren<br />
<strong>van</strong> prestatie afspraken<br />
Bij de term ‘prestatieafspraken’ denkt men vaak alleen aan afspraken <strong>van</strong> gemeenten met woningcorporaties.<br />
Woonbeleid is echter veelomvattend, waardoor ook afspraken met andersoortige<br />
partijen voor de hand liggen, zoals welzijn- en zorgaanbieders. In het navolgende zullen we ons<br />
dan ook weliswaar primair, maar zeker niet uitsluitend richten op afspraken met corporaties.<br />
Prestatieafspraken vergroten de zakelijkheid en toetsbaarheid <strong>van</strong> het beleid. Er wordt meer inzicht<br />
verkregen in de uitgaven, investeringen en werkzaamheden <strong>van</strong> de corporaties, maar uiteindelijk<br />
ook in de ‘outcome’: welke resultaten worden bereikt.<br />
Gemeente en maatschappelijke partijen: ‘partners in business’<br />
Het maken <strong>van</strong> prestatieafspraken is één <strong>van</strong> de belangrijke instrumenten <strong>van</strong> de gemeente of<br />
de regio om de woonvisie uitgevoerd te krijgen. Dit <strong>van</strong>uit het gegeven dat lokale en regionale<br />
partijen in de sector wonen ‘partners-in-business’ zijn geworden, ieder met eigen verantwoordelijkheden,<br />
beleid en ambities.<br />
De gemeente is daarin uiteraard wel een bijzondere partner: door op transparante wijze een goed<br />
onderbouwde woonvisie tot stand te brengen, krijgt de gemeente als ‘regisseur <strong>van</strong> het woonbeleid’<br />
temidden <strong>van</strong> haar partners een groot gewicht. Niettemin impliceert het samenbrengen <strong>van</strong><br />
maatschappelijke partners – met ieder hun eigen ambities – een proces <strong>van</strong> onderhandelen.<br />
Prestatieafspraken: basis voor samenwerking<br />
In het onderhandelingsproces is sprake <strong>van</strong> ruil, geven en nemen en sluiten <strong>van</strong> compromissen.<br />
Een overeenkomst in de vorm <strong>van</strong> prestatieafspraken vormt het sluitstuk <strong>van</strong> dat proces, op basis<br />
waar<strong>van</strong> partijen elkaar kunnen aanspreken op resultaat verplichtingen. Het is echter niet alleen<br />
een sluitstuk, maar vooral een (door)start <strong>van</strong> het samen werken aan de realisatie <strong>van</strong> de gestelde<br />
doelen. De afspraken vormen daarmee een belangrijke schakel in de beleidscyclus.<br />
49
7.1. Stappenschema<br />
Net als bij de opstelling <strong>van</strong> de woonvisie kan ook bij het maken <strong>van</strong> prestatieafspraken een aantal<br />
stappen worden onderscheiden. Deze stappen bespreken we één voor één.<br />
u Stap 1. Formatie<br />
Initiatief<br />
Plan <strong>van</strong> aanpak<br />
q<br />
Stap 2. Onderhandelen en afspraken maken<br />
Structurele voorwaarden<br />
Afspraken met corporaties: BBSH als fundament<br />
Onderwerpen en aandachtspunten<br />
Het onderhandelingsproces stapsgewijs<br />
q<br />
Stap 3. En als het nou niet lukt …<br />
Naar matching of ‘mediation’?<br />
Rijk als arbiter?<br />
7.2. Stap 1. Formatie: om de tafel komen<br />
Initiatief: uitdagend investeringsplan<br />
Als het goed is, ligt de uitnodiging of liever gezegd de uitdaging tot het maken <strong>van</strong> prestatieafspraken<br />
al in de woonvisie zelf en in het bijzonder in het investeringsplan. Er lijkt dan weinig voor<br />
nodig om als gemeente met corporaties of commerciële partijen aan tafel te komen. Er zijn situaties<br />
bekend waarin corporaties al direct en openbaar een (zij het globaal) bod doen op de uitvoering<br />
<strong>van</strong> belangrijke delen <strong>van</strong> de woonvisie.<br />
In de praktijk valt de weg <strong>van</strong> woonvisie tot prestatieafspraken echter nog wel eens tegen. In<br />
sommige gevallen dreigen woonvisies het eindstation te worden. <strong>Gemeenten</strong> moeten zo’n ongewenste<br />
situatie zien te voorkomen door het initiatief en de regie in eigen hand te houden.<br />
Op ambtelijk niveau kan daarvoor belangrijk voorwerk worden gedaan. Bijvoorbeeld door het<br />
gemeentelijk investeringsplan min of meer informeel toe te lichten aan diverse (potentieel) betrokken<br />
marktpartijen. Daarbij kunnen tevens de mogelijkheden, randvoorwaarden en barrières<br />
worden afgetast die bij de onderhandelingen over prestatieafspraken aan de orde kunnen komen.<br />
De resultaten <strong>van</strong> dit voorwerk kunnen <strong>van</strong> groot belang zijn voor de te volgen strategie en<br />
de te kiezen aanpak.<br />
Plan <strong>van</strong> aanpak: met verschillende beleidsplannen naar één agenda<br />
Het is zeer aan te bevelen om tijdens de voorbereidingsfase met de betrokken onderhandelingspartner(s)<br />
te komen tot een gezamenlijk plan <strong>van</strong> aanpak voor het proces dat tot prestatieafspraken<br />
moet leiden. Zo’n plan ‘dwingt’ de partijen als het ware vooraf goed na te denken wat men<br />
wil doen, waarom en hoe.<br />
Verschillende visies, gezamenlijke aanpak<br />
Zo’n gezamenlijk plan is vaak hard nodig als men bedenkt dat het maken <strong>van</strong> prestatieafspraken<br />
een zaak is <strong>van</strong> min of meer gelijkwaardige partners met ieder hun eigen belangen, beleid en<br />
agenda. Gemeente, corporaties en commerciële ontwikkelaars beschikken ieder over een eigen<br />
visie (respectievelijk: woonvisie, strategisch voorraadbeleid, ondernemingsplan). Voor elke partij<br />
vormt die eigen visie het primaire vertrekpunt bij de onderhandelingen. Dus, ook al is de gemeentelijke<br />
woonvisie nog zo helder onderbouwd en transparant tot stand gekomen, zij is niet per<br />
definitie leidend voor de betrokken marktpartijen.<br />
Gezien de verschillen in visie en belangen, is het des te belangrijker om het vooraf met elkaar eens<br />
te zijn over de aanpak <strong>van</strong> het onderhandelingsproces en de thema’s die aan de orde zullen komen.<br />
Overeenstemming hierover is een eerste stap naar een succesvol resultaat.<br />
50 Deel II
u Enkele tips<br />
Wezenlijk is steeds de interne terugkoppeling.<br />
Dit is dan ook vast agendapunt<br />
voor de betrokkenen. Hoe zorgen<br />
we ervoor dat andere afdelingen (die<br />
meer op afstand betrokken zijn) zich<br />
blijvend committeren aan het proces en<br />
niet op enig moment ‘dwars voor de<br />
koets gaan liggen’?<br />
Het is ook goed om iedere stap (zeker<br />
de ‘verdieping’ en ‘verankering’ gemeenschappelijk<br />
te beklinken. Door<br />
kleine successen te benoemen, ontstaat<br />
vertrouwen in elkaar en in het proces.<br />
Dat is wezenlijk voor het uiteindelijke<br />
draagvlak en de uitvoeringsgerichtheid<br />
<strong>van</strong> het resultaat.<br />
Ingrediënten <strong>van</strong> het plan <strong>van</strong> aanpak<br />
Hoe moet zo’n plan <strong>van</strong> aanpak eruit zien? Dat hangt uiteraard af <strong>van</strong> de zwaarte <strong>van</strong> de afspraken.<br />
Gaat het om een klein project met een ontwikkelaar, dan kan de aanpak eenvoudig zijn.<br />
Gaat het echter om veelomvattende afspraken met één of meerdere corporaties, dan is een steviger<br />
beraad over de aanpak nodig.<br />
In beginsel bestaat een plan <strong>van</strong> aanpak, analoog aan het al eerder beschreven startdocument<br />
voor de woonvisie, uit de volgende onderdelen:<br />
1. Stappenplan en werkwijze<br />
2. Organisatie<br />
ambtelijk, bestuurlijk<br />
secretariaat<br />
externe ondersteuning of niet<br />
mandatering en terugkoppeling<br />
conflictbeslechting<br />
3. Communicatie<br />
wat wordt aan wie op welke momenten en op welke wijze gecommuniceerd?<br />
4. Informatie<br />
afspraken over ter beschikkingstelling <strong>van</strong> bij de partijen beschikbaar materiaal, uitgaande<br />
<strong>van</strong> zoveel mogelijk openheid en transparantie<br />
5. Inhoud<br />
welke onderwerpen en thema's worden besproken (inbreng <strong>van</strong> beide/alle contractpartners)<br />
6. Tijdplanning<br />
7. Financiën<br />
elke partij betaalt eigen inzet, externe kosten worden gedeeld<br />
Een gemeenschappelijk plan <strong>van</strong> aanpak is een belangrijke, zij het niet de enige voorwaarde voor<br />
een succesvol onderhandelingsproces.<br />
7.3. Stap 2. Onderhandelen en afspraken maken 10<br />
Structurele voorwaarden voor succes<br />
Het voert te ver om in deze <strong>handreiking</strong> de verschillende onderhandelingstechnieken te beschrijven.<br />
Daarover is voldoende literatuur beschikbaar. Wat wij hier aangeven zijn de structurele voorwaarden<br />
die tot succesvol onderhandelen kunnen leiden. Ten dele is daar in het bovenstaande al<br />
op ingegaan. Als hoofdpunten noemen wij:<br />
een woonvisie die redelijk, uitlegbaar en transparant is en een intrinsieke overtuigingskracht<br />
heeft;<br />
een woonvisie waarbij marktpartijen, speciaal corporaties, nauw betrokken zijn geweest;<br />
een helder investeringsplan: als gemeente concreet neerzetten wat je wilt;<br />
een stevig gemeenschappelijk plan <strong>van</strong> aanpak voor prestatieafspraken (‘een goede voorbereiding<br />
is het halve werk’);<br />
als gemeente niet alleen vragen maar ook iets te bieden hebben (‘onderhandelen is altijd geven<br />
en nemen’);<br />
goede kennis hebben <strong>van</strong> de wereld <strong>van</strong> de contractpartij(en);<br />
transparantie betrachten ten aanzien <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te informatie en dat ook <strong>van</strong> de contractpartijen<br />
eisen;<br />
waar dat nodig is, niet op de ‘vierkante centimeter’ of ‘vierkante euro’ onderhandelen (dat wil<br />
zeggen: vooral op ‘outcome’ sturen en niet altijd op ‘output’).<br />
10 Aanbevolen literatuur:<br />
PRESTATIEWIJZER, versnellen (ver)nieuwbouwproductie;<br />
SAMEN MEER PRESTEREN, een Handreiking bij het afsluiten <strong>van</strong> prestatieovereenkomsten tussen gemeenten en<br />
woningcorporaties.<br />
Beide zijn te downloaden via:www.<strong>vng</strong>.nl<br />
VROM/VNG/Aedes "DE KOSTEN IN BEELD, DE KOSTEN VERDEELD", Handreiking voor een werkwijze bij prestatieafspraken<br />
in herstructureringsgebieden (2003).<br />
7. Opstellen of actualiseren <strong>van</strong> prestatieafspraken 51
u BBSH: de basis<br />
Het Besluit Beheer Sociale Huursector<br />
(BBSH) bevat de regels waaraan woningcorporaties<br />
zich moeten houden. Volgens<br />
het besluit dienen hun werkzaamheden<br />
op het terrein <strong>van</strong> de volkshuisvesting te<br />
liggen. Prestatievelden:<br />
1. kwaliteit <strong>van</strong> de woningen,<br />
2. verhuur <strong>van</strong> de woningen,<br />
3. betrekken <strong>van</strong> bewoners bij beleid en<br />
beheer,<br />
4. financiële continuïteit,<br />
5. leefbaarheid,<br />
6. wonen en zorg.<br />
Als aan deze voorwaarden is voldaan, bestaat de grootste kans dat corporaties een eerste bod<br />
doen op het investeringsplan. En dat zal dan ook al direct in de eerste onderhandelingsfase het<br />
geval zijn. Dat is ook het grote voordeel <strong>van</strong> een helder gemeentelijk investeringsplan: dat het<br />
een bod uitlokt. Een bod dat – zeker als de gemeente dat als eis stelt – een integraal karakter<br />
zal hebben. Dat houdt in dat het bod op meerdere onderdelen <strong>van</strong> de woonvisie betrekking zal<br />
hebben en kan leiden tot een ‘package-deal’. Dat vermindert de kansen op ‘alleen-krenten-uit-depap-scenario's’<br />
(zie ook paragraaf 3.9).<br />
Afspraken met corporaties: het BBSH als basis<br />
Hoewel corporaties verzelfstandigd zijn, blijven zij wettelijk gehouden aan hun maatschappelijke<br />
opdracht: ‘te voorzien in huisvesting <strong>van</strong> woningzoekenden die niet in staat zijn daar<br />
zelf zorg voor te dragen’. Dit is vastgelegd in de Woningwet en het Besluit Beheer Sociale<br />
Huursector (BBSH). De vrijheid die corporaties in onderhandelingen hebben, verschilt dus fundamenteel<br />
<strong>van</strong> die <strong>van</strong> commerciële contractpartners. Zo geeft artikel 11f <strong>van</strong> het BBSH aan: ‘De<br />
toegelaten instelling neemt bij haar werkzaamheden het in de betrokken gemeenten geldende<br />
volkshuisvestingsbeleid in acht’. In dat verband worden 6 velden onderscheiden waarop de corporaties<br />
moeten presteren (zie kader).<br />
Overigens heeft het concept <strong>van</strong> het ‘maatschappelijk ondernemerschap’ inmiddels met algemene<br />
instemming geleid tot de inzet <strong>van</strong> corporaties op een breder terrein zoals de ontwikkeling <strong>van</strong><br />
maatschappelijk vastgoed (brede scholen, dorps- en buurtcentra, zorgvoorzieningen), sociale activiteiten<br />
in de wijk en het faciliteren <strong>van</strong> initiatieven <strong>van</strong> bewoners in wijken en dorpen om de<br />
leefbaarheid op peil te houden of te verbeteren.<br />
Onderwerpen en aandachtspunten<br />
Van cruciaal belang is natuurlijk de vraag: waarover willen partijen afspraken met elkaar maken?<br />
Waar het om commerciële ontwikkelaars gaat, is dat vaak vrij eenvoudig. Bij corporaties kan dat<br />
wat gecompliceerder liggen.<br />
Bruikbare bronnen<br />
Bronnen die zicht op onderwerpen kunnen bieden en dus in een vroeg stadium bij het proces<br />
betrokken kunnen worden, zijn onder meer:<br />
convenanten met rijk en/of provincie (bijvoorbeeld over nultredenwoningen);<br />
resultaten <strong>van</strong> woningmarktonderzoek;<br />
de vigerende woonvisie;<br />
visies <strong>van</strong> de corporaties, bijvoorbeeld in het kader <strong>van</strong> strategisch voorraadbeleid;<br />
prestatievelden uit het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH), rekening houdend met de eerder<br />
gemaakte opmerking over de algemeen aanvaarde ruimere taakopvatting <strong>van</strong> corporaties.<br />
Hoofdthema’s prestatieafspraken<br />
In bijlage 5 is een checklist opgenomen met onderwerpen die zoal in prestatieafspraken (met<br />
corporaties) voorkomen. De gebruikelijke hoofdthema’s zijn:<br />
betaalbaarheid <strong>van</strong> het wonen;<br />
bijzondere doelgroepen;<br />
aanpak wonen met zorg;<br />
aanpak bestaande woningvoorraad en leefbaarheid woonomgeving;<br />
nieuwbouw.<br />
Soorten afspraken<br />
Aard en inhoud <strong>van</strong> afspraken kunnen overigens ook behoorlijk verschillen al naar gelang de<br />
uitgangssituatie (vigerend beleid en de mate <strong>van</strong> overeenstemming daarover). Grofweg zijn de<br />
volgende soorten afspraken te onderscheiden:<br />
globale afspraken gericht op het proces (intentieovereenkomst, raamovereenkomst);<br />
concrete afspraken in cijfers en bedragen (investeringen wederzijds);<br />
52 Deel II
globale meerjarige afspraken, nader ingevuld met 'jaarschijven';<br />
globale afspraken op gemeentelijk niveau, gespecificeerd in 'modules' per corporatie (invulling<br />
afhankelijk <strong>van</strong> de specifieke opgaven waarvoor de individuele corporaties staan).<br />
Enkele aandachtspunten<br />
Streef naar lokaal maatwerk. De tendens is dat er steeds ‘hardere’ afspraken gemaakt moeten<br />
worden. Dat wordt <strong>van</strong> overheidswege gestimuleerd, omdat lokale partijen in het hele land<br />
moeten worden aangezet tot investeren en produceren. Prestatieafspraken zijn hiervoor een<br />
instrument. Die hardheid kan echter ten koste gaan <strong>van</strong> flexibiliteit. Daarom staat voorop, dat<br />
prestatieafspraken altijd lokaal maatwerk moeten zijn. Aard, thematiek en mate <strong>van</strong> concreetheid<br />
worden uiteindelijk door de lokale omstandigheden, uitgangssituatie en cultuur bepaald.<br />
Maak afspraken met wederzijds karakter. Om goed te kunnen samenwerken aan het realiseren<br />
<strong>van</strong> doelstellingen <strong>van</strong> het woonbeleid, is het belangrijk dat elke contractpartner zijn eigen<br />
inzet helder maakt. Afspraken met een wederzijds karakter (‘als jij dat doet, dan stel ik dat er<br />
tegenover’) bieden de grootste kans op succes. Elke partij kan een bijdrage leveren <strong>van</strong>uit zijn<br />
eigen verantwoordelijkheid en takenpakket. Dat leidt tot het gemeenschappelijke gevoel, dat<br />
er een redelijk evenwicht bestaat tussen de bijdragen <strong>van</strong> de verschillende partijen. Niet alleen<br />
in geld, maar ook in inzet.<br />
Wees transparant en open. Transparantie, helderheid en openheid over mogelijkheden en beperkingen,<br />
zowel in financiële als in organisatorische zin, zijn cruciale voorwaarden om effectief<br />
te kunnen onderhandelen en tot resultaten te komen. Het is het beste als partijen zich <strong>van</strong>af<br />
het begin open opstellen, want goed onderhandelen kan nooit goed maken wat in het voortraject<br />
niet is goed gegaan.<br />
Het onderhandelingsproces stapsgewijs<br />
Hoewel een onderhandelingsproces zich vaak niet keurig in stappen laat <strong>van</strong>gen, is het wel mogelijk<br />
een aantal hoofdlijnen te trekken waarlangs het onderhandelingsproces idealiter verloopt.<br />
Wat voorafgaat<br />
1. Gemeente stelt woonvisie en investeringsplan vast.<br />
2. Corporatie(s) brengt/brengen haar/hun initiële bod uit.<br />
3. Gemeente en corporatie(s) stellen samen plan <strong>van</strong> aanpak op voor proces <strong>van</strong> prestatieafspraken.<br />
Wat daarna gebeurt (het onderhandelingsproces):<br />
4. Verhelderingsfase: de partijen lichten respectievelijk hun vraag en bod toe, geven achtergronden<br />
en voorzien elkaar <strong>van</strong> alle rele<strong>van</strong>te informatie om elkaars standpunten goed te kunnen<br />
beoordelen11 . Resultaat moet zijn dat beide partijen exact <strong>van</strong> elkaar weten wat men wil en<br />
bedoelt.<br />
5. Congruentiefase: de partijen gaan samen op zoek naar de punten waarop zij overeenstemmen<br />
of eenvoudig overeenstemming kunnen bereiken.<br />
6. Pijnpuntenfase: dit is het echte onderhandelen, waarbij partijen zich buigen over punten waar<br />
op voorhand geen overeenstemming over verkregen is of kon worden. Het is in een algemeen<br />
stappenschema uiteraard niet aan te geven hoe deze fase in de praktijk verloopt. Het is wel <strong>van</strong><br />
belang om zich te realiseren dat prestatieafspraken doorgaans het karakter hebben <strong>van</strong> een<br />
‘package-deal’. Overeenstemming over bepaalde punten kan dan niet los worden gezien <strong>van</strong><br />
overeenstemming over andere punten.<br />
7. Validatiefase: terugkoppeling <strong>van</strong> onderhandelingsresultaten naar de achterban(nen), zoals<br />
corporatiebestuur, commissarissen, raad <strong>van</strong> toezicht, B&W, gemeenteraad.<br />
11 Hiertoe behoren bijvoorbeeld het ondernemingsplan en de financiële parameters e.d. <strong>van</strong> de corporatie(s), en de<br />
begrotingsstukken <strong>van</strong> de gemeente.<br />
7. Opstellen of actualiseren <strong>van</strong> prestatieafspraken 53
8. Contractfase: eindredactie en ondertekening <strong>van</strong> het prestatiecontract.<br />
7.4. Stap 3. En als het nou niet lukt…?<br />
Stel, het komt niet tot prestatieafspraken. Dan zijn er in beginsel twee basissituaties te onderscheiden:<br />
a. Ondanks een in de ogen <strong>van</strong> de gemeente aantrekkelijk en uitdagend investeringsplan, komt<br />
er geen (openings)bod tot stand. Of: het openingsbod betreft slechts een deel <strong>van</strong> het investeringsplan<br />
en er blijven rele<strong>van</strong>te zaken liggen.<br />
b. Ondanks intensieve onderhandelingen na het openingsbod, lukt het niet om tot een prestatiecontract<br />
te komen.<br />
‘Stilte na het investeringsplan’<br />
Bij een goede relatie met de corporatie(s) en andere partijen is het vrijwel ondenkbaar dat er<br />
geen reactie komt op een uitdagend investeringsplan. Niettemin is een zekere stilte in de praktijk<br />
mogelijk, bijvoorbeeld omdat een aantal ‘moeilijke’ onderdelen <strong>van</strong> het investeringsplan niet<br />
door een bod worden afgedekt.<br />
In eerste instantie is het dan uiteraard aan de gemeente om voor de hand liggende partijen op te<br />
roepen. Echter, als bijvoorbeeld lokale corporaties niet of onvoldoende reageren, is de volgende<br />
optie om andere aanbieders uit te nodigen: corporaties <strong>van</strong> elders of landelijk werkzame corporaties.<br />
Bij commerciële ontwikkelaars is dat uiteraard al lang de praktijk.<br />
Naar financiële matching?<br />
Natuurlijk is het mogelijk dat partijen ondanks onderhandelingen niet tot (voldoende) afspraken<br />
kunnen komen. Dan is er een aantal mogelijkheden om uit de patstelling te komen:<br />
Lager ambitieniveau kiezen. Dat houdt in: concrete (inhoudelijke) afspraken maken over onderwerpen<br />
waarover je het wél eens kunt worden en procesafspraken maken over de overige<br />
zaken. In het laatste geval spreken partijen dus af via welke weg ze tot concrete resultaatafspraken<br />
willen komen. Hierbij is het wel de vraag voor welke onderwerpen het aanvaardbaar<br />
is dat ze doorgeschoven worden. Zijn bepaalde onderwerpen essentieel voor realisering <strong>van</strong> de<br />
woonvisie, dan is het zeer de vraag of men tot procesafspraken kan overgaan.<br />
Overgaan tot financiële matching. Mogelijk doet de corporatie een (in de ogen <strong>van</strong> de gemeente)<br />
ontoereikend bod, gemotiveerd door onvoldoende financiële middelen. Dan is het <strong>van</strong><br />
belang dat de gemeente kan vaststellen of dat ook daadwerkelijk het geval is. Het ministerie<br />
<strong>van</strong> VROM heeft het voornemen om een berekeningsmethodiek te gaan hanteren waarmee<br />
de investeringsruimte per corporatie kan worden bepaald. Voorts kan de financiële positie <strong>van</strong><br />
corporaties worden afgelezen uit de regiorapportages <strong>van</strong> het Centraal Fonds Volkshuisvesting<br />
en de informatie <strong>van</strong> het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.<br />
Heeft de gemeente ontoereikende financiële middelen bij de corporatie vastgesteld, dan zal<br />
zij er bij de betreffende corporatie op aan kunnen dringen op zoek te gaan naar een kapitaalkrachtige<br />
partner.<br />
Op zoek gaan naar andere partners. Als ook matching niet lukt, kan de gemeente op zoek gaan<br />
naar andere partners. Waar het om herstructureringsvraagstukken gaat, is dit uiteraard geen<br />
oplossing. Dan zal met de corporatie die de woningen in het betreffende gebied bezit een<br />
‘deal’ moeten worden gesloten.<br />
Toepassen ‘mediation’<br />
Komt men er echt niet uit, dan is ‘mediation’ (conflictbemiddeling) een aangewezen middel. De<br />
partijen (personen of groepen) die een conflict hebben, worden dan door een neutrale derde (de<br />
‘mediator’) begeleid in hun poging om tot een oplossing te komen. Bemiddeling kan vooral nuttig<br />
zijn als partijen er niet in slagen hun vastgelopen onderhandelingen vlot te trekken als gevolg <strong>van</strong><br />
ruis in de onderlinge communicatie of door gebrek aan wederzijds vertrouwen.<br />
Het proces <strong>van</strong> mediation<br />
Uitgangspunt is dat de partijen hun geschil zelf samen oplossen met behulp <strong>van</strong> een neutrale<br />
54 Deel II
u De voordelen <strong>van</strong> mediation:<br />
besloten, vertrouwelijke en informele<br />
procedure;<br />
snel en relatief goedkoop in vergelijking<br />
tot arbitrage of rechtspraak;<br />
partijen hebben een actieve rol en<br />
houden zelf de oplossing in de hand;<br />
verstoorde communicatie wordt aangepakt;<br />
geen onnodige verdere beschadiging<br />
<strong>van</strong> relaties;<br />
ruimte voor creatieve oplossingen,<br />
gericht op belangen <strong>van</strong> meerdere<br />
partijen;<br />
formulering <strong>van</strong> een gezamenlijke ‘winwin’-oplossing<br />
met hoge acceptatiegraad.<br />
derde. Het is de rol <strong>van</strong> de mediator om de storende emoties op de agenda te zetten en daarmee<br />
hanteerbaar te maken. De mediator laat partijen voorts de gang maken <strong>van</strong> standpunten naar<br />
achterliggende belangen. Zijn die eenmaal inzichtelijk, dan worden de partijen gestimuleerd te<br />
zoeken naar mogelijkheden om hun wederzijdse belangen zoveel mogelijk te dienen.<br />
Het doel is uiteindelijk een oplossing tot stand te brengen waarin de betrokkenen zich beiden (of<br />
allen) kunnen vinden en die hun belangen op aanvaardbare wijze tegemoet komt. Deze oplossing<br />
kan worden neergelegd in een vaststellingsovereenkomst die door de partijen wordt ondertekend.<br />
Mediation voorafgaand aan onderhandelingsproces<br />
Soms blijkt mediation al nodig te zijn vóór er überhaupt aan het proces met prestatieafspraken<br />
wordt begonnen. In die gevallen maken bestaande verhoudingen een open en fair proces <strong>van</strong><br />
onderhandelen op voorhand onmogelijk. Dan moet er eerst een sfeer worden gecreëerd waarin<br />
dat wel kan. Mediation kan daartoe bijdragen.<br />
Meer informatie over mediation is te vinden in bijlage 9.<br />
Het Rijk als arbiter?<br />
In de beleidsvisie12 <strong>van</strong> VROM over de toekomst <strong>van</strong> de woningcorporaties (2005) geeft de minister<br />
aan dat als mediation niet zou lukken, het conflict aan het rijk kan worden voorgelegd. Zoals<br />
wij in deel I al hebben aangegeven, is dat echt het sluitstuk. Een dergelijke ingreep schaadt de<br />
duurzame verhoudingen op lokaal niveau. Het is dan ook een laatste redmiddel dat pas wordt<br />
ingezet als partijen er ook na mediation niet zijn uitgekomen. Hoewel een gang naar Den Haag<br />
niet uit te sluiten valt, verdient een oplossing in ‘eigen’ lokale of regionale kring uiteraard altijd<br />
de voorkeur.<br />
12 VROM, beleidsvisie toekomst woningcorporaties, Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 29453, 30.<br />
7. Opstellen of actualiseren <strong>van</strong> prestatieafspraken 55
56 Deel II
u Sterke positie voor woonvisie claimen<br />
Betrek het grondbedrijf tijdig bij<br />
het proces. Een visie op wat voor<br />
doelgroepen gewenst is, kan namelijk<br />
stuiten op wat fi nancieel haalbaar is.<br />
Dit hoeft echter niet te betekenen dat<br />
ambities bij voorbaat al worden bijgesteld!<br />
Verhelder de status <strong>van</strong> de woonvisie.<br />
Is het een sectoraal plan dat als<br />
deelinzet dient voor verdere planontwikkeling<br />
(naast de inzet <strong>van</strong>uit de<br />
andere afdelingen)? Of is het een visie<br />
die binnen de gemeente leidend is ten<br />
opzichte <strong>van</strong> andere plannen?<br />
Kom bij commerciële ontwikkelaars<br />
aan tafel. Betrokkenheid <strong>van</strong><br />
corporaties ligt het meest voor de<br />
hand. Hun ‘vastgoedpositie’ is vaak zo<br />
sterk, dat zij een natuurlijke partner zijn<br />
voor de gemeente. Lastiger is het grip<br />
te krijgen op commerciële ontwikkelingen,<br />
bijvoor beeld bij nieuwbouw. Het<br />
volkshuisvestelijk belang zal verwerkt<br />
moeten worden in programma’s <strong>van</strong> ei-<br />
8. De uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie: <strong>van</strong><br />
papier naar daadwerkelijke realisatie<br />
Stel: de woonvisie, het investeringsplan en de prestatieafspraken liggen er. Wat gebeurt er dan<br />
mee? Hoe kunnen we borgen dat de mooie woorden, intenties en zelfs afgesproken prestaties<br />
ook daadwerkelijk ergens toe leiden? Het gaat er om dat voornemens en intenties ook daadwerkelijk<br />
in de projecten <strong>van</strong> alledag worden verwerkt. Nog maar al te vaak komt het voor dat<br />
projecten weliswaar in naam refereren aan de woonvisie, maar in de praktijk vooral door andere<br />
stuurmiddelen worden geregeerd.<br />
Belangrijk struikelblok is veelal het rond krijgen <strong>van</strong> de grondexploitatie. ‘We hadden wel gewild,<br />
maar helaas…’ En daar blijft het dan bij. Bij de eerstvolgende eva luatie <strong>van</strong> de woonvisie blijkt<br />
dan dat de doeleinden niet zijn gehaald. En dan begint het weer <strong>van</strong> voor af aan.<br />
Zo moet het natuurlijk niet. Maar hoe dan wel?<br />
Borging <strong>van</strong> de uitvoering<br />
Op onderstaande manieren kan de gemeente ervoor zorgen dat visie en praktijk beter op elkaar<br />
aansluiten. Deels zijn deze al eerder aan de orde geweest.<br />
a. Uitvoeringsmogelijkheden in woonvisie verwerken.<br />
De gemeente kan in de woonvisie zelf al rekening houden met de uitvoerings mogelijk heden.<br />
Door bij de formulering <strong>van</strong> beleid zelf al een eerste toets op haalbaarheid uit te voeren, wordt<br />
de uitvoerbaarheid vergroot of kunnen in ieder geval de knelpunten sneller boven water komen<br />
en tijdig besproken worden. Een kanttekening hierbij: laat het beleid ook weer niet teveel<br />
bepalen door ‘wat nu eenmaal niet haalbaar is’. Desalniettemin is een realistische benadering<br />
beter dan na vaststelling <strong>van</strong> de woonvisie erachter komen dat belangrijke delen (bijvoorbeeld<br />
om fi nanciële redenen) niet uitvoerbaar zijn. Expliciet afwijken <strong>van</strong> beleid is altijd beter dan<br />
impliciet.<br />
Al eerder noemden wij het voorbeeld <strong>van</strong> woningbouwprogramma’s. Bij het opstellen <strong>van</strong><br />
zo’n programma (bijvoorbeeld voor de komende vijf jaar) moet men zich afvragen in hoeverre<br />
concrete plannen die al in ‘de pijplijn’ zitten, nog wel kunnen worden bijgestuurd. Door met<br />
57
sen voor nieuwbouwlocaties. Tijdig aan<br />
tafel komen is dan <strong>van</strong> belang: de visie<br />
is input voor planontwikkeling en moet<br />
met verve ingebracht worden. Hoewel<br />
het vaak toch wel op onderhandelen<br />
aankomt.<br />
u Doorvertaling: enkele tips<br />
Wees je bewust <strong>van</strong> de positie die de<br />
woonvisie en het wonen heeft in het<br />
gehele proces binnen de gemeente.<br />
Maatregelen hebben alleen zin als ze<br />
worden doorvertaald naar de ‘uitvoerders’.<br />
Dat zijn bijvoorbeeld projectleiders<br />
<strong>van</strong> woningbouwprojecten.<br />
En daar liggen soms tegenstrijdige<br />
belangen.<br />
Als er een projectbureau bestaat, is het<br />
zaak om goede afspraken tussen de<br />
beleidsafdelingen in de lijnorganisatie<br />
en het projectbureau te maken over<br />
inbreng <strong>van</strong> beleid.<br />
de beleidsvoornemens in het achterhoofd te analyseren waar mogelijkheden liggen om bij te<br />
sturen, wordt de visie daadwerkelijk uitvoerbaar(der). Dit kan bijvoorbeeld door de bestaande<br />
woningbouwplannen te inventariseren (naar aantallen en type woningen, fasering, prijs en<br />
financieringscategorie) en te confronteren met het voorgenomen programma. De (mis)match<br />
wordt daarmee duidelijk, evenals de bouwopgave waarin nog niet is voorzien. Op basis <strong>van</strong><br />
deze analyse kan het woningbouwprogramma worden bijgesteld, rekening houdend met de<br />
continuïteit <strong>van</strong> lopende projecten die niet meer kunnen worden bijgestuurd.<br />
b. Helder investeringsplan in woonvisie<br />
Door in de woonvisie een helder investeringsplan op te nemen, wordt expliciet gemaakt welke<br />
activiteiten moeten worden uitgevoerd en wat daarbij <strong>van</strong> marktpartijen wordt verwacht.<br />
c. Prestatieafspraken maken<br />
Door op basis <strong>van</strong> woonvisie en investeringsplan (vroegtijdig) prestatieafspraken met corporaties<br />
en andere ontwikkelaars te maken, worden beleidsvoornemens geconcretiseerd in ‘hardere’<br />
inspannings- en resultaatverplichtingen.<br />
d. Werkprogramma opstellen<br />
Prestatieafspraken moeten naar concrete projecten worden vertaald. Dat geldt ook voor onderwerpen<br />
uit de woonvisie waarover geen afspraken zijn gemaakt, bijvoorbeeld omdat ze op de<br />
terreinen <strong>van</strong> andere portefeuillehouders liggen (zorg, leefbaarheid, openbare werken etc.).<br />
Maak de woonvisie ‘uitvoeringsgericht’ door concrete maatregelen en projecten te benoemen<br />
en door te vertalen in een werkprogramma. Daarbij gaat het niet alleen om het te realiseren<br />
woningbouwprogramma, maar ook om de inzet <strong>van</strong> instrumentarium, de ontwikkeling <strong>van</strong><br />
financieringsconstructies, verdere visie- en planontwikkeling op wijk- en dorpsniveau, etc. Door<br />
deze vervolgacties niet alleen SMART13 te maken, maar er ook verantwoordelijkheden en waar<br />
mogelijk budgetten aan te koppelen, is de uitvoering beter gewaarborgd.<br />
e. Programmamanagement<br />
En tenslotte zijn er uiteraard belangrijke organisatorische voorzieningen te treffen om woonvisie<br />
en concrete projecten beter op elkaar te laten aansluiten. Maatregelen waardoor beleidsmedewerkers<br />
en projectleiders meer gedwongen worden om zich samen over programma’s <strong>van</strong> eisen<br />
te buigen. In grotere steden kent men (op diverse terreinen) speciale programmamanagers.<br />
Voor kleinere gemeenten is dat uiteraard een te zware oplossing. Niettemin geldt ook daar de<br />
taak <strong>van</strong> het programmamanagement.<br />
Los <strong>van</strong> de mooie bedoelingen, blijft het uiteraard mensenwerk. Een erg globale visie zonder<br />
concrete uitwerking kan toch succesvol zijn als partijen en medewerkers zich verantwoordelijk<br />
voelen voor resultaten. En een prachtige, SMART gemaakte woonvisie kan alsnog in de bureaulade<br />
verdwijnen als er niet daadwerkelijk vervolg aan wordt gegeven. Uiteindelijk komt het aan op<br />
betrokken en capabele mensen die niet alleen inhoudelijk deskundig zijn maar ook in processen<br />
en netwerken weten te opereren.<br />
13 Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.<br />
58 Deel II
9. Monitoring, evaluatie<br />
en verantwoording<br />
De woonvisie is gereed, de uitvoering is georganiseerd, afspraken zijn gemaakt en de uitvoering<br />
staat in de steigers. De volgende stap in de beleidscyclus is het volgen <strong>van</strong> de voortgang <strong>van</strong> de<br />
projectuitvoering en de ontwikkelingen in de omgeving (markt bewegingen en ontwikkelingen in<br />
rijks- en provinciaal beleid). Dat vraagt om monitoring. En als dat gaande de rit tot conclusies leidt<br />
die cruciaal zijn voor de koers of de voortgang <strong>van</strong> de uitvoering, dan zou dat kunnen leiden tot<br />
een tussentijdse bijstelling.<br />
De praktijk wijst echter uit dat monitoring en evaluatie vaak in goede voornemens blijven steken.<br />
Dat is jammer, want als het intensieve proces <strong>van</strong> visievorming en afspraken maken is doorlopen,<br />
is men nog niet klaar. Integendeel: hierna begint het eigenlijk pas. De visie is niet het eindresultaat<br />
<strong>van</strong> een proces, maar het begin <strong>van</strong> samenwerking en uitvoering!<br />
Monitoring<br />
Bij monitoring wordt een aantal ontwikkelingen periodiek in beeld gebracht. Om wat voor onderwerpen<br />
gaat het dan? We volstaan hier met een overzicht op hoofdlijnen en geven een aantal<br />
suggesties voor een succesvolle opzet en uitvoering. Een gedetailleerdere uitwerking is te vinden<br />
in bijlage 7.<br />
Onderwerpen<br />
De monitoring richt zich in een cyclisch proces op de volgende aspecten:<br />
Voortgang <strong>van</strong> de voorgenomen maatregelen en acties. Worden ze opgepakt en zo ja, leiden ze<br />
tot het gewenste resultaat? Zo nee, zijn daar goede redenen voor aan te geven?<br />
Bereikte (tussentijdse) resultaten. Bijvoorbeeld: wat is het daadwerkelijk gerea liseerde<br />
woningbouw programma en hoe verhoudt zich dit tot de voorgenomen planning?<br />
Ontwikkelingen in de markt. Bijvoorbeeld: gegevens over wachttijden/slaagkansen <strong>van</strong> doelgroepen<br />
<strong>van</strong> beleid, ontwikkelingen in woon wensen, ontwikkelingen in de markt voor koopwo-<br />
59
ningen (bestaande woningvoorraad via transactiecijfers, nieuwbouw door middel <strong>van</strong> verkoopgegevens<br />
<strong>van</strong> de betreffende ontwikkelaar).<br />
Rele<strong>van</strong>te beleidsontwikkelingen.<br />
Suggesties<br />
Om een geslaagde monitoring en evaluatie te organiseren, geven we hier een aantal wenken:<br />
Maak het niet te ingewikkeld. Verzamel in eerste instantie alleen gegevens die betrekking hebben<br />
op de visie en de uitvoering daar<strong>van</strong>. Dat is het startpunt. Begin dus niet met het lukraak<br />
verzamelen <strong>van</strong> gegevens. Te complexe inrichting <strong>van</strong> de monitor is tijdrovend en energieverslindend,<br />
zonder dat het resultaat er<strong>van</strong> geborgd is.<br />
Stem de soort informatie die benodigd is, intern in de organisatie af. Mogelijk worden elders<br />
in de organisatie al soortgelijke gegevens bijgehouden, of mogelijk hebben andere afdelingen<br />
een zelfde behoefte aan informatie. Als er een afdeling Onderzoek en Statistiek is, is dat <strong>van</strong>zelfsprekend<br />
een belangrijke gesprekspartner en leverancier <strong>van</strong> gegevens.<br />
Zorg ook hier voor commitment <strong>van</strong> externe partners: ook zij kunnen rele<strong>van</strong>te informatie leveren.<br />
En dat gaat soepeler als er sprake is <strong>van</strong> een duidelijk (wederzijds) belang.<br />
Maak monitoring onderdeel <strong>van</strong> het proces: agendeer de resultaten <strong>van</strong> de monitor periodiek<br />
in het reguliere overleg met partijen. Maak hen deelgenoot.<br />
Zet het helder uit in de tijd, en bepaal vooraf de procedure die erbij gevolgd wordt (in welke<br />
gremia wordt het aan de orde gesteld?).<br />
Houdt de frequentie <strong>van</strong> het monitoren reëel (bijvoorbeeld een of twee keer per jaar): uitvoering<br />
<strong>van</strong> maatregelen heeft zijn tijd nodig en ontwikkelingen in de markt zijn niet direct merkbaar.<br />
Evaluatie<br />
Evaluatie <strong>van</strong> het gevoerde beleid is naast monitoring ook een belangrijk middel om beleid en<br />
uitvoering levendig en realistisch te houden. De visie, maatregelen, prestatieafspraken en de<br />
resultaten <strong>van</strong> de tussentijdse monitor kunnen aanleiding zijn om het voorgenomen beleid eens<br />
kritisch tegen het licht te houden.<br />
Onderwerpen<br />
Vragen die bij een evaluatie aan de orde kunnen komen:<br />
Is de koers die in de visie is uitgezet, nog steeds de juiste?<br />
Zijn er nieuwe ontwikkelingen waarmee in het vervolg rekening moet worden gehouden?<br />
Ligt de uitvoering op schema (zijn maatregelen uitgevoerd of in uitvoering, vordert de woningbouwproductie)?<br />
Voldoet de overlegstructuur die betrokken partijen met elkaar hebben afgesproken?<br />
Suggesties<br />
Houdt de evaluatie beknopt en to-the-point.<br />
Nodig ook de partijen uit die betrokken waren bij de ontwikkeling <strong>van</strong> de woonvisie.<br />
Zet het helder uit in de tijd en bepaal vooraf de procedure die erbij gevolgd wordt (in welke<br />
gremia wordt het aan de orde gesteld?).<br />
Maak heldere afspraken over de conclusies: is er aanleiding om de visie en/of de uitvoering bij<br />
te stellen? Is er aanleiding om gemaakte prestatieafspraken bij te stellen?<br />
60 Deel II
u Is er een regionale woningmarkt?<br />
Voer eens een eenvoudige migratie-analyse<br />
met CBS-cijfers uit om te bekijken<br />
hoe regionaal de woning markt is.<br />
10. De extra’s bij regionale<br />
samenwerking<br />
Het proces <strong>van</strong> de opstelling <strong>van</strong> een woonvisie en het sluiten <strong>van</strong> prestatieafspraken verloopt<br />
niet wezenlijk anders als gemeenten samenwerken. Daarom geldt de inhoud <strong>van</strong> de voorgaande<br />
hoofdstukken in beginsel ook voor regionale samenwerking.<br />
In dit hoofdstuk beperken we ons dan ook tot de aspecten die afwijken <strong>van</strong> een lokaal woonvisietraject.<br />
Daarbij sluiten we aan bij de onderwerpen die in deel I (paragraaf 3.5.) zijn besproken.<br />
Onderbouw samenwerkingsmotieven<br />
De wijze waarop en de mate waarin regio gemeenten met elkaar samenwerken wordt door gaans<br />
verregaand door bestuurlijke (en wettelijke) factoren bepaald. Gemeentelijke mede werkers hebben<br />
daar weinig invloed op. De taak <strong>van</strong> de ambtelijke medewerkers is vooral om het feitelijk<br />
belang <strong>van</strong> die samenwerking aan te geven en te onderbouwen. Daarmee voorzien zij hun bestuurders<br />
<strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te bouw stenen voor regionale samenwerking.<br />
Het feitelijk belang <strong>van</strong> samenwerking ligt besloten in de antwoorden op vragen als:<br />
In hoeverre is er sprake <strong>van</strong> een regionale woningmarkt, die samenwerking in het belang <strong>van</strong><br />
de woningzoekenden noodzakelijk of wenselijk maakt? Bijvoorbeeld op het terrein <strong>van</strong> de<br />
woningtoewijzing en/of de nieuwbouw?<br />
In hoeverre belemmeren de tegenstellingen tussen centrumgemeente en omringende gemeenten<br />
de keuze voor de woonconsument?<br />
In hoeverre concurreren de regiogemeenten met elkaar en wat zijn de nadelige consequenties<br />
daar<strong>van</strong>?<br />
In hoeverre is het <strong>van</strong>uit het oogpunt <strong>van</strong> woonbeleid nodig om samen op te trekken en één<br />
‘regio-gezicht’ te tonen, bijvoorbeeld ten behoeve <strong>van</strong> onderhandelingen met provincie en rijk?<br />
In hoeverre liggen er huisvestingsvraagstukken die alleen gezamenlijk kunnen worden opgelost?<br />
Denk bijvoorbeeld aan de huisvesting <strong>van</strong> statushouders, woonwagenstandplaatsen (vaak<br />
nog actueel ondanks afschaffi ng Woonwagenwet) en de huisvesting <strong>van</strong> mensen met een (verstandelijke)<br />
beperking?<br />
61
Door op dergelijke punten voor onderbouwing te zorgen, wordt duidelijk of samenwerking zin<br />
heeft en op welke thema’s regionale krachtenbundeling wenselijk is.<br />
Geef aan welke vorm bij de regionale problematiek past<br />
Ook de vorm en de mate <strong>van</strong> samenwerking worden sterk door bestuurlijke factoren ingegeven.<br />
Maar ook de onderbouwing die gemeentelijke medewerkers leveren voor de samenwerkingsmotieven,<br />
zal mede bijdragen aan de bepaling <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong> de samenwerking. Is er een<br />
beperkte regionale woningmarkt en zijn er slechts enkele gemeenschappelijke problemen op te<br />
lossen, dan is het wellicht het beste om het afstemmingsmodel (zie paragraaf 3.5) te kiezen. Constateert<br />
men dat de centrale stad in de regio zich alleen maar kan vernieuwen door een bijdrage<br />
<strong>van</strong> de overige regiogemeenten (bijvoorbeeld in de vorm <strong>van</strong> sociale woningbouw), dan is afstemming<br />
onvoldoende en zal er minimaal een gemeenschappelijk kader geformuleerd moeten worden<br />
voor de verdeling <strong>van</strong> de bouwproductie over de gemeenten. Een kader, dat daarna door elke<br />
afzonderlijke gemeente nader moet worden ingevuld.<br />
Concrete inhoud en efficiënt proces<br />
Inhoud en proces zijn bij regionale samenwerking in beginsel niet anders dan bij een gemeentelijke<br />
woonvisie. Er zijn natuurlijk wel verschillen in complexiteit, met name als men tot een integrale<br />
regionale visie wil komen die aandacht besteedt aan ‘het wonen in brede zin’ (dus ook met<br />
bijvoorbeeld uitspraken over samenhangend beleid op het terrein <strong>van</strong> wonen, welzijn en zorg).<br />
Inhoudelijk kan die integraliteit al snel tot meer abstractie leiden en daarmee tot vagere uitspraken<br />
in de woonvisie en vagere prestatieafspraken met corporaties.<br />
Qua proces is de belangrijkste valkuil het betrokken houden <strong>van</strong> alle deelnemers, mede gelet op<br />
de vaak lange doorlooptijd. En hoe integraler de visie, hoe meer partijen erbij zijn betrokken.<br />
Daarom is het <strong>van</strong> groot belang om juist bij regionale samenwerking veel aandacht te besteden<br />
aan de formatiefase. Bij het vaststellen <strong>van</strong> de kaders is het nuttig om extra stil te staan bij de<br />
complexiteit <strong>van</strong> het proces en de mate <strong>van</strong> concreetheid of abstractie.<br />
Leg vooraf in een kadernota vast:<br />
1. Welke onderdelen welke mate <strong>van</strong> concreetheid moeten hebben, bijvoorbeeld:<br />
woningbouwprogramma's per gemeente of<br />
één regionaal woningbouwprogramma;<br />
één regionaal kader voor lokale prestatieafspraken of<br />
taakverdeling sociale huisvesting/vrije sector-huurwoningen tussen gemeenten of<br />
regionale matching tussen corporaties.<br />
2. Hoe de procesgang efficiënt kan verlopen, bijvoorbeeld:<br />
de ambtelijke medewerkers vertegenwoordigen hun gemeente in de regionale ambtelijke<br />
werkgroep met voldoende mandaat; of<br />
de ambtelijke medewerkers uit de verschillende gemeenten worden geselecteerd op hun<br />
specifieke expertise/kwaliteiten, zodat de inhoudelijke kwaliteit <strong>van</strong> de regionale aanpak is<br />
geborgd;<br />
bestuurlijke efficiency wordt bereikt door gezamenlijk vergaderen <strong>van</strong> raden of commissies.<br />
Monitoring: bij uitstek regionaal (zie ook bijlage 7)<br />
Zoals in deel I al is gezegd, leent monitoring zich bij uitstek voor een regionale aanpak. Taken en<br />
kosten kunnen dan over de gemeenten worden verdeeld en alle gemeenten krijgen tegelijkertijd<br />
inzicht in de feitelijke stand <strong>van</strong> zaken en de rele<strong>van</strong>te maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen.<br />
Een voorbeeld <strong>van</strong> een woningmarktmonitor is die <strong>van</strong> de regio ‘s-Hertogenbosch14 .<br />
14 Zie www.woningmarktmonitor.nl<br />
62 Deel II
11. Het ambtelijk bedrijf:<br />
de uitvoering samengevat<br />
Samenvattend komen de hoofdpunten uit deel II op de volgende elementen neer:<br />
u Uitvoeringselementen in een nutshell<br />
Kies voor een stapsgewijze aanpak <strong>van</strong> woonvisie en prestatieafspraken<br />
De woonvisie<br />
- Formuleer de motieven en stel startdocument op als kader voor de Raad<br />
- Formeer de organisatie en overweeg al of niet uitbesteding<br />
- Zorg dat in ieder geval de basisanalyse <strong>van</strong> de woningmarkt beschikbaar komt<br />
- Kies de rele<strong>van</strong>te onderwerpen voor de woonvisie<br />
- Organiseer het planningsproces zo, dat draagvlak kan ontstaan<br />
- Houd College en Raad betrokken<br />
- Ondersteun overwegingen om al of niet regionaal samen te werken<br />
- Zorg voor uitdagend investeringsplan<br />
De prestatieafspraken<br />
- Realiseer dat prestatieafspraken breder kunnen zijn dan woonvisie<br />
- Besef ook dat niet alles via prestatieafspraken tot uitvoering gebracht kan worden<br />
- Zorg dat de woonvisie marktpartijen uitdaagt tot een bod<br />
- Maak gemeenschappelijke aanpak voor prestatieafspraken<br />
- Spreek de corporatie aan op haar brede missie en de vruchten <strong>van</strong> de duurzame relatie<br />
- Probeer er in beginsel samen uit te komen, eventueel via matching<br />
De uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie en de<br />
afspraken<br />
- Vertaal woonvisie in de concrete projecten<br />
- Borg periodieke rapportage aan de raad<br />
- Neem monitoring op in prestatieafspraken<br />
63
Bijlagen<br />
65
66 Bijlagen
Bijlage 1. Checklist/voorbeeld<br />
startnotitie/plan <strong>van</strong> aanpak<br />
Als voorbeeld <strong>van</strong> een mogelijke startnotitie / plan <strong>van</strong> aanpak een voorbeeld uit de praktijk.<br />
Inhoudsopgave<br />
0. Voorwoord<br />
1. Inleiding<br />
2. Aanleiding voor een lokale woonvisie<br />
2.1. Vigerende Woonvisie<br />
2.2. Resultaten WBO 20..<br />
2.3. Regionale Woonvisie 20..<br />
2.4. ISV<br />
2.5. Ontwikkelingen met betrekking tot strategisch voorraadbeheer corporaties<br />
2.6. Ontwikkelingen met betrekking tot veranderend gebruik locaties en gebouwen<br />
2.7. Ontwikkelingen in de vraag <strong>van</strong> woonconsumenten en positie <strong>van</strong> aanbieders <strong>van</strong><br />
andere woondiensten<br />
3. Functie <strong>van</strong> de woonvisie<br />
4. Kaders voor de woonvisie<br />
4.1. Bovenlokale kaders<br />
4.2. Lokale kaders<br />
4.3. De huidige woonsituatie in gemeente X<br />
4.3.1. Kenmerken woningvoorraad<br />
4.3.2. De woonmilieus in gemeente X<br />
4.3.3. Kenmerken bevolkingssamenstelling<br />
4.3.4. Kenmerken bewegingen op de woningmarkt<br />
4.3.5. Ontwikkelingen in de vraag c.q. behoefte<br />
4.3.6. De sociale huurmarkt<br />
4.3.7. De woonsituatie <strong>van</strong> diverse doelgroepen (de primaire doelgroep, ouderen, starters, bijzondere<br />
doelgroepen, bijvoorbeeld in kader maatschappelijke op<strong>van</strong>g etc. )<br />
4.3.8. Ontwikkelingen in de gebouwde omgeving<br />
5. Hoofdthema’s <strong>van</strong> de woonvisie<br />
5.1. Inhoudelijke thema’s<br />
5.1.1. Woningbouwprogramma<br />
5.1.2. Doelgroepen<br />
5.1.3. Woonmilieus<br />
5.1.4. Visie op en strategie voor bestaande woonwijken<br />
5.1.5. Woonzorgzones<br />
5.1.6. Transformatie niet-woongebieden en –locaties<br />
5.2. Instrumentele thema’s<br />
5.2.1. Samenwerking met corporaties en overige woondienstenaanbieders<br />
5.2.2. Organisatie, communicatie en monitoring<br />
5.2.3. Overige instrumenten<br />
Bijlage 1 67
6. Plan <strong>van</strong> aanpak<br />
Het plan <strong>van</strong> aanpak kan verder worden opgebouwd uit de volgende elementen:<br />
Projectopdracht: zo concreet mogelijk. Bijvoorbeeld: stel een woonvisie op voor de gemeente X,<br />
waarin in ieder geval aan de volgende onderwerpen aandacht wordt besteed…<br />
Beoogd resultaat: hoe ziet het uiteindelijke verhaal eruit (fysiek) en wat moet er aan het einde <strong>van</strong><br />
het traject bereikt zijn? Geef als voorbeeld een hoofdstukindeling aan.<br />
Afbakening: wat wordt wel behandeld in de woonvisie, wat niet? Dat kan betrekking hebben op<br />
het geografische schaalniveau (niveau <strong>van</strong> de gemeente, of inzoomen op wijken en kernen), maar<br />
ook op thema's.<br />
De aanpak: welke werkzaamheden worden door wie verricht (intern of extern).<br />
De organisatie: projectleiding, projectgroep, stuurgroep, betrokkenheid externe partijen, besluitvormingstraject,<br />
wijze <strong>van</strong> communicatie.<br />
Tijd, geld en capaciteit.<br />
68 Bijlagen
u Bedenk allereerst dat binnen de diverse<br />
gemeentelijke afdelingen rele<strong>van</strong>te gegevens<br />
voorhanden zijn. Daarnaast kan<br />
de gemeente vragen om gegevens en<br />
analyses <strong>van</strong> andere belangrijke partners<br />
op lokaal niveau zoals de corporaties.<br />
Bijlage 2. Checklist onderzoek en<br />
analyse<br />
Het verleden: geen garanties voor de toekomst, wel interessant<br />
Kijk bijvoorbeeld 2 tot 5 of 5 tot 10 jaar terug en verzamel informatie omtrent:<br />
Ontwikkeling <strong>van</strong> de bevolking<br />
- Kwantitatief: groei, stabiel of krimp<br />
- Kwalitatief: verschuiving in leeftijdsklassen<br />
Bronnen: CBS<br />
Ontwikkeling <strong>van</strong> de huishoudens<br />
- Kwantitatief: groei, stabiel of krimp<br />
- Kwalitatief: verschuiving in leeftijdsklassen en huishoudenvormen<br />
Bronnen: CBS<br />
Migratiebewegingen<br />
- Binnenlandse verhuisbewegingen, naar richting en doelgroep<br />
- Buitenlandse verhuisbewegingen, naar richting<br />
Bronnen: CBS<br />
Ontwikkeling <strong>van</strong> de woningvoorraad<br />
- Woningproductie naar kenmerken (type, prijsstelling, financieringswijze, levensloopbestendigheid,<br />
duurzaamheid, etc.)<br />
- Onttrekkingen door sloop<br />
- Mutaties in samenstelling door verkoop huurwoningen, upgrading, etc.<br />
Bronnen: CBS, gemeente, verhuurders<br />
Transacties in de woningvoorraad<br />
- Mutaties in de huursector, naar type en<br />
prijsstelling<br />
- Mutaties in de koopsector, naar type en<br />
prijsstelling<br />
Bronnen: gemeente, verhuurders, Kadaster<br />
Effectmetingen<br />
- Nieuwbouweffectanalyses<br />
- Doorstroomanalyses<br />
- Woonruimteverdelingsanalyse<br />
- Impact <strong>van</strong> huisvestingsverordeningen<br />
Bronnen: gemeente (OZB- en GBA-registraties), verhuurders<br />
Het heden: een zo scherp mogelijke foto schieten<br />
Aan de hand <strong>van</strong> voornamelijk beschrijvend onderzoek komen tot heldere inzichten en startsituaties<br />
op het vlak <strong>van</strong> bijvoorbeeld:<br />
Bevolking<br />
- Samenstelling <strong>van</strong> de bevolking naar<br />
kenmerken<br />
Bronnen: CBS, gemeente<br />
Bijlage 2 69
Huishoudens<br />
- Samenstelling <strong>van</strong> de huishoudens naar<br />
kenmerken: vorm, om<strong>van</strong>g, leeftijd, inkomen, leefstijl, woonstijl<br />
Bronnen: CBS, gemeente, datamakelaars<br />
Woningvoorraad<br />
- Samenstelling naar kenmerken: type, financieringswijze, prijsstelling, etc.<br />
- Gebruik <strong>van</strong> de woningvoorraad: passendheid naar inkomen, type<br />
- Woonmilieutypering<br />
- Leefstijlsegmentatie<br />
Bronnen: CBS, gemeente, verhuurders, datamakelaars<br />
Wonen en zorg<br />
- Beschikbaar aanbod woonzorgvoorzieningen<br />
- Situering voorzieningen<br />
- Situering woonservicegebieden en daarbinnen gelegen woningen en voorzieningen<br />
Bronnen: gemeente, verhuurders, zorgaanbieders,<br />
welzijnsaanbieders<br />
Waarderingsonderzoek<br />
- wat vinden de bewoners <strong>van</strong> het wonen?<br />
- Waardering <strong>van</strong> de woning<br />
- Waardering <strong>van</strong> de woonomgeving<br />
- Waardering <strong>van</strong> de leefbaarheid<br />
Bronnen: maatwerkonderzoek<br />
De toekomst: beredeneerd verkennen<br />
en voorspellen<br />
Aan de hand <strong>van</strong> verkennend onderzoek en prognoses een toekomstverkenning opstellen, waarbij<br />
aan de volgende aspecten kan worden gedacht:<br />
Te verwachten ontwikkeling <strong>van</strong> de bevolking<br />
- Verschuiving in de samenstelling <strong>van</strong> de bevolking naar kenmerken, kwantitatief en kwalitatief<br />
Bronnen: CBS, primos, provincie, gemeente, maatwerk<br />
Te verwachten ontwikkeling <strong>van</strong> de huishoudens<br />
- Verschuiving in de samenstelling <strong>van</strong> de<br />
huishoudens naar kenmerken, kwantitatief<br />
en kwalitatief<br />
- Eventueel afleiden <strong>van</strong> een kwantitatieve<br />
woningbehoefte<br />
Bronnen: CBS, primos, provincie, gemeente, maatwerk<br />
Te verwachten ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />
woningvoorraad<br />
- De beoogde woningproductie naar samenstelling<br />
- De beoogde veranderingen in de bestaande woningvoorraad<br />
Bronnen: gemeente, verhuurders, ontwikkelaars<br />
Wonen en zorg<br />
- Beoogd nieuw aanbod woonzorgvoorzieningen<br />
- Beoogde situering woonservicegebieden<br />
en daarbinnen gelegen woningen en<br />
voorzieningen<br />
70 Bijlagen
Bronnen: gemeente, verhuurders, zorgaanbieders,<br />
welzijnsaanbieders<br />
Vraagontwikkeling <strong>van</strong>uit de consument<br />
- Woningbehoefteonderzoek<br />
- Woonwensenonderzoek<br />
- Woonconceptenonderzoek<br />
- Projecthaalbaarheidstudies<br />
Bronnen: WoOn (Woononderzoek Nederland),<br />
maatwerkonderzoek<br />
Bijlage 2 71
72 Bijlagen
Bijlage 3. Checklist onderwerpen<br />
woonvisie<br />
Kaders<br />
Landelijke wetten en kaders:<br />
Nota wonen<br />
Diverse beleidsstukken ministerie VROM<br />
Wet Maatschappelijke Ondersteuning<br />
Wet RO<br />
Huisvestingswet<br />
BBSH<br />
ISV<br />
Grondexploitatiewet<br />
Wet Voorkeursrecht <strong>Gemeenten</strong><br />
Huurtoeslag<br />
Provinciale kaders:<br />
Streekplannen (gehele provincie of deelgebieden)<br />
Woonvisies<br />
Woningbouwprogramma's (kwalitatief)<br />
Lokale kaders:<br />
Raads- c.q. collegeprogramma's<br />
Toekomstvisies / structuurplannen<br />
Dorpsplannen<br />
Wijkvisies, wijkontwikkelingsplannen<br />
ISV-programma's (meerjarenontwikkelingspro gramma's)<br />
Analyse<br />
Zie Bijlage 2. onderzoek en analyse<br />
Onderdelen <strong>van</strong> de Visie<br />
Visie op de gemeente als geheel, doorvertaling naar de wijken<br />
Hoeveel woningen bouwen (kwantitatief bouwprogramma: bouwen voor eigen behoefte, migratiesaldo<br />
'0', groeitaak, op<strong>van</strong>gtaak voor de regio, gevolgen extramuralisering)<br />
Waar bouwen (inbreiding, uitbreiding, stad, randgemeente of dorp)<br />
Welke doelgroepen wil men bedienen (bijvoorbeeld <strong>van</strong>wege een kwetsbare positie op de woningmarkt)<br />
Welke woningen bouwen (kwalitatief bouwprogramma: huur, koop of een tussenvorm, prijsklasse,<br />
woningtype, woonmilieu)<br />
Bestaande voorraad (functioneren, leefbaarheid, toekomstwaarde, renovatie, sloop/nieuwbouw,<br />
herstructurering, verkoop huurwoningen, transformatie)<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> het bouwen (keurmerken)<br />
Duurzaam bouwen<br />
Veilig wonen<br />
Woonkeur<br />
Levensloopbestendig bouwen, aanpasbaar<br />
bouwen<br />
Domotica<br />
Collectief en Particulier Opdrachtgeverschap<br />
Bijlage 3 73
Doelgroepen<br />
Aandachtsgroep<br />
Starters<br />
Senioren (wonen, welzijn en zorg)<br />
Zorgbehoevenden (wonen, welzijn en zorg )<br />
Woonwagenbewoners<br />
Statushouders<br />
Allochtonen<br />
Dak- en thuislozen<br />
(grote) Gezinnen<br />
Proces<br />
Afstemming: samenwerking met actoren (zie boven), afstemming met regio<br />
Uitvoerings- c.q. actieprogramma, prestatiecontract<br />
Monitoring<br />
Betrokken partijen<br />
Regio<br />
Provincie<br />
Rijk<br />
(Buur)gemeenten<br />
Dorpsraden<br />
Corporaties<br />
Onderwijsinstellingen<br />
Welzijnswerk<br />
Politie<br />
Commerciële partijen: grondeigenaren, projectontwikkelaars, beleggers<br />
Particulieren: eigenaar bewoners<br />
Makelaars<br />
Woonbond<br />
Gehandicaptenplatform<br />
Zorginstellingen<br />
Inwoners<br />
74 Bijlagen
Bijlage 4. Voorbeelden opzet<br />
woonvisie<br />
In deze bijlage zijn twee mogelijke inhoudsopgaven <strong>van</strong> een woonvisie opgenomen. Uiteraard<br />
zijn er vele variaties mogelijk.<br />
‘Traditionele’ inhoudsopgave<br />
<strong>van</strong> een woonvisie<br />
Hieronder een voorbeeld <strong>van</strong> een inhoudsopgave, waarin drie delen centraal staan:<br />
visie<br />
uitwerking<br />
organisatie en uitvoering<br />
Het deel ‘visie’ heeft een heldere opbouw <strong>van</strong> inventarisatie via analyse naar visie en programma.<br />
In die zin kan het een chronologische opbouw genoemd worden: het volgt de procesgang <strong>van</strong> het<br />
maken <strong>van</strong> een woonvisie.<br />
In het deel ‘uitwerking’ worden de uitspraken in de visie (met name over het woningbouwprogramma)<br />
concreet vertaald naar locaties. Het is een keuze <strong>van</strong> de gemeente om dit wel<br />
of niet op te nemen. In sommige gevallen is dit wenselijk en werkbaar. In andere gemeenten zou<br />
dit te gevoelige informatie zijn (richting burgers of projectontwikkelaars).<br />
In ‘organisatie en uitvoering’ vindt een concretisering plaats naar de praktijk.<br />
Deel Hoofdstuk Toelichting/inhoud<br />
1 Introductie<br />
2 Identiteit / karakter Door te starten bij het antwoord op de vraag: ‘wat wil<br />
deze gemeente/regio zijn in de toekomst?’ ontstaat een<br />
duidelijk (kwalitatief) vertrekpunt voor de woonvisie.<br />
3 Bevolkingsontwikkeling en De analyse <strong>van</strong> de huidige situatie en de ontwikkeling<br />
Woningbehoefte<br />
naar de toekomst; de cijfermatige basis voor het wonen<br />
in de toekomst.<br />
4 Doelgroepen:<br />
Welke specifieke aandacht moet er naar de verschillende<br />
starters/kleine huishoudens<br />
gezinnen<br />
senioren<br />
doelgroepen uitgaan?<br />
Visie<br />
Uitwer-<br />
king<br />
lage inkomens / aandachtsgroep<br />
5 Het woningbouw-programma Het programma in cijfers. Dit kan gesplitst worden naar:<br />
woningtype<br />
wijk/kern/gemeente<br />
woonmilieus<br />
6 Wonen-welzijn-zorg Hoe wordt de welzijn- en zorgopgave gerealiseerd in<br />
relatie tot de woonvraag?<br />
7 Gebiedsgerichte uitwerking Vertaling <strong>van</strong> de programma’s in hoofdstuk 5 en 6 naar<br />
wijken/kernen/gemeenten<br />
Bijlage 4 75
Deel Hoofdstuk Toelichting/inhoud<br />
Organisatie en uitvoering<br />
8 Samenwerking Met welke partijen wordt samengewerkt in de realisatie<br />
<strong>van</strong> de woonvisie?<br />
9 Uitvoeringsprogramma en/of Concretisering <strong>van</strong> de woonvisie: prioriteitsstelling en<br />
Prestatieafspraken<br />
onderlinge afspraken tussen partijen.<br />
10 Instrumentarium Op het gebied <strong>van</strong>: volkshuisvesting, ruimtelijke ordening,<br />
financiën, juridische instrumenten, samenwerking<br />
11 Regionale afstemming Omdat de woningmarkt niet bij de gemeentegrens<br />
stopt is regionale afstemming en een motivatie daar<strong>van</strong><br />
verplicht.<br />
12 Monitoring en evaluatie Hoe houden partijen vinger aan de pols of de genomen<br />
maatregelen nog steeds de juiste zijn of dat bijstelling<br />
nodig is?<br />
Thematische inhoudsopgave<br />
Het alternatief voor de meer chronologische inhoudsopgave is wat wij een thematische inhoudsopgave<br />
kunnen noemen (in feite een ‘gekantelde’ vorm <strong>van</strong> de chronologische inhoudsopgave).<br />
Kenmerk hier<strong>van</strong> is, dat direct in de hoofdstukindeling de kernthema’s waar het in de betreffende<br />
gemeente om gaat herkenbaar zijn. Een heldere indeling, waardoor de informatie snel terug te<br />
vinden is voor de lezer. Bovendien bieden de thema’s een prima kapstok voor het uitvoeringsprogramma.<br />
Door de veelheid aan informatie in sterk geabstraheerde vorm in het hoofdrapport op te nemen,<br />
wordt het hoofdrapport compact en helder. In bijlagen kan desgewenst uitgebreider ingegaan<br />
worden op analyses <strong>van</strong> de bevolkingsontwikkeling, de woningbehoefte e.d.<br />
Hoofdstuk Toelichting/inhoud<br />
1 Introductie<br />
2 Identiteit / karakter Door te starten bij het antwoord op de vraag: ‘wat wil<br />
deze gemeente/regio zijn in de toekomst?’ ontstaat<br />
een duidelijk vertrekpunt voor de woonvisie.<br />
3 Thema 1: Bouwopgave Per thema:<br />
1. Situatie: wat is de huidige situatie?<br />
4 Thema 2: Woonmilieus en –kwaliteit<br />
2. Wensen: waar wil je naar toe?<br />
5 Thema 3: Toekomstige woningvoorraad 3. Acties: wat is nodig om dat te bereiken?<br />
6 Thema 4: Wonen – welzijn –zorg<br />
7 Thema 5: Beschikbaarheid > aandacht voor<br />
doelgroepen<br />
8 Thema 5: Uitvoering 1. Rolverdeling tussen partijen<br />
2. Instrumentarium (volkshuisvesting, ruimtelijke ordening,<br />
financiën, juridische instrumenten)<br />
3. Uitvoeringsprogramma<br />
4. Monitoring en evaluatie<br />
76 Bijlagen
Bijlage 5. Checklist prestatieafspraken<br />
Algemeen<br />
doel<br />
looptijd <strong>van</strong> de afspraken (eventueel onderscheid tussen lange en korte termijn)<br />
begripsbepaling, inclusief definitie maatschappelijk investeren<br />
financiële uitgangspunten ten behoeve <strong>van</strong> berekening<br />
positioneren <strong>van</strong> contractpartners<br />
evaluatie en monitoring<br />
geschillenregeling<br />
Per beleidsthema<br />
inhoud, doel en verwacht resultaat<br />
(RO-)procedures<br />
personele inzet<br />
wederzijdse investeringen<br />
exploitatie<br />
uitvoering en communicatie<br />
Beleidsthema’s<br />
betaalbaarheid <strong>van</strong> het wonen<br />
- om<strong>van</strong>g en beschikbaarheid betaalbare huurvoorraad<br />
- huurbeleid / huurprijsliberalisering<br />
bijzondere doelgroepen<br />
- (ex-)psychiatrisch patiënten<br />
- dak- en thuislozen<br />
- woonwagenbewoners<br />
- statushouders<br />
- maatschappelijke op<strong>van</strong>g<br />
- check met lijstje uit de woonvisie checklist (zie bijlage 3<br />
aanpak wonen met zorg<br />
- bijzondere woonvormen<br />
- maatschappelijk vastgoed<br />
- sponsoring wonen-welzijn-zorggerelateerde initiatieven<br />
aanpak bestaande woningvoorraad en leefbaarheid woonomgeving<br />
- verkoop, opplussen, sloop-nieuwbouw<br />
- ingrepen woonomgeving<br />
- inzet Huurvast, Huurzeker, Koopgarant, Koopgoedkoop, Te Woon<br />
nieuwbouw<br />
uiteraard wordt de kwalitatieve basis <strong>van</strong> de nieuwbouw gevormd door het Bouwbesluit. Aanvullend<br />
daarop kunnen afspraken worden gemaakt over zaken als:<br />
- beschikbaarheid bouwgrond<br />
- keurmerken: Dubo, Veilig Wonen, WoonKeur, aanpasbaar bouwen, VAC-label<br />
- Collectief Particulier Opdrachtgeverschap<br />
Bijlage 5 77
78 Bijlagen
Bijlage 6. Typen prestatieafspraken<br />
Van globaal tot concreet<br />
Het maken <strong>van</strong> prestatieafspraken houdt de gemoederen al jaren bezig. In de loop der tijd is echter<br />
een tendens bespeurbaar, namelijk: <strong>van</strong> globaal naar concreet, <strong>van</strong> intenties (‘streven naar …’)<br />
naar hardere afspraken (aantallen). En <strong>van</strong> unilateraal (afspraken tussen één gemeente en één<br />
corporatie) naar multilaterale afspraken (tussen meerdere partijen).<br />
Rijk: concrete afspraken om investeringsdoelstellingen zeker te stellen<br />
En op rijksniveau wordt dit nog eens onderstreept. In de beleidsvisie <strong>van</strong> het rijk wordt gesteld dat<br />
de corporatie een brede zorg voor het wonen heeft: dat is de missie. Daarbij gaat het om goede<br />
huisvesting en de aanpak <strong>van</strong> wijken, gericht op een evenwichtige bevolkingssamenstelling en<br />
een goede woonkwaliteit. Corporaties zijn onmisbaar voor het aanpakken <strong>van</strong> de problematiek in<br />
oude stadswijken en het opvoeren <strong>van</strong> de woningbouwproductie.<br />
Twee concrete doelstellingen staan centraal:<br />
huurwoningen primair toewijzen aan de aandachtsgroep, en<br />
investeren in woningbouw en herstructurering (445.000 woningen bouwen om tot een woningtekort<br />
<strong>van</strong> 1,5% in 2010 te komen).<br />
Daarbinnen past het toewerken naar concretere afspraken die de doelstelling <strong>van</strong> investeren in<br />
woningbouw en herstructurering zeker stellen.<br />
Soorten overeenkomsten, typen afspraken<br />
In het rapport ‘Prestatieovereenkomsten tussen gemeenten en woningcorporaties’ (ministerie <strong>van</strong><br />
VROM) staat beschreven dat in de praktijk aan prestatieafspraken verschillende benamingen worden<br />
gegeven: contracten, convenanten, beleidsovereenkomsten, akkoord, enzovoort.<br />
Daarnaast komt een verscheidenheid aan het type afspraken voor. Genoemd rapport onderscheidt<br />
in de genoemde rapportage:<br />
Procesafspraken: ordenen en regelen, structureren <strong>van</strong> de manier <strong>van</strong> samenwerken (‘ gemeente<br />
en corporatie overleggen eenmaal per jaar in september …’).<br />
Afspraken om zaken te bevestigen (wat vinden we ergens <strong>van</strong>): beschrijvend <strong>van</strong> aard.<br />
Intentieafspraken: bedoeld om doelstellingen<br />
vast te leggen (‘Gemeente en corporatie streven naar …’).<br />
Handelingsafspraken: activiteiten plannen en afstemmen (‘Gemeente zal de komende jaren …’).<br />
Garantieafspraken: waarborgen bieden (‘De corporatie verplicht zich tot …’).<br />
Transactieafspraken: legt het ruilen of handelen tussen gemeente en corporatie vast.<br />
Sterk bepalend voor de keuze <strong>van</strong> het type afspraak is het type onderwerp, de verantwoordelijkheden<br />
<strong>van</strong> partijen op het onderwerp en het moment in de beleidscyclus (moeten we gaan onderzoeken,<br />
of weten we wat we willen?).<br />
Prestatieafspraken in de praktijk: hoe dwingend is het kader?<br />
De tendens naar concretere prestatieafspraken is in de praktijk niet altijd herkenbaar. Afspraken<br />
die gemaakt worden lopen zeer uiteen, afhankelijk <strong>van</strong> de lokale situatie, het onderwerp, het<br />
moment in de beleidscyclus en sfeer / cultuur <strong>van</strong> werken. Daarbij willen we stellen dat de ene<br />
niet per definitie beter is dan de ander.<br />
Bijlage 6 79
Als indicatie <strong>van</strong> het brede palet <strong>van</strong> prestatieafspraken dat in de praktijk gemaakt wordt, bestaan<br />
grofweg 3 vormen:<br />
Globaal (vergelijkbaar met bovengenoemde intentieafspraken: ‘streven naar…’, ‘inspanningsverplichting’).<br />
In vertrouwen en samenwerking (samen optrekken).<br />
Sterk juridische invalshoek (vergelijkbaar met garantieafspraken: ‘artikel 3, lid 1…’).<br />
Globaal: ‘going concern’<br />
Globale afspraken komen we tegen in situaties waarin corporatie en gemeente eigenlijk al jaren<br />
op een goede manier samenwerken, in een overzichtelijke markt. Men treft elkaar dagelijks op<br />
ambtelijk en bestuurlijk niveau, en de opgaven zijn niet complex. Aan de andere kant zijn ook de<br />
investeringsmogelijkheden beperkt (weinig nieuwbouwlocaties, geen herstructureringsopgave).<br />
Vaak zijn de prestatieafspraken een weerslag <strong>van</strong> de lopende gang <strong>van</strong> zaken en wijze <strong>van</strong> samenwerken,<br />
zonder dat er een nieuw spoor wordt ingezet.<br />
Vaak worden geen concrete aantallen en investeringen genoemd en blijven afspraken steken op<br />
het niveau <strong>van</strong> intenties en inspanningsverplichtingen.<br />
In vertrouwen en samenwerking<br />
Een andere vorm die we tegenkomen is minder juridisch <strong>van</strong> aard en meer gericht op vertrouwen.<br />
Het is wel eens als volgt verwoord: ‘Wij hebben op het terrein <strong>van</strong> het Wonen dezelfde belangen,<br />
wij zullen de taken in samenwerking uitvoeren en doen dit in het onderlinge vertrouwen dat<br />
uitgesproken intenties waar worden gemaakt’.<br />
Dat lijkt wat vaag en algemeen, maar het zet in een aantal steekwoorden wel de toon: niet afdwingen<br />
en straffen, maar samenwerking in vertrouwen.<br />
Hierbij kan compact en helder per thema worden aangegeven wat de gemeente en wat de<br />
corporatie(s) willen en over welke aantallen of investeringen concrete afspraken worden gemaakt.<br />
In afwijking <strong>van</strong> de juridische variant, gaat het hier om afspraken <strong>van</strong>uit een gedeelde<br />
verantwoordelijkheid. Daarbij wordt het niet nakomen <strong>van</strong> afspraken door één <strong>van</strong> de partijen<br />
niet direct als nalatigheid gezien, maar wordt het bespreekbaar <strong>van</strong>uit een gezamenlijk gevoelde<br />
verantwoordelijkheid en problematiek.<br />
Juridisch: een dwingend kader<br />
Daar staan prestatieafspraken in de vorm <strong>van</strong> juridische contracten tegenover. Daarin worden<br />
afspraken gemaakt in de vorm <strong>van</strong> afdwingbare prestaties (SMART15 gemaakt), waarbij niet geschroomd<br />
wordt over en weer sancties te stellen bij het ‘in ernstige mate en toerekenbaar tekort<br />
schieten in de nakoming <strong>van</strong> één of meer verplichtingen uit hoofde <strong>van</strong> deze afspraak’. Met aansprakelijkheid<br />
voor geleden schade.<br />
15 Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.<br />
80 Bijlagen
Bijlage 7. Tips opzet monitoring<br />
Toetsing <strong>van</strong> de uitvoering: succes inboeken en verantwoording afleggen<br />
Maak de woonvisie uitvoeringsgericht door het opstellen <strong>van</strong> een actie- of uitvoeringsprogramma<br />
voor de komende ca. 4-5 jaar. In een dergelijk programma staan opgenomen:<br />
- de actie of maatregel<br />
- de betrokken actoren<br />
- eventueel: het beoogde doel<br />
- eventueel: voorziene knelpunten<br />
- startjaar <strong>van</strong> de actie<br />
- doorlooptijd<br />
- eindjaar <strong>van</strong> de actie<br />
Ga jaarlijks of halfjaarlijks met betrokken actoren om de tafel om de status <strong>van</strong> de acties door te<br />
spreken met als doel:<br />
- successen inboeken<br />
- stagnaties vaststellen en zonodig in het programma bijstellen<br />
- wijzigingen als gevolg <strong>van</strong> voortschrijdend inzicht doorvoeren<br />
- annuleringen vermelden en motiveren<br />
- een volgend jaar toevoegen aan het eind <strong>van</strong> de programmatermijn in het actie- of uitvoeringsprogramma,<br />
inclusief de daarin voorziene acties en maatregelen.<br />
Jaarlijks de voortgang in uitvoering verantwoorden naar betrokken partijen, college, gemeenteraad,<br />
etc.<br />
Monitoren marktontwikkelingen: signaleren<br />
Kom tot een (beperkte) set <strong>van</strong> indicatoren die voldoende zeggen over korte termijn ontwikkelingen<br />
op de woningmarkt. De indicatoren signaleren slechts en hebben daardoor beperkte diepgang.<br />
Door het ontstaan <strong>van</strong> tijdreeksen kan de zeggingskracht en stabiliteit <strong>van</strong> de indicatoren<br />
toenemen. Doel is signaleren, tot nadenken zetten, overleg voeren, anticiperen en bij behoefte<br />
ingrijpen, bijvoorbeeld door beleidsbijstelling of door gericht aanvullend onderzoek. De gewenste<br />
indicatoren komen sterk overeen met de gewenste inzichten en ontwikkelingen zoals die in bijlage<br />
2 onder het kopje ‘het verleden: geen garanties voor de toekomst, wel interessant’ zijn opgenomen.<br />
Denk aan gegevens die iets zeggen over:<br />
Ontwikkeling <strong>van</strong> de bevolking<br />
- Kwantitatief: groei, stabiel of krimp<br />
- Kwalitatief: verschuiving in leeftijdsklassen<br />
Bronnen: CBS / GBA<br />
Ontwikkeling <strong>van</strong> de huishoudens<br />
- Kwantitatief: groei, stabiel of krimp<br />
- Kwalitatief: verschuiving in leeftijdsklassen en huishoudenvormen<br />
Bronnen: CBS / GBA<br />
Migratiebewegingen<br />
- Binnenlandse verhuisbewegingen, naar richting en doelgroep<br />
- Buitenlandse verhuisbewegingen, naar richting<br />
Bronnen: CBS<br />
Ontwikkeling <strong>van</strong> de woningvoorraad<br />
- Woningproductie naar kenmerken (type, prijsstelling, financieringswijze, levensloopbestendigheid,<br />
duurzaamheid, etc.)<br />
- Onttrekkingen door sloop<br />
Bijlage 7 81
- Mutaties in samenstelling door verkoop huurwoningen, upgrading, etc.<br />
Bronnen: CBS, gemeente, verhuurders<br />
Transacties in de woningvoorraad<br />
- Mutaties in de huursector, naar type en<br />
prijsstelling<br />
- Mutaties in de koopsector, naar type en<br />
prijsstelling<br />
Bronnen: gemeente, verhuurders, Kadaster<br />
Effectmetingen<br />
- Nieuwbouweffectanalyses<br />
- Doorstroomanalyses<br />
- Woonruimteverdelingsanalyse<br />
Waarderingsonderzoek<br />
- Ontwikkeling waardering <strong>van</strong> de woning<br />
- Ontwikkeling waardering <strong>van</strong> de woonomgeving<br />
- Ontwikkeling waardering <strong>van</strong> de leefbaarheid<br />
Bronnen: bewonersenquête, burgeronderzoek,<br />
leefbaarheidsonderzoek, veiligheidsonderzoek,<br />
lokale trendrapporten, buurtmonitoren, etc.<br />
Plaats de indicatoren in de juiste context, zoals nieuwbouwsegmenten die zijn gerealiseerd, herstructurering<br />
in uitvoering, andere externe factoren die <strong>van</strong> invloed zijn (denk aan conjunctuur),<br />
gebruik gezond verstand bij verklaringen. Wees er<strong>van</strong> bewust dat veranderingen in de woningvoorraad<br />
niet direct effect sorteren, maar meerdere jaren nodig kunnen hebben. Voor de goede<br />
orde: kunnen signaleren is het doel, monitoren is het hulpmiddel.<br />
Monitoren (beleids)kaders<br />
Blijf alert op de mogelijke impact <strong>van</strong> kaders die ontstaan of besloten worden gedurende de looptijd<br />
<strong>van</strong> de woonvisie. Denk aan toetsing <strong>van</strong> de woonvisie aan:<br />
Landelijke wetten en kaders<br />
Provinciale kaders<br />
Lokale kaders<br />
Zie bijlage 3 voor een nadere uitsplitsing.<br />
Succesfactoren voor waardevolle monitoring<br />
partijen werken samen en stemmen informatiebehoefte af<br />
partijen investeren in ontwikkeling en beheer<br />
1 partij neemt verantwoordelijkheid voor ontwikkeling en beheer<br />
82 Bijlagen
Bijlage 8. Woonvisie en<br />
formeel instrumentarium<br />
In de Handreiking wordt beschreven dat de positie <strong>van</strong> de gemeente als regisseur sterk aan<br />
belang heeft gewonnen boven de positie <strong>van</strong> de gemeente als publiekrechtelijk lichaam. Dat wil<br />
echter niet zeggen dat de gemeente geen uitgebreid formeel instrumentarium ter beschikking<br />
staat bij de uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie. In deze bijlage gaan we nader op het publiekrechtelijke<br />
instrumentarium in. Hierbij hebben wij een indeling gemaakt in:<br />
Wettelijke instrumenten<br />
Semi-wettelijke instrumenten (convenanten etc.)<br />
Financiële instrumenten<br />
Algemeen<br />
De belangrijkste categorie publiekrechtelijke instrumenten zijn de juridische (zie http://www.vrom.<br />
nl).<br />
De instrumenten voor financiële ondersteuning hebben een minder grote reikwijdte. In het kader<br />
<strong>van</strong> de financiële ondersteuning hebben we de Huurtoeslag buiten beschouwing gelaten. Het is<br />
weliswaar een kerninstrument voor de huisvesting <strong>van</strong> lagere inkomensgroepen, maar het gaat<br />
niet om een instrument dat de gemeente toe kan passen. De semi-wettelijke instrumenten zijn<br />
voor de realisering <strong>van</strong> de woonvisie <strong>van</strong> betrekkelijk beperkt belang.<br />
Juridisch instrumentarium<br />
Wet Ruimtelijke Ordening (WRO)<br />
Met behulp <strong>van</strong> de Wet Ruimtelijke Ordening legt de gemeente de bestemmingen en de gebruiksvoorschriften<br />
vast in het gemeentelijk grondgebied. Dat gebeurt doorgaans door middel <strong>van</strong><br />
bestemmingsplannen. Voor de realisering <strong>van</strong> het nieuwbouw- en herstructureringsprogramma<br />
uit de woonvisie is dit een onmisbaar instrument. Verder is handhaving <strong>van</strong> de bestemmingsplanvoorschriften<br />
een belangrijk middel om de leefbaarheid <strong>van</strong> wijken, buurten en dorpen op peil te<br />
houden.<br />
Een vrij ingrijpende wijziging <strong>van</strong> de wet treedt naar verwachting in het najaar <strong>van</strong> 2007 in werking.<br />
Wet Voorkeursrecht <strong>Gemeenten</strong> (WVG)<br />
Door dit instrument worden gemeenten in staat gesteld een actieve grondpolitiek te voeren. Door<br />
het vestigen <strong>van</strong> het voorkeursrecht op toekomstige bouwlocaties heeft de gemeente (onder<br />
bepaalde voorwaarden) het eerste recht <strong>van</strong> koop. Speculatieve grondaankoop of aankoop door<br />
ontwikkelaars kan daarmee worden voorkomen. Op deze manier kan de gemeente beter een<br />
doelgroepenbeleid voeren, met name waar het gaat om woningbouw in de sociale sector. Indirect<br />
wordt daarmee het toewijzingsbeleid voor de nieuwbouw beïnvloed.<br />
Grondexploitatiewet<br />
In voorbereiding is de grondexploitatiewet. De wet voorziet in een basis voor contracten tussen de<br />
gemeente en de marktpartijen op punten als exploitatiekosten, kostenverdeling en kwaliteitseisen.<br />
<strong>Gemeenten</strong> krijgen een goede stok achter de deur om ‘free riders’ (partijen die wel profiteren<br />
<strong>van</strong> algemene voorzieningen, maar hier niet aan meebetalen) aan te pakken. Het wetsvoorstel<br />
biedt daarnaast ook de mogelijkheid om locaties aan te wijzen voor sociale woningbouw en vrije<br />
kavels. De wet treedt waarschijnlijk in de loop <strong>van</strong> 2007 in werking.<br />
De Grondexploitatiewet levert een uitermate belangrijke toevoeging aan het bestaande instrumentarium<br />
om de doeleinden <strong>van</strong> de woonvisie via nieuwbouw en herstructurering te realiseren.<br />
Bijlage 8 83
Besluit Beheer Sociale Huursector<br />
Dit besluit is gebaseerd op de Woningwet en regelt het functioneren <strong>van</strong> woningcorporaties (‘toegelaten<br />
instellingen’). Het Besluit vormt voor de gemeenten het belangrijkste aangrijpingspunt voor het<br />
maken <strong>van</strong> prestatieafspraken met corporaties en is voor het rijk een instrument voor het beoordelen<br />
<strong>van</strong> de prestaties <strong>van</strong> de corporaties. Het is dus onmisbaar voor de uitvoering <strong>van</strong> de woonvisie.<br />
Bouwbesluit<br />
Dit is een andere uitwerking <strong>van</strong> de Woningwet. Het Bouwbesluit ziet toe op de kwaliteit <strong>van</strong> nieuwbouw<br />
via de vergunningverlening en in het handhavingstraject. Staat wat verder af <strong>van</strong> de woonvisie<br />
en is geen instrument waarmee direct de uitvoering kan worden gerealiseerd.<br />
Omgevingsvergunning<br />
Datzelfde geldt voor de omgevingsvergunning. De bouwvergunning zal hierin worden opgenomen<br />
tezamen met zoveel mogelijk locatiegebonden vergunningen en andere toestemmingsvereisten op<br />
het gebied <strong>van</strong> wonen, bouwen, monumenten, ruimte, natuur, milieu en water. Doel is voornamelijk<br />
het terugbrengen <strong>van</strong> de administratieve lasten voor burger en bedrijfsleven. Invoering is voorzien in<br />
2008.<br />
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)<br />
Deze wet beoogt het beleid ten aanzien <strong>van</strong> wonen, zorg en welzijn integraal door de gemeenten<br />
te laten formuleren en uitvoeren. De eerste tranche <strong>van</strong> de wet is per 1 januari 2007 <strong>van</strong> kracht. Van<br />
gemeenten wordt verwacht dat zij in 2007 een integrale visie ontwikkelen voor zaken als wonen en<br />
zorg, woonservicezones, woningaanpassing (vroegere Wet Voorzieningen Gehandicapten) en welzijnsvoorzieningen<br />
(vroegere Welzijnswet) en voor ondersteuning die voorheen via de AWBZ werd<br />
vergoed. De gemeentelijke Wmo-visies zullen belangrijke relaties gaan hebben met woonvisies en<br />
prestatieafspraken en andersom.<br />
Huisvestingswet<br />
De Huisvestingswet ziet toe op het verstrekken <strong>van</strong> huisvestingsvergunningen, woningvordering etc.<br />
in die gevallen waarin een huisvestingsverordening is opgesteld. Met deze verordening wordt beoogd<br />
de goedkopere huur- en koopwoningen primair ten goede te laten komen <strong>van</strong> de plaatsgebonden<br />
woningbehoefte. Dit alles binnen het (door de EU ingegeven) uitgangspunt <strong>van</strong> vrije vestiging.<br />
Reeds geruime tijd ligt een voorstel tot wijziging <strong>van</strong> de wet bij de 1e Kamer. Vooral de gemeenten in<br />
het westen <strong>van</strong> het land beschikken over huisvestingsverordeningen. In de provincies Noord-Brabant<br />
en Limburg komen zij vrijwel niet voor.<br />
De Huisvestingswet is slechts <strong>van</strong> beperkte betekenis, omdat de goedkope huurwoningen door de<br />
corporaties worden verdeeld (vaak op basis <strong>van</strong> afspraken met de gemeente), terwijl de wettelijk<br />
toegestane maximale koopprijsgrens de toepassing <strong>van</strong> de meeste koopwoningen onmogelijk maakt.<br />
Semi-wetgeving<br />
Er zijn diverse regels, hetzij landelijk, hetzij regionaal vastgesteld, die geen wettelijke status hebben,<br />
maar waaraan gemeenten zich vrijwillig (kunnen) binden. Deze hebben veelal betrekking op de<br />
kwaliteit <strong>van</strong> de woningbouw. De belangrijkste zijn:<br />
het Woonkeur: een samenvoeging <strong>van</strong> bestaande eisen- en wensenpakketten <strong>van</strong> diverse belangenorganisaties.<br />
In het WoonKeur-basispakket staan:<br />
- het onderdeel woningen <strong>van</strong> het Handboek voor Toegankelijkheid;<br />
- een groot deel <strong>van</strong> de eisen voor woning en woongebouw uit de VAC (Vrouwen Advies Commissies)-kwaliteitswijzer;<br />
- praktisch alle eisen <strong>van</strong> het (inmiddels als zelfstandig keurmerk opgeheven) Seniorenlabel;<br />
- de basiseisen (‘100% eisen’) <strong>van</strong> het Politiekeurmerk Veilig Wonen; alle overige eisen <strong>van</strong> het<br />
Politiekeurmerk staan in het facultatieve pluspakket Veiligheid. Dit pluspakket vormt samen met<br />
het basispakket het gehele Politiekeurmerk Veilig Wonen Nieuwbouw (zie http://www.woonkeur.nl);<br />
Duurzaam Bouwen (zie http://www.dubo-centrum.nl).<br />
84 Bijlagen
Financiële regelingen<br />
Specifiek voor de gemeenten met grote stedenproblematiek geldt het Grote Stedenbeleid (GSB) <strong>van</strong><br />
het rijk. Op basis hier<strong>van</strong> worden gelden ter beschikking gesteld aan gemeenten en provincies. Het<br />
belangrijkste onderdeel daar<strong>van</strong> in het licht <strong>van</strong> de woonvisie is het investeringsbudget stedelijke<br />
vernieuwing (ISV). Het rijk deelt de middelen <strong>van</strong> het ISV rechtstreeks toe aan de grootste gemeenten<br />
(G31) en voorts aan de provincies, die de middelen weer doorverdelen naar de (grotere) gemeenten<br />
in de provincie.<br />
Voorts kan nog worden genoemd: de starterslening, die gemeenten kunnen verstrekken om starters<br />
tegemoet te komen bij het verwerven <strong>van</strong> een koopwoning (zie ook http://svn.nl en http://nhg.nl).<br />
Enigszins buiten dit bestek, maar wel rele<strong>van</strong>t, zijn de mogelijkheden om via collectief particulier<br />
opdrachtgeverschap starters voor een aanvaardbare prijs aan een koopwoning te helpen (zie http://<br />
particulieropdrachtgeverschap.nl). Dat kan via de gemeente, maar ook via een corporatie. Corporaties<br />
hebben voorts mogelijkheden via diverse ‘eigen’ regelingen zoals ‘koop goedkoop’, ‘koopgarant’<br />
en ‘verzilverd wonen’.<br />
Daarnaast zijn er uiteraard ook andere regelingen met een financiële component. Met name noemen<br />
wij de Wmo en de AWBZ.<br />
Last but not least noemen wij hier het gemeentelijke grond(prijs)beleid. Weliswaar gaat het hier niet<br />
om een (publiekrechtelijke) regeling, maar om een privaatrechtelijk instrument. Niettemin kan dit<br />
heel wezenlijk zijn voor de realisering <strong>van</strong> de woonvisie.<br />
Door grondeigendom kan de gemeente maximale invloed op het bouwprogramma en de toewijzing<br />
uitoefenen en daarmee prioritaire doelgroepen <strong>van</strong> huisvesting voorzien.<br />
Belangrijke voorwaarde is natuurlijk wel dat de gemeente over bouwgrond beschikt of kan gaan beschikken<br />
door grond <strong>van</strong> projectontwikkelaars te verkrijgen in ruil voor bouwrechten. Waar gemeenten<br />
niet over bouwgrond beschikken, zullen zij in de toekomst de (publiekrechtelijke) instrumenten<br />
uit de Grondexploitatiewet moeten inzetten.<br />
Samenvatting<br />
Onderstaand schema vat een en ander nog eens samen.<br />
Instrument<br />
Juridisch<br />
Doelgroepenbeleid Fysiek woonbeleid Woningtoewijzingsbeleid<br />
Wet Ruimtelijke Ordening X<br />
Wet Voorkeursrecht gemeenten X X X<br />
Grondexploitatiewet X X<br />
Woningwet: BBSH X X<br />
Woningwet:Bouwbesluit X<br />
Woningwet: Omgevingsvergunning<br />
X<br />
Wmo X X X<br />
Huisvestingswet<br />
Semi-wetgeving<br />
X<br />
Woonkeur X<br />
Duurzaam Bouwen<br />
Financiën<br />
X<br />
ISV X X<br />
GSB X X<br />
Wmo X X<br />
Starterslening X X<br />
Collectief particulier opdrachtgeverschap<br />
X X<br />
Grond(prijs)beleid X X X<br />
Bijlage 8 85
86 Bijlagen
Bijlage 9. Mediation 16<br />
Bijdrage <strong>van</strong> mevrouw mr Lidy F. Wiggers-Rust, voorzitter <strong>van</strong> de Stichting Mediation in Milieu en<br />
Ruimtelijke Ordening.<br />
‘En als het nou niet lukt …?’<br />
Dan kan mediation in beeld komen<br />
Inleiding<br />
Natuurlijk is het uiteindelijk mogelijk dat partijen niet tot (voldoende) prestatieafspraken kunnen<br />
komen en besluiten tot mediation.<br />
Wat is mediation?<br />
Mediation is te omschrijven als een met waarborgen omklede methode <strong>van</strong> conflictbemiddeling<br />
waarbij een onafhankelijke en neutrale derde, de mediator, wordt ingezet om partijen in een<br />
conflict of in een situatie waarin gerede kans op een conflict bestaat <strong>van</strong>uit hun werkelijke belangen<br />
in een kort tijdsbestek te begeleiden bij het vinden <strong>van</strong> een voor ieder <strong>van</strong> hen aanvaardbare<br />
oplossing voor dat conflict of het voorkomen daar<strong>van</strong>.<br />
De mediator beschikt over kennis en vaardigheden om partijen zo te begeleiden dat zij tot overeenstemming<br />
kunnen komen. Hij stimuleert hen om zelf tot een oplossing te komen en faciliteert<br />
hun onderhandelingen daartoe. Hij neemt geen beslissing over hun conflict en treedt in beginsel<br />
ook niet op als adviseur. Hij is gebonden aan specifieke gedragsregels.<br />
Duidelijk is derhalve dat mediation geen arbitrage is. Het eindproduct is niet een bindende uitspraak<br />
<strong>van</strong> de mediator, maar een tussen partijen zelf, onder leiding <strong>van</strong> de mediator, gezamenlijk<br />
gekozen oplossing, die in de regel wordt opgenomen in een vaststellingsovereenkomst.<br />
Mediation is ook niet hetzelfde als de hier tevens te noemen bemiddeling door een gezaghebbende<br />
derde, bijvoorbeeld een oud-wethouder die partijen op eigen wijze bij elkaar brengt. Deze<br />
bemiddelaar heeft doorgaans een heel actieve rol bij het vinden <strong>van</strong> een oplossing en draagt<br />
meestal mogelijke oplossingen aan, waaruit dan gezamenlijk met partijen wordt gekozen. Zijn<br />
kennis en ervaring kunnen hem daarbij <strong>van</strong> pas komen.<br />
Wat maakt mediation de moeite waard?<br />
Zonder te willen suggereren dat mediation een ‘middel zou zijn voor alle kwalen’ en zonder uitputtend<br />
te zijn, vwillen suggereren dat mediation een ‘middel zou zijn voor alle kwalen’ en zonder<br />
uitputtend te zijn, volgen hierna enkele punten die mediation, zeker ook voor zaken als de<br />
onderhavige, betreffende prestatieafspraken tussen gemeenten en corporaties, de moeite waard<br />
kunnen maken:<br />
1. de vrijwillige, eigen activiteit <strong>van</strong> partijen, die met elkaar zoeken naar een oplossing voor hún<br />
conflict, is – juist ook bij het welslagen daar<strong>van</strong> – <strong>van</strong> groot gewicht:<br />
- voor het draagvlak <strong>van</strong> die oplossing en derhalve voor de implementatie daar<strong>van</strong>;<br />
- voor de duurzaamheid <strong>van</strong> de relatie tussen partijen.<br />
Dit zijn zaken die <strong>van</strong> grote waarde kunnen zijn voor (de uitvoering <strong>van</strong>) de te maken prestatieafspraken;<br />
2. bij die eigen activiteit worden partijen begeleid door een mediator, wiens onafhankelijkheid in<br />
de praktijk bepaald <strong>van</strong> belang blijkt voor een geslaagd proces: hij werkt met partijen aan het<br />
onderling vertrouwen waarbinnen kwetsbaarheden en onzekerheden kunnen worden getoond,<br />
16 www.mediation-mro.nl<br />
Bijlage 9 87
ten gunste ook <strong>van</strong> de inventarisatie <strong>van</strong> hun werkelijke belangen, het wederzijds begrip daarvoor<br />
en het genereren <strong>van</strong> opties om deze te dienen;<br />
3. de mediator zal volgens zijn gedragsregels bovendien zorgen voor een evenwichtige behandeling<br />
<strong>van</strong> het conflict en zo veel mogelijk bevorderen dat iedere partij op gelijkwaardige wijze<br />
aan bod komt. Dit zal ook tussen gemeenten en corporaties rele<strong>van</strong>t zijn;<br />
4. mediation kan betrekking hebben op het tussen partijen bestaande conflict in alle facetten. In<br />
zaken de prestatieafspraken tussen gemeenten en corporaties betreffende, waarin vaak een<br />
pakket aan afspraken tot stand dient te komen, kan dit een groot voordeel zijn;<br />
5. in mediation worden conflicten niet (slechts) formeel, maar materieel (op basis <strong>van</strong> de werkelijke<br />
belangen <strong>van</strong> partijen) en in beginsel finaal beslecht. Juist hierin ook wordt een groot voordeel<br />
gezien boven de beslechting <strong>van</strong> conflicten in rechte, waarin de rechter in beginsel nauw is<br />
gebonden aan de ingestelde vordering en met een uitspraak het werkelijke belang <strong>van</strong> partijen<br />
(nog) niet steeds (ten volle) is gediend.<br />
Werkwijze/aanpak (mediationproces)<br />
Het mediationproces zal doorgaans gefaseerd verlopen (<strong>van</strong> introductie en informatie naar onderhandeling<br />
en afronding, bij welslagen in beginsel in de vorm <strong>van</strong> een vaststellingsovereenkomst).<br />
Aan de mediation zelf kan nog een zogenoemde pre-mediation voorafgaan, waarin een (pre-)mediator<br />
op verzoek <strong>van</strong> de meest gerede partij bij het conflict onderzoekt of andere partijen die<br />
onmisbaar zijn voor het oplossen <strong>van</strong> het betreffende conflict, bereid zijn om in de mediation te<br />
participeren. De mediator beschikt volgens de voor hem geldende regels tevens over de bevoegdheid<br />
afzonderlijke (één op één) gesprekken met elk <strong>van</strong> partijen te voeren (de zogenoemde caucus).<br />
Terugkoppeling naar het plenaire overleg vindt vervolgens in overleg met de betrokken partij<br />
plaats.<br />
Mediation: wanneer wel, wanneer niet?<br />
In verband met de vraag wanneer een conflict nu geschikt is voor mediation en wanneer niet, is<br />
op te merken dat voor het welslagen <strong>van</strong> de mediation, zeker ook in zaken als de onderhavige,<br />
de bereidheid <strong>van</strong> partijen tot onderhandelen cruciaal is, naast onderhandelingsruimte/bewegingsruimte<br />
en een niet te hoge escalatiegraad. Bovendien zijn voor de geschiktheid <strong>van</strong> een zaak<br />
voor mediation uiteraard ook andere aspecten in aanmerking te nemen, zoals de vraag of tussen<br />
partijen een duurzame relatie bestaat (pro), of zij een openbare uitspraak willen hebben (contra),<br />
of een precedent al dan niet gewenst is (eventueel contra), voorts het tijdstip waarop een zaak<br />
binnenkomt in relatie tot het moment waarop een oplossing dient voor te liggen èn de politieke<br />
context.<br />
Slotsom<br />
Indien partijen (veelal gemeenten en corporaties) het niet eens worden over het sluiten <strong>van</strong> een<br />
prestatiecontract, dan zal mediation een goed instrument kunnen zijn om hen te helpen het daartoe<br />
alsnog te leiden. Onder de professionele begeleiding <strong>van</strong> een mediator zullen zij oplossingen<br />
kunnen zoeken voor hetgeen hen nog verdeeld houdt. Door de samenwerking die in dat kader<br />
tot stand komt, kan het onderlinge vertrouwen tussen partijen worden behouden of hersteld. Dit<br />
is essentieel voor de totstandkoming en de goede uitvoering <strong>van</strong> prestatieovereenkomsten.<br />
88 Bijlagen
Bijlage 10. Schematische opzet<br />
kavels investeringsplan<br />
Het navolgende schema geeft aan in welke categorieën kavels het investeringsplan kan worden<br />
ingedeeld. Daarbij worden zowel de gevraagde als de (door de gemeente) geboden investeringen<br />
aangegeven. Afhankelijk <strong>van</strong> de concreetheid <strong>van</strong> de woonvisie kan het investeringsplan worden<br />
ingevuld in:<br />
Euro's<br />
In aantallen<br />
In een kwalitatieve omschrijving<br />
Hoofdthema Thema Specificatie Geografische<br />
eenheid<br />
Gemeente<br />
Wijk/kern<br />
Woningvoorraadbeleid<br />
Gebieds-ontwikkeling/<br />
Openbare?<br />
ruimte<br />
Nieuwbouw Sociaal<br />
Middelduur<br />
Duur<br />
Zorgwoningen<br />
Etc.<br />
Herstructurering<br />
Doelgroepen-beleid Starters<br />
Senioren<br />
Souterrain<br />
Etc.<br />
Inzet sociaal beleid Sociale cohesie<br />
Sociale veiligheid<br />
Etc.<br />
Ontwikkeling<br />
maatschappelijk<br />
vastgoed<br />
Woonruimte-verdeling<br />
Zorg<br />
Onderwijs<br />
Ontmoeting<br />
Etc.<br />
Sociale huur<br />
Koop<br />
Bouwkavels<br />
Sloop/nieuwbouw<br />
Verkoop huurwoningen<br />
Renovatie<br />
Door de<br />
gemeente<br />
aangeboden<br />
kavels<br />
Eigen gemeentelijkeinvesteringen<br />
Bijlage 10 89
90<br />
Colofon<br />
in opdracht <strong>van</strong> de <strong>Vereniging</strong> <strong>van</strong> nederlandse gemeenten uitgevoerd door Companen<br />
(Harrie Wilhelm en Sander reith)<br />
ad hoc Vngcommissie ‘<strong>van</strong> woonvisie tot prestatieafspraken’<br />
Henri Lenferink (burgemeester gemeente Leiden en voorzitter <strong>van</strong> de bestuurlijke<br />
begeleidingsgroep)<br />
Gosse Noordewier (burgemeester gemeente Wijchen)<br />
Wil Houben (vml. wethouder en corporatiebestuurder en algemeen secretaris MKB Limburg)<br />
Ina Adema (wethouder gemeente Deventer)<br />
Ton Ringersma (vml. directeur VROM, directeur/bestuurder Wonen West Brabant en raadslid<br />
gemeente Zoeterwoude)<br />
Rini Sprengers (AWV/Prospect Amsterdam)<br />
Gerrit Jan Gorter (burgemeester gemeente Zeewolde)<br />
Els Kroese (vml. wethouder gemeente Purmerend, gemeentesecretaris gemeente Beemster)<br />
Gemma Smid (vml. wethouder gemeente Zoetermeer, werkzaam bij GOB)<br />
Edo Arnoldussen (vml. algemeen directeur gemeentelijk grondbedrijf Amsterdam en directeur<br />
GOB)<br />
ambtelijke begeleidingsgroep Vng<br />
Odette Nollen<br />
Guust Linders<br />
Richard Heijdra<br />
ambtelijke klankbordgroep gemeenten<br />
Arian Boersma, Amsterdam<br />
Marjo Croes, Lelystad<br />
Sjoerdje <strong>van</strong> Muiswinkel, Zaanstad<br />
Janna Arjaans, Leek<br />
Fiona Meijer-Lapré, Zutphen<br />
Jac <strong>van</strong> der Linden, Roosendaal<br />
Willem Ebbers, Waalwijk<br />
Elsbeth Raedts, Heerlen<br />
Marco <strong>van</strong> der Weerd, Purmerend<br />
Jeannet Tijsma, Dronten<br />
auteur bijlage 9<br />
Mr Lidy F. Wiggers-Rust, voorzitter <strong>van</strong> de Stichting<br />
Mediation in Milieu en Ruimtelijke Ordening