Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
EX<br />
BIBLIOTHECA<br />
F.G.WALLER<br />
_ 1933_J<br />
I
EN D E E Z E<br />
HUUWLYKEN?-<br />
ZYN ZEKERLYK NIET IN<br />
D E N<br />
H E M E L<br />
G E S L O O T EN.
Wie kan u dc magt gcevcn.oin nry van al liet vermaal<br />
mpu leevens te berooven » IïDeel Bladz.i8e
E N D E E Z E<br />
HUUWLYKEN?—<br />
ZYN ZEKERLYK NIET IN<br />
D E N<br />
H E M E L<br />
G E S L O O T E N .<br />
EERSTE DEEL.<br />
EENE ORIGINEELE<br />
R O M A N .<br />
Uit het Hoogduitscïi.<br />
Met Platen.<br />
'* G R AVE NH AG E, •<br />
% I S A A C V A N C L E E F .<br />
M D c c i X X x V I I I.
V O O R B E R I G T ,<br />
V A N D E N<br />
S C H R Y V E R .<br />
E n hoe veelen , Waardfte Leezer! van<br />
alle die Huuwlyken, die er thans in de<br />
Waereld zyn, zyn er toch in den Hemel<br />
geilooten, of, (na alies wat men er van<br />
weet,) kunnen er toch in den Hemel geflonten<br />
weezen ?<br />
En evenwel hoort men nog, niet<br />
flegts uit den mond der oude, bygeloovige<br />
Besjes, maar zelfs uit den mond van<br />
zo veelen, voor verftandig te boek ftaande<br />
, Luiden, dat de Huuwlyken in<br />
den Hemel gefjooten worden! De Moeder<br />
predikt het de Dogter; de Vader den<br />
Zoon; de Oom den Neef; zo menige Minnaar<br />
zyne Beminde,en zo menig manziek<br />
Meisje den Jongeling, die zy gaarne hebben<br />
wilde.<br />
* Me-
V O O R B E R I G T<br />
Menigen lacchen er onvf en houden er<br />
zig echter aan. Wil men het niet geloo-<br />
ven, dan word dikwils den Zwartrok te<br />
hulp geroepen, en honoris caufa kan men<br />
niet anders, of men moet gelooven, alles<br />
wat deeze vertelt! wil men zig met Voor<br />
beelden behelpen, en ongelukkige Huuw-<br />
lyken ten bewyze aanvoeren , dan haalt<br />
men zig een zo gedugte onwedersbui van<br />
Strafgezigten op den hals, dat er de kwaa-<br />
de Huuwlyken flegts hetkleinfte deel van<br />
uitmaaken! en daar mede is het alweder<br />
afgedaan!<br />
De Huuwlyken zyn thans niet meer dan<br />
de fchaduuwbeelden van het geen zy ge<br />
weest zyn. Ware het mooglyk er alles<br />
van te ontdekken; men zou affchuuwly-<br />
ke Groepen zien , waar anders de fchil-<br />
deragtigfte Voorwerpen te befchouwen<br />
waren.<br />
De Huuwlyken onzer Voorvaderen wa<br />
ren Voorbeelden van Liefde, Tederheid<br />
en Trouw. De Man huuwde de Vrouw<br />
en niet haar Geld. De Jongeling vervoeg<br />
de zig by het Meisje, om haar ter Vrouw<br />
te verkiezen, en niet om ze tot zyn hoer<br />
te
V O O R B E R I G T<br />
ta maaken. Vrouw te weezeen, was in de<br />
ooren van dit Geflagt iets eerwaardigs.<br />
Men was trotsch op Huuwlykstrouw, heden<br />
is men het op Coquetterie. De Vrouwen<br />
ontweeken weleer de wellustige blikken<br />
van hen, die op verleiding en ontugt<br />
uit waren, thans yvert men, om ze het<br />
besten het meest uittelokken.<br />
De Mannen van den ouden tyd hielden<br />
de trouw omtrent hunne Vrouwen, zozeer<br />
hunne pligt te zyn,als zy die zelve, als<br />
een pligt, van hunne Vrouwen vorderden..<br />
Thans maakt men zig belachlykmet er van<br />
te fpreeken.<br />
De Vrouw zegt verftaanbaar genoeg:<br />
Indien ik het flegts zo maak, dat myn Man<br />
het niet bemerke ,dan beleedig ik hem niet.—<br />
En de Man zegt van zyn kanc: o Dat is<br />
geen nieuws, getrouwde Mannen by gepriveligeerde<br />
Hoeren te vinden!<br />
Er is een Land, in 't welk de Man,om<br />
van zyne Vrouw gefcheiden te worden,<br />
flegts cene zyner Slaavinnen, in haare tegenwoordigheid<br />
behoeft te gebruiken , en<br />
de Egtbreuk is beweezen !<br />
By de zitting van een zekeren Kerken,<br />
* 2 raad
V O O R B E R I G T<br />
raad in een klein Hertogdom, werden dertien<br />
Huuwlyken gefcheiden , en zestien<br />
andere Paaren lieten hun Proces aan geven,<br />
om by de volgende Zitting gescheiden<br />
te worden.<br />
O gy edele Duitichen! hoe voortreffe-<br />
]yk weet gy den roem uwer Voorvaderen<br />
optehoudcn !<br />
Een ryk Koopman trouwt zyn Byzit aan<br />
een Jongeling uit , en fchenkt haar een<br />
groot Huuwlyksgoed , onder Voorwaarde,<br />
dat de Man gehouden zal weezen, hem<br />
de Vrouw te laaten volgen , zo dikwerf<br />
hy zulks begeert, en deeze Voorwaarde<br />
geeft hy, (zo men verzekert,) fchriftlyk!<br />
' Is dit Huuwlyk ook in den Hemel ge-<br />
(looten ?<br />
Een Jongling bezit moed, of liever,<br />
boosheid genoeg , om aan een Man van<br />
verdienden , die het ongeluk heeft van<br />
eené ligte Vrouw te hebben , Honderd<br />
Louizen d'or te bieden, wanneer hy haar een<br />
halfjaar met hem op reis wilde mede geven.<br />
Tot dit aanbod moet zekerlyk de Vrouw<br />
de eerfte aanleiding gegeven hebben, en<br />
echter is zy van Duitfchen bloede, 't Is<br />
merk-
V O O R B E R I G T<br />
merkbaar dat er vreemd bloed onder 't onze<br />
vermengd zy.<br />
Daar ook de Huuwlyken, in onze dagen,<br />
zeer kostbaar vallen , mag men wel zeg<br />
gen , dat de Huuwlyken in de Geldbeurs<br />
geflooten worden. Verfcheiden, welken<br />
liet te kostlyk valt, een eigen Vrouw te<br />
onderhouden', doen in gemeenfchap met<br />
hun Buurman , geeven hem J<br />
s jaarlyks<br />
eenig geld, waarvoor zy eenige fnoepuu-<br />
ten bedingen.<br />
Een ander, aan wien zyne Wederhelft<br />
niet zeer meer behaagt, maakt met drie,<br />
vier andere Vrouwen kennis , en levert<br />
haar, Pro honorario , het noodige voor den<br />
Oplchik, 't welk haare Mannen niet op<br />
brengen kunnen.<br />
Dergelyke Voorbeelden van Huuwlyken<br />
vind men in deeze Gefchiedenis niet: Zy<br />
zouden onze Leezers verveelen, byaldien<br />
wy er hen mede poogden te onderhouden.<br />
Veele Huuwlyken houd men voor zeer<br />
goed, doch men beoordeelt ze volgens den<br />
uiterlyken fchyn, de inwendige Wanfcha-<br />
penheeden befpeurt men niet, of ziet men<br />
over 't hoofd.<br />
* 3 Wy
V O O R B E R I G T<br />
Wy moeten, of, alle Huuwlyken affchaffen,<br />
en wederom den ftaat der Onnozelheid<br />
invoeren, of, wy moeten ons<br />
bevlytigen, om deeze edele Verééniging<br />
•van den Mensch, die het gezond verftand<br />
cere aandoet, en ons zo verre boven de<br />
Dieren verheft , weder in al derzelver<br />
Rechten te herftellen.<br />
Indien by het Huuwlyk meer op de<br />
cveréénftemming dan op de. andere neffensgaande<br />
omftandigheeden gezien wierd,<br />
zouden er van de tien Huuwlyken naauwlyks<br />
één ongelukkig weezen.<br />
Men kan ook niet ontkennen, dat de<br />
overgedreeven begrippen van Liefde vee-<br />
Ie Huuwlyken ongelukkig maaken. 't Is<br />
waar dat vooreen groot gedeelte de fchuld<br />
daarvan aan de Lefture te wyten zy,<br />
doch daar de Le&ure tot eene te groote<br />
buitenfpoorigheid gedreeven is geworden,<br />
en niet zo fpoedig binnen derzelver behoorlyke<br />
Paaien gebragt kan worden, moeten<br />
wy er ons werk van maaken, om de<br />
Liefde, ten minften haare uitwerkingen,aftefchilderen<br />
, volgens de onvervalschte<br />
natuur, ten einde den Leezer opmerkzaam<br />
re
V O O R B E R I G T<br />
te maaken, en hem voor de droomeryea<br />
der Ligtgeloovigheid te beveiligen.<br />
Ongetwyffeld is de fterfling, in'deeze<br />
Waereld,binnen zekere Paaien beflooten;<br />
die wy aan alle zyden te buiten gaan, ea<br />
verderven daardoor niet flegts hetlighaam,<br />
dat wy te veel vergen, maarteffens oofc<br />
onze verftandlyke vermogens. Wy treeden<br />
, in plaats van met juiste kundigheeden<br />
voorzien te weezen,met valfche en dweepende<br />
begrippen, in een andere Waereld<br />
over; en wat kan er het gevolg van zyn,<br />
anders, dan dat wy weder kinderen moeten<br />
worden, daar wy Wyzen behoorden<br />
te weezen.<br />
Doch ik weide te breed uit. Ik wilde<br />
flegts een Voorberigt, en geen Verhandeling<br />
over de verwarringen onzer eeuw<br />
fchryven.<br />
Wanneer de Leezer myne Tafereelen<br />
natuurlyk en welgeplaatst vind; wanneer<br />
hy deel neemt in hetlyden myner Ongelukkigen.;<br />
wanneer hy een voorneemen<br />
koestert, 'om de waarfchuuwingen, die<br />
deeze Gefchiedenis oplevert, ter harte te<br />
«eernen, en wanneer hy, met my, ge-<br />
tuigt;
V O O R B E R I G T<br />
tuigt: DEEZE HUUWLYKEN ZYN NIET IN<br />
BEN HEMEL GESLOOTEN ! dan doet hy 't<br />
geen ik van eiken verftandigen verwagte !<br />
dan beloont hy mynen arbeid*<br />
EER-
EERSTE BRIEF.<br />
Mevrouw Hosten aan Louiza.<br />
VJy zult u zekerlyk verwonderen een Brief<br />
van my te ontvangen, na dat wy reeds twee<br />
jaareii ophielden aan elkander te fchryven.<br />
Geene fcheiding viel m y i m m e f z w a a r d e r e n<br />
geene verééniging aangenaamer, dan die'van<br />
uwe vriendfchap. Vrolyk derhalven knoop<br />
ik de banden weder vast, daar ze toevallig<br />
zyn afgebrooken geworden.<br />
Ik ben Mevrouw Hasten. Gy hebt thans<br />
alle de aanfpraaken op Ferdinand, die ik wel<br />
eer op hem had. Gy weet, hoe zeer ik hem<br />
beminde. Gy weet hoe haatlyk myne tegen-<br />
, woordige Egtgenoot my altoos was, en bezef<br />
derhalven, hoe ongelukkig myn Huuwlyk my<br />
gemaakt heeft.<br />
Gy laagt my fteeds te zeer op 't hart, en<br />
*yt me als nog te dierbaar, dan dat gy niet<br />
A<br />
al-
( * )<br />
alles zoudt weeten, wat myn treurig,en moog-<br />
lyk door my zelf overhaast, Noodlot betreft.<br />
De Familie van Ferdinand dulde het verlies<br />
zyner goederen niet, de myne wilde er van<br />
afzien, doch de zyne beriep zig op haar recht;<br />
en zie daar, het geluk van twee Gelicvcr<br />
ondermynd !<br />
Gy hadt Ferdinand toen nog niet gezien. -<br />
En nu moest gy hem zien, en — kan ik u<br />
kwalyk neemen, dat gy in uw hart ontwaar<br />
de 't welk myn hart voor hem gevoelde?<br />
Naauwlyksbemerkte men zulks,of men troon<br />
de hem van my afr en gy werdt de onfchuldige<br />
oorzaak van myn ongeluk.<br />
Dus verliep er een geruimen tyd, in wel<br />
ken men den Heer Hasten in myn gezel-<br />
fchap drong. In den beginne was hy my vol-<br />
ftrekt onverdraaglyk, en ik kon niet anders<br />
dan Jiem openlyke blyken myner verachting<br />
geeven, doch de Man zettede my hier zo veel<br />
koelbloedige Filofofie tegen, dat hy my wel<br />
dra in een verdraagzaamer humeur bragt. Hy<br />
betoogde, met onwederfpreeklyke klaarheid,<br />
dat ik hem ongelyk deed; dat Ferdinand nim<br />
mer de myne kon worden, en dat het ten<br />
hoogften onbillyk ware, dat ik ten minften<br />
aan
C 3 )<br />
aan eenen anderen niet wilde toeitaan, te be-<br />
proeven wat men op myne geneegenheid<br />
zou kunnen verwinnen. Ik moest hem dus,<br />
zelf tegen myn wil, dulden.<br />
Binnen kort betoonde hy zig als den ede<br />
len , rechtfchapen Man; Zyne eerbied voor<br />
my; zyn ongemeen geduld met alle myne gril-<br />
ligheeden; de moeiten dien hy zig gaf, om het<br />
verdriet myner Ouderen, over myn lot opge<br />
vat te verzetten, verwierven hem eerlang my<br />
ne hoogachting.<br />
Daaglyks vertrouwlyker met ons verkeeren-<br />
de, was hy fpoedig de Getuigen van de traa-<br />
nen, die myne Ouders over myn hardnekkig<br />
gedrag uit de oogen vloeiden! Ah dan kwam<br />
hy by my; fprak , niet als een Minnaar, maar<br />
als een Zoon; overtuigde my van het hoog.<br />
fte ongelyk, dat ik myne Ouders aandeed,<br />
door de weinige dagen, die hen nog te lee-<br />
ven ftonden, derwyzen bitter te maaken! —<br />
en verwekte in my het - denkbeeld, om uic<br />
pligt te doen , wat ik uit liefde niet vermogt.<br />
Nooit hebben myne Ouders my een kwaad<br />
woord gegeeven. Nimmer waren zy myne<br />
neigingen tegen geweest. Zy poogden myne<br />
rerbindtenis met Ferdinand te bevorderen,<br />
A x Mya
( 4 )<br />
Myn geluk was het hunne, en nu, —«-*<br />
daar het hartfeer hen verteerde, zou ik hefl<br />
met ondankbaarheid beloonen ?<br />
Heden voor agt dagen kwamen wy, vol<br />
gens gewoonte, na de maaltyd, by elkander<br />
om koffie te drinken. Myn Vader rookte zyn<br />
pyp, zonder, (gelyk hy altoos pleeg,) te<br />
fchertfen, en het Gezelfchap te vervrolyken.<br />
Myne Moeder zat, met de zigtbaarfte blyken<br />
op 't veel betekenende gelaat, dat de kommer<br />
haarer ziel reeds een diepen indruk op haar<br />
lighaam gemaakt had. Hasten hield zig bezig<br />
met het Klawier. Er moeften treffende wo<br />
nen uit voordkomen , dewyl hy uitmunten<br />
wilde, en eer hy 't zelf wist, was hy in eene<br />
dier medefleepende treurtooneu vervallen, die<br />
zo fterk op ons Zenuwgeftel werken, en waar<br />
doorwy dikwerf ontwaar worden, wat traanen<br />
tegen dank zyn.<br />
Laat het nu wel zyn, Myn heer Hasten!<br />
zei myn Vader. Gy ziet wel ,dat het niet ge<br />
lukken wil. Of moet ik ook tegen myn wil<br />
weenen ?<br />
Gy zoudt niet gelooven, Louiza ! hoe diep<br />
zulks myne ziel doordrong. In één oogen-<br />
blft', ftond de ganfche reeks van treurige en<br />
on-
C 5 )<br />
ongelukkige dagen voor myn geest, die ik aan<br />
dat kleine Gezelfchap veroorzaakt had, tef-<br />
fens my overtuigd houdende, dat ik die ge-<br />
ne ware, die dit alles veranderen kon, en<br />
voorneemende zulks te doen, het mogt dan<br />
kosten wat het wilde.<br />
Intusfchen ik. zulks dagt, was myn Vader<br />
met den Heer Hasten in een gefprek geraakt,<br />
over de menfehelyke gelukzaligheid. Hasten<br />
beweerde, dat zy in de verbeelding van den<br />
mensch beftond.en het binnen ons bereik wa<br />
re dezelve te verkrygen. Myn Vader gaf hem<br />
gelyk, en voegde er by, dat het ongeluk ins-<br />
gelyks in de verbeelding des menfehen zyn be-<br />
ftaan vond, en het niet moeilyk vallen moest<br />
de onheilen in het tegenövergeftelde te her-<br />
fcheppen , wanneer men flegts heerfchappy<br />
over zynen Geest voerde; terwyl die gene<br />
in den grond gelukkig moest worden, die kragt<br />
genoeg in zig. zelf bezat, om het zig te maa<br />
ken. Dit vermoogen te misbruiken; of tot<br />
een uiterften te dryven, ware Dweepery, dee<br />
ze was het, die den mensch ongelukkig maak<br />
te, en de diepite wortelen fchoot, indien men<br />
ze niet tydig uitroeide.<br />
Ik gevoelde volkomen, dat ik een Dweep-<br />
A 3 fter
( « )<br />
fter was , en om fpoedig my van deeze ge,<br />
vaarlyke geestgefteltenis te ontdaan, viel ik<br />
mynen Vader te voet; bezwoer hem, my alles te<br />
vergeeven,waar door ik hemlyden berokkend<br />
had, en verklaarde hem vrywillig, dat ik ge<br />
reed ware, den Heer Hasten myne hand te<br />
geeven.om langs dien weg het geluk van ons<br />
huis te herftellen.<br />
Nimmer had de blydlchap dat toppunt in<br />
ons huis beklommen, fchoon zy er anders zig<br />
zeer wel vinden liet. Uwe Henriette alleen<br />
kon zig niet van harte verheugen. De daad<br />
zelve fchitterde wel in myne oogen, doch<br />
de opoffering, die dezelve my kosten moest,<br />
drukte als lood op myn hart.<br />
De dag onzer Egtverbintenis werd op gifte<br />
ren vast gefteld. Ons Huuwlyk is op den<br />
zei ven , tot groot genoegen van alle belang<br />
hebbenden , voltrokken , en ook ik heb er<br />
my zelf ruftiger by bevonden, dan ik gedagt<br />
had.<br />
Hoe ik met den Heer Hasten fta, en welke<br />
affpraak ik met hem gemaakt hebbe, zult gy<br />
op morgen te weeten komen, want heden<br />
moet ik nog aan Ferdinand ichryven. Ik zal<br />
uwer niet vergeeten, beste Loaiza! Ik zal<br />
hem
7 )<br />
hem bidden, om «het edelfte, het deugdzaam-<br />
fte Meisje, door zyne bezitting gelukkig te<br />
maaken, en fpoedig hoop ik berigt van u te<br />
erlangen, dat gy het waarlyk geworden zyt.<br />
Ik ben zo, als wy weleer elkander omhelsden,<br />
Uwe, enz.<br />
HENRIETTE HASTEN.<br />
T W E E D E B R I E F .<br />
Mevrouw Hast.n aan Ferdinand.<br />
"Wanneer deeze letteren u verfchrikken ,—<br />
wanneer gy myn befluit uit een ander gezigt-<br />
punt befchouwt, dan uit dat myner kinderly.<br />
ke verpligting, —- dan maakt gy my de on-<br />
gelukkigfte Vrouw van de geheele waereld.<br />
Ik heb Hasten myne hand gegeeven, en my<br />
zelve daardoor voor eeuwig de aanfpraak op<br />
de uwe ontzegd! — voor eeuwig, zeg ik, —<br />
neen! myn Ferdinand! — flegts voor dit kort-<br />
ftondige leeven. - Ook heeft myn hart geen<br />
deel aan deeze gift. Ik blyf de uwe, myn<br />
A 4 Bes-
( 8 3<br />
Befte! en gy weet, dat ik de uwe blyf, dat my<br />
ne geheele ziel u aankleeft, en dat ik hem<br />
flegts myn Gemaal, niet myn Geliefde<br />
noeme.<br />
Even als voortyds, toen de dagen der fchoon-<br />
fte hoop nog voor my ftonden,die ons de ge-<br />
lukkigfte faamenleeving voorfpelden , even zo<br />
ftaan die zelfde dagen nog voor my, — flegts<br />
in een verwyderd verfchiet, flegts aan<br />
gene zyde van het graf, waar verbintenis-<br />
fen noch befluiten beletzelen der gelukzalig<br />
heid zyn.<br />
Myn Man, geenzins myn Geliefde', (ge<br />
loof my hierin Ferdinand! by al wat heilig<br />
is, ) heeft my beloofd , de verkeering met n<br />
niet te zullen verhinderen: derhalven fchryf<br />
ik vry aan u, en gy kunt my vrylyk antwoor<br />
den. De verééniging onzer zielen zal niet op<br />
houden, en indien myn Man zo edeldenkende<br />
blyft, als hy heden is, zal hy er zelf vermaak<br />
in hebben; want onze liefde was altoos zo<br />
zuiver! altoos hartewerk! altoos de voorfmaak<br />
der verhevenfte zaligheid.<br />
Met ongeduld verwagt ik uw antwoord;<br />
verwagt ik dat gy te vreeden zult weezen, dat<br />
fls myne Ouders de rust bezorgd, en mynen<br />
pligt
C 9 )<br />
pligt vervuld heb. Verder heb ik mets anders<br />
, op deeze waereld te dugten. Nog eens, Fer<br />
dinand! Louiza bemint u! Gy kunt haar Ge<br />
lukkig maaken! Gy zyt er zekerlyk toe ver-<br />
pligt. Geef haar uwe hand ! Geef haar ook<br />
een deel van uw hart; laat flegts een gedeelte<br />
aan haar overig, welker ganfche hart gy be-<br />
zit !<br />
Ik ben enz.<br />
HENRIETTE.<br />
P. S. Aan u zal ik nooit den Naam onder,<br />
fchryven, die ik om uwen wi! eens weder ver<br />
loochenen moet, niet moet, - neen! -<br />
wil.<br />
D E R D E B R I E F .<br />
De Heer Hasten aan Ferdinand Wahler.<br />
Ik ken , wel is waar', u niet in perzoon, Myn-<br />
heer! doch de affchildering; die myne tegen,<br />
woordige Egtgenoote, uwe voormaaiige Hen-<br />
b<br />
'<br />
A 5 ri.
( io )<br />
riette, my van u geeft, vertoont u als een<br />
edel, rechtfehapen Man; en het is in die be<br />
trekking, dat ik het waage aan u te fchryven.<br />
Gy kunt ligtlyk begrypen, dat ik geen ver-<br />
gifFenis verzoeke, daarvoor dat ik u een Meis<br />
je ontroofde, '£ welk gy niet bezitten kost:<br />
Dergelyke befchikkingen van het Noodlot zyn<br />
w y Mannen daaglyks onderworpen. Wy fpree--<br />
ken hier van geheel iets anders, en wel be-<br />
paaldlyk van den indruk,die gy,als Minnaar,<br />
op myne Vrouw gemaakt hebt. Deeze was u,<br />
toen gy nog naar haare bezitting dingen mogt,<br />
zeer voordeelig, en berokkende my byna on-<br />
överkomelyke hindernisfen. Loosheid en list<br />
moeiten de voorrechten verdringen, diegyuit-<br />
of inwendig bezat. Maar nu heb ik overwon-<br />
nen. Door onlosmaaklyke banden is zy de my<br />
ne; en heden kan de indruk, dien gy op haar<br />
gemaakt hebt, u geen voordeel meer ver-<br />
fchaffen. „<br />
Ik verönderftel ,myne Gade als Man zo ge<br />
lukkig te zullen maaken, als gy als Minnaar<br />
haar zoudt hebben kunnen doen.alleenlyk wordt<br />
daartoe verëischt, dat ik, in dit geval, alle<br />
ftruikelfteeiien opruime , die my in den weg<br />
zyn geworpen, en dat is, de verdere kennis<br />
hou-<br />
/
houding myner Vrouw met u. In 't zelfde tyd-<br />
ftip, waarin ik de loosheid te hulp riep, ten<br />
einde over u te zegepraalen , beloofde ik haar,<br />
de kennishouding en briefwisfeling met u te<br />
znllen dulden. Ik kan deeze belofte niet in^<br />
trekken , maar ik verzoek u, als een Man van<br />
eere, u niet in de zaaken van Man en Vrouw<br />
tefteeken, om aldus door flilzwygen en ver-<br />
wydering, myne Vrouw zelf alle gedagten op<br />
verdere Zielefymphatie te beneemen.<br />
Ik geloof dat gy, met my, zult voelen, dat<br />
de Liefde flegts het loofwerk van hetHuuwlyk<br />
is. De ondervinding heeft maar al te zeer ge<br />
leerd, dat Huuwlyken, enkel en alleen door<br />
-de Liefde geflooten, binnenweinigjaaren.de<br />
ongelukkigften worden.<br />
Ik verwagt myn verzoek vervuld te zien ,<br />
en ben, tot alle tcgendienften bereidvaardig,<br />
enz,<br />
HASTEN.<br />
VIER-
( 12 )<br />
V I E R D E B R I E F .<br />
Ferdinand Wahler aan den Advokaat Stokherg,<br />
Cjry befchouwt het dan thans als eene on-<br />
mooglykheid , het Testament van myn Oom<br />
te vernietigen, en my zynen natuurlyken Erf<br />
genaam te maaken, thans zeg ik, na dat wy<br />
er twee jaaren over geprocedeerd hebben? De<br />
Hemel zy geloofd, dat gy eindlyk uwe onge<br />
lovigheid hebt afgelegd. Ik voorfpelde u<br />
zulks wel voor twee jaaren; doch uwe en-<br />
thufiastifchen yver voor my, vervoerde u der-<br />
wyzen, dat gy my eerst nog eenige honderden<br />
uit de beurs gejaagd hebt, waarvan gy waar-<br />
lyk geen vrugt hadt, alhoewel zy echter pour<br />
la bonns louche zyn bedeed geworden, en<br />
gy wist, hoe ongaarne ik myn beurs voor<br />
Rechters en derzelver aanhang ontfluite! i<br />
Maar misfehien zoudt gy deeze gezegden<br />
wel voor ernst opvatten, neen', myn lie<br />
ve Stokberg l Ik fcherts er flegts mede. Alles<br />
wat gy deedt,decdt gy uit edele vriendfehap<br />
ly-
tui<br />
lyke oogmerken, zyn deeze u mislukt,<br />
dat was uwe fchuld niet.<br />
Gy vertoont u zekerlyk niet in het beste<br />
licht, wanneer gy my voorflaat, om Louiza<br />
te necmen, ten einde langs dien weg myn goed<br />
te behouden. Gy weet, wat Vyand ik van alle<br />
baatzugtige Egtverbindtenisfen ben , en' nu<br />
zou ik er zelf een aangaan ? Reeds daarom<br />
is Louiza haatlyk in myne oogen, vermits zy<br />
aanfpraak op myn goed heeft; en ik zou haar<br />
niet neemen, offchoon zy meer dan een Engel<br />
ware (<br />
Behalven dat, gy weet, dat ik bemin, en<br />
een fchepzel bemin, die de myne werd, zelf<br />
toen ik niets had, en wier Ouders haar my<br />
zouden gegeeven hebben, indien myne vrien<br />
den geene magt over my gehad hadden.<br />
Thans is die magt ten einde; ik fnel naar<br />
myne Henriette, en zal het Meisje niet arm<br />
voorkomen.<br />
Ja! myn lieve Vriend! de Hemel heeft ifl<br />
myne billyke zaak voorzien. Ik heb een dub<br />
bel geluk gehad, terwyl ik v rywillig van myn<br />
goed afftond! Ik heb het Profesforaat,met de<br />
voordeden daar aan verknogt, ingevolge myn<br />
verzoek, verkreegen, en agtduizend Daalders<br />
uiï
( 14)<br />
hit de Lotery getrokken. Beiden deeze<br />
Nieuwstydingen ontving ik op eenen dag.<br />
Myn eenigfte woord was, toen ik ze hoorde :<br />
Henriette! — Want flegts aan haar dagt ik,<br />
en niet anders dan met haar, wil ik dit geluk<br />
genieten.<br />
En wat ontbreekt my nu, lieve Stokberg?<br />
tyk ben ik niet, zo als ik anders zyn zou:-<br />
maar ik heb genoeg, en, met Henriette,meer<br />
dan die veertigduizend Daalders, die ik be<br />
zitten moest. Louiza heeft heden myn afltand<br />
en votmagt bekomen,om alles te kunnen ont<br />
vangen.<br />
En derhalven, befte Stokberg! laat nu die<br />
zaak zyn beflag hebben! Zend my de reke<br />
ning der gemaakte Onkosten ; en verwagt.<br />
voor uwe moeiten de leevendigfte erkentenis,<br />
van uwen<br />
FERDINAND-<br />
VYF-
C is)<br />
V Y F D E B R I E F ,<br />
De AdvekaaX Wurm aan Louiza ÏVedemeijer.<br />
13y deezen, Mcjufvröuw! bekomt'gy het be-<br />
i'igt van uw gewonnen Proces. Uw tegcnpar-<br />
ty is ook volkomen uit het Veld geflagen,en<br />
zal niet verder appelleeren. De Uitfpraak is<br />
nu gcrcchtelyk;het Testament onverbreeklyk,<br />
en de Erfnis de uwe, zo dra hy uwe hand<br />
weigert, en natuurlyk de uwe, by aldien hy<br />
dezelve aanvaart.<br />
Hoe bezwaarlyk viel het my , dit Pleitge<br />
ding te winnen ! - Moet ik u alles zeggen? -<br />
Moet gy weeten, wat myn hart voor u ge<br />
voelt? Had myn Geweeten en uw geluk.<br />
het veroorloofd, gaarne zou ik dit Pro<br />
ces verlooreu hebben! Het te winnen is<br />
niet anders, dan my zelf van alle hoop en<br />
gelukzaligheid te berooven , en my zelf te wy-<br />
ten te hebben, dat gy de myne niet wordt.<br />
Doch , nimmer gaaftgymy de minite hoop! -<br />
Vergeef my derhalven dit zonderling ge-<br />
£hap!
( 16 )<br />
f n a p! Nog meer, ik weet dat gy Ferdinand<br />
bemint, indien derhalven myn yver iets<br />
aan uw geluk toebrengt, engy dezyne wordt,<br />
denk dan zomWylen , met deelneeming, aan<br />
uwen Hoogachter,<br />
WURM.<br />
Z E S D E B R I E F .<br />
Profejfor Wahler aan den Advokaat Stokberg.<br />
By aldien er een Duivel is, dan moet het<br />
hem een ftreelend vermaak weezen, wanneer<br />
hy een mensch, ten toppunt der aardfche ge<br />
lukzaligheid verheven , op eenmaal in den<br />
diepften afgrond der Ellenden ziet nederftor-<br />
ten! Lees deeze twee Brieven, Stokberg! en<br />
• oordeel over myne aandoeningen !<br />
Voorneemens zynde,. en heen willende fnel-<br />
len, om myn geluk in de armen te vliegen,<br />
valt het verfchriklykst Onheil my op de borst!<br />
.Niet genoeg, dat ik eene Minnares verlieze,<br />
die de bron myns leevens is, moet ik my nog<br />
de
( 17 )<br />
de befpöttingen getrooften van den Onverlaat,<br />
die ze valscbaartig my ontfutzelde.<br />
Het Meisje kan ik niet verdacht houden": Zy<br />
heeft my dikwils van Hasten, en nog menig-<br />
vuldiger maaien van de treurigheid haarer Ou<br />
ders gefchreeven, en ik wenschte, wenschte<br />
aanhoudende, dat zy flegts ja wilde zeggen;<br />
gebieden wilde ik het haar echter niet. Zy<br />
bleef toch het Meisje van myn hart, en ik<br />
kon zinneloos om haar geworden zyn, byal-<br />
dien ik er niet te bedaard toe geweest ware,<br />
Zonder het my toegevoegd geluk had ik<br />
nooit het denkbeeld, om haar te neemen,<br />
gekoefterd. Doch wat baat my nu dit geluk?<br />
Kon het Noodlot my zulks niet vier weeken<br />
* vroeger bezorgd hebben ! dan, dan ware<br />
zy de myne, dan ware myn leeven maar eene<br />
geheele wellust geweest! Doch meer dan dit<br />
verlies; (want dat heb ik my reeds eeniger<br />
maaten getroost,) is my de handelwyze van<br />
haar Man: ook niet geheel om my zelfs<br />
wil. Ik heb met behulp der Wysgeerte,<br />
my daarin overwonnen, en als derzei ver Lee-<br />
raar was ik verpligt zulks te doen. Ik heb den<br />
Man geantwoord , zo als by verdiende. Ik ver<br />
acht hem van ganfcher harte. Hy ware de<br />
B min-
( 18 )<br />
minfte opwelling myner gramfchap «iet waardig<br />
, zo hy de Man van myne Henriette niet<br />
was.<br />
Doch om haarenwil is zyn gedrag my on<br />
aangenaam : ten minften wenschte ik de VrouW<br />
van myn hart een vreedzaamer lot, en zulks<br />
heeft zy nu niet te verwachten, o Kon ik haar<br />
genoegzaam geduld in al het lyden verfchaf-<br />
fen; dat haar reeds treft, of nog voor de deut<br />
ftaat'. maar, helaas 1 dit lyden moet ik zelf nog<br />
vermeerderen. Als een Man van eere moet<br />
ik aan zyn verzoek voldoen,en het haare on<br />
vervuld laaten. Ik kan haar niet fchryven^<br />
zonder haar,aan den eenen kant, eene fcham-<br />
pere bejegening van haar Man op den hals<br />
te laaden, en aan den anderen kant myn pligt<br />
te krenken.<br />
Aldus, myn Vriend! zyn alle myneheerly-<br />
ke uitzigten, alle myne vermaaken verdweenen!<br />
dus ben ik verfteeken geworden van de be-<br />
ftemming, om tot de zaligfte der ftervelingen<br />
te behooren! Ik verbeelde my fterk genoeg<br />
te zyn, dit alles te draagen, doch mis-<br />
fchien is het ook maar verbeelding! Veelligt<br />
is dit de eerfte werking der bitterheid van<br />
ziele over haar verlies.<br />
Hen-
(19)<br />
Henriette fchryft my ook, dat ik Louiza<br />
neemen zou: maar deeze Triumf zal Louiza<br />
nimmer genieten,- en om ten zekerfte te<br />
te verhoeden, dat men my niet verrasfche en<br />
van befluit veranderen doe , ga ik morgen<br />
naar W*** waar ik een Meis;e gezien heb,<br />
waarvan men my veel goeds gezegd heeft. -<br />
Zy is arm, doch des te beter voor my. Moog-<br />
lyk ontvangt gy overmorgen de tyding, dat<br />
IK gehuuwd ben , met eene Vrouw, die ik<br />
flegts éénmaal gezien heb.<br />
Ik ben enz.<br />
WAHLER.<br />
ZEVENDE BRIEF.<br />
Profejjor Wahler aon den Heer Hasten.<br />
weinig als ik uwe Helling, waarmede<br />
gyuwenonbefchaamden brief befluit, goed kan<br />
heeten, zo zeer veracht ik den Man, die ze<br />
aanvoert,- maar dat gy ze aanvoert, geeft »<br />
daarom het recht niet, om met een Man te<br />
«potten, dien gy, (waarom zou ik zulks ver-<br />
B 2<br />
hee-
heelen?) ongelukkig hebt gemaakt, door héni<br />
te berooven. Waart gy eenige dagen laatei*<br />
gekomen, gy waart den gelukkigen Man niet<br />
geworden. Ik was reeds op weg, met ecil<br />
maatig geluk, groot genoeg om myne Henriet<br />
te gelukkig te maaken. Heden ben ik arm, —<br />
en gy in het bezit van een fchat, die my al<br />
leen verryken kon; van een fchat, Myn-<br />
heer! welken gy niet verdient. Daar ik zulks<br />
gevoele, daar ik er vastlyk van overtuigd<br />
ben, dewylgy reeds in de eerfte dagen, den<br />
Tyran over haar fpeelen wilt, kunt gy ligt-<br />
lyk denken, dat ik geen blad papier om uwen<br />
wil verkwiften zou, deed ik het niet ter lief<br />
de van het Onderwerp, dat deeze briefwisfe-<br />
ling veroorzaakt,<br />
U zal ik niet laftig vallen. De Man, die<br />
zig verlaagen kan , om den Minnaar zyner<br />
Vrouw te verzoeken, dat hy zig verwydere,<br />
is veel te armhartig, dan dat men geen mede-<br />
lyden met hem zou hebben. Ik, Mynheer!<br />
zou geen Egtgenoote begeeren , byaldien ik<br />
haar bewaaken moest, al droeg zy Kroon en<br />
Schepter. Ik ben ook te zeer een Man van<br />
eere, om het geluk van een Meisje te ver-<br />
ftooren, dat ik weleer beminde, en welker ge<br />
heel
C 21 )<br />
heel toekomftig geluk, helaas! beftaat in d«<br />
erbarmlyke liefde van een nog erbar.nelyker<br />
Man.<br />
Ik heb echter nog een Recht op Henriette,-<br />
en dat is het Recht der Menschheid.' , dat<br />
Recht zal geenzins zwygen.zo dra gyhaar on-<br />
gelyk aandoet. Dit zeg ik u, en waarfchouw<br />
u deswegens. Ik zal gewiflyk uwe fchreden<br />
gadeflaan! Ik zal, tot in de verborgenile fchuil-<br />
hoeken toe, uwe handelwyze met Henriette<br />
opfpeuren, en wee uwer, wanneer gy haar'te<br />
veel doet lyden! Gy moet heden, met geweld,<br />
een goed Man worden, en zulks zult gy den<br />
Minnaar te danken hebben, dien gy te ver-<br />
wyderen poogdet. Indien gy nog een greintje<br />
menschlykheid bezit, zeg dan aan uwe Vrouw,<br />
dat gy my het fchryven aan haar verboden<br />
hebt, ten einde zy my voor geen fchurk hou-<br />
de, zo'als gy er een zyt.<br />
ü<br />
FERDINAND.<br />
3 AGT-
C 22 )<br />
A G T S T E B R I E F .<br />
Profesfor Wahkr aan den Advokaat Stokberg.<br />
Ik fchreef u in myn laatften , dat gy moog-<br />
lyk heden de tyding zoudt ontvangen, dat ik<br />
gehuuwd ware; — en met deezen brief wordt<br />
u die tyding gezonden.<br />
Naauwlyks had ik myn voorgaanden afge<br />
vaardigd , of ik zettede my op het Rytuig en<br />
reed naar W * * *.<br />
Maar alvoorens moet gy eenige der Om-<br />
flandigheeden weeten, waarom deeze reis ge-<br />
fchiedde.<br />
Toen ik my, agt dagen geleeden, by uwen<br />
Broeder te W*** ophield, zagen wy tegen<br />
ons over, by eene Galanteriekraamfter, een<br />
jong fchoon Meisje. Myn lugthartige Vriend<br />
kon niet naarlaaten, met my daarover te fchert-<br />
fen, cn bepraatte my eindlyk, om derwaards<br />
te gaan, sn er iets te koopen.<br />
Hoe meer ik het Meisje naderde, hoe be-<br />
langrykcr haar gelaat my werd: Zy had, zo<br />
't my voorkwam, in haare houding iets lyde-<br />
lyks,
( 13 )<br />
lyks, dat my trof. Uw Broeder wilde met<br />
haar (loeien, doch zy hield zig achter 's hands,<br />
en vond weldra een voorwendzel om heen te<br />
gaan.<br />
Uw Broeder vroeg, taamlyk dubbelzinnig,<br />
aaa de Modekraamiter, waar zy deeze Waar<br />
had opgedaan, en of zy die van Berlin had<br />
doen komen,<br />
Daar nu deeze Vrouw ter goeder faam ftaaf,<br />
nam zy deeze vraag zeer euvel op , en uw<br />
Broeder had zeer veel werk, om haar te vre-<br />
den te ifellen, en haar te beweegen, dat zy<br />
ons iets wegens het Meisje verhaalde.<br />
Zy was met een klein pakje herwaard geko<br />
men, en had haar haaren dienst aangebooden.<br />
Deeze Vrouw hield haar, in den beginne,ver<br />
dacht, en daarom had zy haar op allerlei wyzen<br />
beproefd,doch beftendig was zy daarby geblee-<br />
ven, dat zy een Wees war'e, door een Land<br />
prediker in huis genomen. Haar Gevader en<br />
Gemoeder waren zeer arm, en na eenige fchul-<br />
den gemaakt te hebben, geftorven. Na der<br />
zei ver dood had men alles weg genomen,<br />
en haar met haar Pakje uit het huis geftoo-<br />
ten, en zy was alhier gekomen, om werk of<br />
wel een dienst te zoeken.<br />
B 4 Toen
Toen het Meisje weder binnen kwam,<br />
fcheen zy geweend te hebben. Ik ging naar<br />
haar toe, en zei, dat haare ongelukkige Ge-<br />
fchiedenis my bekend was, en verzogt haar,<br />
om het verhaal van eenige nadere byzonder-<br />
heeden. Zy bewilligde in myn verzoek, en<br />
Voldeed er aan, met zo veel vrymoedigheid,<br />
bevalligheid en bewys van gezond verftand,<br />
dat ik haar hartlyk geluk wenschte met de<br />
Gaaven , die de Natuur haar gefchonken had;<br />
teffens haar verzekerende, dat het, met dee-<br />
ze voorrechten,haar aan geen geluk kon ont-<br />
breeken.<br />
Zy nam dit even befcheidenlyk aan, en op<br />
de vraag: Of zy zig wel in den dienst van een<br />
Heer verbinden wilde, wanneer zy teffens als<br />
Huishoudfter wierd aangemerkt, antwoordde<br />
zy my, dat, hoe waardig haar de Vryheid ook<br />
ware, zy echter zig niet tot zulk een geluk<br />
bevoegd rekende: Ik vroeg haar verder, of<br />
ik haar met eenigen onderftand in geld gerie<br />
ven kon ? Waarop zy tot befcheid gaf, dat zy<br />
veel te ftiptlyk op de eere gefield was, dan<br />
dat zy een Gefchenk kon aanneemen; dat flegts<br />
iets zodanig in haare handen te zien, aanlei<br />
ding tot verdenking zou kunnen geeven.<br />
V-er-
( 25 )<br />
Vermits ik te rug reisde, verliet ik haar<br />
met het vafte voornoemen , om ze by Hen,<br />
nette in dienst te brengen. Ik kende Vader,<br />
Moeder en Meisje te wel, 0m niet volkomen<br />
zeker van myn zaak te weezen. Nu<br />
keerde het blad om. Ik kwam weder hier. Ik<br />
maakte uw Broeder myn befluit bekend. Hy<br />
prees het; doch het geen meer was dan dat<br />
en waarvoor ik hem niet genoeg danken kan,<br />
hy bood zig aan, allebezwaarnisfen volkomen<br />
uit den weg te ruimen , en in perzoon narigt<br />
van de waarheid des verhaals van het Meisje<br />
te gaan inwinnen. Hy fprong met een te paard;<br />
was gisteren avond reeds weder te rug van het<br />
Dorp,dat omtrent twee uuren van Berlin ligt,<br />
en bragt my de geloofwaardigfte bewyzen der<br />
waarheid mede.<br />
Inmiddels was het reeds zo verre met my<br />
gekomen, dat wanneer hy ze niet gebragt had<br />
ik er door in de grootfte verleegenheid van-de<br />
waereld zou geraakt zyn ; — niet dat ik het<br />
Meisje beminde, maar ik had haar reeds myn<br />
geheelen toeftand ontdekt; haar gezegd, dat ik<br />
huuwelyken moest; haar beleeden, dat ik geen<br />
de minfte tederheid voor haar voeden kon<br />
die zy evenwel recht had te kunnen vorderen';<br />
B<br />
S dat
( 26 )<br />
dat zy echter daarop rekenen kon, dat ik een<br />
hoogachtend Egtgenoot, en een teder vriend<br />
voor haar zou weezen.<br />
Het goede Schepzeltje bewilligde er in,<br />
om haar Noodlot met het myne te verééni-<br />
gen. Zy had veel treffends gezegd , en veel<br />
deelneeming betoond in myn ongeluk; en<br />
haare hartlyke belofte, om my myn lyden zo<br />
draaglyk te maaken, als mooglyk was, ftrek,<br />
te my ten bewys, dat ik tot Gezelfchap en<br />
Vriendin niemand beter zou hebben kunnen<br />
verkiezen.<br />
Uw Broeder was ruim zo blyde als ik, en<br />
de Modekraamfter, die de befte ziel onder al<br />
le baars gelyken bezat, was opgetoogen van<br />
vreugd, toen zy het Geluk van haare kwee-<br />
keling vernam. Ik liet met een alles tot den<br />
trouw in gereedheid brengen.<br />
Maria was de eenigfte, die na de voltrek<br />
king van ons Huuwlyk ftil en fomber werd.<br />
In den eerften bevreemde my zulks, en ik<br />
verbeeldde my, dat zy welligt berouw van den<br />
overylden ftap mogt hebben, vermits ik buiten<br />
ftaat ware, haar alles te geeven, waarop zy aan-<br />
fpraak had, en myn pligt vorderde. Ik ging<br />
tot haar om haar daadlyk myne gedachten te<br />
zeg-
C 27 )<br />
zeggen; want ik wil d e zo oprecht met haar te<br />
werk gaan, als mooglyk w a s.<br />
Spoedig evenwel riep z y m y l j i £ m y n e d o Q<br />
hng te rug: Want naauwlyks had ik haar my<br />
ne vrees te kennen gegceven, of zy antwoord<br />
de my, met de lieftalligheid van een Engel-<br />
Nooit, myn Vriend! zal myn befluit my be<br />
rouwen. Gy denkt te edel, dan dat ik niet<br />
gelukkig met u moet zyn. Myne afgetrokken-<br />
hetd kwam alleen daarvan daan, dat ik tus-<br />
fchen beiden fïa en niet weet, of het On-c-<br />
luk van myne Gemocdcr verlooren te hebben<br />
grooter zy dan het geluk, v a n d a t v e r l i e s k!<br />
lyk m uw bezit vergoed t e vinden.<br />
Kon zy my wel iets vleienders zeggen? en<br />
het kwam zo gansch en al uit haar hart! het<br />
werd zo geheel zonder gemaaktheid uitgefpro-<br />
Kcn.! Waarlyk, myn Vriend! had rayne Hen-<br />
nette niet zulk een diepen indruk op m ym<br />
ziel gemaakt; zweefde zy „iet altoos voor<br />
T 6<br />
klonk haare Item niet<br />
telkens door myneooren; zag ik niet fteeds<br />
den vnendlyken aanblik h a a r e r f p r e e k e n d e<br />
oogen , i k z o u M 5 r i a k u n n e n b e a i B m t i<br />
Doch als Egtgenoote zal zy my altoos dier-<br />
baar weezen. ik „eem haar morgen mede naar<br />
de
( 28 )<br />
de Stad, en hoop aldaar ten minften een ge-<br />
tiist leeven te leiden, zo ik er geen gelukkig<br />
genieten kan.<br />
Ik ben, enz.<br />
FERDINAND.<br />
N E G E N D E B R I E F .<br />
De Heer Hasten aan den Heer van Feit.<br />
\V aarom laat gy ons niets van u hooren,<br />
luie Reiziger? Gy blyft dan nog altoos de<br />
oude liederlyke' Fett ! De Duivel weet hoe<br />
het bykomt, dat gy Edelluiden het altoos be<br />
ter kunt uithouden dan wy. Doch gy zit<br />
tot over de ooren in het geld, en hebt geene<br />
zorgen; tcrwyl wy moeten zugten en zwee-<br />
ten, om de onkosten tot onze Menus plaifirs<br />
te vinden.<br />
Maar ik moet u iets nieuws mededeelen , dat<br />
O geheel buiten postuur zal brengen: ik heb<br />
den eenzaaraen ftand vaarwel gezegd, en my<br />
jn het groote Gilde begeevcn. Gy kunt den*<br />
ken,
C *9 )<br />
fcen, dat ik my geen wisfewasje heb opgezogt.<br />
Ik heb daarenboven het vermaak gehad, om<br />
een geleerd Zaletjonkertje uit den Zadel te<br />
ligten, die er al vry vast in gezeten was,<br />
Geloof vrylyk, myri Hartlap ! dat ik my zo<br />
niet vernederd zou hebben,indien het Meisje<br />
gemaklyker te verkrygen geweest ware, om<br />
haar te huuwlyken. Doch dit was niet alleen<br />
volftrekt onmooglyk, maar geduurende twee<br />
jaaren, heb ik my zelf in geheel andere vou<br />
wen moeten zetten, o Gy moest my eens in<br />
die ernflige en zedige houdingen, die ik aan<br />
nam , gezien! Gy moest de Predikatiën eens<br />
gehoord hebben , waarmede ik myn Meisje<br />
haar Beminde vau't hart troonde, en haar tot<br />
my te trekken wist! Hadt gy my, zedig mensch,<br />
eens in het Gezelfchap der ouden van dagen<br />
aanfchouwd, die ik voorgenomen' had den<br />
baard te zalven,'gy ZOudt u halfdood gelac-<br />
chen hebben; maar ik was ook tot Ito-<br />
vens toe verliefd. Nu zy de myne is.fchfkt<br />
zig dat alles, en zo dra is zy niet voor den<br />
geleerden Stokvisch in zekerheid , of ik foei<br />
naar Berlin, en dwaale als Blancheville, we<br />
der met u om.<br />
Wat voert de kleine Maria toch uit? fchryf<br />
my
(3)<br />
my toch wat van uw Nieuws, want ik zal<br />
my zelf vervloekt verveelen, wanneer ik nog<br />
meer tegenzin in myn Wyf kryge.<br />
Ik ben, enz.<br />
BLANCHEVILLE.<br />
' , — ^<br />
T I E N D E B R I E F .<br />
Louiza Wedemeïer aan Henriette Hasten.<br />
Ik heb, traanen van blydfchap Hortende, u-<br />
wen brief gekuscht, want na eene zo lan<br />
ge fcheiding u wederom de myne te mogen<br />
noemen , was my een onverwacht geluk.<br />
Niet uit hoofde myner geneegenheid tot<br />
Ferdinand, neen! maar uit louter vergenoe<br />
gen, liep ik daadiyk tot myn Vader, en ver<br />
haalde hem, dat gy gehuuwd waart, hem tef<br />
fens vryheid verzoekende, om u te mogen ant<br />
woorden.<br />
Gy weet, wie hy is, wanneer hy zyn zin<br />
heeft. Hy geloofde alle hinderpaalen, betrek-<br />
lyk myn Huuwiyk met Ferdinand, nu uit den<br />
weg
C 3i )<br />
vreg geruimd te weezen;drukte my in zyn ar-<br />
men; noemde my zyn lieve Dogter, en zei,<br />
dat ik alles kon doen, wat ik begeerde.<br />
Hy maakte my zekerlyk in dat punt gelukt<br />
kig, waarin ik het alleen zyn zal, een<br />
Vriendin weder te krygen, die ik voor verlooren<br />
rekende.<br />
Ferdinand, myn Waardfte ! Ferdinand is in<br />
dat opzigt voor my, 't geen by voor u is. Hy<br />
is gehuuwd ! Wanneer gy zulks nog niet weet,<br />
dan zult gy my, in den eerften opflag, even<br />
zo weinig gelooven , als ik myn Vader geloof<br />
de , toen hy my aankondigde, dat het Erfdeel<br />
van Ferdinand hem reeds geheel geleeverd<br />
ware.<br />
Ik ftond (lom en verzufd voor hem. Ik kon<br />
my geen begrip vormen, hoe hy u zo fchie-<br />
lyk vergeeten kon;- ik moest hem echter we<br />
der ontfchuldigen. DeAdvokaat Wurm heeft<br />
my de zaak opgehelderd. Hy is enkel gehuuw-<br />
lykt, om nooit in de verzoeking te komen,<br />
van aan my te denken.<br />
Is dit niet vernederend voor my, befte Hen<br />
riette ? o Ik heb de ganschlyke diepte ge<br />
voeld , in welken ik verzonken ben, hoe loos<br />
myn Vriend Wurm het ook voor my heeft<br />
poo-
( 32 )<br />
poogen te verbloemen, dat ik de beleedigde<br />
ware, er by voegende, dat hy het Ferdinand<br />
nimmer vergeeven kon, van myne hand te hebben<br />
afgeflagen.<br />
Necu '. Jetc hy heeft reien my te haateri ,<br />
die op den roof van zyn Erfdeel uitging. Dik-<br />
wils heb ik hem verzekerd, dat ik, wat my<br />
betrof, van alle aanfpraak op zyn geld afzag,<br />
doch telkens bleek, uit zyn gedrag, dat hy<br />
myniet geloofde,en myne verzekering voor<br />
veinzery hield. En daar ik hem nimmer in<br />
een beter licht kon voorkomen, vermits hy<br />
m y altoos als de verftoorfter en de hinder<br />
paal van zyrie liefde te uwaards moest befchou-<br />
wen kan ik hem niet ten kwade duiden, dat<br />
hy my haat. Hy wist niet, hoe onuitfpreek-<br />
lyk lief ik hem had; en hy weet nog met<br />
dat ik onbaatzugtlg ware; dat ik al het geld<br />
voor zyn Perzoon zou gegeeven hebben . en<br />
hy zal nooit weeten, dat ik om zynen wil voor<br />
altoos ongelukkig worde.<br />
Myn Vader kwam en vond my weenende aan<br />
myn fchryftafeltje. Hy vroeg, waarom ik<br />
weende? Ik beminde Ferdinand! antwoordde<br />
ik,
C 33 )<br />
ik, ik bemin hem nog; en, - myn Vader!hy<br />
wordt de mynen niet!<br />
Hyfloegzyne oogen voor zig neder; voor<br />
de eerstemaal zag ik dezelven met traanen;<br />
voor de eerftemaal zei hy zagtlyk tot my :<br />
wees getrooft, myn Dogter! de tyd zal alles<br />
te recht brengen. Gy zult evenwel nog geluk<br />
kig worden.<br />
Ik gevoelde, dat zulks nimmer waar kon<br />
worden; deeze ongewoone handelwyze van<br />
myn Vader echter was my een verzagtende<br />
balzem. Ik ftond op; viel hem om den hals,<br />
en bedankte voor het aandeel , dat hy in<br />
myn hartzeer nam. Hy is hardvogtig en<br />
ruuw; met dat alles kan hy zomwylen wee-<br />
zenlyk ook zagt en goed zyn.<br />
By de herdenking van het eerfte, kan ik<br />
niet afzyn, u eene gefchiedenis te verhaalen,<br />
die zonderling genoeg is, om opmerking te<br />
verdienen.<br />
Toen myn Broeder nog leefde, en op de<br />
hooge fchool was, bragt hy , op eene der<br />
Hoogtyden, eens een zyner Vrienden met zig.<br />
Deeze heette Weiftad. Hyhad wel geen zeer<br />
voordeelig voorkomen, doch bezat de kunst<br />
van zig behaaglyk te maaken, die my alsge-<br />
^ maakt»
( 34 )<br />
naaktheid voorkwam, doch door myn Vader<br />
als ernst werd opgevat. Vermits deeze Jongeling<br />
zig naar alle de kleine gnllighecden<br />
van myn Vader te fchikken wist, begon hy<br />
hem liever te kvygen, dan zyn eigen Zoon.<br />
Hy fcheurfle zig , bittcrlyk wccnendc, van<br />
hem af, en roemde hem by elke voegzaame<br />
geleegenheid, zo lang tot dat de zaak met<br />
Ferdinand op het tapyt kwam, wanneer er niet<br />
verder aan hem gedagt werd. Vier wecken<br />
na dat het gerugt der noodzaaklykc Egtverhindtenis<br />
van Ferdinand metmy verfpreid was,<br />
kwam eensflags de Heer Weiftad weder tot<br />
ons. Ik befpeurde aan myn Vader eene zonderlinge<br />
ontftclrenis ; en alhoewel de Heer<br />
Weiftad hem zeer vriendlyk groetede, werd<br />
hy echter mcrklyk koelder ontvangen, dan ik,<br />
na alles, flater tusfehen hen beiden was voorafgegaan,<br />
verwagten moest. Myn Vader wendde<br />
ook weldra eenige bezigheid voor,en verliet<br />
'ons.<br />
ik geraakte eenigzins in vcTleegenheid ,<br />
toen Weiftad, taamlyk vertrouwd, naar my<br />
toe kwam ,-en my verzekerde, dat hy het voor<br />
#yn grootst geluk hield, my te kennen ; •<br />
en voor fflog grooter hield hy het, my de zync
( 35 ><br />
ne te mogen noemen. Hy hoopte, dat zyne<br />
tedere gevoelens omtrent my, my tot de zuivcrfte<br />
en warmde wederliefde zouden beweegen.<br />
In 't eerst ontbraken my de woorden, want<br />
myne verwondering was ten hoogden top ge-<br />
fteigerd. Vermits ik evenwel verpligt was<br />
hem te antwoorden, zeide ik hem, naauw-<br />
lyks my zelf bewust zynde, dat ik niets in<br />
zyn gelaat bcfpeurde, datfchertfen aanduidde,<br />
en dat ik echter, na alles wat hy my daar ge<br />
zegd had, zeer geneegen was, om zyn voor-<br />
ftcl als fcherts optevatten; dat ik hem vuu-<br />
riglyk bad, niet meer te willen fchertfen met<br />
iets, dat voor my ten hoogften ernftig en aan-<br />
doenlyk was.<br />
Hy verzogt my duizendmaalen, om vergif<br />
fenis. Hy had gehoopt, vervolgde hy, dat<br />
myn Vader myne beftemming my niet verheeld<br />
zou hebben', en hy was des te onvreedener<br />
hierover, om dat deeze omdandigheid, hem<br />
mooglyk in een ongunftig licht by my plaat-<br />
He ; dat hem nieuwen tyd ter opruiming zon<br />
kosten. Ik moest zyn gansch bedryf op myns<br />
Vaders rekening zetten, daar hy klaarlyk be<br />
wees, onfciuildig gedwaald te hebben.<br />
Ca De
C 30 )<br />
De woorden, Vader dwaaling be-<br />
dryf - onfchuldig , ftootte ik taamlyk fpoe-<br />
dig achter elkander uit, en verzogt op 't ern-<br />
ftigst om antwoord, dat ter opheldering van<br />
al die woorden dienen moest.<br />
Ik zou voorzeker, dus fprak hy, op een<br />
toon , die tusl'chen aandoening en tederheid .<br />
in was, den weg om uwer te erlangen, an<br />
ders genomen hebben, by aldien ik niet ver<br />
wagt had, u voorbereid te zullen vinden. Om<br />
uwe begeerte te voldoen en alle misverftand<br />
voortekomen, moet ik u op heden zeggen,<br />
dat gy myne Verloofde zyt, dat gy zulks zyt<br />
met de bewilliging van uw Vader, offchoon<br />
gy er niets van weet. Erinner u dat tydftip,<br />
in 't welk ik , beneffens uw verdorven Broe<br />
der by u was! In dat tydftip was het, dat<br />
ik de plegtigfte belofte van uwen Vader ont<br />
ving, dat, naamlyk, niemand anders dan ik,<br />
zyn Zoon zou worden. En hoe verheugt my<br />
als nog, (in weerwil der ünartlykfte erinne-<br />
ring,) de laatfte uitroep van uwen ftervenden<br />
Broeder, betuigende , dat hy nu des te ge.<br />
trooster de waereld verliet, daar zyne dier-<br />
baare Zuster, het deel van zynen besten<br />
Vriend Itond te worden.<br />
Op
C 37 )<br />
Op dat zelfde oogenblik fchoot my de ont-<br />
fteltenis van myn Vader, by de inkomst van<br />
Weiftad, te binnen: en daar my zyn overyl-<br />
de wyze van belooven bekend was, twyffel-<br />
de ik geen oogenblik aan de waarheid, waar<br />
van ik echter fpoedig nog nader verzekerd<br />
werd.<br />
Iotdsfchen wilde ik, daar het my toch Dim<br />
mer in degedagten kon komen, deezen Man<br />
te beminnen, het eerfte tydftip my ten nutte<br />
maaken , en voerde hem daarom te gemoete:<br />
dat het my leed deed zyn wensch verydeld<br />
te zien. Dat ik wel geene enkele reden kon<br />
aanvoeren om zyn hand afteflaan , indien men<br />
het hart niet in aanmerking name, dat even<br />
wel by zulk eene keus volftrekt in aanmer<br />
king moest komen, doch dat ik niet het ge<br />
ringde woord van myns Vaders belofte ge-<br />
weeten hebbende, ik by gevolg my geene<br />
moeite gegeeven had , om myne geneegenheid<br />
te beperken, derhalven had myn hart reeds<br />
een keus gedaan, en wel mee bewilliging en<br />
goedkeuring van myn Vader, die zulks ze-<br />
kerlyk vergeeten moest hebben , welke keus<br />
my noodzaakte hem te verzoeken, om van<br />
zyn Recht te willen afzien.<br />
' C 3 A f-
( 38 )<br />
Afzien ? riep hy uit, en fcheen zeer ver<br />
schrikt. Hemel! in welk een ongelukkig en<br />
eindloos doolhof heeft uw Vader my gevoerd'.<br />
Hy wekt deeerfte vonk van liefde te uwaards<br />
inmy op; laat my met de plegtigfte verzekerin<br />
gen van myn geluk heenreizen! Ik ga;<br />
zoek my uwer hoe langer hoe waardiger te<br />
maaken; ftel uw beeld my onophoudlyk voor<br />
deoogen; denk, fpreek en droom niet anders<br />
dan van u ! Ik kom weder, en vin-<br />
de my deerlyk bedroogen.<br />
Maar, Mynheej! zei ik , (want de hevigheid<br />
waarmede hy fprak, fcheen my beleedigende<br />
tezyn;) Zo maar zonder eenig voorbeding,<br />
zonder eenig terugzigt op my ; en op myne<br />
toeftemming, my aan u verloofd?<br />
„ Dat my zo zeer verwondert als u, •<br />
„ Hy heeft zulks gedaan, en hier hebt gy het<br />
„ bewys."<br />
Hy haalde een Gefchrift voor den dag , waar<br />
in myn Vader ftellig hem het recht over myn<br />
Perzoon mededeelde. Mooglyk dagt hy my<br />
daarmede in de war te zullen helpen; maar<br />
hoe zeer hy ook in dit oogmerk flaagde.her-<br />
ftelde ik my evenwel, en toonde hem, door<br />
myne daaden, dat ook een Vrouw, by onverwag-
t 39 )<br />
wagte Toevallen, beiaard en itandvaftig kan<br />
weczen.<br />
En wat zult gy, met deeze fchriftlyke Belof<br />
te uitvoeren ? vroeg ik. Zy verbindt den Va<br />
der om u zyn Dogter te geeven; maar ver-<br />
pligt zy ook de Dogter, om den wil haars<br />
Vaders te vervullen ? Is eene overylde be<br />
lofte geene toegeevenhqid van een edelmoe<br />
dig man waardig? en op deezen naam, hoop<br />
ik, dat gy immers aanfpraak zult maaken ?<br />
Gy moet er aanfpraak op maaken , vermits<br />
myn Vader my aan u beloofde , want aan een<br />
onedelmoedig mensch zou hy my niet toege<br />
zegd hebben. Gy zult dus van de Dogter<br />
niet willen afdwingen, 't gene gy vrywillig<br />
van den Vader verkregen hebt: vooral niet,<br />
daar zyne gedagtcn vermocdlyk, uit hoofde<br />
van uw lang ftilzwygen, veranderd zullen<br />
wcezen, en hy niet de Tyran van zyn Dogter<br />
zal begecren te zyn.<br />
„ De Tyran van zyn Dogtcr? — i Lieve<br />
„ God! hoe verncedert ge my ? My te<br />
„ moeten huuwen, is dan tyranny?- Is dan , —<br />
Zo dra, Myn heer! viel ik hem in de reden,,<br />
myn wil er niet mede gepaard gaat, is het zo !<br />
„ Maar my ongelukkig te maaken, is dan<br />
C 4 „ niets ?
( 40)<br />
„ niets ? Gy kunt dan alle myne voor-<br />
„ uitzigten verydeld zien , en onverfchillig<br />
„ blyven; zonder my de minde blyk te<br />
„ geeven, van dat anders'zo zeer bekoorlyk<br />
„ medelyden eener Vrouwe?"<br />
Ik weet in de daad niet, lieve Jet! hoe het<br />
bykwain , maar ik gevoelde weezenlyk geen<br />
het geringde medelyden; ik ben evenwel an<br />
ders niet hardvogtig , en echter gevoelde ik<br />
thans iets in myn binnende, dat er naar zweem<br />
de.<br />
Ik verheugde my zeer, dat myn Vader bin<br />
nen trad, en hem met zig nam,want, by dee<br />
ze geleegenheid, had ik mooglyk in een ge<br />
heel ander licht kunnen voorkomen, dan de<br />
grond van myn hart anders wel eischre.<br />
Kort daarop liet myn Vader my zeggen ,<br />
dat ik op myn Kamer zou blyven. Ik kwam<br />
myn opgedrongen Gast niet weder te zien,<br />
en hoorde den volgende morgen, dat hy we<br />
der op reis gegaan ware. Had echter het ge.<br />
val met Ferdinand geen plaats gehad, myn<br />
Vader zou my tot zyne hand gedwongen heb<br />
ben.<br />
Intusfchen, daar alles met Ferdinand nu voor-<br />
by is, heeft deeze Gefchiedenis my zo bang<br />
ge-
C 41 )<br />
gemaakt, dat ik, by d e eerde geleegenheid<br />
myn Vader verzoeken zal, om my nooit we-<br />
der uittelooven. Indien ik deswegens eenmaal<br />
zyn woord heb, dan houdt hy het; en of.<br />
fchoon ik niet het geringde uitzigt hebbe.of<br />
de kleinfte hoop voede , om ooit naar myn<br />
e Igen zinlykheid te huuwen, zal ik my echter<br />
zien te wagten , om immer iemand in de han<br />
den te vallen, die ik niet verdraagen kan.<br />
Dank zy den Hemel , dat ik ten minden<br />
heden die troost geniete, van weder eene<br />
Vriendin te hebben , die alles voor my<br />
zal zyn, en waaraan ik alles ontdekken kan.<br />
Maar zult gy my eveneens behandelen ? myn<br />
Waarde ! - Mag ik hoop. voeden, dat gy my<br />
met de zelfde oprechtheid zult te gemoete ko,<br />
men ? Doch waar twyffel ik aan ? Gy<br />
waart immers zulks altoos, waarom zoudt gy<br />
het dan heden niet zyn tegen<br />
Uwe<br />
LOUIZA.<br />
C S ELF-
(V-)<br />
E L F D E B R I E F .<br />
Maria iVahlcr aan Mejufnouw Baskemage.<br />
De verandering van myn Naam, lieve Let<br />
je i zal u zckerlyk vreemd voorkomen ! intus-<br />
fchen is dezelve gegrond, zo er flegts geen<br />
tooverv plaats hebbc, waar door een Koplaa-<br />
res beguicheld, en een Minnaeres bedroogen is<br />
geworden.<br />
Myn ondernomen Inval is my zo voortret-<br />
lyk gelukt, dat ik aan een Man , aan Rykdom<br />
en tot een tydftip geraakt ben, waarin ik die<br />
ouden, wel zoete,doch hoogstgevaarlyke ver-<br />
maaklykhceden vergeetc. Ten minften tot he<br />
den toe heb ik dezelve vergeeten. Ik denk<br />
er niet meer aan; wensch er niet meer om,<br />
en hoop ze, beneffens allen, die er deel aan<br />
mogten hebben , zo glad te vergeeten , dat er<br />
geen de minfte fpoor in myn geheugen van<br />
overig blyve.<br />
Ik weet niet, of het de zwaarmoedigheid is<br />
der kleine ongelukkige, wier naam en gefchiede-
C 43 )<br />
denis ik aangenomen heb, dan of het een gc«<br />
voel zy, dat geduurende myne afdwaaling in<br />
my verborgen lag ; althans ik ontwaar<br />
iets in myn binnenfte, dat fterk naar berouw<br />
zweemt.<br />
Maar wagt! Nu weet ik wat het is! -<br />
't is het boozegeweeten , dat in my ontwaakt! —<br />
Ja! Letje! dat is-het! - 't Is het gevoel van<br />
kwalyk gedaan te hebben, met my in zulk een<br />
losbandig leeveu intelaaten.<br />
't Is waar, wanneer ik bedenke, dat het glad<br />
vergeeten zou kunnen zyn, dan ftel ik my ge-<br />
heel gerust, en voel geen de minfte tegenzin<br />
in mynevoorigebedryven; het kan derhalven<br />
hetgewisfe niet zyn, dat my geweldig knaa-<br />
gen zou, al had ik enkel maar het geheugen,<br />
van 't geen ik gedaan heb.<br />
Ik heb het gevonden, Lstje ! . H e.<br />
laas ! het is maar al te zeker de vrees, om<br />
als eene Bedriegfter ontdekt te worden , de<br />
vrees om ten fchimp der geheele waereld te<br />
ftrekken.<br />
Ik ben er derhalven niet te gelukkiger door,<br />
om dat ik een uitmuntend Egtgenoot heb, dat<br />
ik rykdom en rust bezit, niet gelukkiger<br />
daar door, om dat ik vastlyk voorgenomen heb,<br />
deugd-
( 44 )<br />
deugdzaam te worden: ook niet, om dat ik<br />
berouw heb van 't gene ik deed! lk was<br />
niet gelukkig, dewyl ik dat alles niet gevoel<br />
de , en ik my van de eene verdooving en be.<br />
dwelming in de andere ftortede! Wan<br />
neer zal ik dan gelukkig zyn, en wat moet ik<br />
doen, om het te worden ?<br />
Ach'. Letje', wanneer ik aan zekere jaaren<br />
myns leevens te rug "denke! — doch gy weet<br />
daar niets van. Vergun my, u iets van<br />
myne jeugd te zeggen.<br />
Ik ben een Dogter uit eene der eerfte Hui<br />
zen van Berlyn. Myne Ouders beminden my<br />
teder, en verdienden de hoogachting der ge-<br />
hcele waereld. Zy waren niet befmet met dat<br />
algemeen verderf, dat in deeze groote Stad<br />
heerscht; Zy bouwden op deugd en rechtfeha-<br />
penheid, als op de twee Zuilen der eeuwige<br />
Zielenvreede , en preezen my door daaden<br />
deeze grondflagen van beftendig geluk aan.<br />
Zonder geftrengheid of Dweepery hadden zy<br />
my opgevoed; zy veroorloofden my alle on.<br />
fchuldige vermaaken; waarfchuuwden my ech<br />
ter by elk van die, om niet tot utterften over<br />
te flaan. Zy leerden my het misbruik en ge<br />
bruik der dingen juist onderfcheiden, zo dat<br />
ik
+5)<br />
ik niet dooien kon, byaldien ik flegts altoos<br />
op myne hoede ware.<br />
o Hoe verblyd waren zy, dat ik hunne Les-<br />
fen 20 goed aannam, en hunne voordellen zo<br />
juist begreep ! Zelfs waren zy reeds zo zeer<br />
met my ingenomen, dat zy vooronderftelden<br />
my niet meer te mogen- hoeden ; en ik was<br />
zo verre verbyfterd, dat den geenen dapper<br />
zou uitgelaechen hebben, die my van verleiding<br />
voorgepraat had.<br />
Ik was vyftien jaaren oud. Dat er iets in<br />
de waereld was, dat men Liefde noemde, wist<br />
ik, doch wat de Liefde eigenlyk was, wist<br />
ik niet. De Deugd en Rechtfchapenheid daar<br />
entegen kende ik in al haar omtrek Ik rede<br />
neerde over dezelve even als een Boek. Ik<br />
beklaagde elk eene myne Medegezellinnen, die<br />
verleid was geworden, en befchouwde my'zel<br />
ve als onoverwinlyk.<br />
Het viel elk Mansperzoon ten uiterfte be-<br />
zwaarlyk om toegang in myn Ouders huis tc<br />
erlangen. Hy moest zig door een deugdlyk g 3.<br />
drag aangenaam gemaakt hebben, of doer lui<br />
den van verdienften aanbevolen geworden zyn.<br />
Tot dien tyd toe had niemand het gewaagd,<br />
my iets meer dan gewoone vleieryen , over<br />
my.
( 46 )<br />
tnyne fchoonheid te zeggen. Ik had elk , die<br />
my iets meer toevoegde, kort en gevoelig af-<br />
gezet.Men hield my vooreen koude, trotfche,<br />
ongevoelige, die geene opmerking verdiende.<br />
Zulks was myne Ouders zeer aangenaam. Zy<br />
hielden my daardoor beveiligd tegen de ver<br />
leiding, en duldden ook geenzins , dat ik<br />
in den ongehuuwdeu ftaat , de romanesque<br />
Liefde wortel liet fchieten. In den Egt alleen,<br />
zeiden zy, was de Liefde bekoorlyk.<br />
Blancheville intusfehen had zig in ons huis<br />
weeten te nestelen. Was hy waarlyk die ge-<br />
ften, waarvoor hy zig uitgaf, of had hy ecni-<br />
ge aanbeveelingen weeten opteloopeu, die hem<br />
den toegang bezorgden ? Ik weet het niet. De<br />
jaaren, in welken ik de eerfte kennis aan hem<br />
kreeg,' waren de jaaren myner weltevreden<br />
heid. Toen was ik fier en moedig , en fmaakte<br />
eene rust, die niet weder in myn ziel geko<br />
men is, en er ook nooit weder inkomen zal.<br />
Evenwel ben ik het met my zelve niet eens,<br />
of alles by my in dien ftaat zougebleeven zyn,<br />
byaldien het oogmerk van Blancheville niet ge<br />
lukt ware. Wanneer ik die hevige driften in<br />
aanfehouw neeme, die naderhand in my ont-<br />
waakten; die my, tegen dank van de eene afwy-
C 47 )<br />
Wyking tot de andere wegfleepten, dan febynt<br />
het my toe, dat het enkel aan de onrypc Na-<br />
tuur en de ouderlyke Zedenksfen te danken<br />
zy, dat ik betere gedagten voedde; en wan<br />
neer ik my dit voorftcl, dan neem ik voorbe-<br />
fchikking en natuurgeftel te baat, om cr myne<br />
fchulden agter te verbergen.<br />
Menigwerven kaatst myne woede op Blan<br />
cheville te rug. Had de Bedrieger de verze<br />
keringen zyner Liefde geitand gedaan! Was<br />
zyn hart waarlyk geweest, dat het voor-af te<br />
zyn, dan had ik mooglyk gelukkig geweest<br />
want ik beminde Hem onuitfpreeklyk.<br />
Doch gy zult vragen , hoe hy het, ondanks<br />
myne grondftellingen, fierheid en zelftevree-<br />
heid, zo verre had kunnen brengen, om my te<br />
verkloeken?<br />
Ik was de eerfte niet, Letje! die doorhem<br />
overwonnen werd. Hy was een doorfleepen<br />
Booswigt Hy wist in den beginne zig zo vast<br />
by myne Ouders te zetten; Grondftellingen,<br />
die de hunnen volkomen gelyk waren, in zy!<br />
nc redeneeringen te mengen, dat zy hun ge<br />
heel vertrouwen op hem ftdden. Zy geboo.<br />
den my zelfs, om, op myne bezoeken, hem<br />
tot myn Geleider te neemen. Een geruimen<br />
tyd
( 48 )<br />
tyd lang kon Blancheville geen enkelen aan-<br />
blik van my verkrygen. De onderwerpen on<br />
zer faamenfpraaken betroffen altoos de geleerd-<br />
heid of het menschlyk leeven, en dit was<br />
waarlyk een ryke ftof, die ons lang en dik-<br />
wils kon gaande houden. Ik werd daardoor<br />
aan hem gewoon; vond hem aangenaam; en<br />
begon hem veelal te gelooven in zaaken, die<br />
ik anders niet geloofd zou hebben.<br />
De overgang van Symphatie tot Platonifche<br />
Liefde was weldra gemaakt. De vernuftige<br />
MinnaBr werd voor my een Bron van duizend<br />
aangenaamheeden. Hy vleidde myn Hoogmoed;<br />
en deeze Liefde verleende my een Voorrecht<br />
boven alle myne Medezusters. Met de ver<br />
hitting der Ziel geraakte het lighaam ook in<br />
vuur. Welke kunsten werden er niet door<br />
hem te werk gefield. Wyn, de nagt, de harts-<br />
t o g t ) alles vermeerde zyne zegenpraal.<br />
Het ergfte by dit alles was, dat er van dat oo<br />
genblik af eene bedenking by my oprees, of<br />
het vermaak den mensch niet ruim zo eigen<br />
ware, dan de zelfverloochening.<br />
Myn Huichlaar bragt niet weinig het zyne<br />
toe , om dit denkbeeld in my te verfterken.<br />
Toen ik hem een verwyt over zyn gehouden<br />
ge-
C 49 )<br />
gedrag deed,en de Grondftellingen die hy zelf<br />
opgegeeven had, hem voorhield, antwoordde<br />
hy my daadlyk; dat zulks het eenige middel<br />
ware, om de vooröordeelen to beftryden, zo<br />
als ik dezelven gehad had. Weldra zou ik lee-<br />
ren inzien, dat wanneer ik dezelven langer had!<br />
blyven voeden , ik my in een rampzaligen Af<br />
grond van zelfverloochening geftort zou heb<br />
ben, die my eindlyk geheel zou hebben uitge<br />
teerd, dewyl het lichaam veel te zwak was,<br />
om de ziel op dat fteile pad te volgen.<br />
In de daad was ik ligtiyk te beweegen, om<br />
aan zyn zeggen geloof te geeven , vermits de<br />
ftreelende vooruitzigten zyner onverbreeklyke<br />
Liefde, my voor alle onaangenaamheeden ge-<br />
noegzaame verzekering fcheenen te bezorgen.<br />
Gy weet, Letje! dat ik my uit myn Ouders<br />
huis door hem fchaaken liet, doch de aanlei<br />
ding daar toe is u onbekend.<br />
De Hofraad G** was een der vertrouwd-<br />
He Vrienden van myn Vader. Zy waren te<br />
faamen opgevoed; hadden eenerlei denkwyze,<br />
en onderhielden de naauwfte Verbintenisfen<br />
hunner Huizen met elkander. Wy Kinderen<br />
waren dus ook altoos by een. De eenige Dog-<br />
ter van den Hofraad fcheen de zedigheid zelve.<br />
D<br />
Elk
( 50 )<br />
Elk een voedde deswegens geneegenheid en<br />
hoogachting voor haar perzoon. Zy zou myne-<br />
beftendige Gezellinne geweest zyn, doch<br />
tvy hadden nooit dat hartlyk vertrouwen in<br />
elkander gefield, dat daartoe verëischtwordt,<br />
want zy kwam my zeer agterhoudende voor,<br />
derhalven moest ik het ook weezen.<br />
Eenige Maanden, na dat ik reeds met Blan<br />
cheville in een foort van heimlyken Egt ge<br />
leefd had , en het niet eenmaal had durven<br />
waagen, om, (daar ik zyne grondftellingen<br />
kende,) hem te verzoeken, van by myne Ou<br />
ders om myn hand te willen aanhouden, kwam<br />
de Hofraad droevig en neerflagtig tot ons, en<br />
myn Vader floot zig omtrent een half uur met<br />
hem op.<br />
Kort daarna werd ik geroepen. Myn Vader<br />
nam my minzaam by de hand en zeide: Ik heb<br />
geen reden, myn Dogter! om onvergenoegd<br />
over u te zyn. Doch enkel ter uwer waar-<br />
fchuuwing, moetik u het droevig Noodlot van<br />
den Hofraad bekend maaken. Zyne zedige<br />
Dogter heeft zig in zo verre vergeeten, dat<br />
zy zedert een halfjaar, gemeenzaame verkee- t<br />
ring gehouden heeft, met een Perzoon , waar<br />
aan hy ze niet ten Huuwlyk geeven kan, De<br />
ge-
C5i)<br />
gevolgen van deeze verkeering zyn reeds blykbaar<br />
geworden, en de Vader ongelukkig gemaakt,<br />
door het Meisje, waarop hy moedig<br />
was.<br />
Konzy zig vergeeten, dan is het ten minden<br />
van u ook mooglyk. Gy gaat daaglyksch<br />
met Blancheville om: heeft hy u ook iets-van<br />
liefde gezegd?<br />
Ik werd bloedrood. Uw gelaat antwoordt<br />
my! vervolgde myn Vader; en 't verwondert<br />
my, daar de Man myne Liefde voor en tot hem<br />
zo wel weet, dat hy zig niet nader verklaard<br />
heeft. Zulks is my een reden , om aan de<br />
waarheid van het Charadter, dat by aanneemt<br />
te twyffelen. Wagt u derhalven voor hem,<br />
tot dat ik u nadere Berigten doe toekomen!<br />
Ik zal dezelven zo van hem, als van zyne<br />
Familje zien intewinnen , dat ik, by overyling<br />
tot dus verre verzuimd heb.<br />
Met moeite had ik de ontfteltenis verbor<br />
gen, waar in ik my bevond, en ik was zeer<br />
blyde, toen myn Vader my beval heen te gaan<br />
De geheele waereld lag my op het hart. —<br />
't Was my onmooglyk den Chaos te doorzien<br />
die ik in myn binnenfte ontdekte, waar pligt<br />
en overtreeding met elkander overhoop lagen.<br />
D 2 M e t
( 52 )<br />
Met fmart verwagte ik, dat Blancheville kómen<br />
, en my uit dit alles redden zou.<br />
Hy kwam. Ik ftelde hem alles voor oogen.<br />
Dit was erg! zeidc hy. Hy heette geenzina<br />
Blancheville, en vermogt ook geenzins den<br />
naam van zyn Familje te noemen. Myn Vader<br />
derhalven zou er gewislyk nooit in bewilli<br />
gen , my aan hem te geeven, dewyl hy hem<br />
voor een gelukzoeker zou houden.<br />
Traanen waren myn toevlugt. Hy droogde de<br />
zelve medelydende af;geliet zig als in vertwyf-<br />
feling te zyn, en deed' my den voorflag, om myn<br />
Ouders huis te verlaaten , en zyne eeuwige<br />
Liefde, tot myneBefchutsvrouw aanteneemen.<br />
]ong,onërvaaren, en in eene onbefchryflyke<br />
vrees voor myn Vader, was deeze Voorflag<br />
my welkom. -Ik geloofde, in zyne Liefde alle<br />
vergoeding te zullen vinden. In ftede dat het<br />
voorbeeld myner Gezellinne my had behooren<br />
oplettende en omzigtig te maaken, bevestigde<br />
het my in 't denkbeeld, dat elk Meisje even<br />
eens gevoelde als ik, en dat myn Vader onge-<br />
lyk had. Alles verfterkte mydus in hec voor-<br />
neemen , om my van een Huis te verwyderen,<br />
waar men geen vergenoegen kende, en waar<br />
men het aan niemand vergunde.<br />
Wan-
C si)<br />
Wanneer ik my te binnen breng, hoe ge.<br />
maklyk en zonder de minde aandoening ik het<br />
huis myner Ouderen verliet, dan ontroert my<br />
de gedagten van toenmaals kwalyk gedaan te<br />
hebben , want de Verleider had my geheel ver<br />
blind. Myn Vader vernam den volgenden dag<br />
myne vluggen dierf aan een beroerte. Myne<br />
Moeder volgde hem weldra. Ik gaf aan Blan-<br />
cheville Volraagt, om myn Erfenis voor my<br />
te ontvangen. Ik was verblind genoeg , om<br />
alles aan hem overtelaaten, en niet eens op<br />
een openlyk Huuwlyk aan te dringen. Het be-<br />
kóorlyke der vryheid, dat hy my treffende af-<br />
fchilderde; Zyn betoog van den dood der Lief<br />
de in den Egt; de afkeer die ik in my ont<br />
waarde, om flegts een vonkje deezer Liefde<br />
by hem te zien verderven, dit alles we-<br />
derhield my , om op de geringde zekerheid<br />
voor my zelve, in dit geval, bedagt te zyn.<br />
Dit duurde twee jaaren aldus voort, en ik ver<br />
beeldde my in een Hemel te weezen,.<br />
Eensklaps betrok deeze heldere Hemel met-<br />
de zwartfte Onweerswolken. Op den on.-e-<br />
lukkigden Morgenftond van myn geheel lee-<br />
ven, vond ik een Brief op myn Toilet lig<br />
gen. ^ Hy was van Blancheville. Ik voedde<br />
D<br />
3 nog
( 54 )<br />
nog geen de minfte argwaan, toen ik hem op<br />
brak 1 doch lees hem, en verbeeld u hoe<br />
ik getroffen was! Ik voeg een Affchrift<br />
hier neffens.<br />
Nu geraakte myn bloed geweldig aan 't gis<br />
ten, doch ik was moedig genoeg, om dee<br />
ze laage ziel te kunnen verachten. Myne •<br />
Liefde was in eens geheel verdweenen , en geen<br />
de minfte zugt kwam er in myn hart op , om<br />
my weder aan hem te verbinden. Hy had my<br />
met Kroon en Schepter kunnen ontmoeten, en<br />
ik had den Kop voor hem afgekeerd. Gy waart<br />
getuige van het geen ik hem eens 'toevoegde,<br />
toen ik hem eens onverwagt aantrof, en gy<br />
waart tot nog toe onkundig, om welke reden,<br />
ik hem met zulk eene uitfteekende verachting<br />
behandelde.<br />
Tot dat ik kennis aan u verkreeg, Letje!<br />
was ik zeer ongelukkig. Die genoeglyke da<br />
gen in myns Vaders huis kwamen my telkens<br />
voor den geest. Heden pynigde het my niet<br />
weinig , daar ik my zelf als de oorzaak van<br />
den dood myner Ouders befchouwde ! ik fchrei-<br />
de dag en nagt, en echter, wanneer ik de zaak<br />
wel inzie , fchynt het my toe , dat ik meer<br />
weende, over het fchandlyk bedrog van Blan-<br />
che-
( 55 )<br />
cheville, en het-gemis van verkeering, dan wel<br />
over hen. Duizend voordellen deed my myn<br />
hart, om my aan hem te wreeken; want van<br />
alles wat hy my gefcheeven had geloofde ik<br />
niets, maar begreep dat hy my moede was.<br />
Myne fierheid was verfchriklyk vernederd geworden.<br />
Ik kwam my zelve lelyk voor,wanneer<br />
ik my voorden Spiegel delde. De grootde<br />
raazemy die ik beging was , dat ik een<br />
Brief aan myn Broeder fchreef,• hem om vergiffenis<br />
voor myne afdwaaling verzogt , en<br />
myn verlangen "betuigde , om weder in den<br />
fchoot der Familje te worden opgenomen.<br />
Men antwoordde my, dat men flegts ééne<br />
Zuster had en kende. Ik moest my openlyk<br />
rustig gedraagen, en nimmer doen blyken, dat<br />
ik tot hunne Maagfchap behoorde, of men zou<br />
den Vader- en Moedermoord voorbeeldlyk wee-<br />
ten te dratfen.<br />
Ik werd woedende over dit antwoord. Men<br />
wil my den weg opdelven, riep ik, om tot de<br />
Deugd wedertekeeren ! Welaan ! ik zal my dan<br />
ganschlyk der Ondeugd overgeeven ! Dit was<br />
het tyddip, waarin gy by my kwaamt, en my<br />
te rug hieldt, van myn 'voornoemen, om aan<br />
myne Zuster te fchryven. Gy verhaalde my<br />
D 4 uwe
(.56)<br />
uwe Gefchiedenis, en het overige is u be<br />
kend.<br />
Had de Ritmeester my niet bedorven, nooit<br />
zou ik u verhaten hebben. Doch ik had<br />
niets meer, en de geleegenheid kwam my al<br />
te fchoon voor, om er geen voordeel mede te<br />
doen.<br />
In de daad ik dagt niet het Offer van Hymen,<br />
maar van Cythera te zullen worden. Ik dagt<br />
niet eene eerlyke Modekraamfter in de waereld<br />
te zullen vinden.<br />
Of dit alles nu ten mynen besten zal ftrek-<br />
ken, weet ik niet. Het eenige dat ik weet is,<br />
dat ik my zeer wel naar de omftandigheeden,<br />
waarin ik my bevind, heb weeten te fchikken;<br />
en het eenige dat ik van u verzoeke, is, ftil-<br />
zwygen en poogingen , om my ganschlyk in<br />
het vergeetboek te doen komen. Want een<br />
maal moest ik er uitfcheiden! mooglyk zal de<br />
tyd verder alles heelen, wat my nu nog aan<br />
het hart knaagt.<br />
Ik ben enz.<br />
MARIA.<br />
TWAALF-
^ ( -57 )<br />
T W A A L F D E BRIEF.<br />
Blancheville aan Maria.<br />
J- Joe gaarne, Iieffle Maria! befpaardeifc my<br />
zeiven het verdriet, om u te moeten zeggen,<br />
dat onze fcheiding onvermydlyk is. Vermits<br />
ik ook bedugt was, dat dit Affcheid te fterken<br />
indruk op ons mogt maaken, ben ik heimlyk<br />
vertrokken. Myne Familje begeerde myne te<br />
rugkomst.<br />
De verfchillen, cusfchen dezelve en my zyn<br />
in der minne vereffend. Mooglyk moet ik my<br />
eerlang in een Juk laaten fpannen, dat gy<br />
nooit behoeven zult. Ongetwyffeld benyd ik<br />
u, dat gy z o onafhanglyk zyt; . maar ik<br />
kan haar niet benyden, die ik eenmaal bemin-<br />
t i e<br />
' die ik nog waardeere!<br />
Gy weet zelve , Maria ! dat eenerlei kost<br />
daaglyks gegeeten, zeer fpoedig tegenftaat. Of<br />
men nu misfchien z 0 veele bekoorlykheedcn<br />
mogt bezitten, dat men deswegens niet te vree<br />
zen hadde, moet men evenwel op zyn hoede<br />
D 5 w c e.
( 58 ')<br />
weczen, dat de hartstogt "iet in onverfcliiliigheid<br />
ontaarte !<br />
Wy hebben altoos zo openhartig met el<br />
kander gefproken, waarom zou ik het dan he<br />
den ook niet doen? Wy hebben de vermo<br />
gens der menschlyke ziel maar al te wel ont.<br />
leed, en zyn te dikwils van eenerlei denkwyze<br />
geweest, dan dat gy ook heden niet met my<br />
cenftemmig zoudt zyn', ten minden , wanneer<br />
gy derker zyt dan ik, dat gy geene toegceven-<br />
heid omtrent my zoudt gebruiken.<br />
Geduurende een jaar gevoelde ik reeds iets,<br />
datmyinluiderde, my van u afterukken, ten<br />
einde gymy even zo dierbaar zoudt blyven, als<br />
gy my zyt. Dit verborgen iets heb ik langen<br />
tyd bedreeden. Ik heb-gepoogd u zo gevallig<br />
tc blyven als te vooren.en gy zoudt geene de<br />
minde uitwendige vermindering myner Liefde<br />
befpeurd hebben. Heden echter komt de op<br />
roeping myner Familje my juist van pas, om<br />
dit opzet ter uitvoer tc brengen.<br />
Ik zal, zo veel ik kan, my wagten, om<br />
enige Verbindtenisfen aantegaan , die drydig<br />
met'myne Vryheidzyn, en als dan keer ik<br />
„ogeens tot u weder, om, met eene vernieuw<br />
de Liefde, andermaal de uwe te zyn ! Dan<br />
zal
C 59 )<br />
zal de tegenwoordige Vryheid gulden Ketenen<br />
fmecden.<br />
Geniet intusfchen alle de geneugten, die<br />
uwe begaafdheeden en bekoorlykheid u ver-<br />
fchafFen kunnen. Gy zyt veel te fchoon.om<br />
met van Aanbidders omringd te weezen , zo<br />
dra men weeten zal, dat onze Verbindtenis op-<br />
houdt.<br />
De Rekening van uw goed fluit ik hier in. Gy<br />
zult het zelve zeer gcfmolcen vinden; doch<br />
wanneer gy u w e groote Uitgaven u erinnert,<br />
zal u zulks niet zonderling voorkomen. Gy<br />
hebt daarenboven het middel in handen, om<br />
uw kas fpoediger te vullen, dan zy gelee'digd<br />
werd.<br />
Met de vuurigfte verzekeringen van dankerkentenis^<br />
voor uwe onfehatbaare Liefde, en<br />
van de belofte, om eens wederom famen te<br />
komen, blyve ik enz.<br />
BLANCHEVILLE.<br />
DER-
( 6o )<br />
D E R T I E N D E B R I E F .<br />
Mejufvrouw Baskernage aan den Ritmeester<br />
Strundel.<br />
Ik heb gehoord, Heer Ritmeester ! dat gy<br />
naar N** reizen wilt, om u daar te verftrooïén.<br />
Ik wensch, dat gy u aldaar wegens de ontrouw<br />
uwer Geliefde fchadeloos houden, en zig aan<br />
de kleine Lotje wreeken moogt.<br />
De reden van myn fchryven is een verzoek<br />
aan u '. Ik heb eene Vriendin in N**. De<br />
Vrouw van de Profesfor Wahler. Zoudt gy<br />
haar deezen Brief wel willen doen toekomen I<br />
maar het moet heimlyk gefchieden, zo dat haar<br />
Man het niet gewaar worde. Het beste zou<br />
zyn, dat gy zelfkennis poogde te maaken, en<br />
hem beitelde, en ik verzeker u van eene vriend-<br />
lyke ontvangst.<br />
Verwaarloost gy echter myn verzoek , dan<br />
verzeker ik u, van aan het uwe ook niette zul.<br />
len voldoen.<br />
Ik ben enz.<br />
CHARLOTTA BASKERNAGE.<br />
VEER-
(6s. )<br />
V E E R T I E N D E B R I E F .<br />
Lotje aan Maria.<br />
Ik weet waarlyk zo min als gy, of ik u ge<br />
luk wenfchen, dan of ik u bekiaagen moct :<br />
het laatfte ben ik het naast geneegen te geloo-<br />
ven; ten ware dan, dat gy u zo zeer in de .<br />
gunst van uwen Man had weeten te dringen,<br />
dat uwe wil volmaakt den zynen was.<br />
Dewyl gy m y z o openhartig uwe ganfche<br />
Gefchiedenis voor onze kennismaaking, ne-<br />
fchryft, kan ik voor u niet verzwygen, dat ik<br />
dezelve reeds wist, dewyl Blancheville ze my<br />
in 't vertrouwen gemeld had, daar hy toen ter<br />
tyd myne Liefde zogt, en my opdroeg, kennis<br />
met u te maaken. Ik heb derhalven tegen hem<br />
geene verwondering over uw gedrag doen biy.<br />
ken, om dat ik wist, hoe vernederend hy u<br />
behandeld had: ik heb hem daarom zelfs ge<br />
haat.<br />
Ware de Earon niet .het Slagtoffer zvner<br />
losbandige leevenswyze geworden, lief Meis<br />
je!
( 62 3<br />
je! gy waart als nog gelukkig, en bezat de<br />
Ritmeester zyn vermogen, gy zoudt het ook<br />
zyn. Delaatfteis in vertwyffeling, en is voor-<br />
neemens een Reis te doen, om zig te ver-<br />
itrooïen; waarfchynlyk te voet, want aan geld<br />
ontbreekt het hem. Ik heb, onder de hand,<br />
door een Jood , hem eene kleine fom doen<br />
aanbieden, en hy heeft ze ter leen aangeno<br />
men , want gefchenken neemt hy nooit, ten zy<br />
dezelven van zyne kleine lieve Maria komen.<br />
Uwe Naarvolgfter is , uitgenomen haare<br />
dweepende zwaarmoedigheid, taamlyk geluk<br />
kig. Hoe verre de Graaf B** met haar is,<br />
weet ik niet; ik kan het ook van hem niet te<br />
weeten krygen,.want thans is hy zeer geheim<br />
houdende; dat hy haar werklyk onderhoudt, is<br />
zeker, doch daar uit is nog geen befluit te trek<br />
ken, want dikwerf is hy ook een Dweeper,<br />
en het Meisje vertoont eene onöverwinlyke<br />
deugd.<br />
Ik zal u van tyd tot tyd, door middel van<br />
den Overbrenger van deezen Brief, die, ik<br />
vertrouw, dat u niet onaangenaam zal weezen,<br />
berichten van de vorderingen van het nieuwe<br />
Paar doen toekomen; doch daarvoor zyt gy<br />
my eene juiste befchryving uvre omftanfdig-
digheeden, en vooral eene van uwen Man ver.<br />
fchuldigd. Ik zou gaarne willen weeten hoe<br />
zulk een Egle Man zig gedraagt. Wy zagen,<br />
wel is waar, by ons Egtcmanncn genoe-.doch<br />
dewyl het, de Hemel zy geloofd! onze Man-<br />
nen niet waren, wecten wy ook niet, hoe zy<br />
het met hunne Vrouwen ftelden.<br />
Gy kunt er zeker op gaan, dat ik, .<br />
Eénen uitgezonderd, - met niemand een Juk<br />
zal draagen. Daarentegen leef ik ook ten ui.<br />
terde OEkonomisch, en eerlang heb ik z o<br />
veel by elkander, dat ik er des noods van<br />
leeven, en ook nog anderen Behoeftigen van<br />
te goede doen kan, wanneer myn tegenwoor<br />
dige Ridder, die gewislyk de laatrte is, zal af<br />
zitten.<br />
Men houdt ons, Maria! ten minden veelen<br />
van ons, voor veel erger dan wy in de daad<br />
zyn : menig uitgedreeken gelaat gaan wy in<br />
Vroomheid, en menige aandoenlyke Ziel, in<br />
werkzaam medelyden te boven.<br />
Antwoord my fpoedig en wees verzekerd,<br />
dat ik u, in weerwil der Liefde eens Mans,'<br />
beminne,<br />
Ik ben , enz..<br />
LOTJE.<br />
VYF-
(
C 65 )<br />
dagt, toen hy nog voor ray leefde ? - O laat<br />
my dan voor 't minst den troost van uwe lip<br />
pen hooren; dat gy het my vergeeft! het<br />
my vergeeft om der Ouderen wil, die ik gaarne<br />
gelukkig wilde zien.<br />
Ik ben ongelukkig gehuuwd. Ik behoef u<br />
niet meer te zeggen, om u het ganfche gewigt<br />
myner verfchriklyke omftandigheeden te doen<br />
gevoelen. Gy weet, welk eene zaligheid ik my<br />
in den Egt verbeeldde! verbeeld u dat geheel<br />
het tegenövergeftelde my treft, en ver<br />
waardig my met uw medelyden.<br />
* * * * *<br />
Zo even ontvang ik een Brief van Louiza.<br />
Ik fidder om hem te openen. Ó Dat hy toch<br />
troostlyke Berigten behelzen mogt! dat *<br />
uwe Henriette er een mogt vinden van u, _<br />
van u, als den Man van Louiza !<br />
* * * * *<br />
o Hemel! — Wahler! gy hebt dan niet<br />
gewild ? Louiza is dan de uwe niet ? _<br />
Ook dat Meisje is ongelukkig, gelyk ik ben?-<br />
en een ander bezit u ? - Deeze andere —<br />
hoe gelukkig moet zy zyn ! Ik J n o e t h a a r<br />
E<br />
be-
( 66 )<br />
benyden , Ferdinand ! • i* erken bet, ik<br />
behoorde zulks niet te doen, maar ik kan<br />
niet anders, 't Is droevig,en het denkbeeld<br />
grenst aan de zwaarmoedigheid, wat zeg<br />
ik, aan de zwaarmoedigheid? het grenst<br />
aan de vertwyffeling, dat myn Ferdinand ge<br />
hoor ontzeidc aan zyne Henriette'. haa-<br />
ren wensch ten minften niet in overweeging<br />
nam, en een fchielyken Inval, op haar ver<br />
zoek , niet uitftelde, want die Inval was<br />
zekerlyk fchielyk !<br />
Doch waartoe dit klaagen ? Ken , myn<br />
Waardfte! ken, myn Ferdinand! den wensch,<br />
dien mooglyk myn mond niet uitfpreekt, doch<br />
dsen myn hart denkt. Mogt zy, aan wie gy<br />
uwe hand gaaft, uw leevenspad met roozen<br />
* beftrooïen! mogt zy, lieflyk als een zomer<br />
koelte ,-u alle geneugten in dit jammerdal doen<br />
fmaaken! Mogt haare ziel fchoon en zuiver<br />
zyn, even gelyk de Liefde uwer Henriette was,<br />
en mogt zy u eeuwige zaligheeden toe lac<br />
c h e n i Allcenlyk, myn Ferdinand! alleen-<br />
lyk 'behoorde gy het aandenken aan uwe Hen<br />
riette, niet geheel uit uwe ziel te verbannen!<br />
o Zy maakt nog zulk eene hartlyke aanfpraak<br />
op «we tederheid, op uwe Vriendfchap, die<br />
in
C 67 )<br />
in een volmaakter leeven , Liefde is.<br />
Deeze, - (lees dit uwe Gade niet voor!)-<br />
deeze zal eenmaal voor haar herleeven ! Zy<br />
zal die behouden, boven allen, die zig in uw<br />
hart poogen te dringen.<br />
En nu, Ferdinand! om alles wat u lief en<br />
dierbaar zy, flegts eenige weinige woor<br />
den! —. flegts de verzekering, dat gy uwe<br />
Henriette niet veragt! byaldien gy dan verder<br />
niets voor haar gevoelen kunt!<br />
De zekerheid hier van, 't js waar, —<br />
zou my doodlyk weezen. - Ik moet uitfchei-<br />
den. Het bloed perst'my naar 'thart. o Mogt<br />
het berden! mogt het voor niemand meerder<br />
kloppen , wanneer Ferdinand de myne niet<br />
meer is.<br />
HENRIETTE.<br />
E * ZES-
( 68 )<br />
ZESTIENDE BRIEF.<br />
* Mevrouw Hasten aan Louiza<br />
Befte Louiza!<br />
Ik heb uwen Brief geleezen. Blydfchap en<br />
fchrik bevingen my beurtlings. Gy dan,<br />
gy hebt jook Ferdinand verlooren? Beiden<br />
derhalven waren wy tot het Ongeluk ge<br />
doemd.<br />
Naderhand meer hier van. Myn hart is te<br />
vol! het niet teffens voor u uittefchudden zou<br />
my dooden. Myn Ongeluk is zo groot, dat<br />
ik er my geen begrip van formeeren kan, om<br />
het u in zyn ganfchen omtrek te fchilderen.<br />
Ik wilde u fchryven, wat affpraak ik met<br />
myn Man gemaakt heb. Ik wilde u eens zeer ><br />
•veel van zyne Edelmoedigheid, van zyne toe-<br />
geevenheid, goedheid, en al die vryheeden ver-<br />
haaien , die hy my vergunde. Maar heden<br />
heb ik flegts noodig u weinig te zeggen, en<br />
gy weet alles. Hoor dan! Hy is een Belofte-<br />
verbreeker,een trouwlooze, die beloofde het<br />
- . geen
( 69 )<br />
geen hy houden kon; doch niet houden wil<br />
de. Twee jaaren lang heeft hy zig onder<br />
een Masker verfchoolen, om my te vangen, en<br />
nu, nu hy my gevangen heeft, rukthy, be<br />
reids in de eerfte Maand, het Mom af, dat een<br />
zwart hart verborg, en ontdekt de valschheid,<br />
waar hy Waarheid en Eerlykheid voorwendde!<br />
Zyne eerfte verandering befpeurde ik aan de<br />
Gierigheid, waarmede hy het geld van myn<br />
Huuwlyksgift van myn Vader ontving. Deeze<br />
Üep zo fterk in 't oog, dat myn Vader zelf<br />
hem zei : Hoe, Zoon! 't is even als ofgy<br />
nooit geld gehad hadt.en echter weet ik het<br />
tegendeel. Hy bedroog andermaal myn Vader,<br />
doch my niet. De Huichlaar nam, my aan<br />
ziende , een vriendlyk gelaat aan, dat echter,<br />
toen ik het zag, my den fchelm in 't hart aan<br />
kondigde, en zeide: Dit geld is my zo waar<br />
dig , alleen, om dat uw onwaardeerbaar Jetje<br />
het my aanbrengt. Immers zyn de verliefden<br />
Kinderen ! zei de goede Vader, die geloofde<br />
het zo voortrefiyk met my gemaakt te hebben.<br />
Toen ik op myn eerften Brief aan Ferdinand<br />
geen antwoord ontving, liet ik zomtyds bly-<br />
ken, dat ik er bedroefd over was, en dan be<br />
gon hy, hy, die geene liefde kent, —~<br />
E 3 met
( 70 )<br />
met dé getrouwfte Liefde den fpot te dryven;<br />
lachte my uit .en zeide: Ik moest niet geloo-<br />
ven, dat het immer ernst geweest ware, met<br />
de liefde van Ferdinand ! het kon wel op eene<br />
verleiding, maar nimmer op eenHuuwlyk toe<br />
gelegd zyn!<br />
Deeze befchuldiging verontruste my gewel<br />
dig. Binnenhouden kon ik my niet. Ik ant<br />
woordde hem derhalven , dat hy bedenken<br />
moest, onder welke Bedingen ik hem myne<br />
hand gegeeven heb. Langs deezen weg kon<br />
hy'nimmer op myne Liefde hoopen.maar wel,<br />
wanneer hy medelyden met my betoonde, en<br />
my wegens een verlooren Goed te vertroosten<br />
zogt.<br />
Waarachtig, Mevrouw! antwoordde hy, dat<br />
zou iets nieuws zyn, wanneer de Man de Vrouw<br />
over den verlooren Minnaar moest te vree<br />
den (tellen. Deed ik niet genoeg, dat ik u de<br />
Briefwisfeling veroorloofde ? Kan ik het hel<br />
pen , dat hy Schurk genoeg is, om u niet te<br />
antwoorden.<br />
Ik weende. Met deeze uitdrukking, Myn<br />
heer'! zeide ik, beleedigt gy'my al te zeer.<br />
Stel my niet op de proef, of ik u haaten kan;<br />
want myne Liefde is niet onder de Geloften<br />
on-
onzer Egtverbintenis begreepen. De onder-<br />
drukking gaat flegts tot een zeker punt, dan<br />
wordt deszelfsOndcrwerp vecrkragtig,en werpt<br />
alles van zig af, dat het tegenftond. Gy hebt<br />
beloofd, myne liefde te zullen verdienen t Is<br />
dit nu de wyze?<br />
Hy verliet my, en werd hoe langer hoe knor-<br />
riger tegen my. Ik nam my voor alles te doen,<br />
wat eene Vrouw verpligt is. Ik ZOgt hem in<br />
een beter luim te brengen; deed alles om hem<br />
genoegen te geeven, doch verdierf het daar<br />
door nog des te meer. Hy geloofde, dat ik<br />
my nu alles zou haten welgevallen. Hy be<br />
gon , met my de kleinfte genoegens te ontzeg<br />
gen. Ik verdroeg dit, en weldra zal de Man,<br />
en zal myn Noodlot my onverfchillig weezen,'<br />
De naam van Ferdinand is het flegts, die nog<br />
ilJ<br />
i^^eft; die myne ziel verontrust, en my<br />
voor myn verftand bedugt doet zyn.<br />
Toen er een Maand verloopen was, na dat<br />
ik den eerften Brief fchreef, begon ik den twee,<br />
den. Onder deezen arbeid werd ik door uwen<br />
lieven Brief verrascht. Deeze gaf my berigt<br />
van Ferdinand. O! ik heb u beklaagt, en haïr<br />
bcnyd, die hem bezit,<br />
Deeze tweede Brief werd ter loops, door<br />
E 4 myn
( 7* )<br />
myn Man, gezien, in de handen van den Bedienden<br />
, die hem naar de Post bragt. Aan<br />
wien, Mevrouw? vroeg hy. Aan Profes for<br />
Wahler! was 't antwoord. Ha ! vertoef<br />
nog een oogenblik. Ik nam den Bedienden den<br />
Brief uit de hand, en deeze vertrok.<br />
„ Hebt gy antwoord op den eerften? "<br />
Neen!<br />
„ En vernedert gy u om den tweeden te<br />
fchryven ? "<br />
De eerfte kan verlooren geraakt zyn!<br />
„ Dat is niet denklyk."<br />
. Dan zal deeze tweede hem tot erinnering<br />
itrckken , om den eerften te beantwoorden.<br />
,, Als of gy zo onnozel waart, om niet in-<br />
„ tezjen, dat hy niet meer met u te doen wil<br />
„ hebben ! — 't Is waar, ik kan hem niet ver-<br />
„ denken, want ik zou eveneens zo handelen<br />
„ met de Minnaares, die een ander boven my<br />
„ gefteld had, eveneens zo, wanneer zy<br />
„ de Gade van een ander ware!<br />
Verwyten ? Mynheer! deeze heb<br />
ik niet verwagt. Heb ik iemand boven hem<br />
gefteld?Ik gaf u myn hand Mynheer ! om dat<br />
ik myne Ouders rust wilde verfchaffen. Gy<br />
zult weldra zien, hoe ongelukkig haare Dog<br />
ter
( 73 )<br />
ter is. Ik gaf u myn hand, vermits gy betuigde,<br />
zonder myne liefde niet te kunnen leeven,<br />
en reeds befpëur ik hoe weinig u daaraan<br />
geleegen is. Gy hebt mynPerzoon en weinigje<br />
goed gezogt. Gy hebt het verkreegen, en nunu<br />
zyt gy verzadigd?<br />
„ Uw verwyt evenaart voor 't minst hetmy-<br />
„ ne. Wy zyn nu getrouwde ' Luiden : laat<br />
„ ons derhalven dit Gefprek ftaaken! ik wil<br />
„ de briefwisfeling opgehouden hebben !"<br />
En ik, Mynheer! beroep ,ny op uw woord.<br />
Dat is van kragt, en moet van kragt blyven -<br />
'tls voor ons Huuwlyk gegeeven, en flegts<br />
onder dat beding, gaf ik u myn hand, en ik<br />
zal myn Recht weeten te doen gelden.<br />
„ Geene bedreigingen ! Maar nu Me-<br />
„ vrouw! wanneer gy op deezen Brief weder.<br />
„ om geen antwoord ontvangt ? "<br />
Dan zal ik zwygen! - antwoordde ik met<br />
nedergeflagen oogen, en het ftorten van een<br />
traanenvloed.<br />
" m a a l<br />
„ Nu , zend dan deezen Brief nog we- '<br />
d a n o o k e e<br />
' S » een meêr. En ontdekte<br />
„ ik tets in 't vervolg," voegde hy erop een<br />
b l e d e<br />
' f " d c n<br />
toon by, die myin volle kragt<br />
deed gevoelen, tot welk eene diepe flaavemy<br />
E<br />
5 i k
( 74)<br />
ik verzonken was, „ dan zal ik geftrenglyk<br />
„ wceten te ftraffen : want de Man, dieniet<br />
„ voor de eere en den goeden naam zyncr<br />
„ Vrouwe zorgt, is niets waardig."<br />
Hy flapte daarop gansch trotsch voort en<br />
verliet my. Ik zugtte overluid, en was geheel<br />
tot my zelve bepaald, ik ftond zeer lang tus-<br />
fchen beiden ,' twyffelende of ik den Brief aan<br />
Ferdinand al of niet zou afzenden. Eindlyk<br />
zegepraalde myne Liefde over de Gerechtig<br />
heid. Heb ik den Man wel meer beloofd dan<br />
dc pligten eener Vrouw te zullen vervullen?<br />
en dat doe ik! De vriendfehap komt in 't<br />
Plan niet,<br />
Ik heb derhalven den Brief aan den waardig-<br />
ftari Man.afgevaardigd, doch wanneer hy<br />
my nu niet antwoordt, dan is uwe Henriette<br />
zeer ongelukkig. Ik begeer flegts eenige Re<br />
gels, flegts vergeeving van hem! - o Loui<br />
za ! Louiza ! Gy zyt den Man nader dan ik,<br />
zoudt gyhem zulks niet eens in 't oor kunnen<br />
luisteren ?<br />
Doch wat zeg ik? Ik bedenk niet, dat gy in't<br />
zelfde.geval zyt als ik: Myne Waardfte! best<br />
Meisje! innigfte Vriendin ! houd my dit alles ten<br />
goede. Ik zal niets meer van Ferdinand zeggen.<br />
ö<br />
Ik
( 75 )<br />
Ik neem geen minder deel in uw lyden, myn<br />
Beste! dan gy in het myne. Mogt gy in den<br />
Vader eenige vergoeding voor het verlies van<br />
Ferdinand vinden ! Zekerlyk zal hy goed tegen<br />
u zyn. Ontdek u geheellyk aan hem , en zie<br />
van hem de beloften te verkrygen, dat hy u<br />
nooit tot een Huuwlyk dwinge ! 't Zou droevig<br />
weezen, wanneer gy in myne omftandigheeden<br />
geraakte.<br />
Myne oogen zyn duifter door het weenen.<br />
Ik moet deezen fluiten. Alle myne gedagten,<br />
zelf de droevigfte, die in myn binnenfte op-<br />
ryst, zult gy weeten.<br />
Ik ben, enz.<br />
HENRIETTE.<br />
Z E V E N T I E N D E B R I E F .<br />
De Heer Hasten aan den Heer Profejfor<br />
Wahler.<br />
Uw Brief, myn lieve Profesfor! is de zwak<br />
heid van een oogenblik, waarin de hartstogc<br />
over
( 76 )<br />
over de Wysgeerte zegevierde. Wy Geleerden<br />
moeten met de pen vegten, laaten wy derhal<br />
ven hetfchimpen agterwegen laaten. Gy kunt<br />
aartige Satiren maaken, doch zulks zet kwaad<br />
bloed, en daarom ook dit uit den weg!<br />
Gy hebt uw woord gehouden, en niet aan<br />
myn Vrouw gefchreeven: doch gy ftaat een<br />
tweeden Brief van haar te ontvangen, en dit<br />
vordert eene tweede waarfchuuwing. Ik zal<br />
niets, van het geen ik te vooren gefchreeven<br />
heb, herhaalen, vermits gy het zo euvel op<br />
vat.<br />
Alleenlyk heb ik u te verzoeken, om voort<br />
te vaaren, zo als gy begonnen hebt, dan zal<br />
de verwydering in welke wy leeven , ons<br />
voor verdere onaangenaainheeden behoeden.<br />
Ik ben enz.<br />
AGT-
C ?7 )<br />
A G T T I E N D E B R I E F .<br />
Louiza aan Mevrouw Hasten.<br />
Ik zal fiw antwoord niet afwagten, myn Bes<br />
te 1 alvoorens ik u verder fchryve. Ik kon<br />
ook niet anders, want de aandoening, om zig<br />
geheel aan eene Vriendin te ontdekken is te<br />
ftreelende. Ik ben gelukkig in een opzigt,<br />
waarin ik het niet verwagtte.<br />
Myn Vader is geheel de myne. Weet dat hy<br />
zyn geliefdkooste drift, zyn zugt voor het geld,<br />
aan my opoffert.<br />
Gisteren kwam hy by my, en was min of<br />
meer nedergeflagen. Ik liefkoosde hem, en<br />
zogthem optebeuren. Ik vroeg, wat hem deer<br />
de, en of ik in ftaat was om zyn lyden te kun<br />
nen verzagten? Gy, Meisje! voegde hy my<br />
toe! Gy zyt het juist om wier wil ik treurig<br />
ben. Ik heb in de Waereld gezwoegd en ge<br />
zweet; ik heb het geil op hoopen geftapeld;<br />
om u en uw Broeder gelukkig te maaken. Het<br />
Noodlot heeft Hem aan my ontrukt! maar u<br />
heeft
C 78 )<br />
heeft het my gelaaten, en ik bevind my bui<br />
ten ftaat, om u volgens uwe verdienften té<br />
bezorgen. Gy waart den beften, den teder-<br />
ften Man waardig, een Man dien gy lief<br />
hebt! dan , hy begeerde uniet! moet<br />
dat een Vader niet treurig maaken ? Wan<br />
neer ik my de ganfche zaak met alle de omftan-<br />
digheeden , te binnen breng, dan wenschte ik<br />
wel, dat de Oom van Ferdinand het Teftament<br />
niet gemaakt had, of fchoon hy u de helft van<br />
zyn goed verfchuldigd was.<br />
Deeze geleegenheid kwam my veel te fchoon<br />
voor , om ér my niet van te bedienen, en myn<br />
lang doordagt Plan ten minften eens voorte-<br />
ftellen. Lieffte, befte Vader! zei ik, bezorg<br />
voor 't minst aan uwe Dogter eene rust, diezy<br />
zo zeer behoeft, en zonder welke zy niet ge<br />
lukkig kan worden.<br />
Eisch! eisch! myn Dogter! alles wat gy be<br />
geert! riep hy, yveriger als hy ooit te vooren<br />
iets gezegd had, gaarne wil ik alles doen,<br />
wat u gelukkig kan maaken.<br />
Vergun my dan, myn Vader! dat ik de helft<br />
van dat goed aan Ferdinand te rug geeve'.<br />
Thans ziet elkeen, dat ik er niets méde koo-<br />
pen wil, want hyis gehuuwd ; maar degeheele<br />
Wae-
( 79 )<br />
Waereld, die ons als baatzugtigbefchouwt, en<br />
algemeen gelooft, dat wy dit Teflament bekuipt<br />
hebben, zal, na zulk eene handeling,<br />
betere gedagten van ons voeden, en wy zullen<br />
den blaam afwisfchen. Ik zal veele luiden<br />
vryer onder de oogen durven zien , die my<br />
heden met een dubbelzinnig gelaat befchouwen,<br />
en gy zelf, befte Vader! zult u in de<br />
oogen van veelen rechtvaardigen, die nu van<br />
u zeggen: De Man is ryk, en evenv/el is hy<br />
fchraapgicrig genoeg, om het goed van Ferdinand<br />
naar zig te willen trekken,<br />
Hy ftond in diepe overdenking voor my,<br />
Eindlyk greep hymyne beide handen. Gy hebt<br />
gelyk Louisje ! zei hy. Ik heb gelds<br />
genoeg! meer dan gy noodig hebt. 't Is ook<br />
alles eerlyk gewonnen, en weet gy wat! Het<br />
geld van dien Oom is met het myne verdiend*<br />
en ingevolge ons gemaakt Contract had ik de<br />
helft der winst kunnen vorderen ,• dit heb ik<br />
echter niet gedaan; derhalven kan ik het nu<br />
doen! Ik begeer flegts geene fchade te lyden;<br />
en dan moet ik u nog iets zeggen.<br />
Gy erinnert u Weiftad immers nog wel! aan<br />
Hem had. ik u beloofd, en ik moest den fchurk<br />
dui-
( 8o )<br />
duizend Ryksdaalders voor zyn afftand geeven,<br />
Ik zal u zyne Qüitantien laaten zien. Dat geld<br />
wil ik er niet by infchieten, want ik betaalde<br />
het ten behoeve van Ferdinand: deeze heeft<br />
ook niet te klaagen; dewyl ik hem u, en al<br />
myn goed teffens wilde afftaan . Die Jongeling<br />
was een Heethoofd teren hy zulks affloeg, en<br />
het zal hem vast berouwen. Wilt gy hem nu<br />
van de overige dertigduizend Daalders de helft<br />
toefchikken, dan zal ik het geld inpakken ?<br />
Ik wilde my aan zyne voeten werpen, doch<br />
hy hief my op. Dat behoeft niet, Louisje!<br />
voor eenige jaaren zou ik zulks niet gedaan<br />
hebben, doch thans doe ik het gaarne. Ik be<br />
gin nu intezien, dat het geld alleen niet ge<br />
lukkig maakt, en ik bemin u daarom temeer,<br />
vermits het doode Metaal u zo zeer niet be<br />
koort, als my.<br />
Myn God! een zo zaligen dag had ik nim<br />
mer beleefd. Verbeeld u, Henriette! zonder<br />
in 't minst te morren, pakte de Man de vyftien<br />
duizend Ryksdaalders by elkander.<br />
Ik heb ze Ferdinand met eenen Brief toege<br />
zonden, en zal zien, wat hy my antwoordt':<br />
als dan zal ik er u te gelyk berigt van doen<br />
toe-
(81) s<br />
toekomen, want ik weet, dat zulks u niet on><br />
verfchillig is.<br />
Ik ben, enz.<br />
LOUIZA.<br />
N E G E N T I E N D E B R I E F .<br />
Maria aan Lotje.<br />
Ik ben recht in myn fchik, dat ik een Brief<br />
van u heb. Niet als of ik my daardoor<br />
eenige voorleeden tyden erinnerde , en myne<br />
tegenwoordige dagen er door verligtede! maar<br />
Wel, om dat ik in alle uwe tegenwoordige en<br />
toekomftige Brieven eene Vriendin vinde en<br />
vinden zal, die my hier ontbreekt, vermits ik<br />
het hier niet waagen durf, iemand regt in de<br />
dogen te zien.<br />
Al wie ik zie, houd ik verdagt van my te<br />
Willen verraaden. 't Geen gy my van den<br />
Ritmeester fchryft , doet my leed, want hy<br />
beminde my ongemeen, en niets in de waereld<br />
zou my te dierbaar voor hem geweest zyn.<br />
E Doch
C «O<br />
Doch myne krachten konden het niet langer<br />
uithouden. Ik bedank u, lieve Lot! dat gy<br />
hein , naar uw vermogen, geholpen hebt. Ik<br />
zal het u tc göê komen, en u nog iets daar<br />
enboven zenden, waarvan gy hem onder de<br />
hand wat geeven kunt: doch weeten mag hy<br />
niet, dat het van my is, om dat ik zekere re<br />
den heb, om op myn hoede te weezen.<br />
Gy begeert vervolgens eene juifte befchry-<br />
ving van myn Man !<br />
Zekerlyk, Lotje! is hy een Man van ver-<br />
dienften; een Man , die alle hoogachting waar<br />
dig is. Beminde hy my zo zeer , als hy my<br />
fchat, mooglyk was er geen gelukkiger mensch<br />
op aarde, dan ik ben! maar hy heeft my ge-<br />
huuwd, op dat hy geen andere zou neemen,<br />
die hem beminde, dewyl zy hem belettede eene<br />
andere te neemen, die hy lief had.<br />
Dat heet nog eerst zig om een Man te ver-<br />
moeien! maar hy is ook een fchoon Man.<br />
Het Affchrift van een Brief, dat ik hier nef-<br />
fens voege, en 't welk gy na de leezing daad-<br />
lyk verfcheuren moet, ten einde 't niet in<br />
vreemde handen valle, zal u een genoegzaam<br />
licht in de zaak geeven.<br />
Den Brief zelve ontving hy voor eenige<br />
da-
t 83)<br />
dagen met de vyftienduizend Ryksdaalders,<br />
Hy heeft ze gehouden, en prees de Schryffter<br />
zeer, niet zo zeer om des gelds wille, dat ligt,<br />
hem niet naauw aan 't hart, maar hy verheugt<br />
zig om dat het Meisje dat geene niet is, waar<br />
voor hy ze verdagt hield. Ik befpeurde ook<br />
aan hem, dat hy zeer wel te vreeden geweest<br />
zou zyn, indien hy my nog niet gehad had,<br />
it Kan wel zyn, dat deeze Twee ligt beter<br />
zyn dan ik, ook wel fchaoner 1 maar ik<br />
ben evenwel nu zyne. Vrouw, en of fchoon<br />
hy wel alle mooglyke achting voor my heeft,<br />
gaat zulks echter met een zékeren dwang ge<br />
paard , die my, zo als gy gemaklyk begrypea<br />
kunt, in het geheel niet behaagt.<br />
Dikwils, Lotje! wanneer hy my een fraai<br />
gefchenk doet, denk ik, ware het liever eene<br />
hartlyke kusch! en nog waag ik het niet,om<br />
hem iets des wegens te zeggen, want de Voor-<br />
Waarde is, dat er geene Liefde in 't fpel mag<br />
komen. Eindlyk, ik geloof, dat ik op hem<br />
verliefd ben; ten minden ik zal het worden 5<br />
zo dra de rust myner ziel vermeerdert, dat ilj<br />
my vleien durf te zullen gebeuren. Duurt dit<br />
nog een vierdedeel jaars zo voort, dan houdt<br />
ikmy volkomen gerust, en komt er dan iemand,<br />
F 2 die
( 84')<br />
C 85 )<br />
Brief, dat hy my aangenaam zou weezen!Wat<br />
heb ik toch met dien ouden, fmeerigen Boer<br />
te fchaffen. Is dit ernst of gekfcheeren ? Met<br />
den volgenden meer.<br />
Ik ben enz.<br />
MARIA.<br />
T W I N T I G S T E B R J E F ,<br />
Louiza Weiemeier aan-Trofesjor Ferdi<br />
nand Wahler.<br />
Eens is er een tydftip geweest, Ferdinand!<br />
In 't welk ik u met de duurfte betuigingen<br />
verzekerde, dat ik die geene niet was, waar<br />
voor gy my hieldt. Ik was niet baatzug-<br />
tig noch er op uit, om uw goed te bezitten!<br />
Zeide gy my toen al niet in 't aangezigt, dat<br />
gy het tegendeel geloofde,' uwe houdingen<br />
drukten zulks genoeg uit. Elk eene uwer<br />
blikken fchoot verachting uit over het Meisje,<br />
dat ongelukkig genoeg was, om u te bemin<br />
nen , om te gevoelen, dat zy zonder uw be-<br />
2it, nimmer gelukkig kon weezen.<br />
F<br />
3 Ik
( 86 )<br />
Ik kon u vergeeven, dat gy my niet beminde<br />
, dit is de beftemming onzer ziel , die<br />
zig nimmer laat dwingen : ook wist ik dat gy<br />
reeds beminde, en wel een Voorwerp beminde<br />
, dat ik gaarne de voorkeur boven my<br />
toeftond. Ik deed u derhalven geen ongelyk,<br />
want ik befchouwde uwe Liefde als billyk,<br />
eb door my niet te beminnen, deedt gy het<br />
my ook niet.<br />
Maar dat gy my baatzugtig geloofde te zyn,<br />
was onrechtvaardigheid; dat gy myne verzeke<br />
ringen van het tegendeel niet betrouwde,<br />
viel hard en bcleedigend. Ik had het toen<br />
maals niet in myne magt, u de duidlykfte be-<br />
wyzen myner onbaatzugtigheid te geeven. Ik<br />
was afhanglyk van een Vader, die de onbil-<br />
lykheid van uw goed naar zig te neemen, toen<br />
maals nog niet inzag; die er echter heden van<br />
overtuigd is, en my de vryheid gegeeven heeft,<br />
om u de helft van uw goed wederom ter hand<br />
te ftellen, vermits hy u, met egtc Hukken be-<br />
wyzen kan , dat de andere helft hem toebe<br />
hoort.<br />
De helft bedraagt twintigduizend Ryksdaal<br />
ders; doch op vyfduizcnd dcrzelvcn heeft hy<br />
eene andere aanfpraak gemaakt. Scheld heden<br />
9P
( 8? )<br />
op deeze Ockonomie niet, noch lach niet om<br />
den Vader, die door de Dogter gefchat wordt,<br />
om handelingen, die zy nimmer van hem ver-<br />
wagtede.<br />
Hy had my aan een ander verloofd, en toert<br />
hy my aan u wilde geeven , moest hy hem<br />
tienduizend Ryksdaalders betaalen , om de ge<br />
lofte buiten kragt te Hellen. Deeze fom neemt<br />
hy van uw Kapitaal. Gy moet hem deeze zwak<br />
heid ten beften houden, en overweegen, of<br />
gy reden hebt, om van hem of my kwalyk te<br />
denken, daar gy, wanneer myn Perzoon u al<br />
onverfchillig geweest is, gy ten minden een<br />
verdubbeld goed met deeze Vrouw bekomen<br />
hebt.<br />
Stond het aan my, Ferdinand ! Gy zoudt alles<br />
terug ontvangen! doch het geen, waartoe<br />
ik verlof heb, geef ik, en volgt hier nqffens.<br />
Dat ik het niet weder te rug zal neemen is<br />
zeker.<br />
Zo gy echter nog een fehaduuw van vil*<br />
fche grootmoedigheid in uw ziel hebt, en gy<br />
weigeren zoudt dit geld aanteneemen,bedenk<br />
dan , dat gy my op nieuw beleedigt.<br />
Indien gy iets anders in deeze teruggave<br />
zoekt,' dan zuivere Edelmoedigheid en gevoe-<br />
F 4 lige
( 83 )<br />
lige overtuiging, dat het geld u toebehoort,<br />
weet dan, dat gy den goeden naam van myn<br />
Vader en vaneen Meisje bezwalkt, die u niets<br />
anders deed, dan dat de Lievelinge van uw<br />
Oom was, het was zonder het te willen zyn,'<br />
en zonder de minfte baatzugtige inzigten te<br />
hebben.<br />
Ik paste deezen ouden, waardigen Grysaart,<br />
dien ik als myn Vader beminde, zorgvuldig op.<br />
Hy dagt dat gy met my het gelukkigftp zyn<br />
zoudt: hy dagt, dat gy myne hand niet afflaan<br />
zoudt. Had hy anders gedagt, hy zou zeker<br />
de Erffenis verdeeld hebben , zo als wy die<br />
heden deelen.<br />
Zo dra ik myn eigen meester zal zyn, zult<br />
gy ook de andere vyf duizend Ryksdaalders<br />
bekomen, want het zou zeer oneigen weezen,<br />
dat gy myn Minnaar betaalen moest.<br />
Indien geen ander verzoek of aandrang u<br />
mogt overhaalen, om van deeze noodlottige,<br />
en by de waereld zo zeer bekende Gefchie-<br />
denis, een einde te maaken, doe het dan ten<br />
gevalle van haar, die flegts gedagt heeft voor<br />
u te zullen leeven; die- nooit zal vergeeten,<br />
dat zy, zonder deeze omftandigheden , veei-<br />
ligt de Vrouw van Ferdinand had kunnen wor<br />
den ,
( 89 )<br />
den', en die, haar Noodlot zy dan zo als het<br />
wil, altoos zal zeggen: Met Ferdinand ware<br />
ik gelukkig geweest.<br />
Kunt gy eene zo openhartige belydenis der<br />
zwakheid van een Meisje zonder deelneeming<br />
leezen? Geloof my, Ferdinand! ware Henri<br />
ette de uwe geworden, niets zou myn vreugd<br />
hebben kunnen evenaaren. Die oprecht be<br />
mint is niet baatzugtig. Dikwils vergeet hy<br />
zig zelve, wanneer flegts het genoegen, by<br />
het Voorwerp zyner Liefde huisvest.<br />
Mogteri er nimmer, Ferdinand! dergelyfce<br />
treurige dagen over my en Henriette meer op<br />
gaan ! Vergun my ook altoos deeze kleine er-<br />
innerjng u te doen, - dat gy v 0or Henriette,.<br />
die veel ongelukkiger is, dan ik ben, .<br />
toch eenig meerder medelyden koesteren wilt:<br />
dit zal teffens ten troost (trekken van uwe,.<br />
LOUIZA WEDEMEIER,<br />
f 5
(90 )<br />
EEN EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
Profesfor Wahkr aan den Advokaai Stokberg-<br />
jjVIetal myn vernuft,met al myn Wysgeerte<br />
en overtuiging, dat ik wel gedaan heb, met<br />
al den troost, dat ik my als een Man gedraa-<br />
gen heb; met al myne voorneemens, om naar<br />
myn pligt te leeven , en met welke hersfen-<br />
fchimmen niet al meer, waarvan ik bezwan<br />
gerd ging, of nog dikwerf ga! met dat<br />
alles, myn lieve Stokberg 1 is het niets, —•<br />
niets, zeg ik u.<br />
Ik poog my zeiven optedringen, dat ik het<br />
voortveflyk gemaakt heb; dit betoog ik met<br />
de geheele Logica, en zwets het myn hart,<br />
dat het tegendeel ftaande wil houden, voor,<br />
met de overtuigendfte welfpreekenheid. Ik be<br />
duide-het zelve, dat het ongelyk heeft, en<br />
zie , eensklaps ftaat reuzenhoogte en rotzeil<br />
vast het denkbeeld voor myn geest, dat ik een<br />
domme pas begaan heb.<br />
En welke is die ? dat ik een Vrouw geno.
( Oi )<br />
nomen heb, die ik niet bemin. Neem eeneö<br />
Engel, dommen Duivel! en ftel u eenen an<br />
deren , duizendmaalen fchooner voor, wan<br />
neer gy hem ziet, en hy zal leelyk in uwe<br />
oogen worden.<br />
En wat kan die arme ziel, myn Vrouw, dit<br />
helpen; dat ik alles verkeerdlyk overwoog,<br />
verkeerdlyk befloot en verkeerdlyk eer uitvoet<br />
bragt? Ik befpeur zonneklaar, dat zy my be<br />
mint, en haare Liefde is my lastig! jfe<br />
weet menigmaalen niet, wat ik zeggen moet,<br />
wanneer zy my verzoekt, vriend'yk te willen<br />
zyn; liever alle Gcfchcnken haar te onthou<br />
den, en in ftede daarvan,haar myne geneegen.<br />
heid te doen blyken.<br />
Zomwylen treft zy my. Ik begin tc ontwaa-<br />
ren, dat uit pligt neiging kan voortfpruiten ! -<br />
doch de Naam van Henriette behoeft my negt*<br />
ergends voortekomeu , ik behoef flegts een<br />
•Boek in de hand te neemen, waar uit ik te<br />
eenigen tyde haar iets heb voorgeleezen; ik<br />
behoef haar Beeldnis my flegts voorden Geert<br />
tc brengen, e n alle gevoel is verdwee-<br />
nen ! . Doch valt my iets in de hand, dat<br />
2y gefchreeven, of my ten gefchenke gegee-<br />
ven heeft, dan komt my elk ander Vrouw^<br />
lyk
( 9» )<br />
lyk Schepzel afzigtlyk en opgefmukt voor.<br />
' Dit gaat zelf zo verre, Stokberg! dat myn<br />
Vrouw, door den opflag haarer oogen en be-<br />
dryven, my als een Byzit voorkomt! Zy, die<br />
het onfchuldigfle Schepzel was toen ik haar<br />
trouwde! die niet wist wat Liefde ware! Die<br />
pas uit de School der befte Opvoeding, even<br />
gelyk een fchuldloos kind uit zyn Moeder was<br />
voortgekomen. Tweêmaalen, waarachtig, was<br />
het eveneens als of my een mes in de handen<br />
viel, en^bet kwam my op de tong, om<br />
het haar te zeggen, doch te rechter tyd her-<br />
ftelde ik my, en het vernuft herftelde de ver^<br />
warde verbeeldingskragt.<br />
Ik poog zo veel ik kan, dit alles wederom<br />
goed te maaken. De opfchik is iets nieuws<br />
voor haar; dus fchenk ik haar alles, wat haas<br />
hart begeert. Intusfchen ben ik zwak genoeg,<br />
om haar tot Vertrouwde, van alle myne Ge<br />
heimen te maaken. Ik heb haar myne geheele<br />
Liefdegcfchiedenis verhaald en teffens gebe<br />
den, het te willen vergeeven, wanneer ik dik-<br />
wüs , door dit aandenken, geemlyk en ver<br />
drietig word. Dan zie ik haar geheel nederge-<br />
flagen voor my, en menigwcrven ftaan haar de<br />
traanen in de oogen. Zy heeft het in de daad<br />
zq
( 93 )<br />
*o erg als ik. Een Man te hebben, die men<br />
bemint, en door hem niet weder bemind te<br />
worden , is bezwaarlyk te verdraagen.<br />
* * * * *<br />
Ik ben buiten my zeiven. Een nieuw Bewvs<br />
doet zig op, dar ik ongelyk heb, dat ik dom<br />
was, en met open oogen niet zag, wat my<br />
goed ware. In dit geval , lieve Stokberg !<br />
zaagt gy fcherper dan ik. Gy gaaft my den<br />
Raad, om Louiza te neemen, en ik verwierp<br />
denzelven. Ik overyldc my, onderzogt niet,<br />
hield het Meisje, dat edele Meisje, verdagt! —<br />
Lees deezen Brief!<br />
Hebt gy ooit een edeler ziel gevonden ? Ilc<br />
heb dat geld aangenomen! Wat zou ik doen?<br />
Na zo veele beleedigingen, haar andermaal te<br />
beleedigen! O dat zy heeden de myne mogt<br />
zyn , dan konde ik ten minften, vuurig en<br />
hartlyk , met haar over Henriette fpreekeii,<br />
want zy zyn de vertrouwdfte Vriendinnen, —<br />
en Henriette bad er my om, haar te willen<br />
neemen ! en ik deed zulks niet! — Ach!<br />
ik had dan geen Liefde'voor haar, die Henriette<br />
tot Voorfpreekfter had ? hos flegt was<br />
dit !<br />
Neem
i n)<br />
i Neem gy nu flegts, lieve Stokberg! het ge-<br />
kik, het welk ik heden gehad heb ,daar Loui<br />
za briefwisfeling met haar houdt: ~— altoos<br />
iets van haar te kunnen leezen; iets nieuws<br />
van haar te hooren; haar door de pen van<br />
Louiza tc trootten, en haar moed te kunnen<br />
infpreeken ! Helaas! het Noodlot heeft<br />
my gansch ongelukkig willen maaken , daar<br />
het my niet geheel gelukkig maaken kon.<br />
Myn Vrouw moet zekerlyk gewaar worden,<br />
dat ik berouw heb, van haar te hebben geno<br />
men , want op zommige tydai , ben ik my<br />
zelf geen meester. Ik liep met den Brief en<br />
het geld tot haar. Ik vloeide over van Lof<br />
tuitingen wegens Louiza, en eerst, na dat ik<br />
fchoon uit gepredikt had, en na my honderd<br />
maaien den ongelukkigften mensch op den<br />
aardbodem genoemd te hebben, bezon ikmy! —<br />
'Daar ftend de goede Vrouw in traanen ! Zy<br />
zei wel, dat zy het Lot dier beide Vrouwen<br />
beweende; doch zo veel kennis heb ik even-<br />
Wel nog van het vrouwiyk hart, dat ik my<br />
overtuigd kon houden , dat zy, over myne<br />
handelwyze tegen haar, traanen ftortede.<br />
]k wilde dit wederom heritelleu,*en fchonk<br />
-haar het derde deel van het geld: Zy aan<br />
vaard-
( 95 )<br />
vaardde het, maar onverfchillig , tcrwyl zy<br />
een oog op my floeg, dat my zeide! Behoud<br />
al uw geld en fchenk my uwe Liefde?<br />
En gifteren , nog gifteren , kon ik haar niet<br />
verdraagen. Waar ik haar ontmoetcde, week<br />
ik uit den weg, want ik was zo tegenftreeven.<br />
de, dat ik moeite met haar zou hebben kun<br />
nen zoeken.<br />
En wat zal er nu van my, wat zal er<br />
van myn Huuwlyk worden ? ,<br />
Louiza heb ik geandwoord. Ik zal my ten<br />
minften van haar bedienen, om Henriette te<br />
doen weeten , dat ik eveneens denk als te voo-<br />
ren, en dat haar Man my verbiedt aan haar te<br />
fchryven.<br />
Leef gelukkig, lieve Vriend ! en word niet '<br />
moeilyk over deezen myn langen klaagzang I<br />
Ik ben, enz.<br />
FERDINAND.<br />
TWEE
C 0 )<br />
TWEE EN TWINTIGSTE BRIEF;<br />
Maria aan Lotje.<br />
Stout Meisje! wat hebt gy begonnen. He<br />
den ken ik den Bode van uwen Brief. Gy hebt<br />
liét misfchien met hem en my wel gemeend,<br />
doch het gene gy gedaan hebt, kan ik nim<br />
mer goed heeten. Gy hebt een vuur in myn<br />
binnenfte ontfteeken, dat ik bezig was teblus-<br />
fchen, en 't welk ik voorzeker tot myn en<br />
des Ritmeesters bestwil gebluscht zou heb<br />
ben.<br />
' In de daad , Lotje! 't waar nooit in myn<br />
ziel opgekomen , om weder in 't net der Lief<br />
de te loopen ! Ik had my reeds langzaam van<br />
die ftreelende aandoening afgewend, die nu<br />
weder zo fterk in myn hart omfpookt, indien<br />
ik flegts het Voorwerp myner tederheid maar<br />
niet weder gezien had. Nu is het geval daar!<br />
Ik gevoel het, ik kan de kragt der Liefde niet<br />
wedcrftaan,. • en waarlyk , een woord uit<br />
Kareis mond, is overvloedig genoeg,om myn<br />
pnverfchilligen Man, met alle zyne weldaaden<br />
en
( 97 )<br />
en oplettenheeden, uit myn hart te verban-nen.<br />
.<br />
Ik ben hem evenwel-de zelfde opmerkzaam<br />
heid fchuldig, en ik zal niet flegts ten uiterften<br />
voorzigtig handelen, maar my zelf bedwingen,<br />
en zo lang achterhoudende weezen, tot dat ik<br />
verzekerd ben , dat ik zonder >t minften te<br />
vreezen met Karei kan omgaan. Hoe ik dit<br />
zal aanvangen, zult gy hooren, wanneer gy<br />
vooraf weet, hoe ik en de halfvertwyffelde<br />
Minnaar faamgeraakten.<br />
Myne eenige en geduurige Wandeling is in<br />
een klein boschje, digt by de Stad, waar al-<br />
toos veel menfehen gevonden worden, en my,<br />
ne kleine ydelheid, die anders geen tydverdryf<br />
heeft, zig dikwils in hareKleedermajefteit zien<br />
het. Gtsteren tegen den avond was ik aldaar<br />
en ergerde my reeds over het Noodlot dat<br />
juist 1 U I g e e n m e n s c h d e r w a a r d s h e e n g e v Q e r d<br />
had; en dit evenwel was thans myn geluk<br />
Honderd fchreden naauwlyks voortgegaan zyn'<br />
de, zag ik Karei, ter zyden af, voor my ftaan<br />
Ik werd verward, en poogde hem in dien eer<br />
ften angst te ontwyken: maar dit nam hy zo<br />
hoog op, dat hy my daadlyk toeriep:' Maria '<br />
§y wilt dan uwen Karei niet te woord ftaan?<br />
G<br />
Had-
( 98 }<br />
Hadden er menfchen tegenwoordig geweest,<br />
ik zou my genoodzaakt gevonden hebben, om<br />
eene onmagt voor te wenden, ten einde my<br />
bier uit te redden, 't welk dan nog wel goed<br />
voor ditmaal zou geweest zyn , maar teffens<br />
ook aanleiding tot naarvorfching zou gegeeven<br />
hebben.<br />
Nu kon ik het anders overleggen. Ik trad<br />
naar hem toe, en zei: Dat ik my voor u ver<br />
bergen wil, Karei'. gefchied tot uw en myn<br />
bestwil. Ik ben gehuuwd, en gy zult my ze-<br />
kerlyk niet ongelukkig willen maaken.<br />
Gehuuwd? vroeg by. Evenwel niet met Pro-<br />
fesfor Wahler?<br />
Met den zelfden.<br />
„ En ik was dom genoeg, om u den Brief<br />
„ van Lotje niet eigenhandig te beftellen 1"<br />
Gy hadt dien dan ? Nu, Karei! ver<br />
mits gy toch hier zyt, laat het dan weezen,<br />
dat wy elkander eenmaal fpreeken !<br />
,, Hemelen Hel'. — Éénmaal? - Neen! —<br />
Ik zal u myn waarde meermaalen fpreeken."<br />
Karei! zei ik tegen hem, op een toon, waar<br />
mede ik anders alles van hem verkreeg, hoe<br />
kimt gy dus onbezonnen weezen? My op een<br />
openlyke plaats uw Waards te noemen, waar<br />
elk
C 99 )<br />
elk oogenblik, een verrader "ons beluifteren<br />
kan ! Geloof my, ik bemin u even zo fterk als<br />
te vooren, maar zal deeze Liefde my ten ver<br />
der ve ftrekken ? Wanneer deeze Onderhan<br />
deling ter ooren van mynen Man kwam , dan<br />
ware hy in ftaat om my verdagt te houden;<br />
verdagt houden heeft naarvorfching ten ge<br />
volge, en zulks moet ik in de eerfte plaats<br />
vermyden, indien ik in myne omffcandigheden<br />
blyven wil.<br />
„ Zyt gy dan zo gelukkig, Maria? bemint<br />
„ gy uw Man dan. zo zeer, en wilt gy my<br />
„ geen de minfte hoop overig laaten, om u<br />
„ zomtyds eens te zien, daar ik geheel voor<br />
„ u leevc?"<br />
Er is flegts eene mooglykheid, Karei! das<br />
ivy weder gelukkig kunnen zyn. Zie kennis<br />
met myn Man te maaken. Maak dat hy uw<br />
Vriend worde, ten einde gy, zonder opfpraak,<br />
met my verkeeren kunt. Moeilyk kan u zulks<br />
niet vallen. En vermits uwe Financien altoos<br />
in een flegten ftaat zyn, en gy mooglyk, ter<br />
uitvoering van myn Plan, geld zult noodig<br />
hebben, wil ik deeze geleegenheid niet ver<br />
zuimen. Zie daar! Doe en gelaat u nu, even<br />
als of gy my gekend noch gezien hadt!<br />
Ga Ik
Ik gaf hem myn Geldbeurs en vertrok, tot<br />
myn geluk, want kort daarop kwamen er een<br />
menigte van myns Mans Toehoorders, die my<br />
eerbiedig groeteden, dat zy wel zouden naar-<br />
gelaaten hebben , wanneer zy my by een Offi<br />
cier gezien- hadden.<br />
Hoe Karei nu zyne zaaken zal inrigten,<br />
weet ik niet. Heden is hy reeds vroeg by myn<br />
Man geweest. Doch wat hy met hem gefpro-<br />
ken heeft, en of hy hoop hebbe,om weder te<br />
komen, kan ik nog niet weeten : doch dit weet'<br />
ik, dat ik myn huis niet verlaat, alvoorens ik<br />
myne zaaken in 't net heb : Want hoe zeer ik<br />
Karei beminne, en gaarne al het geld dat ik<br />
heb, voor hem geeven wil, wil ik echter den<br />
goeden naam, dien ik hier heb, niet opoffe<br />
ren.<br />
En nog eens, Lotje! behoudens uw goeden<br />
wil! gy hebt my een leelyke trek gefpeeld.<br />
Ik ben, enz.<br />
MARIA.<br />
DRir
C IOI )<br />
DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
Ferdinand Wahler aan Louiza Wedemeïer,<br />
Vereeringswaardig Meisje !<br />
Wanneer ik, van fchaamte doordrongen,<br />
en vol berouw over myn gedrag tegen u, u<br />
nadere, dan hoop ik zal zy, die my zo groot<br />
moedig behandelde, ook grootmoedig genoeg<br />
zyn, my vergiffenis te fehenkcn.<br />
Ik had ongelyk uwe waardy te verdenken,<br />
doch ik befchouwde die uit een valsch oog<br />
punt. Ik verbeeldde my , dat gy het waart, diq<br />
my myne Henriette ontrukken wilde. Dus<br />
dwaalt men mcnigwerven , wanneer men ge<br />
looft de befte befluiten te neemen.<br />
Maar gy zyt te goedaartig , edel Meisje!<br />
dan dat gy my niet van alle verdere ontfchul-<br />
digingen zoudt willen ontdaan. Ik wil liever<br />
op een zaak komen, die my zeer na aan 't<br />
hart ligt, en waarop gy my zelf gebragt hebt.<br />
Gy wenscht, dat ik voor Henriette eenig<br />
meerder medelyden zou gevoelen. — Ha l<br />
G 3 Loui-
( 102 )<br />
Louiza! het geen ik gevoeleis door geen pen<br />
uittedrukken. Ik gevoelde dit reeds, toen zy<br />
my betuigde, ongelukkig te weezen, dus van<br />
my verwyderd te zyn., en toen had zy<br />
de hoop nog, om eenmaal de myne te wor<br />
den. En nu, aan eene dwinglandy, die<br />
geen's gelyken heeft, opgeofferd ! en dat<br />
voor een week, deelneemend hart! Dus<br />
de Hel te erlangen, daar zy den Hemel ver<br />
diende ! Ik gevoel, o Neen! Loui<br />
za ! gy hebt gelyk , ik gevoel geen medelyden!<br />
Myn gevoel is Woede! Woede tegen Een ,<br />
die haar zo onbillyk behandelen kan, • en<br />
Ach! dikwils ook tegen haar zelf, om dat zy<br />
zig in de handen van diergelyk een Booswigt<br />
werpen kon.<br />
Ik heb niet misdaan ! neen ! Louiza!<br />
maar mooglyk weet gy niet, dat hy my aan<br />
de gevoeligfte zyde aangreep, by de eere van<br />
een Man, naamlyk! Hy, die zelf geene eere<br />
bezit,ftelt echter dezelve ten fcheidsmuur tus-<br />
fchen Henriette en my.<br />
Hoe welkom, best Meisje! zyt gy my he<br />
den, om uw edelaartig, deelneemend gevóel<br />
met deeze Edele. Verlos gy my van myne<br />
Onrust! zeg haar, dat ik beftendig blyf den<br />
ken
( i°3 ><br />
ken gelyk te voeren! dat ik als nog haar Fer<br />
dinand ben, en het altoos zal weezen! Zeg<br />
haar; dat myne eere en myne verpligting, dat<br />
de uitdruklyke begeerte van haaren Man, on<br />
der welks geweld zy nu ftaat, my verbieden<br />
om aan haar te fchryven; dat ik anders, met<br />
al de warmte der innigfte Vriendfchap, met<br />
a! de aandoening der tederfte Liefde, haar ze!f<br />
dat geene zou zeggen , wat ik heden u ver<br />
zoek haar te willen voordraagen.<br />
En gy Waardfte! wees te vreeden, met de<br />
belydenis , dat ik myn ganfcheLeeftyd berouw<br />
zal hebben , van u zo gelukkig niet te hebben<br />
gemaakt, als ik veelligt zou hebben kunnen<br />
doen. Dit zy genoeg, ten opzigte van u en<br />
van haar.<br />
Met betrekking tot my , Louiza! moet ik<br />
anders fpreeken : Gy zoudt dat geene niet ge<br />
vonden hebben , 't welk gy verwagtede! Hen<br />
riette niet te bezitten, heeft my ten uiterften<br />
mismoedig en geemlyk gemaakt. Myn arme<br />
Wyf, dat ik het vermaak haares leevens ver<br />
bitter, ondervindt zulks maar al te zeer; en<br />
van die zyde befchouwd, bid ik u, wees te<br />
vreeden! Is er echter iets, dat ik voor u doen<br />
kan, gebied 'over my! verzeker ook uw waar-<br />
G 4 digen
( i4 )<br />
digen Vader, dat hy geen grooter Vereerder<br />
heeft dan uwen<br />
FERDINAND WAHLER,<br />
V I E R E N TWINTIGSTE BRIEF.<br />
Ferdinand aan Louiza.<br />
Spoedig , Louiza'. wordt myn Brief door ee-<br />
nen anderen gevolgd. Konde ik even zo fpoe-<br />
dig heenvliegcn, en Henriette zeggen, dat ik<br />
om haar geweend heb,, bittere traanen ge<br />
weend heb, die eenmaal voor my getuigen zullen<br />
!<br />
Om alles wat u lief is, Louiza ! fchryf haar<br />
ten eerften. Ik voeghaaren verfchriklyken Brief<br />
hier neffens, die my byna van het verftand heeft<br />
berooft I Onuitfpreeklyk Lyden ! waarom<br />
moest gy dus ons beiden treffen? Hy fpot<br />
met haar! die ongevoelige! Louiza ! welk<br />
een Man moet dat weezen! — Maar nog een<br />
verzoek, het laatften, waag ik, en<br />
hoort hy dan niet, verandert hy dan zyn<br />
ge-
( 105 )<br />
gedrag tegen die Ongelukkige niet, dan<br />
verbreek ik ook die Ketens, welken maar al<br />
leen zo lang kunnen binden, als er de Mensch-<br />
lykheid niet door' lydt! - dan verfta ik door<br />
Eere, hetgeen waarlyk Eere is, en dan zal ik<br />
hem leeren, hoe hy met eene Vrouw moet om<br />
gaan, gelyk de zyne is.<br />
Deezen Brief bekomt gy per Expresfe. Ik<br />
mag er geen woord meer byvoegen , ten einde<br />
ik de ongelukkige geen oogenblik van den<br />
troost verfteeke, die zy door myne verzeke<br />
ringen hebben kan. Het tydftip, waarin gy<br />
my met - een troostlyk berigt van haar zult<br />
verheugen, zal myn zaligfte weezen ! de He<br />
mel zal er u voor zegenen!<br />
FERDINAND.<br />
G 5 VYF
( lOtf )<br />
VYF EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
Ferdinand aan den Heer Hasten.<br />
Onwaardig Man van myne Henriette!<br />
Cry hebt dan myn Voorftel niet aangenomen;<br />
myn verzoek geen gehoor gegeeven, om aan<br />
uwe Vrouw te zeggen, dat gy my verbooden<br />
hebt aan haar te fchryven ? Gy hebt daardoor<br />
my niet zo zeer in 't ongeluk gebragt, (want<br />
ik zou my kunnen'verdeedigen) dan wel Hen<br />
riette I gy offert haar op.<br />
Weet gy, Myn heer! zy kan de gedagten<br />
niet vefdraagen, dat ik zo groot een Schurk<br />
zyn zou, als gy zyt. Derhalven voor de laat-<br />
ftemaal: Zeg haar, dat gy my verbooden. hebt<br />
aan haar te Jchryven. Wanneer haar derde<br />
Brief my melden zal, dat zy nog even zeer van<br />
u lyden moet, dan verbreek ik myne belofte,<br />
en zal haar fchry ven, doch flegts eenmaal, dit<br />
beloof ik u.<br />
Doch wilt gy ook dit éénmaal niet? gy<br />
kunt
( i»7 )<br />
kunt het verhinderen, —. verhinderen met<br />
weinig woorden , die u toch niet haatlyker<br />
kunnen maaken by eene Vrouw, by welke gy,<br />
na uwe behandeling, toch niet haatlyker wor<br />
den kunt, en voor wie gy, ten zy ze al het<br />
geduld en de verdraagzaamheid van een So-<br />
crates mogt bezitten, altoos onverdraaglyk zyn<br />
zult.<br />
Weet gy wat het zegt, met iemand om te<br />
gaan, die men niet genecgen is? Behoorde<br />
gy niet alles aan te wenden, om de rust te ver-<br />
fchaffen aan haar, die u gedwongen de hand<br />
gaf? en zyt gy, in tegendeel er niet op uit,<br />
om haar het leeven zuur en onrustig te maa.<br />
ken ?<br />
Gy ziet immers hoe zeer ik my inbinde, en<br />
my bemoeïe, om .u niets in den weg te leggen.<br />
Dat nu de arme Vrouw dezelfde ftandvastig-<br />
heid niet heeft ; dat haare Liefde voor my<br />
mooglyk veel fterker was; dat zy myne gedag-<br />
tenis zo fpoedig niet uitwisfchen kan; — zulks<br />
verdriet u, verdriet u tegens recht en te-<br />
gens uw beloften.<br />
Ik wil u befchimpen noch Satiren maaken,<br />
Mynheer Hasten ! Doch eene Les mag ik u<br />
wel geeven, en die is: Tragt u door vriend-<br />
Iyk,
( io8 3<br />
lykheid by uwe Gade bemind te maaken. Dat<br />
is de weg, om den Minnaar uit haar hart te<br />
dringen. Gy ziet hier uit, dat de Minnaar u<br />
zo zeer niet tegen is, als gy wel gelooft.<br />
Doch waarheden genoeg tegen u gezegd!<br />
Niet om uwen wil, maar Henriette's wil, heb<br />
ik'wedelyden met u. Ik wenschte, dat gy als<br />
Blancheville , by uwe laaghartige leevenswyze<br />
te Berlyn gebleeven waart, dan ware Henriette<br />
my niet ontrukt geworden.<br />
In goeden ernst derhalven nog eens!<br />
Gy Mynheer Hasten! voer myn verzoek<br />
uit, of de D ,. ..r zal u op den kop vaaren.<br />
FERDINAND.<br />
ZES EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
De Advokaat Wurm aan den Ritmeester Strundeh<br />
Lieve Boezemvriend!<br />
G y bidt en fmeekt my uw Proces voort te zet<br />
ten , en u geld te verfchaffen. Indien gy wist-,<br />
goe-
( IOO )<br />
góede Jongen! dat elk een van uwe briever!<br />
een fteek in myn hart is, gy zoudt medelyden<br />
met my hebben, en zó dikwils niet fchry ven.<br />
Ik kan my uwen ganfehen toeftand' verbeelden,<br />
en het doet my leed, dat ik niet beter flaagen<br />
kan tot nog toe. Uw Tegenparty fihyt my te<br />
veel ftruikelfteencn op den weg, en bezit daar<br />
enboven de uitfteekende bekwaamheid , om<br />
Kabaaien te maaken, en heeft verfcheiden<br />
Rechters op de'hand', die haar niet gaarne by-<br />
tcn wilden. Intusfchen hebt gy het recht op<br />
uwe zyde,en gy zult, byaldien de Gerechtig<br />
heid niet ten eeuemale ftikziende is, Recht en<br />
een goede fcmme Gelds behouden.<br />
Om echter niet gansch en al troostlooze be-<br />
rigten aan u te fchryven, moet ik u zeggen,<br />
dat ik misfehien zelf eerlang in ftaat zal wee<br />
zen, om u eenige duizenden Daalders te leenen,<br />
eu dat dit misfehien al taamlyk zeker is. Op<br />
deeze Hoop, die, in vertrouwen gezegd, zyn<br />
grond vindt, in de Liefde vooreen ryk Meisje,<br />
en in het Humvlyk met haar, zyne vervulling<br />
zal erlangen, zend ik u driehonderd Ryksdaal<br />
ders , dehelft van myn tegenwoordigen rykdom;<br />
de andere helft zou ik u ook zenden, indien het<br />
moog-
( uo)<br />
lïiooglyk ware, dat een Bruidegom geldeloo»<br />
bleeve !<br />
Dat Meisje is zeer ryk, doch ik bid u, Broe<br />
derlief! dat gy niet gelooft, dat ik haar om,<br />
het geldneeme! Wanneer zy geen penning be<br />
zat, zou ik haar neemen, en ik wenschte, dat<br />
zy er geen bezat, dan had ik haar des te lie<br />
ver ! mooglyk beminde zy my dan , en wy wa<br />
ren gelukkiger , dan wy anders zyn zullen.<br />
Want hoe verflingerd ik ook op haar ben,<br />
heeft zy echter verliefd geweest, op eeneii<br />
zekeren Profesfor Wahler, die echter haar niet<br />
begeerde, maar een ander nam.<br />
Dit Meisje is zo beminlyk en goedaartig,als<br />
gy er in het ganfche Roomfche Ryk een zult<br />
aantreffen. Ik verbeeldde my als volkomen ze<br />
ker, dat de Profesfor, die door den hoogmoe-<br />
digften Duivel bezieFd wordt, haar zou genoo-<br />
men, het Proces gewonnen, en my aldus, met<br />
alle form van Rechten, myn toekomftig, moog<br />
lyk wel myn overyld en gedroomd, geluk,zou<br />
ontzegd hebben.<br />
Ik hoorde vervolgens wel, dat hy een zotte<br />
ftap gedaan had , en zy onvertroostlyK des<br />
wegens ware, doch het kwam in myn hoofd<br />
niet
( m )<br />
niet op, om 'verder aan haar te denken, be-<br />
halven Jat ik ook nog geen trek gevoel, om<br />
raazende van Liefde te worden.<br />
Voor zes dagen ging ik er heen, dewyl ik<br />
moest, als hebbende den ouden Heer eenige<br />
zaaken te zeggen, vermits ik hem, in alle zy<br />
ne Procesfen diene.<br />
Het Meisje kwam my recht in den mond ge-<br />
loopen; een weinigje zwaarmoedig zynde, maar<br />
zo hemels fchoon, dat het onmooglyk was haar<br />
aantezien , en niet duivels van verliefdheid te<br />
worden. Ik wrong my, bukte, en wilde voor-<br />
bygaan; doch zie, daar greep het my by<br />
de hand: - Welnu, goede Heer Advokaat.'<br />
zo koel voorby? Ik werd rood tot over<br />
myn oogen; Ik zou, dus vervolgde zy,fchier<br />
gelooven, dat gy boos zyt. - Blyf heden mid<br />
dag by ons! zo als gy het beveelt! antwoord<br />
de ik, in alle domheid, en had het op de tong,<br />
om haar aanbod te weigeren.<br />
ik vervoegde my by den ouden Heer; doch<br />
het Meisje verbyfterje al myne denkbeelden.<br />
Waar ik van vooren beginnen moest, begon ik<br />
van agteren, en alles hing als heet zand aan<br />
elkander. Ik deed verfcheiden poogingen om<br />
my in order te houden: Eindlyk zei hy: Gy<br />
hebt
(II*)<br />
hebt iets andersin 't hoofd, Heer Advokaatt<br />
Hellen wy de zaaken tot na den middag uit <<br />
en gaan wy nu eens een wandeling in den tuin<br />
doen.<br />
Ik ging met een, doch al waar ik het<br />
oog heen wendde, zag ik het Meisje, en eens<br />
klaps viel hy my met de vraag op 't hart: Hadt<br />
gy myne Dogter reeds gezien ? Ja! antwoord<br />
de ik, maar met wat gelaat, weet de Hemel,<br />
en juist keek de oude Heer my in 't gezigt.<br />
Doch hy is een flimme Gast. Hy laat niets<br />
merken, hoe naauwkeurig men er ook op let<br />
ten moge; dus wist ik niet, hos ik het met<br />
hem had.<br />
Des middags was hy zeer opgeruimd: Loui<br />
za was ook lugtiger, dan ik gedagt had. Ik<br />
moeter echter verbruid dom uitgezien hebben.<br />
Ik fprak met den ouden geduurig over Proces-<br />
fen; zy kwam er telken tusfchen beiden, en<br />
wilde een ander praatje ter baan brengen.<br />
Toen wy van tafel opreezen, zei de oude<br />
Wedemeïer, dat hy een uurtje wilde gaan flaa-<br />
pen, wy moeiten ons intusfchen zo goed on<br />
derhouden als wy konden. Dit was juist<br />
geen kwaad teeken voor my.<br />
Doch om de ganfche Waereld had ik het<br />
hart
( H3 )<br />
hart niet gehad, om weder een aanvang te maa<br />
ken, indien zy zelve niet eerst begonnen had.<br />
Myn lieve Heer Advokaat 1 dus begon zy.-<br />
Dit woord doordrong telkens myne ziel. —<br />
Gy weet myne gebeele omftaniigfaeid. Myn<br />
Vader dringt er fterk op aan, dat ik my in' 't<br />
Huuwlyk begeeven zou. Hy zou my gaarne<br />
voor zyn dood verzorgd, en in rust zien. Gy<br />
hebt u éénmaal eens geuit, dat ik u m e t on-<br />
verfchülig ware ; naast Feriinand, weet ik nie<br />
mand , die ik hooger fchat cbri.ii, Ik weet zeer<br />
wel, dat het een Meisje kwalyk voegt, om zig<br />
zelve aantebieden; maar ik ben boven deeze<br />
vooroordeelen verheeven. indien gy vergëe<br />
ten kunt, dat ik elders beminde, en dat er een<br />
hartstogtin myn hart heerschte; dan bied ik u<br />
myne hand aan.<br />
Ik was, even als kwam ik uit de wolken<br />
vallen. Ik kon naauwlyks Hameren ï n dat<br />
oogenblik kwam zy my duizendmaalen bekoor<br />
lyker voor: Louiza.' riep ik ; ^ i s \ r a o ' 0<br />
yk? Zal ik zo gelukkig? Z o za-<br />
J<br />
'g, ?<br />
Stil! myn lieve Wurm.' — dus ging Zy<br />
voort— Geene overyling! geene vervoe-<br />
ringen! — I k b e g e e r bedaardheid. - Gun u<br />
1 1<br />
zei-
( U4 )<br />
«erven tyd! dat gy my bemint, weet ik,<br />
maar ik moet ook weeten,of gy my, zo als ik<br />
ben, verdraagen kunt. Ik geef uagt dagen<br />
tyd, om u te bedenken ! doe my als dan<br />
uw antwoord toekoomen! En hiermede fnelde<br />
zy naar haar Kamer.<br />
Vyf minuuten Hond ik daar, als een gedag-<br />
tenioos mensch; wanneer een bediende van<br />
den ouden Wedemeïer my een briefje bragt:<br />
ik brak het open, en las er in :<br />
„ Overweeg het geen myn Dogter u gezegd<br />
,, heeft. Ik ben met alles te vreeden. Reis<br />
,, gelukkig, en keer over agt dagen zo ver-<br />
„ genoegd tot ons weder, als wy u verwag-<br />
„ ten !"<br />
Ik vertrok daadlyk, en reed te Post, en was<br />
voor myne Wooning eer ik het wist; ik dagt<br />
zelf, dat ik nog by Louiza was. Des avonds<br />
deed ik niets anders dan van Louiza droomen,<br />
en niets was zekerder, dan dat ik het gelukkig-<br />
fte mensch op den Aardbodem was; dat<br />
woordje misfehien, 't welk ik in den beginne<br />
van deezen Brief fchreef, kwam nog niet in<br />
myne ziel op. Maar de befte Raad komt,<br />
by den nagt! Toen ik des morgens ontwaakte,<br />
was ik er nog verre van af, om een befluit<br />
ge-
( "5 •)<br />
genoomente hebben, en overmorgen is de geftelde<br />
tyd om, en ik ben nog even beflmtenloos<br />
als te vooren.<br />
Gy weet, Heer Ritmeester! dat ik van ouds<br />
her een aartig Karei was. Ik heb het my vast<br />
in den kop geprent, om een Vrouw te neemen,<br />
die my zo van ganfcher harte bemint, als ik<br />
haar beminnen zal. 't Is waar, dat er my gee<br />
ne zal voorkomen, die my dat zal zyn, wat<br />
Louiza my is, doch 'tis teffens waar, dat Loui<br />
za voor my dat geene niet zal weezen, zo als<br />
ik droom, dat myn Vrouw zyn moet. Hier<br />
van nu hangt alles af; naamlyk, of ik my durf<br />
vleïen , indiervoegen haare liefde te zullen<br />
verwerven. Kan ik my dit nu in 't hoofd kry-<br />
gen, al ware het dan ook maar een hers-<br />
fenfchim ! dan is alles wel, myn lieve<br />
Broeder!<br />
Als dan berigt ik u nader.<br />
Ik ben enz.<br />
WURM.<br />
H 2 XE-
( nö )<br />
^p. '—==X38$-^<br />
„ t v — A<br />
ZEVEN EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
De Ritmeester Strundel aan den Advokaat<br />
Wurm.<br />
Befte Jongen ! by al wat in de Waereld is,<br />
wat zyt ge voorneemens ? Hebt gy my niet<br />
doodlyk doen ontftellen, door al uw duivel-<br />
dery van overweegingen en bedenkingen? Hadt<br />
gy dan geen rust, by myn ziel! alvoorens ik<br />
een Stafctte tot u afvaardig? Zie, ik zweer<br />
u by myn, — daar had ik waarachtig haast<br />
een Eed gedaan! alles zal heel goed gaan ;<br />
neem flegts maar eerst het Meisje!<br />
Stuur my nu maar ten eerften weder een Sta-<br />
fette met uw Ja te rug ! Anders zullen die<br />
driehonderd Ryksdaalders allen, want ik<br />
moet myne grillen in de Champagne verzuipen,<br />
tot dat ik weet, dat gy gelukkig zyt.<br />
Broer lief ! 't is my enkel en alleen daarom<br />
te doen, dat gy die Party kiest, 't Zou een<br />
verdoemde Zot weezen, wanneer gy ze u de<br />
neus voorby liet gaan. Gy zoudt het u in tyd<br />
en
( "7 )<br />
en eeuwigheid beklaagen; en niet kunnen ver<br />
antwoordden.<br />
Bedenk maar eens, hoe lief het Meisje u<br />
heeft! en dan, dat fchoone geld; en<br />
hoe gelukkig gy alle menfchen om u heen maa<br />
ken kunt, en immers is dit uwe Hoofdbedoe<br />
ling! Op myn eer, Broeder! het kan aanko<br />
men ! My dunkt ik kan my reeds voorffellen,<br />
hoe gy uw hart aan dat Meisje ophaalt! Be-<br />
fchouw maar eens iemand, die het dus naar den<br />
vleefche gaat ! Stel u al het aangenaame eens<br />
recht voor den geest, en vlieg dan naar het<br />
Meisje. Gy kent dat zoete fchaap nog zo<br />
wel niet als ik. Uw gefnap doet niets uit;<br />
dat is alles gekheid. Nu ! ik wensch er u ge<br />
luk mede. Ik heb, by myn ziel! onder het<br />
fchryven van deezen Brief, een ganfche Bou-<br />
teilje uitgezoopen.<br />
Wagt maar! gy zult nog wel andere zotte<br />
klap van my hooren. Doch eerst de Stafette,<br />
hoort ge ?<br />
Ik ben enz.<br />
STRUNDEL.<br />
Ritmeester,<br />
H 3 AGT
( "8 )<br />
AGT EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
De Advokaat Wurm aan den Ritmeester<br />
Strundel.<br />
jR^ydt u de levendige Duivel,dat gy uw geld<br />
in Stafettesen Champagne verkwist? Ik meen<br />
de betooverd te zyn, toen ik van Louiza ko<br />
mende, dat fpectakel vond. Ik heb een Man<br />
te paard afgezonden , die komt my zo duur<br />
niet te ftaan , als die hagelfche Stafettes.<br />
"Broeder! Broeder! haast mogt ik het<br />
geld , dat ik hier neffens voor u bygevoegd<br />
heb, weder ontpakken: Doch voor deeze keer<br />
is 't wel. Zend er my maar een klein Wis-<br />
feitje voor. Er zyn tweeduizend Ryksdaal<br />
ders, met die driehonderd. Zo dra ik een<br />
Vrouw heb, zal ik de vyfduizend vol maaken.<br />
Ik heb reeds myn befluit genomen, eer de ge<br />
fielde tyd om was. Ik dagt by my zelf, dat<br />
men het kwalyk mogt uitleggen, wanneer ik<br />
het laatfte oogenblik afwagtede , en dat het<br />
veel gevoeglyker ware , om er den tweeden<br />
of
( 119 )<br />
of derden dag heen te gaan. Zo als de Brief<br />
aan u weg was, viel my het denkbeeld in, dat<br />
de geduurige omgang de meufchen met elkan<br />
der doet overéénftemmen , en dat zulks ook<br />
ligt het geval tusfchen my en Louiza zyn kon.<br />
Ik nam myne vuurige Liefde voor haar, en<br />
haar zagt, handelbaar geitel in aanmerking, en<br />
hier uit verbeeldde ik my , zulk een aartig<br />
Huuwlyk te voorfchyn te komen, dat ik my<br />
zeer verheugd nederlcide, den ganfchen nagt<br />
van myn geluk droomde, en den volgenden<br />
morgen nog met dezelfde gedagten en gevoe<br />
lens ontwaakte. Nu was er geen houden meer<br />
aan ! Ik fprong te Paard en mars !<br />
Ik had echter nog eenige Muizennesten in<br />
den kop, en wilde vooraf met Louiza daarover<br />
in onderhandeling trceden, en haar vraagen,<br />
hoe zy het ftuk begreep, en wat goeds zy er<br />
van verhoopte.<br />
Doch haar Vader 'ontmoette my al daadlyk<br />
op de trappen. Ha! riep welkom! welkom!.<br />
Heer Advokaat ! Is alles wel ? hebt gy het<br />
reeds overwoogen ? Braaf! braaf! Ik<br />
wensch u dan geluk ! Heer fchoonzoon !<br />
By myn Dogter zal 't u aan niets ontbreeken ! —<br />
het Meisje is ryk.<br />
H 4 Wat
( 120 )<br />
Wa£ kon ik nu hierop antwoorden ?<br />
Ik moest my verheugen. Ik geliet my als of<br />
het geld geen invloed had ; maar de Oude dagt<br />
er over gelyk gjy 't Was niet kwaad, zei hy,<br />
een beetje van dat gangbaare Metaal te bezit<br />
ten : wanneer men het had , en 't was toch noo-<br />
dig het te hebben, dan behoefde men er<br />
niet om bekommerd te weezen, noch er om te<br />
zwoegen en te zweeten, en wat dergelyke zaa<br />
ken meer waren.<br />
Toen Louiza binnen trad, vervolgde hy op<br />
den zelfden toon: Ik wensch u geluk, Loui<br />
za! riep hy, gy krygt een recht braaf Man,<br />
een vlytig Man, en het geen Rara avis is, een<br />
ecrlyk Advokaat. — Ja! ja! Heer Advokaat!<br />
zo gaat hetdikwils.het Proces fleept een Meis<br />
je naar zig.<br />
Aldus kakelde hy nog wel vyf minuten voort,<br />
in blydfchap van zyn vol hart : waarna hy ons<br />
verliet, ten einde wy,zo als hy zeide, 't met<br />
elkander overweegen konden.<br />
Toen hy weg was ,begon Louiza zelve: Gy<br />
hebt derhalven , lieve Wurm! myn hand dan<br />
niet afgeflagen! moet ik er u voor dankzeg<br />
gen, of zult gy my van deezen pligt onthef<br />
fen ?<br />
Dit
C 121 )<br />
Dit maakte my geheel verleegen. Zy was zo<br />
fchoon als eene hemelfche Bevalligheid, en<br />
alles wat ik met haar fpreeken wilde, was<br />
reeds, door het gevoel van myn toekoomend<br />
geluk , uit myne ziel verdweenen. Het ergerde<br />
my intusfehen, dat zy op dien toon gevallen<br />
was, die ik nu niet geheel voorby kon.<br />
Ik nam wel voor, om de zaak een andere<br />
keer te geeven , en te beproeven , om dit gan-<br />
fche Artikel achter de bank te werpen: doch<br />
zy gunde my den tyd tot fpreeken niet. Toen<br />
ik haar verzekerde, dat ik niet wist, of zy dat<br />
vooroordeel by my nog tegenwoordig dagt te<br />
zyn, 't welk zy voor zig zelve overwonnen<br />
had, antwoordde zy, dat dit de zaak niet<br />
meer was. Doch dit konde ik niet ont<br />
kennen, dat dit befluit my eene vry lange over<br />
weeging gekost had. Zy bekende, dat dit<br />
haare opmerking had naar zig getrokken. Zy<br />
begeerde in 't minst niet, dat iemand door haar<br />
ongelukkig zou worden; en alhoewel zy my<br />
niet genoeg kon danken daar voor , dat ik<br />
haar Vader het vermaak van zyn leeven niet<br />
bedorven had., was zy echter verpligt my te<br />
zeggen, dat, zo wanneer ik eenige bedenk-<br />
lykheid omtrent deezen Egt voedde, zy zig<br />
H S ge-
C )<br />
genoodzaakt zou vinden, om allengskens haar<br />
Vader daarvan aftebrengen. Met alle open<br />
hartigheid echter moest zy belyden , dat het<br />
haar doel geweest ware , om aan de wenfchen,<br />
die ik weleer had doen blyken, te beantwoord<br />
den, en dat het haar oogmerk was, om my<br />
door dit Huuwlyk, met al haar vermoogen,<br />
gelukkig te maaken.<br />
Had my het eerfte gedeelte haarer reden<br />
oplettender en befchroomd gemaakt, het laat-<br />
ftc klonk des te aangenaamer in myne ooren.<br />
Met deeze belofte ftond het ganfche Plan van<br />
gelukzaligheid voor my , en, zo als ik het ont<br />
worpen had , moest het nu ook uitgevoerd<br />
worden , ingevalle Louiza haar woord hield.<br />
Geheel verrukt antwoordde ik haar: Deeze<br />
bekentenis, myne Waardfle! is zo edel, zo be-<br />
koorlyk als gy zelve zyt. Gy overtreft alle<br />
myne verwagtingei). Aan de hand van'het be<br />
minnenswaardigst Meisje; door haar gelukkig<br />
gemaakt, zal ik myne dagen als in een Para-<br />
dys verflyten.<br />
Geestdry very! gaf zy my ten antwoord. Laat<br />
toch deeze brommende begrippen agterwege!<br />
Het Paradys is niet meer op aarde. Gy weet<br />
immers dat men zyne gedagten niet te boog<br />
moet
( 123 )<br />
moet laaten vliegen. Onze verbeelding, die<br />
Voorzegfter van zekere toekomftigheden ,<br />
fpeelt ons gemeenlyk kwaade parten, wanneer<br />
zy het bet best met ons fchynt voor te hebben.<br />
Gy zyt echter een weinigje te ichroomvallig,<br />
Louiza! antwoordde ik haar.<br />
Wanneer men by bevinding fpreekt, hernam<br />
zy daarop, dan ^preekt men waarheid, en heeft<br />
men zig fraa'ïe voordellen gemaakt, en bevindt<br />
men er zig door bedroogen, dan fchynt het<br />
bedrog niet groot te weezen , wanneer men<br />
weer nieuwe Voordellen vormt.<br />
Het bedrog , viel ik in , is echter zo ligt<br />
niet te vreezen, wanneer de eerde Voordellen<br />
gelukt zyn.<br />
Ik wil, zei zy, u niet uit dien vermaaklyken<br />
droom wekken; maar wel, zo ik er iets toe<br />
doen kan, u altoos in denzelven houden.<br />
De oude Heer weder binnen komende, ver<br />
heugde zig zeer , ons zo eensgezind te zien , en<br />
fpandealle zyne kragten in, om de toeneemen-<br />
deopgehelderdheid van geest by Louiza aante-<br />
wakkeren. Ik kan haar niet k-watyk neemen,<br />
dat zy tot nog toe.gelyk weleer, dat vrolyke,<br />
aartige Meisje niet is; ik begeer ook niet dat<br />
zy zulks zy, alvoorens dien dag daar zal wec-<br />
zen,
( I2 4 )<br />
zen, die haar voor altoos de verpligting op<br />
legt, om het voorleedene te vergeeten, en ons<br />
beider geluk te bevorderen.<br />
Binnen agt dagen is zy en ik. volkomen ge<br />
lukkig. Deeze Liefde en dit Huuwlyk hoop<br />
ik teffens, dat myne duiftere bmen , die vry<br />
dikwiis komen, zul'cn doen overdryven, en my<br />
geheel van de aanvallen der zwaarmoedigheid<br />
geneezen. Ten minden bevincrik my nu reeds<br />
opgeklaarder en leevendiger dan te vooren.<br />
Voor 't overige , goede Ritmeester! doe<br />
eveneens als ik, zoek een Wyf, en zet u daar<br />
mede in een dille rust neder. Bedenk dat uwe<br />
Ligtmisfery nooit een goed einde neemen kan.<br />
Gy kunt.door my onderdeund worden, tot dat<br />
uw Proces geëindigd zal weczen. Voor uwe<br />
huislyke omdandigheeden was dit ook zeer<br />
goed: Want ook de grootde rykdom kan men<br />
doorbrengen.<br />
Ik ben, enz.<br />
WURM.<br />
NE-
1125)<br />
NEGEN EN TWINTIGSTE BRIEF<br />
Louiza aan Henriette.<br />
Lieve ongelukkige!<br />
J-j[ef. vergenoegt my, dat ik ten minden een<br />
deel van uw lyden verzagten kan. Hier zyn<br />
twee Brieven van Ferdinand. Beiden zullen<br />
ze u welkom zyn, en, in uwe treurige om-<br />
flandigheeden, balzem op uwe gewonde ziele<br />
gieten.<br />
By het leezen van uwen Brief heb ik niet<br />
weinig traanen geftort. Zy, die door elk een<br />
bemind, door elk een vereerd wordt,moest<br />
dan een Egtgenoot krygen, die geheel gevoel<br />
loos was! die u niet beminde, en op wien gy,<br />
met uw ganfche goede hart niets ter waereld<br />
vermogt !<br />
Uw Brief, myne Waardfte ! heeft veel toe-<br />
gebragt tot myn befluit, om myn hand aan een<br />
Man te geeven, die ik ten minften voor recht-<br />
fchapen kenne, en die er my ongetwyffeld dank<br />
voor zal weeten, 4at ik hem verkoos. Het<br />
is
( .126 )<br />
is de Advokaat Wurm , die voor my Procedeerde<br />
, en reeds, ter geleegenheid van deeze<br />
kennis, dikmaals zyn wensch aan my deed blyken,<br />
waaraan ik toen ter tyd niet beantwoorden<br />
kon, vermits de Man, buiten de hoog-<br />
Schting die ik voor hem heb, niets belangryks<br />
voor my heeft, noch hebben kan, om<br />
dat Ferdinand, even als by u, nog altoos in<br />
myn hart is. En van deezen Ferdinand<br />
wilt gy niet meer met my fpreeken? Henriette!<br />
welk een denkbeeld moet gy u van het hart<br />
van Louiza vormen , wanneer gy gelooven<br />
kunt, dat zy minnenydig omtrent u zyn kan !<br />
Zo waarlyk als myn hart zuiver is; Zo waar-<br />
lyk als het nimmer valschheid voedde, zo<br />
waarlyk, Henriette ! heb ik u den Man ge-<br />
gunt, zelf op dat tydftip, toen ik nog hoop<br />
had, dat hy de myne kon worden. Het geval<br />
is hier niet, dat ik geloof, dat gy hem teder<br />
der beminde dan ik; ook niet, dat ik eene<br />
zonderlinge onbaatzugtigheid voorwende; maar<br />
het is, dat ik weet, dat uwe aandoeningen veel<br />
(terker zyn ; oneindig vatbaarder voor alles<br />
wat op u werkt, en dat gy meer door zyn ver<br />
lies geleeden hebt, dan ik , en zie den<br />
grond, waarop ik fprcek.<br />
Laa-
( 127 )<br />
Laaten wy derhalven beftendig van het ge<br />
diefde Onderwerp blyven fpreeken, daar het<br />
ons van zo veel waardy is! Laaten wy er el-<br />
•kander mede vertroosten, dat wy hem niet be<br />
zitten kunnen. Geloof my, myne Waardfte!<br />
ik heb eenigermaate het menschlyk hart lee-<br />
ren kennen, en zo als ik den tegenwoordigen<br />
Brief van Ferdinand beöordeele, vrees ik de<br />
waarheid getroffen te hebben, wanneer ik zeg,<br />
dat wy hem en zyne Egtgenoote, eerlang ten<br />
hoogften beklaagen zullen, want wat kan er<br />
van een Huuwlyk worden , dat niet op de Lief<br />
de fteunt!<br />
Ik beken, dat ik, by die gedagten, hartlyk<br />
zugt, en byaldien ik niet geloofde, dat werk<br />
zaamheid en een ernftig voorneemen, iets op<br />
den mensch vermogt, ik zou voor my zelf Ad<br />
deren.<br />
Myn Vader ftelt my waarlyk thans fchade*<br />
loos voor al myn lyden; toen hy my het ver<br />
lof gegee ven had, om Ferdinand het geld ter<br />
hand te Hellen, zei hy tegens my: En nu r<br />
myn Dogter! zag ik gaarne, indien gy my ge<br />
heel van zorgen wilt ontheffen, dat gy u een<br />
waardig Man verkoost.<br />
Ik geloof niet, Henriette! dat er op den<br />
aard-
( 123 )<br />
aardbodem eeri warmer hart van eene Dogter<br />
voor een Vader flaan kan dan het myne. Toen<br />
hy nog zo liefderyk tegen my niet ware, als<br />
hy heden is, Waardfte Vriendin ! was ik op<br />
gehelderd, wanneer ik hem flegts zag. O hy<br />
beminde my altoos, doch deeze geneegenheid<br />
ging ook altoos met eenige hardigheid verge<br />
zeld. Thans is hy zagt tegen my; thans maak<br />
ik zyn ganfche ry;doin uit, en derhalven<br />
was ik ernftig bedagt, o:n zyne begeerte opte-<br />
volgen.<br />
Ik vreesde echter nog altoo?,dat die oude zugt<br />
weder den baas over hem fpeelen , en hy my<br />
fcheel aanzien mogt, wanneer ik hem eene<br />
onvermogende Party voorfloeg: ik waagde het<br />
dierhalven, om met de zagtfte mine, en een<br />
biddende ftcm hem te zeggen : dat byaldien hy<br />
niet moeilyk zou worden , wanneer ik hem<br />
iemand noemde , die weinig middelen, maar<br />
een braaf eerlyk hart en eene onbeperkte edel-<br />
hartigheid bezat, ik hem als dan den Man,<br />
dien ik myne hand voorneemens was te fchen-<br />
ken, zou voordraagen.<br />
Hy bekeek my met een doordringend oog,<br />
en zei: Ik deed wel zeer kwalyk, myn Kind!<br />
dat ik u zo dikwils geleegenheid gegeeven heb,<br />
om
( 120 )<br />
óm zulks van my te gelooven. Doch laat nu<br />
alle wantrouwen vaaren! Myne Liefde moet<br />
U overtuigen, dat .ik allen eigenbaat verzaakt<br />
heb.<br />
Zo goed, Henriette ! had ik hem niet ver-<br />
wagt. Ik zei hem dat ook met de vuurigfte<br />
hartlykeid. Hy deed nog meer, en berst<br />
te in deeze woorden uit.<br />
Ach ! hoe weinig heb ik u gekend , myn<br />
Dogter! My hebt gy uw edel hart niet te<br />
danken ! neen ! enkel u .zelve 1 Gy<br />
hebt het gevormd ! ik heb er niets aan<br />
toegebragt.<br />
o Hy heeft er zeer veel aan toegebragt, lie<br />
ve Henriette ! heeft hy eene niet zeer<br />
glansrykè zyde ! hy bezit daarentegen hon<br />
derd andere Voorrechten , die ik maar al te<br />
wel kende: zelf in zyne Liefde tot het geld,<br />
fchitterde zomwylen eene edelmoedigheid, die<br />
men niet ontkennen kan.<br />
Toen ik hem den Advokaat Wurm voorfter-<br />
de, nam hy zulks met zeer veel blydfchap aan:<br />
betuigende dat die Man hem zeer aangenaam<br />
was: Hy had, zei hy, reeds lang het uitzigt<br />
gehad, om hem, die hem zo veele dienden, en<br />
dat zo redenlyk en onbaatzugtig beweezen had,<br />
I nog
( 130 )<br />
nog éénmaal, op eene uitfleekende wyze tebe-<br />
Ioonen.<br />
Maar wat zult gy er van zeggen, Henriette.<br />
dat ik my zelve, met alle mooglyke formali<br />
teiten , aan den Man opdroeg ? Heet dat niet<br />
de kieschheid van een Meisje te verzaaken?<br />
Doch ik geloof, wy zullen ook over dit ftuk<br />
zo eenpaarig denken, als wy over zo veel an<br />
deren doen. 't Verminderde immers myne in-<br />
nerlyke my bekende waardy niet, dat Ferdi<br />
nand myne hand affloeg. Vernederende was<br />
het voor my: ik ontken ook niet, dat het ge<br />
voel daarvan blyven zal; maar het ontneemt<br />
my niets.<br />
Daarenboven Wurm was myn Minnaar, eer<br />
ik aan Ferdinand dagt, of hem gezien had.<br />
Ik had den Man reeds eens alle hoop ontzegd,<br />
en wist met zekerheid , dat hy het niet zou<br />
waagen, om er weder van te fpreeken. Myn<br />
opdragtkwam hem zelf zo onverwagt voor,<br />
dat ik op zyn gelaat meende te kunnen leezen,<br />
dat hy er gansch niet mede te vreeden ware,<br />
Mooglyk, en zulks komt my zeer waarfchyn-<br />
lyk voor, verbeeldde zig.de Man eene geest<br />
dryvende tederheid in den Egt, Dit kan ik hem<br />
zekerlyk niet toezeggen, hoewel ik geene<br />
moei-
C r 3r )<br />
moeite zal fpaaren, om hem aan my te verbinden.<br />
En nu nog een woord van Ferdinand. Hy<br />
lydt ongetwyffeld zo onuitfpreeklyk als gy:<br />
verzuim derhalven geen tyd , om hem zelve<br />
te doen weeten , dat gy rustiger zyt. Alles<br />
wat gy hem wilt te kennen geeven, kan door<br />
myne hand gcfchieden, want de briefwisfeling<br />
met eene Vriendin zal de Heer Hasten niet<br />
weeren, en ik ben overtuigd, dat myn Man<br />
my dit niet ontzeggen zal met Ferdinand, voor<br />
al niet, wanneer ik hem dereden bekend maak,<br />
waarom zulks gefchied.<br />
Leef gelukkig, myne Waardfte! eerlang kryge<br />
ik de beste berigten van u, hoop ik.<br />
Ik ben, enz.<br />
LOUIZA.<br />
I a DER-
^ F ^ ^ r —<br />
D E R T I G S T E B R I E F .<br />
De Heer van Fett dan den Heer Hasten.<br />
hebt my, in de daad, uit een zwymc-<br />
ling gewekt, in welken ik u geheel vergeeten<br />
had. Te vreeden met myn Lotje, bekreun ik<br />
my de geheele Waereld niet, en indien flegts<br />
myne genadige Vrouw Mama derwyze aan den<br />
Hemel geviel, dat by haar van de aarde tot<br />
zig naame, ik geloof, ik trouwde Lotje, en<br />
zettede my op het goed neder.<br />
Dat Meisje heeft, in de jaaren, dat ik.ken<br />
nis aan haar had, alle 'Proeven doorgeftaan,<br />
en alle valftrikken, die ik haar gelegd heb,<br />
ontweeken. Ik wil al de Vrouwsperzoonen,<br />
tien mylen in de rondte van myn adelyk Goed,<br />
neemen, en myn ganfche adelyke Bezitting te<br />
gen een Neutendop verwedden, dat geen een<br />
derzelver het tiende deel dier proeven door-<br />
ftaa!<br />
Waartoe zou ik my dan de ftrop om de keel<br />
doen, zo als myne genadige Mama begeert.<br />
Om
C 133 )<br />
Om dat ik wat overvloed van geld heb, wil elk<br />
in myn net. En kreeg myne Moeder eenmaal<br />
vat aan my , dan liet ze my, nolens vokns kop<br />
pelen : doch ik wagt my; crediet heb ik, en<br />
het goedhartige Mamaatje betaalt toch alle Wis-<br />
fels der jonge Heeren.<br />
Gy hebt dan een Wyf! dat voldoet my,<br />
Borstje! maar dat gy u zo zonderling daarby<br />
aanftelt, zulks voldoet my in 't geheel niet.<br />
Wanneer zy hubs, leevendig en vernuftig is,<br />
Jongenlief! leef dan xvel met haar, want an<br />
ders geeft het zomtyds leclyk fpeh Nooit<br />
moet gy zat van haar worden. Ik zweer u<br />
heiliglyk, nooit van myn leeven zal ik Lotje<br />
zat worden! en moet het ongeluk my vervol<br />
gen, zo dat ik zal moeten trouwen, want<br />
ingevalle myne Moeder nog lang leeft, zou zy<br />
het wel doorzetten, dat, wegens eene zekere<br />
Familjeprcdikatie, er een regel uit myn Plan<br />
gewischt wierd, dan beding ik by myne toe<br />
komende Genadige Vrouw vooruit, dat Lot<br />
je de myne moet blyven. Verftaa my recht,<br />
Borstje! ik trouw dan niet uit geneegenheid,<br />
maar uit dwang. Gy echter hebt, uit neiging tot<br />
het Meisje, een Huuwlyk aangegaan, en dan<br />
moet men niet met alle winden omdraaien.<br />
I 3 Dat
( 134 )<br />
Dat gy, des noods, voortreflyk den Zeden-<br />
kundigen weet te fpeelen, weet ik by onder<br />
vinding, en voor uwe vermomming kan de<br />
eerfte Gezant van Beëlzebub zig niet hoeden.<br />
Maar hernieuw toch uw oude ftreeken niet,<br />
anders mogten zy allen nog eens aan den dag<br />
komen, en u zuur opbreeken,<br />
Gy vraagt my, wat de kleine Maria maakt? —<br />
Zy is weg, en niemand weet waarheen. De<br />
Ritmeester heeft die goedhartige Ziel verflon-<br />
den. Hy ligtmistte te fterk. Tusfchen die klei<br />
ne , welke zy in haare plaatfe ftelde, en den<br />
Graaf B"***, is een ernftige Liefdehandel be<br />
gonnen. Huuwen mag hy haar niet. Of het<br />
Meisje dit nu van zyn eigen openhartigheid<br />
te weeten is gekomen, dan of een ander zo<br />
vriendlyk geweest zy, h.aar zulks te berigten,<br />
weet ik niet. Genoeg is het, het Meisje weet<br />
het, en zy is te deugdzaam, om op een andere<br />
wys eene verbintenis met hem aantegaan. Des<br />
niettegenftaande is hy verfchriklyk op haar<br />
verflingerd , en biedt haar zo veel geld aan,<br />
als zy benoodigd heeft: zy maakt er gebruik<br />
van, doch zo, dat het hem weinig of niets kost.<br />
-Zy bemint hem uitfteekende, en vergunt geen<br />
Mansperzoon buiten hem, den toegang tot haar.<br />
Dec,
( 135 )<br />
Deeze ganfche Zaak is zo uitgemaakt wae-<br />
reldkundig, dat men haar' even als een wonder<br />
in de Natuur befchouwt. Want wie flaat<br />
er langer geloof aan maagdelyke Deugd ?<br />
Kan ik u ergens in van dienst weezen, —<br />
zeg het flegts , en met blydfchap volvoer<br />
ik uwen wil.<br />
Ik ben, enz.<br />
VAN FETT.<br />
EEN EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
De Heer Hasten aan den Heer Van Fett,<br />
G , Boezemvriendje ! behoort onder die<br />
daagiykfche Menfchen, die met de jaaren in<br />
koelbloedigheid toenecmen , en vermits gy by<br />
uw Lotje alles hebt, wat gy wenscht, en zy<br />
ti onthaalt, zo als gy zelf verlangt, behoeft<br />
gy u waarlyk om de geheele Waereld niet te<br />
bekommeren. — Maar neem eens een Meisje,<br />
dat gy bepaald voorgenomen hebt te zullen<br />
genieten , en dat gy door niets anders dan<br />
I 4 door
( 136 )<br />
door een Huuwlyk kunt meester worden !<br />
Wanneer gy haar dan tot uw Vrouw hebt,<br />
laat haar dan uw ooren vol huilen ! hoor haar<br />
dan altoos van den ouden Minnaar reutelen I<br />
Zie fteeds haare oogen vol traanen, en weet,<br />
dat dit Meisje voor geen penningswaardy<br />
Liefde voor u heeft! - en wees dan te vree<br />
den.<br />
Wees zoo goed, lieve Fett! en ruim eens<br />
al die duiveldery van myn pad ! Deeze Vrouw<br />
heeft reeds tweemaalen aan den Boekwurm<br />
gefchreeven, en vermits ik hem het fchryven<br />
verbooden heb, heeft hy my twee waarach<br />
tig, zeer onhoflyke Brieven gezonden, die ik<br />
hier neffens voege.<br />
Reis tog eens naar hem toe: Hel hem de<br />
zaak verrtandig voor, en zeg hem, dat hy myn<br />
Vrouw eens onder 't oog brenge: dat het'haar<br />
pligt zy, niet verder aan hem te denken, en<br />
dat zy de drift, welke zy voor hem voedde,<br />
aan my verfchuldigd is. Wanneer hy dit doet,<br />
dan zal de zaak allengskens veranderen! en<br />
in dat geval zal ik mooglyk van uwe verftan-<br />
dige erinneringen gebruik kunnen maaken, en<br />
ik des te eerder met myn Noodlot te vree'den<br />
kunnen weezen, Zeg hem ook, dat hy zo ver-<br />
kwis-
C 137 )<br />
kwistende niet met Schurken om zig heen moet<br />
fmyten. Anders loopt hy waarachtig gevaar,da£<br />
ik my zelve vergeete, en eens meteen Geleer<br />
den een Krygsmansproces maake ! Ik heb, wel<br />
is waar, reeds myn affcheid van deeze foort<br />
van Rechtsgeleerdheid genomen, en den De<br />
gen opgeftooken; maar hy verlaate zig.hier<br />
niet te zeer op, of ik haal hem-weder voor<br />
den dag. Vorsch ook eens uit, of de Karei<br />
een Harnasch heeft, en heeft hy het niet,dan<br />
kunt gy hem gemaklyk zo veel vrees op 't lyf<br />
jaagen, dat hy wel vergeeten zal, om verder<br />
aan de zaak te denken.<br />
Gy verftaat my genoeg, en zult ook alles<br />
ten besten volvoeren. Hy heet Profesfor Wah-<br />
Ier en woont te M * *.<br />
Ik ben enz.<br />
1<br />
HASTEN.<br />
5 TWEE
C 138 )<br />
TWEE EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
De Ritmeester Slrundel aan den Heer Fan Fett.<br />
Ik heb, voor eenige dagen, een bezoek by<br />
uwe Moeder afgelegd, myn lieve Fett! Zy heeft<br />
my de inliggende gegeeven , en teffens my<br />
mondling opgedraagen , u te willen verzoeken,<br />
dat gy u toch niet langer tegen de goede voor-<br />
neemens, die zy met u heeft, zoudt aankan<br />
ten. Zy begeerde van my te weeten, hoe gy<br />
leefde ? Gy begrypt natuurlyk, dat ik haar de<br />
waarheid niet zei, doch zy wist alles reeds<br />
veel beter, dan ik het haar zou hebben kunnen<br />
zeggen. '<br />
„ Ik neem u niet kwalyk, zei ze tegens my,<br />
dat gy het woord ten behoeve van myn Zoon<br />
voert, dewyl hy uw Vriend is; integendeel ik<br />
verheug my.dat hy nog Vrienden heeft: maar<br />
gy zult my moeten toeftaan , dat zyne leevens-<br />
wyze ten uicerfte aanftootlyk zy! en dat het<br />
zeer flegt is, een Moeder, die hem zo teder<br />
bemint als ik, zo veel verdriet te veroorzaaken!
C 139 )<br />
ken ! Ook denk ik, dat hy juist nu deeze Jee-<br />
venswyze, die men eindlyk moede moet wor<br />
den , moede mag zyn."<br />
„ Ik heb omdeFamilje en haare eere tefpaa-<br />
ren een ftap gedaan, die hem tot my brengen<br />
moet! ik deed denzelven echter zo geheim als<br />
mooglyk was. Slegts in 't Kabinet van den<br />
Landsheer weet men er iets van. 't Zal nu<br />
alleen aan myn Zoon ftaan , of hy de open-<br />
baarmaaking van deezen ftap wil voorkomen.<br />
Keert hy op deezen Briefte rug, dan vervalt<br />
al het overige, en elk een is in het denkbeeld,<br />
dat hy.vrywillig komr. Doch bëantwoordt hy<br />
niet aan myn verzoek, dan moet ik my van<br />
het Landsheerlyk bevel bedienen.<br />
Ik kon haar bedryf niet laaken. In tegen<br />
deel , ik had alle mooglyke voorzigtigheid,<br />
met eene beleedigde en vertoornde Moeder,<br />
noodig te gebruiken. Ik ftelde alleenlyk aan<br />
haar voor, dat zy wel weeten zou, in welk<br />
eene betrekking gy tot Lotje ftondt, en wat<br />
zy deswegens, ten haarcn opzigten, beflooten<br />
bad !<br />
„ 't Is my dubbel aangenaam, antwoordde<br />
zy, dat ik daarover met u fpreeken kan. Het<br />
valt altoos hart voor eene Moeder, over dietse-
( 14° )<br />
gclyke zaaken met een Zoon te moeten fpree<br />
ken. Gy kunt derhalven myne meening op dat<br />
ftuk, aan hem overbrengen; hem verzoeken,<br />
de zaak in der flilte aftemaakcn, zo dat wy<br />
zelfs niet noodig zullen hebben, er verder een<br />
woord over te wisfelen."<br />
„ Ik hoor, vervolgde zy , dat het Meisje<br />
zo geheel flegt niet zyn moet, • ten min<br />
den, zy heeft myn Zoon van andere uitfpat-<br />
tingen afgehouden. Zy mag hem ten fterkften<br />
beminnen. Schoon ik van gevoelen ben,<br />
dat zulk eene toevallige Liefde niet zeer hart-<br />
lyk is, —- Zy moet echter weeten, dat zy<br />
nooit zyne Vrouw worden kan. Ten einde zy<br />
nu niet ten eenigen tyde zig genoodzaakt vin-<br />
de, myn Zoon te verwyten, dat zy door hem<br />
gedwongen is om nadeelige flappen te doen,<br />
kan zy van een deezer twee voorflaagen kie<br />
zen !"<br />
„ Leevenslang kan zy een genoegzaam jaar<br />
geld trekken, en dat verteeren waar zy wil,<br />
mits niet binnen den pmtrek van twaalf my-<br />
len rondom dit Landgoed; ofzykan, begeert<br />
zy te trouwen, in eens duizend Pistoolen van<br />
my ontvangen.<br />
Zie daar de voorflagen van uwe Moeder, die<br />
ik
( Hi )<br />
ik uit haar naam u te doen hebbe! Ik begryp,<br />
dat Lotje er mede te vreeden zou kunnen zyn,<br />
en gy niet langer u weigcragtig behoeft te ge-<br />
draagen.<br />
Te rug derhalven, myn lieve Fett ! wanï<br />
de Opfpraak moet gy in alle gevallen vermy-<br />
den. En ten einde gy u weder eénigzins by<br />
uw Moeder aangenaam zoudt maaken, dat noo<br />
dig zal zyn, begryp ik, dat ge u fpoedigop<br />
reis moet begeeven. Ten minften behoort gy<br />
uwe Moeder daadlyk te antwoorden, en zo<br />
veel mooglyk te bevreedigen: want zo gy talm-<br />
agtig zyt, vrees ik, dat zy van de bedreiging,<br />
die haar zuiver ernst is, gebruik zal maa<br />
ken.<br />
Ik ben, enz.<br />
STRUNDEL.<br />
DRIg
( )<br />
DRIE EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
Aan dan Heer Van Fett van zyne Moeder.<br />
Ontaarte, echter my nog dieibaare Zoon !<br />
.Zekerlyk moest het my te verdrietig vallen,<br />
om op den toon eener Moeder aan u te fchry-<br />
ven , evenwel zal ik het nog eens doen 1 nog<br />
eens zal ik u verzoeken, alvoorens ik my als<br />
Rechter over uwe bedryven Helle.<br />
Bedenk zelf, myn Zoon I of het uwer Af<br />
komst en Begaafdheeden waardig zy, dat gy<br />
alles wat de milddaadige Natuur u fchonk,<br />
alles waarmede een hooge Geboorte u bevoor<br />
rechtte , verwaarloost en verkwist, en eene<br />
leevenswyze houdt,die geheel het tegenöver-<br />
geftelde uwer beftemming is.<br />
Zyt gy dan ongevoelig voor den algemee-<br />
nen Lof, of de veragting der geheele Wae<br />
reld? ten minften behoort gy dan gevoel te<br />
hebben, voor de gevoelens van hen, die iets<br />
over u te zeggen hebben.<br />
Uw
C 143 )<br />
Uw Vaderland beloofde zig van u de in'*'<br />
fteekendfte dienften : het had Recht om dezel<br />
ven van u te eisfchen. Vrienden, welken gy<br />
affchrikt, roemden openlyk op uwe bekwaam-<br />
heeden, en nu , nu moeten deezen ten<br />
fpot verflrekken van hen. die openlyk hen<br />
tegenwerpen , dat gy de kragten uwer Jeugd<br />
verfpilt, in buitenfpoorigheeden, welker be-<br />
naamingen ik my fchaam te noemen. Gy be<br />
zat weleer een edelen Hoogmoed , waar is<br />
dezelve gebleeven ? heeft uwe teugellooze lee-<br />
venswandel denzelven geknakt, dien Stam<br />
op welken uw geheel Geflagt zig verliet ?<br />
Uw Vader had twee Broeders. Beiden ont<br />
hielden zy zig van de vermaaken des Huuw-<br />
lyks, ten einde de Zoon van hunnen oudften<br />
Broeder eens des te heerlyker praaien' mogt.<br />
Indien zy eens mogten opzien , waar toe gy<br />
het geene gebruikt, dat zy u naarlieten, en dat<br />
Ilrekken moest, om uw Adel te verheffen! —<br />
Wat zouden zy zeggen ?<br />
Wat zou uw Vader zeggen, wien zyn Vorst<br />
zo dikwils vleiende toeriep : Wat zal ik be<br />
ginnen , wanneer gy dood zyt ? Waarop uw<br />
Vader dan antwoordde: Ik voed eenen Zoon<br />
voor u op, die edelmoediger zal denken dan<br />
ikl
( H4 )<br />
ik'! — Wat zou hy zeggen : wanneer hy Be<br />
den, dien Zoon verre zag van zyn voetfpoof<br />
te drukken.<br />
Overdenk dit alles eens recht, myn lieve<br />
Zoon ! Herinner u den tyd, dien gy in myn<br />
Huis doorbragt, toen gy my betuigde, — dat<br />
gy hoogstgelukkig waart, dewyl gy een Moe<br />
der hadt, die gy niet dan zeer ongaarne ver-,<br />
liet, en toen gy het Plan formeerde , om<br />
op het pad der Eere uwen Vader naar te ftree-<br />
ven.<br />
Komt er geen enkele gedagten van berouw<br />
in uw hart op? Kunt gy'dit alles zo gansch-<br />
lyk vergeeten ? Is de tederheid eener Moeder<br />
dan niets meer in uwe oogen ? en voedt gy<br />
geen de geringfte zugt in uwen boezem, om<br />
die tederhartige Moeder weder te zien ?<br />
o Myn Zoon ! op deeze gedagten kan ik my<br />
ne traanen niet wederhouden ! Zy vlieten te<br />
gen myn dank! Zy voeren myne hartlyke ver<br />
giffenis u te gemoete! Keer weder! keer we<br />
der in de liefdevolle armen van uwe Moeder;<br />
gy zult er nog even vuurig ontvangen wor<br />
den , als of gy niet gedwaald hadt! Gy be<br />
hoeft-geene ontvangst te dugten, dat u van<br />
uw moederlyk Huis zou affchrikken! Er zal<br />
geen
C 145 )<br />
geen enkel woord van het voorleedene gerepi<br />
worden. Ik en alle uwe Vrienden zullen on<br />
vermoeid bezig zyn; om u ryklyk,j a veel over<br />
vloediger dat gene te vergoeden, 't welk gy<br />
zult moeten agterlaaten, by uw overkomst.<br />
* * * * *<br />
Maar,myn Zoon! ik heb moeten afbreeken,'<br />
dewyl ik eenige rust en verzaameling van krag-<br />
ten noodig had, om u dat gene te zeggen,'t<br />
welk ik u, in den naam van uwen Staat en<br />
van uwe Beftemming zeggen moet. Hier zal<br />
de Moeder zwygen , en in die betrekking haar<br />
hart (luiten. Gehoorzaamt gy heden niet; is<br />
deéze laatfte Vermaaning,- deeze jongde imeek-,<br />
bede , is alles te vergeefsch ? Wilt gy aan de<br />
zelven geen gehoor geeven ? welaan ! dan zult'<br />
gy hen moeten hooren , die meerder recht op<br />
u hebben dan ik! Dan zult gy het Vaderland<br />
en deri Vorst moeten hooren, en hen gedwon<br />
gen moeten volgen, zo gy niet verkiest het<br />
vrywillig te doen!<br />
De Vorst begeert niet, dat uwe ïnkomften in<br />
vreemde Landen verdaan , noch minder dat uw<br />
vermogen aldaar verkwist worde; hy begeert<br />
ook den ondergang van uw Huis niet, 't welk<br />
K hem
C 146 )<br />
ïiera zo veele dienften bewees. Hy hoopt,<br />
dat, indien gy u niet verbetert, uw Zoon ten<br />
miniten, even als gy van uw Vader ten kwaa-<br />
den ontaart, hy ook ten goeden van u ooi-<br />
aarten mag!<br />
Hy begeert derhalven, dat gy te rug zult<br />
keeren, en eene Egtgenoote voor u zult zoe<br />
ken ?<br />
Gy weet, dat hy het middel in handen heeft<br />
em u herwaards te doen brengen! Volg daar<br />
om liever de vriendlyke noodiging eener Moe<br />
der ! Kom, en laat zy wederom blydfchap aan<br />
haaren Zoon hebben, dien zy altoos zo teder<br />
beminde! Doet gy dit, dan zal ik tederder<br />
omtrent u zyn, dan immer te vooren! dan zult<br />
gy belooningen in ftede van verwytingen er-<br />
langen, en gy zult my als op nieuw doen her-<br />
leeven.<br />
Ik ben enz.<br />
KAS.OLINA.<br />
VIER
C 147 )<br />
VIER EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
Henriette Hasten aan Ferdinand Wakier.<br />
Qr ^ . tó*^^:<br />
deling myns Mans te dugten hebbe ! offchoon<br />
er ook den dood van de hand myns Mans op<br />
Hond, ik moet echter aan'u fchryven , ik kan,<br />
ik mag het niet laaten. Ik hen overtuigd, dat<br />
ik niet tegen hem zondig? want ik zei, ik<br />
beloofde hem, in het uur der plegtigfte Ver-<br />
bindtenis, met de grootftc plegtighcid, -—<br />
dat gy altoos de eerfte Vriend van myn hart<br />
zoudt weezen! en als zodanig een Vriend<br />
blyf ik u boven hem Hellen.<br />
Het voldeed my zelf, dat hy het nooit zyn<br />
zou, het nooit zyn kon ! deswegens maakte<br />
ik die Verbindtenis zo vast, op dat myn Ge-<br />
weeten my niet eens, in myn jongfle uur,iets<br />
te verwyten zou hebben! Heden, al verfcheen<br />
dit groot oogenblik, deeze ontzaglyke uure,<br />
ik beefde niet! In dat oogenblik kan ik zeg<br />
gen; Ferdinand is alleen de myne!dit getinge<br />
ld 2 nis
C H3 }<br />
nis kan door het ruim der lugt tot voor den'<br />
troon des Onflerflyken doordringen', alle re-<br />
denlyke Weezens mogen het hooren! Alles zal<br />
moeten getuigen , dat myn hart nimmer wan<br />
kelde in de trouw voor Ferdinand, in weer<br />
wil 'van het geen myne lippen anders zeggen<br />
mogten.<br />
O er ligt zo véél troost voor my opgefloo-<br />
ten, in het denkbeeld, Wanneer heden<br />
die Barbaar, dién ik verpligt ben Man te noe<br />
men, my het hart doorboort,dat toen ter tyd,<br />
met eene kruipende vriendlykheid, die ik voor<br />
grootmoedigheid aanzag, hy op alle myne voor-<br />
flellen, Ja ! zeide; Ja, zeide, om aan u te moo-<br />
gen fchryven! Ja , zeide, om u te moogeu<br />
zien'. Dat tweede Ja, heeft hy verbrooken,<br />
misfehien verbrooken voor al myn leeven!<br />
Het eerfte begeerde hy ook te breeken , doch'<br />
zulks gelukte hem niet, noch zal hem geluk<br />
ken , in weerwil zyner yverigfte poogingen 1<br />
Hoe kan ik Louiza er genoeg voor danken,<br />
Ferdinand ! dat zy my uit de dwaaling, die ter<br />
vertwyffeling geleidde, getrokken heeft. Zy<br />
heeft my het leeven weder gegeeven! Ik heb<br />
uwen brief geleezen! ik heb gezien, dat Fer<br />
dinand nog dezelfde is, die hy altoos was;<br />
dat
( 149 )<br />
c'at niets hem heeft kunnen doen veranderen;-<br />
niets hem erger doen worden! erger •<br />
moest ik niet geweeten hebben, dat dit woord<br />
op hem niet toepaslyk is ?<br />
Was het niet altoos uw bepaald en onver-<br />
zetlyk voorneemen, om my altoos getrouw te<br />
blyven? En gy zyt het,Ferdinand! en wy zyn<br />
het beiden voor elkander. Onze fcheiding is<br />
eene beproeving, wy zullen zekerlyk weder,<br />
om veréénigd worden.<br />
Ik ben zo vrolyk,Ferdinand! Zo vrolyk, ze*<br />
dert ik den Brief van Louiza ontving, dat<br />
myn Man zelf opmerkzaam geworden is. Hy<br />
vroeg my, waarom ik het ware ?<br />
Om dat, antwoordde ik hem, er-een Licht<br />
in myne ziel is opgegaan, dat my verlichtte<br />
even als de liefde van Ferdinand, en my zo<br />
vrolyk aanlachte als den opflag zyner oogen.<br />
En nu hadt gy eens moeten zien, hoe woe<br />
dende hy myn Kamer verliet! Het berouwde<br />
my zulks gezegd te hebben, myn voorneemen<br />
was geenzins hem te beleedigen; ik zei hem -<br />
zulks in een zoetvoerigen Droom van opge-<br />
toogen Liefde.<br />
Gevoelde de Man flegts het minfte medely<br />
den met my, behandelde hy my flegts draag.-<br />
K 3 tyk!
( 150 3<br />
lyk! O hy Zou ten minften ontwaaren, dat de<br />
Mensch fterk is, dat hy veel vermag, wan<br />
neer hy wil! Ik zou myn hartzeer derwyzen<br />
voor hem verbergen, dat hy deaelve over 't<br />
hoofd zou zien, en de Lyderes vergenoegd zou<br />
gelooven te weezen.<br />
Doch, elk oogenblik fchier, doeti hy er my<br />
aan gedenken! Geloof my, Ferdinand! Ik had<br />
uuren , waar in de gedagten aan u, geheel rus •<br />
tig in my waren ; waarin ik my vergenoegde<br />
myn pligt vervuld te hebben, en waarin de<br />
hoop, van u nog eenmaal zonder dwang te zul<br />
len beminnen, zekerheid wierd. In die oogen-<br />
blikkenbemoeide ik my, om my by myn Man<br />
aangenaam te maaken. Ik poogde hem aan<br />
my te verbinden en zyne knorrige buïen te<br />
doen overdryven. DeMenschlievenheid fpoor-<br />
de my aan, om hem woorden te geeven, die<br />
ik, by de erinnering aan uwe Liefde, hem niet<br />
gezegd zou hebben.<br />
Maar , gelyk gezegd is, myn goede Be-<br />
fchermëngel,liet deeze Liefde in de ftille fcha-<br />
duw der ftreelendlte hoop rusten, om my een<br />
maal eens een zorgvryën dag in deeze aard-<br />
fche Hel te bezorgen! doch ftraks<br />
wekte de ruuwe Man my, door deeze bittere<br />
aan-
C 151 )<br />
.aanmerking : Of ik dan eindlyk eens begon<br />
intezien, dat hy deeze tederheid verdiende, die<br />
weleer aan Ferdinand beweezen was ? Dit<br />
deed my van hem agterwaards deinzen , en een<br />
ttaanenvloed was myn antwoord.<br />
Dan ftiet hy my van zig weg, en fehold my<br />
met naamen, die ik niet herzeggen wil, die ik<br />
echter nooit, nboit verdiende!<br />
Dan dagt ik dikwils, kwalyk gedaan te heb<br />
ben , met hem myne hand te geeven; doch<br />
aan myne Ouders denkende, troostede ik my<br />
daarmede, dat ik hunne oude dagen een ftil-<br />
len vreede had toegebragt.<br />
't Is waar, hun Hemel is ook niet geheel<br />
zonder wolleen ! Dikwils zien zy myne traa-<br />
nen, en weenen met niy. Zy weeten wel niet<br />
dat myn Man alleen er de oorzaak van zy,<br />
ook beu ik te edelhartig, om zyn Aanklaager<br />
by hen te weezen, en iets op zyne rekening<br />
te zetten! doch niet enkel om zynen wil, want<br />
ik vrees, dat, wisten zy hoe hy met my leeft,<br />
zy zig zelf zouden befchuldigc-n, als de oor-<br />
zaaken van myn Lyden , dewyl zy my over<br />
gehaald hebben, om hem tot myn Man te nee<br />
men.<br />
Ik wenschte zekerlyk ook dikwils om den<br />
K 4. dood,
( 152 )<br />
dood, indien zy er niet waren, en het lee-<br />
ven, om haaren wil my niet dierbaar ware,<br />
want hunne droefheid zou onuitfpreeklyk wee<br />
zen.<br />
Gy kost het nooit verdraagen, Ferdinand!<br />
dat ik van de zaligheeden van een vroegen<br />
dood fprak! Gy wilde my zulks altoos voor<br />
eene kleinmoedigheid van ziel aanrekenen, en<br />
ik was geneegen u te gelooven : doch de ftille<br />
wensch myner ziele is echter altoos, dat ik<br />
geftorven mogt zyn , alvoorens ik Hasten leer<br />
de kennen! Met eene volkomen, onaf<br />
gebroken liefde voor u, ware ik dan geftor<br />
ven ! dan zoude ik myn Graf op het Kerk<br />
hof, waar wy zo dikwils zaamen waren, be-<br />
fteld hebben; op dat plekje, waarvan wy zei<br />
den , dat het best ter rufte gefchikt was. Weet<br />
gy nog wel, onder die vier Olmenboomen ,waar<br />
die kleine heuvel is ?<br />
Ik was altoos begeerig, om myn Vader te<br />
verzoeken, dat plekje te koopen, en er een<br />
Familjegraf aanteleggen. Deeze gedagte is nu<br />
verdweenen. Zonder u mag men my begraa-<br />
ven, waar men wil.<br />
Dat plekje had altoos iets ftreelends voor<br />
my in. Ik zou cr heden zekerlyk heengaan •<br />
wan-
( 153 )<br />
wanneer het weder zulks veroorloofde, en da<br />
tyd, om aan u te fchryven, my niet te kost<br />
baar ware! Want Hasten is op reis, anders zou<br />
ik aan u niet durven fchryven, vermits hy alle<br />
myne handelingen befpiedc.<br />
Maar zo dra het mooglyk is zal ik er gaan!<br />
Dan zal ik aan u denken, myn Waardfte!aan<br />
u denken! Och! mogten wy beiden reeds<br />
rusten , daar, waar geene andere Item ons<br />
wekt, dan die ter eeuwige Verééniging! wan<br />
neer er geene fcheiding meer plaats zal heb-<br />
ben ! Heden , myn Ferdinand! zult gy u min<br />
der dan voorheen, om deezen mynen wensch<br />
vertoornen, want waartoe ben ik nut in de<br />
Waereld? My en anderen tot een last,is het<br />
beter in 't graf te rusten.<br />
Ferdinand .'zal ik u, of zult gy my roepen?—<br />
Die het eerst ten jongden dage ontwaakt, zal<br />
door eene eeuwige kragt, zig de plaats zien<br />
aanwyzen waar de andere flaapt! of ontwaa-<br />
ken wy heiden gelyk , dan zullen wy elkan<br />
der te gemoete fnellen, omhelzen en onfeheid-<br />
baar met elkander voortwandelen, van Wae<br />
reld tot Waereld, door alle die zalige Oor<br />
den, die de goede Schepper ten onëindigcn<br />
verblyf van het lydende Meuschdom fchiep';<br />
K 5 waar
( 154 l<br />
Waar wy ontallyke gelukkigen, die op aarde<br />
ongelukkig waren , zullen aanfchouwen, en<br />
onder welken, Wy evenwel de gelukkigftenzul<br />
len weezen !<br />
Wanneer ik my die hemel fche Vreugden voor-<br />
ilelle 1 wanneer ik my verbeelde, hoe wy dan<br />
geen het minfte gevoel van eenige onrust zul<br />
len hebben ; hoe dan myne Ouders vrolyk,<br />
vergenoegd, en zalig zullen zyn 1 hoe wy hen<br />
zullen beminnen, gelyk zy ons! dan komt het<br />
my gemaklyk voor ,om deeze zorgen nog eeni-<br />
ge jaaren te draagen.<br />
Nog eene dankbetuiging, myn Ferdinand!<br />
heb ik u te doen. Gy hebt Louiza uwe vriend'<br />
fchap gefchonken : Zulks heb ik gewenseht!<br />
had het uwe hand mogen zyn , 't was my ze-<br />
keriyk vcël aangenaamer geweest ! Doch ik<br />
zal 'uwe Gade niet beleedigen; zy zal uwer<br />
ook waardig zyn '. Kunt gy, Ferdinand! deezen<br />
Briefen myne Liefdevoof haar niet verbergen,<br />
zeg haar dan, dat ik eene Dweepfter ben , dat<br />
zy medelyden met my hebbel Ik bemin haar,<br />
. dewyl zy uwe Egtgenoote is, doch ik fiddere,<br />
wanneer ik denk, dat gyhaar meer zoudt kun<br />
nen beminnen dan uwe<br />
HENRIETTE.<br />
VYF
C 155)<br />
VYF EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
De Heer Van Fat aan den Heer Hasten. '<br />
Van vier zaaken , myn lieve Hasten! heb<br />
ik u berigten medetedeelcn. Ik wil van my<br />
zeiven beginnen, en daarvan; U maar weinig<br />
woorden zeggen.<br />
Myne Moeder heeft het daarheen weeten te<br />
brengen , dat ik te rug moest keeren, wilde<br />
ik niet befpot zyn. Ik zal het haar niet kwa-<br />
lyk neemen, want zy heeft my lief. Zy heeft<br />
my'een Brief gefchreeven, onder 't leezen van<br />
welks eerfte gedeelte my de traanen in de<br />
oogen fchooten. 't Was waarachtig nooit myn<br />
voorneemen, om haar te beleedigen: doch zy<br />
moet my ook zo niet aan banden leggen , even<br />
geiyk men een Kind zou doen. Gy begrypr,<br />
dat die Brief, hoe tederhartig hy anders ook<br />
ware, met dat alles verdoemd zedckundig was<br />
ingerigt ! Myn Vader en Oomen werden uit<br />
het Ryk der dooden opgeroepen , om myn<br />
bloed in bewceging te brengen. Ik zal die<br />
goe-
C is« )<br />
goede zielen laaten rusten, want zy lieten my<br />
een goede ftuiver geld.<br />
Maar de Raadgeevers van myne genadige Ma<br />
ma heb ik een neus aangedraaid, die zy waarach<br />
tig wel ongeklouwd zullen laaten, en waardoor<br />
hunne Plannen wel eenigzins geftoord zullen<br />
worden: doch om myne Moeder niet te bedroe<br />
ven, zal ik van dit alles geen enkel woord aan<br />
een eenige leevendige ziel zeggen, voor dat<br />
zy geftorveu zal weezen, en tot dien tyd toe,<br />
my te vreeden houden, met in ftilte myn fpel<br />
met hen te ipeelen.<br />
Doch om met myne Gefchiedenis voorttevaa-<br />
ren; Ik fchreef aan myne Moeder, dat ik ko»<br />
men zou, en flegts den Ritmeester te N** een<br />
bezoek geeven , want deeze is onze Onder<br />
handelaar, 't Is een bliks Karei, en offchoon<br />
hy geen rooden duit bezit, mag men hem over<br />
al zeer wel lyden, en is overal wellekom.<br />
Toen ik te N** kwam, waar ik uw voor-<br />
ftel.als de Hoofdzaak van myn reis derwaards.<br />
in myn hoofd had, en den Ritmeester zei, dat<br />
ik naar den Profesfor Wahler wilde gaan, be<br />
geerde deeze zulks volftrekt niet te hebben.<br />
Ik wist niet wat dit te beduiden had ; deed yve-<br />
rig onderzoek naar de reden, doch kon er de<br />
waa-
( *57 )<br />
waare niet uit krygen, tot dat ik den hoed afnam<br />
en hem toevoegde: Dan ga ik er daadlyk<br />
heen !<br />
Toen kwam het geheim voor den dag! en<br />
begryp nu eens, hoe uw Medeminnaar, dien<br />
arme Duivel van een Profesfor er aan toe is !<br />
Hy is met de kleine Maria getrouwd, en<br />
houdt haar voor een fpiegel van alle deugden.<br />
In den beginne , Hasten 1 moest ik lacchen,"<br />
maar toen de Ritmeester, die, de drommel<br />
haalme, zeer zedig geworden is, my betoogde,<br />
dat er niets belachlyks in was, want Wahlgr<br />
was een achtingswaardig Man, en bad, in de<br />
eerfte drift, toen hy Henriette verloor, het<br />
Meisje genomen, die, by me ziel, een Heili<br />
gen bedriegen zou, begreep ik, dat de Mart<br />
veeleer tc beklaagen was.<br />
Nadat ik den Ritmeester verklaard had, over<br />
dit ftuk zo billyk te denken als hy, moest ik<br />
hem belooven, van dit alles geen woord tegen<br />
iemand te zullen reppen.<br />
Ik beloofde dit daadlyk , en offchoon de<br />
Ritmeester veel tegen u intebrengen had, en<br />
vdoronderftelde, dat gy ten minften die ge-<br />
Hen waart, die hier iets van weeten zoudt,<br />
koos ik echter uwe Tarty, en beweerde, gyt<br />
waart
C 158 5<br />
waaït zo flegt niet, als hy u geloofde te zynj<br />
gy hadt wraak genoeg aan uw Medeminnaar, en<br />
zoudt u van zulk een laaghartig middel niet be<br />
dienen, om hem te beleedigen. En dit alle<br />
liet hy toen gelden.<br />
Ik verhaalde hem daarop, wat last gy my<br />
gegeeven hadt ; waarop hy zig aanbood, my<br />
by den Profesfor in te leiden. Toen moest ik<br />
hem vervolgens alle groote en kleine verze<br />
keringen geeven, waaraan hetlighaamlyk deel<br />
van den Eed flegts ontbrak, dat ik my gelaa<br />
t-en zou, als of ik Maria niet kende.<br />
Wy gingen vervolgens derwaards, doch zy<br />
was er niet tegenwoordig.<br />
Wahler is een fchoon Mansperzoon; hy<br />
heeft eene vastigheid in denopflag zyner oogen,<br />
en in zyne houdingen, die hem daadlyk voor<br />
een braaf Man doet kennen. Men behoeft<br />
flegts twintig woorden met hem te wisfelen,<br />
om met hem ingenomen te zyn. Om u te too-<br />
nen hoe verftandig hy denkt, en wat ongelyk<br />
gy , ten zynen opzigte, hebt; zal ik ons<br />
gansch gefprek , zo veel u aangaat-, hier by<br />
voegen.<br />
Behalven het genoegen, waarde Heer Pro<br />
fesfor I van kennis met u te maaken, heb ik<br />
nog
C 159 5<br />
nog een Voorftêl van een myner Vrienden aan<br />
U , waartoe ik de vryheid zou verzoeken , om<br />
het te moogen voordraagen.<br />
„ Spreek, Heer Baron! en wees verzekerd<br />
,, van alles waarmede ik u dienen kan, de-<br />
„ wyl ik de onderlinge verpligiingen van den<br />
„ mensch te wel ken, om ze niet volvaardig<br />
„ te betragten."<br />
Het Voorftêl is van den Heer Hasten, die<br />
reeds eenige brieven met u gewisfeld heeft,<br />
en zig beklaagt, dat gy hem beleedigd hebt,<br />
door harde uitdrukkingen , die hy geenzins<br />
verdiende.<br />
,, Het doet my leed, Heer Baron ! dat de<br />
„ Heer Hasten uw Vriend is, dewyl ik my<br />
„ verpligt vind, om als nu aan zynen Vriend<br />
„ te moeten zeggen, dat hy deeze behande-<br />
„ ling in allen opzigten verdiend heeft. Vcr-<br />
>> geef my, dat ik u dit zeg, gy vorderde het<br />
,, van my; van den Heer Hasten en onze ken*<br />
„ nis, zwyg ik anders veel liever."<br />
Ik wil u gaarne gelooven, Heer Profesfor!<br />
antwoordde ik een weinig heeti' De beste weg<br />
intusfehen, om hier van te zwygen , ware dee<br />
ze uitdrukkingen te vermyden. '<br />
„ Ik zal dit doen, zo dra- ;<br />
7<br />
hy 'blyken<br />
» geeft »'
,\ geeft , dat hy een rechtfchap'en Man<br />
» is-"<br />
En waarin , vervolgde ik nog heeter, be<br />
toont hy, dat hy zulks niet is? Hy en gy be<br />
minde een Voorwerp ! is dit onedelmoe<br />
dig? • Hy ilond naar de hand van het<br />
Meisje, gelyk gy! is het zyn fchuld, dat<br />
de omftandigheeden hem gunftiger waren dan<br />
u ? Heeft zy hem niet vrywillig de hand<br />
gegeeven? Is het heden haar pligt niet,'<br />
den Man te beminnen, waaraan zy zig zelve<br />
overgaf? is het zelfs de uwe niet, om haar te<br />
erinneren , dat zy niemand anders beminnen<br />
moet, dat hem ? Gebiedt de Menschlykheid,<br />
die gy zo yverig met den mond predikt, u zulks<br />
niet? Laat dit de dienst weezen , die gy my<br />
aanbiedt,en gy zult alle de wenfchen van my-<br />
nen Vriend vervullen.<br />
„ Indien gy my verpligten wilt, Heer Ba-<br />
V, ron! en de achting die ik voor u voede,<br />
, en die ik niet gaarne wilde verliezen, be-<br />
,, geert te behouden, laaten wy dan hier van<br />
„ afftappen ! Zeg tegen uw Vriend, dat hy<br />
„ uwe vriendfchap moet verdienen, door u<br />
„ de waarheid te ontdekken , en hy zal my<br />
i, het verdriet befpaaren, om. meermaalen aan<br />
„ hem
( I5i )<br />
>, hem te gedenken, dan myn hart uit zig'zei-<br />
„ vegeneegen is te doen."<br />
O myn lieve Vriend! dat is niet braaf. Uw<br />
hartstögt verblindt u derwyzen , dat gy ver<br />
geet, wat gy aan eene egtlyke Verbintenis<br />
fchuldig zyt! Is het pligtmaatig, dat gy inbreuk<br />
doet, op de rechten van eenen Egtgenoot,<br />
en dat gy zyne Gade in het denkbeeld onder<br />
houdt , dat deeze onwettige liefde goed zy.<br />
Stond zy u niet af, toen zy aan Hem haare<br />
hand fchonk! Bedenkt gy niet, dat gy het lee<br />
ven van den Man bitter maakt? Dat gy den<br />
Hemel, dien hy zig aan de zyde van Henriette<br />
voorftelde, hem in een Hel herfchept ?<br />
Weet gy wel j dat de Man hier op vuur vatten,<br />
en eene vergoeding van u vorderen kan, die<br />
eene van uw beider Egtgenooten onfeilbaar<br />
ongelukkig moet maaken? Zoudt gy , in dat<br />
geval, met een goed gewisfen hem durven<br />
ftaan?<br />
„ Gy zyt te heet, Heer Baron! en byaldien<br />
„ gy niet verkiest bedaarder te weezen, dan<br />
„ moet ik u verzoeken, dit gefprek te willen<br />
„ af breeken , en uitteftellen, tot wy gelaate-<br />
n e r z u l l e n<br />
>><br />
weezen. Aan uw Vriend of zyn<br />
,', Voorftêl ben ik geene rekenfehap verfchul-<br />
L<br />
„ digd, •
C 162 )<br />
„ digd, en zal ze ook niet geeven. Maar san<br />
„ u en aan deezen waardigen Vriend ben ik<br />
verdccdiging fchuldig, en ik zal my ook ver-<br />
„ deedigen, byaldien gy my belooft, dat gy<br />
,, my niet in de reden zult vallen 1"<br />
Uit 'oen ik u verfchuldigd, antwoordde ik,<br />
want ik befpeurde daadlyk, dat ik te driftig<br />
geworden was. Gaarne zag ik, dat gy u kost ver-<br />
deedigen, en nog aangenaamer ware het my,<br />
wanneer ik een middel kon uitvinden, om u<br />
met mynen Vriend te verzoenen.<br />
„ Hoor dan, (dus vervolgde hy;) de Heer<br />
„ Hasten heeft met eene huichelagtige vermom-<br />
.„ ming, by Henriette en haare Ouders, een<br />
zagt Character voorgewend. Henriette heeft<br />
„ hem nooit bemind, doch zy eerde dit zyn<br />
bedrieglyk Character. Zy gaf hem haare hand,<br />
onder de uitdruklykfte verzekering en toe-<br />
„ zegging , dat ik haar Vriend zou blyven.<br />
„ Daarenboven veroorloofde hy gemeenfehap<br />
„ en briefwisfeling. Het was hem enkel om<br />
„ haar perzoon te doen. Toen hy haar in zyn<br />
„ bezit had, verbrak hy zyne belofte, en kwam<br />
„ er niets van na. My befpottede hy, in ftede<br />
„ van my vriendlyk te bejegenen, daar hy my<br />
„ voor zyne rust van nooden dagt te hebben,<br />
„ Dit
( i
( 164 )<br />
,, Heden moet ik u het punt beantwoorden,<br />
dat gy my voorlegt. Er is maar ééne waare<br />
„ Heldenmoed, en deeze beftaat daarin, om<br />
,, grootmoedig zyncn Vyand, de beleedigingen,<br />
,, te vergeeven. De bedreiging van een Tweegevégt,van<br />
dezyde van uwen Vriend,komt<br />
,, my niet onverwagt voor. Ik heb my meer<br />
in ioortgelyke gevallen bevonden. Ik vrees<br />
dezelve niet. Alhoewel uw Vriend niet<br />
waardig is, om myn leeven tegen het zyne<br />
„ te zetten, verzeker ik u evenwel.dat er één<br />
„ geval is, waar in ik het doen kan; en dat<br />
„ is, wanneer hy Henriette derwyzcn wreed<br />
„ behandelt, dat ik my verpligt rekene, het<br />
te moeten wreeken. Doch ook dat geval<br />
„ maaralleen, kan my daartoe beweegen: in<br />
„ alle anderen zou ik hem poogen te ont-<br />
,, wyken, dewyl ik my verpligt ken, 'het lee-<br />
„ ven te behouden, zo lang ik er mede nuttig<br />
,, kan weezen."<br />
„ En dit kunt gy uwen Vriend zeggen : dat<br />
,, ikgewislyk voorzie, dewyl ik in dit geval dag-<br />
,, te, dat, flegts met het geluk, en niet met<br />
„ hem te kampen hebbe, en dat ook niets an-<br />
„ ders dan het geluk hem behoeden kan! "<br />
Hier zweeg hy, en ik vatte het woord.<br />
Gy
( 165 )<br />
Gy breekt een gedagte af, lieve Heef Pro<br />
fesfor ! die gy begon te uiten , en die ik wel<br />
wenschte , dat gy hadt voortgezet. Het was<br />
deeze : dat gy het voor den grootften Helden<br />
moed hieldt, zynen Vyand grootmoedig, de be-<br />
leedigingen, te vergeeven; waarfchynlyk houdt<br />
gy het dan ook voor grootmoediger, om een<br />
zaak in verfchil, in der minne byteleggen j'dah<br />
omze met den degen te beflegten ! Ten opzig-<br />
te , dat alle uwe goede voordellen geen meer<br />
vrugtgevolg by hem hadden, geef ik u gclyk<br />
daarin, dat hy niet wel deed, en zig aan u ver<br />
greep, en ik beloof u, bet zo verre by hem te<br />
zullen brengen, dat hyzyne Vrouw menschly-<br />
kcr bejegent.<br />
Waarachtig, ik heb in myn ganfehen leeftyd<br />
nog geen mensch vrolyker gezien dan hem.<br />
Kunt gy dat doem, zeide hy, terwyl hy my om<br />
den hals viel: dan zal ik zeggen, dat gy myn<br />
befte Vriend zyt! Niets op de Waereld, Myn<br />
heer de Baron! ligt my nader aan 'thart, dan<br />
de welvaart van dit Meisje, of als gy het<br />
aldus wilt, van deeze Gade van uwen<br />
Vriend. Hy, die iets tot haarwclzyn bydraagt,<br />
maakt my zalig, en hy, die ftegts iets tot haar<br />
welzyn bydraagen wil, is reeds myn Vriend.<br />
L 3 Met
( 166 )<br />
Met vermaak en innerlyken eerbied voor u,<br />
neem ik dit aanbod aan. Zeg den Heer Has.<br />
ten* dat hy van myn Vyand myn Vriend kan<br />
worden, wanneer hy myne Henriette beminnen<br />
en waardeeren wil. Ik zal er hem voor<br />
bedanken , even als had hy my de grootfte<br />
weldaad beweezen, en elk oogenblik zal my<br />
dierbaar zyn, waarin ik hoor, dat hy haar dierbaarder<br />
geworden is. 't Is waarfchynlyk, dat<br />
geen eigenbaat in dit geval plaats kan hebben;<br />
want ik ben niet by haar, en kan ook niet by<br />
haar zyn, en zal het ook niet waagen, dewyl<br />
ik getrouw aan myn pligt wil blyven, en de<br />
kragt der Liefde te wel kenne ! Ik begeer ook<br />
zelfs niet eens de voortzetting der Briefwisfcfeling<br />
van haare zyde. Wanneer de Heer Hasten<br />
my eigenhandig fchryft, dat hy hier mede<br />
genoegen neemt, dan zal ik haar voor de eerfte<br />
en teffens voor de laatftemaal fchryven , en<br />
haar beduiden; niet, dat zy die tederheid<br />
aan haar Man verfchuldigd is, die zy voor my<br />
gehad heeft, want zulks is zy niet, en zou<br />
ook myne begeerte niet weezen ; > maar dat<br />
zy zig beyvere, om myner zo weinig te ge<br />
denken als mooglyk zy, en zig haar Man met<br />
alle haar vermoogens aangenaam te maaken.<br />
Hier
( 167 )<br />
Hier zweeg de Heer Wahler, en ik moest<br />
beneffens den Ritmeester toeftaan , dat deeze<br />
verklaaring de edelmoedigfte was, die een<br />
Man, ui zyne omftandigheeden, immer gee<br />
ven kon.<br />
Ik heb, hier mede, u getrouwlyk van alles<br />
verflag gedaan , en wensch verder, dat gy u<br />
tegen den Man zelf nader verklaart, en het<br />
verfcbjl uit de Waereld helpt. Gy zoudt best<br />
doen, met hem te laaten fchryven. Ware ik<br />
in uwe plaats, ik liet hen beiden daartoe de<br />
vryheid. Zulk eene hartstogt verfterkt men»<br />
door er zig tegen te kanten; en zy verzwakt, gaat<br />
tc niet, wanneer men dezelve den vryen loop<br />
laat. Wat hebt gy daarenboven te vreezen ,<br />
daar zy zo veele mylen van elkander verwy-<br />
derd zyn, en hy u belooft, van haar niet te<br />
zullen zien.<br />
Over uwe behandeling ten opzigte van hem,<br />
ben ik op verre na zo gram niet, als over die;<br />
van uw arm Wyf! Daar gy van te vooren gs-<br />
weeten hebt, dat zy beminde, en daar gy des-<br />
wegens een Verdrag met haar hebt aangegaan,<br />
behoorde gy ook billyker met haar te handelen.<br />
Dit is gansch niet fraai van u, myn lieve Has<br />
ten! en bevestigt my in myn gevoelen, dati<br />
L 4 uw
( 168 )<br />
uw Character het beste niet is. Ik zei u immers<br />
altoos, men kan wel genieten wat zig van zelf<br />
aanbiedt, maar dwingen moet men niemand.<br />
Intusfchen hoop ik, dat gy den goeden raad<br />
van uwen Vriend ter harte zult neemen.<br />
Ik ben, enz.<br />
VAN FETT.<br />
ZES EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
De Advokaat, Wurm aan den Ritmeester<br />
Strundel.<br />
M yn Huuwlyk , lieve Ritmeester! is vol<br />
trokken, en is nu niet meer te verbreeken.<br />
Ten bewyze daarvan zend ik u de rest van<br />
de vyfduizend Ryksdaalders; als gy eens wist,<br />
met welk eene blydfchap Louiza ze my gaf,<br />
gy zoudt ze nog wel eens zo gaarne aannee-<br />
men.<br />
Van myn geluk kan ik u, tot nog toe , niets<br />
zekers zeggen. Ik moet het zelf eeist formec-<br />
ren, om het recht te verkrygen.<br />
Reeds
(. 169 )<br />
Reeds is myne Louiza even gelyk het Mor<br />
genrood ! Zy is zagt als een Engel. Medely"<br />
dende bemint zy alles wat lydt. Nu zal ik zien,<br />
of zy ook gereed is, of zy ook vergeeten kan,<br />
dat zy elders beminde ; want, myn waarde<br />
Vriend! dit behoort tot myn geluk,anders ver-<br />
kwyn ik.<br />
Moet ik uiets der vermaaken van myn Feest<br />
dag mededeelen ? hy was even als een fchoo-<br />
ne Herfstdag. Men verblydt zig , dat hy zo<br />
is, doch evenwel gebreekt er "iets aan, 't geen<br />
men zelf niet recht uitdrukken kan. Het is al<br />
thans geen Lentedag, die de lieflyke Zomer<br />
te gemoete lacht! Het treurige, door de ver<br />
welking der vrolykgroenende Natuur veroor<br />
zaakt, hangt ons derwyzen aan, dat wy het<br />
niet van ons werpen kunnen.<br />
Ik had aan Louiza de ganfche bezorging van<br />
het Feest overgelaaten. Haar Vader had my<br />
zulks verzogt, en ik had bepaald voorgenoo-<br />
men, alvoorens zy de myne zou weezen, my<br />
in 't geheel niet tegen haaren wil te verzet<br />
ten , zelf niet in kleinigheeden. Ik ondervind,<br />
»u zy de myne is, ook wel, dat ik het niet<br />
zal kunnen doen! want wie kan haar aanzien<br />
en niet alles doen wat zy begeert?<br />
L<br />
5 In-
( 170 )<br />
Intusfchen was het met my niet zo als 't be<br />
hoorde, vermits er by het Feest niet alles was,<br />
wat ik rekene dat er by moet zyn. Een Feest<br />
zonder Muziek heet by my geen Feest, 't Moest<br />
het echter voor my zyn , evenwel kan ik niet<br />
ontkennen , dat zulks voor eenige oogenblik-<br />
keneene zekere teonvredenheid in mydeed ge-<br />
booren worden.<br />
Na de Middagmaaltyd kwamen de Gasten by<br />
elkander. Vermits ik my te vooren op alles<br />
voorbereid had, verwonderde het my geenzins,<br />
dat ik flegts eene gedwongen opgehelderdheid<br />
in dc oogen van Louiza befpeurde. Intusfchen<br />
was ook deeze my aangenaam, en ik al vry<br />
we! te vrceden, dat zy maar niet weende. By<br />
de Trouwplegtigheeden liep het zo droog niet<br />
af: vermits echter de geheele waereld de Bruids-<br />
traanen als een weezenlyk vci'ëischtederHuuw-<br />
l/ksfluiting befchouwt, deed dit niet veel uit.<br />
Doch had zy buiten deezen tyd geweend, dan<br />
had men openlyk kunnen zeggen, dat zy my<br />
tegen haar zin nam; ik keek ook elk een vast<br />
in de oogen, o;n te zien, was 't mooglyk.wat<br />
men er van dagt,: want tot de kinderen toe,<br />
weeten haare Gefchiedenis met Ferdinand.<br />
Toen het Gezclfehap daarna wat vrolyker<br />
werd,
( 171 )<br />
werd , begon zy het ook te worden, voor-<br />
al was de oude Heer zeer opgeruimd, en dit<br />
brast veel toe, dat ik het ook werd.<br />
Den volgenden dag, zynde gifteren, telde<br />
de oude Heer my veertigduizend Ryksdaalders<br />
toe; er by voegende, dat ik ten minften nog<br />
eens zo veel te wagten had, wanneer hy te<br />
overlyden kwam; en, indien ik zulks wilde,<br />
kon ik de Praktyk laaten vaaren, en by hem<br />
op zyn Goed leeven. Doch hy begeerde my<br />
hierin vry te laaten, dewyl ik behoorde te wee<br />
ten , wat het best voor my was.<br />
Ik verzogt verfchoond te zyn van deezen<br />
Voorflag, en verlof om in de Stad temoogen<br />
blyven. De Vacantietyden wilde ik zeer gaar<br />
ne by hem komen doorbrengen. Hy kon ook<br />
dikwerf by ons zyn, en dus genootcn wy el<br />
kanders Gezelfchap, enz.<br />
't Was my, zei ik hem verder, niet enkel te<br />
doen, om een hand vol Geld te verdienen,<br />
want zulks had ik door zyne goedheid, nu in<br />
overvloed; doch het was uit hoofde van de<br />
gewoonte om te werken, waarvan ik bezwaar-<br />
lyk zou kunnen afgaan : Dus kon men ook me-<br />
nigen armen drommel dienen, die niet veel<br />
geld befteeden kon, en menig een recht ver-<br />
fchaf-
( 172 )<br />
fchaffen, die het anders nooit zou gekreegen<br />
hebben ! dit zo maar te laaten vaaren, was<br />
ongetwyffeld tegen onze verpligting hande<br />
len.<br />
De oude Heer prees my desweegens. 't Was<br />
braaf en eerlyk gehandeld; 't zou my zegen<br />
aanbrengen, en myn Huuwlyk zou wel gaan.<br />
, Dit trof my derwyzen het hart, lieve Rit<br />
meester! dat ik byna geweend zou hebben.<br />
Louiza kwam ter rechter tyd in 't vertrek, en<br />
de oude Heer ging heen.<br />
Ik vroeg haar , wat zy met al dit geld doen<br />
wilde? Zy zag my teder en vertrouwende aan,<br />
en antwoordde: Dat is uwe zorg, Man lief T<br />
daar bekommer ik my niet mede.'<br />
: Had ik een Vrouw van een ander flag moe<br />
ten neemen, dan myne Louiza is, ik had geen<br />
aanfpraak op deeze vertrouwlykheid gemaakt,<br />
jaï ik had ze gepoogd tc verhinderen.<br />
In de omftandigheid echter waarin ik my be-<br />
vinde, is 't een blyk, dat die gemeenzaamheid,<br />
welke in de wyze haarer uitdrukkingen lag op-<br />
geflooten, myn vertrouwen poogt te verzeke<br />
ren , en zy zig by my verdiend wil maaken.<br />
Uit hoofde myner dweepende Liefde, beant<br />
woord ik haar met die zelfde tedere vertrouwlyk-
C 173)<br />
lykheid , dewyl wy daardoor den naaffen en<br />
belten weg naar elkanders hart vinden.<br />
Ik bedankte haar daar voor, en vroeg ver<br />
volgens , of zy my wel veroorloofde, aan een<br />
Boezemvriend die ik had, en het behoefde,<br />
iets van deeze Som te verfchietcn; dat te vei<br />
liger gefchieden kon, om dat ik zyne zaaken<br />
in handen had, waardoor de wederbetaaling<br />
ten vollen zeker ware.<br />
Zy zag my andermaal tederlyk aan, en zei:<br />
Hoe ik toch zulk een wantrouwen kon voe<br />
den ten opzigte van haare deelneeming in het<br />
Noodlot van anderen? Ik moest alles ten goe<br />
de beiteeden. Zy had, met betrekking tot haar<br />
geld, geen beter keus kunnen doen, dewyl ik<br />
het zekerfte wist, wie er leed en gebrek had.<br />
Met betrekking tot u, was dit antwoord<br />
recht, doch voor my was het zulks niet ge-<br />
heel: eenigzins zwaarmoediger dan te vooren,<br />
pakte ik het geld by elkander.<br />
Ik weet zeer wel, dat zy gelooft, dat zy<br />
ten aanzien, van de Perzoon, beter keuze zou<br />
hebben kunnen doen, doch wat kan ik helpen,<br />
dat ik zo aandoenlyk ben, en dat myn hart er<br />
tegen opkomt.<br />
Thans zyn wy in de Stad,'en Louiza houdt<br />
zig
( 174 )<br />
-zig bezig met haare Huishouding in order te<br />
brengen.<br />
Ik zal u getrouwlyk alle nieuws , ten op-<br />
zigte van myn Huuwlyk, mededeelen : doch<br />
Ik verWagt ook eens een Brief van u.<br />
WURM.<br />
ZEVEN EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
Maria aan Lotje.<br />
Heden, Lotje ! ben ik weder taamlyk met u<br />
Verzoend, anders zou ik ook zo helder niet aan<br />
li fchry ven. Gy echter zyt daar de oorzaak<br />
niet van, maar het vernuft van myn Karei.<br />
Myn voomeemen om deugdzaam en myn<br />
Ferdinand getrouw te leeven,is waarlyk onder-<br />
mynd en vervallen 1 en hoe kon dit ook anders<br />
zyn? hoe kan my zulks geweeten worden? daar<br />
de vuurige en tederfte Minnaar zig in de plaats<br />
van den kouden, en altoos om zyne Henriette<br />
denkendenen zugtenden ftelt?<br />
Ik
( »?S )<br />
Ik had tegen Karei gezegd: dat wy onzege-<br />
meenfchap op geene andere wyze vernieuwen<br />
konden , dan door de vriendfchap , die hy met<br />
myn Man moeste tragten te maaken ; deeze<br />
Affpraak berouwde my echter welhaast. Toen<br />
ik den volgenden avond op zyn Kamer kwam,<br />
en als een Heldin , my in ftaat geloofde tc zyn,<br />
myn Man dit Offer te kunnen brengen, vond<br />
ik hem ueerflagtig en zwaarmoedig. Hy rustte<br />
met zyn hoofd op de eene hand , en las iets.<br />
Ik wenschte hem een goeden avond. Hy hoor<br />
de myniet. Ik trad nader by, om te beproe-<br />
ven, of ik hem kon opbeuren ! Hy had<br />
een Brief van Henriette voor zig liggen ; zyne<br />
traanen waren op denzelven geftort. Het trof<br />
my. Ik zugtte en wilde vertrekken.<br />
Hy bemerkte my eindelyk. Hy fprong op ;<br />
lei den Brief weg; bragt my van de deur te<br />
rug en verzogt.-dat ik hem verfchooncn wilde,<br />
dewyl hy in diepe gedagten gezeten had.<br />
Ik weet niet, of het aandoening dan mismoe<br />
digheid ware, die een traan , in myn oog<br />
bragt.<br />
Gy weent! Maria ! zei hy tegens my.<br />
Waarom doet gy dat ? Kan eene treurige bui<br />
van uw Gade u zo ontmoedigen ? Beur u<br />
zei-
C 176 )<br />
zelve op, ik zal het ook tragten te_ doen! Wy<br />
zullen ten minften , ons het leeven niet ver<br />
bitteren, wanneer wy het niet verzoeten kun<br />
nen.<br />
Had Karei my zulks gezegd, ik ware hem<br />
om den hals gevloogen , doch dan zou het zc-<br />
kcrlyk met meer vuur zyn gezegd geworden,<br />
en de inhoud was ook anders geweest.<br />
Intusfchen werd ik vriendlyker, en liefkoos<br />
de hem, niet van harten, maar gedwongen ,<br />
omtrent zo als men een ryken Grysaart doet,<br />
die door niets anders dan zyn geld ons hart<br />
kan roeren. En ik verzeker u, Lotje!<br />
dat de koude minnekozeryen van een Man, dien<br />
men kan beminnen, oneindig aandoenlyker zyn,<br />
dan de warmfte aanvallen van eenen uitge-<br />
dienden Ouden.<br />
Ik weet niet, of hy het bemerkte, dan of<br />
het zyne natuurlyke afkeer voor my was, die<br />
by zyne raazende Liefde zeer wel plaats kan<br />
hebben! althans, hy verliet my; en ik<br />
geloof, met een foort van ve-ragting. Zeer<br />
naauw heb ik er geen acht op geflagen , want<br />
ik had myn Karei in 't hoofd ; doch my dagt,<br />
dat hy my een weinig van zig (lootte. Ten<br />
minften, het gevoel by my, was naderhand<br />
even
( 177 )<br />
even als of zulks gefchied ware, ook verbeeld<br />
de ik my, dat my zulks te meermaalen reeds<br />
gebeurd wes.<br />
Myne geraaktheid hier over was onbefchryf-<br />
lyk, en ik vormde teffens het befluit, om de<br />
verkeering met Karei weder te vernieuwen,<br />
al ware het dan ook op geene andere wyze<br />
mooglyk, dan door op de fcheiding van myn<br />
Man, (uit hoofde van zyn gedrag tegen my,)<br />
aantedringen.<br />
Dien zelfden avond fchreef hy my nog een<br />
Briefje, waarin hy my, duizendmaalen om ver<br />
giffenis, wegens het voorgevallene, bad: doch<br />
er. by voegende, dat hy zyn natuurgeftel niet<br />
veranderen kon. Hy had eene dwaasheid be<br />
gaan, dat hy, zonder Liefde, my zyne hand<br />
had gegeeven, doch dit was nu zo, en het<br />
leed geen verandering : alleenlyk verzogt hy<br />
te moogen weeten, waarmede hy my het lee<br />
ven kon veranngenaamen. Ik had flegts over<br />
zyn geld te beveelen.<br />
Hier door gaf hy my, natuurlyk, de Wa<br />
penen tegen hem, zeifin handen. Ik over<br />
tuigde my zelve wel dra, — (want hoe ligt<br />
overtuigt men zig zeiven niet, dat men gelyk<br />
heeft, wanneer men bemint,) dat ik er geen<br />
M<br />
kwaad
( 178 )<br />
kwaad aan zou doen, wanneer ik aan Karei<br />
den toegang tot my vry gaf.<br />
Maar hy maakte my dit alles nog veel ge-<br />
maklyker. Na dat er vyf dagen verloopen. wa<br />
ren , kwam hy by my, verzoekende, om een<br />
zyner Vrienden , - den Ritmeester van Strun-<br />
del naamlyk, — de kennismaaking met my<br />
te veroorlooven, daar ik toch geene andere<br />
kennis fcheen te willen maaken. Hy voegde<br />
er by, dat hy wist, dat ik genoegen in open-<br />
lyke vermaakenvond; dat ik dezelve echter tot<br />
nog had opgeofferd, dewyl ik zyne .begelei<br />
ding by dezelven niet genieten kon. Dat de<br />
Ritmeester een rechtfchapen Man, en een zeer<br />
goede kennis van hem was, en dat derhalven<br />
niemand, op deeze kennismaaking iets te beris<br />
pen zou weeten.<br />
Ik verbaasde my over deeze list,en ik ftond<br />
op 't punt om ze door myne houding te very-<br />
delen- Doch de Liefde kwam my,. met al haar<br />
vermoogen te hulp- — De erinnering aan de<br />
voorleedene.dierbaare en wellustige tyden.en<br />
het drukkend gewigt der tegenwoordige bittere<br />
dagen , deeden het overige.<br />
Ik gedroeg my als eene verftandige Vrouw;<br />
verzekerde hem; dat ik,zonder deeze luidrugtige
( 179 )<br />
tige verftrooijing , zeer wel leeven kon: ik<br />
wilde my echter geenzins onttrekken, wanneer<br />
hy dagt, dat het my genoegen zou verfchaffen,<br />
of wanneer het ten gevalle van zyn Vriend'<br />
gefchiedde.<br />
Hy fcheen zeer te vreeden met myn be<br />
fluit te zyn. Dien middag at de Ritmeester<br />
met ons. Wy waren ten uiterften hoflyk, doch<br />
teffens zeer koel tegen elkander. Hy verzogt<br />
my eene Wandeling met hem te willen doen.<br />
Wy verkoozen daartoe eenen niet geheel<br />
eenzaamen Oord, doch ook geenen, waar wy<br />
veel beluisterd konden worden. Ik wilde van<br />
Karei weeten, hoe hy dit ganfche werk had<br />
aangevangen, doch hy begeerde niet my.zulks<br />
te zeggen. Ik vroeg hem, of hy geld noodig<br />
had; hy antwoordde van neen.<br />
Den volgenden Dag veffcheen hy in een<br />
kostbaar Gewaad. Ik vroeg hem, of hy zyn<br />
Proces gewonnen had. 't Was al wederom.<br />
Neen ! Ik verzogt hem daarop , toch geene<br />
fchulden te willen maaken-, hy.verzekerde my,<br />
dat dit zyn geval niet was; dat ik hem flegts<br />
behoefde te laaten zorgen. Ik viel op de ge<br />
dagten van Ontrouw; gisfende dat hy ergens<br />
een' ryke kennis had , zo als te meermaalen<br />
M 2 • • Lui.
( i8o )<br />
Luiden van zyn beroep en fchoonheid gebeurt;<br />
doch ook ten deezen opzigte ftelde hy my vol<br />
komen gerust.<br />
Spoedig wist hy het Gefprek over andera<br />
Onderwerpen te doen loopen. Myn Man , zei<br />
de hy, was gmeegen my elk genoegen toete-<br />
ftaan; en vermits hy een volleedig vertrou<br />
wen in hem ftelde, konden wy onze verkee<br />
ring openlyk en veilig voortzetten , zonder<br />
deswegens ietsin 't minst te vreezen te hebben.<br />
Ik deed hem echter dit alles uit een ander<br />
oogpunt befchouwen. Ik beduidde hem; dat<br />
het vertrouwen, 't welk myn Man in hem<br />
ftelde, flegts zo lang duuren zou , tot dat men<br />
hem verdagt maakte. Ik ftelde hem voor, dat<br />
een zeker foort van kleine verdenking aan<br />
myn Man een niet verwerplyk Recht zou aan<br />
de hand geeven , voor zyne onrechtvaardig-<br />
heeden, ten mynsn opzigte , en dat, zo dra<br />
myn goeden naam in 't minst werd aangetast,<br />
ik oneindig gemaklykcr te ontdekken ware,<br />
als dan, wanneer ik fteeds een iegelyk, die<br />
voorgaf my te kennen, onder het gezigt tree<br />
den, en my er op beroepen kon. Dat er wel ge-:<br />
lykheid tusfchen twee Menfchen ware, die bej<br />
drieglyk was.<br />
Om
( I8i )<br />
Om derhalven tot een bepaald oogmerk met<br />
hem te geraaken , vroeg ik hem, naar de gron<br />
den van zyne verbindtenis met myn Man ?<br />
Deeze my beweezen hebbende, liet ik er ver<br />
der alles op nederkomen/ Wy fpraaken dan<br />
met elkander af; dat wy veele geheime by.<br />
eenkomften zouden houden; echter weinig open-<br />
baare plaatzen bezoeken ; dat wy ons nooit<br />
in eenzaame Oorden, alleen, zouden laaten<br />
vinden; dat wy een zeker foort van agterhou-<br />
dende Hofiykheid tegen elkander zouden in<br />
acht neemen, en onze geheime faamenkomflen<br />
evenwel zo inrigten , dat buiten ons geen<br />
Mensch daar iets in 't minst van weeten of-<br />
vermoeden zou.<br />
Dit alles nu is zo goed ter uitvoer jebragt,<br />
als wy ons voorgefteld hadden. Wy hebben<br />
verfcheiden geheime kenmsfen gemaakt, die<br />
my in 't byzonder veel vermaak verfchaffen.<br />
Myn leevendig geftel, en vrolyke .geest, heb<br />
ben my Vriendinnen bezorgd, die ik nimmer<br />
had durven hoopen te zullen vinden. Ik ben<br />
in een kring gekomen, die geheel voor my ge-<br />
flooten was , en thans een onuitputbaare Bron<br />
van de grootfte vreugden voor my oplevert.<br />
Ik bemin myn Karei onuitfpreeklyk, doch ik<br />
M 3 beu
( 182 )<br />
ben fiim genoeg, om zulks voor de .Waereld<br />
te verbergen. Slegts ik en hy, (en gynuook,)<br />
weeten het.' ••<br />
Myn Man fchynt zeer, met myn fmaak in<br />
deeze genoegens, te vreeden te. weezen : hy<br />
voedt geen argwaan. Ik kan ook thans veel ge-<br />
maklyker zyne Mifantropifche buïen over 't<br />
hoofd zien. • • • •<br />
•Evenwel Lotje! moet ik bekennen, dat met<br />
zelden de gedagte in myn binnenfte opryst,<br />
dat ik hem onrecht doe. Hy is my immers niet<br />
ontrouw, en doet my weldaaden genieten, wel<br />
ken ik geenzins verdien !<br />
Deeze gedagte kost my mer.igwerven traa<br />
nen , en Karei is zo onbillyk niet, dat hy er<br />
geen deel in zou neemen. Hy betuigt, dat,,<br />
byaldien hy voordeezen my zo wel gekend<br />
had, als nu, ik nimmer aan Ferdinand zou ge-<br />
r a a k t Zyn! Wanneer ik nu bedenke, Lot<br />
je' dat Karei myn Man zou hebben kunnen<br />
zyn, dan komt het my voor, dat het Nood<br />
lot beflooten heeft, op het fchriklykst dien<br />
ftap te willen wreeken , waarmede ik myne Ou<br />
ders beleedigd heb !<br />
Te midden in myne vennaaken doen er zig<br />
ook verfchieten op , die een bitter lyden aankon
( 183 )<br />
kondigen. Er verfchynen van tyd tot kennis-<br />
fen van oude dagen, en voor deezen kan Ka-<br />
rel waarlyk niet verbergen , wie ik ben. Uw<br />
Minnaar bevindt zig heden alhier : Ik heb hem<br />
nog niet gezien, doeh ik verzeker u, dat ik<br />
voor den opflag zyner oogen fchrikken zal.<br />
Doe my dit eene vermaak, en fchryf hem<br />
ten mynen opzigte; verzoek hem om ftiltezwy-<br />
gen. Hier mede verpligt gy uwe<br />
MARIA.<br />
AGT EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
Henriette Hasten aan Louiza.<br />
Wa armede, met wat woorden, zal ik u my<br />
ne ellende fchilderen, Louiza! Hoe kan ik'u<br />
uitdrukken;hoewreedlyk ik lyde? Myneblyd-<br />
fchap over uwen Brief, en de verklaaring van<br />
Ferdinand , is fpoedig in verdriet verkeert! en<br />
had ik niet heden den troost van Ferdinands<br />
Liefde; wist ik niet dat de Dood dit verdriet<br />
eens eindigen, enmy weder feheiden zou , van<br />
M 4 hem,
( I8 4 )<br />
hem, aan wien ik onlosmaaklyk gehegt ben,<br />
ik zou in vertwyffeling vallen.<br />
Den laatften Brief dien ik, voor Feninand,<br />
u toefchikte, kon ik door gcenen aan u ver<br />
gezeld doen gaan : de verftoorder van myn rust<br />
was my te fpoedig op handen. Ik geloof even<br />
wel niet, dat hy lust noch veimoogen genpeg<br />
bezit, om geheimen uittevorfchen.<br />
Gisteren vroeg, na dat wy rustig ontbeeten<br />
hadden, kwam hy, als een woedend mensch,<br />
de Kamer inftuiven.<br />
Mevrouw ! zei hy , ik had gedagt, dat gy<br />
uw woord zoudt gehouden hebben. Dat was<br />
het beding, waarop myne vriendlykc handel-<br />
wys jegens u, gegrond was. Zulks hebt gy<br />
niet gedaan. Gy hebt driemaal aan Ferdinand<br />
gefchreeven. Zeg my hoe dat dit is bygeko-<br />
men. Ik weet dat gy anders uw woord niet<br />
verbreekt. Gy moet derhalven op uw tweeden<br />
Brief antwoord van Ferdinand ontvangen heb<br />
ben, anders hadt gy den derden niet gefchree<br />
ven. Hoe is het daarmede? en wat durft hy<br />
pnderftaan, met aan een Vrouw , tegen den<br />
wil van haar Man, te fchryven? •<br />
Ik fidderde van 't hoofd tot de voeten; ik<br />
wierp my in een ftoel en weende.<br />
Ant-
( 185 )<br />
Antwoord ! Mevrouw ! antwoord ! fchreeuw_<br />
de hy, en geene traanen.<br />
Ja! antwoordde ik, ik weet dat het tegen<br />
uwen wil zou geweest zyn, wanneer ik hem<br />
gefchreeven had. Ik weet, dat gy zo onbarm<br />
hartig geweest zyt, om my deezen troost te<br />
ontzeggen,- en teffens weet ik. dat gy my<br />
uw woord niet gehouden hebt. Maar hy<br />
heeft niet gefchreeven. Ik zal u alles verklaa-<br />
ren. Ik heb eene Vriendin. Zy was myne<br />
vertrouwde eer gy kennis aan my hadt, en zy<br />
is het weder, zedert ik uwen naam heb aan<br />
genomen. Aan deeze heeft Ferdinand gefchree<br />
ven , en door middel van Louiza heb ik be-<br />
rigten , en geene Brieven van hem, -— en<br />
op deeze berigten , die voor my zo goed wa<br />
ren als Brieven , heb ik hem weder gefchree<br />
ven.<br />
Louiza? vroeg hy: Wat is dat voor eene<br />
Louiza ?<br />
Louiza Wedeme'er! antwoordde ik.<br />
Ha ! Louiza Wedemeïer , antwoordde hy<br />
heftig.cn met eene zekere verbaasdheid in zy.<br />
ne houdingen. Een fchoon Complot!ver<br />
volgde hy, na eenige tusfehenpoozing.<br />
Eene aartige Koppelaarfter! Maar ik zal het<br />
M s Nest
( 135 )<br />
Nest, -dat ,aan myncn ondergang arbeidt, ver-<br />
ftooren! Myne ernftige. begeerte is, dat<br />
gy alle Briefwisfding, - alles waj naar eeni<br />
ge gemeenCchap zweemt., reet deeze Louiza<br />
Wedermier afbreekt! Dat ik cr voortaan niets<br />
meerder van merke! Gy ziet, ik ontdek<br />
alleSi En ontdek ik in 't vervolg eene Let<br />
ter van die natuur, dan zal ik u,naar verdiens<br />
ten weeten te behandelen..<br />
Ik geraakte, in eene hevige gisting: doch het<br />
was goed , dat ik te weinig kjsgi en moed<br />
had, om myne ganfche hevigheid tegen hem<br />
uittelaaten, Zy verwandelde in traanen, doch<br />
demitberftLng myner jaminerklagccn was echter<br />
hevig genoeg.<br />
Wie, Myn heer! vroeg ik , geeft u het recht,,<br />
om uhet meesterfchap over myne onfchuldigfte<br />
handelingen aantemaatigen ? Wie kan u de magt<br />
geeven, ommy vair al het vermaak myns leevens<br />
te berooven ? Ik ben uwe Gevangene niet,<br />
die gy beveelen kunt, wat zy doen en laaten<br />
moet. Zo dra ik myn pligt tegen uniet fchen-<br />
de , houdt uw geweld op! Myne Vriendin<br />
zult gy myiaiet ontneemen. Dat Recht op haar<br />
zal ik beweeren , al moest ik het voor de Vier-<br />
fchaar zoeken. Uwe laage befchuldingen te<br />
gen
( 187 )<br />
gen haar, zal ik te fchande maaken j' en'nog<br />
meer. Ik bêgeer, om in 't vervolg aan Ferdinand<br />
te mogen fchryven. Belet gy my dit 1<br />
dan zyt gy myn Gemaal niet 1 dan zyt gy myn<br />
Tyran ! en dan zal ik een afgsyzen van u hebben.<br />
Helaas ! Louiza ! naauwlyks had ik deeze<br />
vroorden geuit,of hy kwam op my af,en floeg<br />
my in 't gezigt. Dat is voor uwe verwaaten-<br />
heid 1 zei hy : Ik zal uwe ongehoorzaamheid<br />
v/el weeten te bedwingen.<br />
Het laatfte hoorde ik nog, doch bezweek<br />
vervolgens. Toen ik weder bykwam , vond<br />
ik my vol bloed, en nat van traanen.<br />
Daar ik zeer dikwils alleen ben , en ongeroe<br />
pen niemand by my hebben wil, kon men den'<br />
toeftand, in welken ik my bevond, geenzins<br />
vermoeden; intusfchen had ik een geheel uur<br />
lang, my zelf onbewust, geweend en uit de'<br />
neus gebloed.<br />
Ik riep myn Kamenier, welke zeer verfchrik-<br />
te, en daadlyk de waare oorzaak bezefte, niet<br />
tegenstaande ik eene andere voorwendde. Toeri-<br />
zy my uitkleedde , befpeurde ik, dat zy weende.<br />
Dit trof my fterk, en ik kon, voor ditmaal,<br />
deeze deelneeming niet ongemerkt laaten voor-'<br />
by-
t 188 )<br />
bygaan. Ik bedank u, Meisje! zei ik, voor<br />
uwe geneegenheid te mywaards.en ik wensch,<br />
dat het u, om deezer traanen wil, eens recht<br />
wel moge gaan!<br />
Lieve Mevrouw! zei zy hierop. Ik zal by<br />
u blyven, dan 2yt ge in een ie grooter veilig<br />
heid. Laat ik eenig werk op uw Kamer ver-<br />
rigten. Ik zie het toch altoos, wanneer gy ge<br />
weend hebt, en ik weet, dat gy reden hebt om<br />
te weenen. Ach! God! de Heer Wahler was<br />
een gansch ander Man.<br />
Deeze evinnering perste my andermaal traa<br />
nen en zugten af. Ik Hond haar toe, het geen<br />
zy my verzogt had. Ik waarfchuuwde haar<br />
echter , dat zy niet veel vermaak te wagten had,<br />
vermits ik altoos weenen zou.<br />
Heb ik dan, vroeg ze my, reeds vermaak ge<br />
had, zedert gy getrouwd zyt? Ik heb u zo<br />
lief, dat ik door niets in de Waereld, ver<br />
maakt kan worden, wanneer gy geen vermaak<br />
hebt.<br />
Ik heb myn Man niet weder gezien. Heden<br />
morgen vroeg is hy uitgereeden. Lizette heb<br />
ik, ten opzigte van uwen Brief, tot myne ver<br />
trouwde gemaakt: zy zalze in het toekoomen-<br />
de bezorgen, 't Is droevig voor my, dat ik<br />
my
( i*9 )<br />
my van deeze list bedienen moet, maar<br />
noodzaakt myn Man my er niet toe? Het lee<br />
ven zou my onverdraaglyk zyn, wanneer ik<br />
niet, nu en dan eens, myn vol hart aan uwen<br />
Boezem kon uitftortën.<br />
Louiza! leefden myne Ouders niet, ik ge<br />
loof, dat ik op eene fcheiding zou aandringen;<br />
want wanneer deeze handelwyze daartoe geen<br />
genoegzaamen grond opleevert, dan zal er<br />
weldra eene wreeder behandeling opvolgen. Ik<br />
bemerk uit alle omftandigheeden , dat zyne<br />
boosheid zonder paaien is, en echter, ik<br />
weet niet waarom! —- Bemind heeft hy my<br />
nooit, en myn genot, waarom het den Hui<br />
chelaar te doen was, heeft hy verkreegen.<br />
Verbeeld u zulk een lyden , van dus te moe<br />
ten leeven, zonder te klaagen. Ik zou myne<br />
Ouders ongelukkig maaken, wanneer ik er hen<br />
iets van liet blyken. Myn God! —- op<br />
deeze wyze Hasten te moeten leeren kennen,<br />
dien ik u, in myn eerften Brief, als een edel<br />
en rechtfchapen Man befchreef!<br />
Wanneer gy aan Ferdinand fchryft, verhaal<br />
hem dan myn ongeluk, Hy mogt in rechtvaar<br />
dige woede tegen den veroorzaaker ontbranden.<br />
Zeg, dat ik hem betreur, en zal blyven be<br />
treu-
( 190 )<br />
treuren, tot het einde van myn leeven toe. Elk<br />
oogenblik gedenk ik aan Hem, met vöornee-<br />
men aan Hem te fchryven.<br />
• En dit zal ik ook doen, Louiza! alleenlyk<br />
zal ik het eerst nog eens aan myn Man 2eggen,<br />
op dat hy namaals niet opkome, en my van be<br />
drog befchuldige!<br />
• Er kome van wat er van wil, opgecven doe<br />
ik niet; want erger dan het nu gegaan is, kan<br />
het my niet meer gaan.<br />
Ik ben enz.<br />
HENRIETTE.<br />
NEGEN EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
Lotje aan Maria.<br />
Uwe inrigting met den Ritmeester ! lieve<br />
Maria! is waarachtig voortreflyk; ik wensch<br />
er u van harte geluk mede. Evenwel heb ik<br />
het met myn Minnaar nog beter gemaakt dan<br />
g y. Ik flond op het punt om hem geheel te<br />
verliezen. Zyne Moeder heeft alle .kunstjes in<br />
't werk
•<br />
I<br />
r 191 )<br />
'c werk weeten te ftellen, om' hem' weder by<br />
zig te krygen.<br />
Hy is ook om die reden op reis gegaan, en<br />
zulks met myn wil, echter niet zonder<br />
geketend te zyn. Hy'bragt my den Brief zy-<br />
ner Moeder; ftelde my voor; hoe veel genee.<br />
genheid zy voor hem betoonde ,• en of ik zelve<br />
niet billyken moest, dat hy vertrok; en dat hy<br />
haar, met alle haare Medeftanders,in flaap poog<br />
de te wiegen, t;n einde zy hem, door een<br />
Vorstlyk bevel, niet noodzaakte, om te rug te<br />
keeren 1<br />
Natuurlyker wys moest ik dit alles billyken.<br />
Ik zei hem, dat het ook myn pligt was, om<br />
voor zyn geluk te zorgen; dat ik my, in dit<br />
geval, aan geen oogenblik verzuim begeerde<br />
fchuldig te maaken.<br />
Deeze myns bereidvaardigheid fcheen hy niet<br />
verwagt te hebben; hy ftapte van dit Onder<br />
werp af, en begon van andere dingen te fpree<br />
ken. Ik antwoordde hem wel vrymoedig, even<br />
wel korter dan ik gewoon was; liet zo nu en<br />
dan eenige bekommering in myn gefprek bly-<br />
ken ; en vergat niet , zo nu en dan, eenige<br />
Zugten te loozen , die zyn aandagt niet ont-<br />
fnapten.<br />
Wel-
( 192 )<br />
Weldra werd hy zelf bekommerd en vroeg<br />
my, wat my deerde ? Ik poogde hem te mis<br />
leiden, en antwoordde, dat ik een verkouwd-<br />
heid had, en den ganfchen dag reeds niet wel<br />
geweest ware. Ik had er ook niets tegen, toen<br />
hy fprak van my te willen verlaaten; en om<br />
helsde zyne aanbieding greetig , om my den<br />
ganfchen dag, myne vryheid te laaten behou<br />
den.<br />
Dien gcheelen dag had ik noodig, om het<br />
Plan, dat my in 't hoofd gekomen was, en dat<br />
ik voorgenomen had ter uitvoer te brengen,<br />
door te denken. Had een ander in myn plaats<br />
geweest, deeze zou geweend en zig de hairen<br />
uit den kop geplukt hebben , wegens zulk een<br />
verlies. Gy hadt hem onvermydlyk verlooren<br />
gerekend, doch ik niet.<br />
Gy weet, dat ik, zo dra ik den Heer Van<br />
Fett leerde kennen , en hy my zyne oprechte<br />
Liefde betuigde, teffens my de genoegzaame<br />
verzekering geevende, dat deeze Liefde niet<br />
zo fpoedig zou eindigen, dat ik, zeg ik, be-<br />
floot, om myne losbandige leevenswys vaar<br />
wel te zeggen, 't Was indedaad uit overdaad.<br />
Ik had te veel genooten, om er langer ver<br />
maak in te vinden. Men zegt dikwils, dat wy<br />
on-
C193)<br />
onverzaadiyk zyn, doch dit bewees ik het te<br />
gendeel , Maria ! Het was my om niets<br />
anders te doen, dan om voor myn toekomend<br />
fortuin te zorgen, en de Rykdom was zo zeer<br />
aan zynen Naam verbonden , dat ik by hem de<br />
befte geleegenheid, ter bereiking van myn oog<br />
merk vond.<br />
Ik maakte gebruik van al die kunstgreepen,<br />
die het zekerfte konden dienen, om hem vast<br />
te ketenen. Ik bezat al de verëischten ,om de<br />
fmoorlyke verliefde te kunnen fpeelen, en hy<br />
allen, om fmoorlyk verliefd te kunnen wor<br />
den. Hy was in goeden ernst weldra de ge-<br />
trouwfte Minnaar; ik nam my voor hem ge<br />
trouw te zyn, doch bemind heb ik hem nooit.<br />
Ons Geflagt is altoos vleiende, en kan geen<br />
vaste neiging vestigen; Was ik niet tot een<br />
zekere trap van Stoïfche ongevoeligheid ge-<br />
Iteegen , de minfte zyner proeven had ik niet<br />
kunnen doorftaan , ik zwyg van die ganfche<br />
reeks, die hy my liet doorgaan.<br />
Van het tydftip af, dat ik zyn zwak omtrent<br />
my leerde kennen, nam ik my daadlyk voor,<br />
om hem niet te laaten ontfnappen, fchoon ik<br />
er teffens weinig van blyken liet. Van dat<br />
uur af begeerde ik genadige Vrouw en. Erfge*<br />
N naa-
( 194 ><br />
naame van den Man te weezen , die Zulk een<br />
fchoon Goed bezat. Ik hoopte zekerlyk op<br />
den dood zyner Moeder, die ons nu die ver-<br />
duivelde trek fpeelt, van in 't leeven te bly<br />
ven, en hem daarenboven my poogt te ont<br />
trekken.<br />
Ik voorzag, dat wanneer ik eenmaal los liet,<br />
ik my met een Penfioen, of een duk Geld zou<br />
moeten laaten te vreeden (tellen.<br />
Ik had echter zo weinig daarop gerekend,<br />
dat ik, om niet inhaalig te fchynen, flegts wei<br />
nig van hem aangertoomen had, en ook daar<br />
mede, als eene verftandige Huishoudfter, in ge<br />
valle hy kwame te fterven, fpaarzaam was om-<br />
gegaan. Ik had hem ook voor uitfpattingen<br />
behoed, en flegts, ten einde hy niet te zuinig<br />
voor de Vrouw mogt zyn, als Minnaar, hem<br />
hier en daar eene kleine verkwisting toege-<br />
geeven. •<br />
'Eenigermaaten had ik dus eene weezenlyke<br />
verdienden aan hem! en dat alles zoude<br />
ik om niet gedaan hebben ? — uwe gehoor-<br />
zaame Diénaares, myn lieve genadige Mama'.<br />
Myne zaakjes waren nu in order, en den<br />
volgenden Morgen kwam myn fchoone jongen<br />
Heer al vroeg voor myn bed, om te verneemen,
( 195 )<br />
hieri, hoe ik voer. Jk had gezorgd om een zeer<br />
zieklyk voorkomen te hebben. De verward<br />
heid van myn fpraak; het beeven myner han<br />
den, en alles wat ik hem, als ylende, voor.<br />
prevelde, maakte hem zo verward en ongerust,<br />
dat ik my reeds taamlyk verzekerd hield van<br />
de zegepraal over hem.<br />
Na veel bidden s en aandringens , om hem<br />
toch te willen zeggen , wat de oorzaak van<br />
deeze myne geweldige verandering ware, liet<br />
ik my overhaalen; verzogt hem zig te willen<br />
nederzetten, en my aantehooren! '<br />
Ik gevoel, myn Waardfte ! zei ik tegen hem,<br />
dat ik u te veel bemin, om uw verlies te kun<br />
nen verdraagen. Het ligtzinnige Meisje heeft<br />
zig nooit iets anders voorgefteld, dan aan uwe<br />
bevreediging, uw bezit , en de zoete dagen<br />
met u, te denken. Dat dit een einde zou nee<br />
men, dat gy zelf er een einde aan maaken zoudt,<br />
viel haar nimmer in. Ik kan zekerlyk u geene<br />
verwyten doen. Gy hebt met een Meisje, dat,<br />
als ik, van 't geluk verlaaten was, en zig ge«<br />
noodzaakt vond, om haar .toevlugt tot eene<br />
verachtlyke leevenswys te moeten neemen, zeer<br />
edelmoedig gehandeld ! Met recht is het niet<br />
te vorderen, dat gy zulk een Meisje met die<br />
N 2 tc- •
( 195 )<br />
tederheid zult befchouwen, waarmede gy eefi<br />
ander Onfchuldïg en verleii Meisje befchou<br />
wen zult. Ik moet derhalven my te vreeden<br />
Hellen, wanneer gy my verlaat, en ik zie, dat<br />
gy my verlaaten moet.<br />
Daar het nu niet anders zyn kan .vervolgde<br />
ik, bitterlyk fchrcïcnde; en het Noodlot my<br />
in eens alle vermaaken ontrukt, wensch<br />
ik flegts, dat gy fpoedig weg reist, téh-einde<br />
gy niet in de droevige noodzaake gebragt wordt,<br />
om den ondergang van uwe Charlottè te aan-<br />
fchouwcn!<br />
Ik maakte het den goeden Jongen zo be-<br />
naauwd,' dat hy voor myn bed weende.<br />
Lotje! Lotje ! riep hy, gy fpreekt in de hitte<br />
Van de Koorts. Wie zegt het, dat gy my ver<br />
liezen zult? Neen! neen! ik zweer u by<br />
den Hemel! zweer u by alles, •—-<br />
Zweer niet! viel ik hem fchielykin: want<br />
het geen gy zweert zult gy niet kunnen naar-<br />
komen. Gy wilt my altoos beminnen , dit weet<br />
ik, hier van ben ik overtuigd. Met deeze ver<br />
zekering wil ik u ook laaten vertrekken; maar<br />
gy hebt eene Moeder, die de grootfte genee-<br />
genheid voor u voedt. Hetoverwigtdermoe-<br />
derlyke Liefde is op verre na zo groot niet,<br />
zo
( 197 )<br />
zo lang gy by my zyt, als wanneer gy-van my<br />
verwyderd zult weczen. Haare traanen , haare<br />
gebeden, de opgewekte hoogmoed, de glansryke<br />
uitzigten der groote Waereld, de zugt<br />
tot roem ! — dit alles zyn de klippen, op ieder<br />
van welken een ftuk van uw hart, voor my<br />
• verbryzeld wordt, tot dat er niets meer van<br />
overig is.<br />
En,myn Waardfte! wanneer u daarenboven<br />
een Meis'e, met een zagten oogöpflag, en<br />
voorgeloogen onfchuld, voorgefteld wordt, in<br />
een geleenden opfchik , -—. dan ftaat uw ar<br />
me Lotje daar , van alle Liefde beroofd en<br />
verlaaten! zonder een eenigen Voorfpraak!<br />
Want uw hart zal haar ontnomen weezen! En<br />
offchoon de Minnares, die het niet meer wa<br />
re, zedert zy u beminde, duizendmaalen te-<br />
dercr lief had, dan die Echtgenoote, zal zy<br />
evenwel flegts in een haatlyk licht geplaatst<br />
en gedagt worden, en duizend haarer goede<br />
eigenfehappen verdwyncn voor de koele om<br />
helzingen.<br />
Lotje 1 zei hy, gy fchildert my een verfchrik-<br />
lyk Tafereel van het toekoomende! Ik g;voel<br />
evenwel, dat het waarheid zou kunnen wor<br />
den! gcloovcn kan ik het niet, vermits ik my<br />
N 3 ' zelf
( 198 )<br />
^jelf alle wel kenne, en u te hartlyk beminnc!<br />
Doch om allen fchyn van verdenking, als of ik<br />
u niet met het zelfde vuur als te vooren bemin<br />
de, op te ruimen, zal ik er u een bewys van<br />
geeven, dat u in alle zekerheid zal Hellen. Ik<br />
zal u trouwen.<br />
Maria! Maria ! hier had ik hem daar hy weezen<br />
moest!— maar myn vernuft verliet my niet. —<br />
Ik voer in verrukking uit :Ha ! dat is edel!dat<br />
is fchoon ! die gedagte is hemefsch ! o Voor dee<br />
ze Liefde zal ik u omarmen! zal ik u derwy-<br />
zen bedanken, als of gy my uit het vuur ge-<br />
greepen hadt !<br />
Doch ik week fchielyk agter uit, toen hy'<br />
my omarmen wilde.<br />
Droom ik, of waak ik ? Is het verbeel<br />
ding? —^ Neen! laat my alleen ! laat my<br />
alleen! Gy zegt, gy wilt my trouwen! —<br />
Ja ! gy zegt zulks, en ik geloof het! — Maar<br />
ik doe het niet! — Hoe! ik zou de verftoor-<br />
fter van uwe rust, van uw geluk weezen? —<br />
Ik zou my den vloek uwer Familje, en eens<br />
den uwen my op den hals haaien? Gy<br />
hebt dit niet wel overwoogen ! Vertrek,<br />
vertrek , myn Waardfte! en laat uw arme Lotje<br />
ten minften in rust omkomen! — Gelooft<br />
67
C 199 )<br />
gy. dat men dit Huuwlyk zou goedkeuren ! —<br />
Men lachte my uit! men zou den fpot met<br />
my dry ven!<br />
Om 'sHemels wil, Lotje! hoormy! — Gy<br />
hebt voor niets te vreezen! —- Er zyn mid<br />
delen genoeg , om dit Huuwlyk zo vast te<br />
maaken, dat geen geweld in Haat zal. zyn,<br />
om het te verbreeken. Zo lang myne Moeder<br />
leeft zal ik het geheim houden, ten einde haar<br />
het verdriet te befpaaren, dat ik u getrouwd<br />
heb. Maar dan , Lotje! dan verklaar ik<br />
U, voor het oog der geheele Waereld, voor<br />
myne Vrouw! Dan voer ik u ten toppunt van<br />
alle roem en eer, en leef alleen met en voor u.<br />
Zult gy dat doen ? Zal u dit niet ten<br />
eenigen dage berouwen ? Welaan dan! —<br />
op deeze wys zoudt gy weder in 't leeven te<br />
rug kunnen roepen ! Wanneer gy my, aldus<br />
van uwe Liefde verzekeren wilt, dan zal ik<br />
het my getroosten, om nog eenige jaaren in<br />
ftilte op dit heil te wagten. Doch overweeg<br />
wel, wat gy doet en wat gy belooft!<br />
Heden valt het u mooglyk ligt, doch het<br />
berouw zou u zwaarder kun-:en vallen, dan<br />
ge u misfehien verbeeldt! En ik wil niet,<br />
dat men eens zou zeggen; dat gy zelf eens<br />
N /]. zes-
( 200 )<br />
zeggen zoudt, dat ik u tot deezen ftap verleid<br />
heb! Nog eens, ik zie af van alles, wat<br />
gy my beloofd hebt. Ik zal fterven, en uw<br />
geluk u geheel overlaaten, indien er flegts de<br />
minlte bedcnklykheid in u opryst!<br />
Neen ! myn Lotje ! geene bcdenklykheid ! —<br />
in het allerminst niet. Nog heden zal ik u<br />
bewyzen, dat het my ernst is. Stel u vol<br />
komen gerust ! Deezen Nademiddag ben ik<br />
weder by u.<br />
: Hy hield zyn woord. Hy kwam en bragt<br />
een behoorlyk Huuwlykscontract met >zig me<br />
de. Hy had ook Getuigen by zig, en ver<br />
klaarde plegtig: Dat ik hem nimmer de ge<br />
ringde aanleiding tot dit Hnuwlyk gegecven<br />
had; dat hy vry willig de myne werd; dat er<br />
nimmer eene fcheiding tusfehen ons zou plaats<br />
vinden, wanneer het niet volkomen myn eigen<br />
wil en begeerte ware 1<br />
Alles werd dus op het zekerde vast ge-<br />
deld, ën wy werden nog dien zelfden avond ge<br />
trouwd.<br />
Wat zegt gy hier van, Maria ? Behaagt u<br />
dat dukje niet? Is het niet meederlyk uitge-<br />
dagt, en heb ik er geen eer van ?<br />
Den volgenden dag reisde myn Gemaal voprt,<br />
de-
( 201 )<br />
dewyl ik zelfs hem niet langer begeerde optehouden.<br />
Gy kunt begrypen, dat ik te zyner<br />
tyd , van deeze myne Rechten gebruik zal<br />
maaken, en my dan, zo my tegenfporlingen<br />
gemaakt worden van eeneganfeh andere zydq<br />
zal laaten zien , dan nu. Schryft my nu fpoedig<br />
wat nieuws van u I<br />
* * * * *<br />
Zo als ik deezen zal fluiten, bekom ik ecu<br />
tyding, die voor u van het uiterfte gewigt is.<br />
De Gefchiedenis van Mariane begint openbaar<br />
te worden. De Graaf B*** is fmoorlyk ver-<br />
liefd. Daar zy zegt, dat zy enkel de Gedog-<br />
ter van den Prediker was, by wien ze zig heeft<br />
opgehouden , haalt hy zig groote dingen in 't<br />
hoofd , en poogt op allerlei wyzen uittevor-<br />
fchen , wie zy wel weezen kon. Hy heeft zig<br />
openlyk voor haar Befchermer verklaard. Zy<br />
ne Moeder, dus noemt men het, zal haar by<br />
zig neemen, en haar als een Dogter aanmer<br />
ken. Ik zou die goedaartige ziel, want dat is<br />
zy, gaarne het waarfchynlyk geluk gunnen,<br />
van Gravin te worden, zo gy flegts niet me<br />
de in 't fpel betrokken waart. Doch komt het<br />
uit, dat ge u voor haar hebt uitgegeeveu,<br />
N S dan
( 202 )'<br />
dan kan het gevolgen hebben. Ik heb immers<br />
altoos gezegd, toen de kennis met haar enden<br />
Graaf op 't getouw gezet werd, dat het niet<br />
goed zou afioopen , maar toen geloofde 't nie<br />
mand.<br />
Hy is een verliefde Dweeper, en dat zagte<br />
gezigt, en die deugdzaame 'bedenklykheeden<br />
van dat quafi Nonnetje moeten zyne verbeet,<br />
dingskragt in beweeging brengen. •<br />
Wanneer flegts uw Man, uit hoofde uwer<br />
vertellingen, niet eenige berigteirheeft inge<br />
wonnen , dan wil dit verder niets zeggen: doch<br />
is dat zo, dan moet gy op middelen bedagt<br />
zyn, om hem voortekomen. 't Zou best zyn,<br />
dat de Ritmeester op reis ging, om te beletten,<br />
dat er van u niet meer gefproken wordt.<br />
Dat Meisje maakt haar fortuin! Zy is het<br />
Onderwerp der algemeene Gefprekken gcwor-<br />
den. Luiden, die niet weeten, wat deugden<br />
zyn , roemen haar en haare Heldinnemoed zeer<br />
hoog: en Dames, die by uitftek voor wellus<br />
tig te boek (laan, laaten haar by zig komen;<br />
befchenken haar, en vereeren haar, om dat<br />
zy den nedergeploften roem des Vrouwlyken<br />
Geflagts weder ter been geholpen heeft. Dee<br />
ze allen klesven haar aan, om, by de algemee-
( 203 )<br />
meene beöordeeling over haar, mede in aan<br />
merking te komen, waar men van deugd en<br />
vereering fpreekt. Het grootfte- Gros pryst<br />
haar, dat zy zig eener Onderdrukten aantrek<br />
ken, doch die 't recht weeten, lacchen haar<br />
uit.<br />
• Dus gaat het in de Waereld , myn lieve<br />
Maria ! en wy zullen niet eerder ontdekken,<br />
wie er, in den ganfchen reeks zyner hande<br />
lingen , gelyk heeft , voor dat wy in ecu<br />
andere Waereld komen , die nu nog zo on-<br />
zigtbaar is, dat het bezwaarlyk valt er aan te<br />
gelooven.<br />
Ik ben, enz,<br />
LOTJE.<br />
VEER'
( 204 )<br />
V E E R T I G S T E B R I E F .<br />
Henriette aan Louizi.<br />
Bezorg den inleggenden aan Ferdinand .bes<br />
te Louiza! 't Is waar.hy is buiten myn Mans<br />
wil en weeten afgevaardigd ; doch aan een<br />
Tyran ben ik geene gehoorzaamheid yerfchut-<br />
digd.<br />
Naauwlyks was uw laatfte Brief afgezonden<br />
toen hy te rug kwam. Hy trad in de Kamer,<br />
terwyl ik juist bezig was, met warmen wyn<br />
te leggen op de buil, welke hy my geflagen<br />
had.<br />
Gevolgen , zei hy, die gy u zelve te wyten<br />
n ebt! De Vrouw, die haar Man tot dien<br />
graad verbitteren kan, kan of mag hem niets<br />
van dat alles te last leggen, 't welk daar uit<br />
ontftaat. Gy hebt aan u zelve alleen alle de<br />
werkingen van zynen yver toetefchryven.<br />
Ik antwoordde hem zeer bedaard: Uwe han-<br />
delwys, Myn heer! behoeft geene verontfchul-<br />
diging, want zy laat zig niet verontfchuldigen.<br />
Gy
C 2ÓS )<br />
Gy hebt den Band verfcheurd, die nog tusfchetï<br />
ons beiden was, den Band öaamlyk van we-<br />
derzydfche achting ! Gy zult dien zekerlyk van<br />
dag tot dag, hoe langer hoe meer uit het oog<br />
verliezen ! Ik weet, dat my een fchriklyk ke<br />
ven voor de deur ftaat. Gy hebt my tyd ge-<br />
laaten, om te overleggen, wat my te doen ftaat,<br />
en myn befluit is, om, ter liefde van myne Ou<br />
ders , het alles te verdraagen. Doe nu verder<br />
wat u behaagt!<br />
Uwe Stoifcheongevoeligheid, antwoordde hy<br />
my, betoont gy zeer ten ontyde. Gy kunt de<br />
uitberstingmyner gramfchap vergeeten, en voor<br />
derzelver verdere uitgieting u in zekerheid re<br />
kenen! Ik begeer niet veel van u. Alleenlyk<br />
moet gy de kennis met Ferdinand en Louiza<br />
afbreeken; voor het overige zult gy meesteres<br />
uwer handelingen blyven.<br />
Dat wil zeggen, ik moet my zelve van den<br />
«enigen troost verfteeken , die my nog is over-<br />
gebleeven? Neen! Mynheer ! Ik bewillig in<br />
alle eifchen.die uw Roem en myne Onfchuld<br />
vorderen ! Ik beloof en verzeker u, dat ik<br />
Ferdinand, en zo gy zulks wilt, dat ik nooit<br />
Louiza zien zal; maar de Briefwisfeling tas-<br />
fchen my en hen moet ftand blyven houden;<br />
dat
( 205 )<br />
dat verklaar ik u by deezen, rond uit; en tivé<br />
verder Verbod doet, in dit geval, niets af.<br />
By elke geleegenheid zal ik fchry ven , en .wanneer<br />
gy my ftruikelfteenen op den weg fmyt,<br />
zal ik my van al de kunstgreepen bedienen,<br />
die aan het oogmerk van myne begeerte voldoen<br />
kunnen.<br />
Op dit gezegde ftampvoetede hy, dat er de<br />
ganfche Kamer van dreunde. Myne Moeder was<br />
voor deeze keer myne Redfter. Zy kwam my<br />
bezoeken. Hy moest zyne woede beteugelen,<br />
dewyl hy vreesde, dat ik anders zyn gedrag<br />
tegen my voor haar mogt blootleggen.<br />
Toen myne Moeder binnentrad ging hyhaar<br />
met eene valfche vriendlykheid te gemoete;<br />
kuschte haare hand en zei : Gy komt recht<br />
van pas, Moeder lief! onze Jetje bevindt zig<br />
zedert gifteren niet al te wel, en ik moet haar<br />
voor eenige uuren verlaaten. Houd haar ge-<br />
zelfchap, tot dat ik wederkome. Dit zeggen<br />
de vertrok hy, en liet myne Moederjin deuiter-<br />
fte verwondering ftaan.<br />
Gy weet,Louiza! dat zy met een goed door-<br />
zigt begaafd is. 't Is hier niet, Jetje! zeizy,<br />
zo als het behoort: dat is duidlyk te zien. Ik<br />
weet wel, dat Egtgenooten niet altoos als En<br />
ge-
( 207 )<br />
gelen leeven kunnen: maar wanneer èr zo iets<br />
voorgevallen is, als waarvan ik my vastlyk<br />
overtuigd houde, en uw Man kan het zo in<br />
een oogenblik ontveinzen, gelyk hy by zyn<br />
heengaan deed, dan zyt gy er flegt aan toe.<br />
Spreek derhalven, Jetje! en verheel niets voor<br />
my!<br />
Ik had vastlyk voorgenomen haar niets te<br />
zeggen. Doch het veinzen is my zo onëigen<br />
als het hem eigen is. Ik zogt myne Moeder te<br />
overpraaten; wendde Hoofdpyn en ongefteld-<br />
heid voor, en weende toen ik gebrek aan voor-<br />
wendzels kreeg.<br />
Ik zie, myne Dogter! dus vervolgde zy, dat<br />
gy er niet gaarne van fpreeken wilt. 't Is wel!<br />
ik be geer ook geen gedwongen belydenis.<br />
Mooglyk denkt gy, dat deeze Zomerbui wel<br />
Weer zal overdryven ; en gy doet wel, dat dit<br />
wilt- afwagten. Misfehien , 1 doch dit hoop<br />
ik niet, Meisje ! hebt gy er zelve fchuld<br />
•aan. In dat geval, bid ik u, dat gy het poogt<br />
te verbeteren. Geef alles toe wat mooglyk is.<br />
Zo u echter meer opgelegd mogt worden, dan<br />
gy draagen kunt, bedenk dan, dat uwe Moeder<br />
uwe- befte Vriendin zy I Doch uw Man zal ik<br />
gadeflaan.<br />
Ik
C 203 )<br />
Ik was blyde, dat dit zo afliep. Ik bewon<br />
derde de liefderyke Goedheid van myne Moe<br />
der, en nam voor óm myn Man voor haare<br />
icherpziende oogen te waarfchuuwen. Ik bragt<br />
eenige uuren, taamlyk gerust, door, en hoop<br />
te dat alles nog wel fchikken zou.<br />
Myn Man bleef voor myne Moeder te lang<br />
weg. Zy zei, dat zy den Ouden Heer niet<br />
langer dorst laaten wagten! en verzogt my,<br />
by 't heengaan , om toch alles aantewen-<br />
den , ten einde ons Huuwlyk vreedzaam<br />
bleeve ! By deeze woorden vloeiden er we<br />
derom , tegen myn dank, eenige traanen uit<br />
myne oogen.<br />
Myn God! zei zy.myne Dogtcr! ik verlaat<br />
u heden, met eene verfchriklyke onrust. Gave<br />
de Hemel, dat deeze aandoening niets kwaads<br />
voorfpelde!<br />
Eenige uuren daarna kwam myn Man eerst<br />
te huis. Wy aten te faamen, en over tafel<br />
viel er geen woord van het gebeurde. Na de<br />
maaltyd zei hy : Ik wilde uwe Moeder niet te-<br />
genfpreeken, daarom ging ik heen.<br />
• Ik wilde, antwoordde ik, dat gy haar zo<br />
weinig fpraakt, als mooglyk zy. Zy vermoed<br />
de, dat er iets tusfehen ons beiden moest voor-<br />
ge-
( 200 )<br />
gevallen zyn; verder zeggende, dat zy u gade<br />
flaan zou.<br />
Dat zou recht goed zyn, duuwde hy my<br />
hevig toe» wanneer de Schoonmoeder met de<br />
Dogter zig tegen my veréénigden! In dat<br />
geval zou ik haar myn huis verbieden.<br />
Ik had niets tegen hem aantevoeren, dan de<br />
Wapenen eener Vrouw, traanen naamlyk.<br />
Beleedig die waardige Vrouw niet! riep ik.<br />
De Hemel zou zulks geftrenger ftaffen, dan<br />
het geen ge aan my doet 1<br />
Ik ftond op, cn wilde in myn Kamer gaan.<br />
Hebt gy uw befluit genomen ? vroeg hy;<br />
Zult gy het fchry ven naarlaaten?<br />
Neen ! Myn heer Hasten ! myn befluit is<br />
vast en onverbreeklyk ! niets kan het verande<br />
ren , en de Hemel het niet mispryzen.<br />
't Is wel! zei hy, de tafel van welke wy<br />
gegeeten hadden, met alles wat er op ftond,<br />
om ver fmytehde , zo dat het licht my van<br />
de fchrik uit dê hand viel. • 't Is wel! Ik<br />
zal er myne maatregelen naar weeten te neemen.<br />
Ik ontftak, beevende , myn licht aan een<br />
armblaker, en ging naar bed , waar ik den gan<br />
fchen nagt geweend heb.<br />
O Zeg
( 210 )<br />
Zeg van dit alles toch niets tegen Ferdinand'<br />
bezorg hem flegts mynen Brief.<br />
Ik ben, enz.<br />
HENRIETTE.<br />
P. S. Ik moet deezen Brief wederom ope<br />
nen', en een ander Opfchrift opzetten. Myn Man<br />
heeft order aan de Post gegeeven, om geene<br />
Brieven van myne hand en zegel aanteneemen.<br />
Als myn Vader dit maar niet flegts ter ooren<br />
komt, die deezen hoon, niet ongevoelig zal<br />
aanzien.<br />
Lizettenam den Brief, en zei, dat ik de zorg<br />
voor haar moest overlaaten. Ik heb echter<br />
den Brief aan Ferdinand weder te rug geno<br />
men , om eerst te zien, hoe het met den uwen<br />
gaat.<br />
EEN
C 211 )<br />
EEN EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />
De Heer Fan Fett aan Lotje.<br />
Lieve, dierbaare Vrouw !<br />
Wanneer de belydenis , dat myn Befluit,<br />
van u volkomen te vreeden gefteld te hebben,<br />
my nog niet berouwt, iets tot uw grootst ge<br />
noegen, kan toebrengen, dan erlangt gy hier<br />
dezelve uit de volheid van myn hart.<br />
Thans ben ik by myne Moeder; ik heb alles<br />
in behoorlyke order gebragt; alle voorige ver-<br />
fchillen zyn bygelegd. Ik heb my duizend Pis-<br />
toolen door haar laaten toetellen, die ik u hier<br />
neffens, als een klein bewys, van myn aanden<br />
ken , toezend. Myne Moeder gelooft waarlyk<br />
dat zy befteed zyn geworden, om u aftekoo-<br />
pen; evenwel heeft zy er nog geen een woord<br />
van gefprooken.<br />
De blykbaare opgehelderdheid van geest,<br />
waarmede ik by haar kwam, geloof ik, heeft<br />
haar, in het eerfte oogenblik overtuigd, dat ik<br />
niet meer aan het voorige gedagt. Zy vleide<br />
O 2 mv
( 212 )<br />
my zeer, en ik denk thy in korten tyd zo vast<br />
te zetten, dat ik fpoedig Heer en Voogd zal<br />
weezen, o;n te doen en te laaten, het geen ik<br />
wil. Ik tragt het naamlyk daar heen te brengen,<br />
dat zy allengskens van het Oppergezag,<br />
dat myn Vader, by testament, haar over my<br />
verleent, zal afzien, en my het beduur over<br />
my en het myne zal in handen geeven.<br />
Als dan, lieve Lotje! zal ik mooglyk kun<br />
nen bewerken, dat wy zaamen leeven zullen,<br />
zonder door haar geftoord tc worden; alhoe<br />
wel ik zeer wel voorzie, dat de openbaarmaa-<br />
king van ons Huuwlyk niet eerder zal kunnen<br />
plaats hebben, dan na haaren dood.<br />
De reden , waarom ik my dit verbeelde, is,<br />
dat zy my daaglyks met Voorwerpen bekend<br />
maakt, die door haar beftemd zyn, om my te<br />
kluisteren. De Hemel weet, waar die drom<br />
van Vrouwen van daan komt, die my eiken<br />
dag bezoekt. Altoos nieuwe! de eene fchoon-<br />
dcr dan de andere , Nota bene ! dooi<br />
de Lunst gemaakt! - Want weezenlyke fchoon-<br />
heeden zie ik hier of byna geheel niet.ofder-<br />
wyzcu onder de bloemen, blanketzel en poe<br />
der begraaven , dat men er geen bchoorlyk oor<br />
deel over vellen kan.<br />
In-
C "3 )<br />
Intusfchen vermaak ik my niet weinig met<br />
dit fpel. Myne nederige verbeelding fchildert<br />
my dikwerf zeer zoetvoerig , hoe dit alles om<br />
mynentwil gefchiedt , en menigmaal , dryf ik<br />
met deeze en geene den heimlyken fpot. Op<br />
dien tyd echter, wanneer myne Moeder denkt,<br />
dat ik in haar net gevangen ben, zeg ik haar<br />
zeer droogjes: dat zy er my nog geen Eene<br />
gebragt heeft, die het derde gedeelte uwer be.<br />
gaafdheeden bezit.<br />
Nooit kryg ik hier antwoord op. Zy fchynt<br />
vöorgenoomen te hebben nimmer van Lotje te<br />
fpreeken; misfehien is zybedugt, dat ik<br />
u te zeer verheffen zou.<br />
Maar zou er geen mooglykheid weezen,<br />
om u een Geflagtboom aan te fmeeren? ten<br />
einde gy als eene Freule zoudt kunnen te voor-<br />
fchyn treeden! Dan was de zaak gevonden ,<br />
en men zou u voor myne Vrouw moeten er<br />
kennen. Er zyn voorbeelden genoeg, dat men,<br />
ter bevordering van de een of andere zaak,<br />
vooral van Huuwlyken , ergens een ouden ver-<br />
fleeten Adel uit een hoek gehaald , en er vecle<br />
voortreflyke dienften mede gedaan heeft. Pleeg<br />
hier over eens met den een of anderen Kop-<br />
pelaar raad. Mooglyk dat duizend Piftolen hier<br />
O 3 zeer
zeer veel toe zouden doen. Welk geluk, zo<br />
ge u kost doen Adelen !<br />
Wy vertrekken voor eenige weeken naar de<br />
Stad. Ik kan u verzekeren , Wyf lief! dat<br />
ik met fmart hier aan denke'. Den toon en<br />
den leeftrant van het Hof ben ik geheel ontwend<br />
, en vleien of kruipen kan ik niet. De<br />
Liefde mis ik hier ook, dus zal my den tyd<br />
ontzaglyk lang vallen. Indien gy my niet door<br />
uwe Brieven opbeurt, zal ik er erg aan toe<br />
weezen.<br />
Intusfchen ben ik blyde, dat alles in zo vefre<br />
goed is. Ik wagt reikhalzend naar berigt<br />
van uwe vergenoegdheid, dat gy zekerlyk niet<br />
ontzeggen zult aan uwen<br />
FRITZ.<br />
ÏWEB
{ 215 )<br />
TWEE EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />
Ferdinand Wahler aan den Advokaat Stokberg.<br />
Ik moet echter aan u fchry ven, Stokberg !<br />
offchoon ik reeds drie Brieven aan u begon<br />
nen en verfcheurd heb; dewyl ik er zonde van<br />
maak, om u met onaangenaame Brieven lastig<br />
te vallen : deezen zuit gy echter bekomen , ver<br />
mits by, ten minften voor eenige regels, lyd-<br />
lyke Berigten behelst.<br />
Over 't geheel, myn lieve Vriend ! word ik<br />
verfchriklyk zwaarmoedig. De noodzaaklyk-<br />
heid, waarin ik my bevind, om zo dikwils<br />
den huislyken vreede te moeten verftooren,<br />
maakt de verftandigfte overweeging tot dwaas<br />
heid; en wanneer ik myne openlyke Lesfen<br />
met myne handelingen vergelyk, dan vind ik<br />
my verpligt,om myn Leeraarsambt nederteïeg-<br />
gen; 't welk ik buiten dat reeds vastlyk voor-<br />
neemens ben.<br />
Ik geloof het best voor my te zullen zyn,<br />
om den overigen tyd myns kommervollen lee-<br />
vens in de eenzaamheid door te brengen. Ik<br />
O 4 zal
( 216 )<br />
zal een klein Landgoed zien te koopen; en<br />
beeft myne Vrouw geen vermaak in het Land-<br />
leeven, dan kan zy in de Stad blyven.<br />
De Advokaat Wurm, die met Louiza ge<br />
huuwd is, heeft my dc andere vyftienduizend<br />
Ryksdaalders overgemaakt , die ik, volgens<br />
zyne ftelling, ook aanneemen moest. Hy zegt:<br />
Zyne Vrouw kan rust noch duur hebben, al-<br />
voorcns zy dit geld kwyt is. Zy is óp de<br />
grillige gedagten gevallen, dat het den vloek<br />
op haare overige bezitting brengen zou. Een<br />
zekere Weiftad heeft er tienduizend bekomen,<br />
om haar afteftaan. Welk eene laage ziel moet<br />
dat zyn, die voor geld van een Meisje kan<br />
afzien l Vooral daar zy nimmer hem eenig<br />
recht op haar Pcrzoon gegeeven heeft, en zy<br />
door haar Vader alleen aan hem is toegezegd<br />
geworden !<br />
Doch mooglyk oordeel ik hier te mensch-<br />
haatende I De arme Drommel mag het noodig<br />
gehad hebben!<br />
Heden kan ik myn Plan ter uitvoer bren<br />
gen , en myne Vrouw nog geld genoeg, ter<br />
haarer onderhouding in de Stad, overlaaten.<br />
't Strekte my tot geen geringe blydfchap,<br />
om een Vriend in den pragtigleevenden Rit-<br />
mces-
( 217 )<br />
meester Strundel te vinden, die my ook he<br />
den, in myne huishoudlyke omftandigheeden<br />
zeer te ftade komt. Hy maakte zig by my be<br />
kend; verzogt om myne Vriendfchap , en dat<br />
hy, geduurende zyn verblyf alhier, my dik<br />
wils bezoeken mogt, vermits hy anders geene<br />
kennisfen had. Ik antwoordde hem, dat ik<br />
zeer weinig gezelligheid aan hem kon bezor<br />
gen , doch wanneer hy kennis met myne Vrouw<br />
wilde maaken, die by gebrek van een Gelei<br />
der, niet veel uit kwam, zulks zou myaange.<br />
naam weezen.<br />
Dit gelukte. Ik had het vermaak te zien,<br />
dat zy beiden zeer wel overeen Memmen , en<br />
daar zy beiden edel denken, zo als de ganfche<br />
Stad hen dat getuigenis geeft, Melt het my ten<br />
minften daarin gerust, dat myne Vrouw geen<br />
treurig leeven behoeft te leiden: Want ik be<br />
gin haar hoe langer hoe meer tegen te worden.<br />
Zo dikwerf ik haar zie, erinncr ik my al de<br />
zaligheeden , die ik zou hebben kunnen genie<br />
ten , en als dan verwensch ik niet flegts<br />
myn Huuwlyk, maar ook de geheele mrigting<br />
der Waereld, met alle haare overéénkomften,<br />
waardoor de voortreflyke Henriette voor my<br />
verlooren ging!<br />
0<br />
5 'tls
( 218 )<br />
't Is my echter , met behulp van Louiza,<br />
gelukt, om haar geruster te maaken. Gy weet,<br />
dat ik niet aan haar fchryven mag , en my<br />
heeft zy weder gefchreeven! O een zo<br />
hartlyken Brief! Treurig is dezelve ! •<br />
Ik lees hem alle dagen , om my met haar bezig<br />
te houden. Alle haare Brieven heb ik beant-<br />
\voord,en die antwoorden by elkander gelegd:<br />
want wie weet het'. - mooglyk komt er nog<br />
een tydftip , dat ik ze haar ter hand kan ftellen.<br />
Deeze Hasten, vrees ik, is een Duivel voor<br />
haar, en zulks kan niet bedekt voor my bly<br />
ven ! en is hy dit! dan breek ik myn woord,-<br />
dan heb ik recht om het te breeken!<br />
Er was een Vriend van hem by my; een<br />
verftandig, eerlyk Man; geen van zyn' foort,<br />
maar een, die veel te goed is, om zyn Vriend<br />
te weezen. Hy kwam my eenige Voor [lagen<br />
doen, en fprak zeer wel: doch men had hem<br />
de zaak geheel anders verteld, dan ze in de<br />
daad was, dus moest hy wel in de verbeel<br />
ding weezen, dat ik ongelyk had. Hy fprak<br />
met zeer veel deelneeming van het geval van<br />
zynen Vriend. Dit behaagde my, en daarom<br />
liet ik my met hem in. Ik overtuigde hem ech<br />
ter weldra, en nu was hy geheel in myn be<br />
lang.
( 210 )<br />
lang. Ik leerde hier uit, dat er nog edele en<br />
weldenkende Luiden in de Waereld zyn.<br />
Myn Hypochondrifche toeftand is reeds al<br />
lerwegen bekend. Myne Toehoorders beklaa.<br />
gen my: daar ik haar dikwils in 't midden der<br />
les verlaat, en haar verzoek my aan myne zwaar-<br />
geestige buien overtelaaten<br />
Dit gebeurt niet zelden, en wanneer ik een<br />
Text heb, waarin flegts van Huuwlyken ge<br />
rept wordt, dan zou ik zelf myne Lofreden<br />
op den Egtenftaat niet gaarne gedrukt zien.<br />
Ik maakte my zeiven tot eene gewoonte, om<br />
op de Liefde te fchimpen, niettegenftaande zy<br />
de grootfte zoetigheid myns levens pleeg te<br />
zyn. Ik doe zulks, om de Jeugd te waarfchuu-<br />
wen , op dat zy niet, als ik, zig aan eene<br />
hartstogt overgeeve, die haar ten fpeelbal van<br />
het Noodlot maakt, en waardoor de verftan-<br />
digfte Man, die zigboven alles verheven dunkt<br />
te zyn, een dwaas wordt. En dit, dit zou<br />
de befte Waereld weezen !<br />
Doch ftil.Myn heer de Wysgeer ! Gy wordt<br />
itekeligen lastig, en ik dagt alleen op my zelf<br />
te fchelden. Ik zal een weinigje gaan wande<br />
len , misfehien verzet dit het kwaade humeur,<br />
dat my thans befpringt.<br />
't Heeft
( 220 )<br />
* * * * *<br />
•t Heeft niets geholpen; ik kom zelfgeemly<br />
ker terug, dan ik uitgegaan ben. Ik heb een<br />
ftil plaatsje, waar ik dikwils heenga, en kort<br />
Ba myn Huuwlyk dikwils heen ging, en myne<br />
Vrouw veele dingen gezegd heb , die ik had<br />
behooren te zwygen.<br />
Ik ging weder derwaards; in diepe gedagten<br />
verzonken. Door eene Allée gaande, zag ik<br />
myne Vrouw; op een bank zittende. Ik aar<br />
zelde een weinig, en ging naar haar toe. Ik<br />
zag dat de traanen haar in de oogen ftonden.<br />
Traanen hebben bymy eene magnetifche kragt.<br />
Ik zette my naast haar, en zag den Ritmees-<br />
ter op een anderen bank, in een boek Zitten<br />
leezen. Ik riep hem , en vroeg :of 't hem moog<br />
lyk ware, om geduurende deeze diepe treurig<br />
heid te kunnen leezen ?<br />
Zy begeert het 20 ! antwoordde hy. Wan<br />
neer wy hier zyn, zyn wy nimmer vergenoegd.<br />
En waarom niet, Maria? vroeg ik met eene<br />
zigtbaare deelneeming<br />
Thans vloeiden haare traanen. Hoe zou ik<br />
hier vrolyk kunnen weezen, zei zy, waar gy<br />
my zo menigwerven uwe treurige Gefchiede-<br />
nis verhaald hebt! waai- ik my telkens erin-
C 221 )<br />
ncre, dat ik een Man heb, die door my niet<br />
gelukkig kan worden ! AI uw Geld en Goed<br />
ftelt my niet fchadeloos wegens het verlies<br />
dat ik leed, daar gy myne Liefde niet beant<br />
woordt !<br />
Dat is Waarachtig om.raazcndc te worden.<br />
Ik kon niets antwoorden. Vergeef het my,<br />
Maria ! zei ik, ten uiterfte bewoogen;<br />
wendde my daarop naar den Ritmeester , en<br />
verzogt hem, haar aan een vermaaklyker oord<br />
te willen geleiden.<br />
Daadlyk keerde ik weder herwaards , om<br />
myne droefheid voor de ganfche Waereld te<br />
verbergen, uitgezonderd voor my zeiven en<br />
voor u, waarde Stokberg! die zo edel, zo<br />
vriendlyk aan my denkt.<br />
Heb voor 't overige medelyden met uwen<br />
FERDINAND.<br />
DRIE
( 221 )<br />
DRIE EN VEERTIGSTE BRIEF,<br />
Henriette aan Ferdinand Waklef.<br />
.Gy wenscht dan, myn Waardfte! aan my te<br />
mogen fchry ven? O dit woord, deeze ge<br />
dagte is zo troostryk voor uwe Henriette, in<br />
die eenzaame uuren , waarin zy aan u ge •<br />
denkt!<br />
Mogt zy maar alleen en geheel aan u den^<br />
ken, dan zou zydit verdrietige leeven nog He-<br />
ver leeven , dan zy het heden werklyk doet.<br />
Evenwel kan ik meer aan u denken dan te<br />
vooren. Hy verlaat my heden menigvuldiger<br />
m a alen, Hy.die elk eene myner Gedag<br />
ten befpiedt, even als las hy duidlyk op myn<br />
Voorhoofd, dat Ferdinand geheel myn hart be-<br />
heerscht. Doch hy kan nu doen wat hem be<br />
haagt, ik zeg het hem zo dikwils hy zulks be<br />
geert , dat het niet anders is, en dat ik, het<br />
geen in my zy, niet verbergen kan. Dat ik<br />
echter veeltyds droevig ben, kunt gy ligtlyk<br />
denken, en vermits ik niet altoos alleen kan<br />
wee-
( 223 )<br />
wcezcn, vraagt men my veelmaalen : Waarom<br />
ik droevig ben ? Dan legt my op de tong<br />
om te zeggen : Ik ben het om Ferdinands wil!<br />
Docli ik houde zulks binnen. Ik moet echter<br />
toeftemmen , 't geen ik voor my zelve niet ont<br />
veinzen kan. Een inwendige ftem roept my<br />
toe, om het der ganfche Waereld toch eenmaal<br />
te verkondigen ! Wat zegt het, of zy u voor<br />
zinloos houde? Breng Ferdinand het Offer ,<br />
dat hem toekomt!<br />
* * * * *<br />
Wagt eens! Ik zou u gaarne iet ver<br />
tellen! — Doch het is niet om te vertellen! —<br />
maar ik heb geweend, bitterlyk geweend!<br />
Ja ! myn lieve Ferdinand! onder die vier<br />
groote Olmenboomen heb ik geweend. Ik wil<br />
de het in 't eerfte u niet verhaalen, om u niet<br />
bedroefd te maaken! maar nu zal ik het u ver-<br />
haaien , want zulks is my zo aangenaam, als u<br />
het hooren.<br />
't Was gisteren een zeer fchoone dag. Zui<br />
ver vervrolykende, zo als wy geweest zyn.<br />
De Hemel zo opgehelderd als onze zielen. Myn<br />
Vader en Moeder waren met Hasten naar het<br />
Landgoed vertrokken : ik was niet mede ge<br />
gaan
( 3-H )<br />
gaan, om dat ik gaarne de geleegenheid vermy-<br />
de, om, in hunne tegenwoordigheid, te zaa-<br />
men met hem te zyn, op dat zy niet zouden<br />
merken, hoe.weinig ik hem lyden mag.<br />
Ik doe u deeze belydenis met alle openhar<br />
tigheid, myn lieve Ferdinand! Zo de Hemel<br />
het my kwalyk neeme, dat ik hem niet bemin-<br />
ne, zulks komt voor uwe rekening, want gy<br />
zit te diep in myn hart.<br />
Daadlyk befloot ik, om een Wandeling op<br />
het Kerkhof te gaan doen. Weet gy wat ik<br />
deed ? Ik trok het witte gewaad aan, dat<br />
gy my op een zekeren Kersnagt gefchonken<br />
hebt. Ik nam uw waeïer, en hing het kleinen<br />
.gouden kruis om. O ik heb dat alles zo zorg<br />
vuldig bewaard. Hasten kreeg er niets van te<br />
zien. Dit verdient hy niet. Ik had Lizette<br />
voorafgezonden , om het Kerkhof te doen ont-<br />
fluiten! en nu ging ik, —• gezwind, •<br />
haastig door alle ftraaten heen, — op<br />
dat niemand my zou ophouden, en teffens, op<br />
dat niemand my zien, en het myn Man over-<br />
zeggen mogt.<br />
Toen ik by 't Kerkhof was, in eens, --<br />
was ik er op ; Lizette liet ik er buiten bly<br />
ven , om acht te geeven, dat er niemand op<br />
kwa-
C'225 )<br />
Wame. Toen liep ik onder de Olmen; zeetede<br />
my op den Heuvel en weende zeer lang.<br />
•Als myne oogen weder droog waren gewor<br />
den , ftond ik op. Toen was myne ziel opgeklaarder,<br />
even als of ik alle kommer had weggeweend.<br />
U w Beeld ftond my zo leevendig<br />
voor den Geest; dat ik my verbeeldde, met u<br />
omtegaan. Wy fpraakeu : Hoe wy eens elkander<br />
beminnen wilden! en hoe kort de tyd geweest<br />
ware» die Hasten ons van elkander gefcheiden<br />
had gehouden! 't Was eveneens met<br />
my, alsof wy hier dikwils by elkander konden<br />
re zaamen komen en fpreeken; Dit was alles<br />
zo natuurlyk in myne verbeelding, dat ik het<br />
van blydfchap uitfchreeuwde, en u wilde omarmen<br />
!<br />
Eensklaps verdween deerze verfchyning uit<br />
myne ziel, want gy waart er niet, en ik<br />
treurde! Ik riep myne traanen te rug, —<br />
en zy kwamen!<br />
Ik erinnerde my aldaar een zwaarmoedig ge-<br />
fprek , dat wy eens gehad haddei», waar by ik<br />
een voorgevoel ontwaarde, hoe het ons gaan<br />
zou! Heugt het u nog wel, Ferdinand! toen<br />
ik u zeide: Dat de Dag zo treurig wierdt, en<br />
ik dagt, dat het onze Liefde eveneens zo ver-<br />
P gaan
( 226 )<br />
gaan zoude? Dat het een Voorteken ware,<br />
dat ik altoos de treurigfte plekken zogt?<br />
Gy wilde my toen dit uit het hoofd praaten:<br />
Gy begeerde ook niet weder derwaards te gaan,<br />
en ging er ook in lange niet, tot dat ik er u<br />
ten ernftigfte om verzogt.<br />
Ziet gy nu wel, myn Waardfte! dat ik ge-<br />
lyk had , en dat myn Voorgevoel niet ydel ge<br />
weest is?<br />
Toen ik nu wederom hartlyk weende, ftond,<br />
onverwagt, iemand recht voor my I Ik<br />
verfchrikte en kende hem in 't eerst niet,<br />
doch hem recht befchouwende, was het uw<br />
voormaalige Lieveling, Vader Eduard.<br />
Ik wilde myne traanen afwisfchen, doch hy<br />
zeide, ween vrylyk, Vriendin! ik weet immers<br />
waarom gy weent:" Gy weent om Ferdi<br />
nand , en hy verdient het.<br />
Myn God! hoe hartlyk verheugde my dit!<br />
Er was dan nog iemand, die aan u dagt, en<br />
beneffens my, om u weende. Hoe bedankte ik<br />
dien waardigen Vader I<br />
Toen ik hem vroeg, hoe hy op 't Kerkhof<br />
gekomen was, antwoordde hy: Ik ftond op<br />
den Wal, van waar men hier heen kan zien.<br />
Wegens de Olmen kon hy er geen recht befcheid
( 217 )<br />
fcheid van krygen, doch aan myn kleed had<br />
hy my herkend: want dat was het zelfde, waar<br />
in hy my nog eens met Fcrdnfand alhier gezien<br />
had. Hy was de Wal afgegaan, om op het<br />
Kerkhof te komen. Lizette had er hem echter'<br />
niet opgelaaten : toen was hy aan de andere<br />
zyde over den muur geklommen. Indien ik<br />
iets aan Ferdinand te heitellen had, zou hy<br />
het voor my wel bezorgen.<br />
Andermaal bedankte ik den goeden Vader,<br />
die het zo wel met my meende. Ik dankte ook<br />
den goeden God, die my in hem de tweede<br />
deugdzaame ziel bezorgde, om my zelve met u<br />
te onderhouden.<br />
Ik fprak met dien vriendlyken Vader nog<br />
veel over u, en hy fcheen zig te verheugen,<br />
dat ik u nog niet vergeeten had. Hy ver<br />
haalde waarlyk veel goeds van u, en zei, dat<br />
hy myn Vader en Moeder dikwils gezegd had,<br />
dat ik met u veel gelukkiger geweest zou zyn.<br />
Ikontftclde cn verzogt hem, zulks niet weder<br />
te doen. Ik liet hem my ook belooven, dat<br />
hy in het toekomende alle goed van Hasten<br />
fpreeken zou. Was dit niet wel gedaan van<br />
my, Ferdinand?<br />
De Vader moest my naar huis geleiden. Ik<br />
F 2 ' was
( "8 )<br />
was recht in myn fchik iemand te hebben, waar<br />
mede ik wederom van u fpreeken konde!<br />
maar er ook wederom fiegter aan toe, Ferdi-<br />
nand ! toen hy vertrok, en my geheel alleen<br />
]. e t j en gy waart zo verre, zo ver<br />
re van my!<br />
Schielyk ontkleedde ik my, cn weende an<br />
dermaal, toen ik myne kleederen wegfchikte;<br />
en kort daarop kwam myn Man; en<br />
maar, ach! laat ik een Gordyn voor het To-<br />
neel van dien avond laaten vallen, want<br />
ik had nog grootere reden om te weenen.<br />
* * * * *<br />
O dat de Zon altoos zo helder mogt opgaan,<br />
als zy deezen Morgen deed! Dit is hoogtyd<br />
voor Louiza ! ö Mogt haar ganfehe leeven zyn,<br />
gclyk my dit oogenblik is! Goede, goe<br />
de God ! Gy hebt zekerlyk alle uwe Schep<br />
zelen niet tot zulk een lyden gedoemd! Laat<br />
haar onder dat getal behooren, 't welk gy hier<br />
aanvanglyk de zaligheid toefchikt!<br />
Gy gunt het haar immers ook, niet waar,<br />
Ferdinand ? - Doch ik hoor myn Man ! - Schie<br />
lyk myne Papieren weg, op dat hy niet bemerke,<br />
dat gy het onderwerp myner gedagten zyt!<br />
Een
( 229 )<br />
$f iff 3fc 5fP ^<br />
Een fchriklyke, fchriklyke droom!<br />
Ferdinand! indien gy ook aldus droomt, ont<br />
waak dan uit elke fluimering , of flaap<br />
hard ! hard ! dat de droom voorby-<br />
ga ! Ha! ik ontwaak weder.<br />
Zie, Ferdinand! wanneer iet diergelyks my<br />
waakende bejegende, zou ik ook denken i Ik<br />
droom; ik zal ontwaaken! — dat is — ik zou<br />
denken : — weg droom! — de dood verfchaft<br />
een diepen flaap! zonder droom! zonder<br />
droom ! — Ferdinand !<br />
Maar moet ik dien droom u wel vernaa<br />
ien? — Ja! ik zal het doen! — Gy moet alles<br />
weeten. Nimmer had ik zulk een droom!<br />
myn Ferdinand! 't Was of ik ontwaakte en<br />
bloedde, • of ik geheel met bloed ware!<br />
Onder het bloed waren traanen vermengd,en<br />
deezen hadden myn Gewaad van onderen tot<br />
boven befmet.<br />
By het ontwaaken was ik eveneens, als<br />
iemand die verdoofd is door een flag in den<br />
flaap ontvangen ! • eveneens als of Has<br />
ten my dien flag gegeeven had, en my dien<br />
gegeeven had, om dat ik aan u fchry ven wil<br />
de. Was dat niet een benaauwde Droom ?<br />
P 3 maar
( 230 )<br />
maar ook een {treelende ? — Want ik had hem<br />
oin uwen wil I<br />
Myn hoofd, — Ferdinand'. myn hoofd doet<br />
my wee. Zulke droomen doen geen goed aan<br />
myn zwak geitel. Ik moet uitfeheiden met<br />
fchryven. De Brief moet voort. Ik heb<br />
er geleegenheid toe. o Ferdinand: bemin<br />
toch uwe<br />
HENRIETTE.<br />
De Brief is nog niet weg. Een booze Geest<br />
fcheen tc gevaarlyk voor hem ! toen nam ik<br />
hem weder te rug; borg hem aan mynen boe<br />
zem, tot dat het gevaar voorby was. Heden is dit<br />
voorby. Ik heb den Brief menigvuldigmaalen<br />
gekuscht. —— Waar gy hem ook kusfehen zult,<br />
zult gy een kusch van my aantreffen. • Zui<br />
ver, Ferdinand! alles zuiver, gelyk myne ziel.<br />
VIER
C 231 )<br />
VIER EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />
De Advokaat Stokberg aan Ferdinand<br />
Wahler.<br />
Waardfte, Befte Vriend.'<br />
Jk heb verfcheiden van uwe Brieven niet kun<br />
nen beantwoorden, dewyl er my volftrekt de<br />
tyd toe ontbroken heeft, en, gaarne wil ik u<br />
myne flof heid bekennen, ik zou hem nog he<br />
den niet hebben beantwoord, zo ik u niet om<br />
eenige Berigtente verzoeken had, om welken<br />
mede te deelen gy in ftaat zyt.<br />
• Geloof echter niet, dat dit minder Vriend-<br />
fchap zou aanduiden, dan ik voordeezen voor<br />
u voedde I By elke mooglyke geleegenheid,<br />
zult gy de blyken ontvangen, dat ik u gaarne<br />
en oprechtlyk diene.<br />
Doch in de omftandigheeden, in welke gy<br />
u bevindt, kan myne dienstvaardigheid u wei<br />
nig helpen, en in anderen zou ik my moeten<br />
onttrekken, Ik beklaag u van ganfcher harte.<br />
P 4 ik
( 232 )<br />
Jk zou u uw overyld Huuwlyk afgeraaden heb<br />
ben , doch het was te laat. Elke Brief, dien<br />
ik van u ontving, maakt my eenige uuren diep-<br />
peinzende, en het is flegts de beftendige ge-<br />
leegenheid , welke ik heb, om menfchen te<br />
kunnen bedienen, die er de treurige indrukken<br />
van kan uitwisfchen.<br />
Gy fchryft zo zwaarmoedig , myn Vriend!<br />
dat ik u aanraade, om uw ambt niet geheel<br />
neder te leggen; want gansch zonder arbeid te<br />
zyn is ftrydïg met uw geestgeftel; doch neem<br />
voor eenigen tyd oorlof, en poog op het land<br />
nieuwe kragtcn in te faamelen. Laat onder-,<br />
wy! uwe Egtgenoote in de Stad blyven, opdat<br />
haar te zien u geene onaangenaame oogenblik-<br />
kcn berokkene !<br />
't Geen ik van u verlang te weeten, betreft<br />
den Ritmeester Strundel. In alles wat gy my<br />
zegt, kan ik my zelf niet vinden. Ik wensch<br />
te te wecten, of het de zelfde zy, voor wien de<br />
Advokaat Wurm procedeert, en welks Tegen-<br />
party ik bediene?<br />
Wanneer hy dezelfde zy , dan moeten er<br />
byzondere Herfcheppingen omtrent hem, plaats<br />
gehad hebben. Deeze Man is in 't geheel niet<br />
vermoogend. Zyn ganfche Rykdom bellaat iu<br />
dit
( 233 )<br />
dit groot Proces, en hy kan er niet eens de on<br />
kosten van betaalen, die er de eerlyke Wurm<br />
voor hem om doet.<br />
Deeze heeft my meer dan eens verweeten,<br />
dat ik eene ten uicerfte onrechtvaardige zaak<br />
verdeedigdc, en hy heeft grond om zulks te<br />
gelooven, vermits hy niet weet, het geen my<br />
er van bekend is.<br />
De Party van den Ritmeester bezit een Do<br />
cument, ingevolge 't welk, de helft van het<br />
irj verfchil zynde Goed, dat op de Zuster ver<br />
viel, na haaren dood, wanneer zy zonder Erf-<br />
genaamen overlydt, niet aan den Broeder,maar<br />
aan die Party komt. Dit Document heb ik<br />
nog niet ten voorfchyn durven brengen , ver<br />
mits ik met zekerheid geloof, dat de Ritmees<br />
ter het Goed in handen zou krygen, tot zo<br />
lang, dat er bewys van den dood der Zuster<br />
ware! nu is hy bekend voor een doorbren<br />
ger; en dus zouden wy gevaar loopen, om ons<br />
Geld te verliezen.<br />
Wy hebben ons derhalven tot nu toe, met<br />
fchraale uitvlugten moeten behelpen, eer wy<br />
met de groote zaak voor den dag durven ko<br />
men, 't welk Wurm ons voor MuggezifeetJ en<br />
draaïery aanrekent.<br />
P S 't Gaat
( 234 )<br />
. 't Gaat dikwils met de Rechtsgeleerden zo,<br />
dat wy dulden moeten, dat de fchyn tegen ons<br />
is: menige Schurk daarentegen verfchuilt zig<br />
achter den fchyn-des Rechts, terwyl hy de<br />
grootfte boosheid uitfpeelt! Doch onder<br />
wat rangen van Menfchen gebeurt dit niet'.<br />
Indien dit nu dezelfde Ritmeester zy, dien<br />
ik bedoel, dan-kan ik u, myn befte Vriend !<br />
eene andere Anecdote niet verheelen; hier in<br />
beftaande : dat hy in Berlyn een zeer wild lee<br />
ven geleid heeft, en onder anderen het Goed<br />
van een publiek Meisje verteerd; welk Meisje<br />
naderhand verdweenen is.<br />
Ik weet by ondervinding , dat Menfchen<br />
fpoedigvan gevoelens veranderen kunnen ;ook<br />
vooröndcrftelt eene afwyking van die natuur,<br />
geen verlies van eerlykheid en rechtfchapen-<br />
heid. Het kan dus, betreklyk'zyn goed hart<br />
en eerlyke inzigten, zeer rigtig weezen , doch<br />
het enkele Artikel van 't Geld wenschte ik na<br />
der onderzogt te hebben. Tot verkwistingen<br />
ontziet men gemeenlyk den Altaar der Vriend-<br />
fchap niet, en veelligt is uwe Gade gereed<br />
genoeg, om daartoe alles te befteeden, wat zy<br />
. beeft.<br />
Ook hier tegen zou ik niet veel hebben, in-<br />
te-
C 235 )<br />
tebrengen , vermits de Ritmeester ongetwyf-<br />
feld tot grooten Rykdom ftaat te komen, maar<br />
hy kan ook groote fchuldcn hebben, en ik zou<br />
niet gaarne zien, dat by het leed en de onhei<br />
len, die gy thans te draagen hebt, ook dat van<br />
gebrek kwamc!<br />
Doch voor het tegenwoordige genoeg van<br />
, deeze omftandigheeden , als eene vriendlyke<br />
waarfchuwing.<br />
Wanneer gy u derhalven met zekerheid over<br />
tuigd vindt, dat uw Ritmeester Strundel myn<br />
Tegenparty is, vraag hem dan , uit myn naam.,<br />
of hy zig niets van eene Zuster erinnert.die in<br />
haar jeugd, door een zeker toeval, uit haar<br />
Ouders huis gefcheiden is?<br />
Geef er my als dan daadlyk berigt van, en<br />
verwagt alle vriendfchaplyke tegen dien ften van<br />
uwen<br />
STOKBERG.<br />
VYF
C 236)<br />
VYF EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />
Maria Wahlcr aan Lotje,<br />
D oor het laatfte Berigt van uwen Brief,<br />
lieve Lotje! hebt gy myn bloed in eene bewee<br />
ging gebragt, die ik nog niet ftillen kan. Wat<br />
zal er van my worden, zo deeze Gefchiede-<br />
nis ook invloed op my hebben moet? Hoe<br />
zal ik de fchande, die op my wagt, kunnen<br />
ontloopen? En dat juist nu, daar ik in<br />
het burgerlyk zaamenleeven fmaak begin te vin<br />
den? In plaats van den goeden naam, dien ik<br />
heb , te behouden , zal ik, voor 't oog der gan-<br />
fche Waereld, als een veragtlyk Schepzel be<br />
kend worden 1 en ik mag my zelve zo<br />
veel verwyten als ik wil , myn hart getuigt<br />
echter nog altoos, dat ik dit niet verdiend heb.<br />
Ik vervloek den onëdelen Verleider, die my uit<br />
myner Ouderen huis troonde, en temeer moet<br />
ik hem vloeken, daar ik heden inzie, dat er<br />
zaligheeden in een deugdzaam leeven te vin<br />
den zyn.<br />
Zou
( 237 3<br />
Zou ik wel ooit in deezen Doolhof geraakÊ<br />
zyn, indien ik niet van het eene kwaad tot het<br />
andere was < urtgegaan ? Immers heb ik door<br />
myn Verleider, de vaste grondflagen der deugd,<br />
die ik gelegd had, aan 't wankelen laaten bren<br />
gen ! Dit trok myn Val, en deeze wederom de<br />
vlugt uit myner Ouderen huis naar zig. Gewoon<br />
aan ds vrugten der Wellust, zogt ik het ver<br />
looren Onderwerp myner Liefde in anderen<br />
weder. Myn verderf was myn rechtmaatig loon.<br />
Ja! Lotje! Ik heb ongelyk. Ik heb dit alles<br />
verdiend.<br />
Zyn ook myne tegenwoordige omdandighee-<br />
den niet overéénkomftig myne verdienden ? Heb<br />
ik mynen Man niet dubbel bedroogen ? Speel<br />
de ik niet de onfchuldige Hulchlaares ? Daar<br />
ik hem nam? en fpeel ik heden de getrouwe<br />
Gade niet, daar ik hem ontrouw ben?<br />
Alles overkomt my, Lotje! volgens verdien<br />
den ! -— ik onderga geene onrechtvaardig<br />
heid !<br />
Reeds zedcrt een geruimen tyd befpeurde<br />
ik, dat de fmart van een boos geweeten my<br />
drukt.<br />
Dit was nog zo niet, toen ik u myn laatden<br />
Brief fchreef. Toen verheugde ik my over he:<br />
Ut-
( 238 )<br />
bezit van mynenKarei, — en nog verheug ik<br />
er my over. Ik gevoel, dat ik zonder hem niet<br />
zyn kan: maar juist die gedagte, dat ik met<br />
hem alleen gelukkig kan weezen , kwelt my<br />
zo ontzaglyk. Ik heb een begrip van het bedrog<br />
gekreegen, 't welk. ik nog niet had; en<br />
't komt my afgryslyk voor, dat ik niet ander?<br />
gelukkig kan weezen , dan terwyl ik mynen<br />
Man misleide'.<br />
Ik verval geheel in de buien van myn Man,<br />
wanneer ik alleen ben. Er behooren reeds<br />
vrolyke Menfchen, ten minfte vrolyke opbeu<br />
ringen toe, wil ik zo opgehelderd van ziel wee-<br />
zenfals ik anders in myne eenzaamheid op myn<br />
Kamer zyn kon. De Ritmeester moet menig-<br />
werven het Offer myner droevige uuren wor<br />
den ; en niet zelden doe ik hem den last draa-<br />
gen van het gene, waaraan hy eigenlyk geen<br />
fchuld heeft. Ik zoek niet meer de woelige<br />
Oorden ! ik zoek eenzaame. Ik vlied de te<br />
genwoordigheid van myn Man, om dat ik my<br />
verbeelde, dat hy de ontrouw op myn Voor<br />
hoofd leest.<br />
Voor eenige dagen ging ik met den Rit<br />
meester wandelen. Ferdinand ontmoetede ons.<br />
Wy zagen hem van verre komen. Ik ontftel-<br />
de
( 239 )<br />
de toen ik hem zag. , Myn God! zei ik, wat<br />
zal hy denken?<br />
De Ritmeester fchrikte van my, doch her><br />
ftelde zig fpoedig en antwoordde:' Wees ge<br />
rust, Maria! hy weet nergens van, en kan er<br />
ook niets van weetcn. Wy zullen hem aan-<br />
fpreeken, en onze blydfchap betuigen, van<br />
hem hier eens te mogen zien.<br />
Neen ! neen! zei ik vol angst, ik zou my<br />
zelve verraaden. Ik zie er te verward uit. Het<br />
wroegend Geweeten liegt niet. Ik wilde een<br />
zypad inflaan, doch Karei belettede het my:<br />
Wanneer hy zulks ziet, zei hy, dan zal hy ze-<br />
kerlyk denken, dat wy hem poogen te ontwy-<br />
ken, en dan verraaden we ons zelve nog veel<br />
meer.<br />
Niet verre van ons was een bank. ik zet-<br />
tede my op denzelven. Karei wilde zig naast<br />
my zetten. Karei! zei ik zagjes, om 's He<br />
mels wil, zet u aan de overzyde!<br />
Karei deed het , en haalde een boek voor<br />
den dag. Ferdinand naderde , in diepe gedag<br />
ten verzonken, zo dat ik hoopte, dat hy ons<br />
ongemerkt zou voorbygaan. Toen hy digte by<br />
ons was, keek hy op en zag ons. Ik dagtin<br />
de aarde te zullen zinken. Nooit van myn lee<br />
ven
( 240 3<br />
ven was ik 20 fterk aangedaan. De traanen<br />
fchooten my in de oogen , die ik evenwel nog<br />
te rügge hield. Hy zette zig naast my: zag my<br />
met een veelbeduidend oog aan ; doeg vervol<br />
gens het gezigt op den Ritmeester: riep hem<br />
en vroeg hem zagtlyk : Hoe het hem mooglyk<br />
was te kunnen leezen, terwyl ik treurde.<br />
De Ritmeester leide de fchuld geheel op my,<br />
zeggende, dat ik het aldus begeerde 1 en dac<br />
ik nooit vergenoegd ware, wanneer wy her-<br />
waards heen gingen* Ferdinand bloosde, en<br />
vroeg daadlyk: En waarom dat, Maria?<br />
Ik moest my redden zo goed ik kon , en myn<br />
vernuft, om by diergelyke voorvallen fchiêtyk<br />
een uitvlugt te vinden, gaf er my een aan de<br />
hand, waardoor ik hem zelf ten Onderwerp<br />
van 't geval maaken kon. Zonder weemoedig<br />
heid echter gelukte dit niet: de traanen, wel*<br />
ken ik zo lang opgehouden had, vloeiden nu<br />
in eens langs myne wangen. Hoe, zei ik,<br />
hoe kan ik vergenoegd weezen op eene plaats,<br />
waar gy my zo dikwils uwe treurigs Gefchie-<br />
denis veihaald hebt ; waar ik met .zekerheid<br />
overtuigd ben geworden, dat ik een Man heb,<br />
dien ik niet gelukkig kan maaken; waar ik my<br />
altoos voor den geest breng , dat al uw geld<br />
my
( 241 )<br />
my niet voor myn verlies, en al myne aan^<br />
doening u niet voor het uwe Fchadeloos houden<br />
kan.<br />
Het laatfte, en de drukking myner handen<br />
waren myn volkomen ernst. Hoe veel was<br />
hy my in dat tydftip -<br />
niet waardig. Ik zou<br />
hem alles beloofd hebben, wat hy flegts be<br />
geerd had!<br />
Hy vertrok. Wathy nog gezegd heeft, hoor<br />
de ik niet. Karei heeft het my ook niet ge<br />
zegd, want hy fcheen yverzugtig ten opzigte<br />
van myne Gezegden tegen myn Man te weezen.<br />
Ik ben wel ongelukkig Maria! zei hy, dat<br />
ik niet in ftaat ben, om den Man uit uw hart<br />
te ftooten, dien gy toch niet bemint, of nooit<br />
beminnen kunt. Doch dit is doorgaands der<br />
Vrouwen aart, dat zy niet achten het gene zy<br />
bezitten, en dat zy gaarne hadden, het gene<br />
zy niet hebben. Ik heb in. de daad altoos ge<br />
dagt, dat myne Maria eene uitzondering op<br />
deezen regel maakte, en dat myne Liefde my<br />
van haare wedermin verzekerde. Dan,<br />
helaas! ik zie dat het zo niet is! - Gy treurt<br />
om Ferdinand, dewyl gy hem bemint! en<br />
myne Liefde bezit gy, - en, z y h niets<br />
in uwe oogen!<br />
Q ik
( 242 )<br />
Ik moest nog fterker weenen. — Deeze<br />
beleediging van Karei verfcheurde my het hart.<br />
Ik treur niet om Ferdinand , antwoordde ik<br />
hem, om dat ik hem bemin, maar ik treur,<br />
om dat hy myn Man is. Behaagde het God,<br />
dat ik my nimmer aan hem verbonden had, dan<br />
zoude ik beden niet behoeven te zugten. Wa<br />
re ik aan u verbonden, gy zoudt zien,hoe<br />
vast zulks weezen zou! Maar zoudt gy eene<br />
Egtgenoote, indien zy u al niet beminde, ook<br />
dan niet fchelden , wanneer zy u ontrouw wa<br />
re? en rekent gy het my tot fchuld, dat ik<br />
myn Noodlot verwenfche, dat my dwingt om<br />
zulks te weezen?<br />
Karei deed daarop alles, wat in zyn ver-<br />
moogen was, om my weder te bevreedigen,<br />
doch ik bleef te onvreeden , vooral toen ik<br />
bemerkte, dat zyn minyver in de daad nog de<br />
zelfde was, en hy dit alles flegts gezegd had,<br />
om my te vreeden te Hellen. Na dien tyd had<br />
hy het zo goed niet dan weleer; niet om dat<br />
ik hem minder lief had, dan te vooren , maar<br />
wel, om dat my myn Noodlot, en de gevol<br />
gen , die het naar myn inzien gewislyk heb<br />
ben moet, zwaar op het hart liggen.<br />
Uw voorftêl, om te beletten, dat men op<br />
die
( 243 )<br />
die zekere plaats niet meer van u fpreeke , heb<br />
ik in overweeging genomen, en zat het mooglyk<br />
ter uitvoer brengen,<br />
* * * * *<br />
Vermits deeze Brief twee dagen is blyven<br />
liggen, om dat ik hem in de uiterfte onrust<br />
in welke ik my bevond , niet afzenden wilde,<br />
kan ik er nog iets byvoegen.<br />
Geduurende deeze twee dagen was Karei niet<br />
by my geweest. Myn Man ontving eergiste<br />
ren vroeg een Brief, onder 't leezen van" den<br />
welken , hy my zeer bedenklyk aankeek, en de<br />
Kamer verliet. Hy zond om Karei, die daadlyk<br />
kwam; een half uur met hem fprak, en toen<br />
weder vertrok. Des nademiddags kwam hy we<br />
der ; gifteren nademiddag insgelyks; beiden die<br />
keeren echter kwam hy niet in myn Kamer.<br />
Ik ftond grooten angst uit. Om hem zenden<br />
wilde ik niet, dewyl het nog nooit gebeurd<br />
was, ten einde geene verdenking te baaren, en<br />
voor 't oog van myn Man moest ik my even<br />
wel vrolyk aanftellen.<br />
Eindlyk echter is hy er heden geweest. Hy<br />
zei, dat myn Man hem een gewigtigen last had<br />
epgedraagen , die hem deezer dagen zo veel te<br />
Q 2<br />
doen
( 244 )<br />
doen had gegeeven, dat hy ze zonder afwending<br />
had moeten doorbrengen, en dit was de<br />
reden geweest, waarom hy my niet had komen<br />
zien. Ik wilde zulks wel niet gelooven, echter<br />
ik moest. Hy voegde er nog by, dat hy,<br />
uit hoofde van dienzelfden last, een reis moest<br />
doen. By deeze geleegenheid ontdekte ik hem,<br />
wat gy my van Marianne gefchreeven hebt, en<br />
verzogt hem teffens, in de plaats waar zy zig<br />
ophield, een bezoek te willen afleggen; uittevorfchen<br />
of er verder-naar haar gevraagd<br />
werd, en te.beletten, dat men iets in 't minst<br />
van my verneemen mogt.<br />
Dit heeft hy my beloofd. Het gene hy, ten<br />
opzigte van myn Man voorgaf, zou ik nog niet<br />
geloofd hebben, indien ik niet by myn Man,<br />
toen ik hem wederzag_, eene opgehelderdheid<br />
befpeurd had , die in geen twee dagen , aan<br />
hem te befpeuren geweest was.<br />
Deeze kondigde my teffens aan, dat hy een<br />
reis van twee maanden, buiten 'sLands .ftond<br />
te onderneemen , ter herftelling zyner kragten,<br />
door te groote ingefpannenheid verzwakt. Ik<br />
bood aan hem te vergezellen ,' doch hy floeg<br />
dit af, en ik drong er niet verder op aan.<br />
üw Minnaar en tegenwoordige Gemaal, is<br />
ge-
( 245 )<br />
gelukkig voort: van deezen derhalven heb ik<br />
niets meer te vreezen. Gy hebt uwe zaakjes<br />
meesterlyk uitgevoerd : ik hoop flegts, dat uw<br />
Huuwlyk betere gevolgen mag hebben dan het<br />
myne : wanneer het lighaamsgeftel er echter<br />
iets toe doet, dan zult gy het nog wel klaaren,<br />
want gy zyt zo zwak niet als ik.<br />
MARIA.<br />
ZES EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />
De Advokaat Wurm aan den Ritmeester Strundel.<br />
Mensch, myn lieve Vriend! is het on-<br />
gelukkigfte Schepzel op Gods aardbodem , en<br />
hy is het daarom, om dat hy verftand heeft,<br />
't Is waar, hy zelf is de onmidlyke oorzaak<br />
van deeze zyne Ellenden , wyl het ontegcn-<br />
zeglyk van hem afhangt, om een beter ge<br />
bruik van zyn verftand te maaken, dan hy<br />
doet. Maar dat hy altoos de neiging heeft ,<br />
dit verftand ten ergften aantewenden • dat hy<br />
Q 3 al- -
(246 )<br />
-altoos het flegtfte voor beter houdt dan het<br />
goede ! dit is ook een bedroefd voorrecht! —<br />
. Doch wat helpt het murmureeren!<br />
De grootfte Ezel van Europa had niet Dim<br />
mer rondgeleid kunnen worden, dap ik ben!<br />
Laat eens zien, Ritmeester! Ik geloof dat ik<br />
nog de Copie van myn laatften Brief aan u<br />
liggen heb.<br />
* * * * *<br />
Juist,! juist! ik heb alle myne voorige Brie<br />
ven nog eens overgeleezen. Ik zie , dat ik<br />
veel, zeer veel hoop had, om van myne zwaar<br />
moedigheid geneezen te worden, zo die Loui<br />
za de myne zou weezen ! Dan, myn lieve Rit<br />
meester ! dit is fout! geheel bezyden het<br />
Doel'. Ik ben zwaarmoediger , dan ooit te<br />
voorcn.<br />
Ik ftelde my waarlyk een zo fraai Tafereel<br />
van den Egtenftaat voor den Geest, dat er myne<br />
oogen op fcheemerden. Louiza was, naar my-<br />
ne gedagten , de eenige perzocn, die er de<br />
Hoofdrol in fpeelen kon. Van die gedagten<br />
ben ik nog. Doch zy rekende zonder den<br />
Waard ! ik vergat, dat zy alrcede verliefd<br />
was. Ik verklaar u, dat er niets kwellender,<br />
niets-
( =47 )<br />
niets pynigender is ,'dan wanneer eene Vrouw,<br />
die men bemint, zugtende en treurende zy,als<br />
men haar gaarne vrolyk zag, en vooral, wan<br />
neer het een Minnaar betreft.<br />
Zy wisfelt ook Brieven met hem. De ver-<br />
ftandige Man moet zig dit nu wel laaten wel<br />
gevallen, te meer, daar hy geene aanfpraak op<br />
haar hart te maaken heeft.<br />
Doch dit begeerde ik wel, dat myne in alles<br />
haar voorkomende vriendlykheid haar fpoedig<br />
voor my mogt gewonnen gehad hebben ! -—<br />
Zy is echter vriendlyk en vleiende, en indien<br />
ik wist, dat zulks, ten mynen opzigte, vol<br />
komen ernst ware, zou bet my gerust Hellen ;<br />
maar immers weet ik, dat het flegts voorge<br />
wend is! en de gedagte, dit alles ware<br />
ernst, zo Ferdinand haar Man was,is in ftaat,<br />
om my tot razerny te brengen.<br />
Dus heb ik my in een Doolhof van Huich-<br />
laary begeeven , waar ik my zei ven onverdraag-<br />
lyk word, en ik evenwel genoodzaakt ben,<br />
vol te moeten houden 1 Wat wat Drommel kon<br />
zig verbeelden de Vrouw het leeven te zul<br />
len bitter maaken! — Buiten myn weeten zelfs<br />
veroorzaak ik haar menig knyzend oogenblik;<br />
want wanneer zy my fmeekt, om myn neus.uit<br />
Q 4 de
( 248 )<br />
de rechtsgeleerdheid optefteeken , en de vermufte<br />
acten voor een tyd te verhaten, om<br />
eens eenige oogenblikken met haar doortebrengen,<br />
dan doe ik zulks wel, 't is waar,<br />
maar dan zit ik ganfche half uuren zonder fpreeken,<br />
tot dat zy my weder uit den afgro.-d myner<br />
diepe gedagten trekt.<br />
Dan ben ik over my zeiven geërgerd, dat ik<br />
zo dom ben van haar te bedroeven Wanneer<br />
wy by haar Vader zyn, dan moet het veinzen<br />
al weder beginnen, vermits ik niet in 't minst<br />
durf toonen.dat ik met zyne Dogter niet te<br />
vreeden ben! Stond het my niet vry,<br />
Neen! te zeggen, en heeft zy my wel in 't<br />
allerminst beleedigd? Komt zy my niet in alles<br />
voor ? Heb ik het niet my zelf te wyten, dat<br />
ik my zulk een raazend Tafereel van den Huuw<br />
lyken ftaat gemaakt heb?<br />
Dat zulk een kostlyk Plan voor myn gan<br />
fchen leeftyd, op dit Huuwlyk gegrond , over<br />
hoop geworpen is, dat ik dat Plan heden<br />
niet meer volgen, en dus myne voorgeftelde<br />
gelukzaligheid niet meer beoogen kan, om dat<br />
zy ganschlyk uit myn gezigt verdweenen is! —<br />
dit is het droevigfte van allen!<br />
Vreemde Luiden gevoelen myne mismoedig.<br />
. heid
( 249 )<br />
heid, meer dan myne eigen Huisgenooten. Dit<br />
zei my laatst een Boer, een myner Cliënten,<br />
vlak in 't gezigt.<br />
Hy kwam, juist toen ik in diepe gedagten<br />
over myn Noodlot te peinzen zat, en demoog-<br />
lykheid om het te verbeteren, met al de be-<br />
hulpzels der wiskunst poogde urtterekenen. De<br />
Karei is my anders zeer aangenaam, want hy<br />
redeneert, naar zyn Hand, zeer vernuftig. Ik<br />
heb hem eenige reizen uit zaaken gered, waar<br />
anderen hem hunne hulp ontzeiden , vermits<br />
het eenige Grooten betrof.<br />
Thans had hy wederom iets van die natuurd<br />
en begon uittekraamen,juist toen ik de fchoon<br />
fte hersfénfchimmen kweekte, om Louiza ge<br />
heel de myne te maaken.<br />
Loop naar den Duivel! zei ik in myn drift;en<br />
Iaat my met vreeden !<br />
Ja, antwoordde hy, daar zal het eindlyk<br />
nog heen moeten, Mynheer de Advokaat!<br />
Want zedert gy een Wyf genomen hebt, rydt<br />
u de bolwurm ! — Ba ! die gortige Wyven !<br />
Zy brengen allerlei ongelukken in de Wae<br />
reld; Ik heb ook zulk een Serpent. Anders<br />
Heer Advokaat Uioorde en hielpt gy elk een,—<br />
nu komt elk mensch u over de hand! - vaarwel!<br />
Q 5 Gy
( 2J0 )<br />
' Gy begrypt, dat ik hem niet gaan liet, al-<br />
voorens hem de kwaade gedagten te benee-<br />
men, die hy van myne Vrouw had , en wy<br />
raakten niet weinig aan 't fchertzen, toen ik<br />
bemerkte , dat ik ongelyk had. Ik brak het<br />
gefprek af; hoorde naar zyn zaak , en zal<br />
die met allen y ver behartigen. Door zyn<br />
boerschheid hielp hy my ten minften aan 't<br />
nadenken, om myn pligt niet te moeten ver<br />
zuimen.<br />
Teffens, myn lieve Ritmeester I fchiet my<br />
ook uw Proces te binnen. De Advokaat Stok<br />
berg is anders een braaf Karei. Ik kan my<br />
niet begrypen , waarom hy. juist voor u een<br />
Hondsvot worden wil! Ik heb hem deswegens<br />
een gevoeligen Brief gefchreeven. Het baat<br />
hem toch niets; eindlyk toch moet hy het ge<br />
wonnen geeven, en dan maakt hy flegts daar<br />
enboven nuttelooze onkosten.<br />
Ik verzeker u, dat iemand die geene vafte<br />
grondbeginzelen heeft, een zeer liegt Advo<br />
kaat weezen moet; want vermits zy zig allen<br />
toeleggen, om het Recht te verdraaien, ten<br />
einde hunne Partyen te redden, is men er op<br />
verdagt en op uit, om zig tegen hunne listen<br />
en laagen te hoeden, en ongevoelig wordt men<br />
_ . , daar-
( 2Sr )<br />
daardoor verleid , om insgelyks zig van draaïeryen,<br />
ter afwending, te bedienen.<br />
* * * * *<br />
Zo even ontvang ik uwen Brief, en het be-<br />
rigt in denzclven. Myn lieve Ritmeester ! dat<br />
is niet braaf! dat kan ik niet pryzen ! gy moogt<br />
zo veel ter uwer ontfchuldiging zeggen als gy<br />
wilt. Byna ben ik geneigd, de hand van uw<br />
Proces aftetrekken, want voor een Man, die<br />
het met de Vrouw vaneen ander houdt, wil ik<br />
het recht niet verdeedigen. 't Kan er even<br />
door, dat het voorheen uwe Maitresfe was ,<br />
dit is erg genoeg voor den Man, die er mede<br />
gefopt is geworden, maar thans evenwel is het<br />
zyne Egtgenoote ! Gy moet u haarer onttrek<br />
ken , of gy handelt tegen uw pligr. •<br />
Ik wenschte wel, dat gy er my niets van<br />
gefchreven hadt. Gy hebt my ten uiterfte ver<br />
drietig gemaakt. Nooit heb ik kunnen den<br />
ken , dat er zulke monfters van Vrouwen wa<br />
ren. Dit heeft by my daadlyk een invloed,<br />
ten opzigte van het ganfche Vrouwlyk gedagt,'<br />
gehad.<br />
Of fchoon ik, dit verzeker ik u, van de<br />
deugd myner Louiza derwyzen overtuigd ben,<br />
dat
( 252 )<br />
dat ik er niet de minfte twyffel omtrent heb.<br />
be, ben ik echter blyde , dat ik en Wabler<br />
niet op eene plaats woonen; want de Liefde<br />
zegepraalt zeer dikwils over de deugd!<br />
Ba! ik moet den Brief wegleggen, en<br />
verfche lugt fcheppen ; of ik zou in de war ge-<br />
raaken! Het heeft eene verfchriklyke uit<br />
werking op my gedaan !<br />
* * * * *<br />
Ik ben weder rustiger. Myn Vrouw heeft<br />
my in een beter humeur gebragt. Ik ging in<br />
den Tuin, want ik verbeeldde my, dat uw Brief<br />
vergiftigd ware, zo benaauwd kreeg ik het.<br />
Toen ik tweemaal op en nedergegaan was ,<br />
trad Louiza de tuindeur in. Op dat tydftip<br />
kwam niets my ongeleegener dan het gezigt<br />
van een Vrouwlyk Schepzel. Ik vergat, my<br />
zeiven in zo verre, dat ik een zypad infloeg,<br />
om haar te ontwyken ,• doch zy kwam my van<br />
den anderen kant te gemoete. Ik zou my ge<br />
heel hebben moeten omkeeren, en de Tuin<br />
uitgegaan zyn , wanneer ik het onderhoud met<br />
haar had willen ontwyken , en zulks kon ik<br />
niet van myn hart verkrygen.<br />
Waarom ontwykt ge my? vroeg ze, toen ze<br />
— na-
( 253 )<br />
nader by my kwam. Wat heb ik u gedaan, myn<br />
Waarde? Geloof my.het doet my leed, dat ik<br />
uwen wensch niet ganschlyk vervullen "kan ! —<br />
Niet kan, dit blykt uit uwe veelvuldige<br />
mismoedigbeeden.<br />
Kan men liefderyker fpreeken ? Ik moest er<br />
door getroffen worden. Ik werd er ook door<br />
aangedaan. Ik ging met haar den Tuin door. Ik<br />
•betuigde haar, dat niet zy, maar wel een gansch<br />
andere-zaak my bezig hield en bekommering<br />
baarde. Zy drong zeer fterk by my aan , om<br />
haar die medetedeelen , zeggende, dat het ver<br />
trouwen onder ons merklyken aanwinst zou<br />
doen, wanneer wy geene geheimen voor elkan<br />
der hadden.<br />
In den beginne ftond ik in bedenking, of ik<br />
het haar zeggen zou. Haar ftërk aanhouden<br />
bewoog ermy eindlyktoe; hoewel ik niet kan<br />
ontkennen , nog eene andere beweegoorzaak<br />
daartoe gebad te hebben , die naamlyk , om te<br />
zien , hoe zy, op dit berigt, betreklyk Wahler,<br />
zig gedraagen zou.<br />
Ik treur, zei ik haar, over het Noodlot van u-<br />
wen voormaaligen Minnaar, en vertelde ver<br />
volgens haar, doch zo glimpend als 't moog<br />
lyk ware, de ganfche Gefchiedenis, zonder<br />
even-
( 254 )<br />
évenwei dat punt, dat'ge uop nieuw met Wah-<br />
Iers Vrouw hadt ingelaaten , aanteroeren.<br />
Zy geraakte in diepe gedagten : zeggende<br />
een weinig naderhand. Dat is een zeer harde<br />
ftraf, voor eene overyling van één oogenblik!<br />
De Ritmeester heeft u zulks gefchreeven ? voer<br />
zy voort. En waar is hy ? Immers niet op de.<br />
zelfde plaats ? 'Alles wat zy, dit zeg<br />
gende vreesde , ftond in hare oogen te leezen!<br />
Uwe vrees is gegrond! zei ik. Ferdinand<br />
is , ten deezen opzigten , de ongelukkigfte<br />
Man. Bemint hy haar niet, gelyk hy dan ook<br />
geene reden heeft om haar te beminnen, want<br />
zy bedroog hem van den beginne af, zo be<br />
hoorde zy echter zo geweetenloos niet met<br />
hem te handelen.<br />
- Maar uw Vriend, voerde zy my daarop te<br />
gemoete, kunt gy een Vriend hebben, die zo<br />
onedelmoedig denkt ?<br />
Hier over traden wy in een wydloopig ge-<br />
fprek. Ik wenschte en poogde u wel te ver-<br />
deedigen , doch daar dit , tusfchen Man en<br />
Vrouw, een zeer teder verfchilftuk was, en<br />
ik , volgens myne Grondbeginzels, dergelyk<br />
een Handel niet verdeedigen mag, waart gy<br />
welhaast de onderliggende Party.<br />
En-
( 255 )<br />
Enkel de verzekering, dat ik u, in andere<br />
opzigten als een edeldenkend Man kende,<br />
wrogt zo veel by haar uit, dat zy u niet ge<br />
heel verachtede. Zy verzogt my teffens, dat<br />
ik, als uw Vriend zynde,u uit deezen Afgrond<br />
zou poogen te trekken.<br />
Gy werkt zo fferk, zei zy onder anderen ,<br />
ter bevordering van Recht en Billykheid, en<br />
zoudt gy niet eene der Hoofdongerechtighee-<br />
den poogen te verhinderen ? Moeten dan<br />
Ferdinand alle onheilen treffen? — Verdient<br />
de goedheid, die hy zyne Gade betoont, en<br />
ongetwyffeld groot is, dan niet, dat zv hem<br />
getrouw blyve? Zyn dan de Godlyke en mensch-<br />
lyke Wetten zo weinig het Onderwerp der ge<br />
dagten van deeze Vrouw? Eene verftandige<br />
vermaaning zou haar mooglyk verbeteren. Ik<br />
zal aan haar fchry ven. Ik zal zien., of ik geen-<br />
vonkje van edelaartigheid in haar hart kan op<br />
wekken. Gy, myn Waarde! Schry'f aan den<br />
Ritmeester. Zoek hem flegts van daar te kry-<br />
gen. Zeg hem, dat hy hier kome, en hier zo<br />
lang blyve , tot dat zyne ftrafbaare minne<br />
gloed zal verkoeld weezen ! —<br />
Ik beloofde haar zulks , en houd ook myn<br />
woord, en bid u derhalven, om voor eenigeu<br />
tyd
( 256 )<br />
tyd dien Oord te verlaaten , dan zult gy ook<br />
die Vrouw vergeeten. 't Is onmooglyk, dat gy<br />
niet wenfchen zoudt, om allengskens deeze on<br />
gerechtigheid uit uw hart weg te doen.<br />
Bedenk zelf, wat de M ;n, wanneer hy ag-<br />
ter de gefchiedenis van zyne Vrouw ko'iie, dat<br />
ligtlyk gebeuren kan, denken moet, dat haar<br />
voorige'Minnaar zo digte by haar is' H 't eerfte<br />
kan hy niet veranderen , het gepleegd bedrog<br />
moet hy zig getrooften, doch het Iaatfte moet<br />
verdenking baaren,en hem tot wraak aanfpooren.<br />
. Kom derhalven tot ons! Wy zullen u als<br />
een Vriend ontvangen, en gy zult zien, dat gy<br />
met welmeenende harten te doen hebt. Myne<br />
Louiza belooft, u geene verwyten te zullen<br />
doen, over het .voorleedene, en u te zullen<br />
danken daarvoor, dat gy tot de deugd en der-<br />
zelver zegeningen wederkeert.<br />
Ik ben, enz.<br />
WURM.<br />
ZEVEN-
2L<br />
( 257 )<br />
ZEVEN EN VEERTIGSTE BRIEF<br />
Lotje aan Maria.<br />
't Is waar, uw Brief is een ganfche klaagzang.<br />
Ik heb het u immers altoos aangezien, dat gy<br />
iets zwaarmoedigs in uw geitel hebt, en zulke<br />
Luiden zyn niet zeer gefchikt, voor den kring<br />
in welken gy u geplaatst vindt. De ftroom der<br />
vermaaken heeft u flegts te fterk medegefleept,<br />
anders waart gy reeds voor lange op dezelfde<br />
gedagten gekomen , waarmede gy nu rond<br />
dwaalt. De ftilte in welke gy leeft, de geduu-<br />
rjge eenzaamheid , het herdenken uwer om-<br />
ftandigheeden ! Ziedaar de oorzaaken van<br />
uwe verandering.<br />
Dat deeze verandering niet daadlyk ftand<br />
greep , hebt gy San uwe dweepende denkbeel-<br />
\ den te wyten. Gy wilde nu deugdzaam wor<br />
den. Deeze gedagte hield u niet flegts bezig,<br />
° maar, vermits gy de vermaaken tot walgens toe<br />
genooten hebt behaagde zy u, en gy hieldt<br />
uwe verbetering zo lang voor weezenlyk, tot<br />
R dat
( 258 )<br />
dat uwe oude aandoeningen weder terug keer<br />
den.<br />
Heden zyt gy het, doch vermits gy geene ge><br />
noegzaame afwending hebt, en nog altoos de<br />
ingebeelde begrippen van deugd aankleeft, die<br />
gy echter zo fpoedig in ftaat zyt te overtree-<br />
den, zo dra het waar gevoel weder zyne voorige<br />
plaats inneemt, kunt gy de vreugd niet geheel<br />
genieten. Voeg hier by de angftige verwag-<br />
ting van ontdekt te zullen worden, die niet wei<br />
nig medewerkt, om u alles droevig af te fcbil-<br />
deren! en gy zult bevinden, dat het niet<br />
te verwonderen zy, dat gy zulke buijen hebt.<br />
Beur u derhalven óp, lief Wyf! die duifte-<br />
re Wolken zullen overdryven, en de helderfte<br />
Hemel zal, als voordeezen, u weder met alle<br />
zyne vefliefde zaligheeden toelacchen.<br />
Het is zeer goed, dat uw Man u, in deeze<br />
critique oogenblikken, voor eenigen tyd ver<br />
laat, des te naauwer kunt gy acht geeven , op<br />
alles wat aan hem gezonden word. Laat geen<br />
Brief of Briefje onopgebrooken of ongelee,<br />
zen f dan kan het niet misfen , of gy moet alles<br />
te weeten komen. Mooglyk hebt gy zulks in 't<br />
geheel niet noodig.<br />
Be Moeder van den Graaf heeft Marianne<br />
werk-
( 259 )<br />
werklyk by zig genoomen. Men wil dat zy een<br />
Brief gefchreeven zou hebben , die dit befluit<br />
der Gravin te wege gébragt heeft. Wy zullen<br />
zekerlyk in denzelven niet al te fraai afge-<br />
fchilderd zyn geworden. Ik heb moeiten ge<br />
daan om den Brief te bekomen. Ik hoop het<br />
en zal hem u dan toezenden.<br />
De Gravin merkt haar in de daad aan als haar<br />
Dogter ; zy neemt ze mede op alle Gezelfchap-<br />
pen. Men beweert, dat zy eene Freule zy.<br />
Zie eens, wat men met gezonde Kinderen<br />
niet al doen kan! — Frederik fchryft my ook,<br />
om hier of daar een adelyken Stamboom op te<br />
fcharrelen, of zo het niet anders weezen kan,<br />
my te laaten Adelen, doch ik zal .zulks wel<br />
laaten. Ik heb my vastlyk voorgenomen, om, i<br />
zo als ik ben, als de Egfgenoote van Fett te*<br />
verfchynen, in fpyt van al die Adelyke kop.<br />
pen!<br />
De Graaf B**; de Held van Marianne,heeft<br />
intusfchen zig op reis moeten begeeven, en<br />
zal zo lang uitblyven, tot dat de ouderdom van<br />
haar geflagt beweezen zal zyn. Zyne Vrouw<br />
Moeder heeft hem te teder lief, dan dat zy<br />
hem het deugdzaam Voorwerp zyner Liefde<br />
ontzeggen zou! Waarom denkt de Mama van<br />
R 2<br />
myn
( 260 )<br />
-myn Frederik niet eveneens zo ? Ik heb my im<br />
mers ook meesterlyk in een Engel des Lichts<br />
weeteu te herfchcppep?<br />
Myn verblyf hier te Berlyn zal niet lang<br />
meer zyir. Ik heb voorgenomen om den Heer<br />
Frederik te. befpieden. Ik reis naar de Vorst-<br />
lyke Rcfidentieplaats, en zal my aldaar, als<br />
•een Edelman, onder een bedekten Naam,ge-<br />
duurende den Winter „ophouden. Ter gelee-<br />
ge.nheid van het Huuwlyk van den jongen Prins,<br />
zullen er veele vreugdbedryven plaats hebben,<br />
waarby men den Vreemdeling den toegang niet<br />
ontzeggen zal. Ik zal myn Frederik aldaar in<br />
't oog houden, en zyn ganfche bedryf gade<br />
flaan.<br />
Ik heb.van een Ameiïkaansch Officier, voor<br />
een klein gunstbewys, waarvan myn Frederik<br />
niets te weeten komt, de vryheid en Patent<br />
-gekreegen, om my van zyn Naam te mogen<br />
bedienen. Niemand kent hem daar, dus heb<br />
ik er niets te vreezen.<br />
De zorgvuldigheid der Moeder , om den-<br />
jongen Heer de eene fchoonheid ha de andere<br />
toetevoeren, maakt ten minfte de vrees in my<br />
wakker , dat hy mooglyk my ontfutzeld zou<br />
kunnen warden: doch zo ik daarvan iets in 't<br />
minst
C 261 )<br />
minst gewaar worde, zal ik zekerlyk" te voor-<br />
fchyn treeden, en geen klein gerugt maaken]<br />
Ik verbeeld het my nog altoos, dat my nog<br />
eene groote omwending voor de deur ftaat! —<br />
ik zie dezelve met genoegen te gemoete , want<br />
zulk een Heroïque rol te fpeelen valt recht in<br />
myn fmaak.<br />
Wanneer dit Plan my niet voor den Geest<br />
zweefde, kwam ik zekerlyk by u, Maria! en<br />
hielp uwe zaak ten einde brengen. Gy zyt<br />
my zo na, als ik my zelve ben. Door lang-<br />
duurige kennis, en innerlyke vriendfchap zyn<br />
wy meer Zusters geworden, dan men het door<br />
bloedverwantfchap immer zyn kan.<br />
Dit beloof ik u. Gaat uw.zaak kwalyk; fcheidt<br />
uw Man zig van u; zyt gy verhaten , en ben<br />
ik Rezitfter van myn Naam en Rechten , dan zal<br />
ik u tot my neemen, en allen, die in mynen<br />
huize uit en ingaan , zullen u , in weerwil uwer<br />
Gefchiedenis, vcreerengelyk als my, — en,—<br />
wanneer zulks mooglyk zy, -—- dan zult gy<br />
een gelukkig leeven leiden. Verlaat u op dee<br />
ze beloften !<br />
Ik ben enz.<br />
LOTJE.<br />
R 3 AGT
C 252 )<br />
AG T EN VEERTIGSTE BRIEF.<br />
Marianne aan de Gravin van B**,<br />
Genadige Gravin I<br />
G y hebt tot my gezonden, en my verfchei-<br />
den vraagen laaten doen , waarop ik u niet dan<br />
fcbriftlykkan antwoorden. Mondling den Bren<br />
ger het een en ander te zeggen, was , zo als na<br />
der uit myn Brief zal blyken, onmooglyk.<br />
Gy verlangt te weeten, hoe ik kennis aan uw<br />
Zoon gekreegen heb? Of ik hem beminne?<br />
of hy my bemint? en of, het gene hy van my<br />
zegt, de waarheid zy? Of ik deugdzaam<br />
ben ? en of ik niet tot dat foort van weezens<br />
behoore, onder welken men my,zonder eenig<br />
bedenken, gelieft te plaatzen ?<br />
Om u op alle deeze vraagen, ingevolge my<br />
ne oprechtheid, te kunnen antwoorden, moet<br />
ik u myne geheele ongelukkige Gefchiedeni s<br />
vernaaien. Ik bid u, genadige Gravin ! Lees<br />
dezelve met geduld, en zonder verbittering te<br />
gen
C 263 )<br />
gen derzei ver Schryffter, en gy zult ontwaa-<br />
ren , dat zy onfchuldig is, en geenzins den<br />
naam verdient, dien men haar nageeft.<br />
Wilt gy echter myne Lotgevallen niet dan<br />
met partydigheid leezen, en geen geloof flaan<br />
aan het gene de onöpgefmukte Waarheid u<br />
onder het oog* zal brengen ! leg dan liever dee.<br />
zen Brief uit uw hand ! Veroordeel my liever<br />
ongehoord, dan dat gy myne verdeediging voor<br />
een verdigtzel zoudt houden ! Vergeet dan eene<br />
Ongelukkige, die uwen Zoon nietgezogt heeft,<br />
maar die, door hem gezogt zynde, hem bemin-<br />
lyk vond; hem beminde, en, ingevalle zy van<br />
hem mogt worden afgefcheiden, hem evenwel<br />
zal blyven beminnen.<br />
Maar hoe kan ik zulks van de Moeder des<br />
ïdelften Jongelings gelooven, die zo groot<br />
moedig my behandelde, en als even zo groot<br />
moedig my de Moeder afmaalde?<br />
De Naam van Moeder, genadige Gravin ! is<br />
ahoos dierbaar aan myn hart geweest, offchoon<br />
ik geene kennis draag van haar, die my het<br />
leeven gefchonken heeft; doch zy betoonde my<br />
eene zuivere moederlyke Liefde , zy, die my ,<br />
eene arme verlaatene Wees, opnam, opvoedde,<br />
en my ten moeder werd !<br />
R 4 Ja!
( 2Ö4 )<br />
Ja ! eerbiedwaardige Moeder van eenen ede<br />
len Zoon ! Ik had nimmer het geluk, van my<br />
ne Ouders te kennen: die myner aangenomen<br />
hebben, hield ik er voor, en beminde ze als<br />
de zodaanigen. Eerst toen ik wist , wat de<br />
naamen Vader en Moeder betekenden,verftond<br />
ik van hen , dat zy het van my niet warend Ik<br />
gaf myne traanen den vryen loop ! niet zo<br />
zeer, om dat ik myne natuurlyke Ouders ver<br />
looren had, als wel, om dat ik er hen niet<br />
meer voor houden kon, die ik zo gaarne, met<br />
zo veel liefde en eerbied er tot dus verre voor<br />
gehouden had. Toen zy my verzekerden , dat<br />
ik hen zo waardig was als eene Dogter, en<br />
zy my in 't vervolg wilden blyven beminnen,<br />
ftelde ik my te vreeden, en fleet by hen nog<br />
eenige jaaren, in eene ongeftoorde rust! —<br />
Jaaren, die ik nooit, des ben ik maar<br />
al te wel verzekerd, weder beleeven zal,<br />
al ware het, dat myn Lot my zo gunftig aan<br />
lachte, als in den beginne.<br />
Ik was by deeze myne aangenomen Ouders ge.<br />
bragt geworden , door een Soldaat, die my<br />
weenende en alleen in een wieg liggende vond,<br />
na het leveren van een bloedigen flag; deeze<br />
Man, medelyden met my krygende en vreezen-<br />
de'
( 265 )<br />
de, dat ik het Offer der barbaarfche woede<br />
mogt worden, redde my uit de kaaken des drei-<br />
genden gevaars.<br />
Myn Gevader was Prediker van een klein<br />
Dorp : het lag niet verre van het Slagveld. Na<br />
dien tyd heeft hy my dikwils derwaards gevoerd<br />
en aldaar my dan erinnerende, dat myne Ou<br />
ders naar alle waarfchynlykheid alhier het einde<br />
haares Ieevens gevonden hadden ! . eene<br />
erinnering, die my zekerlyk zeer fmartlyk viel,<br />
doch die hy echter noodzaaklyk keurde; dewyl,<br />
zei hy , dezelve my aan den dood zou doen ge.<br />
denken, wanneer ik gevaar liep, om van het<br />
Pad der Deugd afted waaien.<br />
Vergeef het my, genadige Gravin ! indien<br />
ik te breedvoerig worde! ik'moet zulks<br />
zyn, ten einde my onkunstig en onöpgefmukt<br />
aan u voor te Hellen. Deeze waarfchuuwing is<br />
niet te vergeefsch geweest! Zy heeft my<br />
menigmaal .behouden, wanneer ik gevaar liep<br />
van te wankelen.<br />
De goede Grysaart en zyne Gade ftierven op<br />
eenen dag. Zyne müddaadigbeid, vooral om<br />
trent my, had hem, in het laatst zyns Ieevens,<br />
eenige kleine fchulden doen maaken, die ter<br />
naauwernood uit zyne nalaatenfchap konden<br />
R 5 • be-
( 266 )<br />
betaald worden. Ik gaf alles wat ik had, op<br />
eenig linnen na , om de kosten voor hunne be-<br />
graaffenis goed te maaken; ik Hortte kinderly-<br />
ke traanen, traanen van liefde en dankbaar<br />
heid op hun graf, en toog,my op God en myn<br />
goed hart verlaatende, naar Berlyn op weg;<br />
wyl ik dikwils had hooren zeggen , dat men,<br />
met het geen ik geleerd had, door de gehecle<br />
Waereld kon te regt geraaken.<br />
Van dit middel moest ik my wel bedienen ,<br />
want op 'tganfcheDorp was niemand, die my<br />
ner zig zou aangetrokken hebben , vermits<br />
myn Gevader, door zyne geftrengheid , waar<br />
mede hy dezeden in teugel hield, er algemeen<br />
gehaat was.<br />
i Ik kwam dus, zonder aan iemand kennis te<br />
hebben, herwaards: myne eerfte zorg was te<br />
verneemen, of er geene diensten open waren.<br />
Ik verftond zeer veele handwerken, fprak<br />
Fransch, en fpeelde de Klavier ;'denkende dat<br />
men my overal ,waar menmy noodig had ,met<br />
open armen ontvangen zou.<br />
Men wees my naar eene ongehuuwde Dame,<br />
die naar een Kamermeisje zogt. Ik ging er<br />
heen. Men liet my zitten;,vroeg naar myne<br />
Gcfchiedenis; en toen ik deeze verhaald, en<br />
• al-
( 26"7 )<br />
alles fchoon uitgefprooken had, zei men my,<br />
dat ik te veel wist voor een Kamermeisje, en<br />
dat men my op dien voet niet gebruiken kon.<br />
Ik ftond op 't punt om te weenen, want nim<br />
mer had ik gedagt, dat men tot het een of an-<br />
eer te veel kon weeten. Men voorkwam ech<br />
ter myne mismoedigheid. De Dame zei ver<br />
volgens, dat zy van haar gering vermogen , op<br />
een burgerlyken voet leefde; zy moest even-<br />
vel , om dit vol te houden, zelf met haarer<br />
handen arbeid het een en ander er by verdie<br />
nen : Indien ik nu by haar en haar Zuster bly<br />
ven en haar helpen wilde, dan kon ik verze<br />
kerd weezen van geen gebrek te zullen lyden;<br />
want handwerken van allerlei foort waren fterk<br />
by haar gezogt.<br />
Deezen Voorflag nam ik met veel blydfchap<br />
aan. Ik wilde de hand van deezen myn Be-<br />
fchermëngei kusfchen; doch zykwam my voor;<br />
omarmde my met de grootfte vertrouwlykheid,<br />
en greep my by de hand, om my by haar Zus<br />
ter , zo ze zei, te geleiden. Zy bood my haar<br />
aan, zeggende, dat zy eene medearbeidfter be<br />
komen had, die zeer bekwaam was, en zeker<br />
lyk haar fortuin hier maaken zou.<br />
Ik geloofde haar op haar woord. Wat wist<br />
ik,
(•268 )<br />
ik, arm fchaap , waarheen ik gevoerd was, of<br />
welk handwerk deeze Vrouwen dreeven. Ik<br />
had even weinig argdenken, toen er des na-<br />
demiddags twee Heeren, den een van welken<br />
men Ritmeester, en den anderen Baron noem<br />
den , tot ons kwamen. De plaats van waar ik<br />
kwam, was alleen door Boeren bewoond, dus<br />
kwamen er ook niet anders in ons huis : hier<br />
vond ik een Stad, en in een Stad, had ik nog<br />
nooit geweest. De Heeren gedroegen zig zeer<br />
zedig: de Ritmeester, die een geruimen tyd in<br />
flilte met Maria, dat is de eerfte Dame waar<br />
mede ik fprak, gefproken had, was zeer treu<br />
rig , en Maria zag ik in 't heimlyk traanen<br />
Horten. Men verzogt my op de Klavier te wil<br />
len fpeelen; ik deed zulks, en zong erby,—<br />
en men prees my daar over zo zeer., dat ik be-<br />
fchaamd wierd.<br />
Den volgenden dag ontving ik van myne<br />
twee Heeren, want daarvoor hield ik henge<br />
lere kleederen dan de mynen waren,welken my<br />
by uitftek wel (tonden. Des nademiddags kwa<br />
men die twee Heeren andermaal weder, en brag-<br />
ten uwen Zoon met zig.<br />
Ik beken gaarne, genadige Gravin ! den eer<br />
ften oogopilag, die ik op hem deed, joeg my<br />
een
( 269 )<br />
een blos op 't aangezigt, en een vuur door alle<br />
myne aderen. Allen , die er by tegenwoordig<br />
warén , fcheenen zulks optemerken, en dit<br />
maakte my nog verwarder, dan ik reeds was.<br />
Ik moest fpeelen. Ik fpeelde, doch flegt;en<br />
zong nog flegter.<br />
Uw Zoon fprak veel met my; de byzondere<br />
aandoening, die ik in my ontwaarde, verhin<br />
derde my niet, om hem taamlyk goed te be-<br />
fcheiden. Myn Gevader had my een weinig in<br />
de menschkunde onderweezen.<br />
'Wy waren in een vry ernftig Gefprek,toen<br />
ik bemerkte, dat wy ons alleen bevonden. Ik<br />
gaf hierover myne verwondering te kennen.<br />
Is het my geoorloofd, vroeg de Graaf, om<br />
u , op myn beurt, myne verwondering over<br />
iets anders te kennen te geeven ?<br />
ik verzogt hem te willen fpreeken.<br />
Dan verwondert het my zeer, antwoordde<br />
hy , dat ik, by de Grondbeginzels, welken ik<br />
by u ontdek, u in dit huis vindeL<br />
In dit Huis? Hoe meent gy dat? .<br />
Ik ben in de noodzaake, om met myne han<br />
den te arbeiden , vermits ik geene middelen<br />
bezitte!<br />
Gy weet dus nietwaar ge zyt!arm fchepzel!<br />
Ik
1270')<br />
Ik weet anders niet, Heer Graaf! dan dat ik<br />
In Berlyn ben. Ik gevoelde een zekeren angst,<br />
wat dit doch weezen mogt, zonder het echter<br />
te kunnen gisfen. Ik bad hem, my nader ver<br />
klaaring te willen geeven,<br />
Zulks is my thans onmooglyk, antwoordde<br />
hy , doch ik zal het gewislyk eens doen :<br />
maar wilt gy my wel iets Jbelooven, Marianne?<br />
Zeer gaarne, indien ik het volbrengen kan.<br />
Het beftaat hierin , dat gy tegen niemand iets<br />
van ons Gefprek laat blyken! Ik daarentegen<br />
beloof u , morgen zo veel te zullen zeggen, dat<br />
gy te vreeden zult Weezen.<br />
Ik had reeds zo veel vertrouwen in hem ge<br />
fteld , dat ik hem ten tweedemaale myn verzoek<br />
niet dorst voordraagen.<br />
Hy vertrok. Des avonds weende Maria zeer:<br />
haar zogenaamde Zuster Lotje poogde haar wel<br />
op te beuren, doch te vergeefsch. De oor<br />
zaak daarvan kon ik echter niet ontdekken.'<br />
Slegts eenmaal zei Lotje : Wanneer gy die gril<br />
len niet uit het hoofd wilt zetten, Maria! dan<br />
is er geen raaden aan u. De andere verzogt<br />
haar, om er geen woord meer van te reppen;<br />
dus vernam ik er eerder niets van, dan den<br />
volgenden morgen, toen Lotje my te kennen<br />
gaf,'
( 271 )<br />
gaf, dat Maria zig op reis begeeven had, eri<br />
misfehien nooit weder zou komen.<br />
Dit deed zodaanig eene uitwerking op my,<br />
dat ik weende, want deeze Maria had my met zo<br />
veel goedhartigheid aangenomen, en was over<br />
't algemeen veel zagter van humeur dan Lotje.<br />
Ik geloof tot op dit oogenblik, dat, hoe flegt<br />
haar gedrag ook ware, zy evenwel een goed<br />
hart bezat, dat mooglyk niet onvatbaar voor<br />
verbetering was. Lotje prees my, dat ik zo<br />
medegaande ware, en ik verzogt haar, die goed<br />
heid my te willen blyven betoonen, welke Ma<br />
ria my beweezen had.<br />
Dwaas Meisje ! antwoordde ze my, gy zyt<br />
myne Zuster, in de plaats van Maria, en eer<br />
lang zult gy my niet meer noodig hebben.<br />
Dit maakte my ten eerften niet weinig op<br />
merkzaam.<br />
Uw beminlyke Zoon kwam met de twee an<br />
dere Heeren te rug. De Ritmeester, die, naar<br />
Maria vraagende, haar vertrek vernam, ging<br />
weenende weg. De Baron gaf zig bezigheid<br />
met Lotje, en uw Zoon vervoegde zig tot my.<br />
Indien ik, zei hy, den uitleg van zyn Raad-<br />
zei van gilleren wilde hooren , dan moest ik<br />
hem in het Kabinetje volgen. Daadlyk ftond<br />
ik
( 272 )<br />
ik op ; bood hem myne hand eri ging met<br />
hem.<br />
Kind! zei hy tegen my, bereid u, om iets<br />
te hooren, 't geen u zekerlyk niet aangenaam<br />
zal zyn! Beloof my, bedaard te zullen blyven,<br />
en uwe aandoening te maatigen. Ik beloofde<br />
hem dit, doch zidderde teffens.<br />
Gy zyt by Vrouwluiden , vervolgde hy, die<br />
zig openlyk der wellust hebben toegewyd: 't<br />
is waar, wel niet van de gemeende flag, even<br />
wel zo openbaar, dat elk, die by haar woont,<br />
voor haar's gelyken gegroet word,en haar goe<br />
den naam verliest.<br />
In dit oogenblik verfpreiddé zig een Licht<br />
over alles, wat ik gezien en gehoord had. He<br />
den verftond ik de meening van myns Vaders<br />
waarfchuuwingen, waarmede hy my op het hart<br />
drukte: Dat een Meisje bloot ftond voor dui<br />
zenderlei verleidingen, en nimmer genoeg op<br />
haare hoede kon weezen.<br />
Ik had met dat alles het hart niet, om den<br />
Graaf op het eerfte woord te gelooven, dat<br />
Maria en Lotje foortgelyke Schepzels waren.<br />
Ik gaf hem myne twyffel deswegens te kennen.<br />
En wat zou ik er aan hebben, antwoordde<br />
hy, dat ik u bedroog, Marianne? Men<br />
heeft
( 273 )<br />
heeft my voor u opgezogt. Van uwe Gefchie-<br />
denis had men my niets gemeld, maar men<br />
heeft u aan my voorgefteld, als een Perzoon,<br />
die geen andere leevenswys overfchoot dan<br />
deezen. Elk ander dan ik, lief Meisje! zou<br />
gebruikt gemaakt hebben van uwe onnozel<br />
heid en u verleid hebben. Nimmer, hoe zeer<br />
ook daar toe aangezogt! heb ik dergelyke we<br />
gen ingeflagen. Ik ben tegen myn genoegen<br />
medegegaan , met de Heeren, welken my by u<br />
gebragt hebben : doch toen ik u zag, ont<br />
waarde ik, dat ik u beminnen kon, en ik be<br />
klaagde uwe beftemming. Ik befchouwde u<br />
niet als onfchuldig, en poogde u te rug te bren<br />
gen van het pad 't welk gy infloegt.. Ik vond<br />
v. echter onfchuldig, en begeerde uw Verlei<br />
der niet te weezen. Houd u derhalven, ver<br />
mits het onmooglyk is, om , zonder opfpraak,<br />
van hier te geraaken , gerust en lydelyk : en,<br />
indien u 'zulks mooglyk zy, fpreek het niet te<br />
gen, wanneer men u eene geheime verftand-<br />
honding met my poogt optedringen. Dit is<br />
de eenige weg, om u uwe twyffdingen te be-<br />
neemen ! Eerlang zult gy ten vollen over<br />
tuigd weezen.<br />
Een traanenvloed was myn eerfte antwoord.<br />
S Ik
( 274 )<br />
Ik geloofde dat zyn gezegden de waarheid wa-<br />
ren, want ik was overtuigd van de braafheid<br />
van den Graaf. Ik wierp my aan .zyne voe<br />
ten, biddendé: Om Gods wil, Graaf 1 breng<br />
my toch ten eerften uit dit huis!<br />
Dat kan niet zyn! antwoordde hy, gy moet<br />
heden een Masker aanneemen, indien gy het<br />
ontkomen wilt. De eerfte pooging om u van<br />
hier te vervoeren, moet het voorwendzel zyn,<br />
als of ik u wilde onderhouden. Doe ik dat<br />
niet, dan' zal Lotje zig alle moeiten getroos<br />
ten , om u ongelukkig te maaken; want zy<br />
kan geene deugdzaame neffens zig dulden !<br />
en wat zult gy, zwak Meisje! tegen uwe meer<br />
dere vermogen ? Verlaat u op myn woord<br />
van eer! ik zoek een woonplaats voor u ><br />
waar gy zeker en buiten allen opfpraak leeven<br />
kunt.<br />
Ik moest my aan hem overgeeven; want<br />
wat kon ik doen ? Elke gedagte deed my, in<br />
dit huis, voor myn Noodlot fidderen. Ook had<br />
'uw beminnenswaardige Zoon zig reeds in myn<br />
hart gevestigd. Ik kon hem al niet meer aan<br />
zien , zonder dat myn bloed te fneller werd<br />
rondgevoerd.<br />
Ik keerde met hem tot het gezelfchap te rug,<br />
't welk
( 275 )<br />
't welk door den Heer Ritmeester was vermeerderd<br />
geworden.<br />
Lotje vroeg my , eenigzins onbefchoft, of<br />
de Graaf niet een beminlyk Mansperzoon was?<br />
Dit perste my de trainen uit de oogen, ik be<br />
floot er uit, dat de gehouden onderhandeling<br />
my reeds verdagt gemaakt had. Zy voer op<br />
den zelfden trant voort: ik kon het niet lan<br />
ger verdraagen , maar ging fchreiende naar myn<br />
Kamer, en was nu volkomen overtuigd.<br />
Den ganfchen nagt had ik al weenende door-<br />
gebragt, en zag er zeer onpaslyk uit. Uw<br />
Zoon kwam en verfchrikte. Wat fcheelt u,<br />
Marianne? vroeg hy. Ik heb een flegten nagt<br />
gehad, antwoordde ik hem, en zo ik er nog<br />
eenen onder dit dak moet doorbrengen , dan<br />
geloof ik, het niet te zullen kunnen uithou<br />
den. Red my, Edelmoedige ziel! en ik zal u<br />
dankbaar zyn !<br />
Hy deelde my daarop de verheugende ty<br />
ding mede, dat hy, in een onbefproken huis,<br />
een Kamer gehuurd, en Lotje reeds gezegd had,<br />
dat hy my medeneemen zou.<br />
't Was een mocilyk oogenblik voor my , toen<br />
ik van Lotje affcheid neemen moest. Ik be<br />
dankte haar voor de verleende Huisvesting,<br />
S 2 doch
•( 276 )<br />
doch kon niet naarlaaten er by te voegen , dat<br />
ik haar gedrag tegen my, op gisteren gehou<br />
den met goed kon keuren.<br />
Dwaazinnetje! zei zy, voor het Gezelfchap<br />
had gy niet behoeven te veinzen. Ik wensch<br />
u van ganfcher harte, dat gy met den Graaf ge"<br />
lukkig moogt zyn!<br />
Ik werd zo rood als bloed, en ftond vaar<br />
dig om te antwoordden, toen de Graaf my de<br />
hand drukte. Ik begreep, wat hy zeggen wil<br />
de, en zweeg. Hy geleidde my naar een Ry-<br />
tuig, en bragt my in myne tegenwoordige woo<br />
ning.<br />
Ik verbaasde toen ik er binnentrad. Is dat<br />
myne wooning? vroeg ik.<br />
Ja! Mejufvrouw!<br />
O! dan handelt gy niet.'oprechtlyk met my:<br />
antwoordde ik weenende. Waarvan zal ik<br />
zulk eene kostlyke wooning betaalen. Een arm<br />
Meisje , dat van den arbeid haarer handen lee<br />
ven moet, kan zo veel niet opbrengen.<br />
Heb ik niet beloofd, viel hy my in , voor u<br />
te zullen zorgen ? Houdt gy my van een liegt<br />
oogmerk verdagt? Gy zult myn Zuster wee<br />
zen , zo lang gy zelf begeert. Ik ontken niet,<br />
dat ik u vuuriglyk beminne! maar ik begeer<br />
myn
C 277 )<br />
myn goede daad, door geen flegte handeling<br />
te verduideren. Ik ben ryk, Marianne! en gy<br />
zyt arm. Wat kan ik nu beter doen, dan het<br />
evenwigt bewaaren , dat de Hemel onder de<br />
Menfchen hebben wil ; en daardoor de on-<br />
rechtvaardigheeden van het Noodlot vergoe<br />
den ? Het eerfte woord, Marianne! dat de<br />
paaien der eerbaarheid zal te buiten gaan, en<br />
gy van my hooren zult, geeft u het recht, om<br />
my voor altoos uwe tegenwoordigheid te ont<br />
zeggen, O Marianne! bemint gy my ten min<br />
ften zo veel niet, om myner eerlykheids wil,<br />
dat gymy vergunt, de zorg voor uwe nood-<br />
wendigheeden op my te neemen? •<br />
Helaas ! genadige Gravin ! ik was deeze zoe<br />
te woorden, dit verzoeken geheel ongewoon.<br />
Het doorfneed my het hart, en ik zou hem dit<br />
hebben toegedaan, al ware het, dat ik hem<br />
niet bemind had. Hy lag aan myne Voeten,<br />
en was de fchoonde Jongeling, dien ik immer<br />
aanfchouwde. Hy beminde my, zei hy!<br />
en ik gevoelde maar al te wel, dat ik in 't zelf<br />
de geval was, fchoon ik toen de Liefde nog<br />
niet kende. Ik verzogt hem op te daan , en<br />
deeze befchaamdmaakende houding, tegen een<br />
verlaaten, arm, ouderloos Meisje, niet weder<br />
S 3 aan
(•278 )<br />
aan teneemen. Ik verzogt hem vervolgens naast<br />
my neder te zitten, en my te hooren,<br />
Ik geloof, zei ik tegen hem, dat gy my be-<br />
mint; uw openhartig gelaat en edel bedryfbe-<br />
wyst iny, dat gy geene onedele inzigten hebt.<br />
Ik beken u insgelyks , dat ik u beminne I dat<br />
ik een gevoel in my ontwaare, 't welk ik nog<br />
nimmer ondervond. Maar de Afftand tusfehen<br />
ons beiden is te groot, dan dat we immer dur<br />
ven denken , om die Liefde aantekweeken.<br />
En in deeze geftalte van zaaken , Heer Graaf!<br />
mag ik niets van u aanneemen; want in dieom-<br />
ftandigheeden zou het geene verbetering ver-<br />
oorzaaken, uit welken gy my gered hebt. In<br />
dien gy my niet uit myner handen arbeid myn<br />
beftaan doet vinden , dan zal ikzelf er een weg<br />
toe opfpooren; want wy zyn flegts in een ze<br />
ker opzigt zwak; maar dan hebben wy moeds<br />
genoeg, om onze eere en deugd te verdeedigen.<br />
De Graaf werd eenigzins verleegen. Gy<br />
doet my ongelyk, Marianne!! en ik wil er u op<br />
ftaande voet van overtuigen. Hy belde , en er<br />
verfcheen eene Adelyke Dame.<br />
Mevrouw Dammer! zei hy, verklaar deeze<br />
Jufvrouw myne Verbindtenis en oogmerken,en<br />
verdeedig my!<br />
Me-
( 279 )<br />
Mevrouw Dummer nam my vriendlyk by de<br />
hand. Geloof niet, zei zy; met eene eerlyk-<br />
hcid , die haar geheele ziel voor my openleide;<br />
dat myn Huis gelyk is aan dat, hetwelk gy<br />
verlaaten hebt? De Graaf heeft my uwe treu<br />
rige omftandigheeden toevertrouwd. Hy heeft<br />
my ter liefde van alle Onfchuld, gebeden, u<br />
aan teneemen en te redden. Ik deed zulks, met<br />
deeze hoop, dat gy u aan myne leiding zoiidt<br />
overgeeven , en flegts dit eene Onderhoud,<br />
buiten myne tegenwoordigheid, heb ik hem<br />
toegeftaan. In 't toekomende zal hy u niet,<br />
dan in myn byzyn , zien. Ik vertrouw dat hy<br />
zyn woord houden, en u naar vcreisch ver<br />
zorgen zal.<br />
Ik heb geen mistrouwen in 't minst in alles<br />
wat gy my zegt, Mevrouw! Uwe aanbieding<br />
is te edelmoedig, dan dat ik dezelve zou af-<br />
flaan. Ik maakte gebruik van de goede ge<br />
neigdheid van den Graaf, om dat ik byftand<br />
noodig had. Ik bedankte hem deswegens als<br />
een Zuster. Zyn onderhoud neem ik niet aan,<br />
vermits ik arbeiden kan ; arbeiden moet, en<br />
den arbeid ontwennen zou, ingevalle ik een<br />
tyd lang ledig was. Wilt gy my in uw dienst,<br />
of als gezelfchapsjufvrouw by u neemen, dan<br />
S 4 is
( 28o )<br />
. is 't wel; ik zal by u blyven, en myn arbeid<br />
zal my ligt zo veel opleveren, als ik noodig<br />
heb tot myn leevensönderhoud. Kan dit niet<br />
weezen, dan moet ik u verlaaten, en my elders<br />
zien een dienst te bezorgen.<br />
Gy zyt wreed! viel de Graaf my hier in de<br />
reden, maar vergun my ten minften deeze uwe<br />
wreedheid paaien te zetten. Ik ben te vree<br />
den , dat gy u van uwen arbeid geneert. Me<br />
vrouw Dummer zal zorg draagen, dat het u aan<br />
geen werk ontbreekt: beloof my flegts, dat gy<br />
deeze wooning een jaar lang zult behouden,<br />
vermits ik dezelve gehuurd heb: dan zal alles<br />
verder aan uwen wil verbleeven worden.<br />
O genadige Gravin '. uw Zoon verzogt dit<br />
met zo veel aandrang en minzaamheid, dat het<br />
my onmooglyk ware, hem zulks te weigeren.<br />
Ik beloofde hem dan dit, en beloofde hem<br />
teffens myn ongeluk: want hoe konde ik hem,<br />
in wiens huis ik my bevond, den toegang tot<br />
my ontzeggen? • Ik zag hem daaglyks, en<br />
ik bevond my niet in ftaat, om hem te zeg<br />
gen, dat hy niet meer komen moest, fchoon<br />
ik de noodzaaklykheid gevoelde, van dit'te<br />
moeten doen. •<br />
Ik zag of fprak hem nooit, dan in de tegen-<br />
"woor-
( 281 )<br />
woordigbeid van Mevrouw Dummer; doch zy<br />
werd eerlang er aan gewoon ons van- de Lief<br />
de te hooren fpreeken, en dikwils wanneer<br />
zy in 't heimlyk zugtte, en ik haar naar de<br />
reden vroeg, andwoorddef zy: Dat ik er de<br />
oorzaak van ware; dat zy onze zuiyere Lief<br />
de beklaagde, om dat dezelve nimmer beloond<br />
kon worden.<br />
Myn God! hoefmartlyk viel my zulk eene<br />
aanmerking! ik was reeds niet meer beltand!<br />
ik bad haar dezelve niet verder uittebreiden!<br />
Ik had geen moeds genoeg om aan verlies te<br />
denken.<br />
Eens naast hem zittende; dronken van Lief.<br />
de en geen arg vermoedende; fchilderde hy<br />
my de toekomftige zaligheeden , met al de<br />
kleuren der Liefde! O hy fprak zo zielbeto-<br />
verende ! en myn hoofd lag op zynen<br />
Boezem gedrukt.<br />
Op eenmaal begon Mevrouw Dummer, vraa-<br />
gende: Maar, Heer Graaf! wat zal uw Moe.<br />
der zeggen, wanneer zy de zaak ontdekt?<br />
Dit was of er een zwaard door myn hart<br />
geftooken werd. Ik fprong op en zei: Gy<br />
hebt dan eene Moeder, Graaf? 0 my ongelukkige<br />
!<br />
Dat
( 282 )<br />
Dat moet gy niet zeggen ! voerde uw bemin<br />
de Zoon my zeer ernftig te gemoet, wanneer<br />
gy aan myne Moeder gedenkt! —- Om haa-<br />
ren wil word geen Mensch ongelukkig. Ken<br />
de gy die voortreflyke Vrouw, gy zoudt om<br />
haar geene zugten loozen !<br />
Ik weet niet hoe het bykwam, doch zyne<br />
woorden boezemden my op nieuw vertrou<br />
wen in !<br />
Hoe zou ik anders heden ook zo vrymoe-<br />
dig aan u durven fchry ven ! Elk woord<br />
ligt my nog versch in het geheugen. Die<br />
voortreflyke Vrouw , denk ik, zal my niet<br />
verftooten ! Zal veelligt de onbezonnenheid<br />
van het Meisje vergeeven; zal voor 't minst<br />
haar niet haaten , want zy beminde fteeds uwen<br />
Zoon zuiver en onfchuldig.<br />
Aldus genadige Gravin ! is de Gefchiedenis<br />
myner Liefde. Gy ziet er uit, hoe zy in myn<br />
hart zig vestigde , zonder dat ik het byna<br />
wist. Deeze Liefde zal beftendig blyven, doch<br />
derzei ver voortduuring in myn binncnfte, is<br />
het eenigfte recht, dat ik begeer te doen gel<br />
den. Dat ik u, uwen Zoon ontroofde, is<br />
zonder opzet gefchied, en zonder te weeten,<br />
dat ik hem en u daardoor benadeelde. Ben<br />
ik
( «83 )<br />
ik derhalven uwe Liefde onwaardig, vereer<br />
my voor 't minst dan met uw medelyden! Be-<br />
fchik gy zelve myn Lot! zegmy, wat ik doen<br />
moet! Bezorg my een ander verblyf.<br />
Ik zal den Man, dien ik onfchuldig bemin<br />
de, en oneindig beminnenswaardig vond, ze<br />
kerlyk nimmer vergeeten. — De gedagten ech<br />
ter van hem afteftaan; en de zorg voor myn<br />
toekomftig beftaan, zullen voor my ten min<br />
ften bezigheeden opleveren, die het hartzeer<br />
niet volkomen zullen toelaaten my te vertee<br />
ren.<br />
Ik bid u enkel nog, de vryheid te hebben,<br />
om uw Zoon eene Moeder te moogen benyden,<br />
die voor hem zorgt; dat hy, doch myne<br />
traanen overweldigen my by deeze gedagten.<br />
Ik befluit, en beveel my u aan, als de on<br />
gelukkige doch onfchuldige<br />
MARIANNE.<br />
Einde des Eersten Deels.
EN DEEZE<br />
HUUWLYKEN?-<br />
ZYN ZEKERLYK NIET IN<br />
D E N<br />
H E M E L<br />
GESLOOTEN,
WÊkm
Ut viel in ojfljma^fl,en niyn "Mi'oedeT' difcje^' my we^.
E N D E E Z E<br />
HUUWLYKEN?-<br />
ZYN ZEKERLYK NIET IN<br />
D E K<br />
H E M E L<br />
G E S L O O T E N .<br />
TWEEDE DEEL.<br />
EENE ORIGINEELE<br />
R O M A N .<br />
Uit het Hoogduitsdi.<br />
Met Platen.<br />
's G R AVENHA&E,<br />
% I S A A C V A N C L E E F ,<br />
MDCCLXXXYlir,
Ö1
EERSTE BRIEF.<br />
Ferdinand Wahler aan den A.lvokaat Stokberg.<br />
U w Brief heeft my geweldig aangedaan. Ik<br />
wist niet waar ik was, — wat ik doen moest,,<br />
toen ik hein geleezen had. By ongeluk was<br />
myn Vrouw er tegenwoordig: ik had echter<br />
nog bedaardheid genoeg, om my in te houden,<br />
en zulks was zeer wel van my gedaan. Ik gaf<br />
zeer naauwkeurig acht op haar, doch ik be-<br />
fpeurde niets anders aan haar, dan de gewoo-<br />
ne droefgeestigheid. Ik ging de Kamer uit, en<br />
liet den Ritmeester haaien. Ik riep al myne<br />
koelbloedigheid te hulp, ten einde geene on«<br />
gegronde verdenking aan den dag te leggen.<br />
Hy kwam ; Mk ontving hem gelyk anders,<br />
verzogt hem zig nedertezetten , en fprak gelyk<br />
een Vriend tegen zyn Vriend. Vriendlief! zei<br />
ik tegen hem, gy hebt, gelyk gy weet, door<br />
uwe verkeering, my zeer veel vermaak doen<br />
A 3 ge-
C 5 )<br />
genieten. Zelfs hebt gy eenigermaaten myne<br />
Ziel eene rust bezorgd , die my hoognoodig<br />
was, en waaraan ik fteeds wanhoopte, van<br />
ze te zullen erlangen; ik bedoel die, van my<br />
ne Vrouw een Gezelfchap te hebben toege<br />
voegd, dat haar voor myne koelheid enbuijen,<br />
door een vriendlyken omgang, fchadeloos Hal<br />
len kan. Gy hebt gezien, dat ik deswegens<br />
niet ondankbaar was: by elke voegzaame ge-<br />
leegenheid heb ik u myne erkentenis en vriend-<br />
fchap betoond.<br />
De Ritmeester had tot dus verre met zeer<br />
veel opmerkzaamheid toegeluifterd. Heden<br />
viel hy my in de reden.<br />
Waartoe deeze wydloopige Inleiding! myn<br />
Vriend! zei hy met eene openhartige gulheid,<br />
die my teffens van zyne onfehuld overtuigde:<br />
Gy geeft zelf te kennen, dat wy eikanderen<br />
niet vréémd zyn, en echter flaat gy een mag-<br />
tigen omweg in, om my te zeggen, 't geen u<br />
op het hart ligt!<br />
Recht zo', recht zo! myn Waarde Vriend !<br />
en dus helder voor de vuist. Ik heb van de<br />
band van een goed Vriend', dat gy alles be-<br />
halven ryk zyt, doch, dat gy het zoudt kun<br />
nen zyn. Uwe uitgaaven flemmen hier mede<br />
- nie-t
( 7 )<br />
niet overeen! denk niet, dan ik zulks om<br />
mynen wil zegge! neen! het is meer om<br />
uw zelfs wil. Zou myne Vrouw u ook dat<br />
Geld geleend hebben , waarover ik haar de<br />
vrye befchikking gelaaten heb ? niet dat<br />
ik h aar gedrag des wegens berispe, otn dat zy<br />
een Vriend hefpe, maar ik ben van gevoelen,<br />
dat gy behoort te begrypen, dat deeze Bron<br />
niet onuitpirtlyk zy, en uw Proces nog van<br />
zeer langen duur kan weezen!<br />
De Ritmeester haalde zeer bedaard zyn Brie<br />
ventas voor den dag. Ik heb , zei hy, niets<br />
van uwe Vrouw geleend, alhoewel Zy het my<br />
heeft aangeboede». Zie hier de Brieven van<br />
myn Advokaat Wurm, die my het geld gegee<br />
ven heeft. Uwe waarfchuuwing zal echter niet<br />
vrugtloos weezen. Ik zal gedagtig zyn, dat<br />
ook deeze Bron van mynen Vriend niet on-<br />
uitputlyk is. "t Is waar, dat ik een onmaatige<br />
zugt tot Verkwisting heb, doch van dit oogen<br />
blik af, zal ik die zugt poogen te onderdruk<br />
ken.<br />
Was dit niet edel van den Man gehandeld?<br />
Met des te grooter vrymoedrgheid ging ik nu<br />
tot het tweede, en veel tederer punt over.<br />
't Moet my, zei ik, tot een byzowcfer ver-<br />
A 4 maak
( e 3<br />
maak (trekken, dusdaanig een befluit by u te<br />
hebben doen gebooren worden, en in dat ge<br />
val, ben ik ganschlyk tot uwen dienst. Maar<br />
nu iets anders, waar omtrent ik dezelfde open<br />
hartige verklaaring van u yerwagte! Gy hebt<br />
in Berlyn eene buitenfpoorige leevenswyze ge<br />
leid , hoofdzaaklyk met betrekking tot het<br />
Vrouwlyk geflagt. Wy ftaan hier beiden als<br />
Mannen van eere , maar ook te gelyk als zwak<br />
ke Menfchen. Ik weet hoe moeilyk het val?<br />
diergelyke hartstogten te onderdrukken. Indien<br />
uw wensch zig verder uitftrekt dan tot den<br />
blooten omgang, vermyd dan liever eene Egt-<br />
genopte, die buiten twyffel deugdzaam is, doch<br />
echter, uit hoofde van de buijen haars Mans,<br />
eerder dan eene andere, zwakke oogenblikken<br />
Zfiu kunnen hebben 1<br />
De zigtbaare verleegenheid van den Man ver<br />
oorzaakte , dat ik ophield, Ik las duidelyk op<br />
zyn gelaat,dat deezebefchuldiging hem te zeer<br />
in zyne eere beleedigde. Houd u itil, zei ik;<br />
ik ben overtuigd, dat gy op zulk eene wyze<br />
niet denkt. Alles is wel en afgedaan.<br />
Er is geen grooter genoegen, myn lieve Stok<br />
berg ! dan te ervaaren, dat een Man, die men,<br />
door hem pngelyk te doen, in verleegenheid<br />
ge-
C 9 )<br />
gebragt heeft, ons vertrouwen weder gewint,<br />
dat men te vooren verlooren had.<br />
Ik verzogt hem verder nu nergens meer aan<br />
te willen denken. Ik zag, dat hy de Rechten<br />
van een Egtgenoot volleedig kende , en dat<br />
hy bedagt was, my klaar te doen begrypen<br />
dat hy niet in ftaat ware, iets dergelyks van<br />
my te kunnen denken. Ik brak derhalven ter<br />
rechter tyd dit Gefprek af.<br />
Ik vroeg hem vervolgens, of hy zig niet<br />
erinneren kon, in zyne jeu^d een Zuster ver<br />
looren te hebben ? Hy begeerde daadlyk te<br />
weeten , hoe ik op deeze vraag kwam ! Ik<br />
fprak hem van uw Document, en dat hy mis<br />
fehien , wanneer hy de helft van 't geld in ver<br />
trouwde handen ter bewaaring ftelde,hy de an<br />
dere helft daadlyk bekomen kon.<br />
Dit fcheen hem bedenklyk, en befloot daad<br />
lyk naar u toetereiaen.<br />
Hy zei my ook, dat hy eenige Papieren had<br />
liggen, die betreklyk zyne vermiste Zuster wa<br />
ren. Binnen twee dagen vertoonde hy my<br />
alles, wat hy er van bezat, en hier uit brag-<br />
ten wy het volgende by een :<br />
,, Dat zyn Vader, aan de verlooren gegaan<br />
„ zynde Zuster, de helft van zyn Goed maak-<br />
A 5 „te,
( lo )<br />
„ te, ingevalle zy wederge vonden mogt WÖT-<br />
,, den: doch dat, wanneer zy niet te voor-<br />
„ fchyn mogt komen , de helft van deeze<br />
„ helft, na verïoop van dertig jaaren, aart<br />
„ die Erfgenaamen moest komen, weiken er<br />
„ recht op zouden hebben."<br />
Hier van heeft de Ritmeester dugtige bewyzen<br />
, die hy n vertoonen zal, en denk, dat<br />
hy daadlyk met deeze vierdepart zig zal laaten<br />
vergenoegen.<br />
Myn volgenden Brief zult gy van het land<br />
bekomen. Ik heb een klein Landgoed gekogt,<br />
en zal er my eenigen tyd ophouden.<br />
Ik ben, enz.<br />
FERDINAND.<br />
TWEE-
C » )<br />
T W E E D E B R I E F .<br />
Be Ritmeester Strundel aan den AdvokaatWum'.<br />
Even zo als ik my in de Wagen wilde zet<br />
ten, waarde Wurm! ontving ik uwen Brief.<br />
Ik moet u zeggen, dat ik hem in zulk eene<br />
eenftemmigbeid van mynen geest met den uwen<br />
ontving, dat by eene dubbele uitwerking op<br />
my deed. Ik zegge u daarom van te vooren ;<br />
ik zal by u komen.<br />
Wanneer ik my geheel inde omftandighee-<br />
den van Wahler plaatfe, dan kome ik my zelf<br />
als een fchriklyk flegt Karei voor, in vergely-<br />
king van hem. Iemand moet hem zekerlyk be-<br />
ligt van myne voorige leevenswyze gegeeven<br />
hebben, en ongetwyffeld had ik u voor den<br />
Man gehouden, wanneer de omftandigheid van<br />
den flegten toelland myner geldmiddelen er<br />
niet bygevoegd geweest ware! waar van gy,<br />
milddaadige Geever! waarlyk beter onderrigt<br />
waart.<br />
Maar toen ik hem in dit ftuk te vieeden ge<br />
fteld
(12)<br />
field had, gaf hy my zyne verdenking , ten op<br />
zigte van zyne Vrouw te kennen. Ik raakte<br />
verward, wist niet wat te andwoorden, en kon<br />
ook niet. Reeds kwam het denkbeeld in my<br />
op, om my aan zyne voeten te werpen, hem<br />
alles te bekennen, en my aan hem overtegee-<br />
ven,. — doch zyne voorkomende goedheid<br />
befpaarde my deeze en alle verdere hefchaa-<br />
ming.<br />
Deeze Man is zo geheel zuiver; zo gansch<br />
vry van eenig kwaad vermoeden tegen zyn<br />
Evenmensch, dat hy myne verleegenheid voor<br />
gevoeligheid over zyne verdenking nam. Hy<br />
verzogt my vergiffenis, om dat hy zulks van<br />
my bad kunnen verwagten,<br />
Intusfchen werd myne verleegenheid en verr<br />
warring daardoor merklyk vermeerderd. Ik<br />
ftond volkomen als den armften Zondaar voor<br />
hem ! Myn hart, dat nog altoos eene heimlyke<br />
achting voor den naam van een rechtfchapen<br />
Man voedde, ontroerde geweldig, toen hymy<br />
befchouwde als volftrekt het tegendeel van<br />
het geen ik waarlyk was.<br />
11; zou my zelf wel voor den Kop geflagen<br />
hebben , lieve Wurm! • maar nu, nu<br />
zweer ik by al wat heilig is, zo dra myn reis<br />
ge-
C *5 )<br />
gedaan zal weezen, zal ik by a komen , en zal<br />
haar nooit weder zien.<br />
Na deeze kwellende Onderhandeling met<br />
Wabler gehouden te hebben, waagde ik het<br />
niet, om haar te bezoeken: ik bragt ook nog<br />
twee andere dagen by hem door, zonder by<br />
haar te komen. Zedert dien tyd heb ik haar<br />
flegts eens gefproken. Ik was vastlyk voor-<br />
neemens deeze Onderhandeling met haaren<br />
Man aan haar te ontdekken, doch zulks was<br />
my onmooglyk: Zy was te vleiende, te lièf-<br />
taallig tegens my. Toen ik het woord op de<br />
lippen had , verdween het van dezelve als<br />
fneeuw voor 't vuur ! Ik moest my zelf met<br />
geweld losrukken , ten einde geene zwakhee-<br />
den te begaan , waartoe haare bekoorlykhee-<br />
den my verleid zouden hebben.<br />
Met dit alles, bemin ik haar zeer,-en zy my.,<br />
Zy heeft zeker een braaf, edel hart bezeeten,<br />
alvoorens zy verleid werd, en ik kan het den<br />
Schurk Hasten nimmer vergeeven ! : Zo<br />
dikwils ik er aan gedenk, zou ik hem wel in 't<br />
gezigt willen vliegen, om hem al de onheilen<br />
te verwyten, die hy zo veel goede Luiden be<br />
rokkend heeft ?<br />
Mooglyk weet gy nog niet, dat hy het is,<br />
die»'
( 14')<br />
idie , onder den Naam van Blancheville, het<br />
goede Meisje verleid heeft. Van Fett heeft<br />
my dit ontdekt. Tegen Maria heb ik er ech<br />
ter nog niets van laaten blyken. Indien Wahler<br />
wist, dat Hasten dus, in allen opzigten, zyn<br />
Duivel ware, zyne voortreflyke VVysgëerte zou<br />
geen Meester blyven! maar ongetwyffeld zou<br />
hy zig op hem wreeken.<br />
Geloof niet, myn lieve Wurm! dat wy zo<br />
gelukkig zyn , als wy in het begin waren-!<br />
Maria gevoelt niet minder dan ik, de knaa<br />
gingen van het ontwaakende Gewisfe! Zy ftort<br />
mcnigen bitteren traan , en zy zal er nogmeer<br />
Horten , zo dra zy verneemt, dat ik haar ver<br />
laat. Dikwils heeft zy my verhaald, dat zy<br />
de treurigfte Voorgevoelens deswegens in zig<br />
ontwaarde ! en helaas ! de vervulling van<br />
dezelven ftaat haar voor de deur!<br />
Myn reis gefchied uit hoofde van myn<br />
Proces. Ik zal u daarover fchry ven, zo dra<br />
ik Stokberg zal gefproken hebben, en moet<br />
het tot een vergelyk komen, dan zal ik het<br />
n eerst mededeelen, en tot dien tyd toe, vaar<br />
wel!<br />
Bedank uwe Louiza voor het belang dat zy<br />
in myn Lot ftelt. Zeg haar, dat hy, die zig<br />
bc-
( *5 )<br />
beteren kan, in iet geheel geen flegt Karei zyi<br />
en zulks jkan en wil ik !<br />
Tot dat ik ,u monding (preek blyf ik, enz.<br />
STRUNDEL.<br />
D E R D E B R I E F .<br />
Henriette aan Ferdinand.<br />
Wee! wee! driewerf, wee myner! Ferdi<br />
nand! dat ik u kou laaten vaaren ! —<br />
dat Vader en Moeder zo veel o P my v« n r o g-<br />
««, dat ik, verbyfterd door het Noodlot,<br />
Ja ! - gezegd heb, waar ik met eeuwige -<br />
eeuwige wederitreeving, Meen: - hadbeh'oo-<br />
ren te zeggen!<br />
Dtóvreeslyke, die doodiyke „ure is geko-<br />
«en, waar in de gedagte, van u ontrouw te<br />
l^' op myn hart drukt, dan of<br />
het onder een Molenrteen verpletterd werd !<br />
Alle de kwellingen, die myae Ziel a f m a t.<br />
tevfia? voor myi laccfeen any i n * a a r j g e.<br />
zigt!
( 16 )<br />
£;g t! befchimpen my! luid, — luid<br />
keels fchreeuwen zy het uit! Zy lacchen<br />
ten trotsch van myn geweetcn, dat my toeroept<br />
dit alles verdiend te hebben, — verdiend, -<br />
dewyl ik u vcrlaaten heb!<br />
O Ferdinand ! in welke jammeren zyt gy ge-<br />
fl. ort j geftort om mynen wil!<br />
Slaapt gy? Ontwaak, zorglooze Slaa-<br />
per! Al fluimerde gy den doodflaap, Ferdi<br />
nand '. gy moet ontwaaken , wanneer ik u toc-<br />
roepe, dat ik u toeroepen zal, zal? 1<br />
n e e n; moet! —• moet, om uwe wraak<br />
tegen my te ontvlammen !<br />
Waarom doorttoot gy my het hart niet, Fer<br />
dinand ! om op eenmaal myn lyden te volein<br />
den? maar neen! gy moet my naar ver-<br />
dienften martelen! Neem eene gloeïende<br />
naaide, en prikkel er my langzaam mede , tot<br />
dat de brand eerst myne beenderen verteere,<br />
en dan pas myn hart aangrype!<br />
Hoor, myn Vriend!' waaraan ik my fchul-<br />
dig maakte! hoor zulks, maar recht<br />
zo als het is! Vergader al uwe ftandvas-<br />
ügbeid, maar wat zeg ik? Neenï<br />
laat deeze aan haare plaats! Vergader al<br />
de woede, die gy in uw Ziel kunt oproepen!<br />
gy
k 17 )<br />
gy hebt ze noodig! kat uw lydzaam en<br />
zagtmocdig hau, u in deezen toch geen trek<br />
fpeelcn!<br />
Uwe Vrouw, Ferdinand ! uwe Vrouw is een<br />
Hoer! Eene openlyke Hoer is zy, die gy in<br />
piaats van uwe Henriette, omhelst, en<br />
de Satan die haar verleidde, haar die zo on<br />
fchuldig was als ik, en zagtmoedig en bekoor-<br />
lyk ware, deeze Satan is even dezelfde,<br />
die uwe Henriette ten verderve fleept! •<br />
Ja! die ook haar verleidde, want die Satan is myn<br />
Man niet! Neen ! ook ik, - ik ben zyne<br />
Byzit! ^— Ik fcheide my van hem af, ten aan<br />
zien der Waereld en van den Almagtigen. De<br />
ftraf eener Byzit zal ik verdraagen, maar zyne<br />
Vrouw begeer ik niet geweest te zyn.<br />
Arme, arme ferdinand! U U is<br />
dit overkomen, U,den edélften onder de Her-<br />
velingen ! U, die nooit het voorneemen<br />
vormde , om iemand te bedriegen, U heeft<br />
men derwyzen bedroogen, dat er een Engel<br />
over weenen , en een Duivel over grynzen en<br />
fchateren moet!<br />
En gelooft gy Ferdinand ! dat ik deeze Hen<br />
riette , die de Bron van alle uwe Ongelukken<br />
is, nog bekkagen kan, daar haare veinzeryen U<br />
II. DEEL. B mis-
( i8 )<br />
misleidden , want zekerlyk waren haafe deug<br />
den loutere Voorwendzels, anders had zy nooit<br />
uw hart verraeesterd? - Ja! ik kan haar be'<br />
klaagen, doch alleenlyk daarom, vermits Has-<br />
ten haar bedroog.<br />
Hasten! hoe doet deeze Naam my Ad<br />
deren ><br />
en evenwel moet ik hem fchry-<br />
ven' - Eene inwendige ftem beveelt my, dat<br />
ik hem fchry ven moet! ik moet hem<br />
dan aanzien, en hem als eene omvatting van<br />
alle Boosheeden.aanmerken! Ik word woeden<br />
de als ik hem aanfehouwe 1 Ferdinand!<br />
Ferdinand! het is niet rigtïg met het verftand<br />
van uwe Henriette.<br />
Van uwe Henriette! o Neen! van die<br />
By Zi t» waar voor gy my ook houdt,<br />
Vergeef, edel, grootmoedig Man! vergeef my,<br />
wanneer ik, door fmart gedreeven, u zomwylen<br />
nog myn Trooster noem!<br />
Het verftand ! O dat is verdweenen, en<br />
was het dit niet, ik zou van fchaamte ver<br />
gen ! — Ik vertrouw echter, dat gy een arm ,<br />
lydend , beleedigd en verward Schepzel wel<br />
iets ten goede zult houden!<br />
Li-
( 19 )<br />
* * * * *<br />
Lizette heeft my van myne fchryftafel weg-<br />
gefleurd! want ik zat, — fchreef — en ween<br />
de ! en zy zei dat zulks niet goed voor my<br />
was! Ach God ! zy weet niet wat goed<br />
voor my is. O dat myne traanen vergif mog-<br />
ten weezen, dat zy invreeten en myn bloed<br />
aanfteekerj mogten ! dat zy my den dood naar<br />
het berftende hart voerden !<br />
Lizette echter ftond er op ! Zy bad en vleid-<br />
de my al te aandoenlyk. Ik voldeed haar;<br />
hield met fchryven op , en begaf my ter rust.-<br />
Ik gcliet my als of ik fliep, toen Ieide zy zig<br />
ook neder. Merkende dat zy in flaap was ge<br />
vallen ftond ik wederom op, en vervolgde<br />
myn fchryven.'<br />
Ik fchryf u dit by 't flaauwe fchynzcl van<br />
een Nagtlicht, want ander licht durf ik niet<br />
ontfteeken; ik vrees dat het Meisje er door<br />
ontwaaken , en zy het fchryven my wederom<br />
verbieden mogt!<br />
Ik gevoel my ook des te beter, door de<br />
naare fchemering, die my omringt. Menig<br />
oogenblik overvalt my, in 't welk ik my ver<br />
beelde, dat het myn laatfte Nagt zy! in ande<br />
re oogenblikken echter, doet deeze verbeel-<br />
B 2<br />
ding
( 20 )<br />
ding my fchrikken. O Ik heb nog zulk een<br />
groot Register aftedoen! ik zou niet gaarne<br />
plotsling fterven.<br />
Wat is dit?. Zie ik aan 't venfter met<br />
een fchynzcl, — een licht? — denkt gy<br />
dan nog aan my,.lieve Ferdinand? 't Is<br />
mv eveneens of gy het zelf zyt ! of gy my<br />
wenkt, om gerust en ftil te weezen!<br />
Of, zo gy het zelf niet zyt, gy zelf<br />
n i e t? Is het dan uw fchim? Byzit!<br />
Furie! hebt gy hem omgebragt ? hebt gy<br />
hem vermoord? — Wyf ! dan flinger ik u,<br />
met deeze zwakke hand, ten afgrond.<br />
Neen ! hy is bet niet. O Ferdinand.<br />
wreek u! - Bloed, bloed moet u wreêkcn! -<br />
myn bloed, Ferdinand! het myne ? - Neen!-<br />
d a t „iet! Ook hy verdient het niet, want<br />
van uwe hand te fterven ware belooning en<br />
geen'ftraf!<br />
O gy goede Ferdinand ! wistr gy eens, met<br />
welk eene helfche blydfchap hy my verhaal<br />
de.<br />
* * * * *<br />
Lizette rigt zig op! — Slaap wel Ferdi<br />
nand! • Ik leg my neder , wanneer deeze Brief<br />
ver-
( 21 )<br />
verzegeld is; O ware het om eeuwig te<br />
fhapen, hoe getroost was dan uwe<br />
V<br />
HENRIETTE.<br />
V I E R D E B R I E F .<br />
Louiza aan Maria,<br />
JL^ene onbekende, eene vreemde fchryft. u,<br />
doch zy fchryft u, uit een inncrlyk en zuiver<br />
gevoel des harten, 't welk zy buiten Haat is te<br />
kunnen ontveinzen.<br />
. Ik heb gevoel voor Deugd en Rechtfchapen-<br />
heid, en dit wensch ik aan elk eene onzer Sexe.<br />
Ik zugt en fidder waar ik dezelve niet ontdek-<br />
ke! — Doch by eene moet ik dezelven voorat<br />
vinden ! hier om zwoegt myne ziel! en myne<br />
bekommeringen worden echter pynigende, als<br />
ik in nader onderzoek wil treeden.<br />
Er is een tyd geweest, in weiken ik u tot<br />
myne Vriendin wenschte! doch heden kan ik<br />
B 3 dit
( aa )<br />
dit niet meer doen. Gy hebt eene Gade, die<br />
ik beminde en gaarne gelukkig zou gemaakt<br />
hebben ! Gy, Vrouw ! gy hebt eenen Man,<br />
die hooglyk te waardeeren is, die u, dit weet<br />
ik, uit een diepen Poel van onheilen getrok<br />
ken heeft,- die, zo lief als hem het leeven is,<br />
u gelukkig wil maaken, doch dien gy,ik moet<br />
het met den rechten Naam benoemen, fchandlyk<br />
bedriegt. —<br />
Zeg my, gy ontiiarte van het Vrouwlyk Ge-<br />
flagt! draagt gy geene kennis van alles wat hy<br />
voor u deed ! Bezeft gy niet, dat gy er hem<br />
dankbaarheid voor verfchuldigd zyt? Dunkt<br />
het u niet lyden genoeg te weezen, voor een<br />
rechtfchapen Man , wanneer hy de verleide<br />
voor onfchuldig houd ? Kunt gy hem, ten<br />
deezen opzigten , in 't aangezigt zien , zonder<br />
fchaamrood te worden?<br />
O laat ik toch al het overige niet herdenken!<br />
Laat ik u alleenlyk dit zeggen, dat de eere van<br />
een Egtgenoot tekwetfen, de onedelfte daad in<br />
de geheele natuur zy! Dat zulk eene bedric-<br />
gery alle bedrog overtreft, dat immer verzon<br />
nen kan worden.<br />
Verbeeld u den tederhartigen Man, wiens<br />
vuu-
C 23 )<br />
vuurigfte wensch is, om zyne Gade gelukkig<br />
te maaken ; voeg hier by, gelyk het geval by<br />
u is, dat hy zulks wenscht, niet, om dat hy u<br />
zo uitermaaten bemint, maar om dat hy aan zy<br />
ne verpligtingen zoekt te beantwoorden : bezeft<br />
gy niet,dat zyne verdienden daardoor te groo.<br />
ter, en uwe verpligting des te O-erker word?<br />
Liefde voorliefde is gevoel van het hart, maar<br />
pligt voor pligt, is het gevoel der rechtfcha-<br />
penhcid. 't Gene eenmaal gefchied is kunt gy<br />
niet veranderen, doch gy kunt echter uwen Man<br />
ten minften de ontdekking befpaaren, dat hy<br />
tot zulk een hoogen graad / ongelukkig is. He<br />
den kunt gy van uwe afwyking wederkeeren;<br />
kunt gy eene deugdzaame Gade worden ! en in<br />
dat geval verdient gy niet minder lof, dan of<br />
gy het van den beginne af geweest waart. Ik<br />
ken de grootheid van zulk eene overwinning;<br />
het bewys dat gy er my van geeven zult, door<br />
de verzekering, dat het uw ernftig voornee-<br />
men is, zal my met blydfchap vervullen.<br />
Zekerlyk bezit gy, (of gy zoudt Ferdinand<br />
niet hebben kunnen behaagen,) van natuur,<br />
eenzagten goedaartig hart! Erinncrt u zom-<br />
wylen dat hart niet, dat gy onrechtvaardigheid<br />
" B \ pleegt?
( u )<br />
pleegt ? Maant het u niet aan tot eene geluk<br />
kige verandering ? Om een Man het recht te<br />
doenwedervaaren.dat hy verdient, en gy hem<br />
verfchaffen kunt? Sta ftil by de eerfte dier<br />
deugdzaame ingeevingen I Hoor de ftem van<br />
uw hart! Volg die op, en gy zult bevinden,<br />
dat de verbetering in uw vermogen zy !<br />
Bemint hy u ook niet, in die maate, als gy<br />
begrypt van een Egtgenoot te kunnen verlan<br />
gen , zyne Vriendfchap immers bezorgt u daar<br />
eene genoegzaame vergoeding voor! en indien<br />
uwe ziel woor de Vriendfchap gevormd is, en<br />
gy geneegen zyt om tot het pad der Deugd<br />
wedertekeeren; dan ftaat myn hart geheel voor<br />
u open ; dan zal ik u met de warmfte toegenec-<br />
genheid in het zelve ontvangen, en alles ver<br />
geeten , wat te vooren gefchied mogt zyn ! Ik<br />
zal u in uw voorneemen bevestigen, ten einde<br />
het ftandvastig blyve, en zal poogen uwe ziel<br />
de myne gelykvormig te maaken 1 Uwe ziel,<br />
myne Vriendin', (aldus noem ik u, om dat ik<br />
my verzekerd houde , dat gy my niet zult<br />
tegenftreeven, ) die door een wreed lyden be<br />
proefd geworden is, en nog beproefd word,<br />
en die enkel met de deugdzaame gedagten,en<br />
het
( *5 )<br />
het vooruitzigt op de belooning in de eeuwigheid,<br />
zig vertroosten kan.<br />
Met reikhalzend verlangen zie ik uw ant<br />
woord te gemoete.<br />
Ik ben, enz.<br />
LOUIZA<br />
V Y F D E B R I E F .<br />
Louiza aan Henriette.<br />
In langen tyd, myne Waardfte! heb ik niets<br />
van u te leezen gehad: ik weet echter, dat gy<br />
my niet kunt vergeeten hebben. Zouden.ook<br />
uwe omftandigheeden wel erger geworden zyn,<br />
zo dat gy in 't geheel niet meer aan my zoudt<br />
moogen fchryven ? Ik beef wanneer ik hier<br />
aan denke 1<br />
Deeze gedagten treffen my thans te gevoeli<br />
ger , lieve Henriette! om dat ik zelve, wel in<br />
geene ongelukkige, echter in eene zeer treuri<br />
ge Egtverbintenis my begeeven heb. Al de<br />
leevendigheid van myn Man is in zwaarmoe-<br />
B 5 dig-
( 26 )<br />
digheid verkeerd, en hoe meer ik er op uit<br />
ben, om hem te doorgronden, hoe minder hy<br />
naar my hooren wil; hy verzoekt my zelf, er<br />
niet van te fpreeken; fchynt onvergenoegd over<br />
myne lief koozingen te zyn; fpreekt van ziek<br />
te; van liefde voor de eenzaamheid, en van<br />
misnoegdheid, die hy tegen zyn dank in zig<br />
gevoelt.<br />
Ik befpeur wel, dat dit alles fterker word,<br />
wanneer hy my eens fchreïende vind, waar<br />
om ik dit ook zo veel mooglyk tragt voorte-<br />
komen, evenwel kan ik het niet geheel belet<br />
ten , daar hy altoos den vryen toegang in myn<br />
Kamer heeft, en my dikwils verrast..<br />
De traanen persfen my de oogen uit, zo dik<br />
werf ik de geheele reeks onzer Noodlottig-<br />
heeden overdenk 1 zo dikwerf ik my u,of den<br />
nog veel ongelukkiger Ferdinand te binnen<br />
breng ! Heeft hy geen Tyran over zyn hart,<br />
hy heeft er een over zyne eere, xvaarvan het<br />
geheim, wanneer hy het eenmaal ontdekt, hem<br />
zekerlyk geheel ten verderve fleept.<br />
Zoudt gy bet gelooven, Henriette 1 dat Fer-<br />
dinands Gade niet deugdzaam is ? dat hy zig<br />
bedroog, toen hy haar nam? dat zy toen zelf<br />
niet deugdzaam was ? Ik heb aan die Onge<br />
luk-
( 27 )<br />
Iukklge gefchreeven, vermits ik het myne wil<br />
toebrengen, om haar uit dien afgrond te rukken,<br />
en voor 't minst Ferdinand het onaangenaame<br />
van dergelyk eene ontdekking te befpaaren.<br />
Maar zoudt gy kunnen denken, dat de ont<br />
dekking hiervan eene nadeelige uitwerking op°<br />
het zwaarmoedig geitel van myn Man gedaan<br />
heeft? Hyis echter zorgvuldig genoeg, om<br />
er my niets van te laaten blyken, want hy ruimt<br />
alles uit den weg, wat hy begrypt, dat in 't<br />
minst myne kieschbeid beleedigen of ergeren<br />
kan.<br />
Doch hy heeft een geitel, waarvan de hoe-<br />
daanigheeden hem niet juist bekend zyn. Hy<br />
gaat my voorby, zonder my te zien; of ziet<br />
elders heen, zo dat ik zyn aandagt niet op my<br />
geveftigd kankrygen, en befchouwt myne lief<br />
kozingen , met een foort van eerbiedigheid<br />
Dit verfcheurt dikwils de banden, die door<br />
een foort van liefde tusfehen ons beiden ge<br />
legd werden, en voert ons weder tot eene ft and<br />
plaats te rug, waar wy ons reeds over verfoei<br />
den maanden bevonden, in ftede van door de<br />
mterfte hoogachting nieuwe banden van Lief<br />
de tc leggen.<br />
Hy
( 28 )<br />
Hy bezit ook geene voorzigtigheid genoeg,<br />
om in zekere gevallen zyne gedagten voor my<br />
te verbergen. Hy zegt ze my wel niet, maar<br />
by is gewoon , alle zyne invallen op het papier,<br />
te ftellen, en dit laat hy onagtzaam over<br />
.al liggen. In den beginne vond ik eenige voortreflyke<br />
gedagten, of bedenkingen van het hart<br />
over 't menschlyk leeven;ik gewende my daar<br />
door dezelve op te neemen en te leezen: dit<br />
doe ik heden nog. Dikwerf vind ik fteekelige<br />
aanmerkingen op ons Geflagt. Eene derzelven<br />
vond ik onlangs zeer merkwaardig, vermits<br />
ze my eene minyver fchynt aanteduiden,<br />
waar voor ik geen grond ontdekken kan. Ik<br />
heb dezelve opgenomen, en zal by geleegenheid,<br />
wanneer" hy eens in een goed humeur is,<br />
met hem daarover fpreeken. Ze luidt als volgt.<br />
„ Vrouw ! uw beftaan is loutere zwak-<br />
», held. Gy leevert het klaarde bewys op , dat<br />
„ het fchoonfte teffens altoos hetonvolkoomcn-<br />
„ fte zy! Gy fchynt fterker dan den Man! Gy<br />
„ fchynt het jaaren lang! - en — één oogen-<br />
„ blik herfchept u wederom in eene Vrouw ! -<br />
„ Louiza, fluiftert eene ftemme my in 't oor :<br />
„ wanneer gy my gelooven wilde, zou al-<br />
„ hier eene uitzondering kunnen zyn. Gaarne<br />
,, wensch-
( 29 3<br />
„ wenschte ik zulks te gelooven , doch dit-1»<br />
,, zo niet. - O goede Geest! die dit my toe-<br />
?> roept,gy zult zien, dat er een tyd komt,dat<br />
,, ik fidderen zai! —- en ik ben niet<br />
„ fterk genoeg, om deezen tyd te kunnen af-<br />
,, weeren !"<br />
Deezen tyd begryp ik niet, Henriette! ech<br />
ter bemerkt gy duideiyk , dat , achter deeze<br />
gedagten kwaade verdenkingen verborgen lig.<br />
gen, die in zyn hart gevormd, en zeer gemak-<br />
lyk den Duivel van ons Huuwlyk zouden kun-<br />
nen worden.<br />
* * * * *<br />
Terwyl ik dit fchreef, overviel hy my, vraa-<br />
ge-nde : aan wie ik fchreef? en uw naam genoemd<br />
hebbende; zei hy: My niet te. willen ftooren !<br />
en ging, in weerwil myner verzoeken, de Ka<br />
mer uit. Ik werd zo rood als bloed, toen hy<br />
my dit vroeg. Zekerlyk zal hy het bemerkt<br />
hebben! en is dit waar, dan verdenkt hy my<br />
gewis van bedrog, en fchryft myne verwarring<br />
mooglyk toe, aaneen leugen, die ik hem op<br />
den mouw fpelde, daar zy evenwel niets an<br />
ders was, dan de treurige aandoening, dat ik<br />
in de noodzaake ware, dergelyke waarheedea<br />
van hem te moeten fchryven.<br />
Maar
( 3o )<br />
Maar ik heb voorgenomen, om hem , nog<br />
deezen dag, uit den droom te helpen, en zat<br />
daarom deezen Brief nog niet afzenden, om,<br />
ingeval van noodzaaklykheid, hem cfenzelven<br />
te kunnen vertoonen. Ongetwyffeld is hy een<br />
edelmoedig Mensch, en zal derhalven zig gaar<br />
ne van de waarheid laaten overtuigen.<br />
Het geen my hem het waardigile maaikt, is<br />
dat hy, zo dikwils myn Vader komt, alle zy<br />
ne grilligheeden ter zydeftelt, en zig zo vro<br />
lyk en opgeruimd vertoont, als zyne omftan-<br />
digheeden flegts toelaaten. Hierdoor is de<br />
oude Man in het denkbeeld, dat zyne Kinde<br />
xen een Hemel op aarde hebben, en zulks is<br />
voor Ouders zekerlyk reeds een trap van za<br />
ligheid, en hen dit te misgunnen ware dui-<br />
velsch.<br />
* * * $ *<br />
Helaas ! Henriette ! traanen van verdriet,<br />
druppen op den Brief, dien ik met blydfchap<br />
en verzoening dagt te befluitcn. Veeltyds ver<br />
beeldt men de uitkomst van zyn Plan zig ge-<br />
heer anders, dan men ze naderhand in de daad<br />
bevindt. Ook dat had ik behooren te beden<br />
ken. In ftede van eene verdenking uit zyne<br />
ziel
( 31 )<br />
ziel te wisfchên, die my önuirfpreeklyk verfchriklyk<br />
was, heb ik er eene doen . gebooreu<br />
worden.<br />
Vol van de gedagten , dat myn voornoemen<br />
my gelukken zou, zette ik my aan de avond-<br />
maaltyd. Ik dagt, dat het best zou zyn met<br />
hem in een goed humeur te brengen, en fprak<br />
dus zeer veel met hem. Na den eeten plaatste<br />
ik my naast hem op eene Sopha, en keuvel<br />
de al voort. In langen wilde het er niet uit,<br />
't geen ik hem te zeggen had, eindlyk be<br />
gon ik :<br />
My dunkt, ik heb opgemerkt, dat gy myn<br />
„ Brief aan Henriette niet voor goeden munt<br />
„ heb t opgenomen ? "<br />
Hy wagtte een weinig, en zei vervolgens met<br />
de uiterfte bedaardheid: Laat ons daar niets<br />
van zeggen , lieve Vrouw ! Immers weet gy<br />
Louiza ! dat ik uwe Correspondentie geene<br />
paaien zette ! Myne vraag werd met geen an<br />
der oogmerk gedaan, dan om te weeten, of<br />
myn Gezelfchap den Voorrang boven den Brief<br />
by u hebben zou. Het bleek my echter, dat<br />
de Vriendin waaraan gy fchreeft, my voorge<br />
trokken werd.<br />
In deeze woorden, hervatte ik, ligt of een<br />
ver-
( 3* )<br />
verwyt opgeflooten, myn Waai de'. of gy poogt<br />
iets voor my te verbergen , dat gy zo openhar<br />
tig zyn moet, van het my te zeggen. Dit ge<br />
brek aan oprechtheid moet onder ons niet in<br />
kruipen, anders gaat het onderling vertrouwen<br />
allengskens geheel en al verlooren. Ik zal op<br />
rechter zyn , dan gy vermoedt. Ik werd rood,<br />
toen gy my van den Brief vroegt; maar heeft<br />
deeze kleur u niet de verdenking ingeboezemd,<br />
als of ik u te misleiden poogde? en vermydds<br />
gy het niet om by my te vertoeven, ten einde<br />
. deeze verdenking door my niet opgemerkt mogt<br />
worden ?<br />
Gy gevoelde derhalven zelve , dat gy rood<br />
werdt, Louiza? vroeg hy, een weinig<br />
driftig.<br />
Volkomen gevoelde ik zulks! was myn ant<br />
woord. Zou ik niet elke aandoening myner<br />
ziel bewust zyn, en gevoelen hoedaanig zy op<br />
my werkt? Myn bloozen was de uitwer-<br />
king der gedagten , dat ik Henriette wegens u<br />
fchreef, — veelligt niet zeer voordeelig I —<br />
voor 't minst, fchreef om haar myne verdenking<br />
van uwe waarfchynlyke jalouzie bekend te<br />
maaken.<br />
Hoe zyt gy in die verdenking gevallen ?<br />
Doch,
( 33 )<br />
Doch , Louiza ! I a a t e n wy zo min hierover als<br />
over uwen Brief eenig verfchil maaken. Wy<br />
moeten ons het leeven door geene hersfenfchimmen<br />
verönaangenaamen.' er 2 y n buiten<br />
'lat bezigheeden genoeg in de onvolmaakte<br />
Waereld, die ons kommer veroorzaaken kunnen.<br />
Hy zei dit echter zo betrokken, ten minden<br />
zo onwaarfchynlyk geloofbaar dat hy het<br />
waarlyk meende , dat ik my niet gerust kon<br />
dellen.<br />
Neen , myn Waardfte ! vervolgde ik: Gy<br />
moet my vry fpreeken .' vry fpreeken van de<br />
fchuld; dat ik iets anders zou gefchreeven<br />
hebben; want het ongeloof ftaat op uw voor-<br />
hoofd te leezen. ik zal u den Brief aan Hen<br />
riette haaien! Ik heb hem nog niet afgezonden.<br />
Gy moet alles leezen ! Gy moet de Periode<br />
zien, waarby gy my verraschtte; waar by ik<br />
bloosde ! Gy moet my licht geeven , genoeg<br />
zaam licht geeven , over 't gene gy gezegd en<br />
gefchreeven hebt.<br />
Louiza! antwoordde bymy, met een zigt<br />
baarder onrust. Ik bid u voor % laatst, laat<br />
ons van dit alles.zwygen ! Gy weet, ik ben<br />
achterdogtig. TJw aanhouden, uw fterk aan-<br />
II- DEEL. C H O U.
( 34 )<br />
Houden, ift dit geval, zou vermoedingen in<br />
•my doen gebooren worden , welken ik niet<br />
hebben moet. En vooronderftel eens, ik<br />
geloofde, dat gy niet aan Henriette gefchree<br />
ven hadt, zou dan uw Brief, het leezen van<br />
dcnzelven en die Periode my wel van myn<br />
argwaan kunnen geneezen ? Zou die Brief<br />
niet den arbeid van een voorgaanden of vol<br />
genden tyd kunnen weezen ? Vooronderftel<br />
verder, datik van begrip was, dat de Onfchuld<br />
zig niet verdeedigde, ten zy ze aangevallen<br />
mogt worden ! Wat zou dan uit dit alles<br />
moeten voortfpruiten ?<br />
Deeze nadere verklaaring deed my van fchrik<br />
verdommen. Myne traanen alleen waren myn<br />
loevlugt.<br />
Wanneer gy weent, vervolgde hy, dan moet<br />
ik zwygen. Gy weet, dar Vrouwentraanen ons<br />
in een oogenblik ontwapenen. Gy tast ons<br />
daarmede op de zwakfte zyde aan.<br />
Myn God! riep ik uit, welk eene verfchrik-<br />
lyke wending heeft ons Gefprek genomen 1<br />
Hoe is 't mooglyk, dat alle myne gezegden , in<br />
zulk een valsch licht geplaatst zyn geworden ?<br />
Neen! myn Waardfte! myne traanen zullen u<br />
geenzins ontwapenen. Gy neemt alleen de<br />
Vrouw-
C 3S )<br />
Vrouwlyke zwakheid in aanmerking, en ziet<br />
myne overige handelingen over 't hoofd. Zeg<br />
my alles wat gy denkt! ten einde ik in ftaat zy,<br />
om de zwaarfte last van myn hart te Werpen l<br />
Wanneer gy niet leezen wilt, het gene ik aan<br />
Henriette gefchreeven heb ; my geene vryheid<br />
wilt vergunnen, om den Brief te haaien, waar<br />
mede ik u zou tragten te overtuigen, zeg my<br />
dan voor 't minst, hoe die wreede gedagten in<br />
uwe ziel heeft kunnen opryzen; dat er naamlyk<br />
een tyd zou komen , waarin gy reden zoudt heb<br />
ben , om voor myne zwakheid te fidderen ? hoe<br />
gy deeze gedagten derwyzen hebt kunnen aan-<br />
kweeken , dat gy ze uiten moest ! O deeze<br />
vreeslyke verdehking heb ik, doOr uwe hand<br />
gefchreeven, gevonden, en heeft my reeds me-<br />
nigen traan gekost ! En zie daar! dit was het,<br />
dat ik aan Henriette gefchreeven heb.<br />
Wanneer gy een weinigje meer menfcben-<br />
kennis bezat, lieve Louiza! dan behoorde gy<br />
dit punt niet aan te roeren , daar gy weet, dat<br />
myne ziel geneigd is, om van het eene zwaar<br />
moedige uuerfte tot het andere over te flaan.<br />
En gefteld zynde, dat zelve deeze myne zwaar<br />
moedigheid enkel en alleen op de inbeelding<br />
gegrond was, dan evenwel is deszelfs uitwer-<br />
• C 2 king
( 36 )<br />
king daar, die my by aanhoudenheid achter-<br />
dogtigeren mismoediger maakt: behoef ik u te<br />
zeggen, welk eenen indruk de Gefchiedenis<br />
van den Ritmeester op my gemaakt hebbe? en<br />
welke dermaaten diep ingeworteld is, dat ik<br />
aan elke verdenking, die in my opryst, gehoor<br />
geef. Doch die achterdogt, poog ik te onder<br />
drukken , ik beloof u zulks,Louiza! alleenlyk<br />
vertoorn u niet, wanneer ik u bidde, dat gy<br />
my uit den weg wilt gaan, als gy my in foort-<br />
gelyken gemoedsgeftalten aantreft. Wanneer<br />
ik u te veel gezegd heb, dan doe ik my zelf<br />
naderhand de bitterfte verwytingen , en echter<br />
myn humeur dwingt er my toe.<br />
Deeze verdenking trof my ongemeen hard.<br />
Ik wist hoe verre zyn wantrouwen ging, ech<br />
ter had ik nooit durven vermoeden, dat hyze<br />
my, in die maate zou hebben doen gevoelen. —<br />
My, met eene Byzit, met eene Ontrouwe in<br />
eenen rang te plaatfen !!<br />
Ik kon myne gevoeligheid niet geheel ver<br />
bergen. Nooit, zei ik hein, kwam het in myne<br />
ziel op, toen ik u de hand van vriendfchap<br />
bood, dat gy immer diergelyke gedagten van<br />
my zoudt durven voeden !! Had een En<br />
gel uit den Hemel myne Deugd verdagt gehou.<br />
den,
C 37 )<br />
den , ik zou hem voldoening gevergd heb<br />
ben , doch van u verg ik die niet! Ik<br />
zal in ftilte over u weenen, en — het u ver-<br />
geeven.<br />
Hier mede verliet ik hem, en hy riep my<br />
niet te rug, om my in myn lyden te vertroos<br />
ten, 't Is onuitfpreeklyk, wat ik gevoele. De<br />
verdenking is wreed, en echter waag ik het,<br />
om den Man te veröntfchuldigen, die dezel<br />
ve durft koesteren, want zulks is tegen zyn<br />
1<br />
wil. Ons Huuwlyk vrees ik, dat de ganfche<br />
grond zyner mismoedigheid is, en in dat ge<br />
val , zou ik zekerlyk ongelyk hebben , ver<br />
mits ik hem myne hand aanbood. Hy had zig<br />
een te hoog denkbeeld van den Egt gevormd;<br />
en nog heden, wanneer hy my, met het ftree-<br />
lendfte Enthufiasmus, daarvan voorpraat, kan<br />
ik, dunkt my, ontwaaren, dat ik er eveneens,<br />
ten opzigte van Ferdinand, mede zou geftaan<br />
hebben, en wanneer ik dan bedenk, dat Fer<br />
dinand my niet bemind zou hebben, maar dat<br />
uwe zielen zouden hebben blyven Sympathi-<br />
feeren, dan befpeur ik duidlyk, dat het Lot<br />
my niets beters zou toegelegd hebben, en dat<br />
myne beftemming ongelukkig is.<br />
Met heeter traanen heb ik my nog niet ne-<br />
C 3 der-
C 38 )<br />
dergelegd, dan heden ! — de vuurigfte wensch'<br />
myner ziele is, omuooit weder op te ryzen!<br />
Ik ben, enz,<br />
Z E S D E B R I E F .<br />
Henriette aan Louiza.<br />
LOUIZA.<br />
.A.fgematenkragtloos, myne Waardfte! fchryf<br />
ik u deezen, om u te verzoeken,een onheil te<br />
willen afwenden , dat ik zekerlyk berokkend ,<br />
in een vlaag van Raazerny over myn ongeluk,<br />
berokkend heb!<br />
Ik h-b aan Ferdinand de ganfche Gefchiede-<br />
nis zyner verfchriklyke omftandigheeden be<br />
kend gemaakt, waarvan gy, in uw Brief, flegts<br />
met een enkel woord gewag maakt. Ik heb<br />
dezelve, in allehaare afgryslykheeden,uit den<br />
mond myns Mans, (myns Duivels moest ik<br />
zeggen, ) vernoemen,<br />
Hy is het zelf, die te Bevlyn, bader- den<br />
naam
( 39 )<br />
naam van Blancheville, haar verleidde 5 Hy<br />
beveiligde my dit met eer?Satanfche glimlach,<br />
en befpottede Ferdinand, die zo oneindig ede<br />
ler is dan hy! zeggende. „ Dat Ferdinand, in<br />
„ ftede van eene deugdzaame Non,(dus noem-<br />
„ de hy my, hoonender wyze,) eene openlyke<br />
„ Hoer van hem had moeten neemen ! "<br />
Dit zetlede my in woede. Ik zei hem alles,<br />
wat beleedigde fierheid in ftaat is te kunnen<br />
zeggen! Dit uitfchot dei Mannen beantwoord<br />
de my dit alles hier mede: Dat hy eigenlyk<br />
niet voornecmens geweest ware my té FIuuw-<br />
lyken; dat hy loutere wellust bedoeld had, en<br />
alleenlyk om myner zotte vooröordeelen wil,<br />
zig die burgerlyke Ceremonie had moeten on<br />
derwerpen. Dat hy my niet anders dan als een<br />
Byzit befchouwde, en, zonder dien verdoem<br />
den band, my ook als zodanig eene verhaten<br />
zou.<br />
Natuurlyk voerde dit gedrag myne woede ten<br />
top, die wel dra tot een foort van Raazcrny<br />
overfloeg, zo dat ik naauwlyks my zelve meer<br />
bewust was. In het hevigfte van dezelve, weg-<br />
fmeltende in traanen en jammerklagten, fchreef<br />
ik aan Ferdinand een Brief, die hem de on-<br />
gelukkigfte van alle menfchen moet maaken.<br />
c<br />
4 Li-
C 40)<br />
Lizette vond, den volgenden morgen, deezen<br />
Brief verzegeld liggen, nam hem op en bedel<br />
de hem, zonder er my te vooren iets van te<br />
zeggen. Toen ik uit den benaauwdften droom<br />
ontwaakte , viel den Brief my in, en teffens<br />
zweefden alle de omftandigheeden vanFerdinand<br />
my voor den geest. Ik gevoelde voor hem<br />
en de ongelukkige Vrouw een innig medely<br />
den. Myn voorneemen dagt my eene te fchrik-<br />
lyke wraak over het Noodlot te weezen , en ik<br />
begeerde den ongelukkigen Ferdinand liever in<br />
de onzekerheid van zyne droevige bcftemming<br />
te laaten.<br />
* * * * *<br />
Vermits hy befpeurt dat zyn byzynmy lastig<br />
valt, is hy meer by my, dan te vooren. Hy<br />
kan my echter niet meer verrasfchen, om dat<br />
ik hem gewaar word in de gang, waartegen<br />
over ik my, met dat oogmerk, geplaatst heb.<br />
Men moet alle loosheid te hulp roepen, om de<br />
valftrikken van zulk een Man te ontwyken. Ik<br />
zou my deeze kleine kunstgreep nimmer ver-<br />
geeven kunnen, wanneer hy my niet ondraag-<br />
lyk barbaarsch behandelde.<br />
Myn berouw over het afzenden van den Brief<br />
werd
C 4r )<br />
werd niet weinig vermeerderd , toen hy my<br />
zeide, dat Fcrdinands Egtgenoote, in haar Ou-<br />
ders huis, een zeer deugdzaam Meisje geweest<br />
was; dat hy zeer veel moeite gehad had, om<br />
die vooröordeelen ujtteroeTen, welken my ook<br />
nog aankleefden. Zy was derhalven goed, en<br />
zou waarfchynlyk gemaklyk te verbeteren zyn<br />
geweest. Uw Brief, Waardfte Louiza ! had<br />
mooglyk dit uitgewerkt. O gy zyt zo veel goe<br />
der dan ik 1 Haast u derhalven, befte Vrouw!<br />
en verhoed het dreigende Onheil. Tragt<br />
Ferdinand alles wederom uit het hoofd te<br />
praaten. Zeg hem, dat ik loutere wartaal ge<br />
fchreeven heb ! dat het in een droom gefchied<br />
zy !<br />
Moest ik dan nog ganschlyk de verwocste-<br />
res van het tydlyk vermaak van myn Ferdinand<br />
worden ? Myn God ! hoe hard is deeze my<br />
ne voorbeftemming! Louiza! Ik vrees,<br />
dat myn leeven in een ftikdonkeren nagt zal ein<br />
digen ! — Wanneer ik my zomwylen voor den<br />
geest breng, hoe ik veelligt nog de bron van<br />
veeier ongeluk kan worden, en dan bedenke,<br />
hoe goed het zou zyn, dat ik ophield te lee<br />
ven , dan draait my het hoofd van zwarte ge<br />
dagten en fchrikbaarende voorneemens ! •—•<br />
C 5 dan
C 42 ><br />
dan moet ik my met geweld uit dien maalftroom<br />
van eigen verderf rukken !<br />
Ik ben er 't best aan toe, wanneer ik in een<br />
duifteren droom van zwaarmoedigheid daar<br />
heen dwaale. Dan dunkt my dat ik merklyk<br />
gelukkiger ben. Ik ftel my allerlei hersfenbeeL<br />
den voor: Geniet het byzyn van het gene ik<br />
boven alles bemin, en leef in de verrukken<br />
de hoop, dat myne droomen vervuld zullen<br />
worden.<br />
Antwoord my toch ten fpoedigften, lieve<br />
Louiza ! Ik zal, geduurende ik uw befcheid<br />
ïnwagt, in eene vreeslyke onrust zyn, tot dat<br />
ik weet of gy iets uitgerigt zult hebben.<br />
Wanneer ik my voorftêl, dat het mooglyk<br />
is, dat Ferdinand zyne rechtvaardige woede<br />
op zyne Gade reeds uitgeftort hebbel dat de<br />
fchynbaare rust van dit Huuwlyk, zyn eenig<br />
valsch geluk , dat van alle genoegens hem<br />
overfchoot, door my gefioord is geworden, —<br />
dan zou ik, Ach! ik kan het niet uit<br />
drukken ! —- Myne ziel, Louiza ! is krank?—<br />
aan eene doodlyke krankheid ! Zy heet ver-<br />
twyffeling, en neemt doorgaans een verfchrik-<br />
Jyk einde.<br />
Ik ben ellendig, verhaten , bejammerens-<br />
waar-
( 43 )<br />
waardig ! Louiza! voor 't minst verlaat<br />
gy my niet !<br />
M<br />
Ik ben, enz.<br />
HENRIETTE.<br />
Z E V E N D E B R I E F .<br />
Lotje aan Miria.<br />
LVXyne onderneeming , Waarde Maria i relukt<br />
my by uitflek. Ik begin te ontwaren,<br />
dat ik het alleen my zelve zal te danken hebben<br />
, wanneer ik de Vrouw van Van Fett<br />
blyve.<br />
Wy Vrouwen zyn er waarachtig zeer flegt<br />
aa« toe, indien wy niet zelve een weinig door<br />
den geest van onderneeming aangevuurd wor<br />
den, en alles op andere Luiden moeten laa<br />
ten berusten en aankomen. En wy, die men<br />
met den naam van gevallene beftcmpeld zyn<br />
er altoos nog erger mede gefchooren, dan an<br />
dere , die men ten minften nog met eenige op<br />
merkzaamheid behandeld, welke men zegt het<br />
Vrouw.
( 44 )<br />
Vrouwlyk Geflagt verfchuldigd te weezen, daar<br />
wy integendeel niets anders dan verachting te<br />
verwagten hebben.<br />
Myne veinzery is my, zo verre het mooglyk<br />
ware, gelukt. Ik had zelve niet gedagt, dat ze<br />
zo wel zou afgeloopen zyn. Ik ben reeds drie<br />
a viermaalen myn Frederik voorbygegaan, en<br />
wy hebben elkander fterk aangezien, zonder<br />
dat hy de geringfte agterdogt voedde. Ik heb<br />
nog niet met hem in Gezelfchap geweest, en<br />
daarvoor denk ik my ook te wagten, om dat<br />
by naauwer onderzoek, en een langer onder<br />
houd, dat ik niet gemaklyk zou kunnen ont<br />
wyken , eene ontdekking van myn perzoon zeer<br />
mooglyk zou zyn.<br />
Zo dra echter de opcnlyke vermaaklykhee-<br />
den eenen aanvang neemen, zal ik my in alles<br />
mengen, en dan heb ik de fchoonfte gelegen<br />
heid, om de treden van myn Frederik gade te<br />
liaan, en te zien wat men met hem voorheeft.<br />
Hy was altoos een wilde, lecvendige Jongen,<br />
en ik zou het hem geenzins kwalyk kunnen<br />
neemen, wanneer hy . onder zulk een drom<br />
van fchoonheeden, (allen zekerlyk naar het<br />
lighaam, en denklyk ook naar de ziel gefchil-<br />
derde fchoonheeden, ) eene kleine ontrouw<br />
te-
( 45 )<br />
tegen my begaat. Tot op ditoogenblik evenwel<br />
heb ik niets ten zynen laste. Ik ben hem<br />
zo digt op zyde als mooglyk is, en heb hem<br />
nog nimmer met eene andere Dame dan zyne<br />
Moeder zien uitgaan.<br />
Ja ! het geen my boven alles behaagt, is,<br />
dat hy den naam heeft van een zeer ongalant<br />
Heer te weezen: men fchryfi. dit openlyk aan<br />
zyne leevenswyze te Berlyn, en zyn omgang<br />
met my, toe, want van zyne Gefchiedenis met<br />
betrekking tot my, is elk een zorgvuldig on-<br />
derrigt. Wist men eens , hoe galant hy zyn<br />
kan, wanneer hy wil, men zou geheel anders<br />
fpreeken.<br />
In een ander opzigt echter, is zulks voor<br />
my gevaarlyk. Want vermits de Dames de Iee-<br />
venstrant des jongen Heers kennen, gaan zy<br />
altoos een ftap verder, dan zy anders doen<br />
zouden, om dat zy weeten, dat het by zulk<br />
eenen, zo flegt niet uitvalt, dan wel by an<br />
deren.<br />
De Moeder van Frederik heb ik eenige rei-<br />
zen gezien, maar nog niet gefproken. Zy is<br />
eene Dame van groot fatzoen ; zy fchynt echter<br />
ten uiterften trotsch te weezen, en zou my,<br />
als Schoonmoeder, dikwils de handen vol werk<br />
gee-
C 46 )<br />
geeven. De Familje is groot, aanzienlyk en<br />
zeer ryk.<br />
Gy kunt denken , dat ik hier ook eenige<br />
Vrouwlyke kennisfen gemaakt heb. Ik heb er<br />
een aangetroffen , die een geruimen tyd, als<br />
Kamerjuffer, by de Barones gediend heeft. By<br />
haar begon ik my de praatzugt van ons geflagt<br />
een weinig tefchaamen, alhoewel myne nieuws<br />
gierigheid er zeer wel by voer, wantik ver<br />
nam van haar alles tot de kleinfle bcrigten van<br />
myn huis toe.<br />
Zy was, zo als gemeenlyk de KamerjufFer-<br />
ties zyn, de beluisteraarfter van alle de gehei<br />
men van haaren Heer geweest, en wist my<br />
dus veel te vernaaien van het geen mynenwe-<br />
gen gefproken was. — Heel veel Lof van my<br />
hoorde ik in de daad niet. Geheel in den fat-<br />
zoenlyken toon, liet zy zig fterk tegen de ver<br />
leiding uit, en echter fcheen zy my gene ves<br />
ting der deugden te weczen.<br />
Onder anderen verhaalde zy my, dat de Da<br />
me menigwerven bittere traanen over de ver<br />
leiding van haaren Zoon gefchreid, en veel.e<br />
Geloften gedaan had , wanneer hy weder tot<br />
haar te rug keerde. Gedeeltlyk had zy dezel<br />
ven ook reeds vervuld:: Zy geloofde dat onder<br />
an-
• (47)<br />
anderen een haarcr gelofte ook deeze was, van<br />
haar .(Kamerjuffer) wegtezenden ; want naauwlyks<br />
was de jonge Heer op de terugreis, of zy<br />
had haar affcheid gekreegen, en de Dame had<br />
een oud Moederde, (aldus noemde zy een bejaard<br />
Meisje,. dat by de Barones was,) ter haarer<br />
oppasfing by zig genomen.<br />
• Ik deed verder onderzoek, welk een Vonnis<br />
zy toch over de Beminde van haaren Zoon<br />
mogt geveld hebben. In den beginne, dit verhaalde<br />
ze my.was zy buiten zig zelve geweest<br />
van hartzeer ; zo dikwerf zy vernam , dat die<br />
verkeering nog voortduurde; en zy liet zig verluiden,<br />
dat, zo die Perzoon nog in 't Land<br />
ware, zy ze in het Tugthuis zou laaten brengen.<br />
Een fchoon verblyf, lieve Maria! voor my,<br />
die naar haare goederen en bezittingen reikhal-<br />
ze ! Naderhand evenwel, toen men veel goeds<br />
van my gezegd had, als onder anderen, dat ik<br />
niet poogde om myn Frederik de beurs te Iig-<br />
ten, maar hem zelf eenigermaaten binnen de<br />
paaien hield, vernederde zy zig, door my eeni-<br />
ge Loffpraaken toetevoegen, en teffens te ver-<br />
zekeren, dat indien haar Zoon van my wilde<br />
afzien, zy my myn leevenlang wilde verzorgen.<br />
Dit
C 48')<br />
Dit goed voomeemen echter, edele Vrouw!<br />
zyn wy weeten voortekomen.<br />
Ik verhaakte my met aan het Kamerjuffertie<br />
te vraagen , of zy niet eveneens zou handelen,<br />
wanneer er zig een jong Heer van dat flag op<br />
deed ? Zy ftoof my, met al de wapenen haa-<br />
rer welfpreekenheid, hier magtig tegen in! —<br />
maar naauwlyks waagde ik, kort daarop, een<br />
Voorftêl van die natuur, of ik vond dat kui-<br />
fche fchaapje ten uiterfle bereidvaardig, om<br />
een , Contract met my aantegaan ! — 't Is eene<br />
droevige bezigheid, aldus de zwakheeden van<br />
zyn eigen Geflagt te moeten uitvorfchen; en<br />
te ontdekken, dat wy in 't ft uk der driften en<br />
neigingen elkander zo gelyk zyn ! ten ware,<br />
dat ik pog nimmer die gene mogt hebben aan<br />
getroffen, welke beter zyn dan wy ! Ik twyf-<br />
fel echter van tc vooren , of ik wel immer dat<br />
gene zal vinden, waarnaar ik in dit geval,<br />
tragt te zoeken.<br />
Morgen is er onverwagt Gezelfchap : ik zal<br />
derhalven deezen Brief niet afzenden, voor<br />
dat dit eerfte Toneel myner Onderneeming uit-<br />
gefpeeld zal zyn. Vermits ik reeds hier en daar<br />
bekend ben, valt my den toegang, tot de ge<br />
nen, die ik fpreeken wil, niet moeilyk: ik weet<br />
zelfs,
( 40 )<br />
zelfs, dat verfcheiden zig toeleggen, om , i<br />
nader te leeren kennen. Natuurlyk beho. J<br />
myn Vrouwlyk gelaat zyn indruk, en ik heb<br />
vooruitzigt op menige aartige klugt.<br />
* * * * *<br />
Ik keer van 't Gezelfchap weder te rug, eri<br />
ik weet niet, of ik my meer over de Moeder<br />
ergeren, dan over mynen Frederik verheugen<br />
moet. Toen ik verfcheen werd ik aan allen<br />
zyden omfingeld,en Frederik bevond zig mid<br />
den onder hen , die my ten yverigften hunnen<br />
dienst aanbooden. Vermits ik echter niet naauw<br />
met hem bekend tragt te weezen, gedroeg ik<br />
my tegen anderen veel vriendlyker dan tegen<br />
hem, 't welk hy fpoedig fcheen te bemerken,<br />
en my verliet, en nu vervolgde ik hem, zo<br />
veel het ongemerkt gefchieden kon, op alle<br />
wegen.<br />
Gy weet, dat hy by uitneemenheid fraai danst,<br />
en thans fcheen hy zig dubbel te bemoe'en.<br />
't Kwam my voor als of by behaagen wilde;<br />
dit begon my te verdrieten en mismoedig te<br />
maaken; ik geraakte echter fpoedig weder in<br />
een goed humeur, toen ik befpeurde, dat hy<br />
elke Danzeres ftaan liet, zonder er zig verder.<br />
II. DEEL. D me-
C sa )<br />
mede in te laaten. Slegts met Eene, die hy<br />
een wenk gaf, en waardoor myn bloed aan 't<br />
kooken geraakte, ging hy na het eindigen van<br />
den Dans , in een zykamer. Ik volgde hem met<br />
de oogen. Mede in te gaan dorst ik niet waa-<br />
gen. Ik werd echter gewaar, dat zy op eene<br />
Sofa zaten, die voor een deur geplaatst was.<br />
Ik ging naar buiten , om deeze deur, zo 't<br />
mooglyk ware , te ontdekken. Ik vond een<br />
kleinen gang, die ik zagtlyk in floop, en waar<br />
binnen ik my op floot. Ik ontdekte ook de be<br />
geerde deur, en in dezelve een fpleetje, waar<br />
door ik, zonder gezien te worden, alles zien<br />
en hooren kon. Weldra werd ik van myne<br />
dwaaling overtuigd. Frederik fprak ten behoe<br />
ven van eenen Vriend : hy poogde de fchoon-<br />
heid aantezetten, om haar Minnaar toch niet<br />
langer in het lange pak te houden, dat hem<br />
eindlyk verveelen,en waardoor zyhem gansch-<br />
lyk verliezen kon. Hy fprak zeer vrymoedig,<br />
van de onaangenaame gewoonte eeniger Da<br />
mes , om den toegang tot haar voor haare Min<br />
naars bezwaarlyk te maaken , en beweerde, dat<br />
zulks in de Huuwlyken kleine haatlykheeden<br />
ten gevolge had, waaruit veel hartzeer geboo-<br />
ren werd.<br />
De
( 5i )<br />
De Dame fcheen onder dit alles zo onaan-<br />
doenlyk niet te weezen, als Frederik in de daad<br />
was. Zy vroeg eenige reizen zeer angftig, of<br />
hy dan niet zig in 't Huuwlyk te begeeven dagt?<br />
Na dat zy zulks tot driewerf toe gedaan had,<br />
antwoordde Frederik , zeer koeltjes; hy had<br />
éénmaal bemind,en was vangevoelen.dat men<br />
maar éénmaal beminnen kon.<br />
Ik had voor het tegenwoordige genoeg; ver<br />
liet myne fchuilplaats , en vermengde my weder<br />
onder het Gezelfchap. Een'kleine wyl daarna<br />
kwam Frederik met de Dame uit het Zy vertrek.<br />
Zyne Moeder ftond juist niet verre van my af,<br />
toen hy haar yoorbyging.<br />
Frederik! z ei Zy tegen hem , het zou my<br />
leed doen, wanneer uwe verkiezing op deeze<br />
Perfoon vallen mogt. Zy is zo goed als ver<br />
loofd, en ik begeer niet, dat myn Zoon im-.<br />
mer eene Verbindtenis verbreeke.<br />
Mama! antwoordde hy, gy behoeft niet bang<br />
te weezen : tot nog toe heeft niemand de ge<br />
ringde aanfpraak op myn hart, en ik hoop niet<br />
dat zulks ook gebeuren mag, want alles wat ik<br />
tot nog toe zag, zyn geene hartveroveraar-<br />
fters. - Met dit gezegde fprong hy van haar<br />
af, en de Dame zugtte. Ik keerde my fchie-<br />
D 1 lyk.
C sO<br />
lyk om, even als had deeze zugt my opmerk<br />
zaam gemaakt, en zag de Barones aan.<br />
Gy fchynt u te verwonderen Mynheer'. zei<br />
ze tegen my, dat men aan een plaats, waar<br />
men niets dan vreugde verwagten kan , ook<br />
zugten hoort! maar geloof my, het hart eener<br />
bedrukte Moeder, die onlangs haaren Zoon<br />
uit de handen derRoovers rukte, en elk oogen<br />
blik te dugten heeft, dat hy er weder in valle,<br />
kan in deeze of diergelyke vermaaken geen deel<br />
neemen. Tot dit oogmerk ben ik ook geen<br />
zins hier gekomen; neen! maar ik zoek myn<br />
Zoon te bewaaken. Verfchoon my, Mynheer!<br />
ging zy voort, dat ik u van uw genoegen af-<br />
houde, ik bedoelde zulks niet. Gy zelf gaaft<br />
er my geleegenheid toe.<br />
Zy wilde van my afgaan, doch ik verzogt<br />
haar te blyven: haar verzekerende, dat ik te<br />
diep in het lyden eener Moeder deelde, dan<br />
dat ik bezigheid in de algemcene blydfchap kon<br />
vinden. Ik had ook eene Moeder, die zeker<br />
lyk zo bezorgd voor my zou zyn, als zy voor<br />
hem was. Zy fcheen door deeze myne ver<br />
klaaring verrukt. O ! Riep zy, hoe^benycfe ik<br />
deeze Moeder, om zulk eenen Zoon ! Kom,<br />
vervolgde zy, en vertel my iets van haar! Ik<br />
moe t
C 53 )<br />
moest my neffens haar zetter., en ik wist myne<br />
Roman zo geloofwaardig te maak en,dat zy my<br />
ne Moeder hoe langer hoe liever kreeg !<br />
doch deeze vreugd duurde niet lang; het Ge-<br />
fprek liep welhaast waar ik het hebben wilde.<br />
Zy verhaalde my de uitfpattingen van haaren<br />
Zoon, en befchreef zyne alles tebover.ftrecven-<br />
de Liefde voor een Meisje , dat niet veel be-<br />
teekencn moest, dewyl het zig gansch aan hem<br />
overgegecven had, en waar van hy , zo zy<br />
vreesde, nog niet geneezen was.<br />
Ik nam de vryheid hier tegen intebrengen,<br />
dat zy weezenlyk naar vooröordeelen het Von<br />
nis ftreek: dat de Liefde een hartstogt ware,<br />
die zig niet bedwingen liet,' en dat men uit<br />
deeze opoffering van het Meisje in 't geheel<br />
haar Charafter niet kon opmaaken , wyl dit<br />
blootlyk de uitwerking der Liefde was, die<br />
zeer wel met edele gevoelens en eene eeiivke<br />
denkenswyze gepaard kon gaan. In 't kort,<br />
ik ondernam myne eigen verdcediging, zo hart<br />
lyk en ernftig, dat zy my zeide, dat myn En-<br />
thufiasmus haar de gedagten inboezemde, dat<br />
ik ook beminde. Zy wilde my in 't geheel niet<br />
tegenfpreeken , alleen gaf zy my in overwee<br />
ging, dat diergelyk eene Liefde, in allen pp.<br />
D 3 zig-
( 54)<br />
zigten, haar Zoon ongelukkig gemaakt had „•<br />
dat zy hem van 't Pad had afgerukt, 't welk<br />
hem door zyn ftand en beflemming was aan-<br />
geweezcn geworden; dat zy hem in allen ge<br />
vallen van de zoetigheeden des Iluuwlyks be<br />
roofde, en dat hy, in gevalle hy, om reden<br />
van ftaat, eenmaal huuwen moest, niet meer<br />
vatbaar voor de Liefde zyri zou, vermits zyn<br />
gevoel verftompt ware.<br />
Ik nam andermaal de vryheid van haar tegen<br />
te fpreeken. Ik zei te gelooven,dat de kennis<br />
der Liefde eene genoegzaame waarborg voor<br />
derzelver genot was. Dat ingevalle haar Zoon<br />
op mogt houden . die Perzoon te beminnen ,<br />
waarvoor hy tot dus verre geleefd had, en die<br />
hy als dan zekerlyk zyner Liefde niet meer<br />
waardig zou achte:i, hy dan ongetwyffeld eene<br />
keus zou doen, die tot eere van zyn verftand<br />
en hart zou ftrekken ! Bleef hy echter be<br />
minnen , en was de Gebiedfter van zyn hart zy<br />
ner waardig, en had zy onuitwischlyke indruk<br />
ken op zyn hart gemaakt, dan zou hy nimmer<br />
een ander verkiezen, maar haar, die hy een<br />
maal zyn min wydde , getrouw blyven , en<br />
zulks kon hem niet anders dan tot Lof verftrek-<br />
ken.<br />
Ik
( SS )<br />
HÉ ben niet in ftaat it eene befchryving te le<br />
veren , van de verandering, die op deeze woor<br />
den , op het gelaat en in de houdingen van de<br />
Darones ftand greep.<br />
Myn heer I zei zy, gy verwondert my ten<br />
J oogften. By alle de Grondbeginzelen, die gy<br />
ny hebt opengelegd,by alle de Liefde voor uwe<br />
Moeder ; by alle de achting die gy betuigt my<br />
toe te draagen , en de meewaarigheid met myn<br />
verdriet, wangt gy het echter de Voorfpraak<br />
eener ftrafbaare Liefde te worden !<br />
Vergun my genadige Vrouw 1 vervolgde ik,<br />
cat ik de Menfchen van de wetten afzondere!<br />
zonder die maakt deeze Liefde hem niet ftraf-<br />
baar. De Liefde is het werk der natuur. De<br />
m'.sdaad van uw Zoon beftsat, op zyn ergst<br />
genomen, daarin, dat hy, alvoorens hy het<br />
Meisje verleidde, niet op een Huuwlyk bedagt<br />
v/are; en zy handelde onvoorzigtig, door haar<br />
drift den teugel te vieren, eer zy op eene wet<br />
tige wyze verbonden was.<br />
Stil, ftil: viel zy my fchielyk in dereden.<br />
Geen woord meer van dat alles ! Het zou<br />
verfchriklyk weezen, wanneer hy zulks gedaan<br />
had! dan was zyn gansch geluk den bodem in-<br />
geflagen! dan waren alle zyne uitzigten very-<br />
D 4 deld!
( 56 )<br />
deld! dan had hy zyne Familje en zig zei ven de<br />
grootfte fchande aangedaan, en my in het graf<br />
geholpen ! Hoe kunt gy, Mynheer 1 die van<br />
adel zyt,- en eene Moeder hebt, die gewis voer<br />
uw geluk zorgt, hoe kunt gy flegts denken,<br />
dat- zulk een onwettig Huuwlyk verantwoord<br />
kan worden ?<br />
Genadige Vrouw 1 antwoordde ik haar , toen<br />
de Liefde onder dè*Menfchen plaats verkreeg,<br />
toen aan de beiden Geflagten deeze Godlyke<br />
Eigenfchap gefchonken werd, toen beftondea<br />
er nog geene overeenkomften of verbintenis-<br />
fen, waardoor de eene Mensch zig boven dc:i<br />
anderen verheeven oordeelde , en op zyne<br />
medefterflingen met verachting neder zag. Een<br />
Mensch was een Mensch, en is en blyft nog<br />
Mensch: wy beminnen derhalven eikanderen<br />
als Menfchen, zonder opzigtop de willekeurige<br />
Verbindtenisfen. Deezen moeten allen ophou<br />
den zo dra de neiging in 't fpel komt. En ge<br />
loof my, de zogenaamde ongelyke Huuwly<br />
ken, zyn veelmaalen veel gelukkiger, dan die,<br />
waar men de volmaaktfte gelykhcid aantreft.<br />
Myn heer ! voegde de Dame my hierop toe,<br />
wy zyn in eene onderhandeling gewikkeld,<br />
waar in ik waarachtig nimmer gedagt had my<br />
in
C 57 )<br />
fntclaaten. Om derhalven voor de v
C 53 )<br />
den! Wanneer zy, volkomen overtuigd,door'<br />
dgduurfte beloften overtuigd,van eenmaal zyne<br />
Vrouw te zullen worden, zig aan hem over<br />
gaf! Wanneer zy, zo gelyk hy fprak, at<br />
den glans der Waereld verzaakte, en flegts<br />
verlangde gelukkig te worden, door de genie<br />
ting zyner Liefde ! zoudt gy haar dan nog one<br />
delmoedig, ondeugdzaam en onverftandig kun<br />
nen heeten?<br />
Dus fprak ik, doch ik was het ongelukkig-<br />
fl:e Schepzel van de Waereld, wanneer het hl<br />
myn geval waarheid was! want ter Liefde van<br />
den glans der Wae,reld beminde ik hem><br />
het ik my alles welgevallen, en waag ik nog<br />
heden alles. Laat de Moeder zo vernederend<br />
van my fpreeken als zy wil, zy zal my even<br />
wel moeten erkennen ! moeten erkennen voor<br />
haare Dogter, al zou ik het te vuur en te<br />
'zwaard doorzetten.<br />
Na dat ik dit gezegd had, ftond de Dame op.<br />
Ik moet, dus fprak zy, dit gefprek afbreekem.<br />
lk zie, dat gy in 't ftuk der Eere, ruim zo<br />
groot een Vrygeest zyt als myn Zoon is. Moog<br />
lyk zyt gy wel zyn Afgezant, om een zaak te<br />
verdeedigen, die door niemand verdeedigd kan<br />
worden. Die eens met myn Zoon gevallen is,<br />
is
( 59 )<br />
is niet waardig zyne Egtgenoote te worden,<br />
offchoon ik ook al het andere over 't hoofd<br />
zou kunnen zien. Begrypt gy dit? Aldus denkt<br />
eene Moeder, en indien gy een geweeten bezit,<br />
maak dan uwe Moeder niet nog eenmaal<br />
ongelukkiger dan ik ben! geef haar niet eenmaal<br />
meerder reden tot klaagen , dan ik over<br />
myn Zoon heb, die nog myner waardig is.<br />
Hier mede verliet zy my. Myne gedagten<br />
waren wraak, en vergift ftroomde door myne<br />
aderen! doch ik had ongelyk. Waarom ver<br />
toornde ik my, en waarom doe ik zulks nog<br />
op heden ? Immers heb ik alle magt in han<br />
den! Myne bewyzen zyn zo bondig, zo on-<br />
wederleglyk, dat ik alles trotfeeren kan ! .<br />
Moeder! Moeder! zekerlyk zult gy door my<br />
ongelukkiger worden, dan door uw Zoon.<br />
Maar neen! ik zal haar nooit Moeder kun<br />
nen noemen, die my zo regelrecht in 't aan-\<br />
gezigt zei, dat ik haars Zoons niet waardig<br />
ben! Dat wil zeggen, myn hart zal het<br />
met zyn ! — Maar hoe zeer zal ik my ver<br />
heugen , wanneer zy. genoodzaakt is my haare<br />
Dogter te moeten noemen! O hoe zoet zal dit<br />
«fgeperfte woord my in de ooren klinken!<br />
Zal
( 6o )<br />
Zal flË u verder nog iets van myne aanmer<br />
kingen mededeelen ?<br />
Noem het ydelheid, of zo als gy het begeert,<br />
Maria ! genoeg, dat ik geloof, dat' er op 't gan-<br />
fche Gezelfcbap geene Vrouw was,die by my<br />
haaien kon. Allen als Poppen gefchilderd, als<br />
Poppen gekleed, en als Foppen zo ftyf, tot in<br />
de geringde haarer houdingen en bewcegin-<br />
gen. Geene natuur, geene waare bekoorlyk-<br />
heeden, geen lachje zonder afgemceten ploo<br />
ien ! —- Ha, Maria! gy had onze Engeltjes<br />
er vry tegen kunnen monfteren, geen een van<br />
allen die hier waren,kon er mede vergeleeken<br />
worden.<br />
Gy moest eens gezien hebben, hoe men my<br />
aanlokte 1 hoe alles my zig aanbood en zig be-<br />
vlytigde, om myn aandagt te trekken, van die,<br />
waar tegen' ik my flegts een vriendlyk woord<br />
omvallen liet! Aldus gingen wy immers niet<br />
tc werk. Men kwam waarachtig ons meer te<br />
gemoete, dan ik deezen. .<br />
En wanneer zy fpraken, hoe langdraadig,<br />
hoe eentoonig, hoe onbehaaglyk, kwam elk<br />
woord er uit! 't Kan zyn, dat het inbeelding<br />
van
( 61 )<br />
van my is; maar ik begeerde my zelve niet te<br />
bedriegen.<br />
Ik zogt een praatje met de Dame, waarmede<br />
Frederik in gefprek geweest was. Wy fpraa-<br />
ken over de Liefde. In onzen ftand, zei zy<br />
onder anderen, is het zeet droevig, dat wy<br />
naar bevelen moeten leeven ! Met een floeg<br />
zy een oog op my, dat my meer ontdekte dan<br />
alle haare woorden. Ik kon niet lang by haar'<br />
duuren. 'Zy wil de ganfche Waereld hebben,<br />
dagt ik', want, kort te vooren, hadden haare<br />
oogen het zelfde aan Frederik gezegd. In 't<br />
kort, Maria! ik geloof dat Frederik hier vei<br />
lig is, en ten zynen opzigten zullen er geene<br />
veroveringen vallen.<br />
In myn volgenden zult gy er meer van hooren.<br />
Ik ben, enz.<br />
LOTJE.<br />
AGT-
( 62 )<br />
A G T S T E B R I E F .<br />
Louiza aan Profesfor Wahler.<br />
Lieve, Beste Ferdinand !<br />
Ikfchryf u in der haast, en betreklyk eene<br />
zaak, waar op gy uw aandagt reeds gevestigd<br />
moet hebben, en in welke gy gewislyk reeds<br />
een befluit genomen hebt, doch waarvan gy<br />
nu eerst de rechte geleegenheid verneemt.<br />
Is uwe Wysgeerte zo vermoogende geweest,<br />
om te zegevieren over het kookende bloed en<br />
de beleedigde eere; dan is het wel, waardige<br />
Man! maar heeft de drift getriumfeerd, dan<br />
zult gy heden door my uit uwe Dooling te rug<br />
gebragt worden.<br />
Hasten, die alles opzoekt, wat zyne Vrouw<br />
ongelukkig kan maaken, heeft het fpreukje,ten<br />
opzigte van uwe Gade, verzonnen , en zy, in<br />
de eerfte verrasfching, fchryft, onder* een aan<br />
val van krankzinnigheid, nog meer dan hy haar<br />
gezegd heeft, en in deeze onbewustheid van<br />
zig
C 63 )<br />
zig zelve, zend zy den Brief weg. Zy heeftaan<br />
my gefchreeven en my verzogt, de vreeslyke<br />
onheilen te willen afwenden, die deeze<br />
Brief zou kunnen naar zig fkepen<br />
Komt derhalven deeze myn Brieft, nog te-<br />
«hg genoeg ter hand, bedenk dan, dat de vertelling<br />
van een Booswigt en de droomende<br />
voordellen van een krank vernuft onmoog, yk<br />
toereikende kunnen weezen, om ons iemand<br />
«do» veroordeel»! Onderneem derhalven<br />
mets tegen de Ongelukkige.<br />
* * * * *<br />
Myn Man verrascht my, terwyl i k dee2en<br />
!f *f hiede<br />
<br />
v e<br />
^ l . zegt hy, dat de<br />
Menschhevenheid hier werkzaam moet wee!<br />
zen Hy za! zelf naar u toe reizen; deezen<br />
Brief u overbrengen, en, zo veel mooglyk zy,<br />
l2jT sen dat<br />
'<br />
er geene onselukke<br />
" &<br />
Geef aan zyn raad gehoor, waarde Ferdinand!<br />
en bedenk dat de waereldfch/ 7<br />
nimmer kunnen zyn, zo a Tu "<br />
en H,, rrr ^ ^ "^feilen,<br />
en dat, wanneer gy u zeJven ^ mogt bedroogen
C 64 )<br />
gen hebben, het beter is, te vergeevcii, dan<br />
kwaad met kwaad te vergelden.<br />
Ik ben, enz.<br />
LOUIZA.<br />
N E G E N D E B R I E F .<br />
De Ritmeester Strundel aan den Advokaat JVum.<br />
Ik blyf myn voorneemen getrouw, lieve<br />
Wurm! Ik heb aan Maria gefchreeven , dat ik<br />
haar niet weder zien zal : met een bezwaard<br />
hart zekerlyk; maar zy is goed, en zal er in<br />
berusten, ten minften ik hoop Ferdinand voor<br />
het toekomende te verzekeren.<br />
Wat myn Proces betreft, dit zal wel ten<br />
einde loopen. Ik zend u hier neffens de Co-<br />
pie van het vergelyk , dat wy gemaakt heb<br />
ben , doch 't geen ik niet eerder ondertekenen<br />
zal, voor dat ik daar toe uwe goedkeurig ont<br />
vangen heb.<br />
Intusfchen zal ik een Reisje doen, naar dat<br />
Oord , van waar de Gefchiedenis van Maria<br />
haar
( 6 5 )<br />
haar herkomen heeft, en poogen deeze te onderdrukken.<br />
Als ik binnen agt dagen uw andwoord be<br />
kome , beu ik vast binnen veertien dagen by<br />
«, en tot dien tyd toe blyve ik, enz.<br />
STRUNDEL.<br />
T I E N D E B R I E F .<br />
De Ritmeester aan Maria.<br />
In het oogenblik dat ik affcheid van u nam,<br />
waarde Maria ! was het my onmoogiyk u te<br />
kunnen zeggen, dat dit de laatfte reize was,<br />
dat wy eikanderen zagen. Ik'zou uw hart ge-<br />
broken hebben, en veelligt had uw lyden myn<br />
voorncemen verzwakt, zo, niet verydeld. Ik<br />
zeg het u, uit het binnenfte myner ziele, ik<br />
kon dit niet op my zelven verkrygen ! en nog<br />
heden, terwyl ik aan u fchryf, moet ik, by<br />
elk woord, de pen uit de hand leggen. Zy<br />
ontzegt my haar dienst, om dat ik u, en<br />
II. DEEL. E met
( 66 )<br />
mei u. alles vat r,:y lief en dierbaar is, vaat<br />
wel moet zeggen !<br />
Maria! ik geloof meer dan ooit, dat wy een<br />
Hemel op aarde zouden gehad hebben, wan<br />
neer gy myne Vrouw geworden waart, en het<br />
is eene byzondere beftuuring van het Noodlot,'<br />
dat ik aan niets van dat alles moest denken,<br />
toen my er den weg voor open ftond, en dat<br />
my deeze Egtverbindterris, en de hulp , die ik<br />
van Wurm te verwagten had, niet te binnen<br />
fchoot.<br />
Ik zou onwaarheid fpreeken, indien ik be-<br />
weeren wilde, dat myn omgang met u, zedert<br />
ik wist dat gy gehuuwd waart, my berouwde.<br />
Ik zie wel, dat er ongerechtigheid in is, en<br />
daar van ftrekt myne fcheiding ten bewyze,<br />
maar dat is het ook alles. Met genoegen denk<br />
ik aan onze overéénfteinrning. en het doet my<br />
leed, dat ik aan ryp overleg en den raad my<br />
ner Vrienden gehoor moet geeven.<br />
Ik gewen my aan de gedagten, waarby ik my<br />
uwen Man, veel ongelukkiger voornel, dan ik<br />
zelf ben, wanneer hy uwe geheele Gefchiede-<br />
nis te weetim kome; en zulks verfterkt my in<br />
myn voomecmen. Ik geloof deeze opoffering<br />
aan hem verfchuidigd te wcezen; eu over het<br />
ge-
C 6 7 )<br />
geheel genomen, waarde Maria! doet gy er ook<br />
winst by.<br />
Thans herinner ik my ten leevendigfte de<br />
veelvuldige oogenblikken, uuren , ja dagen,<br />
in welken gyihde diepite.nagedagten uw Nood<br />
lot te bepeinzen zat! waarin het u onbegryplyk<br />
voorkwam, dat uwe bedryven altoos der ver-<br />
wytingen onderhevig moeiten zyn , en waarin<br />
gy, met eene vuurige, hartlyke Liefde voor<br />
my, wenschte, dat ik niet by u gekomen ware,<br />
ten einde gy, volgens uw voorneemen, uwen<br />
Egt deugdzaam zoudt hebben kunnen belee-<br />
ven.<br />
Myne tegenwoordigheid zou altoos een hin<br />
derpaal in de uitvoering van dit uw voornee<br />
men geweest zyn. Myne .verwydering geneest<br />
u en my van zwakheeden , die te diep in onze<br />
overeenftemmende denkwyze geworteld zyn,<br />
dan dat een ander Middel als onze fcheiding<br />
daarvoor zou kunnen worden uitgedagt.<br />
Laat derhalven, Maria! van dit oogenblik<br />
af, den Vreede zig.in uwe Ziel herftellen, dien<br />
.ik er uit verdreef, toen hy er reeds taamlyk<br />
geveftigd was. Van deezen dagaf, zullen wyel-<br />
•kanderenals Vrienden Vriendin beminnen,en<br />
alle andere denkbeelden moeten verbannen zyn!<br />
E 2 En
( 68 )<br />
Ën ik zweer u,myné Waarde! dat er nimmer<br />
een vonkje van tederheid in myne ziel zal blaa-<br />
ken , anders dan voor u! Nooit zal eene an<br />
dere Liefde my on'leedig houden , of myn hart<br />
van u aftrekken ! Indien u zulks mooglyk zy,<br />
en ik u te recht kenne, welaan 1 laat dan uW<br />
hart zig in 't bezit van 't myne te vreeden<br />
ftcllen !<br />
Uw Man is allen eerbied waardig. Zyn by-<br />
zyn was my dierbaar, en fteeds zal hy my dier<br />
baar blyven. 't Zal my altoos berouwen, dat<br />
ik niet van den beginne af het befluit nam, om<br />
myn pligt omtrent hem, de overhand boven<br />
myne Liefde te bezorgen.<br />
Hem heb ik het te danken, dat ik van myne<br />
dwaaling te rug gekeerd ben. Myn Vriend<br />
Wurm heeft niet kunnen doen, 't gene hy in<br />
myn hart te wege bragt! hy kon er de deugd<br />
niet doen ontvonken even als uw Man, wat<br />
. moeiten hy daartoe ook aanwenden mogt.<br />
De Liefde, of ten minften, die zigtbaare ,<br />
daadlyke achting,welke hyubetoont, verdient<br />
alle uwe opmerking. Geloof my, Maria! had<br />
iemand, toen gy nog geheel de myne waart,<br />
my deezen Man als uwen toekomftigen Egt<br />
genoot voorgefteld, ik zou alles aangewend ,<br />
en
C 69 )<br />
en uit alle magt gepoogd hebben, om hem uit<br />
den weg te ruimen. Toen ik by u kwam, en<br />
het gene gefchied was, niet meer te verande<br />
ren viel, toen haatte ik hem! —• en heden<br />
bemin ik hem ! Konden wy allen Menfchen,<br />
waarmede wy te doen hebben , zo grondig lee-<br />
ren kennen, veelen, die thans door ons gehaat<br />
worden , zouden wy beminnen.<br />
Ik zend deezen brief niet eerder af, voor<br />
dat ik uw last zal uitgevoerd hebben , ter plaat-<br />
fe waarheen ik reize.<br />
* * * * *<br />
Ongelukkige Vrouw I en nog ongelukkiger<br />
ik, wanneer my de troost niet bybleef , dat<br />
myne Zuster, door haare voortreflyke opvoe<br />
ding , uit den poel des verderfs zig gerukt<br />
had !<br />
Ja ! zy is myne Zuster,zy wier naam gy aan<br />
genomen hebt, en welker Noodlot gy voor het<br />
uwe verklaart.<br />
Ik moest juist toen zulke drukke bezighee-<br />
den met u hebben, toen die Onfchuldige in<br />
uwe handen verviel, anders had ik haar met<br />
meerder opmerking befchouwt ! Het broe-<br />
derlyk hart had voor haar geklopt, en my ge-<br />
E 3 noopt,
( 7o)<br />
noopt, haar uit de ftrikken der verleiding te<br />
rukken.<br />
Maria ! Maria ! u fpreek ik vry, wanneer<br />
zy niet meer is het gene zy was! Myn<br />
God! hóe zeer word zy hier geroemd '. Hoe<br />
beminde haar alles! Hoe is alles hier van haa<br />
re voortreflyke denkwyze overtuigd, en ech- .<br />
ter heeft geen Barbaar zo veel menschlieven-<br />
heid bezeten, zig haarer in zo verre aante-<br />
trekken , dat haare onfchuld veilig voor de ver<br />
leiding is gebleeven, en haare zuiverheid geen<br />
gevaar geloopen heeft.<br />
Ik voed echter nog hoop, dat zy haare Moe<br />
der , die eene edele Vrouw was, waardig zal<br />
aantreffen ! Is* dit echter zo niet, dan draagt<br />
' Lotje de fchuld van haaren ganschlyken on<br />
dergang. Die looze Feeks wist alle kunstjes<br />
in 't werk te ftellen, om een zo jeudighart te<br />
verleiden! hield niet op alvoorens zy haarer<br />
gelyk was !en byaldien niet de edelmoedigheid<br />
van den Graaf, welke ik ken, haar weder-<br />
houden heeft, dan ging zy om haaren wil ver<br />
looren.<br />
Welk eene vreeslyke ftraf ware dit dan voor<br />
myne vergrypingen,en evenwel, Marïa! zyn<br />
deezen zo groot niet. Ik beminde geene an-<br />
de-
71 )<br />
dere buiten u! en u beminde ik met de Liefde<br />
eens Egtgenootsl getrouw beminde ik u !<br />
Ik liet myne bezittingen in de handen ovar van<br />
anderen, die ik altoos geloofde het ooodigst<br />
te hebben dan ik. Is dit zo ftrafbaar ? Verdient<br />
dit, O Maria ! - (ach ! geloof toch niet, dat ik<br />
om die Zuster uwer vergeeten kan ! -) verdien-<br />
dit, dat ik u in lyden gedompeld moet zien ?<br />
Gy zulc lyden , Maria ! Gy zult heden on-<br />
uitfpreeklyk lyden ! Verwagtte ik van de<br />
edele Wysgeerte uws Mans geene bedaard<br />
heid, ik zou voor uw"Noodlot fidderèn!<br />
Doch laat ik u de ganfche zaak vernaaien,<br />
en oordcel dan zelve.<br />
Toen ik op reis ging, na dat ik tot de af-<br />
fnede deezen Brief aan u voleindigd had, kwam<br />
my op eenige mylen, een Bode van den Ad<br />
vokaat Stokberg achter op, die my berigtte,<br />
dat er Brieven waren gekomen, waarin de af<br />
komst en het aanweezen van myne Zuster be-<br />
weezen werden, cn waar uit bleek, dat deeze<br />
Zuster niemand anders ware, dan de Vrouw<br />
van Profesfor Wabler, met wien ik reeds be-<br />
kend was. Hy verzogt «iy weder te rug te<br />
villen keeren, om met deeze blyde nieuws-<br />
yding myne Zuster te verrasfehen.<br />
E<br />
4 Ik
( 7* )<br />
• Ik keerde daadlyk tot Stokberg te rug,<br />
doch niet in die zielsgeftalte als hy my verwagt<br />
had.<br />
Ik overzag het geheel, en zyn ontdekkend<br />
oog ontwaarde met een , dat ik met deeze ont<br />
dekking maar gansch niet in myn fchik was<br />
Hy vroeg er my de reden van. Ik wist hem<br />
niet anders te antwoorden, dan dat my no<br />
pens deeze ontdekking nog eenigen twyffel<br />
overfchoot. Hy hield my voor een zwaar-<br />
hoofdj zeggende, dat ik ergens eene ongeluk<br />
kige Liefde moest hebben, die ik my nu by<br />
deeze zaak te binnen bragt. Ik was zooivoor-<br />
zigtig my te laaten ontvallen, dat ik om alles<br />
wat in de Waereld was niet wenschte , dat<br />
myne twyffeüngen niet gegrond waren. Dit<br />
viel hem geweldig tegen.<br />
Ik hoop niet, zei hy, met eene zeer be-<br />
denklyke houding , dat gy , ten kosten der<br />
Vriendfchap een flegte ftap gedaan hebt ? In<br />
dat geval zou ik u geheel verkeerd verfleeten<br />
hebben.<br />
De waarheid dorst ik: hem niet belyden ; ik<br />
poogde deeze verderèking, hem zo zeer uit het<br />
hoofd te praaten als ik kon, doch het gelukte<br />
my niet zeer. De zorg die ik om u en om myn)<br />
Zu-
( 73 )<br />
Zuster had, belemmerde my te Merk, en ik ant<br />
woordde hem niet, dan verwarden afgebroo-<br />
ken. Ik maakte aauftonds toeftel tot myn ver<br />
trek, en Stokberg had den mond vol van be<br />
klag en medelyden ; voegende er echter by , dat<br />
hy myn gebrek aan kieschheid in 't.ftuk van<br />
Vriendfchap in 't geheel niet begrypen kon<br />
Zyn laatfte woord was; dat hy my voor het<br />
ongelukkigfte mensch op den ganfchen aardbo.<br />
dem hield.<br />
God dank! dat ik het niet Was, zo als hy<br />
het dagt; evenwel ben ik het nog maar al te<br />
veel. De gedagte aan myne ongelukkige, veel-<br />
ligt verloorene Zuster maakte het my: Want<br />
uw lyden was my toen onbewust. Stokberg<br />
heeft my beloofd, dat hy niets aan uw Man<br />
zou fchryven.<br />
Toen ik herwaards kwam, vervoegde ik my<br />
by den Schout van het Dorp , die den Brief<br />
aan Stokberg gefchreeven had, dewyl hy wist,<br />
dat deeze het Proces in handen had voor eene<br />
vermiste Jufvrouw van Strundel en haare Wet<br />
tige Erfgenaamen.<br />
De Schout verhaalde my daadlyk, toen "ik<br />
hem naar eenige nadere byzohderheedep van<br />
de zaak vroeg, dat de Opvolger van den Pre-<br />
E 5 di-
( 74 )<br />
diker, in ee» verborgen Kasje in de muur,<br />
zekere Papieren gevonden had, die ten tyde<br />
van zyn Voorganger niet open geweest waren,<br />
vermits hy ze tot dien tyd toe zorgvuldig ver<br />
zegeld vond. Hy had aan den Overften van<br />
bet Dorp er kennis van gegeeven : men had de<br />
Papieren in de Vergadering geleezen, en be<br />
vonden, dat ze myne Zuster betrofFen.<br />
Ik liet my de Papieren aantoonen. Zy be-<br />
ftonden in eenige blaadjes fchrift, waarvan de<br />
nhoud was.<br />
„ Dat ingevalle dit Kind, geduurende den<br />
„ Oorlog ergens heen geraaken mogt, en zo<br />
„ wel van hem als van de Moeder afgefcheiden<br />
„ worden *iam er voor wilde zorg draagcn , en<br />
het van de byliggende penningen zo lang<br />
groot brengen, tot dat er geleegenheid kwa"<br />
„ roe, om aan eene zekere plaats, die door myn<br />
„ Vader werd aangeweezen, navraag naar<br />
„ hem te doen."<br />
De Bylage was eene aanwyzing van duizend<br />
Ryksdaalders.<br />
Vervolgens had men een Papier van den Pre<br />
diker geopend, 't welk er by geleegen had,<br />
en waarvan de inhoud was: De redenen, die<br />
hem- bewoogen hadden, om het voorgaande<br />
Pa-
C 75 )<br />
Papier niet te openen. Onder anderen geeft<br />
hy deeze reden : Dat hy en zyne Vrouw, kin<br />
derloos zynde, langen tyd gewenscht hadden,<br />
een Kind aanteneemen , en als het hunne groot<br />
te brengen. Dat zy deeze geleegenheid aan<br />
merkten , als door den Hemel gunftig verleend,<br />
ten einde hunne begeerte te kunnen vervullen.<br />
Dat zy uit dien hoofde beflooten hadden,in "t<br />
geheel geen onderzoek te doen , wiens Kind<br />
het ware, maar het te erkennen, aanteneemen,<br />
te willen en te zullen onderhouden, als hun<br />
eigen Kind. Hy, (de Prediker, was over<br />
tuigd, dat de waare Gelukzaligheid van den<br />
Mensch niet in hoogen ftaat, rang of goede-<br />
ren , maar in de vergenoegdheid des harten<br />
beftond, en dat dit geluk alleenlyk door eene<br />
goede opvoeding, deugd en rechtfehapenheid<br />
te verkrygen was. Hy vermeende, naar zyn<br />
vermogen en ingevolge dit Plan, het Kind<br />
gelukkiger te zullen maaken , dan het by ryk-<br />
dom of rang immer tc worden ftond, en had<br />
dus zig zelfs niets te verwyten, wanneer het<br />
iets van dit alles miste. Hy had zo veel on<br />
dervinding in de Waereld gehad , dat hy zig<br />
ten vollen overtuigd hield, dat meh in gerin<br />
ge»
( 76 )<br />
gen ftaat ongelyk gelukkiger, (gelukkiger vol<br />
gens zyne grondbeginzels,) leefde, dan in een<br />
hoogen en aanzienlyken. Hy hoopte verder ><br />
dat hy nog eens, wanneer hy rekenfchap van<br />
alle zyne bedryven zou geeven, niet alleen<br />
dank van dit Kind zoude erlangen , maar dat<br />
het ook erkend zou worden door de Ouders,<br />
vooral door de Eeuwige Goedheid en Recht<br />
vaardigheid, die alle de bedryven der fterve<br />
lingen weegt, met'de weegfchaal der Gerech<br />
tigheid, volgens de Liefde, die hy ons voor<br />
onzen Naasten had ingeboezemd.<br />
Zyne Gade, eene waardige en braave Vrouw,<br />
was met hem overeengekomen, dat, even gelyk<br />
hy zig ten Vader van dit Kind ftelde, zy et-<br />
de Moeder van wilde zyn, en er alle de ver-<br />
pligtingen van vervullen.<br />
Vermits hy echter niet weeten kon, wat de<br />
Voorzienigheid over zyn aangenomen Kind<br />
beflootcn had, wilde hy de Papieren niet weg<br />
doen, die waarfchynlyk haare Afkomst behels<br />
den , maar dezelven bcwaaren op eene plaats,<br />
waar ze zekerlyk niet gemaklyk te vinden zou<br />
den zyn, doch waar echter de Voorzienigheid<br />
zeer ligt een middel aan de hand zou kunnen
^ 77 )<br />
geeven, om ze aan den tfag te brengen, wanneer<br />
de ontdekking daarvan iets tot welzyn van<br />
het Kind kon toebrengen.<br />
Ik wil gaarne bekennen, Maria ! dat de edel<br />
aardigheid van deezen Man my de traanen van<br />
blydfchap uit de oogen perste. Ik was geheel<br />
doordrongen van die edele grootmoedigheid,<br />
waarmede hy myne Zuster aangenomen , en als<br />
zyn Kind opgevoed had. Het kan hem we! te<br />
binnen gefchooten zyn, dat by de bewyzen<br />
haarer geboorte, ook de middelen ter haarer<br />
verzorging te vinden zouden kunnen weezen,<br />
doch ik vertrouw van hem, dat hy, om alles<br />
voor haar te doen, zelfs in den uiterften nood,<br />
niet tot het openen der Papieren zou beflootea<br />
hebben.<br />
O mogt de Voorzienigheid hem nog eenige<br />
jaaren Ieevens vergund hebben, om alles te<br />
kunnen voltooien, wat hy zo grootmoedig had<br />
aangevangen ! God weet het, ik zou niet mor<br />
ren , indien ik haar ergens als de Vrouw van<br />
een eerlyk Handwerksman had aangetroffen'!<br />
Haar flegts deugdzaam te moogen vinden, is de<br />
wensch van myn hart. Maar ik wil voor<br />
als nog niet oordeelen, mooglyk is zy beter dan<br />
ik verwagt.<br />
Ik
C 73 )<br />
Ik zei tegen den Schout en de overigen die<br />
• er zig tegenwoordig bevonden, dat het myne<br />
Zuster ware, en verweet ben, dat zy niet<br />
daad'yk, op 't Voorbeeld van hunnen voor-<br />
treflyi'en Leeraar, dit verlaaten Meisje naar<br />
zig genomen hadden. Zy bragten hier tegen in,<br />
dat de Prediker haar te deftig had opgevoed,<br />
zo dat niemand het zig toevertrouwde om haar<br />
naar zig te neemen. Deeze reden was my niet<br />
gansch verwerplyk , en ik vergeef het waarlyk<br />
aan deeze Luiden : evenwel kon ik my niet<br />
weerhouden te zeggen, dat zy het Meisje ge-<br />
leegenheid gegeeven hadden, om van het pad<br />
•der deugd te wyken, en in haar verderf te<br />
•loopen.<br />
Zy geloofden my vervolgens volkomen ge<br />
rust te ftellen, en my eene blyde tyding me-<br />
detedeelen , toen zy my verhaalden : dat myne<br />
Zuster gelukkig gehuuwd ware, dat zulks ge-<br />
fchiedde, daadlyk na haare verwydering; dat<br />
men .zig by hen vervoegd had, en zy getuige<br />
nis der waarheid hadden gegeeven. Men had,<br />
wel is waar.zedert eenjgen tyd daaromtrent in<br />
twytTel geftaan, want zy hadden een Brief uit<br />
iBerlyn ontvangen, waarby gemeld werd, dat<br />
iemand aldaar zig voor haar uitgaf, doch dit<br />
moest
C 79 )<br />
moest zekerlyk eene Bedrieg** weezen , m<br />
zulks hadden zy op gisteren ook weder te rug<br />
gefchreeven.<br />
Ik fchrikte op dit berigt. Ik vroeg hen ,<br />
hoe het mooglyk ware, dat zy zo overvld en'<br />
valsch te werk konden gaan : teifeus er In<br />
voegende: dat juist die myne Zuster was, en<br />
dat er ten opzigte van de andere een misver-<br />
ftand plaats vond. Myne hevigheid joeg hen<br />
ook i n 't harnasch; ?y vroegen my zeer koel-<br />
ties: Hoe in dit geval een misverftand plaats<br />
kon vinden, zonder een openbaar bedrog ?-<br />
Doch ik trek een Sluier over het vervolg varj<br />
dit Getprek! - het mogt te beleedigend voor<br />
u worden.<br />
Zo veel vernam ik nog, dat zy ook aan uwen<br />
Man gefchreeven hebben; hem meldende, dat<br />
er elders, om voordeel te behaalen, iemand<br />
zig voor uw Perzoon had uitgegeeven, waar-<br />
fchynlyk.om de Êrffedïs, die door deeze ont<br />
dekking op u verviel, magtig te worden.<br />
Ik twyffel zeer, of uw Man dit voor waar<br />
heid zal aanneemen, vermits hy tegen my reeds<br />
eenige maaien, zyne verdenking heeft doen mer<br />
ken, dat verfcheiden uitdrukkingen van u hem<br />
niet toefcheenen te ftrookenmet de opvoeding,<br />
die
( 8o )<br />
die gy voorwendt gehad te hebben. In dat ge-<br />
Val, dunkt my, zult gy. lyden, en wel hevig<br />
lyden ! Neemt hy echter de zaak anders op,<br />
en gelooft hy, dat gy myne Zuster zyt! laat<br />
hem in dat geloof! Gelaat u , als of gy er u<br />
over verheugt, en wagt het tydftip , dat ik by<br />
u kome, en hem tot die voorzeker treurigen<br />
afftand voorbereide. Ik hoop het door myne<br />
hulp, en kragt van redeneeren, daar heen te<br />
brengen , dat alles vreedig afloopt.<br />
Heden moet ik op de vleugelen der broeder-<br />
lyke Liefde naar Berlyn tot de Gravin B**<br />
ihellen; zy is het, die herwaards gefchreeven<br />
heeft, en van haar moet ik, ten aanzien van<br />
myne Zuster, leeven of dood verwagten! maar<br />
wee! wee den genen , die aan haar verderf<br />
fchuldig is!<br />
Van Berlyn zultgy meer verneemen van uwen<br />
gefcheiden , doch altoos beminnenden,<br />
STRUNDEL.<br />
ELF-
( 8r )<br />
E L F D E B R I E F .<br />
De Advokaat Wurm aan Louiza.<br />
Vol gedagten, waar van ik « niets kan mel<br />
den , dewy! zy de Menschheid in 't geheel niet<br />
vereerden, vertrok ik van u, om, met allen<br />
mooglyken fpoed, by Wahler te geraaken. -<br />
Toen ik aankwam vond ik hem niet tehuis. Hy<br />
was op reis gegaan. Men wilde my daadlyk<br />
by zyne Vrouw brengen, doch dit ftootte my<br />
geweldig; ik kon het niet van my verkrygen<br />
haar te fpreeken; want zy was verachtlyk in<br />
myne oogen.<br />
Vermits ik echter medelyden met haar gevoelde,<br />
en gaarne weeten wilde, of de Man<br />
reeds iets in de zaak gedaan had ; liet ik my<br />
eindlyk beweegen, om my by haar te laaten<br />
aandienen.<br />
Ik had my geweldig vergist. Ik dagt, op de<br />
eerfte aanfehouwing de Byzit te zullen erken<br />
nen, en ik ontwaarde een zagt Engelengelaat.<br />
Ik las teffens op het zelve eene diepe zwaar-<br />
II. DEEL. F<br />
1<br />
moe-
(«O<br />
moedigheid, en hoe zeer ik al het vermoo-<br />
gen myner inbeelding te hulp riep, om haar<br />
my , als door de kunst vermscht, voorte-<br />
ftellen , zy bleef natuuilyk behaaglyk, gelyk<br />
zy was.<br />
Zy verzogt my te willen nederzitten , er<br />
teffens by voegende, dat zy, daar ik waarfchyn<br />
lyk haar Man wilde fpreeken , my iemand wil<br />
de mede geeven ,die my op zyn Landgoed zou<br />
brengen.<br />
Ik bedankte haar voor deeze bereidwillig<br />
heid en zeide, dat ik wel gewenscht had haar<br />
Man in haare tegenwoordigheid te moogcn<br />
fpreeken. Zy fcheen zeer opmerkzaam te wor<br />
den, terwyl de traanen haar in de oogen fchoo-<br />
ten. Maar, voer ik voort, dat zal niet<br />
wel kunnen gefchieden, vermits myn gevoel en<br />
uw voorkomen , my fchynt aantekondigen, dat<br />
gy geen vergenoegd Huuwlyk hebt.<br />
Zy zag my met een doordringend oog aan;<br />
ftond, fterk aangedaan, op ; nam myne hand en<br />
zei: Wanneer gy, gelyk ik vermoede, de Vriend<br />
van mynen Man zyt, dan ben ik verpligt u te<br />
moeten zeggen , dat ik zyner niet waardig ben.<br />
Ontfchuldig hem derhalven geheel en al! Heb<br />
medelyden met iemand, die ten uiterften ellen<br />
dig
(33 )<br />
dïg is! en wanneer gy hem ziet, zeg hem dan 3<br />
dat gy myne traanen gezien hebt !<br />
Zy wilde opftaan en vertrekken.<br />
Blyf, Mevrouw ! zei ik met zeer veel openhartigheid<br />
: Hebt gy niet een Brief van Louiza<br />
ontvangen ? Smart en angst vertoonden zig op<br />
haar gelaat. Ik ontving hem, antwoordde zy,<br />
met nedergeflagen oogen.<br />
„ En deeze Louiza is myne Egtgenoote!"<br />
Myn God ! riep zy uit, dan is myne Ontrouw<br />
u bekend? — maar, Mynheer! ter liefde<br />
van uw eigen gedagt•, bid ik u, heb me-<br />
delyden metmy! Verleid, ten fchandlyk-<br />
fte verleid door een gevloekten Verraader,<br />
werd ik het flagtoffer myner onwederftandly-<br />
ke drift, en thans, thans zie ik eerst,hoe ten<br />
uiterfte rampzalig ik ben ! Gy begeert myn<br />
Gemaal te fpreeken, en dit alles is<br />
u bekend ? Ik wil u niet te rug houden, om<br />
hem de oogen te openen ! Myne bedryven<br />
verdienen ontdekking en ftraf! maar, om hem<br />
zelfs wil, wensch ik, dat hy niet alles ervaa-<br />
re ! Ik weet, dat het verdriet van bedroogen<br />
te zyn, hem heftiger zal martelen, dan hy in<br />
ftaat is te kunnen verdraagen,<br />
Ik ben niet gekomen, Mevrouw! met oog-<br />
F 2- merk
( 84 ) *<br />
merk om u by hem te ontdekken. Integendeel,<br />
ik kwam met een tegenovergeftdd inzigt, om<br />
naamlyk, ongelyk en ongeluk te verhoeden !<br />
Hebt gy nog geene berigten van uw Man, betreklyk<br />
uw vergryp en voorigen ftand ?<br />
,, O Neen ! geen één 1 '*<br />
Wel nu, weet dan , dat alles hem bekend is!<br />
Hy weet, hoe gy te vooren geleefd hebt.en hoe<br />
gy naderhand met den Ritmeester leefde. Nu<br />
heeft hy, of goede gedagten van u, en gelooft<br />
h £ t niet, of, hy is, uit hoofde van alle<br />
deeze beleedigingen, op wraak bedagt. In het<br />
eerfte geval , zal ik hem in zyne gedagten<br />
laaten, doch in het laatfte , zal ik hem tot be-<br />
daaren poogen te brengen.<br />
„ O! dan zyt gy een Engel; gezonden om my<br />
„ te vertroosten, ter wyl de Ritmeester my ver-<br />
„ laaten heeft."<br />
Ook om zynen wil doe ik het. Ik ben de<br />
Advokaat Wurm , en kan my beroemen, de<br />
befte Vriend van den Ritmeester te weczen. Ik<br />
ben ook eenigzins , en zulks fmart my, de oor<br />
zaak van uwe vernieuwde kennis met hem;<br />
want zonder myn geld zou hem dit bezwaarlyk<br />
gelukt zyn.<br />
„ Hier in vergist gy u Myn heer! myne on-<br />
„ be-
( 85 )<br />
„ begryplyke verblinding, en het koel gedrag<br />
„ van myn Man tegen my , deed zulk eene<br />
„ fterke werking op my, dat ik alle dankbaar-<br />
„ heid vergat! - zo dat, al had de Ritmees-<br />
„ ter geen geld gehad, ik echter, met den<br />
„ goeden naam myns Mans, ook zyne bezit-<br />
,, ting er aan opgeofferd zou hebben. Als nog<br />
,, heb ik den Ritmeester onuitfpreeklyk Hef.—<br />
,, maar gezond verftand en zuiver gevoel van<br />
,, eere, dat door myne hartstogt wel verflikt,<br />
„ doch niet geheel vernietigd is, is wakker<br />
,, geworden ! en ik begeer hem nooit wc-<br />
,, der te zien , hoe ondraaglyk my dit ook<br />
,, vallen moge!"<br />
Het was ernst al wat zy my zeide, en dit<br />
verzoende my volkomen met haar. Blyf by uw<br />
voorneemen ! voerde ik haar hartlyk te ge-<br />
moet, dan kunt gy andermaal de achting dier<br />
menfchen gewinnen, welken bezeffen , dat dee<br />
ze drift, hoe ftrafbaar dan ook, echter ver<br />
geef! yk zy, en dat het veel moeilyker is, om<br />
zig uit den fchootder Ondeugd te rukken, dan<br />
om er zig onbefmet voor te bewaaren!<br />
Ik dorst myniet langer ophouden, om geen<br />
tyd by haar Man te verzuimen. Ik beloofde,<br />
haar op de terug reis weder een bezoek te<br />
F 3 ZUl:
( 86 )<br />
zullen komen geeven, en haar te berigten ,<br />
hoe het met haare zaak gefchapcn ftond.<br />
Op myne verdere reis dagt ik niet anders dan<br />
c>p haar. Wnaneer zy niet verleid ware geweest,<br />
had zy voorzeker de braaffte en voortreflykfte<br />
Vrouw kunnen worden. Zy heeft een week,<br />
geleidlyk hart, en nog geloof ik, dat indien<br />
Wahler .haar meer bemind had, de Ritmees<br />
ter geen vermoogen meer op haar gehad zou<br />
hebben.<br />
Doch het is verfchriklyk voor my, te beden<br />
ken , welke gevolgen een Huuwlyk kan heb<br />
ben , waar geene overéénftemming plaats heeft.<br />
Ik word kwaad op my zeiven , Waarde Louiza!<br />
dat ik zomtyds zo MiiSrrig tegen u ben. Gy<br />
begrypt hoe weinig ik zulks begeer te zyn,<br />
doch ook my overvalt de drift. Ik bidu, laat<br />
van dit gedrag geene gevolgen in uwe ziel ag-<br />
terblyven , of gy maakt my den ongelukkigften<br />
van alle menfchen.<br />
Is de Ritmeester reeds by u, of heeft hy u<br />
gefchreeven? •<br />
Toen ik by Wahler aan huis kwam, wilde<br />
men my niet by hem laaten. Hy had vcrboo.<br />
den , zei men , dat er iemand by hem kwame.<br />
Jk wist er niet anders op, dan hem te laaten<br />
zeg-
C «7 )<br />
zeggen, dat ik van wegen zyne Vrouw kwam;<br />
en hier mede verkreeg ik den toegang tot hem.<br />
Toen ik binnen trad, zei hy: vermoedlyk,<br />
Myn heer! zyt gy door myne Vrouw afgezon<br />
den, om haar te verdeedigen en te rechtvaardi<br />
gen. Gy zult zekerlyk langs een anderen weg<br />
reeds weeten, het gene ik ook te weeten ge<br />
komen ben, en uw last zal daarin beftaan, dat<br />
gy my zegt, wat waar, en wat niet waar is. Ik<br />
verzeker u, dat ik onder dat alles bedaard zal<br />
blyven, want ik heb myne hevigheid en woe<br />
de voor een ander Voorwerp te befpaaren,<br />
die ze ook beiden genoegzaam zal moeten on<br />
dervinden.<br />
Na dat hymy verzogt had te gaan zitten,zei<br />
ik tegen hem: Dat ik het Voorwendzel, van<br />
door zyne Vrouw gezonden te zyn, flegts ge<br />
bruikt had, om binnen gelaaten te worden. Dat<br />
ik zyne Vrouw wel gefproken had, doch flegts<br />
by geleegenheid, dat ik hem poogde te fpree<br />
ken. Ik had dus van haaren weegen niets voor-<br />
teftellen; dat ik te verrigten had, beftond hier<br />
in, om hem een Brief van Louiza,myne Egt-<br />
genoote, ter hand te Hellen.<br />
Ik week achter uit, zo als de Man naar my<br />
toefprong, om my te omhelzen. Gy, de Ad-<br />
F 4 vo-
( 88 )<br />
vokaat Wurm?riep hy: Gy de Man van Louiza<br />
? Welkom in myne eenzaamheid!<br />
Nu bemerkte ik dat de Paroxismus blydfchap<br />
was, en betoonde dieshalven ook myne vreug<br />
de, om dien Man als een Vriend te mogen aan-<br />
fchouwen, wien ik zyne bezitting en de befte<br />
Vrouw ontroofd had. Hy omhelsde my zo<br />
hartlyk, als ik het van myn beften Vriend zou<br />
durven verwagten.<br />
Weldra verviel hy wederom in een zwaar<br />
moedige!] toon. En wat is verder uw bood-<br />
fchap van Louiza? en welke is de inhoud van<br />
haaren Brief ? Is het een droevig berigt ?<br />
Mooglyk is de ongelukkige, zinnelooze Hen<br />
riette niet meer ? Heeft zy het rampzalige lee<br />
ven,dat de grootfteder Booswigten haar berok<br />
kende, geëindigd? O myn Vriend ! de<br />
wegen der Voorzienigheid zyn verwonderlyk!<br />
Wy hadden te faamen gelukkig kunnen wee<br />
zen? • dit is eene waarheid die onbetwist<br />
baar is! — Hasten moest haar tot de ongeluk-<br />
kigfte Vrouw maaken ! En wie durft er<br />
twisten met de hand des Heeren ?<br />
Onder dit zeggen had hy den Brief openge-<br />
brooken en las hem nu.<br />
O! riep hy, na hem gsleezen te hebben,<br />
zy
( 89 )<br />
zy is eene uitmuntende Vrouw! Gy moet ge.<br />
lukkig met haar weezen.<br />
Hoe fneed deeze uitdrukking my door de<br />
ziel ! Ik gevoel het! en gevoel maar al te<br />
wel, dat ik u niet gelukkig maaken kan ! Er is<br />
een wreed befluit over ons Huuwlyk. En ik<br />
geloof, dat er een Vloek rust op alles, wat<br />
kennis aan. de ongelukkige Henriette heeft. Ik<br />
betoomde intusfchen myne gevoelige aandoe<br />
ning, en antwoordde er niets op.<br />
Dank uwe goede Vrouw , vervolgde hy, dat<br />
zy ook my tot zagtheid aanmaant ! Zy ver-<br />
fterkt my in myn voorneemen , om allen , zelfs<br />
de hardfte beproevingen, met geduld te ver-<br />
draagen.<br />
Zedert drie dagen heb ik my hier opgehou<br />
den , bedenkende en overléggende, my in dui-<br />
zende gedagten verliezende, en hoe langer hoe<br />
meer in verwarring geraakende, zonder tot een<br />
waarlyk vast en bepaald befluit te kunnen ko<br />
men. Hier is de droevige Brief van Henriet<br />
te,-die zelf fteenen tot fchreïen beweegenden<br />
een yskoud hart in vuur zetten zou ! Ik heb<br />
hem met fiddering gcleezcn. Dan werd ik<br />
heet en dan koud. Ik zag de wanzin in elke<br />
regel, en echter moet hy op de waarheid ge-<br />
E 5 grond
(90)<br />
grond weezen. Verbeeldde ik my.in menig<br />
oogenblik, dat het de waarheid was, dan ge<br />
voelde ik eene doodkille huivering over myn<br />
ganfche lighaam! dan verftomde ik van fchrik,<br />
over het afgryslyk bedrog, waarmede men my<br />
bedroogen had ! dan ontwaarde ik eene woede<br />
in myn binnenfte, om haar het flagtöffer my<br />
ner wraak te doen worden, die my zo fchand-<br />
lyk om den tuin geleid, en de fchoonfte deug<br />
den voorgeloogen had.<br />
Intusfchen deed ik wyslyk, met niet over-<br />
yld te werk te gaan. Ik kreeg kort daarop<br />
berigten, die haar nader betroffen , en waar<br />
uit bleek, dat zy de Zuster van den Ritmees<br />
ter Strundel is, indien niet, (waaraan ik met<br />
recht twyffel,) haare ganfche Gefchiedenis,zo<br />
als zy my dezelve verhaald heeft, beneffens<br />
de bewyzen daar voor, bedrog en een doorge-<br />
Iloken werk is.<br />
Ik heb derhalven goedgevonden , haar dit<br />
alles te fchryven, en omftreeks een uur gelee<br />
den een Boodfchap aan haar afgevaardigd. Ik<br />
wagt op haar befcheid, om er myn verder ge<br />
drag naar in te rigten.<br />
Zodanig een befluit was zekerlyk het befte,<br />
§n ik was blyde , dat ik in 't verfchiet een<br />
ge-
( 91 )<br />
gelukkig einde aan deeze zaak zag. Evenwel<br />
wenschte ik wel dezelve haar volkomen beilag<br />
te zien krygen , en verzogt hem, my te<br />
vergunnen, haar antwoord alhier te mogen inwagcen<br />
.-zulks ftond hy my niet alleen zeer gaarne,<br />
maar ook met de leveiXdigfte betuigingen<br />
van vriendfchap toe.<br />
Zo dra het antwoord op den Brief, waar van<br />
hier een Affchrift neffens gaat, aankomt, zal<br />
ik u verdere berigten van het een en ander<br />
mededeelen.<br />
Ik ben, enz.<br />
WURM.<br />
T W A A L vF D E B R I E F.<br />
Ferdinand Wahler aan Maria.<br />
Eene der treurigfte Onderwerpen, diemyira<br />
myne eenzaamheid onleedig houden, Mevrouw!<br />
zyt gy. Ik heb altoos een hoogen graad van<br />
achting voor u gevoeld, deels ontftaande,uit<br />
den aart onzer kennismaaking, die ons waar<br />
lyk
C 92 )<br />
lyk geheel andere Verbindtenisfen voorfpelde,<br />
en deels uit de infchiklykheid, waarmede gy<br />
myne dikwils ondraaglyke hartstogt verdroegt;<br />
maar, zaaken, die my van u ter ooren geko<br />
men zyn , moeten noodwendig deeze achting<br />
verzwakken, en my, wanneer de waarfchyn-<br />
lykheid in waarheid verkeert, tegen u in 't<br />
harnasch jaagen , en tot wraak aanzetten.<br />
Het is myn gebrek niet ongehoord te ver-<br />
oordeelen.<br />
Hier neffens de bewyzen van het gene men<br />
u te lasten legt, en teffens de middelen , waar<br />
mede gy u mooglyk zult kunnen verdeedigen.<br />
Is de Gefchicdenis, die gy my van uwe Af<br />
komst verhaald hebt, waarachtig en gegrond,<br />
dan zyt gy onfchuldig : dan zyt gy des Rit<br />
meesters Zuster, en kunt u, voor het verlies<br />
van eenen tederen Egtgenoot, die ik voor u<br />
niet wcezen kan , door de aanwinst van een<br />
Broeder, dien gy bemint, zien vergoeden.<br />
Doch is uwe geheele Gefchijedenis een Ver-<br />
'digtzel, dan is het een afgrysiyk bedrog! Dan<br />
is myn lyden aan dat van Henriette gelyk !dan<br />
is alles waar, en gy zyt een diepbedorvcn<br />
Schepzel Hoe ondraaglyk uw Huuwlyk met my<br />
ookwezcnmooge,diteci)terhadik niet verdiend.<br />
In
( 93 )<br />
In dat geval heb ik grootlyks medelyden met<br />
li» want het is onmooglyk , dat gy niet den gan<br />
fchen lastgevoelen zoudt, die u op de ziel ligt,<br />
daar ik blyken befpeurd meen te hebben, dat<br />
gy een gevoelig hart bezit, en ik my van de<br />
Huichlaary nog zulk een fterk Tafereel niet<br />
kan maaken , dat ik ze my onder uwe gedaante<br />
durf voordellen.<br />
't Zou fchandiykzyn , wanneer gy en de Rit<br />
meester my zoudt hebben kunnen bedriegen.<br />
Onder den naam van eenen Vriend drong hy<br />
zig by my in^- Om uwen wil heb ik hem aan<br />
genomen. Het gebrek myner verkeering met<br />
ü, wilde ik door een Vriend aanvullen. Doe<br />
my niet op misbruik denken! dit zou my<br />
ganschlyk vernederen.<br />
Hoe zeer ik nu van het tegendeel overtuigd<br />
wensch te weezen, om nog eenige verzagting<br />
in myn Noodlot te ontdekken, wilde ik echter<br />
gaarne de waarheid weeten, want op nieuw<br />
wil ik niet bedroogen worden 1 • Is echter<br />
myne vrees de waarheid, dan weet ik , dat het<br />
Noodlotmy tot den ellendigften van alle fterfiin-<br />
gen voorbefchikte, en my noodperst, om alle<br />
gedagten op toegecvenheid te iaatcn vaaren.<br />
Antwoord my ten fpoedigfte, want hier van<br />
hangt
(n)<br />
hangt myn gansch befluit af! Gy hebt In geen<br />
der beiden gevallen iets van my te vreezen;<br />
want in het eene, ben ik u de grootfte ver<br />
goeding fchuldig, en in het andere, ver<br />
dient gy zo veel medelyden , dat het zonde zou<br />
zyn, wraak over u te neemen.<br />
FERDINAND.<br />
D E R T I E N D E B R I E F .<br />
Ds A.lvokaat Wurm aan Louiza.<br />
"V^"an Maria kan ik u verder niets melden ,<br />
maar,Louiza !des temeer van my zeiven. Dee<br />
ze reis fchynt beftemd te weezen, om dat ge-<br />
' ne te voleindigen, 't welk de zwaarmoedigheid<br />
in my ontgonnen heeft. Eiken dag word ik te<br />
meer verfterkt in de verzekering die myne ziel<br />
heeft, dat ik u ongelukkig zal maaken, inge-<br />
valle ik langer by u blyve, 'en dan komt<br />
het befluit my in 't hoofd, om my van u te<br />
fcheiden.<br />
Men
(95 )<br />
"Men word de geringheid van zig zelvetrnfer<br />
eerder gewaar, voordat men aan anderen ziet,<br />
hoe verre zy boven deezen of genen verheeven<br />
zyn. Welk een afftand tusfchen Ferdinand<br />
en my! Geloof my Louiza ! Wanneer<br />
ik bedenk, hoe zeer uw beider geitellen<br />
by elkander voegen, dan word ik gedwongen,<br />
om my zei ven te verachten, want nooit ben ik in<br />
ftaat, om dat gene voor u te weezen, 't gene<br />
hy voor u zou hebben kunnen zyn! In die<br />
oogenblikken kan ik het u ook geheel niet ten<br />
kwaade duiden, dat gy geene liefde voor my<br />
voedde, of nog voedt! De erinnerifig aan den<br />
zagten, toegeevenden en tederen Man moet<br />
niet flegts den ftootenden, onhandelbaaren en<br />
grilligen Man uit zyne plaats dringen, maar hem<br />
ook geheel en al gehaat maaken.<br />
Was het niet om uw Vader, gy zoudt my<br />
nooit weder zien. Ik zou hem aan uwe oogen<br />
onttrekken, die u nimmer blydfchap kan ver.<br />
oorzaaken, en die, by elke gedagten aan u,<br />
zig zelfverwyt, dat hy u ongelukkig maakt.<br />
Nimmer, Louiza .'heeft deeze bui my zo ver-<br />
fchriklyk overvallen als heden. Ik hoop ech<br />
ter dat ze ten minften iets tot bedaaren zal<br />
komen , want zo als ik thans gefteid ben,<br />
waag
waag ik het niet, om tot u weder te keercn.<br />
Ik geloof de reden hiervan in een gefprek tc<br />
moeten zoeken, dat ik nog gifteren avond met<br />
Wahler had. Wy fpraken van zyne Vrouw. Hy<br />
verhaalde my, hoe hy alles in 't werk gefteldbad,<br />
om haar het leeven draaglyk te maaken, ver<br />
mits hy zig niet in ftaat bevind, van met haar<br />
te kunnen verkeeren. Zyne leevendige ver-<br />
beelding.had hem menigwerven , in oogenblik-<br />
ken waarin hy meer geneegenheid voor haar<br />
ontwaarde, Henriette's Beeldtenis voorgefteld,.<br />
en, zyne misdag befpeurende, had hy ze met<br />
afkeer van zig weggeftooten. Dit had hem<br />
behoedzaamer doen worden , en om zig niet<br />
verder aan haar te vergrypen , had hy zig haar<br />
byzyn onttrokken. By dit gezegde kon ik my<br />
zekere ontmoetingen, die ik met u had, niet<br />
uit de gedagten brengen,waarby ik u dikwils af<br />
wees , wanneer gy met uwe vriendlykhceden ,<br />
myzogt te vervrolyken ! — en bedenk ik dan,<br />
dat ik aan een Engel doe, 't gene Wahler aan<br />
eene Duivelin deed, dan moet myn vuistflag on-<br />
gelyk grooter weezen, en het ergfte van<br />
allen is, dat ik niet zou kunnen nalaaten het<br />
zelfde tc doen, wanneer ik my weder in 't ge<br />
val bevond.<br />
Ik
( 97 )<br />
Ik vroeg Wahler, hoe hy zig gedraagen zou,<br />
wanneer hy bevond.dat zyne Vrouw onfchuldig<br />
was. De.ganfche fchadevergoeding, antwoordde<br />
hy my, beftond in zyne bezitting.<br />
Ik poogde van hem teverneemen, of er alsdan<br />
niet een foort van nadere verééniging tusfehen<br />
hen kon ftand grypen, en of het niet mooglyk<br />
ware, dat dit geval eene Liefde kon doen gebooren<br />
worden , die voorheen niet beftaan<br />
had ?<br />
Het was in de daad dwaasheid van my, in<br />
deeze omftandigheeden, hem 'diergelyk eene<br />
vraag te doen , doch ik deed ze, om zyne ftand-<br />
vastigheid, waarvan ik reeds overtuigd was,<br />
des te meer te bewonderen ! 0f om rond<br />
uit de waarheid te zeggen, om nog fterker be<br />
wyzen voor myne vernedering in te zaame-<br />
len.<br />
De Liefde, antwoordde Wahler, laat zig<br />
door niets bedwingen. Van Vooroordeelen<br />
kan men door redeneeren en ondervinding te<br />
rug gebragt worden , maar eene hevige minne<br />
drift laat zig niet onderdrukken; offchoon men<br />
haar den zwaarften last oplegge ! — Hoe het<br />
ook gaan moge, ik zie myne Vrouw nooit we<br />
der !<br />
j II. DEEL. Q H A A R
C 98 )<br />
Haar nóóit weder zien? en zal dat fcha-<br />
devergoeding weezen P vroeg ik.<br />
Volkomen! gaf hy my ten antwoord: want<br />
ik moet bekennen , dat ik my, in dat geval, on<br />
waardig zou keuren, haar weder te zien. Zeg<br />
my toch eens, met welk eên gelaat zou ik haar<br />
ónder de oogen durven treeden, - haar, die<br />
aan my, zo als dan het geval zou wcezcn,<br />
haar gansch geluk heeft Opgeofferd, en die ik<br />
daarenboven nog in haare eere zogt aantetas-<br />
ten? Het zou myn pligt weezen, my van haar<br />
verwyderd te houden.<br />
In het ander geval moet ik haar byzyn nog<br />
meer vermyden. De bedaarde Wysgeer zou<br />
mooglyk voor den opftuivenden Egtgenoot moe<br />
ten onderdoen! • en zy, die ik myn<br />
groótfte medelyden waardig keurde, indien ik<br />
haar uit een ander oogpunt befchouwde,<br />
Zou mooglyk myn toom ten hevigften doen ont<br />
branden , en my in een Barbaar tegen haar her-<br />
fcheppen.<br />
Dit Character, vervolgde hy meer gevoelig,<br />
feezit ik, en heb gevoeld het te bezitten ! Ik<br />
zal het hem ook doen gevoelen 1 Ja ! myn<br />
Vriend ! ik heb my zulks vastlyk voorgeno<br />
men. Stel u in myne plaats! Verbeeld u Has<br />
ten,
C 99 )<br />
ten, en dat alles waar zy, 't gene van hem ge<br />
zegd word ! verbeeld u Henriette ! verbeeld u<br />
myne Vrouw, en hoe ellendig zy beide zyn,<br />
de onfchuldige met de fchuldige ! Verbeeld u<br />
dan verder dien Satan, die de eene verdierf,<br />
en de andere van den top des geluks in een<br />
jammerpoel nederftortte! en laat de ftraf<br />
van deezen Booswigt my bevolen! Aldus<br />
denk ik, myn Vriend !<br />
Ik geloof, Louiza! dat deeze Gefchiedenis<br />
een treurig uiteinde zal hebben, en het moet<br />
alzo beflooten weezen! Indien Wahlers<br />
Vrouw zig al van de kunst der veinzery be<br />
dient, en het gewaad der fchynheiligheid om<br />
hangt, dan geloof ik nog, dat de ontdekking<br />
van de Zuster des Ritmeesters de zaak eene<br />
geheel andere wending geeven kan en moet.<br />
Ik wensch flegts, dat de Ritmeester fpoedig tot<br />
ons mag overkomen, dewyl hy mooglyk nog<br />
middelen aan de hand zou kunnen geeven, om<br />
het fterkgroeiende Onheil aftewenden.<br />
Ferdinand fprak vervolgens weder van u,<br />
en vloeide over van Loftuitingen. Ik be-<br />
fpeurde maar al te duidlyk, dat zyne ziel de<br />
uwe aankleefde! dat gy die ganfche reeks van<br />
innerlyke Onrusten van hem zoudt hebben<br />
G 2 af-
( 100 )<br />
afgewend , byaldien gy zyne Vrouw geworden<br />
waart! dat dat zagte, welwillende van zyn hart,<br />
die mcnfchenliefde, die in elk eene zyner trekken<br />
doörittaalt, over dat thans zegepralende<br />
hartstochtlyke gewislyk de overhand zou hebben<br />
moeten bekomen'. —, ©y zoudt hem bemind<br />
, en uwe tederheid hem openlyk betoond<br />
hebben! Gy hadt hem buiten zig zeiven en alle<br />
rampen ontvoerd , gelyk gy my gedaan zoudt<br />
hebben, wanneer gy my met uwe Liefde en<br />
tederheid verwaardigd hadt'. — Doch waarom<br />
maak ik hier deeze vergelykingen ? Lief,<br />
b e s t W i jf! Ach! laat my treuren! treuren,<br />
om dat ik geloof meer te verdienen, dan<br />
v. s r l a n g | treuren, om dat ik veelligt onrechtvaardig<br />
ben.<br />
* * * * *<br />
De Brief van Maria is er, en alles, al<br />
les is verlooren — Ha! — andermaal heb<br />
• lk my zelf bedroogen! andermaal te fchielyk<br />
geoordeeld! en op rekening van den Mensch<br />
gezet wat op rekening der omftandigheeden ge<br />
field moet worden ! Hasten is de eerfte Schurk,<br />
die Gods aardbodem draagt. Hy is de vervloekt-<br />
ft e<br />
Verleider der Onfchuld, die van Maria,<br />
naam-
( IOI )<br />
naamlyk ; want in haar heeft hy der Deugd het<br />
belle hart ontroofd!<br />
Ik laat het aan u over! Lees haar Brief !<br />
Ferdinand vergunde my er een affchrift van te<br />
maaken 1 Oordeel zelfs, of zy niet al uw Me<br />
delyden en dat van de geheele Waereld ver<br />
dient. Ferdinand zal ook zo zagtlyk met haar<br />
te werk gaan, als men van zyne grootmoedig<br />
heid verwagtén kan, hoe gevoelig hy anders<br />
ook zy, van derwyzen zig in zyne eere getast<br />
te zien!<br />
Doch tegen haar Verleider is hy onbedaar-<br />
baar vergramd! De reeks van fchanddaaden,<br />
diehy op zyne rekening ilelt, vordert zelfs van<br />
den verdraagzaamilen en geduldigften Man na<br />
denken ! — en men kan het hem niet ten kwaa-<br />
de duiden, wanneer hy het voor geoorloofd,,<br />
ja! voor edel houd , om dat Ondier uit de<br />
menschlyke faamenleeving te verdelgen.<br />
Ik kan zyn Plan niet geheel doorgronden,<br />
maar Ffastens verderf flikkert er aan alle zy-<br />
den uit. Indien hy, by de uitvoering , flegts<br />
voorzigtigheid genoeg gebruikt, om er zelf<br />
niet het Offer van te worden. Hy heeft het<br />
eerfte aan Henriette gefchreeven, en hoe zeer<br />
ik hem ook verzogt zulks naartelaaten, was<br />
G 3 hce
( 102 )<br />
het my onmooglyk hem daarvan te wederhou-<br />
den. Ik bragt hem 't gevaar onder 't oog, dat<br />
er voor de arme Vrouw uit ontftaan kon , in-<br />
gevalle Hasten den Brief onderfchepte. Hy<br />
gaf my daar op zeer droogjes ten antwoord :<br />
Dat zy niet meer lyden kon, dan zy reeds leed,<br />
en zyne fpoedige tegenwoordigheid zou haar<br />
ongetwyffeld van alle dwinglandy haars Mans<br />
verlosfen.<br />
Dus verre zyn de zaaken gevorderd; en nu<br />
fpoede ik my weder tot u te rug. Ik zal ech<br />
ter, op myn terug reis, de Ongelukkige een<br />
bezoek geeven, om haar te zeggen, dat haar<br />
Noodlot draaglyker is dan zy gelooft.<br />
Dan kom ik wederom tof u, Louiza! om nog<br />
eenmaal te beproeven , of myn Geest myne<br />
hartstochten meester kan worden ! Doch ik<br />
zeg u vooraf, dat ik opgemerkt heb, dat ik<br />
knorrigcr ben geworden, dan ik geweest ben,<br />
èn dat ik derhalven, voor u mooglyk nog on-<br />
verdrraglyker zou weezen ! en in dat geval,<br />
weet ik niet, wat er van ons te worden ftaat.<br />
Doch ik zwyg hiervan, om u niet in voor<br />
raad te bedroeven. Misfehien zyn het grillen,<br />
die noodwendig met myne tegenwoordige denk<br />
beelden , ( uit de ongelukkige Huuwlyken, die<br />
ik
( 103 )<br />
ik voor my zie, gebooren,) gepaard moeten<br />
gaan, en die ophouden zullen , wanneer de in<br />
druk, die dezelven veroorzaakte, zal uitge-<br />
wischt zyn.<br />
Spoedig zal by u zyn uwen<br />
V E E R T I E N D E B R I E F .<br />
Maria aan Ferdinand.<br />
Myn heer!<br />
w anneerlku zegge, dat fchaamteen droef<br />
heid my beurtlings martelen, geloof dan niet,<br />
dat zulks eerst heden , toen ik uwen Brief be<br />
kwam, een aanvang genomen heeft. Reeds ze-<br />
dcrt langen tyd, waren myne traanen de be<br />
wyzen myner fmart over myne onrechtvaardig<br />
heid.<br />
WURM.<br />
Ik waag het niet, om myn leeven en myne<br />
bedryven te verdeedigen! maar ik waag<br />
I.-t, van u te durven vergen,dat gy het voor<br />
G 4 my
( i°4 )<br />
my doet! — Gy zult my oordeelen, en aan uw<br />
oordeel onderwerp ik my. Gy zyt de eenig-<br />
fte onder de Leevenden dien ik beleedigd heb.<br />
Myne Ouders, die wraak over my roepen,<br />
ruiten in het Graf, dat zy, om mynen wil, te<br />
vroeg bevvoonen. Ik ben de fpeelbal van het<br />
Ongeluk geworden , zonder dat ik zulks be<br />
geerde te zyn. De eerfle fchrede daartoe, vcr-<br />
raschte my derwyzen, dat ik er geene de min<br />
fte gedagten op had, en toen ik gevangen was,<br />
kon ik niet weder te rug.<br />
Lees den Brief eens, die ik, in de dagen<br />
myner ondeugenheid, aan eene myner Vrien<br />
dinnen fchreef, en gy zult overtuigd worden,<br />
dat ik niet zo gansch flegt dagt. Myn Verlei<br />
der is dezelfde, die u, en uwe Henriette on<br />
gelukkig gemaakt heeft! Hadt gy, toen gy de<br />
eerftemaal zyn Naam op uwe lippen naamt,<br />
myn gelaat in aanfchouw genomen , gy hadt er<br />
uit kunnen ontwaar worden, dat er tusfchen<br />
my en Hem iets gebeurd moest weezen ! Want<br />
eene gloeiende fchaamte overdekte het zelve,<br />
en een vuur doordroomde alle myne aderen.<br />
Heden kom ik op een Hoof<strong>dpo</strong>int van myn<br />
leeven.<br />
Ik ben de Zuster van den Ritmeester niet,<br />
en
( 105 )<br />
en ik heb reden, om den Hemel te danken, dat<br />
ik het niet ben. Ten tyde, dat deeze Onge<br />
lukkige tot mykwam, was hy myn Geliefde,<br />
en was zo weinig als ik verdagt, dat door haar<br />
ons Noodlot zulke verwonderlyke wendingen<br />
zou hebben kunnen neemen.<br />
Het waren niet blootlyk de omftandigheeden<br />
van den Ritmeester, die my noodzaakten, dien<br />
Oord te verlaaten, want aan Minnaars kon het<br />
my in dien tyd niet ontbreeken : maar die ge<br />
trouwe, onbaatzugtige Liefde van eenen Egt-<br />
genoot, had my een afkeer ingeboezemd, te<br />
gen alle die vlugtige vermaaken, die op my<br />
te wagten Honden. Een onfchuldig Meisje in<br />
de Zuster des Ritmeesters te aanfchouwen,<br />
herriep voor mynen geest de tydcn en om<br />
ftandigheeden van myn ouderlyk Huis. Ik be-<br />
floot my voor haar uit te geeven , en te zien<br />
of ik eerlyk en braaf door de Waereld zou<br />
kunnen komen. Dit was myn vast voornee-<br />
men. Zo weinig ik voor myne Gezellinnen<br />
het aanzien wilde hebben, als of een deugd<br />
zaam gevoel myne fchrcden beftuurde, zo ze<br />
ker wa#e het echter, dat er geene gedagte, dan<br />
van onwrikbaare ftandvastigheid , in myn bin-<br />
nenfte opkwam.<br />
G S In-
( IQÖ )<br />
Indien de Brief aan Lotje u eenige twyffeün-<br />
gen baart, bedenk dan, dat ik aan een Meisje<br />
fchreef, die met elke deugdzaame aandoening<br />
den fpot dreef, en dat de befte voorneemens<br />
niet vry zyn van zwakke oogenblikken, waarjn<br />
de herdenking der ondeugd, een zweem van<br />
genoegen over 'de ziel en haare daaden ver-<br />
fpreid.<br />
Toen gy my te kennen gaaft, dat gy my wel<br />
als Vrouw kost fchatten en hoogachten , doch<br />
my niet met de tederheid van eenen Egtgenoot<br />
beminnen, toen nam ik er waarlyk genoegen<br />
mede, niet, om dat ik wederom voorneemens<br />
ware uittefpatten, deeze gedagten waren<br />
verre van my! maar ik was misleid ge<br />
worden ! Ik had bemind en beminde nog, en<br />
•wist derhalven.dat ik niet aan uwe Liefde zou<br />
hebben kunnen beandwoordden, offchoon gy<br />
rn/ dezelve geheel gefchonken hadt. Ik had<br />
echter geen voorneemen u ongelukkig te maa<br />
ken , had ik zulks kunnen voorzien, ik had<br />
ftand.vastig eene Verbindtenis met u afgeflagcn!<br />
Neen ! ik wilde myn eigen geluk bevorderen,<br />
en vermeende het geval niet genoeg toekunnen<br />
• danken , voor den wenk, dien ik heden zo zeer<br />
betreuren moet.<br />
Her-
( io 7 )<br />
Herinner u gunftig, hoe er naderhand ver-<br />
fcheidene niet zeer aangenaame onderhande<br />
lingen tusfchen ons plaats vonden ! hoe uwe<br />
grootmoedigheid en gedraagingen tegcns my,<br />
my eindlyk noodpersten u te waardeeren en te<br />
beminnen ? Er was een tyd, waarin myne<br />
Liefde den grootften graad van fterkte bereik<br />
te ; waarin geene Vrouwlyke fierheid my we-<br />
derhield,en ik u met geweld begeerde te vero<br />
veren ! 't Kan zyn, dat ik te veel ondervin-<br />
. ding voor een onfchuldig en onnozel Meisje<br />
liet blyken ! Toen noemde gy my eene<br />
Byzit! ik was zulks niet, maar ik was<br />
het geweest, en ik verfchrikte. Van dat tydftip<br />
af, heb ik my ingehouden, en, in eene der<br />
ongelukkigfte oogenblikken, daar ik reeds dik<br />
wils geweend had, en ik onvertroostlyk treur<br />
de, dat ik niet beminnen moest of mogt, ver<br />
toonde zig de Ritmeester voor my! D.e<br />
Ritmeester! dien ik zo tederlyk beminde, die<br />
ook my zo tederlyk bemind had! e a ' ,<br />
myne ftandvastigheid verdween!<br />
't Was echter niet zonder gevoel te hebben,<br />
dat ik onrechtvaardig handelde. Aanftonds,<br />
na myn vergryp, ontwaarde ik het alreede'.<br />
Doch ik had met eene hartstocht te kampen,<br />
aan
( io8 )<br />
aan welke het geene moeite kostte my ter neder<br />
te werpen, en hoe was het derhalven mooglyk<br />
voor my, te kunnen zegepraalen ? Ik gaf my<br />
•alle moeiten van de Waereld, om myne mis<br />
daad te verkleinen ! Het gemis uwer Liefde;<br />
de oudere Rechten van den Ritmeester; de<br />
' leevendigheid van myn Natuurgertel, — alles<br />
werd in de fchaal gelegd, om het ongelyk,u<br />
aangedaan, op te weegen, maar alles werd te<br />
ligt bevonden '. Eindlyk kwelde my myn Ge-<br />
weeten onöphoudlyk met zyne verwytingen ><br />
en hoe onuitfpreeklyk ik den Ritmeester ook<br />
beminde, zo moest hy echter myn Deelgenoot<br />
in alle deeze Folteringen weezen. Onze Ge-<br />
fprekken beitonden grootendeels uit verwytin<br />
gen , en wanneer de Liefde ten toneele kwam,<br />
dan ftrekte het enkel, om ons te beklaagen,<br />
dat wy niet bevoegd waren, om ze onderling<br />
elkander te bewyzen.<br />
Kan het iets ter verzoening van uwe recht<br />
vaardige Gramfchap toebrengen, wanneer ik u<br />
zeg , dat onze laatfle verkeering geheel on<br />
fchuldig ware! neem het dan voor eene pleg-<br />
tige belydenis van my aan ! Wy hebben treu<br />
riger dagen gefleeten, dan ik van de hand des<br />
eevals verwagtede, engy, Myn heer! Gy zyt<br />
dik-
( iog ) '<br />
dikwerf het Onderwerp onzer gefprekken ge<br />
weest. Wy hebben geweend, om dat wy «<br />
misleiden moesten. Wy hebben ons zelve,in<br />
vergelyking van uwe grootmoedigheid en edel<br />
Character, zo gering bevonden, dat wy met<br />
verachting op ons zelve nederzagen.<br />
Veroorlooft gy eene Ongelukkige, die da<br />
ganschlyke uitgieting ven uwen toorn verdient,<br />
iets te zeggen ter vetdeediging van Hem, die<br />
haar medcpligtige is! weet dan, dat hy<br />
my beminde ! — vuuriger en oprechter moog<br />
lyk beminde, dan een Man zyne Vrouw ! dat<br />
hy u hoogachtte , en menigmaalen zig zelf<br />
vervloekte, om dat hy bedrieglyk omtrent u<br />
te werk moest gaan. De inleggende Brief<br />
ftrekt ten fpreekende bewyze, hoehyheeden<br />
denkt, en of hy geen medelyden verdient!<br />
Zie daar, Myn heer! de openhartige bely-<br />
denis, welke gy van my begeert. ]k heb geene<br />
reden, om de waarheid te verdonkeren. Ver<br />
beeld u Maria als het ellendigfte en ongeluk-<br />
kigfte Schepfel! verfcheurd door het gevoel<br />
myner fchande! nedergedrukt door de overtui<br />
ging van myne wanbedryven ! onwaardig den<br />
oogöpflag van elk fterfling, die edelaartig<br />
denkt ! Tot in de ziel belaadcn met de wroe<br />
ging»
C «o )<br />
ging, van myne Ouders,ten ontyde, ten gra-<br />
Ve te hebben doen daalen ! Gemarteld door de<br />
erinnering van u , die reeds zo ongelukkig<br />
waart, nog ongelukkiger gemaakt te hebben!<br />
verzekerd , dat ik zelve, door den vernieuwden<br />
omgang met den Ritmeester, de oorzaak der<br />
onheilen was, dewyl ik hem had kunnen af-<br />
flaan ! en eindlyk, gepynigd door de gedagten,<br />
by elk eene myner handelingen, dat niets in de<br />
Waereld in ftaat zy, om dit alles te herftellen<br />
en goed te maaken , al ware het, dat ik er eene<br />
ganfche eeuw boete voor deed! dus is<br />
myn toeftand! Neem dit alles te faamen,<br />
en zeg my , of gy een ellendiger Voorwerp<br />
weet, dan ik ben !<br />
En nu, Myn heer! indien het in uw ver<br />
mogen is, voor dit alles my te doen boeten,<br />
öp eene wyze, die my hier namaals op eenige<br />
rust kan doen hoopen , ftel het dan in 't werk!—<br />
Straf my ten ftrengfte! mooglyk zal zulks myn<br />
beangftigd hart verligten. Geene fchande, geene<br />
befpotting, geene beleediging, geene vernede<br />
ring zullen my te zwaar te verdraagen val<br />
len !<br />
Grootmoedige Weldoender! aan wien ik een<br />
maal de wederkeering tot myne onfchuld te<br />
dan-
( m )<br />
danken had, verwek gy het gevoel ifl<br />
myne ziel, om voor myne vergrypingen te kunnen<br />
lyden.<br />
Hoe vuurig wensen ik nog eens te kunnen<br />
wederkeeren, tot die jaaren , waarin ik goed<br />
én onfchuldig, aan de zyde myner Ouders,<br />
als in een Paradys, nederzat, v/aaruit dë Ver<br />
leider my wegrukte I<br />
Kon zulk eene wensch vervuld Worden, ik<br />
zou beproeven, of ik door ftandvastigheid ,<br />
door verloocheningen van alle genoegens, de<br />
eeuwige Folteringen van myne arme Ziel zou<br />
kunnen afwenden,en het gene gebeurd was,ia<br />
eene eeuwige vergetelheid dompelen!<br />
Geest myner Moeder! zalige Schim van my-<br />
nen Vader 1 indien het u vryftaat een oogöp-<br />
flag op uwe ongelukkige Dogter te werpen !<br />
o ziet dan heden nederwaards! ziet op haar,<br />
waar zy weeklaagt , en vol naberouw onder<br />
haaren last zig kromt! waar zy elke onrecht-<br />
vaardigheid , waar zy alles wat gy haar deedt,<br />
by verdubbeling befchouwt! waar zy u fmeekt,<br />
voor haar te willen bidden, dat de toorn<br />
der eeuwige Gerechtigheid over haar verzagt<br />
worde!<br />
Vergram u niet, Myn heer ! om dat myne<br />
wee-
( It* )<br />
weemoedigheid u met klagten verdooft! Ik<br />
zal tegen u zwygen, want zulk eene Over-<br />
treedfter voegt het fpreeken niet! Maar myn<br />
Gevoel is zo teder, dat ik het niet verbergen<br />
kan ! Myne klagten zullen u ook geen me<br />
delyden vergen , zy moeten u alleenlyk over<br />
tuigen , dat ik niet geheel verhard, niet ge<br />
heel verwerplyk ben!<br />
Verhaast uw befluit ten mynen opzigte! Ik<br />
dugt veel meer uw medelyden dan uwe gc-<br />
ftrengheid ! de laatfte zal my welkom wee<br />
zen ! doe dezelve in volle kragt gevoelen aan<br />
haar, die zig niet meer noemen durft: uwe<br />
MARIA.<br />
•VYF-
(.113 )•<br />
V Y F T I E N D E B R I E F .<br />
Ferdinand aan Maria.<br />
Ongelukkige Vrouw I<br />
Ik ben zeer bedroogen geworden. Gy hebt<br />
het weinigje geluk , 'f geen ik droomde op<br />
deeze Waereld nog te bezitten, naamlyk het<br />
voorneemen om u gelukkig te maaken, ge<br />
heel verwoest. Gy hebt my in twyffel ge<br />
bragt, of er nog wel Onfchuld in de Waereld"<br />
te vinden is! Gy hebt my in myne eere ge<br />
tast, en een Schurk het middel in de hand ge<br />
geeven , om my ganschlyk te vernederen.<br />
Indien ik niet alle myne menschlyke Wysgeer-<br />
te te hulp riep, zou ik zekerlyk op wraak be-<br />
dagt weezen. Maar hoe kan ik my op u wree-<br />
ken , daar ik in het einde van onze Egtver-<br />
bindtenis meer onheilen voor u dan voor my<br />
befchouwe ! daar ik in uwe Gefchiedenis en<br />
denkwyze veele verontfchuldigingen ten uwen<br />
voordeele vinde ,' welken ik niet vewagtte !<br />
daar uw Brief my.die teleedigd ben geworden'<br />
H. DEEL. H da
( H4)<br />
de traanen uit de oogen perste'. Hoe zou<br />
ik by dit alles wreed kunnen zyn ?<br />
Wy moeten fcheiden 1 dit is eene uitgemaak<br />
te zaak! alleenlyk moet onze fcheiding zo ge<br />
heim blyven als maar mooglyk zy!<br />
Ik zou u niet geftreng kunnen behandelen,<br />
al hadt gy my zelfs nog meer beleedigd. Gy<br />
waart onfchuldig in 't gene gy deedt! Uw Ver<br />
leider draagt alleen de fchuld! Hy, die u uit<br />
de liefdearmen uwer Ouders rukte, en uleerde<br />
van het pad der deugd te wyken, hy moet er<br />
de ftraf voor lyden !<br />
Heden begryp ik het gedrag van den Rit<br />
meester, toen ik hem, even voor onze fchei<br />
ding, myne verdenking omtrent u te kennen<br />
gaf. Zyn nedergeflagen oog, zyne ontfteld-<br />
heid, was derhalven geene onfchuld, maar een<br />
bewys van fchuld. Ik vergeeve het ook hem;<br />
want opzetlyk beleedigde hy my niet. Ik be-<br />
fchouw dit als eene befchikking van den He.<br />
•mël, ten einde my te wreek en aan dien .Boos-<br />
wigt, die de bron van alle deeze Ongeluk<br />
ken is.<br />
Ik zal bezorgen , dat onze fcheiding in flilte<br />
gefchiede. De Advokaat Wurm neemt daar<br />
.toe de noodige Maatregelen, en zal ook de<br />
zaak
( U5 )<br />
zaak voor u ter uitvoer brengen. Gy behoudt<br />
•fct flegts alles, wat gy van my hebt, maar ik<br />
geef u nog een gedeelte van het myne, want ik<br />
behoef niet veel meer.<br />
Het doet my leed,Maria j dat ik eene waare<br />
Liefde die tusfehen u en den Ritmeester<br />
fcheen plaats te hebben, inbreuk gedaan heb<br />
en ,k wenschte, dat het niet gefchied ware'<br />
Gy weet echter, dat ik onfchuldig ben en'<br />
volgens uwe eigene belydenis , geloof ik, dat<br />
gy toe„; f l de gedagten waart, dat gy met my<br />
gelukitig kost zyn!<br />
Intusfchen blyft een fout altoos een fout<br />
hoe veel er ook by mag komen, om dezelve<br />
te verminderen. ïk laat het aan u over hoe<br />
gy het begeert aantevangen, om deeze vlek<br />
e e V e n<br />
" '<br />
'<br />
d e r w v z e<br />
" 'e bedek<br />
ken, dat dezelve niet in al haar Grootheid gezien<br />
Worde.<br />
6<br />
Indien de raad van eenen Vriend by u g eId<br />
(want uw Vriend zal ik blyven, offchoon het<br />
gros der ftervelingen my het recht toekent, van<br />
uw Vyand te moeten weezen,) - verkies dan<br />
de eenzaamheid! Zy is meer dan eenige ande<br />
re leevenswyze in ftaat om ons te overtui-<br />
gen, in hoe verre wy wel of kwalyk handel-<br />
H 2<br />
den,
( tt6 )<br />
den, en in 't weezen der zaak,maakt dee<br />
ze enkele overtuiging ons berouw en onze be<br />
keering uit, want zy brengt ons zo verre, om<br />
nooit weder dat gene te doen , dat wy een<br />
maal als kwaad befchouwden.<br />
En indien , waaraan ik niet twyffel, eene zui<br />
vere, hartlyke en ongevergde vergeeving.iets<br />
toebrengt om eene zaak te vergeeten,en als 't<br />
ware ongedaan te maaken, wees dan van de<br />
myne verzekerd.<br />
Bekommer u verder niet over myn Lot. Het<br />
mag, in 't oog der Waereld, zo zwart en bloe<br />
dig gefchreeven zyn als 't wil, ik weet echter,<br />
dat er een Rechter is, wiens vierfchaar recht<br />
vaardig is, en ongetwyffeld is de rechtvaardig<br />
heid op myne zyde.<br />
Leef gelukkiger dan uwen Vriend<br />
WAHLER.<br />
ZES
C "7 )<br />
Z E S T I E N D E B R I E F .<br />
Ferdinand aan Henriette.<br />
Vreede, vreede, vreede over u.myne befte<br />
Henriette ! wanneer uwe omftandigheeden voor<br />
eenigen vreede vatbaar zyn. Ik heb den bit"<br />
terften Kelk myns lydens gedronken ! Sidde<br />
ring en fchrik heb ik er by ondervonden!<br />
Tienwerven rilde de dood door alle myne ade<br />
ren ! ftremde tienwerven den loop myns bloeds,<br />
en deed het tienwerven wederom vlieten, om<br />
my van vooren af aan te pynigen !<br />
Alles, alles wat gy my gemeld hebt, is de<br />
waarheid ! Ik ben gevallen! zo diep<br />
gevallen , dat ik niet weder kan opgerigt wor<br />
den ! wraak! flegts volkomen wraak! —<br />
zy is hier een weldaad! en na dezelve<br />
ben ik mooglyk een der grootfte Weldoenders<br />
van 't menschlyk Geflagt!<br />
De Engel des Verderfs ftond dikwerf naast<br />
my, wanneer ik myne beftemming overdagt. In<br />
een aangenaam licht ftelde hy zig over my,<br />
H 3 my
C "8 )<br />
my vle'ende, met eene vernietiging, (zo veel<br />
mooglyk te verbeelden was) van al het gebeur<br />
de ! doch ik wederftond hem ! en nu ben ik<br />
ruftiger. Ik heb my al myn lyden als nood-<br />
zaaklyk voorgefteld. Ik overzie een- reeks my<br />
ner toekomllige handelingen, in het Boek des<br />
Noodlots aangetekend. Ik zal myn gemaakt<br />
Ontwerp volgen, en alles doen, waartoe eene<br />
verborgen, onverlambaare, doch van my onaf-<br />
hanglyke dryfveer my aanfpoort.<br />
En uit deezen hoofde is het een weldaad<br />
wanneer wy elkander zien ! — Ja! Henriette!<br />
ik kom tot u, ik kom, gelyk voortyds!<br />
met de zuiverfte en oprechtlle liefde! Ik<br />
kom openlyk en bekend ! Ik kom als uw<br />
Vriend, wien geen mensch den toegang wee-<br />
ren kan ! — zelfs, uw Egtgenoot niet.<br />
Egtgenoot? — neen! zulks is hyniet. Dee<br />
ze Naam , met betrekking tot u, maakt my<br />
woedende; doet my dikwerf aan de Voorzie,<br />
nigheid twyffelen, en flegts het allereruiligst<br />
nadenken brengt my te rug.<br />
Weg, weg met deeze zwarte Tafereelen! Ik<br />
zie u, Henriette! Ja! gewislyk zal ik u zien.<br />
Ik weet, dat ik dat bloeiende, leevendige<br />
Meisje niet zien zal, 't welk ik agterliet, dat<br />
Even-
C na )<br />
Evenbeeld der hemelfche Schoonheid! die Be<br />
valligheid zonder wedergade! die my buiten<br />
my zeiven voerde! ik ftel my voor kommer en<br />
zwaarmoedigheid uit elk eene van uwe trek<br />
ken te zullen leezen, eene uitgeteerde gedaante,<br />
te zullen aanfehouwen, die door boosheid eu<br />
onderdrukking haaren bloei verloor! maar is<br />
dat alles niet om mynen wil gefchied ? Heb:<br />
gy niet om mynen wil geleeden ? En moet<br />
ik niet, in weerwil van alle uwe ongelukken,<br />
bevreediging voor my zeiven vinden!<br />
01 ik zal deeze bleeke , vermaagerde, jam<br />
mervolle gedaante vereeren , even als men een<br />
Heilig vereert, die ons uit de kaaken des doods<br />
redde! Konde ik u wreeken! . deeze<br />
verwoestingwreeken ! totdat uwe fchoon-<br />
heid zig weder herftelde.cn ik alle myne rech<br />
ten op u wederkreeg! — Maar deeze ge<br />
dagten zyn onuitvoerbaar! De hoop is;<br />
verdweenen, even gelyk de tyd, die niet we<br />
derkeert! Ik misleid my zeiven met ydele<br />
hersfenfehimmen , en verhit myn bloed met<br />
voortellingen van zaaken , die geen- weezen "<br />
hebben, of kunnen hebben! j_k ben on<br />
gelukkig te midden in de gelukkigtte gedag<br />
ten.<br />
H 4 En
C f*° )<br />
En gy fpreekt van wraak tegen u, gy<br />
droomt, gy waant en gelooft, dat gy u aan<br />
myn ongeluk fchuldig gemaakt hebt? — Ach!<br />
zwyg! arme Bedroogene! die de Voorfchrif-<br />
ten van uwen pligt opvolgde, daarin uw ge<br />
luk zogt, en het niet vondt! die uw eigen wel-<br />
zyn voor dat uwer Ouders hebt opgeofferd,<br />
.en toen hebt moeten zien, dat zy het gewor<br />
den zyn! Laat ons nu onze onheilen , onze<br />
noodlottigheeden tegen elkander in de fchaal<br />
leggen, en gy zult zien, dat zy elkander op-<br />
weegen ! Zy zullen elkander gelyk ftaan !<br />
en zouden wy, vereenigd door de rampfpoe-<br />
den, niet eenmaal het recht hebben, om on<br />
derling ons te verbinden? om daar, waar geen<br />
ongeluk meer is,met elkander gelukkig te wee<br />
zen?<br />
Gy beklaagt Maria, en ik, zou ik u<br />
hierin niet naarvolgen ? Zou ik haar ook niet<br />
beklaagen ? O ik zal nog meer doen, lie<br />
ve Jette! Ik zal voor haar zorgen , en<br />
dat moet ik doen , vermits zy berouw betoont,<br />
vermits zy verbetering belooft; vermits zy, —<br />
doch lees zelve haaren Brief! — Deelneemen-<br />
de traanen zal hy u uit de oogen persfen, en<br />
gy zult haar, als eene Ongelukkige, als<br />
i eene
( 121 )<br />
eene veel Ongelukkiger dan wy zyn, — zelve<br />
uwe Vriendfchap niet ontzeggen. Ik h.b be<br />
loofd haar Vriend te zullen weezen, en ik heb<br />
haar zo veel toegelegd, dat zy niet noodig zal<br />
hebben, op de genade van anderen te leeven.<br />
Tusfchen my en het overige Menschdom,<br />
behalven u, is alle gemeenfchap opgeheeven-<br />
Zedert drie dagen heb ik met zulke dringende<br />
reden, om ontflag van myn beroep aangehou<br />
den , dat men het my niet weigeren kan : en<br />
deed men zulks, ik zou evenwel gaan, want<br />
myn hoofd en hart deugen nergens meer toe,<br />
dan om u de weinige dagen uwes Leevens ver-<br />
genoegder te maaken , en om u over uw ny-<br />
dig Noodlot te wreeken ! Waar ik een Mensch<br />
ontmoet, beklaag ik hem, om dat hy een<br />
Mensch is, en wil hem doen bezeffen, hoe<br />
ongelukkig hy er aan toe zy, dat hy zulks is;<br />
en enkel de gewoonte,om alles wat in de wae<br />
reld is van de befte zyde te befchouwen, plaatst<br />
mydan weder in dien verftandigen kring, waar<br />
ik liever buiten was.<br />
Dus wankel ik, en zal ik blyven wankelen,<br />
tot dat ik u zien zal! dan mooglyk, ten minften,<br />
hiermede vertroost ik my, zal het beter met<br />
my zyn.<br />
H s Alle
C )<br />
* AITe verpfigtingen aan uwen Man hoifderr<br />
op, uit hoofde zyner behandeling. Hier nef-<br />
fens zend ik u de Brieven , welke ten ant<br />
woord op de uwen ftrekten. Thans zend ik<br />
u, die vrylyk toe , en weldra worden dezelven<br />
gevolgd, door uwen<br />
FERDINAND.<br />
ANTWOORD OP DEN EERSTEN.<br />
Verfchrikt, Ja! verfchrikt ben ik door uwe<br />
letteren geworden ! Ik moet het u zeggen ,<br />
al zoudt gyer de ongel ukkigfte Vrouw om wor<br />
den , want die aandoening kan ik niet verzaa-<br />
ken, zonder de menschheid uittcfchudden.<br />
Zo iets te verliezen, in een oogenblik<br />
te verliezen, waarin ik alles, wat het Geluk<br />
m/ toewierp, aan uwe voeten wilde nederleg-<br />
gen, en niet te verfchrikken ? • • dat<br />
kan niet weezen Henriette !<br />
't Is my even als of ik wel gedaan had, dat<br />
ik u niet antwoorden mag, dat eere en pligt,—<br />
Ha! die woorden wekken my uit eene bedwel<br />
ming; want ik fliep ! —— Eere en Pligt, te<br />
gen een Schurk, die my u ontroofde? — Stil!<br />
ilil! driftig bloed. Gy, Henriette! zegt:<br />
Ja!
( "3 )<br />
Ja ! hy was edelmoedig { _ en zie daar, hy is<br />
geen Schurk meer.<br />
Kom dan , gy Troost der Ongelukkiger! ! gy<br />
hervatte moed ! Kom verfchanfching, waar<br />
achter de zwaarmoedigheid zig verbergt, om<br />
zig nog vaster te neftele».<br />
Kom ook, gy, ftreelend Bedrog van alles<br />
wat gy my fchryft! üw hart heeft geen<br />
deel, dat befte IK blyft het myne! Kom<br />
bekoorlyke verbeelding van het geluk, 't weik<br />
wy, in betere dagen, beleeven zullen!<br />
Maar, O Henriette! Henriette! ik roep te<br />
vergeefsch! Niets van dit alles komt! -<br />
Gy zyt voor my verlooren , - verlooien voor<br />
altoos ! Schryf nimmer dien haatlyken<br />
Naam, onder uwe Brieven!- Ik weet hem! -<br />
Ja! goede God! met gloeiende let<br />
ters treft hy myn gehoor!<br />
Evenwel evenwel zal ik u beminnen, -<br />
Ja! Henriette! eeuwig zal ik u beminnen, -<br />
beminnen zonder hoop, en in fmart ver<br />
gaan ! Louiza ! Spreekt gy van haar myne<br />
hand tc geeven ? Eer fperre de aarde zig<br />
open, eer deeze Verftoorfter van onze rust my<br />
ne hand erlange, - en - Ik heb haar even als<br />
een Vrek de handen met goud volgeftopt.<br />
In
( "4 )<br />
In vertrouwen gezegd ! uw Man is evenwel<br />
een Schurk ! uw Man? Hy uw Man,<br />
en niet ik? Wat mensch onder Gods Zon<br />
zou my dat hebben durven zeggen ?<br />
* * * * *<br />
Ik ben geweest als een Raazende, Henriet<br />
te! die dolle vlaag is thans weder voorby. —<br />
O God ! wat is de Mensch! uw Man zal<br />
u zeggen, dat ik niet fchryven mag !<br />
Myne denkbeelden raaken in de war, zo dik<br />
wils ik aan u gedenk. Ik fchryf zaaken, die<br />
gy noodwendig weeten moet, en zie, gy ont<br />
vangt myne Brieven niet. Maar ik zal<br />
vöortvaaren. Kan ik my wel beter onderhou<br />
den, dan van u en met u?<br />
4fF 4f? 4ff 4fF Jff<br />
ANTWOORD OP DEN TWEEDEN.<br />
Z. d. isden.<br />
Ja! Vrouw! Neen! Meisje! — myne,<br />
myne Henriette ! Ik zie die Naam zo op het<br />
Papier, als gy dien uit uwe ziel opfchreeft.<br />
Drie-
( f*5 )<br />
Driewerf brandende ftaat by daar, en fpoore<br />
my ten fchriklykfte aan, tot wraak tegen den<br />
Booswigt.die tegen u huichelde; tegen u loog,<br />
en met u den fpot dreef!<br />
Snellyk gryp ik de pen, maar ach! Zy<br />
ontzinkt myne vingeren, — want gy zult dee<br />
zen Brief niet leezen.<br />
Ongelukkig gehuuwd! 't is waar, gy zegt<br />
my zulks thans voor het eerst, Henriette!<br />
maar ik wist het reeds voor lang, zonder dat<br />
gy my het gezegd hebt! en ik weet zelf<br />
nog meer ! Gy hebt den grootften Boef tot<br />
uw Man bekomen, een koud , onaan-<br />
doenlyk Schepzel, een vermomd Serpent,<br />
dat u zyne fchoone zyde Vertoonde, en het<br />
doodlyk vergift voor uw oog verborg ! Hy<br />
vertreed de rechten der menschlykheid onder<br />
zyne voeten! Dat Monfter, 't welk geene lief<br />
de kent, ftelt zyn vermaak er in, om met de<br />
Liefde den fpot te dryven ! Hy heeft een<br />
werk gewrogt, waarom de Duivels hem zege<br />
nen ,en de Engelen hem vloeken, wanneer het<br />
deeze Weezens mooglyk zy, zig aldus uitte-<br />
drukken. Hy heeft een band der ziele ver-<br />
fcheurd, die door niets op aarde, dit gevoel<br />
ik » weder veréénigd kan worden ! Hy heeft<br />
twee
( 126 )<br />
-twee menfchen ongelukkig gemaakt, die doof<br />
de Voorzienigheid tot eene zaligheid van 't<br />
Paradys op aarde beftemd waren.<br />
O Goede, goede, —- driewerf goede Hen<br />
riette ! Wat is er van de wenfchen, die<br />
gy voor my en myne Gade uitboezemde? Gy<br />
befchouwt haar als zalig! 1 Ach! zy is het<br />
niet. Hoe zou zy het kunnen zyn , daar<br />
ik haar niet beminne ? daar ik, (en gy<br />
gelooft dat ze u uit myn hart kan verdringen,)<br />
haar dikwerf haat, dikwerf van my verwyderd<br />
wensch ! Zy is my verveelende en lastig, want<br />
zy is Gy niet! Zyis eene ongelukkige Vrouw!—<br />
maar is zy het door my ? Neen ! — maar<br />
door den Booswigt, uw Man; want een ander<br />
zou haar, wanneer ik u bezeten had, geluk<br />
kig hebben kunnen maaken.<br />
O Uwe hartlyke aanfpraaken op my zyn recht<br />
vaardig. Gy getrouw, teder Meisje! gy zult<br />
die Rechten eens doen gelden ! Ik gevoel<br />
het, de Mensch moet eenmaal in een toeftand<br />
gefteld worden, die alles vergoed , wat voor<br />
zo veelen, op deeze aarde, is verdorven ge<br />
worden ! Hoe zou het mooglyk kunnen wee<br />
zen , dat er geene Vergelding plaats zou vin<br />
den, voor alle de lydc.ns die wy ondergaan? —<br />
dan,
( 127 )<br />
dan, dan zoude Eeuwige onrechtvaardig zyn,<br />
en dat is hy zekerlyk niet. De blyken zyner<br />
Gerechtigheid zyn te menigvuldig en te zigt-<br />
baar, dan dat wy ze een oogenblik in twyifel<br />
zouden trekken.<br />
Doch eene plaats in uwen Brief heeft my traa<br />
nen van berouw uit de oogen geperst. Ik hield<br />
Louiza verdagt, en uwe verwyten hebben my<br />
duidlyk gezegd en beweezen , dat ik zulks<br />
deed ! Ja ! myne Waardfte ! ik had haar<br />
myne hand moeten geeven ! Zy had het niet<br />
kwalyk genomen, wanneer ik met haar over<br />
u gefprooken had! Ik zou eene Vriendin ge<br />
had hebben, op wier boezem ik al myn hart-<br />
feer had kunnen uitftorten.<br />
Dit immers ware een weezenlyk geluk te mid<br />
den in myn ongeluk geweest! maar zulks is my<br />
door de rechtvaardige Albeftuuring ontzegd!<br />
die wilde, dat ik uw verlies in alle deszelfs kragt<br />
zou gevoelen ! deszelfs gewigt moet ook<br />
niet verminderd worden , op dat ik eens des te<br />
beter ondervinde, het goede dat ik herkryge!<br />
Herkryge! Zie, met zulke droomen kitr-<br />
•telt zig myne verbeeldingskragt, even gelyk gy<br />
ook doet! — O dat het niet enkel droomen<br />
mogten blyven!<br />
ANT-
C 123 )<br />
ANTWOORD OP DEN DERDEN.<br />
Z. d. 3iften.<br />
Blydfchap en Droefheid bezielden mybeurt-<br />
lings, onder het leezen van uwen Brief. Blyd<br />
fchap, vermits gy weet, dat ik u nog hartlyk<br />
bemin, en Droefheid, om dat gy zo neerflag-<br />
tig zyt.<br />
In myne omftandigheeden , lieve Henriette'.<br />
zyn er oogenblikken, waarin ik, om uw zelfs<br />
wil, wensch, dat gy uw Man met zo veel toe-<br />
geeflykheid behandelen moogt , als mooglyk<br />
zy, ten einde gy u geen Hel op aarde moogt<br />
bouwen. Er zweeft ook dikwils een denkbeeld<br />
van toekomftige gelukzaligheid voor mynen<br />
geest, die plaats zal vinden, wanneer men hier<br />
de wederwaardigheeden met bedaardheid ver<br />
draagt. Alles wat gy my van uwe Ouders, die<br />
ik hoogacht, fchryft,komt er daarenboven by,<br />
en doet zyne uitwerking.<br />
De betrekkingen waar in wy tot deeze Wae<br />
reld leeven, dwingen ons veeltyds anders te<br />
handelen, dan wy naar het gevoel van ons hart<br />
handelen zouden. Ingevolge hiervan, Hen<br />
riette! zou ik alles moeten aanwenden, om u<br />
uit
C "9 )<br />
uit de handen van dien Tyran te redden, wei<br />
ken zo wreed met u omfpringtjdoch dan moet<br />
de verdienfte vervallen, en gy kunt de Kroon<br />
des gedulds er niet van wegdraagen.<br />
't Valt in de daad hard, onfchuldig te moe<br />
ten lyden! Doch is dit het lot van alle Ster<br />
velingen niet ? De maat des lydens alleen<br />
maakt het onderfcheid uit. Veelen ondervin<br />
den dit flegts op zommige tyden! Gy echter,<br />
dierbaar Schepzel , en ik ondervinden zulks<br />
alle oogenblikken. Het verdriet verlaat ons<br />
niet, maar daar voor zal ook onze beloo<br />
ning,<br />
Ik ben gedwongen hier uit te fcheiden.<br />
In ditoogenblik verwisfeit myn humeur en ook<br />
myne denkwyze. Dit is ook eene zwakheid,<br />
die ik voordéezen niet kende, en welke ik en-<br />
kei aan myn ongelukkig Noodlot te wyten<br />
heb.<br />
De zwaarmoedigheid drukt myganschlyk ter<br />
neder, wanneer ik de uuren my te binnen breng,<br />
die wy ondergindfche boomen doorbragten ! —<br />
O mogten zy nog éénmaal wederkeeren!<br />
Eén, flegts één Gefprek met ui - Eéne<br />
aanfchouwing van uw Engelachtig oog,<br />
van uw fchoon gelaat, zo vol Liefde, zo on-<br />
II. DEEL, I „~,
( I3« )<br />
geveinsd, hartlyk fpreekende! O dat zou<br />
my de voortmaak van -, zo niet de zaligheid<br />
zelve weezen!<br />
Dergelyke gedagten zyn mybyna te dierbaar<br />
in de plaatfen en tyden der verganklykheid ! Ik'<br />
neein ook elk oogenblik waar, dat my iets<br />
van 't voorige erinnert; ik rek het zelve ;ver-<br />
Iieze er, als t ware, my in,terwyl ik te mid<br />
den in den ge vreesden dood fchyn te leeven.<br />
Hiermede fchep ik my zomtyds de vrolykfte<br />
oogenblikken ! Uw tafereel van eenen toeko<br />
menden tyd, waarin vergenoegdheid ons lot<br />
zal weezen, heeft my ganschlyk, - ganschlyk<br />
betooverd ! Jammer is het flegts, dat deeze fcha-<br />
duuwzo fchielyk verdwynt, en het lyden , in<br />
alle deszelfs gevoeligheid en grootte de plaats<br />
daarvan vervangt! daar ik u, in de ar<br />
men van den onvriendlykften Man, my ver<br />
beelde, te aanfchouwen , en door kommer ver-<br />
fcheurd, myne aandoening door dwaasheeden<br />
uitdrukke!<br />
Gy zegt Liefde voor myne Gade te voeden,<br />
•om dat zy myne Gade is! Ik bedank er u voor,<br />
uit haar naam. Ik heb haar zulks gezegd, en<br />
*y fcheen er zig over te verheugen; ik zeg,<br />
zy fcheen, want zo dikwils ik van u of van<br />
Loui-
( i3i 3<br />
Louiza fpreek, betoont zy een foort van on-<br />
verfchilligheid, die ik weet dat haar niet ei<br />
gen is, en welke my verhindert haar hart te<br />
doorgronden! en zyn er heimlyke hartfeeren,<br />
dan kan haare blydfchap flegts voorgewend<br />
zyn !<br />
ANTWOORD or DEN VIERDEN.<br />
Z. d. 43ften.<br />
Ik ontwaar allengskens, Henriette ! dat dee„<br />
ze Brief u fpoedig geworden zal. Ik ben over<br />
tuigd , dat ik niet langer voor de vergetelheid<br />
fchryve. Alles wat op aarde is komt tot ryp.<br />
heid. De Boosheid groeit dus ook; wordt<br />
groot en magtig, gelyk het onkruid,doch word<br />
ook, even gelyk dit, daardoor te ryper voor<br />
het vuur! Vuur en bloed is dat niet het<br />
zelfde? Ja! weezenlyk is het dikwils zo<br />
met my gefteld ! Dikwils is het zo, wan<br />
neer ik aan uwen Tyran gedenk. Hy is öok<br />
hoog opgegroeid en ryp! Het Onkruid<br />
ten vuure! en hy ten bloedigen wraake!<br />
Dat immers komt op één uit?<br />
Dus is ook de Droom, denk ik, en de wee-<br />
I 2 zen-
( 132 )<br />
aenlykheid veeltyds het zelfde. - Hoe fcbrifc<br />
lyk zou het echter zyn , indien dit ten opzigte<br />
van uwen Droom plaats vond ! In het<br />
oogenblik echter toen ik hem las, bersteden<br />
de traanen my uit de oogen, en hy ftond als<br />
Waarheid voor roy! Als eene Waarheid,<br />
die fteenen moest beweegen, wanneer dezelve<br />
flegts voor eenig gevoel vatbaar was.<br />
Zie, Henriette! op deeze Waarheid bouw ik<br />
myne zekerheid, dat gy deezen Brief beko<br />
men zult, en dat ik u zien z»l! Doch is dit zo<br />
niet, dan wil ik ze gaarne beiden laaten vaa-<br />
ren! dan was ook uw lyden minder; en myn<br />
vergroot Ongeluk zal te ligter door my gedra<br />
gen worden ! Want ik mag myn geluk niet op<br />
uwen ondergang bouwen.<br />
Is het niet erg genoeg Meisje! dat ik zelf<br />
belyden moet, dat de wraak thans myn geluk<br />
uitmaakt? Zulk een gevoel vereert den mensch<br />
niet.<br />
Gy bieldt u met iets anders bezig! Ik heb u<br />
benyd; u benyd, om het uur, dat gy op<br />
het Kerkhof doorbragt! Welk eene zaligheid ,<br />
welk eene belooning zou dit niet voor veelen<br />
geweest zyn, zulk een uur aldaar met u te fly-<br />
ten! In dat oogenblik murmureerde ik, dat<br />
onze
C 133 )<br />
onze Befchermgeesc de magt niet bezat, om<br />
iets diergelyks ons te kunnen voorzeggen ! Hoe<br />
had ik daarheen gefneld , om by u te zyn,<br />
en de zaligheid van zulk een uur te fmaaken !<br />
Weldra echter herftelde zig myn vernuft,<br />
en beduidde my, dat het niet goed geweest zou<br />
zyn. Het vertoonde my u in de beftendige<br />
betragting van uwen pligt, en ik werd over<br />
tuigd , dat gy, wel verre van my by u te dul<br />
den, my gebeden zoudt hebben, van u te willen<br />
weg ihellen, ten einde uwe ziel met geene<br />
heimlyke verwyten te bezwaaren , waar door<br />
de fnoodheid van uwen Man een zweem van<br />
gerechtigheid ftond te verkrygen !<br />
Ik begeer ook op zulk eene wyze niet by u<br />
te komen. Wanneer ik kom, zal ik komen,<br />
vergezeld door myn Recht, dat zegevieren zal<br />
over den genen, die de Onfchuld met voeten<br />
vertrad ! Lang kan het niet meer duuren ,goed,<br />
lydzaam Schepzel! dit ftaat vast by my ! — u<br />
wreek ik, al moest ik met u omkomen 1<br />
Ik ben, enz.<br />
FERDINAND.<br />
I S ZE.
, ( 134 )<br />
Z E V E N T I E N D E B R I E F .<br />
Lotje aan Maria.<br />
In myn laatften Brief meldde ik u, ik geloof<br />
de, dat Ferdinand zeker ware. Ik althans was<br />
zeker, zo. als men zulks denkt te zyn , wan<br />
neer het gevaar verwyderd is. Maar,Hemel!<br />
had ik my ooit kunnen verbeelden , dat een<br />
flegt Landmeisje, die hier de eenvoudigfle Fi<br />
guur fpeelt, my op de eerfte aanfchouwing<br />
belangryk zou worden ; by de tweede my yver-<br />
zugtig maaken, en fpoedig daarop my tot ver-<br />
twyffeling brengen zou I<br />
Drie dagen na de voorige onderhandeling<br />
met de Moeder van myn Frederik was het<br />
groot Bal. Mevrouw van N*** verfcheen er<br />
onder de eerften,met haare Dogter: Zy was<br />
pragtig, doch het Meisje zeer eenvoudig ge<br />
kleed; gansch in 't wit, flegts met eenige roo-<br />
zen opgefierd, zonder diamanten, of eenigen<br />
anderen toeftel der overige zwaar bevragte<br />
Zaletëzelinnen. Zy bezat alles behalven een<br />
be-
( 135 )<br />
betooverend gelaat: Want zy was bleek, onre-<br />
gelmaatig, en een klein ftompneusje , maar<br />
blaauwe oogen, fchoon haair, eene fraaie ge-<br />
ftalte.een voortreflyke voet en eene fyne hand<br />
gaven, voor het overigen, haar een zeer be-<br />
langryk voorkomen : eene verteederende zwak<br />
heid, die alles bekoorde, wat zy naderde,ze<br />
gepraalde boven alle haare andere bevallighee-<br />
den. Natuurlyk geraakte het Gezelfchap in be<br />
weeging. De Schoonen fluisterden , en elk<br />
fprak met haaren Oppasfer een zagt woordje<br />
dat zekerlyk het bevel inhield, om dit Won<br />
derdier niet te naderen.<br />
Geen een der Zaletjonkers liet zig met haar<br />
in : het Bal werd geopend , en zy bleef alleen<br />
op haar ftoel zitten. Dit oogenblik nam ik<br />
waar, om my naast haar te zetten, zonder haar<br />
ten Dans te noodigen , want ik dagt om 't ge-<br />
heele Bal niet meer, maar was enkel er op be-<br />
dagt, uit hoofde van een zeker inwendig ge<br />
voel , my zo na mooglyk aan haar te verbinden,<br />
om daar door, kon het zyn , Frederik van haar<br />
verwyderd te houden.<br />
Zy antwoordde op alle myne Vraagen met de<br />
uiterfte gepastheid. Ik ondervond daadlyk, dat<br />
zy niet alleen met gezond verftand begaafd was,<br />
I 4 maar
( 136 )<br />
maar dat zy zig ook voortreflyk'wist uit té<br />
drukken.<br />
Ik zei haar, dat zy door haaren natuurlyken<br />
en bekoorlyken opfchik en intreede, in deezen<br />
Vriendenkring een nieuw tydgewrigt gemaakt<br />
had. Zy antwoordde my hierop, dat zy ge-<br />
weeten had, een Onderwerp van befpotting te<br />
zullen worden, doch dat zy de gewoonte had,<br />
om zig boven deeze vooröordeelen te verhef<br />
fen. Zy kon noch wilde haare grondftellingen<br />
verzaaken, ten welgevallen van de grillighee-<br />
den der Waereld. Natuur was haar Lieveling,<br />
en deezen Lieveling ontrouw te worden, was,<br />
volgens haare meening, denzelven ten hoogften<br />
onteeren. Haare Moeder had de goedheid,o:n<br />
in dit ftuk haar genoegen te geeven, en maakte<br />
haar door dit te doen volkomen gelukkig.<br />
Dit bragt ons Gefprek op het Landleeven ,<br />
waaromtrent zy my zeide, dat zy zig maar wei<br />
nige weeken in de Stad ophield, die haar dan<br />
nog zeer bezwaarlyk vielen. Ik gaf haar des<br />
wegens myne verwondering te kennen: onder<br />
anderen voerde ik haar te gemoete: Dat de<br />
Liefde, in haare jaaren , eene Hoofdbezigheid<br />
van haare Kunne uitmaakte; en dat zy op 't<br />
Land met geene mooglykheid,diegeleegenheid<br />
kon
( 137 )<br />
kon vinden, om de Liefde van alle zyderi te<br />
leeren kennen, welke in de Stad overvloedig<br />
en daaglyks voorkwam.<br />
Wanneer ik my voorgenoomen had , ant<br />
woordde ze my, de Liefde te leeren kennen,<br />
om er voor te vreezen, dan moest ik zekerlyk<br />
kennis in de Stad maaken, en ik zou er my by<br />
uitftek wel by bevinden; maar vermits ik be<br />
lust ben om de waare fchoonheeden der Liefde<br />
te leeren kennen, ben ik genoodzaakt de Stad<br />
te moeten ontwyken; ik moet haar by de een<br />
voudige Natuur zoeken, waar ik haar zo zui<br />
ver denk aan te treffen als de Natuur zelve is!<br />
en waar ik volkomen genoegen zal hebben ,<br />
daar ik hier niet dan hartfeer verwagte. Ik<br />
weet maar al te wel, van veele myner Vrien<br />
dinnen, hoe gemaklyk het valt veroveringen<br />
te maaken, maar teffens hoe moeilyk het zy,<br />
die te behouden. Indien ik er ooit eene maak<br />
te, die myn hart welgevallig ware, en ik be<br />
vond my buiten ftaat, om ze te kunnen bewaa.<br />
ren ! Ik was verlooren. .<br />
• In 't zelfde oogenbljk kwam Frederik by ons,<br />
en vroeg of ik eenige betrekking tot de Dame<br />
had? Ik weet zelf de reden niet, waarom ik,<br />
neen! zeide ! Ik voegde er in dien zelfden<br />
I 5 drift
( 138 )<br />
drift by, dat ik den ganfchen avond niet zou<br />
danzen.<br />
Dan verzoek ik, om uwe hand, Freule Net<br />
je ! — Ik keek; het Meisje keek! Myn naam,<br />
Myn heer ! zeizy, verfchoon my, viel hy<br />
haar in de reden , uwe goede Moeder beval my,<br />
u aldus te noemen.<br />
Haar gelaat werd zeer vriendlyk. Ik door<br />
grondde het oog dat zy op Frederik wierp; het<br />
fcheen my veel te zeggen, en myn yverzugt<br />
welde niet weinig op.<br />
Met zo veel natuurlyke bevalligheid heb ik<br />
nog nimmer een Meisje zien danzen Aller<br />
oogen waren op haar gevestigd: Paar by Paar<br />
voegden zig byeen , om er greetige Aanfchou-<br />
wers van te weezen. Netje bloosde hoe lan.<br />
ger hoe fterker ; geraakte echter niet buiten<br />
poftuur. Frederik fcheen gaarne met haar te<br />
danzen , maar ftelde het uit zo lang hem moog<br />
lyk was. Intusfchen was er iemand , die hem<br />
iets in 't oor luifterde. Daadlyk geleidde hy<br />
Netje aan 't hoogerëinde van de Zaal, om een<br />
Engelfchen Dans met haar te beginnen. Nu<br />
werd ik byna woedend. Op elke tour fcheen<br />
het vuur byhem toeteneemen. Na het eindigen<br />
van den Dans plaatsten zyzig weder naast my.<br />
Gy
( 139 )<br />
Gy hebt my een kleinen trek gefpeeld ! Myn<br />
heer Van Fett! zei Netje ! maar ik zal ze u.<br />
voorzeker betaald weeten te zetten. Moogt gy<br />
een Nieuwling dus aan een gansch Gezelfchap<br />
prys geeven ?<br />
Ten koste der algemeene bewondering, konde<br />
ik zulks doen, antwoordde hy.<br />
Gy hoopt de fchuld op, Myn heer! 't zal<br />
u gewislyk bezwaarlyk vallen , die te voldoen;<br />
en wanneer ik recht heb, ben ik geftreng,om<br />
ze intevorderen.<br />
Wil ik uwe Moeder ter fcheidsvrouw tusfchen<br />
ons roepen, Netje!<br />
Om 's Hemels wil, neen ! want die is ruim<br />
zo partydig als gy zelf zyt.<br />
Thans was het beweezen, dat dit eene af-<br />
gefprokene zaak met de Moeder , en dat Netje<br />
voor myn Frederik beftemd was. Het kwam<br />
er nu flegts op aan te weeten, of zy eenigen<br />
indruk op het hart van myn Frederik gemaakt<br />
had. In myne tegenwoordigheid zou-hy, in<br />
dit geval, zig niet uitgelaaten hebben , ik moest<br />
my derhalven van deeze Twee verwyderen,<br />
en hen van verre befpieden. Ik ging, naar dé<br />
genadige Vrouw Moeder.<br />
Waar-
C 140 )<br />
Waarom zo fHl, Myn heer ? vroeg zy. Kan<br />
u heden de Dans niet behaagen ?<br />
Men heeft my de lust doen vergaan , gena r<br />
dige Vrouw!<br />
Is het van uitwerking geweest? Zie,<br />
Myn heer! dat is regt een Meisje voor myn<br />
Zoon! Ik heb het ook voor hem gefchikt, en<br />
hy moest van alle gevoel ontbloot weezen, by<br />
aldien hy onverfchillig voor haar bieef.<br />
Dat bleef hy ook niet. Zulks hebt gy duid-<br />
lyk kunnen bemerken; maar elk gevoel word<br />
daarom geen Liefde, en nog veel minder kan<br />
het eene gevestigde Liefde aan 't wankelen<br />
helpen.<br />
Gy fchynt uw vermaak te vinden, met my<br />
alle hoop op de beterfchap van myn Zoon te<br />
willen beneemen, en my te doen gelooven,<br />
dat een vernuftig Meisje geen indruk op hem<br />
maaken kan.<br />
Zulks heb ik nooit ontkend, genadige Vrouw!<br />
ook wenschte ik wel, uit hoofde der bedugt-<br />
heid zyner Moeder, dat uw Zoon vry ware,<br />
dan zoudt gy deezen dag nog uwen wensch<br />
zien bekroonen.<br />
Ik dagt niet op het gene ik fprak. Ik vrees-<br />
, ' ~ de
( Ui )<br />
'de dat het zonder dat, wel gebeuren kon. Ik,<br />
ontwaarde reeds van verre, dat Frederik in een<br />
diep Gefprek met Netje was ingewikkeld, en<br />
dat zyn hart ongetwyffeld mede in 't fpel be<br />
trokken was. Ik befpeurde dat zyne Moeder<br />
haare oogen van hem niet aftrok. Alles fcheen<br />
met my rond te draaïen.en ik werd geheel ver-<br />
byfterd. Myn bloed ziedde vai wraakzugtj en<br />
de eerfte uitwerking daarvan was, dat ik te-<br />
gens zyne Moeder zei : Gy kunt derhalven,<br />
ongeacht uwe voortreflyke denkwyze.in eens,<br />
twee Meisjes ongelukkig maaken !<br />
„ Gy bedriegt u, Myn heer! de eene maakt<br />
„ zig ongelukkig door haare buitenfpoorighee-<br />
„ den, de andere kan met myn Zoon gelukkig<br />
„ worden, en hy met haar."<br />
Gy zelve dwaalt, Mevrouw! Ffyzal de eene<br />
blyven beminnen, zo dra de beguicheling, die<br />
hem flegts voor een korten tyd, aan de ande<br />
re verbind , voorby zal zyn ! — en een korte<br />
tyd zal het zekerlyk maar weezen. Het een<br />
voudige Landmeisje zal hem, die aan de Hof<br />
dames gewoon is, wel dra daaglyks worden en<br />
verveelen, en hy zal naar de verkeering van<br />
de voorige Beminde reikhalzen.<br />
• Het reeds eenmaal bedroogen Landmeisje,<br />
(want
C 142)<br />
(want hoe is 't mooglyk dat zy uwen Frederik<br />
zou kunnen beminnen, wanneer zy zyne Ge-<br />
fchiedenis wist,) zal zig ten tweedenmaale be-<br />
droogen zien, wanneer hy haar verlaat, en de<br />
Moeder de fchuld geeven, die haar bedroog.<br />
Vertwyffeling zal haar lot weezen-, gelyk het<br />
lot van die genen was, die haar misleidde en<br />
haar verliet.<br />
Myn heer! antwoordde my de Moeder, gy<br />
fpreekt met zulk een Enthufiasmus van 't ge<br />
val , dat ik vrees, dat het u nader betreft, dan<br />
ik vermoede. Ongetwyffeld zyt gy met myn<br />
Zoon te Berlyn bekénd geweest ?<br />
Zo als nu, genadige Vrouw ! heb ik uw<br />
Zoon nergens anders dan hier gezien; .<br />
maar,<br />
Maar ! wat maar ? fpoedig verlos my<br />
van myne ongerustheid !<br />
Maar zyn Lotje zag ik, dat Meisje kende ik.<br />
O! er zyn er zo veelen die haar kennen,en<br />
niemand die my de waarheid zegt.' Gy zult ze<br />
my ook niet zeggen, en fpreek my derhalven<br />
van haar niet meer! ,Ik poog haar zo wel<br />
uit myne gedagten, als uit het hart van my<br />
nen Zoon te verbannen.<br />
Zy zullen allen u de waarheid gezegd heb<br />
ben,
( 143 )<br />
ben, Mevrouw! doch gy zult die niet hebben<br />
wiilen hooren, gelyk men ze doorgaands niet<br />
gaarne hooren wil. De waarheid is, dat Lotje<br />
uw Zoon onuitfpreeklyk bemint; dat hy nim<br />
mer eene betere keuze voor zig zou hebben<br />
kunnen doen; dat betreklykde voorrechten des<br />
Vrouwlyken Geflagts haar niets anders dan<br />
Geboorte en Rang ontbreeken; dat zy hem zo<br />
zeer aanhangt, dat zy hem nimmer verlaaten<br />
zal, en dat zy veelligt door onverbreeklykc<br />
banden,<br />
Houd op Myn heer! fpaar eene Moeder,<br />
die, wanneer gy meer zegt, mooglyk niet in<br />
ftaat zou zyn te kunnen beletten , om het On<br />
derwerp der algemeene befpotting te worden.<br />
Het gene gy gezegd hebt, is, mag niet<br />
waar zyn. Het zyn loopjes om eene Moeder<br />
te verfchalken ! Gy hebt een ontëerend Ver<br />
bond met myn Zoon aangegaan ! Gy hebt my<br />
de oogen ook ten zynen opzigte geopend !<br />
Thans ontdek ik zyne veinzery ! Tot twee-<br />
maaien toe heeft hy my verzekerd, dat hy haar<br />
nooit voor deezen gekend heeft.<br />
Ik befpeurde , dat ik te veel gezegd had.<br />
Gaarne ware ik te rug gegaan, doch zulks was<br />
nu te fpade. Zy had zig reeds van my ver-<br />
wy-
( 144 )<br />
wyderd. Ik ging de Kamer treurig op en ne<br />
der , want die twee bleeven nog fteeds in een<br />
diep Gefprek.en ik begeerde hen niet te ftoo-<br />
ren, om my niet verdagt te maaken.<br />
Eindlykwerd Netje door een ander ten dans<br />
verzogt, en Frederik vry. Ik begaf my met<br />
hem in Gefprek.<br />
• Een lang, ernftig onderhoud, Myn heer Van<br />
Fett! zei ik.<br />
- Ernftig en hartlyk , antwoordde hy. Ik ben<br />
geen Vriend van veinzery. Het Meisje is een<br />
Engel. Ik heb nooit zo veel rechtfehapen ge<br />
voel, zo veele verruklyke deugden, en be-<br />
koorlyke belangvcroorzaaking by elkander ge<br />
zien. Hemel! welk een afftand tusfehen haar<br />
en een Stadmeisje 1<br />
• Gy zult derhalven, Myn heer! om haar Ber<br />
lyn wel kunnen vergeeten.<br />
Maak myne aandoening niet meer gaande,<br />
dan zy reeds is. Ik heb reden, om over Ber<br />
lyn te zugten. Deeze aandoening dagt ik nooit<br />
in my te zullen ontwaaren. Netje wist dezel<br />
ve , in my te doen gebooren worden. Voor de<br />
eerftemaal heb ik één -uur, en ééne daad in<br />
piyn leeftyd betreurd.<br />
Jk wist ter naauwernood meer waar ik was.<br />
My-
( 145)<br />
Myne hoop was nu ganschlyk verdweenen. Ik<br />
uit zyn hart! Het geen hy gedaan had berouw<br />
de hem,! Zo fpoedig ! En voor wie werd ik<br />
opgeofferd ? Voor een Landmeisje , die hy<br />
eens gefprooken, en die hem zo wat van de<br />
Liefde in haar natuurlyken tooi, van verruk<br />
king en deugd voorgepraat had. Ik maakte<br />
my zo fpoedig van hem weg, als mooglyk was,<br />
en fnelde naar huis.<br />
Hier leide ik my ten uiterften zwaarmoedig<br />
neder: doch de ongerustheid liet my niet (ka<br />
pen. Ik ftond weder op; kleedde my ander<br />
maal aan, en ging weder op het Bal. Het eerst<br />
dat ik zag waren Frederik en Netje. Ik dagt<br />
van woede buiten my zelve te geraaken. Zy<br />
dansten wederom te zaamen, en wel'met eene<br />
zigbaarder aandoening dan de eerftemaal. De<br />
blydfchap blonk het Meisje ten oogen uit,en<br />
hy zweefde altoos vol vervoering recht tegen<br />
haar over.<br />
Ik poogde my te bedaaren. Ik begreep,<br />
dat ik liever onverfchillig moest blyven, ten<br />
einde op middelen te kunnen denken, om het<br />
groeiende kwaad by tyds voortekomen.<br />
Ik ging weder naar huis, en heb nu over<br />
legd wat ik doen zal. Wanneer ik het Meis-<br />
II. DEEL. K ;A
( U6 )<br />
je onder 't oog kan brengen , *t gene meft<br />
hier van zyne voorigi leevenswyze verhaald,<br />
dan geloof ik bezwaarlyk, dat zy hem haare<br />
hand zal geeven, en aldus kon ik het kwaad<br />
fluiten, zonder verder gerugt te maaken.<br />
Wanneer ik hem deeze eens uit het hart ge-<br />
bragt heb ,dan fluipt er niemand meer in, daar<br />
van houd ik my overtuigd.<br />
Met myn volgende meer. Laat ik intusfchen<br />
iets van u hooren, myne lieve Maria ï<br />
Ik beu, enz.<br />
LOTJE.<br />
A G T T I E N D E B R I E F .<br />
Louiza aan Henriette.<br />
Vermits Ferdinand nog niet by u weezen kan,<br />
myne lieve Henriette ! Zal iku voorbereiden<br />
tegen dat hy komt. Van zyn bezoek by u,<br />
verhoopt hy uwe en zyne rust. Ik wensch<br />
zulks, en hoop dat, voor het tegenwoordige<br />
ten minften, uw Man hem geene zwaarigheeden
C Hl )<br />
den meer berokkenen zal kunnen. Hy heeft<br />
te veel bewyzen van zyn fchandlyk gedrag in<br />
handen, en ik kan er u daarenboven nog een<br />
ander van zyne helfche Boosheid leveren.<br />
Omtrent agt dagen geleeden zogt ik onder<br />
de nagelaaten papieren en zaaken van mynBroe-<br />
der, die ik, uit hoofde derftnart,die zyn dood<br />
my veroorzaakt, nog weinig doorzien heb,<br />
en vond er een klein Pakje onder, waarvan<br />
het Opfchrift aan my luidde. Ik opende hec<br />
zelve, en onder meer andere kleinigheeden van<br />
waardy, valt my een Brief in handen. Ik breek<br />
hem open j lees hem en fta verwonderd ! Een<br />
geheelen dag heb ik geweend. Ik deel u den<br />
geheelen Brief mede. Wanneer gy verkiezen<br />
mogt het Origineel zelf te hebben, om er ge<br />
bruik van te maaken, zal ik het u zenden. Gy<br />
hebt in een onzalig uur deezen Eereloozen<br />
uwe hand gegeeven, en u zeiveen zo veelean<br />
deren ongelukkig gemaakt.<br />
Zie hier den Brief zeiven ;<br />
* % UB.
( H8' )<br />
LIEVE ZUSTER!<br />
Wanneer men den flap te doen heeft, dien<br />
ik doen moet, dan gaat men gemeenlyk met de<br />
Waarheid te rade ! doch de Ongelukkige ziet<br />
gemeenlyk de Waarheid niet eerder in , voor<br />
dat hy buiten ftaat is, om zyn ongeluk voor<br />
te komen! Zo gaat het met my! He<br />
den , op den rand van myn Graf, herroep ik<br />
het voorleedene in myne gedagten te rug, en<br />
befchouw, helaas ! my zeiven als een Verwor<br />
penen ! befchouw het grootfte gedeelte myner<br />
bedryven met fchrik en afgryzen!<br />
Ik was zoniet toen ik vanuen mynen verftan-<br />
digen Vader affcheid nam ! toen was myne ziel<br />
nog met edele denkwyzen vervuld ! Ik geloof<br />
de en poogde ook, om een nuttig Lid der<br />
menschlyke faamenleeving te worden! — dan<br />
dit ben ik nu niet geworden! en ik ontwaar<br />
eene treurige verzekering in my zeiven, dat de<br />
Waereld niets aan my verliest.<br />
Ik ben verleid ! weggevoerd door eene Slang,<br />
die ik in mynen boezem koesterde; die ik in alles<br />
'volgde en daar door op het Pad geraakte, waar<br />
de menschlykheid beleedigd en onteerd word.<br />
Gy kent Weiftad! - Weiftad, dien ik eens<br />
by
C H9 )<br />
by u bragt, dien ik u als bruidegom voorfloeg;<br />
aan wien myn Vader zyn woord gaf, dat Gy<br />
de zyne zoudt weezen. Hy koestert fchand-<br />
lyke oogmerken ten uwen opzigte. Weldra<br />
befpeurde hy, dat hy uwe deugd niet zou kun<br />
nen doen wankelen , daarom nam hy het be<br />
fluit , om ten minden myn Vader te bedrie<br />
gen. Deeze heeft hem, voor het ontflag van<br />
zyn woord, eene groote fomme gelds moeten<br />
betaalen. Waarfchuuw hem derhalven des we<br />
gens, en zeg hem, dat hy onder myne papie<br />
ren zaaken zal vinden, die hem van deeze<br />
Verbintenis ontdaan.<br />
Het is deeze Booswigt, die zig meester van<br />
myn hart maakte, om het te bederven. Hy leer<br />
de my de ondeugden in eene verleidlyke en be-<br />
koorlykegeftalte kennen,en ik verbeeldde my,<br />
in het zuiver genot der genoegens van dit lee<br />
ven te zyn ! Hy verdoofde myn verftand en<br />
zedelyk gevoel. Hy bragt de eene fchuld voor<br />
en de andere na op myne ziel, die my thans<br />
iot vertwyffeling brengen.<br />
Te Berlyn maakte hy, onder den Naam van<br />
Blancheville, een deugdzaam Meisje ongeluk-<br />
kig. Op die zelfde vervloekte wys ondermyn-<br />
de hy haare edele deugden, en bedierf grond-<br />
K 3 be-
( 150)<br />
ieginzels, waarop zy het geluk van haar lee<br />
ven gebouwd zou kunnen hebben. Hy bragt<br />
haare Ouders ten grave, en haar tot de nood-<br />
zaaklykheid, om het aantal dier Ongelukkigen<br />
te vermeerderen, die door den nood gedwon<br />
gen worden, om zig aan ieder een ten beften<br />
te geeven.<br />
De toeftand waarin hy my gedompeld heeft<br />
js onuitfpreeklyk ellendig ! Ik heb een fterk,<br />
gezond lighaam derwyzen verdorven, dat my,<br />
by vollen verftande en het leevendigst gevoel,<br />
geene hoop ten leeven meer overfchiet. Myne<br />
ziel word er niet minder door gefolterd! Elk<br />
uur is eene gedugte fchrede naar die eeuwig<br />
heid , waar ik zekerlyk de bitterfte verwy-<br />
tingen over myn verkwist Talent te verwagten<br />
heb.<br />
Heden ontvlied die Ondankbaare myne ver-<br />
wyten, en laat my geheel ten prooi myner ver-<br />
twyffeling ! Niemand kan my ook den min<br />
ften troost bezorgen, want alles veracht my!<br />
en op niemand ftel ik ook zo veel vertrouwen,<br />
dat ik my aan hem zou.ontdekken. Myn eeni<br />
ge troost is, dat myn goede, braave Vader niet<br />
weet, hoe ongelukkig zyn Zoon is! en wat ik<br />
bidden mag, Louiza! meld hem zulks niet, op<br />
dat
( *5i )<br />
dat hy in vreede ten grave daale ! In een an-<br />
der leeven zal ik hem zeggen: Vader ik heb<br />
gezondigd ! en daar, daar zal ik hem om ver<br />
giffenis fmeeken ! Myn dood zal u traanen kos-<br />
ten, doch verberg ze voor hem !<br />
Maar wagt u voor dien Verleider, dat hy<br />
u niet medefleepe ! Hy zou niet flegts uw<br />
Moorder, maar ook de Moorder van uw goed<br />
hart en van uwe deugden worden! Deeze<br />
Satan houd zig niet voldaan met ons hier in<br />
den tyd te verderven , zyn verderfiyk oogmerk<br />
ftrekt zig ook tot de eeuwigheid uit. Ontmas<br />
ker hem ! Stel hem bloot voor het doordrin<br />
gend oog der onpartydige Waereld, en herftel<br />
ten minften eenigzins den flegten Naam, wel<br />
ken uw Broeder agterlaat , daardoor, dat gy<br />
een gedeelte der fchuld op zynen Verleider<br />
doet wederkeeren ! U doe ik deeze belyde-<br />
nis! Ik leefde fchandlyk, en fchandlyk is myn<br />
fterven! — Maar het berouwt my tot in het<br />
binnenite myner ziele, dat ik my heb laaten<br />
verleiden ! en vermits God den berouwhebben-<br />
den Zondaar niet verwerpt, hoop ik , dat myn .<br />
Vonnis zagter, genadiger zal weezen, dan ik<br />
verdiend heb.<br />
Deezen Brief verberg ik onder verfcheiden<br />
K 4 faam-
( 152 )<br />
faamgepakte zaaken. Hasten heeft zig van myn<br />
gansch Noodlot weeten meefter te maaken ! Hy<br />
zal derhalven alles poogen te verdonkeren, wat<br />
ter zyner ontmaskering zou kunnen dienen-<br />
Vond hy deezen Brief, gy zoudt hem nimmer<br />
in handen krygen.<br />
En nu, Louiza! neem ikaffcheid van-u. Aan<br />
gene zyde van het graf hoop ik u weder te<br />
zien. Uwe verwyten zullen ten minften zo<br />
bitter niet zyn, wanneer gy deezen geleezen<br />
zult hebben. O hoe gelukkig zou ik my re<br />
kenen, indien ik flegts nog eenmaal u zien,en<br />
vergiffenis van u verwerven mogt! Maar<br />
neen! zulks heb ik niet verdiend, zo geluk<br />
kig mag ik niet zyn ! en ook gy,gy moet<br />
dien Affchuuwlyken niet naderen, die de fmer-<br />
ten zyner fchuld draagt, en zyn eigen lighaam<br />
ter marteling doemde! Ik fcheide my van u,<br />
even gelyk de fchuldige zig van den onfchuldL<br />
gen fcheurt. Vergeef het<br />
uwen<br />
' ftervenden Broeder<br />
WEDEMEIILR.<br />
O
( 153 )<br />
* * * * *<br />
O Henriette ! Henriette ! gy weent onge-<br />
twyffeld , wanneer gy deezen gelcezen zult<br />
hebben ! Traanen van deelneeming zie ik<br />
over uwe wangen ilroomen. Ik voel uw bran<br />
dend hart kloppen ! het klopt louter mede<br />
lyden.<br />
O Monfter! dat my eenen Broeder roofde,<br />
welke heden myn Trooster zou kunnen zyn,<br />
waarmede zult gy deezen uwen roof goed maa<br />
ken? Moet dan elk eene uwer handelingen<br />
een geheel Geflagt in ongeluk dompelen , en<br />
het ongeluk, even als de pest, doen over.<br />
gaan tot allen, die er flegts de geringfte be<br />
trekking op hebben ?<br />
Gewislyk, Henriette 1 zou ik heden deezen<br />
Broeder hebben kunnen gebruiken ! Heden<br />
zou hy my ten Raadsman en ten Vriend heb<br />
ben kunnen verflrekken I Ik ween meer<br />
dan ik immer in myn ganfchen leeftyd geweend<br />
heb. Myn Huis is een Huis der diepe treu<br />
righeid .' — Geen de minfte ftraal van vreugd<br />
flikkert er, in een eenig oogenblik,door dee<br />
ze Egyptifche nevel van zwaarmoedigheid!<br />
Myn Man is zo droefgeestig weder te rug<br />
K s ge-
( J54 )<br />
gekomen, dat ik niet weet, boe hy immer we<br />
der gefchikt worde voor de menschlyke faa-<br />
menleeving. Ik dagt hem door myne hand ge<br />
lukkig te zullen maaken , maar dit heilzaam<br />
oogmerk is my gemist. Onophoudlyk zegt hy,<br />
dat hy my niet gelukkig kan maaken ; dat ik<br />
hem niet beminnen kan, en dat hy ook geen<br />
zins verdiend van my bemind te worden.<br />
God weet, dat ik hem thans meer dan ooit<br />
beminne; dat myne Liefde by het uur groeit;<br />
dat ik in het geringfte dat hem bejegent aan<br />
deel neeme, zo ook in alles wat hem het hart<br />
drukt; en dat ik hem nooit fterker had kunnen<br />
beminnen, al ware het dat ik hem uit Liefde<br />
myne hand gegeeven had.<br />
Dit alles houde ik hem voor. Ik geef hem<br />
de duidlykfte bewyzen myner toegeneegenheid.<br />
Ik tragt den wensch van zyn hart hem uit de<br />
oogen te leezen 1 doch ik mag al doen wat ik<br />
begeer, hy beweert, dat het dwang zy ! dathy<br />
ongelukkig is, om dat ik ten zynen gevalle vein<br />
zen moet! — Dit valt my hard, en ikbezwyk<br />
er voorzeker onder!<br />
Een ander ongeval, 't welk my doet Adde<br />
ren, is, dat myn Vader zeer krank ligt. Wan<br />
neer ik hem verlies, dan ben ik van allen ver<br />
las-
( 15?)<br />
laaten. J<br />
t ïs waar, dikwils ben ik blyde, dat<br />
hy niet by ons komen kan. De treurige huislyke<br />
omitandigheid waarin wy ons bevinden,<br />
zouzyne ziel den laatften fchok geeven, en zyn<br />
leeven fpoedig doen eindigen. Aldus verdeel<br />
ik den tyd tusfchen hem en myn Man; vertroost<br />
beiden, zo goed ik kan, en denk, het<br />
is aldus myne beflemming.<br />
Ferdinand is in ftilte van zyne Vrouw g»<br />
fcheiden. Myn Man heeft de zaak in dier voe<br />
gen befchikt, dat niemand weet waarom. Ma<br />
ria was ten uiterfte neerflagtig. Myn Man<br />
zegt, dat hy nimmer dergelyk eene droefheid<br />
gezien heeft.<br />
Zy heeft eens gezegd, dat dit en alles wat<br />
zy reeds in haar leeven ondergaan had, de ftraf<br />
was voor.de zwakheid van dat oogenblik,<br />
waarin zy van haare Grondbeginzelen afweek,'<br />
want wanneer Blancheville zig niet van dat<br />
oogenblik- bediend had , zou zy voorzeker<br />
ftandvastig gebleeven zyn. Dit is zeer droe<br />
vig! — Myn God! indien de Feilen hier<br />
derwyze reeds gefirafd worden, hoe zullen wy<br />
dan in de toekomende Waereld befiaan !<br />
Zy heeft nog geen befluit genomen, wat nu<br />
verder te doen. Zy heeft my echter beloofd<br />
na-
( 156 )<br />
harigt van haar voorneemen te zullen geeven.<br />
Ik heb een troostryken Brief aan haar gefchreeven<br />
, en haar gezegd, dat ik haare Vriendin<br />
zal weezen, of fchoon de ganfche Waereld<br />
haar begaf. —•—<br />
Hemel! — op het oogenblik komt een Bode<br />
van myn Vader. Hy is zeer liegt. Ik<br />
moet daadlyk voort. Wurm kan niet mede<br />
gaan , hy is zelf zeer ziek ! Myn God !<br />
xvat ftaat my voor de deur! Ik zal deezen Brief<br />
niet voor myne terugkomst fluiten.<br />
,Hy heeft my verbooden te klaagen, en ech<br />
ter moet ik klaagen ! Echter zal hy uit de<br />
hoogte de oogen nederflaan, om te zien,hoe<br />
zyne beangftigde Dogter te moede is, en daar<br />
zal hy het haar gewislyk vergeeven ! Hy zal<br />
zien, dat zy het uit Liefde voor hem doet;<br />
dat haare fmert grooter is, dan.hy zig ver<br />
beeldde'.<br />
Henriette! befte, lieffte Gezellinne myner<br />
Jeugd! help gy my weenen! help gy my klaa<br />
gen ! Ik heb hem nu niet meer, die alleen in<br />
ftaat was my te kunnen vertroosten! Voor wien<br />
ik leefde, leeven moest! en ach! dat ik het<br />
zeg-
C 157 )<br />
zeggen moet, ik heb niemand meer! Zedert<br />
den dood van myn Vader is Wurm de myne<br />
niet meer! Koeltjes heeft hy my gezegd,<br />
dat hy my verhaten zou. — Is dan de Gram-<br />
fchap des Hemels over ons allen uitgeftort ?<br />
Is de voleinding van het lyden onmooglyk ge<br />
worden ?<br />
Toen ik voor het bed van mynen ftervenden<br />
Vader kwam, vroeg hy my, waar myn Man<br />
was ? Ik antwoordde hem, dat hy zig niet<br />
wel bevond. O myne Dogter ! vervolgde hy,<br />
Ik weet zyne ziekte, Hy bemint u niet ! Hy<br />
heeft u niet bemind! Ik laat in u,de ongeluk-<br />
kigfte Vrouw agter. Ik ben onvertroostlyk<br />
daarover, dat ik uit de Waereld moet gaan, zon.<br />
der, (in weerwil myner wenfchen en poogin<br />
gen,) u gelukkig gemaakt te hebben. Wat<br />
baat my al myn Geld! waar toe heb ik het ver<br />
gaard ! wat is het anders dan een doode klomp,<br />
die geen aasje rust aan ons leeven bezorgen<br />
kan! En dat hield ik voor gelukzalig<br />
heid! Voor een weldaad! O wat heb ik<br />
my bedroogen ! Vergeef het my Dogter!<br />
vergeef het my, Louiza! Ik weet het, ik had<br />
meer voor u kunnen doen; maar ik was ver.<br />
blind ! Had ik den Mammon niet aangekleefd,<br />
Fer-
C 158 )<br />
Ferdinand had gewislyk geen afkeer tegen ü<br />
opgevat, en zou zekerlyk uw Man geworden<br />
zyn.<br />
Hy weende ! Myn God ! zulke traanen<br />
in de Iaatfte oogenblikken des Ieevens zyn<br />
brandende. Houd op , myn Vader ! riep ik ,<br />
met u zeiven vrugtloos te martelen ! Gy deedt<br />
alles aan my, wat gy hebt kunnen doen. Hebt<br />
gy meer vermaak gehad dan ik ? Doorloop uwen<br />
ganfchen leeftyd ! Zorgen , kommer en moei<br />
ten waren uw deel! en met dat alles evenwel<br />
hadt gy gewislyk het oogmerk, om uwe Kinde<br />
ren gelukkig te maaken, en dit oogmerk döet<br />
in de Waereld alles af, en richt ons in de toe-<br />
koomende. Gyhadt uw geheel geluk op uwen<br />
Zoon gebouwd, en gy hebt hem verlooren! —<br />
O myn Vader ! in de eeuwigheid treft gy hem<br />
aan! onthaal hem als uwen Zoon! Reken hem<br />
de Feilen niet toe, die hy in zyne onbezon<br />
nenheid beging.<br />
Weet gy dezelven ? Vroeg hy haastig: —-<br />
weet gy dat hy zelf de oorzaak van zyn<br />
dood was. Ik ben alles na zyn dood ont<br />
waar geworden, en wilde het u niet zeg<br />
gen, om u niet te bedroeven ; daarom fprak<br />
ik nooit iets van hem ! daarom verheugde<br />
ik
( 159)<br />
ik my niet met hem weder te zien ! Zyn<br />
Vriend Weiftad heeft my alles gezegd ! Hy<br />
kon hem niet van het pad des Verderfs te rug<br />
houden.<br />
Hy? die Booswigt! — O myn Vader]<br />
dan heb ik u nog een troostlyk berigt mede*<br />
tedeelen. Uw Zoon was verleid! ! J a_<br />
maar die Booswigt, deeze Weiftad was het,<br />
die hem ten verderve fleepte ! Hy heeft dui-<br />
zende fchulden op zyne ziel! . Hy heeft<br />
ons allen ongelukkig gemaakt. Hy is die Has-<br />
ten, die Henriette bezit. Hy heeft haar fchand<br />
lyk om haar Geld bedroogen. De ftervende<br />
fpreekt waarheid , en myn Broeder heeft ze<br />
my medegedeeld.<br />
Dan was hy onfchuldig, riep myn Vader ver<br />
heugd uit; dan was hy verleid, en in den grond<br />
van zyn hart niet boos ? Ik bedank u, Loui<br />
za ! voor deezen troost, Ik fterf nu verge-<br />
noegder, en gy moet my niet beklaagen; niet<br />
om my treuren! Wees gerust, en draag uw<br />
lyden, tot dat wy weder veréénigd worden.<br />
Hy werd hoe langs hoe zwakker, en ftierf<br />
in myne armen. Ik wist niet wat my over-<br />
kwam ! Ik ftond daar, even als of ik buiten<br />
de Schepping geflooten was, alleen, —<br />
en
( löo )<br />
en verlasten ! Ik vatte zyne koude hand,<br />
ik drukte dezelve, en maakte zyn aangezigt<br />
nat met myne traanen. Eensklaps fcheen hy<br />
my toetewenken, om weg te gaan , en myn<br />
Man ftond voor myne ziele. Met eene ftomme<br />
droefheid befchikte ik alles, wat nog te be-<br />
fchikken was , en ging heen om deezen te<br />
vertroosten.<br />
Ik had niet gedagt, dat dit toneel op my<br />
wagtte.<br />
Toen ik binnen trad, moest hy befpeuren,<br />
dat ik goweend had, want myne oogen waren<br />
dik en rood. Uw Vader is dan dood? zei<br />
hy, arm Wyf! met hem hebt gy alles verloo<br />
ren , wat gy hadt. Bereid u tot meerder on<br />
geluk ! Gy zyt er toe beitemd! Gy zult ook<br />
uwen Man verliezen !<br />
Myne traanen vloeiden andermaal. Om's He<br />
mels wil, Wurm! viel ik hem in de reden,<br />
verzwaar myn lyden niet! Maak myn leed<br />
niet ondraaglyk ! zeg my, dat gy de myne zyt,<br />
en de myne blyven zult. Laat die zwaarmoe<br />
digheid vaaren , en laaten wy elkander ten<br />
Trooster en niet ten Beul verftrekken!<br />
O dat ik zulks weezen mogt! antwoordde<br />
hy zeer getroffen. Maar geloof my, om den<br />
dood
( 161 )<br />
dood uws Vaders heb ik geen enkele traan kun<br />
nen vergieten. Voel myne oogen ! zy zyn<br />
droog', en myn hart is yskoud! Zou my<br />
dit niet aandoen ? Zou ik my niet bevlytigen,<br />
om zulk eenen ondankbaaren van u te verwy-<br />
deren ? Wat hebt gy niet al voor my<br />
gedaan, en waarmede beloonde ik u? hoe heb<br />
ik u bejegend ? Neen! Louiza! ik blyf<br />
by u niet.' - Ik kan niet by u blyven, want<br />
ik ben uwer niet waardig. Is het de ziekte van<br />
bet lighaam, of is het de ziekte der ziel? —<br />
genoeg, dat de verbeelding my martelt, dat gy<br />
jny zo niet beminnen kunt, gelyk ik het be<br />
geerde, en zo als ik my een denkbeeld van<br />
Liefde gevormd had! Dit maakt my in-<br />
diervoegen ellendig, dat ik de gedagten niet<br />
verdraagen kan , om u langer te kwellen. Ze<br />
kerlyk zult gy gelukkig zyn, wanneer ik niet<br />
meer by u zal weezen.<br />
Ik waagde de laatfte bede. Ik wierp my aan<br />
zyne voeten, en weende zo als ik nog nimmer<br />
geweend had.<br />
By den asch myns Vaders ! riep ik, by de<br />
hand, die gy my eenmaal gegeeven hebt, met<br />
oogmerk, om my gelukkig te maaken! by uwe<br />
rust! by myn leeven J by alles, myn Waard-<br />
H..DML L fte!
fte ! wat flegts eenige waarde by u hebben kan,<br />
bezweer ik u! laat toch deeze gedagten vaa-<br />
ren! Nimmer beminde ik u zo zeer als op dit<br />
oogenblik! Nimmer was uw bezit my zo on-<br />
öntbeerlyk als heden, God weet het, ik<br />
weet het niet, of men meer kan beminnen,<br />
dan ik u bemin. Geloof my, Ferdinand is ge<br />
heel uit myn hart verbannen! Gy alleen zyt<br />
e i. i n > ik begeer u echter uwen pligt niet<br />
voortehouden ! Ik zal de jammerende Vrouw<br />
u niet voorftellen, welke gy aan haar zelve<br />
overlaat, en, ter heft-himping der menfchen,<br />
verlaaten wilt! Ik wil die wreedheid niet fchil-<br />
deren, waarvan de Wilden gruuwen, en die,<br />
helaas! door de befchaafde Volken verdeedigd<br />
word. Ik roep flegts uw medelyden in! Ver<br />
ander, uit enkele barmhartigheid, uw befluit!<br />
Doe het om myner traanen wil! Ik zal in 't<br />
ftof kruipen, tot dat gy my verhoort, en elk<br />
eene uwer wenken zal my ten bevel verftrek-<br />
ken '.<br />
Hy deed my opitaan. Myn lyden deed hem<br />
traanen Horten. Wist gy, zei hy, hoe grievend<br />
uwe taal voor my was,gy zoudt ze niet voe<br />
ren. Verkwist geene vleiende woorden meer,<br />
waar van elk een derzei ven een nieuw vergif in<br />
myne
( 163 )<br />
myne ziel verfpreid!— Ik zal evenwel zien,<br />
wat ik doen kan. Kan ik my zei ven overwinnen,<br />
dan zult gy ongelukkig genoeg zyn, om een<br />
grillig en buyig Man by u te moeten dulden.<br />
Hoe gaarne zal ik hem dulden! hoe gaar<br />
ne zal ik alles met hem verduuren! Mooglyk<br />
zal de tyd hem geneezen, en hy beter wor<br />
den ! alles wat ik kan zal ik er zekerlyk aan<br />
toebrengen !<br />
Schryf my toch, of Ferdinand by u is, en<br />
of Hasten hem verdraagt! Mooglyk zou het<br />
iets ter vervrolyking v a n myn Man toebren<br />
gen, wanneer wy naar u reisden. Zo wy wee<br />
ten, dat wy u welkom zullen zyn, zullen wy<br />
komen: vermeent gy echter er het minfte ver<br />
driet over te zullen hebben, wees dan open<br />
hartig en fchryf zulks!<br />
Op gisteren bragten wy het overfchot van<br />
onzen Vader ten grave. Myn Man was zeer<br />
ftil en zwaarmoedig, maar goed, vriendlyk<br />
en zeer liefderyk tegen my. Ik heb hem gansch<br />
hartlyk bedankt daarvoor, dat hy den dag, dien<br />
ik zo gaarne in ftil hartzeer wilde doorbren-<br />
L 2<br />
gen,
C 164 )<br />
gen, my niet verdorven had. Al myns Va<br />
ders goedheid kwam my weder te binnen, en<br />
er verfpreidde zig een troostryk Licht over<br />
myne ziel, wanneer ik bedagt, dat hy in zyn<br />
laatften leeftyd geheel anders dan te vooren<br />
was geweest; dat hy zyne geliefdkoosde nei<br />
gingen verloochend had, en weldaadig en me-<br />
delydende geworden was. Deeze gedagte<br />
maakte, dat ik hem met meer bedaardheid in<br />
den grafkuil zag zinken, dan ik anders gedaan<br />
zou hebben, en als ik my immer heb voorge<br />
meld. Eens zal 'hy wederom opltaan, en als<br />
dan zal zyne Dogter ook dat Lyden niet meer<br />
ondervinden, dat thans haare ziele kwelt. Dit<br />
wenscht gy zekerlyk met uwe<br />
LOUIZA.<br />
NE-
C 165 )<br />
NEGENTIENDE BRIEF.<br />
Henriette aan Louiza.<br />
Beste Louiza !<br />
R • ,<br />
X J.y is er! Ik heb hem gezien! gefprokcn !<br />
zal hem weder zien ! hem andermaal fpreeken!<br />
Deeze week heb ik ten uiterfte ellendig door-<br />
gebragt. Beftendig blyfik op myne Kamer, en.<br />
buiten myn Kamermeisje, van alle Gezelfchap<br />
verwyderd. Altoos in de hoop om iets van<br />
Ferdinand te hooren, en er altoos in te leur<br />
gefteld.<br />
Daarenboven het veelmaalig bezoek van hem,<br />
die my altoos ondraaglyk is, altoos kwelt, die<br />
by my komende my vroeg; of ik den Minnaar<br />
fpoedig vergeeten zou.en alle poogingen te werk<br />
ileIde,om myne Gezondheid te krenken, zo dik<br />
wils ik hem bad, dezelve te willen verfchoo- '<br />
nes. O ik ontwaarde het zo dikwils hy by my<br />
kwam, dat ik hem te lang leef, dat hy gaarne<br />
van my ontflagen was! I n >t w e e z e n d c r<br />
zaak moet het hem onverfchillig zyn, want wat<br />
L 3 heeft
C 166 )<br />
heeft hy aan my ? Hy laat my jammeren en<br />
klaagen, en jaagt zyne vermaaken na!<br />
maar hy vreest het oordeel der Waereld. Hy<br />
•wil nog in een zeker gunftig licht befchouwd<br />
worden, hy wil den rechtvaardigen zyn, die<br />
hy niet meer is, dan alleen in zyne eigene ver<br />
beelding. Myn dood zóu alle zyne fchandc<br />
bedekken, en uitwisfchen het gene de Wae<br />
reld er van weet.<br />
Daar myne gezondheid zedert zo geweldig<br />
was afgenomen; ik flegts een Geraamte geleek,<br />
en ik, uit hoofde van den toefiand myner ziel,<br />
gansch verflrooid en als in vertwyffeling ver<br />
vallen ware, ontdekte myn Vader er de waare<br />
oorzaaji van. Op een dag, dat hy wist, dat<br />
Hasten niet te huis was, kwam hy by my.<br />
Ik wil niet onderzoeken, zei hy, in hoe<br />
verre ik zelf, aan uwe ongelukkige Egtver.<br />
bintenïs fchuldig fta; dit zou veel grievender<br />
voor my zyn, dan gy denkt. Ook is het kwaad<br />
daar ! maar ik acht my verpligt, u te vraagen :<br />
wat ik voor u doen kan ? Ik geloof, eene<br />
fcheiding van uw Man,zou u ten minsten van<br />
zyne tegenwoordigheid ontdaan , en u daar<br />
door voor veele mishandelingen bevryden. —<br />
Spaar uw leeven! dit zyt gy aan uwe Ouders<br />
ver-
( «7 )<br />
verfchuldigd, die, vermits gy geene kinderen<br />
hebt, alles in u verliezen zouden. Geef my<br />
flegts uwe toeftemming, en ik zal „ f p o e d i g<br />
van hem verlosfen, want ik heb bewyzen genoeg<br />
in handen, om hem van u te doen fcheidcn.<br />
Myn voorneemen echter was zulks niet te<br />
doen: met dat al trof het my zeer, dat myn<br />
Vader dus bezorgd voor myn leeven was, en<br />
het vleidde my, dat hy wenschte, dat ik'het,<br />
om Zyn en myner Moeder wil fpaaren wilde.<br />
Ik bedankte hem zo voor zyn Voorftêl als<br />
voor zyne geneegenheid. Ik bragt ;hem on<br />
der't oog, dat de korte tyd, dien ik"nog met<br />
fmarten zou hebben te leeven, voor Hem en<br />
myne Moeder grievende genoeg zou weezen,<br />
en dat myn lyden zelf, hen eerlang den wensch,<br />
dat ik mogt ophouden te leeven, zou inboe<br />
zemen.<br />
Wat myn Man betreft, vervolgde ik, ik heb<br />
vastlyk beflooten, zyne behandelingen zo lang<br />
te verdraagen als ik kan. Ik gevoel er my<br />
fterk genoeg toe. Ik zal my niet tegen hem<br />
verzetten. Eene fcheiding, die van myn kant<br />
veroorzaakt word, zou zyne fchuld een ge-<br />
maatigder aanzien byzetten! niet dat ik zo<br />
4 wraak-
i )<br />
wraakzugtig ben, om hem dit te misgunnen,—<br />
neen ! maar omdat ik my zelve, ten zy"<br />
nen opzigte, niets te verwyten wil hebben,<br />
zal ik geene de minfte pooging aanwenden, om<br />
hem van my te fcheiden.<br />
Dit maakte myn Vader bedroefd, Hy ftond<br />
my echter toe, dat ik gelyk had, en hy myn<br />
gedrag niet berispen kon. Hy verhaalde my<br />
vervolgens, dat hy Hasten eenige reizen over<br />
my gefproken had: dat deeze de ganfche fchuld<br />
op my wierp, zeggende, dat hy geene Vrouw<br />
kon lief hebben, die meer haaren ouden Min<br />
naar, dan haaren Egtgenoot aankleefde. Hy<br />
had zig evenwel niet veel met hem willen in-<br />
laaten, om dat hy een ruuw mensch was, en<br />
hem en myne Moeder reeds verfcheiden maa<br />
ien, op eene onverantwoordlyke wys belee-<br />
digdhad: en dat enkel ten mynen gevalle, hy<br />
zig onthouden had, om hem de deur te wy-<br />
zer.<br />
Ik bedankte hem voor deeze gemaatigdheid.<br />
Ik wenschte, zei ik, dat hy er verder mede<br />
mogt voortvaaren, ten einde my daardoor me<br />
nige mishandeling te befpaaren: want in de<br />
daad, Louiza! het geringfte dat hem,zelfs in<br />
zaaken ,die my niet aangaan, in den weg komt<br />
moet
C 169 )<br />
moetik ontgelden. Alle de gramfchap,die an<br />
deren hem aanzetten, moet hy op my verhaa-<br />
Ien, en zulks ben ik reeds zo gewoon, dat<br />
wanneer ik hem zie binnen komen, ik my tot<br />
een ïreurfpel bereide.<br />
Eergisteren was het de dag, waarop Lizette<br />
my den lieven, lieven Brief van Ferdinand<br />
bragt. Zy wekte my met dit aangenaam Ge-<br />
fchenk. In den beginne, toen ik den Brief in<br />
haare hand zag , verfchrikte ik, en had het<br />
byna luidskeels uitgefchreeuwd ,• maar Hasten<br />
was niet verre van ons af, en dit fruitte tegen<br />
wil en dank den uitroep. Van waar hebt gy<br />
dien? van waar ? vroeg ik fidderen-<br />
de. Ik heb een list gebruikt, antwoordde zy,<br />
en in 't vervolg, zal ik alle Brieven bekomen,<br />
die aan u behooren. Zy wilde my niet zeggen<br />
hoe, en ik liet haar ook gaan, zonder verder<br />
onderzoek te doen. Nu had ik, het gene my zo<br />
lang ontbroken had. Ik kon naauwlyks geloo-<br />
ven dat het waarheid was. Ik was zo bevreesd<br />
dat het anders mogt weezen, dat ik in lang<br />
niet befluiten kon , om het Couvert opente-''<br />
breeken. Eindlyk deed ik het; zag de hand<br />
van myn lieven Ferdinand; zag nog meer; zag<br />
dat hy zelf komen wilde 1 myne aandoening<br />
L s was
( ITO)<br />
was boven alle befchryving aangenaam! —•<br />
Hem weder te zien, en dan de laatfte adem-<br />
haaling te doen, fcheen my eene hemelfche<br />
wellust te weezen. Weldra echter, na een be<br />
daarder overweeging reezen er verfchrikkende<br />
gedagten in myn binnenfte op, wanneer ik aan<br />
Hasten dagt.<br />
In dien eerften drift wilde ik aan Ferdinand<br />
fchryven, dat hy toch niet zou komen. Ik<br />
vreesde voor hem, en hy was my veel te dier<br />
baar, dan dat ik hem aan de ruuwe behande<br />
ling van myn Man wilde blootftellen. Het vol<br />
gende oogenblik wierp dit alles echter weder<br />
om verre. Ik zou hem niet zien ? ach! zulk<br />
een zwak Schepzel als ik ben, kon deeze ge<br />
dagten niet verdraagen.<br />
Dus wankelde ik den geheelen dag, waar<br />
van het grootfte gedeelte in eene dweepende<br />
vreugde gefleeten werd, en het was zeer<br />
goed , dat' het, juist op dien dag , Hasten<br />
niet in het hoofd kwam, om my te bezoe<br />
ken. Hy verontruste derhalven , die aan-<br />
genaame zielsgcfteldheid niet , in welke ik<br />
my bevond , en behoefde zyne helfche boos<br />
heid niet te bewerkftelligen , om te ontdek<br />
ken wat de reden myner vrolykheid ware,<br />
want
I7i )<br />
want in die vervloekte kunst is hy een meester.<br />
Gisteren toen ik reeds het befluit gevormd<br />
had, om alles aan het geval over te laaten,<br />
kwam myn Vader by my, en zei, dat Wahler<br />
er was; en er op ftond, om my te fpreeken.<br />
Ik viel myn Vader om den hals, en verzogt<br />
hem, hem daadlyk binnen te willen leiden.<br />
Zo fpoedig gaat dat niet, myn Kind! zei hy.-<br />
Ik moet deswegens eerst met Hasten fpreeken.<br />
Ik heb Ferdinand het Voorftêl gedaan , om on-<br />
(zebyëenkomst in hetheimlyk te houden. Zulks<br />
heeft hy my afgeflagen. Hy behoefde niets in<br />
het geheim te doen ! zei hy ,• Hy kwam als<br />
Vriend en Bekenden. Hy wilde openlyk in<br />
huis gaan; en niet anders dan in Hastens te<br />
genwoordigheid met u fpreeken, en dat kan<br />
hem ook geen mensch beletten. Hy verzogt<br />
my, zulks aan uw Man te willen zeggen. Om<br />
grooter ongeluk voor te komen zal ik het doen,'<br />
en u daadlyk befcheid van ons onderhoud<br />
brengen.<br />
Myn Vader ging. Ik wist niet of hy weg,<br />
dan of hy nog tegenwoordig was, zo zeer ver<br />
heugde my de nabyheid van Ferdinand. ik<br />
wist wel,dat hy den weg naar my toe wel vin<br />
den
( 172 )<br />
den zou, het mogt dan gaan zo als het wilde,<br />
en hem als Vriend te zien bleef my geoorloofd.<br />
Ik nam my ook voor, om, in den itrengften<br />
zin, alle myne pligten tegen myn Man waarte-<br />
neemen.<br />
Myn Vader keerde fpoedig weder te rug.<br />
Hy zag er zeer wel te vreeden uit; fchudde ech<br />
ter het hoofd by het binnentreeden. Hy is<br />
een boosaartige Fielt, zei hy. Hy is flim ge<br />
noeg, daar hy ziet, dat hy niet anders kan,<br />
om zig in te houden, en er zig eene verdien,<br />
fte van te maaken. Gy zult uwen Ferdinand<br />
zien, maar houd moed, myne Dogter!<br />
By deeze erinnering kon ik myne traanen niet<br />
terug houden. Ik gevoelde, dat myne ziel zo<br />
nedergedrukt was, dat ik het wel zyn moest.<br />
O hoe veel zou ik er niet om gegeeven heb<br />
ben, dat ik nog zo veel leevendig bloed had<br />
gehad, om deeze erinnering in den wind te kun<br />
nen flaan.<br />
Op 't zelve oogenblik trad Hasten binnen.<br />
Ik dagt, zei hy, dat uwe traanen ,'thans over<br />
tollig waren. Maar, ik wil u geene Voorfchrif-<br />
ten geeven, en derhalven ter zaak. Uw Heer<br />
Vader heeft de goedheid gehad , my te berig-<br />
ten, dat uwgeweezen Minnaar is aangekomen,<br />
en
( 173 )<br />
en dat het hem behaagt, om my wreed tegen<br />
n te vinden; dat hy tot uw troost en redding<br />
zynen dienst heeft nedergelegd en overgekomen<br />
is. Hy ftaat er op, om als een Vriend<br />
van u den toegang in myn huis te hebben, Hy<br />
wil voor de geheele Waereld dit zyn gedrag<br />
verdeedigen, en zuurzien met zuurzicn beantwoorden.<br />
Ik vind my genoodzaakt om, .<br />
( vermits ik aan de eene zyde niet als een Ty<br />
ran wil verfchynen, en aan den anderen kant<br />
geen Onderwerp des algemeenen gefpreks wil<br />
worden , en ook myne eigene veiligheid te lief<br />
heb, —) deezen Dolleman toetegeeven. Ik<br />
maak derhalven plaats voor hem. Ik ga voor<br />
vier weeken op reis. Oordeel zelf of iemand<br />
infchiklyker weezen kan. Ik hoop, dat zulks<br />
my in de oogen van u, van uwe Ouders en der<br />
Waereld zal rechtvaardigen. Ik verwagt nut<br />
ook van uwe zyde dezelfde infchiklykheid en<br />
befcheidenheid.<br />
Met deeze woorden ging hy de deur uit,<br />
en dus was myn voorneemen verydeld. Ik wil<br />
de hem bidden, bidden wilde ik hem,<br />
dat hy de zaak niet uit dit oogpunt zou be-<br />
fchouwen ! dat hy blyven mogt; dat hy de<br />
Vriend van myn Vriend wilde worden, en my<br />
den
( 174)<br />
den troost der verzoening in 't graf laaten me-<br />
deneemen. Hoe veel bitterheid zyne aanfpraak<br />
ook infloot, zo was ik echter te vreeden, en<br />
zou hem bedankt hebben, daarvoor dat hy my,<br />
hoe ongaarne dan ook, toeftond, om met Fer<br />
dinand te fpreeken. In allen gevallen zou hy<br />
zig hier tegen hebben kunnen aankanten, en<br />
my onaangenaamheeden berokkend hebben,<br />
die, voor de Vierfchaar der meeste menfchen,<br />
ten mynen nadeele, zouden uitgevallen zyn.<br />
Ik zond naar hem toe, maar hy kwam niet,<br />
doch hy liet my weeten; dat hy my niets meer<br />
te zeggen had , en een half uur daarna ver<br />
trok hy.<br />
* * * * *<br />
Maar hoe,myne beste Louiza! zal ik u het<br />
gevoel uitdrukken, dat my ganschlyk aandeed,<br />
toen ik myn Ferdinand weder zag. Myn Va<br />
der bragt hem by my! Myn God ! wat zyn<br />
wy Vrouwen in vergel yking der veel fterker<br />
Mannen! Hy was wel een weinigje bleek,<br />
vervallen, en had niet meer dat lagchende rood,<br />
dat hem weleer zo bekoorlyk maakte, even-<br />
Wel had hy nog dien leevendigen opflag van<br />
oog, die vastheid van voorhoofd, die hem tef<br />
fens
( 175 )<br />
fens edelheid en beminlykheidbyzette! Ik daar<br />
entegen was van alle kragten beroofd, ftegts<br />
de fchaaduuw van het gene ik voor deezen ge<br />
weest ben; geheel door kommer verteerd;en<br />
zonder de magt van een fpreekend oog! .<br />
Hy kwam naar my toe, om my in zyne armen<br />
te fluiten ! doch ik weerde hem zagtlyk af:<br />
Niet, zei ik hem, als of ik de ganschlyke wel<br />
lust die er in deeze omhelzing ligt opgefloo-<br />
ten, niet gevoelde! niet als of ik niet al<br />
toos de zelfde- was, die gy verlooren hebt.'<br />
Maar Ferdinand! ik heb verpligtingen, wel<br />
ke gy niet hebt. Wy willen geene derzelven<br />
krenken. Ik begeer niet dat gy meer met deeze<br />
leeme hut te doen zult hebben. Myne ziel<br />
alleen zal zig met u onderhouden, in het voor-<br />
uitzigt van een volmaakter onderhoud in het<br />
toekomende leeven. Ik vergeet lyden en treu<br />
ren , daar ik u aanfchouwe. Kom, geefmy<br />
uwe hand! die.mag de Vriendin van haaren<br />
Vriend drukken; en zulks zou ik doen in het<br />
byzyn van den genen, die er alleen het voor<br />
hoofd over zou kunnen rimpelen. .<br />
Neen! dat zal hy niet! viel Ferdinand my in<br />
de reden. Ik zal hem toonen; ik zal hem be<br />
wyzen , dat hy geen recht op uw hart heefti<br />
en
070<br />
en dat gy my alles kunt zeggen, wat gy be<br />
geert! dat geene Vriendfchapsbetuigingen<br />
hem in 't allerminst aangaan, en dat ik bevoegd<br />
en gerechtigd ben, om den kusch der Vriend<br />
fchap op uwe lippen te moogen drukken! Wa<br />
re hy flegts hier tegenwoordig, ten einde ik<br />
myne Rechten mogt kunnen doen gelden, en<br />
hem bewyzen, dat hy alle zyne Rechten op u<br />
verlooren heeft! . Hy weet, dat ik hem zulks<br />
bewyzen kan, en hy fiddcrt voor myne tegen<br />
woordigheid, daarom is hy weggegaan. Hy<br />
bedekt zyne verfaagdheid met het Masker dei-<br />
grootmoedigheid, en fchynt het veld geheel<br />
aan ons overtelaaten, dewyl hem bekend is,<br />
dat befchaamdheid en fchande op hem wag-<br />
ten.<br />
Hy werd vuuriger, en ging met vervoering<br />
voort.<br />
, Waar is de Roover van alles wat ik bemin<br />
de? Is dit de bloeiende Henriette, die<br />
ik agter gelaaten heb ? Ik vorder ze van<br />
hem ! die bekoorlyke geftalte, die<br />
doordringende oogen, die lieflykbloozen-<br />
de wangen, die mond , waarby geen Pur-<br />
perroozen haaien konden! Laat hy we<br />
der geeven, 't gene hy genomen heeft!<br />
Hal
C177)<br />
Ha! kan hy dit doen ? - Befchaamd aal<br />
hy daar voor my ftaan, en moeten bekennen:<br />
ik ben , onder Gods Zon, de eerfte Schurk,<br />
dat ik eene bloem vertrad, die in alle haare<br />
Jieerlykheid bloeide.<br />
Hy greep my by de hand en bragt ze aan zy<br />
ne mond. Hy kuschte dezelve hartlyk. Maar<br />
gy, goedaartig Schepzel! zei hy, gy zult er<br />
niet by,lyden. Ook in deeze gedaante blyft gy<br />
myn Engel. Verflenschte dit alles niet, om<br />
mynen wil ? Was ik de Bron niet van het<br />
hartfecr dat u verteerde ? " Ik bedank u,<br />
bedank u van ganfeher harte! Dit hart is nog<br />
zo geheel voor u, dat gy even zo zeer als ooit<br />
te vooren, o P my rekenen kunt! Laat hem dan<br />
te voorfchyu komen, die u verder iets zou wil<br />
len doen ! Ik ben gekomen,om u vreedig te<br />
laaten fterven ! Ik zal alles van^u verwyderd<br />
houden, wat u tegen is; en dan zal ik poo<br />
gen , om weder met u te veréénigen.<br />
Hemel! antwoordde ik hem. Hoe goed zyt<br />
gy! Gy bereikt reeds werklyk uw oogmerk.<br />
Gy bezorgt my eenen gelukkigen dood. Laat<br />
ons dan den tyd, dien wy nog by elkander zyn,<br />
aanwenden, om al het geleedene leed uif on<br />
ze gedagten te verbannen ! Laat ons er hem<br />
II. DEEL. M O O K
( 178 )<br />
ook uit verbannen, die ons dit lyden berok<br />
kende ! Wy zullen hem aan zyn eigen nood<br />
lot overlaaten; of zo wy aan hem denken , met<br />
medelyden hem verbetering toewenfchen.<br />
Ik kan u niet zeggen Louiza, hoe verge<br />
noegd wy waren. De traanen rolden van blyd-<br />
fchap over myns Vaders wangen, hy betuigde<br />
dat hy zig nu een denkbeeld kon vormen, wat<br />
ik geworden zou zyn, ware ik gelukkig ge<br />
huuwd geweest. Het was zeer goed , dat<br />
Hasten er niet tegenwoordig was; want dan<br />
zou eene doodlyke ergernis ons vermaak ge-<br />
ffcoord.en zekerlyk gansch verflonden hebben.<br />
Ik las ook het hart van Ferdinand op zyn voor<br />
hoofd , en befpeurde duidlyk, dat het van<br />
wraak en woede gloeide ! - Myne vervallene<br />
gedaante, myn hevig hoesten, en andere ken<br />
merken eener ongeneeslyke krankheid bragten<br />
hem telkens op de gedagten te rug, dat hy dee<br />
zen roof mynen Tyran niet vergeeven kon ,<br />
en dat het onverzetlyk befluit van zyn hart<br />
bleef, zig te wreeken.<br />
Heden wil ik er niets van fpreeken, want<br />
dit mogt zyn drift aanwakkeren. Allengskens<br />
zal ik hem eene belofte zien aftepersfen, dat<br />
hy zig nietwreeke 1 De zagtmoedigheid toch<br />
is
C 179 )<br />
is de kroon van ons leeven, en het fchuldver.<br />
geeven was een der eerfte Voorrechten, door<br />
den Verloffer voor ons en alle onze Medemen-<br />
fchen verworven.<br />
En na de vreugde, welke ik heden geniet,<br />
zou ik niet vergeeven? - Hasten ! Hasten! -<br />
Gy moogt nog van geluk fpreeken, want zon<br />
der dit, ware ik voor myn dood niet met u ver<br />
zoend geworden. Ik vergeef u thans alles, en<br />
fterf als uwe Vriendin!<br />
Ferdinand fcheidde vervolgens. Dit is de eerfte<br />
dag van blydfchap, (zei hy, by zyn affcheid,)<br />
welke my gebeurt zedert ik u verlaaten<br />
heb!<br />
Ik deed hem, met het oprechtfte hart de<br />
zelfde betuiging. Heden verwagt ik hem weder,<br />
Doch ik móet fluiten. Het veel fchry ven heeft<br />
my eene verkoudheid veroorzaakt, die my er-<br />
innert, dat ik, in weerwil van alle myne blyd-<br />
fchap, den dood naby ben. Gy zult, denk ik,<br />
echter nog eenen Brief ontvangen van<br />
Uwe<br />
M 2<br />
HENRIETTE,<br />
TWIN-
( i8o )<br />
T W I N T I G S T E B R I E F .<br />
De Ritmeester Strundel aan den Advokaat Wurm.<br />
Lieve Wurm!<br />
Hoe zeer ik verlang, om reeds by u te zyn,<br />
Word ik echter door eene zonderlinge Gefchiedenis<br />
daarin verhinderd. Ik moet zekerlyk tot<br />
een Avanturier gebooren zyn.<br />
N-auwlyks hervind ik eene Zuster; geloof<br />
van haar bezit verzekerd te weezen , reis naar<br />
de Gravin B * * * die haar Befchermëngel is,<br />
o m ze aldaar te omhelzen, en zie ! - zy ver-<br />
dvvynt onder myne handen.<br />
• uit myn laatften Brief zult gy alles weeten,<br />
tot ik van het laatfte Dorp vertrok. Ik kwam<br />
laat te Berlyn, en deed my den volgenden mor<br />
den by de Gravin aandienen. Zy ontving my<br />
ze-r aartig. Ik verhaalde haar het oogmerk van<br />
myne reis'; ontdekte my ook aan haar als den<br />
Broeder van Marianne, en befpeurde, dat ik<br />
ten hoogden welkom was. Zedert gisteren ben<br />
ik in de uiterfte ongerustheid, zei ze. Het befcheid,
( I8i )<br />
fcheid, dat ik uit het Dorp van wegens uwe<br />
Zuster ontving , was my, hoe weinig geloof ik<br />
er ook: aan floeg, ten hoogften aangenaam. Ma<br />
rianne, die ik tot dus verre in alle gezelfehap-<br />
pen heb medegenomen , was deswegens zo<br />
fterk aangedaan, dat zy my verzogt, haar zo<br />
lang naar myn Landgoed te laaten vertrekken,<br />
tot de omftandigheeden zig nader zouden ont<br />
wikkeld hebben: zo als ik ook gedaan heb.<br />
Wel nu, genadige Vrouw ! antwoordde ik,<br />
deeze zyn ontwikkeld! zo Marianne u haare<br />
Gefchiedenis verhaald heeft, zal zy u zekerlyk<br />
gezegd hebben, dat zy het eerst tc Berlyn by<br />
twee zogenaamde Galanteriekraamfters kwam,<br />
waar van er .een, na verloop van eenige dagen<br />
wegtrok.<br />
Ja ! zulks heeft zy my zeer omftandig gefchreeven<br />
!<br />
De Ritmeester, vervolgde ik,die zig aldaar<br />
bevond, was ik, en het Meisje, dat doorging,<br />
nam de Naam aan van Marianne, paste'derzel-<br />
ver omWidigheeden op zig toe, en bezorgde<br />
zig langs dien weg een Man. Vermits zy nu<br />
het eerst als zodanig in 't openbaar zig aankon<br />
digde, moest men die haar volgde, noodwen<br />
dig, als eene bedriegfter aanmerken. Doch he-<br />
M 3 den
( 182 )<br />
den ontwikkelt zig dat kluwen! en nu, Gra<br />
vin! bid ik u, my eene Ontdekking te willen<br />
doen, waarnaar myne ziele reikhalst!<br />
En welke is die , Myn heer ?<br />
Zeg my dan, genadige Vrouw! vind ik myne<br />
Zuster rein, onfchuldig, deugdzaam? Of<br />
hebt gy, uit mededoogenheid, een perzoon tot<br />
u genomen , die zig door uwen Zoon heeft<br />
laaten verleiden, en die gy, volgens uwe be<br />
kende grootmoedigheid, niet aan de gewoonly-<br />
ke Ellende wilde prys geeven ?<br />
Myn heer Ritmeester ! antwoordde de Da<br />
me op een toon, die my aan haare voeten zou<br />
gebragt hebben. Indien myn Zoon iemand als<br />
Marianne had kunnen verleiden, zoudt gy my<br />
hier zo gerust niet zien zitten. Ik zou zeker<br />
lyk weenen. Maarhy denkt edelmoedig,gelyk<br />
ik. Hy vereerde de deugd van Marianne, en<br />
befchermde dezelve. Ik heb er hem voor be<br />
loond. Hy bemint het Meisje onuitfpreeklyk.<br />
Ik moest echter voor zyn goeden naam zorg<br />
draagen. Ik liet hem reizen, beloovende het<br />
intusfchen zo te zullen fchikken, dat zy de<br />
zyne kon worden. Ik wist haaren ftand niet,<br />
maar ik heb haar hem gegeeven, zo als ze is.<br />
Nu is er verder niets noodig. Ik zal hem fchry<br />
ven,
( 183 )<br />
ven, dat zy hem, ten opzigte van geboorte ><br />
gelyk ftaat, en laaten hem weder komen.<br />
Ik wierp my,op dit gezegde, aan haare voe<br />
ten, en bedankte haar voor dit berigt: voor<br />
haare deelneeming en liefde voor Marianne.<br />
Ik verzogt haar , om my myne voortreflyke<br />
Zuster te laaten zien. Zy beloofde my, aan-<br />
flonds naar haar Landgoed te zullen zenden,<br />
en befprak my tegen den volgenden morgen.<br />
Toen ik wederkwam vond ik haar in traa<br />
nen. Uwe Zuster is er niet meer, Myn heer!<br />
zei zy, en, wat het droevigfte is , ik moet<br />
vooronderftcllen , dat zy , met haar eigen<br />
vryën wil, vertrokken is. Zy is met iemand<br />
op reis gegaan, maar met wie, weet niemand.<br />
Ik zit hier, en verteer my zelve van hartfcer. Ik<br />
ween onöphoudelyk, en wanneer men haar<br />
niet wedervind, is al myn troost en vermaak<br />
verdweenen. Hoe zal ik my by myn Zoon ver<br />
antwoordden , wanneer hy komt, en haar vari<br />
my afvordert ? Help my, Myn heer! en ftel<br />
my gerust!<br />
Ik verftomdc. Eindlyk evenwel moest ik<br />
fpreeken, en zei. Ik moet bekennen, dat ik<br />
zo bezorgd was, als zy immer zyn kan. Dat, zo<br />
wanneer de nedergeflagene hoop iets op myne<br />
M 4 Zus-
( 184 )<br />
Zuster gewerkt had, en zy tot Melancholie geneigd<br />
is, het ligt ten gevolge byhaar zou hebben,<br />
dat zig van alle Bekenden ontdoet, een<br />
anderen naam aanneemt, en nooit weder te voor-<br />
fchyn komt.<br />
Ik kon de Gravin geene verwytingen doen ;<br />
want zy jammerde zelve , even als of het haar<br />
eigen Zuster ware. Vermits zy my verzeker<br />
de dat zy haar reeds op alle wegen had ag-<br />
ter' naa gezonden, deed ik flegts dit eenige,<br />
dat ik het in de Nieuwspapieren liet zetten.<br />
Wie zy was, en dat zy zig wederom by de Grit.<br />
vin wilde laaten vinden 1 '<br />
Zeedert dien tyd bevind ik my daaglyks<br />
by deeze waardige Vrouw, en ik heb er een<br />
voomeflyk onderhoud. Ik kan ook geene op<br />
lettenheid genoeg voor haar hebben.want door<br />
de afweezigheid van Marianne is zy zeer on<br />
gelukkig, en deswegens moet ik haar verhg-<br />
ting bezorgen.<br />
* * * * *<br />
Zo op 't oogenblik bekom ik uwen Brief<br />
Maria is dan van haar Man gefcheiden, en alles,<br />
voor het overigen, in ftilte afgeloopen! zulks<br />
heeft my verheugd.
( 185 )<br />
Ik heb altyd voor iets ergers gevreesd<br />
want wanneer Ferdinand eenmaal driftig word,<br />
is er geen fpotten met hem. Gaarne zou ik<br />
met hem wenfchen verzoend te weezen ,en dat<br />
gy dien taak op u wilde neemen ! Gy kunt<br />
hem verzekeren, dat myne overyling my het<br />
hart verfcheurt, en dat ik zyne vergiffenis voor<br />
myne rust volftrekt noodig heb. Wil hy mjr<br />
niet wederzien, dan zal ik hem op allerlei wy-<br />
zen vermyden. Aan Maria zal ik fchryven.<br />
Ik zal haar verzoeken, zig ftil te houden, tot<br />
ik de zaak met myne Zuster gefchikt heb. Ik<br />
zou gaarne haare hand hebben, doch ik durf<br />
het nog niet waagen, om haar dien voorflag<br />
te doen. De wond haarer ziele .is nog te versch;<br />
zy moet eerst een weinig tot bedaaren komen.<br />
Ik kan niet dulden, dat die Vrouw eene ver-<br />
laatene zou blyven. Ongetwyffeid was zy het<br />
beste Lot waardig. Het geluk liep haar tegen,<br />
en van daar haaren diepen val.<br />
Zo dra ik iets- meer weet, zal ik meer fchry<br />
ven. Het vergelyk, ten opzigte van myn Pip<br />
ces , zult gy wel eens doorzien en my met uwe<br />
aanmerkingen op het zelve verëeren, en het dan<br />
te rug zenden.<br />
Ik ben, enz. STRUNDEL.<br />
M 5 EEN
( i8< )<br />
EEN EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
Lutje aan Maria.<br />
D e Verklaaring is gefchieden alles is in be<br />
weeging.<br />
De drie dagen, waarop ik , zedert het laat-<br />
Re Bal, geene openbaare vermaaken kon by-<br />
woonen, waren my als zo veele weeken. Ik<br />
bad de knorrigfte bui van de Waereld, en<br />
daarenboven moest ik , tot tweemaalen toe,<br />
Frederik en zyne jonge Dame in de Wagen,<br />
zien voorbyryden. Gedeeltlyk myne voorzig-<br />
tigheid, om niet verraaden te worden, en ge<br />
deeltlyk de vrees van my niet behoorlyk te<br />
kunnen inbinden, waren de redenen, waarom<br />
ik eenige byzondere Gezelfchappen niet by-<br />
woonde, waarop ik verzogt was.<br />
Gisteren was het eindlyk de langgewenschte<br />
dag der Maskerade. Ik had myn Spion zorg<br />
vuldig uitgezonden , en vernam, dat zy bei<br />
den, in nieuw rood Dominos, met Zilver be<br />
legd, verfchyncn zouden. Ik liet my een-foort-<br />
ge-
C 187 )<br />
gelyke maaken. Doch tot myn groote fpyt her<br />
kende men my fpoedig, en ik moest geduldig<br />
het Compliment hooren, dat ik den Galant wil<br />
de fpeelen. Met niet weinig afg u n s t z a g i k )<br />
dat zy beiden onvergelyklyk fraai en met on~<br />
uitfpreeklyke aandoening dansten; waarom ik,<br />
onder voorgeeven van onpaslykheid , my van<br />
daar wegmaakte.<br />
Ik ging de Zaal op en neder. Verfcheiden<br />
Gemaskerden fpraaken met my , en allen kwa<br />
men zy op die verwonderingswaardige nieuwig<br />
heid, dat de Heer Van Fett verliefd was ge<br />
worden, en de Berlynfche fmaak voor een<br />
Landmeisje verruild bad ! dat zyne keuze ech-<br />
ter zeer fraai was, en zo wel zyne Familje<br />
als het Vorstlyk Huis veel blydfchap veroor<br />
zaakte.<br />
Ik was by dit Gefprek eveneens te moede,<br />
als ofmy elkeen der Redenaars een oorvyg ge<br />
geeven had, om my te overtuigen! Hadden"zy<br />
eens geweeten, wie ik was, zy zouden 't nog<br />
erger met my gemaakt hebben.<br />
Ik kon geen myn laaten fpringen : alvoorens<br />
ik eerst van de denkwyze van Frederik was<br />
overtuigd geworden. Ik verkleedde my der<br />
halven, om hem aldus te befpieden. Gelukkig<br />
trof
( 188 )<br />
trof ik hen beiden in zulk een diep Gefprek<br />
aan , dat ze my niet eens gewaar wierden: Ik<br />
zal u een gedeelte van hun Gefprek mededee-<br />
len, ten einde u ten vollen te overtuigen,dat<br />
ik geen ongelyk heb.<br />
Gy zyt, zei zy tegens hem , nog even onte-<br />
vreeden als te vooren. Gy betuigt my , dat gy<br />
my bemint, en evenwel klaagt gy altoos over<br />
uw Noodlot. Onze Ouders bewilligen in onze<br />
Egtverbintenis. Gy ftelt er uw geluk in, en<br />
ik betuig u, van ganfcher harte, dat niemand<br />
ooit dien indruk op myn hart gemaakt heeft of<br />
maaken zal, welken gy er op maakte! en ge<br />
loof my,ik ruim daarom zo veel ik kan , alle<br />
•uwe bezwaarnisfen uit den weg:<br />
Dat gelooft gy! antwoordde hy, Jonkvrouw!<br />
dat gelooft gy engelagtig Netje ! maar ik ver<br />
zeker u van het tegendeel. Het vleit my by<br />
uitneemenheid, dat gy dit alles van my denkt<br />
en het my zegt. Ik vind eene wellust in deeze<br />
omftandigheid.die alles, wat ik my immer ver<br />
beeldde, overtreft, •—• maar dit alles ben ik<br />
onwaardig. Zie zou ik tegen u moeten zeggen,<br />
zo als ik hier voor u fta, heb ik myn geluk met<br />
-voeten getrapt, heb ik het weggewor<br />
pen, liedcrlyk weggeworpen! —•<br />
e<br />
Ha!
( 189 )<br />
Ha! dit fneed my door het hart! dit dronjf<br />
my door het gebeente! dit doofde elke vonk<br />
die nog voor hem in my glimde, uit ! deed el<br />
ke aandoening, die nog in myne ziel overig ge-<br />
bleeven was, verdwyncn. Maar zulks zal<br />
by my boeten! Ik zal een vuur in zyne Fa<br />
milie ontfteeken*, tot deeze fmaad zal uitge-<br />
wischt weezen.<br />
En echter talm ik gaarne met zulks te doen.<br />
Ik wil, zo lang het mooglyk is, de wellust ge<br />
nieten, die deeze zoete droom my verfchaft.—<br />
Ik kon my niet langer inhouden. Dit zal<br />
niet lang zyn! zei ik taamlyk luide; ftond op,<br />
verwyderde my en hoorde alleen nog dat Netje<br />
zei: Ha! wat beduid zulks? Frederik! ver<br />
klaar het my.<br />
Hoe dit verder afliep, weet ik niet, althans<br />
toen ik binnen kwam, dansten zy weder. Ik<br />
zogt vervolgens de Moeder op. Zy had my<br />
den dag te vooren laaten verzoeken , en ik<br />
maakte haar een Compliment van verontfchul.<br />
diging.<br />
Gy hebt zulks niet noodig ! antwoordde zy.<br />
Het was niet aangelegd op een Compliment,<br />
maar op een weezenlyk bezoek. Ik had u te<br />
zeggen, dat myn Zoon my op nieuw verzekerd<br />
heeft,
( 19° )<br />
heeft, nimmer naauwe kennis met u gehad te<br />
hebben, en evenwel hebt gy my zomtyds zo<br />
veel gezegd, dat ik u nog nader wensch te lee<br />
ren kennen.<br />
Indien flegts die kennis, genadige Vrouw!<br />
voor u niet onaangenaamer uitvalt, dan gy u<br />
verbeeldt !<br />
Hoe! zal ik hier geene nadere verklaaring<br />
van hebben?<br />
Indien het u gelieft, laaten wy dan in eene<br />
Zykamer gaan, want hier mogt ons Gefprek,<br />
de oplettenheid naar zig trekken.<br />
Ik geleidde haar binnen.<br />
En nu, zei zy, hebt gy my in de daad be<br />
kommerd gemaakt.<br />
Gy hebt ook reden om het te zyn. Ik be-<br />
fpeur, genadige Vrouw! dat het u ernst zy,<br />
om uwen Zoon te willen uithuuwlyken !<br />
Ja zekerlyk, Myn heer! Ik zie met genoe<br />
gen, dat myn Zoon gansch niet onverfchillig<br />
omtrent Netje is. Ik had niet durven verwag-<br />
ten.dat hyfmaak in een eenvoudig Landmeisje<br />
zou gekreegen hebben; doch ik zie dat verftand<br />
en deugd invloed op hem hebben, en zulks<br />
is een bewys van een niet geheel verdorven<br />
hart.<br />
Ik
( 191 )<br />
Ik zal uwe opmerking niet tegenftreeven,<br />
Mevrouw ! Ik geloof dat dezelve juist is; ik<br />
geloof dat uw Zoon fmaak in het Meisje vind,<br />
en het Meisje nog veel meer in hem. In dit<br />
geval echter moet ik u bekJaagen, en het Meisje<br />
nog oneindig meer! Zy zal het meeste aan hem<br />
verliezen, want van het Huuwlyk kan niets<br />
worden!<br />
De Dame fprong op.<br />
Stel u gerust! vervolgde ik. Ik voorzag<br />
uwe aandoening, en om die reden bragt ik u in<br />
dit vertrek. Ik heb u i e f s te zeggen , waarop<br />
gy ftaat kunt maaken. Uw Zoon is met Lotje<br />
gehuuwd.<br />
Ikverwagttedat dit gezegde eene geheel an<br />
dere uitwerking op haar gehad zou hebben,<br />
dan het waarlyk had, want zy begon luidkeels<br />
te Iagchen. Nu ging ik verder.<br />
Neem de zaak zo ligt niet, genadige Vrouw!<br />
't Is geen Huuwlyk, zo als doorgaans in dat<br />
geval plaats heeft, dat zo gemaklyk te ver-<br />
breeken valt. 't Is zelfs tegen de magt van den<br />
Landheer verzekerd, en het zal gehandhaafd<br />
worden!<br />
Dit fcheen eene geheel andere werking op<br />
haaren geest te doen.<br />
Myn
( 192 )<br />
Myn heer', zei zy, my by de hand vattende,<br />
hoe weet gy dat?' Gy moet zekerlyk nadere<br />
berigten van de zaak hebben.<br />
Die heb ik ! antwoordde ik, en ftond op.<br />
Weet dan! Ik ben de Broeder van het Meisje,<br />
en ik zal haar tegen elke beleediging, die men<br />
haar zal willen aandoen , verdeedigen I Doch<br />
myne Zuster zal zelve komen en haar Recht<br />
doen gelden.<br />
Met een vertrok ik, en liet haar geheel be<br />
dremmeld ftaan.<br />
Ik bekommerde my verder niet om Frederik,<br />
noch zyne Moeder. Ik ging naar myn Logi-<br />
ment; maakte alle fchikkingen tot myn vertrek,<br />
en binnen 't uur was ik de Stad uit.<br />
Ik had alles, wat tot myne Vtouwlyke equi-<br />
pagie noodig was, in een Dorp laaten liggen,<br />
waar ik het daadlyk wederkrygen kon. Ik had<br />
een Kamermeisje en een.Knegt gereed , en nam<br />
ten eerften myn intrek, doch in een ander Lo<br />
gement, onder den naam van genadige Vrouw<br />
Van Fett. Myn eerfte werk was, dat ik naar<br />
myn zogenaamden Broeder zond. Het befcheid<br />
was, dat hy vertrokken ware. Vermits er echter<br />
reeds vroeg in den morgen naar hem gevraagd<br />
was geworden, gaf men hem dit berigt, en,<br />
in
C 193 )<br />
in. minder dan een kwartier üttts, ftond myh<br />
goede Patroon voor myne oogen.<br />
Om ' S Hemels wil! Lotje! zei hy, wat begint<br />
gy toch ? Hebt gy my niet belooft u ftil<br />
te zullen houden ; tot dat gy tvding van my<br />
hadt ?<br />
Dit heb ik u beloofd, myn lieve Frederik !<br />
tot zo lange gy geene nieuwe Verbindtenis aan<br />
gaat. Eene nieuwe Liefde- is tegen onze af-<br />
fpraak, en ik hoop , dat gy nu uw woord zult<br />
houden , en my niet dwingen , om met geweld<br />
tc zoeken, het gene ik zekerlyk vinden zal eri<br />
moet.<br />
Lotje! zei hy, terwylhy ih zyne houdingen<br />
alle de tederheid veinsde , die hy anders wee-<br />
zenlyk bezat : Wie heeft ooit er aan gedagt,<br />
of er van gcfprooken, dat ik niet houden zal<br />
het gene ik u beloofd heb ? Gy hebt volko<br />
men zekerheid. By den eerften ernftigen ftap,<br />
die ik doe, kunt gy opkomen en uw recht doen<br />
gelden! .—- maar wanneer het eenvoudig daar<br />
by blyft, dat ik, ter liefde van myne Moeder,<br />
en om haare tederheid te blinddoeken, met Da<br />
mes omga;<br />
Frederik ! vie! ik hem in, waarom my bedroegen?<br />
Hy, die ti en alle uwe handelingen<br />
II. DEEL. N . . .
( f94 )<br />
befpiedde, was ik zelve. In die Officiers klee<br />
ding , waarin gy my niet kende , onderhield ik -<br />
u, toen hebt ge tl aan my ontdekt, toen ver<br />
nam ik , uit uw eigen mond , dat gy wankelde.<br />
Ik was die Gemaskeerde, welke u zei; dat het<br />
niet lang duuren zou. Ontken nu, Frederik !<br />
indien gykunt, dat gy uwe geneegenheid my<br />
hier ontroofd , en uwe Liefde aan eene andere<br />
wegfmyt'. Ik begeer, ik eisch niet flegts uwe<br />
hand, maar ook uw hart.<br />
Frederik ftond een ganfche poos zeer ftil.<br />
Ik kan myn hart niet verbieden, antwoordde<br />
hy , om dat gene bemiulyk te vinden , wat<br />
ïn de daad bemirilyk is. 't Is waar, ik kan u<br />
niet verdagt houden, dat gy minnenyd zoudt<br />
voeden, maar dat weet ik ook, dat Netje dit<br />
nooit gedaan zou hebben. Gy deedt niet wel<br />
met my van deeze zyde aantcvallen. Geloof<br />
my, in korten tyd ware deeze Droom uit ge<br />
weest, en ik tot u te rug gekomen: maar nu,<br />
nu zal ik altoos op de vergelyking denken;<br />
en wenfehen, dat gy zulks niet gedaan hadt.<br />
Ik was vol gal. Dit was eene openlyke af<br />
zetting. Ik voegde hem toe, dat ik door alle<br />
deeze kunstgreepen heen zag , en zeer wel wist,<br />
dat hy zig toeleide om my te misleiden, ten<br />
min-
( ros )<br />
minften fct 'h> moede was, en berouw had<br />
van het gene hy gedaan had.<br />
Zyn antwoord hierop diende geheel om my<br />
te beleedigen. Had hy deeze behandeling kun<br />
»en vermoeden, zei hy, dan zou hy zekerlyk<br />
ummer eezen ftap gedaan hebben. Zyne Moe-<br />
derhadhywilienfpaaren^n zo wanneer ook<br />
£ deeze niet wilde fpaaren, dan zou hy myn<br />
ontdek en, en haar de onmooglykheid van<br />
een Huuwlyk met haar te betoogen. H y z o u<br />
haar, in dit geval, o m h a a r e n 5 v f t j n J y*<br />
hebben, en zy zouden te faamen de Moede°r<br />
2 0 l 3<br />
" S h e b b e n<br />
opgehouden, tot zy geftorven<br />
ware of tot er eene andere bekwaame gelee-<br />
genherd ter ontdekking zig opgedaan had.<br />
JlT üsfchen voerde ik heni<br />
'<br />
dnfeg te g e m 0et, ware ik oud geworde , en<br />
b«dn I e t svanane die Voorrechten genoot en ,<br />
kornet<br />
H U U W l y k<br />
Rechtvaardig toe-<br />
Oogenbliklyk antwoordde hy daarop. Dus<br />
enkel e ! j alleen deeze Voorrechten, welke gy<br />
joekt ?— Dan heb ik eene voortreflyke * £<br />
ze gedaan J L o t j e; Lotje! deeze denk.<br />
^ 2<br />
wyze
( I9
C 197 )<br />
Maar heden zal ik in fpyt van alles, myne<br />
Rechten handhaven.<br />
Ha, Tyrannin! riep hy, nu ken ik u! -—<br />
Ik weet wat ik doen zal! Ik zal myne<br />
Moeder te voet vallen; haar bidden, dat zy<br />
het haaren onberaadenen Zoon vergeeve ! dat<br />
zy dtilde, het gene niet te veranderen is, en<br />
dat zy medelyden met den Berouwhebbenden<br />
oeffen» !<br />
Kunt gy gelooven, Maria! dat dit alles ge-<br />
veinsdheid zou zyn ! Had ik maar eenvoudig<br />
.vertrouwd, men had my misleid en zekerlyk<br />
geheel yerfchalkt. Het Landmeisje zou zig \n<br />
zyn hart zo vast bebolwerkt hebben , dat ik ze<br />
er niet gemaklyk noch fpoedig had kunnen<br />
uitkrygen- Gelukkig derhalven, dat ik alles<br />
deed wat ik deed! Ik zou daar eeuwig op be-<br />
fcheid hebben kunnen wagten !<br />
Morgen geef ik bezoek aan de oude Dame..<br />
* * * * *<br />
Zo als ik deezen fluiten wil, komt een haarer<br />
Afgezanten by my; my twintigduizend Ryks-<br />
daalders aanbiedende, wanneer ik afftend wil<br />
dacn en my laaten fcheiden. Ik heb daadlyk<br />
N 3 SC-
( 198 )<br />
geantwoord , dat het my niet om het Geld,<br />
maar om myn recht te doen was.<br />
Ik had dit Voorftêl van afftand voorzien,<br />
en my daarom zo vast gezet. Nooit had ik<br />
gedagt, dat Frederik in eene fcheiding bewil<br />
ligd zou hebben.<br />
Met den volgenden meer.<br />
Ik ben, enz.<br />
LOTJE,<br />
TWEE EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
Henriette aan Louiza.<br />
I*c midden in myne blydfchap heeft uw Brief<br />
my traanen afgeperst. Ik had nimmer kunnen<br />
gelooven , dat uw Huuwlyk zoo ongelukkig<br />
zou weezen ! Het liet zig zo bekoorlyk, zo<br />
goed aanzien. God in den Hemel 1 Waar zal<br />
dit heen ? Gy zyt beiden zulke braave Lie<br />
den, en gy verftaat elkander niet. O Beste<br />
Louiza! had Hasten flegts een fchaduuw van<br />
het gocJe hart van uwen Man bezeten, neen !<br />
ik
C 199 )<br />
ik zou zo ongelukkig niet geworden zyn ! —<br />
en gy, gy zoudt het worden ? - Neen Loui<br />
za! hervat den moed ! Het is eene Iighaam-<br />
lyke ziekte ! Het zal zig wel herfteHen ! Gy<br />
zult eensgezind en andermaal gelukkig wor<br />
den.<br />
Ik leef thans by -uitnecmenbeid wel. Al"<br />
toos, 't is waar, met rasfchc, rasfche fcbre-<br />
deri myn Graf naderende, maar evenwel in het<br />
gezelfchap van myn Ferdinand. Hy bevind zie<br />
hier door veel geruster, en dit is eene wel<br />
daad, die ik hem bewys, die my het overige<br />
myns Ieevens eene zekere wellust doet genie<br />
ten. Hy heeft my de geheele Géfchiedenis van<br />
zyn lyden. verhaald. Hy heeft magtig veel uit<br />
gedaan. Hasten is een rechten Booswigt. Ik<br />
heb Maria hartlyk beklaagd. Ik vergeef het<br />
haar alles volkomen, en wensch dat zy nog<br />
eens waarlyk recht gelukkig mag worden. Gaar<br />
ne zou ik haar willen fpreeken, om haar te<br />
zeggen, dat ik geenen wrok tegen haar vos-<br />
de. Het moet de Vrouw, die door de ganfche<br />
Waereld verlaaten is, aangenaam weezen, van<br />
' nog eenige Vriendinnen te vinden.<br />
Ik heb de ganfche woede van Ferdinand<br />
tegen Hasten gedempt. Hy heefc my beloofd ,<br />
N 4 ' he.n
( 200 )<br />
hem aan zyn Noodlot te zullen overlaaten, en<br />
myn dood niet op hem te wreeken; deeze be<br />
lofte evenwel is gefchied onder voorwaarde,<br />
wanneer hy my in vreede laat fterven, en onze<br />
byéénkomften geene verdere hinderpaalen in<br />
den weg ftelt.<br />
Dit heeft te wege gebragt, dat ik om de ver<br />
haasting van mynen dood gewenscht heb, want<br />
Jaar door zal ik ten minften eenig goed doen,<br />
alhoewel my elk uur, dat ik met Ferdinand<br />
doorbrengen mag, zo waardig is, dat ik het<br />
met de grootfte fmarten koopen wil. Ik kan<br />
my echter niet verbeelden, dat Hasten, zo ftil<br />
en zonder eenige flinkfche poogingen ons Ge<br />
luk zal aanzien, want hy is te vooren zelfs ny-<br />
dig geweest op elke gedagten , die ik van Fer<br />
dinand had ! hoe moet hy het dan niet op dce-<br />
uc weezenlyke b.lydfchap zyn!<br />
$ * * * *<br />
Ferdinand was daar zo even wederom hy<br />
my. Wanneer hy my zag, zei hy, boezemus<br />
elke op flag van myn oog hem zagtmoedigheid<br />
in, doch wanneer hy zig van my verwyderde ,<br />
dan hield deeze aandoening daadlyk weder<br />
om op.<br />
Dat
C 201 )<br />
Uat is wel bedroefd , antwoordde ik hem<br />
daarop. Wat is er dan van te wagten, wan<br />
neer ik geftorven zal zyn ?<br />
Doè deeze gedagten niet in my opkomen!<br />
gaf by my tot befcheid. Dit is verre, .<br />
verre van my verwyderd.<br />
Zy moet echter u zeer naby weezen. Men<br />
moet zig nooit . laaten verrasfchen, door het<br />
gene men met zekerheid te verwagten heeft.<br />
Voorzigtigheid is de moeder der rust. Ik zie<br />
met eene zagte ftreelende gewaarwording den<br />
dood tegemoete, en verhoop er myne verlos-<br />
fing van. Uwe rust zal er ook door daarge-<br />
fteld worden ; want dan, weet gy, ben ik ver.<br />
lost van alle die kwellingen , die my thans ter<br />
nederdrukken, en hoe ligt is de tyd des wag-<br />
tens te overzien. Hoe kort is het oogenblik<br />
niet, dat gy nog hier vertoeft; en gy .berei<br />
ken zult het gene ik nu fpoedig bereiken zal!<br />
-Stel derhalven uw vermogen te werk, om uwen<br />
Evenmensen te dienen en weltedocn, en dan<br />
zult gy des te geruster fterven, en ik te geluk<br />
kiger uwe komst kunnen inwagten. Indien ik<br />
echter wist, dat gy met het opzet in de Wae<br />
reld zoudt blyven om my te wreeken, dan zo.u<br />
ik beeven voor uwen overigen leeftyd; onrus-<br />
N 5 tig
C 202 )<br />
tïg en ongaarne fterven , en my verbeelden,<br />
dat eene zekere gevoelige wectenfchap uwer<br />
handelingen, den tyd onzer afweezigheid zou<br />
rekken , en eene verééniging vertraagen , waar<br />
Daar ik zo hartlyk verlange.<br />
Gy fpreekt zo fchoon als overtuigend, Hen<br />
riette ! antwoordde hy my. Wie is in ftaat<br />
om u te kunnen tcgenftreeven ! gelief alleen-<br />
lyk te bedenken, dat dit alles zig gemaklyker<br />
laat zeggen dan doen ! Dat de voorneemens<br />
van den Mensch altoos 'veel verhevener zyn<br />
dan zyne daaden ! Dat de overgang van wil<br />
len tot doen, hoe fnel die dikwils ook zy,<br />
iomwylcn ten uiterften langzaam is ! dat de<br />
wil aan fchielyke verandering onderhevig is,<br />
en zig meer fchikt naar de oogenbliklyke om.<br />
ftandigheeden , dan naar eene rype overwee<br />
ging, 't Is ook flegts gewaagd, wanneer men<br />
de drift poogt te wederftaan. Dan , dit beloof<br />
ik u nogmaals, dat, zo wanneer Hasten zig<br />
ftil houd, en myne gramfchap niet door nieu<br />
we beleedigingen tergt, hy niets van my te<br />
vreezen heeft. Maar gaat hy voort met u te<br />
kwellen , dan zal hy my voor elke .gevoelige<br />
beleediging moeten boeten ! want de ongevoeli<br />
ge en niet uw Minnaar kan u zien fterven.<br />
Gy
C 203.)<br />
Gy kunt u niet verbeelden, hoe onrustig dit<br />
alles my maakt? Ik weeg myne kragten, of zy<br />
niet minder worden; ik luister naar mynepols-<br />
flagen of zy niet verzwakken, en ik houde myu<br />
adem te rug om hem korter te maaken. Kon-<br />
de ik de kloppingen van myn hart fmooren,<br />
ik zou er niet mede vertoeven, want ik ben<br />
des Ieevens zat 1<br />
Ik ben te vreeden dat ik Ferdinand gezien<br />
heb, en zou hem gaarne met rust achterlaaten.<br />
Ik wil Hasten niet weder zien. De fmart my<br />
ner Ouders over myn lyden zal verzagc, zal<br />
geheeld worden, en zy zullen my zegenen., om<br />
dat ik niet meer ben.<br />
* * * * *<br />
Dei Nagts ten twaalf uuren.<br />
Waarfchynlyk, Waardfte Louiza ! is dit de<br />
laatfte Brief, welken gy van my ontvangt, en'<br />
dit zult gy aan myn fidderend fchrift wel ge<br />
waar worden. Ik ben genaderd aan dat oogen<br />
blik, dat ik te naderen wenschte, — doch ik<br />
ben het niet genaderd op die wyze als ik heV'<br />
wenschte. Myn Gebed is niet verhoord ge-<br />
wor-
( 204 )<br />
worden. Ik heb hem wedergezien! ik heb hem<br />
moeten hooren ! De fchandlykfte fmaadrede-<br />
nen, die hem nooit, nooit kunnen vergeeven<br />
worden, heeft hy tegen my uitgebraakt. Zo<br />
lang ik flegts de pen kan voeren, al valt het<br />
my nog zo bitter, zult gy, van my zelve, myn<br />
geheele Noodlot hooren.<br />
Het was omtrent vyf uuren in deezen nade-<br />
middag. Ik had myne hand in Ferdinands han<br />
den, en myn hoofd, uit zwakheid, tegen zyn<br />
borst gelegd. Wy fpraaken van vergiffenis,.<br />
Eensklaps ging de deur open, en Hasten trad<br />
binnen. Ik verfchrikte; fprqng op en fchret-<br />
de. Ferdinand was bezig met my te helpen,<br />
want ik ftond op 't punt van bezwyken. Has<br />
ten ging weder de deur uit, niet anders zeg<br />
gende dan : Ik vergeef het u Mevrouw ! Toen<br />
ik weder eenigermaaten herfteld was, zond ik<br />
tot hem, met verzoek om by my te komen.<br />
•Hy liet my weeten; dat hy my niet ftooxen<br />
wilde : hy had gedagt my geheel alleen te heb<br />
ben zullen vinden, anders zou hy niet geko<br />
men zyn. Ik moest hem by geleegenheid maar<br />
eens laaten weeten, wanneer ik alleen ware.<br />
»ik voorfpelde my daaruit niet veel goeds. Fer<br />
dinand ook niet. Hy was in eene gemoeds,-
( 205 )<br />
geftalte, die recht voor dit bezoek gefchikt<br />
was, bedaard en zagtmoedig. Hy ftond er fterk<br />
cp om hem te fpreeken, Hy zond zelf uit<br />
zyn naam naar hem toe, verzoekende, om in<br />
eene korte onderhandeling te willen treeden.<br />
Was het Poltronnerie of Boosheid ? Hasten<br />
floeg dit verzoek af. Hy geloofde, was zyn<br />
antwoord, dat zy beter van, dan by elkander<br />
waren. Ook wist hy eigenlyk niet, wat hy<br />
hem te zeggen , of wat hy met hem te maa<br />
ken had. Verklaaringen van hun gedrag waren<br />
gevaarlyk.<br />
Ferdinand begon hier op eënigzins vuur te<br />
vatten. Ik verzogt hem my te willen verha<br />
ten , ten einde ik zou kunnen verneemen , wat<br />
myn Man begeerde. Hierop deed hy my den<br />
•Voorflag, om zig, geduurende onze onderhan<br />
deling, in de Kamer verborgen te houden'.dit<br />
wees ik glad van de hand. Ik bragt hem on<br />
der 't oog, dat zulks gcheellyk ftreed met myn<br />
eer en pligt, en dat ik de gevolgen van zulk<br />
eene heimlyke verberging, die door zyne he<br />
vigheid en de beleedigingen van Hasten, zeer<br />
ligt ontdekt zou kunnen worden en tot daad-<br />
lykheeden uitberften, niet voor myne rekening<br />
wilde noch konde neemen.<br />
Hl
( 205 )<br />
Hy gaf my hier in volkomen gelyk; doch<br />
des te meer had ik met een andere Gril te<br />
ftryden, die daarin beftond, dat hy openlyk<br />
by onze onderhandeling wilde tegenwoordig<br />
zyn. De tot'hiertoe gehouden handel wyze van<br />
Hasten gaaven hem bevoegdheid om my tegen<br />
zyne verdere mishandelingen te befchermen.<br />
Nooit zag ik hem in zulk eenen Enthufiasti-<br />
fchen yver,en ik moest eene ganfche poos zy<br />
ne uitroepen hooren, eer ik aan 't fpreeken<br />
kon komen.<br />
Ferdinand ! zei ik daarop. Gy zoudt dus kun<br />
nen fpreeken, wanneer gy Rechter tus'fchen<br />
ons waart, doch nu zyt gy zelf niet eens<br />
Scheidsman, gy zyt Party. Gy hebt geen<br />
ander Recht, dan het gene de Vriendfchap en<br />
myn Hart u geeft. Hasten heeft het recht eens<br />
Egtgenoots. Zo lang ik de befchuldigingen te<br />
gen hem niet aanvoere, kunt en moogt gy het<br />
niet doen. Zal hy daarenboven wel een Ge<br />
fprek in uwe tegenwoordigheid onderneemen?<br />
Kan hy het niet uitftellen , of wel ganschlyk<br />
nalaaten ? Heeft hy hierna niet het bewys in<br />
handen, dat ik tegen myne verpligting gehan-<br />
deld hebt ? Moet ik heden fchuld bekennen,<br />
voor het oog der geheele Waereld, die tot dus<br />
ver-
C 207 )<br />
verre van myn Onfchuld eri onverdiend Ly.<br />
den overtuigd was.<br />
Dit deed hem het befluit neemen, om my te<br />
verlaaten, doch met de uiterfte bekommernis.<br />
He zal u zo rustig niet wéder zien ! zei hy,en<br />
zyn voorgevoel was juist.<br />
. . Naauwtyks was hy weg , of Hasten, die zorg<br />
vuldig op alles acht gegeeven had , liet my<br />
vraagen, of ik hem fpreeken wilde. Tegen<br />
zyne gewoonte kwam hyzeer bedaard binnen.<br />
Mevrouw! zei hy , ik verraschte u, 't is<br />
waar, tegen myn dank, maar gelyk gy weet,<br />
niet geheel ten ontyde. Ik geloof dat het dé<br />
rechte tyd was, om een dwang te vernietigen,<br />
die onder ons plaats vind. Uwe verwarring,'<br />
uw fchrik, uw geween, de toeftand, waarin<br />
. ik u verliet, ftrekken ten bewyze, hoe haat-<br />
lyk ik in uwe oogen ben. Gy geeft myn Me<br />
deboel, die niet bevoegd is om myne Rechten<br />
te vertreeden, openlyk een Voorrecht, waar<br />
door gy my vernedert. Gy brengt geheere da<br />
gen met hem door; daar één uur verkeerens<br />
met my , u doodlyk verveelt. Elk een ziet<br />
het; eik een weet het ! Ik moet ten onder<br />
werp der befpottinge dienen. Aan deeze on-<br />
betaamlykheid wil ik een einde gemaakt heb<br />
ben.
C 208 )<br />
ben. Ik ben hier gekomen, om u tot onze<br />
fcheiding voor te bereiden , en uwe bewilli<br />
ging daartoe aftevergen. Onze wederzydfche<br />
afkeer, en uwe genecgenheid voor Ferdinand<br />
geeven daar toe het befte voorwcndzel aan de<br />
hand. Ik verwagt uw antwoord.<br />
Myn ganfche lighaam fidderde, en myn bloed<br />
wasin eene vreeslyke gisting. Dit is dan, zei<br />
ik , de laatfte beleediging , waardoor gy my<br />
ganschlyk ten verderven wilt brengen, en ook<br />
myn goeden naam opofferen '. - maar dit oog<br />
merk, Myn heer Hasten I zult gy niet berei<br />
ken ! Had ik my van u willen laaten fchei-<br />
den, dan had ik my vroeger van die gelccgcn-<br />
heid bediend, toen myne gezondheid door u<br />
nog niet bedorven was. Zulks echter wilde ik<br />
nooit, en wil het ook nu nog niet! Ik begeer<br />
met Beden noch betuigingen te fpeelen! Voor<br />
onzen ganfchen leeftyd zyn en blyven wy ver<br />
bonden ! Wagt nog maar een korten tyd en<br />
gy zyt los van my. 't Ware my aangenaam ge<br />
weest, nimmer den naam van Hasten gevoerd<br />
te hebben'! Vermits ik hem echter eenmaal heb<br />
aangenomen, zal ik hem zo lang draagen, als<br />
myn pligt vordert. Sterf ik, dan geef ik hem<br />
u gaarne te rug, want ïkheb hem niet gaarne<br />
ge-
( 209 )<br />
gehad. Wilt gy als een rechtfchapen Man han<br />
delen , laat my dan de weinige dagen, die my<br />
in dit leven nog overfchieten, in ruste flyten!<br />
Laat ze my doorbrengen met den Vriend, die<br />
gy van my hebt afgefcheurd, om my niet ge<br />
lukkig te maaken. Ik zeg u ook, Ferdinand is<br />
uw Vriend, ik heb er hem toegeftemd. Sta hem<br />
eene onderhandeling toe ! Fly heeft u niet<br />
beleedigd ; maar hy bemint my, en wanneer<br />
gy voortvaart metmy te mishandelen, zou zyne<br />
wraak zeer ligt tegen u kunnen ontwaaken.<br />
Bedreigingen? Ei, ei, Mevrouw ! Gy<br />
zyt trotscb geworden , zedert gy een. Befcher-<br />
mer gekreegen hebt: maar verhef er u niet te<br />
zeer op. Een Man ftaat een Man ! gy zegt my<br />
bitterheeden , die gy in andere omftandighec-<br />
den my niet gezegd zoudt hebben I 't is niet<br />
moeilyk te raaden door welken Geest gy ge-<br />
dreeven wordt!Verberg u niet agter èene Oi><br />
fchuld, die men niet meer gclooven zal, zo<br />
dra ik den waaren toeftand der zaaken ontdek.<br />
In 't kort, Mevrouw ! myne eere is beleedigd.<br />
Ik heb u het onderhoud met Ferdinand toegc-<br />
ftaan, maar niet voor geheele dagen lang! Ik<br />
vorder voldoening ; ik begeer fcheiding ! Wagt<br />
u voor openiyke opfpraak en onderzoekingen,<br />
II. DEEL. O die
C 2IO )<br />
die misfehien nadeeliger voor uwe eer zouden<br />
kunnen weezen, dan gy gelooft.<br />
Uwe beleediging raakt myniet, Myn heerl<br />
zei ik in volle drift, 't Is eene laage, fchand-<br />
lyke wyze van beleedigen ! Ik zag Ferdi<br />
nand , maar ik zag hem niet dan met getuigen.<br />
Ik kan my zelve verwinnen , om, wanneer gy<br />
het begeert, hem niet weder te zien ! De twee<br />
dagen zult gy my dan nog fmartlyker maaken,<br />
maar de hoop van eerlang vry te zullen wee<br />
zen, kan my alles te boven doen komen.<br />
Ik wil uwe Predikatiën niet hooren. Ik ver<br />
laat u. Ik zie ook uw Vader met Ferdinand<br />
naderen. Ik zou dwaas weezen , wanneer ik<br />
my onder uw Complot begaf. Overleg met<br />
hen, wat gy doen wilt. Morgen , om agt uuren,<br />
verwagt ik uw befluit en toeftemming,<br />
of,<br />
Verwagt niets l riep ik hem na, want hy was<br />
reeds weg.<br />
Myn Vader en Ferdinand kwamen, en von<br />
den my weenende en fidderende. Heb ik het<br />
u niet gezegd, riep Ferdinand, dat ik u niet<br />
weder in dien gerusten toeftand vinden zou ?<br />
O dat ik dat Monfter verdelgen mogt!<br />
Ik had moeiten om hem ter neder te zetten,.
( 2ÏI )<br />
ten, en het was zeer goed geweest, dat ik er<br />
niet in bewilligd had, dat hy zig by my verborg.<br />
Ik verhaalde hen den Voorflag van Hasten,<br />
en ik verfchrikte, toen ik hen beiden zo ge'<br />
neegen vond, om denzelven inwilligen. In<br />
. 't byzonder was ik zeer ontfteld van d c uit-<br />
fpraak myns Vaders, toen hymyzei, dat hy<br />
het voor een pligt hield, en dat ik my zelve<br />
deeze rust verfchuldigd was. De grootfte lig-<br />
haamlyke ziekten worden dikwils door de rust<br />
der ziel geneezen, ook kon ik nog gelukkig<br />
worden.<br />
Ferdinand helderde zulks op. Hy fternde<br />
gaarne met myn Vader in, zeggende, dat hy,<br />
door deeze hoop, de gelukkigfte der Men<br />
fchen werd En gy, zei hy vervolgens,<br />
gy beste Henriette .' zult gy zulk een uitzigt,<br />
Het doet my leed, Ferdinand ! viel ik hem<br />
in de reden, dat ik u in uwe reden fluiten,<br />
en uw uitzigt en hoop telfens moet doen ein- •<br />
digen. Zie my flegts aan. .Gy leest den dood<br />
in elk eene myner weezenstrekken ! Befchouw<br />
dituitgernergeldlighaam! deeze gebroken oogen!<br />
deeze trillende zenuwen ! Geen eene gc-<br />
0 2<br />
dag-
( 212 )<br />
dagte is er, die my in 't leeven te rug roept*<br />
Er is niets dat my eenen dag Ieevens kan doen<br />
wenfchen ! Dit is geene Geestvervoering,<br />
geene Inbeelding! Het is overtuiging , het is<br />
gevoel, dat dit Werktuig gedoopt word ! Myri<br />
geest beyvert zig, om haaren kerker te ontwyken<br />
! Ik weet ook niet langs wat weg my .<br />
'de zugt voor dit leeven zou ingeboezemd<br />
kunnen worden, daar ik deszelfs nietigheid zo<br />
wel inzie, en de zekerheid van een veel beter<br />
toekomende heb leeren kennen.<br />
En dan, myn Vader en Vriend ! vervolgde<br />
ik, en reikte aan beiden myne handen ; Indien<br />
er weezenlyk al eenige uitzigten voor my mog-<br />
tcn zyn, dan nog kon ik in deezen Voorflag<br />
niet bewilligen. Ik heb het my eenmaal vastlyk<br />
ingeprent, dat geene fcheiding dien band kan<br />
verbrceken , welke voor ons geheele lee<br />
ven gelegd is. En heeden , daar het myn<br />
troost is, dat het Noodlot, dat elk ter zy<br />
ner tyd tot geluk roept, dien band eerlang<br />
ontbinden zal, waarom zal ik hem dan, tot<br />
myn eindeloos verwyt, thans poogen te ont<br />
binden? Zoudt gy, omeenen enkelen dag Iee<br />
vens wil, myne ziel nu nog onder eenen gedug-<br />
ten last willen doen krommen, die er, by haar<br />
ver-
C 213 )<br />
verfcheiden uit de Waereld, op blyven liggen<br />
zou ? • Zouden wy beiden zo veel ftand-<br />
vasdgheid niet hebben , Ferdinand ! om ons<br />
niet met geweld aan een Lot te willen ont<br />
trekken, dat eenmaal over ons geworpen is?<br />
Indien ook de Voorzienigheid een oneindig<br />
beter loon voor. onze Overwinning beftemd<br />
heeft, waarom zullen wy haar dan willen voor-<br />
uitloopen, en de ftoutc hand uitftecken, om<br />
ons zelve, te beloonen ? Waarom zouden wy<br />
ftrafbaar worden door iets te neemen, daar<br />
ons alles gegeeven word ? Doe my toch niet<br />
in het denkbeeld vallen , dat Ferdinand dit zou<br />
willen, dit zou kunnen doen, en dat hy ook<br />
my daar toe zou willen overhaalen.<br />
Ach! Henriette! waartoe zoudt gy my niet<br />
beweegen ! wat kunt gy niet van my maaken ! —<br />
Ik wil alles wat gy wilt. Konde ik flegts het<br />
gene gy kunt! Gy kunt fterven ! - en<br />
zulks kan ik niet! .<br />
Ik vertroostte hem zo goed ik kon : maar<br />
myne kragten waren zeer uitgeput. Ik rustte<br />
eenige .uuren. Toen ik ontwaakte zat hy be<br />
neffens myn Vader, nog voor myn bed. Ik<br />
verzogt hem te willen vertrekken, en du gram<br />
schap van Hasten, door zyn lang vertoeven ,<br />
O 3 niet
( 2H )<br />
niet te willen aanvuuren. Met myn Vader<br />
fprak ik af, dat hy de Overbrenger van myn<br />
weigerend antwoord by Hasten weezen zou.<br />
Zy vertrokken, en ik zette my neder,' om<br />
dit aan u te fchryven. Dan, nu moet<br />
ik fluiten. Myne hand beeft derwyzen ,<br />
dat zy naauwlyks de pen meer houden kan ! —<br />
De dood fluipt in myne aderen ! Hy komt<br />
en ik vrees hem niet. Hy vind my veel geluk<br />
kiger, dan hy my voor eenige weeken zou ge<br />
vonden hebben! — Ik neem affcheid van u,<br />
Louiza! op deeze Waereld! een fmartlyk<br />
affcheid, want gy zyt myne éénigfte Vriendin!—<br />
Eene doodlyke ftilte, eene ftil te des grafs,<br />
omringt my! Ik zie u voor my, en met eene<br />
edele lach my moed inboezemen! O mogt<br />
de Hemel ook u moed geeven ! Mogt hy<br />
u dat vermaak fchenken , om met hem, dien gy<br />
bemint, gelukkig te leeven!<br />
Thans kan ik u niets meer zeggen ! Ik<br />
zal u ook niets meer zeggen , voor dat gy in<br />
een volmaakter leeven, in de zalige eeuwig<br />
heid wedervindt, zeker wedcrvindt<br />
Uwe<br />
fterven.'e<br />
HENRmTE.<br />
DRIE<br />
•
( 215 )<br />
DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
Ferdinand aan Louiza.<br />
w anneer gy myn fchrift ziet , Waardfte<br />
Louiza! zult gy vermoeden, dat het voorge<br />
voel van Henriette bewaarheid is geworden,<br />
dat die Waardige niet meer aan u fchryven<br />
kan! Nog leeft zy, indien men den over<br />
gang van het leeven tot den dood, een lee<br />
ven noemen kan. De verwelkte bloem laat<br />
het hoofd hangen, zy is van alle haare fchoon-<br />
heid en kleuren beroofd! eerlang zal het ge<br />
heel zinken, om nooit weder opgebeurd te<br />
worden. Ik ware buiten ftaat om aan u te kun<br />
nen fchry ven, by aldien het niet het uitdruklyk<br />
bevel van Henriette was. Zy gelooft gedeelt-<br />
lyk myne gedagten daardoor te zullen ver-<br />
ftroo'ïen, gedeeltlyk begeert zy, dat gy, voor<br />
haaren dood volkoomen zult weeten, wie haar<br />
Moorder is.<br />
Ik behoef het u niet te zeggen, Louiza! gy<br />
weet het zelve wel! —- Wie anders" is het,<br />
O 4 dan
C 216 )<br />
dan de Tyran van haar leeven ? Toen Hen-<br />
riette's Vader hem het berigt bragt, dat zyne<br />
Dogter niet in de fcheiding bewilligde, maar<br />
tot haar dood toe het begeerde uittehouden,<br />
is hy woedende geworden. Hy heeft den ou<br />
den Man door de fchandlykfte redenen ten<br />
hoogften mishandeld. Hy heeft hem een Kop<br />
pelaar genaamd , die zyne Dogter den Minnaar<br />
toevoerde, maar die onvermoogende was, om<br />
haar de verpligtingen omtrent haaren Man<br />
voortehouden.<br />
De oude beleedigde Vader heeft daarop ge<br />
antwoord; dat hy deezen fmaad by alle de ove<br />
rige flegte behandelingen zou fchryven, waar<br />
mede hy hem van zyne Dogter, en zyne Dogter<br />
van het leeven beroofd had. Hy liet het voor<br />
't overige aan den Rechter van Hemel en aar<br />
de over, om zyne ohfchuld in het helderst dag<br />
licht te Hellen.<br />
Hasten echter is hoe langs boe woedender<br />
geworden ; heeft hem bevolen uit zyn gezigt te<br />
gaan, en hem gezegd, dat hy er zig flegts niet<br />
tegen verzetten zou, want hy wilde met ge<br />
weld beproeven, 'tgene hy met goedheid niet<br />
verkrygen kon. Hy had daarop hoed en ftok<br />
genomen,en was, in weerwil van het verzoek<br />
des
( 217 )<br />
des ouden Mans, om hem ten minften te wil<br />
len hooren, heengegaan.<br />
In 't voorbygaan heeft hy Henriette's {kap<br />
kamer opengeftooten; haar uit een verkwikly-<br />
ken flaap gewekt en haar in de ooren gedon<br />
derd : Dat hy heden naar den Kerkenraad zou<br />
gaan, en om de fcheiding aanhouden, dat men<br />
fpoedig haare meening zou komen afvraagen,<br />
en dat zy zig vooral te wagtcn had, om een<br />
weigerend antwoord te geeven, anders zou hy<br />
dingen ontdekken, die hem en my in degroot-<br />
fte fchande zouden dompelen.<br />
Dergelyk eene wekking was de arme Hen<br />
riette niet gewoon; echter verzogt zy haaren<br />
Man al fidderende, dat hy zyn voorneemen<br />
wilde flaaken; hy geliefde in overweeging te<br />
neemen, hoe zwak zy was, en hoe fpoedig de<br />
dood hem van haar verlosfen zou.<br />
Het woedende'Mensch gaf geen ander ant<br />
woord dan: Dat hy zig aan haare gemaakte<br />
ziekte niet bekreunen, noch op haaren dood<br />
wagten kon. Hy wilde en moest van haar ge-<br />
fcheiden weezen.<br />
Geduurende zyn vertrek, wagtte ik met on<br />
geduld op de wederkomst van den ouden Heer.<br />
Eindlyk kwam hy en zei met fchre'ende oogen,<br />
G 5 wan-
C 213 )<br />
wanneer ik Henriette nog eens zien wilde, dan<br />
moest ik komen, want zy was ten uiterften<br />
zwak. Dit berigt floeg my derwyzcn neder,<br />
dat ik naauwlyks kragten genoeg had, om met<br />
hem te kunnen gaan. Deeze fchok had haar<br />
ganschlyk den adem benomen , liggende zy daar<br />
bleek en met den dood woritelende. Na een<br />
klein half uurtje kwam zy echter weder een<br />
weinig by.<br />
Thans werd ik beneffens haar Vader buiten<br />
geroepen. Tot onze uiterfte bevreemding be<br />
vonden wy, dat Hasten zyn voorneemen in 't<br />
werk gefteld had, en een der goede Vrienden<br />
Van Henriette's Vader, zynde een Byzitter in<br />
den Kerkenraad, aldaar gekomen was, om met<br />
hem over de zaak te fpreeken. Tot een grond<br />
van zyn verzoek voerde hy aan, myne beflen-<br />
dige tegenwoordigheid, en de bedrieglyke wy*<br />
ze, oo welke men my aan hem had opgedron<br />
gen. Men had hem wel eenige voorflagen ge-<br />
daan, doch hy was er op blyven ftaan, dat<br />
men haar flegts op dit ft uk onder vraagen zou,<br />
en ingevalle zy een weigerend antwoord gaf,<br />
hy zig dan van zyn huisiyk recht bedienen;<br />
my de deur uitzetten , en den Vader alle ver<br />
dere bezoeken by zyne Dogter verbieden zou.<br />
Ik
( 219 )<br />
Ik ging daarop by haar, om te vraagen, oF<br />
zy zig in ftaat bevond, om met den Man te<br />
fpreeken. Ik vond haar met haare Moeder,<br />
die zeer bedroefd was, en luidkeels weende.<br />
Zy antwoordde my, dat ik hem binnen zou<br />
leiden, zo als ik deed.<br />
Gy ziet, Myn heer! zei zy, in welk een<br />
toeftand ik my bevind. Elk oogenblik bereid<br />
ik my, om opgeroepen te worden voor die<br />
Vierfchaar , waar wy allen rekenfehap zullen<br />
moeten geeven van alle onze verrigtingen. In<br />
deezen ftaat, op den oever des doods, zeg ik<br />
u, dat ik op eene hemeltergende wyze, door<br />
myn Man ben beleedigd geworden. Hy heeft<br />
geen het minfte recht,om op eene fcheiding te<br />
dringen : lk heb er recht toe, doch myn Ge-<br />
wectcn vergunt my niet, om er flegts aan te<br />
denken. Zeg hem; dat ik, ftervende, hem<br />
nog deezen hoon vergeef, die hy my op den<br />
rand des' grafs aandoet. Myn Vriend zal hy<br />
in de laatfte oogenblikken van myn leeven,<br />
niet van myne zyde kunnen of willen fcheiden,<br />
ten zy hy geheel verkieze een Monfter te<br />
weven<br />
De Man fchreide traanen van medelyden.<br />
Hy vertrok en kwam fpoedig weder. Gy hebt<br />
niets
( 220 )<br />
niets meer te vreezen, zei hy. He! onmcn?chlyk<br />
verzoek van uw Man is ftcrk afgekeurd<br />
en van de hand gewéezeo, en men heeft hem<br />
verklaard, dat hy geen magt had, om den Profesfor<br />
Wahler te kunnen weeren, of uw byzyn<br />
te ontzeggen.<br />
Dan zal ik, in de hoop, dat zy fpoedig<br />
fterven zal, haar en haaren aanhang ook nooit<br />
wederzien 1 was zyn antwoord geweest, waar<br />
mede hy vertrokken was.<br />
Zo even hoor ik, dat hy andermaal op reis<br />
gegaan is, en ik begin te vermoeden, dat de<br />
ganfche zaak wederom eenig bedrog ten grond<br />
slag heeft.<br />
Doch dit kome voor zyne rekening! Wy zyn<br />
blyde van hem niet weder te zien. Hy zal zyne<br />
flrafniet ontloopen , al ware ook myne hand<br />
niet beftemd, om ze hem te doen gevoelen.<br />
* * * * *<br />
Treurige berigten , waarde Louiza ! Op 't<br />
oogenblik zegt my de Geneesheer, dat Hen<br />
riette geen vierentwintig uuren meer leeven<br />
kan! O de Ongelukkige, die een leeven,<br />
gelyk het haare, op zyne ziel heeft, en wicn<br />
het
( 221 )<br />
het nog wel gaat! Welk eene Graf moet<br />
op zulk iemand wagten!<br />
Vergeef my, Louiza! dat ik van u fcheide.<br />
Ik mag geene deezer oogenblikken meer verzuimen<br />
, om die Waardige tc zien, ten einde<br />
my haare beeldtenis diep in de -ziel te drukken.<br />
Heb medelyden met uwen<br />
ongel ukkigen<br />
WAHLER.<br />
VIER EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
Maria aan Lotje.<br />
Dof en zwaarmoedig gryp ik de pen , Lotje!<br />
om den Iaatften Brief te fchryven , dien gy van<br />
my bekomt, want eigenlyk begeer ik in 't ge<br />
heel niet meer aan u te fchryven. Enkel de ge<br />
dagte, dat deeze Brief u nog ter rechter tyd<br />
zal aantreffen, om u te waarfchuuwen; van<br />
niet verwaand in uwe zaak te werk te gaan, is<br />
de reden van myn fchryven. Ik heb uwen<br />
Brief
222 )<br />
Brief geleezen. Uwe onderneeming vind ik<br />
kloekmoedig, doch gy hebt ongelyk eene Moeder<br />
aldtis te beleedigen. Lotje! wanneer men<br />
bet geluk gehad heeft, om eene Moeder te<br />
kennen, gelyk ik haar gekend heb! wanneer<br />
men zo ongelukkig geweest is haar te beleedigen,<br />
gelyk ik haar beleedigd heb! • dan<br />
kan men met waarheid tot eene Medegezellin.<br />
nc, zo als ik tot u, zeggen: Wagt u, dat gy<br />
geen gclyken last op uwen hals laadt !<br />
Teffens heb ik u te zeggen, Lotje! dat de<br />
herinnering aan de kennis en omgang met u,<br />
my zeer bitter valt, en my hoe langs hoe bit<br />
terder word. Ee ige reizen ben ik op den weg<br />
geweest, om van de levenswyze, die wy ge<br />
leid hebben, aftezien, en telkens waart gy de<br />
oorzaak, dat zulks niet gefchied is.<br />
Doch het gene my boven alles knaagt, is<br />
uwe laatile weldaad, toen gy my den Ritmees<br />
ter wederom toefchikte. Gy hebt daardoor myne<br />
rust,myn geweeten en myn geluk in den grond<br />
bedorven, 't Gene ikmy zelve, als een Meisje,<br />
vergeeven kon, had ik als eene Vrouw behoo-<br />
ren te vermyden en aftekeuren. Ik heb my ech<br />
ter met den ftroom der driften vrywillig laaten<br />
medcfleepen i Het berouw volgde fpoedig. Ik<br />
bragt
( 223 )<br />
bragt myne dagen met zwaarmoedigheid, en<br />
myne nagtcn met weenen door. Zelfs de tegenwoordigheid<br />
van den Ritmeester kon my niet<br />
opgeruimder van ziel maaken ! integendeel zy<br />
vermeerderde myn hartfecr, hoe heftig ik hem<br />
ook beminde!<br />
En nu de gevolgen ? - Ze zyn deezen ï -<br />
De zaak moest een uitkomst hebben. Aan den<br />
eenen kant deed zy zig op, wier naam ik aan-<br />
genomen heb, Marianne naamlyk, die by ons<br />
was; welke deugdzaam gebleeven is, en die<br />
thans belooning tot haar deel ftaat te ontvan<br />
gen. Niet flegts dat ik als eene Bedriegfter<br />
bekend worde,maar zy is daarenboven de Zus<br />
ter van den Ritmeester. Myne geheele verkee<br />
ring en uitfpattingen met hem , werden aan<br />
myn Man overgebriefd. Eene edelmoedige<br />
Vrouw , even dezelve , die zo grootmoedig<br />
haar vermogen voor myn Man opofferde, fchreef<br />
aan my; hield my myne vergrypen voor oorden,<br />
en verzogt my, om myns Mans wil, die"ge-<br />
moenfehap te doen ophouden.<br />
Dus, befchaamd voor my zelve en voor alle<br />
eerlyke Luiden , ftond ik eene hclfche pynigin-<br />
uit, zo dikwerf ik bezefte, dat elk oogenblik:<br />
myne febande openbaar kon maaken, en my in<br />
een
C «24 )<br />
een daglicht plaatzen, waardoor ik noodzaak-<br />
lyk het vèracbtlykfte Schepzel zou moeten<br />
worden. Ik hield zulks nog een tyd lang uit.<br />
Myn Man liet alles op myne belydenis berus<br />
ten , en ik vond vriendlyke menfchen genoeg,<br />
die my wilden helpen, en my aanraadden om te<br />
liegen.<br />
Doch myn hart kwam hier tegen op. Ik zei<br />
hem de waarheid. O hy was grootmoedig en<br />
edel. Hy vergaf het my, maar zyne vergiffe<br />
nis was veel gevoeliger, dan zyne ftraf my kon<br />
weezen. Hy befchaamde my. Hy heeft<br />
zig van my. laaten fcheiden, zonder de reden<br />
daarvan bekend te maaken. Hy heeft my het<br />
grootfte gedeelte van zyn goed gefchon-<br />
ken.<br />
• De Voorzienigheid is in allen opzigten my<br />
gimftiger geweest dan ik verdiende. Ik heb<br />
over niets te klaagen. Zelfs heb ik in haar,<br />
die myne Vyandinnen zouden moeten zyn .my<br />
ne Vriendinnen geworden '. doch des te groo-<br />
ter fchuld ligt er op myne ziel. Ieder die my aan<br />
ziet verbeeld ik my dat myn wangedrag weet<br />
en my veragt. Het boos gewisfe vervolgt myl<br />
lk ontvlugt my zelve even gelyk de Dief de<br />
alom vervolgende hand der Gerechtigheid. Ik<br />
(trek
v<br />
C 225 )<br />
ftrek my zelve ten last, wanneer ik het anderen<br />
niet doe.<br />
De Ritmeester heeft my verlaaten en ik be<br />
min er hem. te meer om, hoe zeer ik ook zyn<br />
gemis gevoel e! Zyn laatften Brief nam ik ridde<br />
rende in de hand. Ik dagt er zyn affcheid in<br />
te zullen vinden. Hy bemint my; hy is niet<br />
trouwloos. Hy wil flegts niet meer by rr.y ko<br />
men. Hy weet nog niet dat ik gefcheiden ben,<br />
en ik wensch, dat hy zulks nooit te weeten<br />
kome, op dat bet hem niet invalle, my weder<br />
te komen zien ! Ik kan noch mag hem niet<br />
wederzien.<br />
Dus, Lotje! is het met my gefteld. Ik ben<br />
het ongelukkigfte Schepzel, dat gy u verbeel<br />
den kunt. De fchande der geheele Waereld<br />
fchynt op my alleen te rusten. Het gevoel<br />
der fchande is een allerverfchriklykst gevoel.<br />
Het verdringt alles uit ons hart, wat naat<br />
rechtfchapenheid zweemt. De gevallene Ab-<br />
badonna kan niet anders te moede geweest<br />
zyn.<br />
Wanneer ik u zeg, datgy mede fchuldigzyt<br />
aan mynen ongelukkigen toeftand , moet gy<br />
het niet zo begrypen, als of ik de fchuld van<br />
mynen hals op den uwen wilde fchuiven INiets<br />
II. DEEL. P m i„.
( 226 )<br />
minder dan dat ! Maar ik bedoel enkelyk u te<br />
waarfchuuwen. Ik wil een Voorbeeld aan my<br />
zelve geeven. Ik verbeeldde my.het gel uk in<br />
myne armen gekneld te houden, ik dagt my<br />
op eene hoogte geveftigd te hebben, waar niets<br />
my kon doen wankelen ! waar ik ook on<br />
wankelbaar zou gevestigd gebleeven zyn, zo<br />
ik niet flegts op nieuw! Ach! thans zie<br />
ik, dat ik al het voorleedene zou hebben<br />
kunnen trotfeeren ! dat ik, in weerwil van myn<br />
veinzen, en ondanks myne voorige aanftootty-<br />
ke leevenswyze, nimmermeer door myn Man<br />
verftooten zou zyn geworden, had ik flegis<br />
den laatften misftap niet begaan ! En van<br />
deeze hoogte van zelfgerustheid, van deezen<br />
top der ontluikende rechtfchapenheid heb ik<br />
my nedergeftort! Doe niet, Lotje! gelyk<br />
ik deed! Hoor naar het verzoek van den Zoon,<br />
dieu haatenmoet, wanneer gy zyne Moeder niet<br />
verfchoont. Als Egtgenoote zal hy u bemin<br />
nen, wanneer gy eene Dogter kunt weezen,<br />
doch kunt gy dit niet zyn, dan zal hy u als een<br />
Byzit haaten.<br />
En hoe kunt gy de Moeder verdagt houden,<br />
om dat zy u niet op het eerfte gezigt beminde,<br />
omdat zy niet zo teffens aan u gewennen kan,<br />
aan
C 227 )<br />
aan u, die haar zo bedrieglyk haaren Zoon ont<br />
voerde, met welken zy zulke groote uitzigten<br />
had! Begeert gy,dat zy u het bedrog, dat<br />
gy pleegde, vergeeven zal; zonder dat zy u<br />
kent, zonder dat zy weef, of gy in ftaat zyt,<br />
om haar een genoeglyk oogenblik te kunnen<br />
verfchaffen ? Zoudt gy haar niet tot bewilli<br />
ging van uw Huuwlyk gedwongen hebben , in<br />
dien het in uwe magt geweest ware, even ge<br />
lyk gy den Zoon gedwongen hebt? Zulks weet<br />
zy! en zy zou geneegenheid voor u moeten heb-<br />
ben ? Of waant gy dat de Verbintenis van een<br />
Byzit fterker is, dan de Verbintenis tusfchen<br />
Moeder en Kind ? En Lotje ! Gy begint de<br />
Furie te fpeelen , wier aanfchouwen reeds haat.<br />
lyk is, en het Voorwerp van uwen haat is in<br />
lyden, en lokt aller mededoogen.<br />
Doet dit alles echter geene uitwerking op<br />
uw gemoed, dan moet ik u, even als my zel<br />
ve, als het flagtöifer van het Noodlot beklaa-<br />
gen ! Van alle uwe moeiten, van al uwe bedrog<br />
zult gy geene de minfte vrugten inzaamelen !<br />
En nu verder niets meer, dan den wensch,<br />
dat gy myn raad niet in den wind moogt flaan!<br />
Nog een woord van my zelve! Vergeet<br />
my! Vergeet dat gy eene Vriendin, .<br />
p 2<br />
ach!
( 3,28 )<br />
ach! treurige Vriendfchap! vergeet dat<br />
gy haar had ! vergeet my» gelyk ik wensch,<br />
dat de Waereld my vergeeten moge '. Ik begeer<br />
niets meer van uw Noodlot te weeten. Is het<br />
gelukkig, dan gun ik het u, en, is het onge<br />
lukkig, dan zou het myn hartzeer verzwaaren!<br />
Ik treur eeuwig! Eeuwig zal het gevoel<br />
der fchande my vergezellen , indien niet eene<br />
hoogere Magt, door eene zuiverende ftraf, iets<br />
van deeze fchande uitwischt. En dan, dan<br />
eerst kan ik my wederom gelukkig noemen.<br />
MARIA.<br />
V Y F EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
Marianne aan de Gravin B**,<br />
Dierbaare Weldoenfter !<br />
crwyl ik geloof onder uwe befcherming te<br />
ftaan ; terwyl ik met u beklaage, dat ik by u<br />
niet weezen kan; terwyl myn hart bloedt, dat<br />
ik uwen Zoon nooit weder zien zal, en dat<br />
omr
C 229 )<br />
omltandigheedenen betrekkingen een band ver-<br />
breeken, die door hartlyke en innige liefde<br />
onlosraaaklyk gelegd is geworden, valt my de<br />
twyffel in , dat gy mooglyk niets van dat alles<br />
weet, dat ik bedroogen ben geworden !<br />
En echter, wanneer ik my wel bedenk, dan is<br />
het ten uitenten 011 waarfchynlyk , en het is<br />
eene domme twyfFeling! vermits de Heer<br />
Hasten alle uwe omftandigheeden weet, alles<br />
wathy doet, in uwen naam doet, en ik daaren<br />
boven uwe eigen hand, ten waarborg van dit<br />
alles, in handen heb.<br />
Maar de Hemel weet hoe het komt, maar ze<br />
den eenigen tyd is zelve uwe hand my verdagt<br />
geworden. En daar ik heeden ge!eegenhci°d<br />
had een Arbeidsman te ontmoeten, welks aan-<br />
gezigt my nog onbekend ware, kwam ik op de<br />
gedagten, om hem te vraagen, of hy, zonder<br />
dat het iemand wist, geen Brief voor my,aan<br />
U beftellen wilde? Een klein drinkgeld<br />
maakte hem gewillig, en hy beloofde my, om •<br />
des avonds, na het eindigen van zyn arbeid,<br />
die boodfehap daadlyk te zullen doen.<br />
Is het de hoop, die in myn hart huisvest,<br />
welke myn geloof vcrlterkt , of is de zaak<br />
weezenlyk zo? — genoeg ! ik word hoelan-<br />
P<br />
3 gcr
( 230 )<br />
ger hoe meer in myne gedagten verfterkt, en<br />
tot dat einde fchryf ik u alles wat my overge<br />
komen is. Hoe meer ik uwen Brief inzie, hoe<br />
meer hy my als ondergedoken voorkomt.<br />
't Was des morgens toen ik uw Goed verliet,<br />
dat de Heer Hasten bymykwam; uit uw naam<br />
my een Compliment maakte; het volgende<br />
Briefje my overhandigde, en my om befcheid<br />
daarop verzogt.<br />
Dit Briefje luidde aldus:<br />
Beste MARIANNE '.<br />
,, Het doet my leed, dat ik u geene betere<br />
„ berigten kan mededeelen. Uwe zaak word<br />
„ hoe langer hoe ingewikkelder. Ik geloof,<br />
„ dat gy die gene zyt waarvoor gy u zelve<br />
„ uitgeeft, maar de geheele Waereld ontkent'<br />
„ zulks. Ik heb verfcheiden verwytingen en<br />
„ onaangenaamheeden desaangaande te verduu-<br />
,, ren, waarvan ik gaarne verlost wenschte te<br />
„ zyn. Zulks kunt gy te wege brengen,door<br />
„ u voor eenigen tyd aan een ander Oord te<br />
„ gaan ophouden, en het dus het voorkomen<br />
„ te geeven, als of gy geheel van my verwy-<br />
„ derd waart. Zo dra het mooglyk is zal ik<br />
» u
C 231 )<br />
„ u weder by my neemen. De Brenger van<br />
„ deezen Brief, die een rechtfchapen Man en<br />
„ myn Vriend is, heefc my beloofd, u zo lang<br />
„ op eene zyner Goederen te ondeihouden,<br />
„ tot dat ik ten uwen opzigte een befluit zal<br />
„ genomen hebben. Van al het overige zult<br />
„ gy eerlang meer weeten. Thans verzoek ik<br />
„ u alleen, om den raad uwer liefhebbende<br />
„„ Gemoeder te volgen , en u voor eens van<br />
„ myne Goedheid te verwyderen."<br />
Ik ben, enz.<br />
Gravin, B***.<br />
Toen ik dit geleezen had , berfteden de traa<br />
nen my uit de oogen. De Heer Hasten be-<br />
fchouwde my met medelyden. Ik beklaag u,<br />
myn Kind! zei hy, het fchynt dat gy den wil<br />
uwer Gemoeder ongaarne vervullen wilt. Ik"<br />
kan het u ook flegts verzoeken, want dwin-<br />
gen wil ik u niet. Zy heeft my verkooren om<br />
u onder 't oog te brengen hoe noodzaaklyk<br />
uw vertrek van hier is. By my zal het u aan<br />
niets ontbreeken. Gy zult alle gemak hebben,<br />
't welk gy begeeren kunt.<br />
Ik bleef by aanhoudenheid weenen. Indien<br />
P 4 gy
( 232 )<br />
'gy niet kunt befluiten, vervolgde hy daarop,<br />
dan ben ik bereid, om haar ditberigt weder te<br />
rug te brengen.<br />
Myn befluit is genomen! antwoordde ik. Ik<br />
ween meer over de droevige verleegenheid,<br />
waarin ik die goede Vrouw breng , dan wel<br />
óver myn eigen toeftand. 't Zou de grootfte<br />
ondankbaarheid voor zo veele weldaaden zyn,<br />
wanneer ik haar dit verzoek affloeg. Ik laat<br />
my geheel aan u over, Myn heer! want liy,<br />
die my door zulk eene voortreflyke Vrouw<br />
word aanbevolen , is myn vertrouwen waar<br />
dig.<br />
Ik pakte myne weinige zaaken by elkander,<br />
en zettede my in het rytuig. Wy reeden wel<br />
twaalf uuren verre, eer wy aan het Landgoed<br />
kwamen, waar ik my heden bevind. De Heer<br />
Hasten wees my eene aartige kamer aan, wel<br />
ke ik tot nog toe bewoon, en waarin ik alles<br />
vind, wat ik begeeren kan. Hy veroorloofde<br />
my het Huis en den Tuin naar myn welgeval<br />
len te mogen gebruiken, alleen verzogt hy my,<br />
buiten dien omtrek my niet te willen laaten<br />
zien. In het rytuig had ik zeer veel geweend,<br />
en hy had my zo veel van myne kennis met u,<br />
en de omftandigheeden, die tusfchen ons voor<br />
af
( 233 )<br />
afgegaan waren, verhaald, dat ik toen geene<br />
de minfte twyffel voedde , aan dat gene 't<br />
welk my nu verdagt word.<br />
Tot dus verre was ik enkel onvergenoegd<br />
over het gemis van uw gezelfchap, en over<br />
de onmooglykheid van u Myken te kunnen<br />
geeven, hoe fmartlyk het my viel, de Verftoor-<br />
fter van uwe rust te weezen.<br />
Welhaast werd myne droefheid fmartlyker.<br />
Want weinige dagen daarna las de Heer Hasten<br />
my een Brief van u voor , in welken gy my<br />
verzogt, my allengskens te gewennen, om myne<br />
Liefde als ongelukkig aan te zien. Zy betuig<br />
de my haare Onfcbuld aan alles, wat zy my<br />
heden zeggen zou. De ganfche Familie had<br />
zig der zaak aangetrokken ; was naar den Lands<br />
heer gegaan, en had haar van haar moederlyk<br />
recht ontzet. Waarfchynlyk zou er een bevel<br />
komen, ingevolge 't welk het Huuwlyk tus-<br />
fchenmyen haarenZoon verbooden zou worden.<br />
Thans leed ik onuitfpreeklyk. Op deeze<br />
Liefde was myne ganfche hoop gebouwd, en al<br />
toos , als ik er van fprak, had ik in uwe oogen<br />
eene vertróoftende deelneeming gezogten ook<br />
gevonden , en nu, nu waren alle myne<br />
wenfehen te leur gefteld.<br />
P' 5 De
( 234 )<br />
De Heer Hasten ontwaarde de diepe treu<br />
righeid myner ziel, en ftelde alles te werk,<br />
om myn verflagen geest optebeuren. Ik kan<br />
u betuigen, dat ik my in dat tydftip over hem<br />
verwonderde, en indien de hevigheid myner<br />
hartstogt niet te veel dier lydzaame ftandv.as-<br />
tigheid gemist had, welke myne Gemoeder my<br />
onöphoudlyk inboezemde, ik zou aan zyne<br />
grondbcginzelen gehoor hebben kunnen gee<br />
ven. Maar myne droefheid had den hoogften<br />
top bereikt. Zy ontaartte geheel in zwaar<br />
moedigheid, toen ik kort daarna uit uwen<br />
Brief zelve vernam, dat het bevel werklyk<br />
reeds daar was, dat ik niet flegts geene ge<br />
dagten te maaken had , van immer de Egtge-<br />
noote van uwen Zoon te zullen worden,maar<br />
dat het daarenboven zeer noodzaaklyk was,<br />
dat ik my , zo lang ik tot geene andere Ver<br />
bintenis befloot, verborgen hield. Gy voeg<br />
de er by, hoe fmartlyk het u viel, dat gy, om<br />
my zelfs wil, niet eens myne Befchermfter kost<br />
zyn;echter deedt gy my de grootmoedige be<br />
lofte, dat het my, zo lang gy leefde, aan niets<br />
ontbreeken zou.<br />
En intusfchen ontbrak het my San alles,<br />
want de Liefde was alles voor my. Ter ver<br />
meer-
( 235 )<br />
meerdering myner kwaal vielen my de woor.<br />
den van myn Voedftervader telkens in : Dat<br />
ik, naamlyk, in-het ongeluk, nooit tegen de<br />
Voorzienigheid munnureeren moest; vermits<br />
het kwaad altoos aanleiding tot iet goeds gaf.<br />
Npg nimmer had ik iet tegen ft rydigs in zyne<br />
Stellingen ontdekt, heeden dagt ik er het in te<br />
ontdeicken. Ik kon my onmooglyk verbeelden,<br />
dat er iet goeds uit gebooren kon worden,<br />
dat ik van alle myne hoop , alle myn fcermaaken<br />
van het gansch geluk van myn leeven beroofd<br />
was geworden !<br />
De herdenking der vermaaningen, intus<br />
fchen, die hy nooit gefpaard had, om my te<br />
overtuigen, dat ik, er mogt my overkomen<br />
wat er ook wilde, geduldig zyn moest, werkte<br />
zo fterk, dat ik myne zwaarmoedigheid begon<br />
ter zyde te ftellen , die nu in een duiftere<br />
Sluier fcheen te veranderen, welke zig over<br />
alle myne denkbeelden verfpreidde.<br />
De Heer Hasten inmiddels verliet myne zy<br />
de niet. Een Vader zou zig niet meer moeite<br />
hebben kunnen geeven. Hy betoogde my, dat<br />
de onaangenaamfte om'ftandigheeden van ons<br />
leeven ons allengskens draaglyk worden, -jat<br />
de reden daarvan in de gewoonte te zoeken<br />
was,
C 236 )<br />
was , die ons gemeenzaam met da rampen<br />
maakte, waardoor derzelver hevigheid merk-<br />
lyk verzagt wierd. Hy hichj my den afltand<br />
van myn gansch onzekere afkomst, beneffens<br />
de hooge geboorte van uwen Zoon voor,en<br />
dat het eene dweepzieke gedagte van my en<br />
eene kwalyk overlegde handeling van u ge<br />
weest is, de hoop in my te voeden, dat ik<br />
nog eens zyne Egtgenoote zou kunnen worden.<br />
Hy leide de ganfche fchuld op uwe overge-<br />
dreevene Liefde te mywaards, en indien ik het<br />
geluk van uwen Zoon niet verfto'oren wilde ,<br />
dan moest ik zelve die hoop paaien zetten.<br />
Welk een indruk zyne reden, ook op my'<br />
maakte, kon ik het'echter niet van my zelve<br />
verkrygen ; om vrywillig myn eigen gevoel<br />
dat my overtuigde , dat ik hem eeuwig zou<br />
beminnen, te verzaaken ! neen, zulks kon<br />
ik niet doen.<br />
Wanneer ik hem misfen moet, zei ik tegen<br />
den Heer Hasten , dan zal ik hem misfen, maar<br />
ik zal er niets toe doen 1 Men zal hem<br />
van my af moeten fcheuren , anders laat ik hem<br />
niet los.<br />
. Hy is reeds van u afgefcheurd! antwoordde<br />
hy my, want dit bevel verbied u voor altoos<br />
aan
( 237 )<br />
aan hem te denken, en ongehuwd durft gy<br />
u niet openlyk vertoonen, zonder gevaar van<br />
befchimping te loopen.<br />
Ik antwoordde hem met traanen. Ik kon<br />
niets anders doen, dan die Magt beweenen,<br />
welke de Grooten zig aanmaatigden of bezaten,<br />
om eene Liefde te verftooren, die heilig voor<br />
alle Menfchen behoorde te zyn.<br />
Weinige dagen daarna kwam hy op eenen<br />
fchoonen morgen, bymy, wanneer ik in een<br />
beter humeur was dan anders. Ik vond altoos<br />
in de fchoonheeden der natuur myn vermaak,<br />
en deeze dag was byzonder bekoorlyk, naar<br />
gelange van het jaargetyde.<br />
Vergeef het my, lieve Marianne! zei hy,<br />
dat ik voor een Brief, dien ik zo even van dé<br />
Gravin B*** ontvangen heb, eene inleiding<br />
moet maaken.<br />
Alle . uwe begaafdheeden , beneffens de edel<br />
heid van uw Character hebben eenen indruk<br />
op my gemaakt, die ik niet in ftaat was, om<br />
voor eene zo deelneemende Vriendin, als de<br />
Gravin myis, te kunnen verbergen. U echter<br />
kon ik er onmooglyk iet van ontdekken, Het<br />
zou my zelf als een fpotten met uw lyden zyn<br />
voorgekomen. Maar thans , daar ik u eene<br />
ze-
( 238 )<br />
zekere periode uit den Brief der Gravin met<br />
verzwygen mag , vermits ze my uitdruk'.yk be<br />
veelt, dezelve aan u voorteleezen , zo vergeef<br />
my eene belydenis, welke ik gedwongen aan u<br />
doe. Ik bemin u, Marianne ! zedert een zeker<br />
oogenblik, onuitfpreeklyk. - Bet vuur, 't welk<br />
uwe zwaarmoedigheid in myn boezem ontvonk<br />
te, was mooglyk eerst medelyden, doch ver<br />
anderde zeer fpoedig in eene hevige liefdedrift.<br />
Ik heb zulks aan de Gravin beleeden, en haar<br />
gezegd, dat er nimmer een hartlyker wensch<br />
in myn binnenfte oprees,dan die, om u te be<br />
zitten; dat ik gaarne alles wilde opofferen voor<br />
het geluk, om u myne Gade te kunnen noe<br />
men, en dat ik niet wist, of zy my, door my<br />
kennis aan u te bezorgen, niet tot den onge-<br />
lukkigften mensch gemaakt had.<br />
Hoor nu, wat zy my daarop antwoord:<br />
„ Het zou my leed doen , myn goede Heer<br />
„ Hasten! wanneer ik iets tot uw ongeluk toe-<br />
„ gebragthad, alleenlyk zie ik het niet. —"<br />
Hier viel de Heer Hasten zig zelf in de re<br />
den, om my voortebereiden, dat ik het hem<br />
niet als verwaandheid moest aanrekenen', wan<br />
neer hy de Loffpraak, die gy hem toezwaait,<br />
niet overfloeg, vermits ze tot de zaak behoorde.<br />
„ Een
( 239 )<br />
„ Een Man van uw edel Character en be-<br />
„ gaafdheeden zal gewislyk door Maria haare<br />
„ hand niet ontzegd worden. Lees haar dee-<br />
„ zen eens voor, zeg haar, dat ik haar, .<br />
„ daar ik zo ongelukkig ben van haar 'myne<br />
„ Dogtcr niet te kunnen noemen, g e en<br />
„ beteren raad weet te geeven, dan u te ver-<br />
„ kiezen. Ik ben verzekerd, dat zy met u ge-<br />
lukkig zou zyn. Dat gy voor 't overige<br />
., Marianne uwe liefde waardig bevonden hebt,<br />
„ valt my niet tegen, vermits ik haar ten Egt-<br />
„ genoote voor myn Zoon heftemd had. Zeg<br />
„ haar verder, det ik haar met blydfchap, als<br />
„ uwe Gade weder in myne armen zal zien, en<br />
» als myne Dogter behandelen."<br />
Hy gaf my den Brief over, ten einde zelve<br />
te zien 't gene hy my voorgeleezen had. Ik<br />
las het, en toen kwam het my voor, dat het<br />
uwe hand was, en heeden, dwaas<br />
Meisje! twyftel ik er aan.<br />
Nu wat zegt gy er van, Kind ? voerdeH»er<br />
Hasten voo.t. Vergeef gy het my, dat ik de<br />
aandoeningen van myn hart voor u niet verber-<br />
ge ? en wilt gy 0p dat gedeelte van den Brief<br />
antwoorden, 't welk u betreft?<br />
In 't eerft wist ik niet wat ik antwoorden zou.<br />
Ik
( 240 )<br />
Ik gevoelde hoogachting voor den Man, doch<br />
meerder ook niet. Hy heeft my alles ten gevalle<br />
gedaan, doch niet om mynen, maar 'om uwen<br />
wil. Uw verzoek, en niet het zyne, kon van<br />
éénig gewigt by my zyn. Het geluk van uwe<br />
Dogter te weezen ; kon ook zo fpoedig niet uit<br />
myn hart gewischt worden.<br />
Ik herltelde my eindlyk,om hem te zeggen:<br />
Gy ziet my aangedaan , Myn heer Hasten! —<br />
Doch u heb ik niets te vergeeven. 't Zou<br />
vle'ende voor my weezen, dooV een Man, dien<br />
ik hoogfehat, bemind te worden: doch myn<br />
hart is voor alle andere Liefde geflooten, een<br />
maal kan ik flegts verliefd zyn. 't Is waar, de<br />
wil myner Gemoeder zal myne Wet weezen,<br />
maar ik kan my nog niet gewennen, bevelen<br />
te gehoorzaamen, die myne neigingen dwingen.<br />
Schryf haar, dat ik, zo lang ik kan, in de<br />
gelukkige Overtuiging wil blyven, dat ik de<br />
mooglykheid van uwe Dogter te kunnen wor<br />
den , geene ftruikcliteenen in den weg gelegd<br />
hebbe. Geraak ik echter ooit in het geval, om<br />
myne hand aan iemand te geeven, dan zal ik nie<br />
mand anders verkiezen, dan die zy my voor-<br />
gefk.gen heeft.<br />
De Heer Hasten fehecn met myn antwoord<br />
vol-
( 2 4I )<br />
volkomen voldaan te weezen, en zei, het te<br />
zullen fchryven. In de eerfte dagen liet hy<br />
er niets van blyken, doch in 't vervolg begon<br />
hy duidlyker van zyne Liefde te fpreeken;<br />
fchilderde my zyne kwellingen en poogde,'<br />
(want of fchoon ik hem beklaagde, gaf ik hem<br />
evenwel geene boop,)my in 't hoofd te bren<br />
gen , dat dergelyk een Huuwlyk noodzaaklyk<br />
ware!<br />
Hy zei my, dat men myn verblyf befpied had,<br />
en zig daaglyks by u vervoegde, om te vernee-<br />
men, of ik niet fpoedig eene keus doen zou.<br />
Men had zig zelfs reeds laaten verluiden.dat<br />
men in een tegengefteld geval, my opzoeken<br />
en tot het Huuwlyk noodzaaken zou.<br />
Dit berigt verfchrikte my niet weinig. Ik<br />
vond het onrechtvaardig, doch ik kon er de<br />
mooglykheid van begrypen, om dat ik van der-<br />
gelyke gevallen meer gehoord had.<br />
De Heer Hasten bemerkte myn angst, en<br />
bragt zyne geneegenheid daadlyk weder in ''t<br />
Gefprek. Hy ftelde my voor, dat eene Ver-<br />
bindtenis met hem, my uit alle verleegenheid<br />
redden kon, en dat hy voorzeker zou zorg<br />
draagen, dat jk geene reden zou vinden, om<br />
my over myn Noodlot te beklaagen.<br />
II. DEEL. Q I ] S
( )<br />
Ik bedankte hem voor zyne grootmoedigheid;<br />
bragt er echter tegen in, dat ik nog altoos, ten<br />
uwen opzigte, in twyffel ftond; dat ik het<br />
my tot ondankbaarheid zou rekenen, om na<br />
zulk een verlies, zo fpoedig eene andere keus<br />
te doen.<br />
Na veel zeggens en wederzeggens verzogt<br />
ik hem eindlyk aan u te mogen fchryven. Dit<br />
ftond hy my daadlyk toe; verzekerende my ech<br />
ter, dat ik geen antwoord van u bckoomen<br />
zou, vermits de Briefwifleling met u volftrekt<br />
verbooden was ! *— Ik weende '. myn<br />
gewoone toevlugt , wanneer my een onver-<br />
wagte ramp bejegent.<br />
Toen ik dit niet verder aandrong, wilde ik<br />
hem echter niet eerder myn Woord geeven,<br />
voor dat ik u gezien zou hebben. Eene by-<br />
éénkomst, zei ik, offchoon die dan ook al ver<br />
booden mogt weezen, kon in 't heimlyk ge<br />
houden worden, en zou volftrekt onfchadelyk<br />
weezen, zo dra ik myn Woord gave, om u<br />
aanftonds na het houden derzelve myne hand te<br />
geeven!<br />
De Heer Hasten haalde hierover de fchou-<br />
ders op, en dit was het eerfte oogenblik , dat<br />
ik twyffel begon te voeden. Hy zei vervol<br />
gen»
( 243 )<br />
gens wel, dat hy de moeite zou neemen, om<br />
zulks by u te bewerkftelligen, doch hy twyf.<br />
felde geen oogenblik, of het zou geweigerd<br />
worden. Hier roede verliet hy my, met een<br />
foort van verleegenheid.<br />
Wanneer dit alles zo zy, dagt ik, en men<br />
flegts verlangt my gehuuwd te zien; wanneer<br />
myne geheele herftelling in uw huis daarop<br />
berust, dan kan men my immers gemaklykdee-<br />
ze byéénkomst toeftaan,<br />
Hy kwam vervolgens wederom by my, zeggende,<br />
dat hy heden naar u toe wilde reizen,<br />
en beproeven of hy u bepraaten kon , om<br />
hem gehoor te geeven; voegende er al wederom<br />
by, dat hy zig geen gewenschten uitflag<br />
beloofde.<br />
Thans werd ik bang. Ik nam uwen Brief;<br />
bekeek denzei ven , en de trekken fcheenen<br />
my toe niet geheel en al de uwe te weezen<br />
Myn angst vermeerderde. Ik deed het gene<br />
ft u reeds gefchreeven heb. Thans moet ik<br />
fluiten om den Man den Brief ter hand te<br />
(tellen.<br />
Ach! mooglyk is dit alles u reeds bekend!<br />
fö ik, ik, Ongelukkige, ik vlei my met eene<br />
ralfche hoop. Maar, myne Moeder! ip<br />
Q 2<br />
zulk
( 244 )<br />
zulk een geval, fchryf dan myne verwar-<br />
Ting toe aan myne Liefde voor uwen Zoon! -<br />
Ik kan hem niet uit myn hart verbannen!<br />
daarenboven wilt gy dat ik deezen Man myne<br />
hand geeve! dat ik anders niet zou doen! -<br />
Slegts uw bevel kan deeze ontrouw wegnee-<br />
men, en Moeder! evenwel zal ik ongelukkig<br />
w e e z' e n > doch uwe onrust zal ik niet<br />
vermeerderen.<br />
Indien echter de benaauwde Man waarheid<br />
gefprooken heeft! wanneer er geen antwoord<br />
op deezen Brief komt, of wanneer gy my in 't<br />
geheel niet meer beminde, dan, dan<br />
ben ik evenwel voor eeuwig<br />
uwe ongelukkige maar dankbaare Dogter,<br />
MARIANNE,<br />
ZES
( 24S )<br />
ZES EN TWINTIGSTE BRIEF,<br />
De Ritmeester Strundel aan den Advokaat Wurm.<br />
G isteren kwam ik van een kleinen uitflap te<br />
I rug, die ik te vergeefsch ten behoeve van myne<br />
Zuster gedaan had, en vind eene fraaTe be-<br />
ftelling, Ue Duivel moet perzoonlyk in dee<br />
zen Hasten huisvesten, en hem de eene wan-<br />
I daad na de andere inboezemen. En tot myn<br />
grootfle ongeluk mogt ik er niet tegenwoordig<br />
zyn Lees flegts den Brief van myne Zuster,<br />
en zeg my, of men fyner bedrog kan uitden<br />
ken. De Karei kan geen goed doen. Ik kan<br />
my in 't geheel geen begrip vormen, hoe hy<br />
het met zyne Vrouw zou gemaakt hebben ,<br />
want zo fpoedig gaat het dubbeld Huuwlyken<br />
niet in zyn werk.<br />
Had ik er tegenwoordig geweest, dan had<br />
ik er zelf op los gegaan , en dan zou hy zo<br />
veele kromme fprongen niet gemaakt hebben.<br />
Doch de geëerbiedigde Vrouw Gravin heeft<br />
eene domme pas begaan, en den Boodfchapper<br />
Q 3 wel
( 246 )<br />
wal met een zeer aartig Antwoord afgezonden,<br />
doch geen onderzoek gedaan , hoe eigenlyk de<br />
naam van het Landgoed is, waar zy zig ont<br />
houd; en dus is het mooglyk, dat de Heer<br />
Hasten kloeker is dan wy; doch dit zal<br />
hem niet veel baaten. Want zo als ik dee-<br />
zen Brief zal geflooten hebben, zal ik zelf<br />
naar hem toe reizen, en dan zal hy my wel,<br />
't zy met goedheid of met kwaadheid, Marian<br />
ne weder te rug moeten geeven.<br />
Met de Gravin fprak ik eenigzins hard over<br />
dit Voorval, en haare onvoorzigtigheid daar<br />
omtrent. Doch de goede Vrouw begon te<br />
weenen. Vergeef het my, zei zy, indien ik<br />
een misflag beging, het gefchiedde in de over<br />
maat van blydfchap van myne Dogter weder<br />
gevonden te hebben. Immers beminde ik haar<br />
gelyk myne Dogter? Wil ik haar ook myne<br />
Dogter niet noemen, en haar al de rechten<br />
van eene Dogter bezorgen ? Hoe kunt gy der.<br />
halven gelooven , dat er een ander inzigt by<br />
geweest is? of hoe u, verbeelden, dat het my<br />
zo fmertlyk niet zou vallen als u, dat de zaa<br />
ken zo zyn?<br />
Wat zou ik doen? zy bemint haar waarlyk,<br />
en had haar liever ten eerften by zig gehad.<br />
En
( 247 )<br />
En in de daad, ik heb niet veel te vreezen »<br />
vermits het Meisje fchry ft, dat zy niets doen<br />
zal , voor datzy de zekere toeftemming der<br />
Gravin heeft. Ik heb het eigenlyk ook aan<br />
haar dank te wyten, dat Marianne weder de<br />
myne is, want zonder haare verzorging, had<br />
zy, al ware zy ook der deugd getrouw ge-<br />
bleeven , zig in een vergeeten hoek moeten<br />
verbergen , waar ik haar mooglyk nooit zou<br />
gevonden hebben,;.<br />
Ik voeg het antwoord der Gravin aan Ma<br />
rianne hier neffens, het zelve is treffende,<br />
edel en fchoon.<br />
Zo dra ik verder iet weet, zal ik het u<br />
fchryven,en zo dra myne Zuster weder in vei<br />
ligheid is, kom ik by u, zo om myn woord<br />
geftand te doen, als om wegens Maria met u<br />
te fpreeken.<br />
Uwe aantekeningen op myn Vergelyk heb ik<br />
aan den Advokaat Stokberg gezonden. Zo dra<br />
ik myne Zuster haare wettige Portie zal gegee<br />
ven hebben , hoop ik, dat het verder geen te-<br />
genfland zal ontmoeten.<br />
Welk een ordenlyk mensch ik echter ge<br />
worden ben , kunt gy u naauwlyks verbeelden.<br />
Hier te Berlyn, waar het overvloeiende Ge-<br />
Q 4 not
( 248 )<br />
not my verrukken kon , valt het my niet eens<br />
in, om eene enkele buiten fpoorigheid te be<br />
gaan. Dus blykt het door myn Voorbeeld, dat<br />
de luiheid den mensch verderft, en de bezig<br />
heid hem nader aan zyne beftemming brengt.<br />
Uwe lieve Vrouw myn beste groet.<br />
Ik ben, enz.<br />
STRUNDEL.<br />
ZEVEN EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
De Gravin 25***, aan Henriette.<br />
Lief, ongelukkig Kind!<br />
U w voorgevoel was niet ongegrond Gy<br />
zyt bedroogen, fchandlyk bedroogen ge<br />
worden! Ik ken den Heer Hasten niet; weet<br />
niets van hem , en heb nooit of nooit Brief-<br />
wisfeling met hem gehouden. Hy moet een<br />
liftige doorfleepen Bedrieger zyn, die alle on<br />
ze geheimen van den een of den ander verno-„<br />
men heeft. Gelukkig dat uwe Onfchuld en<br />
Lief-
( 249 )<br />
Liefde voor my u zo lang byblyven, en myn<br />
yverige wensch en bede is, dat gy flegts ftand-.<br />
vastig moogt zyn.<br />
Hoe ongelukkig was ik in den tyd , dat gy<br />
weg waart! en hoe ongelukkig ware ik niet<br />
geweest, wanneer gy u zo verre had laaten<br />
misleiden van den Booswigt geloof te geeven,<br />
en u door hem te laaten medefleepen ; wanneer<br />
gy,- wie ik tot myne Dogter beftemd had, en<br />
die door myn Zoon zo teder bemind wordt;<br />
ten vernederenden buit geworden waart.<br />
Ik verzeker u, Marianne! de wellust van<br />
alle myne toekomende dagen heeft, zonder dat<br />
ik het wist, in 't grootfte gevaar geftaan. Dat<br />
gy ongelukkig , verhaten , en mooglyk ook<br />
verleid waart, verbeeldde ik my, maar dat men<br />
li op eene zo bedrieglyke wyze van my affcheu.<br />
ren wilde, kon niet in myne gedagten opko<br />
men !<br />
Stel u in myne plaats, wanneer myn Zoon<br />
eens wedergekomen ware, ftel u in de<br />
zyne ! Toen hy wegging waren zyn laatrte<br />
woorden : Moeder ! Ik beveel Marianne aan<br />
uwe zorg, als myn eenigfte Goed. Zonder haar<br />
is er vermaak noch leven voor my. Vind ik<br />
Q_ s haar
( 25° )<br />
haar niet, dan kunt gy ftaat maaken, dat gy<br />
geen Zoon meer hebt.<br />
Ik durf my niet voordellen de fchrik, die<br />
hem bevangen zou hebben, wanneer hy u in<br />
de armen van een ander, als de Vrouw van<br />
een ander, had aangetroffen!<br />
Ik knielde voor den Almagtigen , ik dankte<br />
zyne Goedheid , dat hy u aan my wedergegee-<br />
ven heeft ! dat hy den Booswigt geene magt<br />
liet, om over u te zegevieren. God was het,<br />
die u aan de oprechtheid van dien Eereloozen<br />
deed twyffelen, en die u ook verder bewaa-<br />
ren zal.<br />
Juist alles wat die Deugniet u verhaald<br />
beeft, is valsch. Van dat alles betuig ik, het<br />
tegendeel waarheid tc zyn ! Uwe afkomst<br />
is beweezen, en is-zo, dat myns Zoons Huuw<br />
lyk nooit door iemand berispt kan worden.<br />
Gy damt af van eene der eerfte Familien. De<br />
Ritmeester Stundel is uw Broeder.<br />
Doch Marianne! geloof niet, dat ik daar<br />
om myn Zoon te liever aan u afda ! Gy zoudt<br />
hem gehad hebben, al was er niets van dit<br />
alles aan den dag gekomen. Geen geweld<br />
kan my het moederlyk recht, of aan myn Zoon<br />
het
C 25r )<br />
bet natuurlyk recht beneemen. Geene Magt<br />
had ons kunnen dwingen, om diegene on<br />
gelukkig te maaken, die zo voortreflyk in on<br />
zen kring uitmuntte, zo eenftemmig met ons<br />
dagt en wier edel gevoel van het onze niet<br />
verfchilde.<br />
Deeze Brief derhalven zal u zekerlyk over<br />
tuigen , dat ik nog dezelfde Moeder, als te<br />
vooren voort, ben! dat geene Verbindt»!.,<br />
fen noch omflandigheeden iet over my ver<br />
mogten al hadden zy, ( d at echter het geval<br />
met is,)plaats gevonden! dat ik u met open<br />
armen verwagte! — n o g m e e r ) w J<br />
zekerlyk * aangenaamft, - dat ik aan myn Zoon<br />
reeds gefchreeven, en hem verzogt heb , we-<br />
dertekeeren.<br />
Uw Broeder is opreis, zo dra hy weder<br />
komt zal hyu af haaien, en u der Moeder wedergeeven<br />
, welke naar „ reikhalst.<br />
Ik ben, enz.<br />
Gravin B***<br />
AGT
( 252 )<br />
AGT EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
De Advokaat Wurm aan Louiza.<br />
Weinige Mylen van u verwyderd, Louiza!<br />
fchryf ik u eenen Affcheidsbrief. Na alles wat<br />
tot dus verre onder ons is voorgevallen , na<br />
alles wat ik u zo dikwils gezegd heb, kan het<br />
u in 't geheel niet onverwagt voorkomen, dat<br />
ik my van u verwydere ! Het is geene onberedeneerde<br />
, overhaaste flap, geen gevolg eener<br />
opbruifchende hartstogt!- Het is eene koele,<br />
bedaarde, rype, manlyke overweeging.<br />
Hoor alles, en ik ben verzekerd, dat gy my<br />
ten minften geen ongelyk zult geeven.<br />
Van myne vroegfte jeugd af werd ik in alle<br />
myne handelingen en in elk eene myner gedagten,<br />
door een fterk Enthufiasmus gedreeven.<br />
Al wat my onder 't oog kwam ftrekte my ten<br />
Onderwerp , waaruit ik meer fcheppen kon,<br />
dan een ander, en men behoefde my flegts de<br />
flaauwfte Schets voortehouden, en myn Geest<br />
fchildcrde my dezelve met duizend fchoonheeden
C 253 )<br />
den, zelf met de zulken die er niet by weezen<br />
konden.<br />
Des ging het met alle de voortellingen ,die<br />
ik my van de Lotgevallen myns toekomenden<br />
Ieevens maakte; ik fchil derde dezelve met zul<br />
ke verfchietende Verwen, dat zy gemeenlyk<br />
verbleekt waren , eer ik er by kwam.<br />
Vermits ik, in de dingen die my verrasch-<br />
ten, veel meer vond dan er in was, en my al<br />
toos zeldzaam, maar gelukkig bedroog, terwyl<br />
ik alles voor loutere waarheid nam *t gene een<br />
maal een diepen indruk op myne zinnen maak<br />
te, ging het my in tegendeel veel erger met<br />
die zaaken, waarvan ikmy te vooren een denk<br />
beeld geformeerd had; vooral wanneer het ge<br />
val plaats vond, dat er iet in den weg kwam,<br />
't gene my oogenfchynlyk als een hinderpaal<br />
der gewenschte volkomenheid voorkwam, 't<br />
welk by my dan ook zulk eene reuzengeftalte<br />
aannam, dat ik het als onöverkoombaar be-<br />
fchouwde en bevond.<br />
Dus ging het met myn Huuwlyk. Ik zag u,<br />
Louiza !en myn ganfche bloed geraakte in bewee<br />
ging, met alle de kragt van hetvolfte Enthufias-<br />
mus. O, dagt ik,zulk eene Vrouw, myne Vrouw.'—<br />
en alle de zaligheeden der aarde zyn er niets by!<br />
Met
( 254 )<br />
Met eiken dag groeide myne Verbeelding van<br />
het Huuwlyks geluk. Ik leerde u kennen. Elk<br />
eene uwer hoedaanigheeden maakte myne denk<br />
beelden ftouter. Uwe zagtmoedigheid, uwe<br />
zedigheid, uweonfchuld, uwe onkundige,ge<br />
heel aan de natuur overgelaatene, en door geen<br />
geleenden Opfchik bedorvenebekoorlykheeden<br />
maakten u in myne oogen zo begeerlyk,dat ik<br />
niet weinig gromde, toen ik den ftaat uwer<br />
goederen , en nog meer toen ik uwe Verbind-<br />
tenisfen met Ferdinand hoorde. Het eerfte<br />
dat ik deed, was de gedagten op te geeven,<br />
die ik op uw bezit gemaakt had, doch het was<br />
my volftrekt onmooglyk, om de overtuiging<br />
van uwe volmaaktheeden , en van het gejuk ,<br />
dat ik met u genooten zou hebben, te verzaa-<br />
ken.<br />
Gy waart enbleeft het Ideaal myner ziele, en<br />
uit dien hoofde poogde ik,zelfs zonder de hoop<br />
van u ooit te zullen bezitten, u te dienen. Ik<br />
was daarom uwen Vader aan, om voor u te mo<br />
gen procedeeren, en myne blydfchap was bo<br />
ven alle paaien, toen ik uwe zaak zo gelukkig<br />
ten einde gebragt zag.<br />
't Was onbegryplyk voor my , dat Ferdinand<br />
u vergeeten en opofferen kon ! Om u niet te<br />
be-
( 255 )<br />
bezitten, een grooten rykdom weg re fmyten,<br />
fcheen my iet enkels in zyn foort te zyn! u.<br />
Ik vermoedde.dat zulks zekerlyk zyne reden<br />
zou hebben, doch ik kon dezelve niet doorgronden.<br />
Zy maakte, ten uwen opzigte,geen<br />
den minften indruk" op myn hart. Gy ble'eft in<br />
myne oogen, die gy waart; hem befchouw.<br />
de ik als een dwaas, misfehien uit grondbeginzelen.<br />
Met dat alles bleef het denkbeeld van een<br />
Huuwlyk met u, het toppunt der volkomen-<br />
heid; maar in het oogenblik, dat gy u aan iny<br />
verklaarde, begon het te wankelen. Ik ant<br />
woordde het gene ik reeds lang had kunnen<br />
vermoeden, dat gy naamlyk Ferdinand bemin<br />
de. Ik kon u niet verdagt houden, om dat gy<br />
hem eerder dan my gekend hadt, doch nu was<br />
hy my een fteen des aanftoots geworden. Nog<br />
ftond eene zekere heimlyke trotschheid, dat<br />
hygevaarlyk voor myn geluk zou kunnen wor<br />
den ,- deeze gedagten in den weg. Mooglyk<br />
verbeeldde ik my door myne Liefde te uwaarts,<br />
my zyne veragting op den hals te zullen haaien!<br />
Doch aHengskens verkreeg dit beeld eene Co-<br />
losfus grootte. Ik ftelde my zei ven voor dat gy<br />
in de daad hem meer kost aankleeven, om dat<br />
hy
( 256 )<br />
hy u afflaan kon. Het fcheen my toe, dat zy<br />
ne handeling een zoort van grootmoedigheid<br />
ware, waarmede men de aangeboodene zalig,<br />
heeden van de hand wyst; en wanneer ik in<br />
overweeging nam, dat ik niet in ftaat ware<br />
hem zulks naar te doen , werd ik zo gering, dat<br />
ik voor hem in 't ftof zonk.<br />
Heden maakte ik het valfche, doch voor<br />
my zeer ligt bedrieglyk befluit, om alles op<br />
uw eerfte gedrag tegen my te laaten aankomen;<br />
dit moest my bedriegen, vermits ik dit gedrag<br />
reeds by my zeiven beftemd had, zonder het<br />
meer op u te laaten aankomen. Ik ben over<br />
tuigd, dat ik my een Ideaal gevormd heb, welks<br />
uitvoering geen beftaan kan hebben: doch dit<br />
lag zo in my, dat ik er de gevolgen myner<br />
grillen aan waagde.<br />
Geloof my, Louiza! ik moet my in dit oogen<br />
blik al vry zeer bedwingen, dat ik niet van<br />
den toon raake, dien ik aangenomen heb. Ik<br />
moet my wagten voor elke gedagte, die niet<br />
regelregt tot de zaak behoort, op dat dezel<br />
ve geen meefter worde van de bui waar in<br />
ik my juist bevind, om het geval van de rechte<br />
zyde te befchouwen.<br />
Ik deed zekerlyk te.veel. Ik dagt, dafelk<br />
oog-
C 257 )<br />
oogöpflag, elk woord, elke handeling van u<br />
gedwongen was. •£ Kwam my altyd voor,<br />
als of gy ontcvreeden waart, en over wien<br />
konde gy ontevreeden zyn, anders dan over my<br />
en over uwe keus. Ik verbeeldde my telkens<br />
den, naam van Ferdinand uit uwen mond te hoo<br />
ren. Elke liefkoozing van u fcheen my toe<br />
Ferdinand te gelden, van welk geliefd Onder<br />
werp ik flegts het beeldtenis was. Uit hoof-<br />
de van dit alles , Louiza ! haatte ik u ech<br />
ter niet, maar ik haatte my zeiven, om dat ik<br />
met in ftaat was, my meer by u te kunnen<br />
doen gelden. Daardoor werd ik geemlyk en<br />
grillig in alles wat ik deed. Dewyl ik my nu<br />
het Huuwlyk als den gelukkigften ftaat had<br />
voorgefteld, en ik ontdekte, dat het zelve my<br />
van al myn geluk beroofd had , haatte ik<br />
dien ftand, en tot op dat oogenblik kan ik het<br />
denkbeeld niet uit myne Ziel verbannen, dat<br />
het de ongelukkigfte ftand zy!<br />
In uuren gelyk de tegenwoordige zyn, zie<br />
ik, dat ik ongelyk kan hebben, doch deeze<br />
duuren niet lang, en myne verbeelding-is dik<br />
wils derwyzen ontfteld, dat ik my zelf niet<br />
toefchyn te weezen , die ik ben; en dat ik<br />
waan, anders te kunnen handelen, dan ik in<br />
II, DEEL. R D E
( 258 )<br />
de daad handelen zou. Ik wenschte elk mensch<br />
te kunnen waarfchuuwen, van zig niet in<br />
.dweepzieke Voorftellen in te laaten, noch de<br />
werkzaamheeden der verbeeldingskragt te volgen<br />
, en zig de volkomenheid te verbeelden<br />
van zaaken, die met de menschlyke onvolkomenheid<br />
in verband ftaan.<br />
Gy moogt gelooven, Louiza! dat myn toe-<br />
ftand zo is, dat dezelve uw medelyden en niet<br />
uwe gramfchap verdient. En daar ik dikwerf<br />
tegen my zeiven woeden kan; daar ik, wanneer<br />
ik u en uw kind zie, dan my zei ven en dan we<br />
der ufchuldigoordeel te weezen, en een harts-<br />
togt koefter , die gevaarlyk is , acht ik het<br />
best te zyn, dat ik my van u verwyder, ten<br />
einde niet tot daaden vervoerd te worden, die<br />
my verwytingen, en ook een onfchuldig, on<br />
verdiend lyden op den hals zouden kunnen<br />
haaien.<br />
Ik heb een reis voorgewend, die my ver<br />
pligt een jaar uithuizig te blyven, ten einde<br />
den mond te floppen aan elk, die eenigebitze<br />
aanmerkingen op u zou begeeren te maaken.<br />
Ik heb u van alle zyden in veiligheid poogen<br />
te Hellen, en ik hoop dat gy met alle myne<br />
befchikkingen te vreden zult weezen.<br />
Ik
C 259 )<br />
Ik acht en waardeer u; erken zo dikwils ik<br />
by my zeiven ben, dat iku te veel aandeed, —<br />
en mooglyk heb ik my van- u verwyderd, oni<br />
'er door geneezen te worden.<br />
Zie hier myne openhartige bekentenis. Gy<br />
hebt my nooit beleedigd. Ik beloof u ook,<br />
dat, zo myne zwaarmoedige bui my ooit ver<br />
laat, en kome ik immer tot overtuiging, dat ik<br />
u beter behandelen kan,dan kome ik weder te<br />
rug, en anders niet.<br />
Denk dan, Louiza.' dat gy eenen Man ver<br />
looren hebt, doch bedenk teffens, dat het be<br />
ter is er een verlooren te hebben, dan er een<br />
te bezitten, die u-elken dag een nieuw lyden<br />
berokkent.<br />
Heden moet ik van deezen Brief wegfnellen.<br />
Eene ongelukkige woede valt my aan. Ik ge<br />
loof gelyk te hebben. Heb medelyden en be<br />
klaag<br />
Uwen ten hoogften ongelukkigen<br />
WURM.<br />
R t NE-
( 260 )<br />
NEGEN EN TWINTIGSTE BRIEF.<br />
Louiza am Henriette.<br />
M ooglyk , Waardfte Henriette! vind myn<br />
Brief u nog leevendig, en komt hy tydig ge<br />
noeg om u te kunnen melden, dat gy uwe<br />
Vriendin ten hoogften ongelukkig in deeze<br />
Waereld agterlaat. De ingeflooten Brief zal<br />
u myn ganfche Noodlot verklaaren.<br />
Ik ben troostloos, en heb niemand die my<br />
vertroost dan de kleine Henriette, die om my<br />
heen fpeelt, even als poogde zy myn verfla<br />
gen geest optebeuren ; terwyl zy zo wel om<br />
haar eigen als om myn lyden lacht, vermits zy<br />
er niets van gevoelt.<br />
O mogt haar Lot zo zwart niet gefchree<br />
ven ftaan als het myne! of liever, mogt zy on<br />
gevoeliger weezen dan ik, om zig, met eene<br />
bedaardere ziel,boven de flagen des Noodlots<br />
te kunnen verheffen.<br />
Toen ik den Brief ontving, verfchrikte ik<br />
daadlyk. De Bode, die hem bragt, zei my<br />
tef-
C 261 )<br />
teffens, dat myn Man op reis gegaan was. Ik<br />
dorst het niet waagen den Brief te openen. Ik<br />
riep myn Kamermeisje en vroeg haar, wanneer<br />
myn Man vertrokken was ? Zy antwoordde ,<br />
dat de Bediende haar gezegd had, dat hy tot<br />
twee uuren werkzaam geweest was, en toen<br />
bevolen had intefpannen. Tegen den Bedien<br />
den had by gezegd, dat hy te huis moest bly<br />
ven , vermits hy, eene verre reis Hond te on-<br />
'demcemen, en zyne Vrouw hem noodig aou<br />
hebben.<br />
Ik zond het Meisje weder heen. Ik was ten<br />
uiterften beklemd. Had de Bode my niet ge<br />
zegd , dat hy hem zelf van daar had zien ver<br />
trekken, ik zou argwaan gekreegen hebben,<br />
dat zyn befluit doodlyk zou geweest zyn;<br />
want uit zyne zwaarmoedigheid, en verfchei-<br />
dene redenen op dat punt uitloopende , kon ik<br />
opmaaken, dat dit geval mooglyk ware.<br />
Ik opende den Brief dus eenigzins geruster.<br />
Ik heb in myn leeftyd weinig oogenblikken ge<br />
had, in welken ik zo onverwagt bemoedigd<br />
wierd, als in die, waarin ik zyn Brief las.<br />
Eerst aan het einde van denzelven, waar hy<br />
om myn medelyden verzoekt, begon ik te<br />
fchreïen. O Hy is te beklaagen , maar<br />
R 3 ben
( 262 )<br />
ten ik het minder ? Kan men verfchriklyker<br />
lyden, dan wanneer men verlaaten zyndejhet<br />
zeggen noch klaagen durft, dat men verlaaten<br />
is ? En dan te beminnen die ons verlaat, gélyk<br />
ik hem beminne ? Ach! zelf de troost van<br />
hem dit te kunnen zeggen mag my niet gebeuren.<br />
Ik ging op zyne Kamer, in de hoop van al.<br />
daar zyn adres te zullen vinden; heilig voorneemende,<br />
alle verzoeking om hem te volgen,<br />
te wederftaan, wanneer hy het my verbooden<br />
mogt hebben. Doch hier voor had hy zorg<br />
gedrasgen. In het gene hy my had nagelaaten<br />
vond ik de volgende woorden :<br />
„ Myn verblyf, Louiza! zult gy niet te wee-<br />
„ ten komen, wanneer ik niet wederkeer. Gy<br />
„ kunt by myne Maagfchap eene noodzaaklyke<br />
reis naar Oostindien voorwenden. De<br />
„ Waereld weet niets van myne ontevreeden-<br />
„ heid met my zeiven. Ik heb ook nimmer<br />
l over u geklaagd. Men kan derhalven niets<br />
„ kwaads zeggen. Myne zaaken zult gy alle<br />
in de beste order aantreffen."<br />
Myn oog viel teffens op een Pourtrait in<br />
miniatuur, dat hem zeer fterk geleek. Ik kuschte<br />
het zelve hartlyk. God weet het, zei ik,<br />
dat
f 2S3 )<br />
dat ik aan dit toeval onfchuldig ben ! al ware<br />
hy geftorven, had ik niet droeviger kunnen zyn.<br />
Hy had verfcheidene, befchikkingen met eenige<br />
perzoonen gemaakt. Ik liet dezelven roepen.<br />
Met droefheid in het hart en op het gelaat,<br />
zei ik hen : uw Heer is op reis gegaan. Hy<br />
doet eene verre en gevaarlyke reis. Mooglyk<br />
komt hy niet dan na eenigejaaren weder te rug.<br />
Hy fielt het in uwe keus, of gy elders eep<br />
dienst zoeken , dan by my blyven wilt. Hoe<br />
gy ook wilt, in beide gevallen, heeft hy u<br />
een gefchenk toegelegd.<br />
Zy weenden allen, en geen een onder hen,<br />
die niet wenschte by my te blyven. Ik heb ze<br />
ook allen by my gehouden; en zal ze goed<br />
doen en verzorgen.<br />
Ik benyd u, waardfte Henriette! dat gy het<br />
einde van uw lyden zo naby zyt. Ik durf den<br />
zelfden wensch niet uitboezemen, om myns<br />
kinds wil, want ik ben het myn leeven ver-<br />
fchuldigd. De naam dien het draagt, zal my dik<br />
wils aan u erinneren; zal het aandenken van<br />
uw lyden telkens in my hernieuwen. Ik zal<br />
myn Kind uw beeldtenis voorftellen; zal het<br />
uwe Gefchiedcnis vernaaien, en er haar op-<br />
K 4 merk-
( 264 )<br />
merkzaafn op doen worden, om haar te ver-<br />
fterken , tegen dat zy ook eens in lyden komt.<br />
Myn voorneemen is bedaard, ftil en ftand-<br />
vastig te weezen. Hier toe hoop ik kragten<br />
te ontvangen , en hier hoop ik, dat de Voor.<br />
zienigheid my niet verlaaten zal.<br />
Het gene my het meeste treft is, dat Wurm<br />
niet alleen niets van myn goed heeft medege<br />
nomen, maar my ook nog een gedeelte van het<br />
zyne heeft agtergelaaten, zo dat hy flegts wei<br />
nig , zeer weinig kan medegenomen hebben.<br />
Hy had behooren te bedenken, dat hem onder<br />
vreemde Menfchen duizend toevallen kunnen<br />
bejegenen , die men niet voorzien kan, en waar<br />
voor men zo weinig hulp vind.<br />
* * * * *<br />
Op 't oogenblik ontvang ik den Brief van<br />
Ferdinand. Waarfchynlyk, myne Waardfte! zyt<br />
gy dan airede eene Waereld ontweeken , waar<br />
niet dan lyden uw deel was! Gy zult der<br />
halven deezen niet leezen ! Gy zult mynen<br />
toeftand eerst ervaaren daar, waar gy moog<br />
lyk het toekoomende overzien, en myne ver<br />
troosting in 't verfchiet ontdekken kunt.<br />
Waar-
C 2(5? )<br />
* * * * *<br />
Waarde FERDINAND !<br />
Gy zult myne treurige omftandigheeden te<br />
weeten komen , en medelyden met my hebben.<br />
Indien gy ergens myn Man moogt aantreffen,<br />
wees dan zyn Vriend ! Ik zal u niet verzoek<br />
ken, om hem weder tot my te brengen, zulks<br />
mogt hy voor een ongeluk houden, maar frel<br />
ten minden hem de zuiverheid van myn hart<br />
en myne Liefde voor oogen.<br />
Meld my toch iet van Hcnriette's verfchei-<br />
de-ni Zy ftrekte my ten Zuster, en myn Lot<br />
was zo zeer met het haare doorweeven , dat ik<br />
weeten moet, hoe zy geftorven is.<br />
Voor deeze moeite zult gy den Zustcrlyken<br />
dank ontvangen van<br />
K<br />
LOUIZA.<br />
5 DER-
( 166 )<br />
D E R T I G S T E B R I EF.<br />
Lutje aan Marh.<br />
Of fchoon gy my fchryft, dat gy niets meer<br />
van myne Gefchiedenis begeert te weeten, moet<br />
ik zulks echter aanmerken als eene opwelling<br />
van uw zwaarmoedig geestgeltel. Wie zou zig<br />
ook daadlyk door een weinigje Ongeluk in de<br />
Waereld over hoop laaten fmyten ?<br />
En in waarheid gezegd, Maria ! ik kan niet<br />
zien , wat reden gy hebt om te klaagen. Uw<br />
geval heeft een keer genomen, zo als gy niet<br />
beter zoudt hebben kunnen wenfchen of ver-<br />
wagten. Thans zyt gy eene ryke Weduwe;<br />
kunt u verkiezen dien gy wilt; kunt het me-<br />
derom met den Ritmeester aanleggen, en zo<br />
vergenoegd cn zorgeloos met hem leeven als<br />
gy zelve wilt. Hebt gy immer zulk eene fchoo-<br />
ne kans gehad ? Laat die hoofdbreekende gril<br />
len vaaren , die u van uwe opvoeding noch aan-<br />
kleeven, en leef vrolyk en vergenoegd. Ik<br />
heb altoos gezegd, dat men er verkeerd mede<br />
uit-
( 2«7 )<br />
uitkomt, wanneer men een Geleerden , en<br />
vooral een Filozoof ten Man neemt. Gy filo-<br />
zofeert het geluk des Ieevens zo geheel en al<br />
weg, dat men eindlyk in den waan zou verval<br />
lek, dat deeze Waereld de befte niet is.<br />
Uw Brief behelst zulk eene klaagende ze<br />
denkunde, dat ik reden heb , om uwen toe-<br />
ftand te beweenen. Gy maakt u daar door on-<br />
gefchikt voor het genot van het geringfte ver<br />
maak. Alles echter wat ik van myne zyde kan<br />
toebrengen , om uuit deezen doolhof van naar-<br />
geeftigheid te trekken, zal ik niet nalaaten.<br />
Myne Gefchiedenis rolt lustig genoeg voort.<br />
Ik zet alles met geweld door, en ftreel mji<br />
zelve niet weinig. Lyken zullen er ongetwyf-<br />
fe*ld komen, doch deeze komen op myne re<br />
kening niet , vermits ik overvloedig genoeg<br />
den weg der zagtheid heb poogen inteflaan.<br />
Mama ligt te zieltoogen , de Gal is haar in 't<br />
bloed geflagen. En dat verliefde Aapje, dac<br />
Netje heeft reeds alle kentekenen van de tee<br />
ring. Nu geluk op haar reis I Armzalige Min<br />
nares! wanneer gy hier niet tegen beftand zyt,<br />
dan ziet het er flegt met u uit! Dan moet<br />
gy u eene natuur zien aantefchaffen, gelyk ik<br />
heb.<br />
Ge-
:<br />
( 268 )<br />
Gelyk gezegd is, de voorflagen, die my,<br />
gedaan werden , verwierp ik met de uiterfte<br />
verachting. Ik v oI<br />
gde myn eigen hoofd; reed,<br />
den volgenden morgen naar de Moeder van<br />
Frederik, en liet my als Barones van Fett aan<br />
dienen. Ik begreep wel , dat ik een weige<br />
rend antwoord krygen zou, doch zulks had<br />
ik my voorgefteld, en was den Bedienden on-<br />
ïnidlyk gevolgd.<br />
Toen zy deezen het befcheid gaf, dat zy<br />
pcene Dame van deezen naam kende, en zig<br />
derhalven van dit bezoek verontfchuldigen<br />
wilde, trad ik reeds de kamer in.<br />
Dan moet gy my leeren kennen, genadige<br />
Vrouw ! men veroordeelt niet ongehoord !<br />
Dat moet ook niemand van my kunnen zeg<br />
den ! Kom derhalven hier, Mejufvrouw! en<br />
3:et u neder!<br />
(Het ftöotte my verfchriklyk , dat zy my<br />
Mejufvrouw noemde.)<br />
Onder deeze benaaming , duuwde ik haar<br />
toe, kan ik uwe aanbieding niet aanneemen.<br />
Dan zultgy u niet nederzetten, want onder<br />
eepe andere benaaming kan ik u niet erken<br />
nen.<br />
Gy zult het moeten doen, genadige Vrouw!<br />
Ik
( 269 )<br />
Ik ben den weg der zagtheid ingeflagen! Ik<br />
heb u gewaarfchuuwd ! Ik was het zelve,die,<br />
onder eene andere kleeding,'alle die onderhan<br />
delingen met u gehad, heb, waarover gy zo<br />
zeer geraakt waart ! Oordeel nu zelve of ik<br />
geen recht had u te waarfchuuwen, of ik geen<br />
recht had my zelve tebewaaren, en myn wettig<br />
Huuwlyk te verdeedigen !<br />
Byaldien, antwoordde zy, gy een fluikhuuw-<br />
lyk wettig moogt heeten, kunt gy ook dat recht<br />
hebben. Maar ^vie gaf u het recht, om Je<br />
Moeder van den Zoon bars en fmaadlyk te<br />
bejegenen, daar die Zoon zyn Huuwlyk voor<br />
haar geheim hield, en zekerlyk gewigtige-re<br />
denen moest hebben, om het geheim te hou<br />
den ; en die nu heeden te voorfchyn treed,<br />
en openlyk en ongedwongen bekent, dat hy<br />
wenschte het nimmer gedaan te hebben. Door<br />
uwe hoeragtige bekoorlykheeden geketend<br />
wist hy niet wat waare Liefde was, kende hy<br />
den fchat niet, die eene onfchuldige en deugd<br />
zaame Vrouw bezit! Maar thans heeft hy<br />
die leeren kennen , en verlangt ontflagen te<br />
weezen van de boeien, welker afgryslykhcid<br />
hem onbekend was.<br />
Tegen dit alles, genadige Vrouw' (antwoord<br />
de
C 270 )<br />
( W )<br />
met my in tyds hier tegen te wapenen,en met<br />
u zo fpoedig niet uit myn gaaren te laaten ont-<br />
fnappen. Ik heb een voortreflyk Huuwlyk met<br />
u te verwagten, daar gy het begin zo voor<br />
treflyk inftelt! Ik dagt wel dat de eerfte ver<br />
tooning u den kop op hol zou helpen.<br />
Ik bid u, Lotje ! u zeivete willen inbinden!<br />
Nooit was ik voorneemens, myne geloften<br />
noch' mynen eed te breeken, zo min als u my<br />
ne Liefde te onttrekken. — Maar geloof my,<br />
ik kan geene Furie beminnen ! Dat myne Fa<br />
milie met dit Huuwlyk niet te vreeden zou<br />
zyn, wist gy; om derhalven eene geheele Fa<br />
milie ongelukkig te maaken, komt gy opzet-<br />
lyk en openlyk hier. Dat ik myne aandoenin<br />
gen niet wederftaan kon, daar voor kon ik<br />
niet. 't Gene ik voor Netje gevoelde,<br />
was geen ontrouw omtrent u. Ik wilde myne<br />
begaane zwakheeden aan haar ontdekken, en<br />
zy zou my geholpen hebben, om myne Moe<br />
der te bevreedigen.<br />
Maar zo als ik' u heden, op dit oogenblik<br />
leer kennen, Lotje! moet ik waarlyk wenfchen,<br />
dat gy nimmer myne Egtgenöote geworden mogt<br />
zyn ! Deeze wensch brengt natuurlyk weder<br />
een anderen wensch voort, naamlyk, dat ik<br />
van
( 272 )<br />
van u gefcheiden moge weezen. Myne Moe<br />
der herhaalt haare aanbiedingen , waarmede<br />
gy u te vreeden kunt ftellen ! Gy zult zonder<br />
my veel gelukkiger leeven, want myne Liefde<br />
hebt gy verbeurd.<br />
Ik werd woedende. Neen ! riep ik in de<br />
hevigfte gramfchap. Ik wil liever in de Hel<br />
met u leeven, dan u in het bezit van eene an<br />
dere Gade zien ! Kwelt gy my, op myn beurt<br />
zal ik het u ook weeten te doen.<br />
O daar zyt gy recht toe gefchikt, antwoord<br />
de zyne Moeder. Dit oogenblik levert er ons<br />
een bewys van op. Doch overyver u niet,<br />
Mejufvrouw ! Indien ik weezenlyk, wegens<br />
de dwaasheid van myn Zoon, te bevreedigen<br />
geweest ware, zo zoude ik, na de befchou-<br />
wing van dit toneel en het voorbeduidzel van<br />
zyn toekomftig Lot, alles te werk ftellen, om<br />
hem van zulk eene gevaarlyke Begeleidfter te<br />
bevryden. Wy zullen derhalven zien , in hoe<br />
verre uwe vorderingen op myn Zoon gegrond<br />
zyn. Kom morgen wederom hier, en breng<br />
een Advokaat ter uwer hulpe mede, om des te<br />
zekerder van uwe zaak te zyn.<br />
Dit was zo 't weezen moest, want niets<br />
wenschte ik Iterker dan haat te overtuigen. Zy<br />
ver-
C 273 )<br />
verbeeld zig, dat ik my op dit geval niet ge-<br />
"oeg voorbereid heb, en ik zal het vermaak<br />
hebben te zien , hoe befchaamd en bedrem<br />
meld zy op haar neus zal ftaan kyken.<br />
De Dame mag er mooglyk eenige lugt van<br />
gehad hebben; want deezen Namiddag werd<br />
my gezegd, dat zy doodlyk ziek was; zy ftaat<br />
echter op onze byéénkomst tegen morgen.<br />
Even dezelfde Tydingbrenger berigtte my , dat<br />
Netje onvertroostlyk was, en Frederik niet<br />
van haare zyde kwam.<br />
ik zal deezen Brief niet eerder fluiten alvoorens<br />
gy alles weeten zult.<br />
* * * * *<br />
My is evenwel een kleine hinderpaal in den<br />
weg gekomen, dien ik echter gelukkig te bo<br />
ven hoop tegeraaken. Toen wy by eikanderen<br />
kwamen lag de Dame te bed. Ik had een der<br />
gefchiktfte Advokaaten medegenomen. Deeze<br />
ftelde myne zaak in zulk een treferrd daglicht,<br />
dat zyn Tegenparty, die de Dame bediende'<br />
haar daadlyk verklaarde, dat in dit geval, bui<br />
ten een vrugtloos en kort te beflisfehen Pro<br />
ces, niets te doen viel, vermits ik my op al<br />
les zeer wel voorzien had.<br />
II. DEEL. S F R G_
( 274 )<br />
Frederik trad naar het bed van zyne Moeder<br />
en bad haar om vergiffenis, wegens het ver<br />
driet, dat hy haar veroorzaakte.<br />
Ik zal u zulks met een ander hartzeer betaald<br />
moeten zetten, antwoordde zy, doch begryp<br />
in dat geval, dat ik er de oorzaak niet van<br />
ben.<br />
Zy wenkte hierop haaren Advokaat, en dee<br />
ze bragt toen het Testament van den ouden<br />
Heer Van Fett te voorfchyn ; ingevolge 't welk<br />
de Dame zo onbepaald in het volle bezit van<br />
het grootfle gedeelte der goederen gefteld werd,<br />
dat zy , uitgezonderd over eenige weinige Leen<br />
goederen , vrylyk over alles disponeren kon,<br />
ingevalle haar Zoon zig ongehoorzaam tegens<br />
haar gedroeg. Dit Testament had het Confent<br />
van den Landheer en was zo wettig, dat er al<br />
zo weinig tegen in te brengen was, als tegen<br />
myn Huuwlyk.<br />
Ik kan, zei de Dame vervolgens, onmoog-<br />
lyk dulden, dat zy, die u zo geheel in het on<br />
geluk dompelt, deeze goederen met u in on-<br />
éénigheid genieten zou! Indien er geenefchei-<br />
ding tusCchen u beiden mooglyk zy, dan vind<br />
ik my verpligt u te onterven. Doch, vervolg<br />
de zy, zig tot my keerende, op dat gy niet<br />
zoudt
( 275 )<br />
Zoudt denken , dat het my meer om my ze've,<br />
dan om de rust myns Zoons te doen zy, zal ik<br />
u, wanneer gy afftand doen wilt, al dat gene<br />
doen geworden, *t welk ik anders aan myn<br />
Zoon had moeten geeven.<br />
Ik dagt door de aarde te zinken! Of<br />
afftand te doen, of niet die gene te zyn,<br />
welke ik gedroomd had te zullen weezen ! —<br />
Aan de eene zyde befchouwd, kon ik er zeer<br />
ruim van leeven', en zulks ftond my byzonder<br />
wel aan, doch aan den anderen kant kwam<br />
myne trotschheid mede in 't fpel, en behaalde<br />
de zegepraal. Daarenboven geraakte myne<br />
Wraakzugt geheel in beweeging, om dat dee<br />
ze Vrouw in ftaat geweest was,my tcgenftand<br />
• te kunnen bieden.<br />
Ik begeer niets! • antwoordde ik, niets<br />
anders dan het recht eener Egtgenoote, Ik<br />
veragt uw geld ! Ontneem uwen Zoon<br />
alles, indien gy eene onrechtvaardige Moeder<br />
kunt zyn ! Hy moet er voor boeten , dat<br />
hy liefde en trouwe zwoer, en dezelve niet<br />
houden wil. — Fnom'u, Frederik! geheel<br />
tc overtuigen , in hoe verre ik u in list over-<br />
treffe, en wat gy te verwagten hebt van de<br />
Wraak eener Vrouw, die, de Hemel weet wat<br />
S 2 n i e t
( 276 )<br />
niet al, voor u gedaan heeft, zo weet, dat<br />
rnyrie ganfche ziekte waarmede ik u verfchalkt<br />
heb, loutere veinzery was ! Ik wilde<br />
my volkomen van uw perfoon verzekeren,<br />
en zulks is my gelukt. Doet nu wat gy.wilt,<br />
Moeder en Zoon ! ik zal myne zaak volhou<br />
den.<br />
De Dame fidderde van ontfteltenis.<br />
O myn Zoon! riep zy uit, welk eene dui<br />
velin hebt ge in den arm genomen! Heb ik<br />
u niet, in alle myne Brieven, vobrfpeld, dat<br />
gy uwe Moeder en uwe Vrienden ongelukkig<br />
zoudt maaken ! Met welk eene onrust doet<br />
gy my ten grave daalen!<br />
Frederik wierp zig voor het bed van zyne<br />
Moeder, bitterlyk fchreiende.<br />
Ik ben ongelukkig, myne Moeder! berstte<br />
hy uit. .Ik, ik breng u in 't graf. Ik wist<br />
niet, dat deeze banden zo vast hielden. O dat<br />
ik te rug gekeerd ware, eer ik dien onzaligen<br />
ftap deed ! Myn God ! hoe veel vermag.<br />
het oog eener ftervende Moeder ! Hoe zwart<br />
ftaat myn leeven voor my ! hoe onherroeplyk<br />
is de verkwiste tyd'.<br />
My dunkt ik gevoel, dat hyniet geheel on-<br />
gelyk heeft, en dat om reden, vermits ik niets<br />
ge-
C 277 )<br />
gevoelde. Ik had hem immers niet uit liefde<br />
getrouwd, maar alleen uit hoogmoed, en nu,<br />
nu zag ik den Wurm aan myne voeten krui<br />
pen I Ik had za min medelyden met hem als<br />
met zyne Moeder, waarom zou hy het dan met<br />
my hebben!<br />
Afftand te doen kwam my echter beleedi-<br />
gende voor. Ik zei, dat ik vertrekken wil<br />
de, en afwagten, wat zy doen en befluiten<br />
zouden. Men liet my gaan zonder my te ant<br />
woorden.<br />
Ik ben zeker genoeg, dat de Moeder den<br />
Zoon niet onterven zal om mynen wil. Doch<br />
ik weet teffens met zekerheid, dat ik het ver-<br />
genoegdfie leeven» met hem niet hebben zal.<br />
Maar wat behoef ik my daarover te bekom<br />
meren !<br />
* * * * *<br />
De Dame is dood, en Frederik zou geheel<br />
buiten zig zelve weezen. Netje zou doodlyk<br />
krank zyn, en haare Moeder zou tegen Frederik<br />
gezegd hebben .dathy zig zelf een verfchriklyk<br />
onheil op den'hals gehaald had, want dat, of<br />
fchoon zy hem gaarne van den ondergang 'van<br />
haare Dogter wilde vryfprecken , zyn gewisfe<br />
echter zulks niet doen zou.<br />
S<br />
3 Zy
( 278 )<br />
Zy zullen hem den kop nog wel indiervoe-<br />
gen op hol helpen , dat ik moeite zal hebben,<br />
om hem weder te recht te brengen.<br />
Myn Advokaat intusfchen heeft my den raad<br />
gegeeven, om een Request aan den Vorst te<br />
prefenteeren , ten einde de handhaving van<br />
myn Recht te verzoeken. Zulks heb ik ge<br />
daan , en ten antwoord ontvangen, dat men<br />
my, na de opening van het Testament der<br />
Dame, befcheid zou doen toekomen, vermits<br />
ik nu den tyd daarvan nieC weet, zal ik dee<br />
zen Brief fluiten.<br />
Ik ben, enz.<br />
«<br />
LOTJE,<br />
EEN
( 279 )<br />
EEN EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
Ferdinand aan Louiza.<br />
JVTyne Henriette is niet meer! De Genees<br />
heer had gelyk, Louiza ! Ik weet niet of ik<br />
wel reden heb, om haar te beklaagen. Myne<br />
ftandvastigheid is grooter dan ik verwagt had.<br />
De overtuiging van haar rustloos lyden op<br />
deeze aarde, geloof ik, is het; waardoor ik<br />
dat zagte , wel te vreeden doodsgelaat met<br />
meer bedaardheid befchouwe, dan ik het in<br />
haar leeven deed.<br />
De Dood kwam gelyk een Vriend ! Vriend-<br />
lyk ontfnapte haar den adem. Zy gevoelde<br />
den fchrik niet, die anders doorgaands hut<br />
fterven vergezeld. Ik ben met den dood ver<br />
zoend , om dat hy zo liefderyk met haar om<br />
ging.<br />
Telkens denk ik, ik heb veel verlooren !<br />
doch myn inwendig gevoel roept my alsdan<br />
toe, dat ik weinig verlooren heb , en weldra<br />
fchynt het my toe gewonnen te hebben.<br />
S 4 Ge-
C *8o )<br />
Gewonnen heb ik zekerlyk daarin, dat haare<br />
Verbindtenis met Hasten ophoud; want nu is<br />
zy de myne ! de myne voor Hemel en<br />
Aarde! en ik voorzie, dat ik het oogenblik<br />
niet zal kunnen afwagten, in 't welk ik weder<br />
met haar vcréénigd zal worden.<br />
Zy bezat een voortreflyk hart. Niemand<br />
vergaf de felfte beleediging met meerder op<br />
rechtheid, in de uure des doods, dan zy ze<br />
aan Hasten vergaf. Zy heeft het zo verre wee<br />
ten te brengen , dat ik haar heb moeten beloo-<br />
ven, haar dood niet op hem te zullen wree<br />
ken, en ook des wegens niets te doen, dat ter<br />
verkorting van myn eigen leeven zou kunnen<br />
ftrekken. Wi. zou haare overtuigende Rede<br />
nen , in die oogenblikken hebben kunnen we-<br />
derftaan? •—. En hoe zou ik zulks gedaan<br />
hebben', voorwien reeds Voor lange, elk een<br />
haarer woorden ten bevel vcrftrekte ?<br />
Toen haar Vader en Moeder aan haar bed<br />
Ronden en weenden, en ik haare hand vast<br />
hield, en met geweld de traanen verkropte,<br />
die c!k oogenblik my uit de oogen dreigden<br />
te berften , befchouwde zy ons met eene engel-<br />
Sgtige vricndlykheid en zei :<br />
Gy weent, myne lieve Ouders! en gy, Fer-<br />
di-
( 2ür )<br />
dinand ! gy poogt uwe traanen te verbergen !<br />
Ik wil weeten, waarom gy zulks doet? Doet<br />
gy het by de erinnering , hoe gelukkig wy zou<br />
den hebben kunnen zyn, en hoe veel langer<br />
wy te zaamen zouden hebben kunnen leeven,<br />
indien gy, Ferdinand! u in de plaats van Has<br />
ten bevonden hadt? dan vergeef ik het u.<br />
En met dat alles weetcn wy niet, of wy alle<br />
deeze beproevingen niet noodig hadden, al-<br />
voorens ryp genoeg te weezen voor dat vol<br />
maaktst gelukkig leeven, dat, ftervende<br />
word ik er van overtuigd , — zekerlyk op ons<br />
wagt.<br />
•Doch weent gy, om dat ik fterven moet!<br />
dan heb ik u verwytingen te doen, want waar<br />
lyk gy behoorde den Hemel te danken, dat<br />
hy my uit een leeven oproept , waarin lyden<br />
en niets anders myn deel is. Belooft my<br />
allen, dat gy u bevlytigen zult, om de eerfte<br />
opwelling uwer driften tegen te gaan , wantin 't<br />
vervolg zou dit zo wel niet gelukken. Wistgy<br />
hoe zeer ik om ditoogenblik gefmeekt.hoe reik<br />
halzende ik er op gewagt heb ! dit oogenblik,<br />
dat eerlang ten fpoediglte verfchynen zal! Dat<br />
gewenschte oogenblik was het zaligfte in 't voor-<br />
nitzigt, zedert ik Ferdinand verlaaten moest.<br />
S 5 Ge-
( 282 )<br />
Geloof my , Louiza ! de goede Henriette<br />
fprak zo overéénkomftig met myn geestgeftel,<br />
dat myn verdriet voor 't grootfte gedeelte ver<br />
dween. Met myne Ouders was het aldus niet;<br />
Zy verlooren de Stut van haaren ouderdom.<br />
Hun leeven hing om zo te fpreeken nog aan<br />
dit Kind.<br />
Toen ik bemerkte, dat haar leeven ten ein<br />
de liep, poogde ik haare Ouders van haar bed<br />
te verwyderen. Ik beduidde den Geneesheer,<br />
dat hy hen zeggen moest, dat de tegenwoor<br />
digheid van zo veele menfchen haar veront<br />
rustte , en dat van de rust mooglyk nog haare<br />
herftelling te hoopen was.<br />
Waarin zoekt men de hoop niet al, wan<br />
neer alles hooploos fchynt te weezen ! Haare<br />
Ouders geloofden zulks en verwyderden zig,<br />
in de gedagten , dat Henriette rusten zou. Zy<br />
rustte ook in de daad, want zy viel in een<br />
eeuwigen fluimcr. Een half uur naderhand,<br />
draaide zy het hoofd zagtlyk naar my toe, en<br />
zei: Ferdinand! vergeet niet 't gene ik u ver<br />
zogt heb!<br />
Deeze woorden zullen my eeuwig in de ge<br />
dagten blyven. Zy leide het hoofd weder neêr,<br />
en ademde flegts voor nog eene keer. Zy kreeg<br />
nog
C 283 )<br />
uog eene fterke blos op het gelaat, en deeze<br />
behield zy tot den volgenden dag, offchoon<br />
haare ziel toen reeds in volle vryheid op ons<br />
nederzag.<br />
Toen ik haareOuders de tyding van haaren dood<br />
bragt, zette haar Vader zig daadlyk in het ry<br />
tuig en reed naar huis. Haare Moeder ech<br />
ter ftond er fterk op, om baar nog eenmaal te<br />
zien. Zy kon zelfs niet gelooven dat zy dood<br />
wa«, vermits zy er nog
( 284 )<br />
bezoeken; hnar den laatften tol myner getrou<br />
we Liefde brengen, en my voor altoos van<br />
eene plaats verwyderen, die my aan zo veel ly<br />
den erinnert.<br />
* * * * *<br />
Ik heb de berigten uwer wederwaardigbee-<br />
den ontvangen , Louiza ! en ben verbaasd 1 —<br />
Ik kan er niet over denken ! Uw verzoek<br />
zal my een wet zyn. Ik zal uw Man zien op<br />
te zoeken; moogiyk dat ik hem vin Jen kan,<br />
om nog een goed werk aan hem te verrigten.<br />
't Is my lief, dat Henriette uwen Brief niet ge-<br />
leezen heeft ;zy ware met eene grievende fmart<br />
en mooglyk met een tegenzin tegen hetmensch-<br />
dom ten grave gedaald.<br />
» Hasten, die Booswigt is op nieuw ontmas<br />
kerd. Hy heeft de tyding van Henriette's<br />
dood met eene zigtbaare blydfchap aangehoord.<br />
Hy heeft order gegeeven haare begraafenis te<br />
bezorgen, en zal er zelf niet by tegenwoor<br />
dig zyn. Kan men zig iets ongevocligers voor-<br />
ftellen ? Myn bloed werd water toen ik dit<br />
hoorde. Doch eerlang ontwikkelt zig alles.<br />
De Ritmeester Strundel kwam, op den dag<br />
der begraafenis in eene woedende gramfchap by<br />
' ons
( 2«5 )<br />
ons en verhaalde, dat Hasten zyne Zuster weg<br />
gevoerd had, en de veragtlykfte kunstgreepen<br />
te werk ftelde, om haar tot een Huuwlyk met<br />
hem te beweegen. Dit was dan de reden<br />
waarom hy eene fcheiding begeerde.<br />
Wy vertrekken binnen 't uur, om hem on-<br />
verwagt te overvallen , en dien weerloozen<br />
Prooi hem te ontrukken.<br />
* * * * *<br />
Ik heb nog eenige oogenblikken aan het<br />
Graf van Henriette doorgebragt. Ik heb haare<br />
Rustplaats gekuscht. Ik zal haar niet weder<br />
zien ! -—• Ik heb fchriftlyk myn affcheid van<br />
haare Ouders genomen, mondling ware my<br />
zulks onmooglyk geweest.<br />
Nog eenmaal zal ik u fchryven , te weeten,<br />
hoe het met Hasten afgeloopen is.<br />
Ik ben, enz.<br />
FERDINAND.<br />
TWEE<br />
/
( 286 )<br />
•TWEE EN DERTIGSTE BRIEF-<br />
De Advokaat Wurm aan den Ritmeester StrundeU<br />
Xnderhaast kan.ik u berigten , dat ik by den<br />
Advokaat Stokberg geweest ben, en uwe zaak<br />
geheel in order gebragt, en een vergelyk ge<br />
troffen heb. Gy zult alles van hem te wecten<br />
komen, wat gy noodig hebt te weeten. Gy<br />
bekomt een aanzienlyk vermogen. Houdt er<br />
zuinig huis mede. Betaal, volgens Asfignatie,<br />
de vyfduizend Ryksdaalders aan myne Vrouw.<br />
Ik heb eene verre reis te doen , en zal my hier<br />
nog veertien dagen ophouden, wanneer gy my<br />
derhalven nog iets te fchryven hebt, doe het<br />
dan fpoedig.<br />
Ik ben in Perfoon by Maria geweest; hier<br />
neffen 1<br />
; een Brief yan haar ingeflootcn. Hy<br />
zal u alles zeggen. De arme Vrouw lyd zeer<br />
veel, en is het medelyden der ganfche Waereld<br />
waardig.<br />
Leef
( 287 )<br />
Leef vergenoegd en denk zbmwyïen in ge.<br />
lukkige oogenblikken aan uwen<br />
ongelukkigen Vriend,<br />
WURM.<br />
DRIE EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
Maria aan den Ritmeester Strtindel.<br />
Myn Waardfte!<br />
.2*0 zal ik u eeuwig noemen, offchoon wy<br />
voor altoos gefcbeiden zyn; want van nu af<br />
aan heb ik vastlyk voorgenomen , om in de<br />
eenzaamheid en rust te leeven.<br />
Ik beken , dat ik eenigzins begon tc wanke<br />
len,, toen onze Vriend Wurm by my kwam<br />
en my zei; dat gy voorneemens waart eene<br />
Verbindtenis met my aantegaan. Zo iets<br />
ftreelde my niet weinig; ik befchouw er uwe<br />
Liefde in.<br />
Ik weet nu met zekerheid, dat het geene<br />
vcin-
( 288 )<br />
veinzery ware, toen gy my zo driewerf verze<br />
kerde , gy zoudt,indien uwe bekrompen geld<br />
middelen zulks niet belet hadden, my in alle<br />
gevallen en in alle omftandigheeden, uwe hand<br />
gegeeven hebben. In uw tegenwoordig geval<br />
is uwe aanbieding nog grootmoediger. Gy<br />
zyt een ryk Man. Gy hebt eene Zuster weder-<br />
gevonden, om wier wil gy noodwendig Ver-<br />
bindtenisfen zult moeten aangaan, die gy an<br />
ders vermyd zoudt hebben. Waarby nog<br />
komt, dat myne Gefchiedenis bekend gewor<br />
den is; zo dat het voor haar niet verborgen<br />
kan blyven , dat ik die gene ben, welke zy<br />
toen in zulk een haatlyk licht heeft leeren ken<br />
nen , en dat zy,indien zy ook al eens achting<br />
en geneegenheid voor haar Broeders Vrouw<br />
wilde voeden, altoos te rug zou moeten tree-<br />
den, en haar met een inwendigen tegenzin be-<br />
fchouwen!<br />
Uit alles plaatst uw hart in het feboonfte<br />
licht, en, voor dat treffend bewys uwer edele<br />
Liefde, vind ik my gedrongen , u den oprecht-<br />
Hen dank te betuigen, en ze u eeuwig te be<br />
tuigen,<br />
D ch uw voorftêl kan ik niet aanneemen.<br />
Ik zal de reden daarvan voor u openleggen,<br />
en
C 239 )<br />
en gy zult zien , dat ïk geen ongelyk heb.<br />
Ik heb een vast benuitgenomen, om u nim<br />
mer in verleegenheid te brengen,. waarin gy<br />
zekerlyk komen zoudt, zo ik openlyk met u<br />
te voorfchyn kwam. Alles wat door myne ont<br />
trekking aan de Waereld allengskens in ver-<br />
geetenheid geraakt , zou oogenbliklyk, door<br />
myne vertooning , wederom opgewekt wor<br />
den, en ik en gy ten Voorwerpen der alge-<br />
meene befchimping verftrekken.<br />
Myn Huuwlyk met u, zou myne fcheiding<br />
van myn Man, (die tot nog toe in den dui-<br />
iïer is, en waarover niemandjiet waagt eenig<br />
licht te verfpreiden ,) geheel ontdekken. De<br />
alles uitvorfchende nieuwsgierigheid zou deeze<br />
geleegenheid greetig aangrypen, en er aanmer 7<br />
kingen en byvoegzels toevoegen. Gy zoudt,<br />
al had gy nog zo veel geneegenheid voor my<br />
echter overvloedige redenen hebben , om den<br />
gedaanen ftap te beklaagsn, en van alle uwe<br />
Vrienden en Eekenden yerwytingen moeten<br />
hooren, over 't geene gy gedaan hadt.<br />
Ik zou my fchaamen om myne oogen op te<br />
flaan. Elk die my befchouwde zou my toe-<br />
fchynen een Historietje van my te verhaalen<br />
te hebben, ik zou het niet durven waagen<br />
H. DEEL. T M Y
( 2?o )<br />
my onder uwe Familie te rekenen? Elk be*<br />
wys van achting, dat men my om uwen wil<br />
aandeed, zou een fïeek in myn hart weezen,<br />
want het gevoel, dat ik zulks niet verdiende,<br />
kan ik niet verloochenen.<br />
Doch ik zal my niet langer by de uitwen<br />
dige redenen ophouden, hoewel ik er nog<br />
veelen zou kunnen aanvoeren. Ik zal my by<br />
meer inwendige en gewigtiger redenen be-<br />
paalen , die het zvvaarfte zullen en moeten<br />
weegen.<br />
Wees verzekerd, myn Waarde', dat ik niet<br />
meer ben, die ik pleeg te weezen. Kommer,<br />
zorg en alle die onderfcheiden droevige om-<br />
ftandigheeden , die ik beleef, hebben mynen<br />
geest dof gemaakt, en myn levendigen aart<br />
in zwaarmoedigheid herfchapen. In ftede van<br />
eene Vrouw tc erlangen, die u ophelderen,<br />
en den last des Ieevens draaglyk maaken zou,<br />
zoudt gy al uw vlyt en tyd moeten aanwenden,<br />
om haar niet altoos in de zuffendfte bmen te<br />
zien vervallen.<br />
Ik befpeur ook maar al te wel, dat myne<br />
fchoonheid verdweenen is, ten minften fterk<br />
aan 't afneemen, en ik kan my niet verbeel<br />
den, dat gy, Mannen! Want ik kan u<br />
hier
( 2 9r )<br />
hier niet uitzonderen , dit aan ons misfen<br />
kunt, zonder ongelyk minder gevoelig te wor<br />
den. Waaneer my derhalven in dat opzigt<br />
geene bekoorlykheeden meer overig blyven;<br />
wanneer ik u betuig, dat die leevendigheid<br />
niet weder opgewekt kan worden, waarmede<br />
ik anders die lange verveelende uuren voor<br />
u verkortede, dan zie ik niet wat nuttigheid<br />
myne hand uzou aanbrengen, integendeel, dan<br />
kan ze u niet dan fchade toevoegen.<br />
En dan , myn Waardfte! is het gewigtigfte<br />
van allen, dat, wanneer ik op myn voorig<br />
leeven te rug zie, ik zo veele gebreken in<br />
myne handelingen befpeure, dat ik den ove<br />
rigen tyd myns Ieevens hoognoodig hebbe', om<br />
ze ernftig natedenken. Zulks zou ik niet kun<br />
nen doen, wanneer ik my nieuwe verftrooijin<br />
gen en nieuwe verpligtingen op den hais<br />
haale. Beiden zouden zyde gedagten van ver<br />
betering in mynen geest ver!tikken , en, —<br />
ik zeg het u met heete traanen; ik heb<br />
my de taak opgelegd, om de asch myner Ou<br />
deren te verzoenen, welken ik ongetwyffeld<br />
in 't graf geholpen heb.<br />
Dit zal ik doen, en wel in het Verblyf der<br />
Deugd, in een Klooster! Mooglyk zal ik er<br />
T 2 (fe
( 292 )<br />
de eenigfte weezen, die er is, om te boeten,<br />
wanneer het boeten kan genaamd worden, dat<br />
het my, uitgezonderd de rust myner ziel, aan<br />
niets ontbreekt. Kan echter goed denken en<br />
goed doen, iets goed maaken, dan zal het zekerlyk<br />
in myn geval waarheid zyn.<br />
En derhalven, myn Waarde! voor .altoos<br />
vaarwel aan deeze waereld. Ik verlies daar<br />
door niets van myne tederheid jegens U. Ik<br />
befchouw ü altoos als den genen, die door<br />
het Noodlot tot myn Geleider beftemd is ge<br />
worden , doch de fmetten myner Jeugd bedter-<br />
ven deeze Gelukzaligheid !<br />
Het kan u welgaan. Uwe gebreken waren<br />
Liefde, drift, anders niet. Op u zal deswe-<br />
wegens geen vloek rusten. Laat de dwar.ze<br />
geneigdheid te mywaards u niet verhinderen,<br />
om eene Egtgenoote voor u te zoeken, die u<br />
de dagen uwes Ieevens vervrolyke ! Onze<br />
harten blyven veréénigd , en daar, waar wy<br />
elkander volmaakt zullen wederzien, zal alleen<br />
deeze Verbindtenis gelden.<br />
Nog wensch ik, dat Ferdinand zig met u<br />
verzoende. Hy voed waarlyk geen wrok te<br />
gen iemand, vermits hy my vergiffenis kon<br />
fchenken 1 en u zal hy te ligter vergeeven , daar<br />
hem
C 293 )<br />
hem bekend is, dat ik meerder dan gy, de oorzaak<br />
zyner rampen ben.<br />
Als ik deezen Brief geflooten zal hebben,<br />
zet ik my in het rytuig en fnel naar de heilige<br />
ftilte, waar my eene rust verwagt, die ik nog<br />
nimmer gefmaakt heb, wanneer ik getrouwblyf<br />
aan het voorneemen, dat ik my gevormd heb.<br />
Ik zal aan den altaar myne rust, en, indien<br />
zulks mooglyk zy, myne Onfchuld, van den<br />
Hemel te rug bidden ! Misfehien verhoort de<br />
Voorzienigheid my, om dat men het waarlyk<br />
eene overwinning noemen kan, vermits ik de<br />
waereld verlaat, in orro':andigheeden, dat zy,<br />
met betrekking tot u, nog zo veele bekoorlyk-<br />
heeden voor my zou kunnen hebben.<br />
Aandenken en deelneeming zult gy ten min<br />
ften my niet ontzeggen.<br />
Ik ben, enz.<br />
T<br />
MARIA.<br />
3 VIER
( 294 )<br />
VIER EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
De Heer van Fett aan Lolje.<br />
Er was een tyd, Mevrouw ! waarin uw<br />
aandenken my dierbaar was ; waarin ik u voor<br />
een der zagtaartigfte Vrouwlyke Schcpzels hield,<br />
waarin gy medelyden , gevoel en deelneeming<br />
voorwendde, en waarin Ik geloofde nog eenmaal<br />
gelukkige dagen met u te zullen belecven.<br />
Dan deeze hoop , deeze verwagt'ing is vet-<br />
dwecnen ! Gy hebt u te viöeg voor myn ver<br />
lies, en niet te laat ter myner waarfchuuwing<br />
in uwe eigene natuurlykegedaante voor myn ge-<br />
zigt vertoond ! Ik ben op eene gedugte wyze<br />
door u beroofd geworden. Gy hebt my eene<br />
Moeder ontrukt , op een tyd, toen ik begon<br />
te gevoelen , wat ik aan deeze Moeder vcr-<br />
fchuldigd was, en to .n ik bezefte hoe ik, tot<br />
dus verre, haare dagen verbitterd had. Over<br />
tuigd van elk droevig uur haarcs Ieevens voor<br />
myne rekening te hebben , moet ik nu nog het<br />
werktuig van haaren dood worden.<br />
t Na
.( 295 )<br />
Na dat gy u laatst op eene zo onedele wyze<br />
gedraagen , en zo weinig menschlykhei J als<br />
deelneeming omtrent de droevige omdandigheeden<br />
myner Moeder getoond hadt, werd zy<br />
zigbaar flimmer. Zy verzogt my haar te willen<br />
verlaaten, vermits zygevoelde.dat zy niet<br />
lang meer leeven zou. In myne afweezigheid<br />
werd haar testament gemaakt.<br />
Ik zou anders in dit oogenblik niet gemur<br />
mureerd hebben, en ik geloof in myn ganfchen<br />
leeftyd niet, al had zy my alles ontnomen,<br />
wat zy my ontneemen kon. De tyd , dien ik<br />
thans alleen doorbragt, flrekte waarlyk my ten<br />
hel. Ik kon my niet verbeelden , dat een per-<br />
zoon , gelyk gy, waaraan ik alle de hoop myns<br />
Ieevens en myn gantfche geluk had opgeofferd,<br />
der wyzen tegen myne Moeder zou hebben<br />
kunnen woeden ! en wel woeden! daar gymet<br />
een weinig oplettcnheid had kunnen ontdek<br />
ken , dat met zagtmoedigheid en toegeeven-<br />
heid oneindig meer te verrigten zou geweest<br />
zyn.<br />
Eindlyk kreeg ik meer doorzigt en ik be-<br />
fchouwde uw geheel Plan. Gebrek aan op<br />
voeding en overgedreevene trotschheid waren<br />
de dryfveeren uwer behandeling. Het eerde<br />
T 4 zou
( 2()6 )<br />
zou u te vergeeven zyn , indien het laatfte niet<br />
zo heerfchende by u geworden ware , dat gy<br />
alie menschlyke gevoelen uitfcbudde ! Gy<br />
begeerde uwen rang niet aan de goedheid my.<br />
ner Moeder, maar aan eenen dwang verfcbul-<br />
d-igd te weezen ,die u waarlyk geene eere zou<br />
aangedaan hebben. Een goed, minzaam Cha<br />
racter had u met deeze voortreflyke Moeder,<br />
met dit edeldenkend Meisje, en met alle myne<br />
bekenden verzoend, en u hunner waardig ge-<br />
maakt. Wat zal er nu van my worden ? Wat<br />
vreugde, wat vergenoegen heb ik in 't toeko<br />
mende in uw Gezelfchap te verwagten, na<br />
dat dit alles gebeurd is? Doch hier van<br />
nader !<br />
Toen myne Moeder gereed was werd ik ge<br />
roepen. Ik wierp my als een Zinnelooze voor<br />
haar Ledikant neder, 't Viel my ondraaglyk<br />
hard, haar te moeten misfen! haar gedood te<br />
hebben ! lk fchreide gelyk een Kind ! —<br />
O ik was hier een Kind ! ik gevoelde, dat<br />
wy in ryper Ouderdom dikwils meer Kinde<br />
ren zyn , dan in de vroegfte Jeugd.<br />
Myne Moeder nammy tederlyk by de hand.<br />
Het gezigt van uw berouw, myn Zoon! zei<br />
zy, over uwe overylde handelingen, is voor<br />
my
C 297 )<br />
my ten hoogften troostende en gerustftellen-<br />
de! Dat berouw alleen doet my eenig-<br />
zins vergeeten, welk eene fchoondogter gy my<br />
gaaft, en hoe jammerlyk gy alle myne wensch-<br />
lyke uitzigten in een oogenblik verydeld hebt.<br />
Dat gefchied is, is niet te herroepen, dit<br />
weet ik, maar echter verlang ik van u te ver-<br />
neeracn, of gy niet bekend, dat ik u een He<br />
mei op deeze aarde heb poogen te bezorgen ?<br />
O hadt gy flegts dat Meisje, dat ik u ten Deel-<br />
genoote had toegefchikt, grondig leeren ken<br />
nen ! Ik heb in myn leeftyd zo veel onder<br />
vinding gehad, dat ik geloofde in ftaat te zyn,<br />
o.n te kunnen bepaalen, welke eigenfehappen<br />
vereïscht worden in eene Egtgenoote, die haar<br />
Man , in allerlei betrekkingen , gelukkig maa<br />
ken kan. Alle deeze eigenfehappen heb ik,<br />
ongemerkt aan het buigzaam en voortrefiyk<br />
Character van Netje weeten te bezorgen: Zy<br />
deed zo wel haar voordeel met myne'ondcrwy-<br />
zingen, dat ik van dag tot dag nieuwe reden<br />
van vergenoeging vond. Niet bedorven door<br />
de dwaasheeden der Mode van onzen tyd, zou<br />
zy u ten Vrouw verftrekt hebben , die u in<br />
uw huis duizenderlei aangeriaamheeden zou be<br />
zorgd hebben, waar aan gy de grilligheeden<br />
T 5 van
( 298 )<br />
van het fï of en der groote Waereld gaarne zoudt<br />
opgeöff.rd hebben. Nimmer zou zy uwen<br />
huislyken Vreede geftoord, - maar zagtmoediüheiden<br />
edelmoedigheid fteeds de rechtfchapen<br />
Waereld dierbaar voor u gemaakt hebben'.<br />
•Geloof my, myn Zoon! 't is een weezenlyk<br />
genoegen, met eene Gade eere te behaalen.<br />
Ik heb zulks zo dikwils ervaaren , zo dikwils<br />
gevoeld, wanneer uw Vader my vriendlykby<br />
de hand nam, en my voor myne bezorgdheid<br />
en poogingen om hem te behaagen bedankte!<br />
Ik heb daarom getragt u eene Vrouw te bezorgen<br />
, waarmede gy dit jjermaak deelagtig<br />
kost worden.<br />
En dit alles liet zig reeds zo voortrcflyk<br />
aanzien! Netje beminde u ! -— dit was<br />
de vervulling van alle myne wenfchen !<br />
wat zeg ik? —- Zy beminde u! - neen^!-<br />
zy bad u aan!<br />
reel.<br />
Ik geraakte buiten my zelf door dit Tafe<br />
Myne Moeder ! riep ik, doe my toch zo<br />
gevoelig niet ondervinden, welk een heil 1<br />
ik<br />
met den voet geftooten heb ! — lk zou al<br />
myn moed verliezen, en myn vertwyffeld hart<br />
zou my tot uiterflen verleiden, die my in een<br />
ge-
( 209 )<br />
gedugt berouw zouden kunnen' doen verzin<br />
ken ! O ik dwaas! dat ik gevoelloos kon zyn,<br />
voor de voorfpellingen, die gy my deedt, en<br />
dat myn hart de waarheid niet gevoelde van<br />
het wreed berouw, dat gy my aankondigde!<br />
Toen de befte der Moeders befpeurde, dat<br />
haare fchüdering my ten lterkften trof, zei zy:<br />
Laat dit alles aan zyne plaats, myn Zoon !<br />
Deeze dingen zyn gcfchied. Zy is en blyft<br />
uwe Vrouw. Het ëenigfte dat ik u te verzoe<br />
ken heb, is, dat gy u het Lot van Netje aan<br />
trekt. Zy en haare Moeder zyn in omftandig-<br />
heeden die hulp behoeven. De Waereld ech<br />
ter weet zulks niet! ik beveel haar aan uwe<br />
grootmoedigheid. Moeder en Dogter hebben<br />
alles voor my gedaan , wat zy flegts uit den<br />
opflag myner oogen befluiten konden my wel<br />
gevallig te weezen; en hoe wel zy het met u<br />
meenden, weet gy.<br />
Van dit oogenblik af verbood zy my, om<br />
iet meer van deeze zaak tegen haar te reppen.<br />
De weinige oogenblikken, die haar nog over-<br />
fchooten , befteedde zy , om haare tederheid<br />
jegens my te betoonen. Zy (tierf eindlyk als<br />
myne Vriendin en verzoende Moeder.<br />
Zo veel, Mevrouw! van haar, welker lief<br />
de
( 3oo )<br />
de ik nog lang had kunnen genieten en beant<br />
woordden , en waar van Gy alleen my beroofd<br />
hebt.<br />
Aan den anderen kant, heb ik u nog een<br />
Tafereel te fchetfen, 't welk, zo het voor u<br />
niet ontzettende bevonden word , het zulks<br />
zekerlyk voor my is.<br />
Het arme, lieve Meisje, aan de hand haarer<br />
Moeder , welker wangen door het hartzeer<br />
doodlyk verbleekt waren, ftond heeden voor<br />
my. De traanen vloeiden in menigte uit haare<br />
reeds uitgeweende oogen.<br />
Zy verweet my, dat ik eene hoop in haar<br />
gevoed, of ten minften, die niet tegengegaan<br />
had, waerdoor ik haar, by het verdwynen dier<br />
hoop, van de ganfche gelukzaligheid haares<br />
Ieevens beroofd had. Ik zou , zei zy, hoogst-<br />
gelukkig met u geweest zyn , doch kan het nu<br />
nimmer worden ! en dit fmart my nog zo zeer<br />
niet, dan wel dit, dat gy, ter wille van een<br />
ligtzinnig oogenblik voor altoos ongelukkig<br />
zult moeten weezen , want gy kunt met geene<br />
mooglykheid gelukkig zyn, met haar, die der<br />
deugd zo gemaklyk vaarwel zeggen, en nog<br />
meer, die zo wreed tegen uwe Moeder wor<br />
den kon.<br />
' Thans
( 3oi )<br />
Thans ondervond ik voor de eerftemaal, dat<br />
de deugd der Vrouwen eene zeldzaame doch<br />
onwaardeerlyke fchat is, en daar in alleen het<br />
waar geluk van den Man te zoeken zy.<br />
Lotje ! Vrouw! O dat ik verpligt<br />
ben u aldus te noemen ! Gy zoudt beter<br />
gedaan hebben , met uw verleidend handwerk<br />
te hebben blyven voeren, 't welk gy voerde<br />
toen ik u heb leeren kennen, dan dat ge my,<br />
zonder u zelve gebeterd te hebben, ten Slaaf<br />
eener Ondeugd , eener Furie maakte.<br />
Doch dit is voorby. Gy zyt myne Vrouw<br />
en zult het blyven. Ik begeer, hoe zeer<br />
ik het ook gedwongen deed, geen val-<br />
fchen eed gedaan te hebben. Gy blyft myne<br />
Vrouw, maar van my afgefcheiden, en nooit<br />
zult gy my weder zien. Slegts in een geval zal<br />
ik my eene fcheiding met u bewerken, en dat i<br />
is, wanneer gy myn naam fchande aandoet.<br />
Wagt uderhalven hier voor! zulk eene fchan<br />
de zal ik niet dulden, en gy kunt verzekerd<br />
weezen, dat ik u naauw zal laaten gadeflaan.<br />
Gy kunt, zo dra gy wilt, op eene fcheiding<br />
aandringen , want myne verwydoring van n<br />
geeft er u recht op. Myne goede Moeder<br />
heeft my in 't bezit van alle haare goederen ge-<br />
laa-
F<br />
( 302 )<br />
laaten, en my dus in ftaat gefteld, om u in<br />
dien rang te onderhouden, welken u als myne<br />
Gemalin toekomt.<br />
Gy bekomt 's jaarlyks twee duizend Ryks<br />
daalders, behalven het bezit van een Land-<br />
goed, 't welk nog de helft deezer Som op<br />
brengt.. Gy kunt daar, of wel op eene andere<br />
plaats naar uwe verkiezing woonen, alleen<br />
moet gy u, tien mylen in den omtrek, van de<br />
Hoofdftad verwyderd houden, ook moogt gy<br />
hier niet komen.<br />
Ter uwer verzekering hiervan, gaat het<br />
Landsheerlyk bevel hierneffens. Myn befluit<br />
is door hetzelve gebillykt, en gy moet u aan<br />
derzelver uitfpraak onderwerpen. Ik wensch,<br />
dat het u berouwen mag , my ongelukkig ge.<br />
maakt te hebben ! en dat gy zelve u de Liefde<br />
onwaardig gemaakt hebt van hem , die alled<br />
voor u deed, en alles voor u opofferde.<br />
Ik ben, enz.<br />
VAN FETT.<br />
VYF
( 303 )<br />
VYF EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
Marianne aan de Gravin B***.<br />
T usfchen myne omftandigheeden voor vier<br />
en twintig uuren en de tegenwoordige is zulk<br />
een hemelsbreed onderfcheid, dat ik overtui<br />
gende geleerd heb, dat de Voorzienigheid<br />
doorgaands daadlyke uitkomst fchenkt, wan<br />
neer wy ze hoogstnoodig hebben.<br />
Of fchoon ik u , waardfte Moeder ! want<br />
aldus kan ik u noemen , binnen weinige dagen<br />
zal fpreeken, kan ik echter niet nalaaten, u<br />
van myn Lot en redding ten fpoedigfte kennis<br />
te geeven.<br />
Zo als Hasten my voorzegd had, gefchiedde<br />
het ook. Ik bekwam geen antwoord op my<br />
nen Brief; doch het gene my verdagt voor<br />
kwam was, dat ik ook den Arbeider niet we<br />
der te zien kreeg.<br />
Hasten was eenige dagen uitgeweest; kwam<br />
weder, en betuigde deernis met my te hebben.<br />
Hy
C 304)<br />
Hy was by u geweest; had u gefprooken en te<br />
gelyk ook u beklaagd.<br />
Gy hadt om my gefchreid gelyk een kind;<br />
hadt in het byzonder gezegd, dat de tweede<br />
Brief, dien ik u zonder zyne voorkennis had<br />
toegezonden , u derwyzen getroffen had, dat<br />
Gy u zelve niet waart geweest van droefheid.<br />
Myne verbeeldingskragt had den meester over<br />
my gefpeeld en myn hoofd op hol geholpen.<br />
Gy hadt my gaarne antwoord willen zenden,<br />
doch uit hoofde uwer beloften, was u zulks<br />
onmooglyk , als waardoor gy my niet, eerder<br />
konde fpreeken voor dat ik gehuuwd was. Gy<br />
konde of wilde my niet dwingen, maar echter<br />
herhaalde gy uwen raad; wenfehende dat ik<br />
bewilligen zou, om den Heer Hasten myne<br />
hand te geeven.<br />
Hywas overtuigende en indringende , —maar-<br />
tot myn geluk viel my in, hem het verwyt te<br />
doen , waarom dan de Arbeider niet weder<br />
keerde? Indien hy, alvoorens my antwoord<br />
te geeven, niet verward ware geworden, dan<br />
had ik alles moeten gelooven, doel; nu ont<br />
dekte zyne veinzery zig meer en meer. Na<br />
eenige ftotteringen zei hy: Hy befpeurde aan<br />
my reeds een buitengewoon mistrouwen: zo<br />
dat
C 305)<br />
'•dat ik den Arbeider heimlyk had afgezonden,<br />
en nog meer, dat ik daar mede toonde hem niet<br />
te vertrouwen. Ik kon immers wel den<br />
ken, dathy Luiden, die zig omkoopen lieten,<br />
niet by my zou behouden. Hy was juist by<br />
de Gravin toen de Brief kwam, en had den<br />
•Karei in 't Tugthuis laaten zetten.<br />
Gevoeliger had hy my niet kunnen treffen<br />
•dan dat dit arme Mensch onfchuldig voor my<br />
lyden moest. Ik antwoordde hem. Dat hy .<br />
hierdoor juist geene menschlievenheid aan den<br />
dag leide; en dat ik blyde ware, hem aldus<br />
te leeren kennen, eer ik my verder met hem<br />
inliet. Hy had ten minften, zo veel infchik-<br />
lykheid omtrent my behooren te gebruiken<br />
•dat hy, het geen ik gedaan had, had moeten'<br />
toefchryven.aan de treurige omftandigheeden<br />
m welken ik my bevond: en behoorde niet<br />
•van den Arbeider gevorderd te hebben om<br />
eene verzoeking te wederftaan, welke ik fterk<br />
had aangedrongen.<br />
Hy wilde zig hier uit helpen, en zyn gezegde<br />
als onwaar doen voorkomen; doch ik<br />
zei hem, dat, zo het dan al zo niet mogt<br />
weezen zyn voorneemen, om my te doen<br />
ver chnkken zo veel by my had uitgewerkt,<br />
II, DJSEL. v ,<br />
dat
( 30Ó )<br />
dat ik nooit beiluiten zou, om hem myne hand<br />
te geeven.<br />
Hy antwoordde, dat dit wel zeer bedroefd<br />
was , en dat hy by onze kennismaaking een<br />
voorgevoel van dit zyn ongeluk had gehad.<br />
Vermits ik intusfchen niet begeerde, om my<br />
door de aanvaarding van zyne hand te red<br />
den , moest hy op andere middelen bedagt zyn,<br />
om my de woede myner Vyanden te onttrek<br />
ken.<br />
Hy verliet my, en kwam den volgenden •<br />
dag , zeer vergenoegd wederom. Wat hem<br />
bejegend was wist ik toen ter tyd niet, doch<br />
„iet weinig verfchrikte ik, toen ik naderhand<br />
verftond, dat hy gehuuwd geweest ware, en<br />
dat o P dien zelfden dag zyne Egtgenoote gc-<br />
ftorven was. — Myn God! welk een Lot<br />
ftond my te wagten '.<br />
Doch verder met myn verhaal l Hy be<br />
tuigde my ten uiterften getroffen geweest te<br />
z y n, door myn befluit; des niettegenftaande<br />
echter maakte eene gelukkige ontdekking, ten<br />
mynen opzigte, hem zo vergenoegd, dat hy<br />
zyne treurigheid voor een tyd lang ter zyde<br />
moest ftellen.<br />
Zedert langen tyd, (vervolgde hy,) had<br />
hy
( 30? )<br />
hy naar eene kleine Landhoeve, die in eene<br />
nabuurige Provincie en ongemeen fchoon ge-<br />
leegen was, geftaan. Men had hem langen<br />
tyd den koop betwist, doch heden had hy er<br />
het bezit van verkreegen. Te gelyk had hy<br />
een Brief van u ontvangen, inhoudende: Dat<br />
men op morgen myn Huuwlyk moest melden,<br />
of dat men my anders wegvoeren zou.<br />
Hy deed my derhalven den Voorflag, ten<br />
^ einde my geen Huuwlyk optedwingen, om my<br />
naar die Landhoeve te begeeven, waar ik zo<br />
lang in zekerheid zou kunnen blyven, als ik<br />
zelve begeerde.<br />
Ik aarzelde. Hy kon my misleiden, doch<br />
het geen hy zei, kon ook waarheid weezen.<br />
Ik vertrouwde hem evenwel niet. Ik wil<br />
de liever in de handen vallen van hen , die<br />
my ongeiyk deeden, en die my evenwel on<br />
gevraagd en tegen dank geen Huuwlyk konden<br />
opdringen, dan my langer in het geweld be<br />
vinden, van een Man, voor wien ik geen ach<br />
ting meer had.<br />
Hy fprak vervolgens, dat ik geen reden kon<br />
hebben, om hem kwalyk te neemen, dat hy<br />
in myne begeerte, om tot u te rug te kecren ,<br />
niet kon toeftemmen. Hy zou zyn pligt be-<br />
V 2 har-
C 308 )<br />
hartigen, en my ,het zy ik wilds of niet, weg*<br />
brengen. In't vervolg kon ik gaan waar heen<br />
ik begeerde. Hy had niet gedagt my zo hak<br />
'ftarrig te zullen vinden.<br />
Tegen den avond liet hy my zeggen, dat<br />
:ik alle myne zaaken by elkander zou pakken,<br />
en maaken in gereedheid te weezen, om den<br />
derden dag op reis te gaan.<br />
Ik vermoedde niets goeds. Ik liet hem zeg<br />
gen , dat ik niet dagt op reis te gaan. Eerst ^<br />
den volgenden avond kwam hy zelf. Ik had<br />
niets ingepakt. In zyne tegenwoordigheid<br />
moeften zyne Bedienden alle myne zaaken in<br />
pakken. Ik was geheel van myn ft.uk en wist<br />
niet wat ik doen zou. Ik gaf hem geen ant<br />
woord. Ik was flegts treurig en zugtte over<br />
myn Noodlot. Ik fliep dien nagt in 't geheel<br />
niet. Myne bezigheid was weenen, en aan uwe<br />
goedheid te denken.<br />
Eindlyk kwam hy gisteren morgen om agt<br />
uuren. Ik was nog niet gekleed. Hy ver<br />
zogt my dat ik, uit inzigt voor hem en zyne<br />
goede meening,my niet langer tegen hem zou<br />
aankanten. Langer tegenftand te bieden dan<br />
een half uur zou hem noodzaaken geweld te<br />
gebruiken.<br />
IK
C 309 )<br />
Ik wierp my aan zyne voeten. Ik begeer<br />
uwe goedheid niet, zei ik. Ik wenschte dat<br />
ik er nimmer gebruik van gemaakt had. Ik<br />
wil tot de Gravin wederkecren. Zy bemint<br />
my en zy zal niet dulden, dat ik aldus ge<br />
dwongen word. • En voorönderfteld zyn-<br />
de, dat zy het dulden moet, dan nog wil ik<br />
my liever in de armen myner Vyanden wer<br />
pen, en verwagten wat deezen over my beflui.<br />
ten zullen. Vermits ik toch ongelukkig ben,<br />
Myn heer ! dan kan het u immers niet verfchce-<br />
len , waar ik het ben.<br />
Maar hy was doof voor myn bidden. Nu,<br />
riep hy, heb ik genoeg. Ik begeer de Be<br />
werker van uw ongeluk niet te weezen. Men<br />
moet u even gelyk een Kind behandelen. In<br />
dien gy niet verkiest andere kieederen aante-<br />
trekken , blyf dan zo als gy zyt; ik zal u wel<br />
in 't rytuig draagen.<br />
Ik fprong op. Ik gevoelde nieuwe krakten<br />
en moed. Ik zal zien, zei ik, wie my dwin<br />
gen zal ! Ily kwam fchielyk naar my toe, en<br />
intusfchen ging de deur 'open. Twee Man<br />
nen traden binnen. De eene keerde hem van<br />
my af, de andereyldenaar my toe, en drukte<br />
my in zyne armen,<br />
v<br />
3 Ach,
( Sio)<br />
Ach, Moeder! — het was myn Broeder ï -i<br />
O hoe zoet, hoe lieflyk klonk de naam, Zus<br />
ter my in de ooren! — Ik zag hem met ver<br />
wondering aan. Ja , ging hy voort, ik<br />
ben uw Broeder! Ik zal u van deezen<br />
Wreedaart en van alle uwe ellenden verlos<br />
te n.<br />
O! viel ik vol verrukking hem in de reden,<br />
dan heb ik ten minften iemand, tot wien ik<br />
den Toevlugt neemen kan, en van wien ik,<br />
in myne rampen, deelneeming te verwagten<br />
hebbe!<br />
Hasten had zig intusfchen van Ferdinand,<br />
( dus heette de Begeleider van myn Broeder,)<br />
losgerukt.<br />
En gy , zei hy tegens hem, durft gy my nog<br />
onder de oogen komen?<br />
Ongelukkige! antwoordde hem Ferdinand,<br />
geen een woord meer, of gy zyt een Man des<br />
doods.<br />
• Hasten verfchrikte en zweeg. Ferdinand<br />
keerde zig tot my.<br />
Dank den Hemel! zei hy, dat wy ter rech<br />
ter tyd gekomen zyn, om u te redden. Aan<br />
de hand van deezen Booswigt zoudt gy den<br />
zelfden weg gegaan zyn, die dat voortreflyk<br />
Meisje
C 3ii )<br />
Meisje ging, 't welk hy my ontroofde, cn dar<br />
de Hemel hem heden ontnomen heeft. Van<br />
alles wat hy u gezegd heeft is geen enkel<br />
woord waarheid. De Gravin bemint u; wagt<br />
reikhalzende op u; en heeft haaren Zoonutoe-<br />
gedagt.<br />
O myne Moeder 1. hoe fheelende waren dee<br />
ze woorden voor myn hart! Ik zag met ver<br />
ontwaardiging en afgryzen op dat Monfter ne<br />
der, die my aan de .befte der Moeders ontrukte.<br />
Barbaar! riep ik, gyhebt my fchreïende aan<br />
uwe voeten kunnen zien, zonder een enkel<br />
woord ter myner vertroofting te uiten ?<br />
En, voegde myn Broeder er by, wat dagt gy<br />
verder met haar te doen ?<br />
Schuimbekkende van woede fchreeuwde hy<br />
toen uit, dat, zo wanneer hy my flegts eens<br />
van hier had kunnen krygen , niemand my ooit<br />
weder te zien zou bekomen hebben.<br />
Dan, dan, riep hy, had ik over u gezege<br />
praald , en om my te wreeken, over de veragting<br />
die gy my betoont,zoudt gy nimmer myneVrouw<br />
geworden zyn ! — Maar, voegde hy er, op een<br />
nog woedender toon.by, verhef u nog niet op<br />
uwe zege! ik kan uw.blydfchap in wanhoop<br />
herfcheppen !<br />
V 4 Met
( 312 )<br />
Met liet uitfpreeken van deeze woorden<br />
haalde hy een Zakpiftool voor den dag en<br />
fchoot naar my. De kogel fnorde langs myn<br />
hoofd heen. Ik viel in onmagt, en myn Broe<br />
der droeg my weg.<br />
Van het gene naderhand voorviel wil myn<br />
Broeder my niets zeggen. Toen ik tot my<br />
zelve kwam, bevond ik my in het huis van<br />
twee eerwaardige , doch doodlyk bedroefde<br />
oude Luiden , die , in des .Boos wigts Gade,<br />
haare Dogter beweenden.<br />
Aldus heeft de Hemel my gered , en ik dank<br />
er hem voor uit grond van myn hart.<br />
Eerlang, verzekert myn Broeder, dat ik by<br />
u zal zyn, en 61 welk eene onuitfpreeklyke<br />
wellust, zullen de naamen van Moeder , Min<br />
naar en Broeder my weezen!<br />
Ik ben, enz.<br />
MARIANNE.<br />
ZES
( 313 )<br />
ZES EN DERTIGSTE BRIEF.<br />
Ferdinand aan Louiza,<br />
Eer ik dit Land verlaat, Waardfte Vriendin<br />
! moet ik u den uitflag der nieuwe fchelmery<br />
van Hasten melden.<br />
Marianne werd, in het gevaarlykfte tydftip,<br />
door haaren Broeder gered. De Booswigt be<br />
zat evenwel nog zo veel moed, dat hy een:<br />
Piftool op haar loste, welks fchoot echter<br />
miste. Ik zag , dat hy een andere Piftool voor<br />
den dag haalde, Ik viel toen op hem aan en<br />
ontrukte hem dit moordtuig. Ik had alle myne<br />
bedaardheid noodig, om het hem niet op ftaan-<br />
de voet voor den kop te zetten, doch ik we-<br />
derhield myne billyke wraak, want ik gedagt<br />
aan de belofte , welke ik Henriette gedaan<br />
had.<br />
Ik kon echter niet van hem ontflagen ko<br />
men , vermits wy in elkanders kleederen ver<br />
ward waren. Ik befpeurde toen, dat hy een<br />
pook uittrok, en in dit oogenblik wapende my<br />
V 5 L
( 314 )<br />
de zelfverdeediging ter wraak, zonder<br />
eenig verder bedenken joeg ik hem toen de<br />
kogel door den kop.<br />
Het was my aldus door de Voorzienigheid<br />
opgelegd, om de zaamenleeving van dit On<br />
dier te verlosten. Eenige zyner Bedienden<br />
hadden alles gezien en bedankten my, want<br />
wat Mensch zou hem goed gegund heb<br />
ben?<br />
Ik vermeende dus genoegzaam in ftaat te<br />
zyn, om deeze daad te kunnen verdeedigcn,<br />
doch vermits dit Land my te eng is, zo als de<br />
ganfche Waereld het my zyn zal, wil ik er<br />
my niet verder mede inlaaten.<br />
Ik verlaat Europa. Ik weet waar uw Man<br />
zig ophoud, doch vermits ik zyn voornee-<br />
men nog niet weet, zal ik u zyn vcrblyf niet<br />
melden. Uw Enthufiasmus was in ftaat u te<br />
verleiden, om naar hem toe te reizen, en<br />
dus kon het ongeluk grooter worden, dan<br />
het is. Ik ga hem bezoeken , en zal alles<br />
aanwenden, om hem tot u tc rug te doen<br />
keeren ; mislukt dit echter , en kan hy de<br />
Euistyke rust daar door niet herftellen, dan<br />
zal ik hem mede neemen, en verder voor hem<br />
zorg draagen.
C 315)<br />
In alle gevallen kunt gy op myne Vriendfchap<br />
ftaat maaken. Gedenk myner !<br />
Ik ben, enz.<br />
FERDINAND.<br />
Eitide van het tweede en laat/ie Deel.