19.09.2013 Views

Arbeidsflexibiliteit en ontslagrecht - Wetenschappelijke Raad voor ...

Arbeidsflexibiliteit en ontslagrecht - Wetenschappelijke Raad voor ...

Arbeidsflexibiliteit en ontslagrecht - Wetenschappelijke Raad voor ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID<br />

D. Scheele, J.J.M. Theeuwes <strong>en</strong> G.J.M. de Vries (red.)<br />

<strong>Arbeidsflexibiliteit</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

AMSTERDAM UNIVERSITY PRESS


<strong>Arbeidsflexibiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>


De serie ‘Verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong>’ omvat studies die in het kader van de werkzaamhed<strong>en</strong><br />

van de wrr tot stand zijn gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> naar zijn oordeel van zodanige kwaliteit<br />

<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is zijn dat publicatie gew<strong>en</strong>st is. De verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> de<br />

inhoud <strong>en</strong> de ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> standpunt<strong>en</strong> berust bij de auteurs.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> het Regeringsbeleid<br />

De wrr is gevestigd:<br />

Lange Vijverberg 4-5<br />

Postbus 20004<br />

2500 EA ’s-Grav<strong>en</strong>hage<br />

Telefoon 070-356 46 00<br />

Telefax 070-356 46 85<br />

E-mail info@wrr.nl<br />

Website http://www.wrr.nl


<strong>Arbeidsflexibiliteit</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>ontslagrecht</strong><br />

D. Scheele, J.J.M. Theeuwes <strong>en</strong> G.J.M. de Vries (red.)<br />

WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID<br />

Amsterdam University Press, Amsterdam 2007


Omslagfoto: © wrr / Chantal Ariëns<br />

Omslagontwerp: Studio Daniëls, D<strong>en</strong> Haag<br />

Vormgeving binn<strong>en</strong>werk: Het Ste<strong>en</strong> Typografie, Maarss<strong>en</strong><br />

isbn 978 90 5356 993 1<br />

nur 741 / 754<br />

© wrr/Amsterdam University Press, D<strong>en</strong> Haag / Amsterdam 2007<br />

Alle recht<strong>en</strong> <strong>voor</strong>behoud<strong>en</strong>. Niets uit deze uitgave mag word<strong>en</strong> verveelvoudigd, opgeslag<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> geautomatiseerd gegev<strong>en</strong>sbestand, of op<strong>en</strong>baar gemaakt, in <strong>en</strong>ige vorm of op<br />

<strong>en</strong>ige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnam<strong>en</strong> of <strong>en</strong>ige andere<br />

manier, zonder <strong>voor</strong>afgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

Voor zover het mak<strong>en</strong> van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B<br />

Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van<br />

23 augustus 1985, Stb. 471 <strong>en</strong> artikel 17 Auteurswet 1912, di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> de daar<strong>voor</strong> wettelijk<br />

verschuldigde vergoeding<strong>en</strong> te voldo<strong>en</strong> aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB<br />

Hoofddorp). Voor het overnem<strong>en</strong> van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezing<strong>en</strong>,<br />

readers <strong>en</strong> andere compilatiewerk<strong>en</strong> (artikel 16 Auteurswet 1912) di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> zich tot de<br />

uitgever te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.


inhoudsopgave<br />

T<strong>en</strong> geleide<br />

1 <strong>Arbeidsflexibiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>: e<strong>en</strong> introductie van deze<br />

verk<strong>en</strong>ning<br />

Dirk Scheele, Jules Theeuwes <strong>en</strong> Gerard de Vries<br />

2 Mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar<br />

e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

Jelle Visser <strong>en</strong> Marc van der Meer<br />

2.1 Inleiding<br />

2.2. Baanmobiliteit <strong>en</strong> het Nederlands mobiliteitsregime<br />

2.2.1 Bedrijfsdynamiek <strong>en</strong> mobiliteit<br />

2.2.2 Baanmobiliteit <strong>en</strong> economische conjunctuur<br />

2.2.3 Baanwisseling<strong>en</strong><br />

2.2.4 Mobiliteitsregimes<br />

2.3 Verander<strong>en</strong>de interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> het nieuwe psychologisch<br />

contract<br />

2.3.1 Van internalisering naar externalisering als dominante bedrijfsstrategie<br />

2.3.2 Interne arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

2.3.3 Tijdelijke contract<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dwerk<br />

2.3.4 Perceptie van toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> baanonzekerheid<br />

2.3.5 Gemiddelde of modale baanduur van werknemers<br />

2.3.6 Naar e<strong>en</strong> nieuw psychologisch contract?<br />

2.4 Beleid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van mobiliteit: <strong>en</strong>kele <strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong><br />

2.4.1 Jonger<strong>en</strong>: kwetsbaar zonder startkwalificaties<br />

2.4.2 Mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>: opleidingsverschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

keuz<strong>en</strong><br />

2.4.3 Laag productieve werknemers <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong>: over de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> tijdige loopbaanverandering<br />

2.5 Conclusies: naar e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsverhouding<br />

3 M<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Arie Gelderblom <strong>en</strong> Jaap de Koning<br />

3.1 Inleiding<br />

3.2 Werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal: e<strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong>de analyse<br />

3.2.1 Inleiding<br />

3.2.2 Indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

3.2.3 Technologie-indicator<strong>en</strong><br />

3.2.4 Prestatie-indicator<strong>en</strong><br />

3.2.5 Indicator<strong>en</strong> baanmobiliteit<br />

3.2.6 Conclusies<br />

inhoudsopgave<br />

9<br />

11<br />

17<br />

17<br />

18<br />

18<br />

19<br />

20<br />

23<br />

25<br />

25<br />

26<br />

40<br />

42<br />

44<br />

45<br />

49<br />

50<br />

51<br />

52<br />

54<br />

65<br />

65<br />

67<br />

67<br />

67<br />

71<br />

71<br />

73<br />

75<br />

5


6<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

3.3 Zijn beter opgeleid<strong>en</strong> meer opgewass<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> verandering<strong>en</strong> in de<br />

arbeidsmarkt?<br />

3.3.1 Inleiding<br />

3.3.2 Het initiële opleidingsniveau<br />

3.3.3 Scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

3.3.4 Scholing van werkloz<strong>en</strong><br />

3.4 Effect<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>selijk kapitaal op werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> economische groei<br />

3.4.1 Inleiding<br />

3.4.2 Initieel onderwijs<br />

3.4.3 Scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

3.4.4 Scholing van werkloz<strong>en</strong><br />

3.4.5 Conclusies<br />

3.5 Sam<strong>en</strong>vatting <strong>en</strong> conclusies<br />

3.5.1 Sam<strong>en</strong>vatting<br />

3.5.2 Gevolg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het beleid<br />

Bijlage 3.1 volledige tabell<strong>en</strong> van paragraaf 3.2 met alle land<strong>en</strong><br />

4 Flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Alexandra Baris <strong>en</strong> Evert Verhulp<br />

i scholing <strong>en</strong> ontslag<br />

4.1 Kabinetsstandpunt <strong>en</strong> arbeidsmarktbeleid<br />

4.1.1 Inleiding<br />

4.1.2 ww <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

4.1.3 Ontslagbescherming<br />

4.1.4 Employability <strong>en</strong> ontslag<br />

4.1.5 Scholing<br />

4.1.6 Conclusie<br />

4.2 Scholing<br />

4.2.1 Inleiding<br />

4.2.2 Overheid<br />

4.2.3 Sociale partners<br />

4.2.4 Werkgevers<br />

4.2.5 Werknemers<br />

4.2.6 Knelpunt<strong>en</strong> <strong>en</strong> conclusie<br />

ii scholing <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

4.3 Het <strong>ontslagrecht</strong> als stimulans <strong>voor</strong> scholing<br />

4.3.1 Ontwikkeling<strong>en</strong> in het <strong>ontslagrecht</strong> de afgelop<strong>en</strong> 25 jaar<br />

4.3.2 Ontslagrecht <strong>en</strong> scholing<br />

4.3.3 Verantwoordelijkheid<br />

4.4 Scholing <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>elijke beding<strong>en</strong><br />

4.4.1 Inleiding<br />

4.4.2 Studiekost<strong>en</strong>beding<br />

76<br />

76<br />

77<br />

82<br />

88<br />

97<br />

97<br />

98<br />

102<br />

105<br />

107<br />

108<br />

108<br />

112<br />

126<br />

131<br />

131<br />

134<br />

134<br />

135<br />

137<br />

138<br />

139<br />

140<br />

140<br />

140<br />

142<br />

146<br />

150<br />

151<br />

153<br />

155<br />

155<br />

155<br />

156<br />

158<br />

162<br />

163<br />

163


4.4.3 Concurr<strong>en</strong>tiebeding<br />

4.4.4 Minimumverblijftijd<br />

4.4.5 Conclusie<br />

4.5 Scholing in het <strong>ontslagrecht</strong><br />

4.5.1 Inleiding<br />

4.5.2 Prev<strong>en</strong>tieve toets<br />

4.5.3 Opzegtermijn<strong>en</strong><br />

4.5.4 K<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag<br />

4.5.5 Ontbinding<br />

4.5.6 Scholing <strong>en</strong> ontslagvergoeding<strong>en</strong>, motie Verburg <strong>en</strong> Bussemaker<br />

4.5.7 Ontslagrecht <strong>en</strong> ww<br />

4.5.8 Naar e<strong>en</strong> activer<strong>en</strong>d <strong>ontslagrecht</strong>?<br />

4.6 Conclusies<br />

iii <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> oudere werknemers<br />

5 Ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

Ann-Sophie Vand<strong>en</strong>berghe<br />

5.1 Inleiding<br />

5.2 De rechtseconomische b<strong>en</strong>adering<br />

5.2.1 De rechtseconomische b<strong>en</strong>adering<br />

5.2.2 Typische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de arbeidsrelatie<br />

5.2.3 Ontslagregimes<br />

5.3 De rechtseconomische analyse van de regels met betrekking tot de grond<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> ontslag<br />

5.3.1 Ontslagbescherming <strong>en</strong> de reallocatie van arbeid via de externe<br />

arbeidsmarkt<br />

5.3.2 Ontslagbescherming <strong>en</strong> het gezam<strong>en</strong>lijke belang van de individuele<br />

arbeidspartij<strong>en</strong><br />

5.3.3 Ontslagbescherming <strong>en</strong> het algem<strong>en</strong>e <strong>en</strong> sociale zekerheidsbelang<br />

5.3.4 Versoepeling <strong>ontslagrecht</strong><br />

5.4 De rechtseconomische analyse van ontslagvergoeding<strong>en</strong><br />

5.4.1 De huidige Nederlandse regels met betrekking tot de ontslagvergoeding<br />

5.4.2 Economische verandering<strong>en</strong> <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van ontslag<br />

5.4.3 Ontslagvergoeding<strong>en</strong> als substituut <strong>voor</strong> de collectieve werkloosheidsverzekering<br />

5.4.4 De ontslagvergoeding als vergoeding <strong>voor</strong> het verlies aan relatiespecifieke<br />

investering<strong>en</strong><br />

5.4.5 De ontslagvergoeding als vergoeding <strong>voor</strong> het verlies aan uitgestelde<br />

beloning<br />

5.4.6 De ontslagvergoeding als spaarsysteem<br />

5.4.7 Beoordeling van de Nederlandse regels met betrekking tot de<br />

ontslagvergoeding<br />

5.5 Conclusies <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong><br />

5.5.1 Conclusies<br />

5.5.2 Aanbeveling<strong>en</strong><br />

inhoudsopgave<br />

165<br />

167<br />

169<br />

169<br />

169<br />

170<br />

175<br />

178<br />

179<br />

181<br />

182<br />

184<br />

185<br />

188<br />

209<br />

209<br />

212<br />

212<br />

213<br />

215<br />

217<br />

218<br />

224<br />

229<br />

232<br />

235<br />

235<br />

236<br />

237<br />

239<br />

241<br />

242<br />

242<br />

244<br />

251<br />

253<br />

7


8<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

6 Arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Michèle Belot <strong>en</strong> Jan van Ours<br />

6.1 Inleiding<br />

6.2 Globale empirie<br />

6.2.1 Arbeidsmarktinstituties<br />

6.3 Arbeidsmarktprestaties<br />

6.3.1 Werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> werkloosheid<br />

6.3.2 Groei, baancreatie <strong>en</strong> baanvernietiging<br />

6.3.3 Arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktprestaties<br />

6.4 Arbeidsmarktinstituties – theoretisch <strong>en</strong> empirisch onderzoek<br />

6.4.1 Afzonderlijke instituties <strong>en</strong> reallocatie<br />

6.4.2 Combinatie van instituties<br />

6.4.3 Instituties, arbeidsmarktdynamiek <strong>en</strong> welvaart<br />

6.5. Perspectief op instituties <strong>en</strong> dynamiek<br />

Bijlage 6.1<br />

Over de auteurs<br />

261<br />

261<br />

262<br />

263<br />

269<br />

269<br />

272<br />

275<br />

277<br />

278<br />

286<br />

287<br />

289<br />

294<br />

295


t<strong>en</strong> geleide<br />

De <strong>voor</strong> u ligg<strong>en</strong>de studies zijn verricht ter onderbouwing van het wrr-advies<br />

Invester<strong>en</strong> in werkzekerheid. De vraag die <strong>voor</strong> heeft geleg<strong>en</strong> betreft de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

van de Nederlandse arbeidsmarkt om zich aan te pass<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> steeds veranderlijker<br />

omgeving. In dat verband zijn allereerst de studies van Arie Gelderblom<br />

<strong>en</strong> Jaap de Koning <strong>en</strong> die van Michèle Belot <strong>en</strong> Jan van Ours verricht. Is het<br />

k<strong>en</strong>nisniveau van de beroepsbevolking adequaat <strong>en</strong> zijn de arbeidsmarkt-instituties<br />

verstarr<strong>en</strong>d? De studie van Jelle Visser <strong>en</strong> Marc van der Meer is verricht<br />

om e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nislacune te dicht<strong>en</strong> over de relatie tuss<strong>en</strong> interne <strong>en</strong> externe arbeidsmarkt<strong>en</strong>.<br />

Zijn aanpassing<strong>en</strong> via de interne arbeidsmarkt functioneel equival<strong>en</strong>t<br />

met aanpassing<strong>en</strong> via de externe arbeidsmarkt? De studies van Ann-Sophie<br />

Vand<strong>en</strong>berghe <strong>en</strong> van Alexandra Baris <strong>en</strong> Evert Verhulp conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> zich op de<br />

arbeidsmarktinstitutie van het <strong>ontslagrecht</strong>. De laatstg<strong>en</strong>oemde auteurs onderzoek<strong>en</strong><br />

nauwgezet de relatie die tuss<strong>en</strong> scholing <strong>en</strong> het <strong>ontslagrecht</strong> gelegd kan<br />

word<strong>en</strong>.<br />

De projectgroep die de <strong>voor</strong>bereiding van het advies Invester<strong>en</strong> in werkzekerheid<br />

heeft <strong>voor</strong>bereid, is de auteurs van de <strong>voor</strong>ligg<strong>en</strong>de studies dankbaar <strong>voor</strong> de inspirer<strong>en</strong>de<br />

discussies die bij de totstandkoming van de tekst<strong>en</strong> zijn gevoerd. Het<br />

advies heeft zeer kunn<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong> van de inzicht<strong>en</strong> die naar vor<strong>en</strong> zijn gebracht.<br />

De studies bied<strong>en</strong> e<strong>en</strong> goede inleiding op de thema’s flexibiliteit, scholing <strong>en</strong><br />

<strong>ontslagrecht</strong>. Rond deze thema’s is er e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang <strong>en</strong> vull<strong>en</strong> de studies elkaar<br />

aan. De raad wil door middel van deze uitgave de studies <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> breder publiek<br />

toegankelijk mak<strong>en</strong>.<br />

Prof. dr. Wim van de Donk<br />

Voorzitter wrr<br />

t<strong>en</strong> geleide<br />

9


10<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>


1 arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>:<br />

e<strong>en</strong> introductie van deze verk<strong>en</strong>ning<br />

Dirk Scheele, Jules Theeuwes <strong>en</strong> Gerard de Vries<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>: e<strong>en</strong> introductie van deze verk<strong>en</strong>ning<br />

Ingrijp<strong>en</strong>de verandering<strong>en</strong> op de productmarkt<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong> tot verandering<strong>en</strong> in<br />

de inzet van arbeid. <strong>Arbeidsflexibiliteit</strong> stelt bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> in staat om<br />

de inzet van arbeid te lat<strong>en</strong> meebeweg<strong>en</strong> met de onrust op productmarkt<strong>en</strong> waarop<br />

zij zich waar moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. Die arbeidsflexibiliteit ontstaat niet vanzelf.<br />

Het arbeidsaanbod kan aan flexibiliteit winn<strong>en</strong> door het opdo<strong>en</strong> van arbeidsvaardighed<strong>en</strong><br />

door scholing <strong>en</strong> ervaring. Het is daardoor beter in staat om zich<br />

aan te pass<strong>en</strong> aan verander<strong>en</strong>de omstandighed<strong>en</strong>. Het arbeidsaanbod kan ook tot<br />

flexibiliteit gebracht word<strong>en</strong> door aanpassing<strong>en</strong> in de arbeidsmarktinstituties.<br />

Ontwikkeling<strong>en</strong> in het arbeidsrecht br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> werknemers ertoe om meer oog te<br />

hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de toekomst van hun loopbaan <strong>en</strong> <strong>voor</strong> de kans<strong>en</strong> die zich in de<br />

loop van de tijd <strong>voor</strong>do<strong>en</strong>. In het bijzonder is het <strong>ontslagrecht</strong> van invloed op<br />

de flexibiliteit van werknemers.<br />

In deze wrr-verk<strong>en</strong>ning br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> we onderzoeksrapport<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> die als achtergrond<br />

<strong>en</strong> inspiratie hebb<strong>en</strong> gedi<strong>en</strong>d bij het schrijv<strong>en</strong> van wrr-advies Invester<strong>en</strong><br />

in werkzekerheid. Drie kernbegripp<strong>en</strong> staan c<strong>en</strong>traal in deze verk<strong>en</strong>ning: flexibiliteit,<br />

scholing <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>. Flexibiliteit vormt de aanleiding om na te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

over scholing <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>. De studie van Visser <strong>en</strong> Van der Meer vormt daarom<br />

e<strong>en</strong> startpunt (hoofdstuk 2). Zij verk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> de verandering in de dominante<br />

bedrijfsstrategie waaruit de noodzaak <strong>voor</strong> meer flexibiliteit naar vor<strong>en</strong> komt.<br />

E<strong>en</strong> vervolgvraag is hoe deze flexibiliteit tot stand gebracht kan word<strong>en</strong>. Scholing<br />

of breder g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> employability wordt dikwijls naar vor<strong>en</strong> geschov<strong>en</strong> als middel<br />

om de flexibiliteit van arbeid te verhog<strong>en</strong>. In de tweede opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> studie<br />

verk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> Gelderblom <strong>en</strong> De Koning de relatie tuss<strong>en</strong> de versterking van het<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> de mogelijkheid van werknemers om zich daardoor op de<br />

arbeidsmarkt staande te houd<strong>en</strong> (hoofdstuk 3). Ook Baris <strong>en</strong> Verhulp hebb<strong>en</strong> het<br />

over scholing. Hun studie is als derde opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (hoofdstuk 4). Het huidige<br />

<strong>ontslagrecht</strong> laat kans<strong>en</strong> onb<strong>en</strong>ut om flexibiliteit op de arbeidsmarkt te creër<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

tegelijkertijd zekerheid <strong>voor</strong> de werknemer overeind te houd<strong>en</strong>. Baris <strong>en</strong> Verhulp<br />

verk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> juridische bril de relatie tuss<strong>en</strong> scholing <strong>en</strong> het <strong>ontslagrecht</strong>.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s wordt in deze verk<strong>en</strong>ning geheel ingezoomd op het <strong>ontslagrecht</strong>. In<br />

de vierde studie neemt Vand<strong>en</strong>berghe <strong>voor</strong> de individuele werknemer <strong>en</strong> werkgever<br />

de werking van het <strong>ontslagrecht</strong> onder de loep, dit keer vanuit e<strong>en</strong> economische<br />

invalshoek (hoofdstuk 5). In de laatste studie verk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> Belot <strong>en</strong> Van<br />

Ours t<strong>en</strong> slotte in sam<strong>en</strong>hang met andere arbeidsmarktinstituties de gevolg<strong>en</strong><br />

van het <strong>ontslagrecht</strong> <strong>voor</strong> macro-economische groothed<strong>en</strong> zoals de werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

<strong>en</strong> de dynamiek op de arbeidsmarkt (hoofdstuk 6).<br />

De gedachte dat de inspanning<strong>en</strong> die de werkgever doet om de inzetbaarheid van<br />

de werknemer te verbeter<strong>en</strong>, gevolg<strong>en</strong> moet hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de ontslagbescherming,<br />

is e<strong>en</strong> thema waar met name de bijdrage van Baris <strong>en</strong> Verhulp aan raakt.<br />

11


12<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Visser <strong>en</strong> Van der Meer zijn op zoek naar verandering<strong>en</strong> in de relatie tuss<strong>en</strong> de interne<br />

<strong>en</strong> de externe mobiliteit op de arbeidsmarkt. Vind<strong>en</strong> er merkbare verandering<strong>en</strong><br />

plaats? Zij mak<strong>en</strong> aannemelijk dat er e<strong>en</strong> verschuiving heeft plaatsgevond<strong>en</strong> in de<br />

dominante bedrijfsstrategie. Terwijl in de vorige eeuw de bedrijfsstrategie <strong>voor</strong>al<br />

gericht was op internalisering van de relevante process<strong>en</strong> om de onzekerheid in de<br />

omgeving te beheers<strong>en</strong> (ontstaan van verticale geïntegreerde onderneming), is<br />

vanaf de jar<strong>en</strong> tachtig van de vorige eeuw de dominante bedrijfsstrategie in de richting<br />

gegaan van externalisering (ontstaan van op kernactiviteit<strong>en</strong> gerichte netwerkonderneming).<br />

Er word<strong>en</strong> bedrijfsonderdel<strong>en</strong> <strong>en</strong> -activiteit<strong>en</strong> afgestot<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

er vind<strong>en</strong> verandering<strong>en</strong> plaats in de interne aansturing van bedrijfsonderdel<strong>en</strong>.<br />

Deze verandering<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gevolg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de mobiliteit van de werknemer. Het<br />

‘impliciete contract’ tuss<strong>en</strong> werkgevers <strong>en</strong> werknemers, waarbij baanzekerheid<br />

wordt gebod<strong>en</strong> in ruil <strong>voor</strong> loyaliteit <strong>en</strong> inzet, komt onder druk te staan. De erosie<br />

van de interne arbeidsmarkt lijkt haar intrede te hebb<strong>en</strong> gedaan. Aanwijzing<strong>en</strong><br />

daar<strong>voor</strong> zoek<strong>en</strong> zij in de groei van tijdelijke contract<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dwerk, in de perceptie<br />

van baanonzekerheid <strong>en</strong> in de ontwikkeling van de modale baanduur.<br />

De omslag in de dominante bedrijfsstrategie heeft op tal van terrein<strong>en</strong> gevolg<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> de arbeidsverhouding<strong>en</strong>. Automatism<strong>en</strong> in beloningssystem<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ter<br />

discussie gesteld. De positie van de vakbond<strong>en</strong> is <strong>en</strong>orm veranderd. De oude<br />

verhouding tuss<strong>en</strong> insiders <strong>en</strong> outsiders komt onder druk te staan. De vraag naar<br />

arbeidsvaardighed<strong>en</strong> is aan verandering onderhevig. Met inachtneming van<br />

beduid<strong>en</strong>de internationale verschill<strong>en</strong> is er e<strong>en</strong> beweging in de richting van e<strong>en</strong><br />

brede compet<strong>en</strong>tieontwikkeling. In het nieuwe psychologische contract tuss<strong>en</strong><br />

werkgevers <strong>en</strong> werknemers neemt de werkgever verantwoordelijkheid om zijn<br />

werknemer te ondersteun<strong>en</strong> in zijn loopbaanontwikkeling, ook wanneer die<br />

buit<strong>en</strong> het bedrijf zelf zal plaatsvind<strong>en</strong>. Hij biedt daar<strong>voor</strong> geleg<strong>en</strong>heid tot scholing<br />

<strong>en</strong> tot deelname aan relevante netwerk<strong>en</strong>. De praktijk van dit nieuwe<br />

psychologische contract is nog verre van uitontwikkeld. In e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> k<strong>en</strong>niseconomie<br />

is het noodzakelijk om regeling<strong>en</strong> te treff<strong>en</strong> over de beschikkingsrecht<strong>en</strong><br />

op <strong>voor</strong>he<strong>en</strong> opgedane k<strong>en</strong>nis. Visser <strong>en</strong> Van der Meer id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong> groep<strong>en</strong> die<br />

onder de nieuwe arbeidsverhouding<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kwetsbare positie lijk<strong>en</strong> in te nem<strong>en</strong>:<br />

jonger<strong>en</strong> zonder startkwalificaties, laagproductieve werknemers <strong>en</strong> oudere<br />

werknemers. Ook vrouw<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> door beroepssegregatie of door e<strong>en</strong> geringe<br />

verticale doorstroom in e<strong>en</strong> nadelige positie verker<strong>en</strong>. Al met al suggerer<strong>en</strong> de<br />

beschikbare arbeidsmarktstatistiek<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> einde van de vaste aanstelling. Wel<br />

ontstaat er e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsverhouding waarin het onderhoud van de arbeidskwalificatie<br />

primair als e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid van de werknemer wordt<br />

gezi<strong>en</strong>. De werkgever heeft daarbij de secundaire verantwoordelijkheid <strong>en</strong> di<strong>en</strong>t<br />

tijd <strong>en</strong> middel<strong>en</strong> beschikbaar te stell<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het onderhoud van de arbeidvaardighed<strong>en</strong><br />

van de werknemer <strong>en</strong> van di<strong>en</strong>s brede inzetbaarheid. De overheid heeft<br />

hier<strong>voor</strong> t<strong>en</strong> slotte <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>schepp<strong>en</strong>de verantwoordelijkhed<strong>en</strong>.<br />

Gelderblom <strong>en</strong> De Koning stell<strong>en</strong> de vraag aan de orde of werknemers door scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

beter gewap<strong>en</strong>d zijn wanneer de noodzaak van mobiliteit op<br />

de arbeidsmarkt zich <strong>voor</strong>doet. In vergelijking met andere oeso-land<strong>en</strong> scoort<br />

Nederland ev<strong>en</strong>min als zijn directe buurland<strong>en</strong> hoog als k<strong>en</strong>niseconomie. Er valt


arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>: e<strong>en</strong> introductie van deze verk<strong>en</strong>ning<br />

hier winst te boek<strong>en</strong>. Gelderblom <strong>en</strong> De Koning vind<strong>en</strong> positieve effect<strong>en</strong> van<br />

het initiële opleidingsniveau op de kans om zich op de arbeidsmarkt staande te<br />

houd<strong>en</strong>. Ook bedrijfsopleiding<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> positief effect op de arbeidsmarktkans<strong>en</strong>.<br />

Scholing vergroot de kans op interne mobiliteit <strong>en</strong> verkleint de kans<br />

om werkloos te word<strong>en</strong>. Deze bevinding<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> ook <strong>voor</strong> oudere werknemers<br />

te geld<strong>en</strong>. Toch volg<strong>en</strong> oudere werknemers minder vaak e<strong>en</strong> bedrijfsopleiding.<br />

De vraag of scholing van werkloz<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> positief effect heeft op hun<br />

arbeidsmarktkans<strong>en</strong> wordt door de beschikbare studies vaker positief dan negatief<br />

beantwoord. Op de lange termijn zijn ev<strong>en</strong>tuele positieve effect<strong>en</strong> echter<br />

gering. E<strong>en</strong> tweede vraag die Gelderblom <strong>en</strong> De Koning aan de orde stell<strong>en</strong> is in<br />

hoeverre e<strong>en</strong> beter opgeleide beroepsbevolking leidt tot meer economische groei,<br />

meer innovatie <strong>en</strong> meer werkgeleg<strong>en</strong>heid. Het positieve inkom<strong>en</strong>sr<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<br />

van onderwijs dat uit micro-economisch onderzoek naar vor<strong>en</strong> komt, is waarschijnlijk<br />

gerelateerd aan het positieve verband tuss<strong>en</strong> onderwijs <strong>en</strong> productiviteit<br />

dat uit macro-economisch onderzoek blijkt. Minder duidelijk is dat e<strong>en</strong><br />

grotere <strong>voor</strong>raad m<strong>en</strong>selijk kapitaal leidt tot e<strong>en</strong> hogere groei van de productiviteit.<br />

Gelderblom <strong>en</strong> De Koning beëindig<strong>en</strong> hun bijdrage met de opmerking<br />

dat investering<strong>en</strong> in scholing nooit geheel kunn<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat werknemers<br />

werkloos word<strong>en</strong>.<br />

Baris <strong>en</strong> Verhulp constater<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bijdrage vanuit e<strong>en</strong> juridische invalshoek dat<br />

<strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> scholing hoog op de politieke ag<strong>en</strong>da staan. Er bestaat druk om<br />

het <strong>ontslagrecht</strong> te versoepel<strong>en</strong> zonder dat daarmee e<strong>en</strong> afw<strong>en</strong>teling op de ww<br />

ontstaat. De scholing van de bevolking moet word<strong>en</strong> bevorderd, niet alle<strong>en</strong> ter<br />

<strong>voor</strong>koming van werkloosheid maar ook ter stimulering van de k<strong>en</strong>niseconomie.<br />

Zij b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> de onderlinge sam<strong>en</strong>hang van arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> van<br />

scholingsarrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. De overheid richt zich in haar verantwoordelijkheid<br />

<strong>voor</strong> postinitiële scholing <strong>voor</strong>al op de scholing <strong>voor</strong> werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Daarnaast<br />

zijn ook middel<strong>en</strong> uitgetrokk<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de scholing van werk<strong>en</strong>de person<strong>en</strong>. Naast<br />

de overheid word<strong>en</strong> in het overleg tuss<strong>en</strong> werkgevers <strong>en</strong> werknemers middel<strong>en</strong><br />

vrijgemaakt <strong>voor</strong> scholing. Deze middel<strong>en</strong> zijn hoofdzakelijk gericht op de scholing<br />

van werk<strong>en</strong>de person<strong>en</strong>. Het blijkt dat aan gemaakte afsprak<strong>en</strong> over scholing<br />

in de praktijk nog weinig vervolg wordt gegev<strong>en</strong>. Baris <strong>en</strong> Verhulp zi<strong>en</strong> ondanks<br />

de bezwar<strong>en</strong> die hierteg<strong>en</strong> bestaan ook <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> van meer dwing<strong>en</strong>d rechtelijke<br />

regeling<strong>en</strong> <strong>voor</strong> scholing. Zij besprek<strong>en</strong> de verantwoordelijkhed<strong>en</strong> die de sociale<br />

partners kunn<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> op dit vlak. E<strong>en</strong> interessante mogelijkheid om werknemers<br />

tot eig<strong>en</strong> regie over hun loopbaan aan te zett<strong>en</strong> is h<strong>en</strong> de beschikking te<br />

gev<strong>en</strong> over overdraagbare scholingsgeld<strong>en</strong>. Van e<strong>en</strong> postcontractuele zorgplicht<br />

van de werkgever <strong>voor</strong> zijn werknemer is in het huidige <strong>ontslagrecht</strong> althans <strong>voor</strong><br />

langere tijd ge<strong>en</strong> sprake. Hooguit bestaat er oog <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> zorgplicht in het kader<br />

van situaties waarin de dreiging van ontslag manifest is. Het is volg<strong>en</strong>s Baris <strong>en</strong><br />

Verhulp d<strong>en</strong>kbaar dat met het oog op scholing <strong>en</strong> employability van werknemers<br />

bij cao wordt afgewek<strong>en</strong> van de prev<strong>en</strong>tieve ontslagtoets. E<strong>en</strong> marginaal ingevulde<br />

bezwaarprocedure onder verantwoordelijkheid van de sociale partners zou<br />

de scholing door werknemers afdwingbaar moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. Bij gegrond bezwaar<br />

zou dan <strong>voor</strong> het concrete geval de mogelijkheid van afwijking bij cao vervall<strong>en</strong>.<br />

13


14<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

De invulling van e<strong>en</strong> ‘zoekperiode’ na opzegging van de arbeidsrelatie met e<strong>en</strong><br />

scholingsverplichting maakt volg<strong>en</strong>s Baris <strong>en</strong> Verhulp weinig kans. Daar<strong>voor</strong> zou<br />

nodig zijn dat de ontslagvergoeding bij e<strong>en</strong> dergelijke regeling wordt betrokk<strong>en</strong>.<br />

Vand<strong>en</strong>berghe gaat in e<strong>en</strong> rechtseconomische b<strong>en</strong>adering in op de doelmatigheid<br />

van het <strong>ontslagrecht</strong>. Zij behandelt daarbij afzonderlijk de doelmatigheid van het<br />

ontslag <strong>en</strong> de doelmatigheid van de ontslagvergoeding. De doelmatigheid van e<strong>en</strong><br />

ontslag hangt gegev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaald loonniveau af van de productiviteit van e<strong>en</strong><br />

werknemer in zijn huidige baan <strong>en</strong> van de productiviteit in e<strong>en</strong> alternatieve baan.<br />

Daarnaast word<strong>en</strong> er <strong>voor</strong> de beëindiging van e<strong>en</strong> arbeidsrelatie transactiekost<strong>en</strong><br />

gemaakt. Vand<strong>en</strong>berghe komt met e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>stel <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> onbepaalde tijd met de vrijheid om de overe<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong>zijdig op te zegg<strong>en</strong>.<br />

Hier kan e<strong>en</strong> beding mee verbond<strong>en</strong> zijn dat de werkgever de werknemer helpt<br />

zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuwe baan. Vanwege de vrijheid om de overe<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong>zijdig<br />

op te zegg<strong>en</strong> kan er ge<strong>en</strong> schadevergoeding word<strong>en</strong> gevraagd <strong>voor</strong> het beëindig<strong>en</strong><br />

van de arbeidsrelatie. Vanuit rechtseconomisch perspectief is er e<strong>en</strong> aantal<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> om e<strong>en</strong> ontslagvergoeding toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan ontslag<strong>en</strong> werknemers.<br />

Het motief dat de werknemer zijn productiviteit in belangrijke mate ontle<strong>en</strong>t aan<br />

bedrijfsspecifieke investering<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat ontslag inbreuk maakt op de verdi<strong>en</strong>capaciteit<br />

van de werknemer, staat daarbij c<strong>en</strong>traal. De vraag is hoe de werknemer<br />

het best teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> inkomst<strong>en</strong>derving als gevolg van ontslag verzekerd kan zijn.<br />

Vand<strong>en</strong>berghe plaatst e<strong>en</strong> verzekering via het systeem van ontslagvergoeding<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> verzekering via eig<strong>en</strong> besparing<strong>en</strong> <strong>en</strong> bespreekt hier de <strong>voor</strong>- <strong>en</strong><br />

nadel<strong>en</strong> van.<br />

Belot <strong>en</strong> Van Ours besprek<strong>en</strong> de beïnvloeding van de flexibiliteit van de arbeidsmarkt<br />

door het <strong>ontslagrecht</strong> in sam<strong>en</strong>hang te bezi<strong>en</strong> met de effect<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

aantal andere arbeidsmarktinstituties. Met name kijk<strong>en</strong> zij naar het wettelijk<br />

minimumloon, de werkloosheidsverzekering <strong>en</strong> het activer<strong>en</strong>d arbeidsmarktbeleid.<br />

Zij concluder<strong>en</strong> dat van al deze arbeidsmarktinstituties het minimumloon<br />

het minst van invloed is op de arbeidsmarktflexibiliteit. De groep die er door<br />

geraakt wordt is betrekkelijk klein. Het activer<strong>en</strong>d arbeidsmarktbeleid heeft de<br />

meeste invloed op de arbeidsmarktflexibiliteit. De werkloosheidsverzekering <strong>en</strong><br />

het <strong>ontslagrecht</strong> nem<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>positie in. Belot <strong>en</strong> Van Ours vergelijk<strong>en</strong><br />

combinaties van arbeidsmarktinstituties van e<strong>en</strong> aantal land<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van<br />

hoge <strong>en</strong> lage niveaus. In Nederland zijn de g<strong>en</strong>oemde instituties royaal bemet<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> is het teg<strong>en</strong>gestelde het geval. Opvall<strong>en</strong>d is dat op één<br />

uitzondering na de arbeidsmarktprestaties (werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei, langdurige<br />

werkloosheid, werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad van ouder<strong>en</strong>) zowel in de Ver<strong>en</strong>igde<br />

Stat<strong>en</strong> als in Nederland hoog zijn. Die uitzondering betreft de langdurige werkloosheid<br />

in Nederland. Deze ligt op e<strong>en</strong> hoog niveau, zij het dat er de laatste tijd<br />

e<strong>en</strong> daling gerealiseerd is.<br />

Theoretisch wordt verwacht dat ontslagbescherming e<strong>en</strong> negatief effect heeft op<br />

de reallocatie van ban<strong>en</strong>. Inefficiënte ban<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> lang bestaan <strong>en</strong> nieuwe ban<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> minder snel geschap<strong>en</strong>. Empirisch onderzoek wijst <strong>voor</strong>al op e<strong>en</strong> effect<br />

van ontslagbescherming op de baancreatie. E<strong>en</strong> hoog niveau van ontslagbescher


arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>: e<strong>en</strong> introductie van deze verk<strong>en</strong>ning<br />

ming leidt ertoe dat minder snel nieuwe ban<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geschap<strong>en</strong>, dat de toetreding<br />

van nieuwe bedrijv<strong>en</strong> minder snel plaatsvindt <strong>en</strong> dat werknemers langer<br />

werkloos blijv<strong>en</strong>. De langdurige werkloosheid in Nederland in vergelijking met<br />

die in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> heeft dus mogelijk te mak<strong>en</strong> met het hoge niveau van<br />

ontslagbescherming.<br />

15


16<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>


2 mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong><br />

nieuwe dynamiek?<br />

Jelle Visser <strong>en</strong> Marc van der Meer 1<br />

2.1 inleiding<br />

mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

Mobiliteit is eig<strong>en</strong> aan de arbeidsmarkt. Elke maand zoek<strong>en</strong> nieuwkomers e<strong>en</strong><br />

plek, verander<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van baan bij dezelfde of e<strong>en</strong> andere werkgever, beginn<strong>en</strong><br />

ze e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> bedrijf, gaan bedrijv<strong>en</strong> failliet, gaan m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> al of niet vervroegd<br />

met p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> ze werkloos of arbeidsongeschikt <strong>en</strong> zo verder. Dit essay<br />

analyseert de aard <strong>en</strong> omvang van deze dynamiek <strong>en</strong> de instituties <strong>en</strong> het beleid<br />

die haar beïnvloed<strong>en</strong>. We richt<strong>en</strong> ons met name op drie hoofdvrag<strong>en</strong>. (1) Hoe<br />

dynamisch, rechtvaardig <strong>en</strong> efficiënt werkt het Nederlandse mobiliteitsregime?<br />

(2) In hoeverre staan ‘interne arbeidsmarkt<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> het ‘psychologisch contract’ van<br />

duurzame arbeidsrelaties onder druk <strong>en</strong> wat komt er<strong>voor</strong> in de plaats? (3) Hoe<br />

kan bevorderd word<strong>en</strong> dat meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> halverwege hun werkzame lev<strong>en</strong> aan<br />

e<strong>en</strong> tweede carrière beginn<strong>en</strong>?<br />

Dit essay beperkt zich in hoofdzaak tot de mobiliteit van werknemers die van baan<br />

verander<strong>en</strong> bij dezelfde (interne mobiliteit) of bij e<strong>en</strong> andere werkgever, dan wel<br />

<strong>voor</strong> zichzelf beginn<strong>en</strong> (externe mobiliteit). Deze baanmobiliteit bestrijkt maar<br />

e<strong>en</strong> deel van de totale arbeidsmarktdynamiek, die immers ook de strom<strong>en</strong> omvat<br />

van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die de arbeidsmarkt verlat<strong>en</strong> of betred<strong>en</strong> <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die werkloos<br />

word<strong>en</strong> of werk vind<strong>en</strong>. Daarmee zull<strong>en</strong> we ons zijdelings bezighoud<strong>en</strong>, <strong>voor</strong><br />

zover het met baanmobiliteit verband houdt. Met name de relatie tuss<strong>en</strong> de dynamiek<br />

(groei <strong>en</strong> krimp, oprichting <strong>en</strong> ondergang) van bedrijv<strong>en</strong>, bedrijfstakk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

beroep<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> de interne <strong>en</strong> externe baanmobiliteit is van belang. Nieuwe<br />

<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong>, beroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijfstakk<strong>en</strong> schepp<strong>en</strong> nieuwe kans<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

promotie <strong>en</strong> ban<strong>en</strong> <strong>voor</strong> buit<strong>en</strong>staanders; verdwijn<strong>en</strong>de <strong>en</strong> krimp<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong>,<br />

beroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijfstakk<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong> tot omschakeling <strong>en</strong> duw<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> naar<br />

buit<strong>en</strong>. Idealiter vindt omschakeling plaats via interne <strong>en</strong> externe baanmobiliteit,<br />

zonder werkloosheid, met behoud van capaciteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> zonder <strong>voor</strong>tijdig vertrek<br />

van de arbeidsmarkt. Er zijn vele institutionele <strong>en</strong> beleidsmatige factor<strong>en</strong> die dat<br />

kunn<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong>. In hun vergelijk<strong>en</strong>de studie van mobiliteitsregimes noem<strong>en</strong><br />

DiPrete e.a. (1997) er vier: (1) de aanwezigheid van schott<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de ‘interne’<br />

arbeidsmarkt<strong>en</strong> van bedrijv<strong>en</strong>, beroep<strong>en</strong> of bedrijfstakk<strong>en</strong>; (2) de mate van ontslagbescherming;<br />

(3) de inkom<strong>en</strong>ssteun <strong>voor</strong> werknemers die de arbeidsmarkt<br />

(<strong>voor</strong>tijdig) verlat<strong>en</strong>; <strong>en</strong> (4) de mate waarin werknemers ondersteund word<strong>en</strong> bij<br />

het zoek<strong>en</strong> naar nieuwe ban<strong>en</strong>.<br />

Deze instituties <strong>en</strong> hun gevolg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> baanmobiliteit kom<strong>en</strong> in het vervolg van<br />

dit essay aan de orde. Na e<strong>en</strong> kort overzicht van de aard <strong>en</strong> omvang van de mobiliteit<br />

in Nederland, typer<strong>en</strong> we het institutionele mobiliteitsregime in ons land in<br />

17


18<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

vergelijking met andere land<strong>en</strong> <strong>en</strong> gaan we in op <strong>en</strong>kele gevolg<strong>en</strong> van dat regime.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s richt<strong>en</strong> we onze blik op de interne arbeidsmarkt <strong>en</strong> bezi<strong>en</strong> we de mate<br />

waarin deze per bedrijf, bedrijfstak of beroep is afgeschermd van de werking van<br />

vraag <strong>en</strong> aanbod op de externe arbeidsmarkt. Na e<strong>en</strong> korte bespreking van het hoe<br />

<strong>en</strong> waarom van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> tracer<strong>en</strong> we <strong>en</strong>kele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de internationale<br />

verschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> verandering<strong>en</strong>. De c<strong>en</strong>trale gedachte is dat het ‘impliciete<br />

contract’ van baanzekerheid in ruil <strong>voor</strong> gemiddelde of voldo<strong>en</strong>de prestatie dat<br />

aan de standaardarbeidsverhouding t<strong>en</strong> grondslag lag aan het verdwijn<strong>en</strong> is, maar<br />

dat het nog niet zo duidelijk is wat daar<strong>voor</strong> in de plaats komt. Wat lossere<br />

arbeidsrelaties <strong>en</strong> grotere multi-inzetbaarheid bij eig<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong>al andere werkgevers<br />

(employability) <strong>voor</strong> het psychologische <strong>en</strong> juridische contract tuss<strong>en</strong> werknemers<br />

<strong>en</strong> werkgevers betek<strong>en</strong>t, lijkt bij de partij<strong>en</strong> zelf allerminst duidelijk <strong>en</strong><br />

die onduidelijkheid kan nieuw beleid met betrekking tot ontslagbescherming,<br />

employability, vernieuwing van de arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>en</strong> scholing in de weg<br />

staan. We sluit<strong>en</strong> af met e<strong>en</strong> antwoord op onze laatste vraag, over de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> tweede carrière <strong>en</strong> de instituties die bij zo’n overstap of transitie<br />

kunn<strong>en</strong> help<strong>en</strong>. In dat verband bezi<strong>en</strong> we afzonderlijk de positie van <strong>en</strong>kele groep<strong>en</strong><br />

die het moeilijk hebb<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt <strong>en</strong> deze vaak vroegtijdig verlat<strong>en</strong>.<br />

Door het hoofdstuk he<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> vergelijking mak<strong>en</strong> met instituties <strong>en</strong><br />

ontwikkeling<strong>en</strong> in arbeidsmarkt<strong>en</strong> in andere land<strong>en</strong>, in het bijzonder de Ver<strong>en</strong>igde<br />

Stat<strong>en</strong>, het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk, D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>, Zwed<strong>en</strong>, Duitsland, Frankrijk<br />

<strong>en</strong> Japan.<br />

2.2 baanmobiliteit <strong>en</strong> het nederlands mobiliteitsregime<br />

2.2.1 bedrijfsdynamiek <strong>en</strong> mobiliteit<br />

Interne <strong>en</strong> externe baanmobiliteit hang<strong>en</strong> nauw sam<strong>en</strong> met de bedrijfsdynamiek,<br />

bedrijv<strong>en</strong> die kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> gaan, opgericht word<strong>en</strong> of ophoud<strong>en</strong>, krimp<strong>en</strong> of<br />

groei<strong>en</strong>. De Amsterdamse arbeidsmarkt in 2004 kan als <strong>voor</strong>beeld di<strong>en</strong><strong>en</strong>. Op het<br />

eerste gezicht was er sprake van stilstand. Op e<strong>en</strong> totaal van 410.264 ban<strong>en</strong> van<br />

twaalf ur<strong>en</strong> per week <strong>en</strong> meer in januari 2004 kwam<strong>en</strong> er dat hele jaar niet meer<br />

dan 74 ban<strong>en</strong> bij. Daarachter gaat echter e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke dynamiek schuil van<br />

37.650 nieuwe ban<strong>en</strong> <strong>en</strong> 37.576 die verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>. Tweederde van de nieuwe ban<strong>en</strong><br />

ontstond door uitbreiding bij ruim 3.500 bedrijv<strong>en</strong>, terwijl e<strong>en</strong>derde het gevolg<br />

was van de komst of oprichting van liefst 5.000 nieuwe doorgaans zeer kleine<br />

bedrijv<strong>en</strong> of bedrijfsvestiging<strong>en</strong>. Bij de ban<strong>en</strong> die verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> zi<strong>en</strong> we het omgekeerde:<br />

van de ban<strong>en</strong> die verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> was tweederde het gevolg van sluiting of<br />

vertrek van 4.660 bedrijv<strong>en</strong> of vestiging<strong>en</strong> uit Amsterdam, terwijl e<strong>en</strong>derde het<br />

gevolg was van krimp bij 3.262 bedrijv<strong>en</strong> of vestiging<strong>en</strong>. 2 Aan de beweging<strong>en</strong> op<br />

de arbeidsmarkt ligt dus e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke dynamiek van bedrijv<strong>en</strong> t<strong>en</strong> grondslag.<br />

Uit deze cijfers valt verder af te leid<strong>en</strong> dat de Amsterdamse economie – wellicht<br />

typisch <strong>voor</strong> de media, kunst<strong>en</strong>, informatica <strong>en</strong> commerciële di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>markt? –<br />

wordt gek<strong>en</strong>merkt door kleine bedrijv<strong>en</strong> (gemiddeld 2,6 werknemers). In Nederland<br />

als geheel zijn er in 2004 67.000 nieuwe bedrijv<strong>en</strong> (starters <strong>en</strong> dochteronderneming<strong>en</strong>)<br />

opgericht, e<strong>en</strong> stijging van 15 proc<strong>en</strong>t t<strong>en</strong> opzichte van 2003. Bij


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

deze start<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> per bedrijf gemiddeld 1,4 person<strong>en</strong>. De overlevingskans<strong>en</strong><br />

van bedrijv<strong>en</strong> zijn de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia vrij stabiel geblev<strong>en</strong>, ongeveer<br />

93 proc<strong>en</strong>t overleeft het eerste jaar <strong>en</strong> 70 proc<strong>en</strong>t bestaat drie jaar later nog.<br />

In hetzelfde jaar 2004 verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> 47.400 bedrijv<strong>en</strong> door vertrek naar het buit<strong>en</strong>land,<br />

overname of beëindiging. De nieuw opgerichte bedrijv<strong>en</strong> war<strong>en</strong> verantwoordelijk<br />

<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> totaal van 119.000 nieuwe ban<strong>en</strong>, terwijl de werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

als geheel in 2004 kromp met 129.000 ban<strong>en</strong>. Het mer<strong>en</strong>deel van de ban<strong>en</strong><br />

ging verlor<strong>en</strong> als gevolg van personeelskrimp bij bestaande bedrijv<strong>en</strong> (Verhoev<strong>en</strong><br />

et al. 2005). Dankzij de <strong>en</strong>quêtes van de Organisatie <strong>voor</strong> Strategisch Arbeidsmarktonderzoek<br />

(osa) <strong>en</strong> het C<strong>en</strong>traal Bureau <strong>voor</strong> de Statistiek (cbs) bij bedrijv<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s beschikk<strong>en</strong> we over flink wat gegev<strong>en</strong>s over baanmobiliteit.<br />

Het Sociaal <strong>en</strong> Cultureel Planbureau heeft verschill<strong>en</strong>de osa-data bije<strong>en</strong>gebracht<br />

in de studie Arbeidsmobiliteit in goede ban<strong>en</strong> (Gesthuiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> Dagevos 2005).<br />

Daaruit blijkt dat over e<strong>en</strong> periode van twee jaar van alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die zijn blijv<strong>en</strong><br />

werk<strong>en</strong>, bijna driekwart (64,1 proc<strong>en</strong>t) dit bij de dezelfde werkgever <strong>en</strong> in dezelfde<br />

functie doet; 11,7 proc<strong>en</strong>t heeft e<strong>en</strong> andere functie binn<strong>en</strong> hetzelfde bedrijf<br />

gekreg<strong>en</strong> <strong>en</strong> 17,3 proc<strong>en</strong>t is overgestapt naar e<strong>en</strong> andere werkgever. Uit diezelfde<br />

gegev<strong>en</strong>s blijkt dat bijna vier van de vijf werknemers die van baan wissel<strong>en</strong> aangev<strong>en</strong><br />

dit vrijwillig te do<strong>en</strong>, terwijl 21,5 proc<strong>en</strong>t van de werknemers zegt daartoe<br />

gedwong<strong>en</strong> te zijn. Desgevraagd zegt volg<strong>en</strong>s het arbeidsaanbodpanel van 2004<br />

ongeveer ti<strong>en</strong> proc<strong>en</strong>t van alle werknemers dat zij ‘op zoek zijn naar e<strong>en</strong> andere<br />

baan’. Dat geldt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> werknemers tot 35 jaar <strong>en</strong> <strong>voor</strong> werknemers<br />

met e<strong>en</strong> hogere opleiding. Als motief wordt opgev<strong>en</strong> de w<strong>en</strong>s om meer of<br />

juist minder ur<strong>en</strong> te will<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> hoger loon, meer carrièremogelijkhed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> betere aansluiting bij eig<strong>en</strong> opleiding of capaciteit<strong>en</strong>. Bij oudere werknemers<br />

speelt bij de w<strong>en</strong>s naar e<strong>en</strong> andere baan de verwachting dat de bestaande baan zal<br />

verdwijn<strong>en</strong>.<br />

2.2.2 baanmobiliteit <strong>en</strong> economische conjunctuur<br />

De baanmobiliteit wordt sterk beïnvloed door de economische conjunctuur (zie<br />

figuur 2.1). In de <strong>voor</strong>bije vijfti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> de hoogste cijfers <strong>voor</strong> de totale<br />

baanmobiliteit bereikt in jar<strong>en</strong> van hoogconjunctuur (1989-1990 <strong>en</strong> 1999-2000)<br />

terwijl het dieptepunt bij de korte recessie van 1993-1994 lag. Ook in de rec<strong>en</strong>te<br />

recessie (2002-2004) daalde de mobiliteit. Bij economische <strong>voor</strong>spoed stijgt de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid, gaan veel werknemers op zoek naar e<strong>en</strong> betere ‘match’ (e<strong>en</strong><br />

baan die past bij hun capaciteit<strong>en</strong>, betere beloning, minder reistijd, <strong>en</strong>z.) <strong>en</strong><br />

neemt <strong>voor</strong>al de externe mobiliteit toe. In goede tijd<strong>en</strong> verandert jaarlijks<br />

gemiddeld ruim e<strong>en</strong> op de ti<strong>en</strong> werknemers van werkgever, terwijl dit in slechte<br />

tijd<strong>en</strong> daalt tot e<strong>en</strong> op de zesti<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de economie gaat ook de interne<br />

mobiliteit iets omhoog, onder meer omdat uitbreid<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> meer promotiemogelijkhed<strong>en</strong><br />

zull<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>, waardoor ook de kans<strong>en</strong> <strong>voor</strong> externe mobiliteit<br />

(<strong>voor</strong> werknemers van andere bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> uiteraard <strong>voor</strong> nieuwkomers) stijg<strong>en</strong>.<br />

Bij economische teg<strong>en</strong>wind daalt de (vrijwillige) externe mobiliteit <strong>en</strong> lijkt het<br />

motto: blijf zitt<strong>en</strong> waar je zit. Bij e<strong>en</strong> conjuncturele omslag kan aanvankelijk de<br />

interne mobiliteit nog wat to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Als werknemers vanwege ontslagbescher-<br />

19


20<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

ming moeilijk kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong> <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vrijwillig te<br />

vertrekk<strong>en</strong> naar ban<strong>en</strong> die er niet zijn, zal er wellicht naar nieuw werk binn<strong>en</strong> de<br />

bestaande arbeidsorganisatie gezocht word<strong>en</strong>. Vooral aan het begin van e<strong>en</strong> recessie,<br />

als er onzekerheid bestaat of de economie weer zal aantrekk<strong>en</strong>, kan het oppott<strong>en</strong><br />

van arbeid (labour hoarding) e<strong>en</strong> rationele bedrijfsstrategie zijn om waardevol<br />

personeel vast te houd<strong>en</strong>. Het kan ook duid<strong>en</strong> op het bestaan van e<strong>en</strong> interne<br />

arbeidsmarkt die door haar regels <strong>en</strong>igermate van de buit<strong>en</strong>wereld, lees: de externe<br />

arbeidsmarkt van vraag <strong>en</strong> aanbod, is afgeschermd. Over de interne arbeidsmarkt<br />

straks meer. Nadere beschouwing van figuur 2.1 suggereert overig<strong>en</strong>s wel<br />

dat dit effect in de rec<strong>en</strong>t recessie na 2001 veel geringer was dan in 1991. Destijds<br />

ging de scherpe daling in externe mobiliteit nog gepaard met e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de<br />

interne mobiliteit, terwijl in de rec<strong>en</strong>te periode de interne mobiliteit eerder <strong>en</strong><br />

scherper daalde dan de externe mobiliteit. Dat zou kunn<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> afname<br />

van de betek<strong>en</strong>is van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong>.<br />

Figuur 2.1 Interne <strong>en</strong> externe mobiliteit in Nederland 1987-2002<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

externe mobiliteit<br />

interne mobiliteit<br />

1987-1988 1989-1990 1991-1992 1993-1994 1995-1996 1997-1998 1999-2000 2001-2002<br />

Bron: osa (Arbeidsaanbodpanel 1988, 1990, 1992, 1994, 1996, 1998, 2000 <strong>en</strong> 2002)<br />

Bron: Gesthuiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> Dagevos 2005<br />

2.2.3 baanwisseling<strong>en</strong><br />

totale mobiliteit<br />

Uit figuur 2.1 blijkt ook dat over e<strong>en</strong> periode van vijfti<strong>en</strong> jaar gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

zowel de interne als de externe mobiliteit <strong>en</strong>igszins is gedaald. Deze tr<strong>en</strong>d naar<br />

minder mobiliteit staat haaks op veel beschouwing<strong>en</strong> over ‘het einde van de vaste<br />

baan’ <strong>en</strong> de ‘ondernem<strong>en</strong>de werknemer’ die steeds op zoek zou zijn naar nieuwe<br />

uitdaging<strong>en</strong>. Ook de gegev<strong>en</strong>s over de gemiddelde duur van ban<strong>en</strong> duid<strong>en</strong> op<br />

stabiliteit. Dit gemiddelde is in de g<strong>en</strong>oemde periode licht gesteg<strong>en</strong> (zie tabel 2.1)<br />

<strong>en</strong> suggereert dat, gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, werknemers over e<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>d lev<strong>en</strong> van<br />

veertig jar<strong>en</strong> vier keer van baan verander<strong>en</strong>. Met dit gemiddelde bevindt Nederland<br />

zich in de midd<strong>en</strong>moot: in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> wisselt e<strong>en</strong> werknemer zes<br />

of zev<strong>en</strong> keer van baan, het dubbele van Japan. Met andere Europese land<strong>en</strong>


vergelek<strong>en</strong> is de dynamiek in Nederland geringer dan in het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

<strong>en</strong> D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>, maar groter dan in Duitsland, Frankrijk of Zwed<strong>en</strong>. Ook het<br />

aandeel van werknemers die 20 jaar of langer bij dezelfde werkgever in di<strong>en</strong>st zijn<br />

– bijna twaalf proc<strong>en</strong>t in 1995 – is in Nederland hoger dan in de vs of in het Ver<strong>en</strong>igd<br />

Koninkrijk, maar vergelijkbaar met D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> <strong>en</strong> beduid<strong>en</strong>d lager dan<br />

in Duitsland, Frankrijk, Zwed<strong>en</strong> of Japan. Het aandeel van contract<strong>en</strong> van korte<br />

duur, van zes maand<strong>en</strong> of minder, lag in 1995 net onder ti<strong>en</strong> proc<strong>en</strong>t, hoger dan<br />

in Zwed<strong>en</strong>, Duitsland of Japan, ev<strong>en</strong> hoog als in Frankrijk of Engeland, lager dan<br />

in de vs <strong>en</strong> <strong>voor</strong>al lager dan in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>. Uit deze cijfers komt Nederland als<br />

midd<strong>en</strong>moter te<strong>voor</strong>schijn als het gaat om ban<strong>en</strong>dynamiek.<br />

Tabel 2.1 Baanwisseling<strong>en</strong>, internationale cijfers<br />

mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

NL DK S D F UK US J<br />

Gemiddelde baanduur<br />

werknemers (in jar<strong>en</strong>) 2000 9,9 8,4 11,5 10,7 11,3 8,1 6,6 12,2<br />

Aandeel contract<strong>en</strong><br />

∆1992-2000 1,0 -0,4 1,0 0,0 0,9 0,0 0,1 1,3<br />

20 jaar of langer<br />

Aandeel contract<strong>en</strong><br />

1995 11,9 11,4 17,0 17,0 18,7 9,4 9,0 21,4<br />

6 maand<strong>en</strong> <strong>en</strong> korter 1995 9,8 15,5 8,6 7,9 10,1 10,5 12,6 7,0<br />

Bron: Bewerking gegev<strong>en</strong>s oeso<br />

Dankzij de osa-data beschikk<strong>en</strong> we ook over gegev<strong>en</strong>s over gedwong<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrijwillige,<br />

interne <strong>en</strong> externe mobiliteit <strong>voor</strong> groep<strong>en</strong> werknemers met verschill<strong>en</strong>de<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. De cijfers in tabel 2.2 zijn berek<strong>en</strong>d over de hele periode 1986-2002.<br />

Gemiddeld<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> grote verschill<strong>en</strong> verberg<strong>en</strong> <strong>en</strong> do<strong>en</strong> dat in dit geval ook<br />

(zie tabel 2.2). Jonger<strong>en</strong> verander<strong>en</strong> veel vaker van baan dan ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> will<strong>en</strong><br />

ook vaker verander<strong>en</strong>. Bijna e<strong>en</strong>derde van alle werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> onder de 25 jaar met<br />

e<strong>en</strong> baan van t<strong>en</strong> minste 12 uur per week wisselt binn<strong>en</strong> twee jaar minimaal<br />

e<strong>en</strong>maal van werkgever. De externe mobiliteit daalt naarmate m<strong>en</strong> ouder wordt;<br />

bov<strong>en</strong> de 45 jaar wisselt, gerek<strong>en</strong>d over twee volle jar<strong>en</strong>, nog slechts zev<strong>en</strong><br />

proc<strong>en</strong>t van de werknemers van baan. Per jaar ligt dit in de buurt van 1 op de 30<br />

werknemers, vergelek<strong>en</strong> met 1 op de 6 baanwisselaars onder jonger<strong>en</strong>. Het is dus<br />

heel goed mogelijk dat de langzame afname van de externe baanmobiliteit, zoals<br />

weergegev<strong>en</strong> in figuur 2.1, sam<strong>en</strong>hangt met het ouder word<strong>en</strong> van de werk<strong>en</strong>de<br />

bevolking <strong>en</strong> dat de kom<strong>en</strong>de vergrijzing e<strong>en</strong> nog grotere afname van de externe<br />

mobiliteit zal betek<strong>en</strong><strong>en</strong>. Deze daling geldt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> de vrijwillige mobiliteit.<br />

Tabel 2.2 laat zi<strong>en</strong> dat de vrijwillige mobiliteit juist in de categorie bov<strong>en</strong> de<br />

35 jaar afneemt <strong>en</strong> in de leeftijdsgroep van 45-54 het laagst is. In de nog oudere<br />

groep is de vrijwillige mobiliteit weer wat hoger, mogelijk e<strong>en</strong> selectie-effect,<br />

omdat lager opgeleid<strong>en</strong> <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met weinig kans<strong>en</strong> de arbeidsmarkt dan al<br />

hebb<strong>en</strong> verlat<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> dit sc<strong>en</strong>ario juist is <strong>en</strong> vergrijzing de externe baan mobi-<br />

21


22<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 2.2 Baanwisseling<strong>en</strong> in Nederland, gemiddeld<strong>en</strong> over de periode 1986-2002, per twee jaar<br />

Totale Interne Externe Gedwong<strong>en</strong> Vrijwillige<br />

mobiliteit mobiliteit mobiliteit mobiliteit mobiliteit<br />

Geslacht<br />

Man 24.9 11.9 12.7 22.0 78.0<br />

Vrouw<br />

Leeftijd<br />

31.4 12.4 18.4 20.8 79.2<br />

16-24 jaar 43.9 10.8 32.5 23.7 76.3<br />

25-34 jaar 34.8 14.8 19.6 17.3 82.7<br />

35-44 jaar 27.3 12.9 14.0 20.6 79.4<br />

45-54 jaar 17.0 8.9 7.9 32.7 67.3<br />

55-65 jaar<br />

Hoogst voltooide opleiding<br />

15.4 9.6 5.7 25.0 75.0<br />

Basisonderwijs 19.1 7.5 11.6 35.7 64.3<br />

Vbo, mavo 25.3 10.5 14.5 23.5 76.5<br />

Mbo, havo, vwo 30.7 13.5 16.7 20.1 79.9<br />

Hbo 28.6 14.5 13.4 17.1 82.9<br />

Wo<br />

Cursuss<strong>en</strong> (zelf betaald)<br />

30.4 13.9 15.5 18.8 81.3<br />

Niet beëindigd 26.8 12.0 14.4 22.0 78.0<br />

Wel beëindigd<br />

Cursuss<strong>en</strong> (werkgever betaalt)<br />

33.5 13.2 19.8 15.9 84.1<br />

Niet beëindigd 26.6 11.0 15.1 22.2 77.8<br />

Wel beëindigd 29.9 16.0 13.6 19.6 80.4<br />

Noot: Totale mobiliteit (N = 10.217) <strong>en</strong> interne <strong>en</strong> externe mobiliteit (N = 10.178), berek<strong>en</strong>d per twee jaar,<br />

gemiddeld<strong>en</strong> <strong>voor</strong> panels van 1985-6 tot 2001-2, uitgedrukt in proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van het aantal werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> in loondi<strong>en</strong>st.<br />

Bron: Bewerking osa gegev<strong>en</strong>s, Gesthuiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> Dagevos, 2005<br />

liteit verder zal afremm<strong>en</strong>, zal dit extra red<strong>en</strong> zijn <strong>voor</strong> extra ondersteuning, door<br />

vertrek van de arbeidsmarkt minder aantrekkelijk te mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> werknemers door<br />

middel van scholing, oriëntatie <strong>en</strong> begeleiding beter op e<strong>en</strong> plaats buit<strong>en</strong> de organisatie<br />

<strong>voor</strong> te bereid<strong>en</strong>. Onderwijs <strong>en</strong> deelname aan cursuss<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s het werk<br />

zijn gunstig <strong>voor</strong> zowel de interne als externe mobiliteit <strong>en</strong> <strong>voor</strong> de vrijwilligheid<br />

van de keuze om naar e<strong>en</strong> andere baan of werkgever op zoek te gaan. Er spel<strong>en</strong><br />

waarschijnlijk ook selectie-effect<strong>en</strong>, die mak<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die meer gericht zijn<br />

op mobiliteit eerder deelnem<strong>en</strong> aan scholing <strong>en</strong> er sterker op gericht zijn e<strong>en</strong><br />

begonn<strong>en</strong> cursus te voltooi<strong>en</strong>.<br />

Interne <strong>en</strong> externe mobiliteit werk<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nelijk niet als communicer<strong>en</strong>de vat<strong>en</strong>.<br />

Zoals we in tabel 2.2 kunn<strong>en</strong> lez<strong>en</strong> neemt na e<strong>en</strong> aanvankelijke stijging onder<br />

werknemers tuss<strong>en</strong> 24 tot 34 jaar de interne mobiliteit in oudere leeftijdsgroep<strong>en</strong><br />

af. Dit zou kunn<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> op het probleem van e<strong>en</strong> mid-career impasse, die<br />

afhankelijk van opleiding <strong>en</strong> het mom<strong>en</strong>t van betred<strong>en</strong> van de arbeidsmarkt zo


ongeveer tuss<strong>en</strong> het veertigste <strong>en</strong> vijftigste leeftijdsjaar optreedt. Op dat mom<strong>en</strong>t<br />

bereik<strong>en</strong> vel<strong>en</strong> in hun huidige loopbaan k<strong>en</strong>nelijk e<strong>en</strong> eindpunt (binn<strong>en</strong> de organisatie)<br />

<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> de kans<strong>en</strong> op uitdag<strong>en</strong>d <strong>en</strong> gelijk of beter betaald nieuw werk<br />

buit<strong>en</strong> de organisatie af. Binn<strong>en</strong> de organisatie staat m<strong>en</strong> stil <strong>en</strong> krijgt m<strong>en</strong><br />

nieuwe, vaak jongere m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> zich. Wanneer de organisatie, de technologie,<br />

het werk of commerciële relaties snel verander<strong>en</strong>, verliez<strong>en</strong> lange ervaringsjar<strong>en</strong><br />

mogelijk hun waarde. Het zou de moeite zijn uit te zoek<strong>en</strong> hoe dit <strong>voor</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de beroep<strong>en</strong>, loopban<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderwijsprofiel<strong>en</strong> ligt <strong>en</strong> hoe de transities<br />

naar andere werkkring<strong>en</strong> <strong>voor</strong>bereid <strong>en</strong> gefaciliteerd zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Ook zou op dit punt aan de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> aandacht<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> besteed. Aan het slot van ons betoog kom<strong>en</strong> we hierop terug.<br />

2.2.4 mobiliteitsregimes<br />

mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

Op dit punt aangekom<strong>en</strong> is het nodig de eerderg<strong>en</strong>oemde studie van DiPrete e.a.<br />

(1997) over mobiliteitsregimes nog e<strong>en</strong>s van stal te hal<strong>en</strong>. Gebruikmak<strong>en</strong>d van<br />

paneldata waarin dezelfde person<strong>en</strong> over meerdere jar<strong>en</strong> bevraagd word<strong>en</strong>,<br />

vergelek<strong>en</strong> zij mobiliteitsgegev<strong>en</strong>s <strong>voor</strong> de jar<strong>en</strong> tachtig in vier land<strong>en</strong>: de Ver<strong>en</strong>igde<br />

Stat<strong>en</strong>, Duitsland, Zwed<strong>en</strong> <strong>en</strong> Nederland. Interne baanmobiliteit is t<strong>en</strong> dele<br />

het gevolg van de wijze waarop m<strong>en</strong> ban<strong>en</strong> definieert. Waar ban<strong>en</strong> nogal nauw<br />

omschrev<strong>en</strong> zijn, zoals in de vs, is de interne mobiliteit van baan tot baan het<br />

hoogst. De lagere interne mobiliteit in Zwed<strong>en</strong>, Nederland <strong>en</strong> Duitsland komt<br />

overe<strong>en</strong> met ruimere omschrijving<strong>en</strong> van tak<strong>en</strong> <strong>en</strong> ban<strong>en</strong> in deze land<strong>en</strong>, wat<br />

weer sam<strong>en</strong>hangt met bredere gemiddelde scholing van werknemers <strong>en</strong> met<br />

vakbond<strong>en</strong> die minder gericht zijn op het scherp afbak<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> bewak<strong>en</strong> van<br />

tak<strong>en</strong> (industrial-political unionism in contin<strong>en</strong>taal Europa versus job control<br />

unionism in de vs) (Visser 1990; Streeck 2005). Kort <strong>en</strong> goed, minder gemet<strong>en</strong><br />

interne baan mobiliteit hoeft dus niet minder bedrijfsdynamiek te betek<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

hoewel dat ook niet uitgeslot<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>.<br />

Interessanter aan de internationale vergelijking is de externe baanmobiliteit, van<br />

werkgever naar werkgever. Ook die lag volg<strong>en</strong>s de g<strong>en</strong>oemde studie van DiPrete<br />

e.a. (1997) hoger in de vs dan in Zwed<strong>en</strong> of Nederland, waar dit weer hoger was dan<br />

in Duitsland. De hogere externe mobiliteit <strong>en</strong> de geringere gemiddelde baanduur<br />

bij dezelfde werkgever in de vs word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong> aan de geringere ontslagbescherming,<br />

meer nieuwe bedrijfsvestiging<strong>en</strong> <strong>en</strong> faillissem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

neiging van Amerikaanse werkgevers om personeel op de externe arbeidsmarkt<br />

te werv<strong>en</strong>. Dat laatste duidt op e<strong>en</strong> afname van de betek<strong>en</strong>is van interne bedrijfsarbeidsmarkt<strong>en</strong>,<br />

waarover straks meer. Dat in Duitsland de externe baanmobiliteit<br />

in de jar<strong>en</strong> tachtig lager lag dan in Zwed<strong>en</strong> of Nederland wordt toegeschrev<strong>en</strong> aan<br />

de sterkere schott<strong>en</strong> rond bedrijfsarbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de rol van bedrijfstakspecifieke<br />

scholing <strong>en</strong> sociale zekerheid in Duitsland. In Zwed<strong>en</strong> zijn onderwijs <strong>en</strong><br />

scholing sterker gericht op het aanbied<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanler<strong>en</strong> van algem<strong>en</strong>e k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong><br />

vaardighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> is de sociale zekerheid ‘universeler’ ingericht (Esping-Anders<strong>en</strong><br />

1990).<br />

23


24<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 2.3 Enkele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de arbeidsmarkt in acht land<strong>en</strong> 1993-2003.<br />

NL DK S D F UK US J<br />

WERKLOOSHEID<br />

Werkloosheid<br />

(als % beroepsbevolking) 2003 3,8 5,6 5,6 9,3 9,4 5,0 6,0 5,3<br />

Aandeel werkloosheidsduur<br />

∆1993-2003 -2,4 -4,0 -3,5 1,6 -1,9 -5,0 -0,9 2,8<br />

bov<strong>en</strong> 1 jaar 2003 29,2 19,9 17,8 50,0 33,8 23,0 11,8 33,5<br />

BESCHERMING<br />

Index ontslagbescherming<br />

∆1994-2003 -20,2 -12,2 0,5 5,7 -4,5 -22,4 -0,4 16,4<br />

(regulier <strong>en</strong> tijdelijk) 2003 2,1 1,4 2,2 2,2 3,0 0,7 0,2 1,8<br />

De-commodification<br />

∆1990-2003 -0,6 -0,7 -1,3 -1,0 0,3 0,1 0,0 -0,3<br />

index bij werkloosheid 2002 1,69 2,25 2,16 0,56 1,03 -1,99 -2,40 -0,50<br />

ARBEIDSMARKTBELEID<br />

Uitgav<strong>en</strong> arbeidsmarkt-<br />

∆1990-2002 -0,69 -0,23 -1,20 -0,06 -0,88 -0,87 -1,32 0,24<br />

beleid - actief (% bnp)<br />

Uitgav<strong>en</strong> arbeidsmarkt-<br />

gem. 1998-2002 1,75 1,68 1,48 1,23 1,31 0,37 0,15 0,29<br />

beleid - passief (% bnp)<br />

Aandeel uitgav<strong>en</strong> - actief<br />

gem. 1998-2002 1,83 3,36 1,28 2,13 1,71 0,44 0,41 0,50<br />

als perc<strong>en</strong>tage totaal gem. 1998-2002 48,9 33,3 53,6 36,6 43,4 45,7 26,8 36,7<br />

Bron: Eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van European Labour Force Survey (Eurostat) <strong>en</strong> oeso<br />

T<strong>en</strong> slotte onderzocht<strong>en</strong> de auteurs het ‘push’-effect van krimp<strong>en</strong>de bedrijfstakk<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> beroep<strong>en</strong> op de mobiliteit van werknemers naar andere bedrijfstakk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

beroep<strong>en</strong>. Ook die was, zoals verwacht, het hoogst in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>,<br />

gevolgd door Zwed<strong>en</strong>. In dat land zijn het <strong>voor</strong>al de oudere werknemers die<br />

vanuit krimp<strong>en</strong>de bedrijfstakk<strong>en</strong> de overstap naar andere bedrijfstakk<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>.<br />

Dit gebeurt veel minder in Duitsland of Nederland. In Duitsland blijv<strong>en</strong> werknemers<br />

binn<strong>en</strong> dezelfde bedrijfstak, of ze blijv<strong>en</strong> werkloos tot ze met p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

mog<strong>en</strong>. Nader onderzoek van de grootste onder de krimp<strong>en</strong>de beroep<strong>en</strong>, zoals<br />

mijnwerker, slager, politie-inspecteur, dakdekker <strong>en</strong> tegelzetter, toont e<strong>en</strong> veel<br />

geringere mobiliteit in vergelijking met andere beroep<strong>en</strong>. Dit duidt op de afwezigheid<br />

van verbindingslijn<strong>en</strong> naar andere, nieuwe <strong>en</strong> uitbreid<strong>en</strong>de beroep<strong>en</strong>.<br />

Krimp leidt dan vaak tot werkloosheid of vertrek van de arbeidsmarkt.<br />

De Nederlandse casus vormt e<strong>en</strong> contrast. Krimp <strong>en</strong> reorganisatie van bedrijv<strong>en</strong><br />

blek<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>swaardig effect te hebb<strong>en</strong> op de externe baanmobiliteit. T<strong>en</strong><br />

opzichte van groei<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijfstakk<strong>en</strong> is de mobiliteit naar andere<br />

ban<strong>en</strong> niet groter. Ongeacht groei of krimp is de kans op vervroegde uittreding <strong>en</strong><br />

vertrek van de arbeidsmarkt ev<strong>en</strong> groot. De auteurs schrijv<strong>en</strong> dit toe aan diffusie


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

effect<strong>en</strong> van de g<strong>en</strong>ereuze regeling<strong>en</strong> die de gevolg<strong>en</strong> van afslanking, reorganisatie<br />

<strong>en</strong> sluiting in de jar<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig <strong>en</strong> tachtig opving<strong>en</strong> via vertrek uit de arbeidsmarkt<br />

door middel van vut, wao <strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gde ww. Zij citer<strong>en</strong> de studie van<br />

Trommel <strong>en</strong> Van Vroom (1993: 107-108) die in e<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>de serie casestudies<br />

vaststeld<strong>en</strong> dat zowel bij krimp<strong>en</strong>de als groei<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> werknemers massaal<br />

uittrad<strong>en</strong> <strong>en</strong> dit toeschrev<strong>en</strong> aan het Loreley-effect van vervroegde uittreding,<br />

ofwel de blijv<strong>en</strong>de “aantrekkingskracht van de mogelijkheid van uittreding,<br />

ongeacht de sociale, organisatorische of financiële w<strong>en</strong>selijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong>”.<br />

Deze collectivisering van de vervroegde uittreding vlakt uiteraard de<br />

lokale effect<strong>en</strong> van krimp <strong>en</strong> groei op de baanmobiliteit van werknemers af. Per<br />

saldo betek<strong>en</strong>t het dat werkgevers in groei<strong>en</strong>de bedrijfstakk<strong>en</strong> <strong>en</strong> beroep<strong>en</strong> meer<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> op de externe arbeidsmarkt moet<strong>en</strong> werv<strong>en</strong> om de effect<strong>en</strong> van<br />

vervroegde uittreding op te vang<strong>en</strong>.<br />

Tek<strong>en</strong><strong>en</strong>d <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> individualistisch mobiliteitsregime als het Amerikaanse is<br />

dat individuele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van werknemers zoals onderwijs <strong>en</strong> ervaringsjar<strong>en</strong><br />

bij dezelfde werkgever (t<strong>en</strong>ure of anciënniteit) e<strong>en</strong> belangrijke factor zijn bij<br />

vrij-willige externe baanmobiliteit. Vooral in de Nederlandse paneldata bleef,<br />

na controle <strong>voor</strong> de effect<strong>en</strong> van zelfselectie, weinig van deze invloed over <strong>en</strong><br />

DiPrete e.a. zi<strong>en</strong> het collectivistische mobiliteitsregime van Nederland in de<br />

jar<strong>en</strong> tachtig dan ook als de teg<strong>en</strong>pool van de weinig gereguleerde Amerikaanse<br />

arbeidsmarkt (zie ook tabel 2.3). Voorzichtigheidshalve voeg<strong>en</strong> we hieraan toe<br />

dat er sinds de jar<strong>en</strong> tachtig wel wat is veranderd <strong>en</strong> met name de toegang tot<br />

wao, vut <strong>en</strong> ww aanzi<strong>en</strong>lijk is beperkt. Overig<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> alle hier onderzochte<br />

land<strong>en</strong>, met uitzondering van Japan <strong>en</strong> Frankrijk, de ontslagbescherming afgezwakt<br />

<strong>en</strong> geeft de ontwikkeling van de decommodificatie-index (zie Esping-<br />

Anders<strong>en</strong> 1990) aan dat het moeilijker is geword<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> bestaan buit<strong>en</strong> de<br />

arbeidsmarkt te financier<strong>en</strong> met sociale uitkering<strong>en</strong> bij werkloosheid, al blijv<strong>en</strong><br />

de saillante verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld Scandinavië <strong>en</strong> Nederland aan de <strong>en</strong>e<br />

kant <strong>en</strong> de meer liberale markteconomieën (vs <strong>en</strong> vk) bestaan. Tev<strong>en</strong>s zi<strong>en</strong> we<br />

dat <strong>voor</strong>al in Zwed<strong>en</strong> <strong>en</strong> Nederland actief arbeidsmarktbeleid aan betek<strong>en</strong>is heeft<br />

gewonn<strong>en</strong> (tabel 2.3).<br />

2.3 verander<strong>en</strong>de interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> het nieuwe<br />

psychologisch contract<br />

2.3.1 van internalisering naar externalisering als dominante<br />

bedrijfsstrategie<br />

De twintigste eeuw is er e<strong>en</strong> geweest van to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de bedrijfsconc<strong>en</strong>tratie. De<br />

dominante bedrijfsstrategie was gericht op internalisering, de absorptie van<br />

onzekerheid in de omgeving, bij<strong>voor</strong>beeld door middel van verticale integratie<br />

(Chandler 1977). Door de grotere omvang van bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong>al de to<strong>en</strong>ame<br />

van grote bedrijv<strong>en</strong> ontstond er ruimte <strong>voor</strong> interne baanmobiliteit <strong>en</strong> werd het<br />

mogelijk <strong>en</strong> soms ook w<strong>en</strong>selijk de interne arbeidsmarkt van de externe arbeidsmarkt<br />

af te scherm<strong>en</strong>. In de interne arbeidsmarkt geld<strong>en</strong> veeleer administratieve<br />

25


26<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

regels, die word<strong>en</strong> uitonderhandeld <strong>en</strong> bewaakt door vakbond<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkgevers<br />

(Doeringer and Piore 1971; Jacoby 1985). In de externe arbeidsmarkt geld<strong>en</strong> eerst<br />

<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al de wett<strong>en</strong> van vraag <strong>en</strong> aanbod.<br />

Vanaf de jar<strong>en</strong> tachtig is er sprake van e<strong>en</strong> tr<strong>en</strong>dbreuk <strong>en</strong> volg<strong>en</strong> meer <strong>en</strong> meer<br />

bedrijv<strong>en</strong> e<strong>en</strong> strategie van externalisering <strong>en</strong> stot<strong>en</strong> ze afdeling<strong>en</strong>, functies <strong>en</strong><br />

personeel af, onder meer door afslanking <strong>en</strong> terugtrekk<strong>en</strong> op de corebusiness,<br />

uitbesteding <strong>en</strong> het werk<strong>en</strong> in allianties. Carroll <strong>en</strong> Hannan (2000) rapporter<strong>en</strong><br />

dat de gemiddelde omvang van onderneming<strong>en</strong> in de vs is afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> van 60<br />

werknemers in 1960 tot 34 in 1990. Hiermee wijz<strong>en</strong> ze niet alle<strong>en</strong> op de afslanking<br />

<strong>en</strong> ontvlechting van grote onderneming<strong>en</strong>, maar ook op het groei<strong>en</strong>d aantal<br />

nieuwe <strong>en</strong> kleine ondernemingsvestiging<strong>en</strong>. Externalisering betek<strong>en</strong>t ook e<strong>en</strong><br />

verandering in aansturing van bedrijfsactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> van werknemers. Markttransacties<br />

<strong>en</strong> contract<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> geheel of t<strong>en</strong> dele interne gezagsverhouding<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> organisatorische controles (Scott 2004). Deze ontwikkeling raakt uiteraard<br />

ook de mobiliteit van werknemers <strong>en</strong> hangt sam<strong>en</strong> met de verandering of<br />

zelfs beëindiging van het impliciete contract tuss<strong>en</strong> werknemers <strong>en</strong> werkgevers,<br />

gebaseerd op baanzekerheid in ruil <strong>voor</strong> loyaliteit <strong>en</strong> gestage inzet. Met name<br />

in de vs ervar<strong>en</strong> werknemers deze omslag (Osterman 1999; Stone 2004; Pfeffer<br />

<strong>en</strong> Baron 1988, <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> vroege studie).<br />

2.3.2 interne arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

De economische literatuur over de interne arbeidsmarkt dateert uit halverwege<br />

de twintigste eeuw. In de arbeidsmarkt van de neoklassieke economische theorie<br />

beweg<strong>en</strong> arbeiders zich vrijelijk van baan naar baan <strong>en</strong> van bedrijf naar bedrijf, op<br />

zoek naar betere mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> hogere lon<strong>en</strong>. Werkgevers, van hun kant, zijn<br />

vrij in het aannem<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontslaan van werknemers. Het productievolume wordt<br />

aangepast aan de schommeling<strong>en</strong> in de vraag naar product<strong>en</strong> <strong>en</strong> het aanbod van<br />

arbeid <strong>en</strong> grondstoff<strong>en</strong>, lon<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verhoogd of verlaagd in overe<strong>en</strong>stemming<br />

met de spanning of slapte op de markt, <strong>en</strong> op elk mom<strong>en</strong>t krijg<strong>en</strong> werknemers de<br />

waarde van het marginale product betaald. In theorie bestaat er e<strong>en</strong> ‘ev<strong>en</strong>wichtsloon’<br />

<strong>voor</strong> elk scholingsniveau <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de verschill<strong>en</strong> in<br />

arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> bestaan (Ehr<strong>en</strong>burg <strong>en</strong> Smith 1997).<br />

In de jar<strong>en</strong> veertig <strong>en</strong> vijftig publiceerd<strong>en</strong> arbeidseconom<strong>en</strong> als Dunlop, Kerr <strong>en</strong><br />

Reynolds empirische studies die duidelijk maakt<strong>en</strong> dat arbeidsmarkt<strong>en</strong> niet<br />

werk<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de <strong>voor</strong>spelling<strong>en</strong> van de neoklassieke theorie. Werknemers<br />

beweg<strong>en</strong> niet vrijelijk tuss<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> ban<strong>en</strong>, lon<strong>en</strong> converger<strong>en</strong> niet maar<br />

verschill<strong>en</strong> afhankelijk van de omvang <strong>en</strong> sector van het bedrijf, de meeste werknemers<br />

blijv<strong>en</strong> bij hun werknemer, zelfs als ze elders meer kunn<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> werkgevers verlag<strong>en</strong> de lon<strong>en</strong> niet <strong>voor</strong> oudere <strong>en</strong> minder productieve werknemers,<br />

zelfs niet als de lon<strong>en</strong> bij de concurr<strong>en</strong>tie lager zijn, oudere werknemers<br />

word<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st gehoud<strong>en</strong>, <strong>en</strong>zo<strong>voor</strong>t. Kerr (1954) schrijft over “gebalkaniseerde”<br />

arbeidsmarkt<strong>en</strong>, met segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waartuss<strong>en</strong> weinig mobiliteit bestaat.<br />

Dunlop (1966) munt het begrip “interne arbeidsmarkt”, gek<strong>en</strong>merkt door


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

“interne baanladders”, interne promotiekans<strong>en</strong> <strong>en</strong> geringe zijwaartse instroom,<br />

nauw omschrev<strong>en</strong> hiërarchische classificaties van tak<strong>en</strong> <strong>en</strong> ban<strong>en</strong>, bedrijfsspecifieke<br />

scholing, impliciete of expliciete regels <strong>voor</strong> beloning, bevordering <strong>en</strong> ontslagbescherming<br />

naar anciënniteit <strong>en</strong> secundaire arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> die het<br />

vertrek van werknemers moet<strong>en</strong> ontmoedig<strong>en</strong> <strong>en</strong> de loyaliteit aan het bedrijf<br />

versterk<strong>en</strong>. Zulke interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in de vs <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> in de verwerk<strong>en</strong>de<br />

industrie <strong>en</strong> zijn het antwoord op het hoge verloop <strong>en</strong> de geringe<br />

toewijding aan het werk in de naar tayloristisch model georganiseerde massafabricage<br />

(Jacoby 1985; Kaufman 1988). Zulke interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> verbreid<strong>en</strong><br />

zich ook naar grote bureaucratische organisaties in andere bedrijfstakk<strong>en</strong>, zoals<br />

bank<strong>en</strong> <strong>en</strong> verzekeringsmaatschappij<strong>en</strong>, spoorweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> posterij<strong>en</strong>, de overheidsinstelling<strong>en</strong>,<br />

et cetera.<br />

In hun baanbrek<strong>en</strong>de studie van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> Doeringer <strong>en</strong><br />

Piore (1971) aan dat zowel werkgevers als werknemers baat hebb<strong>en</strong> bij deze vorm<br />

van organisatie van de arbeidsmarkt. Naast het terugdring<strong>en</strong> van het verloop van<br />

ervar<strong>en</strong> <strong>en</strong> net ingewerkte werknemers <strong>en</strong> de besparing op rekruteringskost<strong>en</strong>,<br />

zijn werkgevers gebaat bij informele on-the-job training van nieuwkomers door<br />

ervar<strong>en</strong> werknemers. Oudere werknemers zull<strong>en</strong> dat alle<strong>en</strong> do<strong>en</strong> als hun baan<br />

zeker is <strong>en</strong> ze niet pardoes door de net ingewerkte goedkopere arbeidskracht<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong>. Vanuit het perspectief van de werknemer biedt de interne<br />

arbeidsmarkt de belofte van e<strong>en</strong> hogere beloning, mogelijk promotie na jar<strong>en</strong> van<br />

trouwe di<strong>en</strong>st <strong>en</strong> zekerheid teg<strong>en</strong> het risico van ontslag op oudere leeftijd. Daarbij<br />

past doorgaans e<strong>en</strong> leeftijdsafhankelijke looncurve, die in het begin, wanneer<br />

de werknemer nog veel moet ler<strong>en</strong>, bov<strong>en</strong> de productiviteit, dan lange tijd onder<br />

de productiviteit <strong>en</strong> t<strong>en</strong> slotte er weer bov<strong>en</strong> ligt. Dit wordt ook wel gezi<strong>en</strong> als<br />

e<strong>en</strong> vorm van uitgestelde beloning of ‘gedwong<strong>en</strong> besparing’, waarbij de werknemer<br />

meebetaalt aan zijn of haar scholing <strong>en</strong> zich daarna lange tijd met e<strong>en</strong> lagere<br />

betaling tevred<strong>en</strong>stelt om het risico van e<strong>en</strong> lagere productiviteit aan het einde<br />

van de loopbaan te dekk<strong>en</strong> (Frank <strong>en</strong> Hutch<strong>en</strong>s 1993). Dit loonsysteem is <strong>voor</strong><br />

bedrijv<strong>en</strong> niet altijd gunstig <strong>en</strong> zij zull<strong>en</strong> soms prober<strong>en</strong> zich alsnog van oudere,<br />

want dure <strong>en</strong> minder productieve werknemers te ontdo<strong>en</strong> (Lazear 1990). Werknemers<br />

zull<strong>en</strong> pog<strong>en</strong> zich met de hulp van vakbond<strong>en</strong> daarteg<strong>en</strong> te verwer<strong>en</strong> met<br />

harde afsprak<strong>en</strong>. 3<br />

Williamson e.a. (1975) verklar<strong>en</strong> beloning naar anciënniteit als oplossing <strong>voor</strong> het<br />

probleem dat de prestaties van werknemers onvoldo<strong>en</strong>de gecontroleerd kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>. Door loyaliteit te belon<strong>en</strong> <strong>en</strong> promotie in het <strong>voor</strong>uitzicht te stell<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> werknemers gemotiveerd hun plicht<strong>en</strong> niet te verzak<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich <strong>voor</strong> het<br />

bedrijf in te spann<strong>en</strong> om zo hun kans<strong>en</strong> niet te vergooi<strong>en</strong>. Het anciënniteitsbeginsel<br />

vergroot de kost<strong>en</strong> van ev<strong>en</strong>tueel ontslag. Hoe ouder, hoe geringer de kans<br />

om bij e<strong>en</strong> andere werkgever ooit nog hetzelfde te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Becker (1964) daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

ziet uitgestelde beloning <strong>voor</strong>al als oplossing <strong>voor</strong> het probleem van<br />

bedrijfsspecifieke scholing <strong>en</strong> als e<strong>en</strong> strategie om werknemers ertoe aan te zett<strong>en</strong><br />

nieuwkomers op te leid<strong>en</strong>. In beide gevall<strong>en</strong> functioneert het beloningsysteem<br />

als rem op (vrijwillige) externe mobiliteit. Andere auteurs wijz<strong>en</strong> op de rol van<br />

27


28<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

vakbond <strong>en</strong> wetgever bij de institutionalisering van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong>,<br />

waarbij vakbond<strong>en</strong> hard hebb<strong>en</strong> gevocht<strong>en</strong> om de impliciete regels van baanzekerheid<br />

<strong>en</strong> anciënniteit expliciet in arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> wettelijke <strong>voor</strong>schrift<strong>en</strong><br />

vast te legg<strong>en</strong> (Jacoby 1985; Kaufman1988).<br />

Daarnaast k<strong>en</strong>d<strong>en</strong> grote bedrijv<strong>en</strong> in de vs nog e<strong>en</strong> keur aan maatregel<strong>en</strong> in de<br />

sfeer van p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> verzekering teg<strong>en</strong> medische kost<strong>en</strong>, zak<strong>en</strong> die in Europese<br />

verzorgingsstat<strong>en</strong> veeleer door de overheid of collectief per bedrijfstak<br />

verzekerd zijn. 4 Als gevolg van dergelijke regels zijn interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> niet<br />

of slechts gedeeltelijk aan de werking van vraag <strong>en</strong> aanbod op de arbeidsmarkt<br />

blootgesteld. Werknemers die van e<strong>en</strong> plaats in zo’n interne arbeidsmarkt verzekerd<br />

zijn, k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> minder onzekerheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het <strong>voor</strong>tbestaan van hun<br />

baan <strong>en</strong> minder schommeling<strong>en</strong> in hun inkom<strong>en</strong>. Vakbond<strong>en</strong> zijn in principe dol<br />

op zulke gereguleerde arbeidsmarkt<strong>en</strong>. Objectieve criteria <strong>voor</strong> beloning, bevordering<br />

<strong>en</strong> ontslag gev<strong>en</strong> minder macht aan het managem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> beperk<strong>en</strong> de<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> van <strong>voor</strong>trekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> discriminatie. Standaardisatie van tak<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

beloning via collectieve contract<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> de mogelijkheid de werk- <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>szekerheid<br />

van werknemers <strong>en</strong>igszins los te koppel<strong>en</strong> van het onzekere wel<br />

<strong>en</strong> wee van de onderneming, beperk<strong>en</strong> de onderlinge concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> werknemers<br />

<strong>en</strong> legg<strong>en</strong> daarmee de basis <strong>voor</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke organisatie <strong>en</strong><br />

solidariteit (Streeck 2005). In de meeste contin<strong>en</strong>taal Europese land<strong>en</strong> vond deze<br />

standaardisatie doorgaans op bedrijfstakniveau plaats, via gezam<strong>en</strong>lijke afsprak<strong>en</strong><br />

over lon<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidstijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijk functieclassificatiesysteem<br />

met afsprak<strong>en</strong> over taakwaardering <strong>en</strong> beloning. In de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

ontbrak daar<strong>voor</strong> de basis <strong>en</strong> legd<strong>en</strong> werkgevers <strong>en</strong> werknemers zich toe op<br />

verregaande wederzijdse controle op de uitvoering van het werk binn<strong>en</strong> het<br />

bedrijf, althans in die bedrijv<strong>en</strong> waar vakbond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> voet aan de grond wist<strong>en</strong> te<br />

krijg<strong>en</strong>. Inmiddels is dat e<strong>en</strong> snel slink<strong>en</strong>de minderheid, nu de vakbondsorganisatiegraad<br />

in de marktsector gedaald is tot onder ti<strong>en</strong> proc<strong>en</strong>t. In Engeland war<strong>en</strong><br />

vanouds de (geschoolde) beroepsvakbond<strong>en</strong> sterk <strong>en</strong> legd<strong>en</strong> de bond<strong>en</strong> zich toe<br />

op gedetailleerde afsprak<strong>en</strong> over de afbak<strong>en</strong>ing van beroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> wie welk werk<br />

mocht do<strong>en</strong>. Daarvan is door het machtsverlies van de vakbond<strong>en</strong> sinds de jar<strong>en</strong><br />

tachtig niet zo heel veel meer over.<br />

Deze verschill<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> uiteraard grote invloed op zowel de interne als externe<br />

mobiliteit. Zo zal het in Engeland makkelijker zijn van bedrijf of zelfs bedrijfstak<br />

te verander<strong>en</strong> dan van (geschoold) beroep. In Duitsland is e<strong>en</strong> werknemer veeleer<br />

aan e<strong>en</strong> bedrijfstak <strong>en</strong> daarbinn<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> beroep gebond<strong>en</strong>; in Zwed<strong>en</strong> ook aan<br />

e<strong>en</strong> bedrijfstak maar minder aan e<strong>en</strong> beroep <strong>en</strong> in de vs aan het bedrijf, al is dat<br />

laatste minder geword<strong>en</strong>. Deze demarcaties bepal<strong>en</strong> wat in e<strong>en</strong> bepaalde context<br />

als op<strong>en</strong> of geslot<strong>en</strong> arbeidsverhouding geldt, waarbij als operationele definitie<br />

van e<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> (interne) arbeidsverhouding geldt dat de instroom uit <strong>en</strong><br />

uitstroom naar andere posities aanmerkelijk geringer is dan op grond van kansberek<strong>en</strong>ing<br />

het geval zou zijn (Sør<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> Tuma 1981). Het eerder aangehaalde<br />

<strong>voor</strong>beeld van beroep<strong>en</strong> als mijnwerker, tegelzetter of politie-inspecteur duidt op<br />

geslot<strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong>. Geslot<strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> of interne arbeids


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

markt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> betrekking hebb<strong>en</strong> op beroep<strong>en</strong>, bedrijv<strong>en</strong> (geheel of gedeeltelijk)<br />

of bedrijfstakk<strong>en</strong> (Althauser <strong>en</strong> Kalleberg 1981; Osterman 1988). De meest<br />

‘op<strong>en</strong>’ arbeidsverhouding<strong>en</strong> zijn die waarin iedere<strong>en</strong> onmiddellijk aan de slag<br />

kan, omdat scholing <strong>en</strong> ervaring weinig telt. In e<strong>en</strong> bedrijfstak als de schoonmaak<br />

of de be<strong>voor</strong>rading van winkelbedrijv<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> werkgevers weinig red<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

werknemers weinig kans<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> om interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> in te richt<strong>en</strong>, al<br />

sluit dat selectieve rekruteringspatron<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld onder bepaalde ‘old boys’<br />

netwerk<strong>en</strong>, families, etnische groep<strong>en</strong> of immigrant<strong>en</strong> niet uit. Sociale uitsluiting<br />

van e<strong>en</strong> beroep of functie kan op veel grond<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Slimmer werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> flexibel organiser<strong>en</strong>: het einde van de interne<br />

arbeidsmarkt<br />

In de geschied<strong>en</strong>is van de Amerikaanse industrie wordt de opkomst <strong>en</strong> institutionalisering<br />

van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als antwoord op de tayloristische<br />

werkorganisatie <strong>en</strong> de problem<strong>en</strong> van hoog verloop, gebrekkige motivatie <strong>en</strong> onthe-job<br />

training. Met de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de opleiding van werknemers <strong>en</strong> veeleis<strong>en</strong>der<br />

consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> de nadel<strong>en</strong> van dit systeem steeds duidelijker aan het<br />

licht. Het werd moeilijker werknemers te werv<strong>en</strong> <strong>en</strong> te behoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> er moest<br />

steeds meer <strong>voor</strong> betaald word<strong>en</strong>. Verder deed zich veel productie-uitval <strong>voor</strong>,<br />

liet de kwaliteit te w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> over <strong>en</strong> sloot de serviceverl<strong>en</strong>ing aan klant<strong>en</strong> vaak niet<br />

bij de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van de consum<strong>en</strong>t aan. Deze gebrek<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al aan het licht<br />

op het mom<strong>en</strong>t dat de Japanse concurr<strong>en</strong>tie to<strong>en</strong>am. Aoki (1986) <strong>en</strong> MacDuffie<br />

(1995) wijz<strong>en</strong> er bij<strong>voor</strong>beeld op dat in Amerikaanse bedrijv<strong>en</strong>, in teg<strong>en</strong>stelling<br />

tot Japan, onvolkom<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> niet direct op de werkvloer opgespoord kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>. Daartoe moet meer verantwoordelijkheid aan lagere niveaus in de organisatie<br />

word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> werknemers beter <strong>en</strong> meer allround getraind te<br />

zijn dan in Amerika gebruikelijk is.<br />

In meer rec<strong>en</strong>te Amerikaanse literatuur wordt veel aandacht besteed aan de introductie<br />

van high performance work organisations, gebaseerd op zelfstur<strong>en</strong>de teams<br />

<strong>en</strong> het del<strong>en</strong> van informatie <strong>en</strong> verantwoordelijkhed<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de werkvloer <strong>en</strong><br />

het managem<strong>en</strong>t (Osterman 1999). Kochan <strong>en</strong> Osterman (1994) sprek<strong>en</strong> van de<br />

mutual gains <strong>en</strong>terprise, Appelbaum <strong>en</strong> Batt (1994) van de new American workplace,<br />

Capelli (1999) heeft het, met e<strong>en</strong> verwijzing naar de doorbraak in sociale<br />

wetgeving <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> uit de jar<strong>en</strong> dertig, over de New Deal at Work,<br />

die erop neerkomt dat de “lang gekoesterde verwachting van e<strong>en</strong> duurzame binding<br />

tuss<strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> één onderneming” wordt vervang<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> nieuwe<br />

verwachting van flexibiliteit, multi-inzetbaarheid <strong>en</strong> brede <strong>en</strong> <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>de<br />

scholing. Bij die twee praktijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> verwachting<strong>en</strong> hor<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de institutionele<br />

kaders (wetgeving, arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, psychologische contract<strong>en</strong>)<br />

waarover straks meer. Kochan, Katz <strong>en</strong> McKersie (1986) m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat er vanaf het<br />

begin van de jar<strong>en</strong> tachtig sprake is van e<strong>en</strong> transformatie van de Amerikaanse<br />

arbeidsverhouding<strong>en</strong> als gevolg van nieuwe strategische keuz<strong>en</strong> van het managem<strong>en</strong>t.<br />

29


30<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

In de post-tayloristische arbeidsorganisaties moet<strong>en</strong> tak<strong>en</strong> flexibeler ingericht <strong>en</strong><br />

breder gedefinieerd word<strong>en</strong>. Er moet weer meer d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> in het do<strong>en</strong> <strong>en</strong> het zelfoploss<strong>en</strong>d<br />

vermog<strong>en</strong> van productiemedewerkers moet omhoog. Meer autonomie<br />

op de werkvloer door zelfstur<strong>en</strong>de teams is aanvankelijk het parool. Dit punt<br />

werd al gemaakt in het bek<strong>en</strong>de boek van Piore <strong>en</strong> Sabel uit 1984 over de Second<br />

Industrial Divide, de periode na de massafabricage die aanbreekt met ‘flexibele<br />

specialisatie’ van productieprocess<strong>en</strong> die dankzij de doorbraak in de informatietechnologie<br />

(computergestuurde productie, design <strong>en</strong> marketing) mogelijk<br />

wordt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> arbeidsorganisaties meer naar buit<strong>en</strong> gericht word<strong>en</strong>.<br />

Niet alle<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> meer fout<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgespoord <strong>en</strong> verholp<strong>en</strong> door sam<strong>en</strong>werking<br />

van specialist<strong>en</strong> uit verschill<strong>en</strong>de afdeling<strong>en</strong>, ook bestaat de gedachte<br />

dat het meeste geleerd wordt niet in het hart maar aan de rand van de organisatie,<br />

waar contact<strong>en</strong> met klant<strong>en</strong>, leveranciers <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nisc<strong>en</strong>tra bestaan. Volg<strong>en</strong>s G<strong>en</strong>eral<br />

Electric baas <strong>en</strong> managem<strong>en</strong>tgoeroe Jack Welch leidt de ‘loyaliteit’ die hoorde<br />

bij het oude psychologische contract <strong>en</strong> de interne arbeidsmarkt ertoe dat werknemers<br />

te veel met hun carrière binn<strong>en</strong> de organisatie bezig zijn <strong>en</strong> te weinig<br />

gericht op vernieuwing<strong>en</strong> <strong>en</strong> contact<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de organisatie. Hij ziet alle<strong>en</strong> al<br />

om die red<strong>en</strong> het intrekk<strong>en</strong> van de belofte van vast werk <strong>en</strong> het schrapp<strong>en</strong> van<br />

beloning of promotie naar anciënniteit als w<strong>en</strong>selijk (geciteerd in Tichy <strong>en</strong><br />

Charan 1989). Dit sluit aan bij theorieën over organisatieler<strong>en</strong> <strong>en</strong> opvatting<strong>en</strong> dat<br />

vernieuw<strong>en</strong>de onderneming<strong>en</strong> meer will<strong>en</strong> van hun werknemers dan het routinematig<br />

uitvoer<strong>en</strong> van tak<strong>en</strong>. Van k<strong>en</strong>niswerkers wordt verwacht dat ze vaardighed<strong>en</strong><br />

ontwikkel<strong>en</strong> om nieuwe product<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> te schepp<strong>en</strong> (Nonaka <strong>en</strong><br />

Takeuchi 1995). Zulke k<strong>en</strong>niswerkers zijn betrokk<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> variëteit aan activiteit<strong>en</strong>,<br />

zoals productontwikkeling, productontwerp <strong>en</strong> marketingpres<strong>en</strong>tatie. De<br />

gedachte is dat de bedrijfsorganisatie minder hiërarchisch moet <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsverband<strong>en</strong><br />

moet aangaan met andere bedrijv<strong>en</strong> waardoor de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de<br />

onderneming vertroebel<strong>en</strong> <strong>en</strong> netwerk<strong>en</strong> van bedrijv<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere reikwijdte<br />

krijg<strong>en</strong>. Strategische allianties kunn<strong>en</strong> diverse vorm<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong>. Voorbeeld<strong>en</strong><br />

daarvan zijn geme<strong>en</strong>schappelijke productontwikkeling <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke<br />

distributieket<strong>en</strong>s. Dat gebeurt <strong>voor</strong>al in de nieuwere sector<strong>en</strong> van de economie,<br />

zoals de ict, biotechnologie, uitgeverij<strong>en</strong> <strong>en</strong> media.<br />

Het nieuwe organisatiepatroon heeft fundam<strong>en</strong>tele gevolg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de verhouding<br />

tuss<strong>en</strong> interne <strong>en</strong> externe arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong> de mobiliteit van medewerkers.<br />

De t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s tot multivaardigheid <strong>en</strong> horizontale mobiliteit wordt ondersteund<br />

door meer medewerkers met e<strong>en</strong> hoger opleidingsniveau aan te trekk<strong>en</strong>.<br />

Arbeidsverhouding<strong>en</strong> staan dan niet langer in het tek<strong>en</strong> van het belon<strong>en</strong> van<br />

trouw <strong>en</strong> nauwgezet uitvoer<strong>en</strong> van tak<strong>en</strong>, maar van de bevordering van ontwikkelingsmogelijkhed<strong>en</strong><br />

van medewerkers, ook buit<strong>en</strong> de organisatie. Meer <strong>en</strong> meer<br />

werknemers merk<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> lijve dat het impliciete contract tuss<strong>en</strong> werknemers<br />

<strong>en</strong> werkgevers, gebaseerd op baanzekerheid binn<strong>en</strong> dezelfde organisatie in ruil<br />

<strong>voor</strong> loyaliteit <strong>en</strong> gestage inzet, niet meer bestaat. Veel Amerikaanse auteurs<br />

concluder<strong>en</strong> dat de interne arbeidsmarkt, zoals beschrev<strong>en</strong> door Doeringer <strong>en</strong><br />

Piore in de jar<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig, niet meer bestaat (Pfeffer <strong>en</strong> Baron 1988; Osterman<br />

1999; Stone 2004).


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

Er zijn inmiddels verschill<strong>en</strong>de repres<strong>en</strong>tatieve studies over de verbreiding van<br />

de nieuwe organisatiepatron<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> in de Amerikaanse<br />

industrie. Het meest bek<strong>en</strong>d zijn de twee surveys uit 1992 <strong>en</strong> 1997 van Osterman<br />

(1994; 1999) waarin hij naging hoe sterk vier vernieuwing<strong>en</strong> – zelfstur<strong>en</strong>de<br />

teams, total quality managem<strong>en</strong>t (zoals bredere taakomschrijving<strong>en</strong>, horizontaal<br />

managem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> compet<strong>en</strong>tietraining) kwaliteitskring<strong>en</strong> <strong>en</strong> jobrotatie – in het<br />

Amerikaanse bedrijfslev<strong>en</strong> ingang hebb<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. In 1992 betrof dat ongeveer<br />

e<strong>en</strong>kwart van alle vestiging<strong>en</strong>, met als uitschieter zelfstur<strong>en</strong>de teams die in ruim<br />

tweevijfde van alle vestiging<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kwam<strong>en</strong>. Vijf jaar later kwam<strong>en</strong> deze praktijk<strong>en</strong><br />

in bijna 60 proc<strong>en</strong>t van alle vestig<strong>en</strong> <strong>voor</strong>. Alle<strong>en</strong> het gebruik van zelfstur<strong>en</strong>de<br />

teams was licht teruggegaan. Osterman verklaart dat door de afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

stabiliteit van ban<strong>en</strong>. De andere drie vorm<strong>en</strong> zijn volledig ver<strong>en</strong>igbaar met de<br />

nieuwe arbeidsverhouding<strong>en</strong>: meer nadruk op training, compet<strong>en</strong>ties, project<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> netwerk<strong>en</strong>, maar minder garanties <strong>voor</strong> duurzame relaties <strong>en</strong> ban<strong>en</strong>. Zelfstur<strong>en</strong>de<br />

teams daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> verg<strong>en</strong> binding<strong>en</strong> van langere duur om goed op elkaar<br />

in te spel<strong>en</strong> <strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong> te wekk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> van Ostermans bevinding<strong>en</strong> was dat<br />

bedrijv<strong>en</strong> die deze nieuwe praktijk<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> ingevoerd, hun werknemers<br />

minder stabiele ban<strong>en</strong> bod<strong>en</strong> dan vergelijkbare bedrijv<strong>en</strong> zonder zulke vernieuwing<strong>en</strong>.<br />

In de zog<strong>en</strong>aamde ‘high performance’ bedrijv<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> meer (vrijwillige<br />

<strong>en</strong> onvrijwillige) contractontbinding<strong>en</strong> <strong>voor</strong>, terwijl de omvang van het<br />

totale personeelsbestand niet afnam. Wel was er e<strong>en</strong> duidelijke afname van het<br />

aantal ban<strong>en</strong> in het midd<strong>en</strong>echelon van het managem<strong>en</strong>t, wat duidt op e<strong>en</strong> plattere<br />

organisatie <strong>en</strong> minder hiërarchie.<br />

Dat wil niet zegg<strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong> tayloristische werkorganisaties meer bestaan<br />

(bij<strong>voor</strong>beeld in de fastfoodsector) of dat in alle bedrijfstakk<strong>en</strong> (bij<strong>voor</strong>beeld bij<br />

de overheid of in de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector) beloning naar anciënniteit is vervang<strong>en</strong> door<br />

beloning naar compet<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> prestatie (Weinstein <strong>en</strong> Kochan 1995). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> we conclusies over de verandering <strong>en</strong> erosie van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

in de vs niet zonder meer naar Europa of Nederland doortrekk<strong>en</strong>. In veel Europese<br />

land<strong>en</strong> gold<strong>en</strong> <strong>en</strong> geld<strong>en</strong> andere principes van bedrijfs- <strong>en</strong> arbeidsorganisaties,<br />

de rol van de vakbeweging was er e<strong>en</strong> andere <strong>en</strong> de macht van financiële<br />

markt<strong>en</strong> <strong>voor</strong>alsnog beperkter. Het is overig<strong>en</strong>s ook niet zo dat in de vs de doorsnee<br />

organisatie met ‘zelfstur<strong>en</strong>de teams’ werkt <strong>en</strong> dat de doorsneecarrière<br />

‘boundryless’ (Arthur 1994) is. Hierover gaan de beide volg<strong>en</strong>de paragraf<strong>en</strong>.<br />

Internationale variatie in interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong><br />

Naast de g<strong>en</strong>oemde bedrijfs- <strong>en</strong> arbeidsorganisatorische achtergrond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

verzwakk<strong>en</strong> van de interne arbeidsmarkt zijn er twee factor<strong>en</strong> die, zeker in de<br />

Amerikaanse context, dit proces versneld hebb<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste is er de sterkere<br />

invloed van financiële markt<strong>en</strong> die op gespann<strong>en</strong> voet staat met beloftes aan<br />

andere stakeholders, zoals werknemers. Dit komt onder meer tot uitdrukking<br />

in conflict<strong>en</strong> over p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>verplichting<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>al waar die gebaseerd zijn op<br />

‘defined b<strong>en</strong>efits’. De rec<strong>en</strong>te heronderhandeling<strong>en</strong> over de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><strong>en</strong> van reeds<br />

gep<strong>en</strong>sioneerde ex-werknemers van G<strong>en</strong>eral Motors <strong>en</strong> de meeste Amerikaanse<br />

luchtvaartmaatschappij<strong>en</strong> zijn hiervan e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld. E<strong>en</strong> ‘impliciet contract’ om<br />

31


32<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

als het <strong>en</strong>igszins kan ban<strong>en</strong> <strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><strong>en</strong> te garander<strong>en</strong> past niet in de nieuwe<br />

b<strong>en</strong>adering <strong>en</strong> de meeste beursg<strong>en</strong>oteerde onderneming<strong>en</strong> do<strong>en</strong> dat dan ook niet.<br />

Bedrijfssluiting<strong>en</strong> <strong>en</strong> afvloeiing<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> ook mogelijk zijn wanneer er volop<br />

winst gemaakt wordt <strong>en</strong> hiervan zijn er inmiddels veel <strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong>, ook in<br />

Europa. Shleifer <strong>en</strong> Summers (1988) wijz<strong>en</strong> erop dat vijandige overnames vaak<br />

leid<strong>en</strong> tot het op<strong>en</strong>brek<strong>en</strong> van (op lange termijn gerichte) impliciete arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>.<br />

Met name oudere werknemers, maar ook de minder geschoold<strong>en</strong>,<br />

word<strong>en</strong> de dupe van overnames door ontslag, het schrapp<strong>en</strong> in secundaire<br />

arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> toepassing van e<strong>en</strong> vlakkere looncurve (Gokhale, Grosh<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> Neumark 1995).<br />

Wat de vs betreft kunn<strong>en</strong> we er niet omhe<strong>en</strong> de ernstige verzwakking van de<br />

vakbeweging in het verhaal te betrekk<strong>en</strong>. Uit tabel 2.4 blijkt dat de Amerikaanse<br />

vakbeweging nog maar <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> kleine minderheid van bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> werknemers<br />

relevant is. De cao-dekkingsgraad in het bedrijfslev<strong>en</strong> ligt bij ruim ti<strong>en</strong> proc<strong>en</strong>t<br />

van alle werknemers, ieder bedrijf staat er alle<strong>en</strong> <strong>voor</strong> <strong>en</strong> wordt doorgaans in de<br />

eig<strong>en</strong> sector of regio geconfronteerd met vele onderneming<strong>en</strong> zonder cao. De<br />

coördinatie tuss<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> of bedrijfstakk<strong>en</strong> op arbeids<strong>voor</strong>waardelijk gebied is<br />

nihil. Poging<strong>en</strong> om naar Europees <strong>voor</strong>beeld e<strong>en</strong> wettelijk informatie- <strong>en</strong> consultatierecht<br />

<strong>voor</strong> Amerikaanse werknemers sneuveld<strong>en</strong> in het Amerikaanse<br />

congres <strong>en</strong> kreg<strong>en</strong> zelfs ge<strong>en</strong> steun van de vakbond<strong>en</strong> (Rogers <strong>en</strong> Streeck 1994;<br />

Weiler 1990).<br />

Tabel 2.4 Positie van de vakbeweging <strong>en</strong> collectieve organisatie van de arbeidsmarkt, 1993-2003<br />

COLLECTIEVE ORGANISATIE<br />

ARBEIDSMARKT<br />

NL DK S D F UK US J<br />

Vakbondsorganisatiegraad<br />

Vakbondsaanwezigheid<br />

2000-2003 23 72 78 24 8 31 12 21<br />

bedrijv<strong>en</strong> 2000-2003 >60 >80 >90 >60 39 48 15 21<br />

Cao-dekkingsgraad<br />

Coördinatie arbeids-<br />

2000-2003 82 76 92 63 92 35 14 20<br />

<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>vorming 2000-2003 4,0 4,0 3,5 4,0 2,0 1,0 1,0 4,0<br />

Bron: Eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> Visser (2006)<br />

Het politiek isolem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> de verzwakking van de Amerikaanse vakbeweging,<br />

<strong>voor</strong>al na 1980 (onder presid<strong>en</strong>t Reagan) heeft de erosie van de interne arbeidsmarkt,<br />

gebaseerd op job control, versneld. Het overgrote deel van de industriële<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid in de vs is geconc<strong>en</strong>treerd in niet-vakbondsbedrijv<strong>en</strong> die lagere<br />

lon<strong>en</strong>, minder secundaire arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, minder stabiele werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al minder ontslagbescherming bied<strong>en</strong> (Katz <strong>en</strong> Darbishire 2000: 34-47).<br />

Deze bedrijv<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> hun personeel niet langer e<strong>en</strong> ‘impliciet contract’ van


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

baanbehoud <strong>voor</strong> trouwe di<strong>en</strong>st, maar pass<strong>en</strong> de employm<strong>en</strong>t-at-will doctrine<br />

onverkort toe, met <strong>en</strong>kele beperking<strong>en</strong> in geval van collectief ontslag (<strong>voor</strong>al in<br />

vakbondsbedrijv<strong>en</strong>) <strong>en</strong> in geval van individueel ontslag relatief str<strong>en</strong>ge toetsing<br />

op antidiscriminatiebepaling<strong>en</strong>. Ook in wat e<strong>en</strong>s het pronkstuk van de mede<br />

door vakbond<strong>en</strong> gegarandeerde interne arbeidsmarkt was, te wet<strong>en</strong> de autoindustrie<br />

ver<strong>en</strong>igd in de Big Three (G<strong>en</strong>eral Motors, Ford <strong>en</strong> Chrysler) is de<br />

ontmanteling al ver <strong>voor</strong>tgeschred<strong>en</strong> (Katz <strong>en</strong> Darbishire 1999; Milkman 1997).<br />

Deze beschrijving van bedrijfsorganisatorische verandering<strong>en</strong> <strong>en</strong> de verzwakking<br />

van de interne arbeidsmarkt in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> zijn niet zonder meer geldig<br />

<strong>voor</strong> Europa of Nederland. Toch moet volg<strong>en</strong>s Powell (2001) niet onderschat<br />

word<strong>en</strong> dat ontwikkeling<strong>en</strong> in het Amerikaanse bedrijfslev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> mondiale<br />

uitstraling hebb<strong>en</strong>, doordat financieel kapitaal wereldwijd mobiel is, bedrijv<strong>en</strong><br />

deelneming<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in verschill<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>, internationale standaard<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gehanteerd <strong>en</strong> internationale consultancy <strong>en</strong> adviesorganisaties dezelfde<br />

praktijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> ideeën verspreid<strong>en</strong>. Andere auteurs m<strong>en</strong><strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wel dat er zelfs<br />

in tijd<strong>en</strong> van harde internationale concurr<strong>en</strong>tie (globalisering) ruimte is <strong>voor</strong><br />

varieties of capitalism (Hall <strong>en</strong> Soskice 2001; Streeck <strong>en</strong> Crouch 1997) afhankelijk<br />

van instituties als onderwijs- <strong>en</strong> beroepsscholing, de organisatie van werkgevers,<br />

de coördinatie van de arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, de inrichting van financiële markt<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de productieorganisatie. Ook Powell (2001) stelt overig<strong>en</strong>s dat er ruimte blijft<br />

<strong>voor</strong> nationale <strong>en</strong> regionale specialisatie<strong>voor</strong>del<strong>en</strong>, zoals elektronica in Japan,<br />

‘hightech <strong>en</strong>gineering’ in Duitsland, Italiaanse mode- <strong>en</strong> ontwerpindustrie, de<br />

Engelse uitgeverijwereld <strong>en</strong> de Amerikaanse software, biotechnologie <strong>en</strong> film<br />

industrie.<br />

Marsd<strong>en</strong> (1999) heeft e<strong>en</strong> elegante micro-economische theorie opgesteld ter verklaring<br />

van de macro-institutionele variatie op het niveau van land<strong>en</strong>. Zijn uitgangspunt<br />

is dat werkgevers <strong>en</strong> werknemers zoek<strong>en</strong> naar efficiënte waarborg<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong> elkaars opportunistisch gedrag, dat nu e<strong>en</strong>maal mogelijk is gegev<strong>en</strong> het feit<br />

dat arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> van tevor<strong>en</strong> niet alle <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> dichttimmer<strong>en</strong> <strong>en</strong> prestaties tijd<strong>en</strong>s het werk vaak niet goed te controler<strong>en</strong><br />

zijn. Organisaties kunn<strong>en</strong> dat oploss<strong>en</strong> door tak<strong>en</strong> zo te ontwerp<strong>en</strong> dat ze<br />

precies omschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> afgebak<strong>en</strong>d zijn, door werknemers daarop te selecter<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> op nauwgezette uitvoering te belon<strong>en</strong>. Dat was het tayloristische recept zoals<br />

toegepast in de Amerikaanse industrie. Tak<strong>en</strong> <strong>en</strong> ban<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ook ontworp<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> als algem<strong>en</strong>e, breed gedefinieerde compet<strong>en</strong>tiegebied<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> nadruk<br />

op waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> functies in plaats van <strong>voor</strong>af omschrev<strong>en</strong> tak<strong>en</strong>. Deze broadbanding,<br />

ook wel de trainings- of compet<strong>en</strong>tieb<strong>en</strong>adering g<strong>en</strong>oemd, reïntegreert<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>en</strong> do<strong>en</strong> <strong>en</strong> is in zekere zin e<strong>en</strong> terugkeer naar de ambachtelijke traditie<br />

<strong>voor</strong> het taylorisme. Professionele <strong>en</strong> beroepsbond<strong>en</strong>, als in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> <strong>en</strong> Engeland,<br />

hebb<strong>en</strong> deze traditie <strong>voor</strong>tgezet. Op de verticale as staat de wijze waarop<br />

toezicht wordt uitgeoef<strong>en</strong>d. Daarbij bestaat volg<strong>en</strong>s Marsd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> principiële<br />

keuze tuss<strong>en</strong> de controle op tak<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitvoering tijd<strong>en</strong>s het werk, dan wel e<strong>en</strong><br />

functiegerichte controle die steunt op compet<strong>en</strong>tieontwikkeling <strong>en</strong> kwalificaties.<br />

Voorbeeld<strong>en</strong> van het laatste zijn <strong>voor</strong>al in Japan of Duitsland te vind<strong>en</strong>.<br />

33


34<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Figuur 2.2 Organisatie van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

Taakverdeling<br />

Toezicht<br />

Taakgericht<br />

Functiegericht<br />

Bron: vrij naar Marsd<strong>en</strong>, 1999<br />

Productie b<strong>en</strong>adering<br />

Nauwkeurige afbak<strong>en</strong>ing van tak<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> hiërarchische ord<strong>en</strong>ing, als in e<strong>en</strong><br />

bureaucratische organisatie.<br />

(<strong>voor</strong>beeld: vs <strong>en</strong> Frankrijk)<br />

Globale rangorde van ban<strong>en</strong> naar<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de compet<strong>en</strong>tie<br />

(<strong>voor</strong>beeld: Japan)<br />

Compet<strong>en</strong>tieb<strong>en</strong>adering<br />

Baandomein<strong>en</strong> in combinatie met<br />

vakmanschap<br />

(ambachtelijke traditie: <strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong> in<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> <strong>en</strong> Engeland, <strong>en</strong> onder<br />

professionals)<br />

Ord<strong>en</strong>ing van ban<strong>en</strong> op grond van<br />

kwalificaties<br />

(<strong>voor</strong>beeld: Duitsland)<br />

Marsd<strong>en</strong> toont aan dat deze simpele ontwerpregels, afhankelijk van de nationale<br />

institutionele context, vertaald word<strong>en</strong> in oplossing<strong>en</strong> die relatief duurzaam zijn<br />

<strong>en</strong> min of meer algem<strong>en</strong>e verbreiding in e<strong>en</strong> bepaald land krijg<strong>en</strong>. Deze institutionalisering<br />

is <strong>voor</strong>al het gevolg van de opleiding <strong>en</strong> scholing van werknemers.<br />

Door onderwijs <strong>en</strong> scholing word<strong>en</strong> bepaalde kwalificaties maatschappelijk<br />

erk<strong>en</strong>d <strong>en</strong> de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> gedefinieerd waaronder arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

ontstaan <strong>en</strong> nageleefd word<strong>en</strong>. Naarmate meer organisaties deze regels gebruik<strong>en</strong>,<br />

word<strong>en</strong> ze robuuster. Andere bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> deze regels<br />

vervolg<strong>en</strong>s na, waardoor diffusie optreedt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn de verschill<strong>en</strong>de<br />

typ<strong>en</strong> regels wederzijds uitsluit<strong>en</strong>d <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ze niet tegelijk op één type baan<br />

of werk<strong>en</strong>de word<strong>en</strong> toegepast. Op deze manier kan de micro-economische<br />

onderbouwing van de interne arbeidsmarkt word<strong>en</strong> gerelateerd aan de macroeconomische<br />

inrichting van het arbeidsbestel. Als dezelfde bedrijfsspecifieke<br />

regel in verschill<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> wordt toegepast, dan vere<strong>en</strong>voudigt dat de regelgeving<br />

<strong>en</strong> het toezicht op naleving <strong>en</strong> ontstaan evid<strong>en</strong>te transactie<strong>voor</strong>del<strong>en</strong>.<br />

In het schema van figuur 2.2 past het Amerikaanse type, zoals dat tuss<strong>en</strong> 1920 <strong>en</strong><br />

1970 tot bloei kwam, in de linkerbov<strong>en</strong>hoek. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merkt het Japanse<br />

‘life-time employm<strong>en</strong>t’ systeem zich door e<strong>en</strong> grote interne flexibiliteit <strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

werknemers gedisciplineerd door e<strong>en</strong> subtiel promotiesysteem dat elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

van anciënniteit <strong>en</strong> compet<strong>en</strong>tieontwikkeling combineert. De interne flexibiliteit<br />

van Japanse bedrijv<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t zowel e<strong>en</strong> functionele (interne opleiding<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

roulatie van functies) als e<strong>en</strong> numerieke (flexibele werktijd<strong>en</strong>, overwerk) compon<strong>en</strong>t<br />

(Passet 2003). Hierdoor is het verloop van personeel aanzi<strong>en</strong>lijk lager <strong>en</strong> de<br />

gemiddelde baanduur veel hoger dan in veel andere oeso-land<strong>en</strong> (zie tabel 2.1).<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bij reorganisaties oudere werknemers dikwijls overgeplaatst<br />

naar e<strong>en</strong> van de aangeslot<strong>en</strong> organisaties in het netwerk van bedrijv<strong>en</strong> die onder


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

ling sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> (de zog<strong>en</strong>oemde Keiretsu). Ontslag zonder dwing<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><br />

wordt door Japanse rechters slechts op uitzonderlinge grond<strong>en</strong> toegestaan <strong>en</strong><br />

vergt instemming van de per bedrijf georganiseerde vakbond<strong>en</strong> die zeer nauw<br />

met het managem<strong>en</strong>t sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> in het bestur<strong>en</strong> van de interne arbeidsmarkt<br />

(Araki 2005). Opvall<strong>en</strong>d g<strong>en</strong>oeg wordt het Japanse stelsel van wettelijke ontslagbescherming<br />

door de oeso toch als minder restrictief gezi<strong>en</strong> dan het Nederlandse,<br />

Duitse of Zweedse, om van het Franse niet te sprek<strong>en</strong> (zie tabel 2.3). Het is<br />

mogelijk dat de oeso indicator ‘bov<strong>en</strong>-’ of ‘buit<strong>en</strong>wettelijke’ norm<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />

van de aanvaardbaarheid van ontslag niet goed in beeld br<strong>en</strong>gt. Ook scoort Japan<br />

laag op de decommodificatie-index, zeker t<strong>en</strong> opzichte van land<strong>en</strong> in contin<strong>en</strong>taal<br />

Europa, <strong>en</strong> is het niet e<strong>en</strong>voudig om buit<strong>en</strong> de arbeidsmarkt op e<strong>en</strong> uitkering<br />

te overlev<strong>en</strong>. Aan de onderkant van de Japanse arbeidsmarkt is er overig<strong>en</strong>s rec<strong>en</strong>t<br />

sprake van e<strong>en</strong> forse flexibilisering (Keizer 2005). Na Nederland heeft Japan het<br />

hoogste perc<strong>en</strong>tage deeltijdarbeid <strong>en</strong> ook in flexibele arbeid steekt Japan Nederland<br />

naar de kroon. Het hoge aandeel van zelfstandige arbeid is overig<strong>en</strong>s snel aan<br />

het afnem<strong>en</strong>. De wettelijke mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

zijn de laatste jar<strong>en</strong> verruimd <strong>en</strong> sinds 2003 kunn<strong>en</strong> tijdelijke contract<strong>en</strong> drie<br />

jaar dur<strong>en</strong> <strong>en</strong> hernieuwd word<strong>en</strong>. Ook uitz<strong>en</strong>dwerk <strong>en</strong> de onderlinge of collegiale<br />

plaatsing van werknemers bij bedrijv<strong>en</strong> zijn geliberaliseerd. Deeltijdarbeid komt<br />

in Japan neer op flexibele arbeid, soms is er nauwelijks verschil tuss<strong>en</strong> deeltijd <strong>en</strong><br />

voltijd werknemers in feitelijk gewerkte ur<strong>en</strong>. Deeltijders in Japan kunn<strong>en</strong> zich<br />

niet beroep<strong>en</strong> op contractueel gegarandeerde ur<strong>en</strong> <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>s, hun uurloon is<br />

dikwijls lager, in de regel ontbrek<strong>en</strong> secundaire arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, <strong>en</strong> er is<br />

ge<strong>en</strong> of nauwelijks ontslagbescherming (Houseman <strong>en</strong> Osawa 1998). Op dit punt<br />

bestaat e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk verschil met de positie van deeltijdwerkers in Nederland.<br />

Onder de Europese richtlijn <strong>voor</strong> deeltijdwerk uit 1997 <strong>en</strong> de Europese (<strong>en</strong><br />

Amerikaanse) regelgeving over gelijke beloning zou de Japanse positie van deeltijdwerkers<br />

als discriminatie word<strong>en</strong> veroordeeld. Vooral vrouw<strong>en</strong> met zorgtak<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> afgebrok<strong>en</strong> opleiding of ontbrek<strong>en</strong>de startkwalificatie werk<strong>en</strong><br />

in Japan in deeltijdban<strong>en</strong>. Frankrijk wordt net als de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als<br />

e<strong>en</strong> land met scherp afgebak<strong>en</strong>de interne arbeidsmarkt<strong>en</strong>, hiërarchische ord<strong>en</strong>ing<br />

van tak<strong>en</strong> <strong>en</strong> functies, interne scholing <strong>en</strong> loopban<strong>en</strong> (Marsd<strong>en</strong> 2004). De Franse<br />

arbeidsmarkt wordt vaak <strong>voor</strong>gesteld als rigide, al staat vanwege de blijv<strong>en</strong>d hoge<br />

werkloosheid de deregulering van de arbeidsmarkt al vijfti<strong>en</strong> jaar hoog op de<br />

politieke ag<strong>en</strong>da <strong>en</strong> is er e<strong>en</strong> forse to<strong>en</strong>ame van flexibele contract<strong>en</strong> aan de onderkant<br />

van de arbeidsmarkt. In 1998 werkt<strong>en</strong> viermaal zoveel werknemers met e<strong>en</strong><br />

tijdelijk arbeidscontract als ti<strong>en</strong> jaar eerder, terwijl de totale werkgeleg<strong>en</strong>heid in<br />

deze periode met slechts neg<strong>en</strong> proc<strong>en</strong>t to<strong>en</strong>am. De Franse overheid zet tijdelijke<br />

arbeidscontract<strong>en</strong> in om de werkloosheid onder met name jonger<strong>en</strong> te bestrijd<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s sommig<strong>en</strong> is de groei van de publiekelijk gefinancierde jeugdwerkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

e<strong>en</strong> substituut <strong>voor</strong> politiek heikele hervorming<strong>en</strong> die zich ker<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

de zeer krachtige bescherming van de insiders in de Franse arbeidsmarkt (Galtier<br />

<strong>en</strong> Gautié 2003). Deze vorm van flexibilisering <strong>voor</strong> nieuwkomers werkt in feite<br />

als e<strong>en</strong> subsidie aan de werkgevers <strong>en</strong> dankzij deze externe flexibiliteit kunn<strong>en</strong><br />

bedrijv<strong>en</strong> zich makkelijker aanpass<strong>en</strong> aan economische fluctuaties. De combinatie<br />

met aantrekkelijke vertrekregeling<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> kan uiteindelijk zeer kost-<br />

35


36<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

baar word<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>al als de doorstroom vanuit het flexibele werk problematisch<br />

is <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> gezinsvorming uitstell<strong>en</strong> <strong>en</strong> weinig zekerheid <strong>voor</strong> later kunn<strong>en</strong><br />

opbouw<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>staande ontwikkeling<strong>en</strong> versterk<strong>en</strong> het beeld van e<strong>en</strong> duale<br />

arbeidsmarkt. De oeso heeft in e<strong>en</strong> harde kritiek op de rec<strong>en</strong>te, inmiddels afgeblaz<strong>en</strong><br />

hervormingsplann<strong>en</strong> van de Franse regering om <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> tot 26 elke<br />

vorm van ontslagbescherming op te heff<strong>en</strong>, op de onhoudbaarheid van deze strategie<br />

gewez<strong>en</strong>.<br />

Het Duitse arbeidsbestel k<strong>en</strong>merkt zich vanouds door de hoge eis<strong>en</strong> die aan<br />

beroep <strong>en</strong> vakmanschap word<strong>en</strong> gesteld. Veelzijdige kwaliteitsproductie, hét<br />

k<strong>en</strong>merk van de succesvolle Duitse exportindustrie, vereist brede vakscholing bij<br />

het betred<strong>en</strong> van de arbeidsmarkt, maar ook compet<strong>en</strong>tieontwikkeling <strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezette<br />

opleiding tijd<strong>en</strong>s het werk. Streeck (1992) betoogt dat werknemers in e<strong>en</strong><br />

arbeidsbestel zoals het Duitse moet<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> breed <strong>en</strong> gevarieerd<br />

aanbod van deskundighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> kwalificaties. Zo’n systeem vraagt, om goed te<br />

werk<strong>en</strong>, om e<strong>en</strong> zekere mate van overkwalificatie over de brede linie, om hoge<br />

kwaliteitsproductie te garander<strong>en</strong> <strong>en</strong> loondrift teg<strong>en</strong> te gaan. Zo’n systeem lijkt<br />

alle<strong>en</strong> mogelijk als werkgevers het e<strong>en</strong>s zijn over de inhoud van beroepsopleiding<br />

<strong>en</strong> bereid zijn de kost<strong>en</strong> te drag<strong>en</strong>. Tot nu toe k<strong>en</strong>merkt het Duitse systeem door<br />

hechte brancheorganisaties, maar dat staat <strong>voor</strong> kleine bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> in het <strong>voor</strong>malige<br />

Oost-Duitse deel van het land onder druk. Het Duitse stelsel is kwetsbaar<br />

als bedrijv<strong>en</strong> door internationalisering meer exit-opties krijg<strong>en</strong> <strong>en</strong> als branches<br />

vervag<strong>en</strong> of intern diverser word<strong>en</strong>. Het wordt dan moeilijker om bedrijv<strong>en</strong> op<br />

e<strong>en</strong> lijn te krijg<strong>en</strong> <strong>en</strong> de vereiste opleidings- <strong>en</strong> kwalificatie-eis<strong>en</strong> vast te stell<strong>en</strong>.<br />

Overig<strong>en</strong>s is het interessant te vermeld<strong>en</strong> dat de it-industrie in Duitsland (net<br />

zoals in Nederland) rec<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> functiekwalificatiesysteem heeft ingevoerd. T<strong>en</strong><br />

slotte wordt zo’n systeem van branchegebond<strong>en</strong> beroepsopleiding <strong>en</strong> overkwalificatie<br />

erg duur als m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die hun baan verliez<strong>en</strong> niet snel elders geplaatst<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, <strong>en</strong> valt het gemakkelijker te realiser<strong>en</strong> in groeisector<strong>en</strong> dan in<br />

krimpsector<strong>en</strong>.<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> relatief dynamische arbeidsmarkt (Mads<strong>en</strong> 2003). De<br />

gemiddelde baanduur van werknemers in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> ligt met ongeveer 8,5 jaar<br />

<strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> lager dan in Europa gebruikelijk is. Gezi<strong>en</strong> de stabiliteit van anciënniteitcijfers<br />

over de jar<strong>en</strong> he<strong>en</strong> kan deze indicator aangemerkt word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong><br />

structureel k<strong>en</strong>merk van het De<strong>en</strong>se arbeidsbestel. E<strong>en</strong> ander k<strong>en</strong>merk is het lage<br />

perc<strong>en</strong>tage werknemers met e<strong>en</strong> flexibel arbeidscontract. Er is blijkbaar<br />

voldo<strong>en</strong>de flexibiliteit binn<strong>en</strong> het standaardarbeidscontract. Opvall<strong>en</strong>d is dat<br />

bijna 80 proc<strong>en</strong>t van de De<strong>en</strong>s bedrijv<strong>en</strong> minder dan 10 werknemers in di<strong>en</strong>st<br />

heeft. Minder dan e<strong>en</strong>vijfde van alle werknemers werkt in e<strong>en</strong> bedrijf met meer<br />

dan 500 werknemers. Interne mobiliteit <strong>en</strong> promotieladders moet<strong>en</strong> daarom wel<br />

e<strong>en</strong> geringere rol spel<strong>en</strong>. Door het systeem van beperkte ontslagbescherming in<br />

combinatie met e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>ereuze werkloosheidsuitkering word<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

de numerieke flexibiliteit grot<strong>en</strong>deels door de staat gedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> uit algem<strong>en</strong>e<br />

belastingmiddel<strong>en</strong> betaald. D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merkt zich door e<strong>en</strong> kostbaar activer<strong>en</strong>d<br />

arbeidsmarktbeleid, met veel nadruk op omscholing <strong>en</strong> begeleiding. Toch


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

gaat ook in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> het meeste geld naar passief beleid, zoals uitkering<strong>en</strong><br />

aan werkloz<strong>en</strong>, verlofmaatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> vroeggep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong> (tabel 2.3). De<br />

constellatie van geringe ontslagbescherming, uitgebreide sociale zekerheid <strong>en</strong><br />

activer<strong>en</strong>de arbeidsmarktprogramma’s levert e<strong>en</strong> hoge mate van externe mobiliteit<br />

(van baan naar baan, werk naar werkloosheid <strong>en</strong> werkloosheid naar werk)<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoge arbeidsdeelname, zowel in person<strong>en</strong> als ur<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong>. De kost<strong>en</strong><br />

van dit systeem zijn echter niet verwaarloosbaar. Verder valt op dat Zwed<strong>en</strong> het<br />

(net als de vs) veel beter doet wat betreft de participatie van ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> lager<br />

geschoold<strong>en</strong> (zie tabel 2.5).<br />

Tabel 2.5 Arbeidsdeelname in acht land<strong>en</strong> 1993-2003<br />

ARBEIDSDEELNAME NL DK S D F UK US J<br />

Netto participatiegraad<br />

(% bevolking 15-64 jaar) 2003 73,6 75,1 72,9 65,0 63,2 71,5 71,2 68,4<br />

Netto participatiegraad<br />

∆1993-2003 10,0 3,0 1,6 -0,1 3,9 4,1 -2,0 -5,8<br />

mann<strong>en</strong> 2003 81,1 79,6 74,2 70,9 69,4 77,7 76,9 79,8<br />

Netto participatiegraad<br />

∆1993-2003 6,5 3,8 1,2 -4,0 2,1 3,8 -1,3 -8,3<br />

vrouw<strong>en</strong> 2003 66,0 70,5 71,5 58,9 57,2 65,3 65,7 56,8<br />

Verschil participatie<br />

∆1993-2003 13,8 2,3 1,8 3,8 5,7 4,5 0,0 -3,4<br />

mann<strong>en</strong>-vrouw<strong>en</strong><br />

Netto participatiegraad<br />

2003 15,1 9,1 2,7 12,0 12,2 12,4 11,2 23,0<br />

ouder<strong>en</strong> (55-64 jaar) 2003 44,3 60,2 71,9 39,0 38,8 55,4 59,9 62,1<br />

Netto participatiegraad<br />

∆1993-2003 15,5 8,2 6,8 2,2 6,9 7,7 5,5 -1,8<br />

lager geschoold<strong>en</strong><br />

Netto participatiegraad<br />

2003 58,7 61,0 68,2 50,9 57,8 52,9 57,0 66,6<br />

hoger geschoold<strong>en</strong><br />

Verschil participatie<br />

2003 87,1 87,2 86,5 83,6 83,3 87,8 83,2 79,7<br />

hoger <strong>en</strong> lager geschoold<strong>en</strong> 2003 28,4 26,2 18,3 32,7 25,5 34,9 26,2 13,1<br />

Bron: oecd, Employm<strong>en</strong>t Outlook 2004, Paris, 2005 (refer<strong>en</strong>ce tables)<br />

Hoogopgeleide werknemers zijn minder afhankelijk van schommeling<strong>en</strong> in de<br />

vraag naar product<strong>en</strong> <strong>en</strong> om die red<strong>en</strong> minder onderworp<strong>en</strong> aan onvrijwillige<br />

mobiliteit, die inderdaad het meeste <strong>voor</strong>komt onder laagopgeleid<strong>en</strong> (Mads<strong>en</strong><br />

2003). Verder hebb<strong>en</strong> lager opgeleid<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> veel meer moeite weer aan het<br />

werk te kom<strong>en</strong> als ze werkloos zijn. Dit hangt ook sam<strong>en</strong> met geringere scholingsinvestering<strong>en</strong><br />

van werkgevers in deze groep. Eurostat-gegev<strong>en</strong>s, op basis<br />

van de European Labour Force Survey, lat<strong>en</strong> duidelijk zi<strong>en</strong> dat over het algeme<strong>en</strong><br />

minder in ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder in laagopgeleid<strong>en</strong> wordt geïnvesteerd (tabel 2.6).<br />

Overig<strong>en</strong>s zijn de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> opmerkelijk groot <strong>en</strong> investeert<br />

37


38<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Zwed<strong>en</strong> over de hele linie veel meer in scholing, ook onder ouder<strong>en</strong>, werkloz<strong>en</strong>,<br />

inactiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> laagopgeleid<strong>en</strong>. De gepres<strong>en</strong>teerde cijfers zijn overig<strong>en</strong>s beter<br />

binn<strong>en</strong> dan tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> vergelijkbaar, aangezi<strong>en</strong> ze ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met<br />

de informele scholing in het bedrijf tijd<strong>en</strong>s werktijd (zonder verlof). Dat laatste<br />

speelt <strong>voor</strong>al e<strong>en</strong> rol in Duitsland <strong>en</strong> in mindere mate ook in Frankrijk. Toch<br />

gev<strong>en</strong> de cijfers goed weer hoe ver de werkelijkheid afstaat van het ideaal van<br />

‘<strong>voor</strong>tgezette scholing’ <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e compet<strong>en</strong>tiebevordering van oudere werknemers<br />

(vanaf 35 jaar?) <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lagere of afgebrok<strong>en</strong> schoolopleiding.<br />

Tabel 2.6 Deelname aan onderwijs <strong>en</strong> scholing in zes land<strong>en</strong>, in 2003<br />

DEELNAME ONDERWIJS EN SCHOLING a<br />

BEROEPSBEVOLKING NL DK SE DE FR UK J<br />

Beroepsbevolking 15-64 jaar<br />

werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> 2003 18.4 17.9 33.3 5.4 8.2 23.0<br />

werkloz<strong>en</strong> 2003 16.1 19.3 31.0 5.8 7.6 20.6<br />

inactiev<strong>en</strong><br />

Hoogst g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> onderwijs<br />

2003 10.5 23.5 44.6 7.0 5.0 14.1<br />

hoger (hbo, universiteit) 2003 22.6* b<br />

25.5 49.5 8.4 14.1 33.9<br />

middelbaar (mbo, vwo) 2003 18.2* 16.9 30.9 6.1 7.2 19.4<br />

lager<br />

Leeftijd<br />

2003 9.4* 12.8 18.3 2.2 3.2 7.3<br />

25-34 jaar 2003 24.8 31.5 39.7 14.2 12.1 26.4<br />

35-44 jaar 2003 18.7 18.9 35.1 5.2 7.9 22.7<br />

45-54 jaar 2003 13.4 14.9 33.1 3.3 6.2 19.9<br />

55-64 jaar 2003 7.2 9.5 27.8 1.2 2.1 13.2<br />

a Deelname aan scholing <strong>en</strong> onderwijs (met verlof, buit<strong>en</strong> werktijd) volg<strong>en</strong>s eig<strong>en</strong> opgave werknemers. Dit<br />

omvat dus niet de informele scholing tijd<strong>en</strong>s werktijd, wat e<strong>en</strong> deel van de lage perc<strong>en</strong>tages <strong>voor</strong> Duitsland <strong>en</strong><br />

Frankrijk verklaart.<br />

b * = 2002.<br />

Bron: Eurostat, European Labour Force Survey, Europese Commissie, structurele indicator<strong>en</strong> Europese<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heids-strategie, key indicator 21, Comp<strong>en</strong>dium 2004-2005<br />

Nederland past waarschijnlijk net als Duitsland <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong> rechtsonder in figuur<br />

2.2 In het algem<strong>en</strong>e <strong>en</strong> sectorale beroepsonderwijs word<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

brede wijze geschoold (vergelijk Kerckhoff 2001). Daarnaast zijn ze gemiddeld<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> behoorlijk in staat om in bepaalde functies meerdere tak<strong>en</strong> op zich te<br />

nem<strong>en</strong>. De laatste tijd word<strong>en</strong> veel problem<strong>en</strong> gesignaleerd met betrekking tot<br />

schooluitval, de kwaliteit <strong>en</strong> aansluiting van het beroepsonderwijs <strong>en</strong> ontbrek<strong>en</strong>de<br />

of gebrekkige startkwalificaties. In de k<strong>en</strong>niseconomie word<strong>en</strong> meer g<strong>en</strong>erieke<br />

probleemoploss<strong>en</strong>de vaardighed<strong>en</strong> gevraagd, in aanvulling op baanspecifieke<br />

kwalificaties, zodat werknemers zich aan kunn<strong>en</strong> pass<strong>en</strong> aan <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>de<br />

technologische <strong>en</strong> organisatorische verandering<strong>en</strong>.


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

Er zijn <strong>en</strong>kele uitvoerige studies beschikbaar over de werking van interne<br />

arbeidsmarkt<strong>en</strong>, zoals de dissertaties over de bedrijv<strong>en</strong> Hoogov<strong>en</strong>s (Van Ve<strong>en</strong><br />

1997) <strong>en</strong> Fokker (Dohm<strong>en</strong> 2003). Van Hoof (1990) heeft in zijn dissertatie geconcludeerd<br />

dat er ge<strong>en</strong> empirisch onderzoek bestaat dat het bestaan van horizontaal<br />

<strong>en</strong> verticaal gerangschikte arbeidsmarktsegm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> overtuig<strong>en</strong>d aantoont, ook<br />

niet in period<strong>en</strong> van omvangrijke werkloosheid als in de eerste helft van de jar<strong>en</strong><br />

tachtig. E<strong>en</strong> afgezwakte versie, die ervan uitgaat dat werkgevers goede bedrijfskundige<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> om werknemers vaste arbeidscontract<strong>en</strong> aan te<br />

bied<strong>en</strong>, bov<strong>en</strong> de ‘marktprijs’ te betal<strong>en</strong>, aan het werk te houd<strong>en</strong> als het teg<strong>en</strong>zit<br />

(labour hoarding) <strong>en</strong> de ‘interne arbeidsmarkt’ af te scherm<strong>en</strong> van de dynamiek<br />

<strong>en</strong> onzekerheid van de externe arbeidsmarkt, is gepopulariseerd in het bek<strong>en</strong>de<br />

‘insider-outsider’-model van de arbeidsmarkt (Blanchflower <strong>en</strong> Oswald 1988;<br />

Lindbeck <strong>en</strong> Snower 1988) <strong>en</strong> dat heeft ook binn<strong>en</strong> Nederland wel toepassing<br />

gevond<strong>en</strong>. Deze zwakkere variant van de interne arbeidsmarkt legt de nadruk op<br />

relatieve verschill<strong>en</strong>, br<strong>en</strong>gt de betek<strong>en</strong>is van teamwerk <strong>en</strong> onderlinge sam<strong>en</strong>werking<br />

van werknemers, ook bij de opleiding van nieuwkomers, nadrukkelijker<br />

in beeld, alsmede de macht <strong>en</strong> de belang<strong>en</strong> van vakbond<strong>en</strong> <strong>en</strong> ondernemingsrad<strong>en</strong><br />

(zie Van der Meer 1998).<br />

In Nederland hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al de arbeidstijdflexibiliteit (deeltijd, jaarmodell<strong>en</strong>,<br />

variabele werktijd<strong>en</strong>, zie Goudswaard e.a. 2000) <strong>en</strong> de grote toestroom van<br />

nieuwkomers (vrouw<strong>en</strong> met name) bijgedrag<strong>en</strong> aan de flexibiliteit. De soep is er<br />

minder heet geget<strong>en</strong> dan in de vs of Groot-Brittannië, waar met e<strong>en</strong> stevige politieke<br />

aanval op de ‘insidersmacht’ van vakbond<strong>en</strong> de arbeidsmarkt <strong>voor</strong> de bulk<br />

van de gevestigde werknemers is geflexibiliseerd. Maar ook minder heet dan in<br />

Frankrijk, Italië of Spanje, waar e<strong>en</strong> sterkere tweedeling is opgetred<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

flexibilisering <strong>voor</strong>al de nieuwkomers <strong>en</strong> kleine ban<strong>en</strong> aan de onderkant van de<br />

arbeidsmarkt betreft. De ‘normalisering’ van deeltijdwerk (Visser 2002) <strong>en</strong> de<br />

flexicurity-strategie (Wilthag<strong>en</strong> 2003) t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van tijdelijk <strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dwerk<br />

heeft bijgedrag<strong>en</strong> aan de sterkere verbreiding van deze ‘moderne’ vorm<strong>en</strong> van<br />

arbeid <strong>en</strong> contract<strong>en</strong> (zie tabel 2.7). De grotere aantrekkelijkheid ervan blijkt uit<br />

het feit dat in Nederland (<strong>en</strong> D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>) deeltijdwerkers aangev<strong>en</strong> dat zij deze<br />

keuze vrijwillig mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet op zoek zijn (geweest) naar voltijdban<strong>en</strong>. Nochtans<br />

is de uitdaging van de toekomst e<strong>en</strong> nieuw mobiliteitsregime <strong>voor</strong> gevestigde<br />

werknemers met vaste arbeidscontract<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>, waarin e<strong>en</strong> nieuwe<br />

afruil van zekerheid <strong>en</strong> flexibiliteit ontstaat, werknemers minder recht<strong>en</strong> aan<br />

ontslagbescherming <strong>en</strong> ervaringsjar<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> werkgevers <strong>en</strong> overhed<strong>en</strong><br />

zich meer moet<strong>en</strong> inzett<strong>en</strong> <strong>voor</strong> scholing <strong>en</strong> begeleiding naar nieuwe<br />

ban<strong>en</strong> <strong>en</strong> carrières in of zelfs <strong>voor</strong> de tweede van het werkzame lev<strong>en</strong>, binn<strong>en</strong><br />

maar in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate buit<strong>en</strong> het bedrijf of de organisatie waar m<strong>en</strong> werkt.<br />

Deze uitdaging vergt aanpassing<strong>en</strong> in het psychologisch contract tuss<strong>en</strong> werkgever<br />

<strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> nieuwe b<strong>en</strong>adering van ontslagbescherming <strong>en</strong><br />

sociale zekerheid.<br />

39


40<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 2.7 Modernisering <strong>en</strong> flexibilisering van de arbeidsmarkt in acht land<strong>en</strong> 1993-2003<br />

MODERNISERING ARBEIDSMARKT NL DK S D F UK US J<br />

Deeltijdban<strong>en</strong><br />

(als % van alle ban<strong>en</strong>) 2003 34,5 15,8 14,1 19,6 12,9 23,3 13,2 26,0<br />

Tijdelijke contract<strong>en</strong><br />

∆1994-2003 8,0 -1,3 -1,7 6,1 0,6 1,1 -0,3 3,4<br />

(als % van alle contract<strong>en</strong>) 2003 14,5 9,3 15,5 12,0 12,7 6,1 4,0 13,9<br />

Uitz<strong>en</strong>dwerknemers<br />

∆1993-2003 4,0 -1,3 3,5 1,7 1,8 -0,2 0,0 3,3<br />

(als % van alle werknemers 2004 2,5 1,2 1,0 1,0 2,1 5,0 4,5 ..<br />

Aandeel zelfstandige<br />

∆1999-2004 -2,0 1,0 0,5 0,3 0,1 1,4 0,5 ..<br />

arbeid 2003 13,9 7,1 4,9 10,2 8,8 12,7 7,6 14,9<br />

∆1993-2003 -1,7 -2,1 -0,6 0,5 -2,8 -0,8 -1,2 -7,4<br />

Bron: Eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van European Labour Force Survey (Eurostat) <strong>en</strong> oeso.<br />

Uitz<strong>en</strong>dwerk op basis van opgave door de Confédération Internationale des Entreprises de Travail<br />

Temporaire (ciett).<br />

Indicator<strong>en</strong>: verdwijnt de interne arbeidsmarkt?<br />

Welke indicator<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> op de verandering<strong>en</strong> <strong>en</strong> mogelijk het verdwijn<strong>en</strong> van<br />

interne arbeidsmarkt<strong>en</strong>? We will<strong>en</strong> hier <strong>en</strong>kele noem<strong>en</strong>. We beginn<strong>en</strong> met de<br />

externalisering van bedrijfsactiviteit<strong>en</strong>. Het afstot<strong>en</strong> van activiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> meer in<br />

het bijzonder de ‘outsourcing’ van <strong>voor</strong>he<strong>en</strong> interne bedrijfsactiviteit<strong>en</strong> kan<br />

verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong> <strong>en</strong> zal in het algeme<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verkleining van<br />

de gemiddelde bedrijfsomvang leid<strong>en</strong>. Deze tr<strong>en</strong>d is in elk geval <strong>voor</strong> de vs goed<br />

gedocum<strong>en</strong>teerd (Carroll <strong>en</strong> Hannan 2000). Verkoop of splitsing van het bedrijf;<br />

oproeparbeid; uitz<strong>en</strong>dwerk; gebruik van inle<strong>en</strong>bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderaanneming<br />

zijn vorm<strong>en</strong> van externalisering. Wat de arbeidsverhouding betreft moet e<strong>en</strong><br />

onderscheid gemaakt word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> situaties waarin het (inl<strong>en</strong><strong>en</strong>de) bedrijf in<br />

juridische zin werkgever blijft (wel bij oproeparbeid, niet bij de overige<br />

g<strong>en</strong>oemde vorm<strong>en</strong>) <strong>en</strong> het feitelijk toezicht over de verrichte arbeid blijft uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

(wel bij uitz<strong>en</strong>darbeid, niet bij inle<strong>en</strong>arbeid <strong>en</strong> onderaanneming) (Kalleberg<br />

e.a. 2003).<br />

2.3.3 tijdelijke contract<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dwerk<br />

Als eerste indicator <strong>voor</strong> de erosie <strong>en</strong> verkleining van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

geldt de opkomst van tijdelijk <strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dwerk, alsmede het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d gebruik<br />

van inle<strong>en</strong>bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> freelance werk. In de vs verdubbelde het uitz<strong>en</strong>dwerk<br />

tuss<strong>en</strong> 1980 <strong>en</strong> 1990 <strong>en</strong> opnieuw tuss<strong>en</strong> 1990 <strong>en</strong> 2000. Mom<strong>en</strong>teel werkt ongeveer<br />

4,5 proc<strong>en</strong>t van de Amerikan<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dcontract, sam<strong>en</strong> met het Ver<strong>en</strong>igd<br />

Koninkrijk het hoogste marktaandeel in de westerse wereld (zie tabel 2.7).<br />

In Nederland verdubbelde het marktaandeel van uitz<strong>en</strong>dbedrijv<strong>en</strong> in de jar<strong>en</strong>


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

neg<strong>en</strong>tig van twee tot vier proc<strong>en</strong>t (Dunnewijk 2000). Op uitz<strong>en</strong>dgebied was<br />

Nederland tot 1999 koploper, maar sindsdi<strong>en</strong> is het marktaandeel van uitz<strong>en</strong>dwerk<br />

drastisch teruggelop<strong>en</strong>, t<strong>en</strong> dele om conjuncturele red<strong>en</strong><strong>en</strong>, maar waarschijnlijk<br />

ook als gevolg van de str<strong>en</strong>gere eis<strong>en</strong> aan het werkgeverschap van<br />

uitz<strong>en</strong>dorganisaties in de Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> Zekerheid uit 1999.<br />

Uit onderzoek op basis van e<strong>en</strong> repres<strong>en</strong>tatieve steekproef van Amerikaanse<br />

bedrijv<strong>en</strong> uit 1997 bleek dat 20 proc<strong>en</strong>t gebruikmaakt van flexibele arbeidscontract<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> het eig<strong>en</strong> personeel in di<strong>en</strong>st (hetzij via oproepcontract<strong>en</strong> of contract<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> bepaalde tijd) ruim 50 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> beroep doet op uitz<strong>en</strong>dkracht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bijna 40 proc<strong>en</strong>t op inle<strong>en</strong>bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderaannemers (Kalleberg <strong>en</strong> Marsd<strong>en</strong><br />

2005). Verder bleek dat bedrijv<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>darbeid inzett<strong>en</strong> bij kernactiviteit<strong>en</strong> waar<br />

ze controle over will<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong>, zoals productie, r&d <strong>en</strong> klant<strong>en</strong>administratie.<br />

Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> ze inle<strong>en</strong>bedrijv<strong>en</strong> <strong>voor</strong> functies die het verst van hun<br />

kernactiviteit<strong>en</strong> afstaan, zoals veiligheid, schoonmaak, catering, reparatie, soms<br />

ook it <strong>en</strong> personeelsadministratie. Op zich betek<strong>en</strong>t deze ontwikkeling niet dat<br />

de interne arbeidsmarkt verdwijnt, wel dat ze kleiner wordt. Het zou ook kunn<strong>en</strong><br />

betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat het onderscheid intern versus extern, wat de uitvoering van het<br />

werk vager, maar wat betreft de recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> van werknemers<br />

juist scherper wordt. Het naast elkaar werk<strong>en</strong> van werknemers, die soms dezelfde<br />

activiteit<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong> of in teams met elkaar sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> maar verschill<strong>en</strong>de<br />

recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong>uitzicht<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, is op macroniveau e<strong>en</strong> uitdaging aan het<br />

arbeidsrecht <strong>en</strong> de sociale zekerheid (Supiot 2001) <strong>en</strong> op microniveau, binn<strong>en</strong> de<br />

onderneming, e<strong>en</strong> hrm-probleem <strong>en</strong> roept veel vrag<strong>en</strong> op met betrekking tot<br />

compet<strong>en</strong>tiemanagem<strong>en</strong>t, scholing <strong>en</strong> mobiliteit van personeel.<br />

Opmerkelijk is dat in de vs veel geschoolde werknemers via uitz<strong>en</strong>dcontract<strong>en</strong><br />

werk<strong>en</strong>. Ruim driekwart van alle bedrijv<strong>en</strong> in de verwerk<strong>en</strong>de industrie in de vs<br />

gebruikt uitz<strong>en</strong>dkracht<strong>en</strong> (Houseman 2001). Daarnaast is ook het gebruik van<br />

tijdelijke contract<strong>en</strong>, direct in di<strong>en</strong>st van de werkgever waar het werk plaatsvindt,<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al in de nieuwe sector<strong>en</strong> als ict <strong>en</strong> media, vel<strong>en</strong> op<br />

basis van ‘werk’-opdracht<strong>en</strong> in plaats van ‘arbeidscontract<strong>en</strong>, dat wil zegg<strong>en</strong><br />

buit<strong>en</strong> het arbeids- <strong>en</strong> sociale zekerheidsrecht. Internationale cijfers van onder<br />

meer de oeso (zie tabel 2.7) lat<strong>en</strong> echter zi<strong>en</strong> dat de omvang van tijdelijk werk <strong>en</strong><br />

zelfstandige arbeid in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> relatief beperkt is. In Nederland,<br />

Zwed<strong>en</strong>, Japan, Frankrijk <strong>en</strong> Duitsland werkt e<strong>en</strong> veel groter deel van de werknemers<br />

op tijdelijke basis <strong>en</strong> is de groei van tijdelijke contract<strong>en</strong> in de jar<strong>en</strong><br />

neg<strong>en</strong>tig veel groter geweest. Ook is in de vs het aandeel van ‘zelfstandig<strong>en</strong>’<br />

tamelijk bescheid<strong>en</strong>. Dit houdt verband met het verdwijn<strong>en</strong> van de kleine boer <strong>en</strong><br />

midd<strong>en</strong>stand, e<strong>en</strong> ontwikkeling die nu Japan in zijn greep heeft <strong>en</strong> ook in Europa<br />

nog steeds <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> teruggang van zelfstandige arbeid zorgt. Overig<strong>en</strong>s moet bij<br />

de vergelijking tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> wel rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met institutionele<br />

verschill<strong>en</strong>. Str<strong>en</strong>gere ontslagwetgeving leidt in veel land<strong>en</strong> tot het gebruikmak<strong>en</strong><br />

van tijdelijke contract<strong>en</strong> als noodoplossing. Als werkgevers makkelijk van<br />

vast personeel afkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> wetgeving <strong>en</strong> vakbond<strong>en</strong> h<strong>en</strong> daaraan niet kunn<strong>en</strong><br />

hinder<strong>en</strong>, dan is er weinig red<strong>en</strong><strong>en</strong> om e<strong>en</strong> apart kanaal <strong>voor</strong> ‘tijdelijke contrac-<br />

41


42<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

t<strong>en</strong>’ in te richt<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kan deeltijdwerk in de vs, net als in Japan, in de<br />

meeste gevall<strong>en</strong> tot marginaal werk, met weinig zekerheid <strong>en</strong> secundaire arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>,<br />

word<strong>en</strong> gerek<strong>en</strong>d. Uit tabel 2.8 wordt duidelijk dat de flexibilisering<br />

van de arbeidsmarkt <strong>voor</strong>al via het schepp<strong>en</strong> van meer ruimte <strong>en</strong> minder<br />

regels <strong>voor</strong> tijdelijke contract<strong>en</strong> heeft plaatsgevond<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>al in land<strong>en</strong> waar e<strong>en</strong><br />

strikter regelgeving bestaat met betrekking tot de ontslagbescherming <strong>voor</strong> reguliere<br />

di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong>. We zi<strong>en</strong> ook dat met betrekking tot reguliere di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> collectief ontslag vrijwel niets veranderd is.<br />

Tabel 2.8 Ontslagbescherming regulier <strong>en</strong> flexibel werk in acht land<strong>en</strong> 1988-2003<br />

INDEX ONTSLAGBESCHERMING NL DK S D F UK US J<br />

Reguliere di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong> 2003 3.1 1.5 2.9 2.7 2.5 1.1 0.2 2.4<br />

∆1988-2003 0.0 0.0 0.0 0.1 0.2 0.2 0.0 0.0<br />

Tijdelijke di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong> 2003 1.2 1.4 1.6 1.8 3.6 0.4 0.3 1.3<br />

∆1988-2003 -1.2 -1.7 -2.5 -2.0 0.5 0.1 0.0 -0.5<br />

Collectief ontslag 2003 3.0 3.9 4.5 3.8 2.1 2.9 2.9 1.5<br />

∆1998-2003 0.0 0.0 0.0 0.3 0.0 0.0 0.0 0.0<br />

Bron: oeso (2005)<br />

Onderzoek naar de doorstroom van werknemers in Nederland met tijdelijke aanstelling<strong>en</strong><br />

naar vaste ban<strong>en</strong> biedt ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige conclusies. Dit wordt veroorzaakt<br />

door verschill<strong>en</strong> in onderzoeksmethode <strong>en</strong> onderzoekspopulaties. Zijl,<br />

Van d<strong>en</strong> Berg <strong>en</strong> Heyma (2004) <strong>en</strong> Marloes De Graaf-Zijl in haar dissertatie<br />

(2006) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat uitz<strong>en</strong>dwerk in veel gevall<strong>en</strong> de werkloosheidsduur terugbr<strong>en</strong>gt<br />

<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t als e<strong>en</strong> springplank tot e<strong>en</strong> vaste baan. Zijl <strong>en</strong> Van Leeuw<strong>en</strong><br />

(2004) concluder<strong>en</strong> aan de hand van e<strong>en</strong> literatuurstudie dat ongeveer twintig<br />

proc<strong>en</strong>t van de tijdelijke werknemers <strong>en</strong> e<strong>en</strong> iets hoger perc<strong>en</strong>tage van de uitz<strong>en</strong>dkracht<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> jaar doorstroomt naar e<strong>en</strong> perman<strong>en</strong>te baan. Dit blijkt overig<strong>en</strong>s<br />

ongelijk verdeeld te zijn over verschill<strong>en</strong>de bevolkingsgroep<strong>en</strong>. Onder vrouw<strong>en</strong><br />

is de doorstroom beperkter. Mogelijk wordt dit beïnvloed door het werk<strong>en</strong><br />

in deeltijd (Muffels <strong>en</strong> Steijn 1998). Voor werknemers uit etnische minderhed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>voor</strong> laagopgeleid<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong> geldt ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> lagere doorstroomkans<br />

(Zandvliet et al. 2002).<br />

2.3.4 perceptie van toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> baanonzekerheid<br />

E<strong>en</strong> tweede indicator <strong>voor</strong> de verandering<strong>en</strong> in de aard van de arbeidsverhouding<br />

is de toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> perceptie van baanonzekerheid. Bij interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> past<br />

e<strong>en</strong> ‘impliciete’ of onuitgesprok<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst van baanzekerheid in ruil <strong>voor</strong><br />

loyale <strong>en</strong> plichtsgetrouwe inzet. Het bijpass<strong>en</strong>de ‘psychologische contract’ is<br />

gestoeld op de overtuiging dat er e<strong>en</strong> garantie van e<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>d di<strong>en</strong>stverband bij<br />

dezelfde werkgever is gegev<strong>en</strong> (Robinson <strong>en</strong> Rousseau 1994; Anderson <strong>en</strong> Schalk<br />

1998). Verandering<strong>en</strong> in de perceptie van baanzekerheid vorm<strong>en</strong> daarom e<strong>en</strong>


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

directe aanwijzing dat in de beleving van werknemers interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de daarbij hor<strong>en</strong>de zekerheid bezig zijn te verdwijn<strong>en</strong>.<br />

In de meeste westerse land<strong>en</strong> belev<strong>en</strong> werknemers volg<strong>en</strong>s eig<strong>en</strong> opgave e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame<br />

van de onzekerheid van hun werk (Böckerman 2003; Clark <strong>en</strong> Postel-Vinay<br />

2005; Sverke et al. 2004). Deze stijging wordt in verband gebracht met de to<strong>en</strong>ame<br />

van de werkloosheid, de opkomst van tijdelijk werk <strong>en</strong> bedrijfsreorganisaties. Op<br />

individueel niveau, gebruikmak<strong>en</strong>d van data uit het European Community Household<br />

Panel (echp) hangt de perceptie van baanonzekerheid onder meer sam<strong>en</strong><br />

met (oudere) leeftijd, e<strong>en</strong> laag scholingsniveau <strong>en</strong> persoonlijke ervaring<strong>en</strong> met<br />

reorganisaties <strong>en</strong> werkloosheid. Uit deze data <strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> survey van de European<br />

Foundation of Living and Working Conditions in Dublin komt tev<strong>en</strong>s naar vor<strong>en</strong><br />

dat baanonzekerheid gepaard gaat met gevoel<strong>en</strong>s van machteloosheid <strong>en</strong> onvrede<br />

over het werk. Nationale verschill<strong>en</strong> zijn aanzi<strong>en</strong>lijk, met de laagste gemet<strong>en</strong> baanonzekerheid<br />

in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> <strong>en</strong> de hoogste in Spanje, Griek<strong>en</strong>land <strong>en</strong> Italië, juist<br />

de land<strong>en</strong> met de sterkste ontslagbescherming <strong>voor</strong> reguliere di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong>.<br />

Tabel 2.9 Perceptie van baanonzekerheid, in 1998<br />

“Ik maak me zorg<strong>en</strong> over de zekerheid<br />

van mijn werk” NL DK SE DE FR UK<br />

Antwoord “ja”<br />

alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> baan tuss<strong>en</strong> 15 <strong>en</strong> 65 jaar 1998 20% 9% 20% 36% 48% 26%<br />

Bron: Böckerman, 2003<br />

In Nederland voeld<strong>en</strong> in 1998, bij e<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>de tr<strong>en</strong>d in de werkloosheid, naar<br />

verhouding twee keer zoveel werknemers zich onzeker over de toekomst van hun<br />

werk dan in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>, waar de werkloosheid to<strong>en</strong> hoger lag <strong>en</strong> minder snel<br />

daalde (tabel 2.9). In Duitsland <strong>en</strong> <strong>voor</strong>al in Frankrijk voel<strong>en</strong> nog meer werknemers<br />

zich ongewis over de toekomst van hun werk, maar dat kan t<strong>en</strong> dele met de<br />

blijv<strong>en</strong>d hoge werkloosheid in die land<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>. Gecontroleerd <strong>voor</strong> de<br />

omvang van de werkloosheid voel<strong>en</strong> werknemers in Frankrijk <strong>en</strong> Duitsland zich<br />

onzekerder over de toekomst van hun baan dan werknemers in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>,<br />

Zwed<strong>en</strong> of Nederland (Böckerman 2003). Dat suggereert dat baanonzekerheid uit<br />

twee compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bestaat: de kans op baanverlies <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van baanverlies.<br />

Terwijl sterk gereguleerde interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> bescherming van<br />

gevestigde werknemers de kans op baanverlies vermindert, verkleint het ook de<br />

kans op nieuw werk <strong>en</strong> dus ook de kost<strong>en</strong> van baanverlies, <strong>voor</strong>al als werkloosheid<br />

e<strong>en</strong> belangrijke inkom<strong>en</strong>sderving met zich meebr<strong>en</strong>gt. Zoals uit de decommodificatie-index<br />

bleek (tabel 2.3) zijn werknemers in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>, Zwed<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Nederland wat dat betreft beter af.<br />

43


44<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

2.3.5 gemiddelde of modale baanduur van werknemers<br />

Cijfers over e<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>de gemiddelde of modale baanduur zoud<strong>en</strong> e<strong>en</strong> derde<br />

aanwijzing <strong>voor</strong> de erosie van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn. Stone (2004:<br />

75-83) analyseert de verandering<strong>en</strong> in de modale baanduur tuss<strong>en</strong> 1983 <strong>en</strong> 2001 in<br />

de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> met hulp van de Curr<strong>en</strong>t Population Survey van het us<br />

Bureau of Labor Statistics. Opsplitsing naar geslacht, leeftijd <strong>en</strong> scholingsniveau<br />

laat markante verschill<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Uiteraard is de modale baanduur het laagst (<strong>voor</strong><br />

mann<strong>en</strong> gemiddeld 3 jaar, <strong>voor</strong> vrouw<strong>en</strong> 2,5 jaar) in de jongste leeftijdsgroep<br />

(24-34 jaar) <strong>en</strong> het hoogst (mann<strong>en</strong> 11 jaar, vrouw<strong>en</strong> 9,5 jaar) in de oudste groep<br />

(55-64 jaar). Maar terwijl er bij mann<strong>en</strong> in alle leeftijdsgroep<strong>en</strong> behalve de jongste<br />

e<strong>en</strong> zeer duidelijke daling in de modale baanduur is opgetred<strong>en</strong> (in de oudste leeftijdsgroep<br />

van 16 naar 11 jaar) is er onder vrouw<strong>en</strong> over de hele linie behalve de<br />

jongste leeftijdsgroep sprake van e<strong>en</strong> lichte stijging in de modale baanduur.<br />

Volg<strong>en</strong>s Stone wijst de daling onder mann<strong>en</strong> op de erosie van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> is de stijging onder vrouw<strong>en</strong> het gevolg van het feit dat meer vrouw<strong>en</strong><br />

blijv<strong>en</strong> doorwerk<strong>en</strong> na de geboorte van kinder<strong>en</strong>. Zij wordt in deze interpretatie<br />

gesterkt door het gegev<strong>en</strong> dat <strong>voor</strong>al onder mann<strong>en</strong> met geringe scholing de<br />

modale baanduur het meeste afnam (zie ook Farber 1999). Dit was de groep werknemers<br />

in de industrie <strong>voor</strong> wie het impliciete contract op blijv<strong>en</strong>d werk het<br />

belangrijkste was. Het is de groep <strong>voor</strong> wie de erosie van de interne arbeidsmarkt<br />

<strong>en</strong> het wegvall<strong>en</strong> van de garantie van vast werk <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>, met de mogelijkheid<br />

van interne promotie, het meest bedreig<strong>en</strong>d is. Daarnaast rapporteert Stone e<strong>en</strong><br />

sterke afname van het aandeel mannelijke werknemers dat langer dan ti<strong>en</strong> jaar bij<br />

dezelfde werkgever in di<strong>en</strong>st is, e<strong>en</strong> daling die in alle leeftijdsgroep<strong>en</strong> maar<br />

<strong>voor</strong>al in de oudste groep optreedt.<br />

Helaas beschikk<strong>en</strong> we <strong>voor</strong> Nederland <strong>en</strong> andere land<strong>en</strong> niet over zulke gedetailleerde<br />

tijdreeks<strong>en</strong>. Cijfers van het C<strong>en</strong>traal Bureau <strong>voor</strong> de Statistiek gev<strong>en</strong> aan<br />

dat de gemiddelde baanduur het hoogst is <strong>voor</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met alle<strong>en</strong> lager onderwijs<br />

<strong>en</strong> lager <strong>en</strong> gemiddeld beroepsonderwijs, maar dit is t<strong>en</strong> dele e<strong>en</strong> cohorteffect.<br />

Werknemers met e<strong>en</strong> achtergrond in het algeme<strong>en</strong> onderwijs (universiteit<br />

<strong>en</strong> vwo) k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zich door meer mobiliteit dan werknemers uit het beroepsonderwijs<br />

(vbo, mbo <strong>en</strong>, zij het in mindere mate, hbo). Uit de bewerking van<br />

osa- <strong>en</strong> cbs-gegev<strong>en</strong>s <strong>voor</strong> de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig trekt het scp de conclusie dat de<br />

discrepantie tuss<strong>en</strong> feitelijke <strong>en</strong> gew<strong>en</strong>ste baank<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tamelijk goede<br />

<strong>voor</strong>speller is <strong>voor</strong> zoekgedrag <strong>en</strong> externe mobiliteit (Gesthuiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> Dagevos<br />

2005). Toch is er ook e<strong>en</strong> groep werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> die deze discrepantie wel ervaart,<br />

maar ge<strong>en</strong> zoekgedrag vertoont <strong>en</strong> niet (extern) mobiel is. Dit zijn met name<br />

ouder<strong>en</strong>, lager opgeleid<strong>en</strong> <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met (jonge) kinder<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot<br />

deze groep<strong>en</strong> zijn jonger<strong>en</strong>, vrouw<strong>en</strong>, gescheid<strong>en</strong> person<strong>en</strong>, hoogopgeleid<strong>en</strong>,<br />

person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> afgeronde cursus, werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> tijdelijk contract <strong>en</strong><br />

werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> in de kleinschalige handel <strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing juist vaker mobiel.<br />

Helaas zijn de gegev<strong>en</strong>s van het cbs (Statline) vanwege definitieverandering<strong>en</strong><br />

moeilijk door de tijd te vergelijk<strong>en</strong>. Gegev<strong>en</strong>s <strong>voor</strong> 1995 <strong>en</strong> 1999 lat<strong>en</strong> dezelfde<br />

verschill<strong>en</strong> in baanduur tuss<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>, werknemers met verschil


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

l<strong>en</strong>de opleidingsduur <strong>en</strong> uit verschill<strong>en</strong>de leeftijdsgroep<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> als in de vs, zij<br />

het dat in Nederland de baanduur in elke categorie gemiddeld hoger ligt. Ook is er<br />

e<strong>en</strong> ontwikkeling naar e<strong>en</strong> kortere gemiddelde baanduur van mann<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>al in<br />

de groep met alle<strong>en</strong> basisonderwijs, te bespeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> neemt de gemiddelde baanduur<br />

van vrouw<strong>en</strong> toe. Maar vier jaar zijn te kort om van e<strong>en</strong> echte tr<strong>en</strong>d te sprek<strong>en</strong>.<br />

Zulke ontwikkeling<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemist als we de gemiddelde cijfers, ongeacht<br />

geslacht, leeftijd <strong>en</strong> opleidingsniveau, bezi<strong>en</strong> (zie ook Farber 1999). De in tabel 2.1<br />

gepres<strong>en</strong>teerde gemiddeld<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> daarom wel uitsluitsel over de grote verschill<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> (langste gemiddelde baanduur in Japan <strong>en</strong> de kortste in de vs,<br />

met Nederland daar tuss<strong>en</strong>in) maar niet over de verandering<strong>en</strong>. Vooral het teg<strong>en</strong>strijdig<br />

effect bij mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> is verwarr<strong>en</strong>d. De conclusie van Auer <strong>en</strong><br />

Cazes (2002) <strong>en</strong> Auer (2004) dat de gemiddelde baanduur niet daalt maar gelijk<br />

blijft, is daarom niet het laatste woord. We kunn<strong>en</strong> daaraan zeker niet de conclusie<br />

ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> dat interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> intact zijn geblev<strong>en</strong> <strong>en</strong> het impliciete<br />

contract van e<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>d di<strong>en</strong>stverband nog bestaat. Bernhardt <strong>en</strong> Marcotte<br />

(2000: 24) merk<strong>en</strong> terecht op dat met name de verdeling van stabiele di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong><br />

aan verandering onderhevig is <strong>en</strong> dat <strong>voor</strong>al de laaggekwalificeerde werknemers<br />

die ooit kond<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong> op vast werk, on-the-job scholing <strong>en</strong> beloning<br />

naar anciënniteit aan het kortste eind trekk<strong>en</strong>.<br />

2.3.6 naar e<strong>en</strong> nieuw psychologisch contract?<br />

De nieuwe arbeidsverhouding richt zich minder op de sociale <strong>en</strong> juridische<br />

bescherming van e<strong>en</strong> duurzame verbint<strong>en</strong>is van werknemer <strong>en</strong> werkgever dan op<br />

de ondersteuning van “e<strong>en</strong> portfolio van m<strong>en</strong>selijk kapitaal” (Carnoy, Castells <strong>en</strong><br />

Br<strong>en</strong>ner 1997) door middel van deelname aan training <strong>en</strong> netwerk<strong>en</strong>. Dit sluit aan<br />

op het beeld van de ‘ondernem<strong>en</strong>de werknemer’, die zelfstandiger zijn ‘human<br />

capital’ op peil houdt, mobieler is, <strong>voor</strong>al tuss<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> waar mogelijk zijn<br />

of haar heil in zelfstandig ondernemerschap zoekt. Naar de ‘ondernem<strong>en</strong>de werknemer’<br />

is in Nederland onderzoek gedaan door Bolweg <strong>en</strong> De Korte (1994) <strong>en</strong> ook<br />

door Gasperz <strong>en</strong> Ott (1996) met als resultaat dat de ‘echte’ nieuwe <strong>en</strong> ondernem<strong>en</strong>de<br />

werknemer nog niet is opgestaan, maar net als vroeger hunkert naar<br />

zekerheid. Maar dat is wellicht e<strong>en</strong> andere dan de oude zekerheid van routineus<br />

werk, uitgestippelde carrièrepad<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> vaste betrekking bij dezelfde werkgever.<br />

De vraag is welk psychologisch contract <strong>en</strong> welke juridische regelgeving bij<br />

de nieuwe arbeidsverhouding past.<br />

Organisatiepsycholog<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> het begrip ‘psychologisch contract’ <strong>voor</strong> de<br />

perceptie <strong>en</strong> verwachting<strong>en</strong> die werknemers t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van hun arbeidsverhouding<br />

hebb<strong>en</strong>. Het drukt uit in hoeverre de werknemer gelooft of verwacht dat<br />

werknemer <strong>en</strong> werkgever verplichting<strong>en</strong> jeg<strong>en</strong>s elkaar hebb<strong>en</strong> die verdergaan dan<br />

hun geschrev<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst (Guest 1998; Van d<strong>en</strong> Brande 1999). Robinson <strong>en</strong><br />

Rousseau (1994: 246) definiër<strong>en</strong> e<strong>en</strong> psychologisch contract als “iemands overtuiging<br />

dat er e<strong>en</strong> soort van belofte is gedaan <strong>en</strong> de contractuele <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

door beide partij<strong>en</strong> zijn aanvaard”. Zo’n psychologisch contract kan gestoeld zijn<br />

op de perceptie, verwachting of overtuiging dat de teg<strong>en</strong>partij e<strong>en</strong> vaste baan in<br />

45


46<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

het <strong>voor</strong>uitzicht heeft gesteld, <strong>voor</strong>rang zal gev<strong>en</strong> bij bevordering, e<strong>en</strong> vast inkom<strong>en</strong><br />

garandeert, scholing zal verzorg<strong>en</strong> of zal help<strong>en</strong> bij het vind<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

nieuwe baan. Deze inhoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>, sommige onderdel<strong>en</strong> ervan<br />

kunn<strong>en</strong> geformaliseerd <strong>en</strong> in afsprak<strong>en</strong> vastgelegd zijn, maar doorgaans is het<br />

psychologisch contract “impliciet, onuitgesprok<strong>en</strong> <strong>en</strong> zeld<strong>en</strong> bediscussieerd”<br />

(Anderson <strong>en</strong> Schalk 1998: 637). Rousseau <strong>en</strong> ander<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderscheid<br />

tuss<strong>en</strong> verwachting<strong>en</strong> met betrekking tot de arbeidsverhouding <strong>en</strong> e<strong>en</strong> psychologisch<br />

contract. E<strong>en</strong> verwachting drukt in hun og<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aspiratie of hoop uit,<br />

e<strong>en</strong> psychologisch contract stoelt op e<strong>en</strong> overtuiging. Als e<strong>en</strong> verwachting niet<br />

uitkomt, leidt dit tot teleurstelling; wordt e<strong>en</strong> psychologisch contract niet nagekom<strong>en</strong>,<br />

dan voelt m<strong>en</strong> zich tekortgedaan, bedrog<strong>en</strong> of zelfs verrad<strong>en</strong> (Robinson<br />

<strong>en</strong> Rousseau 1994; Rousseau <strong>en</strong> Tijoriwala 1999). Beide hebb<strong>en</strong> consequ<strong>en</strong>ties<br />

<strong>voor</strong> de arbeidsverhouding<strong>en</strong>, maar in het laatste geval zijn deze veel ernstiger.<br />

De gevolg<strong>en</strong> zijn diepgevoelde frustratie, demotivatie, stress, ernstig productiviteitsverlies<br />

<strong>en</strong> verlies van ‘organisatorisch burgerschapsgedrag’ (Organ 1988)<br />

zoals de bereidwilligheid collega’s te help<strong>en</strong> of wanneer nodig in te spring<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

iets extra’s te do<strong>en</strong> (Anderson <strong>en</strong> Schalk 1998; Turnley <strong>en</strong> Feldman 1999). Het kan<br />

daarom vanuit personeelsbeleid erg belangrijk zijn om bijtijds helder te zijn over<br />

de term<strong>en</strong> van het psychologisch contract, <strong>voor</strong>al waar organisaties naast plichtbesef<br />

<strong>en</strong> goede taakuitoef<strong>en</strong>ing juist ook organisatorisch burgerschap <strong>en</strong> inv<strong>en</strong>tiviteit<br />

van hun medewerkers vrag<strong>en</strong>.<br />

Er is e<strong>en</strong> behoorlijk grote cons<strong>en</strong>sus onder organisatiekundig<strong>en</strong> in de Amerikaanse<br />

literatuur <strong>en</strong> praktijk dat het oude psychologische contract, gebaseerd op<br />

de belofte van baanzekerheid, interne promotie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> stabiel <strong>en</strong> groei<strong>en</strong>d (p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>)inkom<strong>en</strong>,<br />

niet meer bestaat (Roehling et al. 1998). In figuur 2.3 vatt<strong>en</strong> we de<br />

richting van de verandering in de arbeidsverhouding<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s Cavanaugh<br />

<strong>en</strong> Noe (1999: 324) nem<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> carrièreontwikkeling<br />

<strong>en</strong> sterkere binding aan (de inhoud van) het werk de plaats in van<br />

binding aan organisatie <strong>en</strong> baan. De verwachting<strong>en</strong> jeg<strong>en</strong>s het werk richt<strong>en</strong> zich<br />

op de ontplooiingskans<strong>en</strong> dat het werk biedt <strong>en</strong> op de geleg<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> netwerk<strong>en</strong><br />

naar e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de baan. Het nieuwe psychologische contract draait om de<br />

impliciete belofte dat de werkgever alles doet om zo’n loopbaanontwikkeling<br />

buit<strong>en</strong> de organisatie mogelijk te mak<strong>en</strong> door bij te drag<strong>en</strong> aan scholing <strong>en</strong> geleg<strong>en</strong>heid<br />

te bied<strong>en</strong> tot deelname aan interessante netwerk<strong>en</strong>. De werkgever moet<br />

wel, omdat hij of zij anders nooit het gew<strong>en</strong>ste extra uit zijn medewerkers krijgt.<br />

In dit opzicht word<strong>en</strong> onderneming<strong>en</strong> in de k<strong>en</strong>niseconomie kwetsbaarder,<br />

omdat ze sterker op de actieve betrokk<strong>en</strong>heid van hun werknemers zull<strong>en</strong> zijn<br />

aangewez<strong>en</strong>. Ontwikkel<strong>en</strong>, del<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> van k<strong>en</strong>nis kan immers niet<br />

zonder de actieve coöperatie van werknemers <strong>en</strong> hun bereidheid die t<strong>en</strong> bate van<br />

de onderneming aan te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Het is niet meer voldo<strong>en</strong>de om tak<strong>en</strong> passief,<br />

zonder fout<strong>en</strong> <strong>en</strong> zonder betrokk<strong>en</strong>heid te verricht<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s Stone (2006) wordt het nieuwe psychologische contract <strong>en</strong>, meer in het<br />

algeme<strong>en</strong>, de (externe, horizontale <strong>en</strong> verticale) mobiliteit in de k<strong>en</strong>niseconomie<br />

bedreigd door e<strong>en</strong> nieuw conflict over het eig<strong>en</strong>domsrecht op k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> m<strong>en</strong>se


Figuur 2.3 De nieuwe arbeidsverhouding<br />

Taakverdeling<br />

Toezicht<br />

Contractuele<br />

<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

Monitoring <strong>en</strong><br />

toezicht<br />

Psychologisch<br />

contract<br />

Scholing <strong>en</strong> opleiding<br />

Zekerheid<br />

Beloning<br />

Mobiliteit<br />

Arbeidsverhouding<br />

Bron: Vrij naar Collins, 2001 <strong>en</strong> Stone, 2004<br />

mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

standaard arbeidsverhouding<br />

Gespecificeerd, gedetailleerde functie- of<br />

taakbeschrijving, weinig eig<strong>en</strong> invulling<br />

Directe supervisie <strong>en</strong>/of sterke binding<br />

aan <strong>voor</strong>opgezette tak<strong>en</strong><br />

Geloof in zekerheid baan, promotie,<br />

inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

Bedrijfs- of beroepsspecifiek<br />

Baanzekerheid<br />

Vast <strong>en</strong> naar ervaringsjar<strong>en</strong> of leeftijd<br />

(interne arbeidsmarkt)<br />

Intern (verticaal) <strong>en</strong> exit van arbeidsmarkt<br />

Collectieve bescherming, verdelingsmodel<br />

nieuwe arbeidsverhouding<br />

In sterkere mate onvolledig, meer ruimte<br />

<strong>en</strong> verwachting van eig<strong>en</strong> invulling<br />

Indirecte controle (jaargesprekk<strong>en</strong>, targets)<br />

<strong>en</strong> monitor<strong>en</strong> van output op afstand<br />

(audits), ev<strong>en</strong>tueel zelf-monitor<strong>en</strong><br />

Geloof in ontwikkelingskans<strong>en</strong> werk,<br />

deelname aan interessante netwerk<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bijdrage werkgever aan verdere<br />

scholing <strong>en</strong> opleiding<br />

Algem<strong>en</strong>er <strong>en</strong> overdraagbaar<br />

(individueel recht)<br />

Werkzekerheid <strong>en</strong> employability<br />

(recht of training)<br />

Gedeeltelijk variabel, gerelateerd aan<br />

winst <strong>en</strong>/of prestatie<br />

Intern (horizontaal <strong>en</strong> verticaal) <strong>en</strong><br />

extern (netwerk<strong>en</strong>)<br />

Individuele recht<strong>en</strong>, procedurele<br />

norm<strong>en</strong> van fair gedrag, partnerschap<br />

lijk kapitaal die verkreg<strong>en</strong> is door deelname in netwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> scholing waaraan<br />

werkgevers e<strong>en</strong> besliss<strong>en</strong>de bijdrage lever<strong>en</strong>. Zij citeert e<strong>en</strong> groot aantal rec<strong>en</strong>te<br />

rechtszak<strong>en</strong> in de vs, waarin rechters steeds minder terughoud<strong>en</strong>d zijn in het<br />

bind<strong>en</strong>d oplegg<strong>en</strong> van afsprak<strong>en</strong> (conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong>) met e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding. In<br />

e<strong>en</strong> eerder stadium war<strong>en</strong> rechters juist heel <strong>voor</strong>zichtig geweest in de uitleg van<br />

zulke afsprak<strong>en</strong> <strong>en</strong> gav<strong>en</strong> ze <strong>voor</strong>rang aan e<strong>en</strong> vrijwel onbeperkt recht op (vrijwillige)<br />

mobiliteit als uitdrukking van het Amerikaanse strev<strong>en</strong> naar positieverbetering.<br />

Volg<strong>en</strong>s Stone is het feit dat deze kwestie steeds vaker bij de rechter<br />

komt e<strong>en</strong> indicatie dat in de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia de arbeidsverhouding<strong>en</strong> grondig<br />

zijn veranderd, van e<strong>en</strong> situatie waarin k<strong>en</strong>nis van werknemers werd ontmoedigd,<br />

althans ondergeschikt gemaakt aan plichtsgetrouwe taakuitoef<strong>en</strong>ing, naar<br />

e<strong>en</strong> situatie waarin k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ontwikkeling van werknemers hogelijk gewaar-<br />

47


48<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

deerd wordt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> speelt de verschuiving naar op<strong>en</strong>er organisaties mee,<br />

met medewerkers <strong>en</strong> k<strong>en</strong>niswerkers die int<strong>en</strong>sief betrokk<strong>en</strong> zijn bij <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis<br />

opdo<strong>en</strong> in netwerk<strong>en</strong> met andere bedrijv<strong>en</strong>. De k<strong>en</strong>nis die daarin opgedaan <strong>en</strong><br />

getoetst wordt is waardevol, omdat deze aan de wieg staat van innovaties (in<br />

bij<strong>voor</strong>beeld productontwikkeling of klant<strong>en</strong>binding) <strong>en</strong> derhalve belangrijk is<br />

<strong>voor</strong> de concurr<strong>en</strong>tie. Ook ‘negatieve k<strong>en</strong>nis’ over product<strong>en</strong> <strong>en</strong> experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

die mislukk<strong>en</strong> of process<strong>en</strong> die onproductief zijn is waardevol <strong>en</strong> kan in de<br />

hand<strong>en</strong> van de concurr<strong>en</strong>tie belangrijke bezuiniging<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>. Dit alles maakt<br />

bedrijv<strong>en</strong> kwetsbaar <strong>voor</strong> het vertrek van medewerkers. Daarbij komt dat e<strong>en</strong><br />

deel van deze k<strong>en</strong>nis niet gecodificeerd is of zelfs beschrev<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>, in de<br />

hoofd<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zit <strong>en</strong> derhalve niet makkelijk overgedrag<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong><br />

(Polanyi 1967). Stone trekt de parallel met de ambachtelijke organisatie van <strong>voor</strong><br />

het taylorisme. Destijds stond<strong>en</strong> managers <strong>voor</strong> het probleem dat werknemers<br />

hun k<strong>en</strong>nis ‘onder de pet hield<strong>en</strong>’ om op die manier hun autonomie te behoud<strong>en</strong>.<br />

Nu is hun probleem hoe <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> dat deze k<strong>en</strong>nis met het vertrek<br />

van de werknemer naar de concurr<strong>en</strong>tie verhuist.<br />

Conflict<strong>en</strong> over van wie de k<strong>en</strong>nis is die opgedaan wordt in netwerk<strong>en</strong> met leveranciers,<br />

klant<strong>en</strong>, andere produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> of k<strong>en</strong>nisinstitut<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hindernis<br />

opwerp<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de externe mobiliteit in de k<strong>en</strong>niseconomie <strong>en</strong> <strong>voor</strong> het ‘nieuwe<br />

psychologische contract’ dat uitgaat van de medewerking van werkgevers aan de<br />

grotere inzetbaarheid (employability) van werknemers die het zonder de zekerheid<br />

van e<strong>en</strong> vaste baan moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Het is interessant om op te merk<strong>en</strong> dat de<br />

‘hoge snelheid arbeidsmarkt’ van Silicon Valley, waarin de overstap van hooggeschoolde<br />

werknemer naar eig<strong>en</strong> bedrijf of concurr<strong>en</strong>t eerder regel dan uitzondering<br />

was <strong>en</strong> aan de wieg stond van zoveel innovatie <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid, in dit<br />

opzicht ge<strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> k<strong>en</strong>de. Als <strong>en</strong>ige van de 51 stat<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t Californië ge<strong>en</strong><br />

effectief concurr<strong>en</strong>tiebeding <strong>en</strong> wordt de wet op handelsgeheim<strong>en</strong> niet gehandhaafd.<br />

Volg<strong>en</strong>s Hyde (2002: 250) id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong> wetgevers <strong>en</strong> rechters in deze staat<br />

de mobiliteit van werknemers met het publieke belang, “ingegev<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> vage<br />

notie dat ing<strong>en</strong>ieurs <strong>en</strong> managers hun brein me<strong>en</strong>em<strong>en</strong> naar het werk, dat de verspreiding<br />

van informatie via netwerk<strong>en</strong> van bedrijf cruciaal is <strong>voor</strong> economische<br />

groei <strong>en</strong> dat op<strong>en</strong>baar bestuur <strong>en</strong> beleid gericht is op de bevordering van mobiliteit<br />

<strong>en</strong> spillover van informatie”. Inderdaad, werkgevers kunn<strong>en</strong> niet de taart hebb<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> opet<strong>en</strong>. Bescherming van interne k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> handelsgeheim<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> redelijke<br />

eis zijn in e<strong>en</strong> interne arbeidsmarkt die duurzame arbeidsverbint<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> in het<br />

<strong>voor</strong>uitzicht stelt. In e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>niseconomie waarin dat <strong>voor</strong>uitzicht niet meer<br />

bestaat of zelfs actief wordt ontmoedigd is dat niet langer het geval.<br />

Dat is niet het <strong>en</strong>ige conflict over regulering van de nieuwe arbeidsverhouding<strong>en</strong><br />

in de k<strong>en</strong>niseconomie. Volg<strong>en</strong>s Collins (2001) zijn de bestaande arbeidsverhouding<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> is het bestaande arbeidsrecht ingericht vanuit de gedachte dat vertrouw<strong>en</strong><br />

goed maar controle beter is. Daarbij hor<strong>en</strong> taakomschrijving, nauw<br />

omschrev<strong>en</strong> functie-eis<strong>en</strong>, vaste schal<strong>en</strong> <strong>en</strong> regels <strong>voor</strong> beloning, nauwgezet<br />

toezicht <strong>en</strong> onvervreemdbare recht<strong>en</strong> van procedurele <strong>en</strong> inhoudelijke aard die<br />

bepal<strong>en</strong> hoe lang er gewerkt mag word<strong>en</strong>, in welke omstandighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> onder


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

welke <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> ontslag mogelijk is, <strong>en</strong>zo<strong>voor</strong>t. Sommige recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatschappelijke<br />

afsprak<strong>en</strong> zijn met opzet buit<strong>en</strong> de invloedssfeer van (individuele)<br />

werkgevers <strong>en</strong> werknemers geplaatst. Behalve als bescherming van de zwakkere<br />

partij in de arbeidsmarkt werd <strong>en</strong> wordt dit ook gerechtvaardigd vanuit de opvatting<br />

dat harde <strong>en</strong> ononderhandelbare recht<strong>en</strong> werkgevers <strong>en</strong> vakbond<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong><br />

om te zoek<strong>en</strong> naar productievere method<strong>en</strong> van werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> om bedrijv<strong>en</strong> met<br />

ondermaatse lon<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> van de markt te wer<strong>en</strong> (Deakin <strong>en</strong><br />

Wilkinson 1994; Streeck 1992). Dat kan e<strong>en</strong> publiek belang zijn <strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan<br />

productiviteit <strong>en</strong> kwaliteit van arbeid <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>.<br />

Collins me<strong>en</strong>t echter dat dit standpunt in e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> k<strong>en</strong>niseconomie, die blootstaat<br />

aan wereldwijde concurr<strong>en</strong>tie, niet gehandhaafd kan word<strong>en</strong> of althans te<br />

absoluut geformuleerd is. Geconfronteerd met harde wettelijke eis<strong>en</strong> <strong>en</strong> standaard<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> de productie verhuiz<strong>en</strong> naar land<strong>en</strong> met lagere lon<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> minder eis<strong>en</strong>. Of ze bezuinig<strong>en</strong> op bij<strong>voor</strong>beeld de uitgav<strong>en</strong> <strong>voor</strong> scholing.<br />

In dat geval is de uitkomst <strong>voor</strong> de groei <strong>en</strong> welvaart van e<strong>en</strong> land op zijn minst<br />

on<strong>voor</strong>spelbaar. Hij stelt e<strong>en</strong> andere b<strong>en</strong>adering <strong>voor</strong> <strong>en</strong> wettelijke regels of standaard<strong>en</strong><br />

te onderwerp<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> nieuw soort economische test waarom bepaalde<br />

handelwijz<strong>en</strong> wel of niet de steun van harde instituties of regels nodig hebb<strong>en</strong>.<br />

Het traditionele arbeidsrecht staat in het tek<strong>en</strong> van de correctie op ongelijke<br />

machtsverhouding<strong>en</strong> <strong>en</strong> ongelijke uitkomst<strong>en</strong>. In plaats daarvan moet het<br />

arbeidsrecht in de nieuwe verhouding<strong>en</strong> de red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> regels <strong>en</strong> instituties lat<strong>en</strong><br />

afhang<strong>en</strong> van de vraag of het bijdraagt aan vergroting van pot<strong>en</strong>tiële output, die<br />

vervolg<strong>en</strong>s verdeeld kan word<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijdraagt aan gelijke kans<strong>en</strong> van werknemers<br />

<strong>en</strong> burgers om daaraan deel te hebb<strong>en</strong> (Collins 2002). T<strong>en</strong> tweede d<strong>en</strong>kt hij dat<br />

flexibele arbeidsverhouding<strong>en</strong> <strong>en</strong> ‘slimme regels’ die partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> keuze gunn<strong>en</strong><br />

meer kunn<strong>en</strong> bewerkstellig<strong>en</strong> dan harde <strong>en</strong> onvervreemdbare recht<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong>ering<br />

is dat ononderhandelbare recht<strong>en</strong> tot verzet onder werkgevers hogere<br />

kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitval in werkgeleg<strong>en</strong>heid zull<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. De beperking van zelfregulering<br />

<strong>en</strong> reflexief recht, waarin meer aan de partij<strong>en</strong> in onderhandeling<strong>en</strong> wordt<br />

toevertrouwd, ligt beslot<strong>en</strong> in twee condities: de mate waarin alle partij<strong>en</strong><br />

voldo<strong>en</strong>de geïnformeerd zijn <strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> negatieve externe<br />

effect<strong>en</strong> van hun keuzes te internaliser<strong>en</strong> (Van der Meer, Visser <strong>en</strong> Wilthag<strong>en</strong><br />

2005). We zull<strong>en</strong> deze gedachtegang toepass<strong>en</strong> in de hierna te besprek<strong>en</strong> regels<br />

over ontslag <strong>en</strong> het tijdig switch<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuwe loopbaan.<br />

2.4 beleid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van mobiliteit: <strong>en</strong>kele<br />

<strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong><br />

De bespreking van deze literatuur leidt tot twee t<strong>en</strong> dele teg<strong>en</strong>gestelde <strong>voor</strong>spelling<strong>en</strong><br />

over de ontwikkeling van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong>. Enerzijds heerst de<br />

gedachte dat de per bedrijf of sector georganiseerde ‘interne’ arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

onder druk staan, kleiner word<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder zekerheid bied<strong>en</strong>. Het onderscheid<br />

tuss<strong>en</strong> interne <strong>en</strong> externe arbeidsmarkt, dat al nooit helemaal waterdicht was,<br />

vervaagt. Anderzijds m<strong>en</strong><strong>en</strong> vele auteurs dat onderwijs <strong>en</strong> opleiding <strong>en</strong> andere,<br />

niet goed meetbare kwaliteit<strong>en</strong> als creativiteit, vermog<strong>en</strong> tot omschakeling <strong>en</strong><br />

49


50<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

sterke karaktereig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, steeds meer van belang zijn <strong>voor</strong> de kans<strong>en</strong> op de<br />

arbeidsmarkt. En dat daarnaast de loopbaankans<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet te verget<strong>en</strong> de inkom<strong>en</strong>s<br />

van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de startkans<strong>en</strong> <strong>en</strong> opleiding<strong>en</strong> nog sterker<br />

zull<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> dan nu al het geval is. Met andere woord<strong>en</strong>, de arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> deze groep<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> nog meer geprivilegieerd zijn, zij het minder sterk<br />

gebond<strong>en</strong> aan interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> carrières, maar veeleer georganiseerd in<br />

netwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> project<strong>en</strong>. De mobiliteit binn<strong>en</strong> deze nieuwe half interne arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

zal dan groter zijn, maar tuss<strong>en</strong> deze <strong>en</strong> andere deelmarkt<strong>en</strong> juist geringer.<br />

Administratieve regels <strong>en</strong> vaste recht<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> plaats te mak<strong>en</strong> <strong>voor</strong> k<strong>en</strong>nisconcurr<strong>en</strong>tie<br />

gebaseerd op hoge toetredingsdrempels. Of er plaats zal zijn <strong>voor</strong><br />

medebestuur van vakbond<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere institutionele ‘<strong>en</strong>ablers’ (zoals branchever<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> opleidingsinstitut<strong>en</strong>) is op <strong>voor</strong>hand niet te zegg<strong>en</strong>. In D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong> is dat duidelijk het geval, in de vs niet.<br />

2.4.1 jonger<strong>en</strong>: kwetsbaar zonder startkwalificaties<br />

Jonger<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt zijn relatief kwetsbaar op de arbeidsmarkt. Hun<br />

lon<strong>en</strong> zijn de laatste dec<strong>en</strong>nia relatief gedaald <strong>en</strong> in period<strong>en</strong> van economische<br />

neergang hebb<strong>en</strong> zij beduid<strong>en</strong>d meer problem<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> baan te vind<strong>en</strong> (Salverda<br />

2004). In de grote sted<strong>en</strong> zijn er veel jonge etnische minderhed<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> kwetsbare<br />

positie op de arbeidsmarkt (Zandvliet at al. 2002; Klaver et al. 2004). Onder<br />

jonger<strong>en</strong> bestaat e<strong>en</strong> belangrijk verschil tuss<strong>en</strong> laag- <strong>en</strong> hoger geschoold<strong>en</strong>.<br />

Onder laaggeschoold<strong>en</strong> is de mobiliteit lager. Zij zijn meer afhankelijk van de<br />

aard van hun beginkwalificaties <strong>en</strong> de vraag wat zij kunn<strong>en</strong> ler<strong>en</strong>. De Grip <strong>en</strong><br />

Wolbers (2003) hebb<strong>en</strong> scholing <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> <strong>voor</strong> interne markt<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> beroepsarbeidsmarkt<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> interne arbeidsmarkt hebb<strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> meer<br />

ontplooiingskans<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkzekerheid, indi<strong>en</strong> ze tev<strong>en</strong>s ‘on the job’ training<br />

ontvang<strong>en</strong>. Het <strong>voor</strong>deel is dat werknemers niet gebond<strong>en</strong> zijn aan nauwe taakafbak<strong>en</strong>ing<br />

<strong>en</strong> nieuwe binn<strong>en</strong>komers <strong>voor</strong>bereid kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op nieuwe <strong>en</strong><br />

toekomstgerichte functies. In e<strong>en</strong> beroepsarbeidsmarkt is de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing van<br />

om- <strong>en</strong> bijscholing minder gemakkelijk te realiser<strong>en</strong> aangezi<strong>en</strong> individuele<br />

bedrijv<strong>en</strong> niet bereid zijn <strong>voor</strong> de kost<strong>en</strong> van de opleiding op te draai<strong>en</strong>. De<br />

arbeidsmarktkans<strong>en</strong> hang<strong>en</strong> dan af van de bijdrag<strong>en</strong> van sectorgebond<strong>en</strong> scholingsinstitut<strong>en</strong><br />

(De Grip <strong>en</strong> Wolbers 2003). In dit licht is het <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> in het<br />

algeme<strong>en</strong> van belang dat zij op school t<strong>en</strong>minste e<strong>en</strong> startkwalificatie behal<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast moet<strong>en</strong> zij voldo<strong>en</strong>de werkervaring kunn<strong>en</strong> opdo<strong>en</strong> om door te<br />

kunn<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt. Dat kan in de vorm van werkstages, uitz<strong>en</strong>dwerk<br />

<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel verplichte tewerkstelling aan publieke di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing.<br />

Als in interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> meer flexibiliteit (in functie-uitoef<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> tijd)<br />

van werknemers wordt gevraagd <strong>en</strong> werknemers hun inzetbaarheid op peil<br />

moet<strong>en</strong> houd<strong>en</strong>, dan is e<strong>en</strong> ‘intermediair’ tuss<strong>en</strong> de bedrijfsorganisatie <strong>en</strong> de<br />

werknemer wellicht e<strong>en</strong> geschikte organisatievorm. Kerngedachte is dat werkgevers<br />

medeverantwoordelijkheid drag<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de ontplooiing van werknemers,<br />

binn<strong>en</strong> het ‘nieuwe’ psychologisch contract dat ‘baan’-zekerheid vervangt door<br />

‘werk’-zekerheid. Randstad, Vedior <strong>en</strong> de Algem<strong>en</strong>e Bond van Uitz<strong>en</strong>donderne


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

ming<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> zich als ‘institutionele <strong>en</strong>terpr<strong>en</strong>eurs’ op deze markt gericht <strong>en</strong><br />

door hun invloed op cao-vorming <strong>en</strong> wetswijziging<strong>en</strong> (Flexibiliteit <strong>en</strong> Zekerheid)<br />

de verantwoordelijkheid van uitz<strong>en</strong>donderneming<strong>en</strong> als werkgevers bekrachtigd.<br />

Soms verruim<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> de interne mobiliteit door middel van e<strong>en</strong> intern<br />

uitz<strong>en</strong>dbureau. Zo deeld<strong>en</strong> de vele Stork-bedrijv<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidspool, k<strong>en</strong>t de<br />

Universiteit van Amsterdam e<strong>en</strong> job-c<strong>en</strong>tre <strong>voor</strong> ondersteun<strong>en</strong>d <strong>en</strong> beginn<strong>en</strong>d<br />

onderzoekspersoneel <strong>en</strong> bestaan er in ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> arbeidspools waarbij oproepcontract<strong>en</strong><br />

met aanstelling<strong>en</strong> van bij<strong>voor</strong>beeld nul tot twintig uur flexibel inzetbaar<br />

zijn. Vanuit de pool kunn<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> doorstrom<strong>en</strong> naar de meer beschermde<br />

‘interne’ arbeidsmarkt waarbinn<strong>en</strong> ban<strong>en</strong> <strong>en</strong> loopban<strong>en</strong> meer vaste contour<strong>en</strong><br />

krijg<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontslagbescherming ontstaat. Het fas<strong>en</strong>model van de uitz<strong>en</strong>d-cao<br />

vormt e<strong>en</strong> vergelijkbaar model van gradaties van zekerheid die het scherpe<br />

onderscheid tuss<strong>en</strong> interne <strong>en</strong> externe arbeidsmarkt <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> op<strong>en</strong> <strong>en</strong> geslot<strong>en</strong><br />

arbeidsverhouding<strong>en</strong> overbrugg<strong>en</strong>.<br />

2.4.2 mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>: opleidingsverschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

keuz<strong>en</strong><br />

Uit de internationale literatuur kunn<strong>en</strong> we afleid<strong>en</strong> dat de arbeidsmarktsegregatie<br />

<strong>voor</strong> vrouw<strong>en</strong> hoger is in land<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> arbeidsmarkt waar sterke beroepskwalificaties<br />

van belang zijn, terwijl in land<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> onderwijssysteem waar g<strong>en</strong>erieke<br />

vaardighed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangeleerd deze ongelijkheid kleiner is (Estevez Albe<br />

2001; 2005). Zo is in Duitsland, Nederland <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong> de horizontale <strong>en</strong> verticale<br />

seksesegregatie hoger dan bij<strong>voor</strong>beeld in Engeland of Amerika. Uit de cbs- <strong>en</strong><br />

osa-cijfers, die we eerder besprak<strong>en</strong>, blijkt bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> dat de anciënniteit van<br />

vrouw<strong>en</strong> geringer is dan die van mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de interne mobiliteit <strong>en</strong> <strong>voor</strong>al<br />

de externe mobiliteit van vrouw<strong>en</strong> hoger is dan die van mann<strong>en</strong> (Gesthuiz<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Dagevos 2005). Welke interpretaties kunn<strong>en</strong> we daaraan verbind<strong>en</strong>?<br />

Door de stijg<strong>en</strong>de arbeidsparticipatie van vrouw<strong>en</strong> is de Nederlandse arbeidsmarkt<br />

de afgelop<strong>en</strong> twee dec<strong>en</strong>nia fundam<strong>en</strong>teel van karakter veranderd. In 1983<br />

werkte nog maar 30 proc<strong>en</strong>t van de vrouw<strong>en</strong>, in 2004 is dit toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> tot 54<br />

proc<strong>en</strong>t. Hiervan werkt bijna 60 proc<strong>en</strong>t in deeltijd. Het perc<strong>en</strong>tage werkzame<br />

mann<strong>en</strong> is in dezelfde periode gesteg<strong>en</strong> van 68 naar 74 proc<strong>en</strong>t, waardoor het<br />

verschil in arbeidsdeelname tuss<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins terugloopt.<br />

Tegelijkertijd is de segregatie geblev<strong>en</strong> (Tijd<strong>en</strong>s 2006). Het is niet op <strong>voor</strong>hand<br />

duidelijk hoe deeltijd de mobiliteit beïnvloedt. Deeltijdwerknemers hebb<strong>en</strong><br />

minder toegang tot bedrijfsscholing (oecd 2003) <strong>en</strong> mak<strong>en</strong> minder kans op<br />

promotie. Vooral in verband met het ‘glaz<strong>en</strong> plafond’ is gewez<strong>en</strong> op de negatieve<br />

gevolg<strong>en</strong> van deeltijdwerk <strong>voor</strong> de carrières van vrouw<strong>en</strong>. Aan de andere kant<br />

kan deeltijdwerk e<strong>en</strong> positieve invloed hebb<strong>en</strong> op de baanduur. De omschakeling<br />

van voltijd naar deeltijd maakt het immers mogelijk door te werk<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s<br />

ouderschap (Vlasblom <strong>en</strong> Schippers 2005). De mogelijkheid tot omzetting van<br />

voltijd- in deeltijdban<strong>en</strong>, inmiddels als individueel recht gegarandeerd in de Wet<br />

Aanpassing Arbeidsduur van 2000, <strong>voor</strong>komt gedwong<strong>en</strong> externe mobiliteit,<br />

vaak gevolgd door vertrek van de arbeidsmarkt (Visser e.a. 2004).<br />

51


52<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

De horizontale beroepssegregatie vindt zijn oorsprong in de keuzes die jong<strong>en</strong>s<br />

<strong>en</strong> meisjes mak<strong>en</strong> in het secundaire onderwijs. Vrouw<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> beduid<strong>en</strong>d<br />

vaker dan mann<strong>en</strong> in zorggerelateerde <strong>en</strong> administratieve functies <strong>en</strong> in de<br />

publieke di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing, mann<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al in economische<br />

<strong>en</strong> technische functies, met e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> dynamiek <strong>en</strong> mobiliteitspatroon. Van alle<br />

scholier<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> gemiddeld rapportcijfer zev<strong>en</strong> <strong>voor</strong> bètavakk<strong>en</strong>, kiest 32<br />

proc<strong>en</strong>t van alle jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> slechts 9 proc<strong>en</strong>t van alle meisjes <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> technisch<br />

beroep (De Grip <strong>en</strong> Willems 2003). De gevolg<strong>en</strong> van deze verschill<strong>en</strong> in opleidingsachtergrond<br />

zijn aanzi<strong>en</strong>lijk. Uit de gegev<strong>en</strong>s van Borghans <strong>en</strong> Groot (1999)<br />

blijkt dat circa 20 proc<strong>en</strong>t van de werkzame beroepsbevolking e<strong>en</strong> andere opleidingachtergrond<br />

zou moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> om de horizontale beroepssegregatie op te<br />

heff<strong>en</strong>.<br />

De verticale segregatie vindt plaats binn<strong>en</strong> de interne arbeidsmarkt van de<br />

arbeidsorganisatie, of t<strong>en</strong>minste het netwerk van sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> of<br />

instelling<strong>en</strong>. In 2003 was bij<strong>voor</strong>beeld slechts derti<strong>en</strong> proc<strong>en</strong>t van de managers<br />

in hogere <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke functies vrouw. Dit kan <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> deel word<strong>en</strong><br />

verklaard uit individuele keuz<strong>en</strong>, vrouw<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> meer dan mann<strong>en</strong> de verantwoordelijkheid<br />

<strong>voor</strong> zorgtak<strong>en</strong> in het huishoud<strong>en</strong> op zich. De geringe verticale<br />

doorstroom van vrouw<strong>en</strong> heeft echter niet alle<strong>en</strong> met hun persoonlijke ambitie te<br />

mak<strong>en</strong>, maar ook met wat het Sociaal <strong>en</strong> Cultureel Planbureau symbolische <strong>en</strong><br />

structurele factor<strong>en</strong> heeft g<strong>en</strong>oemd (scp 2004). Symbolische factor<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong><br />

naar de opvatting<strong>en</strong>, norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> waard<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>leving over seksespecifieke<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong>. Deze ideeën werk<strong>en</strong> door in de beeldvorming<br />

over de geschiktheid van vrouw<strong>en</strong> <strong>voor</strong> bepaalde functies. Structurele<br />

factor<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong> de inrichting <strong>en</strong> het functioner<strong>en</strong> van de organisatie zoals e<strong>en</strong><br />

masculi<strong>en</strong>e organisatiecultuur, het niet of beperkt kunn<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> in deeltijd,<br />

specifieke selectieprocedures, ongelijke kans<strong>en</strong> op onderwijstraject<strong>en</strong> of de<br />

beperktere toegang tot netwerk<strong>en</strong> (zie bij<strong>voor</strong>beeld Van Vian<strong>en</strong> 1998; Van<br />

Doorne-Huiskes <strong>en</strong> Schalkwijk 2001; Flanders 1994, Van der Meer <strong>en</strong> Roosblad<br />

2004). De Pater (2005) verklaart de onderverteg<strong>en</strong>woordiging van vrouw<strong>en</strong> in<br />

topposities uit het significante verschil in de bereidheid van mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong><br />

om uitdag<strong>en</strong>de tak<strong>en</strong> uit te voer<strong>en</strong>.<br />

2.4.3 laag productieve werknemers <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong>: over de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> tijdige loopbaanverandering<br />

Interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> verander<strong>en</strong> <strong>en</strong> organisaties stell<strong>en</strong> grotere eis<strong>en</strong> aan<br />

werknemers. Werknemers word<strong>en</strong> ook zelf verantwoordelijk gehoud<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

onderhoud van hun k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong>, om ev<strong>en</strong>tueel bij andere werkgevers<br />

aan de slag te kom<strong>en</strong>. In Europa wordt uitvoerig aandacht gevraagd <strong>voor</strong> het<br />

belang van e<strong>en</strong> ‘lev<strong>en</strong> lang ler<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘blijv<strong>en</strong>de inzetbaarheid’. In de Nederlandse<br />

praktijk staat dit onderwerp al sinds het midd<strong>en</strong> van de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig op de<br />

ag<strong>en</strong>da. Toch is de algem<strong>en</strong>e indruk dat dit thema slechts moeizaam van de grond<br />

komt ondanks verschill<strong>en</strong>de aanbeveling<strong>en</strong> van de Stichting van de Arbeid <strong>en</strong><br />

afsprak<strong>en</strong> in cao’s. Dergelijke afsprak<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> dode letter.


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

Uit onderzoek van Maass<strong>en</strong> van de Brink <strong>en</strong> Groot (2000) in de metaalindustrie<br />

wet<strong>en</strong> we dat om- <strong>en</strong> bijscholing wel wordt toegepast, maar <strong>voor</strong>al t<strong>en</strong> bate van<br />

jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet t<strong>en</strong> gunste van ouder<strong>en</strong>. Ook Heckman (2000) wijst er in<br />

Amerikaanse studies op dat scholing van ouder<strong>en</strong> relatief weinig zinvol is <strong>en</strong> dat<br />

het geld beter aan jonger<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> besteed. Bij ouder<strong>en</strong> is de terugverdi<strong>en</strong>tijd<br />

gering <strong>en</strong> het aanpassingsvermog<strong>en</strong> relatief beperkt, terwijl veel jonger<strong>en</strong><br />

gebaat zoud<strong>en</strong> zijn met e<strong>en</strong> extra startkwalificatie.<br />

Tegelijk herinner<strong>en</strong> DiPrete et al. (1997) ons eraan dat de “mid carreer change”<br />

aandacht verdi<strong>en</strong>t bij de analyse van arbeidsmarktmobiliteit. De vraag is relevant<br />

of m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> halverwege hun loopbaan in staat zijn – gedwong<strong>en</strong> of vrijwillig<br />

– nog te verander<strong>en</strong> van baan <strong>en</strong> iets nieuws te beginn<strong>en</strong>. Kunn<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

die twintig jaar fysiek belast<strong>en</strong>d werk hebb<strong>en</strong> gedaan (zoals bouwvakkers,<br />

brandweerlied<strong>en</strong>) of geestelijk werk (zoals medewerkers in e<strong>en</strong> callc<strong>en</strong>ter, of<br />

bij<strong>voor</strong>beeld wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoekers) nog verander<strong>en</strong>? Kan dat bij<br />

dezelfde werkgever, of kunn<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van sector <strong>en</strong> werk verander<strong>en</strong>? En<br />

welke instituties zijn daarbij noodzakelijk? Zou het help<strong>en</strong> als alle di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bijbehor<strong>en</strong>de bescherming teg<strong>en</strong> ontslag beperkt word<strong>en</strong> tot vijf<br />

jaar, zoals <strong>voor</strong>gesteld door Kalshov<strong>en</strong> in zijn zaterdagse rubriek in de Volkskrant.<br />

Zo’n harde regel zou t<strong>en</strong>minste het <strong>voor</strong>deel hebb<strong>en</strong> dat het werknemers<br />

direct confronteert met zijn of haar inzetbaarheid <strong>en</strong> employability <strong>en</strong> werkgevers<br />

moeite zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong> om aantrekkelijker te word<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de werknemers<br />

die ze niet will<strong>en</strong> verliez<strong>en</strong>. Maar het is niet direct e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld van<br />

e<strong>en</strong> slimme regel <strong>en</strong> het is wellicht beter na te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> hoe door maatwerk op<br />

bedrijfs- of bedrijfstakniveau afsprak<strong>en</strong> over functioneel leeftijdsontslag, scholing<br />

<strong>en</strong> nieuwe carrièrepad<strong>en</strong> gemaakt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> studie naar de<br />

werkbelasting van ambulancepersoneel blijkt bij<strong>voor</strong>beeld dat e<strong>en</strong> verhoogd<br />

risico op gezondheidsklacht<strong>en</strong> al op 40-jarige leeftijd aanwezig is (Sluiter <strong>en</strong><br />

Frings-Dresd<strong>en</strong> 2004). Loopbaanbeleid <strong>voor</strong> oudere werknemers die zich op<br />

het eind van hun carrière bevind<strong>en</strong>, komt <strong>voor</strong> deze groep e<strong>en</strong>voudig te laat.<br />

Al halverwege het werkzame lev<strong>en</strong> zijn taak- <strong>en</strong> functietoets<strong>en</strong> noodzakelijk<br />

om te bepal<strong>en</strong> of iemand het werk nog kan uitvoer<strong>en</strong>. Dergelijke <strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong><br />

betreff<strong>en</strong> ook het functioneel leeftijdsontslag van brandweerlied<strong>en</strong>, het werk<br />

van strat<strong>en</strong>makers of van pilot<strong>en</strong>. Voor h<strong>en</strong> is onzeker wat <strong>voor</strong> soort werk zij<br />

zull<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong> nadat ze twintig jaar hebb<strong>en</strong> gefunctioneerd. Is dat werk<br />

beschikbaar <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ze dat ook aan? Vroeger werd de mythe in stand gehoud<strong>en</strong><br />

dat overtollig personeel laagproductieve arbeid kon verricht<strong>en</strong>. Dat kon<br />

alle<strong>en</strong> als er groei was in de organisatie, als er ‘vet zit op de bott<strong>en</strong>’ van de organisatie<br />

<strong>en</strong> als er overig<strong>en</strong>s voldo<strong>en</strong>de uitstroom is van medewerkers. Teg<strong>en</strong>woordig<br />

is dat allerminst vanzelfsprek<strong>en</strong>d. De allocatie van deze m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> kan<br />

niet op bedrijfsniveau word<strong>en</strong> opgelost, dat vraagt om complem<strong>en</strong>taire activiteit<strong>en</strong><br />

buit<strong>en</strong> de organisatie. E<strong>en</strong> aanpak op het niveau van de bedrijfstak, de<br />

regio, e<strong>en</strong> winkelstraat of e<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>terrein ligt meer <strong>voor</strong> de hand. In dat<br />

kader zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> dat ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> portiers <strong>en</strong><br />

ondersteun<strong>en</strong>d personeel van 20 jaar werv<strong>en</strong>, maar mikk<strong>en</strong> op person<strong>en</strong> van<br />

40 jaar <strong>en</strong> ouder uit andere paramedische beroep<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> tweede carrière<br />

53


54<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

beginn<strong>en</strong>. Hier kan inspiratie word<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>d aan het Japanse model, waar<br />

ouder<strong>en</strong> hun status kunn<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong>, maar inhoudelijk minder belast<strong>en</strong>d<br />

werk verricht<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast vrag<strong>en</strong> de vergrijzing van de beroepsbevolking <strong>en</strong> de betaalbaarheid<br />

van de verzorgingsstaat om e<strong>en</strong> aantal aanpassing<strong>en</strong> in het sociaal beleid van<br />

bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong>. De laatste jar<strong>en</strong> is het p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>stelsel <strong>en</strong>igszins<br />

geflexibiliseerd <strong>en</strong> is de regelgeving over vervroegd uittred<strong>en</strong> veranderd. De<br />

introductie van het middelloon heeft e<strong>en</strong> aantal perverse aspect<strong>en</strong> van de impliciete<br />

looncontract<strong>en</strong> (zoals de bevordering van medewerkers aan het eind van<br />

de loopbaan) wegg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Impliciete looncontract<strong>en</strong> zijn <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

bindingsmiddel <strong>en</strong> daarnaast e<strong>en</strong> vorm van uitgestelde beloning. Het nadeel is<br />

dat het <strong>voor</strong> werkgevers verleidelijker wordt ouder<strong>en</strong> te ontslaan, wat weer<br />

dichtgetimmerd moet word<strong>en</strong> door harde ontslagwetgeving. E<strong>en</strong> impliciet looncontract<br />

is overig<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> riskant mechanisme <strong>voor</strong> h<strong>en</strong> die de boot hebb<strong>en</strong><br />

gemist <strong>en</strong> werkt niet als er veel mobiliteit is. Ouder<strong>en</strong> die echt productief zijn,<br />

zull<strong>en</strong> niet zo gemakkelijk ontslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, zeker indi<strong>en</strong> in kwalificaties wordt<br />

geïnvesteerd die schaars zijn op de arbeidsmarkt. Dit vereist e<strong>en</strong> verstandig<br />

managem<strong>en</strong>t, met aandacht <strong>voor</strong> persoonlijke ontwikkelingsplann<strong>en</strong> van werknemers.<br />

Bij de herzi<strong>en</strong>ing van het ouder<strong>en</strong>beleid wordt in dit kader rec<strong>en</strong>telijk<br />

e<strong>en</strong> pleidooi gehoud<strong>en</strong> alle ouder<strong>en</strong>regeling<strong>en</strong> zoals s<strong>en</strong>ior<strong>en</strong>dag<strong>en</strong>, ‘ontlasting’,<br />

extra vrije tijd <strong>voor</strong> oudere werknemers, et cetera, af te schaff<strong>en</strong> <strong>en</strong> te vervang<strong>en</strong><br />

door training <strong>en</strong> opleiding. Het idee is derhalve e<strong>en</strong> overgang te bewerkstellig<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> passief naar actief beleid <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong>.<br />

Collins (2001) bepleit vervanging van veel bestaande ontslagbescherming door<br />

<strong>en</strong>kele ‘default rules’ die geld<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> der partij<strong>en</strong> in gebreke blijft. Als <strong>voor</strong>beeld<br />

noemt hij dat ontslag weg<strong>en</strong>s incompet<strong>en</strong>tie onredelijk is indi<strong>en</strong> de werkgever<br />

verzuimt om de werknemer in staat te stell<strong>en</strong> in werktijd aan scholing <strong>en</strong><br />

opleiding deel te nem<strong>en</strong>. Andersom, indi<strong>en</strong> de werknemer nalaat gebruik te<br />

mak<strong>en</strong> van de mogelijkhed<strong>en</strong> van scholing <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s onvoldo<strong>en</strong>de teg<strong>en</strong><br />

zijn of haar tak<strong>en</strong> is opgewass<strong>en</strong>, is er ge<strong>en</strong> verweer teg<strong>en</strong> ontslag. De verplichting<br />

tot scholing <strong>en</strong> onderhoud van employability wordt op deze manier geloofwaardig<br />

doordat er e<strong>en</strong> zware sanctie aan wordt verbond<strong>en</strong>. Verder geeft het<br />

naar beide partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> signaal dat scholing <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nisontwikkeling tot de basis<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

van de nieuwe productie <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> behoort <strong>en</strong><br />

beïnvloedt het aldus de verwachting<strong>en</strong> van werkgevers <strong>en</strong> werknemers. Het<br />

draagt dus bij aan institutionalisering van het nieuwe psychologische contract.<br />

2.5 conclusies: naar e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsverhouding<br />

Op basis van de literatuur kunn<strong>en</strong> we concluder<strong>en</strong> dat interne arbeidsmarkt<strong>en</strong><br />

verander<strong>en</strong>. Bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> pass<strong>en</strong> in het licht van hun concurr<strong>en</strong>tiepositie<br />

<strong>en</strong> nieuwe technologische mogelijkhed<strong>en</strong> hun arbeidsbestand aan.<br />

Sommige bedrijv<strong>en</strong> fuser<strong>en</strong> <strong>en</strong> groei<strong>en</strong> waardoor de interne arbeidsmarkt in<br />

omvang to<strong>en</strong>eemt. Maar afslanking, uitbesteding, inl<strong>en</strong><strong>en</strong> van flexibel personeel


mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

<strong>en</strong> vervanging van hiërarchische aansturing door netwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> markttransacties<br />

lijkt het dominante ontwikkelingspatroon. Hierdoor neemt de interne arbeidsmarkt<br />

in omvang af <strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere aansturing.<br />

In dit hoofdstuk hebb<strong>en</strong> we geprobeerd de ontwikkeling<strong>en</strong> van de interne<br />

arbeidsmarkt te relater<strong>en</strong> aan de mobiliteit op de arbeidsmarkt. Mobiliteit kan<br />

word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong> in gedwong<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrijwillige mobiliteit. Als bedrijv<strong>en</strong> hun<br />

poort<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>, de inhoud van het werk verander<strong>en</strong>, of als werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> aan het<br />

einde van hun loopbaan zijn gekom<strong>en</strong>, ontstaat er gedwong<strong>en</strong> mobiliteit. Vrijwillige<br />

mobiliteit betreft de keuze van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van baan te verander<strong>en</strong> in de<br />

eig<strong>en</strong> organisatie, het verander<strong>en</strong> van werkgever of het onderbrek<strong>en</strong> van de loopbaan<br />

t<strong>en</strong> behoeve van bij<strong>voor</strong>beeld zorgactiviteit<strong>en</strong> of scholing.<br />

Op basis van ons literatuuroverzicht kunn<strong>en</strong> we concluder<strong>en</strong> dat er in de Ver<strong>en</strong>igde<br />

Stat<strong>en</strong> onmisk<strong>en</strong>baar sprake is van erosie van interne arbeidsmarkt<strong>en</strong>,<br />

bedrijv<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> meer in netwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> mak<strong>en</strong> gebruik van onregelmatige<br />

arbeidscontract<strong>en</strong> op de beroepsgebond<strong>en</strong> arbeidsmarkt, waardoor e<strong>en</strong> daling<br />

van het relatieve loon resulteert. Daarbij speelt zowel vrijwillige als onvrijwillige<br />

mobiliteit e<strong>en</strong> rol.<br />

Ook in Europese land<strong>en</strong> is de structuur van de interne arbeidsmarkt aan het<br />

verschuiv<strong>en</strong>. De di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector is sterk in opkomst <strong>en</strong> in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate<br />

wordt er met atypische of niet-standaardarbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> gewerkt. In e<strong>en</strong><br />

aantal Europese land<strong>en</strong> zijn aan de <strong>en</strong>treezijde van de arbeidsmarkt velerlei<br />

contractvorm<strong>en</strong> mogelijk geword<strong>en</strong>, terwijl de ontslagbescherming van werknemers<br />

met e<strong>en</strong> vaste aanstelling niet of nauwelijks is aangepast. Dat kan leid<strong>en</strong> tot<br />

e<strong>en</strong> verscherping van het insider-outsider-model van de arbeidsmarkt, met e<strong>en</strong><br />

grote groep van <strong>voor</strong>al jonger<strong>en</strong> met geringe arbeidsmarktkans<strong>en</strong>.<br />

De beschikbare arbeidsmarktstatistiek<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> niet tot e<strong>en</strong> conclusie dat er<br />

sprake is van het ‘einde’ van de vaste baan of de standaardarbeidsovere<strong>en</strong>komst,<br />

maar wel van e<strong>en</strong> geleidelijke overgang naar e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsverhouding. In<br />

deze nieuwe arbeidsverhouding krijg<strong>en</strong> de psychologische, economische <strong>en</strong> juridische<br />

binding<strong>en</strong> van de relatie tuss<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer e<strong>en</strong> nieuwe<br />

betek<strong>en</strong>is (Marsd<strong>en</strong> 2004). In figuur 2.4 vatt<strong>en</strong> we dit sam<strong>en</strong>.<br />

Deze ontwikkeling<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> in dat werknemers zich moet<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong> dat in<br />

de nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst het onderhoud van kwalificaties in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

mate als hun eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid wordt gezi<strong>en</strong>. Zij word<strong>en</strong> verwacht<br />

flexibel inzetbaar te zijn <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong> op e<strong>en</strong> beloning die <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> deel<br />

gebaseerd is op hun prestaties. Zij zull<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> meer word<strong>en</strong> aangesprok<strong>en</strong><br />

op het inzett<strong>en</strong> <strong>en</strong> opbouw<strong>en</strong> van eig<strong>en</strong> middel<strong>en</strong>, zoals (pre)p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>geld<strong>en</strong>,<br />

spaargeld<strong>en</strong> <strong>en</strong> kredietfaciliteit<strong>en</strong>, bij verandering van werkomgeving tijd<strong>en</strong>s de<br />

loopbaan. Zij word<strong>en</strong> daarmee ook verantwoordelijk gehoud<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele<br />

inkom<strong>en</strong>sterugval in zorgint<strong>en</strong>sieve period<strong>en</strong>.<br />

55


56<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Figuur 2.4 Institutionele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

Economische binding<br />

Psychologische binding<br />

Juridische binding<br />

Oud<br />

Impliciet looncontract<br />

Vaste p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>recht<strong>en</strong><br />

Loyaliteit <strong>en</strong> zekerheid<br />

Collectieve <strong>en</strong> individuele rechtsbescherming<br />

Ononderhandelbare afsprak<strong>en</strong><br />

Detail regels<br />

Bron: vrij naar Collins, 2001 <strong>en</strong> Stone, 2004<br />

Nieuw<br />

Loon naar prestaties<br />

Verzeker<strong>en</strong> van eig<strong>en</strong> risico’s<br />

Flexibele inzetbaarheid, scholing <strong>en</strong><br />

deelname aan interessante netwerk<strong>en</strong><br />

Individuele rechtsbescherming<br />

Reflexief recht (slimme regels)<br />

Default regels<br />

Ook van de werkgevers kan word<strong>en</strong> verwacht dat zij invester<strong>en</strong> in het onderhoud<br />

van m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> in brede inzetbaarheid van werknemers. Zoals Collins<br />

(2001; 2002) opmerkte, kan de vormgeving van de sociale zekerheid bij ontslag <strong>en</strong><br />

baanverandering word<strong>en</strong> afgestemd op de mate waarin werkgevers invester<strong>en</strong> in<br />

de vaardighed<strong>en</strong> van hun medewerkers. Bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> in de<br />

toekomst ook vaker de arbeidsduur afstemm<strong>en</strong> op de persoonlijke behoeft<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>keur<strong>en</strong> van werknemers, waardoor de zegg<strong>en</strong>schap over de interne arbeidsmobiliteit<br />

<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> deel bij werknemers komt te ligg<strong>en</strong>.<br />

De overheid heeft t<strong>en</strong>slotte e<strong>en</strong> verantwoordelijkheid e<strong>en</strong> actief arbeidsmarktbeleid<br />

te voer<strong>en</strong> met betrekking tot de integratie van werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> met name<br />

<strong>voor</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong> zonder goede startkwalificatie. Zij kan ook haar fiscale beleid richt<strong>en</strong><br />

op het bevorder<strong>en</strong> van scholing, het ondersteun<strong>en</strong> van verlof <strong>en</strong> het mogelijk<br />

mak<strong>en</strong> van arbeidsmarkttransities door het faciliter<strong>en</strong> van kinderopvang <strong>en</strong> zorg<br />

<strong>en</strong> het wegnem<strong>en</strong> van fiscale belemmering<strong>en</strong> bij baanwisseling<strong>en</strong>. De overheid<br />

heeft bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> als werkgever e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeldfunctie bij de tewerkstelling <strong>en</strong> de<br />

bevordering van horizontale <strong>en</strong> verticale mobiliteit van verschill<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong><br />

medewerkers.


not<strong>en</strong><br />

mobiliteit, interne arbeidsmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsverhouding<strong>en</strong> – naar e<strong>en</strong> nieuwe dynamiek?<br />

1 De auteurs bedank<strong>en</strong> Roos van Os-Van d<strong>en</strong> Abeel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> haar compet<strong>en</strong>te<br />

ondersteuning bij de verzameling van data <strong>en</strong> literatuur. Hun dank gaat verder uit<br />

naar Ton Wilthag<strong>en</strong> (Universiteit van Tilburg) Jules Theeuwes (wrr) Dirk<br />

Scheele (wrr) <strong>en</strong> naar aias-collega’s Wiemer Salverda, Kea Tijd<strong>en</strong>s, Herman<br />

van de Werfhorst <strong>en</strong> Paul de Beer <strong>voor</strong> hun comm<strong>en</strong>taar op e<strong>en</strong> eerdere versie<br />

van dit stuk. Uiteraard is niemand dan de auteurs verantwoordelijk <strong>voor</strong> de<br />

inhoud van de tekst.<br />

2 Gegev<strong>en</strong>s ontle<strong>en</strong>d aan Amsterdam in cijfers in 2005 sam<strong>en</strong>gesteld door de Di<strong>en</strong>st<br />

Onderzoek <strong>en</strong> Statistiek van de Geme<strong>en</strong>te Amsterdam, uitgave november 2005;<br />

eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing uit de tabell<strong>en</strong> op blz. 125 <strong>en</strong> 155.<br />

3 In Nederland <strong>en</strong> in andere Europese land<strong>en</strong> (Ebbinghaus 2006) bod<strong>en</strong> vervroegde<br />

uittreding <strong>en</strong> wao e<strong>en</strong> met belastinggeld gefinancierde uitweg aan bedrijv<strong>en</strong> om<br />

te reorganiser<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich van deze kostbare verplichting te ontdo<strong>en</strong>. Het<br />

bespaarde vakbond<strong>en</strong> de noodzaak de naleving van het ‘psychologische contract’<br />

af te dwing<strong>en</strong> <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>leving e<strong>en</strong> reeks van conflict<strong>en</strong> die zo immers uitgesmeerd<br />

kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschov<strong>en</strong> naar later, in de hoop op betere tijd<strong>en</strong>.<br />

4 E<strong>en</strong> bedrijf als G<strong>en</strong>eral Motors, niet lang geled<strong>en</strong> het grootste ter wereld, moet<br />

<strong>voor</strong> zijn huidige <strong>en</strong> ex-werknemers per auto gemiddeld ongeveer $ 1,000 aan<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>verplichting<strong>en</strong> <strong>en</strong> $ 1,400 aan gezondheidszorgkost<strong>en</strong> reserver<strong>en</strong><br />

(Financial Times, 21 mei 2006). Moeizame onderhandeling<strong>en</strong> met de vakbond<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> net e<strong>en</strong> faillissem<strong>en</strong>t kunn<strong>en</strong> afw<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, maar steeds meer Amerikaanse<br />

bedrijv<strong>en</strong> uit de ‘oude’ economie vrag<strong>en</strong> bescherming onder Chapter 11 (uitstel<br />

van betaling) aan om met name van tor<strong>en</strong>hoge p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>verplichting<strong>en</strong> af te<br />

kom<strong>en</strong>. In het rec<strong>en</strong>te verled<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>beloft<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> goedkope<br />

(<strong>en</strong> van belasting<strong>en</strong> vrijgestelde) manier om werknemers te rekruter<strong>en</strong> <strong>en</strong> te<br />

bind<strong>en</strong> <strong>voor</strong> overig<strong>en</strong>s onaantrekkelijke ban<strong>en</strong>.<br />

57


58<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

literatuur<br />

Althauser, R.P. <strong>en</strong> A.L Kalleberg (1981) ‘Firms, Occupations and the Structure of the Labor<br />

Market: A Conceptual Analysis’, in I. Berg (red.): Sociological Perspectives on<br />

Labor markets, New York: Academy Press: 119-149.<br />

Anderson, N. <strong>en</strong> R. Schalk, R. (1998) ‘The psychological contract in retrospect and<br />

prospect’, Journal of Organizational Behavior, 19: 637-647.<br />

Aoki, M. (1986) ‘Horizontal vs. vertical information structure of the firm’, American<br />

Economic Review, 76: 971-983.<br />

Appelbaum, E. <strong>en</strong> R. Batt (1994) The New American Workplace: Transforming Work<br />

Systems in the United States, Ithaca, New York: Cornwell University/irl Press.<br />

Araki, T. (2005) ‘Corporate Governance Reforms and Employm<strong>en</strong>t Relations in Japan:<br />

Whither Japan’s Practice Dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t Stakeholder Model?’, in H. Gospel <strong>en</strong><br />

A. P<strong>en</strong>dleton (red.): Corporate Governance and Labour Managem<strong>en</strong>t: An International<br />

Comparison. Oxford: Oxford University Press.<br />

Arthur, M.B. (1994) ‘The Bounderyless Career: A new perspective for organizational<br />

inquiry’, Journal of Organizational Behavior, 15: 295.<br />

Auer, P. (2004) ‘Protected mobility for employm<strong>en</strong>t and dec<strong>en</strong>t work: employm<strong>en</strong>t security<br />

in a globalized world’, paper pres<strong>en</strong>ted at the irra’s 7th European regional<br />

meeting, Lissabon.<br />

Auer, P. <strong>en</strong> S. Cazes (red.) (2003) Employm<strong>en</strong>t stability in an age of flexibility. Evid<strong>en</strong>ce<br />

from industrialized countries, International Labour Office, G<strong>en</strong>ève.<br />

Becker, G.S. (1964) Human capital: a theoretical and empirical analysis with special refer<strong>en</strong>ce<br />

to education, New York: nber.<br />

Bernhardt, A., D.E. Marcotte (2000) ‘Is “Standard Employm<strong>en</strong>t” Still What It Used to<br />

Be?’, in F. Carré, M. Ferber, L. Gold<strong>en</strong> <strong>en</strong> S.A. Herz<strong>en</strong>berg (red.): Nonstandard<br />

Work: The Nature and Chall<strong>en</strong>ge of Changing Employm<strong>en</strong>t Arrangem<strong>en</strong>ts. Industrial<br />

Relations Research Association (irra) Champaign, il, 21-40.<br />

Blanchflower, D. <strong>en</strong> A. Oswald (1988) ‘Internal and external influ<strong>en</strong>ces upon pay settlem<strong>en</strong>ts’,<br />

British Journal of Industrial Relations, 26: 363-370.<br />

Bolweg, J.F. <strong>en</strong> A.W de Korte (1994) De nieuwe werknemer?! Ass<strong>en</strong>: Van Gorcum.<br />

Borghans, L. <strong>en</strong> L. Groot (1999) ‘Educational presorting and occupational segregation’,<br />

Labour Economics, 6: 375-395.<br />

Brande, I. van d<strong>en</strong> (1999) ‘Het psychologisch contract - e<strong>en</strong> kritische discussie van het<br />

concept <strong>en</strong> haar operationalisatie’, Tijdschrift <strong>voor</strong> arbeidsvraagstukk<strong>en</strong>, 65-78.<br />

Böckerman, P (2003) ‘Perception of job instability in Europe’, Social Indicators Research,<br />

67: 283-314.<br />

Capelli, P. (1999) The New Deal at Work. Managing the Market-Driv<strong>en</strong> Workforce, Boston:<br />

Harvard Business School Press.<br />

Carnoy, M., M. Castells <strong>en</strong> C. B<strong>en</strong>ner (1997) ‘Labor Markets and Employm<strong>en</strong>t Practices in<br />

the Age of Flexibility: A Case Study of Silicon Valley’, International Labour<br />

Review, 136: 27-48.<br />

Carroll, G. R. <strong>en</strong> M.T. Hannan (2000) The Demography of Corporations and Industries,<br />

Princeton: Princeton University Press.<br />

Cavanaugh, M. <strong>en</strong> R. Noe (1999) ‘Anteced<strong>en</strong>ts and consequ<strong>en</strong>ces of relational compon<strong>en</strong>ts


of the new psychological contract’, Journal of Organizational Behavior, 20:<br />

323-340.<br />

Chandler, A.D. Jr. (1977) The Visible Hand: The Managerial Revolution in American Business,<br />

Cambridge, Mass.: Belknap of Harvard University Press.<br />

Clark, A. <strong>en</strong> F. Postel-Vinay (2005) ‘Job Security and Job Protection’, Bonn, iza discussion<br />

paper, nr. 1489.<br />

Collins, H. (2001) ‘Regulating the Employm<strong>en</strong>t Relation for Competitiv<strong>en</strong>ess’, Industrial<br />

Law Journal, 30: 17-47.<br />

Collins, H. (2002) ‘Is there a Third Way in Labour Law?’ in J. Conaghan, R.M. Fischli <strong>en</strong><br />

K. Klare (red.): Labour Law in an Era of Globalization: Transformative practices<br />

and possibilities. Oxford: Oxford University Press.<br />

Deakin, S. <strong>en</strong> F. Wilkinson (1994) ‘Rights Versus Effici<strong>en</strong>cy? The Economic Case for<br />

Transnational Labour Standards’, Industrial Law Journal, 23: 289-310.<br />

DiPrete, T.A., P.M. de Graaf, R. Luykx, M. Tahlin, H.P. Blossfeld (1997) ‘Collectivist versus<br />

individualist mobility regimes? Structural change and job mobility in four countries’,<br />

American Journal of Sociology, 103: 318-358.<br />

Doeringer, P. <strong>en</strong> M. Piore (1971) Internal Labor Markets and Manpower Analysis, Lexington<br />

Mass.: Heath Lexington Books.<br />

Dohm<strong>en</strong>, T. J. (2003) Internal Labor Markets: Theory and Evid<strong>en</strong>ce at the Firm Level,<br />

Maastricht: University Press Maastricht.<br />

Doorne-Huiskes, J. van <strong>en</strong> S. Schalkwijk (2001) Mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> in hogere <strong>en</strong> managem<strong>en</strong>tposities<br />

bij het Ministerie van Verkeer <strong>en</strong> Waterstaat. D<strong>en</strong> Haag: ministerie<br />

van Verkeer <strong>en</strong> Waterstaat.<br />

Dunlop, J. (1966) ‘Job Vacancy Measures and Economic Analysis’, The Measurem<strong>en</strong>t and<br />

Interpretation of Job Vacancies, A Confer<strong>en</strong>ce Report, Columbia University Press:<br />

New York.<br />

Dunnewijk, T.J.A. (2000) Why is the Dutch market for temporary labour so mature?, in<br />

De Grip (red.): De Nederlandse Arbeidsmarktdag, roa, Maastricht.<br />

Ebbinghaus, B. (2006) Reforming Early Retirem<strong>en</strong>t in Europe, Japan and the usa. Oxford:<br />

Oxford University Press.<br />

Ehr<strong>en</strong>burg, R.G. <strong>en</strong> R. S. Smith (1997) Modern Labor Economics. Theory and practice.<br />

New York: Random Hause.<br />

Esping-Anders<strong>en</strong>, G. (1990) The Three Worlds of Welfare Capitalism. Cambridge: Polity<br />

Press.<br />

Estévez-Abe, M., T. Ivers<strong>en</strong> <strong>en</strong> D. Soskice (2001) ‘Social Protection and the Formation of<br />

Skills: A Reinterpretation of the Welfare State’ in P.A. Hall <strong>en</strong> D. Soskice (red.):<br />

Varieties of Capitalism: The Institutional Foundations of Comparative Advantage.<br />

Oxford: Oxford University Press, 145-183.<br />

Estévez-Abe, M. (2005) ‘G<strong>en</strong>der bias in skills and social policies: The varieties of capitalism<br />

perspective on sex segregation’, Social Politics, 12: 180-215.<br />

Farber, H.S. (1999) ‘Mobility and stability: the dynamics of job change in labor markets’,<br />

in O. Ash<strong>en</strong>felter <strong>en</strong> D. Card (red.): Handbook of Labor Economics, vol. 3b,<br />

2439-2483.<br />

Flanders, M.L. (1994) Breakthrough: The Career Woman’s Guide to Shattering the Glass<br />

Ceiling. Lond<strong>en</strong>: Paul Chapman Publishing Ltd.<br />

Frank, R.H. <strong>en</strong> R.M. Hutch<strong>en</strong>s (1993) ‘Wages, S<strong>en</strong>iority, and the Demand for Rising<br />

literatuur<br />

59


60<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Consumption Profiles’, Journal of Economic Behavior and Organization, 21: 251-<br />

276.<br />

Galtier B. <strong>en</strong> J. Gautie (2003) ‘Flexibility, Stability and the Interaction betwe<strong>en</strong> Employm<strong>en</strong>t<br />

Protection and Labour Market Policies in France’, in P. Auer <strong>en</strong> S. Cazes<br />

(red.): Employm<strong>en</strong>t stability in an age of flexibility. Evid<strong>en</strong>ce from industrialized<br />

countries. International Labour Office, G<strong>en</strong>ève, 59-105.<br />

Gaspersz, J. <strong>en</strong> M. Ott (1996) Managem<strong>en</strong>t van employability, Ass<strong>en</strong>: Van Gorcum.<br />

Gesthuiz<strong>en</strong>, M. <strong>en</strong> J. Dagevos (2005) Arbeidsmobiliteit in goede ban<strong>en</strong>: oorzak<strong>en</strong> van<br />

baan- <strong>en</strong> functiewisseling<strong>en</strong> <strong>en</strong> gevolg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het werk. D<strong>en</strong><br />

Haag: Sociaal <strong>en</strong> Cultureel Planbureau.<br />

Gokhale, J., E. Grosh<strong>en</strong> <strong>en</strong> D. Neumark (1995) ‘Do Hostile Takeovers Reduce Extramarginal<br />

Wage Paym<strong>en</strong>ts?’, Review of Economic and Statistics, 77, augustus.<br />

Goudswaard, A. (2000) Flexibilisering van arbeid: determinant<strong>en</strong> <strong>en</strong> effect<strong>en</strong> van flexibilisering<br />

<strong>voor</strong> werknemers <strong>en</strong> werkgevers, mei 2000, Hoofddorp.<br />

Graaf, M. de-Zijl, (2006) Economic and social consequ<strong>en</strong>ces of temporary employm<strong>en</strong>t,<br />

Tinberg<strong>en</strong> institute research series, nr. 380, Amsterdam: Tinberg<strong>en</strong> Instituut.<br />

Grip, A. de <strong>en</strong> M. Wolbers, (2003) Do Low-Skilled Youngsters get Better Jobs in Countries<br />

where Internal Labour Markets Dominate?, Research Memoranda, roa, Research<br />

c<strong>en</strong>trum <strong>voor</strong> Onderwijs <strong>en</strong> Arbeidsmarkt.<br />

Grip, A. de <strong>en</strong> E. Willems (2003) ‘Youngsters and technology’, Research Policy, 32: 1771-<br />

1781.<br />

Groot, W. <strong>en</strong> H. Maass<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Brink (2000) ‘De verborg<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> van de wao’,<br />

Economisch Statistische Bericht<strong>en</strong>, 12: 1052-1054.<br />

Guest, D. (1998) ‘Is the psychological contract worth taking seriously?’, Journal of Organisational<br />

Behaviour, 19: 649-664.<br />

Hall, P. <strong>en</strong> D. Soskice (red.) (2001) Varieties of Capitalism. The Institutional; Foundations of<br />

Comparative Advantage. New York: Oxford University Press.<br />

Heckman, J.J., (2000) ‘Policies to foster human capital’, in Research in economics, vol. 54<br />

(1) 3-56.<br />

Hoof, J van. (1990) De arbeidsmarkt als ar<strong>en</strong>a. Arbeidsmarktproblem<strong>en</strong> in sociologisch<br />

perspectief. Amsterdam: sua.<br />

Houseman, S. <strong>en</strong> M. Osawa (1998) ‘What is the Nature of Part-time work in the United<br />

States and Japan?’ in O’Reilly J. <strong>en</strong> C. Fagan (red.): Part-time prospects. Lond<strong>en</strong>:<br />

Routledge.<br />

Houseman, S. N. (2001) ‘Why Employers Use Flexible Staffing Arrangem<strong>en</strong>ts: Evid<strong>en</strong>ce<br />

from an Establishm<strong>en</strong>t Survey’, Industrial and Labor Relations Review, 55: 149-170.<br />

Hyde, A. (2002) ‘A closer look at the Emerging Employm<strong>en</strong>t Law of Silicon Valley’s High-<br />

Velocity Labour Market’, in Conaghan, J. Fischl, E.M. and Klare, K. (red.) Labour<br />

Law in an Era of Globalization, Oxford: Oxford University Press.<br />

Jacoby, S.M. (1985) Employing Bureaucracy: Managers, Unions, and the Transformation<br />

of Work in American Industry, New York: Columbia University Press.<br />

Kalleberg, A.L. (2003) ‘Flexible Firms and Labor Market Segm<strong>en</strong>tation’, Work and Occupations,<br />

30: 154-175.<br />

Kalleberg, A.L. <strong>en</strong> P.V. Marsd<strong>en</strong> (2005) ‘Externalizing organizational activities: where and<br />

how us establishm<strong>en</strong>ts use employm<strong>en</strong>t intermediaries’, Socio-Economic<br />

Review, 3: 389-416.


Katz, H.C. <strong>en</strong> O. Darbishire (2000) Converging Diverg<strong>en</strong>ces: Worldwide Change in<br />

Employm<strong>en</strong>t Systems, Ithaca, N.Y. <strong>en</strong> Lond<strong>en</strong>: ilr Press.<br />

Kaufman, B. (1988) ‘The Postwar View of Labor Markets and Wage Determinations’ in<br />

B. Kaufman (ed.): How Labour Markets Work. Massachusetts: Lexington Books.<br />

Keizer, A.B. (2005) The Changing Logic of Japanese Employm<strong>en</strong>t Practices: A Firm-Level<br />

Analysis of Four Industries, Rotterdam: Erasmus Research Institute of Managem<strong>en</strong>t,<br />

Erasmus Universiteit.<br />

Kerckhoff, A.C. (2001) Education and social stratification processes in comparative<br />

perspective, in: Sociology of education, extra uitgave, 3-18.<br />

Kerr, C. (1954) ‘The Balkanization of Labor Markets’ in E. Wight Bakke, P. M. Hauser,<br />

G. L. Palmer, C.A. Myers, D. Yoder <strong>en</strong> C. Kerr (red.): Labor Mobility and Economic<br />

Opportunity. Cambridge: mit Press, 92-110.<br />

Klaver, J., J.W.M. Meviss<strong>en</strong> <strong>en</strong> A.W.M. Odé (2005) Etnische Minderhed<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt.<br />

Amsterdam: Regioplan beleidsonderzoek.<br />

Kochan, T. A. <strong>en</strong> P. Osterman (1994) The Mutual Gains Enterprise: Forging a Winning<br />

Partnership among Labor, Managem<strong>en</strong>t, and Governm<strong>en</strong>t, Boston: Harvard Business<br />

School.<br />

Kochan, T.A., H. Katz <strong>en</strong> R. McKersie (1986) The Transformation of American Industrial<br />

Relations. New York: Basic Books.<br />

Lazear, E.P. (1990) ‘Job Security Provisions and Employm<strong>en</strong>t’, Quarterly Journal of<br />

Economics, 105: 699-726.<br />

Lindbeck, A. <strong>en</strong> D.J. Snower (1988) ‘Cooperation, Harassm<strong>en</strong>t and Involuntary Unemploym<strong>en</strong>t’,<br />

in American Economic Review, 78: 167-188.<br />

MacDuffie, J. P. (1995) ‘Human Resource Bundles and Manufacturing Performance: Organizational<br />

Logic and Flexible Production Systems in the World Auto Industry’,<br />

Industrial and Labor Relations Review, 48: 197-221.<br />

Mads<strong>en</strong>, P.K. (2003) ‘“Flexicurity” through labour market policies and institutions in<br />

D<strong>en</strong>mark’, in P. Auer <strong>en</strong> S. Cazes (red.): Employm<strong>en</strong>t stability in an age of flexibility.<br />

Evid<strong>en</strong>ce from industrialized countries, International Labour Office, G<strong>en</strong>ève,<br />

p. 59-105.<br />

Marsd<strong>en</strong>, D. (1999) A Theory of Employm<strong>en</strong>t Systems: Micro-Foundations of Societal<br />

Diversity, New York: Oxford University Press.<br />

Marsd<strong>en</strong>, D. (2004) ‘The ‘Network Economy’ and Models of the Employm<strong>en</strong>t Contract:<br />

Psychological, Economic, and Legal’, British Journal of Industrial Relations,<br />

42: 659-684.<br />

Meer, M. van der, (1998) Vaklied<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkzekerheid, Amsterdam: Thela Thesis.<br />

Meer, M. van der <strong>en</strong> J. Roosblad (2004) Overcoming Marginalisation? G<strong>en</strong>der and Ethnic<br />

Segregation in the Dutch Construction, Health, IT and Printing Industries.<br />

Amsterdam: aias, Universiteit van Amsterdam, wp29.<br />

Meer, M. van der, J. Visser <strong>en</strong> T. Wilthag<strong>en</strong> (2005) Adaptive and Reflexive governance –<br />

The limits of organised dec<strong>en</strong>tralisation, European Journal of Industrial Relations,<br />

11, p. 347-365.<br />

Milkman, R. (1997) Farewell to the Factory: Auto Workers in the Late Tw<strong>en</strong>tieth C<strong>en</strong>tury.<br />

Berkeley: University of California Press.<br />

Muffels, R. J. A. <strong>en</strong> A.J. Steijn (1998) Flexible and perman<strong>en</strong>t jobs on the Dutch labour<br />

market, Utrecht: Netherlands School for Social and Economic Policy Research.<br />

literatuur<br />

61


62<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Nonaka, I. <strong>en</strong> H. Takeuchi (1995) The Knowledge-Creating Company, New York: Oxford<br />

University Press.<br />

oeso (2003) Employm<strong>en</strong>t Outlook 2003, Parijs: oeso.<br />

Organ, D.W. (1988) ‘Organizational Citiz<strong>en</strong>ship Behavior: The good soldier syndrome’,<br />

Journal of Applied Psychology, 73.<br />

Osterman, P. (1994) ‘Internal Labor Markets: Theory and Change’ in C. Kerr. <strong>en</strong> P.D. Staudohar<br />

(red.): Labor Economics and Industrial Relations. Markets and Institutions,<br />

Cambridge, Mass. <strong>en</strong> Lond<strong>en</strong>: Harvard University Press, G<strong>en</strong>ève: International<br />

Labour Office, 159-217.<br />

Osterman, P. (1988) Employm<strong>en</strong>t Futures. New York: Oxford University Press.<br />

Osterman, P. (1999) Securing Prosperity. The American Labor Market: How It Has<br />

Changed and What To Do About It, Princeton, New York: Princeton University<br />

Press.<br />

Passet, O. (2003) ‘Stability and Change: Japan’s Employm<strong>en</strong>t System under Pressure’, in<br />

P. Auer <strong>en</strong> S. Cazes (red.): Employm<strong>en</strong>t stability in an age of flexibility. Evid<strong>en</strong>ce<br />

from industrialized countries, International Labour Office, G<strong>en</strong>ève, 119-217.<br />

Pater, I. de (2005) Doing Things Right or Doing the Right Thing: A New Perspective on the<br />

G<strong>en</strong>der Gap in Career Success, Amsterdam: Kurt Lewin Institute.<br />

Pfeffer, J. <strong>en</strong> J.N. Baron (1988) ‘Taking the Workers Back Out: Rec<strong>en</strong>t tr<strong>en</strong>ds in the structure<br />

of employm<strong>en</strong>t’, in B.M. Staw <strong>en</strong> L.L. Cummings (red.): Research in Organizational<br />

Behavior, vol. 10, Gre<strong>en</strong>wich, ct: jai: 257-303.<br />

Piore, M. J. <strong>en</strong> C.E Sabel (1984) The Second Industrial Divide: Possibilities for Prosperity,<br />

Lond<strong>en</strong>: Basic Books<br />

Powell, W.W. (2001) ‘The Capitalist Firm in the Tw<strong>en</strong>ty-First C<strong>en</strong>tury: Emerging<br />

Patterns in Western Enterprise’, in P. Dimaggio (red.): The Tw<strong>en</strong>ty-First-C<strong>en</strong>tury<br />

Firm: Changing Economic Organization in International Perspective, Princeton,<br />

NJ: Princeton University Press, 33-68.<br />

Polanyi M. (1967) The Tacit Dim<strong>en</strong>sion. New York: Doubleday.<br />

Robinson, S.L. <strong>en</strong> D.M. Rousseau (1994) ‘Violating the psychological contract: not the<br />

exception but the norm’, Journal of Organisational Behaviour, 15: 245-259.<br />

Roehling, M.V., M.A. Cavanaugh, L.M. Moynihan <strong>en</strong> W. Boswell (2000) ‘The nature of<br />

the new employm<strong>en</strong>t relationship: A cont<strong>en</strong>t analysis of the practitioner and<br />

academic literatures’, Human Resource Managem<strong>en</strong>t, 39: 305-320.<br />

Rogers, Joel <strong>en</strong> Wolfgang Streeck (1995) United States: Lessons from abroad and home. In<br />

Works Councils: Consultation, repres<strong>en</strong>tation, co-ordination. Redactie J. Rogers <strong>en</strong><br />

W. Streeck. Chicago: University of Chicago Press, 375-410 .<br />

Rogers, J. <strong>en</strong> W. Streeck (1994) ‘Workplace Repres<strong>en</strong>tation Overseas: the works council<br />

story’, in R.B. Freeman (red.): Working Under Differ<strong>en</strong>t Rules, New York: Russell<br />

Sage.<br />

Rousseau D.M. <strong>en</strong> S.A, Tijoriwala (1999) ‘What’s a Good Reason to Change? Motivated<br />

Reasoning and Social Accounts in Promoting Organizational Change’, Journal of<br />

Applied Psychology, 84: 514-528.<br />

Salverda. W. (2004) ‘Low Pay and Wage Flexibility in Europe: What Does the Taskforce<br />

Offer?’ in E. Hönekopp (red.): Impulses for European Employm<strong>en</strong>t Policy<br />

Impulses for Germany. The Report of the European Employm<strong>en</strong>t Task Force iab<br />

Institute for Employm<strong>en</strong>t Research, Nürnberg, Germany.


Scott, W. R. (2004) ‘Reflections on a Half-C<strong>en</strong>tury of Organization Sociology’, Annual<br />

Review of Sociology, 30: p. 1-21.<br />

Shleifer, A. <strong>en</strong> L. Summers (1988) ‘Breach of trust in hostile takeovers’, in Auerbach, A.<br />

(red.): Corporate Takeovers: Causes and Consequ<strong>en</strong>ces. Chicago: University of<br />

Chicago Press, il.<br />

Sluiter, J. <strong>en</strong> M.H.W. Frings-Dres<strong>en</strong> (2004) Ambulance onderzoek. Gezondheidskundige<br />

basis <strong>voor</strong> collectieve leeftijdsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> bij functioneel leeftijdsontslag van ambulance<br />

personeel. Coronel Instituut <strong>en</strong> amc Amsterdam.<br />

Sør<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, A.B. <strong>en</strong> N.B. Tuma (1981) ‘Labor Market Structures and Job Mobility’, Research<br />

in Social Stratification and Mobility, 1: 67-94.<br />

Stone, K. V. W. (2001) ‘The New Psychological Contract: Implications of the Changing<br />

Workplace for Labor and Employm<strong>en</strong>t Law’, ucla Law Review, 48: 519-659.<br />

Stone, K.V.W. (2004) From Widgets to Digits. Employm<strong>en</strong>t Regulation for the Changing<br />

Workplace. Cambridge: Cambridge University Press.<br />

Stone, K.V.W. (2006) ‘Thinking and Doing – The regulation of workers’ human capital in<br />

the United States’, Socio-Economic Review, 4 (1): 1-33.<br />

Streeck, W. (1992) Social institutions and economic performance, Lond<strong>en</strong>: Sage.<br />

Streeck, W. (2005) Labor Markets and Trade Unions. In The Handbook of Economic<br />

Sociology. Redactie N.J. Smelser <strong>en</strong> R. Swedberg. Princeton and Oxford, Princeton<br />

University Press, with Russell Sage Foundation, 254-283.<br />

Streeck, W. <strong>en</strong> C.J. Crouch (red.) (1997) Political Economy of Modern Capitalism, Mapping<br />

Converg<strong>en</strong>ce and Diversity, Lond<strong>en</strong>: Sage.<br />

Supiot, A. (2001) Beyond Employm<strong>en</strong>t. Changes in Work and the Future of Labour Law in<br />

Europe, New York: Oxford University Press.<br />

Sverke, M., J. Hellgr<strong>en</strong>, K. Näswall, A. Chirumbolo, H. De Witte <strong>en</strong> S. Goslinga, (2004)<br />

Job insecurity and union membership: European unions in the wake of flexible<br />

production. Brussel: P.I.E.-Peter Lang.<br />

Tichy, N. <strong>en</strong> R. Charan (1989) Speed, Simplicity, and Self Confid<strong>en</strong>ce: An Interview with<br />

Jack Welch, Harvard Business Review, oktober-november.<br />

Trommel, W. <strong>en</strong> B. de Vroom (1993) ‘The Netherlands: The Loreley-Effect of Early Exit’,<br />

in F. Naschold <strong>en</strong> Bert de Vroom (red.) Regulating Employm<strong>en</strong>t and Welfare:<br />

Company and National Policies of Labour Force Participation at the End of Worklife<br />

in Industrial Countries, edited by Berlijn: de Gruyter, 52-115.<br />

Turnley, W. H. <strong>en</strong> D.C. Feldman (1999) ‘The impact of Psychological Contract Violations<br />

on exit, voice, loyalty and neglect’, Human Relations, 52: 895-922.<br />

Tijd<strong>en</strong>s, K.G, (2006) E<strong>en</strong> wereld van verschil: arbeidsparticipatie van vrouw<strong>en</strong> 1945-<br />

2005, oratie, Rotterdam: eur.<br />

Ve<strong>en</strong> K. van. (1997) Inside an Internal Labor Market. Thesis Publishers: Amsterdam.<br />

Verhoev<strong>en</strong>, W., P. Gibcus <strong>en</strong> P. de Jong (2005) Bedrijv<strong>en</strong>dynamiek in Nederland: goed of<br />

slecht? Zoetermeer: eim.<br />

Vian<strong>en</strong>, A. van (1998) ‘Competitie om de schaarse functies: de publicatie-meetlat’, in<br />

B. van Bal<strong>en</strong> <strong>en</strong> A. Fischer (red.): De universiteit als modern mann<strong>en</strong>klooster.<br />

Amsterdam: Het Spinhuis.<br />

Visser, J. (1990) In Search of Inclusive Unions. Dev<strong>en</strong>ter <strong>en</strong> Boston: Kluwer Law and Taxation.<br />

Visser, J. (2002) ‘The First Part-Time Economy in the World. A model to be followed?’,<br />

Journal of European Policy, 12: 23-42.<br />

literatuur<br />

63


64<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Visser, J., T. Wilthag<strong>en</strong>, R. Beltzer <strong>en</strong> E. van der Putte (2004) ‘From Atypicality to a Typicality’,<br />

in S. Sciarra <strong>en</strong> M. Freedland (red.): Employm<strong>en</strong>t Policy and the Regulation<br />

of Part-time Work in the European Union. Cambridge: Cambridge University<br />

Press, 190-222.<br />

Vlasblom, J.D. <strong>en</strong> J.J. Schippers (2005) ‘Motherhood and labour market participation:<br />

g<strong>en</strong>erational dynamics’, Universiteit van Utrecht.<br />

Weiler, P. (1990) Governing the Workplace: The Future of Labor and Employm<strong>en</strong>t Law.<br />

Cambridge, Mass.: Harvard University Press.<br />

Weinstein, M. <strong>en</strong> T. Kochan (1995) ‘The Limits of Diffusion. Rec<strong>en</strong>t developm<strong>en</strong>ts in<br />

Industrial Relations and Human resource Practices in the Unted States’, in<br />

R. Locke, T. Kochan <strong>en</strong> M. (red.): Employm<strong>en</strong>t relations in a changing economy.<br />

Cambridge, Mass.: mit Press.<br />

Williamson, O., J. Harris <strong>en</strong> M. Wachter (1975) ‘Understanding the Employm<strong>en</strong>t Relation.<br />

The analysis of ideosyncretic exchange’, Bell Journal of Economics, 6: 250-<br />

278.<br />

Wilthag<strong>en</strong>, A.C.J.M., (2003) ‘De overgankelijke arbeidsmarkt <strong>en</strong> het (on)vergankelijke<br />

sociaal recht’ (oratie Tilburg) Tijdschrift Sociale wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, 86-113.<br />

Zandvliet, K., R. Blank<strong>en</strong>, J. Gravesteijn-Ligthelm <strong>en</strong> J. de Koning (2002) Doorstroom van<br />

etnische minderhed<strong>en</strong> op de werkvloer. D<strong>en</strong> Haag: Elsevier bedrijfsinformatie.<br />

Zijl, M., G.J van d<strong>en</strong> Berg <strong>en</strong> A.O.J. Heyma (2004) ‘Stepping-stones for the unemployed:<br />

the effect of temporary jobs on the duration until regular work’, seo Working<br />

Paper 30, Amsterdam: Stichting <strong>voor</strong> Economisch Onderzoek.<br />

Zijl, M. <strong>en</strong> M.J. van Leeuw<strong>en</strong> (2004) Tijdelijk werk: tuss<strong>en</strong>stap of springplank. Amsterdam:<br />

Stichting <strong>voor</strong> Economisch Onderzoek.


3 m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van<br />

creatieve destructie<br />

Arie Gelderblom <strong>en</strong> Jaap de Koning<br />

3.1 inleiding<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Dit hoofdstuk gaat over de relatie tuss<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van<br />

creatieve destructie. M<strong>en</strong>selijk kapitaal is het geheel aan productieve k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong><br />

vaardighed<strong>en</strong> dat in m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> is belichaamd. Met het proces van creatieve destructie<br />

op de arbeidsmarkt wordt gedoeld op de creatie van nieuwe werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

<strong>en</strong> de destructie van bestaande werkgeleg<strong>en</strong>heid die gepaard gaat met onder meer<br />

de internationalisering van de economie <strong>en</strong> technologische vernieuwing. Omdat<br />

de nieuwe werkgeleg<strong>en</strong>heid qua inhoud <strong>en</strong> niveau verschilt van de werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

die verdwijnt, vergt dit proces van creatieve destructie aanpassing<strong>en</strong> van de<br />

betrokk<strong>en</strong> werknemers. Niet alle<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> zij van baan <strong>en</strong> vaak ook van werkgever<br />

verander<strong>en</strong>, maar ook moet<strong>en</strong> zij hun compet<strong>en</strong>ties aanpass<strong>en</strong>.<br />

Dergelijke aanpassingsprocess<strong>en</strong> zijn niet nieuw. In de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de <strong>en</strong> ook nog<br />

e<strong>en</strong> deel van de twintigste eeuw moest<strong>en</strong> vel<strong>en</strong> die werkzaam war<strong>en</strong> in de landbouw,<br />

waar door rationalisatie veel werkgeleg<strong>en</strong>heid verlor<strong>en</strong> ging, e<strong>en</strong> baan<br />

zoek<strong>en</strong> in de nieuw opkom<strong>en</strong>de industrie. De jar<strong>en</strong> zestig <strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig werd<strong>en</strong><br />

gek<strong>en</strong>merkt door verlies van werkgeleg<strong>en</strong>heid in de traditionele industriële<br />

sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> door de opkomst van de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector. Ook hierbij ded<strong>en</strong> zich<br />

aanzi<strong>en</strong>lijke aanpassingsproblem<strong>en</strong> <strong>voor</strong>. Onder invloed van de technologische<br />

ontwikkeling <strong>en</strong> de opkomst van de Aziatische land<strong>en</strong> verdwe<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al laagopgeleide,<br />

industriële arbeid, terwijl de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei zich in het bijzonder<br />

<strong>voor</strong>deed in de hoogopgeleide segm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Technische vernieuwing <strong>en</strong> internationale verschuiving van economische activiteit<strong>en</strong><br />

spel<strong>en</strong> ook thans e<strong>en</strong> rol. Opnieuw valt e<strong>en</strong> verschuiving naar lagelon<strong>en</strong>land<strong>en</strong><br />

(India, China, de land<strong>en</strong> in Oost-Europa) te bespeur<strong>en</strong>. Verder hebb<strong>en</strong> de<br />

ontwikkeling<strong>en</strong> in de informatie- <strong>en</strong> communicatietechnologie (ict) e<strong>en</strong> nieuwe<br />

impuls gegev<strong>en</strong> aan de rationalisatie van de economie. Maar er zijn ook verschill<strong>en</strong><br />

met het verled<strong>en</strong>. In de eerste plaats leidt ict niet alle<strong>en</strong> in de industrie, maar<br />

ook in de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector tot productiviteitsstijging. Daardoor treedt niet alle<strong>en</strong><br />

verlies van laagopgeleide arbeid op, maar verdwijn<strong>en</strong> ook ban<strong>en</strong> <strong>voor</strong> middelbaar<br />

<strong>en</strong> zelfs hoger opgeleid<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> d<strong>en</strong>ke aan de functies die in de bank<strong>en</strong>sector<br />

verdwijn<strong>en</strong> door de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de selfservice bij het opnem<strong>en</strong> van geld <strong>en</strong> het<br />

uitvoer<strong>en</strong> van transacties. Verder verdwijnt hoogwaardige werkgeleg<strong>en</strong>heid op<br />

terrein<strong>en</strong> als informatica <strong>en</strong> r&d naar e<strong>en</strong> land als India.<br />

65


66<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

In dit hoofdstuk staan de volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal.<br />

Leid<strong>en</strong> investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal ertoe dat individu<strong>en</strong> beter bestand zijn<br />

teg<strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> van het proces van creatieve destructie?<br />

Leidt e<strong>en</strong> beter opgeleide beroepsbevolking tot meer economische groei, innovatie<br />

<strong>en</strong> groei van werkgeleg<strong>en</strong>heid?<br />

Investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal om de gevolg<strong>en</strong> van het proces van creatieve<br />

destructie het hoofd te bied<strong>en</strong> zou m<strong>en</strong> de def<strong>en</strong>sieve b<strong>en</strong>adering van dit<br />

proces kunn<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>; investering<strong>en</strong> om meer dynamiek <strong>en</strong> groei te g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong><br />

de off<strong>en</strong>sieve b<strong>en</strong>adering. Beide invalshoek<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in dit hoofdstuk aan de<br />

orde.<br />

Het proces van creatieve destructie in relatie tot investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk<br />

kapitaal zal <strong>voor</strong>al ook in relatie word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> met het proces van de veroudering<br />

van de bevolking. De theorie van het m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>voor</strong>spelt dat<br />

investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>voor</strong>al zull<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> op jongere leeftijd,<br />

omdat dan de pay-off-periode het langst <strong>en</strong> dus het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t het hoogst<br />

is (zie bijv. B<strong>en</strong>-Porath 1967 <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> formele afleiding). Doordat de economie<br />

in vergelijking met vroeger meer aan verandering<strong>en</strong> blootstaat, neemt de noodzaak<br />

toe ook op latere leeftijd in m<strong>en</strong>selijk kapitaal te invester<strong>en</strong>. In allerlei<br />

beleidsstukk<strong>en</strong> wordt om die red<strong>en</strong> het ‘lev<strong>en</strong>slang ler<strong>en</strong>’ bepleit. Maar levert<br />

ler<strong>en</strong> op latere leeftijd wel voldo<strong>en</strong>de op? Hierbij speelt niet alle<strong>en</strong> de korte<br />

pay-off-periode e<strong>en</strong> rol, maar ook de vraag of het leervermog<strong>en</strong> <strong>en</strong> de motivatie<br />

op oudere leeftijd voldo<strong>en</strong>de op peil blijv<strong>en</strong>.<br />

De opzet is als volgt. In paragraaf 3.2 voer<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong>de analyse uit<br />

waarbij we indicator<strong>en</strong> over investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal, arbeidsmarktprestaties<br />

<strong>en</strong> economische prestaties op e<strong>en</strong> rijtje zett<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> aantal oecdland<strong>en</strong>.<br />

Hiermee vorm<strong>en</strong> we ons e<strong>en</strong> beeld van de relatieve positie van Nederland<br />

op deze punt<strong>en</strong>. Paragraaf 3.3 gaat over de vraag of investering<strong>en</strong> in<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal individu<strong>en</strong> gemakkelijker inzetbaar mak<strong>en</strong> in het arbeidsproces.<br />

Is de participatiegraad <strong>en</strong> de arbeidsmobiliteit onder hoger opgeleid<strong>en</strong> hoger<br />

<strong>en</strong> de werkloosheid lager dan onder lager opgeleid<strong>en</strong>? Voorkomt scholing van<br />

werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> dat zij werkloos word<strong>en</strong> of de arbeidsmarkt verlat<strong>en</strong>? Bevordert<br />

scholing de herintreding van werkloz<strong>en</strong>? In paragraaf 3.4 is de c<strong>en</strong>trale vraag<br />

of investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal gunstige macro-economische effect<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> in de zin van e<strong>en</strong> hogere economische groei, e<strong>en</strong> hogere groei van de<br />

arbeidsproductiviteit <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere werkgeleg<strong>en</strong>heid. Ook hierbij kijk<strong>en</strong> we<br />

naar de afzonderlijke effect<strong>en</strong> van het initiële onderwijs, scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> scholing van werkloz<strong>en</strong>. Het hoofdstuk wordt beslot<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatting<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> conclusie. In deze slotparagraaf gaan we ook in op de beleidsimplicaties.


3.2 werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal:<br />

e<strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong>de analyse<br />

3.2.1 inleiding<br />

Deze studie betreft de rol van m<strong>en</strong>selijk kapitaal in relatie tot de dynamiek op de<br />

arbeidsmarkt die optreedt door verandering<strong>en</strong> die zich in de economie <strong>voor</strong>do<strong>en</strong>.<br />

Voordat we echter de literatuur over relaties hiertuss<strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong>, will<strong>en</strong> we<br />

eerst e<strong>en</strong> positionering gev<strong>en</strong> van Nederland op e<strong>en</strong> aantal kernvariabel<strong>en</strong><br />

rondom dit thema. Hiertoe hebb<strong>en</strong> we indicator<strong>en</strong> verzameld op de volg<strong>en</strong>de<br />

terrein<strong>en</strong>:<br />

– m<strong>en</strong>selijk kapitaal, zoals de deelname aan initieel onderwijs, scholing van<br />

werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkloz<strong>en</strong>;<br />

– technologie-indicator<strong>en</strong>, zoals investering<strong>en</strong> in ict <strong>en</strong> uitgav<strong>en</strong> aan r&d;<br />

– prestatie-indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de economie als geheel <strong>en</strong> de arbeidsmarkt, zoals<br />

productiegroei, productiviteitsgroei, werkloosheid <strong>en</strong> arbeidsparticipatie;<br />

– indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de dynamiek op de arbeidsmarkt, <strong>en</strong> dan <strong>voor</strong>namelijk de<br />

mate van baanwisseling<strong>en</strong> die optred<strong>en</strong>.<br />

Deze indicator<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebruikt om allereerst te zi<strong>en</strong> hoe Nederland nu<br />

scoort t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> aantal andere oecd-land<strong>en</strong>. Is in Nederland bij<strong>voor</strong>beeld<br />

sprake van relatief hoge investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal, of blijft<br />

Nederland juist achter? E<strong>en</strong> ander doel is om e<strong>en</strong> eerste verk<strong>en</strong>ning uit te voer<strong>en</strong><br />

of uit de cijfers e<strong>en</strong> direct verband spreekt van de int<strong>en</strong>siteit van m<strong>en</strong>selijk<br />

kapitaal met prestatie-indicator<strong>en</strong> <strong>en</strong> indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de dynamiek op de<br />

arbeidsmarkt. Voorts zijn e<strong>en</strong> aantal indicator<strong>en</strong> specifiek ook <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong><br />

berek<strong>en</strong>d, zodat tev<strong>en</strong>s de relatieve positie van ouder<strong>en</strong> duidelijker wordt<br />

(zowel t<strong>en</strong> opzichte van jonger<strong>en</strong>, maar ditzelfde dan ook direct in vergelijking<br />

met andere land<strong>en</strong>).<br />

Voor de vergelijking zijn twaalf andere land<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, waarvan acht euland<strong>en</strong><br />

in Noord- <strong>en</strong> West-Europa (België, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Groot-<br />

Brittannië, D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>, Zwed<strong>en</strong>, Finland) <strong>en</strong> 4 andere oecd-land<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de<br />

eu (vs, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland).<br />

3.2.2 indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Hoe scoort Nederland nu wat betreft investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal? In tabel<br />

3.1 is e<strong>en</strong> aantal indicator<strong>en</strong> hiertoe opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Hierbij is Nederland vergelek<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> gemiddelde van e<strong>en</strong> aantal andere oecd-land<strong>en</strong>. De achterligg<strong>en</strong>de<br />

cijfers <strong>voor</strong> al deze land<strong>en</strong> zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in bijlage 3.1. De meeste van deze<br />

indicator<strong>en</strong> zijn opgesteld door de oecd. Uiteraard do<strong>en</strong> zich in de vergelijking<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> altijd problem<strong>en</strong> <strong>voor</strong> in de vergelijkbaarheid van data. Zo<br />

moet<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> het initiële onderwijs verschill<strong>en</strong>de nationale onderwijsstelsels<br />

omgewerkt word<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> standaardindeling, zoals de isced. 1 De<br />

meeste van deze indicator<strong>en</strong> bestaan echter al e<strong>en</strong> groot aantal jar<strong>en</strong>, zodat erva-<br />

67


68<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

ring hiermee is opgedaan, wat de kwaliteit van de vergelijkbaarheid t<strong>en</strong> goede is<br />

gekom<strong>en</strong>. Zo is bij<strong>voor</strong>beeld door Eurostat over 1993 e<strong>en</strong> survey onder bedrijv<strong>en</strong><br />

georganiseerd over deelname aan bedrijfsopleiding<strong>en</strong> (uitgevoerd door nationale<br />

statistische bureaus), dat in 1999 is herhaald. In de survey over 1993 ded<strong>en</strong> zich<br />

veel problem<strong>en</strong> <strong>voor</strong>, welke ervaring<strong>en</strong> zijn b<strong>en</strong>ut <strong>voor</strong> de uitvoering <strong>voor</strong> 1999.<br />

Ook zijn bij sommige onderwerp<strong>en</strong> meerdere indicator<strong>en</strong> beschikbaar, zoals bij<br />

scholing van werkloz<strong>en</strong>, die wordt gemet<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van deelnemers <strong>en</strong> in<br />

uitgav<strong>en</strong>.<br />

Nederland is op deze indicator<strong>en</strong> zeker ge<strong>en</strong> koploper. Dit geldt in ieder geval<br />

zowel <strong>voor</strong> het initiële onderwijs 2 , als <strong>voor</strong> scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong><br />

Europa scor<strong>en</strong> op al deze front<strong>en</strong> de Scandinavische land<strong>en</strong> (D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>,<br />

Zwed<strong>en</strong> <strong>en</strong> Finland) in ieder geval beter. Ook t<strong>en</strong> opzichte van de overige euland<strong>en</strong><br />

is Nederland dan nog ge<strong>en</strong> koploper. Op het terrein van initieel onderwijs<br />

scoort Nederland veelal ook lager dan de andere oecd-land<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de eu. De<br />

vergelijking van cijfers over verwachte opleidingsduur tuss<strong>en</strong> 1997 <strong>en</strong> 2003 laat<br />

zi<strong>en</strong> dat Nederland hier niet met e<strong>en</strong> inhaalslag bezig is, al moet daarbij opgemerkt<br />

word<strong>en</strong> dat deze opleidingsduur ook bekort zal zijn door studieduurbekorting<br />

zoals die met name in het academisch hoger onderwijs is doorgevoerd<br />

tezam<strong>en</strong> met maatregel<strong>en</strong> die uitloop van e<strong>en</strong> studie di<strong>en</strong><strong>en</strong> te bekort<strong>en</strong> (zoals<br />

korting op studiefinanciering).<br />

Op het gebied van scholing van werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong> scoort Nederland relatief wel<br />

beter, al is er wel verschil in de indicator naar geld (relatief hoog) <strong>en</strong> naar deelname<br />

(relatief lager). E<strong>en</strong> mogelijke verklaring hier<strong>voor</strong> is dat in Nederland relatief<br />

langere cursuss<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. Bij de relatief hoge positie van Nederland<br />

moet wel opgemerkt word<strong>en</strong> dat het hier cijfers van 2002 betreft. Er zijn aanwijzing<strong>en</strong><br />

dat in rec<strong>en</strong>te jar<strong>en</strong> de uitgav<strong>en</strong> <strong>voor</strong> scholing van werkloz<strong>en</strong> gedaald zijn.<br />

In paragraaf 3.3 kom<strong>en</strong> we hier nog op terug. Overig<strong>en</strong>s gaat het bij deze oecdcijfers<br />

om e<strong>en</strong> fors bedrag (ca. 0,5 proc<strong>en</strong>t van het gdp in 2002), wat de vraag<br />

oproept hoe deze indicator precies is gedefinieerd <strong>en</strong> welke uitgav<strong>en</strong> hier precies<br />

zijn meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Zo zijn bij<strong>voor</strong>beeld ook uitgav<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>voor</strong> scholing<br />

aan werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> risico lop<strong>en</strong> om hun baan verliez<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s is uit de<br />

Employm<strong>en</strong>t Outlook van 2004 af te leid<strong>en</strong> dat ook de uitkering<strong>en</strong> <strong>voor</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

die scholing volg<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

In de tabel 3.1 zijn ook <strong>en</strong>kele specifieke indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Voor wat betreft het initiële opleidingsniveau geldt dat ouder<strong>en</strong> minder hoog zijn<br />

opgeleid dan jonger<strong>en</strong>. Dit verschil in opleidingsniveau tuss<strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong><br />

is in Nederland niet zo hoog als bij de meeste andere land<strong>en</strong>. Voor scholing<br />

van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> geldt echter het teg<strong>en</strong>overgestelde. Op basis van internationaal<br />

vergelijkbare ials-data 3 uit 1995-1996 scor<strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> relatief laag, ook in vergelijking<br />

met andere land<strong>en</strong>. In term<strong>en</strong> van opleidingsduur is deze onderverteg<strong>en</strong>woordiging<br />

van ouder<strong>en</strong> nog veel sterker, wat er op wijst dat ouder<strong>en</strong> relatief<br />

korte cursuss<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>. Hierbij di<strong>en</strong>t wel opgemerkt te word<strong>en</strong> dat ouder<strong>en</strong><br />

sindsdi<strong>en</strong> in Nederland e<strong>en</strong> inhaalslag hebb<strong>en</strong> gemaakt op dit terrein, zoals zal


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

word<strong>en</strong> geïllustreerd met osa-data in paragraaf 3.3. Rec<strong>en</strong>te, betrouwbare internationaal<br />

vergelijkbare data <strong>voor</strong> wat betreft de deelname van ouder<strong>en</strong> aan scholing<br />

van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zijn er echter niet.<br />

Tabel 3.1 Indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

Indicator<strong>en</strong> Nederland Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde<br />

13 oecd land<strong>en</strong>a )<br />

(incl. Nederland)<br />

Verdeling bevolking naar opleidingsniveau (25-64 jarig<strong>en</strong>), 2002<br />

Aandeel hoger opgeleid<strong>en</strong> (isced 7-8) 25 % 30 %<br />

Aandeel middelbaar opgeleid<strong>en</strong> (isced 3-6) 42 % 44 %<br />

Aandeel lager opgeleid<strong>en</strong> (isced 1-2) 34 % 26 %<br />

Aandeel hoger opgeleid<strong>en</strong> bij verschill<strong>en</strong>de leeftijdsgroep<strong>en</strong>, 2002<br />

Aandeel hoger opgeleid<strong>en</strong> van 55-64 jarig<strong>en</strong> 19 % 22 %<br />

Aandeel hoger opgeleid<strong>en</strong> van 45-54 jarig<strong>en</strong> 25 % 29 %<br />

Aandeel hoger opgeleid<strong>en</strong> van 35-44 jarig<strong>en</strong> 26 % 31 %<br />

Aandeel hoger opgeleid<strong>en</strong> van 25-34 jarig<strong>en</strong> 27 % 35 %<br />

Verwacht gemiddelde aantal jar<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong> in initieel onderwijs<br />

(full-time <strong>en</strong> part-time) zal doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> vanaf 5de jaar<br />

Verwachte jar<strong>en</strong>, 2003 17,1 17,8<br />

Verwachte jar<strong>en</strong>, 1997 17,5 17,1<br />

Indicator<strong>en</strong> scholing (oudere) werknemers<br />

% geschoolde werknemers, 1999 (cvts2 onderzoek Eurostat)<br />

Participatiegraad scholing werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van 55-64 jarig<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> opzichte van 25-34 jarig<strong>en</strong>, 1995-1996, obv ials-data<br />

41 % 46 %<br />

(100 = ev<strong>en</strong>redig)<br />

Duur scholing werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> 55-64 jarig<strong>en</strong> tov 25-34 jarig<strong>en</strong>,<br />

69 79<br />

1995-1996, obv ials data (100 = ev<strong>en</strong>redig) 29 49<br />

Indicator<strong>en</strong> scholing werkloz<strong>en</strong><br />

% gdp <strong>voor</strong> scholing werkloz<strong>en</strong> <strong>en</strong> met werkloosheid<br />

bedreigd<strong>en</strong>, 2002<br />

% gdp scholing werkloz<strong>en</strong> <strong>en</strong> met werkloosheid<br />

0,52 % 0,24 %<br />

bedreigd<strong>en</strong>, 1999<br />

Participatie scholing werkloz<strong>en</strong> <strong>en</strong> met werkloosheid bedreigd<strong>en</strong><br />

0,40 % 0,26 %<br />

(% beroepsbevolking), 2002<br />

Participatie scholing werkloz<strong>en</strong> <strong>en</strong> met werkloosheid bedreigd<strong>en</strong><br />

1,44 % 2,02 %<br />

(% beroepsbevolking), 1999 1,37 % 2,45 %<br />

a) De achterligg<strong>en</strong>de cijfers zijn weergegev<strong>en</strong> in bijlage 1.<br />

Bron: Bewerking van gegev<strong>en</strong>s van de oecd<br />

69


70<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Bov<strong>en</strong>staande cijfers hebb<strong>en</strong> betrekking op diverse volume-indicator<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>selijk<br />

kapitaal. Daarin tred<strong>en</strong> duidelijke verschill<strong>en</strong> op tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Nederland<br />

heeft zeker ge<strong>en</strong> koppositie. Ook op andere dim<strong>en</strong>sies dan het volume tred<strong>en</strong><br />

belangrijke verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> op. E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld hiervan is de richting<br />

van het onderwijs. Tabel 3.2 laat zi<strong>en</strong> dat in het hoger onderwijs de meer exacte <strong>en</strong><br />

technische richting<strong>en</strong> in Nederland relatief onderverteg<strong>en</strong>woordigd zijn.<br />

Tabel 3.2 Verdeling afgestudeerd<strong>en</strong> hoger onderwijs (alle<strong>en</strong> ISCED 8) over richting<strong>en</strong>,<br />

in proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, 2002<br />

Richting Nederland Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde<br />

13 oecd land<strong>en</strong>a )<br />

(incl. Nederland)<br />

Onderwijs 17 11<br />

“Humaniora” <strong>en</strong> kunst 7 13<br />

Sociale wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> <strong>en</strong> recht 34 32<br />

Di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing 2 2<br />

Technisch 11 12<br />

Landbouw 2 2<br />

Gezondheid <strong>en</strong> welzijn 21 16<br />

Life Sci<strong>en</strong>ces 1 3<br />

Natuurwet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> 2 3<br />

Wiskunde <strong>en</strong> statistiek 0 1<br />

Informatica 2 4<br />

Onbek<strong>en</strong>d/overig - 1<br />

Totaal 100 100<br />

a) De achterligg<strong>en</strong>de cijfers zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in bijlage 1.<br />

Bron: oecd<br />

Oosterbeek <strong>en</strong> Webbink (1996) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat er in Nederland zeker nog e<strong>en</strong><br />

pot<strong>en</strong>tieel is aan leerling<strong>en</strong> die gezi<strong>en</strong> hun k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> prestaties op de middelbare<br />

school naar verwachting relatief succesvol e<strong>en</strong> technische studie zoud<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Toch kiez<strong>en</strong> deze leerling<strong>en</strong> vaak <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> andere studie, zoals<br />

recht<strong>en</strong> of medicijn<strong>en</strong>. Oosterbeek <strong>en</strong> Webbink sprek<strong>en</strong> in dit verband van e<strong>en</strong><br />

verborg<strong>en</strong> technisch pot<strong>en</strong>tieel. E<strong>en</strong> van de verklaring<strong>en</strong> die ze gev<strong>en</strong> is dat<br />

studies als recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> medicijn<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ‘goede’ stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> relatief goede mogelijkhed<strong>en</strong><br />

bied<strong>en</strong> om hoge salariss<strong>en</strong> te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Bij technische studies zijn de<br />

inkom<strong>en</strong>sverschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> afstudeerders ‘vlakker’, wat ongunstig is <strong>voor</strong> relatief<br />

‘goede’ stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Zij gev<strong>en</strong> de suggestie van collegegelddiffer<strong>en</strong>tiatie om aan<br />

deze allocatiemechanism<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>wicht te bied<strong>en</strong>.<br />

Oosterbeek <strong>en</strong> Webbink (1996) constater<strong>en</strong> dat het verborg<strong>en</strong> technisch pot<strong>en</strong>tieel<br />

zich zeker sterk bij vrouw<strong>en</strong> <strong>voor</strong>doet. Dit is ook in lijn met internationale<br />

cijfers over de deelname van vrouw<strong>en</strong> aan hoger onderwijs. Bij de exacte <strong>en</strong> tech


nische studies studer<strong>en</strong> in Nederland relatief weinig vrouw<strong>en</strong> af in vergelijking<br />

met andere land<strong>en</strong> (tabel 3.3).<br />

3.2.3 technologie-indicator<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> van de motors achter het proces van baancreatie <strong>en</strong> -destructie is de technologische<br />

ontwikkeling. In tabel 3.4 is e<strong>en</strong> viertal technologie-indicator<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

waarvan er drie betrekking hebb<strong>en</strong> op ict <strong>en</strong> de andere indicator op r&d.<br />

Nederland heeft op al deze indicator<strong>en</strong> scores die dicht bij het gemiddelde ligg<strong>en</strong>.<br />

Finland scoort hoog op alle indicator<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> bij de r&d-indicator wordt<br />

Finland nog <strong>voor</strong>afgegaan door Zwed<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij de ict-investering<strong>en</strong> door de vs.<br />

Finland <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong> scoord<strong>en</strong> ook reeds hoog op de m<strong>en</strong>selijk kapitaal variabel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bij de vs was dit <strong>voor</strong> het initiële onderwijs het geval. Dit zou kunn<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> verband tuss<strong>en</strong> opleidingsniveau <strong>en</strong> innovatie.<br />

3.2.4 prestatie-indicator<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Tabel 3.3 Aandeel vrouw<strong>en</strong> in afstudeerders hoger onderwijs (alle<strong>en</strong> isced 8) bij 2 exacte<br />

richting<strong>en</strong>, 2002<br />

Studierichting<br />

Wiskunde <strong>en</strong><br />

informatica<br />

Technisch<br />

Bron: oecd<br />

nl be du fr ir uk dk zw fin vs<br />

Ongewog<strong>en</strong><br />

gemiddelde<br />

(inclusief Nederland)<br />

16 21 23 31 37 28 28 40 39 32 22<br />

13 21 21 25 22 20 23 28 21 22 22<br />

In tabel 3.5 zijn prestatie-indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> zowel de economie als de arbeidsmarkt<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Voor wat betreft de groeicijfers van de economie in de periode 1995-<br />

2003 scoort Nederland onder het gemiddelde. Voor de productiviteitsgroei geldt<br />

zelfs dat Nederland de laagste score heeft van alle opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> land<strong>en</strong>. Het verschil<br />

tuss<strong>en</strong> productiviteits- <strong>en</strong> productiegroei kan onder meer word<strong>en</strong> verklaard<br />

uit de weergegev<strong>en</strong> arbeidsmarktindicator<strong>en</strong>. Voor Nederland geldt namelijk dat<br />

de arbeidsmarktparticipatie in deze periode sterk is gesteg<strong>en</strong>, wat heeft bijgedrag<strong>en</strong><br />

aan de productiegroei. Vooral de participatiegraad <strong>en</strong> de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

onder laagproductieve groep<strong>en</strong> is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> mede door premieverlaging<br />

<strong>voor</strong> laagbetaalde arbeid. 4 Hierbij di<strong>en</strong>t wel opgemerkt te word<strong>en</strong> dat veel van<br />

deze groei uit deeltijdban<strong>en</strong> heeft bestaan. Wanneer de participatiegraad in volumeterm<strong>en</strong><br />

zou word<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong>, zou Nederland minder hoog scor<strong>en</strong>. Ook bij de<br />

relatief gunstige score <strong>voor</strong> werkloosheid di<strong>en</strong>t de opmerking gemaakt te word<strong>en</strong><br />

dat deze in gunstige zin beïnvloed kan zijn door verborg<strong>en</strong> werkloosheid in de<br />

wao. Dit geldt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> de werkloosheid onder ouder<strong>en</strong>.<br />

71


72<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 3.4 Technologie-indicator<strong>en</strong><br />

Nederland 1,94 10,3 8,0 20,9<br />

België 1,96 10,1 7,3 12,0<br />

Duitsland 2,49 6,2 3,9 19,2<br />

Frankrijk 2,20 16,5 7,2 13,1<br />

Ierland 1,17 10,4 – 14,6<br />

Groot-Brittanië 1,90 10,4 8,1 22,0<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 2,19 8,5 6,8 19,1<br />

Zwed<strong>en</strong> 4,27 10,8 9,0 21,6<br />

Finland 3,40 15,6 10,9 29,4<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 2,82 11,1 6,2 31,4<br />

Canada 1,94 8,6 8,4 21,4<br />

Australië 1,53 8,1 5,4 22,5<br />

Nieuw-Zeeland 1,03 11,0 – –<br />

Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde 2,22 10,6 7,4 20,6<br />

Bron: Website oecd<br />

r&d int<strong>en</strong>siteit<br />

als % gdp, 2001<br />

(oecd, msti<br />

database)<br />

Aandeel (%) ict<br />

toegevoegde<br />

waarde in totale<br />

toegevoegde<br />

waarde marktsector,<br />

2000<br />

Aandeel (%) ict<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

in marktsector,<br />

2000<br />

ict investering<strong>en</strong><br />

als aandeel (%)<br />

investering<strong>en</strong> in<br />

vaste activa<br />

(excl.Gebouw<strong>en</strong>),<br />

2000<br />

Dat participatiegroei ook sam<strong>en</strong> kan gaan met productiviteitsgroei blijkt uit de<br />

cijfers <strong>voor</strong> Ierland. Wat betreft de productiegroei <strong>en</strong> productiviteitsgroei is<br />

Ierland e<strong>en</strong> zeer duidelijke koploper <strong>voor</strong> deze periode. Voorhe<strong>en</strong> zag<strong>en</strong> we dat<br />

Ierland ook maar e<strong>en</strong> modale score heeft op de m<strong>en</strong>selijk kapitaal factor<strong>en</strong>, wat in<br />

ieder geval e<strong>en</strong> indicatie is dat de relatie tuss<strong>en</strong> groei <strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal niet<br />

e<strong>en</strong>duidig ligt. Mogelijk is e<strong>en</strong> verklaring <strong>voor</strong> Ierland dat <strong>voor</strong> dit land het niveau<br />

van de productiviteit in de uitgangssituatie relatief laag was. Overig<strong>en</strong>s geldt dat<br />

Zwed<strong>en</strong> <strong>en</strong> Finland ook goed op productiviteitsgroei <strong>en</strong> participatiegraad scor<strong>en</strong>,<br />

terwijl dit land<strong>en</strong> zijn die er wat betreft m<strong>en</strong>selijk kapitaal ook uitspring<strong>en</strong>.<br />

In tabel 3.6 zijn de arbeidsmarktindicator<strong>en</strong> ook speciaal <strong>voor</strong> de oudere groep<br />

55-64 weergegev<strong>en</strong>. Hieruit blijkt dat Nederland relatief laag scoort <strong>voor</strong> participatie<br />

<strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad van deze groep. Alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal ons direct<br />

omligg<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> (België, Duitsland, Frankrijk) scor<strong>en</strong> hierbij nog lager.<br />

Overig<strong>en</strong>s is Nederland e<strong>en</strong> inhaalslag aan het mak<strong>en</strong>, omdat de cijfers lat<strong>en</strong><br />

zi<strong>en</strong> dat de participatiegraad <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad sinds 1990 aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

gesteg<strong>en</strong> zijn. Deze zijn ook sneller gesteg<strong>en</strong> dan bij de zojuist g<strong>en</strong>oemde<br />

ons direct omligg<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>. De werkloosheid is laag onder ouder<strong>en</strong>, maar<br />

hier moet<strong>en</strong> we nogmaals op de wao wijz<strong>en</strong>, die deels het verschil met andere<br />

land<strong>en</strong> kan verklar<strong>en</strong>.


Tabel 3.5 Prestatie-indicator<strong>en</strong> economie <strong>en</strong> arbeidsmarkt<br />

3.2.5 indicator<strong>en</strong> baanmobiliteit<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Indicator Nederland Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde<br />

13 oecd land<strong>en</strong>a )<br />

Gemiddelde jaarlijkse reële productiegroei 1995-2003<br />

Gemiddelde jaarlijkse productiviteitsgroei per gewerkt uur,<br />

2,5 % 3,1 %<br />

1995-2003 0,9 % 2,1 %<br />

Participatiegraad 15-64 jarig<strong>en</strong>, 2003 75,9 % 74,0 %<br />

Participatiegraad 15-64 jarig<strong>en</strong>, 2000 74,9 % 73,7 %<br />

Participatiegraad 15-64 jarig<strong>en</strong>, 1990 66,2 % 72,2 %<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad 15-64 jarig<strong>en</strong>, 2003 73,6 % 69,2 %<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad 15-64 jarig<strong>en</strong>, 2000 72,9 % 69,2 %<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad 15-64 jarig<strong>en</strong>, 1990 61,1 % 67,3 %<br />

Werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage, Gemiddeld 1995-2003 (oecd) 4,5 % 7,4 %<br />

Aandeel langdurige werkloosheid, gemiddelde 1995-2003 71,2 % 51,6 %<br />

a) De achterligg<strong>en</strong>de cijfers zijn in bijlage 1 opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Bron: bewerking gegev<strong>en</strong>s oecd<br />

E<strong>en</strong> van de belangrijke variabel<strong>en</strong> waarin dynamiek van de arbeidsmarkt tot<br />

uitdrukking komt is de baanmobiliteit. Hoe vaak wissel<strong>en</strong> werknemers van werkgever?<br />

Op dit terrein zijn weinig data beschikbaar waarin vergelijking<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

Tabel 3.6 Leeftijdsopbouw <strong>en</strong> prestatie-indicator<strong>en</strong> arbeidsmarkt <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong><br />

Indicator Nederland Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde<br />

13 oecd land<strong>en</strong>a )<br />

Aandeel 55-64 jarig<strong>en</strong> in groep 25-64 jarig<strong>en</strong>, 2003 20,1 % 21,1 %<br />

Aandeel 45-54 jarig<strong>en</strong> in groep 25-64 jarig<strong>en</strong>, mann<strong>en</strong>, 2003 25,4 % 25,5 %<br />

Aandeel 25-44 jarig<strong>en</strong> in groep 25-64 jarig<strong>en</strong>, 2003 54,6 % 53,7 %<br />

Participatiegraad 55-64 jarig<strong>en</strong>, 2003 44,9 % 52,4 %<br />

Participatiegraad 55-64 jarig<strong>en</strong>, 2000 38,6 % 48,9 %<br />

Participatiegraad 55-64 jarig<strong>en</strong>, 1990 30,9 % 45,4 %<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad 55-64 jarig<strong>en</strong>, 2003 44,9 % 52,0 %<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad 55-64 jarig<strong>en</strong>, 2000 37,9 % 46,4 %<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad 55-64 jarig<strong>en</strong>, 1990<br />

Werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage, 55-64 jarig<strong>en</strong><br />

29,7 % 43,2 %<br />

Gemiddeld 1995-2003 (oecd) 3,8 % 6,2 %<br />

a) De achterligg<strong>en</strong>de cijfers zijn in bijlage 1 opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Bron: bewerking gegev<strong>en</strong>s oecd<br />

73


74<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

land<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt. De oecd, die op heel veel terrein<strong>en</strong> internationaal<br />

vergelijk<strong>en</strong>de data publiceert, publiceert op dit terrein ge<strong>en</strong> data. Daarom mak<strong>en</strong><br />

we <strong>voor</strong> dit terrein gebruik van ad-hocstudies waarin internationaal vergelijk<strong>en</strong>de<br />

data zijn gepubliceerd.<br />

De eerste studie is Burgess (1999) die verschill<strong>en</strong>de nationale databronn<strong>en</strong> heeft<br />

b<strong>en</strong>ut om de gemiddelde baanduur naar leeftijd <strong>en</strong> geslacht weer te gev<strong>en</strong>. Aan de<br />

vergelijkbaarheid tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> hierbij de nodige hak<strong>en</strong> <strong>en</strong> og<strong>en</strong>, omdat de<br />

precieze vraagstelling waarop deze cijfers zijn gebaseerd verschilt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> deze cijfers van land<strong>en</strong> betrekking op verschill<strong>en</strong>de periodes. Juist omdat<br />

baanmobiliteit sterk conjunctuurgevoelig is, kunn<strong>en</strong> deze verschill<strong>en</strong> in tijdsperiode<br />

de vergelijking sterk verstor<strong>en</strong>. Omdat er echter zeer weinig internationale<br />

overzicht<strong>en</strong> van baanduur bestaan, gev<strong>en</strong> we de cijfers met alle mits<strong>en</strong> <strong>en</strong> mar<strong>en</strong><br />

toch weer. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> geldt dat de nadel<strong>en</strong> in ieder geval in veel mindere mate<br />

opgaan bij de vergelijking naar geslacht <strong>en</strong> leeftijd binn<strong>en</strong> land<strong>en</strong>, omdat dan met<br />

e<strong>en</strong>zelfde definitie <strong>en</strong> tijdsperiode wordt gewerkt.<br />

De verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> in de tabel zijn niet heel groot. Nederland scoort<br />

gemiddeld. Frankrijk k<strong>en</strong>t, met uitzondering van jonger<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> relatief lange<br />

baanduur, dus e<strong>en</strong> lage mobiliteit, terwijl in de vs de baanduur relatief kort is.<br />

Voor alle land<strong>en</strong> geldt dat de baanduur bij ouder<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk hoger ligt <strong>voor</strong><br />

jonger<strong>en</strong>, wat natuurlijk haast per definitie zo is. 5 Bij mann<strong>en</strong> is dit leeftijdseffect<br />

nog groter dan bij vrouw<strong>en</strong>.<br />

Tabel 3.7 Gemiddelde baanduur naar geslacht <strong>en</strong> leeftijd<br />

Gemiddelde Vrouw<strong>en</strong> Vrouw<strong>en</strong> Vrouw<strong>en</strong> Mann<strong>en</strong> Mann<strong>en</strong> Mann<strong>en</strong><br />

baanduur


Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk. Opvall<strong>en</strong>d is dat ook Frankrijk hoog scoort, terwijl op<br />

grond van baanduur in de vorige tabel, juist het beeld naar vor<strong>en</strong> kwam dat de<br />

mobiliteit laag is in Frankrijk. Het toch verschill<strong>en</strong>de patroon tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> geeft<br />

nog maar e<strong>en</strong>s aan dat de betreff<strong>en</strong>de cijfers met <strong>voor</strong>zichtigheid gehanteerd<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Wel geldt dat in ge<strong>en</strong> van beide Nederland hoog scoort <strong>voor</strong> wat<br />

betreft mobiliteit.<br />

3.2.6 conclusies<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Tabel 3.8 Aandeel werknemers dat van plan is om van werkgever te wissel<strong>en</strong> (1997)<br />

Perc<strong>en</strong>tage werknemers dat van plan is om van werkgever te gaan wissel<strong>en</strong> %<br />

Nederland 7,8<br />

Duitsland 7,3<br />

Frankrijk 13,9<br />

Ierland 10,0<br />

Groot-Brittanië 14,3<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 11,1<br />

Zwed<strong>en</strong> 7,7<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 14,3<br />

Nieuw-Zeeland 12,1<br />

Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde 10,9<br />

Bron: Sousa-Poza <strong>en</strong> H<strong>en</strong>neberger (2002)<br />

In deze paragraaf is Nederland vergelek<strong>en</strong> met diverse andere oecd-land<strong>en</strong> op<br />

het gebied van m<strong>en</strong>selijk kapitaal, technologie, economische groei <strong>en</strong> arbeidsmarkt.<br />

Op ge<strong>en</strong> van deze terrein<strong>en</strong> bevindt Nederland zich in de frontlinie. Wel<br />

is er e<strong>en</strong> aantal arbeidsmarktindicator<strong>en</strong> waarop Nederland goed scoort. Zo is de<br />

werkloosheid laag <strong>en</strong> is e<strong>en</strong> achterstand in participatiegraad ingelop<strong>en</strong>. Ook is<br />

e<strong>en</strong> duidelijke verbetering te constater<strong>en</strong> in <strong>en</strong>kele indicator<strong>en</strong> die met ouder<strong>en</strong><br />

te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. De participatiegraad van ouder<strong>en</strong>, die aanvankelijk aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

lager lag dan elders, is sterk gesteg<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>als de cursusdeelname van ouder<strong>en</strong>.<br />

Ook de meer rec<strong>en</strong>te cijfers gev<strong>en</strong> echter <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> nog altijd e<strong>en</strong> beeld van<br />

e<strong>en</strong> kwetsbare groep. Zowel op indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal, als arbeidsmarktindicator<strong>en</strong><br />

(mobiliteit <strong>en</strong> participatiegraad) scoort deze groep relatief<br />

ongunstig. Al met al is het beeld <strong>voor</strong> Nederland niet erg positief. In vergelijking<br />

met de ons omring<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> is het beeld minder negatief.<br />

Wanneer verbinding<strong>en</strong> gelegd word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> deze indicator<strong>en</strong>, dan is het beeld<br />

toch vrij diffuus. Er lijkt wel <strong>en</strong>ig verband te zijn tuss<strong>en</strong> de indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> de technologie-indicator<strong>en</strong>. Land<strong>en</strong> als Finland <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong><br />

scor<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld hoog op beide. Ook lijkt er <strong>en</strong>ige sam<strong>en</strong>hang te zijn met<br />

bij<strong>voor</strong>beeld participatiegraad <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad, die ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s bij de<br />

Scandinavische land<strong>en</strong> hoog is. In zijn algeme<strong>en</strong>heid geldt echter dat het zeker<br />

75


76<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 3.9 Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>de tabel positionering Nederland<br />

Relatieve positie van Nederland op dit terrein, zoals naar vor<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>d uit indicator<strong>en</strong><br />

M<strong>en</strong>selijk kapitaal:<br />

Initieel onderwijs –<br />

Scholing werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> –<br />

Scholing werkloz<strong>en</strong> 0<br />

Technologie 0<br />

Economische groei –<br />

Participatie, algeme<strong>en</strong> 0<br />

Participatie, ouder<strong>en</strong> - (wel snelle verbetering)<br />

Werkloosheid +<br />

Mobiliteit 0/–<br />

– = relatief ongunstig, 0 = ongeveer gemiddeld, + = relatief gunstig.<br />

niet om 1-op-1-verband<strong>en</strong> gaat. De patron<strong>en</strong> van rankings gev<strong>en</strong> toch ook wel<br />

duidelijke verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de indicator<strong>en</strong>. Zo is bij<strong>voor</strong>beeld opvall<strong>en</strong>d dat<br />

Ierland zeer goed scoort op economische groei, terwijl het zeker niet bov<strong>en</strong>matig<br />

goed scoort op bij<strong>voor</strong>beeld technologie <strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal. In de volg<strong>en</strong>de<br />

paragraf<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> we via de beschrijving van bestaand meer analytisch onderzoek<br />

op dit terrein – ook op microniveau – dieper ingaan op dergelijke relaties.<br />

3.3 zijn beter opgeleid<strong>en</strong> meer opgewass<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

verandering<strong>en</strong> in de arbeidsmarkt?<br />

3.3.1 inleiding<br />

In deze paragraaf gaan we na welke rol onderwijs <strong>en</strong> scholing spel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de daadwerkelijke<br />

participatie van person<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt. Onderwijs <strong>en</strong> scholing<br />

kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan het vind<strong>en</strong> <strong>en</strong> het behoud van e<strong>en</strong> plaats op de arbeidsmarkt,<br />

juist omdat via onderwijs <strong>en</strong> scholing person<strong>en</strong> ook word<strong>en</strong> toegerust <strong>voor</strong> verandering<strong>en</strong><br />

die zich <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>d op deze arbeidsmarkt afspel<strong>en</strong>. Dit positieve effect<br />

van onderwijs <strong>en</strong> scholing zou tot uitdrukking kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, doordat hoger<br />

opgeleid<strong>en</strong> <strong>en</strong> geschoold<strong>en</strong> zich eerder aanbied<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt, daar makkelijker<br />

e<strong>en</strong> plaats vind<strong>en</strong>, minder vaak vanuit e<strong>en</strong> baan instrom<strong>en</strong> in werkloosheid<br />

<strong>en</strong> inactiviteit, <strong>en</strong> als zij dit wel do<strong>en</strong>, ook weer eerder terugker<strong>en</strong>.<br />

Eén van de mechanism<strong>en</strong> waarlangs deze effect<strong>en</strong> zich <strong>voor</strong>do<strong>en</strong>, zijn verandering<strong>en</strong><br />

in functie. Verandering<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat werknemers<br />

zodanig flexibel moet<strong>en</strong> zijn dat zij e<strong>en</strong> overstap naar ander werk moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

mak<strong>en</strong>. Met e<strong>en</strong> dergelijke overstap bedoel<strong>en</strong> we niet alle<strong>en</strong> de overstap naar e<strong>en</strong><br />

andere werkgever (externe mobiliteit), maar ook de overstap naar e<strong>en</strong> andere


functie in het bedrijf (interne mobiliteit) <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel ook de tijdelijke inzet of<br />

het bijspring<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> andere functie. Ook bij dit soort transities kijk<strong>en</strong> we naar<br />

de rol van onderwijs <strong>en</strong> scholing.<br />

Bij de rol van onderwijs <strong>en</strong> scholing mak<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> onderscheid <strong>voor</strong> de rol van<br />

het initiële opleidingsniveau (subparagraaf 3.3.2), scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> (3.3.3)<br />

<strong>en</strong> scholing van werkloz<strong>en</strong> (3.3.4). Naast deze meer formele vorm<strong>en</strong> van ler<strong>en</strong><br />

speelt informeel ler<strong>en</strong> uiteraard ook e<strong>en</strong> belangrijke rol bij k<strong>en</strong>nisverwerving.<br />

De Grip (2000) wijst op onderzoek waaruit blijkt dat ervaring <strong>en</strong> zelfstudie zelfs<br />

e<strong>en</strong> veel belangrijkere rol spel<strong>en</strong> bij het verwerv<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de compet<strong>en</strong>ties<br />

dan initieel onderwijs <strong>en</strong> scholing. Het probleem bij het vaststell<strong>en</strong> van effect<strong>en</strong><br />

van informeel ler<strong>en</strong> op bij<strong>voor</strong>beeld mobiliteit <strong>en</strong> productiviteit is dat de<br />

‘deelname’ aan informele scholing moeilijk gemet<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>. Jar<strong>en</strong> werkervaring<br />

is bij<strong>voor</strong>beeld slechts e<strong>en</strong> ruwe b<strong>en</strong>adering hiervan. Overig<strong>en</strong>s is er wel<br />

onderzoek waarin getracht wordt deze deelname nauwkeuriger te met<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>beeld is Livingstone (2000) die e<strong>en</strong> kwantitatief onderzoek heeft uitgevoerd<br />

in Canada, waaruit blijkt dat informeel ler<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> lager opgeleid<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

relatieve grote plaats inneemt. Ook dit onderzoek onderstreept het relatieve<br />

belang van informeel ler<strong>en</strong>.<br />

3.3.2 het initiële opleidingsniveau<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Dat <strong>voor</strong>opleiding e<strong>en</strong> rol speelt om person<strong>en</strong> <strong>voor</strong> te bereid<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> dynamische<br />

arbeidsmarkt waar zij zich staande kunn<strong>en</strong> houd<strong>en</strong>, blijkt uit gegev<strong>en</strong>s over<br />

de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad <strong>en</strong> werkloosheid onder de verschill<strong>en</strong>de opleidingsgroep<strong>en</strong>.<br />

De werkloosheidsgraad van hoger opgeleid<strong>en</strong> is in rec<strong>en</strong>te jar<strong>en</strong> ongeveer<br />

de helft van die van lager opgeleid<strong>en</strong> (tabel 3.10). Ook de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

vertoont forse verschill<strong>en</strong>. Het aandeel werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> is meer dan 80 proc<strong>en</strong>t<br />

bij hoger opgeleid<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder dan 50 proc<strong>en</strong>t bij lager opgeleid<strong>en</strong>.<br />

Tabel 3.10 Werkloosheid <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad naar <strong>voor</strong>opleidingsniveau<br />

1996 1999 2002<br />

Werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage<br />

Lager onderwijs 11,0 6,6 6,1<br />

Middelbaar onderwijs 6,3 3,6 3,3<br />

Hoger onderwijs 5,4 2,8 3,2<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

Lager onderwijs 41,8 46,3 47,9<br />

Middelbaar onderwijs 67,1 71,0 72,7<br />

Hoger onderwijs 76,9 80,7 81,8<br />

Bron: cbs, Statline<br />

77


78<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Deze verschill<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> terug bij alle leeftijdsgroep<strong>en</strong>. Om dit te illustrer<strong>en</strong><br />

gev<strong>en</strong> we dezelfde cijfers ook alle<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de groep ouder<strong>en</strong> (tabel 3.11).<br />

Tabel 3.11 Werkloosheid <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad naar <strong>voor</strong>opleidingsniveau <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong><br />

(45-64 jaar)<br />

1996 1999 2002<br />

Werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage<br />

Lager onderwijs 7,9 4,4 3,9<br />

Middelbaar onderwijs 5,2 3,2 2,8<br />

Hoger onderwijs 4,5 3,1 2,7<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

Lager onderwijs 34,3 38,6 43,0<br />

Middelbaar onderwijs 56,8 61,2 64,3<br />

Hoger onderwijs 69,0 72,7 75,5<br />

Bron: cbs, Statline<br />

Ook wanneer we onderscheid mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> autochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> allochton<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>, vind<strong>en</strong> we binn<strong>en</strong> deze groep<strong>en</strong> duidelijke verschill<strong>en</strong> naar<br />

opleidingsniveau (tabel 3.12). Wel ligt het algem<strong>en</strong>e niveau van de werkloosheidsperc<strong>en</strong>tages<br />

bij allochton<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk hoger dan bij autochton<strong>en</strong>. Ook bij<br />

de hoogst opgeleide allochton<strong>en</strong> is het werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage nog aanzi<strong>en</strong>lijk.<br />

Bij vrouw<strong>en</strong> is het verband met opleiding nog aanzi<strong>en</strong>lijk sterker dan bij mann<strong>en</strong>.<br />

Zowel werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad als werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage varieert bij vrouw<strong>en</strong><br />

sterk met het opleidingsniveau.<br />

Vertaald in term<strong>en</strong> van overgang<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt betek<strong>en</strong>t zo’n gunstige<br />

arbeidsmarktpositie <strong>voor</strong> hoger opgeleid<strong>en</strong> dat zich e<strong>en</strong> of meer van de volg<strong>en</strong>de<br />

verschill<strong>en</strong> <strong>voor</strong>do<strong>en</strong>.<br />

– Hoger opgeleid<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> e<strong>en</strong> betere start (strom<strong>en</strong> na afronding van de opleiding<br />

<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> groter deel door naar e<strong>en</strong> baan).<br />

– De mobiliteit van baan naar baan van hoger opgeleid<strong>en</strong> is groter (minder vastroest<strong>en</strong>).<br />

– Hoger opgeleid<strong>en</strong> word<strong>en</strong> minder snel werkloos of inactief (of vanuit werkloosheid<br />

minder snel inactief).<br />

– De kans is groter dat zij vanuit werkloosheid of inactiviteit e<strong>en</strong> baan vind<strong>en</strong>.<br />

De eerste mogelijkheid gaat maar zeer t<strong>en</strong> dele op (tabel 3.13). Weliswaar is bij de<br />

hbo’ers <strong>en</strong> wo’ers e<strong>en</strong> relatief laag perc<strong>en</strong>tage werkloos na het schoolverlat<strong>en</strong>,<br />

maar als m<strong>en</strong> werkloos is, is dit wel <strong>voor</strong> relatief lange tijd.<br />

Is de mobiliteit van baan naar baan bij hoger opgeleid<strong>en</strong> groter? Hierbij kunn<strong>en</strong><br />

we e<strong>en</strong> onderscheid mak<strong>en</strong> in externe baanmobiliteit (naar andere werkgever)


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Tabel 3.12 Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad <strong>en</strong> werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage bij opleidings-groep<strong>en</strong> naar<br />

etniciteit <strong>en</strong> geslacht, 2002<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heids- Werkloosheidsgraad<br />

perc<strong>en</strong>tage<br />

Autochton<strong>en</strong><br />

Basisonderwijs 41 % 6,2 %<br />

Vbo/Mavo 54 % 4,4 %<br />

Middelbaar 74 % 2,9 %<br />

Hoger 84 % 2,6 %<br />

Allochton<strong>en</strong><br />

Basisonderwijs 33 % 10,8 %<br />

Vbo/Mavo 49 % 10,6 %<br />

Middelbaar 68 % 5,7 %<br />

Hoger 73 % 6,0 %<br />

Mann<strong>en</strong><br />

Lager 63 % 5,0 %<br />

Middelbaar 82 % 2,5 %<br />

Hoger 87 % 3,0 %<br />

Vrouw<strong>en</strong><br />

Lager 34 % 8,0 %<br />

Middelbaar 63 % 4,4 %<br />

Hoger 76 % 3,4 %<br />

Bron: Allochton<strong>en</strong>/autochton<strong>en</strong>: eig<strong>en</strong> bewerking<strong>en</strong> seor met cbs data van ebb 2002;<br />

vrouw<strong>en</strong>/mann<strong>en</strong>: cbs, Statline<br />

<strong>en</strong> interne baanmobiliteit (andere functie bij dezelfde werkgever). Uit tabel 3.14<br />

komt naar vor<strong>en</strong> dat lager opgeleid<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lagere baanmobiliteit hebb<strong>en</strong> dan<br />

middelbaar <strong>en</strong> hoger opgeleid<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> deze laatste groep<strong>en</strong> tred<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s<br />

weinig verschill<strong>en</strong> op. Uit de tabel komt ook naar vor<strong>en</strong> dat leeftijd veel sterker<br />

met externe mobiliteit sam<strong>en</strong>hangt. Juist omdat leeftijd ook met onderwijsniveau<br />

sam<strong>en</strong>hangt, kan pas in e<strong>en</strong> multivariate analyse meer uitsluitsel over de<br />

rol van de <strong>voor</strong>opleiding gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. In de Koning e.a. (2003a) word<strong>en</strong><br />

transitiekans<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de arbeidsmarktstatuss<strong>en</strong> verklaard. De <strong>voor</strong>opleiding<br />

blijkt e<strong>en</strong> positieve rol te spel<strong>en</strong> bij de transitie van de <strong>en</strong>e werkgever<br />

naar de andere. Wel is het effect van opleiding gering in vergelijking met leeftijd.<br />

Het patroon naar leeftijd vertoont e<strong>en</strong> monotone daling van mobiliteit<br />

van baan naar baan met de leeftijd. Deze studie kijkt echter niet naar interactieeffect<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> leeftijd <strong>en</strong> <strong>voor</strong>opleiding, zodat niet te zegg<strong>en</strong> is of het effect<br />

van <strong>voor</strong>opleiding zich met name bij bepaalde leeftijdsgroep<strong>en</strong> <strong>voor</strong>doet. Dit<br />

gebeurt wel in de eerdere studie van Hebbink e.a. (1996), die speciaal ingaat op<br />

79


80<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 3.13 Werkloosheid onder schoolverlaters van studiejaar 2001/2002 (meting najaar 2003)<br />

Opleiding Aandeel dat werkloos Gemiddelde duur van<br />

is direct na de intredewerkloosheid,<br />

schoolverlat<strong>en</strong> in maand<strong>en</strong><br />

Mavo 14 % 0,7<br />

Havo 17 % 0,9<br />

Vwo 13 % 1,1<br />

Vbo 7 % 0,5<br />

Bol, niveau 1/2 16 % 1,5<br />

Bol, niveau 3/4 4 % 0,6<br />

Bbl, niveau 1/2 4 % 0,7<br />

Bbl, niveau 3/4 2 % 0,3<br />

hbo 6 % 1,1<br />

wo 5 % 1,9<br />

Bron: roa<br />

de mobiliteit van ouder<strong>en</strong>. Hierbij blijkt dat bij hoger opgeleid<strong>en</strong> de externe<br />

mobiliteit hoger is. Dit effect komt daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> minder tot uitdrukking in de<br />

internationale studie van Burgess (1999), uit welke studie ook internationale<br />

cijfers over baanduur zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in paragraaf 3.2. In e<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>de<br />

analyse van baandur<strong>en</strong>, zijn aparte analyses per leeftijdsgroep uitgevoerd. Hieruit<br />

blijkt dat het effect van <strong>voor</strong>opleiding met name opgaat <strong>voor</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong> van<br />

26-45 jaar, <strong>en</strong> niet <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> bij de 26-45-jarig<strong>en</strong> geldt<br />

dat e<strong>en</strong> hogere <strong>voor</strong>opleiding tot e<strong>en</strong> kortere baanduur leidt. In zijn algeme<strong>en</strong>heid<br />

concludeert Burgess dat de rol van <strong>voor</strong>opleiding bij de verklaring van<br />

verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> in baanduur beperkt is. Daarbij moet<strong>en</strong> wel de beperking<strong>en</strong><br />

in de gebruikte data in acht word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>als het feit dat het om<br />

e<strong>en</strong> analyse met onvoltooide baandur<strong>en</strong> gaat (zie paragraaf 3.2). Overig<strong>en</strong>s kan<br />

e<strong>en</strong> kortere baanduur bij e<strong>en</strong> werkgever niet alle<strong>en</strong> met externe mobiliteit te<br />

mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, maar ook met instroom in de werkloosheid of inactiviteit. Het is<br />

dus ook met de gegev<strong>en</strong>s van Burgess mogelijk dat de effect<strong>en</strong> van onderwijs op<br />

externe mobiliteit minder tot uitdrukking kom<strong>en</strong>, omdat e<strong>en</strong> hogere <strong>voor</strong>opleiding<br />

ook weer de kans verkleint om e<strong>en</strong> baan te verliez<strong>en</strong> door werkloosheid of<br />

uitstroom naar inactiviteit. Op deze specifieke transitievorm gaan we zo direct<br />

nog in.<br />

De beschrijv<strong>en</strong>de cijfers uit tabel 3.14 gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> indicatie dat de rol van <strong>voor</strong>opleiding<br />

bij interne mobiliteit groter is dan bij externe mobiliteit. Niet alle<strong>en</strong> zijn<br />

de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> opleidingsgroep<strong>en</strong> groter, maar de stijging heeft – met<br />

uitzondering van 2000-2002 – ook e<strong>en</strong> gelijkmatiger patroon. Leeftijd speelt ook<br />

bij interne mobiliteit e<strong>en</strong> rol, maar de verschill<strong>en</strong> naar leeftijdsgroep<strong>en</strong> zijn toch<br />

minder sterk dan bij externe mobiliteit.


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Mak<strong>en</strong> hoger opgeleid<strong>en</strong> minder snel kans om werkloos of inactief te word<strong>en</strong>?<br />

Deze transitie is empirisch niet e<strong>en</strong>voudig vast te stell<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> dergelijke<br />

analyse zijn paneldata het meest geëig<strong>en</strong>d, omdat daarin gedur<strong>en</strong>de de loop van<br />

de tijd de arbeidsmarktstatus van person<strong>en</strong> steeds gevolgd wordt. In dat geval<br />

kan de kans op de overgang van werk naar werkloosheid/inactiviteit vergelek<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> <strong>voor</strong> verschill<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong> wat betreft opleidingsachtergrond. Het<br />

probleem bij veel van de bestaande panels is echter dat het aantal respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

dat in e<strong>en</strong> bepaalde periode daadwerkelijk deze arbeidsmarkttransitie maakt<br />

beperkt is. Dit probleem doet zich bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> bij analyses in deze richting<br />

met het osa aanbodpanel (Gelderblom e.a. 1998; De Koning e.a. 2003a). De eerste<br />

studie vindt ge<strong>en</strong> significante effect<strong>en</strong> van de <strong>voor</strong>opleiding. In de tweede studie<br />

scor<strong>en</strong> hoger opgeleide werknemers in ieder geval beter dan lager opgeleid<strong>en</strong> in<br />

de transitie naar deeltijdban<strong>en</strong> vanuit werkloosheid of inactiviteit.<br />

E<strong>en</strong> specifieke situatie waarbij het onderwijs mogelijk e<strong>en</strong> rol speelt bij de kans<br />

op instroom in de werkloosheid vanuit werk, is de situatie waarbij gedwong<strong>en</strong><br />

ontslag<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> omdat ban<strong>en</strong> verdwijn<strong>en</strong>. In hoofdstuk 2 van de Employm<strong>en</strong>t<br />

Outlook van 1994 word<strong>en</strong> diverse casestudies op e<strong>en</strong> rij gezet van wat er gebeurt<br />

met deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die ontslag<strong>en</strong> zijn. Slechts bij één van deze casestudies wordt rek<strong>en</strong>ing<br />

gehoud<strong>en</strong> met de <strong>voor</strong>opleiding van de betreff<strong>en</strong>de werknemers. In deze<br />

Tabel 3.14 Externe <strong>en</strong> interne baanmobiliteit naar leeftijd <strong>en</strong> <strong>voor</strong>opleidings-niveau, 1996-2002<br />

Externe mobiliteit (% van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>) Interne mobiliteit (% van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>)<br />

1996- 1998- 2000- 1996- 1998- 2000-<br />

1998 2000 2002 1998 2000 2002<br />

Leeftijd<br />

16-24 47 48 46 10 8 6<br />

25-34 31 36 31 15 14 10<br />

35-44 20 23 22 14 13 12<br />

45-54 12 14 13 8 10 8<br />

55-64<br />

Onderwijs<br />

5 7 8 5 8 4<br />

Lager Onderwijs<br />

Lager Beroepsonderwijs/<br />

Middelbaar algeme<strong>en</strong><br />

13 18 14 6 6 3<br />

<strong>voor</strong>tgezet onderwijs<br />

Middelbaar Beroepsonderwijs/<br />

Hoger algeme<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet<br />

18 25 22 8 8 5<br />

onderwijs (Havo/Vwo) 25 28 25 13 13 10<br />

Hoger Beroepsonderwijs 23 23 20 13 14 12<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijk onderwijs 23 31 25 19 19 10<br />

Bron: osa, Tr<strong>en</strong>drapport Aanbod van arbeid, diverse jaargang<strong>en</strong><br />

81


82<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

casestudie van massaontslag bij aeg in Duitland bleek dat lager opgeleid<strong>en</strong><br />

aanzi<strong>en</strong>lijk minder kans hadd<strong>en</strong> om weer e<strong>en</strong> baan te vind<strong>en</strong>.<br />

Mak<strong>en</strong> hoger opgeleide werkloz<strong>en</strong> of inactiev<strong>en</strong> sneller e<strong>en</strong> kans om weer actief<br />

te word<strong>en</strong>? Hier<strong>voor</strong> zijn aanwijzing<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> in de analyse van De Koning<br />

e.a. (2003a). Hoger opgeleid<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kleinere kans om als werkloze naar<br />

inactiviteit door te strom<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> kleinere kans als inactiev<strong>en</strong> om dit te blijv<strong>en</strong>.<br />

Voorts speelt in de literatuur van evaluaties van actief arbeidsmarktbeleid de<br />

<strong>voor</strong>opleiding vaak e<strong>en</strong> rol als controlevariabele. E<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t <strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong><br />

Nederland is de studie van Heyma, Zwinkels <strong>en</strong> Van Seters (2003). In deze studie<br />

is de baanzoekduur van ww’ers onderzocht. Daaruit kwam naar vor<strong>en</strong> dat deg<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> hbo- of wo-achtergrond e<strong>en</strong> kortere baanzoekduur k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />

Conclusies<br />

Naarmate het opleidingsniveau hoger is, is m<strong>en</strong> minder vaak werkloos <strong>en</strong> neemt<br />

m<strong>en</strong> vaker deel aan het arbeidsproces. Blijkbaar is m<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> goede <strong>voor</strong>opleiding<br />

beter geëquipeerd om zich staande te houd<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt met alle<br />

verandering<strong>en</strong> die zich daar ook <strong>voor</strong>do<strong>en</strong>. In term<strong>en</strong> van transities komt deze<br />

positieve rol van onderwijs niet zozeer tot uitdrukking in de overgang van school<br />

naar werk, omdat het <strong>voor</strong> hoger opgeleid<strong>en</strong> soms wat langer duurt <strong>voor</strong>dat<br />

m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> baan gevond<strong>en</strong> heeft. Wel zijn er verschill<strong>en</strong>de aanwijzing<strong>en</strong> dat hoger<br />

opgeleide werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> minder snel werkloos of inactief word<strong>en</strong> <strong>en</strong> als zij dit wel<br />

word<strong>en</strong>, dit ook <strong>voor</strong> kortere tijd is in vergelijking met lager opgeleid<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> van de mogelijke manier<strong>en</strong> waarop werkloosheid <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>, is<br />

wisseling van baan. Het blijkt dat hoger opgeleid<strong>en</strong> zeker binn<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> vaker<br />

van functie wissel<strong>en</strong>. Voor het vind<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> baan bij e<strong>en</strong> andere werkgever zijn<br />

er ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s aanwijzing<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> dergelijk verband opgaat.<br />

3.3.3 scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

Algeme<strong>en</strong><br />

In deze paragraaf gaan we in op de rol van scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>voor</strong> hun<br />

arbeidsmarktpositie. Leidt scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> ertoe dat de kans op werkloosheid<br />

<strong>en</strong> inactiviteit wordt verkleind? Stimuleert scholing mobiliteit? En<br />

leid<strong>en</strong> scholing <strong>en</strong> mobiliteit ook op iets langere termijn tot e<strong>en</strong> grotere kans aan<br />

het werk te blijv<strong>en</strong>? In eerste instantie beantwoord<strong>en</strong> we deze vrag<strong>en</strong> in algem<strong>en</strong>e<br />

zin. Vervolg<strong>en</strong>s gaan we specifiek in op de rol van scholing <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong><br />

(subparagraaf 3.3.2).<br />

Bij de rol van scholing op transitiekans<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> andere baan bij e<strong>en</strong> andere<br />

werkgever is van belang op <strong>voor</strong>hand op te merk<strong>en</strong> dat scholing twee elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

kan hebb<strong>en</strong>, namelijk de opbouw van specifiek kapitaal die het zowel <strong>voor</strong> werknemer<br />

als werkgever aantrekkelijker kan mak<strong>en</strong> dat de betreff<strong>en</strong>de werknemer<br />

langer in het bedrijf blijft <strong>en</strong> de opbouw van algeme<strong>en</strong> kapitaal waarmee juist ook<br />

de positie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> overstap sterker wordt. Hoe ligt de relatie per saldo in empi


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

risch onderzoek? Rec<strong>en</strong>t onderzoek van De Wolff (De Wolff e.a. 2002) op grond<br />

van Nederlandse paneldata van de osa vindt ge<strong>en</strong> verband tuss<strong>en</strong> scholing <strong>en</strong><br />

externe mobiliteit. Ook overzicht<strong>en</strong> van internationale studies lat<strong>en</strong> veelal ge<strong>en</strong><br />

verband met externe mobiliteit zi<strong>en</strong> (Employm<strong>en</strong>t Outlook 1999 <strong>en</strong> 2004; Ok <strong>en</strong><br />

Tergeist 2003). In de meeste van deze studies word<strong>en</strong> hierbij echter ge<strong>en</strong> kruiseffect<strong>en</strong><br />

met leeftijd onderzocht, die wel e<strong>en</strong> rol kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>. Dit gebeurt wel<br />

in e<strong>en</strong> uitgebreid onderzoek van de oecd op grond van huishoudpanels in de<br />

Employm<strong>en</strong>t Outlook van 2004. Daar wordt e<strong>en</strong> positief verband van scholing<br />

met externe mobiliteit vastgesteld, maar dit is met name van toepassing <strong>voor</strong><br />

deg<strong>en</strong><strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 25 <strong>en</strong> 34 jaar <strong>en</strong> de hoger opgeleid<strong>en</strong>. Dit leeftijdseffect is dan<br />

weer in teg<strong>en</strong>spraak met eerder Nederlands onderzoek van Groot <strong>en</strong> Maass<strong>en</strong> van<br />

de Brink (1997) die juist e<strong>en</strong> negatief verband vond<strong>en</strong> op basis van osa-paneldata<br />

bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die jonger zijn dan 45 jaar. Dit negatieve verband gaat niet bij ouder<strong>en</strong><br />

op. Zij stell<strong>en</strong> dit verband tuss<strong>en</strong> scholing <strong>en</strong> externe mobiliteit echter niet in<br />

e<strong>en</strong> multivariate analyse vast, maar op basis van beschrijv<strong>en</strong>de data. Al met al is<br />

het op grond van de empirische literatuur niet mogelijk om harde conclusies<br />

te trekk<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> verband tuss<strong>en</strong> scholing <strong>en</strong> externe mobiliteit. Veel studies<br />

gev<strong>en</strong> aan dat er ge<strong>en</strong> verband is. 6<br />

Bij interne mobiliteit constater<strong>en</strong> Groot <strong>en</strong> Maass<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Brink wel e<strong>en</strong> positief<br />

verband. Uit dit onderzoek blijkt dat deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die in 1991-1992 e<strong>en</strong> cursus<br />

hebb<strong>en</strong> gevolgd, in 1993-1994 vaker intern verander<strong>en</strong> van baan. Opvall<strong>en</strong>d is<br />

dat dit effect zich met name bij ouder<strong>en</strong> <strong>voor</strong>doet. Van de 45-64-jarig<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong><br />

scholing in de twee jaar daar<strong>voor</strong> hebb<strong>en</strong> gehad, verandert slechts 6 proc<strong>en</strong>t<br />

intern van baan. Bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die wel scholing hebb<strong>en</strong> gehad, is dit 16 proc<strong>en</strong>t.<br />

Multivariate analyses met meer rec<strong>en</strong>te osa-paneldata lat<strong>en</strong> echter ge<strong>en</strong> verband<br />

zi<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> deelname aan scholing <strong>en</strong> interne mobiliteit (De Wolff e.a. 2002).<br />

Zij kijk<strong>en</strong> echter niet specifiek naar de situatie van ouder<strong>en</strong>.<br />

Interne functiemobiliteit zoals die hierbov<strong>en</strong> is geformuleerd, conc<strong>en</strong>treert zich<br />

op volledige verandering<strong>en</strong> van baan binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bedrijf. E<strong>en</strong> dergelijke flexibiliteit<br />

kan echter ook e<strong>en</strong> beperkter karakter hebb<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld door tijdelijk bij<br />

te spring<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> andere functie. Ook dergelijke minder vergaande vorm<strong>en</strong> van<br />

flexibiliteit zijn uiteraard belangrijk <strong>voor</strong> de employability van werknemers.<br />

Groot <strong>en</strong> Maass<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Brink (1997) analyser<strong>en</strong> de mate van inzetbaarheid in<br />

tak<strong>en</strong> in andere functies of andere afdeling<strong>en</strong>. De relatie met <strong>voor</strong>opleiding is hier<br />

niet geheel e<strong>en</strong>duidig. Dit geldt wel <strong>voor</strong> scholing, die e<strong>en</strong> duidelijk positief effect<br />

heeft op deze vorm van flexibiliteit.<br />

Leidt scholing tot e<strong>en</strong> beperking van de kans om werkloos of inactief te word<strong>en</strong>?<br />

Reeds in de <strong>voor</strong>gaande paragraaf is geconstateerd dat op grond van panelanalyses<br />

dergelijke verband<strong>en</strong> moeilijk zijn te toets<strong>en</strong>, omdat de overgang van werk<br />

naar werkloosheid of inactiviteit niet zo heel vaak in e<strong>en</strong> panel <strong>voor</strong>komt. Dit<br />

kan dan ook e<strong>en</strong> red<strong>en</strong> zijn dat Gelderblom e.a. (1998) ge<strong>en</strong> verband vind<strong>en</strong> met<br />

scholing als tegelijkertijd ook met allerlei andere factor<strong>en</strong> wordt rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong><br />

die de kans op werkloosheid of inactiviteit beïnvloed<strong>en</strong>. Bij De Koning e.a.<br />

83


84<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

(2003a), waar meer golv<strong>en</strong> zijn gepoold, zodat de waarneming<strong>en</strong>set groter is,<br />

wordt wel e<strong>en</strong> effect van scholing gevond<strong>en</strong>, namelijk e<strong>en</strong> vermindering van de<br />

instroom in inactiviteit. E<strong>en</strong> andere indicatie dat scholing wel degelijk effect<br />

heeft, komt naar vor<strong>en</strong> in Groot <strong>en</strong> Maass<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Brink (1997). E<strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong>de<br />

analyse laat zi<strong>en</strong> dat werknemers die in de <strong>voor</strong>gaande periode e<strong>en</strong><br />

bedrijfsopleiding hebb<strong>en</strong> gevolgd, minder vaak werkloos verwacht<strong>en</strong> te word<strong>en</strong><br />

of te stopp<strong>en</strong> met werk<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> aantal buit<strong>en</strong>landse studies – met veelal meer waarneming<strong>en</strong> in de paneldata<br />

– komt e<strong>en</strong> dergelijk effect van scholing duidelijker naar vor<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld<br />

is e<strong>en</strong> studie Schoeman <strong>en</strong> Becker (2002) met Duitse paneldata, waaruit<br />

blijkt dat scholing tijd<strong>en</strong>s het werk de kans op werkloosheid op e<strong>en</strong> later mom<strong>en</strong>t<br />

verlaagt. In deze studie is het selectieproces van deelname aan scholing apart<br />

gemodelleerd <strong>en</strong> verdisconteerd in de effectmeting, zodat de effectmeting zo min<br />

mogelijk vertroebeld wordt door selectie-effect<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> soortgelijk resultaat komt<br />

naar vor<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te uitgebreide analyse in de Employm<strong>en</strong>t Outlook van<br />

2004 op basis van huishoudpanels. Deelname aan scholing door werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

verkleint de kans op gedwong<strong>en</strong> ontslag (<strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> lager opgeleid<strong>en</strong>)<br />

<strong>en</strong> vergroot de kans dat m<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> later mom<strong>en</strong>t (nog) daadwerkelijk participeert<br />

op de arbeidsmarkt, ook als gecorrigeerd wordt <strong>voor</strong> selection bias bij<br />

deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die aan scholing deelnem<strong>en</strong>. Voorts blijkt dat als m<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal werkloos<br />

is, de kans op werk vind<strong>en</strong> groter is als m<strong>en</strong> in het verled<strong>en</strong> als werk<strong>en</strong>de aan<br />

scholing heeft deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Het effect van de kans op latere participatie op de<br />

arbeidsmarkt is ook gesplitst naar groep<strong>en</strong>. Daarbij blijkt dat dit effect van scholing<br />

groter is <strong>voor</strong> vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> (45-54 jaar; de oudste groep in de<br />

analyse). Voorts is opvall<strong>en</strong>d dat in zijn algeme<strong>en</strong>heid het participatie-effect van<br />

scholing juist in Nederland het kleinste is van alle onderzochte land<strong>en</strong>. De oecd<br />

voert ook e<strong>en</strong> geaggregeerde analyse uit van de correlatie tuss<strong>en</strong> de scholingsdeelname<br />

in land<strong>en</strong> <strong>en</strong> de participatiegraad <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad. Ook hier<br />

is in ieder geval sprake van e<strong>en</strong> positief verband.<br />

Ouder<strong>en</strong><br />

Hierbov<strong>en</strong> is ingegaan op de effect<strong>en</strong> van scholing, waaruit reeds e<strong>en</strong> aantal<br />

specifieke uitkomst<strong>en</strong> naar leeftijd naar vor<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong>. Groot <strong>en</strong> Maass<strong>en</strong> van<br />

d<strong>en</strong> Brink (1997) gev<strong>en</strong> op basis van paneldata aan dat scholing niet zozeer<br />

invloed heeft op de externe mobiliteit van oudere werknemers, maar wel op de<br />

interne mobiliteit, dat wil zegg<strong>en</strong> functiewisseling<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> dezelfde werkgever.<br />

Bij ouder<strong>en</strong> die in e<strong>en</strong> periode van <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> <strong>voor</strong>af scholing hebb<strong>en</strong> gevolgd<br />

is de interne mobiliteit zelfs 2,5 keer zo hoog dan bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die dit niet hebb<strong>en</strong><br />

gedaan. Ook de oecd-studie vindt bij ouder<strong>en</strong> (45-54 jaar) ge<strong>en</strong> effect op de<br />

externe mobiliteit. Voor zover er e<strong>en</strong> verband met scholing is, ligt dit bij ouder<strong>en</strong><br />

dus eerder bij interne functiewisseling<strong>en</strong> dan bij externe baanwisseling<strong>en</strong>.<br />

Waarom is mobiliteit nu zo belangrijk <strong>voor</strong> oudere werknemers? Hier<strong>voor</strong><br />

hebb<strong>en</strong> we opgemerkt dat de baanmobiliteit van ouder<strong>en</strong> lager is. Dit betek<strong>en</strong>t<br />

dat ouder<strong>en</strong> zich steeds meer gaan specialiser<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> beperkter terrein. Dit


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

betek<strong>en</strong>t in zo’n geval dat m<strong>en</strong> veel weet, maar op e<strong>en</strong> beperkt terrein. Thijss<strong>en</strong><br />

(1996) duidt dit aan als ervaringsconc<strong>en</strong>tratie. Hij laat ook zi<strong>en</strong> dat juist deze<br />

ervaringsconc<strong>en</strong>tratie risico’s geeft in e<strong>en</strong> dynamische omgeving. Door technologische<br />

verandering<strong>en</strong> of het verdwijn<strong>en</strong> van bepaalde typ<strong>en</strong> arbeid naar andere<br />

land<strong>en</strong> kan de opgebouwde – nauwe – ervaring in één klap minder bruikbaar zijn.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s heeft m<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de brede ervaring <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis om in e<strong>en</strong> nieuwe<br />

functie aan de slag te kunn<strong>en</strong>. Thijss<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adrukt dan ook het belang van mobiliteit<br />

<strong>voor</strong> het employable houd<strong>en</strong> van ouder<strong>en</strong>. Ook in het onderzoek van<br />

Gelderblom <strong>en</strong> De Koning (1992b) blijkt dat problem<strong>en</strong> in het functioner<strong>en</strong> van<br />

oudere werknemers minder zijn, als m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidsverled<strong>en</strong> heeft met veel<br />

functiewisseling<strong>en</strong>. Voorts komt uit dit onderzoek naar vor<strong>en</strong> dat het patroon<br />

leeftijd – functioner<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d is naar verschill<strong>en</strong>de functieaspect<strong>en</strong>. Ouder<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> vaker moeite met aspect<strong>en</strong> als hoge werkdruk <strong>en</strong> technologische<br />

verandering<strong>en</strong>, zoals de opkomst van ict, zie ook Gelderblom, De Koning <strong>en</strong><br />

Mosheuvel (2001), maar juist minder problem<strong>en</strong> in de sfeer van sociale vaardighed<strong>en</strong>.<br />

Mobiliteitspatron<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zodanig vorm gegev<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat<br />

juist de relatief sterke punt<strong>en</strong> die gekoppeld zijn aan e<strong>en</strong> bepaalde leeftijdsfase<br />

optimaal b<strong>en</strong>ut word<strong>en</strong>. Soms zal dit echter ook e<strong>en</strong> overgang naar e<strong>en</strong> ander<br />

bedrijf of zelfs e<strong>en</strong> andere bedrijfstak moet<strong>en</strong> betek<strong>en</strong><strong>en</strong>, omdat andersoortig<br />

meer geschikt werk e<strong>en</strong>voudigweg niet voldo<strong>en</strong>de beschikbaar is. In Nederland<br />

zijn sommige branches ook bewust beleid aan het ontwikkel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> dergelijke<br />

intersectorale mobiliteit, zie De Koning e.a. (2003b). E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld is de schoonmaakbranche<br />

die (vaak oudere) werknemers die fysieke problem<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> helpt<br />

om e<strong>en</strong> overgang te mak<strong>en</strong> naar de beveiligingsbranche (waar sociale vaardighed<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong>). Scholing speelt daarbij e<strong>en</strong> rol. Het feit dat het<br />

verband van scholing met externe mobiliteit in arbeidsmarktdata nog niet duidelijk<br />

is, geeft aan dat dergelijke mobiliteitstraject<strong>en</strong> waarbij scholing e<strong>en</strong> rol speelt,<br />

eerder nog incid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn dan meer terugker<strong>en</strong>d structureel beleid.<br />

Scholing speelt niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol bij mobiliteit, maar komt ook bij andere<br />

arbeidsmarkttransities van ouder<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong>. De studie van Schoeman <strong>en</strong><br />

Becker (2002) die in het algem<strong>en</strong>e deel hier<strong>voor</strong> is besprok<strong>en</strong>, suggereert zelfs dat<br />

scholing bij ouder<strong>en</strong> nog effectiever is dan bij andere groep<strong>en</strong> <strong>voor</strong> wat betreft de<br />

vermindering van de kans op werkloosheid op e<strong>en</strong> later mom<strong>en</strong>t. Ook de oecdstudie<br />

(Employm<strong>en</strong>t Outlook 2004) laat zi<strong>en</strong> dat het verminder<strong>en</strong>de effect op<br />

gedwong<strong>en</strong> ontslag bij 45-54-jarig<strong>en</strong> groter is dan bij 25-34-jarig<strong>en</strong> (maar wel<br />

ongeveer gelijk of zelfs iets minder dan het effect bij 35-44-jarig<strong>en</strong>). Ook Groot<br />

<strong>en</strong> Maass<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Brink (1997) constater<strong>en</strong> dat oudere werkloz<strong>en</strong> minder vaak<br />

deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> aan bedrijfsopleiding<strong>en</strong> in het verled<strong>en</strong> dan hun leeftijdsg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong><br />

die nog werkzaam zijn. Ditzelfde geldt ook <strong>voor</strong> instromers in de wao.<br />

Dit alles wijst erop dat scholing (juist) ook <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tief werkt op de<br />

overgang van werk naar werkloosheid <strong>en</strong> de wao.<br />

Ondanks het belang van scholing <strong>voor</strong> oudere werknemers, invester<strong>en</strong> zij minder<br />

hierin (tabel 3.15). Om dit investeringsgedrag te verklar<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> we weer terug<br />

op de human capital-theorie. De theorie van het m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>voor</strong>spelt dat<br />

85


86<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

oudere werknemers minder g<strong>en</strong>eigd zull<strong>en</strong> zijn hierin te invester<strong>en</strong>, althans als<br />

het gaat om investering<strong>en</strong> die primair op het werk zijn gericht. 7 De oorzaak hiervan<br />

is dat de periode waarin zij deze investering<strong>en</strong> te gelde kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> relatief<br />

kort is.<br />

Sinds Becker (1964) wordt onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> specifiek<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal, waarbij algeme<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal k<strong>en</strong>nis betreft die in<br />

meerdere bedrijv<strong>en</strong> toepasbaar is, terwijl specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal alle<strong>en</strong> in<br />

e<strong>en</strong> bepaald bedrijf toegepast kan word<strong>en</strong>. De theorie stelt dat bij algeme<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal individu<strong>en</strong> de investering<strong>en</strong> <strong>voor</strong> hun rek<strong>en</strong>ing nem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat<br />

bij specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal het bedrijf <strong>en</strong> de werknemer de kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong><br />

del<strong>en</strong>. De aanname dat werknemers investering<strong>en</strong> in algem<strong>en</strong>e training geheel<br />

<strong>voor</strong> hun rek<strong>en</strong>ing nem<strong>en</strong> spoort echter niet met de werkelijkheid. De hoge<br />

kost<strong>en</strong> van training, gepaard gaande met onzekerheid over het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t ervan<br />

leid<strong>en</strong> ertoe dat werknemers terughoud<strong>en</strong>d zijn om de training zelf te financier<strong>en</strong>.<br />

Er blijkt dat veelal bedrijv<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk deel van algem<strong>en</strong>e training<br />

financier<strong>en</strong> of dit zelfs geheel <strong>voor</strong> hun rek<strong>en</strong>ing nem<strong>en</strong>, al dan niet gekoppeld<br />

aan e<strong>en</strong> verplichting <strong>voor</strong> de werknemer t<strong>en</strong> minste e<strong>en</strong> bepaalde tijd bij de werkgever<br />

te blijv<strong>en</strong> (of bij eerder vertrek alsnog de training geheel of gedeeltelijk te<br />

betal<strong>en</strong>). 8<br />

Nu zou m<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> dat het argum<strong>en</strong>t dat training van oudere werknemers<br />

e<strong>en</strong> laag r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t oplevert ev<strong>en</strong> goed opgaat als werkgevers de training<br />

financier<strong>en</strong>. Groot <strong>en</strong> Maass<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Brink (1997) wijz<strong>en</strong> echter op e<strong>en</strong> belangrijk<br />

verschil, namelijk dat <strong>voor</strong> het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t vanuit werkgeversoptiek van<br />

belang is hoe lang e<strong>en</strong> werknemer naar verwachting bij de werkgever blijft.<br />

Doordat de mobiliteit van oudere werkgevers relatief laag is, is het maar de vraag<br />

of de pay-off-periode bij deze groep vanuit werkgeversperspectief lager is dan<br />

bij jonger<strong>en</strong>. Dit ligt uiteraard aan de leeftijd. Als m<strong>en</strong> de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>leeftijd dicht<br />

nadert, zal de verwachte pay-off-periode uiteraard wel kort word<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

is de kans groot dat ouder<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tijdig afvloei<strong>en</strong> via de wao of prep<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>.<br />

Daarom is maar zeer de vraag of het argum<strong>en</strong>t van Groot <strong>en</strong> Maass<strong>en</strong> van d<strong>en</strong><br />

Brink opgaat <strong>voor</strong> 50-plussers.<br />

Voor de oudere zelf geldt de kortere pay-off-periode in ieder geval. Daar komt<br />

nog bij dat m<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> motivatieprobleem kan hebb<strong>en</strong> om bij<strong>voor</strong>beeld via<br />

scholing nog om te schakel<strong>en</strong> naar ander werk, waarbij m<strong>en</strong> weet dat m<strong>en</strong> nooit<br />

meer hetzelfde ervaringsniveau zal bereik<strong>en</strong>. Voor kortere scholing<strong>en</strong> die op e<strong>en</strong><br />

kortere termijn zijn gericht <strong>en</strong> minder sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met ingrijp<strong>en</strong>de wijzing<strong>en</strong><br />

op het werk, gaan dergelijke beperking<strong>en</strong> uiteraard veel minder op. Het is echter<br />

de vraag of juist dergelijke kortere, minder ingrijp<strong>en</strong>de cursuss<strong>en</strong>, voldo<strong>en</strong>de<br />

productiviteitswinst oplever<strong>en</strong>, zodat daarmee de positie van ouder<strong>en</strong> weer<br />

wordt versterkt. Als de productiviteitswinst gering is, zal er e<strong>en</strong> zekere spanning<br />

blijv<strong>en</strong> met de hoge lon<strong>en</strong> van ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee e<strong>en</strong> prikkel blijv<strong>en</strong> bestaan<br />

om juist ouder<strong>en</strong> af te lat<strong>en</strong> vloei<strong>en</strong>.


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Maar er zijn ook andere punt<strong>en</strong> van belang die tot nu toe buit<strong>en</strong> beschouwing zijn<br />

geblev<strong>en</strong>. Ler<strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> wel ev<strong>en</strong> gemakkelijk als jonger<strong>en</strong>? Als ouder<strong>en</strong> moeilijker<br />

ler<strong>en</strong>, zal dit tot uiting kom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> lager scholingsr<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t. Uit de literatuur<br />

(zie Gelderblom, De Koning <strong>en</strong> Kroes 2003 <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> overzicht) komt naar<br />

vor<strong>en</strong> dat het leervermog<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> tot op vrij hoge leeftijd intact blijft.<br />

Wel is het belangrijk dat de aard van de scholing ook aansluit op deze doelgroep.<br />

Onderwijskundig<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld dat zeker <strong>voor</strong> oudere werknemers<br />

het belangrijk is dat de leeromgeving ‘veilig’ is (fout<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> mag bij<strong>voor</strong>beeld)<br />

<strong>en</strong> dat deze aansluit op de ervaring die m<strong>en</strong> reeds heeft. Verder kan de<br />

gemiddeld lagere <strong>voor</strong>opleiding van ouder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>. Onderzoek leert<br />

namelijk dat naarmate de <strong>voor</strong>opleiding hoger is, de deelname aan scholing ook<br />

hoger ligt. De cijfers uit onderstaande tabel 3.15 illustrer<strong>en</strong> dit ook. E<strong>en</strong> van de<br />

mogelijke verklaring<strong>en</strong> daar<strong>voor</strong> is dat de initiële opleiding ook e<strong>en</strong> basis <strong>voor</strong><br />

‘ler<strong>en</strong> ler<strong>en</strong>’ legt.<br />

Dit verband tuss<strong>en</strong> <strong>voor</strong>opleiding <strong>en</strong> scholingsdeelname kan ook hebb<strong>en</strong> bijgedrag<strong>en</strong><br />

aan het feit dat de verschill<strong>en</strong> in scholingsdeelname tuss<strong>en</strong> leeftijdsgroep<strong>en</strong><br />

minder geword<strong>en</strong> zijn (tabel 3.15). De ouder<strong>en</strong> van nu hebb<strong>en</strong> immers e<strong>en</strong><br />

hogere <strong>voor</strong>opleiding dan de ouder<strong>en</strong> van 10 jaar geled<strong>en</strong>. Toch kan dit zeker niet<br />

de gehele verklaring zijn. Uit tabel 3.15 blijkt de vermindering van verschill<strong>en</strong> in<br />

deelname aan scholing namelijk vrij sterk, terwijl de to<strong>en</strong>ame van het <strong>voor</strong>opleidingsniveau<br />

van ouder<strong>en</strong> slechts e<strong>en</strong> geleidelijk proces is. E<strong>en</strong> andere verklaring<br />

is dat specifieke beleidsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op dit terrein effect hebb<strong>en</strong> gehad. Zowel<br />

binn<strong>en</strong> branches als op nationaal niveau zijn namelijk instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ontwikkeld<br />

die gericht zijn op verhoging van de scholing van oudere werknemers. Op nationaal<br />

niveau is dit in ieder geval de scholingsaftrek die in 1998 is geïntroduceerd.<br />

De fiscale aftrek <strong>voor</strong> bedrijv<strong>en</strong> van scholing van oudere werknemers (ouder dan<br />

40) is extra hoog. De cijfers uit tabel 3.15 lat<strong>en</strong> echter ge<strong>en</strong> specifiek effect rond de<br />

begintijd van de maatregel zi<strong>en</strong>. Ook evaluaties van seor <strong>en</strong> scholar gev<strong>en</strong> aan<br />

dat het effect van deze maatregel beperkt is (ministerie van Economische Zak<strong>en</strong><br />

2001). Ook het beleid levert dus naar verwachting maar e<strong>en</strong> deel van de verklaring.<br />

E<strong>en</strong> andere mogelijke verklaring is dat zowel bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> individu<strong>en</strong> zich<br />

het belang van scholing <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong>, zeker nu traditionele ‘vluchtweg<strong>en</strong>’<br />

bij minder functioner<strong>en</strong> als vut <strong>en</strong> wao minder beschikbaar zijn.<br />

Conclusies<br />

Vanuit empirische studies zijn diverse aanwijzing<strong>en</strong> dat scholing e<strong>en</strong> rol speelt<br />

bij de versteviging van de arbeidsmarktpositie van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Dit komt onder<br />

meer tot uitdrukking in kleinere kans<strong>en</strong> om in latere fases werkloos of inactief<br />

(zoals arbeidsongeschikt) te word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> van de mechanismes waarlangs dit zou<br />

kunn<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>, is – naast productiviteitsvergroting binn<strong>en</strong> dezelfde functie –<br />

ook de mogelijkheid die scholing biedt om makkelijker intern of extern van baan<br />

te wissel<strong>en</strong>. Empirisch onderzoek naar het verband tuss<strong>en</strong> scholing <strong>en</strong> mobiliteit<br />

is echter niet e<strong>en</strong>duidig. Wel zijn er aanwijzing<strong>en</strong> dat juist bij ouder<strong>en</strong> scholing<br />

tot e<strong>en</strong> hogere interne mobiliteit leidt. Ook <strong>voor</strong> de uitstroomkans uit werkloosheid<br />

zijn er aanwijzing<strong>en</strong> dat de effect<strong>en</strong> van scholing bij ouder<strong>en</strong> groter zijn.<br />

87


88<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 3.15 Cursusdeelname van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> naar leeftijd, opleidingsniveau <strong>en</strong> sector, 1992-2002,<br />

in proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Hoger opgeleide werknemers participer<strong>en</strong> meer in scholing dan lager opgeleide.<br />

Dit verband is zodanig dat het niet alle<strong>en</strong> lijkt te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verklaard uit het<br />

feit dat ouder<strong>en</strong> die relatief laagopgeleid zijn, minder participer<strong>en</strong> in scholing.<br />

Het gevolg is dat scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de <strong>voor</strong>sprong van hoger opgeleid<strong>en</strong> bij<br />

aanvang van de loopbaan verder versterkt.<br />

3.3.4 scholing van werkloz<strong>en</strong><br />

1992-1994 1994-1996 1996-1998 1998-2000 2000-2002<br />

Leeftijd<br />

16-24 29,0 30,7 29,9 33,3 33,6<br />

25-34 34,8 41,2 43,6 41,2 44,7<br />

35-44 26,3 33,8 41,2 38,0 43,1<br />

45-54 18,4 28,0 35,9 33,6 38,0<br />

55-64<br />

Onderwijs<br />

5,0a 20,7 23,7 23,8 29,1<br />

Lager Onderwijs<br />

Lager Beroepsonderwijs / Middelbaar<br />

13,7 20,6 29,2 22,5 30,6<br />

algeme<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs<br />

Middelbaar Beroepsonderwijs /<br />

Hoger algeme<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet<br />

21,6 29,4 31,9 29,5 31,2<br />

onderwijs (Havo/Vwo) 31,7 38,8 41,7 38,5 40,0<br />

Hoger Beroepsonderwijs 33,2 40,8 46,4 43,4 48,0<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijk onderwijs<br />

Sector<br />

36,7 34,2 38,5 40,6 48,3<br />

Landbouw 30,7 28,6<br />

Industrie 35,6 37,4<br />

Bouw 41,7 40,6<br />

Handel 32,8 29,1<br />

Transport 34,3 35,5<br />

Bank/verzekeringswez<strong>en</strong> 39,2 43,6<br />

Quartaire sector 39,8 42,5<br />

Bron: osa, Tr<strong>en</strong>drapport Aanbod van arbeid, diverse jaargang<strong>en</strong>.<br />

a Dit lage perc<strong>en</strong>tage is terug te vind<strong>en</strong> in de tr<strong>en</strong>drapport<strong>en</strong> van de osa, maar is wel e<strong>en</strong> uitschieter, ook<br />

vergelek<strong>en</strong> met de jar<strong>en</strong> daar<strong>voor</strong>. In de jar<strong>en</strong> daar<strong>voor</strong> is de deelname van ouder<strong>en</strong> ook aanzi<strong>en</strong>lijk lager dan<br />

<strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong>, maar is deze niet zo extreem laag als in 1992-1994. De wijze van meting in de jar<strong>en</strong> daar<strong>voor</strong><br />

wijkt <strong>en</strong>igszins af, vandaar dat deze cijfers <strong>voor</strong> oudere jar<strong>en</strong> niet zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Het actief arbeidsmarktbeleid <strong>en</strong> de rol van scholing<br />

In veel gevall<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> werknemers die bedreigd word<strong>en</strong> met werkloosheid in<br />

staat zijn e<strong>en</strong> andere baan te vind<strong>en</strong> <strong>voor</strong>dat zij daadwerkelijk werkloos word<strong>en</strong>.


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Maar werkloosheid is niet altijd te vermijd<strong>en</strong>. Het activer<strong>en</strong>d arbeidsmarktbeleid<br />

(ook wel aangegev<strong>en</strong> met de term reïntegratiebeleid) is dan bedoeld om m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

te help<strong>en</strong> weer aan het werk te kom<strong>en</strong>. Scholing is e<strong>en</strong> van de instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> dit beleid. Andere instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn inc<strong>en</strong>tives <strong>voor</strong> werkloz<strong>en</strong> (bonuss<strong>en</strong>,<br />

sancties, monitoring), bemiddeling, instroomsubsidies <strong>voor</strong> werkgevers die<br />

werkloz<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong> <strong>en</strong> gesubsidieerde arbeid. Deze instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ook<br />

in combinatie word<strong>en</strong> toegepast.<br />

De institutionele vormgeving van het arbeidsmarktbeleid is in de afgelop<strong>en</strong> vijfti<strong>en</strong><br />

jaar sterk veranderd. Voerde vijfti<strong>en</strong> jaar geled<strong>en</strong> e<strong>en</strong> directeur-g<strong>en</strong>eraal van<br />

het ministerie van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid dit beleid uit, thans zijn de<br />

geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> het uwv verantwoordelijk <strong>voor</strong> de uitvoering van e<strong>en</strong> groot deel<br />

van dit beleid <strong>en</strong> bested<strong>en</strong> deze organisaties de daadwerkelijke uitvoering uit aan<br />

particuliere bemiddelings- <strong>en</strong> scholingsorganisaties (de reïntegratiebedrijv<strong>en</strong>)<br />

door middel van t<strong>en</strong>der procedures. De verwachting is dat door concurr<strong>en</strong>tie<br />

tuss<strong>en</strong> de bedrijv<strong>en</strong> de effectiviteit <strong>en</strong> de effici<strong>en</strong>cy van het reïntegratiebeleid<br />

to<strong>en</strong>eemt. 9 Hoewel er ge<strong>en</strong> harde gegev<strong>en</strong>s beschikbaar zijn, zijn er aanwijzing<strong>en</strong><br />

dat in de nieuwe structuur het scholingsinstrum<strong>en</strong>t veel minder wordt gebruikt<br />

dan <strong>voor</strong>he<strong>en</strong> (zie De Koning e.a. 2004). De red<strong>en</strong> hier<strong>voor</strong> is dat de inzet van<br />

scholing <strong>voor</strong> reïntegratiebedrijv<strong>en</strong> weinig aantrekkelijk is. Zij bepal<strong>en</strong> vaak zelf<br />

welk instrum<strong>en</strong>t zij inzett<strong>en</strong> <strong>en</strong> word<strong>en</strong> betaald op basis van het deel van de h<strong>en</strong><br />

toegewez<strong>en</strong> cliënt<strong>en</strong> dat zij aan e<strong>en</strong> reguliere baan wet<strong>en</strong> te help<strong>en</strong>. Scholing<br />

neemt relatief veel tijd in beslag, waardoor het weinig aannemelijk is dat het leidt<br />

tot (e<strong>en</strong> sterke) bekorting van de lop<strong>en</strong>de werkloosheidsperiode. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is<br />

het e<strong>en</strong> relatief duur instrum<strong>en</strong>t. E<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t als bemiddeling is financieel<br />

gezi<strong>en</strong> <strong>voor</strong> reïntegratiebedrijv<strong>en</strong> veel aantrekkelijker. 10 Hierbij komt dat bij de<br />

bepaling wat als resultaat geldt, niet van belang is of cliënt<strong>en</strong> ook op wat langere<br />

termijn aan het werk blijv<strong>en</strong>. Enigszins cynisch zou je kunn<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> dat bedrijv<strong>en</strong><br />

er juist belang bij hebb<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> cliënt niet te lang aan het werk blijft.<br />

Welke effect<strong>en</strong> zijn van scholing te verwacht<strong>en</strong>?<br />

Waarom zijn van actief arbeidsmarktbeleid in het algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> subsidies <strong>voor</strong><br />

scholing in het bijzonder gunstige effect<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de betrokk<strong>en</strong> werkloz<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

de economie als geheel te verwacht<strong>en</strong>? Het antwoord is geleg<strong>en</strong> in het feit dat<br />

werkloosheid ontstaat door marktfal<strong>en</strong> <strong>en</strong> door verstoring van de marktwerking<br />

door ander overheidsbeleid. Actief arbeidsmarktbeleid kan in beginsel de gevolg<strong>en</strong><br />

van beide verschijnsel<strong>en</strong> verzacht<strong>en</strong>.<br />

Marktfal<strong>en</strong> heeft <strong>voor</strong>al te mak<strong>en</strong> met informatietekort<strong>en</strong> die sterk sam<strong>en</strong> hang<strong>en</strong><br />

met de heterog<strong>en</strong>iteit van individu<strong>en</strong> <strong>en</strong> ban<strong>en</strong>. 11 Daardoor ontstaat frictie tuss<strong>en</strong><br />

vraag <strong>en</strong> aanbod, waarbij zelfs op relatief homog<strong>en</strong>e deelmarkt<strong>en</strong> op<strong>en</strong>staande<br />

vraag <strong>en</strong> werkloosheid naast elkaar <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. Onvolledige informatie speelt<br />

verder e<strong>en</strong> rol bij het aanname- <strong>en</strong> scholingsbeleid van werkgevers. De mogelijkheid<br />

dat werkloosheid (<strong>voor</strong>al langdurige werkloosheid) te mak<strong>en</strong> heeft met<br />

(moeilijk waar te nem<strong>en</strong>) eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de werkloz<strong>en</strong> zelf, maakt veel werkgevers<br />

terughoud<strong>en</strong>d (langdurig) werkloz<strong>en</strong> aan te nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> te schol<strong>en</strong>. Werklo-<br />

89


90<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

z<strong>en</strong> op hun beurt zull<strong>en</strong> terughoud<strong>en</strong>d zijn te invester<strong>en</strong> in scholing door de<br />

combinatie van hoge kost<strong>en</strong>, onzekere bat<strong>en</strong> (vindt m<strong>en</strong> na de scholing e<strong>en</strong> baan<br />

<strong>en</strong> blijft m<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de lang aan het werk met e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de hoog loon om de<br />

investering<strong>en</strong> eruit te krijg<strong>en</strong>?) <strong>en</strong> de beperkte mogelijkhed<strong>en</strong> geld te l<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Daardoor kan onderinvestering in scholing ontstaan. Deze punt<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s<br />

niet <strong>voor</strong> iedere werkloze ev<strong>en</strong> belangrijk zijn, maar <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> werkloz<strong>en</strong><br />

met ‘ongunstige’ k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. Hieronder word<strong>en</strong> verstaan k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die om<br />

uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de <strong>en</strong> wellicht niet altijd rationale red<strong>en</strong><strong>en</strong> door werkgevers word<strong>en</strong><br />

geassocieerd met e<strong>en</strong> relatief lage productiviteit of inzetbaarheid (bij<strong>voor</strong>beeld<br />

e<strong>en</strong> lage opleiding, allochtone afkomst of e<strong>en</strong> relatief hoge leeftijd).<br />

Naast marktfal<strong>en</strong> speelt ook marktverstor<strong>en</strong>d overheidsbeleid e<strong>en</strong> rol. Door<br />

sociale protectie in de vorm van sociale uitkering<strong>en</strong> <strong>en</strong> minimumlon<strong>en</strong> ligt de<br />

werkloosheid hoger dan zij van nature zou zijn. Vooral op minimuminkom<strong>en</strong>sniveau<br />

ontstaan hierdoor twee problem<strong>en</strong>: de werkloosheidsval <strong>en</strong> de productiviteitsval.<br />

Van de werkloosheidsval is sprake als werkloz<strong>en</strong> er financieel nauwelijks<br />

of niet op <strong>voor</strong>uitgaan (of door cumulatie met andere subsidies er zelfs op<br />

achteruit gaan) als zij e<strong>en</strong> baan accepter<strong>en</strong>. De productiviteitsval treedt op als<br />

werkloz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> te lage productiviteit hebb<strong>en</strong> in vergelijking tot het loon dat werkgevers<br />

minimaal moet<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>. Beide ‘vall<strong>en</strong>’ lijk<strong>en</strong> dus <strong>voor</strong>al op te tred<strong>en</strong> bij<br />

werkloz<strong>en</strong> die aangewez<strong>en</strong> zijn op laagbetaalde arbeid.<br />

Voor oudere werknemers die hun baan verliez<strong>en</strong> speelt e<strong>en</strong> aantal specifieke<br />

factor<strong>en</strong> mee. Vaak specialiser<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zich tijd<strong>en</strong>s hun loopbaan <strong>en</strong> bouw<strong>en</strong><br />

zij e<strong>en</strong> uitgebreide ervaringsdeskundigheid op e<strong>en</strong> betrekkelijk smal terrein.<br />

Door technische ontwikkeling<strong>en</strong> kan deze ervaringsdeskundigheid plotsklaps<br />

overbodig word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld vorm<strong>en</strong> drukkerij<strong>en</strong> waarin door de overgang<br />

op digitale techniek<strong>en</strong> veel oud vakmanschap niet meer nodig was. Oude werknemers<br />

zull<strong>en</strong> niet meer dezelfde bedrev<strong>en</strong>heid in de nieuwe techniek ontwikkel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> daarmee ook niet meer de c<strong>en</strong>trale plaats in het productieproces innem<strong>en</strong><br />

als <strong>voor</strong>he<strong>en</strong>. Ook <strong>voor</strong> oudere werknemers die de werkdruk van hun oude baan<br />

niet meer aan kunn<strong>en</strong> geldt dat zij om te kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> stapje terug<br />

zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Als er financieel aantrekkelijke alternatiev<strong>en</strong> <strong>voor</strong> zowel<br />

werkgever als werknemer zijn (arbeidsongeschiktheid of vervroegde uittreding)<br />

<strong>voor</strong> herplaatsing, dan is m<strong>en</strong> vaak g<strong>en</strong>eigd <strong>voor</strong> die alternatiev<strong>en</strong> te kiez<strong>en</strong>.<br />

Word<strong>en</strong> oudere werknemers werkloos, dan is de herintredingskans naar werk<br />

gering. Productiviteits- <strong>en</strong> werkloosheidsval zijn <strong>voor</strong> oudere werkloz<strong>en</strong> beide<br />

nadrukkelijk van belang. 12 De korte pay-off-periode, de onzekerheid over het<br />

functioner<strong>en</strong> (ook na scholing) <strong>en</strong> de relatief hoge salariseis<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> het <strong>voor</strong><br />

werkgevers weinig aantrekkelijk mak<strong>en</strong> oudere werkloz<strong>en</strong> aan te trekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> te<br />

schol<strong>en</strong>. 13 Onderzoek bevestigt dit beeld (zie De Koning e.a. 2003b <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> literatuuroverzicht<br />

<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> <strong>en</strong>quête onder werkgevers).<br />

In beginsel vorm<strong>en</strong> scholingssubsidies e<strong>en</strong> oplossing <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> aantal van de<br />

g<strong>en</strong>oemde problem<strong>en</strong>. Als hierdoor de investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal bij<br />

werkloz<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> <strong>en</strong> daardoor ook hun productiviteit to<strong>en</strong>eemt, zoud<strong>en</strong> meer


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

werkloz<strong>en</strong> employable word<strong>en</strong> <strong>en</strong> zou, door het uitzicht op beter betaald werk,<br />

betaald werk <strong>voor</strong> h<strong>en</strong> ook aantrekkelijker word<strong>en</strong>. Onderinvestering in m<strong>en</strong>selijk<br />

kapitaal leidt er niet alle<strong>en</strong> toe dat werkloz<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> baan krijg<strong>en</strong>, maar kan ook<br />

tot gevolg hebb<strong>en</strong> dat op sommige deelmarkt<strong>en</strong> vacatures langdurig onvervuld<br />

blijv<strong>en</strong> waardoor de productie van de bedrijv<strong>en</strong> op deze deelmarkt<strong>en</strong> wordt<br />

belemmerd. Scholingssubsidies kunn<strong>en</strong> er daarom ook toe bijdrag<strong>en</strong> dat de<br />

aansluiting tuss<strong>en</strong> vraag <strong>en</strong> aanbod verbetert, waardoor zowel de op<strong>en</strong>staande<br />

vacatures als de werkloosheid afnem<strong>en</strong> <strong>en</strong> de werkgeleg<strong>en</strong>heid to<strong>en</strong>eemt.<br />

Voor e<strong>en</strong> uiteindelijke beoordeling van reïntegratiebeleid zou e<strong>en</strong> integrale<br />

kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgevoerd, waarbij ook de kost<strong>en</strong> van het<br />

beleid <strong>en</strong> de algeme<strong>en</strong>-ev<strong>en</strong>wichtseffect<strong>en</strong> word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>. Verder zou ook<br />

rek<strong>en</strong>ing moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met mogelijke niet-markteffect<strong>en</strong> van reïntegratiebeleid.<br />

Onder ander<strong>en</strong> Haveman <strong>en</strong> Wolfe (1984, 2001) hebb<strong>en</strong> aannemelijk<br />

gemaakt dat bij het initiële onderwijs effect<strong>en</strong> op gezondheid, crimineel gedrag<br />

<strong>en</strong> dergelijke van ev<strong>en</strong> groot belang zijn als de markteffect<strong>en</strong>. Soortgelijke effect<strong>en</strong><br />

zoud<strong>en</strong> ook bij reïntegratiebeleid van belang kunn<strong>en</strong> zijn. Werkloosheid<br />

roept wellicht maatschappelijk ongew<strong>en</strong>st gedrag op waaraan maatschappelijk<br />

kost<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> zijn. Vermindering van de werkloosheid zou deze kost<strong>en</strong> dan<br />

verminder<strong>en</strong>. 14 Op de macro-economische effect<strong>en</strong> van scholing kom<strong>en</strong> we terug<br />

in de volg<strong>en</strong>de paragraaf.<br />

Uit het <strong>voor</strong>gaande mak<strong>en</strong> we op dat theoretisch gezi<strong>en</strong> subsidies <strong>voor</strong> de scholing<br />

van werkloz<strong>en</strong> zinnig zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn. Dit geldt dan <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> werkloz<strong>en</strong><br />

die te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met de werkloosheidsval <strong>en</strong> de productiviteitsval.<br />

Oudere werkloz<strong>en</strong> behor<strong>en</strong> zeker ook tot de groep<strong>en</strong> waar<strong>voor</strong> scholingssubsidies<br />

zinvol lijk<strong>en</strong>. Scholing di<strong>en</strong>t dan wel afgewog<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> andere<br />

reïntegratie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Om de werkloosheidsval teg<strong>en</strong> te gaan kan ook<br />

word<strong>en</strong> gedacht aan inc<strong>en</strong>tives <strong>voor</strong> werkloz<strong>en</strong> (sancties, bonuss<strong>en</strong> <strong>en</strong> monitoring)<br />

<strong>en</strong> om de productiviteitsval te overbrugg<strong>en</strong> kan ook word<strong>en</strong> gedacht aan<br />

instroomsubsidies <strong>voor</strong> werkgevers die werkloz<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong>. Verder is bemiddeling<br />

e<strong>en</strong> alternatief, omdat het de transactiekost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werkgevers vermindert<br />

<strong>en</strong> – afhankelijk van de activiteit<strong>en</strong> van de bemiddel<strong>en</strong>de instantie – werkgevers<br />

informatie biedt over de eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de werkzoek<strong>en</strong>de. 15<br />

Dat scholing <strong>en</strong> andere reïntegratie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in theorie gunstige effect<strong>en</strong><br />

zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, betek<strong>en</strong>t niet dat deze effect<strong>en</strong> ook in de praktijk gerealiseerd<br />

word<strong>en</strong>. Zo moet rek<strong>en</strong>ing word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met crowding-out-effect<strong>en</strong>.<br />

Zo kan verdringing optred<strong>en</strong> als de (ex-)deelnemers aan reïntegratie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

vacatures vervull<strong>en</strong> die anders door andere werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zijn<br />

vervuld. Dit wordt ook wel het substitutie-effect g<strong>en</strong>oemd. Voorts zull<strong>en</strong> overheidssubsidies<br />

de commerciële markt <strong>voor</strong> bemiddeling <strong>en</strong> scholing verklein<strong>en</strong>.<br />

Wel valt aan te nem<strong>en</strong> dat deze laatste effect<strong>en</strong> bij scholing, <strong>en</strong> dan <strong>voor</strong>al langduriger<br />

<strong>en</strong> duurdere vorm<strong>en</strong> van scholing, minder groot zull<strong>en</strong> zijn. Verder is te<br />

verwacht<strong>en</strong> dat deze effect<strong>en</strong> kleiner zijn bij groep<strong>en</strong> die minder kansrijk op de<br />

arbeidsmarkt zijn. Wel is de vraag of de groep<strong>en</strong> die bij<strong>voor</strong>beeld scholing het<br />

91


92<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

hardste nodig hebb<strong>en</strong>, gemotiveerd zijn scholing te volg<strong>en</strong> <strong>en</strong> in staat zijn deze<br />

met succes af te rond<strong>en</strong>. Dit zal mede afhang<strong>en</strong> van de wijze waarop deze groep<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>aderd <strong>en</strong> van de mate waarin de scholing op h<strong>en</strong> is afgestemd.<br />

De effectiviteit zal dus waarschijnlijk afhang<strong>en</strong> van de targeting van de deelnemers,<br />

de vormgeving van de instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> meer in het algeme<strong>en</strong> van de<br />

kwaliteit van de uitvoering. Dit br<strong>en</strong>gt ons op e<strong>en</strong> ander punt: organisatie <strong>en</strong><br />

uitvoering. Is de overheid in staat het actief arbeidsmarktbeleid zo uit te voer<strong>en</strong> of<br />

te lat<strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong> dat het pot<strong>en</strong>tiële r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t ervan wordt gerealiseerd? Want<br />

naast marktfal<strong>en</strong> kan er ook sprake zijn van overheidsfal<strong>en</strong>.<br />

Wat is er bek<strong>en</strong>d over de effect<strong>en</strong> van scholing?<br />

Wat is er nu bek<strong>en</strong>d over de effectiviteit van scholing in relatie tot andere instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Voor wie is het effectief? Als aanvulling op eerdere overzichtsstudies<br />

(Heckman e.a. 1999; Kluve <strong>en</strong> Schmidt 2002; Calmfors e.a. 2002; Hujer <strong>en</strong><br />

Cali<strong>en</strong>do 2002) zijn door seor in het kader van e<strong>en</strong> onderzoeksopdracht <strong>voor</strong><br />

uwv <strong>en</strong> het ministerie van szw in totaal 130 studies verzameld met microevaluaties<br />

van arbeidsmarktmaatregel<strong>en</strong> (De Koning e.a. 2005). Al deze studies<br />

onderzoek<strong>en</strong> het effect van deze maatregel<strong>en</strong> op de herintredingskans. E<strong>en</strong> deel<br />

kijkt ook naar inkom<strong>en</strong>seffect<strong>en</strong>. Slechts e<strong>en</strong> beperkt deel geeft inzicht op de<br />

effect<strong>en</strong> op de individuele arbeidsmarktpositie op langere termijn. Omdat e<strong>en</strong><br />

deel van de studies meer dan één instrum<strong>en</strong>t analyseert is het aantal beschikbare<br />

meting<strong>en</strong> 161. Hiervan hebb<strong>en</strong> er 85 betrekking op scholing. Tabel 3.16 geeft e<strong>en</strong><br />

overzicht.<br />

Tabel 3.16 Overzicht<strong>en</strong> uitkomst<strong>en</strong> internationaal wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek naar de effect<strong>en</strong><br />

van reïntegratiebeleid op de herintredingskans<br />

Instrum<strong>en</strong>t Gevond<strong>en</strong> effect op herintredingskans Totaal (aantal<br />

beschikbare<br />

meting<strong>en</strong>)<br />

Significant Varieert met Insignificant<br />

positief methode, of significant<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van<br />

deelnemers, e.d.<br />

negatief<br />

Scholing<br />

Inc<strong>en</strong>tives <strong>voor</strong><br />

42 % 20 % 38 % 100 % (n = 85)<br />

werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong> 82 % 6 % 12 % 100 % (n = 17)<br />

Bemiddeling<br />

Instroomsubsidies<br />

64 % 9 % 27 % 100 % (n = 22)<br />

<strong>voor</strong> werkgevers 62 % 23 % 15 % 100 % (n = 13)<br />

Gesubsidieerde arbeid 33 % 8 % 58 % 100 % (n = 24)<br />

Totaal 50 % 16 % 35 % 100 % (n = 161)<br />

Bron: Inv<strong>en</strong>tarisatie uitgevoerd in het kader van e<strong>en</strong> onderzoek <strong>voor</strong> de uwv <strong>en</strong> szw


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Kijk<strong>en</strong> we naar de resultat<strong>en</strong> van de scholingsstudies, dan vindt 42 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong><br />

positief effect op de baankans <strong>en</strong> 38 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> niet-significant of significant<br />

averechts effect. Significant averechtse effect<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> niet vaak <strong>voor</strong>. De overige<br />

20 proc<strong>en</strong>t geeft gem<strong>en</strong>gde resultat<strong>en</strong> te zi<strong>en</strong>, afhankelijk van de scholingsmethode,<br />

de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de deelnemers, <strong>en</strong> dergelijke. Het totaalbeeld is onduidelijk,<br />

al zou je gemiddeld tot e<strong>en</strong> licht positief effect neig<strong>en</strong>. Onder de meting<strong>en</strong><br />

is e<strong>en</strong> achttal experim<strong>en</strong>tele evaluaties, die waarschijnlijk betrouwbaarder zijn<br />

dan de studies waarin niet-experim<strong>en</strong>tele method<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegepast. 16 De<br />

experim<strong>en</strong>tele evaluaties lat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> wat gunstiger beeld zi<strong>en</strong> dan de niet-experim<strong>en</strong>tele,<br />

maar door hun geringe aantal is moeilijk hieraan e<strong>en</strong> duidelijke conclusie<br />

te verbind<strong>en</strong>.<br />

Uit de tabel komt verder naar vor<strong>en</strong> dat inc<strong>en</strong>tives <strong>voor</strong> werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, bemiddeling<br />

<strong>en</strong> instroomsubsidies effectiever zijn dan scholing. Gesubsidieerde arbeid<br />

is het minst effectief. Daarbij moet word<strong>en</strong> aangetek<strong>en</strong>d dat de sam<strong>en</strong>stelling van<br />

de deelnemersgroep<strong>en</strong> kan verschill<strong>en</strong>. Zo hebb<strong>en</strong> nogal wat scholingsstudies<br />

betrekking op jonger<strong>en</strong>, <strong>voor</strong> wie scholing minder effectief dan gemiddeld is. Bij<br />

instroomsubsidies is niet altijd duidelijk of het effect na afloop van de subsidie is<br />

gemet<strong>en</strong> of slechts het kortetermijneffect, zodat het beeld <strong>voor</strong> dit instrum<strong>en</strong>t<br />

mogelijk wat geflatteerd is.<br />

In de internationale wet<strong>en</strong>schappelijk literatuur is weinig onderzoek gedaan naar<br />

de effect<strong>en</strong> <strong>voor</strong> specifieke groep<strong>en</strong>. Het meest gevond<strong>en</strong> onderscheid is tuss<strong>en</strong><br />

jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>. Ook zijn er tamelijk veel studies die resultat<strong>en</strong> pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> apart. Daaruit komt naar vor<strong>en</strong> dat reïntegratieinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ook specifiek scholing <strong>voor</strong> vrouw<strong>en</strong> effectiever is dan <strong>voor</strong><br />

mann<strong>en</strong>. In het overzicht van de literatuur komt ook e<strong>en</strong> zekere t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s naar<br />

vor<strong>en</strong> dat reïntegratiebeleid <strong>voor</strong> kansarm<strong>en</strong> effectiever is dan <strong>voor</strong> meer kansrijk<strong>en</strong>,<br />

maar er zijn te weinig studies met dit onderscheid om uitsprak<strong>en</strong> te do<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> het scholingsinstrum<strong>en</strong>t afzonderlijk.<br />

Van de 85 scholingsstudies onderzoek<strong>en</strong> er 21 ook de inkom<strong>en</strong>seffect<strong>en</strong>. In 12 van<br />

de gevall<strong>en</strong> is het gevond<strong>en</strong> effect op het uurloon of het inkom<strong>en</strong> niet-significant<br />

of significant negatief <strong>en</strong> slechts in zes gevall<strong>en</strong> significant positief; in de overige<br />

drie gevall<strong>en</strong> zijn de resultat<strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gd. Dus wat de inkom<strong>en</strong>seffect<strong>en</strong> betreft is<br />

het totaalbeeld duidelijk negatiever dan t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de effect<strong>en</strong> op de herintredingskans.<br />

Zoals aangegev<strong>en</strong> komt daaruit naar vor<strong>en</strong> dat scholing <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong><br />

minder effectief lijkt dan <strong>voor</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>. Er zijn echter weinig studies in<br />

de internationale literatuur die resultat<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> <strong>voor</strong> specifiek oudere werkloz<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> dergelijk onderscheid is wel te vind<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal Nederlandse studies.<br />

Tabel 3.17 bevat hiervan e<strong>en</strong> overzicht.<br />

Vastgesteld moet word<strong>en</strong> dat het alle<strong>en</strong> om niet-experim<strong>en</strong>tele studies gaat <strong>en</strong><br />

dat afgezi<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele studie niet gecorrigeerd is <strong>voor</strong> selectie-onzuiverheid.<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot het overzicht in tabel 3.16 is in tabel 3.17 ook e<strong>en</strong> studie<br />

meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> die effectmeting baseert op de percepties van deelnemers. Uit de<br />

93


94<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 3.17 Overzicht van Nederlandse studies waarin het effect van scholing afzonderlijk van<br />

oudere werkloz<strong>en</strong> wordt gegev<strong>en</strong><br />

Auteurs<br />

(jaar van publicatie)<br />

De Koning <strong>en</strong> Van Nes<br />

(1989)<br />

De Koning <strong>en</strong> Van Nes<br />

(1990)<br />

Zandvliet e.a.<br />

(1995)<br />

Gravesteijn e.a.<br />

(1995)<br />

Olieman e.a. (1998)<br />

<strong>en</strong><br />

De Koning e.a. (1999)<br />

CPB (2000)<br />

Heyma e.a. (2003)<br />

Scholingsinstrum<strong>en</strong>t<br />

Kaderregeling Scholing<br />

cbb<br />

cbb<br />

Kaderregeling Scholing<br />

Scholingsproject<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> esf-programma<br />

Scholingsproject<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> esf-programma<br />

Ge<strong>en</strong> specifieke<br />

informatie<br />

Ge<strong>en</strong> specifieke<br />

informatie<br />

Methode<br />

Percepties van deelnemers<br />

Controlegroep via<br />

matching;<br />

OLS op baankans<br />

Ge<strong>en</strong> correctie <strong>voor</strong><br />

selectie-onzuiverheid<br />

Logit-analyse op baankans<br />

Ge<strong>en</strong> correctie <strong>voor</strong><br />

selectie-onzuiverheid<br />

Controlegroep via<br />

matching<br />

Ge<strong>en</strong> correctie <strong>voor</strong><br />

selectie-onzuiverheid<br />

Controlegroep via<br />

matching<br />

ols<br />

Ge<strong>en</strong> correctie <strong>voor</strong><br />

selectie-onzuiverheid<br />

Timing of ev<strong>en</strong>ts<br />

Correctie <strong>voor</strong> selectieonzuiverheid<br />

Timing of ev<strong>en</strong>ts methode<br />

Ge<strong>en</strong> correctie <strong>voor</strong><br />

selectie-onzuiverheid<br />

Uitkomst<strong>en</strong><br />

Gemiddeld positief effect<br />

op herintredingskans.<br />

Effect is <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong><br />

(>40 jaar) groter dan<br />

gemiddeld<br />

Gemiddeld positief effect<br />

op herintredingskans.<br />

Effect is <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong><br />

(>40 jaar) groter dan<br />

gemiddeld<br />

Voor cbb gemiddeld vrijwel<br />

ge<strong>en</strong> kansvergroting;<br />

<strong>voor</strong> krs duidelijke kansvergroting.<br />

Effect is <strong>voor</strong><br />

ouder<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk groter<br />

dan gemiddeld<br />

Positief effect op baankans<br />

<strong>voor</strong> groep ouder dan<br />

35 jaar<br />

Gemiddeld negatief effect<br />

van scholing op baankans<br />

bij directe vergelijking met<br />

controlegroep. Na correctie<br />

<strong>voor</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

heterog<strong>en</strong>iteit klein significant<br />

positief effect. Voor<br />

ouder<strong>en</strong> (>40 jaar) effect<br />

groter dan gemiddeld.<br />

Effect is na ca. anderhalf<br />

jaar na afronding van de<br />

scholing nog intact<br />

Gemiddeld niet significant<br />

op 5% niveau. Voor ouder<strong>en</strong><br />

(>45 jaar) wel significant<br />

positief<br />

Gemiddeld significant<br />

positief effect op baankans.<br />

Bij ouder<strong>en</strong> effect groter<br />

dan gemiddeld<br />

tabel komt naar vor<strong>en</strong> dat scholing de herintredingskans van ouder<strong>en</strong> vergroot.<br />

Scholing lijkt juist <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> effectief instrum<strong>en</strong>t.


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Het aantal scholingsstudies dat ook ingaat op de langetermijneffect<strong>en</strong> van scholing<br />

op het hebb<strong>en</strong> van werk is betrekkelijk gering. M<strong>en</strong> zou de red<strong>en</strong>ering<br />

kunn<strong>en</strong> volg<strong>en</strong> dat kwalificer<strong>en</strong>de scholing die tot niveauverhoging leidt <strong>en</strong> die<br />

relatief veel tijd in beslag neemt, niet zozeer leidt tot bekorting van de uitkeringshoogte,<br />

maar tot verminderde kans op werkloosheid in de toekomst. De verzamelde<br />

studies gev<strong>en</strong> hier<strong>voor</strong> ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong>. Wat we bij <strong>en</strong>kele studies juist<br />

zi<strong>en</strong> is dat de kortetermijneffect<strong>en</strong> wel positief zijn, maar de effect<strong>en</strong> op langere<br />

termijn kleiner word<strong>en</strong> (De Koning, Koss <strong>en</strong> Verkaik 1988; Hujer, Maurer <strong>en</strong><br />

Wellner 1998; Fitz<strong>en</strong>berger <strong>en</strong> Prey 2000; Lechner 2000). Slechts bij e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele<br />

studie (Larsson 2000) wordt gevond<strong>en</strong> dat de effect<strong>en</strong> op langere termijn beter<br />

zijn dan op korte termijn.<br />

Over de invloed van vormgevingsaspect<strong>en</strong> op de effectiviteit van scholing is<br />

weinig bek<strong>en</strong>d. De constatering van Friedlander e.a. (1997) dat in evaluatiestudies<br />

het scholingsproces als e<strong>en</strong> blackbox wordt beschouwd, geldt nog steeds. Op<br />

grond van e<strong>en</strong> meta-analyse op basis van circa 50 Nederlandse scholingsstudies<br />

komt De Koning (2002a) tot de conclusie dat ook na correctie <strong>voor</strong> verschill<strong>en</strong> in<br />

doelgroep, korte cursuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatief hoge bruto-effectiviteit lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> (verreweg<br />

de meeste van deze studies bevatt<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> informatie over netto-effectiviteit<br />

17 ). Van de langere cursuss<strong>en</strong> gav<strong>en</strong> die op het gebied van technische vakopleiding<br />

relatief gunstige brutoresultat<strong>en</strong> te zi<strong>en</strong>.<br />

Ook over niet-markteffect<strong>en</strong> is nauwelijks iets bek<strong>en</strong>d. Het Belgische onderzoeksinstituut<br />

hiva doet mom<strong>en</strong>teel onderzoek hiernaar. Dit onderzoek gaat<br />

over de effect<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> non-profitorganisatie in België waarbij langdurig werkloz<strong>en</strong><br />

tijdelijk in di<strong>en</strong>st kom<strong>en</strong> om werkervaring op te do<strong>en</strong> <strong>en</strong> geschoold te<br />

word<strong>en</strong> t<strong>en</strong> einde h<strong>en</strong> te plaats<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> reguliere baan. Bij de evaluatie wordt<br />

lange period<strong>en</strong> zowel <strong>voor</strong> als na de deelname in beschouwing g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Als<br />

methode wordt e<strong>en</strong> controlegroepb<strong>en</strong>adering toegepast in combinatie met e<strong>en</strong><br />

vergelijking <strong>voor</strong> <strong>en</strong> na deelname. De resultat<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> op vergroting<br />

van de kans op e<strong>en</strong> reguliere baan door deelname, maar ook op aanzi<strong>en</strong>lijke positieve<br />

effect<strong>en</strong> op gezondheid, sociale participatie, <strong>en</strong> dergelijke. De Koning e.a<br />

(1999) vind<strong>en</strong> dat in vergelijking tot de controlegroep, deelnemers aan esfproject<strong>en</strong><br />

beter scor<strong>en</strong> op punt<strong>en</strong> als sociale participatie, sociale contact<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

zelfvertrouw<strong>en</strong>.<br />

Conclusie <strong>en</strong> slotopmerking<strong>en</strong><br />

Op basis van e<strong>en</strong> inv<strong>en</strong>tarisatie van de Nederlandse <strong>en</strong> de internationale literatuur<br />

valt te concluder<strong>en</strong> dat er iets meer studies zijn die e<strong>en</strong> positief effect van scholing<br />

op de herintredingskans van werkloz<strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong> dan studies waar dit niet het<br />

geval is. De uiteindelijke balans van deze studies valt dus licht uit naar e<strong>en</strong> positief<br />

effect, ook als bij deze inv<strong>en</strong>tarisatie rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> wordt met verschill<strong>en</strong> in<br />

kwaliteit van de meetmethod<strong>en</strong>. Voor specifiek oudere werkloz<strong>en</strong> is het beeld duidelijk<br />

positiever; <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> lijkt scholing minder effectief. E<strong>en</strong> mogelijke verklaring<br />

<strong>voor</strong> de beperkte effectiviteit bij jonger<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> zijn dat zij nog over<br />

rec<strong>en</strong>t verworv<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal beschikk<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijscholing slechts e<strong>en</strong><br />

95


96<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

beperkte toevoeging betek<strong>en</strong>t, terwijl ouder<strong>en</strong> over verouderd m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

beschikk<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijscholing e<strong>en</strong> forse toevoeging betek<strong>en</strong>t aan de hoeveelheid kapitaal.<br />

Nederlandse studies wijz<strong>en</strong> over het algeme<strong>en</strong> op relatief grote effect<strong>en</strong> van<br />

scholing, <strong>voor</strong>al ook <strong>voor</strong> oudere werkloz<strong>en</strong>. Maar er zijn vraagtek<strong>en</strong>s te zett<strong>en</strong> bij<br />

de in deze studies gehanteerde meetmethod<strong>en</strong>. De empirische literatuur wijst niet<br />

in de richting van grotere langetermijneffect<strong>en</strong> op de kans op werkloosheid; de<br />

effect<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> eerder na verloop van tijd af. Over mogelijke niet-markteffect<strong>en</strong> is<br />

weinig bek<strong>en</strong>d. De weinige studies die ingaan op dergelijke effect<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> wel aan<br />

dat deze effect<strong>en</strong> niet a priori verwaarloosd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>min wet<strong>en</strong> we<br />

of de geconstateerde effect<strong>en</strong> op plaatsingskans<strong>en</strong> groot g<strong>en</strong>oeg zijn om de kost<strong>en</strong><br />

van de scholing goed te mak<strong>en</strong>.<br />

Het is aannemelijk dat de effectiviteit van scholing afhangt van de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van deg<strong>en</strong>e die geschoold wordt, de aard <strong>en</strong> duur van de scholing <strong>en</strong> de vorm <strong>en</strong><br />

uitvoering van de scholing. Maar juist over deze punt<strong>en</strong> is heel weinig bek<strong>en</strong>d.<br />

Er is bij<strong>voor</strong>beeld ge<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te informatie over de verteg<strong>en</strong>woordiging van de<br />

verschill<strong>en</strong>de opleidingsniveaus onder de deelnemers aan scholing. Onderstaande<br />

overweging<strong>en</strong> zijn daarom <strong>en</strong>igszins speculatief.<br />

Wij d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> dat de effectiviteit van het reïntegratiebeleid kan word<strong>en</strong> vergroot als<br />

e<strong>en</strong> gevalideerd profiling systeem wordt gehanteerd waarmee nieuw ingestroomde<br />

werkloz<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gecategoriseerd op grond van hun risico op<br />

langdurige uitkeringsafhankelijkheid. M<strong>en</strong> categoriseert wel in Nederland, maar<br />

dit is niet gebaseerd op e<strong>en</strong> statistische analyse van werkloosheidsdur<strong>en</strong> uit het<br />

verled<strong>en</strong>. Studies uit de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> uit dat daar de reeds lange tijd<br />

toegepaste profiling <strong>en</strong> de daarop gebaseerde prev<strong>en</strong>tieve maatregeltoepassing<br />

zich terugverdi<strong>en</strong>t door besparing op uitkering<strong>en</strong> (Black e.a. 2003). E<strong>en</strong> goede<br />

profiling vermindert waarschijnlijk de mate waarin beleidsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

toegepast op person<strong>en</strong> die anders ook wel e<strong>en</strong> baan zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong><br />

(ook wel aangeduid als ‘deadweight’). De instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> word<strong>en</strong> immers meer<br />

selectief toegepast op groep<strong>en</strong> waarvan op grond van bestaande informatie<br />

verwacht mag word<strong>en</strong> dat de netto-effectiviteit bij h<strong>en</strong> hoger ligt.<br />

Kort dur<strong>en</strong>de scholingstraject<strong>en</strong> zijn waarschijnlijk uit e<strong>en</strong> oogpunt van reïntegratie<br />

op korte termijn te preferer<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> lang dur<strong>en</strong>de. Maar e<strong>en</strong> nadeel van<br />

korte cursuss<strong>en</strong> kan zijn dat de investering in m<strong>en</strong>selijk kapitaal te gering is om<br />

duurzame arbeidsinpassing te bewerkstellig<strong>en</strong>. Daarom valt te overweg<strong>en</strong> om de<br />

scholing te lat<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het kader van e<strong>en</strong> tijdelijk arbeidscontract<br />

bij e<strong>en</strong> werkgever. Op dit mom<strong>en</strong>t bestaat zo’n regeling alle<strong>en</strong> <strong>voor</strong> scholing van<br />

werkloz<strong>en</strong> zonder startkwalificatie, waarbij de subsidie (in de vorm van e<strong>en</strong><br />

afdrachtskorting sociale premies) laag is (€ 1.500,- per geval).<br />

Het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van scholing kan wellicht word<strong>en</strong> verhoogd door kost<strong>en</strong>besparing<br />

door cursuss<strong>en</strong> via ict aan te bied<strong>en</strong>. Op dit gebied lop<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>teel in<br />

Nederland <strong>en</strong>kele experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. De eerste resultat<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> uit dat scholing<br />

<strong>voor</strong> werkloz<strong>en</strong> via ict perspectief biedt (zie Gelderblom 2004 <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> evaluatie<br />

van e<strong>en</strong> van deze experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong>).


E<strong>en</strong> knelpunt bij de reïntegratie van oudere werkloz<strong>en</strong> blijft waarschijnlijk het<br />

feit dat e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk deel in loon omlaag moet om kans te mak<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

nieuwe baan. Dit betreft <strong>voor</strong>al deg<strong>en</strong><strong>en</strong> van wie het m<strong>en</strong>selijk kapitaal verouderd<br />

is <strong>en</strong> die van beroep moet<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>. De ervaringsdeskundigheid die in<br />

het oude beroep was verworv<strong>en</strong> zal maar zeer t<strong>en</strong> dele meetell<strong>en</strong> bij de beloning<br />

in e<strong>en</strong> nieuwe functie. Alle<strong>en</strong> scholing zal in veel gevall<strong>en</strong> niet voldo<strong>en</strong>de zijn om<br />

e<strong>en</strong> vergelijkbare beloning te krijg<strong>en</strong> als in de oude baan. Scholing <strong>en</strong> bemiddeling<br />

van oudere werkloz<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> dus gecombineerd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met andere<br />

instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> om herintreding mogelijk te mak<strong>en</strong>. Daarbij kan zowel aan positieve<br />

(bonuss<strong>en</strong> bij werk vind<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> tijdelijke aanvulling op het loon in de<br />

nieuwe functie) als aan negatieve prikkels (korting op de uitkering bij inactief<br />

zoekgedrag <strong>en</strong> het stell<strong>en</strong> van onredelijke eis<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> baan) word<strong>en</strong> gedacht.<br />

Uit de literatuur blijkt dat beide typ<strong>en</strong> prikkels effectief zijn<br />

3.4 effect<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>selijk kapitaal op werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

<strong>en</strong> economische groei<br />

3.4.1 inleiding<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

In deze paragraaf gaan we aan de hand van de bestaande literatuur na welke effect<strong>en</strong><br />

investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal hebb<strong>en</strong> op werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> economische<br />

groei. Lag in de vorige paragraaf meer de nadruk op het microniveau, in deze<br />

paragraaf kijk<strong>en</strong> we ook nadrukkelijk naar macro-economische effect<strong>en</strong>.<br />

In de vorige paragraaf zijn we nagegaan wat investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

kunn<strong>en</strong> betek<strong>en</strong><strong>en</strong> om de arbeidsparticipatie te verhog<strong>en</strong>, uitstroom vanuit e<strong>en</strong><br />

baan naar werkloosheid <strong>en</strong> inactiviteit te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> herintreding in e<strong>en</strong> baan<br />

vanuit werkloosheid <strong>en</strong> inactiviteit te bevorder<strong>en</strong>. To<strong>en</strong>ame van de arbeidsparticipatie<br />

onder lager opgeleid<strong>en</strong>, allochton<strong>en</strong>, vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> zekere<br />

comp<strong>en</strong>satie bied<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de effect<strong>en</strong> van de vergrijzing waarvan e<strong>en</strong> negatief<br />

effect uitgaat op de omvang van de pot<strong>en</strong>tiële beroepsbevolking. Tegelijkertijd<br />

moet<strong>en</strong> we vaststell<strong>en</strong> dat vanuit e<strong>en</strong> internationaal perspectief arbeidsparticipatie<br />

<strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad in Nederland al relatief hoog zijn. Verdere verhoging<br />

is mogelijk, maar zet op de lange termijn ge<strong>en</strong> zod<strong>en</strong> aan de dijk uit e<strong>en</strong><br />

oogpunt van bevordering van economische groei.<br />

Investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal zijn zeker zo belangrijk – zo niet belangrijker<br />

– uit e<strong>en</strong> oogpunt van bevordering van productiviteits- <strong>en</strong> productiegroei dan om<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> van bevordering van de arbeidsparticipatie <strong>en</strong> de inzetbaarheid van het<br />

arbeidsaanbod. Ook hier vormt de vergrijzing van de pot<strong>en</strong>tiële beroepsbevolking<br />

red<strong>en</strong> tot int<strong>en</strong>sivering van de investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal. De theorie<br />

van het m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>voor</strong>spelt dat oudere werknemers minder g<strong>en</strong>eigd<br />

zull<strong>en</strong> zijn hierin te invester<strong>en</strong>, althans als het gaat om investering<strong>en</strong> die primair<br />

op het werk zijn gericht. 18 De oorzaak hiervan is dat de periode waarin zij deze<br />

investering<strong>en</strong> te gelde kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> relatief kort is. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al op<br />

jongere leeftijd in onderwijs <strong>en</strong> scholing invester<strong>en</strong>. Dit leidt tot e<strong>en</strong> patroon<br />

97


98<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

waarbij op jonge leeftijd de productiviteit to<strong>en</strong>eemt met de leeftijd, maar op d<strong>en</strong><br />

duur de stijging afneemt <strong>en</strong> er zelfs e<strong>en</strong> omslagpunt kan kom<strong>en</strong> waarna de<br />

productiviteit in absolute zin gaat dal<strong>en</strong>. Rec<strong>en</strong>t empirisch onderzoek waarin de<br />

toegevoegde waarde van individuele bedrijv<strong>en</strong> in verband wordt gebracht met<br />

de leeftijdssam<strong>en</strong>stelling van het personeel (naast andere factor<strong>en</strong> zoals vast <strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal) vind<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dergelijk verband tuss<strong>en</strong> beide (Gelderblom, De<br />

Koning <strong>en</strong> Kroes 2003; Crépon, D<strong>en</strong>iau <strong>en</strong> Pérez-Duarte 2002). Naarmate het<br />

aandeel van de ‘midd<strong>en</strong>groep<strong>en</strong>’ hoger is, is de gemiddelde productiviteit van<br />

bedrijv<strong>en</strong> hoger. Bij e<strong>en</strong> hoog aandeel jonger<strong>en</strong> (jonger dan 30 in het onderzoek<br />

van Gelderblom e.a. 2003) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoog aandeel ouder<strong>en</strong> (ouder dan 55) is de<br />

gemiddelde productiviteit lager. Maar ook micro-economische meting<strong>en</strong> gebaseerd<br />

op de gepercipieerde productiviteit door chefs of de werknemers zelf wijst<br />

op zo’n verband. 19 De vergrijzing zou dan e<strong>en</strong> negatief effect op de macroproductiviteit<br />

hebb<strong>en</strong>, waar<strong>voor</strong> hogere investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

comp<strong>en</strong>satie zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>. 20<br />

Maar int<strong>en</strong>sivering van m<strong>en</strong>selijk kapitaal om de gevolg<strong>en</strong> van het vergrijzingsproces<br />

te comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> veronderstelt dat m<strong>en</strong>selijk kapitaal van groot belang is<br />

<strong>voor</strong> het niveau <strong>en</strong> de groei van de productiviteit. Maar is dit wel zo? In deze paragraaf<br />

gaan we dit na aan de hand van de bestaande literatuur, waarbij we weer<br />

onderscheid mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> initieel onderwijs, scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> scholing<br />

van werkloz<strong>en</strong>.<br />

3.4.2 initieel onderwijs<br />

Individueel r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van onderwijs<br />

Er is heel veel onderzoek gedaan naar het individuele r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van het initiële<br />

onderwijs. 21 Hieruit is de algem<strong>en</strong>e conclusie dat <strong>voor</strong> individu<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van<br />

het initiële onderwijs (de directe onderwijskost<strong>en</strong> <strong>en</strong> het gederfde inkom<strong>en</strong>)<br />

ruimschoots word<strong>en</strong> goed gemaakt door e<strong>en</strong> hogere kans op werk <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger<br />

inkom<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s het arbeidslev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> traditioneel meetprobleem bij de berek<strong>en</strong>ing<br />

van onderwijsr<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is dat verschill<strong>en</strong> in inkom<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong> opleidingsgroep<strong>en</strong><br />

niet alle<strong>en</strong> aan het onderwijs zelf kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong>,<br />

maar dat ook factor<strong>en</strong> als motivatie, intellig<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> de sociale achtergrond meespel<strong>en</strong>.<br />

Zeer wel d<strong>en</strong>kbaar is dat deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die e<strong>en</strong> hogere opleiding volg<strong>en</strong>, intellig<strong>en</strong>ter<br />

zijn, e<strong>en</strong> meer gemotiveerde lev<strong>en</strong>sinstelling hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> via hun achtergrond<br />

veel sociaal kapitaal hebb<strong>en</strong> meegekreg<strong>en</strong>. As hier ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing mee<br />

wordt gehoud<strong>en</strong>, wordt de bijdrage van onderwijs op inkom<strong>en</strong>s overschat. Uit<br />

diverse studies blijkt echter dat het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t niet veel lager <strong>en</strong> soms zelfs hoger<br />

uitpakt als met dergelijke selectie-effect<strong>en</strong> wordt rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> (zie Oosterbeek<br />

2001 <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> overzicht).<br />

Ook als alle onderwijskost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, dat wil zegg<strong>en</strong> ook de kost<strong>en</strong><br />

die niet door het individu maar door de maatschappij word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>, <strong>en</strong> uitgegaan<br />

wordt van bruto-inkom<strong>en</strong> is het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t (m<strong>en</strong> spreekt dan van maatschappelijk<br />

r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t) meestal positief. Voor zover lon<strong>en</strong> de (marginale)


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

productiviteit weergev<strong>en</strong>, kan dit ook zo word<strong>en</strong> geïnterpreteerd dat onderwijs<br />

de productiviteit verhoogt.<br />

Het is echter de vraag of lon<strong>en</strong> altijd de marginale productiviteit weerspiegel<strong>en</strong>.<br />

Gemiddeld is dit waarschijnlijk wel zo, maar waar het gaat om verschill<strong>en</strong> in<br />

beloning tuss<strong>en</strong> leeftijdsgroep<strong>en</strong> – die e<strong>en</strong> belangrijke input vorm<strong>en</strong> bij r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>tsberek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

– is er red<strong>en</strong> dit te betwijfel<strong>en</strong>. Zoals we eerder hebb<strong>en</strong><br />

gezi<strong>en</strong>, zijn er aanwijzing<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>de productiviteit op latere leeftijd. De<br />

lon<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> echter niet de neiging op latere leeftijd te dal<strong>en</strong>, in elk geval lang<br />

niet in dezelfde mate als de productiviteit. E<strong>en</strong> verklaring hier<strong>voor</strong> wordt gegev<strong>en</strong><br />

door de contracttheorie of uitgestelde beloningstheorie (Lazear <strong>en</strong> Moore<br />

1984), die stelt dat werkgevers jonge medewerkers minder betal<strong>en</strong> dan hun<br />

productiviteit, maar h<strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> perspectief van stijg<strong>en</strong>de lon<strong>en</strong> in het <strong>voor</strong>uitzicht<br />

stell<strong>en</strong> om h<strong>en</strong> zo te bind<strong>en</strong> <strong>en</strong> gemotiveerd te houd<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s deze<br />

theorie zou dan op latere leeftijd de beloning hoger zijn dan de productiviteit.<br />

Het beloningsoverschot op oudere leeftijd is dan te zi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> uitgestelde betaling<br />

<strong>voor</strong> het beloningstekort op jongere leeftijd. In empirisch onderzoek zijn<br />

daar<strong>voor</strong> ook aanwijzing<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> (Gelderblom <strong>en</strong> De Koning 1992a; Gelderblom,<br />

De Koning <strong>en</strong> Kroes 2003; Medoff <strong>en</strong> Abraham 1980; M<strong>en</strong>des de Oliviera,<br />

Cohn <strong>en</strong> Kiker 1989; Crépon, D<strong>en</strong>iau <strong>en</strong> Pérez-Duarte 2002).<br />

Macro-economische effectstudies<br />

E<strong>en</strong> andere manier om de economische effect<strong>en</strong> van het initiële onderwijs te<br />

bepal<strong>en</strong> is het type analyse waarbij door pooling van geaggregeerde tijdreeksgegev<strong>en</strong>s<br />

over land<strong>en</strong>, de economische prestaties van land<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verklaard uit<br />

onder andere het opleidingsniveau van de (pot<strong>en</strong>tiële) beroepsbevolking.<br />

Inmiddels is e<strong>en</strong> vrij groot aantal van dergelijke studies uitgevoerd. Overzicht<strong>en</strong><br />

van dergelijke studies zijn gegev<strong>en</strong> in Stev<strong>en</strong>s <strong>en</strong> Weale (2003) <strong>en</strong> Canton (2002).<br />

Deze studies zijn sterk geïnspireerd door de nieuwe groeitheorie. Hierin word<strong>en</strong><br />

drie dim<strong>en</strong>sies van m<strong>en</strong>selijk kapitaal onderscheid<strong>en</strong>:<br />

– het opleidingsniveau van de beroepsbevolking;<br />

– k<strong>en</strong>nisvernieuwing, waardoor de productiviteit van iemand met e<strong>en</strong> bepaald<br />

opleidingsniveau nu hoger is dan in het verled<strong>en</strong>. Hier ligt e<strong>en</strong> analogie met de<br />

gedachte van ‘vintages’ kapitaal die in de jar<strong>en</strong> tachtig wel toegepast werd op<br />

‘vast’ kapitaal in productiefuncties;<br />

– k<strong>en</strong>nisdiffusie. Doordat k<strong>en</strong>nis van de <strong>en</strong>e naar de andere werknemer wordt<br />

overgegev<strong>en</strong> ontstaan in feite schaal<strong>voor</strong>del<strong>en</strong> in het productieproces.<br />

Het effect van e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d aandeel hoger opgeleid<strong>en</strong> op de productiviteit is<br />

begr<strong>en</strong>sd. Afhankelijk van de aard van de substitutiemogelijkhed<strong>en</strong> kan het zelfs<br />

economisch optimaal zijn dat slechts e<strong>en</strong> deel van de werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> hoger opgeleid<br />

is. Dit geldt als de substitutiemogelijkhed<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> soort<strong>en</strong> arbeid eindig zijn <strong>en</strong><br />

hoger opgeleid<strong>en</strong> niet productiever zijn dan lager opgeleid<strong>en</strong> in soort<strong>en</strong> arbeid<br />

die ook door laatstg<strong>en</strong>oemd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verricht. E<strong>en</strong> basisvariant van<br />

dergelijke b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> van de productiefunctie is de ‘growth-accounting-<br />

99


100<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

methode’. Hierbij wordt de economische groei verklaard door de volumestijging<br />

van de inzet van kapitaal <strong>en</strong> arbeid. Het onderwijsniveau krijgt hierin e<strong>en</strong> plaats<br />

doordat deze e<strong>en</strong> gewicht geeft aan arbeid. Deze methode is ontwikkeld door<br />

Solow, <strong>en</strong> door D<strong>en</strong>ison (1967) op de vs toegepast. De conclusie was dat slechts<br />

e<strong>en</strong> gering deel van de groei direct kon word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong> aan de kwaliteitsverhoging<br />

van human capital. Stev<strong>en</strong>s <strong>en</strong> Weale (2003) lat<strong>en</strong> ook studies <strong>voor</strong><br />

andere land<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> waarbij slechts e<strong>en</strong> beperkt deel van de groei (veelal minder<br />

dan 20%) door de kwaliteitsverhoging wordt verklaard.<br />

E<strong>en</strong> andere specificatie is als onderwijs tot uitdrukking komt in verschill<strong>en</strong>de<br />

soort<strong>en</strong> arbeid in e<strong>en</strong> productiefunctie. Toepassing van e<strong>en</strong> dergelijke methode<br />

met twee soort<strong>en</strong> arbeid in e<strong>en</strong> internationale vergelijking waarin ook ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> levert e<strong>en</strong> hoog effect op (Mankiw e.a. 1992). E<strong>en</strong><br />

verdubbeling van de onderwijsinspanning<strong>en</strong> levert op langere termijn e<strong>en</strong><br />

inkom<strong>en</strong>sstijging op van 66 proc<strong>en</strong>t. Deze resultat<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> echter niet direct<br />

vertaald word<strong>en</strong> naar de situatie van e<strong>en</strong> ontwikkeld land als Nederland. Specifiek<br />

<strong>voor</strong> Nederland zijn ook productiefuncties geschat op basis van doorsnedeanalyses<br />

van sectordata (Gelderblom e.a. 1996). Dit bevestigde e<strong>en</strong> duidelijke<br />

rangorde in productiviteit van soort<strong>en</strong> arbeid naar opleidingsniveau. Wel liep<br />

deze rangorde niet in alle gevall<strong>en</strong> geheel conform de mate van gevolgd onderwijs.<br />

Met name de mavo-groep scoorde relatief goed. E<strong>en</strong> meer verfijnde indeling<br />

in soort<strong>en</strong> arbeid op grond van onderwijsniveaus leidde duidelijk tot e<strong>en</strong> betere<br />

verklaringsgraad. Dit geeft aan dat de wijze waarop onderwijs wordt in gebracht<br />

in de productiefunctie invloed zal hebb<strong>en</strong> op de resultat<strong>en</strong>.<br />

Bij k<strong>en</strong>nisvernieuwing is er in beginsel ge<strong>en</strong> begr<strong>en</strong>zing. Door continu e<strong>en</strong> deel<br />

van de beschikbare resources in te zett<strong>en</strong> <strong>voor</strong> k<strong>en</strong>nisvernieuwing kan e<strong>en</strong><br />

perman<strong>en</strong>te groei van de arbeidsproductiviteit word<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>. Naarmate de<br />

diffusie van nieuwe k<strong>en</strong>nis sneller verloopt <strong>en</strong> e<strong>en</strong> groter bereik heeft, zal het<br />

groei bevorder<strong>en</strong>de effect groter zijn. De hypothese zou kunn<strong>en</strong> zijn dat e<strong>en</strong><br />

hoger opgeleide beroepsbevolking e<strong>en</strong> positief effect heeft op de productie <strong>en</strong><br />

diffusie van nieuwe k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> daarmee op de groei van de productiviteit. Omdat<br />

nieuwe k<strong>en</strong>nis deels ook e<strong>en</strong> publiek goed is, waarvan ook ander<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong>,<br />

leidt onderwijs via deze weg tot positieve externe effect<strong>en</strong>, waarbij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

bijdrag<strong>en</strong> aan de productiviteit zonder dat dit in hun eig<strong>en</strong> beloning tot uitdrukking<br />

komt.<br />

De empirische invulling geschiedt vaak door in e<strong>en</strong> regressievergelijking direct<br />

de invloed van e<strong>en</strong> aantal onderwijsindicator<strong>en</strong> op de economische groei op te<br />

nem<strong>en</strong>. Het effect van de k<strong>en</strong>nisvernieuwing <strong>en</strong> -diffusie komt dan tot uitdrukking<br />

door niet alle<strong>en</strong> de groei van het human capital op te nem<strong>en</strong>, maar ook het<br />

niveau ervan op te nem<strong>en</strong>. In diverse overzichtsartikel<strong>en</strong> van deze zog<strong>en</strong>aamde<br />

eerste <strong>en</strong>dog<strong>en</strong>e groeitheorieën, wordt aangegev<strong>en</strong> dat deze op empirische grond<strong>en</strong><br />

moet word<strong>en</strong> verworp<strong>en</strong> (zie bijv. Jacobs <strong>en</strong> Webbink 2004). De gevond<strong>en</strong><br />

effect<strong>en</strong> van onderwijs op economische groei blek<strong>en</strong> niet robuust. Dit bleek<br />

bij<strong>voor</strong>beeld reeds uit secundaire analyses van Englander <strong>en</strong> Gurney (1994), maar


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

ook uit e<strong>en</strong> latere kritische evaluatie van Krueger <strong>en</strong> Lindahl (2001).<br />

E<strong>en</strong> variant van deze <strong>en</strong>dog<strong>en</strong>e groeitheorie is die waarin met name de nadruk<br />

wordt gelegd op de rol van onderwijs <strong>voor</strong> diffusie van nieuwe k<strong>en</strong>nis via het<br />

‘catch-up-effect’. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat via e<strong>en</strong> hoger<br />

onderwijsniveau het makkelijker is om de meest geschikte <strong>en</strong> meest <strong>voor</strong>aanstaande<br />

technologie van elders over te nem<strong>en</strong>. Ook de resultat<strong>en</strong> van deze variant<br />

wordt door Krueger <strong>en</strong> Lindahl (2001) op econometrische grond<strong>en</strong> bekritiseerd.<br />

Zij constater<strong>en</strong> dat de meeste winst kan word<strong>en</strong> geboekt bij land<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag<br />

onderwijsniveau, omdat hun achterstand nog groot is. Voor land<strong>en</strong> als Nederland<br />

kan verwacht word<strong>en</strong> dat de rol van catching up nog maar van zeer beperkt<br />

belang is (Jacobs <strong>en</strong> Webbink 2004). Het is daarom niet verwonderlijk dat er<br />

weinig robuuste resultat<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de oecd (Sianesi <strong>en</strong> Van<br />

Re<strong>en</strong><strong>en</strong> 2002). Alle empirische studies overzi<strong>en</strong>de, zijn de resultat<strong>en</strong> van de<br />

<strong>en</strong>dog<strong>en</strong>e groeitheorie dus weinig robuust <strong>en</strong> kan er bij<strong>voor</strong>beeld nog ge<strong>en</strong> definitief<br />

uitsluitsel word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> of het effect van onderwijs op de groei nu <strong>voor</strong>al<br />

via de verandering<strong>en</strong> of het niveau verloopt (Stev<strong>en</strong>s <strong>en</strong> Weale 2003).<br />

E<strong>en</strong> meer rec<strong>en</strong>te variant van dit type literatuur is b<strong>en</strong>ut door Kneller <strong>en</strong> Stev<strong>en</strong>s<br />

(2002). Zij gebruik<strong>en</strong> e<strong>en</strong> technologische frontier-functie. Onderwijs heeft zowel<br />

invloed op de frontier-functie, maar ook op e<strong>en</strong> effici<strong>en</strong>cyterm die uitdrukt hoe<br />

ver m<strong>en</strong> van de frontier verwijderd is. Naast onderwijs hebb<strong>en</strong> ook andere factor<strong>en</strong><br />

invloed op deze inefficiëntie. Bij empirische toetsing blijkt onderwijs van<br />

belang, maar gaat het positieve effect hiervan alle<strong>en</strong> op <strong>voor</strong> op<strong>en</strong> economieën,<br />

e<strong>en</strong> factor die ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s van invloed is op de mate van efficiëntie.<br />

In de zog<strong>en</strong>aamde tweede g<strong>en</strong>eratie <strong>en</strong>dog<strong>en</strong>e groeitheorieën wordt sterk de<br />

nadruk gelegd op de rol van onderwijs <strong>voor</strong> de effici<strong>en</strong>cy <strong>en</strong> effectiviteit van het<br />

r&d-proces. Uit het overzichtsartikel van Jacobs <strong>en</strong> Webbink (2004) blijkt dat er<br />

overtuig<strong>en</strong>d empirisch bewijs is <strong>voor</strong> de rol van r&d <strong>voor</strong> de productiviteits-<br />

(groei) <strong>en</strong> dat r&d externe effect<strong>en</strong> heeft. Of meer onderwijs echter leidt tot<br />

meer r&d <strong>en</strong> daarmee tot e<strong>en</strong> hogere productiviteits(groei) is empirisch minder<br />

duidelijk. E<strong>en</strong> mogelijke verklaring die Jacobs <strong>en</strong> Webbink gev<strong>en</strong> is dat slechts<br />

e<strong>en</strong> fractie van de hoger opgeleid<strong>en</strong> daadwerkelijk in de r&d-sfeer terechtkomt.<br />

Het aanbod van r&d-werkers <strong>en</strong> het gemiddelde opleidingspeil hoev<strong>en</strong> dus op<br />

macroniveau ge<strong>en</strong> sterke correlatie te verton<strong>en</strong>. Het feit dat veel person<strong>en</strong> die in<br />

de r&d-sfeer werk<strong>en</strong> hoogopgeleid zijn, geeft aan dat we het belang van onderwijs<br />

<strong>voor</strong> r&d <strong>en</strong> innovatie niet terzijde kunn<strong>en</strong> schuiv<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> op macroniveau<br />

is het moeilijk om dit ook via correlaties zichtbaar te mak<strong>en</strong>. Wanneer dit<br />

soort verband<strong>en</strong> op macroniveau word<strong>en</strong> getoetst, wordt veelal met de effect<strong>en</strong><br />

van onderwijs in kwantitatieve zin gerek<strong>en</strong>d. Naar verwachting is echter niet in<br />

de eerste plaats meer (hoger) onderwijs van belang <strong>voor</strong> r&d, maar meer kwalitatieve<br />

factor<strong>en</strong>, zoals het aanbod van bepaalde specifieke studierichting<strong>en</strong>, de<br />

kwaliteit van het onderwijs zelf <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>werking met het bedrijfslev<strong>en</strong>.<br />

Methodisch zitt<strong>en</strong> aan al deze macrob<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> sowieso veel hak<strong>en</strong> <strong>en</strong> og<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> eerste di<strong>en</strong>t human capital gekwantificeerd te word<strong>en</strong>. Hierbov<strong>en</strong> is reeds<br />

101


102<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

opgemerkt dat soort<strong>en</strong> onderwijs ook e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d effect kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>,<br />

waardoor het effect zeker niet altijd lineair verloopt met het aantal gevolgde<br />

studiejar<strong>en</strong>, zoals vaak wordt verondersteld. Voorts wordt veelal ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing<br />

gehoud<strong>en</strong> met post-initieel onderwijs <strong>en</strong> training, ev<strong>en</strong>min als met de kwaliteit<br />

van het onderwijs. T<strong>en</strong> tweede bestaat bij e<strong>en</strong> macrob<strong>en</strong>adering de set van waarneming<strong>en</strong><br />

uit of e<strong>en</strong> tijdreeks van e<strong>en</strong> zelfde land <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> doorsnedeanalyse<br />

van verschill<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>. De beperking van e<strong>en</strong> vergelijking in de tijd is dat in de<br />

tijd ook allerlei andere factor<strong>en</strong> verander<strong>en</strong> die invloed op de groei hebb<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

beperking van e<strong>en</strong> vergelijking tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> is dat verschill<strong>en</strong>de onderwijssystem<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> noemer di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> gebracht, ondanks mogelijke (grote)<br />

verschill<strong>en</strong> in kwaliteit. T<strong>en</strong> derde geldt bij al dit soort analyses het causaliteitsprobleem.<br />

Economische groei geeft immers de ruimte om middel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> onderwijs<br />

vrij te mak<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte kan word<strong>en</strong> opgemerkt dat in dit type literatuur e<strong>en</strong><br />

grote diversiteit aan modell<strong>en</strong> wordt gehanteerd <strong>en</strong> daarmee ook in gehanteerde<br />

veronderstelling<strong>en</strong>. In het licht van al deze punt<strong>en</strong> is het dan ook niet verwonderlijk<br />

dat de omvang van de effect<strong>en</strong> van onderwijs sterk varieert tuss<strong>en</strong> de diverse<br />

studies. Al met al kan echter wel uit deze literatuur word<strong>en</strong> geconcludeerd dat<br />

onderwijs e<strong>en</strong> rol speelt <strong>voor</strong> de productiviteit op macroniveau, alle<strong>en</strong> is de<br />

precieuze omvang van deze effect<strong>en</strong> nog met de nodige onzekerheid omgev<strong>en</strong>.<br />

3.4.3 scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

In onderstaande tabel zijn e<strong>en</strong> aantal studies opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> waarin onderzoek is<br />

gedaan naar de productiviteitseffect<strong>en</strong> van scholing. De weergegev<strong>en</strong> resultat<strong>en</strong><br />

zijn deels overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> uit overzichtsstudies over de effect<strong>en</strong> van scholing van<br />

werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> (oecd Employm<strong>en</strong>t Outlook 1999 <strong>en</strong> Ok <strong>en</strong> Tergeist 2003). De<br />

gehanteerde aanpak in de opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> studies verschilt sterk. T<strong>en</strong> eerste verschilt<br />

het analys<strong>en</strong>iveau van de studies. Sommige van de studies hebb<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld<br />

betrekking op het niveau van de werknemer, terwijl andere op bedrijfsniveau zijn<br />

uitgevoerd. T<strong>en</strong> tweede is – deels sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d met het eerste punt – de maatstaf<br />

<strong>voor</strong> productiviteit sterk verschill<strong>en</strong>d. Als productiviteitsmaatstaf op individueel<br />

niveau wordt bij<strong>voor</strong>beeld e<strong>en</strong> beoordeling door de directe chef gebruikt,<br />

maar ook meer directe productiviteitsindicator<strong>en</strong> als de behaalde omzet per<br />

werknemer. Op bedrijfsniveau wordt vaak de omzet of de toegevoegde waarde op<br />

bedrijfsniveau als indicator gebruikt. T<strong>en</strong> derde hebb<strong>en</strong> sommige van de studies<br />

betrekking op doorsnedeanalyses, terwijl andere gebaseerd zijn op paneldata. In<br />

het laatste geval is scholing veelal in verband gebracht met de verandering in de<br />

productiviteitsmaatstaf. Er wordt dan bij<strong>voor</strong>beeld gekek<strong>en</strong> naar het effect van<br />

scholing op de groei van de toegevoegde waarde in bedrijv<strong>en</strong> in de periode waarbinn<strong>en</strong><br />

de scholing heeft plaatsgevond<strong>en</strong>. Het <strong>voor</strong>deel van e<strong>en</strong> dergelijke analyse<br />

is dat het causaliteitsprobleem minder verstor<strong>en</strong>d werkt. Bedrijfsprestaties <strong>en</strong><br />

individuele prestaties kunn<strong>en</strong> immers ook de mate van scholing beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

Om dit causaliteitsprobleem nog verder te ondervang<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zowel prestaties<br />

als scholingsdeelname apart gemodelleerd word<strong>en</strong> (correctie <strong>voor</strong> <strong>en</strong>dog<strong>en</strong>iteit).<br />

E<strong>en</strong> andere correctie die soms is uitgevoerd, is <strong>voor</strong> niet waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> selectiviteit<br />

in de cursusdeelnemers of schol<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong>. Het kan bij<strong>voor</strong>beeld zo


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

zijn dat niet waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> variabel<strong>en</strong> zowel prestaties als scholing beïnvloed<strong>en</strong><br />

waardoor er automatisch e<strong>en</strong> verband ontstaat. D<strong>en</strong>k bij<strong>voor</strong>beeld aan motivatie<br />

die zowel invloed kan hebb<strong>en</strong> op scholingsdeelname als prestaties. In sommige<br />

studies is ook <strong>voor</strong> deze vorm van selectiviteit (niet waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> heterog<strong>en</strong>iteit)<br />

gecorrigeerd.<br />

Tabel 3.18 Overzicht van studies waarin de productiviteitseffect<strong>en</strong> van scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

zijn onderzocht<br />

Land <strong>en</strong> auteur(s)<br />

Nederland: De Kok<br />

(2000)<br />

Nederland: Groot<br />

(1999)<br />

Nederland: Boon<br />

(1998)<br />

Nederland: Gelderblom<br />

<strong>en</strong> Koning (1992a)<br />

Duitsland: Zwick<br />

(2002)<br />

Frankrijk <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong>:<br />

Ballot, Fakhfakh <strong>en</strong><br />

Taymaz (2002 )<br />

Ierland: Barret <strong>en</strong><br />

O’Connell (1998)<br />

Italië: Conti<br />

(2004)<br />

Spanje: Alba-Ramirez<br />

(1994)<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>:<br />

Black <strong>en</strong> Lynch (1996)<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>:<br />

Bartel (1995)<br />

Zwed<strong>en</strong>: Regner<br />

(1995 <strong>en</strong> 1997)<br />

Belangrijkste bevinding<strong>en</strong><br />

Het volume van scholing hangt positief sam<strong>en</strong><br />

met de toegevoegde waarde in bedrijv<strong>en</strong><br />

Op basis van e<strong>en</strong> analyse van verandering<strong>en</strong> in<br />

beoordeling<strong>en</strong> door chefs, blijkt dat de duur van<br />

scholing e<strong>en</strong> positief effect heeft op de productiviteitsgroei<br />

Investering<strong>en</strong> in training hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> positief<br />

effect op de toegevoegde waarde van bedrijv<strong>en</strong><br />

Deelname aan scholing heeft e<strong>en</strong> positief effect<br />

op de toegevoegde waarde van bedrijv<strong>en</strong><br />

Op basis van paneldata, na correctie <strong>voor</strong> (niet<br />

waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>) selectiviteit, blijkt dat scholing<br />

de productiviteit van bedrijv<strong>en</strong> vergroot<br />

Op basis van paneldata <strong>en</strong> na controle <strong>voor</strong><br />

<strong>en</strong>dog<strong>en</strong>iteit, heeft scholing e<strong>en</strong> positief effect<br />

op de productiviteit van bedrijv<strong>en</strong><br />

De productiviteitsgroei in bedrijv<strong>en</strong> die scholing<br />

aanbied<strong>en</strong> is hoger dan in andere bedrijv<strong>en</strong><br />

Op basis van gelinkte panels van werknemers <strong>en</strong><br />

bedrijv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> na controle <strong>voor</strong> niet waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

heterog<strong>en</strong>iteit <strong>en</strong> <strong>en</strong>dog<strong>en</strong>iteit, blijkt dat scholing<br />

e<strong>en</strong> positief effect heeft op productiviteit van<br />

bedrijv<strong>en</strong><br />

Het aandeel werknemers dat aan scholing<br />

deelneemt, is gecorreleerd met omzet <strong>en</strong> toegevoegde<br />

waarde per werknemer<br />

Het aandeel geschoolde werknemers is (zwak)<br />

gecorreleerd met omzet per werknemer<br />

Significante <strong>en</strong> positieve effect<strong>en</strong> van scholing<br />

op individuele prestaties na controle <strong>voor</strong><br />

<strong>en</strong>dog<strong>en</strong>iteit<br />

Het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t op scholing is hoog <strong>en</strong> significant<br />

Speciale effect<strong>en</strong> <strong>voor</strong> groep<strong>en</strong><br />

of soort<strong>en</strong> scholing<br />

Het effect van scholing hangt af<br />

van de tijd die bedrijv<strong>en</strong> bested<strong>en</strong><br />

aan <strong>voor</strong>bereid<strong>en</strong>, uitvoer<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

evaluer<strong>en</strong> van scholing<br />

Het effect van externe cursuss<strong>en</strong><br />

is groter dan van interne cursus<strong>en</strong><br />

Het effect van scholing is groter<br />

in combinatie met R&D inspanning<strong>en</strong><br />

(positief effect kruisterm)<br />

Algem<strong>en</strong>e scholing is effectiever<br />

dan specifieke scholing <strong>voor</strong> wat<br />

betreft productiviteitsvergroting<br />

De correlatie is sterker bij<br />

oudere werknemers<br />

Scholing buit<strong>en</strong> werktijd heeft<br />

e<strong>en</strong> positief significante<br />

correlatie met omzet per werknemer<br />

103


104<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Opvall<strong>en</strong>d is dat ondanks al deze verschill<strong>en</strong> al de studies uit de tabel e<strong>en</strong> positief<br />

effect van scholing vind<strong>en</strong>. Blijkbaar is het positieve effect van scholing e<strong>en</strong><br />

vrij robuust gegev<strong>en</strong>. In sommige van deze studies is ook e<strong>en</strong> schatting van het<br />

effect op de lon<strong>en</strong> gemaakt <strong>en</strong> wordt geconstateerd dat het effect op de productiviteit<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk hoger is dan op de beloning. Scholing kan daarmee dus bijdrag<strong>en</strong><br />

aan e<strong>en</strong> verbetering van de verhouding tuss<strong>en</strong> productiviteit <strong>en</strong> beloning,<br />

wat zeker <strong>voor</strong> de oudere werknemers van belang is. Overig<strong>en</strong>s gev<strong>en</strong> maar<br />

weinige van deze studies aparte analyse-uitkomst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong>, Alle<strong>en</strong><br />

Alba-Ramirez (1994) geeft e<strong>en</strong> aparte uitkomst, waarbij blijkt dat het positieve<br />

effect <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> nog groter is. Ook in Gelderblom <strong>en</strong> De Koning (1992a) is<br />

het effect <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> getoetst. Dit bleek echter niet specifiek van het gemiddelde<br />

effect af te wijk<strong>en</strong>, wat wel betek<strong>en</strong>t dat het positieve effect ook <strong>voor</strong><br />

ouder<strong>en</strong> opgaat.<br />

In sommige van de studies is wel onderscheid gemaakt naar typ<strong>en</strong> scholing.<br />

Scholing is immers e<strong>en</strong> heteroge<strong>en</strong> verschijnsel. Sommige cursuss<strong>en</strong> zijn lang <strong>en</strong><br />

andere zijn kort. Ook de richting <strong>en</strong> gehanteerde methodiek<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>. Gelderblom<br />

<strong>en</strong> De Koning (1992a) constater<strong>en</strong> grotere effect<strong>en</strong> van externe scholing,<br />

dat wil zegg<strong>en</strong> opleiding<strong>en</strong> of cursuss<strong>en</strong> die ontworp<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of georganiseerd zijn<br />

door e<strong>en</strong> andere organisatie dan het eig<strong>en</strong> bedrijf. Dit resultaat loopt grot<strong>en</strong>deels<br />

parallel aan het door Barret <strong>en</strong> O’Connell (1998) gevond<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> dat algem<strong>en</strong>e<br />

scholing in de zin van Becker grotere effect<strong>en</strong> heeft dan specifieke training. Long<br />

(2004) geeft e<strong>en</strong> overzicht van studies <strong>voor</strong> de effect<strong>en</strong> van scholing op lon<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

constateert dat er aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat langere cursuss<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> groter effect<br />

sorter<strong>en</strong>. Naar verwachting zal bij productiviteit ook e<strong>en</strong> dergelijk verband<br />

opgaan. Bij Groot (1999) <strong>en</strong> De Kok (2000) blijkt dit ook zo te zijn. Long geeft<br />

ook aan dat er aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat het effect van scholing zich ook over e<strong>en</strong><br />

langere termijn uitstrekt, naarmate de scholing langer is. Over het precieze<br />

tijdspatroon van de effect<strong>en</strong> is echter weinig bek<strong>en</strong>d, <strong>en</strong> dat geldt zeker <strong>voor</strong><br />

de productiviteitseffect<strong>en</strong>. Hoe lang deze <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>, ofwel hoe snel het opgebouwde<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal weer afgeschrev<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong>, daar is nog<br />

weinig over te zegg<strong>en</strong>.<br />

Wat betreft de methodiek geldt dat uit rec<strong>en</strong>t onderzoek blijkt dat er ge<strong>en</strong> significante<br />

verschill<strong>en</strong> optred<strong>en</strong> in de productiviteitseffect<strong>en</strong> van scholing als traditionele<br />

vorm<strong>en</strong> van scholing vergelek<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met scholing die via ict plaatsvindt<br />

(e-learning) (Gelderblom <strong>en</strong> De Koning 2004). Dit spoort ook met e<strong>en</strong><br />

brede overzichtsstudie van de effect<strong>en</strong> van ict als scholingsmedium (Russell<br />

2001). Met name door de tijdswinst (<strong>en</strong> dus kost<strong>en</strong>besparing) die via E-learning<br />

optreedt <strong>en</strong> ook de grotere flexibiliteit kan het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van scholing verhoogd<br />

word<strong>en</strong>. Voorwaarde is dat de ontwikkelingskost<strong>en</strong> van dergelijke scholingsvorm<strong>en</strong><br />

– die vaak nog hoog zijn – dan wel verder dal<strong>en</strong>. Uit het onderzoek blijkt<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s dat dergelijke scholingsvorm<strong>en</strong> weinig problem<strong>en</strong> hoev<strong>en</strong> op te lever<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> lager opgeleide <strong>en</strong> oudere werknemers. Ook deze groep<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hier<br />

goed mee overweg.


De bedrijfscontext zal ook e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> bij de omvang van het effect van scholing.<br />

De Kok (2000) laat zi<strong>en</strong> dat het productiviteitseffect afhangt van de tijd die<br />

bedrijv<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> aan de <strong>voor</strong>bereiding, uitvoering <strong>en</strong> evaluatie van de scholing<strong>en</strong>.<br />

Dit geeft aan dat cursuss<strong>en</strong> die plaatsvind<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het kader van e<strong>en</strong> breder<br />

scholingsbeleid meer effect sorter<strong>en</strong>. Onderwijskundig<strong>en</strong> zoals Giel<strong>en</strong> (1995)<br />

b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> het belang van e<strong>en</strong> dergelijke bedrijfscontext, inclusief de betrokk<strong>en</strong>heid<br />

van de directe chef.<br />

E<strong>en</strong> van de mogelijke mechanism<strong>en</strong> waarlangs de effect<strong>en</strong> van scholing optred<strong>en</strong><br />

is de relatie met innovaties. Brouwer <strong>en</strong> Kleinknecht (1994) <strong>en</strong> Sonia (1997) lat<strong>en</strong><br />

zi<strong>en</strong> dat bedrijv<strong>en</strong> die hoog scor<strong>en</strong> op innovaties ook veel aan scholing do<strong>en</strong>.<br />

Gelderblom, De Koning <strong>en</strong> Van der Weijde (1996) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> dergelijk<br />

verband ook op sectorniveau bestaat. Ballot, Fakhfakh <strong>en</strong> Taymaz (1997 <strong>en</strong> 2002)<br />

hebb<strong>en</strong> in hun studies naast scholing ook rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met r&d als factor<br />

die de productiviteits(groei) van bedrijv<strong>en</strong> beïnvloedt. E<strong>en</strong> opvall<strong>en</strong>d gegev<strong>en</strong> is<br />

dat er tuss<strong>en</strong> scholing <strong>en</strong> r&d e<strong>en</strong> positief interactie-effect bestaat, dat wil<br />

zegg<strong>en</strong> dat scholing nog e<strong>en</strong>s extra effectief is als bedrijv<strong>en</strong> veel aan r&d do<strong>en</strong>.<br />

Dit b<strong>en</strong>adrukt nog e<strong>en</strong>s de rol van scholing <strong>voor</strong> r&d.<br />

3.4.4 scholing van werkloz<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

In paragraaf 3.3.4 bleek dat de internationale literatuur over de inkom<strong>en</strong>seffect<strong>en</strong><br />

van scholing e<strong>en</strong> duidelijk minder positief beeld geeft dan t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de<br />

effect<strong>en</strong> op de herintredingskans. Voor zover het inkom<strong>en</strong> of het loon e<strong>en</strong> indicator<br />

is <strong>voor</strong> de kwaliteit van de baan of de productiviteit, zijn er dus ge<strong>en</strong> duidelijke<br />

aanwijzing<strong>en</strong> <strong>voor</strong> productiviteits- of kwaliteitsbevorder<strong>en</strong>de effect<strong>en</strong> van<br />

scholing van werkloz<strong>en</strong>.<br />

Nu gaat de in paragraaf 3.3.4 behandelde literatuur alle<strong>en</strong> in op de effect<strong>en</strong> van<br />

scholing op de arbeidsmarktpositie <strong>en</strong> het inkom<strong>en</strong> of het loon van de deelnemers<br />

aan de scholingsprogramma’s. De macro-economische effect<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

echter afwijk<strong>en</strong> van de individuele effect<strong>en</strong>. Hierbij kunn<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de mogelijke<br />

effect<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd:<br />

– verdringingseffect<strong>en</strong>. Als scholing tot e<strong>en</strong> hogere baankans van de geschoold<strong>en</strong><br />

leidt, kan dit tot verdringing van andere werkloz<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Daardoor kunn<strong>en</strong> de<br />

effect<strong>en</strong> op de macrowerkgeleg<strong>en</strong>heid in elk geval op de korte termijn beperkt<br />

zijn;<br />

– effect<strong>en</strong> op de aansluiting tuss<strong>en</strong> vraag <strong>en</strong> aanbod. Als scholing leidt tot<br />

e<strong>en</strong> betere aansluiting, neemt, alle andere factor<strong>en</strong> gelijkblijv<strong>en</strong>d, de macrowerkloosheid<br />

<strong>en</strong> de op<strong>en</strong>staande vraag beide af <strong>en</strong> de werkgeleg<strong>en</strong>heid toe;<br />

– effect<strong>en</strong> op de omvang van het arbeidsaanbod. Met het oplop<strong>en</strong> van de werkloosheidsduur,<br />

nem<strong>en</strong> de baankans<strong>en</strong> van werkloz<strong>en</strong> af door stigmatisering<br />

door werkgevers, verlies aan m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> verlies aan motivatie. Daardoor<br />

ontstaat e<strong>en</strong> groep die weliswaar e<strong>en</strong> werkloosheidsuitkering heeft, maar<br />

feitelijk niet meer actief is op de arbeidsmarkt. Van deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die niet (meer) in<br />

aanmerking kom<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> uitkering, zal e<strong>en</strong> deel zich terugtrekk<strong>en</strong> van de<br />

105


106<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

arbeidsmarkt. Scholing <strong>en</strong> andere reïntegratie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong><br />

dat werkloz<strong>en</strong> in zo’n situatie terechtkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong> dat deg<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

die in zo’n situatie terechtkom<strong>en</strong> weer ‘employable’ word<strong>en</strong>. Hierdoor kan het<br />

aantal person<strong>en</strong> dat actief op de arbeidsmarkt is als werk<strong>en</strong>de of werkloze werkzoek<strong>en</strong>de<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Te verwacht<strong>en</strong> is dat hiervan e<strong>en</strong> positief effect op de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid zou uitgaan;<br />

– effect<strong>en</strong> op de loonvorming. Of reïntegratiebeleid per saldo tot verruiming<br />

of verkrapping van de arbeidsmarkt leidt is a priori niet te zegg<strong>en</strong>. Derhalve<br />

kan ook over het effect op de loonvorming ge<strong>en</strong> uitspraak word<strong>en</strong> gedaan.<br />

Verdringingseffect<strong>en</strong> zijn <strong>voor</strong>al onderzocht <strong>voor</strong> instroomsubsidies <strong>en</strong> gesubsidieerde<br />

arbeid. Over het algeme<strong>en</strong> zijn de gevond<strong>en</strong> verdringingseffect<strong>en</strong><br />

aanzi<strong>en</strong>lijk (zie onder meer De Koning 2002b; Allaart 2002; Skedinger 1995;<br />

Forslund & Krueger 1995). Bij scholing zoud<strong>en</strong> deze effect<strong>en</strong> geringer kunn<strong>en</strong><br />

zijn <strong>voor</strong> zover de geschoold<strong>en</strong> vacatures vervull<strong>en</strong> op deelmarkt<strong>en</strong> waarop zich<br />

vraagknelpunt<strong>en</strong> <strong>voor</strong>do<strong>en</strong>. Maar hiernaar is weinig onderzoek gedaan <strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

zover er onderzoek is, levert dit ge<strong>en</strong> hard bewijs dat scholing van werkloz<strong>en</strong> de<br />

aansluiting tuss<strong>en</strong> vraag <strong>en</strong> aanbod verbetert (zie De Koning 2001 <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> overzicht).<br />

Om de uiteindelijke effect<strong>en</strong> op de macro-economische productie, productiviteit<br />

<strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid te bepal<strong>en</strong> zou gebruik moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt van e<strong>en</strong><br />

algeme<strong>en</strong>-ev<strong>en</strong>wichtsmodel, waarin dan ook bij<strong>voor</strong>beeld de financiering van<br />

het beleid <strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> van de uitgav<strong>en</strong> aan uitkering<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Het <strong>en</strong>ige <strong>voor</strong>beeld dat we k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dergelijke b<strong>en</strong>adering<br />

is e<strong>en</strong> studie van Jong<strong>en</strong>, Van Gamer<strong>en</strong> <strong>en</strong> Graafland (2000), waaruit slechts<br />

geringe effect<strong>en</strong> van scholing <strong>en</strong> andere activer<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> op de macroeconomische<br />

uitkomst<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Om alle relevante economische<br />

mechanism<strong>en</strong> te kwantificer<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> echter vele veronderstelling<strong>en</strong> te word<strong>en</strong><br />

gemaakt die maar zeer t<strong>en</strong> dele empirisch onderbouwd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> alternatieve b<strong>en</strong>adering waarbij kwantificering van de mechanism<strong>en</strong> in de<br />

economie <strong>en</strong> de arbeidsmarkt vermed<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> cross-sectieanalyse<br />

over land<strong>en</strong>. Als mag word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat spill-over-effect<strong>en</strong> klein zijn,<br />

kunn<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> macro-economische groothed<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

scholingsinspanning<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van werkloz<strong>en</strong>, conclusies word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong><br />

over de effect<strong>en</strong> van scholing van werkloz<strong>en</strong> op de macro-economische ontwikkeling.<br />

Er zijn ook geaggregeerde effectstudies waarbij gebruik wordt gemaakt<br />

van gepoolde tijdreeksgegev<strong>en</strong>s van regio’s binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> land.<br />

De Koning (2001) geeft e<strong>en</strong> overzicht van geaggregeerde effectstudies naar het<br />

actief arbeidsmarktbeleid. Aangevuld met <strong>en</strong>kele rec<strong>en</strong>tere studies (De Koning <strong>en</strong><br />

Van Nes 2002; ministerie van szw 2003) is dit e<strong>en</strong> totaal van 26 studies met<br />

<strong>voor</strong>al studies uit Duitsland, Nederland <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong>, alsmede studies op basis van<br />

gegev<strong>en</strong>s over de oecd-land<strong>en</strong>. De resultat<strong>en</strong> zijn wissel<strong>en</strong>d. Er zijn zes studies<br />

die significant gunstige effect<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> op geaggregeerde groothed<strong>en</strong> als werk


loosheid <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid, <strong>en</strong> acht studies waaruit ge<strong>en</strong> significante effect<strong>en</strong><br />

naar vor<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Bij 12 studies word<strong>en</strong> <strong>voor</strong> sommige van de onderzochte<br />

instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> significante resultat<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong> andere niet of word<strong>en</strong> op<br />

sommige doelvariabel<strong>en</strong> significante effect<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> <strong>en</strong> op andere niet. In de<br />

meeste studies word<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> van het actief arbeidsmarktbeleid als geheel<br />

onderzocht <strong>en</strong> wordt ge<strong>en</strong> onderscheid gemaakt naar instrum<strong>en</strong>t. De weinige<br />

geaggregeerde studies waarin het scholingsinstrum<strong>en</strong>t wordt onderscheid<strong>en</strong><br />

gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> wissel<strong>en</strong>d beeld te zi<strong>en</strong> als het totaal van de geaggregeerde<br />

studies.<br />

Onze conclusie is dat op basis van de beschikbare Nederlandse <strong>en</strong> internationale<br />

literatuur er ge<strong>en</strong> aanleiding is om aan te nem<strong>en</strong> dat de macro-economische<br />

effect<strong>en</strong> van het actief arbeidsmarktbeleid <strong>en</strong> daarbinn<strong>en</strong> van scholing groter zijn<br />

dan naar vor<strong>en</strong> komt uit de micro-economische literatuur. Verder valt op grond<br />

van kwalitatieve informatie over de aard van de scholing niet aan te nem<strong>en</strong> dat<br />

scholing van werkloz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> impuls geeft aan innovatie <strong>en</strong> daarmee indirect aan<br />

de economische groei. In de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig war<strong>en</strong> er project<strong>en</strong> als bij<strong>voor</strong>beeld<br />

het pion-project in het kader waarvan werkloze hoger opgeleid<strong>en</strong> omgeschoold<br />

werd<strong>en</strong> tot informaticus, e<strong>en</strong> beroep waarin destijds tekort<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kwam<strong>en</strong>.<br />

Dergelijke project<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> nog wel e<strong>en</strong> zeker effect op de economische groei<br />

kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Maar <strong>voor</strong> zover ons bek<strong>en</strong>d kom<strong>en</strong> in de huidige situatie dergelijke<br />

gecoördineerde scholingsinspanning<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werkloz<strong>en</strong> gericht op vermindering<br />

van specifieke vraagknelpunt<strong>en</strong> in de private sector niet meer <strong>voor</strong>. E<strong>en</strong><br />

belangrijke oorzaak hier<strong>voor</strong> is dat de uitkeringsinstelling<strong>en</strong> die hier<strong>voor</strong> de<br />

coördiner<strong>en</strong>de rol zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> vervull<strong>en</strong> zich primair richt<strong>en</strong> op de uitkeringsgerechtigd<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> op schadelastbeperking. Zij hebb<strong>en</strong> nauwelijks zicht op de<br />

vraagzijde van de arbeidsmarkt.<br />

3.4.5 conclusies<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

Uit het vele micro-onderzoek dat hiernaar is gedaan valt af te leid<strong>en</strong> dat onderwijs<br />

e<strong>en</strong> positief inkom<strong>en</strong>sr<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t heeft. Het is aannemelijk dat hiermee in<br />

sam<strong>en</strong>hang e<strong>en</strong> positief verband tuss<strong>en</strong> onderwijs <strong>en</strong> productiviteit bestaat.<br />

Macro-economisch onderzoek bevestigt dit. Als de <strong>voor</strong>raad m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

to<strong>en</strong>eemt, nem<strong>en</strong> dus ook productiviteit <strong>en</strong> productieomvang toe. Minder duidelijk<br />

uit het onderzoek is of e<strong>en</strong> grotere <strong>voor</strong>raad m<strong>en</strong>selijk kapitaal ook leidt tot<br />

e<strong>en</strong> hogere groei van de productiviteit <strong>en</strong> het productievolume. Er is wel<br />

afdo<strong>en</strong>de bewijs dat r&d leidt tot hogere groei. Het is aannemelijk dat onderwijs<br />

invloed heeft op r&d, <strong>en</strong> dus indirect ook op de economische groei, maar niet in<br />

de zin dat e<strong>en</strong> groter perc<strong>en</strong>tage hoger opgeleid<strong>en</strong> in de beroepsbevolking automatisch<br />

tot meer r&d leidt. Hierbij zal <strong>voor</strong>al het perc<strong>en</strong>tage hoger opgeleid<strong>en</strong><br />

met bepaalde studierichting<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>. Verder lijk<strong>en</strong> <strong>voor</strong> doorbrak<strong>en</strong> in de<br />

wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> de techniek de kwaliteit van wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek <strong>en</strong><br />

onderwijs, alsmede de sam<strong>en</strong>werking met het bedrijfslev<strong>en</strong> van belang. Kwaliteit<br />

is dus waarschijnlijk belangrijker dan kwantiteit.<br />

107


108<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> heeft positieve effect<strong>en</strong> op de productiviteit. Dit effect<br />

wordt in vrijwel alle studies gevond<strong>en</strong>, onafhankelijk van deze wijze waarop<br />

productiviteit wordt gemet<strong>en</strong> (op individueel niveau via percepties van werknemers<br />

of hun chefs of via het loonniveau; op bedrijfsniveau via de toegevoegde<br />

waarde per werknemer). Zoals te verwacht<strong>en</strong> is, is het effect van scholing groter<br />

naarmate de (tijds)investering groter is. Ook het bedrijfsbeleid lijkt e<strong>en</strong> rol te<br />

spel<strong>en</strong>: naarmate bedrijfsopleiding<strong>en</strong> beter gestructureerd plaatsvind<strong>en</strong> binn<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> breder scholingsbeleid zijn de effect<strong>en</strong> groter. Verder zijn er aanwijzing<strong>en</strong> dat<br />

scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> positief sam<strong>en</strong>hangt met innovaties, waarbij overig<strong>en</strong>s<br />

de causale richting van de sam<strong>en</strong>hang onduidelijk is.<br />

Scholing via ict (bijv. e-learning) is ev<strong>en</strong> effectief als scholing in klassieke vorm.<br />

Bij to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de toepassing van scholing via ict zull<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van scholing<br />

mogelijk lager kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. ict maakt scholing minder afhankelijk van tijd<br />

<strong>en</strong> plaats, deze kan plaatsvind<strong>en</strong> op mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waarop het minder druk is (daling<br />

van de gederfde productie). Verder kan ict tot e<strong>en</strong> grotere effici<strong>en</strong>cy van het<br />

scholingsproces leid<strong>en</strong>. Wellicht biedt dat dan comp<strong>en</strong>satie <strong>voor</strong> de daling in het<br />

r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t die zou kunn<strong>en</strong> optred<strong>en</strong> als door snellere verandering<strong>en</strong> in de economie<br />

<strong>en</strong> de techniek m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> vaker van werk moet<strong>en</strong> verander<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich vaker<br />

moet<strong>en</strong> om- of bijschol<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s is de efficiëntieverbetering bij scholing<br />

door ict <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> belangrijk deel nog toekomstmuziek.<br />

Wat betreft scholing van werkloz<strong>en</strong> voeg<strong>en</strong> geaggregeerde effectstudies <strong>en</strong><br />

macro-economische doorrek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> weinig toe aan de micro-economische literatuur.<br />

Er zijn nauwelijks aanwijzing<strong>en</strong> dat scholing van werkloz<strong>en</strong> bijdraagt aan<br />

het niveau <strong>en</strong> de groei van de productiviteit. Deze scholing moet <strong>voor</strong>al word<strong>en</strong><br />

gezi<strong>en</strong> als middel tot verhoging van de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad <strong>voor</strong> groep<strong>en</strong> als<br />

ouder<strong>en</strong>, vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere groep<strong>en</strong> die vanuit de werkloosheid relatief weinig<br />

kans<strong>en</strong> op herintreding hebb<strong>en</strong>.<br />

3.5 sam<strong>en</strong>vatting <strong>en</strong> conclusies<br />

3.5.1 sam<strong>en</strong>vatting<br />

Achtergrond <strong>en</strong> vraagstelling<br />

Dit hoofdstuk gaat aan de hand van de bestaande literatuur na hoe de relatie is<br />

tuss<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie. Onder m<strong>en</strong>selijk<br />

kapitaal verstaan we het geheel aan productieve k<strong>en</strong>nis dat in m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> is belichaamd.<br />

M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> do<strong>en</strong> deze k<strong>en</strong>nis op door middel van scholing <strong>en</strong> onderwijs,<br />

maar ook langs informele weg door bij<strong>voor</strong>beeld learning by doing. We richt<strong>en</strong><br />

ons op de meer formele weg<strong>en</strong> om k<strong>en</strong>nis op te do<strong>en</strong>.<br />

Met het proces van creatieve destructie wordt gedoeld op simultaan verlies aan<br />

ban<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontstaan van nieuwe werkgeleg<strong>en</strong>heid t<strong>en</strong> gevolge van onder meer de<br />

internationalisering <strong>en</strong> de vernieuwing<strong>en</strong> van product<strong>en</strong> <strong>en</strong> productieprocess<strong>en</strong>.<br />

Procesvernieuwing gaat gepaard met rationalisatie <strong>en</strong> verlies van werkgeleg<strong>en</strong>


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

heid. Dit kan <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> deel word<strong>en</strong> gecomp<strong>en</strong>seerd doordat de productiviteitsstijging<br />

leidt tot hogere lon<strong>en</strong> <strong>en</strong> daardoor tot to<strong>en</strong>ame van de afzet <strong>voor</strong> de<br />

bedrijv<strong>en</strong> waarin de rationalisatie plaatsvindt. Maar vaak is deze comp<strong>en</strong>satie<br />

slechts gedeeltelijk <strong>en</strong> profiter<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al bedrijv<strong>en</strong> in andere sector<strong>en</strong> met nieuwe<br />

product<strong>en</strong> van de grotere bestedingsmogelijkhed<strong>en</strong>. In die laatste sector<strong>en</strong> treedt<br />

dan groei van werkgeleg<strong>en</strong>heid op.<br />

Voor de lange termijn is niet te verwacht<strong>en</strong> dat dit proces van creatieve destructie<br />

e<strong>en</strong> negatieve invloed heeft op de totale omvang van de werkgeleg<strong>en</strong>heid.<br />

Uitgaande van e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de flexibel werk<strong>en</strong>de arbeidsmarkt bepaalt de omvang<br />

van het aanbod van arbeid de werkgeleg<strong>en</strong>heid. Hoogst<strong>en</strong>s zou technische<br />

vernieuwing tot verandering van de werkgeleg<strong>en</strong>heid leid<strong>en</strong> doordat – via<br />

productiviteitsstijging – het uurloon erdoor to<strong>en</strong>eemt, wat van invloed kan zijn<br />

op het aantal ur<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> will<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>. Verder zou e<strong>en</strong> effect kunn<strong>en</strong><br />

optred<strong>en</strong> als de huishoudelijke technologie verandert, waardoor m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> minder<br />

tijd aan het huishoud<strong>en</strong> hoev<strong>en</strong> te bested<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus meer geleg<strong>en</strong>heid krijg<strong>en</strong> om<br />

arbeid aan te bied<strong>en</strong>. Maar afgezi<strong>en</strong> daarvan lijkt de invloed van technische<br />

vernieuwing op de omvang van de werkgeleg<strong>en</strong>heid op de lange termijn beperkt.<br />

De problem<strong>en</strong> die het proces van creatieve destructie meebr<strong>en</strong>gt ligg<strong>en</strong> veeleer op<br />

het vlak van de aansluiting tuss<strong>en</strong> vraag <strong>en</strong> aanbod. De nieuwe ban<strong>en</strong> zull<strong>en</strong><br />

veelal in andere bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> sector<strong>en</strong> ontstaan dan waar ban<strong>en</strong> verdwijn<strong>en</strong>.<br />

Verder vraagt de nieuwe werkgeleg<strong>en</strong>heid meestal andere compet<strong>en</strong>ties. Het<br />

proces van creatieve destructie br<strong>en</strong>gt derhalve niet alle<strong>en</strong> mee dat werknemers<br />

van baan <strong>en</strong> werkgever moet<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>. Zij moet<strong>en</strong> zich ook bij- of omschol<strong>en</strong>.<br />

Maar <strong>voor</strong> vel<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> dergelijke omschakeling niet e<strong>en</strong>voudig. Zo hebb<strong>en</strong><br />

we in het verled<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> dat <strong>voor</strong>al werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>voor</strong> laaggeschoold<strong>en</strong><br />

verdwijnt. Deze groep heeft weinig affiniteit met onderwijs. Het proces van creatieve<br />

destructie kan daarom gepaard gaan met aanzi<strong>en</strong>lijke aanpassingsproblem<strong>en</strong>.<br />

Deze aanpassingsprocess<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> van twee kant<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bekek<strong>en</strong>. In de<br />

eerste plaats kun je je afvrag<strong>en</strong> hoe werknemers reager<strong>en</strong> op verandering<strong>en</strong> in de<br />

structuur van de werkgeleg<strong>en</strong>heid. Kunn<strong>en</strong> zij zich hieraan makkelijk aanpass<strong>en</strong>?<br />

Welke rol spel<strong>en</strong> investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal hierbij? Maar je kunt het<br />

ook van de andere kant bekijk<strong>en</strong>: in hoeverre leidt e<strong>en</strong> goed opgeleide beroepsbevolking<br />

tot productiviteits- <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>sgroei? Beide kant<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> aan de orde.<br />

Verder kom<strong>en</strong> demografische effect<strong>en</strong> aan de orde. De gevolg<strong>en</strong> van de vergrijzing<br />

krijg<strong>en</strong> hierbij de meeste aandacht in verband met de verwachte gevolg<strong>en</strong><br />

hiervan <strong>voor</strong> de arbeidsparticipatie <strong>en</strong> de productiviteit.<br />

Investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> arbeidsmarktprestaties<br />

internationaal vergelek<strong>en</strong><br />

Hoe staat Nederland er <strong>voor</strong> wat betreft investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal? E<strong>en</strong><br />

vergelijking met de economisch meest ontwikkelde oecd-land<strong>en</strong> laat zi<strong>en</strong> dat op<br />

de meeste indicator<strong>en</strong> de scores <strong>voor</strong> Nederland lager ligg<strong>en</strong> dan gemiddeld <strong>voor</strong><br />

109


110<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

de andere land<strong>en</strong>. In Nederland zijn de uitgav<strong>en</strong> aan initieel onderwijs <strong>en</strong> scholing<br />

van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> relatief laag. Tot <strong>voor</strong> <strong>en</strong>ige jar<strong>en</strong> gaf Nederland naar verhouding<br />

wel veel uit aan scholing van werkloz<strong>en</strong>, maar sinds <strong>en</strong>ige tijd wordt in het<br />

actief arbeidsmarktbeleid minder prioriteit aan het scholingsinstrum<strong>en</strong>t gegev<strong>en</strong>.<br />

De deelname aan het initiële onderwijs <strong>en</strong> de participatie van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> in scholing<br />

lat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vergelijkbaar beeld zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> dit komt ook naar vor<strong>en</strong> in het relatief<br />

lage opleidingsniveau van de beroepsbevolking. Bij lager opgeleid<strong>en</strong> ligt het deelnameperc<strong>en</strong>tage<br />

aan scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> ongeveer op de helft van dat van<br />

hoger opgeleid<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat de na het initiële onderwijs opgelop<strong>en</strong> achterstand<br />

in m<strong>en</strong>selijk kapitaal tijd<strong>en</strong>s het arbeidslev<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> maar groter wordt.<br />

Ook onder ouder<strong>en</strong> is de deelname aan bedrijfsopleiding<strong>en</strong> relatief laag, al is het<br />

verschil met de andere leeftijdsgroep<strong>en</strong> in de afgelop<strong>en</strong> periode wel kleiner<br />

geword<strong>en</strong>.<br />

Op punt<strong>en</strong> als werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage, participatiegraad <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

scoort Nederland internationaal gezi<strong>en</strong> goed. Wel moet word<strong>en</strong> aangetek<strong>en</strong>d<br />

dat deeltijdarbeid in Nederland aanzi<strong>en</strong>lijk meer <strong>voor</strong>komt dan in de andere<br />

land<strong>en</strong>. Als we de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad in fulltime-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met<strong>en</strong> is het<br />

beeld nog steeds vrij goed, maar minder uitgesprok<strong>en</strong>. De participatie van vrouw<strong>en</strong><br />

is dan in vergelijking met andere land<strong>en</strong> minder gunstig. Verder neemt<br />

Nederland e<strong>en</strong> midd<strong>en</strong>positie in als het gaat om de participatiegraad van oudere<br />

werknemers. De arbeidsmarktpositie van allochton<strong>en</strong> is uitgesprok<strong>en</strong> slecht met<br />

e<strong>en</strong> lage participatiegraad <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoge werkloosheid.<br />

De invloed van m<strong>en</strong>selijk kapitaal op participatie <strong>en</strong> inzetbaarheid<br />

De hoogte van de initiële opleiding is sterk bepal<strong>en</strong>d <strong>voor</strong> het succes op de<br />

arbeidsmarkt. Naarmate de <strong>voor</strong>opleiding hoger is, is de kans op inactiviteit <strong>en</strong><br />

werkloosheid kleiner. Hoewel ook bij hoger opgeleid<strong>en</strong> de participatiegraad<br />

bov<strong>en</strong> het vijftigste leeftijdsjaar afneemt, is de afname duidelijk minder dan bij<br />

lager opgeleid<strong>en</strong>. De hogere participatie <strong>en</strong> de lagere werkloosheid onder hoger<br />

opgeleid<strong>en</strong> gaan gepaard met hogere mobiliteit van baan naar baan. Dit suggereert<br />

dat het probleem dat met het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> van de leeftijd conc<strong>en</strong>tratie van<br />

ervaringsdeskundigheid optreedt, waardoor werknemers kwetsbaar word<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

verandering<strong>en</strong>, <strong>voor</strong> hoger opgeleid<strong>en</strong> minder opgaat.<br />

De verschill<strong>en</strong> in participatiegraad <strong>en</strong> werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage tuss<strong>en</strong> de<br />

verschill<strong>en</strong>de opleidingsniveaus zijn bij vrouw<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk groter dan bij<br />

mann<strong>en</strong> (waar de verschill<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s ook duidelijk aanwezig zijn). In veel huishoud<strong>en</strong>s<br />

is betaalde arbeid <strong>voor</strong> de vrouw e<strong>en</strong> nev<strong>en</strong>activiteit naast het huishoud<strong>en</strong>.<br />

Juist bij laagopgeleid<strong>en</strong> weegt het loon vaak niet op teg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> (d<strong>en</strong>k<br />

aan kinderopvang) die moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt om betaald werk te kunn<strong>en</strong><br />

verricht<strong>en</strong>.<br />

De verschill<strong>en</strong> in arbeidsparticipatie tuss<strong>en</strong> allochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> autochton<strong>en</strong> zijn<br />

onder alle opleidingsniveaus ongeveer ev<strong>en</strong> groot. De verschill<strong>en</strong> in werkloos


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

heidsperc<strong>en</strong>tage zijn echter bij lager opgeleid<strong>en</strong> minder groot dan bij hoger opgeleid<strong>en</strong>.<br />

Ook bij allochton<strong>en</strong> gaat e<strong>en</strong> hoger opleidingsniveau gepaard met e<strong>en</strong><br />

lager werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage, maar de daling is relatief kleiner dan bij autochton<strong>en</strong>.<br />

Hoewel minder uitgesprok<strong>en</strong>, wijst onderzoek ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s uit dat scholing van<br />

werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de kans op e<strong>en</strong> stabiel arbeidslev<strong>en</strong> vergroot. Scholing tijd<strong>en</strong>s de baan<br />

vermindert de kans op werkloosheid. Verder blijkt dat oudere werknemers die<br />

tijd<strong>en</strong>s hun loopbaan scholing hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong> <strong>en</strong> van baan zijn gewisseld beter<br />

functioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> langer ‘meegaan’. Aan scholing zijn kost<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong>, zowel<br />

directe opleidingskost<strong>en</strong> als gederfde productie. Als door snellere verandering<strong>en</strong><br />

in techniek <strong>en</strong> economie werknemers tijd<strong>en</strong>s hun arbeidslev<strong>en</strong> vaker scholing<br />

moet<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>, betek<strong>en</strong>t dit dat de kost<strong>en</strong> van scholing zull<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Maar<br />

mogelijk bied<strong>en</strong> de ontwikkeling<strong>en</strong> op ict-gebied die verantwoordelijk zijn <strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> deel van de aanpassingsproblem<strong>en</strong> hier<strong>voor</strong> ook e<strong>en</strong> oplossing doordat<br />

toepassing van ict scholing goedkoper maakt (d<strong>en</strong>k aan e-learning). ict kan ook<br />

meer informele manier<strong>en</strong> van scholing vergemakkelijk<strong>en</strong>. Over informeel ler<strong>en</strong><br />

is minder bek<strong>en</strong>d, maar <strong>voor</strong> zover hiernaar onderzoek is verricht, blijkt dat<br />

informele vorm<strong>en</strong> van ler<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grote rol spel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het opdo<strong>en</strong> van k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong><br />

ervaring. Er zijn ook aanwijzing<strong>en</strong> dat informeel ler<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatief grotere rol<br />

speelt <strong>voor</strong> groep<strong>en</strong> werknemers <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> die onderverteg<strong>en</strong>woordigd zijn<br />

bij formele scholing, zoals ouder<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarmee dus e<strong>en</strong> soort ‘teg<strong>en</strong>wicht’ geeft.<br />

Bij <strong>voor</strong>keur zoud<strong>en</strong> werknemers bij herstructurering tijdig moet<strong>en</strong> overstapp<strong>en</strong><br />

naar e<strong>en</strong> andere baan, zonder werkloos te word<strong>en</strong>. Maar werkloosheid is niet<br />

helemaal te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. Werkloosheid kan overig<strong>en</strong>s ook in verborg<strong>en</strong> vorm<br />

optred<strong>en</strong> als arbeidsongeschiktheid. Scholing kan bijdrag<strong>en</strong> tot herintreding van<br />

werkloz<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsgehandicapt<strong>en</strong> in het arbeidsproces. Marktfal<strong>en</strong> maakt juist<br />

bij reïntegratie interv<strong>en</strong>tie van de overheid noodzakelijk.<br />

Gedur<strong>en</strong>de de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia heeft de overheid aanzi<strong>en</strong>lijke bedrag<strong>en</strong> aan<br />

reïntegratie van werkloz<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsgehandicapt<strong>en</strong> uitgegev<strong>en</strong>. Scholing heeft<br />

hierin e<strong>en</strong> belangrijke plaats, al bestaat thans de t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s in het reïntegratiebeleid<br />

prioriteit aan andere instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong>. Het internationale evaluatieonderzoek<br />

geeft <strong>voor</strong> dit laatste ook wel <strong>en</strong>ige rechtvaardiging. Hieruit komt namelijk<br />

naar vor<strong>en</strong> dat instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als inc<strong>en</strong>tives <strong>voor</strong> werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, bemiddeling <strong>en</strong><br />

instroomsubsidies <strong>voor</strong> werkgevers zowel effectiever als goedkoper zijn dan scholing.<br />

Maar dit is e<strong>en</strong> gemiddeld beeld. Voor bepaalde groep<strong>en</strong> kan dit anders ligg<strong>en</strong>.<br />

Uit Nederlandse evaluatiestudies (in de internationale literatuur word<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong><br />

veelal niet apart gemet<strong>en</strong> <strong>voor</strong> subgroep<strong>en</strong>) blijkt bij<strong>voor</strong>beeld dat scholing<br />

<strong>voor</strong> oudere werkloz<strong>en</strong> duidelijk beter werkt dan <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong>. Het negatieve<br />

beeld van scholing van werkloz<strong>en</strong> is waarschijnlijk <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> belangrijk deel gebaseerd<br />

op toepassing op jonger<strong>en</strong>, waarmee de ervaring<strong>en</strong> inderdaad tamelijk negatief<br />

zijn. Maar ook hierbij kun je je <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> dat <strong>voor</strong> sommige groep<strong>en</strong> jonger<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>voor</strong> sommige scholingsvorm<strong>en</strong> scholing wel effectief kan zijn.<br />

111


112<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

De invloed van m<strong>en</strong>selijk kapitaal op productiviteits- <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>sgroei<br />

Zowel de micro- als de macro-economische literatuur wijst uit dat initieel onderwijs<br />

e<strong>en</strong> positief r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t oplevert. En dit geldt zowel vanuit individueel als<br />

vanuit maatschappelijk perspectief. Het hogere opleidingsniveau van de beroepsbevolking<br />

leidt dus tot e<strong>en</strong> hogere productiviteit <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>. Maar de<br />

effect<strong>en</strong> van substitutie van lager opgeleid<strong>en</strong> door hoger opgeleid<strong>en</strong> op de<br />

productiviteit zijn in beginsel begr<strong>en</strong>sd. De nieuwe groeitheorie is optimistischer<br />

over de productiviteitseffect<strong>en</strong> van onderwijs, onder meer doordat deze theorie<br />

ervan uitgaat dat hoger opgeleid<strong>en</strong> hun k<strong>en</strong>nis doorgev<strong>en</strong> aan ander<strong>en</strong>, waardoor<br />

schaaleffect<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>. Maar hier<strong>voor</strong> is empirisch minder bewijs.<br />

Innovatie kan wel dergelijke schaaleffect<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>. Sommige vinding<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> dusdanige uitstralingseffect<strong>en</strong> (ook in de tijd) dat de macro-economische<br />

bat<strong>en</strong> ervan veel <strong>en</strong> veel omvangrijker zijn dan de investeringskost<strong>en</strong>. Investering<strong>en</strong><br />

in m<strong>en</strong>selijk kapitaal zijn van belang <strong>voor</strong> het innovatieproces, omdat m<strong>en</strong>selijk<br />

kapitaal de belangrijkste inputfactor hierin is. Maar hierbij is niet alle<strong>en</strong> of<br />

misschi<strong>en</strong> wel niet zozeer van belang hoeveel er in totaal in m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

wordt geïnvesteerd. Van meer belang lijk<strong>en</strong> de aard <strong>en</strong> de kwaliteit van het<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal. Het gaat <strong>voor</strong>al om wet<strong>en</strong>schappelijk opgeleid<strong>en</strong> met de<br />

vereiste studierichting<strong>en</strong> <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> meer dan gemiddelde begaafdheid. De<br />

kwaliteit van universiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> van het wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek is hierbij van<br />

meer belang dan het aantal opgeleid<strong>en</strong>. Ook sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> universiteit<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bedrijfslev<strong>en</strong> is hierbij van belang. In Nederland bestaan op beide punt<strong>en</strong><br />

problem<strong>en</strong>. Er word<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met de vereiste studierichting<strong>en</strong><br />

opgeleid <strong>en</strong> het fundam<strong>en</strong>teel wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek is losser kom<strong>en</strong> te<br />

staan van de r&d-activiteit<strong>en</strong> van bedrijv<strong>en</strong>.<br />

Er zijn verder aanwijzing<strong>en</strong> dat scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> hun inzetbaarheid<br />

in het arbeidsproces vergroot (waardoor de kans vermindert om werkloos<br />

te word<strong>en</strong>), maar ook hun productiviteit. Ev<strong>en</strong>als het initiële onderwijs lijkt<br />

ook scholing tijd<strong>en</strong>s de loopbaan e<strong>en</strong> positief r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t op te lever<strong>en</strong>. Hoe het<br />

causale verband precies loopt is minder duidelijk. Scholing kan innovaties stimuler<strong>en</strong>,<br />

maar innovaties kunn<strong>en</strong> ook weer scholingsactiviteit<strong>en</strong> oproep<strong>en</strong>.<br />

De macro-economische effect<strong>en</strong> van scholing van werkloz<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> echter<br />

beperkt. De productiviteitseffect<strong>en</strong> daarvan zijn gering. Ook de effect<strong>en</strong> op de<br />

aansluiting tuss<strong>en</strong> vraag <strong>en</strong> aanbod op de arbeidsmarkt zijn niet groot.<br />

3.5.2 gevolg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het beleid<br />

Het initiële onderwijs<br />

Nederland scoort internationaal gezi<strong>en</strong> matig op de uitgav<strong>en</strong> aan onderwijs <strong>en</strong> de<br />

hoogte van het opleidingsniveau van de bevolking. Uit het bestaande onderzoek<br />

komt echter duidelijk naar vor<strong>en</strong> dat onderwijs e<strong>en</strong> belangrijke succesfactor is.<br />

De aanwijzing<strong>en</strong> zijn het sterkst op het individuele niveau. Hoger opgeleid<strong>en</strong> zijn<br />

tijd<strong>en</strong>s hun arbeidslev<strong>en</strong> veel minder vaak werkloos, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere partici


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

patiegraad <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> langer arbeidslev<strong>en</strong>. Zij zijn mobieler <strong>en</strong> beter<br />

bestand teg<strong>en</strong> verandering<strong>en</strong>.<br />

Onderwijs heeft ook e<strong>en</strong> positief inkom<strong>en</strong>sr<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t. Dit wordt door econom<strong>en</strong><br />

ook gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> indicatie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> hogere productiviteit. Macrostudies<br />

bevestig<strong>en</strong> dit, al zijn er ge<strong>en</strong> sterke aanwijzing<strong>en</strong> <strong>voor</strong> positieve schaaleffect<strong>en</strong><br />

zoals word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>speld door de nieuwe groeitheorie. Wel speelt opleiding ook<br />

e<strong>en</strong> belangrijke rol bij het innovatieproces, al gaat het dan wel meer om de<br />

kwaliteit dan om de kwantiteit van de onderwijsinspanning<strong>en</strong>.<br />

Waarschijnlijk gev<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> van onderwijs op arbeidsparticipatie <strong>en</strong> productiviteit<br />

t<strong>en</strong> dele eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> weer die m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> al van nature of via hun opvoeding<br />

hebb<strong>en</strong> meegekreg<strong>en</strong>. Maar <strong>voor</strong> zover daarover informatie beschikbaar is, is<br />

aannemelijk dat ook onderwijs e<strong>en</strong> belangrijke rol speelt.<br />

Het vergelek<strong>en</strong> met andere westerse land<strong>en</strong> lage opleidingsniveau van de bevolking<br />

is dus e<strong>en</strong> probleem. Wat kan hieraan word<strong>en</strong> gedaan? In de eerste plaats<br />

zull<strong>en</strong> de uitgav<strong>en</strong> aan onderwijs moet<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Hoewel dit ge<strong>en</strong> garantie<br />

<strong>voor</strong> verbetering is, is het daar<strong>voor</strong> wel e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>waarde. Meer <strong>en</strong> <strong>voor</strong>al betere<br />

doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> tot hogere uitgav<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Er zull<strong>en</strong> knop<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

doorgehakt om de onderwijsachterstand van allochtone kinder<strong>en</strong> te verminder<strong>en</strong>,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld door te bevorder<strong>en</strong> dat zij vaker in gem<strong>en</strong>gde klass<strong>en</strong> less<strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>. Verder zull<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gestimuleerd<br />

(mede door financiële <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de studie) om studierichting<strong>en</strong> te kiez<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> hoog maatschappelijk r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t.<br />

Het aandeel jonger<strong>en</strong> dat zonder startkwalificatie van school komt moet omlaag.<br />

Tegelijkertijd moet erk<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> dergelijke startkwalificatie als resultaat<br />

van het initiële onderwijs <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> deel van de jonger<strong>en</strong> niet haalbaar is. Voor<br />

die jonger<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> praktijkgerichte opleiding<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> die aansluit<strong>en</strong> bij de<br />

behoefte van het bedrijfslev<strong>en</strong>. Daarbij gaat het niet alle<strong>en</strong> om hervorming van<br />

het vmbo. Het is ook van belang dat jonger<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lts-achtige opleiding de<br />

mogelijkheid hebb<strong>en</strong> zich na intrede in de arbeidsmarkt verder te ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

Het is de vraag of de huidige mogelijkhed<strong>en</strong> hier<strong>voor</strong> via de roc’s wel voldo<strong>en</strong>.<br />

Misschi<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> ook elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uit het oude leerlingwez<strong>en</strong>systeem weer in ere<br />

word<strong>en</strong> hersteld.<br />

Leeftijd <strong>en</strong> etniciteit zijn niet de <strong>en</strong>ige demografische factor<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>;<br />

ook geslacht is e<strong>en</strong> belangrijke factor. Zorgpunt is dat veel vrouw<strong>en</strong> kleine deeltijdban<strong>en</strong><br />

vervull<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarbij vaak b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> hun opleidingsniveau werkzaam<br />

zijn. E<strong>en</strong> dergelijk loopbaanperspectief prikkelt niet tot investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk<br />

kapitaal. Maar ook als vrouw<strong>en</strong> in staat <strong>en</strong> bereid zijn in voltijd te werk<strong>en</strong>,<br />

zijn hun loopbaanverwachting<strong>en</strong> minder gunstig dan <strong>voor</strong> mann<strong>en</strong>. Ook vrouw<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> goede opleiding werk<strong>en</strong> veelal in deeltijd <strong>en</strong> onder hun opleidingsniveau.<br />

Hier is sprake van e<strong>en</strong> fors onb<strong>en</strong>ut arbeidspot<strong>en</strong>tieel. Meer <strong>en</strong> goedkopere<br />

kinderopvangmogelijkhed<strong>en</strong> zijn noodzakelijk om dit onb<strong>en</strong>utte pot<strong>en</strong>tieel<br />

113


114<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

in te zett<strong>en</strong>. Verder is te verwacht<strong>en</strong> dat juist bij vrouw<strong>en</strong> verhoging van het<br />

opleidingsniveau (vermindering van het perc<strong>en</strong>tage zonder startkwalificati<strong>en</strong>iveau)<br />

gunstige arbeidsmarkteffect<strong>en</strong> heeft.<br />

Scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

Op de hele lange termijn leidt niveauverhoging in het initiële onderwijs ook tot<br />

betere inzetbaarheid van oudere werknemers, doordat hoger opgeleid<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s<br />

hun arbeidslev<strong>en</strong> meer in m<strong>en</strong>selijk kapitaal invester<strong>en</strong> <strong>en</strong> mobieler zijn. Daardoor<br />

kunn<strong>en</strong> zij langer actief blijv<strong>en</strong>. Maar <strong>voor</strong> de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia staan we <strong>voor</strong> het<br />

probleem te zorg<strong>en</strong> dat de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die het initiële onderwijs reeds verlat<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>,<br />

in grotere getale aan het arbeidsproces gaan deelnem<strong>en</strong> <strong>en</strong> ook langer in het<br />

arbeidsproces blijv<strong>en</strong>. Hierbij moet het dus kom<strong>en</strong> van scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

van werkloz<strong>en</strong>. Op scholing van werkloz<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> we hieronder terug.<br />

Prev<strong>en</strong>tief beleid om te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat werknemers die nu nog relatief jong zijn<br />

later problem<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>, verdi<strong>en</strong>t de meeste prioriteit. Bevordering van mobiliteit<br />

van baan naar baan is daar<strong>voor</strong> misschi<strong>en</strong> van nog meer belang dan scholing.<br />

Overheidssubsidies alle<strong>en</strong> zijn niet voldo<strong>en</strong>de om scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te<br />

stimuler<strong>en</strong>, althans dat concluder<strong>en</strong> we uit het bestaande evaluatieonderzoek<br />

naar scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Daarnaast kan <strong>voor</strong>al word<strong>en</strong> gedacht aan financiële<br />

prikkels in de sociale zekerheid. Experi<strong>en</strong>ce rating, waarbij de premie die<br />

werkgevers betal<strong>en</strong> afhankelijk is van het aantal werknemers dat zij in het verled<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> afvloei<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t om werkgevers aan te zett<strong>en</strong> tot<br />

e<strong>en</strong> beter personeelsbeleid. Bij werknemers zou m<strong>en</strong> de uitkeringshoogte bij<br />

werkloosheid kunn<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> afhang<strong>en</strong> van de in de <strong>voor</strong>gaande periode gepleegde<br />

investering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal. Behaalde erk<strong>en</strong>de diploma’s zoud<strong>en</strong> hierbij<br />

als criterium kunn<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong>. Tegelijkertijd lijkt het verstandig zowel <strong>voor</strong> werkgevers<br />

als <strong>voor</strong> individu<strong>en</strong> subsidiemaatregel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> scholing in stand te houd<strong>en</strong><br />

of nieuw te ontwikkel<strong>en</strong>. Daarbij di<strong>en</strong>t dan wel gezocht te word<strong>en</strong> naar vorm<strong>en</strong><br />

van subsidies die ook daadwerkelijk e<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong>d effect op de scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>. In de afgelop<strong>en</strong> tijd is de algem<strong>en</strong>e fiscale aftrekmogelijkheid<br />

<strong>voor</strong> bedrijv<strong>en</strong> die hun werknemers schol<strong>en</strong> afgeschaft, omdat de deadweight<br />

van deze maatregel zeer hoog bleek te zijn. Wel bestaat er nog e<strong>en</strong> fiscaal <strong>voor</strong>deel<br />

<strong>voor</strong> bedrijv<strong>en</strong> die jonger<strong>en</strong> e<strong>en</strong> combinatie van werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> ler<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> beroeps<br />

begeleid<strong>en</strong>de leerweg aanbied<strong>en</strong>. Ook zijn er experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uitgevoerd met de<br />

financiële ondersteuning van individuele leerrek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. esf-middel<strong>en</strong> koppel<strong>en</strong><br />

extra middel<strong>en</strong> aan gerichte scholingsplann<strong>en</strong> van bedrijv<strong>en</strong>, maar bij<strong>voor</strong>beeld<br />

ook sectororganisaties. Op branch<strong>en</strong>iveau word<strong>en</strong> via o&o-fonds<strong>en</strong> ook<br />

door veel sector<strong>en</strong> zelf middel<strong>en</strong> vrijgemaakt <strong>voor</strong> scholing. E<strong>en</strong> interessante<br />

ontwikkeling daarbij is dat in sommige sector<strong>en</strong> de mogelijkhed<strong>en</strong> verruimd zijn<br />

dat ook individuele werknemers zelfstandig e<strong>en</strong> beroep kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> op deze<br />

middel<strong>en</strong> om hun employability op peil te houd<strong>en</strong>. Soms zijn deze faciliteit<strong>en</strong><br />

specifiek gericht op ouder<strong>en</strong>.<br />

Prev<strong>en</strong>tief beleid komt te laat <strong>voor</strong> de oudere werknemer van nu of werknemers<br />

die de kom<strong>en</strong>de vijf jaar tot deze categorie gaan behor<strong>en</strong>. Bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die nog e<strong>en</strong>


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

baan hebb<strong>en</strong>, maar gezi<strong>en</strong> de aard van hun baan (sector, beroep) e<strong>en</strong> verhoogd<br />

risico hebb<strong>en</strong> deze te verliez<strong>en</strong>, kan transitie naar ander soort werk e<strong>en</strong> oplossing<br />

bied<strong>en</strong>. Daartoe di<strong>en</strong>t het <strong>voor</strong> werkgevers aantrekkelijk te word<strong>en</strong> gemaakt<br />

oudere werknemers aan te nem<strong>en</strong>. Bij ev<strong>en</strong>tuele invoering van experi<strong>en</strong>ce rating<br />

zou comp<strong>en</strong>satie moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> aan werkgevers die oudere werknemers<br />

met e<strong>en</strong> verhoogd ontslagrisico aantrekk<strong>en</strong>. Thans is het zo dat werkgevers<br />

die oudere werknemers ontslaan vaak e<strong>en</strong> ontslagvergoeding betal<strong>en</strong>. Je zou je<br />

kunn<strong>en</strong> <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> dat in de toekomst werkgevers meebetal<strong>en</strong> aan de transitie<br />

van oudere werknemers (inclusief de daar<strong>voor</strong> b<strong>en</strong>odigde scholing) naar ander<br />

werk in andere sector<strong>en</strong>.<br />

Scholingssubsidies zijn zeker ge<strong>en</strong> garantie <strong>voor</strong> voldo<strong>en</strong>de deelname aan scholing.<br />

Zij di<strong>en</strong><strong>en</strong> gecombineerd te word<strong>en</strong> met andere maatregel<strong>en</strong>. Maar subsidies<br />

zijn wel nodig. Het huidige klimaat <strong>voor</strong> scholing is schraal.<br />

Scholing van werkloz<strong>en</strong><br />

In het actief arbeidsmarktbeleid di<strong>en</strong>t scholing selectief te word<strong>en</strong> toegepast.<br />

Voor veel werkloz<strong>en</strong> zijn inc<strong>en</strong>tives (bonuss<strong>en</strong>, sancties <strong>en</strong> monitoring), bemiddeling<br />

<strong>en</strong> instroomsubsidies <strong>voor</strong> reguliere ban<strong>en</strong> effectiever dan scholing. Maar<br />

in het huidige reïntegratiebeleid dreigt scholing te veel onder te sneeuw<strong>en</strong>. Juist<br />

<strong>voor</strong> oudere werkloz<strong>en</strong> kan scholing reïntegratie bevorder<strong>en</strong>.<br />

Scholing blijkt over het algeme<strong>en</strong> minder effectief te zijn <strong>voor</strong> jongere werkloz<strong>en</strong>.<br />

Toch zoud<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al laagopgeleide jonger<strong>en</strong> zonder diploma van het <strong>voor</strong>tgezet<br />

onderwijs er baat bij kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Maar h<strong>en</strong> bij wijze van sprek<strong>en</strong> terugstur<strong>en</strong><br />

naar de school die zij niet hebb<strong>en</strong> afgerond lijkt weinig zinvol. In het verled<strong>en</strong><br />

vervuld<strong>en</strong> de C<strong>en</strong>tra Vakopleiding e<strong>en</strong> functie <strong>voor</strong> dergelijke jonger<strong>en</strong> (maar<br />

overig<strong>en</strong>s ook <strong>voor</strong> oudere werkloz<strong>en</strong>). Deze c<strong>en</strong>tra verzorgd<strong>en</strong> praktijkopleiding<strong>en</strong><br />

vanuit e<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt gerichte visie (op het individu afgestemde<br />

cursusinhoud, flexibele instroommogelijkheid, praktijkgerichtheid met theorie<br />

<strong>voor</strong> zover nodig, zo kort mogelijke cursusduur, e.d.). Qua cultuur hadd<strong>en</strong> deze<br />

c<strong>en</strong>tra meer het karakter van e<strong>en</strong> bedrijf dan van e<strong>en</strong> school, waardoor zij ook<br />

<strong>voor</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> aversie <strong>voor</strong> de school aantrekkelijk war<strong>en</strong>. Met het<br />

verdwijn<strong>en</strong> van Arbeids<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing, waarvan de c<strong>en</strong>tra deel uitmaakt<strong>en</strong>, is er<br />

van deze c<strong>en</strong>tra weinig overgeblev<strong>en</strong>.<br />

Het huidige reïntegratiebeleid conc<strong>en</strong>treert zich op korte traject<strong>en</strong> die gericht zijn<br />

op zo snel mogelijke herintreding van werkloz<strong>en</strong>. Maar juist <strong>voor</strong> lager opgeleid<strong>en</strong><br />

is de kans op herhaalde werkloosheid dan groot. Scholing via de werkgever<br />

zou dit risico kunn<strong>en</strong> verminder<strong>en</strong>. De stimulans<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werkgevers zijn echter<br />

beperkt. Er bestaan fiscale aftrekmogelijkhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> ler<strong>en</strong> in het kader<br />

van de beroepsbegeleid<strong>en</strong>de leerweg. Ook is er e<strong>en</strong> fiscale aftrekmogelijkheid<br />

<strong>voor</strong> bedrijv<strong>en</strong> die werkloz<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s de mogelijkheid bied<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> startkwalificatie te hal<strong>en</strong>. Maar het gebruik van <strong>voor</strong>al laatstg<strong>en</strong>oemde regeling<br />

is gering. De hoogte van de aftrek (maximaal 1500 euro) kan hiervan e<strong>en</strong><br />

oorzaak zijn. Mogelijk heeft het geringe gebruik ook te mak<strong>en</strong> met de hoge werk-<br />

115


116<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

loosheid, waardoor werkgevers relatief gemakkelijk werknemers kunn<strong>en</strong><br />

aantrekk<strong>en</strong> die al de vereiste kwalificaties bezitt<strong>en</strong>. Ook in het verled<strong>en</strong> bleek het<br />

aantal praktijkplaats<strong>en</strong> <strong>voor</strong> beroepsbegeleid<strong>en</strong>d onderwijs conjunctuurgevoelig<br />

te zijn. De eerderg<strong>en</strong>oemde c<strong>en</strong>tra kunn<strong>en</strong> juist in zo’n situatie werkloz<strong>en</strong> in<br />

staat stell<strong>en</strong> toch praktijkervaring op te do<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> ander probleem bij de toepassing van scholing als reïntegratie-instrum<strong>en</strong>t is<br />

dat de vraagkant van de arbeidsmarkt hierbij nauwelijks in beeld is. Doordat de<br />

uitvoering van het beleid sterk gefragm<strong>en</strong>teerd is, kunn<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld sector<strong>en</strong><br />

die knelpunt<strong>en</strong> ondervind<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> over het schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> aannem<strong>en</strong><br />

van werkloz<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> uwv <strong>en</strong> cwi zou e<strong>en</strong> gecoördineerde<br />

inzet van het scholingsinstrum<strong>en</strong>t mogelijk kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>.<br />

Slotopmerking<strong>en</strong><br />

Er is veel <strong>voor</strong> te zegg<strong>en</strong> dat werknemers zelf zoveel mogelijk het heft in hand<strong>en</strong><br />

prober<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s hun loopbaan. Als zij in staat zijn de tek<strong>en</strong><strong>en</strong> des tijds<br />

te verstaan <strong>en</strong> zi<strong>en</strong> aankom<strong>en</strong> welke verandering<strong>en</strong> zich (gaan) <strong>voor</strong>do<strong>en</strong> in de<br />

gevraagde compet<strong>en</strong>ties, kunn<strong>en</strong> zij tijdig maatregel<strong>en</strong> treff<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld door<br />

te invester<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> over te stapp<strong>en</strong> naar ander type werk in e<strong>en</strong><br />

andere sector. Maar het is de vraag of dit wel helemaal realistisch is. In de eerste<br />

plaats zal het waarschijnlijk zo blijv<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>voor</strong> langere tijd bij dezelfde<br />

werkgevers werk<strong>en</strong>, waardoor het <strong>voor</strong> de hand ligt scholing in sam<strong>en</strong>spraak met<br />

de werkgever te regel<strong>en</strong>, waarbij de laatste ook financieel bijdraagt.<br />

Verder is het verstaan van de tek<strong>en</strong><strong>en</strong> des tijds niet e<strong>en</strong>voudig. M<strong>en</strong> kan niet<br />

verwacht<strong>en</strong> dat individuele werknemers <strong>en</strong> werkgevers dit geheel zelfstandig<br />

kunn<strong>en</strong>. De overheid kan hieraan bijdrag<strong>en</strong> door onderzoek naar <strong>en</strong> advies op dit<br />

gebied te steun<strong>en</strong>, de daaruit resulter<strong>en</strong>de informatie <strong>en</strong> inzicht<strong>en</strong> te verspreid<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> op basis hiervan adviez<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong>. In dit verband zou je je bij<strong>voor</strong>beeld<br />

kunn<strong>en</strong> <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> organisatie als het cwi zich meer gaat richt<strong>en</strong> op<br />

informatie <strong>en</strong> advies aan werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> om werkloosheid te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.<br />

Werkloosheid zal echter nooit volledig <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Wel blijv<strong>en</strong><br />

passief <strong>en</strong> actief arbeidsmarktbeleid beide nodig houd<strong>en</strong> met alle dilemma’s die<br />

daarbij hor<strong>en</strong>.


not<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

1 isced staat <strong>voor</strong> International Standard Classification of Education <strong>en</strong> is opgesteld<br />

door Unesco.<br />

2 Hierbij di<strong>en</strong>t wel opgemerkt te word<strong>en</strong> dat de positie van Nederland in de deelname<br />

cijfers over deelname aan hoger onderwijs sterk afhankelijk is van of m<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> hoger onderwijs alle<strong>en</strong> isced-niveau 8 of 7 + 8 neemt. In de tabel is niveau<br />

7 + 8 g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, wat <strong>voor</strong> Nederland ongunstig is. Bij e<strong>en</strong> ‘str<strong>en</strong>ger’ criterium<br />

(alle<strong>en</strong> niveau 8), is de positie van Nederland aanzi<strong>en</strong>lijk gunstiger, <strong>en</strong> ligt deze<br />

zelfs bov<strong>en</strong> het gemiddelde. Veel land<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> relatief veel opleiding<strong>en</strong> op<br />

niveau 7, terwijl Nederland hier zeer laag scoort.<br />

3 ials staat <strong>voor</strong> International Adult Literacy Survey. E<strong>en</strong> nadere beschrijving van<br />

deze <strong>en</strong> ook andere bronn<strong>en</strong> op het terrein van scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> is terug<br />

te vind<strong>en</strong> in de oecd Employm<strong>en</strong>t Outlook van 1999, hoofdstuk 3.<br />

4 Deze premieverlaging betreft de spak (SPecifieke AfdrachtsKorting), waarvan de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heidseffect<strong>en</strong> zijn onderzocht door Van Polan<strong>en</strong> Petel e.a. (1999).<br />

Het directe werkgeleg<strong>en</strong>heidseffect werd op minst<strong>en</strong>s 50.000 geschat. Ook het<br />

cpb heeft destijds e<strong>en</strong> schatting gemaakt van de werkgeleg<strong>en</strong>heidseffect<strong>en</strong> van<br />

dit type maatregel, die ongeveer 25.000 person<strong>en</strong> bedroeg<strong>en</strong> (Graafland <strong>en</strong> De<br />

Mooij 1998).<br />

5 Het gaat om onvoltooide baandur<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat bij jonger<strong>en</strong> de baandur<strong>en</strong><br />

kort zijn, omdat zij nog niet zo lang geled<strong>en</strong> ingetred<strong>en</strong> zijn op de arbeidsmarkt<br />

<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> wordt met het feit dat zij alsnog lang bij hun werkgever<br />

kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>.<br />

6 Veelal wordt gedacht dat er externe effect<strong>en</strong> bestaan bij scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

Werkgevers invester<strong>en</strong> minder dan optimaal in de scholing van hun werknemers,<br />

omdat ze vrez<strong>en</strong> dat geschoolde werknemers word<strong>en</strong> weggekocht door andere<br />

werkgevers: de poaching externaliteit. Het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> duidelijk empirisch<br />

verband tuss<strong>en</strong> scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> externe mobiliteit kan gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

als op zijn minst e<strong>en</strong> aanwijzing dat de poaching externaliteit zeker niet overdrev<strong>en</strong><br />

mag word<strong>en</strong>.<br />

7 Werknemers kunn<strong>en</strong> ook invester<strong>en</strong> in k<strong>en</strong>nis in ict met het oog op hun privélev<strong>en</strong>.<br />

Dit zal echter veel minder het geval zijn bij geavanceerdere toepassing<strong>en</strong> die<br />

sterk aan beroepsmatige activiteit<strong>en</strong> zijn gerelateerd.<br />

8 Het probleem dat het <strong>en</strong>e bedrijf investeert in scholing <strong>en</strong> het andere bedrijf de<br />

geschoolde werknemer ‘wegkoopt’ kan ook word<strong>en</strong> opgelost door scholingsarrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

op branch<strong>en</strong>iveau.<br />

9 Of deze gunstige effect<strong>en</strong> ook daadwerkelijk optred<strong>en</strong> is nog maar de vraag. Voor<br />

kritische beschouwing<strong>en</strong> van de werking van het Nederlandse systeem zie Grubb<br />

(2003) <strong>en</strong> De Koning (2003). Australië, dat al eerder is overgestapt op uitbesteding<br />

aan de particuliere sector, heeft waarschijnlijk e<strong>en</strong> beter systeem ontwikkeld.<br />

In dat land vind<strong>en</strong> in teg<strong>en</strong>stelling tot Nederland serieuze evaluaties plaats<br />

die b<strong>en</strong>ut word<strong>en</strong> om het systeem te verbeter<strong>en</strong>. Maar Grubb (2003) <strong>en</strong> Struyv<strong>en</strong><br />

e.a. (2002) concluder<strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat het nieuwe systeem tot<br />

effectievere di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing leidt. Wel is er e<strong>en</strong> besparing opgetred<strong>en</strong> doordat<br />

117


118<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

minder gebruik wordt gemaakt van scholing wat e<strong>en</strong> relatief duur instrum<strong>en</strong>t is.<br />

Maar in beginsel had ook in e<strong>en</strong> publiek systeem beslot<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tot<br />

geringere inzet van dit instrum<strong>en</strong>t. De red<strong>en</strong> achter de geringere inzet van scholing<br />

is dezelfde als in Nederland: scholing neemt veel tijd in beslag, is relatief duur<br />

<strong>en</strong> leidt niet tot e<strong>en</strong> snellere herintreding in de lop<strong>en</strong>de werkloosheidsperiode.<br />

Omdat reïntegratiebedrijv<strong>en</strong> afgerek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> op kortetermijnplaatsingsresultat<strong>en</strong>,<br />

is de inzet van scholing <strong>voor</strong> h<strong>en</strong> niet aantrekkelijk.<br />

10 Ook de opdrachtgevers, de uitkeringsinstanties, kijk<strong>en</strong> er zo teg<strong>en</strong> aan.<br />

11 Ook neerwaartse rigiditeit van lon<strong>en</strong> <strong>en</strong> effect<strong>en</strong> van externe schokk<strong>en</strong>.<br />

12 Zoals eerder aangegev<strong>en</strong> zijn er sterke aanwijzing<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke discrepantie<br />

tuss<strong>en</strong> productiviteit <strong>en</strong> beloning bij oudere werknemers, die niet alle<strong>en</strong><br />

leidt tot verlies van ban<strong>en</strong>, maar ook de herintreding bemoeilijkt.<br />

13 Wat betreft de pay-off-periode stell<strong>en</strong> Groot <strong>en</strong> Maass<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Brink (1997) dat<br />

deze vanuit werkgeversoptiek niet korter hoeft te zijn dan <strong>voor</strong> jongere werknemers,<br />

omdat de mobiliteit bij oudere werknemers lager is. Zij doel<strong>en</strong> hierbij<br />

echter op de mobiliteit van baan naar baan. Voor werknemers ouder dan 50 jaar is<br />

de kans op uitstroom naar inactiviteit echter hoog.<br />

14 Onderzoek hiernaar is overig<strong>en</strong>s complex door de ingewikkelde causale verband<strong>en</strong>.<br />

Als zou blijk<strong>en</strong> dat werkloz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> slechtere gezondheid hebb<strong>en</strong> dan werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>,<br />

dan kan hieruit niet word<strong>en</strong> afgeleid dat de arbeidsmarktstatus de gezondheid<br />

beïnvloedt. In de eerste plaats kan het causale verband (ook) andersom<br />

ligg<strong>en</strong>. En verder kunn<strong>en</strong> er andere factor<strong>en</strong> in het spel zijn die zowel van invloed<br />

zijn op de gezondheid als op de arbeidsmarktstatus.<br />

15 Gesubsidieerde arbeid, dat wil zegg<strong>en</strong> het schepp<strong>en</strong> van kunstmatige ban<strong>en</strong>, is<br />

niet direct e<strong>en</strong> alternatief. Dit instrum<strong>en</strong>t lijkt meer geschikt <strong>voor</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die<br />

niet plaatsbaar zijn in de particuliere sector <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>min schoolbaar. Ook kan dit<br />

instrum<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> ingezet tijd<strong>en</strong>s diepe recessies om te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

die in normale omstandighed<strong>en</strong> relatief e<strong>en</strong>voudig e<strong>en</strong> baan zoud<strong>en</strong> vind<strong>en</strong>,<br />

langdurig werkloos word<strong>en</strong>.<br />

16 Bij niet-experim<strong>en</strong>tele method<strong>en</strong> is het probleem dat niet-waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> tot vertek<strong>en</strong>ing van de resultat<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Stel dat motivatie<br />

niet waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt, meer gemotiveerde werkloz<strong>en</strong> <strong>voor</strong> scholing kiez<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

gemotiveerde werkloz<strong>en</strong> eerder e<strong>en</strong> baan vind<strong>en</strong> dan minder gemotiveerde werkloz<strong>en</strong>.<br />

Dan zou het kunn<strong>en</strong> zijn dat het lijkt of werkloz<strong>en</strong> die scholing gevolgd<br />

hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere baankans hebb<strong>en</strong>, terwijl dit laatste veroorzaakt wordt door<br />

e<strong>en</strong> grotere motivatie. Hoewel er econometrische method<strong>en</strong> zijn ontwikkeld om<br />

<strong>voor</strong> deze selectie-onzuiverheid te corriger<strong>en</strong>, zijn deze niet betrouwbaar te<br />

acht<strong>en</strong>. Zelfs de nieuwste ontwikkeling<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de zog<strong>en</strong>oemde timings of<br />

ev<strong>en</strong>ts-methode (zie Abbring <strong>en</strong> Van d<strong>en</strong> Berg 2003) hebb<strong>en</strong> nog ernstige beperking<strong>en</strong>.<br />

17 Onder netto-effectiviteit verstaan we de kansvergroting op het vind<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

baan onder invloed van de scholingsmaatregel. De maatregel heeft pas e<strong>en</strong> nettoeffect<br />

als het perc<strong>en</strong>tage deelnemers dat e<strong>en</strong> baan vindt groter is dan wanneer zij<br />

niet aan scholing zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> manier om deze netto-effectiviteit<br />

te berek<strong>en</strong><strong>en</strong> is de vergelijking van de mate van baanvind<strong>en</strong> van de deelnemers<br />

met e<strong>en</strong> – zoveel mogelijk vergelijkbare – groep van werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong> die niet


m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het proces van creatieve destructie<br />

aan de scholingsmaatregel heeft deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Nog steeds wordt in Nederland<br />

het actief arbeidsmarktbeleid echter <strong>voor</strong>namelijk beoordeeld op zog<strong>en</strong>aamde<br />

bruto-effect<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> kijkt dan naar het perc<strong>en</strong>tage deelnemers dat e<strong>en</strong> baan vindt<br />

(plaatsingsperc<strong>en</strong>tages).<br />

18 Werknemers kunn<strong>en</strong> ook invester<strong>en</strong> in k<strong>en</strong>nis in ict met het oog op hun privélev<strong>en</strong>.<br />

Dit zal echter veel minder het geval zijn bij geavanceerdere toepassing<strong>en</strong> die<br />

sterk aan beroepsmatige activiteit<strong>en</strong> zijn gerelateerd.<br />

19 Voor e<strong>en</strong> overzicht van de literatuur over de relatie leeftijd-productiviteit verwijz<strong>en</strong><br />

we naar Gelderblom, De Koning <strong>en</strong> Kroes (2003).<br />

20 Wel moet hierbij word<strong>en</strong> aangetek<strong>en</strong>d dat de vergrijzing ook tot gevolg heeft dat<br />

er minder jonger<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Ook jonger<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatief lage productiviteit,<br />

waardoor e<strong>en</strong> lager aandeel van deze categorie in de werkgeleg<strong>en</strong>heid e<strong>en</strong> positief<br />

effect heeft op de productiviteit. Aan de andere kant is nieuwe k<strong>en</strong>nis weer vaak<br />

belichaamd in jonger<strong>en</strong>, waardoor e<strong>en</strong> negatief effect zou kunn<strong>en</strong> optred<strong>en</strong> op de<br />

productiviteitsgroei.<br />

21 Voorbeeld<strong>en</strong> van meting<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het onderwijsr<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t in Nederland zijn:<br />

Leuv<strong>en</strong> <strong>en</strong> Oosterbeek (2000), Hartog, Odink, Oosterbeek <strong>en</strong> Smits (1999),<br />

Gelderblom, De Koning <strong>en</strong> Odink (1997) <strong>en</strong> Hartog, Oosterbeek <strong>en</strong> Teulings<br />

(1993). E<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t internationaal overzicht wordt gegev<strong>en</strong> in bij<strong>voor</strong>beeld<br />

Psacharopoulos <strong>en</strong> Patrinos (2004).<br />

119


120<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

literatuur<br />

Alba-Ramirez, A. (1994) ‘Formal training, temporary contracts, productivity and wages<br />

in Spain’, blz. 151-170 in Oxford Bulletin of Economics and Statistics, 56: 2.<br />

Abbring, J. <strong>en</strong> G. van d<strong>en</strong> Berg (2003) ‘The non-parametric id<strong>en</strong>tification of treatm<strong>en</strong>t<br />

effects in duration models’ in Econometrica, 71.<br />

Allaart, P., J. de Koning <strong>en</strong> J. Theeuwes (2002) Gesubsidieerde arbeid in Nederland,<br />

Tilburg: osa.<br />

Ballot, G., F. Fakhfakh <strong>en</strong> E. Taymaz (2002) Who b<strong>en</strong>efits from training and r&d: The firm<br />

of the workers? A study on panels of Fr<strong>en</strong>ch and Swedish firms, erc Working<br />

Papers in Economics, 02/01.<br />

Ballot, G., F. Fakhfakh, E. Taymaz (1997) Firms’ human capital, r&d and Performance: an<br />

international comparative study, paper for the lviith Confer<strong>en</strong>ce of the Applied<br />

Econometrics Association, Maastricht.<br />

Barret, A. and P.J. O’Connell (1998) Does training g<strong>en</strong>erally work? The returns to incompany<br />

training, cepr-discussion paper 1879, London.<br />

Bartel, A.P. (1995) ‘Training, wage growth and job performance: evid<strong>en</strong>ce from a company<br />

database’ in Journal of Labor Economics 3: 401-425.<br />

Becker, G. S. (1964) Human Capital: A Theoretical and Empirical Analysis, New York and<br />

London: Columbia University Press.<br />

B<strong>en</strong>habib, J. <strong>en</strong> M. Spiegel (1994) ‘The Role of Human Capital in Economic Developm<strong>en</strong>t:<br />

Evid<strong>en</strong>ce form Aggregate Cross-country Data’ in: Journal of Monetary Economics<br />

43: 143-174.<br />

Black, D.A., M. Plesca, J.A. Smith <strong>en</strong> S. Shannon (2003) Profiling ui Claimants to Allocate<br />

Reemploym<strong>en</strong>t Services: Evid<strong>en</strong>ce and Recomm<strong>en</strong>dations for States, us Departm<strong>en</strong>t<br />

of Labour, Employm<strong>en</strong>t and Training Administration.<br />

Black, S.E. and L.M. Lynch (1996) ‘Human-Capital Investm<strong>en</strong>ts and Productivity’, aea<br />

Papers and Proceedings 86, 2: 263-267.<br />

Boon, M. (1998) Employee training in the Dutch Manufacturing: determinants and productivity<br />

effects, Statistics Netherlands, Mimeo.<br />

Brouwer, N.M. and A.H. Kleinknecht (1994) Technologie, werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> lon<strong>en</strong> in<br />

Nederlandse bedrijv<strong>en</strong>, studie osa-W114, D<strong>en</strong> Haag: osa (Organisatie <strong>voor</strong> Strategisch<br />

Arbeidsmarktbeleid).<br />

Burgess, S. (1999) Reallocation of labour: an international comparison using job t<strong>en</strong>ure<br />

data, paper, C<strong>en</strong>tre for Economic Performance.<br />

Calmfors, L., A. Forslund <strong>en</strong> M. Hemström (2002) Does active labour market policy work?<br />

Lessons from the Swedish experi<strong>en</strong>ces, Institute for International Economic<br />

Studies, Stockholm University, Seminar Paper 700.<br />

Canton, E. (2002) Onderwijs r&d <strong>en</strong> economische groei, cpb Memorandum 24.<br />

C<strong>en</strong>traal Planbureau (2000) Arbeidsbemiddeling <strong>en</strong> reïntegratie van werkloz<strong>en</strong>. Welke rol<br />

heeft de overheid te spel<strong>en</strong>?, Werkdocum<strong>en</strong>t 118, D<strong>en</strong> Haag: cpb.<br />

Conti, G. (2004) Training, productivity and wages, paper.<br />

Crépon, B., N. D<strong>en</strong>iau <strong>en</strong> S. Pérez-Duarte (2002) Wages, productivity and worker characteristics:<br />

A Fr<strong>en</strong>ch Perspective, paper.<br />

D<strong>en</strong>ison, E. (1967) Why growth rates differ: post-war experi<strong>en</strong>ces in nine Western coun


tries, Washington dc: Brooking Institution.<br />

Englander, S. <strong>en</strong> A. Gurney (1994) Productivity growth: Medium-term tr<strong>en</strong>ds, oecd,<br />

Economic Studies 22.<br />

Fitz<strong>en</strong>berger, B. <strong>en</strong> H. Prey (2000) ‘Evaluating public sector sponsored training in East<br />

Germany’, Oxford Economic Papers 52: 497-520.<br />

Friedlander, D., D.H. Gre<strong>en</strong>berg <strong>en</strong> Ph.K. Robins (1997) ‘Evaluating governm<strong>en</strong>t training<br />

programs for the economically disadvantaged’ in: Journal of Economic Literature<br />

35(4) 1809-1855.<br />

Gelderblom, A. (2004) Evaluatie experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> digitale vakschool. Rapportage fase 3,<br />

Rotterdam: Stichting Arbeidsmarktbeleid.<br />

Gelderblom, A. <strong>en</strong> J. de Koning (2004) ict: The electronic highway to lifelong learning?<br />

Paper for the Confer<strong>en</strong>ce Transitional Labour Market, Amsterdam.<br />

Gelderblom, A., J. de Koning <strong>en</strong> H. Kroes (2003) Leeftijdssam<strong>en</strong>stelling <strong>en</strong> bedrijfsprestaties,<br />

osa-publicatie A201, D<strong>en</strong> Haag: osa (Organisatie <strong>voor</strong> Strategisch Arbeidsmarktonderzoek).<br />

Gelderblom A. <strong>en</strong> J. de Koning (2002) New opportunities for higher education institutions<br />

to train employees? Paper for the International Confer<strong>en</strong>ce on the New Educational<br />

B<strong>en</strong>efits of ict in Higher Education, Rotterdam.<br />

Gelderblom, A., J. de Koning <strong>en</strong> M.B. Mosheuvel (2001) ict <strong>en</strong> de oudere werknemer: ge<strong>en</strong><br />

rimpelloze relatie, Rotterdam: Stichting Arbeidsmarktbeleid.<br />

Gelderblom, A., R. Blank<strong>en</strong> <strong>en</strong> M. Zwan<strong>en</strong>burg (2001) Gebruik <strong>en</strong> effect<strong>en</strong> van de scholingsaftrek,<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in Scholing van Werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, D<strong>en</strong> Haag: ministerie van<br />

Buit<strong>en</strong>landse Zak<strong>en</strong>.<br />

Gelderblom A., <strong>en</strong> P. van Wind<strong>en</strong> i.s.m. R. Kunn<strong>en</strong>, W. Praat <strong>en</strong> Mw. A.M. de Voogd-<br />

Hamelink (osa) (1998) Scholing <strong>en</strong> de overgang van werk naar werkloosheid,<br />

osa-publicatie d9, Tilburg: osa.<br />

Gelderblom, A., J. de Koning <strong>en</strong> J. Odink (1997) ‘Loont studer<strong>en</strong>?’, esb: 500-504.<br />

Gelderblom, A., J. de Koning <strong>en</strong> I. van der Weijde (1996) Onderwijs, arbeidsproductiviteit<br />

<strong>en</strong> innovatie, Rotterdam: nei (Nederlands Economisch Instituut).<br />

Gelderblom, A. and J. de Koning (1996) ‘Evaluating effects of training within a company:<br />

methods, problems and one application’, Labour 10, 2: 319-337.<br />

Gelderblom A. <strong>en</strong> J. de Koning (1992a) Meer-jarig, minder-waardig? E<strong>en</strong> onderzoek naar<br />

de invloed van leeftijd op productiviteit <strong>en</strong> beloning, osa-<strong>voor</strong>studie v39, D<strong>en</strong><br />

Haag: osa.<br />

Gelderblom, A. <strong>en</strong> J. de Koning (1992b) Leeftijd <strong>en</strong> functioner<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aanzet <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

beleid bij de rijksoverheid, D<strong>en</strong> Haag: Ministerie van Binn<strong>en</strong>landse Zak<strong>en</strong>.<br />

Giel<strong>en</strong>, E.W.M. (1995) Transfer of training in a corporate setting (dissertation), Enschedé:<br />

Universiteit van Tw<strong>en</strong>te.<br />

Graafland, J.J. <strong>en</strong> R.A. de Mooij (1998) Analyzing fiscal policy in the Netherlands; simulations<br />

with a revised mimic, cpb.<br />

Gravesteijn-Ligthelm, J., J. de Koning, R. Olieman <strong>en</strong> I. van der Weijde (1995) Ex-post<br />

evaluatie van het esf hulpprogramma’s <strong>voor</strong> doelstelling 3 <strong>en</strong> 4 in Nederland,<br />

Rotterdam: nei.<br />

Grip, A. de (2000) Van Tweedekansonderwijs naar e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> lang ler<strong>en</strong>. De verander<strong>en</strong>de<br />

betek<strong>en</strong>is van post-initiele scholing, oratie, Maastricht.<br />

Groot, W. <strong>en</strong> H. Maass<strong>en</strong> van de Brink (1997) Bedrijfsgerelateerde scholing <strong>en</strong> arbeids-<br />

literatuur<br />

121


122<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

marktflexibiliteit van oudere werknemers, Serie Wet<strong>en</strong>schappelijke Publicaties,<br />

D<strong>en</strong> Haag: Welboom Uitgeverij.<br />

Groot, W. (1999) ‘Productivity effects of <strong>en</strong>terprise-related training’, Applied Economics<br />

Letters 6: 369-371.<br />

Grubb, D. (2003) ‘Points of comparison betwe<strong>en</strong> Australia’s Job Network and the Dutch<br />

Market for Reintegration Services’ in Australian Journal of Labour Economics 6, 2:<br />

357-370.<br />

Hartog, J., J. Odink <strong>en</strong> J. Smits (1999) ‘R<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t op scholing stabiliseert’ in esb, 13<br />

augustus 1999, 582-583.<br />

Hartog, J., H. Oosterbeek <strong>en</strong> C.N.Teulings (1993) ‘Age, wages and education in the<br />

Netherlands’ in P. Johnson <strong>en</strong> K.F. Zimmermann, Labour Market in an ageing<br />

Europe, Cambridge: Cambridge University Press.<br />

Haveman, R.H., B.L. Wolfe (2001) ‘Accounting for the social and non-market b<strong>en</strong>efits of<br />

education’ in hrdc and oecd, The contribution of human and social capital to<br />

sustained economic growth and well-being, Hull (qc).<br />

Haveman, R.H., B.L. Wolfe (1984) ‘Schooling and economic well-being: the role of nonmarket<br />

effects’ in Journal of Human Resources: 19: 379-407.<br />

Hebbink, G., M. Kerkhofs, J. Theeuwes <strong>en</strong> I. Woittiez (1996) Mobiliteit van oudere werknemers,<br />

osa-werkdocum<strong>en</strong>t W151, D<strong>en</strong> Haag: osa.<br />

Heckman, J., R. Lalonde <strong>en</strong> J. Smith (1999) ‘The economics and econometrics of active<br />

labor market programs’ in Handbook of Labor Economics 3, A. Ash<strong>en</strong>felter <strong>en</strong> D.<br />

Card (red.) Amsterdam: Elsevier Sci<strong>en</strong>ce.<br />

Heyma, A., W. Zwinkel <strong>en</strong> J. van Seters (2003) Doelgroepindeling aanbesteding re-integratie:<br />

de relatie tuss<strong>en</strong> persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> effectiviteit van reïntegratietraject<strong>en</strong>,<br />

tno Arbeid in opdracht van de <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Werk <strong>en</strong> Inkom<strong>en</strong> (rwi), D<strong>en</strong> Haag.<br />

Hujer, R., K. Maurer <strong>en</strong> M. Wellner (1998) ‘Kurz- und langfristige Effekte von Weiterbildungsmassnahm<strong>en</strong><br />

auf die Arbeitslosigkeitsdauer in Westdeutschland’ in<br />

Qualifikation, Weiterbildung und Arbeitsmarkterfolg, zew-Wirtschaftanalyses<br />

Band 31, F. Pfeiffer <strong>en</strong> W. Pohlmeier (red.), Nomos-Verlag, 197-221.<br />

Jacobs, B. <strong>en</strong> D. Webbink (2004) ‘Onderwijs, innovatie <strong>en</strong> productiviteit’ in B. Jacobs <strong>en</strong><br />

J.J.M. Theeuwes Innovatie in Nederland. De markt draalt <strong>en</strong> de overheid faalt.<br />

Preadviez<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de Koninklijke Ver<strong>en</strong>iging van Staathuishoudkunde.<br />

Jong<strong>en</strong>, E.W.L., E. van Gamer<strong>en</strong> <strong>en</strong> J.J. Graafland (2000) The impact of active labour<br />

market policy, D<strong>en</strong> Haag: cpb.<br />

Kluve, J., <strong>en</strong> C.M. Schmidt (2002) ‘Can training and employm<strong>en</strong>t subsidies combat European<br />

unemploym<strong>en</strong>t?’ in Economic Policy 17, issue 35.<br />

Kneller, R. <strong>en</strong> P. Stev<strong>en</strong>s (2002) ‘The Role of Effici<strong>en</strong>cy as an Explanation of International<br />

Income Differ<strong>en</strong>ces’, National Institute Discussion Paper, 206.<br />

Kok, J. de (2000) ’The impact of firm-provided training on production: testing for firmsize<br />

effects’, Tinberg<strong>en</strong> Institute Discussion Papers, ti 2000/073/3.<br />

Koning, J. de, A. Gelderblom, K. Zandvliet <strong>en</strong> L. van d<strong>en</strong> Boom (2005) Effectiviteit van reintegratie.<br />

De stand van zak<strong>en</strong>. Literatuuronderzoek, Rotterdam: seor.<br />

Koning, J. de, A. Gelderblom, K. Zandvliet <strong>en</strong> R. Blank<strong>en</strong> (2004) Werkt scholing <strong>voor</strong><br />

werkloz<strong>en</strong>?, uitgave rwi.<br />

Koning, J. de, (2003) Wat niet weet, wat niet deert; over de dec<strong>en</strong>tralisatie <strong>en</strong> uitbesteding<br />

van het arbeidsmarktbeleid, oratie, Rotterdam: seor.


Koning, J. de, G. Bijwaard, A. Gelderblom <strong>en</strong> H. Kroes (2003a) Arbeidsmarkttransities <strong>en</strong><br />

aanboddiscrepanties, osa-publicatie A191, D<strong>en</strong> Haag: osa (Organisatie <strong>voor</strong><br />

Strategisch Arbeidsmarktonderzoek).<br />

Koning, J. de, A. Gelderblom, J. Gravesteijn-Ligthelm <strong>en</strong> L. van d<strong>en</strong> Boom (2003b) Meer<br />

vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> aan het werk: wat zijn de rand<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werkgevers?,<br />

Doetinchem: Reed Business Information bv.<br />

Koning, J. de (2002a) ‘Training the unemployed in the Netherlands: what do we know<br />

after more than 50 evaluation studies?’ in K. Schömann and Ph.J. O’Connel,<br />

Education, Training and Employm<strong>en</strong>t Dynamics, Chelt<strong>en</strong>ham: Edward Elgar.<br />

Koning, J. de (2002b) ‘De evaluatie van gesubsidieerde arbeid: e<strong>en</strong> overzicht’ in Piet<br />

Allaart, Jaap de Koning <strong>en</strong> Jules Theeuwes, Gesubsidieerde arbeid in Nederland,<br />

Tilburg: osa.<br />

Koning, J. de <strong>en</strong> P. van Nes, met ondersteuning van J. van Acht, E. Abdelgalil <strong>en</strong> A. Gelderblom<br />

(2002) Employm<strong>en</strong>t effects of the structural funds: an assessm<strong>en</strong>t based on<br />

theoretical considerations and empirical evid<strong>en</strong>ce, Rotterdam: seor.<br />

Koning, J. de (2001) ‘Aggregate impact analysis of active labour-market policy: a literature<br />

review’ in International Journal of Manpower 22, 7, 707-735.<br />

Koning, J. de, J.H. Gravesteijn-Ligthelm, K.C. Jonker, R. Olieman <strong>en</strong> C. van der Ve<strong>en</strong><br />

(1999) Tweede monitoring <strong>en</strong> interim evaluatie van het esf programma <strong>voor</strong> doelstelling<br />

3, Rotterdam: nei.<br />

Koning, J. de and A. Gelderblom (1992) Age, productivity and wages, paper for the 4 th<br />

eale-Confer<strong>en</strong>ce, Warwick.<br />

Koning, J. de <strong>en</strong> P.J. van Nes (1990) Evaluatie van het cbb: bereik <strong>en</strong> plaatsingseffect<strong>en</strong>,<br />

nei, uitgave C<strong>en</strong>traal Bureau Arbeids<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing, oav-rapport 90-11, Rijswijk:<br />

cpb.<br />

Koning, J. de <strong>en</strong> P.J. van Nes (1989) Landelijke evaluatie kaderregeling scholing, Rotterdam:<br />

nei.<br />

Koning, J. de, M. Koss <strong>en</strong> A. Verkaik (1988) De arbeidsmarkteffect<strong>en</strong> van het c<strong>en</strong>trum <strong>voor</strong><br />

(administratieve) vakopleiding van volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>, tweede deelrapport, D<strong>en</strong> Haag:<br />

Ministerie van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid.<br />

Krueger, A. <strong>en</strong> M. Lindahl (2001) ‘Education for Growth: Why and for Whom?’ in Journal<br />

of Economic Literature 39: 1101-1136.<br />

Larsson, L. (2000) ‘Evaluation of the Swedish youth labour market programmes’, ifau<br />

Working Paper 2000: 1, Uppsala.<br />

Lazear, E.P., R.L. Moore (1984) ‘Inc<strong>en</strong>tives, productivity and labor contracts’ in Quarterly<br />

Journal of Economics 275-296.<br />

Lechner, M. (2000) ‘An evaluation of public sector sponsored continuous vocational training<br />

programs in East Germany’ in Journal of Human Resources 35, 2: 347-375.<br />

Leuv<strong>en</strong>, E. <strong>en</strong> H. Oosterbeek (2000) ‘R<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van onderwijs stijgt’ in esb, 23 juni<br />

2000, 523-524.<br />

Livingstone, O.W. (2000) Exploring the icebergs of adult learning. Findings of the first<br />

Canadian Survey of Informal Learning Practices, paper.<br />

Lynch, L.M. (1998) ‘A need Analysis of Training Data: What Do We Want, What Do We<br />

Have, Can We Ever Get It?’ in J. Haltiwanger, M.E. Manser, R. Topel, Labor<br />

Statistics Measurem<strong>en</strong>t Issues, Chicago/London: University of Chicago Press,<br />

405-426.<br />

literatuur<br />

123


124<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Long, M. (2004) Training and economic returns to workers, found on the Internet:<br />

http://www.ncver.edu.au.research/proj/nr1002.<br />

Mankiw, G., D. Romer <strong>en</strong> D. Weil (1992) ‘A contribution to the Empirics of Economic<br />

Growth’, blz. 407-437 in: Quarterly Journal of Economics, 107.<br />

Medoff, J.J. <strong>en</strong> K.G. Abraham (1980) ‘Experi<strong>en</strong>ce, performance and earnings’ in Quarterly<br />

Journal of Economics, 703-736.<br />

M<strong>en</strong>des de Oliviera, M., E. Cohn <strong>en</strong> B.F. Kiker (1989) ‘T<strong>en</strong>ure, earnings and productivity’<br />

in Oxford Bulletin of Economics and Statistics, 1-14.<br />

Ministerie van Economische Zak<strong>en</strong> (2001) Scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, serie Knelpunt<strong>en</strong> op<br />

de arbeidsmarkt, bestaat uit combinatie van twee studies: A. Gelderblom, R.<br />

Blank<strong>en</strong> <strong>en</strong> M. Zwan<strong>en</strong>burg, Gebruik <strong>en</strong> effect<strong>en</strong> van de scholingsaftrek, <strong>en</strong> E.<br />

Leuv<strong>en</strong> <strong>en</strong> H. Oosterbeek, Determinant<strong>en</strong> van deelname aan scholing, D<strong>en</strong> Haag:<br />

Ministerie van Economische Zak<strong>en</strong>.<br />

Ministerie van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid (2003) De effect<strong>en</strong> van beleid <strong>en</strong><br />

conjunctuur op het Abw volume. E<strong>en</strong> analyse op basis van geme<strong>en</strong>tedata, D<strong>en</strong><br />

Haag: Ministerie van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid.<br />

oecd (1994) Displacem<strong>en</strong>t and job loss: the workers concerned, chapter 2, Employm<strong>en</strong>t<br />

Outlook, Paris.<br />

oecd (1999) Employm<strong>en</strong>t Outlook, Paris.<br />

oecd (2003) Employm<strong>en</strong>t Outlook, Paris.<br />

Ok, W. and P. Tergeist (2003) ‘Improvising workers skills: an analytical evid<strong>en</strong>ce and the<br />

role of the social partners’, oecd Social, Employm<strong>en</strong>t and Migration, Working<br />

Papers 2003-10.<br />

Olieman, R., J.H. Gravesteijn-Ligthelm, K.C. Jonker, J. de Koning <strong>en</strong> M. Ar<strong>en</strong>ts (1998)<br />

Interim evaluatie esf Doelstelling 3, eindrapport, Rotterdam: nei.<br />

Oosterbeek, H. (2001) Voortschrijd<strong>en</strong>d inzicht, oratie, Universiteit van Amsterdam.<br />

Oosterbeek, H. <strong>en</strong> D. Webbink (1996) Is there a hidd<strong>en</strong> technical pot<strong>en</strong>tial? paper.<br />

Pischke, J.S. (1996) ‘Continuous training in Germany, National Bureau of Economic Research’,<br />

Working Paper 5829.<br />

Porath Yoram, B. (1967) ’The production of human capital and the life-cycle of earnings’<br />

in Journal of Political Economy 75: 352-365.<br />

Polan<strong>en</strong> Petel, V.C.A. van, T.W. Hu, J. de Koning <strong>en</strong> C. van der Ve<strong>en</strong> (1999), Werkgeleg<strong>en</strong>heidseffect<strong>en</strong><br />

van de spak <strong>en</strong> de vlw, Rotterdam: nei.<br />

Psacharopoulos, G. <strong>en</strong> H.A. Patrinos (2004) ‘Returns to Investm<strong>en</strong>t in Education: A<br />

Further Update’ in Education Economics 12, 2: 111-134.<br />

Regner, H. (1997) Training at the job and training for a new job, Doctoral Dissertation,<br />

Stockholm: Swedish Institute for Social Research.<br />

Regner, H. (1995) ‘The impact of on-the-job training on t<strong>en</strong>ure-wage profile and job<br />

mobility. Does the distinction betwe<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eral and firm specific human capital<br />

really matter?’ Working paper 2, Stockholm: Swedish Institute for Social Research.<br />

Russell, T.L. (2001) The no significant differ<strong>en</strong>ce ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on. A comparative Research,<br />

Annotated Bibliography on Technology for Distance Education, idecc.<br />

Schoemann, K. <strong>en</strong> R. Becker (2002) ‘A long term perspective on the effects of training in<br />

Germany’ in K. Schoemann <strong>en</strong> Ph.J. O’Connell (red.) Education, training and<br />

employm<strong>en</strong>t dynamics. Transitional Labour Markets in the European Union, Chelt<strong>en</strong>ham:<br />

Edward Elgar.


Sianesi, B. <strong>en</strong> J. van Re<strong>en</strong><strong>en</strong> (2002) ‘The returns to Education: Macroeconomics’ in Journal<br />

of Economic Surveys 17, 2: 1-114.<br />

Skedinger, P. (1995) ‘Employm<strong>en</strong>t policies and the displacem<strong>en</strong>t in the youth labour<br />

market’, Swedish Economic Policy Review 2, 1.<br />

Sonia, H. (1997) G<strong>en</strong>eral training and innovation, paper for the lviith Confer<strong>en</strong>ce of the<br />

Applied Econometrics Association, Maastricht.<br />

Sousa-Poza, A. <strong>en</strong> F. H<strong>en</strong>neberger (2002) ‘Analysing job mobility with job turnover<br />

int<strong>en</strong>sions: an international cooperative study’, paper <strong>voor</strong> de 7de jaarlijkse soleconfer<strong>en</strong>tie,<br />

Baltimore.<br />

Stev<strong>en</strong>s, Ph., M. Weale (2003) ‘Education and Economic Growth, London, August 2003’.<br />

Dit artikel is later opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in het International Handbook on the Economics of<br />

Education, geredigeerd door G. Johnes <strong>en</strong> J. Johnes, uitgegev<strong>en</strong> door Edward<br />

Elgar.<br />

Struyv<strong>en</strong>, L., G. Steurs, A. Peeters <strong>en</strong> V. Minne (2002) Van aanbied<strong>en</strong> naar aanbested<strong>en</strong>.<br />

Marktwerking bij arbeidsbemiddeling <strong>en</strong> -reïntegratie in Australië, Nederland,<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong>, Leuv<strong>en</strong>: Uitgeverij Acco.<br />

Thijss<strong>en</strong>, J.G.L. (1996) Ler<strong>en</strong>, leeftijd <strong>en</strong> loopbaanperspectief: opleidingsdeelname door<br />

oudere personeelsled<strong>en</strong> als compon<strong>en</strong>t van Human Resource Developm<strong>en</strong>t,<br />

Tilburg: Katholieke Universiteit Brabant.<br />

Wolff, Ch. de, R. Luijkx <strong>en</strong> M. Kerkhofs (2002) Bedrijfsscholing <strong>en</strong> arbeidsmobiliteit, osapublicatie<br />

A-186, D<strong>en</strong> Haag: osa.<br />

Zandvliet, K., E.F. van Bokhov<strong>en</strong> <strong>en</strong> E. van Dong<strong>en</strong> (1995) Kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> van cbb, krs<br />

<strong>en</strong> Sollicitatieclub in rba Zuid-Limburg, Rotterdam: nei.<br />

Zwick, T. (2002) Training and firm productivity. Panel evid<strong>en</strong>ce for Germany, research<br />

paper 23, Germany: skope.<br />

literatuur<br />

125


126<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

bijlage 3.1:<br />

volledige tabell<strong>en</strong> van hoofdstuk 3 met alle land<strong>en</strong><br />

Tabel 3.1 Indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

Indicator<strong>en</strong><br />

Nederland<br />

België<br />

Duitsland<br />

Frankrijk<br />

Ierland<br />

Verdeling bevolking naar opleidingsniveau (25-64 jarig<strong>en</strong>)<br />

Aandeel hoger opgeleid<strong>en</strong><br />

van iedere<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> 25-64 jaar, 2002<br />

(isced 7- 8) (%)<br />

25 28 23 24 26 27 28 33 33 38 43 31 30 30<br />

Aandeel middelbaar<br />

opgeleid<strong>en</strong> van iedere<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> 25-64 jaar,<br />

2002 (isced 3-6) (%)<br />

Aandeel lager opgeleid<strong>en</strong><br />

van iedere<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> 25-64 jaar,<br />

2002 isced 1-2) (%)<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong><br />

42 33 60 40 35 56 52 49 42 49 40 30 47 44<br />

34 40 17 35 39 16 20 18 25 13 18 39 24 26<br />

Aandeel hoger opgeleid<strong>en</strong> bij leeftijdsgroep<strong>en</strong><br />

Aandeel hoger<br />

opgeleid<strong>en</strong> van 55-64<br />

jarig<strong>en</strong>, 2002 (%) 19 18 21 15 14 20 22 26 23 33 32 23 26 22<br />

Aandeel hoger<br />

opgeleid<strong>en</strong> van 45-54<br />

jarig<strong>en</strong>, 2002 (%)<br />

Aandeel hoger<br />

opgeleid<strong>en</strong> van<br />

35-44 jaar (%)<br />

Aandeel hoger<br />

opgeleid<strong>en</strong> van<br />

25-34 jaar (%)<br />

25 26 26 20 22 26 29 30 33 29 41 32 33 29<br />

26 29 26 23 25 27 30 34 38 39 43 32 31 31<br />

27 38 21 36 37 31 29 39 40 40 51 36 30 35<br />

Verwacht gemiddelde aantal jar<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong> in initieel onderwijs (full- <strong>en</strong> part-time) zal doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> vanaf 5de jaar<br />

Verwachte jar<strong>en</strong> in initieel<br />

onderwijs, 2003 17,1 18,5 17,2 16,5 16,0 18,9 17,7 20,3 18,3 17,2 16,5 19,9 17,2 17,8<br />

Verwachte jar<strong>en</strong> in initieel<br />

onderwijs, 1997<br />

17,5 18,3 16,6 16,5 15,6 17,3 17,1 15,7 17,2 16,8 17,1 19,3 17,2 17,1<br />

Zwed<strong>en</strong><br />

Finland<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

Canada<br />

Australië<br />

Nieuw-Zeeland<br />

Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde


Tabel 3.1 Vervolg – Indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

Indicator<strong>en</strong><br />

Nederland<br />

België<br />

Duitsland<br />

Frankrijk<br />

Ierland<br />

Indicator<strong>en</strong> scholing (oudere) werknemers<br />

% geschoolde werknemers,<br />

1999 (cvts2<br />

onderzoek Eurostat) 41 41 32 46 41 49 56 61 50 – – – – 46<br />

Participatiegraad<br />

scholing werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

van 55-64 jarig<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

opzichte van 25-34<br />

jarig<strong>en</strong>, 1995-1996,<br />

obv ials-data<br />

(100 = ev<strong>en</strong>redig)<br />

Duur scholing werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

55-64 jarig<strong>en</strong> tov<br />

25-34 jarig<strong>en</strong>,<br />

1995-1996, obv ials<br />

data (100 = ev<strong>en</strong>redig)<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong><br />

69 101 – – 68 70 – – – 94 76 72 83 79<br />

29 100 – – 52 37 – – – 40 51 42 44 49<br />

Indicator<strong>en</strong> scholing werkloz<strong>en</strong><br />

%gdp <strong>voor</strong> scholing<br />

werkloz<strong>en</strong>, 2002 0,52 0,19 0,32 0,21 0,15 0,01 0,67 0,28 0,27 0,03 – 0,02 – 0,24<br />

%gdp scholing<br />

werkloz<strong>en</strong>, 1999<br />

Participatie scholing<br />

werkloz<strong>en</strong> (% beroepsbevolking),<br />

2002<br />

Participatie scholing<br />

werkloz<strong>en</strong> (% beroepsbevolking),<br />

1999<br />

0,40 0,16 0,35 0,25 – 0,04 0,64 0,46 0,37 0,04 0,15 0,02 – 0,26<br />

1,44 3,44 1,24 – 1,43 0,26 5,76 2,40 2,51 – 1,15 0,58 – 2,02<br />

1,37 2,99 1,38 2,11 – 0,46 8,82 3,21 2,33 – 1,18 0,65 – 2,45<br />

Bron: Bewerking gegev<strong>en</strong>s oecd, t<strong>en</strong>zij anders aangegev<strong>en</strong><br />

Zwed<strong>en</strong><br />

Finland<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

Canada<br />

Australië<br />

Nieuw-Zeeland<br />

Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde<br />

bijlag<strong>en</strong><br />

127


128<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 3.2 Verdeling afgestudeerd<strong>en</strong> hoger onderwijs (alle<strong>en</strong> isced 8) over richting<strong>en</strong>,<br />

in proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, 2002<br />

Richting<br />

Onderwijs<br />

“Humaniora” <strong>en</strong> kunst<br />

Sociale wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> recht<br />

Di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing<br />

Technisch<br />

Landbouw<br />

Gezondheid <strong>en</strong> welzijn<br />

Life Sci<strong>en</strong>ces<br />

Natuurwet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

Wiskunde <strong>en</strong> statistiek<br />

Informatica<br />

Onbek<strong>en</strong>d/overig<br />

Totaal<br />

Nederland<br />

België<br />

Duitsland<br />

Frankrijk<br />

17,3 6,8 8,0 9,4 9,3 11,4 12,3 17,7 6,8 13,2 11,5 13,3 11,4<br />

6,9 14,1 14,7 17,0 14,7 16,4 14,4 5,5 11,4 14,4 11,2 12,1 12,7<br />

34,3 35,7 27,4 38,6 30,8 29,5 23,5 21,1 24,0 41,4 37,8 36,1 31,7<br />

2,4 3,3 1,8 3,1 1,0 1,1 1,9 0,9 4,1 3,5 2,7 1,9 2,3<br />

10,7 12,1 17,6 12,5 7,7 10,1 8,9 21,7 21,6 6,3 7,7 5,7 11,9<br />

2,4 2,9 1,9 0,3 1,2 1,1 1,5 0,9 2,2 2,3 1,0 1,7 1,6<br />

20,8 14,1 15,2 2,7 11,2 12,4 30,7 22,8 22,4 9,6 14,2 14,6 15,9<br />

1,0 4,2 3,4 5,8 5,8 6,2 3,0 2,7 1,4 3,7 3,3 2,6 3,6<br />

2,2 3,0 5,0 4,9 2,8 4,8 2,3 2,3 2,0 1,4 2,3 4,2 3,1<br />

0,3 1,0 1,7 2,5 0,9 1,4 0,6 0,5 0,6 0,9 0,5 1,0 1,0<br />

1,8 2,9 3,3 3,0 8,7 5,7 1,1 3,8 3,4 3,4 7,9 6,4 4,3<br />

- - - 0,3 5,8 - - - - - - 0,6 0,6<br />

100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100<br />

Bron: Bewerking gegev<strong>en</strong>s oecd. Voor Canada war<strong>en</strong> de betreff<strong>en</strong>de gegev<strong>en</strong>s niet bek<strong>en</strong>d.<br />

Ierland<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong><br />

Zwed<strong>en</strong><br />

Finland<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

Australië<br />

Nieuw-Zeeland<br />

Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde


Tabel 3.3 Prestatie-indicator<strong>en</strong> economie <strong>en</strong> arbeidsmarkt<br />

Indicator<br />

Gemiddelde jaarlijkse<br />

reële productiegroei<br />

1995-2003 (%)<br />

Gemiddelde jaarlijkse<br />

productiviteitsgroei<br />

per gewerkt uur,<br />

1995-2003 (%)<br />

Participatiegraad 15-<br />

64 jarig<strong>en</strong>, 2003 (%)<br />

Participatiegraad 15-<br />

64 jarig<strong>en</strong>, 2000 (%)<br />

Participatiegraad 15-<br />

64 jarig<strong>en</strong>, 1990 (%)<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

15-64 jarig<strong>en</strong>,<br />

2003 (%)<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

15-64 jarig<strong>en</strong>,<br />

2000 (%)<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

15-64 jarig<strong>en</strong>,<br />

1990 (%)<br />

Werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage,<br />

Gemiddeld<br />

1995-2003 (oecd)<br />

Aandeel langdurige<br />

werkloosheid, gemiddelde<br />

1995-2003 (%)<br />

Nederland<br />

België<br />

Bron: Bewerking gegev<strong>en</strong>s oecd<br />

Duitsland<br />

Frankrijk<br />

Ierland<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong><br />

2,5 2,0 1,2 2,1 8,1 2,7 2,1 2,6 3,6 3,3 3,5 3,7 3,0 3,1<br />

0,9 1,2 1,8 2,2 5,1 2,0 1,9 2,3 2,4 2,0 1,8 2,3 1,2 2,1<br />

75,9 64,3 71,3 69,5 68,0 76,6 79,4 78,9 74,1 75,8 78,1 73,6 76,1 74,0<br />

74,9 65,2 71,1 68,0 67,4 76,6 80,0 78,9 74,3 77,2 76,3 73,6 75,2 73,7<br />

66,2 58,7 67,4 66,0 60,1 77,8 82,4 84,6 76,6 76,5 76,6 73,0 73,0 72,2<br />

73,6 59,3 64,6 61,9 65,0 72,9 75,1 74,3 67,4 71,2 72,1 69,3 72,5 69,2<br />

72,9 60,9 65,6 61,1 64,5 72,4 76,4 74,2 67,0 74,1 71,1 69,2 70,7 69,2<br />

61,1 54,4 64,1 59,9 52,1 72,5 75,4 83,1 74,1 72,2 70,3 67,9 67,3 67,3<br />

4,5 8,2 8,7 10,8 7,3 6,3 5,3 7,4 11,3 5,1 8,2 7,1 6,1 7,4<br />

71,2 72,5 67,1 60,4 65,8 47,7 40,8 43,2 46,8 15,6 21,6 46,7 71,7 51,6<br />

Zwed<strong>en</strong><br />

Finland<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

Canada<br />

Australië<br />

Nieuw-Zeeland<br />

Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde<br />

bijlag<strong>en</strong><br />

129


130<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 3.4 Leeftijdsopbouw <strong>en</strong> prestatie-indicator<strong>en</strong> arbeidsmarkt <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong><br />

Indicator<strong>en</strong><br />

Aandeel 55-64 jarig<strong>en</strong><br />

in groep 25-64<br />

jarig<strong>en</strong>, 2003 (%)<br />

Aandeel 45-54 jarig<strong>en</strong><br />

in groep 25-64<br />

jarig<strong>en</strong>, mann<strong>en</strong>,<br />

2003 (%)<br />

Aandeel 45-54 jarig<strong>en</strong><br />

in groep 25-64<br />

jarig<strong>en</strong>, 2003 (%)<br />

Participatiegraad 55-<br />

64 jarig<strong>en</strong>, 2003 (%)<br />

Participatiegraad 55-<br />

64 jarig<strong>en</strong>, 2000 (%)<br />

Participatiegraad 55-<br />

64 jarig<strong>en</strong>, 1990 (%)<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

55-64 jarig<strong>en</strong>,<br />

2003 (%)<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

55-64 jarig<strong>en</strong>,<br />

2000 (%)<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

55-64 jarig<strong>en</strong>,<br />

1990 (%)<br />

Werkloosheidsperc<strong>en</strong>tage,<br />

55-64 jarig<strong>en</strong><br />

Gemiddeld 1995-<br />

2003 (oecd)<br />

Nederland<br />

België<br />

Bron: Bewerking gegev<strong>en</strong>s oecd<br />

Duitsland<br />

Frankrijk<br />

Ierland<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong><br />

20,1 22,3 21,9 19,2 17,7 19,7 22,7 23,6 22,3 – – – – 21,1<br />

25,4 26,0 24,5 27,0 23,7 24,3 24,7 25,2 28,5 – – – – 25,5<br />

54,6 54,1 53,6 53,8 58,5 56,0 52,6 51,2 49,2 – – – – 53,7<br />

44,9 28,5 43,1 39,5 50,5 47,3 63,1 72,5 54,1 62,4 56,6 52,2 66,8 52,4<br />

38,6 25,9 42,9 37,3 46,3 52,8 56,9 69,4 46,6 59,2 51,2 48,8 60,0 48,9<br />

30,9 22,2 39,8 38,1 42,1 53,0 57,1 70,5 43,8 55,9 49,3 44,1 43,8 45,4<br />

44,9 28,1 39,0 – 49,3 55,5 60,7 69,0 49,9 59,9 53,0 50,1 64,4 52,0<br />

37,9 25,0 37,6 34,3 45,2 50,5 54,6 65,1 42,3 57,8 48,4 46,9 57,2 46,4<br />

29,7 21,4 36,8 35,6 38,6 49,2 53,6 69,4 42,8 54,0 46,3 41,8 41,8 43,2<br />

3,8 4,0 12,6 7,6 4,4 5,1 5,0 6,5 12,7 3,2 6,7 5,5 3,9 6,2<br />

Zwed<strong>en</strong><br />

Finland<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

Canada<br />

Australië<br />

Nieuw-Zeeland<br />

Ongewog<strong>en</strong> gemiddelde


4 flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Alexandra Baris <strong>en</strong> Evert Verhulp<br />

deel i<br />

scholing <strong>en</strong> ontslag<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Begin 2005 heeft de ser op verzoek van het kabinet geadviseerd 1 over de (nieuwe)<br />

inrichting van de ww waarbij ook vrag<strong>en</strong> met betrekking tot de vormgeving <strong>en</strong><br />

de functie van het <strong>ontslagrecht</strong> e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>. Uit de adviesaanvraag blijkt dat de<br />

overheid streeft naar het treff<strong>en</strong> van maatregel<strong>en</strong> die kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan de<br />

beperking van werkloosheid. Het gaat dan om het bevorder<strong>en</strong> van de uitstroom<br />

van werknemers uit de ww, maar ook wordt nagedacht over de maatregel<strong>en</strong> die<br />

word<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong> ter prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. De noodzaak<br />

tot beperking van de werkloosheid staat buit<strong>en</strong> kijf. De sociaal-economische<br />

gevolg<strong>en</strong> van werkloosheid, op alle niveaus, zijn daar<strong>voor</strong> ernstig g<strong>en</strong>oeg.<br />

Betaalde arbeid vormt de primaire bron van zelfstandig inkom<strong>en</strong>. Het is daarnaast<br />

<strong>voor</strong> veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> de basis van (zelf)respect. Voorkoming van werkloosheid<br />

is aldus bezi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> maatschappelijk maar ook e<strong>en</strong> individueel belang.<br />

De laatste jar<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> duidelijke t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s te herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> naar grotere verantwoordelijkheid<br />

van de partij<strong>en</strong> bij de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Zeker in het geval de<br />

werknemer arbeidsongeschikt wordt is deze t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s onmisk<strong>en</strong>baar. Bij dreig<strong>en</strong>de<br />

werkloosheid is die tr<strong>en</strong>d minder duidelijk, maar zeker ook zichtbaar. In het<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk is die t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s zichtbaar geword<strong>en</strong> to<strong>en</strong> Blair vanaf 1998<br />

The Third Way introduceerde, waarbij als kern geldt “no rights without responsibilities”.<br />

Dat leidt ertoe, in de woord<strong>en</strong> van Fredman, dat “b<strong>en</strong>efits can be withdrawn<br />

if people do not take up opportunities” (Fredman 2004).<br />

Deze maatschappelijke wederkerigheid wordt al snel teruggeleid tot de partij<strong>en</strong><br />

bij de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, ook in Nederland. In het preadvies <strong>voor</strong> de Nederlandse<br />

jurist<strong>en</strong>ver<strong>en</strong>iging schrijv<strong>en</strong> Van der Heijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> Noordam: “Van e<strong>en</strong><br />

werkgever mag word<strong>en</strong> verwacht dat hij zijn werknemer in staat stelt zijn<br />

‘arbeidsmarktwaarde’ op peil te houd<strong>en</strong>, van e<strong>en</strong> werknemer mag op zijn beurt<br />

word<strong>en</strong> verwacht dat hij hieraan medewerking verle<strong>en</strong>t.” (2001: 123) Indi<strong>en</strong> beide<br />

partij<strong>en</strong> zich volledig van hun verantwoordelijkheid hebb<strong>en</strong> gekwet<strong>en</strong>, m<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

deze auteurs dat het de vraag is of de werknemer zonder meer e<strong>en</strong> vergoeding bij<br />

ontslag di<strong>en</strong>t toe te kom<strong>en</strong>. Het wet<strong>en</strong>schappelijk bureau van het cda beantwoordt<br />

deze vraag ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>d in het rapport Zekerheid op maat (2004).<br />

M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zijn zelf als eerste verantwoordelijk <strong>voor</strong> hun toekomst (pvda 2005). Als<br />

dus e<strong>en</strong> werknemer de mogelijkheid wordt gebod<strong>en</strong> zich te schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> zodo<strong>en</strong>de<br />

zich te onttrekk<strong>en</strong> aan werkloosheid of de kans werkloos te word<strong>en</strong> kan beperk<strong>en</strong>,<br />

lijkt de huidige maatschappelijke opvatting steeds meer te zijn dat die werk-<br />

131


132<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

nemer ook verplicht is die mogelijkheid te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t niet dat de<br />

werknemer met lege hand<strong>en</strong> mag kom<strong>en</strong> te staan als hij die mogelijkhed<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut,<br />

maar dat niet leidt tot prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid. Algeme<strong>en</strong> wordt geme<strong>en</strong>d dat<br />

zeker <strong>voor</strong> die gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> collectieve regeling van inkom<strong>en</strong>s<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing <strong>voor</strong>hand<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>t te zijn (cda 2004; pvda 2005). Bij de discussies over de uitvoering<br />

van het strev<strong>en</strong> werkloosheid te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> wordt het <strong>ontslagrecht</strong> in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

mate betrokk<strong>en</strong>. De rol van het <strong>ontslagrecht</strong> speelt op twee vlakk<strong>en</strong>.<br />

Enerzijds speelt de gedachte dat e<strong>en</strong> soepeler <strong>ontslagrecht</strong> leidt tot e<strong>en</strong> flexibelere<br />

arbeidsmarkt <strong>en</strong> daarmee de werkloosheid kan verminder<strong>en</strong>. De gedachte is dat<br />

indi<strong>en</strong> het makkelijker wordt om werknemers te ontslaan, werkgevers sneller<br />

g<strong>en</strong>eigd zull<strong>en</strong> zijn werknemers in di<strong>en</strong>st te nem<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s is dit ge<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d<br />

nationale gedachte. De <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> van de Franse regering om e<strong>en</strong> proeftijd<br />

van twee jaar in te voer<strong>en</strong> 2 bewijz<strong>en</strong> dat, net als het verkiezingsprogramma van<br />

de cdu in Duitsland. Anderzijds wordt steeds meer b<strong>en</strong>adrukt dat het <strong>ontslagrecht</strong><br />

e<strong>en</strong> rol kan spel<strong>en</strong> bij het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van werkloosheid. Het <strong>ontslagrecht</strong><br />

zou zich in deze gedachte niet alle<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> op het bescherm<strong>en</strong> van de<br />

werknemer teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onrechtvaardig ontslag, maar tegelijkertijd beide partij<strong>en</strong><br />

bij de arbeidsovere<strong>en</strong>komst moet<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong> om te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat de werknemer<br />

na het ontslag werkloos wordt of blijft.<br />

De ww is in belangrijke mate al gericht op het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van (verwijtbare 3 )<br />

werkloosheid <strong>en</strong> het bevorder<strong>en</strong> van uitstroom naar ander pass<strong>en</strong>d werk. Eig<strong>en</strong>lijk<br />

is het opmerkelijk dat het <strong>ontslagrecht</strong> daarop nauwelijks is gericht. Het<br />

<strong>ontslagrecht</strong> is er <strong>voor</strong>al op gericht geweest de werknemer voldo<strong>en</strong>de bescherming<br />

te bied<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onrechtvaardig ontslag. Ook is bij de inrichting van het<br />

<strong>ontslagrecht</strong> aandacht geweest <strong>voor</strong> het behoud van voldo<strong>en</strong>de flexibiliteit om<br />

de werkgever in staat te stell<strong>en</strong> tijdig de arbeidsorganisatie aan te pass<strong>en</strong> aan de<br />

verander<strong>en</strong>de vraag. Bij de mogelijke vormgeving van e<strong>en</strong> activer<strong>en</strong>d <strong>ontslagrecht</strong><br />

mag deze balans tuss<strong>en</strong> bescherming van de werknemer <strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de flexibiliteit<br />

niet uit het oog word<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> van de meest in het oog spring<strong>en</strong>de middel<strong>en</strong> om werkloosheid van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> om bestaande werkloosheid te verminder<strong>en</strong> is scholing.<br />

Het gaat dan om het niveau van scholing van starters op de arbeidsmarkt, scholing<br />

van werknemers die reeds deelnem<strong>en</strong> aan het arbeidsproces, om werknemers<br />

die werkloos dreig<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> <strong>en</strong> om het door middel van scholing reïntegrer<strong>en</strong><br />

van werkloz<strong>en</strong>. In het (rec<strong>en</strong>te) verled<strong>en</strong> is geëxperim<strong>en</strong>teerd met scholingsfaciliteit<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> aantal van deze experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> heeft geleid tot <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> tot wetgeving.<br />

4 De regering hanteert als uitgangspunt dat scholing e<strong>en</strong> belangrijke rol kan<br />

spel<strong>en</strong> ter prev<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> beperking van werkloosheid. 5 Bij dit uitgangspunt sluit<br />

aan dat de overheid streeft de Nederlandse economie te ontwikkel<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />

hoogwaardige k<strong>en</strong>niseconomie. E<strong>en</strong> van de belangrijkste doelstelling<strong>en</strong> daarbij<br />

is het (hoger) kwalificer<strong>en</strong> van de Nederlandse beroepsbevolking. In Europees<br />

verband heeft de Nederlandse overheid de verplichting op zich g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong><br />

te treff<strong>en</strong> die ertoe bijdrag<strong>en</strong> dat de Nederlandse beroepsbevolking zich<br />

ontwikkelt tot e<strong>en</strong> bepaald niveau. 6 Scholing speelt hierbij e<strong>en</strong> belangrijke rol.


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

E<strong>en</strong> hoger opgeleide beroepsbevolking, e<strong>en</strong> hoogwaardige k<strong>en</strong>niseconomie <strong>en</strong><br />

activering <strong>en</strong> flexibilisering van de arbeidsmarkt zijn kernwoord<strong>en</strong> in de huidige<br />

politieke doelstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het arbeidsmarktbeleid.<br />

Bij het beschouw<strong>en</strong> van het <strong>ontslagrecht</strong> (mede) als stimulans ter <strong>voor</strong>koming<br />

van werkloosheid moet<strong>en</strong> ook de sociale partners word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>. Zij treff<strong>en</strong><br />

in sociaal plann<strong>en</strong> of cao’s nadere regeling<strong>en</strong> <strong>voor</strong> met ontslag bedreigde werknemers.<br />

De inhoud van cao’s verschilt aanzi<strong>en</strong>lijk, maar vaak zijn er bepaling<strong>en</strong><br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> die <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in scholing van werknemers om zodo<strong>en</strong>de werkloosheid<br />

te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. In sociaal plann<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> veelal bepaling<strong>en</strong> <strong>voor</strong> die <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> aanvulling op de uitkering die de werknemer kracht<strong>en</strong>s de ww verkrijgt,<br />

maar niet in e<strong>en</strong> aanvulling op e<strong>en</strong> elders te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> lager loon. 7 In bijna<br />

alle cao’s zijn echter bepaling<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ter bevordering <strong>en</strong> stimulering van<br />

scholing. In cao’s gaat het dan om afsprak<strong>en</strong> met betrekking tot de employability<br />

van werknemers, veelal gericht op het behoud van voldo<strong>en</strong>de specifieke vaardighed<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> de sector, maar soms ook gericht op algem<strong>en</strong>ere vaardighed<strong>en</strong>.<br />

Veelal wordt de financiering via e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> verbind<strong>en</strong>d verklaard opleidingsfonds<br />

door de sector gedrag<strong>en</strong>. Deze bij cao tot stand gebrachte opleidingsfonds<strong>en</strong><br />

staan mom<strong>en</strong>teel ter discussie, nu blijkt dat deze fonds<strong>en</strong> vaak over zeer grote<br />

budgett<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> die niet volledig <strong>voor</strong> opleiding<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangew<strong>en</strong>d.<br />

In sociaal plann<strong>en</strong> gaat het eerder om scholingsfaciliteit<strong>en</strong> van specifiek met<br />

ontslag bedreigde werknemers in di<strong>en</strong>st van e<strong>en</strong> werkgever (Tros et al. 2005: 12).<br />

In dit onderzoek zull<strong>en</strong> wij ons echter met name richt<strong>en</strong> op scholing van werknemers<br />

die (nog) niet met ontslag word<strong>en</strong> bedreigd in sam<strong>en</strong>hang met de ww <strong>en</strong><br />

het <strong>ontslagrecht</strong>. Het door middel van scholing of op andere wijze <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong><br />

van werkloosheid van werknemers die (nog) niet met ontslag word<strong>en</strong> bedreigd<br />

wordt ook wel primaire prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid g<strong>en</strong>oemd. Scholingsafsprak<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zijn veelal te vind<strong>en</strong> in cao’s <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vaak word<strong>en</strong><br />

gefinancierd uit de hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde opleidingsfonds<strong>en</strong>. Over scholing van<br />

werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> primaire prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid zegt de cda-fractie, ondersteund<br />

door de pvda-fractie, het volg<strong>en</strong>de, zo blijkt uit e<strong>en</strong> brief van minister<br />

De Geus van 1 juli 2005 8 :<br />

“(…) dat werkloosheid effectiever kan word<strong>en</strong> bestred<strong>en</strong> door meer gericht <strong>en</strong> anticiper<strong>en</strong>d te<br />

invester<strong>en</strong> in scholing. E<strong>en</strong> hogere bijdrage aan bij<strong>voor</strong>beeld de o&o-fonds<strong>en</strong>, mits <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> van<br />

de juiste rand<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van effectiviteit <strong>en</strong> transparantie, wordt volg<strong>en</strong>s diezelfde<br />

cda-fractie terugverdi<strong>en</strong>d in lagere premies <strong>voor</strong> de sociale zekerheid. Ook zou het geld dat is<br />

gemoeid met sociale plann<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> opgesteld als er e<strong>en</strong> ontslagvergunning wordt aangevraagd,<br />

als het ware naar vor<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehaald. Dat geld zou <strong>voor</strong> <strong>en</strong> niet na het ontslag<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingezet <strong>voor</strong> extra scholing. Werknemers die adequaat zijn geschoold, hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

goud<strong>en</strong> of zilver<strong>en</strong> handdruk nodig als zij zo kunn<strong>en</strong> overstapp<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> andere baan.”<br />

Hierover gaat dit onderzoek. De aandacht gaat <strong>voor</strong>al uit naar de werknemer die<br />

actief is op de arbeidsmarkt. Minder aandacht wordt besteed aan starters op de<br />

arbeidsmarkt <strong>en</strong> werkloz<strong>en</strong>. In dit onderzoek komt in het bijzonder de vraag aan<br />

133


134<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

de orde hoe het <strong>ontslagrecht</strong>, scholing <strong>en</strong> de vormgeving van de ww kan word<strong>en</strong><br />

b<strong>en</strong>ut ter <strong>voor</strong>koming van werkloosheid <strong>en</strong> kan bijdrag<strong>en</strong> aan activering <strong>en</strong> flexibilisering<br />

van de arbeidsmarkt. Hierbij wordt aandacht besteed aan de vraag hoe<br />

de combinatie van deze verschill<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong> kan bijdrag<strong>en</strong> aan het ontwikkel<strong>en</strong><br />

van de Nederlandse economie tot e<strong>en</strong> hoogwaardige k<strong>en</strong>niseconomie, zonder<br />

daarbij de (normatieve) beginsel<strong>en</strong> van het arbeidsrecht <strong>en</strong> de arbeidsrechtelijke<br />

bescherming uit het oog te verliez<strong>en</strong>.<br />

4.1 kabinetsstandpunt <strong>en</strong> arbeidsmarktbeleid<br />

4.1.1 inleiding<br />

In april 2005 heeft de ser e<strong>en</strong> tweetal adviez<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> over de toekomstbest<strong>en</strong>digheid<br />

van de Werkloosheidswet (ww) 9 , de ander over de ww <strong>en</strong> de<br />

ontslagpraktijk. 10 In het laatste adviseert de ser over de vraag of het w<strong>en</strong>selijk is<br />

de ontslagvergoeding <strong>voor</strong>taan te verrek<strong>en</strong><strong>en</strong> met de ww-uitkering. De ser<br />

beantwoordt die vraag ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>d. De verrek<strong>en</strong>ing die het kabinet <strong>voor</strong>stelt,<br />

heeft naar de m<strong>en</strong>ing van de ser e<strong>en</strong> aantal negatieve effect<strong>en</strong>. Onder meer<br />

zull<strong>en</strong> ontslagprocedures moeizamer verlop<strong>en</strong>. Dat leidt tot e<strong>en</strong> minder flexibel<br />

<strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> daarmee tot verminderde flexibiliteit van de arbeidsmarkt. Verder<br />

bepleit de raad, juist ter verbetering van de arbeidsmarktdynamiek, e<strong>en</strong> verregaande<br />

beperking van de toets op verwijtbaarheid van de werkloosheid. Hierdoor<br />

zijn niet langer pro-formaprocedures nodig om de ww-uitkering veilig te stell<strong>en</strong>.<br />

Dit betek<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> belangrijke versoepeling van het <strong>ontslagrecht</strong>. 11 De regering<br />

heeft dit advies inmiddels in belangrijke mate overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. 12<br />

In het eerste advies, over de toekomstbest<strong>en</strong>digheid van de ww, formuleert de<br />

raad e<strong>en</strong> integraal pakket van <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> om de ww te hervorm<strong>en</strong>. De belangrijkste<br />

doelstelling daarvan is de ww meer toekomstbest<strong>en</strong>dig te mak<strong>en</strong> in het<br />

perspectief van huidige <strong>en</strong> toekomstige sociaal-economische ontwikkeling<strong>en</strong>.<br />

Zo kan de ww beter word<strong>en</strong> toegesned<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> transitionele <strong>en</strong> flexibele<br />

arbeidsmarkt <strong>en</strong> op de veroudering van de beroepsbevolking. In sam<strong>en</strong>hang met<br />

zijn <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> <strong>voor</strong> hervorming van de ww doet de raad <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> gericht op<br />

prev<strong>en</strong>tie van dreig<strong>en</strong>de werkloosheid <strong>en</strong> op reïntegratie van werkloze uitkeringsgerechtigd<strong>en</strong>.<br />

13<br />

Naar aanleiding van deze adviez<strong>en</strong> heeft de regering op 29 april 2005 e<strong>en</strong> standpunt<br />

ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. 14 In dit standpunt staan c<strong>en</strong>traal de prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid,<br />

e<strong>en</strong> activer<strong>en</strong>de werking van de ww, versoepeling van het <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong><br />

de ontwikkeling van Nederland tot e<strong>en</strong> hoogwaardige k<strong>en</strong>niseconomie. Bij deze<br />

uitgangspunt<strong>en</strong> tracht de regering voldo<strong>en</strong>de inkom<strong>en</strong>sbescherming <strong>en</strong> ontslagbescherming<br />

<strong>voor</strong> de werknemers te behoud<strong>en</strong>. Daarbij geeft de regering scholing<br />

e<strong>en</strong> promin<strong>en</strong>te rol.<br />

In dit hoofdstuk volgt e<strong>en</strong> overzicht van de huidige doel<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitgangspunt<strong>en</strong><br />

van het kabinet met betrekking tot scholing, ontslag <strong>en</strong> werkloosheid. De inte


grale sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> deze onderwerp<strong>en</strong> br<strong>en</strong>gt mee dat de bespreking van één<br />

onderwerp er veelal toe noodzaakt ook de andere aspect<strong>en</strong> daarbij (zijdelings) te<br />

betrekk<strong>en</strong>. Dit hoofdstuk beoogt e<strong>en</strong> beknopt overzicht te gev<strong>en</strong> van het kabinetsstandpunt<br />

<strong>en</strong> het huidige arbeidsmarktbeleid. De bespreking <strong>en</strong> analyse hiervan<br />

volgt in deel ii (hoofdstuk 3 e.v.) van het onderzoek.<br />

4.1.2 ww <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Op 15 februari 2005 heeft de minister van Economische Zak<strong>en</strong> de ser verzocht te<br />

adviser<strong>en</strong> over het sociaal-economisch beleid op de middellange termijn. In de<br />

adviesaanvrage wordt e<strong>en</strong> aantal tr<strong>en</strong>ds gesignaleerd waarop naar het oordeel van<br />

deze regering e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>d kabinet zijn standpunt zou kunn<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong>. Uit deze<br />

aanvraag komt het volg<strong>en</strong>de citaat.<br />

“De g<strong>en</strong>oemde tr<strong>en</strong>ds vrag<strong>en</strong> op termijn ook om e<strong>en</strong> andere verantwoordelijkheidsverdeling<br />

tuss<strong>en</strong> de overheid, sociale partners <strong>en</strong> individuele werkgevers <strong>en</strong> burgers met betrekking tot het<br />

terrein van werk <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>. De maatschappelijke tr<strong>en</strong>ds stell<strong>en</strong> ons <strong>voor</strong> de uitdaging om binn<strong>en</strong><br />

het sociale stelsel e<strong>en</strong> verschuiving te bewerkstellig<strong>en</strong> van ‘baanzekerheid’ naar ‘werkzekerheid’.<br />

E<strong>en</strong> toekomstbest<strong>en</strong>dige inrichting van de sociale zekerheid die hierbij past ondersteunt het activer<strong>en</strong><br />

van onb<strong>en</strong>ut arbeidspot<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> accommodeert het invester<strong>en</strong> in k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> meer dynamische arbeidsmarkt zorgt hierbij <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> omgeving waarin k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong><br />

optimaal kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut <strong>en</strong> waarin m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die (tijdelijk) buit<strong>en</strong> het arbeidsproces<br />

staan meer kans op werk hebb<strong>en</strong>. Het Kabinet vraagt de <strong>Raad</strong> om e<strong>en</strong> reactie op de contour<strong>en</strong> die<br />

in de notitie Nieuwe acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op het terrein van werk <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> geschetst word<strong>en</strong>. Het Kabinet<br />

verzoekt de <strong>Raad</strong> daarbij in elk geval in te gaan op de mogelijkheid <strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijkheid om e<strong>en</strong><br />

verschuiving te bewerkstellig<strong>en</strong> van baanzekerheid naar werkzekerheid <strong>en</strong> daarbij ook de circulatiefunctie<br />

van de sociale zekerheid, de flexibiliteit van de arbeidsmarkt <strong>en</strong> e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> lang ler<strong>en</strong> te<br />

betrekk<strong>en</strong>. Verder verzoekt het Kabinet de <strong>Raad</strong> in het bijzonder in te gaan op de w<strong>en</strong>selijkheid<br />

om binn<strong>en</strong> het socialezekerheidsstelsel collectieve arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> gedeeltelijk te vervang<strong>en</strong> door<br />

spaar- <strong>en</strong>/of verzekeringselem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, nader in te gaan op de afweging tuss<strong>en</strong> individuele spaar<strong>en</strong>/of<br />

verzekeringselem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> spaar- <strong>en</strong>/of verzekeringselem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die georganiseerd word<strong>en</strong><br />

door werknemers <strong>en</strong> werkgevers op cao-niveau, <strong>en</strong> aandacht te gev<strong>en</strong> aan de mogelijkhed<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> integratie van dergelijke arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met de lev<strong>en</strong>sloopregeling.”<br />

Na de ontvangst van het advies over de toekomstbest<strong>en</strong>digheid van de ww heeft<br />

de regering te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> zich pas nader te berad<strong>en</strong> over het ontslagstelsel <strong>en</strong><br />

de ontslagvergoeding<strong>en</strong> in combinatie met employability <strong>en</strong> de ww na ommekomst<br />

van het advies van de ser over het sociaal-economisch beleid op de middellange<br />

termijn, dat naar verwachting in het najaar van 2006 zal verschijn<strong>en</strong>.<br />

Desalniettemin is e<strong>en</strong> aantal conclusies te trekk<strong>en</strong> uit de adviesaanvrage <strong>en</strong> de<br />

standpuntbepaling na de adviez<strong>en</strong> van de ser van 15 april 2005. Uit het kabinetsstandpunt<br />

blijkt dat de regering me<strong>en</strong>t dat de ww activer<strong>en</strong>d moet werk<strong>en</strong>, maar<br />

tev<strong>en</strong>s inkom<strong>en</strong>sbescherming moet bied<strong>en</strong>. Verder moet het <strong>ontslagrecht</strong> word<strong>en</strong><br />

versoepeld, maar de werknemer tegelijkertijd wel beschermd teg<strong>en</strong> onrecht-<br />

135


136<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

vaardig ontslag. Dit bij elkaar moet e<strong>en</strong> efficiënte <strong>en</strong> flexibele allocatie van vraag<br />

<strong>en</strong> aanbod op de arbeidsmarkt bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> tegelijkertijd e<strong>en</strong> zekere mate van<br />

bescherming bied<strong>en</strong> aan werknemers. 15 In aanvulling op e<strong>en</strong> soepeler <strong>ontslagrecht</strong><br />

moet de uitstroom uit de ww word<strong>en</strong> bevorderd door activer<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong>.<br />

De groep werknemers die langdurig werkloos is of bij herhaling gebruikmaakt<br />

van de ww betreft met name lager opgeleid<strong>en</strong>, allochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong>.<br />

Vooral <strong>voor</strong> deze groep<strong>en</strong> zal dus <strong>voor</strong> activer<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gezorgd. 16<br />

Het ww-stelsel <strong>en</strong> aanverwante instituties, zoals het <strong>ontslagrecht</strong>, moet<strong>en</strong> prikkel<strong>en</strong><br />

tot e<strong>en</strong> proactieve houding van alle betrokk<strong>en</strong> actor<strong>en</strong>. Met actor<strong>en</strong> doelt de<br />

regering op zowel werkgevers, werknemers als uitvoerders. Deze proactieve<br />

houding moet ertoe bijdrag<strong>en</strong> werknemers zoveel <strong>en</strong> zolang mogelijk verbond<strong>en</strong><br />

te houd<strong>en</strong> met de arbeidsmarkt. Zowel de regering als de raad me<strong>en</strong>t dat het scholings-<br />

<strong>en</strong> onderwijsbeleid, maar ook het op peil houd<strong>en</strong> van k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong><br />

kan bijdrag<strong>en</strong> aan de prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid. Daar<strong>voor</strong> acht het kabinet<br />

ook van belang dat wordt gestreefd naar vergroting of verbetering van de combineerbaarheid<br />

van arbeid- <strong>en</strong> zorgtak<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld via kinderopvang. 17 Tijdige<br />

scholing, invester<strong>en</strong> in employability van werknemers, of e<strong>en</strong> overstap naar werk<br />

dat minder belast<strong>en</strong>d is, moet door het stelsel word<strong>en</strong> aangemoedigd. Het stelsel<br />

moet zo prev<strong>en</strong>tief werk<strong>en</strong>. Prev<strong>en</strong>tieve werking van de ww vormt e<strong>en</strong> van de<br />

(belangrijkste) doelstelling<strong>en</strong> van het kabinet.<br />

Het hanter<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> strikt stelsel van recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> plicht<strong>en</strong> in de sociale zekerheid<br />

gaat sam<strong>en</strong> met het bied<strong>en</strong> van kans<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontplooiing van individu<strong>en</strong> door<br />

middel van scholing, <strong>en</strong> dus ook kans<strong>en</strong> op werkhervatting. E<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong>d reïntegratiebeleid<br />

is, met andere woord<strong>en</strong>, gebaat bij voldo<strong>en</strong>de arbeidsmarktdynamiek<br />

<strong>en</strong> meer flexibiliteit. Het stelsel moet daarom e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtige balans<br />

bied<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> prikkels <strong>voor</strong> werkgevers <strong>en</strong> werknemers. Alle<strong>en</strong> op deze wijze<br />

kan de ww bijdrag<strong>en</strong> aan de arbeidsmarktdynamiek, zo me<strong>en</strong>t het kabinet. 18<br />

E<strong>en</strong> flexibele arbeidsmarkt biedt meer mogelijkhed<strong>en</strong> om m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zonder werk<br />

te reïntegrer<strong>en</strong>. Van belang in dit kader is e<strong>en</strong> soepel <strong>ontslagrecht</strong>. Dit bevordert<br />

de uitstroom uit de werkloosheid <strong>en</strong> helpt daarmee het risico van langdurige<br />

werkloosheid terug te dring<strong>en</strong>. 19<br />

Het kabinet <strong>en</strong> de raad m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat de verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> prev<strong>en</strong>tie van<br />

werkloosheid primair ligt bij de werkgevers <strong>en</strong> werknemers op ondernemingsniveau<br />

<strong>en</strong> bij de sociale partners op sectorniveau. Er moet e<strong>en</strong> balans zijn tuss<strong>en</strong><br />

publieke <strong>en</strong> private inspanning<strong>en</strong>. Daarbij kan zowel private als publieke financiering<br />

e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> bij prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid. Huidige vorm<strong>en</strong> van financiering<br />

zull<strong>en</strong> in hoofdstuk 2 uitgebreider word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>. Het kabinet geeft<br />

overig<strong>en</strong>s aan ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>stander te zijn van de inzet van ww-middel<strong>en</strong> ter <strong>voor</strong>koming<br />

van ontslag als zodanig. 21


4.1.3 ontslagbescherming<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Het Nederlandse ontslagstelsel geldt internationaal bezi<strong>en</strong> als gematigd rigide.<br />

Het effect van de mate van ontslagbescherming op het niveau van de totale werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

<strong>en</strong> werkloosheid is echter niet e<strong>en</strong>duidig vast te stell<strong>en</strong>. 22 Toch<br />

me<strong>en</strong>t het kabinet dat e<strong>en</strong> versoepeling van het Nederlandse <strong>ontslagrecht</strong><br />

gew<strong>en</strong>st is. E<strong>en</strong> dergelijke versoepeling zou de uitstroom uit de werkloosheid<br />

kunn<strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> zo help<strong>en</strong> het risico van langdurige werkloosheid terug te<br />

dring<strong>en</strong>. 23<br />

Het kabinet signaleert dat in de maatschappelijke discussie wordt gewez<strong>en</strong> 24 op<br />

onderdel<strong>en</strong> van het <strong>ontslagrecht</strong> die leid<strong>en</strong> tot belemmering van de flexibiliteit <strong>en</strong><br />

de dynamiek op de arbeidsmarkt. E<strong>en</strong> van die onderdel<strong>en</strong> is het duale karakter<br />

van het <strong>ontslagrecht</strong>, hetge<strong>en</strong> leidt tot weinig inzichtelijkheid <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in<br />

rechtsgevolg<strong>en</strong> afhankelijk van de gekoz<strong>en</strong> procedure. 25 E<strong>en</strong> ander <strong>ontslagrecht</strong>elijk<br />

aspect dat leidt tot belemmering van de flexibiliteit <strong>en</strong> de dynamiek op de<br />

arbeidsmarkt is de hoogte van de (leeftijdsgerelateerde) ontslagvergoeding<strong>en</strong>. De<br />

hoge ontslagvergoeding<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> belemmering <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> soepel werk<strong>en</strong>de<br />

arbeidsmarkt, zo me<strong>en</strong>t het kabinet. Hoge ontslagvergoeding<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> immers<br />

tot hoge ontslagkost<strong>en</strong> <strong>en</strong> drag<strong>en</strong> daarmee niet bij aan e<strong>en</strong> dynamische werking<br />

van de arbeidsmarkt. Het kabinet wil daarom stimuler<strong>en</strong> dat <strong>voor</strong>al bij sociaal<br />

plann<strong>en</strong> <strong>en</strong> individuele afvloeiingsregeling<strong>en</strong> de nadruk meer komt te ligg<strong>en</strong> op<br />

prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid <strong>en</strong> werkhervatting. Om deze doel<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong><br />

heeft het kabinet <strong>voor</strong>gesteld de ontslagvergoeding te verrek<strong>en</strong><strong>en</strong> met de wwuitkering.<br />

Na het negatief advies van de ser hierover is het kabinet op dit <strong>voor</strong>stel<br />

teruggekom<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> andere belemmering vormt de onnodige pro-formaprocedure, die leidt tot<br />

ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst uitsluit<strong>en</strong>d met het oog op de verwijtbaarheidstoets<br />

van de ww. Het kabinet werkt daarom, in navolging van het<br />

advies van de ser, aan e<strong>en</strong> wets<strong>voor</strong>stel waarin de verwijtbaarheidstoets<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk wordt beperkt, zodanig dat slechts ontslag als gevolg van <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>baar<br />

verwijtbaar gedrag jeg<strong>en</strong>s de werkgever leidt tot e<strong>en</strong> weigering van de ww.<br />

Deze wet zal naar verwachting op 1 oktober 2006 word<strong>en</strong> ingevoerd. 26 Deze toetsing<br />

lijkt op hetge<strong>en</strong> in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> geschiedt. Daar wordt e<strong>en</strong> model gehanteerd<br />

dat meer gericht is op activering <strong>en</strong> minder op instroombeperking. Invoering van<br />

het <strong>voor</strong>nem<strong>en</strong> zal volg<strong>en</strong>s het kabinet leid<strong>en</strong> tot substantieel minder pro-formaprocedures.<br />

27<br />

Het kabinet wijst erop dat bij de toetsing door het cwi van de bedrijfseconomische<br />

noodzaak van ontslag sprake is van doublures <strong>en</strong> dat soms sprake is van<br />

onnodige procedures als gevolg van onbek<strong>en</strong>dheid met regelgeving. 28 Om dit te<br />

<strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> is per 1 maart 2006 het Ontslagbesluit aangepast. 29 Het cwi zal de<br />

bedrijfseconomische noodzaak van ontslag niet langer beoordel<strong>en</strong> als daarover<br />

overe<strong>en</strong>stemming bestaat tuss<strong>en</strong> de werkgever <strong>en</strong> de betrokk<strong>en</strong> vakbond<strong>en</strong>.<br />

Verder heeft het kabinet <strong>voor</strong>gesteld dat, indi<strong>en</strong> cao-partij<strong>en</strong> alternatieve ontslag-<br />

137


138<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

criteria hebb<strong>en</strong> vastgesteld, in het geheel ge<strong>en</strong> toetsing meer zal plaatsvind<strong>en</strong> van<br />

de individuele ontslag<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s bedrijfseconomische omstandighed<strong>en</strong> door het<br />

cwi, maar dat partij<strong>en</strong> daarin zelf di<strong>en</strong><strong>en</strong> te <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>. 30 Dit wets<strong>voor</strong>stel is<br />

inmiddels ingetrokk<strong>en</strong>. 31 Ook wijst het kabinet in het kader van de herzi<strong>en</strong>ing van<br />

het <strong>ontslagrecht</strong> op de heroverweging van het lifo-beginsel. 32<br />

4.1.4 employability <strong>en</strong> ontslag<br />

Het kabinet stelt zich de vraag of bij het formuler<strong>en</strong> van beleid met betrekking tot<br />

ontslag (<strong>en</strong> dus ook ontslagvergoeding<strong>en</strong>) rek<strong>en</strong>ing di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong><br />

met de employability-inspanning<strong>en</strong> van de werkgever <strong>en</strong>/of de werknemer.<br />

Hieraan zitt<strong>en</strong> de nodige hak<strong>en</strong> <strong>en</strong> og<strong>en</strong>. De beginsel<strong>en</strong> van goed werkgeverschap<br />

<strong>en</strong> goed werknemerschap bied<strong>en</strong> aanknopingpunt<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de verplichting <strong>voor</strong> de<br />

werkgever zich in te spann<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de inzetbaarheid van de werknemer <strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

verplichting <strong>voor</strong> de werknemer om hieraan mee te werk<strong>en</strong>, dan wel hier<strong>voor</strong><br />

initiatiev<strong>en</strong> te ontplooi<strong>en</strong>. De vraag is hoe ver die verplichting<strong>en</strong> dan moet<strong>en</strong><br />

strekk<strong>en</strong>. Moet de werkgever ook scholingsfaciliteit<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> waardoor de werknemer<br />

ook buit<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> onderneming inzetbaar is? Kan van de werknemer<br />

word<strong>en</strong> verlangd dat hij zelf initiatiev<strong>en</strong> onderneemt om breder inzetbaar te zijn<br />

binn<strong>en</strong> of buit<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> onderneming? Het kabinet me<strong>en</strong>t dat het stell<strong>en</strong> van<br />

regels moeilijk zal zijn <strong>en</strong> minder <strong>voor</strong> de hand ligt <strong>en</strong> dat de primaire verantwoordelijkheid<br />

<strong>voor</strong> het vergrot<strong>en</strong> van de inzetbaarheid van werknemers gelegd<br />

moet word<strong>en</strong> bij de werkgevers <strong>en</strong> de werknemers. Die verantwoordelijkheid<br />

moet dan wel nader word<strong>en</strong> ingevuld door e<strong>en</strong> andere inrichting van het <strong>ontslagrecht</strong><br />

<strong>en</strong> de ww.<br />

E<strong>en</strong> vergelijkbare gedachte komt aan de orde in het wet<strong>en</strong>schappelijk rapport van<br />

het cda van 2004. 33 Hierin wordt de gedachte geopperd dat de gezam<strong>en</strong>lijke<br />

verantwoordelijkheid van werkgevers <strong>en</strong> werknemers <strong>voor</strong> employability<br />

vertaald kan word<strong>en</strong> naar de ontslagprocedure. Werkgevers die gedur<strong>en</strong>de het<br />

di<strong>en</strong>stverband voldo<strong>en</strong>de geïnvesteerd hebb<strong>en</strong> in de employability van hun<br />

werknemers, zoud<strong>en</strong> (gedeeltelijk) vrijgesteld kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van het betal<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding. Deze werkgevers hebb<strong>en</strong> er immers aan bijgedrag<strong>en</strong><br />

dat hun werknemers minder kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt <strong>en</strong> meer kans<br />

hebb<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> nieuwe baan te vind<strong>en</strong>. Werkgevers die deze inspanning<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> nagelat<strong>en</strong>, zoud<strong>en</strong> hiervan sterker de gevolg<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> drag<strong>en</strong>. Ook aan<br />

werknemerszijde kan e<strong>en</strong> dergelijke <strong>ontslagrecht</strong>rechtelijke prikkel word<strong>en</strong> ingebouwd.<br />

Indi<strong>en</strong> de werknemer weinig in zijn eig<strong>en</strong> employability heeft geïnvesteerd,<br />

verkrijgt hij niet ‘automatisch’ recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding. E<strong>en</strong><br />

dergelijke regeling is vergelijkbaar met de regeling die geldt <strong>voor</strong> de werkgever <strong>en</strong><br />

werknemer bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Werkgevers die niet of<br />

onvoldo<strong>en</strong>de bijdrag<strong>en</strong> aan de reïntegratie van de arbeidsongeschikte werknemer,<br />

wordt e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van de loondoorbetalingsperiode opgelegd. Daarteg<strong>en</strong>over<br />

staat de verplichting van de werknemers mee te werk<strong>en</strong> aan reïntegratie. Doet<br />

e<strong>en</strong> werknemer dat onvoldo<strong>en</strong>de, dan kan hem e<strong>en</strong> uitkering kracht<strong>en</strong>s de wao<br />

of wia word<strong>en</strong> geweigerd of vervalt zijn beroep op het opzegverbod. De toetsing


van de inspanning<strong>en</strong> van de werkgever <strong>en</strong> de werknemer om te kom<strong>en</strong> tot reïntegratie<br />

<strong>en</strong> de beoordeling van de vraag of e<strong>en</strong> sanctie aan werkgever of werknemer<br />

moet word<strong>en</strong> opgelegd, vindt plaats door het uwv, die daarmee de rol van poortwachter<br />

vervult. Naar analogie van deze regeling zou bij de ww ook e<strong>en</strong> poortwachter<br />

kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, die kijkt of door de werkgever voldo<strong>en</strong>de geïnvesteerd is<br />

in de employability van de werknemer. Uiteraard geldt dit ook <strong>voor</strong> de werknemer.<br />

Het lijkt erop dat het kabinet deze gedachte uit het rapport heeft omarmd. 34<br />

Het kabinet me<strong>en</strong>t dat de overheid <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> kan schepp<strong>en</strong> die het mak<strong>en</strong> van<br />

afsprak<strong>en</strong> over scholing <strong>en</strong> employability <strong>en</strong> het invester<strong>en</strong> daarin door werkgevers<br />

<strong>en</strong> werknemers stimuler<strong>en</strong>. Ook het ingetrokk<strong>en</strong> <strong>voor</strong>stel bij cao af te wijk<strong>en</strong><br />

van het Ontslagbesluit <strong>en</strong> de prev<strong>en</strong>tieve toets beoogde hieraan bij te drag<strong>en</strong>.<br />

Verder wijst het kabinet op (fiscale) faciliteit<strong>en</strong> ter stimulering van scholing. Deze<br />

faciliteit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> nader uitgewerkt in hoofdstuk 2. 35<br />

4.1.5 scholing<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Uit de <strong>voor</strong>gaande paragraf<strong>en</strong> blijkt dat employability in combinatie met scholing<br />

e<strong>en</strong> belangrijke rol speelt in de huidige parlem<strong>en</strong>taire <strong>en</strong> maatschappelijke<br />

discussie, omdat employability <strong>en</strong> scholing, naar de huidige opvatting<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong><br />

bijdrag<strong>en</strong> aan prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid. Aan scholing wordt in het kabinetsstandpunt,<br />

maar ook in eerdere <strong>en</strong> latere beleidsnotities 36 , veel aandacht besteed.<br />

In het kabinetsstandpunt wordt gewez<strong>en</strong> op de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de vraag naar hoger<br />

opgeleid<strong>en</strong> in verhouding tot de vraag naar lager opgeleid<strong>en</strong>. 37 De to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

vraag naar hoger opgeleid<strong>en</strong> <strong>en</strong> de afnem<strong>en</strong>de vraag naar lager gekwalificeerde<br />

werknemers zal de kom<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> naar verwachting alle<strong>en</strong> maar to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>.<br />

Door kwalificatieveroudering kunn<strong>en</strong> lager opgeleide werknemers overbodig<br />

word<strong>en</strong> of terechtkom<strong>en</strong> in functies waar zij in eerste instantie niet <strong>voor</strong> zijn<br />

opgeleid. Voor deze werknemers is het meer dan ooit zaak om hun k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong><br />

vaardighed<strong>en</strong> op peil te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> te houd<strong>en</strong>. Circa 30 proc<strong>en</strong>t van de beroepsbevolking<br />

heeft maximaal e<strong>en</strong> diploma op vmbo-niveau <strong>en</strong> kan daarmee tot de<br />

onderkant van de arbeidsmarkt word<strong>en</strong> gerek<strong>en</strong>d. Dit onderstreept volg<strong>en</strong>s het<br />

kabinet de urg<strong>en</strong>tie van scholing <strong>voor</strong> brede groep<strong>en</strong> werknemers. 38 Investering<strong>en</strong><br />

in scholing <strong>en</strong> employability verhog<strong>en</strong> het kwalificati<strong>en</strong>iveau van de<br />

beroepsbevolking <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> daardoor macro-economisch gezi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gunstig<br />

effect op het effectief arbeidsaanbod (bemiddelbaarheid <strong>en</strong> grotere in- <strong>en</strong> externe<br />

inzetbaarheid van werknemers) <strong>en</strong> op de Nederlandse concurr<strong>en</strong>tiepositie<br />

(k<strong>en</strong>niseconomie), zo me<strong>en</strong>t het kabinet. De werkgever kan gebruikmak<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> aantal faciliteit<strong>en</strong> om scholing te bevorder<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> ander relevant aspect op<br />

het gebied van scholing is de verplichting die de Nederlandse overheid in Europees<br />

verband op zich heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. In het kader van de zog<strong>en</strong>oemde Lissabondoelstelling<strong>en</strong><br />

(2005) wil Nederland zich sam<strong>en</strong> met de rest van Europa ontwikkel<strong>en</strong><br />

tot e<strong>en</strong> hoogwaardige k<strong>en</strong>niseconomie. Concreet komt het erop neer dat de<br />

Nederlandse overheid ernaar streeft 80 proc<strong>en</strong>t van de Nederlandse beroepsbevolking<br />

op te leid<strong>en</strong> tot minimaal mbo 2-niveau. Dit alles moet gebeur<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

jaar 2010. Wil Nederland aan deze Europese doelstelling voldo<strong>en</strong>, dan betek<strong>en</strong>t<br />

139


140<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

dit dat jaarlijks zo’n 50.000 werknemers tot e<strong>en</strong> hoger niveau moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

geschoold. Financiering vindt onder andere plaats uit het esf <strong>en</strong> door middel van<br />

fiscale faciliteit<strong>en</strong>.<br />

Het kabinet besteedt ook aandacht aan migrant<strong>en</strong>. Meer dan driekwart van de<br />

immigrant<strong>en</strong> bestond in 2002 uit volg- <strong>en</strong> asielmigrant<strong>en</strong>, die veelal laag zijn<br />

opgeleid. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt kan dit leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> cumulatie<br />

van problem<strong>en</strong>. Migratie is dan ook ge<strong>en</strong> antwoord op de arbeidsmarktknelpunt<strong>en</strong>,<br />

zo me<strong>en</strong>t het kabinet. 39 Scholing <strong>en</strong> onderwijs van de reeds aanwezige<br />

beroepsbevolking staat <strong>voor</strong>op. De uitdaging is om de aanwas van immigrant<strong>en</strong><br />

op de arbeidsmarkt te accommoder<strong>en</strong>. Door de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de vraag naar hoger<br />

opgeleid<strong>en</strong> zijn er echter in de toekomst naar verwachting niet alle<strong>en</strong> minder<br />

ban<strong>en</strong> beschikbaar <strong>voor</strong> lager opgeleid<strong>en</strong>, maar tegelijkertijd juist meer ban<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> hoogopgeleid<strong>en</strong>. Voor de hogere region<strong>en</strong> in de arbeidsmarkt is er dus de<br />

uitdaging om via het gericht toelat<strong>en</strong> van goed opgeleide immigrant<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

bijdrage te lever<strong>en</strong> aan het wegwerk<strong>en</strong> van hardnekkige knelpunt<strong>en</strong> op de<br />

arbeidsmarkt. 40<br />

4.1.6 conclusie<br />

ww, <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> scholing staan hoog op de politieke ag<strong>en</strong>da, niet alle<strong>en</strong> in<br />

Nederland maar ook in de ons omring<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>. Het <strong>ontslagrecht</strong> moet soepeler<br />

word<strong>en</strong>, de uitstroom uit de ww moet word<strong>en</strong> bevorderd <strong>en</strong> van de ww moet<br />

e<strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tieve werking uitgaan. Daarnaast moet scholing van de beroepsbevolking<br />

word<strong>en</strong> bevorderd. Dit laatste niet alle<strong>en</strong> ter <strong>voor</strong>koming van werkloosheid,<br />

maar ook ter bevordering van de ontwikkeling van Nederland tot e<strong>en</strong> hoogwaardige<br />

k<strong>en</strong>niseconomie. Het geheel van arbeidsmarktinstituties, sociale zekerheid<br />

<strong>en</strong> scholingsarrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zal te all<strong>en</strong> tijde in zijn onderlinge sam<strong>en</strong>hang<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong>. 41 Hierbij vorm<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> die deze communicer<strong>en</strong>de<br />

vat<strong>en</strong> op elkaar (kunn<strong>en</strong>) hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijk aandachtspunt.<br />

4.2 scholing<br />

4.2.1 inleiding<br />

Scholing kan bijdrag<strong>en</strong> aan economische groei. Niet alle<strong>en</strong> de regering me<strong>en</strong>t dat<br />

scholing kan bijdrag<strong>en</strong> aan het ontwikkel<strong>en</strong> van Nederland tot e<strong>en</strong> hoogwaardige<br />

k<strong>en</strong>niseconomie. Ook vanuit andere hoek<strong>en</strong> wordt gewez<strong>en</strong> op het belang van<br />

scholing ter bevordering van economische groei. Het cbs heeft erop gewez<strong>en</strong> dat<br />

scholing e<strong>en</strong> bron vormt <strong>voor</strong> de groei van de economie. Ook het innovatieplatform<br />

wijst erop dat k<strong>en</strong>nis veel kost, maar meer geeft (Het Financieele Dagblad<br />

2005). Vanuit de internationale literatuur wordt er wel op gewez<strong>en</strong> dat training,<br />

of scholing het meest effectieve middel is om werkloosheid te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> (Boone<br />

<strong>en</strong> Van Ours 2004). Minister Zalm van Financiën geeft rec<strong>en</strong>t in e<strong>en</strong> interview<br />

aan dat het verhog<strong>en</strong> van de productiviteit op de arbeidsmarkt door middel van<br />

meer scholing <strong>en</strong> het stimuler<strong>en</strong> van innovatie mogelijk moet zijn. 42 K<strong>en</strong>nis


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

wordt in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate gezi<strong>en</strong> als de motor van economische groei <strong>en</strong> als e<strong>en</strong><br />

concurr<strong>en</strong>tiefactor (Ministerie van Economische Zak<strong>en</strong> 2003; Ministerie van<br />

Economische Zak<strong>en</strong> 2004; Bekker et al. 2005). Hiermee kan echter niet word<strong>en</strong><br />

gezegd dat scholing van werknemers e<strong>en</strong> wondermiddel is (Van Lieshout et al.<br />

2005: 169). Uiteraard spel<strong>en</strong> arbeidsmarktaspect<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol in die zin dat waar<br />

ge<strong>en</strong> werk is, ook het niveau of de mate van scholing of opleiding ge<strong>en</strong> uitkomst<br />

zal bied<strong>en</strong> bij de prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid (Koning 2005: 16).<br />

Toch is scholing <strong>voor</strong> werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> laagopgeleid<strong>en</strong> in het<br />

bijzonder van groot belang. 43 Hierbij gaat het zowel om het verhog<strong>en</strong> van het<br />

k<strong>en</strong>nisniveau als het op peil houd<strong>en</strong> van de k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong>. Internationalisering<br />

in combinatie met technologische ontwikkeling<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> dat product<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> productieprocess<strong>en</strong> sneller verander<strong>en</strong>. Dit heeft tot gevolg dat de kwalificaties<br />

van werknemers sneller verouder<strong>en</strong>. Deze ontwikkeling vergt van<br />

bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> werknemers e<strong>en</strong> steeds groter aanpassingsvermog<strong>en</strong>. Met name<br />

laagopgeleid<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> het risico hun baan te verliez<strong>en</strong> door verouderde of te specifieke<br />

k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> te weinig vaardighed<strong>en</strong>. De scholingsdeelname van laagopgeleide<br />

werknemers blijft echter achter bij die van hoger opgeleid<strong>en</strong>. De oorzaak ligt niet<br />

alle<strong>en</strong> bij werkgevers. Onderzoek (Ministerie van Economische Zak<strong>en</strong> 2001;<br />

Bekker et al. 2005: 115) wijst uit dat laagopgeleid<strong>en</strong> vaak niet aan scholing deelnem<strong>en</strong><br />

vanwege persoonlijke motiev<strong>en</strong> (scholingskost<strong>en</strong>, gebrek aan tijd, gezinssituatie),<br />

onvoldo<strong>en</strong>de informatie over de betek<strong>en</strong>is van educatieve activiteit<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het verwachte geringe nut van investering<strong>en</strong> in scholing. Vanuit prev<strong>en</strong>tief<br />

oogpunt is het belangrijk dat meer laagopgeleide werknemers aan scholing deelnem<strong>en</strong>.<br />

De overheid wil scholing van de Nederlandse beroepsbevolking bevorder<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

groot deel van de middel<strong>en</strong> die mom<strong>en</strong>teel door de overheid ter beschikking<br />

word<strong>en</strong> gesteld, betreft middel<strong>en</strong> die kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingezet op het mom<strong>en</strong>t dat<br />

e<strong>en</strong> werknemer reeds werkloos is. 44 Zo is per 1 juli 2005 <strong>voor</strong> werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong> het<br />

zog<strong>en</strong>aamde ‘scholingprotocol’ van kracht geword<strong>en</strong>, 45 waarbij wordt onderzocht<br />

of <strong>en</strong> zo ja in hoeverre e<strong>en</strong> reeds werkloze werknemer in aanmerking komt<br />

<strong>voor</strong> scholing ter bevordering van reïntegratie. Het op deze wijze inzett<strong>en</strong> van<br />

scholing wordt ook wel tertiaire prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid g<strong>en</strong>oemd (Evers et<br />

al. 2004). De overheid biedt ook faciliteit<strong>en</strong> ter bevordering <strong>en</strong> stimulering van<br />

scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Hier wordt wel gesprok<strong>en</strong> van primaire <strong>en</strong> secundaire<br />

prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid. Van primaire prev<strong>en</strong>tie wordt gesprok<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de<br />

maatregel<strong>en</strong> zijn gericht op het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van (mogelijke) werkloosheid van<br />

werknemers welke (nog) niet met ontslag word<strong>en</strong> bedreigd. Secundaire prev<strong>en</strong>tie<br />

betreft het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van werkloosheid van (reeds) met ontslag bedreigde<br />

werknemers. De door de overheid gebod<strong>en</strong> scholingsfaciliteit<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> zich vaak<br />

zowel op werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> als werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> scheidslijn is hierbij niet altijd<br />

gemakkelijk te trekk<strong>en</strong>. In dit hoofdstuk zal de nadruk word<strong>en</strong> gelegd op de inzet<br />

van de betreff<strong>en</strong>de middel<strong>en</strong> ter bevordering <strong>en</strong> stimulering van scholing van<br />

werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dan <strong>voor</strong>al waar het betreft de primaire prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid.<br />

141


142<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Niet alle<strong>en</strong> door de overheid word<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong> ter bevordering van<br />

scholing. Ook de sociale partners <strong>en</strong> in mindere mate individuele werkgevers <strong>en</strong><br />

werknemers zijn zich bewust van het belang van scholing van werknemers. Zo<br />

bevat e<strong>en</strong> groot deel van de cao’s afsprak<strong>en</strong> over scholing. Ook wordt <strong>voor</strong> de<br />

financiering van scholing steeds meer gebruikgemaakt van o&o-fonds<strong>en</strong>. De<br />

uitgav<strong>en</strong> aan scholing door individuele werkgevers zijn gesteg<strong>en</strong> <strong>en</strong> werknemers<br />

zijn de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> steeds meer gebruik gaan mak<strong>en</strong> van scholingmogelijkhed<strong>en</strong><br />

(Van Lieshout et al. 2005: 42-46). Ook de sociale partners <strong>en</strong> de individuele<br />

werkgevers <strong>en</strong> werknemers mak<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> scholing van werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Hierbij tek<strong>en</strong>t zich echter e<strong>en</strong> omgekeerd<br />

beeld af t<strong>en</strong> opzichte van de overheid. Het overgrote deel van de scholingsuitgav<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> in de private sector is gericht op scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

4.2.2 overheid<br />

Verantwoordelijkheid<br />

De overheid me<strong>en</strong>t dat scholing van werknemers primair de verantwoordelijkheid<br />

is van de werkgevers, de werknemers <strong>en</strong> de sociale partners. Zij richt zich<br />

dan ook <strong>voor</strong>al op het stimuler<strong>en</strong> van sociale partners <strong>en</strong> individuele werkgevers<br />

<strong>en</strong> werknemers om tot scholingsafsprak<strong>en</strong> <strong>en</strong> scholingsinspanning<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>.<br />

De overheid ziet het wel als e<strong>en</strong> belangrijke opdracht om knelpunt<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ler<strong>en</strong><br />

weg te nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> het ler<strong>en</strong> <strong>voor</strong> individu<strong>en</strong> aantrekkelijker te mak<strong>en</strong>. De c<strong>en</strong>trale<br />

vraag hierbij is hoe m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> tot ler<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geprikkeld <strong>en</strong> hoe ze er<strong>voor</strong><br />

kan zorg<strong>en</strong> dat de werknemer ler<strong>en</strong> als vanzelfsprek<strong>en</strong>d onderdeel van zijn<br />

lev<strong>en</strong>sloopbaan gaat beschouw<strong>en</strong>. 46<br />

De verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> scholing van werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong> ligt primair bij de<br />

overheid. Desondanks biedt de overheid ook verschill<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong> ter<br />

bevordering van <strong>en</strong> stimulering van scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Wat betreft scholing<br />

van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> richt de overheid zich hoofdzakelijk op scholing tot e<strong>en</strong><br />

startkwalificatie. 47 Red<strong>en</strong> hier<strong>voor</strong> is dat de overheid in Europees verband ernaar<br />

streeft er<strong>voor</strong> te zorg<strong>en</strong> dat in 2010 80 proc<strong>en</strong>t van de beroepsbevolking van<br />

25-64 jaar e<strong>en</strong> startkwalificatie heeft. Deze scholing wordt wel opscholing g<strong>en</strong>oemd.<br />

Opscholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> hoger niveau dan de startkwalificatie<br />

<strong>en</strong> omscholing van de werknemer blijv<strong>en</strong> primair de verantwoordelijkheid van<br />

werkgevers <strong>en</strong> werknemers. 48 Op dit mom<strong>en</strong>t wordt in Nederland t<strong>en</strong> opzichte<br />

van de oude eu-15-land<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s relatief veel aandacht <strong>en</strong> geld besteed aan<br />

lev<strong>en</strong> lang ler<strong>en</strong>. Met het former<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijke projectiedirectie Ler<strong>en</strong><br />

& Werk<strong>en</strong> van ocw <strong>en</strong> szw onderstreept het kabinet het belang dat het hecht<br />

aan scholing tijd<strong>en</strong>s het werk. Deze projectdirectie gaat het ‘Actieplan Lev<strong>en</strong> Lang<br />

Ler<strong>en</strong>’ verder uitvoer<strong>en</strong>. 49 De totale overheidsuitgav<strong>en</strong> om werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te schol<strong>en</strong><br />

zijn in 2004 circa € 400 miljo<strong>en</strong>. 50 E<strong>en</strong> aantal van de tot nu toe gebruikte instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

loopt de kom<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> door. Of deze instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet<br />

<strong>en</strong> of andere instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingebed, beslist het kabinet na evaluatie.<br />

Wanneer dit zal gebeur<strong>en</strong> is ons op het mom<strong>en</strong>t van dit onderzoek niet bek<strong>en</strong>d.


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Faciliteit<strong>en</strong><br />

Het is erg moeilijk e<strong>en</strong> onderscheid aan te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de verschill<strong>en</strong>de scholingsmaatregel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> scholingsfaciliteit<strong>en</strong> die door de overheid ter beschikking word<strong>en</strong><br />

gesteld. De overheid biedt verschill<strong>en</strong>de faciliteit<strong>en</strong> ter stimulering van scholing.<br />

Deze betreff<strong>en</strong> zowel directe als indirecte financiering van scholing, waarbij<br />

gedacht kan word<strong>en</strong> aan fiscale faciliteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> het Europees Sociaal Fonds (esf).<br />

Ook wordt veel gedaan aan maatregel<strong>en</strong> ter stimulering van scholing die niet<br />

gebaseerd zijn op e<strong>en</strong> financiële prikkel. Hierbij kan zowel gedacht word<strong>en</strong> aan<br />

informatie<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing als ook aan employability-advisering. 51 Ook bevordert de<br />

overheid de individuele ontwikkeling in de vorm van Erk<strong>en</strong>ning van (elders <strong>en</strong><br />

eerder) Verworv<strong>en</strong> Compet<strong>en</strong>ties (evc) <strong>en</strong> de stimulering <strong>en</strong> bijdrage aan het<br />

gebruik van Individuele Leer Rek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (ilr’s). Sam<strong>en</strong>gevat richt<strong>en</strong> deze<br />

instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zich op zowel financiële stimulering <strong>en</strong> op bewustwording <strong>en</strong><br />

transparantie van scholingsaanbod.<br />

Veel fiscale faciliteit<strong>en</strong> op het gebied van scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zijn afgeschaft.<br />

Zo bestond<strong>en</strong> er fiscale mogelijkhed<strong>en</strong> als de afdrachtvermindering onderwijs <strong>en</strong><br />

de zog<strong>en</strong>aamde scholingsaftrek. Deze laatste regeling hield in dat e<strong>en</strong> onderneming<br />

e<strong>en</strong> deel van alle gemaakte scholingskost<strong>en</strong> kon aftrekk<strong>en</strong> van de fiscale<br />

winst. Mom<strong>en</strong>teel geldt als fiscale maatregel van overheidswege de Wet Vermindering<br />

Afdracht Onderwijs (wva-onderwijs). De wva-onderwijs betreft e<strong>en</strong><br />

afdrachtvermindering in de loonbelasting van maximaal 2500 euro per fulltimewerknemer<br />

per kal<strong>en</strong>derjaar. Op basis van de wva-onderwijs kan de werkgever<br />

e<strong>en</strong> tegemoetkoming krijg<strong>en</strong> in de kost<strong>en</strong> van het opleid<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> werknemer<br />

via e<strong>en</strong> duale leerweg. Hierbij kan het gaan om scholing in het kader van leerwerktraject<strong>en</strong><br />

in het derde of vierde jaar van het middelbaar beroepsonderwijs <strong>en</strong><br />

het kan gaan om scholing <strong>voor</strong> assist<strong>en</strong>t-onderzoekers in opleiding, <strong>voor</strong> promotieonderzoek,<br />

<strong>voor</strong> duale leerweg<strong>en</strong> in het hoger beroepsonderwijs <strong>en</strong> <strong>voor</strong> werkloze<br />

werknemers die door scholing op startkwalificati<strong>en</strong>iveau word<strong>en</strong> gebracht.<br />

Voorts is geld <strong>voor</strong> scholing beschikbaar vanuit het esf. Over de periode 2000-<br />

2006 is vanuit dit fonds 600 miljo<strong>en</strong> euro beschikbaar. Deze geld<strong>en</strong> zijn bestemd<br />

<strong>voor</strong> scholing tot startkwalificati<strong>en</strong>iveau, maar ook <strong>voor</strong> opscholing tot mboniveau<br />

4 <strong>en</strong> sectoroverstijg<strong>en</strong>de scholing. De overheid me<strong>en</strong>t dat de b<strong>en</strong>utting<br />

van de esf (<strong>en</strong> Equal-) middel<strong>en</strong> verder kan word<strong>en</strong> bevorderd. Zo is het o&ofonds<strong>en</strong><br />

inmiddels toegestaan om zog<strong>en</strong>oemde algeme<strong>en</strong> verbind<strong>en</strong>d verklaarde<br />

middel<strong>en</strong> als cofinanciering <strong>voor</strong> esf-project<strong>en</strong> in te zett<strong>en</strong>. 52 De fiscale maatregel<strong>en</strong><br />

(waarvan de afdrachtvermindering onderwijs <strong>en</strong> de aftrek scholingsuitgav<strong>en</strong><br />

in de inkomst<strong>en</strong>belasting nog van kracht zijn), ev<strong>en</strong>als de inzet van middel<strong>en</strong><br />

uit het esf hebb<strong>en</strong> tot doel door middel van e<strong>en</strong> financiële prikkel de scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

door werkgevers <strong>en</strong> werknemers te stimuler<strong>en</strong>.<br />

Ondanks het feit dat de aandacht van de overheid <strong>voor</strong>al is gericht op het br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> op startkwalificati<strong>en</strong>iveau gold tot eind 2005 nog e<strong>en</strong> subsidieregeling<br />

Scholingsimpuls van het ministerie van Economische Zak<strong>en</strong>. De regeling<br />

ondersteunde brancheorganisaties om in sam<strong>en</strong>werking met opleidingsaanbie-<br />

143


144<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

ders innovatieve scholingstraject<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> vanaf het<br />

startkwalificati<strong>en</strong>iveau. 53<br />

Naast de fiscale faciliteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> de geld<strong>en</strong> die beschikbaar word<strong>en</strong> gesteld vanuit<br />

het esf werkt de overheid mee <strong>en</strong> draagt bij aan verschill<strong>en</strong>de andere maatregel<strong>en</strong><br />

ter stimulering van scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> van deze maatregel<strong>en</strong> is het<br />

erk<strong>en</strong>ning van (elders <strong>en</strong> eerder) verworv<strong>en</strong> compet<strong>en</strong>ties (evc). Bij evc gaat het<br />

om het volg<strong>en</strong>de.<br />

“Compet<strong>en</strong>tieontwikkeling gebeurt niet alle<strong>en</strong> door scholing, maar ook in betaald werk, vrijwilligerswerk<br />

of door betrokk<strong>en</strong>heid bij maatschappelijke organisaties. Door die veelal verborg<strong>en</strong><br />

tal<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zichtbaar te mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> te erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> is op weg naar beroepskwalificatie, veel<br />

winst te hal<strong>en</strong>. Zo’ n systeem <strong>voor</strong> het erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van eerder verworv<strong>en</strong> compet<strong>en</strong>ties, heet evc.<br />

Het resulteert in het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van vrijstelling<strong>en</strong>, certificat<strong>en</strong> of diploma’ s. Als onderdel<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> kwalificatie erk<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> volledige opleiding niet meer nodig. Als standaard <strong>voor</strong><br />

erk<strong>en</strong>ning fungeert vaak de kwalificatiestructuur van het beroepsonderwijs of e<strong>en</strong> andere landelijke<br />

opleiding<strong>en</strong>standaard; branches <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> echter ook kiez<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> standaard.<br />

evc biedt werk-gevers de mogelijkheid het human capital in het bedrijf optimaal te waarder<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>. Werknemers kunn<strong>en</strong> dankzij evc hun waarde verzilver<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt. Intermediaire<br />

organisaties belast met (her) plaatsing van kandidat<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt kunn<strong>en</strong> het<br />

evc-instrum<strong>en</strong>tarium inzett<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> goede match. En <strong>voor</strong> opleiders biedt evc<br />

de mogelijkheid maatwerktraject<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> efficiënt op te leid<strong>en</strong>.” 54<br />

De overheid beschouwt de ontwikkeling van evc als e<strong>en</strong> belangrijke <strong>voor</strong>waarde<br />

<strong>voor</strong> het bereik<strong>en</strong> van haar doelstelling<strong>en</strong>. Het aantal uitgevoerde evc-procedures<br />

moet groei<strong>en</strong> tot 50.000 in 2010, waarbij de helft moet uitmond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

wettelijk diploma of e<strong>en</strong> door de branche erk<strong>en</strong>d certificaat. Uitgangspunt <strong>voor</strong><br />

het kabinet is dat sociale partners na 2004 e<strong>en</strong> steeds grotere verantwoordelijkheid<br />

op zich moet<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>, ook in financiële zin, om evc breed te implem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>.<br />

Er wordt ingezet op e<strong>en</strong> brede implem<strong>en</strong>tatie van evc. 55 Rec<strong>en</strong>t heeft<br />

minister De Geus aangegev<strong>en</strong> dat door de projectdirectie Werk<strong>en</strong> & Ler<strong>en</strong> aan<br />

de slag zal word<strong>en</strong> gegaan met het realiser<strong>en</strong> van 20.000 evc-procedures <strong>voor</strong><br />

2007. 56 Ook wordt e<strong>en</strong> start gemaakt met het realiser<strong>en</strong> van 15.000 leerwerktraject<strong>en</strong>.<br />

57 Bij dit laatste gaat het niet alle<strong>en</strong> om het aan het werk krijg<strong>en</strong> van (jonge)<br />

werkloz<strong>en</strong>, maar ook om scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Bij het realiser<strong>en</strong> van duale<br />

traject<strong>en</strong> zal ook evc e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>. In het kader van evc is <strong>voor</strong>ts het K<strong>en</strong>nisc<strong>en</strong>trum<br />

evc opgericht. Het K<strong>en</strong>nisc<strong>en</strong>trum heeft de opdracht de toepassing van<br />

de evc-systematiek bij branches <strong>en</strong> sector<strong>en</strong> te bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> tr<strong>en</strong>ds <strong>en</strong> ontwikkeling<strong>en</strong><br />

te signaler<strong>en</strong>. Het K<strong>en</strong>nisc<strong>en</strong>trum evc onderzoekt, verzamelt <strong>en</strong><br />

verspreidt informatie <strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> netwerkfunctie. 58 Door e<strong>en</strong> K<strong>en</strong>nisc<strong>en</strong>trum<br />

evc <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Empowerm<strong>en</strong>t C<strong>en</strong>ter 59 in te stell<strong>en</strong> heeft het kabinet de ontwikkeling<br />

<strong>en</strong> implem<strong>en</strong>tatie van het evc-instrum<strong>en</strong>tarium will<strong>en</strong> versnell<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> andere stimuleringsmaatregel vormt het instell<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebruikmak<strong>en</strong> van<br />

zog<strong>en</strong>aamde ilr’s. Met het experim<strong>en</strong>t ilr heeft de overheid de pot<strong>en</strong>tie van


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

persoonsgerichte scholingsfinanciering onderzocht. E<strong>en</strong> ilr is e<strong>en</strong> persoonsgebond<strong>en</strong><br />

spaarrek<strong>en</strong>ing waarmee e<strong>en</strong> individuele werknemer scholing kan<br />

inkop<strong>en</strong>. Deze spaarrek<strong>en</strong>ing is niet werkgever-gebond<strong>en</strong> (dit in teg<strong>en</strong>stelling tot<br />

bij<strong>voor</strong>beeld het hieronder te besprek<strong>en</strong> Persoonlijk Opleidingsbuget (pob)) <strong>en</strong><br />

kan dus onafhankelijk van de werkgever word<strong>en</strong> ingezet. De overheid heeft in<br />

2001 <strong>voor</strong> 1100 werknemers e<strong>en</strong> ilr geop<strong>en</strong>d van 454 euro per rek<strong>en</strong>ing. In e<strong>en</strong><br />

tweede fase werd<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong>s 1400 rek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> geop<strong>en</strong>d (Van Lieshout et al. 2005:<br />

106). E<strong>en</strong> werknemer of werkzoek<strong>en</strong>de kan hiervan gebruikmak<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> werkgerelateerde<br />

opleiding of cursus te bekostig<strong>en</strong>. Doel van de ilr is werknemers<br />

meer bewust te mak<strong>en</strong> van hun scholingsmogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> hiermee ook individuele<br />

verantwoordelijkheid <strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>schap te gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee de scholingsvraag<br />

te stimuler<strong>en</strong> zonder dat de werkgever hierover beslist (Van Lieshout et al.<br />

2005: 111).<br />

De bevordering van employability-beleid wordt door de overheid ondersteund<br />

door gebruikmaking van zog<strong>en</strong>aamde employability-adviseurs <strong>en</strong> adviesorganisaties.<br />

E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld daarvan biedt de door Economische Zak<strong>en</strong> ingestelde<br />

adviesorganisatie Synt<strong>en</strong>s. Deze organisatie biedt landelijk employabilityadvisering<br />

aan verschill<strong>en</strong>de mkb-bedrijv<strong>en</strong>. Ook heeft de overheid in e<strong>en</strong> aantal specifieke<br />

branches initiatiev<strong>en</strong> ondersteund op het gebied van employabilityadvisering<br />

(Van Lieshout et al. 2005: 94). Deze project<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> zich op het stimuler<strong>en</strong><br />

van werkgevers in hun employabilitybeleid, maar beog<strong>en</strong> ook de individuele<br />

werknemer te bereik<strong>en</strong>. De project<strong>en</strong> op dit gebied zijn succesvol geblek<strong>en</strong>. De<br />

inzet van employabilityadviseurs is <strong>voor</strong>al gericht op bewustwording van mkbondernemers<br />

(Van Lieshout et al. 2005: 113). De overheid wijst erop dat haar rol<br />

<strong>en</strong> verantwoordelijkheid op dit gebied eindig is <strong>en</strong> (<strong>voor</strong>al) ligt in het schepp<strong>en</strong><br />

van de juiste rand<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, zoals het wegnem<strong>en</strong> van belemmering<strong>en</strong> op het<br />

gebied van regelgeving. 60<br />

Effectiviteit <strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijkheid<br />

Van de bestaande scholingsfaciliteit<strong>en</strong> wordt, hoewel het gebruik ervan stijgt, in<br />

de praktijk nog steeds relatief weinig gebruikgemaakt. Uit onderzoek blijkt dat<br />

werkgevers <strong>en</strong> werknemers veelal pas bereid zijn scholingsinspanning<strong>en</strong> te<br />

verricht<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t dat sprake is van e<strong>en</strong> (wettelijke) verplichting. Ook<br />

blijk<strong>en</strong> veel werkgevers <strong>en</strong> werknemers onbek<strong>en</strong>d te zijn met de h<strong>en</strong> ter beschikking<br />

staande scholingsfaciliteit<strong>en</strong> (Van Lieshout et al. 2005: 88-89). De overheid<br />

zou meer (dwing<strong>en</strong>d rechtelijke) bepaling<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t scholing kunn<strong>en</strong> opnem<strong>en</strong><br />

zonder dat daarbij andere of bestaande bescherming in het geding komt. Voordeel<br />

als de overheid scholing regelt door middel van wetgeving is dat er minder sprake<br />

zal zijn van concurrer<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong>. Het gaat dan immers om e<strong>en</strong> van bov<strong>en</strong>af<br />

opgelegde regel waarbij, in teg<strong>en</strong>stelling tot onderhandeling<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de sociale<br />

partners ge<strong>en</strong> sprake hoeft te zijn van e<strong>en</strong> uitruil van belang<strong>en</strong>. Deze macht van<br />

de overheid is overig<strong>en</strong>s beperkt. Ook indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verplichting tot scholing e<strong>en</strong><br />

wettelijke grondslag wil krijg<strong>en</strong> zal hier<strong>voor</strong> wel maatschappelijk draagvlak<br />

nodig zijn. Dit neemt niet weg dat wetgeving hoogstwaarschijnlijk de makkelijkste<br />

weg is werkgevers <strong>en</strong> werknemers te beweg<strong>en</strong> tot scholingsinspanning<strong>en</strong>.<br />

145


146<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Hoewel het door de overheid verplicht stell<strong>en</strong> van scholing op het eerste gezicht<br />

met het oog op effectiviteit e<strong>en</strong> aantrekkelijke optie lijkt, zijn hieraan ook de<br />

nodige nadel<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong>. Zo zal e<strong>en</strong> wettelijke verplichting waarschijnlijk e<strong>en</strong><br />

algem<strong>en</strong>e scholingsverplichting inhoud<strong>en</strong>, waarbij het moeilijk zal zijn rek<strong>en</strong>ing<br />

te houd<strong>en</strong> met specifieke (behoeft<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>) bedrijfstakk<strong>en</strong>, laat staan met de<br />

concrete invulling van die verplichting<strong>en</strong> respectievelijk recht<strong>en</strong> <strong>voor</strong> individuele<br />

werkgevers <strong>en</strong> werknemers. Ook de uitvoering <strong>en</strong> toetsing van e<strong>en</strong> wettelijke<br />

verplichting kan problem<strong>en</strong> met zich meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> wettelijke verplichting tot<br />

scholing zal hoogstwaarschijnlijk leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> grotere belasting van overheidsinstanties,<br />

daar zij de uitvoering zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> gaan toets<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> hoeft<br />

e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame in de kost<strong>en</strong> van uitvoering ge<strong>en</strong> problem<strong>en</strong> op te lever<strong>en</strong> als de<br />

uitvoering kan word<strong>en</strong> bekostigd door besparing<strong>en</strong> in de ww.<br />

De overheid zelf is ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>stander van wettelijke scholingsverplichting<strong>en</strong>.<br />

Scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> is, zo bleek ook eerder al, primair de verantwoordelijkheid<br />

van de sociale partners <strong>en</strong> de individuele werkgevers <strong>en</strong> werknemers. Meer<br />

algeme<strong>en</strong> bestaat de t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s tot minder overheidsbemoei<strong>en</strong>is <strong>en</strong> meer individualisering.<br />

De vraag is of e<strong>en</strong> wettelijke verplichting tot scholing niet in strijd komt<br />

met deze uitgangspunt<strong>en</strong>. Rec<strong>en</strong>t wordt er over gedacht maatregel<strong>en</strong> te treff<strong>en</strong><br />

waarmee de overheid indirect e<strong>en</strong> rol kan spel<strong>en</strong> in de vormgeving van scholingsafsprak<strong>en</strong>.<br />

Deze maatregel<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> zich <strong>voor</strong>al op de sociale partners. Zo is<br />

<strong>voor</strong>gesteld cao-partij<strong>en</strong> de mogelijkheid te bied<strong>en</strong> af te wijk<strong>en</strong> van de prev<strong>en</strong>tieve<br />

ontslagtoets <strong>en</strong> alternatieve ontslagcriteria overe<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> dergelijke<br />

constructie word<strong>en</strong> de rand<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> geschap<strong>en</strong> door de overheid <strong>en</strong><br />

wordt de concrete invulling <strong>en</strong> uitvoering daarvan overgelat<strong>en</strong> aan de w<strong>en</strong>s van<br />

de sociale partners. Naar aanleiding van e<strong>en</strong> Kamerdebat van 13 september 2005 is<br />

door de led<strong>en</strong> Weekers <strong>en</strong> Huizinga-Heringa e<strong>en</strong> motie ingedi<strong>en</strong>d waarin wordt<br />

verzocht hiervan af te zi<strong>en</strong>. 61 Begin 2006 is beslot<strong>en</strong> dit <strong>voor</strong>stel in te trekk<strong>en</strong>. 62<br />

4.2.3 sociale partners<br />

Verantwoordelijkheid<br />

Zoals hierbov<strong>en</strong> al bleek me<strong>en</strong>t de overheid dat scholing <strong>voor</strong> werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> primaire<br />

prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid 63 <strong>voor</strong>al de verantwoordelijkheid is van de sociale<br />

partners, maar ook van de individuele werkgevers <strong>en</strong> werknemers. Het prikkel<strong>en</strong><br />

tot het door de individuele werknemer volg<strong>en</strong> van scholing <strong>en</strong> het door de<br />

werkgever aanbied<strong>en</strong> van scholing staat hierbij <strong>voor</strong>op. Veel maatregel<strong>en</strong> ter <strong>voor</strong>koming<br />

van werkloosheid van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> vloei<strong>en</strong> dan ook <strong>voor</strong>t uit initiatiev<strong>en</strong><br />

van de sociale partners <strong>en</strong> individuele werkgevers, waarbij zij word<strong>en</strong> bijgestaan<br />

door financiële <strong>en</strong>/of andere hier<strong>voor</strong> besprok<strong>en</strong> initiatiev<strong>en</strong> vanuit de overheid.<br />

Van werknemerszijde lijkt m<strong>en</strong> zich bewust van het belang van scholing van<br />

werknemers. Dit blijkt alle<strong>en</strong> al uit het feit dat steeds meer cao’s scholingsafsprak<strong>en</strong><br />

bevatt<strong>en</strong> (zie § 4.3.2). Van de kant van de werkgevers lijkt veel minder de<br />

behoefte te bestaan (meer) verantwoordelijkhed<strong>en</strong> bij werkgevers te legg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

werknemers te schol<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> belangrijk bezwaar <strong>voor</strong> werkgevers is dat zij er in


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

het algeme<strong>en</strong> weinig <strong>voor</strong> voel<strong>en</strong> hun eig<strong>en</strong> verlies op te leid<strong>en</strong>, in die zin dat zij<br />

hun geschoolde werknemers verliez<strong>en</strong> aan de concurr<strong>en</strong>t (Van Lieshout et al.<br />

2005: 101). Anderzijds zal e<strong>en</strong> werknemer die elders wel de mogelijkheid tot<br />

scholing heeft wellicht sneller g<strong>en</strong>eigd zijn te vertrekk<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> andere werkgever<br />

indi<strong>en</strong> zijn huidige werkgever die mogelijkheid niet biedt. Daarnaast zal,<br />

indi<strong>en</strong> alle werkgevers (binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bedrijfstak) hun werknemers schol<strong>en</strong>, e<strong>en</strong><br />

werkgever ook kunn<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong> van werknemers die door e<strong>en</strong> andere werkgever<br />

zijn geschoold.<br />

E<strong>en</strong> ander bezwaar van werkgeverszijde teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> (algem<strong>en</strong>e) scholingsverplichting<br />

<strong>voor</strong> werkgevers is geleg<strong>en</strong> in de uitvoering. Indi<strong>en</strong> scholing e<strong>en</strong> verplichting<br />

is zull<strong>en</strong> de scholingsinspanning<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bijgehoud<strong>en</strong>, omdat ook zal<br />

moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getoetst of aan die verplichting is voldaan. Overig<strong>en</strong>s<br />

br<strong>en</strong>gt het bied<strong>en</strong> van scholing überhaupt extra administratief <strong>en</strong> logistiek werk <strong>en</strong><br />

dus ook kost<strong>en</strong> mee. Er zal e<strong>en</strong> afdeling moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> die de scholing van werknemers<br />

regelt <strong>en</strong> er zal <strong>voor</strong> vervang<strong>en</strong>d personeel moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gezorgd op het<br />

mom<strong>en</strong>t dat de werknemer zich laat schol<strong>en</strong>. Dit bezwaar leeft <strong>voor</strong>al bij het mkb<br />

(Het Financieele Dagblad 2005). Vooral kleinere werkgevers zitt<strong>en</strong> niet te wacht<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame aan administratieve <strong>en</strong> logistieke last<strong>en</strong>. vno-ncw onderk<strong>en</strong>t<br />

overig<strong>en</strong>s wel dat investering in scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> e<strong>en</strong> reguliere verantwoordelijkheid<br />

is van het bedrijfslev<strong>en</strong> (vno-ncw 2003). Bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde<br />

bezwar<strong>en</strong> word<strong>en</strong> des te groter indi<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele scholingsinspanning<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> uitgeruild teg<strong>en</strong> de mogelijkheid werknemers makkelijker te ontslaan.<br />

Werkgevers vrez<strong>en</strong> dat zij in e<strong>en</strong> dergelijke situatie zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> gaan bewijz<strong>en</strong><br />

voldo<strong>en</strong>de scholingsinspanning<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> verricht t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de werknemer<br />

die zij will<strong>en</strong> ontslaan. De vraag is of in dat geval ontslag daadwerkelijk soepeler<br />

kan verlop<strong>en</strong>, zelfs als dit gepaard zou gaan met bij<strong>voor</strong>beeld de mogelijkheid<br />

bij cao af te wijk<strong>en</strong> van de prev<strong>en</strong>tieve ontslagtoets.<br />

Hoewel van werknemerszijde het belang van scholing wordt onderk<strong>en</strong>d, bestaat<br />

ook aan werknemerszijde ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming over de ev<strong>en</strong>tuele uitruil van<br />

ontslagbescherming teg<strong>en</strong> meer scholingsinspanning<strong>en</strong>. Het fnv hecht veel<br />

waarde aan scholing, maar me<strong>en</strong>t tev<strong>en</strong>s dat het bied<strong>en</strong> van scholing niet t<strong>en</strong><br />

koste mag gaan van de bestaande bescherming van werknemers. Van e<strong>en</strong> flexibeler<br />

<strong>ontslagrecht</strong> wil het niets wet<strong>en</strong> (Het Financieele Dagblad 2005). Het cnv<br />

daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> lijkt meer bereid te prat<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> versoepeling van het <strong>ontslagrecht</strong><br />

in ruil <strong>voor</strong> meer employability-inspanning<strong>en</strong> door werkgevers. 64 De vraag<br />

hoe e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele versoepeling van het <strong>ontslagrecht</strong> er concreet uit zou kunn<strong>en</strong><br />

zi<strong>en</strong> komt hieronder in hoofdstuk 5 uitgebreid aan bod.<br />

Faciliteit<strong>en</strong> in cao’s <strong>en</strong> o&o-fonds<strong>en</strong><br />

Door de sociale partners word<strong>en</strong> veel maatregel<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong> ter bevordering <strong>en</strong><br />

stimulering van scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Zo zijn inmiddels in vele cao’s afsprak<strong>en</strong><br />

over scholing opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. In cao’s word<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e afsprak<strong>en</strong> gemaakt over<br />

scholing <strong>en</strong> scholingsverlof, maar ook word<strong>en</strong> op de individuele werknemer<br />

gerichte afsprak<strong>en</strong> gemaakt over onder andere evc. Ook bestaan veel afsprak<strong>en</strong><br />

147


148<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

over persoonlijke opleidingsplann<strong>en</strong> (pop’s) waarin met werknemers individuele<br />

afsprak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt over hun loopbaanontwikkeling <strong>en</strong> <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> veel<br />

cao’s in het ter beschikking stell<strong>en</strong> van zog<strong>en</strong>aamde persoonlijke opleidingsbudgett<strong>en</strong><br />

(pob’s). Hiermee wordt per werknemer e<strong>en</strong> bepaald bedrag ter beschikking<br />

gesteld als tegemoetkoming in scholingskost<strong>en</strong>.<br />

De afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> is het aantal scholingsafsprak<strong>en</strong> in cao’s aanzi<strong>en</strong>lijk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Uit onderzoek van de arbeidsinspectie blijkt dat in 2004 in 121 van de 122<br />

onderzochte cao’s afsprak<strong>en</strong> over scholing <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. Dit betreft 99 proc<strong>en</strong>t van<br />

de werknemers die onder e<strong>en</strong> cao vall<strong>en</strong>. De scholingsafsprak<strong>en</strong> in cao’s hebb<strong>en</strong><br />

vaak e<strong>en</strong> niet-verplicht<strong>en</strong>d karakter. Dat neemt niet weg dat in 45 cao’s e<strong>en</strong><br />

verplichting tot aanbied<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> recht op het volg<strong>en</strong> van scholing bestaat. In<br />

33 cao’s (37 proc<strong>en</strong>t van de werknemers) gaat het om e<strong>en</strong> verplichting tot scholing<br />

<strong>en</strong> in 23 cao’s (34 proc<strong>en</strong>t van de werknemers) om e<strong>en</strong> recht op scholing. Dit<br />

teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> perc<strong>en</strong>tage van 31 proc<strong>en</strong>t respectievelijk 26 proc<strong>en</strong>t in 2003. E<strong>en</strong><br />

combinatie van beide vorm<strong>en</strong> is in 2004 gevond<strong>en</strong> in 11 cao’s (Arbeidsinspectie<br />

2005; Arbeidsinspectie 2004).<br />

Hierbij di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> opgemerkt dat afsprak<strong>en</strong> over scholing in cao’s vaak in<br />

e<strong>en</strong> specifieke context word<strong>en</strong> geplaatst. Zo geld<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> om de inzetbaarheid<br />

van werknemers zowel in als buit<strong>en</strong> de onderneming te vergrot<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

32 proc<strong>en</strong>t van de werknemers, <strong>en</strong> bestaan <strong>voor</strong> 39 proc<strong>en</strong>t van de werknemers<br />

afsprak<strong>en</strong> over scholing in verband met technologische ontwikkeling<strong>en</strong> die<br />

gevolg<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het functioner<strong>en</strong> van werknemers. Het meest<br />

<strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>d zijn afsprak<strong>en</strong> die te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met loopbaanontwikkeling.<br />

Hier betreft het 59 cao’s die betrekking hebb<strong>en</strong> op 35 proc<strong>en</strong>t van de werknemers.<br />

Uit de bov<strong>en</strong>staande cijfers <strong>en</strong> perc<strong>en</strong>tages blijkt dat in cao’s veel afsprak<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gemaakt over scholing. Hierbov<strong>en</strong> word<strong>en</strong> slechts <strong>en</strong>kele specifieke<br />

aspect<strong>en</strong> van scholing g<strong>en</strong>oemd waaraan in cao’s aandacht wordt besteed.<br />

Echter, in alle onderzochte cao’s in 2004 kom<strong>en</strong> één of meer employability-bepaling<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>. De sociale partners lat<strong>en</strong> zich op het gebied van scholing dus niet<br />

onbetuigd. Ook over pop’s <strong>en</strong> pob’s zijn in veel cao’s afsprak<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

In 74 proc<strong>en</strong>t van de cao’s, betrekking hebb<strong>en</strong>d op 77 proc<strong>en</strong>t van de werknemers,<br />

staan afsprak<strong>en</strong> over ontwikkelingsplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> studiefaciliteit<strong>en</strong>regeling<strong>en</strong>.<br />

In 68 cao’s, betrekking hebb<strong>en</strong>d op 67 proc<strong>en</strong>t van de werknemers, betreft het<br />

afsprak<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> pop of pob. De overheid me<strong>en</strong>t dat <strong>voor</strong>al het op deze wijze<br />

individueel stimuler<strong>en</strong> van werknemers e<strong>en</strong> belangrijke bijdrage kan lever<strong>en</strong> aan<br />

scholing <strong>en</strong> de employability van werknemers (Arbeidsinspectie 2005). 10 proc<strong>en</strong>t<br />

van de cao’s bevat (reeds) afsprak<strong>en</strong> over evc.<br />

De o&o-fonds<strong>en</strong> beog<strong>en</strong> het gebruik van de beschikbare middel<strong>en</strong> te bevorder<strong>en</strong>.<br />

65 De o&o-fonds<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> veel geld beschikbaar ter bevordering van scholing<br />

van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. 66 In de meeste gevall<strong>en</strong> wordt vereist dat de scholing functie-<br />

of branchegericht is, maar er zijn ook fonds<strong>en</strong> die algem<strong>en</strong>e scholing<br />

vergoed<strong>en</strong>. Daarnaast geeft 80 proc<strong>en</strong>t van de fonds<strong>en</strong> aan dat bepaalde vorm<strong>en</strong>


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

van bov<strong>en</strong>sectorale scholing <strong>voor</strong> subsidie in aanmerking kom<strong>en</strong>. Hoewel het<br />

gebruik van o&o-fonds<strong>en</strong> de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> is gesteg<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>al kleinere bedrijv<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> inhaalslag gemaakt, beschikk<strong>en</strong> de meest fonds<strong>en</strong> nog steeds<br />

over grote reserves <strong>en</strong> zou het gebruik daarvan verder kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bevorderd<br />

(Waterreus 2002).<br />

Effectiviteit <strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijkheid<br />

Cao-afsprak<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> de uitkomst van onderhandeling<strong>en</strong>. Dit onderhandelingsproces<br />

br<strong>en</strong>gt mee dat sprake is van het afweg<strong>en</strong> van belang<strong>en</strong>, <strong>en</strong> uitruil van<br />

bescherming. Als gevolg van onderhandeling<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de sociale partners zijn in<br />

het verled<strong>en</strong> de o&o-fonds<strong>en</strong> tot stand gekom<strong>en</strong>. In ruil <strong>voor</strong> loonmatiging<br />

werd<strong>en</strong> de o&o-fonds<strong>en</strong> ingericht, waaraan door werkgevers e<strong>en</strong> deel van de<br />

loonsom werd afgedrag<strong>en</strong>. Ook op het gebied van scholing zoud<strong>en</strong> de sociale<br />

partners door de uitruil van belang<strong>en</strong> tot afsprak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. In dat geval is<br />

sprake van e<strong>en</strong> onderhandelingsresultaat waar partij<strong>en</strong> mee akkoord gaan, dit in<br />

teg<strong>en</strong>stelling tot e<strong>en</strong> situatie waar e<strong>en</strong> verplichting tot scholing van bov<strong>en</strong>af door<br />

de overheid wordt opgelegd. Door de vormgeving van scholing <strong>en</strong> scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

over te lat<strong>en</strong> aan de sociale partners kan wellicht beter word<strong>en</strong> aangeslot<strong>en</strong><br />

bij de maatschappelijke behoeft<strong>en</strong> <strong>en</strong> de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van de betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>.<br />

De sociale partners verteg<strong>en</strong>woordig<strong>en</strong> immers (ook) de belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> behoeft<strong>en</strong><br />

van de (individuele) werkgevers <strong>en</strong> werknemers. Hiermee wordt <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat<br />

e<strong>en</strong> verplichting dwing<strong>en</strong>d (rechtelijk) van bov<strong>en</strong>af wordt opgelegd <strong>en</strong> wordt<br />

duidelijk zichtbaar welke belang<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> het zwaarst weg<strong>en</strong>.<br />

Nadeel van het regel<strong>en</strong> van scholing in cao’s is dat ondanks het feit dat in veel cao’s<br />

scholingsafsprak<strong>en</strong> zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, daar in de praktijk vrij weinig gebruik van<br />

wordt gemaakt. Dit hangt <strong>en</strong>erzijds sam<strong>en</strong> met het feit dat deze afsprak<strong>en</strong> veelal<br />

e<strong>en</strong> recht <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verplichting tot scholing inhoud<strong>en</strong>. Anderzijds zijn zowel werkgevers<br />

als werknemers vaak niet van de gemaakte afsprak<strong>en</strong> op de hoogte, zelfs<br />

niet als de afsprak<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> verplicht<strong>en</strong>d karakter hebb<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> oplossing <strong>voor</strong> dit<br />

probleem zou kunn<strong>en</strong> zijn dat meer verplichting<strong>en</strong> tot scholing word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> werkgevers <strong>en</strong> werknemers daarover beter word<strong>en</strong> geïnformeerd.<br />

Wil m<strong>en</strong> van werknemerszijde echter bereik<strong>en</strong> dat in cao-afsprak<strong>en</strong> meer dwing<strong>en</strong>de<br />

scholingsafsprak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, dan zal hier ongetwijfeld <strong>voor</strong><br />

werkgevers iets teg<strong>en</strong>over moet<strong>en</strong> staan. De vraag hierbij is hoeveel onderhandelingsruimte<br />

er bestaat. Bij het vergrot<strong>en</strong> van die onderhandelingsruimte zou de<br />

overheid e<strong>en</strong> rol van betek<strong>en</strong>is kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>. Daarnaast zal ook het economisch<br />

klimaat t<strong>en</strong> tijde van de onderhandeling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> invloedrijke factor vorm<strong>en</strong>. Daar<br />

het gaat om onderhandeling<strong>en</strong>, is <strong>voor</strong>al van belang dat hierbij zal moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> nagedacht over hoeveel m<strong>en</strong> wil opgev<strong>en</strong> aan de <strong>en</strong>e kant, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

ontslagbescherming of looneis<strong>en</strong>, om aan de andere kant, op het gebied van scholing,<br />

meer te bereik<strong>en</strong>. Nadeel, maar misschi<strong>en</strong> tegelijkertijd e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>deel, is dat<br />

het <strong>en</strong>e belang <strong>voor</strong> het andere zal moet<strong>en</strong> wijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht zal<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> in de afweging van belang<strong>en</strong>. De vraag is of het algeme<strong>en</strong><br />

belang van scholing in deze onderhandeling<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de tot uitdrukking<br />

149


150<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

kan word<strong>en</strong> gebracht. Ook hier ligt wellicht e<strong>en</strong> rol <strong>voor</strong> de overheid in het<br />

schepp<strong>en</strong> van rand<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> rol die de overheid overig<strong>en</strong>s onderk<strong>en</strong>t.<br />

4.2.4 werkgevers<br />

Verantwoordelijkheid<br />

Uit onderzoek onder Nederlandse arbeidsorganisaties blijkt dat 56 proc<strong>en</strong>t van<br />

deze organisaties opleidingskost<strong>en</strong> mede door fiscale maatregel<strong>en</strong> financiert. Veel<br />

bedrijv<strong>en</strong> zijn niet bek<strong>en</strong>d met de bestaande scholingsfaciliteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> gaan daarvan<br />

pas gebruikmak<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t dat zij om andere red<strong>en</strong><strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong><br />

hun werknemers te schol<strong>en</strong> (Van Lieshout et al. 2005: 88). Veelal is die andere<br />

red<strong>en</strong> om te gaan schol<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> (wettelijke) verplichting daartoe. Daarbij<br />

kan gedacht word<strong>en</strong> aan veiligheidscursuss<strong>en</strong> <strong>en</strong> ehbo-cursuss<strong>en</strong> (Van Lieshout<br />

et al. 2005: 89-90). Het lijkt erop dat werkgevers vaak niet voldo<strong>en</strong>de oog hebb<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> de langetermijnontwikkeling van het bedrijf <strong>en</strong> van de werknemers <strong>en</strong><br />

daardoor relatief weinig aan scholing do<strong>en</strong>. Scholing van werknemers kan immers<br />

inspel<strong>en</strong> <strong>en</strong> aansluit<strong>en</strong> op toekomstige technologische <strong>en</strong> maatschappelijke<br />

ontwikkeling<strong>en</strong>.<br />

Ook andere aspect<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol. Soms kunn<strong>en</strong> werkgevers de te schol<strong>en</strong> werknemers<br />

slecht miss<strong>en</strong> in het productieproces, of is de werkgever bang werknemers<br />

sneller kwijt te rak<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t dat zij beter geschoold zijn. Ook leeft de<br />

angst dat e<strong>en</strong> beter geschoolde werknemer eerder e<strong>en</strong> verhoging van het salaris zal<br />

vrag<strong>en</strong> (Van Lieshout et al. 2005: 101). Teg<strong>en</strong>argum<strong>en</strong>t is dat e<strong>en</strong> goede werknemer<br />

toch wel e<strong>en</strong> salarisverhoging kan vrag<strong>en</strong> op andere grond<strong>en</strong> of zal vertrekk<strong>en</strong> naar<br />

e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>t die wel scholing aanbiedt. Verder zou het aanbied<strong>en</strong> van scholing<br />

<strong>voor</strong> de werkgever zelfs e<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t kunn<strong>en</strong> zijn het salaris (nog ev<strong>en</strong>) niet te<br />

verhog<strong>en</strong>, omdat hij ook kost<strong>en</strong> heeft door het aanbied<strong>en</strong> van scholing.<br />

Scholingsfonds<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al door kleinere bedrijv<strong>en</strong> weinig te word<strong>en</strong> aangew<strong>en</strong>d.<br />

Ook dit kan sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met de gedachte dat (juist) deze werkgevers<br />

hun werknemers slecht kunn<strong>en</strong> miss<strong>en</strong> <strong>en</strong> opzi<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> die scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

met zich meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> (Van Lieshout et al. 2005: 91). Ook scholingsafsprak<strong>en</strong><br />

in cao’s lijk<strong>en</strong> weinig invloed te hebb<strong>en</strong> op het scholingbeleid van<br />

werkgevers. Van de bedrijv<strong>en</strong> die onder e<strong>en</strong> cao vall<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> scholingsbeleid op<br />

papier hebb<strong>en</strong> staan, doet 69 proc<strong>en</strong>t daar ook daadwerkelijk iets aan. Dit is niet<br />

aantoonbaar meer dan de werkgevers die niet onder e<strong>en</strong> cao vall<strong>en</strong> (Van Lieshout<br />

et al. 2005: 93; Wolff 2001).<br />

Effectiviteit <strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijkheid<br />

Grote(re) werkgevers blijk<strong>en</strong> relatief veel te do<strong>en</strong> aan scholing van hun werknemers<br />

<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> bewuster maatregel<strong>en</strong> te treff<strong>en</strong> ter prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid.<br />

De afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> is door e<strong>en</strong> aantal grote(re) werkgevers geëxperim<strong>en</strong>teerd met<br />

het aanbied<strong>en</strong> van scholing aan werknemers. De resultat<strong>en</strong> van dergelijke scholingsmaatregel<strong>en</strong><br />

zijn bemoedig<strong>en</strong>d. Uit onderzoek blijkt dat deze inspanning<strong>en</strong><br />

leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> zeer positief resultaat waar het betreft de prev<strong>en</strong>tie van werkloos


heid, maar ook het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van ontslag als zodanig. Het grootste gedeelte van<br />

werknemers werkzaam bij deze onderneming<strong>en</strong> die zonder scholing waarschijnlijk<br />

werkloos zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, blijkt als gevolg van aangebod<strong>en</strong> scholingstraject<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>tijdig e<strong>en</strong> nieuwe baan te vind<strong>en</strong> in of buit<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> onderneming (Evers et<br />

al. 2004: 87). De aangebod<strong>en</strong> scholingsmogelijkhed<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> zich veelal zowel<br />

op primaire als secundaire prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid. Uit het onderzoek blijkt<br />

overig<strong>en</strong>s dat de beste ww-prev<strong>en</strong>tie is het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van ontslag als zodanig<br />

(Evers et al. 2004: 65).<br />

Door het aanbied<strong>en</strong> van scholingstraject<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> werkgevers bespar<strong>en</strong> op ontslagkost<strong>en</strong>.<br />

Waar werknemers anders zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong> onder toek<strong>en</strong>ning<br />

van e<strong>en</strong> vergoeding, ev<strong>en</strong>tueel op basis van e<strong>en</strong> sociaal plan, strom<strong>en</strong> de af te vloei<strong>en</strong><br />

werknemers nu door naar e<strong>en</strong> nieuwe functie, binn<strong>en</strong> of buit<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> organisatie.<br />

E<strong>en</strong> deel van de kost<strong>en</strong> die anders tot uitdrukking zoud<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in ontslagkost<strong>en</strong><br />

(<strong>en</strong> ontslagvergoeding<strong>en</strong>) op het mom<strong>en</strong>t van ontslag of afvloeiing word<strong>en</strong><br />

naar e<strong>en</strong> eerder mom<strong>en</strong>t verplaatst met als positief gevolg minder werkloosheid.<br />

Omdat scholingsinspanning<strong>en</strong> door werkgevers effect blijk<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> op<br />

(primaire <strong>en</strong> secundaire) prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid, kunn<strong>en</strong> deze inspanning<strong>en</strong><br />

ook (indirect) e<strong>en</strong> collectieve last<strong>en</strong>verlichting meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De afname van de<br />

instroom in de ww zou immers op termijn kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> last<strong>en</strong>verlichting<br />

wat betreft de af te drag<strong>en</strong> ww-premies <strong>en</strong> minder overheidsuitgav<strong>en</strong>.<br />

Minder werkloosheid leidt op termijn tot minder (collectieve) last<strong>en</strong>. Hierin zou<br />

wellicht e<strong>en</strong> belangrijke prikkel <strong>voor</strong> werkgevers kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong><br />

werknemers scholingstraject<strong>en</strong> aan te bied<strong>en</strong>.<br />

Teg<strong>en</strong> deze achtergrond is de vraag van belang hoe m<strong>en</strong> kan bereik<strong>en</strong> dat bij individuele<br />

werkgevers e<strong>en</strong> hoger niveau van bewustwording kan word<strong>en</strong> bereikt,<br />

waar het gaat om het (collectief) belang van scholing. Enkele grote werkgevers<br />

plukk<strong>en</strong> reeds de vrucht<strong>en</strong> van hun scholingsbeleid waar het betreft de prev<strong>en</strong>tie<br />

van werkloosheid <strong>en</strong> dus het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van ontslag <strong>en</strong> (hoge) ontslagkost<strong>en</strong>.<br />

Veel andere werkgevers zijn zich wellicht nog te weinig bewust van de <strong>voor</strong>del<strong>en</strong><br />

die het aanbied<strong>en</strong> van scholing aan werknemers kan bied<strong>en</strong>. Helaas bestaat,<br />

hoewel begrijpelijk, <strong>voor</strong>al bij kleinere werkgevers weinig behoefte werknemers<br />

scholingsmogelijkhed<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong>. Zij vrez<strong>en</strong> veelal dat het aanbied<strong>en</strong> van scholing<br />

zal leid<strong>en</strong> tot extra kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> veel extra moeite. 67 Ook de eerderg<strong>en</strong>oemde<br />

angst goede werknemers te verliez<strong>en</strong> aan de concurr<strong>en</strong>t speelt hierbij e<strong>en</strong> rol.<br />

4.2.5 werknemers<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid<br />

Veel scholingsmaatregel<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> zich primair op de werkgever. Veelal wordt het<br />

aan de werkgever overgelat<strong>en</strong> zijn werknemers wel of ge<strong>en</strong> scholing aan te<br />

bied<strong>en</strong>. Ook de beslissing welke specifieke werknemer scholing mag gaan volg<strong>en</strong><br />

is vaak aan de werkgever <strong>voor</strong>behoud<strong>en</strong>. Werknemers zelf hebb<strong>en</strong> daar meestal<br />

weinig invloed op.<br />

151


152<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Vooral onder lager opgeleide werknemers lijkt de behoefte aan scholing vrij<br />

klein, althans minder te word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut (zie ook § 4.2.1). Uit experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met<br />

pop’s blijkt de (lat<strong>en</strong>te) scholingsbehoefte onder werknemers, ook lager opgeleide<br />

werknemers, echter toch aanzi<strong>en</strong>lijk (Van Lieshout et al. 2005: 113). Uit<br />

(sociologisch) onderzoek blijkt dat werknemers eerder gebruikmak<strong>en</strong> van de<br />

h<strong>en</strong> ter beschikking staande scholingsmogelijkhed<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> zij in staat word<strong>en</strong><br />

gesteld daarover ook daadwerkelijk zelf te beschikk<strong>en</strong>. Deze tr<strong>en</strong>d sluit overig<strong>en</strong>s<br />

goed aan bij de individualiseringsgedachte (Van de Heijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> Noordam<br />

2001: 7). Indi<strong>en</strong> werknemers de mogelijkheid wordt gebod<strong>en</strong> zelf te besliss<strong>en</strong><br />

over hun scholingsmogelijkhed<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> zij daar ook meer gebruik van. Experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

met ilr’s <strong>en</strong> pob’s hebb<strong>en</strong> geleid tot positieve resultat<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

lijk<strong>en</strong> scholingsmogelijkhed<strong>en</strong> waarbij de beslissing te schol<strong>en</strong> aan de werkgever<br />

wordt overgelat<strong>en</strong> vrij weinig te word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. 68 Hierbij hangt het immers af<br />

van de <strong>voor</strong>keur of de w<strong>en</strong>s van de werkgever e<strong>en</strong> bepaalde werknemer scholing<br />

aan te bied<strong>en</strong>. Zoals hierbov<strong>en</strong> al bleek, lijkt die w<strong>en</strong>s bij werkgevers niet of<br />

slechts in geringe mate te bestaan. De verdere stimulering van scholingsbehoeft<strong>en</strong><br />

van individuele werknemers wordt vanuit de overheid nagestreefd in experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

met ilr’s <strong>en</strong> pob’s.<br />

Effectiviteit <strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijkheid<br />

Hoe belangrijk het ook is werkgevers te stimuler<strong>en</strong> hun werknemers scholingstraject<strong>en</strong><br />

aan te bied<strong>en</strong>, <strong>voor</strong> werknemers geldt dat zij meer gestimuleerd<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van deze mogelijkhed<strong>en</strong> gebruik te mak<strong>en</strong>. Werknemers lijk<strong>en</strong><br />

zich <strong>voor</strong>alsnog weinig bewust van het belang van scholing <strong>voor</strong> hun individuele<br />

lev<strong>en</strong>sloop. Werknemers zijn zich veelal niet bewust van de h<strong>en</strong> ter beschikking<br />

staande mogelijkhed<strong>en</strong> op het gebied van scholing. Vooral de groep lager opgeleide<br />

<strong>en</strong> oudere werknemers, <strong>voor</strong> wie scholing bij uitstek gew<strong>en</strong>st is, lijkt<br />

weinig stil te staan bij haar toekomst <strong>en</strong> de bijdrage die scholing daaraan kan<br />

lever<strong>en</strong>. Het is dus de vraag hoe (<strong>voor</strong>al deze) individuele werknemers kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gestimuleerd gebruik te mak<strong>en</strong> van de mogelijkhed<strong>en</strong> die h<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gebod<strong>en</strong>.<br />

Het zou stimuler<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> scholingsrecht<strong>en</strong> van de werknemers te<br />

individualiser<strong>en</strong> <strong>en</strong> werknemers daar zelf de beschikking over te gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> werknemers<br />

hierover ook te informer<strong>en</strong>. Het zou dan moet<strong>en</strong> gaan om e<strong>en</strong> recht<br />

waarvan de werknemer gebruik kan mak<strong>en</strong> onafhankelijk van de w<strong>en</strong>s van zijn<br />

werkgever. De werknemer draagt dan zelf de verantwoordelijkheid over zijn<br />

scholingsloopbaan. In het verl<strong>en</strong>gde hiervan wordt wel gepleit <strong>voor</strong> zog<strong>en</strong>aamde<br />

transferable (‘mee te nem<strong>en</strong>’, of: ‘aan de werknemer verbond<strong>en</strong>’) scholingsgeld<strong>en</strong><br />

(Van Velz<strong>en</strong> 2004: 181). Hierbij gaat het om scholingsmogelijkhed<strong>en</strong> of geld<strong>en</strong><br />

die door de individuele werknemers kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut onafhankelijk van de<br />

w<strong>en</strong>s van hun huidige werkgever <strong>en</strong> onafhankelijk van e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel verander<strong>en</strong><br />

van baan <strong>en</strong> werkgever. Indi<strong>en</strong> werknemers de mogelijkheid hebb<strong>en</strong> zelf te<br />

beschikk<strong>en</strong> over de gebod<strong>en</strong> scholingsfaciliteit<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> zij eerder g<strong>en</strong>eigd deze<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> ook daadwerkelijk te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> (Van Lieshout et al. 2005: 106).


Individualisering lijkt het antwoord op de vraag hoe m<strong>en</strong> werknemers bewust<br />

maakt <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s ook daadwerkelijk weet aan te zett<strong>en</strong> tot scholing. E<strong>en</strong><br />

aspect dat hierbij niet over het hoofd mag word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> is dat de individuele<br />

keuzemogelijkheid van werknemers beperkt zal moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tot de keus<br />

tuss<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> of schol<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> werknemers de keus zou gev<strong>en</strong> scholing<br />

te volg<strong>en</strong> of, in plaats van de dag<strong>en</strong> die door de werkgever beschikbaar word<strong>en</strong><br />

gesteld <strong>voor</strong> scholing, vrije tijd te g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> waarschijnlijk veel werknemers<br />

kiez<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het laatste. Er zal dus <strong>voor</strong> de werknemer e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de positieve<br />

prikkel moet<strong>en</strong> bestaan gebruik te mak<strong>en</strong> van de scholingsmogelijkhed<strong>en</strong><br />

die hem gebod<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, waarbij het b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> van de eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid<br />

<strong>voor</strong> de lev<strong>en</strong>sloop <strong>en</strong> employability niet uit het oog mag word<strong>en</strong><br />

verlor<strong>en</strong>.<br />

Naast het individualiser<strong>en</strong> <strong>en</strong> transferable mak<strong>en</strong> van scholingsmogelijkhed<strong>en</strong><br />

zoud<strong>en</strong> individuele werknemers ook gestimuleerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tot scholing<br />

door middel van e<strong>en</strong> negatieve prikkel. Hierbij kan <strong>voor</strong>al gedacht word<strong>en</strong> aan<br />

prikkels op het gebied van ontslagbescherming of de toetreding tot de ww. Zo<br />

zou e<strong>en</strong> werknemer die ge<strong>en</strong> gebruikmaakt van de hem gebod<strong>en</strong> scholingsmogelijkhed<strong>en</strong><br />

minder beschermd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> ontslag dan zijn collega die<br />

wel door middel van scholing heeft geïnvesteerd in zijn employability (<strong>en</strong> dus in<br />

de prev<strong>en</strong>tie van zijn (mogelijke) werkloosheid). Ook zou bij het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van<br />

ontslagvergoeding<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met de investering<strong>en</strong><br />

die e<strong>en</strong> werknemer heeft gedaan in zijn eig<strong>en</strong> employability. Met het creër<strong>en</strong> van<br />

deze eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> <strong>en</strong> invloed op de eig<strong>en</strong> ontslagbescherming<br />

<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel de hoogte van de ww-uitkering, kunn<strong>en</strong> werknemers directer<br />

word<strong>en</strong> geprikkeld tot scholing. Hierbij moet uiteraard e<strong>en</strong> balans word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong><br />

met de (ev<strong>en</strong>tueel verplichte) inspanning<strong>en</strong> van werkgevers.<br />

4.2.6 knelpunt<strong>en</strong> <strong>en</strong> conclusie<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Van veel maatregel<strong>en</strong> ter bevordering <strong>en</strong> stimulering van scholing wordt in de<br />

praktijk relatief weinig gebruikgemaakt. De investering<strong>en</strong> in scholing van werknemers<br />

zijn de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> weliswaar gesteg<strong>en</strong>, maar uit onderzoek blijkt dat<br />

de mogelijkhed<strong>en</strong> beter kunn<strong>en</strong> (<strong>en</strong> ook di<strong>en</strong><strong>en</strong> te) word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. Veel van de<br />

aangebod<strong>en</strong> scholingsfaciliteit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> onderb<strong>en</strong>ut vanwege onbek<strong>en</strong>dheid<br />

met de regelgeving of onzekerheid of ontevred<strong>en</strong>heid over de uitvoering.<br />

E<strong>en</strong> ander belangrijk aspect is dat veel werkgevers vrez<strong>en</strong> dat op het mom<strong>en</strong>t<br />

dat zij eraan bijdrag<strong>en</strong> dat hun werknemers hoger gekwalificeerd rak<strong>en</strong>, deze<br />

werknemers op zoek zull<strong>en</strong> gaan naar e<strong>en</strong> (beter betaalde) baan elders. Ook dit<br />

elem<strong>en</strong>t weerhoudt waarschijnlijk veel werkgevers ervan werknemers employability<br />

bevorder<strong>en</strong>de scholingsmogelijkhed<strong>en</strong> aan te bied<strong>en</strong>. Veel werkgevers<br />

lijk<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de te beseff<strong>en</strong> dat scholing zinvol is. 69 Vaak gaat het dan niet om<br />

employability bevorderde scholing, zoals veiligheidscursuss<strong>en</strong> of ehbo-cursuss<strong>en</strong>.<br />

153


154<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Ook individuele werknemers wet<strong>en</strong> vaak zelf niet precies wat ze will<strong>en</strong> <strong>en</strong> lat<strong>en</strong><br />

zich vaak leid<strong>en</strong> door de w<strong>en</strong>s van de werkgever als het op scholing aankomt. Dat<br />

vormt e<strong>en</strong> probleem <strong>voor</strong> het daadwerkelijk gebruikmak<strong>en</strong> van scholingsfaciliteit<strong>en</strong>.<br />

Waar werknemers individueel de mogelijkheid wordt gebod<strong>en</strong> zich door<br />

middel van scholing te ontplooi<strong>en</strong>, wordt vaak wel e<strong>en</strong> scholingsbehoefte geconstateerd.<br />

Bij werknemers is vaak e<strong>en</strong> (lat<strong>en</strong>te) behoefte aan scholing wel degelijk<br />

aanwezig. Met andere woord<strong>en</strong>: individualisering van het scholingsaanbod leidt<br />

ertoe dat ook de vraag naar scholing wordt opgeroep<strong>en</strong> (Van Lieshout et al. 2005:<br />

11). Deze vorm van stimulering van scholingsmaatregel<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong>t daarom<br />

nadere uitwerking.<br />

Bij de uitwerking van beleidsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet goed <strong>voor</strong> og<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong><br />

welke m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> of groep<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met welke instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> geprikkeld. G<strong>en</strong>erieke maatregel<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> immers vaak niet <strong>voor</strong> de<br />

gehele bevolking te werk<strong>en</strong>. Het is beter om de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong> van<br />

bepaalde groep<strong>en</strong> te id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong> <strong>en</strong> daar<strong>voor</strong> maatregel<strong>en</strong> op maat te bied<strong>en</strong>.<br />

Waar dit nog niet of onvoldo<strong>en</strong>de gebeurt, zal het kabinet concrete acties ondernem<strong>en</strong><br />

om scholing van specifieke groep<strong>en</strong> uit de beroepsbevolking te stimuler<strong>en</strong>.<br />

Daarbij wordt verbinding gezocht tuss<strong>en</strong> beleidsdossiers van de diverse<br />

departem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. 70 De stimulering van het individu bij scholingsarrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

staat <strong>voor</strong>op.<br />

Vanuit de private sector word<strong>en</strong> veel scholingsfaciliteit<strong>en</strong> gebod<strong>en</strong>. Deze faciliteit<strong>en</strong><br />

zull<strong>en</strong> door de sociale partners verder word<strong>en</strong> bevorderd. De uitgav<strong>en</strong> aan<br />

scholing zijn de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> gesteg<strong>en</strong> <strong>en</strong> zull<strong>en</strong> naar verwachting to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>.<br />

Ook hier speelt de vraag hoe het daadwerkelijk b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> van deze arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

kan word<strong>en</strong> bevorderd. Individuele stimulering tot scholing van zowel werkgevers<br />

als werknemers zal hierbij e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong>.


deel ii<br />

scholing <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

4.3 het <strong>ontslagrecht</strong> als stimulans <strong>voor</strong> scholing<br />

“We moet<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> arbeidsmarkt die het mogelijk maakt dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> gemakkelijk van aan<br />

verander<strong>en</strong> zonder werkloos te word<strong>en</strong>. Dat kan als m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> gewap<strong>en</strong>d zijn met e<strong>en</strong> goede opleiding,<br />

met k<strong>en</strong>nis die ze tijd<strong>en</strong>s hun loopbaan hebb<strong>en</strong> aangevuld <strong>en</strong> vernieuwd. Dan hebb<strong>en</strong> we e<strong>en</strong><br />

arbeidsmarkt waar werkzekerheid <strong>voor</strong>op staat. Want werkzekerheid moet de plaats innem<strong>en</strong> van<br />

de baanzekerheid waarop veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> nu nog vertrouw<strong>en</strong>. Bij zo’n arbeidsmarkt past e<strong>en</strong> minder<br />

rigide ontslagbescherming. E<strong>en</strong> minder rigide ontslagbescherming biedt meer kans<strong>en</strong> <strong>voor</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

die aan de kant staan. Ouder<strong>en</strong>, vrouw<strong>en</strong>, gedeeltelijk arbeidsgeschikt<strong>en</strong>. Want e<strong>en</strong> minder rigide<br />

ontslagbescherming neemt de angst van werkgevers weg om m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in di<strong>en</strong>st te nem<strong>en</strong>. We moet<strong>en</strong><br />

de nadruk legg<strong>en</strong> op het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van werkloosheid. We moet<strong>en</strong> als doel hebb<strong>en</strong>: méér m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

aan het werk. Dan hervind<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> nieuw ev<strong>en</strong>wicht.” (Minister De Geus, Insol-jaarcongres,<br />

oktober 2005)<br />

4.3.1 ontwikkeling<strong>en</strong> in het <strong>ontslagrecht</strong> de afgelop<strong>en</strong> 25 jaar 71<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

In 1975 wordt het wets<strong>voor</strong>stel tot herzi<strong>en</strong>ing van het <strong>ontslagrecht</strong> ingedi<strong>en</strong>d. 72 In<br />

het <strong>voor</strong>stel zijn veel nu nog bek<strong>en</strong>de thema’s vervat: de toestemming kracht<strong>en</strong>s<br />

het bba zal in het bw word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, de terminologie van art. 7:681 bw<br />

wordt aangepast <strong>en</strong> hoger beroep <strong>en</strong> cassatie teg<strong>en</strong> de ontbindingsbeschikking<br />

wordt mogelijk gemaakt. Dit wets<strong>voor</strong>stel strandt na het <strong>voor</strong>lopig verslag<br />

(Heerma van Voss <strong>en</strong> Van der Heijd<strong>en</strong> 1990: 141) maar wordt pas in 1990 ingetrokk<strong>en</strong>.<br />

In 1981 wordt in e<strong>en</strong> apart wets<strong>voor</strong>stel, 73 om technische red<strong>en</strong><strong>en</strong>, appèl<br />

<strong>en</strong> cassatie van de ontbindingsbeschikking opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Dit wets<strong>voor</strong>stel haalt<br />

zonder de bepaling over hoger beroep <strong>en</strong> cassatie het Staatsblad. 74 Door het<br />

advies van de in 1982 ingestelde commissie-Van der Grint<strong>en</strong>, die me<strong>en</strong>t dat als de<br />

prev<strong>en</strong>tieve toets gehandhaafd blijft, appèl <strong>en</strong> cassatie van de ontbindingsbeschikking<br />

uitgeslot<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te blijv<strong>en</strong>, is dat deel van het wets<strong>voor</strong>stel achterhaald.<br />

Het rapport van de commissie-Van der Grint<strong>en</strong> verschijnt in 1984. 75 De<br />

regering werkt dit rapport verder uit, hetge<strong>en</strong> leidt tot <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> die de regering<br />

in 1985 <strong>voor</strong>legt aan de ser. De ser komt in 1988 met e<strong>en</strong> unaniem advies dat in<br />

belangrijke mate is losgemaakt van de adviesaanvraag. 76 De ser adviseert onder<br />

meer e<strong>en</strong> aanpassing van de opzegtermijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>voeging van opzegverbod<strong>en</strong>,<br />

op e<strong>en</strong> wijze die overe<strong>en</strong>komt met de latere wijziging<strong>en</strong> door de Wet<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid. Verder stelt de ser <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> proeftijd slechts toe te<br />

staan <strong>voor</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> onbepaalde tijd, <strong>en</strong> pleit de ser <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

partieel appèl van ontbindingsbeschikking<strong>en</strong>. Partieel, omdat slechts teg<strong>en</strong> de<br />

vergoeding di<strong>en</strong>t te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geappelleerd. De ser adviseert de prev<strong>en</strong>tieve<br />

toets te handhav<strong>en</strong>. Op dit advies volgt wets<strong>voor</strong>stel 21 479 77 , waarin de<br />

155


156<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

regering in belangrijke mate de hier<strong>voor</strong> g<strong>en</strong>oemde <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> van de ser overneemt.<br />

In de Tweede Kamer wordt dit <strong>voor</strong>stel kritisch b<strong>en</strong>aderd, waarna de<br />

minister e<strong>en</strong> evaluatie van de ontslagtoets toezegt. Deze verschijnt in 1992,<br />

waarop de regering <strong>voor</strong>stelt de prev<strong>en</strong>tieve ontslagtoets te handhav<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d<br />

<strong>voor</strong> gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers. De ser is verdeeld, maar<br />

desalniettemin wordt e<strong>en</strong> wets<strong>voor</strong>stel opgesteld waarin de kernbepaling is dat<br />

de werkgever de arbeidsovere<strong>en</strong>komst slechts mag opzegg<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

redelijke grond bestaat, na het volg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> hoorprocedure, de mogelijkheid<br />

<strong>voor</strong> de werknemer om herstel van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst te vorder<strong>en</strong> in <strong>voor</strong>lopige<br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> normering van de ontslagvergoeding. Dit <strong>voor</strong>stel wordt<br />

ingetrokk<strong>en</strong> <strong>voor</strong>dat de <strong>Raad</strong> van State daarover heeft geadviseerd. 78 De regering<br />

acht het wel gebod<strong>en</strong> om <strong>en</strong>kele knelpunt<strong>en</strong> in de ontslagprocedure weg te<br />

nem<strong>en</strong>. Dat gebeurt, zonder structurele verandering<strong>en</strong> te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in het <strong>ontslagrecht</strong>,<br />

met de Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid. 79 Tijd<strong>en</strong>s de parlem<strong>en</strong>taire behandeling<br />

van deze wet zegt de regering onder meer toe e<strong>en</strong> onafhankelijke commissie<br />

van deskundig<strong>en</strong> te vrag<strong>en</strong> e<strong>en</strong> toekomstverk<strong>en</strong>ning uit te voer<strong>en</strong> naar de inrichting<br />

van het (duaal) stelsel. 80 Deze commissie, de Adviescommissie Duaal Ontslagstelsel,<br />

adviseert de minister op 15 november 2000 te kiez<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> repressief<br />

ontslagstelsel. 81 Op 16 november 2000 wordt de Stichting van de Arbeid het<br />

advies toegezond<strong>en</strong> met het verzoek om e<strong>en</strong> reactie <strong>voor</strong> 1 april 2001. Op 15 juli<br />

2003 reageert de Stichting met e<strong>en</strong> pleidooi om “alles overweg<strong>en</strong>de, het huidige<br />

wettelijke duale systeem intact te lat<strong>en</strong>”. 82 In de hierbov<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong><br />

is weinig of ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met employability <strong>en</strong> scholing.<br />

4.3.2 <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> scholing<br />

De gedachte dat scholing <strong>en</strong> opleiding invloed kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op het vind<strong>en</strong> respectievelijk<br />

het behoud<strong>en</strong> van werk is echter niet nieuw. Al in 1986 publiceert de<br />

star e<strong>en</strong> rapport waarin uitgebreid wordt stilgestaan bij het begrip employability.<br />

Heerma van Voss heeft verscheid<strong>en</strong>e ker<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> op de w<strong>en</strong>s bij ontslag rek<strong>en</strong>ing<br />

te houd<strong>en</strong> met scholingsinspanning<strong>en</strong>. Hij ziet hierbij e<strong>en</strong> taak <strong>voor</strong> het georganiseerd<br />

overleg <strong>en</strong> wijst erop dat de overheid hier<strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te<br />

schepp<strong>en</strong> (1993: 361). In 1993 betoogt Heerma van Voss dat het opeis<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

recht op scholing in de toekomst van ev<strong>en</strong> groot gewicht kan word<strong>en</strong> als de eis van<br />

e<strong>en</strong> toetsing van rechtvaardigheid bij het ontslag dat <strong>voor</strong>he<strong>en</strong> was (1993: 211). Verder<br />

zegt hij: “Ook kan de rechtspositie van de werknemers die <strong>voor</strong> scholing in aanmerking<br />

kom<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geregeld, waarbij het recht op scholing zich kan ontwikkel<strong>en</strong><br />

tot e<strong>en</strong> sociaal recht.” (1993: 361; Fr<strong>en</strong>kel 1986). In 1999 herhaalt hij zijn betoog:<br />

“In deze tijd van verandering van het arbeidsproces lijkt het recht op scholing steeds belangrijker<br />

te word<strong>en</strong>. In de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> heeft de term ‘employability’ ingang gevond<strong>en</strong>, waarmee wordt<br />

b<strong>en</strong>adrukt dat werknemers inzetbaar moet<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> door scholing <strong>en</strong> vorming tijd<strong>en</strong>s hun arbeidslev<strong>en</strong>.<br />

Het ontbrek<strong>en</strong> van scholingsmogelijkhed<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adeelt de werknemer in het kader van<br />

reorganisaties <strong>en</strong> ontslag. Ondanks de nodige beleidsnota’s ontbreekt het in ons land nog steeds<br />

aan e<strong>en</strong> wettelijke regeling terzake, afgezi<strong>en</strong> van incid<strong>en</strong>tele bepaling<strong>en</strong>…” 83


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Mom<strong>en</strong>teel staat de relatie tuss<strong>en</strong> employability <strong>en</strong> ontslag volop in de (politieke)<br />

belangstelling. De Kamerled<strong>en</strong> Verburg <strong>en</strong> Bussemaker hebb<strong>en</strong> de regering<br />

verzocht om in het <strong>ontslagrecht</strong> ook de factor investering in <strong>en</strong> scholing van<br />

werknemer mee te nem<strong>en</strong>:<br />

“overweg<strong>en</strong>de, dat werkgever <strong>en</strong> werknemer door middel van het prev<strong>en</strong>tief bij- <strong>en</strong> omschol<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

gezam<strong>en</strong>lijke verantwoordelijkheid hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> duurzame positie van de werknemer op de<br />

arbeidsmarkt; overweg<strong>en</strong>de, dat de investering in de positie op de arbeidsmarkt di<strong>en</strong>t mee te weg<strong>en</strong><br />

in het ontslag <strong>en</strong> de ontslagvergoeding”. 84<br />

Naar aanleiding van deze motie heeft minister De Geus bij brief van 29 april 2005<br />

de ser verzocht in zijn middellange termijnadvies in te gaan op de relatie tuss<strong>en</strong><br />

scholing <strong>en</strong> ontslag. De ser zal hierover naar verwachting in het najaar van 2006<br />

adviser<strong>en</strong> (zie ook hoofdstuk 1).<br />

Het <strong>ontslagrecht</strong> is e<strong>en</strong> (sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d) geheel van regels met betrekking tot het<br />

eindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Ontslagbescherming is gericht op het<br />

bied<strong>en</strong> van ongelijkheidscomp<strong>en</strong>satie <strong>en</strong> daarmee het bied<strong>en</strong> van zekerheid aan<br />

de werknemer. De positie van de werknemer t<strong>en</strong> opzichte van de machtspositie<br />

van de werkgever wordt hiermee (<strong>en</strong>igszins) versterkt. 85 Bij nadere beschouwing<br />

blijkt de zekerheid van de werknemer te onderscheid<strong>en</strong> in verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong>.<br />

Deze vorm<strong>en</strong> zijn: baanzekerheid, werkzekerheid, inkom<strong>en</strong>szekerheid <strong>en</strong> combinatiezekerheid.<br />

86 Het <strong>ontslagrecht</strong> is tamelijk e<strong>en</strong>zijdig gericht op slechts e<strong>en</strong> van<br />

deze zekerhed<strong>en</strong>, de baanzekerheid, dus het behoud van de (overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>)<br />

arbeid. Maar baanzekerheid is, <strong>voor</strong> zover deze ooit heeft bestaan, teg<strong>en</strong>woordig<br />

ge<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. 87 Steeds minder bestaat de baan <strong>voor</strong> het lev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> werknemer<br />

di<strong>en</strong>t <strong>voor</strong>bereid te zijn op het moet<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong> van andere werkzaamhed<strong>en</strong> of<br />

op het moet<strong>en</strong> verwerv<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> andere functie, misschi<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> andere werkgever.<br />

De ontslagbescherming kan t<strong>en</strong>slotte niet zo ver gaan dat de werknemer<br />

onbeperkt recht houdt op <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. De werkgever<br />

heeft belang bij continuering van de arbeidsorganisatie, <strong>en</strong> dat vergt de mogelijkheid<br />

om de omvang van de arbeidsorganisatie aan te pass<strong>en</strong> aan het werkaanbod.<br />

Er is onmisk<strong>en</strong>baar e<strong>en</strong> spanningsveld (in de belang<strong>en</strong>afweging) tuss<strong>en</strong> deze<br />

behoefte aan flexibiliteit van de werkgever <strong>en</strong> de behoefte aan bescherming<br />

(zekerheid) van de werknemer.<br />

Het <strong>ontslagrecht</strong> richt zich nauwelijks op andere zekerhed<strong>en</strong> dan baanzekerheid,<br />

met name niet op werkzekerheid, dus op het behoud van (andere pass<strong>en</strong>de)<br />

arbeid in het algeme<strong>en</strong>. Dit terwijl andere dan de thans geld<strong>en</strong>de arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid d<strong>en</strong>kbaar zijn. Het gelijknamige akkoord van de<br />

Stichting van de Arbeid uit 1996 88 had betrekking op e<strong>en</strong> vergroting van de zekerheid<br />

<strong>voor</strong> één groep werknemers, te wet<strong>en</strong> de werknemers met e<strong>en</strong> tijdelijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst of e<strong>en</strong> uitz<strong>en</strong>dovere<strong>en</strong>komst, <strong>en</strong> de vergroting van de flexibiliteit<br />

door e<strong>en</strong> versoepeling van de opzegtermijn<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werknemers met e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde tijd. Het bevorder<strong>en</strong> van zekerheid <strong>voor</strong><br />

157


158<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

werknemers zou mogelijk zijn door het begrip ‘zekerheid’ niet alle<strong>en</strong> te verbind<strong>en</strong><br />

aan het behoud van de eig<strong>en</strong> arbeidsplaats, maar meer te verbind<strong>en</strong> aan de<br />

kans op het behoud van werk, al dan niet bij de eig<strong>en</strong> werkgever. E<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame<br />

van werkzekerheid zou het verlies aan baanzekerheid kunn<strong>en</strong> comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>, of<br />

zelfs meer dan dat. E<strong>en</strong> meer op werkzekerheid betrokk<strong>en</strong> ontslagstelsel zal de<br />

werkgever <strong>en</strong> de werknemer moet<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong> om de werkzekerheid van de<br />

werknemer te vergrot<strong>en</strong>, met name door de werknemer employable te houd<strong>en</strong>.<br />

Scholing is <strong>voor</strong> het bereik<strong>en</strong> van deze zekerheid van groot belang. Hierbij zal<br />

e<strong>en</strong> balans moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> in de verdeling van verantwoordelijkhed<strong>en</strong><br />

(zie verder § 4.3.2).<br />

Indi<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege eindigt, hetge<strong>en</strong> zonder meer het<br />

geval is bij tijdelijke contract<strong>en</strong>, stimuleert het <strong>ontslagrecht</strong> de bevordering van<br />

de employability ge<strong>en</strong>szins. Daarbij komt dan nog dat uit onderzoek is geblek<strong>en</strong><br />

dat in e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk aantal cao’s e<strong>en</strong> uitbreiding van de ket<strong>en</strong>regeling is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>,<br />

zodat, langer dan wettelijk is <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>, tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

van rechtswege kunn<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong>. 89 De mate waarin de aanbeveling van<br />

de Stichting van de Arbeid om tijdelijke werknemers toegang te bied<strong>en</strong> tot functiegerelateerde<br />

<strong>en</strong> employability verhog<strong>en</strong>de opleidingsmogelijkhed<strong>en</strong> in cao’s is<br />

gevolgd, di<strong>en</strong>t nog nader te word<strong>en</strong> onderzocht. 90 Op grond van de bevinding<strong>en</strong><br />

in hoofdstuk 2 d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> wij dat, als daaromtr<strong>en</strong>t al nadere regeling<strong>en</strong> in de cao’s<br />

blijk<strong>en</strong> te zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, moet word<strong>en</strong> gevreesd dat het gebruik van deze scholingsmogelijkhed<strong>en</strong><br />

niet indrukwekk<strong>en</strong>d zal zijn. Voor de werknemer met e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde tijd zal de inrichting van het <strong>ontslagrecht</strong><br />

<strong>voor</strong> het stimuler<strong>en</strong> van employability van groter belang kunn<strong>en</strong> zijn. Voor deze<br />

werknemer die tijd<strong>en</strong>s de arbeidsovere<strong>en</strong>komst onvoldo<strong>en</strong>de de mogelijkheid<br />

heeft gekreg<strong>en</strong> zijn employability of anders gezegd zijn inzetbaarheid te vergrot<strong>en</strong><br />

door middel van scholing, zou e<strong>en</strong> grotere ontslagbescherming kunn<strong>en</strong><br />

geld<strong>en</strong>. Anderzijds zou e<strong>en</strong> werkgever door het <strong>ontslagrecht</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

beschermd teg<strong>en</strong> de ‘gelukzoek<strong>en</strong>de’ werknemer die zich op kost<strong>en</strong> van zijn<br />

werkgever laat schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s deze verworv<strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis<br />

gebruikt om teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger salaris werkzaamhed<strong>en</strong> te gaan verricht<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong><br />

andere werkgever. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> kan het <strong>ontslagrecht</strong> e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong><br />

als sanctioner<strong>en</strong>d instrum<strong>en</strong>t. De werkgever die niet aan zijn (scholings)verplichting<strong>en</strong><br />

voldoet of de werknemer die de mogelijkhed<strong>en</strong> niet b<strong>en</strong>ut op het mom<strong>en</strong>t<br />

dat de arbeidsrelatie bestaat, zou daarop bij het eindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgerek<strong>en</strong>d. In hoofdstuk 5 wordt <strong>voor</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

specifieke del<strong>en</strong> van het <strong>ontslagrecht</strong> onderzocht hoe deze zo kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

ingericht dat scholing <strong>en</strong> employability van werknemers wordt bevorderd,<br />

zonder daarbij de w<strong>en</strong>s van flexibiliteit (<strong>voor</strong> werkgevers) uit het oog te verliez<strong>en</strong>.<br />

4.3.3 verantwoordelijkheid<br />

Bij e<strong>en</strong> dergelijk onderzoek past <strong>voor</strong>zichtigheid. Er zijn immers wel degelijk<br />

gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de verantwoordelijkheid van de werknemer <strong>voor</strong> het strev<strong>en</strong> naar<br />

bevordering van zijn eig<strong>en</strong> werkzekerheid <strong>en</strong> employability. Gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> die word<strong>en</strong>


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

gesteld door de arbeidsmarkt (zoals e<strong>en</strong> zeer beperkt aanbod van arbeidsplaats<strong>en</strong>)<br />

<strong>en</strong> door de intellectuele mogelijkhed<strong>en</strong> van de werknemer zelf kunn<strong>en</strong> naar onze<br />

m<strong>en</strong>ing niet onder verwijzing naar de eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid van de werknemer<br />

word<strong>en</strong> gepasseerd. Aan de andere kant moet er aandacht zijn <strong>voor</strong> de<br />

vraag hoe ver de (individuele) verantwoordelijkheid van werkgevers <strong>voor</strong> werkzekerheid<br />

van werknemers di<strong>en</strong>t te strekk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> nadere invulling van de eig<strong>en</strong><br />

verantwoordelijkheid kan ons inzi<strong>en</strong>s niet zover strekk<strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong> sprake meer<br />

is van solidariteit met dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> die niet in staat zijn hun mogelijkhed<strong>en</strong> volledig<br />

te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>, of met h<strong>en</strong> die dat wel do<strong>en</strong>, maar zonder succes.<br />

Het <strong>ontslagrecht</strong> k<strong>en</strong>t maar (zeer) beperkt postcontractuele verplichting<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verantwoordelijkhed<strong>en</strong>. De ontslagbescherming is hoofdzakelijk gericht op het<br />

bestaan <strong>en</strong> het behoud van de huidige arbeidsovere<strong>en</strong>komst, <strong>en</strong> richt zich niet op<br />

het verkrijg<strong>en</strong> van arbeid na het eindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. De<br />

verantwoordelijkheid van de werkgever <strong>voor</strong> de werknemer houdt op na het<br />

eindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Voor zover er in de juridische literatuur<br />

(Loonstra 2000: 309-326; Loonstra 2001: 32-40; Grapperhaus 2003: 422; Bar<strong>en</strong>drecht<br />

1994: 230-235) wordt gesprok<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> postcontractuele verplichting,<br />

wordt deze verplichting veelal in verband gebracht met de (hoogte van) de<br />

ontslagvergoeding. Naar onze m<strong>en</strong>ing geldt er ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>de verplichting<br />

nadat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst is beëindigd. De verantwoordelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

daarmee sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de verplichting<strong>en</strong> van werkgevers <strong>en</strong> werknemers word<strong>en</strong><br />

vertaald naar de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> word<strong>en</strong>, <strong>voor</strong> zover daaraan niet is<br />

voldaan, verrek<strong>en</strong>d in de vorm <strong>en</strong> de hoogte van de ontslagvergoeding op het<br />

mom<strong>en</strong>t dat de contractuele relatie e<strong>en</strong> einde neemt. E<strong>en</strong> uitzondering hierop<br />

vorm<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> in verband met het (ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong>) concurr<strong>en</strong>tiebeding.<br />

In het verled<strong>en</strong> is in de rechtspraak de postcontractuele goede trouw, bij<br />

ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding, aangevoerd als argum<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> werknemer<br />

te verbied<strong>en</strong> te gaan werk<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> andere werkgever. 91 Deze uitzondering is in<br />

die zin begrijpelijk dat het concurr<strong>en</strong>tiebeding primair is gericht op handel<strong>en</strong> van<br />

partij<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>al de werknemer, nadat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst is beëindigd.<br />

E<strong>en</strong> vergelijking met de regelgeving omtr<strong>en</strong>t arbeidsongeschiktheid dringt zich<br />

op. De verantwoordelijkheid van de werkgever in het geval de werknemer ziek<br />

wordt doet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> postcontractuele zorgplicht. Bij ziekte van de werknemer<br />

is het de werkgever gedur<strong>en</strong>de twee jaar verbod<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

op te zegg<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de die periode rust op de werkgever niet alle<strong>en</strong><br />

de verplichting (e<strong>en</strong> belangrijk deel van) het loon door te betal<strong>en</strong>, maar ook de<br />

verplichting de werknemer te reïntegrer<strong>en</strong> in eig<strong>en</strong>, of ander pass<strong>en</strong>d werk.<br />

Het niet nakom<strong>en</strong> van die verplichting<strong>en</strong> wordt tot uitdrukking gebracht in de<br />

ontslagbescherming respectievelijk de ontslagvergoeding. 92 Hoewel niet kan<br />

word<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> postcontractuele zorgplicht, hebb<strong>en</strong> de verplichting<strong>en</strong><br />

bij arbeidsongeschiktheid min of meer e<strong>en</strong> vergelijkbaar karakter, zij het dat<br />

in dit geval mogelijkheid het contract – de arbeidsovere<strong>en</strong>komst – te beëindig<strong>en</strong><br />

wordt uitgesteld met de gedachte dat de verantwoordelijkhed<strong>en</strong> nog niet zijn<br />

geëindigd.<br />

159


160<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Deze verantwoordelijkhed<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> ook indi<strong>en</strong> de werkgever op het ontstaan of<br />

bestaan van de arbeidsongeschiktheid ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele invloed heeft kunn<strong>en</strong> uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

De werkgever die niet aan zijn reïntegratie-inspanning<strong>en</strong> voldoet, wordt geconfronteerd<br />

met e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van de loondoorbetalingsperiode <strong>en</strong> e<strong>en</strong> langere<br />

periode van het verbod tot opzegging tijd<strong>en</strong>s ziekte (zie art. 7:670 lid 10 bw).<br />

Door de prikkel tot reïntegratie t<strong>en</strong> laste van de individuele werkgever te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

wordt hij rechtstreeks gestimuleerd in reïntegratie te invester<strong>en</strong>. Voor de werknemer<br />

geldt e<strong>en</strong> vergelijkbare prikkel. De werknemer die niet actief meewerkt<br />

aan zijn reïntegratie kan makkelijker word<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong> (zie art. 7:670b lid 3 bw)<br />

<strong>en</strong> riskeert e<strong>en</strong> korting op of weigering van ev<strong>en</strong>tuele arbeidsongeschiktheidsuitkering<strong>en</strong>.<br />

Het risico van arbeidsongeschiktheid wordt hiermee geïndividualiseerd<br />

(Van der Heijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> Noordam 2001: 7).<br />

De regels met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van de werknemer hebb<strong>en</strong><br />

niet tot doel de risico’s <strong>en</strong> verantwoordelijkhed<strong>en</strong> rechtvaardig te verdel<strong>en</strong>, maar<br />

hebb<strong>en</strong> slechts e<strong>en</strong> pragmatisch doel, te wet<strong>en</strong> het bevorder<strong>en</strong> van de snelle reïntegratie<br />

van de arbeidsongeschikte werknemer (Rooz<strong>en</strong>daal 2005: 23-37), maar<br />

ook het beperk<strong>en</strong> van de collectieve <strong>en</strong> publieke last<strong>en</strong> <strong>voor</strong> arbeidsongeschiktheid.<br />

Los van deze doelstelling<strong>en</strong> lijkt het individueel verantwoordelijk stell<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> de last<strong>en</strong> van arbeidsongeschiktheid de reïntegratie te bevorder<strong>en</strong>. De<br />

invoering van de Wet Verbetering Poortwachter die in 2002 de werkgever <strong>en</strong><br />

werknemer tot e<strong>en</strong> verdergaande <strong>en</strong> geïndividualiseerde reïntegratie-inspanning<br />

verplicht<strong>en</strong>, heeft geleid tot e<strong>en</strong> afname van het beroep op de arbeidsongeschiktheidswett<strong>en</strong>.<br />

De Wet Verbetering Poortwachter is zodo<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> succesvol <strong>voor</strong>beeld<br />

van het stimuler<strong>en</strong> van gew<strong>en</strong>st gedrag door prikkels zowel in het <strong>ontslagrecht</strong><br />

als in het sociale verzekeringsrecht.<br />

Volg<strong>en</strong>s Rooz<strong>en</strong>daal moet de red<strong>en</strong> van de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de verantwoordelijkheid<br />

van de werkgever word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> afname van het vertrouw<strong>en</strong> in de<br />

overheidsregeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> in de w<strong>en</strong>s het risico van afw<strong>en</strong>teling van privérisico’s op<br />

het collectief te verminder<strong>en</strong> (Rooz<strong>en</strong>daal 2005: 29-31). Niet duidelijk is waarom<br />

e<strong>en</strong> vergelijkbare toedeling van verantwoordelijkhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> mogelijke werkloosheid<br />

door de wetgever niet meer wordt nagestreefd. De werkgever heeft direct<br />

invloed op het ontstaan van werkloosheid van e<strong>en</strong> werknemer als hij hem<br />

ontslaat, terwijl het ontstaan van arbeidsongeschiktheid veelal (ook) verband<br />

houdt met andere factor<strong>en</strong>. In die lijn zou het pass<strong>en</strong> het uitgangspunt te hanter<strong>en</strong><br />

dat de werkgever di<strong>en</strong>t te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat de werknemer werkloos wordt, <strong>en</strong><br />

indi<strong>en</strong> de werknemer toch werkloos wordt, de werkgever de verantwoordelijkheid<br />

heeft te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat de werknemer werkloos blijft. In de arbeidsrechtelijke<br />

literatuur is daar<strong>voor</strong> wel eerder gepleit (Verhulp 2004: 22), zeker waar het<br />

gaat om de periode kort na het ontslag.<br />

“Werkgevers <strong>en</strong> werknemers primair verantwoordelijk mak<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de kortdur<strong>en</strong>de<br />

werkloosheid <strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>schap <strong>voor</strong> de langdurige past bij de subsidiaire<br />

taak van de publieke sociale zekerheid.” (Noordam 2000: 341) E<strong>en</strong> mogelijke<br />

verklaring <strong>voor</strong> het uitblijv<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> doeltreff<strong>en</strong>de oplossing met betrekking tot


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van werkloosheid kan zijn dat het <strong>ontslagrecht</strong> e<strong>en</strong> (zeer)<br />

complex geheel van sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de regels is, waarbij het verantwoordelijk stell<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> aspect invloed kan hebb<strong>en</strong> op de verantwoordelijkheidverdeling<br />

binn<strong>en</strong> het geheel. Het wijzig<strong>en</strong> van deze regels is, om welke red<strong>en</strong> dan ook, in<br />

het verled<strong>en</strong> zeer moeilijk geblek<strong>en</strong>. Het maatschappelijk belang, de betrokk<strong>en</strong>heid<br />

van sociale partners <strong>en</strong> de complexiteit van de materie zijn daar zeker debet<br />

aan. Bij iedere wijziging is de coher<strong>en</strong>tie van het <strong>ontslagrecht</strong> e<strong>en</strong> belangrijk<br />

aandachtspunt, net als de sam<strong>en</strong>hang van het <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> de sociale zekerheid.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het ontstaan <strong>en</strong> de duur van werkloosheid (ook) conjunctuurgevoelig,<br />

<strong>en</strong> kan het om die red<strong>en</strong> lastig zijn werkgever (primair) verantwoordelijk<br />

te stell<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> daarvan. Dat laat onverlet dat het mogelijk<br />

moet zijn het <strong>ontslagrecht</strong> anders in te richt<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> beter middel ter prev<strong>en</strong>tie<br />

van werkloosheid van werknemers te lat<strong>en</strong> zijn dan thans het geval is. Het incorporer<strong>en</strong><br />

van scholingsverplichting<strong>en</strong> in het <strong>ontslagrecht</strong> kan hieraan e<strong>en</strong> belangrijke<br />

bijdrage lever<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> veelgehoorde klacht van werkgevers is dat zij (te) veel word<strong>en</strong> belast met niet<br />

specifiek aan de arbeidsovere<strong>en</strong>komst verbond<strong>en</strong> verplichting<strong>en</strong>. Werkgevers<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> zich op verschill<strong>en</strong>de gebied<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>schap te gev<strong>en</strong> van de privéomstandighed<strong>en</strong><br />

van de werknemer. Zij di<strong>en</strong><strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met verlof <strong>en</strong> werktijdvermindering,<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> administratieve handeling<strong>en</strong> te verricht<strong>en</strong> die eerder<br />

meer in het publieke domein lag<strong>en</strong>, zoals de inhouding van premies <strong>en</strong> belasting.<br />

Verder bestaat de verplichting tot loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid <strong>en</strong><br />

het opstell<strong>en</strong> van reïntegratieverslag<strong>en</strong>. Ook word<strong>en</strong> werkgevers vaak gehoud<strong>en</strong><br />

(mede) te zorg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing van werknemers. Het employable<br />

mak<strong>en</strong> van het <strong>ontslagrecht</strong> br<strong>en</strong>gt <strong>en</strong>erzijds (nog) meer verantwoordelijkhed<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> de werkgever met zich, zoals e<strong>en</strong> verplichting tot scholing, terwijl anderzijds,<br />

te wet<strong>en</strong> bij het ontslag, e<strong>en</strong> vermindering van ‘regeldruk’ of verantwoordelijkheid<br />

ontstaat. Daarmee zou het employable mak<strong>en</strong> van het <strong>ontslagrecht</strong> wat<br />

betreft de verantwoordelijkheidsverdeling neutraal kunn<strong>en</strong> zijn. De arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

is e<strong>en</strong> contractuele band die het mogelijk maakt om zak<strong>en</strong>, die raakvlakk<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> met de arbeidsovere<strong>en</strong>komst neutraal te regel<strong>en</strong>. Voor scholing<br />

van werknemers geldt dat ook.<br />

In de rechtspraak wordt bij ontslag soms rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met de inspanning<strong>en</strong><br />

van zowel werkgevers als werknemers de inzetbaarheid <strong>en</strong> employability te vergrot<strong>en</strong><br />

door middel van scholing. E<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e verplichting van de werkgever tot<br />

scholing van de werknemer kan hieruit echter niet word<strong>en</strong> afgeleid, alhoewel die<br />

in e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel geval, indirect wel lijkt te word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. 93 Als de verantwoordelijkheid<br />

<strong>voor</strong> (het uitblijv<strong>en</strong> van) scholingsinspanning<strong>en</strong> al ter sprake komt,<br />

gebeurt dat toch vaak pas bij of na het ontslag van de werknemer. Het is dan niet<br />

zozeer de vraag of de werknemer alsnog e<strong>en</strong> recht op die scholing kan do<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>,<br />

maar slechts of het uitblijv<strong>en</strong> van scholing aan het ontslag in de weg kan staan,<br />

of het ontbrek<strong>en</strong> van de scholing van invloed moet zijn op de hoogte van de toe te<br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> vergoeding bij ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst dan wel of de<br />

opzegging (mede) door het ontbrek<strong>en</strong> van de scholing k<strong>en</strong>nelijk onredelijk is. 94<br />

161


162<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Het gaat in de hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde jurisprud<strong>en</strong>tie steeds om bijzondere omstandighed<strong>en</strong>,<br />

zeker in het geval van ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong><br />

betreft het slechts e<strong>en</strong> heel klein deel van de jurisprud<strong>en</strong>tie op dit<br />

gebied. Dat maakt het moeilijk om algem<strong>en</strong>e lijn<strong>en</strong> uit de rechtspraak te destiller<strong>en</strong>.<br />

Deze kanttek<strong>en</strong>ing in aanmerking g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kan uit de jurisprund<strong>en</strong>tie<br />

word<strong>en</strong> afgeleid dat de rechter niet geheel afwijz<strong>en</strong>d staat teg<strong>en</strong>over het aannem<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> zorgplicht van de werkgever <strong>en</strong> de werknemer om zich in te spann<strong>en</strong><br />

ter bevordering van inzetbaarheid <strong>en</strong> employability. Het betreft dan <strong>voor</strong>al<br />

e<strong>en</strong> zorgplicht in het kader van secundaire prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid. De wijze<br />

waarop de zorgplicht wordt verwoord – namelijk in de hoogte van de ontslagvergoeding<br />

– biedt de werknemer echter ge<strong>en</strong> uitzicht op ander werk <strong>en</strong> dus ge<strong>en</strong><br />

werkzekerheid. E<strong>en</strong> ontslagvergoeding zal de kans op werkloosheid immers niet<br />

verklein<strong>en</strong>, maar hooguit de financiële gevolg<strong>en</strong> van het ontslag <strong>en</strong> werkloosheid<br />

of de inkom<strong>en</strong>sachteruitgang bij e<strong>en</strong> nieuwe baan tijdelijk of gedeeltelijk<br />

verzacht<strong>en</strong>. Dit sluit echter niet uit dat e<strong>en</strong> duidelijke lijn in de jurisprud<strong>en</strong>tie<br />

werkgever <strong>en</strong> werknemers zou kunn<strong>en</strong> prikkel<strong>en</strong> meer scholingsactiviteit<strong>en</strong> te<br />

ontplooi<strong>en</strong>.<br />

Het invester<strong>en</strong> van werkgevers <strong>en</strong> werknemers in elkaar kan bijdrag<strong>en</strong> aan de<br />

inzetbaarheid van werknemers op de arbeidsmarkt – de employability. Het breder<br />

inzetbaar mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> houd<strong>en</strong> van werknemers, door middel van scholing, kan bijdrag<strong>en</strong><br />

aan het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van werkloosheid (zie ook § 4.5.7). Dit rechtvaardigt<br />

dat bij ontslag, dus op het mom<strong>en</strong>t dat het werkloosheidsrisico zich <strong>voor</strong>doet,<br />

rek<strong>en</strong>ing wordt gehoud<strong>en</strong> met employability bevorder<strong>en</strong>de <strong>en</strong> dus werkloosheidskans<strong>en</strong><br />

verklein<strong>en</strong>de scholingsinspanning<strong>en</strong>. Hierbij di<strong>en</strong>t rek<strong>en</strong>ing te word<strong>en</strong><br />

gehoud<strong>en</strong> met de verdeling van verantwoordelijkhed<strong>en</strong>. Als e<strong>en</strong> werkgever<br />

verwacht dat e<strong>en</strong> werknemer investeert <strong>en</strong> zich specialiseert in e<strong>en</strong> onderneming,<br />

kan van diezelfde werkgever word<strong>en</strong> verwacht dat hij zich als teg<strong>en</strong>prestatie<br />

inzet <strong>voor</strong> het behoud van inzetbaarheid van die werknemer elders op de<br />

arbeidsmarkt. Deze inspanning wordt in beginsel niet uitgedrukt in (de hoogte<br />

van) het loon. 95 Loon is betaling <strong>voor</strong> verrichte werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> houdt weinig<br />

verband met het creër<strong>en</strong> van zekerhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de toekomst. Voor de werknemer<br />

staat daar teg<strong>en</strong>over dat ook hij verplicht is gebruik te mak<strong>en</strong> van de hem gebod<strong>en</strong><br />

mogelijkhed<strong>en</strong> zijn inzetbaarheid te vergrot<strong>en</strong> of te behoud<strong>en</strong>. Als de werkgever<br />

de verantwoordelijkheid neemt, is het aan de werknemer daarvan vervolg<strong>en</strong>s<br />

ook gebruik te mak<strong>en</strong>. Aan de bezwar<strong>en</strong> van de werkgevers teg<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame<br />

van de verantwoordelijkhed<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> tegemoetgekom<strong>en</strong> door werkgevers<br />

die aan de scholingsverantwoordelijkheid invulling hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verlichting<br />

van de <strong>ontslagrecht</strong>elijke regels te bied<strong>en</strong>.<br />

4.4 scholing <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>elijke beding<strong>en</strong><br />

Kantonrechter te Zaandam 1 november 2001, jar 2001/249: “Als e<strong>en</strong> werkgever<br />

flexibiliteit wil teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> werknemer, waar hij zo nodig van af wil als die<br />

binn<strong>en</strong> vier jaar niet bevalt, moet hij ook de werknemer de ruimte gev<strong>en</strong> om zich<br />

binn<strong>en</strong> die tijd elders verder te ontplooi<strong>en</strong>.”


4.4.1 inleiding<br />

De regering me<strong>en</strong>t dat scholing van werknemers e<strong>en</strong> verantwoordelijkheid is van<br />

werknemers <strong>en</strong> werkgevers sam<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 1 <strong>en</strong> 2). Tegelijkertijd blijkt dat<br />

de bereidheid van werkgevers om werknemers te schol<strong>en</strong> stuit op bezwar<strong>en</strong><br />

(zie hoofdstuk 2). Bij het zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> oplossing van de hier<strong>voor</strong> gesignaleerde<br />

problem<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> we ons op het <strong>ontslagrecht</strong>. In dit onderzoek vormt e<strong>en</strong><br />

nadere beschouwing van die regels het zwaartepunt. Ook is e<strong>en</strong> aantal met het<br />

<strong>ontslagrecht</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de arbeidsrechtelijke beding<strong>en</strong> van belang bij het<br />

bevorder<strong>en</strong> van scholing <strong>en</strong> de ontwikkeling van baanzekerheid naar werkzekerheid,<br />

die daarom hier niet onbesprok<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>.<br />

4.4.2 studiekost<strong>en</strong>beding<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Het achterblijv<strong>en</strong> van het gebruik van scholingsregeling<strong>en</strong> kan deels word<strong>en</strong><br />

verklaard door de angst van werkgevers dat de investering in de opleiding van de<br />

werknemer zich niet terugbetaalt, omdat de werknemer eerder uit di<strong>en</strong>st treedt.<br />

In hoofdstuk 2 is dit reeds nader toegelicht. Deze angst bij werkgevers kan<br />

word<strong>en</strong> verminderd door met de werknemer overe<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> dat bij vroegtijdige<br />

uitdi<strong>en</strong>sttreding de kost<strong>en</strong> van de scholing <strong>en</strong> <strong>voor</strong>al de kost<strong>en</strong> van het doorbetaalde<br />

loon geheel of gedeeltelijk word<strong>en</strong> terugbetaald. Dergelijke regeling<strong>en</strong><br />

duid<strong>en</strong> we verder aan als studiekost<strong>en</strong>beding<strong>en</strong>. Bij het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> wettelijke<br />

bepaling terzake is lang onzeker of e<strong>en</strong> dergelijk beding geldig is. In het<br />

arrest Opzeeland van 1983 96 heeft de Hoge <strong>Raad</strong> e<strong>en</strong> beding waarbij de werknemer<br />

werd gehoud<strong>en</strong> tot terugbetaling van het loon over de periode van scholing,<br />

geldig geacht, maar onderworp<strong>en</strong> aan <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, te wet<strong>en</strong>:<br />

“Anders dan de rechtbank in de zesde rechtsoverweging heeft aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, verzet het systeem van<br />

de wet zich niet zonder meer teg<strong>en</strong> financiële regeling tuss<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer, die met<br />

<strong>voor</strong>melde bijzondere aspect<strong>en</strong> aldus rek<strong>en</strong>ing houdt dat zij:<br />

a. de tijdspanne vaststelt gedur<strong>en</strong>de de werkgever geacht wordt baat te hebb<strong>en</strong> van de door de<br />

werknemer tijd<strong>en</strong>s di<strong>en</strong>s studiewerkzaamhed<strong>en</strong> verworv<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong>,<br />

b. bepaalt dat de werknemer, indi<strong>en</strong> de di<strong>en</strong>stbetrekking tijd<strong>en</strong>s of onmiddellijk na afloop van de<br />

studieperiode eindigt, het loon over de periode aan de werkgever zou moet<strong>en</strong> terugbetal<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

c. deze terugbetalingsverplichting vermindert naar ev<strong>en</strong>redigheid van het <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong> van de<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking gedur<strong>en</strong>de de onder a. bedoelde tijdspanne.”<br />

Deze <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door de lagere rechtspraak meestal ook verbond<strong>en</strong><br />

aan het beding dat de werknemer verplicht de kost<strong>en</strong> van de opleiding terug te<br />

betal<strong>en</strong>: in het algeme<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dergelijke beding<strong>en</strong> die aan deze <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

voldo<strong>en</strong>, geldig geacht. 97 Daarbij geld<strong>en</strong> <strong>en</strong>ige nuancering<strong>en</strong>. Zo wordt in het<br />

geval e<strong>en</strong> tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> studiekost<strong>en</strong>beding is geslot<strong>en</strong><br />

de glijd<strong>en</strong>de schaal als bedoeld onder c. niet gehanteerd. 98<br />

Uit de gepubliceerde rechtspraak blijkt soms dat de werkgever zelf e<strong>en</strong> belangrijke<br />

invloed wil uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> op de inhoud van de scholing <strong>en</strong> soms met de werk-<br />

163


164<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

nemer beding<strong>en</strong> sluit waarvan de nakoming naar maatstav<strong>en</strong> van redelijkheid <strong>en</strong><br />

billijkheid onaanvaardbaar is, of anders gezegd: dat het beding wordt gebruikt om<br />

de werknemer te bind<strong>en</strong>. Over het algeme<strong>en</strong> acht de rechter de werknemer niet<br />

aan dergelijke beding<strong>en</strong> gebond<strong>en</strong>, zeker niet als teg<strong>en</strong>over de kost<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

erk<strong>en</strong>de opleiding staat of de kost<strong>en</strong> niet duidelijk <strong>voor</strong> rek<strong>en</strong>ing van de werkgever<br />

zijn gekom<strong>en</strong>. 99 E<strong>en</strong> andere vorm van e<strong>en</strong> studiekost<strong>en</strong>regeling als verkapt<br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding is te vind<strong>en</strong> in period<strong>en</strong> waarbinn<strong>en</strong> studiekost<strong>en</strong>, al dan niet<br />

volledig, moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> terugbetaald. Voorbeeld<strong>en</strong> hiervan zijn het beding dat<br />

de werknemer verplicht alle scholingskost<strong>en</strong> terug te betal<strong>en</strong> die in de periode<br />

van twee jaar <strong>voor</strong> vrijwillig ontslag zijn gemaakt, 100 <strong>en</strong> het beding tot terugbetaling<br />

van studiekost<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> periode van vijf jaar <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> leerling-tor<strong>en</strong>kraanmachinist.<br />

101 Voor e<strong>en</strong> belastingassist<strong>en</strong>te is e<strong>en</strong> terugbetalingsperiode van drie<br />

of vier jaar weer toelaatbaar. 102 Terzijde merk<strong>en</strong> we op dat naar het oordeel van<br />

het hof ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch e<strong>en</strong> terugbetalingsbeding is toegestaan ingeval e<strong>en</strong><br />

opleiding nodig is om te reïntegrer<strong>en</strong> na arbeidsongeschiktheid, zij het dat als het<br />

reïntegratietraject niet tot gevolg heeft dat de werknemer het oorspronkelijke<br />

werk kan hervatt<strong>en</strong> <strong>en</strong> nadi<strong>en</strong> elders werk vindt, de werkgever op het beding<br />

ge<strong>en</strong> beroep toekomt. 103 De kantonrechter te Zaandam overweegt met betrekking<br />

tot e<strong>en</strong> terugbetalingsbeding dat met e<strong>en</strong> werkneemster in tijdelijke di<strong>en</strong>st overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />

is: “Als e<strong>en</strong> werkgever flexibiliteit wil teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> werknemer,<br />

waar hij zo nodig van af wil als die binn<strong>en</strong> vier jaar niet bevalt, moet hij ook de<br />

werknemer de ruimte gev<strong>en</strong> om zich binn<strong>en</strong> die tijd elders verder te ontplooi<strong>en</strong>”,<br />

waarop de werkgever e<strong>en</strong> beroep op het beding wordt ontzegd. 104 Op grond van<br />

de jurisprud<strong>en</strong>tie kan de conclusie word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong> dat terugbetalingsbeding<strong>en</strong><br />

over het algeme<strong>en</strong> door de rechter met <strong>en</strong>ig wantrouw<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong>, maar als<br />

ze voldo<strong>en</strong> aan de door de Hoge <strong>Raad</strong> gestelde criteria, vaak geldig word<strong>en</strong><br />

geacht.<br />

De verplichting van de werknemer om de kost<strong>en</strong> van de opleiding terug te betal<strong>en</strong><br />

aan de werkgever bij vroegtijdige uitdi<strong>en</strong>sttreding wordt soms ook bij cao<br />

geregeld. Uit e<strong>en</strong> onderzoek van het ministerie van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

uit 2001 <strong>en</strong> 2002 blijkt dat in 56 van de onderzochte 122 cao’s e<strong>en</strong> studieregeling<br />

<strong>voor</strong>komt (Arbeidsinspectie 2003). Dit onderzoek strekt zich niet uit tot<br />

de vraag of e<strong>en</strong> terugbetalingsbeding geldt. Eig<strong>en</strong> onderzoek, dat ge<strong>en</strong> beroep kan<br />

do<strong>en</strong> op volledigheid, geeft aanleiding tot de gedachte dat terugbetalingsbeding<strong>en</strong><br />

of regeling<strong>en</strong> daaromtr<strong>en</strong>t in cao’s niet al te veel <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong> zover<br />

ze <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, zeer divers zijn. Zo k<strong>en</strong>t de abu-cao 2005-2007 de bepaling<br />

dat de uitz<strong>en</strong>dkracht in fase B e<strong>en</strong> persoonlijk opleidingsbudget opbouwt (van<br />

1,1 proc<strong>en</strong>t van de loonsom) <strong>en</strong> dat ev<strong>en</strong>tuele opleidingskost<strong>en</strong> die niet kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> vergoed uit dat budget bij <strong>voor</strong>tijdig einde van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

door de werknemer di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> terugbetaald, waartoe de werkgever <strong>en</strong> de<br />

werknemer e<strong>en</strong> ‘redelijke regeling’ di<strong>en</strong><strong>en</strong> te treff<strong>en</strong>. In art. 30 van de cao <strong>voor</strong> de<br />

suikerwerk- <strong>en</strong> chocoladeverwerk<strong>en</strong>de industrie 2004 is bepaald dat e<strong>en</strong> terugbetalingsbeding<br />

bij functiegerichte scholing niet geldig is, <strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s is geregeld<br />

dat e<strong>en</strong> terugbetalingsbeding in e<strong>en</strong> bepaalde vorm overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> kan<br />

word<strong>en</strong>. Art. 14 lid 10 van de cao horeca <strong>en</strong> aanverwante bedrijv<strong>en</strong> 2003-2004


epaalt met betrekking tot het terugbetalingsbeding dat het terug te betal<strong>en</strong><br />

bedrag maandelijks met minimaal 1/12 deel di<strong>en</strong>t te verminder<strong>en</strong>. De cao <strong>voor</strong> de<br />

tuinc<strong>en</strong>tra heeft e<strong>en</strong> vergelijkbare bepaling waarbij de ev<strong>en</strong>redige vermindering<br />

minst<strong>en</strong>s 50 proc<strong>en</strong>t na e<strong>en</strong> jaar di<strong>en</strong>t te bedrag<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele keer bevat de cao<br />

zelf het terugbetalingsbeding, zoals art. 8B van de cao bitumineuze <strong>en</strong> kunststof<br />

dakbedekkingsbedrijv<strong>en</strong> 2004-2008 met betrekking tot de opleiding ondernemers-<br />

<strong>en</strong> kaderopleiding dakbedekkingsbranche, of zoals blijkt uit oudere rechtspraak,<br />

de cao Transavia. 105 De Stichting van de Arbeid besteedt in ‘de ag<strong>en</strong>da<br />

2002’ van 9 december 1997 ruime aandacht aan employability, maar zegt over<br />

dergelijke beding<strong>en</strong> niets. Wel heeft de stichting geadviseerd dat de werkgever<br />

primair verantwoordelijk is <strong>voor</strong> de vormgeving <strong>en</strong> financiering van de persoonlijke<br />

ontwikkelingsplann<strong>en</strong>. Over het algeme<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong> de cao’s niet uit dat door<br />

werkgever <strong>en</strong> werknemer aanvull<strong>en</strong>de afsprak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt.<br />

Opvall<strong>en</strong>d weinig cao’s bevatt<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> regeling met betrekking tot terugbetalingsbeding<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> cao e<strong>en</strong> bepaling terzake bevat, beperkt die over het algeme<strong>en</strong><br />

slechts de periode waarover het beding geldig is. Het terugbetalingsbeding<br />

is dus in belangrijke mate vrijgelat<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> over het algeme<strong>en</strong> niet strekt t<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>dele van de werknemer <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s employability, omdat de neiging lijkt te<br />

bestaan e<strong>en</strong> ruime terugbetalingsverplichting op te nem<strong>en</strong>. Toch beoordel<strong>en</strong> wij<br />

het terugbetalingsbeding niet uitsluit<strong>en</strong>d negatief. De mogelijkheid de kost<strong>en</strong> van<br />

de opleiding van de werknemer terug te vorder<strong>en</strong> kan de werkgever stimuler<strong>en</strong> de<br />

werknemer te schol<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> de werknemer elders in di<strong>en</strong>st treedt <strong>en</strong> daarmee<br />

e<strong>en</strong> deel van de kost<strong>en</strong> van scholing zal moet<strong>en</strong> terugbetal<strong>en</strong>, kan de werknemer<br />

daar<strong>voor</strong> ev<strong>en</strong>tueel bij de nieuwe werkgever comp<strong>en</strong>satie vrag<strong>en</strong>. Dat is te rechtvaardig<strong>en</strong><br />

omdat de nieuwe werkgever <strong>voor</strong>deel van die scholing heeft <strong>en</strong> op deze<br />

wijze het nadeel <strong>voor</strong> de werknemer te overzi<strong>en</strong> is. Belangrijk <strong>voor</strong>deel is ook dat<br />

e<strong>en</strong> dergelijk beding de angst bij werkgevers <strong>voor</strong> poaching (het wegkop<strong>en</strong> van<br />

capabel personeel door andere werkgevers) kan wegnem<strong>en</strong> 106 <strong>en</strong> zodo<strong>en</strong>de de<br />

bereidheid om te invester<strong>en</strong> in scholing van werknemers kan stimuler<strong>en</strong>.<br />

4.4.3 concurr<strong>en</strong>tiebeding<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Het concurr<strong>en</strong>tiebeding is geregeld in art. 7:653 bw, <strong>en</strong> door de rechtspraak nader<br />

ingevuld. Het wets<strong>voor</strong>stel tot wijziging van art. 7:653 bw is door de Tweede Kamer<br />

aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, na <strong>voor</strong>tgezet overleg in de Eerste Kamer gezond<strong>en</strong> aan de ser<br />

met het verzoek nader te adviser<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s door de Eerste Kamer op 13 juni<br />

2006 verworp<strong>en</strong>. 107 In het kader van dit onderzoek is het concurr<strong>en</strong>tiebeding<br />

<strong>voor</strong>al van belang als mogelijkheid om de werknemer aan de werkgever te bind<strong>en</strong>.<br />

Indi<strong>en</strong> de werkgever kan bewerkstellig<strong>en</strong> dat de werknemer de g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> scholing<br />

slechts in de bestaande arbeidsovere<strong>en</strong>komst kan aanw<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, zou dat de bereidheid<br />

tot het aanbied<strong>en</strong> van scholing kunn<strong>en</strong> vergrot<strong>en</strong>. Daarom is de mogelijkheid<br />

van het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding vanuit het perspectief van het<br />

verhog<strong>en</strong> van het opleidingsniveau positief te beoordel<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>de regeling<br />

van het concurr<strong>en</strong>tiebeding is van belang <strong>voor</strong> het bereik<strong>en</strong> van de hoogwaardige<br />

k<strong>en</strong>niseconomie. Het lijkt erop dat (de huidige) regeling van het concurr<strong>en</strong>tiebe-<br />

165


166<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

ding met name oog heeft <strong>voor</strong> de bescherming van belang<strong>en</strong> van werknemers.<br />

Over de <strong>voor</strong>gestelde <strong>en</strong> inmiddels door de Eerste Kamer verworp<strong>en</strong> regeling<br />

schrijft Verburg (2005: 23) het volg<strong>en</strong>de.<br />

“Het hilarische resultaat zal zijn dat de werknemer ondanks het concurr<strong>en</strong>tiebeding toch bij de<br />

concurr<strong>en</strong>t opduikt, <strong>en</strong> dat zelfs nog met e<strong>en</strong> billijke vergoeding, betaald door de ex-werkgever<br />

die probeerde dit teg<strong>en</strong> te houd<strong>en</strong>! Ik adviseer dus bedrijv<strong>en</strong> met research & developm<strong>en</strong>t-afdeling<strong>en</strong>/laboratoria<br />

in Nederland om hun investering<strong>en</strong> op know-how gebied naar het buit<strong>en</strong>land te<br />

verlegg<strong>en</strong>. (...) Zo ziet m<strong>en</strong> dus dat met de linkerhand door het kabinet wordt gepoogd via k<strong>en</strong>nisplatform<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> dergelijke Nederland als k<strong>en</strong>niseconomie op de kaart te zett<strong>en</strong>, terwijl de rechterhand<br />

welhaast oproept om k<strong>en</strong>nis elders in de wereld onder te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.”<br />

Daar staat teg<strong>en</strong>over dat de individuele werknemer, maar ook de arbeidsmarkt<br />

niet (direct) word<strong>en</strong> geholp<strong>en</strong> met het concurr<strong>en</strong>tiebeding. De werknemer wordt<br />

immers door het beding belemmerd zijn (specifieke) k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong><br />

aan te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van andere werkgevers, <strong>en</strong> wordt dus beperkt in zijn<br />

employability. 108 Die belemmering zal de bereidheid van de werknemer om<br />

zich te schol<strong>en</strong> wellicht verminder<strong>en</strong>. Het concurr<strong>en</strong>tiebeding is dus vanuit het<br />

perspectief van vergroting van de employability niet zonder meer zinvol.<br />

In slechts 1 proc<strong>en</strong>t van de cao’s is e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding <strong>voor</strong> werknemers<br />

ouder dan 18 jaar opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, zo blijkt uit onderzoek van het ministerie van<br />

Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid. 109 Eig<strong>en</strong> onderzoek leert dat e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele keer<br />

het sluit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding bij cao wordt verbod<strong>en</strong>, zoals in de cao<br />

<strong>voor</strong> de particuliere beveiligingsorganisaties 2004/2005, art. 12 lid 2. Dit lijkt<br />

e<strong>en</strong> uitzondering: als e<strong>en</strong> cao al iets over e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding bepaalt, is<br />

dat meestal dat het beding schriftelijk moet word<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong><br />

ook wettelijk is vereist, zie art. 7:653 lid 1 bw. Verreweg de meeste, te wet<strong>en</strong><br />

16 proc<strong>en</strong>t, van de werknemers zijn bij individuele arbeidsovere<strong>en</strong>komst gebond<strong>en</strong><br />

aan e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding, van wie e<strong>en</strong> overgrote meerderheid ook<br />

verwacht dat de werkgever h<strong>en</strong> daaraan zal houd<strong>en</strong>. 110 Uit de rechtspraak blijkt<br />

dat het concurr<strong>en</strong>tiebeding soms wordt gebruikt om te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />

werknemer de door de werkgever aangebod<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of betaalde scholing aanw<strong>en</strong>dt<br />

<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> andere werkgever. 111 Overig<strong>en</strong>s is het niet mogelijk de werknemer te<br />

bind<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding op grond van alle<strong>en</strong> de cao, zo blijkt uit de<br />

parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is. 112 Tijd<strong>en</strong>s de parlem<strong>en</strong>taire behandeling van het<br />

nieuwe wets<strong>voor</strong>stel is over de vraag of in de cao e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding kan<br />

word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, niet gesprok<strong>en</strong>.<br />

De regeling van het concurr<strong>en</strong>tiebeding stelt ge<strong>en</strong> nadere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> aan de<br />

geldigheid van het beding. Wel kan de werkgever word<strong>en</strong> verplicht om aan de<br />

werknemer <strong>voor</strong> de duur van de werking van het beding e<strong>en</strong> vergoeding te<br />

betal<strong>en</strong>. De rechter stelt deze vergoeding naar billijkheid vast. In de <strong>voor</strong>gestelde<br />

regeling van het concurr<strong>en</strong>tiebeding is e<strong>en</strong> dergelijke vergoeding zelfs e<strong>en</strong><br />

vereiste <strong>voor</strong> de geldigheid van het concurr<strong>en</strong>tiebeding. Daarmee wordt de werk


nemer in de geleg<strong>en</strong>heid gesteld om de periode van verplichte non-activiteit te<br />

overbrugg<strong>en</strong>.<br />

Zowel de huidige regeling als de eerder <strong>voor</strong>gestelde regeling bevat nauwelijks<br />

employability-stimuler<strong>en</strong>de effect<strong>en</strong>. Opvall<strong>en</strong>d is dat in de uitvoerige parlem<strong>en</strong>taire<br />

behandeling van het wets<strong>voor</strong>stel niet over dergelijke effect<strong>en</strong> is<br />

gesprok<strong>en</strong>. Vanuit het oogpunt van employability zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> betoogd<br />

dat e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding slechts geldig kan word<strong>en</strong> geacht indi<strong>en</strong> de werknemer<br />

door de werkgever in voldo<strong>en</strong>de mate in staat wordt gesteld om andere pass<strong>en</strong>de<br />

arbeid te verwerv<strong>en</strong>. Daarbij kunn<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer de nadruk<br />

legg<strong>en</strong> op die ‘andere’ arbeid, zodat de werknemer in staat zal zijn om werkzaamhed<strong>en</strong><br />

te verricht<strong>en</strong> die niet in strijd kom<strong>en</strong> met het concurr<strong>en</strong>tiebeding. In dat<br />

geval kan word<strong>en</strong> betoogd dat in het wets<strong>voor</strong>stel wordt opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, dat aan<br />

de werknemer toekom<strong>en</strong>de vergoeding di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut om de werknemer<br />

employable te mak<strong>en</strong>.<br />

Dit betoog heeft slechts beperkte realiteitszin: mocht het wets<strong>voor</strong>stel wel zijn<br />

aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, ook dan zou de werknemer veelal niet in staat zijn geweest gedur<strong>en</strong>de<br />

de vaak korte periode waarin het beding werkt (meestal e<strong>en</strong> jaar) zich om<br />

te schol<strong>en</strong>, zelf met gebruik van de hem ter beschikking staande vergoeding. Wij<br />

concluder<strong>en</strong> dan ook dat het huidige <strong>en</strong> de <strong>voor</strong>gestelde regeling van het concurr<strong>en</strong>tiebeding<br />

zich zeer slecht verhoudt met het employability-beleid <strong>en</strong> zi<strong>en</strong><br />

weinig mogelijkhed<strong>en</strong> daarin verandering te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> beperking van het<br />

gebruik van het concurr<strong>en</strong>tiebeding tot die werkzaamhed<strong>en</strong> die werkelijk<br />

concurr<strong>en</strong>tiegevoelig zijn, ligt <strong>voor</strong> de hand, maar dan di<strong>en</strong>t het concurr<strong>en</strong>tiebeding<br />

ook deugdelijk afdwingbaar te zijn. Waar de werkgever nu ‘gratis’ e<strong>en</strong><br />

concurr<strong>en</strong>tiebeding kan afsprek<strong>en</strong> met de werknemer had de <strong>voor</strong>gestelde<br />

verplichte vergoeding de pot<strong>en</strong>tie bij te drag<strong>en</strong> aan de beperking van het gebruik<br />

van het beding tot de gevall<strong>en</strong> waarin de werkgever het werkelijk noodzakelijk<br />

vindt.<br />

4.4.4 minimumverblijftijd<br />

E<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele keer wordt gewez<strong>en</strong> op het bestaan van e<strong>en</strong> maatschappelijke norm<br />

die daaruit zou bestaan dat de werknemer gehoud<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> zekere tijd bij de<br />

werkgever in di<strong>en</strong>st te blijv<strong>en</strong>. Het C<strong>en</strong>traal Planbureau wijst in de macro-economische<br />

verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> 1999 op e<strong>en</strong> dergelijke norm 113 .<br />

“Ook e<strong>en</strong> maatschappelijke norm die e<strong>en</strong> werknemer na het volg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> opleiding e<strong>en</strong> zekere<br />

minimum verblijftijd bij zijn werkgever oplegt, beschermt teg<strong>en</strong> poaching. E<strong>en</strong> werknemer die<br />

zich snel laat wegkop<strong>en</strong>, ontwikkelt e<strong>en</strong> reputatie die toekomstige werkgevers zal afschrikk<strong>en</strong> in<br />

hem te invester<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> dergelijke norm is, als die al bestaat, erg zwak <strong>en</strong> niet afdwingbaar.”<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

In de praktijk komt e<strong>en</strong> juridisch afdwingbare ‘verblijftijd’ wel <strong>voor</strong>. De tijdelijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst is tuss<strong>en</strong>tijds niet opzegbaar, t<strong>en</strong>zij e<strong>en</strong> periode van vijf jaar<br />

167


168<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

wordt overschred<strong>en</strong>. Zie <strong>voor</strong> dit laatste art. 7:684 bw. Dit betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong><br />

werkgever de werknemer gedur<strong>en</strong>de in ieder geval vijf jaar aan zich kan bind<strong>en</strong>.<br />

Deze mogelijkheid wordt – e<strong>en</strong> belangrijke uitzondering daargelat<strong>en</strong> – in de<br />

praktijk nauwelijks b<strong>en</strong>ut. E<strong>en</strong> van de red<strong>en</strong><strong>en</strong> zal zijn dat het vaak weinig zinvol<br />

is e<strong>en</strong> werknemer te bind<strong>en</strong> die niet meer bereid is zich in te zett<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het<br />

verricht<strong>en</strong> van zijn werkzaamhed<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> uitzondering betreft de sector betaald<br />

voetbal. Daar is gekoz<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> constructie met arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

bepaalde tijd. Kracht<strong>en</strong>s art. 7:667 lid 3 bw zijn deze arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> niet<br />

tuss<strong>en</strong>tijds opzegbaar, t<strong>en</strong>zij partij<strong>en</strong> anders overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>. Door de ket<strong>en</strong>regeling<br />

van art. 7:668a bw wordt de (laatste) tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst na<br />

zes<strong>en</strong>dertig maand<strong>en</strong> of na drie verl<strong>en</strong>ging<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

onbepaalde tijd. E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde tijd is altijd te beëindig<strong>en</strong><br />

door opzegging. Dat is uiteraard niet de bedoeling. Om het ontstaan van<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde tijd, <strong>en</strong> dus het recht van opzegging,<br />

te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> is in de cao <strong>voor</strong> contractspelers betaald voetbal Nederland <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> afwijking van art. 7:668a bw. Op grond van de cao word<strong>en</strong> tijdelijke<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde tijd. De<br />

werknemer kan slechts bij het einde van de tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst de<br />

werkgever verlat<strong>en</strong>. Het recht om ontbinding te vrag<strong>en</strong> kan niet word<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong>,<br />

maar het scheidsgerecht knvb, die in plaats van de kantonrechter<br />

bevoegd is over dergelijke verzoek<strong>en</strong> te oordel<strong>en</strong>, weigert over het algeme<strong>en</strong><br />

gevraagde ontbinding. 114 Dit systeem is opgezet om te bewerkstellig<strong>en</strong> dat bij<br />

tuss<strong>en</strong>tijdse beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met wederzijds goedvind<strong>en</strong><br />

de werkgever van de werknemer, of van de hem overnem<strong>en</strong>de voetbalclub,<br />

e<strong>en</strong> vergoeding kan beding<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> in de praktijk met regelmaat gebeurt. Het<br />

is wel zaak om met de werknemer/voetballer tijdig in overleg te tred<strong>en</strong> over de<br />

verl<strong>en</strong>ging van de tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst. 115 Indi<strong>en</strong> daarover ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming<br />

wordt bereikt, heeft de club het dreigmiddel de voetballer niet<br />

langer in de A-selectie op te stell<strong>en</strong>, waardoor de ‘waarde’ van de speler snel <strong>en</strong><br />

aanzi<strong>en</strong>lijk zal dal<strong>en</strong> <strong>en</strong> hij over het algeme<strong>en</strong> alsnog met zijn werkgever in<br />

onderhandeling treedt. In andere sector<strong>en</strong> dan de sport zi<strong>en</strong> we <strong>voor</strong> deze<br />

constructie weinig kans<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> ander tot op hed<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d in de sector voetbal <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>d verschijnsel<br />

is het verl<strong>en</strong>gingsoptiebeding. Kort sam<strong>en</strong>gevat komt e<strong>en</strong> dergelijk beding erop<br />

neer dat de werknemer bij tijdelijke indi<strong>en</strong>sttreding reeds het e<strong>en</strong>zijdige aanbod<br />

doet om de tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst te verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Na afloop van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst kan de werkgever gebruikmak<strong>en</strong> van het aanbod, maar<br />

hoeft dat niet te do<strong>en</strong>. De werknemer kan niet meer terugkom<strong>en</strong> op zijn aanbod,<br />

zo volgt uit art. 6:219 lid 3 bw. Hoewel het scheidsgerecht van de knvb het<br />

optiebeding geldig heeft geacht, is de juridische toelaatbaarheid discutabel<br />

(Bung<strong>en</strong>er <strong>en</strong> Verhulp 2004; Nieuwland 2004). Naar onze m<strong>en</strong>ing le<strong>en</strong>t e<strong>en</strong><br />

dergelijk beding zich niet <strong>voor</strong> algeme<strong>en</strong> gebruik.


4.4.5 conclusie<br />

Het terugbetalings- of studiekost<strong>en</strong>beding beoordel<strong>en</strong> wij niet uitsluit<strong>en</strong>d negatief.<br />

Het kan werkgevers stimuler<strong>en</strong> om te invester<strong>en</strong> in de scholing van werknemers.<br />

Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dergelijk beding met inachtneming van de door de Hoge <strong>Raad</strong><br />

ontwikkelde norm<strong>en</strong> is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>, is het niet onev<strong>en</strong>redig belast<strong>en</strong>d <strong>voor</strong><br />

de werknemer. Het beding kan bijdrag<strong>en</strong> aan het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van poach<strong>en</strong> <strong>en</strong> kan<br />

leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> eerlijke verdeling van kost<strong>en</strong> in het geval e<strong>en</strong> werknemer kort na de<br />

scholing die is betaald door de oude werkgever, in di<strong>en</strong>st treedt van e<strong>en</strong> andere<br />

werkgever. Sociale partners kunn<strong>en</strong> de mogelijkheid om e<strong>en</strong> regeling terzake te<br />

treff<strong>en</strong> in cao’s, beter dan thans geschiedt, b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarbij wellicht meer<br />

aandacht bested<strong>en</strong> aan (de gew<strong>en</strong>ste) flexibiliteit.<br />

Het concurr<strong>en</strong>tiebeding is er juist op gericht om de werknemer zijn eig<strong>en</strong> werk<br />

niet meer te lat<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> zekere periode na het einde van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Daarmee is het beding moeilijk te ver<strong>en</strong>ig<strong>en</strong> met de<br />

gedachte van behoud of bevorder<strong>en</strong> van inzetbaarheid, t<strong>en</strong>zij die inzetbaarheid<br />

zich zal richt<strong>en</strong> op het verwerv<strong>en</strong> van andere werkzaamhed<strong>en</strong>. Dat laatste zal<br />

veelal moeilijk op korte termijn te realiser<strong>en</strong> zijn vanwege de vaak specialistische<br />

k<strong>en</strong>nis van de werknemer. De huidige (<strong>en</strong> ook de eerder <strong>voor</strong>gestelde) regeling van<br />

het concurr<strong>en</strong>tiebeding zijn zeker niet waterdicht, hetge<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de inzetbaarheid<br />

van de werknemer niet binn<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> arbeid slecht is, maar wel <strong>voor</strong> de ontwikkeling<br />

van e<strong>en</strong> hoogwaardige k<strong>en</strong>niseconomie <strong>en</strong> ook niet <strong>voor</strong> de employability<br />

in het algeme<strong>en</strong>, omdat de werkgever niet bereid zal zijn te invester<strong>en</strong> in werknemers<br />

die daaraan bijdrag<strong>en</strong>. Hier geldt dat de wetgever duidelijke keuzes zal moet<strong>en</strong><br />

mak<strong>en</strong>. Hiertoe heeft de wetgever de kans gehad in het licht van de <strong>voor</strong>gestelde<br />

wijziging van de regeling van het concurr<strong>en</strong>tiebeding.<br />

De rol van sociale partners bij de vormgeving van arbeidsrechtelijke beding<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de bevordering van employability zal beperkt zijn: e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tiebeding in<br />

de cao is niet geldig. Het overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> minimumverblijftijd is dankzij<br />

de regeling van de tijdelijke arbeidsovere<strong>en</strong>komst wel mogelijk, maar lijkt in de<br />

praktijk niet veel <strong>voor</strong> te kom<strong>en</strong>. Dat geldt ook <strong>voor</strong> het verl<strong>en</strong>gingsoptiebeding.<br />

Beide mogelijkhed<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> ons ook niet geschikt employability-inspanning<strong>en</strong> te<br />

stimuler<strong>en</strong>.<br />

4.5 scholing in het <strong>ontslagrecht</strong><br />

“T<strong>en</strong> onrechte heeft hij (werknemer) zijn kaart<strong>en</strong> gezet op e<strong>en</strong> absolute baangarantie.<br />

De garantie kan e<strong>en</strong> werkgever niet gev<strong>en</strong>.” (Ktr. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch, 7 april<br />

2005, jar 2005/104)<br />

4.5.1 inleiding<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

De invloed die het <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> scholing kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op werkzekerheid <strong>en</strong><br />

dus op het werkloosheidsrisico is hierbov<strong>en</strong> uitgebreid aan bod gekom<strong>en</strong>. Het<br />

169


170<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

<strong>ontslagrecht</strong> biedt verschill<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met het<br />

bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> van werkzekerheid <strong>voor</strong> werknemers. In deze paragraaf<br />

wordt onderzocht hoe veel ruimte het huidige <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> eerder <strong>voor</strong>gestelde<br />

wijziging<strong>en</strong> in het <strong>ontslagrecht</strong> 116 bied<strong>en</strong> (bod<strong>en</strong>) rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d<br />

met scholing ter bevordering van werkzekerheid <strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid.<br />

Hierbij zal word<strong>en</strong> stilgestaan bij de meest relevante regels die e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> bij<br />

beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> zal word<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong> welke mogelijkhed<strong>en</strong><br />

er zijn om te <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in het bevorder<strong>en</strong> van de inzetbaarheid van werknemers<br />

door middel van scholing.<br />

4.5.2 prev<strong>en</strong>tieve toets<br />

Ruimte <strong>voor</strong> scholing<br />

Bij de toetsing van e<strong>en</strong> ontslagaanvraag kan het cwi op basis van de algem<strong>en</strong>e<br />

toetsingsmaatstaf, zie art. 3:1 Ontslagbesluit, rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

van werkgevers <strong>en</strong> werknemers. Het cwi neemt immers in<br />

aanmerking de mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> belang<strong>en</strong> van de betrokk<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer.<br />

Ook bij ontslag weg<strong>en</strong>s bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong> bestaat de mogelijkheid<br />

rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met scholingsinspanning<strong>en</strong> <strong>en</strong> employability van<br />

werknemers. De cwi kan op grond van art. 4:2 lid 6 Ontslagbesluit in afwijking<br />

van de anciënniteitsregels toestemming weiger<strong>en</strong> in verband met de zwakke<br />

arbeidsmarktpositie van e<strong>en</strong> werknemer. De arbeidsmarktpositie van e<strong>en</strong> werknemer<br />

is afhankelijk van de mate waarin e<strong>en</strong> werknemer inzetbaar is op de<br />

arbeidsmarkt <strong>en</strong> dus employable is. De inzetbaarheid <strong>en</strong> employability word<strong>en</strong><br />

verhoogd door scholing, dus op deze wijze kan indirect rek<strong>en</strong>ing word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong><br />

met scholingsinspanning<strong>en</strong>.<br />

Per 1 maart 2006 is het ‘last in, first out’-beginsel (verder lifobeginsel) vervang<strong>en</strong><br />

door het afspiegelingsbeginsel als hoofdregel bij bedrijfseconomisch ontslag.<br />

De mogelijkheid van de hoofdregel af te wijk<strong>en</strong> op grond van de onmisbaarheid<br />

(of de zwakke arbeidsmarktpositie, zie art. 4:2 lid 5 resp. 4:2 lid 6 (oud) Ontslagbesluit)<br />

van e<strong>en</strong> werknemer is daarbij onverminderd van toepassing. Het afspiegelingsbeginsel<br />

komt kort gezegd neer op het toepass<strong>en</strong> van het lifobeginsel op<br />

verschill<strong>en</strong>de leeftijdsgroep<strong>en</strong>. Doel van de invoering van het afspiegelingsbeginsel<br />

is jongere werknemers, met veelal e<strong>en</strong> korter di<strong>en</strong>stverband, meer kans<strong>en</strong> te<br />

bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarbij (veelal oudere) werknemers met e<strong>en</strong> langer di<strong>en</strong>stverband te<br />

stimuler<strong>en</strong> tot activiteit<strong>en</strong> gericht op verbetering van inzetbaarheid. 117 Voorgesteld<br />

is bij de toepassing van het <strong>voor</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> afspiegelingsbeginsel ook rek<strong>en</strong>ing<br />

te houd<strong>en</strong> met het zog<strong>en</strong>aamde onmisbaarheidscriterium. Het onmisbaarheidscriterium<br />

komt erop neer dat e<strong>en</strong> werkgever, in afwijking van het<br />

afspiegelingsbeginsel bij bedrijfseconomisch ontslag rek<strong>en</strong>ing mag houd<strong>en</strong> met<br />

de onmisbaarheid van e<strong>en</strong> werknemer binn<strong>en</strong> de onderneming. Deze mogelijkheid<br />

was <strong>voor</strong> 1 maart 2006 geregeld in art. 4:2 lid 5 Ontslagbesluit <strong>en</strong> na 1 maart<br />

2006 in art. 4:2 lid 4 Ontslagbesluit. 118 De Kamerled<strong>en</strong> Verburg <strong>en</strong> Noorman-D<strong>en</strong><br />

Uyl hebb<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> motie verzocht in dit verband ook rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met<br />

scholingsinspanning<strong>en</strong> door zowel werkgevers als werknemers. In reactie daarop


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

heeft minister De Geus te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> dat het niet <strong>voor</strong> de hand ligt dat de<br />

overheid in het Ontslagbesluit (nadere) criteria formuleert <strong>voor</strong> scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> werkgever. 119 De minister wijst ter onderbouwing van zijn<br />

bezwaar teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e regeling op de maatvoering <strong>en</strong> de diversiteit van<br />

gevall<strong>en</strong> die zich in de praktijk kunn<strong>en</strong> <strong>voor</strong>do<strong>en</strong>. Dit neemt echter niet weg dat<br />

ook nu al de mogelijkheid bestaat, zij het indirect, rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met scholingsinspanning<strong>en</strong>.<br />

Bij ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt soms rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met<br />

de onmisbaarheid van e<strong>en</strong> werknemer ter rechtvaardiging van e<strong>en</strong> afwijking van<br />

het anciënniteitsbeginsel. 120 Toepassing van het onmisbaarheidscriterium kan het<br />

gevaar meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> werkgever (bewust) onvoldo<strong>en</strong>de investeert in e<strong>en</strong><br />

bepaalde werknemer om hem daarmee minder onmisbaar te mak<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

onderneming. De werknemer heeft hier zelf ook e<strong>en</strong> taak: hij kan de werkgever<br />

expliciet om scholing vrag<strong>en</strong>. D<strong>en</strong>kbaar is dat bij onverkorte toepassing van het<br />

onmisbaarheidscriterium deze werknemer makkelijker ontslag<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong><br />

dan zijn collega’s die door de werkgever beter geschoold zijn. Hierover wordt in<br />

het Ontslagbesluit niets geregeld, maar het cwi zal met het aanbied<strong>en</strong> of weiger<strong>en</strong><br />

van scholing rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> bij de algem<strong>en</strong>e toetsing van het ontslag. Door<br />

het onmisbaarheidscriterium in dergelijke gevall<strong>en</strong> te koppel<strong>en</strong> aan door de<br />

werkgevers verrichte scholingsinspanning<strong>en</strong> zou bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemd gevaar wellicht<br />

(nog) beter kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ondervang<strong>en</strong>.<br />

Versoepeling prev<strong>en</strong>tieve toets?<br />

Het vergrot<strong>en</strong> van het k<strong>en</strong>nisniveau <strong>en</strong> employability van de werknemer maakt<br />

hem minder afhankelijk van zijn werkgever <strong>en</strong> leidt daarmee tot e<strong>en</strong> gedeeltelijk<br />

herstel van het machtsev<strong>en</strong>wicht <strong>en</strong> dus tot ongelijkheidscomp<strong>en</strong>satie. In de lijn<br />

van deze gedachte kan scholing e<strong>en</strong> versoepeling van het <strong>ontslagrecht</strong> in de vorm<br />

van minder ontslagbescherming rechtvaardig<strong>en</strong>. De werkgever is immers zelf<br />

steeds meer afhankelijk van de (k<strong>en</strong>nis van) de werknemer, zodat ongelijkheidscomp<strong>en</strong>satie<br />

door middel van het vergrot<strong>en</strong> van employability van werknemers<br />

in die gedachte e<strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tieve werking heeft. Deze gedachte is door Pim<br />

Fortuyn uitgedrag<strong>en</strong>, onder meer in zijn betoog over ondernemers van de eig<strong>en</strong><br />

arbeid, die door hun goede opleiding ge<strong>en</strong> risico op de arbeidsmarkt lop<strong>en</strong> omdat<br />

er altijd emplooi <strong>voor</strong> ze is (Fortuyn 2002). De bestaande machtsongelijkheid<br />

tuss<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer kan ons inzi<strong>en</strong>s echter nooit volledig word<strong>en</strong><br />

gecomp<strong>en</strong>seerd door k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> opleiding, laat staan dat goed opgeleide werknemers<br />

ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel risico lop<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt, zoals Fortuyn stelt. Deze<br />

gedachte doet ge<strong>en</strong> recht aan het feit dat verschill<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan de<br />

machtsongelijkheid tuss<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer. In deze lijn heeft Rood<br />

erop gewez<strong>en</strong> dat ondanks het feit dat k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> opleiding van de werknemer zijn<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, het verschil in economische macht tuss<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer<br />

groot is geblev<strong>en</strong> (Rood 1998).<br />

Hoewel k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> opleiding het machtsev<strong>en</strong>wicht niet volledig kunn<strong>en</strong> herstell<strong>en</strong>,<br />

wint de gedachte dat k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> opleiding daar wel invloed op hebb<strong>en</strong> steeds<br />

171


172<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

meer terrein. Van verschill<strong>en</strong>de kant<strong>en</strong> wordt gepleit <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> versoepeling van<br />

het – op ongelijkheidscomp<strong>en</strong>satie gebaseerde – <strong>ontslagrecht</strong> in ruil <strong>voor</strong> het<br />

verhog<strong>en</strong> van het k<strong>en</strong>nisniveau <strong>en</strong> daarmee de employability van werknemers<br />

door middel van scholing. 121 Uiteraard di<strong>en</strong>t deze gedachte gerelativeerd te<br />

word<strong>en</strong> in die zin dat ook andere aspect<strong>en</strong> ontslagbescherming rechtvaardig<strong>en</strong>.<br />

De w<strong>en</strong>s de prev<strong>en</strong>tieve toets te versoepel<strong>en</strong> of zelfs af te schaff<strong>en</strong> heeft zowel in<br />

de politiek als in de wet<strong>en</strong>schap draagvlak. Ook bij de sociale partners lijkt steeds<br />

meer bereidheid te bestaan tot versoepeling of afschaffing van de prev<strong>en</strong>tieve<br />

toets. Hoewel van werknemerszijde nog <strong>en</strong>ige terughoud<strong>en</strong>dheid bestaat op dit<br />

gebied, wint de gedachte het <strong>ontslagrecht</strong> te versoepel<strong>en</strong> in ruil <strong>voor</strong> andere<br />

vorm<strong>en</strong> van bescherming ook daar terrein. 122 D<strong>en</strong>kbaar is dat de positie van de<br />

werknemer wordt versterkt als de bescherming van de prev<strong>en</strong>tieve toets (<strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> deel) wordt uitgeruild teg<strong>en</strong> meer employability-inspanning<strong>en</strong> van werkgevers.<br />

Met de minister m<strong>en</strong><strong>en</strong> wij dat concrete invulling door de sociale partners in<br />

specifieke bedrijfstakk<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de hand ligt, <strong>en</strong> tot betere resultat<strong>en</strong> kan leid<strong>en</strong><br />

dan wetgeving. Cao-partij<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met de arbeidseconomische<br />

conjunctuur <strong>en</strong> andere factor<strong>en</strong> die van invloed zijn op het ontslagbeleid van<br />

werkgevers <strong>en</strong> meer of minder ontslagbescherming noodzakelijk mak<strong>en</strong>. Van<br />

belang hierbij is dat over de mate van afwijking of versoepeling per cao-periode<br />

opnieuw kan word<strong>en</strong> onderhandeld. Op deze wijze kan e<strong>en</strong> versoepeling van de<br />

prev<strong>en</strong>tieve toets leid<strong>en</strong> tot meer flexibiliteit teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> door sociale partners te<br />

bepal<strong>en</strong> uitruil <strong>en</strong> kan de bescherming van de werknemer daar waar dat nodig is<br />

word<strong>en</strong> gewaarborgd. E<strong>en</strong> bescherming die niet uit het oog mag word<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> dan op maat kan word<strong>en</strong> gebod<strong>en</strong>.<br />

De regering heeft <strong>voor</strong>gesteld de sociale partners de mogelijkheid te bied<strong>en</strong> bij<br />

cao bij ontslag weg<strong>en</strong>s bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong> af te wijk<strong>en</strong> van de geld<strong>en</strong>de<br />

ontslagcriteria. 123 Deze mogelijkheid wordt in het wets<strong>voor</strong>stel Wet wijziging<br />

ww-stelsel <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong> als volgt uitgewerkt,<br />

“Bij toepassing van door cao-partij<strong>en</strong> vastgestelde ontslagcriteria ligt het niet<br />

op de weg van de cwi om tuss<strong>en</strong> private partij<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> ontslagcriteria toe<br />

te pass<strong>en</strong>. Dat is aan partij<strong>en</strong> zelf <strong>en</strong> in laatste instantie aan de rechter. Daarnaast<br />

is toetsing door de cwi ook niet w<strong>en</strong>selijk vanwege de hierbij te verwacht<strong>en</strong><br />

uitvoeringstechnische problem<strong>en</strong>, zoals to<strong>en</strong>ame van de complexiteit van de<br />

beoordeling van ontslagverzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> de als gevolg daarvan verwachte langere<br />

doorlooptijd<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van vergunning<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat indi<strong>en</strong><br />

cao-partij<strong>en</strong> er<strong>voor</strong> kiez<strong>en</strong> om <strong>voor</strong> ontslag weg<strong>en</strong>s bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

afwijk<strong>en</strong>de ontslagcriteria vast te stell<strong>en</strong>, bij ontslag ge<strong>en</strong> ontslagvergunning van<br />

de cwi meer zal zijn vereist. Ter bescherming van de werknemer <strong>en</strong> om belasting<br />

van de rechterlijke macht te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> zal erin word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>, dat caopartij<strong>en</strong><br />

in dat geval verplicht zull<strong>en</strong> zijn bezwar<strong>en</strong> van individuele werknemers<br />

teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ontslag zelf te toets<strong>en</strong>, door middel van e<strong>en</strong> op ondernemings-<br />

dan wel bedrijfstakniveau verplicht in te stell<strong>en</strong> bezwar<strong>en</strong>procedure.<br />

Hiertoe zull<strong>en</strong> het Burgerlijk Wetboek, de Wet melding collectief ontslag <strong>en</strong> het


Buit<strong>en</strong>gewoon Besluit Arbeidsverhouding<strong>en</strong> 1945 (bba 1945) word<strong>en</strong> aangepast.”<br />

124<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

De mogelijkheid <strong>voor</strong> sociale partners af te wijk<strong>en</strong> van de prev<strong>en</strong>tieve toets zou<br />

e<strong>en</strong> belangrijke bijdrage kunn<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> aan de invulling van scholing <strong>en</strong> employability<br />

bij ontslag. Deze gedachte wordt door de ser <strong>en</strong> de star ondersteund,<br />

zo blijkt uit de memorie van toelichting bij het ingetrokk<strong>en</strong> <strong>voor</strong>stel:<br />

“Voorts wijst de regering erop dat deze mogelijkheid (de mogelijkheid tot alternatieve<br />

ontslagcriteria <strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong> van de prev<strong>en</strong>tieve toets ab, ev) van belang<br />

kan zijn in het kader van door onderneming<strong>en</strong> gevoerd beleid gericht op scholing<br />

<strong>en</strong> het vergrot<strong>en</strong> van inzetbaarheid <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> van werknemers. Uit het<br />

ser-advies over de toekomstbest<strong>en</strong>digheid van de ww <strong>en</strong> de aanbeveling van de<br />

Stichting van 15 april 2005 blijkt dat beide organisaties unaniem <strong>voor</strong>stander zijn<br />

van dergelijke afsprak<strong>en</strong>. Bij reorganisaties kunn<strong>en</strong> hierop aansluit<strong>en</strong>de ontslagcriteria<br />

word<strong>en</strong> geformuleerd aan de hand waarvan in <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> de<br />

ontslagkeuze kan word<strong>en</strong> bepaald.”<br />

De mogelijkheid bij cao af te wijk<strong>en</strong> van de geld<strong>en</strong>de ontslagcriteria biedt de<br />

sociale partners de ruimte de bij cao gemaakte scholingsafsprak<strong>en</strong> te <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> (positieve) sanctie. In bestaande cao’s word<strong>en</strong> scholingsafsprak<strong>en</strong> maar<br />

weinig <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> sanctie, hetge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hangt met het feit dat deze<br />

afsprak<strong>en</strong> veelal als e<strong>en</strong> recht <strong>en</strong> niet als e<strong>en</strong> verplichting word<strong>en</strong> geformuleerd.<br />

Als gevolg daarvan vermindert de afdwingbaarheid <strong>en</strong> dus de naleving van deze<br />

afsprak<strong>en</strong> (zie hierover hoofdstuk 2). Indi<strong>en</strong> de werkgever, onder de <strong>voor</strong>gestelde<br />

wijziging<strong>en</strong>, heeft voldaan aan de scholingsafsprak<strong>en</strong>, zou de werkgever kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> toegestaan zijn werknemer makkelijker te ontslaan. Heeft hij echter ge<strong>en</strong><br />

scholing aangebod<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus niet aan zijn bij cao overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> verplichting<strong>en</strong><br />

voldaan, dan zou hij hierop kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgerek<strong>en</strong>d in de vorm van het niet<br />

toepass<strong>en</strong> van de bij diezelfde cao overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong>de ontslagcriteria.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s di<strong>en</strong>t ons inzi<strong>en</strong>s het gangbare ontslagregime te herlev<strong>en</strong>.<br />

Hierbov<strong>en</strong> bleek dat de regering heeft <strong>voor</strong>gesteld de sociale partners zelf te lat<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bezwaarprocedure indi<strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong>de criteria word<strong>en</strong> gehanteerd<br />

<strong>en</strong> de prev<strong>en</strong>tieve toets komt te vervall<strong>en</strong>. 125 Hoewel het <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

bezwaarprocedure tegemoet kan kom<strong>en</strong> aan de door de regering aangegev<strong>en</strong><br />

bezwar<strong>en</strong> van het cwi, di<strong>en</strong>t deze bezwaarprocedure ons inzi<strong>en</strong>s slechts te<br />

word<strong>en</strong> ingericht met e<strong>en</strong> marginale toets. Dit heeft niet alle<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> met de<br />

organisatorische <strong>en</strong> financiële consequ<strong>en</strong>ties <strong>voor</strong> de sociale partners indi<strong>en</strong> zij in<br />

e<strong>en</strong> dergelijke bezwaarprocedure moet<strong>en</strong> gaan <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>. De meest <strong>voor</strong> de hand<br />

ligg<strong>en</strong>de invulling van e<strong>en</strong> door de sociale partners op te legg<strong>en</strong> sanctie, indi<strong>en</strong> in<br />

de bezwaarprocedure blijkt dat niet is voldaan aan de afgesprok<strong>en</strong> ontslagcriteria,<br />

is dat de werkgever alsnog toestemming zal moet<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> bij het cwi (of de<br />

kantonrechter zal moet<strong>en</strong> verzoek<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst te ontbind<strong>en</strong>) <strong>en</strong><br />

dat niet de sociale partners zelf overgaan tot e<strong>en</strong> (verdere) inhoudelijke beoordeling<br />

van het ontslag. In de bezwaarprocedure zal slechts getoetst di<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />

173


174<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

word<strong>en</strong> of in afdo<strong>en</strong>de mate is voldaan aan de afwijk<strong>en</strong>de ontslagcriteria, om e<strong>en</strong><br />

afwijking van het gangbare <strong>ontslagrecht</strong> te rechtvaardig<strong>en</strong>. Mocht in de toekomst<br />

alsnog tot e<strong>en</strong> dergelijke maatregel word<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong>, dan zal de wijze van toetsing<br />

met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> omkleed.<br />

De hierbov<strong>en</strong> <strong>voor</strong>gestelde marginale toetsing is ons inzi<strong>en</strong>s de meest w<strong>en</strong>selijke<br />

weg, omdat in geval van e<strong>en</strong> sterk inhoudelijk ingerichte bezwaarprocedure door<br />

de sociale partners, de complexiteit van het <strong>ontslagrecht</strong> niet wordt verminderd,<br />

<strong>en</strong> ook de flexibiliteit niet wordt bevorderd. In dat geval wordt e<strong>en</strong> nieuwe<br />

<strong>ontslagrecht</strong>elijke toets in het lev<strong>en</strong> geroep<strong>en</strong> , hetge<strong>en</strong> ons inzi<strong>en</strong>s niet w<strong>en</strong>selijk<br />

is <strong>en</strong> de rechtszekerheid <strong>en</strong> de transparantie niet bevordert. Het hierbov<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>oemde bezwaar van het cwi de door cao-partij<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> ontslagcriteria<br />

te toets<strong>en</strong> komt te vervall<strong>en</strong>, simpelweg omdat aan de alternatieve ontslagcriteria<br />

niet is voldaan. De toets in de bezwaarprocedure zou dan ook uitsluit<strong>en</strong>d de toets<br />

tot het wel of niet herlev<strong>en</strong> van het gangbare ontslagregime moet<strong>en</strong> inhoud<strong>en</strong>. De<br />

bezwaarprocedure kan op deze wijze <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in het ‘herlev<strong>en</strong>’ van de prev<strong>en</strong>tieve<br />

toets indi<strong>en</strong> uit de marginale toets blijkt dat aan de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

versoepeling daarvan niet is voldaan. In dat laatste geval zal dus e<strong>en</strong> volle toetsing<br />

van het ontslag moet<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> door het cwi. Heeft de werkgever daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

wel voldaan aan de gemaakte afsprak<strong>en</strong>, dan vervalt het toestemmingsvereiste.<br />

Deze afwijkingsmogelijkheid zal uiteraard met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omkleed. Over de verdere (concrete) invulling van de bezwaarprocedure<br />

zal daarom nog moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> nagedacht. Hoewel e<strong>en</strong> afwijkingsmogelijkheid<br />

bij cao ons inzi<strong>en</strong>s w<strong>en</strong>selijk is, zal ev<strong>en</strong>tueel in de toekomst bij e<strong>en</strong><br />

nieuw <strong>voor</strong>stel op dit gebied goed moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> nagedacht over de nadere<br />

uitwerking <strong>en</strong> invulling van deze mogelijkheid (Zondag 2005: 427).<br />

De Kamerled<strong>en</strong> Weekers <strong>en</strong> Huizinga-Heringa hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> motie ingedi<strong>en</strong>d<br />

waarin wordt verzocht af te zi<strong>en</strong> van de afwijkingsmogelijkheid bij cao, omdat<br />

daarmee de regels eerder complexer dan e<strong>en</strong>voudiger zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. 126 Hoewel<br />

de w<strong>en</strong>s <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudiger <strong>en</strong> minder complex <strong>ontslagrecht</strong> e<strong>en</strong> breed draagvlak<br />

heeft <strong>en</strong> zeker aandacht verdi<strong>en</strong>t, hoeft de afwijkingsmogelijkheid het<br />

<strong>ontslagrecht</strong> niet per definitie complexer te mak<strong>en</strong>. Het hierbov<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>stel kan dit bezwaar ondervang<strong>en</strong>. Ook nu wordt in de rechtspraak <strong>en</strong> door<br />

het cwi rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met in cao’s gemaakte afsprak<strong>en</strong>. Bij het invoer<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> afwijkingsmogelijkheid, zoals hierbov<strong>en</strong> <strong>voor</strong>gesteld, wordt de ruimte<br />

<strong>voor</strong> de sociale partners slechts vergroot <strong>en</strong> geregeld. 127 De afwijkingmogelijkheid<br />

kan tegemoetkom<strong>en</strong> aan de behoefte tot maatvoering. 128 Op deze wijze kan rek<strong>en</strong>ing<br />

word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met de aard van de met de arbeidsovere<strong>en</strong>komst sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de<br />

complexiteit van het <strong>ontslagrecht</strong> zonder daarbij de bescherming van<br />

de werknemer uit het oog te verliez<strong>en</strong>. De sociale partners kunn<strong>en</strong> hierin <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>.<br />

Ook in de juridische literatuur wordt erop gewez<strong>en</strong> dat het van driekwart<br />

dwing<strong>en</strong>d recht mak<strong>en</strong> van de prev<strong>en</strong>tieve toets waarschijnlijk zal leid<strong>en</strong> tot<br />

meer maatwerk, deregulering <strong>en</strong> flexibilisering. 129 De regering heeft het <strong>voor</strong>stel<br />

overig<strong>en</strong>s ingetrokk<strong>en</strong> met het argum<strong>en</strong>t dat zij ge<strong>en</strong> mogelijkheid ziet te kom<strong>en</strong><br />

tot e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtig pakket van maatregel<strong>en</strong> dat én de dynamiek van de arbeids


markt versterkt én <strong>voor</strong>komt dat ouder<strong>en</strong> meer dan ev<strong>en</strong>redig de ww instrom<strong>en</strong>.<br />

130 De gedachte hierbij is dat sociale partners de ww zull<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> als<br />

vangnet <strong>voor</strong> oudere werknemers. Deze gedachte houdt onvoldo<strong>en</strong>de rek<strong>en</strong>ing<br />

met het feit dat alternatieve ontslagcriteria ook gericht kunn<strong>en</strong> zijn op employability.<br />

De prev<strong>en</strong>tieve toets vormt e<strong>en</strong> belangrijk fundam<strong>en</strong>t in de bestaande ontslagbescherming.<br />

E<strong>en</strong> drastische doorbreking van deze vorm van bescherming van de<br />

werknemer lijkt <strong>voor</strong>alsnog onvoldo<strong>en</strong>de draagvlak te hebb<strong>en</strong>. 131 Daarom is, ons<br />

inzi<strong>en</strong>s, bij de doorbreking van de prev<strong>en</strong>tieve toets <strong>en</strong> de incorporatie van scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

bij de toetsing van ontslag e<strong>en</strong> belangrijke rol weggelegd <strong>voor</strong><br />

de sociale partners. Door afwijking bij cao mogelijk te mak<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> onderzocht<br />

hoe groot het maatschappelijk draagvlak is <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> versoepeling van de<br />

prev<strong>en</strong>tieve toets teg<strong>en</strong> uitruil van andere <strong>en</strong> nieuwe mogelijkhed<strong>en</strong> van bescherming,<br />

zoals bij<strong>voor</strong>beeld scholing, employability <strong>en</strong> activering. Door afwijking<br />

van de prev<strong>en</strong>tieve toets mogelijk te mak<strong>en</strong> wordt immers e<strong>en</strong> van de belangrijkste<br />

beschermingsconstructies in het huidige <strong>ontslagrecht</strong> onderhandelbaar <strong>en</strong><br />

uitruilbaar gemaakt. Vervolg<strong>en</strong>s zal moet<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> waar <strong>en</strong> in hoeverre de<br />

behoefte bestaat de prev<strong>en</strong>tieve toets, ev<strong>en</strong>tueel wettelijk, verder te versoepel<strong>en</strong><br />

in ruil <strong>voor</strong> deze nieuwe <strong>en</strong> andere vorm<strong>en</strong> van bescherming (Heerma van Voss<br />

2005: 128).<br />

4.5.3 opzegtermijn<strong>en</strong><br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Ruimte <strong>voor</strong> scholing<br />

Bij de invoering van de opzegtermijn, in de Wet op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van<br />

1907 is overwog<strong>en</strong> dat het <strong>voor</strong> beide partij<strong>en</strong> van belang is <strong>en</strong>ige tijd <strong>voor</strong>af te<br />

wet<strong>en</strong> dat de bestaande di<strong>en</strong>stbetrekking zal eindig<strong>en</strong>. 132 In de mvt wordt dat als<br />

volgt weergegev<strong>en</strong>: “èn in beginsel, omdat daardoor de band tussch<strong>en</strong> partij<strong>en</strong><br />

wordt versterkt, het besef wordt verlev<strong>en</strong>digd, dat er e<strong>en</strong>e geord<strong>en</strong>de rechtsverhouding<br />

bestaat; èn uit e<strong>en</strong> practisch oogpunt, omdat het zowel <strong>voor</strong> werkgever<br />

als <strong>voor</strong> d<strong>en</strong> arbeider van belang is, e<strong>en</strong>ig<strong>en</strong> tijd <strong>voor</strong>af te wet<strong>en</strong>, dat de bestaande<br />

di<strong>en</strong>stbetrekking zal eindig<strong>en</strong>.” 133 Later is door de wetgever ge<strong>en</strong> andere verklaring<br />

<strong>voor</strong> de opzegtermijn gegev<strong>en</strong> (Verhulp 2005). Het praktisch belang <strong>voor</strong> de<br />

werknemer was (dus) dat hij op zoek kon gaan naar ander werk <strong>en</strong> dat zijn ontslag<br />

inging op e<strong>en</strong> dag waarop nieuwe di<strong>en</strong>stbetrekking<strong>en</strong> pleegd<strong>en</strong> aan te vang<strong>en</strong>.<br />

De werkgever was zelfs verplicht de werknemer in de geleg<strong>en</strong>heid te stell<strong>en</strong> ander<br />

werk te zoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de die tijd het loon door te betal<strong>en</strong> (Canes 1908).<br />

In 1953 <strong>en</strong> 1968 is de opzegtermijn <strong>voor</strong> oudere werknemers verl<strong>en</strong>gd (Kuip 1993:<br />

219). Bij de herzi<strong>en</strong>ing van de regeling van de opzegtermijn in het kader van de<br />

Wet flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid, die leidde tot e<strong>en</strong> verkorting van de opzegtermijn<strong>en</strong>,<br />

heeft de minister van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid lat<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>: “Met<br />

minimaal e<strong>en</strong> maand opzegtermijn resteert in alle gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> redelijke termijn<br />

om naar ander werk om te zi<strong>en</strong>.” 13 4 De redelijke termijn om ander werk te zoek<strong>en</strong><br />

varieert k<strong>en</strong>nelijk afhankelijk van het tijdsgewricht waarin naar dat andere werk<br />

moet word<strong>en</strong> gezocht.<br />

175


176<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Voor de werkgever is het <strong>voor</strong>deel van de opzegtermijn dat hij de tijd heeft op<br />

zoek te gaan naar e<strong>en</strong> nieuwe werknemer. 135 E<strong>en</strong> verklaring <strong>voor</strong> het bestaan van<br />

de opzegtermijn is dus ook het handhav<strong>en</strong> van stabiliteit op de arbeidsmarkt <strong>en</strong><br />

het inbouw<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> zekere rust. De opzegtermijn kan daarom mede word<strong>en</strong><br />

gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> periode waarin jeg<strong>en</strong>s elkaar bestaande verplichting<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> afgewikkeld. Bestaande inspanning<strong>en</strong> van beide kant<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> de tijd<br />

krijg<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> afgerond. Dit hangt sam<strong>en</strong> met het karakter van e<strong>en</strong> duurovere<strong>en</strong>komst,<br />

waarvan de arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> speciale is. De aard van<br />

de duurovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> inspanning<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de die overe<strong>en</strong>komst br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

immers mee dat de inspanning<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplichting<strong>en</strong> veelal nog <strong>en</strong>ige tijd doorwerk<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> tijd nodig hebb<strong>en</strong> om te word<strong>en</strong> afgerond. Ook scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

of verplichting<strong>en</strong> die niet (volledig) zijn vervuld kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewikkeld.<br />

Hiertoe biedt de opzegtermijn e<strong>en</strong> – zij het zeer beperkte – mogelijkheid.<br />

Het doel van de opzegtermijn lijkt dus tweeledig: <strong>en</strong>erzijds het afrond<strong>en</strong> van<br />

de bestaande relatie, anderzijds het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van frictiewerkloosheid.<br />

Praktijk<br />

De opzegtermijn is echter in beginsel niet ingericht op het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van werkloosheid,<br />

ook niet door middel van scholing. De wettelijke duur van de opzegtermijn<br />

is daar<strong>voor</strong> in ieder geval te kort, nu deze kracht<strong>en</strong>s art. 7:672 lid 2 bw<br />

<strong>voor</strong> de werkgever maximaal vier maand<strong>en</strong> bedraagt, terwijl die termijn op<br />

grond van het vierde lid vaak met e<strong>en</strong> maand zal word<strong>en</strong> verkort. Soms wordt bij<br />

cao e<strong>en</strong> afwijking van deze wettelijke termijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> opzegtermijn<br />

van langer dan zes maand<strong>en</strong> komt naar onze inschatting nauwelijks<br />

<strong>voor</strong>. Naar huidig recht gaat de opzegtermijn pas in nadat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

is opgezegd. Anders gezegd: na de opzegging, gedur<strong>en</strong>de de opzegtermijn,<br />

staat vast dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst zal gaan eindig<strong>en</strong>. Partij<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

niet gestimuleerd gedur<strong>en</strong>de deze periode poging<strong>en</strong> te ondernem<strong>en</strong> de werknemer<br />

bij de eig<strong>en</strong> werkgever te plaats<strong>en</strong> in andere pass<strong>en</strong>de werkzaamhed<strong>en</strong> of<br />

om te invester<strong>en</strong> in scholing. Als daartoe wel mogelijkhed<strong>en</strong> zijn, al dan niet na<br />

scholing, is er sprake van e<strong>en</strong> herplaatsingsmogelijkheid die in het algeme<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

opzegging in de weg zal staan, alle<strong>en</strong> al omdat de vergunning door het cwi<br />

wordt geweigerd.<br />

Kan de opzegtermijn anders word<strong>en</strong> ingezet?<br />

De duur van de opzegtermijn zou afhankelijk kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld van de<br />

door partij<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong> scholingsinspanning<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> de werkgever zich<br />

ge<strong>en</strong> inspanning heeft getroost de werknemer employable te houd<strong>en</strong>, zal dat<br />

kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot verl<strong>en</strong>ging van de opzegtermijn. Wellicht is het mogelijk om<br />

de werkgever te verplicht<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de verl<strong>en</strong>gde opzegtermijn alsnog die<br />

inspanning<strong>en</strong> te verricht<strong>en</strong>, die hij had moet<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

Indi<strong>en</strong> de werkgever <strong>en</strong> werknemer zich voldo<strong>en</strong>de inspanning<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> getroost of indi<strong>en</strong> de werknemer ge<strong>en</strong> poging<strong>en</strong> heeft ondernom<strong>en</strong><br />

om zijn employability op peil te houd<strong>en</strong>, ondanks inspanning of aanbieding<strong>en</strong><br />

van zijn werkgever daartoe, zou de opzegtermijn kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verkort.


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

E<strong>en</strong> dergelijke constructie betek<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> individualisering van de opzegtermijn,<br />

afhankelijk van eig<strong>en</strong> inspanning<strong>en</strong> van partij<strong>en</strong>. De wet biedt voldo<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

om bij cao e<strong>en</strong> dergelijke afspraak te mak<strong>en</strong>. Lastig is dat het noodzakelijk<br />

is te beoordel<strong>en</strong> wat het vereiste niveau van inspanning van partij<strong>en</strong> is.<br />

Nu de employability zeer persoonlijk is, zal dat moeilijk in algem<strong>en</strong>e term<strong>en</strong> te<br />

verwoord<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> dus moeilijk in algem<strong>en</strong>e regelgeving te vatt<strong>en</strong> zijn. Daarbij<br />

geldt dat, indi<strong>en</strong> de opzegtermijn wordt verl<strong>en</strong>gd, deze verl<strong>en</strong>ing tot doel moet<br />

hebb<strong>en</strong> de werkgever alsnog in de geleg<strong>en</strong>heid te stell<strong>en</strong> aan inspanning<strong>en</strong> te<br />

voldo<strong>en</strong>. Dat kan veel tijd verg<strong>en</strong>, terwijl de werknemer er belang bij kan hebb<strong>en</strong><br />

zich niet in te spann<strong>en</strong> om zijn rester<strong>en</strong>de arbeidsduur volledig ‘uit te winn<strong>en</strong>’.<br />

De teg<strong>en</strong>gestelde belang<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zich slecht in e<strong>en</strong> regeling vatt<strong>en</strong>. Daarmee is<br />

het goed verklaarbaar dat de cao’s terzake ge<strong>en</strong> regeling treff<strong>en</strong>. We d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> dat<br />

de gedachte de opzegtermijn afhankelijk te stell<strong>en</strong> van de scholingsinspanning<br />

van partij<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> werkelijke stimulans <strong>voor</strong> het bevorder<strong>en</strong> van de scholingsinspanning<br />

van werkgevers <strong>en</strong> werknemers kan zijn.<br />

Wanneer de werkgever de arbeidsovere<strong>en</strong>komst weg<strong>en</strong>s het vervall<strong>en</strong> van de<br />

functie van de werknemer w<strong>en</strong>st op te zegg<strong>en</strong>, ligt het <strong>voor</strong> de hand van de<br />

werkgever te verlang<strong>en</strong> dat hij mogelijkhed<strong>en</strong> onderzoekt de werknemer te<br />

herplaats<strong>en</strong>. Zoals gezegd past dit in het <strong>voor</strong>traject: indi<strong>en</strong> zich e<strong>en</strong> mogelijkheid<br />

<strong>voor</strong>doet zal het cwi ge<strong>en</strong> toestemming <strong>voor</strong> opzegging verl<strong>en</strong><strong>en</strong>. D<strong>en</strong>kbaar<br />

is dat de werknemer niet direct geschikt is <strong>voor</strong> het verricht<strong>en</strong> van andere<br />

pass<strong>en</strong>de arbeid, maar daartoe na scholing wel geschikt zal zijn. De vraag is of<br />

van de werkgever kan word<strong>en</strong> verlangd de werknemer die scholing aan te bied<strong>en</strong>.<br />

Deze vraag ligt <strong>voor</strong> in de prev<strong>en</strong>tieve toets als het scholing betreft <strong>voor</strong> arbeid<br />

die de eig<strong>en</strong> werkgever kan aanbied<strong>en</strong>. Gaat het om scholing <strong>voor</strong> werkzaamhed<strong>en</strong><br />

die elders moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verricht, dan kan tijd<strong>en</strong>s de opzegtermijn de<br />

vraag opkom<strong>en</strong> of dergelijke scholing moet word<strong>en</strong> aangebod<strong>en</strong>. Dat zal ev<strong>en</strong>wel<br />

zeldzaam zijn nu de opzegtermijn veelal te kort is om tot serieuze scholing te<br />

kom<strong>en</strong> die de kans op herplaatsing vergroot. Wel is in veel sociale plann<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

verplichting <strong>voor</strong> de werkgever tot het verricht<strong>en</strong> van onderzoek naar ander<br />

pass<strong>en</strong>d werk opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daar<strong>voor</strong> wordt e<strong>en</strong> bepaalde periode die vaak<br />

beduid<strong>en</strong>d langer is dan de opzegtermijn, als ‘zoekperiode’ aangewez<strong>en</strong>. Bij deze<br />

‘zoekverplichting’ is zeld<strong>en</strong> e<strong>en</strong> scholingsverplichting opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (Rayer et al.<br />

2005: 529).<br />

Indi<strong>en</strong> vaststaat dat de werkgever voldo<strong>en</strong>de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> heeft om de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

met de werknemer op te zegg<strong>en</strong>, zou de werknemer in e<strong>en</strong><br />

herplaatsingsperiode ‘geplaatst’ kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s deze periode heeft de<br />

werkgever de verplichting om <strong>voor</strong> de werknemer andere pass<strong>en</strong>de arbeid te<br />

zoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> hem daartoe zonodig te schol<strong>en</strong>. In het ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>recht is in e<strong>en</strong><br />

dergelijke regeling <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>. Die houdt in dat het bevoegd gezag gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />

periode van 18 maand<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verplichting heeft de ambt<strong>en</strong>aar te herplaats<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

hem in die periode minst<strong>en</strong>s één maal e<strong>en</strong> pass<strong>en</strong>de functie moet word<strong>en</strong> aangebod<strong>en</strong>.<br />

Ontslag is slechts toegestaan indi<strong>en</strong> het bevoegd gezag op overtuig<strong>en</strong>de<br />

wijze kan aanton<strong>en</strong> dat herplaatsing niet mogelijk is. Daarbij geldt dat het<br />

177


178<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

bevoegd gezag niet alle<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st, maar ook binn<strong>en</strong> de overheid<br />

<strong>en</strong> zelfs daarbuit<strong>en</strong> invulling kan gev<strong>en</strong> aan de herplaatsingsplicht<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat scholing<br />

aangewez<strong>en</strong> kan zijn om die invulling gestalte te gev<strong>en</strong>. 136<br />

Wij vrez<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> dergelijke b<strong>en</strong>adering in het arbeidsrecht minder vruchtbaar<br />

zal blijk<strong>en</strong> te zijn. Allereerst geldt dat in de prev<strong>en</strong>tieve toets de beoordeling van<br />

de vraag of er andere (na scholing) pass<strong>en</strong>de arbeid <strong>voor</strong>hand<strong>en</strong> is reeds plaatsvindt.<br />

T<strong>en</strong> tweede is van belang dat het ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>recht <strong>voor</strong> de ambt<strong>en</strong>aar<br />

andere regeling<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t na het einde van de aanstelling, dan die <strong>voor</strong> de werknemer<br />

na het einde van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst geld<strong>en</strong>. De ambt<strong>en</strong>aar kan aanspraak<br />

mak<strong>en</strong> op ww <strong>en</strong> e<strong>en</strong> aanvullingsregeling, de werknemer in het algeme<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> (e<strong>en</strong>malige) ontslaguitkering. Dat leidt tot de conclusie dat de overheidswerkgever<br />

belang houdt bij employability van de <strong>voor</strong>malige ambt<strong>en</strong>aar: als hij<br />

na ontslag ander werk vindt <strong>voor</strong> de ontslag<strong>en</strong> ambt<strong>en</strong>aar, vervalt de aanvullingsverplichting.<br />

De gewone werkgever heeft onder de huidige vormgeving van het <strong>ontslagrecht</strong><br />

ge<strong>en</strong> (direct financieel) belang meer bij de positie van de werknemer op de<br />

arbeidsmarkt na ontslag 137 : de (ev<strong>en</strong>tuele) ontslagvergoeding heeft hij betaald <strong>en</strong><br />

hij heeft ge<strong>en</strong> verdere verplichting<strong>en</strong>. In het arbeidsrecht zal e<strong>en</strong> regeling waarbij<br />

verplichting<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geformuleerd na het eindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

naar onze m<strong>en</strong>ing alle<strong>en</strong> goede invulling kunn<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de<br />

ontslagvergoeding bij e<strong>en</strong> dergelijke regeling wordt betrokk<strong>en</strong>. Hoewel daar<strong>voor</strong><br />

wel is gepleit (Noordam 2000: 341), heeft de wetgever zich niet in deze richting<br />

uitgelat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> valt niet te verwacht<strong>en</strong> dat daarin op korte termijn verandering zal<br />

kom<strong>en</strong>.<br />

4.5.4 k<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag<br />

Ruimte <strong>voor</strong> scholing<br />

Er zijn verschill<strong>en</strong>de grond<strong>en</strong> waarop e<strong>en</strong> ontslag k<strong>en</strong>nelijk onredelijk kan zijn.<br />

De belangrijkste grond is geleg<strong>en</strong> in het zog<strong>en</strong>aamde ‘gevolg<strong>en</strong>criterium’. Dit<br />

criterium is geformuleerd in art. 7:681 lid 2 sub b bw <strong>en</strong> houdt in dat sprake kan<br />

zijn van k<strong>en</strong>nelijk onredelijkheid indi<strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> van opzegging <strong>voor</strong> de<br />

werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de<br />

opzegging. Hierbij wordt expliciet verwez<strong>en</strong> naar de <strong>voor</strong> de werknemer getroff<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> de <strong>voor</strong> hem bestaande mogelijkhed<strong>en</strong> ander pass<strong>en</strong>d werk<br />

te vind<strong>en</strong>. Scholingsinspanning<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> invloed hebb<strong>en</strong> op de (te verwacht<strong>en</strong>)<br />

gevolg<strong>en</strong> bij ontslag <strong>en</strong> op de mogelijkheid <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> werknemer ander pass<strong>en</strong>d<br />

werk te vind<strong>en</strong>. Voorzi<strong>en</strong> in scholingsfaciliteit<strong>en</strong> zou zo beschouwd onder<br />

omstandighed<strong>en</strong> gekwalificeerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong> <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing.<br />

De formulering van het gevolg<strong>en</strong>criterium bij k<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag biedt<br />

ruimte rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met door werkgevers verrichte scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

of aangebod<strong>en</strong> scholing <strong>en</strong> dus de mate van employability van werknemers.


Praktijk<br />

In de praktijk wordt door rechters bij k<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag soms rek<strong>en</strong>ing<br />

gehoud<strong>en</strong> met aspect<strong>en</strong> die, zij het indirect, verband houd<strong>en</strong> met scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

of de inzetbaarheid van werknemers. Zo oordeelt de kantonrechter te<br />

Almelo in 2000 dat de werkgever zich tot het uiterste had moet<strong>en</strong> inspann<strong>en</strong> de<br />

werknemer elders binn<strong>en</strong> het concern in te pass<strong>en</strong>, zo nodig met om- of bijscholing.<br />

Nu de werkgever aan deze verplichting niet heeft voldaan acht de kantonrechter<br />

het ontslag van de werknemer k<strong>en</strong>nelijk onredelijk. 138 De verplichting van<br />

de werkgever <strong>en</strong> de k<strong>en</strong>nelijk onredelijkheid van het ontslag word<strong>en</strong> door de<br />

kantonrechter gebaseerd op goed werkgeverschap ex art. 7:611 bw. Opgemerkt<br />

di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> dat de kantonrechter de leeftijd van de werknemer, 53 jaar, <strong>en</strong> de<br />

lange duur van het di<strong>en</strong>stverband, 35 di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong>, in zijn beslissing mee weegt.<br />

De kantonrechter k<strong>en</strong>t de werknemer in afwijking van het sociaal plan e<strong>en</strong><br />

vergoeding van 100.000 guld<strong>en</strong> toe.<br />

In 2003 acht het hof ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch het ontslag van e<strong>en</strong> werknemer k<strong>en</strong>nelijk<br />

onredelijk weg<strong>en</strong>s het e<strong>en</strong>zijdig gerichte carrièreverloop van de werknemer. 139 In<br />

het kader van e<strong>en</strong> reorganisatie is aan werknemer conform het sociaal plan e<strong>en</strong><br />

vergoeding toegek<strong>en</strong>d, in de vorm van e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamd persoonlijk budget. Doelstelling<br />

van het sociaal plan is zoveel mogelijk werknemers aan e<strong>en</strong> nieuwe functie<br />

te help<strong>en</strong> door middel van e<strong>en</strong> outplacem<strong>en</strong>ttraject. Werknemer is e<strong>en</strong> van<br />

drie van de totaal 26 af te vloei<strong>en</strong> werknemers met e<strong>en</strong> hogere functie, met e<strong>en</strong><br />

daarbij behor<strong>en</strong>d salaris. E<strong>en</strong> andere van de drie werknemers is herplaatst binn<strong>en</strong><br />

de onderneming <strong>en</strong> met de derde werknemer is e<strong>en</strong> aparte financiële regeling<br />

getroff<strong>en</strong>. Werknemer vindt op grond van eig<strong>en</strong> inspanning<strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere baan<br />

teg<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk slechtere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>. Het hof acht het ontslag k<strong>en</strong>nelijk onredelijk<br />

weg<strong>en</strong>s het e<strong>en</strong>zijdige carrièreverloop van de werknemer. Hij beschikt over<br />

zeer specifieke k<strong>en</strong>nis op het gebied van de papierindustrie. Dit in combinatie<br />

met zijn leeftijd, de duur van het di<strong>en</strong>stverband (27 jaar) <strong>en</strong> de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

elders e<strong>en</strong> nieuwe baan te vind<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het ontslag k<strong>en</strong>nelijk onredelijk. Het hof<br />

laat hierbij meeweg<strong>en</strong> dat in het sociaal plan ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele rek<strong>en</strong>ing is gehoud<strong>en</strong><br />

met de hoogte van het salaris.<br />

Hoewel uit de hierbov<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong> jurisprud<strong>en</strong>tie niet direct e<strong>en</strong> scholingsplicht<br />

kan word<strong>en</strong> afgeleid, is niet ond<strong>en</strong>kbaar dat het aanbied<strong>en</strong> van scholing of<br />

het verricht<strong>en</strong> van employability-inspanning<strong>en</strong> door de werkgever tot e<strong>en</strong> ander<br />

oordeel zou hebb<strong>en</strong> geleid. Ons valt op, op basis van e<strong>en</strong> globale beschouwing<br />

van de relevante rechtspraak, dat daarin weinig aandacht is <strong>voor</strong> de scholingsinspanning<br />

van werkgever of werknemer, terwijl daar in het kader van de k<strong>en</strong>nelijk<br />

onredelijk ontslagprocedure voldo<strong>en</strong>de aanleiding toe is.<br />

4.5.5 ontbinding<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Ruimte <strong>voor</strong> scholing<br />

De aard van de ontbindingsprocedure le<strong>en</strong>t zich in beginsel niet <strong>voor</strong> de inhoudelijke<br />

beoordeling van de vraag of e<strong>en</strong> werkgever heeft voldaan aan bepaalde<br />

179


180<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

verplichting<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. De ontbindingsprocedure is<br />

erop gericht snel <strong>en</strong> zeker tot beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst te kom<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> le<strong>en</strong>t zich niet bij <strong>voor</strong>baat <strong>voor</strong> de inhoudelijke beoordeling van de vraag wat<br />

zich heeft afgespeeld t<strong>en</strong> tijde van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Bij het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> ontbindingsvergoeding wordt rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met de (wijze van)<br />

beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst of de gevolg<strong>en</strong> daarvan. 140 Verrichte<br />

scholingsinspanning<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> (belangrijke) rol spel<strong>en</strong> bij de beantwoording<br />

van de vraag wat de mogelijke gevolg<strong>en</strong> van die beëindiging zijn. Als gevolg van<br />

de beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt de werknemer blootgesteld<br />

aan e<strong>en</strong> werkloosheidsrisico. Het werkloosheidsrisico is groter naarmate er<br />

minder scholingsinspanning<strong>en</strong> zijn verricht. Omdat de gevolg<strong>en</strong> van scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

pas manifest word<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

wordt beëindigd, bestaat voldo<strong>en</strong>de aanleiding hiermee rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> in de<br />

ontbindingsprocedure <strong>en</strong> bij de toek<strong>en</strong>ning van de ontbindingsvergoeding. Ook<br />

kan zich de situatie <strong>voor</strong>do<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> werknemer die weg<strong>en</strong>s gebrek aan scholing<br />

ge<strong>en</strong> betere functie heeft kunn<strong>en</strong> vervull<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> organisatie gedur<strong>en</strong>de<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst als gevolg daarvan ook beperkt wordt in zijn<br />

kans<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuwe baan te vind<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

wordt beëindigd. E<strong>en</strong> toekomstige werkgever zal e<strong>en</strong> werknemer die beter<br />

geschoold is <strong>en</strong> dankzij die scholing e<strong>en</strong> hogere of beter functie heeft vervuld<br />

waarschijnlijk eerder aannem<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> werknemer <strong>voor</strong> wie dat niet het geval<br />

is. De kans op werkloosheid of e<strong>en</strong> nieuwe baan wordt zo beschouwd beïnvloed<br />

door de mogelijkhed<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. De Baijingsleer 141<br />

biedt (voldo<strong>en</strong>de) ruimte rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met deze glijd<strong>en</strong>de schaal in feit<strong>en</strong>.<br />

Praktijk<br />

Hoe mak<strong>en</strong> rechter, werkgever <strong>en</strong> werknemers gebruik van de mogelijkheid om<br />

scholingsinspanning<strong>en</strong> te (lat<strong>en</strong>) beoordel<strong>en</strong> in de ontbindingsprocedure? Van<br />

werknemerszijde wordt soms gewez<strong>en</strong> op gebrekkige opleiding <strong>en</strong> in het<br />

verl<strong>en</strong>gde daarvan de mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> werknemer ander werk te<br />

vind<strong>en</strong>. 142 Soms k<strong>en</strong>t de kantonrechter betek<strong>en</strong>is toe aan gebrekkige opleiding <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong>zijdige werkervaring 143 <strong>en</strong> overweegt hij dat de werkgever zo nodig door<br />

aanvull<strong>en</strong>de opleiding e<strong>en</strong> andere pass<strong>en</strong>de functie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> werknemer had<br />

moet<strong>en</strong> vind<strong>en</strong>. 144 Gebrekkige opleiding van werknemers wordt daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

door kantonrechters ook gebruikt als argum<strong>en</strong>t de arbeidsovere<strong>en</strong>komst te<br />

ontbind<strong>en</strong> 145 , soms zelfs in afwijking van het anciënniteitsbeginsel. 146<br />

E<strong>en</strong> verplichting <strong>voor</strong> de werknemer mee te werk<strong>en</strong> aan zijn eig<strong>en</strong> inzetbaarheid<br />

is rec<strong>en</strong>t aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. 147 De kantonrechter te Utrecht heeft de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

ontbond<strong>en</strong> <strong>en</strong> in afwijking van het sociaal plan e<strong>en</strong> lagere vergoeding<br />

toegek<strong>en</strong>d. Red<strong>en</strong> hier<strong>voor</strong> is dat de werknemer onvoldo<strong>en</strong>de zou hebb<strong>en</strong> meegewerkt<br />

aan outplacem<strong>en</strong>tbegeleiding. De kantonrechter heeft als volgt beschikt:<br />

“A. heeft ev<strong>en</strong>wel, om hem mover<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong>, niet deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aan het<br />

outplacem<strong>en</strong>ttraject. Dat is verwijtbaar, omdat hij aldus de kans met behulp van<br />

zijn werkgever extern herplaatst te word<strong>en</strong> onmogelijk heeft gemaakt. Dat klemt<br />

te meer, nu hij Campina verwijt hem ge<strong>en</strong> opleidingstraject te hebb<strong>en</strong> aangebo


d<strong>en</strong>. Zijn w<strong>en</strong>s tot om- of herscholing is nu juist e<strong>en</strong> van de aspect<strong>en</strong> die tijd<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> outplacem<strong>en</strong>ttraject aan de orde kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s is verwijtbaar dat<br />

A. het aanbod heeft afgewez<strong>en</strong> om tijdelijk, tot de sluiting in 2006, in Hilversum<br />

geplaatst te word<strong>en</strong>, naast het volg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> outplacem<strong>en</strong>ttraject. T<strong>en</strong> onrechte<br />

heeft hij zijn kaart<strong>en</strong> gezet op e<strong>en</strong> absolute baangarantie. Die garantie kan e<strong>en</strong><br />

werkgever niet gev<strong>en</strong>.”<br />

De hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde jurisprud<strong>en</strong>tie geeft e<strong>en</strong> wissel<strong>en</strong>d beeld over de mate<br />

waarin <strong>en</strong> de wijze waarop in de ontbindingsprocedure rek<strong>en</strong>ing wordt gehoud<strong>en</strong><br />

met scholing <strong>en</strong> dus de mate van employability of inzetbaarheid van de werknemer.<br />

Het betreft hier overig<strong>en</strong>s slechts e<strong>en</strong> heel klein deel van het totaal aantal<br />

ontbinding<strong>en</strong> <strong>en</strong> de rechtspraak op dit gebied is zeer casuïstisch.<br />

4.5.6 scholing <strong>en</strong> ontslagvergoeding<strong>en</strong>, motie verburg <strong>en</strong><br />

bussemaker<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Voorgesteld is (expliciet) rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met scholingsinspanning<strong>en</strong> bij het<br />

toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding. De led<strong>en</strong> Verburg <strong>en</strong> Bussemaker hebb<strong>en</strong><br />

de regering verzocht om in het <strong>ontslagrecht</strong> ook de factor investering in <strong>en</strong> scholing<br />

van werknemer mee te nem<strong>en</strong>: “overweg<strong>en</strong>de, dat werkgever <strong>en</strong> werknemer<br />

door middel van het prev<strong>en</strong>tief bij- <strong>en</strong> omschol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijke verantwoordelijkheid<br />

hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> duurzame positie van de werknemer op de arbeidsmarkt;<br />

overweg<strong>en</strong>de, dat de investering in de positie op de arbeidsmarkt di<strong>en</strong>t<br />

mee te weg<strong>en</strong> in het ontslag <strong>en</strong> de ontslagvergoeding.” 148 Deze motie wordt zo<br />

geïnterpreteerd dat werknemers die adequaat zijn geschoold ge<strong>en</strong> goud<strong>en</strong> of<br />

zilver<strong>en</strong> handdruk nodig hebb<strong>en</strong> als zij zo kunn<strong>en</strong> overstapp<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuwe<br />

baan. 149<br />

De ontslagvergoeding is hierbov<strong>en</strong> meermal<strong>en</strong> aan bod gekom<strong>en</strong>. Eerder constateerd<strong>en</strong><br />

we dat in de gepubliceerde rechtspraak opmerkelijk weinig aandacht<br />

wordt besteed aan verrichte scholingsinspanning<strong>en</strong> door werkgever <strong>en</strong> werknemer.<br />

E<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele keer weg<strong>en</strong> rechters de scholingsinspanning<strong>en</strong>, vaak indirect,<br />

mee bij het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding, zo bleek eerder. 150 Zowel bij<br />

k<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag als bij ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

bestaat de ruimte bij het bepal<strong>en</strong> van de hoogte van de ontslagvergoeding rek<strong>en</strong>ing<br />

te houd<strong>en</strong> met scholingsinspanning<strong>en</strong>. Afhankelijk van de verrichte scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

door zowel werkgevers als werknemers kan e<strong>en</strong> hogere of<br />

lagere vergoeding word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d. De motie bevat in die zin niet veel nieuws.<br />

Toch verdi<strong>en</strong>t het ons inzi<strong>en</strong>s aanbeveling partij<strong>en</strong> bij de overe<strong>en</strong>komst bewust te<br />

mak<strong>en</strong> van deze bestaande mogelijkhed<strong>en</strong>. De werkgever, die uit hoofde van<br />

goed werkgeverschap investeert in de employability van zijn werknemers, kan bij<br />

het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van de ontslagvergoeding word<strong>en</strong> beloond. De rechter zou bij het<br />

vaststell<strong>en</strong> van de hoogte van de aan de werknemer toekom<strong>en</strong>de vergoeding<br />

rek<strong>en</strong>ing kunn<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> met de door de werkgever betaalde scholingskost<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

met de arbeidsmarktpositie van de werknemer.<br />

181


182<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Hoewel er in beginsel niets op teg<strong>en</strong> is bij het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding<br />

rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met scholing, kunn<strong>en</strong> wij ons niet vind<strong>en</strong> in de in de<br />

motie geopperde gedachte dat in het geheel ge<strong>en</strong> ontslagvergoeding hoeft te<br />

word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d aan werknemers die adequaat zijn geschoold <strong>en</strong> (mede<br />

daardoor) kunn<strong>en</strong> overstapp<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuwe baan. In deze gedachte wordt<br />

ervan uitgegaan dat de ontslagvergoeding in het geheel niet nodig is indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

werknemer voldo<strong>en</strong>de scholing is aangebod<strong>en</strong>. Los van aangebod<strong>en</strong> scholing<br />

kunn<strong>en</strong> er echter ook andere omstandighed<strong>en</strong> het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding<br />

rechtvaardig<strong>en</strong> (Baris 2004: 329-330; Grapperhaus 2003: 4-5; Rood<br />

1998: 529). Zonder hier al te diep in te gaan op de (mogelijke) grondslag<strong>en</strong> van de<br />

ontslagvergoeding (Baris 2004: 339-345; Loonstra <strong>en</strong> Zondag 2000: 1267; Loonstra<br />

2001: 32-40; Loonstra 2000: 309-326; Grapperhaus 2003: 416-423) kan<br />

bij<strong>voor</strong>beeld de verwijtbaarheid e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> bij de toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> vergoeding.<br />

Het <strong>voor</strong>stel de ontslagvergoeding af te schaff<strong>en</strong> of in ieder geval aanzi<strong>en</strong>lijk te<br />

beperk<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de scholingsmogelijkhed<strong>en</strong> zijn gebod<strong>en</strong> ter bevordering<br />

van employability <strong>en</strong> werkzekerheid, houdt hiermee ons inzi<strong>en</strong>s onvoldo<strong>en</strong>de<br />

rek<strong>en</strong>ing. Scholing mag onder de huidige omstandighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> vormgeving<br />

van het <strong>ontslagrecht</strong> ge<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t vorm<strong>en</strong> de ontslagvergoeding geheel af<br />

te schaff<strong>en</strong>.<br />

De ser is inmiddels verzocht in zijn middellangetermijnadvies over het sociaal<br />

<strong>en</strong> economisch beleid rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met scholing <strong>en</strong> ontslagvergoeding<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> zal hierover naar verwachting in het najaar van 2006 adviser<strong>en</strong>. Pas na het<br />

uitbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van dit advies zal de regering zich hierover verder berad<strong>en</strong>.<br />

4.5.7 <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> ww<br />

In dit onderzoek is de aandacht gericht op het bevorder<strong>en</strong> van employability <strong>en</strong><br />

inzetbaarheid van werk<strong>en</strong>de werknemers door middel van scholing <strong>en</strong> op de<br />

bevordering van de flexibiliteit <strong>en</strong> de activering van de arbeidsmarkt. Weinig is<br />

stilgestaan bij reïntegratieprikkels vanuit de ww, simpelweg omdat in de door<br />

ons besprok<strong>en</strong> problematiek van werkloosheid (nog) ge<strong>en</strong> sprake is. Dit neemt<br />

echter niet weg dat de vormgeving van de ww invloed kan hebb<strong>en</strong> op het<br />

ontslagbeleid van werkgevers <strong>en</strong> invloed kan hebb<strong>en</strong> op het b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> van de<br />

ruimte die bestaat in het <strong>ontslagrecht</strong> rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met scholing <strong>en</strong> employability.<br />

Zo kunn<strong>en</strong> employability-bevorder<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> in het <strong>ontslagrecht</strong><br />

word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>gewerkt door regels in de ww <strong>en</strong> vice versa. E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld moge<br />

dit verduidelijk<strong>en</strong>. In het wets<strong>voor</strong>stel tot wijziging van het ww-stelsel <strong>en</strong> het<br />

<strong>ontslagrecht</strong> is <strong>voor</strong>gesteld de zog<strong>en</strong>aamde ‘prev<strong>en</strong>tieprikkel’ in de ww in te<br />

voer<strong>en</strong>. 151 Deze prikkel komt er kort gezegd op neer dat de uwv (e<strong>en</strong> deel van) de<br />

ww-uitkering aan werknemers van 55 jaar of ouder verhaalt op de werkgever.<br />

Deze regeling komt neer op e<strong>en</strong>, eerder <strong>voor</strong>gestelde (Scholt<strong>en</strong>s 2001: 1071-1072;<br />

Damsteegt 2003: 476), malus in de ww. Doel van de regeling is werkgevers te<br />

stimuler<strong>en</strong> te invester<strong>en</strong> in employability <strong>en</strong> werkloosheidsprev<strong>en</strong>tie van oudere<br />

werknemers. Werkgevers moet<strong>en</strong> zo e<strong>en</strong> sterker belang krijg<strong>en</strong> om te invester<strong>en</strong><br />

in inzetbaarheid van oudere werknemers <strong>en</strong> om te <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in outplacem<strong>en</strong>tbe


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

geleiding waarmee werkloosheid kan word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. 152 De gedachte is dat<br />

deze regeling leidt tot extra ontslagbescherming van oudere werknemers. Hoewel<br />

deze bescherming wellicht t<strong>en</strong> koste gaat van jongere werknemers, vind<strong>en</strong><br />

jongere werknemers gemiddeld sneller e<strong>en</strong> nieuwe baan <strong>en</strong> kan hiermee (op<br />

korte termijn) e<strong>en</strong> gunstig effect op de werkloosheid optred<strong>en</strong>, aldus de regering.<br />

153<br />

Op de <strong>voor</strong>gestelde regeling is veel kritiek mogelijk, welke in het kader van dit<br />

onderzoek te ver strekt deze te behandel<strong>en</strong> (Scholt<strong>en</strong>s 2001: 1071-1072; Damsteegt<br />

2003: 476). In het kader van dit onderzoek is van belang dat e<strong>en</strong> dergelijke<br />

regeling employabilitybevorder<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> in het <strong>ontslagrecht</strong> kan beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

Zo is in verband met hetzelfde wets<strong>voor</strong>stel beslot<strong>en</strong> het lifobeginsel<br />

te wijzing<strong>en</strong> in die zin dat het afspiegelingsbeginsel hoofdregel is geword<strong>en</strong>. 15 4<br />

De vraag is welke wisselwerking deze regeling<strong>en</strong> op elkaar hebb<strong>en</strong>. Enerzijds<br />

maakt de invoering van het afspiegelingsbeginsel als hoofdregel het makkelijker<br />

oudere werknemers, die veelal langer in di<strong>en</strong>st zijn, te ontslaan. Anderzijds<br />

beoogd de prev<strong>en</strong>tieprikkel het <strong>voor</strong> de werkgever moeilijker – althans financieel<br />

onaantrekkelijk – te mak<strong>en</strong> oudere werknemers te ontslaan. De vraag is echter of<br />

de prev<strong>en</strong>tieprikkel inderdaad e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>wicht biedt aan het makkelijker kunn<strong>en</strong><br />

ontslaan van oudere werknemers. Onze gedachte is dat de oudere werknemer bij<br />

de toepassing – <strong>en</strong> toepasselijkheid, het moet hierbij immers gaan om bedrijfseconomisch<br />

ontslag van oudere werknemers – van deze twee regeling<strong>en</strong> op beide<br />

vlakk<strong>en</strong> misgrijpt. De oudere werknemer kan <strong>en</strong>erzijds makkelijker word<strong>en</strong><br />

ontslag<strong>en</strong> <strong>en</strong> anderzijds word<strong>en</strong> werkgevers gestimuleerd daarvan ook nog e<strong>en</strong>s<br />

extra gebruik te mak<strong>en</strong> <strong>voor</strong>dat e<strong>en</strong> werknemer de leeftijd van 55 jaar heeft<br />

bereikt.<br />

Ook met betrekking tot de prev<strong>en</strong>tieve toets zal de prev<strong>en</strong>tieprikkel weinig<br />

employabilitybevorder<strong>en</strong>d effect sorter<strong>en</strong>. Als de prev<strong>en</strong>tieve toets wordt versoepeld<br />

in die zin dat werknemers makkelijker ontslag<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> indi<strong>en</strong><br />

de werkgever heeft voldaan aan bij cao overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> scholingsverplichting<strong>en</strong>,<br />

is de <strong>voor</strong>gestelde prev<strong>en</strong>tieprikkel niet op zijn plaats. Deze prikkel zou als<br />

gevolg hebb<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> werkgever die heeft voldaan aan zijn scholingsverplichting<strong>en</strong><br />

los daarvan gestraft wordt op het mom<strong>en</strong>t dat hij na het voldo<strong>en</strong> aan die verplichting<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> oudere werknemer ontslaat. In dat geval is er weinig red<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

de werkgever te kiez<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> soepeler ontslagregime <strong>en</strong> daar<strong>voor</strong> employabilitybevorder<strong>en</strong>de<br />

maatregel<strong>en</strong> te treff<strong>en</strong>. Hij kan dan net zo goed besluit<strong>en</strong> zijn<br />

oudere werknemers zonder die extra inspanning<strong>en</strong> te ontslaan via het reguliere<br />

regime, bij bedrijfseconomisch ontslag met toepassing<strong>en</strong> van het afspiegelingsbeginsel,<br />

<strong>voor</strong>dat e<strong>en</strong> werknemer de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt. Het mag<br />

duidelijk zijn dat e<strong>en</strong> dergelijk resultaat niet w<strong>en</strong>selijk is. (Zie over het ontslagbeleid<br />

met betrekking tot oudere werknemers de Bijlage bij dit onderzoek.)<br />

Hoewel de hierbov<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> regeling (slechts) betrekking heeft op oudere<br />

werknemers, biedt het e<strong>en</strong> goed <strong>voor</strong>beeld van de invloed die het <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong><br />

de ww op elkaar kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Wil het <strong>ontslagrecht</strong> de inzetbaarheid <strong>en</strong><br />

183


184<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

employability van de werk<strong>en</strong>de werknemer vergrot<strong>en</strong>, dan zal hiermee rek<strong>en</strong>ing<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> in de vormgeving van de ww. Negatieve prikkels<br />

vanuit de ww ter bevordering van employability teg<strong>en</strong>over positieve prikkels in<br />

het <strong>ontslagrecht</strong> zull<strong>en</strong> eerder leid<strong>en</strong> tot b<strong>en</strong>adeling van kwetsbare groep<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

niet tot het bevorder<strong>en</strong> van werkzekerheid <strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid <strong>voor</strong><br />

de groep<strong>en</strong> waar<strong>voor</strong> dat bij uitstek w<strong>en</strong>selijk is.<br />

4.5.8 naar e<strong>en</strong> activer<strong>en</strong>d <strong>ontslagrecht</strong>?<br />

Uit het vor<strong>en</strong>staande blijkt dat het huidige <strong>ontslagrecht</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk beter kan<br />

word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut om employability te bevorder<strong>en</strong> dan thans geschiedt. We pleit<strong>en</strong><br />

er<strong>voor</strong> te bewerkstellig<strong>en</strong> dat sociale partners die mogelijkhed<strong>en</strong> beter b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong><br />

dan thans het geval lijkt.<br />

Tot (bijna) slot nog e<strong>en</strong> paar overweging<strong>en</strong> in het kader van de herzi<strong>en</strong>ing van het<br />

<strong>ontslagrecht</strong>. Lat<strong>en</strong> we <strong>voor</strong>opstell<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong>ing van het <strong>ontslagrecht</strong><br />

naar onze m<strong>en</strong>ing nodig is. Het <strong>ontslagrecht</strong> is verword<strong>en</strong> tot zeer complexe<br />

regelgeving, met veel systeemfout<strong>en</strong> <strong>en</strong> onduidelijkhed<strong>en</strong>, die niet zonder meer<br />

leidt tot e<strong>en</strong> billijke uitkomst. Daarbij is het <strong>ontslagrecht</strong> nu meer gericht op het<br />

afrek<strong>en</strong><strong>en</strong> met het verled<strong>en</strong> dan het toerust<strong>en</strong> van de werknemer op de arbeidsmarkt.<br />

Zonder het belang van e<strong>en</strong> billijke afwikkeling te onderschatt<strong>en</strong>, m<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

we dat het <strong>ontslagrecht</strong> meer oog dan thans kan hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de toekomst van de<br />

werknemer. Art. 7:611 bw bepaalt dat de werkgever zich heeft te gedrag<strong>en</strong> als e<strong>en</strong><br />

goed werkgever betaamt. Tot dat goede werkgeverschap behoort naar onze<br />

m<strong>en</strong>ing ook dat de werkgever rek<strong>en</strong>ing houdt met de mogelijkheid dat de werknemer<br />

werkloos wordt. De werkgever is over het algeme<strong>en</strong> (behoud<strong>en</strong>s ontslag<br />

op staande voet of eig<strong>en</strong> keuzes van de werknemer die leid<strong>en</strong> tot beëindiging van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst) <strong>voor</strong> die werkloosheid verantwoordelijk: hij is immers<br />

overgegaan tot het beëindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. De gedachte dat de<br />

werkgever dan ook e<strong>en</strong> verantwoordelijkheid heeft om bij te drag<strong>en</strong> aan het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong><br />

van (verdere) werkloosheid, lijkt ons e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de hand ligg<strong>en</strong>de conclusie.<br />

Naar onze m<strong>en</strong>ing kan bij e<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong>ing van het <strong>ontslagrecht</strong> de huidige ontslagvergoedingspraktijk<br />

niet ongewijzigd blijv<strong>en</strong>.<br />

Ervaring<strong>en</strong> met de prev<strong>en</strong>tie van structurele uitval weg<strong>en</strong>s arbeidsongeschiktheid<br />

hebb<strong>en</strong> geleerd dat positieve <strong>en</strong> negatieve prikkels echt werk<strong>en</strong>. Na de<br />

invoering van de Wet Verbetering Poortwachter is de uitstroom in de arbeidsongeschiktheidsverzekering<strong>en</strong><br />

opmerkelijk afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> dergelijk systeem kan<br />

wellicht ook goed werk<strong>en</strong> bij het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van (langdurige) werkloosheid, <strong>en</strong><br />

daarbij kan de ontslagvergoeding e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> de thans<br />

gebruikelijke ontslagvergoeding moet word<strong>en</strong> aangew<strong>en</strong>d ter bestrijding van de<br />

kost<strong>en</strong> van werkloosheid <strong>en</strong> van de kost<strong>en</strong> gemoeid met het vind<strong>en</strong> van andere<br />

arbeid, zal daarin e<strong>en</strong> zeer grote prikkel <strong>voor</strong> de werknemer gevond<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> om snel andere pass<strong>en</strong>de arbeid te aanvaard<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> de werkgever e<strong>en</strong><br />

deel van de vergoeding kan verrek<strong>en</strong><strong>en</strong> met de door hem tijd<strong>en</strong>s het di<strong>en</strong>stverband<br />

gemaakte kost<strong>en</strong> om de werknemer employable te houd<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in dat geval


wellicht meer van de vergoeding kan inhoud<strong>en</strong> dan zijn daadwerkelijke kost<strong>en</strong>,<br />

kan dat e<strong>en</strong> belangrijke stimulans zijn te invester<strong>en</strong> in de employability van de<br />

werknemer. Zeker kort na het ontslag ligt hier eerder e<strong>en</strong> taak <strong>voor</strong> de werkgever<br />

<strong>en</strong> werknemer dan <strong>voor</strong> de geme<strong>en</strong>schap: de geme<strong>en</strong>schap heeft pas e<strong>en</strong> taak bij<br />

langdurige werkloosheid. Deze risicoverdeling past bij de subsidiaire taak van de<br />

publieke sociale zekerheid (Noordam 2003: 341).<br />

Er zijn meerdere system<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kbaar om e<strong>en</strong> dergelijke verantwoordelijkheidsverdeling<br />

vorm te gev<strong>en</strong>. Het voert te ver die hier te besprek<strong>en</strong>, maar wij hop<strong>en</strong><br />

dat bij de herzi<strong>en</strong>ing van het <strong>ontslagrecht</strong> deze verantwoordelijkheidsverdeling<br />

onderdeel van de overweging<strong>en</strong> is.<br />

4.6 conclusies<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Het belang van scholing <strong>en</strong> employability vindt steeds bredere erk<strong>en</strong>ning. Scholing<br />

kan bijdrag<strong>en</strong> aan prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid <strong>en</strong> aan werkzekerheid, <strong>en</strong> kan e<strong>en</strong><br />

belangrijke bijdrage lever<strong>en</strong> aan de gew<strong>en</strong>ste ontwikkeling van e<strong>en</strong> hoogwaardige<br />

k<strong>en</strong>niseconomie. Scholing <strong>en</strong> employability van werknemers vorm<strong>en</strong> speerpunt<strong>en</strong><br />

in de huidige politieke <strong>en</strong> maatschappelijke discussie. Hoewel in Nederland<br />

al veel scholingsfaciliteit<strong>en</strong> bestaan, kan het gebruik daarvan word<strong>en</strong> bevorderd.<br />

Ook scholingsafsprak<strong>en</strong> in cao’s zoud<strong>en</strong> beter kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. Meer<br />

bek<strong>en</strong>dheid met de bestaande faciliteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> kan daaraan bijdrag<strong>en</strong>.<br />

In deze bijdrage staat <strong>voor</strong>op de mogelijkheid het <strong>ontslagrecht</strong> in te zett<strong>en</strong> als<br />

stimulans <strong>voor</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer om werkloosheid te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. Dit<br />

kan word<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> aan de al lang bestaande w<strong>en</strong>s het <strong>ontslagrecht</strong> te herzi<strong>en</strong>.<br />

Sommige <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> tot herzi<strong>en</strong>ing bevatt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> mogelijkheid het <strong>ontslagrecht</strong><br />

meer activer<strong>en</strong>d te mak<strong>en</strong>. De <strong>voor</strong>gestelde mogelijkheid af te wijk<strong>en</strong> van de<br />

prev<strong>en</strong>tieve toets had e<strong>en</strong> op<strong>en</strong>ing gebod<strong>en</strong> meer rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met scholing<br />

bij ontslag. Daarnaast had dit de mogelijkheid gebod<strong>en</strong> scholingsafsprak<strong>en</strong> in<br />

cao’s (beter) afdwingbaar te mak<strong>en</strong>. Invoering van het <strong>voor</strong>stel had ruimte gebod<strong>en</strong><br />

te onderzoek<strong>en</strong> hoe groot het maatschappelijke draagvlak is bestaande zekerhed<strong>en</strong><br />

te handhav<strong>en</strong> of uit te ruil<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> andere nieuwe vorm<strong>en</strong> van bescherming.<br />

Ook andere <strong>voor</strong>gestelde herzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in deze bijdrage besprok<strong>en</strong>.<br />

De conclusie is dat de herzi<strong>en</strong>ings<strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> over het algeme<strong>en</strong> niet gericht zijn<br />

op activering van partij<strong>en</strong> met als doel de werkloosheid van de werknemer te<br />

<strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, maar eerder op e<strong>en</strong> zorgvuldige <strong>en</strong> rechtvaardige afwikkeling van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Hoewel we het belang daarvan onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, acht<strong>en</strong><br />

we dat e<strong>en</strong> wat beperkte visie op het doel van het <strong>ontslagrecht</strong>: dat doel is in onze<br />

og<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> gericht op het verled<strong>en</strong> (afwikkeling), maar <strong>voor</strong>al op de toekomst<br />

van de werknemer. De werknemer moet door de werkgever goed toegerust<br />

op de arbeidsmarkt word<strong>en</strong> ‘teruggezet’, waardoor hij e<strong>en</strong> reële kans heeft op het<br />

vind<strong>en</strong> van andere pass<strong>en</strong>de arbeid.<br />

Maar ook zonder de invoering van ingrijp<strong>en</strong>de wijziging<strong>en</strong> in het <strong>ontslagrecht</strong><br />

kan dat recht meer activer<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> ingezet. Werkgevers, werknemers <strong>en</strong> hun<br />

185


186<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

verteg<strong>en</strong>woordigers zoud<strong>en</strong> zich meer bewust kunn<strong>en</strong> zijn van de verschuiving<br />

van baanzekerheid naar werkzekerheid <strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> in cao’s <strong>en</strong> andere afsprak<strong>en</strong><br />

maar ook bij het ontslag vaker kunn<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> op het belang van scholingsinspanning<strong>en</strong>.<br />

Het <strong>ontslagrecht</strong> is in belangrijke mate niet (geheel, maar driekwart)<br />

dwing<strong>en</strong>d recht, zodat afwijking<strong>en</strong> bij cao zijn toegestaan. Zo is d<strong>en</strong>kbaar<br />

dat in cao’s of sociale plann<strong>en</strong> de ontslagbescherming, zoals opzegtermijn<strong>en</strong> of<br />

ontslagvergoeding<strong>en</strong>, geheel of gedeeltelijk wordt ingeruild teg<strong>en</strong> employabilitybevorder<strong>en</strong>de<br />

maatregel<strong>en</strong>. Uit onderzoek blijkt tot op hed<strong>en</strong> niet dat sociale<br />

partners deze mogelijkhed<strong>en</strong> optimaal b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>. Toch zoud<strong>en</strong> zij op deze manier<br />

vorm kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> aan activering van werknemers <strong>en</strong> werkgevers, gericht op<br />

het vind<strong>en</strong> van andere pass<strong>en</strong>de werkzaamhed<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de met ontslag bedreigde<br />

werknemer. E<strong>en</strong> dergelijke bewustwording <strong>en</strong> uitvoering zijn nog niet volledig<br />

aanwezig. Dit neemt echter niet weg dat meer nadruk op scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

in het <strong>ontslagrecht</strong> waarschijnlijk zal leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijke ontwikkeling; de<br />

overgang van baanzekerheid naar werkzekerheid kan hiermee word<strong>en</strong> bevorderd.<br />

In deze bijdrage onderzoek<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> paar mogelijkhed<strong>en</strong> om de verschuiving<br />

van baanzekerheid naar werkzekerheid binn<strong>en</strong> het huidige <strong>ontslagrecht</strong> vorm te<br />

gev<strong>en</strong>. Sociale partners kunn<strong>en</strong> besluit<strong>en</strong> scholingsafsprak<strong>en</strong> in cao’s te koppel<strong>en</strong><br />

aan de opzegtermijn. Indi<strong>en</strong> de werkgever zijn scholingsverplichting heeft<br />

verzuimd, zou de opzegtermijn kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd. Hoewel e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging<br />

van de opzegtermijn de werknemer onvoldo<strong>en</strong>de tijd biedt echt employable<br />

te word<strong>en</strong>, zou hij in ieder geval met behoud van loon e<strong>en</strong> begin kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> inhaalslag <strong>en</strong> kan dit wellicht toch e<strong>en</strong> positief effect hebb<strong>en</strong> op de<br />

instroom in <strong>en</strong> de duur van de ww. In ieder geval krijg<strong>en</strong> scholingsafsprak<strong>en</strong> op<br />

deze wijze e<strong>en</strong> meer verplicht<strong>en</strong>d karakter, waardoor het gebruik kan word<strong>en</strong><br />

bevorderd. Daar<strong>voor</strong> zal wel e<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>ging van de bestaande termijn<strong>en</strong> nodig<br />

zijn. Hoewel niet onmogelijk, zi<strong>en</strong> we verschill<strong>en</strong>de problem<strong>en</strong> bij de invoering<br />

van e<strong>en</strong> dergelijke regeling. De belangrijkste zijn de noodzakelijke controle op<br />

de tijd<strong>en</strong>s de arbeidsovere<strong>en</strong>komst verrichte employability-inspanning<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

teg<strong>en</strong>zin om te invester<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> werknemer van wie vaststaat dat hij uit di<strong>en</strong>st<br />

zal tred<strong>en</strong>.<br />

Rechters lijk<strong>en</strong> bij k<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag (iets) meer rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong><br />

met scholingsinspanning<strong>en</strong> dan bij ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

Heeft e<strong>en</strong> werkgever voldo<strong>en</strong>de scholingsinspanning<strong>en</strong> verricht, dan kan dat tot<br />

uiting kom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> lagere aan de werknemer toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> vergoeding; is daarvan<br />

onvoldo<strong>en</strong>de sprake, dan kan dat tot uiting kom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> hogere ontslagvergoeding.<br />

Naar onze m<strong>en</strong>ing ligt het <strong>voor</strong> de hand bij de toek<strong>en</strong>ning van e<strong>en</strong><br />

ontbindingsvergoeding niet alle<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de vraag óf de werknemer<br />

e<strong>en</strong> andere arbeidsovere<strong>en</strong>komst heeft geslot<strong>en</strong> of daar concreet zicht op<br />

heeft, maar ook met de kans dat de werknemer andere pass<strong>en</strong>de arbeid zal<br />

vind<strong>en</strong>. Dit geldt temeer indi<strong>en</strong> de werkgever aan die kans <strong>voor</strong> de werknemer<br />

heeft bijgedrag<strong>en</strong>.


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Ingrijp<strong>en</strong> van de wetgever om te bereik<strong>en</strong> dat scholingsinspanning<strong>en</strong> in de<br />

ontbindingsprocedure word<strong>en</strong> meegewog<strong>en</strong>, lijkt ons gelet op de aard van de<br />

ontbindingsprocedure <strong>en</strong> de discretionaire bevoegdheid van kantonrechters niet<br />

w<strong>en</strong>selijk. Ook e<strong>en</strong> verplichting tot het overlegg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> scholingsverslag lijkt<br />

ons niet w<strong>en</strong>selijk. Ervaring<strong>en</strong> met het verplichte reïntegratieverslag bied<strong>en</strong><br />

weinig hoop dat e<strong>en</strong> verplichting bij ontbinding e<strong>en</strong> scholingsverslag te overlegg<strong>en</strong><br />

zal leid<strong>en</strong> tot het gew<strong>en</strong>ste resultaat. Tot wetgeving op het gebied van het<br />

overlegg<strong>en</strong> van scholingsverslag<strong>en</strong> bij ontbindingsverzoek<strong>en</strong> zal het daarom niet<br />

kom<strong>en</strong>. Wel kunn<strong>en</strong> sociale partners met het mak<strong>en</strong> van scholingsafsprak<strong>en</strong> in<br />

cao’s <strong>en</strong> sociaal plann<strong>en</strong> de toetsing daarvan in de ontbindingsprocedure bevorder<strong>en</strong>.<br />

Indi<strong>en</strong> sociale partners scholingsinspanning<strong>en</strong> vastlegg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> sociaal<br />

plan <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> daarvan in mindering br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> op de aan de werknemer bij<br />

ontslag toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> vergoeding, zal de rechter die keuze (employabilityinspanning<strong>en</strong><br />

in plaats van ontslagvergoeding) in beginsel volg<strong>en</strong>. Kantonrechters<br />

houd<strong>en</strong> immers rek<strong>en</strong>ing met in sociale plann<strong>en</strong> gemaakte afsprak<strong>en</strong>. 155 Ook<br />

zoud<strong>en</strong> kantonrechters zelf het initiatief kunn<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> in het b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> van<br />

scholingsinspanning<strong>en</strong> in de ontbindingsprocedure. Gedacht kan word<strong>en</strong> aan het<br />

opnem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> aanbeveling hieromtr<strong>en</strong>t in de aanbeveling<strong>en</strong> van de kring van<br />

kantonrechters. Hierbij kan tev<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> stilgestaan bij het meeweg<strong>en</strong> van<br />

scholingsinspanning<strong>en</strong> in (de hoogte van) de ontbindingsvergoeding.<br />

Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong> speelt ook de sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> het <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> de ww e<strong>en</strong><br />

belangrijke rol. Bij e<strong>en</strong> employability-bevorder<strong>en</strong>d <strong>ontslagrecht</strong> hoort e<strong>en</strong> ww<br />

die deze uitgangspunt<strong>en</strong> aanvult <strong>en</strong> versterkt. Hoewel het <strong>ontslagrecht</strong> e<strong>en</strong><br />

belangrijke rol kan vervull<strong>en</strong> in de vormgeving van e<strong>en</strong> employabilitybevorder<strong>en</strong>d<br />

<strong>en</strong> inzetbaarheidstimuler<strong>en</strong>d beleid, zal hierop moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingespeeld<br />

in de ww. Deze onderlinge sam<strong>en</strong>hang mag niet word<strong>en</strong> verwaarloosd wil m<strong>en</strong><br />

kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> flexibele arbeidsmarkt waarin de noodzakelijke bescherming van<br />

de werknemer niet uit het oog wordt verlor<strong>en</strong>.<br />

187


188<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

deel iii<br />

<strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> oudere werknemers<br />

In deze bijlage wordt nagegaan op welke wijze in het <strong>ontslagrecht</strong> rek<strong>en</strong>ing wordt<br />

gehoud<strong>en</strong> met de leeftijd van werknemers. Aandacht wordt besteed aan de aard<br />

van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met oudere werknemers <strong>en</strong> de wijz<strong>en</strong> waarop<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met oudere werknemers kunn<strong>en</strong> eindig<strong>en</strong>. Hierbij wordt<br />

ook ingegaan op de invloed die het bereik<strong>en</strong> van de 65-jarige, of p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde,<br />

leeftijd heeft op het (<strong>voor</strong>t) bestaan van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

1 Einde van rechtswege 156 ; de ‘p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regel’<br />

In de literatuur is de vraag aan de orde gekom<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst met<br />

e<strong>en</strong> werknemer die de leeftijd van 65 jaar bereikt moet word<strong>en</strong> aangemerkt als<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst die van rechtswege eindigt zonder dat daarover in de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst afsprak<strong>en</strong> zijn gemaakt. Voor het aannem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dergelijke<br />

‘p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regel’ is in het verled<strong>en</strong> gepleit. 157 De gedachte dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

van rechtswege eindigt op het mom<strong>en</strong>t dat de werknemer de leeftijd<br />

van 65 jaar heeft bereikt is echter ge<strong>en</strong> vanzelfsprek<strong>en</strong>dheid (meer). Zo wijz<strong>en</strong><br />

Verhulp <strong>en</strong> Keulaerds <strong>en</strong> Vas Nunes er op dat er onvoldo<strong>en</strong>de aanleiding bestaat<br />

<strong>voor</strong> het aannem<strong>en</strong> van de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regel. 158<br />

Ter onderbouwing van het aannem<strong>en</strong> van de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regel wordt verwez<strong>en</strong> naar<br />

het in 1995 gewez<strong>en</strong> arrest Codfried/iss. 159 De Hoge <strong>Raad</strong> overweegt in dit arrest<br />

dat “(…) niet kan word<strong>en</strong> gezegd dat de regel dat e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stbetrekking in het<br />

algeme<strong>en</strong> van rechtswege eindigt bij het bereik<strong>en</strong> van de 65-jarige leeftijd, niet<br />

langer in overe<strong>en</strong>stemming is met de rechtsopvatting van brede lag<strong>en</strong> van de<br />

bevolking.” De Hoge <strong>Raad</strong> zegt in deze overweging echter niets over de wijze<br />

waarop de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van rechtswege kan eindig<strong>en</strong>, maar zegt slechts<br />

dat het eindig<strong>en</strong> op zich in overe<strong>en</strong>stemming is met de rechtsopvatting binn<strong>en</strong><br />

brede lag<strong>en</strong> van de bevolking.<br />

Ook het in 2002 gewez<strong>en</strong> arrest Op ’t Land/Employm<strong>en</strong>t Service 160 geeft ge<strong>en</strong><br />

aanleiding tot het uitgangspunt dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst bij het bereik<strong>en</strong> van<br />

de leeftijd van 65 jaar zonder meer van rechtswege eindigt. In dit arrest overweegt<br />

de Hoge <strong>Raad</strong>: “De regering heeft <strong>voor</strong>ts (in het kader van de parlem<strong>en</strong>taire<br />

behandeling van de wgbl, ab) b<strong>en</strong>adrukt dat <strong>voor</strong> de gehanteerde leeftijdsgr<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> groot maatschappelijk draagvlak bestaat <strong>en</strong> dat deze aansluit bij de<br />

sociale zekerheidswetgeving. Bij deze stand van zak<strong>en</strong> is er ook thans ge<strong>en</strong> aanleiding<br />

tot e<strong>en</strong> minder terughoud<strong>en</strong>de beoordeling dan is aanvaard in het vermelde<br />

arrest van de Hoge <strong>Raad</strong> van 13 januari 1995 <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>min grond <strong>voor</strong> het oordeel<br />

dat e<strong>en</strong> objectieve <strong>en</strong> redelijke rechtvaardiging <strong>voor</strong> het onvrijwillig beëindig<strong>en</strong><br />

van de di<strong>en</strong>stbetrekking bij het bereik<strong>en</strong> van de 65-jarige leeftijd niet langer<br />

bestaat.” In casu was de toestemming <strong>voor</strong> ontslag verle<strong>en</strong>d <strong>en</strong> stelde werkneemster<br />

vervolg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> vordering in weg<strong>en</strong>s k<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag (zie hier


over verder § 5). Het bestaan van de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regel kan hieruit niet word<strong>en</strong><br />

afgeleid. In e<strong>en</strong> in 2004 door de Hoge <strong>Raad</strong> gewez<strong>en</strong> arrest 161 betrekking<br />

hebb<strong>en</strong>d op leeftijdsontslag van vliegers, lag<strong>en</strong> cao-afsprak<strong>en</strong> t<strong>en</strong> grondslag aan<br />

het (verplichte) leeftijdsontslag. Ook dit arrest kan hiermee ge<strong>en</strong> aanleiding<br />

vorm<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het aannem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regel.<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te beschikking wijst de Kantonrechter Utrecht de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regel<br />

expliciet van de hand. 162 De kantonrechter stelt dat uit het arrest Codfried/iss<br />

niet kan word<strong>en</strong> afgeleid hoe de arbeidsovere<strong>en</strong>komst di<strong>en</strong>t te eindig<strong>en</strong>. Dat de<br />

opvatting dat het op 65-jarige leeftijd tijd wordt te stopp<strong>en</strong> met werk<strong>en</strong> ongetwijfeld<br />

door vel<strong>en</strong> wordt gedeeld, br<strong>en</strong>gt aldus de kantonrechter niet zonder<br />

meer met zich mee dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst terzake waarvan partij<strong>en</strong> niet<br />

zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat deze eindigt bij het bereik<strong>en</strong> van 65-jarige leeftijd,<br />

niettemin van rechtswege eindigt.<br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Concluder<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het bestaan van e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regel<br />

niet algeme<strong>en</strong> is aanvaard. Naar de huidige opvatting<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

bij het bereik<strong>en</strong> van 65-jarige leeftijd slechts (van rechtswege) eindig<strong>en</strong><br />

indi<strong>en</strong> daarover of afsprak<strong>en</strong> op individueel dan wel collectief niveau zijn<br />

gemaakt, ofwel het cwi toestemming heeft verle<strong>en</strong>d <strong>voor</strong> ontslag, dan wel de<br />

kantonrechter de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op verzoek van één der partij<strong>en</strong><br />

ontbindt.<br />

2 Toestemming cwi<br />

Bij het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van toestemming <strong>voor</strong> ontslag kan het cwi op verschill<strong>en</strong>de<br />

wijz<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met de leeftijd van werknemers. Hierbij kan onderscheid<br />

word<strong>en</strong> gemaakt tuss<strong>en</strong> de situatie dat de toestemming wordt verle<strong>en</strong>d<br />

expliciet op grond van leeftijd, <strong>en</strong> de situatie waarin de toestemming wordt<br />

verle<strong>en</strong>d op grond van andere (selectie)criteria, waarbij leeftijd indirect e<strong>en</strong> rol<br />

kan spel<strong>en</strong>. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de vraag in hoeverre<br />

het mogelijk is bij het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van toestemming <strong>voor</strong> ontslag, direct of indirect,<br />

rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de leeftijd van werknemers.<br />

Toestemming op grond van leeftijd<br />

Wat de eerste situatie betreft, het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van toestemming op grond van leeftijd,<br />

geldt dat het cwi verzoek<strong>en</strong> tot verl<strong>en</strong>ing van e<strong>en</strong> ontslagvergunning op het<br />

mom<strong>en</strong>t dat de werknemer de 65-jarige leeftijd heeft bereikt in beginsel inwilligt.<br />

Hierbij baseert het cwi zich op zowel nationale als internationale jurisprud<strong>en</strong>tie<br />

<strong>en</strong> wetgeving op dit gebied. 163<br />

Ter onderbouwing van de beleidsregel het bereik<strong>en</strong> van de 65-jarige leeftijd te<br />

hanter<strong>en</strong> als algem<strong>en</strong>e rechtvaardigingsgrond <strong>voor</strong> het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van toestemming<br />

<strong>voor</strong> ontslag verwijst het cwi onder andere naar de hier<strong>voor</strong> besprok<strong>en</strong><br />

arrest<strong>en</strong> Codfried/iss <strong>en</strong> Op ’t Land/Employm<strong>en</strong>t Service, waarin is meegewog<strong>en</strong><br />

dat er e<strong>en</strong> groot maatschappelijk draagvlak is <strong>voor</strong> deze leeftijdsgr<strong>en</strong>s.<br />

189


190<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Voorts wijst het cwi erop dat uit de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd<br />

bij de arbeid (verder: wgbl) 164 blijkt dat het discriminatieverbod niet geldt<br />

indi<strong>en</strong> het onderscheid betrekking heeft op het beëindig<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsverhouding<br />

in verband met het bereik<strong>en</strong> van de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd.<br />

Het cwi wijst verder in het bijzonder op het belang van participatie van jonger<strong>en</strong><br />

op de arbeidsmarkt, waarop ook de Hoge <strong>Raad</strong> wijst in Codfried/iss: “In de<br />

tweede plaats leidt het stelsel van ontslag bij het bereik<strong>en</strong> van de 65-jarige leeftijd<br />

ertoe dat het vrijkom<strong>en</strong> van arbeidsplaats<strong>en</strong> <strong>voor</strong> jongere werknemers e<strong>en</strong> regelmatiger<br />

<strong>en</strong> vlotter verloop heeft dan wanneer dat zou afhang<strong>en</strong> van de bereidheid<br />

van oudere werknemers om de door h<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> arbeidsplaats<strong>en</strong> prijs te<br />

gev<strong>en</strong>.” Verder wordt van belang geacht dat met het hanter<strong>en</strong> van de leeftijdsgr<strong>en</strong>s<br />

ontslag kan word<strong>en</strong> verle<strong>en</strong>d zonder aanzi<strong>en</strong> des persoons, <strong>en</strong> dus niet per<br />

persoon hoeft te word<strong>en</strong> vastgesteld of hij of zij nog wel voldoet.<br />

Wat betreft het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van toestemming <strong>voor</strong> ontslag op grond van e<strong>en</strong> leeftijd<br />

jonger dan 65 jaar geldt de algem<strong>en</strong>e toetsingsmaatstaf van art. 3:1 Ontslagbesluit.<br />

Indi<strong>en</strong> in deze situatie toestemming <strong>voor</strong> ontslag wordt gevraagd di<strong>en</strong>t het cwi<br />

de belang<strong>en</strong> van werkgever <strong>en</strong> werknemer <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele andere belang<strong>en</strong> af te<br />

weg<strong>en</strong>. Als andere belang kan bij<strong>voor</strong>beeld word<strong>en</strong> aangemerkt het arbeidsmarktbelang,<br />

waarbij ook weer de behoefte aan doorstroming e<strong>en</strong> rol kan spel<strong>en</strong>.<br />

Voor werknemers die de leeftijd van 65 jaar reeds zijn gepasseerd hanteert het<br />

cwi andere beleidsregels. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werkgever de arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong><br />

werknemer na het bereik<strong>en</strong> van de 65 jarige leeftijd heeft <strong>voor</strong>tgezet, wordt er<br />

vanuit gegaan dat “(…) ingeval de werkgever deze leeftijdgr<strong>en</strong>s laat passer<strong>en</strong>,<br />

hij geacht wordt zijn recht op e<strong>en</strong> beroep op de g<strong>en</strong>oemde (algem<strong>en</strong>e, ab) rechtvaardigingsgrond<br />

te hebb<strong>en</strong> verwerkt.” 165 Ter ondersteuning van dit uitgangspunt<br />

is in de literatuur aangevoerd dat het in strijd zou kom<strong>en</strong> met het gelijkheidsbeginsel<br />

indi<strong>en</strong> de werkgever in het rec<strong>en</strong>te verled<strong>en</strong> werknemers heeft<br />

lat<strong>en</strong> doorwerk<strong>en</strong> na het bereik<strong>en</strong> van de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd. Ook in<br />

dit geval zal het cwi de ontslagaanvraag di<strong>en</strong><strong>en</strong> te beoordel<strong>en</strong> aan de hand van<br />

de algem<strong>en</strong>e redelijkheidstoets van art. 3:1 Ontslagbesluit.<br />

Bij ontslag op grond van leeftijd jonger of ouder dan 65 jaar zal het cwi aansluiting<br />

kunn<strong>en</strong> zoek<strong>en</strong> bij de in de jurisprud<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> in de wgbl gehanteerde criteria<br />

ter rechtvaardiging van ontslag op grond van e<strong>en</strong> andere leeftijd dan de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde<br />

leeftijd. Deze criteria kom<strong>en</strong> kort gezegd erop neer dat e<strong>en</strong> objectieve<br />

rechtvaardiging moet word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>, waarbij moet zijn voldaan aan de eis<strong>en</strong><br />

van legitimiteit, doelmatigheid <strong>en</strong> proportionaliteit. Deze criteria zull<strong>en</strong> hieronder<br />

nog nader word<strong>en</strong> uitgewerkt. Het cwi zal echter niet tred<strong>en</strong> in de uitleg van<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. Voor zover sprake is van afsprak<strong>en</strong> in de cao of individuele<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst, is de beoordeling van die afsprak<strong>en</strong> <strong>voor</strong>behoud<strong>en</strong> aan de<br />

civiele rechter. Dit sluit overig<strong>en</strong>s niet uit dat het cwi toestemming <strong>voor</strong> zover<br />

vereist verle<strong>en</strong>t.


apport<strong>en</strong> aan de regeringflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Toestemming op andere grond<strong>en</strong>; bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> het<br />

afspiegelingsbeginsel<br />

De tweede manier waarop rek<strong>en</strong>ing wordt gehoud<strong>en</strong> met leeftijd is indirect. Het<br />

gaat hierbij <strong>voor</strong>al om de toepassing van anciënniteitsregels bij bedrijfseconomische<br />

ontslag<strong>en</strong>. De wijze waarop het cwi rek<strong>en</strong>ing houdt met de anciënniteitregels<br />

is geregeld in het Ontslagbesluit.<br />

Per 1 maart 2006 is het Ontslagbesluit aangepast, in die zin dat niet langer het last<br />

in, first out-beginsel maar het afspiegelingsbeginsel als hoofdregel geldt bij<br />

bedrijfseconomische ontslag<strong>en</strong>. 166 Artikel 4:2 Ontslagbesluit luidt sinds 1 maart<br />

2006 als volgt:<br />

“Voor zover het bij de te vervall<strong>en</strong> arbeidsplaats<strong>en</strong> om uitwisselbare functies gaat, word<strong>en</strong> per leeftijdsgroep<br />

binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging de werknemers met<br />

het kortste di<strong>en</strong>stverband het eerst <strong>voor</strong> ontslag in aanmerking gebracht, waarbij het aantal werknemers<br />

dat per leeftijdsgroep <strong>voor</strong> ontslag in aanmerking wordt gebracht <strong>voor</strong> zover mogelijk overe<strong>en</strong>komt<br />

met de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroep<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> de betreff<strong>en</strong>de categorie uitwisselbare functies167 . De in de eerste volzin bedoelde leeftijdsgroep<strong>en</strong><br />

zijn de groep<strong>en</strong> van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar <strong>en</strong><br />

van 55 jaar <strong>en</strong> ouder.”<br />

De wijziging van het last in, first out-beginsel in het afspiegelingsbeginsel heeft<br />

invloed op de positie van de oudere werknemer. Het gevolg van de invoering van<br />

het afspiegelingsbeginsel als hoofdregel is dat per leeftijdsgroep werknemers in<br />

uitwisselbare functies die het kortst in di<strong>en</strong>st zijn als eerste <strong>voor</strong> ontslag in<br />

aanmerking kom<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat oudere werknemers met veelal e<strong>en</strong> langer<br />

di<strong>en</strong>stverband, eerder met ontslag bedreigd zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dan onder de toepassing<br />

van het last in, first out-beginsel het geval was. Onder de toepassing van het<br />

last in, first out-beginsel zoud<strong>en</strong> zij, daar zij veelal langer in di<strong>en</strong>st zijn dan hun<br />

jongere collega’s, minder snel in aanmerking kom<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag. Met de opsplitsing<br />

in leeftijdsgroep<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> meer kans te blijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> zull<strong>en</strong> ouder<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> korter di<strong>en</strong>stverband eerder afvloei<strong>en</strong>.<br />

3 Contractuele afsprak<strong>en</strong><br />

De arbeidsovere<strong>en</strong>komst kan van rechtswege eindig<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> zijn gemaakt<br />

welke <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in het eindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op het mom<strong>en</strong>t<br />

dat de werknemer de leeftijd van 65 jaar (maar soms ook e<strong>en</strong> andere leeftijd) heeft<br />

bereikt. Dergelijke afsprak<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> regelmatig <strong>voor</strong> <strong>en</strong> zijn veelal geregeld bij cao.<br />

E<strong>en</strong> nadeel van contractuele afsprak<strong>en</strong> is dat deze afsprak<strong>en</strong> in beginsel niet<br />

voldo<strong>en</strong> aan de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> zoals gesteld in art. 7: 667 lid 4 bw om opvolg<strong>en</strong>d<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> bepaalde tijd aan te kunn<strong>en</strong> gaan, waar<strong>voor</strong> ge<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>afgaande opzegging is vereist. Voorg<strong>en</strong>oemd artikel bepaalt immers met<br />

zoveel woord<strong>en</strong>: “Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> onbepaalde tijd aangegane arbeidsovere<strong>en</strong>komst,<br />

die anders dan door opzegging of door ontbinding door de rechter is<br />

191


192<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

geëindigd, e<strong>en</strong>maal of meermal<strong>en</strong> is <strong>voor</strong>tgezet door e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> bepaalde tijd (…), is <strong>voor</strong> de beëindiging van die laatste arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong>afgaande opzegging nodig.” 168<br />

De gedachte achter deze regel is dat e<strong>en</strong> werknemer bij e<strong>en</strong> opvolg<strong>en</strong>de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

(<strong>voor</strong> bepaalde tijd) niet de ontslagbescherming mag miss<strong>en</strong> die<br />

hij op basis van e<strong>en</strong> eerdere arbeidsovere<strong>en</strong>komst (<strong>voor</strong> onbepaalde tijd) g<strong>en</strong>oot<br />

indi<strong>en</strong> hij de bescherming die hem toekwam op basis van die eerdere arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

niet heeft g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>. Verhulp me<strong>en</strong>t dat de met deze regel bedoelde<br />

bescherming onvoldo<strong>en</strong>de nauwkeurig is vastgelegd. E<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> onbepaalde tijd kan naar zijn m<strong>en</strong>ing eindig<strong>en</strong> op andere wijze dan rechtsgeldige<br />

opzegging of ontbinding, zonder dat kan word<strong>en</strong> volgehoud<strong>en</strong> dat daarbij<br />

onvoldo<strong>en</strong>de bescherming is gebod<strong>en</strong> aan de werknemer. Deze gedachte is, aldus<br />

Verhulp, in lijn met de parlem<strong>en</strong>taire geschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> de bedoeling achter deze<br />

regeling. 169<br />

In lijn met het <strong>voor</strong>gaande heeft het Hof Amsterdam in 2005 e<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> cao opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

bepaling gelijkgesteld met rechtsgeldige opzegging of ontbinding. 170 In<br />

casu betrof het e<strong>en</strong> cao-afspraak waarin was opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

zou eindig<strong>en</strong> ingeval de werknemer zou besluit<strong>en</strong> gebruik te mak<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> overbruggingsregeling ingevolge de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regeling van het pggm. Het hof<br />

overweegt dat onder deze omstandighed<strong>en</strong> – er is e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst geslot<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> cao-partij<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkneemster heeft beslot<strong>en</strong> daarvan gebruik te mak<strong>en</strong> –<br />

de wijze waarop de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde tijd tot e<strong>en</strong> einde is<br />

gekom<strong>en</strong> niet kan word<strong>en</strong> geacht onvoldo<strong>en</strong>de bescherming te hebb<strong>en</strong> gebod<strong>en</strong><br />

in die zin dat dit e<strong>en</strong> toepassing van art. 7:667 lid 4 bw noodzakelijk maakt.<br />

Het <strong>voor</strong>deel van contractuele afsprak<strong>en</strong> is dat per bedrijfstak afsprak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gemaakt over de gew<strong>en</strong>ste doorstroming <strong>en</strong> flexibiliteit op de arbeidsmarkt<br />

of binn<strong>en</strong> de bedrijfstak. Daar waar arbeidsparticipatie van oudere werknemers<br />

minder gew<strong>en</strong>st is <strong>en</strong> het vervangingsniveau van jongere werknemers<br />

dusdanig hoog is <strong>en</strong> zowel werkgevers als werknemers daar behoefte aan hebb<strong>en</strong>,<br />

kunn<strong>en</strong> daarover afsprak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt die vervolg<strong>en</strong>s, conform de eerder<br />

besprok<strong>en</strong> uitspraak van het Hof Amsterdam ook de gew<strong>en</strong>ste gevolg<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>, namelijk het kunn<strong>en</strong> aangaan van e<strong>en</strong> nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong><br />

bepaalde tijd waar<strong>voor</strong> ge<strong>en</strong> opzegging is vereist. Hiermee wordt aangeslot<strong>en</strong> bij<br />

de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde bedrijfstak <strong>en</strong> word<strong>en</strong> de belang<strong>en</strong> van oudere<br />

werknemers door de vakbeweging aan e<strong>en</strong> belang<strong>en</strong>afweging onderworp<strong>en</strong> <strong>en</strong> zo<br />

nodig gewaarborgd. 171<br />

In het hierbov<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> arrest van het hof betrof het e<strong>en</strong> werkneemster die de<br />

leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt. Hieruit kan word<strong>en</strong> afgeleid dat contractuele<br />

afsprak<strong>en</strong> ook indi<strong>en</strong> het betreft ‘leeftijdsontslag’ van werknemers die nog<br />

niet de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd hebb<strong>en</strong> bereikt, kunn<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong> dat<br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst eindigt. Deze gedachte is in lijn met eerdere jurisprud<strong>en</strong>tie<br />

op het gebied van leeftijdsontslag, waarnaar ook al is verwez<strong>en</strong> bij de


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

bespreking van de beleidsregels van de cwi. In 2004 overweegt de Hoge <strong>Raad</strong> in<br />

het arrest Van Pelt c.s./Martinair <strong>en</strong> vnv dat leeftijdsdiscriminatie is toegestaan<br />

indi<strong>en</strong> daarbij wordt voldaan aan de eis<strong>en</strong> van legitimiteit, doelmatigheid <strong>en</strong> proportionaliteit.<br />

172 In casu ging het om cao-afsprak<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t verplichte p<strong>en</strong>sionering<br />

van vliegers op 56-jarige leeftijd om daarmee de doorstroming te bevorder<strong>en</strong>.<br />

De vraag is of deze uitkomst in strijd is met de to<strong>en</strong> nog niet ingevoerde wgbl. 173<br />

In de parlem<strong>en</strong>taire behandeling wordt de casus van de verkeersvliegers g<strong>en</strong>oemd<br />

als e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld van e<strong>en</strong> objectieve rechtvaardiging van de uitzondering op het<br />

verbod van onderscheid. Deze uitzondering is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in art. 7 lid 1 sub c van<br />

de wgbl, waarin is bepaald dat het verbod van onderscheid niet geldt indi<strong>en</strong> het<br />

onderscheid objectief gerechtvaardigd is door e<strong>en</strong> legitiem doel <strong>en</strong> de middel<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> het bereik<strong>en</strong> van dat doel pass<strong>en</strong>d <strong>en</strong> noodzakelijk zijn.<br />

E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld dat bij de wgbl wordt g<strong>en</strong>oemd als e<strong>en</strong> niet objectief gerechtvaardigd<br />

onderscheid is e<strong>en</strong> in 2000 gewez<strong>en</strong> arrest van het Hof Amsterdam. 174<br />

De knvb hanteerde e<strong>en</strong> leeftijdsgr<strong>en</strong>s <strong>voor</strong> scheidsrechters, omdat zij bov<strong>en</strong> de<br />

gehanteerde leeftijdsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>, 47 respectievelijk 49 jaar, minder goed inzetbaar<br />

zoud<strong>en</strong> zijn. Het hof oordeelt echter dat het relatief e<strong>en</strong>voudig is de inzetbaarheid<br />

te test<strong>en</strong> door scheidsrechters periodiek te lat<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong> aan cooper- of<br />

shuttletests <strong>en</strong> acht het onderscheid om die red<strong>en</strong> niet objectief gerechtvaardigd.<br />

Met betrekking tot contractuele afsprak<strong>en</strong> over het eindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

bij 65 jaar bestaat in de jurisprud<strong>en</strong>tie vrij weinig onduidelijkheid. 175<br />

Algeme<strong>en</strong> wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat dergelijke afsprak<strong>en</strong> geldig zijn <strong>en</strong> dat de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst bij dergelijke afsprak<strong>en</strong> van rechtswege eindigt. Dit is in<br />

overe<strong>en</strong>stemming met de heers<strong>en</strong>de opvatting<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t het eindig<strong>en</strong> van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> bij het bereik<strong>en</strong> van 65-jarige leeftijd, de beleidsregels van<br />

het cwi hieromtr<strong>en</strong>t <strong>en</strong> de wgbl waarin in art. 7 lid 1 sub b is bepaald dat het verbod<br />

op onderscheid niet geldt bij beëindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst weg<strong>en</strong>s<br />

het bereik<strong>en</strong> van de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd. 176 Wil m<strong>en</strong> echter bereik<strong>en</strong> dat<br />

vervolg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> bepaalde tijd kan word<strong>en</strong> aangegaan<br />

waar<strong>voor</strong> ge<strong>en</strong> opzegging nodig is, dan is daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> afspraak in de individuele<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst niet voldo<strong>en</strong>de, zo bleek eerder, maar zal m<strong>en</strong> het cwi om<br />

toestemming moet<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> of de kantonrechter moet<strong>en</strong> verzoek<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

te ontbind<strong>en</strong>. 177 De geldigheid van contractuele afsprak<strong>en</strong> over het<br />

eindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst na het bereik<strong>en</strong> van de leeftijd van 65 jaar,<br />

zal moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beoordeeld aan de hand van art. 7 lid 1 sub c wgbl. Het ligt <strong>voor</strong><br />

de hand dat de rechter hierbij aansluiting zoekt bij de beleidsregels van het cwi.<br />

4 Opzegtermijn<strong>en</strong><br />

De opzegtermijn<strong>en</strong> zijn geregeld in art. 7:672 bw. Bij de duur van de opzegtermijn<strong>en</strong><br />

wordt niet expliciet rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met de leeftijd van e<strong>en</strong> werknemer.<br />

De duur van de opzegtermijn is afhankelijk gesteld van de duur van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

Dit kan als gevolg hebb<strong>en</strong> dat werkgevers <strong>voor</strong> oudere werknemers,<br />

met veelal maar niet noodzakelijk, e<strong>en</strong> langer di<strong>en</strong>stverband, e<strong>en</strong> langere<br />

193


194<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

opzegtermijn in acht hebb<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> dan <strong>voor</strong> jongere werknemers met e<strong>en</strong><br />

korter di<strong>en</strong>stverband. Hierbij verdi<strong>en</strong>t opmerking dat de opzegtermijn in het<br />

algeme<strong>en</strong> niet wordt ervar<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> regeling die invloed heeft op het ontslagbeleid<br />

met betrekking tot oudere werknemers of leidt tot e<strong>en</strong> beperking van de<br />

flexibiliteit op de arbeidsmarkt.<br />

5 K<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag<br />

Bij de beoordeling van de vraag of e<strong>en</strong> ontslag k<strong>en</strong>nelijk onredelijk is houdt de<br />

rechter rek<strong>en</strong>ing met zowel de belang<strong>en</strong> van de werkgever als de werknemer. Bij<br />

het meeweg<strong>en</strong> van de factor leeftijd kan aansluiting word<strong>en</strong> gezocht bij de hier<strong>voor</strong><br />

besprok<strong>en</strong> aspect<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> bij de vraag of e<strong>en</strong> ontslag wel of niet<br />

gerechtvaardigd is. In het kader van e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslagprocedure zal<br />

de rechter deze omstandighed<strong>en</strong> alsmede alle andere relevante omstandighed<strong>en</strong><br />

meeweg<strong>en</strong> in de beoordeling van de vraag of hij het ontslag k<strong>en</strong>nelijk onredelijk<br />

acht <strong>en</strong> de op grond daarvan toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> vergoeding. Bij het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>nelijk onredelijke ontslagvergoeding wordt veelal aansluiting gezocht bij de<br />

kantonrechterformule. 178<br />

6 Ontbinding <strong>en</strong> ontbindingsvergoeding<br />

De rechtspraak op het gebied van ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst is<br />

casuïstisch <strong>en</strong> uitvoerig. Dit maakt het niet e<strong>en</strong>voudig e<strong>en</strong> duidelijke lijn te<br />

ontdekk<strong>en</strong> in de wijze waarop <strong>en</strong> de mate waarin kantonrechters in ontbindingsbeschikking<strong>en</strong><br />

rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met de leeftijd van werknemers. Ook bij het<br />

toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ontbindingsvergoeding <strong>en</strong> de hoogte daarvan zijn kantonrechters<br />

verdeeld over de wijze waarop <strong>en</strong> de mate waarin rek<strong>en</strong>ing di<strong>en</strong>t te<br />

word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met de leeftijd van werknemers. 179<br />

Ontbinding<br />

Rec<strong>en</strong>t heeft e<strong>en</strong> aantal kantonrechters e<strong>en</strong> ontbindingsverzoek afgewez<strong>en</strong> op<br />

grond van anciënniteit in combinatie met leeftijd. 180 Hierbij wordt soms rek<strong>en</strong>ing<br />

gehoud<strong>en</strong> met, of reflexwerking toegek<strong>en</strong>d aan de regels die daaromtr<strong>en</strong>t zijn<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in het Ontslagbesluit. 181 Veelal wordt hierbij van belang geacht dat de<br />

werknemer e<strong>en</strong> zwakke arbeidsmarktpositie heeft (mede) als gevolg van zijn leeftijd.<br />

In 2003 heeft de Kantonrechter Dev<strong>en</strong>ter e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong><br />

68-jarige werkneemster ontbond<strong>en</strong> met als (belangrijkste) argum<strong>en</strong>t dat het<br />

arbeidzame lev<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong> eindigt op 65-jarige leeftijd <strong>en</strong> dit onderscheid<br />

e<strong>en</strong> objectieve rechtvaardiging oplevert. 182 Daar de werkneemster deze leeftijd<br />

ruimschoots was gepasseerd achtte de kantonrechter ook in dit geval ontbinding<br />

onvrijwillige beëindiging weg<strong>en</strong>s hogere leeftijd gerechtvaardigd. Deze beschikking<br />

is niet in lijn met de beleidsregels van het cwi, waar de kantonrechter overig<strong>en</strong>s<br />

niet aan gehoud<strong>en</strong> is, maar kantonrechters hebb<strong>en</strong> over het algeme<strong>en</strong> wel de<br />

neiging het Ontslagbesluit te volg<strong>en</strong>. Verder is deze beschikking in strijd met de<br />

na het wijz<strong>en</strong> van beschikking ingevoerde wgbl. Het is dus zeer wel mogelijk, <strong>en</strong><br />

valt ook te verwacht<strong>en</strong>, dat de beschikking vandaag de dag anders zou uitvall<strong>en</strong>.


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Ontbindingsvergoeding<br />

In de ontbindingsvergoeding speelt de leeftijd van de werknemer e<strong>en</strong> belangrijke<br />

rol. De leeftijd van e<strong>en</strong> werknemer komt tot uitdrukking in de kantonrechtersformule<br />

die wordt gehanteerd bij de vaststelling van (de hoogte van) de ontbindingsvergoeding.<br />

In de kantonrechtersformule komt de leeftijd tot uitdrukking<br />

in de A-factor. Het aantal di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> wordt vanaf 40-jarige leeftijd 1,5 keer meegeteld<br />

<strong>en</strong> vanaf 50 jaar 2 keer. 183 Dit heeft als gevolg dat e<strong>en</strong> oudere werknemer<br />

gemiddeld e<strong>en</strong> hogere ontslagvergoeding ontvangt dan e<strong>en</strong> jongere werknemer.<br />

Hoewel het weg<strong>en</strong> van de di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds extra bescherming biedt aan de<br />

oudere werknemer, die veelal moeilijker e<strong>en</strong> nieuwe baan zal vind<strong>en</strong> dan zijn<br />

jongere collega, leidt deze regel anderzijds ertoe dat werkgevers wellicht minder<br />

snel g<strong>en</strong>eigd zull<strong>en</strong> zijn oudere werknemers aan te nem<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aantal kantonrechters<br />

184 me<strong>en</strong>t dat de werknemer die op latere leeftijd in di<strong>en</strong>st treedt van e<strong>en</strong><br />

werkgever bij de berek<strong>en</strong>ing van de ontbindingsvergoeding ge<strong>en</strong> recht heeft op<br />

de gewog<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> als is <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> in de kantonrechtersformule. 185 Deze<br />

beschikking<strong>en</strong> steun<strong>en</strong> op de gedachte dat moet word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat de<br />

werkgever wordt gestraft <strong>voor</strong> het feit dat zij e<strong>en</strong> oudere werknemer in di<strong>en</strong>st<br />

heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Deze problematiek behoeft <strong>en</strong>ige nuancering, daar de hoogte<br />

van de ontslagvergoeding is gemaximeerd tot het inkom<strong>en</strong>sverlies tot 65-jarig<br />

leeftijd. E<strong>en</strong> duidelijke lijn valt in de (zeer casuïstische) jurisprud<strong>en</strong>tie op dit<br />

gebied niet te ontdekk<strong>en</strong>, daar er ook kantonrechters zijn die m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat ook bij<br />

indi<strong>en</strong>sttreding op latere leeftijd het aantal di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> gewog<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te<br />

word<strong>en</strong>. 186<br />

Naast het mogelijk belemmer<strong>en</strong>d effect op het aannem<strong>en</strong> of in di<strong>en</strong>st houd<strong>en</strong><br />

van oudere werknemers is de weging van di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> aan de hand van de leeftijd<br />

van de werknemer mogelijk in strijd met de wgbl. Nu aanbeveling 3.2 van de<br />

kantonrechtersformule noopt tot het mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dergelijk onderscheid,<br />

zou dit deel van de aanbeveling wele<strong>en</strong>s niet in overe<strong>en</strong>stemming met deze wet<br />

kunn<strong>en</strong> zijn. Deze gedachtegang biedt de kantonrechters die van m<strong>en</strong>ing zijn<br />

dat de werkgever die e<strong>en</strong> werknemer op latere leeftijd in di<strong>en</strong>st neemt, wordt<br />

gestraft door dit deel van de aanbeveling, e<strong>en</strong> behoorlijke steun. Anderzijds is<br />

het onderscheid niet in strijd met de wgbl indi<strong>en</strong> bij het weg<strong>en</strong> van de di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong><br />

wordt voldaan aan de uitzondering g<strong>en</strong>oemd in art. 7 lid 1 sub c van de wet,<br />

zoals ook hierbov<strong>en</strong> al is besprok<strong>en</strong>. Afhankelijk van de omstandighed<strong>en</strong> kan het<br />

weg<strong>en</strong> van di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> bij het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van de ontbindingsvergoeding objectief<br />

gerechtvaardigd zijn. 187<br />

7 Conclusie<br />

Vooralsnog wordt er in politiek, rechtspraak <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schap van uitgegaan dat er<br />

e<strong>en</strong> groot maatschappelijk draagvlak is <strong>voor</strong> het hanter<strong>en</strong> van de 65-jaarsgr<strong>en</strong>s<br />

bij ontslag. In de literatuur wordt er echter wel op gewez<strong>en</strong> dat het “rommelt<br />

rond de vanzelfsprek<strong>en</strong>dhed<strong>en</strong> die aan deze leeftijd zijn opgehang<strong>en</strong>” (Westerveld<br />

2005).<br />

195


196<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

De vraag is of het uitgangspunt dat e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> werknemer<br />

die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt in beginsel niet zonder meer van rechtswege<br />

eindigt, invloed heeft op de flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Waarschijnlijk<br />

is de invloed van dit uitgangspunt vrij gering, zolang het cwi als regel hanteert<br />

dat in beginsel e<strong>en</strong> toestemming wordt verle<strong>en</strong>d indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werkgever e<strong>en</strong> werknemer<br />

die de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd heeft bereikt w<strong>en</strong>st te ontslaan. Daarnaast<br />

bestaat de mogelijkheid contractuele afsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> over het al dan<br />

niet eindig<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst waarmee <strong>en</strong> waardoor de doorstroming<br />

<strong>en</strong> de flexibiliteit op de arbeidsmarkt, daar waar dat gew<strong>en</strong>st is kan word<strong>en</strong><br />

bevorderd.<br />

Dat bij het bereik<strong>en</strong> van de leeftijd van 65 jaar in beginsel sprake is van e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst (<strong>voor</strong> onbepaalde tijd), waar<strong>voor</strong> <strong>voor</strong>afgaande opzegging,<br />

ontbinding of e<strong>en</strong> afspraak omtr<strong>en</strong>t beëindiging nodig is, hoeft ge<strong>en</strong> belemmering<br />

te vorm<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Wil m<strong>en</strong> de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst in plaats van <strong>voor</strong> onbepaalde tijd <strong>voor</strong> bepaalde tijd <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong><br />

zonder de verplichting<strong>en</strong> welke de toepassing van art. 7:667 lid 4 bw<br />

meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, dan is daarin te <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong> door het cwi toestemming te vrag<strong>en</strong> of de<br />

kantonrechter te verzoek<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst te ontbind<strong>en</strong>. 188 In dat geval<br />

kan conform de regels van art. 7: 667 bw e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> bepaalde<br />

tijd word<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> welke vervolg<strong>en</strong>s van rechtswege zal eindig<strong>en</strong>.<br />

Hetzelfde geldt indi<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> zijn gemaakt bij cao.<br />

Bij het ontslagbeleid met betrekking tot oudere werknemers zal rek<strong>en</strong>ing moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met de effect<strong>en</strong> die daarop gerichte maatregel<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

op andere groep<strong>en</strong> werknemers. Met het hanter<strong>en</strong> van de in de wgbl neergelegde<br />

regels kan <strong>en</strong>erzijds tegemoet word<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> aan de belang<strong>en</strong> van jongere<br />

werknemers, bij<strong>voor</strong>beeld omdat de behoefte aan doorstroming kan leid<strong>en</strong> tot<br />

e<strong>en</strong> objectieve rechtvaardiging <strong>voor</strong> het mak<strong>en</strong> van leeftijdsonderscheid. Anderzijds<br />

wordt met het verbod op leeftijdsonderscheid de bescherming van de<br />

oudere werknemer, waar noodzakelijk, gewaarborgd. Hiermee wordt tegemoetgekom<strong>en</strong><br />

aan de gew<strong>en</strong>ste flexibiliteit <strong>en</strong> doorstroming op de arbeidsmarkt.


not<strong>en</strong><br />

flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

1 ser-advies 05/05, 15 april 2005 <strong>en</strong> ser-advies 05/06, 15 april 2005.<br />

2 Zie onder meer nrc, 3 augustus 2005, <strong>en</strong> www.premier-ministre.gouv.fr/information/les_dossiers_actualites_19/plan_urgance.<br />

3 Per 1 oktober 2006 is de verwijtbaarheidstoets in de ww kom<strong>en</strong> vervall<strong>en</strong>. Zie<br />

hierover verder Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2005-2006, 30 370<br />

4 Zie o.a. Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 016, Wijziging van de Werkloosheidswet<br />

in verband met het prev<strong>en</strong>tief inzett<strong>en</strong> van reïntegratie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, het<br />

opdrag<strong>en</strong> van de reïntegratietaak aan overheidswerkgevers, het ondersteun<strong>en</strong><br />

van wao-herbeoordeeld<strong>en</strong> bij scholing, het subsidiër<strong>en</strong> van scholing in het kader<br />

van de wajong <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele andere wijziging<strong>en</strong> in wett<strong>en</strong> die de reïntegratieinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

betreff<strong>en</strong>.<br />

5 Zie o.a. Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 16.<br />

6 Zie kabinetsnotitie duale traject<strong>en</strong>, 1 maart 2005, Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005,<br />

30 012, nr. 3. Lissabondoelstelling<strong>en</strong>: Commissie van de Europese Geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>,<br />

mededeling aan de Europese Voorjaarsraad; Sam<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> aan werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

<strong>en</strong> groei; E<strong>en</strong> nieuwe start <strong>voor</strong> de Lissabon-strategie, Brussel: 02-02-2005 <strong>en</strong><br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2003-2004, 27 406, nr. 7, p. 5. E<strong>en</strong> startkwalificatie is volg<strong>en</strong>s<br />

de overheid het minimale onderwijsniveau dat nodig is om kans te mak<strong>en</strong> op<br />

duurzaam werk. E<strong>en</strong> startkwalificatie is e<strong>en</strong> havo of vwo-diploma of e<strong>en</strong> mbodiploma<br />

vanaf niveau 2. E<strong>en</strong> vmbo-diploma wordt dus niet gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> startkwalificatie.<br />

Tot dit niveau di<strong>en</strong>t de Nederlandse beroepsbevolking zich te<br />

ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

7 Zie bij<strong>voor</strong>beeld Ktr. Heerl<strong>en</strong>, 8 juni 2005, jar 2005/160 <strong>en</strong> Ktr. Heerl<strong>en</strong>, jar<br />

2005/87.<br />

8 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 804, nr. 17, p. 1-2.<br />

9 ser-advies 05/05, 15 april 2005.<br />

10 ser-advies 06/05, 15 april 2005.<br />

11 Bijna letterlijk van www.ser.nl. Zie ook Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2005-2006, 30 370.<br />

12 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1 <strong>en</strong> Persbericht szw van 16 september<br />

2005, nr. 05/029, ‘ww wordt brug tuss<strong>en</strong> twee ban<strong>en</strong>’.<br />

13 Ook: www.ser.nl.<br />

14 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1.<br />

15 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 11.<br />

16 Zoals reeds eerder aangegev<strong>en</strong> richt dit onderzoek zich <strong>voor</strong>al op maatregel<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> werknemers die nog niet werkloos zijn. De groep werknemers die reeds<br />

werkloos is zal wel word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd<br />

17 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 16.<br />

18 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 14/15.<br />

19 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 804, nr. 1, p. 17. Het kabinet verwijst hierbij naar<br />

het rapport van de Employm<strong>en</strong>t Taksforce Kok, Jobs, Jobs, Jobs. Creating more<br />

employm<strong>en</strong>t in Europe, November 2003.<br />

20 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 16.<br />

21 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 18.<br />

197


198<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

22 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 37. Het kabinet verwijst ter onderbouwing<br />

van deze stelling<strong>en</strong> naar: ‘Afscheid van het duale <strong>ontslagrecht</strong>’, rapport<br />

van de commissie ado, szw D<strong>en</strong> Haag 2000 <strong>en</strong> oeso Employm<strong>en</strong>t Outlook 2004.<br />

23 Zie noot 7: Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 804, nr. 1, p. 17. Het kabinet verwijst<br />

hierbij naar het rapport van de Employm<strong>en</strong>t Taksforce Kok, Jobs, Jobs, Jobs. Creating<br />

more employm<strong>en</strong>t in Europe, november 2003.<br />

24 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 40.<br />

25 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 40.<br />

26 Zie hierover o.a. Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2005-2006, 30 370.<br />

27 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 46-48 <strong>en</strong> Persbericht szw van 16<br />

september 2005, nr. 05/029, ‘ww wordt brug tuss<strong>en</strong> twee ban<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> Kamerstukk<strong>en</strong><br />

II, 2005-2006, 30 370<br />

28 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 40-41.<br />

29 Staatscourant, 13 december 2005, nr. 242.<br />

30 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 48.<br />

31 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2005-2006, 30 370, nr. 8, p. 3-4.<br />

32 Met de wijziging van het Ontslagbesluit per 1 maart 2006 is het lifo-beginsel<br />

kom<strong>en</strong> te vervall<strong>en</strong> <strong>en</strong> is het afspiegelingsbeginsel hoofdregel geword<strong>en</strong>.<br />

33 ‘Zekerheid op maat, van nazorg naar <strong>voor</strong>zorg in de sociale zekerheid’, Wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

instituut van het cda, maart 2004.<br />

34 Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 804, nr. 17, p. 2.<br />

35 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 50-51.<br />

36 Zie o.a. Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2003-2004, 27 406, nr. 7 (De k<strong>en</strong>niseconomie in zicht),<br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2003-2004, 27 406, nr. 32 (Actieplan Lev<strong>en</strong> Lang Ler<strong>en</strong>) <strong>en</strong><br />

Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2005-2006, 30 370.<br />

37 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 14. Het kabinet verwijst ter onderbouwing<br />

van deze stelling naar: R. de Mooij <strong>en</strong> P. Tang, Four Futures of Europe,<br />

D<strong>en</strong> Haag 2003.<br />

38 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 804, nr. 1, p. 9.<br />

39 Uit rec<strong>en</strong>te cijfers van het cbs blijkt overig<strong>en</strong>s dat het opleidingsniveau onder<br />

<strong>voor</strong>al Turkse <strong>en</strong> Marokkaanse allochton<strong>en</strong> het sterkst is gesteg<strong>en</strong> (nrc,<br />

27/05/05)<br />

40 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 804, nr. 1, p. 15-16.<br />

41 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 804, nr. 1, p 23.<br />

42 Interview Zalm, fd, 21 september 2005.<br />

43 Scholing lijkt zelfs invloed te hebb<strong>en</strong> op de gezondheid van werknemers. Zie in<br />

dit verband minder rec<strong>en</strong>t onderzoek waaruit blijkt dat ook het ontslag <strong>en</strong> de<br />

nasleep ervan vaak e<strong>en</strong> langdurige <strong>en</strong> desastreuze invloed hebb<strong>en</strong> op de geestesgesteldheid<br />

van de (<strong>voor</strong>al oudere) ontslag<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> hun naast<strong>en</strong>, M. van Klaver<strong>en</strong>,<br />

‘Verslag van Collectief Ontslag’, Wet<strong>en</strong>schappelijk instituut van het nvv,<br />

Amsterdam 1970, p. 7. Hierin wordt verwez<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> artikel van drs. Nijhof<br />

over de psychische gevolg<strong>en</strong> van ontslag in het Maandblad Geestelijke Volksgezondheid,<br />

1967-4. Maar ook rec<strong>en</strong>ter: Onderwijsraad, Werk mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong><br />

lang ler<strong>en</strong>, D<strong>en</strong> Haag 2003, <strong>en</strong> S. Bekker, P. Ester, <strong>en</strong> A.C.J.M Wilthag<strong>en</strong>, Jong <strong>en</strong><br />

oud op de arbeidsmarkt, g<strong>en</strong>eraties, transities <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sloop, Reed Business Information,<br />

D<strong>en</strong> Haag 2005, p. 114


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

44 Voor het gemak verwijz<strong>en</strong> wij in het kader van dit onderzoek slechts naar werkloosheid.<br />

Veel van deze middel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> ingezet in het kader van<br />

de wao of wajong<br />

45 Zie o.a. Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004–2005, 28 719, nr. 22 <strong>en</strong> www.uwv.nl.<br />

46 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2003-2004, 27 406, nr. 32, p. 5.<br />

47 Lissabondoelstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> kabinetsreactie Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2003-2004, 27 406,<br />

nr. 7, p. 5. E<strong>en</strong> startkwalificatie is volg<strong>en</strong>s de overheid het minimale onderwijsniveau<br />

dat nodig is om kans te mak<strong>en</strong> op duurzaam werk. E<strong>en</strong> startkwalificatie is<br />

e<strong>en</strong> havo- of vwo-diploma of e<strong>en</strong> mbo-diploma vanaf niveau 2. E<strong>en</strong> vmbodiploma<br />

wordt dus niet gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> startkwalificatie.<br />

48 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2003-2004, 27 406, nr. 7, p. 6.<br />

49 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 544, nr. 33, p. 5. De ambities van de projectdirectie<br />

zijn overig<strong>en</strong>s nauw verbond<strong>en</strong> met de Lissabondoelstelling<strong>en</strong> op het<br />

terrein van onderwijs <strong>en</strong> arbeid in 2010. H. van Lieshout e.a., ‘Postinitiële scholing,<br />

van patstelling naar pact’, osa, Tilburg 2005, p. 84<br />

50 Afdrachtvermindering onderwijs € 217 miljo<strong>en</strong>, aftrek Inkomst<strong>en</strong>belasting <strong>voor</strong><br />

scholingsuitgav<strong>en</strong> € 110 miljo<strong>en</strong>, esf € 64 miljo<strong>en</strong> (2002). Zie: Kamerstukk<strong>en</strong> II,<br />

2003-2004, 27 406, nr. 32, p. 19-20. Ter vergelijking: <strong>voor</strong> scholing van werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

geeft de overheid op jaarbasis e<strong>en</strong> bedrag uit van ongeveer € 1.9 miljard<br />

(2002).<br />

51 E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld van e<strong>en</strong> dergelijke adviesorganisatie biedt de door ez ingestelde<br />

adviesorgansisatie Synt<strong>en</strong>s. Zie ook www.synt<strong>en</strong>s.nl<br />

52 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 26 642, nr. 70, p. 1.<br />

53 Zie ook ‘Kabinetsnotitie duale traject<strong>en</strong>’ van 1 maart 2005, Kamerstukk<strong>en</strong> II,<br />

2004-2005, 30012, nr. 3 <strong>en</strong> ‘Ler<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong> verstrek<strong>en</strong>’, plan van aanpak 2005-<br />

2007 van de projectdirectie Werk<strong>en</strong> & Ler<strong>en</strong>, te download<strong>en</strong> via www.szw.nl<br />

54 Zie www.k<strong>en</strong>nisc<strong>en</strong>trumevc.nl.<br />

55 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 19.<br />

56 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 804, nr. 17, p. 3.<br />

57 Zie over duale traject<strong>en</strong> ook de kabinetsnotitie duale traject<strong>en</strong>, Kamerstukk<strong>en</strong> II,<br />

2004-2005, 30 012, nr. 3 <strong>en</strong> ‘Ler<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong> verstrek<strong>en</strong>’, plan van aanpak 2005-<br />

2007 van de projectdirectie Werk<strong>en</strong> & Ler<strong>en</strong>, te download<strong>en</strong> via<br />

http://www.szw.nl/.<br />

58 Zie: http://www.k<strong>en</strong>nisc<strong>en</strong>trumevc.nl/.<br />

59 De doelgroep van het Empowerm<strong>en</strong>t C<strong>en</strong>tre bestaat uit werkzoek<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, migrant<strong>en</strong>,<br />

vluchteling<strong>en</strong>, gehandicapt<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedeeltelijk arbeidsongeschikt<strong>en</strong>. Zie hierover<br />

onder andere: http://ag<strong>en</strong>tschap.szw.nl/index.cfm?fuseaction=dsp_docum<strong>en</strong>t&link_id=69083<br />

60 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2003-2004, 27 406, nr. 32, p. 11.<br />

61 Kamerstuk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 11.<br />

62 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2005-2006, 30 370, nr. 8, p.3-4.<br />

63 Zie <strong>voor</strong> deze definitie: Best practices in ww-prev<strong>en</strong>tie, Wilthag<strong>en</strong> etc., p. 16<br />

64 Zie interview met Paas, fd, 15 augustus 2005, hij geeft hierbij overig<strong>en</strong>s aan<br />

gecharmeerd te zijn van het <strong>voor</strong>stel van Kamerlid Verburg scholingsinspanning<strong>en</strong><br />

te verrek<strong>en</strong><strong>en</strong> in de ontslagvergoeding.<br />

65 Zie ook H. van Lieshout e.a., ‘Postinitiële scholing, van patstelling naar pact’,<br />

199


200<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

osa, Tilburg 2005, p. 55 e.v. <strong>en</strong> p. 90 e.v.<br />

66 De totale reserve in 2002 wordt geschat op 1 miljard euro, Waterreus 2002, p. 30.<br />

De reserve van de algeme<strong>en</strong> verbind<strong>en</strong>d verklaarde fonds<strong>en</strong> bedraagt in 2005 619<br />

miljo<strong>en</strong> euro, Persbericht<strong>en</strong> szw, 1 juni 2005, nr. 05/100.<br />

67 De vraag is of dit ook juist is. Mom<strong>en</strong>teel loopt er e<strong>en</strong> onderzoek naar het (individuele)<br />

r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> werkgevers van investering<strong>en</strong> in opleiding van werknemers.<br />

Zie www.eim.nl. Aanleiding <strong>voor</strong> het onderzoek is dat werkgevers in het<br />

algeme<strong>en</strong> weinig gevoelig zijn <strong>voor</strong> de marcro-effect<strong>en</strong> van scholing, zoals<br />

minder werkloosheid.<br />

68 Zie onderzoek H. van Lieshout e.a., ‘Postinitiële scholing, van patstelling naar<br />

pact’, osa, Tilburg 2005, p. 87-102. Dit geldt <strong>voor</strong> verschill<strong>en</strong>de scholingsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

waarbij de keus te schol<strong>en</strong> wordt overgelat<strong>en</strong> aan de werkgever.<br />

69 H. van Lieshout e.a., ‘Postinitiële scholing, van patstelling naar pact’, osa,<br />

Tilburg 2005, p. 89-90. In Frankrijk geldt e<strong>en</strong> wettelijke verplichting tot scholing.<br />

H. van Lieshout e.a., ‘Postinitiële scholing, van patstelling naar pact’, osa,<br />

Tilburg 2005, p. 58.<br />

70 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 27 406, nr. 32, p. 13.<br />

71 Deze paragraaf vormt e<strong>en</strong> bewerking van E. Verhulp, ‘Ontslagrecht in beweging?’<br />

in: Ontslagrecht in beweging, Sdu, D<strong>en</strong> Haag 2004, p. 11-12.<br />

72 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1975-1976, 13 656, nrs. 1-3.<br />

73 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1980-1981, 16 682, nrs. 1-2.<br />

74 Stb. 1984, 97.<br />

75 Het dia-rapport (Deregulering, inkom<strong>en</strong>svorming <strong>en</strong> arbeidsmarkt), Kamerstukk<strong>en</strong><br />

II, 1983-1984, 17 931, nr. 24.<br />

76 ser-advies 88/12, 16 september 1988.<br />

77 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1989-1990, 21 479, nrs. 1-3.<br />

78 Dit wets<strong>voor</strong>stel is nooit gepubliceerd, e<strong>en</strong> versie met e<strong>en</strong> stempel ‘strikt<br />

vertrouwelijk’ is bek<strong>en</strong>d. Zie over de gang van zak<strong>en</strong>: ado 2000, p. 31 e.v.<br />

79 Stb. 1998, 300 <strong>en</strong> Stb 1998, 741.<br />

80 Kamerstukk<strong>en</strong> I, 1997-1998, 25 263, nr. 132g (brief van 12 mei 1998).<br />

81 ado, Afscheid van het duale ontslagstelsel, 15 november 2000.<br />

82 star 15 juli 2003, k<strong>en</strong>merk S.A. 03.05978/Ha.<br />

83 G.J.J. Heerma van Voss, Goed werkgeverschap als bron van vernieuwing van het<br />

arbeidsrecht, Reeks vva 29.<br />

84 Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II, 29 804 (Nieuwe acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op het terrein van werk <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>),<br />

nr. 5, nr. 14 <strong>en</strong> nr. 17, p. 1-2.<br />

85 Zie M.G. Rood, ‘Naar e<strong>en</strong> nieuwe sociaalrechtelijk d<strong>en</strong>kraam’ in: F.M. Noordam<br />

(red.), Sociaalrechtelijke oraties 1977-1997, Kluwer Dev<strong>en</strong>ter 1998, p. 539, waar hij<br />

zegt dat k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> opleiding van de werknemer zijn toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, maar ondanks<br />

het feit dat het verschil in economische macht tuss<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer<br />

groot is geblev<strong>en</strong>.<br />

86 Zie onder meer A.C.J.M. Wilthag<strong>en</strong>, F. Tros <strong>en</strong> H. van Lieshout: Toward Flexicurity?<br />

Balancing flexibility and flexicurity in eu member states: paper pres<strong>en</strong>ted<br />

for the 13 th World Congress of the iira, Berlin September 2003. Zie ook:<br />

http://tilburguniversity.nl/faculties/frw/research/schoordijk/flexicurity/pub<br />

lications/papers.


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

87 Zie o.a. Ktr. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch, 7 april 2005, jar 2005/104 <strong>en</strong> verder § 5.2.<br />

88 star, ‘Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid’, 2/96, 3 april 1996.<br />

89 Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 108 (Evaluatie Wet Flexibiliteit <strong>en</strong> Zekerheid),<br />

nr. 1, p. 3-5.<br />

90 In het periodieke cao-onderzoek ‘Contract<strong>en</strong> <strong>voor</strong> bepaalde <strong>en</strong> onbepaalde tijd’,<br />

te do<strong>en</strong> in 2006, zie Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 108, nr. 1, p. 8.<br />

91 Zie Hof ’s-Grav<strong>en</strong>hage, 21 maart 2003, jar 2003/140.<br />

92 Zie o.a. Hof ’s Grav<strong>en</strong>hage, 8 april 2005, jar 2005/169, hr 3 maart 2002, jar<br />

2002/67 (Guerand/ptt) <strong>en</strong> Ktr. Zutph<strong>en</strong>, 25 februari 2003, jar 2003/100.<br />

93 Zie bijv. Pres. Rb. Haarlem, 13 juli 2001, jar 2001/171, r.o. 5.8.<br />

94 Zie bij<strong>voor</strong>beeld Ktr. Almelo, 15 juni 2000, jar 2000/165 (k<strong>en</strong>nelijk onredelijk<br />

ontslag), Ktr. ‘s-Hertog<strong>en</strong>bosch, 7 april 2005, jar 2005/104 (ontbinding met<br />

lagere vergoeding dan geldt volg<strong>en</strong>s sociaal plan omdat de werknemer aangebod<strong>en</strong><br />

scholing weigerde).<br />

95 Dit sluit echter niet uit dat (het gebrek aan) scholingsinspanning<strong>en</strong> ter bevordering<br />

van employability (wordt) kan word<strong>en</strong> verdisconteerd in het loon (dit kan<br />

<strong>voor</strong>al van belang zijn bij contract<strong>en</strong> <strong>voor</strong> bepaalde tijd waarbij het <strong>ontslagrecht</strong><br />

e<strong>en</strong> minder belangrijke rol speelt). Zie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld met betrekking tot<br />

ontslagvergoeding<strong>en</strong> <strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tie van werkloosheid E. Verhulp, ‘Ontslagrecht in<br />

beweging?’ in: Ontslagrecht in beweging, Sdu, D<strong>en</strong> Haag 2004, p. 22-23.<br />

96 hr 10 juni 1983, nj 1983, 796.<br />

97 Zie onder meer Ktr. Delft, 21 december 2000, jar 2001/30 <strong>en</strong> Ktr. Amsterdam, 22<br />

november 2002, jar 2003/2.<br />

98 Ktr. Tilburg, 2 februari 2005, jar 2005/59.<br />

99 Hof Amsterdam, 26 februari 2004. jar 2004/202, Ktr. Utrecht, 24 oktober 2001,<br />

jar 2002/30.<br />

100 Ktr. Amsterdam, 5 juni 2002, jar 2002/158, Ktr. Rotterdam, 4 mei 2002, jar<br />

2002/142, Ktr. Hoorn, 18 maart 2002, jar 2002/83.<br />

101 Ktr. Amsterdam, 7 januari 2003, jar 2003/45.<br />

102 Ktr. Rotterdam, 1 oktober 2004, jar 2004/269.<br />

103 Hof ’s Hertog<strong>en</strong>bosch, 11 mei 2004, jar 2004/165.<br />

104 Ktr. Zaandam, 1 november 2001, jar 2001/249.<br />

105 Rb. Amsterdam, 15 juni 1994, jar 1994/148.<br />

106 Zie over poaching: cpb Macro-Economische Verk<strong>en</strong>ning 1999, bijzondere onderwerp<strong>en</strong><br />

p. 117, zie http://www.cpb.nl/nl/cepmev/mev/1999/speciale_onderwerp<strong>en</strong>/employability.pdf.<br />

107 Bij brief van 4 november 2005 <strong>en</strong> http:/www.eerstekamer.nl/.<br />

108 Lees: inzetbaarheid op de arbeidsmarkt in het algeme<strong>en</strong>.<br />

109 Bijlage bij Kamerstuk 28 170, nr. 40 (14 september 2005): onderscheid naar leeftijd<br />

in cao’s.<br />

110 Kamerstukk<strong>en</strong> I, 2005-2006, 28 167, E (nadere memorie van toelichting), p. 1-2.<br />

111 Ktr. Alph<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> Rijn, 7 juli 1998, jar 1998/204.<br />

112 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 1993-94, 23 438, nr. 3.<br />

113 cpb mev 1999, p. 122, zie<br />

http://www.cpb.nl/nl/cepmev/mev/1999/speciale_onderwerp<strong>en</strong>/employability.pdf.<br />

201


202<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

114 Zie bijv. Arbitragecommissie knvb, 30 juni 1998, jar 1998/171 (De Boer/Ajax).<br />

115 Zie uitvoerig over het opleidingssysteem van de fifa: S.F.H. Jellinghaus, ‘Het<br />

opleidings- <strong>en</strong> solidariteitssysteem van de fifa: de stand van zak<strong>en</strong>’, ara 2005/2,<br />

p. 4-45.<br />

116 Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, in het bijzonder nr. 3 <strong>en</strong> <strong>voor</strong> de intrekking<br />

van de <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2005-2006, 30 370, nr, 8, p. 3-4.<br />

Zie <strong>voor</strong> de wijziging van het Ontslagbesluit, Staatscourant, 13 december 2005,<br />

nr. 242<br />

117 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 44. Zie ook de notitie ‘Heroverweging<br />

Last in, first out-beginsel’, Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2003-2004, 29 200 xv, nr. 87.<br />

118 Het onmisbaarheidscriterium werd <strong>voor</strong> 1 maart 2006 geregeld in art. 4:2 lid 5<br />

Ontslagbesluit <strong>en</strong> is nu geregeld in art. 4:2 lid 4 Ontslagbesluit. Zie over de<br />

wijzing ook: Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 11 (motie Weekers <strong>en</strong><br />

Heringa-Huizinga) <strong>en</strong> Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 12 (motie<br />

Verburg <strong>en</strong> Noorman-D<strong>en</strong> Uyl). Ook vanuit de cwi gaan stemm<strong>en</strong> op bij<br />

bedrijfseconomisch ontslag rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de onmisbaarheid van werknemers,<br />

zie Het Financieele Dagblad, 6 oktober 2005.<br />

119 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 30 109, nr. 13, p. 13.<br />

120 Zie o.a. rec<strong>en</strong>t Ktr. Haarlem, 5 november 2004, jar 2005/56 <strong>en</strong> Ktr. Sittard-<br />

Gele<strong>en</strong>, 17 mei 2005, jar 2005/143.<br />

121 Zie bijv. Halsema in e<strong>en</strong> debat met Jongerius, De Volkskrant, 26 november 2005.<br />

122 Zie interview met Paas, Het Financieele Dagblad, 15 augustus 2005, hij geeft hierbij<br />

overig<strong>en</strong>s aan gecharmeerd te zijn van het <strong>voor</strong>stel van Kamerlid Verburg<br />

scholingsinspanning<strong>en</strong> te verrek<strong>en</strong><strong>en</strong> in de ontslagvergoeding.<br />

123 Kamerstukk<strong>en</strong> ii, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 46.<br />

124 Kamerstukk<strong>en</strong> ii, 2005–2006, 30 370, nr. 3, p. 23-24. Zoals reeds eerder vermeld<br />

is dit <strong>voor</strong>stel ingetrokk<strong>en</strong>, zie Kamerstukk<strong>en</strong> II, 30 370, p. 8, p. 3-4.<br />

125 Kamerstukk<strong>en</strong> ii, 2004-2005, 30 109, nr. 1, p. 46 <strong>en</strong> Kamerstukk<strong>en</strong> ii, 2005-2006,<br />

30370, nr. 2 (<strong>voor</strong>stel van wet), p. 21 <strong>en</strong> nr. 3 (mvt), p. 24.<br />

126 Kamerstukk<strong>en</strong> ii, 2004-2005, 30 109, nr. 11, p. 1.<br />

127 Minister De Geus zegt hierover: ‘… dat de cao ge<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t is om juist meer<br />

regels te mak<strong>en</strong>, maar juist om vrijheid te creër<strong>en</strong>. De cao is juist e<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t<br />

om af te wijk<strong>en</strong> van die regels.’ Handeling<strong>en</strong> tk, 13 september 2005, 105, p. 6340.<br />

128 Kamerstukk<strong>en</strong> ii, 2004-2005, 30 109, nr. 13, p. 13.<br />

129 Zie in gelijke zin: G.J.J Heerma van Voss, ‘Driekwart dwing<strong>en</strong>d recht’, in: R.A.A.<br />

Duk e.a., cao-recht in beweging, D<strong>en</strong> Haag: Sdu 2005, p. 128 <strong>en</strong> W.A. Zondag,<br />

‘De rol van het anciënniteitsbeginsel als selectiecriterium bij ontslag weg<strong>en</strong>s<br />

bedrijfseconomische red<strong>en</strong>e’, sma 2005, nr. 10, p. 473.<br />

130 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 30 370, p. 8, p. 3-4.<br />

131 star: Advies inzake het rapport van de Adviescommissie Duaal Ontslagstelsel,<br />

15 juli 2003, publicati<strong>en</strong>ummer 07/03.<br />

132 mvt, ontwerp Drucker, A.E. Bles, Wet op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst 1909, deel iv,<br />

p. 13.<br />

133 mvt, ontwerp Drucker, A.E. Bles, Wet op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst 1909, deel iv,<br />

p. 13.<br />

134 Brief van 7 oktober 1997, k<strong>en</strong>merk av /rv/97/1553, van het Ministerie van szw.


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

135 Zie echter S.G. Canes, Critische systematische comm<strong>en</strong>taar op de wet op het<br />

arbeidscontract, Noordhoff, Groning<strong>en</strong> 1908, p. 272, waar hij erop wijst dat blijk<strong>en</strong>s<br />

de praktijk veel werkgevers maar ook werknemers niet van opzegging war<strong>en</strong><br />

gedi<strong>en</strong>d.<br />

136 Zie bij<strong>voor</strong>beeld crvb, 4 november 1999, tar 1999, 100, <strong>en</strong> E. Verhulp (red.)<br />

‘Inleiding Nederlands Ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>recht’, bju 2003, p. 59.<br />

137 Hierbij gaan wij niet in op de ev<strong>en</strong>tuele mogelijkheid tot premiediffer<strong>en</strong>tiatie<br />

respectievelijk prev<strong>en</strong>tieprikkel <strong>voor</strong> oudere werknemers vanuit de ww<br />

138 Ktr. Almelo, 15 juni 2000, jar 2000/165.<br />

139 Hof ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch, 9 december 2003, jar 2004/32<br />

140 Zie hr, 1 maart 2002, jar 2002/66 <strong>en</strong> 67 (tno/Termeul<strong>en</strong> <strong>en</strong> Guèrand/ptt). Zie<br />

uitgebreider over welke aansprak<strong>en</strong> wel <strong>en</strong> welke niet kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meegewog<strong>en</strong><br />

in de ontbindingprocedure o.a. rec<strong>en</strong>t T.E.E. Tjong Tjin Tai <strong>en</strong> Th. Veling, in:<br />

Voor De Laat: de Hoge <strong>Raad</strong>, blz. 155-183, Reeks Ver<strong>en</strong>iging <strong>voor</strong> Arbeidsrecht nr.<br />

34, Kluwer, Dev<strong>en</strong>ter 2005, C.J. Loonstra <strong>en</strong> L.G. Verburg. ‘Hoe exclusief is exclusief?<br />

Over de juridische status van de 685-procedure <strong>en</strong> de contractuele vergoeding’,<br />

ara 2005/1, p. 48-752.<br />

141 Zie vorige noot.<br />

142 Ktr. Amsterdam, 30 augustus 2004, jar 2004/224, Ktr. Sittard, 21 december<br />

2001, jar 2002/28 (verweer werknemers).<br />

143 Ktr. Sittard-Gele<strong>en</strong>, 16 oktober 2003, jar 2003/271.<br />

144 Ktr. Utrecht, 21 januari 2003, jar 2003/51.<br />

145 Krt. Amsterdam, 17 februari 2004, jar 2004/56 (ge<strong>en</strong> afwijking anciënniteitsbeginsel,<br />

ontbinding weg<strong>en</strong>s gebrekkige opleiding).<br />

146 Ktr. Rotterdam, 23 juni 1999, jar 1999/141 (afwijking anciënniteitsbeginsel na<br />

weigering werknemer tot overleg over ander functie. Werkgever voert aan dat<br />

oudere werknemer scholing minder snel met goed gevolg zal afrond<strong>en</strong>), Ktr.<br />

Haarlem, 5 november 2004, jar 2005/56, (afwijking anciënniteitsbeginsel,<br />

werknemer beschikt over specialisme <strong>en</strong> is niet anders inzetbaar), Ktr. Sittard-<br />

Gele<strong>en</strong>, 17 mei 2005, jar 2005/143, Ktr. Nijmeg<strong>en</strong>, 3 mei 2005, jar 2005/163<br />

(afwijking anciënniteitsbeginsel, na aanbied<strong>en</strong> scholing).<br />

147 Ktr. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch, 7 april 2005, jar 2005/104. E<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander blijkt uit de<br />

beschikking van de kantonrechter ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch waarin wordt verwez<strong>en</strong><br />

naar e<strong>en</strong> beschikking van de kantonrechter Utrecht. In verband met de Baijingsleer<br />

kon de kantonrechter ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch hierover niet opnieuw oordel<strong>en</strong><br />

148 Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 804 (Nieuwe acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op het terrein van<br />

werk <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>), nr. 5, nr. 14 <strong>en</strong> nr. 17, p. 1-2.<br />

149 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2004-2005, 29 804 (Nieuwe acc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op het terrein van werk<br />

<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>), nr. 17, p. 2<br />

150 Zie <strong>voor</strong> k<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag: Ktr. Almelo, 15 juni 2000, jar 2000/165 <strong>en</strong><br />

hof ‘s-Hertog<strong>en</strong>bosch, 9 december 2003, jar 2004/32 <strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontbinding o.a.<br />

Krt. Sittard-Gele<strong>en</strong>, 16 oktober 2003, jar 2003/271, Ktr. Utrecht, 21 januari 2003,<br />

jar 2003/51 <strong>en</strong> Ktr. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch, 7 april 2005, jar 2005/104.<br />

151 Ook dit <strong>voor</strong>stel is ingtrokk<strong>en</strong> in combinatie met het <strong>voor</strong>stel de sociale partners<br />

de mogelijkheid te bied<strong>en</strong> af te wijk<strong>en</strong> van de prev<strong>en</strong>tieve toets. Kamerstukk<strong>en</strong> II,<br />

2005-2006, 30 370, nr. 8, p. 4.<br />

203


204<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

152 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2005-2006, 30 370, nr. 3, p. 19.<br />

153 Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2005-2006, 30 370, nr. 3, p. 42.<br />

154 Zie persbericht swz, 7 december 2005, nr. 05/209 ‘‘Last in, first out niet langer<br />

hoofdregel bij ontslag’ <strong>en</strong> Staatscourant, 13 december 2005, nr. 242.<br />

155 Zie de aanbeveling<strong>en</strong> van de kring van kantonrechters, aanbeveling<strong>en</strong> 3.6. <strong>en</strong> hr,<br />

14 juni 2002 <strong>en</strong> jar 2002/165 (Bulut/Troost).<br />

156 In de literatuur is discussie geweest over de vraag of e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> onbepaalde tijd van rechtswege kan eindig<strong>en</strong> <strong>en</strong> over de vraag of e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> werknemer die de leeftijd van 65 jaar bereikt moet<br />

word<strong>en</strong> aangemerkt als e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> bepaalde tijd of <strong>voor</strong><br />

onbepaalde tijd. Het strekt in het kader van dit onderzoek te ver deze discussie<br />

nader uit te werk<strong>en</strong>. Zie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> overzicht van deze discussie M.J.M.T. Keulaerds<br />

<strong>en</strong> P.C. Vas Nunes, ‘P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontbinding’, in: Ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

in ti<strong>en</strong>voud, reeks Ver<strong>en</strong>iging <strong>voor</strong> arbeidsrecht, nr. 35, Dev<strong>en</strong>ter, Kluwer<br />

2005, p.111-133.<br />

157 Zie o.a. E. Lutjes, P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werknemers (diss. vu), Zwolle<br />

Tje<strong>en</strong>k Willink 1989, p. 696-698 <strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t: M. Heemskerk, ‘Ontslagrecht <strong>voor</strong><br />

65-plusser is onduidelijk’, sma, maart 2005, nr. 3, p. 131. Hierbij laat ik verder<br />

buit<strong>en</strong> beschouwing of in dat geval de arbeidsovere<strong>en</strong>komst moet word<strong>en</strong> gekwalificeerd<br />

als arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> bepaalde tijd of <strong>voor</strong> onbepaalde tijd. Zie<br />

hierover meer uitgebreid, W.F.C. van Meeg<strong>en</strong>, ‘Einde van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> onbepaalde tijd met e<strong>en</strong> maximumduur?’, Arbeidsrecht 1998, 63 <strong>en</strong><br />

M.J.M.T. Keulaerds <strong>en</strong> P.C. Vas Nunes, ‘P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontbinding’, in: Ontbinding van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst in ti<strong>en</strong>voud, reeks Ver<strong>en</strong>iging <strong>voor</strong> arbeidsrecht, nr. 35,<br />

Dev<strong>en</strong>ter, Kluwer 2005, p. 124<br />

158 E.Verhulp, in jar-Verklaard van 2 juli 2005, Sdu 2005, p. 9 <strong>en</strong> M.J.M.T. Keulaerds<br />

<strong>en</strong> P.C. Vas Nunes, a.w.<br />

159 hr, 13 januari 1995, jar 1995 /35 (Codfried/iss).<br />

160 hr, 1 november 2002, jar 2002/279.<br />

161 hr, 8 oktober 2004, jar 2004/258 (Van Pelt c.s/Martinair <strong>en</strong> vnv).<br />

162 Zie Ktr. Utrecht, 22 februari 2005, jar 2005/77.<br />

163 Zie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> overzicht Beleidsregels ontslagtaak cwi, Beleidsregels <strong>voor</strong> de uitvoering<br />

van artikel 6 bba <strong>en</strong> het ontslagbesluit, hoofdstuk 35.<br />

164 Wet van 17 december 2003, Stb. 30 ter uitvoering van de richtlijn 2000/78/eg<br />

tot instelling van e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> kader <strong>voor</strong> gelijke behandeling in arbeid <strong>en</strong><br />

beroep (pbeg, 2000, L303).<br />

165 Beleidsregels ontslagtaak cwi, Beleidsregels <strong>voor</strong> de uitvoering van artikel 6 bba<br />

<strong>en</strong> het ontslagbesluit, hoofdstuk 35, p. 35-36.<br />

166 Zie over de wijziging van het Ontslagbesluit <strong>en</strong> heroverweging van het last in,<br />

first out-beginsel ook hoofdstuk 2.<br />

167 Zie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> uitwerking van wat onder uitwisselbare functies moet word<strong>en</strong><br />

verstaan uitgebreid W.A. Zondag, ‘De rol van het anciënniteitsbeginsel als selectiecriterium<br />

bij ontslag weg<strong>en</strong>s bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong>’, sma 2005, nr. 10,<br />

p. 459 e.v.<br />

168 Deze regel vormt de codificatie van de zog<strong>en</strong>aamde Ragetlieregel, zie hr, 4 april<br />

1986, nj 1987, 678 (Ragetlie).


flexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

169 E.Verhulp, in jar-Verklaard van 2 juli 2005, Sdu 2005, p. 8.<br />

170 Hof Amsterdam, 25 april 2005, jar 2005/132.<br />

171 Zie over rec<strong>en</strong>te <strong>voor</strong>stell<strong>en</strong> sociale partners meer ruimte te gev<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het<br />

<strong>ontslagrecht</strong> hoofdstuk 2.<br />

172 Hoge <strong>Raad</strong>, 8 oktober 2004, jar 2004/258.<br />

173 Zie Kamerstukk<strong>en</strong> II, 2001-2002, 28 170, nr. 3 (mvt).<br />

174 Hof Amsterdam, 13 januari 2000, jar 2000/42.<br />

175 Zie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> overzicht de in paragraaf 1 van dit hoofdstuk besprok<strong>en</strong> jurisprud<strong>en</strong>tie.<br />

176 Hier wordt verder buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong> het mogelijke verschil tuss<strong>en</strong> 65jarige<br />

leeftijd <strong>en</strong> de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd.<br />

177 Zie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld, Ktr. Utrecht, 30 september 2005, jar 2005/261.<br />

178 Over de reflexwerking van de kantonrechtersformule op de k<strong>en</strong>nelijk onredelijk<br />

ontslagvergoeding zijn de m<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, ook onder rechters, verdeeld. Zie hierover<br />

o.a. C.G. Scholt<strong>en</strong>s, ‘K<strong>en</strong>nelijk-onredelijk-ontslagvergoeding<strong>en</strong> 1992-2001,<br />

verschil moet er zijn’, ArbeidsRecht 2002, nr. 11, p. 3-14.<br />

179 Deze onduidelijkheid hangt wellicht (deels) sam<strong>en</strong> met het appèlverbod, zoals<br />

neergelegd in art.7:685 lid 11 bw<br />

180 Zie Ktr. Utrecht, 2 juli 2004, jar 2004/201 <strong>en</strong> Ktr. Dev<strong>en</strong>ter, 30 november 2005,<br />

jar 2006/23<br />

181 Ktr. Dev<strong>en</strong>ter, 30 november 2005, jar 2006/23.<br />

182 Ktr. Dev<strong>en</strong>ter, 28 mei 2003, jar 2003/186.<br />

183 Zie aanbeveling 3.2 van de aanbeveling<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de procedures ex. art. 7:685 bw<br />

van de kring van kantonrechters.<br />

184 Zie o.a Ktr. Zwolle, 14 maart 2005, jar 2005/94 <strong>en</strong> Ktr. Almelo, 22 juni 2005 jar<br />

2005/176.<br />

185 Zie hierover ook E.Verhulp in jar-Verklaard april 2003-juni 2003 <strong>en</strong> E.Verhulp<br />

in jar-Verklaard 2 juli 2005, p. 9-10.<br />

186 Zie bij<strong>voor</strong>beeld Ktr. Alph<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> Rijn, 1 juli 2003, jar 2003/183.<br />

187 Hierbij verdi<strong>en</strong>t opmerking dat de gedachte dat trouwe di<strong>en</strong>st, van veelal oudere<br />

werknemers, moet word<strong>en</strong> beloond <strong>en</strong> de gedachte dat oudere werknemers veelal<br />

e<strong>en</strong> slechtere positie op de arbeidsmarkt hebb<strong>en</strong> zeer wel kan leid<strong>en</strong> tot de<br />

conclusie dat er e<strong>en</strong> objectieve rechtvaardiging is <strong>voor</strong> het weg<strong>en</strong> van de di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong>.<br />

Zie over het anciënniteitsbeginsel rec<strong>en</strong>t <strong>en</strong> zeer uitgebreid W.A. Zondag,<br />

‘De rol van het anciënniteitsbeginsel als selectiecriterium bij ontslag weg<strong>en</strong>s<br />

bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong>’, sma 2005, nr. 10, p. 458-473. Met de invoering van<br />

de wgbl staat echter wel het automatisme het weg<strong>en</strong> van di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> (op zijn<br />

minst) ter discussie.<br />

188 Zie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> dergelijk verzoek Ktr. Utrecht, 30 september 2005, jar 2005/261.<br />

205


206<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

literatuur<br />

Arbeidsinspectie (2003) Lev<strong>en</strong>sloopbest<strong>en</strong>dige afsprak<strong>en</strong>, D<strong>en</strong> Haag: Ministerie van<br />

Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid.<br />

Arbeidsinspectie (2005) Voorjaarsrapportage cao-afsprak<strong>en</strong> 2005, D<strong>en</strong> Haag: Ministerie<br />

van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid.<br />

Arbeidsinspectie (2004) Voorjaarsrapportage cao-afsprak<strong>en</strong> 2004, D<strong>en</strong> Haag: Ministerie<br />

van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid.<br />

Baris, A. (2004) ‘Kiez<strong>en</strong> <strong>voor</strong> groei’, Sociaal Recht 10: 329-330.<br />

Baris, A. (2004) ‘Vergoeding bij ontslag zonder grondslag?’, sma 339-345.<br />

Bar<strong>en</strong>drecht, J.M. (1994) ‘Civielrechtelijke ontslagbescherming?’, tvvs 9: 230-235.<br />

Bekker, S., P. Ester <strong>en</strong> A.C.J.M. Wilthag<strong>en</strong> (2005) Jong <strong>en</strong> oud op de arbeidsmarkt g<strong>en</strong>eraties,<br />

transities <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sloop, D<strong>en</strong> Haag: Reed Business Information.<br />

Boone, J. <strong>en</strong> J.C. van Ours (2004) ‘Effective active labor market policies’, Discussion<br />

paper, Tilburg: Tilburg University.<br />

Bung<strong>en</strong>er, A.F. <strong>en</strong> E. Verhulp (2004) ‘De e<strong>en</strong>zijdige verl<strong>en</strong>gingsoptie in de arbeidsovere<strong>en</strong>komst’,<br />

Arbeidsrecht, 64.<br />

Canes, S.G. (1908) Critische systematische comm<strong>en</strong>taar op de wet op het arbeidscontract,<br />

Groning<strong>en</strong>: Noordhoff.<br />

Commissie van de Europese Geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> (2005) Mededeling aan de Europese Voorjaarsraad;<br />

Sam<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> aan werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> groei. E<strong>en</strong> nieuwe start <strong>voor</strong> de<br />

Lissabon-strategie, Brussel.<br />

cpb mev (1999)<br />

http://www.cpb.nl/nl/cepmev/mev/1999/speciale_onderwerp<strong>en</strong>/employability.pdf<br />

Damsteegt, A.C. (2003) De aansluiting van het werkloosheidsrecht op het <strong>ontslagrecht</strong>,<br />

D<strong>en</strong> Haag: rul.<br />

Employm<strong>en</strong>t Taskforce Kok (2003) Jobs, Jobs, Jobs. Creating more employm<strong>en</strong>t in Europe.<br />

Evers, G.H.M., A.J.C.M. Wilthag<strong>en</strong> <strong>en</strong> I. Borghouts-van der Pas et al. (2004) Best practices<br />

in ww-prev<strong>en</strong>tie, Tilburg: osa.<br />

Het Financieele Dagblad (2005) ‘Hoge werkloosheid houdt jonger<strong>en</strong> in de schoolbank<strong>en</strong>’,<br />

30 augustus.<br />

Het Financieele Dagblad (2005) ‘K<strong>en</strong>nis kost veel, maar geeft meer’, 6 oktober.<br />

Fortuyn, P. (2002) De puinhop<strong>en</strong> van acht jaar paars, Uithoorn: Karakter.<br />

Fredman, S. (2004) ‘The Ideology of new Labour Law’, in C. Barnard et al. The Future of<br />

Labour Law, Liber Amicorum Sir Bob Hepple, Oxford.<br />

Fr<strong>en</strong>kel, B.S. (1986) Scholing <strong>en</strong> vakopleiding als sociaal recht, Tilburg.<br />

Grapperhaus, F.B.J. (2003) ‘De positie van de bestuurder van de Nederlandse beursv<strong>en</strong>nootschap’<br />

Ondernemingsrecht, 11:422.<br />

Grapperhaus, F.B.J. (2003) ‘Het recht van de werknemer op e<strong>en</strong> beëindigingsvergoeding<br />

staat los van zijn recht op (werkloosheids)uitkering’, Sociaal Recht 1: 4-5<br />

Heemskerk, M. (2005) ‘Ontslagrecht <strong>voor</strong> 65-plusser is onduidelijk’, sma 3: 131<br />

Heerma van Voss, G.J.J. <strong>en</strong> P.F. van der Heijd<strong>en</strong> (1990) Herzi<strong>en</strong>ing van het <strong>ontslagrecht</strong><br />

volg<strong>en</strong>s wets<strong>voor</strong>stel 21 479, sr 1990-5.<br />

Heerma van Voss, G.J.J. (1993) Ontslagrecht in Nederland <strong>en</strong> Japan, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer.


Heerma van Voss, G.J.J. (2005) ‘Driekwart dwing<strong>en</strong>d recht’ in R.A.A. Duk et al. Cao-recht<br />

in beweging, D<strong>en</strong> Haag Sdu.<br />

Heijd<strong>en</strong> van der, P.F. <strong>en</strong> F.M. Noordam (2001) ‘De waarde(n) van het sociaal recht, over<br />

beginsel<strong>en</strong> van sociale rechtsvorming <strong>en</strong> hun werking’ in Tje<strong>en</strong>k Willink Preadvies<br />

nvj, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer.<br />

Keulaerds, M.J.M.T. <strong>en</strong> P.C. Vas Nunes (2005) ‘P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontbinding’ in ‘Ontbinding van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst in ti<strong>en</strong>voud’, Reeks Ver<strong>en</strong>iging <strong>voor</strong> Arbeidsrecht, 35,<br />

Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer.<br />

Koning, J. (2005) ‘Effectief arbeidsmarktbeleid: effectiever dan vaak wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>’,<br />

Tijdschrift <strong>voor</strong> Arbeidsvraagstukk<strong>en</strong>, 1: 16.<br />

Kuip, S.W. (1993) Ontslagrecht met bijzondere aandacht <strong>voor</strong> de dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong>, Dev<strong>en</strong>ter:<br />

Kluwer.<br />

Leuv<strong>en</strong>, L. <strong>en</strong> H. Oosterbeek (2001) Scholing van werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Deel ii: Determinant<strong>en</strong> van<br />

deelname aan scholing, D<strong>en</strong> Haag: Ministerie van Economische Zak<strong>en</strong>.<br />

Lieshout, H. van, P. Kamphuis, F. Jellema <strong>en</strong> T. Wilthag<strong>en</strong> (2005) Postinitiële scholing, van<br />

patstelling naar pact, Tilburg: osa.<br />

Loonstra, C.J. (2000) ‘Het systeem van het ontslagvergoedingsrecht’, in De onderneming<br />

<strong>en</strong> het arbeidsrecht in de 21 e eeuw; Liber Amicorum <strong>voor</strong> Prof. Mr. F. Koning, D<strong>en</strong><br />

Haag: bju.<br />

Loonstra, C.J. (2001) ‘De rechtsgrond(<strong>en</strong>) van ontslagvergoeding<strong>en</strong>’, in Arbeidsrecht, 8/9:<br />

32-40.<br />

Loonstra, C.J. <strong>en</strong> W.A. Zondag (2000) ‘Ontslagvergoedingsrecht: stand van zak<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

perspectief’, njb 1267.<br />

Loonstra, C.J. <strong>en</strong> L.G. Verburg (2005) ‘Hoe exclusief is exclusief? Over de juridische<br />

status van de 685-procedure <strong>en</strong> de contractuele vergoeding’, ara 1: 48-752.<br />

Lutjes, E. (1989) P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werknemers, Zwolle: Tje<strong>en</strong>k Willink.<br />

Meesg<strong>en</strong>, W.F.C. van (1998) ‘Einde van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde tijd<br />

met e<strong>en</strong> maximumduur?’, Arbeidsrecht 63.<br />

Ministerie van Economische Zak<strong>en</strong> (2003) Innovatiebrief; deel i. In actie <strong>voor</strong> innovatie,<br />

D<strong>en</strong> Haag.<br />

Ministerie van Economische Zak<strong>en</strong> (2004) Tr<strong>en</strong>drapport. Vraag naar arbeid, D<strong>en</strong> Haag.<br />

Ministerie van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid (2005) Plan van aanpak 2005-2007<br />

Werk<strong>en</strong> & Ler<strong>en</strong>, D<strong>en</strong> Haag.<br />

Ministerie van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid (2005) Empowerm<strong>en</strong>t C<strong>en</strong>tre<br />

http://ag<strong>en</strong>tschap.szw.nl/index.cfm?fuseaction=dsp_docum<strong>en</strong>t&link_id=6908<br />

3<br />

Nieuwland, D.S. (2004) ‘De e<strong>en</strong>zijdige optie nader beschouwd’ Rechtshulp, 6/7: 37-42.<br />

Noordam, F.M. (2000) ‘Einde werk, einde verhaal? Vijf modell<strong>en</strong>’, blz. 341 in C.J. Loonstra,<br />

De onderneming <strong>en</strong> het arbeidsrecht in de 21 ste eeuw, D<strong>en</strong> Haag: bju.<br />

Partij van de Arbeid (2005) Beginsel<strong>en</strong>, Amsterdam: pvda.<br />

Rayer, C.W.G., F.H. Tros <strong>en</strong> E. Verhulp (2005) ‘Flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid in sociale plann<strong>en</strong>.<br />

Naar meer activering?’ sma, 12: 529.<br />

Rood, M.G. (1998) ‘Naar e<strong>en</strong> nieuw sociaalrechtelijk d<strong>en</strong>kraam’ in F.M. Noordam (red.)<br />

Sociaalrechtelijke oraties 1977-1997, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer.<br />

Rooz<strong>en</strong>daal, W.L. (2005) ‘De zorg<strong>en</strong>de werkgever. Over de grondslag<strong>en</strong> van de verantwoordelijkheid<br />

van de ziekte van de werknemer’ ArbeidIntegraal, 3: 23-37.<br />

literatuur<br />

207


208<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Scholt<strong>en</strong>s C.G. (2001) ‘Malus in de ww, e<strong>en</strong> nieuw monstrum’, njb 1071-1072 .<br />

Scholt<strong>en</strong>s C.G. (2002) ‘K<strong>en</strong>nelijk-onredelijk-ontslagvergoeding<strong>en</strong> 1992-2001, verschil<br />

moet er zijn’, ArbeidsRecht 11: 3-14.<br />

T.E.E. Tjong Tjin Tai <strong>en</strong> Th. Veling (2005) ‘Voor De Laat: de Hoge <strong>Raad</strong>’, Reeks Ver<strong>en</strong>iging<br />

<strong>voor</strong> Arbeidsrecht 34: 155, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer.<br />

Velz<strong>en</strong>, M. van (2004) Learning on the fly. Worker training in the age of employm<strong>en</strong>t flexibility,<br />

Amsterdam.<br />

Verburg, L.G. (2005) ‘De bestuurder beschermd: effect<strong>en</strong> van dualiteit op de positie van<br />

statutair directeur’ Arbeidsrecht, 43:23.<br />

Verhulp, E.(2003) (red.) Inleiding Nederlands Ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>recht, D<strong>en</strong> Haag: bju.<br />

Verhulp, E. (2004) ‘Ontslagrecht in beweging?’ in E. Verhulp Ontslagrecht in beweging,<br />

D<strong>en</strong> Haag: sdu.<br />

Verhulp, E. (2005) ‘De opzegtermijn<strong>en</strong> nader beschouwd’ in Arbeidsrecht, 1.<br />

vno-ncw (2003) Nederland moet slimmer. Onderwijsbeleid <strong>voor</strong> de k<strong>en</strong>niseconomie 2010,<br />

Amsterdam: vno-ncw.<br />

Waterreus, J.M. (2002) o&o-fonds<strong>en</strong> op herhaling, Amsterdam: Max Goote K<strong>en</strong>nisc<strong>en</strong>trum.<br />

Westerveld, M. (2005) ‘Weg met de 65-jaargr<strong>en</strong>s! Of niet?’ sma 7/8: 346-354.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijk Instituut <strong>voor</strong> het cda (2004) Zekerheid op maat, van nazorg naar<br />

<strong>voor</strong>zorg in sociale zekerheid, D<strong>en</strong> Haag: wi cda.<br />

Wilthag<strong>en</strong>, A.C.J.M., P. Ester, H.E. Meihuiz<strong>en</strong>, H. van d<strong>en</strong> Berg, I. Borghouts- Van de Pas,<br />

W.A. Zondag <strong>en</strong> G. Evers (2004) Best practices in ww-prev<strong>en</strong>tie, Tilburg: osa<br />

Wilthag<strong>en</strong>, A.C.J.M., F. Tros <strong>en</strong> H. van Lieshout (2003) ‘Toward Flexicurity? Balancing<br />

flexibility and security’ in eu member states: paper pres<strong>en</strong>ted for the 13 th World<br />

Congress of the irra, Berlin.<br />

Zondag, W.A. (2005) ‘De rol van het anciënniteitsbeginsel als selectiecriterium bij ontslag<br />

weg<strong>en</strong>s bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong>’, sma, 10: 472.


5 ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische<br />

analyse<br />

Ann-Sophie Vand<strong>en</strong>berghe<br />

5.1 inleiding<br />

ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

Wanneer e<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> e<strong>en</strong> werknemer e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst sluit<strong>en</strong>,<br />

wet<strong>en</strong> zij dat de toekomst onzeker is. Deze onzekerheid is het gevolg van e<strong>en</strong><br />

gebrek aan informatie over de economische omstandighed<strong>en</strong> in de toekomst.<br />

Aangezi<strong>en</strong> het <strong>voor</strong> de arbeidspartij<strong>en</strong> onmogelijk is om bij het aangaan van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> te treff<strong>en</strong> <strong>voor</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> waarover zij<br />

nog ge<strong>en</strong> informatie hebb<strong>en</strong>, di<strong>en</strong><strong>en</strong> zij aanpassingsmechanism<strong>en</strong> af te sprek<strong>en</strong>.<br />

Deze aanpassingsmechanism<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het mogelijk dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

– in hun wederzijds belang – wordt aangepast aan gewijzigde omstandighed<strong>en</strong>.<br />

De aanpassing kan inhoud<strong>en</strong> dat de inhoud van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, zoals de<br />

werkzaamhed<strong>en</strong>, de arbeidsplaats, de arbeidsduur of het loon, wordt gewijzigd of<br />

dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst in haar geheel wordt beëindigd. E<strong>en</strong> drietal aanpassingsmechanism<strong>en</strong><br />

kan word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>: aanpassing door wederzijds<br />

akkoord, de e<strong>en</strong>zijdige aanpassing <strong>en</strong> aanpassing door e<strong>en</strong> derde partij.<br />

Het arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>recht bevat e<strong>en</strong> aantal dwing<strong>en</strong>de regels <strong>voor</strong> de<br />

aanpassing van de arbeid. De wijziging <strong>en</strong> de beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

zijn belangrijke leerstukk<strong>en</strong> uit het arbeidsrecht. Aan de aanpassing door<br />

wederzijds akkoord word<strong>en</strong> in principe ge<strong>en</strong> andere eis<strong>en</strong> gesteld dan die welke<br />

geld<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het sluit<strong>en</strong> van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong>. T<strong>en</strong><br />

aanzi<strong>en</strong> van de e<strong>en</strong>zijdige aanpassing door de werkgever geld<strong>en</strong> wel specifieke<br />

regels die er veelal op neerkom<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> derde partij – de rechter of de administratieve<br />

overheid – oordeelt over de w<strong>en</strong>selijkheid van de aanpassing, die daardoor<br />

eig<strong>en</strong>lijk niet langer als e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zijdige aanpassing kan word<strong>en</strong> beschouwd,<br />

maar als e<strong>en</strong> aanpassing door e<strong>en</strong> derde partij. 1 De bescherming van de werknemer<br />

staat hierbij <strong>voor</strong>op. Dit is onder meer het geval <strong>voor</strong> de e<strong>en</strong>zijdige beëindiging<br />

van de arbeidsrelatie door middel van opzegging door de werkgever. Waar in<br />

het begin van de twintigste eeuw slechts de vereiste gold om bij het opzegg<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

wettelijke opzegtermijn in acht te nem<strong>en</strong>, heeft daarna e<strong>en</strong> verschuiving plaatsgevond<strong>en</strong><br />

van ontslagvrijheid (van de werkgever) naar ontslagbescherming (van<br />

de werknemer), ter bescherming van het sociaal <strong>en</strong> economisch belang dat het<br />

behoud van de baan <strong>voor</strong> de werknemer verteg<strong>en</strong>woordigt (Bakels 1997: 94). De<br />

ontslagvrijheid van de werknemer wordt in Nederland beperkt doordat <strong>voor</strong> de<br />

e<strong>en</strong>zijdige opzegging van de arbeidsrelatie van onbepaalde duur e<strong>en</strong> vergunning<br />

van de C<strong>en</strong>trale organisatie <strong>voor</strong> werk <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> (cwi) is vereist. De cwi toetst<br />

of het <strong>voor</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ontslag redelijk is. Daartoe zal de werkgever moet<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong><br />

dat hij e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> heeft <strong>voor</strong> het ontslag. 2 Door deze vorm van<br />

ontslagbescherming die betrekking heeft op de grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het ontslag, krijgt<br />

de werknemer meer baanzekerheid. 3<br />

209


210<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Meer baanzekerheid <strong>voor</strong> de <strong>en</strong>e partij, de werknemer, betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> andere<br />

partij, de werkgever, meer risico’s moet drag<strong>en</strong>. Sedert de jar<strong>en</strong> tachtig van de<br />

vorige eeuw zijn wetsontwerp<strong>en</strong> ingedi<strong>en</strong>d <strong>en</strong> sommige ingevoerd om het<br />

<strong>ontslagrecht</strong> te versoepel<strong>en</strong>, maar tot e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>tele wijziging van het <strong>ontslagrecht</strong><br />

heeft dit niet geleid (Bakels 1997: 94). De poging<strong>en</strong> tot versoepeling van<br />

het <strong>ontslagrecht</strong> rust<strong>en</strong> deels op de overweging dat de bestaande ontslagbescherming<br />

werkgevers zou ontmoedig<strong>en</strong> om nieuw personeel aan te trekk<strong>en</strong> (Jacobs<br />

<strong>en</strong> Ples<strong>en</strong> 1992: 83). Regels die de baanzekerheid verhog<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> het aantal<br />

beschikbare ban<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee de werkzekerheid verlag<strong>en</strong>. Echter, in term<strong>en</strong> van<br />

werkloosheid <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid presteert de Nederlandse arbeidsmarkt niet<br />

slechter dan de meer flexibele arbeidsmarkt<strong>en</strong>. 4 Maar ontslagbescherming kan<br />

ook gevolg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de manier waarop de arbeid wordt georganiseerd <strong>en</strong> op<br />

de productieve waarde van bestaande arbeidsrelaties.<br />

Ontslagbescherming kan ertoe leid<strong>en</strong> dat werkgevers besluit<strong>en</strong> om de arbeid<br />

anders te organiser<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld op basis van tijdelijke contract<strong>en</strong>, uitz<strong>en</strong>darbeid<br />

of opdrachtovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. Deze overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> geme<strong>en</strong> dat ze<br />

zonder tuss<strong>en</strong>komst van e<strong>en</strong> derde partij kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beëindigd. Bedrijv<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> grote onzekerheid over de gepaste grootte <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>stelling van hun<br />

personeelsbestand in de toekomst, kiez<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal gevall<strong>en</strong> <strong>voor</strong> deze flexibelere<br />

vorm<strong>en</strong> van arbeidsrelaties. Op die manier kunn<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> het risico<br />

vermijd<strong>en</strong> dat ze in de toekomst gebond<strong>en</strong> zijn aan e<strong>en</strong> arbeidsrelatie die zij niet<br />

will<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge van e<strong>en</strong> wijziging in de economische omstandighed<strong>en</strong>.<br />

De Nederlandse arbeidsmarkt is verdeeld tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groep werknemers<br />

met e<strong>en</strong> los of tijdelijk di<strong>en</strong>stverband die vaak van baan wissel<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> groep<br />

werknemers met e<strong>en</strong> vast di<strong>en</strong>stverband die lang bij e<strong>en</strong>zelfde bedrijf werkzaam<br />

zijn. Daarnaast beïnvloedt ontslagbescherming de gezam<strong>en</strong>lijke waarde <strong>voor</strong> de<br />

werkgever <strong>en</strong> werknemer in bestaande arbeidsrelaties. Door productieve investering<strong>en</strong><br />

in de arbeidsrelatie, door risico’s te transferer<strong>en</strong> naar dieg<strong>en</strong>e die het best<br />

geplaatst is om het risico te drag<strong>en</strong> <strong>en</strong> door transactiekost<strong>en</strong> te verlag<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

de arbeidspartij<strong>en</strong> de gezam<strong>en</strong>lijk waarde van hun sam<strong>en</strong>werking verhog<strong>en</strong>. 5<br />

Minst<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong> belangrijk als de vraag naar de effect<strong>en</strong> van ontslagbescherming<br />

op werkloosheid is de vraag naar de effect<strong>en</strong> van ontslagbescherming op de gezam<strong>en</strong>lijke<br />

waarde van arbeidsrelaties. Deze vraag staat c<strong>en</strong>traal in dit onderzoek.<br />

Onderzoeksvraag<br />

De c<strong>en</strong>trale onderzoeksvraag luidt: kunn<strong>en</strong> de Nederlandse ontslagregels<br />

beschouwd word<strong>en</strong> als efficiëntieverhog<strong>en</strong>d? Ter beantwoording van die vraag<br />

wordt aan de hand van de rechtseconomische methode e<strong>en</strong> prikkel-, risico- <strong>en</strong><br />

transactiekost<strong>en</strong>analyse van de ontslagregels gemaakt. Regels zijn efficiënt<br />

wanneer zij beantwoord<strong>en</strong> aan hetge<strong>en</strong> rationele partij<strong>en</strong> contractueel afsprek<strong>en</strong><br />

bij afwezigheid van transactiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> marktimperfecties. Uitgangspunt van de<br />

rechtseconomische analyse is dat rationele partij<strong>en</strong> – wanneer zij vrijwillig e<strong>en</strong><br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst aangaan in e<strong>en</strong> perfecte markt – beding<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong><br />

die de gezam<strong>en</strong>lijke waarde van tewerkstelling maximaliser<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> beding is efficiënt<br />

wanneer de <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> ervan opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> die ermee gepaard


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

gaan. De kost<strong>en</strong> van ontslagbescherming zijn arbeidskost<strong>en</strong> die de lon<strong>en</strong> die e<strong>en</strong><br />

werkgever wil betal<strong>en</strong> verlag<strong>en</strong>. Niettemin zull<strong>en</strong> rationele partij<strong>en</strong> regels met<br />

betrekking tot ontslagbescherming afsprek<strong>en</strong> wanneer de <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> ervan hoger<br />

zijn dan de kost<strong>en</strong>. Echter, transactiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> marktimperfecties kunn<strong>en</strong> de<br />

totstandkoming van efficiënte beding<strong>en</strong> verhinder<strong>en</strong>. Het <strong>ontslagrecht</strong> kan dan<br />

e<strong>en</strong> welvaartsvermeerder<strong>en</strong>de rol vervull<strong>en</strong> door de arbeidsovere<strong>en</strong>komst in<br />

overe<strong>en</strong>stemming te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> met wat rationele partij<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> bij afwezigheid van transactiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> marktimperfecties.<br />

Het onderzoek is in de eerste plaats positief verklar<strong>en</strong>d van aard. Er wordt gekek<strong>en</strong><br />

of de huidige ontslagregels efficiënt zijn. Daarnaast zull<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal normatieve<br />

conclusies van conditionele aard word<strong>en</strong> gemaakt. Indi<strong>en</strong> efficiëntie als<br />

doelstelling van het <strong>ontslagrecht</strong> wordt aanvaard, hoe zoud<strong>en</strong> de huidige regels<br />

aangepast kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om ze meer in overe<strong>en</strong>stemming te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> met<br />

hetge<strong>en</strong> vanuit rechtseconomisch oogpunt als optimaal kan word<strong>en</strong> beschouwd?<br />

Opbouw van het onderzoek<br />

In dit onderzoek wordt e<strong>en</strong> onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> twee aspect<strong>en</strong> van het<br />

<strong>ontslagrecht</strong>: (i) de regels met betrekking tot de grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag <strong>en</strong> (ii) de<br />

regels met betrekking tot de ontslagvergoeding. 6 Voor wat betreft de grond<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> ontslag geldt in Nederland dat de werkgever teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> derde partij<br />

(cwi of de kantonrechter) moet kunn<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong> dat er gegronde of gewichtige<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> bestaan om de arbeidsrelatie met e<strong>en</strong> onbepaalde duur e<strong>en</strong>zijdig te<br />

beëindig<strong>en</strong>. Dit systeem staat teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> systeem waarbij de werkgever de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde duur naar eig<strong>en</strong> goeddunk<strong>en</strong> kan beëindig<strong>en</strong>.<br />

Eerst wordt gekek<strong>en</strong> wat e<strong>en</strong> regime waarbij e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

ontslag moet word<strong>en</strong> aangetoond betek<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> het gebruik van de externe<br />

arbeidsmarkt <strong>voor</strong> de reallocatie van werknemers <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> die ermee gepaard<br />

gaan. Daarna wordt onderzocht of de Nederlandse regels met betrekking tot de<br />

grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag economische <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> met zich meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> die opweg<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong>. Deze <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong> zijn in de bescherming van de<br />

individuele belang<strong>en</strong>, het algem<strong>en</strong>e belang of het socialezekerheidsbelang.<br />

Het tweede deel van het onderzoek betreft de regels omtr<strong>en</strong>t de ontslagvergoeding.<br />

In de huidige ontslagpraktijk di<strong>en</strong>t de werkgever veelal e<strong>en</strong> ontslagvergoeding<br />

te betal<strong>en</strong> aan de werknemer om de nadelige gevolg<strong>en</strong> van het ontslag te<br />

verzacht<strong>en</strong>. Dit is niet alle<strong>en</strong> zo wanneer de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt ontbond<strong>en</strong><br />

door de kantonrechter, maar ook in andere gevall<strong>en</strong> van onvrijwillige beëindiging<br />

(bij<strong>voor</strong>beeld bij collectieve ontslag<strong>en</strong>). Kan het recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding<br />

<strong>en</strong> de wijze waarop de vergoeding wordt berek<strong>en</strong>d verklaard word<strong>en</strong> op<br />

economische grond<strong>en</strong>? Werknemers die naar aanleiding van economische verandering<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verliez<strong>en</strong> lijd<strong>en</strong>. Nadat aangetoond wordt<br />

om welke verliez<strong>en</strong> het precies gaat, wordt nagegaan of de ontslagvergoeding het<br />

geschikte middel is om de verliez<strong>en</strong> te comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>.<br />

211


212<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

5.2 rechtseconomische b<strong>en</strong>adering<br />

5.2.1 de rechtseconomische b<strong>en</strong>adering<br />

In dit onderzoek word<strong>en</strong> de ontslagregels vanuit e<strong>en</strong> rechtseconomisch perspectief<br />

b<strong>en</strong>aderd. De rechtseconomische analyse onderzoekt het effect van rechtsregels<br />

op de efficiënte allocatie van middel<strong>en</strong>. Door e<strong>en</strong> efficiënte allocatie van<br />

middel<strong>en</strong> kan waarde of welvaart word<strong>en</strong> gecreëerd in de maatschappij. Tal van<br />

rechtsregels, zoals het aansprakelijkheidsrecht <strong>en</strong> het contract<strong>en</strong>recht, kunn<strong>en</strong> als<br />

efficiënt word<strong>en</strong> verklaard, omdat ze partij<strong>en</strong> ertoe aanzett<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> optimale<br />

hoeveelheid middel<strong>en</strong> aan zorg te bested<strong>en</strong> om schade aan andere partij<strong>en</strong> te<br />

<strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, bewerkstellig<strong>en</strong> dat risico’s word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong> door de partij die het<br />

risico teg<strong>en</strong> de laagste kost<strong>en</strong> kan drag<strong>en</strong>, transacties waarvan de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong><br />

hoger zijn dan de kost<strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> omgekeerd, transacties waarbij dat niet<br />

het geval is, verhinder<strong>en</strong>. Transactiekost<strong>en</strong> speelt hierbij e<strong>en</strong> belangrijke rol.<br />

Immers, zoals werd aangetoond door Ronald Coase (1960) in zijn artikel ‘The<br />

Problem of Social Cost’, zull<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> bij afwezigheid van transactiekost<strong>en</strong>, zelf<br />

optimale, waardemaximaliser<strong>en</strong>de arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> afsprek<strong>en</strong>. Het recht speelt in<br />

dat geval ge<strong>en</strong> rol <strong>voor</strong> wat betreft de efficiënte allocatie van middel<strong>en</strong>. Het recht<br />

speelt wel e<strong>en</strong> efficiëntieverhog<strong>en</strong>de <strong>en</strong> dus welvaartsvermeerder<strong>en</strong>de rol<br />

wanneer transactiekost<strong>en</strong> de vrijwillige totstandkoming van welvaartsvermeerder<strong>en</strong>de<br />

transacties verhinder<strong>en</strong>.<br />

Voor de rechtseconomische analyse van de regels van het arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>recht,<br />

waaronder het <strong>ontslagrecht</strong>, wordt gebruikgemaakt van de inzicht<strong>en</strong><br />

uit de rechtseconomische analyse van het contract<strong>en</strong>recht. De arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

is immers ook e<strong>en</strong> contract. Voor e<strong>en</strong> overzicht van de rechtseconomische<br />

analyse van het contract<strong>en</strong>recht kan verwez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar het boek van Gerrit<br />

de Geest (1994) Economische analyse van het contract<strong>en</strong>- <strong>en</strong> quasi-contract<strong>en</strong>recht.<br />

De Geest bespreekt daarin eerst hoe contractuele sam<strong>en</strong>werking bat<strong>en</strong> kan<br />

creër<strong>en</strong>. Dat is het geval wanneer (i) goeder<strong>en</strong> door contractuele sam<strong>en</strong>werking<br />

in hand<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> persoon <strong>voor</strong> wie het e<strong>en</strong> hoger nut heeft of (ii) tak<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> verricht door dieg<strong>en</strong>e die dat het goedkoopst kan uitvoer<strong>en</strong> (cheapest<br />

cost producer) of (iii) risico’s word<strong>en</strong> gealloceerd naar deg<strong>en</strong>e die het best<br />

geplaatst is om het risico te drag<strong>en</strong> (cheapest cost insurer). Daarna bespreekt hij<br />

welke transactiekost<strong>en</strong>, bestaande uit informatiekost<strong>en</strong>, prikkelkost<strong>en</strong> <strong>en</strong> kost<strong>en</strong><br />

van additionele risicocreatie, gepaard gaan met het onderhandel<strong>en</strong> (precontractuele<br />

fase), uitvoer<strong>en</strong> (contractuele fase) <strong>en</strong> handhav<strong>en</strong> (postcontractuele fase) van<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. Al deze kost<strong>en</strong> verlag<strong>en</strong> de bat<strong>en</strong> van contractuele sam<strong>en</strong>werkwerking<br />

<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> daarom (i) of e<strong>en</strong> transactie tot stand komt <strong>en</strong> (ii) welke<br />

vorm e<strong>en</strong> transactie zal aannem<strong>en</strong>. In de rechtseconomische analyse wordt met<br />

deze kost<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> om (iii) te bepal<strong>en</strong> welke rechtsregels optimaal<br />

zijn. E<strong>en</strong> complete rechtseconomische analyse van regels bekijkt de invloed ervan<br />

op (1) de efficiënte aanw<strong>en</strong>ding van middel<strong>en</strong> (2) de efficiënte allocatie van risico’s<br />

<strong>en</strong> (3) de transactiekost<strong>en</strong>.


5.2.2 typische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de arbeidsrelatie<br />

Voor de rechtseconomische analyse van ontslagregels zijn e<strong>en</strong> aantal typische<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst van belang.<br />

informatiekost<strong>en</strong><br />

ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

Niet-verifieerbare informatie<br />

Het is <strong>voor</strong> de arbeidspartij<strong>en</strong> vaak moeilijk om aan te ton<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> derde partij<br />

(de rechter) dat de andere partij de verbint<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> uit de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

niet heeft nageleefd. Partij<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> commerciële overe<strong>en</strong>komst daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> makkelijker <strong>voor</strong> de rechter aanton<strong>en</strong> dat de andere partij niet heeft<br />

betaald of geleverd conform de afspraak. Dit is moeilijker bij arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>,<br />

omdat vele afsprak<strong>en</strong> stilzwijg<strong>en</strong>d zijn <strong>en</strong> omdat uitvoering van de overe<strong>en</strong>komst<br />

vaak afhangt van factor<strong>en</strong> zoals inzet <strong>en</strong> motivatie die <strong>voor</strong> de werkgever<br />

observeerbaar zijn, maar niet verifieerbaar zijn door de derde partij (de rechter).<br />

In dat geval kunn<strong>en</strong> rechters vergissing<strong>en</strong> begaan; ze begaan dan e<strong>en</strong> ‘juridische<br />

fout’ (legal error). De kern van het probleem zit in de informatieasymmetrie: de<br />

partij<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> het best wat de werkelijke feit<strong>en</strong> zijn. De<br />

rechter moet afgaan op het naar vor<strong>en</strong> gebrachte bewijsmateriaal. Bewijskost<strong>en</strong><br />

leid<strong>en</strong> tot lagere kost<strong>en</strong> van legal error. De vergissing<strong>en</strong> door rechters bestaan<br />

<strong>voor</strong>al in het slecht beoordel<strong>en</strong> van de feit<strong>en</strong>kwesties <strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot additionele<br />

prikkel- <strong>en</strong> onzekerheidskost<strong>en</strong>. Wanneer sommige gedraging<strong>en</strong> systematisch<br />

moeilijk te bewijz<strong>en</strong> zijn, dan kunn<strong>en</strong> prikkelproblem<strong>en</strong> ontstaan; de arbeidspartij<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> prikkel om de arbeidsovere<strong>en</strong>komst optimaal uit te voer<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast leidt onzekerheid over hoe de rechter zal oordel<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> welvaartsverlies<br />

bij risico-averse person<strong>en</strong>.<br />

Niet-observeerbare informatie<br />

Er bestaan verificatieproblem<strong>en</strong> <strong>voor</strong> rechters, maar ook <strong>voor</strong> de werkgever is het<br />

vaak moeilijk om na te gaan of de werknemer zich optimaal inspant bij de uitvoering<br />

van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Tijd<strong>en</strong>s de uitvoeringsfase ontstaat e<strong>en</strong> prikkelprobleem,<br />

het ‘principaal-ag<strong>en</strong>t’ probleem. Dit probleem doet zich <strong>voor</strong><br />

telk<strong>en</strong>s wanneer iemand werkt <strong>voor</strong> iemand anders <strong>en</strong> zelf niet de nadel<strong>en</strong> ondervindt<br />

van slechte prestaties. Door meer controlekost<strong>en</strong> (ag<strong>en</strong>cy costs) te mak<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> vorm van informatiekost<strong>en</strong> in de uitvoeringsfase, kunn<strong>en</strong> principaal-ag<strong>en</strong>t<br />

kost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beperkt. De werkgever kan vaak niet perfect controler<strong>en</strong> hoe hard<br />

de werknemer werkt. De werknemer heeft daarom e<strong>en</strong> zekere mate van vrijheid<br />

om het werk in te richt<strong>en</strong> <strong>en</strong> te bepal<strong>en</strong> hoe hard hij zich inspant.<br />

Kost<strong>en</strong> opportunistisch gedrag<br />

Veel arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zijn ‘relationele contract<strong>en</strong>’. Het eerste k<strong>en</strong>merk van<br />

relationele contract<strong>en</strong> is dat t<strong>en</strong> minste e<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong> relatiespecifieke<br />

investering<strong>en</strong> maakt. Deze investering<strong>en</strong> gaan verlor<strong>en</strong> wanneer de arbeidsrelatie<br />

wordt beëindigd. Arbeidseconom<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> twee vorm<strong>en</strong><br />

van m<strong>en</strong>selijk kapitaal (gedefinieerd als het vermog<strong>en</strong> om inkom<strong>en</strong> te verwer-<br />

213


214<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

v<strong>en</strong>, earnings capacity): algeme<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal.<br />

Waar algeme<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal waarde heeft bij vele alternatieve werkgevers,<br />

is dat niet het geval <strong>voor</strong> m<strong>en</strong>selijk kapitaal dat specifiek is aan e<strong>en</strong> bepaalde<br />

werkgever. Wanneer de werknemer investering<strong>en</strong> doet die specifiek zijn <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

bepaalde arbeidsrelatie, dan wordt hij kwetsbaar, met name wanneer de werkgever<br />

hem te all<strong>en</strong> tijde willekeurig zou kunn<strong>en</strong> ontslaan. Het risico bestaat dan dat<br />

de werkgever de werknemer opportunistisch ontslaat of de arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

opportunistisch wijzigt in het nadeel van de werknemer. De werknemer wordt<br />

als het ware gedwong<strong>en</strong> om in te stemm<strong>en</strong> met de <strong>voor</strong> hem nadelige aanpassing<br />

van de arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, omdat hij anders zou word<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong> waarbij hij<br />

eerder gedane relatiespecifieke investering<strong>en</strong> verliest. In commerciële contract<strong>en</strong><br />

wordt de partij die eerst presteert (bij<strong>voor</strong>beeld deg<strong>en</strong>e die de goeder<strong>en</strong> eerst levert)<br />

beschermd teg<strong>en</strong> het opportunistisch gedrag van de andere partij door e<strong>en</strong><br />

juridisch afdwingbaar contract (bij<strong>voor</strong>beeld de juridisch afdwingbare verbint<strong>en</strong>is<br />

om het afgesprok<strong>en</strong> bedrag na levering te betal<strong>en</strong>). Ook <strong>voor</strong> arbeidsrelaties geldt<br />

dat de kost<strong>en</strong> van opportunistisch gedrag word<strong>en</strong> verlaagd door juridisch afdwingbare<br />

arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> af te sprek<strong>en</strong> in de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Echter, bij arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

is het vaak niet mogelijk om al vanaf het begin af te sprek<strong>en</strong><br />

welke arbeids<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de hele duur van de sam<strong>en</strong>werking zull<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>.<br />

Het tweede k<strong>en</strong>merk van relationele contract<strong>en</strong> is dat het bij het aangaan van het<br />

di<strong>en</strong>stverband – door e<strong>en</strong> gebrek aan informatie over toekomstige omstandighed<strong>en</strong><br />

– niet mogelijk om de inhoud van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst in detail vast te<br />

legg<strong>en</strong>. Bij het aangaan van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst moet<strong>en</strong> contractontwerpkost<strong>en</strong><br />

gemaakt word<strong>en</strong>. Dit zijn de kost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het uitwerk<strong>en</strong> van gedetailleerde<br />

regeling<strong>en</strong>. Zonder deze transactiekost<strong>en</strong> zou het ideaal zijn dat alle contract<strong>en</strong><br />

compleet war<strong>en</strong>. Maar indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> bij het aangaan van het contract nog ge<strong>en</strong><br />

informatie heeft over de toekomst, dan kan m<strong>en</strong> op dat mom<strong>en</strong>t nog ge<strong>en</strong> gedetailleerde<br />

regeling<strong>en</strong> afsprek<strong>en</strong>. Over het contract zal dus in de toekomst –<br />

wanneer er meer informatie beschikbaar is – opnieuw onderhandeld moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>. Bij heronderhandeling<strong>en</strong> zijn er ex post contractontwerpkost<strong>en</strong>. Maar<br />

wanneer e<strong>en</strong> of beide partij<strong>en</strong> relatiespecifieke investering<strong>en</strong> heeft verricht, dan<br />

ontstaat er ex post e<strong>en</strong> (bilateraal) monopoly. E<strong>en</strong> ex post (bilateraal) monopoly<br />

leidt tot prikkelkost<strong>en</strong> – kost<strong>en</strong> van strategisch gedrag bij heronderhandeling<strong>en</strong>.<br />

Onderhandelingskost<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> netto verliespost: de tijd die de partij<strong>en</strong> bested<strong>en</strong><br />

aan de discussie hoe ze de winst van de sam<strong>en</strong>werking onder elkaar zull<strong>en</strong><br />

verdel<strong>en</strong> is op zichzelf niet productief.<br />

Risico van wijziging in externe economische omstandighed<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> wijziging in externe omstandighed<strong>en</strong> kan met zich meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> dat het <strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> van de arbeidspartij<strong>en</strong> niet langer <strong>voor</strong>delig is om de arbeidsrelatie <strong>voor</strong>t te<br />

zett<strong>en</strong>. Wat indi<strong>en</strong> de onderneming naar aanleiding van e<strong>en</strong> reductie in de vraag<br />

naar de product<strong>en</strong> of di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> geproduceerd, het personeelsbestand<br />

wil inkrimp<strong>en</strong>? Wat indi<strong>en</strong> de werknemer erg<strong>en</strong>s anders e<strong>en</strong> betere baan kan krijg<strong>en</strong>?<br />

Bij commerciële contract<strong>en</strong> wordt dit risico normaal gealloceerd naar de<br />

partij die de overe<strong>en</strong>komst w<strong>en</strong>st te beëindig<strong>en</strong>. Deze partij is wellicht het best in<br />

staat om te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat hij later spijt krijgt van hetge<strong>en</strong> in het contract is over


e<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Juridisch krijgt dit vorm door de partij die de overe<strong>en</strong>komst niet<br />

w<strong>en</strong>st uit te voer<strong>en</strong> aansprakelijk te stell<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de schade die de andere partij<br />

lijdt t<strong>en</strong> gevolge van contractbreuk. Hoe wordt dit risico gealloceerd in de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst? Wanneer de partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde duur hebb<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong>,<br />

is duidelijk dat de <strong>voor</strong>tijdige beëindiging e<strong>en</strong> vorm van contractbreuk<br />

inhoudt, waar<strong>voor</strong> deg<strong>en</strong>e die het initiatief tot beëindig<strong>en</strong> neemt aansprakelijk is.<br />

Maar het is moeilijker vast te stell<strong>en</strong> hoe partij<strong>en</strong> dit risico hebb<strong>en</strong> will<strong>en</strong> allocer<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> van onbepaalde duur. Hebb<strong>en</strong> de partij<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

duur afgesprok<strong>en</strong>, dan kan daaruit niet afgeleid word<strong>en</strong> dat partij<strong>en</strong> zich verbond<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> om de arbeidsrelatie <strong>voor</strong>t te zett<strong>en</strong> tot aan de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde<br />

leeftijd. Maar betek<strong>en</strong>t dat dan dat iedere partij de arbeidsrelatie kan beëindig<strong>en</strong><br />

wanneer hij dat w<strong>en</strong>st?<br />

Zowel de werkgever als de werknemer kan bij het sluit<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

waarde hecht<strong>en</strong> aan het recht om de arbeidsrelatie e<strong>en</strong>zijdig te kunn<strong>en</strong><br />

beëindig<strong>en</strong> wanneer <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsrelatie niet langer aantrekkelijk is<br />

als gevolg van e<strong>en</strong> wijziging van omstandighed<strong>en</strong>. Ge<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong> loopt dan<br />

het risico dat de relatie moet word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet teg<strong>en</strong> zijn wil. Maar e<strong>en</strong>zijdige<br />

opzegging door de <strong>en</strong>e partij kan specifieke verliez<strong>en</strong> met zich meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

de andere partij. Dat is bij<strong>voor</strong>beeld het geval wanneer de werknemer van wie de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong>zijdig door de werkgever wordt opgezegd, relatiespecifieke<br />

investering<strong>en</strong> heeft gedaan die door de opzegging verlor<strong>en</strong> gaan. Opdat<br />

rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> wordt met de specifieke verliez<strong>en</strong> bij opzegging, kunn<strong>en</strong> de<br />

arbeidspartij<strong>en</strong> dan afsprek<strong>en</strong> dat de werkgever bepaalde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> in acht<br />

neemt wanneer hij zijn recht op e<strong>en</strong>zijdige opzegging van de arbeidsrelatie uitoef<strong>en</strong>t,<br />

zoals de opzegtermijn of de ontslagvergoeding.<br />

5.2.3 ontslagregimes<br />

ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

Onder ontslagregime wordt begrep<strong>en</strong> de regels die geld<strong>en</strong> wanneer de werkgever<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong>zijdig wil beëindig<strong>en</strong>. 7 Afhankelijk van het geld<strong>en</strong>de<br />

ontslagregime g<strong>en</strong>iet de werknemer meer of minder juridische ontslagbescherming.<br />

Elke van de hierna opgesomde regimes heeft <strong>voor</strong>- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> in het licht<br />

van de hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde typische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de arbeidsrelatie.<br />

Ontslag naar eig<strong>en</strong> goeddunk<strong>en</strong><br />

Onder e<strong>en</strong> regime van puur ‘ontslag naar eig<strong>en</strong> goeddunk<strong>en</strong>’ (termination at will)<br />

kan de werkgever de arbeidsrelatie te all<strong>en</strong> tijde e<strong>en</strong>zijdig beëindig<strong>en</strong> zonder dat<br />

hij zijn ontslagbeslissing moet verantwoord<strong>en</strong>. De werknemer heeft ge<strong>en</strong> wettelijk<br />

of contractuele bescherming teg<strong>en</strong> ontslag. 8 De werknemer heeft ge<strong>en</strong> rechtsgrond<br />

om de ontslagbeslissing aan te vecht<strong>en</strong>. Omdat de werkgever te all<strong>en</strong> tijde<br />

e<strong>en</strong> einde kan mak<strong>en</strong> aan de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, betek<strong>en</strong>t dit ook dat hij de<br />

inhoud van de arbeidsrelatie te all<strong>en</strong> tijde kan aanpass<strong>en</strong>, ook op opportunistische<br />

wijze wanneer de werknemer relatiespecifieke investering<strong>en</strong> heeft gedaan.<br />

Daar staat teg<strong>en</strong>over dat de werkgever de arbeidsrelatie van werknemers die niet<br />

goed prester<strong>en</strong> gemakkelijk kan beëindig<strong>en</strong>. Onder dit flexibele regime loopt de<br />

215


216<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

werkgever niet het risico dat de relatie moet word<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgezet wanneer hij of zij<br />

dat niet w<strong>en</strong>st als gevolg van e<strong>en</strong> wijziging van omstandighed<strong>en</strong>.<br />

Opzegtermijn<strong>en</strong><br />

De opzegtermijn is e<strong>en</strong> lichte vorm van ontslagbescherming. Het basisprincipe is<br />

dat de werkgever naar eig<strong>en</strong> goeddunk<strong>en</strong> kan ontslaan zoals onder subparagraaf<br />

5.2.3, maar dat hij hierbij e<strong>en</strong> opzegtermijn in acht moet nem<strong>en</strong>. Gedur<strong>en</strong>de de<br />

opzegtermijn wordt het loon van de werknemer volledig doorbetaald. Wat is de<br />

functie van opzegtermijn<strong>en</strong>? Zij bied<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>sbescherming gedur<strong>en</strong>de de<br />

periode waarin de werknemer zoekt naar e<strong>en</strong> nieuwe baan. Dit betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong><br />

langere opzegtermijn gerechtvaardigd is wanneer de werknemer gemiddeld e<strong>en</strong><br />

langere termijn nodig heeft om e<strong>en</strong> gelijkwaardige functie te vind<strong>en</strong>. Bij<strong>voor</strong>beeld,<br />

e<strong>en</strong> jurist die zich specialiseert in ondernemingsrecht zal bij ontslag<br />

gemiddeld minder tijd nodig hebb<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> andere baan te vind<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> jurist<br />

die zich specialiseert in maritiem recht. De markt <strong>voor</strong> jurist<strong>en</strong> die gespecialiseerd<br />

zijn in maritiem recht is immers kleiner. In België bij<strong>voor</strong>beeld zijn de<br />

wettelijk geregelde opzegtermijn<strong>en</strong> <strong>voor</strong> bedi<strong>en</strong>d<strong>en</strong> langer dan die <strong>voor</strong> arbeiders.<br />

De regeling stamt nog uit de tijd dat arbeiders na ontslag sneller e<strong>en</strong> nieuwe<br />

baan vond<strong>en</strong> dan bedi<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. De Belgische regeling in verband met opzegtermijn<strong>en</strong><br />

biedt ook e<strong>en</strong> langere opzegtermijn <strong>voor</strong> ‘hogere’ bedi<strong>en</strong>d<strong>en</strong> dan <strong>voor</strong><br />

‘lagere’ bedi<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Dit reflecteert het feit dat er aan de top minder posities<br />

beschikbaar zijn. In Nederland verschill<strong>en</strong> opzegtermijn<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel met het aantal<br />

di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> op het og<strong>en</strong>blik van het ontslag.<br />

Opzegtermijn<strong>en</strong> plus bescherming teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nelijk onredelijke<br />

opzegging<br />

De werknemer heeft iets meer ontslagbescherming wanneer hij naast de opzegtermijn<br />

ook beschermd wordt teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ‘k<strong>en</strong>nelijk onredelijke’ opzegging.<br />

Onder dit regime kan de werkgever de arbeidsrelatie e<strong>en</strong>zijdig opzegg<strong>en</strong> mits<br />

met eerbiediging van de opzegtermijn, maar wordt hij gesanctioneerd wanneer<br />

de werknemer kan aanton<strong>en</strong> dat er sprake is van k<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag. De<br />

bewijslast van de onredelijkheid van het ontslag ligt bij de werknemer. De mate<br />

van ontslagbescherming hangt af van hoe rechters het begrip ‘k<strong>en</strong>nelijk onredelijk<br />

ontslag’ interpreter<strong>en</strong>. Het adjectief ‘k<strong>en</strong>nelijk’ wijst erop dat de rechters de<br />

ontslagbeslissing slechts marginaal toets<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> marginale toetsing beoordel<strong>en</strong><br />

de rechters niet de w<strong>en</strong>selijkheid, opportuniteit of redelijkheid van het<br />

ontslag, maar gaan zij alle<strong>en</strong> na of de ontslagbeslissing zo onredelijk is dat ge<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele redelijke werkgever daartoe had kunn<strong>en</strong> besluit<strong>en</strong>.<br />

De vereiste van e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag<br />

Onder het regime waarbij e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het ontslag is vereist (just<br />

cause termination) di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> derde partij (administratieve overheid of rechter)<br />

toestemming te verl<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>voor</strong> het ontslag. De werkgever draagt de bewijslast; hij<br />

moet aanton<strong>en</strong> dat er gegronde economische of andere red<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn om de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst te beëindig<strong>en</strong>. Onder dit regime zal het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat de<br />

werkgever de arbeidsrelatie wil beëindig<strong>en</strong> als gevolg van e<strong>en</strong> wijziging in


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

externe omstandighed<strong>en</strong>, maar dat daar naar het oordeel van de derde partij ge<strong>en</strong><br />

gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> is. Deze beperking in de flexibiliteit is mogelijk nodig om de<br />

werknemer te beweg<strong>en</strong> tot het do<strong>en</strong> van relatiespecifieke investering<strong>en</strong>, hoewel<br />

later in dit onderzoek aangetoond zal word<strong>en</strong> dat dit ook kan door het betal<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding. Het regime veronderstelt ook dat de derde partij in<br />

staat is om de kwaliteit van de uitvoering van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst te verifiër<strong>en</strong>.<br />

Is dat niet het geval, dan bestaat het risico dat de werkgever e<strong>en</strong> werknemer<br />

die niet goed presteert moet blijv<strong>en</strong> tewerkstell<strong>en</strong>.<br />

Het Nederlandse ontslagregime <strong>voor</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde duur<br />

bestaat uit de vereiste van e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag <strong>en</strong> de vereiste om e<strong>en</strong><br />

opzegtermijn in acht te nem<strong>en</strong> met bescherming teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nelijk onredelijke<br />

opzegging.<br />

De vaste aanstelling<br />

Bij e<strong>en</strong> vaste aanstelling (t<strong>en</strong>ure) kan de werknemer alle<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

wanneer er sprake is van e<strong>en</strong> grove tekortkoming in de uitvoering van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst;<br />

de werknemer kan niet ontslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omwille van gewijzigde<br />

economische omstandighed<strong>en</strong>. Deze vorm van tewerkstelling komt <strong>voor</strong>namelijk<br />

<strong>voor</strong> bij de overheid. Blijkbaar zijn werknemers <strong>en</strong>kel bereid om bepaalde<br />

overheidsfuncties uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong> wanneer dat gepaard gaat met e<strong>en</strong> grote ontslagbescherming.<br />

Dit zou het geval kunn<strong>en</strong> zijn wanneer het einde van de arbeidsrelatie<br />

ook het einde van e<strong>en</strong> carrière betek<strong>en</strong>t, omdat er buit<strong>en</strong> de overheid ge<strong>en</strong><br />

markt <strong>voor</strong> die beroep<strong>en</strong> bestaat. Voor rechters <strong>en</strong> militair<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld kan dat<br />

het geval zijn.<br />

5.3 de rechtseconomische analyse van de regels met<br />

betrekking tot de grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag<br />

In dit onderdeel wordt e<strong>en</strong> economische analyse gemaakt van Nederlandse regels<br />

met betrekking tot de grond<strong>en</strong> van het ontslag. Met de term ‘ontslagbescherming’<br />

wordt in dit onderdeel van het onderzoek bedoeld de regels die de ontslagvrijheid<br />

van de werkgever beperk<strong>en</strong>, doordat hij <strong>voor</strong> de e<strong>en</strong>zijdige opzegging toestemming<br />

nodig heeft van e<strong>en</strong> derde partij <strong>en</strong> daartoe teg<strong>en</strong>over die derde partij moet<br />

aanton<strong>en</strong> dat hij e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> heeft <strong>voor</strong> het ontslag. Andere regels die de<br />

werknemer bescherm<strong>en</strong> bij ontslag maar die niet de grond<strong>en</strong> zelf van het ontslag<br />

reguler<strong>en</strong>, zoals de opzegtermijn <strong>en</strong> de ontslagvergoeding, kom<strong>en</strong> aan bod in<br />

paragraaf 5.4. In subparagraaf 5.3.1 wordt gekek<strong>en</strong> naar de effect<strong>en</strong> van ontslagbescherming<br />

op de reallocatie van werknemers via de externe arbeidsmarkt <strong>en</strong> de<br />

kost<strong>en</strong> die daarmee gepaard gaan. Daarna wordt onderzocht of ontslagbescherming<br />

in de vorm van de regulering van ontslaggrond<strong>en</strong> economische <strong>voor</strong>del<strong>en</strong><br />

met zich meebr<strong>en</strong>gt die opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> ervan. Achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s<br />

word<strong>en</strong> de bescherming van de individuele belang<strong>en</strong> (§ 5.3.2), <strong>en</strong> de bescherming<br />

van het algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> sociale zekerheidsbelang (§ 5.3.3) behandeld.<br />

217


218<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

5.3.1 ontslagbescherming <strong>en</strong> de reallocatie van arbeid via de<br />

externe arbeidsmarkt<br />

Externe mobiliteit houdt in dat de werknemer via de externe arbeidsmarkt naar<br />

e<strong>en</strong> andere baan wordt gealloceerd. Het gebruik van de externe arbeidsmarkt <strong>voor</strong><br />

de reallocatie van arbeid is efficiënt of waardeverhog<strong>en</strong>d wanneer de werknemer<br />

terechtkomt in e<strong>en</strong> baan waar hij zijn arbeid productiever kan aanw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> dan in<br />

de vorige baan.<br />

Flexibele loonaanpassing<strong>en</strong> versus arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> vast<br />

loon<br />

In e<strong>en</strong> flexibele arbeidsmarkt met losse di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong> <strong>en</strong> flexibele loonaanpassing<strong>en</strong><br />

zorgt het loonmechanisme <strong>voor</strong> de efficiënte allocatie van werknemers<br />

naar ban<strong>en</strong>. Met flexibele loonaanpassing<strong>en</strong> wordt bedoeld dat zodra nieuwe<br />

informatie beschikbaar komt over de marginale productiviteit van de werknemer<br />

in de onderneming, de lon<strong>en</strong> daaraan aangepast word<strong>en</strong>. De werknemer vergelijkt<br />

dan het loon dat de huidige werkgever biedt met het loon dat alternatieve<br />

werknemers bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> kiest <strong>voor</strong> tewerkstelling bij die werkgever die het hoogste<br />

loon biedt. Dat is efficiënt wanneer aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt dat de andere werkgever<br />

<strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> hoger loon zal bied<strong>en</strong> wanneer de werknemer er productiever tewerkgesteld<br />

kan word<strong>en</strong>. De aldus ontstane mobiliteit gebeurt vrijwillig. De transactiekost<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> de allocatie via de externe arbeidsmarkt zijn de kost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

werknemer om uit te vind<strong>en</strong> welke onderneming<strong>en</strong> arbeid vrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke lon<strong>en</strong><br />

ze aanbied<strong>en</strong>.<br />

De situatie is anders wanneer de arbeidspartij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst sluit<strong>en</strong><br />

waarin het loon bij indi<strong>en</strong>sttreding wordt vastgelegd. Waarom sluit<strong>en</strong> de arbeidspartij<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst met e<strong>en</strong> vast loon dat later niet flexibel wordt<br />

aangepast aan de werkelijke productiviteit van de werknemer in de onderneming?<br />

Bij het in di<strong>en</strong>st tred<strong>en</strong> bestaat er onzekerheid over de toekomstige<br />

productiviteit van de werknemer in het bedrijf. De partij<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> de bepaling<br />

van het loon kunn<strong>en</strong> uitstell<strong>en</strong> tot op het mom<strong>en</strong>t dat er meer informatie<br />

beschikbaar is. Maar dat is riskant wanneer partij<strong>en</strong> na indi<strong>en</strong>sttreding relatiespecifieke<br />

investering<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. Deze investering<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> tot gevolg dat e<strong>en</strong> bilateraal<br />

monopolie 9 ontstaat op het mom<strong>en</strong>t dat over de lon<strong>en</strong> later onderhandeld<br />

wordt. Immers, door de investering<strong>en</strong> creër<strong>en</strong> de partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> surplus, <strong>en</strong> beide<br />

zull<strong>en</strong> prober<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> zo groot mogelijk deel van het surplus op te eis<strong>en</strong>. Deze<br />

poging<strong>en</strong> betek<strong>en</strong><strong>en</strong> e<strong>en</strong> verspilling van middel<strong>en</strong> <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ertoe leid<strong>en</strong> dat het<br />

niveau van relatiespecifieke investering<strong>en</strong> te laag is. Wie wil immers nog invester<strong>en</strong><br />

als er onzekerheid bestaat of de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> ervan kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>?<br />

De oplossing <strong>voor</strong> dit probleem bestaat eruit dat de partij<strong>en</strong> <strong>voor</strong>af (i.e.<br />

<strong>voor</strong>dat de relatiespecifieke investering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt) in e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

de <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>, inclusief het loon, specificer<strong>en</strong> waaronder arbeid zal<br />

word<strong>en</strong> verricht. 10 Het <strong>voor</strong>af bepaalde loon kan echter hoger of lager zijn dan de<br />

achteraf gerealiseerde marginale productiviteit, maar de lon<strong>en</strong> word<strong>en</strong> daaraan<br />

niet aangepast aangezi<strong>en</strong> de partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vast loon hebb<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong>.


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

De situatie waarbij de arbeidspartij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst sluit<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

vast loon is verschill<strong>en</strong>d van die waarin sprake is van e<strong>en</strong> los di<strong>en</strong>stverband<br />

waarin de werkgever het loon flexibel aanpast aan de marginale productiviteit<br />

van het mom<strong>en</strong>t, de werknemer dat loonoffer telk<strong>en</strong>s vergelijkt met andere loonoffers<br />

<strong>en</strong> vrijwillig van baan verandert wanneer elders e<strong>en</strong> hoger loon wordt<br />

gebod<strong>en</strong>. Wanneer e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst is geslot<strong>en</strong> moet <strong>voor</strong>aleer gebruikgemaakt<br />

wordt van de externe markt <strong>voor</strong> de reallocatie van arbeid, eerst de<br />

huidige arbeidsovere<strong>en</strong>komst word<strong>en</strong> beëindigd. Beëindiging van e<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

kan dus word<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> als de rechtshandeling die leidt tot het<br />

gebruik van de externe arbeidsmarkt <strong>voor</strong> werknemersreallocatie. Dat gebruik<br />

kan vanuit het perspectief van de werknemer vrijwillig of onvrijwillig zijn afhankelijk<br />

of de werknemer of de werkgever het initiatief neemt tot beëindiging van<br />

de arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

Het gebruik van de externe arbeidsmarkt <strong>voor</strong> reallocaties van arbeid is onlosmakelijk<br />

verbond<strong>en</strong> met de regels die geld<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de beëindiging van<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. Die regels verschill<strong>en</strong> naar gelang het type arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>en</strong> het ontslagregime. Er zijn twee types arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>: de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> bepaalde tijd <strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde<br />

tijd. De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> bepaalde tijd is e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

waarvan het einde niet afhankelijk is van de wil van de werkgever of de werknemer.<br />

Het gaat om e<strong>en</strong> bepaalde tijdsduur of om e<strong>en</strong> bepaald project (Loonstra<br />

2005: 81). De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde tijd wordt gedefinieerd als<br />

e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst waarvan het einde afhankelijk is van de wil van de werkgever<br />

of werknemer. Neemt ge<strong>en</strong> van beid<strong>en</strong> het initiatief tot opzegging, dan blijft de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst van kracht (Loonstra 2005: 81). Opdat e<strong>en</strong> efficiënte reallocatie<br />

via de externe arbeidsmarkt kan plaatsvind<strong>en</strong>, is het dus nodig dat e<strong>en</strong> van<br />

de arbeidspartij<strong>en</strong> eerst het initiatief neemt om de huidige arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

te beëindig<strong>en</strong>. Zonder deze rechtshandeling blijft de huidige arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

van kracht. Voor de e<strong>en</strong>zijdige beëindiging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

<strong>voor</strong> onbepaalde duur kunn<strong>en</strong> bijzondere regels geld<strong>en</strong>. Zo moet in Nederland<br />

de werkgever e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong>. Het regime waarin e<strong>en</strong><br />

gegronde red<strong>en</strong> is vereist <strong>voor</strong> de e<strong>en</strong>zijdige beëindiging staat teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong><br />

regime waarin de loutere wil van de werkgever voldo<strong>en</strong>de is. Dit regime zal<br />

word<strong>en</strong> aangeduid met ontslag naar eig<strong>en</strong> goeddunk<strong>en</strong>.<br />

Ontslag is juridisch gezi<strong>en</strong> de e<strong>en</strong>zijdige rechtshandeling die leidt tot het einde<br />

van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, maar is economisch gezi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> handeling die leidt<br />

tot het gebruik van de externe arbeidsmarkt. Het ontslag is bijgevolg efficiënt<br />

wanneer als gevolg ervan de werknemer via de externe arbeidsmarkt wordt gealloceerd<br />

naar e<strong>en</strong> productievere baan. Dat is het geval wanneer op het og<strong>en</strong>blik<br />

van het ontslag de productiviteit van de werknemer in de huidige baan lager is<br />

dan de productiviteit van de werknemer in de beste alternatieve baan. Hierna<br />

wordt <strong>voor</strong> beide ontslagregimes onderzocht of <strong>en</strong> op welke wijze de efficiënte<br />

reallocatie van werknemers via de externe arbeidsmarkt tot stand komt <strong>en</strong> welke<br />

transactiekost<strong>en</strong> daarmee gepaard gaan.<br />

219


220<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Ontslag naar eig<strong>en</strong> goeddunk<strong>en</strong><br />

Onder ontslag naar eig<strong>en</strong> goeddunk<strong>en</strong> is de beëindiging afhankelijk is van de<br />

loutere wil van e<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong>. De gevolg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het aantal efficiënte beëindiging<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> ontslagregime dat elke partij toelaat om de arbeidsrelatie naar<br />

eig<strong>en</strong> goeddunk<strong>en</strong> op te zegg<strong>en</strong>, werd<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> door Hall <strong>en</strong> Lazear (1984).<br />

Figuur 5.1 Interne <strong>en</strong> externe mobiliteit in Nederland 1987-2002<br />

a<br />

w<br />

Bron: Hall <strong>en</strong> Lazear (1984)<br />

Efficiënt quit and layoff<br />

Efficiënt layoff<br />

e<br />

a<br />

Inefficiënt<br />

layoff<br />

f<br />

w<br />

Efficiënt quit<br />

c<br />

w staat <strong>voor</strong> het overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> loon in de huidige baan. A, op de verticale as,<br />

staat <strong>voor</strong> de marginale productiviteit van de werknemer in e<strong>en</strong> alternatieve<br />

tewerkstelling <strong>en</strong> m, op de horizontale as, staat <strong>voor</strong> de marginale productiviteit<br />

van de werknemer in zijn huidige tewerkstelling. De werkgever zal de arbeidsrelatie<br />

beëindig<strong>en</strong> wanneer de marginale productiviteit van de werknemer (m) lager<br />

is dan het loon (w) (in de gebied<strong>en</strong> a, e <strong>en</strong> f). Ook <strong>voor</strong> de werknemer is beëindiging<br />

gew<strong>en</strong>st wanneer de waarde van alternatieve tewerkstelling (a) hoger is dan<br />

het overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> loon (w) (gebied a). In het gebied linksonder wil de werknemer<br />

de relatie beëindig<strong>en</strong>, maar aangezi<strong>en</strong> de waarde in alternatieve tewerkstelling<br />

lager is dan het overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> loon, zal de werknemer erop achteruitgaan<br />

in loon. Niettemin zijn ontslag<strong>en</strong> in het gebied linksonder efficiënt wanneer<br />

de waarde bij alternatieve tewerkstelling hoger is dan de productieve waarde in<br />

de huidige tewerkstelling (gebied e). Alle<strong>en</strong> wanneer de waarde in de huidige<br />

tewerkstelling hoger is dan in de alternatieve tewerkstelling is het ontslag inefficiënt<br />

(gebied f). Deze inefficiënte ontslag<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> in principe kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

vermed<strong>en</strong> wanneer het loon naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> toe wordt aangepast. 11 Maar het is juist<br />

d<br />

Efficiënt work<br />

Inefficiënt quit<br />

b<br />

45<br />

m


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

deze loonaanpassing die door het vaste looncontract is uitgeslot<strong>en</strong>. De auteurs<br />

concluder<strong>en</strong> dat het nadeel van het vaste looncontract e<strong>en</strong> occasioneel inefficiënt<br />

ontslag is. Dat zal het geval zijn wanneer de situatie slecht is in de onderneming<br />

(m is laag), maar nog slechter in de hele economie (a is nog lager).<br />

Het gebruik van de externe arbeidsmarkt kan ook gebeur<strong>en</strong> op initiatief van de<br />

werknemer wanneer de werknemer de arbeidsrelatie e<strong>en</strong>zijdig beëindigt (gebied<strong>en</strong><br />

c <strong>en</strong> d). Op deze wijze van beëindig<strong>en</strong> ga ik in deze studie niet nader in.<br />

De kost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de werkgever <strong>voor</strong> het beëindig<strong>en</strong> van de arbeidsrelatie onder het<br />

regime van ontslag naar eig<strong>en</strong> goeddunk<strong>en</strong> zijn laag. De werkgever moet alle<strong>en</strong><br />

kost<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> om het besluit te nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn ontslagbesluit naar de werknemer<br />

toe te communicer<strong>en</strong>. 12<br />

Gegronde red<strong>en</strong> als vereiste <strong>voor</strong> ontslag<br />

De arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> onbepaalde tijd wordt gedefinieerd als de overe<strong>en</strong>komst<br />

waarvan het einde afhankelijk is van de wil van de werkgever of werknemer.<br />

De loutere, subjectieve wil is onder het huidige Nederlandse <strong>ontslagrecht</strong><br />

niet voldo<strong>en</strong>de <strong>voor</strong> het beëindig<strong>en</strong> van de arbeidsrelatie. Artikel 6 lid 1 van het<br />

Buit<strong>en</strong>gewoon Besluit Arbeidsverhouding<strong>en</strong> 1945 stelt immers dat de werkgever,<br />

<strong>voor</strong>dat hij tot opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst overgaat, <strong>voor</strong>afgaande<br />

toestemming nodig heeft van de C<strong>en</strong>trale Organisatie <strong>voor</strong> Werk <strong>en</strong> Inkom<strong>en</strong><br />

(cwi). Wanneer de werkgever opzegt zonder <strong>voor</strong>afgaande toestemming, dan is,<br />

zo stelt artikel 9 lid 1 bba, de opzegging vernietigbaar; de werknemer heeft recht<br />

op <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsrelatie. Op grond van artikel 3 Ontslagbesluit toetst<br />

de cwi of het <strong>voor</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ontslag redelijk is. Voor ieder ontslag moet dus e<strong>en</strong><br />

objectief geldige of gegronde red<strong>en</strong> aanwezig zijn, e<strong>en</strong> justa causa dimissionis. 13 De<br />

werkgever moet aannemelijk mak<strong>en</strong> dat uit bedrijfseconomisch oogpunt arbeidsplaats<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> vervall<strong>en</strong>. Wat betek<strong>en</strong>t dit regime <strong>voor</strong> het aantal efficiënte<br />

beëindiging<strong>en</strong> van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>? In deze analyse wordt alle<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong><br />

naar de gevall<strong>en</strong> waarbij e<strong>en</strong> vergunning wordt gevraagd om bedrijfseconomische<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong>. Er wordt niet gekek<strong>en</strong> naar die gevall<strong>en</strong> waarin verwijtbaar handel<strong>en</strong> of<br />

nalat<strong>en</strong> als grond <strong>voor</strong> de beëindiging wordt aangevoerd. 14<br />

De toestemming van de cwi is slechts vereist wanneer de arbeidsverhouding<br />

door opzegging van de werknemer e<strong>en</strong>zijdig wordt beëindigd. Beëindiging met<br />

wederzijds goedvind<strong>en</strong> is te all<strong>en</strong> tijde mogelijk. 15 In dat geval moet ge<strong>en</strong><br />

gegronde red<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangetoond. Wanneer de marginale productiviteit van de<br />

werknemer in zijn huidige baan lager is dan het afgesprok<strong>en</strong> loon <strong>en</strong> tegelijkertijd<br />

de marginale productiviteit van de werknemer in e<strong>en</strong> alternatieve tewerkstelling<br />

hoger is dan het loon (zie gebied a in figuur 5.1), kan door middel van de beëindiging<br />

met wederzijds goedvind<strong>en</strong> de efficiënte reallocatie plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Ook wanneer de marginale productiviteit in e<strong>en</strong> andere baan hoger is dan in de<br />

huidige baan, maar tegelijkertijd het loon in de andere baan lager is dan het afgesprok<strong>en</strong><br />

loon in de huidige baan (gebied e in figuur 5.1), is de reallocatie naar de<br />

andere baan efficiënt. Echter, in dat geval zal de werknemer de beëindiging niet<br />

221


222<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

‘goed vind<strong>en</strong>’, omdat hij er in loon op achteruit gaat. Voor de werkgever zijn er<br />

dan twee mogelijkhed<strong>en</strong>: ofwel hij zegt de arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong>zijdig op,<br />

maar daar<strong>voor</strong> is wel e<strong>en</strong> ontslagvergunning nodig, ofwel hij kan zonder<br />

ontslagvergunning toch de werknemer overtuig<strong>en</strong> om akkoord te gaan met e<strong>en</strong><br />

beëindigingovere<strong>en</strong>komst in ruil <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> vergoeding.<br />

De ontslagvergunningsprocedure<br />

Wil de werkgever de arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong>zijdig beëindig<strong>en</strong>, dan heeft hij<br />

daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> vergunning van de cwi nodig. Daar<strong>voor</strong> moet de werkgever de<br />

cwi overtuig<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> is <strong>voor</strong> het ontslag. Dat is niet<br />

e<strong>en</strong>voudig wanneer het bestaan van die gegronde red<strong>en</strong> moeilijk te bewijz<strong>en</strong> is.<br />

Met het bewijz<strong>en</strong> gaan bewijskost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de werkgever <strong>en</strong> bewijsverificatiekost<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> de cwi gepaard. Voor de cwi is het niet voldo<strong>en</strong>de dat de werkgever<br />

stelt dat er gegronde red<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn, maar de werkgever moet dit kunn<strong>en</strong><br />

aanton<strong>en</strong> aan de hand van bewijsstukk<strong>en</strong>. De checklist van de cwi vermeldt<br />

onder meer geconsolideerde balans<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlies- <strong>en</strong> winstrek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> met in<br />

toelichting ingegaan op onder andere verhouding vreemd/eig<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong>,<br />

kost<strong>en</strong>ontwikkeling, r<strong>en</strong>tabiliteit, solvabiliteit, liquiditeit, nettoresultat<strong>en</strong>ontwikkeling<strong>en</strong>,<br />

weergave van toekomstige ontwikkeling<strong>en</strong> (ca. zes maand<strong>en</strong>),<br />

prognose financiële positie in de nabije toekomst (minimaal zes maand<strong>en</strong>),<br />

het oude <strong>en</strong> toekomstige organisatieplaatje bij reorganisatie, vergelijkbare<br />

omzet/productiegegev<strong>en</strong>s over de laatste twee jaar. Aan de hand van de door<br />

de werkgever geleverde gegev<strong>en</strong>s toetst de cwi of het gestelde ontslagmotief<br />

voldo<strong>en</strong>de aannemelijk is gemaakt. Maar de cwi gaat nog e<strong>en</strong> stapje verder.<br />

Naast het aangev<strong>en</strong> van de economische of organisatorische noodzaak die het<br />

verval van arbeidsplaats<strong>en</strong> met zich meebr<strong>en</strong>gt (verminderde vraag, noodzakelijke<br />

organisatorische aanpassing<strong>en</strong>, mogelijk ingegev<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> andere wijze<br />

van producer<strong>en</strong> of verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> of door technologische verandering<strong>en</strong>),<br />

moet de werknemer inzicht gev<strong>en</strong> in de maatregel<strong>en</strong> die hij heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> kan nem<strong>en</strong> om de ontslag<strong>en</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, de afvloeiingsregeling<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> de wijze waarop de keuze is gemaakt <strong>voor</strong> wie <strong>voor</strong> ontslag in aanmerking<br />

komt. In het kader van de redelijkheidstoets zal de cwi de bijzondere positie<br />

van de werknemer mede in og<strong>en</strong>schouw moet<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>, zoals di<strong>en</strong>s leeftijd, de<br />

duur van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> de arbeidsmarktpositie van de werknemer.<br />

De redelijkheidstoets br<strong>en</strong>gt met zich mee dat ontslag <strong>voor</strong> de werkgever<br />

in het algeme<strong>en</strong> het uiterste middel di<strong>en</strong>t te zijn om uit de problem<strong>en</strong> te<br />

kom<strong>en</strong>. De ontslagvergunning wordt niet verle<strong>en</strong>d indi<strong>en</strong> de werknemer redelijkerwijze<br />

in di<strong>en</strong>st kan blijv<strong>en</strong> door overplaatsing, omscholing of doordat<br />

andere medewerkers op natuurlijke wijze afvloei<strong>en</strong>. De cwi velt niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

oordeel over het bestaan van het ontslagmotief, maar ook over de opportuniteit<br />

of w<strong>en</strong>selijkheid van het inroep<strong>en</strong> ervan. Met andere woord<strong>en</strong>, de werkgever<br />

kan van oordeel zijn dat de economische omstandighed<strong>en</strong> het ontslag rechtvaardig<strong>en</strong>,<br />

maar de cwi kan oordel<strong>en</strong> op grond van redelijkheid dat het ontslag<br />

in de gegev<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> niet gew<strong>en</strong>st is.


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

De procedure <strong>voor</strong> de cwi is op teg<strong>en</strong>spraak, in die zin dat de werknemer verweer<br />

kan voer<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het door de werkgever <strong>voor</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ontslag. E<strong>en</strong> tweede<br />

of zelfs derde ronde van hoor <strong>en</strong> wederhoor is mogelijk. Deze rond<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> als<br />

aanvulling op datg<strong>en</strong>e wat de werkgever reeds naar vor<strong>en</strong> heeft gebracht, terwijl<br />

de werknemer hierteg<strong>en</strong> verweer kan voer<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> 10 dag<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> ronde van<br />

hoor <strong>en</strong> wederhoor duurt ongeveer 5 à 6 wek<strong>en</strong>. De duur van de procedure kan<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk word<strong>en</strong> beperkt tot ongeveer twee wek<strong>en</strong> wanneer er door de werknemer<br />

ge<strong>en</strong> inhoudelijk verweer wordt gevoerd maar slechts e<strong>en</strong> ‘formeel<br />

verweer’ (pro-formazak<strong>en</strong>). Dat is e<strong>en</strong> verweer waarbij de werknemer stelt dat<br />

hij het niet e<strong>en</strong>s is met het verzoek om e<strong>en</strong> ontslagvergunning, hoewel hij hierteg<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> inhoudelijk verweer kan of wil voer<strong>en</strong>. In vergelijking met het inhoudelijke<br />

verweer verlaagt het pro-formaverweer van de werknemer de procedurekost<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> de werkgever. De werkgever kan de werknemer prikkel<strong>en</strong> om aan het<br />

ontslag mee te werk<strong>en</strong> door af te sprek<strong>en</strong> dat de werknemer e<strong>en</strong> vergoeding krijgt<br />

wanneer hij <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> pro-formaverweer voert.<br />

De beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<br />

Verwacht de werkgever dat de bewijskost<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> aan te ton<strong>en</strong><br />

te hoog zull<strong>en</strong> zijn of verwacht hij dat op grond van de door de cwi gehanteerde<br />

standaard<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> ontslagvergunning verle<strong>en</strong>d zal word<strong>en</strong>, dan kan de werkgever<br />

de werknemer tracht<strong>en</strong> te overtuig<strong>en</strong> om akkoord te gaan met de beëindiging in<br />

ruil <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> vergoeding. In de beëindigingsovere<strong>en</strong>komst werkt de werknemer<br />

als het ware mee aan de door de werkgever gew<strong>en</strong>ste beëindiging in ruil <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

financiële vergoeding. 16 De beëindigingsvergoeding die deel uitmaakt van de<br />

overe<strong>en</strong>komst is de prijs die de werkgever daar<strong>voor</strong> betaalt. Of e<strong>en</strong> beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<br />

wordt geslot<strong>en</strong>, hangt af van de transactiekost<strong>en</strong> die met het sluit<strong>en</strong><br />

ervan gepaard gaan. De werknemer zal alle<strong>en</strong> akkoord gaan met de beëindiging<br />

wanneer hij daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> vergoeding krijgt die comp<strong>en</strong>seert <strong>voor</strong> de lagere<br />

beloning in de alternatieve baan. Asymmetrische informatie omtr<strong>en</strong>t de waarde<br />

van de alternatieve tewerkstelling <strong>en</strong> de verwachte inkom<strong>en</strong>sachteruitgang<br />

bemoeilijk<strong>en</strong> de onderhandeling<strong>en</strong>. Partij<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zich ook strategisch gedrag<strong>en</strong><br />

bij de onderhandeling<strong>en</strong>; de werknemer heeft er alle belang bij om de verliez<strong>en</strong><br />

zo hoog mogelijk <strong>voor</strong> te stell<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de werkgever heeft er alle belang bij om<br />

de situatie in de onderneming zo slecht mogelijk <strong>voor</strong> te stell<strong>en</strong>. Dit laatste doet<br />

de kans dat de cwi e<strong>en</strong> ontslagvergunning zal toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> (zonder vergoeding<br />

<strong>voor</strong> de werknemer) to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, waardoor de werknemer eerder akkoord gaat met<br />

e<strong>en</strong> lagere vergoeding in de beëindigingsovere<strong>en</strong>komst. Wanneer beide partij<strong>en</strong><br />

zich hard opstell<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de onderhandeling<strong>en</strong>, dan vergroot dat de kans dat de<br />

onderhandeling<strong>en</strong> afbrek<strong>en</strong>. Tot <strong>voor</strong> kort liep de werknemer ook het risico om<br />

uitgeslot<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> van de werkloosheidsverzekering wanneer hij akkoord<br />

ging met de beëindigingsovere<strong>en</strong>komst. 17<br />

Concluder<strong>en</strong>d kan gesteld word<strong>en</strong> dat ook onder e<strong>en</strong> regime waarbij e<strong>en</strong><br />

gegronde red<strong>en</strong> is vereist <strong>voor</strong> ontslag, arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> beëindigd<br />

word<strong>en</strong> wanneer dat efficiënt is, maar niet altijd. In ieder geval gaat de reallocatie<br />

via de externe markt naar e<strong>en</strong> productievere baan gepaard met hogere kost<strong>en</strong>.<br />

223


224<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Deze kost<strong>en</strong> bestaan uit de bewijskost<strong>en</strong> om de cwi te overtuig<strong>en</strong> van de<br />

bedrijfseconomische noodzaak van het ontslag <strong>en</strong>/of de kost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het onderhandel<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> beëindigingsovere<strong>en</strong>komst. Anders dan de vergoeding<strong>en</strong> in de<br />

beëindigingsovere<strong>en</strong>komst – die e<strong>en</strong> pure transfer van de werkgever naar de<br />

werknemer zijn – verlag<strong>en</strong> de bewijs- <strong>en</strong> onderhandelingskost<strong>en</strong> het surplus van<br />

de tewerkstelling. Wanneer het gebruik van de externe arbeidsmarkt via ontslag<br />

duur is, kan dat ertoe leid<strong>en</strong> dat de reallocatie van de arbeid op e<strong>en</strong> andere manier<br />

georganiseerd wordt.<br />

Alternatieve organisatie van de reallocatie van arbeid<br />

Omdat het gebruik van de externe arbeidsmarkt <strong>voor</strong> de reallocatie van werknemers<br />

duur is onder e<strong>en</strong> regime waarbij e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> nodig is <strong>voor</strong> ontslag,<br />

kan de onderneming besluit<strong>en</strong> de reallocatie van de werknemers ev<strong>en</strong>tueel<br />

anders te organiser<strong>en</strong>. Voor de reallocatie van de werknemers kan gebruikgemaakt<br />

word<strong>en</strong> van de interne arbeidsmarkt of van outplacem<strong>en</strong>t. Reallocatie via<br />

de interne arbeidsmarkt houdt in dat de werknemer elders binn<strong>en</strong> het bedrijf<br />

productiever wordt tewerkgesteld <strong>en</strong> bij outplacem<strong>en</strong>t maakt de werkgever<br />

gebruik van zijn netwerk om de werknemer te reallocer<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> andere baan.<br />

E<strong>en</strong> andere mogelijkheid is dat de werkgever kiest <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> ander type overe<strong>en</strong>komst,<br />

zoals uitz<strong>en</strong>darbeid, de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>voor</strong> bepaalde duur of de<br />

overe<strong>en</strong>komst van opdracht, waar<strong>voor</strong> geldt dat het gebruik van de externe<br />

arbeidsmarkt gepaard gaat met lagere transactiekost<strong>en</strong>. Deze overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> einde zonder dat daar<strong>voor</strong> toestemming van e<strong>en</strong> derde partij is<br />

vereist.<br />

5.3.2 ontslagbescherming <strong>en</strong> het gezam<strong>en</strong>lijke belang van de<br />

individuele arbeidspartij<strong>en</strong><br />

De regel dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong>zijdig door de werkgever kan<br />

word<strong>en</strong> opgezegd wanneer daar e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> bestaat is e<strong>en</strong> sterke<br />

vorm van ontslagbescherming. Onder dit ontslagregime heeft de werknemer veel<br />

baanzekerheid; de werknemer wordt <strong>en</strong>kel <strong>voor</strong> ontslag geselecteerd wanneer<br />

dat – naar het oordeel van de cwi – het laatste redmiddel is <strong>voor</strong> de onderneming<br />

om uit de problem<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>. Voor de werkgever betek<strong>en</strong>t deze regel dat hij<br />

niet flexibel kan reager<strong>en</strong> op economische verandering<strong>en</strong> door werknemers te<br />

ontslaan. 18 Niettemin zoud<strong>en</strong> rationele arbeidspartij<strong>en</strong> deze regel vrijwillig overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong><br />

wanneer er economische <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> mee word<strong>en</strong> bereikt die opweg<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong> de beperking van de flexibiliteit. Mocht de vereiste van e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> ontslag <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> met zich meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> die opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> ervan,<br />

dan verhoogt deze vorm van ontslagbescherming de gezam<strong>en</strong>lijke waarde van de<br />

tewerkstelling. Beantwoordt de ontslagbescherming in haar huidige vorm aan<br />

hetge<strong>en</strong> rationele arbeidspartij<strong>en</strong> vrijwillig zoud<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>? Leidt<br />

ontslagbescherming ertoe dat de partij<strong>en</strong> geprikkeld word<strong>en</strong> om productieve<br />

handeling<strong>en</strong> te verricht<strong>en</strong> die de waarde van hun sam<strong>en</strong>werking do<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> die bij afwezigheid van ontslagbescherming niet tot stand zoud<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>?


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

Biedt ontslagbescherming e<strong>en</strong> optimale verzekering teg<strong>en</strong> baanverlies? Verhoogt<br />

de ontslagbescherming de waarde van de arbeidsrelatie door e<strong>en</strong> verlaging van<br />

kost<strong>en</strong>?<br />

Investering<strong>en</strong> in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

E<strong>en</strong> van de economische argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in het <strong>voor</strong>deel van ontslagbescherming is<br />

dat het de prikkels van de werknemer om te invester<strong>en</strong> in waardeverhog<strong>en</strong>de<br />

specifieke k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> verhoogt. Zonder juridisch afdwingbare<br />

ontslagbescherming zou de werknemer niet bereid zijn om deze investering<strong>en</strong> te<br />

do<strong>en</strong>, omdat hij ge<strong>en</strong> zekerheid heeft dat de investering<strong>en</strong> daadwerkelijk zull<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> terugverdi<strong>en</strong>d. Op grond van deze argum<strong>en</strong>tatie is ontslagbescherming<br />

in het gezam<strong>en</strong>lijke belang van de arbeidspartij<strong>en</strong>, omdat ze welvaartsvermeerder<strong>en</strong>de<br />

transacties met betrekking tot ondernemingsspecifieke investering<strong>en</strong><br />

bevordert.<br />

Ontslagbescherming in de vorm van de vereiste van e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

ontslag biedt meer baanzekerheid waardoor eerder gemaakte relatiespecifieke<br />

investering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschermd. Echter, het feit dat de werknemer e<strong>en</strong> hoge<br />

mate van juridische baanzekerheid heeft, waarborgt niet dat de werknemer daadwerkelijk<br />

investeert in relatiespecifieke k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong>. Om het optimale<br />

resultaat te bereik<strong>en</strong> is nodig dat naast ontslagbescherming op grond van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst wordt bepaald hoeveel <strong>en</strong> welke relatiespecifieke investering<strong>en</strong><br />

gemaakt moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Dit verhoogt de contractontwerpkost<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

controlekost<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

De partij<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> het gew<strong>en</strong>ste resultaat op e<strong>en</strong> goedkopere manier bereik<strong>en</strong><br />

door beide te invester<strong>en</strong> in ondernemingsspecifieke k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong>. In<br />

dat geval ontstaat tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bilateraal monopoly: elk van de partij<strong>en</strong><br />

verliest investering<strong>en</strong> wanneer de arbeidsrelatie wordt beëindigd. Ontslag zou<br />

inhoud<strong>en</strong> dat ook de werkgever eerder gedane investering<strong>en</strong> niet meer kan terugverdi<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

waardoor de werkgever de werknemer niet snel zal ontslaan. Op die<br />

manier verkrijgt de werknemer meer de facto baanzekerheid. Ook zonder juridisch<br />

afdwingbare ontslagbescherming heeft de werknemer baanzekerheid. Hij<br />

heeft echter ge<strong>en</strong> absolute zekerheid. Wanneer de werkgever het bedrijf wil sluit<strong>en</strong>,<br />

dan zal zijn belang om relatiespecifieke investering<strong>en</strong> terug te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

niet verhinder<strong>en</strong> dat de werknemer toch wordt ontslag<strong>en</strong>. Maar in dat geval zou<br />

ook juridische ontslagbescherming niet verhinder<strong>en</strong> dat de werknemer wordt<br />

ontslag<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bedrijfssluiting als gegronde red<strong>en</strong> wordt beschouwd<br />

om de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op te zegg<strong>en</strong>.<br />

Juridische afdwingbare baanzekerheid is dus strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> niet nodig om relatiespecifieke<br />

investering<strong>en</strong> te bescherm<strong>en</strong> wanneer de werknemer al de facto<br />

baanzekerheid heeft, omdat beide partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> geïnvesteerd in specifiek<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal. Betek<strong>en</strong>t dat het <strong>voor</strong> de arbeidspartij<strong>en</strong> niet uitmaakt of er<br />

juridische dan wel de facto baanzekerheid is? Juridische baanzekerheid br<strong>en</strong>gt<br />

extra kost<strong>en</strong> met zich mee omdat de werkgever – in het geval dat ontslag toch<br />

225


226<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

noodzakelijk wordt – kost<strong>en</strong> moet mak<strong>en</strong> om de derde partij te overtuig<strong>en</strong> van de<br />

noodzaak van het ontslag. Deze kost<strong>en</strong> zijn arbeidskost<strong>en</strong> die het loon dat de<br />

werkgever wil betal<strong>en</strong> verlaagt. De vraag is of werknemers deze premie will<strong>en</strong><br />

betal<strong>en</strong> om juridische baanzekerheid te hebb<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>op de de facto baanzekerheid<br />

die ze al hebb<strong>en</strong> wanneer beide partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> geïnvesteerd in specifiek<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal.<br />

De waarde die e<strong>en</strong> werknemer hecht aan juridische baanzekerheid via ontslagbescherming<br />

neemt toe met de leeftijd. Leeftijd verlaagt de productiviteit <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

aantal werknemers <strong>en</strong> verkort de periode waarover relatiespecifieke investering<strong>en</strong><br />

door de werkgever kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> terugverdi<strong>en</strong>d. De oudere werknemer<br />

heeft dan minder de facto baanzekerheid; hij kan er minder op vertrouw<strong>en</strong> dat<br />

het verlies aan opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> uit relatiespecifieke investering<strong>en</strong>, de werkgever<br />

ervan zal weerhoud<strong>en</strong> de werknemer te ontslaan.<br />

Herinvestering<strong>en</strong> in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

M<strong>en</strong>selijke kapitaal is, zoals fysiek kapitaal (machines <strong>en</strong> gebouw<strong>en</strong>), onderhevig<br />

aan veroudering. Om de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> van investering<strong>en</strong> op peil te houd<strong>en</strong> is het<br />

nodig dat nieuwe investering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan <strong>en</strong> dat de werknemer zich<br />

nieuwe k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> maakt. E<strong>en</strong> efficiënte aanw<strong>en</strong>ding van<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal kan met zich meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> werknemer na e<strong>en</strong> zekere<br />

tijd andere werkzaamhed<strong>en</strong> moet verricht<strong>en</strong>. Hebb<strong>en</strong> werknemers optimale<br />

prikkels om te herinvester<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal? In eerste instantie zou<br />

gedacht kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat juridisch afdwingbare baanzekerheid de prikkels om<br />

te herinvester<strong>en</strong> vergroot, omdat de werknemer meer zekerheid verkrijgt dat de<br />

gedane investering<strong>en</strong> daadwerkelijk word<strong>en</strong> terugverdi<strong>en</strong>d. Maar juridische<br />

ontslagbescherming kan het omgekeerde effect hebb<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> werknemer die zich<br />

verzekerd weet van zijn baan kan minder prikkels hebb<strong>en</strong> om mee te werk<strong>en</strong> aan<br />

e<strong>en</strong> meer efficiënte aanw<strong>en</strong>ding van zijn m<strong>en</strong>selijk kapitaal. Zonder ontslagbescherming<br />

daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> weet de werknemer dat hij zijn macht in de onderneming<br />

kan vergrot<strong>en</strong> door te herinvester<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat hij daardoor de facto baanzekerheid<br />

krijgt. 19 In dit geval is de werknemer eerder bereid om vrijwillig mee te werk<strong>en</strong><br />

aan e<strong>en</strong> meer efficiënte aanw<strong>en</strong>ding van zijn m<strong>en</strong>selijk kapitaal.<br />

Hiermee is natuurlijk niet gezegd dat e<strong>en</strong> werknemer die juridisch afdwingbare<br />

baanzekerheid g<strong>en</strong>iet nooit zal will<strong>en</strong> invester<strong>en</strong> in nieuwe vaardighed<strong>en</strong>; de<br />

werkgever kan op basis van zijn gezagsbevoegdheid nadere instructies gev<strong>en</strong> over<br />

de invulling van de tak<strong>en</strong> <strong>en</strong> de vaardighed<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> werknemer moet verwerv<strong>en</strong>.<br />

20 E<strong>en</strong> weigering van de werknemer om de instructies op te volg<strong>en</strong> kan ook<br />

e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> zijn <strong>voor</strong> ontslag. Maar juridisch afdwingbare ontslagbescherming<br />

betek<strong>en</strong>t wel dat bij e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel conflict de rechter of de administratieve<br />

overheid de vraag zal stell<strong>en</strong> of er sprake is van e<strong>en</strong> verwijtbare tekortkoming<br />

van de werknemer (gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag) of dat de werkgever de<br />

inhoud van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst wijzigt, terwijl daar ge<strong>en</strong> zwaarweg<strong>en</strong>d<br />

belang <strong>voor</strong> is (ge<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag). Uit de uitsprak<strong>en</strong> van het cwi<br />

<strong>en</strong> de kantonrechter kan word<strong>en</strong> afgeleid dat e<strong>en</strong> werknemer op minder begrip


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

zal kunn<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong> (dus minder ontslagbescherming g<strong>en</strong>iet) wanneer hij weigert<br />

in te stemm<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> reallocatie binn<strong>en</strong> het bedrijf indi<strong>en</strong> het bedrijf in economische<br />

moeilijkhed<strong>en</strong> verkeert <strong>en</strong> aanpassing<strong>en</strong> noodzakelijk word<strong>en</strong>. Maar dan<br />

kom<strong>en</strong> de aanpassing<strong>en</strong> om de productiviteit op peil te houd<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk al te<br />

laat. Reallocaties binn<strong>en</strong> het bedrijf zijn nodig om financiële moeilijkhed<strong>en</strong> in de<br />

eerste plaats te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>, dus wanneer er nog ge<strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong> zwaarweg<strong>en</strong>d<br />

belang om de inhoud van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst te wijzig<strong>en</strong>, zoals dat<br />

juridisch wordt gedefinieerd. Juridische baanzekerheid via ontslagbescherming<br />

kan ertoe leid<strong>en</strong> dat efficiënte herallocaties binn<strong>en</strong> het bedrijf niet plaatsvind<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of dat de kost<strong>en</strong> ervan hoger word<strong>en</strong>.<br />

Verzekering teg<strong>en</strong> baanverlies<br />

Aangezi<strong>en</strong> de vraag naar arbeid e<strong>en</strong> afgeleide is van de vraag naar de product<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> die door het bedrijf geproduceerd word<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> wijziging<strong>en</strong> in de<br />

vraag op product<strong>en</strong>- <strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>markt e<strong>en</strong> invloed op de vraag naar arbeid.<br />

Ontslagbescherming met als doel baanzekerheid <strong>voor</strong> de werknemers, houdt in<br />

dat de werkgever tot op zekere hoogte het risico van e<strong>en</strong> daling in de vraag naar<br />

arbeid moet drag<strong>en</strong>, zodat de werknemers verzekerd zijn van hun baan.<br />

Stel dat e<strong>en</strong> werkgever 4 werknemers tewerkstelt. Maandelijks is er e<strong>en</strong> vraag<br />

naar 100 goeder<strong>en</strong> <strong>en</strong> elk van de werknemers produceert 25 stuks. Hier<strong>voor</strong> krijg<strong>en</strong><br />

ze elk 2000 euro. Op e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t daalt de vraag naar de product<strong>en</strong><br />

van 100 naar 75 <strong>en</strong> daarmee de vraag naar arbeid van 4 naar 3 werknemers. De<br />

werkgever wil e<strong>en</strong> werknemer ontslaan. Stel dat de cwi niet dezelfde economische<br />

afweging maakt als de werkgever <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> ontslagvergunning aflevert <strong>voor</strong><br />

het ontslag van e<strong>en</strong> werknemer omwille van het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> gegronde<br />

red<strong>en</strong>. Ontslagbescherming met als doel baanzekerheid <strong>voor</strong> de werknemer<br />

houdt in dat de werkgever de arbeidsrelatie met alle 4 de werknemers di<strong>en</strong>t <strong>voor</strong><br />

te zett<strong>en</strong>. De werkgever draagt het risico dat de vraag naar arbeid daalt. De werknemers<br />

zijn verzekerd van hun baan. Maar tot op welke hoogte? Stel dat op e<strong>en</strong><br />

gegev<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t de vraag naar de product<strong>en</strong> tot 0 wordt gereduceerd <strong>en</strong> het<br />

bedrijf de deur<strong>en</strong> moet sluit<strong>en</strong>. In dat geval zijn de werknemers niet langer verzekerd<br />

van hun baan; de cwi zal e<strong>en</strong> vergunning verl<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>voor</strong> het ontslag van de<br />

4 werknemers.<br />

Zoud<strong>en</strong> rationele partij<strong>en</strong> bij het aangaan van het di<strong>en</strong>stverband vrijwillig e<strong>en</strong><br />

dergelijk verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t afsprek<strong>en</strong>? Voor het verzeker<strong>en</strong> van de baan<br />

van de werknemer, wanneer het risico dat de vraag naar arbeid daalt zich <strong>voor</strong>doet,<br />

zal de werkgever e<strong>en</strong> risicopremie vrag<strong>en</strong>. De lon<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> met deze risicopremie<br />

word<strong>en</strong> verlaagd. De hoogte van deze premie zal afhang<strong>en</strong> van hoe duur<br />

het is <strong>voor</strong> het individuele bedrijf om de werknemers teg<strong>en</strong> baanverlies te verzeker<strong>en</strong>.<br />

Dit hangt weer af van de mate waarin de werkgever het risico kan spreid<strong>en</strong><br />

in de tijd <strong>en</strong> over de verschill<strong>en</strong>de bedrijfsonderdel<strong>en</strong>. W<strong>en</strong>s<strong>en</strong> werknemers zich<br />

op die manier te verzeker<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het verlies van hun baan? Voor e<strong>en</strong> aantal<br />

werknemers is het goedkoper om zich te verzeker<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het verlies van hun<br />

baan door na ontslag elders aan te slag te gaan. Werknemers die zichzelf niet<br />

227


228<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

goedkoop kunn<strong>en</strong> verzeker<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het verlies van hun baan, omdat ze niet<br />

gemakkelijk e<strong>en</strong> alternatieve gelijkwaardige baan kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> wel<br />

belang hecht<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t met hun werkgever. Maar welk<br />

verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t is optimaal? Voor de beantwoording van die vraag<br />

prober<strong>en</strong> rechtseconom<strong>en</strong> uit te vind<strong>en</strong> welke overe<strong>en</strong>komst partij<strong>en</strong> zelf vrijwillig<br />

geslot<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, mocht<strong>en</strong> zij hierover onderhandeld hebb<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

perfect functioner<strong>en</strong>de markt zonder transactiekost<strong>en</strong>.<br />

Welke vorm zou e<strong>en</strong> vrijwillig onderhandeld verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t aannem<strong>en</strong>?<br />

Onder de huidige ontslagbescherming wordt de werknemer tot op zekere<br />

hoogte verzekerd in de vorm van baanbehoud; de werknemer is ‘verzekerd van<br />

zijn baan’. Dat is – om het in verzekeringsterm<strong>en</strong> uit te drukk<strong>en</strong> – e<strong>en</strong> zeer ruime<br />

dekking van het risico. Slechts onder bepaalde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> dit<br />

zeer ruime verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t vrijwillig afsprek<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld wanneer<br />

e<strong>en</strong> bedrijf dit risico goedkoop kan verzeker<strong>en</strong>, omdat het de risico’s gemakkelijk<br />

kan spreid<strong>en</strong> (bijv. e<strong>en</strong> zeer groot bedrijf) of omdat het bedrijf weinig onderhevig<br />

is aan economische verandering<strong>en</strong> (bijv. de overheid) <strong>en</strong> de werknemer tegelijkertijd<br />

veel waarde hecht aan baanzekerheid, omdat hij buit<strong>en</strong> dat bedrijf ge<strong>en</strong><br />

alternatieve tewerkstellingsmogelijkhed<strong>en</strong> heeft.<br />

De partij<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> minder ruime verzekering afsprek<strong>en</strong>. Zij kunn<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong><br />

dat wanneer de vraag naar arbeid daalt, de werkgever de werknemer<br />

zal verzeker<strong>en</strong> van de baan <strong>voor</strong> de duur die de gemiddelde werknemer nodig<br />

heeft om e<strong>en</strong> alternatieve baan te vind<strong>en</strong>. Dit is wat gebeurt wanneer de partij<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> opzegtermijn afsprek<strong>en</strong>. Of de partij<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> afsprek<strong>en</strong> dat de<br />

werkgever de werknemer bij ontslag verzekerd <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> bedrag ter dekking van<br />

de specifieke verliez<strong>en</strong> die de werknemer naar aanleiding van het verlies van zijn<br />

baan lijdt. Dit gebeurt wanneer partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ontslagvergoeding overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>. 21<br />

De opzegtermijn <strong>en</strong> de ontslagvergoeding zijn verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij<br />

baanverlies terwijl baanzekerheid e<strong>en</strong> verzekering is teg<strong>en</strong> baanverlies.<br />

Opportunistisch ontslag<br />

Wanneer de vrijheid van de werkgever om te werknemer de ontslaan op ge<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele wijze zou word<strong>en</strong> beperkt, dan bestaat het risico dat de werkgever zijn<br />

recht te kwader trouw of op opportunistische wijze uitoef<strong>en</strong>t. Dat zou bij<strong>voor</strong>beeld<br />

het geval zijn wanneer hij de werknemer ontslaat met ge<strong>en</strong> ander belang<br />

dan het belang om de werknemer schade toe te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, of als represaille teg<strong>en</strong><br />

de werknemer omdat hij zijn wettelijke recht<strong>en</strong> uitoef<strong>en</strong>t. Er bestaat ge<strong>en</strong> twijfel<br />

dat partij<strong>en</strong> deze mogelijkheid bij het aangaan van het di<strong>en</strong>stverband hebb<strong>en</strong><br />

will<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>. Door e<strong>en</strong> regel die stelt dat de werkgever wordt gesanctioneerd<br />

wanneer hij de werknemer op k<strong>en</strong>nelijk onredelijke wijze ontslaat word<strong>en</strong><br />

opportunistische ontslag<strong>en</strong> <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> belangrijke vraag is welke toets rechters gebruik<strong>en</strong> bij de beoordeling of het<br />

ontslag k<strong>en</strong>nelijk onredelijk is. Puur opportunistische ontslag<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> door de werkgever te sanctioner<strong>en</strong> wanneer de getroff<strong>en</strong> werknemer


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

aannemelijk kan mak<strong>en</strong> dat de werkgever hem heeft ontslaan met ge<strong>en</strong> ander<br />

belang dan het belang om de werknemer schade toe te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, waar<strong>voor</strong> de werkgever<br />

het teg<strong>en</strong>bewijs niet kan lever<strong>en</strong>. Om puur opportunistische ontslag<strong>en</strong> te<br />

<strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> is dus niet nodig dat de werkgever <strong>voor</strong> iedere opzegging moet aanton<strong>en</strong><br />

dat hij daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> heeft. De vereiste dat de werkgever <strong>voor</strong><br />

het ontslag e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> kan aanton<strong>en</strong> beperkt de ontslagvrijheid van de<br />

werkgever meer dan de vereiste dat de werkgever de werknemer niet mag ontslaan<br />

met ge<strong>en</strong> ander belang dan het belang om de werknemer schade toe te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

In het mer<strong>en</strong>deel van de ontslaggevall<strong>en</strong> gaat het niet om puur opportunistische<br />

ontslag<strong>en</strong>, maar zegt de werkgever de arbeidsrelatie op om bedrijfseconomische<br />

of organisatorische red<strong>en</strong><strong>en</strong> of omdat de werknemer niet goed functioneert.<br />

Omdat de gevall<strong>en</strong> van puur opportunistisch ontslag beperkt zijn, is het niet<br />

nodig om <strong>voor</strong>afgaand aan elke opzegging te toets<strong>en</strong> of het <strong>voor</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ontslag<br />

k<strong>en</strong>nelijk onredelijk is.<br />

De conclusie is dat e<strong>en</strong> zekere beperking van de ontslagvrijheid van de werkgever<br />

noodzakelijk is om puur opportunistische ontslag<strong>en</strong> te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. Maar de<br />

huidige ontslagregels met betrekking tot de grond<strong>en</strong> van ontslag beperk<strong>en</strong> de<br />

ontslagvrijheid meer dan strikt noodzakelijk is om puur opportunistische ontslag<strong>en</strong><br />

te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.<br />

5.3.3 ontslagbescherming <strong>en</strong> het algem<strong>en</strong>e <strong>en</strong> sociale zekerheidsbelang<br />

K<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d <strong>voor</strong> het Nederlandse ontslagstelsel is dat de werkgever op grond<br />

van artikel 6 lid 1 Buit<strong>en</strong>gewoon Besluit Arbeidsverhouding<strong>en</strong> (bba, 1945) <strong>voor</strong>dat<br />

hij tot opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst overgaat, <strong>voor</strong>afgaande<br />

toestemming nodig heeft van de C<strong>en</strong>trale Organisatie <strong>voor</strong> Werk <strong>en</strong> Inkom<strong>en</strong><br />

(cwi). Kracht<strong>en</strong>s het bba is het verricht<strong>en</strong> van de rechtshandeling, namelijk<br />

e<strong>en</strong>zijdige opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst, vernietigbaar behoud<strong>en</strong>s<br />

toestemming/vergunning van het bevoegde overheidsorgaan. De vergunning is<br />

e<strong>en</strong> administratiefrechtelijk instrum<strong>en</strong>t. Is administratiefrechtelijke handhaving<br />

e<strong>en</strong> efficiënter instrum<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> de handhaving van ontslagbescherming dan<br />

civielrechtelijke handhaving? Is de administratiefrechtelijke regulering <strong>en</strong> handhaving<br />

van ontslagbescherming nodig ter bescherming van het algem<strong>en</strong>e of het<br />

sociale zekerheidsbelang?<br />

Administratiefrechtelijke regulering versus civielrechtelijke<br />

aansprakelijkheid<br />

Wat zegt de rechtseconomie over de keuze tuss<strong>en</strong> administratiefrechtelijke <strong>en</strong><br />

civielrechtelijke handhaving als juridische instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>? Volg<strong>en</strong>s Shavell (1984)<br />

heeft zowel de administratiefrechtelijke regulering als de civielrechtelijke aansprakelijkheid<br />

<strong>voor</strong>- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> als juridische instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. In het artikel ‘Liability<br />

for Harm Versus Regulation of Safety’ toont Shavell (1984) aan dat, afhankelijk<br />

van de situatie, soms het <strong>en</strong>e, soms het andere efficiënter is <strong>en</strong> dat het soms<br />

229


230<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

efficiënt is dat beide instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> tegelijkertijd word<strong>en</strong> gebruikt. De rechter in<br />

e<strong>en</strong> civielrechtelijk geschil komt pas tuss<strong>en</strong>beide nadat schade werd geled<strong>en</strong>. De<br />

administratieve overheid heeft de mogelijkheid om in te grijp<strong>en</strong> <strong>voor</strong>aleer e<strong>en</strong><br />

ongeval/schade zich <strong>voor</strong>doet. Dat kan noodzakelijk zijn wanneer de ev<strong>en</strong>tuele<br />

schade zeer groot is <strong>en</strong> het gevaar bestaat dat de dader niet over voldo<strong>en</strong>de financiële<br />

middel<strong>en</strong> beschikt om de schade te vergoed<strong>en</strong>. Administratiefrechtelijke<br />

regulering van gedrag is ook nodig wanneer de b<strong>en</strong>adeeld<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> prikkels hebb<strong>en</strong><br />

om de schade te verhal<strong>en</strong> via de rechter, bij<strong>voor</strong>beeld omdat ze ge<strong>en</strong> informatie<br />

hebb<strong>en</strong> over wie de schade heeft veroorzaakt of wanneer de schade die per individu<br />

wordt geled<strong>en</strong> te klein is om e<strong>en</strong> rechtszaak te start<strong>en</strong>. Daarom is administratiefrechtelijke<br />

regulering van het gedrag van partij<strong>en</strong> die met elkaar in e<strong>en</strong><br />

contractuele relatie staan zeer ongebruikelijk. De partij<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> elkaar, wet<strong>en</strong><br />

wanneer de andere contractpartij zijn contractuele verbint<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> niet nakomt,<br />

<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> prikkel om e<strong>en</strong> rechtszaak te start<strong>en</strong> omdat ze zo <strong>voor</strong> de geled<strong>en</strong><br />

schade word<strong>en</strong> vergoed.<br />

Het algeme<strong>en</strong> belang<br />

De oorsprong van het ontslagverbod van het bba dat op 5 oktober 1945 tot stand<br />

kwam, is de Duitse Verordnung über die Beschränkung des Arbeitsplatzwechels<br />

(de Arbeitsplatzwechselverordnung) van 1 september 1939 (Naber 1983: 74).<br />

Ingevolge het eerste artikel van deze verord<strong>en</strong>ing mocht<strong>en</strong> werkgevers <strong>en</strong> werknemers<br />

pas opzegg<strong>en</strong>, wanneer het arbeidsbureau toestemming had verle<strong>en</strong>d<br />

<strong>voor</strong> de ontbinding van de arbeidsverhouding. De sanctie <strong>voor</strong> het overtred<strong>en</strong><br />

van deze bepaling bestond uit e<strong>en</strong> gevang<strong>en</strong>isstraf of e<strong>en</strong> boete. Tijd<strong>en</strong>s de bezettingstijd<br />

in Nederland trad op 13 juni 1940 het Eerste Uitvoeringsbesluit van de<br />

secretaris-g<strong>en</strong>eraal van het departem<strong>en</strong>t van Sociale Zak<strong>en</strong> in werking ingevolge<br />

verord<strong>en</strong>ing No. 8/1940 van de rijkscommissaris betreff<strong>en</strong>de het beperk<strong>en</strong> van<br />

werk. 22 De ontslagverord<strong>en</strong>ing bepaalde onder meer dat het de werkgever verbod<strong>en</strong><br />

was werknemers te ontslaan. De directeur-g<strong>en</strong>eraal van de Arbeid of de door<br />

hem hiertoe gemachtigde organ<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> uitzondering<strong>en</strong> op de regel vaststell<strong>en</strong>;<br />

de toestemming hiertoe kan afhankelijk gemaakt word<strong>en</strong> van het nakom<strong>en</strong><br />

van bijzondere <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>. Het bba van 1945 nam het ontslagverbod over.<br />

Verbodswetgeving heeft t<strong>en</strong> doel het verricht<strong>en</strong> van rechtshandeling<strong>en</strong> door de<br />

burger te verhinder<strong>en</strong>, behoud<strong>en</strong>s vergunning van het bevoegde overheidsorgaan.<br />

Verbodswetgeving di<strong>en</strong>t het algeme<strong>en</strong> belang. Dat algeme<strong>en</strong> belang bestond<br />

na de oorlog uit de wederopbouw van het land. Het bba 1945 had primair op het<br />

oog het herstel van het land (Naber 1983: 51). Om dat doel te bereik<strong>en</strong> di<strong>en</strong>de de<br />

productie na op gang te zijn gebracht ongestoord <strong>voor</strong>tgang te kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong>.<br />

Te veel beweging op de arbeidsmarkt zou e<strong>en</strong> spoedig herstel van het land kunn<strong>en</strong><br />

schad<strong>en</strong>. Om dat te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong> ontslagverbod noodzakelijk geacht.<br />

Werkgevers <strong>en</strong> werknemers mocht<strong>en</strong> hun arbeidsverhouding in het algeme<strong>en</strong><br />

niet beëindig<strong>en</strong> zonder toestemming. Overtreding van het verbod werd strafrechtelijk<br />

gesanctioneerd met e<strong>en</strong> gevang<strong>en</strong>isstraf van t<strong>en</strong> hoogste twee maand<strong>en</strong><br />

of e<strong>en</strong> geldboete van t<strong>en</strong> hoogste duiz<strong>en</strong>d guld<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s werd gesteld dat het<br />

ontslag gegev<strong>en</strong> in strijd met het ontslagverbod nietig was. Nietigheid is e<strong>en</strong><br />

civielrechtelijke sanctie. Bij wet van 14 december 1979, (Stb. 693) is de strafbaar


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

heid van overtreding van artikel 6 bba kom<strong>en</strong> te vervall<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> de civielrechtelijke<br />

sanctie van nietigheid/vernietigbaarheid is geblev<strong>en</strong>. In het begin van de<br />

jar<strong>en</strong> vijftig kon de wederopbouw van het land als voltooid word<strong>en</strong> beschouwd,<br />

waardoor toetsing aan het algeme<strong>en</strong> belang niet langer het primaire doel van artikel<br />

6 bba was. Met de tijd is de toetsing dan ook verschov<strong>en</strong> van het algeme<strong>en</strong><br />

belang naar de private belang<strong>en</strong> van de werknemer <strong>en</strong> werkgever.<br />

Is de administratieve vergunning wel het gepaste instrum<strong>en</strong>t <strong>voor</strong> de afweging<br />

van private belang<strong>en</strong> van partij<strong>en</strong>? Waarom bedi<strong>en</strong>t de overheid zich in het algeme<strong>en</strong><br />

van verbodswetgeving, op grond waarvan het verricht<strong>en</strong> van bepaalde<br />

rechtshandeling<strong>en</strong> is verbod<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong>s toestemming c.q. vergunning van de<br />

overheid? Deze vraag wordt gesteld <strong>en</strong> als volgt beantwoord door Naber (1983: 57).<br />

“Toch niet uit het oogpunt van private belang<strong>en</strong>behartiging. Ne<strong>en</strong>, verbodswetgeving heeft t<strong>en</strong><br />

doel aantasting van algem<strong>en</strong>e belang<strong>en</strong> door individuele rechtsuitoef<strong>en</strong>ing teg<strong>en</strong> te gaan. Bij het<br />

individu ligt de bewijslast om aan te ton<strong>en</strong> dat zijn rechtsuitoef<strong>en</strong>ing ge<strong>en</strong> schade berokk<strong>en</strong>t aan de<br />

algem<strong>en</strong>e belang<strong>en</strong>.”<br />

Nu bij de regulering van de opzegging de bescherming van de private belang<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>opstaat, kan het algeme<strong>en</strong> belang niet meer ingeroep<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als rechtvaardiging<br />

<strong>voor</strong> de vergunningsprocedure. Voor de afweging van individuele<br />

belang<strong>en</strong> ingevolge e<strong>en</strong> contractuele relatie is de civielrechtelijk procedure beter<br />

geschikt.<br />

Wanneer als regel geldt dat elk ontslag redelijk moet zijn, dan heeft de vergunningsprocedure<br />

wel als <strong>voor</strong>deel dat over de redelijkheid van het ontslag <strong>voor</strong>af<br />

wordt geoordeeld, dat wil zegg<strong>en</strong> <strong>voor</strong>aleer de werkgever overgaat tot de opzegging<br />

van de arbeidsrelatie. Bij e<strong>en</strong> civielrechtelijke procedure vindt de beoordeling<br />

van de redelijkheid nadi<strong>en</strong> plaats, dat wil zegg<strong>en</strong> nadat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

reeds effectief is beëindigd. Dit stelstel heeft als nadeel dat partij<strong>en</strong> tot aan<br />

de uitspraak in onzekerheid verker<strong>en</strong> over hetge<strong>en</strong> zij bij de opzegging in acht<br />

hebb<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong>. Dit is het gevolg van het gebruik van de op<strong>en</strong> norm ‘redelijkheid’<br />

<strong>voor</strong> de beoordeling van de opzegging. 23 De hierdoor ontstane juridische<br />

onzekerheid kan word<strong>en</strong> verlaagd door e<strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tieve toetsing (anticipatory<br />

adjudication), waarbij de werkgever om e<strong>en</strong> rechterlijke uitspraak vraagt <strong>voor</strong>aleer<br />

hij tot opzegging overgaat. Hiermee wordt <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat de werkgever e<strong>en</strong><br />

schadevergoeding moet betal<strong>en</strong> wanneer de rechter achteraf zou oordel<strong>en</strong> dat<br />

het ontslag onredelijk is. Dus zelfs indi<strong>en</strong> de administratiefrechtelijke redelijkheidstoets<br />

vervang<strong>en</strong> zou word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> civielrechtelijke redelijkheidstoets,<br />

zoud<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> er belang bij hebb<strong>en</strong> dat de prev<strong>en</strong>tieve toets blijft bestaan ter<br />

verlaging van de kost<strong>en</strong> die gepaard gaan met onzekerheid. E<strong>en</strong> substantiëlere<br />

hervorming van het <strong>ontslagrecht</strong> behelst niet de vraag of de administratiefrechtelijke<br />

redelijkheidstoets vervang<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> civielrechtelijke<br />

controle omtr<strong>en</strong>t de redelijkheid van de opzegging, maar de vraag of de redelijkheidstoets<br />

zelf moet word<strong>en</strong> gehandhaafd.<br />

231


232<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Het socialeverzekeringsbelang<br />

Het bestaan van e<strong>en</strong> collectieve werkloosheidsverzekering kan ertoe leid<strong>en</strong> dat<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> vaker word<strong>en</strong> opgezegd dan economisch gezi<strong>en</strong> optimaal<br />

is. Door de Werkloosheidswet <strong>en</strong> andere programma’s ter ondersteuning van<br />

werkloze werknemers word<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van werkloosheid (na ontslag) door de<br />

geme<strong>en</strong>schap van werkgevers <strong>en</strong> werknemers (of alle belastingsbetalers) gedrag<strong>en</strong>,<br />

waardoor de prikkels <strong>voor</strong> de individuele werkgever <strong>en</strong> werknemer om<br />

ontslag te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>. Met name bestaat de mogelijkheid dat de werknemer<br />

akkoord gaat met ontslag in ruil <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> suppletie op de werkloosheidsuitkering.<br />

De afvloeiing wordt op die manier gefinancierd t<strong>en</strong> koste van de algem<strong>en</strong>e<br />

middel<strong>en</strong>. De beperking van de bevoegdheid tot ontslag door regulering<br />

door de administratieve overheid zou dan begrep<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong><br />

manier om het aantal beëindiging<strong>en</strong> terug te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> tot het niveau dat zou<br />

bestaan indi<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van ontslag niet geëxternaliseerd zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>. Regulering van de ontslagbeslissing di<strong>en</strong>t dan om de inefficiënties op te<br />

loss<strong>en</strong> die het gevolg zijn van e<strong>en</strong> systeem van collectieve werkloosheidsverzekering.<br />

Echter, het gevaar hiervan is dat het inroep<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaalde vorm van<br />

regulering (collectieve werkloosheidsverzekering) om e<strong>en</strong> andere vorm van regulering<br />

te rechtvaardig<strong>en</strong> (administratiefrechtelijk controle op ontslagbeslissing<strong>en</strong>)<br />

aanleiding kan zijn tot e<strong>en</strong> cumulatie van regulering<strong>en</strong>. 24 Administratiefrechtelijke<br />

regulering van de beëindiging van arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> is mijns<br />

inzi<strong>en</strong>s niet het meest geschikte juridische instrum<strong>en</strong>t om oneig<strong>en</strong>lijk gebruik<br />

van de sociale zekerheid te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>.<br />

Het beroep op werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> kan immers op twee manier<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

teruggedrong<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste kan m<strong>en</strong> de toegang tot de werkloosheidsuitkering<br />

beperk<strong>en</strong>. Tot deze categorie maatregel<strong>en</strong> behor<strong>en</strong> de regels die het recht tot<br />

opzegging van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst beperk<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> tweede kan m<strong>en</strong> de<br />

uitstroom uit de werkloosheid bevorder<strong>en</strong>. Hiertoe kan m<strong>en</strong> werkloz<strong>en</strong> monitor<strong>en</strong>,<br />

stimuler<strong>en</strong> <strong>en</strong> begeleid<strong>en</strong> bij het vind<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> nieuwe baan. Oneig<strong>en</strong>lijk<br />

gebruik van de werkloosheidswet kan beter word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>gaan door aanpassing<br />

van de Werkloosheidswet zelf dan door regulering van de ontslagbeslissing. Het<br />

is immers <strong>voor</strong> de administratieve overheid bijzonder moeilijk om te verifiër<strong>en</strong> of<br />

het ontslag e<strong>en</strong> onverwachte gebeurt<strong>en</strong>is is t<strong>en</strong> gevolge van e<strong>en</strong> wijziging van<br />

economische omstandighed<strong>en</strong> dan wel of met het ontslag e<strong>en</strong> onterecht gebruik<br />

van de Werkloosheidswet wordt beoogd.<br />

5.3.4 versoepeling <strong>ontslagrecht</strong><br />

Op grond van de analyses in de vorige paragraf<strong>en</strong> kan geconcludeerd word<strong>en</strong> dat<br />

de Nederlandse regel op grond waarvan de werkgever e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> moet<br />

kunn<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong> alvor<strong>en</strong>s hij toestemming kan krijg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> derde partij om<br />

op te zegg<strong>en</strong>, de gezam<strong>en</strong>lijke waarde van tewerkstelling niet verhoogt in vergelijking<br />

met e<strong>en</strong> systeem waarbij de ontslaggrond<strong>en</strong> niet gereguleerd zijn. Het<br />

Nederlandse systeem br<strong>en</strong>gt ge<strong>en</strong> economische <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> met zich mee die<br />

zoud<strong>en</strong> opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de extra transactiekost<strong>en</strong> van het systeem <strong>voor</strong> de real


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

locatie van werknemers via de externe arbeidsmarkt. Dat de werkgever <strong>voor</strong> de<br />

e<strong>en</strong>zijdige opzegging e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> moet aanton<strong>en</strong> leidt niet vanzelfsprek<strong>en</strong>d<br />

tot meer relatiespecifieke investering<strong>en</strong> <strong>en</strong> kan de prikkels <strong>voor</strong> de werknemer<br />

om te herinvester<strong>en</strong> in relatiespecifieke k<strong>en</strong>nis do<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>. Voor zover de<br />

derde partij de kwaliteit van de prestaties van de werknemer niet goed kan verifiër<strong>en</strong>,<br />

kunn<strong>en</strong> de prikkels van werknemers om zich optimaal in te spann<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> houdt het systeem in dat de werkgever de werknemer – tot op<br />

zekere hoogte – di<strong>en</strong>t te verzeker<strong>en</strong> van zijn baan wanneer de vraag naar arbeid in<br />

de onderneming daalt, e<strong>en</strong> verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t dat slechts onder bepaalde<br />

<strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> als optimaal kan word<strong>en</strong> beschouwd. In andere gevall<strong>en</strong> is het in<br />

het gezam<strong>en</strong>lijke belang 25 van de arbeidspartij<strong>en</strong> dat de werknemer zich verzekert<br />

door elders aan de slag te gaan of dat de werkgever de werknemer slechts tijdelijk<br />

verzekert van de baan <strong>voor</strong> de duur van de opzegtermijn of dat de werkgever e<strong>en</strong><br />

bedrag uitbetaalt ter comp<strong>en</strong>satie van de specifieke verliez<strong>en</strong> na ontslag. Aangezi<strong>en</strong><br />

de Nederlandse regel met betrekking tot de ontslaggrond<strong>en</strong> de gezam<strong>en</strong>lijke<br />

waarde van tewerkstelling niet verhoogt, maar wel extra transactiekost<strong>en</strong> met<br />

zich meebr<strong>en</strong>gt, is op grond van deze economische overweging<strong>en</strong> e<strong>en</strong> versoepeling<br />

van het <strong>ontslagrecht</strong> waar het de grond<strong>en</strong> van het ontslag betreft, gerechtvaardigd.<br />

E<strong>en</strong> versoepeling van het Nederlandse <strong>ontslagrecht</strong> hoeft niet te betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat<br />

m<strong>en</strong> overgaat naar e<strong>en</strong> regime van puur ‘ontslag naar eig<strong>en</strong> goeddunk<strong>en</strong>’, zoals<br />

het Amerikaanse termination at will, waarbij de werknemer ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele contractuele<br />

of wettelijke vorm van ontslagbescherming heeft. E<strong>en</strong> versoepeling kan<br />

inhoud<strong>en</strong> dat <strong>voor</strong> de e<strong>en</strong>zijdige opzegging door de werkgever niet langer e<strong>en</strong><br />

vergunning is vereist, maar dat de werknemer wel nog wordt beschermd teg<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>nelijk onredelijk ontslag, <strong>en</strong> dat de werkgever bij de opzegging e<strong>en</strong> opzegtermijn<br />

in acht moet nem<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> ontslagvergoeding moet betal<strong>en</strong>. Meer<br />

ontslagvrijheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag, laat andere vorm<strong>en</strong> van<br />

ontslagbescherming onverlet. Het Nederlandse <strong>ontslagrecht</strong> met betrekking tot<br />

de grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag wordt versoepeld wanneer werkgevers niet meer <strong>voor</strong><br />

elke opzegging de cwi of de rechter moet<strong>en</strong> overtuig<strong>en</strong> van de noodzaak ervan,<br />

zoals nu het geval is. Het schrapp<strong>en</strong> van de vereiste van de <strong>voor</strong>afgaande<br />

toestemming van de cwi, geeft de werkgever de vrijheid om zelf te oordel<strong>en</strong> over<br />

de w<strong>en</strong>selijkheid van de opzegging waardoor de kost<strong>en</strong> om de cwi te overtuig<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> vermed<strong>en</strong>. Mocht in Nederland gekoz<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> versoepeling<br />

van de ontslaggrond<strong>en</strong>, dan moet er wel op gelet word<strong>en</strong> dat de versoepeling niet<br />

ongedaan gemaakt wordt via de route van de k<strong>en</strong>nelijk onredelijke opzegging<br />

(art. 7: 681 bw). 26 Indi<strong>en</strong> rechters de vereiste dat de opzegging niet k<strong>en</strong>nelijk<br />

onredelijk mag zijn zoud<strong>en</strong> interpreter<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> vereiste <strong>voor</strong> de werkgever om<br />

aan te ton<strong>en</strong> dat het ontslag redelijk is, dan is er in praktijk ge<strong>en</strong> verschil met het<br />

huidige regime waarbij de werkgever <strong>voor</strong> elke opzegging e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong><br />

moet aanton<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de cwi.<br />

Werknemers met e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband <strong>voor</strong> onbepaalde duur hebb<strong>en</strong> onder de<br />

huidige ontslagregels veel juridische baanzekerheid; de cwi geeft maar toestem-<br />

233


234<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

ming <strong>voor</strong> ontslag als daar naar haar oordeel e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> is. Zou het<br />

schrapp<strong>en</strong> van de vereiste van de <strong>voor</strong>afgaande toestemming van de cwi betek<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

dat werknemers te weinig baanzekerheid zull<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>?<br />

Ook zonder de regel dat de werkgever alle<strong>en</strong> kan opzegg<strong>en</strong> wanneer daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

gegronde rede is, heeft de werknemer tot op zekere hoogte baanzekerheid. De<br />

werkgever heeft er immers ge<strong>en</strong> belang bij om de arbeidsrelatie met e<strong>en</strong> werknemer<br />

die goed presteert <strong>en</strong> investeert in de relatie te beëindig<strong>en</strong>. Na ontslag moet<br />

de werkgever immers kost<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het aanwerv<strong>en</strong> <strong>en</strong> opleid<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

nieuwe werknemer <strong>en</strong> hij weet op <strong>voor</strong>hand niet of de nieuwe werknemer ook<br />

goed zal prester<strong>en</strong>. Omdat de werkgever deze kost<strong>en</strong> wil vermijd<strong>en</strong>, zal hij de<br />

huidige werknemers niet zomaar, willekeurig ontslaan. Hierdoor verkrijgt de<br />

werknemer de facto baanzekerheid. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zou e<strong>en</strong> werkgever die zijn werknemers<br />

systematisch zonder red<strong>en</strong> ontslaat, e<strong>en</strong> slechte reputatie krijg<strong>en</strong>.<br />

Normaal gezi<strong>en</strong> will<strong>en</strong> werkgevers e<strong>en</strong> slechte reputatie vermijd<strong>en</strong>. 27<br />

Wel zal de werkgever van zijn vrijheid om de arbeidsovere<strong>en</strong>komst op te zegg<strong>en</strong><br />

gebruikmak<strong>en</strong> wanneer hij – als gevolg van e<strong>en</strong> wijziging in economische<br />

omstandighed<strong>en</strong> – <strong>voor</strong>tzetting van de arbeidsrelatie niet meer w<strong>en</strong>selijk acht.<br />

Voor die gevall<strong>en</strong> zal de werknemer minder baanzekerheid hebb<strong>en</strong> dan onder de<br />

huidige regels van ontslagbescherming. E<strong>en</strong> werkgever zal – mocht hij de vrijheid<br />

daartoe hebb<strong>en</strong> – e<strong>en</strong> arbeidsrelatie in het algeme<strong>en</strong> niet will<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong><br />

wanneer de geldelijke waarde van de marginale productiviteit die hij met de<br />

werknemer produceert lager wordt dan de arbeidskost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het tewerkstell<strong>en</strong><br />

van de werknemer. Welke juridische of morele grondslag rechtvaardigt dat de<br />

werkgever in die gevall<strong>en</strong> de werknemer zou moet<strong>en</strong> verzeker<strong>en</strong> van zijn baan?<br />

De baanzekerheid kan e<strong>en</strong> contractuele grondslag hebb<strong>en</strong>. Dat is het geval<br />

wanneer uit de tekst van de overe<strong>en</strong>komst duidelijk blijkt dat het de bedoeling<br />

van de werkgever was om zich ertoe te verbind<strong>en</strong> om de werknemer tot aan zijn<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd tewerk te stell<strong>en</strong>. Maar is er bij afwezigheid van e<strong>en</strong><br />

contractuele grondslag e<strong>en</strong> andere norm die baanbehoud rechtvaardigt? Hiertoe<br />

zou aanleiding zijn wanneer uit de manier waarop de arbeidspartij<strong>en</strong> de arbeidsrelatie<br />

hebb<strong>en</strong> ingericht volgt dat de werknemer volledig economisch afhankelijk<br />

is geword<strong>en</strong> van het <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong> van de arbeidsrelatie. E<strong>en</strong> werknemer is volledig<br />

economisch afhankelijk van het <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong> van de arbeidsrelatie wanneer<br />

tewerkstelling in die bepaalde baan ertoe heeft geleid dat hij daarbuit<strong>en</strong> niet meer<br />

productief aan de slag kan. Dat is ge<strong>en</strong> realistische weergave van de meeste<br />

moderne arbeidsrelaties. E<strong>en</strong> groot deel van de werknemers heeft na ontslag nog<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> om elders e<strong>en</strong> baan te krijg<strong>en</strong>. 28 Toch is er ook e<strong>en</strong> groep werknemers<br />

<strong>voor</strong> wie de alternatieve tewerkstellingsmogelijkhed<strong>en</strong> bij ontslag gering<br />

zijn. Ik d<strong>en</strong>k bij<strong>voor</strong>beeld aan werknemers die fysieke arbeid verricht<strong>en</strong> waarbij<br />

de capaciteit om die arbeid te verricht<strong>en</strong> afneemt met de leeftijd. Maar <strong>voor</strong> deze<br />

risico’s lijk<strong>en</strong> alternatieve verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, zoals vroegp<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>, of<br />

herscholing beter geschikt dan de verzekering in de vorm van baanbehoud.


5.4 de rechtseconomische analyse van ontslagvergoeding<strong>en</strong><br />

5.4.1 de huidige nederlandse regels met betrekking tot de<br />

ontslagvergoeding<br />

ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

Wanneer wordt geoordeeld (door cwi of kantonrechter) dat er voldo<strong>en</strong>de grond<strong>en</strong><br />

zijn om de arbeidsovere<strong>en</strong>komst te beëindig<strong>en</strong>, dan rijst de vraag of naar<br />

aanleiding van het ontslag e<strong>en</strong> ontslagvergoeding door de werkgever aan de werknemer<br />

moet word<strong>en</strong> betaald. De kantonrechter kan in geval van ontbinding<br />

weg<strong>en</strong>s verandering<strong>en</strong> in de omstandighed<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> der partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vergoeding<br />

toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, zo hem dat met het oog op de omstandighed<strong>en</strong> van het geval billijk<br />

<strong>voor</strong>komt (art. 7:685 lid 6 bw). Voor het vaststell<strong>en</strong> van de vergoeding is het aantal<br />

gewog<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> (a) <strong>en</strong> het bruto maandsalaris (b) van belang. Bij e<strong>en</strong> zogehet<strong>en</strong><br />

‘kleurloze’ of ‘neutrale’ ontbinding lijkt de werknemer zonder meer recht te<br />

hebb<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> vergoeding gelijk aan a x b. De kantonrechter is echter bevoegd e<strong>en</strong><br />

correctiefactor (c) te hanter<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ander bedrag vast te stell<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> hij dat op<br />

grond van de bijzondere omstandighed<strong>en</strong> van het geval gerechtvaardigd acht. De<br />

correctiefactor wordt bij e<strong>en</strong> neutrale ontbinding (ge<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong> heeft in<br />

het bijzonder schuld aan het feit dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst t<strong>en</strong> einde komt) op<br />

1 gesteld; deze c-factor kan al naar gelang de schuld van de werknemer mogelijk tot<br />

0 word<strong>en</strong> gereduceerd, terwijl schuld aan de kant van de werkgever tot c = 2, c = 3<br />

of desnoods nog hoger kan leid<strong>en</strong> (Loonstra 2006: 116). In de kantonrechtersformule<br />

is nog als slotbepaling opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> vergoeding, behoud<strong>en</strong>s immateriële<br />

schade, niet hoger zal zijn dan de verwachte inkom<strong>en</strong>sderving tot aan de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde<br />

leeftijd. Dit om bij<strong>voor</strong>beeld te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> 63-jarige<br />

werknemer e<strong>en</strong> vergoeding zou ontvang<strong>en</strong> die hoger ligt dan zijn redelijkerwijs<br />

te verwacht<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>sderving (Bakels 1997: 140).<br />

Het recht op e<strong>en</strong> vergoeding ontstaat zonder dat e<strong>en</strong> fout van de werkgever moet<br />

word<strong>en</strong> aangetoond. In de zog<strong>en</strong>aamde neutrale gevall<strong>en</strong> wordt de betaling van<br />

de ontslagvergoeding door de kantonrechter gerechtvaardigd, doordat wordt<br />

gesteld dat het ontslag het gevolg is van e<strong>en</strong> risico dat <strong>voor</strong> rek<strong>en</strong>ing van de werkgever<br />

komt. Reorganisaties of inkrimping van de onderneming word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong><br />

als risico’s die <strong>voor</strong> rek<strong>en</strong>ing van de werkgever kom<strong>en</strong>. De werknemer krijgt ge<strong>en</strong><br />

vergoeding wanneer de ontbinding het gevolg is van zijn verwijtbaar slecht functioner<strong>en</strong><br />

of wanneer de werknemer vrijwillig vertrekt, omdat wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

dat het ontslag dan het gevolg is van e<strong>en</strong> risico dat <strong>voor</strong> rek<strong>en</strong>ing van de werknemer<br />

komt.<br />

Ontslagvergoeding<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d naar aanleiding van ontbinding<br />

van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst door de kantonrechter, maar word<strong>en</strong> ook<br />

collectief onderhandeld in het kader van e<strong>en</strong> collectief ontslag. De afvloeiingsregeling<strong>en</strong><br />

die naar aanleiding van e<strong>en</strong> collectief ontslag word<strong>en</strong> onderhandeld<br />

zijn zeer divers, maar vaak wordt ook de kantonrechtersformule gebruik <strong>voor</strong><br />

de berek<strong>en</strong>ing van de ontslagvergoeding.<br />

235


236<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

5.4.2 economische verandering<strong>en</strong> <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van ontslag<br />

Verschill<strong>en</strong>de arbeidsrechtelijke schrijvers hebb<strong>en</strong> zich gebog<strong>en</strong> over de vraag<br />

welke aanknopingspunt<strong>en</strong> het rechtsgevoel biedt <strong>voor</strong> het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van deze<br />

vergoeding, maar de vraag werd volg<strong>en</strong>s Buijs (2004: 45-46) nog niet overtuig<strong>en</strong>d<br />

beantwoord. Voor Scholt<strong>en</strong>s (2004: 91) gaat het in ess<strong>en</strong>tie om de vraag wie<br />

de financiële gevolg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ontslag moet drag<strong>en</strong>: de werkgever, de werknemer<br />

of de geme<strong>en</strong>schap. Om te verklar<strong>en</strong> waarom de werkgever (e<strong>en</strong> deel van) de<br />

kost<strong>en</strong> van ontslag moet drag<strong>en</strong> in de vorm van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding moet<br />

aangetoond word<strong>en</strong> welke kost<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werknemer lijdt t<strong>en</strong> gevolge van het<br />

ontslag <strong>en</strong> op grond van welke theorie het gerechtvaardigd is dat de werkgever<br />

die kost<strong>en</strong> draagt.<br />

E<strong>en</strong> verandering in externe omstandighed<strong>en</strong> kan ertoe leid<strong>en</strong> dat de werkgever<br />

de werknemer ontslaat om bedrijfseconomische of organisatorische grond<strong>en</strong>. De<br />

verandering<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>d tot het ontslag kunn<strong>en</strong> bestaan uit technologische verandering<strong>en</strong>,<br />

al dan niet seizo<strong>en</strong>sgebond<strong>en</strong> vraagverschuiving<strong>en</strong>, demografische<br />

of geografische verschuiving<strong>en</strong> <strong>en</strong>zo<strong>voor</strong>t. Aanpassing<strong>en</strong> aan economische<br />

verandering<strong>en</strong> bewerkstellig<strong>en</strong> economische groei. De maatschappij als geheel<br />

(onderneming<strong>en</strong>, werknemers <strong>en</strong> consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) profiteert van de <strong>voor</strong>del<strong>en</strong><br />

van economische groei. Maar er zijn ook kost<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> aan aanpassing<strong>en</strong> aan<br />

economische verandering<strong>en</strong>, waaronder de kost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de werknemer die als<br />

gevolg van de economische verandering wordt ontslag<strong>en</strong>. Welke kost<strong>en</strong> lijd<strong>en</strong><br />

werknemers door ontslag? 29<br />

Voor e<strong>en</strong> aantal werknemers zull<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van ontslag gering zijn. De werknemer<br />

verliest door ontslag wel zijn baan, maar niet zijn m<strong>en</strong>selijk kapitaal, of<br />

vermog<strong>en</strong> om inkom<strong>en</strong> te verwerv<strong>en</strong>. De werknemer kan zich verzeker<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

het verlies door elders aan de slag te gaan. Maar in andere gevall<strong>en</strong> zijn de kost<strong>en</strong><br />

substantieel <strong>en</strong> kan de werknemer zich niet verzeker<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld de kost<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> gevolge van de werkloosheid, <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> die het gevolg zijn van het verlies<br />

aan specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> uitgestelde beloning. Hierna wordt <strong>voor</strong> elk<br />

type kost<strong>en</strong> nagegaan of het vanuit het oogpunt van de efficiënte allocatie van<br />

arbeid <strong>en</strong> risico’s optimaal is dat de werkgever de kost<strong>en</strong> draagt in de vorm van de<br />

betaling van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding. 30<br />

Naar gelang de kost<strong>en</strong> die met de ontslagvergoeding word<strong>en</strong> vergoed kan de<br />

ontslagvergoeding de functie hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> substituut <strong>voor</strong> werkloosheidsverzekering<strong>en</strong><br />

(5.4.3.), e<strong>en</strong> vergoeding <strong>voor</strong> relatiespecifieke investering<strong>en</strong> (5.4.4),<br />

of e<strong>en</strong> vergoeding <strong>voor</strong> uitgestelde beloning (5.4.5). Daarnaast is het mogelijk dat<br />

ontslagvergoeding<strong>en</strong> inhoud<strong>en</strong> dat de werknemer tijd<strong>en</strong>s tewerkstelling zelf e<strong>en</strong><br />

beëindigingsvergoeding bije<strong>en</strong> spaart (5.4.6). In subparagraaf 5.4.7 wordt onderzocht<br />

of de Nederlandse regels met betrekking tot de toek<strong>en</strong>ning <strong>en</strong> de hoogte<br />

van de ontslagvergoeding economisch verklaard kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

5.4.3 ontslagvergoeding<strong>en</strong> als substituut <strong>voor</strong> de collectieve<br />

werkloosheidsverzekering<br />

E<strong>en</strong> van de kost<strong>en</strong> van ontslag zijn de kost<strong>en</strong> van werkloosheid. Bij afwezigheid<br />

van e<strong>en</strong> verzekering bij werkloosheid zull<strong>en</strong> lon<strong>en</strong> comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

verwachte werkloosheid wanneer werknemers bij het aangaan van het di<strong>en</strong>stverband<br />

perfecte informatie hebb<strong>en</strong> over de toekomstige economische verandering<strong>en</strong><br />

die leid<strong>en</strong> tot ontslag. Wanneer werkgevers <strong>en</strong> werknemers perfecte informatie<br />

hebb<strong>en</strong> over toekomstige economische verandering<strong>en</strong>, dan zorg<strong>en</strong> vrijwillig<br />

geslot<strong>en</strong> arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> efficiënte allocatie van werknemers<br />

naar sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>. Seizo<strong>en</strong>sarbeid is e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld van tewerkstelling<br />

waarbij werknemers goede informatie hebb<strong>en</strong> over de toekomstige economische<br />

verandering<strong>en</strong> <strong>en</strong> verwachte werkloosheid. Werknemers zull<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> comp<strong>en</strong>satie<br />

in de vorm van e<strong>en</strong> hoger loon beding<strong>en</strong> om te comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de tijdelijke<br />

seizo<strong>en</strong>swerkloosheid. Neem bij<strong>voor</strong>beeld e<strong>en</strong> werknemer die de keuze<br />

heeft tuss<strong>en</strong> perman<strong>en</strong>te tewerkstelling in e<strong>en</strong> kantine van e<strong>en</strong> universiteit of<br />

tijdelijke seizo<strong>en</strong>sgebond<strong>en</strong> tewerkstelling bij e<strong>en</strong> restaurant. Hoewel andere<br />

baank<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> bij de hoogte van het loon, zal het hogere<br />

loon bij seizo<strong>en</strong>sgebond<strong>en</strong> tewerkstelling comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de periodes van<br />

werkloosheid. Op die manier is het verwachte jaarinkom<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de werknemer<br />

in beide ban<strong>en</strong> hetzelfde.<br />

Vaak bezitt<strong>en</strong> de arbeidspartij<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> perfecte informatie over de toekomstige<br />

economische verandering<strong>en</strong>. Dat is het geval wanneer er onzekerheid bestaat<br />

over toekomstige economische verandering<strong>en</strong>. De werknemer kan het ontslagrisico<br />

in de verschill<strong>en</strong>de sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> niet inschatt<strong>en</strong> <strong>en</strong> hier<strong>voor</strong> ge<strong>en</strong><br />

geschikte vergoeding vrag<strong>en</strong> in de vorm van e<strong>en</strong> hoger loon. Het marktloon <strong>voor</strong><br />

de werknemer is dan in de verschill<strong>en</strong>de sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> gelijk (afgezi<strong>en</strong><br />

van beloningsverschill<strong>en</strong> die comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> <strong>voor</strong> andere baank<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>).<br />

Achteraf zal pas blijk<strong>en</strong> dat de baan stabiliteit per sector/bedrijf verschilt.<br />

Achteraf gezi<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de stabiele bedrijv<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> te hoog loon betaalt <strong>en</strong> de<br />

instabiele bedrijv<strong>en</strong> e<strong>en</strong> te laag loon. Solidariteit <strong>en</strong> gelijkheid tuss<strong>en</strong> werknemers<br />

kan dan bewerkstelligd word<strong>en</strong> door de verplichte collectieve werkloosheidsverzekering.<br />

De ontslag<strong>en</strong> werknemers ontvang<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werkloosheidsuitkering<br />

waar<strong>voor</strong> alle werkgevers <strong>en</strong> werknemers premies betal<strong>en</strong>. Niettemin is het<br />

vanuit het oogpunt van efficiëntie w<strong>en</strong>selijk dat sector<strong>en</strong>/bedrijv<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

groter werkloosheidsrisico e<strong>en</strong> hogere werkloosheidspremie betal<strong>en</strong> door<br />

premiediffer<strong>en</strong>tiatie (experi<strong>en</strong>ce rating) in te voer<strong>en</strong>.<br />

Op dit og<strong>en</strong>blik wordt in Nederland het werkloosheidsrisico collectief verzekerd<br />

op grond van de Werkloosheidswet. Is het w<strong>en</strong>selijk om dit systeem te verander<strong>en</strong><br />

in de zin dat de werkgever verplicht wordt om e<strong>en</strong> ontslagvergoeding te betal<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> het werkloosheidsrisico wanneer hij werknemers ontslaat als gevolg van<br />

economische verandering<strong>en</strong>? Hier<strong>voor</strong> werd gesteld dat de lon<strong>en</strong> niet comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> het werkloosheidsrisico wanneer de werknemers ge<strong>en</strong> perfecte informatie<br />

hebb<strong>en</strong> over toekomstige economische verandering<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> verplichting <strong>voor</strong><br />

237


238<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

werkgevers om het werkloosheidsrisico te drag<strong>en</strong> zou e<strong>en</strong> manier kunn<strong>en</strong> zijn<br />

om de kost<strong>en</strong> van ontslag te internaliser<strong>en</strong>. Bij<strong>voor</strong>beeld bij het nem<strong>en</strong> van de<br />

beslissing om e<strong>en</strong> nieuwe technologie in te voer<strong>en</strong> waarbij arbeidsplaats<strong>en</strong><br />

verdwijn<strong>en</strong>, zal de werkgever dan rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met de mogelijke werkloosheid<br />

van de ontslag<strong>en</strong> werknemers. Echter, de wijziging in economische omstandighed<strong>en</strong><br />

is vaak het gevolg van nationale <strong>en</strong> internationale factor<strong>en</strong> waarop de<br />

individuele onderneming niet veel invloed heeft. 31 Is de individuele onderneming<br />

het best geplaatst om het werkloosheidsrisico te drag<strong>en</strong>?<br />

De kost<strong>en</strong> van risico’s kunn<strong>en</strong> verlaagd word<strong>en</strong> door de verzekering ervan. De<br />

onderneming zou zich <strong>voor</strong> zijn verplichting om het werkloosheidsrisico te<br />

drag<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> herverzeker<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> particuliere verzekeraar op de markt. 32<br />

Private verzekeringsmaatschappij<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van risico’s verlag<strong>en</strong><br />

doordat zij de risico’s van vele bedrijv<strong>en</strong> (uit verschill<strong>en</strong>de sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> land<strong>en</strong>)<br />

kunn<strong>en</strong> pool<strong>en</strong>. Er zijn op dit og<strong>en</strong>blik in Nederland ge<strong>en</strong> private verzekeraars<br />

die verzekering<strong>en</strong> verkop<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> werkloosheid. Dat kan <strong>en</strong>erzijds te wijt<strong>en</strong> zijn<br />

aan het feit dat private verzekeraars ge<strong>en</strong> verzekering teg<strong>en</strong> het risico op werkloosheid<br />

will<strong>en</strong> aanbied<strong>en</strong> 33 , maar anderzijds is er ook ge<strong>en</strong> vraag naar, omdat het<br />

werkloosheidsrisico wordt verzekerd door de collectieve werkloosheidsverzekering<br />

die door de overheid wordt geregeld op grond van de Werkloosheidswet.<br />

Het <strong>voor</strong>deel van e<strong>en</strong> collectieve verzekering is de betrokk<strong>en</strong>heid van de overheid<br />

als partij. Bij e<strong>en</strong> grote recessie kunn<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e middel<strong>en</strong> aangew<strong>en</strong>d word<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> het betal<strong>en</strong> van de uitkering<strong>en</strong> <strong>voor</strong> zover die niet met de gestorte premies<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> betaald. Op die manier word<strong>en</strong> ook aan de overheid prikkels<br />

gegev<strong>en</strong> om goed beleid te voer<strong>en</strong> om recessies te vermijd<strong>en</strong> of te beperk<strong>en</strong>.<br />

Er zijn land<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> collectieve werkloosheidsverzekering k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> waar op<br />

de werkgever de verplichting rust om bij ontslag e<strong>en</strong> ontslagvergoeding ter<br />

comp<strong>en</strong>satie van het werkloosheidsrisico te betal<strong>en</strong>. Verplichte ontslagvergoeding<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> dit doel zijn e<strong>en</strong> substituut <strong>voor</strong> collectieve werkloosheidsverzekering<strong>en</strong><br />

in land<strong>en</strong> met weinig administratieve capaciteit. 34 Voor e<strong>en</strong> dergelijk<br />

systeem is minder administratieve capaciteit vereist, omdat de werknemers niet<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de administratie van de sociale zekerheid, de<br />

werkgever ge<strong>en</strong> maandelijkse premies moet betal<strong>en</strong>, de administratieve di<strong>en</strong>st<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> uitkering<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet moet<strong>en</strong> controler<strong>en</strong> of iemand wel effectief<br />

werkloos is. De <strong>en</strong>ige administratieve kost<strong>en</strong> zijn de kost<strong>en</strong> van handhaving<br />

van het recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding te betal<strong>en</strong> door de werkgever bij ontslag.<br />

De verplichte ontslagvergoeding verstoort de prikkels van werknemers niet,<br />

omdat het recht niet toekomt aan werknemers die ontslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omwille van<br />

hun eig<strong>en</strong> verwijtbaar gedrag <strong>en</strong> het bedrag van de vergoeding onafhankelijk is<br />

van de duur dat de werknemer effectief werkloos is. De verplichte ontslagvergoeding<br />

creëert ge<strong>en</strong> prikkel <strong>voor</strong> de werknemer om werkloos te blijv<strong>en</strong>.<br />

Voor Nederland bestaat er ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> om de collectieve werkloosheidsverzekering<br />

te vervang<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> systeem van verplichte ontslagvergoeding<strong>en</strong> ter<br />

dekking van het werkloosheidsrisico. Zoals gezegd, is dat systeem <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> goed


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

alternatief <strong>voor</strong> land<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lage administratieve capaciteit. 35 E<strong>en</strong> collectieve<br />

werkloosheidsverzekering verlaagt de kost<strong>en</strong> van het werkloosheidsrisico door<br />

e<strong>en</strong> ruime spreiding van dit risico <strong>en</strong> prikkelt de overheid om het werkloosheidsrisico<br />

te beperk<strong>en</strong>. Deze <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> gaan verlor<strong>en</strong> wanneer elk bedrijf zelf het<br />

werkloosheidsrisico moet vergoed<strong>en</strong>. Toerek<strong>en</strong>ing van het werkloosheidsrisico<br />

naar individuele bedrijv<strong>en</strong> of sector<strong>en</strong> kan gebeur<strong>en</strong> door meer premiediffer<strong>en</strong>tiatie<br />

in de collectieve werkloosheidsverzekering in te voer<strong>en</strong> zonder de collectieve<br />

werkloosheidsverzekering zelf op te heff<strong>en</strong>.<br />

5.4.4 de ontslagvergoeding als vergoeding <strong>voor</strong> het verlies aan<br />

relatiespecifieke investering<strong>en</strong><br />

Naast de kost<strong>en</strong> van werkloosheid kan ontslag ook kost<strong>en</strong> veroorzak<strong>en</strong> in de<br />

vorm van e<strong>en</strong> verlies aan relatiespecifieke investering<strong>en</strong> waarteg<strong>en</strong> de werknemer<br />

zich niet kan verzeker<strong>en</strong>. Het verlor<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> gaan van e<strong>en</strong> andere carrièremogelijkheid<br />

<strong>en</strong> investering<strong>en</strong> in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal zijn twee vorm<strong>en</strong> van<br />

relatiespecifieke investering<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s tewerkstelling.<br />

Het verlor<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> gaan van e<strong>en</strong> andere carrièremogelijkheid<br />

In e<strong>en</strong> aantal gevall<strong>en</strong> laat de werknemer door de keuze <strong>voor</strong> tewerkstelling in<br />

e<strong>en</strong> bepaalde baan de mogelijkheid <strong>voor</strong> tewerkstelling in e<strong>en</strong> andere baan <strong>voor</strong>bij<br />

gaan. Het <strong>voor</strong>bij lat<strong>en</strong> gaan van kans<strong>en</strong> <strong>voor</strong> andere contract<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> vorm van<br />

relatiespecifieke investering. Door tewerkstelling in e<strong>en</strong> bepaalde baan draagt de<br />

werknemer de opportuniteitskost<strong>en</strong> van de verlor<strong>en</strong> gegane mogelijkheid van<br />

e<strong>en</strong> alternatieve carrière. Bij e<strong>en</strong> ontslag kan zich dat vertal<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> reductie van<br />

de verdi<strong>en</strong>capaciteit in vergelijking met de verdi<strong>en</strong>capaciteit die de werknemer<br />

zou hebb<strong>en</strong> gehad indi<strong>en</strong> hij de alternatieve carrière niet had lat<strong>en</strong> <strong>voor</strong>bijgaan.<br />

Stel dat e<strong>en</strong> afgestudeerde jurist effectief twee aanbieding<strong>en</strong> krijgt: start<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

advocat<strong>en</strong>kantoor als stagiair of e<strong>en</strong> promotieonderzoek do<strong>en</strong> aan de universiteit.<br />

De jurist kiest om promotieonderzoek te do<strong>en</strong> bij de universiteit. Door die keuze<br />

laat hij de mogelijkheid om e<strong>en</strong> carrière als advocaat uit te bouw<strong>en</strong> <strong>voor</strong>bijgaan.<br />

Stel dat de jurist ondertuss<strong>en</strong> het doctoraat behaalt, les geeft <strong>en</strong> zich verder specialiseert<br />

in e<strong>en</strong> bepaalde tak van de wet<strong>en</strong>schap. Maar na ti<strong>en</strong> jaar tewerkstelling<br />

bij de universiteit moet<strong>en</strong> er ban<strong>en</strong> verdwijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> wordt de universitair doc<strong>en</strong>t<br />

ontslag<strong>en</strong>. Kiest de jurist na ontslag om bij e<strong>en</strong> advocat<strong>en</strong>kantoor te gaan werk<strong>en</strong>,<br />

dan heeft hij e<strong>en</strong> achterstand van ti<strong>en</strong> jaar in vergelijking met de situatie waarin<br />

hij onmiddellijk na afstuder<strong>en</strong> als advocaat was gaan werk<strong>en</strong>. De ontslag<strong>en</strong> werknemer<br />

kan er ook <strong>voor</strong> kiez<strong>en</strong> om de academische carrière <strong>voor</strong>t te zett<strong>en</strong>. Hier<br />

bestaat het probleem dat hij niet onmiddellijk e<strong>en</strong>zelfde baan kan vind<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong><br />

andere universiteit omdat, de arbeidsmarkt <strong>voor</strong> academici, gespecialiseerd in die<br />

bepaalde tak van de wet<strong>en</strong>schap, klein is. De universiteit zou dan bij ontslag het<br />

loon kunn<strong>en</strong> doorbetal<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de periode die de werknemer nodig heeft<br />

om e<strong>en</strong> gelijkaardige functie te vind<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> andere universiteit. Dit is wat<br />

gebeurt wanneer de werkgever e<strong>en</strong> opzegtermijn in acht moet nem<strong>en</strong>. Op grond<br />

van artikel 7: 672 bw moet de werkgever de werknemer tijdig op de hoogte stell<strong>en</strong><br />

239


240<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

van zijn <strong>voor</strong>nem<strong>en</strong> om de arbeidsrelatie te beëindig<strong>en</strong> door het in acht nem<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> opzegperiode van 1 tot 4 maand<strong>en</strong> afhankelijk van de duur van het<br />

di<strong>en</strong>stverband. Gedur<strong>en</strong>de de opzegtermijn heeft de werknemer het recht op<br />

volledige loondoorbetaling. Stel dat de regels <strong>voor</strong> ontslag niet zoud<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong><br />

dat er e<strong>en</strong> opzegtermijn in acht moet word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Wellicht heeft de werknemer<br />

dan gedur<strong>en</strong>de de periode waarin hij zoekt naar e<strong>en</strong> gelijkaardige functie<br />

recht op e<strong>en</strong> uitkering op grond van de collectieve werkloosheidsverzekering. De<br />

ww is echter e<strong>en</strong> partiële verzekering. De sociale verzekering dekt de inkom<strong>en</strong>sverliez<strong>en</strong><br />

tijd<strong>en</strong>s werkloosheid slechts <strong>voor</strong> 70 proc<strong>en</strong>t van het minimumloon of<br />

van het laatstverdi<strong>en</strong>de loon (dat aan e<strong>en</strong> maximum van 30.500 euro bruto per<br />

jaar is verbond<strong>en</strong>). In die zin is de werknemer onderverzekerd. Maar deze beperking<br />

van de ww-verzekering is nodig om moreel risico te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong>. Wie<br />

immers <strong>voor</strong> honderd proc<strong>en</strong>t verzekerd is, heeft ge<strong>en</strong> prikkel om inspanning<strong>en</strong><br />

te lever<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> nieuwe baan te vind<strong>en</strong>. Maar niet elke periode van werkloosheid<br />

is te wijt<strong>en</strong> aan te weinig inspanning<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> nieuwe baan te vind<strong>en</strong>. Dit is<br />

met name het geval <strong>voor</strong> de periode die de werknemer nodig heeft om e<strong>en</strong><br />

gelijkaardige functie te vind<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> kleine arbeidsmarkt. In dat geval is de werknemer<br />

onderverzekerd (slechts <strong>voor</strong> 70% van het laatstverdi<strong>en</strong>de loon). Opzegtermijn<strong>en</strong><br />

loss<strong>en</strong> het probleem van onderverzekering op, omdat <strong>voor</strong> de duur<br />

van de opzegtermijn het loon <strong>voor</strong> honderd proc<strong>en</strong>t wordt doorbetaald. Door<br />

de verplichting om e<strong>en</strong> opzegtermijn in acht te nem<strong>en</strong> bij ontslag verzekert de<br />

werkgever de werknemer teg<strong>en</strong> ‘zoekwerkloosheid’, werkloosheid tijd<strong>en</strong>s de<br />

periode die de werknemer nodig heeft om e<strong>en</strong> gelijkwaardige functie te vind<strong>en</strong><br />

na ontslag.<br />

Investering<strong>en</strong> in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal<br />

In vele ban<strong>en</strong> wordt van de werknemer verwacht dat hij investeert in het verwerv<strong>en</strong><br />

van vaardighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis over procedures die specifiek zijn <strong>voor</strong> het<br />

bedrijf. Wanneer de werknemer in het verwerv<strong>en</strong> van deze relatiespecifieke<br />

k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> heeft geïnvesteerd, zal hij e<strong>en</strong> hoger loon ontvang<strong>en</strong>,<br />

omdat de werkgever niet wil dat deze werknemer vertrekt <strong>en</strong> omdat de werknemer<br />

e<strong>en</strong> hogere productieve waarde heeft in het bedrijf. Maar wanneer de<br />

arbeidsrelatie definitief wordt beëindigd, dan zal het feit dat de werknemer over<br />

k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> beschikt die specifiek zijn aan zijn vorige werkgever de<br />

tewerkstellingskans<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> andere werkgever niet vergrot<strong>en</strong>. En wanneer hij<br />

wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> nieuwe baan, dan zal het bezit van specifiek m<strong>en</strong>selijk<br />

kapitaal uit e<strong>en</strong> vorige baan ge<strong>en</strong> invloed hebb<strong>en</strong> op de inschaling. Studies<br />

hebb<strong>en</strong> uitgewez<strong>en</strong> dat de achteruitgang in inkom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> alternatieve baan<br />

<strong>voor</strong>namelijk te wijt<strong>en</strong> is aan het verlies aan specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal. De<br />

werknemer kan het specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal uit e<strong>en</strong> vorige baan niet uitspel<strong>en</strong><br />

als relevante werkervaring bij het zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuwe baan. 36 Wordt de<br />

werknemer ontslag<strong>en</strong>, dan verliest hij de investering<strong>en</strong> in specifieke vaardighed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> daarmee e<strong>en</strong> deel van zijn vermog<strong>en</strong> om in de toekomst inkom<strong>en</strong><br />

te verwerv<strong>en</strong>. Dit leidt ertoe dat werknemers minder bereid zijn om te<br />

invester<strong>en</strong> in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal; zij zull<strong>en</strong> eerder invester<strong>en</strong> in het<br />

verwerv<strong>en</strong> van algem<strong>en</strong>e vaardighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis die hun onderhandelingsposi


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

tie teg<strong>en</strong>over toekomstige werkgevers wel vergrot<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> ‘multi-tasking’ baan<br />

bij<strong>voor</strong>beeld zull<strong>en</strong> werknemers meer invester<strong>en</strong> in het uitvoer<strong>en</strong> van tak<strong>en</strong><br />

waarmee ze k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> verwerv<strong>en</strong> die ook naar toekomstige werkgevers<br />

toe waardevol zijn dan in het uitvoer<strong>en</strong> van tak<strong>en</strong> waarbij investering<strong>en</strong> in<br />

specifieke k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> nodig zijn waarmee zij weliswaar hun productieve<br />

waarde (<strong>en</strong> bijpass<strong>en</strong>d loon) bij de huidige werknemer verhog<strong>en</strong>, maar niet<br />

bij toekomstige werkgevers.<br />

Hoe kan de werkgever zijn werknemers prikkel<strong>en</strong> om toch optimaal te invester<strong>en</strong><br />

in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal? Door bij het in di<strong>en</strong>st tred<strong>en</strong> af te sprek<strong>en</strong> dat aan<br />

de werknemer bij ev<strong>en</strong>tueel ontslag e<strong>en</strong> vergoeding zal word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d die<br />

afhangt van de hoeveelheid relatiespecifieke investering<strong>en</strong> die op het og<strong>en</strong>blik<br />

van het ontslag werd<strong>en</strong> gedaan. Bij commerciële contract<strong>en</strong> kan de b<strong>en</strong>adeelde<br />

partij bij contractbreuk gemakkelijk het verlies aan specifieke investering<strong>en</strong><br />

bewijz<strong>en</strong> aan de hand van betalingsbewijz<strong>en</strong>. Voor arbeidsrelaties is het heel<br />

moeilijk om te met<strong>en</strong> hoeveel relatiespecifieke investering<strong>en</strong> de werknemer op<br />

het og<strong>en</strong>blik van het ontslag heeft gedaan. Er zull<strong>en</strong> dus method<strong>en</strong> <strong>en</strong> techniek<strong>en</strong><br />

ontwikkeld moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om de gedane relatiespecifieke investering<strong>en</strong> bij<br />

b<strong>en</strong>adering te met<strong>en</strong>. Het aantal di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> <strong>en</strong> het loon lijk<strong>en</strong> geschikte maatstav<strong>en</strong><br />

te zijn <strong>voor</strong> het berek<strong>en</strong><strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vergoeding van di<strong>en</strong> aard. De investering<strong>en</strong><br />

in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal nem<strong>en</strong> toe naarmate de werknemer langer<br />

werkzaam is bij e<strong>en</strong> bepaalde onderneming. Het loon dat de werknemer verdi<strong>en</strong>t<br />

op het og<strong>en</strong>blik van het ontslag is gerelateerd aan de productiviteit van de<br />

verworv<strong>en</strong> specifieke k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong>.<br />

5.4.5 de ontslagvergoeding als vergoeding <strong>voor</strong> het verlies aan<br />

uitgestelde beloning<br />

De kost<strong>en</strong> van het ontslag kunn<strong>en</strong> bestaan uit het verlies van (e<strong>en</strong> deel van) de<br />

uitgestelde beloning.<br />

Anciënniteitsbeginsel als selectiecriterium bij ontslag<br />

Werknemers hebb<strong>en</strong> vaak ge<strong>en</strong> perfecte informatie over het ontslagrisico, maar<br />

gewoonlijk wet<strong>en</strong> zij wel welk selectiecriterium de werkgever zal hanter<strong>en</strong> bij<br />

ontslag<strong>en</strong> om economische red<strong>en</strong><strong>en</strong>. Tot 1 maart 2006 gold in Nederland het<br />

anciënniteitsbeginsel (last in, first out) als selectiecriterium bij collectief ontslag<br />

om bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong>. Welke invloed heeft deze s<strong>en</strong>ioriteitsregel op<br />

de efficiënte allocatie van werknemers naar bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> sector<strong>en</strong>? Indi<strong>en</strong> deze<br />

regel alle<strong>en</strong> betrekking zou hebb<strong>en</strong> op de selectie bij ontslag, maar niet op de<br />

lon<strong>en</strong> van werknemers met verschill<strong>en</strong>de di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong>, dan zoud<strong>en</strong> de lon<strong>en</strong><br />

omgekeerd ev<strong>en</strong>redig zijn met het aantal di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong>; het loon zou bepaald<br />

word<strong>en</strong> aan de hand van het ontslagrisico dat afhankelijk is van de opgebouwde<br />

anciënniteit. Werknemers die zoveel di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> dat ze niet meer <strong>voor</strong><br />

ontslag in aanmerking kom<strong>en</strong>, zoud<strong>en</strong> hetzelfde loon krijg<strong>en</strong> als werknemers die<br />

tewerkgesteld word<strong>en</strong> in bedrijv<strong>en</strong> waar tewerkstelling perman<strong>en</strong>t is. In realiteit<br />

zijn de lon<strong>en</strong> op zijn minst onafhankelijk van s<strong>en</strong>ioriteit <strong>en</strong> vaak stijg<strong>en</strong> ze met<br />

241


242<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

het aantal di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong>. Onder deze <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> is het loon dat wordt gebod<strong>en</strong><br />

om nieuwe werknemers aan te trekk<strong>en</strong> te laag, t<strong>en</strong>zij de nieuwe werknemers<br />

g<strong>en</strong>oeg<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> met dat loon omdat ze van plan zijn hun hele arbeidslev<strong>en</strong><br />

werkzaam te zijn in het bedrijf. Hoewel de werknemer in het begin onderbetaald<br />

is, treedt hij toe tot e<strong>en</strong> systeem waarin e<strong>en</strong> deel van de beloning is uitgesteld tot<br />

later in zijn loopbaan. Wanneer de arbeidsrelatie met de werknemer definitief<br />

wordt beëindigd, dan zou hij e<strong>en</strong> ontslagvergoeding moet<strong>en</strong> ontvang<strong>en</strong> die gelijk<br />

is aan de nettocontante waarde van de uitgestelde beloning die hij heeft opgebouwd<br />

maar nog niet heeft terugverdi<strong>en</strong>d op het mom<strong>en</strong>t van het ontslag.<br />

Uitgestelde beloningsstructuur<br />

Ook zonder anciënniteitsbeginsel als selectiecriterium <strong>voor</strong> ontslag kan het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong><br />

dat de werknemer tewerkgesteld wordt onder e<strong>en</strong> uitgestelde beloningsstructuur:<br />

de werknemer wordt in het begin van zijn carrière onderbetaald (loon<br />

lager dan zijn productiviteit) <strong>en</strong> aan het eind van zijn carrière overbetaald (loon<br />

hoger dan zijn productiviteit). Er kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn waarom de<br />

arbeidspartij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dergelijke beloningsstructuur overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>. Edward Lazear<br />

(1979) stelt dat e<strong>en</strong> uitgestelde beloningsstructuur principaal-ag<strong>en</strong>t problem<strong>en</strong><br />

oplost; e<strong>en</strong> werknemer die niet goed presteert wordt ontslag<strong>en</strong> <strong>en</strong> verliest daarmee<br />

(e<strong>en</strong> deel van) de uitgestelde beloning. Het uitzicht op de uitgestelde beloning<br />

prikkelt de werknemers om goed te prester<strong>en</strong>.<br />

De uitgestelde beloning kan ook e<strong>en</strong> manier zijn om het inkom<strong>en</strong> te herverdel<strong>en</strong><br />

over de lev<strong>en</strong>sloop van de werknemer. De productiviteit van werknemers die<br />

fysieke arbeid verricht<strong>en</strong> neemt af met de leeftijd. In realiteit stijg<strong>en</strong> de lon<strong>en</strong><br />

vaak – weliswaar in afnem<strong>en</strong>de mate – met de leeftijd. Omdat dit ook het geval is<br />

<strong>voor</strong> ongeschoolde arbeid, kan de to<strong>en</strong>ame in loon niet verklaard word<strong>en</strong> als<br />

opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> uit eerder gedane investering<strong>en</strong> in k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong>. De<br />

discrepantie tuss<strong>en</strong> loon <strong>en</strong> marginale productiviteit <strong>voor</strong> oudere werknemers<br />

kan verklaard word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> herverdeling van het loon wanneer de werknemer<br />

jong is naar later wanneer hij ouder is.<br />

Wanneer er sprake is van e<strong>en</strong> uitgestelde beloningsstructuur, dan zou de werknemer<br />

wanneer hij ontslag<strong>en</strong> wordt om bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong> e<strong>en</strong> ontslagvergoeding<br />

moet<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> die gelijk is aan de nettocontante waarde van de<br />

uitgestelde beloning die hij heeft opgebouwd op het mom<strong>en</strong>t van het ontslag.<br />

5.4.6 de ontslagvergoeding als spaarsysteem<br />

In e<strong>en</strong> aantal land<strong>en</strong> zoals Oost<strong>en</strong>rijk 37 <strong>en</strong> Columbia 38 hebb<strong>en</strong> werknemers het<br />

recht op e<strong>en</strong> beëindigingsvergoeding. Onder e<strong>en</strong> dergelijk systeem hebb<strong>en</strong> werknemers<br />

recht op e<strong>en</strong> vergoeding bij het einde van de arbeidsrelatie, ongeacht of ze<br />

word<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong>, zelf vertrekk<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuwe baan of met p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> gaan.<br />

Vaak heeft dit systeem de vorm severance-paym<strong>en</strong>ts savings accounts waarbij de<br />

werkgever periodiek e<strong>en</strong> deel van het loon moet stort<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> private spaarrek<strong>en</strong>ing<br />

van de werknemer. Omdat de verplichting om e<strong>en</strong> deel van het loon te stor


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

t<strong>en</strong> op de spaarrek<strong>en</strong>ing van de werknemer niet afhangt van gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

anders dan tewerkstelling zelf, kan de beëindigingsvergoeding beschouwd<br />

word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> vorm van uitgestelde beloning. In subparagraaf 5.4.5 werd de<br />

ontslagvergoeding beschouwd als e<strong>en</strong> vergoeding <strong>voor</strong> het gemiste deel van de<br />

uitgestelde beloning bij ontslag, maar onder e<strong>en</strong> spaarsysteem is de beëindigingsvergoeding<br />

op zichzelf e<strong>en</strong> vorm van uitgestelde beloning. Het systeem is vergelijkbaar<br />

met bij<strong>voor</strong>beeld p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>spar<strong>en</strong> of lev<strong>en</strong>sloopspar<strong>en</strong>.<br />

Onder het gedwong<strong>en</strong> spaarsysteem <strong>voor</strong> beëindigingsvergoeding<strong>en</strong> in Oost<strong>en</strong>rijk<br />

stort<strong>en</strong> werkgevers maandelijks e<strong>en</strong> perc<strong>en</strong>tage (1,5377 proc<strong>en</strong>t) van het<br />

brutoloon op e<strong>en</strong> private spaarrek<strong>en</strong>ing van de werknemer. Het spaarbedrag kan<br />

aangew<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> bij ontslag of bij vrijwillig vertrek of wordt uitbetaald sam<strong>en</strong><br />

met het p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>. In feite legt de wetgever de werknemers op om e<strong>en</strong> deel van hun<br />

loon te spar<strong>en</strong> <strong>en</strong> regelt daar bov<strong>en</strong>op nog e<strong>en</strong>s het tijdstip waarop de werknemer<br />

over dit spaarbedrag kan beschikk<strong>en</strong>. Voorafgaand aan de introductie van dit<br />

spaarsysteem k<strong>en</strong>de Oost<strong>en</strong>rijk e<strong>en</strong> systeem dat vergelijkbaar was met het huidige<br />

Nederlandse systeem van ontslagvergoeding<strong>en</strong>, zij het dat de vergoeding<strong>en</strong> minder<br />

hoog war<strong>en</strong> <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> werknemers die op het og<strong>en</strong>blik van ontslag t<strong>en</strong> minste<br />

drie jaar bij de werkgever werkzaam war<strong>en</strong> recht hadd<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> vergoeding.<br />

Met het systeem heeft m<strong>en</strong> in Oost<strong>en</strong>rijk getracht om tot e<strong>en</strong> rechtvaardiger<br />

toek<strong>en</strong>ning van beëindigingsvergoeding<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>. Onder het oude systeem<br />

hadd<strong>en</strong> werknemers met e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband van korter dan drie jaar ge<strong>en</strong> recht op<br />

e<strong>en</strong> ontslagvergoeding door de werknemer. Onder het nieuwe systeem spar<strong>en</strong><br />

alle werknemers elke maand e<strong>en</strong> deel van hun loon, dus ook de werknemer die<br />

ontslag<strong>en</strong> wordt minder dan drie jaar na indi<strong>en</strong>sttreding kan beschikk<strong>en</strong> over e<strong>en</strong><br />

spaarbedrag.<br />

E<strong>en</strong> andere doelstelling van de introductie van het Oost<strong>en</strong>rijkse spaarsysteem is<br />

om de vrijwillige mobiliteit van werknemers te bevorder<strong>en</strong>. De gespaarde bedrag<strong>en</strong><br />

kom<strong>en</strong> immers definitief aan de werknemer toe, ook wanneer hij vrijwillig<br />

van baan verandert. Onder het oude systeem werd de ontslagvergoeding slechts<br />

toegek<strong>en</strong>d wanneer de werknemer onvrijwillig werd ontslag<strong>en</strong>. Daarom liep de<br />

werknemer e<strong>en</strong> risico wanneer hij vrijwillig van baan veranderde. Bij vrijwillig<br />

vertrek ontving de werknemer ge<strong>en</strong> ontslagvergoeding. E<strong>en</strong> werknemer zal in<br />

principe alle<strong>en</strong> vrijwillig vertrekk<strong>en</strong> wanneer hij in e<strong>en</strong> andere baan beter af is. Er<br />

kan echter onzekerheid bestaan over de baanzekerheid in de nieuwe baan. Kwam<br />

er snel e<strong>en</strong> einde aan de nieuwe baan, dan was de ontslagvergoeding niet hoog.<br />

De di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> uit de vorige baan teld<strong>en</strong> immers niet mee <strong>voor</strong> de berek<strong>en</strong>ing van<br />

de ontslagvergoeding onder het oude systeem. Onder e<strong>en</strong> spaarsysteem <strong>voor</strong><br />

beëindigingsvergoeding<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> werknemers die vrijwillig van baan verander<strong>en</strong><br />

minder risico. Stel dat e<strong>en</strong> werknemer 15 jaar bij e<strong>en</strong> bepaalde onderneming<br />

werkt. Gedur<strong>en</strong>de die 15 jaar wordt elke maand 1,5377 proc<strong>en</strong>t van zijn brutoloon<br />

op zijn individuele spaarrek<strong>en</strong>ing gestort. Na 15 jaar bij dezelfde onderneming<br />

slaat de verveling toe <strong>en</strong> wisselt de werknemer vrijwillig van baan. Hij vertrekt<br />

naar e<strong>en</strong> jong bedrijf dat e<strong>en</strong> uitdag<strong>en</strong>de baan aanbiedt maar waarvan de continu-<br />

243


244<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

ïteit in de toekomst onzeker is. Na vier jaar moet dit jonge bedrijf de deur<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> wordt de werknemer onvrijwillig ontslag<strong>en</strong>. Op dat og<strong>en</strong>blik kan de werknemer<br />

aanspraak mak<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> bedrag dat hij gedur<strong>en</strong>de 19 jar<strong>en</strong> heeft bije<strong>en</strong><br />

gespaard. Onder het oude systeem van ontslagvergoeding<strong>en</strong> zou de werknemer<br />

ge<strong>en</strong> vergoeding hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong> bij vrijwillig vertrek uit de eerste baan <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

vergoeding gebaseerd op slechts 4 di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> bij onvrijwillig ontslag uit de<br />

tweede baan.<br />

Is het w<strong>en</strong>selijk dat in Nederland e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> spaarsysteem in de vorm van<br />

beëindigingsvergoeding<strong>en</strong> wordt geïntroduceerd? Dé beleidsvraag die <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

aanpassing in die zin moet word<strong>en</strong> beantwoord is of het w<strong>en</strong>selijk <strong>en</strong> nodig is dat<br />

alle werknemers in de vorm van e<strong>en</strong> loonsverlaging bij tewerkstelling e<strong>en</strong> deel<br />

van hun loon spar<strong>en</strong> om later aan te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> bij ontslag, vertrek of p<strong>en</strong>sionering.<br />

Het ingrijp<strong>en</strong> van de overheid om de burgers te dwing<strong>en</strong> te spar<strong>en</strong> is gerechtvaardigd<br />

wanneer werknemers bij<strong>voor</strong>beeld door beperkte rationaliteit te veel<br />

consumer<strong>en</strong> <strong>en</strong> te weinig spar<strong>en</strong> <strong>en</strong> daardoor in de problem<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> wanneer<br />

bepaalde risico’s zich <strong>voor</strong>do<strong>en</strong>. Het Oost<strong>en</strong>rijkse severance paym<strong>en</strong>ts savings<br />

systeem kan gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> van de pijlers van het Oost<strong>en</strong>rijkse p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>systeem<br />

<strong>en</strong> als aanvulling op de werkloosheidsuitkering<strong>en</strong>. Voor zover het p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>systeem<br />

<strong>en</strong> de werkloosheidsverzekering reeds adequaat zijn geregeld in<br />

Nederland, lijkt er ge<strong>en</strong> aanleiding te zijn om hier e<strong>en</strong> systeem van beëindigingsvergoeding<strong>en</strong><br />

in te voer<strong>en</strong> met de functie van e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> spaarsysteem.<br />

5.4.7 beoordeling van de nederlandse regels met betrekking tot de<br />

ontslagvergoeding<br />

In deze paragraaf wordt nagegaan of de Nederlandse regels <strong>voor</strong> de toek<strong>en</strong>ning <strong>en</strong><br />

de hoogte van de ontslagvergoeding economisch verklaard kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> of<br />

er op grond van de economische overweging<strong>en</strong> ontwikkeld in de vorige paragraf<strong>en</strong><br />

aanleiding is om de regels aan te pass<strong>en</strong>. 39<br />

De berek<strong>en</strong>ingswijze van de ontslagvergoeding: de kantonrechtersformule<br />

De kantonrechtersformule wordt als volgt weergegev<strong>en</strong>: a x b x c. Waarbij:<br />

a = Het gewog<strong>en</strong> aantal di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> (het aantal jar<strong>en</strong> dat de werknemer in de onderneming heeft<br />

gewerkt, waarbij vanaf de leeftijd van 40 jaar ieder jaar <strong>voor</strong> 1,5 jar<strong>en</strong> geldt <strong>en</strong> vanaf de leeftijd<br />

van 50 jaar ieder jaar <strong>voor</strong> 2 jar<strong>en</strong>;<br />

b = het brutomaandsalaris, waarbij alle<strong>en</strong> wordt uitgegaan van de vaste salariscompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>;<br />

c = de correctiefactor, die bij e<strong>en</strong> neutrale ontbinding (ge<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong> heeft in het bijzonder<br />

schuld aan het feit dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst t<strong>en</strong> einde komt) op 1 wordt gesteld. Deze cfactor<br />

kan al naar gelang de schuld van de werknemer zo mogelijk tot 0 word<strong>en</strong> gereduceerd,<br />

terwijl schuld aan de kant van de werkgever tot c = 2, c = 3 of desnoods nog hoger kan leid<strong>en</strong>.<br />

Tot slot geldt dat de vergoeding niet hoger zal zijn – behoud<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong>tuele immateriële schade –<br />

dan de verwachte inkom<strong>en</strong>sderving tot aan de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd.


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

Leeftijd, di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> <strong>en</strong> loon (a x b)<br />

In de paragraf<strong>en</strong> 5.4.4 <strong>en</strong> 5.4.5 werd gesteld dat de economisch optimale ontslagvergoeding<br />

afhangt van het bestaan <strong>en</strong> de hoogte van de relatiespecifieke investering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de uitgestelde beloning. Wanneer de ontslagvergoeding comp<strong>en</strong>seert<br />

<strong>voor</strong> het verlies aan specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal, dan neemt zij toe met het aantal<br />

di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> <strong>en</strong> loon. Comp<strong>en</strong>seert de ontslagvergoeding <strong>voor</strong> het verlies aan<br />

uitgestelde beloning, dan zou de vergoeding moet<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> met het aantal<br />

di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> tot aan e<strong>en</strong> zekere leeftijd; vanaf e<strong>en</strong> zekere leeftijd zou de ontslagvergoeding<br />

afnem<strong>en</strong> totdat zij tot 0 wordt gereduceerd bij p<strong>en</strong>sionering. Vanaf<br />

e<strong>en</strong> zekere leeftijd krijgt de werknemer immers bij tewerkstelling e<strong>en</strong> deel van<br />

zijn uitgestelde beloning in de vorm van e<strong>en</strong> hoger loon uitbetaald <strong>en</strong> de nettocontante<br />

waarde van de uitgestelde beloning neemt af totdat bij p<strong>en</strong>sionering de<br />

volledige uitgestelde beloning is verkreg<strong>en</strong>.<br />

Onder de kantonrechtersformule wordt de vergoeding hoger naarmate de werknemer<br />

langer bij de werkgever in di<strong>en</strong>st is geweest <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger loon heeft.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de vergoeding niet hoger dan het gederfde inkom<strong>en</strong> tot aan de<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd, zodat de vergoeding afneemt wanneer de ontslag<strong>en</strong><br />

werknemer dichter bij de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>leeftijd komt. Het lijkt er dus op dat de<br />

kantonrechtersformule qua structuur aansluit bij de economisch rationele berek<strong>en</strong>ing<br />

<strong>voor</strong> het verlies aan specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> uitgestelde beloning.<br />

Toch is meer onderzoek nodig om na te gaan of de kantonrechtersformule de<br />

verliez<strong>en</strong> wel precies meet. Wat is de werkelijke grootte van het verlies aan specifiek<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> uitgestelde beloning. Is dat e<strong>en</strong> maandloon per di<strong>en</strong>stjaar?<br />

Of is het e<strong>en</strong> weekloon of e<strong>en</strong> half maandloon per gewerkt di<strong>en</strong>stjaar? E<strong>en</strong><br />

preciezere berek<strong>en</strong>ing van de nettocontante waarde van de uitgestelde beloning<br />

<strong>en</strong> de gedane specifieke investering<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t van ontslag is wellicht<br />

mogelijk. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zou de leeftijd waarop de ontslagvergoeding di<strong>en</strong>t af te<br />

nem<strong>en</strong> preciezer vastgesteld kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Nu leidt de vereiste dat de vergoeding<br />

niet hoger kan zijn dan het gederfde inkom<strong>en</strong> in praktijk tot e<strong>en</strong> afname van<br />

de vergoeding tot aan de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>leeftijd; wellicht kan preciezer vastgesteld<br />

word<strong>en</strong> vanaf welke leeftijd de uitgestelde beloning aan de werknemer wordt<br />

betaald, zodat bepaald kan word<strong>en</strong> hoeveel uitgestelde beloning de werknemer al<br />

heeft verkreg<strong>en</strong> op het mom<strong>en</strong>t van het ontslag. 40<br />

Het is moeilijker om e<strong>en</strong> economische verklaring te vind<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het feit dat de<br />

di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gewog<strong>en</strong> aan de hand van leeftijd, t<strong>en</strong>zij aangetoond zou<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat oudere werknemers per gewerkt di<strong>en</strong>stjaar meer uitgestelde<br />

beloning opbouw<strong>en</strong> of meer invester<strong>en</strong> in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal dan<br />

jongere werknemers. Dat is niet het geval. De rechter laat de di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

oudere werknemers zwaarder meetell<strong>en</strong>, omdat dat met het oog op de omstandighed<strong>en</strong><br />

van het geval billijk <strong>voor</strong>komt; oudere werknemers hebb<strong>en</strong> immers<br />

minder kans om e<strong>en</strong> nieuwe baan te vind<strong>en</strong>. Er zijn voldo<strong>en</strong>de economische<br />

studies die aanton<strong>en</strong> dat de kans op e<strong>en</strong> nieuwe baan afneemt met de leeftijd.<br />

Voor de ontslag<strong>en</strong> oudere werknemer is het billijk dat hij e<strong>en</strong> hogere ontslagvergoeding<br />

ontvangt, maar tegelijkertijd kan het gebruik van gewog<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> in<br />

245


246<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

de kantonrechtersformule de kans dat de oudere werknemer e<strong>en</strong> nieuwe baan<br />

vindt nog lat<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>.<br />

Voorbeeld: twee werknemers word<strong>en</strong> op hetzelfde mom<strong>en</strong>t in di<strong>en</strong>st g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

maar werknemer x is 20 jaar <strong>en</strong> werknemer y is 45 jaar bij het aangaan van het<br />

di<strong>en</strong>stverband. Zij do<strong>en</strong> hetzelfde werk <strong>en</strong> verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> op het og<strong>en</strong>blik van ontslag<br />

hetzelfde maandloon van 2000 euro. Na e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband van 10 jaar word<strong>en</strong><br />

beid<strong>en</strong> vanwege e<strong>en</strong> bedrijfssluiting ontslag<strong>en</strong>.<br />

x heeft recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding van: 10 x 2.000 = 20.000 euro.<br />

y heeft recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding van: [(5 x 1,5) + (5 x 2)] x 2.000 = 35.000<br />

euro.<br />

Na ontslag zal e<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tiële nieuwe werkgever b de volg<strong>en</strong>de afweging mak<strong>en</strong>.<br />

Mocht hij na e<strong>en</strong> aantal jar<strong>en</strong> de werknemer moet<strong>en</strong> ontslaan, dan zou elk di<strong>en</strong>stjaar<br />

van y dubbel tell<strong>en</strong> <strong>en</strong> van x <strong>en</strong>kel <strong>voor</strong> de berek<strong>en</strong>ing van de ontslagvergoeding.<br />

De verwachte arbeidskost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het aannem<strong>en</strong> van y zijn hoger dan <strong>voor</strong><br />

het aannem<strong>en</strong> van x (wanneer wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat aan beid<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zelfde loon<br />

wordt betaald). x heeft dus meer kans dat hij wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> na ontslag dan<br />

y. Voor de kleinere kans dat y e<strong>en</strong> nieuwe baan vindt, krijgt hij e<strong>en</strong> hogere<br />

ontslagvergoeding van a. Dit leidt tot de merkwaardige conclusie dat de kantonrechtersformule<br />

vergoedt <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> situatie die door de formule zelf wordt<br />

veroorzaakt. Deze stelling moet echter g<strong>en</strong>uanceerd word<strong>en</strong>, omdat b nog om<br />

andere red<strong>en</strong><strong>en</strong> dan de kantonrechtersformule e<strong>en</strong> jongere werknemer kan preferer<strong>en</strong>,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld omdat de werkzaamhed<strong>en</strong> bij b ondernemingsspecifieke<br />

investering<strong>en</strong> vereis<strong>en</strong> waar<strong>voor</strong> de terugverdi<strong>en</strong>periode <strong>voor</strong> jongere werknemers<br />

langer is dan <strong>voor</strong> oudere werknemers. Niettemin is het nuttig om de<br />

w<strong>en</strong>selijkheid van de huidige leeftijdsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>en</strong> wegingsfactor<strong>en</strong> die gehanteerd<br />

word<strong>en</strong> in de kantonrechtersformule verder te onderzoek<strong>en</strong>. Met name rijst de<br />

vraag of de gevolg<strong>en</strong> van leeftijd op de tewerkstellingskans<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aspect is waar<strong>voor</strong><br />

de individuele arbeidsovere<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> oplossing moet bied<strong>en</strong> of dat het<br />

e<strong>en</strong> aspect is waar<strong>voor</strong> maatregel<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op het niveau van<br />

de hele maatschappij.<br />

Schuld (c-factor)<br />

De correctiefactor c in de kantonrechtersformule houdt in dat toek<strong>en</strong>ning van de<br />

ontslagvergoeding gebeurt naar rato van de mate van verwijtbaarheid van de<br />

partij<strong>en</strong> aan de ontbinding van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst. Wordt geoordeeld dat de<br />

totstandkoming van het conflict in hoge mate is te wijt<strong>en</strong> aan de schuld van de<br />

werkgever, dan wordt de c-factor verhoogd (c > 1) <strong>en</strong> wanneer geoordeeld wordt<br />

dat het conflict in hoge mate is te wijt<strong>en</strong> aan de schuld van de werknemer, dan<br />

wordt de c-factor verlaagd (c


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

problem<strong>en</strong> ontstaan. Toek<strong>en</strong>ning van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding kan ertoe leid<strong>en</strong> dat<br />

de werknemer onverschillig wordt tuss<strong>en</strong> de continuering of de beëindiging van<br />

de arbeidsrelatie. Hij zou zich daarom minder kunn<strong>en</strong> inzett<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het behoud<br />

van zijn baan. Vandaar dat de werknemer zonder meer recht heeft op de neutrale<br />

vergoeding wanneer het heel waarschijnlijk is dat de werknemer ge<strong>en</strong> aandeel<br />

heeft in de beëindiging ervan, zoals in het geval van reorganisatie of inkrimping,<br />

maar dat de vergoeding wordt verlaagd wanneer door de werkgever aangetoond<br />

kan word<strong>en</strong> dat de werknemer wel schuld heeft aan de beëindiging. E<strong>en</strong> verhoging<br />

van de ontslagvergoeding zou gerechtvaardigd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> wanneer de<br />

ontslagvergoeding de werknemer ondercomp<strong>en</strong>seert <strong>voor</strong> de geled<strong>en</strong> verliez<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de werkgever zich minder dan optimaal inspant <strong>voor</strong> het behoud van de<br />

arbeidsrelatie.<br />

Niettemin br<strong>en</strong>gt toerek<strong>en</strong>ing naar rato van relatieve schuld extra kost<strong>en</strong> met<br />

zich mee, omdat er sprake is van asymmetrische informatie van de rechter omtr<strong>en</strong>t<br />

de feit<strong>en</strong> die aan de ontbinding t<strong>en</strong> grondslag ligg<strong>en</strong> <strong>en</strong> de partij<strong>en</strong> kost<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> om op e<strong>en</strong> verifieerbare wijze de rechter over de feit<strong>en</strong> te informer<strong>en</strong>.<br />

Daardoor zull<strong>en</strong> rechters soms vergissing<strong>en</strong> begaan: soms krijgt e<strong>en</strong><br />

werknemer onterecht e<strong>en</strong> verhoogde vergoeding <strong>en</strong> soms krijgt hij onterecht e<strong>en</strong><br />

verlaagde vergoeding. Het risico dat er vergissing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> begaan br<strong>en</strong>gt kost<strong>en</strong><br />

van onzekerheid <strong>voor</strong> de partij<strong>en</strong> met zich mee. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kan dit leid<strong>en</strong> tot<br />

prikkelproblem<strong>en</strong>. Voor de financiële positie van de partij<strong>en</strong> maakt de schuldtoerek<strong>en</strong>ing<br />

veel uit. Hierop anticiper<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> de partij<strong>en</strong> middel<strong>en</strong> verspill<strong>en</strong><br />

om de rechter te overtuig<strong>en</strong> dat de ontbinding te wijt<strong>en</strong> is aan de schuld van de<br />

andere partij. Is de arbeidsverhouding duurzaam verstoord door on<strong>en</strong>igheid, dan<br />

is het in het belang van de partij<strong>en</strong> dat de relatie wordt ontbond<strong>en</strong>. Maar de werkgever<br />

zal in dat geval nog allerlei onproductieve maatregel<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> om te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong><br />

dat de c-factor wordt verhoogd <strong>en</strong> de werknemer zal ongemotiveerd aan<br />

de maatregel<strong>en</strong> meewerk<strong>en</strong> om te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> dat de c-factor wordt verlaagd.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> hun poging<strong>en</strong> tot herstel van de verstoorde arbeidsverhouding<br />

goed docum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> als bewijsmateriaal in e<strong>en</strong> procedure. Inzet <strong>en</strong><br />

motivatie zijn de belangrijkste factor<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het al dan niet slag<strong>en</strong> van poging<strong>en</strong><br />

om het conflict op te loss<strong>en</strong>, maar net deze factor<strong>en</strong> zijn het moeilijkst te bewijz<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> procedure.<br />

Habe nichts, habe w<strong>en</strong>ig-exceptie<br />

E<strong>en</strong> werkgever met weinig financiële middel<strong>en</strong> of draagkracht kan e<strong>en</strong> beroep<br />

do<strong>en</strong> op ‘habe nichts, habe w<strong>en</strong>ig’-exceptie om e<strong>en</strong> lagere of ge<strong>en</strong> ontslagvergoeding<br />

te betal<strong>en</strong>. Draagkracht van de werkgever op het mom<strong>en</strong>t van het ontslag<br />

speelt dus e<strong>en</strong> rol bij de toek<strong>en</strong>ning van de ontslagvergoeding. Dit kan ertoe<br />

leid<strong>en</strong> dat de werknemer het uitgestelde deel van zijn beloning definitief verliest<br />

of ge<strong>en</strong> vergoeding krijgt <strong>voor</strong> eerder gedane relatiespecifieke investering<strong>en</strong>.<br />

Wanneer de werkgever niet over de financiële middel<strong>en</strong> beschikt om de ontslagvergoeding<br />

ine<strong>en</strong>s bij ontslag te betal<strong>en</strong>, kan in eerste instantie nagegaan word<strong>en</strong><br />

of periodieke betaling ervan mogelijk is. Mocht het probleem van habe nichts,<br />

habe w<strong>en</strong>ig groter word<strong>en</strong> 41 , dan zou gedacht kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> verzeke-<br />

247


248<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

ring <strong>voor</strong> het geval dat e<strong>en</strong> werkgever door insolv<strong>en</strong>tie de ontslagvergoeding niet<br />

kan betal<strong>en</strong>. Omdat het onwaarschijnlijk is dat e<strong>en</strong> dergelijke verzekering door<br />

private verzekeraars zal word<strong>en</strong> aangebod<strong>en</strong>, zou daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> vorm van verplichte<br />

collectieve verzekering moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingevoerd. Andere land<strong>en</strong> die e<strong>en</strong><br />

systeem van verplichte vergoeding<strong>en</strong> bij ontslag om bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, zoals Groot-Brittannië 42 <strong>en</strong> België 43 , k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> e<strong>en</strong> regeling waarbij de<br />

vergoeding<strong>en</strong> betaald word<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> fonds wanneer de onderneming insolv<strong>en</strong>t<br />

is. Dit fonds wordt gefinancierd door premies die alle werkgevers betal<strong>en</strong>.<br />

Ge<strong>en</strong> ontslagvergoeding bij vrijwillig vertrek van de werknemer<br />

Onder de huidige ontslagregels krijgt de werknemer ge<strong>en</strong> vergoeding wanneer de<br />

ontbinding het gevolg is van verwijtbaar slecht functioner<strong>en</strong> van de werknemer<br />

of wanneer hij zelf vertrekt, omdat wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat de ontbinding dan het<br />

gevolg is van e<strong>en</strong> risico dat <strong>voor</strong> rek<strong>en</strong>ing van de werknemer komt. Is het w<strong>en</strong>selijk<br />

om het recht uit te breid<strong>en</strong> naar werknemers die vrijwillig vertrekk<strong>en</strong> naar<br />

e<strong>en</strong> andere baan wanneer wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat de ontslagvergoeding e<strong>en</strong><br />

vergoeding is <strong>voor</strong> het verlies aan relatiespecifieke investering<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitgestelde<br />

beloning? In onderneming<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> uitgestelde beloningsstructuur hanter<strong>en</strong> of<br />

waar de werknemers invester<strong>en</strong> in specifieke k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> neemt de<br />

vrijwillige mobiliteit van werknemers naar andere ban<strong>en</strong> af, ongeacht hun anciënniteit.<br />

Voor bedrijv<strong>en</strong> is dat <strong>voor</strong>delig, omdat daadoor kost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het aanwerv<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> opleid<strong>en</strong> van nieuwe werknemers word<strong>en</strong> uitgespaard. Wanneer het<br />

w<strong>en</strong>selijk zou zijn <strong>voor</strong> de economie als geheel om vrijwillige mobiliteit te stimuler<strong>en</strong><br />

om aanpassing<strong>en</strong> aan economische verandering<strong>en</strong> te versnell<strong>en</strong>, dan kan dit<br />

bewerkstelligd word<strong>en</strong> door ook aan werknemers die vrijwillig vertrekk<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

vertrekvergoeding toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> die gelijk is aan de nettocontante waarde van de<br />

uitgestelde beloning <strong>en</strong> het verlies aan specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal. Uitbreiding<br />

van het recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding naar werknemers die vrijwillig naar e<strong>en</strong><br />

andere baan vertrekk<strong>en</strong> leidt wel tot problem<strong>en</strong> wanneer ook de werkgever heeft<br />

geïnvesteerd in de specifieke k<strong>en</strong>nis van de werknemers, zoals meestal het geval<br />

is. Met het vertrek van de werknemer verliest de werkgever de verwachte<br />

opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> uit eerder gedane investering<strong>en</strong> in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werving <strong>en</strong> opleiding <strong>voor</strong> nieuwe werknemers<br />

die de vertrokk<strong>en</strong> werknemers moet<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>.<br />

Ook e<strong>en</strong> ontslagvergoeding wanneer er ge<strong>en</strong> sprake is van specifieke<br />

verliez<strong>en</strong><br />

Onder de huidige ontslagregels heeft de werknemer recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding<br />

bij ontbinding wanneer het ontslag het gevolg is van e<strong>en</strong> risico dat <strong>voor</strong><br />

rek<strong>en</strong>ing van de werkgever komt, zoals e<strong>en</strong> inkrimping of e<strong>en</strong> reorganisatie. In<br />

deze gevall<strong>en</strong>, de ‘neutrale’ ontbinding, heeft de werknemer zonder meer recht op<br />

e<strong>en</strong> vergoeding gelijk aan het aantal gewog<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> (a) verm<strong>en</strong>igvuldigd<br />

met het brutoloon (b). Hierbov<strong>en</strong> werd aangetoond dat het efficiënt is om e<strong>en</strong><br />

ontslagvergoeding te betal<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het verlies aan specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong><br />

uitgestelde beloning. In het vervolg zal ik deze verliez<strong>en</strong> aanduid<strong>en</strong> als specifieke<br />

verliez<strong>en</strong>. Echter, wanneer er ge<strong>en</strong> sprake is van relatiespecifieke investering<strong>en</strong> of


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

uitgestelde beloning, is er vanuit economisch perspectief ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> om e<strong>en</strong><br />

ontslagvergoeding toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. De werknemer lijdt dan immers ge<strong>en</strong> specifieke<br />

verliez<strong>en</strong>, dat wil zegg<strong>en</strong> verliez<strong>en</strong> anders dan die t<strong>en</strong> gevolge van werkloosheid.<br />

Het verlies aan inkom<strong>en</strong> bij werkloosheid wordt door de collectieve werkloosheidsverzekering<br />

vergoed. Niettemin wordt in Nederland bij ontslag om<br />

bedrijfseconomische red<strong>en</strong><strong>en</strong> zonder meer e<strong>en</strong> ontslagvergoeding toegek<strong>en</strong>d.<br />

Wat zijn de gevolg<strong>en</strong> van het recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding wanneer dat niet<br />

begrep<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> vergoeding <strong>voor</strong> specifieke verliez<strong>en</strong>?<br />

Werkgevers reager<strong>en</strong> op de verplichting om bij onvrijwillig ontslag e<strong>en</strong> vergoeding<br />

te betal<strong>en</strong> door de lon<strong>en</strong> van werknemers ev<strong>en</strong>redig te verlag<strong>en</strong> met de<br />

verwachte ontslagvergoeding. E<strong>en</strong> deel van het loon wordt dan als het ware<br />

uitgesteld <strong>en</strong> later uitbetaald als ontslagvergoeding. In vergelijking met de situatie<br />

waarin de ontslagvergoeding e<strong>en</strong> vergoeding is <strong>voor</strong> het vroegtijdig beëindig<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> door de arbeidspartij<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> uitgestelde beloningsstructuur<br />

of <strong>voor</strong> eerder gedane relatiespecifieke investering<strong>en</strong>, is de verplichting om e<strong>en</strong><br />

ontslagvergoeding te betal<strong>en</strong> wanneer de arbeidspartij<strong>en</strong> zelf ge<strong>en</strong> uitgestelde<br />

beloning hebb<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong>, op zichzelf e<strong>en</strong> vorm van uitgestelde beloning.<br />

Voorbeeld. Twee werknemers x <strong>en</strong> y word<strong>en</strong> tewerkgesteld bij werkgever a in e<strong>en</strong><br />

functie zonder relatiespecifieke investering<strong>en</strong>. Het gaat bij<strong>voor</strong>beeld om ongeschoolde<br />

arbeid of functies waar<strong>voor</strong> <strong>en</strong>kel algem<strong>en</strong>e k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> zijn<br />

vereist. Bij e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel ontslag word<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> specifieke verliez<strong>en</strong> geled<strong>en</strong>,<br />

omdat de werknemer snel e<strong>en</strong> gelijkwaardige baan kan vind<strong>en</strong> <strong>voor</strong> hetzelfde<br />

loon. 44 Niettemin moet de werkgever bij ontslag e<strong>en</strong> ontslagvergoeding betal<strong>en</strong>,<br />

omdat dit recht <strong>voor</strong> werknemers bestaat ongeacht de aard van de afgesprok<strong>en</strong><br />

beloningsstructuur. De werkgever zal dan het loon van beide werknemers verlag<strong>en</strong><br />

met het bedrag van de verwachte ontslagvergoeding. Stel dat werknemer x<br />

wordt ontslag<strong>en</strong>. Hij krijgt bij ontslag e<strong>en</strong> vergoeding die gelijk is aan de loonsverlaging.<br />

Hier wordt duidelijk dat tijd<strong>en</strong>s tewerkstelling e<strong>en</strong> deel van het loon<br />

van x werd uitgesteld <strong>en</strong> later uitbetaald als ontslagvergoeding.<br />

Wanneer slechts werknemers die onvrijwillig ontslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong> het recht hebb<strong>en</strong><br />

op de uitgestelde beloning in de vorm van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding, dan leidt dat<br />

tot onrechtvaardige situaties tuss<strong>en</strong> werknemers. Stel dat y niet wordt ontslag<strong>en</strong>.<br />

Ook het loon van y wordt verlaagd met de verwachte ontslagvergoeding wanneer<br />

de werkgevers <strong>en</strong> werknemers <strong>voor</strong>af niet wet<strong>en</strong> wie van de werknemers <strong>voor</strong><br />

ontslag geselecteerd zal word<strong>en</strong>. Omdat er op grond van Nederlandse regels<br />

slechts e<strong>en</strong> recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding bestaat wanneer de werknemer onvrijwillig<br />

wordt ontslag<strong>en</strong>, werkt y wel <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> lager loon, maar krijgt hij daar<br />

later ge<strong>en</strong> bedrag <strong>voor</strong> terug wanneer hij niet onvrijwillig wordt ontslag<strong>en</strong>.<br />

Wanneer het recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding leidt tot e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redige verlaging<br />

van het loon <strong>voor</strong> alle werknemers, bestaan er rechtvaardigheidsargum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> aanpassing van de regeling in de zin dat alle werknemers het uitgestelde<br />

loon terugkrijg<strong>en</strong> in de vorm van e<strong>en</strong> beëindigingsvergoeding bij onvrijwillig<br />

ontslag, vrijwillig vertrek of bij p<strong>en</strong>sionering.<br />

249


250<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Het recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding bij onvrijwillig ontslag dat niet begrep<strong>en</strong> kan<br />

word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> vergoeding <strong>voor</strong> specifieke verliez<strong>en</strong>, leidt tot e<strong>en</strong> beperking van<br />

de vrijwillige mobiliteit van werknemers naar andere ban<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> werknemer die<br />

vrijwillig vertrekt loopt het risico dat hij slechts e<strong>en</strong> lage vergoeding krijgt<br />

wanneer hij onverwacht snel wordt ontslag<strong>en</strong> uit zijn nieuwe baan. De di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong><br />

uit de oude baan tell<strong>en</strong> immers niet mee <strong>voor</strong> de berek<strong>en</strong>ing van de vergoeding<br />

wanneer de werknemer wordt ontslag<strong>en</strong> uit de nieuwe baan. Hier<strong>voor</strong> zijn<br />

er twee mogelijke oplossing<strong>en</strong>.<br />

(1) De werknemer heeft ge<strong>en</strong> recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding wanneer er ge<strong>en</strong><br />

sprake is van specifieke verliez<strong>en</strong>.<br />

(2) Wanneer er ge<strong>en</strong> sprake is specifieke verliez<strong>en</strong> heeft de werknemer het recht<br />

op e<strong>en</strong> beëindigingsvergoeding in alle gevall<strong>en</strong> waarin de arbeidsrelatie t<strong>en</strong><br />

einde komt: bij onvrijwillig ontslag, vrijwillig vertrek of bij het p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>.<br />

Onder de eerste oplossing zull<strong>en</strong> werkgevers de lon<strong>en</strong> niet meer verlag<strong>en</strong> met het<br />

bedrag van de verwachte ontslagvergoeding <strong>en</strong> wordt de vrijwillige mobiliteit<br />

niet beperkt. Wel is nodig dat de kantonrechter afziet van het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

ontslagvergoeding wanneer er ge<strong>en</strong> sprake is van specifieke verliez<strong>en</strong>. Onder de<br />

tweede oplossing zull<strong>en</strong> werkgevers wel de lon<strong>en</strong> van werknemers verlag<strong>en</strong> met<br />

het bedrag van de beëindigingsvergoeding, maar elke werknemer zal vroeg of laat<br />

dat bedrag uitbetaald krijg<strong>en</strong>. De beëindigingsvergoeding verkrijgt dan het karakter<br />

van e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> spaarsysteem. Aangezi<strong>en</strong> in Nederland al voldo<strong>en</strong>de<br />

<strong>voor</strong>zorg is ingebouwd via de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>regeling <strong>en</strong> de collectieve werkloosheidsverzekering,<br />

is e<strong>en</strong> dergelijk systeem niet nodig.<br />

Omdat het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding bij onvrijwillig ontslag van<br />

werknemers die ge<strong>en</strong> specifieke verliez<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> leidt tot onrechtvaardige situaties<br />

tuss<strong>en</strong> de werknemer die wel <strong>en</strong> niet wordt ontslag<strong>en</strong> <strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> beperking<br />

van de vrijwillige mobiliteit van de werknemers, is het niet w<strong>en</strong>selijk dat kantonrechters<br />

e<strong>en</strong> vergoeding toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> bij de ontbinding van arbeidsrelaties waarbij<br />

ge<strong>en</strong> sprake is van relatiespecifieke investering<strong>en</strong> of van e<strong>en</strong> uitgestelde beloningsstructuur.<br />

Private beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> versus wettelijke normering van<br />

ontslagvergoeding<strong>en</strong><br />

De hoogte van ontslagvergoeding<strong>en</strong> is in Nederland niet wettelijk g<strong>en</strong>ormeerd.<br />

In de meeste gevall<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> onderling e<strong>en</strong> bedrag overe<strong>en</strong>. De beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<br />

waarin ontslagvergoeding<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

belangrijke plaats in in het Nederlandse arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>recht, als belangrijkste<br />

bouwste<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de vele geregelde ontbinding<strong>en</strong> <strong>en</strong> opzegging<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s<br />

Grapperhaus (2004: 284) leidt het systeem van beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de daaropvolg<strong>en</strong>de geregelde ontbinding<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontslagvergunning<strong>en</strong> uiteindelijk<br />

tot e<strong>en</strong> geolied ontslagstelsel. Het <strong>voor</strong>deel van private beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

(onderhandeld op het mom<strong>en</strong>t van het ontslag of bij het sluit<strong>en</strong> van de<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst) is dat de private arbeidspartij<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing kunn<strong>en</strong> houd<strong>en</strong><br />

met de unieke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de arbeidsrelatie die ze beog<strong>en</strong> <strong>en</strong> uiteindelijk


ealiser<strong>en</strong>. Rigide wettelijke norm<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslagvergoeding<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> deze<br />

functie niet vervull<strong>en</strong>. Maar ook private beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> kom<strong>en</strong><br />

niet tot stand in e<strong>en</strong> vacuüm; elke overe<strong>en</strong>komst komt tot stand in de context van<br />

de recht<strong>en</strong> die door overheid word<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>d <strong>en</strong> gehandhaafd. Het onderhandel<strong>en</strong><br />

van beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> vindt plaats in the shadow of the law. De gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong><br />

van individueel of collectief onderhandelde beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> bepaald door de regels die van toepassing zull<strong>en</strong> zijn bij afwezigheid van<br />

e<strong>en</strong> privaat onderhandelde overe<strong>en</strong>komst. Het is de taak van de wetgever <strong>en</strong> de<br />

rechters om duidelijke regels van aanvull<strong>en</strong>d recht, dat wil zegg<strong>en</strong> de regels die<br />

geld<strong>en</strong> bij afwezigheid van e<strong>en</strong> private beëindigingsovere<strong>en</strong>komst, vast te stell<strong>en</strong>.<br />

5.5 conclusies <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong><br />

Zijn de Nederlandse ontslagregels efficiënt? Om deze vraag te beantwoord<strong>en</strong><br />

werd met de rechtseconomische methode e<strong>en</strong> prikkel -, risico- <strong>en</strong> transactiekost<strong>en</strong>analyse<br />

van de Nederlandse ontslagregels gemaakt. De regels werd<strong>en</strong><br />

onderverdeeld in de regels met betrekking tot de grond<strong>en</strong> van het ontslag <strong>en</strong> de<br />

regels in verband met de financiële vergoeding bij ontslag (de ontslagvergoeding).<br />

5.5.1 conclusies<br />

ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

Ontslaggrond<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> onderdeel van de Nederlandse ontslagbescherming betreft de regulering van<br />

de grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ontslag. Die bestaat eruit dat de werkgever <strong>voor</strong> de e<strong>en</strong>zijdige<br />

beëindiging van de arbeidsrelatie toestemming nodig heeft van de cwi <strong>en</strong><br />

die toestemming <strong>en</strong>kel krijgt wanneer daar naar het oordeel van de cwi e<strong>en</strong><br />

gegronde red<strong>en</strong> toe is. Deze toets van de ontslaggrond<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> verregaande<br />

beperking van de ontslagvrijheid van de werkgever <strong>en</strong> biedt de werknemer veel<br />

baanzekerheid. Voor deze vorm van ontslagbescherming kom ik op basis van<br />

dit onderzoek tot de volg<strong>en</strong>de conclusies.<br />

• De vereiste dat de werkgever <strong>voor</strong> de e<strong>en</strong>zijdige opzegging van de arbeidsrelatie<br />

t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de cwi moet aanton<strong>en</strong> dat hij hier<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong><br />

heeft, leidt tot hogere transactiekost<strong>en</strong> bij het gebruik van de externe arbeidsmarkt<br />

<strong>voor</strong> de efficiënte reallocatie van werknemers. De kost<strong>en</strong> bestaan uit de<br />

bewijskost<strong>en</strong> om de cwi te overtuig<strong>en</strong> van de bedrijfseconomische noodzaak<br />

van het ontslag of de informatiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> kost<strong>en</strong> van strategisch gedrag bij het<br />

onderhandel<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> beëindigingsovere<strong>en</strong>komst. Deze kost<strong>en</strong> verlag<strong>en</strong> het<br />

surplus van de arbeidsrelatie.<br />

• Door de vereiste dat de werkgever de arbeidsrelatie <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong>zijdig kan beëindig<strong>en</strong><br />

wanneer hij daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> – naar het oordeel van de cwi – gegronde<br />

red<strong>en</strong> heeft, verkrijgt de werknemer veel juridische baanzekerheid. Door baanzekerheid<br />

neemt de prikkel van de werknemer om te invester<strong>en</strong> in relatiespecifieke<br />

k<strong>en</strong>nis toe waardoor het productieve surplus van de arbeidsrelatie<br />

stijgt. Echter, wanneer de werknemer al de facto baanzekerheid heeft omdat<br />

beide partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> geïnvesteerd in relatiespecifieke k<strong>en</strong>nis, veroorzaakt<br />

juridische baanzekerheid onnodige kost<strong>en</strong>.<br />

251


252<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

• Juridische baanzekerheid kan de prikkel van de werknemers om te herinvester<strong>en</strong><br />

in m<strong>en</strong>selijk kapitaal, wanneer de productieve waarde ervan met de tijd<br />

daalt, do<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>. Waarom zoud<strong>en</strong> werknemers kost<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> om te<br />

herinvester<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> zij toch verzekerd zijn van hun baan?<br />

• Slechts onder bepaalde <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> de arbeidspartij<strong>en</strong> bij het aangaan<br />

van het di<strong>en</strong>stverband vrijwillig akkoord gaan met e<strong>en</strong> verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t<br />

waardoor de werkgever de werknemer ‘verzekert van zijn baan’ <strong>voor</strong> het<br />

geval dat de vraag naar arbeid daalt naar aanleiding van e<strong>en</strong> wijziging in economische<br />

omstandighed<strong>en</strong>.<br />

• Omdat, in teg<strong>en</strong>stelling tot het naoorlogse Nederland, ontslagregels niet<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> ter bescherming van het algem<strong>en</strong>e belang, is privaatrechtelijke handhaving<br />

op initiatief van de arbeidspartij<strong>en</strong> te verkiez<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> administratiefrechtelijke<br />

handhaving door de cwi. De private arbeidspartij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> meer informatie<br />

dan de administratieve overheid over de vraag of de handeling van het<br />

ontslag in strijd is met de individuele belang<strong>en</strong>.<br />

• Omdat het <strong>voor</strong> derde partij<strong>en</strong> zeer moeilijk is om te verifiër<strong>en</strong> wat de werkelijke<br />

red<strong>en</strong> is <strong>voor</strong> het ontslag, kan oneig<strong>en</strong>lijk gebruik van de sociale zekerheid<br />

beter <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door maatregel<strong>en</strong> in de socialezekerheidsregeling<br />

zelf dan door regels die de ontslagvrijheid beperk<strong>en</strong>.<br />

Ontslagvergoeding<strong>en</strong><br />

Voor de Nederlandse regels met betrekking tot de ontslagvergoeding kom ik op<br />

basis van dit onderzoek tot de volg<strong>en</strong>de conclusies.<br />

• In Nederland word<strong>en</strong> de inkom<strong>en</strong>sverliez<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge van werkloosheid<br />

gedekt door de collectieve werkloosheidsverzekering. Het gebruik van<br />

ontslagvergoeding<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de verzekering van het werkloosheidsrisico – zoals<br />

in e<strong>en</strong> aantal land<strong>en</strong> het geval is – is niet w<strong>en</strong>selijk. De <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

collectieve werkloosheidsverzekering zijn dat de kost<strong>en</strong> van het risico op<br />

conjuncturele <strong>en</strong> structurele werkloosheid word<strong>en</strong> verlaagd door e<strong>en</strong> ruime<br />

spreiding over bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de overheid als betrokk<strong>en</strong> partij<br />

geprikkeld wordt om maatregel<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> om het werkloosheidsrisico te<br />

beperk<strong>en</strong>.<br />

• Tijd<strong>en</strong>s de opzegtermijn verzekert de werkgever de werknemer <strong>voor</strong> honderd<br />

proc<strong>en</strong>t van het inkom<strong>en</strong>sverlies dat te wijt<strong>en</strong> is aan zoekwerkloosheid. Door<br />

de duur van de opzegtermijn te lat<strong>en</strong> afhang<strong>en</strong> van de tijd die e<strong>en</strong> werknemer<br />

met e<strong>en</strong> bepaalde functie gemiddeld nodig heeft om e<strong>en</strong> nieuwe geschikte<br />

functie te vind<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> relatiespecifieke investering<strong>en</strong> die bestaan uit het<br />

verlor<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> gaan van alternatieve mogelijkhed<strong>en</strong> van tewerkstelling<br />

beschermd. Onder de huidige wettelijke regeling van opzegtermijn<strong>en</strong> variër<strong>en</strong><br />

opzegtermijn<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel met het aantal di<strong>en</strong>stjar<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet met de aard van de<br />

functie die de werknemer heeft vervuld.<br />

• E<strong>en</strong> optimale allocatie van arbeid <strong>en</strong> risico’s br<strong>en</strong>gt met zich mee dat de werkgever<br />

– wanneer hij reageert op economische verandering<strong>en</strong> door werknemers<br />

te ontslaan – e<strong>en</strong> ontslagvergoeding betaalt als vergoeding <strong>voor</strong> het verlies<br />

aan investering<strong>en</strong> in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> het verlies aan uitgestelde<br />

beloning. Verder onderzoek is nodig om na te gaan of de huidige methode


<strong>voor</strong> de berek<strong>en</strong>ing van de ontslagvergoeding, de kantonrechtersformule, het<br />

verlies aan specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> uitgestelde beloning voldo<strong>en</strong>de<br />

precies meet.<br />

• Onder de huidige regels wordt bij ontbinding van de arbeidsrelatie zonder<br />

meer e<strong>en</strong> neutrale ontslagvergoeding (a x b) toegek<strong>en</strong>d wanneer de ontbinding<br />

het gevolg is van e<strong>en</strong> risico dat <strong>voor</strong> rek<strong>en</strong>ing van de werkgever komt,<br />

zoals inkrimping of reorganisatie. Het komt dus ook <strong>voor</strong> dat de werkgever e<strong>en</strong><br />

ontslagvergoeding betaalt wanneer ge<strong>en</strong> sprake is van verlies aan specifiek<br />

m<strong>en</strong>selijk kapitaal <strong>en</strong> verlies aan uitgestelde beloning. In die gevall<strong>en</strong> leidt het<br />

recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding ertoe dat tijd<strong>en</strong>s de tewerkstelling e<strong>en</strong> deel<br />

van het loon wordt ingehoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> later in de vorm van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding<br />

als uitgestelde beloning wordt uitbetaald, maar alle<strong>en</strong> bij onvrijwillig ontslag.<br />

Hierdoor wordt de vrijwillige mobiliteit van werknemers onnodig beperkt.<br />

Deze beperking zou opgehev<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> ontslagvergoeding<br />

te betal<strong>en</strong> in alle gevall<strong>en</strong> dat de arbeidsrelatie wordt beëindigd, bij onvrijwillig<br />

ontslag, vrijwillig vertrek of p<strong>en</strong>sionering, maar dat zou betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat via<br />

de ontslagvergoeding<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> spaarsysteem wordt ingevoerd, zoals<br />

in Oost<strong>en</strong>rijk. Omdat in Nederland de <strong>voor</strong>zorg <strong>voor</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> werkloosheid<br />

al adequaat is geregeld, is daar ge<strong>en</strong> behoefte aan.<br />

5.5.2 aanbeveling<strong>en</strong><br />

ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

Op basis van de conclusies uit het onderzoek kan het volg<strong>en</strong>de ontslagregime<br />

word<strong>en</strong> aanbevol<strong>en</strong>. 45<br />

• Voor arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>voor</strong> onbepaalde duur geldt als regel dat beide<br />

partij<strong>en</strong> de vrijheid hebb<strong>en</strong> om de arbeidsrelatie e<strong>en</strong>zijdig op te zegg<strong>en</strong>. Deze<br />

vrijheid houdt in dat <strong>voor</strong> de opzegging ge<strong>en</strong> vergunning is vereist <strong>en</strong> dat <strong>voor</strong><br />

de e<strong>en</strong>zijdige opzegging niet vereist is dat teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> derde partij, de cwi<br />

of de rechter, moet word<strong>en</strong> aangetoond dat er e<strong>en</strong> gegronde red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de<br />

opzegging bestaat.<br />

• De regel dat elk der arbeidspartij<strong>en</strong> de vrijheid heeft om de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

e<strong>en</strong>zijdig op te zegg<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> regel van aanvull<strong>en</strong>d recht, dat wil zegg<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> regel die geldt <strong>voor</strong> zover de partij<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong>de regeling hebb<strong>en</strong><br />

afgesprok<strong>en</strong>. De ontslagvrijheid kan door de partij<strong>en</strong> contractueel word<strong>en</strong><br />

beperkt.<br />

• De werknemer heeft het recht op schadevergoeding wanneer de opzegging als<br />

k<strong>en</strong>nelijk onredelijk kan word<strong>en</strong> beschouwd. De toets of e<strong>en</strong> ontslag k<strong>en</strong>nelijk<br />

onredelijk is, is e<strong>en</strong> marginale toetsing. De rechter beoordeelt de w<strong>en</strong>selijkheid<br />

van het ontslag niet, maar sanctioneert de werkgever <strong>en</strong>kel wanneer de werknemer<br />

aannemelijk kan mak<strong>en</strong> dat het ontslag is gegev<strong>en</strong> met ge<strong>en</strong> ander<br />

belang, dan het belang om de werknemer te schad<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de werkgever hier<strong>voor</strong><br />

ge<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>bewijs kan lever<strong>en</strong>.<br />

• Bij het sluit<strong>en</strong> van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst of op het og<strong>en</strong>blik van ontslag<br />

onderhandel<strong>en</strong> de partij<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> individuele of collectieve beëindigingsovere<strong>en</strong>komst<br />

waarin zij afsprak<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> met betrekking tot de opzegtermijn<br />

<strong>en</strong>/of de ontslagvergoeding.<br />

253


254<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

• Bij afwezigheid van e<strong>en</strong> private beëindigingsovere<strong>en</strong>komst geld<strong>en</strong> de ‘achtergrond’-regels<br />

of regels van aanvull<strong>en</strong>d recht. Deze regels bepal<strong>en</strong> dat de werknemer<br />

recht heeft op e<strong>en</strong> opzegtermijn die gelijk is aan de termijn die de werknemer<br />

gemiddeld nodig heeft om e<strong>en</strong> gelijkaardige baan te vind<strong>en</strong>. Deze regels<br />

bepal<strong>en</strong> ook dat de werknemer recht heeft op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding wanneer<br />

aangetoond wordt dat het onvrijwillige ontslag gepaard gaat met e<strong>en</strong> verlies<br />

aan investering<strong>en</strong> in specifiek m<strong>en</strong>selijk kapitaal of aan uitgestelde beloning.<br />

Voor de berek<strong>en</strong>ing van deze verliez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> method<strong>en</strong> <strong>en</strong> techniek<strong>en</strong><br />

gebruikt waarmee de verliez<strong>en</strong> zo precies mogelijk word<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong>.


not<strong>en</strong><br />

ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

1 Wanneer e<strong>en</strong> derde partij oordeelt over de w<strong>en</strong>selijkheid van de aanpassing<br />

wordt in de Engelstalige literatuur gesprok<strong>en</strong> van third party governance.<br />

2 Daarnaast kan de kantonrechter de arbeidsovere<strong>en</strong>komst ontbind<strong>en</strong> wanneer de<br />

werkgever aantoont dat daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> gewichtige red<strong>en</strong> bestaat.<br />

3 Buechtemann (1993) maakt e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> ‘job security’ (functiezekerheid),<br />

‘macro-economic employm<strong>en</strong>t security’ (werkzekerheid) <strong>en</strong> ‘microeconomic<br />

employm<strong>en</strong>t security’ (baanzekerheid). Hij definieert de begripp<strong>en</strong><br />

als volgt: “Job security refers to a worker’s probability of keeping a particular job,<br />

including the specific work tasks, skill requirem<strong>en</strong>ts, comp<strong>en</strong>sation, and nonwage<br />

attributes (e.g., compet<strong>en</strong>ces) associated with that job. (…) Macroeconomic<br />

employm<strong>en</strong>t security refers to the availability of employm<strong>en</strong>t opportunities<br />

in the economy as a whole and can be defined as a worker’s probability<br />

of staying in employm<strong>en</strong>t or finding new employm<strong>en</strong>t wh<strong>en</strong> first <strong>en</strong>tering or re<strong>en</strong>tering<br />

the labor market. (…) The degree of macroeconomic employm<strong>en</strong>t security<br />

is influ<strong>en</strong>ced primarily by macroeconomic policies and only very indirectly<br />

by labor legislation. (…) Micro-economic employm<strong>en</strong>t security refers to the<br />

worker’s probability of not being unjustly or arbitrarily fired from his or her job<br />

and thereby relates to ongoing employm<strong>en</strong>t with a particular firm rather than to<br />

a particular job within that firm” (Buechtemann 1993: 5-6). De vereiste van e<strong>en</strong><br />

gegronde of gewichtige red<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de opzegging of ontbinding bevordert de<br />

baanzekerheid (micro-economic employm<strong>en</strong>t security).<br />

4 Vergelijk<strong>en</strong>de studies naar de effect<strong>en</strong> van ontslagbescherming op werkloosheid<br />

<strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid ton<strong>en</strong> wel aan dat het aandeel langdurige werkloosheid in de<br />

totale werkloosheid hoger is dan in land<strong>en</strong> met minder ontslagbescherming.<br />

5 Het surplus dat de partij<strong>en</strong> door sam<strong>en</strong>werking g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zij onder<br />

elkaar verdel<strong>en</strong>; <strong>voor</strong> werknemers betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> hoger loon.<br />

6 E<strong>en</strong> dergelijk onderscheid komt bij<strong>voor</strong>beeld ook <strong>voor</strong> in het echtscheidingsrecht,<br />

waar <strong>en</strong>erzijds regels bestaan m.b.t. de grond<strong>en</strong> <strong>voor</strong> echtscheiding <strong>en</strong><br />

anderzijds regels m.b.t. de financiële regeling <strong>en</strong> alim<strong>en</strong>tatie bij echtscheiding.<br />

7 Het arbeidsrecht bevat ook regels <strong>voor</strong> de werknemer die de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

opzegt, maar in dit onderzoek wordt alle<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> naar de regels die <strong>voor</strong><br />

de werkgever geld<strong>en</strong>.<br />

8 Het feit dat er ge<strong>en</strong> contractuele of wettelijke vorm van ontslagbescherming is,<br />

betek<strong>en</strong>t niet dat de werknemer ge<strong>en</strong> baanzekerheid heeft. De werknemer kan<br />

e<strong>en</strong> hoge mate van de facto baanzekerheid g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>.<br />

9 E<strong>en</strong> bilateraal monopolie is e<strong>en</strong> marktvorm die gek<strong>en</strong>merkt wordt door e<strong>en</strong><br />

vrager <strong>en</strong> e<strong>en</strong> aanbieder. De situatie waarin e<strong>en</strong> werkgever <strong>en</strong> werknemer verker<strong>en</strong><br />

nadat relatiespecifieke investering<strong>en</strong> zijn gemaakt, is vergelijkbaar met e<strong>en</strong><br />

bilateraal monopoly, omdat de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> van de investering<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong>lijkt<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de bestaande arbeidsrelatie <strong>en</strong> niet in e<strong>en</strong> alternatieve<br />

relatie.<br />

10 In de cao wordt gewoonlijk e<strong>en</strong> beloningsstructuur afgesprok<strong>en</strong> waarbij de lon<strong>en</strong><br />

per di<strong>en</strong>stjaar stijg<strong>en</strong>, de zog<strong>en</strong>aamde periodiek<strong>en</strong>. Ook deze beloningsstructuur<br />

255


256<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

is <strong>voor</strong>af afgesprok<strong>en</strong>, dit wil zegg<strong>en</strong>, is bij de werknemer bek<strong>en</strong>d bij het aangaan<br />

van de arbeidsrelatie. Niettemin word<strong>en</strong> lon<strong>en</strong>, meer bepaald de stijgingsperc<strong>en</strong>tages,<br />

tijd<strong>en</strong>s de looptijd van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst door collectieve onderhandeling<strong>en</strong><br />

heronderhandeld. Aanpassing<strong>en</strong> van de lon<strong>en</strong> aan de gerealiseerde<br />

productiviteit is dus in zekere mate mogelijk. De nominale lon<strong>en</strong> word<strong>en</strong> echter<br />

niet neerwaarts aangepast, hoogst<strong>en</strong>s wordt ge<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> laag stijgingsperc<strong>en</strong>tage<br />

afgesprok<strong>en</strong> bij slechte economische omstandighed<strong>en</strong> of om de internationale<br />

concurr<strong>en</strong>tiepositie te behoud<strong>en</strong>.<br />

11 Bij e<strong>en</strong> aanpassing van het loon zodat w < m, zal de werkgever niet het initiatief<br />

nem<strong>en</strong> om de arbeidsrelatie te beëindig<strong>en</strong>.<br />

12 De wetgever kan wel formele eis<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> aan de wijze waarop de opzegging naar<br />

de werknemer toe wordt gecommuniceerd, bijv. door middel van e<strong>en</strong> aangetek<strong>en</strong>de<br />

brief. De kost<strong>en</strong> van de formele vereist<strong>en</strong> staan teg<strong>en</strong>over de toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

zekerheid omtr<strong>en</strong>t de juridische positie. De kost<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> aan de formele<br />

vereist<strong>en</strong> verlag<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> om de juridische positie te bewijz<strong>en</strong>.<br />

13 De werkgever kan ook de kantonrechter verzoek<strong>en</strong> om de arbeidsrelatie te ontbind<strong>en</strong>.<br />

Art. 7:685 bw bepaalt dat de kantonrechter de arbeidsovere<strong>en</strong>komst weg<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> gewichtige red<strong>en</strong> kan ontbind<strong>en</strong>. Als gewichtige red<strong>en</strong> wordt onder meer beschouwd,<br />

verandering<strong>en</strong> in de omstandighed<strong>en</strong> welke van di<strong>en</strong> aard zijn dat de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindig<strong>en</strong>.<br />

14 Beëindiging om red<strong>en</strong><strong>en</strong> die met het gedrag van de werknemer te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

kan efficiënt zijn als manier om principaal-ag<strong>en</strong>t problem<strong>en</strong> te verminder<strong>en</strong>.<br />

15 Iedere overe<strong>en</strong>komst komt tot e<strong>en</strong> einde als de contractpartij<strong>en</strong> in kwestie daarmee<br />

akkoord gaan. Deze regel is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s van toepassing op de arbeidsovere<strong>en</strong>komst.<br />

De ontslagbepaling<strong>en</strong> zijn in dat geval niet van toepassing.<br />

16 In de beëindigingsovere<strong>en</strong>komst ‘koopt’ de werkgever als het ware het recht van<br />

de werknemer om de nietigheid van de opzegging te vorder<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s gebrek aan<br />

e<strong>en</strong> ontslagvergunning.<br />

17 Sinds 1 oktober 2006 hoev<strong>en</strong> werknemers niet meer te protester<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> hun<br />

ontslag om <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> WW-uitkering in aanmerking te kom<strong>en</strong>. Wel kan e<strong>en</strong> uitkering<br />

geweigerd word<strong>en</strong> bij dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong>, bijv. diefstal <strong>en</strong> de werknemer mag<br />

ook niet zomaar zelf het initiatief nem<strong>en</strong> om zijn baan op te zegg<strong>en</strong>. Wanneer de<br />

partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beëindigingsovere<strong>en</strong>komst sluit<strong>en</strong>, dan is het <strong>voor</strong> het veiligstell<strong>en</strong><br />

van de werkloosheidsuitkering van belang dat op papier wordt gezet dat het initiatief<br />

uitgaat van de werkgever.<br />

18 De regel houdt ook in dat de werkgever de arbeidsrelatie met e<strong>en</strong> niet goed functioner<strong>en</strong>de<br />

werknemer zal moet<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tzett<strong>en</strong> wanneer de CWI de kwaliteit van<br />

de prestaties niet goed kan verifiër<strong>en</strong>.<br />

19 Ook hier geldt weer dat de de facto baanzekerheid van oudere werknemers<br />

minder groot kan zijn. Voor e<strong>en</strong> aantal werknemers neemt het vermog<strong>en</strong> om<br />

nieuwe k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> aan te ler<strong>en</strong> af met de leeftijd alsook de periode<br />

waarover de investering<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> terugverdi<strong>en</strong>d. Het gevolg is dat de<br />

herinvestering<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>selijk kapitaal afnem<strong>en</strong> met de leeftijd.<br />

20 Promoties <strong>en</strong> de daarbij behor<strong>en</strong>de loonsverhoging kunn<strong>en</strong> ook gebruikt word<strong>en</strong><br />

als instrum<strong>en</strong>t om de werknemer te prikkel<strong>en</strong> om nieuwe vaardighed<strong>en</strong> aan te<br />

ler<strong>en</strong>.


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

21 Ontslagvergoeding<strong>en</strong> word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> in paragraaf 5.4.<br />

22 Op 1 maart 1943 werd e<strong>en</strong> verord<strong>en</strong>ing van de rijkscommissaris van kracht waarbij<br />

het ontslagverbod tweezijdig werd gemaakt. De tweezijdigheid van het<br />

ontslagverbod ging over in het bba dat op 5 oktober 1945 tot stand kwam. De<br />

vrees was dat de werknemers de ingevoerde loonstop zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> frustrer<strong>en</strong><br />

door van baan te verander<strong>en</strong>. Het vertrekverbod <strong>voor</strong> werknemers is ondertuss<strong>en</strong><br />

opgehev<strong>en</strong>.<br />

23 Op<strong>en</strong> norm<strong>en</strong> staan teg<strong>en</strong>over specifieke regels. Het recht kan bij<strong>voor</strong>beeld bepal<strong>en</strong><br />

dat er e<strong>en</strong> snelheidsbeperking van 120 km per u geldt (specifieke regel) of dat<br />

automobilist<strong>en</strong> hun snelheid in redelijkheid moet<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong> (op<strong>en</strong> norm). E<strong>en</strong><br />

norm heeft als <strong>voor</strong>deel dat rek<strong>en</strong>ing kan word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met specifieke<br />

omstandighed<strong>en</strong> van het geval, maar heeft als nadeel dat er bij de partij<strong>en</strong> meer<br />

onzekerheid bestaat over wat zij geacht word<strong>en</strong> te do<strong>en</strong>.<br />

24 Posner (1992: 335-336) schrijft in dit verband: “A series of increm<strong>en</strong>tal steps each<br />

of which makes economic s<strong>en</strong>se in the light of the previous steps may, looked as a<br />

whole, make no economic s<strong>en</strong>se at all.”<br />

25 E<strong>en</strong> minder ruime verzekering dan baanbehoud is ook in het belang van de werknemer<br />

wanneer de werknemer <strong>voor</strong> de baanzekerheid e<strong>en</strong> verzekeringspremie in<br />

de vorm van e<strong>en</strong> lager loon moet betal<strong>en</strong>. Wanneer de te betal<strong>en</strong> verzekeringspremie<br />

hoger is dan het <strong>voor</strong>deel van baanzekerheid <strong>voor</strong> de werknemer, dan is<br />

baanzekerheid als verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t niet welvaartsverhog<strong>en</strong>d.<br />

26 Art. 7: 681 bw bepaalt dat indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> van de partij<strong>en</strong> de arbeidsovere<strong>en</strong>komst<br />

k<strong>en</strong>nelijk onredelijk opzegt de rechter e<strong>en</strong> schadevergoeding kan toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan<br />

de wederpartij.<br />

27 E<strong>en</strong> slechte reputatie br<strong>en</strong>gt kost<strong>en</strong> met zich mee. Goede werknemers verlat<strong>en</strong><br />

het bedrijf met e<strong>en</strong> slechte reputatie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> bedrijf met e<strong>en</strong> slechte reputatie zal<br />

hogere lon<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> om nieuwe werknemers aan te trekk<strong>en</strong>.<br />

28 Dat betek<strong>en</strong>t niet dat rationele arbeidspartij<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele vorm van verzekeringsarrangem<strong>en</strong>t<br />

zoud<strong>en</strong> afsprek<strong>en</strong>. Ze kunn<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld afsprek<strong>en</strong> dat de werkgever<br />

de werknemer verzekert <strong>voor</strong> de duur die hij gemiddeld nodig heeft om e<strong>en</strong><br />

gelijkwaardige functie te vind<strong>en</strong> (i.e. de opzegtermijn) of <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> bedrag ter comp<strong>en</strong>satie<br />

van de specifieke verliez<strong>en</strong> bij ontslag (i.e. de ontslagvergoeding).<br />

29 In dit onderzoek wordt <strong>en</strong>kel gekek<strong>en</strong> naar de materiële schade bij ontslag. De<br />

werknemer kan door het verlies van zijn baan echter ook immateriële of<br />

emotionele schade lijd<strong>en</strong>. Wanneer de werkgever deze schade moet vergoed<strong>en</strong>,<br />

dan zal hij daar<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> premie vrag<strong>en</strong> in de vorm van e<strong>en</strong> loonsverlaging tijd<strong>en</strong>s<br />

tewerkstelling. De w<strong>en</strong>selijkheid van e<strong>en</strong> verplichting <strong>voor</strong> de werkgever om<br />

immateriële schade te vergoed<strong>en</strong> hangt dus af van de vraag of de werknemers<br />

bereid zijn om te betal<strong>en</strong> om verzekerd te zijn teg<strong>en</strong> emotionele schade bij<br />

ontslag. Individu<strong>en</strong> kop<strong>en</strong> gewoonlijk ge<strong>en</strong> verzekering teg<strong>en</strong> emotionele verliez<strong>en</strong>.<br />

30 De werkgever draagt de kost<strong>en</strong> niet noodzakelijk in de vorm van de uitbetaling<br />

van e<strong>en</strong> ontslagvergoeding, maar kan deze kost<strong>en</strong> ook drag<strong>en</strong> in de vorm van de<br />

uitbetaling van hogere lon<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s tewerkstelling.<br />

31 Werkloosheid kan bij<strong>voor</strong>beeld het gevolg zijn van te lage besteding<strong>en</strong> (conjuncturele<br />

werkloosheid).<br />

257


258<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

32 Dit do<strong>en</strong> werknemers nu bij<strong>voor</strong>beeld al naar aanleiding van de wettelijke<br />

verplichting om het loon van e<strong>en</strong> zieke werknemer gedur<strong>en</strong>de twee jar<strong>en</strong> door te<br />

betal<strong>en</strong>.<br />

33 Private verzekeraars verzeker<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> interdep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>te risico’s, risico’s die ze niet<br />

goed kunn<strong>en</strong> inschatt<strong>en</strong> of risico’s waar het averechtse selectie <strong>en</strong> moreel risico<br />

probleem te groot zijn. In D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> komt gedeeltelijke private verzekering<br />

van het werkloosheidsrisico wel <strong>voor</strong>.<br />

34 E<strong>en</strong> dergelijk systeem komt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> in Peru.<br />

35 Ev<strong>en</strong>wel zijn de administratieve kost<strong>en</strong> die gepaard gaan met de werkloosheidsverzekering<br />

relatief hoog in vergelijking met de uitgekeerde bedrag<strong>en</strong>, maar reorganisaties<br />

van de uitkeringsinstanties (uwv) zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot lagere<br />

administratieve kost<strong>en</strong>.<br />

36 Daar staat wel teg<strong>en</strong>over dat investering<strong>en</strong> in ondernemingsspecifieke k<strong>en</strong>nis de<br />

kans dat de werknemer wordt ontslag<strong>en</strong> verlag<strong>en</strong>. Immers, werkgevers invester<strong>en</strong><br />

mee in deze k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> lijd<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>zeer verlies door het<br />

vertrek van deze werknemers. Ondernemingsspecifieke investering<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> op<br />

die manier meer baanzekerheid.<br />

37 De Wet betreff<strong>en</strong>de het fonds <strong>voor</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> beëindigingsvergoeding<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> werknemers (Mitarbeitersvorsorgegesetz, mvg, 2002) verplicht werkgevers<br />

om bij te drag<strong>en</strong> aan het mvk-fonds (Mitarbeitervorsorgekasse) <strong>voor</strong> alle arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

die na 1 januari 2003 werd<strong>en</strong> afgeslot<strong>en</strong>. Voor 2002 moest de<br />

werkgever e<strong>en</strong> beëindigingsvergoeding betal<strong>en</strong> aan werknemers die t<strong>en</strong> minste<br />

drie jaar bij de werkgever hadd<strong>en</strong> gewerkt. Werknemers met drie jaar s<strong>en</strong>ioriteit<br />

kreg<strong>en</strong> 1 maandloon; de vergoeding steeg naar rato van de anciënniteit tot e<strong>en</strong><br />

maximum van 1 jaarloon na 25 jaar. Beëindigingsvergoeding<strong>en</strong> di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> in de<br />

boekhouding te word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> reguliere loonsverhoging. De werkgevers<br />

moet<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing mak<strong>en</strong> in hun boekhouding <strong>voor</strong> t<strong>en</strong> minste de<br />

helft van de waarde van de beëindigingsvergoeding<strong>en</strong> die mogelijk betaald di<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

te word<strong>en</strong>. Onder de nieuwe regeling di<strong>en</strong>t de werkgever e<strong>en</strong> bedrag gelijk<br />

aan 1.5377 proc<strong>en</strong>t van het brutoloon af te drag<strong>en</strong> aan het fonds vanaf de eerste<br />

dag dat de werknemer in di<strong>en</strong>st is. Wanneer de werknemer wordt ontslag<strong>en</strong> heeft<br />

hij de keuze tuss<strong>en</strong> ofwel onmiddellijke uitbetaling van de vergoeding (belast<br />

teg<strong>en</strong> 6 proc<strong>en</strong>t) ofwel uitbetaling ervan gelijktijdig met het p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> (uitkering<br />

wordt niet belast). Werknemers die ontslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong> minder dan drie jaar na de<br />

indi<strong>en</strong>sttreding <strong>en</strong> werknemers die zelf ontslag nem<strong>en</strong> of die om dring<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> niet de mogelijkheid tot onmiddellijke uitbetaling.<br />

Zij behoud<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wel het recht tot uitbetaling gelijktijdig met de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>uitkering.<br />

De regeling beoogt e<strong>en</strong> rechtvaardiger verdeling van het recht op e<strong>en</strong><br />

beëindigingsvergoeding, doordat ook werknemers met e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband dat<br />

korter is dan drie jaar het recht toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Ook beoogt de regeling de mobiliteit<br />

van werknemers te verhog<strong>en</strong> mede ook door het behoud van recht<strong>en</strong> wanneer<br />

de werknemer zelf vertrekt. De regeling komt erop neer dat werknemers<br />

met e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>stverband van 37 jaar e<strong>en</strong> uitkering krijg<strong>en</strong> gelijk aan 1 jaarloon.<br />

Hierbij gaat m<strong>en</strong> ervan uit dat de fonds<strong>en</strong> e<strong>en</strong> r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van 6 proc<strong>en</strong>t g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong><br />

op het belegde kapitaal (40 proc<strong>en</strong>t van het kapitaal mag belegd word<strong>en</strong> in<br />

aandel<strong>en</strong>).


ontslagregels: e<strong>en</strong> rechtseconomische analyse<br />

38 Het systeem van ontslagvergoeding<strong>en</strong> werd in 1990 in Columbia gewijzigd. Voor<br />

alle nieuwe arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> getek<strong>en</strong>d vanaf 1 januari 1991 geldt e<strong>en</strong> spaarregeling,<br />

e<strong>en</strong> systeem g<strong>en</strong>oemd ‘severance paym<strong>en</strong>ts savings accounts’. Elke<br />

maand moet<strong>en</strong> werkgevers 8,3 proc<strong>en</strong>t van het salaris stort<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> individuele<br />

spaarrek<strong>en</strong>ing van de werknemer. Het systeem wordt gecontroleerd door e<strong>en</strong><br />

administratieve overheid. Werknemers kunn<strong>en</strong> het spaarbedrag opnem<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

investering<strong>en</strong> in huisvesting, scholing, bij werkloosheid <strong>en</strong> bij p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>.<br />

39 De normatieve aanbeveling<strong>en</strong> om de regels aan te pass<strong>en</strong> aan hetge<strong>en</strong> economisch<br />

optimaal is geld<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> <strong>voor</strong> zover dat economische efficiëntie als doelstelling<br />

van het ontslagbeleid wordt aanvaard.<br />

40 E<strong>en</strong> preciezere meting van de werkelijke verliez<strong>en</strong> is <strong>en</strong>kel w<strong>en</strong>selijk <strong>voor</strong> zover<br />

de <strong>voor</strong>del<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> preciezere berek<strong>en</strong>ing opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> ervan.<br />

41 In praktijk wordt nu niet vaak beroep gedaan op deze exceptie.<br />

42 In Groot-Brittannië hebb<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>tallig geword<strong>en</strong> werknemers op grond van<br />

section 162 van de Employm<strong>en</strong>t Rights Act (1996) recht op e<strong>en</strong> ontslagvergoeding<br />

verschuldigd door de werkgever, of, wanneer die insolv<strong>en</strong>t is, door het<br />

National Insurance Fund.<br />

43 Op grond van de Wet 28 juni 1966 betreff<strong>en</strong>de de schadeloosstelling van de werknemers<br />

die ontslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bij sluiting van onderneming<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> sluitingsvergoeding<br />

verschuldigd door de werkgever of, bij gebrek aan betaling door deze<br />

laatste binn<strong>en</strong> de gestelde termijn<strong>en</strong>, door het Sluitingsfonds.<br />

44 Ev<strong>en</strong>tueel kan de werknemer werkloos word<strong>en</strong>, maar de inkom<strong>en</strong>sverliez<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

gevolge van de werkloosheid word<strong>en</strong> door de collectieve werkloosheidverzekering<br />

vergoed.<br />

45 Deze aanbeveling<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel <strong>voor</strong> zover efficiëntie als doelstelling van het<br />

<strong>ontslagrecht</strong> wordt aanvaard.<br />

259


260<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

literatuur<br />

Bakels, H.L. (1997) Schets van het Nederlands arbeidsrecht, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer.<br />

Buechtemann, Chr. F. (1993) ‘Introduction: Employm<strong>en</strong>t Security and Labor Markets’,<br />

3-66 in Chr. F. Buechtemann (ed.) Employm<strong>en</strong>t Security and Labor Market Behavior,<br />

Ithaca: ilr Press.<br />

Buijs, D.J. (2004) ‘Beëindingsvergoeding<strong>en</strong> in het kader van de arbeidsovere<strong>en</strong>komst’,<br />

27-46 in F.B.J. Grapperhaus et al. (red.) Afvloeiingsregeling<strong>en</strong>: Arbeidsrecht, sociale<br />

verzekering <strong>en</strong> belasting, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer.<br />

Coase, R.H. (1960) ‘The Problem of Social Cost’, 3 Journal of Law and Economics 1, 44.<br />

Geest, G. de (1994) Economische analyse van het contract<strong>en</strong>- <strong>en</strong> quasi-contract<strong>en</strong>recht,<br />

Antwerp<strong>en</strong>: Maklu.<br />

Grapperhaus, F.B.J (2004) ‘Individuele beëindigingsovere<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> afvloeiingsregeling’,<br />

217-286 in F.B.J. Grapperhaus et al. (red.) Afvloeiingsregeling<strong>en</strong>: Arbeidsrecht,<br />

sociale verzekering <strong>en</strong> belasting, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer.<br />

Hall R. <strong>en</strong> E. Lazear (1984) ‘The Excess S<strong>en</strong>sitivity of Layoffs and Quits to Demand’, Journal<br />

of Labour Economics vol. 2, 239.<br />

Jacobs, A.T.M. <strong>en</strong> W. Ples<strong>en</strong> (1992) ‘Deregulering van het arbeidsrecht’, sew 2: p. 83.<br />

Naber, H. (1983) Ontslagrecht in Nederland, Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer.<br />

Lazear, E. (1979) ‘Why is there Mandatory Retirem<strong>en</strong>t?’, Journal of Political Economy 87:<br />

1261-1284.<br />

Loonstra, C.J. (2006) Hoofdstukk<strong>en</strong> sociaal recht, Groning<strong>en</strong>: Wolters-Noordhoff.<br />

Posner, R.A. (1992) Economic Analysis of Law, Boston: Little, Brown.<br />

Scholt<strong>en</strong>s, C.G. (2004) ‘Formules <strong>en</strong> Statistiek<strong>en</strong>’, 47-215 in F.B.J. Grapperhaus et al. (red.)<br />

Afvloeiingsregeling<strong>en</strong>: Arbeidsrecht, sociale verzekering <strong>en</strong> belasting, Dev<strong>en</strong>ter:<br />

Kluwer.<br />

Shavell, St. (1984) ‘Liability for Harm Versus Regulation of Safety’, legal Studies 13: 357-<br />

374.


6 arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Michèle Belot <strong>en</strong> Jan van Ours<br />

6.1 inleiding<br />

arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Arbeidsmarkt<strong>en</strong> zijn <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>d in beweging. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> verliez<strong>en</strong> hun baan <strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> werkloos, werkloz<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> e<strong>en</strong> baan, m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> tred<strong>en</strong> tot de arbeidsmarkt<br />

toe, werkgevers gaan failliet waardoor arbeidsplaats<strong>en</strong> verdwijn<strong>en</strong>, bedrijv<strong>en</strong><br />

expander<strong>en</strong> <strong>en</strong> creër<strong>en</strong> nieuwe ban<strong>en</strong>, <strong>en</strong>zo<strong>voor</strong>ts. De dynamiek van de<br />

arbeidsmarkt is belangrijk, omdat economische veranderingsprocess<strong>en</strong> gebaat<br />

zijn bij flexibiliteit van person<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsplaats<strong>en</strong>.<br />

De dynamiek in de Nederlandse arbeidsmarkt speelt e<strong>en</strong> belangrijke rol in het<br />

wrr-project Arbeidsmarktdynamiek, flexibiliteit <strong>en</strong> zekerheid. De c<strong>en</strong>trale<br />

probleemstelling van het project is als volgt geformuleerd: “Hoe zijn de institutionele<br />

condities te creër<strong>en</strong> om, gegev<strong>en</strong> de verander<strong>en</strong>de omgeving nu <strong>en</strong> in<br />

de toekomst, <strong>voor</strong> verschill<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong> op de arbeidsmarkt werkzekerheid te<br />

schepp<strong>en</strong> <strong>en</strong> tegelijkertijd tegemoet te kom<strong>en</strong> aan de behoefte aan flexibilisering<br />

met het oog op e<strong>en</strong> zo groot mogelijke arbeidsparticipatie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgaande<br />

groei van de arbeidsproductiviteit?” Volg<strong>en</strong>s de wrr zijn de relevante instituties<br />

in dit verband het stelsel van werkloosheidsuitkering<strong>en</strong>, de ontslagbescherming,<br />

het minimumloon <strong>en</strong> het actieve arbeidsmarktbeleid. Wat de wrr in het bijzonder<br />

interesseert, is de bijdrage die deze arbeidsmarktinstituties lever<strong>en</strong> aan het<br />

omgaan met creatieve destructie op de arbeidsmarkt. Met andere woord<strong>en</strong>: het<br />

gaat om de vraag of deze regels help<strong>en</strong> met het wegstrijk<strong>en</strong> van de scherpe kant<strong>en</strong><br />

van creatie <strong>en</strong> destructie <strong>en</strong> het daarmee vergrot<strong>en</strong> van de acceptatie van de<br />

veranderingsprocess<strong>en</strong>, of dat ze e<strong>en</strong> soepele verwerking van de veranderingsprocess<strong>en</strong><br />

in de weg staan. Daarnaast is het volg<strong>en</strong>s de wrr de vraag of de vergrijzing<br />

van de beroepsbevolking (d.w.z. de aanwezigheid van e<strong>en</strong> groot perc<strong>en</strong>tage<br />

oudere werknemers van wie bek<strong>en</strong>d is dat ze minder mobiel zijn <strong>en</strong> langere<br />

werkloosheidsdur<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dan jongere werknemers) nog tot bijzondere afweging<strong>en</strong><br />

leidt in de analyse van de effect<strong>en</strong> van de arbeidsregulering<strong>en</strong>.<br />

De rol van arbeidsmarktinstituties is complex. Zo is het <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> goede inschatting<br />

van de relaties tuss<strong>en</strong> instituties <strong>en</strong> dynamiek nodig niet alle<strong>en</strong> naar de<br />

mogelijke invloed van afzonderlijke instituties te kijk<strong>en</strong>, maar ook naar de<br />

invloed van verschill<strong>en</strong>de combinaties van instituties (zie hierover ook Belot <strong>en</strong><br />

Van Ours 2001 <strong>en</strong> 2004). E<strong>en</strong> combinatie van veel ontslagbescherming <strong>en</strong> lage<br />

werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> is bij<strong>voor</strong>beeld vanuit het gezichtspunt van inkom<strong>en</strong>sbescherming<br />

vergelijkbaar met e<strong>en</strong> combinatie van weinig ontslagbescherming<br />

<strong>en</strong> hoge werkloosheidsuitkering<strong>en</strong>. In het eerste geval is er sprake van inkom<strong>en</strong>sbescherming<br />

doordat e<strong>en</strong> werknemer niet zo snel ontslag<strong>en</strong> zal word<strong>en</strong>. In het<br />

tweede geval doordat de inkom<strong>en</strong>sconsequ<strong>en</strong>ties van ontslag niet zo groot zijn.<br />

261


262<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

T<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de dynamiek op de arbeidsmarkt hebb<strong>en</strong> de twee combinaties<br />

van instituties e<strong>en</strong> heel verschill<strong>en</strong>de uitwerking. Terwijl de eerste combinatie<br />

met veel ontslagbescherming leidt tot weinig doorstroming op de arbeidsmarkt,<br />

leidt de tweede combinatie juist tot veel doorstroming.<br />

In dit preadvies word<strong>en</strong> de relaties tuss<strong>en</strong> arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

teg<strong>en</strong> het licht gehoud<strong>en</strong>. Eerst wordt Nederland op e<strong>en</strong> kwantitatieve<br />

manier in internationaal perspectief geplaatst door e<strong>en</strong> vergelijking van<br />

arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktprestaties. Daarna word<strong>en</strong> inzicht<strong>en</strong><br />

vanuit de arbeidseconomische literatuur besprok<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte wordt op basis<br />

hiervan e<strong>en</strong> perspectief gegev<strong>en</strong> op de relatie tuss<strong>en</strong> arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong><br />

arbeidsmarktdynamiek.<br />

6.2 globale empirie<br />

Om de betek<strong>en</strong>is van de Nederlandse arbeidsmarktinstituties in internationaal<br />

perspectief te plaats<strong>en</strong> word<strong>en</strong> allereerst de vier arbeidsmarktinstituties die in dit<br />

preadvies c<strong>en</strong>traal staan – werkloosheidsuitkering<strong>en</strong>, ontslagbescherming, minimumloon,<br />

<strong>en</strong> actief arbeidsmarktbeleid – vergelek<strong>en</strong> met die in België, D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>,<br />

Duitsland, Ierland, het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk, de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Zwed<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> de arbeidsmarktprestaties in deze land<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong><br />

met die van Nederland. T<strong>en</strong> slotte wordt de empirische sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> instituties<br />

onderling <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> instituties <strong>en</strong> arbeidsmarktprestaties bediscussieerd.<br />

6.2.1 arbeidsmarktinstituties<br />

Werkloosheidsuitkering<strong>en</strong><br />

T<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de invloed van werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> op het functioner<strong>en</strong><br />

van de arbeidsmarkt gaat het <strong>voor</strong>al om de hoogte <strong>en</strong> de duur. Het is wat dit betreft<br />

ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudige zaak land<strong>en</strong> met elkaar te vergelijk<strong>en</strong>, ook al omdat binn<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> land nogal wat verschill<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bestaan. Vaak hang<strong>en</strong> hoogte <strong>en</strong> duur<br />

van de uitkering af van het arbeidsverled<strong>en</strong> <strong>en</strong> soms ook van de gezinssituatie.<br />

Dus kunn<strong>en</strong> er binn<strong>en</strong> land<strong>en</strong> behoorlijke verschill<strong>en</strong> bestaan tuss<strong>en</strong> categorieën<br />

werkloz<strong>en</strong>. Tabel 6.1 geeft e<strong>en</strong> overzicht van hoe de uitkeringshoogte verloopt<br />

over de duur van de werkloosheid <strong>voor</strong> verschill<strong>en</strong>de categorieën werkloz<strong>en</strong>.<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> is het <strong>en</strong>ige land waarin de uitkeringshoogte onafhankelijk is van<br />

werkloosheidsduur <strong>en</strong> gezinssituatie. In Zwed<strong>en</strong> wordt ge<strong>en</strong> onderscheid<br />

gemaakt naar gezinssituatie maar wel naar uitkeringsduur.<br />

In het eerste jaar van de werkloosheid zijn er al vrij grote verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong>.<br />

Nederland behoort met D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong> tot de land<strong>en</strong> waar de<br />

(bruto-)uitkering het hoogst is, 65-75 proc<strong>en</strong>t van het (bruto) laatstverdi<strong>en</strong>de<br />

loon. In het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk, de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> <strong>en</strong> Ierland is de uitkering<br />

het laagst in het eerste jaar. In vrijwel alle land<strong>en</strong> daalt de uitkeringshoogte<br />

met de uitkeringsduur. Het sterkst is deze daling in Zwed<strong>en</strong>. In het eerste jaar<br />

bedraagt de uitkering nog 74 proc<strong>en</strong>t van het laatstverdi<strong>en</strong>de loon, in het tweede


arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

<strong>en</strong> derde jaar is dat nog slechts 3 proc<strong>en</strong>t. De daling in Nederland, die wordt<br />

veroorzaakt doordat <strong>voor</strong> sommige categorieën werkloz<strong>en</strong> de uitkeringsduur<br />

beperkt is, is ook redelijk groot <strong>voor</strong> alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> <strong>en</strong> tweeverdi<strong>en</strong>ers, maar niet<br />

<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>verdi<strong>en</strong>er.<br />

Tabel 6.1 Uitkeringshoogte in relatie tot duur werkloosheid <strong>en</strong> gezinssituatie a)<br />

Eerste jaar Tweede <strong>en</strong> derde jaar Vierde <strong>en</strong> vijfde jaar<br />

Categorie I II III I II III I II III Totaal<br />

België 47 47 43 33 47 28 33 47 28 39<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 66 66 66 66 66 66 66 66 66 66<br />

Duitsland 37 37 37 33 33 17 33 33 17 30<br />

Ierland 29 47 29 30 47 4 30 47 0 29<br />

Nederland 70 71 70 56 65 56 21 30 21 51<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 19 24 9 19 30 0 19 30 0 17<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 29 33 25 7 12 0 7 12 0 14<br />

Zwed<strong>en</strong> 74 74 74 3 3 3 0 0 0 26<br />

a) Bruto uitkering als perc<strong>en</strong>tage van het laatstverdi<strong>en</strong>de brutoloon (gemiddelde van 2/3 <strong>en</strong> 100% van loon van<br />

e<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong> voltijdwerknemer in de industrie); situatie in 1999<br />

Categorieën: III. Alle<strong>en</strong>staande<br />

III. E<strong>en</strong>verdi<strong>en</strong>ers huishoud<strong>en</strong><br />

III. Tweeverdi<strong>en</strong>ers huishoud<strong>en</strong><br />

Bron: oecd (2002)<br />

Door de oecd is e<strong>en</strong> poging ondernom<strong>en</strong> om land<strong>en</strong> vergelijkbaar te mak<strong>en</strong> door<br />

e<strong>en</strong> aantal standaarduitkeringssituaties te combiner<strong>en</strong> <strong>en</strong> te integrer<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />

indicator <strong>voor</strong> de hoogte van de werkloosheidsuitkering. Deze staat weergegev<strong>en</strong><br />

in de laatste kolom van tabel 6.1. Tabel 6.2 geeft <strong>voor</strong> de onderscheid<strong>en</strong> land<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

overzicht van de ontwikkeling<strong>en</strong> in deze indicator over de periode 1990-1999.<br />

Uit deze tabel komt naar vor<strong>en</strong> dat er in de meeste land<strong>en</strong> in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig<br />

niet veel verandering is geweest in de hoogte van de werkloosheidsuitkering. E<strong>en</strong><br />

uitzondering is D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> waar de gemiddelde uitkering fors is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

van ongeveer 50 proc<strong>en</strong>t naar 65 proc<strong>en</strong>t van het laatstverdi<strong>en</strong>de loon. T<strong>en</strong> opzichte<br />

van de andere land<strong>en</strong> is de brutowerkloosheidsuitkering in Nederland<br />

– wederom met uitzondering van D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> – met ongeveer 50 proc<strong>en</strong>t van<br />

het laatstverdi<strong>en</strong>de brutoloon relatief hoog. De gemiddelde uitkeringshoogte in<br />

het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk over de eerste vijf jaar van de werkloosheid bedraagt<br />

slechts 17 proc<strong>en</strong>t van het laatstverdi<strong>en</strong>de loon, terwijl dat in Duitsland, Zwed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> Ierland 25-30 proc<strong>en</strong>t is, <strong>en</strong> in België 40 proc<strong>en</strong>t. Tabel 6.2 laat ook zi<strong>en</strong> dat de<br />

verhouding netto-uitkering – nettoloon veel groter is. 1<br />

De invloed van werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> op het functioner<strong>en</strong> van de arbeidsmarkt<br />

hangt niet alle<strong>en</strong> af van de hoogte maar ook van de duur. Met betrekking<br />

263


264<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 6.2 Hoogte <strong>en</strong> duur werkloosheidsuitkering<strong>en</strong><br />

Uitkerings<br />

Uitkeringshoogte a ) hoogte duurc ) Wacht Sancties<br />

1990 1995 1999 1999b ) ui ua perioded ) (%) e )<br />

België 41.9 38.7 39.0 70 - ge<strong>en</strong> 0 0.8<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 51.7 59.5 65.5 81 48 ge<strong>en</strong> 0 2.1<br />

Duitsland 28.2 26.6 30.3 63 6-32 ja 0 1.1<br />

Ierland 28.1 26.3 29.1 55 15 ja 3 -<br />

Nederland 52.3 45.8 50.9 76 6-60 ja 0 36.0<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 17.7 17.8 16.6 69 6 ge<strong>en</strong> 3 5.5<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 11.3 11.9 14.0 32 6 ge<strong>en</strong> 0 35.4<br />

Zwed<strong>en</strong> 29.4 27.2 25.7 79 10-20 ge<strong>en</strong> 5 0.6<br />

a) Verhouding tuss<strong>en</strong> bruto uitkering <strong>en</strong> bruto laatstverdi<strong>en</strong>de loon; sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>de maatstaf<br />

b) Verhouding tuss<strong>en</strong> netto uitkering <strong>en</strong> netto laatstverdi<strong>en</strong>de loon; sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>de maatstaf<br />

c) Uitkeringsduur in maand<strong>en</strong>; ui = werkloosheidsverzekering, ua = bijstandsuitkering<br />

d) Wachtperiode in dag<strong>en</strong><br />

e) Gedragsgerelateerde sancties gedur<strong>en</strong>de de uitkeringsperiode als perc<strong>en</strong>tage van het aantal uitkeringsontvangers;<br />

1997-98<br />

Bron: oecd, eu Commissie, dg05, Grubb (2000), Boone <strong>en</strong> Van Ours (2000)<br />

tot de uitkeringsduur bestaan er grote verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong>. In België is de<br />

uitkering in principe van onbeperkte duur, terwijl deze in het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

slechts e<strong>en</strong> half jaar bedraagt. In Nederland – ev<strong>en</strong>als in Duitsland, zij het dat<br />

het daar iets minder sterk is – is er nogal wat variatie in de uitkeringsduur. Voor<br />

sommige categorieën werkloz<strong>en</strong> is de uitkeringsduur internationaal gezi<strong>en</strong> vrij<br />

lang. Nederland k<strong>en</strong>t in teg<strong>en</strong>stelling tot Ierland, het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk <strong>en</strong><br />

Zwed<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> wachtperiode t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de werkloosheidsuitkering<strong>en</strong>. Tabel<br />

6.2 geeft ook nog e<strong>en</strong> overzicht van het gebruik van sancties in de werkloosheidsuitkering<strong>en</strong>.<br />

Indi<strong>en</strong> werkloz<strong>en</strong> zich niet gedrag<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de regels waaronder<br />

de uitkering wordt verstrekt kan de uitkering word<strong>en</strong> gekort. Zoals weergegev<strong>en</strong><br />

zijn in Nederland <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> veel meer sancties toegek<strong>en</strong>d<br />

dan in andere land<strong>en</strong>. Tabel 6.3 geeft tot slot nog e<strong>en</strong> aantal specifieke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van de werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> in de verschill<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> weer. Er is<br />

nogal wat variatie in de referte-eis<strong>en</strong>, maar Nederland wijkt niet sterk af van de<br />

andere land<strong>en</strong>. De weergegev<strong>en</strong> hoogte van de uitkering heeft betrekking op de<br />

uitkeringsregels. In Ierland <strong>en</strong> het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk bestaat de uitkering uit<br />

e<strong>en</strong> vast bedrag, in de andere land<strong>en</strong> is de hoogte van de uitkering gerelateerd<br />

aan het laatstverdi<strong>en</strong>de loon. De relatie tuss<strong>en</strong> uitkeringsduur <strong>en</strong> leeftijd<br />

verschilt nogal. In België duurt de uitkering in principe tot iemand 65 jaar wordt,<br />

terwijl in het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk, de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong> de uitkeringsduur<br />

onafhankelijk is van de leeftijd. In Nederland is er in teg<strong>en</strong>stelling tot<br />

de andere land<strong>en</strong> – met uitzondering van België – e<strong>en</strong> sterke afhankelijkheid<br />

tuss<strong>en</strong> leeftijd <strong>en</strong> uitkeringsduur.


Tabel 6.3 Specifieke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> werkloosheidsuitkering<strong>en</strong><br />

arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Hoogte<br />

Max.uitkeringsduur (mnd)<br />

naar leeftijd<br />

Referte eis<strong>en</strong> uitkering (%) a ) 25 jr 50 jr 60 jr<br />

België 312 dag<strong>en</strong> in 18 maand<strong>en</strong> 60 480 180 60<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 52 wek<strong>en</strong> in 3 jaar 90 48 48 60<br />

Duitsland 12 maand<strong>en</strong> in 3 jaar 60 12 22 32 b )<br />

Ierland 39 wek<strong>en</strong> in 1 jaar vast bedrag - - -<br />

Nederland 26 wek<strong>en</strong> in 39 wek<strong>en</strong> 70 9 36 60<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk minimum premie-eis c ) vast bedrag 6 6 6<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 6 maand<strong>en</strong> 50 6 6 6<br />

Zwed<strong>en</strong> 6 maand<strong>en</strong> in 1 jaar 80 14 14 14<br />

a) Het gaat hier in teg<strong>en</strong>stelling tot tabel 1 <strong>en</strong> 2 om e<strong>en</strong> formeel perc<strong>en</strong>tage (of bedrag) zonder rek<strong>en</strong>ing te<br />

houd<strong>en</strong> met variatie tuss<strong>en</strong> huishoudtypes, sociaal minimum of maximum (dag)lon<strong>en</strong>.<br />

b) Vanaf 2006 bedraagt de maximale uitkeringsduur <strong>voor</strong> iedere<strong>en</strong> 12 maand<strong>en</strong>.<br />

c) Over e<strong>en</strong> periode van 2 jaar.<br />

Bron: oecd, Ministerie van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid (2004)<br />

Ontslagbescherming<br />

Om de mate van ontslagbescherming te met<strong>en</strong> zijn door de oecd indices ontwikkeld<br />

(zie bijlage 1 <strong>voor</strong> details). De meest rec<strong>en</strong>te index bestaat uit drie compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>:<br />

bescherming van reguliere werknemers teg<strong>en</strong> (individueel) ontslag,<br />

specifieke regels t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van collectief ontslag <strong>en</strong> regulering van tijdelijke<br />

vorm<strong>en</strong> van werkgeleg<strong>en</strong>heid. T<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de bescherming van reguliere<br />

werknemers teg<strong>en</strong> individueel ontslag gaat het om drie onderdel<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste de<br />

moeilijkheid van ontslag, dat wil zegg<strong>en</strong> wettelijke <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> die aangev<strong>en</strong><br />

wanneer e<strong>en</strong> ontslag ‘gerechtvaardigd’ is of ‘redelijk’, t<strong>en</strong> tweede om procedurele<br />

ongemakk<strong>en</strong> waarmee de werkgever wordt geconfronteerd bij het begin van e<strong>en</strong><br />

ontslagprocedure <strong>en</strong> t<strong>en</strong> derde ontslagvergoeding<strong>en</strong>. Met betrekking tot collectief<br />

ontslag gaat het om sociale kost<strong>en</strong> die in vrijwel alle oecd-land<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

geleid tot aanvull<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. De indicator heeft betrekking op extra<br />

vertraging<strong>en</strong> <strong>en</strong> procedures bov<strong>en</strong> op die van individuele ontslaggevall<strong>en</strong>. De<br />

derde compon<strong>en</strong>t van de ontslagbeschermingindex is bedoeld om de restricties<br />

op het gebruik van tijdelijke werkgeleg<strong>en</strong>heid door bedrijv<strong>en</strong> te met<strong>en</strong> (type<br />

werkzaamhed<strong>en</strong> waar<strong>voor</strong> deze contract<strong>en</strong> zijn toegestaan <strong>en</strong> hun duur). In de<br />

index die door de oecd in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig is ontwikkeld zijn regeling<strong>en</strong> met<br />

betrekking tot collectief ontslag niet verdisconteerd, in de meest rec<strong>en</strong>t index wel<br />

(oecd, 2004).<br />

Analyses van de effect<strong>en</strong> van ontslagbescherming zijn vaak verricht vanuit het<br />

perspectief van de eraan verbond<strong>en</strong> additionele bedrijfskost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> bedrijv<strong>en</strong>.<br />

Naar de motivatie <strong>voor</strong> het bestaan van ontslagbescherming <strong>en</strong> naar welvaartsas-<br />

265


266<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

pect<strong>en</strong> is veel minder onderzoek verricht. Op basis van e<strong>en</strong> internationaal vergelijk<strong>en</strong>de<br />

studie word<strong>en</strong> in de oecd Employm<strong>en</strong>t Outlook van 2004 de volg<strong>en</strong>de<br />

conclusies getrokk<strong>en</strong>. In de eerste plaats wordt geconstateerd dat gedur<strong>en</strong>de de<br />

afgelop<strong>en</strong> 15 jaar e<strong>en</strong> converg<strong>en</strong>tie heeft plaatsgevond<strong>en</strong> in ontslagbescherming.<br />

De converg<strong>en</strong>tie is <strong>voor</strong>al toe te schrijv<strong>en</strong> aan land<strong>en</strong> die hun str<strong>en</strong>ge ontslagwetgeving<br />

hebb<strong>en</strong> versoepeld. Desalniettemin is er nogal wat variatie tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong><br />

die <strong>voor</strong>al is toe te schrijv<strong>en</strong> aan verschill<strong>en</strong> in wet- <strong>en</strong> regelgeving t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />

van tijdelijke werkgeleg<strong>en</strong>heid. Voorts wordt gesteld dat ontslagbescherming aan<br />

haar doel van het bescherm<strong>en</strong> van bestaande ban<strong>en</strong> voldoet: de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

van bedrijv<strong>en</strong> om werknemers te ontslaan word<strong>en</strong> beperkt. Tegelijkertijd wordt<br />

geconstateerd dat ontslagbescherming het in di<strong>en</strong>st nem<strong>en</strong> van werkloz<strong>en</strong> kan<br />

verminder<strong>en</strong>, omdat de kost<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel toekomstig ontslag word<strong>en</strong><br />

verdisconteerd. Het netto-effect van ontslagbescherming op de totale werkloosheid<br />

is daarom ambigue <strong>en</strong> kan alle<strong>en</strong> via empirisch onderzoek word<strong>en</strong> bepaald.<br />

Verschill<strong>en</strong> in de mate van ontslagbescherming kunn<strong>en</strong> in belangrijke mate<br />

verklar<strong>en</strong> waarom het <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> van tijdelijk werk onder jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> laagopgeleid<strong>en</strong><br />

in sommige land<strong>en</strong> zo is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Voor het beoordel<strong>en</strong> van<br />

ontslagbescherming moet<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> elkaar word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong>.<br />

Door ontslagbescherming kan de bereidheid van werknemers om inspanning te<br />

lever<strong>en</strong>, sam<strong>en</strong> te werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> opgeleid te word<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Dit kan gunstig zijn<br />

<strong>voor</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> economische effici<strong>en</strong>cy. E<strong>en</strong> zekere mate van ontslagbescherming<br />

kan bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> welvaartsverhog<strong>en</strong>d werk<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> betere<br />

balans is tuss<strong>en</strong> de zorg<strong>en</strong> van werknemers over hun baanzekerheid <strong>en</strong> de noodzaak<br />

van aanpassing <strong>en</strong> dynamiek. Actief arbeidsmarktbeleid kan hierbij ook e<strong>en</strong><br />

rol spel<strong>en</strong>. De precieze balans tuss<strong>en</strong> ontslagbescherming, werkloosheidsuitkering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> actief arbeidsmarktbeleid hangt af van de specifieke omstandighed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> instituties van e<strong>en</strong> land. D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> wordt g<strong>en</strong>oemd als land waarin die<br />

balans dicht bij het optimum zit (de ‘goud<strong>en</strong> driehoek’).<br />

Het bov<strong>en</strong>ste deel van tabel 6.4 geeft e<strong>en</strong> overzicht van de ontwikkeling<strong>en</strong> in de<br />

ontslagbescherming <strong>voor</strong> de onderscheid<strong>en</strong> land<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> hoog getal geeft e<strong>en</strong><br />

grote mate van ontslagbescherming weer. Uit de tabel blijkt dat in vrijwel alle<br />

land<strong>en</strong> de ontslagbescherming is verminderd. De uitzondering<strong>en</strong> zijn Ierland, het<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>, waar de ontslagbescherming laag is<br />

<strong>en</strong> laag is geblev<strong>en</strong>. In D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> is de ontslagbescherming aanzi<strong>en</strong>lijk verminderd.<br />

Tuss<strong>en</strong> België, Duitsland, Nederland <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong> do<strong>en</strong> zich mom<strong>en</strong>teel ge<strong>en</strong><br />

grote verschill<strong>en</strong> in ontslagbescherming <strong>voor</strong>.<br />

Het onderste deel van tabel 6.4 geeft <strong>voor</strong> het jaar 2003 e<strong>en</strong> detaillering van de<br />

ontslagbeschermingindex in de drie compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ‘regulier werk’, ‘tijdelijk werk’<br />

<strong>en</strong> ‘collectief ontslag’ weer. Het blijkt dat in Nederland in vergelijking met de<br />

andere land<strong>en</strong> de bescherming bij ontslag van werknemers met e<strong>en</strong> regulier<br />

contract vrij groot is. De (aanvull<strong>en</strong>de) bescherming bij collectief ontslag is daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

relatief laag. Alle<strong>en</strong> Ierland <strong>en</strong> het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lagere<br />

aanvull<strong>en</strong>de bescherming bij collectief ontslag.


Tabel 6.4 Ontslagbeschermingindex oecd a)<br />

a. Ontwikkeling<strong>en</strong> eind jar<strong>en</strong> 80 – 2003<br />

Versie 1 Versie 2<br />

Eind jar<strong>en</strong> Eind jar<strong>en</strong><br />

80 90 2003 90 2003<br />

België 3.2 2.2 2.2 2.5 2.5<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 2.3 1.4 1.4 1.8 1.8<br />

Duitsland 3.2 2.5 2.2 2.6 2.5<br />

Ierland 0.9 0.9 1.1 1.2 1.3<br />

Nederland 2.7 2.1 2.1 2.3 2.3<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 0.6 0.6 0.7 1.0 1.1<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 0.2 0.2 0.2 0.7 0.7<br />

Zwed<strong>en</strong> 3.5 2.2 2.2 2.6 2.6<br />

b. Onderdel<strong>en</strong> ontslagbeschermingindex 2003<br />

arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Regulier Tijdelijk Collectief Totaal b )<br />

Werk werk ontslag<br />

België 1.7 2.6 4.1 2.5<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 1.5 1.4 3.9 1.8<br />

Duitsland 2.7 1.8 3.8 2.5<br />

Ierland 1,6 0.6 2.4 1.3<br />

Nederland 3.1 1.2 3.0 2.3<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 1.1 0.4 2.9 1.1<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 0.2 0.3 2.9 0.7<br />

Zwed<strong>en</strong> 2.9 1.6 4.5 2.6<br />

a) Versie 1: reguliere werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> tijdelijke werkgeleg<strong>en</strong>heid; versie 2: versie 1 + collectief ontslag; <strong>voor</strong><br />

versie 2 zijn ge<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s beschikbaar <strong>voor</strong> eind jar<strong>en</strong> 80.<br />

a) Bij het bepal<strong>en</strong> van de totale index telt de indicator <strong>voor</strong> collectief ontslag <strong>voor</strong> 40 proc<strong>en</strong>t mee.<br />

Bron: oecd Employm<strong>en</strong>t Outlook 2004<br />

Minimumloon<br />

In tabel 6.5 wordt e<strong>en</strong> overzicht gegev<strong>en</strong> van informatie met betrekking tot het<br />

minimumloon in de onderscheid<strong>en</strong> land<strong>en</strong>. Nederland heeft met België, het Ver<strong>en</strong>igd<br />

Koninkrijk <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> geme<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> wettelijk minimumloon<br />

is, terwijl in de overige land<strong>en</strong> het minimumloon tot stand komt in collectieve<br />

arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. De beschikbare informatie is wat verbrokkeld, maar<br />

toch kan e<strong>en</strong> redelijk beeld word<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong> van de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong>.<br />

Uit de tabel komt naar vor<strong>en</strong> dat de verschill<strong>en</strong> in de hoogte van het minimumloon<br />

(als perc<strong>en</strong>tage van het gemiddelde loon) niet zo groot zijn. Uitzondering<strong>en</strong><br />

267


268<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

zijn hier het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> waar het minimumloon<br />

40 proc<strong>en</strong>t van het gemiddelde loon bedraagt, terwijl dat in de andere land<strong>en</strong><br />

55-60 proc<strong>en</strong>t is. Over ontwikkeling<strong>en</strong> in de tijd is niet veel informatie beschikbaar.<br />

In Nederland <strong>en</strong> België is het minimumloon gedaald, in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

is het gelijk geblev<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het aantal werknemers dat werkt teg<strong>en</strong> het<br />

minimumloon is ev<strong>en</strong>min veel informatie beschikbaar. Het aandeel van de werknemers<br />

dat <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> minimumloon werkt is beperkt tot <strong>en</strong>kele proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Tabel 6.5 Minimumloon<br />

Hoogte minimumloon b ) Situatie 1991-1994<br />

Type a ) 1990 1995 2000 Hoogte b ) Werk c )<br />

België 1 54 51 49 60 (1993) 4.0<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 2 - - - 54 (1994) 6.0<br />

Duitsland 2 - - - 55 (1991) -<br />

Ierland 2 - - 56 55 (1993) -<br />

Nederland 1 52 49 47 55 (1993) 3.2<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 1d ) - - 42 40 (1993) -<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 1e ) 36 36 36 39 (1993) 4.0<br />

Zwed<strong>en</strong> 2 - - - 52 (1992) 0<br />

a) Type minimumloon; 1 = wettelijk minimumloon, 2 = collectieve overe<strong>en</strong>komst (industrie)<br />

b) Kaitz index = minimumloon als perc<strong>en</strong>tage van het gemiddelde loon (jaar)<br />

c) Perc<strong>en</strong>tage werknemers werkzaam teg<strong>en</strong> het minimumloon<br />

d) Sinds 1999<br />

e) Staatspecifiek<br />

Bron: Hoogte minimumloon 1990-2000: oecd; Situatie 1991-94: Dolado et al. (1996)<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heid op het minimumniveau is niet naar rato verdeeld over sector<strong>en</strong>.<br />

In Nederland hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al de horeca <strong>en</strong> detailhandel relatief veel minimumloners.<br />

Alhoewel veel jonger<strong>en</strong> e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zijn het niet overweg<strong>en</strong>d<br />

jonger<strong>en</strong> die teg<strong>en</strong> het minimumloon werk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> groot deel van de<br />

minimumloners heeft e<strong>en</strong> deeltijdbaan (Dolado et al. 1996).<br />

Actief arbeidsmarktbeleid<br />

Actief arbeidsmarktbeleid beoogt werkloz<strong>en</strong> sneller aan e<strong>en</strong> baan te help<strong>en</strong> door<br />

het verbeter<strong>en</strong> van het functioner<strong>en</strong> van de arbeidsmarkt. Zoals weergegev<strong>en</strong> in<br />

tabel 6.6 bestaan er nogal wat verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> in de omvang van het<br />

actieve arbeidsmarktbeleid met als uiterst<strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>, waar 0,2 proc<strong>en</strong>t<br />

van het bbp wordt besteed aan dit beleid, <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong>, waar in 1995 3,5 proc<strong>en</strong>t van<br />

het bbp werd besteed aan het actieve arbeidsmarktbeleid. Afgezi<strong>en</strong> van het Ver<strong>en</strong>igd<br />

Koninkrijk, waar de uitgav<strong>en</strong> ongeveer 0,5 proc<strong>en</strong>t van het bbp bedrag<strong>en</strong>, is<br />

er tuss<strong>en</strong> de overige land<strong>en</strong> niet veel verschil. Hier wordt ongeveer 0,5 proc<strong>en</strong>t van<br />

het bbp besteed aan actief arbeidsmarktbeleid. In D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong> fluctueert<br />

het perc<strong>en</strong>tage nogal in de tijd gezi<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hangt met fluctuaties in


de werkloosheid (zie onder). In Nederland zijn in de loop van de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig de<br />

uitgav<strong>en</strong> iets toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Tabel 6.6 Uitgav<strong>en</strong> aan actief arbeidsmarktbeleid (% van bbp)<br />

In de oecd-statistiek<strong>en</strong> over actief arbeidsmarktbeleid word<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de categorieën<br />

onderscheid<strong>en</strong>.<br />

• Training van werkloz<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>voor</strong> wie het risico van baanverlies<br />

bestaat; omvat zowel cursuskost<strong>en</strong> als verschafte uitkering<strong>en</strong> maar speciale<br />

programma’s <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> arbeidsongeschikt<strong>en</strong> behor<strong>en</strong> niet tot deze<br />

categorie.<br />

• Gesubsidieerde werkgeleg<strong>en</strong>heid gericht op het bevorder<strong>en</strong> of verschaff<strong>en</strong> van<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>voor</strong> werkloz<strong>en</strong> (maar niet jonger<strong>en</strong> of arbeidsongeschikt<strong>en</strong>);<br />

het gaat hier om loonsubsidies of gesubsidieerde arbeidsplaats<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve<br />

van werkloz<strong>en</strong>.<br />

• Arbeidsbemiddeling.<br />

• Maatregel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> gehandicapt<strong>en</strong>.<br />

Tabel 6.6 geeft e<strong>en</strong> overzicht van de uitgav<strong>en</strong> in deze categorieën gemiddeld over de<br />

periode 1985-1999. Terwijl in België het acc<strong>en</strong>t ligt op gesubsidieerde werkgeleg<strong>en</strong><br />

heid, wordt in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zwed<strong>en</strong> meer geld besteed aan training, <strong>en</strong> ligt in<br />

Ierland <strong>en</strong> Nederland het acc<strong>en</strong>t op maatregel<strong>en</strong> <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> gehandicapt<strong>en</strong>.<br />

6.3 arbeidsmarktprestaties<br />

6.3.1 werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> werkloosheid<br />

arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Totaal Gemiddeld 1985-1999<br />

1990 1995 2000 Training Arbeidsbe- Gesub- Overig Totaal<br />

middeling sidieerd<br />

België 1.2 1.4 1.3 0.2 0.2 0.7 0.2 1.3<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 1.1 1.9 1.6 0.6 0.1 0.3 0.4 1.4<br />

Duitsland 0.9 1.3 1.2 0.4 0.2 0.3 0.3 1.2<br />

Ierland 1.4 1.6 - 0.4 0.2 0.4 0.5 1.5<br />

Nederland 1.3 1.4 1.6 0.2 0.4 0.1 0.7 1.4<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 0.6 0.5 0.4 a ) 0.1 0.2 0.1 0.2 0.6<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 0.2 0.2 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.2<br />

Zwed<strong>en</strong> 1.7 3.5 1.4 0.6 0.3 0.5 0.9 2.3<br />

a) 1999<br />

Bron: oecd<br />

We beginn<strong>en</strong> het overzicht van de arbeidsmarktprestaties met tabel 6.7 waarin<br />

e<strong>en</strong> overzicht wordt gegev<strong>en</strong> van ontwikkeling<strong>en</strong> in de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

(ook wel nettoparticipatiegraad g<strong>en</strong>oemd). In het bov<strong>en</strong>ste deel van de tabel<br />

wordt de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad <strong>voor</strong> de gehele beroepsbevolking weergegev<strong>en</strong>,<br />

269


270<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 6.7 Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad (werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> als perc<strong>en</strong>tage van de bevolking) a)<br />

Mann<strong>en</strong> Vrouw<strong>en</strong><br />

a. 15-64 jaar 1990 1995 2000 2003 1990 1995 2000 2003<br />

België 68.1 | 66.9 69.8 67.1 40.8 | 45.4 51.9 51.4<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 80.1 | 80.7 80.7 79.7 70.6 | 67.0 72.1 70.5<br />

Duitsland 75.7 | 73.9 72.9 70.4 52.2 | 55.3 58.1 58.7<br />

Ierland 67.5 | 66.3 75.6 74.5 36.6 | 41.2 53.3 55.4<br />

Nederland 75.2 | 74.7 82.1 81.2 46.7 | 53.4 63.4 65.8<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 82.1 76.1 79.1 79.3 62.8 62.5 65.5 66.4<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 80.7 | 82.1 80.6 76.9 64.0 | 67.6 67.8 65.7<br />

Zwed<strong>en</strong> 85.2 | 73.5 76.1 75.6 81.0 | 70.8 72.2 72.8<br />

b. 25-54 jaar<br />

België 88.5 | 86.5 87.9 84.4 54.5 | 60.6 67.8 67.7<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 87.4 | 87.3 88.3 88.0 80.3 | 75.9 80.4 78.9<br />

Duitsland 86.9 | 87.3 87.2 84.2 59.6 | 66.3 71.2 72.0<br />

Ierland 80.9 | 80.5 88.1 87.0 39.3 | 48.6 62.7 65.1<br />

Nederland 88.8 | 88.2 92.2 90.7 51.6 | 61.3 70.9 74.0<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 89.5 84.8 87.5 87.6 68.6 69.5 73.1 74.1<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 89.1 | 87.6 89.0 85.9 70.6 | 72.2 74.2 72.0<br />

Zwed<strong>en</strong> 93.5 | 84.0 85.8 85.3 89.7 | 81.1 81.7 81.7<br />

c. 55-64 jaar<br />

België 34.3 | 34.5 35.1 38.7 9.4 | 12.7 15.4 17.7<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 65.6 | 63.2 61.9 68.0 42.4 | 36.1 46.2 53.1<br />

Duitsland 52.0 | 47.2 46.4 47.1 22.4 | 24.4 29.0 30.9<br />

Ierland 59.5 | 59.1 63.0 64.8 18.2 | 19.4 27.1 33.5<br />

Nederland 44.5 | 39.9 49.9 57.4 15.8 | 18.0 25.8 32.2<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 62.4 56.1 59.8 65.0 36.7 39.9 41.4 46.4<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 65.2 | 63.6 65.7 65.6 44.0 | 47.5 50.6 54.5<br />

Zwed<strong>en</strong> 74.4 | 64.4 67.8 71.2 64.8 | 59.5 62.4 66.8<br />

a) In veel land<strong>en</strong> is er sprake van e<strong>en</strong> of meerdere tr<strong>en</strong>dbreuk<strong>en</strong> in de datareeks<strong>en</strong> (aangegev<strong>en</strong> met |).<br />

Bron: oecd Employm<strong>en</strong>t Outlook 1999 <strong>en</strong> 2004<br />

in het middelste deel van de tabel de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad <strong>voor</strong> de leeftijdscategorie<br />

25-54 jaar, <strong>en</strong> in het onderste deel die <strong>voor</strong> de leeftijdscategorie 55-64 jaar.<br />

Het blijkt dat de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad onder mann<strong>en</strong> in Nederland fors is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig, in de periode 1995-2003 met 6,5 proc<strong>en</strong>t-punt. In de<br />

andere land<strong>en</strong> is hiervan – met uitzondering van Ierland – ge<strong>en</strong> sprake. Het verschil<br />

tuss<strong>en</strong> Nederland <strong>en</strong> Ierland is dat de to<strong>en</strong>ame in Nederland <strong>voor</strong>al kan word<strong>en</strong><br />

toegeschrev<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> verhoging van de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad onder oudere<br />

werknemers, terwijl de to<strong>en</strong>ame in Ierland mede is toe te schrijv<strong>en</strong> aan werkne


arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

mers in de leeftijdscategorie 25-54 jaar. Bij de vrouw<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> de ontwikkeling<strong>en</strong><br />

in de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad nogal uite<strong>en</strong>, alhoewel er overal sprake is van e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame.<br />

In Nederland is de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> met 12,4 proc<strong>en</strong>tpunt<br />

in de periode 1995-2003, terwijl in Zwed<strong>en</strong> de to<strong>en</strong>ame over dezelfde periode<br />

slechts 2,0 proc<strong>en</strong>t-punt bedroeg. Bij de vrouw<strong>en</strong> van 25-54 jaar is de to<strong>en</strong>ame<br />

van de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad in de periode 1995-2003 in Nederland 12,7 proc<strong>en</strong>tpunt,<br />

terwijl deze in Zwed<strong>en</strong> slechts 0,6 proc<strong>en</strong>t-punt bedroeg. Dat neemt niet<br />

weg dat de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad in Zwed<strong>en</strong> <strong>en</strong> D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> nog steeds het<br />

grootste is <strong>en</strong> in Ierland <strong>en</strong> België beduid<strong>en</strong>d lager is dan in de andere land<strong>en</strong>.<br />

In de leeftijdscategorie 55-64 jaar zijn de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> zowel bij mann<strong>en</strong><br />

als vrouw<strong>en</strong> groot. Terwijl onder de mann<strong>en</strong> in deze leeftijdscategorie in<br />

Zwed<strong>en</strong> in 2003 meer dan 70 proc<strong>en</strong>t werkte, was dat in België minder dan 40 proc<strong>en</strong>t.<br />

In Zwed<strong>en</strong> werkte in 2003 onder de vrouw<strong>en</strong> in deze leeftijdscategorie ruim<br />

65 proc<strong>en</strong>t, terwijl dit in België minder dan 20 proc<strong>en</strong>t was. In vrijwel alle land<strong>en</strong><br />

is de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad onder de ouder<strong>en</strong> fors toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> sinds 1995.<br />

De ontwikkeling<strong>en</strong> in de werkloosheid zijn weergegev<strong>en</strong> in tabel 6.8. Ondanks de<br />

stijging van de Nederlandse werkloosheid sinds 2001 was deze in 2003 nog steeds<br />

de laagste van de weergegev<strong>en</strong> land<strong>en</strong>. De werkloosheid is in de tweede helft van<br />

de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig in elk land gedaald, het meest spectaculair in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>, van<br />

12,3 proc<strong>en</strong>t naar 4,6 proc<strong>en</strong>t. In Duitsland is de werkloosheid over dezelfde periode<br />

nag<strong>en</strong>oeg onveranderd geblev<strong>en</strong>. De ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in tabel 6.8 weergegev<strong>en</strong> langdurige<br />

werkloosheid is in overe<strong>en</strong>stemming met de algem<strong>en</strong>e ontwikkeling: bij<br />

e<strong>en</strong> daling van de werkloosheid neemt het perc<strong>en</strong>tage langdurig werkloz<strong>en</strong> af.<br />

Tabel 6.8 Werkloosheid; totaal <strong>en</strong> langdurig a) d)<br />

Totaal Langdurig werkloz<strong>en</strong><br />

1990 1995 2000 2003 1990 1995 2000 2003<br />

België 6.6 9.7 6.9 8.1 68.5 | 62.4 51.7 46.3<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 7.2 6.8 4.4 5.6 29.9 | 27.9 20.0 19.9<br />

Duitsland - 8.0 7.8 9.3 46.8 | 48.7 51.5 50.0<br />

Ierland 13.4 12.3 4.3 4.6 66.0 | 61.4 33.1b) 35.4<br />

Nederland 5.9 6.6 2.9 3.8 49.3 | 46.8 | 26.7c) 29.2<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 6.9 8.5 5.4 5.0 34.4 43.7 28.0 23.0<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 5.6 5.6 4.0 6.0 5.5 | 9.7 | 6.0 11.8<br />

Zwed<strong>en</strong> 1.7 8.8 5.6 5.6 26.4 27.8 26.4 17.8<br />

a) Totale werkloosheid als perc<strong>en</strong>tage van de beroepsbevolking; langdurig werkloosheid: meer dan 1 jaar werkloos<br />

als perc<strong>en</strong>tage van de totale werkloosheid<br />

b) 2001 i.p.v. 2000<br />

c) 2002 i.p.v. 2000<br />

d) Tr<strong>en</strong>dbreuk<strong>en</strong> zijn aangegev<strong>en</strong> met |<br />

Bron: oecd Employm<strong>en</strong>t Outlook 2004<br />

271


272<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

6.3.2 groei, baancreatie <strong>en</strong> baanvernietiging<br />

E<strong>en</strong> overzicht van de economische groei <strong>en</strong> de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei sinds het<br />

begin van de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig wordt gegev<strong>en</strong> in tabel 6.9. Hierin is duidelijk te zi<strong>en</strong><br />

dat Ierland e<strong>en</strong> uitzonderlijke sterke economische groei heeft gek<strong>en</strong>d ev<strong>en</strong>als e<strong>en</strong><br />

hiermee sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de groei van de werkgeleg<strong>en</strong>heid. In de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig bedroeg<br />

de jaarlijkse economische groei in Ierland 7,7 proc<strong>en</strong>t, terwijl die in Nederland<br />

<strong>en</strong> het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 2,8 proc<strong>en</strong>t bedroeg, <strong>en</strong> in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

3,3 proc<strong>en</strong>t. Voor de overige land<strong>en</strong> geldt dat de economische groei 2-2,4 proc<strong>en</strong>t<br />

per jaar bedroeg in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig. Inmiddels is de groei fors verminderd.<br />

Nederland is met Duitsland het <strong>en</strong>ige land dat in 2003 e<strong>en</strong> negatieve groei k<strong>en</strong>de.<br />

Qua werkgeleg<strong>en</strong>heidgroei is Nederland na Ierland de snelste groeier, met 2 proc<strong>en</strong>t<br />

per jaar in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig. In 2003 k<strong>en</strong>d<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> Ierland, het Ver<strong>en</strong>igd<br />

Koninkrijk <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong> positieve werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei.<br />

Tabel 6.9 Economische groei (reëel bbp) <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei (%/jaar)<br />

Economische groei Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei<br />

1991- 1991-<br />

2001 2002 2003 2001 2002 2003<br />

België 2.0 0.7 1.1 0.7 -0.3 -0.4<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 2.4 1.0 0.4 0.3 0.4 -0.1<br />

Duitsland 2.0 0.2 -0.1 0.4 -0.6 -1.1<br />

Ierland 7.7 6.9 1.4 4.2 1.4 1.2<br />

Nederland 2.8 0.2 -0.7 2.0 1.1 -0.6<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 2.8 1.6 2.2 0.6 0.7 0.9<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 3.3 2.2 3.1 1.5 -0.3 0.9<br />

Zwed<strong>en</strong> 2.2 2.1 1.6 -0.4 0.1 -0.2<br />

Bron: oecd Employm<strong>en</strong>t Outlook 2004<br />

E<strong>en</strong> andere manier om ontwikkeling<strong>en</strong> in de werkgeleg<strong>en</strong>heid weer te gev<strong>en</strong> is<br />

met behulp van indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> baancreatie <strong>en</strong> baanvernietiging. Baancreatie <strong>en</strong><br />

baanvernietiging zijn indicator<strong>en</strong> die ontle<strong>en</strong>d zijn aan baanmobiliteit. Op<br />

bedrijfsniveau is baanmobiliteit gelijk aan de nettoverandering van de werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

tuss<strong>en</strong> twee tijdstipp<strong>en</strong>. Op landelijk niveau is baanmobiliteit gelijk aan<br />

de som van de absolute werkgeleg<strong>en</strong>heidsverandering<strong>en</strong> op bedrijfsniveau.<br />

Baancreatie <strong>en</strong> baanvernietiging zijn beide indicator<strong>en</strong> die gemet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op<br />

geaggregeerd niveau, e<strong>en</strong> sector of e<strong>en</strong> land. Baancreatie is gelijk aan de som<br />

van de positieve werkgeleg<strong>en</strong>heidsverandering<strong>en</strong> op bedrijfsniveau. Baanvernietiging<br />

is gelijk aan de absolute som van de negatieve werkgeleg<strong>en</strong>heidsverandering<strong>en</strong><br />

op bedrijfsniveau. De som van baancreatie <strong>en</strong> baanvernietiging is per<br />

definitie gelijk aan de baanreallocatie. Het verschil tuss<strong>en</strong> baancreatie <strong>en</strong> baanvernietiging<br />

is per definitie gelijk aan de verandering in de werkgeleg<strong>en</strong>heid.


In formulevorm geldt <strong>voor</strong> sector s <strong>en</strong> jaar t wanneer nit de werkgeleg<strong>en</strong>heid in<br />

onderneming i in jaar t is, s + (s - ) het deel van de sector s met e<strong>en</strong> positieve (negatieve)<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heidsontwikkeling is, <strong>en</strong> ∆ het symbool is <strong>voor</strong> verandering:<br />

Baancreatie: BCst = Σf∈s + ∆nft / (Σi∈s (ni,t + ni,t-1)/2)<br />

Baanvernietiging: BDst = Σi∈s - |∆nit|/ (Σi∈s (nit + ni,t-1)/2)<br />

Baanrealloctie: BDst = BCst + BDst<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei: ∆est = BCst - BDst<br />

arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Tabel 6.10 Jaarlijkse baancreatie (BC), baanvernietiging (BD), baanreallocatie (BR) <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei<br />

(∆e) a)<br />

Jar<strong>en</strong> 80b ) Jar<strong>en</strong> 90c )<br />

BC BD BR ∆ e BC BD BR ∆ e<br />

België 7.7 7.5 15.2 0.2 5.2 3.8 9.0 1.4<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 9.9 8.8 18.7 1.1 6.2 3.3 9.5 2.9<br />

Duitsland 6.5 5.6 12.1 0.9 4.4 3.7 8.1 0.7<br />

Ierland 6.1 8.1 14.1 -2.0 8.5 3.1 11.5 5.4<br />

Nederland 8.2 7.2 15.4 1.0 6.5 4.3 10.8 2.2<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 6.0 2.7 8.7 3.3 6.6 4.4 11.0 2.2<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 4.6 3.1 7.7 1.5 - - - -<br />

Zwed<strong>en</strong> 8.0 9.6 17.6 -1.6 8.1 3.6 11.7 4.5<br />

a) Perc<strong>en</strong>tage van de werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

b) Jar<strong>en</strong> 80 onderneming<strong>en</strong> die blijv<strong>en</strong> bestaan: België (alle onderneming<strong>en</strong>; 1983-85), D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> (1983-89),<br />

Duitsland (West-Duitsland 1983-1990), Ierland (industrie; 1984-85), Nederland (industrie alle onderneming<strong>en</strong>;<br />

1984-91), Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk (1985-91), Zwed<strong>en</strong> (1985-92)<br />

c) Jar<strong>en</strong> 90: Duitsland, Ierland, Nederland (1994-2000), België (1992-2000), D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> (1996-2001), Ver<strong>en</strong>igd<br />

Koninkrijk (1992-2000), Zwed<strong>en</strong> (1998-2001)<br />

Bron: oecd Employm<strong>en</strong>t Outlook 1996; Gomez-Salvador et al. (2004)<br />

In tabel 6.10 zijn de niveaus van deze indicator<strong>en</strong> op landelijk niveau weergegev<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> de jar<strong>en</strong> tachtig <strong>en</strong> de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig. Beide period<strong>en</strong> zijn niet zonder<br />

meer met elkaar vergelijkbaar. De gegev<strong>en</strong>s uit de jar<strong>en</strong> tachtig zijn sam<strong>en</strong>gesteld<br />

door de oecd (1996) op basis van e<strong>en</strong> groot aantal studies met onderling e<strong>en</strong><br />

soms sterk verschill<strong>en</strong>de methodiek <strong>en</strong> informatiebestand<strong>en</strong>. De gegev<strong>en</strong>s uit<br />

de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig zijn afkomstig uit e<strong>en</strong> redelijk uniform databestand (Gomez-<br />

Salvador 2004), die het beter mogelijk maakt om verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> te<br />

bestuder<strong>en</strong>. Zowel <strong>voor</strong> de jar<strong>en</strong> tachtig als <strong>voor</strong> de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig gaat het om<br />

gegev<strong>en</strong>s over gevestigde bedrijv<strong>en</strong>. 2 We beperk<strong>en</strong> ons comm<strong>en</strong>taar daarom tot<br />

verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> zoals gemet<strong>en</strong> in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig. Duidelijk is te zi<strong>en</strong><br />

dat in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig de baancreatie het grootst is geweest in Ierland <strong>en</strong><br />

Zwed<strong>en</strong>, met ruim 8 proc<strong>en</strong>t per jaar. 3 De onderlinge verschill<strong>en</strong> in baancreatie<br />

zijn verder niet zo groot. Alle<strong>en</strong> Duitsland wijkt ongunstig naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> af; hier<br />

273


274<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

bedroeg de jaarlijkse baancreatie 4,4 proc<strong>en</strong>t. In term<strong>en</strong> van baanvernietiging zijn<br />

de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> nog kleiner. De grootste baanvernietiging had het<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk met 4,4 proc<strong>en</strong>t per jaar, de kleinste baanvernietiging vond<br />

plaats in Ierland, met 3,1 proc<strong>en</strong>t op jaarbasis. De baanreallocatie loopt uite<strong>en</strong> van<br />

8,1 tot 11,7 proc<strong>en</strong>t, de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei van 0,7 proc<strong>en</strong>t tot 5,4 proc<strong>en</strong>t.<br />

Tabel 6.11 Instroom in <strong>en</strong> uitstroom uit werkgeleg<strong>en</strong>heid (perc<strong>en</strong>tage totale werkgeleg<strong>en</strong>heid)<br />

Periode Instroom Uitstroom Werknemers<br />

reallocatie<br />

België 1985 21.9 19.9 41.8<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 1984-91 29.0 29.0 58.0<br />

Duitsland 1985-90 31.6 30.4 62.0<br />

Ierland - - - -<br />

Nederland 1988-90 11.9 10.1 22.0<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 1967-85 37.2 37.6 74.8<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 1985-93 - - 96.0<br />

Zwed<strong>en</strong> 1977-81 16.8 17.8 34.6<br />

Bron: Layard <strong>en</strong> Nickell (1999)<br />

In tabel 6.11 word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s gepres<strong>en</strong>teerd over de instroom in <strong>en</strong> de uitstroom<br />

uit de werkgeleg<strong>en</strong>heid. Het gaat hierbij om werknemersmobiliteit. Per definitie is<br />

de instroom naar e<strong>en</strong> baan gelijk aan de som van baancreatie <strong>en</strong> de mobiliteit van<br />

baan naar baan, terwijl de uitstroom van e<strong>en</strong> baan per definitie gelijk is aan de som<br />

van baanvernietiging <strong>en</strong> de mobiliteit van baan naar baan. Gegev<strong>en</strong>s met betrekking<br />

tot werknemersreallocatie zijn nogal gevoelig <strong>voor</strong> de gehanteerde meetmethode,<br />

<strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> het al dan niet meetell<strong>en</strong> van korte di<strong>en</strong>stverband<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> werknemer in e<strong>en</strong> jaar 5 keer van baan veranderd telt hij of zij 10 keer mee in<br />

de werknemersreallocatie. Internationaal vergelijkbare rec<strong>en</strong>te informatie over<br />

werknemersmobiliteit is helaas niet beschikbaar. Aangezi<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> geldt dat<br />

de gegev<strong>en</strong>s op e<strong>en</strong> niet-uniforme manier zijn verzameld, di<strong>en</strong><strong>en</strong> de gegev<strong>en</strong>s in<br />

tabel 6.11 als niet meer dan indicatief beschouwd te word<strong>en</strong>.<br />

Tot slot word<strong>en</strong> in tabel 6.12 <strong>voor</strong> Nederland gegev<strong>en</strong>s gepres<strong>en</strong>teerd over baanreallocatie<br />

<strong>en</strong> werknemersreallocatie naar leeftijdscategorie. Zoals te verwacht<strong>en</strong><br />

is zijn <strong>voor</strong>al jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> ban<strong>en</strong> <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong> mobiel. In 1995 bedroeg de baancreatie<br />

onder werknemers tot 30 jaar 15 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> baandestructie 5 proc<strong>en</strong>t; in<br />

datzelfde jaar begon 31 proc<strong>en</strong>t aan e<strong>en</strong> nieuwe baan <strong>en</strong> vertrok 21 proc<strong>en</strong>t van<br />

hun oude baan. In totaal bedroeg de to<strong>en</strong>ame van de werkgeleg<strong>en</strong>heid onder deze<br />

leeftijdscategorie 10 proc<strong>en</strong>t. In het jaar 2000 was dit zelfs 15 proc<strong>en</strong>t. E<strong>en</strong> vergelijking<br />

tuss<strong>en</strong> de jar<strong>en</strong> 1995 <strong>en</strong> 2000 geeft ook <strong>en</strong>ige indicatie hoe de situatie op<br />

de arbeidsmarkt mobiliteit <strong>en</strong> baancreatie beïnvloed<strong>en</strong>. Zoals eerder weergegev<strong>en</strong><br />

was in 1995 de arbeidsmarkt ruim <strong>en</strong> in 2000 krap. De sterkere groei van de werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

in 2000 komt <strong>voor</strong>al tot stand doordat er meer ban<strong>en</strong> <strong>voor</strong> jonger<strong>en</strong>


word<strong>en</strong> gecreëerd <strong>en</strong> minder ban<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vernietigd. De instroom<br />

van vijftigplussers in e<strong>en</strong> nieuwe baan is in beide jar<strong>en</strong> ongeveer 4 proc<strong>en</strong>t.<br />

De uitstroom van vijftigplussers was 14 proc<strong>en</strong>t in 1995 <strong>en</strong> 12 proc<strong>en</strong>t in 2000.<br />

6.3.3 arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktprestaties<br />

arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Tabel 6.12 Baanreallocatie <strong>en</strong> werknemersreallocatie naar leeftijdscategorie; Nederland;<br />

1995 <strong>en</strong> 2000<br />

1995 2000<br />

Leeftijd


276<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Tabel 6.13 Combinaties van arbeidsmarktinstituties<br />

Niveau uitkering<br />

Actief arbeidsm. beleid<br />

Minimumloon<br />

Laag Hoog<br />

Duur uitkering Laag Laag Hoog<br />

Ontslagbescherming a ) Laag Laag Hoog Laag Hoog<br />

Land<strong>en</strong> Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk Ierland Zwed<strong>en</strong> België Nederland<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> Duitsland D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong><br />

a) Reguliere ban<strong>en</strong><br />

king. Voor wat betreft de indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> arbeidsmarktprestaties zijn er meer<br />

gegev<strong>en</strong>s beschikbaar, maar het is ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudige zaak die te koppel<strong>en</strong> aan de<br />

dynamiek op de arbeidsmarkt. Qua werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad <strong>voor</strong> mann<strong>en</strong> in de<br />

leeftijd van 25-64 jaar zijn er ge<strong>en</strong> grote verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong>, in 2003 war<strong>en</strong><br />

de extrem<strong>en</strong> 84,2 proc<strong>en</strong>t in Duitsland <strong>en</strong> 90,7 proc<strong>en</strong>t in Nederland. In term<strong>en</strong><br />

van werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad van vrouw<strong>en</strong>, ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van langdurige<br />

werkloosheid do<strong>en</strong> zich wel grotere verschill<strong>en</strong> <strong>voor</strong> tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong>. Hiernaast<br />

bestaan er verschill<strong>en</strong> in groei van de werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>voor</strong>al in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig<br />

van de vorige eeuw. We beoordel<strong>en</strong> de land<strong>en</strong> op drie dim<strong>en</strong>sies: werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei,<br />

langdurige werkloosheid <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad onder ouder<strong>en</strong><br />

(54-65 jaar), <strong>en</strong> mak<strong>en</strong> weer e<strong>en</strong> – arbitrair – onderscheid tuss<strong>en</strong> ‘hoog’ <strong>en</strong> ‘laag’.<br />

E<strong>en</strong> overzicht wordt gegev<strong>en</strong> in tabel 6.14.<br />

Aldus ingedeeld zijn Nederland <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> de twee land<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

zeer goede arbeidsmarktprestatie; de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei was hoog, de langdurige<br />

werkloosheid laag <strong>en</strong> de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad onder ouder<strong>en</strong> hoog.<br />

Ierland heeft ook uitstek<strong>en</strong>de arbeidsmarktprestaties, maar de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad<br />

onder ouder<strong>en</strong> is nog laag.<br />

Tabel 6.14 Combinaties van arbeidsmarktprestaties<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>heidsgroei Laag Hoog<br />

Langdurige werkloosheid Hoog Laag<br />

Werkgeleg<strong>en</strong>h. graad ouder<strong>en</strong> Laag Hoog Laag Hoog<br />

Land<strong>en</strong> België D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> Ierland Nederland<br />

Duitsland Ver<strong>en</strong>ingd Koninkrijk<br />

Zwed<strong>en</strong><br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>


arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Wanneer we de land<strong>en</strong>indeling in tabel 6.14 vergelijk<strong>en</strong> met die in tabel 6.13, is<br />

het duidelijk dat er niet e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige relatie bestaat tuss<strong>en</strong> arbeidsmarktinstituties<br />

<strong>en</strong> arbeidsmarktprestaties. Nederland <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong><br />

zich qua arbeidsmarktinstituties aan de uiteind<strong>en</strong> van de verdeling, terwijl beide<br />

land<strong>en</strong> qua arbeidsmarktprestatie sterk overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>. Qua arbeidsmarktinstituties<br />

verschill<strong>en</strong> België <strong>en</strong> Nederland niet zoveel, terwijl beide land<strong>en</strong> qua arbeidsmarktprestatie<br />

sterk verschill<strong>en</strong>.<br />

6.4 arbeidsmarktinstituties – theoretisch <strong>en</strong> empirisch onderzoek<br />

E<strong>en</strong> belangrijke beleidsmatige vraag is of de huidige arbeidsmarktinstituties het<br />

goed functioner<strong>en</strong> van de Nederlandse arbeidsmarkt belemmer<strong>en</strong>. Het zou<br />

kunn<strong>en</strong> zijn dat de arbeidsmarktinstituties de aanpassingssnelheid van de economie<br />

verminder<strong>en</strong>. Verschill<strong>en</strong> in arbeidsmarktinstituties tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

wel als verklaring gegev<strong>en</strong> <strong>voor</strong> verschill<strong>en</strong> in de omvang van de werkloosheid<br />

tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> (zie bij<strong>voor</strong>beeld Belot <strong>en</strong> Van Ours 2004; Blanchard <strong>en</strong> Wolfers<br />

2000; Nickell et al. 2005). Layard <strong>en</strong> Nickell (1999) onderzoek<strong>en</strong> de relatie tuss<strong>en</strong><br />

arbeidsmarktinstituties, werkloosheid <strong>en</strong> economische groei. Zij concluder<strong>en</strong><br />

onder andere dat <strong>voor</strong>al de sociale zekerheid e<strong>en</strong> institutie is met e<strong>en</strong> grote<br />

invloed op het functioner<strong>en</strong> van de arbeidsmarkt. Activer<strong>en</strong>d arbeidsmarktbeleid<br />

is naar hun m<strong>en</strong>ing van groot belang, terwijl daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> tijd besteed aan het zich<br />

zorg<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> over ontslagbescherming <strong>en</strong> minimumloon grot<strong>en</strong>deels ‘verspilde<br />

tijd’ is.<br />

De relatie tuss<strong>en</strong> arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> baanreallocatie is minder duidelijk.<br />

Verschill<strong>en</strong>de indicator<strong>en</strong> van reallocatie lat<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld ge<strong>en</strong> grote verschill<strong>en</strong><br />

zi<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de Europese land<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> (oeso 1996; Bertola<br />

<strong>en</strong> Rogerson 1997). De omvang van reallocatie is in alle land<strong>en</strong> groot. Tot <strong>voor</strong><br />

kort was het echter moeilijk om e<strong>en</strong> goed inzicht te krijg<strong>en</strong> in de rol van instituties<br />

hierin. Zoals aangegev<strong>en</strong> in het vorige hoofdstuk is de onderlinge vergelijkbaarheid<br />

van informatie over baancreatie <strong>en</strong> baanvernietiging, zeker waar het<br />

oudere gegev<strong>en</strong>s over bij<strong>voor</strong>beeld de jar<strong>en</strong> tachtig betreft, niet groot. Inmiddels<br />

zijn verschill<strong>en</strong>de rec<strong>en</strong>te studies gebaseerd op betere internationaal vergelijkbare<br />

data <strong>en</strong> dit heeft geleid tot interessante nieuwe inzicht<strong>en</strong> wat betreft de rol<br />

van uit arbeidsmarktinstituties <strong>voor</strong>tvloei<strong>en</strong>de rigiditeit<strong>en</strong> in het reallocatieproces.<br />

In dit hoofdstuk gev<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> overzicht van de theoretische <strong>en</strong> empirische effect<strong>en</strong><br />

van instituties op de arbeidsmarktdynamiek. Arbeidsmarktdynamiek zi<strong>en</strong> we<br />

in term<strong>en</strong> van baan- <strong>en</strong> arbeidsreallocatie, transitie tuss<strong>en</strong> werkloosheid <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid,<br />

<strong>en</strong> toe- <strong>en</strong> uittreding van bedrijv<strong>en</strong>. Gezi<strong>en</strong> het grote belang van<br />

arbeidsmarktdynamiek <strong>voor</strong> economische groei, bestuder<strong>en</strong> we in hoeverre de<br />

relatie tuss<strong>en</strong> instituties <strong>en</strong> deze dynamiek bepal<strong>en</strong>d is <strong>voor</strong> de prestaties van e<strong>en</strong><br />

land: we plaats<strong>en</strong> de discussie in e<strong>en</strong> bredere context, waarbij we ingaan op de<br />

relatie tuss<strong>en</strong> instituties <strong>en</strong> e<strong>en</strong> efficiënte inzet van middel<strong>en</strong>.<br />

277


278<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

6.4.1 afzonderlijke instituties <strong>en</strong> reallocatie<br />

Ontslagbescherming <strong>en</strong> werkloosheidsuitkering<strong>en</strong><br />

Werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontslagbescherming zijn de basisingrediënt<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> optimaal systeem van arbeidsmarktinstituties (Blanchard <strong>en</strong> Tirole 2004a <strong>en</strong><br />

2004b). Ontslagbescherming <strong>en</strong> werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> zijn twee vorm<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> verzekering teg<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>sfluctuaties. Beide instituties hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

direct effect op de mobiliteit tuss<strong>en</strong> ban<strong>en</strong> (Bertola 2004) <strong>en</strong> introducer<strong>en</strong> inefficiënties<br />

in het proces van ‘creatieve destructie’.<br />

In financiële term<strong>en</strong> bestaat ontslagbescherming meestal uit twee compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> eerste vindt er veelal e<strong>en</strong> financiële overdracht plaats van de werkgever naar<br />

de werknemer (zoals e<strong>en</strong> ontslagvergoeding of goud<strong>en</strong> handdruk). T<strong>en</strong> tweede<br />

omvat ontslagbescherming directe kost<strong>en</strong> betaald door de werkgever in het geval<br />

van ontslag (administratieve kost<strong>en</strong>, <strong>en</strong>z.). Beide compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d<br />

uitwerk<strong>en</strong> op de arbeidsdynamiek. De financiële overdracht is equival<strong>en</strong>t<br />

aan e<strong>en</strong> belasting op ontslag <strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> direct negatief effect op reallocatie: laagproductieve<br />

ban<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> inefficiënt lang bestaan <strong>en</strong> de creatie van nieuwe ban<strong>en</strong><br />

wordt ontmoedigd door de ontslagkost<strong>en</strong> (bij<strong>voor</strong>beeld B<strong>en</strong>tolila <strong>en</strong> Bertola<br />

1990; Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> Pissarides 1999). M<strong>en</strong> verwacht hierdoor dus e<strong>en</strong> negatief<br />

verband tuss<strong>en</strong> ontslagbescherming <strong>en</strong> reallocatie. Het netto-effect op het niveau<br />

van werkgeleg<strong>en</strong>heid is echter onzeker. Rek<strong>en</strong>exercities op basis van theoretische<br />

modell<strong>en</strong> <strong>voor</strong>spell<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> negatief netto-effect (Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> Pissarides<br />

1999).<br />

E<strong>en</strong> ontslagvergoeding kan hetzelfde effect hebb<strong>en</strong> zolang lon<strong>en</strong> niet geheel flexibel<br />

zijn. Echter, Lazear (1990) beargum<strong>en</strong>teert dat als lon<strong>en</strong> wel flexibel zijn, e<strong>en</strong><br />

ontslagvergoeding ge<strong>en</strong> effect heeft. Werknemers zull<strong>en</strong> lagere lon<strong>en</strong> accepter<strong>en</strong><br />

in ruil <strong>voor</strong> de mogelijke toekomstige ontslagvergoeding. B<strong>en</strong>tolila <strong>en</strong> Bertola<br />

(1990) stell<strong>en</strong> dat ontslagbescherming de cyclische fluctuaties van werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

vermindert. In goede tijd<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> er minder m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> in slechte tijd<strong>en</strong> word<strong>en</strong> minder m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong>.<br />

Naast ontslagbescherming leid<strong>en</strong> ook werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> inefficiënte<br />

allocatie van middel<strong>en</strong>. Hier<strong>voor</strong> zijn twee belangrijke oorzak<strong>en</strong> aan te<br />

gev<strong>en</strong>. In de eerste plaats verbeter<strong>en</strong> werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> de onderhandelingspositie<br />

van werknemers waardoor lon<strong>en</strong> <strong>en</strong> loonkost<strong>en</strong> omhoog gaan, de<br />

creatie van nieuwe ban<strong>en</strong> wordt ontmoedigd <strong>en</strong> de vernietiging van ban<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> relatief lage productiviteit wordt gestimuleerd. In de tweede plaats verminder<strong>en</strong><br />

werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van werkloosheid <strong>en</strong> daarmee de<br />

prikkels om e<strong>en</strong> baan te zoek<strong>en</strong>. Bij dit effect zijn zowel de duur van de uitkering<br />

als het proces van toezicht <strong>en</strong> sanctionering van belang.<br />

Op basis van de bestaande empirische <strong>en</strong> theoretische literatuur kom<strong>en</strong> Fredriksson<br />

<strong>en</strong> Holmlund (2003) tot de conclusies dat de optimale werkloosheidsuitkering<br />

afneemt met de duur van de werkloosheid <strong>en</strong> dat toezicht <strong>en</strong> sancties op het


arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

zoekgedrag e<strong>en</strong> positief effect hebb<strong>en</strong> op de uitstroom van werkloosheid naar e<strong>en</strong><br />

baan, zowel ex ante (vóórdat de sanctie wordt toegepast, zie Boone <strong>en</strong> Van Ours<br />

2000) als ex post (zie bij<strong>voor</strong>beeld Van d<strong>en</strong> Berg et al. 2004).<br />

De theorie verwacht dus e<strong>en</strong> negatief effect van werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> op<br />

baancreatie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> positief effect op baanvernietiging. Garibaldi, Konings <strong>en</strong><br />

Pissarides (1999) kijk<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudige correlatie tuss<strong>en</strong> de g<strong>en</strong>erositeit van<br />

de werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> (e<strong>en</strong> indicator die <strong>voor</strong>gesteld is door Burda 1988) <strong>en</strong><br />

baanreallocatie, <strong>en</strong> vind<strong>en</strong> e<strong>en</strong> negatief verband. Met andere woord<strong>en</strong>, het effect<br />

op baancreatie domineert het effect op baanvernietiging. Het negatieve verband is<br />

<strong>voor</strong>al te vind<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de duur van uitkering<strong>en</strong> <strong>en</strong> baanreallocatie. Wanneer uitkering<strong>en</strong><br />

langer word<strong>en</strong> verstrekt, word<strong>en</strong> er minder ban<strong>en</strong> gecreëerd. Kortom,<br />

de verwachting is dat werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> e<strong>en</strong> negatief effect hebb<strong>en</strong> op<br />

de arbeidsmarktdynamiek, maar de grootte van de effect<strong>en</strong> hangt sterk af van de<br />

specifieke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de uitkering in term<strong>en</strong> van niveau, duur <strong>en</strong> toezicht.<br />

Omdat instituties weinig verander<strong>en</strong> over de tijd, kunn<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> van instituties<br />

op de arbeidsmarktdynamiek alle<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geanalyseerd door land<strong>en</strong> met<br />

elkaar te vergelijk<strong>en</strong>. Tot <strong>voor</strong> kort was er echter e<strong>en</strong> gebrek aan internationaal<br />

vergelijkbare data omtr<strong>en</strong>t arbeidsmarktdynamiek. Verschill<strong>en</strong> in definities,<br />

steekproefkader <strong>en</strong> dergelijke maakt<strong>en</strong> het onmogelijk om naar verschill<strong>en</strong>de<br />

land<strong>en</strong> tegelijk te kijk<strong>en</strong>. Het was daarom niet mogelijk om de effect<strong>en</strong> van instituties<br />

op de arbeidsmarktdynamiek vast te stell<strong>en</strong>. Hoewel niet alle problem<strong>en</strong><br />

qua internationale vergelijkbaarheid zijn opgelost, is er e<strong>en</strong> grote <strong>voor</strong>uitgang<br />

geboekt. We gev<strong>en</strong> hier e<strong>en</strong> overzicht van de bevinding<strong>en</strong> van rec<strong>en</strong>te studies<br />

wat betreft de rol van instituties op de arbeidsmarktdynamiek.<br />

Blanchard <strong>en</strong> Portugal (2001) vergelijk<strong>en</strong> de arbeidsmarktdynamiek in Portugal<br />

<strong>en</strong> in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>. Die twee land<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong> zich aan de twee uiteind<strong>en</strong><br />

van het spectrum van ontslagbescherming. Terwijl de regeling<strong>en</strong> soepel zijn in de<br />

vs, heeft Portugal e<strong>en</strong> van de str<strong>en</strong>gste regeling<strong>en</strong>. De puzzel is dat ondanks dit<br />

grote verschil, de omvang van de jaarlijkse baanreallocatie op geaggregeerd<br />

niveau vergelijkbaar is in beide land<strong>en</strong>. Blanchard <strong>en</strong> Portugal lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat dit<br />

niet meer het geval is wanneer er gegev<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> hogere tijdsfrequ<strong>en</strong>tie word<strong>en</strong><br />

gebruikt. De omvang van de baanreallocatie gemet<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> kwartaal is in<br />

Portugal substantieel lager dan in de vs. Blijkbaar vindt er in de vs veel ‘comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>de’<br />

baanreallocatie plaats. 4 Het langetermijnproces van creatieve destructie<br />

wordt minder verstoord door ontslagbescherming.<br />

Wolfers (2004) gaat dieper in op het argum<strong>en</strong>t van Blanchard <strong>en</strong> Portugal (2001)<br />

<strong>en</strong> pres<strong>en</strong>teert e<strong>en</strong> model waarin de effect<strong>en</strong> van ontslagbescherming verschill<strong>en</strong>d<br />

zijn in het geval van tijdelijke schokk<strong>en</strong> in de economie dan van die in het<br />

geval van perman<strong>en</strong>te schokk<strong>en</strong> in de economie. Ontslagbescherming vermindert<br />

de aanpassing van bedrijv<strong>en</strong> aan tijdelijke schokk<strong>en</strong>. Hij gebruikt geaggregeerde<br />

landelijke kwartaaldata over de omvang van baanreallocatie in de drie<br />

sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> oecd-informatie over de mate van ontslagbescherming in de ver-<br />

279


280<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

schill<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>. Het blijkt dat de correlatie tuss<strong>en</strong> de mate van ontslagbescherming<br />

<strong>en</strong> baanreallocatie duidelijker is bij kwartaalgegev<strong>en</strong>s dan bij jaargegev<strong>en</strong>s.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het negatieve verband sterker in de landbouw <strong>en</strong> in de verwerk<strong>en</strong>de<br />

industrie dan in de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector, waar de omvang van seizo<strong>en</strong>afhankelijke<br />

reallocatie kleiner is.<br />

Om meer inzicht te krijg<strong>en</strong> in de rol van instituties in baanreallocatie is het noodzakelijk<br />

om studies met minder geaggregeerde data in beschouwing te nem<strong>en</strong>.<br />

Salvanes (1997) is e<strong>en</strong> van de eerste empirische studies die de effect<strong>en</strong> van institutionele<br />

regulering (waaronder arbeidsmarktinstituties) op baanreallocatie onderzoekt.<br />

Hij gebruikt jaarlijkse data op bedrijfsniveau (2-digit isic) in de verwerk<strong>en</strong>de<br />

industrie <strong>voor</strong> zev<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>: Noorweg<strong>en</strong>, D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>, de<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>, Canada, Nederland, Duitsland <strong>en</strong> Italië <strong>voor</strong> verschill<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong><br />

(de periode varieert tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> 5 ). Hij ontleedt de variantie in baanreallocatie in<br />

e<strong>en</strong> sectorspecifiek deel <strong>en</strong> e<strong>en</strong> landspecifiek deel. Het sectorspecifieke deel wordt<br />

gerelateerd aan sectorspecifieke technologieën <strong>en</strong> het landspecifieke deel wordt<br />

gerelateerd aan institutionele regulering<strong>en</strong>. De instituties waarnaar gekek<strong>en</strong><br />

wordt zijn het niveau van ontslagbescherming, de mate van c<strong>en</strong>tralisatie in loononderhandeling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de omvang van subsidies aan de industrie. Hij vindt dat<br />

landspecifieke effect<strong>en</strong> ongeveer 40 proc<strong>en</strong>t van de variantie in reallocatie verklar<strong>en</strong>.<br />

Institutionele verschill<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> belangrijke rol te spel<strong>en</strong> in reallocatie.<br />

Ontslagbescherming heeft e<strong>en</strong> significant negatief effect op baancreatie. Het totale<br />

effect op reallocatie is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s negatief, maar niet significant.<br />

Gómez et al. (2004) kijk<strong>en</strong> naar de effect<strong>en</strong> van arbeidsmarktinstituties op baancreatie<br />

<strong>en</strong> baanvernietiging in 13 Europese land<strong>en</strong> over de periode 1992-2001, op<br />

basis van data op bedrijfsniveau (van de zog<strong>en</strong>aamde Amadeus dataset; zie ook<br />

tabel 6.10). De data omvatt<strong>en</strong> zowel sector<strong>en</strong> in de verwerk<strong>en</strong>de als in de nietverwerk<strong>en</strong>de<br />

industrie. In het bijzonder is het interessant om data te hebb<strong>en</strong> over<br />

de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector, aangezi<strong>en</strong> de mate van baanreallocatie daar gemiddeld groter<br />

is dan in de verwerk<strong>en</strong>de industrie. Gómez et al. kijk<strong>en</strong> naar het effect van institutionele<br />

verschill<strong>en</strong> op baancreatie, baanvernietiging <strong>en</strong> totale baanreallocatie.<br />

De instituties die ze in beschouwing nem<strong>en</strong> zijn het niveau van ontslagbescherming<br />

(e<strong>en</strong> indicator die over de tijd varieert), werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> (e<strong>en</strong><br />

indicator van de duur van uitkering<strong>en</strong>) <strong>en</strong> arbeidsbelasting<strong>en</strong> (de wig). Ze controler<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> bedrijfsspecifieke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (grootte, leeftijd) <strong>en</strong> sectorspecifieke<br />

effect<strong>en</strong> (met behulp van dummy’s). Ze vind<strong>en</strong> dat zowel de duur van de werkloosheidsuitkering<strong>en</strong><br />

als ontslagbescherming e<strong>en</strong> negatief effect heeft op baanreallocatie.<br />

Beide instituties blijk<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al effect<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> op baancreatie.<br />

Het effect op baanvernietiging is daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> kleiner <strong>en</strong> niet altijd significant.<br />

Ze concluder<strong>en</strong> dat baanvernietiging waarschijnlijk meer afhangt van idiosyncratische<br />

schokk<strong>en</strong> dan van instituties.<br />

Scarpetta et al. (2002) bestuder<strong>en</strong> het effect van verschill<strong>en</strong>de instituties (waaronder<br />

ontslagbescherming) op het proces van toe- <strong>en</strong> uittreding van bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

op de productiviteit. Ze kijk<strong>en</strong> in detail naar het gedrag van bedrijv<strong>en</strong> in term<strong>en</strong>


arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

van toetreding, uitbreiding <strong>en</strong> bijdrage aan de geaggregeerde productiviteit. Ze<br />

vind<strong>en</strong> interessante verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de vs <strong>en</strong> de Europese land<strong>en</strong>, die deels te<br />

verklar<strong>en</strong> zijn met behulp van institutionele verschill<strong>en</strong>. De nieuwe bedrijv<strong>en</strong> in<br />

de vs zijn gemiddeld kleiner, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lagere productiviteit t<strong>en</strong> opzichte van<br />

het gemiddelde van de industrie <strong>en</strong> breid<strong>en</strong> zich sneller uit in de eerste jar<strong>en</strong>. Ze<br />

vind<strong>en</strong> dat ontslagbescherming e<strong>en</strong> sterk negatief effect heeft op de toetreding<br />

van kleine <strong>en</strong> middelgrote bedrijv<strong>en</strong>.<br />

Het nadeel van de weergegev<strong>en</strong> empirische studies is dat ze alle<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong> naar<br />

baanreallocatie, met andere woord<strong>en</strong> naar nettoverandering<strong>en</strong> in werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

op bedrijfsniveau, <strong>en</strong> niet naar de totale mobiliteit van werknemers binn<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> (arbeidsreallocatie). Stel dat twee werknemers wissel<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> twee bedrijv<strong>en</strong>, dan heeft dit ge<strong>en</strong> gevolg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de mate van baanreallocatie,<br />

maar wel <strong>voor</strong> de mate van arbeidsreallocatie.<br />

De literatuur noemt het verschil tuss<strong>en</strong> baanreallocatie <strong>en</strong> arbeidsreallocatie<br />

churning. Churning bestaat uit de reallocatie van werknemers tuss<strong>en</strong> bestaande<br />

functies. Doordat werknemers <strong>en</strong> ban<strong>en</strong> heteroge<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> omdat er imperfecte<br />

informatie is over de kwaliteit van e<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tiële match, word<strong>en</strong> inefficiënte<br />

matches gevormd. We zoud<strong>en</strong> daarom kunn<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong> dat bedrijv<strong>en</strong> tegelijkertijd<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> ontslaan <strong>en</strong> nieuwe m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong>. 6<br />

Burgess et al. (2000) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de relatie tuss<strong>en</strong> de arbeidsreallocatie <strong>en</strong> baanreallocatie<br />

complex is. Terwijl baanreallocatie negatief gecorreleerd is met de<br />

geaggregeerde economische cyclus (meer reallocatie in recessies dan in booms),<br />

is arbeidsreallocatie positief gecorreleerd met de economische cyclus. Het lijkt<br />

profitabeler om werknemers te herverdel<strong>en</strong> in goede dan in slechte tijd<strong>en</strong>.<br />

Baanreallocatie heeft dus direct te mak<strong>en</strong> met creatieve destructie (sommige<br />

ban<strong>en</strong> verdwijn<strong>en</strong> omdat ze niet meer productief zijn, <strong>en</strong> nieuwe ban<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gecreëerd in meer productieve sector<strong>en</strong>) <strong>en</strong> churning heeft te mak<strong>en</strong> met de mate<br />

van fricties op de arbeidsmarkt. Instituties spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke rol in beide,<br />

omdat ze e<strong>en</strong> direct effect hebb<strong>en</strong> op de mobiliteit van werknemers op de<br />

arbeidsmarkt.<br />

Omdat er weinig vergelijkbare informatie tuss<strong>en</strong> land<strong>en</strong> is over de indi<strong>en</strong>stnemingbeslissing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ontslagbeslissing<strong>en</strong>, <strong>en</strong> over de interne mobiliteit van werknemers,<br />

is het tot nu toe niet mogelijk geweest om de effect<strong>en</strong> van instituties op<br />

de totale arbeidsreallocatie te met<strong>en</strong>. De empirische literatuur heeft echter veel<br />

aandacht besteed aan de mobiliteit van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> werkloosheid <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid.<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te studie van de oecd (Employm<strong>en</strong>t Outlook 2004)<br />

word<strong>en</strong> geaggregeerde data op landniveau gebruikt om de effect<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de<br />

instituties te bestuder<strong>en</strong>. Het gaat hierbij onder andere om de effect<strong>en</strong> van<br />

ontslagbescherming <strong>en</strong> werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> op de instroom in <strong>en</strong> uitstroom<br />

uit de werkloosheid. Ze gebruik<strong>en</strong> data <strong>voor</strong> 19 land<strong>en</strong> (waaronder Nederland),<br />

over de periode 1985-2002. De institutionele indicator<strong>en</strong> variër<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

281


282<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

land<strong>en</strong> <strong>en</strong> over de tijd, zodat de effect<strong>en</strong> van de rec<strong>en</strong>te institutionele hervorming<strong>en</strong><br />

meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d overzicht van de resultat<strong>en</strong><br />

wordt gegev<strong>en</strong> in tabel 6.15. 7 Ontslagbescherming heeft e<strong>en</strong> negatief effect op<br />

de instrom<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitstrom<strong>en</strong>. Het effect op uitstrom<strong>en</strong> is veel groter dan op<br />

instrom<strong>en</strong>. Het is daarom niet verass<strong>en</strong>d dat het effect op het aandeel van langdurige<br />

werkloosheid in de totale werkloosheid positief <strong>en</strong> significant is. Land<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> str<strong>en</strong>gere ontslagregulering hebb<strong>en</strong> relatief meer langdurige werkloosheid.<br />

Tabel 6.15 Schattingsresultat<strong>en</strong><br />

Instroom in Uitstroom uit Aandeel langdurig<br />

werkloosheid werkloosheid werkloz<strong>en</strong><br />

Ontslagbescherming - * - * +*<br />

Werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> +*<br />

Actief arbeidsmarktbeleid +* -*<br />

*: Coëfficiënt is statistisch significant. Zie oecd, Employm<strong>en</strong>t Outlook 2004 <strong>voor</strong> details over de andere variabel<strong>en</strong><br />

zoals aard <strong>en</strong> type vakbondsonderhandeling<strong>en</strong>, belasting et cetera.<br />

Bron: oecd (2004)<br />

Om het effect van werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> te met<strong>en</strong>, gebruik<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>de<br />

indicator van hun niveau <strong>voor</strong> verschill<strong>en</strong>de types werkloz<strong>en</strong> (familiesituatie,<br />

leeftijd, <strong>en</strong>z.) <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de l<strong>en</strong>gtes van werkloosheidsduur (zie <strong>voor</strong><br />

e<strong>en</strong> overzicht tabel 6.1 hierbov<strong>en</strong>). Ze vind<strong>en</strong> e<strong>en</strong> positief <strong>en</strong> significant effect van<br />

deze indicator op langdurige werkloosheid. Het actieve arbeidsmarktbeleid daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

heeft e<strong>en</strong> positief effect op uitstroom <strong>en</strong> e<strong>en</strong> negatief effect op langdurige<br />

werkloosheid.<br />

Op basis van de huidige literatuur concluder<strong>en</strong> we dat ontslagbescherming <strong>en</strong><br />

werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> e<strong>en</strong> negatief effect hebb<strong>en</strong> op de arbeidsmarktdynamiek,<br />

met name op baancreatie <strong>en</strong> op de transities tuss<strong>en</strong> werkloosheid <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid.<br />

Minimumloon<br />

In theorie hebb<strong>en</strong> minimumlon<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vergelijkbare invloed op baancreatie <strong>en</strong><br />

baanvernietiging als e<strong>en</strong> werkloosheidsuitkering. E<strong>en</strong> hoog minimumloon<br />

ontmoedigt de creatie van laagproductieve ban<strong>en</strong> <strong>en</strong> stimuleert de vernietiging<br />

van laagproductieve ban<strong>en</strong>. Door het negatieve effect op baancreatie <strong>en</strong> het positieve<br />

effect op baanvernietiging wordt er e<strong>en</strong> duidelijk negatief effect op de werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

verwacht.<br />

Ev<strong>en</strong>tuele effect<strong>en</strong> van het minimumloon zull<strong>en</strong> zich <strong>voor</strong>al manifester<strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

(pot<strong>en</strong>tiële) werknemers met e<strong>en</strong> laag loon. Omdat jongere werknemers vaak e<strong>en</strong><br />

laag loon hebb<strong>en</strong>, heeft de empirische literatuur veel aandacht <strong>voor</strong> de effect<strong>en</strong><br />

van het minimumloon op jeugdwerkgeleg<strong>en</strong>heid. E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld hiervan is de


arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

studie van de hand van Neumark <strong>en</strong> Wascher (1999). Ze gebruik<strong>en</strong> data <strong>voor</strong><br />

15 oeso-land<strong>en</strong>, over de periode 1975-1997. Ze schatt<strong>en</strong> twee elasticiteit<strong>en</strong> van<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid in relatie tot het minimumloon: <strong>voor</strong> ti<strong>en</strong>ers (15-19) <strong>en</strong> <strong>voor</strong><br />

jongere werknemers (15-24). De elasticiteit houdt rek<strong>en</strong>ing met andere instituties<br />

(interactie-effect<strong>en</strong> met het niveau van ontslagbescherming <strong>en</strong> de publieke uitgav<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> het actief arbeidsmarktbeleid als perc<strong>en</strong>tage van het bbp).<br />

De belangrijkste bevinding<strong>en</strong> van Dolado et al. (2002) zijn de volg<strong>en</strong>de.<br />

• Het minimumloon heeft e<strong>en</strong> significant negatief effect op jeugdwerkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

in 7 oecd-land<strong>en</strong>, waaronder Nederland.<br />

• De elasticiteit<strong>en</strong> zijn (in absolute term<strong>en</strong>) bijna allemaal kleiner dan 1. Alle<strong>en</strong><br />

Zwed<strong>en</strong> heeft systematisch elasticiteit<strong>en</strong> groter dan 1. Dit betek<strong>en</strong>t dat <strong>voor</strong> de<br />

meeste land<strong>en</strong> het netto-inkom<strong>en</strong>seffect <strong>voor</strong> de groep<strong>en</strong> in kwestie positief<br />

is.<br />

• Nederland heeft e<strong>en</strong> vrij hoge elasticiteit (in absolute term<strong>en</strong>) ter vergelijking<br />

met andere oeso-land<strong>en</strong>.<br />

Tabel 6.16 geeft e<strong>en</strong> overzicht van de resultat<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong> ons relevante<br />

land<strong>en</strong>.<br />

Tabel 6.16 Schattingsresultat<strong>en</strong> elasticiteit van de werkgeleg<strong>en</strong>heid in relatie tot het minimumloon<br />

Jonger<strong>en</strong> Ti<strong>en</strong>ers<br />

(15-24 jaar) (15-19 jaar)<br />

België 0.13 * 0.92 *<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> -0.28 * -0.19 *<br />

Duitsland -0.49 * -0.42 *<br />

Ierland – * – *<br />

Nederland -0.49 * -0.97 *<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk 0.36 * 1.02 *<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 0.13 * 0.42 *<br />

Zwed<strong>en</strong> -1.26 * -2.08 *<br />

* = Significant verschill<strong>en</strong>d van 0<br />

Bron: Dolado et al. (2002)<br />

Minimumlon<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> dus wel e<strong>en</strong> negatief effect op de jeugdwerkgeleg<strong>en</strong>heid,<br />

maar het effect op de totale looninkomst<strong>en</strong> van de bevolking is positief (immers,<br />

de proc<strong>en</strong>tuele daling van de werkgeleg<strong>en</strong>heid is kleiner dan de proc<strong>en</strong>tuele stijging<br />

van het loon). Verder vind<strong>en</strong> ze ook dat het effect van het minimumloon<br />

sterk afhangt van andere arbeidsmarktinstituties. Actief arbeidsmarktbeleid<br />

vermindert het negatieve effect van minimumlon<strong>en</strong> substantieel. Jeugdspecifieke<br />

minima blijk<strong>en</strong> ook het negatieve effect te verminder<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast is er ook de vraag in welke mate verandering<strong>en</strong> in het minimumloon<br />

effect<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op de rest van de loonverdeling. Dit hangt af van het systeem van<br />

283


284<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

arbeidsverhouding<strong>en</strong>. In sommige land<strong>en</strong> is de causaliteit omgekeerd (bij<strong>voor</strong>beeld<br />

in Frankrijk): het niveau van het minimumloon hangt van het gemiddelde<br />

loon af, zodat als het gemiddelde loon to<strong>en</strong>eemt, ook het minimumloon<br />

to<strong>en</strong>eemt.<br />

Actief arbeidsmarktbeleid<br />

Actief arbeidsmarktbeleid heeft als doel het functioner<strong>en</strong> van de arbeidsmarkt te<br />

verbeter<strong>en</strong>. Er is e<strong>en</strong> brede variëteit van programma’s die onder het actief arbeidsmarktbeleid<br />

vall<strong>en</strong>. Zoals eerder aangegev<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> we drie belangrijke types<br />

programma’s onderscheid<strong>en</strong>: verbetering van het matchingproces, bijscholing <strong>en</strong><br />

productiviteitsgerichte programma’s, subsidies op baancreatie in de private<br />

sector <strong>en</strong> directe baancreatie in de publieke sector. Sommige programma’s zijn<br />

gericht op specifieke groep<strong>en</strong> (jonger<strong>en</strong>, gehandicapt<strong>en</strong>) <strong>en</strong> betreff<strong>en</strong> meerdere<br />

categorieën.<br />

De literatuur heeft veel aandacht besteed aan de evaluatie van actief arbeidsmarktbeleid.<br />

E<strong>en</strong> deel van de literatuur kijkt naar de effect<strong>en</strong> van de programma’s<br />

op de participant<strong>en</strong> zelf (micro-evaluaties). De vraag die wordt gesteld is of de<br />

arbeidsmarktprestaties van de participant<strong>en</strong> verbeterd zijn door hun deelname<br />

aan het programma. De uitdaging in deze studies is om het effect van de behandeling<br />

(treatm<strong>en</strong>t effect) te isoler<strong>en</strong> van andere aspect<strong>en</strong>, zoals de individuele<br />

– vaak niet waarneembare – k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de participant<strong>en</strong> (zie Heckman et al.<br />

1999 <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> overzicht van de problem<strong>en</strong> <strong>en</strong> method<strong>en</strong>).<br />

Martin (2001) komt op basis van e<strong>en</strong> analyse van relevante evaluatiestudies tot de<br />

volg<strong>en</strong>de conclusies. Trainingsprogramma’s zijn het duurst, terwijl sommige<br />

programma’s weinig tot ge<strong>en</strong> effect hebb<strong>en</strong>. Voor zover de programma’s werk<strong>en</strong><br />

do<strong>en</strong> ze dat wel <strong>voor</strong> sommige categorieën (volwass<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>), maar niet <strong>voor</strong><br />

andere categorieën (mann<strong>en</strong> van 25-50 jaar, jonger<strong>en</strong>). Volg<strong>en</strong>s Martin moet<strong>en</strong><br />

scholingsprogramma’s aan vier criteria voldo<strong>en</strong> om effectief te kunn<strong>en</strong> zijn:<br />

goede selectie van deelnemers, relatief kleinschalig, resulter<strong>en</strong>d in e<strong>en</strong> kwalificatie<br />

die door de markt wordt erk<strong>en</strong>d <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> sterke baancompon<strong>en</strong>t (goede<br />

band<strong>en</strong> met lokale werkgevers). Assist<strong>en</strong>tie bij het zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> baan is<br />

meestal het goedkoopst, maar moet word<strong>en</strong> gecombineerd met het monitor<strong>en</strong><br />

van zoekgedrag <strong>en</strong> toepassing van sanctiebeleid. Werkgeleg<strong>en</strong>heidssubsidies<br />

gaan vaak gepaard met grote substitutie-effect<strong>en</strong>. Rechtstreekse baancreatie <strong>voor</strong><br />

werkloz<strong>en</strong> is weinig succesvol geblek<strong>en</strong> als het gaat om het vind<strong>en</strong> van reguliere<br />

ban<strong>en</strong>. Voor zover effectief gaat het volg<strong>en</strong>s Martin <strong>voor</strong>al om kortdur<strong>en</strong>de<br />

ban<strong>en</strong>.<br />

Kluve <strong>en</strong> Schmidt (2002) gebruik<strong>en</strong> de uitkomst<strong>en</strong> van 53 rec<strong>en</strong>te evaluatiestudies<br />

om e<strong>en</strong> analyse te verricht<strong>en</strong> waarbij elke studie 1 ‘datapunt’ verteg<strong>en</strong>woordigt.<br />

Op basis van deze analyse concluder<strong>en</strong> ze dat werkgeleg<strong>en</strong>heidssubsidies <strong>en</strong><br />

baancreatie in de publieke sector er meestal niet in slag<strong>en</strong> werkloz<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong><br />

reguliere baan te help<strong>en</strong>. Programma’s met e<strong>en</strong> sterke trainingscompon<strong>en</strong>t lijk<strong>en</strong><br />

succesvoller te zijn.


arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Calmfors (1994) beargum<strong>en</strong>teert dat arbeidsmarktbeleid algem<strong>en</strong>e ev<strong>en</strong>wichtseffect<strong>en</strong><br />

met zich meebr<strong>en</strong>gt waar we rek<strong>en</strong>ing mee moet<strong>en</strong> houd<strong>en</strong>. De macroeconomische<br />

evaluatie van deze programma’s moet met name rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong><br />

met de effect<strong>en</strong> op de ‘niet-behandelde’ groep<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s Calmfors gaat het in<br />

het bijzonder om effect<strong>en</strong> op arbeidsvraag, zoekgedrag <strong>en</strong> loonkost<strong>en</strong>. Actief<br />

arbeidsmarktbeleid zou e<strong>en</strong> positief effect moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op de arbeidsvraag.<br />

Verbetering<strong>en</strong> in het matchingproces verlag<strong>en</strong> de rekruteringskost<strong>en</strong> van bedrijv<strong>en</strong>.<br />

De literatuur heeft veel aandacht besteed aan de mogelijke welvaartsverliez<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> substitutie-effect<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> welvaartsverlies ontstaat wanneer e<strong>en</strong> baan ook<br />

gecreëerd zou zijn in de afwezigheid van het programma. Substitutie-effect<strong>en</strong><br />

ontstaan wanneer de arbeidsmarktprestaties van participant<strong>en</strong> verbeterd word<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> koste van andere groep<strong>en</strong>; met andere woord<strong>en</strong>, wanneer programma’s beïnvloed<strong>en</strong><br />

wie wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in plaats van hoeveel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

De empirische studies (bij<strong>voor</strong>beeld De Koning et al. 1992 <strong>voor</strong> Nederland)<br />

lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat deze effect<strong>en</strong> substantieel kunn<strong>en</strong> zijn: bij tuss<strong>en</strong> de 70 <strong>en</strong> 90 proc<strong>en</strong>t<br />

van de nieuwe ban<strong>en</strong> gaat het om substitutie-effect<strong>en</strong> <strong>en</strong> welvaartsverliez<strong>en</strong>.<br />

Het effect van actief arbeidsmarktbeleid op het zoekgedrag van participant<strong>en</strong> is<br />

minder duidelijk. Afhankelijk van het type programma zou het kunn<strong>en</strong> zijn dat<br />

participant<strong>en</strong> hun zoekint<strong>en</strong>siteit verlag<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de deelname (d<strong>en</strong>k bij<strong>voor</strong>beeld<br />

aan e<strong>en</strong> bijscholingsprogramma). Het <strong>voor</strong>uitzicht op deelname zou zelfs<br />

ex ante e<strong>en</strong> negatief effect kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op het zoekgedrag. Deze effect<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> niet meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de micro-evaluatiestudies. Tot slot zou volg<strong>en</strong>s<br />

Calmfors actief arbeidsmarktbeleid tot lagere lon<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>: Het is <strong>voor</strong><br />

bedrijv<strong>en</strong> gemakkelijker om werknemers aan te trekk<strong>en</strong> (gezi<strong>en</strong> de verbetering<br />

in het matchingproces), terwijl ook de concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> outsiders <strong>en</strong> insiders<br />

sterker wordt, hetge<strong>en</strong> e<strong>en</strong> loondrukk<strong>en</strong>d effect heeft. Aan de andere kant<br />

vorm<strong>en</strong> de programma’s e<strong>en</strong> deel van de outside option van werknemers in loononderhandeling<strong>en</strong>.<br />

Via hetzelfde mechanisme als werkloosheidsuitkering<strong>en</strong><br />

zoud<strong>en</strong> de beloning<strong>en</strong> in programma’s de onderhandelingspositie van werknemers<br />

kunn<strong>en</strong> verbeter<strong>en</strong>.<br />

Studies die algeme<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtseffect<strong>en</strong> van actief arbeidsmarktbeleid me<strong>en</strong>em<strong>en</strong><br />

in de analyse zijn zeldzaam. Wel zijn er studies die het effect van uitgav<strong>en</strong><br />

aan actief arbeidsmarktbeleid onderzoek<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de indicator<strong>en</strong> op<br />

macroniveau, zoals de werkloosheid, langdurige werkloosheid <strong>en</strong> strom<strong>en</strong> in <strong>en</strong><br />

uit de werkloosheid. Layard <strong>en</strong> Nickell (1999) vind<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld dat de totale<br />

uitgav<strong>en</strong> aan actief arbeidsmarktbeleid e<strong>en</strong> significant negatief effect hebb<strong>en</strong> op<br />

de omvang van de werkloosheid in oecd-land<strong>en</strong>. Actief arbeidsmarktbeleid<br />

heeft ook e<strong>en</strong> positief effect op de uitstroom uit de werkloosheid <strong>en</strong> daarmee e<strong>en</strong><br />

negatief significant effect op langdurige werkloosheid. Boone <strong>en</strong> Van Ours<br />

(2004) concluder<strong>en</strong> op basis van e<strong>en</strong> analyse <strong>voor</strong> 20 oecd-land<strong>en</strong> dat arbeidsmarkttraining<br />

het effectiefste programma is om de werkloosheid te verlag<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de werkgeleg<strong>en</strong>heidsgraad te verhog<strong>en</strong>, terwijl het subsidiër<strong>en</strong> van werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

niet effectief is. Training is waarschijnlijk <strong>voor</strong>al effectief vanwege het effect<br />

op de baanduur: werkloz<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> training hebb<strong>en</strong> gevolgd zijn beter in staat om<br />

hun nieuwe baan te behoud<strong>en</strong> dan werkloz<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> training hebb<strong>en</strong> gevolgd.<br />

285


286<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

6.4.2 combinatie van instituties<br />

De rec<strong>en</strong>te literatuur (Coe and Snower 1997; Belot <strong>en</strong> Van Ours 2004) stelt dat<br />

het totale effect van de combinatie van instituties sterker is dan de som van de<br />

effect<strong>en</strong> van de afzonderlijke instituties. Anders gezegd, bepaalde instituties<br />

hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al in combinatie met andere instituties e<strong>en</strong> negatief effect of e<strong>en</strong><br />

positief effect op de arbeidsmarktprestaties.<br />

Wat betreft het effect op baancreatie <strong>en</strong> baanvernietiging is het duidelijk dat de<br />

effect<strong>en</strong> van instituties elkaar kunn<strong>en</strong> comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> of juist vererger<strong>en</strong>. Bij<strong>voor</strong>beeld,<br />

ontslagbescherming leidt ertoe dat laagproductieve ban<strong>en</strong> inefficiënt blijv<strong>en</strong><br />

bestaan, terwijl e<strong>en</strong> minimumloon of werkloosheidsuitkering precies het<br />

teg<strong>en</strong>overgestelde doet: laagproductieve ban<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vernietigd terwijl ze nog<br />

efficiënt zijn. Dit betek<strong>en</strong>t dat ontslagbescherming de negatieve gevolg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

minimumloon of werkloosheidsuitkering in term<strong>en</strong> van efficiëntie zou kunn<strong>en</strong><br />

comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>. Blanchard <strong>en</strong> Tirole (2004a <strong>en</strong> 2004b) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> positieve<br />

ontslagbelasting optimaal is.<br />

Cahuc <strong>en</strong> Zylberberg (1999) concluder<strong>en</strong> dat twee land<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de<br />

niveaus van ontslagbescherming dezelfde omvang van baanvernietiging zoud<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> als hun niveaus van minimumlon<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>. Ze lat<strong>en</strong> ook<br />

zi<strong>en</strong> dat het effect van ontslagbescherming, <strong>en</strong> in het bijzonder van ontslagvergoeding<strong>en</strong>,<br />

sterk afhangt van de flexibiliteit van lon<strong>en</strong> (zie Lazear 1990). Minimumlon<strong>en</strong>,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld, mak<strong>en</strong> het onmogelijk <strong>voor</strong> werknemers om lagere<br />

lon<strong>en</strong> te accepter<strong>en</strong> in ruil <strong>voor</strong> ontslagbescherming. In hun model heeft de<br />

ontslagvergoeding e<strong>en</strong> negatief effect op baanreallocatie (baancreatie <strong>en</strong> baanvernietiging)<br />

als er e<strong>en</strong> bind<strong>en</strong>d minimumloon bestaat.<br />

Bertola <strong>en</strong> Rogerson (1997) beargum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> dat het systeem van loononderhandeling<strong>en</strong><br />

deels kan comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de negatieve effect<strong>en</strong> van ontslagbescherming<br />

op arbeidsreallocatie <strong>en</strong> baanreallocatie. In land<strong>en</strong> waar loononderhandeling<strong>en</strong><br />

meer gec<strong>en</strong>traliseerd zijn, hebb<strong>en</strong> de bedrijv<strong>en</strong> minder ruimte om zich aan te<br />

pass<strong>en</strong> in het geval van economische schokk<strong>en</strong>. Ze kunn<strong>en</strong> de lon<strong>en</strong> niet verlag<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> daarom relatief meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> ontslaan dan in land<strong>en</strong> waar lon<strong>en</strong> flexibel<br />

zijn (zoals in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>). Hun argum<strong>en</strong>t is dat dit zou kunn<strong>en</strong><br />

verklar<strong>en</strong> waarom de omvang van baanreallocatie vergelijkbaar is tuss<strong>en</strong> Europese<br />

land<strong>en</strong> <strong>en</strong> de vs. Echter, dit argum<strong>en</strong>t is in strijd met het argum<strong>en</strong>t van Blanchard<br />

<strong>en</strong> Portugal (2001) <strong>en</strong> Wolfers (2004), die wel lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de omvang van<br />

baanreallocatie over e<strong>en</strong> jaarkwartaal aanzi<strong>en</strong>lijk lager is in land<strong>en</strong> waar ontslagbescherming<br />

groter is. De twee argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> gecombineerd<br />

word<strong>en</strong> als we veronderstell<strong>en</strong> dat bedrijv<strong>en</strong> ook beperkt zijn om op korte<br />

termijn de werkgeleg<strong>en</strong>heid aan te pass<strong>en</strong>. Dit komt terug bij het argum<strong>en</strong>t van<br />

B<strong>en</strong>tolila <strong>en</strong> Bertola (1990) wanneer ze lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de werkgeleg<strong>en</strong>heid minder<br />

in recessies <strong>en</strong> booms fluctueert wanneer ontslagbescherming groot is.


T<strong>en</strong> slotte, Freeman (1996) stelt dat de combinaties van instituties de oorspronkelijke<br />

functie van die instituties t<strong>en</strong>iet kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Hij concludeert dat het minimumloon<br />

negatieve gevolg<strong>en</strong> kan hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de laagbetaalde bevolking<br />

wanneer de omvang van reallocatie klein is, <strong>en</strong> wanneer de gemiddelde werkloosheidsduur<br />

lang is. Het minimumloon offert e<strong>en</strong> deel van de laagbetaalde bevolking<br />

op om daarmee hun totale inkomst<strong>en</strong> te verhog<strong>en</strong>. De laagbetaalde bevolking<br />

wordt dan verdeeld in ‘gelukkige winnaars’, die wel aan e<strong>en</strong> baan kom<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

‘ongelukkige verliezers’, die niet aan e<strong>en</strong> baan kom<strong>en</strong>. De inkomst<strong>en</strong>winst<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> verdeeld over de laagbetaalde bevolking wanneer de mobiliteit op<br />

de arbeidsmarkt hoog is. Wanneer de mobiliteit laag is, dus wanneer de omvang<br />

van reallocatie klein is, zou het minimumloon wel langdurige negatieve effect<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> gedeelte van de laagbetaalde bevolking. Dit suggereert dat minimumlon<strong>en</strong><br />

wellicht e<strong>en</strong> belangrijke herverdelingsfunctie vervull<strong>en</strong>, maar niet<br />

vall<strong>en</strong> te combiner<strong>en</strong> met andere rigiditeit<strong>en</strong>.<br />

6.4.3 instituties, arbeidsmarktdynamiek <strong>en</strong> welvaart<br />

arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

Instituties beïnvloed<strong>en</strong> de arbeidsmarktdynamiek <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> inefficiënte<br />

allocatie van economische middel<strong>en</strong>: door ontslagbescherming blijv<strong>en</strong><br />

laagproductieve ban<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> inefficiënte wijze bestaan. Werkloosheidsuitkering<strong>en</strong><br />

verminder<strong>en</strong> de prikkels <strong>voor</strong> werkloz<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> baan te zoek<strong>en</strong>. Het minimumloon<br />

verhindert de creatie van laagproductieve ban<strong>en</strong>. Het is daarom verleidelijk<br />

om te concluder<strong>en</strong> dat minder instituties <strong>en</strong> meer arbeidsflexibiliteit<br />

w<strong>en</strong>selijk zijn. Die conclusie is echter <strong>voor</strong>barig. T<strong>en</strong> eerste is het niet duidelijk<br />

dat meer reallocatie beter is dan minder. Meerdere studies lat<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld zi<strong>en</strong><br />

dat ontslagbescherming <strong>voor</strong>al kortetermijnfluctuaties vermindert, wat suggereert<br />

dat het effect van ontslagbescherming op het dynamische proces van creatieve<br />

destructie niet noodzakelijkerwijs negatief is. T<strong>en</strong> tweede zijn deze instituties<br />

ontworp<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> specifiek doel <strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zelfs welvaartsverbeter<strong>en</strong>d<br />

kunn<strong>en</strong> zijn. In e<strong>en</strong> wereld met imperfecties vervull<strong>en</strong> deze instituties e<strong>en</strong> functie,<br />

t<strong>en</strong>minste in de tijd waarin ze ontworp<strong>en</strong> zijn. Sommige instituties tred<strong>en</strong> op<br />

als second-best om deze imperfecties te corriger<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte, deze instituties<br />

corresponder<strong>en</strong> met maatschappelijke keuzes die ooit zijn gemaakt. De politieke<br />

economie die achter het ontstaan van instituties zit, is door de literatuur bestudeerd<br />

(zie Saint-Paul 2000). We conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> ons op de welvaartstheoretische<br />

beschouwing<strong>en</strong>.<br />

De arbeidsmarktliteratuur onderscheidt twee red<strong>en</strong><strong>en</strong> waarom instituties<br />

welvaartsverbeter<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> zijn. T<strong>en</strong> eerste in het geval van externe maatschappelijke<br />

effect<strong>en</strong> wanneer de maatschappelijke waarde van e<strong>en</strong> baan hoger is<br />

dan de private waarde. T<strong>en</strong> tweede wanneer instituties als second-best instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

optred<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> wereld met imperfecties. Er is sprake van positieve<br />

externe maatschappelijke effect<strong>en</strong> wanneer de maatschappelijke waarde van e<strong>en</strong><br />

baan hoger is dan zijn private waarde (de waarde <strong>voor</strong> de werkgever <strong>en</strong> werknemer).<br />

Werkgevers <strong>en</strong> werknemers houd<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing met de additionele<br />

maatschappelijke effect<strong>en</strong> (externe effect<strong>en</strong>) in hun beslissing<strong>en</strong>. Reallocatiebe-<br />

287


288<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

slissing<strong>en</strong> zijn daarom inefficiënt. Blanchard <strong>en</strong> Tirole (2004a <strong>en</strong> 2004b) beargum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong><br />

dat zonder ontslagbescherming er vanuit e<strong>en</strong> maatschappelijk uitzicht<br />

te veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong>. Dit komt omdat werkgevers ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing<br />

houd<strong>en</strong> met de maatschappelijke kost<strong>en</strong> van werkloosheid. Om dit te <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong><br />

zou e<strong>en</strong> positieve belasting op ontslag optimaal zijn. Ze bediscussiër<strong>en</strong> zelfs e<strong>en</strong><br />

systeem waarin bedrijv<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van de werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> –<br />

e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>oemd ‘experi<strong>en</strong>ce-rating’ systeem, zoals in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>.<br />

Nederland heeft e<strong>en</strong> soortgelijk systeem ingevoerd <strong>voor</strong> de wao-regeling<strong>en</strong>.<br />

Bedrijv<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> nu meebetal<strong>en</strong> aan de kost<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> ander <strong>voor</strong>beeld van maatschappelijke<br />

externe effect<strong>en</strong> is wanneer er e<strong>en</strong> herverdelingssysteem bestaat.<br />

Lon<strong>en</strong> word<strong>en</strong> belast <strong>en</strong> de belasting<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebruikt om bij<strong>voor</strong>beeld werkloosheidsuitkering<strong>en</strong><br />

te financier<strong>en</strong>. Werkgevers <strong>en</strong> werknemers hecht<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

waarde aan het belaste gedeelte, <strong>en</strong> kijk<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> naar nettowinst<strong>en</strong> <strong>en</strong> lon<strong>en</strong>.<br />

Belot et al. (2002) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat in deze context de ontslagbeslissing<strong>en</strong> ook inefficiënt<br />

zijn. Ban<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vernietigd terwijl ze nog e<strong>en</strong> positieve maatschappelijke<br />

waarde hebb<strong>en</strong>. Wederom, ontslagbescherming vermindert deze inefficiëntie.<br />

Arbeidsmarktinstituties kunn<strong>en</strong> ook imperfecties op de arbeidsmarkt corriger<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> zo leid<strong>en</strong> tot welvaartsverbetering. We besprek<strong>en</strong> drie belangrijke imperfecties<br />

op de arbeidsmarkt <strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> hoe instituties deze imperfecties kunn<strong>en</strong><br />

corriger<strong>en</strong>. De eerste belangrijke imperfectie betreft de verzekerbaarheid van<br />

werkloosheid. Werknemers kunn<strong>en</strong> zich om verschill<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> moeilijk<br />

verzeker<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>sfluctuaties. De financiële markt<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

perfecte informatie over de kwaliteit van de werknemers <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> het gedrag<br />

van werkloz<strong>en</strong> moeilijk monitor<strong>en</strong> (bij<strong>voor</strong>beeld hoe hard ze zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong><br />

andere baan). In deze context is e<strong>en</strong> systeem van publieke werkloosheidsuitkering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ontslagvergoeding<strong>en</strong> optimaal (zie Pissarides 2001; Blanchard <strong>en</strong> Tirole<br />

2004). De tweede belangrijke imperfectie is de imperfecte informatie over<br />

bestaande vacatures <strong>en</strong> werkloz<strong>en</strong>. Werkgevers <strong>en</strong> werknemers moet<strong>en</strong> naar<br />

elkaar zoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> elkaar vind<strong>en</strong>. Het kost tijd om e<strong>en</strong> geschikte baan te vind<strong>en</strong>.<br />

Acemoglu <strong>en</strong> Shimer (1998) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> tot positieve<br />

welvaartseffect<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>, omdat werkloz<strong>en</strong> kieskeuriger kunn<strong>en</strong><br />

zijn in hun keuze van e<strong>en</strong> baan. Bedrijv<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> daarop reager<strong>en</strong> <strong>en</strong> hogere<br />

productiviteitsban<strong>en</strong> creër<strong>en</strong>. De gemiddelde productiviteit van nieuwe matches<br />

wordt daardoor verhoogd. De derde belangrijke imperfectie betreft de contracteerbaarheid<br />

van specifieke investering<strong>en</strong>. Specifieke investering<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong> de<br />

productiviteit van e<strong>en</strong> baan. Echter, als deze investering<strong>en</strong> niet contracteerbaar<br />

zijn, omdat ze moeilijk te observer<strong>en</strong> zijn (d<strong>en</strong>k bij<strong>voor</strong>beeld aan de inspanning<br />

van de werknemer), bestaat de kans dat deg<strong>en</strong>e die de kost<strong>en</strong> van de investering<br />

draagt de vrucht<strong>en</strong> ervan niet zal plukk<strong>en</strong>. Belot et al. (2002) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat<br />

ontslagbescherming welvaartsverhog<strong>en</strong>d kan zijn indi<strong>en</strong> specifieke investering<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gestimuleerd. Het effect op specifieke investering<strong>en</strong> domineert bij lage<br />

niveaus van ontslagbescherming, terwijl het negatieve effect op baancreatie<br />

domineert bij hoge niveaus van ontslagbescherming.


6.5 perspectief op instituties <strong>en</strong> dynamiek<br />

arbeidsmarktinstituties <strong>en</strong> arbeidsmarktdynamiek<br />

De vraag die in dit preadvies c<strong>en</strong>traal staat is of het systeem van Nederlandse<br />

arbeidsmarktinstituties robuust is, in het bijzonder of het systeem bestand is<br />

teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de dynamiek <strong>en</strong> e<strong>en</strong> vergrijz<strong>en</strong>de beroepsbevolking. Het gaat<br />

hierbij om vier belangrijke arbeidsmarktinstituties: werkgeleg<strong>en</strong>heidsuitkering<strong>en</strong>,<br />

ontslagbescherming, minimumloon <strong>en</strong> actief arbeidsmarktbeleid. Deze<br />

instituties oef<strong>en</strong><strong>en</strong> elk e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> invloed uit op het functioner<strong>en</strong> van de arbeidsmarkt,<br />

<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> daarnaast in verschill<strong>en</strong>de combinaties andersoortige effect<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>. Het preadvies is gebaseerd op internationale vergelijking van arbeidsmarktinstituties<br />

<strong>en</strong> arbeidsmarktpres<strong>en</strong>taties <strong>en</strong> e<strong>en</strong> inv<strong>en</strong>tarisatie van relevante<br />

theoretische <strong>en</strong> empirische literatuur.<br />

Arbeidsmarktinstituties vervull<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke functie. Ze kunn<strong>en</strong> mobiliteit<br />

<strong>en</strong> flexibiliteit verminder<strong>en</strong>, maar het is niet zonder meer duidelijk dat dit altijd<br />

negatief beoordeeld moet word<strong>en</strong>. De vormgeving van instituties speelt e<strong>en</strong><br />

belangrijke rol bij het minimaliser<strong>en</strong> van de negatieve effect<strong>en</strong> op reallocatie <strong>en</strong><br />

creatieve destructie.<br />

Vanuit e<strong>en</strong> dynamisch perspectief is het minimumloon de minst relevante institutie.<br />

De invloed van het minimumloon op het niveau van de werkgeleg<strong>en</strong>heid is<br />

al onduidelijk <strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de invloed op de dynamiek is dit niet veel beter.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het minimumloon relevant <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> beperkt deel van de arbeidsmarkt,<br />

zowel kwantitatief als kwalitatief. Werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontslagbescherming<br />

zijn van meer belang, terwijl de rol van het actieve arbeidsmarktbeleid<br />

<strong>voor</strong>al faciliter<strong>en</strong>d is.<br />

We concluder<strong>en</strong> dat ontslagbescherming e<strong>en</strong> negatief effect heeft op de strom<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> werkloosheid <strong>en</strong> werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> leidt tot meer langdurige werkloosheid.<br />

Op korte termijn leidt ontslagbescherming tot minder reallocatie, maar op<br />

het langetermijnproces van baancreatie <strong>en</strong> baanvernietiging (‘creatieve destructie’)<br />

lijkt de invloed beperkt te zijn. Werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al e<strong>en</strong><br />

negatief effect op baancreatie door hun negatief effect op het zoekgedrag van<br />

werkloz<strong>en</strong>. Vooral waar het gaat om de duur van de uitkering<strong>en</strong> in relatie tot de<br />

leeftijd van de werkloz<strong>en</strong> neemt Nederland e<strong>en</strong> uitzonderingspositie in. Teg<strong>en</strong> de<br />

achtergrond van de vergrijz<strong>en</strong>de beroepsbevolking kan het w<strong>en</strong>selijk zijn de<br />

lange duur van de werkloosheidsuitkering<strong>en</strong> kritisch te bezi<strong>en</strong>. Tot slot kan actief<br />

arbeidsmarktbeleid behulpzaam zijn bij het sneller terugbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van werkloz<strong>en</strong><br />

naar e<strong>en</strong> reguliere baan indi<strong>en</strong> dit wordt ondersteund door e<strong>en</strong> actief sanctiebeleid.<br />

289


290<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

not<strong>en</strong><br />

1 In deze netto-nettomaatstaf zijn ook andere uitkering<strong>en</strong> zoals huursubsidies<br />

verdisconteerd.<br />

2 Bedrijv<strong>en</strong> die ontstaan of verdwijn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>.<br />

3 Hierbij di<strong>en</strong>t opgemerkt te word<strong>en</strong> dat de informatie <strong>voor</strong> Zwed<strong>en</strong> afkomstig is<br />

uit e<strong>en</strong> betrekkelijk korte periode to<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> sterke economische groei was in<br />

Zwed<strong>en</strong>.<br />

4 E<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld kan dit verduidelijk<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> er twee bedrijv<strong>en</strong> a <strong>en</strong> b zijn <strong>en</strong> er<br />

in het eerste half jaar bij bedrijf a 1 werknemer wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> in bedrijf b<br />

1 werknemer wordt ontslag<strong>en</strong>, dan is de baanreallocatie in het eerste half jaar<br />

gelijk aan 2. Indi<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s in het tweede half jaar bij bedrijf a 1 werknemer<br />

wordt ontslag<strong>en</strong> <strong>en</strong> in bedrijf b 1 werknemer wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, dan is de baanreallocatie<br />

in het tweede half jaar gelijk aan 2. Indi<strong>en</strong> we zoud<strong>en</strong> met<strong>en</strong> over het<br />

gehele jaar, dan is de werkgeleg<strong>en</strong>heid constant zowel in bedrijf a als in bedrijf b<br />

<strong>en</strong> zou de baanreallocatie gelijk aan nul zijn.<br />

5 Canada <strong>en</strong> VS: 1973-1986, D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>: 1980-1991 <strong>en</strong> 1995, Nederland: 1975-<br />

1990, Duitsland: 1984-1989, Italië: 1987-1989, Noorweg<strong>en</strong>: 1976-1992.<br />

6 Hamermesh, Hassink <strong>en</strong> Van Ours (1996) pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> interessante informatie<br />

over de arbeidsdynamiek binn<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> in Nedeland (ze gebruik<strong>en</strong> informatie<br />

over twee jar<strong>en</strong>: 1988 <strong>en</strong> 1990) <strong>en</strong> kom<strong>en</strong> tot de volg<strong>en</strong>de conclusies.<br />

1) Bedrijv<strong>en</strong> die zich uitbreid<strong>en</strong> ontslaan ook m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> die inkrimp<strong>en</strong><br />

nem<strong>en</strong> ook nieuwe m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> aan. De verandering<strong>en</strong> in nettowerkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

op bedrijfsniveau weerspiegel<strong>en</strong> maar e<strong>en</strong> gedeelte van de totale mobiliteit<br />

van werknemers.<br />

2) Tweederde van de ban<strong>en</strong> waar werknemers ontslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> bestaan<br />

<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingevuld door nieuwe werknemers. Weinig nieuwe werknemers<br />

word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in nieuwe functies.<br />

3) Interne mobiliteit is laag: de meeste werknemers kom<strong>en</strong> op hun functie van<br />

buit<strong>en</strong> het bedrijf.<br />

7 Zie oecd Employm<strong>en</strong>t Outlook 2004, tabel 2.2, blz. 79.


literatuur<br />

Acemoglu, D. <strong>en</strong> R. Shimer (2000) Productivity gains from unemploym<strong>en</strong>t insurance,<br />

European Economic review 44: 1195-1224.<br />

Belot, M. <strong>en</strong> J.C. van Ours (2001) Unemploym<strong>en</strong>t and labour market institutions: an empirical<br />

analysis, Journal of Japanese and International Economies, 15, 4: 403-418.<br />

Belot, M. <strong>en</strong> J.C. van Ours (2004) Does the rec<strong>en</strong>t success of some oecd countries in<br />

lowering their unemploym<strong>en</strong>t rates lie in the clever design of their labour market<br />

reforms?, Oxford Economic Papers 56: 621-642.<br />

Belot, M., J. Boone <strong>en</strong> J.C. van Ours (2002) Welfare improving employm<strong>en</strong>t protection,<br />

C<strong>en</strong>ter, Universiteit van Tilburg, Discussion Paper C<strong>en</strong>ter, nr. 2002-2048.<br />

B<strong>en</strong>tolila, S. <strong>en</strong> G. Bertola (1990) Firing costs and labour demand: How bad is Eurosclerosis?<br />

Review of Economic Studies 57: 381-402.<br />

Bertola, G. <strong>en</strong> R. Rogerson (1997) Institutions and labour reallocation, European Economic<br />

Review 41, 6: 1147-1171.<br />

Bertola, G. (2004) Labor market institutions in a changing world, Moneda y Credito 218:<br />

61-8.<br />

Blanchard, O. <strong>en</strong> J. Tirole (2004a) Redesigning the employm<strong>en</strong>t protection system, De<br />

Economist 152, 1: 1-20.<br />

Blanchard, O. <strong>en</strong> J. Tirole (2004b) The optimal design of unemploym<strong>en</strong>t insurance and<br />

employm<strong>en</strong>t protection: A First Pass, mit Departm<strong>en</strong>t of Economics Working<br />

Paper, nr. 04-15.<br />

Blanchard, O. <strong>en</strong> J. Wolfers (2000) The role of shocks and institutions in the rise of European<br />

unemploym<strong>en</strong>t: The aggregate evid<strong>en</strong>ce, Economic Journal 110: 1-33.<br />

Blanchard, O. <strong>en</strong> P. Portugal (2001) What hides behind an unemploym<strong>en</strong>t rate: Comparing<br />

Portuguese and us labor markets, American Economic Review 91, 1: 187-207.<br />

Boone, J. <strong>en</strong> J.C. van Ours (2000) Modeling financial inc<strong>en</strong>tives to get unemployed Back<br />

To Work, cepr Discussion Papers 2361.<br />

Boone, J. <strong>en</strong> J.C. van Ours (2004) Effici<strong>en</strong>t active labor market policies, cepr Discussion<br />

Papers 4708.<br />

Burda, M. (1988) Wait unemploym<strong>en</strong>t in Europe, Economic Policy 7: 391-426.<br />

Burgess, S., J. Lane <strong>en</strong> D. Stev<strong>en</strong>s (2000) Job flows, worker flows and churning, Journal of<br />

Labor Economics 18, 3: 473-502.<br />

Cahuc, P. <strong>en</strong> A. Zylberberg (1999) Job protection, minimum wage and unemploym<strong>en</strong>t,<br />

iza Discussion Paper, nr. 95.<br />

Calmfors (1994) Active labour market policy and unemploym<strong>en</strong>t - A framework for the<br />

analysis of crucial design features, oecd Economic Studies, nr. 22.<br />

Coe, D. <strong>en</strong> D. Snower (1997) Policy complem<strong>en</strong>tarities: the case for fundam<strong>en</strong>tal labour<br />

market reform, cepr Discussion Paper 1585.<br />

Dolado J.J., F. Kramarz, S. Machin, A. Manning, D. Margolis <strong>en</strong> C. Teulings (1996) The<br />

economic impact of the minimum wages, Economic Policy 23: 319-370.<br />

Dolado J.J., F. Felgueroso <strong>en</strong> J.F. Jim<strong>en</strong>o (2002) The role of the minimum wage in the<br />

welfare state: an appraisal, Swiss Journal of Economics and Statistics 136: 1-33.<br />

Fredriksson, P. <strong>en</strong> B. Holmlund (2003) Improving inc<strong>en</strong>tives in unemploym<strong>en</strong>t insurance:<br />

A review of rec<strong>en</strong>t research, ifau Working Paper 2003: 5.<br />

literatuur<br />

291


292<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Freeman, R. (1996) The minimum wage as a redistributive tool, Economic Journal 106,<br />

436: 639-649.<br />

Garibaldi, P., J. Konings <strong>en</strong> C. Pissarides (1997) Gross job reallocation and labour market<br />

Policy, in Snower, D<strong>en</strong>nis and Guillermo de la Dehesa, Unemploym<strong>en</strong>t Policy,<br />

Cambridge University Press.<br />

Giel<strong>en</strong>, A.C. <strong>en</strong> J.C. van Ours (2004) Age-specific cyclical effects in job reallocation and<br />

labor mobility, mimeo.<br />

Grubb, D. (2000) Eligibility criteria for unemploym<strong>en</strong>t b<strong>en</strong>efits, oecd Economic Studies,<br />

nr. 31.<br />

Gómez-Salvador, R., J. Messina <strong>en</strong> G. Vallanti (2004) Gross job flows and institutions in<br />

Europe, Labour Economics 11: 469-485.<br />

Hamermesh, D.S., W.H.J. Hassink <strong>en</strong> J.C. van Ours (1996) Job turnover and labor turnover:<br />

A taxonomy of employm<strong>en</strong>t dynamics, Annales d’economie et de Statistique<br />

41/42: 21-40.<br />

Heckman J., R. LaLonde <strong>en</strong> J. Smith (1999) The economics and econometrics of active<br />

labor market programs, in Handbook of Labor Economics, Eds O. Ash<strong>en</strong>felter <strong>en</strong><br />

Card D., Volume 3A, North-Holland.<br />

Kluve, J. <strong>en</strong> C.M. Schmidt (2002) Can training and employm<strong>en</strong>t subsidies combat European<br />

unemploym<strong>en</strong>t?, Economic Policy, 410-448.<br />

Koning, J. de, J.H. Gravesteijn-Ligthelm, N. ’t Ho<strong>en</strong> <strong>en</strong> A. Verkaik (1992) Does the kra<br />

work properly? An interim review and monitoring kra 1991, C<strong>en</strong>traal Bestuur<br />

Arbeids<strong>voor</strong>zi<strong>en</strong>ing, oav-report 92-09, Rijswijk.<br />

Layard, R. <strong>en</strong> S. Nickell (1999), Labor market institutions and economic performance, in<br />

Handbook of Labor Economics, Eds O. Ash<strong>en</strong>felter <strong>en</strong> Card D., Volume 3A,<br />

North-Holland.<br />

Lazear, E.P. (1990) Job security provisions and employm<strong>en</strong>t, Quarterly Journal of Economics,<br />

699-726.<br />

Martin, J.P. (2000) What works among active labour market policies: evid<strong>en</strong>ce from oecd<br />

countries experi<strong>en</strong>ce, oecd Economic Studies, 30.<br />

Ministerie van Sociale Zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> Werkgeleg<strong>en</strong>heid (2004) Toekomstverk<strong>en</strong>ning ww, D<strong>en</strong><br />

Haag.<br />

Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, D.T. <strong>en</strong> C. Pissarides (1999) New developm<strong>en</strong>ts in models of search in the<br />

labor market, in Ash<strong>en</strong>felter, O. <strong>en</strong> D. Card, Handbook of Labor Economics,<br />

Amsterdam, North-Holland, 2567-2627.<br />

Neumark, D. <strong>en</strong> W. Wascher (2003) Minimum wages, labor market institutions and<br />

youth unemploym<strong>en</strong>t: a cross-national analysis, no. 2003-23, Finance and<br />

Economics Discussion Series from Board of Governors of the Federal Reserve<br />

System.<br />

Nickell, S.J., L. Nunziata <strong>en</strong> W. Ochel (2005) Unemploym<strong>en</strong>t in the oecd since the 1960s;<br />

what do we know?, Economic Journal, forthcoming.<br />

oecd (1996) Employm<strong>en</strong>t Outlook, Paris 1996.<br />

oecd (2002) Employm<strong>en</strong>t Outlook, Paris 2002.<br />

oecd (2004) Employm<strong>en</strong>t Outlook, Paris 2004.<br />

Pissarides, C.A. (2001) Employm<strong>en</strong>t protection, Labour Economics 8, 2: 131-159.<br />

Saint-Paul, G. (2000) The political economy of labour market institutions, Oxford: Oxford<br />

University Press.


Salvanes, K.G. (1997) Market rigidities and labour market flexibility: an international<br />

comparison, Scandinavian Journal of Economics 99, 2: 315-333.<br />

Scarpetta, S., P. Hemmings, T. Tressel <strong>en</strong> J. Woo (2002) The role of policy and institutions<br />

for productivity and firm dynamics: Evid<strong>en</strong>ce from micro and industry data,<br />

oecd Economics Departm<strong>en</strong>t Working Paper, no. 329.<br />

Van d<strong>en</strong> Berg, G., B. van der Klaauw <strong>en</strong> J.C. van Ours (2004) Punitive sanctions and the<br />

transition rate from welfare to work, Journal of Labor Economics 22, 1: 211-210.<br />

Wolfers, J. (2004) Employm<strong>en</strong>t protection and job flows: Evid<strong>en</strong>ce from seasonal cycles,<br />

Mimeo.<br />

literatuur<br />

293


294<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

bijlage 6.1:<br />

details over de oecd-ontslagbeschermingsindex<br />

De constructie van de ontslagbeschermingsindex is gebaseerd op 18 indicator<strong>en</strong>:<br />

8 indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> individueel ontslag van werknemers met e<strong>en</strong> regulier contract,<br />

6 indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> tijdelijk werk <strong>en</strong> 4 indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> collectief ontslag.<br />

De indicator<strong>en</strong> zijn de volg<strong>en</strong>de.<br />

• Indicator<strong>en</strong> individueel ontslag werknemers met regulier contract: aanzeggingsprocedure,<br />

periode <strong>voor</strong>dat aanzegging kan beginn<strong>en</strong>, duur van de<br />

aanzeggingprocedure, ontslagbetaling, definitie van (on)gerechtvaardigd<br />

ontslag, duur van de proefperiode, comp<strong>en</strong>satie in geval van ongerechtvaardigd<br />

ontslag, mogelijkheid van indi<strong>en</strong>stneming na ongerechtvaardigd<br />

ontslag.<br />

• Indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> tijdelijk werk: <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> aanstelling met bepaalde<br />

duur, maximum aantal ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de tijdelijke contract<strong>en</strong>, maximum gecumuleerde<br />

duur ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de tijdelijke contract<strong>en</strong>, typ<strong>en</strong> arbeid waar<strong>voor</strong><br />

gebruik van uitz<strong>en</strong>dbureaus legaal is, wel of ge<strong>en</strong> restricties op aantal vernieuwing<strong>en</strong>,<br />

maximum gecumuleerde duur van uitz<strong>en</strong>darbeid.<br />

• Indicator<strong>en</strong> <strong>voor</strong> collectief ontslag: definitie collectief ontslag, aanvull<strong>en</strong>de<br />

eis<strong>en</strong> aan ontslagaanzegging, aanvull<strong>en</strong>de vertraging alvor<strong>en</strong>s aanzegging kan<br />

beginn<strong>en</strong>, overige speciale kost<strong>en</strong> <strong>voor</strong> werkgevers.


over de auteurs<br />

Mr. A. Baris is promov<strong>en</strong>da bij de Juridische faculteit van de Universiteit van<br />

Amsterdam. Het onderwerp van haar dissertatie is ‘De grondslag van de ontslagvergoeding’.<br />

Dr. M.V.K. Belot is als lecturer verbond<strong>en</strong> aan de Economische faculteit van de<br />

Universiteit van Essex. Zij promoveerde in 2003 aan de Universiteit van Tilburg.<br />

Drs. A. Gelderblom is onderzoeker <strong>en</strong> projectleider bij seor, onderzoeksbureau<br />

op sociaal-economisch gebied <strong>voor</strong> de Erasmus Universiteit Rotterdam.<br />

Prof. dr. J. de Koning is directeur bij seor, onderzoeksbureau op sociaal-economisch<br />

gebied <strong>voor</strong> de Erasmus Universiteit Rotterdam.<br />

Dr. M.J.S.M. van der Meer is als universitair hoofddoc<strong>en</strong>t verbond<strong>en</strong> aan het<br />

Amsterdams Instituut <strong>voor</strong> ArbeidsStudies. Tev<strong>en</strong>s is hij projectleider bij het<br />

C<strong>en</strong>trum <strong>voor</strong> Sociale Innovatie.<br />

Prof. dr. J.C. van Ours is hoogleraar aan de faculteit Economie <strong>en</strong> Bedrijfswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>,<br />

Universiteit van Tilburg.<br />

Dr. D. Scheele is wet<strong>en</strong>schappelijk medewerker van de Wet<strong>en</strong>schappelijke <strong>Raad</strong><br />

<strong>voor</strong> het Regeringsbeleid.<br />

Mr. A. S.M.I.B. Vand<strong>en</strong>berghe is gepromoveerd op de economische analyse van<br />

het contract<strong>en</strong>recht toegepast op arbeidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. Mom<strong>en</strong>teel is zij werkzaam<br />

aan de Utrecht School of Economics.<br />

Prof. mr. E. Verhulp is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, faculteit<br />

der Rechtsgeleerdheid.<br />

Prof. dr. J. Visser is wet<strong>en</strong>schappelijk directeur <strong>en</strong> hoogleraar Empirische Sociologie<br />

aan het Amsterdams Instituut <strong>voor</strong> ArbeidsStudies.<br />

Dr. G.J.M. de Vries is wet<strong>en</strong>schappelijk medewerker van de Wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> het Regeringsbeleid.<br />

Prof. dr. J.J.M. Theeuwes is raadslid van de Wet<strong>en</strong>schappelijke <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> het<br />

Regeringsbeleid. Tev<strong>en</strong>s is hij directeur van seo Economisch Onderzoek <strong>en</strong><br />

hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.<br />

over de auteurs<br />

295


296<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>


apport<strong>en</strong> aan de regering<br />

Eerste raadsperiode (1972-1977)<br />

1 Europese Unie<br />

2 Structuur van de Nederlandse economie<br />

3 Energiebeleid<br />

Gebundeld in één publicatie (1974)<br />

4 Milieubeleid (1974)<br />

5 Bevolkingsgroei (1974)<br />

6 De organisatie van het op<strong>en</strong>baar bestuur (1975)<br />

7 Buit<strong>en</strong>landse invloed<strong>en</strong> op Nederland: Internationale migratie (1976)<br />

8 Buit<strong>en</strong>landse invloed<strong>en</strong> op Nederland: Beschikbaarheid van wet<strong>en</strong>schappelijke <strong>en</strong> technische k<strong>en</strong>nis (1976)<br />

9 Comm<strong>en</strong>taar op de Discussi<strong>en</strong>ota Sectorrad<strong>en</strong> (1976)<br />

10 Comm<strong>en</strong>taar op de nota Contour<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> toekomstig onderwijsbestel (1976)<br />

11 Overzicht externe adviesorgan<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale overheid (1976)<br />

12 Externe adviesorgan<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale overheid (1976)<br />

13 Mak<strong>en</strong> wij er werk van? Verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de verhouding tuss<strong>en</strong> actiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet-actiev<strong>en</strong> (1977)<br />

14 Interne adviesorgan<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale overheid (1977)<br />

15 De kom<strong>en</strong>de vijf<strong>en</strong>twintig jaar – E<strong>en</strong> toekomstverk<strong>en</strong>ning <strong>voor</strong> Nederland (1977)<br />

16 Over sociale ongelijkheid – E<strong>en</strong> beleidsgerichte probleemverk<strong>en</strong>ning (1977)<br />

17<br />

Tweede raadsperiode (1978-1982)<br />

Etnische minderhed<strong>en</strong> (1979)<br />

A. Rapport aan de Regering<br />

B. Naar e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> etnisch minderhed<strong>en</strong>beleid?<br />

18 Plaats <strong>en</strong> toekomst van de Nederlandse industrie (1980)<br />

19 Beleidsgerichte toekomstverk<strong>en</strong>ning<br />

Deel 1: E<strong>en</strong> poging tot uitlokking (1980)<br />

20 Democratie <strong>en</strong> geweld. Probleemanalyse naar aanleiding van de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> in Amsterdam op 30 april 1980<br />

21 Vernieuwing<strong>en</strong> in het arbeidsbestel (1981)<br />

22 Herwaardering van welzijnsbeleid (1982)<br />

23 Onder invloed van Duitsland. E<strong>en</strong> onderzoek naar gevoeligheid <strong>en</strong> kwetsbaarheid in de betrekking<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

Nederland <strong>en</strong> de Bondsrepubliek (1982)<br />

24 Sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d mediabeleid (1982)<br />

25<br />

Derde raadsperiode (1983-1987)<br />

Beleidsgerichte toekomstverk<strong>en</strong>ning<br />

Deel 2: E<strong>en</strong> verruiming van perspectief (1983)<br />

26 Waarborg<strong>en</strong> <strong>voor</strong> zekerheid. E<strong>en</strong> nieuw stelsel van sociale zekerheid in hoofdlijn<strong>en</strong> (1985)<br />

27 Basisvorming in het onderwijs (1986)<br />

28 De onvoltooide Europese integratie (1986)<br />

29 Ruimte <strong>voor</strong> groei. Kans<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedreiging<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de Nederlandse economie in de kom<strong>en</strong>de ti<strong>en</strong> jaar (1987)<br />

30 Op maat van het midd<strong>en</strong>- <strong>en</strong> kleinbedrijf (1987)<br />

Deel 1: Rapport aan de Regering<br />

Deel 2: Pre-adviez<strong>en</strong><br />

31 Cultuur zonder gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> (1987)<br />

rapport<strong>en</strong> aan de regering<br />

297


298<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

32 De financiering van de Europese Geme<strong>en</strong>schap. E<strong>en</strong> interimrapport (1987)<br />

33 Activer<strong>en</strong>d arbeidsmarktbeleid (1987)<br />

34 Overheid <strong>en</strong> toekomstonderzoek. E<strong>en</strong> inv<strong>en</strong>tarisatie (1988)<br />

35<br />

Vierde raadsperiode (1988-1992)<br />

Rechtshandhaving (1988)<br />

36 Allochton<strong>en</strong>beleid (1989)<br />

37 Van de stad <strong>en</strong> de rand (1990)<br />

38 E<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>d perspectief. Arbeidsparticipatie in de jar<strong>en</strong> ’90 (1990)<br />

39 Technologie <strong>en</strong> overheid (1990)<br />

40 De onderwijsverzorging in de toekomst (1991)<br />

41 Milieubeleid. Strategie, instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> handhaafbaarheid (1992)<br />

42 Grond <strong>voor</strong> keuz<strong>en</strong>. Vier perspectiev<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de landelijke gebied<strong>en</strong> in de Europese Geme<strong>en</strong>schap (1992)<br />

43 Ouder<strong>en</strong> <strong>voor</strong> ouder<strong>en</strong>. Demografische ontwikkeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> beleid (1993)<br />

44<br />

Vijfde raadsperiode (1993-1997)<br />

Duurzame risico’s. E<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>d gegev<strong>en</strong> (1994)<br />

45 Belang <strong>en</strong> beleid. Naar e<strong>en</strong> verantwoorde uitvoering van de werknemersverzekering<strong>en</strong> (1994)<br />

46 Besluit<strong>en</strong> over grote project<strong>en</strong> (1994)<br />

47 Hoger onderwijs in fas<strong>en</strong> (1995)<br />

48 Stabiliteit <strong>en</strong> veiligheid in Europa. Het verander<strong>en</strong>de kracht<strong>en</strong>veld <strong>voor</strong> het buit<strong>en</strong>lands beleid (1995)<br />

49 Orde in het binn<strong>en</strong>lands bestuur (1995)<br />

50 Tweedeling in perspectief (1996)<br />

51 Van verdel<strong>en</strong> naar verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Afweging<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de sociale zekerheid in de 21e eeuw (1997)<br />

52 Volksgezondheidszorg (1997)<br />

53 Ruimtelijke-ontwikkelingspolitiek (1998)<br />

54 Staat zonder land. E<strong>en</strong> verk<strong>en</strong>ning van bestuurlijke gevolg<strong>en</strong> van informatie- <strong>en</strong> communicatietechnologie (1998)<br />

55<br />

Zesde raadsperiode (1998-2002)<br />

G<strong>en</strong>eratiebewust beleid (1999)<br />

56 Het borg<strong>en</strong> van publiek belang (2000)<br />

57 Doorgroei van arbeidsparticipatie (2000)<br />

58 Ontwikkelingsbeleid <strong>en</strong> goed bestuur (2001)<br />

59 Naar e<strong>en</strong> Europabrede Unie (2001)<br />

60 Nederland als immigratiesam<strong>en</strong>leving (2001)<br />

61 Van oude <strong>en</strong> nieuwe k<strong>en</strong>nis. De gevolg<strong>en</strong> van ict <strong>voor</strong> het k<strong>en</strong>nisbeleid (2002)<br />

62 Duurzame ontwikkeling. Bestuurlijke <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> mobiliser<strong>en</strong>d beleid (2002)<br />

63 De toekomst van de nationale rechtsstaat (2002)<br />

64 Besliss<strong>en</strong> over biotechnologie (2003)<br />

65 Slagvaardigheid in de Europabrede Unie (2003)<br />

66 Nederland handelsland. Het perspectief van de transactiekost<strong>en</strong> (2003)<br />

67 Naar nieuwe weg<strong>en</strong> in het milieubeleid (2003)


68<br />

Zev<strong>en</strong>de raadsperiode (2003-2007)<br />

Waard<strong>en</strong>, norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> de last van het gedrag (2003)<br />

69 De Europese Unie, Turkije <strong>en</strong> de islam (2004)<br />

70 Bewijz<strong>en</strong> van goede di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing (2004)<br />

71 Focus op functies. Uitdaging<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> toekomstbest<strong>en</strong>dig mediabeleid (2005)<br />

72 Vertrouw<strong>en</strong> in de buurt (2005)<br />

73 Dynamiek in islamitisch activisme. Aanknopingspunt<strong>en</strong> <strong>voor</strong> democratisering <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>recht<strong>en</strong> (2006)<br />

74 Klimaatstrategie – tuss<strong>en</strong> ambitie <strong>en</strong> realisme (2006)<br />

75 Ler<strong>en</strong>de overheid. E<strong>en</strong> pleidooi <strong>voor</strong> probleemgerichte politiek (2006)<br />

76 De verzorgingsstaat herwog<strong>en</strong>. Over verzorg<strong>en</strong>, verzeker<strong>en</strong>, verheff<strong>en</strong> <strong>en</strong> verbind<strong>en</strong> (2006)<br />

77 Invester<strong>en</strong> in werkzekerheid (2007)<br />

rapport<strong>en</strong> aan de regering<br />

Rapport<strong>en</strong> aan de Regering nrs 1 t/m 67 <strong>en</strong> publicaties in de reeks Voorstudies <strong>en</strong> achtergrond<strong>en</strong> zijn niet meer leverbaar.<br />

Alle studies van de wrr zijn beschikbaar via de website www.wrr.nl.<br />

Rapport<strong>en</strong> aan de Regering nrs 68 t/m 77 zijn verkrijgbaar in de boekhandel of via Amsterdam University Press,<br />

Her<strong>en</strong>gracht 221, 1016 BG Amsterdam (www.aup.nl).<br />

299


300<br />

arbeidsflexibiliteit <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong><br />

Zev<strong>en</strong>de raadsperiode (2003-2007)<br />

1 Jacques Pelkmans, Monika Sie Dhian Ho <strong>en</strong> Bas Limonard (red.) (2003) Nederland <strong>en</strong> de Europese grondwet<br />

2 P.T. de Beer <strong>en</strong> C.J.M. Schuyt (red.) (2004) Bijdrag<strong>en</strong> aan waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> norm<strong>en</strong><br />

3 G. van d<strong>en</strong> Brink (2004) Schets van e<strong>en</strong> beschavingsoff<strong>en</strong>sief. Over norm<strong>en</strong>, normaliteit <strong>en</strong> normalisatie in<br />

Nederland<br />

4 E.R. Engel<strong>en</strong> <strong>en</strong> M. Sie Dhian Ho (red.) (2004) De staat van de democratie. Democratie <strong>voor</strong>bij de staat<br />

5 P.A. van der Duin, C.A. Hazeu, P. Rademaker <strong>en</strong> I.J. Schoon<strong>en</strong>boom (red.) (2004) Vijf<strong>en</strong>twintig jaar later.<br />

De Toekomstverk<strong>en</strong>ning van de wrr uit 1977 als leerproces<br />

6 H. Dijstelbloem, P.L. Meurs <strong>en</strong> E.K. Schrijvers (red.) (2004) Maatschappelijke di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing. E<strong>en</strong> onderzoek<br />

naar vijf sector<strong>en</strong><br />

7 W.B.H.J. van de Donk, D.W.J. Broeders <strong>en</strong> F.J.P. Hoefnagel (red.) (2005) Tr<strong>en</strong>ds in het medialandschap.<br />

Vier verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong><br />

8 G. Engbers<strong>en</strong>, E. Snel <strong>en</strong> A. Weltevrede (2005) Sociale herovering in Amsterdam <strong>en</strong> Rotterdam.<br />

Eén verhaal over twee wijk<strong>en</strong><br />

9 D.J. Wolfson (2005) Transactie als bestuurlijke vernieuwing. Op zoek naar sam<strong>en</strong>hang in beleid <strong>en</strong> uitvoering<br />

10 Nasr Abu Zayd (2006) Reformation of Islamic Thought. A Critical Historical Analysis<br />

11 J.M. Otto (2006) Sharia <strong>en</strong> nationaal recht. Rechtssystem<strong>en</strong> in moslimland<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> traditie, politiek <strong>en</strong> rechtsstaat<br />

12 P.L. Meurs, E.K. Schrijvers <strong>en</strong> G.H. de Vries (red.) (2006) Ler<strong>en</strong> van de praktijk. Gebruik van lokale k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ervaring<br />

<strong>voor</strong> beleid<br />

13 W.B.H.J. van de Donk, A.P. Jonkers, G.J. Kronjee <strong>en</strong> R.J.J.M. Plum (red.) (2006) Gelov<strong>en</strong> in het publieke domein.<br />

Verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dubbele transformatie<br />

Alle Verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> zijn verkrijgbaar in de boekhandel of via Amsterdam University Press, Her<strong>en</strong>gracht 221, 1016 BG<br />

Amsterdam (www.aup.nl).


webpublicaties<br />

WP 01<br />

Zev<strong>en</strong>de raadsperiode (2003-2007)<br />

Opvoeding, onderwijs <strong>en</strong> jeugdbeleid in het algeme<strong>en</strong> belang<br />

WP 02 Ruimte <strong>voor</strong> goed bestuur: tuss<strong>en</strong> prestatie, proces <strong>en</strong> principe<br />

WP 03 Less<strong>en</strong> uit corporate governance <strong>en</strong> maatschappelijk verantwoord ondernem<strong>en</strong><br />

WP 04 Regulering van het bestuur van maatschappelijke di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing: e<strong>en</strong>heid in verscheid<strong>en</strong>heid<br />

WP 05 E<strong>en</strong> schets van het Europese mediabeleid<br />

WP 06 De regulering van media in internationaal perspectief<br />

WP 07 Beleid inzake media, cultuur <strong>en</strong> kwaliteit: <strong>en</strong>kele overweging<strong>en</strong><br />

WP 08 Geschied<strong>en</strong>is van het Nederlands inhoudelijk mediabeleid<br />

WP 09 Buurtinitiatiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> buurtbeleid in Nederland anno 2004: analyse van e<strong>en</strong> veldonderzoek van 28 casuss<strong>en</strong><br />

WP 10 Geestelijke gezondheid van adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>studie<br />

WP 11 De transitie naar volwass<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> de rol van het overheidsbeleid: e<strong>en</strong> vergelijking van insitutionele arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in Nederland, Zwed<strong>en</strong>, Groot-Brittannië <strong>en</strong> Spanje<br />

WP 12 Klassieke sharia <strong>en</strong> vernieuwing<br />

WP 13 Sharia <strong>en</strong> nationaal recht in twaalf moslimland<strong>en</strong><br />

webpublicaties<br />

301


WRR VERKENNINGEN 14<br />

<strong>Arbeidsflexibiliteit</strong> <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong><br />

Ter onderbouwing van het wrr-advies Invester<strong>en</strong> in werkzekerheid is e<strong>en</strong> aantal studies<br />

verricht door auteurs met e<strong>en</strong> juridische, sociologische of economische achtergrond. Die<br />

studies zijn in deze Verk<strong>en</strong>ning gebundeld. De bijdrag<strong>en</strong> in deze bundel hebb<strong>en</strong> alle betrekking<br />

op e<strong>en</strong> of meer van de thema’s fl exibilisering, scholing <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong>. In de eerste<br />

studie wordt e<strong>en</strong> aantal tr<strong>en</strong>ds in bedrijfsstrategieën verk<strong>en</strong>d waarvan <strong>voor</strong>zichtig kan<br />

word<strong>en</strong> gesteld dat zij de interne arbeidsmarkt eroder<strong>en</strong>. Gegev<strong>en</strong> deze fl exibilisering van<br />

de arbeidsmarkt wordt in de tweede studie de vraag gesteld in hoeverre scholing voldoet om<br />

werknemers op de arbeidsmarkt hun hoofd bov<strong>en</strong> water te lat<strong>en</strong> houd<strong>en</strong>. In de derde studie<br />

wordt het thema scholing weer opgepakt <strong>en</strong> in verband gebracht met het <strong>ontslagrecht</strong>. Hoe<br />

wordt er gedacht over de relatie tuss<strong>en</strong> scholing <strong>en</strong> <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> welke juridische mogelijkhed<strong>en</strong><br />

zijn er om hierin e<strong>en</strong> zekere slagorde aan te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>? De vierde studie bespreekt de<br />

doelmatigheid van het <strong>ontslagrecht</strong> <strong>en</strong> van de ontslagvergoeding vanuit de invalshoek van<br />

de individuele werknemer <strong>en</strong> werkgever. De vijfde studie gaat t<strong>en</strong>slotte in op de betek<strong>en</strong>is<br />

van het <strong>ontslagrecht</strong> <strong>voor</strong> de dynamiek op de arbeidsmarkt. Het punt wordt gemaakt dat het<br />

<strong>ontslagrecht</strong> niet los gezi<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> van andere instituties op de arbeidsmarkt zoals de<br />

ww <strong>en</strong> het activer<strong>en</strong>d arbeidsmarktbeleid.<br />

De redactie werd gevormd door Dirk Scheele, Jules Theeuwes <strong>en</strong> Gerard de Vries. Met<br />

bijdrag<strong>en</strong> van Jelle Visser, Marc van der Meer, Arie Gelderblom, Jaap de Koning, Alexandra<br />

Baris, Evert Verhulp, Ann-Sophie Vand<strong>en</strong>berghe, Michèle Belot <strong>en</strong> Jan van Ours.<br />

ISBN 978-90-5356-993-1<br />

Amsterdam University Press • www.aup.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!