You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
N E G E N T I G S T E J A A R V E R S L A G
Voorzijde omslag:
‘Hodshon Huis’ te Haarlem (foto Henk Snaterse)
Achterzijde omslag:
Vooraanzicht ‘Hodshon Huis’ (tekening Noord-Hollands Archief, Haarlem)
J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Vereniging Hendrick de Keyser
De Vereniging heeft tot doel het behoud van architectonisch of historisch waardevolle huizen in Nederland.
Algemeen
Vereniging Hendrick de Keyser is opgericht op 3 januari 1918 en
erkend bij Koninklijk Besluit van 26 februari 1918 no. 62. Haar
laatstelijk gewijzigde statuten zijn vastgelegd in een notariële akte
d.d. 7 september 2007. De Vereniging is ingeschreven in het
verenigingsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Amsterdam onder no. V40530264.
Iedereen kan lid worden van de Vereniging, zowel particulieren als
bedrijven.
De minimum contributies zijn:
• voor een gewoon lid € 20 per jaar;
• voor een lid ‘voor het leven’ (30 jaar) € 360 ineens.
Bedrijven kunnen alleen lid worden op jaarbasis. Bedrijven en andere
lichamen die aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen
kunnen giften aan de Vereniging aftrekken voorzover zij tezamen
met andere giften € 227 te boven gaan. De aftrek bedraagt ten
hoogste 10 % van de winst.
Behalve leden kent de Vereniging donateurs. Deze betalen tenminste
€ 100 per jaar. Zij ontvangen de reguliere publicaties van de
Vereniging doch kunnen verder geen aanspraak maken op de rechten
die leden hebben.
Vereniging Hendrick de Keyser wordt structureel gesteund
door BankGiro Loterij en SNS REAAL Fonds.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Voor de inkomstenbelasting kunnen giften aan de Vereniging
worden afgetrokken, voorzover deze giften, tezamen met andere
aftrekbare giften, zowel € 60 als 1 % van het drempel inkomen te
boven gaan. De aftrek bedraagt ten hoogste 10 % van het drempel
inkomen. Giften in de vorm van termijnen van lijfrenten, welke
berusten op een bij notariële akte van schenking aangegane
verplichting om termijnen van (nagenoeg) gelijke omvang
gedurende vijf of meer jaren ten minste jaarlijks uit te keren, zijn
steeds aftrekbaar.
Vereniging Hendrick de Keyser is een instelling die de bevordering
van kunst en wetenschap ten doel heeft als bedoeld in de Successiewet
en de Wet op de Inkomsten-, resp.Vennootschapbelasting.
De Vereniging is sinds 1 januari 2006 vrijgesteld van het betalen
van zowel schenkingsrecht over ontvangen schenkingen als van
successierecht over ontvangen erfstellingen en legaten. Met ingang
van 1 januari 2008 is de Vereniging door het Ministerie van
Financiën aangemerkt als een Algemeen Nut Beogende Instelling
(ANBI). Voorts is de Vereniging door het Centraal Bureau
Fondsenwerving gecertificeerd.
Het secretariaat van de Vereniging is gevestigd te:
Keizersgracht 743
1017 DZ Amsterdam
Telefoon 020 521 06 30
Telefax 020 521 06 39
Website www.hendrickdekeyser.nl
E-mail info@hendrickdekeyser.nl
Bankrelaties
ABN-AMRO 41.18.40.207
Postbank 48718
Samenstelling Bestuur
en Raad van Commissarissen
per 31 december 2008
Ereleden
R. Meischke
P.M. van der Laan
Bestuur Jaar van aftreden
P.B. de Bruijn voorzitter 2011
H.B. van Wijk penningmeester 2012
A.A. Schulting secretaris 2012
H.J. Brouwer 2012
mw. C.W. Fock 2011
K.A. Ottenheym 2010
Raad van Commissarissen
mw. A.C. de Bruijn 2009
A.J.C. van Leeuwen 2009
mw. F.G. van Diepen-Oost* 2010
A.J.A.M. Lisman 2010
B. Bleker 2010
E. Veen 2010
G.W.J. Rooijakkers 2010
K.J. Storm* 2010
A.L.L.M. Asselbergs 2011
W.H. van Ittersum 2011
A.M. van der Meij 2011
M. Schimmelpenninck 2011
A.F.W. Bosman 2012
W.F. Dutilh 2012
J. Franssen 2012
L. van Grunsven 2012
F.Q. Hoebens 2012
mw. P. Kruseman 2012
mw. M.C. Kuipers 2012
mw. E. Swaab 2012
T. de Swaan* 2012
H.M.J. Tromp 2012
M.C. van Veen 2012
* audit commissie
Directeur
C.S.T.J. Huijts
J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Pagina
6
9
16
25
26
27
32
33
34
36
37
39
40
68
74
Inhoud
Inleiding
Verwervingen
Instandhouding
Voorlichting
Financiële baten
Verenigingszaken
Verslag Raad van Commissarissen
Plannen voor de korte termijn
Jaarcijfers 2008
Balans
Staat van Baten en Lasten
Toelichting op de Balans en de Staat van
Baten en Lasten
Accountantsverklaring
Artikel
Het ‘Hodshon Huis’ in Haarlem en het oeuvre van
Abraham van der Hart
door Lex Bosman
Alfabetische lijst van huizen
Verspreidingskaart
Haarlem, Spaarne 15A-17, ‘Hodshon Huis’, aula (circa 1904).
6
Verslag van de Vereniging
Inleiding
Dit is het verslag van ons jubileumjaar 2008.
Het bevat natuurlijk een terugblik op de
viering van ons negentigjarig jubileum. Daarnaast
is het ook vooral verslag van een gewoon
verenigingsjaar, waarin wij ons werk gedaan
hebben zoals wij dat al negentig jaar doen:
met weer drie zeer markante verwervingen
en verschillende grote en kleine restauraties.
Gewoon ons werk doen, zonder ons te storen aan ontwikkelingen
om ons heen, maar niet blind voor veranderingen in de maatschappij,
dat is precies wat onze oprichters in 1918 voor ogen stond. Op
dat moment bestond er geen monumentenwet en geen financiële
steunmaatregel van welke soort dan ook. Er was slechts een handvol
particulieren dat zelf geld bij elkaar legde om de eerste panden te
kopen en de Vereniging op te richten. Vervolgens werd een obligatielening
uitgegeven om verdere aankopen te kunnen doen. In de
eerste 40 jaar van ons bestaan konden de panden in ons bezit veelal
net bewoonbaar gehouden worden en door het aller-noodzakelijkste
onderhoud behoed worden voor verlies. Slechts persoonlijke
contacten met leden van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg
leverden in de meeste gevallen net op tijd financiële steun voor
de restauraties en zelfs een enkele keer voor een aankoop!
Bij de instelling van de Monumentenwet in 1961 verbeterde die
situatie ingrijpend. Steeds vaker kon rijksgeld worden aangewend
voor restauratieprojecten en de persoonlijke betrokkenheid van
Rijksambtenaren leidde soms tot een stapeling van subsidies tot
boven de 100% van de restauratiekosten. Niet zelden kwamen deze
regelingen bij een verwerving met het pand mee!
De Vereniging kon in de opvolgende 40 jaar vrijwel zijn gehele
bezit in goede staat brengen en in het tweede deel van die periode
zijn werkwijze verleggen naar hoogwaardige restauraties en beheer
van panden met bijzondere interieurs.
De laatste 10 jaar zijn de structurele rijksbijdragen steeds verder
afgenomen en heeft de Vereniging een financieel systeem ontwikkeld
om het eigen bestaan zeker te stellen. Het bezit is te bijzonder
en daarmee de verantwoordelijkheid te groot om de risico’s uit de
beginperiode ooit nog weer te nemen. Maar eigen geld heeft de
Vereniging nog steeds niet. Dus voor bijzondere projecten en uitbreiding
van het bezit zijn wij weer – net als in de beginjaren – sterk
afhankelijk van particulieren. Steeds weer zijn de leden degenen die
het via een gift of een nalatenschap mogelijk maken dat een pand
wordt behouden of fraai gerestaureerd.
En daar waar vervolgens nog aanvullende financiering absoluut
noodzakelijk is, weet de Vereniging zich door de jaren heen gesteund
door een scala aan particuliere fondsen. Soms grote zoals het
VSB en het SNS REAAL, soms kleine zoals de Stichting van Louisa
van der Velden of die van Johanna van Riemsdijk.
Twee fondsen waren en zijn daarbij juist in onze branche erg effectief,
omdat zij structurele steun leverden: het Prins Bernhard
Cultuurfonds met een jaarlijks bijdrage van 1961 tot 1979 en sedert
2000 de BankGiro Loterij, waardoor zowel kwantitatief als kwalitatief
indrukwekkende panden aan onze collectie zijn toegevoegd.
90 jaar Vereniging Hendrick de Keyser Het thema
van ons jubileum was ‘Architectuur en Monumenten’. Wij kozen
die invalshoek, omdat in ons bezit geen onderscheid wordt gemaakt
tussen panden die op grond van respectabele ouderdom het predicaat
Rijksmonument dragen en panden die vanwege hun architectonische
verschijning een markante bijdrage vormen aan de Nederlandse
bouwgeschiedenis. Bij de oprichting werden beide categorieën
in de statuten opgenomen: behoud van ‘architectonisch
of historisch belangrijke oude gebouwen’ werd onze doelstelling.
Historisch belangrijke gebouwen hebben uiteraard enige ouderdom,
maar architectonisch belangwekkend kan een jonger huis
betreffen, mits het belang groot genoeg is. Het getuigt van onze
flexibele taakopvatting, dat sommige panden die wij nu in ons bezit
koesteren in 1918 nog helemaal niet gebouwd waren!
Die gemene omgang met monumenten en architectuur is buiten de
Vereniging minder vanzelfsprekend. Om redenen die onze voorzitter
tijdens zijn jubileumtoespraak (zie integrale tekst op pagina 8 in
Ellen Damsma, managing director van de BankGiro Loterij, met Isja
Finaly (links) en Carlo Huijts (rechts) van Vereniging Hendrick de
Keyser. (foto Roy Beusker)
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
dit verslag) schetste, heeft de architectuuropleiding en bijgevolg de
architectensector gedurende een groot deel van de vorige eeuw zich
sterk afgezet tegen oude bouwkunst als uitgangspunt voor onze
leefomgeving. Deels als reactie hierop hechtten de monumentenzorgers
aan een goed (wettelijk) instrument dat waardevolle panden
bescherming bood tegen afbraak of rigoureuze verbouwing.
Maar ook de meest verstokte nieuwbouwende architecten lopen inmiddels
tegen de legitieme behoefte aan om de beste voorbeelden
van die nieuwe architectuur te bewaren. De Minister van OCW
wees in 2008 honderd markante voorbeelden van wederopbouwarchitectuur
aan als nieuwe monumenten.
De tijd lijkt rijp om de schijnbare tegenstellingen tussen nieuwbouw
en monumenten te slechten, of op zijn minst te verminderen. Dat
betekent dat monumentenzorgers hun verbodsgerichte beschermingsconstructies
moeten verlaten en nieuwbouwers (architecten
en ontwikkelaars) kwalitatief hoogwaardige bestaande gebouwen
niet als een obstakel moeten zien, maar als een stimulans om de
nieuwe omgeving wortels en karakter te geven. Deze verandering
vergt ingrijpende aanpassingen van de wettelijke instrumenten.
Als slotwoord van de jubileumviering sprak de directeur de volgende
passage uit: ‘Aan monumenten kleven nu te veel negatieve
begrippen: waarschuwingen, verboden en hinderlijke vergunningen.
Wij zien dat graag omgebogen in een positieve bijklank: het zijn
letterlijk waardevolle onderdelen van onze toekomstige ruimtelijke
ordening. Als wij bereiken dat er ook maar enige omslag in mentaliteit
op gang komt, is deze dag geslaagd.’
Bij het ter perse gaan van dit jaarverslag lijkt de discussie rondom de
Directeur Carlo Huijts overhandigt het jubileumboek aan
Liesbeth van der Pol. (foto HdK)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
inrichting van een nieuwe monumentenwet in de richting te gaan
die wij hierboven beschrijven. In die zin kan op zijn minst geconstateerd
worden dat wij de tijdgeest met ons jubileumthema goed
hebben aangevoeld.
Jubileumviering Op 7 juni, de datum van onze Ledenvergadering,
werd ’s-middags in de Westerkerk de officiële viering
gehouden van ons jubileum. De leden en genodigden waren eerst
met rondvaartboten langs panden van ‘Hendrick de Keyser’ in
Amsterdam geleid. Vervolgens werd
in de kerk met een viertal inleidingen
en de presentatie van een jubileumboek
aandacht besteed aan 90 jaar
Vereniging Hendrick de Keyser
en ons thema. Als jubileumuitgave
paste juist de heruitgave van de
Architectura Moderna,
moderne bouwkunst in
Amsterdam 1600-1625
helemaal in ons jubileumthema.
Bestuurslid Koen Ottenheym, hoogleraar
Geschiedenis van de Bouwkunst
in Utrecht, wees hierop tijdens zijn
inleiding. Het boek was in de 17de
eeuw juist bedoeld om aan een breder
publiek duidelijk te maken hoe nieuwe architectuur er uit moest
zien. Ottenheym kon aan de hand van de Westerkerk zelf aanduiden
waaruit die vernieuwingen destijds bestonden.
Onze voorzitter Pi de Bruijn wees er in zijn inleiding op dat die
worteling in historische voorbeelden die ten tijde van De Keyser
gemeengoed was, voor nieuwbouwarchitecten al lange tijd geen
vanzelfsprekendheid meer is. Hij brak een lans voor het in dat opzicht
verlaten van vooringenomen stellingen. Juist in het verlengde
daarvan waren wij ingenomen met de mogelijkheid om het eerste
exemplaar van de heruitgave van de Architectura Moderna uit
te reiken aan Liesbeth van der Pol, op dat moment nog aankomend
Rijksbouwmeester. In haar dankwoord wees mevrouw Van der Pol
erop dat veel begrippen en bewoordingen uit deze uitgave nauwelijks
afwijken van het jargon dat in het begin van de twintigste
eeuw, of zelfs vandaag de dag als kenmerk van nieuwe architectuur
wordt gezien.
Na een slotwoord door de directeur was er een borrel en voor ieder
van de aanwezigen een jubileumtasje met daarin wat aardige herinneringen
aan deze dag, waaronder een overzicht van alle panden
die de Vereniging de laatste tien jaar heeft gerestaureerd en in
diezelfde periode heeft verworven.
7
8
‘
‘Architectuur’ is een complex begrip en heeft naast een esthetische
kant ook een maatschappelijke lading. Het Modernisme in de
vorige eeuw, begonnen als Nieuwe Zakelijkheid, had zo’n
uitgesproken opvoedende boodschap van ‘vernieuwing’ en ‘vooruitgang’.
Bewondering voor oude gebouwen en vroegere bouwmeesters
was onder die architecten een groot taboe, behalve natuurlijk
wanneer deze als heroïsche meesters aan de wieg stonden van de
‘moderne bouwkunst’, zoals Le Corbusier of Frank Lloyd Wright of
– in eigen land – Rietveld en Duiker. De ideologie van het modernisme,
na de oorlog allesbepalend, maakte onder de architecten van
mijn generatie alles wat oud was verdacht. Het streven naar vooruitgang
werd een geloof, een doctrine. Met simplistische metaforen
werd de historische stad door architecten en stedenbouwers veroordeeld
als inadequaat. De stad moest gezond worden gemaakt, en
‘moderne’ architectuur was het recept. Dit geloof in vernieuwing
raakte echter vanaf de jaren ’80 sleets, een recept dat was uitgewerkt
en waar de patiënt niet op zat te wachten.
Zonder dat een oorzakelijk verband meteen aanwijsbaar is, ontstond
tegenover deze vernieuwingsdrang van het modernisme een
stroming tot behoud en herstel van bijzondere oude gebouwen.
Soms richtten deze actievoerders zich tegen iedere vernieuwing,
vaak ook ging het wel degelijk om bedreigde historische kwaliteit
die behouden moest blijven. Om hun standpunt duidelijk te maken
werd een gebouw letterlijk een monument – dus een gedenkteken
– voor het verleden. Deze reactie sloeg ook door, in een verstikkende
bureaucratie van inventariseren en theoretische subsidieregels.
Decennia lang was polarisatie voor beide kampen een welhaast
noodzakelijke bestaansvoorwaarde. De werelden van ‘jonge’ architectuur
en ‘oude’ monumenten raakten sterk gescheiden. Monumentenzorgers
hadden er belang bij om moderne architecten te categoriseren
als schaal- en vormloze vernielers. Overal lag de armoede
van de schoenendoos op de loer. Moderne architecten zagen de
monumentenzorgers als sentimentele behoudzuchtigen die het licht
niet zagen. Engagement tussen oud en nieuw werd door architectuurpuristen
gezien als koketteren met de oude stad. In het buitenland,
ik denk aan Engeland en Italië, is deze tegenstelling nooit zo
extreem op de spits gedreven.
Voorzitter Pi de Bruijn tijdens de jubileumviering in de Westerkerk. (foto HdK)
Inleiding van Pi de Bruijn, voorzitter Vereniging
Hendrick de Keyser, bij de viering van het 90-jarig
jubileum van de Vereniging op zaterdag 7 juni
2008 in de Westerkerk te Amsterdam
Waarom is in de ogen van onze Vereniging de tijd rijp om de waterscheiding
tussen architectuur en monumenten ter discussie te stellen?
Dat wordt vooral veroorzaakt doordat het Modernisme over
zijn hoogtepunt heen is. De ‘moderne beweging’ kan nu worden
gerelativeerd en (op zijn beurt) kunsthistorisch als een stijlperiode
worden geboekstaafd.
De ideële tegenstellingen tussen oud en nieuw zijn daardoor zo
goed als verdwenen en hebben plaats gemaakt voor een dichter bij
de (leefomgeving van de) gebruiker staande vormentaal.
Ook de monumentenwereld schuift op. Zij ziet het behoud van historische
objecten niet meer als een doel op zichzelf. Er speelt steeds
vaker een context mee: het interieur, de functie, de geschiedenis of
de omgeving van het gebouw. Die aandacht voor de context betreft
dezelfde leefomgeving als waarover de architecten het hebben. In
beide gevallen is het doel het verhogen van de gebouwde kwaliteit
van onze belevingswereld. En niet alleen de onze maar vooral ook
die van onze kinderen en kleinkinderen. Wat is er mooier dan een
nieuw gebouw met een zodanige kwaliteit, dat er altijd iemand zal
opstaan wanneer het verlies ervan in de toekomst dreigt. Of om nu
te kunnen genieten van een gebouw dat in de 17de eeuw met enorme
kwaliteit en aandacht voor detail is opgericht en dankzij diezelfde
‘iemand’ nog steeds bewaard is?
Bij Vereniging Hendrick de Keyser is er geen onderscheid tussen
architectuur en monumenten. Eén van onze mooiste objecten, aan
de Bloemlandseweg in Blaricum, was nog niet eens gebouwd toen
de Vereniging werd opgericht en de architect, Gerrit Rietveld, had
zeker niet de bedoeling dat het bewaard bleef, laat staan dat het
monument werd. De Vereniging heeft een schatkamer, een archief
van 600 jaar bouwkunst. Nu de controverse lijkt weg te ebben en
de muren tussen architectuur en monumenten worden geslecht,
zou ik willen roepen: ‘kom kijken’. We hebben een goudmijn aan
kwaliteit die zeer relevant is. Kom eens kijken in ‘Huis van Brienen’,
in het Raadhuis van Usquert of in de Beeklaan in Den Haag. Het
bezit van de Vereniging is als een museale collectie, of als een verzameling
kostbare partituren, een bron van oplossingen en ideeën in
’
alle toonsoorten en maten.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Amsterdam, Diemerzeedijk 27,
Gemeenlandshuis, voorgevel.
(foto Jaap d’Oliveira, 1949)
Verwervingen De drie verwervingen die in 2008 tot stand
kwamen, tonen aan dat in die negentig jaar onze Vereniging voor
de continuïteit van het behoud van vooral bijzondere monumenten
een belangrijke positie heeft ingenomen. In alle drie de gevallen
heeft de voormalige eigenaar ervoor gekozen, dat het pand het best
bewaard blijft in ons bezit. Vorig verslagjaar was al melding gemaakt
van de overeenkomst die met de Koninklijke Hollandsche
Maatschappij der Wetenschappen was bereikt over de overdracht
van het ‘Hodshon Huis’ aan het Spaarne 15A-17 te Haarlem. Ook
het Hoogheemraadschap van Amstel, Gooi en Vecht oordeelde dit
jaar dat hun Gemeenlandshuis bij onze Vereniging in veilige
handen was. Beide verwervingen gingen overigens gepaard met
omvangrijke financiële gevolgen wegens de restauratieverplichting
en in het geval van het ‘Hodshon Huis’ ook met een koopsom.
In beide gevallen maakte de BankGiro Loterij met haar ruimhartige
bijdrage de transactie mogelijk.
Bij de derde verwerving deed een particulier een beroep op onze
Vereniging. De heer J.P. Albada Jelgersma, overleden eind 2007,
schonk bij testament de helft van de reële waarde van zijn huis aan
‘Hendrick de Keyser’. De andere helft besloten wij, wegens het
bijzondere karakter van dit huis, te kopen.
Deze drie verwervingen geven de hedendaagse praktijk van onze
Vereniging goed weer. In steeds mindere mate is sprake van het
redden van ‘krotten’ waarvoor buiten ons niemand zich meer interesseert
(van die categorie was het Ambachtsherenhuis te Alblasserdam
in 2006 voorlopig
de laatste).
Het gaat steeds vaker
om huizen die
door hun interieur
of hun structuur zo
kwetsbaar zijn, dat
zij voor hun historisch
verantwoorde
instandhouding het
best professioneel
beheerd kunnen
worden. In de drie
hiervoor genoemde
gevallen hebben de
voormalige eigenaren
ingezien dat je
dat in deze gevallen
beter niet aan de
markt kunt overlaten.
Amsterdam, Diemerzeedijk 27, Gemeenlandshuis. (foto HdK)
Subsidies Zoals in 2007 al aangekondigd was voor het
Ambachtsherenhuis, Cortgene 9 te Alblasserdam, in 2008 nog een
vervolgaanvraag ingediend voor rijkssubsidie als bijdrage aan deze
restauratie. Gelukkig is ook die vervolgaanvraag gehonoreerd. Beide
regelingen (die van 2007 en die van 2008) schieten echter tekort
om deze uiterst kostbare restauratie te vervolmaken. Gelukkig kon
uit de bijdrage van de BankGiro Loterij voor 2008 een deel worden
afgezonderd om de zware overschrijding op het funderingsherstel
van dit pand op te vangen.
Daarnaast werd door het Ministerie voor het tweede achtereenvolgende
jaar reguliere subsidie in het kader van de nieuwe instandhoudingregeling
BRIM aan onze Vereniging toegekend. Voor
het onderhoud aan ca. 55 panden in ons bezit, draagt het rijk de
komende zes jaar € 175.000 per jaar bij, waardoor de jaarlijkse
bijdrage aan de reguliere instandhoudingskosten van in totaal 322
van onze panden op € 495.000 komt.
Verwervingen
Amsterdam, Diemerzeedijk 27,
Gemeenlandshuis Het Gemeenlandshuis ligt ongenaakbaar
op de oude Zuiderzeedijk vlakbij de ringweg A10 en de oprukkende
Amsterdamse stadsdelen Zeeburg en IJburg. Het monument is
een symbool van de Hollandse strijd tegen het water. Afgelopen
jaar werd het historische
gebouw met
erf, bouwhuizen en
bakhuis overgedragen
aan onze Vereniging,
nadat het
ruim 275 jaar het
statige onderkomen
was van het
‘Hoogheemraadschap
van den Zeeburg
en Diemerdijk’
en haar
rechtsopvolgers.
Dit hoogheemraadschap
beheerde
de dijk van de Zuiderzee
tussen Amsterdam
en Muiden.
De Latijnse
spreuk op de voor-
9
10
gevel verraadt al waar het in het pand om gaat: ‘hic de freti batavi
furore arcendo agris tuendis agitur’, vrij vertaald: ‘hier wordt gehandeld
over het beveiligen van de landerijen door het temmen van
de Bataafse Zee’. De vergulde letters in de tekst vormen samen het
jaar 1726.
Het Gemeenlandshuis, omringd door water, gelegen tegen de dijk
met vrij uitzicht op de Zuiderzee en het Nieuwe Diep, werd door
het hoogheemraadschap gebruikt als vergaderplaats en uitvalsbasis
bij het schouwen van de dijk. De dijkgraaf en de hoogheemraden
konden er als dat nodig was, overnachten in bedsteden op de verdieping.
De inwonende opzichter was tevens kastelein voor de heren
van het bestuurscollege. In de jaren 1726 en 1727 verrees het
gebouw op de plaats van de herberg ‘daar de Jaeger uithangt’ in de
buurtschap ‘Jaep Hannis’. Hier werd altijd al, in elk geval sinds
1609, door het hoogheemraadschap vergaderd. Een grote gevelsteen
in de zijgevel van het Gemeenlandshuis, met de wapens van
de tien stemgerechtigde districten, is afkomstig uit de voorgevel van
de oude herberg. Deze herberg was aan het begin van de 18de
eeuw echter zo bouwvallig geworden dat men voor vergaderingen
uitweek naar Weesp of Amsterdam.
In de bestuursvergaderingen van 1725 kwamen dan ook tekeningen
en een begroting voor een nieuw te bouwen Gemeenlandshuis ter
sprake. Deze waren opgesteld door de meester timmerman Jacob
Middelman. De hoogheemraad Paulus Emtinck uit Loosdrecht legde
de vergadering echter ook twee tekeningen voor. Emtinck lijkt
een belangrijke rol bij het ontwerp en het toezicht op de uitvoering
te hebben gespeeld. Zijn voorstellen werden met enkele wijzigingen
door het college overgenomen. De Amsterdamse timmermansbaas
Cornelis van der Does werkte het plan verder uit en tekende een
heiplan, drie plattegronden, drie geveltekeningen, een plan voor de
kap en enkele doorsneden (‘de profylen om van deselve sij het geheele
gebouw in te sien’) en schreef een gedetailleerd bestek dat in
druk werd uitgegeven. Op 6 februari 1726 werd de bouwopdracht
na een openbare inschrijving aanbesteed. Uit vijf gesloten enveloppen
bleek de aanneemsom van metselaarsbaas Cornelis van der
Hoeven uit de Kalverstraat in Amsterdam de laagste. Hij tekende in
voor f 15.990,-. De aanneemsom omvatte de gehele ruwbouw volgens
het bestek inclusief de leverantie van de bouwmaterialen. Het
timmerwerk werd uitgevoerd door Dirk Heijdeman, uit de Huidenstraat
in Amsterdam, die borg had gestaan voor Van der Hoeven.
Cornelis van der Does die de tekeningen en het bestek had gemaakt
(en ook had ingetekend op het werk maar te hoog zat), werd verzocht
om toezicht te houden op de bouw. Voor zijn tekenwerk, het
bestek en het toezicht kreeg hij achteraf f 250,- betaald. Zijn tim-
Latijnse spreuk tegen de gevel.
De vergulde letters in de tekst vormen
het bouwjaar 1726. (foto HdK)
mermansknecht Melis Tucker werd als dagelijks opzichter aangesteld,
op een salaris van f 500,- per jaar.
De bouw nam snel een aanvang en begon met de afbraak van de
oude herberg. Keuken en stal bleven staan, totdat de nieuwbouw
vergevorderd was. Bruikbaar sloopmateriaal werd opgeslagen om
hergebruikt te worden. Het bouwterrein werd gerooid en op 30
maart 1726 werd de heistelling opgericht. Het gebouw kwam achter
en gedeeltelijk in de dijk te staan. In totaal werden 178 masten
in de grond geslagen (ieder 44 voet lang, 12,5 meter, geheid ‘tot
op het tweede sand’) en 46 juffers (ieder 30 voet lang, geheid onder
de voorgevel in de dijk en onder de twee dragende binnenmuren,
‘tot op het eerste sand’). Het heien was binnen 10 dagen gereed,
waarna funderingsplanken werden gelegd en begonnen werd
met het opmetselen van gewelven en muren. De gevels, op de voorgevel
na, werden boven de plint opgetrokken als spouwmuren, het
buitenblad een steen dik en het binnenblad een halve steen. De muren
werden gemetseld in Vechtsteen, volgens het bestek ‘met de
voeg-spyker sindelyk af te voegen’. De verdiepingsvloeren kwamen
te liggen op enkelvoudige balklagen met blinde ankers in de muren.
De lage omlopende kap van het Gemeenlandshuis heeft een interessante
constructie: deze werd opgebouwd rond twaalf gebinten en
twee rijen standvinken, die ieder een 60 voet (17 meter!) lange
onderslagbalk steunen. Hierop liggen de spanten die het met lood
gedekte middendeel dragen. De rookkanalen zijn langs de kap
versleept naar de vier schoorstenen op de hoekpunten van het dak.
De kapschilden werden belegd met blauwe pannen, linksdekkend
aan de voorzijde en rechtsdekkend aan de achterzijde, gerelateerd
aan de veelal westelijke wind. Het platte middendeel werd met lood
gedekt. Op twee schoorstenen werden windvanen geplaatst: een
zeemeermin en een meerman.
De werkzaamheden vorderden gestaag en op 24 oktober 1726
werd een maaltijd in het gebouw gehouden. Cornelis van der Hoeven
kreeg zijn tweede grote betaling (volgens het bestek zou dit
plaatsvinden als het pand met lood en pannen gedekt was) en het
werkvolk een fooi van f 75,- ‘om eens te kroegen’. In het najaar van
1726 en de winter van 1727 vond de afwerking plaats. Verschillende
ambachtslieden werden hiervoor aangetrokken, hieronder de
houtsnijder en leverancier van spiegels Pieter le Normant uit de
Kalverstraat, de beeldhouwer Adrianus van Dijk, de smid Harmen
Warnaarts uit de Amstelstraat en de in Amsterdam gevestigde,
uit Saksen afkomstige, stucwerker Christiaan Wittenbeeker (of
Wittenbächer). Betalingen aan deze ambachtslieden vielen buiten
het bestek. Op 12 mei 1727 werd de bouw feestelijk voltooid.
Het werk had ruim een jaar geduurd.
Het beoogde complex was evenwel nog niet gereed, want op
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Stal, koetshuis en erf gezien vanuit
het Gemeenlandshuis.(foto HdK)
19 juni 1728 werd de bouw van een stal en koetshuis aanbesteed.
Ook voor deze bouwopdracht werd een openbare inschrijving
georganiseerd. Dit keer ging het werk naar een lokale aannemer,
Adriaan Stoel uit Weesp, die het werk aannam voor f. 7.706,-.
De grote Amsterdamse bazen Adrianus Roosendael en Jan de Meij
tekenden net iets te hoog in voor deze utilitaire gebouwen. Met de
bouw van de stal (het oostelijke bouwhuis, nu woning) en het
koetshuis (het westelijke bouwhuis) op een symmetrisch grondplan
achter het Gemeenlandshuis en twee grote toegangspoorten naar
het terrein, ontstond een aanleg die veel weg had van een buitenplaats.
Ook de plattegrond en de afwerking van het Gemeenlandshuis
vertonen deze kenmerken.
De hoofdingang van het Gemeenlandshuis bevindt zich op dijkhoogte,
achter een door een gesmeed ijzeren hek omsloten bordes.
De sobere gevelarchitectuur kreeg slechts accenten in de vorm van
gemetselde lisenen op de hoeken, beeldhouwwerk in Lodewijk
XIV-stijl rond de ingangspartij en vier hoge schoorstenen op het
dak. De kroonlijst van de voorgevel was oorspronkelijk rijker van
uitvoering met decoratieve ‘trigliften, fremettingen, morlioens en
kardoesen’ (trigliefen, cannelures, klossen en consoles) en in het
midden was een attiek, volgens het bestek voorzien van een gebeeldhouwde
arend. Dit strenge gevelschema was populair vanaf de
late 17de eeuw en bleef dat in de eerste decennia van de 18de
eeuw. Alleen de spaarzame decoratieve ornamenten wijzigden in de
loop der tijd van vorm. De bovengenoemde (inmiddels verdwenen)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
middenattiek is wel bewaard gebleven bij onze Hollands Classicistische
buitenplaats Nijenburg in Heiloo. Interessant is het venstertype
dat men bij de bouw van het Gemeenlandshuis toepaste: een
toen al vrij ouderwetse overgangsvorm tussen kruiskozijn en schuifraam,
met een vast middenkalf, een schuivend benedenraam en buitenluiken.
Helaas is er van deze in het bestek omschreven vensters
in het gebouw niets meer terug te vinden. Al in 1775 zijn de ramen
gewijzigd en dat gebeurde nadien nog enkele keren.
Vergelijkbaar met ons woonhuis Leeteinde 12 in Broek in Waterland
uit 1740, is de plattegrond van de bel-etage van het Gemeenlandshuis
symmetrisch verdeeld in twee helften langs een brede
doorlopende gang. Het huistype met doorlopende middengang
was in de vroege 18de eeuw populair voor voorname stadshuizen
en buitenplaatsen. Het Gemeenlandshuis is relatief ondiep en
kent daardoor een beperkt aantal vertrekken. De middengang
(in het bestek nog ouderwets ‘voorhuys’ genoemd) is voorzien van
overdadig stucwerk, gemaakt door Christiaan Wittenbeeker voor
f 235,-. Het stucwerk illustreert de functie van het gebouw: zeepaarden
trekken Neptunus in een zegekar voort over een woeste
zee. Aan weerszijden van Neptunus zijn de zon en de maan verbeeld
en in de hoeken van het plafond de vier winden. Tegen de
wanden bevinden zich in stuc de wapens van Holland en Utrecht
(het werkterrein van het hoogheemraadschap strekte zich uit over
zowel Hollands als Utrechts grondgebied) en de wapens van de tien
Het Gemeenlandshuis op de Diemerzeedijk, tekening door Jan de Beijer, omstreeks 1750-1760 (verblijfplaats onbekend, ex-Atlas Leonhardt).
De Beijer tekende kruiskozijnen, de later versoberde kroonlijst, de verdwenen middenattiek en halfronde schilden met snijwerk op de bouwhuizen.
11
12
stemgerechtigde districten. De grote vergaderzaal (de ‘Raadzaal’)
wordt aan drie zijden verlicht door vensters en heeft een met snijwerk
versierde grote houten schoorsteenboezem. Het snijwerk in
lindenhout is van de hand van Pieter le Normant. Hij maakte de 12
wapenborden van de hoogheemraden en een spiegellijst. Ook leverde
hij spiegelglas, dat later is vervangen door een schilderij met de
wapens van de stemgerechtigde districten.
Tot 1868 bleef het interieur van het Gemeenlandshuis grotendeels
ongewijzigd. De raadzaal kreeg in dat jaar een stucplafond, gordijnen,
olielampen en een tapijt. Bij de restauratie van het vertrek in
1964 werd het stucplafond weer weggebroken en kwamen de
balklagen opnieuw in het zicht. Het houtimitatie schilderwerk in
het interieur werd gewijzigd in een 18de-eeuwse kleurstelling. Bij
de grote restauratie van 1970-1974 veranderde ook de situatie aan
Stucwerk in de middengang door Christiaan Wittenbeeker. (foto HdK)
de rechterzijde van de middenhal. Hier was bij de bouw de eetzaal
gesitueerd en waren nog twee aparte achterkamertjes afgetimmerd,
elk met bedstede en kast, en een secreet (toilet). Boven deze achterkamertjes
was een insteekverdieping, toegankelijk via de bordestrap
in de middenhal, met twee kamertjes, een met bedstede en een met
een alkoof en kasten. De eetzaal functioneerde vanaf 1868 als aanbestedingslokaal
met een grote houten balie waar jaarlijks in april
het grasland en om de vier jaar de jacht werd verpacht. In 1970-’74
werden de vertrekken en de insteekverdieping weggebroken en
werd hier de secretarie gevestigd. Van de oorspronkelijke situatie is
de roodgeaderde marmeren schouw bewaard met houtsnijwerk
rond de spiegel van Pieter le Normant. Le Normant maakte in 1727
ook het houtsnijwerk voor de grote bordestrap in de middenhal.
Op de verdieping zijn negen kamers afgetimmerd. Vier kamertjes
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Amsterdam, Diemerzeedijk 27, Gemeenlandshuis. (foto HdK)
hadden bedsteden en konden worden gebruikt als slaapvertrekken
voor de hoogheemraden, terwijl de hoekvertrekken voorzien werden
van schouwen en betegelde muren. De verdieping werd later
als kantoor in gebruik genomen, maar de indeling bleef gelukkig
bewaard. In het souterrain bevond zich het huishoudelijke onderhuis
met bier- en provisiekelders, dienstbodekamertjes met bedsteden,
en de grote wit betegelde keuken met aanrecht, pomp en
pompbak, slingers en kranen voor put- en regenwater, stookplaats
met ‘stoof komfooren’ en diverse kasten (een ‘tinnekas’ en een
‘spijskamer’). In het souterrain was ook de grote beneden- of
Schepenenkamer met grenenhouten vloer, schouw en bedstede.
De indeling van het souterrain is bij de restauratie van 1970-’74
ingrijpend gewijzigd. Er kwam toen een beheerderswoning en een
archiefkluis. De grote regenwaterkelder, vroeger onder de keuken,
is nog wel aanwezig.
Het bijna drie eeuwen oude Gemeenlandshuis kent ondanks de
restauratie van 1970-’74 een aantal bouwkundige problemen.
De vergaderzaal met schouw en houtsnijwerk door Pieter le Normant.(foto HdK) Doorsnede van het gebouw. Tekening door de architecten D. Verheus en A. Schellevis, 1971.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Gebouwd op drassig land, direct tegen de dijk, heeft het gebouw te
lijden gehad van achtereenvolgende dijkverzwaringen en intensief
vrachtverkeer naar een vuilstortplaats. Deze situatie is gelukkig veranderd.
Mogelijk heeft het gebouw ook een te zware kantoorbelasting
gehad, in het bijzonder de archiefkluis kan een rol hebben
gespeeld, waardoor er sprake is van scheurvorming in de binnenmuren.
De ervaringen opgedaan door onze afdeling Instandhouding
bij de complexe restauratie van het verzakte Ambachtsherenhuis in
Alblasserdam, ook gebouwd tegen een dijk, komen ons nu hier van
pas. De stal en het koetshuis achter het Gemeenlandshuis zijn
gedeeltelijk in slechte staat en behoeven onderhoud en herstel.
Zij zullen als eerste worden gerestaureerd.
Het Gemeenlandshuis, een uniek monument uit de Nederlandse
waterschapsgeschiedenis, is door het Hoogheemraadschap Amstel,
Gooi en Vecht aan de Vereniging overgedragen om het zo voor
verval te behoeden en voor de toekomst veilig te stellen. De Vereniging
kon deze verplichting alleen aangaan dankzij zeer genereuze
steun van de BankGiro Loterij.
13
14
Bolsward, Kleine Dijlakker 17 Het huis staat in het
centrum van Bolsward, aan de Kleine Dijlakker, een oude gekanaliseerde
waterweg binnen de wallen van de stad, tussen het Raadhuis
en de Grote Kerk. In deze omgeving staan op smalle, diepe percelen
nog huizen die achter latere gevels oude kernen verbergen. Het
huis Kleine Dijlakker 17 heeft een voor Bolsward karakteristieke
ontwikkeling doorgemaakt en vormt een uitzonderlijk historisch
complex doordat het onderdelen uit verschillende bouwperioden
bevat, van een 16de-eeuws houtskelet tot een 19de-eeuws bovenhuis
met slijterswinkel. Over de oudste bestemming van het huis is
weinig bekend. In de 18de eeuw kwam het in het bezit van de familie
Albada Jelgersma, die er een bouwbedrijf en gedurende de wintermaanden
een wolkammerij had gevestigd. Van 1814 tot 1983
werd in het huis door vijf generaties Albada Jelgersma een handel in
wijn, port, cognac, jenever, berenburg en andere dranken gedreven,
met winkel, distilleerderij, bottelarij en pakhuis.
Het oudste onderdeel van het complex is het grote rechthoekige
achterhuis. Dit bewaart grote delen van een zwaar eiken houtskelet
dat doorliep over twee verdiepingen en een zolder. De grote ruimte
op de eerste verdieping, later verdeeld in kleinere vertrekken, heeft
een balklaag met moerbalken, kinderbinten en spreidsel (zeer dun
eikenhout gebruikt tussen kinderbinten om de vloer erboven aan
het gezicht te onttrekken). Het skelet omvatte muurstijlen, korbelen
en sleutelstukken. De bewaard gebleven sleutelstukken hebben
een vroeg 16de-eeuws profiel. Opmerkelijk is de kostbare omtimmering
van een aantal moerbalken, mogelijk wijzend op een 17deeeuwse
verbouwing. In het grote vertrek zijn verder een eiken
Bolsward, Kleine Dijlakker 17. (foto HdK)
paneeldeur en een bedstede bewaard gebleven, die terug kunnen
gaan op diezelfde verbouwing. De constructie van de eiken kap van
het achterhuis, met geschoorde makelaars die de nokrib dragen,
correspondeert met het onderliggende houtskelet.
Het voorhuis, dat met zijn achtergevel gedeeltelijk rust op de constructie
van het achterhuis, werd waarschijnlijk in de 17de eeuw
herbouwd. De enkelvoudige balklagen liggen op een hoger niveau
dan bij het achterhuis. Een classicistisch vormgegeven portaal geeft
vanuit de winkel toegang tot de met witte marmeren en zwarte
hardstenen tegels belegde lange gang, die doorloopt naar woonvertrekken
en tuin. Een identiek portaal was aanwezig op de grens van
voor- en achterhuis. De woonkamer heeft een dubbele bedstedenwand,
oorspronkelijk met een porseleinkast in het midden. Achter
de wand is later een keukentje gerealiseerd. In 1876 vond een
ingrijpende verbouwing van het voorhuis plaats in opdracht van de
wijnkoopman Th.F. Albada Jelgersma. Het huis kreeg een nieuwe
voorgevel aan de Kleine Dijlakker, met een winkelpui met hardstenen
stoep, hoge omlijste vensters, een gesmeed balkonhekje en een
zware daklijst met een boogvenster. Waarschijnlijk was het thans
witte houtwerk van de gevel in kleur afgewerkt. Het winkelinterieur
ademt met toonbank, toogkast, kantoortje en boogvensters naar de
woonkamer nog geheel de sfeer van de 19de eeuw. De oorspronkelijke
kleurstelling, een blonde houtimitatie, is grotendeels verdwenen
achter een witte verflaag. Ook het bovenhuis dateert van deze
laat 19de-eeuwse verbouwing. Het bovenhuis functioneerde als een
op zichzelf staande woning, bereikbaar langs een smalle spiltrap in
de gang. De woning heeft nog grote delen van de oorspronkelijke
Bolsward, Kleine Dijlakker 17, balklaag en bedstede. (foto HdK) Zolder van het voorhuis met meidenkamer. (foto HdK)
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
interieurafwerking, zoals de kleine keuken met turfstort, woon- en
slaapvertrekken, een gang met lichtkoker en paneeldeuren geschilderd
in imitatiehout, en een meidenkamer op zolder. Opmerkelijk is
dat de eenvoudige tussenwandjes in het bovenhuis opgetrokken zijn
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Bolsward, Kleine Dijlakker 17, doorsnede woonhuis
met reconstructie van het 16de-eeuwse achterhuis.
(tekening W.J. Berghuis 1974)
Bolsward, Kerkstraat 44, voormalig pakhuis en bottelarij uit 1902.
(foto HdK)
Bolsward, Kleine Dijlakker 17, slijterij met interieur uit 1876. (foto HdK)
uit blokken turf tussen een lattenbetengeling met papierbehang. Het
is uitzonderlijk dat dit goedkope en isolerende bouwmateriaal in
redelijke staat bewaard is gebleven! Interessant is ook te zien dat in
de oudere delen van het huis nog in bedsteden werd geslapen, terwijl
de ‘moderne’ bovenwoning slaapkamers kreeg met losse bedden.
Achter het huis staat een uitbouw met daarin de grote keuken en
de kelder voor drankopslag. Ook hier waren volgens de familieoverlevering
de wanden geïsoleerd met turfblokken. Op het achterterrein
staat, met uitgang aan de Kerkstraat, een groot pakhuis uit
1902 in neo-renaissancestijl. Hier waren de afslagplaats, bottelarij
en pakzolders met hijsrad van de drankenhandel ondergebracht.
Het gebouw is ernstig verminkt door een verbouwing tot garage,
waarbij een deel van de binnentuin is opgeofferd. De bottelarij
vormt historisch gezien echter een onlosmakelijk onderdeel van het
complex. Het gehele complex is in matige staat van onderhoud.
Met name het achterhuis en de bijgebouwen, aangetast door houtrot,
vocht en achterstallig onderhoud, behoeven dringend herstel.
Ook zal het huis voor hedendaagse bewoning geschikt gemaakt
moeten worden.
15
16
Haarlem, Spaarne 15A-17, ‘Hodshon Huis’
De aankoop van dit huis kwam zoals eerder opgemerkt in 2007
financieel geheel rond, maar de feitelijke levering vond in mei van
dit verslagjaar plaats. Inhoudelijk wordt deze verwerving derhalve
hier betrekkelijk kort besproken. Het artikel dat achter in dit jaarverslag
is opgenomen handelt over het ‘Hodshon Huis’ en diens
architect Abraham van der Hart.
Het huis ontleent zijn naam aan de bouwvrouwe Cornelia Catharina
Hodshon (1769-1829), die in 1794-’95 door de Amsterdamse
stadsarchitect Abraham van der Hart voor zichzelf een stadspaleis
liet bouwen. Op dat moment was ‘Keetje’ Hodshon pas 24 jaar
oud, maar onder andere door het overlijden van haar ouders puissant
rijk. Van der Hart ontwierp een huis met een U-vormige plattegrond,
waarvan de basis de voorgevel vormde aan het Spaarne.
Die gevel is met drie verdiepingen en zeven vensterassen zeer statig,
maar tegelijkertijd strak en sober uitgevoerd. Van de weinige versiering
die Van de Hart aanbracht, tien grote houten vazen en drie
beelden op het attiek, resteren vandaag de dag helaas slechts twee
(replica) beelden. Binnen daarentegen was het huis van Keetje uitbundig
en fraai gedecoreerd en daarvan is op de bel-etage vrijwel
alles bewaard gebleven. Het huis kende een huishoudelijk onderhuis,
waarin tevens een betrekkelijk bescheiden entree was opgenomen.
De eenvoudige voordeur aan het Spaarne zal bij ontvangsten
wellicht niet eens gebruikt zijn, omdat de achterzijde van het huis
met zijn binnenterrein grensde aan de doorgaande weg naar
Amsterdam. Veel bezoekers per koets zullen die entree gebruikt
hebben.
Haarlem, Spaarne 15A-17, ontwerptekening voor de aula,
B.J. Ouëndag en J.F. Klinkhamer (1903-’04).
De staatsievertrekken bevinden zich
verder alle op de eerste verdieping.
In het midden, de Erkerzaal voor
diners met een strak classicistisch
interieur. Links daarnaast een grote
zijkamer met een ‘Etrurische’ decoratie en daarachter de rijk van
houtsnijwerk voorziene ‘Rode zaal’. Het gedeelte rechts van de
dinerzaal herbergt een aantal kleinere vertrekken (dienkamers en
boudoir) en het diensttrappenhuis. Maar aan de binnenplaatszijde
leidt een relatief smalle gang naar een fantastische in blauwe
‘Wedgwoodstijl’ gedecoreerde feestzaal. Het is duidelijk dat Catharina
Hodshon deze verdieping geheel bestemd had voor indrukwekkende
ontvangsten. Voor haar privé had zij de derde verdieping ter
beschikking. De enorme zolder was verder weer geheel voor dienstvertrekken
in gebruik.
Na het overlijden van Catharina Hodshon werd het huis twee keer
bewoond door andere families, om in 1841 in handen te komen van
de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (opgericht in
1752). Dit eerbiedwaardige gezelschap nam een klein deel van het
huis in gebruik als kantoor, maar gebruikte het verder vooral voor
zijn bijeenkomsten. Omdat die steeds grotere gezelschappen behelsden,
ontstond in de loop der jaren dringend behoefte aan een
lezingenzaal. Die werd in 1903-’04 aan de linkerzijde aangebouwd,
aangevuld met een dienstwoning, door de architecten B.J. Ouëndag
en J.F. Klinkhamer.
Enkele jaren geleden, in de periode 1996-’99, zijn alle bijzondere
ruimtes op de eerste verdieping van het ‘Hodshon Huis’, met uitzondering
van de dinerzaal, met uiterste zorg gerestaureerd. Thans
tien jaar later dienden zich opnieuw omvangrijke herstelwerkzaamheden
aan, zowel aan het ‘Hodshon Huis’ zelf, als aan de aula van
Ouëndag en Klinkhamer. Dat bracht het bestuur van de inmiddels
Koninklijke Hollandse Maatschappij ertoe om het huis over te dragen
aan onze Vereniging, met de verplichting om de benodigde
herstelwerkzaamheden uit te voeren. Nog in dit verslagjaar is een
aanvang gemaakt met die uitvoering.
Instandhouding
Haarlem, Spaarne 15A-17,
‘Hodshon Huis’. (foto Henk Snaterse)
In 2008 bedroegen de totale instandhoudingskosten € 7.025.717.
De basis voor de duurzame instandhouding van onze panden wordt
gevormd door de huuropbrengst. Deze bedroeg in 2008
€ 6.855.791 en werd aangevuld met € 11.081 tot € 6.866.872 door
enkele van onze bijzondere locaties op incidentele basis te verhuren.
Geconcludeerd kan worden, dat in 2008 een kleine 2% meer aan
instandhouding besteed is (in 2007 19%) dan er aan huurinkomsten
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
binnen kwam. Deze extra kosten zijn vooral gedekt door externe
fondsen die speciale restauraties steunden.
De huurverhogingen hebben in 2008 gevarieerd tussen de 1,6%
(prijsindex per 1-1-2008) en de 6%. Over het gehele bezit bedroeg
de gemiddelde huurverhoging 1,9% (in 2007 1,85%). Daarmee
kwam de gemiddelde huurprijsaanpassing 0,3% boven de prijsindex
van 2008 uit.
Aan 39 panden is in 2008 voor meer dan € 25.000 aan instandhoudingskosten
besteed (in 2007 aan 49).
In 12 gevallen (2007 13) daarvan lag de besteding tussen de
€ 50.000 en de € 100.000, te weten bij:
Alkmaar
Mient 33
Amsterdam
Herengracht 170-172
Koestraat 10-12
Driebergen-Rijsenburg
Hoofdstraat 87-91
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Groningen
Ossenmarkt 5
Hoorn
Kerkplein 39
Kampen
Burgwalstraat 6-8
Scheveningen
Zwaardstraat 16
Schiedam
Oude Kerkhof 5
Vollenhove
Kerkplein 1-3
Haarlem, Spaarne 15A-17, ‘Hodshon Huis’, de aula. (foto Henk Snaterse)
Deze werkzaamheden betreffen in de regel geen gewoon onderhoud,
behalve aan de (zeer) grote panden (zoals Zwaardstraat 16).
Een enkele keer gaat het om de afronding van een restauratie
(Mient 33), een renovatie van het interieur samenhangend met
een huurmutatie (Ossenmarkt, Burgwalstraat), of een partiële
renovatie van het casco (bijvoorbeeld vernieuwing van het dak van
Koestraat 10-12).
17
18
In deze categorie verdient aparte vermelding, het werk aan twee
panden:
Hoorn, Kerkplein 39, ‘St. Jans Gasthuis’ Dit zeer
markante pand is in 2003 door de Gemeente Hoorn aan onze
Vereniging overgedragen. Het gebouw uit 1563 is zijn interieurindeling
volledig kwijt geraakt. Over drie verdiepingen is slechts
sprake van vrijwel lege ruimten, als gevolg van een verbouwing tot
boterhal in het midden van de 19de eeuw. Doch de zware balken
die de vloeren van deze lege ruimten dragen worden ondersteund
door prachtige natuurstenen consoles met in reliëf aangebrachte
maskerkoppen. Wonderlijk genoeg is de oorspronkelijke beschildering
van deze maskers behouden gebleven.
Afgezien van zijn verder gave casco en kap, gaat het bij dit huis in
het bijzonder om de uitzonderlijke renaissancegevel. De hoofdzakelijk
bakstenen gevel is zeer fijn gemetseld in een variatie aan blokvormige
patronen. In sommige velden zijn, voor het juiste effect,
alle stenen behakt in trapeziumvorm. Vervolgens is de gevel rijk
versierd met natuurstenen lijstwerk, blokken en frontons, bekroond
door zwaar gebeeldhouwde klauwstukken op de drie trappen van de
geveltop. Tenslotte zijn de natuurstenen omlijstingen van alle
gevelopeningen scheluw gehakt, omdat de plattegrond van het
perceel onder een behoorlijke hoek op de gevel uitkomt. Door deze
technisch razend moeilijk oplossing wordt die scheefstand, als men
van binnen naar buiten kijkt, nauwelijks waargenomen.
Juist deze bijzondere gevel was in slechte staat. Na zorgvuldig onderzoek
is in 2008 omvangrijk herstel uitgevoerd. Daarbij kwam als
technische complicatie dat de voegen bij dit metselwerk zeer dun
Hoorn, Kerkplein 39, ‘St. Jans Gasthuis’, portretmedallion aan
de gevel, na restauratie. (foto HdK)
Hoorn, Kerkplein 39,
‘St. Jans Gasthuis’, gevel. (foto HdK) Schiedam, Oude Kerkhof 5 (1955).
waren uitgevoerd en op diverse plaatsen in het verleden helaas verkeerd
gerepareerd. In overleg met de monumentenafdeling van de
gemeente Hoorn is besloten om die oude ‘herstelschade’ slechts gedeeltelijk
te restaureren. Bij een volgende beurt kan (en moet) dan
weer een stap in de goede richting gezet worden. Daarmee wordt
verhinderd dat de gevel nu ineens een ‘nieuw’ aanzien krijgt. Als
onderdeel van het huidige werk zijn veel kapotte, of provisorisch
Hoorn, Kerkplein 39, ‘St. Jans Gasthuis’, beeldnis met
Johannes de Doper, na restauratie. (foto HdK)
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
gerepareerde stenen vervangen en is veel voegwerk hersteld. Vervolgens
bleek nogal wat houtherstel aan de raamkozijnen nodig. Daarna
is al het hout-, ijzer- en natuursteenwerk geschilderd. Als ‘finishing
touch’ is de beeldnis in het centrum van de gevel, met daarin
het beeld van Johannes de Doper opnieuw gepolychromeerd en
verguld. Dat was een aantal jaren geleden apart opgewerkt, maar bij
die gelegenheid waren zoveel onderdelen verguld, dat de architectuur
van deze beeldnis verloren gegaan was. Door de huidige kleurstelling
is het tempel-karakter van de nis weer hersteld. Dit laatste
onderdeel, hetgeen een absolute verfraaiing van deze toch al zo
bijzondere gevel betekent, was alleen mogelijk doordat de kosten
gedragen werden door de Stichting Kerkmeijer-de Regt te Hoorn.
Het werk aan het ‘St. Jans Gasthuis’ wordt onder eigen directie uitgevoerd
en zal ook in 2009 en 2010 voortduren, met groot onderhoud
aan de zijgevels, de achtergevel en uiteindelijk de kap.
Schiedam, Oude Kerkhof 5,
aanlassen balkkoppen.(foto HdK)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Schiedam, Oude Kerkhof 5
Dit pand, gelegen op een goed zichtbare
plek in het oudste deel van Schiedam is samen
met drie andere panden in 2005 aan
ons overgedragen. Aan al deze complexen
was ingrijpend onderhoud noodzakelijk.
Bij het Oude Kerkhof stond ons echter bij
de verwerving een speciaal doel voor ogen.
Dit oorspronkelijk midden 18de-eeuwse
huis is begin 19de eeuw grondig maar respectvol
gerenoveerd, welke toestand sterk
het huidige aanzien bepaalt: eenvoudig
maar statig. In het midden van de 20ste
eeuw werd het huis in gebruik genomen als gemeentekantoor,
waarbij nog restanten van het 19de-eeuwse interieur bewaard bleven.
Pas echt fout ging het in 1985 toen de woonfunctie werd hersteld
en met de toen bestaande subsidie voor ‘HAT-eenheden’ een
groot aantal kleine wooneenheden in Oude Kerkhof 5 werd ondergebracht.
In feite is toen het monument inwendig gesloopt en (erger
nog) door het optrekken van voorzetwanden en systeemplafonds
is de kiem gelegd voor de algehele teloorgang. Immers, achter
deze strakke ruimteafwerking hadden zwamvorming en houtrot
vrij spel. Dat gevaar werd in 2005 door ons onderkend en leidde tot
het inzicht dat alleen in Verenigingsbezit spoedige actie zou worden
ondernomen om dit markante huis te behouden. In de loop
van 2007 raakte het huis zover leeg, dat de uitvoering van het werk
binnen handbereik kwam. In 2008 waren de planvorming en de
vergunningprocedure afgerond en kon met het werk worden begonnen.
Na ontmanteling van de zes ingebouwde HAT-eenheden bleek het
huis helaas veel verder aangetast dan vooraf gehoopt. De aantasting
van de constructie had tot dermate zettingen geleid, dat zelfs de
restanten van het 19de-eeuwse interieur moesten worden verwijderd.
Terwijl het van buiten nergens zichtbaar was, was ‘krotvorming’
in feite al in een vergevorderd stadium.
Het cascoherstel is, na verwijdering van asbesthoudende dakplaten,
voortvarend ter hand genomen. Door langdurige lekkages was het
noodzakelijk alle 12 balkkoppen aan de voorgevel, samen met de
desbetreffende spantpoten, met nieuw hout aan te lassen. Hierdoor
werd het constructieve verband tussen kap en balklaag teruggebracht.
Aan het einde van het jaar kon begonnen worden met
metselwerkherstel, dat in 2009 zal voortgaan.
In de loop van komend jaar zal het huis een nieuwe indeling krijgen,
gebaseerd op de 18de-eeuwse structuur van het huis. Hierdoor
ontstaan dan drie wooneenheden (op iedere verdieping een). Dit
werk staat onder eigen directie.
19
20
Tenslotte is aan 12 panden (2007 14) meer dan € 100.000
besteed, omdat het instandhouding van (grotere) complexen
betrof, of volledige restauraties, dan wel delen daarvan. Het ging
daarbij om:
Amsterdam
Prinsengracht 999
Volledige renovatie van het interieur met herstel van de
oorspronkelijke structuur van het gebouw. Werk loopt door
in 2009.
Doesburg
Bergstraat 50
Algehele kaprenovatie.
Haarlem
Spaarne 15A-17
Algehele cascorestauratie van woning en aulagebouw uit 1903
van architect B.J. Ouëndag en J.F. Klinkhamer, gelegen naast
het ‘Hodshon Huis’. In 2009 wordt het ‘Hodshon Huis’ zelf
onder handen genomen.
Naaldwijk
Heilige Geest Hofje 1-12
Restauratie van de gevels en dakaansluitingen (goten) van de
oostzijde van dit hofje.
Schoonhoven
Bij de Watertoren 25
Onderhoud en schilderwerk aan de houten ombouw van het
watervat.
Schoonhoven, Bij de Watertoren 25,
schilderwerk vanaf hangende steiger. (foto HdK)
Alblasserdam, Cortgene 9,
granito stoepplaat. (foto HdK)
Schiedam
Overschiesestraat 1-3
Schilderwerk en renovatie casco van de noordvleugel en volledige
restauratie van vier woningen.
Wanneperveen
Veneweg 56
Omvangrijk herstel aan gevels en kap, renovatie van achterhuis.
Aparte aandacht binnen deze categorie verdient het restauratiewerk
aan de volgende panden:
Alblasserdam, Cortgene 9, Ambachtsherenhuis
Zoals bij de inleiding opgemerkt is de restauratie van dit kenmerkende
19de-eeuwse huis nog één van de weinige ‘krotopruimingen’
die de Vereniging tot haar taak rekent. In het vorig verslag is weergegeven
dat begin 2008 Cortgene 9 weer op een solide fundering
stond. Het werk gedurende dit jaar was dan ook vooral gericht op
herstel van het casco. Daarbij gaat het in feite om twee gebouwen,
het eigenlijke woonhuis van de ambachtsheer en het ter linkerzijde
aangebouwde koetshuis. Het cascoherstel begon met de volledige
vervanging van het dak van het koetshuis en het grotendeels vervangen
van het woonhuisdak. Bij het laatste bleek vooral de dakvoet en
de goot met kroonlijst dermate slecht dat tot vernieuwing moest
worden besloten. Nadat beide bouwdelen weer fatsoenlijk ‘onder
dak’ waren, konden de gevels en de raamkozijnen met hun schuiframen
worden hersteld. Daarbij deed zich, als gevolg van de
scheefstand, juist bij de voorgevel veel houtrot voor en waren
(blind)ankers geroest door inwatering. In de zijgevels zaten als
gevolg van de zettingen de grootste scheuren. Hier moesten grote
stukken worden gedemonteerd en weer naar elkaar toe gemetseld.
De kozijnen en ramen zijn binnen hun scheefgezakte openingen,
met speling van soms wel 8 cm., zoveel mogelijk recht gezet en
gangbaar gemaakt.
De achtergevel kende vergelijkbare problemen als de voorgevel ten
aanzien van schade aan metselwerk, kozijnen en ramen. Het achterdak
bleek oorspronkelijk dakkapellen te hebben gehad die niet naar
buiten waren uitgebouwd, maar juist naar binnen! Deze curiositeit,
die wij bij geen enkel ander pand in ons bezit kennen, is met zorg
gereconstrueerd. De dakgoot aan de achterzijde was geheel van
gietijzer en is vervangen door een nieuwe ijzeren goot naar oud
model. Op de begane grond zijn enkele ooit dichtgemetselde
ramen weer open gemaakt.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Parallel aan de vorderingen aan de buitenzijde, kon binnen de
constructie worden hersteld. Door het aanlassen van verrotte balkkoppen
en waar nodig vervangen van balken werd het inwendig verband
tussen de gevels weer hersteld. Het herstel van de muurstijlen
op de verdieping bracht het verband tussen de kap en de balklaag
terug. Vervolgens konden op de bel-etage de vloeren (grotendeels
nieuw) worden ingebracht. Ook in het koetshuis moesten de vloeren
van de bel-etage en de eerste verdieping worden vervangen.
Na het aanbrengen van nieuwe hemelwaterafvoeren rondom kon
het huis voor het eerst sinds lange tijd weer drogen.
Cruciaal onderdeel van deze restauratie was het ontgraven van een
deel van de dijk. Niet alleen hadden de dijkverzwaringen in het verleden
een deel van de zettingen van Cortgene 9 veroorzaakt, maar
door de opeenvolgende verhogingen was de voorgevel zijn plint
kwijtgeraakt. Het verlagen van een deel van de straat ter plekke van
ons huis had dus zowel een constructieve als een esthetische achtergrond.
Die oplossing bleek minder eenvoudig dan gedacht. De gewenste
breedte van 180 cm. stuitte op bezwaren van de gemeente
omdat er dan twee parkeerplaatsen voor het huis verloren zouden
gaan. Uiteindelijk is een smallere strook toegestaan, gecombineerd
met een versmald trottoir ter plaatse. Bij het graven van de beoogde
bak deed zich al snel een aangename verrassing voor. De oorspronkelijke
granito stoepplaat bleek nog geheel aanwezig en in vrijwel
ongeschonden staat. Deze is inmiddels geheel in het zicht gebracht
en opgenomen in de nieuwe bestrating. Door de ingreep heeft de
gevel zijn plint en daarmee zijn goede verhoudingen teruggekregen.
In 2009 wordt verder gewerkt aan het herstel van de achtergevel
van het koetshuis, van de interieurafwerking van beide panden en
aan het aanbrengen van nieuwe installaties.
Deze restauratie is mogelijk dankzij een tweetal rijksbijdragen in het
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Alblasserdam, Cortgene 9,
de gevel met verlaagde stoep. (foto HdK)
kader van de BRIM achterstandsregeling en dankzij de steun van de
BankGiro Loterij. Het werk wordt uitgevoerd onder eigen directie.
Amsterdam, Henri Polaklaan 9 ‘De Burcht’
‘De Burcht’ van H.P. Berlage is nog maar net in ons bezit (zie Jaarverslag
2007) en vrijwel meteen is gestart met de uitvoering van een
omvangrijke restauratie. Dat kon omdat de vorige eigenaar reeds
een aanvraagprocedure voor de restauratie- en bouwvergunning had
lopen. Op die vergunning kon worden gestart, al is tegelijkertijd
een wijzigingsvergunning aangevraagd om door ons gewenste aanpassingen
in het plan te kunnen doorvoeren. Die aanpassingen
volgden na een hernieuwd onderzoek naar de originele indeling van
dit in 1900 gerealiseerde gebouw en naar de nog aanwezige restanten
uit die periode. ‘De Burcht’ is gebouwd als vakbondsgebouw
voor de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond. De
bond hield er kantoor en zijn vakbondsbijeenkomsten, ontving
leden en keerde aan weduwen van leden toelages uit. Al tijdens de
ANDB periode (tot 1958), maar vooral door de opvolgende gebruikers,
is ‘De Burcht’ verschillende keren aangepast aan nieuwe
gebruikseisen. Verschillende keren werd het interieur door overschilderingen
gemoderniseerd. De restauratie van het trappenhuis
en de Bondsraadzaal in 1990, ten behoeve van de nieuwe functie als
vakbondsmuseum, had laten zien dat het interieur in Berlages tijd
veelkleurig was afgewerkt, met sjabloonschilderingen als versiering.
De huidige restauratie heeft tot doel om alle Berlage-restanten ook
in de overige vertrekken terug in het zicht te brengen, maar tegelijkertijd
de technische nadelen uit de begintijd van het gebouw op te
heffen. Vervolgens moet ‘De Burcht’ weer geschikt gemaakt worden
voor ontvangsten en vergaderingen.
Alblasserdam, Cortgene 9, de voorkamer. (foto RACM)
21
22
Amsterdam, Henri Polaklaan 9,
‘De Burcht’, tweede verdieping na
verwijderen voorzetwanden. (foto HdK)
De werkzaamheden moesten beginnen
met een uitgebreide asbestsanering van
het souterrain. Hier waren alle plafonds
in 1979 met asbest afgetimmerd. Toen
die sanering achter de rug was en met
de sloop van alle niet originele wanden en vloeren werd begonnen,
bleek onder een podiumverhoging uit 1990 asbest te zijn gedumpt.
Hierdoor was een tweede sanering noodzakelijk. Omdat de oude
verwarmingsketel in de kelder stond, is eerst een nieuwe installatie
op een zolder gemaakt, waarna de kelder ontmanteld kon worden.
Tegelijk met het werk in het souterrain is de tweede verdieping gedeeltelijk
ontmanteld omdat hier zwamvorming was geconstateerd.
Als oplossing voor koude en tocht was in het verleden gekozen
voor het plaatsen van voorzetwanden. Zoals altijd – moeten wij
helaas steeds weer vaststellen – vormt die afsluiting van de buitengevel,
bij gebouwen die nog niet met spouwmuren zijn uitgevoerd,
een ideale voedingsbodem voor houtrot en zwam. Na het blootleggen
van deze problemen
is de zwam gesaneerd
en houtrotherstel
uitgevoerd. De
grootste bron voor
het vocht op deze
verdieping zit in een
technische uitvoeringsfout
van de gevelbeëindiging.Daarnaast
heeft de hele
gevel last van vochtdoorslag
via de kozijnopeningen.
Voor
beide problemen zijn
detailwijzigingen uitgedacht
die het aanzien
van de gevel niet
veranderen. Als een
aangename verrassing
kwamen de oorspronkelijkesjabloonschilderingen
hier goed
waarneembaar tevoorschijn.
Bovendien
werd achter latere plafonds
een stuk origi-
Amsterdam, Henri Polaklaan 9, ‘De Burcht’,
de toren in de steigers. (foto HdK)
nele houten lijst ten
behoeve van electra-
leidingen teruggevonden. Deze is thans her te gebruiken voor geluidsdraad.
Begin 2009 is de hele voorgevel in de steigers geplaatst
om het nodige herstel te kunnen uitvoeren. Intussen bracht kleuronderzoek
door Bert Jonker aan het licht dat de thans witte kozijnen
oorspronkelijk okergeel waren en de nu groene ramen bruinrood.
Die kleurstelling versterkt de architectuur van ‘De Burcht’ en
zal worden teruggebracht.
Het werk wordt onder eigen directie uitgevoerd en zal tot in 2010
voortduren. Voor deze fantastische restauratie is in 2008 instandhoudingssubsidie
van het Rijk verkregen. Maar het leeuwendeel van
de kosten wordt gedragen door het SNS REAAL Fonds en de
BankGiro Loterij.
Broek in Waterland, Havenrak 1 Ook van dit in
2007 verworven huis is het herstel direct ter hand genomen. Aanvankelijk
beperkte het voorgenomen herstel zich tot het wegwerken
van achterstallig onderhoud aan alle gevels en raamkozijnen. Dat is
in 2008 ook geheel uitgevoerd. De gevels waren rondom in gepotdekseld
hout uitgevoerd en inmiddels zo ver ingerot, dat grote delen
moesten worden vervangen. Dat bood meteen de mogelijkheid
om enige isolatie aan te brengen. Ook de meeste kozijnen moesten
gerepareerd en ramen vervangen worden. Bij het uiteen halen van
de linker zijgevel kwam aan het licht dat door latere verbouwingen
een deel van de houten draagconstructie van het huis aan deze zijde
verdwenen was. Bij deze gelegenheid zijn twee gebintstijlen teruggebracht.
Al in het begin van dit jaar bereikte ons het bericht dat de schenkster
van Havenrak 1, mevrouw W.A.A. Bruigom-Six, was overleden.
In haar testament bleek zij onze Vereniging tot erfgenaam te hebben
benoemd. Het bedrag dat ons hierdoor ten deel viel, is aangewend
om het huis ook meteen inwendig grondig op te knappen. In
het achterliggende verslagjaar is hiervoor bouwhistorisch onderzoek
verricht, een plan gemaakt en de vergunningprocedure gestart.
Door het historisch onderzoek werden de restanten van de oven
van de bakkerij teruggevonden. Die vondst verklaarde andere
bouwsporen en leidde uiteindelijk tot een beter begrip van het gebruik
en de indeling van het huis. Zo bleek bijvoorbeeld dat de aanbouw
aan de rechterzijde, dat de laatste jaren dienst deed als een
soort tuinkamer, oorspronkelijk niet veel meer was dan het turfhok.
Bij het herstel van deze gevel is die uitbouw tot zijn oude proporties
terug gebracht.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Broek in Waterland, Havenrak 1,
herstelwerkzaamheden aan de gevel. (foto HdK)
Nog juist voor
de jaarwisseling
is het dak geheel
vervangen en van
isolatie voorzien.
Daarbij is het
systeem van
loden goten
zorgvuldig
hersteld, inclusief
de hemelwaterafvoeren.
Het werk staat
onder eigen
directie en wordt
in 2009 afgerond
na het
interieurherstel.
Hoorn, Binnenluiendijk 3 en 4 In 1624 verrees dit
handelshuis aan de Binnenluiendijk. Ondanks dat het in de 19de
eeuw zijn trapgevel kwijtraakte en in gebruik genomen werd als
stadsboerderij (!), is het van binnen één van de meest gave 17deeeuwse
huizen die de Vereniging bezit. Dat is mede te danken aan
een voortreffelijke restauratie die de vorige eigenaar, de heer
J.E. de Visser, in 1959-’61 heeft
laten uitvoeren. Bij die restauratie
liet hij nr. 3 samenvoegen met
het buurhuis nr. 4. Mede daardoor
(en door zijn Spartaanse
leefwijze) kon hij nr. 3 zo goed
in zijn 17de-eeuwse toestand
houden. Hij droeg het huis in
1998 over aan onze Vereniging
en bleef er tot zijn dood eind
2007 in wonen. Nu beide
huizen leeg zijn moeten ze
geschikt worden gemaakt voor
hedendaagse bewoning.
Daarbij zal – geheel in lijn met
de ideeën van de heer De Visser –
de samenvoeging in stand blijven
en zal nr. 3 geheel zijn 17deeeuwse
staat behouden. Intussen
dienden wel enkele zware con-
structieve problemen te worden
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Hoorn, Binnenluiendijk 3 en 4, traditionele
stro-poppen tussen de dakpannen. (foto HdK)
Hoorn, Binnenluiendijk 3 en 4, renovatie van de kap. (foto HdK)
opgelost en in beide panden de bonte knaagkever bestreden.
In 2008 is eerst de gehele kap van nr. 3 gerenoveerd en van stabiliteitsverband
voorzien (een noodzakelijke, maar zichtbaar eigentijds
uitgevoerde ingreep). De kap is opnieuw zonder dakbeschot uitgevoerd.
Ten behoeve van de aansluiting tussen de oudhollandse pannen
zijn traditionele ‘stro-poppen’ toegepast. Nadat de kap in orde
was, is met stalen strippen een verband aangebracht tussen de voorgevel
die deels op de dijk staat en de achtergevel. Herstel van balkkoppen,
muurplaat en spantbenen bracht het verband in de dwarsrichting
weer terug. Daarna kon de knaagkeverbestrijding ter hand
worden genomen. Omdat chemische bestrijding de aantasting niet
stopt, maar alleen vertraagt, is hier gekozen voor de heteluchtmethode.
Het gehele huis is daartoe samen met nr. 4 ingepakt in isolatiemateriaal
en door middel van hete lucht langzaam opgewarmd
tot een temperatuur van meer dan 60 graden. Door die situatie enkele
dagen vol te houden sterven de kevers en de larven in de houtconstructie.
Uiteraard volgde op de kaprenovatie de vervanging van de loden
goten en hemelwaterafvoeren. Binnen zijn de vloeren hersteld en is
een losse beloopbare isolatielaag aangebracht op de zoldervloer.
Een deel van de zettingen in het interieur was niet toe te schrijven
aan het gebrek aan stabiliteit, maar aan het ontbreken van een
dwarsmuur in de kelder. Nadat eerst de balklaag in de kelder is onderstempeld
en enige centimeters teruggedrukt, is een nieuwe muur
opgemetseld.
23
24
Hoorn, Binnenluiendijk 3 en 4,
het huis wordt ingepakt ten behoeve van
de knaagkeverbestrijding. (foto HdK)
Aan het einde van
het jaar was nr. 3
constructief weer
geheel in orde en
was de vergunningprocedure
voor de herindeling
van nr. 4 in
volle gang. Zodra die vergunning verleend is, zullen alle utiliteiten
ten behoeve van nr. 3 (keuken, meterkast, cv-installatie) in nr. 4
worden ondergebracht. Het werk zal geheel 2009 voortduren en
staat onder eigen directie.
Rouveen, Oude Rijksweg 264 In Rouveen en Staphorst
staan gelukkig veel boerderijen die hun agrarische functie nog
hebben, maar er staan ook heel veel boerderijen die inmiddels een
nieuwe functie hebben gekregen, meestal die van woonhuis. Die
functieverandering is van buiten duidelijk zichtbaar door nieuwe
ramen en deuren in gevels en dakvlakken. Vooral als het gebouw
gesplitst is in meer wooneenheden, zijn de uiterlijke veranderingen
groot als het traditioneel ‘gesloten’ stalgedeelte een woning met
voldoende daglicht moet opleveren.
Geheel tegen onze gewoonte in, hebben wij bij de restauratie van
onze Rouveense dwarsdeelboerderij besloten om het bedrijfsgedeelte
om te bouwen tot woning. Het interessante van deze boerderij
was immers met name het woongedeelte, waar sinds de bouw
omstreeks 1908 slechts éénmaal, rond 1920, een nieuw verfje is
aangebracht. Verder is hier nooit iets gewijzigd. Vanwege die zeer
bijzondere omstandigheid is deze boerderij in 2006 met steun van
het SNS REAAL Fonds aangekocht. Juist het woonhuis willen we
dus, afgezien van technisch herstel, onveranderd laten.
Het inbouwen van een woning in de voormalige schuur diende ech-
Rouveen, Oude Rijksweg 264, de boerderij omstreeks 1971.
(foto J. de Wolde)
ter zodanig te gebeuren, dat het bedrijfsmatige karakter van binnen
en van buiten zoveel mogelijk in stand bleef. Bovendien moest de
ingreep in hoge mate reversibel zijn. Nadat in 2007 vooral het cascoherstel
is uitgevoerd, was in 2008 het inbouwen van de woning
aan de beurt. Dat gebeurde naar een ontwerp dat D. Querido van
de Werkgroep Restauratie te Amsterdam in overleg met ons heeft
gemaakt. De woning voegt zich geheel naar de beschikbare ruimte
en sluit qua gebruik zoveel mogelijk aan op de oorspronkelijke
functies van dit bedrijfsgedeelte. Achter de muur van het woongedeelte
ligt de eerste dwarsdeel, met daarachter eveneens dwars de
koestal. Hier is niets veranderd en deze zone geldt straks als entree.
Boven de lage koestal was een slietenzolder met ruimte voor de
hooitas. Op deze slietenzolder is een slaapkamer gerealiseerd, met
een naastgelegen badkamer. Achter de stal lag het grote opslagvierkant
voor stro en hooi. Hier is de woonkamer gekomen. Aan de
linkerzijde liep een werkgang langs de tasruimte naar de klompenmakerij
achterin de schuur. Deze gang is tot keuken herbestemd.
Aan de rechterzijde van de tas was de varkensstal, die hal met toiletruimte
is geworden. Achterin de schuur is thans de eetkamer, naast
de origineel bewaarde (en ingerichte) klompenmakerij.
Alle ramen en deuren die zijn toegevoegd, zijn gemaakt door luiken
uit de houten gepotdekselde buitenwand te zagen. Deze luiken
staan open als de woning in gebruik is. ’s-Avonds, of als de bewoner
met vakantie is, gaan de luiken dicht en is van buiten niet zichtbaar
dat er een woning in dit stalgedeelte is ondergebracht. Zo is,
ondanks de ingrijpende functiewijziging, het traditionele karakter
van deze bijzondere boerderij behouden gebleven.
De grootscheepse restauratie wordt bij het ter perse gaan van dit
verslag afgerond.
Rouveen, Oude Rijksweg 264, gepotdekselde buitenwand met open en met gesloten luiken (foto’s HdK)
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Voorlichting
In 2008 werden door de Vereniging zes persberichten verzonden in
verband met de viering van ons 90-jarig jubileum, verwervingen of
andere activiteiten zoals bijvoorbeeld de deelname aan het AVROtelevisieprogramma
BankGiro Loterij Restauratie. De persberichten
leverden, direct of indirect, verspreid over het jaar 6 artikelen op in
landelijke kranten, 33 in regionale kranten en 25 artikelen in tijdschriften
en speciale organen. De grote regionale aandacht is verklaarbaar,
omdat het publiek sneller warm loopt voor het behoud
van monumenten die zij tot hun dagelijkse leefomgeving rekenen.
Wij zullen daar in de toekomst meer op in spelen. De toegenomen
aandacht in (landelijke) tijdschriften is opmerkelijk, vooral omdat
het juist uitgaven betrof die niet direct aan de erfgoedsector zijn
verbonden. Kennelijk is er in de markt behoefte aan ‘mooie’ voorbeelden
van bijzonder wonen.
Zevenmaal was er aandacht op de radio voor de Vereniging en haar
werk en tienmaal op de televisie. Zes keer daarvan betrof het uitzendingen
op regionale stations met achtergronden van de ‘Bottelarij
van Bolsward’ (ons pand Kleine Dijlakker 17) en twee keer landelijke,
zijnde de uitzendingen van het programma ‘Restauratie’.
De eerste was op 25 september met een ‘special’ over de restauratie
van het Ambachtsherenhuis in Alblasserdam. Op 16 oktober was de
aflevering van het programma BankGiro Loterij Restauratie waarbij
met de ‘Bottelarij van Bolsward’ werd meegedongen naar de hoofdprijs
van 1 miljoen euro. Helaas ging de felbegeerde hoofdprijs aan
ons voorbij, maar het leverde in de regio veel goodwill en naamsbekendheid
op.
Bolsward, opnamen voor het AVRO-televisieprogramma
BankGiro Loterij Restauratie 2008. (foto HdK)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Rouveen, Oude Rijksweg 264.
Links: inbouwen van de woning.
Onder: heringerichte klompenmakerij. (foto’s HdK)
Om ons jubileum onder de aandacht van een breder publiek te
brengen, heeft de Vereniging in 2008 intensiever deelgenomen aan
algemene landelijke erfgoedactiviteiten. In totaal bezochten tijdens
deze evenementen 11.600 bezoekers onze panden. Voor de meesten
was het een eerste kennismaking met ons werk en dat leverde
naast enthousiaste reacties ook concrete aanmeldingen voor het lidmaatschap
op. In juni werden tijdens de ‘Dag van de Architectuur’
negen van onze raadhuizen opengesteld. Het grootste aantal bezoekers
kwam tijdens de ‘Open Monumentendagen’ naar panden in
onder andere Amsterdam, Delft, Dordrecht, Hoorn, Rouveen en
Zaandam. De ‘Week van de Geschiedenis’ in oktober trok bij de
verschillende opengestelde panden wat minder bezoekers dan vorig
jaar, maar dat zal mede aan het thema van dit jaar hebben gelegen
(Verhalen van Nederland), dat voor ons minder publiciteit genereerde.
Toegankelijke Panden Alweer voor het derde jaar gaf de
Vereniging het boekje ‘Toegankelijke Panden’ uit, waarmee een
groot deel van onze panden exclusief voor leden is opengesteld. In
het boekje van 2008 waren ruim 90 panden opgenomen, waaronder
een aantal zeer bijzondere, beperkt toegankelijke woonhuizen, die
de leden op eigen gelegenheid konden bezoeken. Drie jaar na de
introductie kunnen we vaststellen, dat dit onderdeel een vast en niet
meer weg te denken onderdeel is geworden van onze informatievoorziening
aan de leden. In totaal waren er in 2008 ruim 630 aangemelde
leden (en een onbekend aantal spontane bezoekers) die
van deze exclusieve bezoekmogelijkheden gebruik maakten. Vergeleken
met de 200 van vorig jaar is dat een aanzienlijke toename.
Website Het jubileumjaar was een mooie aanleiding om de vernieuwing
van onze website serieus ter hand te nemen. De oude site
was inmiddels 8 jaar oud en vertoonde gebreken die door de jaren
heen steeds hinderlijker werden. Het belangrijkste probleem was
25
26
dat wij voor iedere wijziging aan de inhoud van de site een externe
partij nodig hadden. Bovendien was de structuur van de site nogal
statisch, waardoor aanpassingswensen in de meeste gevallen niet te
realiseren waren. In 2007 werd dan ook besloten om een geheel
nieuwe site te ontwikkelen. Die ontwikkeling is grotendeels door
Ledenservice gedaan, waarbij ontwerp en realisatie door externe
partijen is uitgevoerd. Gedurende heel 2008 is aan dit project gewerkt
en begin 2009 kon de nieuwe site de oude vervangen.
De inhoud van de nieuwe site kan door onszelf worden bijgewerkt
en aangepast. Daardoor wordt de actualiteit vergroot, maar biedt de
site vooral ook meer mogelijkheden. Voor leden is een agenda met
alle activiteiten opgenomen. Onze afdeling Huurzaken heeft nu een
goede faciliteit om beschikbare huurlocaties onder de aandacht te
brengen. Die actualiteit is vooral van belang voor locaties die voor
vergaderingen of huwelijken gebruikt kunnen worden (tijdelijke
verhuur).
Naast dergelijke praktische voordelen, biedt de nieuwe site vooral
sterke inhoudelijke verbeteringen. Ons pandenbezit kan op een
groot aantal manieren worden geraadpleegd. Kon dat voorheen alleen
geografisch, nu kan op architect, bouwjaar, bouwstijl, ect. worden
gezocht. Bovendien kunnen de verschillende zoekingangen
worden gecombineerd tot één gerichte zoekactie. Voor onderzoekers
is onze site daardoor een prachtige bron. De komende jaren zal
vooral worden voortgebouwd aan de inhoud. De nieuwe site biedt
immers juist op dat gebied nog veel meer mogelijkheden dan wij op
dit moment kunnen benutten.
Financiële baten
In 2008 verkreeg de Vereniging in totaal € 10.029.600 aan baten
uit vier bronnen die hieronder worden gespecificeerd. Vervolgens
kon aan de in dit verslag toegelichte doelen (verwerven, instandhouden
en geven van voorlichting) in totaal een bedrag van
€ 9.361.867 worden besteed. In het verslagjaar werd derhalve 93%
van alle baten direct aan onze doelstelling besteed (in 2007 96%).
Resultaat eigen fondsenwerving
In 2008 is uit hoofde van donaties, giften, legaten en erfstellingen
een bedrag van € 1.572.091 verantwoord. Dit bedrag is als volgt te
specificeren:
€
Contributies 82.841
Schenkingen
H.J. de Bijll Nachenius 2.000
M.A.M. Kortenbout van der Sluijs 3.000
S.F. Winkel 18.000
P.J. Tichelaar 3.600
Mw. G. Goodijk 2.500
Overige donaties en giften 18.616
47.716
Nalatenschap in de vorm van
overdracht van panden
Bolsward, Kleine Dijlakker 17 247.500
Nalatenschappen/legaten
Mw. E.C. Aak-ten Veen 26.380
H.A. van Baarle 65.000
Mw. I. van der Bilt-Ptasnik 47.000
A.D. Bloemsma 15.000
L.H. Boas 47.500
Mw. W.A.A. Bruigom-Six 103.557
C.J.J. Diesbergen 24.207
G.J. Kollé 150.000
A. Kroneman 300.000
Mw. D. van Leer-Earle 7.000
M. de Vries 100.000
Bijdragen van fondsen
SNS REAAL Fonds 207.748
Louisa van der Velden Stichting 99.142
Thurkow Fonds 1.500
1.133.144
308.390
Totaal 1.572.091
De bijdrage van het SNS REAAL Fonds betreft steun voor de
restauratie van de in 2007 verworven ‘Burcht’ van architect H.P.
Berlage te Amsterdam. De bijdrage van de Louisa van der Velden
Stichting is ter dekking van de voorbereidingskosten voor de restauratie
van huis ‘Rodenburch’ te Dordrecht.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Ter verkrijging van al deze baten heeft de Vereniging kosten gemaakt
voor het realiseren van aanvragen bij fondsen, gesprekken
met particulieren en het onderhouden van contacten. Deze bedroegen
in 2008 € 89.706, waardoor 6% (2007 2%) van de hiervoor
gespecificeerde baten aan kosten is besteed.
Resultaat acties van derden
De baten uit acties van derden betrof:
€
BankGiro Loterij 900.000
Overige acties 76.584
Totaal 976.584
De bijdrage van de BankGiro Loterij is in 2008 door het Bestuur
bestemd voor de verwerving en de restauratie van het Gemeenlandshuis
aan de Diemerzeedijk te Amsterdam (€ 550.000) en een
bijdrage in de restauratiekosten van het Ambachtsherenhuis te
Alblasserdam (€ 250.000). Het restant is bijgedragen aan AVRO’s
programmaserie ‘Restauratie’. Van de bijdrage van de Overige
acties, afkomstig uit de belgelden van dit programma, is een
televisiespecial betaald, gewijd aan de restauratie van bovengenoemd
Ambachtsherenhuis te Alblasserdam.
Ook voor de verkrijging van deze baten is inspanning nodig, waardoor
kosten worden gemaakt. In 2008 bedroegen die € 72.232,
waardoor 7% (2007 3%) van deze baten aan kosten werd besteed.
Subsidies van overheden
Onder deze post kon in 2008 € 601.929 worden ingeboekt. Dat
bedrag is samengesteld uit ontvangen bijdragen van de gemeente
Hoorn (€ 52.573) in uitgevoerde restauraties aldaar, ontvangen en
toegezegde bijdragen van rijkswege in de instandhoudingkosten
van onze panden, de zogenaamde BRIM-regeling, ter hoogte van
€ 309.861 en ingeboekte subsidie voor uitgevoerde restauraties
(€ 239.495). Bij deze laatste categorie wordt alleen subsidie ingeboekt
ten aanzien waarvan conform de uitgaven een redelijke verwachting
bestaat. Voor 2008 hebben de werkzaamheden aan de
volgende panden zo’n subsidieverwachting opgeleverd:
Alblasserdam, Cortgene 9
Alkmaar, Mient 33
Rouveen, Oude Rijksweg 264
Voor de verkrijging van deze overheidssubsidies is een veel ingewikkelder
procedure nodig dan voor de andere baten geldt. Om die
reden zijn de kosten die hiermee gepaard gaan eveneens hoger. In
2008 betrof dat € 158.687. Aangezien er geen direct verband is
tussen de kosten voor de verkrijging van overheidssubsidies en de
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
baten die aan dat jaar kunnen worden toegerekend, is een procentuele
vergelijking op dit onderdeel niet zinvol.
Overige baten
Deze laatste, maar tevens grootste, categorie baten bedroeg in 2008
€ 6.878.995. Het betreft voor het overgrote deel de huurinkomsten
(€ 6.866.872) die hiervoor onder Instandhouding reeds zijn toegelicht.
Het restant (€ 12.423) betreft de in 2008 ontvangen of ingeboekte
rente.
Verenigingszaken
Leden
Per 31 december 2008 telt onze Vereniging 3.129 leden (ultimo
2007 2.983 leden). Daarmee is voor het eerst in onze geschiedenis
het ledental boven de 3.000, een mijlpaal die kort voor de Jubileumviering
in juni kon worden vastgesteld. Naast de jubileumpubliciteit
zorgde opnieuw de deelname aan het programma
‘Restauratie’ voor aanmelding van extra leden. Wij zijn uitermate
ingenomen met de gestage stijging gedurende het achterliggende
decennium. Er wordt naar gestreefd om deze wijze van rustige
groei ook de komende jaren voort te zetten.
De contributieopbrengst bedroeg met € 82.841 wederom aanzienlijk
meer dan voorgaande jaren (2007 € 77.847).
Daarnaast werd in het kader van het jubileumjaar een beroep op de
leden gedaan om financiële
steun voor de bijzondere
restauratie van de dwarsdeelboerderij
te Rouveen. De
jubileumactie had met name
betrekking op de restauratie
van het oude woongedeelte,
dat vrijwel geheel in authentieke
staat behouden zal blijven.
Notariskantoor Boekel
de Nerée maakte het aantrekkelijk
om bij een grotere
gift belastingaftrek te realiseren.
De notariële actes waarin
dit moest worden vast-gelegd,
werden door onze
notaris A.A. van Velten kosteloos
gepasseerd. In 2008
bracht de jubileumactie
€ 14.518 op, waarmee de
Rouveen, Oude Rijksweg 264, interieur met
traditionele spinde en spiegel. (foto D. Kok)
27
28
Het Ricciotti-ensemble speelt in de aula
van het ‘Hodshon Huis’. (foto HdK)
vloer en de bedsteden worden gerestaureerd en verlichting wordt
aangebracht. Bovendien konden hierdoor enkele van de meubels,
die altijd in deze woonkamer stonden, worden teruggekocht.
Als start van het jubileumjaar ontving ieder lid al in december 2007
een speciale kalender met prachtige
foto’s van fotografe Roos
Aldershoff. Twaalf verschillende
panden uit ons bezit gaven een
goed beeld van de grote variëteit
in architectuur en bouwperiode
die in de collectie van
onze Vereniging geborgd is.
Als sluitstuk van ons jubileumjaar
werd, exclusief voor de
leden, een optreden georganiseerd
van het Ricciotti-ensemble
tijdens hun erfgoed-tournee.
Op woensdagavond 15 oktober
speelde het orkest, bestaande uit
gevorderde amateurs en
muziekstudenten, de sterren van
de hemel in de aula van het
‘Hodshon Huis’. Ruim zeventig
leden kwamen luisteren.
Excursies
Tijdens het jubileumjaar werden
vijf gebruikelijke excursies aangeboden
en één uitzonderlijke.
Deze laatste betrof de ‘Hendrick de Keyser’-excursie ter gelegenheid
van de viering van ons jubileum en de Algemene Ledenvergadering
ineen. Het thema van de excursies was dit jaar ‘Architecten
in Nederland’ en sloot aan op het jubileumthema. De excursies
werden steeds gehouden in een stad waar de architect die het
onderwerp was, goed vertegenwoordigd was. De excursies vonden
zoals gebruikelijk plaats op vrijdag of zaterdag. In totaal hebben
1.170 leden en introducés deelgenomen aan de excursies. De jubileumviering
werd bezocht door ruim 130 leden en 140 genodigden.
De eerste excursie vond plaats in Leiden op 18 april. De lezing, met
als onderwerp ‘Pieter Post en Arent van ‘s-Gravesande’, werd gehouden
door Guido Steenmeijer in de boterhal van de Waag.
Tijdens de wandeling werd onder andere een bezoek gebracht aan
onze ‘Bibliotheca Thysiana’ aan het Rapenburg, aan het Gemeenlandshuis
van Rijnland en aan de Marekerk. Op 17 mei bracht de
Vereniging een bezoek aan Middelburg. De lezing en wandeling
stond in het teken van Daniël Marot en Jan Peter van Baurscheit.
Paul Rosenberg verzorgde de inleidende lezing. Tijdens de wandeling
werd een bezoek gebracht aan het ‘Van de Perrehuis’ en onze
huizen Vlasmarkt 51, Gortstraat 30 en Wagenaarstraat 1.
Op zaterdag 7 juni werd het 90-jarig jubileum gevierd in de Westerkerk
te Amsterdam. De lezing over ‘Hendrick de Keyser – Architectura
Moderna’ (bij die gelegenheid als jubileumboek door de
Vereniging gepresenteerd) door Koen Ottenheym werd gevolgd
door een rondvaart ‘Hendrick de Keyser vanaf het water’.
Zaterdag 20 september stond in het teken van H.P. Berlage. De
lezing werd gegeven door Vincent van Rossem en er werd een combinatie
van een wandeling en rondvaart gemaakt om de Beurs en
‘De Burcht’ van Berlage te bekijken. De excursie over Abraham van
der Hart en Leendert Viervant werd gehouden op vrijdag 17 oktober
in Haarlem. Freek Schmidt verzorgde de lezing en daarna werd
een bezoek gebracht aan het fundatiehuis van Pieter Teyler, het
Teylershof en het ‘Hodshon Huis’. De laatste excursie vond plaats
in Utrecht en Hilversum om de werken van Gerrit Rietveld en Jan
Duiker onder de loep te nemen. De lezing werd gehouden door
Mariël Polman in hotel Gooiland te Hilversum. Daarna werd een
bezoek gebracht aan het Sanatorium Zonnestraal te Hilversum en
het Rietveld-Schröderhuis en ons huis Erasmuslaan 9 te Utrecht.
Deze excursievorm werd nu voor het tweede jaar gehanteerd. Er
kunnen op deze wijze veel meer leden dan voorheen deelnemen aan
onze excursies (ruim een verdubbeling). Toch bestaat er ook nu
steeds zoveel belangstelling dat niet iedere inschrijver verzekerd is
van deelname, al zijn de hoeveelheden afschrijvingen onvergelijkbaar
kleiner dan vroeger. Door aanpassingen in het systeem van inschrijving
zal geprobeerd worden dit verschijnsel te minimaliseren.
Open Dagen
Naar aanleiding van verwervingen en restauraties werden in 2008
vijf Open Dagen georganiseerd voor zes panden. Het bezoeken van
onze panden nadat zij door de Vereniging verworven zijn, is een
zeer gewaardeerde ledenvoorziening. De leden zijn immers allen
voor een stukje eigenaar van deze bijzondere objecten en een groot
aantal maakt van de gelegenheid gebruik om zijn of haar kersverse
bezit te aanschouwen.
Op 26 januari was in dat kader ‘De Burcht’ van H.P. Berlage aan de
Henri Polaklaan te Amsterdam opengesteld. En op 5 juli konden
onze leden het interieur van het zeer bijzondere ‘Hodshon Huis’
aan het Spaarne te Haarlem bekijken en later die dag het hoofdhuis
van buitenplaats ‘Beeckestijn’ in Velsen-Zuid.
Het tweede moment waarop het speciaal is om onze panden te bekijken,
is juist voorafgaand aan een naderende restauratie. Alhoewel
ook recent verworven, werd juist in het kader van de restauratie ons
Lezing over ‘Hendrick de Keyser – Architectura Moderna’ door Koen
Ottenheym in de Westerkerk ter gelegenheid van de jubileumviering
van de Vereniging. (foto HdK) Onthulling plaquette door Jhr. J.Ph. Laman Trip. (foto HdK)
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Bezoek Ovale Zaal van het Teylers Genootschap
tijdens de excursie naar Haarlem. (foto HdK)
pand aan de Kleine Dijlakker 17 te Bolsward opengesteld voor de
leden en op 11 oktober voor andere geïnteresseerden.
Tenslotte is voor veel leden het eigenlijke hoogtepunt wanneer een
pand van ons geheel gerestaureerd kan worden bezichtigd. In
februari werd Mient 33 te Alkmaar na een ingrijpende restauratie
feestelijk geopend en bezocht door een groot aantal leden. Op dezelfde
dag werd ook de net gerestaureerde ‘Blauwe Kamer’ van ons
huis Nijenburg te Heiloo opengesteld.
Speciale vermelding verdient een Open Middag op 12 september
van ons ‘Leeuwenkoppenhuisje’ aan de Molenstraat 8-10 te Warnsveld.
Voorafgaand aan deze openstelling werd met een korte ceremonie
een plaquette aan ons huis onthuld door Jhr. J.Ph. Laman
Trip. Hij schonk in 2001 dit huisje aan Vereniging Hendrick de
Keyser en de plaquette vestigt aandacht op het feit dat dit huisje
uit 1878 alleen bewaard is gebleven dankzij de inzet van de heer
Laman Trip. Bij de opmaak van dit jaarverslag is ons bekend dat de
heer Laman Trip helaas op 11 januari 2009 is overleden.
Algemene Ledenvergadering
Op zaterdag 7 juni ’s-ochtends werd onze negentigste Algemene
Ledenvergadering gehouden in de Westerkerk (ontworpen door
onze naamgever) te Amsterdam. Deze ledenvergadering werd
bezocht door ruim 130 leden en stond uiteraard in het teken van
de jubileumviering.
Bij de aanvang stond de voorzitter stil bij het bijzondere karakter
van deze vergadering. Hij vatte kort samen onder welke wisselende
omstandigheden onze Vereniging gedurende die bestaansperiode
zijn werk heeft gedaan. Opmerkelijk is, zo stipte hij aan, dat na
negentig jaar onze Vereniging niets aan actualiteit heeft ingeboet.
De doelstellingen en daarmee de kern van ons werk, zijn niet veranderd.
Wel heeft steeds een aanpassing van het werkveld plaatsgehad
aan de veranderende vraagstelling. Na een korte toelichting op het
thema van ons jubileum ging de heer De Bruijn over tot de orde
van de vergadering.
Na de notulen en de actuele mededelingen werd door de directeur
aandacht besteed aan de verwervingen en de belangrijkste restauraties
van het voorgaande verslagjaar (2007). Vervolgens werd met
grafieken een toelichting gegeven op de cijfers en werden vragen
hierover beantwoord. Tenslotte werd in het kort een beeld gegeven
van de meest actuele verwervingen en restauraties in combinatie
met de begroting van het lopende jaar (2008). Nadat het jaarverslag
en de jaarcijfers voldoende waren toegelicht werd het Jaarverslag
2007 aangenomen. De aanwezigen verleenden het bestuur en de
commissarissen décharge terzake van het in 2007 gevoerde bestuur
en toezicht.
29
30
Benoemingen en herbenoemingen
De voordrachten voor de benoeming en de herbenoeming van de
leden van het Bestuur geschieden conform een opgemaakt profiel.
Het doel hiervan is een evenwichtige samenstelling van dit college,
gezien de beslissingen die het Bestuur pleegt te nemen. Daartoe
wordt gestreefd naar een samenstelling voor de helft uit mensen
met een financieel-juridische of maatschappelijke achtergrond en
voor de helft met een vakinhoudelijke achtergrond. Bij elke vacature
evalueert het Bestuur dit profiel.
Dit jaar waren bij het Bestuur de herbenoemingen van de heren
H.J. Brouwer, A.A. Schulting en H.B. van Wijk aan de orde. Allen
waren beschikbaar voor een nieuwe termijn en werden onder applaus
herbenoemd.
Ook voor de samenstelling van de Raad van Commissarissen wordt
een profiel gehanteerd. De Raad kent allereerst een regionale spreiding
over het hele land. Daarnaast wordt getracht in de Raad tenminste
alle bestuurslagen van de Overheid vertegenwoordigd te
hebben. Tenslotte wordt geprobeerd een vergelijkbare verdeling te
hebben als in het Bestuur. Bij benoemingen en herbenoemingen
wordt het profiel van de Raad geëvalueerd.
Bij de Raad van Commissarissen traden volgens rooster af: mevrouw
M.C. Kuipers (hoogleraar Cultureel Erfgoed/Architectuur 20ste
eeuw aan de TU-Delft), de heer W.F. Dutilh (vml. Lid Raad van
Bestuur ING), de heer F.Q. Hoebens (prov. Limburg) en de heer
T. de Swaan (Voorzitter Raad van Commissarissen Van Lanschot
Bankiers). Allen stelden zich herkiesbaar voor een nieuwe periode
van vier jaren en werden door de aanwezigen voor een nieuwe termijn
herbenoemd.
De commissarissen mevrouw G.W. van Montfrans-Hartman (vml.
Burgemeester Veere) en de heren J.C. Bierens de Haan (voorheen
Algemene Ledenvergadering in de Westerkerk. (foto HdK)
sector landgoederen en landschappen), Chr.P. van Eeghen (advocaat)
en J.P.E. Teding van Berkhout (voorzitter Vereniging Nederlandsch
Historisch Scheepvaartmuseum) traden af en waren niet
herbenoembaar omdat zij het einde van hun statutaire zittingstermijn
bereikt hadden. De voorzitter besteedde aandacht aan hun
inzet en dankte hen hartelijk voor hun steun aan de Vereniging
gedurende een lange reeks van jaren.
Als nieuwe kandidaten voor de Raad van Commissarissen werden
voorgedragen: mw. mr. E. Swaab (advocaat te Amsterdam, tevens
voorzitter van de Raad van Cultuur), mw. P. Kruseman (vml. directeur
Amsterdams Historisch Museum), ir. M.C. van Veen (vml.
voorzitter raad van bestuur Hoogovens), prof. dr. A.F.W. Bosman
(hoogleraar architectuurgeschiedenis Universiteit van Amsterdam),
dr. H.M.J. Tromp (historicus, werkzaam bij de Stichting Particuliere
Historische Buitenplaatsen, drs. L. van Grunsven (historicus,
vml. hoofd Toewijzingen bij de BankGiro Loterij), J. Franssen
(Commissaris van de Koningin van de provincie Zuid-Holland).
Allen werden door de aanwezigen onder applaus benoemd.
Organisatie
De bureau-organisatie bestond eind 2008 uit 19 personen in vaste
dienst en 5 personen met een contract voor bepaalde tijd. Uitgedrukt
in voltijdsbanen kwam dit neer op 20,8 personen (2007 18,8).
De reorganisatie van 2007 heeft in 2008 tot gevolg gehad, dat een
aantal medewerkers de Vereniging heeft verlaten. Dat is op zich een
voor de hand liggende ontwikkeling, maar wanneer zich daartussen
medewerkers bevinden die al langere tijd in dienst waren en zich
erg verdienstelijk hebben gemaakt, is dat een pijnlijk proces. In
2008 betrof dat met name twee medewerkers, Paul Rosenberg en
Joep Selen. De heer Rosenberg was in 1990 door de Vereniging
tijdelijk aangesteld als onderzoeker en mede auteur van de boekenreeks
‘Huizen in Nederland’. In 1993 kwam hij in vaste dienst en in
2000 werd hij hoofd van de afdeling ‘Acquisitie en restauratie’.
De heer Selen kwam in 1994 stage lopen en werd in 1995 in dienst
genomen als (technisch) opzichter. Beiden hebben zich, ieder op
zijn eigen wijze, altijd met hart en ziel ingezet voor Hendrick de
Keyser. Toch besloten beiden, mede als gevolg van de nieuwe organisatiestructuur,
hun werkkring verder buiten de Vereniging te zoeken,
de heer Selen per 1 maart en de heer Rosenberg per 1 oktober.
Hun vertrek is beslist een verlies voor de organisatie, maar wij zijn
vooral dankbaar dat zij zo lang hun bijzondere kwaliteiten ten dienste
van de Vereniging hebben gesteld.
Zoals in het vorig jaarverslag uiteen is gezet, kent de bureau-organisatie
met ingang van 2007 drie afdelingen: Huurzaken (voorheen
Huurservice), Instandhouding (voorheen Pandenservice) en Leden-
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
service. Vervolgens is het afgelopen jaar opnieuw een ingrijpende
organisatorische beslissing genomen. Teneinde de continuïteit in de
organisatie veilig te stellen, werd het noodzakelijk om een adjunctdirecteur
aan te trekken. Hiervoor is in het midden van het jaar via
bemiddeling van een extern bureau een werving gestart en een
selectie uitgevoerd. Aan het einde van het jaar kon de procedure
succesvol worden afgerond met het aantrekken van mw. drs
J.L.P.B. Finaly, voorheen werkzaam als hoofd regio West bij de
RACM. Zij begint 1 januari 2009 en wordt behalve adjunct-directeur
tevens hoofd van de afdeling Instandhouding.
De afdeling Huurzaken, verantwoordelijk voor de verhuur, de
huurinkomsten en het mutatieonderhoud, werd eind 2008 bemand
door zes medewerkers, waarnaast één vacature bestond (die per
1 januari 2009 kon worden ingevuld). Vier van hen houden zich
dagelijks bezig met de reguliere verhuur van onze panden. Eén
medewerker richt zich specifiek op de incidentele verhuur van bijzondere
locaties in ons bezit. In dat kader is een andere medewerker
belast met alle werkzaamheden betreffende de roerende goederen
die in bezit zijn van de Vereniging en dienen ter inrichting van
die bijzondere ruimten. De zevende medewerker is werkzaam als
conciërge in ons pand de ‘Derde Ambachtsschool’ van Jan Duiker
in Scheveningen.
De Vereniging heeft in haar panden 642 verhuureenheden, waaronder
woningen, kantoren, horecagelegenheden en zelfs parkeerplaatsen.
In deze verhuureenheden zijn afgelopen jaar 75 (12%) huurwisselingen
geweest (in 2007 72). Bij vijf verhuureenheden is de
huurprijs geharmoniseerd, dat wil zeggen verhoogd tot een niveau
gelijk aan de markt.
Per 1 januari zijn alle bedrijfsovereenkomsten geïndexeerd en per
1 juli zijn alle woningen in huurprijs aangepast.
De afdeling Instandhouding is verantwoordelijk voor het volledige
fysieke behoud van onze panden (restauratie en onderhoud). Eind
2008 had de Vereniging hier elf medewerkers in dienst. Naast een
coördinator Planning en Controle heeft deze afdeling twee regionaal
werkende teams. Ieder team heeft een architect, een tekenaar
een technisch opzichter en twee inspectieopzichters. In ieder team
is daardoor de kennis en de vaardigheid beschikbaar om werkzaamheden
van de kleinste reparatie tot de grootste restauratie uit te
voeren. Het resultaat van hun werkzaamheden is hiervoor in het
verslag weergegeven.
De afdeling Ledenservice, bemand door drie medewerkers, verzorgt
de PR en alle contacten met leden en kandidaat-leden. De werkzaamheden
van Ledenservice zijn toegelicht onder Voorlichting en
Verenigingszaken.
Het ziekteverzuim onder de medewerkers van Vereniging Hendrick
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
de Keyser was in 2008 met 5,5% min of meer gelijk aan het percentage
in het voorgaande jaar (2007 6%).
Directie en Bestuur
Het Bestuur heeft een beleidsmatige taak en is mede-executief. Het
Bestuur bestaat uit zes leden, die iedere vier jaar worden herbenoemd.
Het aantal herbenoemingen is niet beperkt, wel geldt voor
de leden van het Bestuur een leeftijdgrens van 70 jaar.
De Directie bestond in 2008 uit één persoon, die het beleid voorbereidt,
uitvoerend is en ondersteuning geeft aan het Bestuur. De
Directie heeft tevens de leiding over de bureau-organisatie. Het
Bestuur is op de hoogte van alle nevenfuncties van de directeur die
relevant zijn of kunnen zijn voor het werkveld van de Vereniging
en heeft deze goedgekeurd.
De leden van het Bestuur ontvangen geen vergoeding. De vergoeding
voor de Directie is in lijn met de richtlijnen die de Commissie
Wijffels (Code Goed Bestuur) heeft opgesteld.
Het Bestuur kwam in 2008 negen maal bijeen op het kantoor van
de Vereniging aan de Keizersgracht 743 te Amsterdam. Naast de
financiële rapportages met betrekking tot het lopende jaar en de
begroting voor het nieuwe jaar, besprak het Bestuur 22 voorstellen
voor mogelijke verwervingen, waarvan er twee gedurende het verslagjaar
werden gerealiseerd (het ‘Hodshon Huis’ was in 2007 al
rond). Van vijf panden kwamen voorstellen ter tafel voor uit te voeren
restauraties, dan wel afwijkingen in het verloop ervan. Aparte
aandacht vroeg de plotseling urgente restauratie van een bijzonder
poppenhuis dat zich in ons pand ‘Nijenburg’ te Heiloo bevond.
In een later jaarverslag zal hieraan inhoudelijk aandacht worden
besteed.
Veel aandacht ging uiteraard uit naar de verschillende acties en
aandachtmomenten van de viering van ons 90-jarig jubileum.
Daarnaast werden de huurverhogingsvoorstellen goedgekeurd en
volgde het Bestuur via kwartaaloverzichten en de jaarrekening de
financiële ontwikkelingen. Bijzondere aandacht is besteed aan de
personele gevolgen van de reorganisatie van het bureau van de
Vereniging. Tenslotte kwam de wenselijkheid ter tafel om het bureau
opnieuw in een groter pand te huisvesten. Vanwege de huurbeëindiging
door het Theater Instituut van Herengracht 170-172,
‘Huis Bartolotti’, heeft het Bestuur besloten om het kantoor naar
dit, door Hendrick de Keyser ontworpen huis te verplaatsen. Die
verhuizing zal in de zomer van 2009 zijn beslag krijgen.
Het Bestuur kent een adviescommissie inzake geschillen van de
Vereniging met derden, niet zijnde huurgeschillen. De commissie
bestaat uit twee leden van het Bestuur en een lid van de Raad van
31
32
Commissarissen. De commissie behandelt geschillen die door derden
schriftelijk en met redenen omkleed zijn ingediend bij het
Bestuur. De commissie reageert in beginsel eveneens schriftelijk
door een advies aan het Bestuur op te stellen. Het Bestuur reageert
op het voorgelegde geschil. In het verslagjaar is geen beroep gedaan
op de geschillencommissie.
Verslag van de Raad van
Commissarissen
Aan de Raad van Commissarissen is onder andere de rol toebedeeld
van toezichthouder. De leden worden benoemd door de Algemene
Ledenvergadering op voorstel van de Raad voor een termijn van
vier jaar. Zij kunnen tweemaal worden herbenoemd. Leden van de
Raad van Commissarissen zijn lid van de Vereniging en aan hen
worden geen vergoedingen verstrekt.
De Raad van Commissarissen komt tenminste tweemaal per jaar bij
elkaar. Op 23 april 2008 vond – in ‘Huis van Brienen’ aan de
Herengracht 284 te Amsterdam – de eerste vergadering van de
Raad van Commissarissen met het Bestuur plaats, inzake het verslag
van de Vereniging over 2007 en de jaarrekening. Ook hier is aandacht
besteed aan de viering van ons 90-jarig jubileum en daarnaast
aan onze persaandacht in het algemeen. Vervolgens zijn de lopende
Haarlem, Spaarne 15A-17, ‘Hodshon Huis’ in de steigers. (foto HdK)
ontwikkelingen ten aanzien van verwervingen en restauraties uiteengezet
en toegelicht. Na bespreking van het verslag van de audit
commissie (zie hierna) werden de jaarstukken goedgekeurd ter vaststelling
door de Ledenvergadering. Tenslotte besprak de Raad de
voorstellen voor de (her)benoemingen en stelde deze vast.
De najaarsvergadering van de Raad van Commissarissen met het Bestuur
vond plaats op zaterdag 8 november in ‘De Burcht’ te Amsterdam.
Hier was inmiddels een aanvang gemaakt met de ontmanteling
van souterrain en bovenverdieping zodat de Commissarissen
uit de eerste hand de ontdekkingen en de vorderingen konden vernemen.
Deze vergadering stond in het teken van het jubileum en
werd vooral gevuld met bespiegelingen over de positie van onze
Vereniging in de huidige tijd. Na een toelichting op de recente verwervingen
en de voornemens dienaangaande werd de begroting
voor 2009 vastgesteld.
De Raad van Commissarissen laat zich voor de inhoudelijke toetsing
van het gevoerde financiële beleid bijstaan door de audit commissie.
De audit commissie, het Bestuur en de directeur vergaderden
met de accountant op 1 april 2008 op de Keizersgracht 743 te
Amsterdam over de Jaarrekening 2007. De commissie heeft zich bij
die gelegenheid uitvoerig laten informeren over de achtergronden
van de jaarrekening over het jaar 2007. Op basis daarvan hebben zij
op 23 april de Raad van Commissarissen geadviseerd over te gaan
tot goedkeuring van de jaarstukken, zodat zij ter vaststelling aan de
Ledenvergadering konden worden voorgelegd.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Jaarstukken 2008
De audit commissie van de Vereniging kwam op 7 april 2009 ten
kantore van de Vereniging bijeen, ter bespreking van de Jaarrekening
2008. Bij die gelegenheid heeft de commissie zich op de
hoogte gesteld van de Jaarrekening 2008 en de achtergronden daarvan.
Op grond hiervan heeft de audit commissie aan de Raad van
Commissarissen geadviseerd om de jaarstukken over het jaar 2008
goed te keuren. De Raad van Commissarissen heeft vervolgens op
21 april 2009 besloten om het jaarverslag en de jaarrekening voor te
leggen ter bespreking en kennisneming, resp. vaststelling door de
Algemene Ledenvergadering, met het verzoek aan de Algemene
Ledenvergadering aan de leden van het Bestuur en de leden van de
Raad van Commissarissen décharge te verlenen.
Plannen voor de korte termijn
De begroting 2009 wordt gedomineerd door een zeer hoge post
Instandhouding. Naast onze reguliere restauratie- en instandhoudingsprojecten
staan in 2009 drie grote restauraties op stapel: die
van ‘De Burcht’ te Amsterdam; het ‘Hodshon Huis’ te Haarlem en
huis ‘Rodenburch’ te Dordrecht. Alle drie de projecten brengen
omvangrijke bijdragen van fondsen met zich mee, in de begroting
gerangschikt onder Baten uit eigen fondsenwerving. De realisatie
van het laatst genoemde project, evenals van enkele van de reguliere
restauratieprojecten, is sterk afhankelijk van een beslissing inzake de
rijkssubsidiebijdragen. Om die reden kan de uitvoering in 2009 belangrijk
afwijken van de begroting.
Onder de Baten uit eigen fondsenwerving is naast de regelmatig terugkerende
schenkingen en de contributies rekening gehouden met
toegezegde bijdragen van fondsen aan restauratie projecten. Vooral
hierdoor bedragen de kosten van fondsenwerving belangrijk minder
dan het maximum van 25% van de inkomsten (grenswaarde CBFkeur).
Ten aanzien van de baten acties van derden is rekening gehouden
met het niveau van steun dat de Vereniging sedert enige jaren ontvangt
van de BankGiro Loterij. Hierdoor worden wij weer in staat
gesteld om een bijzonder pand aan ons bezit toe te voegen.
De subsidies van overheden betreffen bijdragen voor in 2009 uitgevoerde
restauraties. Deze hebben een directe relatie met de kosten
die in het (begrotings)jaar aan restauraties worden besteed.
Onder de kosten van verwerving van panden zijn vanwege het
ongewisse karakter van verwervingen hoofdzakelijk de organisatiekosten
opgenomen.
Voor 2009 is een groei van de organisatie naar 23 voltijdbanen
voorzien (28 tot 30 medewerkers).
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Begroting 2009
Baten x € 1.000
Baten uit eigen fondsenwerving 1.610
Baten uit acties van derden 800
Subsidies van overheden 1.680
Overige baten 7.500
Som der baten 11.590
Lasten
Besteed aan doelstellingen
Verwerving panden (200)
Instandhouding panden (10.450)
Voorlichting (222)
Totaal besteed aan doelstellingen (10.872)
% besteed aan doelstelling t.o.v. baten: 94%
Werving baten
Kosten eigen fondsenwerving (50)
Kosten acties derden (65)
Kosten verkrijging subsidies overheden (160)
Totaal besteed aan werving baten
% eigen fondsenwerving t.o.v. baten: 3%
(275)
Beheer en administratie
Rente en bankkosten (175)
Kosten beheer en administratie (50)
Totaal besteed aan beheer en administratie (225)
Som der lasten (11.372)
Saldo Baten en Lasten 218
Dankwoord
Een bijzonder woord van dank willen wij richten tot de velen die
ons werk een warm hart toedragen en tot hen die ons bedenken
met giften, schenkingen, legaten en erfstellingen. Zoals uit het
voorgaande is op te maken, is hun steun meer en meer noodzakelijk,
in het bijzonder voor de groei van de Vereniging.
Bestuur, Directeur
Mei 2009
33
34
Balans per 31 december 2008
na bestemming saldo baten en lasten
(x € 1.000)
Activa 2008 2007
Materiële vaste activa
Panden 35.555 33.498
Bedrijfsmiddelen 60 62
Totaal materiële vaste activa 35.615 33.560
Financiële vaste activa
Langlopende vorderingen 1.259 1.557
Vorderingen 4.433 4.008
Liquide middelen 309 340
Totaal activa 41.616 39.465
B A L A N S J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Passiva 2008 2007
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Reserves en fondsen
Reserves
• Bestemmingsreserves 22.222 20.936
• Overige reserves 7.115 5.753
Fondsen
• Bestemmingsfonds 500 523
29.837 27.212
Langlopende schulden 5.027 5.459
Kortlopende schulden 6.752 6.794
Totaal passiva 41.616 39.465
35
36
Staat van baten en lasten over 2008
(x € 1.000)
Baten 2008 2008 2007
werkelijk begroot werkelijk
Lasten
Baten uit eigen fondsenwerving 1.572 127 1.723
Baten uit acties derden 977 900 1.493
Subsidies van overheden 602 445 551
Overige baten 6.879 7.006 6.439
Besteed aan doelstellingen
Som der baten 10.030 8.478 10.206
Verwerving panden (614 ) (137 ) (1.994)
Instandhouding panden (8.399 ) (7.695 ) (7.616)
Voorlichting (349 ) (227 ) (211)
Werving baten
(9.362 ) (8.059 ) (9.821)
Kosten eigen fondsenwerving (90 ) (47 ) (37)
Kosten acties derden (72 ) (66 ) (48)
Kosten verkrijging subsidies overheden (159 ) (139 ) (114)
Totaal besteed aan werving baten (321 ) (252 ) (199)
Beheer en administratie
Rente en bankkosten (194 ) (175 ) (175)
Kosten beheer en administratie (54 ) (47 ) (45)
Totaal besteed aan beheer en administratie (248 ) (222 ) (220)
Som der lasten (9.931 ) (8.533 ) (10.241 )
Saldo baten en lasten 99 (55 ) (35)
Dit resultaat is als volgt in
het eigen vermogen verwerkt:
Bestemmingsfonds (23) 421
Overige reserves 122 (456)
99 (35)
S T A A T V A N B A T E N E N L A S T E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Toelichting op de balans per 31 december 2008
en de staat van baten en lasten over 2008
1 Grondslagen van waardering
en van bepaling van
het resultaat
Voor zover niet anders is vermeld, zijn de posten in de balans opgenomen
voor de nominale waarde.
Materiële vaste activa
Panden
De hieronder begrepen panden zijn als volgt te onderscheiden:
• panden in vol eigendom, danwel panden die in eeuwigdurende
erfpacht zijn verkregen tegen een canon van € 0,-. Deze worden
gewaardeerd tegen vijfmaal de bruto huur per jaar per het einde
van het boekjaar;
• panden belast met vruchtgebruik of het recht van bewoning.
Deze worden gewaardeerd tegen vijfmaal de fictief vastgestelde
huur per jaar bij de aanvang van het vruchtgebruik, resp. het recht
van bewoning;
• panden in eigendom belast met erfpacht. Deze worden gewaardeerd
tegen vijfmaal de jaarlijkse canon.
De jaarlijkse waardeaanpassing tot vijfmaal de bruto huur wordt
rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt, onder de Overige
reserves.
Teneinde in de staat van baten en lasten inzicht te verschaffen in de
exploitatie van de panden wordt 2,5% van de balanswaarde aan het
begin van het boekjaar als afschrijvingslast in aanmerking genomen.
Door de jaarlijkse waardeaanpassing van de panden tot vijfmaal de
bruto huur op 31 december, heeft de afschrijving geen invloed op
de waardering van de panden in de balans. Bij tenminste gelijkblijvende
huur wordt de afschrijving in de waardering geheel gecompenseerd.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Bedrijfsmiddelen
De bedrijfsmiddelen bij de Vereniging bestaan uitsluitend uit de
inventaris van het kantoor.
De kantoorinventaris, waaronder de communicatie- en computerapparatuur,
wordt gewaardeerd tegen de aanschaffingswaarde,
verminderd met lineaire afschrijvingen op basis van de geschatte
economische levensduur. De afschrijvingstermijn bedraagt 10 jaar
voor kantoorinventaris en 4 jaar voor communicatie- en computerapparatuur.
Het aan de Vereniging toebehorende antieke meubilair en de inventaris
in de verschillende panden worden p.m. gewaardeerd, omdat
deze goederen geen afzonderlijke opbrengst genereren en tevens
duurzaam worden aangehouden.
2 Materiële vaste activa
Panden Totaal
Boekwaarde per 1 januari 33.498
Mutaties
Investeringen 220
Geactiveerde restauratiekosten 148
Waardeaanpassing 2.526
Afschrijvingen (837)
2.057
Boekwaarde per 31 december 35.555
37
38
3 Reserves en fondsen
De Reserves van de Vereniging zijn beschikbaar voor panden direct
in gebruik voor de doelstelling.
De Reserves worden onderscheiden in Bestemmingsreserves en
Overige reserves. De Bestemmingsreserves worden aangewend voor
de financiering van activa, met een omvang gelijk aan 5/8 deel van
de boekwaarde van de panden. De Overige reserves dienen voor
verwervingen, restauraties en voorlichting, conform de doelstellingen
van de Vereniging. Er zijn voor de gelden in de Overige reserves
nog geen concrete projecten vastgesteld.
Onder Fondsen wordt een Bestemmingsfonds verantwoord, zijnde
ontvangsten van derden met een specifieke aanwending.
Het totaal aan reserves en fondsen bedraagt eind 2008 € 29.837.
Met ingang van het Jaarverslag 2007 maakt de Vereniging inzichtelijk
dat tenminste 5/8 van de boekwaarde van onze panden met
eigen middelen moet worden gefinancierd, vastgelegd in de
Bestemmingsreserves.
Het resterende 3/8 gedeelte van de boekwaarde van onze panden
mag met vreemd vermogen worden gefinancierd.
Door dit beleid van de Vereniging kunnen de schulden altijd
binnen 8 jaar worden afgelost.
Mutaties in de Bestemmingsreserves vinden plaats vanuit de
Overige reserves.
Het verloop van deze reserve is als volgt:
2008 2007
Stand per 1 januari 20.936 20.143
Toevoeging vanuit Overige reserves 1.286 793
Stand per 31 december 22.222 20.936
Het verloop van de Overige reserves
gedurende het boekjaar is als volgt:
2008 2007
Stand per 1 januari 5.753 5.463
Waardeaanpassingen panden 2.526 1.539
Resultaatbestemming 122 (456)
Mutatie Bestemmingsreserves (1.286 ) (793)
Stand per 31 december 7.115 5.753
Het verloop van het Bestemmingsfonds
is als volgt:
2008 2007
Stand per 1 januari 523 102
Besteed (23 ) (79)
Gift BankGiro Loterij 500
Stand per 31 december 500 523
Besteding heeft betrekking op onderhoud aan de Derde Ambachtsschool
te Scheveningen.
Bovenstaande financiële overzichten zijn ontleend aan de volledige
Jaarrekening 2008, d.d. 7 april 2009, die ten kantore van de
Vereniging beschikbaar is, of op www.hendrickdekeyser.nl is
op te vragen.
Bestuur, directeur
Mei 2009
T O E L I C H T I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Accountantsverklaring
Opdracht
Wij hebben gecontroleerd of de in dit verslag opgenomen verkorte
jaarrekening van Vereniging Hendrick de Keyser te Amsterdam over
2008 op de juiste wijze is ontleend aan de door ons gecontroleerde
jaarrekening 2008 van Vereniging Hendrick de Keyser. Bij die
jaarrekening hebben wij op 7 april 2009 een goedkeurende accountantsverklaring
verstrekt. Het bestuur van de Vereniging is verantwoordelijk
voor het opstellen van de verkorte jaarrekening in
overeenstemming met de grondslagen zoals gehanteerd in de
jaarrekening 2008 van Vereniging Hendrick de Keyser. Het is onze
verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verkorte
jaarrekening te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands
recht. Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig
te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de verkorte jaarrekening op de juiste wijze is
ontleend aan de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie
voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Oordeel
Naar ons oordeel is de verkorte jaarrekening in alle van materieel
belang zijnde aspecten op de juiste wijze ontleend aan de jaarrekening.
Toelichting
Wij vestigen er de aandacht op dat voor het inzicht dat vereist is
voor een verantwoorde oordeelsvorming omtrent de financiële positie
en de resultaten van de Vereniging en voor een toereikend inzicht
in de reikwijdte van onze controle de verkorte jaarrekening
dient te worden gelezen in samenhang met de volledige jaarrekening,
waaraan deze is ontleend, alsmede met de door ons daarbij op
7 april 2009 verstrekte goedkeurende accountantsverklaring. Deze
toelichting doet geen afbreuk aan ons oordeel.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Voorburg, 7 april 2009
Deloitte Accountants B.V.
drs. V.W.J.A. van Stijn RA MGA
39
40
Afb. 1: Haarlem, Spaarne 17, het ‘Hodshon Huis’. (foto Henk Snaterse)
Onderzoekscontext
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Het ‘Hodshon Huis’
in Haarlem en het oeuvre van
Abraham van der Hart
Grondige analyses, met name door C.A. van Swigchem, hebben de samenhang
tussen de verschillende onderdelen van het ontwerp van het
‘Hodshon Huis’ helder belicht. 1 Daarnaast zijn in de literatuur stilistische
aspecten van het huis en met name het interieur aan bod gekomen.
Ter gelegenheid van de laatste interieurrestauratie werd een boek gepubliceerd
waarin aan de vraagstukken en de gemaakte keuzes bij die
restauratie ruim aandacht werd geschonken. 2 Toch is het wenselijk deze
opvattingen en analyses weer eens opnieuw tegen het licht te houden,
vooral omdat de positie van de architect, Abraham van der Hart (1747-
1820), langzamerhand aan een nieuwe beschouwing toe lijkt te zijn.
door Lex Bosman
Inmiddels al jaren geleden is de architectuur van de
achttiende eeuw onder de aandacht gebracht van de
kunst- en architectuurgeschiedenis, om daarmee een
lang verguisde periode uit de Nederlandse kunstgeschiedenis
opnieuw te onderzoeken en te waarderen.
Daarbij werden verschillende opvallende gebouwen,
zoals het ‘Hodshon Huis’ in Haarlem, op uiteenlopende
manieren in dat onderzoek betrokken. Juist die laatste
decennia van de achttiende eeuw zijn daarom zo
interessant, omdat met de toen heersende politieke
veranderingen ook de opdrachtsituaties wijzigden.
1 C.A. van Swigchem, Abraham van der Hart 1747-1820.
Architect / stadsbouwmeester van Amsterdam, Amsterdam
1965, 212-222; C.A. van Swigchem, ‘Het Huis Hodshon
te Haarlem’, in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 31
(1980), 439-455.
2 K.C. van den Ende e.a., Hodshon Huis. Bewoningsgeschiedenis
en restauratie, Bussum 2001.
41
42
3 R. Meischke e.a., Huizen in Nederland. Amsterdam.
Architectuurhistorische verkenningen aan de hand van het
bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser, Zwolle/Amsterdam
1995, 99.
4 Zie hiervoor o.a. Lex Bosman, ‘Themanummer Abraham van
der Hart’, in: Bulletin KNOB 107 (2008), 173 vv.; Geert
Medema, ‘Oppervlakkige sieraden. Enkele projecten ter
verbetering en verfraaiing van de Amsterdamse stadsschouwburg
aan de Keizersgracht, 1765-1772’, in: Bulletin KNOB
107 (2008), 174-185; Maarten Gaillard & Gerrit Vermeer,
‘Abraham van der Hart en de bouw van het stadhuis in
Weesp’, in: Bulletin KNOB 107 (2008), 186-194.
5 Bijv. Thomas H. von der Dunk, ‘De Bataafse omwenteling en
de bouwkunst. De betekenis van het jaar 1795 voor de
Nederlandse architectuur. Een eerste balans’, in: Bijdragen en
mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden
111 (1996), 314-343; Thomas H. von der Dunk, ‘Het
patriotse bouwen. Een poging tot vaderlandslievende
architectuur aan het einde van de achttiende eeuw’, in:
Tijdschrift voor Geschiedenis LXII (2000), 5-29.
6 Geert. H. Medema, ‘In zo goede order als in eenige stad in
Holland’. Het stedelijk bouwbedrijf in Holland in de achttiende
eeuw, diss Universiteit Utrecht 2008.
Allerlei aspecten die al in de dissertatie van Van Swigchem naar voren
kwamen, nemen nog steeds een belangrijke plaats in, in publicaties over
uiteenlopende onderdelen van het veelzijdige oeuvre van Van der Hart.
Steeds opnieuw lezen we dat Van der Hart zijn loopbaan begonnen is
als timmerman en door interesse zichzelf geleidelijk verder bekwaamde.
Doordat hij de praktische kanten van het bouwvak kende uit de leerschool
die hij vermoedelijk bij zijn vader, die eveneens timmerman was,
had doorlopen en doordat hij bovendien enige theoretische kennis vergaarde,
zou hij zich hebben ontwikkeld tot een tamelijk veelzijdig architect.
Een pragmatisch ingestelde geest, die in staat was uiteenlopende
ontwerpopdrachten tot een goed einde te brengen. Ook is wel gesteld
dat Van der Hart op architectonisch gebied geen werkelijk verfrissende
aanpak toonde, omdat in zijn werk nauwelijks iets van vernieuwing van
de architectuur in ruime zin te bespeuren zou zijn. 3 In hoofdzaak zijn
deze algemene opvattingen gebaseerd op de kennis van het werk van
Van der Hart gedurende de lange periode dat hij als stadsarchitect van
Amsterdam fungeerde, van 1777 tot zijn overlijden in 1820. In deze periode
kon hij naast zijn werk voor de stad ook opdrachten aannemen
van andere instanties en particulieren. In de loop van de afgelopen veertig
jaar zijn echter verschillende, eerder nog onbekende projecten en activiteiten
van Van der Hart aan het licht gekomen, die in sommige opzichten
het bestaande beeld van deze architect nuanceren, wijzigen en
aanvullen. De laatste jaren zijn bovendien enkele projecten onderzocht
die uit de periode dateren voorafgaand aan zijn aanstelling in Amsterdam
als stadsarchitect. 4 Daarnaast zijn ook andere benaderingen voorgesteld,
waarbij onder meer de rol van het Nederlandse verleden voor de
vormgeving en de betekenis van de architectuur van de achttiende eeuw
een interessant uitgangspunt zou kunnen vormen. De onderzoeksvraag
daarbij is of de architectuur uit de zestiende en vooral de zeventiende
eeuw een aandachtspunt heeft gevormd waarop teruggegrepen werd.
Bezinning op het verleden om het heden vorm te geven is tenslotte een
beproefd middel in allerlei uiteenlopende tijdvakken geweest om een
vorm van continuïteit aan te brengen en waarop bovendien gevarieerd
kon worden. Ook is in de afgelopen vijftien jaar regelmatig ter discussie
gesteld of en op welke manieren de veranderingen op politiek gebied,
en mede ten gevolge daarvan ook op bestuurlijk gebied, de achttiendeeeuwse
architectuur kunnen hebben beïnvloed. 5 Om helderheid te brengen
in het wat verbrokkelde beeld over het bouwbedrijf in de achttiende
eeuw werd recentelijk vanuit de optiek van het stedelijke bouwbedrijf
een andere, nieuwe bijdrage geleverd. 6 Dergelijke benaderingen en
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Afb. 2: Het Spaarne te Haarlem in 1822, detail van
de kadastrale kaart door F.J. Nautz. (Noord-Hollands
Archief, Haarlem)
vraagstellingen kunnen helpen om de gebouwen, de niet gerealiseerde
ontwerpen en misschien ook wel de persoon van Abraham van der Hart
opnieuw te beschouwen en te vergelijken met het werk van andere
architecten uit zijn tijd.
Het ‘Hodshon Huis’
“De indeling van het huis, die aan de hand van diverse bronnen is te
reconstrueren, geeft aan dat de bewoning van het huis grote discipline
eiste. Elke verandering in het huis betekende dat het gehele plan van
circulatie tussen de verschillende vertrekken en hun gebruikers andere
veranderingen noodzakelijk zou hebben gemaakt”, zo luidt het slot van
de passage over het ‘Hodshon Huis’ in het meeste recente handboek
over de Nederlandse architectuurgeschiedenis. 7 Deze conclusie van een
korte bespreking van de indeling van het huis lijkt een streng oordeel te
bevatten, omdat discipline in de manier waarop ruimtes in een woonhuis
gebruikt moeten worden naar hedendaagse maatstaven misschien
eerder met dwang geassocieerd wordt dan met het overigens moderne
begrip woongenot. Toch moet een zekere mate van woongenot het uitgangspunt
zijn geweest voor Cornelia Catharina (“Keetje”) Hodshon
(1768-1829) om een huis van een dergelijk volume en op die plaats in
de stad Haarlem te laten bouwen. Op 19 juni 1794 werd de eerste steen
voor het huis gelegd, waaraan een gedenksteen met inscriptie herinnert:
“Cornelia Catharina van Styrum / geboren den 1 July Ao 1790 / heeft
den eersten steen gelegd / aan dit gebouw / den 19 Juny Ao 1794”.
Het kleine meisje, als petekind vernoemd naar haar jonge tante, was de
dochter van een nicht van Keetje Hodshon, Anna van Styrum, die uit
een patriotse familie kwam. Voorafgaand aan dat moment moet dus de
grond zijn aangekocht en heeft het proces van ontwerp en planning een
aanvang genomen. De eerste drie percelen werden in december 1793
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 3: Detail van de kadastrale kaart door F.J. Nautz,
met het ‘Hodshon Huis’. (Noord-Hollands Archief,
Haarlem)
7 P.T.E.E. Rosenberg, ‘Het woonhuis in de stad’, in: Koos
Bosma e.a. (red.), Bouwen in Nederland 600-2000, Amsterdam/Zwolle
2007, 408-409.
43
44
Afb. 4: Het ‘Hodshon Huis’ aan het Spaarne.
(foto Henk Snaterse)
8 A.A. Verrijn Stuart, ‘Een gelukkige conjunctie’, in: Van den
Ende 2001 (n. 2), 17-18.
9 De datum en signatuur zijn aanwezig volgens Van Swigchem
1965 (n. 1), 212-213.
aangekocht, op 1 maart 1794 volgde nog de aankoop van een vierde
perceel. De bestaande bebouwing werd gesloopt zodat het terrein
bouwrijp was voor de grootscheepse nieuwbouw. 8 Behalve enige tekeningen
zijn geen andere documenten bekend die informatie bevatten
over de fase van planning en ontwerp, en evenmin over de feitelijke uitvoering
van het project.
Een moeizaam ontwerpproces
Een tekening van Abraham van der Hart uit 1793 wordt doorgaans beschouwd
als een eerste project, dat door de opdrachtgeefster blijkbaar
werd afgekeurd. 9 Bij de in totaal drie sets van tekeningen die bekend
zijn, ontbreken overigens consequent plattegrondtekeningen, die er
zonder twijfel wel geweest zijn. Het ontwerpen van bruikbare en passende
plattegronden van alle verdiepingen van het huis was geen eenvoudige
opgave, omdat het beschikbare perceel onregelmatige begrenzingen
had. Omdat de rooilijn aan het Spaarne, waar de naar de stad gekeerde
voorzijde van het zeer brede huis moest komen, en de grens van
het perceel aan de achterzijde, in de Spaarnwouderstraat, niet evenwijdig
aan elkaar lopen, kan het beschikbare perceel het best vergeleken
worden met een onregelmatig parallellogram of trapezium. Daardoor
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Afb. 5: Voorgevel ‘Hodshon Huis’, niet uitgevoerd ontwerp door
Abraham van der Hart, 1793. (Noord-Hollands Archief, Haarlem)
moest rekening gehouden worden met tenminste drie richtingen: de
flauw gebogen lijn van de voorzijde van het perceel aan het Spaarne, de
niet geheel evenwijdig daaraan lopende begrenzing aan de achterzijde
van het perceel en de as van de bestaande bebouwing waar het huis
naast gebouwd zou gaan worden. Op kaarten van Haarlem uit de zeventiende
eeuw is goed te zien dat de toen gehanteerde veel smallere percelen
eigenlijk geen problemen opleverden voor bebouwing, omdat de
bocht van het Spaarne niet in één voorgevel verwerkt hoefde te worden
maar in een hele reeks smallere gevels, die allemaal net een andere richting
kregen waardoor de bocht van het Spaarne gevolgd werd. Het eerste
– afgekeurde – ontwerp voor het huis van Keetje Hodshon toont een
voorgevel met drie verdiepingen en een zolder. De gevel is verdeeld in
zeven vensterassen, waarvan de middelste drie een risaliet vormen, in de
as waarvan de voordeur geplaatst is. In het fronton boven de risaliet is
een wapenschild gedacht en de linker- en rechterzijde van het ontwerp
bevatten alternatieven voor beelden die ter bekroning op de balustrade
geplaatst zouden kunnen worden. Zeer hoge, naar binnen draaiende,
vensters laten op de bel-etage en de daarboven gelegen woonverdieping
ruimschoots licht binnen vallen. De sobere indeling van dit gevelontwerp
toont sterke verwantschap met ‘Huis Houdringe’ in De Bilt, dat
van rond 1779 dateert, en in mindere mate met ‘Gooilust’ in ’s-Graveland.
10 De bogen die daar in de onderste zone van de voorgevels zijn
verwerkt, ontbreken bij het ‘Hodshon Huis’. De achterzijde van het
‘Hodshon Huis’ wordt gekenmerkt door twee zijvleugels, zodat in het
middenblok vijf vensterassen resteren. De beide vleugels hebben in het
niet uitgevoerde ontwerp van 1793 ieder twee delen van ongelijke
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 6: Achtergevel ‘Hodshon Huis’, niet uitgevoerd ontwerp door
Abraham van der Hart, 1793. (Noord-Hollands Archief, Haarlem)
10 Van Swigchem 1965 (n. 1), 296-297; Meischke 1995
(n. 3), 99-101.
45
46
Afb. 7 en 8: Voor- en achtergevel ‘Hodshon Huis’,
het uitgevoerde ontwerp door Abraham van der Hart,
1794. (Noord-Hollands Archief, Haarlem)
breedte en bovendien is de vleugel aan de achterzijde links iets breder
dan de andere. Dit zou tot gevolg hebben gehad dat aan de achterzijde
het midden van het huis niet in het hart van het venster tussen de twee
eenvoudige deuren was komen te liggen, maar juist links daarvan. De
conclusie moet zijn dat de basse-cour aan de achterzijde, zoals de ruime
plaats aan de achterzijde op de tekening wordt genoemd, omsloten
wordt door bouwdelen met een gezamenlijke lengte die groter is dan de
lengte van de voorgevel aan het Spaarne.
Het ongelijke perceel zou Abraham van der Hart parten blijven spelen,
want een optimaal gebruik van de beschikbare grond zou binnen vertrekken
met schuine hoeken hebben opgeleverd, iets dat kennelijk vermeden
moest worden. Waar in het besproken ontwerp uit 1793 een
smalle strook grond aan de kant van het Spaarne niet gebruikt zou worden,
werd in een volgend ontwerp als het ware letterlijk een stap naar
voren gezet. Door een driezijdige erker de plaats van de middenrisaliet
te laten innemen, negeerde Van der Hart de rooilijn. Op deze manier
ontstond een façade aan de kant van het water die bij een buitenplaats
allerminst misstaan zou hebben. Van het nieuwe ontwerp van de voorgevel
bestaan twee varianten die beide uit 1794 zullen dateren. De verdiepingen
worden in beide ontwerpen van elkaar gescheiden door een
strakke cordonlijst. In het uitgevoerde ontwerp kregen de vensters op
de bovenverdieping bovendien een naar voren springende onderdorpel.
Een beeldengroep kwam in de plaats van het wapenschild en in plaats
van beelden werden op de attiek siervazen geplaatst, die op beide varianten
iets in grootte en formaat verschillen. In enkele details verschillen
de beide tekeningen onderling ook nog van elkaar. Op het ene blad zijn
de vensters van de bel-etage slechts eenvoudig bekroond, op het andere
is een wat rijkere variant aangegeven die uiteindelijk werd gekozen. Beide
bladen tonen het aanzicht van het complete bouwvolume, waaruit
duidelijk wordt dat de bouwmassa aan de achterzijde een flink stuk breder
was dan aan de kant van het Spaarne. De zo ontstane open ruimte
werd aan de voorkant door een muur met een deur afgesloten, zodat
een zijplaats ontstond die grenst aan de delen van het huis waarin opslagruimtes
en dienstvertrekken werden ondergebracht. Opmerkelijk is
dat de vleugels op de tekeningen van de achterzijde ofwel met een gelij-
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
ke breedte zijn weergegeven, ofwel met een iets ruimere breedte van de
rechtervleugel. Omdat bij het uiteindelijke uitgevoerde gebouw
juist de linkervleugel iets breder is, kan worden aangenomen dat er
oorspronkelijk meer tekeningen zijn geweest. Daar zijn zeker ook
plattegrondtekeningen bij geweest, die nu
geheel ontbreken.
De uitvoerige analyse van de verschillende
ontwerpen maakt enkele zaken duidelijk die
van belang zijn voor een goed begrip van
de periode waarin de planning van de bouw
concreet werd en waarin de ontwerpfase
van de opdrachtgeefster en van de architect
de nodige zorg en inspanning heeft gevergd.
Op het perceel kon weliswaar een
ruime woning gebouwd worden, maar de
eisen die er klaarblijkelijk aan gesteld werden,
bleven voor de nodige problemen
zorgen. Want kennelijk verlangde Keetje
Hodshon een representatieve gevel aan de
kant van het Spaarne, waarmee haast de suggestie van een buitenverblijf
kon worden gewekt, iets waartoe de ligging aan het water en bovendien
aan de overzijde van het oude centrum van Haarlem, uitnodigde. Maar
aan de achterzijde moest een cour gebouwd worden, zodat men met
een rijtuig de woning kon naderen. Aan de overzijde van die straat was
het koetshuis. Het is natuurlijk de vraag of het ontwerp ook werkelijk
anders had gekund. Het is vooral de cour geweest die andere oplossingen
in de weg heeft gestaan. Als de opdrachtgeefster van dat element
zou hebben afgezien, had de beschikbare ruimte wel anders ingedeeld
kunnen worden. De voorgevel aan het Spaarne had dan breder kunnen
zijn, waarbij wel meteen de vraag opkomt of daarmee het huis als geheel
niet veel te volumineus zou zijn geworden. De zijplaats die daar uiteindelijk
is gerealiseerd, had met functies en al naar de achterzijde van het
huis verplaatst kunnen worden, wat als bijkomend voordeel zou hebben
gehad dat de vleugels aan de achterzijde precies dezelfde omvang hadden
gekregen, terwijl er één middenas van de voordeur tot in een trap-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 9: Variant op het uitgevoerde ontwerp, 1794.
(Noord-Hollands Archief, Haarlem)
Afb. 10: De oudste foto van het ‘Hodshon Huis’,
omstreeks 1870, nog met de vazen op de balustrade.
(Noord-Hollands Archief, Haarlem)
Afb. 11: De achtergevel met de cour, muur
met kantelen en Neogotische hek. (foto HdK)
47
48
11 Van Swigchem 1980 (n. 1), 443.
12 Krista de Jonge & Konrad Ottenheym (eds.), Unity and
discontinuity. Architectural relationships between the Southern
and Northern Low Countries (1530-1700), Turnhout 2007,
142-146, 198-200.
Afb. 12: Cornelia Catharina Hodshon (1768-1829),
pastelportret door C.H. Hodges. (collectie Koninklijke
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen)
penhal had geleid. 11 Zoals bij Amsterdamse grachtenpanden zou
daarmee de voordeur een groter belang hebben gekregen, terwijl
de lege rijtuigen vervolgens naar de stalling in de achterstraat gereden
konden worden. Maar om het zo ontstane enorme volume
van het huis tot meer acceptabele proporties terug te brengen,
had het perceel aan de kant van het Spaarne misschien niet ten
volle benut moeten worden. Het creëren van een oplossing voor
het ene probleem zorgde er onherroepelijk voor dat er op een andere
plek een nieuw probleem zou ontstaan. Immers, het handhaven
van de uiteindelijk gekozen breedte voor het hele huis, zou aan
de achterzijde de twee vleugels veel dichter naar elkaar hebben geschoven,
wat weer minder aantrekkelijk is. In de uitgevoerde opzet bevindt
zich de rechter vleugel (van de cour uit gezien) keurig in het verlengde
van het linker deel van de façade aan het Spaarne, terwijl de linkervleugel
veel verder naar buiten geschoven is. Alleen op die manier
kon voldoende ruimte tussen de twee vleugels worden gemaakt om de
cour ook bruikbaar te maken voor rijtuigen. Een andere mogelijkheid
zou kunnen zijn om het ontwerp als geheel radicaal om te draaien en de
aanleg met de U-vormige vleugels aan de voorzijde te projecteren.
Daarmee zou het ontwerp onherroepelijk een duidelijke associatie hebben
opgeroepen met voorname zeventiende-eeuwse stadspaleizen, zoals
het huis van Constantijn Huygens in Den Haag (1634-1637), waar de
vleugels echter niet hoger reikten dan de begane grond. Van kort daarna
dateren de vleugels bij het Haagse Paleis Noordeinde, in dit geval
twee verdiepingen hoog. 12 Een dergelijke plattegrond had echter ook
met zich mee gebracht dat de grote eetzaal op de verdieping naar de
achterzijde verplaatst had moeten worden, wat ten koste zou zijn gegaan
van het aantrekkelijke uitzicht over het Spaarne en van de royale
lichtinval. Het is begrijpelijk dat deze mogelijkheid niet werd gekozen.
Kortom, het resultaat was het huis waarvoor in 1794 de eerste steen
werd gelegd door een achternichtje van de blijkbaar zeer zelfbewuste en
standsgevoelige opdrachtgeefster, die toen zelf nog een jonge vrouw
was. Gezien de gecompliceerde ontwerpsituatie zal zij zeker meer dan
eens met Abraham van der Hart hebben overlegd, en het lijkt aannemelijk
dat zij geadviseerd werd door één of meer verwanten of kennissen.
Over Keetje Hodshon zelf is jammer genoeg nauwelijks iets bekend,
want aan het portretje door Hodges valt toch betrekkelijk weinig af te
lezen. Zij was afkomstig uit een doopsgezinde familie, waarin ook nogal
wat banden met de patriotten bestonden. Keetje was het vierde van
in totaal vijf kinderen uit het huwelijk van de handelaar in lijnwaad
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Albertus Hodshon (1735-1780) en Catharina Cornelia van der
Graas (1735-1777). Haar oudere broer Jacob (1764-1772)
overleed al toen zij nog een kleuter was en vijf jaar later overleed
ook haar moeder. Nog eens drie jaar later, in 1780, overleden
zowel haar oudere zus Johanna (1761-1780) als haar
vader, zodat zij als wees achterbleef met de twee broers
Albertus (1766-1825) en Isaac (1772-1855). Eén van de
voogden over het drietal was de patriot Pieter Kops, die in
1795 in het Haarlemse stadsbestuur kwam. In een doopsgezinde
omgeving was het overigens allerminst vreemd om eerder
de zaak van de patriotten te steunen dan die van de vastgelopen
stadhouder Willem V. Ook Willem Philip Barnaart,
een neef van Keetje Hodshon en eveneens doopsgezind, was
patriot en als maire van Haarlem zou hij Lodewijk Napoleon in
die stad ontvangen. Deze connecties geven in elk geval enige
indruk van de omgeving waarin de jonge Cornelia Catharina
Hodshon verkeerde. Het feit dat zij beschikte over verwanten
die door vermogen tot de toplaag van de Haarlemse bevolking
behoorden en die doopsgezind en patriots waren was niet
minder belangrijk dan dat zij bij haar meerderjarigheid in 1791
bijna 2 miljoen gulden erfde.
Keuze voor een architect en
de context van de opdracht
Afb. 14: Achtergevel ‘Huis Barnaart’.
Het moeten deze ingrediënten zijn geweest die mede ten
grondslag hebben gelegen aan het grootse project waaraan de jonge
vrouw rond 1793 begon. Door haar vermogen daartoe in staat gesteld,
besloot ze haar leven mede vorm te geven door de bouw van een prestigieus
huis. Ze kon zodoende een eigen omgeving creëren om zich op
niveau te mengen in de elite van Haarlem. Anders dan haar neef Willem
Philip Barnaart, die mede vanuit zijn functie als maire over een woning
moest beschikken waarin hij op niveau gasten kon ontvangen, was het
bij Keetje Hodshon standsbesef en wellicht culturele interesse die haar
aanspoorden het grote huis te bouwen en in te richten. Het is daarbij
een intrigerend element dat ze geen genoegen wenste te nemen met de
aanpassing van een bestaand huis. Bij het ‘Huis Barnaart’ is dat kennelijk
wel overwogen, want aan Abraham van der Hart werd door Willem
Philip Barnaart gevraagd om zowel de mogelijkheid tot verbouwen van
het bestaande pand te bestuderen als het idee om een geheel nieuw huis
te bouwen na te gaan. Misschien is aanpassing van een bestaand huis
Afb. 15: Plattegrond bel-etage ‘Huis Barnaart’.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 13: Voorgevel ‘Huis Barnaart’, Nieuwe Gracht 7,
Haarlem, door J. van Straaten, 1812.
49
50
Afb. 16: Ontwerp voor het koorhek van de Sint-Jankerk
in Gouda door Abraham van der Hart. (museumgoudA,
Tom Haartsen)
13 Vgl. Medema 2008 (n. 6), 122-123.
14 Gaillard & Vermeer 2008 (n. 4), 186-194.
15 Bianca van den Berg, De Sint-Janskerk in Gouda. Een oude
stadskerk volgens een nieuw ruimtelijk plan, Hilversum 2008,
130-132; Medema 2008 (n. 6), 151.
16 Vgl. Aimée Duisenberg, J. Otten Husly (1738-1796). Avantgarde
architect tijdens de Verlichting, Rotterdam 1998.
ook door Keetje Hodshon overwogen maar uiteindelijk terzijde geschoven.
Even fascinerend is de vraag waarom ze Abraham van der Hart uitkoos
om met de gecompliceerde ontwerpopgave aan de gang te gaan.
Helemaal verbazingwekkend is de keuze voor Van der Hart niet. Het
aantal architecten in Nederland dat in staat was om een nieuw huis op
een onregelmatig perceel te ontwerpen met een bijbehorende interieur
naar toendertijd moderne maatstaven en van het prestigieuze niveau dat
de jongedame Hodshon ambieerde, was niet heel groot. De kwaliteit
van het werk van de architect die gekozen zou worden gaf daarbij ongetwijfeld
de doorslag, wat impliceerde dat hij zich inmiddels door enigszins
vergelijkbaar werk onderscheiden zou moeten hebben.
Jacob Otten Husly (1738-1796) had als stucwerker een heel andere
achtergrond dan Abraham van der Hart, die het bouwbedrijf als timmerman
in Amsterdam van binnenuit had leren kennen. Dit heeft ongetwijfeld
een rol gespeeld bij het soort opdrachten dat Husly wist te
verwerven. Bij het stedelijke bouwbedrijf van verschillende voorname
steden stond de voorkeur voor een timmerman boven andere beroepen
niet ter discussie en het lijkt daarom niet al te vergezocht om ook voor
de ontwerpers van grotere, ambitieuze projecten van particulieren in
eerste instantie aan een timmerman te denken, en niet zozeer aan een
stucwerker. 13 Het Stadhuis van Weesp, het ontwerp voor het Stadhuis in
Groningen en het Amsterdamse Felix Meritis waren overigens serieuze
opdrachten voor Otten Husly. Een jaar of twintig eerder kreeg hij enkele
opdrachten waar ook Van der Hart ontwerpen voor had ingeleverd,
maar die toen aan Van der Hart voorbij gingen. In 1771 maakte Van der
Hart verschillende ontwerpen voor het stadhuis van Weesp, maar de
vroedschap benaderde Jacob Otten Husly, wiens ontwerp uiteindelijk
ook werd uitgevoerd. 14 En in 1776 werd aan vier architecten gevraagd
een ontwerp voor een nieuw koorhek voor de St. Janskerk in Gouda te
leveren, aan Jacob Otten Husly, Abraham van der Hart, Jacob Berkman
en Anthony Ziesenis. Aanvankelijk was alleen Berkman gevraagd, maar
van zijn ontwerp was men kennelijk niet erg onder de indruk. Van de
ontwerpen die werden ingediend, viel dat van Husly direct in de smaak
en uiteindelijk werd zijn ontwerp uitgevoerd. 15 En hoewel Husly in de
decennia nadien zeker de nodige contacten had verzameld die hem gedurende
zijn loopbaan uiteenlopende opdrachten hebben opgeleverd,
en hij bovendien diverse opvallende grote gebouwen ontwierp, heeft hij
in Haarlem nauwelijks voet aan de grond gekregen. 16 Anders was dat bij
Leendert Viervant (1752-1801). Die kreeg voor Teylers Genootschap
en Teylers Hofje weliswaar interessante opdrachten, maar die waren
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
toch van een ander kaliber dan het ambitieuze nieuwe woonhuis voor
Keetje Hodshon. 17 Een andere bekende architect die in deze tijd verschillende
soorten opdrachten van stedelijke overheden, kerkelijke instellingen
en particulieren kreeg, was Giovanni Giudici (1746-1819),
die echter hoofdzakelijk in Rotterdam en omgeving werkzaam was. 18
Zo zijn er natuurlijk meer architecten te noemen die in het laatste kwart
van de achttiende eeuw in aanzien stonden, maar die door uiteenlopende
oorzaken niet in het blikveld kwamen van de schatrijke juffrouw
Hodshon. Uit de verschillende ontwerpen voor het ‘Hodshon Huis’ en
uit het uiteindelijke, gerealiseerde gebouw, blijkt dat de samenhang
tussen exterieur en interieur groot was en dat het alleen al daarom voor
de hand lag om een architect in de arm te nemen die ervaring had met
omvangrijke gebouwen en die tevens in staat was om passende interieurs
te ontwerpen naar de meest recente mode.
Daarnaast heeft de opdrachtgeefster natuurlijk uitvoerig overlegd met
personen uit de kring van naaste verwanten en vertrouwelingen. In precies
dezelfde periode dat Keetje Hodshon met Abraham van der Hart
moet hebben overlegd, werkte de architect aan de verbouwing van het
huis van de familie Kops aan de Nieuwe Gracht te Haarlem. Het moderne
begrip ‘netwerk’ is wel de beste aanduiding van de grote groep personen
die we hier tegenkomen en waartoe ook Keetje Hodshon behoorde.
Een heel nauwkeurige omschrijving kan van die groep niet worden
gemaakt, omdat het gaat om personen die met elkaar op verschillende
manieren te maken hadden. Allereerst is er de groep van verwanten,
waartoe naast de familie Hodshon ook onder meer de families Van
Styrum, Kops en Barnaart behoorden. Daarnaast was er een groep van
geloofsgenoten, andere doopsgezinde families in Haarlem en omstreken,
die voor een belangrijk deel dezelfde was als de groep van verwanten.
In de politieke sfeer kan een derde groep worden onderscheiden,
maar deze groep is minder duidelijk. In elk geval kan wel worden vastgesteld
dat de naaste verwanten van Keetje Hodshon voor een groot
deel ook tot de patriotten in Haarlem behoorden. Want van de families
Barnaart en Kops staat dat wel vast, terwijl zeker ook de verwantschap
met de Van Styrum’s in dezelfde richting wijst. Sterker nog, in de ogen
van een tijdgenoot kan juist die familie er mede toe hebben bijgedragen
dat Keetje Hodshon niets moest hebben van het Huis van Oranje:
“Jonkvrouwe Corn. Hodshon die, waarschijnlijk weegens haar innig
verkeer met de familie J. Styrum, zeer teegen het Huis van Oranje was
ingenomen (...)”. Tegenzin tegen de Oranjes stond in die tijd wel zo
ongeveer gelijk met steun aan de zaak van de patriotten. Graag zouden
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
17 Vgl. Meischke e.a. 1995 (n. 3), 93-96; Freek Schmidt,
Paleizen voor prinsen en burgers. Architectuur in Nederland in
de achttiende eeuw, Zwolle 2006, 109-143.
18 R. Meischke e.a., Huizen in Nederland. Zeeland en Zuid-
Holland. Architectuurhistorische verkenningen aan de hand
van het bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser, Zwolle/
Amsterdam 1997, 139-141.
51
52
Afb. 17: Paviljoen Welgelegen in Haarlem. (foto HdK)
19 Willem van den Hull, Autobiografie (1778-1854), Hilversum
1996, 154 n. 33.
20 Jacqueline Heijenbrok & Guido Steenmeijer, ‘Meer dan
Welgelegen: Abraham van der Hart en de familie Hope’, in:
Bulletin KNOB 107 (2008), 194-211, sp. 194-195, 201-202,
208-209.
we hebben geweten op welke manier Keetje Hodshon van haar politieke
voorkeur heeft blijk gegeven, maar uit het dagboek van Van den Hull
kan maar één duidelijk voorval worden aangehaald. In dezelfde passage
waarin de banden met de familie Van Styrum werden genoemd, memoreerde
Van den Hull dat juffrouw Hodshon aan de Haarlemse burgerij
twee veldstukken had geschonken, die in de zomer van 1795 werden
gebruikt bij een schuttersfeest. 19
Eerder dan bij het ‘Huis Kops’ was Abraham van der Hart al betrokken
geweest bij de bouw van het Paviljoen Welgelegen, zo werd door
recent onderzoek duidelijk. Voorheen werden de namen van Michel
Triquetti, Jean-Baptiste Dubois en Leendert Viervant in verband
gebracht met het ontwerp- en bouwproces van het Haarlemse verblijf
van Henry Hope, zonder dat hieruit een helder beeld van de ontwerpgeschiedenis
van het L-vormige gebouw was voortgekomen. De naam
van Van der Hart was om verschillende redenen niet eerder met die van
‘Welgelegen’ gecombineerd, maar zijn bemoeienis met dat huis blijkt
zonder meer uit de rekeningen. Behalve de waarde die deze recente
vondst natuurlijk heeft voor de ontwerp- en bouwgeschiedenis van
‘Welgelegen’ zelf, is daarmee ook het vermoedelijke beginpunt van een
reeks interessante opdrachten van Van der Hart in Haarlem geïdentificeerd.
20 Globaal kan een tweedeling in de opdrachtgevers van Van der
Hart worden aangebracht. In Amsterdam was vanaf 1777 de stad zijn
Kelder Begane grond Hoofdverdieping
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
werkgever, wat hem ook de nodige connecties voor niet-stedelijke opdrachten
heeft opgeleverd. Het lijkt er veel op dat hij de neven John
(1737-1784) en Henry Hope (1735-1811) in Amsterdam heeft leren
kennen. Kennelijk maakten zijn aanpak, opvattingen en ontwerpen indruk
op de Hopes, waardoor hij door Henry werd aangezocht om in de
jaren 1784-1790 mee te werken aan de bouw van ‘Welgelegen’ in Haarlem.
Door de connecties van Henry Hope kwamen er nadien andere
Haarlemse opdrachtgevers, die ook nog in belangrijke mate aan elkaar
verwant waren en bovendien tot de patriotten behoorden.
Naar een imposant interieur
Cornelia Catharina Hodshon maakte deel uit van dit milieu. Standsbewust
moet zij zeker geweest zijn, want doopsgezind en patriots maakten
haar allerminst terughoudend in de staat die zij voerde in het grote,
nieuwe huis dat Van der Hart voor haar ontwierp. Dat het exterieur van
het huis een sobere indruk maakt moet dan ook zeker niet worden verklaard
vanuit de vermeende doopsgezinde soberheid, want alleen al het
volume van het huis maakt een verre van zuinige indruk. Een deel van
de aspecten die belangrijk waren voor het exterieur van het huis kwam
al aan de orde. Uiteraard hingen die in niet geringe mate samen met het
gebruik van de vertrekken in het gebouw. In het grote huis moest allereerst
de woning van Cornelia Catharina Hodshon zelf worden onderge-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
53
Afb. 18: Plattegronden van het ‘Hodshon Huis’.
Tussenverdieping
Eerste verdieping Zolder Kapplan
54
Afb. 19: ‘Huis Houdringe’ in De Bilt. (foto L. Bosman)
bracht, maar voor een dame van haar
stand betekende dat ook huishoudelijk
personeel, en het huishouden zelf een
plaats moesten krijgen. Bij de woonfunctie
hoorde ook de mogelijkheid om gasten
onder te brengen in logeerkamers. Ten
derde komt daarbij de representatieve en
de culturele functie van het huis. In feite vormt dit de kern van het gebruik
van het grote huis. Voor Van der Hart waren dit geen volslagen
nieuwe opgaven meer, na zijn werk aan ‘Welgelegen’ en de verbouwing
van het ‘Huis Kops’. Eerder al had hij waarschijnlijk ook het ‘Huis
Houdringe’ bij De Bilt ontworpen, waarbij vergelijkbare eisen aan het
ontwerp werden gesteld. Het gehele pakket aan eisen voor het ‘Hodshon
Huis’ is uiteindelijk wel in het uitgevoerde ontwerp verwerkt, maar
niet alle onderdelen van het resultaat zijn werkelijk bevredigend te noemen.
Ook al was een centrale plaatsing van de trap geen onontkoombaar
element meer in de architectuur van de late achttiende eeuw, de
hier gekozen oplossing doet merkwaardig aan. Zoals al werd aangegeven
is de voorgevel aan het Spaarne regelmatig en symmetrisch, met als
meest opvallende element de drie vensterassen omvattende erkergeleding,
waarin op de begane grond de voordeur zit. Doordat de begane
grond als gebosseerd basement van het geheel behandeld is, wordt de
hoofdverdieping met de hoge vensters benadrukt zodat die als het ware
opgetild wordt. Maar de voordeur zelf valt nauwelijks op. Aan de achterzijde
is het resultaat strak en sober, met twee deuren die, evenmin als
de vensters, gedecoreerd zijn. Wie van deze kant het huis betreedt, staat
meteen in het trappenhuis, zonder zicht op overige deuren en vertrekken,
maar met de trap naar de belangrijkste verdieping direct voor zich.
De voordeur aan de kant van het Spaarne komt uit in een wat lage vestibule
en de deur naar het trappenhuis ligt niet op de as van de voordeur.
De behoefte aan een spreekkamer direct naast de vestibule, en de aanwezigheid
van de diensttrap met daarbij behorende ruimtes in het deel
achter de spreekkamer, legden omvang en ligging van de vestibule
beperkingen op, die voor de opdrachtgeefster geen probleem vormden.
Een erg ruime en statige entree behoorden in die jaren echter niet
(meer) tot de vereisten, zodat ruimte gewonnen kon worden om elders
te gebruiken. De gasten van Keetje Hodshon die haar huis op deze manier
betraden werden vervolgens echter verrast door de ruime en hogere
trappenhal, waardoor ze naar de belangrijkste verdieping gevoerd werden.
De andere ruimtes op de begane grond zijn dienstvertrekken, en
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
aan de rechterkant van de voorgevel is de zijplaats gesitueerd,
door een muur met deur aan het directe zicht onttrokken.
Een deur vanuit die plaats geeft toegang tot een gang
waarin een tweede, eenvoudiger trappenhuis is ondergebracht.
Dit was de diensttrap die naar een kelder voerde, en
omhoog naar alle verdiepingen, tot in de grote zolder toe.
In tegenstelling tot andere voorname huizen uit deze periode
kon door de problematische vorm van het perceel enerzijds
en de uiteenlopende eisen omtrent gebruik en plaats
van de ruimtes anderzijds niet worden teruggegrepen op bestaande
modellen voor de plattegrond. Huizen met een
middenas waaraan vertrekken waren gelegen kwamen sinds
het begin van de zeventiende eeuw voor, en in de achttiende
eeuw werd nogal eens een verdeling gemaakt in een deel van
het huis dat bedoeld was voor ontvangsten en een ander om
dagelijks te wonen. 21 Bij het ‘Hodshon Huis’ moesten andere
oplossingen gevonden worden, waarmee de woonfunctie
ruimtelijk over verschillende verdiepingen verspreid werd.
De erker aan de voorzijde is een element dat ook bij andere
voorname huizen wel voorkomt, vooral bij buitenhuizen.
Architect Pierre Essaie Duijvené (1760-1801) paste de erker
bijvoorbeeld toe aan de achterzijde van het ‘Huis Buitenrust’
in Haarlem, en Van der Hart gebruikte het opnieuw bij
de sobere achterzijde van het ‘Huis Barnaart’. 22
De trappenhal is tamelijk ruim maar strak en eenvoudig uitgevoerd, wat
voor de gasten die voor diners, ontvangsten of culturele samenkomsten
op bezoek waren een duidelijk contrast opleverde met de rijke en kleurrijke
decoraties van de verschillende zalen. De hoofdverdieping bevat
vier grote vertrekken: een ruime erkerzaal aan de voorzijde met daaraan
grenzend een flinke zijkamer, terwijl zich in de beide vleugels aan de
achterzijde nog twee ruime kamers (of zalen) bevinden. Tussen de zijkamer
aan de voorkant van het gebouw en de zogenaamde Rode Zaal
daarachter is een kleine hal die als schakel tussen beide vertrekken kan
dienen, maar ze ook van elkaar kan scheiden. In de andere vleugel is de
zogenaamde Blauwe Zaal vanuit de trappenhal bereikbaar via een verbindingsgang.
Op deze zaal sluit een dienstvertrek aan, waardoor het
gebruik van de zaal met ontvangsten makkelijker werd. Zo konden de
ruimtes afzonderlijk of gezamenlijk gebruikt worden. Grenzend aan de
Erkerzaal bevindt zich een kamer die als kabinet of dagelijkse kamer van
juffrouw Hodshon gediend zal hebben.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 20: Het trappenhuis. (foto Henk Snaterse)
21 R. Meischke & H.J. Zantkuijl, ‘De stamboom van een
bijzonder huis: Nieuwe Gracht 7 te Haarlem’, in: Vereniging
Hendrick de Keyser. Jaarverslag 2005, 31-43.
22 Meischke 1995 (n. 3), 96, 100; Meischke & Zantkuijl 2005
(n. 21), 35.
55
56
Afb. 22: De Rode Zaal. (foto Henk Snaterse)
Afb. 23: Het plafond in de Rode Zaal.
(foto Henk Snaterse)
Afb. 21: De Etrurische Kamer.
(foto Henk Snaterse)
De kleurstellingen van de zijzaal aan
de voorzijde van het huis, en van de
beide zalen in de vleugels aan de achterzijde
hebben de nu veelal
gebruikte namen bepaald: de Etrurische
Kamer met oker en geelbruine
decoratie, de Rode Zaal waar later bibliotheek
van is gemaakt, en de grootste
zaal die bekend is als de Blauwe
Zaal. De Erkerzaal was bestemd voor
het diner met gasten, aan een mahoniehouten
tafel met maximaal 24 couverts.
De wanddecoratie is hier relatief
eenvoudig met lisenen, zoals dat ook
in de Etrurische Kamer het geval was.
Voor en na het diner werd deze aangrenzende,
meer langgerekte kamer
gebruikt voor aperitief of digestif. Via
het rijk gedecoreerde portaal kon de
Rode Zaal worden betreden, waar de
behandeling van de wanden uitvoeriger
en rijker is dan in de eetkamer en
de Etrurische Kamer. In deze kamer konden speeltafeltjes worden opgesteld
voor de gasten. De toegangsdeur is in het midden van de korte
wand aangebracht, zoals dat ook bij de Etrurische Zaal het geval is.
Maar door het geheel aan wensen van de opdrachtgever dat door Van
der Hart in het ontwerp verwerkt moest worden, konden de deuren
vanuit de trappenhal naar de eetkamer, en de verbindingsdeur tussen de
eetkamer en de aangrenzende Etrurische Kamer niet in het midden van
een wand geplaatst worden. Onder meer op die plaatsen is te merken
dat het perceel aan de krappe kant is voor alle eisen die gesteld werden,
waardoor verschillende van de ruimtes geen ideale plaats in de plattegrond
van het gehele huis konden krijgen. Decoratieve motieven kregen
in de eetkamer, de Etrurische Kamer en de Rode Zaal een plaats in de
montants (of lisenen) en de friezen. In deze drie kamers zijn de wanddecoraties
aangebracht door middel van wandbespanningen, schilderwerk,
houten betimmeringen en houtsnijwerk. In de Blauwe Zaal, in de
andere vleugel van het huis, heeft de decoratie een meer architectonisch
karakter doordat hier lisenen met basementen en hoofdgestel zijn toegepast.
De onderverdeling van de wanden in kleinere vakken ontbreekt
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Afb. 24: De Blauwe Zaal.
(foto Henk Snaterse)
hier. Het ontwerp vormt een doorlopend
geheel van stucwerk, waarin
gecanneleerde ionische pilasters de
ordening aanbrengen. Om de verhouding
tussen de proporties van de pilasters binnen het architectuursysteem
van de langgerekte zaal en het geheel van de architectuur juist
te houden, liet Van der Hart de architraaf in het hoofdgestel achterwege.
Bij het ontwerpen van de decoraties voor de verschillende vertrekken
gaat het in hoofdzaak natuurlijk om het creëren van eenheid en samenhang
tussen de verschillende onderdelen. In het grotere geheel gaat het
om de samenhang van de decoratieve elementen en de opbouw van de
verschillende wanden, waarbij deuren en vensters, en soms ook kachels
complicerende elementen vormen. Voor de afzonderlijke wanden waren
het de muurvlakken, schoorsteenmantels, spiegels en deuren die in een
samenhangend ontwerp bijeengebracht dienden te worden. De bekende
middelen daartoe zijn natuurlijk kleuren en decoratieve motieven die
gekozen werden, evenals architectonische motieven waarmee verschillende
onderdelen van een wand tot een eenheid gebracht konden worden.
Wandvlakken werden niet in alle zalen van het ‘Hodshon Huis’ op
gelijke wijze behandeld. In de Erkerkamer en de Etrurische Kamer zijn
het vooral de vlakken van de lambriseringen die de indeling van de
wanddecoratie bepalen. Er zijn met andere woorden in deze kamers
geen decoratieve of architectonische motieven waaraan de gehele decoratie
ondergeschikt is gemaakt. In de Etrurische Kamer zijn niet alle bogen
van dezelfde vorm, hetgeen de eenheid van de ruimte geen goed
doet. In het portaal tussen die zaal en de Rode Zaal is het motief van de
bogen juist heel geslaagd toegepast, zodat hier een echte eenheid van de
verschillende wanden en onderdelen tot stand is gekomen. In de Blauwe
Zaal zijn de deurpartijen in de korte wand gelijk behandeld, met boogvormige
bekroningen. De lichtblauwe kleur brengt hier rust en samenhang,
waaraan ook de gedecoreerde wandvlakken die door pilasters van
elkaar zijn gescheiden en het doorlopende fries bijdragen.
Van der Hart volgde bij zijn interieurdecoraties voor het ‘Hodshon
Huis’ de laatste mode. Hij ontleende motieven aan in deze periode ook
door anderen veel nagevolgde ontwerpen van Adam en Albertolli. Van
de laatste bezat Van der Hart twee boeken, en van Robert en James
Adam had hij The Works in Architecture of Robert and James
Adam, uit 1774-1775. Deze voorbeelden werden al jaren voordat de
bouw van het ‘Hodshon Huis’ begon, door Van der Hart gebruikt in
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 25: Stucwerk in de Blauwe Zaal.
(foto Henk Snaterse)
57
58
Afb. 26: Beeldengroep op de attiek van het ‘Hodshon Huis’.
(foto Henk Snaterse)
23 Van Swigchem 1965 (n. 1), 319, Bijlage een; Heijenbrok &
Steenmeijer 2008 (n. 20), 202-204.
24 M.D. Ozinga, ‘De architecten van Lodewijk Napoleon als
koning van Holland’, in: Oudheidkundig Jaarboek 11 (1942),
76. Vgl. C. Willemijn Fock (red.), Het Nederlandse interieur
in beeld 1600-1900, Zwolle 2001, 265, 267, 270.
25 Heijenbrok & Steenmeijer 2008 (n. 20), 200, 208; Van den
Ende 2001 (n. 2), 15, 19, 121.
Paviljoen Welgelegen. Zijn bekendheid met het werk van
de gebroeders Adam kan heel goed mede tot stand zijn
gekomen door de connectie met Henry Hope, de bouwheer
van ‘Welgelegen’. Dat Triquetti de voorbeeldboeken
van Albertolli heeft aangedragen in dezelfde
periode van werk aan het Paviljoen Welgelegen lijkt ook
zeer waarschijnlijk. 23 Het heeft er alle schijn van dat het
hoge niveau en de internationale contacten van sommige
van zijn opdrachtgevers Van der Hart in staat hebben
gesteld naar de laatste mode te werken, terwijl dit anderzijds
voor hem ook een stimulans en uitdaging zal hebben
gevormd om zich verder te blijven bekwamen in de
adequate toepassing van moderne opvattingen over
architectonische decoraties en interieurafwerking. Van
meet af aan heeft Van der Hart bij zijn interieurontwerpen
gestreefd naar een hoge kwaliteit, waarbij hij steeds
probeerde de nieuwste internationale ontwikkelingen te verwerken.
Ozinga merkte dat lang geleden al op in een vergelijking van het
Nieuwe Werkhuis en het Maagdenhuis in Amsterdam met het
‘Hodshon Huis’. Nadat hij heeft opgemerkt dat het Maagdenhuis
“reeds” een veel strenger karakter toont dan het Werkhuis, vervolgt hij:
“De prachtige antiquiseerende interieurs van het huidige, in 1794 tot
stand gekomen gebouw van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen
te Haarlem, (...) beteekenen, bij de voorgaande vergeleken,
een opmerkelijke evolutie”. 24 Uit de rekeningen van het huis voor
Willem Philip Barnaart aan de Nieuwe Gracht in Haarlem, waarvan de
planning in 1803 begon, blijkt dat Abraham van der Hart zeer nauwkeurig
te werk ging en door middel van gedetailleerde tekeningen zorgde
voor een goede afstemming van de verschillende onderdelen. Hij zal
ook een duidelijke inbreng hebben gehad bij de keuze voor de verschillende
ambachtslieden die verantwoordelijk waren voor de cruciale interieurdecoraties.
Het valt dan bijvoorbeeld op dat bij Paviljoen Welgelegen,
bij de verbouwing van het ‘Huis Kops’ en bij het ‘Hodshon Huis’
van de diensten van de Franse kamerbehanger Louis le Houx gebruik
werd gemaakt. De stucwerker J.J. Martin is bekend uit de contracten en
rekeningen van het ‘Huis Barnaart’, en hij heeft in Utrecht ook voor
Lodewijk Napoleon gewerkt. Uit de inscriptie die in de Blauwe Zaal is
gevonden “j:j martin fecit 1796” blijkt niet alleen dat deze ruimte ongeveer
twee jaar na het begin van de bouw van het ‘Hodshon Huis’
werd voltooid, maar geeft ook de naam van de stucwerker. 25
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Architectuur en politiek in het laatste
kwart van de achttiende eeuw
Eerder werden opmerkingen gemaakt over het milieu waarin Cornelia
Catharina Hodshon zich bewogen heeft: enerzijds dat van de religieuze
groepering van de doopsgezinden en anderzijds familieleden en kennissen
met een politieke overtuiging die duidelijk voor de patriotten was
en tegen het huis van Oranje, en dus tegen het stadhouderlijke bestel
dat op zijn laatste benen liep. Lange tijd zijn in de architectuurhistorische
discipline vragen omtrent de mogelijke invloed van de religieuze en
politieke overtuigingen van particuliere opdrachtgevers, maar ook van
stedelijke opdrachtgevers, uit de weg gegaan. Gezien de soms ingrijpende
veranderingen die zich voordeden in de periode tussen ca. 1780 en
ca. 1815 is het zeker van belang om dergelijke vragen in het onderzoek
te betrekken. Het is met name Thomas von der Dunk geweest die in de
afgelopen tien of vijftien jaar bij herhaling de politieke voorkeuren van
opdrachtgevers en architecten in Nederland aan de orde heeft gesteld,
om daarbij ook te onderzoeken of er zoiets als een revolutionaire architectuur
heeft kunnen ontstaan in Nederland in de aangeduide periode.
Daarbij heeft hij onder meer naar voren gebracht dat een portico op
vrijstaande zuilen mogelijk kan worden geïnterpreteerd als de architectonische
uitdrukking van een politiek patriotse gezindheid. Wie het ontwerp
voor een ‘Monument voor Isaac Newton’ uit de jaren ca. 1780-1790
van Etienne-Louis Boullé ook maar vaag op het netvlies heeft staan,
hoopt misschien op een verre afschaduwing daarvan in een
Nederlandse context; het zijn tenslotte globaal dezelfde jaren en het is
niet bij voorbaat ondenkbaar dat zulke architectonische gedachten ook
hun weg naar Nederland konden vinden. De ontwerpen van deze Franse
architect werden echter zelden uitgevoerd, in tegenstelling tot die van
zijn tijdgenoot Claude-Nicolas Ledoux, wiens oeuvre
overigens voor een groot deel bestaat uit verre van
revolutionaire of vernieuwende ontwerpen. Het zijn
dan eigenlijk vooral de projecten van grote omvang,
uitgevoerd of niet, die in de literatuur sinds jaren het
beeld van de onderhavige periode hebben bepaald.
Daarbij wordt niet zelden het verband, dan wel het
onderscheid tussen vernieuwende, misschien zelfs
revolutionaire architectuur enerzijds, en maatsschappelijk
revolutionaire overtuigingen anderzijds in het
midden gelaten of ronduit verdoezeld. Niet alleen in
overzichtswerken van de architectuurgeschiedenis
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 27: Luchtfoto van de ‘Saline de Chaux’
te Arc-et-Senans.
Afb. 28: Poortgebouw van de ‘Saline de Chaux’.
59
60
26 Hanno-Walter Kruft, Städte in Utopia. Die Idealstadt vom
15. bis zum 18. Jahrhundert, München 1989, 113.
wordt nogal eens aandacht gegeven aan ‘Saline de Chaux’ van Ledoux,
dat als voorbeeld voor de aanleg van een stad van belang is, zowel door
het ontwerp van de stadsplattegrond en van de individuele gebouwen,
als door de tekst die Ledoux erover geschreven heeft. De aantrekkelijkheid
van het totale ontwerp van het Franse ‘Saline de Chaux’ in Arc-et-
Senans door Ledoux en van zijn opvattingen over de inrichting van dit
stadje steken echter schril af tegen de maatschappelijke werkelijkheid
van het hele project. Want de ‘Saline de Chaux’, het (slechts ten dele
uitgevoerde) project om de productie van de Franse zoutmijnen te
vergroten, was in de woorden van Hanno-Walter Kruft “de zichtbare
demonstratie van het koninklijke monopolie” (op de zoutmijnen namelijk).
26 De architectonische aantrekkingskracht op architectuurhistorici
en liefhebbers van architectuur wordt daarmee allerminst teniet gedaan,
maar een zekere vorm van vernieuwing (in dit geval een architectonische
en stedenbouwkundige vernieuwing) impliceert natuurlijk allerminst
dat ook de maatschappelijke achtergrond van de opdracht en van de opdrachtgever
van dezelfde vernieuwende richting zouden moeten zijn.
Daarmee is een gecompliceerd gebied in beeld gekomen, dat echter zo
interessant en belangwekkend is dat het nader toegelicht en in afzonderlijke
vraagstellingen uitgewerkt moet worden. Allereerst blijkt uit het
aangehaalde voorbeeld van het Franse Chaux dat er helemaal geen directe
samenhang hoeft te bestaan tussen de maatschappelijke of sociale
achtergrond van een opdracht en de architectonische uitwerking daarvan.
Hoewel de veronderstelling misschien voor de hand zou liggen,
kan dus uit een ontwerp dat in architectonische zin (enigszins) revolutionair
of tenminste vooruitstrevend genoemd kan worden, allerminst
worden afgeleid dat de opdracht als zodanig is voort gekomen uit een
vooruitstrevende gedachtegang. Ofschoon Ledoux zelf een idealistisch
beeld heeft willen creëren van het stadje, was er van die idealen bij de
planning en de bouw ervan nog geen sprake. Verder is het een tamelijk
modern idee om te veronderstellen dat een opdrachtgever voor een bepaalde
opdracht een architect zou zoeken, die tot dezelfde religieuze of
politieke groepering zou behoren als hijzelf. Daarbij wordt er impliciet
van uitgegaan dat de betreffende overtuiging een gemeenschappelijk begrip
teweeg zou brengen dat het te realiseren architectuurproject beter
of passender zou maken dan wanneer de opdrachtgever en de architect
die overtuiging of levenshouding niet zouden delen. In theorie zou ook
nog denkbaar zijn dat een opdrachtgever bij voorkeur iemand uit de
‘eigen’ kring de opdracht zou verlenen om die ontwerper te steunen en
daarmee de groep waartoe beiden behoorden. In het verleden is dat
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
echter heel vaak juist niet het geval geweest, omdat kennelijk zo’n religieuze
of politieke overtuiging geen (doorslaggevend) criterium voor de
keuze van een architect of kunstenaar was. De regenten van het katholieke
meisjesweeshuis in Amsterdam gingen met de gereformeerde Abraham
van der Hart in zee, die ook uitstekend in staat bleek om behalve
het gehele weeshuis ook de kapel binnen het complex van het Maagdenhuis
te ontwerpen. 27 “Op het eind van de achttiende eeuw hoefden,
mede dankzij de door de patriotten verbreide geest van verlichting en
verdraagzaamheid, zelfs de katholieken niet meer altijd via sloppen in
onzichtbare schuren te verdwijnen. Liefdadigheidsinstellingen
als het ‘Hofje van Occo’
en het nieuwe Maagdenhuis drukten tenminste
in Amsterdam een belangrijk rooms
stempel op het stadsbeeld”, zo meende Von
der Dunk jaren geleden. 28 Hij schreef dit in
een passage die handelt over de veranderingen
op religieus terrein die veroorzaakt werden
door de omwenteling van 1795. Maar
daar valt op twee cruciale punten een en ander
op af te dingen. Want het interessante
punt is nu juist dat van een katholiek stempel
op het Amsterdamse Spui, waar het nieuwe
Maagdenhuis werd gebouwd, helemaal geen
sprake was! Aan niets is aan de buitenkant
van het als katholieke meisjesweeshuis gebouwde
Maagdenhuis immers af te lezen dat
het hier gaat om een katholiek gebouw. Uiterlijke kenmerken die ons
konden attenderen op de katholieke religie ontbreken in de architectuur
van het exterieur van dit gebouw geheel. Of de regenten van het Maagdenhuis
dan wel de architect Van der Hart beperkingen zijn opgelegd
met betrekking tot het uiterlijk van het gebouw, lijkt heel onwaarschijnlijk.
Veel meer dan aan een katholieke uitstraling droeg de architectuur
van het Maagdenhuis bij aan het degelijke en representatieve beeld van
het Amsterdamse stadsbestuur. Op een belangrijke plaats in het centrum
van Amsterdam kon op deze manier een interessante bijdrage worden
geleverd aan de stedelijke architectuur en de uitstraling van de stad,
waarbij het stadsbestuur toestemming gaf om een groot en aanzienlijk
gebouw te laten bouwen door de stadsarchitect, die daartoe werd uitgeleend
aan het katholieke weeshuis. Niet minder belangrijk is natuurlijk
het feit dat het Amsterdamse Maagdenhuis al jaren bestond voordat van
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 29: Het Maagdenhuis in Amsterdam.
(foto L. Bosman)
27 R. Meischke, Amsterdam. Het R.C. Maagdenhuis en het
St. Elisabeth-gesticht, ’s-Gravenhage 1980.
28 Von der Dunk 1996 (n. 5), 322.
61
62
29 Vgl. Marten Jan Bok, ‘Familie, vrienden en opdrachtgevers’,
in: Jacobine Huisken, Koen Ottenheym en Gary Schwartz,
Jacob van Campen. Het klassieke ideaal in de Gouden Eeuw,
Amsterdam 1995, 27-52.
30 Van Swigchen 1965 (n. 1), 10; Von der Dunk 1996 (n. 5),
333.
de omwenteling van 1795 sprake kon zijn. Het Maagdenhuis was al in
1787 voltooid en kan daarom niet in verband worden gebracht met gebeurtenissen
van acht jaar later.
In de zeventiende eeuw was het voor de stad Amsterdam allerminst een
bezwaar om de katholieke Jacob van Campen het nieuwe, prestigieuze
stadhuis te laten bouwen. Zijn katholieke achtergrond was geen beletsel
voor verschillende interessante opdrachten voor Van Campen op het
hoogste niveau, dat van de stadhouder. 29 Godsdienstige eenkennigheid
was daarbij niet aan de orde, waarbij men zich in tegendeel kan afvragen
of er ooit over de geloofsovertuiging van een kunstenaar of architect
werd gesproken als er opdrachten te vergeven waren. In het laatste
kwart van de achttiende eeuw waren het mogelijk de politieke opvattingen
die de carrière van een architect konden helpen dan wel blokkeren,
maar dit blijkt eigenlijk nauwelijks het geval te zijn geweest. Naast politieke
voorkeuren van architecten en opdrachtgevers waren er bovendien
nog andere factoren in het spel, waarover later meer. Gevallen waarbij
architecten geen opdrachten meer wisten te verwerven en waarbij dit
gemis aan inkomsten moet worden toegeschreven aan hun eigen politieke
opvattingen, zijn niet te noemen, en dat is een belangrijke vaststelling.
Ook architecten met een aanstelling bij een stad werden hooguit in
een heel enkel geval de deur uitgewerkt om politieke redenen. Alleen
Barend Goudriaan, die in dienst was van de Amsterdamse stadsfabriek
en daar met Van der Hart en Schilling de leiding deelde, schijnt in 1798
vanwege zijn Oranjegezindheid uit de stedelijke dienst ontslagen te
zijn. 30
Behalve de vragen naar de politieke gezindheid van opdrachtgevers en
architecten kunnen ook andere, hiermee samenhangende overwegingen
naar voren gebracht worden. Want ook als bekend is welke politieke
richting een opdrachtgever in de laatste decennia van de achttiende, of
de eerste van de negentiende eeuw heeft gehad, kan men zich afvragen
of het de ambitie van die opdrachtgever is geweest om dat ook tot uitdrukking
te brengen in de architectuur. Eveneens is de vraag gerechtvaardigd
of een architect in de betreffende periode de behoefte zal hebben
gehad om zijn steun aan de Oranjes dan wel zijn afkeer van hen, in
architectonische ontwerpen naar voren te brengen, gesteld overigens dat
hij daar al toe in de gelegenheid zou zijn geweest. Bovendien is het natuurlijk
een interessant punt of de architectuur het meest geëigende
middel was voor bijvoorbeeld een overtuigd patriot om uiting te geven
aan zijn (of haar) politieke gezindheid. Kunnen er specifieke architectonische
concepten of misschien delen van de vormgeving worden be-
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
noemd als dermate kenmerkend voor patriotse opdrachtgevers, dat de
toepassing ervan goed begrepen zal zijn en voor de opdrachtgever een
belangrijk middel kan zijn geweest om zich er van te bedienen? Dergelijke
vragen lijken eigenlijk weg te zakken in een moeras van onduidelijkheid,
al kan er met enige moeite toch wel iets over worden gezegd.
Het stellen van deze vragen alleen al is van belang voor de analyses van
de architectuur van het einde van de achttiende en de aanvang van de
negentiende eeuw. In vergelijking met verschillende andere landen was
de situatie in Nederland in politiek en bestuurlijk opzicht misschien wel
heel veranderlijk en opwindend, met de architectuur lijkt dat niet erg
het geval te zijn. Maar waar architecten elders in Europa in de periode
rond 1800 mede door politieke veranderingen geïnspireerd werden, zijn
het ook daar toch vooral papieren gebouwen gebleven en was er in de
uitgevoerde projecten veel minder revolutionair elan terug te vinden. 31
Zowel met betrekking tot de opdrachtgevers als wat betreft de uiteindelijke
gerealiseerde architectuur dient steeds het onderscheid tussen particuliere
opdrachten en opdrachten van religieuze of bestuursorganen in
de beschouwing betrokken te worden. Bij geen van de opdrachtgevers
blijkt het echter een cruciale overweging te zijn geweest om het nieuwe
bewind nadrukkelijk in een stedelijke context te plaatsen door middel
van andere en nieuwe architectonische concepten. Ook bij Felix Meritis
in Amsterdam, naar ontwerp van Jacob Otten Husly, is dat niet het geval
geweest, want een patriots bolwerk is die instelling helemaal niet geweest:
“Felix Meritis was en bleef politiek neutraal; patriotse activisten
waren verenigd in de Vaderlandse Sociëteit en nadat deze was verboden,
in Doctrina et Amicitia”, stelde Schmidt recentelijk vast. 32
In de architectuur van de late achttiende en de vroege negentiende
eeuw lijkt de politieke kaart niet of nauwelijks gespeeld te zijn. Opdrachtgevers
en architecten bewogen zich allerminst uitsluitend in de
kringen van de eigen godsdienstige en politieke geestverwanten, maar
andere factoren zijn daarbij van groter belang geweest. De verschillen in
opdrachten tussen Van der Hart en verscheidene collega-architecten
kunnen niet worden verklaard vanuit een politieke overtuiging. Veeleer
was het van belang om enerzijds een vaste plaats te hebben binnen het
stedelijk bouwbedrijf, zoals bij Van der Hart in Amsterdam sinds 1777,
en anderzijds een goed netwerk op te bouwen van opdrachtgevers, die
los van religieuze en politieke overwegingen interessante opdrachten
konden geven. Daarbij valt bij Van der Hart ook nogal eens op dat het
kennelijk opdrachten waren die hem goed lagen, waardoor hij al vroeg
in zijn Amsterdamse loopbaan met Henry Hope een belangrijke particu-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 30: Een contract wordt getekend in het huis van
Abraham van der Hart (staand rechts), tekening door
Christiaan Andriessen, 6 augustus 1806.
31 Vgl. bijv. Winfried Nerdinger, Klaus Jan Philipp en Hans-
Peter Schwarz, Revolutionsarchitektur. Ein Aspekt der
europäischen Architektur um 1800, tent. cat. Frankfurt 1990.
32 Zie Schmidt 2006 (n. 17), 232-233.
63
64
Afb. 31: Voorgevel ‘Huis Barnaart’. (foto HdK)
33 Guido Steenmeijer, ‘Tot cieraet ende aensien deser stede’. Arent
van ’s-Gravesande (ca. 1610-1662), architect en ingenieur,
Leiden 2005, 30-41.
liere opdrachtgever had ontmoet
die op twee manieren
van belang bleek te zijn: door
het werk aan Paviljoen Welgelegen
kwam Van der Hart naar
voren als uitstekend interieurarchitect,
die volgens de laatste
modes kon werken. Daarnaast
werd hierdoor een nieuwe
groep van opdrachtgevers
gevonden in Haarlem, die
allen bij Van der Hart uitkwamen
vanwege zijn veelzijdigheid
en zijn hoogstaande
interieurontwerpen. Deze opdrachtgevers
bleken patriotten
te zijn, maar dat Van der Hart
dat niet was, speelde geen rol.
Dat Pieter Kops, Cornelia
Catharina Hodshon en Willem
Philip Barnaart zich in Haarlem
wilden manifesteren in de periode dat de patriotten daar een sterke
groepering vormden, heeft er zeker toe bijgedragen dat zij hun huizen
lieten bouwen of verbouwen. Maar daarbij moet ook steeds bedacht
worden dat de nadruk bij de huizen Kops en Hodshon eigenlijk lag op
het interieur. Het tempelfront van het ‘Huis Barnaart’ wijst op de zelfbewuste
behoefte van de opdrachtgever om zich nadrukkelijk te manifesteren.
Daarbij is de verwijzing naar de Nederlandse architectuur van
de zeventiende eeuw onmiskenbaar en mogelijk is gebruik gemaakt van
een specifiek voorbeeld, de façade aan de Hofvijver van de Sint-Sebastiaansdoelen
in Den Haag, naar ontwerp van Arent van ’s-Gravesande.
Het gevelschema van dat gebouw is bij ‘Huis Barnaart’ grotendeels nagevolgd,
waarbij de breedte van de Haagse gevel van negen vensterassen
werd gereduceerd tot zeven. Maar dat dit voorbeeld nooit om politieke
redenen kan zijn gebruikt bij het ontwerp van het ‘Huis Barnaart’ blijkt
duidelijk uit het feit dat de Sint-Sebastiaansdoelen bij de bouw bedoeld
was als een eerbetoon aan Frederik Hendrik. 33 Dat bij het ‘Hodshon
Huis’ het oorspronkelijk voorziene wapen bij de uitvoering achterwege
bleef en werd vervangen door een beeldengroep is het enige element
dat mogelijk iets verraadt van de politieke context.
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Abraham van der Hart heeft gedurende zijn lange loopbaan als stadsarchitect
van Amsterdam uiteenlopende gebouwen en gebouwencomplexen
ontworpen en tal van verbouwingsplannen gemaakt. Al voordat
hij in 1777 werd opgenomen in de leiding van de Amsterdamse stadsfabriek
moet hij goed hebben begrepen dat niet alleen veelzijdigheid en
grondige kennis van uiteenlopende onderdelen van het vak als ontwerper
van gebouwen en interieurs verlangd werden, maar dat het leggen
van contacten met potentiële opdrachtgevers minstens even belangrijk
was. Daarom mengde hij zich in zulke verschillende architectonische
vraagstukken als het stadhuis van Weesp en het koorhek in Gouda.
Anderzijds getuigen deze gevallen ook van zijn bekendheid buiten de
voor de hand liggende Amsterdamse kring. Zijn connecties in Amsterdam
leverden hem de bemoeienis met een koloniale opdrachtgever op
in de tijd dat hij werkte aan het Nieuwe Werkhuis en het Maagdenhuis,
waarvoor hij het grootste complex tekende dat hij in zijn loopbaan kon
ontwerpen, ook al werd het uiteindelijk niet uitgevoerd. 34 Mogelijk was
hij in het maken en onderhouden van contacten handiger of minder
kieskeurig dan collega’s. “Van der Hart, vóór 1795 gematigd Orangist,
ná 1795 gematigd opportunist, zag er geen been in om in zijn functie
als stadsarchitect voor het nieuwe revolutionaire regime de feestdecoraties
te ontwerpen, die de val van zijn vroegere voorman moesten vieren”,
stelde Von der Dunk eens. 35 Misschien dat deze opvatting zou
kloppen als consequent de politieke overtuiging of voorkeur van architecten,
metselaars en stucwerkers wordt onderzocht, maar dat zou geen
recht doen aan de context waarin deze lieden werkzaam waren. Voor
hooguit een enkeling zal de politieke overtuiging van een zo principieel
gehalte zijn geweest dat daaruit ook consequenties volgden voor de beroepsuitoefening.
Maar het zou onjuist zijn de politieke veranderingen
en de individuele opvattingen van allerlei figuren daarover te hanteren
als maatstaf van al dan niet opportunistisch gedrag. Want slechts weinigen,
en dan alleen nog binnen de rijke elite, konden het zich veroorloven
om uit politieke overwegingen principieel handelen af te leiden. Bij
geen ander zal de gedachte zelfs een rol hebben gespeeld, omdat men
zich een dergelijke luxe positie niet kon veroorloven. Van der Hart was
loyaal ten opzichte van zijn opdrachtgevers, zowel in de stad Amsterdam
als bij zijn particuliere opdrachtgevers. In Amsterdam diende hij
de stad, door wie en hoe die ook bestuurd werd. Buiten de stadsdienst
zocht hij opdrachten van instellingen en personen die vertrouwen in
hem stelden, van welke politieke of religieuze overtuiging zij ook
waren. Van personen uit de kringen rond de Amsterdamse stadsbestuur-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
34 Lex Bosman, ‘Van Amsterdam naar Berbice. Koloniale
bestuursgebouwen als nieuwe ontwerpopdracht voor
Abraham van der Hart’, in: Bulletin KNOB 107 (2008),
212-223; Lex Bosman, ‘Een onbekend ontwerp van Abraham
van der Hart: het gouvernementsgebouw in Demerary’,
Bulletin KNOB 90 (1991), 135-139.
35 Von der Dunk 1996 (n. 5), 332.
65
66
36 Vgl. Jan de Vries & Ad van der Woude, Nederland 1500-
1815. De eerste ronde van moderne economische groei,
Amsterdam 1995, 786-790.
37 Van Swigchem 1980 (n. 1), 441-442.
38 Vgl. Schmidt 2006 (n. 17), 55-59.
ders kwamen ook nogal wat particuliere opdrachten. De groep Haarlemse
opdrachtgevers bestond uiteindelijk vooral uit zeer welgestelde
patriotten, die het zich in een economisch moeizame periode toch konden
veroorloven kostbare bouwprojecten te ondernemen waarmee zij
zich konden manifesteren. 36 Hoewel zulke huizen geen specifieke politieke
boodschap uitdroegen, maakten de opdrachtgevers zonneklaar dat
met hun aanwezigheid voortaan rekening gehouden moest worden,
want de panden konden bezwaarlijk over het hoofd worden gezien.
Vooral in zijn ontwerpen voor gevels gebruikte Van der Hart vaak architectonische
varianten van ontwerpen die hij eerder had gemaakt, waarbij
steeds de specifieke eisen van de opdrachtgever en van het betreffende
gebouw voorop stonden. Het ‘Hodshon Huis’ past geheel in deze
manier van werken, waarbij het hoge niveau van de interieurafwerking
de kern van het gehele ontwerp is geworden. Aan representatie werd
35% van de in totaal 5500 m3 beschikbare inhoud van het huis besteed,
en voor gasten was nog eens 10% beschikbaar. Voor de bewoning door
Keetje Hodshon zelf was een kleine 10% uitgetrokken. 37 De hoofdverdieping
was de kern van het huis, ook al werd die niet elke dag
gebruikt. Het hele huis werd als het ware om die verdieping heen
gebouwd. Een politiek manifest kan in dit huis niet worden terug
gevonden, evenmin als duidelijke referenties aan de architectuur van de
Nederlandse zeventiende eeuw. In het oeuvre van Abraham van der
Hart vormt het huis een belangrijke schakel. Zijn zorgvuldig opgebouwde
netwerk leverde hem naast zijn functie als stadsarchitect van
Amsterdam onder meer de opdracht voor dit huis op. Ervaring met
grote bouwvolumes en gecompliceerde plattegronden had hij toen al
opgedaan in Amsterdam; de lijn van belangrijke interieuropdrachten,
waartoe ook het Amsterdamse ‘Deutz Huis’ aan de Herengracht
behoort, werd voortgezet via het netwerk van de particuliere Haarlemse
opdrachtgevers. In Keetje Hodshon zal hij een weliswaar jonge, maar
zeer veel-eisende opdrachtgeefster hebben ontmoet die zelfstandig of
mede met behulp van adviseurs haar sterke invloed in het ontwerpproces
liet gelden. Als opdrachtgeefster en behorend tot de elite nam zij haar
rol zeer serieus. Ze moet Van der Hart duidelijk hebben gemaakt dat zij
specifieke wensen had ten aanzien van haar prestigieuze huis. 38 Diners
met maximaal 24 couverts aan een mahoniehouten tafel in de ruime
Erkerzaal met uitzicht op het Spaarne en het oude centrum van Haarlem
moeten voor Keetje Hodshon een cruciaal uitgangspunt hebben
gevormd. En dat zij vasthield aan haar eigen opvattingen over de
verschillende functies en de prestigieuze uitstraling van zowel de voor-
H E T ‘ H O D S H O N H U I S ’ I N H A A R L E M E N H E T O E U V R E VA N A B R A H A M VA N D E R H A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
als de achterzijde van haar huis, heeft geleid tot een ontwerp dat tal van
compromissen bevat. Het zeer beperkte privé-gebruik van het enorme
gebouw in haar dagelijks bestaan was een andere consequentie die zij
kennelijk accepteerde, omdat de positie in de stad en het niveau van
haar ontvangsten dit ruimschoots compenseerden. ■
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
67
68
Alfabetische lijst van plaatsen in
Nederland met panden van de Vereniging
Alblasserdam
Jaar van verwerving
1 Cortgene 9, Ambachtsherenhuis 2006
(overdracht gemeente Alblasserdam; met steun
BankGiro Loterij)
1
Alkmaar
Mient 31 1925
2 Mient 33
Amersfoort
1925
1 Havik 33-35
Amsterdam
1941
1 Beulingstraat 25 1928
2 Blauwburgwal 22 1976
(legaat mw C.M. Alderding-Krull)
3 Bloemgracht 9 1962
4 Bloemgracht 87 1929
5 Bloemgracht 89 1929
6 Bloemgracht 91 1927
7 Bloemgracht 108 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
8 Brouwersgracht 48 1918
9 Brouwersgracht 50 1918
10 Brouwersgracht 54 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
11 Brouwersgracht 56 1949
12 Brouwersgracht 218
13 Diemerzeedijk 27,
1946
Gemeenlandshuis 2008
(met steun BankGiro Loterij)
14 Egelantiersgracht 73 1962
15 Enge Kerksteeg 2 1918
16 Enge Kerksteeg 4 1918
17 Frederiksplein 10 1975
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
18 Henri Polaklaan 9, ‘De Burcht’ 2007
(met steun BankGiro Loterij en het SNS REAAL Fonds)
19 Herengracht 39 1963
20 Herengracht 59
21/22 Herengracht 77 /
1918
Korsjespoortsteeg 24 1958
23 Herengracht 170,
‘Huis Bartolotti’ 1924
24 Herengracht 172,
‘Huis Bartolotti’ 1971
(schenking koopsom Merrem & La Porte N.V.)
25 Herengracht 241 2006
(schenking dhr. J.J.M. Bordens en mw. E.H. Heesen)
26 Herengracht 284,
‘Huis Van Brienen’ 1933
(schenking Comte d'Alsace, Prince d'Henin)
27 Herengracht 394 1918
28 Herengracht 476 1953
(schenking mw G.L.C.A. Mirandolle)
29 Herengracht 524 1995
(met steun van NOG Verzekeringen)
30 Huidenstraat 19 1977
31 Kattengat 4 1926
32 Kattengat 6 1926
33 Keizersgracht 387 1955
(nalatenschap mw J.M. Worst-Kalff)
34 Keizersgracht 743 1978
(nalatenschap mw J.A.W. Westerman Holstijn-
van Hettinga Tromp)
35 Kerkstraat 19 1969
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
36 Kerkstraat 288 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
37 Kerkstraat 290 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
38 Kerkstraat 292 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
39 Kerkstraat 294 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
40 Kerkstraat 324
41 Koestraat 10/12,
1957
‘Wijnkopersgildehuis’ 1947
42 Lange Leidsedwarsstraat 144 1964
43 Lange Leidsedwarsstraat 146 1964
44 Lange Leidsedwarsstraat 148 1964
45 Lange Leidsedwarsstraat 150 1964
46 Lange Leidsedwarsstraat 152 1972
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
47 Lijnbaansgracht 334 1966
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
48 Nieuwebrugsteeg 13
49 Nieuwebrugsteeg 15 /
1918
St. Olofspoort 9 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
50 Nieuwendammerdijk 283-285
51 Nieuwezijds Voorburgwal 75,
1959
‘Makelaers Comptoir’ 2002
(overdracht Commissarissen van het Makelaars-
gilde / gemeente Amsterdam)
52/53 Nieuwezijds Voorburgwal
264 / Wijdesteeg 1 1929
54 Nieuwmarkt 20-22 1918
55 Noordermarkt 17 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
56 Noordermarkt 20 1962
57 St. Olofspoort 1 / Zeedijk 2 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
58 St. Olofspoort 2 1918
59 St. Olofspoort 3 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
60 St. Olofspoort 4 1918
61 St. Olofspoort 5 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
62 St. Olofspoort 7 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
63 St. Olofssteeg 8,
‘Het Jopenvat’ 1924
64 Oudekerksplein 50 1955
65 Oudezijds Achterburgwal 151 1956
(schenking koopsom N.N.)
66 Oudezijds Achterburgwal 153 1956
(schenking koopsom N.N.)
67 Oudezijds Achterburgwal 155
68 Oudezijds Achterburgwal 187 /
1984
Spinhuissteeg 2 1980
69 Oudezijds Voorburgwal 14 1929
A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
70/71 Oudezijds Voorburgwal 57 /
Oudezijds Achterburgwal 46A 1946
72 Oudezijds Voorburgwal 73 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
73 Oudezijds Voorburgwal 100
74 Palmgracht 20-26,
1918
‘Bossche Hofje’ 1997
(schenking Stichting Arent Dirksz Bosch Hofje)
75 Prinsengracht 2 1918
76 Prinsengracht 4 1918
77 Prinsengracht 36 1918
78 Prinsengracht 997 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
79 Prinsengracht 999 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
80 Prinsengracht 1001 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
81 Rapenburg 13
82 Sloterkade 21,
1918
‘Aalsmeerder Veerhuis’ 1925
83 Spuistraat 233 1961
(nalatenschap mw H.H. Fruyt-Martens)
84 Warmoesstraat 83 1918
85 Zandhoek 4 1949
86 Zeedijk 1
Appingedam
1920
1 Dijkstraat 30 1998
2 Solwerderstraat 14
Arnhem
1987
1 Bovenbeekstraat 21 1991
(overdracht gemeente Arnhem)
1
Balk
(gem. Gaasterlân-sleat)
Raadhuisstraat 11 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 van Swinderenstraat 7 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Bergen op Zoom
St. Catharinaplein 1 1993
2 St. Catharinaplein 2 1993
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
1
Blaricum
Bloemlandseweg 3 2000
(met steun BankGiro Loterij en dankzij
nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek)
1
Blokker (gem. Hoorn)
Westerblokker 39,
‘Barmhartige Samaritaan’ 1990
Blokzijl (gem. Steenwijk)
1 Bierkade 6 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Bierkade 7 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Bierkade 8 1960
(overdracht Coöperatieve Zuivelindustrie NOVAC)
4 Kerkstraat 2 1926
5 Kerkstraat 16 1961
6 Kerkstraat 20-22 1926
7 Kerkstraat 24 1926
8 Kerkstraat 26 1926
9 Kerkstraat 28
Bolsward
1926
1 Kleine Dijlakker 17 2008
(nalatenschap J.P. Albada Jelgersma)
1
Brielle
Maarland NZ 10 1948
2 Maarland NZ 24 1925
3 Maarland NZ 29/30 1949
4 Voorstraat 27
Broek in Waterland
(gem. Waterland)
1928
1 Havenrak 1 2007
(schenking mevrouw W.A.A. Bruigom-Six)
2 Leeteinde 4/6 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Leeteinde 12 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Culemborg
Slotstraat 8 1989
2 Slotstraat 10/Lange Meent 1-7 1977
(schenking koopsom N.N.)
1
Delft
Markt 2 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Markt 4 1962
3 Van der Mastenstraat 24 1979
(overdracht ‘Stichting Hofje van Gratie’)
4 Van der Mastenstraat 26 t/m 40,
complex ‘Hofje van Gratie’ 1979
(overdracht ‘Stichting Hofje van Gratie’)
5 Oude Delft 49 1936
6/7 Wijnhaven 16 / Boterbrug 17
Den Helder
1925
1 Molenstraat 63 2006
(schenking mw. J. Hillerström en erfgenamen A.A. Zon)
1
Deventer
Boterstraat 3 1977
(schenking Stichting N.N.)
2 Brink 47 1977
(schenking Stichting N.N.)
3 Noordenbergstraat 6 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Doesburg
Koepoortstraat 26 /
Hogestraat 1 1980
2 Meipoortstraat 57 1958
3 Meipoortstraat 59
Dokkum
(gem. Dongeradeel)
1958
1 Keppelstraat 40 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Dordrecht
Bolwerk 2 / Merwekade 102 2006
(schenking dhr. M.C.M. Schless en
dhr. L.H.M. Stroekxs van den Broek)
2 Bolwerk 4 2007
(schenking koopsom dhr. M.C.M. Schless en
dhr. L.H.M. Stroekxs van den Broek)
3 Engelenburgerbrug 1-3,
‘Het Rondeel’ 1975
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
69
70
4 Grotekerksbuurt 50 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
5 Grotekerksbuurt 54 1959
6 Grotekerksbuurt 56 1959
7 Kuipershaven 41/42 1955
8 Voorstraat 170 1919
9/10 Voorstraat 173 /
Nieuwbrug 1/3 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
11 Wijnstraat 71/73 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
12 Wijnstraat 113, ‘Het Zeepaert’ 1996
(met steun nalatenschap mw C.M. van der Meulen-
Jensma)
13 Wijnstraat 123/125,
‘De Onbeschaamde’ 1994
(overdracht gemeente Dordrecht)
14 Wijnstraat 124, 126 en 128 1997
(dankzij nalatenschap mw C.M. van der
Meulen-Jensma)
15 Wijnstraat 127, ‘In Beverenburch’ 2006
(schenking koopsom BankGiro Loterij)
16 Wijnstraat 153, ‘Rodenburch’ 2007
(overdracht gemeente Dordrecht)
Driebergen-Rijsenburg
(gem. Utrechtse Heuvelrug)
1 Hoofdstraat 87-91, ‘Sparrendaal’ 2000
(overdracht gemeente Driebergen-Rijsenburg en
dankzij nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek)
1
Dronrijp
(gem. Menaldumadeel)
Tsjerkebuorren 12 2005
(schenking mevrouw A.Dijkstra-Ossewaarde)
1
Edam
(gem. Edam-Volendam)
Achterhaven 105 1920
2 Doelland 3 1946
3 Doelland 5 1940
4 Spui 6 1927
1
Elburg
Krommesteeg 11 1925
2/3 Smedestraat 22 /
Rozemarijnsteeg 14 1987
4 Smeesteeg 4
Enkhuizen
1980
1 Bagijnestraat 3 1957
2 Breedstraat 32 1919
3 Breedstraat 102 1956
4 Breedstraat 121 1928
5 Torenstraat 11 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
6 Vissersdijk 44 1928
7 Westerstraat 76 1919
8 Zuiderspui 3 1925
9 Zuiderspui 4
Franeker
(gem. Franekeradeel)
1918
1 Eise Eisingastraat 2 1985
(met steun ‘P.W. Janssens Friesche Stichting’)
2 Raadhuisplein 13 1966
(schenking erven L. van der Woude en G. Donia)
1
Frederiksoord
(gem. Westerveld)
M.E. van der Meulenweg 5 1992
(legaat mw M. Helbers-Molt)
1
Gageldonk (gem. Breda)
Moerenstraat, kapel
Goes
1918
1 Turfkade 11, ‘Karel V-huis’
Gorinchem
1928
1 Burgstraat 30/Vismarkt 20-21 1919
2 Molenstraat 109, ‘Tolhuis’ 1977
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Gouda
Naaierstraat 6
’s-Gravenhage
1929
1 Beeklaan 303 1995
2 Statenlaan 4 1987
(nalatenschap dhr D. Bolten)
1
Groningen
Ossenmarkt 5
Haarlem
1930
1 Donkere Spaarne 56 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
2 Goudsmidspleintje 1 /
Donkere Begijnhof 8 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
3 Goudsmidspleintje 2/3 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
4 Groot Heiligland 19 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
5 Groot Heiligland 22 /
Omvalspoort 11 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
6 Groot Heiligland 46 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
7 Groot Heiligland 48 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
8 Groot Heiligland 63 t/m 85,
complex ‘Gasthuishuisjes’ 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
9 Houtmarkt 17 1934
10 Korte Spaarne 15 /
Spaarnwouderstraat 19 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
11 Korte Spaarne 23/25/27
12 Korte Spaarne 29/31 /
1929/1961
Wijdesteeg 3 1929
13 Korte Wijngaardstraat 14 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
14 Nassaulaan 14 1979
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
15 Nassaulaan 16 1979
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
16 Nieuwe Gracht 7,
‘Huis Barnaart’ 2002
(met steun BankGiro Loterij en dankzij
nalatenschap dhr. C.W. Zeeman)
A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
17 Spaarne 15-17, ‘Hodshon Huis’ 2008
(met steun BankGiro Loterij)
18 Spaarne 69 1963
19 Spaarne 108 1924
20 Spaarnwouderstraat 15 1961
Harlingen
1 Havenplein 14 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Havenplein 28 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Noorderhaven 106 1930
4 Voorstraat 61 1955
5 Zuiderhaven 2
Hasselt
(gem. Zwartewaterland)
1955
1 Hoogstraat 33 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Markt 1, vml. Raadhuis 1995
(overdracht gemeente Hasselt)
3 Rosmolenstraat 1 1977
(schenking koopsom N.N.)
4 Rosmolenstraat 3 1972
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Heiloo
1 Kennemerstraatweg 278,
‘Nijenburg’ 2004
(overdracht Vereniging Natuurmonumenten)
1
’s-Hertogenbosch
2e Korenstraatje 18 /
Dode Nieuwstraat 43
Honselersdijk
(gem. Westland)
1927
1 Hofstraat 27-29, ‘Nederhof’ 2006
(overdracht gemeente Westland)
Hoorn
1 Achter de Vest 1,
‘Maria- of Kruittoren’ 1993
(overdracht gemeente Hoorn)
2 Achterstraat 2 / Onder de Boompjes
1 t/m 1c, ‘De Doelen’ 1987
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
3 Binnenluiendijk 3 en 4 1998
(schenking dhr J.E. de Visser)
4 Grote Oost 82 1987
5 Grote Oost 84 1987
6 Grote Oost 132 1987
7 Hoofd 2, ‘Hoofdtoren’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
8 Italiaanse Zeedijk 106 1987
9 Kerkplein 39,
‘St. Jans Gasthuis’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
10 Korenmarkt 8 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
11 Kuil 32 1965
(overdracht gemeente Hoorn)
12 Munnickenveld 2
13 Munnickenveld 21a t/m 21g,
1921
complex ‘Claes Stapelshofje’ 1987
14 Muntstraat 6 2001
(schenking koopsom BankGiro Loterij)
15 Oosterplantsoen 1 en 1a,
‘Oosterpoort’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
16 Rode Steen 8, ‘Waag’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
17 Slapershaven 1 1987
18 Slapershaven 2 1987
19 West 50 1987
20 Wisselstraat 8 / Kloosterpoort 1 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
1
Kampen
Buiten Nieuwstraat 62,
‘Bethlehemsvergadering’ 1975
2 Burgwalstraat 6 1925
3 Burgwalstraat 8 1972
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Kuinre (gem. Steenwijk)
1 H. de Cranestraat 38,
vml. Raadhuis 1977
(schenking gemeente IJsselham)
1
Leeuwarden
Auckamastraatje 4 1976
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Auckamastraatje 6 1976
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Grote Hoogstraat 14 1957
4 St. Jacobsstraat 13
Leiden
1928
1 Herengracht 82 1929
2 Lorentzkade 5 2004
(nalatenschap dhr H.M.J.W.J. Kortmann)
3 Rapenburg 25,
‘Bibliotheca Thysiana’ 1997
(overdracht Stichting Bibliotheca Thysiana)
4 Vliet 9 1983
Lexmond (gem. Zederik)
1 Kom Lekdijk 1 1965
(overdracht gemeente Lexmond)
1
Linschoten
(gem. Montfoort)
Dorpsstraat 28 1969
(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)
2 Dorpsstraat 30 1969
(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)
3 Dorpsstraat 32/34 1969
(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)
1
Maassluis
Ankerstraat 16, vml. kuiperij 2002
(overdracht gemeente Maassluis)
2 Markt 18 1978
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Maastricht
Achter de Molens 26 1972
(overdracht gemeente Maastricht)
2 Achter de Molens 28 1972
(overdracht gemeente Maastricht)
3 Achter de Molens 30 1972
(overdracht gemeente Maastricht)
71
72
4 Cellebroedersstraat 4,
‘Cellebroederskapel’ 2006
(overdracht Stichting Cellebroederskapel)
5 Ridderstraat 2A /
Bisschopsmolengang 2B 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
6 Stenenbrug 2
Makkum
(gem. Wunseradiel)
1954
1 Turfmarkt 5 1999
(schenking dhr ir P.J. Tichelaar)
2 Turfmarkt 7
Medemblik
1999
1 Vooreiland 11 1968
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Vooreiland 12 1968
(overdracht door N.V. Aannemersbedrijf Woudenberg)
3 Vooreiland 22 1968
(gekocht met Monumentenprijs 1988 van Prins Berhard
Cultuurfonds)
1
Middelburg
Gortstraat 30 1930
2 Laan van Nieuwenhove 2,
‘de Geuzenhoek’ 2004
(schenking E.P.D. van Ooijen)
3 Londensekaai 9 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
4 Londensekaai 11 1960
5 Rotterdamsekaai 1 /
Schuitvlotstraat 4 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
6 Schuiffelstraat 18, ‘De Rosmolen’ 2004
(schenking Th. Laurentius)
7 Vlasmarkt 49 1999
8 Vlasmarkt 51,
‘Huis ’s-Hertogenbosch’ 1999
(met steun nalatenschap dhr J. Acquoy en
mw E.A.A. Nairac
9 Wagenaarstraat 1 1973
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Moddergat
(gem. Dongeradeel)
Séwei 49
Monnickendam
(gem. Waterland)
1995
1 Noordeinde 5, vml. Raadhuis 1996
(overdracht gemeente Waterland)
2 Noordeinde 10 1929
3 Weezenland 7 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Naaldwijk (gem. Westland)
1 Heilige Geest Hofje 1-12,
‘Heilige Geest Hofje’ 2006
(overdracht gemeente Westland)
1
Naarden
Kloosterstraat 9 1957
2 Kloosterstraat 11 1926
3 Kloosterstraat 13
Nieuwkoop
1926
1 Reghthuysplein 1,
vml. Raadhuis
Noordwijk
1949
1 Voorstraat 19 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Nijmegen
1 St. Anthoniusplaats 9 / Ottengas 15,
‘Cellenbroederenhuis’ 2002
(Stichting Restauratiefonds Cellenbroederenhuis)
1
Oldeboorn
(gem. Boarnsterhim)
Weaze 30
Oostvoorne
(gem. Westvoorne)
1989
1 Burg. Letteweg 5,
‘Schoenmakershuisje’ 1969
(schenking n.v. Mij tot Expl. van O.G. ‘Voorne’s Duin’)
2 Hoflaan 17, ‘Overburgh’ 1934
(schenking ‘bloot eigendom’ n.v. Mij tot Expl. van
O.G. ‘Voorne’s Duin’)
1
Oudewater
Kapellestraat 5
Purmerend
1918
1 Bierkade 9/ Whereplantsoen 7
Rotterdam
1929
1 Glazoenowlaan 3 2001
(schenking dhr D.E. van Raalte)
Rouveen (gem. Staphorst)
1 Oude Rijksweg 264 2006
(schenking koopsom SNS REAAL Fonds)
Scheveningen
(gem. ’s-Gravenhage)
1 Zwaardstraat 16,
‘Derde Ambachtsschool’ 2004
(met steun BankGiro Loterij)
Schiedam
1 Aleidastraat / Hofje van Belois 1-37,
‘Hofje van Belois’ 2005
(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)
2 Overschiesestraat 1-3 / Proveniershuis
1-30, ‘Proveniershuis’ 2005
(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)
3 Oude Kerkhof 5 / Bagijnhof 1-7 2005
(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)
1
Schoonhoven
Lange Weistraat 87 1961
(schenking Firma L. Woudenberg & Zonen)
2 Bij de Watertoren 25,
‘Watertoren’ 2006
(overdracht Stichting Behoud Watertoren
Schoonhoven)
3 Lopikerstraat 37 1961
(schenking Firma L. Woudenberg & Zonen)
4 Voorhaven 6 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Schoorl
Duinweg 3, vml. Regthuis 1931
(overdracht gemeente Schoorl)
A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
Usquert (gem. Eemsmond)
1 Raadhuisstraat 3,
vml. Raadhuis 1990
(overdracht Stichting tot behoud van het Berlagehuis)
1
Utrecht
Boothstraat 2A 1973
(legaat Jhr J.C. Martens van Sevenhoven)
2 Erasmuslaan 9 1999
(nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek / met
steun van het Van Enter-Westerman Holstijn Fonds)
3 Janskerkhof 16 1973
(legaat Jhr J.C. Martens van Sevenhoven)
4 Prins Hendriklaan 112 1996
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Valkenburg aan de Geul
St. Pieterstraat 2a, watermolen
Veere
2003
1 Kaai 2-6, ‘Campveerse Toren’ 2005
(overdracht gemeente Veere)
2 Kaai 21 1989
3 Kaai 89 1987
(nalatenschap dhr D. Bolten)
4 Markt 2 1921
5 Markt 3 1981
(legaat mw W. Abbeleven-Labberton)
6 Markt 4 1947
7 Markt 6 1947
8 Markt 10 2000
(schenking familie Oosterhoff)
Velsen-Zuid (gem. Velsen)
1 Rijksweg 136, ‘Beeckestijn’ 2007
(met steun Louisa van der Velden Stichting)
1
Venlo
Grote Kerkstraat 19-21 1987
2 Kwartelenmarkt 1
Vianen
1925
1 Achterstraat 88 1968
(overdracht gemeente Vianen)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Vierpolders (gem. Brielle)
1 Middelweg 5, ‘Esterenburg’ 2002
(met steun Louisa van der Velden Stichting)
1
Vlaardingen
Westhavenkade 45, ‘Redershuis’ 1998
(overdracht gemeente Vlaardingen)
2 Westhavenplaats 37, ‘Visbank’
Vlieland
1998
1 Dorpsstraat 99,
‘Tromps Huis’ 2001
(overdracht gemeente Vlieland)
2 Dorpsstraat 148, vml. Raadhuis 2001
(overdracht gemeente Vlieland)
3 Duinkersoord 33,
Reddingbootloods 2001
(overdracht gemeente Vlieland)
1
Vlissingen
Beursplein 11, ‘De Beurs’ 1928
(overdracht gemeente Vlissingen)
1
Vollenhove
(gem. Steenwijk)
Kerkplein 1/3, vml. Raadhuis 1991
2 Kerkplein 2,
toren Hervormde Kerk 1991
3 Kerkplein 15,
vml. Franse school
Voorschoten
1992
1 Woelwijklaan 11,
‘Jachthuis Woelwijk’ 1975
(schenking dhr en mw J.G. van Manen-Fabius)
1
Wanneperveen
(gem. Steenwijk)
Veneweg 56 1991
2 Veneweg 83, ‘Het Schultehuis’
Warnsveld
1990
1 Molenstraat 8-10 2001
(schenking Jhr ir. J.Ph. Laman Trip)
Workum (gem. Nijefurd)
1 Noard 5 1932
1
Woudrichem
Hoogstraat 5 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Hoogstraat 9 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
IJlst
(gem. Wymbritseradiel)
Eegracht 31/32,
‘De Messingklopper’ 1919
Zaandam (gem. Zaanstad)
1 Dam 1 en 1b, ‘Accijnshuisjes’
Zaltbommel
1997
1 Kerkstraat 26 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Oenselsestraat 15 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Oenselsestraat 17 1964
(met steun van dhr C. Philips)
4 Oenselsestraat 50 1978
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
5 Ruiterstraat 18
Zierikzee
1948
1 Nieuwe Bogerdstraat 16 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1
Zutphen
Groenmarkt 7
Zwolle
1988
1 Sassenstraat 31 A 1978
2 Sassenstraat 33, ‘Karel V-huis’ 1943
(‘overdracht’ staat voor een verwerving voor een symbolische
waarde, over het algemeen met de verplichting tot restauratie)
73
74
Verspreidingskaart
Vereniging Hendrick de Keyser heeft haar bezittingen in onderstaande plaatsen in Nederland.
N
Middelburg
Delft
Maassluis
Oostvoorne
Brielle
Gorinchem
Dordrecht
Zaltbommel
Gouda
Noordwijk
Blaricum
Nieuwkoop
Leiden
Amersfoort
Voorschoten
Linschoten Utrecht
Scheveningen
Driebergen
’s-Gravenhage
Oudewater
Honselersdijk
Vianen
Naaldwijk
Vlaardingen
Schiedam
Lexmond Culemborg
Schoonhoven
Rotterdam Alblasserdam
Vierpolders
Woudrichem
Veere
Vlissingen
Zierikzee
Goes
Den Helder
Medemblik
Blokzijl
Enkhuizen
Wanneperveen
Schoorl
Blokker Vollenhove
Alkmaar
Hoorn
Rouveen
Hasselt
Heiloo
Purmerend Edam
Kampen
Velsen-Zuid
Haarlem
Zaandam
Monnickendam
Broek in Waterland
Amsterdam
Naarden
Elburg
Zwolle
Bergen op Zoom
Vlieland
Harlingen
Makkum
Breda (Gageldonk)
Franeker
Workum
Balk
’s-Hertogenbosch
Maastricht
Dronrijp
Leeuwarden
Bolsward
IJlst
Kuinre
Dokkum
Oldeboorn
Arnhem
Nijmegen
Valkenburg
Moddergat
Frederiksoord
Deventer
Warnsveld
Zutphen
Doesburg
Venlo
Usquert
Groningen
Appingedam
VERENIGING
Hendrick de Keyser
V E R S P R E I D I N G S K A A R T J A A R V E R S L A G 2 0 0 8
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Colofon
Ontwerp Studio Bauman BNO, Rotterdam
Druk Thieme Amsterdam
© 2009
C O L O F O N J A A R V E R S L A G 2 0 0 8