21.09.2013 Views

Verslag van de Vereniging - CBF

Verslag van de Vereniging - CBF

Verslag van de Vereniging - CBF

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

N E G E N T I G S T E J A A R V E R S L A G


Voorzijde omslag:

‘Hodshon Huis’ te Haarlem (foto Henk Snaterse)

Achterzijde omslag:

Vooraanzicht ‘Hodshon Huis’ (tekening Noord-Hollands Archief, Haarlem)

J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Vereniging Hendrick de Keyser

De Vereniging heeft tot doel het behoud van architectonisch of historisch waardevolle huizen in Nederland.

Algemeen

Vereniging Hendrick de Keyser is opgericht op 3 januari 1918 en

erkend bij Koninklijk Besluit van 26 februari 1918 no. 62. Haar

laatstelijk gewijzigde statuten zijn vastgelegd in een notariële akte

d.d. 7 september 2007. De Vereniging is ingeschreven in het

verenigingsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te

Amsterdam onder no. V40530264.

Iedereen kan lid worden van de Vereniging, zowel particulieren als

bedrijven.

De minimum contributies zijn:

• voor een gewoon lid € 20 per jaar;

• voor een lid ‘voor het leven’ (30 jaar) € 360 ineens.

Bedrijven kunnen alleen lid worden op jaarbasis. Bedrijven en andere

lichamen die aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen

kunnen giften aan de Vereniging aftrekken voorzover zij tezamen

met andere giften € 227 te boven gaan. De aftrek bedraagt ten

hoogste 10 % van de winst.

Behalve leden kent de Vereniging donateurs. Deze betalen tenminste

€ 100 per jaar. Zij ontvangen de reguliere publicaties van de

Vereniging doch kunnen verder geen aanspraak maken op de rechten

die leden hebben.

Vereniging Hendrick de Keyser wordt structureel gesteund

door BankGiro Loterij en SNS REAAL Fonds.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Voor de inkomstenbelasting kunnen giften aan de Vereniging

worden afgetrokken, voorzover deze giften, tezamen met andere

aftrekbare giften, zowel € 60 als 1 % van het drempel inkomen te

boven gaan. De aftrek bedraagt ten hoogste 10 % van het drempel

inkomen. Giften in de vorm van termijnen van lijfrenten, welke

berusten op een bij notariële akte van schenking aangegane

verplichting om termijnen van (nagenoeg) gelijke omvang

gedurende vijf of meer jaren ten minste jaarlijks uit te keren, zijn

steeds aftrekbaar.

Vereniging Hendrick de Keyser is een instelling die de bevordering

van kunst en wetenschap ten doel heeft als bedoeld in de Successiewet

en de Wet op de Inkomsten-, resp.Vennootschapbelasting.

De Vereniging is sinds 1 januari 2006 vrijgesteld van het betalen

van zowel schenkingsrecht over ontvangen schenkingen als van

successierecht over ontvangen erfstellingen en legaten. Met ingang

van 1 januari 2008 is de Vereniging door het Ministerie van

Financiën aangemerkt als een Algemeen Nut Beogende Instelling

(ANBI). Voorts is de Vereniging door het Centraal Bureau

Fondsenwerving gecertificeerd.

Het secretariaat van de Vereniging is gevestigd te:

Keizersgracht 743

1017 DZ Amsterdam

Telefoon 020 521 06 30

Telefax 020 521 06 39

Website www.hendrickdekeyser.nl

E-mail info@hendrickdekeyser.nl

Bankrelaties

ABN-AMRO 41.18.40.207

Postbank 48718


Samenstelling Bestuur

en Raad van Commissarissen

per 31 december 2008

Ereleden

R. Meischke

P.M. van der Laan

Bestuur Jaar van aftreden

P.B. de Bruijn voorzitter 2011

H.B. van Wijk penningmeester 2012

A.A. Schulting secretaris 2012

H.J. Brouwer 2012

mw. C.W. Fock 2011

K.A. Ottenheym 2010

Raad van Commissarissen

mw. A.C. de Bruijn 2009

A.J.C. van Leeuwen 2009

mw. F.G. van Diepen-Oost* 2010

A.J.A.M. Lisman 2010

B. Bleker 2010

E. Veen 2010

G.W.J. Rooijakkers 2010

K.J. Storm* 2010

A.L.L.M. Asselbergs 2011

W.H. van Ittersum 2011

A.M. van der Meij 2011

M. Schimmelpenninck 2011

A.F.W. Bosman 2012

W.F. Dutilh 2012

J. Franssen 2012

L. van Grunsven 2012

F.Q. Hoebens 2012

mw. P. Kruseman 2012

mw. M.C. Kuipers 2012

mw. E. Swaab 2012

T. de Swaan* 2012

H.M.J. Tromp 2012

M.C. van Veen 2012

* audit commissie

Directeur

C.S.T.J. Huijts

J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Pagina

6

9

16

25

26

27

32

33

34

36

37

39

40

68

74

Inhoud

Inleiding

Verwervingen

Instandhouding

Voorlichting

Financiële baten

Verenigingszaken

Verslag Raad van Commissarissen

Plannen voor de korte termijn

Jaarcijfers 2008

Balans

Staat van Baten en Lasten

Toelichting op de Balans en de Staat van

Baten en Lasten

Accountantsverklaring

Artikel

Het ‘Hodshon Huis’ in Haarlem en het oeuvre van

Abraham van der Hart

door Lex Bosman

Alfabetische lijst van huizen

Verspreidingskaart

Haarlem, Spaarne 15A-17, ‘Hodshon Huis’, aula (circa 1904).


6

Verslag van de Vereniging

Inleiding

Dit is het verslag van ons jubileumjaar 2008.

Het bevat natuurlijk een terugblik op de

viering van ons negentigjarig jubileum. Daarnaast

is het ook vooral verslag van een gewoon

verenigingsjaar, waarin wij ons werk gedaan

hebben zoals wij dat al negentig jaar doen:

met weer drie zeer markante verwervingen

en verschillende grote en kleine restauraties.

Gewoon ons werk doen, zonder ons te storen aan ontwikkelingen

om ons heen, maar niet blind voor veranderingen in de maatschappij,

dat is precies wat onze oprichters in 1918 voor ogen stond. Op

dat moment bestond er geen monumentenwet en geen financiële

steunmaatregel van welke soort dan ook. Er was slechts een handvol

particulieren dat zelf geld bij elkaar legde om de eerste panden te

kopen en de Vereniging op te richten. Vervolgens werd een obligatielening

uitgegeven om verdere aankopen te kunnen doen. In de

eerste 40 jaar van ons bestaan konden de panden in ons bezit veelal

net bewoonbaar gehouden worden en door het aller-noodzakelijkste

onderhoud behoed worden voor verlies. Slechts persoonlijke

contacten met leden van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg

leverden in de meeste gevallen net op tijd financiële steun voor

de restauraties en zelfs een enkele keer voor een aankoop!

Bij de instelling van de Monumentenwet in 1961 verbeterde die

situatie ingrijpend. Steeds vaker kon rijksgeld worden aangewend

voor restauratieprojecten en de persoonlijke betrokkenheid van

Rijksambtenaren leidde soms tot een stapeling van subsidies tot

boven de 100% van de restauratiekosten. Niet zelden kwamen deze

regelingen bij een verwerving met het pand mee!

De Vereniging kon in de opvolgende 40 jaar vrijwel zijn gehele

bezit in goede staat brengen en in het tweede deel van die periode

zijn werkwijze verleggen naar hoogwaardige restauraties en beheer

van panden met bijzondere interieurs.

De laatste 10 jaar zijn de structurele rijksbijdragen steeds verder

afgenomen en heeft de Vereniging een financieel systeem ontwikkeld

om het eigen bestaan zeker te stellen. Het bezit is te bijzonder

en daarmee de verantwoordelijkheid te groot om de risico’s uit de

beginperiode ooit nog weer te nemen. Maar eigen geld heeft de

Vereniging nog steeds niet. Dus voor bijzondere projecten en uitbreiding

van het bezit zijn wij weer – net als in de beginjaren – sterk

afhankelijk van particulieren. Steeds weer zijn de leden degenen die

het via een gift of een nalatenschap mogelijk maken dat een pand

wordt behouden of fraai gerestaureerd.

En daar waar vervolgens nog aanvullende financiering absoluut

noodzakelijk is, weet de Vereniging zich door de jaren heen gesteund

door een scala aan particuliere fondsen. Soms grote zoals het

VSB en het SNS REAAL, soms kleine zoals de Stichting van Louisa

van der Velden of die van Johanna van Riemsdijk.

Twee fondsen waren en zijn daarbij juist in onze branche erg effectief,

omdat zij structurele steun leverden: het Prins Bernhard

Cultuurfonds met een jaarlijks bijdrage van 1961 tot 1979 en sedert

2000 de BankGiro Loterij, waardoor zowel kwantitatief als kwalitatief

indrukwekkende panden aan onze collectie zijn toegevoegd.

90 jaar Vereniging Hendrick de Keyser Het thema

van ons jubileum was ‘Architectuur en Monumenten’. Wij kozen

die invalshoek, omdat in ons bezit geen onderscheid wordt gemaakt

tussen panden die op grond van respectabele ouderdom het predicaat

Rijksmonument dragen en panden die vanwege hun architectonische

verschijning een markante bijdrage vormen aan de Nederlandse

bouwgeschiedenis. Bij de oprichting werden beide categorieën

in de statuten opgenomen: behoud van ‘architectonisch

of historisch belangrijke oude gebouwen’ werd onze doelstelling.

Historisch belangrijke gebouwen hebben uiteraard enige ouderdom,

maar architectonisch belangwekkend kan een jonger huis

betreffen, mits het belang groot genoeg is. Het getuigt van onze

flexibele taakopvatting, dat sommige panden die wij nu in ons bezit

koesteren in 1918 nog helemaal niet gebouwd waren!

Die gemene omgang met monumenten en architectuur is buiten de

Vereniging minder vanzelfsprekend. Om redenen die onze voorzitter

tijdens zijn jubileumtoespraak (zie integrale tekst op pagina 8 in

Ellen Damsma, managing director van de BankGiro Loterij, met Isja

Finaly (links) en Carlo Huijts (rechts) van Vereniging Hendrick de

Keyser. (foto Roy Beusker)

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

dit verslag) schetste, heeft de architectuuropleiding en bijgevolg de

architectensector gedurende een groot deel van de vorige eeuw zich

sterk afgezet tegen oude bouwkunst als uitgangspunt voor onze

leefomgeving. Deels als reactie hierop hechtten de monumentenzorgers

aan een goed (wettelijk) instrument dat waardevolle panden

bescherming bood tegen afbraak of rigoureuze verbouwing.

Maar ook de meest verstokte nieuwbouwende architecten lopen inmiddels

tegen de legitieme behoefte aan om de beste voorbeelden

van die nieuwe architectuur te bewaren. De Minister van OCW

wees in 2008 honderd markante voorbeelden van wederopbouwarchitectuur

aan als nieuwe monumenten.

De tijd lijkt rijp om de schijnbare tegenstellingen tussen nieuwbouw

en monumenten te slechten, of op zijn minst te verminderen. Dat

betekent dat monumentenzorgers hun verbodsgerichte beschermingsconstructies

moeten verlaten en nieuwbouwers (architecten

en ontwikkelaars) kwalitatief hoogwaardige bestaande gebouwen

niet als een obstakel moeten zien, maar als een stimulans om de

nieuwe omgeving wortels en karakter te geven. Deze verandering

vergt ingrijpende aanpassingen van de wettelijke instrumenten.

Als slotwoord van de jubileumviering sprak de directeur de volgende

passage uit: ‘Aan monumenten kleven nu te veel negatieve

begrippen: waarschuwingen, verboden en hinderlijke vergunningen.

Wij zien dat graag omgebogen in een positieve bijklank: het zijn

letterlijk waardevolle onderdelen van onze toekomstige ruimtelijke

ordening. Als wij bereiken dat er ook maar enige omslag in mentaliteit

op gang komt, is deze dag geslaagd.’

Bij het ter perse gaan van dit jaarverslag lijkt de discussie rondom de

Directeur Carlo Huijts overhandigt het jubileumboek aan

Liesbeth van der Pol. (foto HdK)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

inrichting van een nieuwe monumentenwet in de richting te gaan

die wij hierboven beschrijven. In die zin kan op zijn minst geconstateerd

worden dat wij de tijdgeest met ons jubileumthema goed

hebben aangevoeld.

Jubileumviering Op 7 juni, de datum van onze Ledenvergadering,

werd ’s-middags in de Westerkerk de officiële viering

gehouden van ons jubileum. De leden en genodigden waren eerst

met rondvaartboten langs panden van ‘Hendrick de Keyser’ in

Amsterdam geleid. Vervolgens werd

in de kerk met een viertal inleidingen

en de presentatie van een jubileumboek

aandacht besteed aan 90 jaar

Vereniging Hendrick de Keyser

en ons thema. Als jubileumuitgave

paste juist de heruitgave van de

Architectura Moderna,

moderne bouwkunst in

Amsterdam 1600-1625

helemaal in ons jubileumthema.

Bestuurslid Koen Ottenheym, hoogleraar

Geschiedenis van de Bouwkunst

in Utrecht, wees hierop tijdens zijn

inleiding. Het boek was in de 17de

eeuw juist bedoeld om aan een breder

publiek duidelijk te maken hoe nieuwe architectuur er uit moest

zien. Ottenheym kon aan de hand van de Westerkerk zelf aanduiden

waaruit die vernieuwingen destijds bestonden.

Onze voorzitter Pi de Bruijn wees er in zijn inleiding op dat die

worteling in historische voorbeelden die ten tijde van De Keyser

gemeengoed was, voor nieuwbouwarchitecten al lange tijd geen

vanzelfsprekendheid meer is. Hij brak een lans voor het in dat opzicht

verlaten van vooringenomen stellingen. Juist in het verlengde

daarvan waren wij ingenomen met de mogelijkheid om het eerste

exemplaar van de heruitgave van de Architectura Moderna uit

te reiken aan Liesbeth van der Pol, op dat moment nog aankomend

Rijksbouwmeester. In haar dankwoord wees mevrouw Van der Pol

erop dat veel begrippen en bewoordingen uit deze uitgave nauwelijks

afwijken van het jargon dat in het begin van de twintigste

eeuw, of zelfs vandaag de dag als kenmerk van nieuwe architectuur

wordt gezien.

Na een slotwoord door de directeur was er een borrel en voor ieder

van de aanwezigen een jubileumtasje met daarin wat aardige herinneringen

aan deze dag, waaronder een overzicht van alle panden

die de Vereniging de laatste tien jaar heeft gerestaureerd en in

diezelfde periode heeft verworven.

7


8


‘Architectuur’ is een complex begrip en heeft naast een esthetische

kant ook een maatschappelijke lading. Het Modernisme in de

vorige eeuw, begonnen als Nieuwe Zakelijkheid, had zo’n

uitgesproken opvoedende boodschap van ‘vernieuwing’ en ‘vooruitgang’.

Bewondering voor oude gebouwen en vroegere bouwmeesters

was onder die architecten een groot taboe, behalve natuurlijk

wanneer deze als heroïsche meesters aan de wieg stonden van de

‘moderne bouwkunst’, zoals Le Corbusier of Frank Lloyd Wright of

– in eigen land – Rietveld en Duiker. De ideologie van het modernisme,

na de oorlog allesbepalend, maakte onder de architecten van

mijn generatie alles wat oud was verdacht. Het streven naar vooruitgang

werd een geloof, een doctrine. Met simplistische metaforen

werd de historische stad door architecten en stedenbouwers veroordeeld

als inadequaat. De stad moest gezond worden gemaakt, en

‘moderne’ architectuur was het recept. Dit geloof in vernieuwing

raakte echter vanaf de jaren ’80 sleets, een recept dat was uitgewerkt

en waar de patiënt niet op zat te wachten.

Zonder dat een oorzakelijk verband meteen aanwijsbaar is, ontstond

tegenover deze vernieuwingsdrang van het modernisme een

stroming tot behoud en herstel van bijzondere oude gebouwen.

Soms richtten deze actievoerders zich tegen iedere vernieuwing,

vaak ook ging het wel degelijk om bedreigde historische kwaliteit

die behouden moest blijven. Om hun standpunt duidelijk te maken

werd een gebouw letterlijk een monument – dus een gedenkteken

– voor het verleden. Deze reactie sloeg ook door, in een verstikkende

bureaucratie van inventariseren en theoretische subsidieregels.

Decennia lang was polarisatie voor beide kampen een welhaast

noodzakelijke bestaansvoorwaarde. De werelden van ‘jonge’ architectuur

en ‘oude’ monumenten raakten sterk gescheiden. Monumentenzorgers

hadden er belang bij om moderne architecten te categoriseren

als schaal- en vormloze vernielers. Overal lag de armoede

van de schoenendoos op de loer. Moderne architecten zagen de

monumentenzorgers als sentimentele behoudzuchtigen die het licht

niet zagen. Engagement tussen oud en nieuw werd door architectuurpuristen

gezien als koketteren met de oude stad. In het buitenland,

ik denk aan Engeland en Italië, is deze tegenstelling nooit zo

extreem op de spits gedreven.

Voorzitter Pi de Bruijn tijdens de jubileumviering in de Westerkerk. (foto HdK)

Inleiding van Pi de Bruijn, voorzitter Vereniging

Hendrick de Keyser, bij de viering van het 90-jarig

jubileum van de Vereniging op zaterdag 7 juni

2008 in de Westerkerk te Amsterdam

Waarom is in de ogen van onze Vereniging de tijd rijp om de waterscheiding

tussen architectuur en monumenten ter discussie te stellen?

Dat wordt vooral veroorzaakt doordat het Modernisme over

zijn hoogtepunt heen is. De ‘moderne beweging’ kan nu worden

gerelativeerd en (op zijn beurt) kunsthistorisch als een stijlperiode

worden geboekstaafd.

De ideële tegenstellingen tussen oud en nieuw zijn daardoor zo

goed als verdwenen en hebben plaats gemaakt voor een dichter bij

de (leefomgeving van de) gebruiker staande vormentaal.

Ook de monumentenwereld schuift op. Zij ziet het behoud van historische

objecten niet meer als een doel op zichzelf. Er speelt steeds

vaker een context mee: het interieur, de functie, de geschiedenis of

de omgeving van het gebouw. Die aandacht voor de context betreft

dezelfde leefomgeving als waarover de architecten het hebben. In

beide gevallen is het doel het verhogen van de gebouwde kwaliteit

van onze belevingswereld. En niet alleen de onze maar vooral ook

die van onze kinderen en kleinkinderen. Wat is er mooier dan een

nieuw gebouw met een zodanige kwaliteit, dat er altijd iemand zal

opstaan wanneer het verlies ervan in de toekomst dreigt. Of om nu

te kunnen genieten van een gebouw dat in de 17de eeuw met enorme

kwaliteit en aandacht voor detail is opgericht en dankzij diezelfde

‘iemand’ nog steeds bewaard is?

Bij Vereniging Hendrick de Keyser is er geen onderscheid tussen

architectuur en monumenten. Eén van onze mooiste objecten, aan

de Bloemlandseweg in Blaricum, was nog niet eens gebouwd toen

de Vereniging werd opgericht en de architect, Gerrit Rietveld, had

zeker niet de bedoeling dat het bewaard bleef, laat staan dat het

monument werd. De Vereniging heeft een schatkamer, een archief

van 600 jaar bouwkunst. Nu de controverse lijkt weg te ebben en

de muren tussen architectuur en monumenten worden geslecht,

zou ik willen roepen: ‘kom kijken’. We hebben een goudmijn aan

kwaliteit die zeer relevant is. Kom eens kijken in ‘Huis van Brienen’,

in het Raadhuis van Usquert of in de Beeklaan in Den Haag. Het

bezit van de Vereniging is als een museale collectie, of als een verzameling

kostbare partituren, een bron van oplossingen en ideeën in


alle toonsoorten en maten.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Amsterdam, Diemerzeedijk 27,

Gemeenlandshuis, voorgevel.

(foto Jaap d’Oliveira, 1949)

Verwervingen De drie verwervingen die in 2008 tot stand

kwamen, tonen aan dat in die negentig jaar onze Vereniging voor

de continuïteit van het behoud van vooral bijzondere monumenten

een belangrijke positie heeft ingenomen. In alle drie de gevallen

heeft de voormalige eigenaar ervoor gekozen, dat het pand het best

bewaard blijft in ons bezit. Vorig verslagjaar was al melding gemaakt

van de overeenkomst die met de Koninklijke Hollandsche

Maatschappij der Wetenschappen was bereikt over de overdracht

van het ‘Hodshon Huis’ aan het Spaarne 15A-17 te Haarlem. Ook

het Hoogheemraadschap van Amstel, Gooi en Vecht oordeelde dit

jaar dat hun Gemeenlandshuis bij onze Vereniging in veilige

handen was. Beide verwervingen gingen overigens gepaard met

omvangrijke financiële gevolgen wegens de restauratieverplichting

en in het geval van het ‘Hodshon Huis’ ook met een koopsom.

In beide gevallen maakte de BankGiro Loterij met haar ruimhartige

bijdrage de transactie mogelijk.

Bij de derde verwerving deed een particulier een beroep op onze

Vereniging. De heer J.P. Albada Jelgersma, overleden eind 2007,

schonk bij testament de helft van de reële waarde van zijn huis aan

‘Hendrick de Keyser’. De andere helft besloten wij, wegens het

bijzondere karakter van dit huis, te kopen.

Deze drie verwervingen geven de hedendaagse praktijk van onze

Vereniging goed weer. In steeds mindere mate is sprake van het

redden van ‘krotten’ waarvoor buiten ons niemand zich meer interesseert

(van die categorie was het Ambachtsherenhuis te Alblasserdam

in 2006 voorlopig

de laatste).

Het gaat steeds vaker

om huizen die

door hun interieur

of hun structuur zo

kwetsbaar zijn, dat

zij voor hun historisch

verantwoorde

instandhouding het

best professioneel

beheerd kunnen

worden. In de drie

hiervoor genoemde

gevallen hebben de

voormalige eigenaren

ingezien dat je

dat in deze gevallen

beter niet aan de

markt kunt overlaten.

Amsterdam, Diemerzeedijk 27, Gemeenlandshuis. (foto HdK)

Subsidies Zoals in 2007 al aangekondigd was voor het

Ambachtsherenhuis, Cortgene 9 te Alblasserdam, in 2008 nog een

vervolgaanvraag ingediend voor rijkssubsidie als bijdrage aan deze

restauratie. Gelukkig is ook die vervolgaanvraag gehonoreerd. Beide

regelingen (die van 2007 en die van 2008) schieten echter tekort

om deze uiterst kostbare restauratie te vervolmaken. Gelukkig kon

uit de bijdrage van de BankGiro Loterij voor 2008 een deel worden

afgezonderd om de zware overschrijding op het funderingsherstel

van dit pand op te vangen.

Daarnaast werd door het Ministerie voor het tweede achtereenvolgende

jaar reguliere subsidie in het kader van de nieuwe instandhoudingregeling

BRIM aan onze Vereniging toegekend. Voor

het onderhoud aan ca. 55 panden in ons bezit, draagt het rijk de

komende zes jaar € 175.000 per jaar bij, waardoor de jaarlijkse

bijdrage aan de reguliere instandhoudingskosten van in totaal 322

van onze panden op € 495.000 komt.

Verwervingen

Amsterdam, Diemerzeedijk 27,

Gemeenlandshuis Het Gemeenlandshuis ligt ongenaakbaar

op de oude Zuiderzeedijk vlakbij de ringweg A10 en de oprukkende

Amsterdamse stadsdelen Zeeburg en IJburg. Het monument is

een symbool van de Hollandse strijd tegen het water. Afgelopen

jaar werd het historische

gebouw met

erf, bouwhuizen en

bakhuis overgedragen

aan onze Vereniging,

nadat het

ruim 275 jaar het

statige onderkomen

was van het

‘Hoogheemraadschap

van den Zeeburg

en Diemerdijk’

en haar

rechtsopvolgers.

Dit hoogheemraadschap

beheerde

de dijk van de Zuiderzee

tussen Amsterdam

en Muiden.

De Latijnse

spreuk op de voor-

9


10

gevel verraadt al waar het in het pand om gaat: ‘hic de freti batavi

furore arcendo agris tuendis agitur’, vrij vertaald: ‘hier wordt gehandeld

over het beveiligen van de landerijen door het temmen van

de Bataafse Zee’. De vergulde letters in de tekst vormen samen het

jaar 1726.

Het Gemeenlandshuis, omringd door water, gelegen tegen de dijk

met vrij uitzicht op de Zuiderzee en het Nieuwe Diep, werd door

het hoogheemraadschap gebruikt als vergaderplaats en uitvalsbasis

bij het schouwen van de dijk. De dijkgraaf en de hoogheemraden

konden er als dat nodig was, overnachten in bedsteden op de verdieping.

De inwonende opzichter was tevens kastelein voor de heren

van het bestuurscollege. In de jaren 1726 en 1727 verrees het

gebouw op de plaats van de herberg ‘daar de Jaeger uithangt’ in de

buurtschap ‘Jaep Hannis’. Hier werd altijd al, in elk geval sinds

1609, door het hoogheemraadschap vergaderd. Een grote gevelsteen

in de zijgevel van het Gemeenlandshuis, met de wapens van

de tien stemgerechtigde districten, is afkomstig uit de voorgevel van

de oude herberg. Deze herberg was aan het begin van de 18de

eeuw echter zo bouwvallig geworden dat men voor vergaderingen

uitweek naar Weesp of Amsterdam.

In de bestuursvergaderingen van 1725 kwamen dan ook tekeningen

en een begroting voor een nieuw te bouwen Gemeenlandshuis ter

sprake. Deze waren opgesteld door de meester timmerman Jacob

Middelman. De hoogheemraad Paulus Emtinck uit Loosdrecht legde

de vergadering echter ook twee tekeningen voor. Emtinck lijkt

een belangrijke rol bij het ontwerp en het toezicht op de uitvoering

te hebben gespeeld. Zijn voorstellen werden met enkele wijzigingen

door het college overgenomen. De Amsterdamse timmermansbaas

Cornelis van der Does werkte het plan verder uit en tekende een

heiplan, drie plattegronden, drie geveltekeningen, een plan voor de

kap en enkele doorsneden (‘de profylen om van deselve sij het geheele

gebouw in te sien’) en schreef een gedetailleerd bestek dat in

druk werd uitgegeven. Op 6 februari 1726 werd de bouwopdracht

na een openbare inschrijving aanbesteed. Uit vijf gesloten enveloppen

bleek de aanneemsom van metselaarsbaas Cornelis van der

Hoeven uit de Kalverstraat in Amsterdam de laagste. Hij tekende in

voor f 15.990,-. De aanneemsom omvatte de gehele ruwbouw volgens

het bestek inclusief de leverantie van de bouwmaterialen. Het

timmerwerk werd uitgevoerd door Dirk Heijdeman, uit de Huidenstraat

in Amsterdam, die borg had gestaan voor Van der Hoeven.

Cornelis van der Does die de tekeningen en het bestek had gemaakt

(en ook had ingetekend op het werk maar te hoog zat), werd verzocht

om toezicht te houden op de bouw. Voor zijn tekenwerk, het

bestek en het toezicht kreeg hij achteraf f 250,- betaald. Zijn tim-

Latijnse spreuk tegen de gevel.

De vergulde letters in de tekst vormen

het bouwjaar 1726. (foto HdK)

mermansknecht Melis Tucker werd als dagelijks opzichter aangesteld,

op een salaris van f 500,- per jaar.

De bouw nam snel een aanvang en begon met de afbraak van de

oude herberg. Keuken en stal bleven staan, totdat de nieuwbouw

vergevorderd was. Bruikbaar sloopmateriaal werd opgeslagen om

hergebruikt te worden. Het bouwterrein werd gerooid en op 30

maart 1726 werd de heistelling opgericht. Het gebouw kwam achter

en gedeeltelijk in de dijk te staan. In totaal werden 178 masten

in de grond geslagen (ieder 44 voet lang, 12,5 meter, geheid ‘tot

op het tweede sand’) en 46 juffers (ieder 30 voet lang, geheid onder

de voorgevel in de dijk en onder de twee dragende binnenmuren,

‘tot op het eerste sand’). Het heien was binnen 10 dagen gereed,

waarna funderingsplanken werden gelegd en begonnen werd

met het opmetselen van gewelven en muren. De gevels, op de voorgevel

na, werden boven de plint opgetrokken als spouwmuren, het

buitenblad een steen dik en het binnenblad een halve steen. De muren

werden gemetseld in Vechtsteen, volgens het bestek ‘met de

voeg-spyker sindelyk af te voegen’. De verdiepingsvloeren kwamen

te liggen op enkelvoudige balklagen met blinde ankers in de muren.

De lage omlopende kap van het Gemeenlandshuis heeft een interessante

constructie: deze werd opgebouwd rond twaalf gebinten en

twee rijen standvinken, die ieder een 60 voet (17 meter!) lange

onderslagbalk steunen. Hierop liggen de spanten die het met lood

gedekte middendeel dragen. De rookkanalen zijn langs de kap

versleept naar de vier schoorstenen op de hoekpunten van het dak.

De kapschilden werden belegd met blauwe pannen, linksdekkend

aan de voorzijde en rechtsdekkend aan de achterzijde, gerelateerd

aan de veelal westelijke wind. Het platte middendeel werd met lood

gedekt. Op twee schoorstenen werden windvanen geplaatst: een

zeemeermin en een meerman.

De werkzaamheden vorderden gestaag en op 24 oktober 1726

werd een maaltijd in het gebouw gehouden. Cornelis van der Hoeven

kreeg zijn tweede grote betaling (volgens het bestek zou dit

plaatsvinden als het pand met lood en pannen gedekt was) en het

werkvolk een fooi van f 75,- ‘om eens te kroegen’. In het najaar van

1726 en de winter van 1727 vond de afwerking plaats. Verschillende

ambachtslieden werden hiervoor aangetrokken, hieronder de

houtsnijder en leverancier van spiegels Pieter le Normant uit de

Kalverstraat, de beeldhouwer Adrianus van Dijk, de smid Harmen

Warnaarts uit de Amstelstraat en de in Amsterdam gevestigde,

uit Saksen afkomstige, stucwerker Christiaan Wittenbeeker (of

Wittenbächer). Betalingen aan deze ambachtslieden vielen buiten

het bestek. Op 12 mei 1727 werd de bouw feestelijk voltooid.

Het werk had ruim een jaar geduurd.

Het beoogde complex was evenwel nog niet gereed, want op

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Stal, koetshuis en erf gezien vanuit

het Gemeenlandshuis.(foto HdK)

19 juni 1728 werd de bouw van een stal en koetshuis aanbesteed.

Ook voor deze bouwopdracht werd een openbare inschrijving

georganiseerd. Dit keer ging het werk naar een lokale aannemer,

Adriaan Stoel uit Weesp, die het werk aannam voor f. 7.706,-.

De grote Amsterdamse bazen Adrianus Roosendael en Jan de Meij

tekenden net iets te hoog in voor deze utilitaire gebouwen. Met de

bouw van de stal (het oostelijke bouwhuis, nu woning) en het

koetshuis (het westelijke bouwhuis) op een symmetrisch grondplan

achter het Gemeenlandshuis en twee grote toegangspoorten naar

het terrein, ontstond een aanleg die veel weg had van een buitenplaats.

Ook de plattegrond en de afwerking van het Gemeenlandshuis

vertonen deze kenmerken.

De hoofdingang van het Gemeenlandshuis bevindt zich op dijkhoogte,

achter een door een gesmeed ijzeren hek omsloten bordes.

De sobere gevelarchitectuur kreeg slechts accenten in de vorm van

gemetselde lisenen op de hoeken, beeldhouwwerk in Lodewijk

XIV-stijl rond de ingangspartij en vier hoge schoorstenen op het

dak. De kroonlijst van de voorgevel was oorspronkelijk rijker van

uitvoering met decoratieve ‘trigliften, fremettingen, morlioens en

kardoesen’ (trigliefen, cannelures, klossen en consoles) en in het

midden was een attiek, volgens het bestek voorzien van een gebeeldhouwde

arend. Dit strenge gevelschema was populair vanaf de

late 17de eeuw en bleef dat in de eerste decennia van de 18de

eeuw. Alleen de spaarzame decoratieve ornamenten wijzigden in de

loop der tijd van vorm. De bovengenoemde (inmiddels verdwenen)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

middenattiek is wel bewaard gebleven bij onze Hollands Classicistische

buitenplaats Nijenburg in Heiloo. Interessant is het venstertype

dat men bij de bouw van het Gemeenlandshuis toepaste: een

toen al vrij ouderwetse overgangsvorm tussen kruiskozijn en schuifraam,

met een vast middenkalf, een schuivend benedenraam en buitenluiken.

Helaas is er van deze in het bestek omschreven vensters

in het gebouw niets meer terug te vinden. Al in 1775 zijn de ramen

gewijzigd en dat gebeurde nadien nog enkele keren.

Vergelijkbaar met ons woonhuis Leeteinde 12 in Broek in Waterland

uit 1740, is de plattegrond van de bel-etage van het Gemeenlandshuis

symmetrisch verdeeld in twee helften langs een brede

doorlopende gang. Het huistype met doorlopende middengang

was in de vroege 18de eeuw populair voor voorname stadshuizen

en buitenplaatsen. Het Gemeenlandshuis is relatief ondiep en

kent daardoor een beperkt aantal vertrekken. De middengang

(in het bestek nog ouderwets ‘voorhuys’ genoemd) is voorzien van

overdadig stucwerk, gemaakt door Christiaan Wittenbeeker voor

f 235,-. Het stucwerk illustreert de functie van het gebouw: zeepaarden

trekken Neptunus in een zegekar voort over een woeste

zee. Aan weerszijden van Neptunus zijn de zon en de maan verbeeld

en in de hoeken van het plafond de vier winden. Tegen de

wanden bevinden zich in stuc de wapens van Holland en Utrecht

(het werkterrein van het hoogheemraadschap strekte zich uit over

zowel Hollands als Utrechts grondgebied) en de wapens van de tien

Het Gemeenlandshuis op de Diemerzeedijk, tekening door Jan de Beijer, omstreeks 1750-1760 (verblijfplaats onbekend, ex-Atlas Leonhardt).

De Beijer tekende kruiskozijnen, de later versoberde kroonlijst, de verdwenen middenattiek en halfronde schilden met snijwerk op de bouwhuizen.

11


12

stemgerechtigde districten. De grote vergaderzaal (de ‘Raadzaal’)

wordt aan drie zijden verlicht door vensters en heeft een met snijwerk

versierde grote houten schoorsteenboezem. Het snijwerk in

lindenhout is van de hand van Pieter le Normant. Hij maakte de 12

wapenborden van de hoogheemraden en een spiegellijst. Ook leverde

hij spiegelglas, dat later is vervangen door een schilderij met de

wapens van de stemgerechtigde districten.

Tot 1868 bleef het interieur van het Gemeenlandshuis grotendeels

ongewijzigd. De raadzaal kreeg in dat jaar een stucplafond, gordijnen,

olielampen en een tapijt. Bij de restauratie van het vertrek in

1964 werd het stucplafond weer weggebroken en kwamen de

balklagen opnieuw in het zicht. Het houtimitatie schilderwerk in

het interieur werd gewijzigd in een 18de-eeuwse kleurstelling. Bij

de grote restauratie van 1970-1974 veranderde ook de situatie aan

Stucwerk in de middengang door Christiaan Wittenbeeker. (foto HdK)

de rechterzijde van de middenhal. Hier was bij de bouw de eetzaal

gesitueerd en waren nog twee aparte achterkamertjes afgetimmerd,

elk met bedstede en kast, en een secreet (toilet). Boven deze achterkamertjes

was een insteekverdieping, toegankelijk via de bordestrap

in de middenhal, met twee kamertjes, een met bedstede en een met

een alkoof en kasten. De eetzaal functioneerde vanaf 1868 als aanbestedingslokaal

met een grote houten balie waar jaarlijks in april

het grasland en om de vier jaar de jacht werd verpacht. In 1970-’74

werden de vertrekken en de insteekverdieping weggebroken en

werd hier de secretarie gevestigd. Van de oorspronkelijke situatie is

de roodgeaderde marmeren schouw bewaard met houtsnijwerk

rond de spiegel van Pieter le Normant. Le Normant maakte in 1727

ook het houtsnijwerk voor de grote bordestrap in de middenhal.

Op de verdieping zijn negen kamers afgetimmerd. Vier kamertjes

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Amsterdam, Diemerzeedijk 27, Gemeenlandshuis. (foto HdK)

hadden bedsteden en konden worden gebruikt als slaapvertrekken

voor de hoogheemraden, terwijl de hoekvertrekken voorzien werden

van schouwen en betegelde muren. De verdieping werd later

als kantoor in gebruik genomen, maar de indeling bleef gelukkig

bewaard. In het souterrain bevond zich het huishoudelijke onderhuis

met bier- en provisiekelders, dienstbodekamertjes met bedsteden,

en de grote wit betegelde keuken met aanrecht, pomp en

pompbak, slingers en kranen voor put- en regenwater, stookplaats

met ‘stoof komfooren’ en diverse kasten (een ‘tinnekas’ en een

‘spijskamer’). In het souterrain was ook de grote beneden- of

Schepenenkamer met grenenhouten vloer, schouw en bedstede.

De indeling van het souterrain is bij de restauratie van 1970-’74

ingrijpend gewijzigd. Er kwam toen een beheerderswoning en een

archiefkluis. De grote regenwaterkelder, vroeger onder de keuken,

is nog wel aanwezig.

Het bijna drie eeuwen oude Gemeenlandshuis kent ondanks de

restauratie van 1970-’74 een aantal bouwkundige problemen.

De vergaderzaal met schouw en houtsnijwerk door Pieter le Normant.(foto HdK) Doorsnede van het gebouw. Tekening door de architecten D. Verheus en A. Schellevis, 1971.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Gebouwd op drassig land, direct tegen de dijk, heeft het gebouw te

lijden gehad van achtereenvolgende dijkverzwaringen en intensief

vrachtverkeer naar een vuilstortplaats. Deze situatie is gelukkig veranderd.

Mogelijk heeft het gebouw ook een te zware kantoorbelasting

gehad, in het bijzonder de archiefkluis kan een rol hebben

gespeeld, waardoor er sprake is van scheurvorming in de binnenmuren.

De ervaringen opgedaan door onze afdeling Instandhouding

bij de complexe restauratie van het verzakte Ambachtsherenhuis in

Alblasserdam, ook gebouwd tegen een dijk, komen ons nu hier van

pas. De stal en het koetshuis achter het Gemeenlandshuis zijn

gedeeltelijk in slechte staat en behoeven onderhoud en herstel.

Zij zullen als eerste worden gerestaureerd.

Het Gemeenlandshuis, een uniek monument uit de Nederlandse

waterschapsgeschiedenis, is door het Hoogheemraadschap Amstel,

Gooi en Vecht aan de Vereniging overgedragen om het zo voor

verval te behoeden en voor de toekomst veilig te stellen. De Vereniging

kon deze verplichting alleen aangaan dankzij zeer genereuze

steun van de BankGiro Loterij.

13


14

Bolsward, Kleine Dijlakker 17 Het huis staat in het

centrum van Bolsward, aan de Kleine Dijlakker, een oude gekanaliseerde

waterweg binnen de wallen van de stad, tussen het Raadhuis

en de Grote Kerk. In deze omgeving staan op smalle, diepe percelen

nog huizen die achter latere gevels oude kernen verbergen. Het

huis Kleine Dijlakker 17 heeft een voor Bolsward karakteristieke

ontwikkeling doorgemaakt en vormt een uitzonderlijk historisch

complex doordat het onderdelen uit verschillende bouwperioden

bevat, van een 16de-eeuws houtskelet tot een 19de-eeuws bovenhuis

met slijterswinkel. Over de oudste bestemming van het huis is

weinig bekend. In de 18de eeuw kwam het in het bezit van de familie

Albada Jelgersma, die er een bouwbedrijf en gedurende de wintermaanden

een wolkammerij had gevestigd. Van 1814 tot 1983

werd in het huis door vijf generaties Albada Jelgersma een handel in

wijn, port, cognac, jenever, berenburg en andere dranken gedreven,

met winkel, distilleerderij, bottelarij en pakhuis.

Het oudste onderdeel van het complex is het grote rechthoekige

achterhuis. Dit bewaart grote delen van een zwaar eiken houtskelet

dat doorliep over twee verdiepingen en een zolder. De grote ruimte

op de eerste verdieping, later verdeeld in kleinere vertrekken, heeft

een balklaag met moerbalken, kinderbinten en spreidsel (zeer dun

eikenhout gebruikt tussen kinderbinten om de vloer erboven aan

het gezicht te onttrekken). Het skelet omvatte muurstijlen, korbelen

en sleutelstukken. De bewaard gebleven sleutelstukken hebben

een vroeg 16de-eeuws profiel. Opmerkelijk is de kostbare omtimmering

van een aantal moerbalken, mogelijk wijzend op een 17deeeuwse

verbouwing. In het grote vertrek zijn verder een eiken

Bolsward, Kleine Dijlakker 17. (foto HdK)

paneeldeur en een bedstede bewaard gebleven, die terug kunnen

gaan op diezelfde verbouwing. De constructie van de eiken kap van

het achterhuis, met geschoorde makelaars die de nokrib dragen,

correspondeert met het onderliggende houtskelet.

Het voorhuis, dat met zijn achtergevel gedeeltelijk rust op de constructie

van het achterhuis, werd waarschijnlijk in de 17de eeuw

herbouwd. De enkelvoudige balklagen liggen op een hoger niveau

dan bij het achterhuis. Een classicistisch vormgegeven portaal geeft

vanuit de winkel toegang tot de met witte marmeren en zwarte

hardstenen tegels belegde lange gang, die doorloopt naar woonvertrekken

en tuin. Een identiek portaal was aanwezig op de grens van

voor- en achterhuis. De woonkamer heeft een dubbele bedstedenwand,

oorspronkelijk met een porseleinkast in het midden. Achter

de wand is later een keukentje gerealiseerd. In 1876 vond een

ingrijpende verbouwing van het voorhuis plaats in opdracht van de

wijnkoopman Th.F. Albada Jelgersma. Het huis kreeg een nieuwe

voorgevel aan de Kleine Dijlakker, met een winkelpui met hardstenen

stoep, hoge omlijste vensters, een gesmeed balkonhekje en een

zware daklijst met een boogvenster. Waarschijnlijk was het thans

witte houtwerk van de gevel in kleur afgewerkt. Het winkelinterieur

ademt met toonbank, toogkast, kantoortje en boogvensters naar de

woonkamer nog geheel de sfeer van de 19de eeuw. De oorspronkelijke

kleurstelling, een blonde houtimitatie, is grotendeels verdwenen

achter een witte verflaag. Ook het bovenhuis dateert van deze

laat 19de-eeuwse verbouwing. Het bovenhuis functioneerde als een

op zichzelf staande woning, bereikbaar langs een smalle spiltrap in

de gang. De woning heeft nog grote delen van de oorspronkelijke

Bolsward, Kleine Dijlakker 17, balklaag en bedstede. (foto HdK) Zolder van het voorhuis met meidenkamer. (foto HdK)

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

interieurafwerking, zoals de kleine keuken met turfstort, woon- en

slaapvertrekken, een gang met lichtkoker en paneeldeuren geschilderd

in imitatiehout, en een meidenkamer op zolder. Opmerkelijk is

dat de eenvoudige tussenwandjes in het bovenhuis opgetrokken zijn

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Bolsward, Kleine Dijlakker 17, doorsnede woonhuis

met reconstructie van het 16de-eeuwse achterhuis.

(tekening W.J. Berghuis 1974)

Bolsward, Kerkstraat 44, voormalig pakhuis en bottelarij uit 1902.

(foto HdK)

Bolsward, Kleine Dijlakker 17, slijterij met interieur uit 1876. (foto HdK)

uit blokken turf tussen een lattenbetengeling met papierbehang. Het

is uitzonderlijk dat dit goedkope en isolerende bouwmateriaal in

redelijke staat bewaard is gebleven! Interessant is ook te zien dat in

de oudere delen van het huis nog in bedsteden werd geslapen, terwijl

de ‘moderne’ bovenwoning slaapkamers kreeg met losse bedden.

Achter het huis staat een uitbouw met daarin de grote keuken en

de kelder voor drankopslag. Ook hier waren volgens de familieoverlevering

de wanden geïsoleerd met turfblokken. Op het achterterrein

staat, met uitgang aan de Kerkstraat, een groot pakhuis uit

1902 in neo-renaissancestijl. Hier waren de afslagplaats, bottelarij

en pakzolders met hijsrad van de drankenhandel ondergebracht.

Het gebouw is ernstig verminkt door een verbouwing tot garage,

waarbij een deel van de binnentuin is opgeofferd. De bottelarij

vormt historisch gezien echter een onlosmakelijk onderdeel van het

complex. Het gehele complex is in matige staat van onderhoud.

Met name het achterhuis en de bijgebouwen, aangetast door houtrot,

vocht en achterstallig onderhoud, behoeven dringend herstel.

Ook zal het huis voor hedendaagse bewoning geschikt gemaakt

moeten worden.

15


16

Haarlem, Spaarne 15A-17, ‘Hodshon Huis’

De aankoop van dit huis kwam zoals eerder opgemerkt in 2007

financieel geheel rond, maar de feitelijke levering vond in mei van

dit verslagjaar plaats. Inhoudelijk wordt deze verwerving derhalve

hier betrekkelijk kort besproken. Het artikel dat achter in dit jaarverslag

is opgenomen handelt over het ‘Hodshon Huis’ en diens

architect Abraham van der Hart.

Het huis ontleent zijn naam aan de bouwvrouwe Cornelia Catharina

Hodshon (1769-1829), die in 1794-’95 door de Amsterdamse

stadsarchitect Abraham van der Hart voor zichzelf een stadspaleis

liet bouwen. Op dat moment was ‘Keetje’ Hodshon pas 24 jaar

oud, maar onder andere door het overlijden van haar ouders puissant

rijk. Van der Hart ontwierp een huis met een U-vormige plattegrond,

waarvan de basis de voorgevel vormde aan het Spaarne.

Die gevel is met drie verdiepingen en zeven vensterassen zeer statig,

maar tegelijkertijd strak en sober uitgevoerd. Van de weinige versiering

die Van de Hart aanbracht, tien grote houten vazen en drie

beelden op het attiek, resteren vandaag de dag helaas slechts twee

(replica) beelden. Binnen daarentegen was het huis van Keetje uitbundig

en fraai gedecoreerd en daarvan is op de bel-etage vrijwel

alles bewaard gebleven. Het huis kende een huishoudelijk onderhuis,

waarin tevens een betrekkelijk bescheiden entree was opgenomen.

De eenvoudige voordeur aan het Spaarne zal bij ontvangsten

wellicht niet eens gebruikt zijn, omdat de achterzijde van het huis

met zijn binnenterrein grensde aan de doorgaande weg naar

Amsterdam. Veel bezoekers per koets zullen die entree gebruikt

hebben.

Haarlem, Spaarne 15A-17, ontwerptekening voor de aula,

B.J. Ouëndag en J.F. Klinkhamer (1903-’04).

De staatsievertrekken bevinden zich

verder alle op de eerste verdieping.

In het midden, de Erkerzaal voor

diners met een strak classicistisch

interieur. Links daarnaast een grote

zijkamer met een ‘Etrurische’ decoratie en daarachter de rijk van

houtsnijwerk voorziene ‘Rode zaal’. Het gedeelte rechts van de

dinerzaal herbergt een aantal kleinere vertrekken (dienkamers en

boudoir) en het diensttrappenhuis. Maar aan de binnenplaatszijde

leidt een relatief smalle gang naar een fantastische in blauwe

‘Wedgwoodstijl’ gedecoreerde feestzaal. Het is duidelijk dat Catharina

Hodshon deze verdieping geheel bestemd had voor indrukwekkende

ontvangsten. Voor haar privé had zij de derde verdieping ter

beschikking. De enorme zolder was verder weer geheel voor dienstvertrekken

in gebruik.

Na het overlijden van Catharina Hodshon werd het huis twee keer

bewoond door andere families, om in 1841 in handen te komen van

de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (opgericht in

1752). Dit eerbiedwaardige gezelschap nam een klein deel van het

huis in gebruik als kantoor, maar gebruikte het verder vooral voor

zijn bijeenkomsten. Omdat die steeds grotere gezelschappen behelsden,

ontstond in de loop der jaren dringend behoefte aan een

lezingenzaal. Die werd in 1903-’04 aan de linkerzijde aangebouwd,

aangevuld met een dienstwoning, door de architecten B.J. Ouëndag

en J.F. Klinkhamer.

Enkele jaren geleden, in de periode 1996-’99, zijn alle bijzondere

ruimtes op de eerste verdieping van het ‘Hodshon Huis’, met uitzondering

van de dinerzaal, met uiterste zorg gerestaureerd. Thans

tien jaar later dienden zich opnieuw omvangrijke herstelwerkzaamheden

aan, zowel aan het ‘Hodshon Huis’ zelf, als aan de aula van

Ouëndag en Klinkhamer. Dat bracht het bestuur van de inmiddels

Koninklijke Hollandse Maatschappij ertoe om het huis over te dragen

aan onze Vereniging, met de verplichting om de benodigde

herstelwerkzaamheden uit te voeren. Nog in dit verslagjaar is een

aanvang gemaakt met die uitvoering.

Instandhouding

Haarlem, Spaarne 15A-17,

‘Hodshon Huis’. (foto Henk Snaterse)

In 2008 bedroegen de totale instandhoudingskosten € 7.025.717.

De basis voor de duurzame instandhouding van onze panden wordt

gevormd door de huuropbrengst. Deze bedroeg in 2008

€ 6.855.791 en werd aangevuld met € 11.081 tot € 6.866.872 door

enkele van onze bijzondere locaties op incidentele basis te verhuren.

Geconcludeerd kan worden, dat in 2008 een kleine 2% meer aan

instandhouding besteed is (in 2007 19%) dan er aan huurinkomsten

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

binnen kwam. Deze extra kosten zijn vooral gedekt door externe

fondsen die speciale restauraties steunden.

De huurverhogingen hebben in 2008 gevarieerd tussen de 1,6%

(prijsindex per 1-1-2008) en de 6%. Over het gehele bezit bedroeg

de gemiddelde huurverhoging 1,9% (in 2007 1,85%). Daarmee

kwam de gemiddelde huurprijsaanpassing 0,3% boven de prijsindex

van 2008 uit.

Aan 39 panden is in 2008 voor meer dan € 25.000 aan instandhoudingskosten

besteed (in 2007 aan 49).

In 12 gevallen (2007 13) daarvan lag de besteding tussen de

€ 50.000 en de € 100.000, te weten bij:

Alkmaar

Mient 33

Amsterdam

Herengracht 170-172

Koestraat 10-12

Driebergen-Rijsenburg

Hoofdstraat 87-91

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Groningen

Ossenmarkt 5

Hoorn

Kerkplein 39

Kampen

Burgwalstraat 6-8

Scheveningen

Zwaardstraat 16

Schiedam

Oude Kerkhof 5

Vollenhove

Kerkplein 1-3

Haarlem, Spaarne 15A-17, ‘Hodshon Huis’, de aula. (foto Henk Snaterse)

Deze werkzaamheden betreffen in de regel geen gewoon onderhoud,

behalve aan de (zeer) grote panden (zoals Zwaardstraat 16).

Een enkele keer gaat het om de afronding van een restauratie

(Mient 33), een renovatie van het interieur samenhangend met

een huurmutatie (Ossenmarkt, Burgwalstraat), of een partiële

renovatie van het casco (bijvoorbeeld vernieuwing van het dak van

Koestraat 10-12).

17


18

In deze categorie verdient aparte vermelding, het werk aan twee

panden:

Hoorn, Kerkplein 39, ‘St. Jans Gasthuis’ Dit zeer

markante pand is in 2003 door de Gemeente Hoorn aan onze

Vereniging overgedragen. Het gebouw uit 1563 is zijn interieurindeling

volledig kwijt geraakt. Over drie verdiepingen is slechts

sprake van vrijwel lege ruimten, als gevolg van een verbouwing tot

boterhal in het midden van de 19de eeuw. Doch de zware balken

die de vloeren van deze lege ruimten dragen worden ondersteund

door prachtige natuurstenen consoles met in reliëf aangebrachte

maskerkoppen. Wonderlijk genoeg is de oorspronkelijke beschildering

van deze maskers behouden gebleven.

Afgezien van zijn verder gave casco en kap, gaat het bij dit huis in

het bijzonder om de uitzonderlijke renaissancegevel. De hoofdzakelijk

bakstenen gevel is zeer fijn gemetseld in een variatie aan blokvormige

patronen. In sommige velden zijn, voor het juiste effect,

alle stenen behakt in trapeziumvorm. Vervolgens is de gevel rijk

versierd met natuurstenen lijstwerk, blokken en frontons, bekroond

door zwaar gebeeldhouwde klauwstukken op de drie trappen van de

geveltop. Tenslotte zijn de natuurstenen omlijstingen van alle

gevelopeningen scheluw gehakt, omdat de plattegrond van het

perceel onder een behoorlijke hoek op de gevel uitkomt. Door deze

technisch razend moeilijk oplossing wordt die scheefstand, als men

van binnen naar buiten kijkt, nauwelijks waargenomen.

Juist deze bijzondere gevel was in slechte staat. Na zorgvuldig onderzoek

is in 2008 omvangrijk herstel uitgevoerd. Daarbij kwam als

technische complicatie dat de voegen bij dit metselwerk zeer dun

Hoorn, Kerkplein 39, ‘St. Jans Gasthuis’, portretmedallion aan

de gevel, na restauratie. (foto HdK)

Hoorn, Kerkplein 39,

‘St. Jans Gasthuis’, gevel. (foto HdK) Schiedam, Oude Kerkhof 5 (1955).

waren uitgevoerd en op diverse plaatsen in het verleden helaas verkeerd

gerepareerd. In overleg met de monumentenafdeling van de

gemeente Hoorn is besloten om die oude ‘herstelschade’ slechts gedeeltelijk

te restaureren. Bij een volgende beurt kan (en moet) dan

weer een stap in de goede richting gezet worden. Daarmee wordt

verhinderd dat de gevel nu ineens een ‘nieuw’ aanzien krijgt. Als

onderdeel van het huidige werk zijn veel kapotte, of provisorisch

Hoorn, Kerkplein 39, ‘St. Jans Gasthuis’, beeldnis met

Johannes de Doper, na restauratie. (foto HdK)

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

gerepareerde stenen vervangen en is veel voegwerk hersteld. Vervolgens

bleek nogal wat houtherstel aan de raamkozijnen nodig. Daarna

is al het hout-, ijzer- en natuursteenwerk geschilderd. Als ‘finishing

touch’ is de beeldnis in het centrum van de gevel, met daarin

het beeld van Johannes de Doper opnieuw gepolychromeerd en

verguld. Dat was een aantal jaren geleden apart opgewerkt, maar bij

die gelegenheid waren zoveel onderdelen verguld, dat de architectuur

van deze beeldnis verloren gegaan was. Door de huidige kleurstelling

is het tempel-karakter van de nis weer hersteld. Dit laatste

onderdeel, hetgeen een absolute verfraaiing van deze toch al zo

bijzondere gevel betekent, was alleen mogelijk doordat de kosten

gedragen werden door de Stichting Kerkmeijer-de Regt te Hoorn.

Het werk aan het ‘St. Jans Gasthuis’ wordt onder eigen directie uitgevoerd

en zal ook in 2009 en 2010 voortduren, met groot onderhoud

aan de zijgevels, de achtergevel en uiteindelijk de kap.

Schiedam, Oude Kerkhof 5,

aanlassen balkkoppen.(foto HdK)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Schiedam, Oude Kerkhof 5

Dit pand, gelegen op een goed zichtbare

plek in het oudste deel van Schiedam is samen

met drie andere panden in 2005 aan

ons overgedragen. Aan al deze complexen

was ingrijpend onderhoud noodzakelijk.

Bij het Oude Kerkhof stond ons echter bij

de verwerving een speciaal doel voor ogen.

Dit oorspronkelijk midden 18de-eeuwse

huis is begin 19de eeuw grondig maar respectvol

gerenoveerd, welke toestand sterk

het huidige aanzien bepaalt: eenvoudig

maar statig. In het midden van de 20ste

eeuw werd het huis in gebruik genomen als gemeentekantoor,

waarbij nog restanten van het 19de-eeuwse interieur bewaard bleven.

Pas echt fout ging het in 1985 toen de woonfunctie werd hersteld

en met de toen bestaande subsidie voor ‘HAT-eenheden’ een

groot aantal kleine wooneenheden in Oude Kerkhof 5 werd ondergebracht.

In feite is toen het monument inwendig gesloopt en (erger

nog) door het optrekken van voorzetwanden en systeemplafonds

is de kiem gelegd voor de algehele teloorgang. Immers, achter

deze strakke ruimteafwerking hadden zwamvorming en houtrot

vrij spel. Dat gevaar werd in 2005 door ons onderkend en leidde tot

het inzicht dat alleen in Verenigingsbezit spoedige actie zou worden

ondernomen om dit markante huis te behouden. In de loop

van 2007 raakte het huis zover leeg, dat de uitvoering van het werk

binnen handbereik kwam. In 2008 waren de planvorming en de

vergunningprocedure afgerond en kon met het werk worden begonnen.

Na ontmanteling van de zes ingebouwde HAT-eenheden bleek het

huis helaas veel verder aangetast dan vooraf gehoopt. De aantasting

van de constructie had tot dermate zettingen geleid, dat zelfs de

restanten van het 19de-eeuwse interieur moesten worden verwijderd.

Terwijl het van buiten nergens zichtbaar was, was ‘krotvorming’

in feite al in een vergevorderd stadium.

Het cascoherstel is, na verwijdering van asbesthoudende dakplaten,

voortvarend ter hand genomen. Door langdurige lekkages was het

noodzakelijk alle 12 balkkoppen aan de voorgevel, samen met de

desbetreffende spantpoten, met nieuw hout aan te lassen. Hierdoor

werd het constructieve verband tussen kap en balklaag teruggebracht.

Aan het einde van het jaar kon begonnen worden met

metselwerkherstel, dat in 2009 zal voortgaan.

In de loop van komend jaar zal het huis een nieuwe indeling krijgen,

gebaseerd op de 18de-eeuwse structuur van het huis. Hierdoor

ontstaan dan drie wooneenheden (op iedere verdieping een). Dit

werk staat onder eigen directie.

19


20

Tenslotte is aan 12 panden (2007 14) meer dan € 100.000

besteed, omdat het instandhouding van (grotere) complexen

betrof, of volledige restauraties, dan wel delen daarvan. Het ging

daarbij om:

Amsterdam

Prinsengracht 999

Volledige renovatie van het interieur met herstel van de

oorspronkelijke structuur van het gebouw. Werk loopt door

in 2009.

Doesburg

Bergstraat 50

Algehele kaprenovatie.

Haarlem

Spaarne 15A-17

Algehele cascorestauratie van woning en aulagebouw uit 1903

van architect B.J. Ouëndag en J.F. Klinkhamer, gelegen naast

het ‘Hodshon Huis’. In 2009 wordt het ‘Hodshon Huis’ zelf

onder handen genomen.

Naaldwijk

Heilige Geest Hofje 1-12

Restauratie van de gevels en dakaansluitingen (goten) van de

oostzijde van dit hofje.

Schoonhoven

Bij de Watertoren 25

Onderhoud en schilderwerk aan de houten ombouw van het

watervat.

Schoonhoven, Bij de Watertoren 25,

schilderwerk vanaf hangende steiger. (foto HdK)

Alblasserdam, Cortgene 9,

granito stoepplaat. (foto HdK)

Schiedam

Overschiesestraat 1-3

Schilderwerk en renovatie casco van de noordvleugel en volledige

restauratie van vier woningen.

Wanneperveen

Veneweg 56

Omvangrijk herstel aan gevels en kap, renovatie van achterhuis.

Aparte aandacht binnen deze categorie verdient het restauratiewerk

aan de volgende panden:

Alblasserdam, Cortgene 9, Ambachtsherenhuis

Zoals bij de inleiding opgemerkt is de restauratie van dit kenmerkende

19de-eeuwse huis nog één van de weinige ‘krotopruimingen’

die de Vereniging tot haar taak rekent. In het vorig verslag is weergegeven

dat begin 2008 Cortgene 9 weer op een solide fundering

stond. Het werk gedurende dit jaar was dan ook vooral gericht op

herstel van het casco. Daarbij gaat het in feite om twee gebouwen,

het eigenlijke woonhuis van de ambachtsheer en het ter linkerzijde

aangebouwde koetshuis. Het cascoherstel begon met de volledige

vervanging van het dak van het koetshuis en het grotendeels vervangen

van het woonhuisdak. Bij het laatste bleek vooral de dakvoet en

de goot met kroonlijst dermate slecht dat tot vernieuwing moest

worden besloten. Nadat beide bouwdelen weer fatsoenlijk ‘onder

dak’ waren, konden de gevels en de raamkozijnen met hun schuiframen

worden hersteld. Daarbij deed zich, als gevolg van de

scheefstand, juist bij de voorgevel veel houtrot voor en waren

(blind)ankers geroest door inwatering. In de zijgevels zaten als

gevolg van de zettingen de grootste scheuren. Hier moesten grote

stukken worden gedemonteerd en weer naar elkaar toe gemetseld.

De kozijnen en ramen zijn binnen hun scheefgezakte openingen,

met speling van soms wel 8 cm., zoveel mogelijk recht gezet en

gangbaar gemaakt.

De achtergevel kende vergelijkbare problemen als de voorgevel ten

aanzien van schade aan metselwerk, kozijnen en ramen. Het achterdak

bleek oorspronkelijk dakkapellen te hebben gehad die niet naar

buiten waren uitgebouwd, maar juist naar binnen! Deze curiositeit,

die wij bij geen enkel ander pand in ons bezit kennen, is met zorg

gereconstrueerd. De dakgoot aan de achterzijde was geheel van

gietijzer en is vervangen door een nieuwe ijzeren goot naar oud

model. Op de begane grond zijn enkele ooit dichtgemetselde

ramen weer open gemaakt.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Parallel aan de vorderingen aan de buitenzijde, kon binnen de

constructie worden hersteld. Door het aanlassen van verrotte balkkoppen

en waar nodig vervangen van balken werd het inwendig verband

tussen de gevels weer hersteld. Het herstel van de muurstijlen

op de verdieping bracht het verband tussen de kap en de balklaag

terug. Vervolgens konden op de bel-etage de vloeren (grotendeels

nieuw) worden ingebracht. Ook in het koetshuis moesten de vloeren

van de bel-etage en de eerste verdieping worden vervangen.

Na het aanbrengen van nieuwe hemelwaterafvoeren rondom kon

het huis voor het eerst sinds lange tijd weer drogen.

Cruciaal onderdeel van deze restauratie was het ontgraven van een

deel van de dijk. Niet alleen hadden de dijkverzwaringen in het verleden

een deel van de zettingen van Cortgene 9 veroorzaakt, maar

door de opeenvolgende verhogingen was de voorgevel zijn plint

kwijtgeraakt. Het verlagen van een deel van de straat ter plekke van

ons huis had dus zowel een constructieve als een esthetische achtergrond.

Die oplossing bleek minder eenvoudig dan gedacht. De gewenste

breedte van 180 cm. stuitte op bezwaren van de gemeente

omdat er dan twee parkeerplaatsen voor het huis verloren zouden

gaan. Uiteindelijk is een smallere strook toegestaan, gecombineerd

met een versmald trottoir ter plaatse. Bij het graven van de beoogde

bak deed zich al snel een aangename verrassing voor. De oorspronkelijke

granito stoepplaat bleek nog geheel aanwezig en in vrijwel

ongeschonden staat. Deze is inmiddels geheel in het zicht gebracht

en opgenomen in de nieuwe bestrating. Door de ingreep heeft de

gevel zijn plint en daarmee zijn goede verhoudingen teruggekregen.

In 2009 wordt verder gewerkt aan het herstel van de achtergevel

van het koetshuis, van de interieurafwerking van beide panden en

aan het aanbrengen van nieuwe installaties.

Deze restauratie is mogelijk dankzij een tweetal rijksbijdragen in het

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Alblasserdam, Cortgene 9,

de gevel met verlaagde stoep. (foto HdK)

kader van de BRIM achterstandsregeling en dankzij de steun van de

BankGiro Loterij. Het werk wordt uitgevoerd onder eigen directie.

Amsterdam, Henri Polaklaan 9 ‘De Burcht’

‘De Burcht’ van H.P. Berlage is nog maar net in ons bezit (zie Jaarverslag

2007) en vrijwel meteen is gestart met de uitvoering van een

omvangrijke restauratie. Dat kon omdat de vorige eigenaar reeds

een aanvraagprocedure voor de restauratie- en bouwvergunning had

lopen. Op die vergunning kon worden gestart, al is tegelijkertijd

een wijzigingsvergunning aangevraagd om door ons gewenste aanpassingen

in het plan te kunnen doorvoeren. Die aanpassingen

volgden na een hernieuwd onderzoek naar de originele indeling van

dit in 1900 gerealiseerde gebouw en naar de nog aanwezige restanten

uit die periode. ‘De Burcht’ is gebouwd als vakbondsgebouw

voor de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond. De

bond hield er kantoor en zijn vakbondsbijeenkomsten, ontving

leden en keerde aan weduwen van leden toelages uit. Al tijdens de

ANDB periode (tot 1958), maar vooral door de opvolgende gebruikers,

is ‘De Burcht’ verschillende keren aangepast aan nieuwe

gebruikseisen. Verschillende keren werd het interieur door overschilderingen

gemoderniseerd. De restauratie van het trappenhuis

en de Bondsraadzaal in 1990, ten behoeve van de nieuwe functie als

vakbondsmuseum, had laten zien dat het interieur in Berlages tijd

veelkleurig was afgewerkt, met sjabloonschilderingen als versiering.

De huidige restauratie heeft tot doel om alle Berlage-restanten ook

in de overige vertrekken terug in het zicht te brengen, maar tegelijkertijd

de technische nadelen uit de begintijd van het gebouw op te

heffen. Vervolgens moet ‘De Burcht’ weer geschikt gemaakt worden

voor ontvangsten en vergaderingen.

Alblasserdam, Cortgene 9, de voorkamer. (foto RACM)

21


22

Amsterdam, Henri Polaklaan 9,

‘De Burcht’, tweede verdieping na

verwijderen voorzetwanden. (foto HdK)

De werkzaamheden moesten beginnen

met een uitgebreide asbestsanering van

het souterrain. Hier waren alle plafonds

in 1979 met asbest afgetimmerd. Toen

die sanering achter de rug was en met

de sloop van alle niet originele wanden en vloeren werd begonnen,

bleek onder een podiumverhoging uit 1990 asbest te zijn gedumpt.

Hierdoor was een tweede sanering noodzakelijk. Omdat de oude

verwarmingsketel in de kelder stond, is eerst een nieuwe installatie

op een zolder gemaakt, waarna de kelder ontmanteld kon worden.

Tegelijk met het werk in het souterrain is de tweede verdieping gedeeltelijk

ontmanteld omdat hier zwamvorming was geconstateerd.

Als oplossing voor koude en tocht was in het verleden gekozen

voor het plaatsen van voorzetwanden. Zoals altijd – moeten wij

helaas steeds weer vaststellen – vormt die afsluiting van de buitengevel,

bij gebouwen die nog niet met spouwmuren zijn uitgevoerd,

een ideale voedingsbodem voor houtrot en zwam. Na het blootleggen

van deze problemen

is de zwam gesaneerd

en houtrotherstel

uitgevoerd. De

grootste bron voor

het vocht op deze

verdieping zit in een

technische uitvoeringsfout

van de gevelbeëindiging.Daarnaast

heeft de hele

gevel last van vochtdoorslag

via de kozijnopeningen.

Voor

beide problemen zijn

detailwijzigingen uitgedacht

die het aanzien

van de gevel niet

veranderen. Als een

aangename verrassing

kwamen de oorspronkelijkesjabloonschilderingen

hier goed

waarneembaar tevoorschijn.

Bovendien

werd achter latere plafonds

een stuk origi-

Amsterdam, Henri Polaklaan 9, ‘De Burcht’,

de toren in de steigers. (foto HdK)

nele houten lijst ten

behoeve van electra-

leidingen teruggevonden. Deze is thans her te gebruiken voor geluidsdraad.

Begin 2009 is de hele voorgevel in de steigers geplaatst

om het nodige herstel te kunnen uitvoeren. Intussen bracht kleuronderzoek

door Bert Jonker aan het licht dat de thans witte kozijnen

oorspronkelijk okergeel waren en de nu groene ramen bruinrood.

Die kleurstelling versterkt de architectuur van ‘De Burcht’ en

zal worden teruggebracht.

Het werk wordt onder eigen directie uitgevoerd en zal tot in 2010

voortduren. Voor deze fantastische restauratie is in 2008 instandhoudingssubsidie

van het Rijk verkregen. Maar het leeuwendeel van

de kosten wordt gedragen door het SNS REAAL Fonds en de

BankGiro Loterij.

Broek in Waterland, Havenrak 1 Ook van dit in

2007 verworven huis is het herstel direct ter hand genomen. Aanvankelijk

beperkte het voorgenomen herstel zich tot het wegwerken

van achterstallig onderhoud aan alle gevels en raamkozijnen. Dat is

in 2008 ook geheel uitgevoerd. De gevels waren rondom in gepotdekseld

hout uitgevoerd en inmiddels zo ver ingerot, dat grote delen

moesten worden vervangen. Dat bood meteen de mogelijkheid

om enige isolatie aan te brengen. Ook de meeste kozijnen moesten

gerepareerd en ramen vervangen worden. Bij het uiteen halen van

de linker zijgevel kwam aan het licht dat door latere verbouwingen

een deel van de houten draagconstructie van het huis aan deze zijde

verdwenen was. Bij deze gelegenheid zijn twee gebintstijlen teruggebracht.

Al in het begin van dit jaar bereikte ons het bericht dat de schenkster

van Havenrak 1, mevrouw W.A.A. Bruigom-Six, was overleden.

In haar testament bleek zij onze Vereniging tot erfgenaam te hebben

benoemd. Het bedrag dat ons hierdoor ten deel viel, is aangewend

om het huis ook meteen inwendig grondig op te knappen. In

het achterliggende verslagjaar is hiervoor bouwhistorisch onderzoek

verricht, een plan gemaakt en de vergunningprocedure gestart.

Door het historisch onderzoek werden de restanten van de oven

van de bakkerij teruggevonden. Die vondst verklaarde andere

bouwsporen en leidde uiteindelijk tot een beter begrip van het gebruik

en de indeling van het huis. Zo bleek bijvoorbeeld dat de aanbouw

aan de rechterzijde, dat de laatste jaren dienst deed als een

soort tuinkamer, oorspronkelijk niet veel meer was dan het turfhok.

Bij het herstel van deze gevel is die uitbouw tot zijn oude proporties

terug gebracht.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Broek in Waterland, Havenrak 1,

herstelwerkzaamheden aan de gevel. (foto HdK)

Nog juist voor

de jaarwisseling

is het dak geheel

vervangen en van

isolatie voorzien.

Daarbij is het

systeem van

loden goten

zorgvuldig

hersteld, inclusief

de hemelwaterafvoeren.

Het werk staat

onder eigen

directie en wordt

in 2009 afgerond

na het

interieurherstel.

Hoorn, Binnenluiendijk 3 en 4 In 1624 verrees dit

handelshuis aan de Binnenluiendijk. Ondanks dat het in de 19de

eeuw zijn trapgevel kwijtraakte en in gebruik genomen werd als

stadsboerderij (!), is het van binnen één van de meest gave 17deeeuwse

huizen die de Vereniging bezit. Dat is mede te danken aan

een voortreffelijke restauratie die de vorige eigenaar, de heer

J.E. de Visser, in 1959-’61 heeft

laten uitvoeren. Bij die restauratie

liet hij nr. 3 samenvoegen met

het buurhuis nr. 4. Mede daardoor

(en door zijn Spartaanse

leefwijze) kon hij nr. 3 zo goed

in zijn 17de-eeuwse toestand

houden. Hij droeg het huis in

1998 over aan onze Vereniging

en bleef er tot zijn dood eind

2007 in wonen. Nu beide

huizen leeg zijn moeten ze

geschikt worden gemaakt voor

hedendaagse bewoning.

Daarbij zal – geheel in lijn met

de ideeën van de heer De Visser –

de samenvoeging in stand blijven

en zal nr. 3 geheel zijn 17deeeuwse

staat behouden. Intussen

dienden wel enkele zware con-

structieve problemen te worden

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Hoorn, Binnenluiendijk 3 en 4, traditionele

stro-poppen tussen de dakpannen. (foto HdK)

Hoorn, Binnenluiendijk 3 en 4, renovatie van de kap. (foto HdK)

opgelost en in beide panden de bonte knaagkever bestreden.

In 2008 is eerst de gehele kap van nr. 3 gerenoveerd en van stabiliteitsverband

voorzien (een noodzakelijke, maar zichtbaar eigentijds

uitgevoerde ingreep). De kap is opnieuw zonder dakbeschot uitgevoerd.

Ten behoeve van de aansluiting tussen de oudhollandse pannen

zijn traditionele ‘stro-poppen’ toegepast. Nadat de kap in orde

was, is met stalen strippen een verband aangebracht tussen de voorgevel

die deels op de dijk staat en de achtergevel. Herstel van balkkoppen,

muurplaat en spantbenen bracht het verband in de dwarsrichting

weer terug. Daarna kon de knaagkeverbestrijding ter hand

worden genomen. Omdat chemische bestrijding de aantasting niet

stopt, maar alleen vertraagt, is hier gekozen voor de heteluchtmethode.

Het gehele huis is daartoe samen met nr. 4 ingepakt in isolatiemateriaal

en door middel van hete lucht langzaam opgewarmd

tot een temperatuur van meer dan 60 graden. Door die situatie enkele

dagen vol te houden sterven de kevers en de larven in de houtconstructie.

Uiteraard volgde op de kaprenovatie de vervanging van de loden

goten en hemelwaterafvoeren. Binnen zijn de vloeren hersteld en is

een losse beloopbare isolatielaag aangebracht op de zoldervloer.

Een deel van de zettingen in het interieur was niet toe te schrijven

aan het gebrek aan stabiliteit, maar aan het ontbreken van een

dwarsmuur in de kelder. Nadat eerst de balklaag in de kelder is onderstempeld

en enige centimeters teruggedrukt, is een nieuwe muur

opgemetseld.

23


24

Hoorn, Binnenluiendijk 3 en 4,

het huis wordt ingepakt ten behoeve van

de knaagkeverbestrijding. (foto HdK)

Aan het einde van

het jaar was nr. 3

constructief weer

geheel in orde en

was de vergunningprocedure

voor de herindeling

van nr. 4 in

volle gang. Zodra die vergunning verleend is, zullen alle utiliteiten

ten behoeve van nr. 3 (keuken, meterkast, cv-installatie) in nr. 4

worden ondergebracht. Het werk zal geheel 2009 voortduren en

staat onder eigen directie.

Rouveen, Oude Rijksweg 264 In Rouveen en Staphorst

staan gelukkig veel boerderijen die hun agrarische functie nog

hebben, maar er staan ook heel veel boerderijen die inmiddels een

nieuwe functie hebben gekregen, meestal die van woonhuis. Die

functieverandering is van buiten duidelijk zichtbaar door nieuwe

ramen en deuren in gevels en dakvlakken. Vooral als het gebouw

gesplitst is in meer wooneenheden, zijn de uiterlijke veranderingen

groot als het traditioneel ‘gesloten’ stalgedeelte een woning met

voldoende daglicht moet opleveren.

Geheel tegen onze gewoonte in, hebben wij bij de restauratie van

onze Rouveense dwarsdeelboerderij besloten om het bedrijfsgedeelte

om te bouwen tot woning. Het interessante van deze boerderij

was immers met name het woongedeelte, waar sinds de bouw

omstreeks 1908 slechts éénmaal, rond 1920, een nieuw verfje is

aangebracht. Verder is hier nooit iets gewijzigd. Vanwege die zeer

bijzondere omstandigheid is deze boerderij in 2006 met steun van

het SNS REAAL Fonds aangekocht. Juist het woonhuis willen we

dus, afgezien van technisch herstel, onveranderd laten.

Het inbouwen van een woning in de voormalige schuur diende ech-

Rouveen, Oude Rijksweg 264, de boerderij omstreeks 1971.

(foto J. de Wolde)

ter zodanig te gebeuren, dat het bedrijfsmatige karakter van binnen

en van buiten zoveel mogelijk in stand bleef. Bovendien moest de

ingreep in hoge mate reversibel zijn. Nadat in 2007 vooral het cascoherstel

is uitgevoerd, was in 2008 het inbouwen van de woning

aan de beurt. Dat gebeurde naar een ontwerp dat D. Querido van

de Werkgroep Restauratie te Amsterdam in overleg met ons heeft

gemaakt. De woning voegt zich geheel naar de beschikbare ruimte

en sluit qua gebruik zoveel mogelijk aan op de oorspronkelijke

functies van dit bedrijfsgedeelte. Achter de muur van het woongedeelte

ligt de eerste dwarsdeel, met daarachter eveneens dwars de

koestal. Hier is niets veranderd en deze zone geldt straks als entree.

Boven de lage koestal was een slietenzolder met ruimte voor de

hooitas. Op deze slietenzolder is een slaapkamer gerealiseerd, met

een naastgelegen badkamer. Achter de stal lag het grote opslagvierkant

voor stro en hooi. Hier is de woonkamer gekomen. Aan de

linkerzijde liep een werkgang langs de tasruimte naar de klompenmakerij

achterin de schuur. Deze gang is tot keuken herbestemd.

Aan de rechterzijde van de tas was de varkensstal, die hal met toiletruimte

is geworden. Achterin de schuur is thans de eetkamer, naast

de origineel bewaarde (en ingerichte) klompenmakerij.

Alle ramen en deuren die zijn toegevoegd, zijn gemaakt door luiken

uit de houten gepotdekselde buitenwand te zagen. Deze luiken

staan open als de woning in gebruik is. ’s-Avonds, of als de bewoner

met vakantie is, gaan de luiken dicht en is van buiten niet zichtbaar

dat er een woning in dit stalgedeelte is ondergebracht. Zo is,

ondanks de ingrijpende functiewijziging, het traditionele karakter

van deze bijzondere boerderij behouden gebleven.

De grootscheepse restauratie wordt bij het ter perse gaan van dit

verslag afgerond.

Rouveen, Oude Rijksweg 264, gepotdekselde buitenwand met open en met gesloten luiken (foto’s HdK)

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Voorlichting

In 2008 werden door de Vereniging zes persberichten verzonden in

verband met de viering van ons 90-jarig jubileum, verwervingen of

andere activiteiten zoals bijvoorbeeld de deelname aan het AVROtelevisieprogramma

BankGiro Loterij Restauratie. De persberichten

leverden, direct of indirect, verspreid over het jaar 6 artikelen op in

landelijke kranten, 33 in regionale kranten en 25 artikelen in tijdschriften

en speciale organen. De grote regionale aandacht is verklaarbaar,

omdat het publiek sneller warm loopt voor het behoud

van monumenten die zij tot hun dagelijkse leefomgeving rekenen.

Wij zullen daar in de toekomst meer op in spelen. De toegenomen

aandacht in (landelijke) tijdschriften is opmerkelijk, vooral omdat

het juist uitgaven betrof die niet direct aan de erfgoedsector zijn

verbonden. Kennelijk is er in de markt behoefte aan ‘mooie’ voorbeelden

van bijzonder wonen.

Zevenmaal was er aandacht op de radio voor de Vereniging en haar

werk en tienmaal op de televisie. Zes keer daarvan betrof het uitzendingen

op regionale stations met achtergronden van de ‘Bottelarij

van Bolsward’ (ons pand Kleine Dijlakker 17) en twee keer landelijke,

zijnde de uitzendingen van het programma ‘Restauratie’.

De eerste was op 25 september met een ‘special’ over de restauratie

van het Ambachtsherenhuis in Alblasserdam. Op 16 oktober was de

aflevering van het programma BankGiro Loterij Restauratie waarbij

met de ‘Bottelarij van Bolsward’ werd meegedongen naar de hoofdprijs

van 1 miljoen euro. Helaas ging de felbegeerde hoofdprijs aan

ons voorbij, maar het leverde in de regio veel goodwill en naamsbekendheid

op.

Bolsward, opnamen voor het AVRO-televisieprogramma

BankGiro Loterij Restauratie 2008. (foto HdK)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Rouveen, Oude Rijksweg 264.

Links: inbouwen van de woning.

Onder: heringerichte klompenmakerij. (foto’s HdK)

Om ons jubileum onder de aandacht van een breder publiek te

brengen, heeft de Vereniging in 2008 intensiever deelgenomen aan

algemene landelijke erfgoedactiviteiten. In totaal bezochten tijdens

deze evenementen 11.600 bezoekers onze panden. Voor de meesten

was het een eerste kennismaking met ons werk en dat leverde

naast enthousiaste reacties ook concrete aanmeldingen voor het lidmaatschap

op. In juni werden tijdens de ‘Dag van de Architectuur’

negen van onze raadhuizen opengesteld. Het grootste aantal bezoekers

kwam tijdens de ‘Open Monumentendagen’ naar panden in

onder andere Amsterdam, Delft, Dordrecht, Hoorn, Rouveen en

Zaandam. De ‘Week van de Geschiedenis’ in oktober trok bij de

verschillende opengestelde panden wat minder bezoekers dan vorig

jaar, maar dat zal mede aan het thema van dit jaar hebben gelegen

(Verhalen van Nederland), dat voor ons minder publiciteit genereerde.

Toegankelijke Panden Alweer voor het derde jaar gaf de

Vereniging het boekje ‘Toegankelijke Panden’ uit, waarmee een

groot deel van onze panden exclusief voor leden is opengesteld. In

het boekje van 2008 waren ruim 90 panden opgenomen, waaronder

een aantal zeer bijzondere, beperkt toegankelijke woonhuizen, die

de leden op eigen gelegenheid konden bezoeken. Drie jaar na de

introductie kunnen we vaststellen, dat dit onderdeel een vast en niet

meer weg te denken onderdeel is geworden van onze informatievoorziening

aan de leden. In totaal waren er in 2008 ruim 630 aangemelde

leden (en een onbekend aantal spontane bezoekers) die

van deze exclusieve bezoekmogelijkheden gebruik maakten. Vergeleken

met de 200 van vorig jaar is dat een aanzienlijke toename.

Website Het jubileumjaar was een mooie aanleiding om de vernieuwing

van onze website serieus ter hand te nemen. De oude site

was inmiddels 8 jaar oud en vertoonde gebreken die door de jaren

heen steeds hinderlijker werden. Het belangrijkste probleem was

25


26

dat wij voor iedere wijziging aan de inhoud van de site een externe

partij nodig hadden. Bovendien was de structuur van de site nogal

statisch, waardoor aanpassingswensen in de meeste gevallen niet te

realiseren waren. In 2007 werd dan ook besloten om een geheel

nieuwe site te ontwikkelen. Die ontwikkeling is grotendeels door

Ledenservice gedaan, waarbij ontwerp en realisatie door externe

partijen is uitgevoerd. Gedurende heel 2008 is aan dit project gewerkt

en begin 2009 kon de nieuwe site de oude vervangen.

De inhoud van de nieuwe site kan door onszelf worden bijgewerkt

en aangepast. Daardoor wordt de actualiteit vergroot, maar biedt de

site vooral ook meer mogelijkheden. Voor leden is een agenda met

alle activiteiten opgenomen. Onze afdeling Huurzaken heeft nu een

goede faciliteit om beschikbare huurlocaties onder de aandacht te

brengen. Die actualiteit is vooral van belang voor locaties die voor

vergaderingen of huwelijken gebruikt kunnen worden (tijdelijke

verhuur).

Naast dergelijke praktische voordelen, biedt de nieuwe site vooral

sterke inhoudelijke verbeteringen. Ons pandenbezit kan op een

groot aantal manieren worden geraadpleegd. Kon dat voorheen alleen

geografisch, nu kan op architect, bouwjaar, bouwstijl, ect. worden

gezocht. Bovendien kunnen de verschillende zoekingangen

worden gecombineerd tot één gerichte zoekactie. Voor onderzoekers

is onze site daardoor een prachtige bron. De komende jaren zal

vooral worden voortgebouwd aan de inhoud. De nieuwe site biedt

immers juist op dat gebied nog veel meer mogelijkheden dan wij op

dit moment kunnen benutten.

Financiële baten

In 2008 verkreeg de Vereniging in totaal € 10.029.600 aan baten

uit vier bronnen die hieronder worden gespecificeerd. Vervolgens

kon aan de in dit verslag toegelichte doelen (verwerven, instandhouden

en geven van voorlichting) in totaal een bedrag van

€ 9.361.867 worden besteed. In het verslagjaar werd derhalve 93%

van alle baten direct aan onze doelstelling besteed (in 2007 96%).

Resultaat eigen fondsenwerving

In 2008 is uit hoofde van donaties, giften, legaten en erfstellingen

een bedrag van € 1.572.091 verantwoord. Dit bedrag is als volgt te

specificeren:


Contributies 82.841

Schenkingen

H.J. de Bijll Nachenius 2.000

M.A.M. Kortenbout van der Sluijs 3.000

S.F. Winkel 18.000

P.J. Tichelaar 3.600

Mw. G. Goodijk 2.500

Overige donaties en giften 18.616

47.716

Nalatenschap in de vorm van

overdracht van panden

Bolsward, Kleine Dijlakker 17 247.500

Nalatenschappen/legaten

Mw. E.C. Aak-ten Veen 26.380

H.A. van Baarle 65.000

Mw. I. van der Bilt-Ptasnik 47.000

A.D. Bloemsma 15.000

L.H. Boas 47.500

Mw. W.A.A. Bruigom-Six 103.557

C.J.J. Diesbergen 24.207

G.J. Kollé 150.000

A. Kroneman 300.000

Mw. D. van Leer-Earle 7.000

M. de Vries 100.000

Bijdragen van fondsen

SNS REAAL Fonds 207.748

Louisa van der Velden Stichting 99.142

Thurkow Fonds 1.500

1.133.144

308.390

Totaal 1.572.091

De bijdrage van het SNS REAAL Fonds betreft steun voor de

restauratie van de in 2007 verworven ‘Burcht’ van architect H.P.

Berlage te Amsterdam. De bijdrage van de Louisa van der Velden

Stichting is ter dekking van de voorbereidingskosten voor de restauratie

van huis ‘Rodenburch’ te Dordrecht.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Ter verkrijging van al deze baten heeft de Vereniging kosten gemaakt

voor het realiseren van aanvragen bij fondsen, gesprekken

met particulieren en het onderhouden van contacten. Deze bedroegen

in 2008 € 89.706, waardoor 6% (2007 2%) van de hiervoor

gespecificeerde baten aan kosten is besteed.

Resultaat acties van derden

De baten uit acties van derden betrof:


BankGiro Loterij 900.000

Overige acties 76.584

Totaal 976.584

De bijdrage van de BankGiro Loterij is in 2008 door het Bestuur

bestemd voor de verwerving en de restauratie van het Gemeenlandshuis

aan de Diemerzeedijk te Amsterdam (€ 550.000) en een

bijdrage in de restauratiekosten van het Ambachtsherenhuis te

Alblasserdam (€ 250.000). Het restant is bijgedragen aan AVRO’s

programmaserie ‘Restauratie’. Van de bijdrage van de Overige

acties, afkomstig uit de belgelden van dit programma, is een

televisiespecial betaald, gewijd aan de restauratie van bovengenoemd

Ambachtsherenhuis te Alblasserdam.

Ook voor de verkrijging van deze baten is inspanning nodig, waardoor

kosten worden gemaakt. In 2008 bedroegen die € 72.232,

waardoor 7% (2007 3%) van deze baten aan kosten werd besteed.

Subsidies van overheden

Onder deze post kon in 2008 € 601.929 worden ingeboekt. Dat

bedrag is samengesteld uit ontvangen bijdragen van de gemeente

Hoorn (€ 52.573) in uitgevoerde restauraties aldaar, ontvangen en

toegezegde bijdragen van rijkswege in de instandhoudingkosten

van onze panden, de zogenaamde BRIM-regeling, ter hoogte van

€ 309.861 en ingeboekte subsidie voor uitgevoerde restauraties

(€ 239.495). Bij deze laatste categorie wordt alleen subsidie ingeboekt

ten aanzien waarvan conform de uitgaven een redelijke verwachting

bestaat. Voor 2008 hebben de werkzaamheden aan de

volgende panden zo’n subsidieverwachting opgeleverd:

Alblasserdam, Cortgene 9

Alkmaar, Mient 33

Rouveen, Oude Rijksweg 264

Voor de verkrijging van deze overheidssubsidies is een veel ingewikkelder

procedure nodig dan voor de andere baten geldt. Om die

reden zijn de kosten die hiermee gepaard gaan eveneens hoger. In

2008 betrof dat € 158.687. Aangezien er geen direct verband is

tussen de kosten voor de verkrijging van overheidssubsidies en de

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

baten die aan dat jaar kunnen worden toegerekend, is een procentuele

vergelijking op dit onderdeel niet zinvol.

Overige baten

Deze laatste, maar tevens grootste, categorie baten bedroeg in 2008

€ 6.878.995. Het betreft voor het overgrote deel de huurinkomsten

(€ 6.866.872) die hiervoor onder Instandhouding reeds zijn toegelicht.

Het restant (€ 12.423) betreft de in 2008 ontvangen of ingeboekte

rente.

Verenigingszaken

Leden

Per 31 december 2008 telt onze Vereniging 3.129 leden (ultimo

2007 2.983 leden). Daarmee is voor het eerst in onze geschiedenis

het ledental boven de 3.000, een mijlpaal die kort voor de Jubileumviering

in juni kon worden vastgesteld. Naast de jubileumpubliciteit

zorgde opnieuw de deelname aan het programma

‘Restauratie’ voor aanmelding van extra leden. Wij zijn uitermate

ingenomen met de gestage stijging gedurende het achterliggende

decennium. Er wordt naar gestreefd om deze wijze van rustige

groei ook de komende jaren voort te zetten.

De contributieopbrengst bedroeg met € 82.841 wederom aanzienlijk

meer dan voorgaande jaren (2007 € 77.847).

Daarnaast werd in het kader van het jubileumjaar een beroep op de

leden gedaan om financiële

steun voor de bijzondere

restauratie van de dwarsdeelboerderij

te Rouveen. De

jubileumactie had met name

betrekking op de restauratie

van het oude woongedeelte,

dat vrijwel geheel in authentieke

staat behouden zal blijven.

Notariskantoor Boekel

de Nerée maakte het aantrekkelijk

om bij een grotere

gift belastingaftrek te realiseren.

De notariële actes waarin

dit moest worden vast-gelegd,

werden door onze

notaris A.A. van Velten kosteloos

gepasseerd. In 2008

bracht de jubileumactie

€ 14.518 op, waarmee de

Rouveen, Oude Rijksweg 264, interieur met

traditionele spinde en spiegel. (foto D. Kok)

27


28

Het Ricciotti-ensemble speelt in de aula

van het ‘Hodshon Huis’. (foto HdK)

vloer en de bedsteden worden gerestaureerd en verlichting wordt

aangebracht. Bovendien konden hierdoor enkele van de meubels,

die altijd in deze woonkamer stonden, worden teruggekocht.

Als start van het jubileumjaar ontving ieder lid al in december 2007

een speciale kalender met prachtige

foto’s van fotografe Roos

Aldershoff. Twaalf verschillende

panden uit ons bezit gaven een

goed beeld van de grote variëteit

in architectuur en bouwperiode

die in de collectie van

onze Vereniging geborgd is.

Als sluitstuk van ons jubileumjaar

werd, exclusief voor de

leden, een optreden georganiseerd

van het Ricciotti-ensemble

tijdens hun erfgoed-tournee.

Op woensdagavond 15 oktober

speelde het orkest, bestaande uit

gevorderde amateurs en

muziekstudenten, de sterren van

de hemel in de aula van het

‘Hodshon Huis’. Ruim zeventig

leden kwamen luisteren.

Excursies

Tijdens het jubileumjaar werden

vijf gebruikelijke excursies aangeboden

en één uitzonderlijke.

Deze laatste betrof de ‘Hendrick de Keyser’-excursie ter gelegenheid

van de viering van ons jubileum en de Algemene Ledenvergadering

ineen. Het thema van de excursies was dit jaar ‘Architecten

in Nederland’ en sloot aan op het jubileumthema. De excursies

werden steeds gehouden in een stad waar de architect die het

onderwerp was, goed vertegenwoordigd was. De excursies vonden

zoals gebruikelijk plaats op vrijdag of zaterdag. In totaal hebben

1.170 leden en introducés deelgenomen aan de excursies. De jubileumviering

werd bezocht door ruim 130 leden en 140 genodigden.

De eerste excursie vond plaats in Leiden op 18 april. De lezing, met

als onderwerp ‘Pieter Post en Arent van ‘s-Gravesande’, werd gehouden

door Guido Steenmeijer in de boterhal van de Waag.

Tijdens de wandeling werd onder andere een bezoek gebracht aan

onze ‘Bibliotheca Thysiana’ aan het Rapenburg, aan het Gemeenlandshuis

van Rijnland en aan de Marekerk. Op 17 mei bracht de

Vereniging een bezoek aan Middelburg. De lezing en wandeling

stond in het teken van Daniël Marot en Jan Peter van Baurscheit.

Paul Rosenberg verzorgde de inleidende lezing. Tijdens de wandeling

werd een bezoek gebracht aan het ‘Van de Perrehuis’ en onze

huizen Vlasmarkt 51, Gortstraat 30 en Wagenaarstraat 1.

Op zaterdag 7 juni werd het 90-jarig jubileum gevierd in de Westerkerk

te Amsterdam. De lezing over ‘Hendrick de Keyser – Architectura

Moderna’ (bij die gelegenheid als jubileumboek door de

Vereniging gepresenteerd) door Koen Ottenheym werd gevolgd

door een rondvaart ‘Hendrick de Keyser vanaf het water’.

Zaterdag 20 september stond in het teken van H.P. Berlage. De

lezing werd gegeven door Vincent van Rossem en er werd een combinatie

van een wandeling en rondvaart gemaakt om de Beurs en

‘De Burcht’ van Berlage te bekijken. De excursie over Abraham van

der Hart en Leendert Viervant werd gehouden op vrijdag 17 oktober

in Haarlem. Freek Schmidt verzorgde de lezing en daarna werd

een bezoek gebracht aan het fundatiehuis van Pieter Teyler, het

Teylershof en het ‘Hodshon Huis’. De laatste excursie vond plaats

in Utrecht en Hilversum om de werken van Gerrit Rietveld en Jan

Duiker onder de loep te nemen. De lezing werd gehouden door

Mariël Polman in hotel Gooiland te Hilversum. Daarna werd een

bezoek gebracht aan het Sanatorium Zonnestraal te Hilversum en

het Rietveld-Schröderhuis en ons huis Erasmuslaan 9 te Utrecht.

Deze excursievorm werd nu voor het tweede jaar gehanteerd. Er

kunnen op deze wijze veel meer leden dan voorheen deelnemen aan

onze excursies (ruim een verdubbeling). Toch bestaat er ook nu

steeds zoveel belangstelling dat niet iedere inschrijver verzekerd is

van deelname, al zijn de hoeveelheden afschrijvingen onvergelijkbaar

kleiner dan vroeger. Door aanpassingen in het systeem van inschrijving

zal geprobeerd worden dit verschijnsel te minimaliseren.

Open Dagen

Naar aanleiding van verwervingen en restauraties werden in 2008

vijf Open Dagen georganiseerd voor zes panden. Het bezoeken van

onze panden nadat zij door de Vereniging verworven zijn, is een

zeer gewaardeerde ledenvoorziening. De leden zijn immers allen

voor een stukje eigenaar van deze bijzondere objecten en een groot

aantal maakt van de gelegenheid gebruik om zijn of haar kersverse

bezit te aanschouwen.

Op 26 januari was in dat kader ‘De Burcht’ van H.P. Berlage aan de

Henri Polaklaan te Amsterdam opengesteld. En op 5 juli konden

onze leden het interieur van het zeer bijzondere ‘Hodshon Huis’

aan het Spaarne te Haarlem bekijken en later die dag het hoofdhuis

van buitenplaats ‘Beeckestijn’ in Velsen-Zuid.

Het tweede moment waarop het speciaal is om onze panden te bekijken,

is juist voorafgaand aan een naderende restauratie. Alhoewel

ook recent verworven, werd juist in het kader van de restauratie ons

Lezing over ‘Hendrick de Keyser – Architectura Moderna’ door Koen

Ottenheym in de Westerkerk ter gelegenheid van de jubileumviering

van de Vereniging. (foto HdK) Onthulling plaquette door Jhr. J.Ph. Laman Trip. (foto HdK)

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Bezoek Ovale Zaal van het Teylers Genootschap

tijdens de excursie naar Haarlem. (foto HdK)

pand aan de Kleine Dijlakker 17 te Bolsward opengesteld voor de

leden en op 11 oktober voor andere geïnteresseerden.

Tenslotte is voor veel leden het eigenlijke hoogtepunt wanneer een

pand van ons geheel gerestaureerd kan worden bezichtigd. In

februari werd Mient 33 te Alkmaar na een ingrijpende restauratie

feestelijk geopend en bezocht door een groot aantal leden. Op dezelfde

dag werd ook de net gerestaureerde ‘Blauwe Kamer’ van ons

huis Nijenburg te Heiloo opengesteld.

Speciale vermelding verdient een Open Middag op 12 september

van ons ‘Leeuwenkoppenhuisje’ aan de Molenstraat 8-10 te Warnsveld.

Voorafgaand aan deze openstelling werd met een korte ceremonie

een plaquette aan ons huis onthuld door Jhr. J.Ph. Laman

Trip. Hij schonk in 2001 dit huisje aan Vereniging Hendrick de

Keyser en de plaquette vestigt aandacht op het feit dat dit huisje

uit 1878 alleen bewaard is gebleven dankzij de inzet van de heer

Laman Trip. Bij de opmaak van dit jaarverslag is ons bekend dat de

heer Laman Trip helaas op 11 januari 2009 is overleden.

Algemene Ledenvergadering

Op zaterdag 7 juni ’s-ochtends werd onze negentigste Algemene

Ledenvergadering gehouden in de Westerkerk (ontworpen door

onze naamgever) te Amsterdam. Deze ledenvergadering werd

bezocht door ruim 130 leden en stond uiteraard in het teken van

de jubileumviering.

Bij de aanvang stond de voorzitter stil bij het bijzondere karakter

van deze vergadering. Hij vatte kort samen onder welke wisselende

omstandigheden onze Vereniging gedurende die bestaansperiode

zijn werk heeft gedaan. Opmerkelijk is, zo stipte hij aan, dat na

negentig jaar onze Vereniging niets aan actualiteit heeft ingeboet.

De doelstellingen en daarmee de kern van ons werk, zijn niet veranderd.

Wel heeft steeds een aanpassing van het werkveld plaatsgehad

aan de veranderende vraagstelling. Na een korte toelichting op het

thema van ons jubileum ging de heer De Bruijn over tot de orde

van de vergadering.

Na de notulen en de actuele mededelingen werd door de directeur

aandacht besteed aan de verwervingen en de belangrijkste restauraties

van het voorgaande verslagjaar (2007). Vervolgens werd met

grafieken een toelichting gegeven op de cijfers en werden vragen

hierover beantwoord. Tenslotte werd in het kort een beeld gegeven

van de meest actuele verwervingen en restauraties in combinatie

met de begroting van het lopende jaar (2008). Nadat het jaarverslag

en de jaarcijfers voldoende waren toegelicht werd het Jaarverslag

2007 aangenomen. De aanwezigen verleenden het bestuur en de

commissarissen décharge terzake van het in 2007 gevoerde bestuur

en toezicht.

29


30

Benoemingen en herbenoemingen

De voordrachten voor de benoeming en de herbenoeming van de

leden van het Bestuur geschieden conform een opgemaakt profiel.

Het doel hiervan is een evenwichtige samenstelling van dit college,

gezien de beslissingen die het Bestuur pleegt te nemen. Daartoe

wordt gestreefd naar een samenstelling voor de helft uit mensen

met een financieel-juridische of maatschappelijke achtergrond en

voor de helft met een vakinhoudelijke achtergrond. Bij elke vacature

evalueert het Bestuur dit profiel.

Dit jaar waren bij het Bestuur de herbenoemingen van de heren

H.J. Brouwer, A.A. Schulting en H.B. van Wijk aan de orde. Allen

waren beschikbaar voor een nieuwe termijn en werden onder applaus

herbenoemd.

Ook voor de samenstelling van de Raad van Commissarissen wordt

een profiel gehanteerd. De Raad kent allereerst een regionale spreiding

over het hele land. Daarnaast wordt getracht in de Raad tenminste

alle bestuurslagen van de Overheid vertegenwoordigd te

hebben. Tenslotte wordt geprobeerd een vergelijkbare verdeling te

hebben als in het Bestuur. Bij benoemingen en herbenoemingen

wordt het profiel van de Raad geëvalueerd.

Bij de Raad van Commissarissen traden volgens rooster af: mevrouw

M.C. Kuipers (hoogleraar Cultureel Erfgoed/Architectuur 20ste

eeuw aan de TU-Delft), de heer W.F. Dutilh (vml. Lid Raad van

Bestuur ING), de heer F.Q. Hoebens (prov. Limburg) en de heer

T. de Swaan (Voorzitter Raad van Commissarissen Van Lanschot

Bankiers). Allen stelden zich herkiesbaar voor een nieuwe periode

van vier jaren en werden door de aanwezigen voor een nieuwe termijn

herbenoemd.

De commissarissen mevrouw G.W. van Montfrans-Hartman (vml.

Burgemeester Veere) en de heren J.C. Bierens de Haan (voorheen

Algemene Ledenvergadering in de Westerkerk. (foto HdK)

sector landgoederen en landschappen), Chr.P. van Eeghen (advocaat)

en J.P.E. Teding van Berkhout (voorzitter Vereniging Nederlandsch

Historisch Scheepvaartmuseum) traden af en waren niet

herbenoembaar omdat zij het einde van hun statutaire zittingstermijn

bereikt hadden. De voorzitter besteedde aandacht aan hun

inzet en dankte hen hartelijk voor hun steun aan de Vereniging

gedurende een lange reeks van jaren.

Als nieuwe kandidaten voor de Raad van Commissarissen werden

voorgedragen: mw. mr. E. Swaab (advocaat te Amsterdam, tevens

voorzitter van de Raad van Cultuur), mw. P. Kruseman (vml. directeur

Amsterdams Historisch Museum), ir. M.C. van Veen (vml.

voorzitter raad van bestuur Hoogovens), prof. dr. A.F.W. Bosman

(hoogleraar architectuurgeschiedenis Universiteit van Amsterdam),

dr. H.M.J. Tromp (historicus, werkzaam bij de Stichting Particuliere

Historische Buitenplaatsen, drs. L. van Grunsven (historicus,

vml. hoofd Toewijzingen bij de BankGiro Loterij), J. Franssen

(Commissaris van de Koningin van de provincie Zuid-Holland).

Allen werden door de aanwezigen onder applaus benoemd.

Organisatie

De bureau-organisatie bestond eind 2008 uit 19 personen in vaste

dienst en 5 personen met een contract voor bepaalde tijd. Uitgedrukt

in voltijdsbanen kwam dit neer op 20,8 personen (2007 18,8).

De reorganisatie van 2007 heeft in 2008 tot gevolg gehad, dat een

aantal medewerkers de Vereniging heeft verlaten. Dat is op zich een

voor de hand liggende ontwikkeling, maar wanneer zich daartussen

medewerkers bevinden die al langere tijd in dienst waren en zich

erg verdienstelijk hebben gemaakt, is dat een pijnlijk proces. In

2008 betrof dat met name twee medewerkers, Paul Rosenberg en

Joep Selen. De heer Rosenberg was in 1990 door de Vereniging

tijdelijk aangesteld als onderzoeker en mede auteur van de boekenreeks

‘Huizen in Nederland’. In 1993 kwam hij in vaste dienst en in

2000 werd hij hoofd van de afdeling ‘Acquisitie en restauratie’.

De heer Selen kwam in 1994 stage lopen en werd in 1995 in dienst

genomen als (technisch) opzichter. Beiden hebben zich, ieder op

zijn eigen wijze, altijd met hart en ziel ingezet voor Hendrick de

Keyser. Toch besloten beiden, mede als gevolg van de nieuwe organisatiestructuur,

hun werkkring verder buiten de Vereniging te zoeken,

de heer Selen per 1 maart en de heer Rosenberg per 1 oktober.

Hun vertrek is beslist een verlies voor de organisatie, maar wij zijn

vooral dankbaar dat zij zo lang hun bijzondere kwaliteiten ten dienste

van de Vereniging hebben gesteld.

Zoals in het vorig jaarverslag uiteen is gezet, kent de bureau-organisatie

met ingang van 2007 drie afdelingen: Huurzaken (voorheen

Huurservice), Instandhouding (voorheen Pandenservice) en Leden-

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

service. Vervolgens is het afgelopen jaar opnieuw een ingrijpende

organisatorische beslissing genomen. Teneinde de continuïteit in de

organisatie veilig te stellen, werd het noodzakelijk om een adjunctdirecteur

aan te trekken. Hiervoor is in het midden van het jaar via

bemiddeling van een extern bureau een werving gestart en een

selectie uitgevoerd. Aan het einde van het jaar kon de procedure

succesvol worden afgerond met het aantrekken van mw. drs

J.L.P.B. Finaly, voorheen werkzaam als hoofd regio West bij de

RACM. Zij begint 1 januari 2009 en wordt behalve adjunct-directeur

tevens hoofd van de afdeling Instandhouding.

De afdeling Huurzaken, verantwoordelijk voor de verhuur, de

huurinkomsten en het mutatieonderhoud, werd eind 2008 bemand

door zes medewerkers, waarnaast één vacature bestond (die per

1 januari 2009 kon worden ingevuld). Vier van hen houden zich

dagelijks bezig met de reguliere verhuur van onze panden. Eén

medewerker richt zich specifiek op de incidentele verhuur van bijzondere

locaties in ons bezit. In dat kader is een andere medewerker

belast met alle werkzaamheden betreffende de roerende goederen

die in bezit zijn van de Vereniging en dienen ter inrichting van

die bijzondere ruimten. De zevende medewerker is werkzaam als

conciërge in ons pand de ‘Derde Ambachtsschool’ van Jan Duiker

in Scheveningen.

De Vereniging heeft in haar panden 642 verhuureenheden, waaronder

woningen, kantoren, horecagelegenheden en zelfs parkeerplaatsen.

In deze verhuureenheden zijn afgelopen jaar 75 (12%) huurwisselingen

geweest (in 2007 72). Bij vijf verhuureenheden is de

huurprijs geharmoniseerd, dat wil zeggen verhoogd tot een niveau

gelijk aan de markt.

Per 1 januari zijn alle bedrijfsovereenkomsten geïndexeerd en per

1 juli zijn alle woningen in huurprijs aangepast.

De afdeling Instandhouding is verantwoordelijk voor het volledige

fysieke behoud van onze panden (restauratie en onderhoud). Eind

2008 had de Vereniging hier elf medewerkers in dienst. Naast een

coördinator Planning en Controle heeft deze afdeling twee regionaal

werkende teams. Ieder team heeft een architect, een tekenaar

een technisch opzichter en twee inspectieopzichters. In ieder team

is daardoor de kennis en de vaardigheid beschikbaar om werkzaamheden

van de kleinste reparatie tot de grootste restauratie uit te

voeren. Het resultaat van hun werkzaamheden is hiervoor in het

verslag weergegeven.

De afdeling Ledenservice, bemand door drie medewerkers, verzorgt

de PR en alle contacten met leden en kandidaat-leden. De werkzaamheden

van Ledenservice zijn toegelicht onder Voorlichting en

Verenigingszaken.

Het ziekteverzuim onder de medewerkers van Vereniging Hendrick

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

de Keyser was in 2008 met 5,5% min of meer gelijk aan het percentage

in het voorgaande jaar (2007 6%).

Directie en Bestuur

Het Bestuur heeft een beleidsmatige taak en is mede-executief. Het

Bestuur bestaat uit zes leden, die iedere vier jaar worden herbenoemd.

Het aantal herbenoemingen is niet beperkt, wel geldt voor

de leden van het Bestuur een leeftijdgrens van 70 jaar.

De Directie bestond in 2008 uit één persoon, die het beleid voorbereidt,

uitvoerend is en ondersteuning geeft aan het Bestuur. De

Directie heeft tevens de leiding over de bureau-organisatie. Het

Bestuur is op de hoogte van alle nevenfuncties van de directeur die

relevant zijn of kunnen zijn voor het werkveld van de Vereniging

en heeft deze goedgekeurd.

De leden van het Bestuur ontvangen geen vergoeding. De vergoeding

voor de Directie is in lijn met de richtlijnen die de Commissie

Wijffels (Code Goed Bestuur) heeft opgesteld.

Het Bestuur kwam in 2008 negen maal bijeen op het kantoor van

de Vereniging aan de Keizersgracht 743 te Amsterdam. Naast de

financiële rapportages met betrekking tot het lopende jaar en de

begroting voor het nieuwe jaar, besprak het Bestuur 22 voorstellen

voor mogelijke verwervingen, waarvan er twee gedurende het verslagjaar

werden gerealiseerd (het ‘Hodshon Huis’ was in 2007 al

rond). Van vijf panden kwamen voorstellen ter tafel voor uit te voeren

restauraties, dan wel afwijkingen in het verloop ervan. Aparte

aandacht vroeg de plotseling urgente restauratie van een bijzonder

poppenhuis dat zich in ons pand ‘Nijenburg’ te Heiloo bevond.

In een later jaarverslag zal hieraan inhoudelijk aandacht worden

besteed.

Veel aandacht ging uiteraard uit naar de verschillende acties en

aandachtmomenten van de viering van ons 90-jarig jubileum.

Daarnaast werden de huurverhogingsvoorstellen goedgekeurd en

volgde het Bestuur via kwartaaloverzichten en de jaarrekening de

financiële ontwikkelingen. Bijzondere aandacht is besteed aan de

personele gevolgen van de reorganisatie van het bureau van de

Vereniging. Tenslotte kwam de wenselijkheid ter tafel om het bureau

opnieuw in een groter pand te huisvesten. Vanwege de huurbeëindiging

door het Theater Instituut van Herengracht 170-172,

‘Huis Bartolotti’, heeft het Bestuur besloten om het kantoor naar

dit, door Hendrick de Keyser ontworpen huis te verplaatsen. Die

verhuizing zal in de zomer van 2009 zijn beslag krijgen.

Het Bestuur kent een adviescommissie inzake geschillen van de

Vereniging met derden, niet zijnde huurgeschillen. De commissie

bestaat uit twee leden van het Bestuur en een lid van de Raad van

31


32

Commissarissen. De commissie behandelt geschillen die door derden

schriftelijk en met redenen omkleed zijn ingediend bij het

Bestuur. De commissie reageert in beginsel eveneens schriftelijk

door een advies aan het Bestuur op te stellen. Het Bestuur reageert

op het voorgelegde geschil. In het verslagjaar is geen beroep gedaan

op de geschillencommissie.

Verslag van de Raad van

Commissarissen

Aan de Raad van Commissarissen is onder andere de rol toebedeeld

van toezichthouder. De leden worden benoemd door de Algemene

Ledenvergadering op voorstel van de Raad voor een termijn van

vier jaar. Zij kunnen tweemaal worden herbenoemd. Leden van de

Raad van Commissarissen zijn lid van de Vereniging en aan hen

worden geen vergoedingen verstrekt.

De Raad van Commissarissen komt tenminste tweemaal per jaar bij

elkaar. Op 23 april 2008 vond – in ‘Huis van Brienen’ aan de

Herengracht 284 te Amsterdam – de eerste vergadering van de

Raad van Commissarissen met het Bestuur plaats, inzake het verslag

van de Vereniging over 2007 en de jaarrekening. Ook hier is aandacht

besteed aan de viering van ons 90-jarig jubileum en daarnaast

aan onze persaandacht in het algemeen. Vervolgens zijn de lopende

Haarlem, Spaarne 15A-17, ‘Hodshon Huis’ in de steigers. (foto HdK)

ontwikkelingen ten aanzien van verwervingen en restauraties uiteengezet

en toegelicht. Na bespreking van het verslag van de audit

commissie (zie hierna) werden de jaarstukken goedgekeurd ter vaststelling

door de Ledenvergadering. Tenslotte besprak de Raad de

voorstellen voor de (her)benoemingen en stelde deze vast.

De najaarsvergadering van de Raad van Commissarissen met het Bestuur

vond plaats op zaterdag 8 november in ‘De Burcht’ te Amsterdam.

Hier was inmiddels een aanvang gemaakt met de ontmanteling

van souterrain en bovenverdieping zodat de Commissarissen

uit de eerste hand de ontdekkingen en de vorderingen konden vernemen.

Deze vergadering stond in het teken van het jubileum en

werd vooral gevuld met bespiegelingen over de positie van onze

Vereniging in de huidige tijd. Na een toelichting op de recente verwervingen

en de voornemens dienaangaande werd de begroting

voor 2009 vastgesteld.

De Raad van Commissarissen laat zich voor de inhoudelijke toetsing

van het gevoerde financiële beleid bijstaan door de audit commissie.

De audit commissie, het Bestuur en de directeur vergaderden

met de accountant op 1 april 2008 op de Keizersgracht 743 te

Amsterdam over de Jaarrekening 2007. De commissie heeft zich bij

die gelegenheid uitvoerig laten informeren over de achtergronden

van de jaarrekening over het jaar 2007. Op basis daarvan hebben zij

op 23 april de Raad van Commissarissen geadviseerd over te gaan

tot goedkeuring van de jaarstukken, zodat zij ter vaststelling aan de

Ledenvergadering konden worden voorgelegd.

V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Jaarstukken 2008

De audit commissie van de Vereniging kwam op 7 april 2009 ten

kantore van de Vereniging bijeen, ter bespreking van de Jaarrekening

2008. Bij die gelegenheid heeft de commissie zich op de

hoogte gesteld van de Jaarrekening 2008 en de achtergronden daarvan.

Op grond hiervan heeft de audit commissie aan de Raad van

Commissarissen geadviseerd om de jaarstukken over het jaar 2008

goed te keuren. De Raad van Commissarissen heeft vervolgens op

21 april 2009 besloten om het jaarverslag en de jaarrekening voor te

leggen ter bespreking en kennisneming, resp. vaststelling door de

Algemene Ledenvergadering, met het verzoek aan de Algemene

Ledenvergadering aan de leden van het Bestuur en de leden van de

Raad van Commissarissen décharge te verlenen.

Plannen voor de korte termijn

De begroting 2009 wordt gedomineerd door een zeer hoge post

Instandhouding. Naast onze reguliere restauratie- en instandhoudingsprojecten

staan in 2009 drie grote restauraties op stapel: die

van ‘De Burcht’ te Amsterdam; het ‘Hodshon Huis’ te Haarlem en

huis ‘Rodenburch’ te Dordrecht. Alle drie de projecten brengen

omvangrijke bijdragen van fondsen met zich mee, in de begroting

gerangschikt onder Baten uit eigen fondsenwerving. De realisatie

van het laatst genoemde project, evenals van enkele van de reguliere

restauratieprojecten, is sterk afhankelijk van een beslissing inzake de

rijkssubsidiebijdragen. Om die reden kan de uitvoering in 2009 belangrijk

afwijken van de begroting.

Onder de Baten uit eigen fondsenwerving is naast de regelmatig terugkerende

schenkingen en de contributies rekening gehouden met

toegezegde bijdragen van fondsen aan restauratie projecten. Vooral

hierdoor bedragen de kosten van fondsenwerving belangrijk minder

dan het maximum van 25% van de inkomsten (grenswaarde CBFkeur).

Ten aanzien van de baten acties van derden is rekening gehouden

met het niveau van steun dat de Vereniging sedert enige jaren ontvangt

van de BankGiro Loterij. Hierdoor worden wij weer in staat

gesteld om een bijzonder pand aan ons bezit toe te voegen.

De subsidies van overheden betreffen bijdragen voor in 2009 uitgevoerde

restauraties. Deze hebben een directe relatie met de kosten

die in het (begrotings)jaar aan restauraties worden besteed.

Onder de kosten van verwerving van panden zijn vanwege het

ongewisse karakter van verwervingen hoofdzakelijk de organisatiekosten

opgenomen.

Voor 2009 is een groei van de organisatie naar 23 voltijdbanen

voorzien (28 tot 30 medewerkers).

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Begroting 2009

Baten x € 1.000

Baten uit eigen fondsenwerving 1.610

Baten uit acties van derden 800

Subsidies van overheden 1.680

Overige baten 7.500

Som der baten 11.590

Lasten

Besteed aan doelstellingen

Verwerving panden (200)

Instandhouding panden (10.450)

Voorlichting (222)

Totaal besteed aan doelstellingen (10.872)

% besteed aan doelstelling t.o.v. baten: 94%

Werving baten

Kosten eigen fondsenwerving (50)

Kosten acties derden (65)

Kosten verkrijging subsidies overheden (160)

Totaal besteed aan werving baten

% eigen fondsenwerving t.o.v. baten: 3%

(275)

Beheer en administratie

Rente en bankkosten (175)

Kosten beheer en administratie (50)

Totaal besteed aan beheer en administratie (225)

Som der lasten (11.372)

Saldo Baten en Lasten 218

Dankwoord

Een bijzonder woord van dank willen wij richten tot de velen die

ons werk een warm hart toedragen en tot hen die ons bedenken

met giften, schenkingen, legaten en erfstellingen. Zoals uit het

voorgaande is op te maken, is hun steun meer en meer noodzakelijk,

in het bijzonder voor de groei van de Vereniging.

Bestuur, Directeur

Mei 2009

33


34

Balans per 31 december 2008

na bestemming saldo baten en lasten

(x € 1.000)

Activa 2008 2007

Materiële vaste activa

Panden 35.555 33.498

Bedrijfsmiddelen 60 62

Totaal materiële vaste activa 35.615 33.560

Financiële vaste activa

Langlopende vorderingen 1.259 1.557

Vorderingen 4.433 4.008

Liquide middelen 309 340

Totaal activa 41.616 39.465

B A L A N S J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Passiva 2008 2007

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Reserves en fondsen

Reserves

• Bestemmingsreserves 22.222 20.936

• Overige reserves 7.115 5.753

Fondsen

• Bestemmingsfonds 500 523

29.837 27.212

Langlopende schulden 5.027 5.459

Kortlopende schulden 6.752 6.794

Totaal passiva 41.616 39.465

35


36

Staat van baten en lasten over 2008

(x € 1.000)

Baten 2008 2008 2007

werkelijk begroot werkelijk

Lasten

Baten uit eigen fondsenwerving 1.572 127 1.723

Baten uit acties derden 977 900 1.493

Subsidies van overheden 602 445 551

Overige baten 6.879 7.006 6.439

Besteed aan doelstellingen

Som der baten 10.030 8.478 10.206

Verwerving panden (614 ) (137 ) (1.994)

Instandhouding panden (8.399 ) (7.695 ) (7.616)

Voorlichting (349 ) (227 ) (211)

Werving baten

(9.362 ) (8.059 ) (9.821)

Kosten eigen fondsenwerving (90 ) (47 ) (37)

Kosten acties derden (72 ) (66 ) (48)

Kosten verkrijging subsidies overheden (159 ) (139 ) (114)

Totaal besteed aan werving baten (321 ) (252 ) (199)

Beheer en administratie

Rente en bankkosten (194 ) (175 ) (175)

Kosten beheer en administratie (54 ) (47 ) (45)

Totaal besteed aan beheer en administratie (248 ) (222 ) (220)

Som der lasten (9.931 ) (8.533 ) (10.241 )

Saldo baten en lasten 99 (55 ) (35)

Dit resultaat is als volgt in

het eigen vermogen verwerkt:

Bestemmingsfonds (23) 421

Overige reserves 122 (456)

99 (35)

S T A A T V A N B A T E N E N L A S T E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Toelichting op de balans per 31 december 2008

en de staat van baten en lasten over 2008

1 Grondslagen van waardering

en van bepaling van

het resultaat

Voor zover niet anders is vermeld, zijn de posten in de balans opgenomen

voor de nominale waarde.

Materiële vaste activa

Panden

De hieronder begrepen panden zijn als volgt te onderscheiden:

• panden in vol eigendom, danwel panden die in eeuwigdurende

erfpacht zijn verkregen tegen een canon van € 0,-. Deze worden

gewaardeerd tegen vijfmaal de bruto huur per jaar per het einde

van het boekjaar;

• panden belast met vruchtgebruik of het recht van bewoning.

Deze worden gewaardeerd tegen vijfmaal de fictief vastgestelde

huur per jaar bij de aanvang van het vruchtgebruik, resp. het recht

van bewoning;

• panden in eigendom belast met erfpacht. Deze worden gewaardeerd

tegen vijfmaal de jaarlijkse canon.

De jaarlijkse waardeaanpassing tot vijfmaal de bruto huur wordt

rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt, onder de Overige

reserves.

Teneinde in de staat van baten en lasten inzicht te verschaffen in de

exploitatie van de panden wordt 2,5% van de balanswaarde aan het

begin van het boekjaar als afschrijvingslast in aanmerking genomen.

Door de jaarlijkse waardeaanpassing van de panden tot vijfmaal de

bruto huur op 31 december, heeft de afschrijving geen invloed op

de waardering van de panden in de balans. Bij tenminste gelijkblijvende

huur wordt de afschrijving in de waardering geheel gecompenseerd.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Bedrijfsmiddelen

De bedrijfsmiddelen bij de Vereniging bestaan uitsluitend uit de

inventaris van het kantoor.

De kantoorinventaris, waaronder de communicatie- en computerapparatuur,

wordt gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde,

verminderd met lineaire afschrijvingen op basis van de geschatte

economische levensduur. De afschrijvingstermijn bedraagt 10 jaar

voor kantoorinventaris en 4 jaar voor communicatie- en computerapparatuur.

Het aan de Vereniging toebehorende antieke meubilair en de inventaris

in de verschillende panden worden p.m. gewaardeerd, omdat

deze goederen geen afzonderlijke opbrengst genereren en tevens

duurzaam worden aangehouden.

2 Materiële vaste activa

Panden Totaal

Boekwaarde per 1 januari 33.498

Mutaties

Investeringen 220

Geactiveerde restauratiekosten 148

Waardeaanpassing 2.526

Afschrijvingen (837)

2.057

Boekwaarde per 31 december 35.555

37


38

3 Reserves en fondsen

De Reserves van de Vereniging zijn beschikbaar voor panden direct

in gebruik voor de doelstelling.

De Reserves worden onderscheiden in Bestemmingsreserves en

Overige reserves. De Bestemmingsreserves worden aangewend voor

de financiering van activa, met een omvang gelijk aan 5/8 deel van

de boekwaarde van de panden. De Overige reserves dienen voor

verwervingen, restauraties en voorlichting, conform de doelstellingen

van de Vereniging. Er zijn voor de gelden in de Overige reserves

nog geen concrete projecten vastgesteld.

Onder Fondsen wordt een Bestemmingsfonds verantwoord, zijnde

ontvangsten van derden met een specifieke aanwending.

Het totaal aan reserves en fondsen bedraagt eind 2008 € 29.837.

Met ingang van het Jaarverslag 2007 maakt de Vereniging inzichtelijk

dat tenminste 5/8 van de boekwaarde van onze panden met

eigen middelen moet worden gefinancierd, vastgelegd in de

Bestemmingsreserves.

Het resterende 3/8 gedeelte van de boekwaarde van onze panden

mag met vreemd vermogen worden gefinancierd.

Door dit beleid van de Vereniging kunnen de schulden altijd

binnen 8 jaar worden afgelost.

Mutaties in de Bestemmingsreserves vinden plaats vanuit de

Overige reserves.

Het verloop van deze reserve is als volgt:

2008 2007

Stand per 1 januari 20.936 20.143

Toevoeging vanuit Overige reserves 1.286 793

Stand per 31 december 22.222 20.936

Het verloop van de Overige reserves

gedurende het boekjaar is als volgt:

2008 2007

Stand per 1 januari 5.753 5.463

Waardeaanpassingen panden 2.526 1.539

Resultaatbestemming 122 (456)

Mutatie Bestemmingsreserves (1.286 ) (793)

Stand per 31 december 7.115 5.753

Het verloop van het Bestemmingsfonds

is als volgt:

2008 2007

Stand per 1 januari 523 102

Besteed (23 ) (79)

Gift BankGiro Loterij 500

Stand per 31 december 500 523

Besteding heeft betrekking op onderhoud aan de Derde Ambachtsschool

te Scheveningen.

Bovenstaande financiële overzichten zijn ontleend aan de volledige

Jaarrekening 2008, d.d. 7 april 2009, die ten kantore van de

Vereniging beschikbaar is, of op www.hendrickdekeyser.nl is

op te vragen.

Bestuur, directeur

Mei 2009

T O E L I C H T I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Accountantsverklaring

Opdracht

Wij hebben gecontroleerd of de in dit verslag opgenomen verkorte

jaarrekening van Vereniging Hendrick de Keyser te Amsterdam over

2008 op de juiste wijze is ontleend aan de door ons gecontroleerde

jaarrekening 2008 van Vereniging Hendrick de Keyser. Bij die

jaarrekening hebben wij op 7 april 2009 een goedkeurende accountantsverklaring

verstrekt. Het bestuur van de Vereniging is verantwoordelijk

voor het opstellen van de verkorte jaarrekening in

overeenstemming met de grondslagen zoals gehanteerd in de

jaarrekening 2008 van Vereniging Hendrick de Keyser. Het is onze

verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verkorte

jaarrekening te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands

recht. Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig

te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid

wordt verkregen dat de verkorte jaarrekening op de juiste wijze is

ontleend aan de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie

voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel is de verkorte jaarrekening in alle van materieel

belang zijnde aspecten op de juiste wijze ontleend aan de jaarrekening.

Toelichting

Wij vestigen er de aandacht op dat voor het inzicht dat vereist is

voor een verantwoorde oordeelsvorming omtrent de financiële positie

en de resultaten van de Vereniging en voor een toereikend inzicht

in de reikwijdte van onze controle de verkorte jaarrekening

dient te worden gelezen in samenhang met de volledige jaarrekening,

waaraan deze is ontleend, alsmede met de door ons daarbij op

7 april 2009 verstrekte goedkeurende accountantsverklaring. Deze

toelichting doet geen afbreuk aan ons oordeel.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Voorburg, 7 april 2009

Deloitte Accountants B.V.

drs. V.W.J.A. van Stijn RA MGA

39


40

Afb. 1: Haarlem, Spaarne 17, het ‘Hodshon Huis’. (foto Henk Snaterse)

Onderzoekscontext

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Het ‘Hodshon Huis’

in Haarlem en het oeuvre van

Abraham van der Hart

Grondige analyses, met name door C.A. van Swigchem, hebben de samenhang

tussen de verschillende onderdelen van het ontwerp van het

‘Hodshon Huis’ helder belicht. 1 Daarnaast zijn in de literatuur stilistische

aspecten van het huis en met name het interieur aan bod gekomen.

Ter gelegenheid van de laatste interieurrestauratie werd een boek gepubliceerd

waarin aan de vraagstukken en de gemaakte keuzes bij die

restauratie ruim aandacht werd geschonken. 2 Toch is het wenselijk deze

opvattingen en analyses weer eens opnieuw tegen het licht te houden,

vooral omdat de positie van de architect, Abraham van der Hart (1747-

1820), langzamerhand aan een nieuwe beschouwing toe lijkt te zijn.

door Lex Bosman

Inmiddels al jaren geleden is de architectuur van de

achttiende eeuw onder de aandacht gebracht van de

kunst- en architectuurgeschiedenis, om daarmee een

lang verguisde periode uit de Nederlandse kunstgeschiedenis

opnieuw te onderzoeken en te waarderen.

Daarbij werden verschillende opvallende gebouwen,

zoals het ‘Hodshon Huis’ in Haarlem, op uiteenlopende

manieren in dat onderzoek betrokken. Juist die laatste

decennia van de achttiende eeuw zijn daarom zo

interessant, omdat met de toen heersende politieke

veranderingen ook de opdrachtsituaties wijzigden.

1 C.A. van Swigchem, Abraham van der Hart 1747-1820.

Architect / stadsbouwmeester van Amsterdam, Amsterdam

1965, 212-222; C.A. van Swigchem, ‘Het Huis Hodshon

te Haarlem’, in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 31

(1980), 439-455.

2 K.C. van den Ende e.a., Hodshon Huis. Bewoningsgeschiedenis

en restauratie, Bussum 2001.

41


42

3 R. Meischke e.a., Huizen in Nederland. Amsterdam.

Architectuurhistorische verkenningen aan de hand van het

bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser, Zwolle/Amsterdam

1995, 99.

4 Zie hiervoor o.a. Lex Bosman, ‘Themanummer Abraham van

der Hart’, in: Bulletin KNOB 107 (2008), 173 vv.; Geert

Medema, ‘Oppervlakkige sieraden. Enkele projecten ter

verbetering en verfraaiing van de Amsterdamse stadsschouwburg

aan de Keizersgracht, 1765-1772’, in: Bulletin KNOB

107 (2008), 174-185; Maarten Gaillard & Gerrit Vermeer,

‘Abraham van der Hart en de bouw van het stadhuis in

Weesp’, in: Bulletin KNOB 107 (2008), 186-194.

5 Bijv. Thomas H. von der Dunk, ‘De Bataafse omwenteling en

de bouwkunst. De betekenis van het jaar 1795 voor de

Nederlandse architectuur. Een eerste balans’, in: Bijdragen en

mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden

111 (1996), 314-343; Thomas H. von der Dunk, ‘Het

patriotse bouwen. Een poging tot vaderlandslievende

architectuur aan het einde van de achttiende eeuw’, in:

Tijdschrift voor Geschiedenis LXII (2000), 5-29.

6 Geert. H. Medema, ‘In zo goede order als in eenige stad in

Holland’. Het stedelijk bouwbedrijf in Holland in de achttiende

eeuw, diss Universiteit Utrecht 2008.

Allerlei aspecten die al in de dissertatie van Van Swigchem naar voren

kwamen, nemen nog steeds een belangrijke plaats in, in publicaties over

uiteenlopende onderdelen van het veelzijdige oeuvre van Van der Hart.

Steeds opnieuw lezen we dat Van der Hart zijn loopbaan begonnen is

als timmerman en door interesse zichzelf geleidelijk verder bekwaamde.

Doordat hij de praktische kanten van het bouwvak kende uit de leerschool

die hij vermoedelijk bij zijn vader, die eveneens timmerman was,

had doorlopen en doordat hij bovendien enige theoretische kennis vergaarde,

zou hij zich hebben ontwikkeld tot een tamelijk veelzijdig architect.

Een pragmatisch ingestelde geest, die in staat was uiteenlopende

ontwerpopdrachten tot een goed einde te brengen. Ook is wel gesteld

dat Van der Hart op architectonisch gebied geen werkelijk verfrissende

aanpak toonde, omdat in zijn werk nauwelijks iets van vernieuwing van

de architectuur in ruime zin te bespeuren zou zijn. 3 In hoofdzaak zijn

deze algemene opvattingen gebaseerd op de kennis van het werk van

Van der Hart gedurende de lange periode dat hij als stadsarchitect van

Amsterdam fungeerde, van 1777 tot zijn overlijden in 1820. In deze periode

kon hij naast zijn werk voor de stad ook opdrachten aannemen

van andere instanties en particulieren. In de loop van de afgelopen veertig

jaar zijn echter verschillende, eerder nog onbekende projecten en activiteiten

van Van der Hart aan het licht gekomen, die in sommige opzichten

het bestaande beeld van deze architect nuanceren, wijzigen en

aanvullen. De laatste jaren zijn bovendien enkele projecten onderzocht

die uit de periode dateren voorafgaand aan zijn aanstelling in Amsterdam

als stadsarchitect. 4 Daarnaast zijn ook andere benaderingen voorgesteld,

waarbij onder meer de rol van het Nederlandse verleden voor de

vormgeving en de betekenis van de architectuur van de achttiende eeuw

een interessant uitgangspunt zou kunnen vormen. De onderzoeksvraag

daarbij is of de architectuur uit de zestiende en vooral de zeventiende

eeuw een aandachtspunt heeft gevormd waarop teruggegrepen werd.

Bezinning op het verleden om het heden vorm te geven is tenslotte een

beproefd middel in allerlei uiteenlopende tijdvakken geweest om een

vorm van continuïteit aan te brengen en waarop bovendien gevarieerd

kon worden. Ook is in de afgelopen vijftien jaar regelmatig ter discussie

gesteld of en op welke manieren de veranderingen op politiek gebied,

en mede ten gevolge daarvan ook op bestuurlijk gebied, de achttiendeeeuwse

architectuur kunnen hebben beïnvloed. 5 Om helderheid te brengen

in het wat verbrokkelde beeld over het bouwbedrijf in de achttiende

eeuw werd recentelijk vanuit de optiek van het stedelijke bouwbedrijf

een andere, nieuwe bijdrage geleverd. 6 Dergelijke benaderingen en

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Afb. 2: Het Spaarne te Haarlem in 1822, detail van

de kadastrale kaart door F.J. Nautz. (Noord-Hollands

Archief, Haarlem)

vraagstellingen kunnen helpen om de gebouwen, de niet gerealiseerde

ontwerpen en misschien ook wel de persoon van Abraham van der Hart

opnieuw te beschouwen en te vergelijken met het werk van andere

architecten uit zijn tijd.

Het ‘Hodshon Huis’

“De indeling van het huis, die aan de hand van diverse bronnen is te

reconstrueren, geeft aan dat de bewoning van het huis grote discipline

eiste. Elke verandering in het huis betekende dat het gehele plan van

circulatie tussen de verschillende vertrekken en hun gebruikers andere

veranderingen noodzakelijk zou hebben gemaakt”, zo luidt het slot van

de passage over het ‘Hodshon Huis’ in het meeste recente handboek

over de Nederlandse architectuurgeschiedenis. 7 Deze conclusie van een

korte bespreking van de indeling van het huis lijkt een streng oordeel te

bevatten, omdat discipline in de manier waarop ruimtes in een woonhuis

gebruikt moeten worden naar hedendaagse maatstaven misschien

eerder met dwang geassocieerd wordt dan met het overigens moderne

begrip woongenot. Toch moet een zekere mate van woongenot het uitgangspunt

zijn geweest voor Cornelia Catharina (“Keetje”) Hodshon

(1768-1829) om een huis van een dergelijk volume en op die plaats in

de stad Haarlem te laten bouwen. Op 19 juni 1794 werd de eerste steen

voor het huis gelegd, waaraan een gedenksteen met inscriptie herinnert:

“Cornelia Catharina van Styrum / geboren den 1 July Ao 1790 / heeft

den eersten steen gelegd / aan dit gebouw / den 19 Juny Ao 1794”.

Het kleine meisje, als petekind vernoemd naar haar jonge tante, was de

dochter van een nicht van Keetje Hodshon, Anna van Styrum, die uit

een patriotse familie kwam. Voorafgaand aan dat moment moet dus de

grond zijn aangekocht en heeft het proces van ontwerp en planning een

aanvang genomen. De eerste drie percelen werden in december 1793

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 3: Detail van de kadastrale kaart door F.J. Nautz,

met het ‘Hodshon Huis’. (Noord-Hollands Archief,

Haarlem)

7 P.T.E.E. Rosenberg, ‘Het woonhuis in de stad’, in: Koos

Bosma e.a. (red.), Bouwen in Nederland 600-2000, Amsterdam/Zwolle

2007, 408-409.

43


44

Afb. 4: Het ‘Hodshon Huis’ aan het Spaarne.

(foto Henk Snaterse)

8 A.A. Verrijn Stuart, ‘Een gelukkige conjunctie’, in: Van den

Ende 2001 (n. 2), 17-18.

9 De datum en signatuur zijn aanwezig volgens Van Swigchem

1965 (n. 1), 212-213.

aangekocht, op 1 maart 1794 volgde nog de aankoop van een vierde

perceel. De bestaande bebouwing werd gesloopt zodat het terrein

bouwrijp was voor de grootscheepse nieuwbouw. 8 Behalve enige tekeningen

zijn geen andere documenten bekend die informatie bevatten

over de fase van planning en ontwerp, en evenmin over de feitelijke uitvoering

van het project.

Een moeizaam ontwerpproces

Een tekening van Abraham van der Hart uit 1793 wordt doorgaans beschouwd

als een eerste project, dat door de opdrachtgeefster blijkbaar

werd afgekeurd. 9 Bij de in totaal drie sets van tekeningen die bekend

zijn, ontbreken overigens consequent plattegrondtekeningen, die er

zonder twijfel wel geweest zijn. Het ontwerpen van bruikbare en passende

plattegronden van alle verdiepingen van het huis was geen eenvoudige

opgave, omdat het beschikbare perceel onregelmatige begrenzingen

had. Omdat de rooilijn aan het Spaarne, waar de naar de stad gekeerde

voorzijde van het zeer brede huis moest komen, en de grens van

het perceel aan de achterzijde, in de Spaarnwouderstraat, niet evenwijdig

aan elkaar lopen, kan het beschikbare perceel het best vergeleken

worden met een onregelmatig parallellogram of trapezium. Daardoor

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Afb. 5: Voorgevel ‘Hodshon Huis’, niet uitgevoerd ontwerp door

Abraham van der Hart, 1793. (Noord-Hollands Archief, Haarlem)

moest rekening gehouden worden met tenminste drie richtingen: de

flauw gebogen lijn van de voorzijde van het perceel aan het Spaarne, de

niet geheel evenwijdig daaraan lopende begrenzing aan de achterzijde

van het perceel en de as van de bestaande bebouwing waar het huis

naast gebouwd zou gaan worden. Op kaarten van Haarlem uit de zeventiende

eeuw is goed te zien dat de toen gehanteerde veel smallere percelen

eigenlijk geen problemen opleverden voor bebouwing, omdat de

bocht van het Spaarne niet in één voorgevel verwerkt hoefde te worden

maar in een hele reeks smallere gevels, die allemaal net een andere richting

kregen waardoor de bocht van het Spaarne gevolgd werd. Het eerste

– afgekeurde – ontwerp voor het huis van Keetje Hodshon toont een

voorgevel met drie verdiepingen en een zolder. De gevel is verdeeld in

zeven vensterassen, waarvan de middelste drie een risaliet vormen, in de

as waarvan de voordeur geplaatst is. In het fronton boven de risaliet is

een wapenschild gedacht en de linker- en rechterzijde van het ontwerp

bevatten alternatieven voor beelden die ter bekroning op de balustrade

geplaatst zouden kunnen worden. Zeer hoge, naar binnen draaiende,

vensters laten op de bel-etage en de daarboven gelegen woonverdieping

ruimschoots licht binnen vallen. De sobere indeling van dit gevelontwerp

toont sterke verwantschap met ‘Huis Houdringe’ in De Bilt, dat

van rond 1779 dateert, en in mindere mate met ‘Gooilust’ in ’s-Graveland.

10 De bogen die daar in de onderste zone van de voorgevels zijn

verwerkt, ontbreken bij het ‘Hodshon Huis’. De achterzijde van het

‘Hodshon Huis’ wordt gekenmerkt door twee zijvleugels, zodat in het

middenblok vijf vensterassen resteren. De beide vleugels hebben in het

niet uitgevoerde ontwerp van 1793 ieder twee delen van ongelijke

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 6: Achtergevel ‘Hodshon Huis’, niet uitgevoerd ontwerp door

Abraham van der Hart, 1793. (Noord-Hollands Archief, Haarlem)

10 Van Swigchem 1965 (n. 1), 296-297; Meischke 1995

(n. 3), 99-101.

45


46

Afb. 7 en 8: Voor- en achtergevel ‘Hodshon Huis’,

het uitgevoerde ontwerp door Abraham van der Hart,

1794. (Noord-Hollands Archief, Haarlem)

breedte en bovendien is de vleugel aan de achterzijde links iets breder

dan de andere. Dit zou tot gevolg hebben gehad dat aan de achterzijde

het midden van het huis niet in het hart van het venster tussen de twee

eenvoudige deuren was komen te liggen, maar juist links daarvan. De

conclusie moet zijn dat de basse-cour aan de achterzijde, zoals de ruime

plaats aan de achterzijde op de tekening wordt genoemd, omsloten

wordt door bouwdelen met een gezamenlijke lengte die groter is dan de

lengte van de voorgevel aan het Spaarne.

Het ongelijke perceel zou Abraham van der Hart parten blijven spelen,

want een optimaal gebruik van de beschikbare grond zou binnen vertrekken

met schuine hoeken hebben opgeleverd, iets dat kennelijk vermeden

moest worden. Waar in het besproken ontwerp uit 1793 een

smalle strook grond aan de kant van het Spaarne niet gebruikt zou worden,

werd in een volgend ontwerp als het ware letterlijk een stap naar

voren gezet. Door een driezijdige erker de plaats van de middenrisaliet

te laten innemen, negeerde Van der Hart de rooilijn. Op deze manier

ontstond een façade aan de kant van het water die bij een buitenplaats

allerminst misstaan zou hebben. Van het nieuwe ontwerp van de voorgevel

bestaan twee varianten die beide uit 1794 zullen dateren. De verdiepingen

worden in beide ontwerpen van elkaar gescheiden door een

strakke cordonlijst. In het uitgevoerde ontwerp kregen de vensters op

de bovenverdieping bovendien een naar voren springende onderdorpel.

Een beeldengroep kwam in de plaats van het wapenschild en in plaats

van beelden werden op de attiek siervazen geplaatst, die op beide varianten

iets in grootte en formaat verschillen. In enkele details verschillen

de beide tekeningen onderling ook nog van elkaar. Op het ene blad zijn

de vensters van de bel-etage slechts eenvoudig bekroond, op het andere

is een wat rijkere variant aangegeven die uiteindelijk werd gekozen. Beide

bladen tonen het aanzicht van het complete bouwvolume, waaruit

duidelijk wordt dat de bouwmassa aan de achterzijde een flink stuk breder

was dan aan de kant van het Spaarne. De zo ontstane open ruimte

werd aan de voorkant door een muur met een deur afgesloten, zodat

een zijplaats ontstond die grenst aan de delen van het huis waarin opslagruimtes

en dienstvertrekken werden ondergebracht. Opmerkelijk is

dat de vleugels op de tekeningen van de achterzijde ofwel met een gelij-

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

ke breedte zijn weergegeven, ofwel met een iets ruimere breedte van de

rechtervleugel. Omdat bij het uiteindelijke uitgevoerde gebouw

juist de linkervleugel iets breder is, kan worden aangenomen dat er

oorspronkelijk meer tekeningen zijn geweest. Daar zijn zeker ook

plattegrondtekeningen bij geweest, die nu

geheel ontbreken.

De uitvoerige analyse van de verschillende

ontwerpen maakt enkele zaken duidelijk die

van belang zijn voor een goed begrip van

de periode waarin de planning van de bouw

concreet werd en waarin de ontwerpfase

van de opdrachtgeefster en van de architect

de nodige zorg en inspanning heeft gevergd.

Op het perceel kon weliswaar een

ruime woning gebouwd worden, maar de

eisen die er klaarblijkelijk aan gesteld werden,

bleven voor de nodige problemen

zorgen. Want kennelijk verlangde Keetje

Hodshon een representatieve gevel aan de

kant van het Spaarne, waarmee haast de suggestie van een buitenverblijf

kon worden gewekt, iets waartoe de ligging aan het water en bovendien

aan de overzijde van het oude centrum van Haarlem, uitnodigde. Maar

aan de achterzijde moest een cour gebouwd worden, zodat men met

een rijtuig de woning kon naderen. Aan de overzijde van die straat was

het koetshuis. Het is natuurlijk de vraag of het ontwerp ook werkelijk

anders had gekund. Het is vooral de cour geweest die andere oplossingen

in de weg heeft gestaan. Als de opdrachtgeefster van dat element

zou hebben afgezien, had de beschikbare ruimte wel anders ingedeeld

kunnen worden. De voorgevel aan het Spaarne had dan breder kunnen

zijn, waarbij wel meteen de vraag opkomt of daarmee het huis als geheel

niet veel te volumineus zou zijn geworden. De zijplaats die daar uiteindelijk

is gerealiseerd, had met functies en al naar de achterzijde van het

huis verplaatst kunnen worden, wat als bijkomend voordeel zou hebben

gehad dat de vleugels aan de achterzijde precies dezelfde omvang hadden

gekregen, terwijl er één middenas van de voordeur tot in een trap-

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 9: Variant op het uitgevoerde ontwerp, 1794.

(Noord-Hollands Archief, Haarlem)

Afb. 10: De oudste foto van het ‘Hodshon Huis’,

omstreeks 1870, nog met de vazen op de balustrade.

(Noord-Hollands Archief, Haarlem)

Afb. 11: De achtergevel met de cour, muur

met kantelen en Neogotische hek. (foto HdK)

47


48

11 Van Swigchem 1980 (n. 1), 443.

12 Krista de Jonge & Konrad Ottenheym (eds.), Unity and

discontinuity. Architectural relationships between the Southern

and Northern Low Countries (1530-1700), Turnhout 2007,

142-146, 198-200.

Afb. 12: Cornelia Catharina Hodshon (1768-1829),

pastelportret door C.H. Hodges. (collectie Koninklijke

Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen)

penhal had geleid. 11 Zoals bij Amsterdamse grachtenpanden zou

daarmee de voordeur een groter belang hebben gekregen, terwijl

de lege rijtuigen vervolgens naar de stalling in de achterstraat gereden

konden worden. Maar om het zo ontstane enorme volume

van het huis tot meer acceptabele proporties terug te brengen,

had het perceel aan de kant van het Spaarne misschien niet ten

volle benut moeten worden. Het creëren van een oplossing voor

het ene probleem zorgde er onherroepelijk voor dat er op een andere

plek een nieuw probleem zou ontstaan. Immers, het handhaven

van de uiteindelijk gekozen breedte voor het hele huis, zou aan

de achterzijde de twee vleugels veel dichter naar elkaar hebben geschoven,

wat weer minder aantrekkelijk is. In de uitgevoerde opzet bevindt

zich de rechter vleugel (van de cour uit gezien) keurig in het verlengde

van het linker deel van de façade aan het Spaarne, terwijl de linkervleugel

veel verder naar buiten geschoven is. Alleen op die manier

kon voldoende ruimte tussen de twee vleugels worden gemaakt om de

cour ook bruikbaar te maken voor rijtuigen. Een andere mogelijkheid

zou kunnen zijn om het ontwerp als geheel radicaal om te draaien en de

aanleg met de U-vormige vleugels aan de voorzijde te projecteren.

Daarmee zou het ontwerp onherroepelijk een duidelijke associatie hebben

opgeroepen met voorname zeventiende-eeuwse stadspaleizen, zoals

het huis van Constantijn Huygens in Den Haag (1634-1637), waar de

vleugels echter niet hoger reikten dan de begane grond. Van kort daarna

dateren de vleugels bij het Haagse Paleis Noordeinde, in dit geval

twee verdiepingen hoog. 12 Een dergelijke plattegrond had echter ook

met zich mee gebracht dat de grote eetzaal op de verdieping naar de

achterzijde verplaatst had moeten worden, wat ten koste zou zijn gegaan

van het aantrekkelijke uitzicht over het Spaarne en van de royale

lichtinval. Het is begrijpelijk dat deze mogelijkheid niet werd gekozen.

Kortom, het resultaat was het huis waarvoor in 1794 de eerste steen

werd gelegd door een achternichtje van de blijkbaar zeer zelfbewuste en

standsgevoelige opdrachtgeefster, die toen zelf nog een jonge vrouw

was. Gezien de gecompliceerde ontwerpsituatie zal zij zeker meer dan

eens met Abraham van der Hart hebben overlegd, en het lijkt aannemelijk

dat zij geadviseerd werd door één of meer verwanten of kennissen.

Over Keetje Hodshon zelf is jammer genoeg nauwelijks iets bekend,

want aan het portretje door Hodges valt toch betrekkelijk weinig af te

lezen. Zij was afkomstig uit een doopsgezinde familie, waarin ook nogal

wat banden met de patriotten bestonden. Keetje was het vierde van

in totaal vijf kinderen uit het huwelijk van de handelaar in lijnwaad

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Albertus Hodshon (1735-1780) en Catharina Cornelia van der

Graas (1735-1777). Haar oudere broer Jacob (1764-1772)

overleed al toen zij nog een kleuter was en vijf jaar later overleed

ook haar moeder. Nog eens drie jaar later, in 1780, overleden

zowel haar oudere zus Johanna (1761-1780) als haar

vader, zodat zij als wees achterbleef met de twee broers

Albertus (1766-1825) en Isaac (1772-1855). Eén van de

voogden over het drietal was de patriot Pieter Kops, die in

1795 in het Haarlemse stadsbestuur kwam. In een doopsgezinde

omgeving was het overigens allerminst vreemd om eerder

de zaak van de patriotten te steunen dan die van de vastgelopen

stadhouder Willem V. Ook Willem Philip Barnaart,

een neef van Keetje Hodshon en eveneens doopsgezind, was

patriot en als maire van Haarlem zou hij Lodewijk Napoleon in

die stad ontvangen. Deze connecties geven in elk geval enige

indruk van de omgeving waarin de jonge Cornelia Catharina

Hodshon verkeerde. Het feit dat zij beschikte over verwanten

die door vermogen tot de toplaag van de Haarlemse bevolking

behoorden en die doopsgezind en patriots waren was niet

minder belangrijk dan dat zij bij haar meerderjarigheid in 1791

bijna 2 miljoen gulden erfde.

Keuze voor een architect en

de context van de opdracht

Afb. 14: Achtergevel ‘Huis Barnaart’.

Het moeten deze ingrediënten zijn geweest die mede ten

grondslag hebben gelegen aan het grootse project waaraan de jonge

vrouw rond 1793 begon. Door haar vermogen daartoe in staat gesteld,

besloot ze haar leven mede vorm te geven door de bouw van een prestigieus

huis. Ze kon zodoende een eigen omgeving creëren om zich op

niveau te mengen in de elite van Haarlem. Anders dan haar neef Willem

Philip Barnaart, die mede vanuit zijn functie als maire over een woning

moest beschikken waarin hij op niveau gasten kon ontvangen, was het

bij Keetje Hodshon standsbesef en wellicht culturele interesse die haar

aanspoorden het grote huis te bouwen en in te richten. Het is daarbij

een intrigerend element dat ze geen genoegen wenste te nemen met de

aanpassing van een bestaand huis. Bij het ‘Huis Barnaart’ is dat kennelijk

wel overwogen, want aan Abraham van der Hart werd door Willem

Philip Barnaart gevraagd om zowel de mogelijkheid tot verbouwen van

het bestaande pand te bestuderen als het idee om een geheel nieuw huis

te bouwen na te gaan. Misschien is aanpassing van een bestaand huis

Afb. 15: Plattegrond bel-etage ‘Huis Barnaart’.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 13: Voorgevel ‘Huis Barnaart’, Nieuwe Gracht 7,

Haarlem, door J. van Straaten, 1812.

49


50

Afb. 16: Ontwerp voor het koorhek van de Sint-Jankerk

in Gouda door Abraham van der Hart. (museumgoudA,

Tom Haartsen)

13 Vgl. Medema 2008 (n. 6), 122-123.

14 Gaillard & Vermeer 2008 (n. 4), 186-194.

15 Bianca van den Berg, De Sint-Janskerk in Gouda. Een oude

stadskerk volgens een nieuw ruimtelijk plan, Hilversum 2008,

130-132; Medema 2008 (n. 6), 151.

16 Vgl. Aimée Duisenberg, J. Otten Husly (1738-1796). Avantgarde

architect tijdens de Verlichting, Rotterdam 1998.

ook door Keetje Hodshon overwogen maar uiteindelijk terzijde geschoven.

Even fascinerend is de vraag waarom ze Abraham van der Hart uitkoos

om met de gecompliceerde ontwerpopgave aan de gang te gaan.

Helemaal verbazingwekkend is de keuze voor Van der Hart niet. Het

aantal architecten in Nederland dat in staat was om een nieuw huis op

een onregelmatig perceel te ontwerpen met een bijbehorende interieur

naar toendertijd moderne maatstaven en van het prestigieuze niveau dat

de jongedame Hodshon ambieerde, was niet heel groot. De kwaliteit

van het werk van de architect die gekozen zou worden gaf daarbij ongetwijfeld

de doorslag, wat impliceerde dat hij zich inmiddels door enigszins

vergelijkbaar werk onderscheiden zou moeten hebben.

Jacob Otten Husly (1738-1796) had als stucwerker een heel andere

achtergrond dan Abraham van der Hart, die het bouwbedrijf als timmerman

in Amsterdam van binnenuit had leren kennen. Dit heeft ongetwijfeld

een rol gespeeld bij het soort opdrachten dat Husly wist te

verwerven. Bij het stedelijke bouwbedrijf van verschillende voorname

steden stond de voorkeur voor een timmerman boven andere beroepen

niet ter discussie en het lijkt daarom niet al te vergezocht om ook voor

de ontwerpers van grotere, ambitieuze projecten van particulieren in

eerste instantie aan een timmerman te denken, en niet zozeer aan een

stucwerker. 13 Het Stadhuis van Weesp, het ontwerp voor het Stadhuis in

Groningen en het Amsterdamse Felix Meritis waren overigens serieuze

opdrachten voor Otten Husly. Een jaar of twintig eerder kreeg hij enkele

opdrachten waar ook Van der Hart ontwerpen voor had ingeleverd,

maar die toen aan Van der Hart voorbij gingen. In 1771 maakte Van der

Hart verschillende ontwerpen voor het stadhuis van Weesp, maar de

vroedschap benaderde Jacob Otten Husly, wiens ontwerp uiteindelijk

ook werd uitgevoerd. 14 En in 1776 werd aan vier architecten gevraagd

een ontwerp voor een nieuw koorhek voor de St. Janskerk in Gouda te

leveren, aan Jacob Otten Husly, Abraham van der Hart, Jacob Berkman

en Anthony Ziesenis. Aanvankelijk was alleen Berkman gevraagd, maar

van zijn ontwerp was men kennelijk niet erg onder de indruk. Van de

ontwerpen die werden ingediend, viel dat van Husly direct in de smaak

en uiteindelijk werd zijn ontwerp uitgevoerd. 15 En hoewel Husly in de

decennia nadien zeker de nodige contacten had verzameld die hem gedurende

zijn loopbaan uiteenlopende opdrachten hebben opgeleverd,

en hij bovendien diverse opvallende grote gebouwen ontwierp, heeft hij

in Haarlem nauwelijks voet aan de grond gekregen. 16 Anders was dat bij

Leendert Viervant (1752-1801). Die kreeg voor Teylers Genootschap

en Teylers Hofje weliswaar interessante opdrachten, maar die waren

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

toch van een ander kaliber dan het ambitieuze nieuwe woonhuis voor

Keetje Hodshon. 17 Een andere bekende architect die in deze tijd verschillende

soorten opdrachten van stedelijke overheden, kerkelijke instellingen

en particulieren kreeg, was Giovanni Giudici (1746-1819),

die echter hoofdzakelijk in Rotterdam en omgeving werkzaam was. 18

Zo zijn er natuurlijk meer architecten te noemen die in het laatste kwart

van de achttiende eeuw in aanzien stonden, maar die door uiteenlopende

oorzaken niet in het blikveld kwamen van de schatrijke juffrouw

Hodshon. Uit de verschillende ontwerpen voor het ‘Hodshon Huis’ en

uit het uiteindelijke, gerealiseerde gebouw, blijkt dat de samenhang

tussen exterieur en interieur groot was en dat het alleen al daarom voor

de hand lag om een architect in de arm te nemen die ervaring had met

omvangrijke gebouwen en die tevens in staat was om passende interieurs

te ontwerpen naar de meest recente mode.

Daarnaast heeft de opdrachtgeefster natuurlijk uitvoerig overlegd met

personen uit de kring van naaste verwanten en vertrouwelingen. In precies

dezelfde periode dat Keetje Hodshon met Abraham van der Hart

moet hebben overlegd, werkte de architect aan de verbouwing van het

huis van de familie Kops aan de Nieuwe Gracht te Haarlem. Het moderne

begrip ‘netwerk’ is wel de beste aanduiding van de grote groep personen

die we hier tegenkomen en waartoe ook Keetje Hodshon behoorde.

Een heel nauwkeurige omschrijving kan van die groep niet worden

gemaakt, omdat het gaat om personen die met elkaar op verschillende

manieren te maken hadden. Allereerst is er de groep van verwanten,

waartoe naast de familie Hodshon ook onder meer de families Van

Styrum, Kops en Barnaart behoorden. Daarnaast was er een groep van

geloofsgenoten, andere doopsgezinde families in Haarlem en omstreken,

die voor een belangrijk deel dezelfde was als de groep van verwanten.

In de politieke sfeer kan een derde groep worden onderscheiden,

maar deze groep is minder duidelijk. In elk geval kan wel worden vastgesteld

dat de naaste verwanten van Keetje Hodshon voor een groot

deel ook tot de patriotten in Haarlem behoorden. Want van de families

Barnaart en Kops staat dat wel vast, terwijl zeker ook de verwantschap

met de Van Styrum’s in dezelfde richting wijst. Sterker nog, in de ogen

van een tijdgenoot kan juist die familie er mede toe hebben bijgedragen

dat Keetje Hodshon niets moest hebben van het Huis van Oranje:

“Jonkvrouwe Corn. Hodshon die, waarschijnlijk weegens haar innig

verkeer met de familie J. Styrum, zeer teegen het Huis van Oranje was

ingenomen (...)”. Tegenzin tegen de Oranjes stond in die tijd wel zo

ongeveer gelijk met steun aan de zaak van de patriotten. Graag zouden

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

17 Vgl. Meischke e.a. 1995 (n. 3), 93-96; Freek Schmidt,

Paleizen voor prinsen en burgers. Architectuur in Nederland in

de achttiende eeuw, Zwolle 2006, 109-143.

18 R. Meischke e.a., Huizen in Nederland. Zeeland en Zuid-

Holland. Architectuurhistorische verkenningen aan de hand

van het bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser, Zwolle/

Amsterdam 1997, 139-141.

51


52

Afb. 17: Paviljoen Welgelegen in Haarlem. (foto HdK)

19 Willem van den Hull, Autobiografie (1778-1854), Hilversum

1996, 154 n. 33.

20 Jacqueline Heijenbrok & Guido Steenmeijer, ‘Meer dan

Welgelegen: Abraham van der Hart en de familie Hope’, in:

Bulletin KNOB 107 (2008), 194-211, sp. 194-195, 201-202,

208-209.

we hebben geweten op welke manier Keetje Hodshon van haar politieke

voorkeur heeft blijk gegeven, maar uit het dagboek van Van den Hull

kan maar één duidelijk voorval worden aangehaald. In dezelfde passage

waarin de banden met de familie Van Styrum werden genoemd, memoreerde

Van den Hull dat juffrouw Hodshon aan de Haarlemse burgerij

twee veldstukken had geschonken, die in de zomer van 1795 werden

gebruikt bij een schuttersfeest. 19

Eerder dan bij het ‘Huis Kops’ was Abraham van der Hart al betrokken

geweest bij de bouw van het Paviljoen Welgelegen, zo werd door

recent onderzoek duidelijk. Voorheen werden de namen van Michel

Triquetti, Jean-Baptiste Dubois en Leendert Viervant in verband

gebracht met het ontwerp- en bouwproces van het Haarlemse verblijf

van Henry Hope, zonder dat hieruit een helder beeld van de ontwerpgeschiedenis

van het L-vormige gebouw was voortgekomen. De naam

van Van der Hart was om verschillende redenen niet eerder met die van

‘Welgelegen’ gecombineerd, maar zijn bemoeienis met dat huis blijkt

zonder meer uit de rekeningen. Behalve de waarde die deze recente

vondst natuurlijk heeft voor de ontwerp- en bouwgeschiedenis van

‘Welgelegen’ zelf, is daarmee ook het vermoedelijke beginpunt van een

reeks interessante opdrachten van Van der Hart in Haarlem geïdentificeerd.

20 Globaal kan een tweedeling in de opdrachtgevers van Van der

Hart worden aangebracht. In Amsterdam was vanaf 1777 de stad zijn

Kelder Begane grond Hoofdverdieping

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

werkgever, wat hem ook de nodige connecties voor niet-stedelijke opdrachten

heeft opgeleverd. Het lijkt er veel op dat hij de neven John

(1737-1784) en Henry Hope (1735-1811) in Amsterdam heeft leren

kennen. Kennelijk maakten zijn aanpak, opvattingen en ontwerpen indruk

op de Hopes, waardoor hij door Henry werd aangezocht om in de

jaren 1784-1790 mee te werken aan de bouw van ‘Welgelegen’ in Haarlem.

Door de connecties van Henry Hope kwamen er nadien andere

Haarlemse opdrachtgevers, die ook nog in belangrijke mate aan elkaar

verwant waren en bovendien tot de patriotten behoorden.

Naar een imposant interieur

Cornelia Catharina Hodshon maakte deel uit van dit milieu. Standsbewust

moet zij zeker geweest zijn, want doopsgezind en patriots maakten

haar allerminst terughoudend in de staat die zij voerde in het grote,

nieuwe huis dat Van der Hart voor haar ontwierp. Dat het exterieur van

het huis een sobere indruk maakt moet dan ook zeker niet worden verklaard

vanuit de vermeende doopsgezinde soberheid, want alleen al het

volume van het huis maakt een verre van zuinige indruk. Een deel van

de aspecten die belangrijk waren voor het exterieur van het huis kwam

al aan de orde. Uiteraard hingen die in niet geringe mate samen met het

gebruik van de vertrekken in het gebouw. In het grote huis moest allereerst

de woning van Cornelia Catharina Hodshon zelf worden onderge-

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

53

Afb. 18: Plattegronden van het ‘Hodshon Huis’.

Tussenverdieping

Eerste verdieping Zolder Kapplan


54

Afb. 19: ‘Huis Houdringe’ in De Bilt. (foto L. Bosman)

bracht, maar voor een dame van haar

stand betekende dat ook huishoudelijk

personeel, en het huishouden zelf een

plaats moesten krijgen. Bij de woonfunctie

hoorde ook de mogelijkheid om gasten

onder te brengen in logeerkamers. Ten

derde komt daarbij de representatieve en

de culturele functie van het huis. In feite vormt dit de kern van het gebruik

van het grote huis. Voor Van der Hart waren dit geen volslagen

nieuwe opgaven meer, na zijn werk aan ‘Welgelegen’ en de verbouwing

van het ‘Huis Kops’. Eerder al had hij waarschijnlijk ook het ‘Huis

Houdringe’ bij De Bilt ontworpen, waarbij vergelijkbare eisen aan het

ontwerp werden gesteld. Het gehele pakket aan eisen voor het ‘Hodshon

Huis’ is uiteindelijk wel in het uitgevoerde ontwerp verwerkt, maar

niet alle onderdelen van het resultaat zijn werkelijk bevredigend te noemen.

Ook al was een centrale plaatsing van de trap geen onontkoombaar

element meer in de architectuur van de late achttiende eeuw, de

hier gekozen oplossing doet merkwaardig aan. Zoals al werd aangegeven

is de voorgevel aan het Spaarne regelmatig en symmetrisch, met als

meest opvallende element de drie vensterassen omvattende erkergeleding,

waarin op de begane grond de voordeur zit. Doordat de begane

grond als gebosseerd basement van het geheel behandeld is, wordt de

hoofdverdieping met de hoge vensters benadrukt zodat die als het ware

opgetild wordt. Maar de voordeur zelf valt nauwelijks op. Aan de achterzijde

is het resultaat strak en sober, met twee deuren die, evenmin als

de vensters, gedecoreerd zijn. Wie van deze kant het huis betreedt, staat

meteen in het trappenhuis, zonder zicht op overige deuren en vertrekken,

maar met de trap naar de belangrijkste verdieping direct voor zich.

De voordeur aan de kant van het Spaarne komt uit in een wat lage vestibule

en de deur naar het trappenhuis ligt niet op de as van de voordeur.

De behoefte aan een spreekkamer direct naast de vestibule, en de aanwezigheid

van de diensttrap met daarbij behorende ruimtes in het deel

achter de spreekkamer, legden omvang en ligging van de vestibule

beperkingen op, die voor de opdrachtgeefster geen probleem vormden.

Een erg ruime en statige entree behoorden in die jaren echter niet

(meer) tot de vereisten, zodat ruimte gewonnen kon worden om elders

te gebruiken. De gasten van Keetje Hodshon die haar huis op deze manier

betraden werden vervolgens echter verrast door de ruime en hogere

trappenhal, waardoor ze naar de belangrijkste verdieping gevoerd werden.

De andere ruimtes op de begane grond zijn dienstvertrekken, en

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

aan de rechterkant van de voorgevel is de zijplaats gesitueerd,

door een muur met deur aan het directe zicht onttrokken.

Een deur vanuit die plaats geeft toegang tot een gang

waarin een tweede, eenvoudiger trappenhuis is ondergebracht.

Dit was de diensttrap die naar een kelder voerde, en

omhoog naar alle verdiepingen, tot in de grote zolder toe.

In tegenstelling tot andere voorname huizen uit deze periode

kon door de problematische vorm van het perceel enerzijds

en de uiteenlopende eisen omtrent gebruik en plaats

van de ruimtes anderzijds niet worden teruggegrepen op bestaande

modellen voor de plattegrond. Huizen met een

middenas waaraan vertrekken waren gelegen kwamen sinds

het begin van de zeventiende eeuw voor, en in de achttiende

eeuw werd nogal eens een verdeling gemaakt in een deel van

het huis dat bedoeld was voor ontvangsten en een ander om

dagelijks te wonen. 21 Bij het ‘Hodshon Huis’ moesten andere

oplossingen gevonden worden, waarmee de woonfunctie

ruimtelijk over verschillende verdiepingen verspreid werd.

De erker aan de voorzijde is een element dat ook bij andere

voorname huizen wel voorkomt, vooral bij buitenhuizen.

Architect Pierre Essaie Duijvené (1760-1801) paste de erker

bijvoorbeeld toe aan de achterzijde van het ‘Huis Buitenrust’

in Haarlem, en Van der Hart gebruikte het opnieuw bij

de sobere achterzijde van het ‘Huis Barnaart’. 22

De trappenhal is tamelijk ruim maar strak en eenvoudig uitgevoerd, wat

voor de gasten die voor diners, ontvangsten of culturele samenkomsten

op bezoek waren een duidelijk contrast opleverde met de rijke en kleurrijke

decoraties van de verschillende zalen. De hoofdverdieping bevat

vier grote vertrekken: een ruime erkerzaal aan de voorzijde met daaraan

grenzend een flinke zijkamer, terwijl zich in de beide vleugels aan de

achterzijde nog twee ruime kamers (of zalen) bevinden. Tussen de zijkamer

aan de voorkant van het gebouw en de zogenaamde Rode Zaal

daarachter is een kleine hal die als schakel tussen beide vertrekken kan

dienen, maar ze ook van elkaar kan scheiden. In de andere vleugel is de

zogenaamde Blauwe Zaal vanuit de trappenhal bereikbaar via een verbindingsgang.

Op deze zaal sluit een dienstvertrek aan, waardoor het

gebruik van de zaal met ontvangsten makkelijker werd. Zo konden de

ruimtes afzonderlijk of gezamenlijk gebruikt worden. Grenzend aan de

Erkerzaal bevindt zich een kamer die als kabinet of dagelijkse kamer van

juffrouw Hodshon gediend zal hebben.

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 20: Het trappenhuis. (foto Henk Snaterse)

21 R. Meischke & H.J. Zantkuijl, ‘De stamboom van een

bijzonder huis: Nieuwe Gracht 7 te Haarlem’, in: Vereniging

Hendrick de Keyser. Jaarverslag 2005, 31-43.

22 Meischke 1995 (n. 3), 96, 100; Meischke & Zantkuijl 2005

(n. 21), 35.

55


56

Afb. 22: De Rode Zaal. (foto Henk Snaterse)

Afb. 23: Het plafond in de Rode Zaal.

(foto Henk Snaterse)

Afb. 21: De Etrurische Kamer.

(foto Henk Snaterse)

De kleurstellingen van de zijzaal aan

de voorzijde van het huis, en van de

beide zalen in de vleugels aan de achterzijde

hebben de nu veelal

gebruikte namen bepaald: de Etrurische

Kamer met oker en geelbruine

decoratie, de Rode Zaal waar later bibliotheek

van is gemaakt, en de grootste

zaal die bekend is als de Blauwe

Zaal. De Erkerzaal was bestemd voor

het diner met gasten, aan een mahoniehouten

tafel met maximaal 24 couverts.

De wanddecoratie is hier relatief

eenvoudig met lisenen, zoals dat ook

in de Etrurische Kamer het geval was.

Voor en na het diner werd deze aangrenzende,

meer langgerekte kamer

gebruikt voor aperitief of digestif. Via

het rijk gedecoreerde portaal kon de

Rode Zaal worden betreden, waar de

behandeling van de wanden uitvoeriger

en rijker is dan in de eetkamer en

de Etrurische Kamer. In deze kamer konden speeltafeltjes worden opgesteld

voor de gasten. De toegangsdeur is in het midden van de korte

wand aangebracht, zoals dat ook bij de Etrurische Zaal het geval is.

Maar door het geheel aan wensen van de opdrachtgever dat door Van

der Hart in het ontwerp verwerkt moest worden, konden de deuren

vanuit de trappenhal naar de eetkamer, en de verbindingsdeur tussen de

eetkamer en de aangrenzende Etrurische Kamer niet in het midden van

een wand geplaatst worden. Onder meer op die plaatsen is te merken

dat het perceel aan de krappe kant is voor alle eisen die gesteld werden,

waardoor verschillende van de ruimtes geen ideale plaats in de plattegrond

van het gehele huis konden krijgen. Decoratieve motieven kregen

in de eetkamer, de Etrurische Kamer en de Rode Zaal een plaats in de

montants (of lisenen) en de friezen. In deze drie kamers zijn de wanddecoraties

aangebracht door middel van wandbespanningen, schilderwerk,

houten betimmeringen en houtsnijwerk. In de Blauwe Zaal, in de

andere vleugel van het huis, heeft de decoratie een meer architectonisch

karakter doordat hier lisenen met basementen en hoofdgestel zijn toegepast.

De onderverdeling van de wanden in kleinere vakken ontbreekt

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Afb. 24: De Blauwe Zaal.

(foto Henk Snaterse)

hier. Het ontwerp vormt een doorlopend

geheel van stucwerk, waarin

gecanneleerde ionische pilasters de

ordening aanbrengen. Om de verhouding

tussen de proporties van de pilasters binnen het architectuursysteem

van de langgerekte zaal en het geheel van de architectuur juist

te houden, liet Van der Hart de architraaf in het hoofdgestel achterwege.

Bij het ontwerpen van de decoraties voor de verschillende vertrekken

gaat het in hoofdzaak natuurlijk om het creëren van eenheid en samenhang

tussen de verschillende onderdelen. In het grotere geheel gaat het

om de samenhang van de decoratieve elementen en de opbouw van de

verschillende wanden, waarbij deuren en vensters, en soms ook kachels

complicerende elementen vormen. Voor de afzonderlijke wanden waren

het de muurvlakken, schoorsteenmantels, spiegels en deuren die in een

samenhangend ontwerp bijeengebracht dienden te worden. De bekende

middelen daartoe zijn natuurlijk kleuren en decoratieve motieven die

gekozen werden, evenals architectonische motieven waarmee verschillende

onderdelen van een wand tot een eenheid gebracht konden worden.

Wandvlakken werden niet in alle zalen van het ‘Hodshon Huis’ op

gelijke wijze behandeld. In de Erkerkamer en de Etrurische Kamer zijn

het vooral de vlakken van de lambriseringen die de indeling van de

wanddecoratie bepalen. Er zijn met andere woorden in deze kamers

geen decoratieve of architectonische motieven waaraan de gehele decoratie

ondergeschikt is gemaakt. In de Etrurische Kamer zijn niet alle bogen

van dezelfde vorm, hetgeen de eenheid van de ruimte geen goed

doet. In het portaal tussen die zaal en de Rode Zaal is het motief van de

bogen juist heel geslaagd toegepast, zodat hier een echte eenheid van de

verschillende wanden en onderdelen tot stand is gekomen. In de Blauwe

Zaal zijn de deurpartijen in de korte wand gelijk behandeld, met boogvormige

bekroningen. De lichtblauwe kleur brengt hier rust en samenhang,

waaraan ook de gedecoreerde wandvlakken die door pilasters van

elkaar zijn gescheiden en het doorlopende fries bijdragen.

Van der Hart volgde bij zijn interieurdecoraties voor het ‘Hodshon

Huis’ de laatste mode. Hij ontleende motieven aan in deze periode ook

door anderen veel nagevolgde ontwerpen van Adam en Albertolli. Van

de laatste bezat Van der Hart twee boeken, en van Robert en James

Adam had hij The Works in Architecture of Robert and James

Adam, uit 1774-1775. Deze voorbeelden werden al jaren voordat de

bouw van het ‘Hodshon Huis’ begon, door Van der Hart gebruikt in

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 25: Stucwerk in de Blauwe Zaal.

(foto Henk Snaterse)

57


58

Afb. 26: Beeldengroep op de attiek van het ‘Hodshon Huis’.

(foto Henk Snaterse)

23 Van Swigchem 1965 (n. 1), 319, Bijlage een; Heijenbrok &

Steenmeijer 2008 (n. 20), 202-204.

24 M.D. Ozinga, ‘De architecten van Lodewijk Napoleon als

koning van Holland’, in: Oudheidkundig Jaarboek 11 (1942),

76. Vgl. C. Willemijn Fock (red.), Het Nederlandse interieur

in beeld 1600-1900, Zwolle 2001, 265, 267, 270.

25 Heijenbrok & Steenmeijer 2008 (n. 20), 200, 208; Van den

Ende 2001 (n. 2), 15, 19, 121.

Paviljoen Welgelegen. Zijn bekendheid met het werk van

de gebroeders Adam kan heel goed mede tot stand zijn

gekomen door de connectie met Henry Hope, de bouwheer

van ‘Welgelegen’. Dat Triquetti de voorbeeldboeken

van Albertolli heeft aangedragen in dezelfde

periode van werk aan het Paviljoen Welgelegen lijkt ook

zeer waarschijnlijk. 23 Het heeft er alle schijn van dat het

hoge niveau en de internationale contacten van sommige

van zijn opdrachtgevers Van der Hart in staat hebben

gesteld naar de laatste mode te werken, terwijl dit anderzijds

voor hem ook een stimulans en uitdaging zal hebben

gevormd om zich verder te blijven bekwamen in de

adequate toepassing van moderne opvattingen over

architectonische decoraties en interieurafwerking. Van

meet af aan heeft Van der Hart bij zijn interieurontwerpen

gestreefd naar een hoge kwaliteit, waarbij hij steeds

probeerde de nieuwste internationale ontwikkelingen te verwerken.

Ozinga merkte dat lang geleden al op in een vergelijking van het

Nieuwe Werkhuis en het Maagdenhuis in Amsterdam met het

‘Hodshon Huis’. Nadat hij heeft opgemerkt dat het Maagdenhuis

“reeds” een veel strenger karakter toont dan het Werkhuis, vervolgt hij:

“De prachtige antiquiseerende interieurs van het huidige, in 1794 tot

stand gekomen gebouw van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen

te Haarlem, (...) beteekenen, bij de voorgaande vergeleken,

een opmerkelijke evolutie”. 24 Uit de rekeningen van het huis voor

Willem Philip Barnaart aan de Nieuwe Gracht in Haarlem, waarvan de

planning in 1803 begon, blijkt dat Abraham van der Hart zeer nauwkeurig

te werk ging en door middel van gedetailleerde tekeningen zorgde

voor een goede afstemming van de verschillende onderdelen. Hij zal

ook een duidelijke inbreng hebben gehad bij de keuze voor de verschillende

ambachtslieden die verantwoordelijk waren voor de cruciale interieurdecoraties.

Het valt dan bijvoorbeeld op dat bij Paviljoen Welgelegen,

bij de verbouwing van het ‘Huis Kops’ en bij het ‘Hodshon Huis’

van de diensten van de Franse kamerbehanger Louis le Houx gebruik

werd gemaakt. De stucwerker J.J. Martin is bekend uit de contracten en

rekeningen van het ‘Huis Barnaart’, en hij heeft in Utrecht ook voor

Lodewijk Napoleon gewerkt. Uit de inscriptie die in de Blauwe Zaal is

gevonden “j:j martin fecit 1796” blijkt niet alleen dat deze ruimte ongeveer

twee jaar na het begin van de bouw van het ‘Hodshon Huis’

werd voltooid, maar geeft ook de naam van de stucwerker. 25

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Architectuur en politiek in het laatste

kwart van de achttiende eeuw

Eerder werden opmerkingen gemaakt over het milieu waarin Cornelia

Catharina Hodshon zich bewogen heeft: enerzijds dat van de religieuze

groepering van de doopsgezinden en anderzijds familieleden en kennissen

met een politieke overtuiging die duidelijk voor de patriotten was

en tegen het huis van Oranje, en dus tegen het stadhouderlijke bestel

dat op zijn laatste benen liep. Lange tijd zijn in de architectuurhistorische

discipline vragen omtrent de mogelijke invloed van de religieuze en

politieke overtuigingen van particuliere opdrachtgevers, maar ook van

stedelijke opdrachtgevers, uit de weg gegaan. Gezien de soms ingrijpende

veranderingen die zich voordeden in de periode tussen ca. 1780 en

ca. 1815 is het zeker van belang om dergelijke vragen in het onderzoek

te betrekken. Het is met name Thomas von der Dunk geweest die in de

afgelopen tien of vijftien jaar bij herhaling de politieke voorkeuren van

opdrachtgevers en architecten in Nederland aan de orde heeft gesteld,

om daarbij ook te onderzoeken of er zoiets als een revolutionaire architectuur

heeft kunnen ontstaan in Nederland in de aangeduide periode.

Daarbij heeft hij onder meer naar voren gebracht dat een portico op

vrijstaande zuilen mogelijk kan worden geïnterpreteerd als de architectonische

uitdrukking van een politiek patriotse gezindheid. Wie het ontwerp

voor een ‘Monument voor Isaac Newton’ uit de jaren ca. 1780-1790

van Etienne-Louis Boullé ook maar vaag op het netvlies heeft staan,

hoopt misschien op een verre afschaduwing daarvan in een

Nederlandse context; het zijn tenslotte globaal dezelfde jaren en het is

niet bij voorbaat ondenkbaar dat zulke architectonische gedachten ook

hun weg naar Nederland konden vinden. De ontwerpen van deze Franse

architect werden echter zelden uitgevoerd, in tegenstelling tot die van

zijn tijdgenoot Claude-Nicolas Ledoux, wiens oeuvre

overigens voor een groot deel bestaat uit verre van

revolutionaire of vernieuwende ontwerpen. Het zijn

dan eigenlijk vooral de projecten van grote omvang,

uitgevoerd of niet, die in de literatuur sinds jaren het

beeld van de onderhavige periode hebben bepaald.

Daarbij wordt niet zelden het verband, dan wel het

onderscheid tussen vernieuwende, misschien zelfs

revolutionaire architectuur enerzijds, en maatsschappelijk

revolutionaire overtuigingen anderzijds in het

midden gelaten of ronduit verdoezeld. Niet alleen in

overzichtswerken van de architectuurgeschiedenis

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 27: Luchtfoto van de ‘Saline de Chaux’

te Arc-et-Senans.

Afb. 28: Poortgebouw van de ‘Saline de Chaux’.

59


60

26 Hanno-Walter Kruft, Städte in Utopia. Die Idealstadt vom

15. bis zum 18. Jahrhundert, München 1989, 113.

wordt nogal eens aandacht gegeven aan ‘Saline de Chaux’ van Ledoux,

dat als voorbeeld voor de aanleg van een stad van belang is, zowel door

het ontwerp van de stadsplattegrond en van de individuele gebouwen,

als door de tekst die Ledoux erover geschreven heeft. De aantrekkelijkheid

van het totale ontwerp van het Franse ‘Saline de Chaux’ in Arc-et-

Senans door Ledoux en van zijn opvattingen over de inrichting van dit

stadje steken echter schril af tegen de maatschappelijke werkelijkheid

van het hele project. Want de ‘Saline de Chaux’, het (slechts ten dele

uitgevoerde) project om de productie van de Franse zoutmijnen te

vergroten, was in de woorden van Hanno-Walter Kruft “de zichtbare

demonstratie van het koninklijke monopolie” (op de zoutmijnen namelijk).

26 De architectonische aantrekkingskracht op architectuurhistorici

en liefhebbers van architectuur wordt daarmee allerminst teniet gedaan,

maar een zekere vorm van vernieuwing (in dit geval een architectonische

en stedenbouwkundige vernieuwing) impliceert natuurlijk allerminst

dat ook de maatschappelijke achtergrond van de opdracht en van de opdrachtgever

van dezelfde vernieuwende richting zouden moeten zijn.

Daarmee is een gecompliceerd gebied in beeld gekomen, dat echter zo

interessant en belangwekkend is dat het nader toegelicht en in afzonderlijke

vraagstellingen uitgewerkt moet worden. Allereerst blijkt uit het

aangehaalde voorbeeld van het Franse Chaux dat er helemaal geen directe

samenhang hoeft te bestaan tussen de maatschappelijke of sociale

achtergrond van een opdracht en de architectonische uitwerking daarvan.

Hoewel de veronderstelling misschien voor de hand zou liggen,

kan dus uit een ontwerp dat in architectonische zin (enigszins) revolutionair

of tenminste vooruitstrevend genoemd kan worden, allerminst

worden afgeleid dat de opdracht als zodanig is voort gekomen uit een

vooruitstrevende gedachtegang. Ofschoon Ledoux zelf een idealistisch

beeld heeft willen creëren van het stadje, was er van die idealen bij de

planning en de bouw ervan nog geen sprake. Verder is het een tamelijk

modern idee om te veronderstellen dat een opdrachtgever voor een bepaalde

opdracht een architect zou zoeken, die tot dezelfde religieuze of

politieke groepering zou behoren als hijzelf. Daarbij wordt er impliciet

van uitgegaan dat de betreffende overtuiging een gemeenschappelijk begrip

teweeg zou brengen dat het te realiseren architectuurproject beter

of passender zou maken dan wanneer de opdrachtgever en de architect

die overtuiging of levenshouding niet zouden delen. In theorie zou ook

nog denkbaar zijn dat een opdrachtgever bij voorkeur iemand uit de

‘eigen’ kring de opdracht zou verlenen om die ontwerper te steunen en

daarmee de groep waartoe beiden behoorden. In het verleden is dat

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

echter heel vaak juist niet het geval geweest, omdat kennelijk zo’n religieuze

of politieke overtuiging geen (doorslaggevend) criterium voor de

keuze van een architect of kunstenaar was. De regenten van het katholieke

meisjesweeshuis in Amsterdam gingen met de gereformeerde Abraham

van der Hart in zee, die ook uitstekend in staat bleek om behalve

het gehele weeshuis ook de kapel binnen het complex van het Maagdenhuis

te ontwerpen. 27 “Op het eind van de achttiende eeuw hoefden,

mede dankzij de door de patriotten verbreide geest van verlichting en

verdraagzaamheid, zelfs de katholieken niet meer altijd via sloppen in

onzichtbare schuren te verdwijnen. Liefdadigheidsinstellingen

als het ‘Hofje van Occo’

en het nieuwe Maagdenhuis drukten tenminste

in Amsterdam een belangrijk rooms

stempel op het stadsbeeld”, zo meende Von

der Dunk jaren geleden. 28 Hij schreef dit in

een passage die handelt over de veranderingen

op religieus terrein die veroorzaakt werden

door de omwenteling van 1795. Maar

daar valt op twee cruciale punten een en ander

op af te dingen. Want het interessante

punt is nu juist dat van een katholiek stempel

op het Amsterdamse Spui, waar het nieuwe

Maagdenhuis werd gebouwd, helemaal geen

sprake was! Aan niets is aan de buitenkant

van het als katholieke meisjesweeshuis gebouwde

Maagdenhuis immers af te lezen dat

het hier gaat om een katholiek gebouw. Uiterlijke kenmerken die ons

konden attenderen op de katholieke religie ontbreken in de architectuur

van het exterieur van dit gebouw geheel. Of de regenten van het Maagdenhuis

dan wel de architect Van der Hart beperkingen zijn opgelegd

met betrekking tot het uiterlijk van het gebouw, lijkt heel onwaarschijnlijk.

Veel meer dan aan een katholieke uitstraling droeg de architectuur

van het Maagdenhuis bij aan het degelijke en representatieve beeld van

het Amsterdamse stadsbestuur. Op een belangrijke plaats in het centrum

van Amsterdam kon op deze manier een interessante bijdrage worden

geleverd aan de stedelijke architectuur en de uitstraling van de stad,

waarbij het stadsbestuur toestemming gaf om een groot en aanzienlijk

gebouw te laten bouwen door de stadsarchitect, die daartoe werd uitgeleend

aan het katholieke weeshuis. Niet minder belangrijk is natuurlijk

het feit dat het Amsterdamse Maagdenhuis al jaren bestond voordat van

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 29: Het Maagdenhuis in Amsterdam.

(foto L. Bosman)

27 R. Meischke, Amsterdam. Het R.C. Maagdenhuis en het

St. Elisabeth-gesticht, ’s-Gravenhage 1980.

28 Von der Dunk 1996 (n. 5), 322.

61


62

29 Vgl. Marten Jan Bok, ‘Familie, vrienden en opdrachtgevers’,

in: Jacobine Huisken, Koen Ottenheym en Gary Schwartz,

Jacob van Campen. Het klassieke ideaal in de Gouden Eeuw,

Amsterdam 1995, 27-52.

30 Van Swigchen 1965 (n. 1), 10; Von der Dunk 1996 (n. 5),

333.

de omwenteling van 1795 sprake kon zijn. Het Maagdenhuis was al in

1787 voltooid en kan daarom niet in verband worden gebracht met gebeurtenissen

van acht jaar later.

In de zeventiende eeuw was het voor de stad Amsterdam allerminst een

bezwaar om de katholieke Jacob van Campen het nieuwe, prestigieuze

stadhuis te laten bouwen. Zijn katholieke achtergrond was geen beletsel

voor verschillende interessante opdrachten voor Van Campen op het

hoogste niveau, dat van de stadhouder. 29 Godsdienstige eenkennigheid

was daarbij niet aan de orde, waarbij men zich in tegendeel kan afvragen

of er ooit over de geloofsovertuiging van een kunstenaar of architect

werd gesproken als er opdrachten te vergeven waren. In het laatste

kwart van de achttiende eeuw waren het mogelijk de politieke opvattingen

die de carrière van een architect konden helpen dan wel blokkeren,

maar dit blijkt eigenlijk nauwelijks het geval te zijn geweest. Naast politieke

voorkeuren van architecten en opdrachtgevers waren er bovendien

nog andere factoren in het spel, waarover later meer. Gevallen waarbij

architecten geen opdrachten meer wisten te verwerven en waarbij dit

gemis aan inkomsten moet worden toegeschreven aan hun eigen politieke

opvattingen, zijn niet te noemen, en dat is een belangrijke vaststelling.

Ook architecten met een aanstelling bij een stad werden hooguit in

een heel enkel geval de deur uitgewerkt om politieke redenen. Alleen

Barend Goudriaan, die in dienst was van de Amsterdamse stadsfabriek

en daar met Van der Hart en Schilling de leiding deelde, schijnt in 1798

vanwege zijn Oranjegezindheid uit de stedelijke dienst ontslagen te

zijn. 30

Behalve de vragen naar de politieke gezindheid van opdrachtgevers en

architecten kunnen ook andere, hiermee samenhangende overwegingen

naar voren gebracht worden. Want ook als bekend is welke politieke

richting een opdrachtgever in de laatste decennia van de achttiende, of

de eerste van de negentiende eeuw heeft gehad, kan men zich afvragen

of het de ambitie van die opdrachtgever is geweest om dat ook tot uitdrukking

te brengen in de architectuur. Eveneens is de vraag gerechtvaardigd

of een architect in de betreffende periode de behoefte zal hebben

gehad om zijn steun aan de Oranjes dan wel zijn afkeer van hen, in

architectonische ontwerpen naar voren te brengen, gesteld overigens dat

hij daar al toe in de gelegenheid zou zijn geweest. Bovendien is het natuurlijk

een interessant punt of de architectuur het meest geëigende

middel was voor bijvoorbeeld een overtuigd patriot om uiting te geven

aan zijn (of haar) politieke gezindheid. Kunnen er specifieke architectonische

concepten of misschien delen van de vormgeving worden be-

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

noemd als dermate kenmerkend voor patriotse opdrachtgevers, dat de

toepassing ervan goed begrepen zal zijn en voor de opdrachtgever een

belangrijk middel kan zijn geweest om zich er van te bedienen? Dergelijke

vragen lijken eigenlijk weg te zakken in een moeras van onduidelijkheid,

al kan er met enige moeite toch wel iets over worden gezegd.

Het stellen van deze vragen alleen al is van belang voor de analyses van

de architectuur van het einde van de achttiende en de aanvang van de

negentiende eeuw. In vergelijking met verschillende andere landen was

de situatie in Nederland in politiek en bestuurlijk opzicht misschien wel

heel veranderlijk en opwindend, met de architectuur lijkt dat niet erg

het geval te zijn. Maar waar architecten elders in Europa in de periode

rond 1800 mede door politieke veranderingen geïnspireerd werden, zijn

het ook daar toch vooral papieren gebouwen gebleven en was er in de

uitgevoerde projecten veel minder revolutionair elan terug te vinden. 31

Zowel met betrekking tot de opdrachtgevers als wat betreft de uiteindelijke

gerealiseerde architectuur dient steeds het onderscheid tussen particuliere

opdrachten en opdrachten van religieuze of bestuursorganen in

de beschouwing betrokken te worden. Bij geen van de opdrachtgevers

blijkt het echter een cruciale overweging te zijn geweest om het nieuwe

bewind nadrukkelijk in een stedelijke context te plaatsen door middel

van andere en nieuwe architectonische concepten. Ook bij Felix Meritis

in Amsterdam, naar ontwerp van Jacob Otten Husly, is dat niet het geval

geweest, want een patriots bolwerk is die instelling helemaal niet geweest:

“Felix Meritis was en bleef politiek neutraal; patriotse activisten

waren verenigd in de Vaderlandse Sociëteit en nadat deze was verboden,

in Doctrina et Amicitia”, stelde Schmidt recentelijk vast. 32

In de architectuur van de late achttiende en de vroege negentiende

eeuw lijkt de politieke kaart niet of nauwelijks gespeeld te zijn. Opdrachtgevers

en architecten bewogen zich allerminst uitsluitend in de

kringen van de eigen godsdienstige en politieke geestverwanten, maar

andere factoren zijn daarbij van groter belang geweest. De verschillen in

opdrachten tussen Van der Hart en verscheidene collega-architecten

kunnen niet worden verklaard vanuit een politieke overtuiging. Veeleer

was het van belang om enerzijds een vaste plaats te hebben binnen het

stedelijk bouwbedrijf, zoals bij Van der Hart in Amsterdam sinds 1777,

en anderzijds een goed netwerk op te bouwen van opdrachtgevers, die

los van religieuze en politieke overwegingen interessante opdrachten

konden geven. Daarbij valt bij Van der Hart ook nogal eens op dat het

kennelijk opdrachten waren die hem goed lagen, waardoor hij al vroeg

in zijn Amsterdamse loopbaan met Henry Hope een belangrijke particu-

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Afb. 30: Een contract wordt getekend in het huis van

Abraham van der Hart (staand rechts), tekening door

Christiaan Andriessen, 6 augustus 1806.

31 Vgl. bijv. Winfried Nerdinger, Klaus Jan Philipp en Hans-

Peter Schwarz, Revolutionsarchitektur. Ein Aspekt der

europäischen Architektur um 1800, tent. cat. Frankfurt 1990.

32 Zie Schmidt 2006 (n. 17), 232-233.

63


64

Afb. 31: Voorgevel ‘Huis Barnaart’. (foto HdK)

33 Guido Steenmeijer, ‘Tot cieraet ende aensien deser stede’. Arent

van ’s-Gravesande (ca. 1610-1662), architect en ingenieur,

Leiden 2005, 30-41.

liere opdrachtgever had ontmoet

die op twee manieren

van belang bleek te zijn: door

het werk aan Paviljoen Welgelegen

kwam Van der Hart naar

voren als uitstekend interieurarchitect,

die volgens de laatste

modes kon werken. Daarnaast

werd hierdoor een nieuwe

groep van opdrachtgevers

gevonden in Haarlem, die

allen bij Van der Hart uitkwamen

vanwege zijn veelzijdigheid

en zijn hoogstaande

interieurontwerpen. Deze opdrachtgevers

bleken patriotten

te zijn, maar dat Van der Hart

dat niet was, speelde geen rol.

Dat Pieter Kops, Cornelia

Catharina Hodshon en Willem

Philip Barnaart zich in Haarlem

wilden manifesteren in de periode dat de patriotten daar een sterke

groepering vormden, heeft er zeker toe bijgedragen dat zij hun huizen

lieten bouwen of verbouwen. Maar daarbij moet ook steeds bedacht

worden dat de nadruk bij de huizen Kops en Hodshon eigenlijk lag op

het interieur. Het tempelfront van het ‘Huis Barnaart’ wijst op de zelfbewuste

behoefte van de opdrachtgever om zich nadrukkelijk te manifesteren.

Daarbij is de verwijzing naar de Nederlandse architectuur van

de zeventiende eeuw onmiskenbaar en mogelijk is gebruik gemaakt van

een specifiek voorbeeld, de façade aan de Hofvijver van de Sint-Sebastiaansdoelen

in Den Haag, naar ontwerp van Arent van ’s-Gravesande.

Het gevelschema van dat gebouw is bij ‘Huis Barnaart’ grotendeels nagevolgd,

waarbij de breedte van de Haagse gevel van negen vensterassen

werd gereduceerd tot zeven. Maar dat dit voorbeeld nooit om politieke

redenen kan zijn gebruikt bij het ontwerp van het ‘Huis Barnaart’ blijkt

duidelijk uit het feit dat de Sint-Sebastiaansdoelen bij de bouw bedoeld

was als een eerbetoon aan Frederik Hendrik. 33 Dat bij het ‘Hodshon

Huis’ het oorspronkelijk voorziene wapen bij de uitvoering achterwege

bleef en werd vervangen door een beeldengroep is het enige element

dat mogelijk iets verraadt van de politieke context.

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Abraham van der Hart heeft gedurende zijn lange loopbaan als stadsarchitect

van Amsterdam uiteenlopende gebouwen en gebouwencomplexen

ontworpen en tal van verbouwingsplannen gemaakt. Al voordat

hij in 1777 werd opgenomen in de leiding van de Amsterdamse stadsfabriek

moet hij goed hebben begrepen dat niet alleen veelzijdigheid en

grondige kennis van uiteenlopende onderdelen van het vak als ontwerper

van gebouwen en interieurs verlangd werden, maar dat het leggen

van contacten met potentiële opdrachtgevers minstens even belangrijk

was. Daarom mengde hij zich in zulke verschillende architectonische

vraagstukken als het stadhuis van Weesp en het koorhek in Gouda.

Anderzijds getuigen deze gevallen ook van zijn bekendheid buiten de

voor de hand liggende Amsterdamse kring. Zijn connecties in Amsterdam

leverden hem de bemoeienis met een koloniale opdrachtgever op

in de tijd dat hij werkte aan het Nieuwe Werkhuis en het Maagdenhuis,

waarvoor hij het grootste complex tekende dat hij in zijn loopbaan kon

ontwerpen, ook al werd het uiteindelijk niet uitgevoerd. 34 Mogelijk was

hij in het maken en onderhouden van contacten handiger of minder

kieskeurig dan collega’s. “Van der Hart, vóór 1795 gematigd Orangist,

ná 1795 gematigd opportunist, zag er geen been in om in zijn functie

als stadsarchitect voor het nieuwe revolutionaire regime de feestdecoraties

te ontwerpen, die de val van zijn vroegere voorman moesten vieren”,

stelde Von der Dunk eens. 35 Misschien dat deze opvatting zou

kloppen als consequent de politieke overtuiging of voorkeur van architecten,

metselaars en stucwerkers wordt onderzocht, maar dat zou geen

recht doen aan de context waarin deze lieden werkzaam waren. Voor

hooguit een enkeling zal de politieke overtuiging van een zo principieel

gehalte zijn geweest dat daaruit ook consequenties volgden voor de beroepsuitoefening.

Maar het zou onjuist zijn de politieke veranderingen

en de individuele opvattingen van allerlei figuren daarover te hanteren

als maatstaf van al dan niet opportunistisch gedrag. Want slechts weinigen,

en dan alleen nog binnen de rijke elite, konden het zich veroorloven

om uit politieke overwegingen principieel handelen af te leiden. Bij

geen ander zal de gedachte zelfs een rol hebben gespeeld, omdat men

zich een dergelijke luxe positie niet kon veroorloven. Van der Hart was

loyaal ten opzichte van zijn opdrachtgevers, zowel in de stad Amsterdam

als bij zijn particuliere opdrachtgevers. In Amsterdam diende hij

de stad, door wie en hoe die ook bestuurd werd. Buiten de stadsdienst

zocht hij opdrachten van instellingen en personen die vertrouwen in

hem stelden, van welke politieke of religieuze overtuiging zij ook

waren. Van personen uit de kringen rond de Amsterdamse stadsbestuur-

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

34 Lex Bosman, ‘Van Amsterdam naar Berbice. Koloniale

bestuursgebouwen als nieuwe ontwerpopdracht voor

Abraham van der Hart’, in: Bulletin KNOB 107 (2008),

212-223; Lex Bosman, ‘Een onbekend ontwerp van Abraham

van der Hart: het gouvernementsgebouw in Demerary’,

Bulletin KNOB 90 (1991), 135-139.

35 Von der Dunk 1996 (n. 5), 332.

65


66

36 Vgl. Jan de Vries & Ad van der Woude, Nederland 1500-

1815. De eerste ronde van moderne economische groei,

Amsterdam 1995, 786-790.

37 Van Swigchem 1980 (n. 1), 441-442.

38 Vgl. Schmidt 2006 (n. 17), 55-59.

ders kwamen ook nogal wat particuliere opdrachten. De groep Haarlemse

opdrachtgevers bestond uiteindelijk vooral uit zeer welgestelde

patriotten, die het zich in een economisch moeizame periode toch konden

veroorloven kostbare bouwprojecten te ondernemen waarmee zij

zich konden manifesteren. 36 Hoewel zulke huizen geen specifieke politieke

boodschap uitdroegen, maakten de opdrachtgevers zonneklaar dat

met hun aanwezigheid voortaan rekening gehouden moest worden,

want de panden konden bezwaarlijk over het hoofd worden gezien.

Vooral in zijn ontwerpen voor gevels gebruikte Van der Hart vaak architectonische

varianten van ontwerpen die hij eerder had gemaakt, waarbij

steeds de specifieke eisen van de opdrachtgever en van het betreffende

gebouw voorop stonden. Het ‘Hodshon Huis’ past geheel in deze

manier van werken, waarbij het hoge niveau van de interieurafwerking

de kern van het gehele ontwerp is geworden. Aan representatie werd

35% van de in totaal 5500 m3 beschikbare inhoud van het huis besteed,

en voor gasten was nog eens 10% beschikbaar. Voor de bewoning door

Keetje Hodshon zelf was een kleine 10% uitgetrokken. 37 De hoofdverdieping

was de kern van het huis, ook al werd die niet elke dag

gebruikt. Het hele huis werd als het ware om die verdieping heen

gebouwd. Een politiek manifest kan in dit huis niet worden terug

gevonden, evenmin als duidelijke referenties aan de architectuur van de

Nederlandse zeventiende eeuw. In het oeuvre van Abraham van der

Hart vormt het huis een belangrijke schakel. Zijn zorgvuldig opgebouwde

netwerk leverde hem naast zijn functie als stadsarchitect van

Amsterdam onder meer de opdracht voor dit huis op. Ervaring met

grote bouwvolumes en gecompliceerde plattegronden had hij toen al

opgedaan in Amsterdam; de lijn van belangrijke interieuropdrachten,

waartoe ook het Amsterdamse ‘Deutz Huis’ aan de Herengracht

behoort, werd voortgezet via het netwerk van de particuliere Haarlemse

opdrachtgevers. In Keetje Hodshon zal hij een weliswaar jonge, maar

zeer veel-eisende opdrachtgeefster hebben ontmoet die zelfstandig of

mede met behulp van adviseurs haar sterke invloed in het ontwerpproces

liet gelden. Als opdrachtgeefster en behorend tot de elite nam zij haar

rol zeer serieus. Ze moet Van der Hart duidelijk hebben gemaakt dat zij

specifieke wensen had ten aanzien van haar prestigieuze huis. 38 Diners

met maximaal 24 couverts aan een mahoniehouten tafel in de ruime

Erkerzaal met uitzicht op het Spaarne en het oude centrum van Haarlem

moeten voor Keetje Hodshon een cruciaal uitgangspunt hebben

gevormd. En dat zij vasthield aan haar eigen opvattingen over de

verschillende functies en de prestigieuze uitstraling van zowel de voor-

H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

als de achterzijde van haar huis, heeft geleid tot een ontwerp dat tal van

compromissen bevat. Het zeer beperkte privé-gebruik van het enorme

gebouw in haar dagelijks bestaan was een andere consequentie die zij

kennelijk accepteerde, omdat de positie in de stad en het niveau van

haar ontvangsten dit ruimschoots compenseerden. ■

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

67


68

Alfabetische lijst van plaatsen in

Nederland met panden van de Vereniging

Alblasserdam

Jaar van verwerving

1 Cortgene 9, Ambachtsherenhuis 2006

(overdracht gemeente Alblasserdam; met steun

BankGiro Loterij)

1

Alkmaar

Mient 31 1925

2 Mient 33

Amersfoort

1925

1 Havik 33-35

Amsterdam

1941

1 Beulingstraat 25 1928

2 Blauwburgwal 22 1976

(legaat mw C.M. Alderding-Krull)

3 Bloemgracht 9 1962

4 Bloemgracht 87 1929

5 Bloemgracht 89 1929

6 Bloemgracht 91 1927

7 Bloemgracht 108 1962

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

8 Brouwersgracht 48 1918

9 Brouwersgracht 50 1918

10 Brouwersgracht 54 1965

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

11 Brouwersgracht 56 1949

12 Brouwersgracht 218

13 Diemerzeedijk 27,

1946

Gemeenlandshuis 2008

(met steun BankGiro Loterij)

14 Egelantiersgracht 73 1962

15 Enge Kerksteeg 2 1918

16 Enge Kerksteeg 4 1918

17 Frederiksplein 10 1975

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

18 Henri Polaklaan 9, ‘De Burcht’ 2007

(met steun BankGiro Loterij en het SNS REAAL Fonds)

19 Herengracht 39 1963

20 Herengracht 59

21/22 Herengracht 77 /

1918

Korsjespoortsteeg 24 1958

23 Herengracht 170,

‘Huis Bartolotti’ 1924

24 Herengracht 172,

‘Huis Bartolotti’ 1971

(schenking koopsom Merrem & La Porte N.V.)

25 Herengracht 241 2006

(schenking dhr. J.J.M. Bordens en mw. E.H. Heesen)

26 Herengracht 284,

‘Huis Van Brienen’ 1933

(schenking Comte d'Alsace, Prince d'Henin)

27 Herengracht 394 1918

28 Herengracht 476 1953

(schenking mw G.L.C.A. Mirandolle)

29 Herengracht 524 1995

(met steun van NOG Verzekeringen)

30 Huidenstraat 19 1977

31 Kattengat 4 1926

32 Kattengat 6 1926

33 Keizersgracht 387 1955

(nalatenschap mw J.M. Worst-Kalff)

34 Keizersgracht 743 1978

(nalatenschap mw J.A.W. Westerman Holstijn-

van Hettinga Tromp)

35 Kerkstraat 19 1969

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

36 Kerkstraat 288 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

37 Kerkstraat 290 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

38 Kerkstraat 292 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

39 Kerkstraat 294 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

40 Kerkstraat 324

41 Koestraat 10/12,

1957

‘Wijnkopersgildehuis’ 1947

42 Lange Leidsedwarsstraat 144 1964

43 Lange Leidsedwarsstraat 146 1964

44 Lange Leidsedwarsstraat 148 1964

45 Lange Leidsedwarsstraat 150 1964

46 Lange Leidsedwarsstraat 152 1972

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

47 Lijnbaansgracht 334 1966

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

48 Nieuwebrugsteeg 13

49 Nieuwebrugsteeg 15 /

1918

St. Olofspoort 9 1967

(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)

50 Nieuwendammerdijk 283-285

51 Nieuwezijds Voorburgwal 75,

1959

‘Makelaers Comptoir’ 2002

(overdracht Commissarissen van het Makelaars-

gilde / gemeente Amsterdam)

52/53 Nieuwezijds Voorburgwal

264 / Wijdesteeg 1 1929

54 Nieuwmarkt 20-22 1918

55 Noordermarkt 17 1963

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

56 Noordermarkt 20 1962

57 St. Olofspoort 1 / Zeedijk 2 1967

(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)

58 St. Olofspoort 2 1918

59 St. Olofspoort 3 1967

(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)

60 St. Olofspoort 4 1918

61 St. Olofspoort 5 1967

(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)

62 St. Olofspoort 7 1967

(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)

63 St. Olofssteeg 8,

‘Het Jopenvat’ 1924

64 Oudekerksplein 50 1955

65 Oudezijds Achterburgwal 151 1956

(schenking koopsom N.N.)

66 Oudezijds Achterburgwal 153 1956

(schenking koopsom N.N.)

67 Oudezijds Achterburgwal 155

68 Oudezijds Achterburgwal 187 /

1984

Spinhuissteeg 2 1980

69 Oudezijds Voorburgwal 14 1929

A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

70/71 Oudezijds Voorburgwal 57 /

Oudezijds Achterburgwal 46A 1946

72 Oudezijds Voorburgwal 73 1963

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

73 Oudezijds Voorburgwal 100

74 Palmgracht 20-26,

1918

‘Bossche Hofje’ 1997

(schenking Stichting Arent Dirksz Bosch Hofje)

75 Prinsengracht 2 1918

76 Prinsengracht 4 1918

77 Prinsengracht 36 1918

78 Prinsengracht 997 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

79 Prinsengracht 999 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

80 Prinsengracht 1001 1986

(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)

81 Rapenburg 13

82 Sloterkade 21,

1918

‘Aalsmeerder Veerhuis’ 1925

83 Spuistraat 233 1961

(nalatenschap mw H.H. Fruyt-Martens)

84 Warmoesstraat 83 1918

85 Zandhoek 4 1949

86 Zeedijk 1

Appingedam

1920

1 Dijkstraat 30 1998

2 Solwerderstraat 14

Arnhem

1987

1 Bovenbeekstraat 21 1991

(overdracht gemeente Arnhem)

1

Balk

(gem. Gaasterlân-sleat)

Raadhuisstraat 11 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 van Swinderenstraat 7 1971

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Bergen op Zoom

St. Catharinaplein 1 1993

2 St. Catharinaplein 2 1993

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

1

Blaricum

Bloemlandseweg 3 2000

(met steun BankGiro Loterij en dankzij

nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek)

1

Blokker (gem. Hoorn)

Westerblokker 39,

‘Barmhartige Samaritaan’ 1990

Blokzijl (gem. Steenwijk)

1 Bierkade 6 1961

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Bierkade 7 1961

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

3 Bierkade 8 1960

(overdracht Coöperatieve Zuivelindustrie NOVAC)

4 Kerkstraat 2 1926

5 Kerkstraat 16 1961

6 Kerkstraat 20-22 1926

7 Kerkstraat 24 1926

8 Kerkstraat 26 1926

9 Kerkstraat 28

Bolsward

1926

1 Kleine Dijlakker 17 2008

(nalatenschap J.P. Albada Jelgersma)

1

Brielle

Maarland NZ 10 1948

2 Maarland NZ 24 1925

3 Maarland NZ 29/30 1949

4 Voorstraat 27

Broek in Waterland

(gem. Waterland)

1928

1 Havenrak 1 2007

(schenking mevrouw W.A.A. Bruigom-Six)

2 Leeteinde 4/6 1962

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

3 Leeteinde 12 1964

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Culemborg

Slotstraat 8 1989

2 Slotstraat 10/Lange Meent 1-7 1977

(schenking koopsom N.N.)

1

Delft

Markt 2 1962

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Markt 4 1962

3 Van der Mastenstraat 24 1979

(overdracht ‘Stichting Hofje van Gratie’)

4 Van der Mastenstraat 26 t/m 40,

complex ‘Hofje van Gratie’ 1979

(overdracht ‘Stichting Hofje van Gratie’)

5 Oude Delft 49 1936

6/7 Wijnhaven 16 / Boterbrug 17

Den Helder

1925

1 Molenstraat 63 2006

(schenking mw. J. Hillerström en erfgenamen A.A. Zon)

1

Deventer

Boterstraat 3 1977

(schenking Stichting N.N.)

2 Brink 47 1977

(schenking Stichting N.N.)

3 Noordenbergstraat 6 1965

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Doesburg

Koepoortstraat 26 /

Hogestraat 1 1980

2 Meipoortstraat 57 1958

3 Meipoortstraat 59

Dokkum

(gem. Dongeradeel)

1958

1 Keppelstraat 40 1963

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Dordrecht

Bolwerk 2 / Merwekade 102 2006

(schenking dhr. M.C.M. Schless en

dhr. L.H.M. Stroekxs van den Broek)

2 Bolwerk 4 2007

(schenking koopsom dhr. M.C.M. Schless en

dhr. L.H.M. Stroekxs van den Broek)

3 Engelenburgerbrug 1-3,

‘Het Rondeel’ 1975

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

69


70

4 Grotekerksbuurt 50 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

5 Grotekerksbuurt 54 1959

6 Grotekerksbuurt 56 1959

7 Kuipershaven 41/42 1955

8 Voorstraat 170 1919

9/10 Voorstraat 173 /

Nieuwbrug 1/3 1971

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

11 Wijnstraat 71/73 1965

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

12 Wijnstraat 113, ‘Het Zeepaert’ 1996

(met steun nalatenschap mw C.M. van der Meulen-

Jensma)

13 Wijnstraat 123/125,

‘De Onbeschaamde’ 1994

(overdracht gemeente Dordrecht)

14 Wijnstraat 124, 126 en 128 1997

(dankzij nalatenschap mw C.M. van der

Meulen-Jensma)

15 Wijnstraat 127, ‘In Beverenburch’ 2006

(schenking koopsom BankGiro Loterij)

16 Wijnstraat 153, ‘Rodenburch’ 2007

(overdracht gemeente Dordrecht)

Driebergen-Rijsenburg

(gem. Utrechtse Heuvelrug)

1 Hoofdstraat 87-91, ‘Sparrendaal’ 2000

(overdracht gemeente Driebergen-Rijsenburg en

dankzij nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek)

1

Dronrijp

(gem. Menaldumadeel)

Tsjerkebuorren 12 2005

(schenking mevrouw A.Dijkstra-Ossewaarde)

1

Edam

(gem. Edam-Volendam)

Achterhaven 105 1920

2 Doelland 3 1946

3 Doelland 5 1940

4 Spui 6 1927

1

Elburg

Krommesteeg 11 1925

2/3 Smedestraat 22 /

Rozemarijnsteeg 14 1987

4 Smeesteeg 4

Enkhuizen

1980

1 Bagijnestraat 3 1957

2 Breedstraat 32 1919

3 Breedstraat 102 1956

4 Breedstraat 121 1928

5 Torenstraat 11 1962

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

6 Vissersdijk 44 1928

7 Westerstraat 76 1919

8 Zuiderspui 3 1925

9 Zuiderspui 4

Franeker

(gem. Franekeradeel)

1918

1 Eise Eisingastraat 2 1985

(met steun ‘P.W. Janssens Friesche Stichting’)

2 Raadhuisplein 13 1966

(schenking erven L. van der Woude en G. Donia)

1

Frederiksoord

(gem. Westerveld)

M.E. van der Meulenweg 5 1992

(legaat mw M. Helbers-Molt)

1

Gageldonk (gem. Breda)

Moerenstraat, kapel

Goes

1918

1 Turfkade 11, ‘Karel V-huis’

Gorinchem

1928

1 Burgstraat 30/Vismarkt 20-21 1919

2 Molenstraat 109, ‘Tolhuis’ 1977

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Gouda

Naaierstraat 6

’s-Gravenhage

1929

1 Beeklaan 303 1995

2 Statenlaan 4 1987

(nalatenschap dhr D. Bolten)

1

Groningen

Ossenmarkt 5

Haarlem

1930

1 Donkere Spaarne 56 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

2 Goudsmidspleintje 1 /

Donkere Begijnhof 8 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

3 Goudsmidspleintje 2/3 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

4 Groot Heiligland 19 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

5 Groot Heiligland 22 /

Omvalspoort 11 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

6 Groot Heiligland 46 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

7 Groot Heiligland 48 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

8 Groot Heiligland 63 t/m 85,

complex ‘Gasthuishuisjes’ 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

9 Houtmarkt 17 1934

10 Korte Spaarne 15 /

Spaarnwouderstraat 19 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

11 Korte Spaarne 23/25/27

12 Korte Spaarne 29/31 /

1929/1961

Wijdesteeg 3 1929

13 Korte Wijngaardstraat 14 1992

(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)

14 Nassaulaan 14 1979

(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)

15 Nassaulaan 16 1979

(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)

16 Nieuwe Gracht 7,

‘Huis Barnaart’ 2002

(met steun BankGiro Loterij en dankzij

nalatenschap dhr. C.W. Zeeman)

A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

17 Spaarne 15-17, ‘Hodshon Huis’ 2008

(met steun BankGiro Loterij)

18 Spaarne 69 1963

19 Spaarne 108 1924

20 Spaarnwouderstraat 15 1961

Harlingen

1 Havenplein 14 1963

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Havenplein 28 1964

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

3 Noorderhaven 106 1930

4 Voorstraat 61 1955

5 Zuiderhaven 2

Hasselt

(gem. Zwartewaterland)

1955

1 Hoogstraat 33 1963

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Markt 1, vml. Raadhuis 1995

(overdracht gemeente Hasselt)

3 Rosmolenstraat 1 1977

(schenking koopsom N.N.)

4 Rosmolenstraat 3 1972

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

Heiloo

1 Kennemerstraatweg 278,

‘Nijenburg’ 2004

(overdracht Vereniging Natuurmonumenten)

1

’s-Hertogenbosch

2e Korenstraatje 18 /

Dode Nieuwstraat 43

Honselersdijk

(gem. Westland)

1927

1 Hofstraat 27-29, ‘Nederhof’ 2006

(overdracht gemeente Westland)

Hoorn

1 Achter de Vest 1,

‘Maria- of Kruittoren’ 1993

(overdracht gemeente Hoorn)

2 Achterstraat 2 / Onder de Boompjes

1 t/m 1c, ‘De Doelen’ 1987

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

3 Binnenluiendijk 3 en 4 1998

(schenking dhr J.E. de Visser)

4 Grote Oost 82 1987

5 Grote Oost 84 1987

6 Grote Oost 132 1987

7 Hoofd 2, ‘Hoofdtoren’ 2003

(overdracht gemeente Hoorn)

8 Italiaanse Zeedijk 106 1987

9 Kerkplein 39,

‘St. Jans Gasthuis’ 2003

(overdracht gemeente Hoorn)

10 Korenmarkt 8 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

11 Kuil 32 1965

(overdracht gemeente Hoorn)

12 Munnickenveld 2

13 Munnickenveld 21a t/m 21g,

1921

complex ‘Claes Stapelshofje’ 1987

14 Muntstraat 6 2001

(schenking koopsom BankGiro Loterij)

15 Oosterplantsoen 1 en 1a,

‘Oosterpoort’ 2003

(overdracht gemeente Hoorn)

16 Rode Steen 8, ‘Waag’ 2003

(overdracht gemeente Hoorn)

17 Slapershaven 1 1987

18 Slapershaven 2 1987

19 West 50 1987

20 Wisselstraat 8 / Kloosterpoort 1 2003

(overdracht gemeente Hoorn)

1

Kampen

Buiten Nieuwstraat 62,

‘Bethlehemsvergadering’ 1975

2 Burgwalstraat 6 1925

3 Burgwalstraat 8 1972

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

Kuinre (gem. Steenwijk)

1 H. de Cranestraat 38,

vml. Raadhuis 1977

(schenking gemeente IJsselham)

1

Leeuwarden

Auckamastraatje 4 1976

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Auckamastraatje 6 1976

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

3 Grote Hoogstraat 14 1957

4 St. Jacobsstraat 13

Leiden

1928

1 Herengracht 82 1929

2 Lorentzkade 5 2004

(nalatenschap dhr H.M.J.W.J. Kortmann)

3 Rapenburg 25,

‘Bibliotheca Thysiana’ 1997

(overdracht Stichting Bibliotheca Thysiana)

4 Vliet 9 1983

Lexmond (gem. Zederik)

1 Kom Lekdijk 1 1965

(overdracht gemeente Lexmond)

1

Linschoten

(gem. Montfoort)

Dorpsstraat 28 1969

(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)

2 Dorpsstraat 30 1969

(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)

3 Dorpsstraat 32/34 1969

(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)

1

Maassluis

Ankerstraat 16, vml. kuiperij 2002

(overdracht gemeente Maassluis)

2 Markt 18 1978

(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Maastricht

Achter de Molens 26 1972

(overdracht gemeente Maastricht)

2 Achter de Molens 28 1972

(overdracht gemeente Maastricht)

3 Achter de Molens 30 1972

(overdracht gemeente Maastricht)

71


72

4 Cellebroedersstraat 4,

‘Cellebroederskapel’ 2006

(overdracht Stichting Cellebroederskapel)

5 Ridderstraat 2A /

Bisschopsmolengang 2B 1971

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

6 Stenenbrug 2

Makkum

(gem. Wunseradiel)

1954

1 Turfmarkt 5 1999

(schenking dhr ir P.J. Tichelaar)

2 Turfmarkt 7

Medemblik

1999

1 Vooreiland 11 1968

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Vooreiland 12 1968

(overdracht door N.V. Aannemersbedrijf Woudenberg)

3 Vooreiland 22 1968

(gekocht met Monumentenprijs 1988 van Prins Berhard

Cultuurfonds)

1

Middelburg

Gortstraat 30 1930

2 Laan van Nieuwenhove 2,

de Geuzenhoek’ 2004

(schenking E.P.D. van Ooijen)

3 Londensekaai 9 1965

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

4 Londensekaai 11 1960

5 Rotterdamsekaai 1 /

Schuitvlotstraat 4 1964

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

6 Schuiffelstraat 18, ‘De Rosmolen’ 2004

(schenking Th. Laurentius)

7 Vlasmarkt 49 1999

8 Vlasmarkt 51,

‘Huis ’s-Hertogenbosch’ 1999

(met steun nalatenschap dhr J. Acquoy en

mw E.A.A. Nairac

9 Wagenaarstraat 1 1973

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Moddergat

(gem. Dongeradeel)

Séwei 49

Monnickendam

(gem. Waterland)

1995

1 Noordeinde 5, vml. Raadhuis 1996

(overdracht gemeente Waterland)

2 Noordeinde 10 1929

3 Weezenland 7 1961

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

Naaldwijk (gem. Westland)

1 Heilige Geest Hofje 1-12,

‘Heilige Geest Hofje’ 2006

(overdracht gemeente Westland)

1

Naarden

Kloosterstraat 9 1957

2 Kloosterstraat 11 1926

3 Kloosterstraat 13

Nieuwkoop

1926

1 Reghthuysplein 1,

vml. Raadhuis

Noordwijk

1949

1 Voorstraat 19 1971

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

Nijmegen

1 St. Anthoniusplaats 9 / Ottengas 15,

‘Cellenbroederenhuis’ 2002

(Stichting Restauratiefonds Cellenbroederenhuis)

1

Oldeboorn

(gem. Boarnsterhim)

Weaze 30

Oostvoorne

(gem. Westvoorne)

1989

1 Burg. Letteweg 5,

‘Schoenmakershuisje’ 1969

(schenking n.v. Mij tot Expl. van O.G. ‘Voorne’s Duin’)

2 Hoflaan 17, ‘Overburgh’ 1934

(schenking ‘bloot eigendom’ n.v. Mij tot Expl. van

O.G. ‘Voorne’s Duin’)

1

Oudewater

Kapellestraat 5

Purmerend

1918

1 Bierkade 9/ Whereplantsoen 7

Rotterdam

1929

1 Glazoenowlaan 3 2001

(schenking dhr D.E. van Raalte)

Rouveen (gem. Staphorst)

1 Oude Rijksweg 264 2006

(schenking koopsom SNS REAAL Fonds)

Scheveningen

(gem. ’s-Gravenhage)

1 Zwaardstraat 16,

‘Derde Ambachtsschool’ 2004

(met steun BankGiro Loterij)

Schiedam

1 Aleidastraat / Hofje van Belois 1-37,

‘Hofje van Belois’ 2005

(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)

2 Overschiesestraat 1-3 / Proveniershuis

1-30, ‘Proveniershuis’ 2005

(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)

3 Oude Kerkhof 5 / Bagijnhof 1-7 2005

(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)

1

Schoonhoven

Lange Weistraat 87 1961

(schenking Firma L. Woudenberg & Zonen)

2 Bij de Watertoren 25,

‘Watertoren’ 2006

(overdracht Stichting Behoud Watertoren

Schoonhoven)

3 Lopikerstraat 37 1961

(schenking Firma L. Woudenberg & Zonen)

4 Voorhaven 6 1965

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Schoorl

Duinweg 3, vml. Regthuis 1931

(overdracht gemeente Schoorl)

A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Usquert (gem. Eemsmond)

1 Raadhuisstraat 3,

vml. Raadhuis 1990

(overdracht Stichting tot behoud van het Berlagehuis)

1

Utrecht

Boothstraat 2A 1973

(legaat Jhr J.C. Martens van Sevenhoven)

2 Erasmuslaan 9 1999

(nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek / met

steun van het Van Enter-Westerman Holstijn Fonds)

3 Janskerkhof 16 1973

(legaat Jhr J.C. Martens van Sevenhoven)

4 Prins Hendriklaan 112 1996

(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Valkenburg aan de Geul

St. Pieterstraat 2a, watermolen

Veere

2003

1 Kaai 2-6, ‘Campveerse Toren’ 2005

(overdracht gemeente Veere)

2 Kaai 21 1989

3 Kaai 89 1987

(nalatenschap dhr D. Bolten)

4 Markt 2 1921

5 Markt 3 1981

(legaat mw W. Abbeleven-Labberton)

6 Markt 4 1947

7 Markt 6 1947

8 Markt 10 2000

(schenking familie Oosterhoff)

Velsen-Zuid (gem. Velsen)

1 Rijksweg 136, ‘Beeckestijn’ 2007

(met steun Louisa van der Velden Stichting)

1

Venlo

Grote Kerkstraat 19-21 1987

2 Kwartelenmarkt 1

Vianen

1925

1 Achterstraat 88 1968

(overdracht gemeente Vianen)

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R

Vierpolders (gem. Brielle)

1 Middelweg 5, ‘Esterenburg’ 2002

(met steun Louisa van der Velden Stichting)

1

Vlaardingen

Westhavenkade 45, ‘Redershuis’ 1998

(overdracht gemeente Vlaardingen)

2 Westhavenplaats 37, ‘Visbank’

Vlieland

1998

1 Dorpsstraat 99,

‘Tromps Huis’ 2001

(overdracht gemeente Vlieland)

2 Dorpsstraat 148, vml. Raadhuis 2001

(overdracht gemeente Vlieland)

3 Duinkersoord 33,

Reddingbootloods 2001

(overdracht gemeente Vlieland)

1

Vlissingen

Beursplein 11, ‘De Beurs’ 1928

(overdracht gemeente Vlissingen)

1

Vollenhove

(gem. Steenwijk)

Kerkplein 1/3, vml. Raadhuis 1991

2 Kerkplein 2,

toren Hervormde Kerk 1991

3 Kerkplein 15,

vml. Franse school

Voorschoten

1992

1 Woelwijklaan 11,

‘Jachthuis Woelwijk’ 1975

(schenking dhr en mw J.G. van Manen-Fabius)

1

Wanneperveen

(gem. Steenwijk)

Veneweg 56 1991

2 Veneweg 83, ‘Het Schultehuis’

Warnsveld

1990

1 Molenstraat 8-10 2001

(schenking Jhr ir. J.Ph. Laman Trip)

Workum (gem. Nijefurd)

1 Noard 5 1932

1

Woudrichem

Hoogstraat 5 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Hoogstraat 9 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

IJlst

(gem. Wymbritseradiel)

Eegracht 31/32,

‘De Messingklopper’ 1919

Zaandam (gem. Zaanstad)

1 Dam 1 en 1b, ‘Accijnshuisjes’

Zaltbommel

1997

1 Kerkstraat 26 1961

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

2 Oenselsestraat 15 1970

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

3 Oenselsestraat 17 1964

(met steun van dhr C. Philips)

4 Oenselsestraat 50 1978

(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)

5 Ruiterstraat 18

Zierikzee

1948

1 Nieuwe Bogerdstraat 16 1964

(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)

1

Zutphen

Groenmarkt 7

Zwolle

1988

1 Sassenstraat 31 A 1978

2 Sassenstraat 33, ‘Karel V-huis’ 1943

(‘overdracht’ staat voor een verwerving voor een symbolische

waarde, over het algemeen met de verplichting tot restauratie)

73


74

Verspreidingskaart

Vereniging Hendrick de Keyser heeft haar bezittingen in onderstaande plaatsen in Nederland.

N

Middelburg

Delft

Maassluis

Oostvoorne

Brielle

Gorinchem

Dordrecht

Zaltbommel

Gouda

Noordwijk

Blaricum

Nieuwkoop

Leiden

Amersfoort

Voorschoten

Linschoten Utrecht

Scheveningen

Driebergen

’s-Gravenhage

Oudewater

Honselersdijk

Vianen

Naaldwijk

Vlaardingen

Schiedam

Lexmond Culemborg

Schoonhoven

Rotterdam Alblasserdam

Vierpolders

Woudrichem

Veere

Vlissingen

Zierikzee

Goes

Den Helder

Medemblik

Blokzijl

Enkhuizen

Wanneperveen

Schoorl

Blokker Vollenhove

Alkmaar

Hoorn

Rouveen

Hasselt

Heiloo

Purmerend Edam

Kampen

Velsen-Zuid

Haarlem

Zaandam

Monnickendam

Broek in Waterland

Amsterdam

Naarden

Elburg

Zwolle

Bergen op Zoom

Vlieland

Harlingen

Makkum

Breda (Gageldonk)

Franeker

Workum

Balk

’s-Hertogenbosch

Maastricht

Dronrijp

Leeuwarden

Bolsward

IJlst

Kuinre

Dokkum

Oldeboorn

Arnhem

Nijmegen

Valkenburg

Moddergat

Frederiksoord

Deventer

Warnsveld

Zutphen

Doesburg

Venlo

Usquert

Groningen

Appingedam

VERENIGING

Hendrick de Keyser

V E R S P R E I D I N G S K A A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R


Colofon

Ontwerp Studio Bauman BNO, Rotterdam

Druk Thieme Amsterdam

© 2009

C O L O F O N J A A R V E R S L A G 2 0 0 8

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!