22.09.2013 Views

dpo_11604.pdf

dpo_11604.pdf

dpo_11604.pdf

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

EX<br />

BIBLIOTHECA<br />

F.G.WALLER<br />

_ 1933_J<br />

I


EN D E E Z E<br />

HUUWLYKEN?-<br />

ZYN ZEKERLYK NIET IN<br />

D E N<br />

H E M E L<br />

G E S L O O T EN.


Wie kan u dc magt gcevcn.oin nry van al liet vermaal<br />

mpu leevens te berooven » IïDeel Bladz.i8e


E N D E E Z E<br />

HUUWLYKEN?—<br />

ZYN ZEKERLYK NIET IN<br />

D E N<br />

H E M E L<br />

G E S L O O T E N .<br />

EERSTE DEEL.<br />

EENE ORIGINEELE<br />

R O M A N .<br />

Uit het Hoogduitscïi.<br />

Met Platen.<br />

'* G R AVE NH AG E, •<br />

% I S A A C V A N C L E E F .<br />

M D c c i X X x V I I I.


V O O R B E R I G T ,<br />

V A N D E N<br />

S C H R Y V E R .<br />

E n hoe veelen , Waardfte Leezer! van<br />

alle die Huuwlyken, die er thans in de<br />

Waereld zyn, zyn er toch in den Hemel<br />

geilooten, of, (na alies wat men er van<br />

weet,) kunnen er toch in den Hemel geflonten<br />

weezen ?<br />

En evenwel hoort men nog, niet<br />

flegts uit den mond der oude, bygeloovige<br />

Besjes, maar zelfs uit den mond van<br />

zo veelen, voor verftandig te boek ftaande<br />

, Luiden, dat de Huuwlyken in<br />

den Hemel gefjooten worden! De Moeder<br />

predikt het de Dogter; de Vader den<br />

Zoon; de Oom den Neef; zo menige Minnaar<br />

zyne Beminde,en zo menig manziek<br />

Meisje den Jongeling, die zy gaarne hebben<br />

wilde.<br />

* Me-


V O O R B E R I G T<br />

Menigen lacchen er onvf en houden er<br />

zig echter aan. Wil men het niet geloo-<br />

ven, dan word dikwils den Zwartrok te<br />

hulp geroepen, en honoris caufa kan men<br />

niet anders, of men moet gelooven, alles<br />

wat deeze vertelt! wil men zig met Voor­<br />

beelden behelpen, en ongelukkige Huuw-<br />

lyken ten bewyze aanvoeren , dan haalt<br />

men zig een zo gedugte onwedersbui van<br />

Strafgezigten op den hals, dat er de kwaa-<br />

de Huuwlyken flegts hetkleinfte deel van<br />

uitmaaken! en daar mede is het alweder<br />

afgedaan!<br />

De Huuwlyken zyn thans niet meer dan<br />

de fchaduuwbeelden van het geen zy ge­<br />

weest zyn. Ware het mooglyk er alles<br />

van te ontdekken; men zou affchuuwly-<br />

ke Groepen zien , waar anders de fchil-<br />

deragtigfte Voorwerpen te befchouwen<br />

waren.<br />

De Huuwlyken onzer Voorvaderen wa­<br />

ren Voorbeelden van Liefde, Tederheid<br />

en Trouw. De Man huuwde de Vrouw<br />

en niet haar Geld. De Jongeling vervoeg­<br />

de zig by het Meisje, om haar ter Vrouw<br />

te verkiezen, en niet om ze tot zyn hoer<br />

te


V O O R B E R I G T<br />

ta maaken. Vrouw te weezeen, was in de<br />

ooren van dit Geflagt iets eerwaardigs.<br />

Men was trotsch op Huuwlykstrouw, heden<br />

is men het op Coquetterie. De Vrouwen<br />

ontweeken weleer de wellustige blikken<br />

van hen, die op verleiding en ontugt<br />

uit waren, thans yvert men, om ze het<br />

besten het meest uittelokken.<br />

De Mannen van den ouden tyd hielden<br />

de trouw omtrent hunne Vrouwen, zozeer<br />

hunne pligt te zyn,als zy die zelve, als<br />

een pligt, van hunne Vrouwen vorderden..<br />

Thans maakt men zig belachlykmet er van<br />

te fpreeken.<br />

De Vrouw zegt verftaanbaar genoeg:<br />

Indien ik het flegts zo maak, dat myn Man<br />

het niet bemerke ,dan beleedig ik hem niet.—<br />

En de Man zegt van zyn kanc: o Dat is<br />

geen nieuws, getrouwde Mannen by gepriveligeerde<br />

Hoeren te vinden!<br />

Er is een Land, in 't welk de Man,om<br />

van zyne Vrouw gefcheiden te worden,<br />

flegts cene zyner Slaavinnen, in haare tegenwoordigheid<br />

behoeft te gebruiken , en<br />

de Egtbreuk is beweezen !<br />

By de zitting van een zekeren Kerken,<br />

* 2 raad


V O O R B E R I G T<br />

raad in een klein Hertogdom, werden dertien<br />

Huuwlyken gefcheiden , en zestien<br />

andere Paaren lieten hun Proces aan geven,<br />

om by de volgende Zitting gescheiden<br />

te worden.<br />

O gy edele Duitichen! hoe voortreffe-<br />

]yk weet gy den roem uwer Voorvaderen<br />

optehoudcn !<br />

Een ryk Koopman trouwt zyn Byzit aan<br />

een Jongeling uit , en fchenkt haar een<br />

groot Huuwlyksgoed , onder Voorwaarde,<br />

dat de Man gehouden zal weezen, hem<br />

de Vrouw te laaten volgen , zo dikwerf<br />

hy zulks begeert, en deeze Voorwaarde<br />

geeft hy, (zo men verzekert,) fchriftlyk!<br />

' Is dit Huuwlyk ook in den Hemel ge-<br />

(looten ?<br />

Een Jongling bezit moed, of liever,<br />

boosheid genoeg , om aan een Man van<br />

verdienden , die het ongeluk heeft van<br />

eené ligte Vrouw te hebben , Honderd<br />

Louizen d'or te bieden, wanneer hy haar een<br />

halfjaar met hem op reis wilde mede geven.<br />

Tot dit aanbod moet zekerlyk de Vrouw<br />

de eerfte aanleiding gegeven hebben, en<br />

echter is zy van Duitfchen bloede, 't Is<br />

merk-


V O O R B E R I G T<br />

merkbaar dat er vreemd bloed onder 't onze<br />

vermengd zy.<br />

Daar ook de Huuwlyken, in onze dagen,<br />

zeer kostbaar vallen , mag men wel zeg­<br />

gen , dat de Huuwlyken in de Geldbeurs<br />

geflooten worden. Verfcheiden, welken<br />

liet te kostlyk valt, een eigen Vrouw te<br />

onderhouden', doen in gemeenfchap met<br />

hun Buurman , geeven hem J<br />

s jaarlyks<br />

eenig geld, waarvoor zy eenige fnoepuu-<br />

ten bedingen.<br />

Een ander, aan wien zyne Wederhelft<br />

niet zeer meer behaagt, maakt met drie,<br />

vier andere Vrouwen kennis , en levert<br />

haar, Pro honorario , het noodige voor den<br />

Oplchik, 't welk haare Mannen niet op­<br />

brengen kunnen.<br />

Dergelyke Voorbeelden van Huuwlyken<br />

vind men in deeze Gefchiedenis niet: Zy<br />

zouden onze Leezers verveelen, byaldien<br />

wy er hen mede poogden te onderhouden.<br />

Veele Huuwlyken houd men voor zeer<br />

goed, doch men beoordeelt ze volgens den<br />

uiterlyken fchyn, de inwendige Wanfcha-<br />

penheeden befpeurt men niet, of ziet men<br />

over 't hoofd.<br />

* 3 Wy


V O O R B E R I G T<br />

Wy moeten, of, alle Huuwlyken affchaffen,<br />

en wederom den ftaat der Onnozelheid<br />

invoeren, of, wy moeten ons<br />

bevlytigen, om deeze edele Verééniging<br />

•van den Mensch, die het gezond verftand<br />

cere aandoet, en ons zo verre boven de<br />

Dieren verheft , weder in al derzelver<br />

Rechten te herftellen.<br />

Indien by het Huuwlyk meer op de<br />

cveréénftemming dan op de. andere neffensgaande<br />

omftandigheeden gezien wierd,<br />

zouden er van de tien Huuwlyken naauwlyks<br />

één ongelukkig weezen.<br />

Men kan ook niet ontkennen, dat de<br />

overgedreeven begrippen van Liefde vee-<br />

Ie Huuwlyken ongelukkig maaken. 't Is<br />

waar dat vooreen groot gedeelte de fchuld<br />

daarvan aan de Lefture te wyten zy,<br />

doch daar de Le&ure tot eene te groote<br />

buitenfpoorigheid gedreeven is geworden,<br />

en niet zo fpoedig binnen derzelver behoorlyke<br />

Paaien gebragt kan worden, moeten<br />

wy er ons werk van maaken, om de<br />

Liefde, ten minften haare uitwerkingen,aftefchilderen<br />

, volgens de onvervalschte<br />

natuur, ten einde den Leezer opmerkzaam<br />

re


V O O R B E R I G T<br />

te maaken, en hem voor de droomeryea<br />

der Ligtgeloovigheid te beveiligen.<br />

Ongetwyffeld is de fterfling, in'deeze<br />

Waereld,binnen zekere Paaien beflooten;<br />

die wy aan alle zyden te buiten gaan, ea<br />

verderven daardoor niet flegts hetlighaam,<br />

dat wy te veel vergen, maarteffens oofc<br />

onze verftandlyke vermogens. Wy treeden<br />

, in plaats van met juiste kundigheeden<br />

voorzien te weezen,met valfche en dweepende<br />

begrippen, in een andere Waereld<br />

over; en wat kan er het gevolg van zyn,<br />

anders, dan dat wy weder kinderen moeten<br />

worden, daar wy Wyzen behoorden<br />

te weezen.<br />

Doch ik weide te breed uit. Ik wilde<br />

flegts een Voorberigt, en geen Verhandeling<br />

over de verwarringen onzer eeuw<br />

fchryven.<br />

Wanneer de Leezer myne Tafereelen<br />

natuurlyk en welgeplaatst vind; wanneer<br />

hy deel neemt in hetlyden myner Ongelukkigen.;<br />

wanneer hy een voorneemen<br />

koestert, 'om de waarfchuuwingen, die<br />

deeze Gefchiedenis oplevert, ter harte te<br />

«eernen, en wanneer hy, met my, ge-<br />

tuigt;


V O O R B E R I G T<br />

tuigt: DEEZE HUUWLYKEN ZYN NIET IN<br />

BEN HEMEL GESLOOTEN ! dan doet hy 't<br />

geen ik van eiken verftandigen verwagte !<br />

dan beloont hy mynen arbeid*<br />

EER-


EERSTE BRIEF.<br />

Mevrouw Hosten aan Louiza.<br />

VJy zult u zekerlyk verwonderen een Brief<br />

van my te ontvangen, na dat wy reeds twee<br />

jaareii ophielden aan elkander te fchryven.<br />

Geene fcheiding viel m y i m m e f z w a a r d e r e n<br />

geene verééniging aangenaamer, dan die'van<br />

uwe vriendfchap. Vrolyk derhalven knoop<br />

ik de banden weder vast, daar ze toevallig<br />

zyn afgebrooken geworden.<br />

Ik ben Mevrouw Hasten. Gy hebt thans<br />

alle de aanfpraaken op Ferdinand, die ik wel<br />

eer op hem had. Gy weet, hoe zeer ik hem<br />

beminde. Gy weet hoe haatlyk myne tegen-<br />

, woordige Egtgenoot my altoos was, en bezef<br />

derhalven, hoe ongelukkig myn Huuwlyk my<br />

gemaakt heeft.<br />

Gy laagt my fteeds te zeer op 't hart, en<br />

*yt me als nog te dierbaar, dan dat gy niet<br />

A<br />

al-


( * )<br />

alles zoudt weeten, wat myn treurig,en moog-<br />

lyk door my zelf overhaast, Noodlot betreft.<br />

De Familie van Ferdinand dulde het verlies<br />

zyner goederen niet, de myne wilde er van<br />

afzien, doch de zyne beriep zig op haar recht;<br />

en zie daar, het geluk van twee Gelicvcr<br />

ondermynd !<br />

Gy hadt Ferdinand toen nog niet gezien. -<br />

En nu moest gy hem zien, en — kan ik u<br />

kwalyk neemen, dat gy in uw hart ontwaar­<br />

de 't welk myn hart voor hem gevoelde?<br />

Naauwlyksbemerkte men zulks,of men troon­<br />

de hem van my afr en gy werdt de onfchuldige<br />

oorzaak van myn ongeluk.<br />

Dus verliep er een geruimen tyd, in wel­<br />

ken men den Heer Hasten in myn gezel-<br />

fchap drong. In den beginne was hy my vol-<br />

ftrekt onverdraaglyk, en ik kon niet anders<br />

dan Jiem openlyke blyken myner verachting<br />

geeven, doch de Man zettede my hier zo veel<br />

koelbloedige Filofofie tegen, dat hy my wel­<br />

dra in een verdraagzaamer humeur bragt. Hy<br />

betoogde, met onwederfpreeklyke klaarheid,<br />

dat ik hem ongelyk deed; dat Ferdinand nim­<br />

mer de myne kon worden, en dat het ten<br />

hoogften onbillyk ware, dat ik ten minften<br />

aan


C 3 )<br />

aan eenen anderen niet wilde toeitaan, te be-<br />

proeven wat men op myne geneegenheid<br />

zou kunnen verwinnen. Ik moest hem dus,<br />

zelf tegen myn wil, dulden.<br />

Binnen kort betoonde hy zig als den ede­<br />

len , rechtfchapen Man; Zyne eerbied voor<br />

my; zyn ongemeen geduld met alle myne gril-<br />

ligheeden; de moeiten dien hy zig gaf, om het<br />

verdriet myner Ouderen, over myn lot opge­<br />

vat te verzetten, verwierven hem eerlang my­<br />

ne hoogachting.<br />

Daaglyks vertrouwlyker met ons verkeeren-<br />

de, was hy fpoedig de Getuigen van de traa-<br />

nen, die myne Ouders over myn hardnekkig<br />

gedrag uit de oogen vloeiden! Ah dan kwam<br />

hy by my; fprak , niet als een Minnaar, maar<br />

als een Zoon; overtuigde my van het hoog.<br />

fte ongelyk, dat ik myne Ouders aandeed,<br />

door de weinige dagen, die hen nog te lee-<br />

ven ftonden, derwyzen bitter te maaken! —<br />

en verwekte in my het - denkbeeld, om uic<br />

pligt te doen , wat ik uit liefde niet vermogt.<br />

Nooit hebben myne Ouders my een kwaad<br />

woord gegeeven. Nimmer waren zy myne<br />

neigingen tegen geweest. Zy poogden myne<br />

rerbindtenis met Ferdinand te bevorderen,<br />

A x Mya


( 4 )<br />

Myn geluk was het hunne, en nu, —«-*<br />

daar het hartfeer hen verteerde, zou ik hefl<br />

met ondankbaarheid beloonen ?<br />

Heden voor agt dagen kwamen wy, vol­<br />

gens gewoonte, na de maaltyd, by elkander<br />

om koffie te drinken. Myn Vader rookte zyn<br />

pyp, zonder, (gelyk hy altoos pleeg,) te<br />

fchertfen, en het Gezelfchap te vervrolyken.<br />

Myne Moeder zat, met de zigtbaarfte blyken<br />

op 't veel betekenende gelaat, dat de kommer<br />

haarer ziel reeds een diepen indruk op haar<br />

lighaam gemaakt had. Hasten hield zig bezig<br />

met het Klawier. Er moeften treffende wo­<br />

nen uit voordkomen , dewyl hy uitmunten<br />

wilde, en eer hy 't zelf wist, was hy in eene<br />

dier medefleepende treurtooneu vervallen, die<br />

zo fterk op ons Zenuwgeftel werken, en waar<br />

doorwy dikwerf ontwaar worden, wat traanen<br />

tegen dank zyn.<br />

Laat het nu wel zyn, Myn heer Hasten!<br />

zei myn Vader. Gy ziet wel ,dat het niet ge­<br />

lukken wil. Of moet ik ook tegen myn wil<br />

weenen ?<br />

Gy zoudt niet gelooven, Louiza ! hoe diep<br />

zulks myne ziel doordrong. In één oogen-<br />

blft', ftond de ganfche reeks van treurige en<br />

on-


C 5 )<br />

ongelukkige dagen voor myn geest, die ik aan<br />

dat kleine Gezelfchap veroorzaakt had, tef-<br />

fens my overtuigd houdende, dat ik die ge-<br />

ne ware, die dit alles veranderen kon, en<br />

voorneemende zulks te doen, het mogt dan<br />

kosten wat het wilde.<br />

Intusfchen ik. zulks dagt, was myn Vader<br />

met den Heer Hasten in een gefprek geraakt,<br />

over de menfehelyke gelukzaligheid. Hasten<br />

beweerde, dat zy in de verbeelding van den<br />

mensch beftond.en het binnen ons bereik wa<br />

re dezelve te verkrygen. Myn Vader gaf hem<br />

gelyk, en voegde er by, dat het ongeluk ins-<br />

gelyks in de verbeelding des menfehen zyn be-<br />

ftaan vond, en het niet moeilyk vallen moest<br />

de onheilen in het tegenövergeftelde te her-<br />

fcheppen , wanneer men flegts heerfchappy<br />

over zynen Geest voerde; terwyl die gene<br />

in den grond gelukkig moest worden, die kragt<br />

genoeg in zig. zelf bezat, om het zig te maa­<br />

ken. Dit vermoogen te misbruiken; of tot<br />

een uiterften te dryven, ware Dweepery, dee­<br />

ze was het, die den mensch ongelukkig maak­<br />

te, en de diepite wortelen fchoot, indien men<br />

ze niet tydig uitroeide.<br />

Ik gevoelde volkomen, dat ik een Dweep-<br />

A 3 fter


( « )<br />

fter was , en om fpoedig my van deeze ge,<br />

vaarlyke geestgefteltenis te ontdaan, viel ik<br />

mynen Vader te voet; bezwoer hem, my alles te<br />

vergeeven,waar door ik hemlyden berokkend<br />

had, en verklaarde hem vrywillig, dat ik ge­<br />

reed ware, den Heer Hasten myne hand te<br />

geeven.om langs dien weg het geluk van ons<br />

huis te herftellen.<br />

Nimmer had de blydlchap dat toppunt in<br />

ons huis beklommen, fchoon zy er anders zig<br />

zeer wel vinden liet. Uwe Henriette alleen<br />

kon zig niet van harte verheugen. De daad<br />

zelve fchitterde wel in myne oogen, doch<br />

de opoffering, die dezelve my kosten moest,<br />

drukte als lood op myn hart.<br />

De dag onzer Egtverbintenis werd op gifte­<br />

ren vast gefteld. Ons Huuwlyk is op den<br />

zei ven , tot groot genoegen van alle belang­<br />

hebbenden , voltrokken , en ook ik heb er<br />

my zelf ruftiger by bevonden, dan ik gedagt<br />

had.<br />

Hoe ik met den Heer Hasten fta, en welke<br />

affpraak ik met hem gemaakt hebbe, zult gy<br />

op morgen te weeten komen, want heden<br />

moet ik nog aan Ferdinand ichryven. Ik zal<br />

uwer niet vergeeten, beste Loaiza! Ik zal<br />

hem


7 )<br />

hem bidden, om «het edelfte, het deugdzaam-<br />

fte Meisje, door zyne bezitting gelukkig te<br />

maaken, en fpoedig hoop ik berigt van u te<br />

erlangen, dat gy het waarlyk geworden zyt.<br />

Ik ben zo, als wy weleer elkander omhelsden,<br />

Uwe, enz.<br />

HENRIETTE HASTEN.<br />

T W E E D E B R I E F .<br />

Mevrouw Hast.n aan Ferdinand.<br />

"Wanneer deeze letteren u verfchrikken ,—<br />

wanneer gy myn befluit uit een ander gezigt-<br />

punt befchouwt, dan uit dat myner kinderly.<br />

ke verpligting, —- dan maakt gy my de on-<br />

gelukkigfte Vrouw van de geheele waereld.<br />

Ik heb Hasten myne hand gegeeven, en my<br />

zelve daardoor voor eeuwig de aanfpraak op<br />

de uwe ontzegd! — voor eeuwig, zeg ik, —<br />

neen! myn Ferdinand! — flegts voor dit kort-<br />

ftondige leeven. - Ook heeft myn hart geen<br />

deel aan deeze gift. Ik blyf de uwe, myn<br />

A 4 Bes-


( 8 3<br />

Befte! en gy weet, dat ik de uwe blyf, dat my­<br />

ne geheele ziel u aankleeft, en dat ik hem<br />

flegts myn Gemaal, niet myn Geliefde<br />

noeme.<br />

Even als voortyds, toen de dagen der fchoon-<br />

fte hoop nog voor my ftonden,die ons de ge-<br />

lukkigfte faamenleeving voorfpelden , even zo<br />

ftaan die zelfde dagen nog voor my, — flegts<br />

in een verwyderd verfchiet, flegts aan<br />

gene zyde van het graf, waar verbintenis-<br />

fen noch befluiten beletzelen der gelukzalig­<br />

heid zyn.<br />

Myn Man, geenzins myn Geliefde', (ge­<br />

loof my hierin Ferdinand! by al wat heilig<br />

is, ) heeft my beloofd , de verkeering met n<br />

niet te zullen verhinderen: derhalven fchryf<br />

ik vry aan u, en gy kunt my vrylyk antwoor­<br />

den. De verééniging onzer zielen zal niet op­<br />

houden, en indien myn Man zo edeldenkende<br />

blyft, als hy heden is, zal hy er zelf vermaak<br />

in hebben; want onze liefde was altoos zo<br />

zuiver! altoos hartewerk! altoos de voorfmaak<br />

der verhevenfte zaligheid.<br />

Met ongeduld verwagt ik uw antwoord;<br />

verwagt ik dat gy te vreeden zult weezen, dat<br />

fls myne Ouders de rust bezorgd, en mynen<br />

pligt


C 9 )<br />

pligt vervuld heb. Verder heb ik mets anders<br />

, op deeze waereld te dugten. Nog eens, Fer­<br />

dinand! Louiza bemint u! Gy kunt haar Ge­<br />

lukkig maaken! Gy zyt er zekerlyk toe ver-<br />

pligt. Geef haar uwe hand ! Geef haar ook<br />

een deel van uw hart; laat flegts een gedeelte<br />

aan haar overig, welker ganfche hart gy be-<br />

zit !<br />

Ik ben enz.<br />

HENRIETTE.<br />

P. S. Aan u zal ik nooit den Naam onder,<br />

fchryven, die ik om uwen wi! eens weder ver­<br />

loochenen moet, niet moet, - neen! -<br />

wil.<br />

D E R D E B R I E F .<br />

De Heer Hasten aan Ferdinand Wahler.<br />

Ik ken , wel is waar', u niet in perzoon, Myn-<br />

heer! doch de affchildering; die myne tegen,<br />

woordige Egtgenoote, uwe voormaaiige Hen-<br />

b<br />

'<br />

A 5 ri.


( io )<br />

riette, my van u geeft, vertoont u als een<br />

edel, rechtfehapen Man; en het is in die be­<br />

trekking, dat ik het waage aan u te fchryven.<br />

Gy kunt ligtlyk begrypen, dat ik geen ver-<br />

gifFenis verzoeke, daarvoor dat ik u een Meis­<br />

je ontroofde, '£ welk gy niet bezitten kost:<br />

Dergelyke befchikkingen van het Noodlot zyn<br />

w y Mannen daaglyks onderworpen. Wy fpree--<br />

ken hier van geheel iets anders, en wel be-<br />

paaldlyk van den indruk,die gy,als Minnaar,<br />

op myne Vrouw gemaakt hebt. Deeze was u,<br />

toen gy nog naar haare bezitting dingen mogt,<br />

zeer voordeelig, en berokkende my byna on-<br />

överkomelyke hindernisfen. Loosheid en list<br />

moeiten de voorrechten verdringen, diegyuit-<br />

of inwendig bezat. Maar nu heb ik overwon-<br />

nen. Door onlosmaaklyke banden is zy de my­<br />

ne; en heden kan de indruk, dien gy op haar<br />

gemaakt hebt, u geen voordeel meer ver-<br />

fchaffen. „<br />

Ik verönderftel ,myne Gade als Man zo ge­<br />

lukkig te zullen maaken, als gy als Minnaar<br />

haar zoudt hebben kunnen doen.alleenlyk wordt<br />

daartoe verëischt, dat ik, in dit geval, alle<br />

ftruikelfteeiien opruime , die my in den weg<br />

zyn geworpen, en dat is, de verdere kennis<br />

hou-<br />

/


houding myner Vrouw met u. In 't zelfde tyd-<br />

ftip, waarin ik de loosheid te hulp riep, ten<br />

einde over u te zegepraalen , beloofde ik haar,<br />

de kennishouding en briefwisfeling met u te<br />

znllen dulden. Ik kan deeze belofte niet in^<br />

trekken , maar ik verzoek u, als een Man van<br />

eere, u niet in de zaaken van Man en Vrouw<br />

tefteeken, om aldus door flilzwygen en ver-<br />

wydering, myne Vrouw zelf alle gedagten op<br />

verdere Zielefymphatie te beneemen.<br />

Ik geloof dat gy, met my, zult voelen, dat<br />

de Liefde flegts het loofwerk van hetHuuwlyk<br />

is. De ondervinding heeft maar al te zeer ge­<br />

leerd, dat Huuwlyken, enkel en alleen door<br />

-de Liefde geflooten, binnenweinigjaaren.de<br />

ongelukkigften worden.<br />

Ik verwagt myn verzoek vervuld te zien ,<br />

en ben, tot alle tcgendienften bereidvaardig,<br />

enz,<br />

HASTEN.<br />

VIER-


( 12 )<br />

V I E R D E B R I E F .<br />

Ferdinand Wahler aan den Advokaat Stokherg,<br />

Cjry befchouwt het dan thans als eene on-<br />

mooglykheid , het Testament van myn Oom<br />

te vernietigen, en my zynen natuurlyken Erf­<br />

genaam te maaken, thans zeg ik, na dat wy<br />

er twee jaaren over geprocedeerd hebben? De<br />

Hemel zy geloofd, dat gy eindlyk uwe onge­<br />

lovigheid hebt afgelegd. Ik voorfpelde u<br />

zulks wel voor twee jaaren; doch uwe en-<br />

thufiastifchen yver voor my, vervoerde u der-<br />

wyzen, dat gy my eerst nog eenige honderden<br />

uit de beurs gejaagd hebt, waarvan gy waar-<br />

lyk geen vrugt hadt, alhoewel zy echter pour<br />

la bonns louche zyn bedeed geworden, en<br />

gy wist, hoe ongaarne ik myn beurs voor<br />

Rechters en derzelver aanhang ontfluite! i<br />

Maar misfehien zoudt gy deeze gezegden<br />

wel voor ernst opvatten, neen', myn lie­<br />

ve Stokberg l Ik fcherts er flegts mede. Alles<br />

wat gy deedt,decdt gy uit edele vriendfehap<br />

ly-


tui<br />

lyke oogmerken, zyn deeze u mislukt,<br />

dat was uwe fchuld niet.<br />

Gy vertoont u zekerlyk niet in het beste<br />

licht, wanneer gy my voorflaat, om Louiza<br />

te necmen, ten einde langs dien weg myn goed<br />

te behouden. Gy weet, wat Vyand ik van alle<br />

baatzugtige Egtverbindtenisfen ben , en' nu<br />

zou ik er zelf een aangaan ? Reeds daarom<br />

is Louiza haatlyk in myne oogen, vermits zy<br />

aanfpraak op myn goed heeft; en ik zou haar<br />

niet neemen, offchoon zy meer dan een Engel<br />

ware (<br />

Behalven dat, gy weet, dat ik bemin, en<br />

een fchepzel bemin, die de myne werd, zelf<br />

toen ik niets had, en wier Ouders haar my<br />

zouden gegeeven hebben, indien myne vrien­<br />

den geene magt over my gehad hadden.<br />

Thans is die magt ten einde; ik fnel naar<br />

myne Henriette, en zal het Meisje niet arm<br />

voorkomen.<br />

Ja! myn lieve Vriend! de Hemel heeft ifl<br />

myne billyke zaak voorzien. Ik heb een dub­<br />

bel geluk gehad, terwyl ik v rywillig van myn<br />

goed afftond! Ik heb het Profesforaat,met de<br />

voordeden daar aan verknogt, ingevolge myn<br />

verzoek, verkreegen, en agtduizend Daalders<br />

uiï


( 14)<br />

hit de Lotery getrokken. Beiden deeze<br />

Nieuwstydingen ontving ik op eenen dag.<br />

Myn eenigfte woord was, toen ik ze hoorde :<br />

Henriette! — Want flegts aan haar dagt ik,<br />

en niet anders dan met haar, wil ik dit geluk<br />

genieten.<br />

En wat ontbreekt my nu, lieve Stokberg?<br />

tyk ben ik niet, zo als ik anders zyn zou:-<br />

maar ik heb genoeg, en, met Henriette,meer<br />

dan die veertigduizend Daalders, die ik be­<br />

zitten moest. Louiza heeft heden myn afltand<br />

en votmagt bekomen,om alles te kunnen ont­<br />

vangen.<br />

En derhalven, befte Stokberg! laat nu die<br />

zaak zyn beflag hebben! Zend my de reke­<br />

ning der gemaakte Onkosten ; en verwagt.<br />

voor uwe moeiten de leevendigfte erkentenis,<br />

van uwen<br />

FERDINAND-<br />

VYF-


C is)<br />

V Y F D E B R I E F ,<br />

De AdvekaaX Wurm aan Louiza ÏVedemeijer.<br />

13y deezen, Mcjufvröuw! bekomt'gy het be-<br />

i'igt van uw gewonnen Proces. Uw tegcnpar-<br />

ty is ook volkomen uit het Veld geflagen,en<br />

zal niet verder appelleeren. De Uitfpraak is<br />

nu gcrcchtelyk;het Testament onverbreeklyk,<br />

en de Erfnis de uwe, zo dra hy uwe hand<br />

weigert, en natuurlyk de uwe, by aldien hy<br />

dezelve aanvaart.<br />

Hoe bezwaarlyk viel het my , dit Pleitge­<br />

ding te winnen ! - Moet ik u alles zeggen? -<br />

Moet gy weeten, wat myn hart voor u ge­<br />

voelt? Had myn Geweeten en uw geluk.<br />

het veroorloofd, gaarne zou ik dit Pro­<br />

ces verlooreu hebben! Het te winnen is<br />

niet anders, dan my zelf van alle hoop en<br />

gelukzaligheid te berooven , en my zelf te wy-<br />

ten te hebben, dat gy de myne niet wordt.<br />

Doch , nimmer gaaftgymy de minite hoop! -<br />

Vergeef my derhalven dit zonderling ge-<br />

£hap!


( 16 )<br />

f n a p! Nog meer, ik weet dat gy Ferdinand<br />

bemint, indien derhalven myn yver iets<br />

aan uw geluk toebrengt, engy dezyne wordt,<br />

denk dan zomWylen , met deelneeming, aan<br />

uwen Hoogachter,<br />

WURM.<br />

Z E S D E B R I E F .<br />

Profejfor Wahler aan den Advokaat Stokberg.<br />

By aldien er een Duivel is, dan moet het<br />

hem een ftreelend vermaak weezen, wanneer<br />

hy een mensch, ten toppunt der aardfche ge­<br />

lukzaligheid verheven , op eenmaal in den<br />

diepften afgrond der Ellenden ziet nederftor-<br />

ten! Lees deeze twee Brieven, Stokberg! en<br />

• oordeel over myne aandoeningen !<br />

Voorneemens zynde,. en heen willende fnel-<br />

len, om myn geluk in de armen te vliegen,<br />

valt het verfchriklykst Onheil my op de borst!<br />

.Niet genoeg, dat ik eene Minnares verlieze,<br />

die de bron myns leevens is, moet ik my nog<br />

de


( 17 )<br />

de befpöttingen getrooften van den Onverlaat,<br />

die ze valscbaartig my ontfutzelde.<br />

Het Meisje kan ik niet verdacht houden": Zy<br />

heeft my dikwils van Hasten, en nog menig-<br />

vuldiger maaien van de treurigheid haarer Ou­<br />

ders gefchreeven, en ik wenschte, wenschte<br />

aanhoudende, dat zy flegts ja wilde zeggen;<br />

gebieden wilde ik het haar echter niet. Zy<br />

bleef toch het Meisje van myn hart, en ik<br />

kon zinneloos om haar geworden zyn, byal-<br />

dien ik er niet te bedaard toe geweest ware,<br />

Zonder het my toegevoegd geluk had ik<br />

nooit het denkbeeld, om haar te neemen,<br />

gekoefterd. Doch wat baat my nu dit geluk?<br />

Kon het Noodlot my zulks niet vier weeken<br />

* vroeger bezorgd hebben ! dan, dan ware<br />

zy de myne, dan ware myn leeven maar eene<br />

geheele wellust geweest! Doch meer dan dit<br />

verlies; (want dat heb ik my reeds eeniger<br />

maaten getroost,) is my de handelwyze van<br />

haar Man: ook niet geheel om my zelfs<br />

wil. Ik heb met behulp der Wysgeerte,<br />

my daarin overwonnen, en als derzei ver Lee-<br />

raar was ik verpligt zulks te doen. Ik heb den<br />

Man geantwoord , zo als by verdiende. Ik ver­<br />

acht hem van ganfcher harte. Hy ware de<br />

B min-


( 18 )<br />

minfte opwelling myner gramfchap «iet waardig<br />

, zo hy de Man van myne Henriette niet<br />

was.<br />

Doch om haarenwil is zyn gedrag my on­<br />

aangenaam : ten minften wenschte ik de VrouW<br />

van myn hart een vreedzaamer lot, en zulks<br />

heeft zy nu niet te verwachten, o Kon ik haar<br />

genoegzaam geduld in al het lyden verfchaf-<br />

fen; dat haar reeds treft, of nog voor de deut<br />

ftaat'. maar, helaas 1 dit lyden moet ik zelf nog<br />

vermeerderen. Als een Man van eere moet<br />

ik aan zyn verzoek voldoen,en het haare on­<br />

vervuld laaten. Ik kan haar niet fchryven^<br />

zonder haar,aan den eenen kant, eene fcham-<br />

pere bejegening van haar Man op den hals<br />

te laaden, en aan den anderen kant myn pligt<br />

te krenken.<br />

Aldus, myn Vriend! zyn alle myneheerly-<br />

ke uitzigten, alle myne vermaaken verdweenen!<br />

dus ben ik verfteeken geworden van de be-<br />

ftemming, om tot de zaligfte der ftervelingen<br />

te behooren! Ik verbeelde my fterk genoeg<br />

te zyn, dit alles te draagen, doch mis-<br />

fchien is het ook maar verbeelding! Veelligt<br />

is dit de eerfte werking der bitterheid van<br />

ziele over haar verlies.<br />

Hen-


(19)<br />

Henriette fchryft my ook, dat ik Louiza<br />

neemen zou: maar deeze Triumf zal Louiza<br />

nimmer genieten,- en om ten zekerfte te<br />

te verhoeden, dat men my niet verrasfche en<br />

van befluit veranderen doe , ga ik morgen<br />

naar W*** waar ik een Meis;e gezien heb,<br />

waarvan men my veel goeds gezegd heeft. -<br />

Zy is arm, doch des te beter voor my. Moog-<br />

lyk ontvangt gy overmorgen de tyding, dat<br />

IK gehuuwd ben , met eene Vrouw, die ik<br />

flegts éénmaal gezien heb.<br />

Ik ben enz.<br />

WAHLER.<br />

ZEVENDE BRIEF.<br />

Profejjor Wahler aon den Heer Hasten.<br />

weinig als ik uwe Helling, waarmede<br />

gyuwenonbefchaamden brief befluit, goed kan<br />

heeten, zo zeer veracht ik den Man, die ze<br />

aanvoert,- maar dat gy ze aanvoert, geeft »<br />

daarom het recht niet, om met een Man te<br />

«potten, dien gy, (waarom zou ik zulks ver-<br />

B 2<br />

hee-


heelen?) ongelukkig hebt gemaakt, door héni<br />

te berooven. Waart gy eenige dagen laatei*<br />

gekomen, gy waart den gelukkigen Man niet<br />

geworden. Ik was reeds op weg, met ecil<br />

maatig geluk, groot genoeg om myne Henriet­<br />

te gelukkig te maaken. Heden ben ik arm, —<br />

en gy in het bezit van een fchat, die my al­<br />

leen verryken kon; van een fchat, Myn-<br />

heer! welken gy niet verdient. Daar ik zulks<br />

gevoele, daar ik er vastlyk van overtuigd<br />

ben, dewylgy reeds in de eerfte dagen, den<br />

Tyran over haar fpeelen wilt, kunt gy ligt-<br />

lyk denken, dat ik geen blad papier om uwen<br />

wil verkwiften zou, deed ik het niet ter lief­<br />

de van het Onderwerp, dat deeze briefwisfe-<br />

ling veroorzaakt,<br />

U zal ik niet laftig vallen. De Man, die<br />

zig verlaagen kan , om den Minnaar zyner<br />

Vrouw te verzoeken, dat hy zig verwydere,<br />

is veel te armhartig, dan dat men geen mede-<br />

lyden met hem zou hebben. Ik, Mynheer!<br />

zou geen Egtgenoote begeeren , byaldien ik<br />

haar bewaaken moest, al droeg zy Kroon en<br />

Schepter. Ik ben ook te zeer een Man van<br />

eere, om het geluk van een Meisje te ver-<br />

ftooren, dat ik weleer beminde, en welker ge­<br />

heel


C 21 )<br />

heel toekomftig geluk, helaas! beftaat in d«<br />

erbarmlyke liefde van een nog erbar.nelyker<br />

Man.<br />

Ik heb echter nog een Recht op Henriette,-<br />

en dat is het Recht der Menschheid.' , dat<br />

Recht zal geenzins zwygen.zo dra gyhaar on-<br />

gelyk aandoet. Dit zeg ik u, en waarfchouw<br />

u deswegens. Ik zal gewiflyk uwe fchreden<br />

gadeflaan! Ik zal, tot in de verborgenile fchuil-<br />

hoeken toe, uwe handelwyze met Henriette<br />

opfpeuren, en wee uwer, wanneer gy haar'te<br />

veel doet lyden! Gy moet heden, met geweld,<br />

een goed Man worden, en zulks zult gy den<br />

Minnaar te danken hebben, dien gy te ver-<br />

wyderen poogdet. Indien gy nog een greintje<br />

menschlykheid bezit, zeg dan aan uwe Vrouw,<br />

dat gy my het fchryven aan haar verboden<br />

hebt, ten einde zy my voor geen fchurk hou-<br />

de, zo'als gy er een zyt.<br />

ü<br />

FERDINAND.<br />

3 AGT-


C 22 )<br />

A G T S T E B R I E F .<br />

Profesfor Wahkr aan den Advokaat Stokberg.<br />

Ik fchreef u in myn laatften , dat gy moog-<br />

lyk heden de tyding zoudt ontvangen, dat ik<br />

gehuuwd ware; — en met deezen brief wordt<br />

u die tyding gezonden.<br />

Naauwlyks had ik myn voorgaanden afge­<br />

vaardigd , of ik zettede my op het Rytuig en<br />

reed naar W * * *.<br />

Maar alvoorens moet gy eenige der Om-<br />

flandigheeden weeten, waarom deeze reis ge-<br />

fchiedde.<br />

Toen ik my, agt dagen geleeden, by uwen<br />

Broeder te W*** ophield, zagen wy tegen<br />

ons over, by eene Galanteriekraamfter, een<br />

jong fchoon Meisje. Myn lugthartige Vriend<br />

kon niet naarlaaten, met my daarover te fchert-<br />

fen, cn bepraatte my eindlyk, om derwaards<br />

te gaan, sn er iets te koopen.<br />

Hoe meer ik het Meisje naderde, hoe be-<br />

langrykcr haar gelaat my werd: Zy had, zo<br />

't my voorkwam, in haare houding iets lyde-<br />

lyks,


( 13 )<br />

lyks, dat my trof. Uw Broeder wilde met<br />

haar (loeien, doch zy hield zig achter 's hands,<br />

en vond weldra een voorwendzel om heen te<br />

gaan.<br />

Uw Broeder vroeg, taamlyk dubbelzinnig,<br />

aaa de Modekraamiter, waar zy deeze Waar<br />

had opgedaan, en of zy die van Berlin had<br />

doen komen,<br />

Daar nu deeze Vrouw ter goeder faam ftaaf,<br />

nam zy deeze vraag zeer euvel op , en uw<br />

Broeder had zeer veel werk, om haar te vre-<br />

den te ifellen, en haar te beweegen, dat zy<br />

ons iets wegens het Meisje verhaalde.<br />

Zy was met een klein pakje herwaard geko­<br />

men, en had haar haaren dienst aangebooden.<br />

Deeze Vrouw hield haar, in den beginne,ver­<br />

dacht, en daarom had zy haar op allerlei wyzen<br />

beproefd,doch beftendig was zy daarby geblee-<br />

ven, dat zy een Wees war'e, door een Land­<br />

prediker in huis genomen. Haar Gevader en<br />

Gemoeder waren zeer arm, en na eenige fchul-<br />

den gemaakt te hebben, geftorven. Na der­<br />

zei ver dood had men alles weg genomen,<br />

en haar met haar Pakje uit het huis geftoo-<br />

ten, en zy was alhier gekomen, om werk of<br />

wel een dienst te zoeken.<br />

B 4 Toen


Toen het Meisje weder binnen kwam,<br />

fcheen zy geweend te hebben. Ik ging naar<br />

haar toe, en zei, dat haare ongelukkige Ge-<br />

fchiedenis my bekend was, en verzogt haar,<br />

om het verhaal van eenige nadere byzonder-<br />

heeden. Zy bewilligde in myn verzoek, en<br />

Voldeed er aan, met zo veel vrymoedigheid,<br />

bevalligheid en bewys van gezond verftand,<br />

dat ik haar hartlyk geluk wenschte met de<br />

Gaaven , die de Natuur haar gefchonken had;<br />

teffens haar verzekerende, dat het, met dee-<br />

ze voorrechten,haar aan geen geluk kon ont-<br />

breeken.<br />

Zy nam dit even befcheidenlyk aan, en op<br />

de vraag: Of zy zig wel in den dienst van een<br />

Heer verbinden wilde, wanneer zy teffens als<br />

Huishoudfter wierd aangemerkt, antwoordde<br />

zy my, dat, hoe waardig haar de Vryheid ook<br />

ware, zy echter zig niet tot zulk een geluk<br />

bevoegd rekende: Ik vroeg haar verder, of<br />

ik haar met eenigen onderftand in geld gerie­<br />

ven kon ? Waarop zy tot befcheid gaf, dat zy<br />

veel te ftiptlyk op de eere gefield was, dan<br />

dat zy een Gefchenk kon aanneemen; dat flegts<br />

iets zodanig in haare handen te zien, aanlei­<br />

ding tot verdenking zou kunnen geeven.<br />

V-er-


( 25 )<br />

Vermits ik te rug reisde, verliet ik haar<br />

met het vafte voornoemen , om ze by Hen,<br />

nette in dienst te brengen. Ik kende Vader,<br />

Moeder en Meisje te wel, 0m niet volkomen<br />

zeker van myn zaak te weezen. Nu<br />

keerde het blad om. Ik kwam weder hier. Ik<br />

maakte uw Broeder myn befluit bekend. Hy<br />

prees het; doch het geen meer was dan dat<br />

en waarvoor ik hem niet genoeg danken kan,<br />

hy bood zig aan, allebezwaarnisfen volkomen<br />

uit den weg te ruimen , en in perzoon narigt<br />

van de waarheid des verhaals van het Meisje<br />

te gaan inwinnen. Hy fprong met een te paard;<br />

was gisteren avond reeds weder te rug van het<br />

Dorp,dat omtrent twee uuren van Berlin ligt,<br />

en bragt my de geloofwaardigfte bewyzen der<br />

waarheid mede.<br />

Inmiddels was het reeds zo verre met my<br />

gekomen, dat wanneer hy ze niet gebragt had<br />

ik er door in de grootfte verleegenheid van-de<br />

waereld zou geraakt zyn ; — niet dat ik het<br />

Meisje beminde, maar ik had haar reeds myn<br />

geheelen toeftand ontdekt; haar gezegd, dat ik<br />

huuwelyken moest; haar beleeden, dat ik geen<br />

de minfte tederheid voor haar voeden kon<br />

die zy evenwel recht had te kunnen vorderen';<br />

B<br />

S dat


( 26 )<br />

dat zy echter daarop rekenen kon, dat ik een<br />

hoogachtend Egtgenoot, en een teder vriend<br />

voor haar zou weezen.<br />

Het goede Schepzeltje bewilligde er in,<br />

om haar Noodlot met het myne te verééni-<br />

gen. Zy had veel treffends gezegd , en veel<br />

deelneeming betoond in myn ongeluk; en<br />

haare hartlyke belofte, om my myn lyden zo<br />

draaglyk te maaken, als mooglyk was, ftrek,<br />

te my ten bewys, dat ik tot Gezelfchap en<br />

Vriendin niemand beter zou hebben kunnen<br />

verkiezen.<br />

Uw Broeder was ruim zo blyde als ik, en<br />

de Modekraamfter, die de befte ziel onder al­<br />

le baars gelyken bezat, was opgetoogen van<br />

vreugd, toen zy het Geluk van haare kwee-<br />

keling vernam. Ik liet met een alles tot den<br />

trouw in gereedheid brengen.<br />

Maria was de eenigfte, die na de voltrek­<br />

king van ons Huuwlyk ftil en fomber werd.<br />

In den eerften bevreemde my zulks, en ik<br />

verbeeldde my, dat zy welligt berouw van den<br />

overylden ftap mogt hebben, vermits ik buiten<br />

ftaat ware, haar alles te geeven, waarop zy aan-<br />

fpraak had, en myn pligt vorderde. Ik ging<br />

tot haar om haar daadlyk myne gedachten te<br />

zeg-


C 27 )<br />

zeggen; want ik wil d e zo oprecht met haar te<br />

werk gaan, als mooglyk w a s.<br />

Spoedig evenwel riep z y m y l j i £ m y n e d o Q<br />

hng te rug: Want naauwlyks had ik haar my­<br />

ne vrees te kennen gegceven, of zy antwoord­<br />

de my, met de lieftalligheid van een Engel-<br />

Nooit, myn Vriend! zal myn befluit my be­<br />

rouwen. Gy denkt te edel, dan dat ik niet<br />

gelukkig met u moet zyn. Myne afgetrokken-<br />

hetd kwam alleen daarvan daan, dat ik tus-<br />

fchen beiden fïa en niet weet, of het On-c-<br />

luk van myne Gemocdcr verlooren te hebben<br />

grooter zy dan het geluk, v a n d a t v e r l i e s k!<br />

lyk m uw bezit vergoed t e vinden.<br />

Kon zy my wel iets vleienders zeggen? en<br />

het kwam zo gansch en al uit haar hart! het<br />

werd zo geheel zonder gemaaktheid uitgefpro-<br />

Kcn.! Waarlyk, myn Vriend! had rayne Hen-<br />

nette niet zulk een diepen indruk op m ym<br />

ziel gemaakt; zweefde zy „iet altoos voor<br />

T 6<br />

klonk haare Item niet<br />

telkens door myneooren; zag ik niet fteeds<br />

den vnendlyken aanblik h a a r e r f p r e e k e n d e<br />

oogen , i k z o u M 5 r i a k u n n e n b e a i B m t i<br />

Doch als Egtgenoote zal zy my altoos dier-<br />

baar weezen. ik „eem haar morgen mede naar<br />

de


( 28 )<br />

de Stad, en hoop aldaar ten minften een ge-<br />

tiist leeven te leiden, zo ik er geen gelukkig<br />

genieten kan.<br />

Ik ben, enz.<br />

FERDINAND.<br />

N E G E N D E B R I E F .<br />

De Heer Hasten aan den Heer van Feit.<br />

\V aarom laat gy ons niets van u hooren,<br />

luie Reiziger? Gy blyft dan nog altoos de<br />

oude liederlyke' Fett ! De Duivel weet hoe<br />

het bykomt, dat gy Edelluiden het altoos be­<br />

ter kunt uithouden dan wy. Doch gy zit<br />

tot over de ooren in het geld, en hebt geene<br />

zorgen; tcrwyl wy moeten zugten en zwee-<br />

ten, om de onkosten tot onze Menus plaifirs<br />

te vinden.<br />

Maar ik moet u iets nieuws mededeelen , dat<br />

O geheel buiten postuur zal brengen: ik heb<br />

den eenzaaraen ftand vaarwel gezegd, en my<br />

jn het groote Gilde begeevcn. Gy kunt den*<br />

ken,


C *9 )<br />

fcen, dat ik my geen wisfewasje heb opgezogt.<br />

Ik heb daarenboven het vermaak gehad, om<br />

een geleerd Zaletjonkertje uit den Zadel te<br />

ligten, die er al vry vast in gezeten was,<br />

Geloof vrylyk, myri Hartlap ! dat ik my zo<br />

niet vernederd zou hebben,indien het Meisje<br />

gemaklyker te verkrygen geweest ware, om<br />

haar te huuwlyken. Doch dit was niet alleen<br />

volftrekt onmooglyk, maar geduurende twee<br />

jaaren, heb ik my zelf in geheel andere vou­<br />

wen moeten zetten, o Gy moest my eens in<br />

die ernflige en zedige houdingen, die ik aan­<br />

nam , gezien! Gy moest de Predikatiën eens<br />

gehoord hebben , waarmede ik myn Meisje<br />

haar Beminde vau't hart troonde, en haar tot<br />

my te trekken wist! Hadt gy my, zedig mensch,<br />

eens in het Gezelfchap der ouden van dagen<br />

aanfchouwd, die ik voorgenomen' had den<br />

baard te zalven,'gy ZOudt u halfdood gelac-<br />

chen hebben; maar ik was ook tot Ito-<br />

vens toe verliefd. Nu zy de myne is.fchfkt<br />

zig dat alles, en zo dra is zy niet voor den<br />

geleerden Stokvisch in zekerheid , of ik foei<br />

naar Berlin, en dwaale als Blancheville, we­<br />

der met u om.<br />

Wat voert de kleine Maria toch uit? fchryf<br />

my


(3)<br />

my toch wat van uw Nieuws, want ik zal<br />

my zelf vervloekt verveelen, wanneer ik nog<br />

meer tegenzin in myn Wyf kryge.<br />

Ik ben, enz.<br />

BLANCHEVILLE.<br />

' , — ^<br />

T I E N D E B R I E F .<br />

Louiza Wedemeïer aan Henriette Hasten.<br />

Ik heb, traanen van blydfchap Hortende, u-<br />

wen brief gekuscht, want na eene zo lan­<br />

ge fcheiding u wederom de myne te mogen<br />

noemen , was my een onverwacht geluk.<br />

Niet uit hoofde myner geneegenheid tot<br />

Ferdinand, neen! maar uit louter vergenoe­<br />

gen, liep ik daadiyk tot myn Vader, en ver­<br />

haalde hem, dat gy gehuuwd waart, hem tef­<br />

fens vryheid verzoekende, om u te mogen ant<br />

woorden.<br />

Gy weet, wie hy is, wanneer hy zyn zin<br />

heeft. Hy geloofde alle hinderpaalen, betrek-<br />

lyk myn Huuwiyk met Ferdinand, nu uit den<br />

weg


C 3i )<br />

vreg geruimd te weezen;drukte my in zyn ar-<br />

men; noemde my zyn lieve Dogter, en zei,<br />

dat ik alles kon doen, wat ik begeerde.<br />

Hy maakte my zekerlyk in dat punt gelukt<br />

kig, waarin ik het alleen zyn zal, een<br />

Vriendin weder te krygen, die ik voor verlooren<br />

rekende.<br />

Ferdinand, myn Waardfte ! Ferdinand is in<br />

dat opzigt voor my, 't geen by voor u is. Hy<br />

is gehuuwd ! Wanneer gy zulks nog niet weet,<br />

dan zult gy my, in den eerften opflag, even<br />

zo weinig gelooven , als ik myn Vader geloof­<br />

de , toen hy my aankondigde, dat het Erfdeel<br />

van Ferdinand hem reeds geheel geleeverd<br />

ware.<br />

Ik ftond (lom en verzufd voor hem. Ik kon<br />

my geen begrip vormen, hoe hy u zo fchie-<br />

lyk vergeeten kon;- ik moest hem echter we­<br />

der ontfchuldigen. DeAdvokaat Wurm heeft<br />

my de zaak opgehelderd. Hy is enkel gehuuw-<br />

lykt, om nooit in de verzoeking te komen,<br />

van aan my te denken.<br />

Is dit niet vernederend voor my, befte Hen­<br />

riette ? o Ik heb de ganschlyke diepte ge­<br />

voeld , in welken ik verzonken ben, hoe loos<br />

myn Vriend Wurm het ook voor my heeft<br />

poo-


( 32 )<br />

poogen te verbloemen, dat ik de beleedigde<br />

ware, er by voegende, dat hy het Ferdinand<br />

nimmer vergeeven kon, van myne hand te hebben<br />

afgeflagen.<br />

Necu '. Jetc hy heeft reien my te haateri ,<br />

die op den roof van zyn Erfdeel uitging. Dik-<br />

wils heb ik hem verzekerd, dat ik, wat my<br />

betrof, van alle aanfpraak op zyn geld afzag,<br />

doch telkens bleek, uit zyn gedrag, dat hy<br />

myniet geloofde,en myne verzekering voor<br />

veinzery hield. En daar ik hem nimmer in<br />

een beter licht kon voorkomen, vermits hy<br />

m y altoos als de verftoorfter en de hinder­<br />

paal van zyrie liefde te uwaards moest befchou-<br />

wen kan ik hem niet ten kwade duiden, dat<br />

hy my haat. Hy wist niet, hoe onuitfpreek-<br />

lyk lief ik hem had; en hy weet nog met<br />

dat ik onbaatzugtlg ware; dat ik al het geld<br />

voor zyn Perzoon zou gegeeven hebben . en<br />

hy zal nooit weeten, dat ik om zynen wil voor<br />

altoos ongelukkig worde.<br />

Myn Vader kwam en vond my weenende aan<br />

myn fchryftafeltje. Hy vroeg, waarom ik<br />

weende? Ik beminde Ferdinand! antwoordde<br />

ik,


C 33 )<br />

ik, ik bemin hem nog; en, - myn Vader!hy<br />

wordt de mynen niet!<br />

Hyfloegzyne oogen voor zig neder; voor<br />

de eerstemaal zag ik dezelven met traanen;<br />

voor de eerftemaal zei hy zagtlyk tot my :<br />

wees getrooft, myn Dogter! de tyd zal alles<br />

te recht brengen. Gy zult evenwel nog geluk­<br />

kig worden.<br />

Ik gevoelde, dat zulks nimmer waar kon<br />

worden; deeze ongewoone handelwyze van<br />

myn Vader echter was my een verzagtende<br />

balzem. Ik ftond op; viel hem om den hals,<br />

en bedankte voor het aandeel , dat hy in<br />

myn hartzeer nam. Hy is hardvogtig en<br />

ruuw; met dat alles kan hy zomwylen wee-<br />

zenlyk ook zagt en goed zyn.<br />

By de herdenking van het eerfte, kan ik<br />

niet afzyn, u eene gefchiedenis te verhaalen,<br />

die zonderling genoeg is, om opmerking te<br />

verdienen.<br />

Toen myn Broeder nog leefde, en op de<br />

hooge fchool was, bragt hy , op eene der<br />

Hoogtyden, eens een zyner Vrienden met zig.<br />

Deeze heette Weiftad. Hyhad wel geen zeer<br />

voordeelig voorkomen, doch bezat de kunst<br />

van zig behaaglyk te maaken, die my alsge-<br />

^ maakt»


( 34 )<br />

naaktheid voorkwam, doch door myn Vader<br />

als ernst werd opgevat. Vermits deeze Jongeling<br />

zig naar alle de kleine gnllighecden<br />

van myn Vader te fchikken wist, begon hy<br />

hem liever te kvygen, dan zyn eigen Zoon.<br />

Hy fcheurfle zig , bittcrlyk wccnendc, van<br />

hem af, en roemde hem by elke voegzaame<br />

geleegenheid, zo lang tot dat de zaak met<br />

Ferdinand op het tapyt kwam, wanneer er niet<br />

verder aan hem gedagt werd. Vier wecken<br />

na dat het gerugt der noodzaaklykc Egtverhindtenis<br />

van Ferdinand metmy verfpreid was,<br />

kwam eensflags de Heer Weiftad weder tot<br />

ons. Ik befpeurde aan myn Vader eene zonderlinge<br />

ontftclrenis ; en alhoewel de Heer<br />

Weiftad hem zeer vriendlyk groetede, werd<br />

hy echter mcrklyk koelder ontvangen, dan ik,<br />

na alles, flater tusfehen hen beiden was voorafgegaan,<br />

verwagten moest. Myn Vader wendde<br />

ook weldra eenige bezigheid voor,en verliet<br />

'ons.<br />

ik geraakte eenigzins in vcTleegenheid ,<br />

toen Weiftad, taamlyk vertrouwd, naar my<br />

toe kwam ,-en my verzekerde, dat hy het voor<br />

#yn grootst geluk hield, my te kennen ; •<br />

en voor fflog grooter hield hy het, my de zync


( 35 ><br />

ne te mogen noemen. Hy hoopte, dat zyne<br />

tedere gevoelens omtrent my, my tot de zuivcrfte<br />

en warmde wederliefde zouden beweegen.<br />

In 't eerst ontbraken my de woorden, want<br />

myne verwondering was ten hoogden top ge-<br />

fteigerd. Vermits ik evenwel verpligt was<br />

hem te antwoorden, zeide ik hem, naauw-<br />

lyks my zelf bewust zynde, dat ik niets in<br />

zyn gelaat bcfpeurde, datfchertfen aanduidde,<br />

en dat ik echter, na alles wat hy my daar ge­<br />

zegd had, zeer geneegen was, om zyn voor-<br />

ftcl als fcherts optevatten; dat ik hem vuu-<br />

riglyk bad, niet meer te willen fchertfen met<br />

iets, dat voor my ten hoogften ernftig en aan-<br />

doenlyk was.<br />

Hy verzogt my duizendmaalen, om vergif­<br />

fenis. Hy had gehoopt, vervolgde hy, dat<br />

myn Vader myne beftemming my niet verheeld<br />

zou hebben', en hy was des te onvreedener<br />

hierover, om dat deeze omdandigheid, hem<br />

mooglyk in een ongunftig licht by my plaat-<br />

He ; dat hem nieuwen tyd ter opruiming zon<br />

kosten. Ik moest zyn gansch bedryf op myns<br />

Vaders rekening zetten, daar hy klaarlyk be­<br />

wees, onfciuildig gedwaald te hebben.<br />

Ca De


C 30 )<br />

De woorden, Vader dwaaling be-<br />

dryf - onfchuldig , ftootte ik taamlyk fpoe-<br />

dig achter elkander uit, en verzogt op 't ern-<br />

ftigst om antwoord, dat ter opheldering van<br />

al die woorden dienen moest.<br />

Ik zou voorzeker, dus fprak hy, op een<br />

toon , die tusl'chen aandoening en tederheid .<br />

in was, den weg om uwer te erlangen, an­<br />

ders genomen hebben, by aldien ik niet ver­<br />

wagt had, u voorbereid te zullen vinden. Om<br />

uwe begeerte te voldoen en alle misverftand<br />

voortekomen, moet ik u op heden zeggen,<br />

dat gy myne Verloofde zyt, dat gy zulks zyt<br />

met de bewilliging van uw Vader, offchoon<br />

gy er niets van weet. Erinner u dat tydftip,<br />

in 't welk ik , beneffens uw verdorven Broe­<br />

der by u was! In dat tydftip was het, dat<br />

ik de plegtigfte belofte van uwen Vader ont­<br />

ving, dat, naamlyk, niemand anders dan ik,<br />

zyn Zoon zou worden. En hoe verheugt my<br />

als nog, (in weerwil der ünartlykfte erinne-<br />

ring,) de laatfte uitroep van uwen ftervenden<br />

Broeder, betuigende , dat hy nu des te ge.<br />

trooster de waereld verliet, daar zyne dier-<br />

baare Zuster, het deel van zynen besten<br />

Vriend Itond te worden.<br />

Op


C 37 )<br />

Op dat zelfde oogenblik fchoot my de ont-<br />

fteltenis van myn Vader, by de inkomst van<br />

Weiftad, te binnen: en daar my zyn overyl-<br />

de wyze van belooven bekend was, twyffel-<br />

de ik geen oogenblik aan de waarheid, waar<br />

van ik echter fpoedig nog nader verzekerd<br />

werd.<br />

Iotdsfchen wilde ik, daar het my toch Dim­<br />

mer in degedagten kon komen, deezen Man<br />

te beminnen, het eerfte tydftip my ten nutte<br />

maaken , en voerde hem daarom te gemoete:<br />

dat het my leed deed zyn wensch verydeld<br />

te zien. Dat ik wel geene enkele reden kon<br />

aanvoeren om zyn hand afteflaan , indien men<br />

het hart niet in aanmerking name, dat even­<br />

wel by zulk eene keus volftrekt in aanmer<br />

king moest komen, doch dat ik niet het ge­<br />

ringde woord van myns Vaders belofte ge-<br />

weeten hebbende, ik by gevolg my geene<br />

moeite gegeeven had , om myne geneegenheid<br />

te beperken, derhalven had myn hart reeds<br />

een keus gedaan, en wel mee bewilliging en<br />

goedkeuring van myn Vader, die zulks ze-<br />

kerlyk vergeeten moest hebben , welke keus<br />

my noodzaakte hem te verzoeken, om van<br />

zyn Recht te willen afzien.<br />

' C 3 A f-


( 38 )<br />

Afzien ? riep hy uit, en fcheen zeer ver­<br />

schrikt. Hemel! in welk een ongelukkig en<br />

eindloos doolhof heeft uw Vader my gevoerd'.<br />

Hy wekt deeerfte vonk van liefde te uwaards<br />

inmy op; laat my met de plegtigfte verzekerin­<br />

gen van myn geluk heenreizen! Ik ga;<br />

zoek my uwer hoe langer hoe waardiger te<br />

maaken; ftel uw beeld my onophoudlyk voor<br />

deoogen; denk, fpreek en droom niet anders<br />

dan van u ! Ik kom weder, en vin-<br />

de my deerlyk bedroogen.<br />

Maar, Mynheej! zei ik , (want de hevigheid<br />

waarmede hy fprak, fcheen my beleedigende<br />

tezyn;) Zo maar zonder eenig voorbeding,<br />

zonder eenig terugzigt op my ; en op myne<br />

toeftemming, my aan u verloofd?<br />

„ Dat my zo zeer verwondert als u, •<br />

„ Hy heeft zulks gedaan, en hier hebt gy het<br />

„ bewys."<br />

Hy haalde een Gefchrift voor den dag , waar<br />

in myn Vader ftellig hem het recht over myn<br />

Perzoon mededeelde. Mooglyk dagt hy my<br />

daarmede in de war te zullen helpen; maar<br />

hoe zeer hy ook in dit oogmerk flaagde.her-<br />

ftelde ik my evenwel, en toonde hem, door<br />

myne daaden, dat ook een Vrouw, by onverwag-


t 39 )<br />

wagte Toevallen, beiaard en itandvaftig kan<br />

weczen.<br />

En wat zult gy, met deeze fchriftlyke Belof­<br />

te uitvoeren ? vroeg ik. Zy verbindt den Va­<br />

der om u zyn Dogter te geeven; maar ver-<br />

pligt zy ook de Dogter, om den wil haars<br />

Vaders te vervullen ? Is eene overylde be­<br />

lofte geene toegeevenhqid van een edelmoe­<br />

dig man waardig? en op deezen naam, hoop<br />

ik, dat gy immers aanfpraak zult maaken ?<br />

Gy moet er aanfpraak op maaken , vermits<br />

myn Vader my aan u beloofde , want aan een<br />

onedelmoedig mensch zou hy my niet toege­<br />

zegd hebben. Gy zult dus van de Dogter<br />

niet willen afdwingen, 't gene gy vrywillig<br />

van den Vader verkregen hebt: vooral niet,<br />

daar zyne gedagtcn vermocdlyk, uit hoofde<br />

van uw lang ftilzwygen, veranderd zullen<br />

wcezen, en hy niet de Tyran van zyn Dogter<br />

zal begecren te zyn.<br />

„ De Tyran van zyn Dogtcr? — i Lieve<br />

„ God! hoe verncedert ge my ? My te<br />

„ moeten huuwen, is dan tyranny?- Is dan , —<br />

Zo dra, Myn heer! viel ik hem in de reden,,<br />

myn wil er niet mede gepaard gaat, is het zo !<br />

„ Maar my ongelukkig te maaken, is dan<br />

C 4 „ niets ?


( 40)<br />

„ niets ? Gy kunt dan alle myne voor-<br />

„ uitzigten verydeld zien , en onverfchillig<br />

„ blyven; zonder my de minde blyk te<br />

„ geeven, van dat anders'zo zeer bekoorlyk<br />

„ medelyden eener Vrouwe?"<br />

Ik weet in de daad niet, lieve Jet! hoe het<br />

bykwain , maar ik gevoelde weezenlyk geen<br />

het geringde medelyden; ik ben evenwel an­<br />

ders niet hardvogtig , en echter gevoelde ik<br />

thans iets in myn binnende, dat er naar zweem­<br />

de.<br />

Ik verheugde my zeer, dat myn Vader bin­<br />

nen trad, en hem met zig nam,want, by dee­<br />

ze geleegenheid, had ik mooglyk in een ge­<br />

heel ander licht kunnen voorkomen, dan de<br />

grond van myn hart anders wel eischre.<br />

Kort daarop liet myn Vader my zeggen ,<br />

dat ik op myn Kamer zou blyven. Ik kwam<br />

myn opgedrongen Gast niet weder te zien,<br />

en hoorde den volgende morgen, dat hy we­<br />

der op reis gegaan ware. Had echter het ge.<br />

val met Ferdinand geen plaats gehad, myn<br />

Vader zou my tot zyne hand gedwongen heb­<br />

ben.<br />

Intusfchen, daar alles met Ferdinand nu voor-<br />

by is, heeft deeze Gefchiedenis my zo bang<br />

ge-


C 41 )<br />

gemaakt, dat ik, by d e eerde geleegenheid<br />

myn Vader verzoeken zal, om my nooit we-<br />

der uittelooven. Indien ik deswegens eenmaal<br />

zyn woord heb, dan houdt hy het; en of.<br />

fchoon ik niet het geringde uitzigt hebbe.of<br />

de kleinfte hoop voede , om ooit naar myn<br />

e Igen zinlykheid te huuwen, zal ik my echter<br />

zien te wagten , om immer iemand in de han­<br />

den te vallen, die ik niet verdraagen kan.<br />

Dank zy den Hemel , dat ik ten minden<br />

heden die troost geniete, van weder eene<br />

Vriendin te hebben , die alles voor my<br />

zal zyn, en waaraan ik alles ontdekken kan.<br />

Maar zult gy my eveneens behandelen ? myn<br />

Waarde ! - Mag ik hoop. voeden, dat gy my<br />

met de zelfde oprechtheid zult te gemoete ko,<br />

men ? Doch waar twyffel ik aan ? Gy<br />

waart immers zulks altoos, waarom zoudt gy<br />

het dan heden niet zyn tegen<br />

Uwe<br />

LOUIZA.<br />

C S ELF-


(V-)<br />

E L F D E B R I E F .<br />

Maria iVahlcr aan Mejufnouw Baskemage.<br />

De verandering van myn Naam, lieve Let­<br />

je i zal u zckerlyk vreemd voorkomen ! intus-<br />

fchen is dezelve gegrond, zo er flegts geen<br />

tooverv plaats hebbc, waar door een Koplaa-<br />

res beguicheld, en een Minnaeres bedroogen is<br />

geworden.<br />

Myn ondernomen Inval is my zo voortret-<br />

lyk gelukt, dat ik aan een Man , aan Rykdom<br />

en tot een tydftip geraakt ben, waarin ik die<br />

ouden, wel zoete,doch hoogstgevaarlyke ver-<br />

maaklykhceden vergeetc. Ten minften tot he­<br />

den toe heb ik dezelve vergeeten. Ik denk<br />

er niet meer aan; wensch er niet meer om,<br />

en hoop ze, beneffens allen, die er deel aan<br />

mogten hebben , zo glad te vergeeten , dat er<br />

geen de minfte fpoor in myn geheugen van<br />

overig blyve.<br />

Ik weet niet, of het de zwaarmoedigheid is<br />

der kleine ongelukkige, wier naam en gefchiede-


C 43 )<br />

denis ik aangenomen heb, dan of het een gc«<br />

voel zy, dat geduurende myne afdwaaling in<br />

my verborgen lag ; althans ik ontwaar<br />

iets in myn binnenfte, dat fterk naar berouw<br />

zweemt.<br />

Maar wagt! Nu weet ik wat het is! -<br />

't is het boozegeweeten , dat in my ontwaakt! —<br />

Ja! Letje! dat is-het! - 't Is het gevoel van<br />

kwalyk gedaan te hebben, met my in zulk een<br />

losbandig leeveu intelaaten.<br />

't Is waar, wanneer ik bedenke, dat het glad<br />

vergeeten zou kunnen zyn, dan ftel ik my ge-<br />

heel gerust, en voel geen de minfte tegenzin<br />

in mynevoorigebedryven; het kan derhalven<br />

hetgewisfe niet zyn, dat my geweldig knaa-<br />

gen zou, al had ik enkel maar het geheugen,<br />

van 't geen ik gedaan heb.<br />

Ik heb het gevonden, Lstje ! . H e.<br />

laas ! het is maar al te zeker de vrees, om<br />

als eene Bedriegfter ontdekt te worden , de<br />

vrees om ten fchimp der geheele waereld te<br />

ftrekken.<br />

Ik ben er derhalven niet te gelukkiger door,<br />

om dat ik een uitmuntend Egtgenoot heb, dat<br />

ik rykdom en rust bezit, niet gelukkiger<br />

daar door, om dat ik vastlyk voorgenomen heb,<br />

deugd-


( 44 )<br />

deugdzaam te worden: ook niet, om dat ik<br />

berouw heb van 't gene ik deed! lk was<br />

niet gelukkig, dewyl ik dat alles niet gevoel­<br />

de , en ik my van de eene verdooving en be.<br />

dwelming in de andere ftortede! Wan­<br />

neer zal ik dan gelukkig zyn, en wat moet ik<br />

doen, om het te worden ?<br />

Ach'. Letje', wanneer ik aan zekere jaaren<br />

myns leevens te rug "denke! — doch gy weet<br />

daar niets van. Vergun my, u iets van<br />

myne jeugd te zeggen.<br />

Ik ben een Dogter uit eene der eerfte Hui­<br />

zen van Berlyn. Myne Ouders beminden my<br />

teder, en verdienden de hoogachting der ge-<br />

hcele waereld. Zy waren niet befmet met dat<br />

algemeen verderf, dat in deeze groote Stad<br />

heerscht; Zy bouwden op deugd en rechtfeha-<br />

penheid, als op de twee Zuilen der eeuwige<br />

Zielenvreede , en preezen my door daaden<br />

deeze grondflagen van beftendig geluk aan.<br />

Zonder geftrengheid of Dweepery hadden zy<br />

my opgevoed; zy veroorloofden my alle on.<br />

fchuldige vermaaken; waarfchuuwden my ech­<br />

ter by elk van die, om niet tot utterften over<br />

te flaan. Zy leerden my het misbruik en ge­<br />

bruik der dingen juist onderfcheiden, zo dat<br />

ik


+5)<br />

ik niet dooien kon, byaldien ik flegts altoos<br />

op myne hoede ware.<br />

o Hoe verblyd waren zy, dat ik hunne Les-<br />

fen 20 goed aannam, en hunne voordellen zo<br />

juist begreep ! Zelfs waren zy reeds zo zeer<br />

met my ingenomen, dat zy vooronderftelden<br />

my niet meer te mogen- hoeden ; en ik was<br />

zo verre verbyfterd, dat den geenen dapper<br />

zou uitgelaechen hebben, die my van verleiding<br />

voorgepraat had.<br />

Ik was vyftien jaaren oud. Dat er iets in<br />

de waereld was, dat men Liefde noemde, wist<br />

ik, doch wat de Liefde eigenlyk was, wist<br />

ik niet. De Deugd en Rechtfchapenheid daar­<br />

entegen kende ik in al haar omtrek Ik rede­<br />

neerde over dezelve even als een Boek. Ik<br />

beklaagde elk eene myne Medegezellinnen, die<br />

verleid was geworden, en befchouwde my'zel­<br />

ve als onoverwinlyk.<br />

Het viel elk Mansperzoon ten uiterfte be-<br />

zwaarlyk om toegang in myn Ouders huis tc<br />

erlangen. Hy moest zig door een deugdlyk g 3.<br />

drag aangenaam gemaakt hebben, of doer lui­<br />

den van verdienften aanbevolen geworden zyn.<br />

Tot dien tyd toe had niemand het gewaagd,<br />

my iets meer dan gewoone vleieryen , over<br />

my.


( 46 )<br />

tnyne fchoonheid te zeggen. Ik had elk , die<br />

my iets meer toevoegde, kort en gevoelig af-<br />

gezet.Men hield my vooreen koude, trotfche,<br />

ongevoelige, die geene opmerking verdiende.<br />

Zulks was myne Ouders zeer aangenaam. Zy<br />

hielden my daardoor beveiligd tegen de ver­<br />

leiding, en duldden ook geenzins , dat ik<br />

in den ongehuuwdeu ftaat , de romanesque<br />

Liefde wortel liet fchieten. In den Egt alleen,<br />

zeiden zy, was de Liefde bekoorlyk.<br />

Blancheville intusfehen had zig in ons huis<br />

weeten te nestelen. Was hy waarlyk die ge-<br />

ften, waarvoor hy zig uitgaf, of had hy ecni-<br />

ge aanbeveelingen weeten opteloopeu, die hem<br />

den toegang bezorgden ? Ik weet het niet. De<br />

jaaren, in welken ik de eerfte kennis aan hem<br />

kreeg,' waren de jaaren myner weltevreden­<br />

heid. Toen was ik fier en moedig , en fmaakte<br />

eene rust, die niet weder in myn ziel geko­<br />

men is, en er ook nooit weder inkomen zal.<br />

Evenwel ben ik het met my zelve niet eens,<br />

of alles by my in dien ftaat zougebleeven zyn,<br />

byaldien het oogmerk van Blancheville niet ge­<br />

lukt ware. Wanneer ik die hevige driften in<br />

aanfehouw neeme, die naderhand in my ont-<br />

waakten; die my, tegen dank van de eene afwy-


C 47 )<br />

Wyking tot de andere wegfleepten, dan febynt<br />

het my toe, dat het enkel aan de onrypc Na-<br />

tuur en de ouderlyke Zedenksfen te danken<br />

zy, dat ik betere gedagten voedde; en wan­<br />

neer ik my dit voorftcl, dan neem ik voorbe-<br />

fchikking en natuurgeftel te baat, om cr myne<br />

fchulden agter te verbergen.<br />

Menigwerven kaatst myne woede op Blan­<br />

cheville te rug. Had de Bedrieger de verze­<br />

keringen zyner Liefde geitand gedaan! Was<br />

zyn hart waarlyk geweest, dat het voor-af te<br />

zyn, dan had ik mooglyk gelukkig geweest<br />

want ik beminde Hem onuitfpreeklyk.<br />

Doch gy zult vragen , hoe hy het, ondanks<br />

myne grondftellingen, fierheid en zelftevree-<br />

heid, zo verre had kunnen brengen, om my te<br />

verkloeken?<br />

Ik was de eerfte niet, Letje! die doorhem<br />

overwonnen werd. Hy was een doorfleepen<br />

Booswigt Hy wist in den beginne zig zo vast<br />

by myne Ouders te zetten; Grondftellingen,<br />

die de hunnen volkomen gelyk waren, in zy!<br />

nc redeneeringen te mengen, dat zy hun ge­<br />

heel vertrouwen op hem ftdden. Zy geboo.<br />

den my zelfs, om, op myne bezoeken, hem<br />

tot myn Geleider te neemen. Een geruimen<br />

tyd


( 48 )<br />

tyd lang kon Blancheville geen enkelen aan-<br />

blik van my verkrygen. De onderwerpen on­<br />

zer faamenfpraaken betroffen altoos de geleerd-<br />

heid of het menschlyk leeven, en dit was<br />

waarlyk een ryke ftof, die ons lang en dik-<br />

wils kon gaande houden. Ik werd daardoor<br />

aan hem gewoon; vond hem aangenaam; en<br />

begon hem veelal te gelooven in zaaken, die<br />

ik anders niet geloofd zou hebben.<br />

De overgang van Symphatie tot Platonifche<br />

Liefde was weldra gemaakt. De vernuftige<br />

MinnaBr werd voor my een Bron van duizend<br />

aangenaamheeden. Hy vleidde myn Hoogmoed;<br />

en deeze Liefde verleende my een Voorrecht<br />

boven alle myne Medezusters. Met de ver­<br />

hitting der Ziel geraakte het lighaam ook in<br />

vuur. Welke kunsten werden er niet door<br />

hem te werk gefield. Wyn, de nagt, de harts-<br />

t o g t ) alles vermeerde zyne zegenpraal.<br />

Het ergfte by dit alles was, dat er van dat oo­<br />

genblik af eene bedenking by my oprees, of<br />

het vermaak den mensch niet ruim zo eigen<br />

ware, dan de zelfverloochening.<br />

Myn Huichlaar bragt niet weinig het zyne<br />

toe , om dit denkbeeld in my te verfterken.<br />

Toen ik hem een verwyt over zyn gehouden<br />

ge-


C 49 )<br />

gedrag deed,en de Grondftellingen die hy zelf<br />

opgegeeven had, hem voorhield, antwoordde<br />

hy my daadlyk; dat zulks het eenige middel<br />

ware, om de vooröordeelen to beftryden, zo<br />

als ik dezelven gehad had. Weldra zou ik lee-<br />

ren inzien, dat wanneer ik dezelven langer had!<br />

blyven voeden , ik my in een rampzaligen Af­<br />

grond van zelfverloochening geftort zou heb­<br />

ben, die my eindlyk geheel zou hebben uitge­<br />

teerd, dewyl het lichaam veel te zwak was,<br />

om de ziel op dat fteile pad te volgen.<br />

In de daad was ik ligtiyk te beweegen, om<br />

aan zyn zeggen geloof te geeven , vermits de<br />

ftreelende vooruitzigten zyner onverbreeklyke<br />

Liefde, my voor alle onaangenaamheeden ge-<br />

noegzaame verzekering fcheenen te bezorgen.<br />

Gy weet, Letje! dat ik my uit myn Ouders<br />

huis door hem fchaaken liet, doch de aanlei­<br />

ding daar toe is u onbekend.<br />

De Hofraad G** was een der vertrouwd-<br />

He Vrienden van myn Vader. Zy waren te<br />

faamen opgevoed; hadden eenerlei denkwyze,<br />

en onderhielden de naauwfte Verbintenisfen<br />

hunner Huizen met elkander. Wy Kinderen<br />

waren dus ook altoos by een. De eenige Dog-<br />

ter van den Hofraad fcheen de zedigheid zelve.<br />

D<br />

Elk


( 50 )<br />

Elk een voedde deswegens geneegenheid en<br />

hoogachting voor haar perzoon. Zy zou myne-<br />

beftendige Gezellinne geweest zyn, doch<br />

tvy hadden nooit dat hartlyk vertrouwen in<br />

elkander gefield, dat daartoe verëischtwordt,<br />

want zy kwam my zeer agterhoudende voor,<br />

derhalven moest ik het ook weezen.<br />

Eenige Maanden, na dat ik reeds met Blan­<br />

cheville in een foort van heimlyken Egt ge­<br />

leefd had , en het niet eenmaal had durven<br />

waagen, om, (daar ik zyne grondftellingen<br />

kende,) hem te verzoeken, van by myne Ou­<br />

ders om myn hand te willen aanhouden, kwam<br />

de Hofraad droevig en neerflagtig tot ons, en<br />

myn Vader floot zig omtrent een half uur met<br />

hem op.<br />

Kort daarna werd ik geroepen. Myn Vader<br />

nam my minzaam by de hand en zeide: Ik heb<br />

geen reden, myn Dogter! om onvergenoegd<br />

over u te zyn. Doch enkel ter uwer waar-<br />

fchuuwing, moetik u het droevig Noodlot van<br />

den Hofraad bekend maaken. Zyne zedige<br />

Dogter heeft zig in zo verre vergeeten, dat<br />

zy zedert een halfjaar, gemeenzaame verkee- t<br />

ring gehouden heeft, met een Perzoon , waar­<br />

aan hy ze niet ten Huuwlyk geeven kan, De<br />

ge-


C5i)<br />

gevolgen van deeze verkeering zyn reeds blykbaar<br />

geworden, en de Vader ongelukkig gemaakt,<br />

door het Meisje, waarop hy moedig<br />

was.<br />

Konzy zig vergeeten, dan is het ten minden<br />

van u ook mooglyk. Gy gaat daaglyksch<br />

met Blancheville om: heeft hy u ook iets-van<br />

liefde gezegd?<br />

Ik werd bloedrood. Uw gelaat antwoordt<br />

my! vervolgde myn Vader; en 't verwondert<br />

my, daar de Man myne Liefde voor en tot hem<br />

zo wel weet, dat hy zig niet nader verklaard<br />

heeft. Zulks is my een reden , om aan de<br />

waarheid van het Charadter, dat by aanneemt<br />

te twyffelen. Wagt u derhalven voor hem,<br />

tot dat ik u nadere Berigten doe toekomen!<br />

Ik zal dezelven zo van hem, als van zyne<br />

Familje zien intewinnen , dat ik, by overyling<br />

tot dus verre verzuimd heb.<br />

Met moeite had ik de ontfteltenis verbor­<br />

gen, waar in ik my bevond, en ik was zeer<br />

blyde, toen myn Vader my beval heen te gaan<br />

De geheele waereld lag my op het hart. —<br />

't Was my onmooglyk den Chaos te doorzien<br />

die ik in myn binnenfte ontdekte, waar pligt<br />

en overtreeding met elkander overhoop lagen.<br />

D 2 M e t


( 52 )<br />

Met fmart verwagte ik, dat Blancheville kómen<br />

, en my uit dit alles redden zou.<br />

Hy kwam. Ik ftelde hem alles voor oogen.<br />

Dit was erg! zeidc hy. Hy heette geenzina<br />

Blancheville, en vermogt ook geenzins den<br />

naam van zyn Familje te noemen. Myn Vader<br />

derhalven zou er gewislyk nooit in bewilli­<br />

gen , my aan hem te geeven, dewyl hy hem<br />

voor een gelukzoeker zou houden.<br />

Traanen waren myn toevlugt. Hy droogde de­<br />

zelve medelydende af;geliet zig als in vertwyf-<br />

feling te zyn, en deed' my den voorflag, om myn<br />

Ouders huis te verlaaten , en zyne eeuwige<br />

Liefde, tot myneBefchutsvrouw aanteneemen.<br />

]ong,onërvaaren, en in eene onbefchryflyke<br />

vrees voor myn Vader, was deeze Voorflag<br />

my welkom. -Ik geloofde, in zyne Liefde alle<br />

vergoeding te zullen vinden. In ftede dat het<br />

voorbeeld myner Gezellinne my had behooren<br />

oplettende en omzigtig te maaken, bevestigde<br />

het my in 't denkbeeld, dat elk Meisje even­<br />

eens gevoelde als ik, en dat myn Vader onge-<br />

lyk had. Alles verfterkte mydus in hec voor-<br />

neemen , om my van een Huis te verwyderen,<br />

waar men geen vergenoegen kende, en waar<br />

men het aan niemand vergunde.<br />

Wan-


C si)<br />

Wanneer ik my te binnen breng, hoe ge.<br />

maklyk en zonder de minde aandoening ik het<br />

huis myner Ouderen verliet, dan ontroert my<br />

de gedagten van toenmaals kwalyk gedaan te<br />

hebben , want de Verleider had my geheel ver­<br />

blind. Myn Vader vernam den volgenden dag<br />

myne vluggen dierf aan een beroerte. Myne<br />

Moeder volgde hem weldra. Ik gaf aan Blan-<br />

cheville Volraagt, om myn Erfenis voor my<br />

te ontvangen. Ik was verblind genoeg , om<br />

alles aan hem overtelaaten, en niet eens op<br />

een openlyk Huuwlyk aan te dringen. Het be-<br />

kóorlyke der vryheid, dat hy my treffende af-<br />

fchilderde; Zyn betoog van den dood der Lief­<br />

de in den Egt; de afkeer die ik in my ont­<br />

waarde, om flegts een vonkje deezer Liefde<br />

by hem te zien verderven, dit alles we-<br />

derhield my , om op de geringde zekerheid<br />

voor my zelve, in dit geval, bedagt te zyn.<br />

Dit duurde twee jaaren aldus voort, en ik ver­<br />

beeldde my in een Hemel te weezen,.<br />

Eensklaps betrok deeze heldere Hemel met-<br />

de zwartfte Onweerswolken. Op den on.-e-<br />

lukkigden Morgenftond van myn geheel lee-<br />

ven, vond ik een Brief op myn Toilet lig­<br />

gen. ^ Hy was van Blancheville. Ik voedde<br />

D<br />

3 nog


( 54 )<br />

nog geen de minfte argwaan, toen ik hem op­<br />

brak 1 doch lees hem, en verbeeld u hoe<br />

ik getroffen was! Ik voeg een Affchrift<br />

hier neffens.<br />

Nu geraakte myn bloed geweldig aan 't gis­<br />

ten, doch ik was moedig genoeg, om dee­<br />

ze laage ziel te kunnen verachten. Myne •<br />

Liefde was in eens geheel verdweenen , en geen<br />

de minfte zugt kwam er in myn hart op , om<br />

my weder aan hem te verbinden. Hy had my<br />

met Kroon en Schepter kunnen ontmoeten, en<br />

ik had den Kop voor hem afgekeerd. Gy waart<br />

getuige van het geen ik hem eens 'toevoegde,<br />

toen ik hem eens onverwagt aantrof, en gy<br />

waart tot nog toe onkundig, om welke reden,<br />

ik hem met zulk eene uitfteekende verachting<br />

behandelde.<br />

Tot dat ik kennis aan u verkreeg, Letje!<br />

was ik zeer ongelukkig. Die genoeglyke da­<br />

gen in myns Vaders huis kwamen my telkens<br />

voor den geest. Heden pynigde het my niet<br />

weinig , daar ik my zelf als de oorzaak van<br />

den dood myner Ouders befchouwde ! ik fchrei-<br />

de dag en nagt, en echter, wanneer ik de zaak<br />

wel inzie , fchynt het my toe , dat ik meer<br />

weende, over het fchandlyk bedrog van Blan-<br />

che-


( 55 )<br />

cheville, en het-gemis van verkeering, dan wel<br />

over hen. Duizend voordellen deed my myn<br />

hart, om my aan hem te wreeken; want van<br />

alles wat hy my gefcheeven had geloofde ik<br />

niets, maar begreep dat hy my moede was.<br />

Myne fierheid was verfchriklyk vernederd geworden.<br />

Ik kwam my zelve lelyk voor,wanneer<br />

ik my voorden Spiegel delde. De grootde<br />

raazemy die ik beging was , dat ik een<br />

Brief aan myn Broeder fchreef,• hem om vergiffenis<br />

voor myne afdwaaling verzogt , en<br />

myn verlangen "betuigde , om weder in den<br />

fchoot der Familje te worden opgenomen.<br />

Men antwoordde my, dat men flegts ééne<br />

Zuster had en kende. Ik moest my openlyk<br />

rustig gedraagen, en nimmer doen blyken, dat<br />

ik tot hunne Maagfchap behoorde, of men zou<br />

den Vader- en Moedermoord voorbeeldlyk wee-<br />

ten te dratfen.<br />

Ik werd woedende over dit antwoord. Men<br />

wil my den weg opdelven, riep ik, om tot de<br />

Deugd wedertekeeren ! Welaan ! ik zal my dan<br />

ganschlyk der Ondeugd overgeeven ! Dit was<br />

het tyddip, waarin gy by my kwaamt, en my<br />

te rug hieldt, van myn 'voornoemen, om aan<br />

myne Zuster te fchryven. Gy verhaalde my<br />

D 4 uwe


(.56)<br />

uwe Gefchiedenis, en het overige is u be<br />

kend.<br />

Had de Ritmeester my niet bedorven, nooit<br />

zou ik u verhaten hebben. Doch ik had<br />

niets meer, en de geleegenheid kwam my al<br />

te fchoon voor, om er geen voordeel mede te<br />

doen.<br />

In de daad ik dagt niet het Offer van Hymen,<br />

maar van Cythera te zullen worden. Ik dagt<br />

niet eene eerlyke Modekraamfter in de waereld<br />

te zullen vinden.<br />

Of dit alles nu ten mynen besten zal ftrek-<br />

ken, weet ik niet. Het eenige dat ik weet is,<br />

dat ik my zeer wel naar de omftandigheeden,<br />

waarin ik my bevind, heb weeten te fchikken;<br />

en het eenige dat ik van u verzoeke, is, ftil-<br />

zwygen en poogingen , om my ganschlyk in<br />

het vergeetboek te doen komen. Want een­<br />

maal moest ik er uitfcheiden! mooglyk zal de<br />

tyd verder alles heelen, wat my nu nog aan<br />

het hart knaagt.<br />

Ik ben enz.<br />

MARIA.<br />

TWAALF-


^ ( -57 )<br />

T W A A L F D E BRIEF.<br />

Blancheville aan Maria.<br />

J- Joe gaarne, Iieffle Maria! befpaardeifc my<br />

zeiven het verdriet, om u te moeten zeggen,<br />

dat onze fcheiding onvermydlyk is. Vermits<br />

ik ook bedugt was, dat dit Affcheid te fterken<br />

indruk op ons mogt maaken, ben ik heimlyk<br />

vertrokken. Myne Familje begeerde myne te­<br />

rugkomst.<br />

De verfchillen, cusfchen dezelve en my zyn<br />

in der minne vereffend. Mooglyk moet ik my<br />

eerlang in een Juk laaten fpannen, dat gy<br />

nooit behoeven zult. Ongetwyffeld benyd ik<br />

u, dat gy z o onafhanglyk zyt; . maar ik<br />

kan haar niet benyden, die ik eenmaal bemin-<br />

t i e<br />

' die ik nog waardeere!<br />

Gy weet zelve , Maria ! dat eenerlei kost<br />

daaglyks gegeeten, zeer fpoedig tegenftaat. Of<br />

men nu misfchien z 0 veele bekoorlykheedcn<br />

mogt bezitten, dat men deswegens niet te vree­<br />

zen hadde, moet men evenwel op zyn hoede<br />

D 5 w c e.


( 58 ')<br />

weczen, dat de hartstogt "iet in onverfcliiliigheid<br />

ontaarte !<br />

Wy hebben altoos zo openhartig met el­<br />

kander gefproken, waarom zou ik het dan he­<br />

den ook niet doen? Wy hebben de vermo­<br />

gens der menschlyke ziel maar al te wel ont.<br />

leed, en zyn te dikwils van eenerlei denkwyze<br />

geweest, dan dat gy ook heden niet met my<br />

cenftemmig zoudt zyn', ten minden , wanneer<br />

gy derker zyt dan ik, dat gy geene toegceven-<br />

heid omtrent my zoudt gebruiken.<br />

Geduurende een jaar gevoelde ik reeds iets,<br />

datmyinluiderde, my van u afterukken, ten<br />

einde gymy even zo dierbaar zoudt blyven, als<br />

gy my zyt. Dit verborgen iets heb ik langen<br />

tyd bedreeden. Ik heb-gepoogd u zo gevallig<br />

tc blyven als te vooren.en gy zoudt geene de<br />

minde uitwendige vermindering myner Liefde<br />

befpeurd hebben. Heden echter komt de op­<br />

roeping myner Familje my juist van pas, om<br />

dit opzet ter uitvoer tc brengen.<br />

Ik zal, zo veel ik kan, my wagten, om<br />

enige Verbindtenisfen aantegaan , die drydig<br />

met'myne Vryheidzyn, en als dan keer ik<br />

„ogeens tot u weder, om, met eene vernieuw­<br />

de Liefde, andermaal de uwe te zyn ! Dan<br />

zal


C 59 )<br />

zal de tegenwoordige Vryheid gulden Ketenen<br />

fmecden.<br />

Geniet intusfchen alle de geneugten, die<br />

uwe begaafdheeden en bekoorlykheid u ver-<br />

fchafFen kunnen. Gy zyt veel te fchoon.om<br />

met van Aanbidders omringd te weezen , zo<br />

dra men weeten zal, dat onze Verbindtenis op-<br />

houdt.<br />

De Rekening van uw goed fluit ik hier in. Gy<br />

zult het zelve zeer gcfmolcen vinden; doch<br />

wanneer gy u w e groote Uitgaven u erinnert,<br />

zal u zulks niet zonderling voorkomen. Gy<br />

hebt daarenboven het middel in handen, om<br />

uw kas fpoediger te vullen, dan zy gelee'digd<br />

werd.<br />

Met de vuurigfte verzekeringen van dankerkentenis^<br />

voor uwe onfehatbaare Liefde, en<br />

van de belofte, om eens wederom famen te<br />

komen, blyve ik enz.<br />

BLANCHEVILLE.<br />

DER-


( 6o )<br />

D E R T I E N D E B R I E F .<br />

Mejufvrouw Baskernage aan den Ritmeester<br />

Strundel.<br />

Ik heb gehoord, Heer Ritmeester ! dat gy<br />

naar N** reizen wilt, om u daar te verftrooïén.<br />

Ik wensch, dat gy u aldaar wegens de ontrouw<br />

uwer Geliefde fchadeloos houden, en zig aan<br />

de kleine Lotje wreeken moogt.<br />

De reden van myn fchryven is een verzoek<br />

aan u '. Ik heb eene Vriendin in N**. De<br />

Vrouw van de Profesfor Wahler. Zoudt gy<br />

haar deezen Brief wel willen doen toekomen I<br />

maar het moet heimlyk gefchieden, zo dat haar<br />

Man het niet gewaar worde. Het beste zou<br />

zyn, dat gy zelfkennis poogde te maaken, en<br />

hem beitelde, en ik verzeker u van eene vriend-<br />

lyke ontvangst.<br />

Verwaarloost gy echter myn verzoek , dan<br />

verzeker ik u, van aan het uwe ook niette zul.<br />

len voldoen.<br />

Ik ben enz.<br />

CHARLOTTA BASKERNAGE.<br />

VEER-


(6s. )<br />

V E E R T I E N D E B R I E F .<br />

Lotje aan Maria.<br />

Ik weet waarlyk zo min als gy, of ik u ge­<br />

luk wenfchen, dan of ik u bekiaagen moct :<br />

het laatfte ben ik het naast geneegen te geloo-<br />

ven; ten ware dan, dat gy u zo zeer in de .<br />

gunst van uwen Man had weeten te dringen,<br />

dat uwe wil volmaakt den zynen was.<br />

Dewyl gy m y z o openhartig uwe ganfche<br />

Gefchiedenis voor onze kennismaaking, ne-<br />

fchryft, kan ik voor u niet verzwygen, dat ik<br />

dezelve reeds wist, dewyl Blancheville ze my<br />

in 't vertrouwen gemeld had, daar hy toen ter<br />

tyd myne Liefde zogt, en my opdroeg, kennis<br />

met u te maaken. Ik heb derhalven tegen hem<br />

geene verwondering over uw gedrag doen biy.<br />

ken, om dat ik wist, hoe vernederend hy u<br />

behandeld had: ik heb hem daarom zelfs ge­<br />

haat.<br />

Ware de Earon niet .het Slagtoffer zvner<br />

losbandige leevenswyze geworden, lief Meis­<br />

je!


( 62 3<br />

je! gy waart als nog gelukkig, en bezat de<br />

Ritmeester zyn vermogen, gy zoudt het ook<br />

zyn. Delaatfteis in vertwyffeling, en is voor-<br />

neemens een Reis te doen, om zig te ver-<br />

itrooïen; waarfchynlyk te voet, want aan geld<br />

ontbreekt het hem. Ik heb, onder de hand,<br />

door een Jood , hem eene kleine fom doen<br />

aanbieden, en hy heeft ze ter leen aangeno­<br />

men , want gefchenken neemt hy nooit, ten zy<br />

dezelven van zyne kleine lieve Maria komen.<br />

Uwe Naarvolgfter is , uitgenomen haare<br />

dweepende zwaarmoedigheid, taamlyk geluk­<br />

kig. Hoe verre de Graaf B** met haar is,<br />

weet ik niet; ik kan het ook van hem niet te<br />

weeten krygen,.want thans is hy zeer geheim­<br />

houdende; dat hy haar werklyk onderhoudt, is<br />

zeker, doch daar uit is nog geen befluit te trek­<br />

ken, want dikwerf is hy ook een Dweeper,<br />

en het Meisje vertoont eene onöverwinlyke<br />

deugd.<br />

Ik zal u van tyd tot tyd, door middel van<br />

den Overbrenger van deezen Brief, die, ik<br />

vertrouw, dat u niet onaangenaam zal weezen,<br />

berichten van de vorderingen van het nieuwe<br />

Paar doen toekomen; doch daarvoor zyt gy<br />

my eene juiste befchryving uvre omftanfdig-


digheeden, en vooral eene van uwen Man ver.<br />

fchuldigd. Ik zou gaarne willen weeten hoe<br />

zulk een Egle Man zig gedraagt. Wy zagen,<br />

wel is waar, by ons Egtcmanncn genoe-.doch<br />

dewyl het, de Hemel zy geloofd! onze Man-<br />

nen niet waren, wecten wy ook niet, hoe zy<br />

het met hunne Vrouwen ftelden.<br />

Gy kunt er zeker op gaan, dat ik, .<br />

Eénen uitgezonderd, - met niemand een Juk<br />

zal draagen. Daarentegen leef ik ook ten ui.<br />

terde OEkonomisch, en eerlang heb ik z o<br />

veel by elkander, dat ik er des noods van<br />

leeven, en ook nog anderen Behoeftigen van<br />

te goede doen kan, wanneer myn tegenwoor­<br />

dige Ridder, die gewislyk de laatrte is, zal af­<br />

zitten.<br />

Men houdt ons, Maria! ten minden veelen<br />

van ons, voor veel erger dan wy in de daad<br />

zyn : menig uitgedreeken gelaat gaan wy in<br />

Vroomheid, en menige aandoenlyke Ziel, in<br />

werkzaam medelyden te boven.<br />

Antwoord my fpoedig en wees verzekerd,<br />

dat ik u, in weerwil der Liefde eens Mans,'<br />

beminne,<br />

Ik ben , enz..<br />

LOTJE.<br />

VYF-


(


C 65 )<br />

dagt, toen hy nog voor ray leefde ? - O laat<br />

my dan voor 't minst den troost van uwe lip­<br />

pen hooren; dat gy het my vergeeft! het<br />

my vergeeft om der Ouderen wil, die ik gaarne<br />

gelukkig wilde zien.<br />

Ik ben ongelukkig gehuuwd. Ik behoef u<br />

niet meer te zeggen, om u het ganfche gewigt<br />

myner verfchriklyke omftandigheeden te doen<br />

gevoelen. Gy weet, welk eene zaligheid ik my<br />

in den Egt verbeeldde! verbeeld u dat geheel<br />

het tegenövergeftelde my treft, en ver­<br />

waardig my met uw medelyden.<br />

* * * * *<br />

Zo even ontvang ik een Brief van Louiza.<br />

Ik fidder om hem te openen. Ó Dat hy toch<br />

troostlyke Berigten behelzen mogt! dat *<br />

uwe Henriette er een mogt vinden van u, _<br />

van u, als den Man van Louiza !<br />

* * * * *<br />

o Hemel! — Wahler! gy hebt dan niet<br />

gewild ? Louiza is dan de uwe niet ? _<br />

Ook dat Meisje is ongelukkig, gelyk ik ben?-<br />

en een ander bezit u ? - Deeze andere —<br />

hoe gelukkig moet zy zyn ! Ik J n o e t h a a r<br />

E<br />

be-


( 66 )<br />

benyden , Ferdinand ! • i* erken bet, ik<br />

behoorde zulks niet te doen, maar ik kan<br />

niet anders, 't Is droevig,en het denkbeeld<br />

grenst aan de zwaarmoedigheid, wat zeg<br />

ik, aan de zwaarmoedigheid? het grenst<br />

aan de vertwyffeling, dat myn Ferdinand ge­<br />

hoor ontzeidc aan zyne Henriette'. haa-<br />

ren wensch ten minften niet in overweeging<br />

nam, en een fchielyken Inval, op haar ver­<br />

zoek , niet uitftelde, want die Inval was<br />

zekerlyk fchielyk !<br />

Doch waartoe dit klaagen ? Ken , myn<br />

Waardfte! ken, myn Ferdinand! den wensch,<br />

dien mooglyk myn mond niet uitfpreekt, doch<br />

dsen myn hart denkt. Mogt zy, aan wie gy<br />

uwe hand gaaft, uw leevenspad met roozen<br />

* beftrooïen! mogt zy, lieflyk als een zomer­<br />

koelte ,-u alle geneugten in dit jammerdal doen<br />

fmaaken! Mogt haare ziel fchoon en zuiver<br />

zyn, even gelyk de Liefde uwer Henriette was,<br />

en mogt zy u eeuwige zaligheeden toe lac<br />

c h e n i Allcenlyk, myn Ferdinand! alleen-<br />

lyk 'behoorde gy het aandenken aan uwe Hen­<br />

riette, niet geheel uit uwe ziel te verbannen!<br />

o Zy maakt nog zulk eene hartlyke aanfpraak<br />

op «we tederheid, op uwe Vriendfchap, die<br />

in


C 67 )<br />

in een volmaakter leeven , Liefde is.<br />

Deeze, - (lees dit uwe Gade niet voor!)-<br />

deeze zal eenmaal voor haar herleeven ! Zy<br />

zal die behouden, boven allen, die zig in uw<br />

hart poogen te dringen.<br />

En nu, Ferdinand! om alles wat u lief en<br />

dierbaar zy, flegts eenige weinige woor­<br />

den! —. flegts de verzekering, dat gy uwe<br />

Henriette niet veragt! byaldien gy dan verder<br />

niets voor haar gevoelen kunt!<br />

De zekerheid hier van, 't js waar, —<br />

zou my doodlyk weezen. - Ik moet uitfchei-<br />

den. Het bloed perst'my naar 'thart. o Mogt<br />

het berden! mogt het voor niemand meerder<br />

kloppen , wanneer Ferdinand de myne niet<br />

meer is.<br />

HENRIETTE.<br />

E * ZES-


( 68 )<br />

ZESTIENDE BRIEF.<br />

* Mevrouw Hasten aan Louiza<br />

Befte Louiza!<br />

Ik heb uwen Brief geleezen. Blydfchap en<br />

fchrik bevingen my beurtlings. Gy dan,<br />

gy hebt jook Ferdinand verlooren? Beiden<br />

derhalven waren wy tot het Ongeluk ge­<br />

doemd.<br />

Naderhand meer hier van. Myn hart is te<br />

vol! het niet teffens voor u uittefchudden zou<br />

my dooden. Myn Ongeluk is zo groot, dat<br />

ik er my geen begrip van formeeren kan, om<br />

het u in zyn ganfchen omtrek te fchilderen.<br />

Ik wilde u fchryven, wat affpraak ik met<br />

myn Man gemaakt heb. Ik wilde u eens zeer ><br />

•veel van zyne Edelmoedigheid, van zyne toe-<br />

geevenheid, goedheid, en al die vryheeden ver-<br />

haaien , die hy my vergunde. Maar heden<br />

heb ik flegts noodig u weinig te zeggen, en<br />

gy weet alles. Hoor dan! Hy is een Belofte-<br />

verbreeker,een trouwlooze, die beloofde het<br />

- . geen


( 69 )<br />

geen hy houden kon; doch niet houden wil­<br />

de. Twee jaaren lang heeft hy zig onder<br />

een Masker verfchoolen, om my te vangen, en<br />

nu, nu hy my gevangen heeft, rukthy, be­<br />

reids in de eerfte Maand, het Mom af, dat een<br />

zwart hart verborg, en ontdekt de valschheid,<br />

waar hy Waarheid en Eerlykheid voorwendde!<br />

Zyne eerfte verandering befpeurde ik aan de<br />

Gierigheid, waarmede hy het geld van myn<br />

Huuwlyksgift van myn Vader ontving. Deeze<br />

Üep zo fterk in 't oog, dat myn Vader zelf<br />

hem zei : Hoe, Zoon! 't is even als ofgy<br />

nooit geld gehad hadt.en echter weet ik het<br />

tegendeel. Hy bedroog andermaal myn Vader,<br />

doch my niet. De Huichlaar nam, my aan­<br />

ziende , een vriendlyk gelaat aan, dat echter,<br />

toen ik het zag, my den fchelm in 't hart aan­<br />

kondigde, en zeide: Dit geld is my zo waar­<br />

dig , alleen, om dat uw onwaardeerbaar Jetje<br />

het my aanbrengt. Immers zyn de verliefden<br />

Kinderen ! zei de goede Vader, die geloofde<br />

het zo voortrefiyk met my gemaakt te hebben.<br />

Toen ik op myn eerften Brief aan Ferdinand<br />

geen antwoord ontving, liet ik zomtyds bly-<br />

ken, dat ik er bedroefd over was, en dan be­<br />

gon hy, hy, die geene liefde kent, —~<br />

E 3 met


( 70 )<br />

met dé getrouwfte Liefde den fpot te dryven;<br />

lachte my uit .en zeide: Ik moest niet geloo-<br />

ven, dat het immer ernst geweest ware, met<br />

de liefde van Ferdinand ! het kon wel op eene<br />

verleiding, maar nimmer op eenHuuwlyk toe­<br />

gelegd zyn!<br />

Deeze befchuldiging verontruste my gewel­<br />

dig. Binnenhouden kon ik my niet. Ik ant­<br />

woordde hem derhalven , dat hy bedenken<br />

moest, onder welke Bedingen ik hem myne<br />

hand gegeeven heb. Langs deezen weg kon<br />

hy'nimmer op myne Liefde hoopen.maar wel,<br />

wanneer hy medelyden met my betoonde, en<br />

my wegens een verlooren Goed te vertroosten<br />

zogt.<br />

Waarachtig, Mevrouw! antwoordde hy, dat<br />

zou iets nieuws zyn, wanneer de Man de Vrouw<br />

over den verlooren Minnaar moest te vree­<br />

den (tellen. Deed ik niet genoeg, dat ik u de<br />

Briefwisfeling veroorloofde ? Kan ik het hel­<br />

pen , dat hy Schurk genoeg is, om u niet te<br />

antwoorden.<br />

Ik weende. Met deeze uitdrukking, Myn<br />

heer'! zeide ik, beleedigt gy'my al te zeer.<br />

Stel my niet op de proef, of ik u haaten kan;<br />

want myne Liefde is niet onder de Geloften<br />

on-


onzer Egtverbintenis begreepen. De onder-<br />

drukking gaat flegts tot een zeker punt, dan<br />

wordt deszelfsOndcrwerp vecrkragtig,en werpt<br />

alles van zig af, dat het tegenftond. Gy hebt<br />

beloofd, myne liefde te zullen verdienen t Is<br />

dit nu de wyze?<br />

Hy verliet my, en werd hoe langer hoe knor-<br />

riger tegen my. Ik nam my voor alles te doen,<br />

wat eene Vrouw verpligt is. Ik ZOgt hem in<br />

een beter luim te brengen; deed alles om hem<br />

genoegen te geeven, doch verdierf het daar<br />

door nog des te meer. Hy geloofde, dat ik<br />

my nu alles zou haten welgevallen. Hy be­<br />

gon , met my de kleinfte genoegens te ontzeg­<br />

gen. Ik verdroeg dit, en weldra zal de Man,<br />

en zal myn Noodlot my onverfchillig weezen,'<br />

De naam van Ferdinand is het flegts, die nog<br />

ilJ<br />

i^^eft; die myne ziel verontrust, en my<br />

voor myn verftand bedugt doet zyn.<br />

Toen er een Maand verloopen was, na dat<br />

ik den eerften Brief fchreef, begon ik den twee,<br />

den. Onder deezen arbeid werd ik door uwen<br />

lieven Brief verrascht. Deeze gaf my berigt<br />

van Ferdinand. O! ik heb u beklaagt, en haïr<br />

bcnyd, die hem bezit,<br />

Deeze tweede Brief werd ter loops, door<br />

E 4 myn


( 7* )<br />

myn Man, gezien, in de handen van den Bedienden<br />

, die hem naar de Post bragt. Aan<br />

wien, Mevrouw? vroeg hy. Aan Profes for<br />

Wahler! was 't antwoord. Ha ! vertoef<br />

nog een oogenblik. Ik nam den Bedienden den<br />

Brief uit de hand, en deeze vertrok.<br />

„ Hebt gy antwoord op den eerften? "<br />

Neen!<br />

„ En vernedert gy u om den tweeden te<br />

fchryven ? "<br />

De eerfte kan verlooren geraakt zyn!<br />

„ Dat is niet denklyk."<br />

. Dan zal deeze tweede hem tot erinnering<br />

itrckken , om den eerften te beantwoorden.<br />

,, Als of gy zo onnozel waart, om niet in-<br />

„ tezjen, dat hy niet meer met u te doen wil<br />

„ hebben ! — 't Is waar, ik kan hem niet ver-<br />

„ denken, want ik zou eveneens zo handelen<br />

„ met de Minnaares, die een ander boven my<br />

„ gefteld had, eveneens zo, wanneer zy<br />

„ de Gade van een ander ware!<br />

Verwyten ? Mynheer! deeze heb<br />

ik niet verwagt. Heb ik iemand boven hem<br />

gefteld?Ik gaf u myn hand Mynheer ! om dat<br />

ik myne Ouders rust wilde verfchaffen. Gy<br />

zult weldra zien, hoe ongelukkig haare Dog­<br />

ter


( 73 )<br />

ter is. Ik gaf u myn hand, vermits gy betuigde,<br />

zonder myne liefde niet te kunnen leeven,<br />

en reeds befpëur ik hoe weinig u daaraan<br />

geleegen is. Gy hebt mynPerzoon en weinigje<br />

goed gezogt. Gy hebt het verkreegen, en nunu<br />

zyt gy verzadigd?<br />

„ Uw verwyt evenaart voor 't minst hetmy-<br />

„ ne. Wy zyn nu getrouwde ' Luiden : laat<br />

„ ons derhalven dit Gefprek ftaaken! ik wil<br />

„ de briefwisfeling opgehouden hebben !"<br />

En ik, Mynheer! beroep ,ny op uw woord.<br />

Dat is van kragt, en moet van kragt blyven -<br />

'tls voor ons Huuwlyk gegeeven, en flegts<br />

onder dat beding, gaf ik u myn hand, en ik<br />

zal myn Recht weeten te doen gelden.<br />

„ Geene bedreigingen ! Maar nu Me-<br />

„ vrouw! wanneer gy op deezen Brief weder.<br />

„ om geen antwoord ontvangt ? "<br />

Dan zal ik zwygen! - antwoordde ik met<br />

nedergeflagen oogen, en het ftorten van een<br />

traanenvloed.<br />

" m a a l<br />

„ Nu , zend dan deezen Brief nog we- '<br />

d a n o o k e e<br />

' S » een meêr. En ontdekte<br />

„ ik tets in 't vervolg," voegde hy erop een<br />

b l e d e<br />

' f " d c n<br />

toon by, die myin volle kragt<br />

deed gevoelen, tot welk eene diepe flaavemy<br />

E<br />

5 i k


( 74)<br />

ik verzonken was, „ dan zal ik geftrenglyk<br />

„ wceten te ftraffen : want de Man, dieniet<br />

„ voor de eere en den goeden naam zyncr<br />

„ Vrouwe zorgt, is niets waardig."<br />

Hy flapte daarop gansch trotsch voort en<br />

verliet my. Ik zugtte overluid, en was geheel<br />

tot my zelve bepaald, ik ftond zeer lang tus-<br />

fchen beiden ,' twyffelende of ik den Brief aan<br />

Ferdinand al of niet zou afzenden. Eindlyk<br />

zegepraalde myne Liefde over de Gerechtig­<br />

heid. Heb ik den Man wel meer beloofd dan<br />

dc pligten eener Vrouw te zullen vervullen?<br />

en dat doe ik! De vriendfehap komt in 't<br />

Plan niet,<br />

Ik heb derhalven den Brief aan den waardig-<br />

ftari Man.afgevaardigd, doch wanneer hy<br />

my nu niet antwoordt, dan is uwe Henriette<br />

zeer ongelukkig. Ik begeer flegts eenige Re­<br />

gels, flegts vergeeving van hem! - o Loui­<br />

za ! Louiza ! Gy zyt den Man nader dan ik,<br />

zoudt gyhem zulks niet eens in 't oor kunnen<br />

luisteren ?<br />

Doch wat zeg ik? Ik bedenk niet, dat gy in't<br />

zelfde.geval zyt als ik: Myne Waardfte! best<br />

Meisje! innigfte Vriendin ! houd my dit alles ten<br />

goede. Ik zal niets meer van Ferdinand zeggen.<br />

ö<br />

Ik


( 75 )<br />

Ik neem geen minder deel in uw lyden, myn<br />

Beste! dan gy in het myne. Mogt gy in den<br />

Vader eenige vergoeding voor het verlies van<br />

Ferdinand vinden ! Zekerlyk zal hy goed tegen<br />

u zyn. Ontdek u geheellyk aan hem , en zie<br />

van hem de beloften te verkrygen, dat hy u<br />

nooit tot een Huuwlyk dwinge ! 't Zou droevig<br />

weezen, wanneer gy in myne omftandigheeden<br />

geraakte.<br />

Myne oogen zyn duifter door het weenen.<br />

Ik moet deezen fluiten. Alle myne gedagten,<br />

zelf de droevigfte, die in myn binnenfte op-<br />

ryst, zult gy weeten.<br />

Ik ben, enz.<br />

HENRIETTE.<br />

Z E V E N T I E N D E B R I E F .<br />

De Heer Hasten aan den Heer Profejfor<br />

Wahler.<br />

Uw Brief, myn lieve Profesfor! is de zwak­<br />

heid van een oogenblik, waarin de hartstogc<br />

over


( 76 )<br />

over de Wysgeerte zegevierde. Wy Geleerden<br />

moeten met de pen vegten, laaten wy derhal­<br />

ven hetfchimpen agterwegen laaten. Gy kunt<br />

aartige Satiren maaken, doch zulks zet kwaad<br />

bloed, en daarom ook dit uit den weg!<br />

Gy hebt uw woord gehouden, en niet aan<br />

myn Vrouw gefchreeven: doch gy ftaat een<br />

tweeden Brief van haar te ontvangen, en dit<br />

vordert eene tweede waarfchuuwing. Ik zal<br />

niets, van het geen ik te vooren gefchreeven<br />

heb, herhaalen, vermits gy het zo euvel op­<br />

vat.<br />

Alleenlyk heb ik u te verzoeken, om voort<br />

te vaaren, zo als gy begonnen hebt, dan zal<br />

de verwydering in welke wy leeven , ons<br />

voor verdere onaangenaainheeden behoeden.<br />

Ik ben enz.<br />

AGT-


C ?7 )<br />

A G T T I E N D E B R I E F .<br />

Louiza aan Mevrouw Hasten.<br />

Ik zal fiw antwoord niet afwagten, myn Bes­<br />

te 1 alvoorens ik u verder fchryve. Ik kon<br />

ook niet anders, want de aandoening, om zig<br />

geheel aan eene Vriendin te ontdekken is te<br />

ftreelende. Ik ben gelukkig in een opzigt,<br />

waarin ik het niet verwagtte.<br />

Myn Vader is geheel de myne. Weet dat hy<br />

zyn geliefdkooste drift, zyn zugt voor het geld,<br />

aan my opoffert.<br />

Gisteren kwam hy by my, en was min of<br />

meer nedergeflagen. Ik liefkoosde hem, en<br />

zogthem optebeuren. Ik vroeg, wat hem deer­<br />

de, en of ik in ftaat was om zyn lyden te kun­<br />

nen verzagten? Gy, Meisje! voegde hy my<br />

toe! Gy zyt het juist om wier wil ik treurig<br />

ben. Ik heb in de Waereld gezwoegd en ge­<br />

zweet; ik heb het geil op hoopen geftapeld;<br />

om u en uw Broeder gelukkig te maaken. Het<br />

Noodlot heeft Hem aan my ontrukt! maar u<br />

heeft


C 78 )<br />

heeft het my gelaaten, en ik bevind my bui­<br />

ten ftaat, om u volgens uwe verdienften té<br />

bezorgen. Gy waart den beften, den teder-<br />

ften Man waardig, een Man dien gy lief<br />

hebt! dan , hy begeerde uniet! moet<br />

dat een Vader niet treurig maaken ? Wan­<br />

neer ik my de ganfche zaak met alle de omftan-<br />

digheeden , te binnen breng, dan wenschte ik<br />

wel, dat de Oom van Ferdinand het Teftament<br />

niet gemaakt had, of fchoon hy u de helft van<br />

zyn goed verfchuldigd was.<br />

Deeze geleegenheid kwam my veel te fchoon<br />

voor , om ér my niet van te bedienen, en myn<br />

lang doordagt Plan ten minften eens voorte-<br />

ftellen. Lieffte, befte Vader! zei ik, bezorg<br />

voor 't minst aan uwe Dogter eene rust, diezy<br />

zo zeer behoeft, en zonder welke zy niet ge­<br />

lukkig kan worden.<br />

Eisch! eisch! myn Dogter! alles wat gy be­<br />

geert! riep hy, yveriger als hy ooit te vooren<br />

iets gezegd had, gaarne wil ik alles doen,<br />

wat u gelukkig kan maaken.<br />

Vergun my dan, myn Vader! dat ik de helft<br />

van dat goed aan Ferdinand te rug geeve'.<br />

Thans ziet elkeen, dat ik er niets méde koo-<br />

pen wil, want hyis gehuuwd ; maar degeheele<br />

Wae-


( 79 )<br />

Waereld, die ons als baatzugtigbefchouwt, en<br />

algemeen gelooft, dat wy dit Teflament bekuipt<br />

hebben, zal, na zulk eene handeling,<br />

betere gedagten van ons voeden, en wy zullen<br />

den blaam afwisfchen. Ik zal veele luiden<br />

vryer onder de oogen durven zien , die my<br />

heden met een dubbelzinnig gelaat befchouwen,<br />

en gy zelf, befte Vader! zult u in de<br />

oogen van veelen rechtvaardigen, die nu van<br />

u zeggen: De Man is ryk, en evenv/el is hy<br />

fchraapgicrig genoeg, om het goed van Ferdinand<br />

naar zig te willen trekken,<br />

Hy ftond in diepe overdenking voor my,<br />

Eindlyk greep hymyne beide handen. Gy hebt<br />

gelyk Louisje ! zei hy. Ik heb gelds<br />

genoeg! meer dan gy noodig hebt. 't Is ook<br />

alles eerlyk gewonnen, en weet gy wat! Het<br />

geld van dien Oom is met het myne verdiend*<br />

en ingevolge ons gemaakt Contract had ik de<br />

helft der winst kunnen vorderen ,• dit heb ik<br />

echter niet gedaan; derhalven kan ik het nu<br />

doen! Ik begeer flegts geene fchade te lyden;<br />

en dan moet ik u nog iets zeggen.<br />

Gy erinnert u Weiftad immers nog wel! aan<br />

Hem had. ik u beloofd, en ik moest den fchurk<br />

dui-


( 8o )<br />

duizend Ryksdaalders voor zyn afftand geeven,<br />

Ik zal u zyne Qüitantien laaten zien. Dat geld<br />

wil ik er niet by infchieten, want ik betaalde<br />

het ten behoeve van Ferdinand: deeze heeft<br />

ook niet te klaagen; dewyl ik hem u, en al<br />

myn goed teffens wilde afftaan . Die Jongeling<br />

was een Heethoofd teren hy zulks affloeg, en<br />

het zal hem vast berouwen. Wilt gy hem nu<br />

van de overige dertigduizend Daalders de helft<br />

toefchikken, dan zal ik het geld inpakken ?<br />

Ik wilde my aan zyne voeten werpen, doch<br />

hy hief my op. Dat behoeft niet, Louisje!<br />

voor eenige jaaren zou ik zulks niet gedaan<br />

hebben, doch thans doe ik het gaarne. Ik be­<br />

gin nu intezien, dat het geld alleen niet ge­<br />

lukkig maakt, en ik bemin u daarom temeer,<br />

vermits het doode Metaal u zo zeer niet be­<br />

koort, als my.<br />

Myn God! een zo zaligen dag had ik nim­<br />

mer beleefd. Verbeeld u, Henriette! zonder<br />

in 't minst te morren, pakte de Man de vyftien<br />

duizend Ryksdaalders by elkander.<br />

Ik heb ze Ferdinand met eenen Brief toege­<br />

zonden, en zal zien, wat hy my antwoordt':<br />

als dan zal ik er u te gelyk berigt van doen<br />

toe-


(81) s<br />

toekomen, want ik weet, dat zulks u niet on><br />

verfchillig is.<br />

Ik ben, enz.<br />

LOUIZA.<br />

N E G E N T I E N D E B R I E F .<br />

Maria aan Lotje.<br />

Ik ben recht in myn fchik, dat ik een Brief<br />

van u heb. Niet als of ik my daardoor<br />

eenige voorleeden tyden erinnerde , en myne<br />

tegenwoordige dagen er door verligtede! maar<br />

Wel, om dat ik in alle uwe tegenwoordige en<br />

toekomftige Brieven eene Vriendin vinde en<br />

vinden zal, die my hier ontbreekt, vermits ik<br />

het hier niet waagen durf, iemand regt in de<br />

dogen te zien.<br />

Al wie ik zie, houd ik verdagt van my te<br />

Willen verraaden. 't Geen gy my van den<br />

Ritmeester fchryft , doet my leed, want hy<br />

beminde my ongemeen, en niets in de waereld<br />

zou my te dierbaar voor hem geweest zyn.<br />

E Doch


C «O<br />

Doch myne krachten konden het niet langer<br />

uithouden. Ik bedank u, lieve Lot! dat gy<br />

hein , naar uw vermogen, geholpen hebt. Ik<br />

zal het u tc göê komen, en u nog iets daar­<br />

enboven zenden, waarvan gy hem onder de<br />

hand wat geeven kunt: doch weeten mag hy<br />

niet, dat het van my is, om dat ik zekere re­<br />

den heb, om op myn hoede te weezen.<br />

Gy begeert vervolgens eene juifte befchry-<br />

ving van myn Man !<br />

Zekerlyk, Lotje! is hy een Man van ver-<br />

dienften; een Man , die alle hoogachting waar­<br />

dig is. Beminde hy my zo zeer , als hy my<br />

fchat, mooglyk was er geen gelukkiger mensch<br />

op aarde, dan ik ben! maar hy heeft my ge-<br />

huuwd, op dat hy geen andere zou neemen,<br />

die hem beminde, dewyl zy hem belettede eene<br />

andere te neemen, die hy lief had.<br />

Dat heet nog eerst zig om een Man te ver-<br />

moeien! maar hy is ook een fchoon Man.<br />

Het Affchrift van een Brief, dat ik hier nef-<br />

fens voege, en 't welk gy na de leezing daad-<br />

lyk verfcheuren moet, ten einde 't niet in<br />

vreemde handen valle, zal u een genoegzaam<br />

licht in de zaak geeven.<br />

Den Brief zelve ontving hy voor eenige<br />

da-


t 83)<br />

dagen met de vyftienduizend Ryksdaalders,<br />

Hy heeft ze gehouden, en prees de Schryffter<br />

zeer, niet zo zeer om des gelds wille, dat ligt,<br />

hem niet naauw aan 't hart, maar hy verheugt<br />

zig om dat het Meisje dat geene niet is, waar­<br />

voor hy ze verdagt hield. Ik befpeurde ook<br />

aan hem, dat hy zeer wel te vreeden geweest<br />

zou zyn, indien hy my nog niet gehad had,<br />

it Kan wel zyn, dat deeze Twee ligt beter<br />

zyn dan ik, ook wel fchaoner 1 maar ik<br />

ben evenwel nu zyne. Vrouw, en of fchoon<br />

hy wel alle mooglyke achting voor my heeft,<br />

gaat zulks echter met een zékeren dwang ge­<br />

paard , die my, zo als gy gemaklyk begrypea<br />

kunt, in het geheel niet behaagt.<br />

Dikwils, Lotje! wanneer hy my een fraai<br />

gefchenk doet, denk ik, ware het liever eene<br />

hartlyke kusch! en nog waag ik het niet,om<br />

hem iets des wegens te zeggen, want de Voor-<br />

Waarde is, dat er geene Liefde in 't fpel mag<br />

komen. Eindlyk, ik geloof, dat ik op hem<br />

verliefd ben; ten minden ik zal het worden 5<br />

zo dra de rust myner ziel vermeerdert, dat ilj<br />

my vleien durf te zullen gebeuren. Duurt dit<br />

nog een vierdedeel jaars zo voort, dan houdt<br />

ikmy volkomen gerust, en komt er dan iemand,<br />

F 2 die


( 84')<br />


C 85 )<br />

Brief, dat hy my aangenaam zou weezen!Wat<br />

heb ik toch met dien ouden, fmeerigen Boer<br />

te fchaffen. Is dit ernst of gekfcheeren ? Met<br />

den volgenden meer.<br />

Ik ben enz.<br />

MARIA.<br />

T W I N T I G S T E B R J E F ,<br />

Louiza Weiemeier aan-Trofesjor Ferdi­<br />

nand Wahler.<br />

Eens is er een tydftip geweest, Ferdinand!<br />

In 't welk ik u met de duurfte betuigingen<br />

verzekerde, dat ik die geene niet was, waar­<br />

voor gy my hieldt. Ik was niet baatzug-<br />

tig noch er op uit, om uw goed te bezitten!<br />

Zeide gy my toen al niet in 't aangezigt, dat<br />

gy het tegendeel geloofde,' uwe houdingen<br />

drukten zulks genoeg uit. Elk eene uwer<br />

blikken fchoot verachting uit over het Meisje,<br />

dat ongelukkig genoeg was, om u te bemin­<br />

nen , om te gevoelen, dat zy zonder uw be-<br />

2it, nimmer gelukkig kon weezen.<br />

F<br />

3 Ik


( 86 )<br />

Ik kon u vergeeven, dat gy my niet beminde<br />

, dit is de beftemming onzer ziel , die<br />

zig nimmer laat dwingen : ook wist ik dat gy<br />

reeds beminde, en wel een Voorwerp beminde<br />

, dat ik gaarne de voorkeur boven my<br />

toeftond. Ik deed u derhalven geen ongelyk,<br />

want ik befchouwde uwe Liefde als billyk,<br />

eb door my niet te beminnen, deedt gy het<br />

my ook niet.<br />

Maar dat gy my baatzugtig geloofde te zyn,<br />

was onrechtvaardigheid; dat gy myne verzeke­<br />

ringen van het tegendeel niet betrouwde,<br />

viel hard en bcleedigend. Ik had het toen­<br />

maals niet in myne magt, u de duidlykfte be-<br />

wyzen myner onbaatzugtigheid te geeven. Ik<br />

was afhanglyk van een Vader, die de onbil-<br />

lykheid van uw goed naar zig te neemen, toen­<br />

maals nog niet inzag; die er echter heden van<br />

overtuigd is, en my de vryheid gegeeven heeft,<br />

om u de helft van uw goed wederom ter hand<br />

te ftellen, vermits hy u, met egtc Hukken be-<br />

wyzen kan , dat de andere helft hem toebe­<br />

hoort.<br />

De helft bedraagt twintigduizend Ryksdaal­<br />

ders; doch op vyfduizcnd dcrzelvcn heeft hy<br />

eene andere aanfpraak gemaakt. Scheld heden<br />

9P


( 8? )<br />

op deeze Ockonomie niet, noch lach niet om<br />

den Vader, die door de Dogter gefchat wordt,<br />

om handelingen, die zy nimmer van hem ver-<br />

wagtede.<br />

Hy had my aan een ander verloofd, en toert<br />

hy my aan u wilde geeven , moest hy hem<br />

tienduizend Ryksdaalders betaalen , om de ge­<br />

lofte buiten kragt te Hellen. Deeze fom neemt<br />

hy van uw Kapitaal. Gy moet hem deeze zwak­<br />

heid ten beften houden, en overweegen, of<br />

gy reden hebt, om van hem of my kwalyk te<br />

denken, daar gy, wanneer myn Perzoon u al<br />

onverfchillig geweest is, gy ten minden een<br />

verdubbeld goed met deeze Vrouw bekomen<br />

hebt.<br />

Stond het aan my, Ferdinand ! Gy zoudt alles<br />

terug ontvangen! doch het geen, waartoe<br />

ik verlof heb, geef ik, en volgt hier nqffens.<br />

Dat ik het niet weder te rug zal neemen is<br />

zeker.<br />

Zo gy echter nog een fehaduuw van vil*<br />

fche grootmoedigheid in uw ziel hebt, en gy<br />

weigeren zoudt dit geld aanteneemen,bedenk<br />

dan , dat gy my op nieuw beleedigt.<br />

Indien gy iets anders in deeze teruggave<br />

zoekt,' dan zuivere Edelmoedigheid en gevoe-<br />

F 4 lige


( 83 )<br />

lige overtuiging, dat het geld u toebehoort,<br />

weet dan, dat gy den goeden naam van myn<br />

Vader en vaneen Meisje bezwalkt, die u niets<br />

anders deed, dan dat de Lievelinge van uw<br />

Oom was, het was zonder het te willen zyn,'<br />

en zonder de minfte baatzugtige inzigten te<br />

hebben.<br />

Ik paste deezen ouden, waardigen Grysaart,<br />

dien ik als myn Vader beminde, zorgvuldig op.<br />

Hy dagt dat gy met my het gelukkigftp zyn<br />

zoudt: hy dagt, dat gy myne hand niet afflaan<br />

zoudt. Had hy anders gedagt, hy zou zeker<br />

de Erffenis verdeeld hebben , zo als wy die<br />

heden deelen.<br />

Zo dra ik myn eigen meester zal zyn, zult<br />

gy ook de andere vyf duizend Ryksdaalders<br />

bekomen, want het zou zeer oneigen weezen,<br />

dat gy myn Minnaar betaalen moest.<br />

Indien geen ander verzoek of aandrang u<br />

mogt overhaalen, om van deeze noodlottige,<br />

en by de waereld zo zeer bekende Gefchie-<br />

denis, een einde te maaken, doe het dan ten<br />

gevalle van haar, die flegts gedagt heeft voor<br />

u te zullen leeven; die- nooit zal vergeeten,<br />

dat zy, zonder deeze omftandigheden , veei-<br />

ligt de Vrouw van Ferdinand had kunnen wor­<br />

den ,


( 89 )<br />

den', en die, haar Noodlot zy dan zo als het<br />

wil, altoos zal zeggen: Met Ferdinand ware<br />

ik gelukkig geweest.<br />

Kunt gy eene zo openhartige belydenis der<br />

zwakheid van een Meisje zonder deelneeming<br />

leezen? Geloof my, Ferdinand! ware Henri­<br />

ette de uwe geworden, niets zou myn vreugd<br />

hebben kunnen evenaaren. Die oprecht be­<br />

mint is niet baatzugtig. Dikwils vergeet hy<br />

zig zelve, wanneer flegts het genoegen, by<br />

het Voorwerp zyner Liefde huisvest.<br />

Mogteri er nimmer, Ferdinand! dergelyfce<br />

treurige dagen over my en Henriette meer op­<br />

gaan ! Vergun my ook altoos deeze kleine er-<br />

innerjng u te doen, - dat gy v 0or Henriette,.<br />

die veel ongelukkiger is, dan ik ben, .<br />

toch eenig meerder medelyden koesteren wilt:<br />

dit zal teffens ten troost (trekken van uwe,.<br />

LOUIZA WEDEMEIER,<br />

f 5


(90 )<br />

EEN EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

Profesfor Wahkr aan den Advokaai Stokberg-<br />

jjVIetal myn vernuft,met al myn Wysgeerte<br />

en overtuiging, dat ik wel gedaan heb, met<br />

al den troost, dat ik my als een Man gedraa-<br />

gen heb; met al myne voorneemens, om naar<br />

myn pligt te leeven , en met welke hersfen-<br />

fchimmen niet al meer, waarvan ik bezwan­<br />

gerd ging, of nog dikwerf ga! met dat<br />

alles, myn lieve Stokberg 1 is het niets, —•<br />

niets, zeg ik u.<br />

Ik poog my zeiven optedringen, dat ik het<br />

voortveflyk gemaakt heb; dit betoog ik met<br />

de geheele Logica, en zwets het myn hart,<br />

dat het tegendeel ftaande wil houden, voor,<br />

met de overtuigendfte welfpreekenheid. Ik be­<br />

duide-het zelve, dat het ongelyk heeft, en<br />

zie , eensklaps ftaat reuzenhoogte en rotzeil<br />

vast het denkbeeld voor myn geest, dat ik een<br />

domme pas begaan heb.<br />

En welke is die ? dat ik een Vrouw geno.


( Oi )<br />

nomen heb, die ik niet bemin. Neem eeneö<br />

Engel, dommen Duivel! en ftel u eenen an­<br />

deren , duizendmaalen fchooner voor, wan­<br />

neer gy hem ziet, en hy zal leelyk in uwe<br />

oogen worden.<br />

En wat kan die arme ziel, myn Vrouw, dit<br />

helpen; dat ik alles verkeerdlyk overwoog,<br />

verkeerdlyk befloot en verkeerdlyk eer uitvoet<br />

bragt? Ik befpeur zonneklaar, dat zy my be­<br />

mint, en haare Liefde is my lastig! jfe<br />

weet menigmaalen niet, wat ik zeggen moet,<br />

wanneer zy my verzoekt, vriend'yk te willen<br />

zyn; liever alle Gcfchcnken haar te onthou­<br />

den, en in ftede daarvan,haar myne geneegen.<br />

heid te doen blyken.<br />

Zomwylen treft zy my. Ik begin tc ontwaa-<br />

ren, dat uit pligt neiging kan voortfpruiten ! -<br />

doch de Naam van Henriette behoeft my negt*<br />

ergends voortekomeu , ik behoef flegts een<br />

•Boek in de hand te neemen, waar uit ik te<br />

eenigen tyde haar iets heb voorgeleezen; ik<br />

behoef haar Beeldnis my flegts voorden Geert<br />

tc brengen, e n alle gevoel is verdwee-<br />

nen ! . Doch valt my iets in de hand, dat<br />

2y gefchreeven, of my ten gefchenke gegee-<br />

ven heeft, dan komt my elk ander Vrouw^<br />

lyk


( 9» )<br />

lyk Schepzel afzigtlyk en opgefmukt voor.<br />

' Dit gaat zelf zo verre, Stokberg! dat myn<br />

Vrouw, door den opflag haarer oogen en be-<br />

dryven, my als een Byzit voorkomt! Zy, die<br />

het onfchuldigfle Schepzel was toen ik haar<br />

trouwde! die niet wist wat Liefde ware! Die<br />

pas uit de School der befte Opvoeding, even<br />

gelyk een fchuldloos kind uit zyn Moeder was<br />

voortgekomen. Tweêmaalen, waarachtig, was<br />

het eveneens als of my een mes in de handen<br />

viel, en^bet kwam my op de tong, om<br />

het haar te zeggen, doch te rechter tyd her-<br />

ftelde ik my, en het vernuft herftelde de ver^<br />

warde verbeeldingskragt.<br />

Ik poog zo veel ik kan, dit alles wederom<br />

goed te maaken. De opfchik is iets nieuws<br />

voor haar; dus fchenk ik haar alles, wat haas<br />

hart begeert. Intusfchen ben ik zwak genoeg,<br />

om haar tot Vertrouwde, van alle myne Ge­<br />

heimen te maaken. Ik heb haar myne geheele<br />

Liefdegcfchiedenis verhaald en teffens gebe­<br />

den, het te willen vergeeven, wanneer ik dik-<br />

wüs , door dit aandenken, geemlyk en ver­<br />

drietig word. Dan zie ik haar geheel nederge-<br />

flagen voor my, en menigwcrven ftaan haar de<br />

traanen in de oogen. Zy heeft het in de daad<br />

zq


( 93 )<br />

*o erg als ik. Een Man te hebben, die men<br />

bemint, en door hem niet weder bemind te<br />

worden , is bezwaarlyk te verdraagen.<br />

* * * * *<br />

Ik ben buiten my zeiven. Een nieuw Bewvs<br />

doet zig op, dar ik ongelyk heb, dat ik dom<br />

was, en met open oogen niet zag, wat my<br />

goed ware. In dit geval , lieve Stokberg !<br />

zaagt gy fcherper dan ik. Gy gaaft my den<br />

Raad, om Louiza te neemen, en ik verwierp<br />

denzelven. Ik overyldc my, onderzogt niet,<br />

hield het Meisje, dat edele Meisje, verdagt! —<br />

Lees deezen Brief!<br />

Hebt gy ooit een edeler ziel gevonden ? Ilc<br />

heb dat geld aangenomen! Wat zou ik doen?<br />

Na zo veele beleedigingen, haar andermaal te<br />

beleedigen! O dat zy heeden de myne mogt<br />

zyn , dan konde ik ten minften, vuurig en<br />

hartlyk , met haar over Henriette fpreekeii,<br />

want zy zyn de vertrouwdfte Vriendinnen, —<br />

en Henriette bad er my om, haar te willen<br />

neemen ! en ik deed zulks niet! — Ach!<br />

ik had dan geen Liefde'voor haar, die Henriette<br />

tot Voorfpreekfter had ? hos flegt was<br />

dit !<br />

Neem


i n)<br />

i Neem gy nu flegts, lieve Stokberg! het ge-<br />

kik, het welk ik heden gehad heb ,daar Loui­<br />

za briefwisfeling met haar houdt: ~— altoos<br />

iets van haar te kunnen leezen; iets nieuws<br />

van haar te hooren; haar door de pen van<br />

Louiza tc trootten, en haar moed te kunnen<br />

infpreeken ! Helaas! het Noodlot heeft<br />

my gansch ongelukkig willen maaken , daar<br />

het my niet geheel gelukkig maaken kon.<br />

Myn Vrouw moet zekerlyk gewaar worden,<br />

dat ik berouw heb, van haar te hebben geno­<br />

men , want op zommige tydai , ben ik my<br />

zelf geen meester. Ik liep met den Brief en<br />

het geld tot haar. Ik vloeide over van Lof­<br />

tuitingen wegens Louiza, en eerst, na dat ik<br />

fchoon uit gepredikt had, en na my honderd<br />

maaien den ongelukkigften mensch op den<br />

aardbodem genoemd te hebben, bezon ikmy! —<br />

'Daar ftend de goede Vrouw in traanen ! Zy<br />

zei wel, dat zy het Lot dier beide Vrouwen<br />

beweende; doch zo veel kennis heb ik even-<br />

Wel nog van het vrouwiyk hart, dat ik my<br />

overtuigd kon houden , dat zy, over myne<br />

handelwyze tegen haar, traanen ftortede.<br />

]k wilde dit wederom heritelleu,*en fchonk<br />

-haar het derde deel van het geld: Zy aan­<br />

vaard-


( 95 )<br />

vaardde het, maar onverfchillig , tcrwyl zy<br />

een oog op my floeg, dat my zeide! Behoud<br />

al uw geld en fchenk my uwe Liefde?<br />

En gifteren , nog gifteren , kon ik haar niet<br />

verdraagen. Waar ik haar ontmoetcde, week<br />

ik uit den weg, want ik was zo tegenftreeven.<br />

de, dat ik moeite met haar zou hebben kun­<br />

nen zoeken.<br />

En wat zal er nu van my, wat zal er<br />

van myn Huuwlyk worden ? ,<br />

Louiza heb ik geandwoord. Ik zal my ten<br />

minften van haar bedienen, om Henriette te<br />

doen weeten , dat ik eveneens denk als te voo-<br />

ren, en dat haar Man my verbiedt aan haar te<br />

fchryven.<br />

Leef gelukkig, lieve Vriend ! en word niet '<br />

moeilyk over deezen myn langen klaagzang I<br />

Ik ben, enz.<br />

FERDINAND.<br />

TWEE


C 0 )<br />

TWEE EN TWINTIGSTE BRIEF;<br />

Maria aan Lotje.<br />

Stout Meisje! wat hebt gy begonnen. He­<br />

den ken ik den Bode van uwen Brief. Gy hebt<br />

liét misfchien met hem en my wel gemeend,<br />

doch het gene gy gedaan hebt, kan ik nim­<br />

mer goed heeten. Gy hebt een vuur in myn<br />

binnenfte ontfteeken, dat ik bezig was teblus-<br />

fchen, en 't welk ik voorzeker tot myn en<br />

des Ritmeesters bestwil gebluscht zou heb­<br />

ben.<br />

' In de daad , Lotje! 't waar nooit in myn<br />

ziel opgekomen , om weder in 't net der Lief­<br />

de te loopen ! Ik had my reeds langzaam van<br />

die ftreelende aandoening afgewend, die nu<br />

weder zo fterk in myn hart omfpookt, indien<br />

ik flegts het Voorwerp myner tederheid maar<br />

niet weder gezien had. Nu is het geval daar!<br />

Ik gevoel het, ik kan de kragt der Liefde niet<br />

wedcrftaan,. • en waarlyk , een woord uit<br />

Kareis mond, is overvloedig genoeg,om myn<br />

pnverfchilligen Man, met alle zyne weldaaden<br />

en


( 97 )<br />

en oplettenheeden, uit myn hart te verban-nen.<br />

.<br />

Ik ben hem evenwel-de zelfde opmerkzaam­<br />

heid fchuldig, en ik zal niet flegts ten uiterften<br />

voorzigtig handelen, maar my zelf bedwingen,<br />

en zo lang achterhoudende weezen, tot dat ik<br />

verzekerd ben , dat ik zonder >t minften te<br />

vreezen met Karei kan omgaan. Hoe ik dit<br />

zal aanvangen, zult gy hooren, wanneer gy<br />

vooraf weet, hoe ik en de halfvertwyffelde<br />

Minnaar faamgeraakten.<br />

Myne eenige en geduurige Wandeling is in<br />

een klein boschje, digt by de Stad, waar al-<br />

toos veel menfehen gevonden worden, en my,<br />

ne kleine ydelheid, die anders geen tydverdryf<br />

heeft, zig dikwils in hareKleedermajefteit zien<br />

het. Gtsteren tegen den avond was ik aldaar<br />

en ergerde my reeds over het Noodlot dat<br />

juist 1 U I g e e n m e n s c h d e r w a a r d s h e e n g e v Q e r d<br />

had; en dit evenwel was thans myn geluk<br />

Honderd fchreden naauwlyks voortgegaan zyn'<br />

de, zag ik Karei, ter zyden af, voor my ftaan<br />

Ik werd verward, en poogde hem in dien eer­<br />

ften angst te ontwyken: maar dit nam hy zo<br />

hoog op, dat hy my daadlyk toeriep:' Maria '<br />

§y wilt dan uwen Karei niet te woord ftaan?<br />

G<br />

Had-


( 98 }<br />

Hadden er menfchen tegenwoordig geweest,<br />

ik zou my genoodzaakt gevonden hebben, om<br />

eene onmagt voor te wenden, ten einde my<br />

bier uit te redden, 't welk dan nog wel goed<br />

voor ditmaal zou geweest zyn , maar teffens<br />

ook aanleiding tot naarvorfching zou gegeeven<br />

hebben.<br />

Nu kon ik het anders overleggen. Ik trad<br />

naar hem toe, en zei: Dat ik my voor u ver­<br />

bergen wil, Karei'. gefchied tot uw en myn<br />

bestwil. Ik ben gehuuwd, en gy zult my ze-<br />

kerlyk niet ongelukkig willen maaken.<br />

Gehuuwd? vroeg by. Evenwel niet met Pro-<br />

fesfor Wahler?<br />

Met den zelfden.<br />

„ En ik was dom genoeg, om u den Brief<br />

„ van Lotje niet eigenhandig te beftellen 1"<br />

Gy hadt dien dan ? Nu, Karei! ver­<br />

mits gy toch hier zyt, laat het dan weezen,<br />

dat wy elkander eenmaal fpreeken !<br />

,, Hemelen Hel'. — Éénmaal? - Neen! —<br />

Ik zal u myn waarde meermaalen fpreeken."<br />

Karei! zei ik tegen hem, op een toon, waar­<br />

mede ik anders alles van hem verkreeg, hoe<br />

kimt gy dus onbezonnen weezen? My op een<br />

openlyke plaats uw Waards te noemen, waar<br />

elk


C 99 )<br />

elk oogenblik, een verrader "ons beluifteren<br />

kan ! Geloof my, ik bemin u even zo fterk als<br />

te vooren, maar zal deeze Liefde my ten ver­<br />

der ve ftrekken ? Wanneer deeze Onderhan­<br />

deling ter ooren van mynen Man kwam , dan<br />

ware hy in ftaat om my verdagt te houden;<br />

verdagt houden heeft naarvorfching ten ge­<br />

volge, en zulks moet ik in de eerfte plaats<br />

vermyden, indien ik in myne omffcandigheden<br />

blyven wil.<br />

„ Zyt gy dan zo gelukkig, Maria? bemint<br />

„ gy uw Man dan. zo zeer, en wilt gy my<br />

„ geen de minfte hoop overig laaten, om u<br />

„ zomtyds eens te zien, daar ik geheel voor<br />

„ u leevc?"<br />

Er is flegts eene mooglykheid, Karei! das<br />

ivy weder gelukkig kunnen zyn. Zie kennis<br />

met myn Man te maaken. Maak dat hy uw<br />

Vriend worde, ten einde gy, zonder opfpraak,<br />

met my verkeeren kunt. Moeilyk kan u zulks<br />

niet vallen. En vermits uwe Financien altoos<br />

in een flegten ftaat zyn, en gy mooglyk, ter<br />

uitvoering van myn Plan, geld zult noodig<br />

hebben, wil ik deeze geleegenheid niet ver­<br />

zuimen. Zie daar! Doe en gelaat u nu, even<br />

als of gy my gekend noch gezien hadt!<br />

Ga Ik


Ik gaf hem myn Geldbeurs en vertrok, tot<br />

myn geluk, want kort daarop kwamen er een<br />

menigte van myns Mans Toehoorders, die my<br />

eerbiedig groeteden, dat zy wel zouden naar-<br />

gelaaten hebben , wanneer zy my by een Offi­<br />

cier gezien- hadden.<br />

Hoe Karei nu zyne zaaken zal inrigten,<br />

weet ik niet. Heden is hy reeds vroeg by myn<br />

Man geweest. Doch wat hy met hem gefpro-<br />

ken heeft, en of hy hoop hebbe,om weder te<br />

komen, kan ik nog niet weeten : doch dit weet'<br />

ik, dat ik myn huis niet verlaat, alvoorens ik<br />

myne zaaken in 't net heb : Want hoe zeer ik<br />

Karei beminne, en gaarne al het geld dat ik<br />

heb, voor hem geeven wil, wil ik echter den<br />

goeden naam, dien ik hier heb, niet opoffe­<br />

ren.<br />

En nog eens, Lotje! behoudens uw goeden<br />

wil! gy hebt my een leelyke trek gefpeeld.<br />

Ik ben, enz.<br />

MARIA.<br />

DRir


C IOI )<br />

DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

Ferdinand Wahler aan Louiza Wedemeïer,<br />

Vereeringswaardig Meisje !<br />

Wanneer ik, van fchaamte doordrongen,<br />

en vol berouw over myn gedrag tegen u, u<br />

nadere, dan hoop ik zal zy, die my zo groot­<br />

moedig behandelde, ook grootmoedig genoeg<br />

zyn, my vergiffenis te fehenkcn.<br />

Ik had ongelyk uwe waardy te verdenken,<br />

doch ik befchouwde die uit een valsch oog­<br />

punt. Ik verbeeldde my , dat gy het waart, diq<br />

my myne Henriette ontrukken wilde. Dus<br />

dwaalt men mcnigwerven , wanneer men ge­<br />

looft de befte befluiten te neemen.<br />

Maar gy zyt te goedaartig , edel Meisje!<br />

dan dat gy my niet van alle verdere ontfchul-<br />

digingen zoudt willen ontdaan. Ik wil liever<br />

op een zaak komen, die my zeer na aan 't<br />

hart ligt, en waarop gy my zelf gebragt hebt.<br />

Gy wenscht, dat ik voor Henriette eenig<br />

meerder medelyden zou gevoelen. — Ha l<br />

G 3 Loui-


( 102 )<br />

Louiza! het geen ik gevoeleis door geen pen<br />

uittedrukken. Ik gevoelde dit reeds, toen zy<br />

my betuigde, ongelukkig te weezen, dus van<br />

my verwyderd te zyn., en toen had zy<br />

de hoop nog, om eenmaal de myne te wor­<br />

den. En nu, aan eene dwinglandy, die<br />

geen's gelyken heeft, opgeofferd ! en dat<br />

voor een week, deelneemend hart! Dus<br />

de Hel te erlangen, daar zy den Hemel ver­<br />

diende ! Ik gevoel, o Neen! Loui­<br />

za ! gy hebt gelyk , ik gevoel geen medelyden!<br />

Myn gevoel is Woede! Woede tegen Een ,<br />

die haar zo onbillyk behandelen kan, • en<br />

Ach! dikwils ook tegen haar zelf, om dat zy<br />

zig in de handen van diergelyk een Booswigt<br />

werpen kon.<br />

Ik heb niet misdaan ! neen ! Louiza!<br />

maar mooglyk weet gy niet, dat hy my aan<br />

de gevoeligfte zyde aangreep, by de eere van<br />

een Man, naamlyk! Hy, die zelf geene eere<br />

bezit,ftelt echter dezelve ten fcheidsmuur tus-<br />

fchen Henriette en my.<br />

Hoe welkom, best Meisje! zyt gy my he­<br />

den, om uw edelaartig, deelneemend gevóel<br />

met deeze Edele. Verlos gy my van myne<br />

Onrust! zeg haar, dat ik beftendig blyf den­<br />

ken


( i°3 ><br />

ken gelyk te voeren! dat ik als nog haar Fer­<br />

dinand ben, en het altoos zal weezen! Zeg<br />

haar; dat myne eere en myne verpligting, dat<br />

de uitdruklyke begeerte van haaren Man, on­<br />

der welks geweld zy nu ftaat, my verbieden<br />

om aan haar te fchryven; dat ik anders, met<br />

al de warmte der innigfte Vriendfchap, met<br />

a! de aandoening der tederfte Liefde, haar ze!f<br />

dat geene zou zeggen , wat ik heden u ver­<br />

zoek haar te willen voordraagen.<br />

En gy Waardfte! wees te vreeden, met de<br />

belydenis , dat ik myn ganfcheLeeftyd berouw<br />

zal hebben , van u zo gelukkig niet te hebben<br />

gemaakt, als ik veelligt zou hebben kunnen<br />

doen. Dit zy genoeg, ten opzigte van u en<br />

van haar.<br />

Met betrekking tot my , Louiza! moet ik<br />

anders fpreeken : Gy zoudt dat geene niet ge­<br />

vonden hebben , 't welk gy verwagtede! Hen­<br />

riette niet te bezitten, heeft my ten uiterften<br />

mismoedig en geemlyk gemaakt. Myn arme<br />

Wyf, dat ik het vermaak haares leevens ver­<br />

bitter, ondervindt zulks maar al te zeer; en<br />

van die zyde befchouwd, bid ik u, wees te<br />

vreeden! Is er echter iets, dat ik voor u doen<br />

kan, gebied 'over my! verzeker ook uw waar-<br />

G 4 digen


( i4 )<br />

digen Vader, dat hy geen grooter Vereerder<br />

heeft dan uwen<br />

FERDINAND WAHLER,<br />

V I E R E N TWINTIGSTE BRIEF.<br />

Ferdinand aan Louiza.<br />

Spoedig , Louiza'. wordt myn Brief door ee-<br />

nen anderen gevolgd. Konde ik even zo fpoe-<br />

dig heenvliegcn, en Henriette zeggen, dat ik<br />

om haar geweend heb,, bittere traanen ge­<br />

weend heb, die eenmaal voor my getuigen zullen<br />

!<br />

Om alles wat u lief is, Louiza ! fchryf haar<br />

ten eerften. Ik voeghaaren verfchriklyken Brief<br />

hier neffens, die my byna van het verftand heeft<br />

berooft I Onuitfpreeklyk Lyden ! waarom<br />

moest gy dus ons beiden treffen? Hy fpot<br />

met haar! die ongevoelige! Louiza ! welk<br />

een Man moet dat weezen! — Maar nog een<br />

verzoek, het laatften, waag ik, en<br />

hoort hy dan niet, verandert hy dan zyn<br />

ge-


( 105 )<br />

gedrag tegen die Ongelukkige niet, dan<br />

verbreek ik ook die Ketens, welken maar al­<br />

leen zo lang kunnen binden, als er de Mensch-<br />

lykheid niet door' lydt! - dan verfta ik door<br />

Eere, hetgeen waarlyk Eere is, en dan zal ik<br />

hem leeren, hoe hy met eene Vrouw moet om­<br />

gaan, gelyk de zyne is.<br />

Deezen Brief bekomt gy per Expresfe. Ik<br />

mag er geen woord meer byvoegen , ten einde<br />

ik de ongelukkige geen oogenblik van den<br />

troost verfteeke, die zy door myne verzeke­<br />

ringen hebben kan. Het tydftip, waarin gy<br />

my met - een troostlyk berigt van haar zult<br />

verheugen, zal myn zaligfte weezen ! de He­<br />

mel zal er u voor zegenen!<br />

FERDINAND.<br />

G 5 VYF


( lOtf )<br />

VYF EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

Ferdinand aan den Heer Hasten.<br />

Onwaardig Man van myne Henriette!<br />

Cry hebt dan myn Voorftel niet aangenomen;<br />

myn verzoek geen gehoor gegeeven, om aan<br />

uwe Vrouw te zeggen, dat gy my verbooden<br />

hebt aan haar te fchryven ? Gy hebt daardoor<br />

my niet zo zeer in 't ongeluk gebragt, (want<br />

ik zou my kunnen'verdeedigen) dan wel Hen­<br />

riette I gy offert haar op.<br />

Weet gy, Myn heer! zy kan de gedagten<br />

niet vefdraagen, dat ik zo groot een Schurk<br />

zyn zou, als gy zyt. Derhalven voor de laat-<br />

ftemaal: Zeg haar, dat gy my verbooden. hebt<br />

aan haar te Jchryven. Wanneer haar derde<br />

Brief my melden zal, dat zy nog even zeer van<br />

u lyden moet, dan verbreek ik myne belofte,<br />

en zal haar fchry ven, doch flegts eenmaal, dit<br />

beloof ik u.<br />

Doch wilt gy ook dit éénmaal niet? gy<br />

kunt


( i»7 )<br />

kunt het verhinderen, —. verhinderen met<br />

weinig woorden , die u toch niet haatlyker<br />

kunnen maaken by eene Vrouw, by welke gy,<br />

na uwe behandeling, toch niet haatlyker wor­<br />

den kunt, en voor wie gy, ten zy ze al het<br />

geduld en de verdraagzaamheid van een So-<br />

crates mogt bezitten, altoos onverdraaglyk zyn<br />

zult.<br />

Weet gy wat het zegt, met iemand om te<br />

gaan, die men niet genecgen is? Behoorde<br />

gy niet alles aan te wenden, om de rust te ver-<br />

fchaffen aan haar, die u gedwongen de hand<br />

gaf? en zyt gy, in tegendeel er niet op uit,<br />

om haar het leeven zuur en onrustig te maa.<br />

ken ?<br />

Gy ziet immers hoe zeer ik my inbinde, en<br />

my bemoeïe, om .u niets in den weg te leggen.<br />

Dat nu de arme Vrouw dezelfde ftandvastig-<br />

heid niet heeft ; dat haare Liefde voor my<br />

mooglyk veel fterker was; dat zy myne gedag-<br />

tenis zo fpoedig niet uitwisfchen kan; — zulks<br />

verdriet u, verdriet u tegens recht en te-<br />

gens uw beloften.<br />

Ik wil u befchimpen noch Satiren maaken,<br />

Mynheer Hasten ! Doch eene Les mag ik u<br />

wel geeven, en die is: Tragt u door vriend-<br />

Iyk,


( io8 3<br />

lykheid by uwe Gade bemind te maaken. Dat<br />

is de weg, om den Minnaar uit haar hart te<br />

dringen. Gy ziet hier uit, dat de Minnaar u<br />

zo zeer niet tegen is, als gy wel gelooft.<br />

Doch waarheden genoeg tegen u gezegd!<br />

Niet om uwen wil, maar Henriette's wil, heb<br />

ik'wedelyden met u. Ik wenschte, dat gy als<br />

Blancheville , by uwe laaghartige leevenswyze<br />

te Berlyn gebleeven waart, dan ware Henriette<br />

my niet ontrukt geworden.<br />

In goeden ernst derhalven nog eens!<br />

Gy Mynheer Hasten! voer myn verzoek<br />

uit, of de D ,. ..r zal u op den kop vaaren.<br />

FERDINAND.<br />

ZES EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

De Advokaat Wurm aan den Ritmeester Strundeh<br />

Lieve Boezemvriend!<br />

G y bidt en fmeekt my uw Proces voort te zet­<br />

ten , en u geld te verfchaffen. Indien gy wist-,<br />

goe-


( IOO )<br />

góede Jongen! dat elk een van uwe briever!<br />

een fteek in myn hart is, gy zoudt medelyden<br />

met my hebben, en zó dikwils niet fchry ven.<br />

Ik kan my uwen ganfehen toeftand' verbeelden,<br />

en het doet my leed, dat ik niet beter flaagen<br />

kan tot nog toe. Uw Tegenparty fihyt my te<br />

veel ftruikelfteencn op den weg, en bezit daar­<br />

enboven de uitfteekende bekwaamheid , om<br />

Kabaaien te maaken, en heeft verfcheiden<br />

Rechters op de'hand', die haar niet gaarne by-<br />

tcn wilden. Intusfchen hebt gy het recht op<br />

uwe zyde,en gy zult, byaldien de Gerechtig­<br />

heid niet ten eeuemale ftikziende is, Recht en<br />

een goede fcmme Gelds behouden.<br />

Om echter niet gansch en al troostlooze be-<br />

rigten aan u te fchryven, moet ik u zeggen,<br />

dat ik misfehien zelf eerlang in ftaat zal wee­<br />

zen, om u eenige duizenden Daalders te leenen,<br />

eu dat dit misfehien al taamlyk zeker is. Op<br />

deeze Hoop, die, in vertrouwen gezegd, zyn<br />

grond vindt, in de Liefde vooreen ryk Meisje,<br />

en in het Humvlyk met haar, zyne vervulling<br />

zal erlangen, zend ik u driehonderd Ryksdaal­<br />

ders , dehelft van myn tegenwoordigen rykdom;<br />

de andere helft zou ik u ook zenden, indien het<br />

moog-


( uo)<br />

lïiooglyk ware, dat een Bruidegom geldeloo»<br />

bleeve !<br />

Dat Meisje is zeer ryk, doch ik bid u, Broe­<br />

derlief! dat gy niet gelooft, dat ik haar om,<br />

het geldneeme! Wanneer zy geen penning be­<br />

zat, zou ik haar neemen, en ik wenschte, dat<br />

zy er geen bezat, dan had ik haar des te lie­<br />

ver ! mooglyk beminde zy my dan , en wy wa­<br />

ren gelukkiger , dan wy anders zyn zullen.<br />

Want hoe verflingerd ik ook op haar ben,<br />

heeft zy echter verliefd geweest, op eeneii<br />

zekeren Profesfor Wahler, die echter haar niet<br />

begeerde, maar een ander nam.<br />

Dit Meisje is zo beminlyk en goedaartig,als<br />

gy er in het ganfche Roomfche Ryk een zult<br />

aantreffen. Ik verbeeldde my als volkomen ze­<br />

ker, dat de Profesfor, die door den hoogmoe-<br />

digften Duivel bezieFd wordt, haar zou genoo-<br />

men, het Proces gewonnen, en my aldus, met<br />

alle form van Rechten, myn toekomftig, moog­<br />

lyk wel myn overyld en gedroomd, geluk,zou<br />

ontzegd hebben.<br />

Ik hoorde vervolgens wel, dat hy een zotte<br />

ftap gedaan had , en zy onvertroostlyK des­<br />

wegens ware, doch het kwam in myn hoofd<br />

niet


( m )<br />

niet op, om 'verder aan haar te denken, be-<br />

halven Jat ik ook nog geen trek gevoel, om<br />

raazende van Liefde te worden.<br />

Voor zes dagen ging ik er heen, dewyl ik<br />

moest, als hebbende den ouden Heer eenige<br />

zaaken te zeggen, vermits ik hem, in alle zy­<br />

ne Procesfen diene.<br />

Het Meisje kwam my recht in den mond ge-<br />

loopen; een weinigje zwaarmoedig zynde, maar<br />

zo hemels fchoon, dat het onmooglyk was haar<br />

aantezien , en niet duivels van verliefdheid te<br />

worden. Ik wrong my, bukte, en wilde voor-<br />

bygaan; doch zie, daar greep het my by<br />

de hand: - Welnu, goede Heer Advokaat.'<br />

zo koel voorby? Ik werd rood tot over<br />

myn oogen; Ik zou, dus vervolgde zy,fchier<br />

gelooven, dat gy boos zyt. - Blyf heden mid­<br />

dag by ons! zo als gy het beveelt! antwoord­<br />

de ik, in alle domheid, en had het op de tong,<br />

om haar aanbod te weigeren.<br />

ik vervoegde my by den ouden Heer; doch<br />

het Meisje verbyfterje al myne denkbeelden.<br />

Waar ik van vooren beginnen moest, begon ik<br />

van agteren, en alles hing als heet zand aan<br />

elkander. Ik deed verfcheiden poogingen om<br />

my in order te houden: Eindlyk zei hy: Gy<br />

hebt


(II*)<br />

hebt iets andersin 't hoofd, Heer Advokaatt<br />

Hellen wy de zaaken tot na den middag uit <<br />

en gaan wy nu eens een wandeling in den tuin<br />

doen.<br />

Ik ging met een, doch al waar ik het<br />

oog heen wendde, zag ik het Meisje, en eens­<br />

klaps viel hy my met de vraag op 't hart: Hadt<br />

gy myne Dogter reeds gezien ? Ja! antwoord­<br />

de ik, maar met wat gelaat, weet de Hemel,<br />

en juist keek de oude Heer my in 't gezigt.<br />

Doch hy is een flimme Gast. Hy laat niets<br />

merken, hoe naauwkeurig men er ook op let­<br />

ten moge; dus wist ik niet, hos ik het met<br />

hem had.<br />

Des middags was hy zeer opgeruimd: Loui­<br />

za was ook lugtiger, dan ik gedagt had. Ik<br />

moeter echter verbruid dom uitgezien hebben.<br />

Ik fprak met den ouden geduurig over Proces-<br />

fen; zy kwam er telken tusfchen beiden, en<br />

wilde een ander praatje ter baan brengen.<br />

Toen wy van tafel opreezen, zei de oude<br />

Wedemeïer, dat hy een uurtje wilde gaan flaa-<br />

pen, wy moeiten ons intusfchen zo goed on­<br />

derhouden als wy konden. Dit was juist<br />

geen kwaad teeken voor my.<br />

Doch om de ganfche Waereld had ik het<br />

hart


( H3 )<br />

hart niet gehad, om weder een aanvang te maa­<br />

ken, indien zy zelve niet eerst begonnen had.<br />

Myn lieve Heer Advokaat 1 dus begon zy.-<br />

Dit woord doordrong telkens myne ziel. —<br />

Gy weet myne gebeele omftaniigfaeid. Myn<br />

Vader dringt er fterk op aan, dat ik my in' 't<br />

Huuwlyk begeeven zou. Hy zou my gaarne<br />

voor zyn dood verzorgd, en in rust zien. Gy<br />

hebt u éénmaal eens geuit, dat ik u m e t on-<br />

verfchülig ware ; naast Feriinand, weet ik nie­<br />

mand , die ik hooger fchat cbri.ii, Ik weet zeer<br />

wel, dat het een Meisje kwalyk voegt, om zig<br />

zelve aantebieden; maar ik ben boven deeze<br />

vooroordeelen verheeven. indien gy vergëe<br />

ten kunt, dat ik elders beminde, en dat er een<br />

hartstogtin myn hart heerschte; dan bied ik u<br />

myne hand aan.<br />

Ik was, even als kwam ik uit de wolken<br />

vallen. Ik kon naauwlyks Hameren ï n dat<br />

oogenblik kwam zy my duizendmaalen bekoor<br />

lyker voor: Louiza.' riep ik ; ^ i s \ r a o ' 0<br />

yk? Zal ik zo gelukkig? Z o za-<br />

J<br />

'g, ?<br />

Stil! myn lieve Wurm.' — dus ging Zy<br />

voort— Geene overyling! geene vervoe-<br />

ringen! — I k b e g e e r bedaardheid. - Gun u<br />

1 1<br />

zei-


( U4 )<br />

«erven tyd! dat gy my bemint, weet ik,<br />

maar ik moet ook weeten,of gy my, zo als ik<br />

ben, verdraagen kunt. Ik geef uagt dagen<br />

tyd, om u te bedenken ! doe my als dan<br />

uw antwoord toekoomen! En hiermede fnelde<br />

zy naar haar Kamer.<br />

Vyf minuuten Hond ik daar, als een gedag-<br />

tenioos mensch; wanneer een bediende van<br />

den ouden Wedemeïer my een briefje bragt:<br />

ik brak het open, en las er in :<br />

„ Overweeg het geen myn Dogter u gezegd<br />

,, heeft. Ik ben met alles te vreeden. Reis<br />

,, gelukkig, en keer over agt dagen zo ver-<br />

„ genoegd tot ons weder, als wy u verwag-<br />

„ ten !"<br />

Ik vertrok daadlyk, en reed te Post, en was<br />

voor myne Wooning eer ik het wist; ik dagt<br />

zelf, dat ik nog by Louiza was. Des avonds<br />

deed ik niets anders dan van Louiza droomen,<br />

en niets was zekerder, dan dat ik het gelukkig-<br />

fte mensch op den Aardbodem was; dat<br />

woordje misfehien, 't welk ik in den beginne<br />

van deezen Brief fchreef, kwam nog niet in<br />

myne ziel op. Maar de befte Raad komt,<br />

by den nagt! Toen ik des morgens ontwaakte,<br />

was ik er nog verre van af, om een befluit<br />

ge-


( "5 •)<br />

genoomente hebben, en overmorgen is de geftelde<br />

tyd om, en ik ben nog even beflmtenloos<br />

als te vooren.<br />

Gy weet, Heer Ritmeester! dat ik van ouds<br />

her een aartig Karei was. Ik heb het my vast<br />

in den kop geprent, om een Vrouw te neemen,<br />

die my zo van ganfcher harte bemint, als ik<br />

haar beminnen zal. 't Is waar, dat er my gee­<br />

ne zal voorkomen, die my dat zal zyn, wat<br />

Louiza my is, doch 'tis teffens waar, dat Loui­<br />

za voor my dat geene niet zal weezen, zo als<br />

ik droom, dat myn Vrouw zyn moet. Hier<br />

van nu hangt alles af; naamlyk, of ik my durf<br />

vleïen , indiervoegen haare liefde te zullen<br />

verwerven. Kan ik my dit nu in 't hoofd kry-<br />

gen, al ware het dan ook maar een hers-<br />

fenfchim ! dan is alles wel, myn lieve<br />

Broeder!<br />

Als dan berigt ik u nader.<br />

Ik ben enz.<br />

WURM.<br />

H 2 XE-


( nö )<br />

^p. '—==X38$-^<br />

„ t v — A<br />

ZEVEN EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

De Ritmeester Strundel aan den Advokaat<br />

Wurm.<br />

Befte Jongen ! by al wat in de Waereld is,<br />

wat zyt ge voorneemens ? Hebt gy my niet<br />

doodlyk doen ontftellen, door al uw duivel-<br />

dery van overweegingen en bedenkingen? Hadt<br />

gy dan geen rust, by myn ziel! alvoorens ik<br />

een Stafctte tot u afvaardig? Zie, ik zweer<br />

u by myn, — daar had ik waarachtig haast<br />

een Eed gedaan! alles zal heel goed gaan ;<br />

neem flegts maar eerst het Meisje!<br />

Stuur my nu maar ten eerften weder een Sta-<br />

fette met uw Ja te rug ! Anders zullen die<br />

driehonderd Ryksdaalders allen, want ik<br />

moet myne grillen in de Champagne verzuipen,<br />

tot dat ik weet, dat gy gelukkig zyt.<br />

Broer lief ! 't is my enkel en alleen daarom<br />

te doen, dat gy die Party kiest, 't Zou een<br />

verdoemde Zot weezen, wanneer gy ze u de<br />

neus voorby liet gaan. Gy zoudt het u in tyd<br />

en


( "7 )<br />

en eeuwigheid beklaagen; en niet kunnen ver­<br />

antwoordden.<br />

Bedenk maar eens, hoe lief het Meisje u<br />

heeft! en dan, dat fchoone geld; en<br />

hoe gelukkig gy alle menfchen om u heen maa­<br />

ken kunt, en immers is dit uwe Hoofdbedoe­<br />

ling! Op myn eer, Broeder! het kan aanko­<br />

men ! My dunkt ik kan my reeds voorffellen,<br />

hoe gy uw hart aan dat Meisje ophaalt! Be-<br />

fchouw maar eens iemand, die het dus naar den<br />

vleefche gaat ! Stel u al het aangenaame eens<br />

recht voor den geest, en vlieg dan naar het<br />

Meisje. Gy kent dat zoete fchaap nog zo<br />

wel niet als ik. Uw gefnap doet niets uit;<br />

dat is alles gekheid. Nu ! ik wensch er u ge­<br />

luk mede. Ik heb, by myn ziel! onder het<br />

fchryven van deezen Brief, een ganfche Bou-<br />

teilje uitgezoopen.<br />

Wagt maar! gy zult nog wel andere zotte­<br />

klap van my hooren. Doch eerst de Stafette,<br />

hoort ge ?<br />

Ik ben enz.<br />

STRUNDEL.<br />

Ritmeester,<br />

H 3 AGT


( "8 )<br />

AGT EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

De Advokaat Wurm aan den Ritmeester<br />

Strundel.<br />

jR^ydt u de levendige Duivel,dat gy uw geld<br />

in Stafettesen Champagne verkwist? Ik meen­<br />

de betooverd te zyn, toen ik van Louiza ko­<br />

mende, dat fpectakel vond. Ik heb een Man<br />

te paard afgezonden , die komt my zo duur<br />

niet te ftaan , als die hagelfche Stafettes.<br />

"Broeder! Broeder! haast mogt ik het<br />

geld , dat ik hier neffens voor u bygevoegd<br />

heb, weder ontpakken: Doch voor deeze keer<br />

is 't wel. Zend er my maar een klein Wis-<br />

feitje voor. Er zyn tweeduizend Ryksdaal­<br />

ders, met die driehonderd. Zo dra ik een<br />

Vrouw heb, zal ik de vyfduizend vol maaken.<br />

Ik heb reeds myn befluit genomen, eer de ge­<br />

fielde tyd om was. Ik dagt by my zelf, dat<br />

men het kwalyk mogt uitleggen, wanneer ik<br />

het laatfte oogenblik afwagtede , en dat het<br />

veel gevoeglyker ware , om er den tweeden<br />

of


( 119 )<br />

of derden dag heen te gaan. Zo als de Brief<br />

aan u weg was, viel my het denkbeeld in, dat<br />

de geduurige omgang de meufchen met elkan­<br />

der doet overéénftemmen , en dat zulks ook<br />

ligt het geval tusfchen my en Louiza zyn kon.<br />

Ik nam myne vuurige Liefde voor haar, en<br />

haar zagt, handelbaar geitel in aanmerking, en<br />

hier uit verbeeldde ik my , zulk een aartig<br />

Huuwlyk te voorfchyn te komen, dat ik my<br />

zeer verheugd nederlcide, den ganfchen nagt<br />

van myn geluk droomde, en den volgenden<br />

morgen nog met dezelfde gedagten en gevoe­<br />

lens ontwaakte. Nu was er geen houden meer<br />

aan ! Ik fprong te Paard en mars !<br />

Ik had echter nog eenige Muizennesten in<br />

den kop, en wilde vooraf met Louiza daarover<br />

in onderhandeling trceden, en haar vraagen,<br />

hoe zy het ftuk begreep, en wat goeds zy er<br />

van verhoopte.<br />

Doch haar Vader 'ontmoette my al daadlyk<br />

op de trappen. Ha! riep welkom! welkom!.<br />

Heer Advokaat ! Is alles wel ? hebt gy het<br />

reeds overwoogen ? Braaf! braaf! Ik<br />

wensch u dan geluk ! Heer fchoonzoon !<br />

By myn Dogter zal 't u aan niets ontbreeken ! —<br />

het Meisje is ryk.<br />

H 4 Wat


( 120 )<br />

Wa£ kon ik nu hierop antwoorden ?<br />

Ik moest my verheugen. Ik geliet my als of<br />

het geld geen invloed had ; maar de Oude dagt<br />

er over gelyk gjy 't Was niet kwaad, zei hy,<br />

een beetje van dat gangbaare Metaal te bezit­<br />

ten : wanneer men het had , en 't was toch noo-<br />

dig het te hebben, dan behoefde men er<br />

niet om bekommerd te weezen, noch er om te<br />

zwoegen en te zweeten, en wat dergelyke zaa­<br />

ken meer waren.<br />

Toen Louiza binnen trad, vervolgde hy op<br />

den zelfden toon: Ik wensch u geluk, Loui­<br />

za! riep hy, gy krygt een recht braaf Man,<br />

een vlytig Man, en het geen Rara avis is, een<br />

ecrlyk Advokaat. — Ja! ja! Heer Advokaat!<br />

zo gaat hetdikwils.het Proces fleept een Meis­<br />

je naar zig.<br />

Aldus kakelde hy nog wel vyf minuten voort,<br />

in blydfchap van zyn vol hart : waarna hy ons<br />

verliet, ten einde wy,zo als hy zeide, 't met<br />

elkander overweegen konden.<br />

Toen hy weg was ,begon Louiza zelve: Gy<br />

hebt derhalven , lieve Wurm! myn hand dan<br />

niet afgeflagen! moet ik er u voor dankzeg­<br />

gen, of zult gy my van deezen pligt onthef­<br />

fen ?<br />

Dit


C 121 )<br />

Dit maakte my geheel verleegen. Zy was zo<br />

fchoon als eene hemelfche Bevalligheid, en<br />

alles wat ik met haar fpreeken wilde, was<br />

reeds, door het gevoel van myn toekoomend<br />

geluk , uit myne ziel verdweenen. Het ergerde<br />

my intusfehen, dat zy op dien toon gevallen<br />

was, die ik nu niet geheel voorby kon.<br />

Ik nam wel voor, om de zaak een andere<br />

keer te geeven , en te beproeven , om dit gan-<br />

fche Artikel achter de bank te werpen: doch<br />

zy gunde my den tyd tot fpreeken niet. Toen<br />

ik haar verzekerde, dat ik niet wist, of zy dat<br />

vooroordeel by my nog tegenwoordig dagt te<br />

zyn, 't welk zy voor zig zelve overwonnen<br />

had, antwoordde zy, dat dit de zaak niet<br />

meer was. Doch dit konde ik niet ont­<br />

kennen, dat dit befluit my eene vry lange over­<br />

weeging gekost had. Zy bekende, dat dit<br />

haare opmerking had naar zig getrokken. Zy<br />

begeerde in 't minst niet, dat iemand door haar<br />

ongelukkig zou worden; en alhoewel zy my<br />

niet genoeg kon danken daar voor , dat ik<br />

haar Vader het vermaak van zyn leeven niet<br />

bedorven had., was zy echter verpligt my te<br />

zeggen, dat, zo wanneer ik eenige bedenk-<br />

lykheid omtrent deezen Egt voedde, zy zig<br />

H S ge-


C )<br />

genoodzaakt zou vinden, om allengskens haar<br />

Vader daarvan aftebrengen. Met alle open­<br />

hartigheid echter moest zy belyden , dat het<br />

haar doel geweest ware , om aan de wenfchen,<br />

die ik weleer had doen blyken, te beantwoord<br />

den, en dat het haar oogmerk was, om my<br />

door dit Huuwlyk, met al haar vermoogen,<br />

gelukkig te maaken.<br />

Had my het eerfte gedeelte haarer reden<br />

oplettender en befchroomd gemaakt, het laat-<br />

ftc klonk des te aangenaamer in myne ooren.<br />

Met deeze belofte ftond het ganfche Plan van<br />

gelukzaligheid voor my , en, zo als ik het ont­<br />

worpen had , moest het nu ook uitgevoerd<br />

worden , ingevalle Louiza haar woord hield.<br />

Geheel verrukt antwoordde ik haar: Deeze<br />

bekentenis, myne Waardfle! is zo edel, zo be-<br />

koorlyk als gy zelve zyt. Gy overtreft alle<br />

myne verwagtingei). Aan de hand van'het be­<br />

minnenswaardigst Meisje; door haar gelukkig<br />

gemaakt, zal ik myne dagen als in een Para-<br />

dys verflyten.<br />

Geestdry very! gaf zy my ten antwoord. Laat<br />

toch deeze brommende begrippen agterwege!<br />

Het Paradys is niet meer op aarde. Gy weet<br />

immers dat men zyne gedagten niet te boog<br />

moet


( 123 )<br />

moet laaten vliegen. Onze verbeelding, die<br />

Voorzegfter van zekere toekomftigheden ,<br />

fpeelt ons gemeenlyk kwaade parten, wanneer<br />

zy het bet best met ons fchynt voor te hebben.<br />

Gy zyt echter een weinigje te ichroomvallig,<br />

Louiza! antwoordde ik haar.<br />

Wanneer men by bevinding fpreekt, hernam<br />

zy daarop, dan ^preekt men waarheid, en heeft<br />

men zig fraa'ïe voordellen gemaakt, en bevindt<br />

men er zig door bedroogen, dan fchynt het<br />

bedrog niet groot te weezen , wanneer men<br />

weer nieuwe Voordellen vormt.<br />

Het bedrog , viel ik in , is echter zo ligt<br />

niet te vreezen, wanneer de eerde Voordellen<br />

gelukt zyn.<br />

Ik wil, zei zy, u niet uit dien vermaaklyken<br />

droom wekken; maar wel, zo ik er iets toe<br />

doen kan, u altoos in denzelven houden.<br />

De oude Heer weder binnen komende, ver­<br />

heugde zig zeer , ons zo eensgezind te zien , en<br />

fpandealle zyne kragten in, om de toeneemen-<br />

deopgehelderdheid van geest by Louiza aante-<br />

wakkeren. Ik kan haar niet k-watyk neemen,<br />

dat zy tot nog toe.gelyk weleer, dat vrolyke,<br />

aartige Meisje niet is; ik begeer ook niet dat<br />

zy zulks zy, alvoorens dien dag daar zal wec-<br />

zen,


( I2 4 )<br />

zen, die haar voor altoos de verpligting op­<br />

legt, om het voorleedene te vergeeten, en ons<br />

beider geluk te bevorderen.<br />

Binnen agt dagen is zy en ik. volkomen ge­<br />

lukkig. Deeze Liefde en dit Huuwlyk hoop<br />

ik teffens, dat myne duiftere bmen , die vry<br />

dikwiis komen, zul'cn doen overdryven, en my<br />

geheel van de aanvallen der zwaarmoedigheid<br />

geneezen. Ten minden bevincrik my nu reeds<br />

opgeklaarder en leevendiger dan te vooren.<br />

Voor 't overige , goede Ritmeester! doe<br />

eveneens als ik, zoek een Wyf, en zet u daar<br />

mede in een dille rust neder. Bedenk dat uwe<br />

Ligtmisfery nooit een goed einde neemen kan.<br />

Gy kunt.door my onderdeund worden, tot dat<br />

uw Proces geëindigd zal weczen. Voor uwe<br />

huislyke omdandigheeden was dit ook zeer<br />

goed: Want ook de grootde rykdom kan men<br />

doorbrengen.<br />

Ik ben, enz.<br />

WURM.<br />

NE-


1125)<br />

NEGEN EN TWINTIGSTE BRIEF<br />

Louiza aan Henriette.<br />

Lieve ongelukkige!<br />

J-j[ef. vergenoegt my, dat ik ten minden een<br />

deel van uw lyden verzagten kan. Hier zyn<br />

twee Brieven van Ferdinand. Beiden zullen<br />

ze u welkom zyn, en, in uwe treurige om-<br />

flandigheeden, balzem op uwe gewonde ziele<br />

gieten.<br />

By het leezen van uwen Brief heb ik niet<br />

weinig traanen geftort. Zy, die door elk een<br />

bemind, door elk een vereerd wordt,moest<br />

dan een Egtgenoot krygen, die geheel gevoel­<br />

loos was! die u niet beminde, en op wien gy,<br />

met uw ganfche goede hart niets ter waereld<br />

vermogt !<br />

Uw Brief, myne Waardfte ! heeft veel toe-<br />

gebragt tot myn befluit, om myn hand aan een<br />

Man te geeven, die ik ten minften voor recht-<br />

fchapen kenne, en die er my ongetwyffeld dank<br />

voor zal weeten, 4at ik hem verkoos. Het<br />

is


( .126 )<br />

is de Advokaat Wurm , die voor my Procedeerde<br />

, en reeds, ter geleegenheid van deeze<br />

kennis, dikmaals zyn wensch aan my deed blyken,<br />

waaraan ik toen ter tyd niet beantwoorden<br />

kon, vermits de Man, buiten de hoog-<br />

Schting die ik voor hem heb, niets belangryks<br />

voor my heeft, noch hebben kan, om<br />

dat Ferdinand, even als by u, nog altoos in<br />

myn hart is. En van deezen Ferdinand<br />

wilt gy niet meer met my fpreeken? Henriette!<br />

welk een denkbeeld moet gy u van het hart<br />

van Louiza vormen , wanneer gy gelooven<br />

kunt, dat zy minnenydig omtrent u zyn kan !<br />

Zo waarlyk als myn hart zuiver is; Zo waar-<br />

lyk als het nimmer valschheid voedde, zo<br />

waarlyk, Henriette ! heb ik u den Man ge-<br />

gunt, zelf op dat tydftip, toen ik nog hoop<br />

had, dat hy de myne kon worden. Het geval<br />

is hier niet, dat ik geloof, dat gy hem teder­<br />

der beminde dan ik; ook niet, dat ik eene<br />

zonderlinge onbaatzugtigheid voorwende; maar<br />

het is, dat ik weet, dat uwe aandoeningen veel<br />

(terker zyn ; oneindig vatbaarder voor alles<br />

wat op u werkt, en dat gy meer door zyn ver­<br />

lies geleeden hebt, dan ik , en zie den<br />

grond, waarop ik fprcek.<br />

Laa-


( 127 )<br />

Laaten wy derhalven beftendig van het ge­<br />

diefde Onderwerp blyven fpreeken, daar het<br />

ons van zo veel waardy is! Laaten wy er el-<br />

•kander mede vertroosten, dat wy hem niet be­<br />

zitten kunnen. Geloof my, myne Waardfte!<br />

ik heb eenigermaate het menschlyk hart lee-<br />

ren kennen, en zo als ik den tegenwoordigen<br />

Brief van Ferdinand beöordeele, vrees ik de<br />

waarheid getroffen te hebben, wanneer ik zeg,<br />

dat wy hem en zyne Egtgenoote, eerlang ten<br />

hoogften beklaagen zullen, want wat kan er<br />

van een Huuwlyk worden , dat niet op de Lief­<br />

de fteunt!<br />

Ik beken, dat ik, by die gedagten, hartlyk<br />

zugt, en byaldien ik niet geloofde, dat werk­<br />

zaamheid en een ernftig voorneemen, iets op<br />

den mensch vermogt, ik zou voor my zelf Ad­<br />

deren.<br />

Myn Vader ftelt my waarlyk thans fchade*<br />

loos voor al myn lyden; toen hy my het ver­<br />

lof gegee ven had, om Ferdinand het geld ter<br />

hand te Hellen, zei hy tegens my: En nu r<br />

myn Dogter! zag ik gaarne, indien gy my ge­<br />

heel van zorgen wilt ontheffen, dat gy u een<br />

waardig Man verkoost.<br />

Ik geloof niet, Henriette! dat er op den<br />

aard-


( 123 )<br />

aardbodem eeri warmer hart van eene Dogter<br />

voor een Vader flaan kan dan het myne. Toen<br />

hy nog zo liefderyk tegen my niet ware, als<br />

hy heden is, Waardfte Vriendin ! was ik op­<br />

gehelderd, wanneer ik hem flegts zag. O hy<br />

beminde my altoos, doch deeze geneegenheid<br />

ging ook altoos met eenige hardigheid verge­<br />

zeld. Thans is hy zagt tegen my; thans maak<br />

ik zyn ganfche ry;doin uit, en derhalven<br />

was ik ernftig bedagt, o:n zyne begeerte opte-<br />

volgen.<br />

Ik vreesde echter nog altoo?,dat die oude zugt<br />

weder den baas over hem fpeelen , en hy my<br />

fcheel aanzien mogt, wanneer ik hem eene<br />

onvermogende Party voorfloeg: ik waagde het<br />

dierhalven, om met de zagtfte mine, en een<br />

biddende ftcm hem te zeggen : dat byaldien hy<br />

niet moeilyk zou worden , wanneer ik hem<br />

iemand noemde , die weinig middelen, maar<br />

een braaf eerlyk hart en eene onbeperkte edel-<br />

hartigheid bezat, ik hem als dan den Man,<br />

dien ik myne hand voorneemens was te fchen-<br />

ken, zou voordraagen.<br />

Hy bekeek my met een doordringend oog,<br />

en zei: Ik deed wel zeer kwalyk, myn Kind!<br />

dat ik u zo dikwils geleegenheid gegeeven heb,<br />

om


( 120 )<br />

óm zulks van my te gelooven. Doch laat nu<br />

alle wantrouwen vaaren! Myne Liefde moet<br />

U overtuigen, dat .ik allen eigenbaat verzaakt<br />

heb.<br />

Zo goed, Henriette ! had ik hem niet ver-<br />

wagt. Ik zei hem dat ook met de vuurigfte<br />

hartlykeid. Hy deed nog meer, en berst­<br />

te in deeze woorden uit.<br />

Ach ! hoe weinig heb ik u gekend , myn<br />

Dogter! My hebt gy uw edel hart niet te<br />

danken ! neen ! enkel u .zelve 1 Gy<br />

hebt het gevormd ! ik heb er niets aan<br />

toegebragt.<br />

o Hy heeft er zeer veel aan toegebragt, lie­<br />

ve Henriette ! heeft hy eene niet zeer<br />

glansrykè zyde ! hy bezit daarentegen hon­<br />

derd andere Voorrechten , die ik maar al te<br />

wel kende: zelf in zyne Liefde tot het geld,<br />

fchitterde zomwylen eene edelmoedigheid, die<br />

men niet ontkennen kan.<br />

Toen ik hem den Advokaat Wurm voorfter-<br />

de, nam hy zulks met zeer veel blydfchap aan:<br />

betuigende dat die Man hem zeer aangenaam<br />

was: Hy had, zei hy, reeds lang het uitzigt<br />

gehad, om hem, die hem zo veele dienden, en<br />

dat zo redenlyk en onbaatzugtig beweezen had,<br />

I nog


( 130 )<br />

nog éénmaal, op eene uitfleekende wyze tebe-<br />

Ioonen.<br />

Maar wat zult gy er van zeggen, Henriette.<br />

dat ik my zelve, met alle mooglyke formali­<br />

teiten , aan den Man opdroeg ? Heet dat niet<br />

de kieschheid van een Meisje te verzaaken?<br />

Doch ik geloof, wy zullen ook over dit ftuk<br />

zo eenpaarig denken, als wy over zo veel an­<br />

deren doen. 't Verminderde immers myne in-<br />

nerlyke my bekende waardy niet, dat Ferdi­<br />

nand myne hand affloeg. Vernederende was<br />

het voor my: ik ontken ook niet, dat het ge­<br />

voel daarvan blyven zal; maar het ontneemt<br />

my niets.<br />

Daarenboven Wurm was myn Minnaar, eer<br />

ik aan Ferdinand dagt, of hem gezien had.<br />

Ik had den Man reeds eens alle hoop ontzegd,<br />

en wist met zekerheid , dat hy het niet zou<br />

waagen, om er weder van te fpreeken. Myn<br />

opdragtkwam hem zelf zo onverwagt voor,<br />

dat ik op zyn gelaat meende te kunnen leezen,<br />

dat hy er gansch niet mede te vreeden ware,<br />

Mooglyk, en zulks komt my zeer waarfchyn-<br />

lyk voor, verbeeldde zig.de Man eene geest<br />

dryvende tederheid in den Egt, Dit kan ik hem<br />

zekerlyk niet toezeggen, hoewel ik geene<br />

moei-


C r 3r )<br />

moeite zal fpaaren, om hem aan my te verbinden.<br />

En nu nog een woord van Ferdinand. Hy<br />

lydt ongetwyffeld zo onuitfpreeklyk als gy:<br />

verzuim derhalven geen tyd , om hem zelve<br />

te doen weeten , dat gy rustiger zyt. Alles<br />

wat gy hem wilt te kennen geeven, kan door<br />

myne hand gcfchieden, want de briefwisfeling<br />

met eene Vriendin zal de Heer Hasten niet<br />

weeren, en ik ben overtuigd, dat myn Man<br />

my dit niet ontzeggen zal met Ferdinand, voor­<br />

al niet, wanneer ik hem dereden bekend maak,<br />

waarom zulks gefchied.<br />

Leef gelukkig, myne Waardfte! eerlang kryge<br />

ik de beste berigten van u, hoop ik.<br />

Ik ben, enz.<br />

LOUIZA.<br />

I a DER-


^ F ^ ^ r —<br />

D E R T I G S T E B R I E F .<br />

De Heer van Fett dan den Heer Hasten.<br />

hebt my, in de daad, uit een zwymc-<br />

ling gewekt, in welken ik u geheel vergeeten<br />

had. Te vreeden met myn Lotje, bekreun ik<br />

my de geheele Waereld niet, en indien flegts<br />

myne genadige Vrouw Mama derwyze aan den<br />

Hemel geviel, dat by haar van de aarde tot<br />

zig naame, ik geloof, ik trouwde Lotje, en<br />

zettede my op het goed neder.<br />

Dat Meisje heeft, in de jaaren, dat ik.ken­<br />

nis aan haar had, alle 'Proeven doorgeftaan,<br />

en alle valftrikken, die ik haar gelegd heb,<br />

ontweeken. Ik wil al de Vrouwsperzoonen,<br />

tien mylen in de rondte van myn adelyk Goed,<br />

neemen, en myn ganfche adelyke Bezitting te­<br />

gen een Neutendop verwedden, dat geen een<br />

derzelver het tiende deel dier proeven door-<br />

ftaa!<br />

Waartoe zou ik my dan de ftrop om de keel<br />

doen, zo als myne genadige Mama begeert.<br />

Om


C 133 )<br />

Om dat ik wat overvloed van geld heb, wil elk<br />

in myn net. En kreeg myne Moeder eenmaal<br />

vat aan my , dan liet ze my, nolens vokns kop­<br />

pelen : doch ik wagt my; crediet heb ik, en<br />

het goedhartige Mamaatje betaalt toch alle Wis-<br />

fels der jonge Heeren.<br />

Gy hebt dan een Wyf! dat voldoet my,<br />

Borstje! maar dat gy u zo zonderling daarby<br />

aanftelt, zulks voldoet my in 't geheel niet.<br />

Wanneer zy hubs, leevendig en vernuftig is,<br />

Jongenlief! leef dan xvel met haar, want an­<br />

ders geeft het zomtyds leclyk fpeh Nooit<br />

moet gy zat van haar worden. Ik zweer u<br />

heiliglyk, nooit van myn leeven zal ik Lotje<br />

zat worden! en moet het ongeluk my vervol­<br />

gen, zo dat ik zal moeten trouwen, want<br />

ingevalle myne Moeder nog lang leeft, zou zy<br />

het wel doorzetten, dat, wegens eene zekere<br />

Familjeprcdikatie, er een regel uit myn Plan<br />

gewischt wierd, dan beding ik by myne toe­<br />

komende Genadige Vrouw vooruit, dat Lot­<br />

je de myne moet blyven. Verftaa my recht,<br />

Borstje! ik trouw dan niet uit geneegenheid,<br />

maar uit dwang. Gy echter hebt, uit neiging tot<br />

het Meisje, een Huuwlyk aangegaan, en dan<br />

moet men niet met alle winden omdraaien.<br />

I 3 Dat


( 134 )<br />

Dat gy, des noods, voortreflyk den Zeden-<br />

kundigen weet te fpeelen, weet ik by onder­<br />

vinding, en voor uwe vermomming kan de<br />

eerfte Gezant van Beëlzebub zig niet hoeden.<br />

Maar hernieuw toch uw oude ftreeken niet,<br />

anders mogten zy allen nog eens aan den dag<br />

komen, en u zuur opbreeken,<br />

Gy vraagt my, wat de kleine Maria maakt? —<br />

Zy is weg, en niemand weet waarheen. De<br />

Ritmeester heeft die goedhartige Ziel verflon-<br />

den. Hy ligtmistte te fterk. Tusfchen die klei­<br />

ne , welke zy in haare plaatfe ftelde, en den<br />

Graaf B"***, is een ernftige Liefdehandel be­<br />

gonnen. Huuwen mag hy haar niet. Of het<br />

Meisje dit nu van zyn eigen openhartigheid<br />

te weeten is gekomen, dan of een ander zo<br />

vriendlyk geweest zy, h.aar zulks te berigten,<br />

weet ik niet. Genoeg is het, het Meisje weet<br />

het, en zy is te deugdzaam, om op een andere<br />

wys eene verbintenis met hem aantegaan. Des<br />

niettegenftaande is hy verfchriklyk op haar<br />

verflingerd , en biedt haar zo veel geld aan,<br />

als zy benoodigd heeft: zy maakt er gebruik<br />

van, doch zo, dat het hem weinig of niets kost.<br />

-Zy bemint hem uitfteekende, en vergunt geen<br />

Mansperzoon buiten hem, den toegang tot haar.<br />

Dec,


( 135 )<br />

Deeze ganfche Zaak is zo uitgemaakt wae-<br />

reldkundig, dat men haar' even als een wonder<br />

in de Natuur befchouwt. Want wie flaat<br />

er langer geloof aan maagdelyke Deugd ?<br />

Kan ik u ergens in van dienst weezen, —<br />

zeg het flegts , en met blydfchap volvoer<br />

ik uwen wil.<br />

Ik ben, enz.<br />

VAN FETT.<br />

EEN EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

De Heer Hasten aan den Heer Van Fett,<br />

G , Boezemvriendje ! behoort onder die<br />

daagiykfche Menfchen, die met de jaaren in<br />

koelbloedigheid toenecmen , en vermits gy by<br />

uw Lotje alles hebt, wat gy wenscht, en zy<br />

ti onthaalt, zo als gy zelf verlangt, behoeft<br />

gy u waarlyk om de geheele Waereld niet te<br />

bekommeren. — Maar neem eens een Meisje,<br />

dat gy bepaald voorgenomen hebt te zullen<br />

genieten , en dat gy door niets anders dan<br />

I 4 door


( 136 )<br />

door een Huuwlyk kunt meester worden !<br />

Wanneer gy haar dan tot uw Vrouw hebt,<br />

laat haar dan uw ooren vol huilen ! hoor haar<br />

dan altoos van den ouden Minnaar reutelen I<br />

Zie fteeds haare oogen vol traanen, en weet,<br />

dat dit Meisje voor geen penningswaardy<br />

Liefde voor u heeft! - en wees dan te vree­<br />

den.<br />

Wees zoo goed, lieve Fett! en ruim eens<br />

al die duiveldery van myn pad ! Deeze Vrouw<br />

heeft reeds tweemaalen aan den Boekwurm<br />

gefchreeven, en vermits ik hem het fchryven<br />

verbooden heb, heeft hy my twee waarach­<br />

tig, zeer onhoflyke Brieven gezonden, die ik<br />

hier neffens voege.<br />

Reis tog eens naar hem toe: Hel hem de<br />

zaak verrtandig voor, en zeg hem, dat hy myn<br />

Vrouw eens onder 't oog brenge: dat het'haar<br />

pligt zy, niet verder aan hem te denken, en<br />

dat zy de drift, welke zy voor hem voedde,<br />

aan my verfchuldigd is. Wanneer hy dit doet,<br />

dan zal de zaak allengskens veranderen! en<br />

in dat geval zal ik mooglyk van uwe verftan-<br />

dige erinneringen gebruik kunnen maaken, en<br />

ik des te eerder met myn Noodlot te vree'den<br />

kunnen weezen, Zeg hem ook, dat hy zo ver-<br />

kwis-


C 137 )<br />

kwistende niet met Schurken om zig heen moet<br />

fmyten. Anders loopt hy waarachtig gevaar,da£<br />

ik my zelve vergeete, en eens meteen Geleer­<br />

den een Krygsmansproces maake ! Ik heb, wel<br />

is waar, reeds myn affcheid van deeze foort<br />

van Rechtsgeleerdheid genomen, en den De­<br />

gen opgeftooken; maar hy verlaate zig.hier<br />

niet te zeer op, of ik haal hem-weder voor<br />

den dag. Vorsch ook eens uit, of de Karei<br />

een Harnasch heeft, en heeft hy het niet,dan<br />

kunt gy hem gemaklyk zo veel vrees op 't lyf<br />

jaagen, dat hy wel vergeeten zal, om verder<br />

aan de zaak te denken.<br />

Gy verftaat my genoeg, en zult ook alles<br />

ten besten volvoeren. Hy heet Profesfor Wah-<br />

Ier en woont te M * *.<br />

Ik ben enz.<br />

1<br />

HASTEN.<br />

5 TWEE


C 138 )<br />

TWEE EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

De Ritmeester Slrundel aan den Heer Fan Fett.<br />

Ik heb, voor eenige dagen, een bezoek by<br />

uwe Moeder afgelegd, myn lieve Fett! Zy heeft<br />

my de inliggende gegeeven , en teffens my<br />

mondling opgedraagen , u te willen verzoeken,<br />

dat gy u toch niet langer tegen de goede voor-<br />

neemens, die zy met u heeft, zoudt aankan­<br />

ten. Zy begeerde van my te weeten, hoe gy<br />

leefde ? Gy begrypt natuurlyk, dat ik haar de<br />

waarheid niet zei, doch zy wist alles reeds<br />

veel beter, dan ik het haar zou hebben kunnen<br />

zeggen. '<br />

„ Ik neem u niet kwalyk, zei ze tegens my,<br />

dat gy het woord ten behoeve van myn Zoon<br />

voert, dewyl hy uw Vriend is; integendeel ik<br />

verheug my.dat hy nog Vrienden heeft: maar<br />

gy zult my moeten toeftaan , dat zyne leevens-<br />

wyze ten uicerfte aanftootlyk zy! en dat het<br />

zeer flegt is, een Moeder, die hem zo teder<br />

bemint als ik, zo veel verdriet te veroorzaaken!


C 139 )<br />

ken ! Ook denk ik, dat hy juist nu deeze Jee-<br />

venswyze, die men eindlyk moede moet wor­<br />

den , moede mag zyn."<br />

„ Ik heb omdeFamilje en haare eere tefpaa-<br />

ren een ftap gedaan, die hem tot my brengen<br />

moet! ik deed denzelven echter zo geheim als<br />

mooglyk was. Slegts in 't Kabinet van den<br />

Landsheer weet men er iets van. 't Zal nu<br />

alleen aan myn Zoon ftaan , of hy de open-<br />

baarmaaking van deezen ftap wil voorkomen.<br />

Keert hy op deezen Briefte rug, dan vervalt<br />

al het overige, en elk een is in het denkbeeld,<br />

dat hy.vrywillig komr. Doch bëantwoordt hy<br />

niet aan myn verzoek, dan moet ik my van<br />

het Landsheerlyk bevel bedienen.<br />

Ik kon haar bedryf niet laaken. In tegen­<br />

deel , ik had alle mooglyke voorzigtigheid,<br />

met eene beleedigde en vertoornde Moeder,<br />

noodig te gebruiken. Ik ftelde alleenlyk aan<br />

haar voor, dat zy wel weeten zou, in welk<br />

eene betrekking gy tot Lotje ftondt, en wat<br />

zy deswegens, ten haarcn opzigten, beflooten<br />

bad !<br />

„ 't Is my dubbel aangenaam, antwoordde<br />

zy, dat ik daarover met u fpreeken kan. Het<br />

valt altoos hart voor eene Moeder, over dietse-


( 14° )<br />

gclyke zaaken met een Zoon te moeten fpree­<br />

ken. Gy kunt derhalven myne meening op dat<br />

ftuk, aan hem overbrengen; hem verzoeken,<br />

de zaak in der flilte aftemaakcn, zo dat wy<br />

zelfs niet noodig zullen hebben, er verder een<br />

woord over te wisfelen."<br />

„ Ik hoor, vervolgde zy , dat het Meisje<br />

zo geheel flegt niet zyn moet, • ten min­<br />

den, zy heeft myn Zoon van andere uitfpat-<br />

tingen afgehouden. Zy mag hem ten fterkften<br />

beminnen. Schoon ik van gevoelen ben,<br />

dat zulk eene toevallige Liefde niet zeer hart-<br />

lyk is, —- Zy moet echter weeten, dat zy<br />

nooit zyne Vrouw worden kan. Ten einde zy<br />

nu niet ten eenigen tyde zig genoodzaakt vin-<br />

de, myn Zoon te verwyten, dat zy door hem<br />

gedwongen is om nadeelige flappen te doen,<br />

kan zy van een deezer twee voorflaagen kie­<br />

zen !"<br />

„ Leevenslang kan zy een genoegzaam jaar­<br />

geld trekken, en dat verteeren waar zy wil,<br />

mits niet binnen den pmtrek van twaalf my-<br />

len rondom dit Landgoed; ofzykan, begeert<br />

zy te trouwen, in eens duizend Pistoolen van<br />

my ontvangen.<br />

Zie daar de voorflagen van uwe Moeder, die<br />

ik


( Hi )<br />

ik uit haar naam u te doen hebbe! Ik begryp,<br />

dat Lotje er mede te vreeden zou kunnen zyn,<br />

en gy niet langer u weigcragtig behoeft te ge-<br />

draagen.<br />

Te rug derhalven, myn lieve Fett ! wanï<br />

de Opfpraak moet gy in alle gevallen vermy-<br />

den. En ten einde gy u weder eénigzins by<br />

uw Moeder aangenaam zoudt maaken, dat noo­<br />

dig zal zyn, begryp ik, dat ge u fpoedigop<br />

reis moet begeeven. Ten minften behoort gy<br />

uwe Moeder daadlyk te antwoorden, en zo<br />

veel mooglyk te bevreedigen: want zo gy talm-<br />

agtig zyt, vrees ik, dat zy van de bedreiging,<br />

die haar zuiver ernst is, gebruik zal maa­<br />

ken.<br />

Ik ben, enz.<br />

STRUNDEL.<br />

DRIg


( )<br />

DRIE EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

Aan dan Heer Van Fett van zyne Moeder.<br />

Ontaarte, echter my nog dieibaare Zoon !<br />

.Zekerlyk moest het my te verdrietig vallen,<br />

om op den toon eener Moeder aan u te fchry-<br />

ven , evenwel zal ik het nog eens doen 1 nog<br />

eens zal ik u verzoeken, alvoorens ik my als<br />

Rechter over uwe bedryven Helle.<br />

Bedenk zelf, myn Zoon I of het uwer Af­<br />

komst en Begaafdheeden waardig zy, dat gy<br />

alles wat de milddaadige Natuur u fchonk,<br />

alles waarmede een hooge Geboorte u bevoor­<br />

rechtte , verwaarloost en verkwist, en eene<br />

leevenswyze houdt,die geheel het tegenöver-<br />

geftelde uwer beftemming is.<br />

Zyt gy dan ongevoelig voor den algemee-<br />

nen Lof, of de veragting der geheele Wae­<br />

reld? ten minften behoort gy dan gevoel te<br />

hebben, voor de gevoelens van hen, die iets<br />

over u te zeggen hebben.<br />

Uw


C 143 )<br />

Uw Vaderland beloofde zig van u de in'*'<br />

fteekendfte dienften : het had Recht om dezel­<br />

ven van u te eisfchen. Vrienden, welken gy<br />

affchrikt, roemden openlyk op uwe bekwaam-<br />

heeden, en nu , nu moeten deezen ten<br />

fpot verflrekken van hen. die openlyk hen<br />

tegenwerpen , dat gy de kragten uwer Jeugd<br />

verfpilt, in buitenfpoorigheeden, welker be-<br />

naamingen ik my fchaam te noemen. Gy be­<br />

zat weleer een edelen Hoogmoed , waar is<br />

dezelve gebleeven ? heeft uwe teugellooze lee-<br />

venswandel denzelven geknakt, dien Stam<br />

op welken uw geheel Geflagt zig verliet ?<br />

Uw Vader had twee Broeders. Beiden ont­<br />

hielden zy zig van de vermaaken des Huuw-<br />

lyks, ten einde de Zoon van hunnen oudften<br />

Broeder eens des te heerlyker praaien' mogt.<br />

Indien zy eens mogten opzien , waar toe gy<br />

het geene gebruikt, dat zy u naarlieten, en dat<br />

Ilrekken moest, om uw Adel te verheffen! —<br />

Wat zouden zy zeggen ?<br />

Wat zou uw Vader zeggen, wien zyn Vorst<br />

zo dikwils vleiende toeriep : Wat zal ik be­<br />

ginnen , wanneer gy dood zyt ? Waarop uw<br />

Vader dan antwoordde: Ik voed eenen Zoon<br />

voor u op, die edelmoediger zal denken dan<br />

ikl


( H4 )<br />

ik'! — Wat zou hy zeggen : wanneer hy Be­<br />

den, dien Zoon verre zag van zyn voetfpoof<br />

te drukken.<br />

Overdenk dit alles eens recht, myn lieve<br />

Zoon ! Herinner u den tyd, dien gy in myn<br />

Huis doorbragt, toen gy my betuigde, — dat<br />

gy hoogstgelukkig waart, dewyl gy een Moe­<br />

der hadt, die gy niet dan zeer ongaarne ver-,<br />

liet, en toen gy het Plan formeerde , om<br />

op het pad der Eere uwen Vader naar te ftree-<br />

ven.<br />

Komt er geen enkele gedagten van berouw<br />

in uw hart op? Kunt gy'dit alles zo gansch-<br />

lyk vergeeten ? Is de tederheid eener Moeder<br />

dan niets meer in uwe oogen ? en voedt gy<br />

geen de geringfte zugt in uwen boezem, om<br />

die tederhartige Moeder weder te zien ?<br />

o Myn Zoon ! op deeze gedagten kan ik my­<br />

ne traanen niet wederhouden ! Zy vlieten te­<br />

gen myn dank! Zy voeren myne hartlyke ver­<br />

giffenis u te gemoete! Keer weder! keer we­<br />

der in de liefdevolle armen van uwe Moeder;<br />

gy zult er nog even vuurig ontvangen wor­<br />

den , als of gy niet gedwaald hadt! Gy be­<br />

hoeft-geene ontvangst te dugten, dat u van<br />

uw moederlyk Huis zou affchrikken! Er zal<br />

geen


C 145 )<br />

geen enkel woord van het voorleedene gerepi<br />

worden. Ik en alle uwe Vrienden zullen on<br />

vermoeid bezig zyn; om u ryklyk,j a veel over­<br />

vloediger dat gene te vergoeden, 't welk gy<br />

zult moeten agterlaaten, by uw overkomst.<br />

* * * * *<br />

Maar,myn Zoon! ik heb moeten afbreeken,'<br />

dewyl ik eenige rust en verzaameling van krag-<br />

ten noodig had, om u dat gene te zeggen,'t<br />

welk ik u, in den naam van uwen Staat en<br />

van uwe Beftemming zeggen moet. Hier zal<br />

de Moeder zwygen , en in die betrekking haar<br />

hart (luiten. Gehoorzaamt gy heden niet; is<br />

deéze laatfte Vermaaning,- deeze jongde imeek-,<br />

bede , is alles te vergeefsch ? Wilt gy aan de­<br />

zelven geen gehoor geeven ? welaan ! dan zult'<br />

gy hen moeten hooren , die meerder recht op<br />

u hebben dan ik! Dan zult gy het Vaderland<br />

en deri Vorst moeten hooren, en hen gedwon­<br />

gen moeten volgen, zo gy niet verkiest het<br />

vrywillig te doen!<br />

De Vorst begeert niet, dat uwe ïnkomften in<br />

vreemde Landen verdaan , noch minder dat uw<br />

vermogen aldaar verkwist worde; hy begeert<br />

ook den ondergang van uw Huis niet, 't welk<br />

K hem


C 146 )<br />

ïiera zo veele dienften bewees. Hy hoopt,<br />

dat, indien gy u niet verbetert, uw Zoon ten<br />

miniten, even als gy van uw Vader ten kwaa-<br />

den ontaart, hy ook ten goeden van u ooi-<br />

aarten mag!<br />

Hy begeert derhalven, dat gy te rug zult<br />

keeren, en eene Egtgenoote voor u zult zoe­<br />

ken ?<br />

Gy weet, dat hy het middel in handen heeft<br />

em u herwaards te doen brengen! Volg daar­<br />

om liever de vriendlyke noodiging eener Moe­<br />

der ! Kom, en laat zy wederom blydfchap aan<br />

haaren Zoon hebben, dien zy altoos zo teder<br />

beminde! Doet gy dit, dan zal ik tederder<br />

omtrent u zyn, dan immer te vooren! dan zult<br />

gy belooningen in ftede van verwytingen er-<br />

langen, en gy zult my als op nieuw doen her-<br />

leeven.<br />

Ik ben enz.<br />

KAS.OLINA.<br />

VIER


C 147 )<br />

VIER EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

Henriette Hasten aan Ferdinand Wakier.<br />

Qr ^ . tó*^^:<br />

deling myns Mans te dugten hebbe ! offchoon<br />

er ook den dood van de hand myns Mans op<br />

Hond, ik moet echter aan'u fchryven , ik kan,<br />

ik mag het niet laaten. Ik hen overtuigd, dat<br />

ik niet tegen hem zondig? want ik zei, ik<br />

beloofde hem, in het uur der plegtigfte Ver-<br />

bindtenis, met de grootftc plegtighcid, -—<br />

dat gy altoos de eerfte Vriend van myn hart<br />

zoudt weezen! en als zodanig een Vriend<br />

blyf ik u boven hem Hellen.<br />

Het voldeed my zelf, dat hy het nooit zyn<br />

zou, het nooit zyn kon ! deswegens maakte<br />

ik die Verbindtenis zo vast, op dat myn Ge-<br />

weeten my niet eens, in myn jongfle uur,iets<br />

te verwyten zou hebben! Heden, al verfcheen<br />

dit groot oogenblik, deeze ontzaglyke uure,<br />

ik beefde niet! In dat oogenblik kan ik zeg­<br />

gen; Ferdinand is alleen de myne!dit getinge­<br />

ld 2 nis


C H3 }<br />

nis kan door het ruim der lugt tot voor den'<br />

troon des Onflerflyken doordringen', alle re-<br />

denlyke Weezens mogen het hooren! Alles zal<br />

moeten getuigen , dat myn hart nimmer wan­<br />

kelde in de trouw voor Ferdinand, in weer­<br />

wil 'van het geen myne lippen anders zeggen<br />

mogten.<br />

O er ligt zo véél troost voor my opgefloo-<br />

ten, in het denkbeeld, Wanneer heden<br />

die Barbaar, dién ik verpligt ben Man te noe­<br />

men, my het hart doorboort,dat toen ter tyd,<br />

met eene kruipende vriendlykheid, die ik voor<br />

grootmoedigheid aanzag, hy op alle myne voor-<br />

flellen, Ja ! zeide; Ja, zeide, om aan u te moo-<br />

gen fchryven! Ja , zeide, om u te moogeu<br />

zien'. Dat tweede Ja, heeft hy verbrooken,<br />

misfehien verbrooken voor al myn leeven!<br />

Het eerfte begeerde hy ook te breeken , doch'<br />

zulks gelukte hem niet, noch zal hem geluk­<br />

ken , in weerwil zyner yverigfte poogingen 1<br />

Hoe kan ik Louiza er genoeg voor danken,<br />

Ferdinand ! dat zy my uit de dwaaling, die ter<br />

vertwyffeling geleidde, getrokken heeft. Zy<br />

heeft my het leeven weder gegeeven! Ik heb<br />

uwen brief geleezen! ik heb gezien, dat Fer­<br />

dinand nog dezelfde is, die hy altoos was;<br />

dat


( 149 )<br />

c'at niets hem heeft kunnen doen veranderen;-<br />

niets hem erger doen worden! erger •<br />

moest ik niet geweeten hebben, dat dit woord<br />

op hem niet toepaslyk is ?<br />

Was het niet altoos uw bepaald en onver-<br />

zetlyk voorneemen, om my altoos getrouw te<br />

blyven? En gy zyt het,Ferdinand! en wy zyn<br />

het beiden voor elkander. Onze fcheiding is<br />

eene beproeving, wy zullen zekerlyk weder,<br />

om veréénigd worden.<br />

Ik ben zo vrolyk,Ferdinand! Zo vrolyk, ze*<br />

dert ik den Brief van Louiza ontving, dat<br />

myn Man zelf opmerkzaam geworden is. Hy<br />

vroeg my, waarom ik het ware ?<br />

Om dat, antwoordde ik hem, er-een Licht<br />

in myne ziel is opgegaan, dat my verlichtte<br />

even als de liefde van Ferdinand, en my zo<br />

vrolyk aanlachte als den opflag zyner oogen.<br />

En nu hadt gy eens moeten zien, hoe woe­<br />

dende hy myn Kamer verliet! Het berouwde<br />

my zulks gezegd te hebben, myn voorneemen<br />

was geenzins hem te beleedigen; ik zei hem -<br />

zulks in een zoetvoerigen Droom van opge-<br />

toogen Liefde.<br />

Gevoelde de Man flegts het minfte medely­<br />

den met my, behandelde hy my flegts draag.-<br />

K 3 tyk!


( 150 3<br />

lyk! O hy Zou ten minften ontwaaren, dat de<br />

Mensch fterk is, dat hy veel vermag, wan­<br />

neer hy wil! Ik zou myn hartzeer derwyzen<br />

voor hem verbergen, dat hy deaelve over 't<br />

hoofd zou zien, en de Lyderes vergenoegd zou<br />

gelooven te weezen.<br />

Doch, elk oogenblik fchier, doeti hy er my<br />

aan gedenken! Geloof my, Ferdinand! Ik had<br />

uuren , waar in de gedagten aan u, geheel rus •<br />

tig in my waren ; waarin ik my vergenoegde<br />

myn pligt vervuld te hebben, en waarin de<br />

hoop, van u nog eenmaal zonder dwang te zul­<br />

len beminnen, zekerheid wierd. In die oogen-<br />

blikkenbemoeide ik my, om my by myn Man<br />

aangenaam te maaken. Ik poogde hem aan<br />

my te verbinden en zyne knorrige buïen te<br />

doen overdryven. DeMenschlievenheid fpoor-<br />

de my aan, om hem woorden te geeven, die<br />

ik, by de erinnering aan uwe Liefde, hem niet<br />

gezegd zou hebben.<br />

Maar , gelyk gezegd is, myn goede Be-<br />

fchermëngel,liet deeze Liefde in de ftille fcha-<br />

duw der ftreelendlte hoop rusten, om my een­<br />

maal eens een zorgvryën dag in deeze aard-<br />

fche Hel te bezorgen! doch ftraks<br />

wekte de ruuwe Man my, door deeze bittere<br />

aan-


C 151 )<br />

.aanmerking : Of ik dan eindlyk eens begon<br />

intezien, dat hy deeze tederheid verdiende, die<br />

weleer aan Ferdinand beweezen was ? Dit<br />

deed my van hem agterwaards deinzen , en een<br />

ttaanenvloed was myn antwoord.<br />

Dan ftiet hy my van zig weg, en fehold my<br />

met naamen, die ik niet herzeggen wil, die ik<br />

echter nooit, nboit verdiende!<br />

Dan dagt ik dikwils, kwalyk gedaan te heb­<br />

ben , met hem myne hand te geeven; doch<br />

aan myne Ouders denkende, troostede ik my<br />

daarmede, dat ik hunne oude dagen een ftil-<br />

len vreede had toegebragt.<br />

't Is waar, hun Hemel is ook niet geheel<br />

zonder wolleen ! Dikwils zien zy myne traa-<br />

nen, en weenen met niy. Zy weeten wel niet<br />

dat myn Man alleen er de oorzaak van zy,<br />

ook beu ik te edelhartig, om zyn Aanklaager<br />

by hen te weezen, en iets op zyne rekening<br />

te zetten! doch niet enkel om zynen wil, want<br />

ik vrees, dat, wisten zy hoe hy met my leeft,<br />

zy zig zelf zouden befchuldigc-n, als de oor-<br />

zaaken van myn Lyden , dewyl zy my over­<br />

gehaald hebben, om hem tot myn Man te nee­<br />

men.<br />

Ik wenschte zekerlyk ook dikwils om den<br />

K 4. dood,


( 152 )<br />

dood, indien zy er niet waren, en het lee-<br />

ven, om haaren wil my niet dierbaar ware,<br />

want hunne droefheid zou onuitfpreeklyk wee­<br />

zen.<br />

Gy kost het nooit verdraagen, Ferdinand!<br />

dat ik van de zaligheeden van een vroegen<br />

dood fprak! Gy wilde my zulks altoos voor<br />

eene kleinmoedigheid van ziel aanrekenen, en<br />

ik was geneegen u te gelooven : doch de ftille<br />

wensch myner ziele is echter altoos, dat ik<br />

geftorven mogt zyn , alvoorens ik Hasten leer­<br />

de kennen! Met eene volkomen, onaf­<br />

gebroken liefde voor u, ware ik dan geftor­<br />

ven ! dan zoude ik myn Graf op het Kerk­<br />

hof, waar wy zo dikwils zaamen waren, be-<br />

fteld hebben; op dat plekje, waarvan wy zei­<br />

den , dat het best ter rufte gefchikt was. Weet<br />

gy nog wel, onder die vier Olmenboomen ,waar<br />

die kleine heuvel is ?<br />

Ik was altoos begeerig, om myn Vader te<br />

verzoeken, dat plekje te koopen, en er een<br />

Familjegraf aanteleggen. Deeze gedagte is nu<br />

verdweenen. Zonder u mag men my begraa-<br />

ven, waar men wil.<br />

Dat plekje had altoos iets ftreelends voor<br />

my in. Ik zou cr heden zekerlyk heengaan •<br />

wan-


( 153 )<br />

wanneer het weder zulks veroorloofde, en da<br />

tyd, om aan u te fchryven, my niet te kost­<br />

baar ware! Want Hasten is op reis, anders zou<br />

ik aan u niet durven fchryven, vermits hy alle<br />

myne handelingen befpiedc.<br />

Maar zo dra het mooglyk is zal ik er gaan!<br />

Dan zal ik aan u denken, myn Waardfte!aan<br />

u denken! Och! mogten wy beiden reeds<br />

rusten , daar, waar geene andere Item ons<br />

wekt, dan die ter eeuwige Verééniging! wan­<br />

neer er geene fcheiding meer plaats zal heb-<br />

ben ! Heden , myn Ferdinand! zult gy u min­<br />

der dan voorheen, om deezen mynen wensch<br />

vertoornen, want waartoe ben ik nut in de<br />

Waereld? My en anderen tot een last,is het<br />

beter in 't graf te rusten.<br />

Ferdinand .'zal ik u, of zult gy my roepen?—<br />

Die het eerst ten jongden dage ontwaakt, zal<br />

door eene eeuwige kragt, zig de plaats zien<br />

aanwyzen waar de andere flaapt! of ontwaa-<br />

ken wy heiden gelyk , dan zullen wy elkan­<br />

der te gemoete fnellen, omhelzen en onfeheid-<br />

baar met elkander voortwandelen, van Wae­<br />

reld tot Waereld, door alle die zalige Oor­<br />

den, die de goede Schepper ten onëindigcn<br />

verblyf van het lydende Meuschdom fchiep';<br />

K 5 waar


( 154 l<br />

Waar wy ontallyke gelukkigen, die op aarde<br />

ongelukkig waren , zullen aanfchouwen, en<br />

onder welken, Wy evenwel de gelukkigftenzul­<br />

len weezen !<br />

Wanneer ik my die hemel fche Vreugden voor-<br />

ilelle 1 wanneer ik my verbeelde, hoe wy dan<br />

geen het minfte gevoel van eenige onrust zul­<br />

len hebben ; hoe dan myne Ouders vrolyk,<br />

vergenoegd, en zalig zullen zyn 1 hoe wy hen<br />

zullen beminnen, gelyk zy ons! dan komt het<br />

my gemaklyk voor ,om deeze zorgen nog eeni-<br />

ge jaaren te draagen.<br />

Nog eene dankbetuiging, myn Ferdinand!<br />

heb ik u te doen. Gy hebt Louiza uwe vriend'<br />

fchap gefchonken : Zulks heb ik gewenseht!<br />

had het uwe hand mogen zyn , 't was my ze-<br />

keriyk vcël aangenaamer geweest ! Doch ik<br />

zal 'uwe Gade niet beleedigen; zy zal uwer<br />

ook waardig zyn '. Kunt gy, Ferdinand! deezen<br />

Briefen myne Liefdevoof haar niet verbergen,<br />

zeg haar dan, dat ik eene Dweepfter ben , dat<br />

zy medelyden met my hebbel Ik bemin haar,<br />

. dewyl zy uwe Egtgenoote is, doch ik fiddere,<br />

wanneer ik denk, dat gyhaar meer zoudt kun­<br />

nen beminnen dan uwe<br />

HENRIETTE.<br />

VYF


C 155)<br />

VYF EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

De Heer Van Fat aan den Heer Hasten. '<br />

Van vier zaaken , myn lieve Hasten! heb<br />

ik u berigten medetedeelcn. Ik wil van my<br />

zeiven beginnen, en daarvan; U maar weinig<br />

woorden zeggen.<br />

Myne Moeder heeft het daarheen weeten te<br />

brengen , dat ik te rug moest keeren, wilde<br />

ik niet befpot zyn. Ik zal het haar niet kwa-<br />

lyk neemen, want zy heeft my lief. Zy heeft<br />

my'een Brief gefchreeven, onder 't leezen van<br />

welks eerfte gedeelte my de traanen in de<br />

oogen fchooten. 't Was waarachtig nooit myn<br />

voorneemen, om haar te beleedigen: doch zy<br />

moet my ook zo niet aan banden leggen , even<br />

geiyk men een Kind zou doen. Gy begrypr,<br />

dat die Brief, hoe tederhartig hy anders ook<br />

ware, met dat alles verdoemd zedckundig was<br />

ingerigt ! Myn Vader en Oomen werden uit<br />

het Ryk der dooden opgeroepen , om myn<br />

bloed in bewceging te brengen. Ik zal die<br />

goe-


C is« )<br />

goede zielen laaten rusten, want zy lieten my<br />

een goede ftuiver geld.<br />

Maar de Raadgeevers van myne genadige Ma­<br />

ma heb ik een neus aangedraaid, die zy waarach­<br />

tig wel ongeklouwd zullen laaten, en waardoor<br />

hunne Plannen wel eenigzins geftoord zullen<br />

worden: doch om myne Moeder niet te bedroe­<br />

ven, zal ik van dit alles geen enkel woord aan<br />

een eenige leevendige ziel zeggen, voor dat<br />

zy geftorveu zal weezen, en tot dien tyd toe,<br />

my te vreeden houden, met in ftilte myn fpel<br />

met hen te ipeelen.<br />

Doch om met myne Gefchiedenis voorttevaa-<br />

ren; Ik fchreef aan myne Moeder, dat ik ko»<br />

men zou, en flegts den Ritmeester te N** een<br />

bezoek geeven , want deeze is onze Onder­<br />

handelaar, 't Is een bliks Karei, en offchoon<br />

hy geen rooden duit bezit, mag men hem over­<br />

al zeer wel lyden, en is overal wellekom.<br />

Toen ik te N** kwam, waar ik uw voor-<br />

ftel.als de Hoofdzaak van myn reis derwaards.<br />

in myn hoofd had, en den Ritmeester zei, dat<br />

ik naar den Profesfor Wahler wilde gaan, be­<br />

geerde deeze zulks volftrekt niet te hebben.<br />

Ik wist niet wat dit te beduiden had ; deed yve-<br />

rig onderzoek naar de reden, doch kon er de<br />

waa-


( *57 )<br />

waare niet uit krygen, tot dat ik den hoed afnam<br />

en hem toevoegde: Dan ga ik er daadlyk<br />

heen !<br />

Toen kwam het geheim voor den dag! en<br />

begryp nu eens, hoe uw Medeminnaar, dien<br />

arme Duivel van een Profesfor er aan toe is !<br />

Hy is met de kleine Maria getrouwd, en<br />

houdt haar voor een fpiegel van alle deugden.<br />

In den beginne , Hasten 1 moest ik lacchen,"<br />

maar toen de Ritmeester, die, de drommel<br />

haalme, zeer zedig geworden is, my betoogde,<br />

dat er niets belachlyks in was, want Wahlgr<br />

was een achtingswaardig Man, en bad, in de<br />

eerfte drift, toen hy Henriette verloor, het<br />

Meisje genomen, die, by me ziel, een Heili­<br />

gen bedriegen zou, begreep ik, dat de Mart<br />

veeleer tc beklaagen was.<br />

Nadat ik den Ritmeester verklaard had, over<br />

dit ftuk zo billyk te denken als hy, moest ik<br />

hem belooven, van dit alles geen woord tegen<br />

iemand te zullen reppen.<br />

Ik beloofde dit daadlyk , en offchoon de<br />

Ritmeester veel tegen u intebrengen had, en<br />

vdoronderftelde, dat gy ten minften die ge-<br />

Hen waart, die hier iets van weeten zoudt,<br />

koos ik echter uwe Tarty, en beweerde, gyt<br />

waart


C 158 5<br />

waaït zo flegt niet, als hy u geloofde te zynj<br />

gy hadt wraak genoeg aan uw Medeminnaar, en<br />

zoudt u van zulk een laaghartig middel niet be­<br />

dienen, om hem te beleedigen. En dit alle<br />

liet hy toen gelden.<br />

Ik verhaalde hem daarop, wat last gy my<br />

gegeeven hadt ; waarop hy zig aanbood, my<br />

by den Profesfor in te leiden. Toen moest ik<br />

hem vervolgens alle groote en kleine verze­<br />

keringen geeven, waaraan hetlighaamlyk deel<br />

van den Eed flegts ontbrak, dat ik my gelaa­<br />

t-en zou, als of ik Maria niet kende.<br />

Wy gingen vervolgens derwaards, doch zy<br />

was er niet tegenwoordig.<br />

Wahler is een fchoon Mansperzoon; hy<br />

heeft eene vastigheid in denopflag zyner oogen,<br />

en in zyne houdingen, die hem daadlyk voor<br />

een braaf Man doet kennen. Men behoeft<br />

flegts twintig woorden met hem te wisfelen,<br />

om met hem ingenomen te zyn. Om u te too-<br />

nen hoe verftandig hy denkt, en wat ongelyk<br />

gy , ten zynen opzigte, hebt; zal ik ons<br />

gansch gefprek , zo veel u aangaat-, hier by<br />

voegen.<br />

Behalven het genoegen, waarde Heer Pro­<br />

fesfor I van kennis met u te maaken, heb ik<br />

nog


C 159 5<br />

nog een Voorftêl van een myner Vrienden aan<br />

U , waartoe ik de vryheid zou verzoeken , om<br />

het te moogen voordraagen.<br />

„ Spreek, Heer Baron! en wees verzekerd<br />

,, van alles waarmede ik u dienen kan, de-<br />

„ wyl ik de onderlinge verpligiingen van den<br />

„ mensch te wel ken, om ze niet volvaardig<br />

„ te betragten."<br />

Het Voorftêl is van den Heer Hasten, die<br />

reeds eenige brieven met u gewisfeld heeft,<br />

en zig beklaagt, dat gy hem beleedigd hebt,<br />

door harde uitdrukkingen , die hy geenzins<br />

verdiende.<br />

,, Het doet my leed, Heer Baron ! dat de<br />

„ Heer Hasten uw Vriend is, dewyl ik my<br />

„ verpligt vind, om als nu aan zynen Vriend<br />

„ te moeten zeggen, dat hy deeze behande-<br />

„ ling in allen opzigten verdiend heeft. Vcr-<br />

>> geef my, dat ik u dit zeg, gy vorderde het<br />

,, van my; van den Heer Hasten en onze ken*<br />

„ nis, zwyg ik anders veel liever."<br />

Ik wil u gaarne gelooven, Heer Profesfor!<br />

antwoordde ik een weinig heeti' De beste weg<br />

intusfehen, om hier van te zwygen , ware dee­<br />

ze uitdrukkingen te vermyden. '<br />

„ Ik zal dit doen, zo dra- ;<br />

7<br />

hy 'blyken<br />

» geeft »'


,\ geeft , dat hy een rechtfchap'en Man<br />

» is-"<br />

En waarin , vervolgde ik nog heeter, be­<br />

toont hy, dat hy zulks niet is? Hy en gy be­<br />

minde een Voorwerp ! is dit onedelmoe­<br />

dig? • Hy ilond naar de hand van het<br />

Meisje, gelyk gy! is het zyn fchuld, dat<br />

de omftandigheeden hem gunftiger waren dan<br />

u ? Heeft zy hem niet vrywillig de hand<br />

gegeeven? Is het heden haar pligt niet,'<br />

den Man te beminnen, waaraan zy zig zelve<br />

overgaf? is het zelfs de uwe niet, om haar te<br />

erinneren , dat zy niemand anders beminnen<br />

moet, dat hem ? Gebiedt de Menschlykheid,<br />

die gy zo yverig met den mond predikt, u zulks<br />

niet? Laat dit de dienst weezen , die gy my<br />

aanbiedt,en gy zult alle de wenfchen van my-<br />

nen Vriend vervullen.<br />

„ Indien gy my verpligten wilt, Heer Ba-<br />

V, ron! en de achting die ik voor u voede,<br />

, en die ik niet gaarne wilde verliezen, be-<br />

,, geert te behouden, laaten wy dan hier van<br />

„ afftappen ! Zeg tegen uw Vriend, dat hy<br />

„ uwe vriendfchap moet verdienen, door u<br />

„ de waarheid te ontdekken , en hy zal my<br />

i, het verdriet befpaaren, om. meermaalen aan<br />

„ hem


( I5i )<br />

>, hem te gedenken, dan myn hart uit zig'zei-<br />

„ vegeneegen is te doen."<br />

O myn lieve Vriend! dat is niet braaf. Uw<br />

hartstögt verblindt u derwyzen , dat gy ver­<br />

geet, wat gy aan eene egtlyke Verbintenis<br />

fchuldig zyt! Is het pligtmaatig, dat gy inbreuk<br />

doet, op de rechten van eenen Egtgenoot,<br />

en dat gy zyne Gade in het denkbeeld onder­<br />

houdt , dat deeze onwettige liefde goed zy.<br />

Stond zy u niet af, toen zy aan Hem haare<br />

hand fchonk! Bedenkt gy niet, dat gy het lee­<br />

ven van den Man bitter maakt? Dat gy den<br />

Hemel, dien hy zig aan de zyde van Henriette<br />

voorftelde, hem in een Hel herfchept ?<br />

Weet gy wel j dat de Man hier op vuur vatten,<br />

en eene vergoeding van u vorderen kan, die<br />

eene van uw beider Egtgenooten onfeilbaar<br />

ongelukkig moet maaken? Zoudt gy , in dat<br />

geval, met een goed gewisfen hem durven<br />

ftaan?<br />

„ Gy zyt te heet, Heer Baron! en byaldien<br />

„ gy niet verkiest bedaarder te weezen, dan<br />

„ moet ik u verzoeken, dit gefprek te willen<br />

„ af breeken , en uitteftellen, tot wy gelaate-<br />

n e r z u l l e n<br />

>><br />

weezen. Aan uw Vriend of zyn<br />

,', Voorftêl ben ik geene rekenfehap verfchul-<br />

L<br />

„ digd, •


C 162 )<br />

„ digd, en zal ze ook niet geeven. Maar san<br />

„ u en aan deezen waardigen Vriend ben ik<br />

verdccdiging fchuldig, en ik zal my ook ver-<br />

„ deedigen, byaldien gy my belooft, dat gy<br />

,, my niet in de reden zult vallen 1"<br />

Uit 'oen ik u verfchuldigd, antwoordde ik,<br />

want ik befpeurde daadlyk, dat ik te driftig<br />

geworden was. Gaarne zag ik, dat gy u kost ver-<br />

deedigen, en nog aangenaamer ware het my,<br />

wanneer ik een middel kon uitvinden, om u<br />

met mynen Vriend te verzoenen.<br />

„ Hoor dan, (dus vervolgde hy;) de Heer<br />

„ Hasten heeft met eene huichelagtige vermom-<br />

.„ ming, by Henriette en haare Ouders, een<br />

zagt Character voorgewend. Henriette heeft<br />

„ hem nooit bemind, doch zy eerde dit zyn<br />

bedrieglyk Character. Zy gaf hem haare hand,<br />

onder de uitdruklykfte verzekering en toe-<br />

„ zegging , dat ik haar Vriend zou blyven.<br />

„ Daarenboven veroorloofde hy gemeenfehap<br />

„ en briefwisfeling. Het was hem enkel om<br />

„ haar perzoon te doen. Toen hy haar in zyn<br />

„ bezit had, verbrak hy zyne belofte, en kwam<br />

„ er niets van na. My befpottede hy, in ftede<br />

„ van my vriendlyk te bejegenen, daar hy my<br />

„ voor zyne rust van nooden dagt te hebben,<br />

„ Dit


( i


( 164 )<br />

,, Heden moet ik u het punt beantwoorden,<br />

dat gy my voorlegt. Er is maar ééne waare<br />

„ Heldenmoed, en deeze beftaat daarin, om<br />

,, grootmoedig zyncn Vyand, de beleedigingen,<br />

,, te vergeeven. De bedreiging van een Tweegevégt,van<br />

dezyde van uwen Vriend,komt<br />

,, my niet onverwagt voor. Ik heb my meer<br />

in ioortgelyke gevallen bevonden. Ik vrees<br />

dezelve niet. Alhoewel uw Vriend niet<br />

waardig is, om myn leeven tegen het zyne<br />

„ te zetten, verzeker ik u evenwel.dat er één<br />

„ geval is, waar in ik het doen kan; en dat<br />

„ is, wanneer hy Henriette derwyzcn wreed<br />

„ behandelt, dat ik my verpligt rekene, het<br />

te moeten wreeken. Doch ook dat geval<br />

„ maaralleen, kan my daartoe beweegen: in<br />

„ alle anderen zou ik hem poogen te ont-<br />

,, wyken, dewyl ik my verpligt ken, 'het lee-<br />

„ ven te behouden, zo lang ik er mede nuttig<br />

,, kan weezen."<br />

„ En dit kunt gy uwen Vriend zeggen : dat<br />

,, ikgewislyk voorzie, dewyl ik in dit geval dag-<br />

,, te, dat, flegts met het geluk, en niet met<br />

„ hem te kampen hebbe, en dat ook niets an-<br />

„ ders dan het geluk hem behoeden kan! "<br />

Hier zweeg hy, en ik vatte het woord.<br />

Gy


( 165 )<br />

Gy breekt een gedagte af, lieve Heef Pro­<br />

fesfor ! die gy begon te uiten , en die ik wel<br />

wenschte , dat gy hadt voortgezet. Het was<br />

deeze : dat gy het voor den grootften Helden­<br />

moed hieldt, zynen Vyand grootmoedig, de be-<br />

leedigingen, te vergeeven; waarfchynlyk houdt<br />

gy het dan ook voor grootmoediger, om een<br />

zaak in verfchil, in der minne byteleggen j'dah<br />

omze met den degen te beflegten ! Ten opzig-<br />

te , dat alle uwe goede voordellen geen meer<br />

vrugtgevolg by hem hadden, geef ik u gclyk<br />

daarin, dat hy niet wel deed, en zig aan u ver­<br />

greep, en ik beloof u, bet zo verre by hem te<br />

zullen brengen, dat hyzyne Vrouw menschly-<br />

kcr bejegent.<br />

Waarachtig, ik heb in myn ganfehen leeftyd<br />

nog geen mensch vrolyker gezien dan hem.<br />

Kunt gy dat doem, zeide hy, terwyl hy my om<br />

den hals viel: dan zal ik zeggen, dat gy myn<br />

befte Vriend zyt! Niets op de Waereld, Myn<br />

heer de Baron! ligt my nader aan 'thart, dan<br />

de welvaart van dit Meisje, of als gy het<br />

aldus wilt, van deeze Gade van uwen<br />

Vriend. Hy, die iets tot haarwclzyn bydraagt,<br />

maakt my zalig, en hy, die ftegts iets tot haar<br />

welzyn bydraagen wil, is reeds myn Vriend.<br />

L 3 Met


( 166 )<br />

Met vermaak en innerlyken eerbied voor u,<br />

neem ik dit aanbod aan. Zeg den Heer Has.<br />

ten* dat hy van myn Vyand myn Vriend kan<br />

worden, wanneer hy myne Henriette beminnen<br />

en waardeeren wil. Ik zal er hem voor<br />

bedanken , even als had hy my de grootfte<br />

weldaad beweezen, en elk oogenblik zal my<br />

dierbaar zyn, waarin ik hoor, dat hy haar dierbaarder<br />

geworden is. 't Is waarfchynlyk, dat<br />

geen eigenbaat in dit geval plaats kan hebben;<br />

want ik ben niet by haar, en kan ook niet by<br />

haar zyn, en zal het ook niet waagen, dewyl<br />

ik getrouw aan myn pligt wil blyven, en de<br />

kragt der Liefde te wel kenne ! Ik begeer ook<br />

zelfs niet eens de voortzetting der Briefwisfcfeling<br />

van haare zyde. Wanneer de Heer Hasten<br />

my eigenhandig fchryft, dat hy hier mede<br />

genoegen neemt, dan zal ik haar voor de eerfte<br />

en teffens voor de laatftemaal fchryven , en<br />

haar beduiden; niet, dat zy die tederheid<br />

aan haar Man verfchuldigd is, die zy voor my<br />

gehad heeft, want zulks is zy niet, en zou<br />

ook myne begeerte niet weezen ; > maar dat<br />

zy zig beyvere, om myner zo weinig te ge­<br />

denken als mooglyk zy, en zig haar Man met<br />

alle haar vermoogens aangenaam te maaken.<br />

Hier


( 167 )<br />

Hier zweeg de Heer Wahler, en ik moest<br />

beneffens den Ritmeester toeftaan , dat deeze<br />

verklaaring de edelmoedigfte was, die een<br />

Man, ui zyne omftandigheeden, immer gee­<br />

ven kon.<br />

Ik heb, hier mede, u getrouwlyk van alles<br />

verflag gedaan , en wensch verder, dat gy u<br />

tegen den Man zelf nader verklaart, en het<br />

verfcbjl uit de Waereld helpt. Gy zoudt best<br />

doen, met hem te laaten fchryven. Ware ik<br />

in uwe plaats, ik liet hen beiden daartoe de<br />

vryheid. Zulk eene hartstogt verfterkt men»<br />

door er zig tegen te kanten; en zy verzwakt, gaat<br />

tc niet, wanneer men dezelve den vryen loop<br />

laat. Wat hebt gy daarenboven te vreezen ,<br />

daar zy zo veele mylen van elkander verwy-<br />

derd zyn, en hy u belooft, van haar niet te<br />

zullen zien.<br />

Over uwe behandeling ten opzigte van hem,<br />

ben ik op verre na zo gram niet, als over die;<br />

van uw arm Wyf! Daar gy van te vooren gs-<br />

weeten hebt, dat zy beminde, en daar gy des-<br />

wegens een Verdrag met haar hebt aangegaan,<br />

behoorde gy ook billyker met haar te handelen.<br />

Dit is gansch niet fraai van u, myn lieve Has­<br />

ten! en bevestigt my in myn gevoelen, dati<br />

L 4 uw


( 168 )<br />

uw Character het beste niet is. Ik zei u immers<br />

altoos, men kan wel genieten wat zig van zelf<br />

aanbiedt, maar dwingen moet men niemand.<br />

Intusfchen hoop ik, dat gy den goeden raad<br />

van uwen Vriend ter harte zult neemen.<br />

Ik ben, enz.<br />

VAN FETT.<br />

ZES EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

De Advokaat, Wurm aan den Ritmeester<br />

Strundel.<br />

M yn Huuwlyk , lieve Ritmeester! is vol­<br />

trokken, en is nu niet meer te verbreeken.<br />

Ten bewyze daarvan zend ik u de rest van<br />

de vyfduizend Ryksdaalders; als gy eens wist,<br />

met welk eene blydfchap Louiza ze my gaf,<br />

gy zoudt ze nog wel eens zo gaarne aannee-<br />

men.<br />

Van myn geluk kan ik u, tot nog toe , niets<br />

zekers zeggen. Ik moet het zelf eeist formec-<br />

ren, om het recht te verkrygen.<br />

Reeds


(. 169 )<br />

Reeds is myne Louiza even gelyk het Mor­<br />

genrood ! Zy is zagt als een Engel. Medely"<br />

dende bemint zy alles wat lydt. Nu zal ik zien,<br />

of zy ook gereed is, of zy ook vergeeten kan,<br />

dat zy elders beminde ; want, myn waarde<br />

Vriend! dit behoort tot myn geluk,anders ver-<br />

kwyn ik.<br />

Moet ik uiets der vermaaken van myn Feest­<br />

dag mededeelen ? hy was even als een fchoo-<br />

ne Herfstdag. Men verblydt zig , dat hy zo<br />

is, doch evenwel gebreekt er "iets aan, 't geen<br />

men zelf niet recht uitdrukken kan. Het is al­<br />

thans geen Lentedag, die de lieflyke Zomer<br />

te gemoete lacht! Het treurige, door de ver­<br />

welking der vrolykgroenende Natuur veroor­<br />

zaakt, hangt ons derwyzen aan, dat wy het<br />

niet van ons werpen kunnen.<br />

Ik had aan Louiza de ganfche bezorging van<br />

het Feest overgelaaten. Haar Vader had my<br />

zulks verzogt, en ik had bepaald voorgenoo-<br />

men, alvoorens zy de myne zou weezen, my<br />

in 't geheel niet tegen haaren wil te verzet­<br />

ten , zelf niet in kleinigheeden. Ik ondervind,<br />

»u zy de myne is, ook wel, dat ik het niet<br />

zal kunnen doen! want wie kan haar aanzien<br />

en niet alles doen wat zy begeert?<br />

L<br />

5 In-


( 170 )<br />

Intusfchen was het met my niet zo als 't be­<br />

hoorde, vermits er by het Feest niet alles was,<br />

wat ik rekene dat er by moet zyn. Een Feest<br />

zonder Muziek heet by my geen Feest, 't Moest<br />

het echter voor my zyn , evenwel kan ik niet<br />

ontkennen , dat zulks voor eenige oogenblik-<br />

keneene zekere teonvredenheid in mydeed ge-<br />

booren worden.<br />

Na de Middagmaaltyd kwamen de Gasten by<br />

elkander. Vermits ik my te vooren op alles<br />

voorbereid had, verwonderde het my geenzins,<br />

dat ik flegts eene gedwongen opgehelderdheid<br />

in dc oogen van Louiza befpeurde. Intusfchen<br />

was ook deeze my aangenaam, en ik al vry<br />

we! te vrceden, dat zy maar niet weende. By<br />

de Trouwplegtigheeden liep het zo droog niet<br />

af: vermits echter de geheele waereld de Bruids-<br />

traanen als een weezenlyk vci'ëischtederHuuw-<br />

l/ksfluiting befchouwt, deed dit niet veel uit.<br />

Doch had zy buiten deezen tyd geweend, dan<br />

had men openlyk kunnen zeggen, dat zy my<br />

tegen haar zin nam; ik keek ook elk een vast<br />

in de oogen, o;n te zien, was 't mooglyk.wat<br />

men er van dagt,: want tot de kinderen toe,<br />

weeten haare Gefchiedenis met Ferdinand.<br />

Toen het Gezclfehap daarna wat vrolyker<br />

werd,


( 171 )<br />

werd , begon zy het ook te worden, voor-<br />

al was de oude Heer zeer opgeruimd, en dit<br />

brast veel toe, dat ik het ook werd.<br />

Den volgenden dag, zynde gifteren, telde<br />

de oude Heer my veertigduizend Ryksdaalders<br />

toe; er by voegende, dat ik ten minften nog<br />

eens zo veel te wagten had, wanneer hy te<br />

overlyden kwam; en, indien ik zulks wilde,<br />

kon ik de Praktyk laaten vaaren, en by hem<br />

op zyn Goed leeven. Doch hy begeerde my<br />

hierin vry te laaten, dewyl ik behoorde te wee­<br />

ten , wat het best voor my was.<br />

Ik verzogt verfchoond te zyn van deezen<br />

Voorflag, en verlof om in de Stad temoogen<br />

blyven. De Vacantietyden wilde ik zeer gaar­<br />

ne by hem komen doorbrengen. Hy kon ook<br />

dikwerf by ons zyn, en dus genootcn wy el­<br />

kanders Gezelfchap, enz.<br />

't Was my, zei ik hem verder, niet enkel te<br />

doen, om een hand vol Geld te verdienen,<br />

want zulks had ik door zyne goedheid, nu in<br />

overvloed; doch het was uit hoofde van de<br />

gewoonte om te werken, waarvan ik bezwaar-<br />

lyk zou kunnen afgaan : Dus kon men ook me-<br />

nigen armen drommel dienen, die niet veel<br />

geld befteeden kon, en menig een recht ver-<br />

fchaf-


( 172 )<br />

fchaffen, die het anders nooit zou gekreegen<br />

hebben ! dit zo maar te laaten vaaren, was<br />

ongetwyffeld tegen onze verpligting hande­<br />

len.<br />

De oude Heer prees my desweegens. 't Was<br />

braaf en eerlyk gehandeld; 't zou my zegen<br />

aanbrengen, en myn Huuwlyk zou wel gaan.<br />

, Dit trof my derwyzen het hart, lieve Rit­<br />

meester! dat ik byna geweend zou hebben.<br />

Louiza kwam ter rechter tyd in 't vertrek, en<br />

de oude Heer ging heen.<br />

Ik vroeg haar , wat zy met al dit geld doen<br />

wilde? Zy zag my teder en vertrouwende aan,<br />

en antwoordde: Dat is uwe zorg, Man lief T<br />

daar bekommer ik my niet mede.'<br />

: Had ik een Vrouw van een ander flag moe­<br />

ten neemen, dan myne Louiza is, ik had geen<br />

aanfpraak op deeze vertrouwlykheid gemaakt,<br />

jaï ik had ze gepoogd tc verhinderen.<br />

In de omftandigheid echter waarin ik my be-<br />

vinde, is 't een blyk, dat die gemeenzaamheid,<br />

welke in de wyze haarer uitdrukkingen lag op-<br />

geflooten, myn vertrouwen poogt te verzeke­<br />

ren , en zy zig by my verdiend wil maaken.<br />

Uit hoofde myner dweepende Liefde, beant­<br />

woord ik haar met die zelfde tedere vertrouwlyk-


C 173)<br />

lykheid , dewyl wy daardoor den naaffen en<br />

belten weg naar elkanders hart vinden.<br />

Ik bedankte haar daar voor, en vroeg ver­<br />

volgens , of zy my wel veroorloofde, aan een<br />

Boezemvriend die ik had, en het behoefde,<br />

iets van deeze Som te verfchietcn; dat te vei­<br />

liger gefchieden kon, om dat ik zyne zaaken<br />

in handen had, waardoor de wederbetaaling<br />

ten vollen zeker ware.<br />

Zy zag my andermaal tederlyk aan, en zei:<br />

Hoe ik toch zulk een wantrouwen kon voe­<br />

den ten opzigte van haare deelneeming in het<br />

Noodlot van anderen? Ik moest alles ten goe­<br />

de beiteeden. Zy had, met betrekking tot haar<br />

geld, geen beter keus kunnen doen, dewyl ik<br />

het zekerfte wist, wie er leed en gebrek had.<br />

Met betrekking tot u, was dit antwoord<br />

recht, doch voor my was het zulks niet ge-<br />

heel: eenigzins zwaarmoediger dan te vooren,<br />

pakte ik het geld by elkander.<br />

Ik weet zeer wel, dat zy gelooft, dat zy<br />

ten aanzien, van de Perzoon, beter keuze zou<br />

hebben kunnen doen, doch wat kan ik helpen,<br />

dat ik zo aandoenlyk ben, en dat myn hart er<br />

tegen opkomt.<br />

Thans zyn wy in de Stad,'en Louiza houdt<br />

zig


( 174 )<br />

-zig bezig met haare Huishouding in order te<br />

brengen.<br />

Ik zal u getrouwlyk alle nieuws , ten op-<br />

zigte van myn Huuwlyk, mededeelen : doch<br />

Ik verWagt ook eens een Brief van u.<br />

WURM.<br />

ZEVEN EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

Maria aan Lotje.<br />

Heden, Lotje ! ben ik weder taamlyk met u<br />

Verzoend, anders zou ik ook zo helder niet aan<br />

li fchry ven. Gy echter zyt daar de oorzaak<br />

niet van, maar het vernuft van myn Karei.<br />

Myn voomeemen om deugdzaam en myn<br />

Ferdinand getrouw te leeven,is waarlyk onder-<br />

mynd en vervallen 1 en hoe kon dit ook anders<br />

zyn? hoe kan my zulks geweeten worden? daar<br />

de vuurige en tederfte Minnaar zig in de plaats<br />

van den kouden, en altoos om zyne Henriette<br />

denkendenen zugtenden ftelt?<br />

Ik


( »?S )<br />

Ik had tegen Karei gezegd: dat wy onzege-<br />

meenfchap op geene andere wyze vernieuwen<br />

konden , dan door de vriendfchap , die hy met<br />

myn Man moeste tragten te maaken ; deeze<br />

Affpraak berouwde my echter welhaast. Toen<br />

ik den volgenden avond op zyn Kamer kwam,<br />

en als een Heldin , my in ftaat geloofde tc zyn,<br />

myn Man dit Offer te kunnen brengen, vond<br />

ik hem ueerflagtig en zwaarmoedig. Hy rustte<br />

met zyn hoofd op de eene hand , en las iets.<br />

Ik wenschte hem een goeden avond. Hy hoor­<br />

de myniet. Ik trad nader by, om te beproe-<br />

ven, of ik hem kon opbeuren ! Hy had<br />

een Brief van Henriette voor zig liggen ; zyne<br />

traanen waren op denzelven geftort. Het trof<br />

my. Ik zugtte en wilde vertrekken.<br />

Hy bemerkte my eindelyk. Hy fprong op ;<br />

lei den Brief weg; bragt my van de deur te<br />

rug en verzogt.-dat ik hem verfchooncn wilde,<br />

dewyl hy in diepe gedagten gezeten had.<br />

Ik weet niet, of het aandoening dan mismoe­<br />

digheid ware, die een traan , in myn oog<br />

bragt.<br />

Gy weent! Maria ! zei hy tegens my.<br />

Waarom doet gy dat ? Kan eene treurige bui<br />

van uw Gade u zo ontmoedigen ? Beur u<br />

zei-


C 176 )<br />

zelve op, ik zal het ook tragten te_ doen! Wy<br />

zullen ten minften , ons het leeven niet ver­<br />

bitteren, wanneer wy het niet verzoeten kun­<br />

nen.<br />

Had Karei my zulks gezegd, ik ware hem<br />

om den hals gevloogen , doch dan zou het zc-<br />

kcrlyk met meer vuur zyn gezegd geworden,<br />

en de inhoud was ook anders geweest.<br />

Intusfchen werd ik vriendlyker, en liefkoos­<br />

de hem, niet van harten, maar gedwongen ,<br />

omtrent zo als men een ryken Grysaart doet,<br />

die door niets anders dan zyn geld ons hart<br />

kan roeren. En ik verzeker u, Lotje!<br />

dat de koude minnekozeryen van een Man, dien<br />

men kan beminnen, oneindig aandoenlyker zyn,<br />

dan de warmfte aanvallen van eenen uitge-<br />

dienden Ouden.<br />

Ik weet niet, of hy het bemerkte, dan of<br />

het zyne natuurlyke afkeer voor my was, die<br />

by zyne raazende Liefde zeer wel plaats kan<br />

hebben! althans, hy verliet my; en ik<br />

geloof, met een foort van ve-ragting. Zeer<br />

naauw heb ik er geen acht op geflagen , want<br />

ik had myn Karei in 't hoofd ; doch my dagt,<br />

dat hy my een weinig van zig (lootte. Ten<br />

minften, het gevoel by my, was naderhand<br />

even


( 177 )<br />

even als of zulks gefchied ware, ook verbeeld­<br />

de ik my, dat my zulks te meermaalen reeds<br />

gebeurd wes.<br />

Myne geraaktheid hier over was onbefchryf-<br />

lyk, en ik vormde teffens het befluit, om de<br />

verkeering met Karei weder te vernieuwen,<br />

al ware het dan ook op geene andere wyze<br />

mooglyk, dan door op de fcheiding van myn<br />

Man, (uit hoofde van zyn gedrag tegen my,)<br />

aantedringen.<br />

Dien zelfden avond fchreef hy my nog een<br />

Briefje, waarin hy my, duizendmaalen om ver­<br />

giffenis, wegens het voorgevallene, bad: doch<br />

er. by voegende, dat hy zyn natuurgeftel niet<br />

veranderen kon. Hy had eene dwaasheid be­<br />

gaan, dat hy, zonder Liefde, my zyne hand<br />

had gegeeven, doch dit was nu zo, en het<br />

leed geen verandering : alleenlyk verzogt hy<br />

te moogen weeten, waarmede hy my het lee­<br />

ven kon veranngenaamen. Ik had flegts over<br />

zyn geld te beveelen.<br />

Hier door gaf hy my, natuurlyk, de Wa­<br />

penen tegen hem, zeifin handen. Ik over­<br />

tuigde my zelve wel dra, — (want hoe ligt<br />

overtuigt men zig zeiven niet, dat men gelyk<br />

heeft, wanneer men bemint,) dat ik er geen<br />

M<br />

kwaad


( 178 )<br />

kwaad aan zou doen, wanneer ik aan Karei<br />

den toegang tot my vry gaf.<br />

Maar hy maakte my dit alles nog veel ge-<br />

maklyker. Na dat er vyf dagen verloopen. wa­<br />

ren , kwam hy by my, verzoekende, om een<br />

zyner Vrienden , - den Ritmeester van Strun-<br />

del naamlyk, — de kennismaaking met my<br />

te veroorlooven, daar ik toch geene andere<br />

kennis fcheen te willen maaken. Hy voegde<br />

er by, dat hy wist, dat ik genoegen in open-<br />

lyke vermaakenvond; dat ik dezelve echter tot<br />

nog had opgeofferd, dewyl ik zyne .begelei­<br />

ding by dezelven niet genieten kon. Dat de<br />

Ritmeester een rechtfchapen Man, en een zeer<br />

goede kennis van hem was, en dat derhalven<br />

niemand, op deeze kennismaaking iets te beris­<br />

pen zou weeten.<br />

Ik verbaasde my over deeze list,en ik ftond<br />

op 't punt om ze door myne houding te very-<br />

delen- Doch de Liefde kwam my,. met al haar<br />

vermoogen te hulp- — De erinnering aan de<br />

voorleedene.dierbaare en wellustige tyden.en<br />

het drukkend gewigt der tegenwoordige bittere<br />

dagen , deeden het overige.<br />

Ik gedroeg my als eene verftandige Vrouw;<br />

verzekerde hem; dat ik,zonder deeze luidrugtige


( 179 )<br />

tige verftrooijing , zeer wel leeven kon: ik<br />

wilde my echter geenzins onttrekken, wanneer<br />

hy dagt, dat het my genoegen zou verfchaffen,<br />

of wanneer het ten gevalle van zyn Vriend'<br />

gefchiedde.<br />

Hy fcheen zeer te vreeden met myn be­<br />

fluit te zyn. Dien middag at de Ritmeester<br />

met ons. Wy waren ten uiterften hoflyk, doch<br />

teffens zeer koel tegen elkander. Hy verzogt<br />

my eene Wandeling met hem te willen doen.<br />

Wy verkoozen daartoe eenen niet geheel<br />

eenzaamen Oord, doch ook geenen, waar wy<br />

veel beluisterd konden worden. Ik wilde van<br />

Karei weeten, hoe hy dit ganfche werk had<br />

aangevangen, doch hy begeerde niet my.zulks<br />

te zeggen. Ik vroeg hem, of hy geld noodig<br />

had; hy antwoordde van neen.<br />

Den volgenden Dag veffcheen hy in een<br />

kostbaar Gewaad. Ik vroeg hem, of hy zyn<br />

Proces gewonnen had. 't Was al wederom.<br />

Neen ! Ik verzogt hem daarop , toch geene<br />

fchulden te willen maaken-, hy.verzekerde my,<br />

dat dit zyn geval niet was; dat ik hem flegts<br />

behoefde te laaten zorgen. Ik viel op de ge­<br />

dagten van Ontrouw; gisfende dat hy ergens<br />

een' ryke kennis had , zo als te meermaalen<br />

M 2 • • Lui.


( i8o )<br />

Luiden van zyn beroep en fchoonheid gebeurt;<br />

doch ook ten deezen opzigte ftelde hy my vol­<br />

komen gerust.<br />

Spoedig wist hy het Gefprek over andera<br />

Onderwerpen te doen loopen. Myn Man , zei­<br />

de hy, was gmeegen my elk genoegen toete-<br />

ftaan; en vermits hy een volleedig vertrou­<br />

wen in hem ftelde, konden wy onze verkee­<br />

ring openlyk en veilig voortzetten , zonder<br />

deswegens ietsin 't minst te vreezen te hebben.<br />

Ik deed hem echter dit alles uit een ander<br />

oogpunt befchouwen. Ik beduidde hem; dat<br />

het vertrouwen, 't welk myn Man in hem<br />

ftelde, flegts zo lang duuren zou , tot dat men<br />

hem verdagt maakte. Ik ftelde hem voor, dat<br />

een zeker foort van kleine verdenking aan<br />

myn Man een niet verwerplyk Recht zou aan<br />

de hand geeven , voor zyne onrechtvaardig-<br />

heeden, ten mynsn opzigte , en dat, zo dra<br />

myn goeden naam in 't minst werd aangetast,<br />

ik oneindig gemaklykcr te ontdekken ware,<br />

als dan, wanneer ik fteeds een iegelyk, die<br />

voorgaf my te kennen, onder het gezigt tree­<br />

den, en my er op beroepen kon. Dat er wel ge-:<br />

lykheid tusfchen twee Menfchen ware, die bej<br />

drieglyk was.<br />

Om


( I8i )<br />

Om derhalven tot een bepaald oogmerk met<br />

hem te geraaken , vroeg ik hem, naar de gron­<br />

den van zyne verbindtenis met myn Man ?<br />

Deeze my beweezen hebbende, liet ik er ver­<br />

der alles op nederkomen/ Wy fpraaken dan<br />

met elkander af; dat wy veele geheime by.<br />

eenkomften zouden houden; echter weinig open-<br />

baare plaatzen bezoeken ; dat wy ons nooit<br />

in eenzaame Oorden, alleen, zouden laaten<br />

vinden; dat wy een zeker foort van agterhou-<br />

dende Hofiykheid tegen elkander zouden in<br />

acht neemen, en onze geheime faamenkomflen<br />

evenwel zo inrigten , dat buiten ons geen<br />

Mensch daar iets in 't minst van weeten of-<br />

vermoeden zou.<br />

Dit alles nu is zo goed ter uitvoer jebragt,<br />

als wy ons voorgefteld hadden. Wy hebben<br />

verfcheiden geheime kenmsfen gemaakt, die<br />

my in 't byzonder veel vermaak verfchaffen.<br />

Myn leevendig geftel, en vrolyke .geest, heb­<br />

ben my Vriendinnen bezorgd, die ik nimmer<br />

had durven hoopen te zullen vinden. Ik ben<br />

in een kring gekomen, die geheel voor my ge-<br />

flooten was , en thans een onuitputbaare Bron<br />

van de grootfte vreugden voor my oplevert.<br />

Ik bemin myn Karei onuitfpreeklyk, doch ik<br />

M 3 beu


( 182 )<br />

ben fiim genoeg, om zulks voor de .Waereld<br />

te verbergen. Slegts ik en hy, (en gynuook,)<br />

weeten het.' ••<br />

Myn Man fchynt zeer, met myn fmaak in<br />

deeze genoegens, te vreeden te. weezen : hy<br />

voedt geen argwaan. Ik kan ook thans veel ge-<br />

maklyker zyne Mifantropifche buïen over 't<br />

hoofd zien. • • • •<br />

•Evenwel Lotje! moet ik bekennen, dat met<br />

zelden de gedagte in myn binnenfte opryst,<br />

dat ik hem onrecht doe. Hy is my immers niet<br />

ontrouw, en doet my weldaaden genieten, wel­<br />

ken ik geenzins verdien !<br />

Deeze gedagte kost my mer.igwerven traa­<br />

nen , en Karei is zo onbillyk niet, dat hy er<br />

geen deel in zou neemen. Hy betuigt, dat,,<br />

byaldien hy voordeezen my zo wel gekend<br />

had, als nu, ik nimmer aan Ferdinand zou ge-<br />

r a a k t Zyn! Wanneer ik nu bedenke, Lot­<br />

je' dat Karei myn Man zou hebben kunnen<br />

zyn, dan komt het my voor, dat het Nood­<br />

lot beflooten heeft, op het fchriklykst dien<br />

ftap te willen wreeken , waarmede ik myne Ou­<br />

ders beleedigd heb !<br />

Te midden in myne vennaaken doen er zig<br />

ook verfchieten op , die een bitter lyden aankon


( 183 )<br />

kondigen. Er verfchynen van tyd tot kennis-<br />

fen van oude dagen, en voor deezen kan Ka-<br />

rel waarlyk niet verbergen , wie ik ben. Uw<br />

Minnaar bevindt zig heden alhier : Ik heb hem<br />

nog niet gezien, doeh ik verzeker u, dat ik<br />

voor den opflag zyner oogen fchrikken zal.<br />

Doe my dit eene vermaak, en fchryf hem<br />

ten mynen opzigte; verzoek hem om ftiltezwy-<br />

gen. Hier mede verpligt gy uwe<br />

MARIA.<br />

AGT EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

Henriette Hasten aan Louiza.<br />

Wa armede, met wat woorden, zal ik u my­<br />

ne ellende fchilderen, Louiza! Hoe kan ik'u<br />

uitdrukken;hoewreedlyk ik lyde? Myneblyd-<br />

fchap over uwen Brief, en de verklaaring van<br />

Ferdinand , is fpoedig in verdriet verkeert! en<br />

had ik niet heden den troost van Ferdinands<br />

Liefde; wist ik niet dat de Dood dit verdriet<br />

eens eindigen, enmy weder feheiden zou , van<br />

M 4 hem,


( I8 4 )<br />

hem, aan wien ik onlosmaaklyk gehegt ben,<br />

ik zou in vertwyffeling vallen.<br />

Den laatften Brief dien ik, voor Feninand,<br />

u toefchikte, kon ik door gcenen aan u ver­<br />

gezeld doen gaan : de verftoorder van myn rust<br />

was my te fpoedig op handen. Ik geloof even­<br />

wel niet, dat hy lust noch veimoogen genpeg<br />

bezit, om geheimen uittevorfchen.<br />

Gisteren vroeg, na dat wy rustig ontbeeten<br />

hadden, kwam hy, als een woedend mensch,<br />

de Kamer inftuiven.<br />

Mevrouw ! zei hy , ik had gedagt, dat gy<br />

uw woord zoudt gehouden hebben. Dat was<br />

het beding, waarop myne vriendlykc handel-<br />

wys jegens u, gegrond was. Zulks hebt gy<br />

niet gedaan. Gy hebt driemaal aan Ferdinand<br />

gefchreeven. Zeg my hoe dat dit is bygeko-<br />

men. Ik weet dat gy anders uw woord niet<br />

verbreekt. Gy moet derhalven op uw tweeden<br />

Brief antwoord van Ferdinand ontvangen heb­<br />

ben, anders hadt gy den derden niet gefchree­<br />

ven. Hoe is het daarmede? en wat durft hy<br />

pnderftaan, met aan een Vrouw , tegen den<br />

wil van haar Man, te fchryven? •<br />

Ik fidderde van 't hoofd tot de voeten; ik<br />

wierp my in een ftoel en weende.<br />

Ant-


( 185 )<br />

Antwoord ! Mevrouw ! antwoord ! fchreeuw_<br />

de hy, en geene traanen.<br />

Ja! antwoordde ik, ik weet dat het tegen<br />

uwen wil zou geweest zyn, wanneer ik hem<br />

gefchreeven had. Ik weet, dat gy zo onbarm­<br />

hartig geweest zyt, om my deezen troost te<br />

ontzeggen,- en teffens weet ik. dat gy my<br />

uw woord niet gehouden hebt. Maar hy<br />

heeft niet gefchreeven. Ik zal u alles verklaa-<br />

ren. Ik heb eene Vriendin. Zy was myne<br />

vertrouwde eer gy kennis aan my hadt, en zy<br />

is het weder, zedert ik uwen naam heb aan­<br />

genomen. Aan deeze heeft Ferdinand gefchree­<br />

ven , en door middel van Louiza heb ik be-<br />

rigten , en geene Brieven van hem, -— en<br />

op deeze berigten , die voor my zo goed wa­<br />

ren als Brieven , heb ik hem weder gefchree­<br />

ven.<br />

Louiza? vroeg hy: Wat is dat voor eene<br />

Louiza ?<br />

Louiza Wedeme'er! antwoordde ik.<br />

Ha ! Louiza Wedemeïer , antwoordde hy<br />

heftig.cn met eene zekere verbaasdheid in zy.<br />

ne houdingen. Een fchoon Complot!ver­<br />

volgde hy, na eenige tusfehenpoozing.<br />

Eene aartige Koppelaarfter! Maar ik zal het<br />

M s Nest


( 135 )<br />

Nest, -dat ,aan myncn ondergang arbeidt, ver-<br />

ftooren! Myne ernftige. begeerte is, dat<br />

gy alle Briefwisfding, - alles waj naar eeni­<br />

ge gemeenCchap zweemt., reet deeze Louiza<br />

Wedermier afbreekt! Dat ik cr voortaan niets<br />

meerder van merke! Gy ziet, ik ontdek<br />

alleSi En ontdek ik in 't vervolg eene Let­<br />

ter van die natuur, dan zal ik u,naar verdiens­<br />

ten weeten te behandelen..<br />

Ik geraakte, in eene hevige gisting: doch het<br />

was goed , dat ik te weinig kjsgi en moed<br />

had, om myne ganfche hevigheid tegen hem<br />

uittelaaten, Zy verwandelde in traanen, doch<br />

demitberftLng myner jaminerklagccn was echter<br />

hevig genoeg.<br />

Wie, Myn heer! vroeg ik , geeft u het recht,,<br />

om uhet meesterfchap over myne onfchuldigfte<br />

handelingen aantemaatigen ? Wie kan u de magt<br />

geeven, ommy vair al het vermaak myns leevens<br />

te berooven ? Ik ben uwe Gevangene niet,<br />

die gy beveelen kunt, wat zy doen en laaten<br />

moet. Zo dra ik myn pligt tegen uniet fchen-<br />

de , houdt uw geweld op! Myne Vriendin<br />

zult gy myiaiet ontneemen. Dat Recht op haar<br />

zal ik beweeren , al moest ik het voor de Vier-<br />

fchaar zoeken. Uwe laage befchuldingen te­<br />

gen


( 187 )<br />

gen haar, zal ik te fchande maaken j' en'nog<br />

meer. Ik bêgeer, om in 't vervolg aan Ferdinand<br />

te mogen fchryven. Belet gy my dit 1<br />

dan zyt gy myn Gemaal niet 1 dan zyt gy myn<br />

Tyran ! en dan zal ik een afgsyzen van u hebben.<br />

Helaas ! Louiza ! naauwlyks had ik deeze<br />

vroorden geuit,of hy kwam op my af,en floeg<br />

my in 't gezigt. Dat is voor uwe verwaaten-<br />

heid 1 zei hy : Ik zal uwe ongehoorzaamheid<br />

v/el weeten te bedwingen.<br />

Het laatfte hoorde ik nog, doch bezweek<br />

vervolgens. Toen ik weder bykwam , vond<br />

ik my vol bloed, en nat van traanen.<br />

Daar ik zeer dikwils alleen ben , en ongeroe­<br />

pen niemand by my hebben wil, kon men den'<br />

toeftand, in welken ik my bevond, geenzins<br />

vermoeden; intusfchen had ik een geheel uur<br />

lang, my zelf onbewust, geweend en uit de'<br />

neus gebloed.<br />

Ik riep myn Kamenier, welke zeer verfchrik-<br />

te, en daadlyk de waare oorzaak bezefte, niet­<br />

tegenstaande ik eene andere voorwendde. Toeri-<br />

zy my uitkleedde , befpeurde ik, dat zy weende.<br />

Dit trof my fterk, en ik kon, voor ditmaal,<br />

deeze deelneeming niet ongemerkt laaten voor-'<br />

by-


t 188 )<br />

bygaan. Ik bedank u, Meisje! zei ik, voor<br />

uwe geneegenheid te mywaards.en ik wensch,<br />

dat het u, om deezer traanen wil, eens recht<br />

wel moge gaan!<br />

Lieve Mevrouw! zei zy hierop. Ik zal by<br />

u blyven, dan 2yt ge in een ie grooter veilig­<br />

heid. Laat ik eenig werk op uw Kamer ver-<br />

rigten. Ik zie het toch altoos, wanneer gy ge­<br />

weend hebt, en ik weet, dat gy reden hebt om<br />

te weenen. Ach! God! de Heer Wahler was<br />

een gansch ander Man.<br />

Deeze evinnering perste my andermaal traa­<br />

nen en zugten af. Ik Hond haar toe, het geen<br />

zy my verzogt had. Ik waarfchuuwde haar<br />

echter , dat zy niet veel vermaak te wagten had,<br />

vermits ik altoos weenen zou.<br />

Heb ik dan, vroeg ze my, reeds vermaak ge­<br />

had, zedert gy getrouwd zyt? Ik heb u zo<br />

lief, dat ik door niets in de Waereld, ver­<br />

maakt kan worden, wanneer gy geen vermaak<br />

hebt.<br />

Ik heb myn Man niet weder gezien. Heden<br />

morgen vroeg is hy uitgereeden. Lizette heb<br />

ik, ten opzigte van uwen Brief, tot myne ver­<br />

trouwde gemaakt: zy zalze in het toekoomen-<br />

de bezorgen, 't Is droevig voor my, dat ik<br />

my


( i*9 )<br />

my van deeze list bedienen moet, maar<br />

noodzaakt myn Man my er niet toe? Het lee­<br />

ven zou my onverdraaglyk zyn, wanneer ik<br />

niet, nu en dan eens, myn vol hart aan uwen<br />

Boezem kon uitftortën.<br />

Louiza! leefden myne Ouders niet, ik ge­<br />

loof, dat ik op eene fcheiding zou aandringen;<br />

want wanneer deeze handelwyze daartoe geen<br />

genoegzaamen grond opleevert, dan zal er<br />

weldra eene wreeder behandeling opvolgen. Ik<br />

bemerk uit alle omftandigheeden , dat zyne<br />

boosheid zonder paaien is, en echter, ik<br />

weet niet waarom! —- Bemind heeft hy my<br />

nooit, en myn genot, waarom het den Hui­<br />

chelaar te doen was, heeft hy verkreegen.<br />

Verbeeld u zulk een lyden , van dus te moe­<br />

ten leeven, zonder te klaagen. Ik zou myne<br />

Ouders ongelukkig maaken, wanneer ik er hen<br />

iets van liet blyken. Myn God! —- op<br />

deeze wyze Hasten te moeten leeren kennen,<br />

dien ik u, in myn eerften Brief, als een edel<br />

en rechtfchapen Man befchreef!<br />

Wanneer gy aan Ferdinand fchryft, verhaal<br />

hem dan myn ongeluk, Hy mogt in rechtvaar­<br />

dige woede tegen den veroorzaaker ontbranden.<br />

Zeg, dat ik hem betreur, en zal blyven be­<br />

treu-


( 190 )<br />

treuren, tot het einde van myn leeven toe. Elk<br />

oogenblik gedenk ik aan Hem, met vöornee-<br />

men aan Hem te fchryven.<br />

• En dit zal ik ook doen, Louiza! alleenlyk<br />

zal ik het eerst nog eens aan myn Man 2eggen,<br />

op dat hy namaals niet opkome, en my van be­<br />

drog befchuldige!<br />

• Er kome van wat er van wil, opgecven doe<br />

ik niet; want erger dan het nu gegaan is, kan<br />

het my niet meer gaan.<br />

Ik ben enz.<br />

HENRIETTE.<br />

NEGEN EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

Lotje aan Maria.<br />

Uwe inrigting met den Ritmeester ! lieve<br />

Maria! is waarachtig voortreflyk; ik wensch<br />

er u van harte geluk mede. Evenwel heb ik<br />

het met myn Minnaar nog beter gemaakt dan<br />

g y. Ik flond op het punt om hem geheel te<br />

verliezen. Zyne Moeder heeft alle .kunstjes in<br />

't werk


•<br />

I<br />

r 191 )<br />

'c werk weeten te ftellen, om' hem' weder by<br />

zig te krygen.<br />

Hy is ook om die reden op reis gegaan, en<br />

zulks met myn wil, echter niet zonder<br />

geketend te zyn. Hy'bragt my den Brief zy-<br />

ner Moeder; ftelde my voor; hoe veel genee.<br />

genheid zy voor hem betoonde ,• en of ik zelve<br />

niet billyken moest, dat hy vertrok; en dat hy<br />

haar, met alle haare Medeftanders,in flaap poog­<br />

de te wiegen, t;n einde zy hem, door een<br />

Vorstlyk bevel, niet noodzaakte, om te rug te<br />

keeren 1<br />

Natuurlyker wys moest ik dit alles billyken.<br />

Ik zei hem, dat het ook myn pligt was, om<br />

voor zyn geluk te zorgen; dat ik my, in dit<br />

geval, aan geen oogenblik verzuim begeerde<br />

fchuldig te maaken.<br />

Deeze myns bereidvaardigheid fcheen hy niet<br />

verwagt te hebben; hy ftapte van dit Onder­<br />

werp af, en begon van andere dingen te fpree­<br />

ken. Ik antwoordde hem wel vrymoedig, even­<br />

wel korter dan ik gewoon was; liet zo nu en<br />

dan eenige bekommering in myn gefprek bly-<br />

ken ; en vergat niet , zo nu en dan, eenige<br />

Zugten te loozen , die zyn aandagt niet ont-<br />

fnapten.<br />

Wel-


( 192 )<br />

Weldra werd hy zelf bekommerd en vroeg<br />

my, wat my deerde ? Ik poogde hem te mis­<br />

leiden, en antwoordde, dat ik een verkouwd-<br />

heid had, en den ganfchen dag reeds niet wel<br />

geweest ware. Ik had er ook niets tegen, toen<br />

hy fprak van my te willen verlaaten; en om­<br />

helsde zyne aanbieding greetig , om my den<br />

ganfchen dag, myne vryheid te laaten behou­<br />

den.<br />

Dien gcheelen dag had ik noodig, om het<br />

Plan, dat my in 't hoofd gekomen was, en dat<br />

ik voorgenomen had ter uitvoer te brengen,<br />

door te denken. Had een ander in myn plaats<br />

geweest, deeze zou geweend en zig de hairen<br />

uit den kop geplukt hebben , wegens zulk een<br />

verlies. Gy hadt hem onvermydlyk verlooren<br />

gerekend, doch ik niet.<br />

Gy weet, dat ik, zo dra ik den Heer Van<br />

Fett leerde kennen , en hy my zyne oprechte<br />

Liefde betuigde, teffens my de genoegzaame<br />

verzekering geevende, dat deeze Liefde niet<br />

zo fpoedig zou eindigen, dat ik, zeg ik, be-<br />

floot, om myne losbandige leevenswys vaar­<br />

wel te zeggen, 't Was indedaad uit overdaad.<br />

Ik had te veel genooten, om er langer ver­<br />

maak in te vinden. Men zegt dikwils, dat wy<br />

on-


C193)<br />

onverzaadiyk zyn, doch dit bewees ik het te­<br />

gendeel , Maria ! Het was my om niets<br />

anders te doen, dan om voor myn toekomend<br />

fortuin te zorgen, en de Rykdom was zo zeer<br />

aan zynen Naam verbonden , dat ik by hem de<br />

befte geleegenheid, ter bereiking van myn oog­<br />

merk vond.<br />

Ik maakte gebruik van al die kunstgreepen,<br />

die het zekerfte konden dienen, om hem vast<br />

te ketenen. Ik bezat al de verëischten ,om de<br />

fmoorlyke verliefde te kunnen fpeelen, en hy<br />

allen, om fmoorlyk verliefd te kunnen wor­<br />

den. Hy was in goeden ernst weldra de ge-<br />

trouwfte Minnaar; ik nam my voor hem ge­<br />

trouw te zyn, doch bemind heb ik hem nooit.<br />

Ons Geflagt is altoos vleiende, en kan geen<br />

vaste neiging vestigen; Was ik niet tot een<br />

zekere trap van Stoïfche ongevoeligheid ge-<br />

Iteegen , de minfte zyner proeven had ik niet<br />

kunnen doorftaan , ik zwyg van die ganfche<br />

reeks, die hy my liet doorgaan.<br />

Van het tydftip af, dat ik zyn zwak omtrent<br />

my leerde kennen, nam ik my daadlyk voor,<br />

om hem niet te laaten ontfnappen, fchoon ik<br />

er teffens weinig van blyken liet. Van dat<br />

uur af begeerde ik genadige Vrouw en. Erfge*<br />

N naa-


( 194 ><br />

naame van den Man te weezen , die Zulk een<br />

fchoon Goed bezat. Ik hoopte zekerlyk op<br />

den dood zyner Moeder, die ons nu die ver-<br />

duivelde trek fpeelt, van in 't leeven te bly­<br />

ven, en hem daarenboven my poogt te ont­<br />

trekken.<br />

Ik voorzag, dat wanneer ik eenmaal los liet,<br />

ik my met een Penfioen, of een duk Geld zou<br />

moeten laaten te vreeden (tellen.<br />

Ik had echter zo weinig daarop gerekend,<br />

dat ik, om niet inhaalig te fchynen, flegts wei­<br />

nig van hem aangertoomen had, en ook daar<br />

mede, als eene verftandige Huishoudfter, in ge­<br />

valle hy kwame te fterven, fpaarzaam was om-<br />

gegaan. Ik had hem ook voor uitfpattingen<br />

behoed, en flegts, ten einde hy niet te zuinig<br />

voor de Vrouw mogt zyn, als Minnaar, hem<br />

hier en daar eene kleine verkwisting toege-<br />

geeven. •<br />

'Eenigermaaten had ik dus eene weezenlyke<br />

verdienden aan hem! en dat alles zoude<br />

ik om niet gedaan hebben ? — uwe gehoor-<br />

zaame Diénaares, myn lieve genadige Mama'.<br />

Myne zaakjes waren nu in order, en den<br />

volgenden Morgen kwam myn fchoone jongen<br />

Heer al vroeg voor myn bed, om te verneemen,


( 195 )<br />

hieri, hoe ik voer. Jk had gezorgd om een zeer<br />

zieklyk voorkomen te hebben. De verward­<br />

heid van myn fpraak; het beeven myner han­<br />

den, en alles wat ik hem, als ylende, voor.<br />

prevelde, maakte hem zo verward en ongerust,<br />

dat ik my reeds taamlyk verzekerd hield van<br />

de zegepraal over hem.<br />

Na veel bidden s en aandringens , om hem<br />

toch te willen zeggen , wat de oorzaak van<br />

deeze myne geweldige verandering ware, liet<br />

ik my overhaalen; verzogt hem zig te willen<br />

nederzetten, en my aantehooren! '<br />

Ik gevoel, myn Waardfte ! zei ik tegen hem,<br />

dat ik u te veel bemin, om uw verlies te kun­<br />

nen verdraagen. Het ligtzinnige Meisje heeft<br />

zig nooit iets anders voorgefteld, dan aan uwe<br />

bevreediging, uw bezit , en de zoete dagen<br />

met u, te denken. Dat dit een einde zou nee­<br />

men, dat gy zelf er een einde aan maaken zoudt,<br />

viel haar nimmer in. Ik kan zekerlyk u geene<br />

verwyten doen. Gy hebt met een Meisje, dat,<br />

als ik, van 't geluk verlaaten was, en zig ge«<br />

noodzaakt vond, om haar .toevlugt tot eene<br />

verachtlyke leevenswys te moeten neemen, zeer<br />

edelmoedig gehandeld ! Met recht is het niet<br />

te vorderen, dat gy zulk een Meisje met die<br />

N 2 tc- •


( 195 )<br />

tederheid zult befchouwen, waarmede gy eefi<br />

ander Onfchuldïg en verleii Meisje befchou­<br />

wen zult. Ik moet derhalven my te vreeden<br />

Hellen, wanneer gy my verlaat, en ik zie, dat<br />

gy my verlaaten moet.<br />

Daar het nu niet anders zyn kan .vervolgde<br />

ik, bitterlyk fchrcïcnde; en het Noodlot my<br />

in eens alle vermaaken ontrukt, wensch<br />

ik flegts, dat gy fpoedig weg reist, téh-einde<br />

gy niet in de droevige noodzaake gebragt wordt,<br />

om den ondergang van uwe Charlottè te aan-<br />

fchouwcn!<br />

Ik maakte het den goeden Jongen zo be-<br />

naauwd,' dat hy voor myn bed weende.<br />

Lotje! Lotje ! riep hy, gy fpreekt in de hitte<br />

Van de Koorts. Wie zegt het, dat gy my ver­<br />

liezen zult? Neen! neen! ik zweer u by<br />

den Hemel! zweer u by alles, •—-<br />

Zweer niet! viel ik hem fchielykin: want<br />

het geen gy zweert zult gy niet kunnen naar-<br />

komen. Gy wilt my altoos beminnen , dit weet<br />

ik, hier van ben ik overtuigd. Met deeze ver­<br />

zekering wil ik u ook laaten vertrekken; maar<br />

gy hebt eene Moeder, die de grootfte genee-<br />

genheid voor u voedt. Hetoverwigtdermoe-<br />

derlyke Liefde is op verre na zo groot niet,<br />

zo


( 197 )<br />

zo lang gy by my zyt, als wanneer gy-van my<br />

verwyderd zult weczen. Haare traanen , haare<br />

gebeden, de opgewekte hoogmoed, de glansryke<br />

uitzigten der groote Waereld, de zugt<br />

tot roem ! — dit alles zyn de klippen, op ieder<br />

van welken een ftuk van uw hart, voor my<br />

• verbryzeld wordt, tot dat er niets meer van<br />

overig is.<br />

En,myn Waardfte! wanneer u daarenboven<br />

een Meis'e, met een zagten oogöpflag, en<br />

voorgeloogen onfchuld, voorgefteld wordt, in<br />

een geleenden opfchik , -—. dan ftaat uw ar­<br />

me Lotje daar , van alle Liefde beroofd en<br />

verlaaten! zonder een eenigen Voorfpraak!<br />

Want uw hart zal haar ontnomen weezen! En<br />

offchoon de Minnares, die het niet meer wa­<br />

re, zedert zy u beminde, duizendmaalen te-<br />

dercr lief had, dan die Echtgenoote, zal zy<br />

evenwel flegts in een haatlyk licht geplaatst<br />

en gedagt worden, en duizend haarer goede<br />

eigenfehappen verdwyncn voor de koele om­<br />

helzingen.<br />

Lotje 1 zei hy, gy fchildert my een verfchrik-<br />

lyk Tafereel van het toekoomende! Ik g;voel<br />

evenwel, dat het waarheid zou kunnen wor­<br />

den! gcloovcn kan ik het niet, vermits ik my<br />

N 3 ' zelf


( 198 )<br />

^jelf alle wel kenne, en u te hartlyk beminnc!<br />

Doch om allen fchyn van verdenking, als of ik<br />

u niet met het zelfde vuur als te vooren bemin­<br />

de, op te ruimen, zal ik er u een bewys van<br />

geeven, dat u in alle zekerheid zal Hellen. Ik<br />

zal u trouwen.<br />

Maria! Maria ! hier had ik hem daar hy weezen<br />

moest!— maar myn vernuft verliet my niet. —<br />

Ik voer in verrukking uit :Ha ! dat is edel!dat<br />

is fchoon ! die gedagte is hemefsch ! o Voor dee­<br />

ze Liefde zal ik u omarmen! zal ik u derwy-<br />

zen bedanken, als of gy my uit het vuur ge-<br />

greepen hadt !<br />

Doch ik week fchielyk agter uit, toen hy'<br />

my omarmen wilde.<br />

Droom ik, of waak ik ? Is het verbeel­<br />

ding? —^ Neen! laat my alleen ! laat my<br />

alleen! Gy zegt, gy wilt my trouwen! —<br />

Ja ! gy zegt zulks, en ik geloof het! — Maar<br />

ik doe het niet! — Hoe! ik zou de verftoor-<br />

fter van uwe rust, van uw geluk weezen? —<br />

Ik zou my den vloek uwer Familje, en eens<br />

den uwen my op den hals haaien? Gy<br />

hebt dit niet wel overwoogen ! Vertrek,<br />

vertrek , myn Waardfte! en laat uw arme Lotje<br />

ten minften in rust omkomen! — Gelooft<br />

67


C 199 )<br />

gy. dat men dit Huuwlyk zou goedkeuren ! —<br />

Men lachte my uit! men zou den fpot met<br />

my dry ven!<br />

Om 'sHemels wil, Lotje! hoormy! — Gy<br />

hebt voor niets te vreezen! —- Er zyn mid­<br />

delen genoeg , om dit Huuwlyk zo vast te<br />

maaken, dat geen geweld in Haat zal. zyn,<br />

om het te verbreeken. Zo lang myne Moeder<br />

leeft zal ik het geheim houden, ten einde haar<br />

het verdriet te befpaaren, dat ik u getrouwd<br />

heb. Maar dan , Lotje! dan verklaar ik<br />

U, voor het oog der geheele Waereld, voor<br />

myne Vrouw! Dan voer ik u ten toppunt van<br />

alle roem en eer, en leef alleen met en voor u.<br />

Zult gy dat doen ? Zal u dit niet ten<br />

eenigen dage berouwen ? Welaan dan! —<br />

op deeze wys zoudt gy weder in 't leeven te<br />

rug kunnen roepen ! Wanneer gy my, aldus<br />

van uwe Liefde verzekeren wilt, dan zal ik<br />

het my getroosten, om nog eenige jaaren in<br />

ftilte op dit heil te wagten. Doch overweeg<br />

wel, wat gy doet en wat gy belooft!<br />

Heden valt het u mooglyk ligt, doch het<br />

berouw zou u zwaarder kun-:en vallen, dan<br />

ge u misfehien verbeeldt! En ik wil niet,<br />

dat men eens zou zeggen; dat gy zelf eens<br />

N /]. zes-


( 200 )<br />

zeggen zoudt, dat ik u tot deezen ftap verleid<br />

heb! Nog eens, ik zie af van alles, wat<br />

gy my beloofd hebt. Ik zal fterven, en uw<br />

geluk u geheel overlaaten, indien er flegts de<br />

minlte bedcnklykheid in u opryst!<br />

Neen ! myn Lotje ! geene bcdenklykheid ! —<br />

in het allerminst niet. Nog heden zal ik u<br />

bewyzen, dat het my ernst is. Stel u vol­<br />

komen gerust ! Deezen Nademiddag ben ik<br />

weder by u.<br />

: Hy hield zyn woord. Hy kwam en bragt<br />

een behoorlyk Huuwlykscontract met >zig me­<br />

de. Hy had ook Getuigen by zig, en ver­<br />

klaarde plegtig: Dat ik hem nimmer de ge­<br />

ringde aanleiding tot dit Hnuwlyk gegecven<br />

had; dat hy vry willig de myne werd; dat er<br />

nimmer eene fcheiding tusfehen ons zou plaats<br />

vinden, wanneer het niet volkomen myn eigen<br />

wil en begeerte ware 1<br />

Alles werd dus op het zekerde vast ge-<br />

deld, ën wy werden nog dien zelfden avond ge­<br />

trouwd.<br />

Wat zegt gy hier van, Maria ? Behaagt u<br />

dat dukje niet? Is het niet meederlyk uitge-<br />

dagt, en heb ik er geen eer van ?<br />

Den volgenden dag reisde myn Gemaal voprt,<br />

de-


( 201 )<br />

dewyl ik zelfs hem niet langer begeerde optehouden.<br />

Gy kunt begrypen, dat ik te zyner<br />

tyd , van deeze myne Rechten gebruik zal<br />

maaken, en my dan, zo my tegenfporlingen<br />

gemaakt worden van eeneganfeh andere zydq<br />

zal laaten zien , dan nu. Schryft my nu fpoedig<br />

wat nieuws van u I<br />

* * * * *<br />

Zo als ik deezen zal fluiten, bekom ik ecu<br />

tyding, die voor u van het uiterfte gewigt is.<br />

De Gefchiedenis van Mariane begint openbaar<br />

te worden. De Graaf B*** is fmoorlyk ver-<br />

liefd. Daar zy zegt, dat zy enkel de Gedog-<br />

ter van den Prediker was, by wien ze zig heeft<br />

opgehouden , haalt hy zig groote dingen in 't<br />

hoofd , en poogt op allerlei wyzen uittevor-<br />

fchen , wie zy wel weezen kon. Hy heeft zig<br />

openlyk voor haar Befchermer verklaard. Zy­<br />

ne Moeder, dus noemt men het, zal haar by<br />

zig neemen, en haar als een Dogter aanmer­<br />

ken. Ik zou die goedaartige ziel, want dat is<br />

zy, gaarne het waarfchynlyk geluk gunnen,<br />

van Gravin te worden, zo gy flegts niet me­<br />

de in 't fpel betrokken waart. Doch komt het<br />

uit, dat ge u voor haar hebt uitgegeeveu,<br />

N S dan


( 202 )'<br />

dan kan het gevolgen hebben. Ik heb immers<br />

altoos gezegd, toen de kennis met haar enden<br />

Graaf op 't getouw gezet werd, dat het niet<br />

goed zou afioopen , maar toen geloofde 't nie­<br />

mand.<br />

Hy is een verliefde Dweeper, en dat zagte<br />

gezigt, en die deugdzaame 'bedenklykheeden<br />

van dat quafi Nonnetje moeten zyne verbeet,<br />

dingskragt in beweeging brengen. •<br />

Wanneer flegts uw Man, uit hoofde uwer<br />

vertellingen, niet eenige berigteirheeft inge­<br />

wonnen , dan wil dit verder niets zeggen: doch<br />

is dat zo, dan moet gy op middelen bedagt<br />

zyn, om hem voortekomen. 't Zou best zyn,<br />

dat de Ritmeester op reis ging, om te beletten,<br />

dat er van u niet meer gefproken wordt.<br />

Dat Meisje maakt haar fortuin! Zy is het<br />

Onderwerp der algemeene Gefprekken gcwor-<br />

den. Luiden, die niet weeten, wat deugden<br />

zyn , roemen haar en haare Heldinnemoed zeer<br />

hoog: en Dames, die by uitftek voor wellus­<br />

tig te boek (laan, laaten haar by zig komen;<br />

befchenken haar, en vereeren haar, om dat<br />

zy den nedergeploften roem des Vrouwlyken<br />

Geflagts weder ter been geholpen heeft. Dee­<br />

ze allen klesven haar aan, om, by de algemee-


( 203 )<br />

meene beöordeeling over haar, mede in aan­<br />

merking te komen, waar men van deugd en<br />

vereering fpreekt. Het grootfte- Gros pryst<br />

haar, dat zy zig eener Onderdrukten aantrek­<br />

ken, doch die 't recht weeten, lacchen haar<br />

uit.<br />

• Dus gaat het in de Waereld , myn lieve<br />

Maria ! en wy zullen niet eerder ontdekken,<br />

wie er, in den ganfchen reeks zyner hande­<br />

lingen , gelyk heeft , voor dat wy in ecu<br />

andere Waereld komen , die nu nog zo on-<br />

zigtbaar is, dat het bezwaarlyk valt er aan te<br />

gelooven.<br />

Ik ben, enz,<br />

LOTJE.<br />

VEER'


( 204 )<br />

V E E R T I G S T E B R I E F .<br />

Henriette aan Louizi.<br />

Bezorg den inleggenden aan Ferdinand .bes­<br />

te Louiza! 't Is waar.hy is buiten myn Mans<br />

wil en weeten afgevaardigd ; doch aan een<br />

Tyran ben ik geene gehoorzaamheid yerfchut-<br />

digd.<br />

Naauwlyks was uw laatfte Brief afgezonden<br />

toen hy te rug kwam. Hy trad in de Kamer,<br />

terwyl ik juist bezig was, met warmen wyn<br />

te leggen op de buil, welke hy my geflagen<br />

had.<br />

Gevolgen , zei hy, die gy u zelve te wyten<br />

n ebt! De Vrouw, die haar Man tot dien<br />

graad verbitteren kan, kan of mag hem niets<br />

van dat alles te last leggen, 't welk daar uit<br />

ontftaat. Gy hebt aan u zelve alleen alle de<br />

werkingen van zynen yver toetefchryven.<br />

Ik antwoordde hem zeer bedaard: Uwe han-<br />

delwys, Myn heer! behoeft geene verontfchul-<br />

diging, want zy laat zig niet verontfchuldigen.<br />

Gy


C 2ÓS )<br />

Gy hebt den Band verfcheurd, die nog tusfchetï<br />

ons beiden was, den Band öaamlyk van we-<br />

derzydfche achting ! Gy zult dien zekerlyk van<br />

dag tot dag, hoe langer hoe meer uit het oog<br />

verliezen ! Ik weet, dat my een fchriklyk ke­<br />

ven voor de deur ftaat. Gy hebt my tyd ge-<br />

laaten, om te overleggen, wat my te doen ftaat,<br />

en myn befluit is, om, ter liefde van myne Ou­<br />

ders , het alles te verdraagen. Doe nu verder<br />

wat u behaagt!<br />

Uwe Stoifcheongevoeligheid, antwoordde hy<br />

my, betoont gy zeer ten ontyde. Gy kunt de<br />

uitberstingmyner gramfchap vergeeten, en voor<br />

derzelver verdere uitgieting u in zekerheid re­<br />

kenen! Ik begeer niet veel van u. Alleenlyk<br />

moet gy de kennis met Ferdinand en Louiza<br />

afbreeken; voor het overige zult gy meesteres<br />

uwer handelingen blyven.<br />

Dat wil zeggen, ik moet my zelve van den<br />

«enigen troost verfteeken , die my nog is over-<br />

gebleeven? Neen! Mynheer ! Ik bewillig in<br />

alle eifchen.die uw Roem en myne Onfchuld<br />

vorderen ! Ik beloof en verzeker u, dat ik<br />

Ferdinand, en zo gy zulks wilt, dat ik nooit<br />

Louiza zien zal; maar de Briefwisfeling tas-<br />

fchen my en hen moet ftand blyven houden;<br />

dat


( 205 )<br />

dat verklaar ik u by deezen, rond uit; en tivé<br />

verder Verbod doet, in dit geval, niets af.<br />

By elke geleegenheid zal ik fchry ven , en .wanneer<br />

gy my ftruikelfteenen op den weg fmyt,<br />

zal ik my van al de kunstgreepen bedienen,<br />

die aan het oogmerk van myne begeerte voldoen<br />

kunnen.<br />

Op dit gezegde ftampvoetede hy, dat er de<br />

ganfche Kamer van dreunde. Myne Moeder was<br />

voor deeze keer myne Redfter. Zy kwam my<br />

bezoeken. Hy moest zyne woede beteugelen,<br />

dewyl hy vreesde, dat ik anders zyn gedrag<br />

tegen my voor haar mogt blootleggen.<br />

Toen myne Moeder binnentrad ging hyhaar<br />

met eene valfche vriendlykheid te gemoete;<br />

kuschte haare hand en zei : Gy komt recht<br />

van pas, Moeder lief! onze Jetje bevindt zig<br />

zedert gifteren niet al te wel, en ik moet haar<br />

voor eenige uuren verlaaten. Houd haar ge-<br />

zelfchap, tot dat ik wederkome. Dit zeggen­<br />

de vertrok hy, en liet myne Moederjin deuiter-<br />

fte verwondering ftaan.<br />

Gy weet,Louiza! dat zy met een goed door-<br />

zigt begaafd is. 't Is hier niet, Jetje! zeizy,<br />

zo als het behoort: dat is duidlyk te zien. Ik<br />

weet wel, dat Egtgenooten niet altoos als En­<br />

ge-


( 207 )<br />

gelen leeven kunnen: maar wanneer èr zo iets<br />

voorgevallen is, als waarvan ik my vastlyk<br />

overtuigd houde, en uw Man kan het zo in<br />

een oogenblik ontveinzen, gelyk hy by zyn<br />

heengaan deed, dan zyt gy er flegt aan toe.<br />

Spreek derhalven, Jetje! en verheel niets voor<br />

my!<br />

Ik had vastlyk voorgenomen haar niets te<br />

zeggen. Doch het veinzen is my zo onëigen<br />

als het hem eigen is. Ik zogt myne Moeder te<br />

overpraaten; wendde Hoofdpyn en ongefteld-<br />

heid voor, en weende toen ik gebrek aan voor-<br />

wendzels kreeg.<br />

Ik zie, myne Dogter! dus vervolgde zy, dat<br />

gy er niet gaarne van fpreeken wilt. 't Is wel!<br />

ik be geer ook geen gedwongen belydenis.<br />

Mooglyk denkt gy, dat deeze Zomerbui wel<br />

Weer zal overdryven ; en gy doet wel, dat dit<br />

wilt- afwagten. Misfehien , 1 doch dit hoop<br />

ik niet, Meisje ! hebt gy er zelve fchuld<br />

•aan. In dat geval, bid ik u, dat gy het poogt<br />

te verbeteren. Geef alles toe wat mooglyk is.<br />

Zo u echter meer opgelegd mogt worden, dan<br />

gy draagen kunt, bedenk dan, dat uwe Moeder<br />

uwe- befte Vriendin zy I Doch uw Man zal ik<br />

gadeflaan.<br />

Ik


C 203 )<br />

Ik was blyde, dat dit zo afliep. Ik bewon­<br />

derde de liefderyke Goedheid van myne Moe­<br />

der, en nam voor óm myn Man voor haare<br />

icherpziende oogen te waarfchuuwen. Ik bragt<br />

eenige uuren, taamlyk gerust, door, en hoop­<br />

te dat alles nog wel fchikken zou.<br />

Myn Man bleef voor myne Moeder te lang<br />

weg. Zy zei, dat zy den Ouden Heer niet<br />

langer dorst laaten wagten! en verzogt my,<br />

by 't heengaan , om toch alles aantewen-<br />

den , ten einde ons Huuwlyk vreedzaam<br />

bleeve ! By deeze woorden vloeiden er we­<br />

derom , tegen myn dank, eenige traanen uit<br />

myne oogen.<br />

Myn God! zei zy.myne Dogtcr! ik verlaat<br />

u heden, met eene verfchriklyke onrust. Gave<br />

de Hemel, dat deeze aandoening niets kwaads<br />

voorfpelde!<br />

Eenige uuren daarna kwam myn Man eerst<br />

te huis. Wy aten te faamen, en over tafel<br />

viel er geen woord van het gebeurde. Na de<br />

maaltyd zei hy : Ik wilde uwe Moeder niet te-<br />

genfpreeken, daarom ging ik heen.<br />

• Ik wilde, antwoordde ik, dat gy haar zo<br />

weinig fpraakt, als mooglyk zy. Zy vermoed­<br />

de, dat er iets tusfehen ons beiden moest voor-<br />

ge-


( 200 )<br />

gevallen zyn; verder zeggende, dat zy u gade<br />

flaan zou.<br />

Dat zou recht goed zyn, duuwde hy my<br />

hevig toe» wanneer de Schoonmoeder met de<br />

Dogter zig tegen my veréénigden! In dat<br />

geval zou ik haar myn huis verbieden.<br />

Ik had niets tegen hem aantevoeren, dan de<br />

Wapenen eener Vrouw, traanen naamlyk.<br />

Beleedig die waardige Vrouw niet! riep ik.<br />

De Hemel zou zulks geftrenger ftaffen, dan<br />

het geen ge aan my doet 1<br />

Ik ftond op, cn wilde in myn Kamer gaan.<br />

Hebt gy uw befluit genomen ? vroeg hy;<br />

Zult gy het fchry ven naarlaaten?<br />

Neen ! Myn heer Hasten ! myn befluit is<br />

vast en onverbreeklyk ! niets kan het verande­<br />

ren , en de Hemel het niet mispryzen.<br />

't Is wel! zei hy, de tafel van welke wy<br />

gegeeten hadden, met alles wat er op ftond,<br />

om ver fmytehde , zo dat het licht my van<br />

de fchrik uit dê hand viel. • 't Is wel! Ik<br />

zal er myne maatregelen naar weeten te neemen.<br />

Ik ontftak, beevende , myn licht aan een<br />

armblaker, en ging naar bed , waar ik den gan­<br />

fchen nagt geweend heb.<br />

O Zeg


( 210 )<br />

Zeg van dit alles toch niets tegen Ferdinand'<br />

bezorg hem flegts mynen Brief.<br />

Ik ben, enz.<br />

HENRIETTE.<br />

P. S. Ik moet deezen Brief wederom ope­<br />

nen', en een ander Opfchrift opzetten. Myn Man<br />

heeft order aan de Post gegeeven, om geene<br />

Brieven van myne hand en zegel aanteneemen.<br />

Als myn Vader dit maar niet flegts ter ooren<br />

komt, die deezen hoon, niet ongevoelig zal<br />

aanzien.<br />

Lizettenam den Brief, en zei, dat ik de zorg<br />

voor haar moest overlaaten. Ik heb echter<br />

den Brief aan Ferdinand weder te rug geno­<br />

men , om eerst te zien, hoe het met den uwen<br />

gaat.<br />

EEN


C 211 )<br />

EEN EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />

De Heer Fan Fett aan Lotje.<br />

Lieve, dierbaare Vrouw !<br />

Wanneer de belydenis , dat myn Befluit,<br />

van u volkomen te vreeden gefteld te hebben,<br />

my nog niet berouwt, iets tot uw grootst ge­<br />

noegen, kan toebrengen, dan erlangt gy hier<br />

dezelve uit de volheid van myn hart.<br />

Thans ben ik by myne Moeder; ik heb alles<br />

in behoorlyke order gebragt; alle voorige ver-<br />

fchillen zyn bygelegd. Ik heb my duizend Pis-<br />

toolen door haar laaten toetellen, die ik u hier<br />

neffens, als een klein bewys, van myn aanden­<br />

ken , toezend. Myne Moeder gelooft waarlyk<br />

dat zy befteed zyn geworden, om u aftekoo-<br />

pen; evenwel heeft zy er nog geen een woord<br />

van gefprooken.<br />

De blykbaare opgehelderdheid van geest,<br />

waarmede ik by haar kwam, geloof ik, heeft<br />

haar, in het eerfte oogenblik overtuigd, dat ik<br />

niet meer aan het voorige gedagt. Zy vleide<br />

O 2 mv


( 212 )<br />

my zeer, en ik denk thy in korten tyd zo vast<br />

te zetten, dat ik fpoedig Heer en Voogd zal<br />

weezen, o;n te doen en te laaten, het geen ik<br />

wil. Ik tragt het naamlyk daar heen te brengen,<br />

dat zy allengskens van het Oppergezag,<br />

dat myn Vader, by testament, haar over my<br />

verleent, zal afzien, en my het beduur over<br />

my en het myne zal in handen geeven.<br />

Als dan, lieve Lotje! zal ik mooglyk kun­<br />

nen bewerken, dat wy zaamen leeven zullen,<br />

zonder door haar geftoord tc worden; alhoe­<br />

wel ik zeer wel voorzie, dat de openbaarmaa-<br />

king van ons Huuwlyk niet eerder zal kunnen<br />

plaats hebben, dan na haaren dood.<br />

De reden , waarom ik my dit verbeelde, is,<br />

dat zy my daaglyks met Voorwerpen bekend<br />

maakt, die door haar beftemd zyn, om my te<br />

kluisteren. De Hemel weet, waar die drom<br />

van Vrouwen van daan komt, die my eiken<br />

dag bezoekt. Altoos nieuwe! de eene fchoon-<br />

dcr dan de andere , Nota bene ! dooi­<br />

de Lunst gemaakt! - Want weezenlyke fchoon-<br />

heeden zie ik hier of byna geheel niet.ofder-<br />

wyzcu onder de bloemen, blanketzel en poe­<br />

der begraaven , dat men er geen bchoorlyk oor­<br />

deel over vellen kan.<br />

In-


C "3 )<br />

Intusfchen vermaak ik my niet weinig met<br />

dit fpel. Myne nederige verbeelding fchildert<br />

my dikwerf zeer zoetvoerig , hoe dit alles om<br />

mynentwil gefchiedt , en menigmaal , dryf ik<br />

met deeze en geene den heimlyken fpot. Op<br />

dien tyd echter, wanneer myne Moeder denkt,<br />

dat ik in haar net gevangen ben, zeg ik haar<br />

zeer droogjes: dat zy er my nog geen Eene<br />

gebragt heeft, die het derde gedeelte uwer be.<br />

gaafdheeden bezit.<br />

Nooit kryg ik hier antwoord op. Zy fchynt<br />

vöorgenoomen te hebben nimmer van Lotje te<br />

fpreeken; misfehien is zybedugt, dat ik<br />

u te zeer verheffen zou.<br />

Maar zou er geen mooglykheid weezen,<br />

om u een Geflagtboom aan te fmeeren? ten<br />

einde gy als eene Freule zoudt kunnen te voor-<br />

fchyn treeden! Dan was de zaak gevonden ,<br />

en men zou u voor myne Vrouw moeten er­<br />

kennen. Er zyn voorbeelden genoeg, dat men,<br />

ter bevordering van de een of andere zaak,<br />

vooral van Huuwlyken , ergens een ouden ver-<br />

fleeten Adel uit een hoek gehaald , en er vecle<br />

voortreflyke dienften mede gedaan heeft. Pleeg<br />

hier over eens met den een of anderen Kop-<br />

pelaar raad. Mooglyk dat duizend Piftolen hier<br />

O 3 zeer


zeer veel toe zouden doen. Welk geluk, zo<br />

ge u kost doen Adelen !<br />

Wy vertrekken voor eenige weeken naar de<br />

Stad. Ik kan u verzekeren , Wyf lief! dat<br />

ik met fmart hier aan denke'. Den toon en<br />

den leeftrant van het Hof ben ik geheel ontwend<br />

, en vleien of kruipen kan ik niet. De<br />

Liefde mis ik hier ook, dus zal my den tyd<br />

ontzaglyk lang vallen. Indien gy my niet door<br />

uwe Brieven opbeurt, zal ik er erg aan toe<br />

weezen.<br />

Intusfchen ben ik blyde, dat alles in zo vefre<br />

goed is. Ik wagt reikhalzend naar berigt<br />

van uwe vergenoegdheid, dat gy zekerlyk niet<br />

ontzeggen zult aan uwen<br />

FRITZ.<br />

ÏWEB


{ 215 )<br />

TWEE EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />

Ferdinand Wahler aan den Advokaat Stokberg.<br />

Ik moet echter aan u fchry ven, Stokberg !<br />

offchoon ik reeds drie Brieven aan u begon­<br />

nen en verfcheurd heb; dewyl ik er zonde van<br />

maak, om u met onaangenaame Brieven lastig<br />

te vallen : deezen zuit gy echter bekomen , ver­<br />

mits by, ten minften voor eenige regels, lyd-<br />

lyke Berigten behelst.<br />

Over 't geheel, myn lieve Vriend ! word ik<br />

verfchriklyk zwaarmoedig. De noodzaaklyk-<br />

heid, waarin ik my bevind, om zo dikwils<br />

den huislyken vreede te moeten verftooren,<br />

maakt de verftandigfte overweeging tot dwaas­<br />

heid; en wanneer ik myne openlyke Lesfen<br />

met myne handelingen vergelyk, dan vind ik<br />

my verpligt,om myn Leeraarsambt nederteïeg-<br />

gen; 't welk ik buiten dat reeds vastlyk voor-<br />

neemens ben.<br />

Ik geloof het best voor my te zullen zyn,<br />

om den overigen tyd myns kommervollen lee-<br />

vens in de eenzaamheid door te brengen. Ik<br />

O 4 zal


( 216 )<br />

zal een klein Landgoed zien te koopen; en<br />

beeft myne Vrouw geen vermaak in het Land-<br />

leeven, dan kan zy in de Stad blyven.<br />

De Advokaat Wurm, die met Louiza ge­<br />

huuwd is, heeft my dc andere vyftienduizend<br />

Ryksdaalders overgemaakt , die ik, volgens<br />

zyne ftelling, ook aanneemen moest. Hy zegt:<br />

Zyne Vrouw kan rust noch duur hebben, al-<br />

voorcns zy dit geld kwyt is. Zy is óp de<br />

grillige gedagten gevallen, dat het den vloek<br />

op haare overige bezitting brengen zou. Een<br />

zekere Weiftad heeft er tienduizend bekomen,<br />

om haar afteftaan. Welk eene laage ziel moet<br />

dat zyn, die voor geld van een Meisje kan<br />

afzien l Vooral daar zy nimmer hem eenig<br />

recht op haar Pcrzoon gegeeven heeft, en zy<br />

door haar Vader alleen aan hem is toegezegd<br />

geworden !<br />

Doch mooglyk oordeel ik hier te mensch-<br />

haatende I De arme Drommel mag het noodig<br />

gehad hebben!<br />

Heden kan ik myn Plan ter uitvoer bren­<br />

gen , en myne Vrouw nog geld genoeg, ter<br />

haarer onderhouding in de Stad, overlaaten.<br />

't Strekte my tot geen geringe blydfchap,<br />

om een Vriend in den pragtigleevenden Rit-<br />

mces-


( 217 )<br />

meester Strundel te vinden, die my ook he­<br />

den, in myne huishoudlyke omftandigheeden<br />

zeer te ftade komt. Hy maakte zig by my be­<br />

kend; verzogt om myne Vriendfchap , en dat<br />

hy, geduurende zyn verblyf alhier, my dik­<br />

wils bezoeken mogt, vermits hy anders geene<br />

kennisfen had. Ik antwoordde hem, dat ik<br />

zeer weinig gezelligheid aan hem kon bezor­<br />

gen , doch wanneer hy kennis met myne Vrouw<br />

wilde maaken, die by gebrek van een Gelei­<br />

der, niet veel uit kwam, zulks zou myaange.<br />

naam weezen.<br />

Dit gelukte. Ik had het vermaak te zien,<br />

dat zy beiden zeer wel overeen Memmen , en<br />

daar zy beiden edel denken, zo als de ganfche<br />

Stad hen dat getuigenis geeft, Melt het my ten<br />

minften daarin gerust, dat myne Vrouw geen<br />

treurig leeven behoeft te leiden: Want ik be­<br />

gin haar hoe langer hoe meer tegen te worden.<br />

Zo dikwerf ik haar zie, erinncr ik my al de<br />

zaligheeden , die ik zou hebben kunnen genie­<br />

ten , en als dan verwensch ik niet flegts<br />

myn Huuwlyk, maar ook de geheele mrigting<br />

der Waereld, met alle haare overéénkomften,<br />

waardoor de voortreflyke Henriette voor my<br />

verlooren ging!<br />

0<br />

5 'tls


( 218 )<br />

't Is my echter , met behulp van Louiza,<br />

gelukt, om haar geruster te maaken. Gy weet,<br />

dat ik niet aan haar fchryven mag , en my<br />

heeft zy weder gefchreeven! O een zo<br />

hartlyken Brief! Treurig is dezelve ! •<br />

Ik lees hem alle dagen , om my met haar bezig<br />

te houden. Alle haare Brieven heb ik beant-<br />

\voord,en die antwoorden by elkander gelegd:<br />

want wie weet het'. - mooglyk komt er nog<br />

een tydftip , dat ik ze haar ter hand kan ftellen.<br />

Deeze Hasten, vrees ik, is een Duivel voor<br />

haar, en zulks kan niet bedekt voor my bly­<br />

ven ! en is hy dit! dan breek ik myn woord,-<br />

dan heb ik recht om het te breeken!<br />

Er was een Vriend van hem by my; een<br />

verftandig, eerlyk Man; geen van zyn' foort,<br />

maar een, die veel te goed is, om zyn Vriend<br />

te weezen. Hy kwam my eenige Voor [lagen<br />

doen, en fprak zeer wel: doch men had hem<br />

de zaak geheel anders verteld, dan ze in de<br />

daad was, dus moest hy wel in de verbeel­<br />

ding weezen, dat ik ongelyk had. Hy fprak<br />

met zeer veel deelneeming van het geval van<br />

zynen Vriend. Dit behaagde my, en daarom<br />

liet ik my met hem in. Ik overtuigde hem ech­<br />

ter weldra, en nu was hy geheel in myn be­<br />

lang.


( 210 )<br />

lang. Ik leerde hier uit, dat er nog edele en<br />

weldenkende Luiden in de Waereld zyn.<br />

Myn Hypochondrifche toeftand is reeds al­<br />

lerwegen bekend. Myne Toehoorders beklaa.<br />

gen my: daar ik haar dikwils in 't midden der<br />

les verlaat, en haar verzoek my aan myne zwaar-<br />

geestige buien overtelaaten<br />

Dit gebeurt niet zelden, en wanneer ik een<br />

Text heb, waarin flegts van Huuwlyken ge­<br />

rept wordt, dan zou ik zelf myne Lofreden<br />

op den Egtenftaat niet gaarne gedrukt zien.<br />

Ik maakte my zeiven tot eene gewoonte, om<br />

op de Liefde te fchimpen, niettegenftaande zy<br />

de grootfte zoetigheid myns levens pleeg te<br />

zyn. Ik doe zulks, om de Jeugd te waarfchuu-<br />

wen , op dat zy niet, als ik, zig aan eene<br />

hartstogt overgeeve, die haar ten fpeelbal van<br />

het Noodlot maakt, en waardoor de verftan-<br />

digfte Man, die zigboven alles verheven dunkt<br />

te zyn, een dwaas wordt. En dit, dit zou<br />

de befte Waereld weezen !<br />

Doch ftil.Myn heer de Wysgeer ! Gy wordt<br />

itekeligen lastig, en ik dagt alleen op my zelf<br />

te fchelden. Ik zal een weinigje gaan wande­<br />

len , misfehien verzet dit het kwaade humeur,<br />

dat my thans befpringt.<br />

't Heeft


( 220 )<br />

* * * * *<br />

•t Heeft niets geholpen; ik kom zelfgeemly<br />

ker terug, dan ik uitgegaan ben. Ik heb een<br />

ftil plaatsje, waar ik dikwils heenga, en kort<br />

Ba myn Huuwlyk dikwils heen ging, en myne<br />

Vrouw veele dingen gezegd heb , die ik had<br />

behooren te zwygen.<br />

Ik ging weder derwaards; in diepe gedagten<br />

verzonken. Door eene Allée gaande, zag ik<br />

myne Vrouw; op een bank zittende. Ik aar­<br />

zelde een weinig, en ging naar haar toe. Ik<br />

zag dat de traanen haar in de oogen ftonden.<br />

Traanen hebben bymy eene magnetifche kragt.<br />

Ik zette my naast haar, en zag den Ritmees-<br />

ter op een anderen bank, in een boek Zitten<br />

leezen. Ik riep hem , en vroeg :of 't hem moog­<br />

lyk ware, om geduurende deeze diepe treurig­<br />

heid te kunnen leezen ?<br />

Zy begeert het 20 ! antwoordde hy. Wan­<br />

neer wy hier zyn, zyn wy nimmer vergenoegd.<br />

En waarom niet, Maria? vroeg ik met eene<br />

zigtbaare deelneeming<br />

Thans vloeiden haare traanen. Hoe zou ik<br />

hier vrolyk kunnen weezen, zei zy, waar gy<br />

my zo menigwerven uwe treurige Gefchiede-<br />

nis verhaald hebt! waai- ik my telkens erin-


C 221 )<br />

ncre, dat ik een Man heb, die door my niet<br />

gelukkig kan worden ! AI uw Geld en Goed<br />

ftelt my niet fchadeloos wegens het verlies<br />

dat ik leed, daar gy myne Liefde niet beant­<br />

woordt !<br />

Dat is Waarachtig om.raazcndc te worden.<br />

Ik kon niets antwoorden. Vergeef het my,<br />

Maria ! zei ik, ten uiterfte bewoogen;<br />

wendde my daarop naar den Ritmeester , en<br />

verzogt hem, haar aan een vermaaklyker oord<br />

te willen geleiden.<br />

Daadlyk keerde ik weder herwaards , om<br />

myne droefheid voor de ganfche Waereld te<br />

verbergen, uitgezonderd voor my zeiven en<br />

voor u, waarde Stokberg! die zo edel, zo<br />

vriendlyk aan my denkt.<br />

Heb voor 't overige medelyden met uwen<br />

FERDINAND.<br />

DRIE


( 221 )<br />

DRIE EN VEERTIGSTE BRIEF,<br />

Henriette aan Ferdinand Waklef.<br />

.Gy wenscht dan, myn Waardfte! aan my te<br />

mogen fchry ven? O dit woord, deeze ge­<br />

dagte is zo troostryk voor uwe Henriette, in<br />

die eenzaame uuren , waarin zy aan u ge •<br />

denkt!<br />

Mogt zy maar alleen en geheel aan u den^<br />

ken, dan zou zydit verdrietige leeven nog He-<br />

ver leeven , dan zy het heden werklyk doet.<br />

Evenwel kan ik meer aan u denken dan te<br />

vooren. Hy verlaat my heden menigvuldiger<br />

m a alen, Hy.die elk eene myner Gedag­<br />

ten befpiedt, even als las hy duidlyk op myn<br />

Voorhoofd, dat Ferdinand geheel myn hart be-<br />

heerscht. Doch hy kan nu doen wat hem be­<br />

haagt, ik zeg het hem zo dikwils hy zulks be­<br />

geert , dat het niet anders is, en dat ik, het<br />

geen in my zy, niet verbergen kan. Dat ik<br />

echter veeltyds droevig ben, kunt gy ligtlyk<br />

denken, en vermits ik niet altoos alleen kan<br />

wee-


( 223 )<br />

wcezcn, vraagt men my veelmaalen : Waarom<br />

ik droevig ben ? Dan legt my op de tong<br />

om te zeggen : Ik ben het om Ferdinands wil!<br />

Docli ik houde zulks binnen. Ik moet echter<br />

toeftemmen , 't geen ik voor my zelve niet ont­<br />

veinzen kan. Een inwendige ftem roept my<br />

toe, om het der ganfche Waereld toch eenmaal<br />

te verkondigen ! Wat zegt het, of zy u voor<br />

zinloos houde? Breng Ferdinand het Offer ,<br />

dat hem toekomt!<br />

* * * * *<br />

Wagt eens! Ik zou u gaarne iet ver­<br />

tellen! — Doch het is niet om te vertellen! —<br />

maar ik heb geweend, bitterlyk geweend!<br />

Ja ! myn lieve Ferdinand! onder die vier<br />

groote Olmenboomen heb ik geweend. Ik wil­<br />

de het in 't eerfte u niet verhaalen, om u niet<br />

bedroefd te maaken! maar nu zal ik het u ver-<br />

haaien , want zulks is my zo aangenaam, als u<br />

het hooren.<br />

't Was gisteren een zeer fchoone dag. Zui­<br />

ver vervrolykende, zo als wy geweest zyn.<br />

De Hemel zo opgehelderd als onze zielen. Myn<br />

Vader en Moeder waren met Hasten naar het<br />

Landgoed vertrokken : ik was niet mede ge­<br />

gaan


( 3-H )<br />

gaan, om dat ik gaarne de geleegenheid vermy-<br />

de, om, in hunne tegenwoordigheid, te zaa-<br />

men met hem te zyn, op dat zy niet zouden<br />

merken, hoe.weinig ik hem lyden mag.<br />

Ik doe u deeze belydenis met alle openhar­<br />

tigheid, myn lieve Ferdinand! Zo de Hemel<br />

het my kwalyk neeme, dat ik hem niet bemin-<br />

ne, zulks komt voor uwe rekening, want gy<br />

zit te diep in myn hart.<br />

Daadlyk befloot ik, om een Wandeling op<br />

het Kerkhof te gaan doen. Weet gy wat ik<br />

deed ? Ik trok het witte gewaad aan, dat<br />

gy my op een zekeren Kersnagt gefchonken<br />

hebt. Ik nam uw waeïer, en hing het kleinen<br />

.gouden kruis om. O ik heb dat alles zo zorg­<br />

vuldig bewaard. Hasten kreeg er niets van te<br />

zien. Dit verdient hy niet. Ik had Lizette<br />

voorafgezonden , om het Kerkhof te doen ont-<br />

fluiten! en nu ging ik, —• gezwind, •<br />

haastig door alle ftraaten heen, — op<br />

dat niemand my zou ophouden, en teffens, op<br />

dat niemand my zien, en het myn Man over-<br />

zeggen mogt.<br />

Toen ik by 't Kerkhof was, in eens, --<br />

was ik er op ; Lizette liet ik er buiten bly­<br />

ven , om acht te geeven, dat er niemand op<br />

kwa-


C'225 )<br />

Wame. Toen liep ik onder de Olmen; zeetede<br />

my op den Heuvel en weende zeer lang.<br />

•Als myne oogen weder droog waren gewor­<br />

den , ftond ik op. Toen was myne ziel opgeklaarder,<br />

even als of ik alle kommer had weggeweend.<br />

U w Beeld ftond my zo leevendig<br />

voor den Geest; dat ik my verbeeldde, met u<br />

omtegaan. Wy fpraakeu : Hoe wy eens elkander<br />

beminnen wilden! en hoe kort de tyd geweest<br />

ware» die Hasten ons van elkander gefcheiden<br />

had gehouden! 't Was eveneens met<br />

my, alsof wy hier dikwils by elkander konden<br />

re zaamen komen en fpreeken; Dit was alles<br />

zo natuurlyk in myne verbeelding, dat ik het<br />

van blydfchap uitfchreeuwde, en u wilde omarmen<br />

!<br />

Eensklaps verdween deerze verfchyning uit<br />

myne ziel, want gy waart er niet, en ik<br />

treurde! Ik riep myne traanen te rug, —<br />

en zy kwamen!<br />

Ik erinnerde my aldaar een zwaarmoedig ge-<br />

fprek , dat wy eens gehad haddei», waar by ik<br />

een voorgevoel ontwaarde, hoe het ons gaan<br />

zou! Heugt het u nog wel, Ferdinand! toen<br />

ik u zeide: Dat de Dag zo treurig wierdt, en<br />

ik dagt, dat het onze Liefde eveneens zo ver-<br />

P gaan


( 226 )<br />

gaan zoude? Dat het een Voorteken ware,<br />

dat ik altoos de treurigfte plekken zogt?<br />

Gy wilde my toen dit uit het hoofd praaten:<br />

Gy begeerde ook niet weder derwaards te gaan,<br />

en ging er ook in lange niet, tot dat ik er u<br />

ten ernftigfte om verzogt.<br />

Ziet gy nu wel, myn Waardfte! dat ik ge-<br />

lyk had , en dat myn Voorgevoel niet ydel ge­<br />

weest is?<br />

Toen ik nu wederom hartlyk weende, ftond,<br />

onverwagt, iemand recht voor my I Ik<br />

verfchrikte en kende hem in 't eerst niet,<br />

doch hem recht befchouwende, was het uw<br />

voormaalige Lieveling, Vader Eduard.<br />

Ik wilde myne traanen afwisfchen, doch hy<br />

zeide, ween vrylyk, Vriendin! ik weet immers<br />

waarom gy weent:" Gy weent om Ferdi­<br />

nand , en hy verdient het.<br />

Myn God! hoe hartlyk verheugde my dit!<br />

Er was dan nog iemand, die aan u dagt, en<br />

beneffens my, om u weende. Hoe bedankte ik<br />

dien waardigen Vader I<br />

Toen ik hem vroeg, hoe hy op 't Kerkhof<br />

gekomen was, antwoordde hy: Ik ftond op<br />

den Wal, van waar men hier heen kan zien.<br />

Wegens de Olmen kon hy er geen recht befcheid


( 217 )<br />

fcheid van krygen, doch aan myn kleed had<br />

hy my herkend: want dat was het zelfde, waar­<br />

in hy my nog eens met Fcrdnfand alhier gezien<br />

had. Hy was de Wal afgegaan, om op het<br />

Kerkhof te komen. Lizette had er hem echter'<br />

niet opgelaaten : toen was hy aan de andere<br />

zyde over den muur geklommen. Indien ik<br />

iets aan Ferdinand te heitellen had, zou hy<br />

het voor my wel bezorgen.<br />

Andermaal bedankte ik den goeden Vader,<br />

die het zo wel met my meende. Ik dankte ook<br />

den goeden God, die my in hem de tweede<br />

deugdzaame ziel bezorgde, om my zelve met u<br />

te onderhouden.<br />

Ik fprak met dien vriendlyken Vader nog<br />

veel over u, en hy fcheen zig te verheugen,<br />

dat ik u nog niet vergeeten had. Hy ver­<br />

haalde waarlyk veel goeds van u, en zei, dat<br />

hy myn Vader en Moeder dikwils gezegd had,<br />

dat ik met u veel gelukkiger geweest zou zyn.<br />

Ikontftclde cn verzogt hem, zulks niet weder<br />

te doen. Ik liet hem my ook belooven, dat<br />

hy in het toekomende alle goed van Hasten<br />

fpreeken zou. Was dit niet wel gedaan van<br />

my, Ferdinand?<br />

De Vader moest my naar huis geleiden. Ik<br />

F 2 ' was


( "8 )<br />

was recht in myn fchik iemand te hebben, waar<br />

mede ik wederom van u fpreeken konde!<br />

maar er ook wederom fiegter aan toe, Ferdi-<br />

nand ! toen hy vertrok, en my geheel alleen<br />

]. e t j en gy waart zo verre, zo ver­<br />

re van my!<br />

Schielyk ontkleedde ik my, cn weende an­<br />

dermaal, toen ik myne kleederen wegfchikte;<br />

en kort daarop kwam myn Man; en<br />

maar, ach! laat ik een Gordyn voor het To-<br />

neel van dien avond laaten vallen, want<br />

ik had nog grootere reden om te weenen.<br />

* * * * *<br />

O dat de Zon altoos zo helder mogt opgaan,<br />

als zy deezen Morgen deed! Dit is hoogtyd<br />

voor Louiza ! ö Mogt haar ganfehe leeven zyn,<br />

gclyk my dit oogenblik is! Goede, goe­<br />

de God ! Gy hebt zekerlyk alle uwe Schep­<br />

zelen niet tot zulk een lyden gedoemd! Laat<br />

haar onder dat getal behooren, 't welk gy hier<br />

aanvanglyk de zaligheid toefchikt!<br />

Gy gunt het haar immers ook, niet waar,<br />

Ferdinand ? - Doch ik hoor myn Man ! - Schie­<br />

lyk myne Papieren weg, op dat hy niet bemerke,<br />

dat gy het onderwerp myner gedagten zyt!<br />

Een


( 229 )<br />

$f iff 3fc 5fP ^<br />

Een fchriklyke, fchriklyke droom!<br />

Ferdinand! indien gy ook aldus droomt, ont­<br />

waak dan uit elke fluimering , of flaap<br />

hard ! hard ! dat de droom voorby-<br />

ga ! Ha! ik ontwaak weder.<br />

Zie, Ferdinand! wanneer iet diergelyks my<br />

waakende bejegende, zou ik ook denken i Ik<br />

droom; ik zal ontwaaken! — dat is — ik zou<br />

denken : — weg droom! — de dood verfchaft<br />

een diepen flaap! zonder droom! zonder<br />

droom ! — Ferdinand !<br />

Maar moet ik dien droom u wel vernaa­<br />

ien? — Ja! ik zal het doen! — Gy moet alles<br />

weeten. Nimmer had ik zulk een droom!<br />

myn Ferdinand! 't Was of ik ontwaakte en<br />

bloedde, • of ik geheel met bloed ware!<br />

Onder het bloed waren traanen vermengd,en<br />

deezen hadden myn Gewaad van onderen tot<br />

boven befmet.<br />

By het ontwaaken was ik eveneens, als<br />

iemand die verdoofd is door een flag in den<br />

flaap ontvangen ! • eveneens als of Has­<br />

ten my dien flag gegeeven had, en my dien<br />

gegeeven had, om dat ik aan u fchry ven wil­<br />

de. Was dat niet een benaauwde Droom ?<br />

P 3 maar


( 230 )<br />

maar ook een {treelende ? — Want ik had hem<br />

oin uwen wil I<br />

Myn hoofd, — Ferdinand'. myn hoofd doet<br />

my wee. Zulke droomen doen geen goed aan<br />

myn zwak geitel. Ik moet uitfeheiden met<br />

fchryven. De Brief moet voort. Ik heb<br />

er geleegenheid toe. o Ferdinand: bemin<br />

toch uwe<br />

HENRIETTE.<br />

De Brief is nog niet weg. Een booze Geest<br />

fcheen tc gevaarlyk voor hem ! toen nam ik<br />

hem weder te rug; borg hem aan mynen boe­<br />

zem, tot dat het gevaar voorby was. Heden is dit<br />

voorby. Ik heb den Brief menigvuldigmaalen<br />

gekuscht. —— Waar gy hem ook kusfehen zult,<br />

zult gy een kusch van my aantreffen. • Zui­<br />

ver, Ferdinand! alles zuiver, gelyk myne ziel.<br />

VIER


C 231 )<br />

VIER EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />

De Advokaat Stokberg aan Ferdinand<br />

Wahler.<br />

Waardfte, Befte Vriend.'<br />

Jk heb verfcheiden van uwe Brieven niet kun­<br />

nen beantwoorden, dewyl er my volftrekt de<br />

tyd toe ontbroken heeft, en, gaarne wil ik u<br />

myne flof heid bekennen, ik zou hem nog he­<br />

den niet hebben beantwoord, zo ik u niet om<br />

eenige Berigtente verzoeken had, om welken<br />

mede te deelen gy in ftaat zyt.<br />

• Geloof echter niet, dat dit minder Vriend-<br />

fchap zou aanduiden, dan ik voordeezen voor<br />

u voedde I By elke mooglyke geleegenheid,<br />

zult gy de blyken ontvangen, dat ik u gaarne<br />

en oprechtlyk diene.<br />

Doch in de omftandigheeden, in welke gy<br />

u bevindt, kan myne dienstvaardigheid u wei­<br />

nig helpen, en in anderen zou ik my moeten<br />

onttrekken, Ik beklaag u van ganfcher harte.<br />

P 4 ik


( 232 )<br />

Jk zou u uw overyld Huuwlyk afgeraaden heb­<br />

ben , doch het was te laat. Elke Brief, dien<br />

ik van u ontving, maakt my eenige uuren diep-<br />

peinzende, en het is flegts de beftendige ge-<br />

leegenheid , welke ik heb, om menfchen te<br />

kunnen bedienen, die er de treurige indrukken<br />

van kan uitwisfchen.<br />

Gy fchryft zo zwaarmoedig , myn Vriend!<br />

dat ik u aanraade, om uw ambt niet geheel<br />

neder te leggen; want gansch zonder arbeid te<br />

zyn is ftrydïg met uw geestgeftel; doch neem<br />

voor eenigen tyd oorlof, en poog op het land<br />

nieuwe kragtcn in te faamelen. Laat onder-,<br />

wy! uwe Egtgenoote in de Stad blyven, opdat<br />

haar te zien u geene onaangenaame oogenblik-<br />

kcn berokkene !<br />

't Geen ik van u verlang te weeten, betreft<br />

den Ritmeester Strundel. In alles wat gy my<br />

zegt, kan ik my zelf niet vinden. Ik wensch­<br />

te te wecten, of het de zelfde zy, voor wien de<br />

Advokaat Wurm procedeert, en welks Tegen-<br />

party ik bediene?<br />

Wanneer hy dezelfde zy , dan moeten er<br />

byzondere Herfcheppingen omtrent hem, plaats<br />

gehad hebben. Deeze Man is in 't geheel niet<br />

vermoogend. Zyn ganfche Rykdom bellaat iu<br />

dit


( 233 )<br />

dit groot Proces, en hy kan er niet eens de on­<br />

kosten van betaalen, die er de eerlyke Wurm<br />

voor hem om doet.<br />

Deeze heeft my meer dan eens verweeten,<br />

dat ik eene ten uicerfte onrechtvaardige zaak<br />

verdeedigdc, en hy heeft grond om zulks te<br />

gelooven, vermits hy niet weet, het geen my<br />

er van bekend is.<br />

De Party van den Ritmeester bezit een Do­<br />

cument, ingevolge 't welk, de helft van het<br />

irj verfchil zynde Goed, dat op de Zuster ver­<br />

viel, na haaren dood, wanneer zy zonder Erf-<br />

genaamen overlydt, niet aan den Broeder,maar<br />

aan die Party komt. Dit Document heb ik<br />

nog niet ten voorfchyn durven brengen , ver­<br />

mits ik met zekerheid geloof, dat de Ritmees­<br />

ter het Goed in handen zou krygen, tot zo<br />

lang, dat er bewys van den dood der Zuster<br />

ware! nu is hy bekend voor een doorbren­<br />

ger; en dus zouden wy gevaar loopen, om ons<br />

Geld te verliezen.<br />

Wy hebben ons derhalven tot nu toe, met<br />

fchraale uitvlugten moeten behelpen, eer wy<br />

met de groote zaak voor den dag durven ko­<br />

men, 't welk Wurm ons voor MuggezifeetJ en<br />

draaïery aanrekent.<br />

P S 't Gaat


( 234 )<br />

. 't Gaat dikwils met de Rechtsgeleerden zo,<br />

dat wy dulden moeten, dat de fchyn tegen ons<br />

is: menige Schurk daarentegen verfchuilt zig<br />

achter den fchyn-des Rechts, terwyl hy de<br />

grootfte boosheid uitfpeelt! Doch onder<br />

wat rangen van Menfchen gebeurt dit niet'.<br />

Indien dit nu dezelfde Ritmeester zy, dien<br />

ik bedoel, dan-kan ik u, myn befte Vriend !<br />

eene andere Anecdote niet verheelen; hier in<br />

beftaande : dat hy in Berlyn een zeer wild lee­<br />

ven geleid heeft, en onder anderen het Goed<br />

van een publiek Meisje verteerd; welk Meisje<br />

naderhand verdweenen is.<br />

Ik weet by ondervinding , dat Menfchen<br />

fpoedigvan gevoelens veranderen kunnen ;ook<br />

vooröndcrftelt eene afwyking van die natuur,<br />

geen verlies van eerlykheid en rechtfchapen-<br />

heid. Het kan dus, betreklyk'zyn goed hart<br />

en eerlyke inzigten, zeer rigtig weezen , doch<br />

het enkele Artikel van 't Geld wenschte ik na­<br />

der onderzogt te hebben. Tot verkwistingen<br />

ontziet men gemeenlyk den Altaar der Vriend-<br />

fchap niet, en veelligt is uwe Gade gereed<br />

genoeg, om daartoe alles te befteeden, wat zy<br />

. beeft.<br />

Ook hier tegen zou ik niet veel hebben, in-<br />

te-


C 235 )<br />

tebrengen , vermits de Ritmeester ongetwyf-<br />

feld tot grooten Rykdom ftaat te komen, maar<br />

hy kan ook groote fchuldcn hebben, en ik zou<br />

niet gaarne zien, dat by het leed en de onhei­<br />

len, die gy thans te draagen hebt, ook dat van<br />

gebrek kwamc!<br />

Doch voor het tegenwoordige genoeg van<br />

, deeze omftandigheeden , als eene vriendlyke<br />

waarfchuwing.<br />

Wanneer gy u derhalven met zekerheid over­<br />

tuigd vindt, dat uw Ritmeester Strundel myn<br />

Tegenparty is, vraag hem dan , uit myn naam.,<br />

of hy zig niets van eene Zuster erinnert.die in<br />

haar jeugd, door een zeker toeval, uit haar<br />

Ouders huis gefcheiden is?<br />

Geef er my als dan daadlyk berigt van, en<br />

verwagt alle vriendfchaplyke tegen dien ften van<br />

uwen<br />

STOKBERG.<br />

VYF


C 236)<br />

VYF EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />

Maria Wahlcr aan Lotje,<br />

D oor het laatfte Berigt van uwen Brief,<br />

lieve Lotje! hebt gy myn bloed in eene bewee­<br />

ging gebragt, die ik nog niet ftillen kan. Wat<br />

zal er van my worden, zo deeze Gefchiede-<br />

nis ook invloed op my hebben moet? Hoe<br />

zal ik de fchande, die op my wagt, kunnen<br />

ontloopen? En dat juist nu, daar ik in<br />

het burgerlyk zaamenleeven fmaak begin te vin­<br />

den? In plaats van den goeden naam, dien ik<br />

heb , te behouden , zal ik, voor 't oog der gan-<br />

fche Waereld, als een veragtlyk Schepzel be­<br />

kend worden 1 en ik mag my zelve zo<br />

veel verwyten als ik wil , myn hart getuigt<br />

echter nog altoos, dat ik dit niet verdiend heb.<br />

Ik vervloek den onëdelen Verleider, die my uit<br />

myner Ouderen huis troonde, en temeer moet<br />

ik hem vloeken, daar ik heden inzie, dat er<br />

zaligheeden in een deugdzaam leeven te vin­<br />

den zyn.<br />

Zou


( 237 3<br />

Zou ik wel ooit in deezen Doolhof geraakÊ<br />

zyn, indien ik niet van het eene kwaad tot het<br />

andere was < urtgegaan ? Immers heb ik door<br />

myn Verleider, de vaste grondflagen der deugd,<br />

die ik gelegd had, aan 't wankelen laaten bren­<br />

gen ! Dit trok myn Val, en deeze wederom de<br />

vlugt uit myner Ouderen huis naar zig. Gewoon<br />

aan ds vrugten der Wellust, zogt ik het ver­<br />

looren Onderwerp myner Liefde in anderen<br />

weder. Myn verderf was myn rechtmaatig loon.<br />

Ja! Lotje! Ik heb ongelyk. Ik heb dit alles<br />

verdiend.<br />

Zyn ook myne tegenwoordige omdandighee-<br />

den niet overéénkomftig myne verdienden ? Heb<br />

ik mynen Man niet dubbel bedroogen ? Speel­<br />

de ik niet de onfchuldige Hulchlaares ? Daar<br />

ik hem nam? en fpeel ik heden de getrouwe<br />

Gade niet, daar ik hem ontrouw ben?<br />

Alles overkomt my, Lotje! volgens verdien­<br />

den ! -— ik onderga geene onrechtvaardig­<br />

heid !<br />

Reeds zedcrt een geruimen tyd befpeurde<br />

ik, dat de fmart van een boos geweeten my<br />

drukt.<br />

Dit was nog zo niet, toen ik u myn laatden<br />

Brief fchreef. Toen verheugde ik my over he:<br />

Ut-


( 238 )<br />

bezit van mynenKarei, — en nog verheug ik<br />

er my over. Ik gevoel, dat ik zonder hem niet<br />

zyn kan: maar juist die gedagte, dat ik met<br />

hem alleen gelukkig kan weezen , kwelt my<br />

zo ontzaglyk. Ik heb een begrip van het bedrog<br />

gekreegen, 't welk. ik nog niet had; en<br />

't komt my afgryslyk voor, dat ik niet ander?<br />

gelukkig kan weezen , dan terwyl ik mynen<br />

Man misleide'.<br />

Ik verval geheel in de buien van myn Man,<br />

wanneer ik alleen ben. Er behooren reeds<br />

vrolyke Menfchen, ten minfte vrolyke opbeu­<br />

ringen toe, wil ik zo opgehelderd van ziel wee-<br />

zenfals ik anders in myne eenzaamheid op myn<br />

Kamer zyn kon. De Ritmeester moet menig-<br />

werven het Offer myner droevige uuren wor­<br />

den ; en niet zelden doe ik hem den last draa-<br />

gen van het gene, waaraan hy eigenlyk geen<br />

fchuld heeft. Ik zoek niet meer de woelige<br />

Oorden ! ik zoek eenzaame. Ik vlied de te­<br />

genwoordigheid van myn Man, om dat ik my<br />

verbeelde, dat hy de ontrouw op myn Voor­<br />

hoofd leest.<br />

Voor eenige dagen ging ik met den Rit­<br />

meester wandelen. Ferdinand ontmoetede ons.<br />

Wy zagen hem van verre komen. Ik ontftel-<br />

de


( 239 )<br />

de toen ik hem zag. , Myn God! zei ik, wat<br />

zal hy denken?<br />

De Ritmeester fchrikte van my, doch her><br />

ftelde zig fpoedig en antwoordde:' Wees ge­<br />

rust, Maria! hy weet nergens van, en kan er<br />

ook niets van weetcn. Wy zullen hem aan-<br />

fpreeken, en onze blydfchap betuigen, van<br />

hem hier eens te mogen zien.<br />

Neen ! neen! zei ik vol angst, ik zou my<br />

zelve verraaden. Ik zie er te verward uit. Het<br />

wroegend Geweeten liegt niet. Ik wilde een<br />

zypad inflaan, doch Karei belettede het my:<br />

Wanneer hy zulks ziet, zei hy, dan zal hy ze-<br />

kerlyk denken, dat wy hem poogen te ontwy-<br />

ken, en dan verraaden we ons zelve nog veel<br />

meer.<br />

Niet verre van ons was een bank. ik zet-<br />

tede my op denzelven. Karei wilde zig naast<br />

my zetten. Karei! zei ik zagjes, om 's He­<br />

mels wil, zet u aan de overzyde!<br />

Karei deed het , en haalde een boek voor<br />

den dag. Ferdinand naderde , in diepe gedag­<br />

ten verzonken, zo dat ik hoopte, dat hy ons<br />

ongemerkt zou voorbygaan. Toen hy digte by<br />

ons was, keek hy op en zag ons. Ik dagtin<br />

de aarde te zullen zinken. Nooit van myn lee­<br />

ven


( 240 3<br />

ven was ik 20 fterk aangedaan. De traanen<br />

fchooten my in de oogen , die ik evenwel nog<br />

te rügge hield. Hy zette zig naast my: zag my<br />

met een veelbeduidend oog aan ; doeg vervol­<br />

gens het gezigt op den Ritmeester: riep hem<br />

en vroeg hem zagtlyk : Hoe het hem mooglyk<br />

was te kunnen leezen, terwyl ik treurde.<br />

De Ritmeester leide de fchuld geheel op my,<br />

zeggende, dat ik het aldus begeerde 1 en dac<br />

ik nooit vergenoegd ware, wanneer wy her-<br />

waards heen gingen* Ferdinand bloosde, en<br />

vroeg daadlyk: En waarom dat, Maria?<br />

Ik moest my redden zo goed ik kon , en myn<br />

vernuft, om by diergelyke voorvallen fchiêtyk<br />

een uitvlugt te vinden, gaf er my een aan de<br />

hand, waardoor ik hem zelf ten Onderwerp<br />

van 't geval maaken kon. Zonder weemoedig­<br />

heid echter gelukte dit niet: de traanen, wel*<br />

ken ik zo lang opgehouden had, vloeiden nu<br />

in eens langs myne wangen. Hoe, zei ik,<br />

hoe kan ik vergenoegd weezen op eene plaats,<br />

waar gy my zo dikwils uwe treurigs Gefchie-<br />

denis veihaald hebt ; waar ik met .zekerheid<br />

overtuigd ben geworden, dat ik een Man heb,<br />

dien ik niet gelukkig kan maaken; waar ik my<br />

altoos voor den geest breng , dat al uw geld<br />

my


( 241 )<br />

my niet voor myn verlies, en al myne aan^<br />

doening u niet voor het uwe Fchadeloos houden<br />

kan.<br />

Het laatfte, en de drukking myner handen<br />

waren myn volkomen ernst. Hoe veel was<br />

hy my in dat tydftip -<br />

niet waardig. Ik zou<br />

hem alles beloofd hebben, wat hy flegts be­<br />

geerd had!<br />

Hy vertrok. Wathy nog gezegd heeft, hoor­<br />

de ik niet. Karei heeft het my ook niet ge­<br />

zegd, want hy fcheen yverzugtig ten opzigte<br />

van myne Gezegden tegen myn Man te weezen.<br />

Ik ben wel ongelukkig Maria! zei hy, dat<br />

ik niet in ftaat ben, om den Man uit uw hart<br />

te ftooten, dien gy toch niet bemint, of nooit<br />

beminnen kunt. Doch dit is doorgaands der<br />

Vrouwen aart, dat zy niet achten het gene zy<br />

bezitten, en dat zy gaarne hadden, het gene<br />

zy niet hebben. Ik heb in. de daad altoos ge­<br />

dagt, dat myne Maria eene uitzondering op<br />

deezen regel maakte, en dat myne Liefde my<br />

van haare wedermin verzekerde. Dan,<br />

helaas! ik zie dat het zo niet is! - Gy treurt<br />

om Ferdinand, dewyl gy hem bemint! en<br />

myne Liefde bezit gy, - en, z y h niets<br />

in uwe oogen!<br />

Q ik


( 242 )<br />

Ik moest nog fterker weenen. — Deeze<br />

beleediging van Karei verfcheurde my het hart.<br />

Ik treur niet om Ferdinand , antwoordde ik<br />

hem, om dat ik hem bemin, maar ik treur,<br />

om dat hy myn Man is. Behaagde het God,<br />

dat ik my nimmer aan hem verbonden had, dan<br />

zoude ik beden niet behoeven te zugten. Wa­<br />

re ik aan u verbonden, gy zoudt zien,hoe<br />

vast zulks weezen zou! Maar zoudt gy eene<br />

Egtgenoote, indien zy u al niet beminde, ook<br />

dan niet fchelden , wanneer zy u ontrouw wa­<br />

re? en rekent gy het my tot fchuld, dat ik<br />

myn Noodlot verwenfche, dat my dwingt om<br />

zulks te weezen?<br />

Karei deed daarop alles, wat in zyn ver-<br />

moogen was, om my weder te bevreedigen,<br />

doch ik bleef te onvreeden , vooral toen ik<br />

bemerkte, dat zyn minyver in de daad nog de­<br />

zelfde was, en hy dit alles flegts gezegd had,<br />

om my te vreeden te Hellen. Na dien tyd had<br />

hy het zo goed niet dan weleer; niet om dat<br />

ik hem minder lief had, dan te vooren , maar<br />

wel, om dat my myn Noodlot, en de gevol­<br />

gen , die het naar myn inzien gewislyk heb­<br />

ben moet, zwaar op het hart liggen.<br />

Uw voorftêl, om te beletten, dat men op<br />

die


( 243 )<br />

die zekere plaats niet meer van u fpreeke , heb<br />

ik in overweeging genomen, en zat het mooglyk<br />

ter uitvoer brengen,<br />

* * * * *<br />

Vermits deeze Brief twee dagen is blyven<br />

liggen, om dat ik hem in de uiterfte onrust<br />

in welke ik my bevond , niet afzenden wilde,<br />

kan ik er nog iets byvoegen.<br />

Geduurende deeze twee dagen was Karei niet<br />

by my geweest. Myn Man ontving eergiste­<br />

ren vroeg een Brief, onder 't leezen van" den<br />

welken , hy my zeer bedenklyk aankeek, en de<br />

Kamer verliet. Hy zond om Karei, die daadlyk<br />

kwam; een half uur met hem fprak, en toen<br />

weder vertrok. Des nademiddags kwam hy we­<br />

der ; gifteren nademiddag insgelyks; beiden die<br />

keeren echter kwam hy niet in myn Kamer.<br />

Ik ftond grooten angst uit. Om hem zenden<br />

wilde ik niet, dewyl het nog nooit gebeurd<br />

was, ten einde geene verdenking te baaren, en<br />

voor 't oog van myn Man moest ik my even­<br />

wel vrolyk aanftellen.<br />

Eindlyk echter is hy er heden geweest. Hy<br />

zei, dat myn Man hem een gewigtigen last had<br />

epgedraagen , die hem deezer dagen zo veel te<br />

Q 2<br />

doen


( 244 )<br />

doen had gegeeven, dat hy ze zonder afwending<br />

had moeten doorbrengen, en dit was de<br />

reden geweest, waarom hy my niet had komen<br />

zien. Ik wilde zulks wel niet gelooven, echter<br />

ik moest. Hy voegde er nog by, dat hy,<br />

uit hoofde van dienzelfden last, een reis moest<br />

doen. By deeze geleegenheid ontdekte ik hem,<br />

wat gy my van Marianne gefchreeven hebt, en<br />

verzogt hem teffens, in de plaats waar zy zig<br />

ophield, een bezoek te willen afleggen; uittevorfchen<br />

of er verder-naar haar gevraagd<br />

werd, en te.beletten, dat men iets in 't minst<br />

van my verneemen mogt.<br />

Dit heeft hy my beloofd. Het gene hy, ten<br />

opzigte van myn Man voorgaf, zou ik nog niet<br />

geloofd hebben, indien ik niet by myn Man,<br />

toen ik hem wederzag_, eene opgehelderdheid<br />

befpeurd had , die in geen twee dagen , aan<br />

hem te befpeuren geweest was.<br />

Deeze kondigde my teffens aan, dat hy een<br />

reis van twee maanden, buiten 'sLands .ftond<br />

te onderneemen , ter herftelling zyner kragten,<br />

door te groote ingefpannenheid verzwakt. Ik<br />

bood aan hem te vergezellen ,' doch hy floeg<br />

dit af, en ik drong er niet verder op aan.<br />

üw Minnaar en tegenwoordige Gemaal, is<br />

ge-


( 245 )<br />

gelukkig voort: van deezen derhalven heb ik<br />

niets meer te vreezen. Gy hebt uwe zaakjes<br />

meesterlyk uitgevoerd : ik hoop flegts, dat uw<br />

Huuwlyk betere gevolgen mag hebben dan het<br />

myne : wanneer het lighaamsgeftel er echter<br />

iets toe doet, dan zult gy het nog wel klaaren,<br />

want gy zyt zo zwak niet als ik.<br />

MARIA.<br />

ZES EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />

De Advokaat Wurm aan den Ritmeester Strundel.<br />

Mensch, myn lieve Vriend! is het on-<br />

gelukkigfte Schepzel op Gods aardbodem , en<br />

hy is het daarom, om dat hy verftand heeft,<br />

't Is waar, hy zelf is de onmidlyke oorzaak<br />

van deeze zyne Ellenden , wyl het ontegcn-<br />

zeglyk van hem afhangt, om een beter ge­<br />

bruik van zyn verftand te maaken, dan hy<br />

doet. Maar dat hy altoos de neiging heeft ,<br />

dit verftand ten ergften aantewenden • dat hy<br />

Q 3 al- -


(246 )<br />

-altoos het flegtfte voor beter houdt dan het<br />

goede ! dit is ook een bedroefd voorrecht! —<br />

. Doch wat helpt het murmureeren!<br />

De grootfte Ezel van Europa had niet Dim­<br />

mer rondgeleid kunnen worden, dap ik ben!<br />

Laat eens zien, Ritmeester! Ik geloof dat ik<br />

nog de Copie van myn laatften Brief aan u<br />

liggen heb.<br />

* * * * *<br />

Juist,! juist! ik heb alle myne voorige Brie­<br />

ven nog eens overgeleezen. Ik zie , dat ik<br />

veel, zeer veel hoop had, om van myne zwaar­<br />

moedigheid geneezen te worden, zo die Loui­<br />

za de myne zou weezen ! Dan, myn lieve Rit­<br />

meester ! dit is fout! geheel bezyden het<br />

Doel'. Ik ben zwaarmoediger , dan ooit te<br />

voorcn.<br />

Ik ftelde my waarlyk een zo fraai Tafereel<br />

van den Egtenftaat voor den Geest, dat er myne<br />

oogen op fcheemerden. Louiza was, naar my-<br />

ne gedagten , de eenige perzocn, die er de<br />

Hoofdrol in fpeelen kon. Van die gedagten<br />

ben ik nog. Doch zy rekende zonder den<br />

Waard ! ik vergat, dat zy alrcede verliefd<br />

was. Ik verklaar u, dat er niets kwellender,<br />

niets-


( =47 )<br />

niets pynigender is ,'dan wanneer eene Vrouw,<br />

die men bemint, zugtende en treurende zy,als<br />

men haar gaarne vrolyk zag, en vooral, wan­<br />

neer het een Minnaar betreft.<br />

Zy wisfelt ook Brieven met hem. De ver-<br />

ftandige Man moet zig dit nu wel laaten wel­<br />

gevallen, te meer, daar hy geene aanfpraak op<br />

haar hart te maaken heeft.<br />

Doch dit begeerde ik wel, dat myne in alles<br />

haar voorkomende vriendlykheid haar fpoedig<br />

voor my mogt gewonnen gehad hebben ! -—<br />

Zy is echter vriendlyk en vleiende, en indien<br />

ik wist, dat zulks, ten mynen opzigte, vol­<br />

komen ernst ware, zou bet my gerust Hellen ;<br />

maar immers weet ik, dat het flegts voorge­<br />

wend is! en de gedagte, dit alles ware<br />

ernst, zo Ferdinand haar Man was,is in ftaat,<br />

om my tot razerny te brengen.<br />

Dus heb ik my in een Doolhof van Huich-<br />

laary begeeven , waar ik my zei ven onverdraag-<br />

lyk word, en ik evenwel genoodzaakt ben,<br />

vol te moeten houden 1 Wat wat Drommel kon<br />

zig verbeelden de Vrouw het leeven te zul­<br />

len bitter maaken! — Buiten myn weeten zelfs<br />

veroorzaak ik haar menig knyzend oogenblik;<br />

want wanneer zy my fmeekt, om myn neus.uit<br />

Q 4 de


( 248 )<br />

de rechtsgeleerdheid optefteeken , en de vermufte<br />

acten voor een tyd te verhaten, om<br />

eens eenige oogenblikken met haar doortebrengen,<br />

dan doe ik zulks wel, 't is waar,<br />

maar dan zit ik ganfche half uuren zonder fpreeken,<br />

tot dat zy my weder uit den afgro.-d myner<br />

diepe gedagten trekt.<br />

Dan ben ik over my zeiven geërgerd, dat ik<br />

zo dom ben van haar te bedroeven Wanneer<br />

wy by haar Vader zyn, dan moet het veinzen<br />

al weder beginnen, vermits ik niet in 't minst<br />

durf toonen.dat ik met zyne Dogter niet te<br />

vreeden ben! Stond het my niet vry,<br />

Neen! te zeggen, en heeft zy my wel in 't<br />

allerminst beleedigd? Komt zy my niet in alles<br />

voor ? Heb ik het niet my zelf te wyten, dat<br />

ik my zulk een raazend Tafereel van den Huuw­<br />

lyken ftaat gemaakt heb?<br />

Dat zulk een kostlyk Plan voor myn gan­<br />

fchen leeftyd, op dit Huuwlyk gegrond , over­<br />

hoop geworpen is, dat ik dat Plan heden<br />

niet meer volgen, en dus myne voorgeftelde<br />

gelukzaligheid niet meer beoogen kan, om dat<br />

zy ganschlyk uit myn gezigt verdweenen is! —<br />

dit is het droevigfte van allen!<br />

Vreemde Luiden gevoelen myne mismoedig.<br />

. heid


( 249 )<br />

heid, meer dan myne eigen Huisgenooten. Dit<br />

zei my laatst een Boer, een myner Cliënten,<br />

vlak in 't gezigt.<br />

Hy kwam, juist toen ik in diepe gedagten<br />

over myn Noodlot te peinzen zat, en demoog-<br />

lykheid om het te verbeteren, met al de be-<br />

hulpzels der wiskunst poogde urtterekenen. De<br />

Karei is my anders zeer aangenaam, want hy<br />

redeneert, naar zyn Hand, zeer vernuftig. Ik<br />

heb hem eenige reizen uit zaaken gered, waar<br />

anderen hem hunne hulp ontzeiden , vermits<br />

het eenige Grooten betrof.<br />

Thans had hy wederom iets van die natuurd­<br />

en begon uittekraamen,juist toen ik de fchoon<br />

fte hersfénfchimmen kweekte, om Louiza ge­<br />

heel de myne te maaken.<br />

Loop naar den Duivel! zei ik in myn drift;en<br />

Iaat my met vreeden !<br />

Ja, antwoordde hy, daar zal het eindlyk<br />

nog heen moeten, Mynheer de Advokaat!<br />

Want zedert gy een Wyf genomen hebt, rydt<br />

u de bolwurm ! — Ba ! die gortige Wyven !<br />

Zy brengen allerlei ongelukken in de Wae­<br />

reld; Ik heb ook zulk een Serpent. Anders<br />

Heer Advokaat Uioorde en hielpt gy elk een,—<br />

nu komt elk mensch u over de hand! - vaarwel!<br />

Q 5 Gy


( 2J0 )<br />

' Gy begrypt, dat ik hem niet gaan liet, al-<br />

voorens hem de kwaade gedagten te benee-<br />

men, die hy van myne Vrouw had , en wy<br />

raakten niet weinig aan 't fchertzen, toen ik<br />

bemerkte , dat ik ongelyk had. Ik brak het<br />

gefprek af; hoorde naar zyn zaak , en zal<br />

die met allen y ver behartigen. Door zyn<br />

boerschheid hielp hy my ten minften aan 't<br />

nadenken, om myn pligt niet te moeten ver­<br />

zuimen.<br />

Teffens, myn lieve Ritmeester I fchiet my<br />

ook uw Proces te binnen. De Advokaat Stok­<br />

berg is anders een braaf Karei. Ik kan my<br />

niet begrypen , waarom hy. juist voor u een<br />

Hondsvot worden wil! Ik heb hem deswegens<br />

een gevoeligen Brief gefchreeven. Het baat<br />

hem toch niets; eindlyk toch moet hy het ge­<br />

wonnen geeven, en dan maakt hy flegts daar­<br />

enboven nuttelooze onkosten.<br />

Ik verzeker u, dat iemand die geene vafte<br />

grondbeginzelen heeft, een zeer liegt Advo­<br />

kaat weezen moet; want vermits zy zig allen<br />

toeleggen, om het Recht te verdraaien, ten<br />

einde hunne Partyen te redden, is men er op<br />

verdagt en op uit, om zig tegen hunne listen<br />

en laagen te hoeden, en ongevoelig wordt men<br />

_ . , daar-


( 2Sr )<br />

daardoor verleid , om insgelyks zig van draaïeryen,<br />

ter afwending, te bedienen.<br />

* * * * *<br />

Zo even ontvang ik uwen Brief, en het be-<br />

rigt in denzclven. Myn lieve Ritmeester ! dat<br />

is niet braaf! dat kan ik niet pryzen ! gy moogt<br />

zo veel ter uwer ontfchuldiging zeggen als gy<br />

wilt. Byna ben ik geneigd, de hand van uw<br />

Proces aftetrekken, want voor een Man, die<br />

het met de Vrouw vaneen ander houdt, wil ik<br />

het recht niet verdeedigen. 't Kan er even<br />

door, dat het voorheen uwe Maitresfe was ,<br />

dit is erg genoeg voor den Man, die er mede<br />

gefopt is geworden, maar thans evenwel is het<br />

zyne Egtgenoote ! Gy moet u haarer onttrek­<br />

ken , of gy handelt tegen uw pligr. •<br />

Ik wenschte wel, dat gy er my niets van<br />

gefchreven hadt. Gy hebt my ten uiterfte ver­<br />

drietig gemaakt. Nooit heb ik kunnen den­<br />

ken , dat er zulke monfters van Vrouwen wa­<br />

ren. Dit heeft by my daadlyk een invloed,<br />

ten opzigte van het ganfche Vrouwlyk gedagt,'<br />

gehad.<br />

Of fchoon ik, dit verzeker ik u, van de<br />

deugd myner Louiza derwyzen overtuigd ben,<br />

dat


( 252 )<br />

dat ik er niet de minfte twyffel omtrent heb.<br />

be, ben ik echter blyde , dat ik en Wabler<br />

niet op eene plaats woonen; want de Liefde<br />

zegepraalt zeer dikwils over de deugd!<br />

Ba! ik moet den Brief wegleggen, en<br />

verfche lugt fcheppen ; of ik zou in de war ge-<br />

raaken! Het heeft eene verfchriklyke uit­<br />

werking op my gedaan !<br />

* * * * *<br />

Ik ben weder rustiger. Myn Vrouw heeft<br />

my in een beter humeur gebragt. Ik ging in<br />

den Tuin, want ik verbeeldde my, dat uw Brief<br />

vergiftigd ware, zo benaauwd kreeg ik het.<br />

Toen ik tweemaal op en nedergegaan was ,<br />

trad Louiza de tuindeur in. Op dat tydftip<br />

kwam niets my ongeleegener dan het gezigt<br />

van een Vrouwlyk Schepzel. Ik vergat, my<br />

zeiven in zo verre, dat ik een zypad infloeg,<br />

om haar te ontwyken ,• doch zy kwam my van<br />

den anderen kant te gemoete. Ik zou my ge­<br />

heel hebben moeten omkeeren, en de Tuin<br />

uitgegaan zyn , wanneer ik het onderhoud met<br />

haar had willen ontwyken , en zulks kon ik<br />

niet van myn hart verkrygen.<br />

Waarom ontwykt ge my? vroeg ze, toen ze<br />

— na-


( 253 )<br />

nader by my kwam. Wat heb ik u gedaan, myn<br />

Waarde? Geloof my.het doet my leed, dat ik<br />

uwen wensch niet ganschlyk vervullen "kan ! —<br />

Niet kan, dit blykt uit uwe veelvuldige<br />

mismoedigbeeden.<br />

Kan men liefderyker fpreeken ? Ik moest er<br />

door getroffen worden. Ik werd er ook door<br />

aangedaan. Ik ging met haar den Tuin door. Ik<br />

•betuigde haar, dat niet zy, maar wel een gansch<br />

andere-zaak my bezig hield en bekommering<br />

baarde. Zy drong zeer fterk by my aan , om<br />

haar die medetedeelen , zeggende, dat het ver­<br />

trouwen onder ons merklyken aanwinst zou<br />

doen, wanneer wy geene geheimen voor elkan­<br />

der hadden.<br />

In den beginne ftond ik in bedenking, of ik<br />

het haar zeggen zou. Haar ftërk aanhouden<br />

bewoog ermy eindlyktoe; hoewel ik niet kan<br />

ontkennen , nog eene andere beweegoorzaak<br />

daartoe gebad te hebben , die naamlyk , om te<br />

zien , hoe zy, op dit berigt, betreklyk Wahler,<br />

zig gedraagen zou.<br />

Ik treur, zei ik haar, over het Noodlot van u-<br />

wen voormaaligen Minnaar, en vertelde ver­<br />

volgens haar, doch zo glimpend als 't moog­<br />

lyk ware, de ganfche Gefchiedenis, zonder<br />

even-


( 254 )<br />

évenwei dat punt, dat'ge uop nieuw met Wah-<br />

Iers Vrouw hadt ingelaaten , aanteroeren.<br />

Zy geraakte in diepe gedagten : zeggende<br />

een weinig naderhand. Dat is een zeer harde<br />

ftraf, voor eene overyling van één oogenblik!<br />

De Ritmeester heeft u zulks gefchreeven ? voer<br />

zy voort. En waar is hy ? Immers niet op de.<br />

zelfde plaats ? 'Alles wat zy, dit zeg­<br />

gende vreesde , ftond in hare oogen te leezen!<br />

Uwe vrees is gegrond! zei ik. Ferdinand<br />

is , ten deezen opzigten , de ongelukkigfte<br />

Man. Bemint hy haar niet, gelyk hy dan ook<br />

geene reden heeft om haar te beminnen, want<br />

zy bedroog hem van den beginne af, zo be­<br />

hoorde zy echter zo geweetenloos niet met<br />

hem te handelen.<br />

- Maar uw Vriend, voerde zy my daarop te<br />

gemoete, kunt gy een Vriend hebben, die zo<br />

onedelmoedig denkt ?<br />

Hier over traden wy in een wydloopig ge-<br />

fprek. Ik wenschte en poogde u wel te ver-<br />

deedigen , doch daar dit , tusfchen Man en<br />

Vrouw, een zeer teder verfchilftuk was, en<br />

ik , volgens myne Grondbeginzels, dergelyk<br />

een Handel niet verdeedigen mag, waart gy<br />

welhaast de onderliggende Party.<br />

En-


( 255 )<br />

Enkel de verzekering, dat ik u, in andere<br />

opzigten als een edeldenkend Man kende,<br />

wrogt zo veel by haar uit, dat zy u niet ge­<br />

heel verachtede. Zy verzogt my teffens, dat<br />

ik, als uw Vriend zynde,u uit deezen Afgrond<br />

zou poogen te trekken.<br />

Gy werkt zo fferk, zei zy onder anderen ,<br />

ter bevordering van Recht en Billykheid, en<br />

zoudt gy niet eene der Hoofdongerechtighee-<br />

den poogen te verhinderen ? Moeten dan<br />

Ferdinand alle onheilen treffen? — Verdient<br />

de goedheid, die hy zyne Gade betoont, en<br />

ongetwyffeld groot is, dan niet, dat zv hem<br />

getrouw blyve? Zyn dan de Godlyke en mensch-<br />

lyke Wetten zo weinig het Onderwerp der ge­<br />

dagten van deeze Vrouw? Eene verftandige<br />

vermaaning zou haar mooglyk verbeteren. Ik<br />

zal aan haar fchry ven. Ik zal zien., of ik geen-<br />

vonkje van edelaartigheid in haar hart kan op­<br />

wekken. Gy, myn Waarde! Schry'f aan den<br />

Ritmeester. Zoek hem flegts van daar te kry-<br />

gen. Zeg hem, dat hy hier kome, en hier zo<br />

lang blyve , tot dat zyne ftrafbaare minne­<br />

gloed zal verkoeld weezen ! —<br />

Ik beloofde haar zulks , en houd ook myn<br />

woord, en bid u derhalven, om voor eenigeu<br />

tyd


( 256 )<br />

tyd dien Oord te verlaaten , dan zult gy ook<br />

die Vrouw vergeeten. 't Is onmooglyk, dat gy<br />

niet wenfchen zoudt, om allengskens deeze on­<br />

gerechtigheid uit uw hart weg te doen.<br />

Bedenk zelf, wat de M ;n, wanneer hy ag-<br />

ter de gefchiedenis van zyne Vrouw ko'iie, dat<br />

ligtlyk gebeuren kan, denken moet, dat haar<br />

voorige'Minnaar zo digte by haar is' H 't eerfte<br />

kan hy niet veranderen , het gepleegd bedrog<br />

moet hy zig getrooften, doch het Iaatfte moet<br />

verdenking baaren,en hem tot wraak aanfpooren.<br />

. Kom derhalven tot ons! Wy zullen u als<br />

een Vriend ontvangen, en gy zult zien, dat gy<br />

met welmeenende harten te doen hebt. Myne<br />

Louiza belooft, u geene verwyten te zullen<br />

doen, over het .voorleedene, en u te zullen<br />

danken daarvoor, dat gy tot de deugd en der-<br />

zelver zegeningen wederkeert.<br />

Ik ben, enz.<br />

WURM.<br />

ZEVEN-


2L<br />

( 257 )<br />

ZEVEN EN VEERTIGSTE BRIEF<br />

Lotje aan Maria.<br />

't Is waar, uw Brief is een ganfche klaagzang.<br />

Ik heb het u immers altoos aangezien, dat gy<br />

iets zwaarmoedigs in uw geitel hebt, en zulke<br />

Luiden zyn niet zeer gefchikt, voor den kring<br />

in welken gy u geplaatst vindt. De ftroom der<br />

vermaaken heeft u flegts te fterk medegefleept,<br />

anders waart gy reeds voor lange op dezelfde<br />

gedagten gekomen , waarmede gy nu rond­<br />

dwaalt. De ftilte in welke gy leeft, de geduu-<br />

rjge eenzaamheid , het herdenken uwer om-<br />

ftandigheeden ! Ziedaar de oorzaaken van<br />

uwe verandering.<br />

Dat deeze verandering niet daadlyk ftand<br />

greep , hebt gy San uwe dweepende denkbeel-<br />

\ den te wyten. Gy wilde nu deugdzaam wor­<br />

den. Deeze gedagte hield u niet flegts bezig,<br />

° maar, vermits gy de vermaaken tot walgens toe<br />

genooten hebt behaagde zy u, en gy hieldt<br />

uwe verbetering zo lang voor weezenlyk, tot<br />

R dat


( 258 )<br />

dat uwe oude aandoeningen weder terug keer­<br />

den.<br />

Heden zyt gy het, doch vermits gy geene ge><br />

noegzaame afwending hebt, en nog altoos de<br />

ingebeelde begrippen van deugd aankleeft, die<br />

gy echter zo fpoedig in ftaat zyt te overtree-<br />

den, zo dra het waar gevoel weder zyne voorige<br />

plaats inneemt, kunt gy de vreugd niet geheel<br />

genieten. Voeg hier by de angftige verwag-<br />

ting van ontdekt te zullen worden, die niet wei­<br />

nig medewerkt, om u alles droevig af te fcbil-<br />

deren! en gy zult bevinden, dat het niet<br />

te verwonderen zy, dat gy zulke buijen hebt.<br />

Beur u derhalven óp, lief Wyf! die duifte-<br />

re Wolken zullen overdryven, en de helderfte<br />

Hemel zal, als voordeezen, u weder met alle<br />

zyne vefliefde zaligheeden toelacchen.<br />

Het is zeer goed, dat uw Man u, in deeze<br />

critique oogenblikken, voor eenigen tyd ver­<br />

laat, des te naauwer kunt gy acht geeven , op<br />

alles wat aan hem gezonden word. Laat geen<br />

Brief of Briefje onopgebrooken of ongelee,<br />

zen f dan kan het niet misfen , of gy moet alles<br />

te weeten komen. Mooglyk hebt gy zulks in 't<br />

geheel niet noodig.<br />

Be Moeder van den Graaf heeft Marianne<br />

werk-


( 259 )<br />

werklyk by zig genoomen. Men wil dat zy een<br />

Brief gefchreeven zou hebben , die dit befluit<br />

der Gravin te wege gébragt heeft. Wy zullen<br />

zekerlyk in denzelven niet al te fraai afge-<br />

fchilderd zyn geworden. Ik heb moeiten ge­<br />

daan om den Brief te bekomen. Ik hoop het<br />

en zal hem u dan toezenden.<br />

De Gravin merkt haar in de daad aan als haar<br />

Dogter ; zy neemt ze mede op alle Gezelfchap-<br />

pen. Men beweert, dat zy eene Freule zy.<br />

Zie eens, wat men met gezonde Kinderen<br />

niet al doen kan! — Frederik fchryft my ook,<br />

om hier of daar een adelyken Stamboom op te<br />

fcharrelen, of zo het niet anders weezen kan,<br />

my te laaten Adelen, doch ik zal .zulks wel<br />

laaten. Ik heb my vastlyk voorgenomen, om, i<br />

zo als ik ben, als de Egfgenoote van Fett te*<br />

verfchynen, in fpyt van al die Adelyke kop.<br />

pen!<br />

De Graaf B**; de Held van Marianne,heeft<br />

intusfchen zig op reis moeten begeeven, en<br />

zal zo lang uitblyven, tot dat de ouderdom van<br />

haar geflagt beweezen zal zyn. Zyne Vrouw<br />

Moeder heeft hem te teder lief, dan dat zy<br />

hem het deugdzaam Voorwerp zyner Liefde<br />

ontzeggen zou! Waarom denkt de Mama van<br />

R 2<br />

myn


( 260 )<br />

-myn Frederik niet eveneens zo ? Ik heb my im­<br />

mers ook meesterlyk in een Engel des Lichts<br />

weeteu te herfchcppep?<br />

Myn verblyf hier te Berlyn zal niet lang<br />

meer zyir. Ik heb voorgenomen om den Heer<br />

Frederik te. befpieden. Ik reis naar de Vorst-<br />

lyke Rcfidentieplaats, en zal my aldaar, als<br />

•een Edelman, onder een bedekten Naam,ge-<br />

duurende den Winter „ophouden. Ter gelee-<br />

ge.nheid van het Huuwlyk van den jongen Prins,<br />

zullen er veele vreugdbedryven plaats hebben,<br />

waarby men den Vreemdeling den toegang niet<br />

ontzeggen zal. Ik zal myn Frederik aldaar in<br />

't oog houden, en zyn ganfche bedryf gade<br />

flaan.<br />

Ik heb.van een Ameiïkaansch Officier, voor<br />

een klein gunstbewys, waarvan myn Frederik<br />

niets te weeten komt, de vryheid en Patent<br />

-gekreegen, om my van zyn Naam te mogen<br />

bedienen. Niemand kent hem daar, dus heb<br />

ik er niets te vreezen.<br />

De zorgvuldigheid der Moeder , om den-<br />

jongen Heer de eene fchoonheid ha de andere<br />

toetevoeren, maakt ten minfte de vrees in my<br />

wakker , dat hy mooglyk my ontfutzeld zou<br />

kunnen warden: doch zo ik daarvan iets in 't<br />

minst


C 261 )<br />

minst gewaar worde, zal ik zekerlyk" te voor-<br />

fchyn treeden, en geen klein gerugt maaken]<br />

Ik verbeeld het my nog altoos, dat my nog<br />

eene groote omwending voor de deur ftaat! —<br />

ik zie dezelve met genoegen te gemoete , want<br />

zulk een Heroïque rol te fpeelen valt recht in<br />

myn fmaak.<br />

Wanneer dit Plan my niet voor den Geest<br />

zweefde, kwam ik zekerlyk by u, Maria! en<br />

hielp uwe zaak ten einde brengen. Gy zyt<br />

my zo na, als ik my zelve ben. Door lang-<br />

duurige kennis, en innerlyke vriendfchap zyn<br />

wy meer Zusters geworden, dan men het door<br />

bloedverwantfchap immer zyn kan.<br />

Dit beloof ik u. Gaat uw.zaak kwalyk; fcheidt<br />

uw Man zig van u; zyt gy verhaten , en ben<br />

ik Rezitfter van myn Naam en Rechten , dan zal<br />

ik u tot my neemen, en allen, die in mynen<br />

huize uit en ingaan , zullen u , in weerwil uwer<br />

Gefchiedenis, vcreerengelyk als my, — en,—<br />

wanneer zulks mooglyk zy, -—- dan zult gy<br />

een gelukkig leeven leiden. Verlaat u op dee­<br />

ze beloften !<br />

Ik ben enz.<br />

LOTJE.<br />

R 3 AGT


C 252 )<br />

AG T EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />

Marianne aan de Gravin van B**,<br />

Genadige Gravin I<br />

G y hebt tot my gezonden, en my verfchei-<br />

den vraagen laaten doen , waarop ik u niet dan<br />

fcbriftlykkan antwoorden. Mondling den Bren­<br />

ger het een en ander te zeggen, was , zo als na­<br />

der uit myn Brief zal blyken, onmooglyk.<br />

Gy verlangt te weeten, hoe ik kennis aan uw<br />

Zoon gekreegen heb? Of ik hem beminne?<br />

of hy my bemint? en of, het gene hy van my<br />

zegt, de waarheid zy? Of ik deugdzaam<br />

ben ? en of ik niet tot dat foort van weezens<br />

behoore, onder welken men my,zonder eenig<br />

bedenken, gelieft te plaatzen ?<br />

Om u op alle deeze vraagen, ingevolge my­<br />

ne oprechtheid, te kunnen antwoorden, moet<br />

ik u myne geheele ongelukkige Gefchiedeni s<br />

vernaaien. Ik bid u, genadige Gravin ! Lees<br />

dezelve met geduld, en zonder verbittering te­<br />

gen


C 263 )<br />

gen derzei ver Schryffter, en gy zult ontwaa-<br />

ren , dat zy onfchuldig is, en geenzins den<br />

naam verdient, dien men haar nageeft.<br />

Wilt gy echter myne Lotgevallen niet dan<br />

met partydigheid leezen, en geen geloof flaan<br />

aan het gene de onöpgefmukte Waarheid u<br />

onder het oog* zal brengen ! leg dan liever dee.<br />

zen Brief uit uw hand ! Veroordeel my liever<br />

ongehoord, dan dat gy myne verdeediging voor<br />

een verdigtzel zoudt houden ! Vergeet dan eene<br />

Ongelukkige, die uwen Zoon nietgezogt heeft,<br />

maar die, door hem gezogt zynde, hem bemin-<br />

lyk vond; hem beminde, en, ingevalle zy van<br />

hem mogt worden afgefcheiden, hem evenwel<br />

zal blyven beminnen.<br />

Maar hoe kan ik zulks van de Moeder des<br />

ïdelften Jongelings gelooven, die zo groot­<br />

moedig my behandelde, en als even zo groot­<br />

moedig my de Moeder afmaalde?<br />

De Naam van Moeder, genadige Gravin ! is<br />

ahoos dierbaar aan myn hart geweest, offchoon<br />

ik geene kennis draag van haar, die my het<br />

leeven gefchonken heeft; doch zy betoonde my<br />

eene zuivere moederlyke Liefde , zy, die my ,<br />

eene arme verlaatene Wees, opnam, opvoedde,<br />

en my ten moeder werd !<br />

R 4 Ja!


( 2Ö4 )<br />

Ja ! eerbiedwaardige Moeder van eenen ede­<br />

len Zoon ! Ik had nimmer het geluk, van my­<br />

ne Ouders te kennen: die myner aangenomen<br />

hebben, hield ik er voor, en beminde ze als<br />

de zodaanigen. Eerst toen ik wist , wat de<br />

naamen Vader en Moeder betekenden,verftond<br />

ik van hen , dat zy het van my niet warend Ik<br />

gaf myne traanen den vryen loop ! niet zo<br />

zeer, om dat ik myne natuurlyke Ouders ver­<br />

looren had, als wel, om dat ik er hen niet<br />

meer voor houden kon, die ik zo gaarne, met<br />

zo veel liefde en eerbied er tot dus verre voor<br />

gehouden had. Toen zy my verzekerden , dat<br />

ik hen zo waardig was als eene Dogter, en<br />

zy my in 't vervolg wilden blyven beminnen,<br />

ftelde ik my te vreeden, en fleet by hen nog<br />

eenige jaaren, in eene ongeftoorde rust! —<br />

Jaaren, die ik nooit, des ben ik maar<br />

al te wel verzekerd, weder beleeven zal,<br />

al ware het, dat myn Lot my zo gunftig aan­<br />

lachte, als in den beginne.<br />

Ik was by deeze myne aangenomen Ouders ge.<br />

bragt geworden , door een Soldaat, die my<br />

weenende en alleen in een wieg liggende vond,<br />

na het leveren van een bloedigen flag; deeze<br />

Man, medelyden met my krygende en vreezen-<br />

de'


( 265 )<br />

de, dat ik het Offer der barbaarfche woede<br />

mogt worden, redde my uit de kaaken des drei-<br />

genden gevaars.<br />

Myn Gevader was Prediker van een klein<br />

Dorp : het lag niet verre van het Slagveld. Na<br />

dien tyd heeft hy my dikwils derwaards gevoerd<br />

en aldaar my dan erinnerende, dat myne Ou­<br />

ders naar alle waarfchynlykheid alhier het einde<br />

haares Ieevens gevonden hadden ! . eene<br />

erinnering, die my zekerlyk zeer fmartlyk viel,<br />

doch die hy echter noodzaaklyk keurde; dewyl,<br />

zei hy , dezelve my aan den dood zou doen ge.<br />

denken, wanneer ik gevaar liep, om van het<br />

Pad der Deugd afted waaien.<br />

Vergeef het my, genadige Gravin ! indien<br />

ik te breedvoerig worde! ik'moet zulks<br />

zyn, ten einde my onkunstig en onöpgefmukt<br />

aan u voor te Hellen. Deeze waarfchuuwing is<br />

niet te vergeefsch geweest! Zy heeft my<br />

menigmaal .behouden, wanneer ik gevaar liep<br />

van te wankelen.<br />

De goede Grysaart en zyne Gade ftierven op<br />

eenen dag. Zyne müddaadigbeid, vooral om­<br />

trent my, had hem, in het laatst zyns Ieevens,<br />

eenige kleine fchulden doen maaken, die ter<br />

naauwernood uit zyne nalaatenfchap konden<br />

R 5 • be-


( 266 )<br />

betaald worden. Ik gaf alles wat ik had, op<br />

eenig linnen na , om de kosten voor hunne be-<br />

graaffenis goed te maaken; ik Hortte kinderly-<br />

ke traanen, traanen van liefde en dankbaar­<br />

heid op hun graf, en toog,my op God en myn<br />

goed hart verlaatende, naar Berlyn op weg;<br />

wyl ik dikwils had hooren zeggen , dat men,<br />

met het geen ik geleerd had, door de gehecle<br />

Waereld kon te regt geraaken.<br />

Van dit middel moest ik my wel bedienen ,<br />

want op 'tganfcheDorp was niemand, die my­<br />

ner zig zou aangetrokken hebben , vermits<br />

myn Gevader, door zyne geftrengheid , waar­<br />

mede hy dezeden in teugel hield, er algemeen<br />

gehaat was.<br />

i Ik kwam dus, zonder aan iemand kennis te<br />

hebben, herwaards: myne eerfte zorg was te<br />

verneemen, of er geene diensten open waren.<br />

Ik verftond zeer veele handwerken, fprak<br />

Fransch, en fpeelde de Klavier ;'denkende dat<br />

men my overal ,waar menmy noodig had ,met<br />

open armen ontvangen zou.<br />

Men wees my naar eene ongehuuwde Dame,<br />

die naar een Kamermeisje zogt. Ik ging er­<br />

heen. Men liet my zitten;,vroeg naar myne<br />

Gcfchiedenis; en toen ik deeze verhaald, en<br />

• al-


( 26"7 )<br />

alles fchoon uitgefprooken had, zei men my,<br />

dat ik te veel wist voor een Kamermeisje, en<br />

dat men my op dien voet niet gebruiken kon.<br />

Ik ftond op 't punt om te weenen, want nim­<br />

mer had ik gedagt, dat men tot het een of an-<br />

eer te veel kon weeten. Men voorkwam ech­<br />

ter myne mismoedigheid. De Dame zei ver­<br />

volgens, dat zy van haar gering vermogen , op<br />

een burgerlyken voet leefde; zy moest even-<br />

vel , om dit vol te houden, zelf met haarer<br />

handen arbeid het een en ander er by verdie­<br />

nen : Indien ik nu by haar en haar Zuster bly­<br />

ven en haar helpen wilde, dan kon ik verze­<br />

kerd weezen van geen gebrek te zullen lyden;<br />

want handwerken van allerlei foort waren fterk<br />

by haar gezogt.<br />

Deezen Voorflag nam ik met veel blydfchap<br />

aan. Ik wilde de hand van deezen myn Be-<br />

fchermëngei kusfchen; doch zykwam my voor;<br />

omarmde my met de grootfte vertrouwlykheid,<br />

en greep my by de hand, om my by haar Zus­<br />

ter , zo ze zei, te geleiden. Zy bood my haar<br />

aan, zeggende, dat zy eene medearbeidfter be­<br />

komen had, die zeer bekwaam was, en zeker­<br />

lyk haar fortuin hier maaken zou.<br />

Ik geloofde haar op haar woord. Wat wist<br />

ik,


(•268 )<br />

ik, arm fchaap , waarheen ik gevoerd was, of<br />

welk handwerk deeze Vrouwen dreeven. Ik<br />

had even weinig argdenken, toen er des na-<br />

demiddags twee Heeren, den een van welken<br />

men Ritmeester, en den anderen Baron noem­<br />

den , tot ons kwamen. De plaats van waar ik<br />

kwam, was alleen door Boeren bewoond, dus<br />

kwamen er ook niet anders in ons huis : hier<br />

vond ik een Stad, en in een Stad, had ik nog<br />

nooit geweest. De Heeren gedroegen zig zeer<br />

zedig: de Ritmeester, die een geruimen tyd in<br />

flilte met Maria, dat is de eerfte Dame waar<br />

mede ik fprak, gefproken had, was zeer treu­<br />

rig , en Maria zag ik in 't heimlyk traanen<br />

Horten. Men verzogt my op de Klavier te wil­<br />

len fpeelen; ik deed zulks, en zong erby,—<br />

en men prees my daar over zo zeer., dat ik be-<br />

fchaamd wierd.<br />

Den volgenden dag ontving ik van myne<br />

twee Heeren, want daarvoor hield ik henge­<br />

lere kleederen dan de mynen waren,welken my<br />

by uitftek wel (tonden. Des nademiddags kwa­<br />

men die twee Heeren andermaal weder, en brag-<br />

ten uwen Zoon met zig.<br />

Ik beken gaarne, genadige Gravin ! den eer­<br />

ften oogopilag, die ik op hem deed, joeg my<br />

een


( 269 )<br />

een blos op 't aangezigt, en een vuur door alle<br />

myne aderen. Allen , die er by tegenwoordig<br />

warén , fcheenen zulks optemerken, en dit<br />

maakte my nog verwarder, dan ik reeds was.<br />

Ik moest fpeelen. Ik fpeelde, doch flegt;en<br />

zong nog flegter.<br />

Uw Zoon fprak veel met my; de byzondere<br />

aandoening, die ik in my ontwaarde, verhin­<br />

derde my niet, om hem taamlyk goed te be-<br />

fcheiden. Myn Gevader had my een weinig in<br />

de menschkunde onderweezen.<br />

'Wy waren in een vry ernftig Gefprek,toen<br />

ik bemerkte, dat wy ons alleen bevonden. Ik<br />

gaf hierover myne verwondering te kennen.<br />

Is het my geoorloofd, vroeg de Graaf, om<br />

u , op myn beurt, myne verwondering over<br />

iets anders te kennen te geeven ?<br />

ik verzogt hem te willen fpreeken.<br />

Dan verwondert het my zeer, antwoordde<br />

hy , dat ik, by de Grondbeginzels, welken ik<br />

by u ontdek, u in dit huis vindeL<br />

In dit Huis? Hoe meent gy dat? .<br />

Ik ben in de noodzaake, om met myne han­<br />

den te arbeiden , vermits ik geene middelen<br />

bezitte!<br />

Gy weet dus nietwaar ge zyt!arm fchepzel!<br />

Ik


1270')<br />

Ik weet anders niet, Heer Graaf! dan dat ik<br />

In Berlyn ben. Ik gevoelde een zekeren angst,<br />

wat dit doch weezen mogt, zonder het echter<br />

te kunnen gisfen. Ik bad hem, my nader ver­<br />

klaaring te willen geeven,<br />

Zulks is my thans onmooglyk, antwoordde<br />

hy , doch ik zal het gewislyk eens doen :<br />

maar wilt gy my wel iets Jbelooven, Marianne?<br />

Zeer gaarne, indien ik het volbrengen kan.<br />

Het beftaat hierin , dat gy tegen niemand iets<br />

van ons Gefprek laat blyken! Ik daarentegen<br />

beloof u , morgen zo veel te zullen zeggen, dat<br />

gy te vreeden zult Weezen.<br />

Ik had reeds zo veel vertrouwen in hem ge­<br />

fteld , dat ik hem ten tweedemaale myn verzoek<br />

niet dorst voordraagen.<br />

Hy vertrok. Des avonds weende Maria zeer:<br />

haar zogenaamde Zuster Lotje poogde haar wel<br />

op te beuren, doch te vergeefsch. De oor­<br />

zaak daarvan kon ik echter niet ontdekken.'<br />

Slegts eenmaal zei Lotje : Wanneer gy die gril­<br />

len niet uit het hoofd wilt zetten, Maria! dan<br />

is er geen raaden aan u. De andere verzogt<br />

haar, om er geen woord meer van te reppen;<br />

dus vernam ik er eerder niets van, dan den<br />

volgenden morgen, toen Lotje my te kennen<br />

gaf,'


( 271 )<br />

gaf, dat Maria zig op reis begeeven had, eri<br />

misfehien nooit weder zou komen.<br />

Dit deed zodaanig eene uitwerking op my,<br />

dat ik weende, want deeze Maria had my met zo<br />

veel goedhartigheid aangenomen, en was over<br />

't algemeen veel zagter van humeur dan Lotje.<br />

Ik geloof tot op dit oogenblik, dat, hoe flegt<br />

haar gedrag ook ware, zy evenwel een goed<br />

hart bezat, dat mooglyk niet onvatbaar voor<br />

verbetering was. Lotje prees my, dat ik zo<br />

medegaande ware, en ik verzogt haar, die goed­<br />

heid my te willen blyven betoonen, welke Ma­<br />

ria my beweezen had.<br />

Dwaas Meisje ! antwoordde ze my, gy zyt<br />

myne Zuster, in de plaats van Maria, en eer­<br />

lang zult gy my niet meer noodig hebben.<br />

Dit maakte my ten eerften niet weinig op­<br />

merkzaam.<br />

Uw beminlyke Zoon kwam met de twee an­<br />

dere Heeren te rug. De Ritmeester, die, naar<br />

Maria vraagende, haar vertrek vernam, ging<br />

weenende weg. De Baron gaf zig bezigheid<br />

met Lotje, en uw Zoon vervoegde zig tot my.<br />

Indien ik, zei hy, den uitleg van zyn Raad-<br />

zei van gilleren wilde hooren , dan moest ik<br />

hem in het Kabinetje volgen. Daadlyk ftond<br />

ik


( 272 )<br />

ik op ; bood hem myne hand eri ging met<br />

hem.<br />

Kind! zei hy tegen my, bereid u, om iets<br />

te hooren, 't geen u zekerlyk niet aangenaam<br />

zal zyn! Beloof my, bedaard te zullen blyven,<br />

en uwe aandoening te maatigen. Ik beloofde<br />

hem dit, doch zidderde teffens.<br />

Gy zyt by Vrouwluiden , vervolgde hy, die<br />

zig openlyk der wellust hebben toegewyd: 't<br />

is waar, wel niet van de gemeende flag, even­<br />

wel zo openbaar, dat elk, die by haar woont,<br />

voor haar's gelyken gegroet word,en haar goe­<br />

den naam verliest.<br />

In dit oogenblik verfpreiddé zig een Licht<br />

over alles, wat ik gezien en gehoord had. He­<br />

den verftond ik de meening van myns Vaders<br />

waarfchuuwingen, waarmede hy my op het hart<br />

drukte: Dat een Meisje bloot ftond voor dui­<br />

zenderlei verleidingen, en nimmer genoeg op<br />

haare hoede kon weezen.<br />

Ik had met dat alles het hart niet, om den<br />

Graaf op het eerfte woord te gelooven, dat<br />

Maria en Lotje foortgelyke Schepzels waren.<br />

Ik gaf hem myne twyffel deswegens te kennen.<br />

En wat zou ik er aan hebben, antwoordde<br />

hy, dat ik u bedroog, Marianne? Men<br />

heeft


( 273 )<br />

heeft my voor u opgezogt. Van uwe Gefchie-<br />

denis had men my niets gemeld, maar men<br />

heeft u aan my voorgefteld, als een Perzoon,<br />

die geen andere leevenswys overfchoot dan<br />

deezen. Elk ander dan ik, lief Meisje! zou<br />

gebruikt gemaakt hebben van uwe onnozel­<br />

heid en u verleid hebben. Nimmer, hoe zeer<br />

ook daar toe aangezogt! heb ik dergelyke we­<br />

gen ingeflagen. Ik ben tegen myn genoegen<br />

medegegaan , met de Heeren, welken my by u<br />

gebragt hebben : doch toen ik u zag, ont­<br />

waarde ik, dat ik u beminnen kon, en ik be­<br />

klaagde uwe beftemming. Ik befchouwde u<br />

niet als onfchuldig, en poogde u te rug te bren­<br />

gen van het pad 't welk gy infloegt.. Ik vond<br />

v. echter onfchuldig, en begeerde uw Verlei­<br />

der niet te weezen. Houd u derhalven, ver­<br />

mits het onmooglyk is, om , zonder opfpraak,<br />

van hier te geraaken , gerust en lydelyk : en,<br />

indien u 'zulks mooglyk zy, fpreek het niet te­<br />

gen, wanneer men u eene geheime verftand-<br />

honding met my poogt optedringen. Dit is<br />

de eenige weg, om u uwe twyffdingen te be-<br />

neemen ! Eerlang zult gy ten vollen over­<br />

tuigd weezen.<br />

Een traanenvloed was myn eerfte antwoord.<br />

S Ik


( 274 )<br />

Ik geloofde dat zyn gezegden de waarheid wa-<br />

ren, want ik was overtuigd van de braafheid<br />

van den Graaf. Ik wierp my aan .zyne voe­<br />

ten, biddendé: Om Gods wil, Graaf 1 breng<br />

my toch ten eerften uit dit huis!<br />

Dat kan niet zyn! antwoordde hy, gy moet<br />

heden een Masker aanneemen, indien gy het<br />

ontkomen wilt. De eerfte pooging om u van<br />

hier te vervoeren, moet het voorwendzel zyn,<br />

als of ik u wilde onderhouden. Doe ik dat<br />

niet, dan' zal Lotje zig alle moeiten getroos­<br />

ten , om u ongelukkig te maaken; want zy<br />

kan geene deugdzaame neffens zig dulden !<br />

en wat zult gy, zwak Meisje! tegen uwe meer­<br />

dere vermogen ? Verlaat u op myn woord<br />

van eer! ik zoek een woonplaats voor u ><br />

waar gy zeker en buiten allen opfpraak leeven<br />

kunt.<br />

Ik moest my aan hem overgeeven; want<br />

wat kon ik doen ? Elke gedagte deed my, in<br />

dit huis, voor myn Noodlot fidderen. Ook had<br />

'uw beminnenswaardige Zoon zig reeds in myn<br />

hart gevestigd. Ik kon hem al niet meer aan­<br />

zien , zonder dat myn bloed te fneller werd<br />

rondgevoerd.<br />

Ik keerde met hem tot het gezelfchap te rug,<br />

't welk


( 275 )<br />

't welk door den Heer Ritmeester was vermeerderd<br />

geworden.<br />

Lotje vroeg my , eenigzins onbefchoft, of<br />

de Graaf niet een beminlyk Mansperzoon was?<br />

Dit perste my de trainen uit de oogen, ik be<br />

floot er uit, dat de gehouden onderhandeling<br />

my reeds verdagt gemaakt had. Zy voer op<br />

den zelfden trant voort: ik kon het niet lan­<br />

ger verdraagen , maar ging fchreiende naar myn<br />

Kamer, en was nu volkomen overtuigd.<br />

Den ganfchen nagt had ik al weenende door-<br />

gebragt, en zag er zeer onpaslyk uit. Uw<br />

Zoon kwam en verfchrikte. Wat fcheelt u,<br />

Marianne? vroeg hy. Ik heb een flegten nagt<br />

gehad, antwoordde ik hem, en zo ik er nog<br />

eenen onder dit dak moet doorbrengen , dan<br />

geloof ik, het niet te zullen kunnen uithou­<br />

den. Red my, Edelmoedige ziel! en ik zal u<br />

dankbaar zyn !<br />

Hy deelde my daarop de verheugende ty­<br />

ding mede, dat hy, in een onbefproken huis,<br />

een Kamer gehuurd, en Lotje reeds gezegd had,<br />

dat hy my medeneemen zou.<br />

't Was een mocilyk oogenblik voor my , toen<br />

ik van Lotje affcheid neemen moest. Ik be­<br />

dankte haar voor de verleende Huisvesting,<br />

S 2 doch


•( 276 )<br />

doch kon niet naarlaaten er by te voegen , dat<br />

ik haar gedrag tegen my, op gisteren gehou­<br />

den met goed kon keuren.<br />

Dwaazinnetje! zei zy, voor het Gezelfchap<br />

had gy niet behoeven te veinzen. Ik wensch<br />

u van ganfcher harte, dat gy met den Graaf ge"<br />

lukkig moogt zyn!<br />

Ik werd zo rood als bloed, en ftond vaar­<br />

dig om te antwoordden, toen de Graaf my de<br />

hand drukte. Ik begreep, wat hy zeggen wil­<br />

de, en zweeg. Hy geleidde my naar een Ry-<br />

tuig, en bragt my in myne tegenwoordige woo­<br />

ning.<br />

Ik verbaasde toen ik er binnentrad. Is dat<br />

myne wooning? vroeg ik.<br />

Ja! Mejufvrouw!<br />

O! dan handelt gy niet.'oprechtlyk met my:<br />

antwoordde ik weenende. Waarvan zal ik<br />

zulk eene kostlyke wooning betaalen. Een arm<br />

Meisje , dat van den arbeid haarer handen lee­<br />

ven moet, kan zo veel niet opbrengen.<br />

Heb ik niet beloofd, viel hy my in , voor u<br />

te zullen zorgen ? Houdt gy my van een liegt<br />

oogmerk verdagt? Gy zult myn Zuster wee­<br />

zen , zo lang gy zelf begeert. Ik ontken niet,<br />

dat ik u vuuriglyk beminne! maar ik begeer<br />

myn


C 277 )<br />

myn goede daad, door geen flegte handeling<br />

te verduideren. Ik ben ryk, Marianne! en gy<br />

zyt arm. Wat kan ik nu beter doen, dan het<br />

evenwigt bewaaren , dat de Hemel onder de<br />

Menfchen hebben wil ; en daardoor de on-<br />

rechtvaardigheeden van het Noodlot vergoe­<br />

den ? Het eerfte woord, Marianne! dat de<br />

paaien der eerbaarheid zal te buiten gaan, en<br />

gy van my hooren zult, geeft u het recht, om<br />

my voor altoos uwe tegenwoordigheid te ont­<br />

zeggen, O Marianne! bemint gy my ten min­<br />

ften zo veel niet, om myner eerlykheids wil,<br />

dat gymy vergunt, de zorg voor uwe nood-<br />

wendigheeden op my te neemen? •<br />

Helaas ! genadige Gravin ! ik was deeze zoe­<br />

te woorden, dit verzoeken geheel ongewoon.<br />

Het doorfneed my het hart, en ik zou hem dit<br />

hebben toegedaan, al ware het, dat ik hem<br />

niet bemind had. Hy lag aan myne Voeten,<br />

en was de fchoonde Jongeling, dien ik immer<br />

aanfchouwde. Hy beminde my, zei hy!<br />

en ik gevoelde maar al te wel, dat ik in 't zelf­<br />

de geval was, fchoon ik toen de Liefde nog<br />

niet kende. Ik verzogt hem op te daan , en<br />

deeze befchaamdmaakende houding, tegen een<br />

verlaaten, arm, ouderloos Meisje, niet weder<br />

S 3 aan


(•278 )<br />

aan teneemen. Ik verzogt hem vervolgens naast<br />

my neder te zitten, en my te hooren,<br />

Ik geloof, zei ik tegen hem, dat gy my be-<br />

mint; uw openhartig gelaat en edel bedryfbe-<br />

wyst iny, dat gy geene onedele inzigten hebt.<br />

Ik beken u insgelyks , dat ik u beminne I dat<br />

ik een gevoel in my ontwaare, 't welk ik nog<br />

nimmer ondervond. Maar de Afftand tusfehen<br />

ons beiden is te groot, dan dat we immer dur­<br />

ven denken , om die Liefde aantekweeken.<br />

En in deeze geftalte van zaaken , Heer Graaf!<br />

mag ik niets van u aanneemen; want in dieom-<br />

ftandigheeden zou het geene verbetering ver-<br />

oorzaaken, uit welken gy my gered hebt. In­<br />

dien gy my niet uit myner handen arbeid myn<br />

beftaan doet vinden , dan zal ikzelf er een weg<br />

toe opfpooren; want wy zyn flegts in een ze­<br />

ker opzigt zwak; maar dan hebben wy moeds<br />

genoeg, om onze eere en deugd te verdeedigen.<br />

De Graaf werd eenigzins verleegen. Gy<br />

doet my ongelyk, Marianne!! en ik wil er u op<br />

ftaande voet van overtuigen. Hy belde , en er<br />

verfcheen eene Adelyke Dame.<br />

Mevrouw Dammer! zei hy, verklaar deeze<br />

Jufvrouw myne Verbindtenis en oogmerken,en<br />

verdeedig my!<br />

Me-


( 279 )<br />

Mevrouw Dummer nam my vriendlyk by de<br />

hand. Geloof niet, zei zy; met eene eerlyk-<br />

hcid , die haar geheele ziel voor my openleide;<br />

dat myn Huis gelyk is aan dat, hetwelk gy<br />

verlaaten hebt? De Graaf heeft my uwe treu­<br />

rige omftandigheeden toevertrouwd. Hy heeft<br />

my ter liefde van alle Onfchuld, gebeden, u<br />

aan teneemen en te redden. Ik deed zulks, met<br />

deeze hoop, dat gy u aan myne leiding zoiidt<br />

overgeeven , en flegts dit eene Onderhoud,<br />

buiten myne tegenwoordigheid, heb ik hem<br />

toegeftaan. In 't toekomende zal hy u niet,<br />

dan in myn byzyn , zien. Ik vertrouw dat hy<br />

zyn woord houden, en u naar vcreisch ver­<br />

zorgen zal.<br />

Ik heb geen mistrouwen in 't minst in alles<br />

wat gy my zegt, Mevrouw! Uwe aanbieding<br />

is te edelmoedig, dan dat ik dezelve zou af-<br />

flaan. Ik maakte gebruik van de goede ge­<br />

neigdheid van den Graaf, om dat ik byftand<br />

noodig had. Ik bedankte hem deswegens als<br />

een Zuster. Zyn onderhoud neem ik niet aan,<br />

vermits ik arbeiden kan ; arbeiden moet, en<br />

den arbeid ontwennen zou, ingevalle ik een<br />

tyd lang ledig was. Wilt gy my in uw dienst,<br />

of als gezelfchapsjufvrouw by u neemen, dan<br />

S 4 is


( 28o )<br />

. is 't wel; ik zal by u blyven, en myn arbeid<br />

zal my ligt zo veel opleveren, als ik noodig<br />

heb tot myn leevensönderhoud. Kan dit niet<br />

weezen, dan moet ik u verlaaten, en my elders<br />

zien een dienst te bezorgen.<br />

Gy zyt wreed! viel de Graaf my hier in de<br />

reden, maar vergun my ten minften deeze uwe<br />

wreedheid paaien te zetten. Ik ben te vree­<br />

den , dat gy u van uwen arbeid geneert. Me­<br />

vrouw Dummer zal zorg draagen, dat het u aan<br />

geen werk ontbreekt: beloof my flegts, dat gy<br />

deeze wooning een jaar lang zult behouden,<br />

vermits ik dezelve gehuurd heb: dan zal alles<br />

verder aan uwen wil verbleeven worden.<br />

O genadige Gravin '. uw Zoon verzogt dit<br />

met zo veel aandrang en minzaamheid, dat het<br />

my onmooglyk ware, hem zulks te weigeren.<br />

Ik beloofde hem dan dit, en beloofde hem<br />

teffens myn ongeluk: want hoe konde ik hem,<br />

in wiens huis ik my bevond, den toegang tot<br />

my ontzeggen? • Ik zag hem daaglyks, en<br />

ik bevond my niet in ftaat, om hem te zeg­<br />

gen, dat hy niet meer komen moest, fchoon<br />

ik de noodzaaklykheid gevoelde, van dit'te<br />

moeten doen. •<br />

Ik zag of fprak hem nooit, dan in de tegen-<br />

"woor-


( 281 )<br />

woordigbeid van Mevrouw Dummer; doch zy<br />

werd eerlang er aan gewoon ons van- de Lief­<br />

de te hooren fpreeken, en dikwils wanneer<br />

zy in 't heimlyk zugtte, en ik haar naar de<br />

reden vroeg, andwoorddef zy: Dat ik er de<br />

oorzaak van ware; dat zy onze zuiyere Lief­<br />

de beklaagde, om dat dezelve nimmer beloond<br />

kon worden.<br />

Myn God! hoefmartlyk viel my zulk eene<br />

aanmerking! ik was reeds niet meer beltand!<br />

ik bad haar dezelve niet verder uittebreiden!<br />

Ik had geen moeds genoeg om aan verlies te<br />

denken.<br />

Eens naast hem zittende; dronken van Lief.<br />

de en geen arg vermoedende; fchilderde hy<br />

my de toekomftige zaligheeden , met al de<br />

kleuren der Liefde! O hy fprak zo zielbeto-<br />

verende ! en myn hoofd lag op zynen<br />

Boezem gedrukt.<br />

Op eenmaal begon Mevrouw Dummer, vraa-<br />

gende: Maar, Heer Graaf! wat zal uw Moe.<br />

der zeggen, wanneer zy de zaak ontdekt?<br />

Dit was of er een zwaard door myn hart<br />

geftooken werd. Ik fprong op en zei: Gy<br />

hebt dan eene Moeder, Graaf? 0 my ongelukkige<br />

!<br />

Dat


( 282 )<br />

Dat moet gy niet zeggen ! voerde uw bemin­<br />

de Zoon my zeer ernftig te gemoet, wanneer<br />

gy aan myne Moeder gedenkt! —- Om haa-<br />

ren wil word geen Mensch ongelukkig. Ken­<br />

de gy die voortreflyke Vrouw, gy zoudt om<br />

haar geene zugten loozen !<br />

Ik weet niet hoe het bykwam, doch zyne<br />

woorden boezemden my op nieuw vertrou­<br />

wen in !<br />

Hoe zou ik anders heden ook zo vrymoe-<br />

dig aan u durven fchry ven ! Elk woord<br />

ligt my nog versch in het geheugen. Die<br />

voortreflyke Vrouw , denk ik, zal my niet<br />

verftooten ! Zal veelligt de onbezonnenheid<br />

van het Meisje vergeeven; zal voor 't minst<br />

haar niet haaten , want zy beminde fteeds uwen<br />

Zoon zuiver en onfchuldig.<br />

Aldus genadige Gravin ! is de Gefchiedenis<br />

myner Liefde. Gy ziet er uit, hoe zy in myn<br />

hart zig vestigde , zonder dat ik het byna<br />

wist. Deeze Liefde zal beftendig blyven, doch<br />

derzei ver voortduuring in myn binncnfte, is<br />

het eenigfte recht, dat ik begeer te doen gel­<br />

den. Dat ik u, uwen Zoon ontroofde, is<br />

zonder opzet gefchied, en zonder te weeten,<br />

dat ik hem en u daardoor benadeelde. Ben<br />

ik


( «83 )<br />

ik derhalven uwe Liefde onwaardig, vereer<br />

my voor 't minst dan met uw medelyden! Be-<br />

fchik gy zelve myn Lot! zegmy, wat ik doen<br />

moet! Bezorg my een ander verblyf.<br />

Ik zal den Man, dien ik onfchuldig bemin­<br />

de, en oneindig beminnenswaardig vond, ze­<br />

kerlyk nimmer vergeeten. — De gedagten ech­<br />

ter van hem afteftaan; en de zorg voor myn<br />

toekomftig beftaan, zullen voor my ten min­<br />

ften bezigheeden opleveren, die het hartzeer<br />

niet volkomen zullen toelaaten my te vertee­<br />

ren.<br />

Ik bid u enkel nog, de vryheid te hebben,<br />

om uw Zoon eene Moeder te moogen benyden,<br />

die voor hem zorgt; dat hy, doch myne<br />

traanen overweldigen my by deeze gedagten.<br />

Ik befluit, en beveel my u aan, als de on­<br />

gelukkige doch onfchuldige<br />

MARIANNE.<br />

Einde des Eersten Deels.


EN DEEZE<br />

HUUWLYKEN?-<br />

ZYN ZEKERLYK NIET IN<br />

D E N<br />

H E M E L<br />

GESLOOTEN,


WÊkm


Ut viel in ojfljma^fl,en niyn "Mi'oedeT' difcje^' my we^.


E N D E E Z E<br />

HUUWLYKEN?-<br />

ZYN ZEKERLYK NIET IN<br />

D E K<br />

H E M E L<br />

G E S L O O T E N .<br />

TWEEDE DEEL.<br />

EENE ORIGINEELE<br />

R O M A N .<br />

Uit het Hoogduitsdi.<br />

Met Platen.<br />

's G R AVENHA&E,<br />

% I S A A C V A N C L E E F ,<br />

MDCCLXXXYlir,


Ö1


EERSTE BRIEF.<br />

Ferdinand Wahler aan den A.lvokaat Stokberg.<br />

U w Brief heeft my geweldig aangedaan. Ik<br />

wist niet waar ik was, — wat ik doen moest,,<br />

toen ik hein geleezen had. By ongeluk was<br />

myn Vrouw er tegenwoordig: ik had echter<br />

nog bedaardheid genoeg, om my in te houden,<br />

en zulks was zeer wel van my gedaan. Ik gaf<br />

zeer naauwkeurig acht op haar, doch ik be-<br />

fpeurde niets anders aan haar, dan de gewoo-<br />

ne droefgeestigheid. Ik ging de Kamer uit, en<br />

liet den Ritmeester haaien. Ik riep al myne<br />

koelbloedigheid te hulp, ten einde geene on«<br />

gegronde verdenking aan den dag te leggen.<br />

Hy kwam ; Mk ontving hem gelyk anders,<br />

verzogt hem zig nedertezetten , en fprak gelyk<br />

een Vriend tegen zyn Vriend. Vriendlief! zei<br />

ik tegen hem, gy hebt, gelyk gy weet, door<br />

uwe verkeering, my zeer veel vermaak doen<br />

A 3 ge-


C 5 )<br />

genieten. Zelfs hebt gy eenigermaaten myne<br />

Ziel eene rust bezorgd , die my hoognoodig<br />

was, en waaraan ik fteeds wanhoopte, van<br />

ze te zullen erlangen; ik bedoel die, van my­<br />

ne Vrouw een Gezelfchap te hebben toege­<br />

voegd, dat haar voor myne koelheid enbuijen,<br />

door een vriendlyken omgang, fchadeloos Hal­<br />

len kan. Gy hebt gezien, dat ik deswegens<br />

niet ondankbaar was: by elke voegzaame ge-<br />

leegenheid heb ik u myne erkentenis en vriend-<br />

fchap betoond.<br />

De Ritmeester had tot dus verre met zeer<br />

veel opmerkzaamheid toegeluifterd. Heden<br />

viel hy my in de reden.<br />

Waartoe deeze wydloopige Inleiding! myn<br />

Vriend! zei hy met eene openhartige gulheid,<br />

die my teffens van zyne onfehuld overtuigde:<br />

Gy geeft zelf te kennen, dat wy eikanderen<br />

niet vréémd zyn, en echter flaat gy een mag-<br />

tigen omweg in, om my te zeggen, 't geen u<br />

op het hart ligt!<br />

Recht zo', recht zo! myn Waarde Vriend !<br />

en dus helder voor de vuist. Ik heb van de<br />

band van een goed Vriend', dat gy alles be-<br />

halven ryk zyt, doch, dat gy het zoudt kun­<br />

nen zyn. Uwe uitgaaven flemmen hier mede<br />

- nie-t


( 7 )<br />

niet overeen! denk niet, dan ik zulks om<br />

mynen wil zegge! neen! het is meer om<br />

uw zelfs wil. Zou myne Vrouw u ook dat<br />

Geld geleend hebben , waarover ik haar de<br />

vrye befchikking gelaaten heb ? niet dat<br />

ik h aar gedrag des wegens berispe, otn dat zy<br />

een Vriend hefpe, maar ik ben van gevoelen,<br />

dat gy behoort te begrypen, dat deeze Bron<br />

niet onuitpirtlyk zy, en uw Proces nog van<br />

zeer langen duur kan weezen!<br />

De Ritmeester haalde zeer bedaard zyn Brie­<br />

ventas voor den dag. Ik heb , zei hy, niets<br />

van uwe Vrouw geleend, alhoewel Zy het my<br />

heeft aangeboede». Zie hier de Brieven van<br />

myn Advokaat Wurm, die my het geld gegee­<br />

ven heeft. Uwe waarfchuuwing zal echter niet<br />

vrugtloos weezen. Ik zal gedagtig zyn, dat<br />

ook deeze Bron van mynen Vriend niet on-<br />

uitputlyk is. "t Is waar, dat ik een onmaatige<br />

zugt tot Verkwisting heb, doch van dit oogen­<br />

blik af, zal ik die zugt poogen te onderdruk­<br />

ken.<br />

Was dit niet edel van den Man gehandeld?<br />

Met des te grooter vrymoedrgheid ging ik nu<br />

tot het tweede, en veel tederer punt over.<br />

't Moet my, zei ik, tot een byzowcfer ver-<br />

A 4 maak


( e 3<br />

maak (trekken, dusdaanig een befluit by u te<br />

hebben doen gebooren worden, en in dat ge­<br />

val, ben ik ganschlyk tot uwen dienst. Maar<br />

nu iets anders, waar omtrent ik dezelfde open­<br />

hartige verklaaring van u yerwagte! Gy hebt<br />

in Berlyn eene buitenfpoorige leevenswyze ge­<br />

leid , hoofdzaaklyk met betrekking tot het<br />

Vrouwlyk geflagt. Wy ftaan hier beiden als<br />

Mannen van eere , maar ook te gelyk als zwak­<br />

ke Menfchen. Ik weet hoe moeilyk het val?<br />

diergelyke hartstogten te onderdrukken. Indien<br />

uw wensch zig verder uitftrekt dan tot den<br />

blooten omgang, vermyd dan liever eene Egt-<br />

genopte, die buiten twyffel deugdzaam is, doch<br />

echter, uit hoofde van de buijen haars Mans,<br />

eerder dan eene andere, zwakke oogenblikken<br />

Zfiu kunnen hebben 1<br />

De zigtbaare verleegenheid van den Man ver­<br />

oorzaakte , dat ik ophield, Ik las duidelyk op<br />

zyn gelaat,dat deezebefchuldiging hem te zeer<br />

in zyne eere beleedigde. Houd u itil, zei ik;<br />

ik ben overtuigd, dat gy op zulk eene wyze<br />

niet denkt. Alles is wel en afgedaan.<br />

Er is geen grooter genoegen, myn lieve Stok­<br />

berg ! dan te ervaaren, dat een Man, die men,<br />

door hem pngelyk te doen, in verleegenheid<br />

ge-


C 9 )<br />

gebragt heeft, ons vertrouwen weder gewint,<br />

dat men te vooren verlooren had.<br />

Ik verzogt hem verder nu nergens meer aan<br />

te willen denken. Ik zag, dat hy de Rechten<br />

van een Egtgenoot volleedig kende , en dat<br />

hy bedagt was, my klaar te doen begrypen<br />

dat hy niet in ftaat ware, iets dergelyks van<br />

my te kunnen denken. Ik brak derhalven ter<br />

rechter tyd dit Gefprek af.<br />

Ik vroeg hem vervolgens, of hy zig niet<br />

erinneren kon, in zyne jeu^d een Zuster ver­<br />

looren te hebben ? Hy begeerde daadlyk te<br />

weeten , hoe ik op deeze vraag kwam ! Ik<br />

fprak hem van uw Document, en dat hy mis­<br />

fehien , wanneer hy de helft van 't geld in ver­<br />

trouwde handen ter bewaaring ftelde,hy de an­<br />

dere helft daadlyk bekomen kon.<br />

Dit fcheen hem bedenklyk, en befloot daad­<br />

lyk naar u toetereiaen.<br />

Hy zei my ook, dat hy eenige Papieren had<br />

liggen, die betreklyk zyne vermiste Zuster wa­<br />

ren. Binnen twee dagen vertoonde hy my<br />

alles, wat hy er van bezat, en hier uit brag-<br />

ten wy het volgende by een :<br />

,, Dat zyn Vader, aan de verlooren gegaan<br />

„ zynde Zuster, de helft van zyn Goed maak-<br />

A 5 „te,


( lo )<br />

„ te, ingevalle zy wederge vonden mogt WÖT-<br />

,, den: doch dat, wanneer zy niet te voor-<br />

„ fchyn mogt komen , de helft van deeze<br />

„ helft, na verïoop van dertig jaaren, aart<br />

„ die Erfgenaamen moest komen, weiken er<br />

„ recht op zouden hebben."<br />

Hier van heeft de Ritmeester dugtige bewyzen<br />

, die hy n vertoonen zal, en denk, dat<br />

hy daadlyk met deeze vierdepart zig zal laaten<br />

vergenoegen.<br />

Myn volgenden Brief zult gy van het land<br />

bekomen. Ik heb een klein Landgoed gekogt,<br />

en zal er my eenigen tyd ophouden.<br />

Ik ben, enz.<br />

FERDINAND.<br />

TWEE-


C » )<br />

T W E E D E B R I E F .<br />

Be Ritmeester Strundel aan den AdvokaatWum'.<br />

Even zo als ik my in de Wagen wilde zet­<br />

ten, waarde Wurm! ontving ik uwen Brief.<br />

Ik moet u zeggen, dat ik hem in zulk eene<br />

eenftemmigbeid van mynen geest met den uwen<br />

ontving, dat by eene dubbele uitwerking op<br />

my deed. Ik zegge u daarom van te vooren ;<br />

ik zal by u komen.<br />

Wanneer ik my geheel inde omftandighee-<br />

den van Wahler plaatfe, dan kome ik my zelf<br />

als een fchriklyk flegt Karei voor, in vergely-<br />

king van hem. Iemand moet hem zekerlyk be-<br />

ligt van myne voorige leevenswyze gegeeven<br />

hebben, en ongetwyffeld had ik u voor den<br />

Man gehouden, wanneer de omftandigheid van<br />

den flegten toelland myner geldmiddelen er<br />

niet bygevoegd geweest ware! waar van gy,<br />

milddaadige Geever! waarlyk beter onderrigt<br />

waart.<br />

Maar toen ik hem in dit ftuk te vieeden ge­<br />

fteld


(12)<br />

field had, gaf hy my zyne verdenking , ten op­<br />

zigte van zyne Vrouw te kennen. Ik raakte<br />

verward, wist niet wat te andwoorden, en kon<br />

ook niet. Reeds kwam het denkbeeld in my<br />

op, om my aan zyne voeten te werpen, hem<br />

alles te bekennen, en my aan hem overtegee-<br />

ven,. — doch zyne voorkomende goedheid<br />

befpaarde my deeze en alle verdere hefchaa-<br />

ming.<br />

Deeze Man is zo geheel zuiver; zo gansch<br />

vry van eenig kwaad vermoeden tegen zyn<br />

Evenmensch, dat hy myne verleegenheid voor<br />

gevoeligheid over zyne verdenking nam. Hy<br />

verzogt my vergiffenis, om dat hy zulks van<br />

my bad kunnen verwagten,<br />

Intusfchen werd myne verleegenheid en verr<br />

warring daardoor merklyk vermeerderd. Ik<br />

ftond volkomen als den armften Zondaar voor<br />

hem ! Myn hart, dat nog altoos eene heimlyke<br />

achting voor den naam van een rechtfchapen<br />

Man voedde, ontroerde geweldig, toen hymy<br />

befchouwde als volftrekt het tegendeel van<br />

het geen ik waarlyk was.<br />

11; zou my zelf wel voor den Kop geflagen<br />

hebben , lieve Wurm! • maar nu, nu<br />

zweer ik by al wat heilig is, zo dra myn reis<br />

ge-


C *5 )<br />

gedaan zal weezen, zal ik by a komen , en zal<br />

haar nooit weder zien.<br />

Na deeze kwellende Onderhandeling met<br />

Wabler gehouden te hebben, waagde ik het<br />

niet, om haar te bezoeken: ik bragt ook nog<br />

twee andere dagen by hem door, zonder by<br />

haar te komen. Zedert dien tyd heb ik haar<br />

flegts eens gefproken. Ik was vastlyk voor-<br />

neemens deeze Onderhandeling met haaren<br />

Man aan haar te ontdekken, doch zulks was<br />

my onmooglyk: Zy was te vleiende, te lièf-<br />

taallig tegens my. Toen ik het woord op de<br />

lippen had , verdween het van dezelve als<br />

fneeuw voor 't vuur ! Ik moest my zelf met<br />

geweld losrukken , ten einde geene zwakhee-<br />

den te begaan , waartoe haare bekoorlykhee-<br />

den my verleid zouden hebben.<br />

Met dit alles, bemin ik haar zeer,-en zy my.,<br />

Zy heeft zeker een braaf, edel hart bezeeten,<br />

alvoorens zy verleid werd, en ik kan het den<br />

Schurk Hasten nimmer vergeeven ! : Zo<br />

dikwils ik er aan gedenk, zou ik hem wel in 't<br />

gezigt willen vliegen, om hem al de onheilen<br />

te verwyten, die hy zo veel goede Luiden be­<br />

rokkend heeft ?<br />

Mooglyk weet gy nog niet, dat hy het is,<br />

die»'


( 14')<br />

idie , onder den Naam van Blancheville, het<br />

goede Meisje verleid heeft. Van Fett heeft<br />

my dit ontdekt. Tegen Maria heb ik er ech­<br />

ter nog niets van laaten blyken. Indien Wahler<br />

wist, dat Hasten dus, in allen opzigten, zyn<br />

Duivel ware, zyne voortreflyke VVysgëerte zou<br />

geen Meester blyven! maar ongetwyffeld zou<br />

hy zig op hem wreeken.<br />

Geloof niet, myn lieve Wurm! dat wy zo<br />

gelukkig zyn , als wy in het begin waren-!<br />

Maria gevoelt niet minder dan ik, de knaa­<br />

gingen van het ontwaakende Gewisfe! Zy ftort<br />

mcnigen bitteren traan , en zy zal er nogmeer<br />

Horten , zo dra zy verneemt, dat ik haar ver­<br />

laat. Dikwils heeft zy my verhaald, dat zy<br />

de treurigfte Voorgevoelens deswegens in zig<br />

ontwaarde ! en helaas ! de vervulling van<br />

dezelven ftaat haar voor de deur!<br />

Myn reis gefchied uit hoofde van myn<br />

Proces. Ik zal u daarover fchry ven, zo dra<br />

ik Stokberg zal gefproken hebben, en moet<br />

het tot een vergelyk komen, dan zal ik het<br />

n eerst mededeelen, en tot dien tyd toe, vaar<br />

wel!<br />

Bedank uwe Louiza voor het belang dat zy<br />

in myn Lot ftelt. Zeg haar, dat hy, die zig<br />

bc-


( *5 )<br />

beteren kan, in iet geheel geen flegt Karei zyi<br />

en zulks jkan en wil ik !<br />

Tot dat ik ,u monding (preek blyf ik, enz.<br />

STRUNDEL.<br />

D E R D E B R I E F .<br />

Henriette aan Ferdinand.<br />

Wee! wee! driewerf, wee myner! Ferdi­<br />

nand! dat ik u kou laaten vaaren ! —<br />

dat Vader en Moeder zo veel o P my v« n r o g-<br />

««, dat ik, verbyfterd door het Noodlot,<br />

Ja ! - gezegd heb, waar ik met eeuwige -<br />

eeuwige wederitreeving, Meen: - hadbeh'oo-<br />

ren te zeggen!<br />

Dtóvreeslyke, die doodiyke „ure is geko-<br />

«en, waar in de gedagte, van u ontrouw te<br />

l^' op myn hart drukt, dan of<br />

het onder een Molenrteen verpletterd werd !<br />

Alle de kwellingen, die myae Ziel a f m a t.<br />

tevfia? voor myi laccfeen any i n * a a r j g e.<br />

zigt!


( 16 )<br />

£;g t! befchimpen my! luid, — luid­<br />

keels fchreeuwen zy het uit! Zy lacchen<br />

ten trotsch van myn geweetcn, dat my toeroept<br />

dit alles verdiend te hebben, — verdiend, -<br />

dewyl ik u vcrlaaten heb!<br />

O Ferdinand ! in welke jammeren zyt gy ge-<br />

fl. ort j geftort om mynen wil!<br />

Slaapt gy? Ontwaak, zorglooze Slaa-<br />

per! Al fluimerde gy den doodflaap, Ferdi­<br />

nand '. gy moet ontwaaken , wanneer ik u toc-<br />

roepe, dat ik u toeroepen zal, zal? 1<br />

n e e n; moet! —• moet, om uwe wraak<br />

tegen my te ontvlammen !<br />

Waarom doorttoot gy my het hart niet, Fer­<br />

dinand ! om op eenmaal myn lyden te volein­<br />

den? maar neen! gy moet my naar ver-<br />

dienften martelen! Neem eene gloeïende<br />

naaide, en prikkel er my langzaam mede , tot<br />

dat de brand eerst myne beenderen verteere,<br />

en dan pas myn hart aangrype!<br />

Hoor, myn Vriend!' waaraan ik my fchul-<br />

dig maakte! hoor zulks, maar recht<br />

zo als het is! Vergader al uwe ftandvas-<br />

ügbeid, maar wat zeg ik? Neenï<br />

laat deeze aan haare plaats! Vergader al<br />

de woede, die gy in uw Ziel kunt oproepen!<br />

gy


k 17 )<br />

gy hebt ze noodig! kat uw lydzaam en<br />

zagtmocdig hau, u in deezen toch geen trek<br />

fpeelcn!<br />

Uwe Vrouw, Ferdinand ! uwe Vrouw is een<br />

Hoer! Eene openlyke Hoer is zy, die gy in<br />

piaats van uwe Henriette, omhelst, en<br />

de Satan die haar verleidde, haar die zo on­<br />

fchuldig was als ik, en zagtmoedig en bekoor-<br />

lyk ware, deeze Satan is even dezelfde,<br />

die uwe Henriette ten verderve fleept! •<br />

Ja! die ook haar verleidde, want die Satan is myn<br />

Man niet! Neen ! ook ik, - ik ben zyne<br />

Byzit! ^— Ik fcheide my van hem af, ten aan­<br />

zien der Waereld en van den Almagtigen. De<br />

ftraf eener Byzit zal ik verdraagen, maar zyne<br />

Vrouw begeer ik niet geweest te zyn.<br />

Arme, arme ferdinand! U U is<br />

dit overkomen, U,den edélften onder de Her-<br />

velingen ! U, die nooit het voorneemen<br />

vormde , om iemand te bedriegen, U heeft<br />

men derwyzen bedroogen, dat er een Engel<br />

over weenen , en een Duivel over grynzen en<br />

fchateren moet!<br />

En gelooft gy Ferdinand ! dat ik deeze Hen­<br />

riette , die de Bron van alle uwe Ongelukken<br />

is, nog bekkagen kan, daar haare veinzeryen U<br />

II. DEEL. B mis-


( i8 )<br />

misleidden , want zekerlyk waren haafe deug­<br />

den loutere Voorwendzels, anders had zy nooit<br />

uw hart verraeesterd? - Ja! ik kan haar be'<br />

klaagen, doch alleenlyk daarom, vermits Has-<br />

ten haar bedroog.<br />

Hasten! hoe doet deeze Naam my Ad­<br />

deren ><br />

en evenwel moet ik hem fchry-<br />

ven' - Eene inwendige ftem beveelt my, dat<br />

ik hem fchry ven moet! ik moet hem<br />

dan aanzien, en hem als eene omvatting van<br />

alle Boosheeden.aanmerken! Ik word woeden­<br />

de als ik hem aanfehouwe 1 Ferdinand!<br />

Ferdinand! het is niet rigtïg met het verftand<br />

van uwe Henriette.<br />

Van uwe Henriette! o Neen! van die<br />

By Zi t» waar voor gy my ook houdt,<br />

Vergeef, edel, grootmoedig Man! vergeef my,<br />

wanneer ik, door fmart gedreeven, u zomwylen<br />

nog myn Trooster noem!<br />

Het verftand ! O dat is verdweenen, en<br />

was het dit niet, ik zou van fchaamte ver­<br />

gen ! — Ik vertrouw echter, dat gy een arm ,<br />

lydend , beleedigd en verward Schepzel wel<br />

iets ten goede zult houden!<br />

Li-


( 19 )<br />

* * * * *<br />

Lizette heeft my van myne fchryftafel weg-<br />

gefleurd! want ik zat, — fchreef — en ween­<br />

de ! en zy zei dat zulks niet goed voor my<br />

was! Ach God ! zy weet niet wat goed<br />

voor my is. O dat myne traanen vergif mog-<br />

ten weezen, dat zy invreeten en myn bloed<br />

aanfteekerj mogten ! dat zy my den dood naar<br />

het berftende hart voerden !<br />

Lizette echter ftond er op ! Zy bad en vleid-<br />

de my al te aandoenlyk. Ik voldeed haar;<br />

hield met fchryven op , en begaf my ter rust.-<br />

Ik gcliet my als of ik fliep, toen Ieide zy zig<br />

ook neder. Merkende dat zy in flaap was ge­<br />

vallen ftond ik wederom op, en vervolgde<br />

myn fchryven.'<br />

Ik fchryf u dit by 't flaauwe fchynzcl van<br />

een Nagtlicht, want ander licht durf ik niet<br />

ontfteeken; ik vrees dat het Meisje er door<br />

ontwaaken , en zy het fchryven my wederom<br />

verbieden mogt!<br />

Ik gevoel my ook des te beter, door de<br />

naare fchemering, die my omringt. Menig<br />

oogenblik overvalt my, in 't welk ik my ver­<br />

beelde, dat het myn laatfte Nagt zy! in ande­<br />

re oogenblikken echter, doet deeze verbeel-<br />

B 2<br />

ding


( 20 )<br />

ding my fchrikken. O Ik heb nog zulk een<br />

groot Register aftedoen! ik zou niet gaarne<br />

plotsling fterven.<br />

Wat is dit?. Zie ik aan 't venfter met<br />

een fchynzcl, — een licht? — denkt gy<br />

dan nog aan my,.lieve Ferdinand? 't Is<br />

mv eveneens of gy het zelf zyt ! of gy my<br />

wenkt, om gerust en ftil te weezen!<br />

Of, zo gy het zelf niet zyt, gy zelf<br />

n i e t? Is het dan uw fchim? Byzit!<br />

Furie! hebt gy hem omgebragt ? hebt gy<br />

hem vermoord? — Wyf ! dan flinger ik u,<br />

met deeze zwakke hand, ten afgrond.<br />

Neen ! hy is bet niet. O Ferdinand.<br />

wreek u! - Bloed, bloed moet u wreêkcn! -<br />

myn bloed, Ferdinand! het myne ? - Neen!-<br />

d a t „iet! Ook hy verdient het niet, want<br />

van uwe hand te fterven ware belooning en<br />

geen'ftraf!<br />

O gy goede Ferdinand ! wistr gy eens, met<br />

welk eene helfche blydfchap hy my verhaal­<br />

de.<br />

* * * * *<br />

Lizette rigt zig op! — Slaap wel Ferdi­<br />

nand! • Ik leg my neder , wanneer deeze Brief<br />

ver-


( 21 )<br />

verzegeld is; O ware het om eeuwig te<br />

fhapen, hoe getroost was dan uwe<br />

V<br />

HENRIETTE.<br />

V I E R D E B R I E F .<br />

Louiza aan Maria,<br />

JL^ene onbekende, eene vreemde fchryft. u,<br />

doch zy fchryft u, uit een inncrlyk en zuiver<br />

gevoel des harten, 't welk zy buiten Haat is te<br />

kunnen ontveinzen.<br />

. Ik heb gevoel voor Deugd en Rechtfchapen-<br />

heid, en dit wensch ik aan elk eene onzer Sexe.<br />

Ik zugt en fidder waar ik dezelve niet ontdek-<br />

ke! — Doch by eene moet ik dezelven voorat<br />

vinden ! hier om zwoegt myne ziel! en myne<br />

bekommeringen worden echter pynigende, als<br />

ik in nader onderzoek wil treeden.<br />

Er is een tyd geweest, in weiken ik u tot<br />

myne Vriendin wenschte! doch heden kan ik<br />

B 3 dit


( aa )<br />

dit niet meer doen. Gy hebt eene Gade, die<br />

ik beminde en gaarne gelukkig zou gemaakt<br />

hebben ! Gy, Vrouw ! gy hebt eenen Man,<br />

die hooglyk te waardeeren is, die u, dit weet<br />

ik, uit een diepen Poel van onheilen getrok­<br />

ken heeft,- die, zo lief als hem het leeven is,<br />

u gelukkig wil maaken, doch dien gy,ik moet<br />

het met den rechten Naam benoemen, fchandlyk<br />

bedriegt. —<br />

Zeg my, gy ontiiarte van het Vrouwlyk Ge-<br />

flagt! draagt gy geene kennis van alles wat hy<br />

voor u deed ! Bezeft gy niet, dat gy er hem<br />

dankbaarheid voor verfchuldigd zyt? Dunkt<br />

het u niet lyden genoeg te weezen, voor een<br />

rechtfchapen Man , wanneer hy de verleide<br />

voor onfchuldig houd ? Kunt gy hem, ten<br />

deezen opzigten , in 't aangezigt zien , zonder<br />

fchaamrood te worden?<br />

O laat ik toch al het overige niet herdenken!<br />

Laat ik u alleenlyk dit zeggen, dat de eere van<br />

een Egtgenoot tekwetfen, de onedelfte daad in<br />

de geheele natuur zy! Dat zulk eene bedric-<br />

gery alle bedrog overtreft, dat immer verzon­<br />

nen kan worden.<br />

Verbeeld u den tederhartigen Man, wiens<br />

vuu-


C 23 )<br />

vuurigfte wensch is, om zyne Gade gelukkig<br />

te maaken ; voeg hier by, gelyk het geval by<br />

u is, dat hy zulks wenscht, niet, om dat hy u<br />

zo uitermaaten bemint, maar om dat hy aan zy­<br />

ne verpligtingen zoekt te beantwoorden : bezeft<br />

gy niet,dat zyne verdienden daardoor te groo.<br />

ter, en uwe verpligting des te O-erker word?<br />

Liefde voorliefde is gevoel van het hart, maar<br />

pligt voor pligt, is het gevoel der rechtfcha-<br />

penhcid. 't Gene eenmaal gefchied is kunt gy<br />

niet veranderen, doch gy kunt echter uwen Man<br />

ten minften de ontdekking befpaaren, dat hy<br />

tot zulk een hoogen graad / ongelukkig is. He­<br />

den kunt gy van uwe afwyking wederkeeren;<br />

kunt gy eene deugdzaame Gade worden ! en in<br />

dat geval verdient gy niet minder lof, dan of<br />

gy het van den beginne af geweest waart. Ik<br />

ken de grootheid van zulk eene overwinning;<br />

het bewys dat gy er my van geeven zult, door<br />

de verzekering, dat het uw ernftig voornee-<br />

men is, zal my met blydfchap vervullen.<br />

Zekerlyk bezit gy, (of gy zoudt Ferdinand<br />

niet hebben kunnen behaagen,) van natuur,<br />

eenzagten goedaartig hart! Erinncrt u zom-<br />

wylen dat hart niet, dat gy onrechtvaardigheid<br />

" B \ pleegt?


( u )<br />

pleegt ? Maant het u niet aan tot eene geluk­<br />

kige verandering ? Om een Man het recht te<br />

doenwedervaaren.dat hy verdient, en gy hem<br />

verfchaffen kunt? Sta ftil by de eerfte dier<br />

deugdzaame ingeevingen I Hoor de ftem van<br />

uw hart! Volg die op, en gy zult bevinden,<br />

dat de verbetering in uw vermogen zy !<br />

Bemint hy u ook niet, in die maate, als gy<br />

begrypt van een Egtgenoot te kunnen verlan­<br />

gen , zyne Vriendfchap immers bezorgt u daar<br />

eene genoegzaame vergoeding voor! en indien<br />

uwe ziel woor de Vriendfchap gevormd is, en<br />

gy geneegen zyt om tot het pad der Deugd<br />

wedertekeeren; dan ftaat myn hart geheel voor<br />

u open ; dan zal ik u met de warmfte toegenec-<br />

genheid in het zelve ontvangen, en alles ver­<br />

geeten , wat te vooren gefchied mogt zyn ! Ik<br />

zal u in uw voorneemen bevestigen, ten einde<br />

het ftandvastig blyve, en zal poogen uwe ziel<br />

de myne gelykvormig te maaken 1 Uwe ziel,<br />

myne Vriendin', (aldus noem ik u, om dat ik<br />

my verzekerd houde , dat gy my niet zult<br />

tegenftreeven, ) die door een wreed lyden be­<br />

proefd geworden is, en nog beproefd word,<br />

en die enkel met de deugdzaame gedagten,en<br />

het


( *5 )<br />

het vooruitzigt op de belooning in de eeuwigheid,<br />

zig vertroosten kan.<br />

Met reikhalzend verlangen zie ik uw ant­<br />

woord te gemoete.<br />

Ik ben, enz.<br />

LOUIZA<br />

V Y F D E B R I E F .<br />

Louiza aan Henriette.<br />

In langen tyd, myne Waardfte! heb ik niets<br />

van u te leezen gehad: ik weet echter, dat gy<br />

my niet kunt vergeeten hebben. Zouden.ook<br />

uwe omftandigheeden wel erger geworden zyn,<br />

zo dat gy in 't geheel niet meer aan my zoudt<br />

moogen fchryven ? Ik beef wanneer ik hier<br />

aan denke 1<br />

Deeze gedagten treffen my thans te gevoeli­<br />

ger , lieve Henriette! om dat ik zelve, wel in<br />

geene ongelukkige, echter in eene zeer treuri­<br />

ge Egtverbintenis my begeeven heb. Al de<br />

leevendigheid van myn Man is in zwaarmoe-<br />

B 5 dig-


( 26 )<br />

digheid verkeerd, en hoe meer ik er op uit<br />

ben, om hem te doorgronden, hoe minder hy<br />

naar my hooren wil; hy verzoekt my zelf, er<br />

niet van te fpreeken; fchynt onvergenoegd over<br />

myne lief koozingen te zyn; fpreekt van ziek­<br />

te; van liefde voor de eenzaamheid, en van<br />

misnoegdheid, die hy tegen zyn dank in zig<br />

gevoelt.<br />

Ik befpeur wel, dat dit alles fterker word,<br />

wanneer hy my eens fchreïende vind, waar­<br />

om ik dit ook zo veel mooglyk tragt voorte-<br />

komen, evenwel kan ik het niet geheel belet­<br />

ten , daar hy altoos den vryen toegang in myn<br />

Kamer heeft, en my dikwils verrast..<br />

De traanen persfen my de oogen uit, zo dik­<br />

werf ik de geheele reeks onzer Noodlottig-<br />

heeden overdenk 1 zo dikwerf ik my u,of den<br />

nog veel ongelukkiger Ferdinand te binnen<br />

breng ! Heeft hy geen Tyran over zyn hart,<br />

hy heeft er een over zyne eere, xvaarvan het<br />

geheim, wanneer hy het eenmaal ontdekt, hem<br />

zekerlyk geheel ten verderve fleept.<br />

Zoudt gy bet gelooven, Henriette 1 dat Fer-<br />

dinands Gade niet deugdzaam is ? dat hy zig<br />

bedroog, toen hy haar nam? dat zy toen zelf<br />

niet deugdzaam was ? Ik heb aan die Onge­<br />

luk-


( 27 )<br />

Iukklge gefchreeven, vermits ik het myne wil<br />

toebrengen, om haar uit dien afgrond te rukken,<br />

en voor 't minst Ferdinand het onaangenaame<br />

van dergelyk eene ontdekking te befpaaren.<br />

Maar zoudt gy kunnen denken, dat de ont­<br />

dekking hiervan eene nadeelige uitwerking op°<br />

het zwaarmoedig geitel van myn Man gedaan<br />

heeft? Hyis echter zorgvuldig genoeg, om<br />

er my niets van te laaten blyken, want hy ruimt<br />

alles uit den weg, wat hy begrypt, dat in 't<br />

minst myne kieschbeid beleedigen of ergeren<br />

kan.<br />

Doch hy heeft een geitel, waarvan de hoe-<br />

daanigheeden hem niet juist bekend zyn. Hy<br />

gaat my voorby, zonder my te zien; of ziet<br />

elders heen, zo dat ik zyn aandagt niet op my<br />

geveftigd kankrygen, en befchouwt myne lief­<br />

kozingen , met een foort van eerbiedigheid<br />

Dit verfcheurt dikwils de banden, die door­<br />

een foort van liefde tusfehen ons beiden ge­<br />

legd werden, en voert ons weder tot eene ft and­<br />

plaats te rug, waar wy ons reeds over verfoei­<br />

den maanden bevonden, in ftede van door de<br />

mterfte hoogachting nieuwe banden van Lief­<br />

de tc leggen.<br />

Hy


( 28 )<br />

Hy bezit ook geene voorzigtigheid genoeg,<br />

om in zekere gevallen zyne gedagten voor my<br />

te verbergen. Hy zegt ze my wel niet, maar<br />

by is gewoon , alle zyne invallen op het papier,<br />

te ftellen, en dit laat hy onagtzaam over<br />

.al liggen. In den beginne vond ik eenige voortreflyke<br />

gedagten, of bedenkingen van het hart<br />

over 't menschlyk leeven;ik gewende my daar<br />

door dezelve op te neemen en te leezen: dit<br />

doe ik heden nog. Dikwerf vind ik fteekelige<br />

aanmerkingen op ons Geflagt. Eene derzelven<br />

vond ik onlangs zeer merkwaardig, vermits<br />

ze my eene minyver fchynt aanteduiden,<br />

waar voor ik geen grond ontdekken kan. Ik<br />

heb dezelve opgenomen, en zal by geleegenheid,<br />

wanneer" hy eens in een goed humeur is,<br />

met hem daarover fpreeken. Ze luidt als volgt.<br />

„ Vrouw ! uw beftaan is loutere zwak-<br />

», held. Gy leevert het klaarde bewys op , dat<br />

„ het fchoonfte teffens altoos hetonvolkoomcn-<br />

„ fte zy! Gy fchynt fterker dan den Man! Gy<br />

„ fchynt het jaaren lang! - en — één oogen-<br />

„ blik herfchept u wederom in eene Vrouw ! -<br />

„ Louiza, fluiftert eene ftemme my in 't oor :<br />

„ wanneer gy my gelooven wilde, zou al-<br />

„ hier eene uitzondering kunnen zyn. Gaarne<br />

,, wensch-


( 29 3<br />

„ wenschte ik zulks te gelooven , doch dit-1»<br />

,, zo niet. - O goede Geest! die dit my toe-<br />

?> roept,gy zult zien, dat er een tyd komt,dat<br />

,, ik fidderen zai! —- en ik ben niet<br />

„ fterk genoeg, om deezen tyd te kunnen af-<br />

,, weeren !"<br />

Deezen tyd begryp ik niet, Henriette! ech­<br />

ter bemerkt gy duideiyk , dat , achter deeze<br />

gedagten kwaade verdenkingen verborgen lig.<br />

gen, die in zyn hart gevormd, en zeer gemak-<br />

lyk den Duivel van ons Huuwlyk zouden kun-<br />

nen worden.<br />

* * * * *<br />

Terwyl ik dit fchreef, overviel hy my, vraa-<br />

ge-nde : aan wie ik fchreef? en uw naam genoemd<br />

hebbende; zei hy: My niet te. willen ftooren !<br />

en ging, in weerwil myner verzoeken, de Ka­<br />

mer uit. Ik werd zo rood als bloed, toen hy<br />

my dit vroeg. Zekerlyk zal hy het bemerkt<br />

hebben! en is dit waar, dan verdenkt hy my<br />

gewis van bedrog, en fchryft myne verwarring<br />

mooglyk toe, aaneen leugen, die ik hem op<br />

den mouw fpelde, daar zy evenwel niets an­<br />

ders was, dan de treurige aandoening, dat ik<br />

in de noodzaake ware, dergelyke waarheedea<br />

van hem te moeten fchryven.<br />

Maar


( 3o )<br />

Maar ik heb voorgenomen, om hem , nog<br />

deezen dag, uit den droom te helpen, en zat<br />

daarom deezen Brief nog niet afzenden, om,<br />

ingeval van noodzaaklykheid, hem cfenzelven<br />

te kunnen vertoonen. Ongetwyffeld is hy een<br />

edelmoedig Mensch, en zal derhalven zig gaar­<br />

ne van de waarheid laaten overtuigen.<br />

Het geen my hem het waardigile maaikt, is<br />

dat hy, zo dikwils myn Vader komt, alle zy­<br />

ne grilligheeden ter zydeftelt, en zig zo vro­<br />

lyk en opgeruimd vertoont, als zyne omftan-<br />

digheeden flegts toelaaten. Hierdoor is de<br />

oude Man in het denkbeeld, dat zyne Kinde­<br />

xen een Hemel op aarde hebben, en zulks is<br />

voor Ouders zekerlyk reeds een trap van za­<br />

ligheid, en hen dit te misgunnen ware dui-<br />

velsch.<br />

* * * $ *<br />

Helaas ! Henriette ! traanen van verdriet,<br />

druppen op den Brief, dien ik met blydfchap<br />

en verzoening dagt te befluitcn. Veeltyds ver­<br />

beeldt men de uitkomst van zyn Plan zig ge-<br />

heer anders, dan men ze naderhand in de daad<br />

bevindt. Ook dat had ik behooren te beden­<br />

ken. In ftede van eene verdenking uit zyne<br />

ziel


( 31 )<br />

ziel te wisfchên, die my önuirfpreeklyk verfchriklyk<br />

was, heb ik er eene doen . gebooreu<br />

worden.<br />

Vol van de gedagten , dat myn voornoemen<br />

my gelukken zou, zette ik my aan de avond-<br />

maaltyd. Ik dagt, dat het best zou zyn met<br />

hem in een goed humeur te brengen, en fprak<br />

dus zeer veel met hem. Na den eeten plaatste<br />

ik my naast hem op eene Sopha, en keuvel­<br />

de al voort. In langen wilde het er niet uit,<br />

't geen ik hem te zeggen had, eindlyk be­<br />

gon ik :<br />

My dunkt, ik heb opgemerkt, dat gy myn<br />

„ Brief aan Henriette niet voor goeden munt<br />

„ heb t opgenomen ? "<br />

Hy wagtte een weinig, en zei vervolgens met<br />

de uiterfte bedaardheid: Laat ons daar niets<br />

van zeggen , lieve Vrouw ! Immers weet gy<br />

Louiza ! dat ik uwe Correspondentie geene<br />

paaien zette ! Myne vraag werd met geen an­<br />

der oogmerk gedaan, dan om te weeten, of<br />

myn Gezelfchap den Voorrang boven den Brief<br />

by u hebben zou. Het bleek my echter, dat<br />

de Vriendin waaraan gy fchreeft, my voorge­<br />

trokken werd.<br />

In deeze woorden, hervatte ik, ligt of een<br />

ver-


( 3* )<br />

verwyt opgeflooten, myn Waai de'. of gy poogt<br />

iets voor my te verbergen , dat gy zo openhar­<br />

tig zyn moet, van het my te zeggen. Dit ge­<br />

brek aan oprechtheid moet onder ons niet in­<br />

kruipen, anders gaat het onderling vertrouwen<br />

allengskens geheel en al verlooren. Ik zal op­<br />

rechter zyn , dan gy vermoedt. Ik werd rood,<br />

toen gy my van den Brief vroegt; maar heeft<br />

deeze kleur u niet de verdenking ingeboezemd,<br />

als of ik u te misleiden poogde? en vermydds<br />

gy het niet om by my te vertoeven, ten einde<br />

. deeze verdenking door my niet opgemerkt mogt<br />

worden ?<br />

Gy gevoelde derhalven zelve , dat gy rood<br />

werdt, Louiza? vroeg hy, een weinig<br />

driftig.<br />

Volkomen gevoelde ik zulks! was myn ant­<br />

woord. Zou ik niet elke aandoening myner<br />

ziel bewust zyn, en gevoelen hoedaanig zy op<br />

my werkt? Myn bloozen was de uitwer-<br />

king der gedagten , dat ik Henriette wegens u<br />

fchreef, — veelligt niet zeer voordeelig I —<br />

voor 't minst, fchreef om haar myne verdenking<br />

van uwe waarfchynlyke jalouzie bekend te<br />

maaken.<br />

Hoe zyt gy in die verdenking gevallen ?<br />

Doch,


( 33 )<br />

Doch , Louiza ! I a a t e n wy zo min hierover als<br />

over uwen Brief eenig verfchil maaken. Wy<br />

moeten ons het leeven door geene hersfenfchimmen<br />

verönaangenaamen.' er 2 y n buiten<br />

'lat bezigheeden genoeg in de onvolmaakte<br />

Waereld, die ons kommer veroorzaaken kunnen.<br />

Hy zei dit echter zo betrokken, ten minden<br />

zo onwaarfchynlyk geloofbaar dat hy het<br />

waarlyk meende , dat ik my niet gerust kon<br />

dellen.<br />

Neen , myn Waardfte ! vervolgde ik: Gy<br />

moet my vry fpreeken .' vry fpreeken van de<br />

fchuld; dat ik iets anders zou gefchreeven<br />

hebben; want het ongeloof ftaat op uw voor-<br />

hoofd te leezen. ik zal u den Brief aan Hen­<br />

riette haaien! Ik heb hem nog niet afgezonden.<br />

Gy moet alles leezen ! Gy moet de Periode<br />

zien, waarby gy my verraschtte; waar by ik<br />

bloosde ! Gy moet my licht geeven , genoeg­<br />

zaam licht geeven , over 't gene gy gezegd en<br />

gefchreeven hebt.<br />

Louiza! antwoordde bymy, met een zigt<br />

baarder onrust. Ik bid u voor % laatst, laat<br />

ons van dit alles.zwygen ! Gy weet, ik ben<br />

achterdogtig. TJw aanhouden, uw fterk aan-<br />

II- DEEL. C H O U.


( 34 )<br />

Houden, ift dit geval, zou vermoedingen in<br />

•my doen gebooren worden , welken ik niet<br />

hebben moet. En vooronderftel eens, ik<br />

geloofde, dat gy niet aan Henriette gefchree­<br />

ven hadt, zou dan uw Brief, het leezen van<br />

dcnzelven en die Periode my wel van myn<br />

argwaan kunnen geneezen ? Zou die Brief<br />

niet den arbeid van een voorgaanden of vol­<br />

genden tyd kunnen weezen ? Vooronderftel<br />

verder, datik van begrip was, dat de Onfchuld<br />

zig niet verdeedigde, ten zy ze aangevallen<br />

mogt worden ! Wat zou dan uit dit alles<br />

moeten voortfpruiten ?<br />

Deeze nadere verklaaring deed my van fchrik<br />

verdommen. Myne traanen alleen waren myn<br />

loevlugt.<br />

Wanneer gy weent, vervolgde hy, dan moet<br />

ik zwygen. Gy weet, dar Vrouwentraanen ons<br />

in een oogenblik ontwapenen. Gy tast ons<br />

daarmede op de zwakfte zyde aan.<br />

Myn God! riep ik uit, welk eene verfchrik-<br />

lyke wending heeft ons Gefprek genomen 1<br />

Hoe is 't mooglyk, dat alle myne gezegden , in<br />

zulk een valsch licht geplaatst zyn geworden ?<br />

Neen! myn Waardfte! myne traanen zullen u<br />

geenzins ontwapenen. Gy neemt alleen de<br />

Vrouw-


C 3S )<br />

Vrouwlyke zwakheid in aanmerking, en ziet<br />

myne overige handelingen over 't hoofd. Zeg<br />

my alles wat gy denkt! ten einde ik in ftaat zy,<br />

om de zwaarfte last van myn hart te Werpen l<br />

Wanneer gy niet leezen wilt, het gene ik aan<br />

Henriette gefchreeven heb ; my geene vryheid<br />

wilt vergunnen, om den Brief te haaien, waar<br />

mede ik u zou tragten te overtuigen, zeg my<br />

dan voor 't minst, hoe die wreede gedagten in<br />

uwe ziel heeft kunnen opryzen; dat er naamlyk<br />

een tyd zou komen , waarin gy reden zoudt heb­<br />

ben , om voor myne zwakheid te fidderen ? hoe<br />

gy deeze gedagten derwyzen hebt kunnen aan-<br />

kweeken , dat gy ze uiten moest ! O deeze<br />

vreeslyke verdehking heb ik, doOr uwe hand<br />

gefchreeven, gevonden, en heeft my reeds me-<br />

nigen traan gekost ! En zie daar! dit was het,<br />

dat ik aan Henriette gefchreeven heb.<br />

Wanneer gy een weinigje meer menfcben-<br />

kennis bezat, lieve Louiza! dan behoorde gy<br />

dit punt niet aan te roeren , daar gy weet, dat<br />

myne ziel geneigd is, om van het eene zwaar­<br />

moedige uuerfte tot het andere over te flaan.<br />

En gefteld zynde, dat zelve deeze myne zwaar­<br />

moedigheid enkel en alleen op de inbeelding<br />

gegrond was, dan evenwel is deszelfs uitwer-<br />

• C 2 king


( 36 )<br />

king daar, die my by aanhoudenheid achter-<br />

dogtigeren mismoediger maakt: behoef ik u te<br />

zeggen, welk eenen indruk de Gefchiedenis<br />

van den Ritmeester op my gemaakt hebbe? en<br />

welke dermaaten diep ingeworteld is, dat ik<br />

aan elke verdenking, die in my opryst, gehoor<br />

geef. Doch die achterdogt, poog ik te onder­<br />

drukken , ik beloof u zulks,Louiza! alleenlyk<br />

vertoorn u niet, wanneer ik u bidde, dat gy<br />

my uit den weg wilt gaan, als gy my in foort-<br />

gelyken gemoedsgeftalten aantreft. Wanneer<br />

ik u te veel gezegd heb, dan doe ik my zelf<br />

naderhand de bitterfte verwytingen , en echter<br />

myn humeur dwingt er my toe.<br />

Deeze verdenking trof my ongemeen hard.<br />

Ik wist hoe verre zyn wantrouwen ging, ech­<br />

ter had ik nooit durven vermoeden, dat hyze<br />

my, in die maate zou hebben doen gevoelen. —<br />

My, met eene Byzit, met eene Ontrouwe in<br />

eenen rang te plaatfen !!<br />

Ik kon myne gevoeligheid niet geheel ver­<br />

bergen. Nooit, zei ik hein, kwam het in myne<br />

ziel op, toen ik u de hand van vriendfchap<br />

bood, dat gy immer diergelyke gedagten van<br />

my zoudt durven voeden !! Had een En­<br />

gel uit den Hemel myne Deugd verdagt gehou.<br />

den,


C 37 )<br />

den , ik zou hem voldoening gevergd heb­<br />

ben , doch van u verg ik die niet! Ik<br />

zal in ftilte over u weenen, en — het u ver-<br />

geeven.<br />

Hier mede verliet ik hem, en hy riep my<br />

niet te rug, om my in myn lyden te vertroos­<br />

ten, 't Is onuitfpreeklyk, wat ik gevoele. De<br />

verdenking is wreed, en echter waag ik het,<br />

om den Man te veröntfchuldigen, die dezel­<br />

ve durft koesteren, want zulks is tegen zyn<br />

1<br />

wil. Ons Huuwlyk vrees ik, dat de ganfche<br />

grond zyner mismoedigheid is, en in dat ge­<br />

val , zou ik zekerlyk ongelyk hebben , ver­<br />

mits ik hem myne hand aanbood. Hy had zig<br />

een te hoog denkbeeld van den Egt gevormd;<br />

en nog heden, wanneer hy my, met het ftree-<br />

lendfte Enthufiasmus, daarvan voorpraat, kan<br />

ik, dunkt my, ontwaaren, dat ik er eveneens,<br />

ten opzigte van Ferdinand, mede zou geftaan<br />

hebben, en wanneer ik dan bedenk, dat Fer­<br />

dinand my niet bemind zou hebben, maar dat<br />

uwe zielen zouden hebben blyven Sympathi-<br />

feeren, dan befpeur ik duidlyk, dat het Lot<br />

my niets beters zou toegelegd hebben, en dat<br />

myne beftemming ongelukkig is.<br />

Met heeter traanen heb ik my nog niet ne-<br />

C 3 der-


C 38 )<br />

dergelegd, dan heden ! — de vuurigfte wensch'<br />

myner ziele is, omuooit weder op te ryzen!<br />

Ik ben, enz,<br />

Z E S D E B R I E F .<br />

Henriette aan Louiza.<br />

LOUIZA.<br />

.A.fgematenkragtloos, myne Waardfte! fchryf<br />

ik u deezen, om u te verzoeken,een onheil te<br />

willen afwenden , dat ik zekerlyk berokkend ,<br />

in een vlaag van Raazerny over myn ongeluk,<br />

berokkend heb!<br />

Ik h-b aan Ferdinand de ganfche Gefchiede-<br />

nis zyner verfchriklyke omftandigheeden be­<br />

kend gemaakt, waarvan gy, in uw Brief, flegts<br />

met een enkel woord gewag maakt. Ik heb<br />

dezelve, in allehaare afgryslykheeden,uit den<br />

mond myns Mans, (myns Duivels moest ik<br />

zeggen, ) vernoemen,<br />

Hy is het zelf, die te Bevlyn, bader- den<br />

naam


( 39 )<br />

naam van Blancheville, haar verleidde 5 Hy<br />

beveiligde my dit met eer?Satanfche glimlach,<br />

en befpottede Ferdinand, die zo oneindig ede­<br />

ler is dan hy! zeggende. „ Dat Ferdinand, in<br />

„ ftede van eene deugdzaame Non,(dus noem-<br />

„ de hy my, hoonender wyze,) eene openlyke<br />

„ Hoer van hem had moeten neemen ! "<br />

Dit zetlede my in woede. Ik zei hem alles,<br />

wat beleedigde fierheid in ftaat is te kunnen<br />

zeggen! Dit uitfchot dei Mannen beantwoord­<br />

de my dit alles hier mede: Dat hy eigenlyk<br />

niet voornecmens geweest ware my té FIuuw-<br />

lyken; dat hy loutere wellust bedoeld had, en<br />

alleenlyk om myner zotte vooröordeelen wil,<br />

zig die burgerlyke Ceremonie had moeten on­<br />

derwerpen. Dat hy my niet anders dan als een<br />

Byzit befchouwde, en, zonder dien verdoem­<br />

den band, my ook als zodanig eene verhaten<br />

zou.<br />

Natuurlyk voerde dit gedrag myne woede ten<br />

top, die wel dra tot een foort van Raazcrny<br />

overfloeg, zo dat ik naauwlyks my zelve meer<br />

bewust was. In het hevigfte van dezelve, weg-<br />

fmeltende in traanen en jammerklagten, fchreef<br />

ik aan Ferdinand een Brief, die hem de on-<br />

gelukkigfte van alle menfchen moet maaken.<br />

c<br />

4 Li-


C 40)<br />

Lizette vond, den volgenden morgen, deezen<br />

Brief verzegeld liggen, nam hem op en bedel­<br />

de hem, zonder er my te vooren iets van te<br />

zeggen. Toen ik uit den benaauwdften droom<br />

ontwaakte , viel den Brief my in, en teffens<br />

zweefden alle de omftandigheeden vanFerdinand<br />

my voor den geest. Ik gevoelde voor hem<br />

en de ongelukkige Vrouw een innig medely­<br />

den. Myn voorneemen dagt my eene te fchrik-<br />

lyke wraak over het Noodlot te weezen , en ik<br />

begeerde den ongelukkigen Ferdinand liever in<br />

de onzekerheid van zyne droevige bcftemming<br />

te laaten.<br />

* * * * *<br />

Vermits hy befpeurt dat zyn byzynmy lastig<br />

valt, is hy meer by my, dan te vooren. Hy<br />

kan my echter niet meer verrasfchen, om dat<br />

ik hem gewaar word in de gang, waartegen<br />

over ik my, met dat oogmerk, geplaatst heb.<br />

Men moet alle loosheid te hulp roepen, om de<br />

valftrikken van zulk een Man te ontwyken. Ik<br />

zou my deeze kleine kunstgreep nimmer ver-<br />

geeven kunnen, wanneer hy my niet ondraag-<br />

lyk barbaarsch behandelde.<br />

Myn berouw over het afzenden van den Brief<br />

werd


C 4r )<br />

werd niet weinig vermeerderd , toen hy my<br />

zeide, dat Fcrdinands Egtgenoote, in haar Ou-<br />

ders huis, een zeer deugdzaam Meisje geweest<br />

was; dat hy zeer veel moeite gehad had, om<br />

die vooröordeelen ujtteroeTen, welken my ook<br />

nog aankleefden. Zy was derhalven goed, en<br />

zou waarfchynlyk gemaklyk te verbeteren zyn<br />

geweest. Uw Brief, Waardfte Louiza ! had<br />

mooglyk dit uitgewerkt. O gy zyt zo veel goe­<br />

der dan ik 1 Haast u derhalven, befte Vrouw!<br />

en verhoed het dreigende Onheil. Tragt<br />

Ferdinand alles wederom uit het hoofd te<br />

praaten. Zeg hem, dat ik loutere wartaal ge­<br />

fchreeven heb ! dat het in een droom gefchied<br />

zy !<br />

Moest ik dan nog ganschlyk de verwocste-<br />

res van het tydlyk vermaak van myn Ferdinand<br />

worden ? Myn God ! hoe hard is deeze my­<br />

ne voorbeftemming! Louiza! Ik vrees,<br />

dat myn leeven in een ftikdonkeren nagt zal ein­<br />

digen ! — Wanneer ik my zomwylen voor den<br />

geest breng, hoe ik veelligt nog de bron van<br />

veeier ongeluk kan worden, en dan bedenke,<br />

hoe goed het zou zyn, dat ik ophield te lee­<br />

ven , dan draait my het hoofd van zwarte ge­<br />

dagten en fchrikbaarende voorneemens ! •—•<br />

C 5 dan


C 42 ><br />

dan moet ik my met geweld uit dien maalftroom<br />

van eigen verderf rukken !<br />

Ik ben er 't best aan toe, wanneer ik in een<br />

duifteren droom van zwaarmoedigheid daar<br />

heen dwaale. Dan dunkt my dat ik merklyk<br />

gelukkiger ben. Ik ftel my allerlei hersfenbeeL<br />

den voor: Geniet het byzyn van het gene ik<br />

boven alles bemin, en leef in de verrukken­<br />

de hoop, dat myne droomen vervuld zullen<br />

worden.<br />

Antwoord my toch ten fpoedigften, lieve<br />

Louiza ! Ik zal, geduurende ik uw befcheid<br />

ïnwagt, in eene vreeslyke onrust zyn, tot dat<br />

ik weet of gy iets uitgerigt zult hebben.<br />

Wanneer ik my voorftêl, dat het mooglyk<br />

is, dat Ferdinand zyne rechtvaardige woede<br />

op zyne Gade reeds uitgeftort hebbel dat de<br />

fchynbaare rust van dit Huuwlyk, zyn eenig<br />

valsch geluk , dat van alle genoegens hem<br />

overfchoot, door my gefioord is geworden, —<br />

dan zou ik, Ach! ik kan het niet uit­<br />

drukken ! —- Myne ziel, Louiza ! is krank?—<br />

aan eene doodlyke krankheid ! Zy heet ver-<br />

twyffeling, en neemt doorgaans een verfchrik-<br />

Jyk einde.<br />

Ik ben ellendig, verhaten , bejammerens-<br />

waar-


( 43 )<br />

waardig ! Louiza! voor 't minst verlaat<br />

gy my niet !<br />

M<br />

Ik ben, enz.<br />

HENRIETTE.<br />

Z E V E N D E B R I E F .<br />

Lotje aan Miria.<br />

LVXyne onderneeming , Waarde Maria i relukt<br />

my by uitflek. Ik begin te ontwaren,<br />

dat ik het alleen my zelve zal te danken hebben<br />

, wanneer ik de Vrouw van Van Fett<br />

blyve.<br />

Wy Vrouwen zyn er waarachtig zeer flegt<br />

aa« toe, indien wy niet zelve een weinig door<br />

den geest van onderneeming aangevuurd wor­<br />

den, en alles op andere Luiden moeten laa­<br />

ten berusten en aankomen. En wy, die men<br />

met den naam van gevallene beftcmpeld zyn<br />

er altoos nog erger mede gefchooren, dan an­<br />

dere , die men ten minften nog met eenige op­<br />

merkzaamheid behandeld, welke men zegt het<br />

Vrouw.


( 44 )<br />

Vrouwlyk Geflagt verfchuldigd te weezen, daar<br />

wy integendeel niets anders dan verachting te<br />

verwagten hebben.<br />

Myne veinzery is my, zo verre het mooglyk<br />

ware, gelukt. Ik had zelve niet gedagt, dat ze<br />

zo wel zou afgeloopen zyn. Ik ben reeds drie<br />

a viermaalen myn Frederik voorbygegaan, en<br />

wy hebben elkander fterk aangezien, zonder<br />

dat hy de geringfte agterdogt voedde. Ik heb<br />

nog niet met hem in Gezelfchap geweest, en<br />

daarvoor denk ik my ook te wagten, om dat<br />

by naauwer onderzoek, en een langer onder­<br />

houd, dat ik niet gemaklyk zou kunnen ont­<br />

wyken , eene ontdekking van myn perzoon zeer<br />

mooglyk zou zyn.<br />

Zo dra echter de opcnlyke vermaaklykhee-<br />

den eenen aanvang neemen, zal ik my in alles<br />

mengen, en dan heb ik de fchoonfte gelegen­<br />

heid, om de treden van myn Frederik gade te<br />

liaan, en te zien wat men met hem voorheeft.<br />

Hy was altoos een wilde, lecvendige Jongen,<br />

en ik zou het hem geenzins kwalyk kunnen<br />

neemen, wanneer hy . onder zulk een drom<br />

van fchoonheeden, (allen zekerlyk naar het<br />

lighaam, en denklyk ook naar de ziel gefchil-<br />

derde fchoonheeden, ) eene kleine ontrouw<br />

te-


( 45 )<br />

tegen my begaat. Tot op ditoogenblik evenwel<br />

heb ik niets ten zynen laste. Ik ben hem<br />

zo digt op zyde als mooglyk is, en heb hem<br />

nog nimmer met eene andere Dame dan zyne<br />

Moeder zien uitgaan.<br />

Ja ! het geen my boven alles behaagt, is,<br />

dat hy den naam heeft van een zeer ongalant<br />

Heer te weezen: men fchryfi. dit openlyk aan<br />

zyne leevenswyze te Berlyn, en zyn omgang<br />

met my, toe, want van zyne Gefchiedenis met<br />

betrekking tot my, is elk een zorgvuldig on-<br />

derrigt. Wist men eens , hoe galant hy zyn<br />

kan, wanneer hy wil, men zou geheel anders<br />

fpreeken.<br />

In een ander opzigt echter, is zulks voor<br />

my gevaarlyk. Want vermits de Dames de Iee-<br />

venstrant des jongen Heers kennen, gaan zy<br />

altoos een ftap verder, dan zy anders doen<br />

zouden, om dat zy weeten, dat het by zulk<br />

eenen, zo flegt niet uitvalt, dan wel by an­<br />

deren.<br />

De Moeder van Frederik heb ik eenige rei-<br />

zen gezien, maar nog niet gefproken. Zy is<br />

eene Dame van groot fatzoen ; zy fchynt echter<br />

ten uiterften trotsch te weezen, en zou my,<br />

als Schoonmoeder, dikwils de handen vol werk<br />

gee-


C 46 )<br />

geeven. De Familje is groot, aanzienlyk en<br />

zeer ryk.<br />

Gy kunt denken , dat ik hier ook eenige<br />

Vrouwlyke kennisfen gemaakt heb. Ik heb er<br />

een aangetroffen , die een geruimen tyd, als<br />

Kamerjuffer, by de Barones gediend heeft. By<br />

haar begon ik my de praatzugt van ons geflagt<br />

een weinig tefchaamen, alhoewel myne nieuws­<br />

gierigheid er zeer wel by voer, wantik ver­<br />

nam van haar alles tot de kleinfle bcrigten van<br />

myn huis toe.<br />

Zy was, zo als gemeenlyk de KamerjufFer-<br />

ties zyn, de beluisteraarfter van alle de gehei­<br />

men van haaren Heer geweest, en wist my<br />

dus veel te vernaaien van het geen mynenwe-<br />

gen gefproken was. — Heel veel Lof van my<br />

hoorde ik in de daad niet. Geheel in den fat-<br />

zoenlyken toon, liet zy zig fterk tegen de ver­<br />

leiding uit, en echter fcheen zy my gene ves­<br />

ting der deugden te weczen.<br />

Onder anderen verhaalde zy my, dat de Da­<br />

me menigwerven bittere traanen over de ver­<br />

leiding van haaren Zoon gefchreid, en veel.e<br />

Geloften gedaan had , wanneer hy weder tot<br />

haar te rug keerde. Gedeeltlyk had zy dezel­<br />

ven ook reeds vervuld:: Zy geloofde dat onder<br />

an-


• (47)<br />

anderen een haarcr gelofte ook deeze was, van<br />

haar .(Kamerjuffer) wegtezenden ; want naauwlyks<br />

was de jonge Heer op de terugreis, of zy<br />

had haar affcheid gekreegen, en de Dame had<br />

een oud Moederde, (aldus noemde zy een bejaard<br />

Meisje,. dat by de Barones was,) ter haarer<br />

oppasfing by zig genomen.<br />

• Ik deed verder onderzoek, welk een Vonnis<br />

zy toch over de Beminde van haaren Zoon<br />

mogt geveld hebben. In den beginne, dit verhaalde<br />

ze my.was zy buiten zig zelve geweest<br />

van hartzeer ; zo dikwerf zy vernam , dat die<br />

verkeering nog voortduurde; en zy liet zig verluiden,<br />

dat, zo die Perzoon nog in 't Land<br />

ware, zy ze in het Tugthuis zou laaten brengen.<br />

Een fchoon verblyf, lieve Maria! voor my,<br />

die naar haare goederen en bezittingen reikhal-<br />

ze ! Naderhand evenwel, toen men veel goeds<br />

van my gezegd had, als onder anderen, dat ik<br />

niet poogde om myn Frederik de beurs te Iig-<br />

ten, maar hem zelf eenigermaaten binnen de<br />

paaien hield, vernederde zy zig, door my eeni-<br />

ge Loffpraaken toetevoegen, en teffens te ver-<br />

zekeren, dat indien haar Zoon van my wilde<br />

afzien, zy my myn leevenlang wilde verzorgen.<br />

Dit


C 48')<br />

Dit goed voomeemen echter, edele Vrouw!<br />

zyn wy weeten voortekomen.<br />

Ik verhaakte my met aan het Kamerjuffertie<br />

te vraagen , of zy niet eveneens zou handelen,<br />

wanneer er zig een jong Heer van dat flag op­<br />

deed ? Zy ftoof my, met al de wapenen haa-<br />

rer welfpreekenheid, hier magtig tegen in! —<br />

maar naauwlyks waagde ik, kort daarop, een<br />

Voorftêl van die natuur, of ik vond dat kui-<br />

fche fchaapje ten uiterfle bereidvaardig, om<br />

een , Contract met my aantegaan ! — 't Is eene<br />

droevige bezigheid, aldus de zwakheeden van<br />

zyn eigen Geflagt te moeten uitvorfchen; en<br />

te ontdekken, dat wy in 't ft uk der driften en<br />

neigingen elkander zo gelyk zyn ! ten ware,<br />

dat ik pog nimmer die gene mogt hebben aan­<br />

getroffen, welke beter zyn dan wy ! Ik twyf-<br />

fel echter van tc vooren , of ik wel immer dat<br />

gene zal vinden, waarnaar ik in dit geval,<br />

tragt te zoeken.<br />

Morgen is er onverwagt Gezelfchap : ik zal<br />

derhalven deezen Brief niet afzenden, voor<br />

dat dit eerfte Toneel myner Onderneeming uit-<br />

gefpeeld zal zyn. Vermits ik reeds hier en daar<br />

bekend ben, valt my den toegang, tot de ge­<br />

nen, die ik fpreeken wil, niet moeilyk: ik weet<br />

zelfs,


( 40 )<br />

zelfs, dat verfcheiden zig toeleggen, om , i<br />

nader te leeren kennen. Natuurlyk beho. J<br />

myn Vrouwlyk gelaat zyn indruk, en ik heb<br />

vooruitzigt op menige aartige klugt.<br />

* * * * *<br />

Ik keer van 't Gezelfchap weder te rug, eri<br />

ik weet niet, of ik my meer over de Moeder<br />

ergeren, dan over mynen Frederik verheugen<br />

moet. Toen ik verfcheen werd ik aan allen<br />

zyden omfingeld,en Frederik bevond zig mid­<br />

den onder hen , die my ten yverigften hunnen<br />

dienst aanbooden. Vermits ik echter niet naauw<br />

met hem bekend tragt te weezen, gedroeg ik<br />

my tegen anderen veel vriendlyker dan tegen<br />

hem, 't welk hy fpoedig fcheen te bemerken,<br />

en my verliet, en nu vervolgde ik hem, zo<br />

veel het ongemerkt gefchieden kon, op alle<br />

wegen.<br />

Gy weet, dat hy by uitneemenheid fraai danst,<br />

en thans fcheen hy zig dubbel te bemoe'en.<br />

't Kwam my voor als of by behaagen wilde;<br />

dit begon my te verdrieten en mismoedig te<br />

maaken; ik geraakte echter fpoedig weder in<br />

een goed humeur, toen ik befpeurde, dat hy<br />

elke Danzeres ftaan liet, zonder er zig verder.<br />

II. DEEL. D me-


C sa )<br />

mede in te laaten. Slegts met Eene, die hy<br />

een wenk gaf, en waardoor myn bloed aan 't<br />

kooken geraakte, ging hy na het eindigen van<br />

den Dans , in een zykamer. Ik volgde hem met<br />

de oogen. Mede in te gaan dorst ik niet waa-<br />

gen. Ik werd echter gewaar, dat zy op eene<br />

Sofa zaten, die voor een deur geplaatst was.<br />

Ik ging naar buiten , om deeze deur, zo 't<br />

mooglyk ware , te ontdekken. Ik vond een<br />

kleinen gang, die ik zagtlyk in floop, en waar<br />

binnen ik my op floot. Ik ontdekte ook de be­<br />

geerde deur, en in dezelve een fpleetje, waar<br />

door ik, zonder gezien te worden, alles zien<br />

en hooren kon. Weldra werd ik van myne<br />

dwaaling overtuigd. Frederik fprak ten behoe­<br />

ven van eenen Vriend : hy poogde de fchoon-<br />

heid aantezetten, om haar Minnaar toch niet<br />

langer in het lange pak te houden, dat hem<br />

eindlyk verveelen,en waardoor zyhem gansch-<br />

lyk verliezen kon. Hy fprak zeer vrymoedig,<br />

van de onaangenaame gewoonte eeniger Da­<br />

mes , om den toegang tot haar voor haare Min­<br />

naars bezwaarlyk te maaken , en beweerde, dat<br />

zulks in de Huuwlyken kleine haatlykheeden<br />

ten gevolge had, waaruit veel hartzeer geboo-<br />

ren werd.<br />

De


( 5i )<br />

De Dame fcheen onder dit alles zo onaan-<br />

doenlyk niet te weezen, als Frederik in de daad<br />

was. Zy vroeg eenige reizen zeer angftig, of<br />

hy dan niet zig in 't Huuwlyk te begeeven dagt?<br />

Na dat zy zulks tot driewerf toe gedaan had,<br />

antwoordde Frederik , zeer koeltjes; hy had<br />

éénmaal bemind,en was vangevoelen.dat men<br />

maar éénmaal beminnen kon.<br />

Ik had voor het tegenwoordige genoeg; ver­<br />

liet myne fchuilplaats , en vermengde my weder<br />

onder het Gezelfchap. Een'kleine wyl daarna<br />

kwam Frederik met de Dame uit het Zy vertrek.<br />

Zyne Moeder ftond juist niet verre van my af,<br />

toen hy haar yoorbyging.<br />

Frederik! z ei Zy tegen hem , het zou my<br />

leed doen, wanneer uwe verkiezing op deeze<br />

Perfoon vallen mogt. Zy is zo goed als ver­<br />

loofd, en ik begeer niet, dat myn Zoon im-.<br />

mer eene Verbindtenis verbreeke.<br />

Mama! antwoordde hy, gy behoeft niet bang<br />

te weezen : tot nog toe heeft niemand de ge­<br />

ringde aanfpraak op myn hart, en ik hoop niet<br />

dat zulks ook gebeuren mag, want alles wat ik<br />

tot nog toe zag, zyn geene hartveroveraar-<br />

fters. - Met dit gezegde fprong hy van haar<br />

af, en de Dame zugtte. Ik keerde my fchie-<br />

D 1 lyk.


C sO<br />

lyk om, even als had deeze zugt my opmerk­<br />

zaam gemaakt, en zag de Barones aan.<br />

Gy fchynt u te verwonderen Mynheer'. zei<br />

ze tegen my, dat men aan een plaats, waar<br />

men niets dan vreugde verwagten kan , ook<br />

zugten hoort! maar geloof my, het hart eener<br />

bedrukte Moeder, die onlangs haaren Zoon<br />

uit de handen derRoovers rukte, en elk oogen­<br />

blik te dugten heeft, dat hy er weder in valle,<br />

kan in deeze of diergelyke vermaaken geen deel<br />

neemen. Tot dit oogmerk ben ik ook geen­<br />

zins hier gekomen; neen! maar ik zoek myn<br />

Zoon te bewaaken. Verfchoon my, Mynheer!<br />

ging zy voort, dat ik u van uw genoegen af-<br />

houde, ik bedoelde zulks niet. Gy zelf gaaft<br />

er my geleegenheid toe.<br />

Zy wilde van my afgaan, doch ik verzogt<br />

haar te blyven: haar verzekerende, dat ik te<br />

diep in het lyden eener Moeder deelde, dan<br />

dat ik bezigheid in de algemcene blydfchap kon<br />

vinden. Ik had ook eene Moeder, die zeker­<br />

lyk zo bezorgd voor my zou zyn, als zy voor<br />

hem was. Zy fcheen door deeze myne ver­<br />

klaaring verrukt. O ! Riep zy, hoe^benycfe ik<br />

deeze Moeder, om zulk eenen Zoon ! Kom,<br />

vervolgde zy, en vertel my iets van haar! Ik<br />

moe t


C 53 )<br />

moest my neffens haar zetter., en ik wist myne<br />

Roman zo geloofwaardig te maak en,dat zy my­<br />

ne Moeder hoe langer hoe liever kreeg !<br />

doch deeze vreugd duurde niet lang; het Ge-<br />

fprek liep welhaast waar ik het hebben wilde.<br />

Zy verhaalde my de uitfpattingen van haaren<br />

Zoon, en befchreef zyne alles tebover.ftrecven-<br />

de Liefde voor een Meisje , dat niet veel be-<br />

teekencn moest, dewyl het zig gansch aan hem<br />

overgegecven had, en waar van hy , zo zy<br />

vreesde, nog niet geneezen was.<br />

Ik nam de vryheid hier tegen intebrengen,<br />

dat zy weezenlyk naar vooröordeelen het Von­<br />

nis ftreek: dat de Liefde een hartstogt ware,<br />

die zig niet bedwingen liet,' en dat men uit<br />

deeze opoffering van het Meisje in 't geheel<br />

haar Charafter niet kon opmaaken , wyl dit<br />

blootlyk de uitwerking der Liefde was, die<br />

zeer wel met edele gevoelens en eene eeiivke<br />

denkenswyze gepaard kon gaan. In 't kort,<br />

ik ondernam myne eigen verdcediging, zo hart­<br />

lyk en ernftig, dat zy my zeide, dat myn En-<br />

thufiasmus haar de gedagten inboezemde, dat<br />

ik ook beminde. Zy wilde my in 't geheel niet<br />

tegenfpreeken , alleen gaf zy my in overwee­<br />

ging, dat diergelyk eene Liefde, in allen pp.<br />

D 3 zig-


( 54)<br />

zigten, haar Zoon ongelukkig gemaakt had „•<br />

dat zy hem van 't Pad had afgerukt, 't welk<br />

hem door zyn ftand en beflemming was aan-<br />

geweezcn geworden; dat zy hem in allen ge­<br />

vallen van de zoetigheeden des Iluuwlyks be­<br />

roofde, en dat hy, in gevalle hy, om reden<br />

van ftaat, eenmaal huuwen moest, niet meer<br />

vatbaar voor de Liefde zyri zou, vermits zyn<br />

gevoel verftompt ware.<br />

Ik nam andermaal de vryheid van haar tegen<br />

te fpreeken. Ik zei te gelooven,dat de kennis<br />

der Liefde eene genoegzaame waarborg voor<br />

derzelver genot was. Dat ingevalle haar Zoon<br />

op mogt houden . die Perzoon te beminnen ,<br />

waarvoor hy tot dus verre geleefd had, en die<br />

hy als dan zekerlyk zyner Liefde niet meer<br />

waardig zou achte:i, hy dan ongetwyffeld eene<br />

keus zou doen, die tot eere van zyn verftand<br />

en hart zou ftrekken ! Bleef hy echter be­<br />

minnen , en was de Gebiedfter van zyn hart zy­<br />

ner waardig, en had zy onuitwischlyke indruk­<br />

ken op zyn hart gemaakt, dan zou hy nimmer<br />

een ander verkiezen, maar haar, die hy een­<br />

maal zyn min wydde , getrouw blyven , en<br />

zulks kon hem niet anders dan tot Lof verftrek-<br />

ken.<br />

Ik


( SS )<br />

HÉ ben niet in ftaat it eene befchryving te le­<br />

veren , van de verandering, die op deeze woor­<br />

den , op het gelaat en in de houdingen van de<br />

Darones ftand greep.<br />

Myn heer I zei zy, gy verwondert my ten<br />

J oogften. By alle de Grondbeginzelen, die gy<br />

ny hebt opengelegd,by alle de Liefde voor uwe<br />

Moeder ; by alle de achting die gy betuigt my<br />

toe te draagen , en de meewaarigheid met myn<br />

verdriet, wangt gy het echter de Voorfpraak<br />

eener ftrafbaare Liefde te worden !<br />

Vergun my genadige Vrouw 1 vervolgde ik,<br />

cat ik de Menfchen van de wetten afzondere!<br />

zonder die maakt deeze Liefde hem niet ftraf-<br />

baar. De Liefde is het werk der natuur. De<br />

m'.sdaad van uw Zoon beftsat, op zyn ergst<br />

genomen, daarin, dat hy, alvoorens hy het<br />

Meisje verleidde, niet op een Huuwlyk bedagt<br />

v/are; en zy handelde onvoorzigtig, door haar<br />

drift den teugel te vieren, eer zy op eene wet­<br />

tige wyze verbonden was.<br />

Stil, ftil: viel zy my fchielyk in dereden.<br />

Geen woord meer van dat alles ! Het zou<br />

verfchriklyk weezen, wanneer hy zulks gedaan<br />

had! dan was zyn gansch geluk den bodem in-<br />

geflagen! dan waren alle zyne uitzigten very-<br />

D 4 deld!


( 56 )<br />

deld! dan had hy zyne Familje en zig zei ven de<br />

grootfte fchande aangedaan, en my in het graf<br />

geholpen ! Hoe kunt gy, Mynheer 1 die van<br />

adel zyt,- en eene Moeder hebt, die gewis voer<br />

uw geluk zorgt, hoe kunt gy flegts denken,<br />

dat- zulk een onwettig Huuwlyk verantwoord<br />

kan worden ?<br />

Genadige Vrouw 1 antwoordde ik haar , toen<br />

de Liefde onder dè*Menfchen plaats verkreeg,<br />

toen aan de beiden Geflagten deeze Godlyke<br />

Eigenfchap gefchonken werd, toen beftondea<br />

er nog geene overeenkomften of verbintenis-<br />

fen, waardoor de eene Mensch zig boven dc:i<br />

anderen verheeven oordeelde , en op zyne<br />

medefterflingen met verachting neder zag. Een<br />

Mensch was een Mensch, en is en blyft nog<br />

Mensch: wy beminnen derhalven eikanderen<br />

als Menfchen, zonder opzigtop de willekeurige<br />

Verbindtenisfen. Deezen moeten allen ophou­<br />

den zo dra de neiging in 't fpel komt. En ge­<br />

loof my, de zogenaamde ongelyke Huuwly­<br />

ken, zyn veelmaalen veel gelukkiger, dan die,<br />

waar men de volmaaktfte gelykhcid aantreft.<br />

Myn heer ! voegde de Dame my hierop toe,<br />

wy zyn in eene onderhandeling gewikkeld,<br />

waar in ik waarachtig nimmer gedagt had my<br />

in


C 57 )<br />

fntclaaten. Om derhalven voor de v


C 53 )<br />

den! Wanneer zy, volkomen overtuigd,door'<br />

dgduurfte beloften overtuigd,van eenmaal zyne<br />

Vrouw te zullen worden, zig aan hem over­<br />

gaf! Wanneer zy, zo gelyk hy fprak, at<br />

den glans der Waereld verzaakte, en flegts<br />

verlangde gelukkig te worden, door de genie­<br />

ting zyner Liefde ! zoudt gy haar dan nog one­<br />

delmoedig, ondeugdzaam en onverftandig kun­<br />

nen heeten?<br />

Dus fprak ik, doch ik was het ongelukkig-<br />

fl:e Schepzel van de Waereld, wanneer het hl<br />

myn geval waarheid was! want ter Liefde van<br />

den glans der Wae,reld beminde ik hem><br />

het ik my alles welgevallen, en waag ik nog<br />

heden alles. Laat de Moeder zo vernederend<br />

van my fpreeken als zy wil, zy zal my even­<br />

wel moeten erkennen ! moeten erkennen voor<br />

haare Dogter, al zou ik het te vuur en te<br />

'zwaard doorzetten.<br />

Na dat ik dit gezegd had, ftond de Dame op.<br />

Ik moet, dus fprak zy, dit gefprek afbreekem.<br />

lk zie, dat gy in 't ftuk der Eere, ruim zo<br />

groot een Vrygeest zyt als myn Zoon is. Moog­<br />

lyk zyt gy wel zyn Afgezant, om een zaak te<br />

verdeedigen, die door niemand verdeedigd kan<br />

worden. Die eens met myn Zoon gevallen is,<br />

is


( 59 )<br />

is niet waardig zyne Egtgenoote te worden,<br />

offchoon ik ook al het andere over 't hoofd<br />

zou kunnen zien. Begrypt gy dit? Aldus denkt<br />

eene Moeder, en indien gy een geweeten bezit,<br />

maak dan uwe Moeder niet nog eenmaal<br />

ongelukkiger dan ik ben! geef haar niet eenmaal<br />

meerder reden tot klaagen , dan ik over<br />

myn Zoon heb, die nog myner waardig is.<br />

Hier mede verliet zy my. Myne gedagten<br />

waren wraak, en vergift ftroomde door myne<br />

aderen! doch ik had ongelyk. Waarom ver­<br />

toornde ik my, en waarom doe ik zulks nog<br />

op heden ? Immers heb ik alle magt in han­<br />

den! Myne bewyzen zyn zo bondig, zo on-<br />

wederleglyk, dat ik alles trotfeeren kan ! .<br />

Moeder! Moeder! zekerlyk zult gy door my<br />

ongelukkiger worden, dan door uw Zoon.<br />

Maar neen! ik zal haar nooit Moeder kun­<br />

nen noemen, die my zo regelrecht in 't aan-\<br />

gezigt zei, dat ik haars Zoons niet waardig<br />

ben! Dat wil zeggen, myn hart zal het<br />

met zyn ! — Maar hoe zeer zal ik my ver­<br />

heugen , wanneer zy. genoodzaakt is my haare<br />

Dogter te moeten noemen! O hoe zoet zal dit<br />

«fgeperfte woord my in de ooren klinken!<br />

Zal


( 6o )<br />

Zal flË u verder nog iets van myne aanmer­<br />

kingen mededeelen ?<br />

Noem het ydelheid, of zo als gy het begeert,<br />

Maria ! genoeg, dat ik geloof, dat' er op 't gan-<br />

fche Gezelfcbap geene Vrouw was,die by my<br />

haaien kon. Allen als Poppen gefchilderd, als<br />

Poppen gekleed, en als Foppen zo ftyf, tot in<br />

de geringde haarer houdingen en bewcegin-<br />

gen. Geene natuur, geene waare bekoorlyk-<br />

heeden, geen lachje zonder afgemceten ploo­<br />

ien ! —- Ha, Maria! gy had onze Engeltjes<br />

er vry tegen kunnen monfteren, geen een van<br />

allen die hier waren,kon er mede vergeleeken<br />

worden.<br />

Gy moest eens gezien hebben, hoe men my<br />

aanlokte 1 hoe alles my zig aanbood en zig be-<br />

vlytigde, om myn aandagt te trekken, van die,<br />

waar tegen' ik my flegts een vriendlyk woord<br />

omvallen liet! Aldus gingen wy immers niet<br />

tc werk. Men kwam waarachtig ons meer te<br />

gemoete, dan ik deezen. .<br />

En wanneer zy fpraken, hoe langdraadig,<br />

hoe eentoonig, hoe onbehaaglyk, kwam elk<br />

woord er uit! 't Kan zyn, dat het inbeelding<br />

van


( 61 )<br />

van my is; maar ik begeerde my zelve niet te<br />

bedriegen.<br />

Ik zogt een praatje met de Dame, waarmede<br />

Frederik in gefprek geweest was. Wy fpraa-<br />

ken over de Liefde. In onzen ftand, zei zy<br />

onder anderen, is het zeet droevig, dat wy<br />

naar bevelen moeten leeven ! Met een floeg<br />

zy een oog op my, dat my meer ontdekte dan<br />

alle haare woorden. Ik kon niet lang by haar'<br />

duuren. 'Zy wil de ganfche Waereld hebben,<br />

dagt ik', want, kort te vooren, hadden haare<br />

oogen het zelfde aan Frederik gezegd. In 't<br />

kort, Maria! ik geloof dat Frederik hier vei­<br />

lig is, en ten zynen opzigten zullen er geene<br />

veroveringen vallen.<br />

In myn volgenden zult gy er meer van hooren.<br />

Ik ben, enz.<br />

LOTJE.<br />

AGT-


( 62 )<br />

A G T S T E B R I E F .<br />

Louiza aan Profesfor Wahler.<br />

Lieve, Beste Ferdinand !<br />

Ikfchryf u in der haast, en betreklyk eene<br />

zaak, waar op gy uw aandagt reeds gevestigd<br />

moet hebben, en in welke gy gewislyk reeds<br />

een befluit genomen hebt, doch waarvan gy<br />

nu eerst de rechte geleegenheid verneemt.<br />

Is uwe Wysgeerte zo vermoogende geweest,<br />

om te zegevieren over het kookende bloed en<br />

de beleedigde eere; dan is het wel, waardige<br />

Man! maar heeft de drift getriumfeerd, dan<br />

zult gy heden door my uit uwe Dooling te rug<br />

gebragt worden.<br />

Hasten, die alles opzoekt, wat zyne Vrouw<br />

ongelukkig kan maaken, heeft het fpreukje,ten<br />

opzigte van uwe Gade, verzonnen , en zy, in<br />

de eerfte verrasfching, fchryft, onder* een aan­<br />

val van krankzinnigheid, nog meer dan hy haar<br />

gezegd heeft, en in deeze onbewustheid van<br />

zig


C 63 )<br />

zig zelve, zend zy den Brief weg. Zy heeftaan<br />

my gefchreeven en my verzogt, de vreeslyke<br />

onheilen te willen afwenden, die deeze<br />

Brief zou kunnen naar zig fkepen<br />

Komt derhalven deeze myn Brieft, nog te-<br />

«hg genoeg ter hand, bedenk dan, dat de vertelling<br />

van een Booswigt en de droomende<br />

voordellen van een krank vernuft onmoog, yk<br />

toereikende kunnen weezen, om ons iemand<br />

«do» veroordeel»! Onderneem derhalven<br />

mets tegen de Ongelukkige.<br />

* * * * *<br />

Myn Man verrascht my, terwyl i k dee2en<br />

!f *f hiede<br />

<br />

v e<br />

^ l . zegt hy, dat de<br />

Menschhevenheid hier werkzaam moet wee!<br />

zen Hy za! zelf naar u toe reizen; deezen<br />

Brief u overbrengen, en, zo veel mooglyk zy,<br />

l2jT sen dat<br />

'<br />

er geene onselukke<br />

" &<br />

Geef aan zyn raad gehoor, waarde Ferdinand!<br />

en bedenk dat de waereldfch/ 7<br />

nimmer kunnen zyn, zo a Tu "<br />

en H,, rrr ^ ^ "^feilen,<br />

en dat, wanneer gy u zeJven ^ mogt bedroogen


C 64 )<br />

gen hebben, het beter is, te vergeevcii, dan<br />

kwaad met kwaad te vergelden.<br />

Ik ben, enz.<br />

LOUIZA.<br />

N E G E N D E B R I E F .<br />

De Ritmeester Strundel aan den Advokaat JVum.<br />

Ik blyf myn voorneemen getrouw, lieve<br />

Wurm! Ik heb aan Maria gefchreeven , dat ik<br />

haar niet weder zien zal : met een bezwaard<br />

hart zekerlyk; maar zy is goed, en zal er in<br />

berusten, ten minften ik hoop Ferdinand voor<br />

het toekomende te verzekeren.<br />

Wat myn Proces betreft, dit zal wel ten<br />

einde loopen. Ik zend u hier neffens de Co-<br />

pie van het vergelyk , dat wy gemaakt heb­<br />

ben , doch 't geen ik niet eerder ondertekenen<br />

zal, voor dat ik daar toe uwe goedkeurig ont­<br />

vangen heb.<br />

Intusfchen zal ik een Reisje doen, naar dat<br />

Oord , van waar de Gefchiedenis van Maria<br />

haar


( 6 5 )<br />

haar herkomen heeft, en poogen deeze te onderdrukken.<br />

Als ik binnen agt dagen uw andwoord be­<br />

kome , beu ik vast binnen veertien dagen by<br />

«, en tot dien tyd toe blyve ik, enz.<br />

STRUNDEL.<br />

T I E N D E B R I E F .<br />

De Ritmeester aan Maria.<br />

In het oogenblik dat ik affcheid van u nam,<br />

waarde Maria ! was het my onmoogiyk u te<br />

kunnen zeggen, dat dit de laatfte reize was,<br />

dat wy eikanderen zagen. Ik'zou uw hart ge-<br />

broken hebben, en veelligt had uw lyden myn<br />

voorncemen verzwakt, zo, niet verydeld. Ik<br />

zeg het u, uit het binnenfte myner ziele, ik<br />

kon dit niet op my zelven verkrygen ! en nog<br />

heden, terwyl ik aan u fchryf, moet ik, by<br />

elk woord, de pen uit de hand leggen. Zy<br />

ontzegt my haar dienst, om dat ik u, en<br />

II. DEEL. E met


( 66 )<br />

mei u. alles vat r,:y lief en dierbaar is, vaat<br />

wel moet zeggen !<br />

Maria! ik geloof meer dan ooit, dat wy een<br />

Hemel op aarde zouden gehad hebben, wan­<br />

neer gy myne Vrouw geworden waart, en het<br />

is eene byzondere beftuuring van het Noodlot,'<br />

dat ik aan niets van dat alles moest denken,<br />

toen my er den weg voor open ftond, en dat<br />

my deeze Egtverbindterris, en de hulp , die ik<br />

van Wurm te verwagten had, niet te binnen<br />

fchoot.<br />

Ik zou onwaarheid fpreeken, indien ik be-<br />

weeren wilde, dat myn omgang met u, zedert<br />

ik wist dat gy gehuuwd waart, my berouwde.<br />

Ik zie wel, dat er ongerechtigheid in is, en<br />

daar van ftrekt myne fcheiding ten bewyze,<br />

maar dat is het ook alles. Met genoegen denk<br />

ik aan onze overéénfteinrning. en het doet my<br />

leed, dat ik aan ryp overleg en den raad my­<br />

ner Vrienden gehoor moet geeven.<br />

Ik gewen my aan de gedagten, waarby ik my<br />

uwen Man, veel ongelukkiger voornel, dan ik<br />

zelf ben, wanneer hy uwe geheele Gefchiede-<br />

nis te weetim kome; en zulks verfterkt my in<br />

myn voomecmen. Ik geloof deeze opoffering<br />

aan hem verfchuidigd te wcezen; eu over het<br />

ge-


C 6 7 )<br />

geheel genomen, waarde Maria! doet gy er ook<br />

winst by.<br />

Thans herinner ik my ten leevendigfte de<br />

veelvuldige oogenblikken, uuren , ja dagen,<br />

in welken gyihde diepite.nagedagten uw Nood­<br />

lot te bepeinzen zat! waarin het u onbegryplyk<br />

voorkwam, dat uwe bedryven altoos der ver-<br />

wytingen onderhevig moeiten zyn , en waarin<br />

gy, met eene vuurige, hartlyke Liefde voor<br />

my, wenschte, dat ik niet by u gekomen ware,<br />

ten einde gy, volgens uw voorneemen, uwen<br />

Egt deugdzaam zoudt hebben kunnen belee-<br />

ven.<br />

Myne tegenwoordigheid zou altoos een hin­<br />

derpaal in de uitvoering van dit uw voornee­<br />

men geweest zyn. Myne .verwydering geneest<br />

u en my van zwakheeden , die te diep in onze<br />

overeenftemmende denkwyze geworteld zyn,<br />

dan dat een ander Middel als onze fcheiding<br />

daarvoor zou kunnen worden uitgedagt.<br />

Laat derhalven, Maria! van dit oogenblik<br />

af, den Vreede zig.in uwe Ziel herftellen, dien<br />

.ik er uit verdreef, toen hy er reeds taamlyk<br />

geveftigd was. Van deezen dagaf, zullen wyel-<br />

•kanderenals Vrienden Vriendin beminnen,en<br />

alle andere denkbeelden moeten verbannen zyn!<br />

E 2 En


( 68 )<br />

Ën ik zweer u,myné Waarde! dat er nimmer<br />

een vonkje van tederheid in myne ziel zal blaa-<br />

ken , anders dan voor u! Nooit zal eene an­<br />

dere Liefde my on'leedig houden , of myn hart<br />

van u aftrekken ! Indien u zulks mooglyk zy,<br />

en ik u te recht kenne, welaan 1 laat dan uW<br />

hart zig in 't bezit van 't myne te vreeden<br />

ftcllen !<br />

Uw Man is allen eerbied waardig. Zyn by-<br />

zyn was my dierbaar, en fteeds zal hy my dier­<br />

baar blyven. 't Zal my altoos berouwen, dat<br />

ik niet van den beginne af het befluit nam, om<br />

myn pligt omtrent hem, de overhand boven<br />

myne Liefde te bezorgen.<br />

Hem heb ik het te danken, dat ik van myne<br />

dwaaling te rug gekeerd ben. Myn Vriend<br />

Wurm heeft niet kunnen doen, 't gene hy in<br />

myn hart te wege bragt! hy kon er de deugd<br />

niet doen ontvonken even als uw Man, wat<br />

. moeiten hy daartoe ook aanwenden mogt.<br />

De Liefde, of ten minften, die zigtbaare ,<br />

daadlyke achting,welke hyubetoont, verdient<br />

alle uwe opmerking. Geloof my, Maria! had<br />

iemand, toen gy nog geheel de myne waart,<br />

my deezen Man als uwen toekomftigen Egt<br />

genoot voorgefteld, ik zou alles aangewend ,<br />

en


C 69 )<br />

en uit alle magt gepoogd hebben, om hem uit<br />

den weg te ruimen. Toen ik by u kwam, en<br />

het gene gefchied was, niet meer te verande­<br />

ren viel, toen haatte ik hem! —• en heden<br />

bemin ik hem ! Konden wy allen Menfchen,<br />

waarmede wy te doen hebben , zo grondig lee-<br />

ren kennen, veelen, die thans door ons gehaat<br />

worden , zouden wy beminnen.<br />

Ik zend deezen brief niet eerder af, voor<br />

dat ik uw last zal uitgevoerd hebben , ter plaat-<br />

fe waarheen ik reize.<br />

* * * * *<br />

Ongelukkige Vrouw I en nog ongelukkiger<br />

ik, wanneer my de troost niet bybleef , dat<br />

myne Zuster, door haare voortreflyke opvoe­<br />

ding , uit den poel des verderfs zig gerukt<br />

had !<br />

Ja ! zy is myne Zuster,zy wier naam gy aan­<br />

genomen hebt, en welker Noodlot gy voor het<br />

uwe verklaart.<br />

Ik moest juist toen zulke drukke bezighee-<br />

den met u hebben, toen die Onfchuldige in<br />

uwe handen verviel, anders had ik haar met<br />

meerder opmerking befchouwt ! Het broe-<br />

derlyk hart had voor haar geklopt, en my ge-<br />

E 3 noopt,


( 7o)<br />

noopt, haar uit de ftrikken der verleiding te<br />

rukken.<br />

Maria ! Maria ! u fpreek ik vry, wanneer<br />

zy niet meer is het gene zy was! Myn<br />

God! hóe zeer word zy hier geroemd '. Hoe<br />

beminde haar alles! Hoe is alles hier van haa­<br />

re voortreflyke denkwyze overtuigd, en ech- .<br />

ter heeft geen Barbaar zo veel menschlieven-<br />

heid bezeten, zig haarer in zo verre aante-<br />

trekken , dat haare onfchuld veilig voor de ver­<br />

leiding is gebleeven, en haare zuiverheid geen<br />

gevaar geloopen heeft.<br />

Ik voed echter nog hoop, dat zy haare Moe­<br />

der , die eene edele Vrouw was, waardig zal<br />

aantreffen ! Is* dit echter zo niet, dan draagt<br />

' Lotje de fchuld van haaren ganschlyken on­<br />

dergang. Die looze Feeks wist alle kunstjes<br />

in 't werk te ftellen, om een zo jeudighart te<br />

verleiden! hield niet op alvoorens zy haarer<br />

gelyk was !en byaldien niet de edelmoedigheid<br />

van den Graaf, welke ik ken, haar weder-<br />

houden heeft, dan ging zy om haaren wil ver­<br />

looren.<br />

Welk eene vreeslyke ftraf ware dit dan voor<br />

myne vergrypingen,en evenwel, Marïa! zyn<br />

deezen zo groot niet. Ik beminde geene an-<br />

de-


71 )<br />

dere buiten u! en u beminde ik met de Liefde<br />

eens Egtgenootsl getrouw beminde ik u !<br />

Ik liet myne bezittingen in de handen ovar van<br />

anderen, die ik altoos geloofde het ooodigst<br />

te hebben dan ik. Is dit zo ftrafbaar ? Verdient<br />

dit, O Maria ! - (ach ! geloof toch niet, dat ik<br />

om die Zuster uwer vergeeten kan ! -) verdien-<br />

dit, dat ik u in lyden gedompeld moet zien ?<br />

Gy zulc lyden , Maria ! Gy zult heden on-<br />

uitfpreeklyk lyden ! Verwagtte ik van de<br />

edele Wysgeerte uws Mans geene bedaard­<br />

heid, ik zou voor uw"Noodlot fidderèn!<br />

Doch laat ik u de ganfche zaak vernaaien,<br />

en oordcel dan zelve.<br />

Toen ik op reis ging, na dat ik tot de af-<br />

fnede deezen Brief aan u voleindigd had, kwam<br />

my op eenige mylen, een Bode van den Ad­<br />

vokaat Stokberg achter op, die my berigtte,<br />

dat er Brieven waren gekomen, waarin de af­<br />

komst en het aanweezen van myne Zuster be-<br />

weezen werden, cn waar uit bleek, dat deeze<br />

Zuster niemand anders ware, dan de Vrouw<br />

van Profesfor Wabler, met wien ik reeds be-<br />

kend was. Hy verzogt «iy weder te rug te<br />

villen keeren, om met deeze blyde nieuws-<br />

yding myne Zuster te verrasfehen.<br />

E<br />

4 Ik


( 7* )<br />

• Ik keerde daadlyk tot Stokberg te rug,<br />

doch niet in die zielsgeftalte als hy my verwagt<br />

had.<br />

Ik overzag het geheel, en zyn ontdekkend<br />

oog ontwaarde met een , dat ik met deeze ont­<br />

dekking maar gansch niet in myn fchik was<br />

Hy vroeg er my de reden van. Ik wist hem<br />

niet anders te antwoorden, dan dat my no­<br />

pens deeze ontdekking nog eenigen twyffel<br />

overfchoot. Hy hield my voor een zwaar-<br />

hoofdj zeggende, dat ik ergens eene ongeluk­<br />

kige Liefde moest hebben, die ik my nu by<br />

deeze zaak te binnen bragt. Ik was zooivoor-<br />

zigtig my te laaten ontvallen, dat ik om alles<br />

wat in de Waereld was niet wenschte , dat<br />

myne twyffeüngen niet gegrond waren. Dit<br />

viel hem geweldig tegen.<br />

Ik hoop niet, zei hy, met eene zeer be-<br />

denklyke houding , dat gy , ten kosten der<br />

Vriendfchap een flegte ftap gedaan hebt ? In<br />

dat geval zou ik u geheel verkeerd verfleeten<br />

hebben.<br />

De waarheid dorst ik: hem niet belyden ; ik<br />

poogde deeze verderèking, hem zo zeer uit het<br />

hoofd te praaten als ik kon, doch het gelukte<br />

my niet zeer. De zorg die ik om u en om myn)<br />

Zu-


( 73 )<br />

Zuster had, belemmerde my te Merk, en ik ant­<br />

woordde hem niet, dan verwarden afgebroo-<br />

ken. Ik maakte aauftonds toeftel tot myn ver­<br />

trek, en Stokberg had den mond vol van be­<br />

klag en medelyden ; voegende er echter by , dat<br />

hy myn gebrek aan kieschheid in 't.ftuk van<br />

Vriendfchap in 't geheel niet begrypen kon<br />

Zyn laatfte woord was; dat hy my voor het<br />

ongelukkigfte mensch op den ganfchen aardbo.<br />

dem hield.<br />

God dank! dat ik het niet Was, zo als hy<br />

het dagt; evenwel ben ik het nog maar al te<br />

veel. De gedagte aan myne ongelukkige, veel-<br />

ligt verloorene Zuster maakte het my: Want<br />

uw lyden was my toen onbewust. Stokberg<br />

heeft my beloofd, dat hy niets aan uw Man<br />

zou fchryven.<br />

Toen ik herwaards kwam, vervoegde ik my<br />

by den Schout van het Dorp , die den Brief<br />

aan Stokberg gefchreeven had, dewyl hy wist,<br />

dat deeze het Proces in handen had voor eene<br />

vermiste Jufvrouw van Strundel en haare Wet­<br />

tige Erfgenaamen.<br />

De Schout verhaalde my daadlyk, toen "ik<br />

hem naar eenige nadere byzohderheedep van<br />

de zaak vroeg, dat de Opvolger van den Pre-<br />

E 5 di-


( 74 )<br />

diker, in ee» verborgen Kasje in de muur,<br />

zekere Papieren gevonden had, die ten tyde<br />

van zyn Voorganger niet open geweest waren,<br />

vermits hy ze tot dien tyd toe zorgvuldig ver­<br />

zegeld vond. Hy had aan den Overften van<br />

bet Dorp er kennis van gegeeven : men had de<br />

Papieren in de Vergadering geleezen, en be­<br />

vonden, dat ze myne Zuster betrofFen.<br />

Ik liet my de Papieren aantoonen. Zy be-<br />

ftonden in eenige blaadjes fchrift, waarvan de<br />

nhoud was.<br />

„ Dat ingevalle dit Kind, geduurende den<br />

„ Oorlog ergens heen geraaken mogt, en zo<br />

„ wel van hem als van de Moeder afgefcheiden<br />

„ worden *iam er voor wilde zorg draagcn , en<br />

het van de byliggende penningen zo lang<br />

groot brengen, tot dat er geleegenheid kwa"<br />

„ roe, om aan eene zekere plaats, die door myn<br />

„ Vader werd aangeweezen, navraag naar<br />

„ hem te doen."<br />

De Bylage was eene aanwyzing van duizend<br />

Ryksdaalders.<br />

Vervolgens had men een Papier van den Pre­<br />

diker geopend, 't welk er by geleegen had,<br />

en waarvan de inhoud was: De redenen, die<br />

hem- bewoogen hadden, om het voorgaande<br />

Pa-


C 75 )<br />

Papier niet te openen. Onder anderen geeft<br />

hy deeze reden : Dat hy en zyne Vrouw, kin­<br />

derloos zynde, langen tyd gewenscht hadden,<br />

een Kind aanteneemen , en als het hunne groot<br />

te brengen. Dat zy deeze geleegenheid aan­<br />

merkten , als door den Hemel gunftig verleend,<br />

ten einde hunne begeerte te kunnen vervullen.<br />

Dat zy uit dien hoofde beflooten hadden,in "t<br />

geheel geen onderzoek te doen , wiens Kind<br />

het ware, maar het te erkennen, aanteneemen,<br />

te willen en te zullen onderhouden, als hun<br />

eigen Kind. Hy, (de Prediker, was over­<br />

tuigd, dat de waare Gelukzaligheid van den<br />

Mensch niet in hoogen ftaat, rang of goede-<br />

ren , maar in de vergenoegdheid des harten<br />

beftond, en dat dit geluk alleenlyk door eene<br />

goede opvoeding, deugd en rechtfehapenheid<br />

te verkrygen was. Hy vermeende, naar zyn<br />

vermogen en ingevolge dit Plan, het Kind<br />

gelukkiger te zullen maaken , dan het by ryk-<br />

dom of rang immer tc worden ftond, en had<br />

dus zig zelfs niets te verwyten, wanneer het<br />

iets van dit alles miste. Hy had zo veel on­<br />

dervinding in de Waereld gehad , dat hy zig<br />

ten vollen overtuigd hield, dat meh in gerin­<br />

ge»


( 76 )<br />

gen ftaat ongelyk gelukkiger, (gelukkiger vol­<br />

gens zyne grondbeginzels,) leefde, dan in een<br />

hoogen en aanzienlyken. Hy hoopte verder ><br />

dat hy nog eens, wanneer hy rekenfchap van<br />

alle zyne bedryven zou geeven, niet alleen<br />

dank van dit Kind zoude erlangen , maar dat<br />

het ook erkend zou worden door de Ouders,<br />

vooral door de Eeuwige Goedheid en Recht­<br />

vaardigheid, die alle de bedryven der fterve­<br />

lingen weegt, met'de weegfchaal der Gerech­<br />

tigheid, volgens de Liefde, die hy ons voor<br />

onzen Naasten had ingeboezemd.<br />

Zyne Gade, eene waardige en braave Vrouw,<br />

was met hem overeengekomen, dat, even gelyk<br />

hy zig ten Vader van dit Kind ftelde, zy et-<br />

de Moeder van wilde zyn, en er alle de ver-<br />

pligtingen van vervullen.<br />

Vermits hy echter niet weeten kon, wat de<br />

Voorzienigheid over zyn aangenomen Kind<br />

beflootcn had, wilde hy de Papieren niet weg<br />

doen, die waarfchynlyk haare Afkomst behels­<br />

den , maar dezelven bcwaaren op eene plaats,<br />

waar ze zekerlyk niet gemaklyk te vinden zou­<br />

den zyn, doch waar echter de Voorzienigheid<br />

zeer ligt een middel aan de hand zou kunnen


^ 77 )<br />

geeven, om ze aan den tfag te brengen, wanneer<br />

de ontdekking daarvan iets tot welzyn van<br />

het Kind kon toebrengen.<br />

Ik wil gaarne bekennen, Maria ! dat de edel­<br />

aardigheid van deezen Man my de traanen van<br />

blydfchap uit de oogen perste. Ik was geheel<br />

doordrongen van die edele grootmoedigheid,<br />

waarmede hy myne Zuster aangenomen , en als<br />

zyn Kind opgevoed had. Het kan hem we! te<br />

binnen gefchooten zyn, dat by de bewyzen<br />

haarer geboorte, ook de middelen ter haarer<br />

verzorging te vinden zouden kunnen weezen,<br />

doch ik vertrouw van hem, dat hy, om alles<br />

voor haar te doen, zelfs in den uiterften nood,<br />

niet tot het openen der Papieren zou beflootea<br />

hebben.<br />

O mogt de Voorzienigheid hem nog eenige<br />

jaaren Ieevens vergund hebben, om alles te<br />

kunnen voltooien, wat hy zo grootmoedig had<br />

aangevangen ! God weet het, ik zou niet mor­<br />

ren , indien ik haar ergens als de Vrouw van<br />

een eerlyk Handwerksman had aangetroffen'!<br />

Haar flegts deugdzaam te moogen vinden, is de<br />

wensch van myn hart. Maar ik wil voor<br />

als nog niet oordeelen, mooglyk is zy beter dan<br />

ik verwagt.<br />

Ik


C 73 )<br />

Ik zei tegen den Schout en de overigen die<br />

• er zig tegenwoordig bevonden, dat het myne<br />

Zuster ware, en verweet ben, dat zy niet<br />

daad'yk, op 't Voorbeeld van hunnen voor-<br />

treflyi'en Leeraar, dit verlaaten Meisje naar<br />

zig genomen hadden. Zy bragten hier tegen in,<br />

dat de Prediker haar te deftig had opgevoed,<br />

zo dat niemand het zig toevertrouwde om haar<br />

naar zig te neemen. Deeze reden was my niet<br />

gansch verwerplyk , en ik vergeef het waarlyk<br />

aan deeze Luiden : evenwel kon ik my niet<br />

weerhouden te zeggen, dat zy het Meisje ge-<br />

leegenheid gegeeven hadden, om van het pad<br />

•der deugd te wyken, en in haar verderf te<br />

•loopen.<br />

Zy geloofden my vervolgens volkomen ge­<br />

rust te ftellen, en my eene blyde tyding me-<br />

detedeelen , toen zy my verhaalden : dat myne<br />

Zuster gelukkig gehuuwd ware, dat zulks ge-<br />

fchiedde, daadlyk na haare verwydering; dat<br />

men .zig by hen vervoegd had, en zy getuige­<br />

nis der waarheid hadden gegeeven. Men had,<br />

wel is waar.zedert eenjgen tyd daaromtrent in<br />

twytTel geftaan, want zy hadden een Brief uit<br />

iBerlyn ontvangen, waarby gemeld werd, dat<br />

iemand aldaar zig voor haar uitgaf, doch dit<br />

moest


C 79 )<br />

moest zekerlyk eene Bedrieg** weezen , m<br />

zulks hadden zy op gisteren ook weder te rug<br />

gefchreeven.<br />

Ik fchrikte op dit berigt. Ik vroeg hen ,<br />

hoe het mooglyk ware, dat zy zo overvld en'<br />

valsch te werk konden gaan : teifeus er In­<br />

voegende: dat juist die myne Zuster was, en<br />

dat er ten opzigte van de andere een misver-<br />

ftand plaats vond. Myne hevigheid joeg hen<br />

ook i n 't harnasch; ?y vroegen my zeer koel-<br />

ties: Hoe in dit geval een misverftand plaats<br />

kon vinden, zonder een openbaar bedrog ?-<br />

Doch ik trek een Sluier over het vervolg varj<br />

dit Getprek! - het mogt te beleedigend voor<br />

u worden.<br />

Zo veel vernam ik nog, dat zy ook aan uwen<br />

Man gefchreeven hebben; hem meldende, dat<br />

er elders, om voordeel te behaalen, iemand<br />

zig voor uw Perzoon had uitgegeeven, waar-<br />

fchynlyk.om de Êrffedïs, die door deeze ont­<br />

dekking op u verviel, magtig te worden.<br />

Ik twyffel zeer, of uw Man dit voor waar­<br />

heid zal aanneemen, vermits hy tegen my reeds<br />

eenige maaien, zyne verdenking heeft doen mer­<br />

ken, dat verfcheiden uitdrukkingen van u hem<br />

niet toefcheenen te ftrookenmet de opvoeding,<br />

die


( 8o )<br />

die gy voorwendt gehad te hebben. In dat ge-<br />

Val, dunkt my, zult gy. lyden, en wel hevig<br />

lyden ! Neemt hy echter de zaak anders op,<br />

en gelooft hy, dat gy myne Zuster zyt! laat<br />

hem in dat geloof! Gelaat u , als of gy er u<br />

over verheugt, en wagt het tydftip , dat ik by<br />

u kome, en hem tot die voorzeker treurigen<br />

afftand voorbereide. Ik hoop het door myne<br />

hulp, en kragt van redeneeren, daar heen te<br />

brengen , dat alles vreedig afloopt.<br />

Heden moet ik op de vleugelen der broeder-<br />

lyke Liefde naar Berlyn tot de Gravin B**<br />

ihellen; zy is het, die herwaards gefchreeven<br />

heeft, en van haar moet ik, ten aanzien van<br />

myne Zuster, leeven of dood verwagten! maar<br />

wee! wee den genen , die aan haar verderf<br />

fchuldig is!<br />

Van Berlyn zultgy meer verneemen van uwen<br />

gefcheiden , doch altoos beminnenden,<br />

STRUNDEL.<br />

ELF-


( 8r )<br />

E L F D E B R I E F .<br />

De Advokaat Wurm aan Louiza.<br />

Vol gedagten, waar van ik « niets kan mel­<br />

den , dewy! zy de Menschheid in 't geheel niet<br />

vereerden, vertrok ik van u, om, met allen<br />

mooglyken fpoed, by Wahler te geraaken. -<br />

Toen ik aankwam vond ik hem niet tehuis. Hy<br />

was op reis gegaan. Men wilde my daadlyk<br />

by zyne Vrouw brengen, doch dit ftootte my<br />

geweldig; ik kon het niet van my verkrygen<br />

haar te fpreeken; want zy was verachtlyk in<br />

myne oogen.<br />

Vermits ik echter medelyden met haar gevoelde,<br />

en gaarne weeten wilde, of de Man<br />

reeds iets in de zaak gedaan had ; liet ik my<br />

eindlyk beweegen, om my by haar te laaten<br />

aandienen.<br />

Ik had my geweldig vergist. Ik dagt, op de<br />

eerfte aanfehouwing de Byzit te zullen erken­<br />

nen, en ik ontwaarde een zagt Engelengelaat.<br />

Ik las teffens op het zelve eene diepe zwaar-<br />

II. DEEL. F<br />

1<br />

moe-


(«O<br />

moedigheid, en hoe zeer ik al het vermoo-<br />

gen myner inbeelding te hulp riep, om haar<br />

my , als door de kunst vermscht, voorte-<br />

ftellen , zy bleef natuuilyk behaaglyk, gelyk<br />

zy was.<br />

Zy verzogt my te willen nederzitten , er<br />

teffens by voegende, dat zy, daar ik waarfchyn­<br />

lyk haar Man wilde fpreeken , my iemand wil­<br />

de mede geeven ,die my op zyn Landgoed zou<br />

brengen.<br />

Ik bedankte haar voor deeze bereidwillig­<br />

heid en zeide, dat ik wel gewenscht had haar<br />

Man in haare tegenwoordigheid te moogcn<br />

fpreeken. Zy fcheen zeer opmerkzaam te wor­<br />

den, terwyl de traanen haar in de oogen fchoo-<br />

ten. Maar, voer ik voort, dat zal niet<br />

wel kunnen gefchieden, vermits myn gevoel en<br />

uw voorkomen , my fchynt aantekondigen, dat<br />

gy geen vergenoegd Huuwlyk hebt.<br />

Zy zag my met een doordringend oog aan;<br />

ftond, fterk aangedaan, op ; nam myne hand en<br />

zei: Wanneer gy, gelyk ik vermoede, de Vriend<br />

van mynen Man zyt, dan ben ik verpligt u te<br />

moeten zeggen , dat ik zyner niet waardig ben.<br />

Ontfchuldig hem derhalven geheel en al! Heb<br />

medelyden met iemand, die ten uiterften ellen­<br />

dig


(33 )<br />

dïg is! en wanneer gy hem ziet, zeg hem dan 3<br />

dat gy myne traanen gezien hebt !<br />

Zy wilde opftaan en vertrekken.<br />

Blyf, Mevrouw ! zei ik met zeer veel openhartigheid<br />

: Hebt gy niet een Brief van Louiza<br />

ontvangen ? Smart en angst vertoonden zig op<br />

haar gelaat. Ik ontving hem, antwoordde zy,<br />

met nedergeflagen oogen.<br />

„ En deeze Louiza is myne Egtgenoote!"<br />

Myn God ! riep zy uit, dan is myne Ontrouw<br />

u bekend? — maar, Mynheer! ter liefde<br />

van uw eigen gedagt•, bid ik u, heb me-<br />

delyden metmy! Verleid, ten fchandlyk-<br />

fte verleid door een gevloekten Verraader,<br />

werd ik het flagtoffer myner onwederftandly-<br />

ke drift, en thans, thans zie ik eerst,hoe ten<br />

uiterfte rampzalig ik ben ! Gy begeert myn<br />

Gemaal te fpreeken, en dit alles is<br />

u bekend ? Ik wil u niet te rug houden, om<br />

hem de oogen te openen ! Myne bedryven<br />

verdienen ontdekking en ftraf! maar, om hem<br />

zelfs wil, wensch ik, dat hy niet alles ervaa-<br />

re ! Ik weet, dat het verdriet van bedroogen<br />

te zyn, hem heftiger zal martelen, dan hy in<br />

ftaat is te kunnen verdraagen,<br />

Ik ben niet gekomen, Mevrouw! met oog-<br />

F 2- merk


( 84 ) *<br />

merk om u by hem te ontdekken. Integendeel,<br />

ik kwam met een tegenovergeftdd inzigt, om<br />

naamlyk, ongelyk en ongeluk te verhoeden !<br />

Hebt gy nog geene berigten van uw Man, betreklyk<br />

uw vergryp en voorigen ftand ?<br />

,, O Neen ! geen één 1 '*<br />

Wel nu, weet dan , dat alles hem bekend is!<br />

Hy weet, hoe gy te vooren geleefd hebt.en hoe<br />

gy naderhand met den Ritmeester leefde. Nu<br />

heeft hy, of goede gedagten van u, en gelooft<br />

h £ t niet, of, hy is, uit hoofde van alle<br />

deeze beleedigingen, op wraak bedagt. In het<br />

eerfte geval , zal ik hem in zyne gedagten<br />

laaten, doch in het laatfte , zal ik hem tot be-<br />

daaren poogen te brengen.<br />

„ O! dan zyt gy een Engel; gezonden om my<br />

„ te vertroosten, ter wyl de Ritmeester my ver-<br />

„ laaten heeft."<br />

Ook om zynen wil doe ik het. Ik ben de<br />

Advokaat Wurm , en kan my beroemen, de<br />

befte Vriend van den Ritmeester te weczen. Ik<br />

ben ook eenigzins , en zulks fmart my, de oor­<br />

zaak van uwe vernieuwde kennis met hem;<br />

want zonder myn geld zou hem dit bezwaarlyk<br />

gelukt zyn.<br />

„ Hier in vergist gy u Myn heer! myne on-<br />

„ be-


( 85 )<br />

„ begryplyke verblinding, en het koel gedrag<br />

„ van myn Man tegen my , deed zulk eene<br />

„ fterke werking op my, dat ik alle dankbaar-<br />

„ heid vergat! - zo dat, al had de Ritmees-<br />

„ ter geen geld gehad, ik echter, met den<br />

„ goeden naam myns Mans, ook zyne bezit-<br />

,, ting er aan opgeofferd zou hebben. Als nog<br />

,, heb ik den Ritmeester onuitfpreeklyk Hef.—<br />

,, maar gezond verftand en zuiver gevoel van<br />

,, eere, dat door myne hartstogt wel verflikt,<br />

„ doch niet geheel vernietigd is, is wakker<br />

,, geworden ! en ik begeer hem nooit wc-<br />

,, der te zien , hoe ondraaglyk my dit ook<br />

,, vallen moge!"<br />

Het was ernst al wat zy my zeide, en dit<br />

verzoende my volkomen met haar. Blyf by uw<br />

voorneemen ! voerde ik haar hartlyk te ge-<br />

moet, dan kunt gy andermaal de achting dier<br />

menfchen gewinnen, welken bezeffen , dat dee­<br />

ze drift, hoe ftrafbaar dan ook, echter ver­<br />

geef! yk zy, en dat het veel moeilyker is, om<br />

zig uit den fchootder Ondeugd te rukken, dan<br />

om er zig onbefmet voor te bewaaren!<br />

Ik dorst myniet langer ophouden, om geen<br />

tyd by haar Man te verzuimen. Ik beloofde,<br />

haar op de terug reis weder een bezoek te<br />

F 3 ZUl:


( 86 )<br />

zullen komen geeven, en haar te berigten ,<br />

hoe het met haare zaak gefchapcn ftond.<br />

Op myne verdere reis dagt ik niet anders dan<br />

c>p haar. Wnaneer zy niet verleid ware geweest,<br />

had zy voorzeker de braaffte en voortreflykfte<br />

Vrouw kunnen worden. Zy heeft een week,<br />

geleidlyk hart, en nog geloof ik, dat indien<br />

Wahler .haar meer bemind had, de Ritmees­<br />

ter geen vermoogen meer op haar gehad zou<br />

hebben.<br />

Doch het is verfchriklyk voor my, te beden­<br />

ken , welke gevolgen een Huuwlyk kan heb­<br />

ben , waar geene overéénftemming plaats heeft.<br />

Ik word kwaad op my zeiven , Waarde Louiza!<br />

dat ik zomtyds zo MiiSrrig tegen u ben. Gy<br />

begrypt hoe weinig ik zulks begeer te zyn,<br />

doch ook my overvalt de drift. Ik bidu, laat<br />

van dit gedrag geene gevolgen in uwe ziel ag-<br />

terblyven , of gy maakt my den ongelukkigften<br />

van alle menfchen.<br />

Is de Ritmeester reeds by u, of heeft hy u<br />

gefchreeven? •<br />

Toen ik by Wahler aan huis kwam, wilde<br />

men my niet by hem laaten. Hy had vcrboo.<br />

den , zei men , dat er iemand by hem kwame.<br />

Jk wist er niet anders op, dan hem te laaten<br />

zeg-


C «7 )<br />

zeggen, dat ik van wegen zyne Vrouw kwam;<br />

en hier mede verkreeg ik den toegang tot hem.<br />

Toen ik binnen trad, zei hy: vermoedlyk,<br />

Myn heer! zyt gy door myne Vrouw afgezon­<br />

den, om haar te verdeedigen en te rechtvaardi­<br />

gen. Gy zult zekerlyk langs een anderen weg<br />

reeds weeten, het gene ik ook te weeten ge­<br />

komen ben, en uw last zal daarin beftaan, dat<br />

gy my zegt, wat waar, en wat niet waar is. Ik<br />

verzeker u, dat ik onder dat alles bedaard zal<br />

blyven, want ik heb myne hevigheid en woe­<br />

de voor een ander Voorwerp te befpaaren,<br />

die ze ook beiden genoegzaam zal moeten on­<br />

dervinden.<br />

Na dat hymy verzogt had te gaan zitten,zei<br />

ik tegen hem: Dat ik het Voorwendzel, van<br />

door zyne Vrouw gezonden te zyn, flegts ge­<br />

bruikt had, om binnen gelaaten te worden. Dat<br />

ik zyne Vrouw wel gefproken had, doch flegts<br />

by geleegenheid, dat ik hem poogde te fpree­<br />

ken. Ik had dus van haaren weegen niets voor-<br />

teftellen; dat ik te verrigten had, beftond hier<br />

in, om hem een Brief van Louiza,myne Egt-<br />

genoote, ter hand te Hellen.<br />

Ik week achter uit, zo als de Man naar my<br />

toefprong, om my te omhelzen. Gy, de Ad-<br />

F 4 vo-


( 88 )<br />

vokaat Wurm?riep hy: Gy de Man van Louiza<br />

? Welkom in myne eenzaamheid!<br />

Nu bemerkte ik dat de Paroxismus blydfchap<br />

was, en betoonde dieshalven ook myne vreug­<br />

de, om dien Man als een Vriend te mogen aan-<br />

fchouwen, wien ik zyne bezitting en de befte<br />

Vrouw ontroofd had. Hy omhelsde my zo<br />

hartlyk, als ik het van myn beften Vriend zou<br />

durven verwagten.<br />

Weldra verviel hy wederom in een zwaar­<br />

moedige!] toon. En wat is verder uw bood-<br />

fchap van Louiza? en welke is de inhoud van<br />

haaren Brief ? Is het een droevig berigt ?<br />

Mooglyk is de ongelukkige, zinnelooze Hen­<br />

riette niet meer ? Heeft zy het rampzalige lee­<br />

ven,dat de grootfteder Booswigten haar berok­<br />

kende, geëindigd? O myn Vriend ! de<br />

wegen der Voorzienigheid zyn verwonderlyk!<br />

Wy hadden te faamen gelukkig kunnen wee­<br />

zen? • dit is eene waarheid die onbetwist­<br />

baar is! — Hasten moest haar tot de ongeluk-<br />

kigfte Vrouw maaken ! En wie durft er<br />

twisten met de hand des Heeren ?<br />

Onder dit zeggen had hy den Brief openge-<br />

brooken en las hem nu.<br />

O! riep hy, na hem gsleezen te hebben,<br />

zy


( 89 )<br />

zy is eene uitmuntende Vrouw! Gy moet ge.<br />

lukkig met haar weezen.<br />

Hoe fneed deeze uitdrukking my door de<br />

ziel ! Ik gevoel het! en gevoel maar al te<br />

wel, dat ik u niet gelukkig maaken kan ! Er is<br />

een wreed befluit over ons Huuwlyk. En ik<br />

geloof, dat er een Vloek rust op alles, wat<br />

kennis aan. de ongelukkige Henriette heeft. Ik<br />

betoomde intusfchen myne gevoelige aandoe­<br />

ning, en antwoordde er niets op.<br />

Dank uwe goede Vrouw , vervolgde hy, dat<br />

zy ook my tot zagtheid aanmaant ! Zy ver-<br />

fterkt my in myn voorneemen , om allen , zelfs<br />

de hardfte beproevingen, met geduld te ver-<br />

draagen.<br />

Zedert drie dagen heb ik my hier opgehou­<br />

den , bedenkende en overléggende, my in dui-<br />

zende gedagten verliezende, en hoe langer hoe<br />

meer in verwarring geraakende, zonder tot een<br />

waarlyk vast en bepaald befluit te kunnen ko­<br />

men. Hier is de droevige Brief van Henriet­<br />

te,-die zelf fteenen tot fchreïen beweegenden<br />

een yskoud hart in vuur zetten zou ! Ik heb<br />

hem met fiddering gcleezcn. Dan werd ik<br />

heet en dan koud. Ik zag de wanzin in elke<br />

regel, en echter moet hy op de waarheid ge-<br />

E 5 grond


(90)<br />

grond weezen. Verbeeldde ik my.in menig<br />

oogenblik, dat het de waarheid was, dan ge­<br />

voelde ik eene doodkille huivering over myn<br />

ganfche lighaam! dan verftomde ik van fchrik,<br />

over het afgryslyk bedrog, waarmede men my<br />

bedroogen had ! dan ontwaarde ik eene woede<br />

in myn binnenfte, om haar het flagtöffer my­<br />

ner wraak te doen worden, die my zo fchand-<br />

lyk om den tuin geleid, en de fchoonfte deug­<br />

den voorgeloogen had.<br />

Intusfchen deed ik wyslyk, met niet over-<br />

yld te werk te gaan. Ik kreeg kort daarop<br />

berigten, die haar nader betroffen , en waar<br />

uit bleek, dat zy de Zuster van den Ritmees­<br />

ter Strundel is, indien niet, (waaraan ik met<br />

recht twyffel,) haare ganfche Gefchiedenis,zo<br />

als zy my dezelve verhaald heeft, beneffens<br />

de bewyzen daar voor, bedrog en een doorge-<br />

Iloken werk is.<br />

Ik heb derhalven goedgevonden , haar dit<br />

alles te fchryven, en omftreeks een uur gelee­<br />

den een Boodfchap aan haar afgevaardigd. Ik<br />

wagt op haar befcheid, om er myn verder ge­<br />

drag naar in te rigten.<br />

Zodanig een befluit was zekerlyk het befte,<br />

§n ik was blyde , dat ik in 't verfchiet een<br />

ge-


( 91 )<br />

gelukkig einde aan deeze zaak zag. Evenwel<br />

wenschte ik wel dezelve haar volkomen beilag<br />

te zien krygen , en verzogt hem, my te<br />

vergunnen, haar antwoord alhier te mogen inwagcen<br />

.-zulks ftond hy my niet alleen zeer gaarne,<br />

maar ook met de leveiXdigfte betuigingen<br />

van vriendfchap toe.<br />

Zo dra het antwoord op den Brief, waar van<br />

hier een Affchrift neffens gaat, aankomt, zal<br />

ik u verdere berigten van het een en ander<br />

mededeelen.<br />

Ik ben, enz.<br />

WURM.<br />

T W A A L vF D E B R I E F.<br />

Ferdinand Wahler aan Maria.<br />

Eene der treurigfte Onderwerpen, diemyira<br />

myne eenzaamheid onleedig houden, Mevrouw!<br />

zyt gy. Ik heb altoos een hoogen graad van<br />

achting voor u gevoeld, deels ontftaande,uit<br />

den aart onzer kennismaaking, die ons waar­<br />

lyk


C 92 )<br />

lyk geheel andere Verbindtenisfen voorfpelde,<br />

en deels uit de infchiklykheid, waarmede gy<br />

myne dikwils ondraaglyke hartstogt verdroegt;<br />

maar, zaaken, die my van u ter ooren geko­<br />

men zyn , moeten noodwendig deeze achting<br />

verzwakken, en my, wanneer de waarfchyn-<br />

lykheid in waarheid verkeert, tegen u in 't<br />

harnasch jaagen , en tot wraak aanzetten.<br />

Het is myn gebrek niet ongehoord te ver-<br />

oordeelen.<br />

Hier neffens de bewyzen van het gene men<br />

u te lasten legt, en teffens de middelen , waar­<br />

mede gy u mooglyk zult kunnen verdeedigen.<br />

Is de Gefchicdenis, die gy my van uwe Af­<br />

komst verhaald hebt, waarachtig en gegrond,<br />

dan zyt gy onfchuldig : dan zyt gy des Rit­<br />

meesters Zuster, en kunt u, voor het verlies<br />

van eenen tederen Egtgenoot, die ik voor u<br />

niet wcezen kan , door de aanwinst van een<br />

Broeder, dien gy bemint, zien vergoeden.<br />

Doch is uwe geheele Gefchijedenis een Ver-<br />

'digtzel, dan is het een afgrysiyk bedrog! Dan<br />

is myn lyden aan dat van Henriette gelyk !dan<br />

is alles waar, en gy zyt een diepbedorvcn<br />

Schepzel Hoe ondraaglyk uw Huuwlyk met my<br />

ookwezcnmooge,diteci)terhadik niet verdiend.<br />

In


( 93 )<br />

In dat geval heb ik grootlyks medelyden met<br />

li» want het is onmooglyk , dat gy niet den gan­<br />

fchen lastgevoelen zoudt, die u op de ziel ligt,<br />

daar ik blyken befpeurd meen te hebben, dat<br />

gy een gevoelig hart bezit, en ik my van de<br />

Huichlaary nog zulk een fterk Tafereel niet<br />

kan maaken , dat ik ze my onder uwe gedaante<br />

durf voordellen.<br />

't Zou fchandiykzyn , wanneer gy en de Rit­<br />

meester my zoudt hebben kunnen bedriegen.<br />

Onder den naam van eenen Vriend drong hy<br />

zig by my in^- Om uwen wil heb ik hem aan­<br />

genomen. Het gebrek myner verkeering met<br />

ü, wilde ik door een Vriend aanvullen. Doe<br />

my niet op misbruik denken! dit zou my<br />

ganschlyk vernederen.<br />

Hoe zeer ik nu van het tegendeel overtuigd<br />

wensch te weezen, om nog eenige verzagting<br />

in myn Noodlot te ontdekken, wilde ik echter<br />

gaarne de waarheid weeten, want op nieuw<br />

wil ik niet bedroogen worden 1 • Is echter<br />

myne vrees de waarheid, dan weet ik , dat het<br />

Noodlotmy tot den ellendigften van alle fterfiin-<br />

gen voorbefchikte, en my noodperst, om alle<br />

gedagten op toegecvenheid te iaatcn vaaren.<br />

Antwoord my ten fpoedigfte, want hier van<br />

hangt


(n)<br />

hangt myn gansch befluit af! Gy hebt In geen<br />

der beiden gevallen iets van my te vreezen;<br />

want in het eene, ben ik u de grootfte ver­<br />

goeding fchuldig, en in het andere, ver­<br />

dient gy zo veel medelyden , dat het zonde zou<br />

zyn, wraak over u te neemen.<br />

FERDINAND.<br />

D E R T I E N D E B R I E F .<br />

Ds A.lvokaat Wurm aan Louiza.<br />

"V^"an Maria kan ik u verder niets melden ,<br />

maar,Louiza !des temeer van my zeiven. Dee­<br />

ze reis fchynt beftemd te weezen, om dat ge-<br />

' ne te voleindigen, 't welk de zwaarmoedigheid<br />

in my ontgonnen heeft. Eiken dag word ik te<br />

meer verfterkt in de verzekering die myne ziel<br />

heeft, dat ik u ongelukkig zal maaken, inge-<br />

valle ik langer by u blyve, 'en dan komt<br />

het befluit my in 't hoofd, om my van u te<br />

fcheiden.<br />

Men


(95 )<br />

"Men word de geringheid van zig zelvetrnfer<br />

eerder gewaar, voordat men aan anderen ziet,<br />

hoe verre zy boven deezen of genen verheeven<br />

zyn. Welk een afftand tusfchen Ferdinand<br />

en my! Geloof my Louiza ! Wanneer<br />

ik bedenk, hoe zeer uw beider geitellen<br />

by elkander voegen, dan word ik gedwongen,<br />

om my zei ven te verachten, want nooit ben ik in<br />

ftaat, om dat gene voor u te weezen, 't gene<br />

hy voor u zou hebben kunnen zyn! In die<br />

oogenblikken kan ik het u ook geheel niet ten<br />

kwaade duiden, dat gy geene liefde voor my<br />

voedde, of nog voedt! De erinnerifig aan den<br />

zagten, toegeevenden en tederen Man moet<br />

niet flegts den ftootenden, onhandelbaaren en<br />

grilligen Man uit zyne plaats dringen, maar hem<br />

ook geheel en al gehaat maaken.<br />

Was het niet om uw Vader, gy zoudt my<br />

nooit weder zien. Ik zou hem aan uwe oogen<br />

onttrekken, die u nimmer blydfchap kan ver.<br />

oorzaaken, en die, by elke gedagten aan u,<br />

zig zelfverwyt, dat hy u ongelukkig maakt.<br />

Nimmer, Louiza .'heeft deeze bui my zo ver-<br />

fchriklyk overvallen als heden. Ik hoop ech­<br />

ter dat ze ten minften iets tot bedaaren zal<br />

komen , want zo als ik thans gefteid ben,<br />

waag


waag ik het niet, om tot u weder te keercn.<br />

Ik geloof de reden hiervan in een gefprek tc<br />

moeten zoeken, dat ik nog gifteren avond met<br />

Wahler had. Wy fpraken van zyne Vrouw. Hy<br />

verhaalde my, hoe hy alles in 't werk gefteldbad,<br />

om haar het leeven draaglyk te maaken, ver­<br />

mits hy zig niet in ftaat bevind, van met haar<br />

te kunnen verkeeren. Zyne leevendige ver-<br />

beelding.had hem menigwerven , in oogenblik-<br />

ken waarin hy meer geneegenheid voor haar<br />

ontwaarde, Henriette's Beeldtenis voorgefteld,.<br />

en, zyne misdag befpeurende, had hy ze met<br />

afkeer van zig weggeftooten. Dit had hem<br />

behoedzaamer doen worden , en om zig niet<br />

verder aan haar te vergrypen , had hy zig haar<br />

byzyn onttrokken. By dit gezegde kon ik my<br />

zekere ontmoetingen, die ik met u had, niet<br />

uit de gedagten brengen,waarby ik u dikwils af­<br />

wees , wanneer gy met uwe vriendlykhceden ,<br />

myzogt te vervrolyken ! — en bedenk ik dan,<br />

dat ik aan een Engel doe, 't gene Wahler aan<br />

eene Duivelin deed, dan moet myn vuistflag on-<br />

gelyk grooter weezen, en het ergfte van<br />

allen is, dat ik niet zou kunnen nalaaten het<br />

zelfde tc doen, wanneer ik my weder in 't ge­<br />

val bevond.<br />

Ik


( 97 )<br />

Ik vroeg Wahler, hoe hy zig gedraagen zou,<br />

wanneer hy bevond.dat zyne Vrouw onfchuldig<br />

was. De.ganfche fchadevergoeding, antwoordde<br />

hy my, beftond in zyne bezitting.<br />

Ik poogde van hem teverneemen, of er alsdan<br />

niet een foort van nadere verééniging tusfehen<br />

hen kon ftand grypen, en of het niet mooglyk<br />

ware, dat dit geval eene Liefde kon doen gebooren<br />

worden , die voorheen niet beftaan<br />

had ?<br />

Het was in de daad dwaasheid van my, in<br />

deeze omftandigheeden, hem 'diergelyk eene<br />

vraag te doen , doch ik deed ze, om zyne ftand-<br />

vastigheid, waarvan ik reeds overtuigd was,<br />

des te meer te bewonderen ! 0f om rond<br />

uit de waarheid te zeggen, om nog fterker be­<br />

wyzen voor myne vernedering in te zaame-<br />

len.<br />

De Liefde, antwoordde Wahler, laat zig<br />

door niets bedwingen. Van Vooroordeelen<br />

kan men door redeneeren en ondervinding te<br />

rug gebragt worden , maar eene hevige minne­<br />

drift laat zig niet onderdrukken; offchoon men<br />

haar den zwaarften last oplegge ! — Hoe het<br />

ook gaan moge, ik zie myne Vrouw nooit we­<br />

der !<br />

j II. DEEL. Q H A A R


C 98 )<br />

Haar nóóit weder zien? en zal dat fcha-<br />

devergoeding weezen P vroeg ik.<br />

Volkomen! gaf hy my ten antwoord: want<br />

ik moet bekennen , dat ik my, in dat geval, on­<br />

waardig zou keuren, haar weder te zien. Zeg<br />

my toch eens, met welk eên gelaat zou ik haar<br />

ónder de oogen durven treeden, - haar, die<br />

aan my, zo als dan het geval zou wcezcn,<br />

haar gansch geluk heeft Opgeofferd, en die ik<br />

daarenboven nog in haare eere zogt aantetas-<br />

ten? Het zou myn pligt weezen, my van haar<br />

verwyderd te houden.<br />

In het ander geval moet ik haar byzyn nog<br />

meer vermyden. De bedaarde Wysgeer zou<br />

mooglyk voor den opftuivenden Egtgenoot moe­<br />

ten onderdoen! • en zy, die ik myn<br />

groótfte medelyden waardig keurde, indien ik<br />

haar uit een ander oogpunt befchouwde,<br />

Zou mooglyk myn toom ten hevigften doen ont­<br />

branden , en my in een Barbaar tegen haar her-<br />

fcheppen.<br />

Dit Character, vervolgde hy meer gevoelig,<br />

feezit ik, en heb gevoeld het te bezitten ! Ik<br />

zal het hem ook doen gevoelen 1 Ja ! myn<br />

Vriend ! ik heb my zulks vastlyk voorgeno­<br />

men. Stel u in myne plaats! Verbeeld u Has­<br />

ten,


C 99 )<br />

ten, en dat alles waar zy, 't gene van hem ge­<br />

zegd word ! verbeeld u Henriette ! verbeeld u<br />

myne Vrouw, en hoe ellendig zy beide zyn,<br />

de onfchuldige met de fchuldige ! Verbeeld u<br />

dan verder dien Satan, die de eene verdierf,<br />

en de andere van den top des geluks in een<br />

jammerpoel nederftortte! en laat de ftraf<br />

van deezen Booswigt my bevolen! Aldus<br />

denk ik, myn Vriend !<br />

Ik geloof, Louiza! dat deeze Gefchiedenis<br />

een treurig uiteinde zal hebben, en het moet<br />

alzo beflooten weezen! Indien Wahlers<br />

Vrouw zig al van de kunst der veinzery be­<br />

dient, en het gewaad der fchynheiligheid om­<br />

hangt, dan geloof ik nog, dat de ontdekking<br />

van de Zuster des Ritmeesters de zaak eene<br />

geheel andere wending geeven kan en moet.<br />

Ik wensch flegts, dat de Ritmeester fpoedig tot<br />

ons mag overkomen, dewyl hy mooglyk nog<br />

middelen aan de hand zou kunnen geeven, om<br />

het fterkgroeiende Onheil aftewenden.<br />

Ferdinand fprak vervolgens weder van u,<br />

en vloeide over van Loftuitingen. Ik be-<br />

fpeurde maar al te duidlyk, dat zyne ziel de<br />

uwe aankleefde! dat gy die ganfche reeks van<br />

innerlyke Onrusten van hem zoudt hebben<br />

G 2 af-


( 100 )<br />

afgewend , byaldien gy zyne Vrouw geworden<br />

waart! dat dat zagte, welwillende van zyn hart,<br />

die mcnfchenliefde, die in elk eene zyner trekken<br />

doörittaalt, over dat thans zegepralende<br />

hartstochtlyke gewislyk de overhand zou hebben<br />

moeten bekomen'. —, ©y zoudt hem bemind<br />

, en uwe tederheid hem openlyk betoond<br />

hebben! Gy hadt hem buiten zig zeiven en alle<br />

rampen ontvoerd , gelyk gy my gedaan zoudt<br />

hebben, wanneer gy my met uwe Liefde en<br />

tederheid verwaardigd hadt'. — Doch waarom<br />

maak ik hier deeze vergelykingen ? Lief,<br />

b e s t W i jf! Ach! laat my treuren! treuren,<br />

om dat ik geloof meer te verdienen, dan<br />

v. s r l a n g | treuren, om dat ik veelligt onrechtvaardig<br />

ben.<br />

* * * * *<br />

De Brief van Maria is er, en alles, al­<br />

les is verlooren — Ha! — andermaal heb<br />

• lk my zelf bedroogen! andermaal te fchielyk<br />

geoordeeld! en op rekening van den Mensch<br />

gezet wat op rekening der omftandigheeden ge­<br />

field moet worden ! Hasten is de eerfte Schurk,<br />

die Gods aardbodem draagt. Hy is de vervloekt-<br />

ft e<br />

Verleider der Onfchuld, die van Maria,<br />

naam-


( IOI )<br />

naamlyk ; want in haar heeft hy der Deugd het<br />

belle hart ontroofd!<br />

Ik laat het aan u over! Lees haar Brief !<br />

Ferdinand vergunde my er een affchrift van te<br />

maaken 1 Oordeel zelfs, of zy niet al uw Me­<br />

delyden en dat van de geheele Waereld ver­<br />

dient. Ferdinand zal ook zo zagtlyk met haar<br />

te werk gaan, als men van zyne grootmoedig­<br />

heid verwagtén kan, hoe gevoelig hy anders<br />

ook zy, van derwyzen zig in zyne eere getast<br />

te zien!<br />

Doch tegen haar Verleider is hy onbedaar-<br />

baar vergramd! De reeks van fchanddaaden,<br />

diehy op zyne rekening ilelt, vordert zelfs van<br />

den verdraagzaamilen en geduldigften Man na­<br />

denken ! — en men kan het hem niet ten kwaa-<br />

de duiden, wanneer hy het voor geoorloofd,,<br />

ja! voor edel houd , om dat Ondier uit de<br />

menschlyke faamenleeving te verdelgen.<br />

Ik kan zyn Plan niet geheel doorgronden,<br />

maar Ffastens verderf flikkert er aan alle zy-<br />

den uit. Indien hy, by de uitvoering , flegts<br />

voorzigtigheid genoeg gebruikt, om er zelf<br />

niet het Offer van te worden. Hy heeft het<br />

eerfte aan Henriette gefchreeven, en hoe zeer<br />

ik hem ook verzogt zulks naartelaaten, was<br />

G 3 hce


( 102 )<br />

het my onmooglyk hem daarvan te wederhou-<br />

den. Ik bragt hem 't gevaar onder 't oog, dat<br />

er voor de arme Vrouw uit ontftaan kon , in-<br />

gevalle Hasten den Brief onderfchepte. Hy<br />

gaf my daar op zeer droogjes ten antwoord :<br />

Dat zy niet meer lyden kon, dan zy reeds leed,<br />

en zyne fpoedige tegenwoordigheid zou haar<br />

ongetwyffeld van alle dwinglandy haars Mans<br />

verlosfen.<br />

Dus verre zyn de zaaken gevorderd; en nu<br />

fpoede ik my weder tot u te rug. Ik zal ech­<br />

ter, op myn terug reis, de Ongelukkige een<br />

bezoek geeven, om haar te zeggen, dat haar<br />

Noodlot draaglyker is dan zy gelooft.<br />

Dan kom ik wederom tof u, Louiza! om nog<br />

eenmaal te beproeven , of myn Geest myne<br />

hartstochten meester kan worden ! Doch ik<br />

zeg u vooraf, dat ik opgemerkt heb, dat ik<br />

knorrigcr ben geworden, dan ik geweest ben,<br />

èn dat ik derhalven, voor u mooglyk nog on-<br />

verdrraglyker zou weezen ! en in dat geval,<br />

weet ik niet, wat er van ons te worden ftaat.<br />

Doch ik zwyg hiervan, om u niet in voor­<br />

raad te bedroeven. Misfehien zyn het grillen,<br />

die noodwendig met myne tegenwoordige denk­<br />

beelden , ( uit de ongelukkige Huuwlyken, die<br />

ik


( 103 )<br />

ik voor my zie, gebooren,) gepaard moeten<br />

gaan, en die ophouden zullen , wanneer de in­<br />

druk, die dezelven veroorzaakte, zal uitge-<br />

wischt zyn.<br />

Spoedig zal by u zyn uwen<br />

V E E R T I E N D E B R I E F .<br />

Maria aan Ferdinand.<br />

Myn heer!<br />

w anneerlku zegge, dat fchaamteen droef­<br />

heid my beurtlings martelen, geloof dan niet,<br />

dat zulks eerst heden , toen ik uwen Brief be­<br />

kwam, een aanvang genomen heeft. Reeds ze-<br />

dcrt langen tyd, waren myne traanen de be­<br />

wyzen myner fmart over myne onrechtvaardig­<br />

heid.<br />

WURM.<br />

Ik waag het niet, om myn leeven en myne<br />

bedryven te verdeedigen! maar ik waag<br />

I.-t, van u te durven vergen,dat gy het voor<br />

G 4 my


( i°4 )<br />

my doet! — Gy zult my oordeelen, en aan uw<br />

oordeel onderwerp ik my. Gy zyt de eenig-<br />

fte onder de Leevenden dien ik beleedigd heb.<br />

Myne Ouders, die wraak over my roepen,<br />

ruiten in het Graf, dat zy, om mynen wil, te<br />

vroeg bevvoonen. Ik ben de fpeelbal van het<br />

Ongeluk geworden , zonder dat ik zulks be­<br />

geerde te zyn. De eerfle fchrede daartoe, vcr-<br />

raschte my derwyzen, dat ik er geene de min­<br />

fte gedagten op had, en toen ik gevangen was,<br />

kon ik niet weder te rug.<br />

Lees den Brief eens, die ik, in de dagen<br />

myner ondeugenheid, aan eene myner Vrien­<br />

dinnen fchreef, en gy zult overtuigd worden,<br />

dat ik niet zo gansch flegt dagt. Myn Verlei­<br />

der is dezelfde, die u, en uwe Henriette on­<br />

gelukkig gemaakt heeft! Hadt gy, toen gy de<br />

eerftemaal zyn Naam op uwe lippen naamt,<br />

myn gelaat in aanfchouw genomen , gy hadt er<br />

uit kunnen ontwaar worden, dat er tusfchen<br />

my en Hem iets gebeurd moest weezen ! Want<br />

eene gloeiende fchaamte overdekte het zelve,<br />

en een vuur doordroomde alle myne aderen.<br />

Heden kom ik op een Hoof<strong>dpo</strong>int van myn<br />

leeven.<br />

Ik ben de Zuster van den Ritmeester niet,<br />

en


( 105 )<br />

en ik heb reden, om den Hemel te danken, dat<br />

ik het niet ben. Ten tyde, dat deeze Onge­<br />

lukkige tot mykwam, was hy myn Geliefde,<br />

en was zo weinig als ik verdagt, dat door haar<br />

ons Noodlot zulke verwonderlyke wendingen<br />

zou hebben kunnen neemen.<br />

Het waren niet blootlyk de omftandigheeden<br />

van den Ritmeester, die my noodzaakten, dien<br />

Oord te verlaaten, want aan Minnaars kon het<br />

my in dien tyd niet ontbreeken : maar die ge­<br />

trouwe, onbaatzugtige Liefde van eenen Egt-<br />

genoot, had my een afkeer ingeboezemd, te­<br />

gen alle die vlugtige vermaaken, die op my<br />

te wagten Honden. Een onfchuldig Meisje in<br />

de Zuster des Ritmeesters te aanfchouwen,<br />

herriep voor mynen geest de tydcn en om­<br />

ftandigheeden van myn ouderlyk Huis. Ik be-<br />

floot my voor haar uit te geeven , en te zien<br />

of ik eerlyk en braaf door de Waereld zou<br />

kunnen komen. Dit was myn vast voornee-<br />

men. Zo weinig ik voor myne Gezellinnen<br />

het aanzien wilde hebben, als of een deugd­<br />

zaam gevoel myne fchrcden beftuurde, zo ze­<br />

ker wa#e het echter, dat er geene gedagte, dan<br />

van onwrikbaare ftandvastigheid , in myn bin-<br />

nenfte opkwam.<br />

G S In-


( IQÖ )<br />

Indien de Brief aan Lotje u eenige twyffeün-<br />

gen baart, bedenk dan, dat ik aan een Meisje<br />

fchreef, die met elke deugdzaame aandoening<br />

den fpot dreef, en dat de befte voorneemens<br />

niet vry zyn van zwakke oogenblikken, waarjn<br />

de herdenking der ondeugd, een zweem van<br />

genoegen over 'de ziel en haare daaden ver-<br />

fpreid.<br />

Toen gy my te kennen gaaft, dat gy my wel<br />

als Vrouw kost fchatten en hoogachten , doch<br />

my niet met de tederheid van eenen Egtgenoot<br />

beminnen, toen nam ik er waarlyk genoegen<br />

mede, niet, om dat ik wederom voorneemens<br />

ware uittefpatten, deeze gedagten waren<br />

verre van my! maar ik was misleid ge­<br />

worden ! Ik had bemind en beminde nog, en<br />

•wist derhalven.dat ik niet aan uwe Liefde zou<br />

hebben kunnen beandwoordden, offchoon gy<br />

rn/ dezelve geheel gefchonken hadt. Ik had<br />

echter geen voorneemen u ongelukkig te maa­<br />

ken , had ik zulks kunnen voorzien, ik had<br />

ftand.vastig eene Verbindtenis met u afgeflagcn!<br />

Neen ! ik wilde myn eigen geluk bevorderen,<br />

en vermeende het geval niet genoeg toekunnen<br />

• danken , voor den wenk, dien ik heden zo zeer<br />

betreuren moet.<br />

Her-


( io 7 )<br />

Herinner u gunftig, hoe er naderhand ver-<br />

fcheidene niet zeer aangenaame onderhande­<br />

lingen tusfchen ons plaats vonden ! hoe uwe<br />

grootmoedigheid en gedraagingen tegcns my,<br />

my eindlyk noodpersten u te waardeeren en te<br />

beminnen ? Er was een tyd, waarin myne<br />

Liefde den grootften graad van fterkte bereik­<br />

te ; waarin geene Vrouwlyke fierheid my we-<br />

derhield,en ik u met geweld begeerde te vero­<br />

veren ! 't Kan zyn, dat ik te veel ondervin-<br />

. ding voor een onfchuldig en onnozel Meisje<br />

liet blyken ! Toen noemde gy my eene<br />

Byzit! ik was zulks niet, maar ik was<br />

het geweest, en ik verfchrikte. Van dat tydftip<br />

af, heb ik my ingehouden, en, in eene der<br />

ongelukkigfte oogenblikken, daar ik reeds dik­<br />

wils geweend had, en ik onvertroostlyk treur­<br />

de, dat ik niet beminnen moest of mogt, ver­<br />

toonde zig de Ritmeester voor my! D.e<br />

Ritmeester! dien ik zo tederlyk beminde, die<br />

ook my zo tederlyk bemind had! e a ' ,<br />

myne ftandvastigheid verdween!<br />

't Was echter niet zonder gevoel te hebben,<br />

dat ik onrechtvaardig handelde. Aanftonds,<br />

na myn vergryp, ontwaarde ik het alreede'.<br />

Doch ik had met eene hartstocht te kampen,<br />

aan


( io8 )<br />

aan welke het geene moeite kostte my ter neder<br />

te werpen, en hoe was het derhalven mooglyk<br />

voor my, te kunnen zegepraalen ? Ik gaf my<br />

•alle moeiten van de Waereld, om myne mis­<br />

daad te verkleinen ! Het gemis uwer Liefde;<br />

de oudere Rechten van den Ritmeester; de<br />

' leevendigheid van myn Natuurgertel, — alles<br />

werd in de fchaal gelegd, om het ongelyk,u<br />

aangedaan, op te weegen, maar alles werd te<br />

ligt bevonden '. Eindlyk kwelde my myn Ge-<br />

weeten onöphoudlyk met zyne verwytingen ><br />

en hoe onuitfpreeklyk ik den Ritmeester ook<br />

beminde, zo moest hy echter myn Deelgenoot<br />

in alle deeze Folteringen weezen. Onze Ge-<br />

fprekken beitonden grootendeels uit verwytin­<br />

gen , en wanneer de Liefde ten toneele kwam,<br />

dan ftrekte het enkel, om ons te beklaagen,<br />

dat wy niet bevoegd waren, om ze onderling<br />

elkander te bewyzen.<br />

Kan het iets ter verzoening van uwe recht­<br />

vaardige Gramfchap toebrengen, wanneer ik u<br />

zeg , dat onze laatfle verkeering geheel on­<br />

fchuldig ware! neem het dan voor eene pleg-<br />

tige belydenis van my aan ! Wy hebben treu­<br />

riger dagen gefleeten, dan ik van de hand des<br />

eevals verwagtede, engy, Myn heer! Gy zyt<br />

dik-


( iog ) '<br />

dikwerf het Onderwerp onzer gefprekken ge­<br />

weest. Wy hebben geweend, om dat wy «<br />

misleiden moesten. Wy hebben ons zelve,in<br />

vergelyking van uwe grootmoedigheid en edel<br />

Character, zo gering bevonden, dat wy met<br />

verachting op ons zelve nederzagen.<br />

Veroorlooft gy eene Ongelukkige, die da<br />

ganschlyke uitgieting ven uwen toorn verdient,<br />

iets te zeggen ter vetdeediging van Hem, die<br />

haar medcpligtige is! weet dan, dat hy<br />

my beminde ! — vuuriger en oprechter moog­<br />

lyk beminde, dan een Man zyne Vrouw ! dat<br />

hy u hoogachtte , en menigmaalen zig zelf<br />

vervloekte, om dat hy bedrieglyk omtrent u<br />

te werk moest gaan. De inleggende Brief<br />

ftrekt ten fpreekende bewyze, hoehyheeden<br />

denkt, en of hy geen medelyden verdient!<br />

Zie daar, Myn heer! de openhartige bely-<br />

denis, welke gy van my begeert. ]k heb geene<br />

reden, om de waarheid te verdonkeren. Ver­<br />

beeld u Maria als het ellendigfte en ongeluk-<br />

kigfte Schepfel! verfcheurd door het gevoel<br />

myner fchande! nedergedrukt door de overtui­<br />

ging van myne wanbedryven ! onwaardig den<br />

oogöpflag van elk fterfling, die edelaartig<br />

denkt ! Tot in de ziel belaadcn met de wroe­<br />

ging»


C «o )<br />

ging, van myne Ouders,ten ontyde, ten gra-<br />

Ve te hebben doen daalen ! Gemarteld door de<br />

erinnering van u , die reeds zo ongelukkig<br />

waart, nog ongelukkiger gemaakt te hebben!<br />

verzekerd , dat ik zelve, door den vernieuwden<br />

omgang met den Ritmeester, de oorzaak der<br />

onheilen was, dewyl ik hem had kunnen af-<br />

flaan ! en eindlyk, gepynigd door de gedagten,<br />

by elk eene myner handelingen, dat niets in de<br />

Waereld in ftaat zy, om dit alles te herftellen<br />

en goed te maaken , al ware het, dat ik er eene<br />

ganfche eeuw boete voor deed! dus is<br />

myn toeftand! Neem dit alles te faamen,<br />

en zeg my , of gy een ellendiger Voorwerp<br />

weet, dan ik ben !<br />

En nu, Myn heer! indien het in uw ver­<br />

mogen is, voor dit alles my te doen boeten,<br />

öp eene wyze, die my hier namaals op eenige<br />

rust kan doen hoopen , ftel het dan in 't werk!—<br />

Straf my ten ftrengfte! mooglyk zal zulks myn<br />

beangftigd hart verligten. Geene fchande, geene<br />

befpotting, geene beleediging, geene vernede­<br />

ring zullen my te zwaar te verdraagen val­<br />

len !<br />

Grootmoedige Weldoender! aan wien ik een­<br />

maal de wederkeering tot myne onfchuld te<br />

dan-


( m )<br />

danken had, verwek gy het gevoel ifl<br />

myne ziel, om voor myne vergrypingen te kunnen<br />

lyden.<br />

Hoe vuurig wensen ik nog eens te kunnen<br />

wederkeeren, tot die jaaren , waarin ik goed<br />

én onfchuldig, aan de zyde myner Ouders,<br />

als in een Paradys, nederzat, v/aaruit dë Ver­<br />

leider my wegrukte I<br />

Kon zulk eene wensch vervuld Worden, ik<br />

zou beproeven, of ik door ftandvastigheid ,<br />

door verloocheningen van alle genoegens, de<br />

eeuwige Folteringen van myne arme Ziel zou<br />

kunnen afwenden,en het gene gebeurd was,ia<br />

eene eeuwige vergetelheid dompelen!<br />

Geest myner Moeder! zalige Schim van my-<br />

nen Vader 1 indien het u vryftaat een oogöp-<br />

flag op uwe ongelukkige Dogter te werpen !<br />

o ziet dan heden nederwaards! ziet op haar,<br />

waar zy weeklaagt , en vol naberouw onder<br />

haaren last zig kromt! waar zy elke onrecht-<br />

vaardigheid , waar zy alles wat gy haar deedt,<br />

by verdubbeling befchouwt! waar zy u fmeekt,<br />

voor haar te willen bidden, dat de toorn<br />

der eeuwige Gerechtigheid over haar verzagt<br />

worde!<br />

Vergram u niet, Myn heer ! om dat myne<br />

wee-


( It* )<br />

weemoedigheid u met klagten verdooft! Ik<br />

zal tegen u zwygen, want zulk eene Over-<br />

treedfter voegt het fpreeken niet! Maar myn<br />

Gevoel is zo teder, dat ik het niet verbergen<br />

kan ! Myne klagten zullen u ook geen me­<br />

delyden vergen , zy moeten u alleenlyk over­<br />

tuigen , dat ik niet geheel verhard, niet ge­<br />

heel verwerplyk ben!<br />

Verhaast uw befluit ten mynen opzigte! Ik<br />

dugt veel meer uw medelyden dan uwe gc-<br />

ftrengheid ! de laatfte zal my welkom wee­<br />

zen ! doe dezelve in volle kragt gevoelen aan<br />

haar, die zig niet meer noemen durft: uwe<br />

MARIA.<br />

•VYF-


(.113 )•<br />

V Y F T I E N D E B R I E F .<br />

Ferdinand aan Maria.<br />

Ongelukkige Vrouw I<br />

Ik ben zeer bedroogen geworden. Gy hebt<br />

het weinigje geluk , 'f geen ik droomde op<br />

deeze Waereld nog te bezitten, naamlyk het<br />

voorneemen om u gelukkig te maaken, ge­<br />

heel verwoest. Gy hebt my in twyffel ge<br />

bragt, of er nog wel Onfchuld in de Waereld"<br />

te vinden is! Gy hebt my in myne eere ge­<br />

tast, en een Schurk het middel in de hand ge­<br />

geeven , om my ganschlyk te vernederen.<br />

Indien ik niet alle myne menschlyke Wysgeer-<br />

te te hulp riep, zou ik zekerlyk op wraak be-<br />

dagt weezen. Maar hoe kan ik my op u wree-<br />

ken , daar ik in het einde van onze Egtver-<br />

bindtenis meer onheilen voor u dan voor my<br />

befchouwe ! daar ik in uwe Gefchiedenis en<br />

denkwyze veele verontfchuldigingen ten uwen<br />

voordeele vinde ,' welken ik niet vewagtte !<br />

daar uw Brief my.die teleedigd ben geworden'<br />

H. DEEL. H da


( H4)<br />

de traanen uit de oogen perste'. Hoe zou<br />

ik by dit alles wreed kunnen zyn ?<br />

Wy moeten fcheiden 1 dit is eene uitgemaak­<br />

te zaak! alleenlyk moet onze fcheiding zo ge­<br />

heim blyven als maar mooglyk zy!<br />

Ik zou u niet geftreng kunnen behandelen,<br />

al hadt gy my zelfs nog meer beleedigd. Gy<br />

waart onfchuldig in 't gene gy deedt! Uw Ver­<br />

leider draagt alleen de fchuld! Hy, die u uit<br />

de liefdearmen uwer Ouders rukte, en uleerde<br />

van het pad der deugd te wyken, hy moet er<br />

de ftraf voor lyden !<br />

Heden begryp ik het gedrag van den Rit­<br />

meester, toen ik hem, even voor onze fchei­<br />

ding, myne verdenking omtrent u te kennen<br />

gaf. Zyn nedergeflagen oog, zyne ontfteld-<br />

heid, was derhalven geene onfchuld, maar een<br />

bewys van fchuld. Ik vergeeve het ook hem;<br />

want opzetlyk beleedigde hy my niet. Ik be-<br />

fchouw dit als eene befchikking van den He.<br />

•mël, ten einde my te wreek en aan dien .Boos-<br />

wigt, die de bron van alle deeze Ongeluk­<br />

ken is.<br />

Ik zal bezorgen , dat onze fcheiding in flilte<br />

gefchiede. De Advokaat Wurm neemt daar<br />

.toe de noodige Maatregelen, en zal ook de<br />

zaak


( U5 )<br />

zaak voor u ter uitvoer brengen. Gy behoudt<br />

•fct flegts alles, wat gy van my hebt, maar ik<br />

geef u nog een gedeelte van het myne, want ik<br />

behoef niet veel meer.<br />

Het doet my leed,Maria j dat ik eene waare<br />

Liefde die tusfehen u en den Ritmeester<br />

fcheen plaats te hebben, inbreuk gedaan heb<br />

en ,k wenschte, dat het niet gefchied ware'<br />

Gy weet echter, dat ik onfchuldig ben en'<br />

volgens uwe eigene belydenis , geloof ik, dat<br />

gy toe„; f l de gedagten waart, dat gy met my<br />

gelukitig kost zyn!<br />

Intusfchen blyft een fout altoos een fout<br />

hoe veel er ook by mag komen, om dezelve<br />

te verminderen. ïk laat het aan u over hoe<br />

gy het begeert aantevangen, om deeze vlek<br />

e e V e n<br />

" '<br />

'<br />

d e r w v z e<br />

" 'e bedek­<br />

ken, dat dezelve niet in al haar Grootheid gezien<br />

Worde.<br />

6<br />

Indien de raad van eenen Vriend by u g eId<br />

(want uw Vriend zal ik blyven, offchoon het<br />

gros der ftervelingen my het recht toekent, van<br />

uw Vyand te moeten weezen,) - verkies dan<br />

de eenzaamheid! Zy is meer dan eenige ande­<br />

re leevenswyze in ftaat om ons te overtui-<br />

gen, in hoe verre wy wel of kwalyk handel-<br />

H 2<br />

den,


( tt6 )<br />

den, en in 't weezen der zaak,maakt dee­<br />

ze enkele overtuiging ons berouw en onze be­<br />

keering uit, want zy brengt ons zo verre, om<br />

nooit weder dat gene te doen , dat wy een­<br />

maal als kwaad befchouwden.<br />

En indien , waaraan ik niet twyffel, eene zui­<br />

vere, hartlyke en ongevergde vergeeving.iets<br />

toebrengt om eene zaak te vergeeten,en als 't<br />

ware ongedaan te maaken, wees dan van de<br />

myne verzekerd.<br />

Bekommer u verder niet over myn Lot. Het<br />

mag, in 't oog der Waereld, zo zwart en bloe­<br />

dig gefchreeven zyn als 't wil, ik weet echter,<br />

dat er een Rechter is, wiens vierfchaar recht­<br />

vaardig is, en ongetwyffeld is de rechtvaardig­<br />

heid op myne zyde.<br />

Leef gelukkiger dan uwen Vriend<br />

WAHLER.<br />

ZES


C "7 )<br />

Z E S T I E N D E B R I E F .<br />

Ferdinand aan Henriette.<br />

Vreede, vreede, vreede over u.myne befte<br />

Henriette ! wanneer uwe omftandigheeden voor<br />

eenigen vreede vatbaar zyn. Ik heb den bit"<br />

terften Kelk myns lydens gedronken ! Sidde­<br />

ring en fchrik heb ik er by ondervonden!<br />

Tienwerven rilde de dood door alle myne ade­<br />

ren ! ftremde tienwerven den loop myns bloeds,<br />

en deed het tienwerven wederom vlieten, om<br />

my van vooren af aan te pynigen !<br />

Alles, alles wat gy my gemeld hebt, is de<br />

waarheid ! Ik ben gevallen! zo diep<br />

gevallen , dat ik niet weder kan opgerigt wor­<br />

den ! wraak! flegts volkomen wraak! —<br />

zy is hier een weldaad! en na dezelve<br />

ben ik mooglyk een der grootfte Weldoenders<br />

van 't menschlyk Geflagt!<br />

De Engel des Verderfs ftond dikwerf naast<br />

my, wanneer ik myne beftemming overdagt. In<br />

een aangenaam licht ftelde hy zig over my,<br />

H 3 my


C "8 )<br />

my vle'ende, met eene vernietiging, (zo veel<br />

mooglyk te verbeelden was) van al het gebeur­<br />

de ! doch ik wederftond hem ! en nu ben ik<br />

ruftiger. Ik heb my al myn lyden als nood-<br />

zaaklyk voorgefteld. Ik overzie een- reeks my­<br />

ner toekomllige handelingen, in het Boek des<br />

Noodlots aangetekend. Ik zal myn gemaakt<br />

Ontwerp volgen, en alles doen, waartoe eene<br />

verborgen, onverlambaare, doch van my onaf-<br />

hanglyke dryfveer my aanfpoort.<br />

En uit deezen hoofde is het een weldaad<br />

wanneer wy elkander zien ! — Ja! Henriette!<br />

ik kom tot u, ik kom, gelyk voortyds!<br />

met de zuiverfte en oprechtlle liefde! Ik<br />

kom openlyk en bekend ! Ik kom als uw<br />

Vriend, wien geen mensch den toegang wee-<br />

ren kan ! — zelfs, uw Egtgenoot niet.<br />

Egtgenoot? — neen! zulks is hyniet. Dee­<br />

ze Naam , met betrekking tot u, maakt my<br />

woedende; doet my dikwerf aan de Voorzie,<br />

nigheid twyffelen, en flegts het allereruiligst<br />

nadenken brengt my te rug.<br />

Weg, weg met deeze zwarte Tafereelen! Ik<br />

zie u, Henriette! Ja! gewislyk zal ik u zien.<br />

Ik weet, dat ik dat bloeiende, leevendige<br />

Meisje niet zien zal, 't welk ik agterliet, dat<br />

Even-


C na )<br />

Evenbeeld der hemelfche Schoonheid! die Be­<br />

valligheid zonder wedergade! die my buiten<br />

my zeiven voerde! ik ftel my voor kommer en<br />

zwaarmoedigheid uit elk eene van uwe trek­<br />

ken te zullen leezen, eene uitgeteerde gedaante,<br />

te zullen aanfehouwen, die door boosheid eu<br />

onderdrukking haaren bloei verloor! maar is<br />

dat alles niet om mynen wil gefchied ? Heb:<br />

gy niet om mynen wil geleeden ? En moet<br />

ik niet, in weerwil van alle uwe ongelukken,<br />

bevreediging voor my zeiven vinden!<br />

01 ik zal deeze bleeke , vermaagerde, jam­<br />

mervolle gedaante vereeren , even als men een<br />

Heilig vereert, die ons uit de kaaken des doods<br />

redde! Konde ik u wreeken! . deeze<br />

verwoestingwreeken ! totdat uwe fchoon-<br />

heid zig weder herftelde.cn ik alle myne rech­<br />

ten op u wederkreeg! — Maar deeze ge­<br />

dagten zyn onuitvoerbaar! De hoop is;<br />

verdweenen, even gelyk de tyd, die niet we­<br />

derkeert! Ik misleid my zeiven met ydele<br />

hersfenfehimmen , en verhit myn bloed met<br />

voortellingen van zaaken , die geen- weezen "<br />

hebben, of kunnen hebben! j_k ben on­<br />

gelukkig te midden in de gelukkigtte gedag­<br />

ten.<br />

H 4 En


C f*° )<br />

En gy fpreekt van wraak tegen u, gy<br />

droomt, gy waant en gelooft, dat gy u aan<br />

myn ongeluk fchuldig gemaakt hebt? — Ach!<br />

zwyg! arme Bedroogene! die de Voorfchrif-<br />

ten van uwen pligt opvolgde, daarin uw ge­<br />

luk zogt, en het niet vondt! die uw eigen wel-<br />

zyn voor dat uwer Ouders hebt opgeofferd,<br />

.en toen hebt moeten zien, dat zy het gewor­<br />

den zyn! Laat ons nu onze onheilen , onze<br />

noodlottigheeden tegen elkander in de fchaal<br />

leggen, en gy zult zien, dat zy elkander op-<br />

weegen ! Zy zullen elkander gelyk ftaan !<br />

en zouden wy, vereenigd door de rampfpoe-<br />

den, niet eenmaal het recht hebben, om on­<br />

derling ons te verbinden? om daar, waar geen<br />

ongeluk meer is,met elkander gelukkig te wee­<br />

zen?<br />

Gy beklaagt Maria, en ik, zou ik u<br />

hierin niet naarvolgen ? Zou ik haar ook niet<br />

beklaagen ? O ik zal nog meer doen, lie­<br />

ve Jette! Ik zal voor haar zorgen , en<br />

dat moet ik doen , vermits zy berouw betoont,<br />

vermits zy verbetering belooft; vermits zy, —<br />

doch lees zelve haaren Brief! — Deelneemen-<br />

de traanen zal hy u uit de oogen persfen, en<br />

gy zult haar, als eene Ongelukkige, als<br />

i eene


( 121 )<br />

eene veel Ongelukkiger dan wy zyn, — zelve<br />

uwe Vriendfchap niet ontzeggen. Ik h.b be­<br />

loofd haar Vriend te zullen weezen, en ik heb<br />

haar zo veel toegelegd, dat zy niet noodig zal<br />

hebben, op de genade van anderen te leeven.<br />

Tusfchen my en het overige Menschdom,<br />

behalven u, is alle gemeenfchap opgeheeven-<br />

Zedert drie dagen heb ik met zulke dringende<br />

reden, om ontflag van myn beroep aangehou­<br />

den , dat men het my niet weigeren kan : en<br />

deed men zulks, ik zou evenwel gaan, want<br />

myn hoofd en hart deugen nergens meer toe,<br />

dan om u de weinige dagen uwes Leevens ver-<br />

genoegder te maaken , en om u over uw ny-<br />

dig Noodlot te wreeken ! Waar ik een Mensch<br />

ontmoet, beklaag ik hem, om dat hy een<br />

Mensch is, en wil hem doen bezeffen, hoe<br />

ongelukkig hy er aan toe zy, dat hy zulks is;<br />

en enkel de gewoonte,om alles wat in de wae­<br />

reld is van de befte zyde te befchouwen, plaatst<br />

mydan weder in dien verftandigen kring, waar<br />

ik liever buiten was.<br />

Dus wankel ik, en zal ik blyven wankelen,<br />

tot dat ik u zien zal! dan mooglyk, ten minften,<br />

hiermede vertroost ik my, zal het beter met<br />

my zyn.<br />

H s Alle


C )<br />

* AITe verpfigtingen aan uwen Man hoifderr<br />

op, uit hoofde zyner behandeling. Hier nef-<br />

fens zend ik u de Brieven , welke ten ant­<br />

woord op de uwen ftrekten. Thans zend ik<br />

u, die vrylyk toe , en weldra worden dezelven<br />

gevolgd, door uwen<br />

FERDINAND.<br />

ANTWOORD OP DEN EERSTEN.<br />

Verfchrikt, Ja! verfchrikt ben ik door uwe<br />

letteren geworden ! Ik moet het u zeggen ,<br />

al zoudt gyer de ongel ukkigfte Vrouw om wor­<br />

den , want die aandoening kan ik niet verzaa-<br />

ken, zonder de menschheid uittcfchudden.<br />

Zo iets te verliezen, in een oogenblik<br />

te verliezen, waarin ik alles, wat het Geluk<br />

m/ toewierp, aan uwe voeten wilde nederleg-<br />

gen, en niet te verfchrikken ? • • dat<br />

kan niet weezen Henriette !<br />

't Is my even als of ik wel gedaan had, dat<br />

ik u niet antwoorden mag, dat eere en pligt,—<br />

Ha! die woorden wekken my uit eene bedwel­<br />

ming; want ik fliep ! —— Eere en Pligt, te­<br />

gen een Schurk, die my u ontroofde? — Stil!<br />

ilil! driftig bloed. Gy, Henriette! zegt:<br />

Ja!


( "3 )<br />

Ja ! hy was edelmoedig { _ en zie daar, hy is<br />

geen Schurk meer.<br />

Kom dan , gy Troost der Ongelukkiger! ! gy<br />

hervatte moed ! Kom verfchanfching, waar<br />

achter de zwaarmoedigheid zig verbergt, om<br />

zig nog vaster te neftele».<br />

Kom ook, gy, ftreelend Bedrog van alles<br />

wat gy my fchryft! üw hart heeft geen<br />

deel, dat befte IK blyft het myne! Kom<br />

bekoorlyke verbeelding van het geluk, 't weik<br />

wy, in betere dagen, beleeven zullen!<br />

Maar, O Henriette! Henriette! ik roep te<br />

vergeefsch! Niets van dit alles komt! -<br />

Gy zyt voor my verlooren , - verlooien voor<br />

altoos ! Schryf nimmer dien haatlyken<br />

Naam, onder uwe Brieven!- Ik weet hem! -<br />

Ja! goede God! met gloeiende let­<br />

ters treft hy myn gehoor!<br />

Evenwel evenwel zal ik u beminnen, -<br />

Ja! Henriette! eeuwig zal ik u beminnen, -<br />

beminnen zonder hoop, en in fmart ver­<br />

gaan ! Louiza ! Spreekt gy van haar myne<br />

hand tc geeven ? Eer fperre de aarde zig<br />

open, eer deeze Verftoorfter van onze rust my­<br />

ne hand erlange, - en - Ik heb haar even als<br />

een Vrek de handen met goud volgeftopt.<br />

In


( "4 )<br />

In vertrouwen gezegd ! uw Man is evenwel<br />

een Schurk ! uw Man? Hy uw Man,<br />

en niet ik? Wat mensch onder Gods Zon<br />

zou my dat hebben durven zeggen ?<br />

* * * * *<br />

Ik ben geweest als een Raazende, Henriet­<br />

te! die dolle vlaag is thans weder voorby. —<br />

O God ! wat is de Mensch! uw Man zal<br />

u zeggen, dat ik niet fchryven mag !<br />

Myne denkbeelden raaken in de war, zo dik­<br />

wils ik aan u gedenk. Ik fchryf zaaken, die<br />

gy noodwendig weeten moet, en zie, gy ont­<br />

vangt myne Brieven niet. Maar ik zal<br />

vöortvaaren. Kan ik my wel beter onderhou­<br />

den, dan van u en met u?<br />

4fF 4f? 4ff 4fF Jff<br />

ANTWOORD OP DEN TWEEDEN.<br />

Z. d. isden.<br />

Ja! Vrouw! Neen! Meisje! — myne,<br />

myne Henriette ! Ik zie die Naam zo op het<br />

Papier, als gy dien uit uwe ziel opfchreeft.<br />

Drie-


( f*5 )<br />

Driewerf brandende ftaat by daar, en fpoore<br />

my ten fchriklykfte aan, tot wraak tegen den<br />

Booswigt.die tegen u huichelde; tegen u loog,<br />

en met u den fpot dreef!<br />

Snellyk gryp ik de pen, maar ach! Zy<br />

ontzinkt myne vingeren, — want gy zult dee­<br />

zen Brief niet leezen.<br />

Ongelukkig gehuuwd! 't is waar, gy zegt<br />

my zulks thans voor het eerst, Henriette!<br />

maar ik wist het reeds voor lang, zonder dat<br />

gy my het gezegd hebt! en ik weet zelf<br />

nog meer ! Gy hebt den grootften Boef tot<br />

uw Man bekomen, een koud , onaan-<br />

doenlyk Schepzel, een vermomd Serpent,<br />

dat u zyne fchoone zyde Vertoonde, en het<br />

doodlyk vergift voor uw oog verborg ! Hy<br />

vertreed de rechten der menschlykheid onder<br />

zyne voeten! Dat Monfter, 't welk geene lief­<br />

de kent, ftelt zyn vermaak er in, om met de<br />

Liefde den fpot te dryven ! Hy heeft een<br />

werk gewrogt, waarom de Duivels hem zege­<br />

nen ,en de Engelen hem vloeken, wanneer het<br />

deeze Weezens mooglyk zy, zig aldus uitte-<br />

drukken. Hy heeft een band der ziele ver-<br />

fcheurd, die door niets op aarde, dit gevoel<br />

ik » weder veréénigd kan worden ! Hy heeft<br />

twee


( 126 )<br />

-twee menfchen ongelukkig gemaakt, die doof<br />

de Voorzienigheid tot eene zaligheid van 't<br />

Paradys op aarde beftemd waren.<br />

O Goede, goede, —- driewerf goede Hen­<br />

riette ! Wat is er van de wenfchen, die<br />

gy voor my en myne Gade uitboezemde? Gy<br />

befchouwt haar als zalig! 1 Ach! zy is het<br />

niet. Hoe zou zy het kunnen zyn , daar<br />

ik haar niet beminne ? daar ik, (en gy<br />

gelooft dat ze u uit myn hart kan verdringen,)<br />

haar dikwerf haat, dikwerf van my verwyderd<br />

wensch ! Zy is my verveelende en lastig, want<br />

zy is Gy niet! Zyis eene ongelukkige Vrouw!—<br />

maar is zy het door my ? Neen ! — maar<br />

door den Booswigt, uw Man; want een ander<br />

zou haar, wanneer ik u bezeten had, geluk­<br />

kig hebben kunnen maaken.<br />

O Uwe hartlyke aanfpraaken op my zyn recht­<br />

vaardig. Gy getrouw, teder Meisje! gy zult<br />

die Rechten eens doen gelden ! Ik gevoel<br />

het, de Mensch moet eenmaal in een toeftand<br />

gefteld worden, die alles vergoed , wat voor<br />

zo veelen, op deeze aarde, is verdorven ge­<br />

worden ! Hoe zou het mooglyk kunnen wee­<br />

zen , dat er geene Vergelding plaats zou vin­<br />

den, voor alle de lydc.ns die wy ondergaan? —<br />

dan,


( 127 )<br />

dan, dan zoude Eeuwige onrechtvaardig zyn,<br />

en dat is hy zekerlyk niet. De blyken zyner<br />

Gerechtigheid zyn te menigvuldig en te zigt-<br />

baar, dan dat wy ze een oogenblik in twyifel<br />

zouden trekken.<br />

Doch eene plaats in uwen Brief heeft my traa­<br />

nen van berouw uit de oogen geperst. Ik hield<br />

Louiza verdagt, en uwe verwyten hebben my<br />

duidlyk gezegd en beweezen , dat ik zulks<br />

deed ! Ja ! myne Waardfte ! ik had haar<br />

myne hand moeten geeven ! Zy had het niet<br />

kwalyk genomen, wanneer ik met haar over<br />

u gefprooken had! Ik zou eene Vriendin ge­<br />

had hebben, op wier boezem ik al myn hart-<br />

feer had kunnen uitftorten.<br />

Dit immers ware een weezenlyk geluk te mid­<br />

den in myn ongeluk geweest! maar zulks is my<br />

door de rechtvaardige Albeftuuring ontzegd!<br />

die wilde, dat ik uw verlies in alle deszelfs kragt<br />

zou gevoelen ! deszelfs gewigt moet ook<br />

niet verminderd worden , op dat ik eens des te<br />

beter ondervinde, het goede dat ik herkryge!<br />

Herkryge! Zie, met zulke droomen kitr-<br />

•telt zig myne verbeeldingskragt, even gelyk gy<br />

ook doet! — O dat het niet enkel droomen<br />

mogten blyven!<br />

ANT-


C 123 )<br />

ANTWOORD OP DEN DERDEN.<br />

Z. d. 3iften.<br />

Blydfchap en Droefheid bezielden mybeurt-<br />

lings, onder het leezen van uwen Brief. Blyd­<br />

fchap, vermits gy weet, dat ik u nog hartlyk<br />

bemin, en Droefheid, om dat gy zo neerflag-<br />

tig zyt.<br />

In myne omftandigheeden , lieve Henriette'.<br />

zyn er oogenblikken, waarin ik, om uw zelfs<br />

wil, wensch, dat gy uw Man met zo veel toe-<br />

geeflykheid behandelen moogt , als mooglyk<br />

zy, ten einde gy u geen Hel op aarde moogt<br />

bouwen. Er zweeft ook dikwils een denkbeeld<br />

van toekomftige gelukzaligheid voor mynen<br />

geest, die plaats zal vinden, wanneer men hier<br />

de wederwaardigheeden met bedaardheid ver­<br />

draagt. Alles wat gy my van uwe Ouders, die<br />

ik hoogacht, fchryft,komt er daarenboven by,<br />

en doet zyne uitwerking.<br />

De betrekkingen waar in wy tot deeze Wae­<br />

reld leeven, dwingen ons veeltyds anders te<br />

handelen, dan wy naar het gevoel van ons hart<br />

handelen zouden. Ingevolge hiervan, Hen­<br />

riette! zou ik alles moeten aanwenden, om u<br />

uit


C "9 )<br />

uit de handen van dien Tyran te redden, wei­<br />

ken zo wreed met u omfpringtjdoch dan moet<br />

de verdienfte vervallen, en gy kunt de Kroon<br />

des gedulds er niet van wegdraagen.<br />

't Valt in de daad hard, onfchuldig te moe­<br />

ten lyden! Doch is dit het lot van alle Ster­<br />

velingen niet ? De maat des lydens alleen<br />

maakt het onderfcheid uit. Veelen ondervin­<br />

den dit flegts op zommige tyden! Gy echter,<br />

dierbaar Schepzel , en ik ondervinden zulks<br />

alle oogenblikken. Het verdriet verlaat ons<br />

niet, maar daar voor zal ook onze beloo­<br />

ning,<br />

Ik ben gedwongen hier uit te fcheiden.<br />

In ditoogenblik verwisfeit myn humeur en ook<br />

myne denkwyze. Dit is ook eene zwakheid,<br />

die ik voordéezen niet kende, en welke ik en-<br />

kei aan myn ongelukkig Noodlot te wyten<br />

heb.<br />

De zwaarmoedigheid drukt myganschlyk ter<br />

neder, wanneer ik de uuren my te binnen breng,<br />

die wy ondergindfche boomen doorbragten ! —<br />

O mogten zy nog éénmaal wederkeeren!<br />

Eén, flegts één Gefprek met ui - Eéne<br />

aanfchouwing van uw Engelachtig oog,<br />

van uw fchoon gelaat, zo vol Liefde, zo on-<br />

II. DEEL, I „~,


( I3« )<br />

geveinsd, hartlyk fpreekende! O dat zou<br />

my de voortmaak van -, zo niet de zaligheid<br />

zelve weezen!<br />

Dergelyke gedagten zyn mybyna te dierbaar<br />

in de plaatfen en tyden der verganklykheid ! Ik'<br />

neein ook elk oogenblik waar, dat my iets<br />

van 't voorige erinnert; ik rek het zelve ;ver-<br />

Iieze er, als t ware, my in,terwyl ik te mid­<br />

den in den ge vreesden dood fchyn te leeven.<br />

Hiermede fchep ik my zomtyds de vrolykfte<br />

oogenblikken ! Uw tafereel van eenen toeko­<br />

menden tyd, waarin vergenoegdheid ons lot<br />

zal weezen, heeft my ganschlyk, - ganschlyk<br />

betooverd ! Jammer is het flegts, dat deeze fcha-<br />

duuwzo fchielyk verdwynt, en het lyden , in<br />

alle deszelfs gevoeligheid en grootte de plaats<br />

daarvan vervangt! daar ik u, in de ar­<br />

men van den onvriendlykften Man, my ver­<br />

beelde, te aanfchouwen , en door kommer ver-<br />

fcheurd, myne aandoening door dwaasheeden<br />

uitdrukke!<br />

Gy zegt Liefde voor myne Gade te voeden,<br />

•om dat zy myne Gade is! Ik bedank er u voor,<br />

uit haar naam. Ik heb haar zulks gezegd, en<br />

*y fcheen er zig over te verheugen; ik zeg,<br />

zy fcheen, want zo dikwils ik van u of van<br />

Loui-


( i3i 3<br />

Louiza fpreek, betoont zy een foort van on-<br />

verfchilligheid, die ik weet dat haar niet ei­<br />

gen is, en welke my verhindert haar hart te<br />

doorgronden! en zyn er heimlyke hartfeeren,<br />

dan kan haare blydfchap flegts voorgewend<br />

zyn !<br />

ANTWOORD or DEN VIERDEN.<br />

Z. d. 43ften.<br />

Ik ontwaar allengskens, Henriette ! dat dee„<br />

ze Brief u fpoedig geworden zal. Ik ben over­<br />

tuigd , dat ik niet langer voor de vergetelheid<br />

fchryve. Alles wat op aarde is komt tot ryp.<br />

heid. De Boosheid groeit dus ook; wordt<br />

groot en magtig, gelyk het onkruid,doch word<br />

ook, even gelyk dit, daardoor te ryper voor<br />

het vuur! Vuur en bloed is dat niet het<br />

zelfde? Ja! weezenlyk is het dikwils zo<br />

met my gefteld ! Dikwils is het zo, wan­<br />

neer ik aan uwen Tyran gedenk. Hy is öok<br />

hoog opgegroeid en ryp! Het Onkruid<br />

ten vuure! en hy ten bloedigen wraake!<br />

Dat immers komt op één uit?<br />

Dus is ook de Droom, denk ik, en de wee-<br />

I 2 zen-


( 132 )<br />

aenlykheid veeltyds het zelfde. - Hoe fcbrifc<br />

lyk zou het echter zyn , indien dit ten opzigte<br />

van uwen Droom plaats vond ! In het<br />

oogenblik echter toen ik hem las, bersteden<br />

de traanen my uit de oogen, en hy ftond als<br />

Waarheid voor roy! Als eene Waarheid,<br />

die fteenen moest beweegen, wanneer dezelve<br />

flegts voor eenig gevoel vatbaar was.<br />

Zie, Henriette! op deeze Waarheid bouw ik<br />

myne zekerheid, dat gy deezen Brief beko­<br />

men zult, en dat ik u zien z»l! Doch is dit zo<br />

niet, dan wil ik ze gaarne beiden laaten vaa-<br />

ren! dan was ook uw lyden minder; en myn<br />

vergroot Ongeluk zal te ligter door my gedra­<br />

gen worden ! Want ik mag myn geluk niet op<br />

uwen ondergang bouwen.<br />

Is het niet erg genoeg Meisje! dat ik zelf<br />

belyden moet, dat de wraak thans myn geluk<br />

uitmaakt? Zulk een gevoel vereert den mensch<br />

niet.<br />

Gy bieldt u met iets anders bezig! Ik heb u<br />

benyd; u benyd, om het uur, dat gy op<br />

het Kerkhof doorbragt! Welk eene zaligheid ,<br />

welk eene belooning zou dit niet voor veelen<br />

geweest zyn, zulk een uur aldaar met u te fly-<br />

ten! In dat oogenblik murmureerde ik, dat<br />

onze


C 133 )<br />

onze Befchermgeesc de magt niet bezat, om<br />

iets diergelyks ons te kunnen voorzeggen ! Hoe<br />

had ik daarheen gefneld , om by u te zyn,<br />

en de zaligheid van zulk een uur te fmaaken !<br />

Weldra echter herftelde zig myn vernuft,<br />

en beduidde my, dat het niet goed geweest zou<br />

zyn. Het vertoonde my u in de beftendige<br />

betragting van uwen pligt, en ik werd over­<br />

tuigd , dat gy, wel verre van my by u te dul­<br />

den, my gebeden zoudt hebben, van u te willen<br />

weg ihellen, ten einde uwe ziel met geene<br />

heimlyke verwyten te bezwaaren , waar door<br />

de fnoodheid van uwen Man een zweem van<br />

gerechtigheid ftond te verkrygen !<br />

Ik begeer ook op zulk eene wyze niet by u<br />

te komen. Wanneer ik kom, zal ik komen,<br />

vergezeld door myn Recht, dat zegevieren zal<br />

over den genen, die de Onfchuld met voeten<br />

vertrad ! Lang kan het niet meer duuren ,goed,<br />

lydzaam Schepzel! dit ftaat vast by my ! — u<br />

wreek ik, al moest ik met u omkomen 1<br />

Ik ben, enz.<br />

FERDINAND.<br />

I S ZE.


, ( 134 )<br />

Z E V E N T I E N D E B R I E F .<br />

Lotje aan Maria.<br />

In myn laatften Brief meldde ik u, ik geloof­<br />

de, dat Ferdinand zeker ware. Ik althans was<br />

zeker, zo. als men zulks denkt te zyn , wan­<br />

neer het gevaar verwyderd is. Maar,Hemel!<br />

had ik my ooit kunnen verbeelden , dat een<br />

flegt Landmeisje, die hier de eenvoudigfle Fi­<br />

guur fpeelt, my op de eerfte aanfchouwing<br />

belangryk zou worden ; by de tweede my yver-<br />

zugtig maaken, en fpoedig daarop my tot ver-<br />

twyffeling brengen zou I<br />

Drie dagen na de voorige onderhandeling<br />

met de Moeder van myn Frederik was het<br />

groot Bal. Mevrouw van N*** verfcheen er<br />

onder de eerften,met haare Dogter: Zy was<br />

pragtig, doch het Meisje zeer eenvoudig ge­<br />

kleed; gansch in 't wit, flegts met eenige roo-<br />

zen opgefierd, zonder diamanten, of eenigen<br />

anderen toeftel der overige zwaar bevragte<br />

Zaletëzelinnen. Zy bezat alles behalven een<br />

be-


( 135 )<br />

betooverend gelaat: Want zy was bleek, onre-<br />

gelmaatig, en een klein ftompneusje , maar<br />

blaauwe oogen, fchoon haair, eene fraaie ge-<br />

ftalte.een voortreflyke voet en eene fyne hand<br />

gaven, voor het overigen, haar een zeer be-<br />

langryk voorkomen : eene verteederende zwak­<br />

heid, die alles bekoorde, wat zy naderde,ze­<br />

gepraalde boven alle haare andere bevallighee-<br />

den. Natuurlyk geraakte het Gezelfchap in be­<br />

weeging. De Schoonen fluisterden , en elk<br />

fprak met haaren Oppasfer een zagt woordje<br />

dat zekerlyk het bevel inhield, om dit Won­<br />

derdier niet te naderen.<br />

Geen een der Zaletjonkers liet zig met haar<br />

in : het Bal werd geopend , en zy bleef alleen<br />

op haar ftoel zitten. Dit oogenblik nam ik<br />

waar, om my naast haar te zetten, zonder haar<br />

ten Dans te noodigen , want ik dagt om 't ge-<br />

heele Bal niet meer, maar was enkel er op be-<br />

dagt, uit hoofde van een zeker inwendig ge­<br />

voel , my zo na mooglyk aan haar te verbinden,<br />

om daar door, kon het zyn , Frederik van haar<br />

verwyderd te houden.<br />

Zy antwoordde op alle myne Vraagen met de<br />

uiterfte gepastheid. Ik ondervond daadlyk, dat<br />

zy niet alleen met gezond verftand begaafd was,<br />

I 4 maar


( 136 )<br />

maar dat zy zig ook voortreflyk'wist uit té<br />

drukken.<br />

Ik zei haar, dat zy door haaren natuurlyken<br />

en bekoorlyken opfchik en intreede, in deezen<br />

Vriendenkring een nieuw tydgewrigt gemaakt<br />

had. Zy antwoordde my hierop, dat zy ge-<br />

weeten had, een Onderwerp van befpotting te<br />

zullen worden, doch dat zy de gewoonte had,<br />

om zig boven deeze vooröordeelen te verhef­<br />

fen. Zy kon noch wilde haare grondftellingen<br />

verzaaken, ten welgevallen van de grillighee-<br />

den der Waereld. Natuur was haar Lieveling,<br />

en deezen Lieveling ontrouw te worden, was,<br />

volgens haare meening, denzelven ten hoogften<br />

onteeren. Haare Moeder had de goedheid,o:n<br />

in dit ftuk haar genoegen te geeven, en maakte<br />

haar door dit te doen volkomen gelukkig.<br />

Dit bragt ons Gefprek op het Landleeven ,<br />

waaromtrent zy my zeide, dat zy zig maar wei­<br />

nige weeken in de Stad ophield, die haar dan<br />

nog zeer bezwaarlyk vielen. Ik gaf haar des­<br />

wegens myne verwondering te kennen: onder<br />

anderen voerde ik haar te gemoete: Dat de<br />

Liefde, in haare jaaren , eene Hoofdbezigheid<br />

van haare Kunne uitmaakte; en dat zy op 't<br />

Land met geene mooglykheid,diegeleegenheid<br />

kon


( 137 )<br />

kon vinden, om de Liefde van alle zyderi te<br />

leeren kennen, welke in de Stad overvloedig<br />

en daaglyks voorkwam.<br />

Wanneer ik my voorgenoomen had , ant­<br />

woordde ze my, de Liefde te leeren kennen,<br />

om er voor te vreezen, dan moest ik zekerlyk<br />

kennis in de Stad maaken, en ik zou er my by<br />

uitftek wel by bevinden; maar vermits ik be­<br />

lust ben om de waare fchoonheeden der Liefde<br />

te leeren kennen, ben ik genoodzaakt de Stad<br />

te moeten ontwyken; ik moet haar by de een­<br />

voudige Natuur zoeken, waar ik haar zo zui­<br />

ver denk aan te treffen als de Natuur zelve is!<br />

en waar ik volkomen genoegen zal hebben ,<br />

daar ik hier niet dan hartfeer verwagte. Ik<br />

weet maar al te wel, van veele myner Vrien­<br />

dinnen, hoe gemaklyk het valt veroveringen<br />

te maaken, maar teffens hoe moeilyk het zy,<br />

die te behouden. Indien ik er ooit eene maak­<br />

te, die myn hart welgevallig ware, en ik be­<br />

vond my buiten ftaat, om ze te kunnen bewaa.<br />

ren ! Ik was verlooren. .<br />

• In 't zelfde oogenbljk kwam Frederik by ons,<br />

en vroeg of ik eenige betrekking tot de Dame<br />

had? Ik weet zelf de reden niet, waarom ik,<br />

neen! zeide ! Ik voegde er in dien zelfden<br />

I 5 drift


( 138 )<br />

drift by, dat ik den ganfchen avond niet zou<br />

danzen.<br />

Dan verzoek ik, om uwe hand, Freule Net­<br />

je ! — Ik keek; het Meisje keek! Myn naam,<br />

Myn heer ! zeizy, verfchoon my, viel hy<br />

haar in de reden , uwe goede Moeder beval my,<br />

u aldus te noemen.<br />

Haar gelaat werd zeer vriendlyk. Ik door­<br />

grondde het oog dat zy op Frederik wierp; het<br />

fcheen my veel te zeggen, en myn yverzugt<br />

welde niet weinig op.<br />

Met zo veel natuurlyke bevalligheid heb ik<br />

nog nimmer een Meisje zien danzen Aller<br />

oogen waren op haar gevestigd: Paar by Paar<br />

voegden zig byeen , om er greetige Aanfchou-<br />

wers van te weezen. Netje bloosde hoe lan.<br />

ger hoe fterker ; geraakte echter niet buiten<br />

poftuur. Frederik fcheen gaarne met haar te<br />

danzen , maar ftelde het uit zo lang hem moog­<br />

lyk was. Intusfchen was er iemand , die hem<br />

iets in 't oor luifterde. Daadlyk geleidde hy<br />

Netje aan 't hoogerëinde van de Zaal, om een<br />

Engelfchen Dans met haar te beginnen. Nu<br />

werd ik byna woedend. Op elke tour fcheen<br />

het vuur byhem toeteneemen. Na het eindigen<br />

van den Dans plaatsten zyzig weder naast my.<br />

Gy


( 139 )<br />

Gy hebt my een kleinen trek gefpeeld ! Myn<br />

heer Van Fett! zei Netje ! maar ik zal ze u.<br />

voorzeker betaald weeten te zetten. Moogt gy<br />

een Nieuwling dus aan een gansch Gezelfchap<br />

prys geeven ?<br />

Ten koste der algemeene bewondering, konde<br />

ik zulks doen, antwoordde hy.<br />

Gy hoopt de fchuld op, Myn heer! 't zal<br />

u gewislyk bezwaarlyk vallen , die te voldoen;<br />

en wanneer ik recht heb, ben ik geftreng,om<br />

ze intevorderen.<br />

Wil ik uwe Moeder ter fcheidsvrouw tusfchen<br />

ons roepen, Netje!<br />

Om 's Hemels wil, neen ! want die is ruim<br />

zo partydig als gy zelf zyt.<br />

Thans was het beweezen, dat dit eene af-<br />

gefprokene zaak met de Moeder , en dat Netje<br />

voor myn Frederik beftemd was. Het kwam<br />

er nu flegts op aan te weeten, of zy eenigen<br />

indruk op het hart van myn Frederik gemaakt<br />

had. In myne tegenwoordigheid zou-hy, in<br />

dit geval, zig niet uitgelaaten hebben , ik moest<br />

my derhalven van deeze Twee verwyderen,<br />

en hen van verre befpieden. Ik ging, naar dé<br />

genadige Vrouw Moeder.<br />

Waar-


C 140 )<br />

Waarom zo fHl, Myn heer ? vroeg zy. Kan<br />

u heden de Dans niet behaagen ?<br />

Men heeft my de lust doen vergaan , gena r<br />

dige Vrouw!<br />

Is het van uitwerking geweest? Zie,<br />

Myn heer! dat is regt een Meisje voor myn<br />

Zoon! Ik heb het ook voor hem gefchikt, en<br />

hy moest van alle gevoel ontbloot weezen, by<br />

aldien hy onverfchillig voor haar bieef.<br />

Dat bleef hy ook niet. Zulks hebt gy duid-<br />

lyk kunnen bemerken; maar elk gevoel word<br />

daarom geen Liefde, en nog veel minder kan<br />

het eene gevestigde Liefde aan 't wankelen<br />

helpen.<br />

Gy fchynt uw vermaak te vinden, met my<br />

alle hoop op de beterfchap van myn Zoon te<br />

willen beneemen, en my te doen gelooven,<br />

dat een vernuftig Meisje geen indruk op hem<br />

maaken kan.<br />

Zulks heb ik nooit ontkend, genadige Vrouw!<br />

ook wenschte ik wel, uit hoofde der bedugt-<br />

heid zyner Moeder, dat uw Zoon vry ware,<br />

dan zoudt gy deezen dag nog uwen wensch<br />

zien bekroonen.<br />

Ik dagt niet op het gene ik fprak. Ik vrees-<br />

, ' ~ de


( Ui )<br />

'de dat het zonder dat, wel gebeuren kon. Ik,<br />

ontwaarde reeds van verre, dat Frederik in een<br />

diep Gefprek met Netje was ingewikkeld, en<br />

dat zyn hart ongetwyffeld mede in 't fpel be­<br />

trokken was. Ik befpeurde dat zyne Moeder<br />

haare oogen van hem niet aftrok. Alles fcheen<br />

met my rond te draaïen.en ik werd geheel ver-<br />

byfterd. Myn bloed ziedde vai wraakzugtj en<br />

de eerfte uitwerking daarvan was, dat ik te-<br />

gens zyne Moeder zei : Gy kunt derhalven,<br />

ongeacht uwe voortreflyke denkwyze.in eens,<br />

twee Meisjes ongelukkig maaken !<br />

„ Gy bedriegt u, Myn heer! de eene maakt<br />

„ zig ongelukkig door haare buitenfpoorighee-<br />

„ den, de andere kan met myn Zoon gelukkig<br />

„ worden, en hy met haar."<br />

Gy zelve dwaalt, Mevrouw! Ffyzal de eene<br />

blyven beminnen, zo dra de beguicheling, die<br />

hem flegts voor een korten tyd, aan de ande­<br />

re verbind , voorby zal zyn ! — en een korte<br />

tyd zal het zekerlyk maar weezen. Het een­<br />

voudige Landmeisje zal hem, die aan de Hof­<br />

dames gewoon is, wel dra daaglyks worden en<br />

verveelen, en hy zal naar de verkeering van<br />

de voorige Beminde reikhalzen.<br />

• Het reeds eenmaal bedroogen Landmeisje,<br />

(want


C 142)<br />

(want hoe is 't mooglyk dat zy uwen Frederik<br />

zou kunnen beminnen, wanneer zy zyne Ge-<br />

fchiedenis wist,) zal zig ten tweedenmaale be-<br />

droogen zien, wanneer hy haar verlaat, en de<br />

Moeder de fchuld geeven, die haar bedroog.<br />

Vertwyffeling zal haar lot weezen-, gelyk het<br />

lot van die genen was, die haar misleidde en<br />

haar verliet.<br />

Myn heer! antwoordde my de Moeder, gy<br />

fpreekt met zulk een Enthufiasmus van 't ge­<br />

val , dat ik vrees, dat het u nader betreft, dan<br />

ik vermoede. Ongetwyffeld zyt gy met myn<br />

Zoon te Berlyn bekénd geweest ?<br />

Zo als nu, genadige Vrouw ! heb ik uw<br />

Zoon nergens anders dan hier gezien; .<br />

maar,<br />

Maar ! wat maar ? fpoedig verlos my<br />

van myne ongerustheid !<br />

Maar zyn Lotje zag ik, dat Meisje kende ik.<br />

O! er zyn er zo veelen die haar kennen,en<br />

niemand die my de waarheid zegt.' Gy zult ze<br />

my ook niet zeggen, en fpreek my derhalven<br />

van haar niet meer! ,Ik poog haar zo wel<br />

uit myne gedagten, als uit het hart van my­<br />

nen Zoon te verbannen.<br />

Zy zullen allen u de waarheid gezegd heb­<br />

ben,


( 143 )<br />

ben, Mevrouw! doch gy zult die niet hebben<br />

wiilen hooren, gelyk men ze doorgaands niet<br />

gaarne hooren wil. De waarheid is, dat Lotje<br />

uw Zoon onuitfpreeklyk bemint; dat hy nim­<br />

mer eene betere keuze voor zig zou hebben<br />

kunnen doen; dat betreklykde voorrechten des<br />

Vrouwlyken Geflagts haar niets anders dan<br />

Geboorte en Rang ontbreeken; dat zy hem zo<br />

zeer aanhangt, dat zy hem nimmer verlaaten<br />

zal, en dat zy veelligt door onverbreeklykc<br />

banden,<br />

Houd op Myn heer! fpaar eene Moeder,<br />

die, wanneer gy meer zegt, mooglyk niet in<br />

ftaat zou zyn te kunnen beletten , om het On­<br />

derwerp der algemeene befpotting te worden.<br />

Het gene gy gezegd hebt, is, mag niet<br />

waar zyn. Het zyn loopjes om eene Moeder<br />

te verfchalken ! Gy hebt een ontëerend Ver­<br />

bond met myn Zoon aangegaan ! Gy hebt my<br />

de oogen ook ten zynen opzigte geopend !<br />

Thans ontdek ik zyne veinzery ! Tot twee-<br />

maaien toe heeft hy my verzekerd, dat hy haar<br />

nooit voor deezen gekend heeft.<br />

Ik befpeurde , dat ik te veel gezegd had.<br />

Gaarne ware ik te rug gegaan, doch zulks was<br />

nu te fpade. Zy had zig reeds van my ver-<br />

wy-


( 144 )<br />

wyderd. Ik ging de Kamer treurig op en ne­<br />

der , want die twee bleeven nog fteeds in een<br />

diep Gefprek.en ik begeerde hen niet te ftoo-<br />

ren, om my niet verdagt te maaken.<br />

Eindlykwerd Netje door een ander ten dans<br />

verzogt, en Frederik vry. Ik begaf my met<br />

hem in Gefprek.<br />

• Een lang, ernftig onderhoud, Myn heer Van<br />

Fett! zei ik.<br />

- Ernftig en hartlyk , antwoordde hy. Ik ben<br />

geen Vriend van veinzery. Het Meisje is een<br />

Engel. Ik heb nooit zo veel rechtfehapen ge­<br />

voel, zo veele verruklyke deugden, en be-<br />

koorlyke belangvcroorzaaking by elkander ge­<br />

zien. Hemel! welk een afftand tusfehen haar<br />

en een Stadmeisje 1<br />

• Gy zult derhalven, Myn heer! om haar Ber­<br />

lyn wel kunnen vergeeten.<br />

Maak myne aandoening niet meer gaande,<br />

dan zy reeds is. Ik heb reden, om over Ber­<br />

lyn te zugten. Deeze aandoening dagt ik nooit<br />

in my te zullen ontwaaren. Netje wist dezel­<br />

ve , in my te doen gebooren worden. Voor de<br />

eerftemaal heb ik één -uur, en ééne daad in<br />

piyn leeftyd betreurd.<br />

Jk wist ter naauwernood meer waar ik was.<br />

My-


( 145)<br />

Myne hoop was nu ganschlyk verdweenen. Ik<br />

uit zyn hart! Het geen hy gedaan had berouw­<br />

de hem,! Zo fpoedig ! En voor wie werd ik<br />

opgeofferd ? Voor een Landmeisje , die hy<br />

eens gefprooken, en die hem zo wat van de<br />

Liefde in haar natuurlyken tooi, van verruk­<br />

king en deugd voorgepraat had. Ik maakte<br />

my zo fpoedig van hem weg, als mooglyk was,<br />

en fnelde naar huis.<br />

Hier leide ik my ten uiterften zwaarmoedig<br />

neder: doch de ongerustheid liet my niet (ka­<br />

pen. Ik ftond weder op; kleedde my ander­<br />

maal aan, en ging weder op het Bal. Het eerst<br />

dat ik zag waren Frederik en Netje. Ik dagt<br />

van woede buiten my zelve te geraaken. Zy<br />

dansten wederom te zaamen, en wel'met eene<br />

zigbaarder aandoening dan de eerftemaal. De<br />

blydfchap blonk het Meisje ten oogen uit,en<br />

hy zweefde altoos vol vervoering recht tegen<br />

haar over.<br />

Ik poogde my te bedaaren. Ik begreep,<br />

dat ik liever onverfchillig moest blyven, ten<br />

einde op middelen te kunnen denken, om het<br />

groeiende kwaad by tyds voortekomen.<br />

Ik ging weder naar huis, en heb nu over­<br />

legd wat ik doen zal. Wanneer ik het Meis-<br />

II. DEEL. K ;A


( U6 )<br />

je onder 't oog kan brengen , *t gene meft<br />

hier van zyne voorigi leevenswyze verhaald,<br />

dan geloof ik bezwaarlyk, dat zy hem haare<br />

hand zal geeven, en aldus kon ik het kwaad<br />

fluiten, zonder verder gerugt te maaken.<br />

Wanneer ik hem deeze eens uit het hart ge-<br />

bragt heb ,dan fluipt er niemand meer in, daar­<br />

van houd ik my overtuigd.<br />

Met myn volgende meer. Laat ik intusfchen<br />

iets van u hooren, myne lieve Maria ï<br />

Ik beu, enz.<br />

LOTJE.<br />

A G T T I E N D E B R I E F .<br />

Louiza aan Henriette.<br />

Vermits Ferdinand nog niet by u weezen kan,<br />

myne lieve Henriette ! Zal iku voorbereiden<br />

tegen dat hy komt. Van zyn bezoek by u,<br />

verhoopt hy uwe en zyne rust. Ik wensch<br />

zulks, en hoop dat, voor het tegenwoordige<br />

ten minften, uw Man hem geene zwaarigheeden


C Hl )<br />

den meer berokkenen zal kunnen. Hy heeft<br />

te veel bewyzen van zyn fchandlyk gedrag in<br />

handen, en ik kan er u daarenboven nog een<br />

ander van zyne helfche Boosheid leveren.<br />

Omtrent agt dagen geleeden zogt ik onder<br />

de nagelaaten papieren en zaaken van mynBroe-<br />

der, die ik, uit hoofde derftnart,die zyn dood<br />

my veroorzaakt, nog weinig doorzien heb,<br />

en vond er een klein Pakje onder, waarvan<br />

het Opfchrift aan my luidde. Ik opende hec<br />

zelve, en onder meer andere kleinigheeden van<br />

waardy, valt my een Brief in handen. Ik breek<br />

hem open j lees hem en fta verwonderd ! Een<br />

geheelen dag heb ik geweend. Ik deel u den<br />

geheelen Brief mede. Wanneer gy verkiezen<br />

mogt het Origineel zelf te hebben, om er ge­<br />

bruik van te maaken, zal ik het u zenden. Gy<br />

hebt in een onzalig uur deezen Eereloozen<br />

uwe hand gegeeven, en u zeiveen zo veelean­<br />

deren ongelukkig gemaakt.<br />

Zie hier den Brief zeiven ;<br />

* % UB.


( H8' )<br />

LIEVE ZUSTER!<br />

Wanneer men den flap te doen heeft, dien<br />

ik doen moet, dan gaat men gemeenlyk met de<br />

Waarheid te rade ! doch de Ongelukkige ziet<br />

gemeenlyk de Waarheid niet eerder in , voor<br />

dat hy buiten ftaat is, om zyn ongeluk voor<br />

te komen! Zo gaat het met my! He­<br />

den , op den rand van myn Graf, herroep ik<br />

het voorleedene in myne gedagten te rug, en<br />

befchouw, helaas ! my zeiven als een Verwor­<br />

penen ! befchouw het grootfte gedeelte myner<br />

bedryven met fchrik en afgryzen!<br />

Ik was zoniet toen ik vanuen mynen verftan-<br />

digen Vader affcheid nam ! toen was myne ziel<br />

nog met edele denkwyzen vervuld ! Ik geloof­<br />

de en poogde ook, om een nuttig Lid der<br />

menschlyke faamenleeving te worden! — dan<br />

dit ben ik nu niet geworden! en ik ontwaar<br />

eene treurige verzekering in my zeiven, dat de<br />

Waereld niets aan my verliest.<br />

Ik ben verleid ! weggevoerd door eene Slang,<br />

die ik in mynen boezem koesterde; die ik in alles<br />

'volgde en daar door op het Pad geraakte, waar<br />

de menschlykheid beleedigd en onteerd word.<br />

Gy kent Weiftad! - Weiftad, dien ik eens<br />

by


C H9 )<br />

by u bragt, dien ik u als bruidegom voorfloeg;<br />

aan wien myn Vader zyn woord gaf, dat Gy<br />

de zyne zoudt weezen. Hy koestert fchand-<br />

lyke oogmerken ten uwen opzigte. Weldra<br />

befpeurde hy, dat hy uwe deugd niet zou kun­<br />

nen doen wankelen , daarom nam hy het be­<br />

fluit , om ten minden myn Vader te bedrie­<br />

gen. Deeze heeft hem, voor het ontflag van<br />

zyn woord, eene groote fomme gelds moeten<br />

betaalen. Waarfchuuw hem derhalven des we­<br />

gens, en zeg hem, dat hy onder myne papie­<br />

ren zaaken zal vinden, die hem van deeze<br />

Verbintenis ontdaan.<br />

Het is deeze Booswigt, die zig meester van<br />

myn hart maakte, om het te bederven. Hy leer­<br />

de my de ondeugden in eene verleidlyke en be-<br />

koorlykegeftalte kennen,en ik verbeeldde my,<br />

in het zuiver genot der genoegens van dit lee­<br />

ven te zyn ! Hy verdoofde myn verftand en<br />

zedelyk gevoel. Hy bragt de eene fchuld voor<br />

en de andere na op myne ziel, die my thans<br />

iot vertwyffeling brengen.<br />

Te Berlyn maakte hy, onder den Naam van<br />

Blancheville, een deugdzaam Meisje ongeluk-<br />

kig. Op die zelfde vervloekte wys ondermyn-<br />

de hy haare edele deugden, en bedierf grond-<br />

K 3 be-


( 150)<br />

ieginzels, waarop zy het geluk van haar lee­<br />

ven gebouwd zou kunnen hebben. Hy bragt<br />

haare Ouders ten grave, en haar tot de nood-<br />

zaaklykheid, om het aantal dier Ongelukkigen<br />

te vermeerderen, die door den nood gedwon­<br />

gen worden, om zig aan ieder een ten beften<br />

te geeven.<br />

De toeftand waarin hy my gedompeld heeft<br />

js onuitfpreeklyk ellendig ! Ik heb een fterk,<br />

gezond lighaam derwyzen verdorven, dat my,<br />

by vollen verftande en het leevendigst gevoel,<br />

geene hoop ten leeven meer overfchiet. Myne<br />

ziel word er niet minder door gefolterd! Elk<br />

uur is eene gedugte fchrede naar die eeuwig­<br />

heid , waar ik zekerlyk de bitterfte verwy-<br />

tingen over myn verkwist Talent te verwagten<br />

heb.<br />

Heden ontvlied die Ondankbaare myne ver-<br />

wyten, en laat my geheel ten prooi myner ver-<br />

twyffeling ! Niemand kan my ook den min­<br />

ften troost bezorgen, want alles veracht my!<br />

en op niemand ftel ik ook zo veel vertrouwen,<br />

dat ik my aan hem zou.ontdekken. Myn eeni­<br />

ge troost is, dat myn goede, braave Vader niet<br />

weet, hoe ongelukkig zyn Zoon is! en wat ik<br />

bidden mag, Louiza! meld hem zulks niet, op<br />

dat


( *5i )<br />

dat hy in vreede ten grave daale ! In een an-<br />

der leeven zal ik hem zeggen: Vader ik heb<br />

gezondigd ! en daar, daar zal ik hem om ver­<br />

giffenis fmeeken ! Myn dood zal u traanen kos-<br />

ten, doch verberg ze voor hem !<br />

Maar wagt u voor dien Verleider, dat hy<br />

u niet medefleepe ! Hy zou niet flegts uw<br />

Moorder, maar ook de Moorder van uw goed<br />

hart en van uwe deugden worden! Deeze<br />

Satan houd zig niet voldaan met ons hier in<br />

den tyd te verderven , zyn verderfiyk oogmerk<br />

ftrekt zig ook tot de eeuwigheid uit. Ontmas­<br />

ker hem ! Stel hem bloot voor het doordrin­<br />

gend oog der onpartydige Waereld, en herftel<br />

ten minften eenigzins den flegten Naam, wel­<br />

ken uw Broeder agterlaat , daardoor, dat gy<br />

een gedeelte der fchuld op zynen Verleider<br />

doet wederkeeren ! U doe ik deeze belyde-<br />

nis! Ik leefde fchandlyk, en fchandlyk is myn<br />

fterven! — Maar het berouwt my tot in het<br />

binnenite myner ziele, dat ik my heb laaten<br />

verleiden ! en vermits God den berouwhebben-<br />

den Zondaar niet verwerpt, hoop ik , dat myn .<br />

Vonnis zagter, genadiger zal weezen, dan ik<br />

verdiend heb.<br />

Deezen Brief verberg ik onder verfcheiden<br />

K 4 faam-


( 152 )<br />

faamgepakte zaaken. Hasten heeft zig van myn<br />

gansch Noodlot weeten meefter te maaken ! Hy<br />

zal derhalven alles poogen te verdonkeren, wat<br />

ter zyner ontmaskering zou kunnen dienen-<br />

Vond hy deezen Brief, gy zoudt hem nimmer<br />

in handen krygen.<br />

En nu, Louiza! neem ikaffcheid van-u. Aan<br />

gene zyde van het graf hoop ik u weder te<br />

zien. Uwe verwyten zullen ten minften zo<br />

bitter niet zyn, wanneer gy deezen geleezen<br />

zult hebben. O hoe gelukkig zou ik my re­<br />

kenen, indien ik flegts nog eenmaal u zien,en<br />

vergiffenis van u verwerven mogt! Maar<br />

neen! zulks heb ik niet verdiend, zo geluk­<br />

kig mag ik niet zyn ! en ook gy,gy moet<br />

dien Affchuuwlyken niet naderen, die de fmer-<br />

ten zyner fchuld draagt, en zyn eigen lighaam<br />

ter marteling doemde! Ik fcheide my van u,<br />

even gelyk de fchuldige zig van den onfchuldL<br />

gen fcheurt. Vergeef het<br />

uwen<br />

' ftervenden Broeder<br />

WEDEMEIILR.<br />

O


( 153 )<br />

* * * * *<br />

O Henriette ! Henriette ! gy weent onge-<br />

twyffeld , wanneer gy deezen gelcezen zult<br />

hebben ! Traanen van deelneeming zie ik<br />

over uwe wangen ilroomen. Ik voel uw bran­<br />

dend hart kloppen ! het klopt louter mede­<br />

lyden.<br />

O Monfter! dat my eenen Broeder roofde,<br />

welke heden myn Trooster zou kunnen zyn,<br />

waarmede zult gy deezen uwen roof goed maa­<br />

ken? Moet dan elk eene uwer handelingen<br />

een geheel Geflagt in ongeluk dompelen , en<br />

het ongeluk, even als de pest, doen over.<br />

gaan tot allen, die er flegts de geringfte be­<br />

trekking op hebben ?<br />

Gewislyk, Henriette 1 zou ik heden deezen<br />

Broeder hebben kunnen gebruiken ! Heden<br />

zou hy my ten Raadsman en ten Vriend heb­<br />

ben kunnen verflrekken I Ik ween meer<br />

dan ik immer in myn ganfchen leeftyd geweend<br />

heb. Myn Huis is een Huis der diepe treu­<br />

righeid .' — Geen de minfte ftraal van vreugd<br />

flikkert er, in een eenig oogenblik,door dee­<br />

ze Egyptifche nevel van zwaarmoedigheid!<br />

Myn Man is zo droefgeestig weder te rug<br />

K s ge-


( J54 )<br />

gekomen, dat ik niet weet, boe hy immer we­<br />

der gefchikt worde voor de menschlyke faa-<br />

menleeving. Ik dagt hem door myne hand ge­<br />

lukkig te zullen maaken , maar dit heilzaam<br />

oogmerk is my gemist. Onophoudlyk zegt hy,<br />

dat hy my niet gelukkig kan maaken ; dat ik<br />

hem niet beminnen kan, en dat hy ook geen­<br />

zins verdiend van my bemind te worden.<br />

God weet, dat ik hem thans meer dan ooit<br />

beminne; dat myne Liefde by het uur groeit;<br />

dat ik in het geringfte dat hem bejegent aan­<br />

deel neeme, zo ook in alles wat hem het hart<br />

drukt; en dat ik hem nooit fterker had kunnen<br />

beminnen, al ware het dat ik hem uit Liefde<br />

myne hand gegeeven had.<br />

Dit alles houde ik hem voor. Ik geef hem<br />

de duidlykfte bewyzen myner toegeneegenheid.<br />

Ik tragt den wensch van zyn hart hem uit de<br />

oogen te leezen 1 doch ik mag al doen wat ik<br />

begeer, hy beweert, dat het dwang zy ! dathy<br />

ongelukkig is, om dat ik ten zynen gevalle vein­<br />

zen moet! — Dit valt my hard, en ikbezwyk<br />

er voorzeker onder!<br />

Een ander ongeval, 't welk my doet Adde­<br />

ren, is, dat myn Vader zeer krank ligt. Wan­<br />

neer ik hem verlies, dan ben ik van allen ver­<br />

las-


( 15?)<br />

laaten. J<br />

t ïs waar, dikwils ben ik blyde, dat<br />

hy niet by ons komen kan. De treurige huislyke<br />

omitandigheid waarin wy ons bevinden,<br />

zouzyne ziel den laatften fchok geeven, en zyn<br />

leeven fpoedig doen eindigen. Aldus verdeel<br />

ik den tyd tusfchen hem en myn Man; vertroost<br />

beiden, zo goed ik kan, en denk, het<br />

is aldus myne beflemming.<br />

Ferdinand is in ftilte van zyne Vrouw g»<br />

fcheiden. Myn Man heeft de zaak in dier voe­<br />

gen befchikt, dat niemand weet waarom. Ma­<br />

ria was ten uiterfte neerflagtig. Myn Man<br />

zegt, dat hy nimmer dergelyk eene droefheid<br />

gezien heeft.<br />

Zy heeft eens gezegd, dat dit en alles wat<br />

zy reeds in haar leeven ondergaan had, de ftraf<br />

was voor.de zwakheid van dat oogenblik,<br />

waarin zy van haare Grondbeginzelen afweek,'<br />

want wanneer Blancheville zig niet van dat<br />

oogenblik- bediend had , zou zy voorzeker<br />

ftandvastig gebleeven zyn. Dit is zeer droe­<br />

vig! — Myn God! indien de Feilen hier<br />

derwyze reeds gefirafd worden, hoe zullen wy<br />

dan in de toekomende Waereld befiaan !<br />

Zy heeft nog geen befluit genomen, wat nu<br />

verder te doen. Zy heeft my echter beloofd<br />

na-


( 156 )<br />

harigt van haar voorneemen te zullen geeven.<br />

Ik heb een troostryken Brief aan haar gefchreeven<br />

, en haar gezegd, dat ik haare Vriendin<br />

zal weezen, of fchoon de ganfche Waereld<br />

haar begaf. —•—<br />

Hemel! — op het oogenblik komt een Bode<br />

van myn Vader. Hy is zeer liegt. Ik<br />

moet daadlyk voort. Wurm kan niet mede­<br />

gaan , hy is zelf zeer ziek ! Myn God !<br />

xvat ftaat my voor de deur! Ik zal deezen Brief<br />

niet voor myne terugkomst fluiten.<br />

,Hy heeft my verbooden te klaagen, en ech­<br />

ter moet ik klaagen ! Echter zal hy uit de<br />

hoogte de oogen nederflaan, om te zien,hoe<br />

zyne beangftigde Dogter te moede is, en daar<br />

zal hy het haar gewislyk vergeeven ! Hy zal<br />

zien, dat zy het uit Liefde voor hem doet;<br />

dat haare fmert grooter is, dan.hy zig ver­<br />

beeldde'.<br />

Henriette! befte, lieffte Gezellinne myner<br />

Jeugd! help gy my weenen! help gy my klaa­<br />

gen ! Ik heb hem nu niet meer, die alleen in<br />

ftaat was my te kunnen vertroosten! Voor wien<br />

ik leefde, leeven moest! en ach! dat ik het<br />

zeg-


C 157 )<br />

zeggen moet, ik heb niemand meer! Zedert<br />

den dood van myn Vader is Wurm de myne<br />

niet meer! Koeltjes heeft hy my gezegd,<br />

dat hy my verhaten zou. — Is dan de Gram-<br />

fchap des Hemels over ons allen uitgeftort ?<br />

Is de voleinding van het lyden onmooglyk ge­<br />

worden ?<br />

Toen ik voor het bed van mynen ftervenden<br />

Vader kwam, vroeg hy my, waar myn Man<br />

was ? Ik antwoordde hem, dat hy zig niet<br />

wel bevond. O myne Dogter ! vervolgde hy,<br />

Ik weet zyne ziekte, Hy bemint u niet ! Hy<br />

heeft u niet bemind! Ik laat in u,de ongeluk-<br />

kigfte Vrouw agter. Ik ben onvertroostlyk<br />

daarover, dat ik uit de Waereld moet gaan, zon.<br />

der, (in weerwil myner wenfchen en poogin­<br />

gen,) u gelukkig gemaakt te hebben. Wat<br />

baat my al myn Geld! waar toe heb ik het ver­<br />

gaard ! wat is het anders dan een doode klomp,<br />

die geen aasje rust aan ons leeven bezorgen<br />

kan! En dat hield ik voor gelukzalig­<br />

heid! Voor een weldaad! O wat heb ik<br />

my bedroogen ! Vergeef het my Dogter!<br />

vergeef het my, Louiza! Ik weet het, ik had<br />

meer voor u kunnen doen; maar ik was ver.<br />

blind ! Had ik den Mammon niet aangekleefd,<br />

Fer-


C 158 )<br />

Ferdinand had gewislyk geen afkeer tegen ü<br />

opgevat, en zou zekerlyk uw Man geworden<br />

zyn.<br />

Hy weende ! Myn God ! zulke traanen<br />

in de Iaatfte oogenblikken des Ieevens zyn<br />

brandende. Houd op , myn Vader ! riep ik ,<br />

met u zeiven vrugtloos te martelen ! Gy deedt<br />

alles aan my, wat gy hebt kunnen doen. Hebt<br />

gy meer vermaak gehad dan ik ? Doorloop uwen<br />

ganfchen leeftyd ! Zorgen , kommer en moei­<br />

ten waren uw deel! en met dat alles evenwel<br />

hadt gy gewislyk het oogmerk, om uwe Kinde­<br />

ren gelukkig te maaken, en dit oogmerk döet<br />

in de Waereld alles af, en richt ons in de toe-<br />

koomende. Gyhadt uw geheel geluk op uwen<br />

Zoon gebouwd, en gy hebt hem verlooren! —<br />

O myn Vader ! in de eeuwigheid treft gy hem<br />

aan! onthaal hem als uwen Zoon! Reken hem<br />

de Feilen niet toe, die hy in zyne onbezon­<br />

nenheid beging.<br />

Weet gy dezelven ? Vroeg hy haastig: —-<br />

weet gy dat hy zelf de oorzaak van zyn<br />

dood was. Ik ben alles na zyn dood ont­<br />

waar geworden, en wilde het u niet zeg­<br />

gen, om u niet te bedroeven ; daarom fprak<br />

ik nooit iets van hem ! daarom verheugde<br />

ik


( 159)<br />

ik my niet met hem weder te zien ! Zyn<br />

Vriend Weiftad heeft my alles gezegd ! Hy<br />

kon hem niet van het pad des Verderfs te rug<br />

houden.<br />

Hy? die Booswigt! — O myn Vader]<br />

dan heb ik u nog een troostlyk berigt mede*<br />

tedeelen. Uw Zoon was verleid! ! J a_<br />

maar die Booswigt, deeze Weiftad was het,<br />

die hem ten verderve fleepte ! Hy heeft dui-<br />

zende fchulden op zyne ziel! . Hy heeft<br />

ons allen ongelukkig gemaakt. Hy is die Has-<br />

ten, die Henriette bezit. Hy heeft haar fchand­<br />

lyk om haar Geld bedroogen. De ftervende<br />

fpreekt waarheid , en myn Broeder heeft ze<br />

my medegedeeld.<br />

Dan was hy onfchuldig, riep myn Vader ver­<br />

heugd uit; dan was hy verleid, en in den grond<br />

van zyn hart niet boos ? Ik bedank u, Loui­<br />

za ! voor deezen troost, Ik fterf nu verge-<br />

noegder, en gy moet my niet beklaagen; niet<br />

om my treuren! Wees gerust, en draag uw<br />

lyden, tot dat wy weder veréénigd worden.<br />

Hy werd hoe langs hoe zwakker, en ftierf<br />

in myne armen. Ik wist niet wat my over-<br />

kwam ! Ik ftond daar, even als of ik buiten<br />

de Schepping geflooten was, alleen, —<br />

en


( löo )<br />

en verlasten ! Ik vatte zyne koude hand,<br />

ik drukte dezelve, en maakte zyn aangezigt<br />

nat met myne traanen. Eensklaps fcheen hy<br />

my toetewenken, om weg te gaan , en myn<br />

Man ftond voor myne ziele. Met eene ftomme<br />

droefheid befchikte ik alles, wat nog te be-<br />

fchikken was , en ging heen om deezen te<br />

vertroosten.<br />

Ik had niet gedagt, dat dit toneel op my<br />

wagtte.<br />

Toen ik binnen trad, moest hy befpeuren,<br />

dat ik goweend had, want myne oogen waren<br />

dik en rood. Uw Vader is dan dood? zei<br />

hy, arm Wyf! met hem hebt gy alles verloo­<br />

ren , wat gy hadt. Bereid u tot meerder on­<br />

geluk ! Gy zyt er toe beitemd! Gy zult ook<br />

uwen Man verliezen !<br />

Myne traanen vloeiden andermaal. Om's He­<br />

mels wil, Wurm! viel ik hem in de reden,<br />

verzwaar myn lyden niet! Maak myn leed<br />

niet ondraaglyk ! zeg my, dat gy de myne zyt,<br />

en de myne blyven zult. Laat die zwaarmoe­<br />

digheid vaaren , en laaten wy elkander ten<br />

Trooster en niet ten Beul verftrekken!<br />

O dat ik zulks weezen mogt! antwoordde<br />

hy zeer getroffen. Maar geloof my, om den<br />

dood


( 161 )<br />

dood uws Vaders heb ik geen enkele traan kun­<br />

nen vergieten. Voel myne oogen ! zy zyn<br />

droog', en myn hart is yskoud! Zou my<br />

dit niet aandoen ? Zou ik my niet bevlytigen,<br />

om zulk eenen ondankbaaren van u te verwy-<br />

deren ? Wat hebt gy niet al voor my<br />

gedaan, en waarmede beloonde ik u? hoe heb<br />

ik u bejegend ? Neen! Louiza! ik blyf<br />

by u niet.' - Ik kan niet by u blyven, want<br />

ik ben uwer niet waardig. Is het de ziekte van<br />

bet lighaam, of is het de ziekte der ziel? —<br />

genoeg, dat de verbeelding my martelt, dat gy<br />

jny zo niet beminnen kunt, gelyk ik het be­<br />

geerde, en zo als ik my een denkbeeld van<br />

Liefde gevormd had! Dit maakt my in-<br />

diervoegen ellendig, dat ik de gedagten niet<br />

verdraagen kan , om u langer te kwellen. Ze­<br />

kerlyk zult gy gelukkig zyn, wanneer ik niet<br />

meer by u zal weezen.<br />

Ik waagde de laatfte bede. Ik wierp my aan<br />

zyne voeten, en weende zo als ik nog nimmer<br />

geweend had.<br />

By den asch myns Vaders ! riep ik, by de<br />

hand, die gy my eenmaal gegeeven hebt, met<br />

oogmerk, om my gelukkig te maaken! by uwe<br />

rust! by myn leeven J by alles, myn Waard-<br />

H..DML L fte!


fte ! wat flegts eenige waarde by u hebben kan,<br />

bezweer ik u! laat toch deeze gedagten vaa-<br />

ren! Nimmer beminde ik u zo zeer als op dit<br />

oogenblik! Nimmer was uw bezit my zo on-<br />

öntbeerlyk als heden, God weet het, ik<br />

weet het niet, of men meer kan beminnen,<br />

dan ik u bemin. Geloof my, Ferdinand is ge­<br />

heel uit myn hart verbannen! Gy alleen zyt<br />

e i. i n > ik begeer u echter uwen pligt niet<br />

voortehouden ! Ik zal de jammerende Vrouw<br />

u niet voorftellen, welke gy aan haar zelve<br />

overlaat, en, ter heft-himping der menfchen,<br />

verlaaten wilt! Ik wil die wreedheid niet fchil-<br />

deren, waarvan de Wilden gruuwen, en die,<br />

helaas! door de befchaafde Volken verdeedigd<br />

word. Ik roep flegts uw medelyden in! Ver­<br />

ander, uit enkele barmhartigheid, uw befluit!<br />

Doe het om myner traanen wil! Ik zal in 't<br />

ftof kruipen, tot dat gy my verhoort, en elk<br />

eene uwer wenken zal my ten bevel verftrek-<br />

ken '.<br />

Hy deed my opitaan. Myn lyden deed hem<br />

traanen Horten. Wist gy, zei hy, hoe grievend<br />

uwe taal voor my was,gy zoudt ze niet voe­<br />

ren. Verkwist geene vleiende woorden meer,<br />

waar van elk een derzei ven een nieuw vergif in<br />

myne


( 163 )<br />

myne ziel verfpreid!— Ik zal evenwel zien,<br />

wat ik doen kan. Kan ik my zei ven overwinnen,<br />

dan zult gy ongelukkig genoeg zyn, om een<br />

grillig en buyig Man by u te moeten dulden.<br />

Hoe gaarne zal ik hem dulden! hoe gaar­<br />

ne zal ik alles met hem verduuren! Mooglyk<br />

zal de tyd hem geneezen, en hy beter wor­<br />

den ! alles wat ik kan zal ik er zekerlyk aan<br />

toebrengen !<br />

Schryf my toch, of Ferdinand by u is, en<br />

of Hasten hem verdraagt! Mooglyk zou het<br />

iets ter vervrolyking v a n myn Man toebren­<br />

gen, wanneer wy naar u reisden. Zo wy wee­<br />

ten, dat wy u welkom zullen zyn, zullen wy<br />

komen: vermeent gy echter er het minfte ver­<br />

driet over te zullen hebben, wees dan open­<br />

hartig en fchryf zulks!<br />

Op gisteren bragten wy het overfchot van<br />

onzen Vader ten grave. Myn Man was zeer<br />

ftil en zwaarmoedig, maar goed, vriendlyk<br />

en zeer liefderyk tegen my. Ik heb hem gansch<br />

hartlyk bedankt daarvoor, dat hy den dag, dien<br />

ik zo gaarne in ftil hartzeer wilde doorbren-<br />

L 2<br />

gen,


C 164 )<br />

gen, my niet verdorven had. Al myns Va­<br />

ders goedheid kwam my weder te binnen, en<br />

er verfpreidde zig een troostryk Licht over<br />

myne ziel, wanneer ik bedagt, dat hy in zyn<br />

laatften leeftyd geheel anders dan te vooren<br />

was geweest; dat hy zyne geliefdkoosde nei­<br />

gingen verloochend had, en weldaadig en me-<br />

delydende geworden was. Deeze gedagte<br />

maakte, dat ik hem met meer bedaardheid in<br />

den grafkuil zag zinken, dan ik anders gedaan<br />

zou hebben, en als ik my immer heb voorge­<br />

meld. Eens zal 'hy wederom opltaan, en als<br />

dan zal zyne Dogter ook dat Lyden niet meer<br />

ondervinden, dat thans haare ziele kwelt. Dit<br />

wenscht gy zekerlyk met uwe<br />

LOUIZA.<br />

NE-


C 165 )<br />

NEGENTIENDE BRIEF.<br />

Henriette aan Louiza.<br />

Beste Louiza !<br />

R • ,<br />

X J.y is er! Ik heb hem gezien! gefprokcn !<br />

zal hem weder zien ! hem andermaal fpreeken!<br />

Deeze week heb ik ten uiterfte ellendig door-<br />

gebragt. Beftendig blyfik op myne Kamer, en.<br />

buiten myn Kamermeisje, van alle Gezelfchap<br />

verwyderd. Altoos in de hoop om iets van<br />

Ferdinand te hooren, en er altoos in te leur<br />

gefteld.<br />

Daarenboven het veelmaalig bezoek van hem,<br />

die my altoos ondraaglyk is, altoos kwelt, die<br />

by my komende my vroeg; of ik den Minnaar<br />

fpoedig vergeeten zou.en alle poogingen te werk<br />

ileIde,om myne Gezondheid te krenken, zo dik­<br />

wils ik hem bad, dezelve te willen verfchoo- '<br />

nes. O ik ontwaarde het zo dikwils hy by my<br />

kwam, dat ik hem te lang leef, dat hy gaarne<br />

van my ontflagen was! I n >t w e e z e n d c r<br />

zaak moet het hem onverfchillig zyn, want wat<br />

L 3 heeft


C 166 )<br />

heeft hy aan my ? Hy laat my jammeren en<br />

klaagen, en jaagt zyne vermaaken na!<br />

maar hy vreest het oordeel der Waereld. Hy<br />

•wil nog in een zeker gunftig licht befchouwd<br />

worden, hy wil den rechtvaardigen zyn, die<br />

hy niet meer is, dan alleen in zyne eigene ver­<br />

beelding. Myn dood zóu alle zyne fchandc<br />

bedekken, en uitwisfchen het gene de Wae­<br />

reld er van weet.<br />

Daar myne gezondheid zedert zo geweldig<br />

was afgenomen; ik flegts een Geraamte geleek,<br />

en ik, uit hoofde van den toefiand myner ziel,<br />

gansch verflrooid en als in vertwyffeling ver­<br />

vallen ware, ontdekte myn Vader er de waare<br />

oorzaaji van. Op een dag, dat hy wist, dat<br />

Hasten niet te huis was, kwam hy by my.<br />

Ik wil niet onderzoeken, zei hy, in hoe<br />

verre ik zelf, aan uwe ongelukkige Egtver.<br />

bintenïs fchuldig fta; dit zou veel grievender<br />

voor my zyn, dan gy denkt. Ook is het kwaad<br />

daar ! maar ik acht my verpligt, u te vraagen :<br />

wat ik voor u doen kan ? Ik geloof, eene<br />

fcheiding van uw Man,zou u ten minsten van<br />

zyne tegenwoordigheid ontdaan , en u daar<br />

door voor veele mishandelingen bevryden. —<br />

Spaar uw leeven! dit zyt gy aan uwe Ouders<br />

ver-


( «7 )<br />

verfchuldigd, die, vermits gy geene kinderen<br />

hebt, alles in u verliezen zouden. Geef my<br />

flegts uwe toeftemming, en ik zal „ f p o e d i g<br />

van hem verlosfen, want ik heb bewyzen genoeg<br />

in handen, om hem van u te doen fcheidcn.<br />

Myn voorneemen echter was zulks niet te<br />

doen: met dat al trof het my zeer, dat myn<br />

Vader dus bezorgd voor myn leeven was, en<br />

het vleidde my, dat hy wenschte, dat ik'het,<br />

om Zyn en myner Moeder wil fpaaren wilde.<br />

Ik bedankte hem zo voor zyn Voorftêl als<br />

voor zyne geneegenheid. Ik bragt ;hem on­<br />

der't oog, dat de korte tyd, dien ik"nog met<br />

fmarten zou hebben te leeven, voor Hem en<br />

myne Moeder grievende genoeg zou weezen,<br />

en dat myn lyden zelf, hen eerlang den wensch,<br />

dat ik mogt ophouden te leeven, zou inboe­<br />

zemen.<br />

Wat myn Man betreft, vervolgde ik, ik heb<br />

vastlyk beflooten, zyne behandelingen zo lang<br />

te verdraagen als ik kan. Ik gevoel er my<br />

fterk genoeg toe. Ik zal my niet tegen hem<br />

verzetten. Eene fcheiding, die van myn kant<br />

veroorzaakt word, zou zyne fchuld een ge-<br />

maatigder aanzien byzetten! niet dat ik zo<br />

4 wraak-


i )<br />

wraakzugtig ben, om hem dit te misgunnen,—<br />

neen ! maar omdat ik my zelve, ten zy"<br />

nen opzigte, niets te verwyten wil hebben,<br />

zal ik geene de minfte pooging aanwenden, om<br />

hem van my te fcheiden.<br />

Dit maakte myn Vader bedroefd, Hy ftond<br />

my echter toe, dat ik gelyk had, en hy myn<br />

gedrag niet berispen kon. Hy verhaalde my<br />

vervolgens, dat hy Hasten eenige reizen over<br />

my gefproken had: dat deeze de ganfche fchuld<br />

op my wierp, zeggende, dat hy geene Vrouw<br />

kon lief hebben, die meer haaren ouden Min­<br />

naar, dan haaren Egtgenoot aankleefde. Hy<br />

had zig evenwel niet veel met hem willen in-<br />

laaten, om dat hy een ruuw mensch was, en<br />

hem en myne Moeder reeds verfcheiden maa­<br />

ien, op eene onverantwoordlyke wys belee-<br />

digdhad: en dat enkel ten mynen gevalle, hy<br />

zig onthouden had, om hem de deur te wy-<br />

zer.<br />

Ik bedankte hem voor deeze gemaatigdheid.<br />

Ik wenschte, zei ik, dat hy er verder mede<br />

mogt voortvaaren, ten einde my daardoor me­<br />

nige mishandeling te befpaaren: want in de<br />

daad, Louiza! het geringfte dat hem,zelfs in<br />

zaaken ,die my niet aangaan, in den weg komt<br />

moet


C 169 )<br />

moetik ontgelden. Alle de gramfchap,die an­<br />

deren hem aanzetten, moet hy op my verhaa-<br />

Ien, en zulks ben ik reeds zo gewoon, dat<br />

wanneer ik hem zie binnen komen, ik my tot<br />

een ïreurfpel bereide.<br />

Eergisteren was het de dag, waarop Lizette<br />

my den lieven, lieven Brief van Ferdinand<br />

bragt. Zy wekte my met dit aangenaam Ge-<br />

fchenk. In den beginne, toen ik den Brief in<br />

haare hand zag , verfchrikte ik, en had het<br />

byna luidskeels uitgefchreeuwd ,• maar Hasten<br />

was niet verre van ons af, en dit fruitte tegen<br />

wil en dank den uitroep. Van waar hebt gy<br />

dien? van waar ? vroeg ik fidderen-<br />

de. Ik heb een list gebruikt, antwoordde zy,<br />

en in 't vervolg, zal ik alle Brieven bekomen,<br />

die aan u behooren. Zy wilde my niet zeggen<br />

hoe, en ik liet haar ook gaan, zonder verder<br />

onderzoek te doen. Nu had ik, het gene my zo<br />

lang ontbroken had. Ik kon naauwlyks geloo-<br />

ven dat het waarheid was. Ik was zo bevreesd<br />

dat het anders mogt weezen, dat ik in lang<br />

niet befluiten kon , om het Couvert opente-''<br />

breeken. Eindlyk deed ik het; zag de hand<br />

van myn lieven Ferdinand; zag nog meer; zag<br />

dat hy zelf komen wilde 1 myne aandoening<br />

L s was


( ITO)<br />

was boven alle befchryving aangenaam! —•<br />

Hem weder te zien, en dan de laatfte adem-<br />

haaling te doen, fcheen my eene hemelfche<br />

wellust te weezen. Weldra echter, na een be­<br />

daarder overweeging reezen er verfchrikkende<br />

gedagten in myn binnenfte op, wanneer ik aan<br />

Hasten dagt.<br />

In dien eerften drift wilde ik aan Ferdinand<br />

fchryven, dat hy toch niet zou komen. Ik<br />

vreesde voor hem, en hy was my veel te dier­<br />

baar, dan dat ik hem aan de ruuwe behande­<br />

ling van myn Man wilde blootftellen. Het vol­<br />

gende oogenblik wierp dit alles echter weder<br />

om verre. Ik zou hem niet zien ? ach! zulk<br />

een zwak Schepzel als ik ben, kon deeze ge­<br />

dagten niet verdraagen.<br />

Dus wankelde ik den geheelen dag, waar<br />

van het grootfte gedeelte in eene dweepende<br />

vreugde gefleeten werd, en het was zeer<br />

goed , dat' het, juist op dien dag , Hasten<br />

niet in het hoofd kwam, om my te bezoe­<br />

ken. Hy verontruste derhalven , die aan-<br />

genaame zielsgcfteldheid niet , in welke ik<br />

my bevond , en behoefde zyne helfche boos­<br />

heid niet te bewerkftelligen , om te ontdek­<br />

ken wat de reden myner vrolykheid ware,<br />

want


I7i )<br />

want in die vervloekte kunst is hy een meester.<br />

Gisteren toen ik reeds het befluit gevormd<br />

had, om alles aan het geval over te laaten,<br />

kwam myn Vader by my, en zei, dat Wahler<br />

er was; en er op ftond, om my te fpreeken.<br />

Ik viel myn Vader om den hals, en verzogt<br />

hem, hem daadlyk binnen te willen leiden.<br />

Zo fpoedig gaat dat niet, myn Kind! zei hy.-<br />

Ik moet deswegens eerst met Hasten fpreeken.<br />

Ik heb Ferdinand het Voorftêl gedaan , om on-<br />

(zebyëenkomst in hetheimlyk te houden. Zulks<br />

heeft hy my afgeflagen. Hy behoefde niets in<br />

het geheim te doen ! zei hy ,• Hy kwam als<br />

Vriend en Bekenden. Hy wilde openlyk in<br />

huis gaan; en niet anders dan in Hastens te­<br />

genwoordigheid met u fpreeken, en dat kan<br />

hem ook geen mensch beletten. Hy verzogt<br />

my, zulks aan uw Man te willen zeggen. Om<br />

grooter ongeluk voor te komen zal ik het doen,'<br />

en u daadlyk befcheid van ons onderhoud<br />

brengen.<br />

Myn Vader ging. Ik wist niet of hy weg,<br />

dan of hy nog tegenwoordig was, zo zeer ver­<br />

heugde my de nabyheid van Ferdinand. ik<br />

wist wel,dat hy den weg naar my toe wel vin­<br />

den


( 172 )<br />

den zou, het mogt dan gaan zo als het wilde,<br />

en hem als Vriend te zien bleef my geoorloofd.<br />

Ik nam my ook voor, om, in den itrengften<br />

zin, alle myne pligten tegen myn Man waarte-<br />

neemen.<br />

Myn Vader keerde fpoedig weder te rug.<br />

Hy zag er zeer wel te vreeden uit; fchudde ech­<br />

ter het hoofd by het binnentreeden. Hy is<br />

een boosaartige Fielt, zei hy. Hy is flim ge­<br />

noeg, daar hy ziet, dat hy niet anders kan,<br />

om zig in te houden, en er zig eene verdien,<br />

fte van te maaken. Gy zult uwen Ferdinand<br />

zien, maar houd moed, myne Dogter!<br />

By deeze erinnering kon ik myne traanen niet<br />

terug houden. Ik gevoelde, dat myne ziel zo<br />

nedergedrukt was, dat ik het wel zyn moest.<br />

O hoe veel zou ik er niet om gegeeven heb­<br />

ben, dat ik nog zo veel leevendig bloed had<br />

gehad, om deeze erinnering in den wind te kun­<br />

nen flaan.<br />

Op 't zelve oogenblik trad Hasten binnen.<br />

Ik dagt, zei hy, dat uwe traanen ,'thans over­<br />

tollig waren. Maar, ik wil u geene Voorfchrif-<br />

ten geeven, en derhalven ter zaak. Uw Heer<br />

Vader heeft de goedheid gehad , my te berig-<br />

ten, dat uwgeweezen Minnaar is aangekomen,<br />

en


( 173 )<br />

en dat het hem behaagt, om my wreed tegen<br />

n te vinden; dat hy tot uw troost en redding<br />

zynen dienst heeft nedergelegd en overgekomen<br />

is. Hy ftaat er op, om als een Vriend<br />

van u den toegang in myn huis te hebben, Hy<br />

wil voor de geheele Waereld dit zyn gedrag<br />

verdeedigen, en zuurzien met zuurzicn beantwoorden.<br />

Ik vind my genoodzaakt om, .<br />

( vermits ik aan de eene zyde niet als een Ty­<br />

ran wil verfchynen, en aan den anderen kant<br />

geen Onderwerp des algemeenen gefpreks wil<br />

worden , en ook myne eigene veiligheid te lief<br />

heb, —) deezen Dolleman toetegeeven. Ik<br />

maak derhalven plaats voor hem. Ik ga voor<br />

vier weeken op reis. Oordeel zelf of iemand<br />

infchiklyker weezen kan. Ik hoop, dat zulks<br />

my in de oogen van u, van uwe Ouders en der<br />

Waereld zal rechtvaardigen. Ik verwagt nut<br />

ook van uwe zyde dezelfde infchiklykheid en<br />

befcheidenheid.<br />

Met deeze woorden ging hy de deur uit,<br />

en dus was myn voorneemen verydeld. Ik wil­<br />

de hem bidden, bidden wilde ik hem,<br />

dat hy de zaak niet uit dit oogpunt zou be-<br />

fchouwen ! dat hy blyven mogt; dat hy de<br />

Vriend van myn Vriend wilde worden, en my<br />

den


( 174)<br />

den troost der verzoening in 't graf laaten me-<br />

deneemen. Hoe veel bitterheid zyne aanfpraak<br />

ook infloot, zo was ik echter te vreeden, en<br />

zou hem bedankt hebben, daarvoor dat hy my,<br />

hoe ongaarne dan ook, toeftond, om met Fer­<br />

dinand te fpreeken. In allen gevallen zou hy<br />

zig hier tegen hebben kunnen aankanten, en<br />

my onaangenaamheeden berokkend hebben,<br />

die, voor de Vierfchaar der meeste menfchen,<br />

ten mynen nadeele, zouden uitgevallen zyn.<br />

Ik zond naar hem toe, maar hy kwam niet,<br />

doch hy liet my weeten; dat hy my niets meer<br />

te zeggen had , en een half uur daarna ver­<br />

trok hy.<br />

* * * * *<br />

Maar hoe,myne beste Louiza! zal ik u het<br />

gevoel uitdrukken, dat my ganschlyk aandeed,<br />

toen ik myn Ferdinand weder zag. Myn Va­<br />

der bragt hem by my! Myn God ! wat zyn<br />

wy Vrouwen in vergel yking der veel fterker<br />

Mannen! Hy was wel een weinigje bleek,<br />

vervallen, en had niet meer dat lagchende rood,<br />

dat hem weleer zo bekoorlyk maakte, even-<br />

Wel had hy nog dien leevendigen opflag van<br />

oog, die vastheid van voorhoofd, die hem tef­<br />

fens


( 175 )<br />

fens edelheid en beminlykheidbyzette! Ik daar­<br />

entegen was van alle kragten beroofd, ftegts<br />

de fchaaduuw van het gene ik voor deezen ge­<br />

weest ben; geheel door kommer verteerd;en<br />

zonder de magt van een fpreekend oog! .<br />

Hy kwam naar my toe, om my in zyne armen<br />

te fluiten ! doch ik weerde hem zagtlyk af:<br />

Niet, zei ik hem, als of ik de ganschlyke wel­<br />

lust die er in deeze omhelzing ligt opgefloo-<br />

ten, niet gevoelde! niet als of ik niet al­<br />

toos de zelfde- was, die gy verlooren hebt.'<br />

Maar Ferdinand! ik heb verpligtingen, wel­<br />

ke gy niet hebt. Wy willen geene derzelven<br />

krenken. Ik begeer niet dat gy meer met deeze<br />

leeme hut te doen zult hebben. Myne ziel<br />

alleen zal zig met u onderhouden, in het voor-<br />

uitzigt van een volmaakter onderhoud in het<br />

toekomende leeven. Ik vergeet lyden en treu­<br />

ren , daar ik u aanfchouwe. Kom, geefmy<br />

uwe hand! die.mag de Vriendin van haaren<br />

Vriend drukken; en zulks zou ik doen in het<br />

byzyn van den genen, die er alleen het voor­<br />

hoofd over zou kunnen rimpelen. .<br />

Neen! dat zal hy niet! viel Ferdinand my in<br />

de reden. Ik zal hem toonen; ik zal hem be­<br />

wyzen , dat hy geen recht op uw hart heefti­<br />

en


070<br />

en dat gy my alles kunt zeggen, wat gy be­<br />

geert! dat geene Vriendfchapsbetuigingen<br />

hem in 't allerminst aangaan, en dat ik bevoegd<br />

en gerechtigd ben, om den kusch der Vriend­<br />

fchap op uwe lippen te moogen drukken! Wa­<br />

re hy flegts hier tegenwoordig, ten einde ik<br />

myne Rechten mogt kunnen doen gelden, en<br />

hem bewyzen, dat hy alle zyne Rechten op u<br />

verlooren heeft! . Hy weet, dat ik hem zulks<br />

bewyzen kan, en hy fiddcrt voor myne tegen­<br />

woordigheid, daarom is hy weggegaan. Hy<br />

bedekt zyne verfaagdheid met het Masker dei-<br />

grootmoedigheid, en fchynt het veld geheel<br />

aan ons overtelaaten, dewyl hem bekend is,<br />

dat befchaamdheid en fchande op hem wag-<br />

ten.<br />

Hy werd vuuriger, en ging met vervoering<br />

voort.<br />

, Waar is de Roover van alles wat ik bemin­<br />

de? Is dit de bloeiende Henriette, die<br />

ik agter gelaaten heb ? Ik vorder ze van<br />

hem ! die bekoorlyke geftalte, die<br />

doordringende oogen, die lieflykbloozen-<br />

de wangen, die mond , waarby geen Pur-<br />

perroozen haaien konden! Laat hy we­<br />

der geeven, 't gene hy genomen heeft!<br />

Hal


C177)<br />

Ha! kan hy dit doen ? - Befchaamd aal<br />

hy daar voor my ftaan, en moeten bekennen:<br />

ik ben , onder Gods Zon, de eerfte Schurk,<br />

dat ik eene bloem vertrad, die in alle haare<br />

Jieerlykheid bloeide.<br />

Hy greep my by de hand en bragt ze aan zy­<br />

ne mond. Hy kuschte dezelve hartlyk. Maar<br />

gy, goedaartig Schepzel! zei hy, gy zult er<br />

niet by,lyden. Ook in deeze gedaante blyft gy<br />

myn Engel. Verflenschte dit alles niet, om<br />

mynen wil ? Was ik de Bron niet van het<br />

hartfecr dat u verteerde ? " Ik bedank u,<br />

bedank u van ganfeher harte! Dit hart is nog<br />

zo geheel voor u, dat gy even zo zeer als ooit<br />

te vooren, o P my rekenen kunt! Laat hem dan<br />

te voorfchyu komen, die u verder iets zou wil­<br />

len doen ! Ik ben gekomen,om u vreedig te<br />

laaten fterven ! Ik zal alles van^u verwyderd<br />

houden, wat u tegen is; en dan zal ik poo­<br />

gen , om weder met u te veréénigen.<br />

Hemel! antwoordde ik hem. Hoe goed zyt<br />

gy! Gy bereikt reeds werklyk uw oogmerk.<br />

Gy bezorgt my eenen gelukkigen dood. Laat<br />

ons dan den tyd, dien wy nog by elkander zyn,<br />

aanwenden, om al het geleedene leed uif on­<br />

ze gedagten te verbannen ! Laat ons er hem<br />

II. DEEL. M O O K


( 178 )<br />

ook uit verbannen, die ons dit lyden berok­<br />

kende ! Wy zullen hem aan zyn eigen nood­<br />

lot overlaaten; of zo wy aan hem denken , met<br />

medelyden hem verbetering toewenfchen.<br />

Ik kan u niet zeggen Louiza, hoe verge­<br />

noegd wy waren. De traanen rolden van blyd-<br />

fchap over myns Vaders wangen, hy betuigde<br />

dat hy zig nu een denkbeeld kon vormen, wat<br />

ik geworden zou zyn, ware ik gelukkig ge­<br />

huuwd geweest. Het was zeer goed , dat<br />

Hasten er niet tegenwoordig was; want dan<br />

zou eene doodlyke ergernis ons vermaak ge-<br />

ffcoord.en zekerlyk gansch verflonden hebben.<br />

Ik las ook het hart van Ferdinand op zyn voor­<br />

hoofd , en befpeurde duidlyk, dat het van<br />

wraak en woede gloeide ! - Myne vervallene<br />

gedaante, myn hevig hoesten, en andere ken­<br />

merken eener ongeneeslyke krankheid bragten<br />

hem telkens op de gedagten te rug, dat hy dee­<br />

zen roof mynen Tyran niet vergeeven kon ,<br />

en dat het onverzetlyk befluit van zyn hart<br />

bleef, zig te wreeken.<br />

Heden wil ik er niets van fpreeken, want<br />

dit mogt zyn drift aanwakkeren. Allengskens<br />

zal ik hem eene belofte zien aftepersfen, dat<br />

hy zig nietwreeke 1 De zagtmoedigheid toch<br />

is


C 179 )<br />

is de kroon van ons leeven, en het fchuldver.<br />

geeven was een der eerfte Voorrechten, door<br />

den Verloffer voor ons en alle onze Medemen-<br />

fchen verworven.<br />

En na de vreugde, welke ik heden geniet,<br />

zou ik niet vergeeven? - Hasten ! Hasten! -<br />

Gy moogt nog van geluk fpreeken, want zon­<br />

der dit, ware ik voor myn dood niet met u ver­<br />

zoend geworden. Ik vergeef u thans alles, en<br />

fterf als uwe Vriendin!<br />

Ferdinand fcheidde vervolgens. Dit is de eerfte<br />

dag van blydfchap, (zei hy, by zyn affcheid,)<br />

welke my gebeurt zedert ik u verlaaten<br />

heb!<br />

Ik deed hem, met het oprechtfte hart de<br />

zelfde betuiging. Heden verwagt ik hem weder,<br />

Doch ik móet fluiten. Het veel fchry ven heeft<br />

my eene verkoudheid veroorzaakt, die my er-<br />

innert, dat ik, in weerwil van alle myne blyd-<br />

fchap, den dood naby ben. Gy zult, denk ik,<br />

echter nog eenen Brief ontvangen van<br />

Uwe<br />

M 2<br />

HENRIETTE,<br />

TWIN-


( i8o )<br />

T W I N T I G S T E B R I E F .<br />

De Ritmeester Strundel aan den Advokaat Wurm.<br />

Lieve Wurm!<br />

Hoe zeer ik verlang, om reeds by u te zyn,<br />

Word ik echter door eene zonderlinge Gefchiedenis<br />

daarin verhinderd. Ik moet zekerlyk tot<br />

een Avanturier gebooren zyn.<br />

N-auwlyks hervind ik eene Zuster; geloof<br />

van haar bezit verzekerd te weezen , reis naar<br />

de Gravin B * * * die haar Befchermëngel is,<br />

o m ze aldaar te omhelzen, en zie ! - zy ver-<br />

dvvynt onder myne handen.<br />

• uit myn laatften Brief zult gy alles weeten,<br />

tot ik van het laatfte Dorp vertrok. Ik kwam<br />

laat te Berlyn, en deed my den volgenden mor­<br />

den by de Gravin aandienen. Zy ontving my<br />

ze-r aartig. Ik verhaalde haar het oogmerk van<br />

myne reis'; ontdekte my ook aan haar als den<br />

Broeder van Marianne, en befpeurde, dat ik<br />

ten hoogden welkom was. Zedert gisteren ben<br />

ik in de uiterfte ongerustheid, zei ze. Het befcheid,


( I8i )<br />

fcheid, dat ik uit het Dorp van wegens uwe<br />

Zuster ontving , was my, hoe weinig geloof ik<br />

er ook: aan floeg, ten hoogften aangenaam. Ma­<br />

rianne, die ik tot dus verre in alle gezelfehap-<br />

pen heb medegenomen , was deswegens zo<br />

fterk aangedaan, dat zy my verzogt, haar zo<br />

lang naar myn Landgoed te laaten vertrekken,<br />

tot de omftandigheeden zig nader zouden ont­<br />

wikkeld hebben: zo als ik ook gedaan heb.<br />

Wel nu, genadige Vrouw ! antwoordde ik,<br />

deeze zyn ontwikkeld! zo Marianne u haare<br />

Gefchiedenis verhaald heeft, zal zy u zekerlyk<br />

gezegd hebben, dat zy het eerst tc Berlyn by<br />

twee zogenaamde Galanteriekraamfters kwam,<br />

waar van er .een, na verloop van eenige dagen<br />

wegtrok.<br />

Ja ! zulks heeft zy my zeer omftandig gefchreeven<br />

!<br />

De Ritmeester, vervolgde ik,die zig aldaar<br />

bevond, was ik, en het Meisje, dat doorging,<br />

nam de Naam aan van Marianne, paste'derzel-<br />

ver omWidigheeden op zig toe, en bezorgde<br />

zig langs dien weg een Man. Vermits zy nu<br />

het eerst als zodanig in 't openbaar zig aankon­<br />

digde, moest men die haar volgde, noodwen­<br />

dig, als eene bedriegfter aanmerken. Doch he-<br />

M 3 den


( 182 )<br />

den ontwikkelt zig dat kluwen! en nu, Gra­<br />

vin! bid ik u, my eene Ontdekking te willen<br />

doen, waarnaar myne ziele reikhalst!<br />

En welke is die , Myn heer ?<br />

Zeg my dan, genadige Vrouw! vind ik myne<br />

Zuster rein, onfchuldig, deugdzaam? Of<br />

hebt gy, uit mededoogenheid, een perzoon tot<br />

u genomen , die zig door uwen Zoon heeft<br />

laaten verleiden, en die gy, volgens uwe be­<br />

kende grootmoedigheid, niet aan de gewoonly-<br />

ke Ellende wilde prys geeven ?<br />

Myn heer Ritmeester ! antwoordde de Da­<br />

me op een toon, die my aan haare voeten zou<br />

gebragt hebben. Indien myn Zoon iemand als<br />

Marianne had kunnen verleiden, zoudt gy my<br />

hier zo gerust niet zien zitten. Ik zou zeker­<br />

lyk weenen. Maarhy denkt edelmoedig,gelyk<br />

ik. Hy vereerde de deugd van Marianne, en<br />

befchermde dezelve. Ik heb er hem voor be­<br />

loond. Hy bemint het Meisje onuitfpreeklyk.<br />

Ik moest echter voor zyn goeden naam zorg<br />

draagen. Ik liet hem reizen, beloovende het<br />

intusfchen zo te zullen fchikken, dat zy de<br />

zyne kon worden. Ik wist haaren ftand niet,<br />

maar ik heb haar hem gegeeven, zo als ze is.<br />

Nu is er verder niets noodig. Ik zal hem fchry­<br />

ven,


( 183 )<br />

ven, dat zy hem, ten opzigte van geboorte ><br />

gelyk ftaat, en laaten hem weder komen.<br />

Ik wierp my,op dit gezegde, aan haare voe­<br />

ten, en bedankte haar voor dit berigt: voor<br />

haare deelneeming en liefde voor Marianne.<br />

Ik verzogt haar , om my myne voortreflyke<br />

Zuster te laaten zien. Zy beloofde my, aan-<br />

flonds naar haar Landgoed te zullen zenden,<br />

en befprak my tegen den volgenden morgen.<br />

Toen ik wederkwam vond ik haar in traa­<br />

nen. Uwe Zuster is er niet meer, Myn heer!<br />

zei zy, en, wat het droevigfte is , ik moet<br />

vooronderftcllen , dat zy , met haar eigen<br />

vryën wil, vertrokken is. Zy is met iemand<br />

op reis gegaan, maar met wie, weet niemand.<br />

Ik zit hier, en verteer my zelve van hartfcer. Ik<br />

ween onöphoudelyk, en wanneer men haar<br />

niet wedervind, is al myn troost en vermaak<br />

verdweenen. Hoe zal ik my by myn Zoon ver­<br />

antwoordden , wanneer hy komt, en haar vari<br />

my afvordert ? Help my, Myn heer! en ftel<br />

my gerust!<br />

Ik verftomdc. Eindlyk evenwel moest ik<br />

fpreeken, en zei. Ik moet bekennen, dat ik<br />

zo bezorgd was, als zy immer zyn kan. Dat, zo<br />

wanneer de nedergeflagene hoop iets op myne<br />

M 4 Zus-


( 184 )<br />

Zuster gewerkt had, en zy tot Melancholie geneigd<br />

is, het ligt ten gevolge byhaar zou hebben,<br />

dat zig van alle Bekenden ontdoet, een<br />

anderen naam aanneemt, en nooit weder te voor-<br />

fchyn komt.<br />

Ik kon de Gravin geene verwytingen doen ;<br />

want zy jammerde zelve , even als of het haar<br />

eigen Zuster ware. Vermits zy my verzeker­<br />

de dat zy haar reeds op alle wegen had ag-<br />

ter' naa gezonden, deed ik flegts dit eenige,<br />

dat ik het in de Nieuwspapieren liet zetten.<br />

Wie zy was, en dat zy zig wederom by de Grit.<br />

vin wilde laaten vinden 1 '<br />

Zeedert dien tyd bevind ik my daaglyks<br />

by deeze waardige Vrouw, en ik heb er een<br />

voomeflyk onderhoud. Ik kan ook geene op­<br />

lettenheid genoeg voor haar hebben.want door<br />

de afweezigheid van Marianne is zy zeer on­<br />

gelukkig, en deswegens moet ik haar verhg-<br />

ting bezorgen.<br />

* * * * *<br />

Zo op 't oogenblik bekom ik uwen Brief<br />

Maria is dan van haar Man gefcheiden, en alles,<br />

voor het overigen, in ftilte afgeloopen! zulks<br />

heeft my verheugd.


( 185 )<br />

Ik heb altyd voor iets ergers gevreesd<br />

want wanneer Ferdinand eenmaal driftig word,<br />

is er geen fpotten met hem. Gaarne zou ik<br />

met hem wenfchen verzoend te weezen ,en dat<br />

gy dien taak op u wilde neemen ! Gy kunt<br />

hem verzekeren, dat myne overyling my het<br />

hart verfcheurt, en dat ik zyne vergiffenis voor<br />

myne rust volftrekt noodig heb. Wil hy mjr<br />

niet wederzien, dan zal ik hem op allerlei wy-<br />

zen vermyden. Aan Maria zal ik fchryven.<br />

Ik zal haar verzoeken, zig ftil te houden, tot<br />

ik de zaak met myne Zuster gefchikt heb. Ik<br />

zou gaarne haare hand hebben, doch ik durf<br />

het nog niet waagen, om haar dien voorflag<br />

te doen. De wond haarer ziele .is nog te versch;<br />

zy moet eerst een weinig tot bedaaren komen.<br />

Ik kan niet dulden, dat die Vrouw eene ver-<br />

laatene zou blyven. Ongetwyffeid was zy het<br />

beste Lot waardig. Het geluk liep haar tegen,<br />

en van daar haaren diepen val.<br />

Zo dra ik iets- meer weet, zal ik meer fchry­<br />

ven. Het vergelyk, ten opzigte van myn Pip­<br />

ces , zult gy wel eens doorzien en my met uwe<br />

aanmerkingen op het zelve verëeren, en het dan<br />

te rug zenden.<br />

Ik ben, enz. STRUNDEL.<br />

M 5 EEN


( i8< )<br />

EEN EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

Lutje aan Maria.<br />

D e Verklaaring is gefchieden alles is in be­<br />

weeging.<br />

De drie dagen, waarop ik , zedert het laat-<br />

Re Bal, geene openbaare vermaaken kon by-<br />

woonen, waren my als zo veele weeken. Ik<br />

bad de knorrigfte bui van de Waereld, en<br />

daarenboven moest ik , tot tweemaalen toe,<br />

Frederik en zyne jonge Dame in de Wagen,<br />

zien voorbyryden. Gedeeltlyk myne voorzig-<br />

tigheid, om niet verraaden te worden, en ge­<br />

deeltlyk de vrees van my niet behoorlyk te<br />

kunnen inbinden, waren de redenen, waarom<br />

ik eenige byzondere Gezelfchappen niet by-<br />

woonde, waarop ik verzogt was.<br />

Gisteren was het eindlyk de langgewenschte<br />

dag der Maskerade. Ik had myn Spion zorg­<br />

vuldig uitgezonden , en vernam, dat zy bei­<br />

den, in nieuw rood Dominos, met Zilver be­<br />

legd, verfchyncn zouden. Ik liet my een-foort-<br />

ge-


C 187 )<br />

gelyke maaken. Doch tot myn groote fpyt her­<br />

kende men my fpoedig, en ik moest geduldig<br />

het Compliment hooren, dat ik den Galant wil­<br />

de fpeelen. Met niet weinig afg u n s t z a g i k )<br />

dat zy beiden onvergelyklyk fraai en met on~<br />

uitfpreeklyke aandoening dansten; waarom ik,<br />

onder voorgeeven van onpaslykheid , my van<br />

daar wegmaakte.<br />

Ik ging de Zaal op en neder. Verfcheiden<br />

Gemaskerden fpraaken met my , en allen kwa­<br />

men zy op die verwonderingswaardige nieuwig­<br />

heid, dat de Heer Van Fett verliefd was ge­<br />

worden, en de Berlynfche fmaak voor een<br />

Landmeisje verruild bad ! dat zyne keuze ech-<br />

ter zeer fraai was, en zo wel zyne Familje<br />

als het Vorstlyk Huis veel blydfchap veroor­<br />

zaakte.<br />

Ik was by dit Gefprek eveneens te moede,<br />

als ofmy elkeen der Redenaars een oorvyg ge­<br />

geeven had, om my te overtuigen! Hadden"zy<br />

eens geweeten, wie ik was, zy zouden 't nog<br />

erger met my gemaakt hebben.<br />

Ik kon geen myn laaten fpringen : alvoorens<br />

ik eerst van de denkwyze van Frederik was<br />

overtuigd geworden. Ik verkleedde my der­<br />

halven, om hem aldus te befpieden. Gelukkig<br />

trof


( 188 )<br />

trof ik hen beiden in zulk een diep Gefprek<br />

aan , dat ze my niet eens gewaar wierden: Ik<br />

zal u een gedeelte van hun Gefprek mededee-<br />

len, ten einde u ten vollen te overtuigen,dat<br />

ik geen ongelyk heb.<br />

Gy zyt, zei zy tegens hem , nog even onte-<br />

vreeden als te vooren. Gy betuigt my , dat gy<br />

my bemint, en evenwel klaagt gy altoos over<br />

uw Noodlot. Onze Ouders bewilligen in onze<br />

Egtverbintenis. Gy ftelt er uw geluk in, en<br />

ik betuig u, van ganfcher harte, dat niemand<br />

ooit dien indruk op myn hart gemaakt heeft of<br />

maaken zal, welken gy er op maakte! en ge­<br />

loof my,ik ruim daarom zo veel ik kan , alle<br />

•uwe bezwaarnisfen uit den weg:<br />

Dat gelooft gy! antwoordde hy, Jonkvrouw!<br />

dat gelooft gy engelagtig Netje ! maar ik ver­<br />

zeker u van het tegendeel. Het vleit my by<br />

uitneemenheid, dat gy dit alles van my denkt<br />

en het my zegt. Ik vind eene wellust in deeze<br />

omftandigheid.die alles, wat ik my immer ver­<br />

beeldde, overtreft, •—• maar dit alles ben ik<br />

onwaardig. Zie zou ik tegen u moeten zeggen,<br />

zo als ik hier voor u fta, heb ik myn geluk met<br />

-voeten getrapt, heb ik het weggewor­<br />

pen, liedcrlyk weggeworpen! —•<br />

e<br />

Ha!


( 189 )<br />

Ha! dit fneed my door het hart! dit dronjf<br />

my door het gebeente! dit doofde elke vonk<br />

die nog voor hem in my glimde, uit ! deed el­<br />

ke aandoening, die nog in myne ziel overig ge-<br />

bleeven was, verdwyncn. Maar zulks zal<br />

by my boeten! Ik zal een vuur in zyne Fa­<br />

milie ontfteeken*, tot deeze fmaad zal uitge-<br />

wischt weezen.<br />

En echter talm ik gaarne met zulks te doen.<br />

Ik wil, zo lang het mooglyk is, de wellust ge­<br />

nieten, die deeze zoete droom my verfchaft.—<br />

Ik kon my niet langer inhouden. Dit zal<br />

niet lang zyn! zei ik taamlyk luide; ftond op,<br />

verwyderde my en hoorde alleen nog dat Netje<br />

zei: Ha! wat beduid zulks? Frederik! ver­<br />

klaar het my.<br />

Hoe dit verder afliep, weet ik niet, althans<br />

toen ik binnen kwam, dansten zy weder. Ik<br />

zogt vervolgens de Moeder op. Zy had my<br />

den dag te vooren laaten verzoeken , en ik<br />

maakte haar een Compliment van verontfchul.<br />

diging.<br />

Gy hebt zulks niet noodig ! antwoordde zy.<br />

Het was niet aangelegd op een Compliment,<br />

maar op een weezenlyk bezoek. Ik had u te<br />

zeggen, dat myn Zoon my op nieuw verzekerd<br />

heeft,


( 19° )<br />

heeft, nimmer naauwe kennis met u gehad te<br />

hebben, en evenwel hebt gy my zomtyds zo<br />

veel gezegd, dat ik u nog nader wensch te lee­<br />

ren kennen.<br />

Indien flegts die kennis, genadige Vrouw!<br />

voor u niet onaangenaamer uitvalt, dan gy u<br />

verbeeldt !<br />

Hoe! zal ik hier geene nadere verklaaring<br />

van hebben?<br />

Indien het u gelieft, laaten wy dan in eene<br />

Zykamer gaan, want hier mogt ons Gefprek,<br />

de oplettenheid naar zig trekken.<br />

Ik geleidde haar binnen.<br />

En nu, zei zy, hebt gy my in de daad be­<br />

kommerd gemaakt.<br />

Gy hebt ook reden om het te zyn. Ik be-<br />

fpeur, genadige Vrouw! dat het u ernst zy,<br />

om uwen Zoon te willen uithuuwlyken !<br />

Ja zekerlyk, Myn heer! Ik zie met genoe­<br />

gen, dat myn Zoon gansch niet onverfchillig<br />

omtrent Netje is. Ik had niet durven verwag-<br />

ten.dat hyfmaak in een eenvoudig Landmeisje<br />

zou gekreegen hebben; doch ik zie dat verftand<br />

en deugd invloed op hem hebben, en zulks<br />

is een bewys van een niet geheel verdorven<br />

hart.<br />

Ik


( 191 )<br />

Ik zal uwe opmerking niet tegenftreeven,<br />

Mevrouw ! Ik geloof dat dezelve juist is; ik<br />

geloof dat uw Zoon fmaak in het Meisje vind,<br />

en het Meisje nog veel meer in hem. In dit<br />

geval echter moet ik u bekJaagen, en het Meisje<br />

nog oneindig meer! Zy zal het meeste aan hem<br />

verliezen, want van het Huuwlyk kan niets<br />

worden!<br />

De Dame fprong op.<br />

Stel u gerust! vervolgde ik. Ik voorzag<br />

uwe aandoening, en om die reden bragt ik u in<br />

dit vertrek. Ik heb u i e f s te zeggen , waarop<br />

gy ftaat kunt maaken. Uw Zoon is met Lotje<br />

gehuuwd.<br />

Ikverwagttedat dit gezegde eene geheel an­<br />

dere uitwerking op haar gehad zou hebben,<br />

dan het waarlyk had, want zy begon luidkeels<br />

te Iagchen. Nu ging ik verder.<br />

Neem de zaak zo ligt niet, genadige Vrouw!<br />

't Is geen Huuwlyk, zo als doorgaans in dat<br />

geval plaats heeft, dat zo gemaklyk te ver-<br />

breeken valt. 't Is zelfs tegen de magt van den<br />

Landheer verzekerd, en het zal gehandhaafd<br />

worden!<br />

Dit fcheen eene geheel andere werking op<br />

haaren geest te doen.<br />

Myn


( 192 )<br />

Myn heer', zei zy, my by de hand vattende,<br />

hoe weet gy dat?' Gy moet zekerlyk nadere<br />

berigten van de zaak hebben.<br />

Die heb ik ! antwoordde ik, en ftond op.<br />

Weet dan! Ik ben de Broeder van het Meisje,<br />

en ik zal haar tegen elke beleediging, die men<br />

haar zal willen aandoen , verdeedigen I Doch<br />

myne Zuster zal zelve komen en haar Recht<br />

doen gelden.<br />

Met een vertrok ik, en liet haar geheel be­<br />

dremmeld ftaan.<br />

Ik bekommerde my verder niet om Frederik,<br />

noch zyne Moeder. Ik ging naar myn Logi-<br />

ment; maakte alle fchikkingen tot myn vertrek,<br />

en binnen 't uur was ik de Stad uit.<br />

Ik had alles, wat tot myne Vtouwlyke equi-<br />

pagie noodig was, in een Dorp laaten liggen,<br />

waar ik het daadlyk wederkrygen kon. Ik had<br />

een Kamermeisje en een.Knegt gereed , en nam<br />

ten eerften myn intrek, doch in een ander Lo­<br />

gement, onder den naam van genadige Vrouw<br />

Van Fett. Myn eerfte werk was, dat ik naar<br />

myn zogenaamden Broeder zond. Het befcheid<br />

was, dat hy vertrokken ware. Vermits er echter<br />

reeds vroeg in den morgen naar hem gevraagd<br />

was geworden, gaf men hem dit berigt, en,<br />

in


C 193 )<br />

in. minder dan een kwartier üttts, ftond myh<br />

goede Patroon voor myne oogen.<br />

Om ' S Hemels wil! Lotje! zei hy, wat begint<br />

gy toch ? Hebt gy my niet belooft u ftil<br />

te zullen houden ; tot dat gy tvding van my<br />

hadt ?<br />

Dit heb ik u beloofd, myn lieve Frederik !<br />

tot zo lange gy geene nieuwe Verbindtenis aan­<br />

gaat. Eene nieuwe Liefde- is tegen onze af-<br />

fpraak, en ik hoop , dat gy nu uw woord zult<br />

houden , en my niet dwingen , om met geweld<br />

tc zoeken, het gene ik zekerlyk vinden zal eri<br />

moet.<br />

Lotje! zei hy, terwylhy ih zyne houdingen<br />

alle de tederheid veinsde , die hy anders wee-<br />

zenlyk bezat : Wie heeft ooit er aan gedagt,<br />

of er van gcfprooken, dat ik niet houden zal<br />

het gene ik u beloofd heb ? Gy hebt volko­<br />

men zekerheid. By den eerften ernftigen ftap,<br />

die ik doe, kunt gy opkomen en uw recht doen<br />

gelden! .—- maar wanneer het eenvoudig daar<br />

by blyft, dat ik, ter liefde van myne Moeder,<br />

en om haare tederheid te blinddoeken, met Da­<br />

mes omga;<br />

Frederik ! vie! ik hem in, waarom my bedroegen?<br />

Hy, die ti en alle uwe handelingen<br />

II. DEEL. N . . .


( f94 )<br />

befpiedde, was ik zelve. In die Officiers klee­<br />

ding , waarin gy my niet kende , onderhield ik -<br />

u, toen hebt ge tl aan my ontdekt, toen ver­<br />

nam ik , uit uw eigen mond , dat gy wankelde.<br />

Ik was die Gemaskeerde, welke u zei; dat het<br />

niet lang duuren zou. Ontken nu, Frederik !<br />

indien gykunt, dat gy uwe geneegenheid my<br />

hier ontroofd , en uwe Liefde aan eene andere<br />

wegfmyt'. Ik begeer, ik eisch niet flegts uwe<br />

hand, maar ook uw hart.<br />

Frederik ftond een ganfche poos zeer ftil.<br />

Ik kan myn hart niet verbieden, antwoordde<br />

hy , om dat gene bemiulyk te vinden , wat<br />

ïn de daad bemirilyk is. 't Is waar, ik kan u<br />

niet verdagt houden, dat gy minnenyd zoudt<br />

voeden, maar dat weet ik ook, dat Netje dit<br />

nooit gedaan zou hebben. Gy deedt niet wel<br />

met my van deeze zyde aantcvallen. Geloof<br />

my, in korten tyd ware deeze Droom uit ge­<br />

weest, en ik tot u te rug gekomen: maar nu,<br />

nu zal ik altoos op de vergelyking denken;<br />

en wenfehen, dat gy zulks niet gedaan hadt.<br />

Ik was vol gal. Dit was eene openlyke af­<br />

zetting. Ik voegde hem toe, dat ik door alle<br />

deeze kunstgreepen heen zag , en zeer wel wist,<br />

dat hy zig toeleide om my te misleiden, ten<br />

min-


( ros )<br />

minften fct 'h> moede was, en berouw had<br />

van het gene hy gedaan had.<br />

Zyn antwoord hierop diende geheel om my<br />

te beleedigen. Had hy deeze behandeling kun<br />

»en vermoeden, zei hy, dan zou hy zekerlyk<br />

ummer eezen ftap gedaan hebben. Zyne Moe-<br />

derhadhywilienfpaaren^n zo wanneer ook<br />

£ deeze niet wilde fpaaren, dan zou hy myn<br />

ontdek en, en haar de onmooglykheid van<br />

een Huuwlyk met haar te betoogen. H y z o u<br />

haar, in dit geval, o m h a a r e n 5 v f t j n J y*<br />

hebben, en zy zouden te faamen de Moede°r<br />

2 0 l 3<br />

" S h e b b e n<br />

opgehouden, tot zy geftorven<br />

ware of tot er eene andere bekwaame gelee-<br />

genherd ter ontdekking zig opgedaan had.<br />

JlT üsfchen voerde ik heni<br />

'<br />

dnfeg te g e m 0et, ware ik oud geworde , en<br />

b«dn I e t svanane die Voorrechten genoot en ,<br />

kornet<br />

H U U W l y k<br />

Rechtvaardig toe-<br />

Oogenbliklyk antwoordde hy daarop. Dus<br />

enkel e ! j alleen deeze Voorrechten, welke gy<br />

joekt ?— Dan heb ik eene voortreflyke * £<br />

ze gedaan J L o t j e; Lotje! deeze denk.<br />

^ 2<br />

wyze


( I9


C 197 )<br />

Maar heden zal ik in fpyt van alles, myne<br />

Rechten handhaven.<br />

Ha, Tyrannin! riep hy, nu ken ik u! -—<br />

Ik weet wat ik doen zal! Ik zal myne<br />

Moeder te voet vallen; haar bidden, dat zy<br />

het haaren onberaadenen Zoon vergeeve ! dat<br />

zy dtilde, het gene niet te veranderen is, en<br />

dat zy medelyden met den Berouwhebbenden<br />

oeffen» !<br />

Kunt gy gelooven, Maria! dat dit alles ge-<br />

veinsdheid zou zyn ! Had ik maar eenvoudig<br />

.vertrouwd, men had my misleid en zekerlyk<br />

geheel yerfchalkt. Het Landmeisje zou zig \n<br />

zyn hart zo vast bebolwerkt hebben , dat ik ze<br />

er niet gemaklyk noch fpoedig had kunnen<br />

uitkrygen- Gelukkig derhalven, dat ik alles<br />

deed wat ik deed! Ik zou daar eeuwig op be-<br />

fcheid hebben kunnen wagten !<br />

Morgen geef ik bezoek aan de oude Dame..<br />

* * * * *<br />

Zo als ik deezen fluiten wil, komt een haarer<br />

Afgezanten by my; my twintigduizend Ryks-<br />

daalders aanbiedende, wanneer ik afftend wil<br />

dacn en my laaten fcheiden. Ik heb daadlyk<br />

N 3 SC-


( 198 )<br />

geantwoord , dat het my niet om het Geld,<br />

maar om myn recht te doen was.<br />

Ik had dit Voorftêl van afftand voorzien,<br />

en my daarom zo vast gezet. Nooit had ik<br />

gedagt, dat Frederik in eene fcheiding bewil­<br />

ligd zou hebben.<br />

Met den volgenden meer.<br />

Ik ben, enz.<br />

LOTJE,<br />

TWEE EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

Henriette aan Louiza.<br />

I*c midden in myne blydfchap heeft uw Brief<br />

my traanen afgeperst. Ik had nimmer kunnen<br />

gelooven , dat uw Huuwlyk zoo ongelukkig<br />

zou weezen ! Het liet zig zo bekoorlyk, zo<br />

goed aanzien. God in den Hemel 1 Waar zal<br />

dit heen ? Gy zyt beiden zulke braave Lie­<br />

den, en gy verftaat elkander niet. O Beste<br />

Louiza! had Hasten flegts een fchaduuw van<br />

het gocJe hart van uwen Man bezeten, neen !<br />

ik


C 199 )<br />

ik zou zo ongelukkig niet geworden zyn ! —<br />

en gy, gy zoudt het worden ? - Neen Loui­<br />

za! hervat den moed ! Het is eene Iighaam-<br />

lyke ziekte ! Het zal zig wel herfteHen ! Gy<br />

zult eensgezind en andermaal gelukkig wor­<br />

den.<br />

Ik leef thans by -uitnecmenbeid wel. Al"<br />

toos, 't is waar, met rasfchc, rasfche fcbre-<br />

deri myn Graf naderende, maar evenwel in het<br />

gezelfchap van myn Ferdinand. Hy bevind zie­<br />

hier door veel geruster, en dit is eene wel­<br />

daad, die ik hem bewys, die my het overige<br />

myns Ieevens eene zekere wellust doet genie­<br />

ten. Hy heeft my de geheele Géfchiedenis van<br />

zyn lyden. verhaald. Hy heeft magtig veel uit­<br />

gedaan. Hasten is een rechten Booswigt. Ik<br />

heb Maria hartlyk beklaagd. Ik vergeef het<br />

haar alles volkomen, en wensch dat zy nog<br />

eens waarlyk recht gelukkig mag worden. Gaar­<br />

ne zou ik haar willen fpreeken, om haar te<br />

zeggen, dat ik geenen wrok tegen haar vos-<br />

de. Het moet de Vrouw, die door de ganfche<br />

Waereld verlaaten is, aangenaam weezen, van<br />

' nog eenige Vriendinnen te vinden.<br />

Ik heb de ganfche woede van Ferdinand<br />

tegen Hasten gedempt. Hy heefc my beloofd ,<br />

N 4 ' he.n


( 200 )<br />

hem aan zyn Noodlot te zullen overlaaten, en<br />

myn dood niet op hem te wreeken; deeze be­<br />

lofte evenwel is gefchied onder voorwaarde,<br />

wanneer hy my in vreede laat fterven, en onze<br />

byéénkomften geene verdere hinderpaalen in<br />

den weg ftelt.<br />

Dit heeft te wege gebragt, dat ik om de ver­<br />

haasting van mynen dood gewenscht heb, want<br />

Jaar door zal ik ten minften eenig goed doen,<br />

alhoewel my elk uur, dat ik met Ferdinand<br />

doorbrengen mag, zo waardig is, dat ik het<br />

met de grootfte fmarten koopen wil. Ik kan<br />

my echter niet verbeelden, dat Hasten, zo ftil<br />

en zonder eenige flinkfche poogingen ons Ge­<br />

luk zal aanzien, want hy is te vooren zelfs ny-<br />

dig geweest op elke gedagten , die ik van Fer­<br />

dinand had ! hoe moet hy het dan niet op dce-<br />

uc weezenlyke b.lydfchap zyn!<br />

$ * * * *<br />

Ferdinand was daar zo even wederom hy<br />

my. Wanneer hy my zag, zei hy, boezemus<br />

elke op flag van myn oog hem zagtmoedigheid<br />

in, doch wanneer hy zig van my verwyderde ,<br />

dan hield deeze aandoening daadlyk weder­<br />

om op.<br />

Dat


C 201 )<br />

Uat is wel bedroefd , antwoordde ik hem<br />

daarop. Wat is er dan van te wagten, wan­<br />

neer ik geftorven zal zyn ?<br />

Doè deeze gedagten niet in my opkomen!<br />

gaf by my tot befcheid. Dit is verre, .<br />

verre van my verwyderd.<br />

Zy moet echter u zeer naby weezen. Men<br />

moet zig nooit . laaten verrasfchen, door het<br />

gene men met zekerheid te verwagten heeft.<br />

Voorzigtigheid is de moeder der rust. Ik zie<br />

met eene zagte ftreelende gewaarwording den<br />

dood tegemoete, en verhoop er myne verlos-<br />

fing van. Uwe rust zal er ook door daarge-<br />

fteld worden ; want dan, weet gy, ben ik ver.<br />

lost van alle die kwellingen , die my thans ter<br />

nederdrukken, en hoe ligt is de tyd des wag-<br />

tens te overzien. Hoe kort is het oogenblik<br />

niet, dat gy nog hier vertoeft; en gy .berei­<br />

ken zult het gene ik nu fpoedig bereiken zal!<br />

-Stel derhalven uw vermogen te werk, om uwen<br />

Evenmensen te dienen en weltedocn, en dan<br />

zult gy des te geruster fterven, en ik te geluk­<br />

kiger uwe komst kunnen inwagten. Indien ik<br />

echter wist, dat gy met het opzet in de Wae­<br />

reld zoudt blyven om my te wreeken, dan zo.u<br />

ik beeven voor uwen overigen leeftyd; onrus-<br />

N 5 tig


C 202 )<br />

tïg en ongaarne fterven , en my verbeelden,<br />

dat eene zekere gevoelige wectenfchap uwer<br />

handelingen, den tyd onzer afweezigheid zou<br />

rekken , en eene verééniging vertraagen , waar<br />

Daar ik zo hartlyk verlange.<br />

Gy fpreekt zo fchoon als overtuigend, Hen­<br />

riette ! antwoordde hy my. Wie is in ftaat<br />

om u te kunnen tcgenftreeven ! gelief alleen-<br />

lyk te bedenken, dat dit alles zig gemaklyker<br />

laat zeggen dan doen ! Dat de voorneemens<br />

van den Mensch altoos 'veel verhevener zyn<br />

dan zyne daaden ! Dat de overgang van wil­<br />

len tot doen, hoe fnel die dikwils ook zy,<br />

iomwylcn ten uiterften langzaam is ! dat de<br />

wil aan fchielyke verandering onderhevig is,<br />

en zig meer fchikt naar de oogenbliklyke om.<br />

ftandigheeden , dan naar eene rype overwee­<br />

ging, 't Is ook flegts gewaagd, wanneer men<br />

de drift poogt te wederftaan. Dan , dit beloof<br />

ik u nogmaals, dat, zo wanneer Hasten zig<br />

ftil houd, en myne gramfchap niet door nieu­<br />

we beleedigingen tergt, hy niets van my te<br />

vreezen heeft. Maar gaat hy voort met u te<br />

kwellen , dan zal hy my voor elke .gevoelige<br />

beleediging moeten boeten ! want de ongevoeli­<br />

ge en niet uw Minnaar kan u zien fterven.<br />

Gy


C 203.)<br />

Gy kunt u niet verbeelden, hoe onrustig dit<br />

alles my maakt? Ik weeg myne kragten, of zy<br />

niet minder worden; ik luister naar mynepols-<br />

flagen of zy niet verzwakken, en ik houde myu<br />

adem te rug om hem korter te maaken. Kon-<br />

de ik de kloppingen van myn hart fmooren,<br />

ik zou er niet mede vertoeven, want ik ben<br />

des Ieevens zat 1<br />

Ik ben te vreeden dat ik Ferdinand gezien<br />

heb, en zou hem gaarne met rust achterlaaten.<br />

Ik wil Hasten niet weder zien. De fmart my­<br />

ner Ouders over myn lyden zal verzagc, zal<br />

geheeld worden, en zy zullen my zegenen., om<br />

dat ik niet meer ben.<br />

* * * * *<br />

Dei Nagts ten twaalf uuren.<br />

Waarfchynlyk, Waardfte Louiza ! is dit de<br />

laatfte Brief, welken gy van my ontvangt, en'<br />

dit zult gy aan myn fidderend fchrift wel ge­<br />

waar worden. Ik ben genaderd aan dat oogen­<br />

blik, dat ik te naderen wenschte, — doch ik<br />

ben het niet genaderd op die wyze als ik heV'<br />

wenschte. Myn Gebed is niet verhoord ge-<br />

wor-


( 204 )<br />

worden. Ik heb hem wedergezien! ik heb hem<br />

moeten hooren ! De fchandlykfte fmaadrede-<br />

nen, die hem nooit, nooit kunnen vergeeven<br />

worden, heeft hy tegen my uitgebraakt. Zo<br />

lang ik flegts de pen kan voeren, al valt het<br />

my nog zo bitter, zult gy, van my zelve, myn<br />

geheele Noodlot hooren.<br />

Het was omtrent vyf uuren in deezen nade-<br />

middag. Ik had myne hand in Ferdinands han­<br />

den, en myn hoofd, uit zwakheid, tegen zyn<br />

borst gelegd. Wy fpraaken van vergiffenis,.<br />

Eensklaps ging de deur open, en Hasten trad<br />

binnen. Ik verfchrikte; fprqng op en fchret-<br />

de. Ferdinand was bezig met my te helpen,<br />

want ik ftond op 't punt van bezwyken. Has­<br />

ten ging weder de deur uit, niet anders zeg­<br />

gende dan : Ik vergeef het u Mevrouw ! Toen<br />

ik weder eenigermaaten herfteld was, zond ik<br />

tot hem, met verzoek om by my te komen.<br />

•Hy liet my weeten; dat hy my niet ftooxen<br />

wilde : hy had gedagt my geheel alleen te heb­<br />

ben zullen vinden, anders zou hy niet geko­<br />

men zyn. Ik moest hem by geleegenheid maar<br />

eens laaten weeten, wanneer ik alleen ware.<br />

»ik voorfpelde my daaruit niet veel goeds. Fer­<br />

dinand ook niet. Hy was in eene gemoeds,-


( 205 )<br />

geftalte, die recht voor dit bezoek gefchikt<br />

was, bedaard en zagtmoedig. Hy ftond er fterk<br />

cp om hem te fpreeken, Hy zond zelf uit<br />

zyn naam naar hem toe, verzoekende, om in<br />

eene korte onderhandeling te willen treeden.<br />

Was het Poltronnerie of Boosheid ? Hasten<br />

floeg dit verzoek af. Hy geloofde, was zyn<br />

antwoord, dat zy beter van, dan by elkander<br />

waren. Ook wist hy eigenlyk niet, wat hy<br />

hem te zeggen , of wat hy met hem te maa­<br />

ken had. Verklaaringen van hun gedrag waren<br />

gevaarlyk.<br />

Ferdinand begon hier op eënigzins vuur te<br />

vatten. Ik verzogt hem my te willen verha­<br />

ten , ten einde ik zou kunnen verneemen , wat<br />

myn Man begeerde. Hierop deed hy my den<br />

•Voorflag, om zig, geduurende onze onderhan­<br />

deling, in de Kamer verborgen te houden'.dit<br />

wees ik glad van de hand. Ik bragt hem on­<br />

der 't oog, dat zulks gcheellyk ftreed met myn<br />

eer en pligt, en dat ik de gevolgen van zulk<br />

eene heimlyke verberging, die door zyne he­<br />

vigheid en de beleedigingen van Hasten, zeer<br />

ligt ontdekt zou kunnen worden en tot daad-<br />

lykheeden uitberften, niet voor myne rekening<br />

wilde noch konde neemen.<br />

Hl


( 205 )<br />

Hy gaf my hier in volkomen gelyk; doch<br />

des te meer had ik met een andere Gril te<br />

ftryden, die daarin beftond, dat hy openlyk<br />

by onze onderhandeling wilde tegenwoordig<br />

zyn. De tot'hiertoe gehouden handel wyze van<br />

Hasten gaaven hem bevoegdheid om my tegen<br />

zyne verdere mishandelingen te befchermen.<br />

Nooit zag ik hem in zulk eenen Enthufiasti-<br />

fchen yver,en ik moest eene ganfche poos zy­<br />

ne uitroepen hooren, eer ik aan 't fpreeken<br />

kon komen.<br />

Ferdinand ! zei ik daarop. Gy zoudt dus kun­<br />

nen fpreeken, wanneer gy Rechter tus'fchen<br />

ons waart, doch nu zyt gy zelf niet eens<br />

Scheidsman, gy zyt Party. Gy hebt geen<br />

ander Recht, dan het gene de Vriendfchap en<br />

myn Hart u geeft. Hasten heeft het recht eens<br />

Egtgenoots. Zo lang ik de befchuldigingen te­<br />

gen hem niet aanvoere, kunt en moogt gy het<br />

niet doen. Zal hy daarenboven wel een Ge­<br />

fprek in uwe tegenwoordigheid onderneemen?<br />

Kan hy het niet uitftellen , of wel ganschlyk<br />

nalaaten ? Heeft hy hierna niet het bewys in<br />

handen, dat ik tegen myne verpligting gehan-<br />

deld hebt ? Moet ik heden fchuld bekennen,<br />

voor het oog der geheele Waereld, die tot dus<br />

ver-


C 207 )<br />

verre van myn Onfchuld eri onverdiend Ly.<br />

den overtuigd was.<br />

Dit deed hem het befluit neemen, om my te<br />

verlaaten, doch met de uiterfte bekommernis.<br />

He zal u zo rustig niet wéder zien ! zei hy,en<br />

zyn voorgevoel was juist.<br />

. . Naauwtyks was hy weg , of Hasten, die zorg­<br />

vuldig op alles acht gegeeven had , liet my<br />

vraagen, of ik hem fpreeken wilde. Tegen<br />

zyne gewoonte kwam hyzeer bedaard binnen.<br />

Mevrouw! zei hy , ik verraschte u, 't is<br />

waar, tegen myn dank, maar gelyk gy weet,<br />

niet geheel ten ontyde. Ik geloof dat het dé<br />

rechte tyd was, om een dwang te vernietigen,<br />

die onder ons plaats vind. Uwe verwarring,'<br />

uw fchrik, uw geween, de toeftand, waarin<br />

. ik u verliet, ftrekken ten bewyze, hoe haat-<br />

lyk ik in uwe oogen ben. Gy geeft myn Me­<br />

deboel, die niet bevoegd is om myne Rechten<br />

te vertreeden, openlyk een Voorrecht, waar<br />

door gy my vernedert. Gy brengt geheere da­<br />

gen met hem door; daar één uur verkeerens<br />

met my , u doodlyk verveelt. Elk een ziet<br />

het; eik een weet het ! Ik moet ten onder­<br />

werp der befpottinge dienen. Aan deeze on-<br />

betaamlykheid wil ik een einde gemaakt heb­<br />

ben.


C 208 )<br />

ben. Ik ben hier gekomen, om u tot onze<br />

fcheiding voor te bereiden , en uwe bewilli­<br />

ging daartoe aftevergen. Onze wederzydfche<br />

afkeer, en uwe genecgenheid voor Ferdinand<br />

geeven daar toe het befte voorwcndzel aan de<br />

hand. Ik verwagt uw antwoord.<br />

Myn ganfche lighaam fidderde, en myn bloed<br />

wasin eene vreeslyke gisting. Dit is dan, zei<br />

ik , de laatfte beleediging , waardoor gy my<br />

ganschlyk ten verderven wilt brengen, en ook<br />

myn goeden naam opofferen '. - maar dit oog­<br />

merk, Myn heer Hasten I zult gy niet berei­<br />

ken ! Had ik my van u willen laaten fchei-<br />

den, dan had ik my vroeger van die gelccgcn-<br />

heid bediend, toen myne gezondheid door u<br />

nog niet bedorven was. Zulks echter wilde ik<br />

nooit, en wil het ook nu nog niet! Ik begeer<br />

met Beden noch betuigingen te fpeelen! Voor<br />

onzen ganfchen leeftyd zyn en blyven wy ver­<br />

bonden ! Wagt nog maar een korten tyd en<br />

gy zyt los van my. 't Ware my aangenaam ge­<br />

weest, nimmer den naam van Hasten gevoerd<br />

te hebben'! Vermits ik hem echter eenmaal heb<br />

aangenomen, zal ik hem zo lang draagen, als<br />

myn pligt vordert. Sterf ik, dan geef ik hem<br />

u gaarne te rug, want ïkheb hem niet gaarne<br />

ge-


( 209 )<br />

gehad. Wilt gy als een rechtfchapen Man han­<br />

delen , laat my dan de weinige dagen, die my<br />

in dit leven nog overfchieten, in ruste flyten!<br />

Laat ze my doorbrengen met den Vriend, die<br />

gy van my hebt afgefcheurd, om my niet ge­<br />

lukkig te maaken. Ik zeg u ook, Ferdinand is<br />

uw Vriend, ik heb er hem toegeftemd. Sta hem<br />

eene onderhandeling toe ! Fly heeft u niet<br />

beleedigd ; maar hy bemint my, en wanneer<br />

gy voortvaart metmy te mishandelen, zou zyne<br />

wraak zeer ligt tegen u kunnen ontwaaken.<br />

Bedreigingen? Ei, ei, Mevrouw ! Gy<br />

zyt trotscb geworden , zedert gy een. Befcher-<br />

mer gekreegen hebt: maar verhef er u niet te<br />

zeer op. Een Man ftaat een Man ! gy zegt my<br />

bitterheeden , die gy in andere omftandighec-<br />

den my niet gezegd zoudt hebben I 't is niet<br />

moeilyk te raaden door welken Geest gy ge-<br />

dreeven wordt!Verberg u niet agter èene Oi><br />

fchuld, die men niet meer gclooven zal, zo<br />

dra ik den waaren toeftand der zaaken ontdek.<br />

In 't kort, Mevrouw ! myne eere is beleedigd.<br />

Ik heb u het onderhoud met Ferdinand toegc-<br />

ftaan, maar niet voor geheele dagen lang! Ik<br />

vorder voldoening ; ik begeer fcheiding ! Wagt<br />

u voor openiyke opfpraak en onderzoekingen,<br />

II. DEEL. O die


C 2IO )<br />

die misfehien nadeeliger voor uwe eer zouden<br />

kunnen weezen, dan gy gelooft.<br />

Uwe beleediging raakt myniet, Myn heerl<br />

zei ik in volle drift, 't Is eene laage, fchand-<br />

lyke wyze van beleedigen ! Ik zag Ferdi­<br />

nand , maar ik zag hem niet dan met getuigen.<br />

Ik kan my zelve verwinnen , om, wanneer gy<br />

het begeert, hem niet weder te zien ! De twee<br />

dagen zult gy my dan nog fmartlyker maaken,<br />

maar de hoop van eerlang vry te zullen wee­<br />

zen, kan my alles te boven doen komen.<br />

Ik wil uwe Predikatiën niet hooren. Ik ver­<br />

laat u. Ik zie ook uw Vader met Ferdinand<br />

naderen. Ik zou dwaas weezen , wanneer ik<br />

my onder uw Complot begaf. Overleg met<br />

hen, wat gy doen wilt. Morgen , om agt uuren,<br />

verwagt ik uw befluit en toeftemming,<br />

of,<br />

Verwagt niets l riep ik hem na, want hy was<br />

reeds weg.<br />

Myn Vader en Ferdinand kwamen, en von­<br />

den my weenende en fidderende. Heb ik het<br />

u niet gezegd, riep Ferdinand, dat ik u niet<br />

weder in dien gerusten toeftand vinden zou ?<br />

O dat ik dat Monfter verdelgen mogt!<br />

Ik had moeiten om hem ter neder te zetten,.


( 2ÏI )<br />

ten, en het was zeer goed geweest, dat ik er<br />

niet in bewilligd had, dat hy zig by my verborg.<br />

Ik verhaalde hen den Voorflag van Hasten,<br />

en ik verfchrikte, toen ik hen beiden zo ge'<br />

neegen vond, om denzelven inwilligen. In<br />

. 't byzonder was ik zeer ontfteld van d c uit-<br />

fpraak myns Vaders, toen hymyzei, dat hy<br />

het voor een pligt hield, en dat ik my zelve<br />

deeze rust verfchuldigd was. De grootfte lig-<br />

haamlyke ziekten worden dikwils door de rust<br />

der ziel geneezen, ook kon ik nog gelukkig<br />

worden.<br />

Ferdinand helderde zulks op. Hy fternde<br />

gaarne met myn Vader in, zeggende, dat hy,<br />

door deeze hoop, de gelukkigfte der Men­<br />

fchen werd En gy, zei hy vervolgens,<br />

gy beste Henriette .' zult gy zulk een uitzigt,<br />

Het doet my leed, Ferdinand ! viel ik hem<br />

in de reden, dat ik u in uwe reden fluiten,<br />

en uw uitzigt en hoop telfens moet doen ein- •<br />

digen. Zie my flegts aan. .Gy leest den dood<br />

in elk eene myner weezenstrekken ! Befchouw<br />

dituitgernergeldlighaam! deeze gebroken oogen!<br />

deeze trillende zenuwen ! Geen eene gc-<br />

0 2<br />

dag-


( 212 )<br />

dagte is er, die my in 't leeven te rug roept*<br />

Er is niets dat my eenen dag Ieevens kan doen<br />

wenfchen ! Dit is geene Geestvervoering,<br />

geene Inbeelding! Het is overtuiging , het is<br />

gevoel, dat dit Werktuig gedoopt word ! Myri<br />

geest beyvert zig, om haaren kerker te ontwyken<br />

! Ik weet ook niet langs wat weg my .<br />

'de zugt voor dit leeven zou ingeboezemd<br />

kunnen worden, daar ik deszelfs nietigheid zo<br />

wel inzie, en de zekerheid van een veel beter<br />

toekomende heb leeren kennen.<br />

En dan, myn Vader en Vriend ! vervolgde<br />

ik, en reikte aan beiden myne handen ; Indien<br />

er weezenlyk al eenige uitzigten voor my mog-<br />

tcn zyn, dan nog kon ik in deezen Voorflag<br />

niet bewilligen. Ik heb het my eenmaal vastlyk<br />

ingeprent, dat geene fcheiding dien band kan<br />

verbrceken , welke voor ons geheele lee­<br />

ven gelegd is. En heeden , daar het myn<br />

troost is, dat het Noodlot, dat elk ter zy­<br />

ner tyd tot geluk roept, dien band eerlang<br />

ontbinden zal, waarom zal ik hem dan, tot<br />

myn eindeloos verwyt, thans poogen te ont­<br />

binden? Zoudt gy, omeenen enkelen dag Iee­<br />

vens wil, myne ziel nu nog onder eenen gedug-<br />

ten last willen doen krommen, die er, by haar<br />

ver-


C 213 )<br />

verfcheiden uit de Waereld, op blyven liggen<br />

zou ? • Zouden wy beiden zo veel ftand-<br />

vasdgheid niet hebben , Ferdinand ! om ons<br />

niet met geweld aan een Lot te willen ont­<br />

trekken, dat eenmaal over ons geworpen is?<br />

Indien ook de Voorzienigheid een oneindig<br />

beter loon voor. onze Overwinning beftemd<br />

heeft, waarom zullen wy haar dan willen voor-<br />

uitloopen, en de ftoutc hand uitftecken, om<br />

ons zelve, te beloonen ? Waarom zouden wy<br />

ftrafbaar worden door iets te neemen, daar<br />

ons alles gegeeven word ? Doe my toch niet<br />

in het denkbeeld vallen , dat Ferdinand dit zou<br />

willen, dit zou kunnen doen, en dat hy ook<br />

my daar toe zou willen overhaalen.<br />

Ach! Henriette! waartoe zoudt gy my niet<br />

beweegen ! wat kunt gy niet van my maaken ! —<br />

Ik wil alles wat gy wilt. Konde ik flegts het<br />

gene gy kunt! Gy kunt fterven ! - en<br />

zulks kan ik niet! .<br />

Ik vertroostte hem zo goed ik kon : maar<br />

myne kragten waren zeer uitgeput. Ik rustte<br />

eenige .uuren. Toen ik ontwaakte zat hy be­<br />

neffens myn Vader, nog voor myn bed. Ik<br />

verzogt hem te willen vertrekken, en du gram­<br />

schap van Hasten, door zyn lang vertoeven ,<br />

O 3 niet


( 2H )<br />

niet te willen aanvuuren. Met myn Vader<br />

fprak ik af, dat hy de Overbrenger van myn<br />

weigerend antwoord by Hasten weezen zou.<br />

Zy vertrokken, en ik zette my neder,' om<br />

dit aan u te fchryven. Dan, nu moet<br />

ik fluiten. Myne hand beeft derwyzen ,<br />

dat zy naauwlyks de pen meer houden kan ! —<br />

De dood fluipt in myne aderen ! Hy komt<br />

en ik vrees hem niet. Hy vind my veel geluk­<br />

kiger, dan hy my voor eenige weeken zou ge­<br />

vonden hebben! — Ik neem affcheid van u,<br />

Louiza! op deeze Waereld! een fmartlyk<br />

affcheid, want gy zyt myne éénigfte Vriendin!—<br />

Eene doodlyke ftilte, eene ftil te des grafs,<br />

omringt my! Ik zie u voor my, en met eene<br />

edele lach my moed inboezemen! O mogt<br />

de Hemel ook u moed geeven ! Mogt hy<br />

u dat vermaak fchenken , om met hem, dien gy<br />

bemint, gelukkig te leeven!<br />

Thans kan ik u niets meer zeggen ! Ik<br />

zal u ook niets meer zeggen , voor dat gy in<br />

een volmaakter leeven, in de zalige eeuwig­<br />

heid wedervindt, zeker wedcrvindt<br />

Uwe<br />

fterven.'e<br />

HENRmTE.<br />

DRIE<br />


( 215 )<br />

DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

Ferdinand aan Louiza.<br />

w anneer gy myn fchrift ziet , Waardfte<br />

Louiza! zult gy vermoeden, dat het voorge­<br />

voel van Henriette bewaarheid is geworden,<br />

dat die Waardige niet meer aan u fchryven<br />

kan! Nog leeft zy, indien men den over­<br />

gang van het leeven tot den dood, een lee­<br />

ven noemen kan. De verwelkte bloem laat<br />

het hoofd hangen, zy is van alle haare fchoon-<br />

heid en kleuren beroofd! eerlang zal het ge­<br />

heel zinken, om nooit weder opgebeurd te<br />

worden. Ik ware buiten ftaat om aan u te kun­<br />

nen fchry ven, by aldien het niet het uitdruklyk<br />

bevel van Henriette was. Zy gelooft gedeelt-<br />

lyk myne gedagten daardoor te zullen ver-<br />

ftroo'ïen, gedeeltlyk begeert zy, dat gy, voor<br />

haaren dood volkoomen zult weeten, wie haar<br />

Moorder is.<br />

Ik behoef het u niet te zeggen, Louiza! gy<br />

weet het zelve wel! —- Wie anders" is het,<br />

O 4 dan


C 216 )<br />

dan de Tyran van haar leeven ? Toen Hen-<br />

riette's Vader hem het berigt bragt, dat zyne<br />

Dogter niet in de fcheiding bewilligde, maar<br />

tot haar dood toe het begeerde uittehouden,<br />

is hy woedende geworden. Hy heeft den ou­<br />

den Man door de fchandlykfte redenen ten<br />

hoogften mishandeld. Hy heeft hem een Kop­<br />

pelaar genaamd , die zyne Dogter den Minnaar<br />

toevoerde, maar die onvermoogende was, om<br />

haar de verpligtingen omtrent haaren Man<br />

voortehouden.<br />

De oude beleedigde Vader heeft daarop ge­<br />

antwoord; dat hy deezen fmaad by alle de ove­<br />

rige flegte behandelingen zou fchryven, waar<br />

mede hy hem van zyne Dogter, en zyne Dogter<br />

van het leeven beroofd had. Hy liet het voor<br />

't overige aan den Rechter van Hemel en aar­<br />

de over, om zyne ohfchuld in het helderst dag­<br />

licht te Hellen.<br />

Hasten echter is hoe langs boe woedender<br />

geworden ; heeft hem bevolen uit zyn gezigt te<br />

gaan, en hem gezegd, dat hy er zig flegts niet<br />

tegen verzetten zou, want hy wilde met ge­<br />

weld beproeven, 'tgene hy met goedheid niet<br />

verkrygen kon. Hy had daarop hoed en ftok<br />

genomen,en was, in weerwil van het verzoek<br />

des


( 217 )<br />

des ouden Mans, om hem ten minften te wil­<br />

len hooren, heengegaan.<br />

In 't voorbygaan heeft hy Henriette's {kap­<br />

kamer opengeftooten; haar uit een verkwikly-<br />

ken flaap gewekt en haar in de ooren gedon­<br />

derd : Dat hy heden naar den Kerkenraad zou<br />

gaan, en om de fcheiding aanhouden, dat men<br />

fpoedig haare meening zou komen afvraagen,<br />

en dat zy zig vooral te wagtcn had, om een<br />

weigerend antwoord te geeven, anders zou hy<br />

dingen ontdekken, die hem en my in degroot-<br />

fte fchande zouden dompelen.<br />

Dergelyk eene wekking was de arme Hen­<br />

riette niet gewoon; echter verzogt zy haaren<br />

Man al fidderende, dat hy zyn voorneemen<br />

wilde flaaken; hy geliefde in overweeging te<br />

neemen, hoe zwak zy was, en hoe fpoedig de<br />

dood hem van haar verlosfen zou.<br />

Het woedende'Mensch gaf geen ander ant­<br />

woord dan: Dat hy zig aan haare gemaakte<br />

ziekte niet bekreunen, noch op haaren dood<br />

wagten kon. Hy wilde en moest van haar ge-<br />

fcheiden weezen.<br />

Geduurende zyn vertrek, wagtte ik met on­<br />

geduld op de wederkomst van den ouden Heer.<br />

Eindlyk kwam hy en zei met fchre'ende oogen,<br />

G 5 wan-


C 213 )<br />

wanneer ik Henriette nog eens zien wilde, dan<br />

moest ik komen, want zy was ten uiterften<br />

zwak. Dit berigt floeg my derwyzcn neder,<br />

dat ik naauwlyks kragten genoeg had, om met<br />

hem te kunnen gaan. Deeze fchok had haar<br />

ganschlyk den adem benomen , liggende zy daar<br />

bleek en met den dood woritelende. Na een<br />

klein half uurtje kwam zy echter weder een<br />

weinig by.<br />

Thans werd ik beneffens haar Vader buiten<br />

geroepen. Tot onze uiterfte bevreemding be­<br />

vonden wy, dat Hasten zyn voorneemen in 't<br />

werk gefteld had, en een der goede Vrienden<br />

Van Henriette's Vader, zynde een Byzitter in<br />

den Kerkenraad, aldaar gekomen was, om met<br />

hem over de zaak te fpreeken. Tot een grond<br />

van zyn verzoek voerde hy aan, myne beflen-<br />

dige tegenwoordigheid, en de bedrieglyke wy*<br />

ze, oo welke men my aan hem had opgedron­<br />

gen. Men had hem wel eenige voorflagen ge-<br />

daan, doch hy was er op blyven ftaan, dat<br />

men haar flegts op dit ft uk onder vraagen zou,<br />

en ingevalle zy een weigerend antwoord gaf,<br />

hy zig dan van zyn huisiyk recht bedienen;<br />

my de deur uitzetten , en den Vader alle ver­<br />

dere bezoeken by zyne Dogter verbieden zou.<br />

Ik


( 219 )<br />

Ik ging daarop by haar, om te vraagen, oF<br />

zy zig in ftaat bevond, om met den Man te<br />

fpreeken. Ik vond haar met haare Moeder,<br />

die zeer bedroefd was, en luidkeels weende.<br />

Zy antwoordde my, dat ik hem binnen zou<br />

leiden, zo als ik deed.<br />

Gy ziet, Myn heer! zei zy, in welk een<br />

toeftand ik my bevind. Elk oogenblik bereid<br />

ik my, om opgeroepen te worden voor die<br />

Vierfchaar , waar wy allen rekenfehap zullen<br />

moeten geeven van alle onze verrigtingen. In<br />

deezen ftaat, op den oever des doods, zeg ik<br />

u, dat ik op eene hemeltergende wyze, door<br />

myn Man ben beleedigd geworden. Hy heeft<br />

geen het minfte recht,om op eene fcheiding te<br />

dringen : lk heb er recht toe, doch myn Ge-<br />

wectcn vergunt my niet, om er flegts aan te<br />

denken. Zeg hem; dat ik, ftervende, hem<br />

nog deezen hoon vergeef, die hy my op den<br />

rand des' grafs aandoet. Myn Vriend zal hy<br />

in de laatfte oogenblikken van myn leeven,<br />

niet van myne zyde kunnen of willen fcheiden,<br />

ten zy hy geheel verkieze een Monfter te<br />

weven<br />

De Man fchreide traanen van medelyden.<br />

Hy vertrok en kwam fpoedig weder. Gy hebt<br />

niets


( 220 )<br />

niets meer te vreezen, zei hy. He! onmcn?chlyk<br />

verzoek van uw Man is ftcrk afgekeurd<br />

en van de hand gewéezeo, en men heeft hem<br />

verklaard, dat hy geen magt had, om den Profesfor<br />

Wahler te kunnen weeren, of uw byzyn<br />

te ontzeggen.<br />

Dan zal ik, in de hoop, dat zy fpoedig<br />

fterven zal, haar en haaren aanhang ook nooit<br />

wederzien 1 was zyn antwoord geweest, waar­<br />

mede hy vertrokken was.<br />

Zo even hoor ik, dat hy andermaal op reis<br />

gegaan is, en ik begin te vermoeden, dat de<br />

ganfche zaak wederom eenig bedrog ten grond­<br />

slag heeft.<br />

Doch dit kome voor zyne rekening! Wy zyn<br />

blyde van hem niet weder te zien. Hy zal zyne<br />

flrafniet ontloopen , al ware ook myne hand<br />

niet beftemd, om ze hem te doen gevoelen.<br />

* * * * *<br />

Treurige berigten , waarde Louiza ! Op 't<br />

oogenblik zegt my de Geneesheer, dat Hen­<br />

riette geen vierentwintig uuren meer leeven<br />

kan! O de Ongelukkige, die een leeven,<br />

gelyk het haare, op zyne ziel heeft, en wicn<br />

het


( 221 )<br />

het nog wel gaat! Welk eene Graf moet<br />

op zulk iemand wagten!<br />

Vergeef my, Louiza! dat ik van u fcheide.<br />

Ik mag geene deezer oogenblikken meer verzuimen<br />

, om die Waardige tc zien, ten einde<br />

my haare beeldtenis diep in de -ziel te drukken.<br />

Heb medelyden met uwen<br />

ongel ukkigen<br />

WAHLER.<br />

VIER EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

Maria aan Lotje.<br />

Dof en zwaarmoedig gryp ik de pen , Lotje!<br />

om den Iaatften Brief te fchryven , dien gy van<br />

my bekomt, want eigenlyk begeer ik in 't ge­<br />

heel niet meer aan u te fchryven. Enkel de ge­<br />

dagte, dat deeze Brief u nog ter rechter tyd<br />

zal aantreffen, om u te waarfchuuwen; van<br />

niet verwaand in uwe zaak te werk te gaan, is<br />

de reden van myn fchryven. Ik heb uwen<br />

Brief


222 )<br />

Brief geleezen. Uwe onderneeming vind ik<br />

kloekmoedig, doch gy hebt ongelyk eene Moeder<br />

aldtis te beleedigen. Lotje! wanneer men<br />

bet geluk gehad heeft, om eene Moeder te<br />

kennen, gelyk ik haar gekend heb! wanneer<br />

men zo ongelukkig geweest is haar te beleedigen,<br />

gelyk ik haar beleedigd heb! • dan<br />

kan men met waarheid tot eene Medegezellin.<br />

nc, zo als ik tot u, zeggen: Wagt u, dat gy<br />

geen gclyken last op uwen hals laadt !<br />

Teffens heb ik u te zeggen, Lotje! dat de<br />

herinnering aan de kennis en omgang met u,<br />

my zeer bitter valt, en my hoe langs hoe bit­<br />

terder word. Ee ige reizen ben ik op den weg<br />

geweest, om van de levenswyze, die wy ge­<br />

leid hebben, aftezien, en telkens waart gy de<br />

oorzaak, dat zulks niet gefchied is.<br />

Doch het gene my boven alles knaagt, is<br />

uwe laatile weldaad, toen gy my den Ritmees­<br />

ter wederom toefchikte. Gy hebt daardoor myne<br />

rust,myn geweeten en myn geluk in den grond<br />

bedorven, 't Gene ikmy zelve, als een Meisje,<br />

vergeeven kon, had ik als eene Vrouw behoo-<br />

ren te vermyden en aftekeuren. Ik heb my ech­<br />

ter met den ftroom der driften vrywillig laaten<br />

medcfleepen i Het berouw volgde fpoedig. Ik<br />

bragt


( 223 )<br />

bragt myne dagen met zwaarmoedigheid, en<br />

myne nagtcn met weenen door. Zelfs de tegenwoordigheid<br />

van den Ritmeester kon my niet<br />

opgeruimder van ziel maaken ! integendeel zy<br />

vermeerderde myn hartfecr, hoe heftig ik hem<br />

ook beminde!<br />

En nu de gevolgen ? - Ze zyn deezen ï -<br />

De zaak moest een uitkomst hebben. Aan den<br />

eenen kant deed zy zig op, wier naam ik aan-<br />

genomen heb, Marianne naamlyk, die by ons<br />

was; welke deugdzaam gebleeven is, en die<br />

thans belooning tot haar deel ftaat te ontvan­<br />

gen. Niet flegts dat ik als eene Bedriegfter<br />

bekend worde,maar zy is daarenboven de Zus­<br />

ter van den Ritmeester. Myne geheele verkee­<br />

ring en uitfpattingen met hem , werden aan<br />

myn Man overgebriefd. Eene edelmoedige<br />

Vrouw , even dezelve , die zo grootmoedig<br />

haar vermogen voor myn Man opofferde, fchreef<br />

aan my; hield my myne vergrypen voor oorden,<br />

en verzogt my, om myns Mans wil, die"ge-<br />

moenfehap te doen ophouden.<br />

Dus, befchaamd voor my zelve en voor alle<br />

eerlyke Luiden , ftond ik eene hclfche pynigin-<br />

uit, zo dikwerf ik bezefte, dat elk oogenblik:<br />

myne febande openbaar kon maaken, en my in<br />

een


C «24 )<br />

een daglicht plaatzen, waardoor ik noodzaak-<br />

lyk het vèracbtlykfte Schepzel zou moeten<br />

worden. Ik hield zulks nog een tyd lang uit.<br />

Myn Man liet alles op myne belydenis berus­<br />

ten , en ik vond vriendlyke menfchen genoeg,<br />

die my wilden helpen, en my aanraadden om te<br />

liegen.<br />

Doch myn hart kwam hier tegen op. Ik zei<br />

hem de waarheid. O hy was grootmoedig en<br />

edel. Hy vergaf het my, maar zyne vergiffe­<br />

nis was veel gevoeliger, dan zyne ftraf my kon<br />

weezen. Hy befchaamde my. Hy heeft<br />

zig van my. laaten fcheiden, zonder de reden<br />

daarvan bekend te maaken. Hy heeft my het<br />

grootfte gedeelte van zyn goed gefchon-<br />

ken.<br />

• De Voorzienigheid is in allen opzigten my<br />

gimftiger geweest dan ik verdiende. Ik heb<br />

over niets te klaagen. Zelfs heb ik in haar,<br />

die myne Vyandinnen zouden moeten zyn .my­<br />

ne Vriendinnen geworden '. doch des te groo-<br />

ter fchuld ligt er op myne ziel. Ieder die my aan­<br />

ziet verbeeld ik my dat myn wangedrag weet<br />

en my veragt. Het boos gewisfe vervolgt myl<br />

lk ontvlugt my zelve even gelyk de Dief de<br />

alom vervolgende hand der Gerechtigheid. Ik<br />

(trek


v<br />

C 225 )<br />

ftrek my zelve ten last, wanneer ik het anderen<br />

niet doe.<br />

De Ritmeester heeft my verlaaten en ik be­<br />

min er hem. te meer om, hoe zeer ik ook zyn<br />

gemis gevoel e! Zyn laatften Brief nam ik ridde­<br />

rende in de hand. Ik dagt er zyn affcheid in<br />

te zullen vinden. Hy bemint my; hy is niet<br />

trouwloos. Hy wil flegts niet meer by rr.y ko­<br />

men. Hy weet nog niet dat ik gefcheiden ben,<br />

en ik wensch, dat hy zulks nooit te weeten<br />

kome, op dat bet hem niet invalle, my weder<br />

te komen zien ! Ik kan noch mag hem niet<br />

wederzien.<br />

Dus, Lotje! is het met my gefteld. Ik ben<br />

het ongelukkigfte Schepzel, dat gy u verbeel­<br />

den kunt. De fchande der geheele Waereld<br />

fchynt op my alleen te rusten. Het gevoel<br />

der fchande is een allerverfchriklykst gevoel.<br />

Het verdringt alles uit ons hart, wat naat<br />

rechtfchapenheid zweemt. De gevallene Ab-<br />

badonna kan niet anders te moede geweest<br />

zyn.<br />

Wanneer ik u zeg, datgy mede fchuldigzyt<br />

aan mynen ongelukkigen toeftand , moet gy<br />

het niet zo begrypen, als of ik de fchuld van<br />

mynen hals op den uwen wilde fchuiven INiets<br />

II. DEEL. P m i„.


( 226 )<br />

minder dan dat ! Maar ik bedoel enkelyk u te<br />

waarfchuuwen. Ik wil een Voorbeeld aan my<br />

zelve geeven. Ik verbeeldde my.het gel uk in<br />

myne armen gekneld te houden, ik dagt my<br />

op eene hoogte geveftigd te hebben, waar niets<br />

my kon doen wankelen ! waar ik ook on­<br />

wankelbaar zou gevestigd gebleeven zyn, zo<br />

ik niet flegts op nieuw! Ach! thans zie<br />

ik, dat ik al het voorleedene zou hebben<br />

kunnen trotfeeren ! dat ik, in weerwil van myn<br />

veinzen, en ondanks myne voorige aanftootty-<br />

ke leevenswyze, nimmermeer door myn Man<br />

verftooten zou zyn geworden, had ik flegis<br />

den laatften misftap niet begaan ! En van<br />

deeze hoogte van zelfgerustheid, van deezen<br />

top der ontluikende rechtfchapenheid heb ik<br />

my nedergeftort! Doe niet, Lotje! gelyk<br />

ik deed! Hoor naar het verzoek van den Zoon,<br />

dieu haatenmoet, wanneer gy zyne Moeder niet<br />

verfchoont. Als Egtgenoote zal hy u bemin­<br />

nen, wanneer gy eene Dogter kunt weezen,<br />

doch kunt gy dit niet zyn, dan zal hy u als een<br />

Byzit haaten.<br />

En hoe kunt gy de Moeder verdagt houden,<br />

om dat zy u niet op het eerfte gezigt beminde,<br />

omdat zy niet zo teffens aan u gewennen kan,<br />

aan


C 227 )<br />

aan u, die haar zo bedrieglyk haaren Zoon ont­<br />

voerde, met welken zy zulke groote uitzigten<br />

had! Begeert gy,dat zy u het bedrog, dat<br />

gy pleegde, vergeeven zal; zonder dat zy u<br />

kent, zonder dat zy weef, of gy in ftaat zyt,<br />

om haar een genoeglyk oogenblik te kunnen<br />

verfchaffen ? Zoudt gy haar niet tot bewilli­<br />

ging van uw Huuwlyk gedwongen hebben , in­<br />

dien het in uwe magt geweest ware, even ge­<br />

lyk gy den Zoon gedwongen hebt? Zulks weet<br />

zy! en zy zou geneegenheid voor u moeten heb-<br />

ben ? Of waant gy dat de Verbintenis van een<br />

Byzit fterker is, dan de Verbintenis tusfchen<br />

Moeder en Kind ? En Lotje ! Gy begint de<br />

Furie te fpeelen , wier aanfchouwen reeds haat.<br />

lyk is, en het Voorwerp van uwen haat is in<br />

lyden, en lokt aller mededoogen.<br />

Doet dit alles echter geene uitwerking op<br />

uw gemoed, dan moet ik u, even als my zel­<br />

ve, als het flagtöifer van het Noodlot beklaa-<br />

gen ! Van alle uwe moeiten, van al uwe bedrog<br />

zult gy geene de minfte vrugten inzaamelen !<br />

En nu verder niets meer, dan den wensch,<br />

dat gy myn raad niet in den wind moogt flaan!<br />

Nog een woord van my zelve! Vergeet<br />

my! Vergeet dat gy eene Vriendin, .<br />

p 2<br />

ach!


( 3,28 )<br />

ach! treurige Vriendfchap! vergeet dat<br />

gy haar had ! vergeet my» gelyk ik wensch,<br />

dat de Waereld my vergeeten moge '. Ik begeer<br />

niets meer van uw Noodlot te weeten. Is het<br />

gelukkig, dan gun ik het u, en, is het onge­<br />

lukkig, dan zou het myn hartzeer verzwaaren!<br />

Ik treur eeuwig! Eeuwig zal het gevoel<br />

der fchande my vergezellen , indien niet eene<br />

hoogere Magt, door eene zuiverende ftraf, iets<br />

van deeze fchande uitwischt. En dan, dan<br />

eerst kan ik my wederom gelukkig noemen.<br />

MARIA.<br />

V Y F EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

Marianne aan de Gravin B**,<br />

Dierbaare Weldoenfter !<br />

crwyl ik geloof onder uwe befcherming te<br />

ftaan ; terwyl ik met u beklaage, dat ik by u<br />

niet weezen kan; terwyl myn hart bloedt, dat<br />

ik uwen Zoon nooit weder zien zal, en dat<br />

omr


C 229 )<br />

omltandigheedenen betrekkingen een band ver-<br />

breeken, die door hartlyke en innige liefde<br />

onlosraaaklyk gelegd is geworden, valt my de<br />

twyffel in , dat gy mooglyk niets van dat alles<br />

weet, dat ik bedroogen ben geworden !<br />

En echter, wanneer ik my wel bedenk, dan is<br />

het ten uitenten 011 waarfchynlyk , en het is<br />

eene domme twyfFeling! vermits de Heer<br />

Hasten alle uwe omftandigheeden weet, alles<br />

wathy doet, in uwen naam doet, en ik daaren­<br />

boven uwe eigen hand, ten waarborg van dit<br />

alles, in handen heb.<br />

Maar de Hemel weet hoe het komt, maar ze­<br />

den eenigen tyd is zelve uwe hand my verdagt<br />

geworden. En daar ik heeden ge!eegenhci°d<br />

had een Arbeidsman te ontmoeten, welks aan-<br />

gezigt my nog onbekend ware, kwam ik op de<br />

gedagten, om hem te vraagen, of hy, zonder<br />

dat het iemand wist, geen Brief voor my,aan<br />

U beftellen wilde? Een klein drinkgeld<br />

maakte hem gewillig, en hy beloofde my, om •<br />

des avonds, na het eindigen van zyn arbeid,<br />

die boodfehap daadlyk te zullen doen.<br />

Is het de hoop, die in myn hart huisvest,<br />

welke myn geloof vcrlterkt , of is de zaak<br />

weezenlyk zo? — genoeg ! ik word hoelan-<br />

P<br />

3 gcr


( 230 )<br />

ger hoe meer in myne gedagten verfterkt, en<br />

tot dat einde fchryf ik u alles wat my overge­<br />

komen is. Hoe meer ik uwen Brief inzie, hoe<br />

meer hy my als ondergedoken voorkomt.<br />

't Was des morgens toen ik uw Goed verliet,<br />

dat de Heer Hasten bymykwam; uit uw naam<br />

my een Compliment maakte; het volgende<br />

Briefje my overhandigde, en my om befcheid<br />

daarop verzogt.<br />

Dit Briefje luidde aldus:<br />

Beste MARIANNE '.<br />

,, Het doet my leed, dat ik u geene betere<br />

„ berigten kan mededeelen. Uwe zaak word<br />

„ hoe langer hoe ingewikkelder. Ik geloof,<br />

„ dat gy die gene zyt waarvoor gy u zelve<br />

„ uitgeeft, maar de geheele Waereld ontkent'<br />

„ zulks. Ik heb verfcheiden verwytingen en<br />

„ onaangenaamheeden desaangaande te verduu-<br />

,, ren, waarvan ik gaarne verlost wenschte te<br />

„ zyn. Zulks kunt gy te wege brengen,door<br />

„ u voor eenigen tyd aan een ander Oord te<br />

„ gaan ophouden, en het dus het voorkomen<br />

„ te geeven, als of gy geheel van my verwy-<br />

„ derd waart. Zo dra het mooglyk is zal ik<br />

» u


C 231 )<br />

„ u weder by my neemen. De Brenger van<br />

„ deezen Brief, die een rechtfchapen Man en<br />

„ myn Vriend is, heefc my beloofd, u zo lang<br />

„ op eene zyner Goederen te ondeihouden,<br />

„ tot dat ik ten uwen opzigte een befluit zal<br />

„ genomen hebben. Van al het overige zult<br />

„ gy eerlang meer weeten. Thans verzoek ik<br />

„ u alleen, om den raad uwer liefhebbende<br />

„„ Gemoeder te volgen , en u voor eens van<br />

„ myne Goedheid te verwyderen."<br />

Ik ben, enz.<br />

Gravin, B***.<br />

Toen ik dit geleezen had , berfteden de traa­<br />

nen my uit de oogen. De Heer Hasten be-<br />

fchouwde my met medelyden. Ik beklaag u,<br />

myn Kind! zei hy, het fchynt dat gy den wil<br />

uwer Gemoeder ongaarne vervullen wilt. Ik"<br />

kan het u ook flegts verzoeken, want dwin-<br />

gen wil ik u niet. Zy heeft my verkooren om<br />

u onder 't oog te brengen hoe noodzaaklyk<br />

uw vertrek van hier is. By my zal het u aan<br />

niets ontbreeken. Gy zult alle gemak hebben,<br />

't welk gy begeeren kunt.<br />

Ik bleef by aanhoudenheid weenen. Indien<br />

P 4 gy


( 232 )<br />

'gy niet kunt befluiten, vervolgde hy daarop,<br />

dan ben ik bereid, om haar ditberigt weder te<br />

rug te brengen.<br />

Myn befluit is genomen! antwoordde ik. Ik<br />

ween meer over de droevige verleegenheid,<br />

waarin ik die goede Vrouw breng , dan wel<br />

óver myn eigen toeftand. 't Zou de grootfte<br />

ondankbaarheid voor zo veele weldaaden zyn,<br />

wanneer ik haar dit verzoek affloeg. Ik laat<br />

my geheel aan u over, Myn heer! want liy,<br />

die my door zulk eene voortreflyke Vrouw<br />

word aanbevolen , is myn vertrouwen waar­<br />

dig.<br />

Ik pakte myne weinige zaaken by elkander,<br />

en zettede my in het rytuig. Wy reeden wel<br />

twaalf uuren verre, eer wy aan het Landgoed<br />

kwamen, waar ik my heden bevind. De Heer<br />

Hasten wees my eene aartige kamer aan, wel­<br />

ke ik tot nog toe bewoon, en waarin ik alles<br />

vind, wat ik begeeren kan. Hy veroorloofde<br />

my het Huis en den Tuin naar myn welgeval­<br />

len te mogen gebruiken, alleen verzogt hy my,<br />

buiten dien omtrek my niet te willen laaten<br />

zien. In het rytuig had ik zeer veel geweend,<br />

en hy had my zo veel van myne kennis met u,<br />

en de omftandigheeden, die tusfchen ons voor<br />

af


( 233 )<br />

afgegaan waren, verhaald, dat ik toen geene<br />

de minfte twyffel voedde , aan dat gene 't<br />

welk my nu verdagt word.<br />

Tot dus verre was ik enkel onvergenoegd<br />

over het gemis van uw gezelfchap, en over<br />

de onmooglykheid van u Myken te kunnen<br />

geeven, hoe fmartlyk het my viel, de Verftoor-<br />

fter van uwe rust te weezen.<br />

Welhaast werd myne droefheid fmartlyker.<br />

Want weinige dagen daarna las de Heer Hasten<br />

my een Brief van u voor , in welken gy my<br />

verzogt, my allengskens te gewennen, om myne<br />

Liefde als ongelukkig aan te zien. Zy betuig­<br />

de my haare Onfcbuld aan alles, wat zy my<br />

heden zeggen zou. De ganfche Familie had<br />

zig der zaak aangetrokken ; was naar den Lands­<br />

heer gegaan, en had haar van haar moederlyk<br />

recht ontzet. Waarfchynlyk zou er een bevel<br />

komen, ingevolge 't welk het Huuwlyk tus-<br />

fchenmyen haarenZoon verbooden zou worden.<br />

Thans leed ik onuitfpreeklyk. Op deeze<br />

Liefde was myne ganfche hoop gebouwd, en al­<br />

toos , als ik er van fprak, had ik in uwe oogen<br />

eene vertróoftende deelneeming gezogten ook<br />

gevonden , en nu, nu waren alle myne<br />

wenfehen te leur gefteld.<br />

P' 5 De


( 234 )<br />

De Heer Hasten ontwaarde de diepe treu­<br />

righeid myner ziel, en ftelde alles te werk,<br />

om myn verflagen geest optebeuren. Ik kan<br />

u betuigen, dat ik my in dat tydftip over hem<br />

verwonderde, en indien de hevigheid myner<br />

hartstogt niet te veel dier lydzaame ftandv.as-<br />

tigheid gemist had, welke myne Gemoeder my<br />

onöphoudlyk inboezemde, ik zou aan zyne<br />

grondbcginzelen gehoor hebben kunnen gee­<br />

ven. Maar myne droefheid had den hoogften<br />

top bereikt. Zy ontaartte geheel in zwaar­<br />

moedigheid, toen ik kort daarna uit uwen<br />

Brief zelve vernam, dat het bevel werklyk<br />

reeds daar was, dat ik niet flegts geene ge­<br />

dagten te maaken had , van immer de Egtge-<br />

noote van uwen Zoon te zullen worden,maar<br />

dat het daarenboven zeer noodzaaklyk was,<br />

dat ik my , zo lang ik tot geene andere Ver­<br />

bintenis befloot, verborgen hield. Gy voeg­<br />

de er by, hoe fmartlyk het u viel, dat gy, om<br />

my zelfs wil, niet eens myne Befchermfter kost<br />

zyn;echter deedt gy my de grootmoedige be­<br />

lofte, dat het my, zo lang gy leefde, aan niets<br />

ontbreeken zou.<br />

En intusfchen ontbrak het my San alles,<br />

want de Liefde was alles voor my. Ter ver­<br />

meer-


( 235 )<br />

meerdering myner kwaal vielen my de woor.<br />

den van myn Voedftervader telkens in : Dat<br />

ik, naamlyk, in-het ongeluk, nooit tegen de<br />

Voorzienigheid munnureeren moest; vermits<br />

het kwaad altoos aanleiding tot iet goeds gaf.<br />

Npg nimmer had ik iet tegen ft rydigs in zyne<br />

Stellingen ontdekt, heeden dagt ik er het in te<br />

ontdeicken. Ik kon my onmooglyk verbeelden,<br />

dat er iet goeds uit gebooren kon worden,<br />

dat ik van alle myne hoop , alle myn fcermaaken<br />

van het gansch geluk van myn leeven beroofd<br />

was geworden !<br />

De herdenking der vermaaningen, intus­<br />

fchen, die hy nooit gefpaard had, om my te<br />

overtuigen, dat ik, er mogt my overkomen<br />

wat er ook wilde, geduldig zyn moest, werkte<br />

zo fterk, dat ik myne zwaarmoedigheid begon<br />

ter zyde te ftellen , die nu in een duiftere<br />

Sluier fcheen te veranderen, welke zig over<br />

alle myne denkbeelden verfpreidde.<br />

De Heer Hasten inmiddels verliet myne zy­<br />

de niet. Een Vader zou zig niet meer moeite<br />

hebben kunnen geeven. Hy betoogde my, dat<br />

de onaangenaamfte om'ftandigheeden van ons<br />

leeven ons allengskens draaglyk worden, -jat<br />

de reden daarvan in de gewoonte te zoeken<br />

was,


C 236 )<br />

was , die ons gemeenzaam met da rampen<br />

maakte, waardoor derzelver hevigheid merk-<br />

lyk verzagt wierd. Hy hichj my den afltand<br />

van myn gansch onzekere afkomst, beneffens<br />

de hooge geboorte van uwen Zoon voor,en<br />

dat het eene dweepzieke gedagte van my en<br />

eene kwalyk overlegde handeling van u ge­<br />

weest is, de hoop in my te voeden, dat ik<br />

nog eens zyne Egtgenoote zou kunnen worden.<br />

Hy leide de ganfche fchuld op uwe overge-<br />

dreevene Liefde te mywaards, en indien ik het<br />

geluk van uwen Zoon niet verfto'oren wilde ,<br />

dan moest ik zelve die hoop paaien zetten.<br />

Welk een indruk zyne reden, ook op my'<br />

maakte, kon ik het'echter niet van my zelve<br />

verkrygen ; om vrywillig myn eigen gevoel<br />

dat my overtuigde , dat ik hem eeuwig zou<br />

beminnen, te verzaaken ! neen, zulks kon<br />

ik niet doen.<br />

Wanneer ik hem misfen moet, zei ik tegen<br />

den Heer Hasten , dan zal ik hem misfen, maar<br />

ik zal er niets toe doen 1 Men zal hem<br />

van my af moeten fcheuren , anders laat ik hem<br />

niet los.<br />

. Hy is reeds van u afgefcheurd! antwoordde<br />

hy my, want dit bevel verbied u voor altoos<br />

aan


( 237 )<br />

aan hem te denken, en ongehuwd durft gy<br />

u niet openlyk vertoonen, zonder gevaar van<br />

befchimping te loopen.<br />

Ik antwoordde hem met traanen. Ik kon<br />

niets anders doen, dan die Magt beweenen,<br />

welke de Grooten zig aanmaatigden of bezaten,<br />

om eene Liefde te verftooren, die heilig voor<br />

alle Menfchen behoorde te zyn.<br />

Weinige dagen daarna kwam hy op eenen<br />

fchoonen morgen, bymy, wanneer ik in een<br />

beter humeur was dan anders. Ik vond altoos<br />

in de fchoonheeden der natuur myn vermaak,<br />

en deeze dag was byzonder bekoorlyk, naar<br />

gelange van het jaargetyde.<br />

Vergeef het my, lieve Marianne! zei hy,<br />

dat ik voor een Brief, dien ik zo even van dé<br />

Gravin B*** ontvangen heb, eene inleiding<br />

moet maaken.<br />

Alle . uwe begaafdheeden , beneffens de edel­<br />

heid van uw Character hebben eenen indruk<br />

op my gemaakt, die ik niet in ftaat was, om<br />

voor eene zo deelneemende Vriendin, als de<br />

Gravin myis, te kunnen verbergen. U echter<br />

kon ik er onmooglyk iet van ontdekken, Het<br />

zou my zelf als een fpotten met uw lyden zyn<br />

voorgekomen. Maar thans , daar ik u eene<br />

ze-


( 238 )<br />

zekere periode uit den Brief der Gravin met<br />

verzwygen mag , vermits ze my uitdruk'.yk be­<br />

veelt, dezelve aan u voorteleezen , zo vergeef<br />

my eene belydenis, welke ik gedwongen aan u<br />

doe. Ik bemin u, Marianne ! zedert een zeker<br />

oogenblik, onuitfpreeklyk. - Bet vuur, 't welk<br />

uwe zwaarmoedigheid in myn boezem ontvonk­<br />

te, was mooglyk eerst medelyden, doch ver­<br />

anderde zeer fpoedig in eene hevige liefdedrift.<br />

Ik heb zulks aan de Gravin beleeden, en haar<br />

gezegd, dat er nimmer een hartlyker wensch<br />

in myn binnenfte oprees,dan die, om u te be­<br />

zitten; dat ik gaarne alles wilde opofferen voor<br />

het geluk, om u myne Gade te kunnen noe­<br />

men, en dat ik niet wist, of zy my, door my<br />

kennis aan u te bezorgen, niet tot den onge-<br />

lukkigften mensch gemaakt had.<br />

Hoor nu, wat zy my daarop antwoord:<br />

„ Het zou my leed doen , myn goede Heer<br />

„ Hasten! wanneer ik iets tot uw ongeluk toe-<br />

„ gebragthad, alleenlyk zie ik het niet. —"<br />

Hier viel de Heer Hasten zig zelf in de re­<br />

den, om my voortebereiden, dat ik het hem<br />

niet als verwaandheid moest aanrekenen', wan­<br />

neer hy de Loffpraak, die gy hem toezwaait,<br />

niet overfloeg, vermits ze tot de zaak behoorde.<br />

„ Een


( 239 )<br />

„ Een Man van uw edel Character en be-<br />

„ gaafdheeden zal gewislyk door Maria haare<br />

„ hand niet ontzegd worden. Lees haar dee-<br />

„ zen eens voor, zeg haar, dat ik haar, .<br />

„ daar ik zo ongelukkig ben van haar 'myne<br />

„ Dogtcr niet te kunnen noemen, g e en<br />

„ beteren raad weet te geeven, dan u te ver-<br />

„ kiezen. Ik ben verzekerd, dat zy met u ge-<br />

lukkig zou zyn. Dat gy voor 't overige<br />

., Marianne uwe liefde waardig bevonden hebt,<br />

„ valt my niet tegen, vermits ik haar ten Egt-<br />

„ genoote voor myn Zoon heftemd had. Zeg<br />

„ haar verder, det ik haar met blydfchap, als<br />

„ uwe Gade weder in myne armen zal zien, en<br />

» als myne Dogter behandelen."<br />

Hy gaf my den Brief over, ten einde zelve<br />

te zien 't gene hy my voorgeleezen had. Ik<br />

las het, en toen kwam het my voor, dat het<br />

uwe hand was, en heeden, dwaas<br />

Meisje! twyftel ik er aan.<br />

Nu wat zegt gy er van, Kind ? voerdeH»er<br />

Hasten voo.t. Vergeef gy het my, dat ik de<br />

aandoeningen van myn hart voor u niet verber-<br />

ge ? en wilt gy 0p dat gedeelte van den Brief<br />

antwoorden, 't welk u betreft?<br />

In 't eerft wist ik niet wat ik antwoorden zou.<br />

Ik


( 240 )<br />

Ik gevoelde hoogachting voor den Man, doch<br />

meerder ook niet. Hy heeft my alles ten gevalle<br />

gedaan, doch niet om mynen, maar 'om uwen<br />

wil. Uw verzoek, en niet het zyne, kon van<br />

éénig gewigt by my zyn. Het geluk van uwe<br />

Dogter te weezen ; kon ook zo fpoedig niet uit<br />

myn hart gewischt worden.<br />

Ik herltelde my eindlyk,om hem te zeggen:<br />

Gy ziet my aangedaan , Myn heer Hasten! —<br />

Doch u heb ik niets te vergeeven. 't Zou<br />

vle'ende voor my weezen, dooV een Man, dien<br />

ik hoogfehat, bemind te worden: doch myn<br />

hart is voor alle andere Liefde geflooten, een­<br />

maal kan ik flegts verliefd zyn. 't Is waar, de<br />

wil myner Gemoeder zal myne Wet weezen,<br />

maar ik kan my nog niet gewennen, bevelen<br />

te gehoorzaamen, die myne neigingen dwingen.<br />

Schryf haar, dat ik, zo lang ik kan, in de<br />

gelukkige Overtuiging wil blyven, dat ik de<br />

mooglykheid van uwe Dogter te kunnen wor­<br />

den , geene ftruikcliteenen in den weg gelegd<br />

hebbe. Geraak ik echter ooit in het geval, om<br />

myne hand aan iemand te geeven, dan zal ik nie­<br />

mand anders verkiezen, dan die zy my voor-<br />

gefk.gen heeft.<br />

De Heer Hasten fehecn met myn antwoord<br />

vol-


( 2 4I )<br />

volkomen voldaan te weezen, en zei, het te<br />

zullen fchryven. In de eerfte dagen liet hy<br />

er niets van blyken, doch in 't vervolg begon<br />

hy duidlyker van zyne Liefde te fpreeken;<br />

fchilderde my zyne kwellingen en poogde,'<br />

(want of fchoon ik hem beklaagde, gaf ik hem<br />

evenwel geene boop,)my in 't hoofd te bren­<br />

gen , dat dergelyk een Huuwlyk noodzaaklyk<br />

ware!<br />

Hy zei my, dat men myn verblyf befpied had,<br />

en zig daaglyks by u vervoegde, om te vernee-<br />

men, of ik niet fpoedig eene keus doen zou.<br />

Men had zig zelfs reeds laaten verluiden.dat<br />

men in een tegengefteld geval, my opzoeken<br />

en tot het Huuwlyk noodzaaken zou.<br />

Dit berigt verfchrikte my niet weinig. Ik<br />

vond het onrechtvaardig, doch ik kon er de<br />

mooglykheid van begrypen, om dat ik van der-<br />

gelyke gevallen meer gehoord had.<br />

De Heer Hasten bemerkte myn angst, en<br />

bragt zyne geneegenheid daadlyk weder in ''t<br />

Gefprek. Hy ftelde my voor, dat eene Ver-<br />

bindtenis met hem, my uit alle verleegenheid<br />

redden kon, en dat hy voorzeker zou zorg<br />

draagen, dat jk geene reden zou vinden, om<br />

my over myn Noodlot te beklaagen.<br />

II. DEEL. Q I ] S


( )<br />

Ik bedankte hem voor zyne grootmoedigheid;<br />

bragt er echter tegen in, dat ik nog altoos, ten<br />

uwen opzigte, in twyffel ftond; dat ik het<br />

my tot ondankbaarheid zou rekenen, om na<br />

zulk een verlies, zo fpoedig eene andere keus<br />

te doen.<br />

Na veel zeggens en wederzeggens verzogt<br />

ik hem eindlyk aan u te mogen fchryven. Dit<br />

ftond hy my daadlyk toe; verzekerende my ech­<br />

ter, dat ik geen antwoord van u bckoomen<br />

zou, vermits de Briefwifleling met u volftrekt<br />

verbooden was ! *— Ik weende '. myn<br />

gewoone toevlugt , wanneer my een onver-<br />

wagte ramp bejegent.<br />

Toen ik dit niet verder aandrong, wilde ik<br />

hem echter niet eerder myn Woord geeven,<br />

voor dat ik u gezien zou hebben. Eene by-<br />

éénkomst, zei ik, offchoon die dan ook al ver­<br />

booden mogt weezen, kon in 't heimlyk ge­<br />

houden worden, en zou volftrekt onfchadelyk<br />

weezen, zo dra ik myn Woord gave, om u<br />

aanftonds na het houden derzelve myne hand te<br />

geeven!<br />

De Heer Hasten haalde hierover de fchou-<br />

ders op, en dit was het eerfte oogenblik , dat<br />

ik twyffel begon te voeden. Hy zei vervol­<br />

gen»


( 243 )<br />

gens wel, dat hy de moeite zou neemen, om<br />

zulks by u te bewerkftelligen, doch hy twyf.<br />

felde geen oogenblik, of het zou geweigerd<br />

worden. Hier roede verliet hy my, met een<br />

foort van verleegenheid.<br />

Wanneer dit alles zo zy, dagt ik, en men<br />

flegts verlangt my gehuuwd te zien; wanneer<br />

myne geheele herftelling in uw huis daarop<br />

berust, dan kan men my immers gemaklykdee-<br />

ze byéénkomst toeftaan,<br />

Hy kwam vervolgens wederom by my, zeggende,<br />

dat hy heden naar u toe wilde reizen,<br />

en beproeven of hy u bepraaten kon , om<br />

hem gehoor te geeven; voegende er al wederom<br />

by, dat hy zig geen gewenschten uitflag<br />

beloofde.<br />

Thans werd ik bang. Ik nam uwen Brief;<br />

bekeek denzei ven , en de trekken fcheenen<br />

my toe niet geheel en al de uwe te weezen<br />

Myn angst vermeerderde. Ik deed het gene<br />

ft u reeds gefchreeven heb. Thans moet ik<br />

fluiten om den Man den Brief ter hand te<br />

(tellen.<br />

Ach! mooglyk is dit alles u reeds bekend!<br />

fö ik, ik, Ongelukkige, ik vlei my met eene<br />

ralfche hoop. Maar, myne Moeder! ip<br />

Q 2<br />

zulk


( 244 )<br />

zulk een geval, fchryf dan myne verwar-<br />

Ting toe aan myne Liefde voor uwen Zoon! -<br />

Ik kan hem niet uit myn hart verbannen!<br />

daarenboven wilt gy dat ik deezen Man myne<br />

hand geeve! dat ik anders niet zou doen! -<br />

Slegts uw bevel kan deeze ontrouw wegnee-<br />

men, en Moeder! evenwel zal ik ongelukkig<br />

w e e z' e n > doch uwe onrust zal ik niet<br />

vermeerderen.<br />

Indien echter de benaauwde Man waarheid<br />

gefprooken heeft! wanneer er geen antwoord<br />

op deezen Brief komt, of wanneer gy my in 't<br />

geheel niet meer beminde, dan, dan<br />

ben ik evenwel voor eeuwig<br />

uwe ongelukkige maar dankbaare Dogter,<br />

MARIANNE,<br />

ZES


( 24S )<br />

ZES EN TWINTIGSTE BRIEF,<br />

De Ritmeester Strundel aan den Advokaat Wurm.<br />

G isteren kwam ik van een kleinen uitflap te<br />

I rug, die ik te vergeefsch ten behoeve van myne<br />

Zuster gedaan had, en vind eene fraaTe be-<br />

ftelling, Ue Duivel moet perzoonlyk in dee­<br />

zen Hasten huisvesten, en hem de eene wan-<br />

I daad na de andere inboezemen. En tot myn<br />

grootfle ongeluk mogt ik er niet tegenwoordig<br />

zyn Lees flegts den Brief van myne Zuster,<br />

en zeg my, of men fyner bedrog kan uitden­<br />

ken. De Karei kan geen goed doen. Ik kan<br />

my in 't geheel geen begrip vormen, hoe hy<br />

het met zyne Vrouw zou gemaakt hebben ,<br />

want zo fpoedig gaat het dubbeld Huuwlyken<br />

niet in zyn werk.<br />

Had ik er tegenwoordig geweest, dan had<br />

ik er zelf op los gegaan , en dan zou hy zo<br />

veele kromme fprongen niet gemaakt hebben.<br />

Doch de geëerbiedigde Vrouw Gravin heeft<br />

eene domme pas begaan, en den Boodfchapper<br />

Q 3 wel


( 246 )<br />

wal met een zeer aartig Antwoord afgezonden,<br />

doch geen onderzoek gedaan , hoe eigenlyk de<br />

naam van het Landgoed is, waar zy zig ont­<br />

houd; en dus is het mooglyk, dat de Heer<br />

Hasten kloeker is dan wy; doch dit zal<br />

hem niet veel baaten. Want zo als ik dee-<br />

zen Brief zal geflooten hebben, zal ik zelf<br />

naar hem toe reizen, en dan zal hy my wel,<br />

't zy met goedheid of met kwaadheid, Marian­<br />

ne weder te rug moeten geeven.<br />

Met de Gravin fprak ik eenigzins hard over<br />

dit Voorval, en haare onvoorzigtigheid daar­<br />

omtrent. Doch de goede Vrouw begon te<br />

weenen. Vergeef het my, zei zy, indien ik<br />

een misflag beging, het gefchiedde in de over­<br />

maat van blydfchap van myne Dogter weder<br />

gevonden te hebben. Immers beminde ik haar<br />

gelyk myne Dogter? Wil ik haar ook myne<br />

Dogter niet noemen, en haar al de rechten<br />

van eene Dogter bezorgen ? Hoe kunt gy der.<br />

halven gelooven , dat er een ander inzigt by<br />

geweest is? of hoe u, verbeelden, dat het my<br />

zo fmertlyk niet zou vallen als u, dat de zaa­<br />

ken zo zyn?<br />

Wat zou ik doen? zy bemint haar waarlyk,<br />

en had haar liever ten eerften by zig gehad.<br />

En


( 247 )<br />

En in de daad, ik heb niet veel te vreezen »<br />

vermits het Meisje fchry ft, dat zy niets doen<br />

zal , voor datzy de zekere toeftemming der<br />

Gravin heeft. Ik heb het eigenlyk ook aan<br />

haar dank te wyten, dat Marianne weder de<br />

myne is, want zonder haare verzorging, had<br />

zy, al ware zy ook der deugd getrouw ge-<br />

bleeven , zig in een vergeeten hoek moeten<br />

verbergen , waar ik haar mooglyk nooit zou<br />

gevonden hebben,;.<br />

Ik voeg het antwoord der Gravin aan Ma­<br />

rianne hier neffens, het zelve is treffende,<br />

edel en fchoon.<br />

Zo dra ik verder iet weet, zal ik het u<br />

fchryven,en zo dra myne Zuster weder in vei­<br />

ligheid is, kom ik by u, zo om myn woord<br />

geftand te doen, als om wegens Maria met u<br />

te fpreeken.<br />

Uwe aantekeningen op myn Vergelyk heb ik<br />

aan den Advokaat Stokberg gezonden. Zo dra<br />

ik myne Zuster haare wettige Portie zal gegee­<br />

ven hebben , hoop ik, dat het verder geen te-<br />

genfland zal ontmoeten.<br />

Welk een ordenlyk mensch ik echter ge­<br />

worden ben , kunt gy u naauwlyks verbeelden.<br />

Hier te Berlyn, waar het overvloeiende Ge-<br />

Q 4 not


( 248 )<br />

not my verrukken kon , valt het my niet eens<br />

in, om eene enkele buiten fpoorigheid te be­<br />

gaan. Dus blykt het door myn Voorbeeld, dat<br />

de luiheid den mensch verderft, en de bezig­<br />

heid hem nader aan zyne beftemming brengt.<br />

Uwe lieve Vrouw myn beste groet.<br />

Ik ben, enz.<br />

STRUNDEL.<br />

ZEVEN EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

De Gravin 25***, aan Henriette.<br />

Lief, ongelukkig Kind!<br />

U w voorgevoel was niet ongegrond Gy<br />

zyt bedroogen, fchandlyk bedroogen ge­<br />

worden! Ik ken den Heer Hasten niet; weet<br />

niets van hem , en heb nooit of nooit Brief-<br />

wisfeling met hem gehouden. Hy moet een<br />

liftige doorfleepen Bedrieger zyn, die alle on­<br />

ze geheimen van den een of den ander verno-„<br />

men heeft. Gelukkig dat uwe Onfchuld en<br />

Lief-


( 249 )<br />

Liefde voor my u zo lang byblyven, en myn<br />

yverige wensch en bede is, dat gy flegts ftand-.<br />

vastig moogt zyn.<br />

Hoe ongelukkig was ik in den tyd , dat gy<br />

weg waart! en hoe ongelukkig ware ik niet<br />

geweest, wanneer gy u zo verre had laaten<br />

misleiden van den Booswigt geloof te geeven,<br />

en u door hem te laaten medefleepen ; wanneer<br />

gy,- wie ik tot myne Dogter beftemd had, en<br />

die door myn Zoon zo teder bemind wordt;<br />

ten vernederenden buit geworden waart.<br />

Ik verzeker u, Marianne! de wellust van<br />

alle myne toekomende dagen heeft, zonder dat<br />

ik het wist, in 't grootfte gevaar geftaan. Dat<br />

gy ongelukkig , verhaten , en mooglyk ook<br />

verleid waart, verbeeldde ik my, maar dat men<br />

li op eene zo bedrieglyke wyze van my affcheu.<br />

ren wilde, kon niet in myne gedagten opko­<br />

men !<br />

Stel u in myne plaats, wanneer myn Zoon<br />

eens wedergekomen ware, ftel u in de<br />

zyne ! Toen hy wegging waren zyn laatrte<br />

woorden : Moeder ! Ik beveel Marianne aan<br />

uwe zorg, als myn eenigfte Goed. Zonder haar<br />

is er vermaak noch leven voor my. Vind ik<br />

Q_ s haar


( 25° )<br />

haar niet, dan kunt gy ftaat maaken, dat gy<br />

geen Zoon meer hebt.<br />

Ik durf my niet voordellen de fchrik, die<br />

hem bevangen zou hebben, wanneer hy u in<br />

de armen van een ander, als de Vrouw van<br />

een ander, had aangetroffen!<br />

Ik knielde voor den Almagtigen , ik dankte<br />

zyne Goedheid , dat hy u aan my wedergegee-<br />

ven heeft ! dat hy den Booswigt geene magt<br />

liet, om over u te zegevieren. God was het,<br />

die u aan de oprechtheid van dien Eereloozen<br />

deed twyffelen, en die u ook verder bewaa-<br />

ren zal.<br />

Juist alles wat die Deugniet u verhaald<br />

beeft, is valsch. Van dat alles betuig ik, het<br />

tegendeel waarheid tc zyn ! Uwe afkomst<br />

is beweezen, en is-zo, dat myns Zoons Huuw­<br />

lyk nooit door iemand berispt kan worden.<br />

Gy damt af van eene der eerfte Familien. De<br />

Ritmeester Stundel is uw Broeder.<br />

Doch Marianne! geloof niet, dat ik daar­<br />

om myn Zoon te liever aan u afda ! Gy zoudt<br />

hem gehad hebben, al was er niets van dit<br />

alles aan den dag gekomen. Geen geweld<br />

kan my het moederlyk recht, of aan myn Zoon<br />

het


C 25r )<br />

bet natuurlyk recht beneemen. Geene Magt<br />

had ons kunnen dwingen, om diegene on­<br />

gelukkig te maaken, die zo voortreflyk in on­<br />

zen kring uitmuntte, zo eenftemmig met ons<br />

dagt en wier edel gevoel van het onze niet<br />

verfchilde.<br />

Deeze Brief derhalven zal u zekerlyk over­<br />

tuigen , dat ik nog dezelfde Moeder, als te<br />

vooren voort, ben! dat geene Verbindt»!.,<br />

fen noch omflandigheeden iet over my ver<br />

mogten al hadden zy, ( d at echter het geval<br />

met is,)plaats gevonden! dat ik u met open<br />

armen verwagte! — n o g m e e r ) w J<br />

zekerlyk * aangenaamft, - dat ik aan myn Zoon<br />

reeds gefchreeven, en hem verzogt heb , we-<br />

dertekeeren.<br />

Uw Broeder is opreis, zo dra hy weder<br />

komt zal hyu af haaien, en u der Moeder wedergeeven<br />

, welke naar „ reikhalst.<br />

Ik ben, enz.<br />

Gravin B***<br />

AGT


( 252 )<br />

AGT EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

De Advokaat Wurm aan Louiza.<br />

Weinige Mylen van u verwyderd, Louiza!<br />

fchryf ik u eenen Affcheidsbrief. Na alles wat<br />

tot dus verre onder ons is voorgevallen , na<br />

alles wat ik u zo dikwils gezegd heb, kan het<br />

u in 't geheel niet onverwagt voorkomen, dat<br />

ik my van u verwydere ! Het is geene onberedeneerde<br />

, overhaaste flap, geen gevolg eener<br />

opbruifchende hartstogt!- Het is eene koele,<br />

bedaarde, rype, manlyke overweeging.<br />

Hoor alles, en ik ben verzekerd, dat gy my<br />

ten minften geen ongelyk zult geeven.<br />

Van myne vroegfte jeugd af werd ik in alle<br />

myne handelingen en in elk eene myner gedagten,<br />

door een fterk Enthufiasmus gedreeven.<br />

Al wat my onder 't oog kwam ftrekte my ten<br />

Onderwerp , waaruit ik meer fcheppen kon,<br />

dan een ander, en men behoefde my flegts de<br />

flaauwfte Schets voortehouden, en myn Geest<br />

fchildcrde my dezelve met duizend fchoonheeden


C 253 )<br />

den, zelf met de zulken die er niet by weezen<br />

konden.<br />

Des ging het met alle de voortellingen ,die<br />

ik my van de Lotgevallen myns toekomenden<br />

Ieevens maakte; ik fchil derde dezelve met zul­<br />

ke verfchietende Verwen, dat zy gemeenlyk<br />

verbleekt waren , eer ik er by kwam.<br />

Vermits ik, in de dingen die my verrasch-<br />

ten, veel meer vond dan er in was, en my al­<br />

toos zeldzaam, maar gelukkig bedroog, terwyl<br />

ik alles voor loutere waarheid nam *t gene een­<br />

maal een diepen indruk op myne zinnen maak­<br />

te, ging het my in tegendeel veel erger met<br />

die zaaken, waarvan ikmy te vooren een denk­<br />

beeld geformeerd had; vooral wanneer het ge­<br />

val plaats vond, dat er iet in den weg kwam,<br />

't gene my oogenfchynlyk als een hinderpaal<br />

der gewenschte volkomenheid voorkwam, 't<br />

welk by my dan ook zulk eene reuzengeftalte<br />

aannam, dat ik het als onöverkoombaar be-<br />

fchouwde en bevond.<br />

Dus ging het met myn Huuwlyk. Ik zag u,<br />

Louiza !en myn ganfche bloed geraakte in bewee­<br />

ging, met alle de kragt van hetvolfte Enthufias-<br />

mus. O, dagt ik,zulk eene Vrouw, myne Vrouw.'—<br />

en alle de zaligheeden der aarde zyn er niets by!<br />

Met


( 254 )<br />

Met eiken dag groeide myne Verbeelding van<br />

het Huuwlyks geluk. Ik leerde u kennen. Elk<br />

eene uwer hoedaanigheeden maakte myne denk<br />

beelden ftouter. Uwe zagtmoedigheid, uwe<br />

zedigheid, uweonfchuld, uwe onkundige,ge­<br />

heel aan de natuur overgelaatene, en door geen<br />

geleenden Opfchik bedorvenebekoorlykheeden<br />

maakten u in myne oogen zo begeerlyk,dat ik<br />

niet weinig gromde, toen ik den ftaat uwer<br />

goederen , en nog meer toen ik uwe Verbind-<br />

tenisfen met Ferdinand hoorde. Het eerfte<br />

dat ik deed, was de gedagten op te geeven,<br />

die ik op uw bezit gemaakt had, doch het was<br />

my volftrekt onmooglyk, om de overtuiging<br />

van uwe volmaaktheeden , en van het gejuk ,<br />

dat ik met u genooten zou hebben, te verzaa-<br />

ken.<br />

Gy waart enbleeft het Ideaal myner ziele, en<br />

uit dien hoofde poogde ik,zelfs zonder de hoop<br />

van u ooit te zullen bezitten, u te dienen. Ik<br />

was daarom uwen Vader aan, om voor u te mo­<br />

gen procedeeren, en myne blydfchap was bo­<br />

ven alle paaien, toen ik uwe zaak zo gelukkig<br />

ten einde gebragt zag.<br />

't Was onbegryplyk voor my , dat Ferdinand<br />

u vergeeten en opofferen kon ! Om u niet te<br />

be-


( 255 )<br />

bezitten, een grooten rykdom weg re fmyten,<br />

fcheen my iet enkels in zyn foort te zyn! u.<br />

Ik vermoedde.dat zulks zekerlyk zyne reden<br />

zou hebben, doch ik kon dezelve niet doorgronden.<br />

Zy maakte, ten uwen opzigte,geen<br />

den minften indruk" op myn hart. Gy ble'eft in<br />

myne oogen, die gy waart; hem befchouw.<br />

de ik als een dwaas, misfehien uit grondbeginzelen.<br />

Met dat alles bleef het denkbeeld van een<br />

Huuwlyk met u, het toppunt der volkomen-<br />

heid; maar in het oogenblik, dat gy u aan iny<br />

verklaarde, begon het te wankelen. Ik ant­<br />

woordde het gene ik reeds lang had kunnen<br />

vermoeden, dat gy naamlyk Ferdinand bemin­<br />

de. Ik kon u niet verdagt houden, om dat gy<br />

hem eerder dan my gekend hadt, doch nu was<br />

hy my een fteen des aanftoots geworden. Nog<br />

ftond eene zekere heimlyke trotschheid, dat<br />

hygevaarlyk voor myn geluk zou kunnen wor­<br />

den ,- deeze gedagten in den weg. Mooglyk<br />

verbeeldde ik my door myne Liefde te uwaarts,<br />

my zyne veragting op den hals te zullen haaien!<br />

Doch aHengskens verkreeg dit beeld eene Co-<br />

losfus grootte. Ik ftelde my zei ven voor dat gy<br />

in de daad hem meer kost aankleeven, om dat<br />

hy


( 256 )<br />

hy u afflaan kon. Het fcheen my toe, dat zy­<br />

ne handeling een zoort van grootmoedigheid<br />

ware, waarmede men de aangeboodene zalig,<br />

heeden van de hand wyst; en wanneer ik in<br />

overweeging nam, dat ik niet in ftaat ware<br />

hem zulks naar te doen , werd ik zo gering, dat<br />

ik voor hem in 't ftof zonk.<br />

Heden maakte ik het valfche, doch voor<br />

my zeer ligt bedrieglyk befluit, om alles op<br />

uw eerfte gedrag tegen my te laaten aankomen;<br />

dit moest my bedriegen, vermits ik dit gedrag<br />

reeds by my zeiven beftemd had, zonder het<br />

meer op u te laaten aankomen. Ik ben over­<br />

tuigd, dat ik my een Ideaal gevormd heb, welks<br />

uitvoering geen beftaan kan hebben: doch dit<br />

lag zo in my, dat ik er de gevolgen myner<br />

grillen aan waagde.<br />

Geloof my, Louiza! ik moet my in dit oogen­<br />

blik al vry zeer bedwingen, dat ik niet van<br />

den toon raake, dien ik aangenomen heb. Ik<br />

moet my wagten voor elke gedagte, die niet<br />

regelregt tot de zaak behoort, op dat dezel­<br />

ve geen meefter worde van de bui waar in<br />

ik my juist bevind, om het geval van de rechte<br />

zyde te befchouwen.<br />

Ik deed zekerlyk te.veel. Ik dagt, dafelk<br />

oog-


C 257 )<br />

oogöpflag, elk woord, elke handeling van u<br />

gedwongen was. •£ Kwam my altyd voor,<br />

als of gy ontcvreeden waart, en over wien<br />

konde gy ontevreeden zyn, anders dan over my<br />

en over uwe keus. Ik verbeeldde my telkens<br />

den, naam van Ferdinand uit uwen mond te hoo­<br />

ren. Elke liefkoozing van u fcheen my toe<br />

Ferdinand te gelden, van welk geliefd Onder­<br />

werp ik flegts het beeldtenis was. Uit hoof-<br />

de van dit alles , Louiza ! haatte ik u ech­<br />

ter niet, maar ik haatte my zeiven, om dat ik<br />

met in ftaat was, my meer by u te kunnen<br />

doen gelden. Daardoor werd ik geemlyk en<br />

grillig in alles wat ik deed. Dewyl ik my nu<br />

het Huuwlyk als den gelukkigften ftaat had<br />

voorgefteld, en ik ontdekte, dat het zelve my<br />

van al myn geluk beroofd had , haatte ik<br />

dien ftand, en tot op dat oogenblik kan ik het<br />

denkbeeld niet uit myne Ziel verbannen, dat<br />

het de ongelukkigfte ftand zy!<br />

In uuren gelyk de tegenwoordige zyn, zie<br />

ik, dat ik ongelyk kan hebben, doch deeze<br />

duuren niet lang, en myne verbeelding-is dik­<br />

wils derwyzen ontfteld, dat ik my zelf niet<br />

toefchyn te weezen , die ik ben; en dat ik<br />

waan, anders te kunnen handelen, dan ik in<br />

II, DEEL. R D E


( 258 )<br />

de daad handelen zou. Ik wenschte elk mensch<br />

te kunnen waarfchuuwen, van zig niet in<br />

.dweepzieke Voorftellen in te laaten, noch de<br />

werkzaamheeden der verbeeldingskragt te volgen<br />

, en zig de volkomenheid te verbeelden<br />

van zaaken, die met de menschlyke onvolkomenheid<br />

in verband ftaan.<br />

Gy moogt gelooven, Louiza! dat myn toe-<br />

ftand zo is, dat dezelve uw medelyden en niet<br />

uwe gramfchap verdient. En daar ik dikwerf<br />

tegen my zeiven woeden kan; daar ik, wanneer<br />

ik u en uw kind zie, dan my zei ven en dan we­<br />

der ufchuldigoordeel te weezen, en een harts-<br />

togt koefter , die gevaarlyk is , acht ik het<br />

best te zyn, dat ik my van u verwyder, ten<br />

einde niet tot daaden vervoerd te worden, die<br />

my verwytingen, en ook een onfchuldig, on­<br />

verdiend lyden op den hals zouden kunnen<br />

haaien.<br />

Ik heb een reis voorgewend, die my ver­<br />

pligt een jaar uithuizig te blyven, ten einde<br />

den mond te floppen aan elk, die eenigebitze<br />

aanmerkingen op u zou begeeren te maaken.<br />

Ik heb u van alle zyden in veiligheid poogen<br />

te Hellen, en ik hoop dat gy met alle myne<br />

befchikkingen te vreden zult weezen.<br />

Ik


C 259 )<br />

Ik acht en waardeer u; erken zo dikwils ik<br />

by my zeiven ben, dat iku te veel aandeed, —<br />

en mooglyk heb ik my van- u verwyderd, oni<br />

'er door geneezen te worden.<br />

Zie hier myne openhartige bekentenis. Gy<br />

hebt my nooit beleedigd. Ik beloof u ook,<br />

dat, zo myne zwaarmoedige bui my ooit ver­<br />

laat, en kome ik immer tot overtuiging, dat ik<br />

u beter behandelen kan,dan kome ik weder te<br />

rug, en anders niet.<br />

Denk dan, Louiza.' dat gy eenen Man ver­<br />

looren hebt, doch bedenk teffens, dat het be­<br />

ter is er een verlooren te hebben, dan er een<br />

te bezitten, die u-elken dag een nieuw lyden<br />

berokkent.<br />

Heden moet ik van deezen Brief wegfnellen.<br />

Eene ongelukkige woede valt my aan. Ik ge­<br />

loof gelyk te hebben. Heb medelyden en be­<br />

klaag<br />

Uwen ten hoogften ongelukkigen<br />

WURM.<br />

R t NE-


( 260 )<br />

NEGEN EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />

Louiza am Henriette.<br />

M ooglyk , Waardfte Henriette! vind myn<br />

Brief u nog leevendig, en komt hy tydig ge­<br />

noeg om u te kunnen melden, dat gy uwe<br />

Vriendin ten hoogften ongelukkig in deeze<br />

Waereld agterlaat. De ingeflooten Brief zal<br />

u myn ganfche Noodlot verklaaren.<br />

Ik ben troostloos, en heb niemand die my<br />

vertroost dan de kleine Henriette, die om my<br />

heen fpeelt, even als poogde zy myn verfla­<br />

gen geest optebeuren ; terwyl zy zo wel om<br />

haar eigen als om myn lyden lacht, vermits zy<br />

er niets van gevoelt.<br />

O mogt haar Lot zo zwart niet gefchree­<br />

ven ftaan als het myne! of liever, mogt zy on­<br />

gevoeliger weezen dan ik, om zig, met eene<br />

bedaardere ziel,boven de flagen des Noodlots<br />

te kunnen verheffen.<br />

Toen ik den Brief ontving, verfchrikte ik<br />

daadlyk. De Bode, die hem bragt, zei my<br />

tef-


C 261 )<br />

teffens, dat myn Man op reis gegaan was. Ik<br />

dorst het niet waagen den Brief te openen. Ik<br />

riep myn Kamermeisje en vroeg haar, wanneer<br />

myn Man vertrokken was ? Zy antwoordde ,<br />

dat de Bediende haar gezegd had, dat hy tot<br />

twee uuren werkzaam geweest was, en toen<br />

bevolen had intefpannen. Tegen den Bedien­<br />

den had by gezegd, dat hy te huis moest bly­<br />

ven , vermits hy, eene verre reis Hond te on-<br />

'demcemen, en zyne Vrouw hem noodig aou<br />

hebben.<br />

Ik zond het Meisje weder heen. Ik was ten<br />

uiterften beklemd. Had de Bode my niet ge­<br />

zegd , dat hy hem zelf van daar had zien ver­<br />

trekken, ik zou argwaan gekreegen hebben,<br />

dat zyn befluit doodlyk zou geweest zyn;<br />

want uit zyne zwaarmoedigheid, en verfchei-<br />

dene redenen op dat punt uitloopende , kon ik<br />

opmaaken, dat dit geval mooglyk ware.<br />

Ik opende den Brief dus eenigzins geruster.<br />

Ik heb in myn leeftyd weinig oogenblikken ge­<br />

had, in welken ik zo onverwagt bemoedigd<br />

wierd, als in die, waarin ik zyn Brief las.<br />

Eerst aan het einde van denzelven, waar hy<br />

om myn medelyden verzoekt, begon ik te<br />

fchreïen. O Hy is te beklaagen , maar<br />

R 3 ben


( 262 )<br />

ten ik het minder ? Kan men verfchriklyker<br />

lyden, dan wanneer men verlaaten zyndejhet<br />

zeggen noch klaagen durft, dat men verlaaten<br />

is ? En dan te beminnen die ons verlaat, gélyk<br />

ik hem beminne ? Ach! zelf de troost van<br />

hem dit te kunnen zeggen mag my niet gebeuren.<br />

Ik ging op zyne Kamer, in de hoop van al.<br />

daar zyn adres te zullen vinden; heilig voorneemende,<br />

alle verzoeking om hem te volgen,<br />

te wederftaan, wanneer hy het my verbooden<br />

mogt hebben. Doch hier voor had hy zorg<br />

gedrasgen. In het gene hy my had nagelaaten<br />

vond ik de volgende woorden :<br />

„ Myn verblyf, Louiza! zult gy niet te wee-<br />

„ ten komen, wanneer ik niet wederkeer. Gy<br />

„ kunt by myne Maagfchap eene noodzaaklyke<br />

reis naar Oostindien voorwenden. De<br />

„ Waereld weet niets van myne ontevreeden-<br />

„ heid met my zeiven. Ik heb ook nimmer<br />

l over u geklaagd. Men kan derhalven niets<br />

„ kwaads zeggen. Myne zaaken zult gy alle<br />

in de beste order aantreffen."<br />

Myn oog viel teffens op een Pourtrait in<br />

miniatuur, dat hem zeer fterk geleek. Ik kuschte<br />

het zelve hartlyk. God weet het, zei ik,<br />

dat


f 2S3 )<br />

dat ik aan dit toeval onfchuldig ben ! al ware<br />

hy geftorven, had ik niet droeviger kunnen zyn.<br />

Hy had verfcheidene, befchikkingen met eenige<br />

perzoonen gemaakt. Ik liet dezelven roepen.<br />

Met droefheid in het hart en op het gelaat,<br />

zei ik hen : uw Heer is op reis gegaan. Hy<br />

doet eene verre en gevaarlyke reis. Mooglyk<br />

komt hy niet dan na eenigejaaren weder te rug.<br />

Hy fielt het in uwe keus, of gy elders eep<br />

dienst zoeken , dan by my blyven wilt. Hoe<br />

gy ook wilt, in beide gevallen, heeft hy u<br />

een gefchenk toegelegd.<br />

Zy weenden allen, en geen een onder hen,<br />

die niet wenschte by my te blyven. Ik heb ze<br />

ook allen by my gehouden; en zal ze goed<br />

doen en verzorgen.<br />

Ik benyd u, waardfte Henriette! dat gy het<br />

einde van uw lyden zo naby zyt. Ik durf den<br />

zelfden wensch niet uitboezemen, om myns<br />

kinds wil, want ik ben het myn leeven ver-<br />

fchuldigd. De naam dien het draagt, zal my dik­<br />

wils aan u erinneren; zal het aandenken van<br />

uw lyden telkens in my hernieuwen. Ik zal<br />

myn Kind uw beeldtenis voorftellen; zal het<br />

uwe Gefchiedcnis vernaaien, en er haar op-<br />

K 4 merk-


( 264 )<br />

merkzaafn op doen worden, om haar te ver-<br />

fterken , tegen dat zy ook eens in lyden komt.<br />

Myn voorneemen is bedaard, ftil en ftand-<br />

vastig te weezen. Hier toe hoop ik kragten<br />

te ontvangen , en hier hoop ik, dat de Voor.<br />

zienigheid my niet verlaaten zal.<br />

Het gene my het meeste treft is, dat Wurm<br />

niet alleen niets van myn goed heeft medege­<br />

nomen, maar my ook nog een gedeelte van het<br />

zyne heeft agtergelaaten, zo dat hy flegts wei­<br />

nig , zeer weinig kan medegenomen hebben.<br />

Hy had behooren te bedenken, dat hem onder<br />

vreemde Menfchen duizend toevallen kunnen<br />

bejegenen , die men niet voorzien kan, en waar<br />

voor men zo weinig hulp vind.<br />

* * * * *<br />

Op 't oogenblik ontvang ik den Brief van<br />

Ferdinand. Waarfchynlyk, myne Waardfte! zyt<br />

gy dan airede eene Waereld ontweeken , waar<br />

niet dan lyden uw deel was! Gy zult der­<br />

halven deezen niet leezen ! Gy zult mynen<br />

toeftand eerst ervaaren daar, waar gy moog­<br />

lyk het toekoomende overzien, en myne ver­<br />

troosting in 't verfchiet ontdekken kunt.<br />

Waar-


C 2(5? )<br />

* * * * *<br />

Waarde FERDINAND !<br />

Gy zult myne treurige omftandigheeden te<br />

weeten komen , en medelyden met my hebben.<br />

Indien gy ergens myn Man moogt aantreffen,<br />

wees dan zyn Vriend ! Ik zal u niet verzoek<br />

ken, om hem weder tot my te brengen, zulks<br />

mogt hy voor een ongeluk houden, maar frel<br />

ten minden hem de zuiverheid van myn hart<br />

en myne Liefde voor oogen.<br />

Meld my toch iet van Hcnriette's verfchei-<br />

de-ni Zy ftrekte my ten Zuster, en myn Lot<br />

was zo zeer met het haare doorweeven , dat ik<br />

weeten moet, hoe zy geftorven is.<br />

Voor deeze moeite zult gy den Zustcrlyken<br />

dank ontvangen van<br />

K<br />

LOUIZA.<br />

5 DER-


( 166 )<br />

D E R T I G S T E B R I EF.<br />

Lutje aan Marh.<br />

Of fchoon gy my fchryft, dat gy niets meer<br />

van myne Gefchiedenis begeert te weeten, moet<br />

ik zulks echter aanmerken als eene opwelling<br />

van uw zwaarmoedig geestgeltel. Wie zou zig<br />

ook daadlyk door een weinigje Ongeluk in de<br />

Waereld over hoop laaten fmyten ?<br />

En in waarheid gezegd, Maria ! ik kan niet<br />

zien , wat reden gy hebt om te klaagen. Uw<br />

geval heeft een keer genomen, zo als gy niet<br />

beter zoudt hebben kunnen wenfchen of ver-<br />

wagten. Thans zyt gy eene ryke Weduwe;<br />

kunt u verkiezen dien gy wilt; kunt het me-<br />

derom met den Ritmeester aanleggen, en zo<br />

vergenoegd cn zorgeloos met hem leeven als<br />

gy zelve wilt. Hebt gy immer zulk eene fchoo-<br />

ne kans gehad ? Laat die hoofdbreekende gril­<br />

len vaaren , die u van uwe opvoeding noch aan-<br />

kleeven, en leef vrolyk en vergenoegd. Ik<br />

heb altoos gezegd, dat men er verkeerd mede<br />

uit-


( 2«7 )<br />

uitkomt, wanneer men een Geleerden , en<br />

vooral een Filozoof ten Man neemt. Gy filo-<br />

zofeert het geluk des Ieevens zo geheel en al<br />

weg, dat men eindlyk in den waan zou verval­<br />

lek, dat deeze Waereld de befte niet is.<br />

Uw Brief behelst zulk eene klaagende ze­<br />

denkunde, dat ik reden heb , om uwen toe-<br />

ftand te beweenen. Gy maakt u daar door on-<br />

gefchikt voor het genot van het geringfte ver­<br />

maak. Alles echter wat ik van myne zyde kan<br />

toebrengen , om uuit deezen doolhof van naar-<br />

geeftigheid te trekken, zal ik niet nalaaten.<br />

Myne Gefchiedenis rolt lustig genoeg voort.<br />

Ik zet alles met geweld door, en ftreel mji<br />

zelve niet weinig. Lyken zullen er ongetwyf-<br />

fe*ld komen, doch deeze komen op myne re­<br />

kening niet , vermits ik overvloedig genoeg<br />

den weg der zagtheid heb poogen inteflaan.<br />

Mama ligt te zieltoogen , de Gal is haar in 't<br />

bloed geflagen. En dat verliefde Aapje, dac<br />

Netje heeft reeds alle kentekenen van de tee­<br />

ring. Nu geluk op haar reis I Armzalige Min­<br />

nares! wanneer gy hier niet tegen beftand zyt,<br />

dan ziet het er flegt met u uit! Dan moet<br />

gy u eene natuur zien aantefchaffen, gelyk ik<br />

heb.<br />

Ge-


:<br />

( 268 )<br />

Gelyk gezegd is, de voorflagen, die my,<br />

gedaan werden , verwierp ik met de uiterfte<br />

verachting. Ik v oI<br />

gde myn eigen hoofd; reed,<br />

den volgenden morgen naar de Moeder van<br />

Frederik, en liet my als Barones van Fett aan­<br />

dienen. Ik begreep wel , dat ik een weige­<br />

rend antwoord krygen zou, doch zulks had<br />

ik my voorgefteld, en was den Bedienden on-<br />

ïnidlyk gevolgd.<br />

Toen zy deezen het befcheid gaf, dat zy<br />

pcene Dame van deezen naam kende, en zig<br />

derhalven van dit bezoek verontfchuldigen<br />

wilde, trad ik reeds de kamer in.<br />

Dan moet gy my leeren kennen, genadige<br />

Vrouw ! men veroordeelt niet ongehoord !<br />

Dat moet ook niemand van my kunnen zeg­<br />

den ! Kom derhalven hier, Mejufvrouw! en<br />

3:et u neder!<br />

(Het ftöotte my verfchriklyk , dat zy my<br />

Mejufvrouw noemde.)<br />

Onder deeze benaaming , duuwde ik haar<br />

toe, kan ik uwe aanbieding niet aanneemen.<br />

Dan zultgy u niet nederzetten, want onder<br />

eepe andere benaaming kan ik u niet erken­<br />

nen.<br />

Gy zult het moeten doen, genadige Vrouw!<br />

Ik


( 269 )<br />

Ik ben den weg der zagtheid ingeflagen! Ik<br />

heb u gewaarfchuuwd ! Ik was het zelve,die,<br />

onder eene andere kleeding,'alle die onderhan­<br />

delingen met u gehad, heb, waarover gy zo<br />

zeer geraakt waart ! Oordeel nu zelve of ik<br />

geen recht had u te waarfchuuwen, of ik geen<br />

recht had my zelve tebewaaren, en myn wettig<br />

Huuwlyk te verdeedigen !<br />

Byaldien, antwoordde zy, gy een fluikhuuw-<br />

lyk wettig moogt heeten, kunt gy ook dat recht<br />

hebben. Maar ^vie gaf u het recht, om Je<br />

Moeder van den Zoon bars en fmaadlyk te<br />

bejegenen, daar die Zoon zyn Huuwlyk voor<br />

haar geheim hield, en zekerlyk gewigtige-re­<br />

denen moest hebben, om het geheim te hou­<br />

den ; en die nu heeden te voorfchyn treed,<br />

en openlyk en ongedwongen bekent, dat hy<br />

wenschte het nimmer gedaan te hebben. Door<br />

uwe hoeragtige bekoorlykheeden geketend<br />

wist hy niet wat waare Liefde was, kende hy<br />

den fchat niet, die eene onfchuldige en deugd­<br />

zaame Vrouw bezit! Maar thans heeft hy<br />

die leeren kennen , en verlangt ontflagen te<br />

weezen van de boeien, welker afgryslykhcid<br />

hem onbekend was.<br />

Tegen dit alles, genadige Vrouw' (antwoord­<br />

de


C 270 )<br />


( W )<br />

met my in tyds hier tegen te wapenen,en met<br />

u zo fpoedig niet uit myn gaaren te laaten ont-<br />

fnappen. Ik heb een voortreflyk Huuwlyk met<br />

u te verwagten, daar gy het begin zo voor­<br />

treflyk inftelt! Ik dagt wel dat de eerfte ver­<br />

tooning u den kop op hol zou helpen.<br />

Ik bid u, Lotje ! u zeivete willen inbinden!<br />

Nooit was ik voorneemens, myne geloften<br />

noch' mynen eed te breeken, zo min als u my­<br />

ne Liefde te onttrekken. — Maar geloof my,<br />

ik kan geene Furie beminnen ! Dat myne Fa­<br />

milie met dit Huuwlyk niet te vreeden zou<br />

zyn, wist gy; om derhalven eene geheele Fa­<br />

milie ongelukkig te maaken, komt gy opzet-<br />

lyk en openlyk hier. Dat ik myne aandoenin­<br />

gen niet wederftaan kon, daar voor kon ik<br />

niet. 't Gene ik voor Netje gevoelde,<br />

was geen ontrouw omtrent u. Ik wilde myne<br />

begaane zwakheeden aan haar ontdekken, en<br />

zy zou my geholpen hebben, om myne Moe­<br />

der te bevreedigen.<br />

Maar zo als ik' u heden, op dit oogenblik<br />

leer kennen, Lotje! moet ik waarlyk wenfchen,<br />

dat gy nimmer myne Egtgenöote geworden mogt<br />

zyn ! Deeze wensch brengt natuurlyk weder<br />

een anderen wensch voort, naamlyk, dat ik<br />

van


( 272 )<br />

van u gefcheiden moge weezen. Myne Moe­<br />

der herhaalt haare aanbiedingen , waarmede<br />

gy u te vreeden kunt ftellen ! Gy zult zonder<br />

my veel gelukkiger leeven, want myne Liefde<br />

hebt gy verbeurd.<br />

Ik werd woedende. Neen ! riep ik in de<br />

hevigfte gramfchap. Ik wil liever in de Hel<br />

met u leeven, dan u in het bezit van eene an­<br />

dere Gade zien ! Kwelt gy my, op myn beurt<br />

zal ik het u ook weeten te doen.<br />

O daar zyt gy recht toe gefchikt, antwoord­<br />

de zyne Moeder. Dit oogenblik levert er ons<br />

een bewys van op. Doch overyver u niet,<br />

Mejufvrouw ! Indien ik weezenlyk, wegens<br />

de dwaasheid van myn Zoon, te bevreedigen<br />

geweest ware, zo zoude ik, na de befchou-<br />

wing van dit toneel en het voorbeduidzel van<br />

zyn toekomftig Lot, alles te werk ftellen, om<br />

hem van zulk eene gevaarlyke Begeleidfter te<br />

bevryden. Wy zullen derhalven zien , in hoe<br />

verre uwe vorderingen op myn Zoon gegrond<br />

zyn. Kom morgen wederom hier, en breng<br />

een Advokaat ter uwer hulpe mede, om des te<br />

zekerder van uwe zaak te zyn.<br />

Dit was zo 't weezen moest, want niets<br />

wenschte ik Iterker dan haat te overtuigen. Zy<br />

ver-


C 273 )<br />

verbeeld zig, dat ik my op dit geval niet ge-<br />

"oeg voorbereid heb, en ik zal het vermaak<br />

hebben te zien , hoe befchaamd en bedrem­<br />

meld zy op haar neus zal ftaan kyken.<br />

De Dame mag er mooglyk eenige lugt van<br />

gehad hebben; want deezen Namiddag werd<br />

my gezegd, dat zy doodlyk ziek was; zy ftaat<br />

echter op onze byéénkomst tegen morgen.<br />

Even dezelfde Tydingbrenger berigtte my , dat<br />

Netje onvertroostlyk was, en Frederik niet<br />

van haare zyde kwam.<br />

ik zal deezen Brief niet eerder fluiten alvoorens<br />

gy alles weeten zult.<br />

* * * * *<br />

My is evenwel een kleine hinderpaal in den<br />

weg gekomen, dien ik echter gelukkig te bo­<br />

ven hoop tegeraaken. Toen wy by eikanderen<br />

kwamen lag de Dame te bed. Ik had een der<br />

gefchiktfte Advokaaten medegenomen. Deeze<br />

ftelde myne zaak in zulk een treferrd daglicht,<br />

dat zyn Tegenparty, die de Dame bediende'<br />

haar daadlyk verklaarde, dat in dit geval, bui­<br />

ten een vrugtloos en kort te beflisfehen Pro­<br />

ces, niets te doen viel, vermits ik my op al­<br />

les zeer wel voorzien had.<br />

II. DEEL. S F R G_


( 274 )<br />

Frederik trad naar het bed van zyne Moeder<br />

en bad haar om vergiffenis, wegens het ver­<br />

driet, dat hy haar veroorzaakte.<br />

Ik zal u zulks met een ander hartzeer betaald<br />

moeten zetten, antwoordde zy, doch begryp<br />

in dat geval, dat ik er de oorzaak niet van<br />

ben.<br />

Zy wenkte hierop haaren Advokaat, en dee­<br />

ze bragt toen het Testament van den ouden<br />

Heer Van Fett te voorfchyn ; ingevolge 't welk<br />

de Dame zo onbepaald in het volle bezit van<br />

het grootfle gedeelte der goederen gefteld werd,<br />

dat zy , uitgezonderd over eenige weinige Leen­<br />

goederen , vrylyk over alles disponeren kon,<br />

ingevalle haar Zoon zig ongehoorzaam tegens<br />

haar gedroeg. Dit Testament had het Confent<br />

van den Landheer en was zo wettig, dat er al<br />

zo weinig tegen in te brengen was, als tegen<br />

myn Huuwlyk.<br />

Ik kan, zei de Dame vervolgens, onmoog-<br />

lyk dulden, dat zy, die u zo geheel in het on­<br />

geluk dompelt, deeze goederen met u in on-<br />

éénigheid genieten zou! Indien er geenefchei-<br />

ding tusCchen u beiden mooglyk zy, dan vind<br />

ik my verpligt u te onterven. Doch, vervolg­<br />

de zy, zig tot my keerende, op dat gy niet<br />

zoudt


( 275 )<br />

Zoudt denken , dat het my meer om my ze've,<br />

dan om de rust myns Zoons te doen zy, zal ik<br />

u, wanneer gy afftand doen wilt, al dat gene<br />

doen geworden, *t welk ik anders aan myn<br />

Zoon had moeten geeven.<br />

Ik dagt door de aarde te zinken! Of<br />

afftand te doen, of niet die gene te zyn,<br />

welke ik gedroomd had te zullen weezen ! —<br />

Aan de eene zyde befchouwd, kon ik er zeer<br />

ruim van leeven', en zulks ftond my byzonder<br />

wel aan, doch aan den anderen kant kwam<br />

myne trotschheid mede in 't fpel, en behaalde<br />

de zegepraal. Daarenboven geraakte myne<br />

Wraakzugt geheel in beweeging, om dat dee­<br />

ze Vrouw in ftaat geweest was,my tcgenftand<br />

• te kunnen bieden.<br />

Ik begeer niets! • antwoordde ik, niets<br />

anders dan het recht eener Egtgenoote, Ik<br />

veragt uw geld ! Ontneem uwen Zoon<br />

alles, indien gy eene onrechtvaardige Moeder<br />

kunt zyn ! Hy moet er voor boeten , dat<br />

hy liefde en trouwe zwoer, en dezelve niet<br />

houden wil. — Fnom'u, Frederik! geheel<br />

tc overtuigen , in hoe verre ik u in list over-<br />

treffe, en wat gy te verwagten hebt van de<br />

Wraak eener Vrouw, die, de Hemel weet wat<br />

S 2 n i e t


( 276 )<br />

niet al, voor u gedaan heeft, zo weet, dat<br />

rnyrie ganfche ziekte waarmede ik u verfchalkt<br />

heb, loutere veinzery was ! Ik wilde<br />

my volkomen van uw perfoon verzekeren,<br />

en zulks is my gelukt. Doet nu wat gy.wilt,<br />

Moeder en Zoon ! ik zal myne zaak volhou­<br />

den.<br />

De Dame fidderde van ontfteltenis.<br />

O myn Zoon! riep zy uit, welk eene dui­<br />

velin hebt ge in den arm genomen! Heb ik<br />

u niet, in alle myne Brieven, vobrfpeld, dat<br />

gy uwe Moeder en uwe Vrienden ongelukkig<br />

zoudt maaken ! Met welk eene onrust doet<br />

gy my ten grave daalen!<br />

Frederik wierp zig voor het bed van zyne<br />

Moeder, bitterlyk fchreiende.<br />

Ik ben ongelukkig, myne Moeder! berstte<br />

hy uit. .Ik, ik breng u in 't graf. Ik wist<br />

niet, dat deeze banden zo vast hielden. O dat<br />

ik te rug gekeerd ware, eer ik dien onzaligen<br />

ftap deed ! Myn God ! hoe veel vermag.<br />

het oog eener ftervende Moeder ! Hoe zwart<br />

ftaat myn leeven voor my ! hoe onherroeplyk<br />

is de verkwiste tyd'.<br />

My dunkt ik gevoel, dat hyniet geheel on-<br />

gelyk heeft, en dat om reden, vermits ik niets<br />

ge-


C 277 )<br />

gevoelde. Ik had hem immers niet uit liefde<br />

getrouwd, maar alleen uit hoogmoed, en nu,<br />

nu zag ik den Wurm aan myne voeten krui­<br />

pen I Ik had za min medelyden met hem als<br />

met zyne Moeder, waarom zou hy het dan met<br />

my hebben!<br />

Afftand te doen kwam my echter beleedi-<br />

gende voor. Ik zei, dat ik vertrekken wil­<br />

de, en afwagten, wat zy doen en befluiten<br />

zouden. Men liet my gaan zonder my te ant­<br />

woorden.<br />

Ik ben zeker genoeg, dat de Moeder den<br />

Zoon niet onterven zal om mynen wil. Doch<br />

ik weet teffens met zekerheid, dat ik het ver-<br />

genoegdfie leeven» met hem niet hebben zal.<br />

Maar wat behoef ik my daarover te bekom­<br />

meren !<br />

* * * * *<br />

De Dame is dood, en Frederik zou geheel<br />

buiten zig zelve weezen. Netje zou doodlyk<br />

krank zyn, en haare Moeder zou tegen Frederik<br />

gezegd hebben .dathy zig zelf een verfchriklyk<br />

onheil op den'hals gehaald had, want dat, of<br />

fchoon zy hem gaarne van den ondergang 'van<br />

haare Dogter wilde vryfprecken , zyn gewisfe<br />

echter zulks niet doen zou.<br />

S<br />

3 Zy


( 278 )<br />

Zy zullen hem den kop nog wel indiervoe-<br />

gen op hol helpen , dat ik moeite zal hebben,<br />

om hem weder te recht te brengen.<br />

Myn Advokaat intusfchen heeft my den raad<br />

gegeeven, om een Request aan den Vorst te<br />

prefenteeren , ten einde de handhaving van<br />

myn Recht te verzoeken. Zulks heb ik ge­<br />

daan , en ten antwoord ontvangen, dat men<br />

my, na de opening van het Testament der<br />

Dame, befcheid zou doen toekomen, vermits<br />

ik nu den tyd daarvan nieC weet, zal ik dee­<br />

zen Brief fluiten.<br />

Ik ben, enz.<br />

«<br />

LOTJE,<br />

EEN


( 279 )<br />

EEN EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

Ferdinand aan Louiza.<br />

JVTyne Henriette is niet meer! De Genees­<br />

heer had gelyk, Louiza ! Ik weet niet of ik<br />

wel reden heb, om haar te beklaagen. Myne<br />

ftandvastigheid is grooter dan ik verwagt had.<br />

De overtuiging van haar rustloos lyden op<br />

deeze aarde, geloof ik, is het; waardoor ik<br />

dat zagte , wel te vreeden doodsgelaat met<br />

meer bedaardheid befchouwe, dan ik het in<br />

haar leeven deed.<br />

De Dood kwam gelyk een Vriend ! Vriend-<br />

lyk ontfnapte haar den adem. Zy gevoelde<br />

den fchrik niet, die anders doorgaands hut<br />

fterven vergezeld. Ik ben met den dood ver­<br />

zoend , om dat hy zo liefderyk met haar om­<br />

ging.<br />

Telkens denk ik, ik heb veel verlooren !<br />

doch myn inwendig gevoel roept my alsdan<br />

toe, dat ik weinig verlooren heb , en weldra<br />

fchynt het my toe gewonnen te hebben.<br />

S 4 Ge-


C *8o )<br />

Gewonnen heb ik zekerlyk daarin, dat haare<br />

Verbindtenis met Hasten ophoud; want nu is<br />

zy de myne ! de myne voor Hemel en<br />

Aarde! en ik voorzie, dat ik het oogenblik<br />

niet zal kunnen afwagten, in 't welk ik weder<br />

met haar vcréénigd zal worden.<br />

Zy bezat een voortreflyk hart. Niemand<br />

vergaf de felfte beleediging met meerder op­<br />

rechtheid, in de uure des doods, dan zy ze<br />

aan Hasten vergaf. Zy heeft het zo verre wee­<br />

ten te brengen , dat ik haar heb moeten beloo-<br />

ven, haar dood niet op hem te zullen wree­<br />

ken, en ook des wegens niets te doen, dat ter<br />

verkorting van myn eigen leeven zou kunnen<br />

ftrekken. Wi. zou haare overtuigende Rede­<br />

nen , in die oogenblikken hebben kunnen we-<br />

derftaan? •—. En hoe zou ik zulks gedaan<br />

hebben', voorwien reeds Voor lange, elk een<br />

haarer woorden ten bevel vcrftrekte ?<br />

Toen haar Vader en Moeder aan haar bed<br />

Ronden en weenden, en ik haare hand vast­<br />

hield, en met geweld de traanen verkropte,<br />

die c!k oogenblik my uit de oogen dreigden<br />

te berften , befchouwde zy ons met eene engel-<br />

Sgtige vricndlykheid en zei :<br />

Gy weent, myne lieve Ouders! en gy, Fer-<br />

di-


( 2ür )<br />

dinand ! gy poogt uwe traanen te verbergen !<br />

Ik wil weeten, waarom gy zulks doet? Doet<br />

gy het by de erinnering , hoe gelukkig wy zou­<br />

den hebben kunnen zyn, en hoe veel langer<br />

wy te zaamen zouden hebben kunnen leeven,<br />

indien gy, Ferdinand! u in de plaats van Has­<br />

ten bevonden hadt? dan vergeef ik het u.<br />

En met dat alles weetcn wy niet, of wy alle<br />

deeze beproevingen niet noodig hadden, al-<br />

voorens ryp genoeg te weezen voor dat vol­<br />

maaktst gelukkig leeven, dat, ftervende<br />

word ik er van overtuigd , — zekerlyk op ons<br />

wagt.<br />

•Doch weent gy, om dat ik fterven moet!<br />

dan heb ik u verwytingen te doen, want waar­<br />

lyk gy behoorde den Hemel te danken, dat<br />

hy my uit een leeven oproept , waarin lyden<br />

en niets anders myn deel is. Belooft my<br />

allen, dat gy u bevlytigen zult, om de eerfte<br />

opwelling uwer driften tegen te gaan , wantin 't<br />

vervolg zou dit zo wel niet gelukken. Wistgy<br />

hoe zeer ik om ditoogenblik gefmeekt.hoe reik­<br />

halzende ik er op gewagt heb ! dit oogenblik,<br />

dat eerlang ten fpoediglte verfchynen zal! Dat<br />

gewenschte oogenblik was het zaligfte in 't voor-<br />

nitzigt, zedert ik Ferdinand verlaaten moest.<br />

S 5 Ge-


( 282 )<br />

Geloof my , Louiza ! de goede Henriette<br />

fprak zo overéénkomftig met myn geestgeftel,<br />

dat myn verdriet voor 't grootfte gedeelte ver­<br />

dween. Met myne Ouders was het aldus niet;<br />

Zy verlooren de Stut van haaren ouderdom.<br />

Hun leeven hing om zo te fpreeken nog aan<br />

dit Kind.<br />

Toen ik bemerkte, dat haar leeven ten ein­<br />

de liep, poogde ik haare Ouders van haar bed<br />

te verwyderen. Ik beduidde den Geneesheer,<br />

dat hy hen zeggen moest, dat de tegenwoor­<br />

digheid van zo veele menfchen haar veront­<br />

rustte , en dat van de rust mooglyk nog haare<br />

herftelling te hoopen was.<br />

Waarin zoekt men de hoop niet al, wan­<br />

neer alles hooploos fchynt te weezen ! Haare<br />

Ouders geloofden zulks en verwyderden zig,<br />

in de gedagten , dat Henriette rusten zou. Zy<br />

rustte ook in de daad, want zy viel in een<br />

eeuwigen fluimcr. Een half uur naderhand,<br />

draaide zy het hoofd zagtlyk naar my toe, en<br />

zei: Ferdinand! vergeet niet 't gene ik u ver­<br />

zogt heb!<br />

Deeze woorden zullen my eeuwig in de ge­<br />

dagten blyven. Zy leide het hoofd weder neêr,<br />

en ademde flegts voor nog eene keer. Zy kreeg<br />

nog


C 283 )<br />

uog eene fterke blos op het gelaat, en deeze<br />

behield zy tot den volgenden dag, offchoon<br />

haare ziel toen reeds in volle vryheid op ons<br />

nederzag.<br />

Toen ik haareOuders de tyding van haaren dood<br />

bragt, zette haar Vader zig daadlyk in het ry­<br />

tuig en reed naar huis. Haare Moeder ech­<br />

ter ftond er fterk op, om baar nog eenmaal te<br />

zien. Zy kon zelfs niet gelooven dat zy dood<br />

wa«, vermits zy er nog


( 284 )<br />

bezoeken; hnar den laatften tol myner getrou­<br />

we Liefde brengen, en my voor altoos van<br />

eene plaats verwyderen, die my aan zo veel ly­<br />

den erinnert.<br />

* * * * *<br />

Ik heb de berigten uwer wederwaardigbee-<br />

den ontvangen , Louiza ! en ben verbaasd 1 —<br />

Ik kan er niet over denken ! Uw verzoek<br />

zal my een wet zyn. Ik zal uw Man zien op<br />

te zoeken; moogiyk dat ik hem vin Jen kan,<br />

om nog een goed werk aan hem te verrigten.<br />

't Is my lief, dat Henriette uwen Brief niet ge-<br />

leezen heeft ;zy ware met eene grievende fmart<br />

en mooglyk met een tegenzin tegen hetmensch-<br />

dom ten grave gedaald.<br />

» Hasten, die Booswigt is op nieuw ontmas­<br />

kerd. Hy heeft de tyding van Henriette's<br />

dood met eene zigtbaare blydfchap aangehoord.<br />

Hy heeft order gegeeven haare begraafenis te<br />

bezorgen, en zal er zelf niet by tegenwoor­<br />

dig zyn. Kan men zig iets ongevocligers voor-<br />

ftellen ? Myn bloed werd water toen ik dit<br />

hoorde. Doch eerlang ontwikkelt zig alles.<br />

De Ritmeester Strundel kwam, op den dag<br />

der begraafenis in eene woedende gramfchap by<br />

' ons


( 2«5 )<br />

ons en verhaalde, dat Hasten zyne Zuster weg­<br />

gevoerd had, en de veragtlykfte kunstgreepen<br />

te werk ftelde, om haar tot een Huuwlyk met<br />

hem te beweegen. Dit was dan de reden<br />

waarom hy eene fcheiding begeerde.<br />

Wy vertrekken binnen 't uur, om hem on-<br />

verwagt te overvallen , en dien weerloozen<br />

Prooi hem te ontrukken.<br />

* * * * *<br />

Ik heb nog eenige oogenblikken aan het<br />

Graf van Henriette doorgebragt. Ik heb haare<br />

Rustplaats gekuscht. Ik zal haar niet weder<br />

zien ! -—• Ik heb fchriftlyk myn affcheid van<br />

haare Ouders genomen, mondling ware my<br />

zulks onmooglyk geweest.<br />

Nog eenmaal zal ik u fchryven , te weeten,<br />

hoe het met Hasten afgeloopen is.<br />

Ik ben, enz.<br />

FERDINAND.<br />

TWEE<br />

/


( 286 )<br />

•TWEE EN DERTIGSTE BRIEF-<br />

De Advokaat Wurm aan den Ritmeester StrundeU<br />

Xnderhaast kan.ik u berigten , dat ik by den<br />

Advokaat Stokberg geweest ben, en uwe zaak<br />

geheel in order gebragt, en een vergelyk ge­<br />

troffen heb. Gy zult alles van hem te wecten<br />

komen, wat gy noodig hebt te weeten. Gy<br />

bekomt een aanzienlyk vermogen. Houdt er<br />

zuinig huis mede. Betaal, volgens Asfignatie,<br />

de vyfduizend Ryksdaalders aan myne Vrouw.<br />

Ik heb eene verre reis te doen , en zal my hier<br />

nog veertien dagen ophouden, wanneer gy my<br />

derhalven nog iets te fchryven hebt, doe het<br />

dan fpoedig.<br />

Ik ben in Perfoon by Maria geweest; hier<br />

neffen 1<br />

; een Brief yan haar ingeflootcn. Hy<br />

zal u alles zeggen. De arme Vrouw lyd zeer<br />

veel, en is het medelyden der ganfche Waereld<br />

waardig.<br />

Leef


( 287 )<br />

Leef vergenoegd en denk zbmwyïen in ge.<br />

lukkige oogenblikken aan uwen<br />

ongelukkigen Vriend,<br />

WURM.<br />

DRIE EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

Maria aan den Ritmeester Strtindel.<br />

Myn Waardfte!<br />

.2*0 zal ik u eeuwig noemen, offchoon wy<br />

voor altoos gefcbeiden zyn; want van nu af<br />

aan heb ik vastlyk voorgenomen , om in de<br />

eenzaamheid en rust te leeven.<br />

Ik beken , dat ik eenigzins begon tc wanke­<br />

len,, toen onze Vriend Wurm by my kwam<br />

en my zei; dat gy voorneemens waart eene<br />

Verbindtenis met my aantegaan. Zo iets<br />

ftreelde my niet weinig; ik befchouw er uwe<br />

Liefde in.<br />

Ik weet nu met zekerheid, dat het geene<br />

vcin-


( 288 )<br />

veinzery ware, toen gy my zo driewerf verze­<br />

kerde , gy zoudt,indien uwe bekrompen geld­<br />

middelen zulks niet belet hadden, my in alle<br />

gevallen en in alle omftandigheeden, uwe hand<br />

gegeeven hebben. In uw tegenwoordig geval<br />

is uwe aanbieding nog grootmoediger. Gy<br />

zyt een ryk Man. Gy hebt eene Zuster weder-<br />

gevonden, om wier wil gy noodwendig Ver-<br />

bindtenisfen zult moeten aangaan, die gy an­<br />

ders vermyd zoudt hebben. Waarby nog<br />

komt, dat myne Gefchiedenis bekend gewor­<br />

den is; zo dat het voor haar niet verborgen<br />

kan blyven , dat ik die gene ben, welke zy<br />

toen in zulk een haatlyk licht heeft leeren ken­<br />

nen , en dat zy,indien zy ook al eens achting<br />

en geneegenheid voor haar Broeders Vrouw<br />

wilde voeden, altoos te rug zou moeten tree-<br />

den, en haar met een inwendigen tegenzin be-<br />

fchouwen!<br />

Uit alles plaatst uw hart in het feboonfte<br />

licht, en, voor dat treffend bewys uwer edele<br />

Liefde, vind ik my gedrongen , u den oprecht-<br />

Hen dank te betuigen, en ze u eeuwig te be­<br />

tuigen,<br />

D ch uw voorftêl kan ik niet aanneemen.<br />

Ik zal de reden daarvan voor u openleggen,<br />

en


C 239 )<br />

en gy zult zien , dat ïk geen ongelyk heb.<br />

Ik heb een vast benuitgenomen, om u nim­<br />

mer in verleegenheid te brengen,. waarin gy<br />

zekerlyk komen zoudt, zo ik openlyk met u<br />

te voorfchyn kwam. Alles wat door myne ont­<br />

trekking aan de Waereld allengskens in ver-<br />

geetenheid geraakt , zou oogenbliklyk, door<br />

myne vertooning , wederom opgewekt wor­<br />

den, en ik en gy ten Voorwerpen der alge-<br />

meene befchimping verftrekken.<br />

Myn Huuwlyk met u, zou myne fcheiding<br />

van myn Man, (die tot nog toe in den dui-<br />

iïer is, en waarover niemandjiet waagt eenig<br />

licht te verfpreiden ,) geheel ontdekken. De<br />

alles uitvorfchende nieuwsgierigheid zou deeze<br />

geleegenheid greetig aangrypen, en er aanmer 7<br />

kingen en byvoegzels toevoegen. Gy zoudt,<br />

al had gy nog zo veel geneegenheid voor my<br />

echter overvloedige redenen hebben , om den<br />

gedaanen ftap te beklaagsn, en van alle uwe<br />

Vrienden en Eekenden yerwytingen moeten<br />

hooren, over 't geene gy gedaan hadt.<br />

Ik zou my fchaamen om myne oogen op te<br />

flaan. Elk die my befchouwde zou my toe-<br />

fchynen een Historietje van my te verhaalen<br />

te hebben, ik zou het niet durven waagen<br />

H. DEEL. T M Y


( 2?o )<br />

my onder uwe Familie te rekenen? Elk be*<br />

wys van achting, dat men my om uwen wil<br />

aandeed, zou een fïeek in myn hart weezen,<br />

want het gevoel, dat ik zulks niet verdiende,<br />

kan ik niet verloochenen.<br />

Doch ik zal my niet langer by de uitwen­<br />

dige redenen ophouden, hoewel ik er nog<br />

veelen zou kunnen aanvoeren. Ik zal my by<br />

meer inwendige en gewigtiger redenen be-<br />

paalen , die het zvvaarfte zullen en moeten<br />

weegen.<br />

Wees verzekerd, myn Waarde', dat ik niet<br />

meer ben, die ik pleeg te weezen. Kommer,<br />

zorg en alle die onderfcheiden droevige om-<br />

ftandigheeden , die ik beleef, hebben mynen<br />

geest dof gemaakt, en myn levendigen aart<br />

in zwaarmoedigheid herfchapen. In ftede van<br />

eene Vrouw tc erlangen, die u ophelderen,<br />

en den last des Ieevens draaglyk maaken zou,<br />

zoudt gy al uw vlyt en tyd moeten aanwenden,<br />

om haar niet altoos in de zuffendfte bmen te<br />

zien vervallen.<br />

Ik befpeur ook maar al te wel, dat myne<br />

fchoonheid verdweenen is, ten minften fterk<br />

aan 't afneemen, en ik kan my niet verbeel­<br />

den, dat gy, Mannen! Want ik kan u<br />

hier


( 2 9r )<br />

hier niet uitzonderen , dit aan ons misfen<br />

kunt, zonder ongelyk minder gevoelig te wor­<br />

den. Waaneer my derhalven in dat opzigt<br />

geene bekoorlykheeden meer overig blyven;<br />

wanneer ik u betuig, dat die leevendigheid<br />

niet weder opgewekt kan worden, waarmede<br />

ik anders die lange verveelende uuren voor<br />

u verkortede, dan zie ik niet wat nuttigheid<br />

myne hand uzou aanbrengen, integendeel, dan<br />

kan ze u niet dan fchade toevoegen.<br />

En dan , myn Waardfte! is het gewigtigfte<br />

van allen, dat, wanneer ik op myn voorig<br />

leeven te rug zie, ik zo veele gebreken in<br />

myne handelingen befpeure, dat ik den ove­<br />

rigen tyd myns Ieevens hoognoodig hebbe', om<br />

ze ernftig natedenken. Zulks zou ik niet kun­<br />

nen doen, wanneer ik my nieuwe verftrooijin<br />

gen en nieuwe verpligtingen op den hais<br />

haale. Beiden zouden zyde gedagten van ver­<br />

betering in mynen geest ver!tikken , en, —<br />

ik zeg het u met heete traanen; ik heb<br />

my de taak opgelegd, om de asch myner Ou­<br />

deren te verzoenen, welken ik ongetwyffeld<br />

in 't graf geholpen heb.<br />

Dit zal ik doen, en wel in het Verblyf der<br />

Deugd, in een Klooster! Mooglyk zal ik er<br />

T 2 (fe


( 292 )<br />

de eenigfte weezen, die er is, om te boeten,<br />

wanneer het boeten kan genaamd worden, dat<br />

het my, uitgezonderd de rust myner ziel, aan<br />

niets ontbreekt. Kan echter goed denken en<br />

goed doen, iets goed maaken, dan zal het zekerlyk<br />

in myn geval waarheid zyn.<br />

En derhalven, myn Waarde! voor .altoos<br />

vaarwel aan deeze waereld. Ik verlies daar<br />

door niets van myne tederheid jegens U. Ik<br />

befchouw ü altoos als den genen, die door<br />

het Noodlot tot myn Geleider beftemd is ge­<br />

worden , doch de fmetten myner Jeugd bedter-<br />

ven deeze Gelukzaligheid !<br />

Het kan u welgaan. Uwe gebreken waren<br />

Liefde, drift, anders niet. Op u zal deswe-<br />

wegens geen vloek rusten. Laat de dwar.ze<br />

geneigdheid te mywaards u niet verhinderen,<br />

om eene Egtgenoote voor u te zoeken, die u<br />

de dagen uwes Ieevens vervrolyke ! Onze<br />

harten blyven veréénigd , en daar, waar wy<br />

elkander volmaakt zullen wederzien, zal alleen<br />

deeze Verbindtenis gelden.<br />

Nog wensch ik, dat Ferdinand zig met u<br />

verzoende. Hy voed waarlyk geen wrok te­<br />

gen iemand, vermits hy my vergiffenis kon<br />

fchenken 1 en u zal hy te ligter vergeeven , daar<br />

hem


C 293 )<br />

hem bekend is, dat ik meerder dan gy, de oorzaak<br />

zyner rampen ben.<br />

Als ik deezen Brief geflooten zal hebben,<br />

zet ik my in het rytuig en fnel naar de heilige<br />

ftilte, waar my eene rust verwagt, die ik nog<br />

nimmer gefmaakt heb, wanneer ik getrouwblyf<br />

aan het voorneemen, dat ik my gevormd heb.<br />

Ik zal aan den altaar myne rust, en, indien<br />

zulks mooglyk zy, myne Onfchuld, van den<br />

Hemel te rug bidden ! Misfehien verhoort de<br />

Voorzienigheid my, om dat men het waarlyk<br />

eene overwinning noemen kan, vermits ik de<br />

waereld verlaat, in orro':andigheeden, dat zy,<br />

met betrekking tot u, nog zo veele bekoorlyk-<br />

heeden voor my zou kunnen hebben.<br />

Aandenken en deelneeming zult gy ten min­<br />

ften my niet ontzeggen.<br />

Ik ben, enz.<br />

T<br />

MARIA.<br />

3 VIER


( 294 )<br />

VIER EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

De Heer van Fett aan Lolje.<br />

Er was een tyd, Mevrouw ! waarin uw<br />

aandenken my dierbaar was ; waarin ik u voor<br />

een der zagtaartigfte Vrouwlyke Schcpzels hield,<br />

waarin gy medelyden , gevoel en deelneeming<br />

voorwendde, en waarin Ik geloofde nog eenmaal<br />

gelukkige dagen met u te zullen belecven.<br />

Dan deeze hoop , deeze verwagt'ing is vet-<br />

dwecnen ! Gy hebt u te viöeg voor myn ver­<br />

lies, en niet te laat ter myner waarfchuuwing<br />

in uwe eigene natuurlykegedaante voor myn ge-<br />

zigt vertoond ! Ik ben op eene gedugte wyze<br />

door u beroofd geworden. Gy hebt my eene<br />

Moeder ontrukt , op een tyd, toen ik begon<br />

te gevoelen , wat ik aan deeze Moeder vcr-<br />

fchuldigd was, en to .n ik bezefte hoe ik, tot<br />

dus verre, haare dagen verbitterd had. Over­<br />

tuigd van elk droevig uur haarcs Ieevens voor<br />

myne rekening te hebben , moet ik nu nog het<br />

werktuig van haaren dood worden.<br />

t Na


.( 295 )<br />

Na dat gy u laatst op eene zo onedele wyze<br />

gedraagen , en zo weinig menschlykhei J als<br />

deelneeming omtrent de droevige omdandigheeden<br />

myner Moeder getoond hadt, werd zy<br />

zigbaar flimmer. Zy verzogt my haar te willen<br />

verlaaten, vermits zygevoelde.dat zy niet<br />

lang meer leeven zou. In myne afweezigheid<br />

werd haar testament gemaakt.<br />

Ik zou anders in dit oogenblik niet gemur­<br />

mureerd hebben, en ik geloof in myn ganfchen<br />

leeftyd niet, al had zy my alles ontnomen,<br />

wat zy my ontneemen kon. De tyd , dien ik<br />

thans alleen doorbragt, flrekte waarlyk my ten<br />

hel. Ik kon my niet verbeelden , dat een per-<br />

zoon , gelyk gy, waaraan ik alle de hoop myns<br />

Ieevens en myn gantfche geluk had opgeofferd,<br />

der wyzen tegen myne Moeder zou hebben<br />

kunnen woeden ! en wel woeden! daar gymet<br />

een weinig oplettcnheid had kunnen ontdek­<br />

ken , dat met zagtmoedigheid en toegeeven-<br />

heid oneindig meer te verrigten zou geweest<br />

zyn.<br />

Eindlyk kreeg ik meer doorzigt en ik be-<br />

fchouwde uw geheel Plan. Gebrek aan op­<br />

voeding en overgedreevene trotschheid waren<br />

de dryfveeren uwer behandeling. Het eerde<br />

T 4 zou


( 2()6 )<br />

zou u te vergeeven zyn , indien het laatfte niet<br />

zo heerfchende by u geworden ware , dat gy<br />

alie menschlyke gevoelen uitfcbudde ! Gy<br />

begeerde uwen rang niet aan de goedheid my.<br />

ner Moeder, maar aan eenen dwang verfcbul-<br />

d-igd te weezen ,die u waarlyk geene eere zou<br />

aangedaan hebben. Een goed, minzaam Cha­<br />

racter had u met deeze voortreflyke Moeder,<br />

met dit edeldenkend Meisje, en met alle myne<br />

bekenden verzoend, en u hunner waardig ge-<br />

maakt. Wat zal er nu van my worden ? Wat<br />

vreugde, wat vergenoegen heb ik in 't toeko­<br />

mende in uw Gezelfchap te verwagten, na<br />

dat dit alles gebeurd is? Doch hier van<br />

nader !<br />

Toen myne Moeder gereed was werd ik ge­<br />

roepen. Ik wierp my als een Zinnelooze voor<br />

haar Ledikant neder, 't Viel my ondraaglyk<br />

hard, haar te moeten misfen! haar gedood te<br />

hebben ! lk fchreide gelyk een Kind ! —<br />

O ik was hier een Kind ! ik gevoelde, dat<br />

wy in ryper Ouderdom dikwils meer Kinde­<br />

ren zyn , dan in de vroegfte Jeugd.<br />

Myne Moeder nammy tederlyk by de hand.<br />

Het gezigt van uw berouw, myn Zoon! zei<br />

zy, over uwe overylde handelingen, is voor<br />

my


C 297 )<br />

my ten hoogften troostende en gerustftellen-<br />

de! Dat berouw alleen doet my eenig-<br />

zins vergeeten, welk eene fchoondogter gy my<br />

gaaft, en hoe jammerlyk gy alle myne wensch-<br />

lyke uitzigten in een oogenblik verydeld hebt.<br />

Dat gefchied is, is niet te herroepen, dit<br />

weet ik, maar echter verlang ik van u te ver-<br />

neeracn, of gy niet bekend, dat ik u een He<br />

mei op deeze aarde heb poogen te bezorgen ?<br />

O hadt gy flegts dat Meisje, dat ik u ten Deel-<br />

genoote had toegefchikt, grondig leeren ken­<br />

nen ! Ik heb in myn leeftyd zo veel onder­<br />

vinding gehad, dat ik geloofde in ftaat te zyn,<br />

o.n te kunnen bepaalen, welke eigenfehappen<br />

vereïscht worden in eene Egtgenoote, die haar<br />

Man , in allerlei betrekkingen , gelukkig maa­<br />

ken kan. Alle deeze eigenfehappen heb ik,<br />

ongemerkt aan het buigzaam en voortrefiyk<br />

Character van Netje weeten te bezorgen: Zy<br />

deed zo wel haar voordeel met myne'ondcrwy-<br />

zingen, dat ik van dag tot dag nieuwe reden<br />

van vergenoeging vond. Niet bedorven door<br />

de dwaasheeden der Mode van onzen tyd, zou<br />

zy u ten Vrouw verftrekt hebben , die u in<br />

uw huis duizenderlei aangeriaamheeden zou be­<br />

zorgd hebben, waar aan gy de grilligheeden<br />

T 5 van


( 298 )<br />

van het fï of en der groote Waereld gaarne zoudt<br />

opgeöff.rd hebben. Nimmer zou zy uwen<br />

huislyken Vreede geftoord, - maar zagtmoediüheiden<br />

edelmoedigheid fteeds de rechtfchapen<br />

Waereld dierbaar voor u gemaakt hebben'.<br />

•Geloof my, myn Zoon! 't is een weezenlyk<br />

genoegen, met eene Gade eere te behaalen.<br />

Ik heb zulks zo dikwils ervaaren , zo dikwils<br />

gevoeld, wanneer uw Vader my vriendlykby<br />

de hand nam, en my voor myne bezorgdheid<br />

en poogingen om hem te behaagen bedankte!<br />

Ik heb daarom getragt u eene Vrouw te bezorgen<br />

, waarmede gy dit jjermaak deelagtig<br />

kost worden.<br />

En dit alles liet zig reeds zo voortrcflyk<br />

aanzien! Netje beminde u ! -— dit was<br />

de vervulling van alle myne wenfchen !<br />

wat zeg ik? —- Zy beminde u! - neen^!-<br />

zy bad u aan!<br />

reel.<br />

Ik geraakte buiten my zelf door dit Tafe­<br />

Myne Moeder ! riep ik, doe my toch zo<br />

gevoelig niet ondervinden, welk een heil 1<br />

ik<br />

met den voet geftooten heb ! — lk zou al<br />

myn moed verliezen, en myn vertwyffeld hart<br />

zou my tot uiterflen verleiden, die my in een<br />

ge-


( 209 )<br />

gedugt berouw zouden kunnen' doen verzin­<br />

ken ! O ik dwaas! dat ik gevoelloos kon zyn,<br />

voor de voorfpellingen, die gy my deedt, en<br />

dat myn hart de waarheid niet gevoelde van<br />

het wreed berouw, dat gy my aankondigde!<br />

Toen de befte der Moeders befpeurde, dat<br />

haare fchüdering my ten lterkften trof, zei zy:<br />

Laat dit alles aan zyne plaats, myn Zoon !<br />

Deeze dingen zyn gcfchied. Zy is en blyft<br />

uwe Vrouw. Het ëenigfte dat ik u te verzoe­<br />

ken heb, is, dat gy u het Lot van Netje aan­<br />

trekt. Zy en haare Moeder zyn in omftandig-<br />

heeden die hulp behoeven. De Waereld ech­<br />

ter weet zulks niet! ik beveel haar aan uwe<br />

grootmoedigheid. Moeder en Dogter hebben<br />

alles voor my gedaan , wat zy flegts uit den<br />

opflag myner oogen befluiten konden my wel­<br />

gevallig te weezen; en hoe wel zy het met u<br />

meenden, weet gy.<br />

Van dit oogenblik af verbood zy my, om<br />

iet meer van deeze zaak tegen haar te reppen.<br />

De weinige oogenblikken, die haar nog over-<br />

fchooten , befteedde zy , om haare tederheid<br />

jegens my te betoonen. Zy (tierf eindlyk als<br />

myne Vriendin en verzoende Moeder.<br />

Zo veel, Mevrouw! van haar, welker lief­<br />

de


( 3oo )<br />

de ik nog lang had kunnen genieten en beant­<br />

woordden , en waar van Gy alleen my beroofd<br />

hebt.<br />

Aan den anderen kant, heb ik u nog een<br />

Tafereel te fchetfen, 't welk, zo het voor u<br />

niet ontzettende bevonden word , het zulks<br />

zekerlyk voor my is.<br />

Het arme, lieve Meisje, aan de hand haarer<br />

Moeder , welker wangen door het hartzeer<br />

doodlyk verbleekt waren, ftond heeden voor<br />

my. De traanen vloeiden in menigte uit haare<br />

reeds uitgeweende oogen.<br />

Zy verweet my, dat ik eene hoop in haar<br />

gevoed, of ten minften, die niet tegengegaan<br />

had, waerdoor ik haar, by het verdwynen dier<br />

hoop, van de ganfche gelukzaligheid haares<br />

Ieevens beroofd had. Ik zou , zei zy, hoogst-<br />

gelukkig met u geweest zyn , doch kan het nu<br />

nimmer worden ! en dit fmart my nog zo zeer<br />

niet, dan wel dit, dat gy, ter wille van een<br />

ligtzinnig oogenblik voor altoos ongelukkig<br />

zult moeten weezen , want gy kunt met geene<br />

mooglykheid gelukkig zyn, met haar, die der<br />

deugd zo gemaklyk vaarwel zeggen, en nog<br />

meer, die zo wreed tegen uwe Moeder wor­<br />

den kon.<br />

' Thans


( 3oi )<br />

Thans ondervond ik voor de eerftemaal, dat<br />

de deugd der Vrouwen eene zeldzaame doch<br />

onwaardeerlyke fchat is, en daar in alleen het<br />

waar geluk van den Man te zoeken zy.<br />

Lotje ! Vrouw! O dat ik verpligt<br />

ben u aldus te noemen ! Gy zoudt beter<br />

gedaan hebben , met uw verleidend handwerk<br />

te hebben blyven voeren, 't welk gy voerde<br />

toen ik u heb leeren kennen, dan dat ge my,<br />

zonder u zelve gebeterd te hebben, ten Slaaf<br />

eener Ondeugd , eener Furie maakte.<br />

Doch dit is voorby. Gy zyt myne Vrouw<br />

en zult het blyven. Ik begeer, hoe zeer<br />

ik het ook gedwongen deed, geen val-<br />

fchen eed gedaan te hebben. Gy blyft myne<br />

Vrouw, maar van my afgefcheiden, en nooit<br />

zult gy my weder zien. Slegts in een geval zal<br />

ik my eene fcheiding met u bewerken, en dat i<br />

is, wanneer gy myn naam fchande aandoet.<br />

Wagt uderhalven hier voor! zulk eene fchan­<br />

de zal ik niet dulden, en gy kunt verzekerd<br />

weezen, dat ik u naauw zal laaten gadeflaan.<br />

Gy kunt, zo dra gy wilt, op eene fcheiding<br />

aandringen , want myne verwydoring van n<br />

geeft er u recht op. Myne goede Moeder<br />

heeft my in 't bezit van alle haare goederen ge-<br />

laa-


F<br />

( 302 )<br />

laaten, en my dus in ftaat gefteld, om u in<br />

dien rang te onderhouden, welken u als myne<br />

Gemalin toekomt.<br />

Gy bekomt 's jaarlyks twee duizend Ryks­<br />

daalders, behalven het bezit van een Land-<br />

goed, 't welk nog de helft deezer Som op­<br />

brengt.. Gy kunt daar, of wel op eene andere<br />

plaats naar uwe verkiezing woonen, alleen<br />

moet gy u, tien mylen in den omtrek, van de<br />

Hoofdftad verwyderd houden, ook moogt gy<br />

hier niet komen.<br />

Ter uwer verzekering hiervan, gaat het<br />

Landsheerlyk bevel hierneffens. Myn befluit<br />

is door hetzelve gebillykt, en gy moet u aan<br />

derzelver uitfpraak onderwerpen. Ik wensch,<br />

dat het u berouwen mag , my ongelukkig ge.<br />

maakt te hebben ! en dat gy zelve u de Liefde<br />

onwaardig gemaakt hebt van hem , die alled<br />

voor u deed, en alles voor u opofferde.<br />

Ik ben, enz.<br />

VAN FETT.<br />

VYF


( 303 )<br />

VYF EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

Marianne aan de Gravin B***.<br />

T usfchen myne omftandigheeden voor vier<br />

en twintig uuren en de tegenwoordige is zulk<br />

een hemelsbreed onderfcheid, dat ik overtui­<br />

gende geleerd heb, dat de Voorzienigheid<br />

doorgaands daadlyke uitkomst fchenkt, wan­<br />

neer wy ze hoogstnoodig hebben.<br />

Of fchoon ik u , waardfte Moeder ! want<br />

aldus kan ik u noemen , binnen weinige dagen<br />

zal fpreeken, kan ik echter niet nalaaten, u<br />

van myn Lot en redding ten fpoedigfte kennis<br />

te geeven.<br />

Zo als Hasten my voorzegd had, gefchiedde<br />

het ook. Ik bekwam geen antwoord op my­<br />

nen Brief; doch het gene my verdagt voor­<br />

kwam was, dat ik ook den Arbeider niet we­<br />

der te zien kreeg.<br />

Hasten was eenige dagen uitgeweest; kwam<br />

weder, en betuigde deernis met my te hebben.<br />

Hy


C 304)<br />

Hy was by u geweest; had u gefprooken en te<br />

gelyk ook u beklaagd.<br />

Gy hadt om my gefchreid gelyk een kind;<br />

hadt in het byzonder gezegd, dat de tweede<br />

Brief, dien ik u zonder zyne voorkennis had<br />

toegezonden , u derwyzen getroffen had, dat<br />

Gy u zelve niet waart geweest van droefheid.<br />

Myne verbeeldingskragt had den meester over<br />

my gefpeeld en myn hoofd op hol geholpen.<br />

Gy hadt my gaarne antwoord willen zenden,<br />

doch uit hoofde uwer beloften, was u zulks<br />

onmooglyk , als waardoor gy my niet, eerder<br />

konde fpreeken voor dat ik gehuuwd was. Gy<br />

konde of wilde my niet dwingen, maar echter<br />

herhaalde gy uwen raad; wenfehende dat ik<br />

bewilligen zou, om den Heer Hasten myne<br />

hand te geeven.<br />

Hywas overtuigende en indringende , —maar-<br />

tot myn geluk viel my in, hem het verwyt te<br />

doen , waarom dan de Arbeider niet weder<br />

keerde? Indien hy, alvoorens my antwoord<br />

te geeven, niet verward ware geworden, dan<br />

had ik alles moeten gelooven, doel; nu ont­<br />

dekte zyne veinzery zig meer en meer. Na<br />

eenige ftotteringen zei hy: Hy befpeurde aan<br />

my reeds een buitengewoon mistrouwen: zo<br />

dat


C 305)<br />

'•dat ik den Arbeider heimlyk had afgezonden,<br />

en nog meer, dat ik daar mede toonde hem niet<br />

te vertrouwen. Ik kon immers wel den­<br />

ken, dathy Luiden, die zig omkoopen lieten,<br />

niet by my zou behouden. Hy was juist by<br />

de Gravin toen de Brief kwam, en had den<br />

•Karei in 't Tugthuis laaten zetten.<br />

Gevoeliger had hy my niet kunnen treffen<br />

•dan dat dit arme Mensch onfchuldig voor my<br />

lyden moest. Ik antwoordde hem. Dat hy .<br />

hierdoor juist geene menschlievenheid aan den<br />

dag leide; en dat ik blyde ware, hem aldus<br />

te leeren kennen, eer ik my verder met hem<br />

inliet. Hy had ten minften, zo veel infchik-<br />

lykheid omtrent my behooren te gebruiken<br />

•dat hy, het geen ik gedaan had, had moeten'<br />

toefchryven.aan de treurige omftandigheeden<br />

m welken ik my bevond: en behoorde niet<br />

•van den Arbeider gevorderd te hebben om<br />

eene verzoeking te wederftaan, welke ik fterk<br />

had aangedrongen.<br />

Hy wilde zig hier uit helpen, en zyn gezegde<br />

als onwaar doen voorkomen; doch ik<br />

zei hem, dat, zo het dan al zo niet mogt<br />

weezen zyn voorneemen, om my te doen<br />

ver chnkken zo veel by my had uitgewerkt,<br />

II, DJSEL. v ,<br />

dat


( 30Ó )<br />

dat ik nooit beiluiten zou, om hem myne hand<br />

te geeven.<br />

Hy antwoordde, dat dit wel zeer bedroefd<br />

was , en dat hy by onze kennismaaking een<br />

voorgevoel van dit zyn ongeluk had gehad.<br />

Vermits ik intusfchen niet begeerde, om my<br />

door de aanvaarding van zyne hand te red­<br />

den , moest hy op andere middelen bedagt zyn,<br />

om my de woede myner Vyanden te onttrek­<br />

ken.<br />

Hy verliet my, en kwam den volgenden •<br />

dag , zeer vergenoegd wederom. Wat hem<br />

bejegend was wist ik toen ter tyd niet, doch<br />

„iet weinig verfchrikte ik, toen ik naderhand<br />

verftond, dat hy gehuuwd geweest ware, en<br />

dat o P dien zelfden dag zyne Egtgenoote gc-<br />

ftorven was. — Myn God! welk een Lot<br />

ftond my te wagten '.<br />

Doch verder met myn verhaal l Hy be­<br />

tuigde my ten uiterften getroffen geweest te<br />

z y n, door myn befluit; des niettegenftaande<br />

echter maakte eene gelukkige ontdekking, ten<br />

mynen opzigte, hem zo vergenoegd, dat hy<br />

zyne treurigheid voor een tyd lang ter zyde<br />

moest ftellen.<br />

Zedert langen tyd, (vervolgde hy,) had<br />

hy


( 30? )<br />

hy naar eene kleine Landhoeve, die in eene<br />

nabuurige Provincie en ongemeen fchoon ge-<br />

leegen was, geftaan. Men had hem langen<br />

tyd den koop betwist, doch heden had hy er<br />

het bezit van verkreegen. Te gelyk had hy<br />

een Brief van u ontvangen, inhoudende: Dat<br />

men op morgen myn Huuwlyk moest melden,<br />

of dat men my anders wegvoeren zou.<br />

Hy deed my derhalven den Voorflag, ten<br />

^ einde my geen Huuwlyk optedwingen, om my<br />

naar die Landhoeve te begeeven, waar ik zo<br />

lang in zekerheid zou kunnen blyven, als ik<br />

zelve begeerde.<br />

Ik aarzelde. Hy kon my misleiden, doch<br />

het geen hy zei, kon ook waarheid weezen.<br />

Ik vertrouwde hem evenwel niet. Ik wil­<br />

de liever in de handen vallen van hen , die<br />

my ongeiyk deeden, en die my evenwel on­<br />

gevraagd en tegen dank geen Huuwlyk konden<br />

opdringen, dan my langer in het geweld be­<br />

vinden, van een Man, voor wien ik geen ach­<br />

ting meer had.<br />

Hy fprak vervolgens, dat ik geen reden kon<br />

hebben, om hem kwalyk te neemen, dat hy<br />

in myne begeerte, om tot u te rug te kecren ,<br />

niet kon toeftemmen. Hy zou zyn pligt be-<br />

V 2 har-


C 308 )<br />

hartigen, en my ,het zy ik wilds of niet, weg*<br />

brengen. In't vervolg kon ik gaan waar heen<br />

ik begeerde. Hy had niet gedagt my zo hak<br />

'ftarrig te zullen vinden.<br />

Tegen den avond liet hy my zeggen, dat<br />

:ik alle myne zaaken by elkander zou pakken,<br />

en maaken in gereedheid te weezen, om den<br />

derden dag op reis te gaan.<br />

Ik vermoedde niets goeds. Ik liet hem zeg­<br />

gen , dat ik niet dagt op reis te gaan. Eerst ^<br />

den volgenden avond kwam hy zelf. Ik had<br />

niets ingepakt. In zyne tegenwoordigheid<br />

moeften zyne Bedienden alle myne zaaken in­<br />

pakken. Ik was geheel van myn ft.uk en wist<br />

niet wat ik doen zou. Ik gaf hem geen ant­<br />

woord. Ik was flegts treurig en zugtte over<br />

myn Noodlot. Ik fliep dien nagt in 't geheel<br />

niet. Myne bezigheid was weenen, en aan uwe<br />

goedheid te denken.<br />

Eindlyk kwam hy gisteren morgen om agt<br />

uuren. Ik was nog niet gekleed. Hy ver­<br />

zogt my dat ik, uit inzigt voor hem en zyne<br />

goede meening,my niet langer tegen hem zou<br />

aankanten. Langer tegenftand te bieden dan<br />

een half uur zou hem noodzaaken geweld te<br />

gebruiken.<br />

IK


C 309 )<br />

Ik wierp my aan zyne voeten. Ik begeer<br />

uwe goedheid niet, zei ik. Ik wenschte dat<br />

ik er nimmer gebruik van gemaakt had. Ik<br />

wil tot de Gravin wederkecren. Zy bemint<br />

my en zy zal niet dulden, dat ik aldus ge­<br />

dwongen word. • En voorönderfteld zyn-<br />

de, dat zy het dulden moet, dan nog wil ik<br />

my liever in de armen myner Vyanden wer­<br />

pen, en verwagten wat deezen over my beflui.<br />

ten zullen. Vermits ik toch ongelukkig ben,<br />

Myn heer ! dan kan het u immers niet verfchce-<br />

len , waar ik het ben.<br />

Maar hy was doof voor myn bidden. Nu,<br />

riep hy, heb ik genoeg. Ik begeer de Be­<br />

werker van uw ongeluk niet te weezen. Men<br />

moet u even gelyk een Kind behandelen. In­<br />

dien gy niet verkiest andere kieederen aante-<br />

trekken , blyf dan zo als gy zyt; ik zal u wel<br />

in 't rytuig draagen.<br />

Ik fprong op. Ik gevoelde nieuwe krakten<br />

en moed. Ik zal zien, zei ik, wie my dwin­<br />

gen zal ! Ily kwam fchielyk naar my toe, en<br />

intusfchen ging de deur 'open. Twee Man­<br />

nen traden binnen. De eene keerde hem van<br />

my af, de andereyldenaar my toe, en drukte<br />

my in zyne armen,<br />

v<br />

3 Ach,


( Sio)<br />

Ach, Moeder! — het was myn Broeder ï -i<br />

O hoe zoet, hoe lieflyk klonk de naam, Zus­<br />

ter my in de ooren! — Ik zag hem met ver­<br />

wondering aan. Ja , ging hy voort, ik<br />

ben uw Broeder! Ik zal u van deezen<br />

Wreedaart en van alle uwe ellenden verlos­<br />

te n.<br />

O! viel ik vol verrukking hem in de reden,<br />

dan heb ik ten minften iemand, tot wien ik<br />

den Toevlugt neemen kan, en van wien ik,<br />

in myne rampen, deelneeming te verwagten<br />

hebbe!<br />

Hasten had zig intusfchen van Ferdinand,<br />

( dus heette de Begeleider van myn Broeder,)<br />

losgerukt.<br />

En gy , zei hy tegens hem, durft gy my nog<br />

onder de oogen komen?<br />

Ongelukkige! antwoordde hem Ferdinand,<br />

geen een woord meer, of gy zyt een Man des<br />

doods.<br />

• Hasten verfchrikte en zweeg. Ferdinand<br />

keerde zig tot my.<br />

Dank den Hemel! zei hy, dat wy ter rech­<br />

ter tyd gekomen zyn, om u te redden. Aan<br />

de hand van deezen Booswigt zoudt gy den<br />

zelfden weg gegaan zyn, die dat voortreflyk<br />

Meisje


C 3ii )<br />

Meisje ging, 't welk hy my ontroofde, cn dar<br />

de Hemel hem heden ontnomen heeft. Van<br />

alles wat hy u gezegd heeft is geen enkel<br />

woord waarheid. De Gravin bemint u; wagt<br />

reikhalzende op u; en heeft haaren Zoonutoe-<br />

gedagt.<br />

O myne Moeder 1. hoe fheelende waren dee­<br />

ze woorden voor myn hart! Ik zag met ver­<br />

ontwaardiging en afgryzen op dat Monfter ne­<br />

der, die my aan de .befte der Moeders ontrukte.<br />

Barbaar! riep ik, gyhebt my fchreïende aan<br />

uwe voeten kunnen zien, zonder een enkel<br />

woord ter myner vertroofting te uiten ?<br />

En, voegde myn Broeder er by, wat dagt gy<br />

verder met haar te doen ?<br />

Schuimbekkende van woede fchreeuwde hy<br />

toen uit, dat, zo wanneer hy my flegts eens<br />

van hier had kunnen krygen , niemand my ooit<br />

weder te zien zou bekomen hebben.<br />

Dan, dan, riep hy, had ik over u gezege­<br />

praald , en om my te wreeken, over de veragting<br />

die gy my betoont,zoudt gy nimmer myneVrouw<br />

geworden zyn ! — Maar, voegde hy er, op een<br />

nog woedender toon.by, verhef u nog niet op<br />

uwe zege! ik kan uw.blydfchap in wanhoop<br />

herfcheppen !<br />

V 4 Met


( 312 )<br />

Met liet uitfpreeken van deeze woorden<br />

haalde hy een Zakpiftool voor den dag en<br />

fchoot naar my. De kogel fnorde langs myn<br />

hoofd heen. Ik viel in onmagt, en myn Broe­<br />

der droeg my weg.<br />

Van het gene naderhand voorviel wil myn<br />

Broeder my niets zeggen. Toen ik tot my<br />

zelve kwam, bevond ik my in het huis van<br />

twee eerwaardige , doch doodlyk bedroefde<br />

oude Luiden , die , in des .Boos wigts Gade,<br />

haare Dogter beweenden.<br />

Aldus heeft de Hemel my gered , en ik dank<br />

er hem voor uit grond van myn hart.<br />

Eerlang, verzekert myn Broeder, dat ik by<br />

u zal zyn, en 61 welk eene onuitfpreeklyke<br />

wellust, zullen de naamen van Moeder , Min­<br />

naar en Broeder my weezen!<br />

Ik ben, enz.<br />

MARIANNE.<br />

ZES


( 313 )<br />

ZES EN DERTIGSTE BRIEF.<br />

Ferdinand aan Louiza,<br />

Eer ik dit Land verlaat, Waardfte Vriendin<br />

! moet ik u den uitflag der nieuwe fchelmery<br />

van Hasten melden.<br />

Marianne werd, in het gevaarlykfte tydftip,<br />

door haaren Broeder gered. De Booswigt be­<br />

zat evenwel nog zo veel moed, dat hy een:<br />

Piftool op haar loste, welks fchoot echter<br />

miste. Ik zag , dat hy een andere Piftool voor<br />

den dag haalde, Ik viel toen op hem aan en<br />

ontrukte hem dit moordtuig. Ik had alle myne<br />

bedaardheid noodig, om het hem niet op ftaan-<br />

de voet voor den kop te zetten, doch ik we-<br />

derhield myne billyke wraak, want ik gedagt<br />

aan de belofte , welke ik Henriette gedaan<br />

had.<br />

Ik kon echter niet van hem ontflagen ko­<br />

men , vermits wy in elkanders kleederen ver­<br />

ward waren. Ik befpeurde toen, dat hy een<br />

pook uittrok, en in dit oogenblik wapende my<br />

V 5 L


( 314 )<br />

de zelfverdeediging ter wraak, zonder<br />

eenig verder bedenken joeg ik hem toen de<br />

kogel door den kop.<br />

Het was my aldus door de Voorzienigheid<br />

opgelegd, om de zaamenleeving van dit On­<br />

dier te verlosten. Eenige zyner Bedienden<br />

hadden alles gezien en bedankten my, want<br />

wat Mensch zou hem goed gegund heb­<br />

ben?<br />

Ik vermeende dus genoegzaam in ftaat te<br />

zyn, om deeze daad te kunnen verdeedigcn,<br />

doch vermits dit Land my te eng is, zo als de<br />

ganfche Waereld het my zyn zal, wil ik er<br />

my niet verder mede inlaaten.<br />

Ik verlaat Europa. Ik weet waar uw Man<br />

zig ophoud, doch vermits ik zyn voornee-<br />

men nog niet weet, zal ik u zyn vcrblyf niet<br />

melden. Uw Enthufiasmus was in ftaat u te<br />

verleiden, om naar hem toe te reizen, en<br />

dus kon het ongeluk grooter worden, dan<br />

het is. Ik ga hem bezoeken , en zal alles<br />

aanwenden, om hem tot u tc rug te doen<br />

keeren ; mislukt dit echter , en kan hy de<br />

Euistyke rust daar door niet herftellen, dan<br />

zal ik hem mede neemen, en verder voor hem<br />

zorg draagen.


C 315)<br />

In alle gevallen kunt gy op myne Vriendfchap<br />

ftaat maaken. Gedenk myner !<br />

Ik ben, enz.<br />

FERDINAND.<br />

Eitide van het tweede en laat/ie Deel.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!