downloaden - Berenschot
downloaden - Berenschot
downloaden - Berenschot
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Prof. dr. Joep F. Bolweg<br />
HRM en advisering:<br />
effectiever HRM door<br />
problematisering<br />
De kijk van een adviseur,<br />
manager en hoogleraar met<br />
40+ jaar HRM-fascinatie
HRM en advisering:<br />
effectiever HRM door<br />
problematisering<br />
De kijk van een adviseur, manager en<br />
hoogleraar met 40+ jaar HRM-fascinatie
Inhoud<br />
Dit artikel is gebaseerd op literatuur en ervaring als adviseur.<br />
De opbouw is als volgt:<br />
1. HRM: plaatsbepaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7<br />
2. HRM: de kern ...................................................................... 13<br />
3. Vijf valkuilen ....................................................................... 15<br />
4. HRM advisering . ................................................................... 21<br />
5. Zeven bruikbare zienswijzen ..................................................... 27<br />
6. Slotwoord . .......................................................................... 35<br />
7. Literatuur ........................................................................... 37<br />
8. Profiel van de auteur .............................................................. 39
Theoretisch complex, praktisch uitdagend<br />
1<br />
HRM:<br />
plaatsbepaling<br />
HRM of nog modieuzer SHRM (Strategisch Human Resource Management) zijn van die termen die veel<br />
gebruikt worden en waar eenieder zo zijn eigen invulling aan geeft. Dat is misschien makkelijk voor individuele<br />
wetenschappers en adviseurs, maar lastig om met elkaar helder te communiceren en gezamenlijk een body of<br />
knowledge op te bouwen. SHRM is van heel recente datum, HRM bestaat nu zo’n twintig jaar en is op zijn beurt<br />
de opvolger van respectievelijk personeelsmanagement, personeelsbeleid, sociaal beleid en personeelswerk. De<br />
bescheiden winst in de ontwikkeling van de terminologie zit in het feit dat door de jaren heen de organisatie,<br />
het management en de bijdrage van het HRM-denken aan de organisatie wat centraler zijn komen te staan.<br />
In deze bijdrage zal de inhoud van het HRM-vak centraal staan. Dus geen beschouwingen over rol en plaats<br />
van de HRM’er in de organisatie. Deze discussie acht ik minder vruchtbaar omdat het uiteindelijk gaat over<br />
de feitelijke bijdrage van HRM aan de organisatie waarbij de formele positie er minder toe doet. Wanneer de<br />
bijdrage aan organisatieresultaat herkenbaar is, ga ik ervan uit dat een sterke positie vanzelf volgt.<br />
HRM is een complex en breed vakgebied, zeker geen wetenschap, en het getuigt van enige arrogantie voor<br />
de ingewikkelde praktijk om in algemeenheden over dit vak te spreken. Helaas ontkom ik hier zelf ook niet<br />
aan. Om met Frans Kellendonk te spreken ‘we kunnen de grote woorden wel afschaffen, maar niet het<br />
verlangen waar ze uit bestaan’. Het diepere verlangen naar utopische organisaties en samenwerkingsver-<br />
banden is impliciet aanwezig bij veel auteurs en ligt dan ook in veel HRM-literatuur besloten. Of vervult<br />
Met dank aan mijn <strong>Berenschot</strong>-collegae voor hun bijdrage aan deze publicatie: dr. Filip van den Bergh, Wilma Schreiber, Eline Oud-<br />
van Vuurde, Gilmar Pattipeilohy en Harrie Wilkens. Reacties naar joepbolweg@ziggo.nl<br />
7
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 1 HRM: plAAtSbEpAlING<br />
We kunnen de grote<br />
woorden wel afschaffen,<br />
maar niet het verlangen<br />
waar ze uit bestaan<br />
8<br />
de HRM-literatuur een vergelijkbare rol als kunst in<br />
onze samenleving waarvan soms gezegd wordt dat<br />
het haar taak is om lelijkheid te bestrijden? De taak<br />
van het HRM-denken zou dan zijn het gedoe en getob<br />
van de dagelijkse praktijk wat te vergeten door schone<br />
vergezichten te bedenken.<br />
HRM richt zich wat mij betreft op de weerbarstige mens en het multidimensionale verschijnsel organisatie<br />
en poogt deze twee zo goed mogelijk aan elkaar te koppelen en in elkaar te integreren. Mensen en organi-<br />
saties zijn in zekere zin vele dingen tegelijk. Aan HRM wordt door vele disciplines (economie, psychologie,<br />
sociologie, bedrijfskunde en HRM-wetenschap) bijgedragen; HRM wordt beoordeeld door vele stakeholders<br />
(werkgevers, managers, medewerkers, vakbonden en ondernemingsraden) ieder met hun eigen prestatie-<br />
indicatoren; HRM wordt toegepast in vele zeer verschillende organisaties (banken, horeca, universiteiten<br />
en productiebedrijven); en HRM omvat vele verschillende activiteiten (onder andere personeelsplanning,<br />
werving, selecteren en beoordelen, belonen en ontwikkelen) en processen (socialiseren, conditioneren en<br />
motiveren). HRM richt zich op ontwikkeling van medewerkers en op efficiency en het minimaliseren van<br />
kosten (cost discipline, Barbash,1971). Kluijtmans (1999, p.101) vat de belangrijkste HRM-denkbeelden<br />
als volgt samen: “Het benadrukken van het belang van human resources voor het concurrentievermogen<br />
van organisaties, het belang van volledige benutting van het menselijk potentieel en het belang van har-<br />
monieuze arbeidsverhoudingen”. Alhoewel de mens vanuit organisatieperspectief een weerbarstig typje is,<br />
blijft een van de belangrijkste functies van HRM door de jaren heen managers ervan te doordringen dat<br />
hun negatieve mensbeelden niet deugen. HRM staat voor een positief mensbeeld en probeert managers<br />
daarvan te overtuigen. Blijkbaar is dat voortdurend nodig. Het voordeel van de realistische keuze voor de<br />
weerbarstige mens behoedt HRM’ers en adviseurs tevens voor de nodige teleurstellingen. Het impliceert<br />
ook dat noch volledige empowerment, noch volledige individuele ontplooiing, noch industriële democratie<br />
(Bolweg,1976) haalbaar zijn en dat een zekere mate van hiërarchie, planning en control in organisaties<br />
functioneel noodzakelijk is. Empowerment, zelfontplooiing en industriële democratie kennen duidelijk<br />
hun organisatorische grenzen.<br />
In zijn veelgebruikte leerboek definieert Kluijtmans HRM als dat aspect van management “dat gericht is<br />
op het reguleren van arbeidsrelaties, zodat deze productief, evenwichtig en maatschappelijk aanvaardbaar<br />
zijn” (Kluijtmans, 2010, p.24). Volgens Hoogendoorn (2012) richt HRM zich op het verhogen van de<br />
effectiviteit, efficiency, flexibiliteit en legitimiteit van de organisatie. In zijn nog af te ronden proefschrift<br />
typeert Ligteringen (2012) in navolging van Braverman (1974) HRM als “The maintenance crew for the<br />
Human Machinery”. Voor mij lopen goed HRM, goed werkgeverschap, goed leidinggeven en goed orga-<br />
niseren in hoge mate parallel en zijn ze alle uiteindelijk gericht op het efficiënt en effectief functioneren<br />
van organisaties.<br />
— Frans Kellendonk
Een andere kijk op HRM, meer gericht op inhoud dan op de doelen, om tot inzicht in HRM te komen,<br />
is bijvoorbeeld die van Kouwenhoven die twintig HRM-werkterreinen onderscheidt. In figuur 1 zijn deze<br />
werkvelden weergegeven, uiteenlopend van personeelsplanning tot vakorganisatie.<br />
Werkterreinen<br />
I. Personeelsplanning<br />
II. Werving en selectie<br />
III. Performance management<br />
IV. Coaching<br />
V. Opleiding<br />
VI. Positietoewijzing<br />
VII. Loopbaanontwikkeling<br />
VIII. Management development<br />
IX. Ontwerpen arbeidsvoorwaarden<br />
X. Toepassen arbeidsvoorwaarden<br />
XI. Personeelsadministratie<br />
XII. Personeelsinformatie<br />
XIII. Personeelszorg<br />
XIV. Interne communicatie en voorlichting<br />
XV. Taakstructurering<br />
XVI. Werkomstandigheden<br />
XVII. Organisatieontwikkeling<br />
XVIII. Beleidsvorming en inrichting<br />
personeelsmanagement<br />
XIX. Ondernemingsraad/medezeggenschapsraad<br />
XX. Vakorganisatie<br />
Figuur 1 De HRM-werkterreinen volgens Kouwenhoven et al. (2005, p.71), selectie van belangrijkste werkterreinen.<br />
Het is onmogelijk inhoudelijk geïntegreerd greep te krijgen op dit heterogene vakgebied dat zich zowel op<br />
beheersing (bijvoorbeeld functiewaardering en cao’s) als op ontwikkeling en persoonlijke groei (opleiding<br />
en management development) richt. Of, wat anders geformuleerd, HRM omvat activiteiten met een sterk<br />
conserverende dynamiek en activiteiten gericht op verandering. De literatuur kent vele ordeningen. Zo<br />
onderscheidt Kluijtmans (2010) drie activiteitendomeinen (Plannen en Stromen, Motiveren en Sturen,<br />
en Ontwikkelen van Mens en Organisatie) en een vierde gebied: de vormgeving van de HR-functie.<br />
De HRM-wereld is al jarenlang bezig met ordenen en herordenen, zonder tot een algemeen geaccepteerde<br />
orde te geraken (zie ook Van Boxsel, 1999). Misschien moeten we concluderen dat dit proces van ordenen<br />
en categoriseren binnen HRM functioneel is en ons steeds op andere wijzen naar dit vakgebied laat kijken.<br />
Ook het bereiken van het ultieme doel, een effectieve en efficiënte organisatie die mensen ruimte biedt,<br />
lijkt praktisch gesproken meestal niet haalbaar gezien allerlei organisatorische en menselijke tekorten en<br />
het feit dat de belangen van de vele stakeholders tot verschillende doelstellingen leiden. Evaluaties van en<br />
constateringen door hooggeleerden over HRM in de praktijk zijn meestal nogal somber en negatief van<br />
aard. Twee representatieve oordelen: “All too often HRM ends up as a high cost low quality bureaucratic<br />
provider of administrative services and a no-show in the strategic arena” (Lawler, 2005). De typering<br />
9
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 1 HRM: plAAtSbEpAlING<br />
All too often HRM<br />
ends up as a high<br />
cost low quality<br />
bureaucratic provider of<br />
administrative services<br />
and a no-show in<br />
the strategic arena<br />
10<br />
— Lawler (2005)<br />
van Beer e.a. in hun klassieker “Managing human<br />
assets” (1984) is zo mogelijk nog kritischer: “Existing<br />
HRM practice is all too frequently a hodge-podge of<br />
policies based on little more than outmoded habits,<br />
current fads, patched up responses to former crisis,<br />
and pet ideas of specialists”. Ik denk niet dat deze<br />
wetenschappelijke conclusies ons echt veel verder<br />
brengen, omdat ze van weinig inzicht getuigen in<br />
de breedte van het vak, de primaire dynamieken<br />
in organisaties en menselijke samenwerking die de<br />
implementatie van logische, normatieve, consistente<br />
theoretische HRM-modellen in de weg staan. Helaas<br />
is de dagelijkse HRM-praktijk niet consistent te maken (Bolweg,1997). De vraag waarom het in de praktijk<br />
is zoals het is, getuigt van meer relevantie en kan tot daadwerkelijk inzicht leiden. In academische evaluaties<br />
worden meestal op theorie gebaseerde, niet-realistische meetlatten gebruikt die daarna op voorspelbare<br />
wijze tot teleurstellende conclusies leiden. Ook hier geldt dat men zijn eigen teleurstelling organiseert<br />
door verwachtingen hoog op te schroeven.<br />
Hoogendoorn (2012) spreekt in dezen realistischer over de onvolmaaktheden van mens en organisatie<br />
en concludeert ook dat hieraan in de HRM-literatuur nauwelijks aandacht wordt besteed. In theorie<br />
vluchten naar hoge abstractieniveaus, generalisaties en idealistische vergezichten biedt vaak een schijnbaar<br />
intelligente en veilige academische uitweg, maar leidt nauwelijks tot praktische en algemeen bruikbare<br />
modellen en adviezen. Sommigen kiezen met bevlogenheid voor idealistische en normatieve beelden met<br />
utopische kenmerken van menselijke samenwerking en individuele ontplooiing, die weinig gelijkenis met<br />
de weerbarstige HRM-praktijk van alledag vertonen.<br />
De laatste jaren domineert een te positief beeld van arbeid en organisatie in het HRM- en adviesdiscours.<br />
Er is veel gebeurd in de afgelopen vijftig jaar. Onze welvaart is in de westerse wereld gestegen tot een niveau<br />
waarvan we mogen concluderen dat vele zaken rond de arbeid goed geregeld zijn, zeker in Nederland.<br />
Werkgevers en managers zijn slechts bij uitzondering uitbuitende partijen, en meestal partners in een<br />
organisatie waarbinnen op zijn minst gelijkwaardige samenwerking wordt beleden. In veel HRM-literatuur<br />
met een dominante sociaalpsychologische ondertoon worden arbeid en organisatie gezien als bron van<br />
ontwikkelingsmogelijkheden, ontplooiing en individuele keuzemogelijkheden. De individuele werknemer<br />
wil en dient zich te ontwikkelen, moet duurzaam inzetbaar blijven en arbeid behoort je gelukkig te maken.<br />
De maakbaarheid van mens en organisatie wordt kritiekloos als uitgangspunt genomen. De vraag is of<br />
dit dominante positieve organisatie- en mensbeeld een vruchtbare basis vormt voor de HRM-praktijk<br />
en advisering. Een vergelijkbaar idealistisch beeld treffen we aan bij de huidige propagandisten van Het
Nieuwe Werken (HNW). Vrijheid, ruimte, vertrouwen, een open sociocratische leiderschapsstijl, continue<br />
dialoog, nadruk op leren en focus op loopbaan zijn de uitgangspunten van bijvoorbeeld het Nieuwe Werken<br />
bij het Rijk (hnwbijhetrijk.nl). Bij het lezen van deze teksten komt snel de vraag op of er ook nog enige<br />
productie moet worden geleverd en of routinematige werkzaamheden wellicht geheel uit de ambtelijke<br />
organisaties zijn verdwenen (denk alleen maar aan zoiets als het bijhouden van adressenbestanden). Ook<br />
de verdelingsvraagstukken (wie krijgt wat en waarom?) worden pijnlijk genegeerd. Natuurlijk biedt ICT<br />
mogelijkheden om werk anders te organiseren en om bijvoorbeeld een betere afstemming te realiseren<br />
tussen werk en privé, maar de vrijheden die onze Rijksdienst en HNW suggereren zijn voor de meeste<br />
werknemers zeker niet weggelegd. Voor veel functies is dit gewoon niet aan de orde, alleen al omdat<br />
arbeid voor velen plaats- en tijdgebonden is. Met de mens centraal worden de organisatorische eisen en<br />
beheersende dimensies van werk gewoon vergeten.<br />
Verdonkeremaand wordt in deze benaderingen dat arbeid ook sleur is, routine, roosters, ploegendiensten,<br />
gedoe, vervelende collega’s, coördinatie en autoritaire bazen of, zoals Baldamus (1967) het ooit mooi<br />
formuleerde: “work is drudgery”. Wat mij betreft maakt deze constatering voor velen nog steeds deel uit<br />
van hun dagelijkse ervaringen in arbeidsorganisaties. Op veel werkplekken wordt met een groot verlangen<br />
naar de weekenden en de vakanties uitgekeken. Voor die werkenden is de dagelijkse gang naar de werk-<br />
gever nog steeds geen goed betaald, ontplooiend lolletje met vele vrijheden. Uitbuitende werkgevers zijn<br />
zelfs nog niet helemaal van het toneel verdwenen en veel werkomstandigheden zijn als minder humaan<br />
te kwalificeren. Ik verwijs hier naar de nog altijd relevante werkstudies van bijvoorbeeld Braam (1994)<br />
en Wallraff (2009). Ook in die organisaties waar zaken wel goed geregeld zijn, ontstaan conflicten rond<br />
functioneren, samenwerking, loopbaan, ziekteverzuim, werkverdeling, arbeidsvoorwaarden en ontslag. Als<br />
HRM’er, manager en adviseur word je regelmatig geconfronteerd met de dark side of organisations of de<br />
“dark side of behaviour at work” zoals Furnham en Taylor (2004) het noemen. De ondertitel van hun boek<br />
is veelzeggend: “understanding and avoiding leaving, thieving and deceiving”. Mijn organisatie beeld sluit<br />
aan bij dat van Morgan (1986) die ervan uitgaat dat organisaties “complex, tweeslachtig en paradoxaal zijn”.<br />
Werk is voor de meesten van ons in de huidige informatiemaatschappij nog steeds de meest structurerende,<br />
statusbepalende en zingevende activiteit. Je bent wat je doet. Of zoals mijn Tavistock-leermeester het ooit<br />
formuleerde: “The product of work is people”. Werk vormt en vervormt. We vragen betrokkenheid terwijl<br />
voor heel veel soorten werk uitdaging en zingeving ver te zoeken zijn. Rosen waarschuwt dat “je moet ver-<br />
mijden mensen ertoe over te halen iets na te streven dat binnen de grenzen van iemands aard en sociale<br />
omgeving (de arbeidsorganisatie) weinig kans van slagen heeft” (Rosen, 1981, p.167).<br />
Soms schrik je van je eigen generalisaties en abstracties als het gaat over bijvoorbeeld de relaties tussen<br />
organisatie en individu, tussen werkgever en werknemer en tussen mens en arbeid. Ons denkvermogen<br />
houdt geen gelijke tred met de dagelijkse complexiteit van deze relaties. Morgan (1986, p.16) concludeert<br />
treffend: “Uiteindelijk maken we onszelf wijs dat alles veel eenvoudiger is dan het in de werkelijkheid is, en<br />
11
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 1 HRM: plAAtSbEpAlING<br />
One of the most<br />
immoral gifts of the<br />
human spirit is the<br />
gift for generalisation<br />
– instead of gathering<br />
experiences, it simply<br />
replaces them<br />
12<br />
— Capek, 1924<br />
benaderen we deze complexiteit alsof zij niet bestaat”.<br />
Recentelijk heeft Alain de Botton in zijn journalis-<br />
tieke The Pleasures and Sorrows of Work (2009) een<br />
levendig inzicht gegeven in een tiental zeer uiteen-<br />
lopende beroepen in de wereld van onder andere<br />
vrachtvaart, koekjesfabrieken en de accountancy. Het<br />
aantal beroepsmatige specialisaties en specialisten<br />
is zo langzamerhand niet meer te overzien en kan<br />
blijkbaar alleen nog maar met HRM-generalisaties<br />
bestreden worden. Te veel HRM-literatuur is niet<br />
verankerd in concrete praktijkervaringen. Genera-<br />
liseren wordt dan een noodzakelijk kwaad. In het<br />
begin van de vorige eeuw heeft Capek daar aardige dingen over gezegd, zoals: “One of the most immoral<br />
gifts of the human spirit is the gift for generalisation - instead of gathering experiences, it simply replaces<br />
them” (Capek, 1924, p.275) en “The hardest and highest optical task is just to see”. Het lijkt erop dat in<br />
het HRM-veld te weinig pogingen worden ondernomen om theorieën en adviezen te koppelen aan spe-<br />
ciale beroepsgroepen of aan concrete beroepspraktijken. Het valt mij hierbij op dat sommige vrouwelijke<br />
HRM-beoefenaren wat minder generaliseren en zich mogelijkerwijs sneller richten op de meer praktische<br />
haken en ogen. Te veel succesvolle cases worden kritiekloos bewierookt en uitzonderlijke situaties worden<br />
later als nastrevenswaardige voorbeelden en richtlijnen gepresenteerd. Veel modellen en theorieën zijn<br />
niet gevalideerd en niet waar in theoretische zin, maar zij kunnen wel gebruikt worden voor analyse van<br />
ingewikkelde situaties en door managers, leidinggevenden en adviseurs voor zingeving. Een gedeelde visie<br />
en zienswijze vergemakkelijkt samenwerking zeer.<br />
Een grote uitdaging voor de HRM-theoretici en adviseurs is dan ook om ervoor te zorgen dat de HRM-<br />
wereld van theorieën, modellen, systemen en instrumenten op een vruchtbare manier blijft aansluiten bij<br />
de mogelijkheden van organisaties en de leefwerelden van de individuele medewerkers. De indruk bestaat<br />
dat de theorie en de leefwereld van de dagelijkse arbeid nogal ver uit elkaar zijn gegroeid. Alleen de belijde-<br />
nis dat mensen er echt toe doen, volstaat niet om mensen te enthousiasmeren en te motiveren om zich<br />
bevlogen voor organisatie- en functiedoelen in te zetten. De verbinding tussen motivatie en ontplooiings-<br />
theorie bijvoorbeeld is complex, zeker in de context van 2012 waar 25% van de arbeidsmarkt uit flexibelen<br />
(zzp’ers, tijdelijke contracten, oproepkrachten en uitzendkrachten) bestaat. De warme werkgever en de<br />
warme organisatie zijn meestal dan ook zeer tijdelijke of zelfs valse typeringen. Callcenter agents en help-<br />
deskmedewerkers zijn de snelst groeiende beroepsgroepen in Nederland. De inhoud van hun Tayloristische<br />
functies met dwingende protocollen komt niet in de buurt van de door vele HRM’ers gepropageerde taak-<br />
ontwerpcriteria. De effectiviteit van deze door efficiency gedreven organisatievormen is laag: het leidt tot<br />
veel klantontevredenheid en het personele verloop in dit soort organisaties overstijgt soms de 100% per jaar.
2<br />
HRM: de kern<br />
In mijn colleges en mijn advisering definieer ik de kern van het HRM-vak al jaren als het bepalen en<br />
verwerven van de juiste kwantiteit en kwaliteit medewerkers. Dit is een ambachtelijke taak en een kunst<br />
om, gegeven voortdurend veranderende kwalitatieve en kwantitatieve personele eisen van de organisa-<br />
tie, een zo optimaal mogelijke personele mix in huis te hebben en te houden. Dyer en Ericksen (2006)<br />
verwoorden op een vergelijkbare manier de hoofdfunctie van het HRM-vak. HRM moet ervoor zorgen<br />
dat een organisatie “the right numbers of the right types of people in the right places at the right times<br />
doing the right things right” in huis heeft. Voor de realisatie van dit ambitieuze doel moet HRM een<br />
prima verbinding hebben met zowel de strategie van de organisatie en tegelijkertijd diepgaand inzicht in<br />
de primaire processen in de organisatie met hun specifieke vereisten. HRM is dan zowel aangesloten bij de<br />
strategische ontwikkelingen als bij de inrichting van de primaire processen. Kennis van beide is inherent<br />
aan het verkrijgen van de optimale personele mix. Daarnaast is logischerwijs kennis van de individuele<br />
competenties en drijfveren van medewerkers een vereiste. In de literatuur wordt deze HRM-kern ook wel<br />
aangeduid met termen als strategische personeelsplanning, capaciteitsplanning en het bereiken van een<br />
optimale mix door workforce scalability, flexibilisering en inzetbaarheidsvergroting.<br />
Het realiseren van de juiste personele mix is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Het vaststellen van<br />
de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan personeel is een kunst op zich, zeker in organisaties met<br />
snel veranderende technologieën of onvoorspelbare pieken en dalen in de omzet. Ook het selecteren en<br />
beoordelen van medewerkers lijkt eenvoudig, maar in de praktijk valt hier nog zeer veel te verbeteren. We<br />
overleggen echter liever over SHRM dan dat we onze selectie- en beoordelingsprocessen naar een hoger<br />
niveau tillen. De kennis over de kwaliteiten en motivatie van medewerkers is in de gemiddelde Nederlandse<br />
organisatie onvoldoende tot matig. Kennisvergaring is één ding, de volgende stap - het gebruik maken van<br />
deze kennis en het planmatig en loopbaanmatig sturen van de personele mix - is buitengewoon moeilijk<br />
en daarbij dient rekening te worden gehouden met vele variabelen en belangen. Effectief en efficiënt<br />
selecteren en beoordelen van medewerkers is bijzonder lastig, maar het zijn wel de sleutels tot HRM en<br />
13
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 2 HRM: DE kERN<br />
organisatiesucces. Vele collega-adviseurs en directeuren HRM kijken echter met enig dedain naar deze<br />
operationele werkzaamheden. Voor beoordelaars en beoordeelden leidt het beoordelingsproces vaak tot<br />
grote frustraties, ook omdat beoordelen plaatsvindt binnen het kader van persoonlijke relaties, hiërarchie,<br />
machtsverhoudingen, verdelings- en referentieprocessen. Simpel gezegd: je kunt het in een organisatie niet<br />
iedereen naar de zin maken. Een beoordeling kan over veel zaken gaan: van targets, prestaties, persoonlijk-<br />
heid en loopbaan tot potentieel en samenwerking. Minachting voor al deze ambachtelijke en menselijke<br />
uitdagingen van HRM leiden vaak tot slordige, rommelige en nogal willekeurige beoordelingen en een<br />
onevenwichtig samengestelde personele mix. Hoogendoorn (2012, p.278) signaleert veel feilbaar HRM in<br />
de praktijk, wat zich onder meer uit in “onhandige werving, ongelukkige selectiebeslissingen, oppervlakkige<br />
introductie, onderinvestering in opleidingen, geflatteerde personeelsbeoordeling, naïeve beloningssyste-<br />
men, onzorgvuldig overleg en niet-naleving van wet en regelgeving”. Hoe moeilijk het is om de werkgever-<br />
werknemerrelatie constructief vorm te geven, blijkt verder ook uit de talrijke pijnlijke ontslagzaken met<br />
klassieke dossierproblemen, leidinggevenden die niet kunnen of willen beoordelen, ziekteverzuim en verloop<br />
HRM moet ervoor<br />
zorgen dat een<br />
organisatie “the right<br />
numbers of the right<br />
types of people in<br />
the right places at<br />
the right times doing<br />
the right things<br />
right” in huis heeft<br />
— Dyer en Ericksen<br />
14<br />
en het vertrekken van hipo’s vanwege onvoldoende<br />
aandacht, etc. Met andere woorden, het praktisch<br />
uitvoeren van HRM is veel en veel moeilijker dan<br />
theorie en literatuur suggereren. Het managen van<br />
hun personele mix en aandacht geven aan de indi-<br />
viduele medewerker is niet iets dat de meerderheid<br />
van managers en leidinggevenden van nature gegeven<br />
is. Bovendien heeft HRM in veel organisaties voor<br />
hen en hun superieuren ook niet de hoogste organi-<br />
satorische prioriteit. Managers laten HRM te graag<br />
over aan hun HRM’er of aan een externe adviseur.
3<br />
Vijf valkuilen<br />
Veel literatuur en veel advieswerk, dus wetenschappers en adviseurs, lijken zich op een opgewekte manier<br />
nogal eens in dezelfde valkuilen te storten. Helaas verliezen hun aanbevelingen en adviezen daarmee<br />
aan gebruikswaarde. Aan vijf valkuilen voor wetenschappers en adviseurs wil ik hier aandacht besteden.<br />
Het dominante HRM-beeld dat uit de literatuur en adviesbenaderingen te distilleren valt, is zoals gezegd<br />
rooskleuriger en humaner dan de weerbarstige organisatiewerkelijkheid van alledag. Het lijkt erop of<br />
allerlei diepliggende ideologische, normatieve en utopische overwegingen beelden van de werkende mens<br />
en arbeidsorganisaties scheppen, die redelijk ver van de praktijk verwijderd zijn en naar mijn oordeel ook<br />
niet te realiseren zijn vanwege menselijke en organisatorische onmogelijkheden en tekortkomingen. Loop-<br />
baan- en salarisverwachtingen van professionals zijn bijvoorbeeld altijd hoger dan de de facto loopbaan- en<br />
financiële mogelijkheden van een organisatie. Het zelfbeeld van professionals blijkt nogal eens positiever<br />
dan het beeld dat naar voren komt uit de beoordeling door de leidinggevende. Soms is niet-beoordelen<br />
een praktische uitweg om vervelende confrontaties met ongewenste gevolgen te vermijden.<br />
HRM-analyses en -diagnoses die geen rekening houden met de volgende vijf valkuilen, problematiseren<br />
te weinig en lopen het gevaar niet deugdelijk en praktisch onbruikbaar te zijn.<br />
1. Kern van het vak verwaarloosd<br />
2. Aansturing, hiërarchie en costdiscipline ondergewaardeerd<br />
3. Academische projectie vertroebelt en problematisering ontbreekt<br />
4. Geld ondergewaardeerd<br />
5. Focus op doelgroepen verlamt<br />
15
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 3 VIjf VAlkuIlEN<br />
1. Kern van het vak verwaarloosd<br />
Het in huis halen en in huis houden van de juiste mensen op de juiste plek is de kern van het HRM-vak.<br />
In de voorafgaande paragraaf is de keuze voor het managen van personele mix als kerntaak toegelicht.<br />
Wanneer HRM deze kerntaak verzuimt, verliest het focus en positie in de organisatie. Er zijn vele andere<br />
taakvelden (zie figuur 1) waarop HRM zich kan storten, maar het niet vervullen van deze kerntaak maakt<br />
de HRM-positie in veel opzichten kwetsbaar. “Huis niet op orde” is een kwalificatie die helaas vaak gebezigd<br />
wordt bij de beoordeling van bijvoorbeeld personeelsplanning en opvolgingstabellen.<br />
2. Aansturing, hiërarchie en costdiscipline ondergewaardeerd<br />
De historie van HRM heeft theoretisch en ideologisch tot op zekere hoogte een anti-hiërarchisch en anti-<br />
paternalistisch karakter. Al vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw met de alom bekende theorie Y van McGregor<br />
als een van de bekendste aanjagers, zijn hiërarchie en autoritair gedrag verschijnselen die door HRM bestreden<br />
worden. Naar de functionaliteit van hiërarchie en opdrachten wordt niet gekeken. Het HRM-geluk ligt louter<br />
in participatie en individuele ontplooiing. Het dominante uitgangspunt was dat organisaties te autoritair en<br />
te hiërarchisch waren en dat dit tegengegaan moest worden door allerlei instrumenten, trainingen (onder<br />
andere T groups en sensitivity training) en leiderschapsstijlen waarin meer ruimte voor de medewerker en<br />
gemeenschappelijke samenwerking centraal stond. Werkstructurering, werkoverleg, participatief leider-<br />
schap, servant leadership, autonome werkgroepen, sociotechniek, ontplooiing en empowerment zijn enkele<br />
begrippen die jarenlang het middelpunt vormden van vele discussies, beleidsnota’s en praktijkexperimenten.<br />
In het laatste decennium is coaching in vele hoedanigheden (interne coaching, collegiale coaching,<br />
persoonlijke coaching) als een modieus instrument naar voren geschoven om het welbevinden van<br />
medewerkers te verbeteren. Coaching is zeer sterk gericht op het individu en ook hier constateren we<br />
een sterke onderbelichting van organisatorische eisen en mogelijkheden. Coaching krijgt daarmee een te<br />
vrijblijvend karakter. De nettoopbrengsten van al deze hypes en interventies door de jaren heen hebben de<br />
wezenlijke kenmerken van onze organisaties eigenlijk nauwelijks kunnen veranderen. Terecht wordt er in<br />
de adviespraktijk vaak teruggegrepen op klassieke bouwstenen als hiërarchische gelaagdheid, functie- en<br />
verantwoordelijkheidsbeschrijvingen en taakopdrachten om het verwachtingspatroon van de organisatie<br />
naar de medewerkers toe te verhelderen. Professionele organisaties zijn platter en meer egalitair, maar<br />
bijzonder is te constateren dat de professionele organisatie bij uitstek, de universiteit, toch wel zeer tradi-<br />
tioneel, hiërarchisch en bureaucratisch georganiseerd is. Dit terwijl op zijn minst de sociale wetenschap-<br />
pers hartstochtelijke aanhangers zijn van plattere en meer egalitaire organisatievormen zoals netwerken,<br />
autonome groepen en tijdelijke samenwerkingsverbanden.<br />
In een hiërarchie bestaan machtsverschillen en relaties van boven- en onderschikking. Keer op keer blijkt<br />
dat meermachtigen organisaties (ook) voor hun eigen doelen gebruiken. Het is zeker ook in het belang<br />
16
van machthebbers om organisaties en leiderschap als zacht, mensgericht, met idealistische doelen af te<br />
schilderen (bijvoorbeeld de servant leadership beweging). Deze ideologieën gaan helaas voorbij aan de<br />
dominante harde kanten van organisaties. Organisaties zijn middelen voor managers en bestuurders om<br />
macht uit te oefenen. En die macht kan gebruikt worden voor het realiseren van organisatiedoelen, maar<br />
ook voor het handhaven van de eigen positie en voor het nastreven van persoonlijke belangen. Het hebben<br />
en gebruiken van macht en machtsmisbruik blijken nogal eens in elkaars verlengde te liggen en daarom is<br />
countervailing power gewenst om dit misbruik van de organisatie en medewerkers door meermachtigen<br />
te beteugelen. Revival van het bijna uitgestorven aandachtsgebied arbeidsverhoudingen is maatschappelijk<br />
meer dan gewenst. Dit aandachtsgebied richt zich op de machtsverhoudingen in organisaties, dit in tegen-<br />
stelling tot het dominante HRM-paradigma dat tegengestelde belangen tussen werkgever en werknemer<br />
mystificeert en verdoezelt. Deze tegenstellingen vertalen zich in collectiviteiten die binnen en buiten de<br />
organisatie uitmonden in ingewikkelde reguleringsprocessen met ondernemingsraden en vakbonden.<br />
Cao’s zijn voorbeelden van institutioneel bepaalde en gestolde afspraken tussen werkgevers en werkne-<br />
mers die voortkomen uit structurele machtsverschillen en het ontstaan van counter vailing power. Voor<br />
sommigen betekent goed HRM dat vakbonden en medezeggenschap als het ware functioneel overbodig<br />
zijn geworden (de zogenaamde trade union substitution-functie van HRM). Ik denk niet dat ik mij bij<br />
deze zienswijze wil aansluiten, alhoewel ik weer wel begrijp dat sommige managers moeite hebben met<br />
vormen van georganiseerde oppositie in hun organisatie.<br />
In principe zijn organisaties dus bedoeld om menselijk gedrag en samenwerking doelgericht te sturen en<br />
te beheersen. Managers zijn soms genoodzaakt om heel integratief en harmonisch over de organisatie te<br />
spreken (zingeving) en soms te acteren als onderhandelaar om tegenovergestelde belangen te overbrug-<br />
gen. HRM is stevig verankerd in harmonieuze en unitaire tradities. De leer van arbeidsverhoudingen,<br />
gegrondvest in een partijen- en onderhandelingsmodel, is de laatste decennia ook in Nederland erg in de<br />
vergetelheid geraakt. Zoals hiervoor gesteld lijkt het countervailing power-model het meest vruchtbaar<br />
om het spanningsveld tussen organisatie en individu, tussen werkgever en werknemer tot zijn recht te<br />
laten komen. Het basale spanningsveld tussen meer en minder machtigen en het dagelijkse spel tussen<br />
samenwerken en concurreren in organisaties wordt dan als vertrekpunt van analyse genomen. Machts-<br />
verhoudingen moeten in Nederland op een zo onopvallend mogelijke wijze worden vormgegeven. De<br />
benaderingen van leidinggevenden om dit bereiken, zijn sterk tijd- en situatiegebonden. Met name in de<br />
populaire managementliteratuur wordt vaak met deterministische perspectieven gewerkt. Volg de ‘tien<br />
gouden managementregels’ en het komt allemaal goed. Organisaties werken echter veel chaotischer. Een<br />
nieuwe benoeming, een toevallige ontmoeting en het (toevallig) missen van een aantal opdrachten kun-<br />
nen soms opeens geheel nieuwe situaties en verandering in strategische keuzes veroorzaken. Door kleine<br />
gebeurtenissen kunnen zaken heel anders lopen; daarom dient al te gemakzuchtig deterministisch denken<br />
vermeden te worden. De koppeling tussen strategie en praktijk is zeer zelden uitgangspunt voor dagelijks<br />
handelen. Wel heeft de strategie een belangrijke legitimerende functie. Strategie wekt de indruk dat er<br />
over de mogelijke toekomsten goed is nagedacht. De ontwikkeling van HRM in de meeste organisaties<br />
is echter nog steeds zeer rudimentair. Organisaties besluiten vaak op ad-hocgronden en zijn meesters in<br />
17
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 3 VIjf VAlkuIlEN<br />
improvisatie. Het ontbreekt nogal eens aan een echt bepalende strategie en zelfs de meestal basale infor-<br />
matie over medewerkers is niet voorhanden. Een prangende vraag blijft hier: hoe kun je iets managen<br />
zonder doelstellingen en zonder kennis van je resources?<br />
De sterke toename de laatste jaren in het werken met flexibelen en de populariteit van in- en outsourcing<br />
dragen niet bij aan het vergroten van de kansen op gedegen HRM-beleid en investeren door werkgevers<br />
in medewerkers. Juist hier zullen de medewerkers en hun vertegenwoordigers (ondernemingsraden en<br />
vakbonden) hun belangen goed moeten verdedigen.<br />
3. Academische projectie vertroebelt en problematisering ontbreekt<br />
Door de ervaringen in hun studie en eigen loopbaan in professionele organisaties lopen hoog geschoolde<br />
adviseurs en wetenschappers het gevaar onbewust hun eigen werkervaringen te projecteren op volstrekt<br />
andersoortige segmenten van de arbeidsmarkt. De professionele ideologie heeft ons beeld van organisaties<br />
gevaarlijk vertroebeld en verwachtingspatronen geschapen die voor een grote meerderheid van de beroeps-<br />
bevolking niet realistisch zijn. Veel werk draait bijvoorbeeld wel om dienstroosters en ploegendiensten en<br />
is tijd- en plaatsgebonden (denk aan de NS). In kleinere organisaties is vaak snel en slagvaardig opereren<br />
gewenst. Medewerkers krijgen in dit soort omstandigheden te horen wat ze doen moeten en hebben daar<br />
meestal ook niet zo veel problemen mee. Zelfontplooiingsmogelijkheden, loopbaanverwachtingen en loop-<br />
baanwensen overstijgen hierbij al snel de loopbaanmogelijkheden die er in kleinere organisaties voorhanden<br />
zijn. Problematisering van de relatie tussen medewerker en organisatie lijkt mij voor wetenschapper en<br />
adviseur een buitengewoon nuttige ingang bij het analyseren van praktijksituaties. In de praktijk is zowel<br />
betere instructie als verduidelijking aan de orde en in sommige professionele organisaties bestaat zeker<br />
ook de noodzaak van expectation management om al te enthousiaste ambities wat te temperen.<br />
4. Geld ondergewaardeerd<br />
Het belang van inkomen en loon wordt meestal sterk ondergewaardeerd in de HRM-literatuur. Het lijkt wel<br />
een taboe of niet passend om te beweren dat in de arbeidsrelatie geld voor veel mensen een belangrijke rol<br />
speelt. Scheve interne salarisverhoudingen of vermeende hogere honorering bij de buurman leidt regelmatig<br />
tot demotivatie of zelfs vertrek. Omdat salaris voor de werkgever kosten betekent, kent salarisbeleid zijn<br />
natuurlijke grenzen; dit neemt niet weg dat er allerlei verdelingsvraagstukken binnen deze kaders aan de<br />
orde kunnen zijn. Gelukkig tapte VU-promovendus Frank van Luijk vorig jaar uit een ander vaatje met<br />
als heldere conclusie: “Salaris is het belangrijkst”. Geld is zeker belangrijk en niet alleen voor bankiers en<br />
managers in de gezondheidszorg. Opvallend is overigens dat weinig HRM-professionals zich openlijk afkeren<br />
tegen de wanstaltige inkomens van topfunctionarissen in een periode waarin de ongelijkheid tussen de<br />
18
top en gemiddelde medewerker aanzienlijk is gestegen. Het verschil tussen de hoogst en laagstbetaalden<br />
in grote ondernemingen in de VS is inmiddels opgelopen tot factor 400 (Stewart, 2009). De krachtige<br />
ideologieën van de organisatie als werkgemeenschap en van de gezamenlijke win-win-situatie overstem-<br />
men alle discussies over een rechtvaardige inkomensverdeling. In HRM, met een sterke Anglo-Saksische<br />
ondertoon, bestaat nauwelijks aandacht voor de onderkant van de arbeidsmarkt met de laagbetaalde en<br />
de zelfs onderbetaalde (lager dan cao en minimumloon) spreekwoordelijke aspergestekers, schoonmakers,<br />
kasarbeiders en buitenlandse werknemers in de bouw. Door stapeling van ingewikkelde in- en uitleencon-<br />
structies is vaak onduidelijk wie nu de werkgever van deze medewerkers is die kan worden aangesproken<br />
op deze schrijnende misstanden.<br />
Veel HRM-literatuur belijdt sterk de intrinsieke waarde van werk en arbeid, maar gaat voorbij aan de voor<br />
velen belangrijke instrumentele aspecten ervan. Werken voor een noodzakelijk inkomen blijft voor velen<br />
een dwingende opdracht en met name voor de lagere inkomensgroepen kan € 100 meer of minder per<br />
maand aanleiding zijn naar een andere werkgever te verkassen. In de exitsettingen (instroom en uitstroom)<br />
speelt in alle beroepsgroepen geld wel degelijk een doorslaggevende rol.<br />
Het heeft er anno 2012 alle schijn van dat we met de groei van tijdelijke contracten, flexibilisering van de<br />
personele mix en zzp’ers in een ontwikkeling zitten waarin voor steeds meer groepen de transactie het in<br />
belang wint van samenwerking en sociale interactie als vertrekpunt van de werkgever-werknemerrelatie<br />
(Sennett, 2012). Ook de ontwikkelingen in ‘nieuwe’ beroepen als callcenter- en helpdeskmedewerker geven<br />
geen enkele indicatie dat de inhoud van het werk bij het taakontwerp centraal staat. Zeer routinematige<br />
taken met lage lonen lijken de realiteit van veel ICT-gebonden werk te weerspiegelen.<br />
Mij bekruipt toch regelmatig het gevoel dat het werkgeversbelang en niet het werknemersbelang uitein-<br />
delijk sterker gediend is met alle sociaalpsychologische en HRM-geschriften die zeggen dat geld minder<br />
belangrijk is dan zinvol werk. Op zijn minst werken deze denkwijzen weinig kostenverhogend voor de<br />
werkgever. Ook de fraaie gedachte van investeren in mensen verliest het in veel organisaties van de domi-<br />
nantere kostendynamiek.<br />
5. Focus op doelgroepen verlamt<br />
Doelgroepenbeleid en diversiteitsmanagement beogen hetzelfde: aandacht en speciale behandeling voor<br />
bepaalde groepen personeel in de organisatie of op de arbeidsmarkt. Hierbij ligt de focus op groepsgebon-<br />
den zwakke eigenschappen van medewerkers, die minder in staat zouden zijn om op de arbeidsmarkt en<br />
in organisaties voor zichzelf te zorgen. Dit lijkt een sociale gedachtegang, maar is uiteindelijk geen erg<br />
verstandige benaderingswijze.<br />
19
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 3 VIjf VAlkuIlEN<br />
Wanneer iedere medewerker door zijn manager en door HRM gezien wordt als een individu, kunnen voor<br />
iedereen passende individuele afspraken gemaakt worden. Een groepsgerichte benadering is dan niet nodig.<br />
Boven is het theoretisch zeer de vraag of de verschillen tussen groepen groter zijn dan de verschillen bin-<br />
nen een groep. Een gerichte individuele HRM-benadering maakt een groepsgerichte aanpak overbodig.<br />
Dit lijkt mij ook de enige juiste benadering als het gaat om bijvoorbeeld de gevolgen van de vergrijzing in<br />
organisaties hanteerbaar te maken. Ook de doelgroep ouderen kenmerkt zich door een grote heterogeniteit<br />
en vele uiteenlopende wensen en ambities uiteenlopend van ‘vandaag stoppen’ tot ‘doorwerken tot het<br />
echt niet meer kan’. Een collectieve gemiddelde benadering van deze heterogeniteit met een collectieve<br />
pensioendatum biedt zeker geen passende uitweg.<br />
Door kortere dienstverbanden en verhoging van de mobiliteit en flexibiliteit wordt de relatie tussen<br />
werkgever en werknemer minder persoonlijk, minder collectief en de verbindingen losser (transactiege-<br />
richtheid). Ambachtelijk en groepsgericht denken wordt ten dele ingeruild voor accenten op individuele<br />
brede inzetbaarheid en beschikbaarheid. Deze accenten kunnen wel leiden tot minder identificatie met<br />
organisatie, werkgroep, werk en werkgever.<br />
20
4<br />
HRM advisering<br />
Na meer dan veertig jaar adviseren is het niet verwonderlijk te constateren dat ook de praktijk van<br />
HRM-advisering bijzonder divers is. De factor mens, maar ook werk, organisatie en arbeidsmarkten zijn<br />
onderworpen aan een aantal feitelijke ijzeren structuren en wetmatigheden: hiërarchie, arbeidsverdeling,<br />
coördinatie. Wetenschappers en adviseurs hebben gemeen met journalisten dat de primaire focus meestal<br />
niet ligt op het doorgronden van de constanten maar op de verandering en het variabele. Continuïteit<br />
bepalende factoren lijken minder attractief dan veranderende variabelen. Vanuit dit perspectief kan gesteld<br />
worden dat in veel organisaties en beroepen de veranderingen op het terrein van HRM en arbeidsver-<br />
houdingen zich slechts mondjesmaat hebben voltrokken en dat deze terreinen een nogal conserverende<br />
dynamiek kennen.<br />
De HRM-adviseur beweegt zich als het ware tussen de theoretisch-analytische wetenschapper en de<br />
praktisch-uitvoerende HRM’er in. Van een adviseur mag reflectie worden verwacht op de vraag welke<br />
instrumenten en modellen passen bij de problemen die zich in de praktijk bij de klant voordoen. Wegens<br />
de enorme breedte van het vakgebied kan geen sprake zijn van een professie in de klassieke betekenis<br />
van het woord. Net als veel HRM-literatuur kent HRM-advisering vele open deuren en voor de hand lig-<br />
gende idealen, door David Maister (2008) zo mooi<br />
benoemd als Fat Smokers: De ‘samenwerking moet<br />
beter’, ‘informatie moet transparanter’, ‘medewer-<br />
kers moeten zich ontwikkelen’ en ‘efficiency moet<br />
omhoog’. Net zoals de dikke roker minder moet eten<br />
en drinken, meer moet bewegen en moet stoppen<br />
met roken, zijn dit vrij voor de hand liggende HRM-<br />
De primaire focus<br />
ligt meestal niet op<br />
het doorgronden van<br />
de constanten maar<br />
op de verandering<br />
en het variabele<br />
21
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 4 HRM ADVISERING<br />
De samenwerking<br />
moet beter, informatie<br />
moet transparanter,<br />
medewerkers moeten<br />
zich ontwikkelen en<br />
efficiency moet omhoog<br />
22<br />
— David Maister<br />
adviezen. Roel Bekker (2008) formuleerde in zijn rol<br />
als sg Vernieuwing Rijksdienst dit veelvoorkomende<br />
verschijnsel als volgt: “Het is verder natuurlijk een<br />
open deur om te adviseren dat een organisatie goed<br />
functioneert als er sprake is van zeer goede managers<br />
en zeer goede medewerkers die bovendien allen ook<br />
nog georiënteerd zijn op de lange termijn, open en<br />
actiegericht, en voortdurend bezig met verandering”.<br />
Sociale wetenschappers en adviseurs zijn soms iets<br />
te arrogant en niet geheel pretentieloos. Hoe valt dit<br />
te duiden? Dat managers, bestuurders en medewerkers een grote behoefte hebben aan zingeving, duiding<br />
en handvatten is evident. Het enorme aanbod van managementliteratuur, goeroes, adviseurs, coaches<br />
en ‘baanbrekende’ seminars is toch wat bevreemdend en lichtelijk lachwekkend. Op deze kennelijke<br />
managementbehoeften spelen wetenschappers, adviseurs en handige commercianten in, vaak niet door<br />
enige praktijkervaring gehinderd, door met te eenvoudige theorieën, modellen, adviezen en workshops te<br />
komen die handelen en besluitvorming in organisaties gevaarlijk generaliseren en versimpelen.<br />
De grote uitdaging ligt niet in het presenteren van te simpele modellen of het geven van de obligate adviezen,<br />
maar bij de vraag hoe de gewenste (droom)situatie te realiseren. Situaties begrijpen lukt nog wel maar het<br />
succes voorspellen van interventies en instrumenten is buitengewoon moeilijk. Adviezen, HRM-modellen<br />
en conclusies van adviesrapporten zijn te vaak gemakkelijke uitspraken waar niemand tegen kan zijn en<br />
die stuiten op de klassieke muur van begrip. De opdrachtgever blijft echter achter met de vraag hoe dit<br />
soort adviezen uit te voeren zijn. De onrealistische toon van vele adviezen verwondert ook omdat de werk-<br />
gevers van de adviseurs (adviesbureaus en universiteiten) zelf continu worstelen met het vraagstuk van het<br />
goed managen van hun eigen professionals. De professionals zijn hier slechts sporadisch tevreden over.<br />
Opvallend is dus dat wetenschappers en adviseurs hun eigen ervaring als werknemer bij universiteit en<br />
adviesbureau niet gebruiken als achtergrond en benchmark van hun HRM-modellen en adviespraktijken.<br />
Het klagen over het HRM-beleid in deze organisaties is schering en inslag. De eigen ervaring als object van<br />
HRM vindt men echter nergens terug in de academische en modelmatige gedachtevorming over HRM.<br />
HRM advisering kent naast de vele inhoudelijke deelspecialisaties (zoals werven, selecteren, belonen,<br />
arbeidsverhoudingen) de volgende procesmatige varianten en dimensies:<br />
• Nogal wat HRM-advisering is verbonden met instrumenten en systemen. Het gaat hier om<br />
systeemkeuze en systeemimplementatie door bijvoorbeeld opleiding en training. Denk aan<br />
systemen van selectie, functiewaardering, beloning en beoordeling. Theoretische modellen of<br />
hypes (Het Nieuwe Werken, employability, duurzame inzetbaarheid, high performance systems,
competentiemanagement) vormen hier de gestructureerde start bij het verdere ontwerp en de<br />
vormgeving. Veel van deze systemen zonder passende bijsluiters stranden vaak in de uitvoering<br />
waarbij de leidinggevenden (het vermaledijde middenkader!) dan de zwartepiet krijgen. Aan het<br />
feit dat de systemen te ingewikkeld zijn, te tijdrovend of niet passend bij de primaire processen en<br />
de specifieke beroepspopulatie, is dan voorbijgegaan. Door de grote verschillen tussen organisaties<br />
zijn best practices vaak gevaarlijke generalisaties. Hypes en adviseurs hebben hierbij wel een zekere<br />
functionaliteit doordat zij organisaties faciliteren om op een andere dan de traditionele wijze naar<br />
het bestaande functioneren van organisatie en samenwerking te kijken. Zij maken als het ware<br />
nieuwe zienswijzen en nieuwe energie vrij.<br />
• SHRM probeert aansluiting te zoeken bij de strategie van de onderneming. De relatie tussen<br />
strategie en HRM is op papier nog wel te formuleren, maar in de praktijk moeilijk vorm te geven.<br />
Veel organisaties kennen geen heldere strategische uitgangspunten en als die er al zijn, worden ze<br />
lang niet altijd systematisch nageleefd. Sels en De Winne (2005, p.177) concluderen op basis van<br />
prachtig empirisch onderzoek in België dat “er weinig sluitend bewijs is voor de stelling dat een<br />
meer strategische invulling van HRM de klanttevredenheid van voornaamste stakeholders ten goede<br />
komt”. Ook hier is de brug tussen theorie en praktijk moeilijk te bouwen. Nijssen en Paauwe (2012)<br />
geven een mooi uitgewerkt voorbeeld van de manier waarop HRM-beleid ondersteunend kan zijn<br />
aan het realiseren van meer wendbare organisaties (van open personeelsplanning tot selectieve<br />
centralisatie). In de praktijk zal hun inventarisatie gebruikt worden als een soort cafetaria of<br />
checklist waaruit die elementen gekozen gaan worden die passen bij de voorliggende praktijksituatie.<br />
Er is weinig sluitend bewijs<br />
voor de stelling dat een meer<br />
strategische invulling van<br />
HRM de klanttevredenheid<br />
van voornaamste stakeholders<br />
ten goede komt<br />
23
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 4 HRM ADVISERING<br />
Open personeelsplanning<br />
Gedeelde strategische<br />
richting en gedragskader<br />
Medewerkersparticipatie<br />
Management van leveranciers<br />
Beheersen van uitstroom<br />
Training gericht op breder profiel<br />
Cultiveren behulpzaamheid<br />
Onderhoud van netwerk<br />
Toepassen real time informatie<br />
Interne netwerken<br />
Beperkte formele vastlegging<br />
Experimenteren en simuleren<br />
Projectsturing<br />
Informele en platte structuur<br />
Selectieve centralisatie<br />
24<br />
Aansluiten<br />
personeelsbestand<br />
Transformatie<br />
personeelsbestand<br />
Aansluiting<br />
kennis<br />
Creëren<br />
van kennis<br />
Figuur 2 Managementpraktijken van wendbare organisaties (Nijssen en Paauwe, 2012, p.50).<br />
Schaalbaar<br />
personeelsbestand<br />
Snel en continu<br />
creëren van<br />
kennis<br />
Op aanpassing<br />
gerichte organisatiestructuur<br />
Wendbare<br />
organisatie<br />
Met de opdrachtgever samen de urgente problemen van alledag oplossen die vaak te maken hebben met<br />
menselijke samenwerking in organisaties. Problemen kunnen bijvoorbeeld zijn acute personeelstekorten,<br />
het identificeren van talenten, samenstellen en functioneren van directies, het ondersteunen bij fusies,<br />
personeelsplanning, werving en selectie, benoemingen, maar ook de praktisch zeer uitdagende HRM-taken<br />
als werving, selectie, verzuim, verloop, binding en motivatie. Bij veel van deze acties ligt het accent op snel<br />
en efficiënt handelen om actuele problemen op te lossen door allerlei ‘second best solutions’ of ‘quick<br />
fits’ te realiseren. Dit samen met het oplossen van HRM-problemen van managers en het verrichten van<br />
concrete diensten (zoals werven en selecteren) vormt het grootste gedeelte van de HRM-adviesactiviteiten.<br />
Bij deze laatste vormen van advisering zijn haalbaarheid, snelheid, kosten en effectiviteit belangrijke<br />
gezichtspunten. Kan het en zal het (snel) werken zijn de cruciale vragen. Veel normatieve en theoretische<br />
modellen gaan uit van ongetoetste realiteiten en perfecte medewerkers. De praktijk is complex, organisa-<br />
ties en medewerkers weerbarstig. Veelal is de HRM-adviseur bondgenoot van de manager in het oplossen<br />
van deze organisatieproblemen. Van de afstandelijke, ‘onafhankelijke’ adviseur van alle stakeholders die<br />
opereert vanuit een brede maatschappelijke verantwoordelijkheid, is slechts zeer spaarzaam sprake. Het
is soms al moeilijk genoeg om de going concern<br />
van samenwerkende mensen in een organisatie op<br />
het goede spoor te houden. Rommelige besluitvor-<br />
mingsprocessen waarin weinig ruimte bestaat voor<br />
systematische beleidsoverwegingen over onduidelijk<br />
ziekteverzuim, slepende ontslagprocedures, frau-<br />
derende directeuren, saboterende medewerkers, alcoholgebruik op het werk en ongewenste intimiteiten<br />
maken soms deel uit van HRM-advisering. Deze advisering is in hoge mate dus plaats en tijdgebonden.<br />
Dat betekent dat veel HRM-oplossingen geen eeuwigheidswaarde hebben. Oplossingen in een periode<br />
van een schaarse arbeidsmarkt blijken loden kettingen wanneer een decennium later een ruim aanbod<br />
de arbeidsmarkt kenmerkt. Vervroegd uittreden kan door nieuwe omstandigheden zo maar veranderen<br />
van een aanvaardbare oplossing in een peperduur probleem. Deze kijk op HRM-oplossingen onderstreept<br />
een eerder pleidooi om naast een bijsluiter (wanneer te gebruiken) aan elk nieuw instrument of regeling<br />
een houdbaarheidsduur van vijf jaar te verbinden (Bolweg, 1997). Veel HRM-beleid heeft door de snelle<br />
ontwikkelingen slechts een beperkte houdbaarheidsdatum. Deze relativerende tijdelijkheidsdimensie wordt<br />
door HRM’ers, wetenschappers, wetgevers, maar ook door de sociale partners bij cao-onderhandelingen<br />
structureel genegeerd. Blijkbaar is het voor professionals moeilijk leven met de gedachte dat onze oplos-<br />
singen en adviezen geen eeuwigheidswaarde hebben.<br />
Naast de noodzakelijke probleemoplossende kijk zijn voor mij als adviseur de volgende zienswijzen en ver-<br />
trekpunten de laatste jaren nuttig geweest: de RBV (Resource Based View), de ability to execute, de business<br />
(verdienmodel) en de primaire processen. Redeneren vanuit de aanwezige competenties en kwaliteiten<br />
in een organisatie voorkomt dat men in de val loopt van de fraaie rapporten en modellen die vanwege<br />
tekortschietende resources niet haalbaar blijken. De ability to execute richt zich op het vermogen van<br />
leidinggevenden en medewerkers veranderingen en nieuwe werkwijzen daadwerkelijk te implementeren.<br />
Het bestaansrecht van een organisatie wordt weerspiegeld in het business- of verdienmodel en de aard<br />
van de primaire processen bepaalt in hoge mate de ruimte die er bestaat voor HRM-ontwerp (bijvoorbeeld<br />
ploegendiensten, ICT-technologie, fysieke ruimte, etc.). Hierbij spelen doelmatigheid en kostenminima-<br />
lisatie vaak een doorslaggevende rol.<br />
Veel normatieve en<br />
theoretische modellen<br />
gaan uit van ongetoetste<br />
realiteiten en perfecte<br />
medewerkers<br />
Ignoramus et ignorabimus of, zoals Kahneman (2011) het wat anders formuleert: “de wereld is onvoor-<br />
spelbaar”. Rosenzweig (2007) concludeert specifiek: “Welk effect HRM-beleid heeft op resultaten, is een<br />
kwestie van idiosyncratische omstandigheden”. Deze conclusies maken ons wetenschappelijke, advies- en<br />
managementleven gelukkig spannend en uitdagend. We zijn minder slim dan we denken. Echt zeker weten<br />
doen we niet zoveel in de sociale wetenschappen. Het zou verhelderend werken als er in de HRM-wetenschap<br />
en in het debat duidelijker onderscheid zou worden gemaakt tussen weten en vinden. De management<br />
en HRMliteratuur bevat nogal wat schijnwetenschap die met te veel arrogantie en pedanterie aan de man<br />
gebracht wordt. Dit geschiedt vaak onder de bontgekleurde ideologische vlag van managementhuma-<br />
25
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 4 HRM ADVISERING<br />
De heilzaamste zaak in<br />
de wereld is naar mijn<br />
idee de onmacht van<br />
de menselijke geest<br />
om alles wat die wereld<br />
bevat met elkaar in<br />
verband te brengen<br />
26<br />
— Lovecraft<br />
nisme. Het is mede hierom dat praktijkhoogleraren<br />
op universiteiten ook in de toekomst hun rol moeten<br />
kunnen blijven spelen, al was het alleen maar om al<br />
te enthousiaste idealistische sociale wetenschappers<br />
bij de ontologische les te houden.<br />
Er zijn buitengewoon sterke economische en struc-<br />
turele (hiërarchie) krachten en dominante logica’s<br />
in organisaties aanwezig die er continu voor zorgen<br />
dat HRM de organisatiestrategie en de operationele<br />
uitvoering niet domineert. Moeten we het daarom<br />
maar opgeven? Ik dacht van niet; blijven proberen<br />
HRM op de agenda te krijgen, blijven proberen het mensbeeld van managers veranderd te krijgen, is een<br />
prijzenswaardig humaan streven. Ik denk dat dit streven geholpen is bij zeer realistische modellen van<br />
organisaties en menselijke samenwerking. Liever met beide benen op de grond dan met het hoofd in de<br />
wolken als men een bijdrage wil leveren aan praktische verbeteringen. De complexe sociale werkelijkheid<br />
valt niet in visie, formule, model of metafoor te vatten. Morgan (1986) trakteert ons op acht herkenbare<br />
organisatiemetaforen waaronder organisaties als machines, als culturen en als geestelijke gevangenis-<br />
sen. Maar hij voegt er helder aan toe dat iedere gekozen metafoor leidt tot zijn eigen oplossingen. In zijn<br />
woorden: ”Iedere metafoor heeft zijn eigen gebod of richtingwijzer: een manier van begrijpen leidt tot een<br />
manier van handelen”. Dus visies, modellen en metaforen maken sommige dimensies duidelijk zichtbaar<br />
terwijl ze andere dimensies verhullen en doen vergeten. Echter, elke zogenaamde integrale benadering en<br />
pretentie dient evenzeer gewantrouwd te worden omdat de menselijke mentale en theoretische vermogens<br />
niet verder reiken dan partiële beschouwingen en adviezen. De horrorschrijver Lovecraft (1926) die sterk<br />
de nietigheid van de mens benadrukt, duidt dit menselijk tekort verrassend positief met de woorden:<br />
“De heilzaamste zaak in de wereld is naar mijn idee de onmacht van de menselijke geest om alles wat die<br />
wereld bevat met elkaar in verband te brengen”.<br />
Veel van het HRM-adviesvak, maar ook management, heeft in essentie meer te maken met zingeving en<br />
het wegnemen van twijfel en weerstand bij medewerkers door passende inspirerende taal en acceptabele<br />
modellen voor opdrachtgevers, collega’s, medewerkers en studenten dan met waarheid en wetenschap.<br />
Bescheidenheid is echt op zijn plaats, eigenlijk weten we niet zoveel en zijn al die mooie HRM-modellen,<br />
adviezen, managementtheorieën en best practices niet waar, maar wel bruikbaar. Zingeving, oplossings-<br />
gerichtheid en haalbaarheidsgevoel zijn belangrijke competenties van zowel HRM’ers, adviseurs als managers.
5<br />
Zeven bruikbare<br />
zienswijzen<br />
VOOR WETENSCHAPPERS EN ADVISEURS<br />
1. Resource Based View (RBV)<br />
2. Equifinaliteit<br />
3. Ability to execute<br />
4. Dosering en curvilineair denken<br />
5. Leiderschap en samenwerking<br />
6. Macht, countervailing power en cui bono?<br />
7. Serendipiteit<br />
Het HRMvakgebied is complex en de praktijk uitdagend. Hoe ga je hier nu mee om? Bewust heb ik hier<br />
gekozen voor bruikbare zienswijzen voor wetenschappers én adviseurs. Wetenschappers en adviseurs kij-<br />
ken niet op dezelfde wijze naar HRM. Onderzoekers streven graag naar wetenschappelijke volledigheid en<br />
modelmatige verklaarbaarheid, terwijl adviseurs praktische hanteerbaarheid moeten laten prevaleren. De<br />
vraag waar de adviseur mee worstelt, is: welke zijn de te beïnvloeden variabelen die in een praktijksituatie<br />
de problematiek van de opdrachtgever kunnen oplossen? Wanneer wetenschappers en adviseurs meer met<br />
dezelfde modellen en zienswijzen werken, zou de wederzijdse stimulering aanzienlijk productiever kun-<br />
nen verlopen. Helaas worden wetenschappers en adviseurs echter niet op dezelfde prestatie-indicatoren<br />
(publicaties versus opdrachtgevertevredenheid) afgerekend. Was dit wel het geval, dan zou de wetenschap<br />
relevanter voor de praktijk worden en adviseurs zouden beter en gerichter aan (praktijk)theorie kunnen<br />
bijdragen.<br />
Meer aandacht voor de multidimensionele en multivariate praktijk is een indirect pleidooi voor het grote<br />
belang van casestudies om de complexiteit van organisaties goed zichtbaar te maken. Hypes en nieuwe<br />
27
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 5 ZEVEN bRuIkbARE ZIENSwIjZEN<br />
theorieën en modellen kunnen wel functioneel zijn, zij maken los en woelen om en vernieuwen situatie-<br />
definities en zingeving van organisatie en adviseur, maar het blijven toch simpele abstracties. Cruciaal bij<br />
de start van een adviesproces is natuurlijk welke brillen zet ik op en waar moet ik mee beginnen? Voor<br />
het beantwoorden van deze vragen zijn korte interviews met sleutelfiguren meestal zeer bruikbaar. Wat<br />
zijn nu in mijn adviespraktijk nuttige kijkmodellen en ingangen bij het kijken, analyseren en adviseren<br />
van organisaties, managers en medewerkers?<br />
5.1 RBV (Resource Based View)<br />
De inhoud van HRM en SHRM wordt klassiek gedefinieerd vanuit de organisatiestrategie. In dit denken<br />
faciliteert HRM de uitvoering van de organisatiestrategie, HRM past zich daarbij aan en draagt in principe<br />
bij aan de realisering van de organisatiedoelen. Het RBV-denken keert deze redenering als het ware om<br />
en brengt eerst de menselijke resources in kaart (hun kwaliteiten, abilities en competenties) en draagt<br />
er daarna aan bij dat in de strategische organisatiekeuzen de aanwezige competenties van medewerkers<br />
zwaar meewegen. Met andere woorden: wat kunnen we met onze huidige personele formatie de markt<br />
succesvol aanbieden? In jargon: is er sprake van alignment tussen de kwaliteiten van de personele mix en<br />
de strategie van de organisatie? De centrale vraag hierbij is hoe ver reikt de strategische en operationele<br />
polsstok gezien de kwaliteiten van de huidige personele mix? Met name in professionele organisaties is<br />
RBV (wat kunnen onze medewerkers?) een buitengewoon nuttige ingang. Met name om te voorkomen dat<br />
fraaie strategieën worden bedacht die door gebrek aan beschikbaarheid van de noodzakelijke menselijke<br />
competenties en netwerken niet uitgevoerd kunnen worden. De traditionele ‘what strategy’ wordt als het<br />
ware vervangen door een ‘who strategy’. Opvallend is dat managers en bestuurders formeel liever over de<br />
inhoud (what) van hun strategie dan over hun menselijk potentieel (who) spreken. In de wandelgangen<br />
wordt echter snel van dit formele perspectief afgeweken en overheerst de roddel en de subjectieve inschat-<br />
ting van menselijke kwaliteiten. Afscheid nemen van bestaand personeel en externe werving van nieuwe<br />
talenten zijn de tovermiddelen om de nieuwe strategie te realiseren. De moeilijkheidsgraad van HRM in<br />
professionele organisaties wordt nogal eens ondergewaardeerd, hetgeen leidt tot onvoldragen strategische<br />
keuzes of tot strategische keuzes die naast hun legitimerende functie verder in de operaties nauwelijks een<br />
rol spelen. Ook wordt er dan niet maximaal gebruikgemaakt van de in de organisatie aanwezige talenten.<br />
Gedegen vlootschouwen zijn een onlosmakelijke onderdeel van de RBV-aanpak.<br />
28
5.2 Equifinaliteit<br />
Dit begrip werd in de jaren ’40 van de vorige eeuw als onderdeel van de opensysteemtheorie geïntroduceerd<br />
door Von Bertalanffy (1956). Het begrip suggereert dat een systeem op meerdere wijzen een uiteindelijke<br />
staat kan bereiken. Of eenvoudiger geformuleerd: er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Voor<br />
organisaties betekent dit bijvoorbeeld dat concurrerend voordeel gebaseerd kan zijn op zeer verschillende<br />
organisatorische en menselijke competenties. Zowel in het HRM-denken als voor adviseurs is het de moeite<br />
waard om voortdurend te beseffen dat de ‘one best way’ dus niet bestaat. Wel is het goed te onthouden dat<br />
naarmate een systeem meer gesloten is de equifinaliteit afneemt. Gesloten HRM-systemen, bijvoorbeeld<br />
in zeer bureaucratische organisaties, kennen dus minder vrijheidsgraden bij het invoeren van nieuwe<br />
aanpakken en instrumenten. De optie om regelgeving en bureaucratie af te bouwen om meer speelruimte<br />
en regelvrijheid te verwezenlijken, is in dit soort systemen door dominante logica’s en dynamieken niet<br />
echt mogelijk. In het openbaar afwijken van deze regels mag en kan niet.<br />
De HRM-praktijk is zeer veelvormig en vele configuraties van systemen en instrumenten kunnen blijkbaar<br />
functioneel zijn. In een bepaalde organisatie kan een formeel beoordelingssysteem tot hoge prestatieniveaus<br />
leiden. Zeker niet uit te sluiten is dat inspirerend leiderschap of goede selectie tot eenzelfde prestatieniveau<br />
kunnen leiden. Een MD-programma in een organisatie kan resulteren in een laag verloop onder de talen-<br />
ten, waarschijnlijk kan eenzelfde resultaat ook bereikt worden door interactiebevordering tijdens allerlei<br />
informele sociale activiteiten zoals uitjes en borrels. Fit (past het?), alignment en zingeving zijn hierbij<br />
belangrijke noties. Past de HRM-interventie in een bepaalde setting? Met equifinaliteit als uitgangspunt<br />
gaat mijn voorkeur dan ook sterk uit naar het contextuele en best-fit denken en zijn best practices zonder<br />
de juiste bijsluiters niet bijster relevant voor organisaties. Bij best fit houd je rekening met ‘hoe de hazen<br />
lopen’ (Miel Otto) of, zoals Lucien Carpic het noemt, met het opsporen van de logic d’action. Steven<br />
ten Have formuleert deze zienswijze nog een tikje directer ‘Context is King!’. Het in kaart brengen van<br />
de hazenpaden, de dominante dynamieken en de context wordt dan een eerste stap in een adviesproject.<br />
Daarna wordt aanpak of instrument gekozen waarbij de positieve zingeving en enthousiasme waarmee<br />
leidinggevenden, HRM-functionarissen en adviseurs de gekozen veranderingen introduceren en uitvoeren,<br />
zeer belangrijk is. Blauwdrukken hanteren staat qua logica op gespannen voet met dit equifinaliteitsprincipe.<br />
5.3 Ability to execute<br />
Dit begrip is in zekere zin een specifieke variant van het RBV-denken waarbij het verander- of implemen-<br />
tatievermogen van de medewerkers en organisatie in ogenschouw wordt genomen. Bij het vaststellen van<br />
strategie en beleid dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheden van de organisatie om de<br />
gewenste weg te bewandelen en de doelen ook daadwerkelijk naderbij te laten komen. Wanneer leiding-<br />
gevenden en HRM-afdelingen niet de bekwaamheden, abilities, competenties of motivatie hebben om met<br />
29
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 5 ZEVEN bRuIkbARE ZIENSwIjZEN<br />
de nieuwe aanpak of instrumentarium om te gaan, is mislukking gegarandeerd. Bij een goede diagnose of<br />
verkenning van de context moet blijken of de noodzakelijke kwaliteiten aanwezig zijn. Tikkie-takkie-voetbal<br />
nastreven bij mijn geliefde FC Utrecht lijkt mij bijvoorbeeld wat hoog gegrepen gezien de voetbaltechnische<br />
kwaliteiten van de huidige selectie. Helaas wordt aan dit soort diagnoses door ongeremd beleidsenthou-<br />
siasme vaak voorbijgegaan. Bij enige twijfel ligt het in de rede om de HRM-vernieuwing eerst eens op<br />
kleine schaal uit te proberen. Pilots en kleine stappen zijn kenmerkend voor een verantwoorde aanpak.<br />
Het motto is hier dus: probeer een HRM-vernieuwing eerst eens op kleine schaal (proeftuinen) in plaats<br />
van formele beleidsnota’s, integrale vernieuwing en grootschalige verandering. Praktische verbeteringen<br />
en experimenterende managers zijn prima interventies om HRM-vernieuwingen op hun haalbaarheid en<br />
operationele merites te beoordelen.<br />
HRM-beleid verandert sneller door stapsgewijze aanpassing (piece meal social engineering) dan door<br />
grootscheepse veranderprojecten. Stapsgewijs veranderen vraagt om alert opereren, om bij iedere te maken<br />
keuze te opteren voor de oplossingen die de gewenste veranderingsrichting bekrachtigen. Dit lijkt gemak-<br />
kelijk maar is lastig omdat sommige HRM-instrumenten elkaar zeker niet bekrachtigen. Functieclassificatie<br />
kan bijvoorbeeld op gespannen voet staan met brede inzetbaarheid. Sels en De Winne (2005) stellen<br />
dat er voor het goed uitoefenen van de HR-functie zelfs “contrasterende competenties” gewenst zijn.<br />
Boxall en Purcell (2008) introduceren voor deze spanningen het fraaie begrip van deadly combinations<br />
binnen HRM. Kleinschalige experimenten en pilots kunnen informatie opleveren over de voorwaarden<br />
waaronder gewenste veranderingen kunnen worden gerealiseerd en welke aanpassingen gewenst zijn in<br />
arbeidsvoorwaardenbeleid. Vaak staat de wereld van de change agent hier op gespannen voet met die van<br />
de compensation en benefits officer. Iedere organisatie kan door afgeschermde pilots als het ware zijn<br />
eigen best practices genereren en empirisch constateren welke accenten moeten worden verlegd en welke<br />
spanningsvelden binnen HRM zelf dienen te worden gereguleerd. Dit soort interventies is vruchtbaarder<br />
dan het eindeloos theoretisch aanscherpen van HRM-strategie en beleid en op papier proberen niet te<br />
verenigen grootheden en dynamieken te combineren.<br />
5.4 Dosering en curvilineair denken<br />
Deze zienswijze is elders al eens uitgewerkt (Bolweg, 2007). Het komt erop neer dat een organisatie gezien<br />
kan worden als een configuratie van variabelen die zich in meer of mindere mate kunnen voordoen. Een<br />
organisatie kan bijvoorbeeld veel of weinig organisatorische lagen hebben, leidinggevenden kunnen een<br />
grote of kleine span of control hebben, er kan veel of weinig regelgeving zijn en de staf kan groot of klein<br />
zijn. De gedachte hierbij is dat de adviseur de waarde van de gekozen dimensie taxeert en koppelt aan<br />
prestatiecriteria. Soms vindt er op deze dimensies ook benchmarking plaats. Daarna is dan een voorzichtige<br />
conclusie mogelijk of er te veel of te weinig van een bepaalde variabele aanwezig is.<br />
30
Theoretisch zou er gerelateerd aan prestatie bij elke variabele een optimum kunnen zijn. Bij verdere toename<br />
neemt de prestatie af en is er sprake van overdosering. Adviseren wordt dan het aanbevelen van wijzigingen<br />
in de dosering. Dus bijvoorbeeld meer hiërarchische lagen, kleinere span of control en minder regel geving.<br />
Idealiter geschiedt de diagnose van de verschillende waarden gezamenlijk met de opdracht gever. Veel<br />
dimensies werken onderling ook compenserend, sterk hiërarchisch leidinggeven zou in bepaalde situaties<br />
bijvoorbeeld zonder veel bureaucratie kunnen. De regulering van de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie<br />
is in veel organisaties te ver doorgeschoten. Afbouw van fijnmazige regels is hier gewenst om weer in de<br />
buurt van het theoretische optimum te komen. HRM-professionals kunnen met behulp van curvilineair<br />
denken op vruchtbare wijze naar hun bijdragen en instrumentarium kijken. Waar moet het wat meer<br />
zijn, waar kan het wat minder en welke dimensies kunnen blijven zoals ze zijn? De gedachte van hoe meer<br />
instrumentarium en regels hoe beter, moet bestreden worden.<br />
5.5 Leiderschap en samenwerking<br />
Vaak ontkom je niet aan de snelle observatie dat de kwaliteit van het leiderschap meer bepalend is voor<br />
het succes van organisaties dan de kwaliteit van het HRMbeleid. Ook hier dreigt gelijk het gevaar van de<br />
Fat Smoker: “goed leiderschap leidt tot goed functionerende organisaties”. De vraag hoe maak je goede<br />
leiders, is hiermee geenszins beantwoord. Natuurlijk: scherp selecteren, maar op welke competenties<br />
precies? Natuurlijk: opleiden en trainen, maar is leiderschap eigenlijk wel aan te leren? Ook hier veel<br />
instrumentarium en trainingen waarvan we niet weten of ze eigenlijk wel werken. Maar het lijkt erop<br />
dat een organisatie ook hier moet roeien met de leiderschapsriemen die voorhanden zijn. Een nieuwe<br />
interessante en relevante vraagstelling dringt zich op: hoe manage je eigenlijk een organisatie met mid-<br />
delmatige leidinggevenden?<br />
Een leidinggevende die in zijn stijl een geloofwaardige mix weet te vinden tussen de taak- en mensgerichte<br />
leiderschapsdimensies, heeft meestal een buitengewoon positief effect op de prestatie en motivatie van zijn<br />
directe medewerkers. Een minimale administratieve HRM-ondersteuning (bijvoorbeeld op administratief<br />
en arbeidsvoorwaardelijk terrein) is natuurlijk noodzakelijk, maar een tot in detail uitgewerkt instrumen-<br />
tarium op het terrein van beoordeling, loopbaanplanning en MD lijkt geen noodzakelijke voorwaarde voor<br />
leiderschap en organisatiesucces. Enthousiasmeren, zin geven en het evenwicht in de gaten houden tussen<br />
het belang van de organisatie en het belang van de medewerker, lukt menig leidinggevende in organisaties<br />
zonder een uitgebreide strategische HRM-oriëntatie. Ik zou dan ook de stelling wel willen verdedigen dat<br />
goed leiderschap kan functioneren zonder goed HRM, maar dat goed HRM zonder goed leiderschap zonde<br />
van de tijd is. Veel HRM-instrumentarium lijkt zijn oorsprong te vinden in het compenseren van de steken<br />
die leidinggevenden laten vallen. Het doorslaggevend belang van leiderschap manifesteert zich ook zichtbaar<br />
in organisaties met veel lokale vestigingen. De verschillen in prestaties tussen de verschillende vestigingen<br />
kunnen in veel gevallen direct toegeschreven worden aan de kwaliteit van het lokale leiderschap.<br />
31
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 5 ZEVEN bRuIkbARE ZIENSwIjZEN<br />
Juist in deze tijd van vergaande specialisatie, versnippering en diversiteit is leiderschap buitengewoon<br />
belangrijk voor het vervullen van coördinatie en verbindingsrollen. Door velerlei ontwikkelingen (deel-<br />
tijd, thuiswerken, ICT, etc.) neemt de directe interactie tussen medewerkers af. Het bevorderen van direct<br />
face-to-face contact is belangrijk om tot zingeving en gedeelde situatiedefinities te komen. Sociale media<br />
creëren nieuwe netwerken maar het is sterk de vraag of zij collectieve visies en gedeelde handelswijzen<br />
stimuleren. Het lijkt erop dat we vergeten zijn dat de mens een sociaal dier is dat ook in zijn werk graag<br />
ergens bij wil horen of zoals Mark Earls (2009) het krachtig formuleert: wij zijn een “We-species suffering<br />
from an I-illusion”.<br />
De rol van direct zingevend en verbindend leiderschap wordt hiermee nog belangrijker. Soms is de rol<br />
van de adviseur hierbij een simpele, niets anders dan het bij elkaar brengen van relevante personen in<br />
een organisatie om voorliggende problematieken te benoemen en te bespreken. Dit soort bijdrage laat<br />
zich duiden als interactiebevordering in systemen die door een te ver doorgevoerde arbeidsverdeling en<br />
specialisatie grote behoefte hebben aan nieuwe op sociale interactie gebaseerde coördinatiemechanismen.<br />
De schaarste aan goed leiderschap zal de komende jaren door toenemende complexiteit en specialisatie<br />
alleen maar toenemen.<br />
5.6 Macht, countervailing power en cui bono<br />
Veel HRM-literatuur en instrumentarium is nogal naïef of utopisch als het om de ware aard van organi-<br />
saties en de dieperliggende intenties van managers en medewerkers gaat (bijvoorbeeld Bolweg en Kluijt-<br />
mans,1989 en Kluijtmans,1999). Het dominante denkmodel is te vaak dat van een warme werkgemeenschap<br />
waarin de belangen van allen redelijk parallel lopen. De kwetsbaarheid van deze gedachtegang wordt altijd<br />
snel duidelijk bij bijvoorbeeld benoemingen, reorganisaties, afslankingen en fusies. Vele gepasseerde en<br />
vertrekkende medewerkers voelen zich gedurende deze processen toch redelijk in de steek gelaten door<br />
hun werkgevers die vaak jarenlang de warme HRM-benadering hebben aangeprezen. Aan het belang van<br />
hiërarchie, status, inkomen en hofhouding wordt vaak enthousiast voorbijgegaan. Vele van de financiële<br />
instellingen waarin buitensporige persoonlijke verrijking de boventoon voerde, kenden prachtige HRM-<br />
missies, strategieën en modellen waarvan de intenties met verve door de top, HRM en de medezeggenschap<br />
werden uitgedragen. HRM stond erbij en keek ernaar. Macht- en afhankelijkheidsrelaties verduisterden<br />
blijkbaar de kijk op de realiteit of de durf ontbrak om deze misstanden in bredere kaders aan de orde te<br />
stellen. Overigens zijn de Nederlandse vakbonden en adviserend Nederland wel bijzonder behoedzaam<br />
met deze onderwerpen omgesprongen. Optimaliseren van de formatie op de werkvloer blijft relationeel<br />
gesproken voor een adviseur toch gemakkelijker dan een directie erop wijzen dat een persoonlijke secre-<br />
taresse gezien haar werkbelasting toch wel een zeer grote luxe is. Dit soort observaties zijn in de meeste<br />
gevallen moeilijk bespreekbaar te maken. Dit hangt nauw samen met machtsverhoudingen.<br />
32
In ons dagelijks werk domineert de samenwerkingsdimensie, maar op de achtergrond zijn de distributieve<br />
dimensies (wie krijgt wat en cui bono) volop aanwezig. De samenwerkingsrelatie in een organisatie is<br />
ingebed in een afhankelijkheidsrelatie. Samenwerking en macht zijn vaak op een onnavolgbare wijze met<br />
elkaar verstrengeld, maar bijna altijd voert samenwerking de ideologische boventoon. Over macht spre-<br />
ken is niet gebruikelijk en ook adviseurs verworden veelal tot kritiekloze lakeien van de meermachtigen.<br />
Het perspectief van de belanghebbenden is buitengewoon nuttig om het hoe en waarom van sommige<br />
veranderingen te beoordelen. Managers, HRM-medewerkers, medewerkers, maar ook ‘veranderaars’ en<br />
adviseurs hebben ieder zo hun eigen drijfveren, motieven en belangen. Bestudering en explicitering hiervan<br />
verdient aanbeveling. Macht en machtsrelaties zijn op een verhulde wijze aan de orde van de dag. Het<br />
‘open en eerlijke gesprek’ in een hiërarchische organisatie lijkt mij daarom een onmogelijkheid, zo niet een<br />
illusie. Vele HRM-benaderingen van beoordelen, functioneren en ontwikkeling gaan uit van gelijkwaardige<br />
menselijke relaties. Het valt mij iedere keer weer op hoe voorzichtig en onzeker medewerkers in organisa-<br />
ties naar hun bazen toe opereren. Theorieën over leidinggeven en HRM zoals Participatief Management,<br />
Empowerment, Zelf Actualisatie en Servant Leadership zijn gevaarlijk omdat zij bestaande machtsrelaties<br />
in organisaties verhullen. De recente ontwikkelingen rond topsalarissen en bonussen geeft ook weer aan<br />
dat countervailing power door middel van bijvoorbeeld ondernemingsraden en vakbonden in organisaties<br />
een noodzakelijk goed is, maar ook dat deze slechts zeer krachteloos functioneren. Ondernemingsraden,<br />
vakbonden en externen kunnen hier een belangrijke maatschappelijke bijdrage leveren, maar zij zijn even-<br />
zeer onderhavig aan de bestaande machtsrelaties. Cui bono en de organisatie als instrument in handen<br />
van tijdelijke elites zijn niet te versmaden analytische perspectieven. Maar nogmaals: de positie, macht<br />
en durf van de afhankelijke HRM-medewerker en de afhankelijke adviseur moeten in dezen zeker niet<br />
overschat worden.<br />
5.7 Serendipiteit<br />
Serendipiteit is de kwaliteit om door toevalligheid en intelligentie iets te ontdekken waar men niet naar<br />
op zoek is. Ik gebruik dit begrip hier wat breder en laat het ook het benutten van onverwachte kansen en<br />
het ruimte laten voor toeval en geluk omvatten. Soms komen er in organisaties opeens doorbraken tot<br />
stand die niemand eigenlijk gepland of zelfs voorzien had. Het veranderen van organisaties en mensen is<br />
een lastige opgave. Maar tegelijkertijd doen zich elke dag mogelijkheden voor om organisaties vanuit een<br />
HRM-perspectief actief te beïnvloeden. Het zien en benutten van kansen heeft wellicht meer impact dan<br />
het formuleren van een HRM-strategie. Het benoemen van de juiste manager en een vacature benutten<br />
om een samenwerkingsprobleem op te lossen, kunnen interventies zijn met blijvende impact. Op een<br />
strategische HRM-manier kijken naar de praktijk van alledag is krachtig. Helaas blijven er kansen onbenut<br />
omdat te veel HRM-besluiten te hapsnap of te adhocratisch genomen worden. HRM-succes hangt ook<br />
samen met toevalligheden, geluk en organisatieprestatie. Het succes van HRM is afhankelijk van zeer vele<br />
factoren en hun onderlinge combinaties. Bij goede organisatieresultaten is er vaak meer HRM mogelijk.<br />
33
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 5 ZEVEN bRuIkbARE ZIENSwIjZEN<br />
Soms ontstaan toevallige positieve configuraties en soms vertrekken bepalende sleutelfiguren of staat er<br />
opeens een polariserende vakbondsbestuurder op. Zelden is het hele krachtenveld bestuurbaar en beheers-<br />
baar. Lang niet alles kan effectief dichtgeregeld worden en zo nu en dan eens een kansje (experimentje)<br />
wagen, kan tot constructieve oplossingen leiden. Soms ontplooien medewerkers zich tot onverwachte<br />
hoogten en soms leidt het toevallig binnenhalen van een grote opdracht of order tot verhoogde bedrijf-<br />
strots en binding. Niet altijd zijn managers, medewerkers en medewerkersvertegenwoordigers (OR- en<br />
vakbondsleden) geneigd zich in deze relativerende benadering te vinden. Beleid en besluiten dienen dan<br />
uitgebreid beargumenteerd en gelegitimeerd te worden. Losse eindjes en speelruimte worden niet geto-<br />
lereerd in bureaucratische onderhandelingsculturen. Deze formele beheersingslogica dient soms op een<br />
speelse en informele wijze doorbroken te worden.<br />
Serendipiteit dient niet begrepen te worden in de zin van zonder ingrijpen komt het uiteindelijk vanzelf<br />
wel goed. Actief en proactief handelen is gewenst, maar soms kunnen enige reflectie en goede timing<br />
(‘wachten op gunstige wind’) de kwaliteit van interventies verhogen.<br />
34
6<br />
Slotwoord<br />
Een integrale en voor de praktijk bruikbare HRM-theorie bestaat niet en is niet mogelijk. De breedte van<br />
het vak, de complexiteit en de vele interacterende variabelen staan dit verlangen in de weg. Er bestaat ook<br />
geen volwaardige en complete HRM-ideologie of HRM-doctrine. De rode draad van dit problematiserende<br />
betoog is dat de raison d’être van HRM uiteindelijk gevonden kan worden in de zingevende en legitime-<br />
rende bijdrage die het aan managers en organisaties biedt. HRM draagt bij aan het werkbaar maken van<br />
de in principe spanningsvolle relatie tussen organisatie en medewerker. Dit sluit aardig aan bij Eccles<br />
en Nohria (1992, p.37) die de kerntaak van managers zelfs definiëren als “to mobilize action by using<br />
language creatively to appeal to the self- and collective identities of individuals”.<br />
HRM en advisering zijn in de dagelijkse praktijk zeer pragmatisch van aard, terwijl in veel literatuur<br />
en modellen valse verwachtingen worden gewekt als het gaat om bestuurbaarheid en beheersbaarheid<br />
van mensen en organisatie. In de dagelijkse HRM-praktijk is het maatschappelijke verschijnsel van ‘the<br />
end of ideology’ zeer voelbaar. De schijnbaar theoretisch dominante modellen met de mens centraal en<br />
maximale zelfactualisering als doel, zijn te arm<br />
voor wat betreft de organisatorische dimensie<br />
en gaan bovendien mank aan een hoge mate<br />
van academische projectie. Geheel verwaar-<br />
loosd in dit betoog is het onderwerp ICT en<br />
de enorme impact ervan op de werkwijze en<br />
vormen van onze organisaties. Samenwerking,<br />
communicatie en interactie worden in hoge<br />
mate gedirigeerd door ICT. Ook op het gebied<br />
van persoonsdossiers en privacy spelen zich<br />
grote niet-bestuurde veranderingen af. Waar<br />
De raison d’être van<br />
HRM kan uiteindelijk<br />
gevonden worden<br />
in de zingevende en<br />
legitimerende bijdrage<br />
die het aan managers<br />
en organisaties biedt<br />
35
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 6 SlotwooRD<br />
dit toe leidt, is moeilijk te zeggen. De uiteindelijke HRM-betekenis van onze digitale imprint laat zich<br />
moeilijk voorspellen.<br />
In een poging iets mee te geven ter overdenking nog enkele slotgedachten: mensen en organisaties blijven<br />
moeilijk te doorgronden. Het verbaast dan ook dat er in het algemeen nogal makkelijk wordt gedacht,<br />
geschreven en voorgeschreven als het gaat over het functioneren van mens en organisatie. Anders gefor-<br />
muleerd, grote delen van de HRM-literatuur zijn nauwelijks problematiserend terwijl het voeren van<br />
één goed beoordelingsgesprek op zich al een majeure uitdaging is. Contingent denken is ook niet aan<br />
de orde en de door Keuning (2008) al eerder warm aanbevolen bijsluiters worden niet geleverd. Op een<br />
bepaalde manier draagt elk van deze modellen, adviezen en boekwerkjes stuk voor stuk misschien wel bij<br />
aan complexiteitsreductie voor individuele managers en kan zo tot actie aanzetten. Helaas moeten we ook<br />
concluderen dat deze simpele benaderingen niet altijd en lang niet overal succesvol blijken te zijn, terwijl<br />
alle publicaties gezamenlijk alleen maar met een relativerende glimlach beschouwd kunnen worden.<br />
Managen van de personele mix, personeelsplanning of zo u wilt Strategic Workforce Planning is de core<br />
van HRM. Het gaat hier niet alleen om de techniek maar vooral ook om de diepgaande kennis van de<br />
talenten en competenties van alle medewerkers die reeds in huis zijn en van diegenen die in de toekomst<br />
geworven moeten worden. HRM-interventies dienen deze kern als vertrekpunt te nemen.<br />
Hoogendoorn (2012) concludeert op basis van vele rijke praktijkcases dat uiteindelijk het HRM-beeld<br />
opdoemt van de “feilbare mens, van feilbare organisaties en van een feilbaar HRM; een beeld van tragisch<br />
realisme”. Dit beeld spoort heel sterk met mijn ervaringen. Het HRM-nirwana ligt niet om de hoek. Wel<br />
moeten we keer op keer in complexe praktijksituaties proberen het organisatie en het individuele belang<br />
praktisch af te stemmen. Hierbij moeten soms concessies gedaan worden aan het organisatiebelang en<br />
soms aan het belang van de individuele werknemer. Het is een prachtig (politiek) ambacht om hier keer<br />
op keer weer een haalbare en werkbare oplossing voor te mogen verzinnen. Wetenschappers leveren een<br />
bijdrage om deze complexiteit van de praktijk goed in kaart te brengen; helaas is de wereld te complex om<br />
van sociale wetenschappers passende praktijkoplossingen te verwachten. Adviseurs staan wat dichter bij de<br />
praktijk en zijn beter in staat tot contextuele of contingente HRM-adviezen te komen. Veel adviesbureaus<br />
en jongere adviseurs zoeken echter hun zekerheden begrijpelijkerwijs in wetenschappelijke modellen en<br />
standaardinstrumenten. Verbetering is hierbij mogelijk om via een goede contextuele diagnose tot een<br />
optimale fit te komen tussen de probleemstelling van de klant en de aanpak van de adviseur.<br />
36
Barbash, J. The elements of industrial relations. University of Wisconsin, 1971.<br />
Beer, M., Spector B.,Lawrence, P., Quinn Mills, D. en R. Walton.<br />
Managing Human Assets. The Free Press, 1984.<br />
Bekker, R. Reorganisatie Rijksdienst. In: Binnenlands Bestuur, 20 juni, 2008.<br />
Bertalanffy, L. von, General system theory. In: General systems. Yearbook of the<br />
Society for the Advancement of General System Theory (1), 1956.<br />
Bolweg, J.F. Job design and industrial democracy. Nijhoff,1976.<br />
7<br />
Literatuur<br />
Bolweg, J.F. Personeelsbeleid: deprofessionalisering door openingen naar management en organisatie.<br />
In: W. van Beers en Ch. De Wolf, Professionalisering van het personeelsbeleid. Kluwer, 1982.<br />
Bolweg, J.F. “Beleid, beleidsverandering en personeelsmanagement”.<br />
In: Gids voor Personeelsmanagement, 1987 (4).<br />
Bolweg, J.F. en F. Kluijtmans. De noodzaak van nieuwe verhoudingen? Kluwer, 1989.<br />
Bolweg, J.F. De onmogelijkheid van consistent sociaal beleid. Kluwer, 1997.<br />
Bolweg, J.F. Organiseren is doseren! In: M. Dubbeldam en P.K. Jagersma,<br />
De passie van de professional. Van Gorcum, 2007.<br />
Bossidy, L. en R. Charam. Execution: the discipline of getting things done. Crown, 2002.<br />
Botton, A. de. The pleasures and sorrow of work. Hamish Hamilton, 2009.<br />
Boxall, P. en J. Purcell. Strategy and Human Resource Management. Palgrave, 2008.<br />
Boxsel, M. van. De encyclopedie van de domheid. Querido, 1999.<br />
Braam, S. De blinde vlek van Nederland. Muntinga, 1994.<br />
Braverman, H. Labor and monopoly capital. In: Monthly Review Press, 1974.<br />
Capek, K. Believe in people. Faber en Faber, 2010 (oorspronkelijk rond 1920).<br />
Dyer, L. en J. Erickson. Dynamic organizations: Achieving marketplace agility<br />
through workforce scalability (CAHRS paper) Cornell University, 2006.<br />
Eccles, R. en N. Nohria. Beyond the hype. Harvard Business School, 1992.<br />
Elias, N. Het civilisatieproces, Spectrum, 1982.<br />
Earls, M. Herd. Wiley, 2009.<br />
Furnham, A. en J. Taylor. The dark side of behaviour at work. Palgrave, 2004.<br />
Ghoshal, S. en C. Bartlett. The Individualized Corporation. Harper, 1997.<br />
37
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 7 lItERAtuuR<br />
Have, S. ten, W. ten Have en B. Janssen. Het veranderboek. Mediawerf, 2009.<br />
Hoogendoorn, J. SHRM kan veel beter. Erasmus Universiteit (proefschrift), 2012.<br />
Kahneman, D. Ons feilbare denken. Business Contact, 2011.<br />
Keuning, D. Structuurhygiëne geboden! Pearson, 2008.<br />
Kluijtmans, F. Arbeidsrelaties tussen schijn en werkelijkheid. Kluwer,1999.<br />
Kluijtmans, F. Leerboek HRM. Noordhoff, 2010.<br />
Kouwenhoven, C., P. van Hooft en L. Hoeksema.<br />
De praktijk van strategisch personeelsmanagement. Kluwer, 2005.<br />
Lawler, E., J. Boudreau en S. Albers Mohrman. Achieving strategic excellence:<br />
an assessment of human resource organisations. Stanford, 2006.<br />
Ligteringen, B. The maintenance crew for the human machinery.<br />
Proefschrift onder constructie. Nijmegen, 2012.<br />
Lovecraft, H.P. The Call of Cthulhu. Weird tales, 1926.<br />
Luijk, F. van. Waarom werken wij? – de betekenis van werken voor en na de crisis. VU, 2011.<br />
Maister, D. Strategy and the Fat Smoker. Spangle Press, 2008.<br />
Morgan, G. Images of organization. Sage Publications, 1986.<br />
Nijssen, M. en J. Paauwe. Overleven in een dynamische omgeving:<br />
helpt wendbaar organiseren? In: MAB, jan. 2012, 43-53.<br />
Paauwe, J. Sociaal ondernemingsbeleid tussen dwang en ambitie. Samsom, 1989.<br />
Rosen, R.D. Psychoblabla. Synopsis, 1981.<br />
Rosenzweig, P. Het halo-effect: negen misvattingen over management. Contact, 2007.<br />
Schafrat, W.H.A. Mens en werk. Van Loghum Slaterus, 1975.<br />
Sels, L. en de Winne, S. HRM in breedbeeld. Een toetsing van retoriek aan realiteit. Acco, 2005.<br />
Sennett, R. Together. Rituals, Pleasures and Politics of Cooperation. Allen Lane, 2012.<br />
Stewart, M. De management-mythe. Meulenhof, 2009.<br />
Vermeren, P. De HR-Ballon. Academia, 2007.<br />
Vonnegut, K. Deadeye Dick. Granada, 1983.<br />
Wallraff, G. Heerlijke nieuwe wereld. Ambo, 2009.<br />
www.hnwbijhetrijk.nl, Het nieuwe werken bij het Rijk, 2012.<br />
38
8<br />
Profiel van de auteur<br />
PROF. DR. JOEP F. BOLWEG (1947)<br />
Bezocht na de middelbare school Nyenrode (NOIB) en belandde via een uitwis-<br />
selingsprogramma in 1968 in de VS. Studeerde aan de Universiteit van Oregon,<br />
Oklahoma State University en de University van Wisconsin in Madison. Zijn<br />
interesse ontwikkelde zich van Business Administration naar arbeidsverhoudingen<br />
en HRM. Werkte daarna bij de OESO in Parijs en bij het Work Research Insti-<br />
tuut van Einar Thorsrud in Noorwegen. Promoveerde in 1975 bij Jack Barbash<br />
in Madison op een proefschrift getiteld Job Design en Industrial Democracy. Bij<br />
terugkeer in Nederland tien jaar parttime werkzaam geweest bij de Opleiding<br />
Personeelsbeleid van de Katholieke Leergangen in Tilburg. Ging in 1985 naar <strong>Berenschot</strong>, eerst als adviseur<br />
en later zestien jaar als directeur van de <strong>Berenschot</strong> HRM werkmaatschappij. Sinds 1997 is hij tevens als<br />
hoogleraar HRM verbonden aan de Post Graduate Opleiding Management Consultancy van Vrije Univer-<br />
siteit. Heeft een redelijk aantal boeken en artikelen op zijn naam staan en een uitgebreide advieservaring<br />
op vele bestuurlijke en HRM-terreinen.<br />
Hij dankt al zijn leermeesters, opleiders, opdrachtgevers, <strong>Berenschot</strong>- en VU-collegae en studenten voor<br />
hun stimulerende gedachten en adviezen, maar vooral voor de plezierige samenwerking door de jaren heen.<br />
November 2012<br />
39
HRM EN ADVISERING EFFECTIEVER HRM DOOR PROBLEMATISERING | HOOFDSTUK 8 pRofIEl VAN DE AutEuR<br />
40
<strong>Berenschot</strong> Groep B.V.<br />
Europalaan 40<br />
3526 KS Utrecht<br />
T +31 (0)30 291 69 16<br />
E contact@berenschot.nl<br />
www.berenschot.nl<br />
<strong>Berenschot</strong> is een onafhankelijk organisatieadviesbureau met<br />
450 medewerkers wereldwijd. Al bijna 75 jaar verrassen wij onze<br />
opdrachtgevers in de publieke en private sector met slimme en<br />
nieuwe inzichten. We verwerven ze en maken ze toepasbaar.<br />
Dit door innovatie te koppelen aan creativiteit. Steeds opnieuw.<br />
Klanten kiezen voor <strong>Berenschot</strong> omdat onze adviezen hen op een<br />
voorsprong zetten.<br />
Ons bureau zit vol inspirerende en eigenwijze individuen<br />
die allen dezelfde passie delen: organiseren. Ingewikkelde<br />
vraagstukken omzetten in werkbare constructies. Door ons brede<br />
werkterrein en onze brede expertise kunnen opdrachtgevers ons<br />
inschakelen voor uiteenlopende opdrachten. En zijn we in staat<br />
om met multidisciplinaire teams alle aspecten van een vraagstuk<br />
aan te pakken.<br />
<strong>Berenschot</strong> is aangesloten bij de E-I Consulting Group,<br />
een Europees samenwerkingsverband van toonaangevende<br />
adviesbureaus. Daarnaast is <strong>Berenschot</strong> lid van de Raad<br />
voor Organisatie-Adviesbureaus (ROA) en hanteert de<br />
ROA-gedragscode.<br />
Vrije Universiteit<br />
Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde<br />
De Boelelaan 1105<br />
1081 HV Amsterdam<br />
T +31 (0)20 - 598 6000 (faculteitsbureau)<br />
E pgo.mc.feweb@vu.nl<br />
www.feweb.vu.nl/mancon www.adviesopoleiding.nl<br />
Sinds 1991 verzorgt de Vrije Universiteit Amsterdam de<br />
Postgraduate Opleiding Management Consultant (PGO-MC)<br />
voor ervaren organisatieadviseurs. Inmiddels hebben ca. 380<br />
professionals deze intensieve opleiding met succes afgerond.<br />
Deelnemers krijgen door deelname aan de PGO-MC<br />
een meervoudige en empirisch gevalideerde aanpak van<br />
organisatieverandering in de vingers en maken tegelijkertijd veel<br />
werk van hun eigen goed passende bijdrage daaraan.<br />
Op 30 november 2012 en 24 januari 2013 wordt een ‘Meet<br />
The Dutch Masters in Management Consulting’ georganiseerd.<br />
Tijdens deze events kan gedurende een halve dag worden ervaren<br />
hoe de PGOMC bijdraagt aan de professionele ontwikkeling van<br />
ervaren organisatieadviseurs.<br />
Vanaf 1 januari 2013 wordt het PGO-MC programma gedragen<br />
door 5 kerndocenten: dr. Monique van Dijen, dr. Meindert<br />
Flikkema, prof. dr. Steven ten Have, dr. Ludwig Hoeksema en<br />
prof. dr. Frank Kwakman.