23.09.2013 Views

Traum en trauma. Warhol bij Nietzsche - Robin Waart

Traum en trauma. Warhol bij Nietzsche - Robin Waart

Traum en trauma. Warhol bij Nietzsche - Robin Waart

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

<strong>Traum</strong> <strong>en</strong> <strong>trauma</strong>


<strong>Traum</strong> <strong>en</strong> <strong>trauma</strong><br />

<strong>Warhol</strong> <strong>bij</strong> <strong>Nietzsche</strong><br />

<strong>Robin</strong> <strong>Waart</strong>


‘Sahst du dein<strong>en</strong> Freund schon schlaf<strong>en</strong>, – damit du erfahrest, wie er aussieht? Was ist doch sonst das<br />

Gesicht deines Freundes? Es ist dein eignes Gesicht, auf einem rauh<strong>en</strong> und unvollkommn<strong>en</strong> Spiegel.’<br />

Friedrich <strong>Nietzsche</strong>, Also sprach Zarathustra [Erster Teil] (1883), Vom Freunde, ksa 4, p. 72.<br />

‘It’s just John sleeping for eight hours. His nose and his mouth. His chest breathing. Occasionally, he moves.<br />

His face. Oh, it’s so beautiful.’<br />

Andy <strong>Warhol</strong> (1963), I’ll be your mirror, <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 25.


07<br />

I. Inleiding<br />

In Tim Burtons Big Fish (2003) gaat e<strong>en</strong> jongeman op zoek naar de ‘waarheid’ van zijn vader,<br />

e<strong>en</strong> mytho mane verhal<strong>en</strong>verteller die zijn lev<strong>en</strong> <strong>bij</strong> elkaar verzonn<strong>en</strong>, zo niet gelog<strong>en</strong>, lijkt te<br />

hebb<strong>en</strong>. Iets over de helft van de film, als Will Bloom zijn vader ter verantwoording wil roep<strong>en</strong>,<br />

is het Bloom s<strong>en</strong>ior die zijn zoon confronteert. ‘You think I’m fake,’ zegt hij, e<strong>en</strong> zin die zowel<br />

vrag<strong>en</strong>d als exclamatief blijkt uit te pakk<strong>en</strong>. ‘Only on the surface, Dad,’ antwoordt de jong<strong>en</strong>,<br />

‘but it’s all I’ve ever se<strong>en</strong>.’ 1<br />

Ook als het hier verder niet over Burtons film zal gaan, over het feit <strong>en</strong> / of verdichtsel dat<br />

de vader <strong>en</strong> de waarheid er door e<strong>en</strong> vis word<strong>en</strong> voorgesteld, e<strong>en</strong> dier dat niet alle<strong>en</strong> glibberig<br />

<strong>en</strong> ongrijpbaar is, dat in bepaalde scènes als het aan de ‘oppervlakte’ komt overduidelijk<br />

onecht is, maar ook e<strong>en</strong> dier, immers, dat sterft als het te lang aan die oppervlakte blijft, dat<br />

echter vlak eronder goed gedijt, zelfs naar voedsel <strong>en</strong> lucht hapt, er dus tegelijkertijd baat<br />

<strong>bij</strong> heeft – ook als het daar hier niet over gaat, is het belangrijk om op te merk<strong>en</strong> dat de film<br />

ónder water begint, maar met e<strong>en</strong> shot bòv<strong>en</strong> datzelfde water besluit. Wat daartuss<strong>en</strong> ligt,<br />

de waterspiegel, het oppervlak, wordt alle<strong>en</strong> in de woord<strong>en</strong> van Will Bloom expliciet gemaakt.<br />

Waarmee niet mete<strong>en</strong> bedoeld is dat er tuss<strong>en</strong> waarheid <strong>en</strong> onwaarheid slechts woord<strong>en</strong><br />

zoud<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong>.<br />

Wat er wel gebeurt, is dat ‘it’s all I’ve ever se<strong>en</strong>’ e<strong>en</strong> visuele metafoor introduceert <strong>en</strong> daarmee<br />

aansluit <strong>bij</strong> de platoonse traditie dat waarheid iets is dat je kunt zi<strong>en</strong>. Wanneer Friedrich<br />

<strong>Nietzsche</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> in Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft van 1882 <strong>en</strong> 1886 de waarheidsclaims<br />

van de gangbare wet<strong>en</strong>schap attaqueert, is zijn b<strong>en</strong>adering niet visueel maar tactiel. Op het<br />

eerste gezicht, want als hij stelt dat ‘misschi<strong>en</strong>’ alle<strong>en</strong> het ‘oppervlakkigste’ aan het bestaan<br />

zich laat ‘vatt<strong>en</strong>’ (zoals Will alle<strong>en</strong> zijn vaders buit<strong>en</strong>kant kon ‘zi<strong>en</strong>’), noemt hij dat oppervlakkigste<br />

in één adem ook het ‘meest schijnbare’. En schijn is allerminst iets wat je aan<br />

kunt rak<strong>en</strong>.<br />

‘Wäre es umgekehrt nicht recht wahrscheinlich, dass [625] sich gerade das Oberflächlichste und Aeusserlichste<br />

vom Dasein – sein Scheinbarstes, seine Haut und Versinnlichung – am Erst<strong>en</strong> fass<strong>en</strong> liesse? vielleicht<br />

sogar allein fass<strong>en</strong> liesse?’ (FW V (1886), Aph. 373, “Wiss<strong>en</strong>schaft” als Vorurtheil, ksa 3, pp. 625­626 –<br />

mijn cursiv. (rw))


Opnieuw prober<strong>en</strong>. Anders beginn<strong>en</strong>. Het probleem anders stell<strong>en</strong>. Er is per slot van rek<strong>en</strong>ing,<br />

in e<strong>en</strong> imm<strong>en</strong>s oeuvre als dat van <strong>Nietzsche</strong>, voor <strong>bij</strong>na elke uitspraak wel e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>dant te<br />

vind<strong>en</strong>. Als je over <strong>Nietzsche</strong>, <strong>en</strong> over <strong>Warhol</strong>, wilt gaan sprek<strong>en</strong>: waarom dan zó, elders e<strong>en</strong><br />

op<strong>en</strong>ing zoek<strong>en</strong>? Alsof de status <strong>en</strong> statuur van e<strong>en</strong> <strong>bij</strong>na willekeurige film uit 2003, van e<strong>en</strong><br />

pop­artist uit de twintigste eeuw <strong>en</strong> e<strong>en</strong> d<strong>en</strong>ker <strong>en</strong> filosoof van de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de gelijk of zelfs<br />

maar vergelijkbaar zoud<strong>en</strong> zijn. De eerste vraag ligt daar, als je in één beweging iets over twee<br />

of drie eeuw<strong>en</strong> wilt gaan bewer<strong>en</strong>: is die vergelijking zinvol, zinnig, voegt hij iets toe? Pas je<br />

<strong>Nietzsche</strong> toe op <strong>Warhol</strong>, of omgekeerd <strong>Warhol</strong> op <strong>Nietzsche</strong>, of werk je in twee richting<strong>en</strong>?<br />

Welke voordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke nadel<strong>en</strong> klev<strong>en</strong> er aan zo’n, misschi<strong>en</strong> geforceerd, <strong>bij</strong>e<strong>en</strong>­d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

van wat oppervlakkig gezi<strong>en</strong> niet sam<strong>en</strong> past? Stel ik mij <strong>Nietzsche</strong> anno 2009 voor als e<strong>en</strong><br />

filmmaker, zoals Derek Jarman zich in 1986 Caravaggio verbeeldde, 2 zoals de <strong>Nietzsche</strong> die<br />

e<strong>en</strong> comm<strong>en</strong>tator ons in het eerste deel van de BBC­docum<strong>en</strong>taire Human All Too Human<br />

(1999) voortoverde: op de barricad<strong>en</strong>, met punkhaar, <strong>en</strong> ongetwijfeld, in spijkerbroek <strong>en</strong> t­shirt.<br />

Alle<strong>en</strong> heeft <strong>Nietzsche</strong>s werk (van) alles met status te mak<strong>en</strong>, met de status van werkelijkheid,<br />

waarheid, wet<strong>en</strong>schap, wijsheid, die van kunst, fictie <strong>en</strong> schijn – <strong>en</strong> in dat opzicht met<br />

‘oppervlak <strong>en</strong> oppervlakkigheid’ <strong>en</strong> e<strong>en</strong> heel woordveld daaromhe<strong>en</strong>. Dat is waar ik het in deze<br />

interpretatie van, maar ook over, <strong>Nietzsche</strong> <strong>en</strong> <strong>Warhol</strong> hebb<strong>en</strong> wil.<br />

08


09<br />

II. De oppervlakte zi<strong>en</strong>. <strong>Nietzsche</strong>, de schijn <strong>en</strong> de verschijnsel<strong>en</strong><br />

Om te beginn<strong>en</strong> <strong>bij</strong> <strong>Warhol</strong>, die in het eerste hoofdstuk van The Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong>.<br />

From A to B and Back Again (1975) zijn ‘probleem’ formuleerde: dat van de huid – dát soort<br />

van probleem, stel ik voor, dat ook ‘het’ probleem van <strong>Nietzsche</strong> was. Niet de pukkels, of die<br />

<strong>en</strong>e zelfde pukkel die almaar van plaats verandert, maar wel het thema van de ‘huid’ dat in het<br />

citaat uit Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft al voorkwam, in de woord<strong>en</strong> ‘sein Scheinbarstes, seine<br />

Haut und Versinnlichung’.<br />

‘If someone asked me, “What’s your problem?” I’d have to say, “Skin.”’<br />

(The Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong> (1975), <strong>Warhol</strong> 1977, p. 8) 3<br />

Nu gaat het erom wat dit betek<strong>en</strong>t, voor <strong>Nietzsche</strong>, voor <strong>Warhol</strong>. Hebb<strong>en</strong> we te mak<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> oppervlaktef<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> <strong>en</strong> oppervlakteprobleem, of gaat het erom dat dat oppervlak<br />

–die huid– e<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>s is, e<strong>en</strong> overgangsgebied, limiet, slagveld, muur, raam, e<strong>en</strong> deur tuss<strong>en</strong><br />

één ding <strong>en</strong> iets anders, zoals het binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> het buit<strong>en</strong>, bov<strong>en</strong> <strong>en</strong> onder, iets hoogs <strong>en</strong><br />

laags, het werkelijke <strong>en</strong> niet­werkelijke, in figuurlijke <strong>en</strong> minder figuurlijke zin? Het ‘probleem’<br />

van <strong>Nietzsche</strong>, of in elk geval met <strong>Nietzsche</strong>, in deze lectuur, ligt <strong>bij</strong> de status, <strong>en</strong> ook in<br />

de positie, al dan niet letterlijk, van die huid.<br />

Terug naar de Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft. Terwijl de woord<strong>en</strong> Oberflächlichste, Aeusserlichste,<br />

Scheinbarstes in het <strong>Nietzsche</strong>­citaat superlatiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> abstracta zijn, is Haut zo<br />

concreet, versinnlicht, als maar kan. De zin zelf geeft, in zijn opbouw (met, tuss<strong>en</strong> haakjes,<br />

de uitleg of precisering van ‘Aeusserlichste’), blijk van e<strong>en</strong> wisselwerking tuss<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>del<strong>en</strong>,<br />

parallel aan de eig<strong>en</strong>lijke vraag naar de relatie tuss<strong>en</strong> waarheid <strong>en</strong> oppervlak. En dan niet<br />

‘oppervlak’, maar het ‘oppervlakkigste’. Wat er <strong>bij</strong> <strong>Nietzsche</strong> met dat oppervlak(kigste) aan<br />

de hand is, t<strong>en</strong> eerste, is dit: als het oppervlakkigste inderdaad ‘het <strong>en</strong>ige’ (allein) is dat<br />

bereikbaar <strong>en</strong> begrijpbaar is (sich fass<strong>en</strong> liesse), zou je dan niet moet<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat het met<br />

iets als ‘ess<strong>en</strong>tie’ is kom<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> te vall<strong>en</strong>? Maar ook deze vraag treedt op de voorgrond: of<br />

er nog wel e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tie of zoiets als ess<strong>en</strong>tie, waarheid bestaat, zodra het begrip waarheid<br />

iets totaal anders <strong>en</strong> relatiefs is uit gaan drukk<strong>en</strong>?<br />

Er komt e<strong>en</strong> dim<strong>en</strong>sie <strong>bij</strong> wanneer precies datg<strong>en</strong>e wat het oppervlakkigste is als het<br />

wez<strong>en</strong> of de kern van de ding<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong>. Want de wet<strong>en</strong>schapper, stelt<br />

<strong>Nietzsche</strong>, ziet het oppervlak / oppervlakkigste van de ding<strong>en</strong> voor waarheid aan; maar niet<br />

alle<strong>en</strong> de wet<strong>en</strong>schap. In M<strong>en</strong>schliches, Allzum<strong>en</strong>schliches geeft hij daarvoor wat betreft de


eligie, moraalleer, esthetiek e<strong>en</strong> psychologische verklaring: ‘der moralische M<strong>en</strong>sch aber<br />

setzt voraus, Das, was ihm wes<strong>en</strong>tlich am Herz<strong>en</strong> liege, müsse auch Wes<strong>en</strong> und Herz der<br />

Dinge sein.’ 4<br />

De voorzichtige negatie van iets­anders­dan­oppervlakkigheid, de propaganda van<br />

niets­anders­dan­oppervlakkigheid, die <strong>Nietzsche</strong> met de woord<strong>en</strong> vielleicht sogar allein<br />

probeert, zou je imman<strong>en</strong>tiegericht kunn<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>. Ook mijn formulering is voorzichtig.<br />

Het is de consequ<strong>en</strong>tie van wat <strong>Nietzsche</strong> zegt: iets wat zich laat (be)vatt<strong>en</strong> (fass<strong>en</strong>), dat<br />

zichtbaar is (Scheinbarste, met nadruk op Schein­) <strong>en</strong> daarom aanwezig, sluit de aanwezigheid<br />

<strong>en</strong> bestaanbaarheid van iets on­oppervlakkigs, weliswaar epistemologisch onk<strong>en</strong>baar <strong>en</strong><br />

onbevattelijk, niet uit. Of je dat dan in de diepte, de hoogte, de breedte of nog (n)erg<strong>en</strong>s<br />

anders moet zoek<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de vraag.<br />

Het ‘oppervlakkigste’ uit Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft, die vergrot<strong>en</strong>de trap die op zichzelf staat,<br />

zonder dat er erg<strong>en</strong>s mee vergelek<strong>en</strong> wordt, is daarom zo opvall<strong>en</strong>d, omdat het e<strong>en</strong> gradering<br />

‘oppervlakkig, 5 oppervlakkiger, 6 oppervlakkigst’ 7 aanwijst – ook al lijkt <strong>Nietzsche</strong> de voorkeur<br />

te gev<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van ‘del<strong>en</strong>’, <strong>en</strong> niet in grad<strong>en</strong> of in trapp<strong>en</strong>, <strong>bij</strong>voorbeeld<br />

wanneer hij het heeft over ‘das b e w u s s t werd<strong>en</strong>de D<strong>en</strong>k<strong>en</strong>’ dat slechts ‘der oberflächlichste,<br />

der schlechteste Theil’ 8 van ons d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> uitmaakt.<br />

Maar de oppervlakkigheid die in Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft als eig<strong>en</strong>schap of etiket op de<br />

wet<strong>en</strong>schapper is geplakt, in M<strong>en</strong>schliches, Allzum<strong>en</strong>schliches op de gelovige, de moralist,<br />

de ‘esthetische’ waarnemer, staat in Die Geburt der Tragödie (1872) met het apollinische in<br />

verband, met de Schein <strong>en</strong> Erscheinung die we in Scheinbarstes al war<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>.<br />

De visuele metafoor keert steeds terug. Niet voor niets in Plato’s εἶδος (zijn ἰδέα of idee of<br />

vorm), die t<strong>en</strong>slotte etymologisch sam<strong>en</strong>hangt met ἰδεῖν ‘zi<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> οἶδα ‘wet<strong>en</strong>’ 9 <strong>en</strong> met de<br />

wereld van ver­schijn­ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong>, 10 maar ook in het woord Apollo dat als zodanig<br />

‘seiner Wurzel nach der “Schein<strong>en</strong>de”’ betek<strong>en</strong>t, zoals <strong>Nietzsche</strong> zelf heeft opgemerkt. 11 Het<br />

is e<strong>en</strong> kleine stap, van deze Apollo <strong>en</strong> de Griekse tragedie naar de dichters waar <strong>Nietzsche</strong> in<br />

Also sprach Zarathustra over spreekt, 12 naar Zarathustra zelf – én naar de W’s van Wahrheit,<br />

Weisheit, Wirklichkeit, Worte, Werthe.<br />

Wat in de apollinische dialoog van de tragedie ‘auf die Oberfläche kommt, sieht einfach,<br />

durchsichtig, schön aus’ <strong>en</strong> lijkt e<strong>en</strong> blik te gunn<strong>en</strong> ‘in de binn<strong>en</strong>ste grond’ van het Griekse<br />

wez<strong>en</strong>, zelfs als het ‘im Grunde’ om e<strong>en</strong> verschijning gaat, <strong>en</strong> het daarom zo vreemd is dat<br />

de weg ‘zu diesem Grunde so kurz ist’ –<br />

10


11<br />

‘So überrascht uns die Sprache [64] der sophokleisch<strong>en</strong> Held<strong>en</strong> durch ihre apollinische Bestimmtheit und<br />

Helligkeit, so dass wir sofort bis in d<strong>en</strong> innerst<strong>en</strong> Grund ihres Wes<strong>en</strong>s zu blick<strong>en</strong> wähn<strong>en</strong>, mit einigem<br />

Erstaun<strong>en</strong>, dass der Weg bis zu diesem Grunde so kurz ist. Seh<strong>en</strong> wir aber einmal von dem auf die<br />

Oberfläche komm<strong>en</strong>d<strong>en</strong> und sichtbar werd<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Charakter des Held<strong>en</strong> ab – der im Grunde nichts mehr ist<br />

als das auf eine dunkle Wand geworf<strong>en</strong>e Lichtbild d.h. Erscheinung durch und durch – dring<strong>en</strong> wir vielmehr<br />

in d<strong>en</strong> Mythus ein, der in dies<strong>en</strong> hell<strong>en</strong> Spiegelung<strong>en</strong> sich projicirt, so erleb<strong>en</strong> wir plötzlich ein Phänom<strong>en</strong>,<br />

das ein umgekehrtes Verhältniss zu einem bekannt<strong>en</strong> optisch<strong>en</strong> hat.’ (GT, 9, ksa 1, pp. 64­65 – mijn<br />

cursiv. (rw))<br />

Ik wijs op dursichtig naast Erscheinung, Helligkeit, blick<strong>en</strong>, sichtbar, Spiegelung<strong>en</strong>, projicirt,<br />

Phänom<strong>en</strong>, optisch<strong>en</strong>. Dat er hier, als we het driemaal herhaalde Grund(e) letterlijk lez<strong>en</strong>, iets<br />

vreemds gebeurt met die Oberfläche (visueel gevat in ‘sichtbar werd<strong>en</strong>d<strong>en</strong>’), omdat die grond<br />

<strong>en</strong> bodem wel degelijk e<strong>en</strong> oppervlak bezitt<strong>en</strong>, maar zich zelf niet, nooit aan de oppervlakte<br />

bevind<strong>en</strong>: ze zijn juist het einde, niet het begin ervan. T<strong>en</strong>zij het om uiterlijke ‘beweeggrond<strong>en</strong>’<br />

gaat <strong>en</strong> e<strong>en</strong> oppervlak met iets eronder.<br />

‘Sie dacht<strong>en</strong> nicht g<strong>en</strong>ug in die Tiefe: darum sank ihr Gefühl nicht bis zu d<strong>en</strong> Gründ<strong>en</strong>.’ (AsZ II (1883),<br />

Von d<strong>en</strong> Dichtern, ksa 4, p. 165 – mijn cursiv. (rw))<br />

In de Zarathustra, waar niet alle<strong>en</strong> oppervlak maar zelfs diepte e<strong>en</strong> ‘grond’ kan hebb<strong>en</strong>,<br />

zal het spel met Vorder­, Hinter­, Abgründe <strong>en</strong> gewone grond<strong>en</strong> verder word<strong>en</strong> gespeeld.–<br />

‘[Z]u viel Vordergrund ist an all<strong>en</strong> M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>, – was soll<strong>en</strong> da weitsichtige, weit­süchtige<br />

Aug<strong>en</strong>!’ 13 ‘Wer aber mit d<strong>en</strong> Aug<strong>en</strong> zudringlich ist als Erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>der, wie sollte der von all<strong>en</strong><br />

Ding<strong>en</strong> mehr als ihre vorder<strong>en</strong> Gründe sehn! (…) Du aber, oh Zarathustra, wolltest aller Dinge<br />

Grund schaun und Hintergrund: so musst du schon über dich selber steig<strong>en</strong>, – hinan, hinauf,<br />

bis du auch deine Sterne noch u n t e r dir hast!’ 14 Er zijn, met andere woord<strong>en</strong>, twee noties van<br />

zi<strong>en</strong> in het geding. E<strong>en</strong> ‘zi<strong>en</strong>’ dat die zichtbare, oppervlakkige wereld, die waarheid of schijn<br />

ziet, waarneemt, voor waar aanneemt, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> metaforisch zi<strong>en</strong> dat het eerste zi<strong>en</strong> ‘doorziet’,<br />

dat ervan afziet: Seh<strong>en</strong> wir einmal (…) ab. ‘Von sich a b s e h n lern<strong>en</strong> ist nöthig, um V i e l<br />

zu sehn: – diese Härte thut jedem Berge­Steig<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Noth.’ 15 ‘Wer Alles bei d<strong>en</strong> M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong><br />

begreif<strong>en</strong> wollte, der müsste Alles angreif<strong>en</strong>. Aber dazu habe ich zu reinliche Hände.’ 16 Zowel<br />

het ‘zi<strong>en</strong>’ als het aanrak<strong>en</strong> (begreif<strong>en</strong>, angreif<strong>en</strong>) van <strong>Nietzsche</strong> implicer<strong>en</strong> daarmee e<strong>en</strong> vorm<br />

van distantie.


Waar <strong>Nietzsche</strong> naar zoekt is dus e<strong>en</strong> psychologische fundering. E<strong>en</strong> die metafysische<br />

red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> ontk<strong>en</strong>t, die juist niet ‘bov<strong>en</strong>’ maar ‘onder’ <strong>en</strong> tegelijkertijd ‘achter’ ons d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

over de ding<strong>en</strong> ligt. Teg<strong>en</strong>over ontologie <strong>en</strong> epistemologie komt e<strong>en</strong> psychologische categorie<br />

te staan, e<strong>en</strong> zoek<strong>en</strong> naar ‘grond<strong>en</strong>’ dat <strong>Nietzsche</strong> al met term<strong>en</strong> als ‘Geburt’ uit Die Geburt<br />

der Tragödie <strong>en</strong> met ‘G<strong>en</strong>ealogie’ in G<strong>en</strong>ealogie der Moral (1887) thematiseert: het zi<strong>en</strong> met<br />

de og<strong>en</strong> wordt in twijfel getrokk<strong>en</strong>. En dit suggereert e<strong>en</strong> hiërarchie: echt zi<strong>en</strong> is zoiets als<br />

met andere og<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong>, og<strong>en</strong> die eig<strong>en</strong>lijk niets zi<strong>en</strong>, ‘blinde’ og<strong>en</strong>, wegkijk<strong>en</strong>d, ‘verget<strong>en</strong>d’,<br />

maar ook e<strong>en</strong> vorm van deconstructie, om zo te zegg<strong>en</strong>, van de begripp<strong>en</strong> ‘bov<strong>en</strong>’, ‘onder’,<br />

‘hoogte’, ‘diepte’, ‘oppervlak’ <strong>en</strong> ‘oppervlakkigheid’. Daarom is er van e<strong>en</strong> hiërarchie in strikte<br />

zin ge<strong>en</strong> sprake. Omdat psychologie, ontologie <strong>en</strong> epistemologie niet op hetzelfde niveau<br />

functioner<strong>en</strong>.<br />

De oppervlakkigheid in Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft <strong>en</strong> Zarathustra, de oppervlakkigheid<br />

tout court, komt <strong>bij</strong> Socrates <strong>en</strong> Plato vandaan. Het bek<strong>en</strong>de ‘optische f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong>’ waarop<br />

<strong>Nietzsche</strong> zinspeelt in het neg<strong>en</strong>de hoofdstuk van Die Geburt der Tragödie is zonder meer<br />

e<strong>en</strong> verwijzing naar de grotpassage uit de Politeia. 17 Het licht <strong>en</strong> de zon die (de) waarheid<br />

(re)pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>, de grot <strong>en</strong> de schaduw<strong>en</strong>, de ‘schijn’ <strong>en</strong> afbeelding<strong>en</strong> van ‘de’ waarheid wijz<strong>en</strong><br />

daarop, maar ook het apollinische beeld, waarin het oppervlak, dat wat heiter, helder <strong>en</strong><br />

doorzichtig is, de ‘waarheid’ repres<strong>en</strong>teert.<br />

Omkering van het f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> wil niet zegg<strong>en</strong> dat de grot <strong>en</strong> de schaduw<strong>en</strong> als ‘waar’ gaan<br />

geld<strong>en</strong> <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>min dat er met de ‘schijn’ is afgedaan– slechts dat er wordt ingezi<strong>en</strong> dat er iets<br />

niet­zichtbaars is, iets dat alle<strong>en</strong> in die zin dat zijn teg<strong>en</strong>del<strong>en</strong> ‘schijn’ <strong>en</strong> ‘licht’ <strong>en</strong> ‘oppervlakkig’<br />

<strong>en</strong> vol zekerheid (Bestimmtheit) zijn, diep, afgrondelijk, donker, ondoorzichtig, dionysisch,<br />

onvatbaar kan het<strong>en</strong>.<br />

<strong>Nietzsche</strong>s bespreking, in Die Geburt der Tragödie, van Rafaëls Transfiguratie (1518­<br />

1520) 18 laat de complexiteit van dit Schein­begrip zi<strong>en</strong>. De sam<strong>en</strong>vatting die <strong>Nietzsche</strong> van<br />

het schilderij geeft blijft ook <strong>bij</strong> herlezing verwarr<strong>en</strong>d, duizelingwekk<strong>en</strong>d, <strong>en</strong>, eerlijk gezegd,<br />

nogal confuus.<br />

We bevind<strong>en</strong> ons in deze passage nog in e<strong>en</strong> wereld waarin de ‘schöne Schein’ alle<strong>en</strong><br />

het lev<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>swaard maakt, 19 <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ‘höhere Wahrheit’ aanreikt (teg<strong>en</strong>over de ‘lück<strong>en</strong>haft<br />

verständlich<strong>en</strong> Tageswirklichkeit’ 20 ), e<strong>en</strong> wereld waarin de waarheid zich in e<strong>en</strong> sluier hult<br />

(van schone schijn, Apollo, ‘die Schleier der Maja’ 21 ), waar het de m<strong>en</strong>s mogelijk is de illusie<br />

van e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> individualiteit te creër<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> individualiteit die <strong>Nietzsche</strong> in navolging van<br />

Schop<strong>en</strong>hauer met e<strong>en</strong> schipper op zee vergelijkt.<br />

12


13<br />

‘“Wie auf dem tob<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Meere, das, nach all<strong>en</strong> Seit<strong>en</strong> unbegränzt, heul<strong>en</strong>d Well<strong>en</strong>berge erhebt und s<strong>en</strong>kt,<br />

auf einem Kahn ein Schiffer sitzt, dem schwach<strong>en</strong> Fahrzeug vertrau<strong>en</strong>d; so sitzt, mitt<strong>en</strong> in einer Welt von<br />

Qual<strong>en</strong>, ruhig der einzelne M<strong>en</strong>sch, gestützt und vertrau<strong>en</strong>d auf das principium individuationis”.’ (GT, 1,<br />

ksa 1, p. 28 (mijn cursiv. (rw)) 22<br />

Dit principium individuationis, de schipper op zijn bootje, maar ook ‘het illusionaire, het<br />

bewust zijn’, drijft. Het stijgt (erhebt) <strong>en</strong> zinkt (s<strong>en</strong>kt) op de zeespiegel, op e<strong>en</strong> oppervlak.<br />

‘Seh<strong>en</strong> wir also einmal von unsrer eign<strong>en</strong> “Realität” für ein<strong>en</strong> Aug<strong>en</strong>blick ab,’ begint <strong>Nietzsche</strong><br />

zijn Rafaëlbespreking, “so muss uns jetzt der <strong>Traum</strong> als der S c h e i n d e s S c h e i n s (…)<br />

gelt<strong>en</strong>’. Van die ‘gestapelde’ schijn is voor hem de Transfiguratie het voorbeeld <strong>bij</strong> uitnem<strong>en</strong>dheid.<br />

De verwarring treedt echter op als <strong>Nietzsche</strong> afziet van het afzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> beschrijft wat<br />

Rafaël ons ‘gleichnissartig zeigt’. 23 Om zijn red<strong>en</strong>ering te volg<strong>en</strong> <strong>en</strong> het schilderij als e<strong>en</strong><br />

schijn van de schijn te lez<strong>en</strong> is het voldo<strong>en</strong>de om te verwijz<strong>en</strong> naar Plato’s verwerping van<br />

de beeld<strong>en</strong>de kunst, het idee dat de wereld zelf al e<strong>en</strong> afspiegeling is van de ideeënwereld <strong>en</strong><br />

kunst dus schijn van schijn, erger dan schijn, schijn in het kwadraat. Het gebruik van ‘untere’<br />

<strong>en</strong> ‘obere’ voor de twee helft<strong>en</strong> die niet of slechts heel beperkt contact met / zicht op elkaar<br />

hebb<strong>en</strong>, is niet <strong>en</strong>kel Duits idioom, zoals je van twee broers zegt dat de van de twee één<br />

de grössere is <strong>en</strong> de andere de kleinere (omdat grösste ‘geweldigste’ zou betek<strong>en</strong><strong>en</strong>), het<br />

is ook niet anders dan door ‘onderste’ <strong>en</strong> ‘bov<strong>en</strong>ste’ in het Nederlands te vertal<strong>en</strong>. Maar als<br />

<strong>Nietzsche</strong> in het schilderij die twee helft<strong>en</strong> onderscheidt <strong>en</strong> de schijn vervolg<strong>en</strong>s weerschijn<br />

(Widerschein) noemt, waaruit visionsgleich ‘als in e<strong>en</strong> visio<strong>en</strong>’ e<strong>en</strong> nieuwe schijnwereld opstijgt,<br />

dan stapelt hij meer dan schijn op schijn.<br />

Het is het punt waarop hij niet meer alle<strong>en</strong> naar de geschilderde voorstelling kijkt, waarin<br />

theoretisch <strong>en</strong> met liniaal of verhaaltechnisch wel e<strong>en</strong> onderste <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>ste helft te onderscheid<strong>en</strong><br />

zoud<strong>en</strong> zijn (respectievelijk de <strong>bij</strong>belverhal<strong>en</strong> met de verheerlijking van Jezus op de<br />

berg, <strong>en</strong> die van de g<strong>en</strong>ezing van de maanzieke jong<strong>en</strong> 24 ) – e<strong>en</strong>voudigweg omdat het doek<br />

in de praktijk meer dan twee ‘helft<strong>en</strong>’ heeft. Als het schilderij namelijk in de onderste helft de<br />

dionysische ‘Untergrund’ moet symboliser<strong>en</strong> (ge<strong>en</strong> Grund of Hintergrund nog), wat is er dan<br />

gebeurd met de berg Tabor, als middelste laag, waar de discipel<strong>en</strong> met de hand<strong>en</strong> voor hun<br />

og<strong>en</strong> naar bov<strong>en</strong> star<strong>en</strong> –zi<strong>en</strong> zij Jezus, de waarheid, of zijn zij verblind?– waarbov<strong>en</strong> dan weer,<br />

op e<strong>en</strong> derde niveau, Jezus zweeft. Op zijn minst zijn er dus: de grond waarop de ‘gewone’<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> staan, de berg die erg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> voet moet hebb<strong>en</strong>, daarop de discipel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarbov<strong>en</strong><br />

de lucht met Jezus, Mozes, Elia.


In seiner Transfiguration zeigt uns die untere Hälfte, mit dem besess<strong>en</strong><strong>en</strong> Knab<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> verzwei felnd<strong>en</strong><br />

Trägern, d<strong>en</strong> rathlos geängstigt<strong>en</strong> Jüngern, die Wiederspiegelung des ewig<strong>en</strong> Urschmerzes, des einzig<strong>en</strong><br />

Grundes der Welt der “Schein” ist hier Widerschein des ewig<strong>en</strong> Widerspruchs, des Vaters der Dinge. Aus<br />

diesem Schein steigt nun, wie ein ambrosischer Duft, eine visionsgleiche neue Scheinwelt empor, von<br />

der j<strong>en</strong>e im erst<strong>en</strong> Schein Befang<strong>en</strong><strong>en</strong> nichts seh<strong>en</strong> – ein leucht<strong>en</strong>des Schweb<strong>en</strong> in reinster Wonne und<br />

schmerzlosem, aus weit<strong>en</strong> Aug<strong>en</strong> strahl<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Anschau<strong>en</strong>. Hier hab<strong>en</strong> wir, in höchster Kunst symbolik, j<strong>en</strong>e<br />

apollinische Schönheitswelt und ihr<strong>en</strong> Untergrund, die schreckliche Weisheit des Sil<strong>en</strong>, vor unser<strong>en</strong> Blick<strong>en</strong><br />

und begreif<strong>en</strong>, durch Intuition, ihre geg<strong>en</strong>seitige Nothw<strong>en</strong>digkeit. Apollo aber tritt uns wiederum als die<br />

Vergöttlichung des principii individuationis <strong>en</strong>tgeg<strong>en</strong>, in dem allein das ewig erreichte Ziel des Ur­Ein<strong>en</strong>, seine<br />

Erlösung durch d<strong>en</strong> Schein, sich vollzieht: er zeigt uns, mit erhab<strong>en</strong><strong>en</strong> Gebärd<strong>en</strong>, wie die ganze Welt der<br />

Qual nöthig ist, damit durch sie der Einzelne zur Erzeugung der erlös<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Vision gedrängt werde und [39]<br />

dann, ins Anschau<strong>en</strong> derselb<strong>en</strong> versunk<strong>en</strong>, ruhig auf seinem schwank<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Kahne, inmitt<strong>en</strong> des Meeres,<br />

sitze. (GT, 4, ksa 1, pp. 39­40 – mijn cursiv. (rw))<br />

De complicatie bestaat dan ook hierin dat <strong>Nietzsche</strong> binn<strong>en</strong> zesti<strong>en</strong> regels van ‘schöner<br />

Schein’ naar ‘Schein des Scheins’, naar e<strong>en</strong> ‘“Schein”’ (let op de aanhalingstek<strong>en</strong>s: e<strong>en</strong> schijn<br />

ìn het schilderij), e<strong>en</strong> ‘Widerschein’, e<strong>en</strong> ‘Scheinwelt’ overschakelt. De explicatie is, simpel<br />

gezegd, dat hij (van) perspectiev<strong>en</strong> (ver)wisselt. 25 De ‘“Schein”’ tuss<strong>en</strong> aanhalingstek<strong>en</strong>s<br />

geeft aan hoe de epileptische jong<strong>en</strong> <strong>en</strong> de andere ondermaans<strong>en</strong> zichzelf waarnem<strong>en</strong>, in<br />

hun ‘lück<strong>en</strong>haft verständlich<strong>en</strong> Tageswirklichkeit’, als schijn, onecht, gevang<strong>en</strong> in het lev<strong>en</strong><br />

op aarde. Gevang<strong>en</strong>, volg<strong>en</strong>s de <strong>bij</strong>belse <strong>en</strong> christelijke opvatting, in de werkelijkheid van<br />

alledag die voor de m<strong>en</strong>s na ‘de dood van God’ nog steeds ‘lück<strong>en</strong>haft’ is, voorzi<strong>en</strong> van ‘gat<strong>en</strong>,<br />

leemtes’ <strong>en</strong> ‘lacunair’ – maar lück<strong>en</strong>haft ook in geheel ander opzicht: omdat er e<strong>en</strong> dionysische<br />

Untergrund onder (eerder onder dan bov<strong>en</strong>) ons begrip <strong>en</strong> inzicht van de wereld steekt.<br />

De ‘schone schijn’ <strong>en</strong> de ‘schijn’ funger<strong>en</strong> als waarheid voor de onwet<strong>en</strong>de die niet beter<br />

weet, omdat hij aan hun waarheid gelooft, zoals de wet<strong>en</strong>schapper, de gelovige, de ‘naïeve’<br />

kunst<strong>en</strong>aar –waarvan Rafaël hier het voorbeeld is– er ieder voor zich in geloofd<strong>en</strong>. Voor<br />

de Erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>de is de schijn alle<strong>en</strong> nog schijn, maar juist daarom <strong>en</strong> op zichzelf bezi<strong>en</strong><br />

onpret<strong>en</strong>tieus, waar.<br />

Het zijn voor <strong>Nietzsche</strong> niet meer de sluiers van de waarheid die word<strong>en</strong> wegg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

maar de sluiers die ‘als sluier’ word<strong>en</strong> ontmaskerd, met e<strong>en</strong> indruk van waarheid, erk<strong>en</strong>ning als<br />

gevolg (sluiers, omdat niet valt uit kan mak<strong>en</strong> of de ‘Schleier’ van de Maya als e<strong>en</strong> meervoud<br />

of alle<strong>en</strong> als <strong>en</strong>kelvoud gelez<strong>en</strong> mag word<strong>en</strong>). Als deze hypothetische stapeling van schijn<strong>en</strong> in<br />

<strong>Nietzsche</strong>s tekst over de Transfiguratie niet onterecht is –het is het complexe van <strong>Nietzsche</strong>s<br />

14


15<br />

visie op Rafaël–, implicer<strong>en</strong> meerdere sluiers, meerdere schijn<strong>en</strong> méér dan één plateau van<br />

zelfg<strong>en</strong>oegzaamheid, e<strong>en</strong>zelvigheid, sam<strong>en</strong>vall<strong>en</strong>­met­zichzelf, hoeveel ‘waarhed<strong>en</strong>’ er ook zijn.<br />

Net als Oberflächlichste <strong>en</strong> Aeusserste, Scheinbarstes e<strong>en</strong> veelvoud, meervoud t<strong>en</strong>minste, aan<br />

‘plans d’imman<strong>en</strong>ce’ suggerer<strong>en</strong>. ‘Wir glaub<strong>en</strong> nicht mehr daran, dass Wahrheit noch Wahrheit<br />

bleibt, w<strong>en</strong>n man ihr die Schleier abzieht; wir hab<strong>en</strong> g<strong>en</strong>ug gelebt, um dies zu glaub<strong>en</strong>’, schrijft<br />

<strong>Nietzsche</strong> in het voorwoord van de met e<strong>en</strong> vijfde afdeling vermeerderde tweede druk van<br />

Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft (1887). 26 Vijf (vier) jaar eerder, in de eerste editie:<br />

‘Was ist mir jetzt “Schein”! Wahrlich nicht der Geg<strong>en</strong>satz irg<strong>en</strong>d eines Wes<strong>en</strong>s, – was weiss ich von<br />

irg<strong>en</strong>d welchem Wes<strong>en</strong> auszusag<strong>en</strong>, als eb<strong>en</strong> nur die Prädicate seines Scheines!’ (FW I (1882), Aph. 54,<br />

Das Bewusstsein vom Scheine, ksa 3, p. 417)<br />

Wat in het visio<strong>en</strong> voor de ongelukkig<strong>en</strong> dus ‘(hogere) waarheid’ is (e<strong>en</strong> apollinische droom<br />

of fantasie), legt in de og<strong>en</strong> van <strong>Nietzsche</strong> precies de waarheid bloot die de ongelukkig<strong>en</strong>,<br />

voor ons beschouwers belicham<strong>en</strong>, omdat zij die ondergrond ‘lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>’, e<strong>en</strong> Untergrund die<br />

hier als prefiguratie van andere Gründe <strong>en</strong> Hintergründe geld<strong>en</strong> moet. Om het moeilijker te<br />

mak<strong>en</strong>: niet alle<strong>en</strong> zij lat<strong>en</strong> het zi<strong>en</strong>, maar het schilderij, als geheel. En daar zit de verlossing,<br />

e<strong>en</strong> schilderij dat voor <strong>Nietzsche</strong> over gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> gaat, <strong>en</strong>, meer nog, gr<strong>en</strong>soverschrijd<strong>en</strong>d<br />

is, beeldt iconisch die gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> af: in e<strong>en</strong> droste­effect. Maar met deze ‘mise­<strong>en</strong>­abîme’ is<br />

ook de metafoor van de Abgrund terug. <strong>Nietzsche</strong>s evocatie van Rafaëls schilderij is e<strong>en</strong><br />

transfiguratie, waarin de betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> van de woord<strong>en</strong> over elkaar he<strong>en</strong>buitel<strong>en</strong> <strong>en</strong> bov<strong>en</strong><br />

zichzelf uitkom<strong>en</strong>.


17<br />

III. Noodzaak <strong>en</strong> schoonheid. Twee opmerking<strong>en</strong> over <strong>Nietzsche</strong><br />

<strong>en</strong> de schijn<br />

1. Schöner Schein. Dat ‘Schein’ wèl, maar ‘schone schijn’ na Die Geburt der Tragödie 27<br />

niet meer voorkomt M<strong>en</strong>schliches, Allzum<strong>en</strong>schliches, Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft, Götz<strong>en</strong>­<br />

Dämmerung, Ecce Homo. Uitzondering hierop vormt Also sprach Zarathustra.<br />

‘Und wahrlich! Auch manches E i g e n e ist schwer zu trag<strong>en</strong>! Und viel Inw<strong>en</strong>diges am M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> ist der<br />

Auster gleich, nämlich ekel und schlüpfrig und schwer erfasslich –,<br />

– also dass eine edle Schale mit edler Zierath fürbitt<strong>en</strong> muss. Aber auch diese Kunst muss man lern<strong>en</strong>:<br />

Schale h a b e n und schön<strong>en</strong> Schein und kluge Blindheit!’ (AsZ III (1884), Vom Geist der Schwere, ksa 4,<br />

p. 243 – mijn cursiv. (rw))<br />

Het lange verwijl<strong>en</strong> <strong>bij</strong> de transfiguratie vormde de opstap naar deze passage, waarin de<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ‘schöner Schein’ <strong>en</strong> ‘kluge Blindheit’ betek<strong>en</strong>is krijg<strong>en</strong> (beide zijn contradictiones<br />

in termini, oxymora ook): deze passage waarin de schone schijn als noodzaak naar vor<strong>en</strong><br />

komt, de ‘slimme blindheid’ van het zi<strong>en</strong> van de ‘grond<strong>en</strong>’, zonder og<strong>en</strong>, relevant is. Van de<br />

Schale moet misschi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgemerkt dat hij in Die Geburt der Tragödie maar één keer<br />

voorkomt, dat hij terugvoert naar de huid, het oppervlak, het Aeusserlichste. Schale staat er,<br />

in 1872, teg<strong>en</strong>over de muziek die de ‘Kern, oder das Herz der Dinge’ geeft. 28<br />

Eig<strong>en</strong>aardig aan dit citaat is dat de niet bepaald ‘schöne’ Schale van de oester, met<br />

de ‘schöne schijn’ <strong>en</strong> de ‘kluge Blindheit’ op één lijn wordt gesteld (e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de interne<br />

teg<strong>en</strong> strijdigheid), <strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> zowel negatieve als positieve waardering krijgt: positief<br />

in de nieuwe betek<strong>en</strong>is die <strong>Nietzsche</strong> zoekt, negatief in de al gevestigde. Zo is ook de<br />

vri<strong>en</strong>d in ‘Von der Nächst<strong>en</strong>liebe’ e<strong>en</strong> ‘Schale des Gut<strong>en</strong>’. Met e<strong>en</strong> aantal vrij wonderlijke<br />

interpretatiemogelijkhed<strong>en</strong> van de g<strong>en</strong>itief levert die laatste schil de volg<strong>en</strong>de lezing<strong>en</strong> op:<br />

a. de vri<strong>en</strong>d is e<strong>en</strong> ‘schil’ van goedheid aan de oppervlakte (maar daaronder ‘kwaad’), als e<strong>en</strong><br />

laag vernis; b. de schil (<strong>bij</strong>voorbeeld ‘kwaad’) die om het goede he<strong>en</strong>zit <strong>en</strong> het verhult. 29 E<strong>en</strong><br />

dunne laag waarheid met niets eronder, of e<strong>en</strong> ‘schil van schijn’ die iets waar­ders verbergt,<br />

e<strong>en</strong> ‘teveel’ aan schaal? ‘Abermals trügt über Manches am M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>, dass manche Schale<br />

gering und traurig und zu sehr Schale ist.’ 30 Schijn dus, schone schijn is noodzakelijk.<br />

<strong>Nietzsche</strong> stelde dat alles schijn is, je zou ook kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>: dat het binn<strong>en</strong> zich aan<br />

de buit<strong>en</strong>kant bevindt, <strong>en</strong> het bov<strong>en</strong> onder. Het is deze these waarover <strong>Nietzsche</strong> schrijft <strong>en</strong><br />

waarom het hier steeds te do<strong>en</strong> is, zijn ‘– so aber spricht Vogel­Weisheit: “Siehe, es giebt


kein Ob<strong>en</strong>, kein Unt<strong>en</strong>! Wirf dich umher, hinaus, zurück’ 31 ‘Wer aber meiner Art ist, der <strong>en</strong>tgeht<br />

einer solch<strong>en</strong> Stunde nicht: der Stunde, die zu ihm redet: “Jetzo erst gehst du dein<strong>en</strong> Weg<br />

der Grösse! Gipfel und Abgrund – das ist jetzt in Eins beschloss<strong>en</strong>! (…)”’ 32 Voorbeeld<strong>en</strong>, twee<br />

uit vele, van de ondermijning, de ‘opzijnkopstelling’ van de begripp<strong>en</strong>par<strong>en</strong> die <strong>Nietzsche</strong><br />

onderneemt.<br />

2. Noodzaak van de schijn. Noodzakelijk (muss (…) lern<strong>en</strong>) is de ‘schone schijn’ in de<br />

Zarathustra, in elk geval, <strong>en</strong> niet zonder red<strong>en</strong>. Er is niet meer dan schijn, t<strong>en</strong> eerste, <strong>en</strong><br />

schone schijn is dan de beste tweede keus, om het prozaïsch te zegg<strong>en</strong>, de <strong>en</strong>ige wellicht.<br />

Maar die schijn is in de Zarathustra niet langer wat in Die Geburt der Tragödie het lev<strong>en</strong><br />

lev<strong>en</strong>swaard gemaakt had. ‘Was ist das Grösste, das ihr erleb<strong>en</strong> könnt?’ vraagt Zarathustra in<br />

de voorrede, als hij de Überm<strong>en</strong>sch ‘lehrt’. Hij antwoordt zelf: ‘“Die Stunde wo, ihr sagt: Was<br />

liegt an meinem Glücke! Es ist Armuth und Schmutz, und ein erbärmliches Behag<strong>en</strong>. Aber mein<br />

Glück sollte das Dasein selber rechtfertig<strong>en</strong>!” 33<br />

In het vierde <strong>en</strong> laatste deel van de Zarathustra, uit 1885, in bewoording<strong>en</strong> waar die uit<br />

de Vorrede in meeklink<strong>en</strong>, op de laatste pagina van het boek, wordt echter ook dit inzicht<br />

verworp<strong>en</strong> <strong>en</strong> het geluk bezwor<strong>en</strong>. ‘Mein Leid und mein Mitleid<strong>en</strong> – was liegt daran! Trachte<br />

ich d<strong>en</strong>n nach G l ü c k e? Ich tracht<strong>en</strong> nach meinem W e r k e!’ 34 Dat ‘werk’ van Zarathustra,<br />

dat is zonder meer de poëzie, de filosofie, de Zarathustra, als werk <strong>en</strong> kind van zichzelf –<br />

‘w i r aber woll<strong>en</strong> die Dichter unseres Leb<strong>en</strong>s sein, und im Kleinst<strong>en</strong> und Alltäglichst<strong>en</strong> zuerst.’ 35<br />

Het ‘trachte[n] nach [s]einem Werke’ is niet veel anders dan e<strong>en</strong> ‘“Werde, der du bist!”’, 36 dan<br />

het proces van bewustwording waarin de schijn schijn wordt.<br />

18


19<br />

IV. Bewustzijn. E<strong>en</strong> eerste droometappe. <strong>Warhol</strong> misschi<strong>en</strong><br />

Word<strong>en</strong> in het allereerste hoofdstuk, al in de tweede alinea, van Die Geburt der Tragödie de<br />

psychologische categorieën <strong>Traum</strong> <strong>en</strong> Rausch met de ‘Kunstwelt<strong>en</strong>’ van achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s<br />

Apollo <strong>en</strong> Dionysos gelijkgesteld, 37 in Ecce homo zal <strong>Nietzsche</strong> het bewustzijn e<strong>en</strong> ‘Oberfläche’<br />

noem<strong>en</strong> – opvall<strong>en</strong>d g<strong>en</strong>oeg gaat het hier om de <strong>en</strong>ige keer dat Bewusstsein in Ecce homo<br />

voorkomt, zeker voor e<strong>en</strong> tekst die e<strong>en</strong> autobiografische claim maakt.<br />

‘Man muss die ganze Oberfläche des Bewusstseins – Bewusstsein ist eine Oberfläche – rein erhalt<strong>en</strong> von<br />

irg<strong>en</strong>d einem der gross<strong>en</strong> Imperative.’ (EH (1888), Warum ich so klug bin, 9, ksa 6, p. 294)<br />

Onder de oppervlakte, met dezelfde watermetaforiek die het principium individuationis<br />

omgaf, zit weer Schop<strong>en</strong>hauer: ‘Vergleich<strong>en</strong> wir, um uns die Sache zu veranschaulich<strong>en</strong>,<br />

unser Bewusstsein mit einem Wasser von einiger Tiefe; so sind die deutlich bewusst<strong>en</strong><br />

Gedank<strong>en</strong> bloss die Oberfläche: die Masse hingeg<strong>en</strong> ist das Undeutliche, die Gefühle, die<br />

Nachempfindung der Anschauung<strong>en</strong> und des Erfahr<strong>en</strong>s überhaupt, versetzt in der eig<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

Stimmung unsers Will<strong>en</strong>s, welcher der Kern unsers Wes<strong>en</strong>s ist.’ 38 Ook het beeld van de schaal<br />

of schil heeft hier zijn bron: ‘Das Bewusstsein ist die blosse Oberfläche unsers Geistes, von<br />

welchem wie vom Erdkörper wir nicht das Innere, sondern nur die Schale k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.’ 39<br />

Bewustzijn is dus e<strong>en</strong> oppervlakte – <strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> oppervlakte die zelf oppervlakte heeft, <strong>bij</strong>na<br />

iets is om op te stapel<strong>en</strong>.<br />

Ook over dat woordje rein moet het hier gaan, <strong>en</strong> over het rein erhalt<strong>en</strong>. Over reinlich dat<br />

al werd aangehaald in verband met het alles moet<strong>en</strong> angreif<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>einde alles te begreif<strong>en</strong>:<br />

‘[a]ber dazu habe ich zu reinliche Hände.’ 40 In ‘Von d<strong>en</strong> Dichtern’ staat het teg<strong>en</strong>overgestelde.<br />

Daar word<strong>en</strong> de dichters <strong>en</strong> ‘s dichters gebrek aan Reinlichkeit met e<strong>en</strong> ‘troebel water’<br />

vergelek<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> troebelheid waardoor het de ‘schijn’ van diepte aanneemt. ‘Sie sind mir auch<br />

nicht reinlich g<strong>en</strong>ug: sie trüb<strong>en</strong> Alle ihr Gewässer, dass es tief scheine.’ 41 Troebelheid is e<strong>en</strong><br />

middel, k<strong>en</strong>nelijk, om diepte te simuler<strong>en</strong>, Zarathustra met zijn ‘zu reinliche Hände’ is e<strong>en</strong><br />

ander soort dichter dan de ander<strong>en</strong>. Zongelijk, van het soort reinheid dat de zon op<strong>en</strong>baart:<br />

‘In deine Höhe mich zu werf<strong>en</strong> – das ist m e i n e Tiefe! In deine Reinheit mich zu berg<strong>en</strong> – das<br />

ist m e i n e Unschuld!’ 42 Is dit niet de plek om op te merk<strong>en</strong> dat ons d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van diep,<br />

laag teg<strong>en</strong>over hoog, òns d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> is? Dat <strong>bij</strong>voorbeeld het Latijn voor zowel ‘diepte’ als voor


‘hoogte’ het woord altus gebruikt. Dat <strong>Nietzsche</strong> zich daarvan als classicus <strong>en</strong> filoloog meer<br />

dan wie ook bewust moet zijn geweest.<br />

Zarathustra’s Reinlichkeit is van het type waar<strong>bij</strong> niet de troebelheid diepte suggereert, maar<br />

de Grund als ‘bodem’ èn als ‘motivatie’ onder het doorzichtige water zó diep is dat hij, <strong>en</strong> zij,<br />

unergründlich word<strong>en</strong>: ‘Sondern die Hell<strong>en</strong>, die Wackern, die Durchsichtig<strong>en</strong> – das sind mir<br />

die klügst<strong>en</strong> Schweiger: d<strong>en</strong><strong>en</strong> s o t i e f ihr Grund ist, dass auch das hellste Wasser ihn nicht<br />

– verräth. –’ 43 Het ‘helle’ van Apollo <strong>en</strong> de ‘Hell<strong>en</strong><strong>en</strong>’ is nu wel op het dionysische afgrondelijke<br />

getransponeerd.<br />

Dit beeld van diafanie of doorzichtigheid dat hier weer zichtbaar wordt (e<strong>en</strong> oculaire<br />

obsessie, <strong>Nietzsche</strong>s skoptoc<strong>en</strong>trisme), was in Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft all<strong>en</strong>gs, allang<br />

aan de orde gekom<strong>en</strong>. In het fragm<strong>en</strong>t Was man d<strong>en</strong> Künstlern ablern<strong>en</strong> soll wordt het ‘von<br />

sich abseh<strong>en</strong>’ uit ‘Der Wanderer’ in de Zarathustra verklaard, maar ook onklaar gemaakt. 44<br />

De ‘Entfernung’, namelijk, distantie –Fernst<strong>en</strong>­Liebe– 45 die ik hiervoor positief waardeerde,<br />

is hier e<strong>en</strong> distantie die abstractie, het afdwal<strong>en</strong> naar hogere region<strong>en</strong>, lijkt te implicer<strong>en</strong>.<br />

Het blijkt om de afstand te gaan die de gewone dichters van de ding<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>, hun gekleurde,<br />

perspectivische blik op de ding<strong>en</strong>, <strong>en</strong> díe wijst <strong>Nietzsche</strong> nu van de hand. Hetzelfde woord,<br />

eig<strong>en</strong>lijk, maar e<strong>en</strong> andere betek<strong>en</strong>is, e<strong>en</strong> ander waardeoordeel: wie zegt dat <strong>Nietzsche</strong>s<br />

taal in de Zarathustra ‘dichterlijk’ is moet daarop altijd bedacht zijn. <strong>Nietzsche</strong> bouwt op de<br />

dichtertaal, het totaalbestand van dode <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>de metafor<strong>en</strong>, de <strong>bij</strong>bel, maar hij breekt die<br />

ook af. Zelfdestructie <strong>en</strong> creativiteit gaan hand in hand.<br />

‘Sich von d<strong>en</strong> Ding<strong>en</strong> <strong>en</strong>tfern<strong>en</strong>, bis man Vieles von ihn<strong>en</strong> nicht mehr sieht und Vieles hinzuseh<strong>en</strong> muss,<br />

um sie noch zu seh<strong>en</strong> – oder die Dinge um die Ecke und wie in einem Ausschnitte seh<strong>en</strong> – oder<br />

sie so stell<strong>en</strong>, dass sie sich theilweise verstell<strong>en</strong> und nur perspectivische Durchblicke gestatt<strong>en</strong> – oder sie<br />

durch gefärbtes Glas oder im Lichte der Ab<strong>en</strong>dröthe anschau<strong>en</strong> – oder ihn<strong>en</strong> eine Oberfläche und Haut<br />

geb<strong>en</strong>, welche keine volle Transpar<strong>en</strong>z hat: das Alles soll<strong>en</strong> wir d<strong>en</strong> Künstlern ablern<strong>en</strong> und im Uebrig<strong>en</strong><br />

weiser sein, als sie. D<strong>en</strong>n bei ihn<strong>en</strong> hört gewöhnlich diese ihre feine Kraft auf, wo die Kunst aufhört und das<br />

Leb<strong>en</strong> beginnt; w i r aber woll<strong>en</strong> die Dichter unseres Leb<strong>en</strong>s sein, und im Kleinst<strong>en</strong> und Alltäglichst<strong>en</strong> zuerst.’<br />

(FW IV (1882), Aph. 299, Was man d<strong>en</strong> Künstlern ablern<strong>en</strong> soll, ksa 3, p. 538)<br />

20


21<br />

Die Entfernung moet<strong>en</strong> de dichters afler<strong>en</strong> (ablern<strong>en</strong>) – von sich abseh<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> ze,<br />

met andere woord<strong>en</strong>, van zichzelf <strong>en</strong> van hun vastgeroeste of christelijke, morele partipris<br />

<strong>en</strong> ‘Imperative’. Oberfläche, Haut die voor de geleg<strong>en</strong>heid –deze tekst– promin<strong>en</strong>te<br />

figurant<strong>en</strong> zijn, blijk<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> van waarde als ze ‘volle Transpar<strong>en</strong>z’ bezitt<strong>en</strong>, niet onvoorwaardelijk.<br />

Welke huid, letterlijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, ‘transparant’ kan zijn, is nog e<strong>en</strong> fysiologisch<br />

vraagstuk. Dat ‘gefärbtes Glas’ onder de Trübheit ressorteert, is echter wel evid<strong>en</strong>t.<br />

Het bewustzijn dus, in e<strong>en</strong> citaat:<br />

‘D<strong>en</strong>n nochmals gesagt: der M<strong>en</strong>sch, wie jedes leb<strong>en</strong>de Geschöpf, d<strong>en</strong>kt immerfort, aber weiss es nicht;<br />

das bewusst werd<strong>en</strong>de D<strong>en</strong>k<strong>en</strong> ist nur der kleinste Theil [Theil, <strong>en</strong> niet graad, niet niveau] davon, sag<strong>en</strong><br />

wir: der oberflächlichste, der schlechteste Theil [oberflächlich type 2 dus, zonder de ‘volle Transpar<strong>en</strong>z’,<br />

zonder diepte]: – d<strong>en</strong>n allein dieses bewusste D<strong>en</strong>k<strong>en</strong> geschieht in Wort<strong>en</strong>, das heisst in<br />

M i t t h e i l u n g s z e i c h e n [woord<strong>en</strong> als oppervlaktef<strong>en</strong>ome<strong>en</strong>], womit sich die Herkunft des Bewusstseins<br />

selber aufdeckt. Kurz gesagt, die Entwicklung der Sprache und die Entwicklung des Bewusstseins (n i c h t<br />

der Vernunft, sondern allein des Sichbewusst­werd<strong>en</strong>s der Vernunft) geh<strong>en</strong> Hand in Hand.’ (FW V (1886),<br />

Aph. 354, Vom “G<strong>en</strong>ius der Gattung”, ksa 3, p. 592 – mijn cursiv. (rw))<br />

Meer nog: door te zegg<strong>en</strong>, wat hij hier <strong>en</strong> elders doet, dat de woord<strong>en</strong>, tek<strong>en</strong>s, slechts<br />

‘oppervlakkig’ zijn, dat bewuste deel van het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> uitmak<strong>en</strong>, deprecieert hij zijn eig<strong>en</strong><br />

geschrift<strong>en</strong>. Het is <strong>bij</strong>na alsof hij tot argwaan oproept, tot het lez<strong>en</strong> van wat er níet staat,<br />

verwijst naar het onbewuste, de Nachlass – e<strong>en</strong> ‘ongeschrev<strong>en</strong> leer’. Als Plato, met zijn<br />

wantrouw<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het schrift, het schrijv<strong>en</strong>, vastlegg<strong>en</strong>, de filosoof is van het ‘herinner<strong>en</strong>’,<br />

het terug­hal<strong>en</strong> van de waarheid <strong>en</strong> werkelijkheid uit de ideeënwereld – dan is <strong>Nietzsche</strong><br />

de filosoof van het ‘verget<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> het mák<strong>en</strong> van ‘waarheid’, niet de recuperatie ervan.<br />

Toch del<strong>en</strong> beide filosof<strong>en</strong> één afkeer, <strong>en</strong> als <strong>Nietzsche</strong> de woord<strong>en</strong> wel afwijst maar toch<br />

schrijft, op het ‘verget<strong>en</strong>’ hamert, is het belangrijk je altijd van bewust te blijv<strong>en</strong> dat hij minder<br />

teg<strong>en</strong> ‘onthoud<strong>en</strong>, herinner<strong>en</strong>’ heeft dan teg<strong>en</strong> Plato, als (on)eig<strong>en</strong>lijk aambeeld. E<strong>en</strong> oproep<br />

tot argwaan <strong>en</strong> wantrouw<strong>en</strong>, dus, doet hij, omdat het in zijn og<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> mogelijk is vertrouw<strong>en</strong><br />

in iets te hebb<strong>en</strong> als je het ook wantrouwt, als je afstand houd<strong>en</strong> kunt. Voor <strong>Nietzsche</strong> moet<br />

e<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d tegelijk je vijand zijn, je haat <strong>en</strong> verachting waardig. Gaat Von d<strong>en</strong> Taranteln<br />

uiteindelijk helemaal niet over spinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> Vom Weibe nauwelijks over ‘de vrouw – er is veel<br />

voor te zegg<strong>en</strong> dat het hoofdstuk Vom Freunde uit de Zarathustra maar heel weinig met<br />

vri<strong>en</strong>dschap te mak<strong>en</strong> heeft.


‘(…) Diess ist der eig<strong>en</strong>tliche Phänom<strong>en</strong>alismus und Perspektivismus, wie ich ihn verstehe: die Natur des<br />

t h i e r i s c h e n B e w u s s t s e i n s bringt es mit sich, dass die Welt, der<strong>en</strong> wir bewusst werd<strong>en</strong> könn<strong>en</strong>,<br />

nur eine Oberfläch<strong>en</strong>­ und Zeich<strong>en</strong>welt ist, eine verallgemeinerte, eine vergemeinerte Welt, – dass Alles,<br />

was bewusst wird, eb<strong>en</strong>damit flach, dünn, relativ­dumm, g<strong>en</strong>erell, Zeich<strong>en</strong>, Heerd<strong>en</strong>­Merkzeich<strong>en</strong> w i r d,<br />

dass mit allem Bewusstwerd<strong>en</strong> eine grosse gründliche Verderbniss, Fälschung, Veroberflächlichung<br />

und G<strong>en</strong>eralisation verbund<strong>en</strong> ist. Zuletzt ist das wachs<strong>en</strong>de Bewusstsein eine Gefahr; und wer unter<br />

d<strong>en</strong> bewusstest<strong>en</strong> Europäern lebt, weiss sogar, dass es eine Krankheit ist. Es ist, wie man erräth, nicht<br />

der Geg<strong>en</strong>satz von Subjekt und Objekt, der mich hier angeht: diese Unterscheidung überlasse ich d<strong>en</strong><br />

Erk<strong>en</strong>ntnisstheoretikern, welche in d<strong>en</strong> Schling<strong>en</strong> der Grammatik (der Volks­Metaphysik) häng<strong>en</strong> geblieb<strong>en</strong><br />

sind. Es ist erst recht nicht der Geg<strong>en</strong>satz von “Ding an sich” und Erscheinung: d<strong>en</strong>n wir “erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>”<br />

bei weitem nicht g<strong>en</strong>ug, um auch nur so s c h e i d e n zu dürf<strong>en</strong>. Wir hab<strong>en</strong> eb<strong>en</strong> gar kein Organ für das<br />

E r k e n n e n, für die “Wahrheit”: wir “wiss<strong>en</strong>” (oder glaub<strong>en</strong> oder bild<strong>en</strong> uns ein) gerade so viel als es im<br />

Interesse der M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>­Heerde, der Gattung, n ü t z l i c h sein mag: und selbst, was hier “Nützlichkeit”<br />

g<strong>en</strong>annt wird, ist zuletzt auch nur ein Glaube, eine Einbildung und vielleicht gerade j<strong>en</strong>e verhängnissvollste<br />

Dummheit, an der wir einst zu Grunde gehn.’ (FW V (1886), Aph. 354, Vom “G<strong>en</strong>ius der Gattung”, ksa 3,<br />

p. 593 – mijn cursiv. (rw))<br />

Het bewustzijn, zo vat ik sam<strong>en</strong>, als het ‘bewust word<strong>en</strong>de’ oppervlakkige deel van het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>,<br />

teg<strong>en</strong>over het onbewuste –in Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft, Ecce homo– heeft zijn analogon in<br />

de apollinische ‘<strong>Traum</strong> als Schein des Scheins’ <strong>en</strong> de ‘schreckliche’ dionysische ‘Untergrund’<br />

van Die Geburt der Tragödie. Weer, als in de Transfiguratie, vlak voordat hij de Transfiguratie<br />

bespreekt, ziet <strong>Nietzsche</strong> in Die Geburt der Tragödie e<strong>en</strong> onderscheid in twee helft<strong>en</strong>, ‘der<br />

wach<strong>en</strong> und der träum<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Hälfte’, <strong>en</strong> <strong>bij</strong> ‘allem Anscheine einer Paradoxie’. En terwijl de<br />

‘erstere’ wakkere helft hem de ‘leb<strong>en</strong>swertehre (…) dünkt’ spreekt hij zijn voorkeur uit voor<br />

de droom. Het portret van de naïeve kunst<strong>en</strong>aar die ‘sich zuruft “es ist ein <strong>Traum</strong>, ich will ihn<br />

weiter träum<strong>en</strong>”’ 46 <strong>en</strong> het portret van Rafaël, ze vorm<strong>en</strong> in feite e<strong>en</strong> zelfportret.<br />

Vlak voor zijn uitroep ‘Was ist mir jetzt “Schein”!’ in Die frohliche Wiss<strong>en</strong>schaft herhaalt hij<br />

zijn droomw<strong>en</strong>s uit Die Geburt der Tragödie – maar dwing<strong>en</strong>der, want ‘will’ is door ‘muss’<br />

vervang<strong>en</strong>, noodzaak geword<strong>en</strong>, onvermijdelijk, fataal. Het bewustzijn daar, het inzicht dat hem<br />

dan overvalt, is echter meer dan oppervlakkig (in de negatieve zin, hierbov<strong>en</strong> met flach, <strong>en</strong><br />

daar mee ‘ondiep, geg<strong>en</strong>eraliseerd, niet­persoonlijk’). Het verschil met ti<strong>en</strong> jaar eerder zit, zoals<br />

gezegd, in de andere betek<strong>en</strong>is die schijn heeft gekreg<strong>en</strong>.<br />

22


23<br />

Misschi<strong>en</strong> herhaal ik het zelf omdat het zo ongelooflijk is. Misschi<strong>en</strong> ook omdat er nog meer<br />

over te zegg<strong>en</strong> valt, dat woordje, die werkelijkheid, die wereld die ‘schijn’ heet <strong>en</strong> niet meer<br />

e<strong>en</strong> ‘schöner Schein’ is, in elk geval, in 1882.<br />

‘– ich bin plötzlich mitt<strong>en</strong> in diesem <strong>Traum</strong>e erwacht, aber nur zum Bewusstsein, dass ich eb<strong>en</strong> träume und<br />

dass ich weiterträum<strong>en</strong> muss, um nicht zu Grunde zu geh<strong>en</strong>: wie der Nachtwandler weiterträum<strong>en</strong> muss, um<br />

nicht hinabzustürz<strong>en</strong>. Was ist mir jetzt “Schein”! Wahrlich nicht der Geg<strong>en</strong>satz irg<strong>en</strong>d eines Wes<strong>en</strong>s, – was<br />

weiss ich von irg<strong>en</strong>d welchem Wes<strong>en</strong> auszusag<strong>en</strong>, als eb<strong>en</strong> nur die Prädicate seines Scheines!’ (FW I (1882),<br />

Aph. 54, Das Bewusstsein vom Scheine, ksa 3, p. 417 – mijn cursiv. (rw))<br />

<strong>Nietzsche</strong> wordt hier wakker in de droom <strong>en</strong> beseft dat hij wel verder drom<strong>en</strong> moet om<br />

‘nicht zu Grunde zu geh<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘nicht hinabzustürz<strong>en</strong>’.<br />

‘Wer in Blut und Sprüch<strong>en</strong> schreibt, der will nicht geles<strong>en</strong>, sondern ausw<strong>en</strong>dig gelernt werd<strong>en</strong>.’<br />

Is herhal<strong>en</strong>, lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> herlez<strong>en</strong>, herhal<strong>en</strong>, de <strong>en</strong>ige manier om <strong>Nietzsche</strong> te lez<strong>en</strong>? als je hem<br />

niet verget<strong>en</strong> kunt, maar ev<strong>en</strong>min uit het hoofd kunt ler<strong>en</strong>, om je kop niet te verliez<strong>en</strong>? Is<br />

herhal<strong>en</strong>, retraher<strong>en</strong>, zich op zijn eig<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> revancher<strong>en</strong> het <strong>en</strong>ige dat <strong>Nietzsche</strong> do<strong>en</strong><br />

kon, om niet gek te word<strong>en</strong>? 47 In de in 1887 versch<strong>en</strong><strong>en</strong> Vorrede <strong>bij</strong> de tweede druk van<br />

M<strong>en</strong>sch liches, Allzum<strong>en</strong>schliches, 48 geschrev<strong>en</strong> in 1886 – 1886 lijkt voor <strong>Nietzsche</strong> het<br />

jaar van de voor woord<strong>en</strong> te zijn, voor Die Geburt der Tragödie (eind augustus 1886) 49 , voor<br />

M<strong>en</strong>schliches, Allzum<strong>en</strong>schliches (voorjaar 1886), <strong>en</strong> ook voor Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft<br />

(herfst 1886), 50 – in de Vorrede <strong>bij</strong> M<strong>en</strong>schliches, Allzum<strong>en</strong>schliches dus reflecteert <strong>Nietzsche</strong><br />

op zijn ‘lust’ 51 aan wat hij het meest van alles nodig had: e<strong>en</strong> geloof niet ‘dergestalt einzeln<br />

zu zein, einzeln zu sehn’, ‘ein Ausruh<strong>en</strong> im Vertrau<strong>en</strong> der Freundschaft’ 52 , <strong>en</strong> zijn ‘G<strong>en</strong>uss an<br />

Vordergründ<strong>en</strong>, Oberfläch<strong>en</strong>, Nahem, Nächstem, an Allem, was Farbe, Haut und Scheinbarkeit<br />

hat.’ Ze resoner<strong>en</strong> hier, de woord<strong>en</strong> uit het Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft­citaat waarmee ik dit<br />

verhaal begon. Ik wijs op Scheinbarkeit (in teg<strong>en</strong>stelling tot Schein of schöner Schein) als<br />

substantivering van Scheinbarstes (seine Haut und Versinnlichung), <strong>en</strong> merk op dat <strong>Nietzsche</strong><br />

het verwijt voorstelt<br />

‘dass ich wiss<strong>en</strong>tlich­will<strong>en</strong>tlich die Aug<strong>en</strong> vor Schop<strong>en</strong>hauer’s blindem Will<strong>en</strong> zur Moral zugemacht hätte, zu<br />

einer Zeit, wo ich über Moral schon hellsichtig g<strong>en</strong>ug war; insgleich<strong>en</strong> dass ich mich über Richard Wagner’s<br />

unheilbare Romantik betrog<strong>en</strong> hätte, wie als ob sie ein Anfang und nicht ein Ende sei (…)’ (MA (I­II), Vorrede<br />

zur neu<strong>en</strong> Ausgabe (1886), 1, ksa 2, p. 14, gedateerd, p. 22, ‘Nizza, im Frühling 1886.’)


Dit is, gezi<strong>en</strong> de verwijzing naar Schop<strong>en</strong>hauer <strong>en</strong> Wagner, meer dan interessant, omdat<br />

de filosoof <strong>en</strong> de musicus ook door <strong>Nietzsche</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd in e<strong>en</strong> brief aan zijn zuster<br />

van 20 mei 1885 (alsof de brief deels e<strong>en</strong> voorschets van het voorwoord was, of het voorwoord<br />

e<strong>en</strong> herhaling is. Interessant is deze brief ook omdat Zarathustra er deel uitmaakt van<br />

de opsomming, naast Wagner <strong>en</strong> Schop<strong>en</strong>hauer. In de Engelse vertaling van de brief (de <strong>en</strong>ige<br />

die mij <strong>bij</strong> e<strong>en</strong> eerdere lezing van deze tekst voorhand<strong>en</strong> was) noemt hij h<strong>en</strong> alle zijn ‘hiding<br />

places’ – in het voorwoord <strong>bij</strong> M<strong>en</strong>schliches, Allzum<strong>en</strong>schliches heeft hij het over de ‘höhere<br />

Obhut’ die ‘in solchem Selbst­Betruge <strong>en</strong>thalt<strong>en</strong> ist’. 53 Beide woord<strong>en</strong>, het Engelse hide in<br />

de zin van ‘huid, vel’ <strong>en</strong> het Duitse ‘­hut’ dat etymologisch met ‘behoed<strong>en</strong>, bedekking, hut’<br />

sam<strong>en</strong>hangt, zett<strong>en</strong> mij weer op het spoor van de huid, van de dichter, maar juist ook van<br />

de popartiest.<br />

‘I am dealing with the most dangerous sort of things. If, in betwe<strong>en</strong> times, adopting a popular manner,<br />

I recomm<strong>en</strong>d Schop<strong>en</strong>hauer or Wagner to the Germans, or conjure up Zarathustras, these are my<br />

recuperations; above all else, they are hiding places where I can sequester myself for a time.’ (Brief 602,<br />

V<strong>en</strong>etië, 20 mei 1885, <strong>Nietzsche</strong> aan zijn zuster Elisabeth te Naumburg, Krell & Bates 1997, p. 196<br />

– mijn cursiv. (rw)) 54<br />

‘Es sind Dinge gefährlichster Art, mit d<strong>en</strong><strong>en</strong> ich zu thun habe; dass ich dazwisch<strong>en</strong> in populärer Manier<br />

bald d<strong>en</strong> Deutsch<strong>en</strong> Schop<strong>en</strong>hauern oder Wagnern anempfehle, bald Zarathustra’s ausd<strong>en</strong>ke, das sind<br />

Erhohlung<strong>en</strong> für mich, aber vor Allem auch Verstecke, hinter d<strong>en</strong><strong>en</strong> ich eine Zeit lang wieder sitz<strong>en</strong> kann.’<br />

(Idem, ksb 7, p. 53 – mijn cursiv. (rw)) 55<br />

24


25<br />

V. <strong>Warhol</strong>, Danto, <strong>Nietzsche</strong>. Huid, schijn, ongrijpbaarheid<br />

Hij komt uit zijn hiding place. <strong>Warhol</strong>. De <strong>Warhol</strong> van wie John Waters vertelde dat hij zich<br />

tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> film vertoning zou verstopp<strong>en</strong>, onzichtbaar maakte, om naderhand plotseling te<br />

verschijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> te zegg<strong>en</strong> hoe fantastisch hij het gevond<strong>en</strong> had. 56 De <strong>Warhol</strong> van de Brillo<br />

boxes, die volg<strong>en</strong>s Arthur C. Danto in The Transfiguration of the Commonplace (1981)<br />

‘gelijk’ war<strong>en</strong> aan de brillo­doz<strong>en</strong> uit de winkel <strong>en</strong> die, dus, de scheiding tuss<strong>en</strong> schijn <strong>en</strong><br />

schijn­in­het­kwadraat van Plato ded<strong>en</strong> barst<strong>en</strong>. 57 Niet, deze keer, door schijn door schijn te<br />

vervang<strong>en</strong>, maar door ‘werkelijkheid’ te mak<strong>en</strong>, te producer<strong>en</strong>. De Danto die, ondanks zijn<br />

bruik bare obser vaties, de plank volledig lijkt mis te slaan, die <strong>Warhol</strong> misinterpreteerde, waarschijn<br />

lijk, omdat zijn gezeefdrukte doz<strong>en</strong> ons wel degelijk e<strong>en</strong> illusie voortover<strong>en</strong> <strong>en</strong> helemaal<br />

niet te verwarr<strong>en</strong> zijn met ‘het echte ding’, in het geheel níet op de winkel doz<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong>. 58<br />

De <strong>Warhol</strong> die zich, in zijn uitsprak<strong>en</strong>, net als <strong>Nietzsche</strong>, voortdur<strong>en</strong>d herhaalde­<strong>en</strong>­teg<strong>en</strong>sprak,<br />

<strong>en</strong> in dit geval niet om ‘betek<strong>en</strong>is te schepp<strong>en</strong>’ (<strong>Nietzsche</strong>s eig<strong>en</strong>lijke bedoeling, als antinihilist),<br />

maar om de betek<strong>en</strong>is weg te nem<strong>en</strong>, leegte te suggerer<strong>en</strong>, <strong>en</strong> vooral: afstand,<br />

distantie tuss<strong>en</strong> hemzelf, als publiek figuur, <strong>en</strong> ander<strong>en</strong>, tot de buit<strong>en</strong>wereld, het sociale<br />

circuit. Het tijds elem<strong>en</strong>t in de films van <strong>Warhol</strong>. De herhaling van e<strong>en</strong> <strong>en</strong> hetzelfde beeld,<br />

met variatie, in zijn silk scre<strong>en</strong>s. De <strong>Warhol</strong> wi<strong>en</strong>s ‘I am a deeply superficial person’ 59 teg<strong>en</strong><br />

<strong>Nietzsche</strong>s ‘oberflächlich – aus Tiefe!’ 60 afgezet zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ermee vergelek<strong>en</strong>.<br />

‘Oh diese Griech<strong>en</strong>! Sie verstand<strong>en</strong> sich darauf, zu leb<strong>en</strong>: dazu thut Noth, tapfer bei der Oberfläche, der<br />

Falte, der Haut steh<strong>en</strong> zu bleib<strong>en</strong>, d<strong>en</strong> Schein anzubet<strong>en</strong>, an Form<strong>en</strong>, an Töne, an Worte, an d<strong>en</strong> ganz<strong>en</strong><br />

Olymp des Scheins zu glaub<strong>en</strong>! Diese Griech<strong>en</strong> war<strong>en</strong> oberflächlich – aus Tiefe! Und komm<strong>en</strong> wir nicht eb<strong>en</strong><br />

darauf zurück, wir Wagehalse des Geistes, die wir die höchste und gefährlichste Spitze des geg<strong>en</strong>wärtig<strong>en</strong><br />

Gedank<strong>en</strong>s erklettert und uns von da aus umgesehn hab<strong>en</strong>, die wir von da aus hinabgesehn hab<strong>en</strong>? Sind<br />

wir nicht eb<strong>en</strong> darin – Griech<strong>en</strong>? Anbeter der Form<strong>en</strong>, der Töne, der Worte? Eb<strong>en</strong> darum – Künstler?’<br />

(FW, Vorrede zur zweit<strong>en</strong> Ausgabe (1887), 4, ksa 3, p. 352 (gedateerd, p. 352, ‘Ruta bei G<strong>en</strong>ua, im Herbst<br />

1886.’) – mijn cursiv. (rw))<br />

Het is ev<strong>en</strong> paradoxaal, dezelfde ironie. Zelfs als <strong>Warhol</strong> alle<strong>en</strong> bedoelde dat zijn oppervlakkigheid<br />

ge<strong>en</strong> diepgang hoefde te bezitt<strong>en</strong>, dat hij zéér oppervlakkig was, <strong>en</strong> als <strong>Nietzsche</strong><br />

zegg<strong>en</strong> wilde dat werkelijk oppervlakkig zijn pas mogelijk is als je weet wat dieper gaat <strong>en</strong> wat<br />

diepte betek<strong>en</strong>t, ook dan gaat het erom dat beid<strong>en</strong> zich ervan bewust zijn wat ze do<strong>en</strong>, hoe ze<br />

zijn, van wat nodig is – als kunst<strong>en</strong>aar. Ze gebruik<strong>en</strong> dezelfde tactiek van ongrijpbaarheid.


‘If you want to know all about Andy <strong>Warhol</strong>, just look at the surface: of my paintings and films and me, and<br />

there I am. There’s nothing behind it. (…) it’s just taking the outside and putting it on the inside or taking the<br />

inside and putting it on the outside, bringing the ordinary objects into the home.’ (Interview van november<br />

1966 – mijn. cursiv. (rw)) 61<br />

‘I don’t read much about myself, anyway, I just look at the pictures in the articles, it doesn’t matter what they<br />

say about me; I just read the textures of the words.<br />

I see everything that way, the surface of things, a kind of m<strong>en</strong>tal Braille, [87] I just pass my hand over<br />

the surface of things.’ (Interview van november 1966 – mijn. cursiv. (rw)) 62<br />

Rudolf Ku<strong>en</strong>zli waarschuwt in zijn artikel over de Zarathustra <strong>en</strong> <strong>Nietzsche</strong>s ‘zerography’,<br />

zoals hij het noemt (zerografie staat dan voor het diffuus mak<strong>en</strong> van betek<strong>en</strong>is, <strong>Nietzsche</strong>s<br />

zelf deconstructie <strong>en</strong> pluralisme), voor ‘thematische’ 63 behandeling<strong>en</strong> van zijn werk<strong>en</strong>, die<br />

ge<strong>en</strong> recht do<strong>en</strong> aan hoe <strong>Nietzsche</strong> bundel­, verzamel­, ord<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> van spreuk<strong>en</strong>, fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />

tekst<strong>en</strong> maakte. Dat het niet om de fragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ging maar om de compilaties.<br />

Hij wijst ook op e<strong>en</strong> t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>tie <strong>bij</strong> interpret<strong>en</strong> om <strong>Nietzsche</strong> e<strong>en</strong> ‘onvermog<strong>en</strong>’ aan te wrijv<strong>en</strong><br />

‘om uit te sprek<strong>en</strong> wat hij zegg<strong>en</strong> wilde’, niet in de laatste plaats <strong>bij</strong> Heidegger, <strong>en</strong> haalt het<br />

<strong>Nietzsche</strong>­boek van Arthur C. Danto aan – dezelfde Danto die zich later uitvoerig <strong>en</strong> langdurig<br />

met <strong>Warhol</strong> zou bezighoud<strong>en</strong>.<br />

“I believe it is exceedingly useful to see his analyses in terms of logical features which he was unable to<br />

make explicit, but toward which he was unmistakably groping. His language would have be<strong>en</strong> less colorful<br />

had he known what he was trying to say, (…)’ 64 (A. Danto, <strong>Nietzsche</strong> as Philosopher (1965), p. 13 – let ook<br />

op ‘groping’ als tactiele metafoor)<br />

26


27<br />

De kunstfilosoof gaat hier verder dan de veronderstelling van e<strong>en</strong> ‘ongeschrev<strong>en</strong> leer’.<br />

Ongeschrev<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t t<strong>en</strong>slotte niet ‘ongedacht, onuitgesprok<strong>en</strong>’, maar ‘niet vastgelegd’.<br />

Danto’s lectuurvoorstel, weliswaar door Ku<strong>en</strong>zli ook uit zijn context gehaald, 65 maakt,<br />

t<strong>en</strong> onrechte, van <strong>Nietzsche</strong> e<strong>en</strong> onvermog<strong>en</strong>d, plat, maar kleurrijk spreker. Zijn interpretatie<br />

van de Brillo boxes b<strong>en</strong>oemt e<strong>en</strong> onto­epistemologische breuk in de kunst, maar vergeet,<br />

met hetzelfde onrecht, dat <strong>Warhol</strong> wel degelijk e<strong>en</strong> ‘maker’ was, hoe machinaal <strong>en</strong><br />

onpersoonlijk hij ook werkte of werk<strong>en</strong> wilde, <strong>en</strong> dat hij niet, zoals e<strong>en</strong> Duchamp had kunn<strong>en</strong><br />

do<strong>en</strong>, auth<strong>en</strong> tieke colaflesjes, heuse dollarbiljett<strong>en</strong>, echte soepblikk<strong>en</strong> exposeerde, maar<br />

schilderij<strong>en</strong> daarvan <strong>en</strong> niet de echte kartonn<strong>en</strong> grosverpakking<strong>en</strong> met brillo­doekjes, maar<br />

gezeefdrukte imitatiedoz<strong>en</strong>.


29<br />

VI. Herhaling. De huid als thema. Voorlopige conclusies <strong>en</strong><br />

observaties<br />

De onderneming die ik hier onderneem, gaat e<strong>en</strong> andere kant uit <strong>en</strong> heel erg<strong>en</strong>s anders om.<br />

E<strong>en</strong> van de ding<strong>en</strong> die ik telk<strong>en</strong>s probeer, is ‘op de huid’ van de dichter te zitt<strong>en</strong>. Die huid is<br />

ook het gedicht, het werk­als­tekst, de woord<strong>en</strong>. Elke keer dat <strong>Nietzsche</strong> de ‘oppervlakkigheid’<br />

van de woord<strong>en</strong> zelf zélf in twijfel trekt, voel ik mij gedwong<strong>en</strong>, uitg<strong>en</strong>odigd om ‘dieper’ te<br />

kijk<strong>en</strong>, ‘onder’ de huid, die hoogte, <strong>en</strong> onder de diepte misschi<strong>en</strong>. Was <strong>Nietzsche</strong> de regisseur<br />

of dirig<strong>en</strong>t van e<strong>en</strong> ‘leeservaring’?<br />

Wat ik mij afvraag, <strong>en</strong> af blijf vrag<strong>en</strong>, is of e<strong>en</strong> discours over ‘huid’ <strong>en</strong> ‘oppervlak / oppervlakkig<br />

heid’ dat in Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft <strong>en</strong> M<strong>en</strong>schliches, Allzum<strong>en</strong>schliches woordelijk<br />

gethematiseerd wordt, of dat ook, zonder de woord<strong>en</strong>, in de Zarathustra aanwezig is, al<br />

aanwezig; bewust, of onbewust. Waarom er, met andere woord<strong>en</strong>, in de Zarathustra ge<strong>en</strong><br />

hoofdstuk Von der Haut of e<strong>en</strong> Lied der Öberflächlichkeit te vind<strong>en</strong> valt?<br />

Alle<strong>en</strong> met de term ‘oppervlak’, tuss<strong>en</strong> vordere <strong>en</strong> hintere <strong>en</strong> gründliche Gedank<strong>en</strong> in, in<br />

e<strong>en</strong> dynamiek, krijg je de beweging voor og<strong>en</strong> die ik <strong>bij</strong> <strong>Nietzsche</strong> aan wil wijz<strong>en</strong>. Het gaat<br />

<strong>bij</strong>na om muziek, contrapunt<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong>stemm<strong>en</strong>. Nog ev<strong>en</strong> <strong>en</strong> je b<strong>en</strong>t <strong>bij</strong> het polyfone <strong>en</strong> het<br />

carnavaleske van Bachtin. Niet voor niets zegt <strong>Nietzsche</strong> in Vom Freunde dat m<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> al<br />

met tweeën is, dat in de praktijk de vri<strong>en</strong>d in e<strong>en</strong> fâcheux troisième verandert. 66<br />

De meerstemmigheid van Bachtin was er eig<strong>en</strong>lijk al eerder, to<strong>en</strong> er werd opgemerkt<br />

dat <strong>Nietzsche</strong> in de Schein­passage over Rafaël van perspectiev<strong>en</strong> wisselt, <strong>en</strong> overal, met<br />

de ‘waar der<strong>en</strong>de’ blik van de onvrije, geïndoctrineerde, met moraal <strong>en</strong> godsdi<strong>en</strong>st <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

heid voor geprogrammeerde m<strong>en</strong>s. Het is e<strong>en</strong> maskerade waarin je ook <strong>Warhol</strong><br />

op zou kunn<strong>en</strong> voer<strong>en</strong>, moet voer<strong>en</strong>, zoals critici hebb<strong>en</strong> gedaan: wat betreft de verm<strong>en</strong>ging<br />

van high art <strong>en</strong> low culture, de ‘Bakhtinian reversal’ van sociale posities, de ‘parodistic<br />

procession of divas, que<strong>en</strong>s, and superstars and spectacular mixing of uptown socialites’,<br />

e<strong>en</strong> ‘hyperboliser<strong>en</strong>’ van roll<strong>en</strong>, ‘reg<strong>en</strong>dering’. 67 Ik voeg eraan toe dat pop­art als e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>draadse,<br />

‘commerciële’, avantgardistische kunst tegelijkertijd conformistisch werd, misschi<strong>en</strong><br />

van meet aan is. Je werk moet geaccepteerd, verkocht word<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> galerie, e<strong>en</strong> museum<br />

kom<strong>en</strong> om er geld mee te kunn<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> naam mee te mak<strong>en</strong>.<br />

Ku<strong>en</strong>zli’s probleem met thematische discussies is de veronachtzaming van het geheel voor<br />

de del<strong>en</strong>. Wat Ku<strong>en</strong>zli niet opmerkt is hoe <strong>Nietzsche</strong> zelf van zijn oeuvre e<strong>en</strong> ‘intratekstueel’<br />

netwerk heeft gemaakt, op het niveau van de zin, de alinea, de hoofdstukjes <strong>en</strong> letterlijke


herhaling<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> één werk, hoe i de Zarathustra het tweede boek <strong>en</strong> het derde op<strong>en</strong>t met<br />

e<strong>en</strong> motto uit het eerste, het vierde met één uit het tweede. Als de gezang<strong>en</strong> uit boek IV in<br />

de Dionysos­Dithyramb<strong>en</strong> ‘terugker<strong>en</strong>’ (<strong>en</strong> ook vanuit Ecce homo <strong>en</strong> zijn <strong>Nietzsche</strong> contra<br />

Wagner), als hij in Götz<strong>en</strong>­Dämmerung ter afsluiting één hele pagina uit de Zarathustra<br />

aanhaalt, als hij in voorwoord<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorredes, in zijn ‘verzoek’ (Versuch) tot zelfkritiek <strong>bij</strong><br />

Die Geburt der Tragödie, aan zelfreflectie doet, in Ecce homo e<strong>en</strong> autobiografie van zijn<br />

‘werk’ pres<strong>en</strong>teert, maakt hij van zijn werk e<strong>en</strong> hecht geheel, aane<strong>en</strong>gehecht door herhaling<strong>en</strong>,<br />

herhaling die tot herinterpretatie dwingt, tot het lez<strong>en</strong> van het vorige in verband met het<br />

volg<strong>en</strong>de, <strong>en</strong> omgekeerd.<br />

Dit herinnert aan het woord dat promin<strong>en</strong>tie verkrijgt bov<strong>en</strong> de zin, de alinea, de paragraaf,<br />

het hoofdstuk, het boek, het oeuvre, het geheel. Aan Bourgets definitie van décad<strong>en</strong>ce: 68<br />

wanneer <strong>Nietzsche</strong> in Der Fall Wagner decad<strong>en</strong>tie interpreteert in term<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ‘geheel dat<br />

in del<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>valt, dat ge<strong>en</strong> geheel meer word<strong>en</strong> kan’ 69 – <strong>en</strong> niet als del<strong>en</strong>, die ge<strong>en</strong> geheel<br />

meer kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, zoals Bourget dat had gedaan, 70 als hij de deg<strong>en</strong>eratie omkeert, zegt<br />

hij het zelf.<br />

Veelzegg<strong>en</strong>d lijkt in dit verband de speelaanwijzing da capo uit <strong>Nietzsche</strong>s vroege muziekstuk<br />

‘Das Fragm<strong>en</strong>t an sich’ (1871). 71 Danto’s uitspraak dat <strong>Nietzsche</strong> naar e<strong>en</strong> of andere<br />

explicietheid of explicatie ‘tastte’ (groping – tactiel dus) is (e<strong>en</strong>) onzin omdat <strong>Nietzsche</strong>s<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> naar de gr<strong>en</strong>s of finis(h) is, naar het oppervlak, maar e<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

s<strong>en</strong>za fine, ad infinitum.<br />

En nu déze <strong>Nietzsche</strong>­lezing, die zelf e<strong>en</strong> thematische confrontatie is. Er moet wel e<strong>en</strong> goede<br />

red<strong>en</strong> zijn, t<strong>en</strong>minste één, om die te beproev<strong>en</strong>. Maar is die er?<br />

Ik besef dat ik tot hier e<strong>en</strong> <strong>Nietzsche</strong> zonder teg<strong>en</strong>strijdigheid lijk te construer<strong>en</strong>, dat er<br />

e<strong>en</strong> risico in schuilt om tekst<strong>en</strong> die ti<strong>en</strong>, veerti<strong>en</strong> jaar uite<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong> op elkaar te betrekk<strong>en</strong>.<br />

Toch zit daar de teg<strong>en</strong>strijdigheid, de ontwikkeling die ik veronderstel. Deze teg<strong>en</strong>strijdigheid<br />

in <strong>Nietzsche</strong> blijkt niet alle<strong>en</strong> in de uitsprak<strong>en</strong> <strong>en</strong> reprise(s) van uitsprak<strong>en</strong> die elkaar in e<strong>en</strong><br />

of andere mate teg<strong>en</strong>sprek<strong>en</strong>, opheff<strong>en</strong>, toelicht<strong>en</strong>, aanvull<strong>en</strong>. Ze moet gesitueerd word<strong>en</strong><br />

in dat ding of niet­ding dat in het voorjaar van 1886, in de nieuwe voorrede <strong>bij</strong> M<strong>en</strong>schliches,<br />

Allzum<strong>en</strong>schliches met de superlatiev<strong>en</strong> das Oberflächlichste <strong>en</strong> Scheinbarste wordt aangeduid,<br />

<strong>en</strong> met Scheinbarkeit in het in 1887 versch<strong>en</strong><strong>en</strong> 373 e aforisme uit Die fröhliche<br />

Wiss<strong>en</strong>schaft, deel vijf. 72 Dat wil zegg<strong>en</strong>, eind jar<strong>en</strong> tachtig: na de voltooiing <strong>en</strong> na de<br />

publicatie van alle del<strong>en</strong> Zarathustra (1882­1885).<br />

30


31<br />

Je zou je af kunn<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> of substantiefvorm<strong>en</strong> op ­ste <strong>en</strong> ­keit in de Zarathustra ge<strong>en</strong><br />

plaats hebb<strong>en</strong>, omdat ze niet concreet g<strong>en</strong>oeg zijn, directheid miss<strong>en</strong>, ‘doorzichtig oppervlak’<br />

ontber<strong>en</strong>, omdat ze t<strong>en</strong>der<strong>en</strong> naar abstractie. Dat is echter het punt dat ik wil mak<strong>en</strong>, voorzichtig,<br />

dat wat in aforisme 373 op microniveau e<strong>en</strong> he<strong>en</strong> <strong>en</strong> weer beweg<strong>en</strong> is tuss<strong>en</strong> Haut <strong>en</strong><br />

woord<strong>en</strong> of nieuwvorming<strong>en</strong> op ­ste, e<strong>en</strong> spel (hoe ernstig ook) met perspectiev<strong>en</strong>, posities,<br />

dat die beweging eig<strong>en</strong> is aan <strong>Nietzsche</strong>s d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, elke keer, in het groot door de verschill<strong>en</strong>de<br />

publicaties he<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in het klein, steeds weer opnieuw, tot in het morfologische detail.<br />

Wanneer je naar de tekst(<strong>en</strong>) van <strong>Nietzsche</strong> kijkt, ga je er ‘vaste’ thema’s in onderscheid<strong>en</strong>,<br />

zoals de hoofdstuktitels in de Zarathustra zelf al do<strong>en</strong>: ‘vri<strong>en</strong>dschap’ <strong>bij</strong>voorbeeld in Vom<br />

Freunde of ‘das Weib’ in Von alt<strong>en</strong> und jung<strong>en</strong> Weiblein. Onder de onderwerpstitels, echter,<br />

zitt<strong>en</strong> allerlei discussies <strong>en</strong> discours<strong>en</strong> verstopt, de zo g<strong>en</strong>oemde tekst<strong>en</strong> staan vol met<br />

ongeschrev<strong>en</strong> of verborg<strong>en</strong> thema’s.<br />

Analyses van de de­ <strong>en</strong> reconstructie van zijn woord<strong>en</strong>, van begripp<strong>en</strong> als ‘hoogte’, ‘laagte’,<br />

‘diepte’, woord<strong>en</strong> die veel acuter, promin<strong>en</strong>ter, veelvuldiger, heftiger in de tekst, aan het<br />

oppervlak van de tekst, voorkom<strong>en</strong>, zijn lastiger <strong>en</strong> mogelijk ook minder interessant, omdat<br />

ze eerder tot algem<strong>en</strong>e conclusies aanleiding zull<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>.<br />

Oberfläche <strong>en</strong> Haut daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> zijn <strong>bij</strong> uitstek thema’s om ‘naar bov<strong>en</strong> te hal<strong>en</strong>’, vanwege<br />

hun concreetheid, omdat ze relatief gezi<strong>en</strong> weinig voorkom<strong>en</strong>, in de tekst, op woordniveau.<br />

<strong>Nietzsche</strong>s ‘oppervlak(te)’ neemt zogezegd ge<strong>en</strong> plaats in, maar is ook niet plat. Zonder<br />

vaste positie, niet platziert, ge<strong>en</strong> idée fixe. Daar<strong>bij</strong>: de betek<strong>en</strong>is van begripp<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> platz<strong>en</strong>,<br />

dat is precies wat de filosoof ‘mit dem Hammer’ doet, ook als je daar<strong>bij</strong> eerder aan e<strong>en</strong><br />

percussiehamertje 73 moet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. ‘Ich bin kein M<strong>en</strong>sch, ich bin Dynamit’ (Ecce homo). 74<br />

Platitudes zijn het, woordgrapjes, maar nodig om e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de stap te kunn<strong>en</strong> zett<strong>en</strong>.<br />

Omdat <strong>Nietzsche</strong> er met zijn Feig<strong>en</strong> <strong>en</strong> Thore (vijg<strong>en</strong> 75 – Feiglinge – poort<strong>en</strong> – narr<strong>en</strong>) <strong>en</strong><br />

‘Taub<strong>en</strong> die niemals hör<strong>en</strong>’ 76 ook van hield. Omdat hij zelfs soms nieuwe woord<strong>en</strong> schiep:<br />

<strong>bij</strong>voorbeeld Hautlichkeit.<br />

Stel je voor dat Haut niet Duits was, maar Frans: haut(e) ‘hoog’.–<br />

Maar dat ding dan? dat Oberflächlichste und Aeusserlichste vom Dasein, die Haut? Heeft het<br />

ding of niet­ding dat in de jar<strong>en</strong> 1880 met das Oberflächlichste, Scheinbarste <strong>en</strong> Scheinbarkeit<br />

wordt aangeduid, de afgrondelijke, dionysische onderlaag van 1872 nog nodig? Als <strong>Nietzsche</strong><br />

in 1882, 1886, 1887, al e<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan het vind<strong>en</strong> is, zelfs gevond<strong>en</strong> heeft, waarin de oude<br />

oppositie schijn­werkelijkheid niet meer geldt? Als wat ti<strong>en</strong> jaar eerder schijn heette nu ‘schijn’


heet, is bewustgemaakt –e<strong>en</strong> ‘oppervlakkige’, ‘schijnbare’, verschuiving–, waarnaartoe is dan<br />

die ‘diepte’ van de ondergrond verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>? Is dan niet ook de schone schijn weggered<strong>en</strong>eerd?<br />

Alle<strong>en</strong>, als dat zo is, waarom heeft <strong>Nietzsche</strong> dan toch in Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft <strong>en</strong> in<br />

de Zarathustra, vooral, nog e<strong>en</strong> vocabulaire, e<strong>en</strong> begripp<strong>en</strong>apparaat nodig waarin het woord<br />

Schein voorkomt?<br />

Klopt het, als je afziet van periodiser<strong>en</strong> (als teg<strong>en</strong>hanger van het thematiser<strong>en</strong>), om te<br />

zegg<strong>en</strong> dat <strong>Nietzsche</strong> in de <strong>en</strong>e etappe van zijn d<strong>en</strong>klev<strong>en</strong> dit zei <strong>en</strong> dat <strong>en</strong> in de volg<strong>en</strong>de<br />

periode zus <strong>en</strong> zo: is er, gelet op de structuur, niet sprake van e<strong>en</strong> terminologie die meer<br />

hetzelfde blijft dan de inhoud van die term<strong>en</strong> <strong>en</strong> begripp<strong>en</strong>, die verandert? Zou het niet<br />

betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat de woord<strong>en</strong>, die in de Zarathustra steeds aan de betek<strong>en</strong>is voorafgaan, deze<br />

hebb<strong>en</strong> ingehaald (je snapt het boek, de vier boek<strong>en</strong>, immers pas als je ze helemaal gelez<strong>en</strong><br />

hebt, met al hun, terugtrekk<strong>en</strong>de, beweging<strong>en</strong>), in dit opzicht, in het geval van ‘schijn <strong>en</strong><br />

werkelijkheid’, niet vóór­ maar juist àchter de feit<strong>en</strong>, achter de inzicht<strong>en</strong> van <strong>Nietzsche</strong> zelf<br />

aanlop<strong>en</strong>? Dat de taal trager is dan het gedachte?<br />

‘Hautlichkeit. – Alle M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> der Tiefe hab<strong>en</strong> ihre Glückseligkeit darin, einmal d<strong>en</strong> flieg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Fisch<strong>en</strong> zu<br />

gleich<strong>en</strong> und auf d<strong>en</strong> äusserst<strong>en</strong> Spitz<strong>en</strong> der Well<strong>en</strong> zu spiel<strong>en</strong>; sie schätz<strong>en</strong> als das Beste an d<strong>en</strong> Ding<strong>en</strong>,<br />

– dass sie eine Oberfläche hab<strong>en</strong>: ihre Hautlichkeit – sit v<strong>en</strong>ia verbo.’ (FW III (1882), Aph. 259, Hautlichkeit,<br />

ksa 3, p. 517 – mijn cursiv. (rw))<br />

Waarom? Omdat hij die huid nog nodig heeft. De woord<strong>en</strong>. En de duivel ook.<br />

‘Mit dir verlernte ich d<strong>en</strong> Glaub<strong>en</strong> an Worte und Werthe und grosse Nam<strong>en</strong>. W<strong>en</strong>n der Teufel sich häutet,<br />

fällt da nicht auch sein Name ab? der ist nämlich auch Haut. Der Teufel selber ist vielleicht – Haut. (AsZ IV<br />

(1885), Der Schatt<strong>en</strong>, ksa 4, p. 340 – mijn cursiv. (rw). De schaduw van Zarathustra is hier aan het woord,<br />

niet Zarathustra zelf (de ‘dir’))<br />

Langzaam komt het begin weer aan de oppervlakte. Met de constatering dat je Big Fish uit<br />

Tim Burtons film <strong>bij</strong> <strong>Nietzsche</strong> beter e<strong>en</strong> vlieg<strong>en</strong>de vis zou kunn<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>, zelfs als er in de<br />

Zarathustra veeleer, veel meer viss<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> rond te lop<strong>en</strong>. 77 Het water met het bootje van het<br />

principium individuationis is bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn kalmte kwijt <strong>en</strong> heeft golv<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong>. De schipper,<br />

als e<strong>en</strong> vis die bov<strong>en</strong> komt, vindt zijn geluk in het oppervlakkig zijn, bov<strong>en</strong> het wateroppervlak,<br />

waar hij <strong>bij</strong> de schijn <strong>en</strong> de droom kan verwijl<strong>en</strong>. Correctie: de ‘M<strong>en</strong>sch der Tiefe’ vliegt niet<br />

bov<strong>en</strong> het oppervlak, maar op de äusserste Spitz<strong>en</strong> van de golv<strong>en</strong>. Wat hier opvalt is de<br />

32


33<br />

extremiteit van äusserste, superlativum, <strong>en</strong> dan Spitz<strong>en</strong>. Het gaat dus om het uiterste topje<br />

van de top. Maar hoe vaak heeft iemand die kans, dat geluk, dat inzicht? De vraag rijst wat<br />

einmal in ‘einmal gleich<strong>en</strong>’ moet betek<strong>en</strong><strong>en</strong>: ‘e<strong>en</strong>s, ooit’ – of: ‘slechts één keer, e<strong>en</strong>malig’.<br />

<strong>Nietzsche</strong> heeft, om zo te zegg<strong>en</strong>, niets teg<strong>en</strong> god<strong>en</strong>, alle<strong>en</strong> bestaan ze voor hem niet. Toch<br />

is er, daardoor, red<strong>en</strong> te meer om het over ze te hebb<strong>en</strong>, om God meer dan éénmaal dood<br />

te verklar<strong>en</strong>, om hem te zoek<strong>en</strong>. 78 God is e<strong>en</strong> van die fantom<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> schijn, die <strong>Nietzsche</strong><br />

niet meer nodig heeft <strong>en</strong> nodig tegelijk, iets als e<strong>en</strong> huls, e<strong>en</strong> lege huid misschi<strong>en</strong>. Het is mijn<br />

beeld, maar als de duivel e<strong>en</strong> huid is <strong>en</strong> niet bestaat, wat zou de onbestaande God dan anders<br />

moet<strong>en</strong> zijn?<br />

God keert <strong>bij</strong> <strong>Nietzsche</strong> terug zoals ‘de’ waarheid, ‘de’ werkelijkheid, persister<strong>en</strong> omdat je<br />

ze nooit bereik<strong>en</strong> kunt, vastpakk<strong>en</strong> kunt, laat staan zi<strong>en</strong>, zoals drom<strong>en</strong> waar de e<strong>en</strong> overdag<br />

nog door wordt achtervolgd, waarvan de ander w<strong>en</strong>st dat hij ze ‘weiterträum<strong>en</strong>’ kon, zoals de<br />

schijn die schijn is niet werkelijk bestaat, alle<strong>en</strong> ‘waar’ is als je zijn on­waarheid doorziet – maar<br />

dáárom steeds terug blijft ker<strong>en</strong>, terug blijft kom<strong>en</strong>. Ook al is het slechts als e<strong>en</strong> woord.<br />

Onzichtbare ding<strong>en</strong> kwell<strong>en</strong> het meest. 79<br />

Hal Foster heeft in zijn Return of the Real (1996) over dit terugker<strong>en</strong> als ‘herhaling’ gesprok<strong>en</strong>,<br />

als Wiederholung. Real met e<strong>en</strong> hoofdletter in de titel van zijn boek is niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> spellingseig<strong>en</strong>aardigheid,<br />

naar Engels gebruik. Foster focust in zijn boek op <strong>Warhol</strong>s grafische werk,<br />

de herhaling in de silk scre<strong>en</strong>s, zoals van Marilyn Monroe, Mao, Mick Jagger, Elvis Presley,<br />

waarvan ik weet niet hoeveel verschill<strong>en</strong>de versies gemaakt zijn, de <strong>bij</strong>na serieel geproduceerde<br />

Brillo boxes, het koei<strong>en</strong>behang. Hij wijst op dezelfde punt<strong>en</strong> die hier in verband met<br />

<strong>Nietzsche</strong>s waarheids­ <strong>en</strong> werkelijkheidsbegrip werd<strong>en</strong> aangewez<strong>en</strong>, hoe de ‘breuk’ tuss<strong>en</strong><br />

‘waarheid’ <strong>en</strong> ‘waar­neming’ e<strong>en</strong> breuk in het bewustzijn vormt, in het ‘ik’ meer dan ‘in de<br />

wereld’, maar dat die wereld, of het nu die van de kunst<strong>en</strong> betreft, de <strong>Traum</strong>, of de natuurlijke<br />

leef omgeving, steeds terug blijft ker<strong>en</strong>, steeds blijft stek<strong>en</strong> –in de twee betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> die<br />

stek<strong>en</strong> heeft. Het reële, de realiteit, is e<strong>en</strong> Wort, e<strong>en</strong> huls, e<strong>en</strong> leegte, waarvan de leegte in het<br />

bewust zijn voelbaar blijft, terug blijft kom<strong>en</strong>, zich herhaalt <strong>en</strong> dan weer herhaalt. Als, om met<br />

Foster <strong>en</strong> Lacan te sprek<strong>en</strong> de werkelijkheid trou­matisch 80 is, ‘e<strong>en</strong> holte, e<strong>en</strong> gat’, is dan de<br />

werkelijkheid­waarheid­wijsheid (<strong>en</strong> zo Werther, werde, verder) niet e<strong>en</strong> oppervlak, oppervlak<br />

dat diepte heeft?


‘[R]epetition is not reproduction. This can stand as an epitome of my argum<strong>en</strong>t too: repetition in <strong>Warhol</strong> is<br />

not reproduction in the s<strong>en</strong>se of repres<strong>en</strong>tation (of a refer<strong>en</strong>t) or simulation (of a pure image, a detached<br />

signifier). Rather, repetition serves to scre<strong>en</strong> the real understood as <strong>trauma</strong>tic. But this very need also<br />

points to the real, and at this point the real ruptures the scre<strong>en</strong> of repetition. It is a rupture less in the world<br />

than in the subject – betwe<strong>en</strong> the perception and the consciousness of a subject touched by an image. In<br />

an allusion to Aristotle on accid<strong>en</strong>tal causality, Lacan calls this <strong>trauma</strong>tic point the tuché; in Camera Lucida<br />

(1980) Barthes calls it the punctum.’ (Foster 1996, p. 132 – cursivering in origineel – met, inderdaad, tuché<br />

‘toeval’ voor τύχη ‘tuchè’, als begrip teg<strong>en</strong>gesteld aan ἀνάγκη ‘noodzaak’)<br />

Foster maakt niet specifiek att<strong>en</strong>t op ‘herhaling’ <strong>bij</strong> <strong>Warhol</strong> als spreker, in interviews, als<br />

de schrijver die hij ook was, of in zijn films, als cineast: de maker van e<strong>en</strong> film over uur acht<br />

slap<strong>en</strong> die bestaat uit duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> frames, fotostills, met steeds nag<strong>en</strong>oeg hetzelfde beeld erop.<br />

<strong>Warhol</strong> omarmde de saaiheid die inher<strong>en</strong>t is aan de herhaling. Wat hij zegt over vri<strong>en</strong>dschap<br />

is exemplarisch, de vri<strong>en</strong>dschap, waarvan <strong>Nietzsche</strong> in Vom Freunde de onmogelijkheid<br />

had betoogd. <strong>Warhol</strong> werkt andersom: iedere<strong>en</strong> is mijn vri<strong>en</strong>d, zegt hij in 1973, kortaf,<br />

concies. Derti<strong>en</strong> jaar later, in 1986, beweert hij ‘ge<strong>en</strong> beste vri<strong>en</strong>d te hebb<strong>en</strong>’, geeft hij toe<br />

dat hij eig<strong>en</strong>lijk helemaal ge<strong>en</strong> ‘intieme vri<strong>en</strong>d[<strong>en</strong>]’ (close fri<strong>en</strong>d[s]) heeft. Maar dan ine<strong>en</strong>s:<br />

‘Everybody’s my best fri<strong>en</strong>d.’ E<strong>en</strong> deconstructie van vri<strong>en</strong>dschap? Of e<strong>en</strong> manier om aan het<br />

spervuur van de ondervrager te ontkom<strong>en</strong>?<br />

‘G: Can you tell me about your fri<strong>en</strong>ds?<br />

W: I always think that everybody is my fri<strong>en</strong>d.’<br />

(Interview van 1973) 81<br />

‘AW: I don’t have a best fri<strong>en</strong>d. [367]<br />

JC: Do you have a close fri<strong>en</strong>d?<br />

AW: No, I don’t really have a close fri<strong>en</strong>d.’<br />

(Interview van 1986)<br />

‘JC: You have good fri<strong>en</strong>ds. Who do you reveal yourself to?<br />

AW: I don’t have anything to reveal.<br />

JC: Who is your best fri<strong>en</strong>d?<br />

AW: Everybody’s my best fri<strong>en</strong>d.’<br />

(Idem, interview van 1986) 82<br />

34


35<br />

E<strong>en</strong> beter voorbeeld, misschi<strong>en</strong>, is de uitspraak die als ‘I don’t read, I just look at pictures’<br />

e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> is gaan leid<strong>en</strong>, maar die niet tot één duidelijk citaat of één specifieke bron te<br />

herleid<strong>en</strong> valt. Hij gaat vervat in e<strong>en</strong> reeks van herhaling<strong>en</strong>, variaties, reprises <strong>en</strong> retracties.<br />

<strong>Warhol</strong> wekt er de indruk mee iemand te zijn die niet leest, die alle<strong>en</strong> kijkt, alle<strong>en</strong> oppervlakkig<br />

is. In e<strong>en</strong> passage uit The Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong> die al eerder werd aangehaald, zegt hij<br />

dat ook zelf– maar de plaatjes zijn daar plaatjes uit ‘tijdschrift<strong>en</strong>’ (met <strong>bij</strong>schrift<strong>en</strong>, dus ge<strong>en</strong><br />

kunst­ of pr<strong>en</strong>t<strong>en</strong>boek<strong>en</strong>), <strong>en</strong> met ‘lez<strong>en</strong>’ is in zijn uitspraak allereerst het ‘lez<strong>en</strong> over zichzelf’<br />

bedoeld, van rec<strong>en</strong>sies of kritiek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> niet het lez<strong>en</strong> an sich. Plaatjeskijk<strong>en</strong> fungeert zo<br />

als e<strong>en</strong> beschermingsmechanisme, <strong>bij</strong>na, om als pop­star uit de aandacht te blijv<strong>en</strong>, niet te<br />

word<strong>en</strong> aangeraakt, (on)aangedaan door de media <strong>en</strong> het externe.<br />

‘I don’t read much about myself, anyway, I just look at the pictures in the articles, it doesn’t matter what they<br />

say about me; I just read the textures of the words.<br />

I see everything that way, the surface of things, a kind of m<strong>en</strong>tal Braille, [87] I just pass my hand over<br />

the surface of things.’ (…) (Interview van zomer 1966)<br />

Wh<strong>en</strong> I read magazines I just look at the pictures and the words, I don’t usually read it. There’s no meaning<br />

to the words, I just feel the shapes with my eye (…)’ (Idem, interview van zomer 1966 – mijn cursiv. (rw)) 83<br />

Als <strong>Warhol</strong> het over e<strong>en</strong> ‘m<strong>en</strong>taal braille’ heeft, lijkt het dat hij e<strong>en</strong> spel speelt met de woord<strong>en</strong><br />

‘text’ <strong>en</strong> ‘textuur’, <strong>en</strong> geeft hij in feite aan dat zijn zi<strong>en</strong> helemaal niet ‘oppervlakkig’ kan zijn,<br />

maar dat zi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vorm van ‘lez<strong>en</strong>’ is, grondig, selectief kijk<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat contact maakt<br />

met de ding<strong>en</strong>: I just pass my hands over the surface of things. Maar: just, pass over <strong>en</strong> het<br />

oppervlakkige surface houd<strong>en</strong> iets van e<strong>en</strong> lichte beweging in, e<strong>en</strong> aanrak<strong>en</strong> dat eig<strong>en</strong>lijk<br />

nauwelijks aanraking is, e<strong>en</strong>, metaforisch, ‘voel<strong>en</strong> met de og<strong>en</strong>’ – met tact.<br />

‘Nach dem Takt meiner Peitsche sollst du mir tanz<strong>en</strong> und schrein! Ich vergass doch die Peitsche nicht?<br />

– Nein!’ (AsZ III (1884), Das andere Tanzlied, 1, ksa 4, p. 284 – mijn cursiv. (rw)) 84<br />

Tactiek – <strong>Warhol</strong> heeft herhaaldelijk aangegev<strong>en</strong> niet van aanraking te houd<strong>en</strong>, distantie te<br />

preferer<strong>en</strong>, ook al gaat het daar<strong>bij</strong> om e<strong>en</strong> psychologische, (inter­)persoonlijke afstand, <strong>en</strong> niet<br />

het filosofisch voyeurisme, afstandhoud<strong>en</strong> van <strong>Nietzsche</strong>. Tactiek – <strong>Warhol</strong>s woord<strong>en</strong> over zijn<br />

lees­ <strong>en</strong> kijkhouding, <strong>en</strong> zijn manier van aanrak<strong>en</strong> 85 zijn e<strong>en</strong> tactische manoeuvre (hand / main)<br />

om e<strong>en</strong> scherm naar de buit<strong>en</strong>wereld op te trekk<strong>en</strong>.


Al zijn er ge<strong>en</strong> bewijz<strong>en</strong> dat hij Marcel Prousts A la recherche du temps perdu echt<br />

gelez<strong>en</strong> heeft 86 , wel bestaat er van zijn hand e<strong>en</strong> portfolio met zijn scho<strong>en</strong>tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> getiteld<br />

A la recherche du shoe perdu van 1955. Het lijkt dat <strong>Warhol</strong> meer zijn tijdg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> dan zijn<br />

klassiek<strong>en</strong> heeft gek<strong>en</strong>d. E<strong>en</strong> keer geeft hij toe, beweert hij Victor Hugo te lez<strong>en</strong> – goed te<br />

vind<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> nonchalante opsomming. Reva Wolf heeft in e<strong>en</strong> studie uitgebreid over <strong>Warhol</strong>s<br />

contact<strong>en</strong> met dichters <strong>en</strong> literator<strong>en</strong> in de jar<strong>en</strong> ’60 geschrev<strong>en</strong>. Doel van haar onderzoek<br />

was, onder andere, om juist de mythe dat <strong>Warhol</strong> níet las te ontkracht<strong>en</strong> – want <strong>Warhol</strong> bezat<br />

honderd<strong>en</strong> boek<strong>en</strong> 87 , <strong>en</strong> zal er daarvan, hoe bibliofiel ook, toch t<strong>en</strong>minste <strong>en</strong>kele gelez<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>. <strong>Warhol</strong>s onderhield contact<strong>en</strong> met tal van schrijvers <strong>en</strong> literator<strong>en</strong>. John Giorno,<br />

de slap<strong>en</strong>de jong<strong>en</strong> uit Sleep, was dichter. Het werk van Truman Capote, naar wie <strong>Warhol</strong> als<br />

jonge jong<strong>en</strong> (fan)briev<strong>en</strong> schreef, 88 inspireerde hem tot de serie tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> waarmee hij in juni<br />

1952 zijn eerste expositie in e<strong>en</strong> galerie zou hebb<strong>en</strong>. 89 Maar in dit verband komt niet alle<strong>en</strong> de<br />

nam<strong>en</strong> van Capote <strong>en</strong> John Giorno of assist<strong>en</strong>t <strong>en</strong> dichter Gerard Malanga voor<strong>bij</strong>, ook die van<br />

John Ashbery, Bob Dylan (als dichter­musicus), Jean G<strong>en</strong>et, Taylor Mead, All<strong>en</strong> Ginsberg, Jack<br />

Kerouac, 90 Anthony Burgess, wi<strong>en</strong>s A Clockwork Orange hij in 1965 als Vinyl verfilmde. 91<br />

<strong>Warhol</strong>s ‘scherm’ van surface <strong>en</strong> oppervlakkigheid zit niet alle<strong>en</strong> in handeling<strong>en</strong> zoals<br />

het drag<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> zonnebril, e<strong>en</strong> van zijn vele pruik<strong>en</strong>, make­up, scre<strong>en</strong> in de zin van<br />

‘camouflage, masker’, <strong>en</strong> de honderd<strong>en</strong> scre<strong>en</strong>ings waaraan hij bezoekers van de Factory<br />

onderwierp. Scre<strong>en</strong>ings van ander<strong>en</strong>, niet van zichzelf, weliswaar – om van de silk scre<strong>en</strong>s<br />

maar te zwijg<strong>en</strong>, waarover Wayne Koest<strong>en</strong>baum heeft opgemerkt dat zij van het schilder<strong>en</strong><br />

iets machinaals maakt<strong>en</strong> <strong>en</strong> ‘removed the obligation of using the hand’. 92 Het gaat om<br />

het verstopp<strong>en</strong> achter e<strong>en</strong> huid (to hide, weer) van woord<strong>en</strong>, herhaling<strong>en</strong>, contradicties,<br />

scherm<strong>en</strong> mét <strong>en</strong> vàn woord<strong>en</strong>. Het zich vrijwel letterlijk herhal<strong>en</strong> <strong>en</strong> machinaal dezelfde<br />

productietechniek<strong>en</strong> hanter<strong>en</strong> (hand) is zo bezi<strong>en</strong> niet iets heel anders dan de bescherming<br />

<strong>en</strong> de afstand die e<strong>en</strong> zonnebril, polaroid­ <strong>en</strong> filmcamera hem bied<strong>en</strong> kond<strong>en</strong>. Het is, met<br />

e<strong>en</strong> ander doel <strong>en</strong> deels met andere middel<strong>en</strong>, dezelfde methode als <strong>Nietzsche</strong> hanteerde.<br />

Verkeerd begrep<strong>en</strong> will<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, misschi<strong>en</strong>, ook, niet of niet meer in iets als ‘begrip’ gelov<strong>en</strong>?<br />

36


37<br />

E<strong>en</strong> selectie van teg<strong>en</strong>strijdighed<strong>en</strong>:<br />

‘I think movies are becoming novels and it’s terrific that people like Norman Mailer and Susan Sontag<br />

are doing movies now too. That’s the new novel. Nobody’s going to read any more. It’s easier to make<br />

movies. The kind of movies that we’re doing are like paperbacks. They’re cheaper than big books.<br />

The kids at college don’t have to read any more. They can look at movies, or make them.’ (Interview<br />

van voorjaar 1969 – mijn cursiv. (rw)) 93<br />

‘What are you reading now?<br />

Ah, just newspapers.<br />

Do you have a favorite writer?<br />

No, I like the ones that don’t use by­lines.’<br />

(Interview van herfst 1969 – mijn cursiv. (rw)) 94<br />

‘“I never read the paper,” I said. (…) “I look at the pictures, that’s all.”’<br />

(The Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong> (1975), <strong>Warhol</strong> 1977, p. 180)<br />

‘O’BRIEN: Do you read a lot?<br />

WARHOL: Not too much. I mostly look at the pictures. [261]<br />

O’BRIEN: Do you think there are any good writers any more?<br />

WARHOL: Oh, yeah. Jacqueline Susann. Frank Rick. Victor Hugo.<br />

O’BRIEN: What are your favorite magazines?<br />

WARHOL: Blueboy, Pussy, P<strong>en</strong>thouse. Whatever I’m in.’<br />

(Interview van eind augustus 1977 – cursiv. in origineel, onderstreping van mij (rw)) 95<br />

‘I just keep on working…and take a lot of plane trips. I read a lot on the plane. Do you get a chance to read<br />

on the plane, at all?’ (Interview van zomer 1977 – mijn cursiv. (rw)) 96<br />

<strong>Warhol</strong> draait met zijn laatste vraag de rol van interviewer <strong>en</strong> geïnterviewde om. Nog e<strong>en</strong><br />

middel, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> manier, om afstand te schepp<strong>en</strong>, de controle te houd<strong>en</strong>?


‘The Rorschach is a good idea, and doing it just means that I have to sp<strong>en</strong>d some time writing down what I<br />

see in the Rorschach. That would make it more interesting if I could write down everything I read.’ (Interview<br />

van mei 1985 – cursiv. in origineel, onderstreping van mij (rw)) 97<br />

‘JC: What do you read?<br />

AW: The Enquirer, The Examiner and The Globe.<br />

JC: Do you like the s<strong>en</strong>sationalism?<br />

AW: No, I like the photographs. Do you read Eagle Magazine?’<br />

(Interview uit 1986 – cursiv. in origineel, onderstreping<strong>en</strong> van mij (rw)) 98<br />

Van belang is wat <strong>Warhol</strong> in dit verband zei, <strong>en</strong> herhaalde, over herhaling. Ik herhaal: ‘Wh<strong>en</strong><br />

I read magazines I just look at the pictures and the words, I don’t usually read it. There’s no<br />

meaning to the words, I just feel the shapes with my eye and if you look at something long<br />

<strong>en</strong>ough, I’ve discovered, the meaning goes away….’ (1966) 99 – ‘Because the more you look<br />

at the same exact thing, the more meaning goes away, and the better and emptier you feel.’<br />

(1980)<br />

‘I’ve be<strong>en</strong> quoted a lot saying, “I like boring things.” Well, I said it and I meant it. But that doesn’t mean I’m<br />

not bored by them. Of course, what I think is boring must not be the same as what other people think is,<br />

since I could never stand to watch all the most popular action shows on TV, because they’re ess<strong>en</strong>tially<br />

the same plots and the same shots and the same cuts over and over again. Appar<strong>en</strong>tly, most people love<br />

watching the same basic thing, as long as the details are differ<strong>en</strong>t. But I’m just the opposite: if I’m going to<br />

sit and watch the same thing I saw the night before, I don’t want it to be ess<strong>en</strong>tially the same – I want it to<br />

be exactly the same. Because the more you look at the same exact thing, the more meaning goes away,<br />

and the better and emptier you feel.’ (<strong>Warhol</strong> & Hackett (1980), POPism. The <strong>Warhol</strong> ’60s, p. 50 – mijn<br />

cursiv. (rw))<br />

Herhaling, <strong>bij</strong> <strong>Warhol</strong>, is e<strong>en</strong> manier, e<strong>en</strong> strategie, om betek<strong>en</strong>is op te heff<strong>en</strong>, weg te mak<strong>en</strong>,<br />

om leegte te schepp<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> vacuüm te trekk<strong>en</strong>. Het is de vraag of dat hem lukt, of hij die,<br />

modernistische, leegte ook daadwerkelijk creëert (de leegte, e<strong>en</strong> leegte, het repetitieve<br />

als van Rose is a rose is a rose is a rose?). De andere vraag is wat <strong>Nietzsche</strong> doet. Zijn<br />

herhaling<strong>en</strong> <strong>en</strong> (hyper)correcties werd<strong>en</strong> tot nu toe gelez<strong>en</strong> als manier<strong>en</strong> om betek<strong>en</strong>is tot<br />

stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, niet om die te reducer<strong>en</strong>. Waar het om gaat, is of destructie <strong>en</strong> productie<br />

heel verschill<strong>en</strong>de ding<strong>en</strong> zijn. De huls, de herhaling, t<strong>en</strong>slotte, het herhaalde blijft altijd<br />

38


39<br />

bestaan. Of je de leegte t<strong>en</strong> opzichte van het oude, dan wel de nieuwe volte de aandacht<br />

geeft, is e<strong>en</strong> kwestie van nadruk.<br />

<strong>Nietzsche</strong> legt nadruk op het tijdelijke <strong>en</strong> vergankelijke van elke (on)waarheid – <strong>Warhol</strong><br />

b<strong>en</strong>adrukt de leegte die zich voordoet <strong>en</strong> voelbaar maakt, e<strong>en</strong> leegte die mogelijk als e<strong>en</strong><br />

(positief) gemis is op te vatt<strong>en</strong>. Voor beid<strong>en</strong>, echter, lijkt het proces ironisch gekleurd, bewust<br />

plaats te vind<strong>en</strong>, als e<strong>en</strong> keuze. Bij <strong>Warhol</strong> heeft de herhaling, hoewel slechts in schijn, iets<br />

naïefs, quasi­onnozels <strong>en</strong> gespeelds, 100 <strong>bij</strong> <strong>Nietzsche</strong> werkt ze complexer, meer dwing<strong>en</strong>d<br />

<strong>en</strong> soms beler<strong>en</strong>d. De nadruk die <strong>Nietzsche</strong> op e<strong>en</strong> term als Wille zur Macht legt <strong>en</strong> op<br />

über wind<strong>en</strong> kan drammerig overkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> soms e<strong>en</strong> tyranniek trekje krijg<strong>en</strong>, ook als hij<br />

op d<strong>en</strong> duur tòch ironisch werkt, zichzelf ontkracht.<br />

<strong>Warhol</strong> zoekt de totale leegte op <strong>en</strong> vult die met clichés <strong>en</strong> de insignia van onze consumptie ­<br />

maatschappij. Hij laat zi<strong>en</strong> dat Monroe e<strong>en</strong> beeld is én e<strong>en</strong> illusie, maar maakt ook duidelijk<br />

dat er niets anders is dan dat beeld, dan al die beeld<strong>en</strong> <strong>bij</strong> elkaar. Bij <strong>Nietzsche</strong>, leidt herhaling<br />

als omwaardering, betek<strong>en</strong>isverandering, Überwindung tot e<strong>en</strong> tijdelijke leegte, e<strong>en</strong> korte,<br />

oppervlakkige dood – uit diepte.


41<br />

VII. Besluit. Herhal<strong>en</strong> <strong>en</strong> herinnering<br />

E<strong>en</strong> slot, tot slot. E<strong>en</strong> slot dat zich als deur voordoet: als e<strong>en</strong> poort. De ‘Thorweg’ uit Vom<br />

Gesicht und Räthsel, het hoofdstuk waarin Zarathustra de leer van zijn ‘afgrondelijk(st)e<br />

gedachte’, van de ewige Wiederkunft op<strong>en</strong>baart – e<strong>en</strong> ‘toegangspoort’ die naar twee kant<strong>en</strong><br />

op<strong>en</strong> is <strong>en</strong> ‘Aug<strong>en</strong>blick’ heet. 101<br />

Hij moet wel op<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> niet ‘halboff<strong>en</strong>’, zoals de ‘Geg<strong>en</strong>wärtig<strong>en</strong>’ eerder in de Zarathustra<br />

‘halboff<strong>en</strong>e Thore’ werd<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd, in vertaling tegelijk ‘halfop<strong>en</strong> poort<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘dwaz<strong>en</strong> die<br />

halfop<strong>en</strong> zijn’, 102 <strong>en</strong> daarmee niet helemáal gek misschi<strong>en</strong>? – niet half, maar helemaal geop<strong>en</strong>d.<br />

Het, die op<strong>en</strong> poort, evoceert de ‘Oberfläche’ of ‘Haut’ met ‘volle Transpar<strong>en</strong>z’ uit Die fröhliche<br />

Wiss<strong>en</strong>schaft, 103 het beeld van de huid als deur, van het ‘og<strong>en</strong>blik’ <strong>en</strong> van e<strong>en</strong> gepot<strong>en</strong>tieerd,<br />

diep, afgrondelijk, ondoorgrondelijk ‘nu’. Met alle nadruk op afstand, verte, zoals in ‘Die<br />

Zukunft und das Fernste sei dir die Ursache deines Heute’ of in e<strong>en</strong> term als ‘Fernst<strong>en</strong>­Liebe’<br />

(waar<strong>bij</strong> in retro spectief zowel afstand als verte als temporele categorieën kunn<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>),<br />

<strong>en</strong> in verband met de Überm<strong>en</strong>sch van de toekomst, 104 is dit oplad<strong>en</strong> van het og<strong>en</strong>blik ook<br />

paradoxaal, vreemd, bizar. 105 E<strong>en</strong> totaal verget<strong>en</strong> van het mom<strong>en</strong>t lijkt dan toepasselijker:<br />

precies wat <strong>Warhol</strong>, naar eig<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong>, tot stand bracht.<br />

‘I have no memory. Every day is a new day because I don’t remember the day before. Every minute is like<br />

the first minute of my life. I try to remember but I can’t. That’s why I got married – to my tape recorder.<br />

That’s why I seek out people with minds like tape recorders to be with. My mind is like a tape recorder<br />

with one button – Erase.’ (The Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong> (1975), <strong>Warhol</strong> 1977, p. 199)<br />

<strong>Warhol</strong> heeft het over e<strong>en</strong> medium dat conserveerde, bewaarde, archiveerde wat zijn hoofd<br />

niet kon of wilde onthoud<strong>en</strong>. Hij tapete voor A. A Novel (1968) gedur<strong>en</strong>de vier<strong>en</strong>twintig uur 106<br />

e<strong>en</strong> dag in het lev<strong>en</strong> van Ondine, alles wat er om hem he<strong>en</strong> gezegd werd <strong>en</strong> alles wat hij zelf<br />

zei, <strong>en</strong> liet het als e<strong>en</strong> boek uitgev<strong>en</strong>.<br />

Als Boris Groys stelt dat digitale techniek<strong>en</strong> de verhouding tuss<strong>en</strong> het ‘beeld’ <strong>en</strong> de<br />

informatie erachter transformeert, omdat de digitale data (null<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>en</strong><strong>en</strong>) <strong>en</strong> het digitale<br />

beeld op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele manier meer op elkaar lijk<strong>en</strong>, poneert hij e<strong>en</strong> nieuw soort relatie tuss<strong>en</strong><br />

vorm <strong>en</strong> inhoud, die meer weg heeft van metonymia dan metafora of vergelijking. De relatie<br />

is niet meer geheel symbolisch, talig, maar gecodeerd. ‘En dit betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>ing<br />

over wat id<strong>en</strong>tiek is <strong>en</strong> wat anders, of wat e<strong>en</strong> origineel <strong>en</strong> wat e<strong>en</strong> kopie, e<strong>en</strong> kwestie van


gelov<strong>en</strong> is, het gevolg van e<strong>en</strong> soevereine beslissing die niet volledig empirisch of logisch is<br />

te rechtvaardig<strong>en</strong>.’ 107<br />

Maar wanneer hij te sprek<strong>en</strong> komt over de dood <strong>en</strong> onsterfelijkheid <strong>en</strong> stelt dat digitale<br />

kunst naar de eeuwigheid knipoogt, br<strong>en</strong>gt hij <strong>Nietzsche</strong>s droom in herinnering. Want terwijl<br />

analoge afspeeltechniek<strong>en</strong> noodzakelijk <strong>en</strong>ige desintegratie <strong>en</strong> kwaliteitsverlies –décad<strong>en</strong>ce–<br />

met zich meebracht<strong>en</strong>, is het afspel<strong>en</strong> van (video­)materiaal zonder <strong>en</strong>ig kwaliteitsverlies <strong>en</strong><br />

met absolute id<strong>en</strong>titeit pas mogelijk in onze digitale era, op het internet. Dit moderne feit pas<br />

maakt, zo Groys, van <strong>Nietzsche</strong>s Wiederkunft des Gleich<strong>en</strong> e<strong>en</strong> (virtuele) realiteit.<br />

Andersom gered<strong>en</strong>eerd kun je zegg<strong>en</strong> dat <strong>Nietzsche</strong>s ‘fictie’ niet pas nu mogelijk geword<strong>en</strong><br />

is, integ<strong>en</strong>deel, dat ze niet e<strong>en</strong> natuurkundige maar juist e<strong>en</strong> technologische voorspelling was,<br />

e<strong>en</strong> prelude op de uitvinding van de geluids­ <strong>en</strong> bandopname, van de grammofoonplaat <strong>en</strong><br />

de film, heel kort, <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> na zijn Umnachtung van 1889: van techniek<strong>en</strong> die herhaling pas<br />

écht mogelijk zoud<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, al was er daar<strong>bij</strong> van eeuwigheid nog ge<strong>en</strong> sprake. De wandeling<br />

van A naar B, <strong>en</strong> Back Again, de cyclische film, in het <strong>bij</strong>zonder, die met hetzelfde of vrijwel<br />

hetzelfde shot eindigt als hij begint (Big Fish, niet in de laatste plaats, of, ook uit 2003,<br />

Elephant, met dezelfde blauwgro<strong>en</strong>e lucht(<strong>en</strong>) aan het einde <strong>en</strong> begin) zijn nietzscheaans van<br />

toon omdat ze op hun spor<strong>en</strong> terugkom<strong>en</strong>, weer van vor<strong>en</strong> af aan kunn<strong>en</strong> beginn<strong>en</strong>, da capo<br />

ad infinitum. Groys wekt de indruk ‘gleiche’ (‘gelijke, zelfde’) <strong>en</strong> ‘selbe’ (‘zelfde, id<strong>en</strong>tieke’) te<br />

verwissel<strong>en</strong>, te letterlijk te nem<strong>en</strong>. Het lijkt <strong>Nietzsche</strong> namelijk niet zozeer te gaan om de<br />

absolute vervulling van zijn droom, altijd precies hetzelfde drom<strong>en</strong>, maar om de mogelijkheid,<br />

de pot<strong>en</strong>tialiteit, het pot<strong>en</strong>tieel daarin verborg<strong>en</strong>, met winst of kwaliteitsverlies, precies zoals<br />

hij in verschill<strong>en</strong>de geschrift<strong>en</strong> zijn ideeën her­, onderuit­ <strong>en</strong> steeds weer op<strong>en</strong>haalt.<br />

<strong>Warhol</strong> vergat alles, maar ‘bewaarde’ het, extern, met zijn taperecorder, zijn videocamera,<br />

in talloze ‘time capsules’ <strong>en</strong> tijdsmachines– ieder mom<strong>en</strong>t alsof het e<strong>en</strong> schat was. Zijn beste<br />

‘vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>’ nam<strong>en</strong> alles op. <strong>Nietzsche</strong> vergat niets <strong>en</strong> had, behalve het schrift, niets om mee te<br />

bewar<strong>en</strong>. Wat is gekker, wat maakt het og<strong>en</strong>blik meer waar(d)? 108<br />

En de indruk dat Thorweg aan ‘Irrweg’ herinnert, aan e<strong>en</strong> ‘dwaalweg’? Omdat e<strong>en</strong> Thor<br />

e<strong>en</strong> ‘poort’ is maar ook e<strong>en</strong> ‘dwaas’, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> Irrer e<strong>en</strong> ‘gek’, e<strong>en</strong> ‘waanzinnige’, e<strong>en</strong> ‘doler’,<br />

e<strong>en</strong> ‘wandelaar’, zoals Zarathustra e<strong>en</strong> Wanderer was? Het is niet onwaarschijnlijk. Maar zou<br />

<strong>Nietzsche</strong> daarmee niet aangev<strong>en</strong>, toegev<strong>en</strong>, dat hij iets –fysisch– onmogelijks beweerde, <strong>en</strong><br />

iets waarvan je gek wordt als je er niet goed mee weet om te gaan. De theorie van de ewige<br />

Wiederkunft des Gleich<strong>en</strong> ís e<strong>en</strong> gekmaker, maar het lijkt wel of <strong>Nietzsche</strong> dàt beweerde, met<br />

gevoel voor ironie. Dat hij zelfs om zijn belangrijkste <strong>en</strong> afgrondelijk(st)e gedachte lach<strong>en</strong> kon.<br />

Als e<strong>en</strong> duivel die ‘sich häutet’ <strong>en</strong> van zijn Haut e<strong>en</strong> Heute maakt. 109<br />

42


45<br />

Not<strong>en</strong><br />

1 Big Fish, Tim Burton (US 2003), 01.19.45–01.19.50. De film is gebaseerd op Daniel Wallaces Big Fish:<br />

A Novel of Mythic Proportions (1998). Will heeft, gek g<strong>en</strong>oeg, als hij zijn ‘but it’s all I’ve ever se<strong>en</strong>’<br />

uitspreekt, de og<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> dicht.<br />

2 Bersani & Dutoit 1999, p. 7: ‘Jarman saw in Caravaggio his own dominant aesthetic interests.<br />

Caravaggio painted, but, Jarman claims in the autobiographical text Dancing Ledge, “had Caravaggio<br />

be<strong>en</strong> reincarnated in this c<strong>en</strong>tury it would have be<strong>en</strong> as a film­maker, Pasolini”.’<br />

3 ‘“Day after day I look in the mirror and I still see something – a new pimple. If the pimple on my upper<br />

right cheek is gone, a new one turns up on my lower left cheek, on my jawline, near my ear, in the middle<br />

of my nose, under the hair on my eyebrows, right betwe<strong>en</strong> my eyes. I think it’s the same pimple, moving<br />

from place to place.” I was telling the truth. If someone asked me, “What’s your problem?” I’d have to<br />

say, “Skin.”’, The Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong> (1975), <strong>Warhol</strong> 1977, p. 8. Vgl. over <strong>Warhol</strong>s huidproblem<strong>en</strong><br />

Koest<strong>en</strong>baum 2001, pp. 22­23, Kruse 2007, pp. 182, 187­191. Zie voor homoseksualiteit als het<br />

“problem” (tuss<strong>en</strong> aanhalingstek<strong>en</strong>s) <strong>bij</strong> uitstek Koest<strong>en</strong>baum 2001, p. 7 <strong>en</strong> 155.<br />

THE Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong> is in feite niet door <strong>Warhol</strong> zelf geschrev<strong>en</strong>, maar van de hand van<br />

Pat Hackett, als ghostwriter, zoals zijn biograaf Wayne Koest<strong>en</strong>baum opmerkt (Koest<strong>en</strong>baum 2001,<br />

p. 19, waar ook op het eig<strong>en</strong>aardig geprononceerde pronom<strong>en</strong> (in)definitum van de titel gewez<strong>en</strong><br />

wordt). <strong>Warhol</strong> heeft ‘zijn’ werk op p. [v] aan onder ander<strong>en</strong> Pat Hackett opgedrag<strong>en</strong>, ‘for extracting<br />

and redacting my thoughts so intellig<strong>en</strong>tly’ (The Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong> (1975), <strong>Warhol</strong> 1977, p. 8).<br />

4 ‘Es ist wahrscheinlich, dass die Objecte des religiös<strong>en</strong>, moralisch<strong>en</strong> und ästhetisch<strong>en</strong> Empfind<strong>en</strong>s eb<strong>en</strong>falls<br />

nur zur Oberfläche der Dinge gehör<strong>en</strong>, währ<strong>en</strong>d der M<strong>en</strong>sch gerne glaubt, dass er hier w<strong>en</strong>ig­[26]<br />

st<strong>en</strong>s an das Herz der Welt rühre; er täuscht sich, weil j<strong>en</strong>e Dinge ihn so tief beselig<strong>en</strong> und so tief<br />

unglücklich mach<strong>en</strong>, und zeigt also hier d<strong>en</strong>selb<strong>en</strong> Stolz wie bei der Astrologie. D<strong>en</strong>n diese meint, der<br />

Stern<strong>en</strong>himmel drehte sich um das Loos des M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>; der moralische M<strong>en</strong>sch aber setzt voraus,<br />

Das, was ihm wes<strong>en</strong>tlich am Herz<strong>en</strong> liege, müsse auch Wes<strong>en</strong> und Herz der Dinge sein.’, MA I (1878),<br />

1, Aph. 4, Astrologie und Verwandtes, ksa 2, pp. 26­27. Vgl. over het ‘hart der ding<strong>en</strong>’ in Die Geburt der<br />

Tragödie nt. 28.<br />

5 In het door mij onderzochte corpus, bestaande uit Die Geburt der Tragödie (GT), Also sprach Zarathustra<br />

(AsZ), M<strong>en</strong>schlichs, Allzum<strong>en</strong>schliches (MA), Die fröhliche Wiss<strong>en</strong>schaft (FW) <strong>en</strong> Ecce Homo (EH) kom<strong>en</strong><br />

45 keer vorm<strong>en</strong> van Oberfläch(lich)(er)(e)(keit) voor: 10× in GT; 6× in AsZ; 9× in MA; 18× in FW (waarvan<br />

1× Veroberflächlichung); 2× in EH (sam<strong>en</strong> in één zin). E<strong>en</strong> overzicht van vindplaats<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de lijst<strong>en</strong> met<br />

andere ‘woord(veld)<strong>en</strong>’ zoals ‘steig<strong>en</strong>’, ‘Tiefe’, ‘Grund’ is <strong>bij</strong> de auteur op te vrag<strong>en</strong>.


6 In Die Geburt der Tragödie komt ‘oberflächlicher’ drie keer voor, maar het wordt niet meer absoluut<br />

gebruikt (ook als de comparé in het eerste geval ontbreekt): latere Griek<strong>en</strong> war<strong>en</strong> ‘optimistischer,<br />

oberflächlicher, schauspielerischer, (…) brünstiger (…) “heiterer” und “wiss<strong>en</strong>schaftlicher” [dan<br />

de eerdere, dionysischere]’, GT, Versuch einer Selbstkritik (1886), 4, ksa 1, p. 16; ‘sprech<strong>en</strong> (…)<br />

oberflächlicher als sie handeln’, GT (1872) 17, ksa 1, p. 109; ‘oberflächlicher redet als er handelt’,<br />

GT (1872) 17, ksa 1, p. 110.<br />

7 Vgl. ook ‘oberflächlicher<strong>en</strong> Natur<strong>en</strong> geg<strong>en</strong> die (…) schwerer<strong>en</strong>, tiefer<strong>en</strong> (…) böser<strong>en</strong> und argwöhnerisch<strong>en</strong><br />

M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>’, FW V (1886), Aph. 350, Zu Ehr<strong>en</strong> der homines religiosi, ksa 3, p. 586, dat meer<br />

e<strong>en</strong> superlatieve dan comparatieve waarde heeft: de twee groep<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zijn in zichzelf ‘meer’,<br />

als type, g<strong>en</strong>us, soort.<br />

8 FW V (1886), Aph. 354, Vom “G<strong>en</strong>ius der Gattung”, ksa 3, p. 592 (mijn cursiv. (rw)).<br />

9 D.i. ‘k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> door gezi<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>’.<br />

10 Van φαίνομαι ‘verschijn<strong>en</strong>’.<br />

11 ‘Er, der seiner Wurzel nach der “Schein<strong>en</strong>de”, die Lichtgottheit ist, beherrscht auch d<strong>en</strong> schön<strong>en</strong> Schein<br />

der inner<strong>en</strong> Phantasie­Welt.’, GT, 1, ksa 1, p. 27.<br />

12 ‘Alles Unvergängliche – das ist nur ein Gleichniss! Und die Dichter lüg<strong>en</strong> zuviel. –’, AsZ II (1883), Auf d<strong>en</strong><br />

glückselig<strong>en</strong> Inseln, ksa 4, p. 110; ‘“So hörte ich dich schon einmal sag<strong>en</strong>, antwortete der Jünger; und<br />

damals fügtest du hinzu: “aber die Dichter lüg<strong>en</strong> zuviel.” Warum sagtest du doch, dass die Dichter zuviel<br />

lüg<strong>en</strong>?”’, AsZ II (1883), Von d<strong>en</strong> Dichtern, ksa 4, p. [163].<br />

13 AsZ III (1884), Die Heimkehr, ksa 4, p. 233 – mijn cursiv. (rw).<br />

14 AsZ III (1884), Der Wanderer, ksa 4, p. 194 – mijn cursiv. (rw).<br />

15 AsZ III (1884), Der Wanderer, ksa 4, p. 194. ‘Von sich abseh<strong>en</strong>’, niet abseh<strong>en</strong> sec. Toch heeft <strong>Nietzsche</strong><br />

alle<strong>en</strong> dat woord gespatieerd.<br />

16 AsZ III (1884), Die Heimkehr, ksa 4, p. 233.<br />

17 Politeia 507b­519b. Vgl. Von Reibnitz 1992, p. 25, comm<strong>en</strong>taar <strong>bij</strong> GT 9 65.11­18.<br />

18 Raffaello Sanzio, La trasfigurazione (1518­1520), olieverf op doek, 405×278 cm. Città del Vaticano,<br />

Musei Vaticani. Vgl. over het schilderij <strong>en</strong> <strong>Nietzsche</strong> <strong>bij</strong>voorbeeld Willems<strong>en</strong> 1997, pp. 79­84.<br />

19 ‘(…) der Künste, durch die das Leb<strong>en</strong> möglich und [27] leb<strong>en</strong>swerth gemacht wird.’, GT, 1, ksa 1,<br />

pp. 27­28 (mijn cursiv. (rw)); ‘Dies ist die wahre Kunstabsicht des Apollo: in dess<strong>en</strong> Nam<strong>en</strong> wir alle<br />

j<strong>en</strong>e zahllos<strong>en</strong> Illusion<strong>en</strong> des schön<strong>en</strong> Scheins zusamm<strong>en</strong>fass<strong>en</strong>, die in jedem Aug<strong>en</strong>blick das Dasein<br />

überhaupt leb<strong>en</strong>swerth mach<strong>en</strong> und zum Erleb<strong>en</strong> des nächst<strong>en</strong> Aug<strong>en</strong>blicks dräng<strong>en</strong>.’, GT, 25, ksa 1,<br />

p. 155 (mijn cursiv. (rw)). Vgl. in verband met Rafaël ‘leb<strong>en</strong>swerthere’, GT, 4, ksa 1, p. 38.<br />

20 GT, 1, ksa 1, p. 27.<br />

21 GT, 1, ksa 1, p. 28.<br />

46


47<br />

22 Vergelijk over het principium individuationis Willems<strong>en</strong> 1997, p. 79. Het beeld van de schipper komt met<br />

e<strong>en</strong> andere dramatiek al voor <strong>bij</strong> Kant, als hij over het ‘reine Verstand’ <strong>en</strong> de mogelijkhed van ervaring<br />

spreekt, van ‘einem weit<strong>en</strong> stürmisch<strong>en</strong> Ozeane, dem eig<strong>en</strong>tlich<strong>en</strong> Sitze des Scheins’ dat ‘d<strong>en</strong> (…)<br />

herumschwärm<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Seefahrer unaufhörlich mit leer<strong>en</strong> Hoffnung<strong>en</strong> täuscht’ (Kritik der rein<strong>en</strong> Vernunft,<br />

B 294), zie Von Reibnitz 1992, p. 75, comm<strong>en</strong>taar <strong>bij</strong> 28.12­17.<br />

23 GT, 4, ksa 1, p. 39 – mijn cursiv. (rw).<br />

24 Matth. 17:1 evv., resp. Matth. 17:14 evv.<br />

25 Van de voor de hand ligg<strong>en</strong>de verklaring dat unter<strong>en</strong> als comparatief niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> Oberes maar<br />

ook e<strong>en</strong> Unterstes impliceert (drie niveaus i.p.v. twee) is k<strong>en</strong>nelijk ge<strong>en</strong> sprake: <strong>Nietzsche</strong> lijkt het<br />

idiomatische Duits ‘untere’ in de zin van ‘onderste’ hier niet te ondergrav<strong>en</strong>. Vgl. echter de Dud<strong>en</strong>,<br />

Drosdowski (Ed.) 1995, sub 517, p. 297: ‘Die Superlative äusserste, innerste, oberste, unterste,<br />

vorderste, hinterste werd<strong>en</strong> wie Positive gebraucht. Sie hab<strong>en</strong> kein<strong>en</strong> Komparativ.’<br />

26 FW, Vorrede zur zweit<strong>en</strong> Ausgabe (1887), 4, ksa 3, p. 352. De Vorrede is gedateerd ‘Ruta bei G<strong>en</strong>ua,<br />

im Herbst 1886.’ (ibid., p. 352). Ik vat wir nicht mehr in ‘wir glaub<strong>en</strong> nicht mehr’, pluralis majestatis,<br />

op als ‘i.t.t. waarheidszoekers’, want ook in Die Geburt de Tragödie (betoog ik) bedoelt <strong>Nietzsche</strong> al<br />

‘niet meer’ dat die wet<strong>en</strong>schappelijke of christelijke waarheid waarheid is.<br />

27 Schöner / schön<strong>en</strong> Schein(s) in GT: GT, 1, ksa 1, pp. 27 (2×), 28; GT, 25, ksa 1, p. 155.<br />

28 ‘(…) indem die Begriffe nur die allererst aus der Anschauung abstrahirt<strong>en</strong> Form<strong>en</strong>, gleichsam die<br />

abgezog<strong>en</strong>e äussere Schale der Dinge <strong>en</strong>thalt<strong>en</strong>, also ganz eig<strong>en</strong>tlich Abstracta sind; die Musik hingeg<strong>en</strong><br />

d<strong>en</strong> innerst<strong>en</strong> aller Gestaltung vorhergängig<strong>en</strong> Kern, oder das Herz der Dinge giebt.’, GT, 16, ksa 1,<br />

p. 106. Vgl. nt. 4 voor het ‘Herz der Dinge’ in M<strong>en</strong>schliches, Allzum<strong>en</strong>schlichs MA I (1878), 1, Aph. 4,<br />

Astrologie und Verwandtes, ksa 2, pp. 26­27 (mijn cursiv. (rw)).<br />

29 AsZ I (1883), Von der Nächst<strong>en</strong>liebe, ksa 4, p. 78. Dat ‘Schale’ hier ‘schaal, schotel’ betek<strong>en</strong>t is uit­<br />

geslot<strong>en</strong>. Alhoewel: e<strong>en</strong> schaal kan zowel leeg, als vol zijn, ook als er ‘Gutes’ in zit. Schaal ligt tuss<strong>en</strong><br />

dezelfde extrem<strong>en</strong> van goed <strong>en</strong> slecht ingeklemd. Wel is het de vraag, natuurlijk, of <strong>Nietzsche</strong> dan het<br />

‘traditionele’ of zijn omgewaardeerde, nieuwe ‘goed’ op het oog zou hebb<strong>en</strong>.<br />

30 AsZ III (1884), Vom Geist der Schwere, ksa 4, p. 243 (mijn cursiv. (rw)).<br />

31 AsZ III (1884), Die sieb<strong>en</strong> Siegel (Oder: das Ja­ und Am<strong>en</strong>­Lied), 7, ksa 4, p. 291. Vgl. in de paragraaf<br />

over de ‘dood van god’: Fw III (1882), Aph. 125, Der tolle m<strong>en</strong>sch, ksa 3, p. 481: ‘Giebt es noch ein Ob<strong>en</strong><br />

und ein Unt<strong>en</strong>?’ Vgl. EH, Also sprach Zarathustra, 6, ksa 6, p. 343: ‘Man weiss bis dahin nicht, was Höhe,<br />

was Tiefe ist; man weiss noch w<strong>en</strong>iger, was Wahrheit ist.’<br />

32 AsZ III (1884), Der Wanderer, ksa 4, p. 194.<br />

33 AsZ I (1883), Vorrede, ksa 4, p. 15.


34 AsZ IV, Das Zeich<strong>en</strong>, ksa 4, p. 408. Ook aan het begin van boek vier: ‘– “Was liegt am Glücke!<br />

antwortete er, ich trachte lange nicht mehr nach Glücke, ich trachte nach meinem Werke.” –’ AsZ IV<br />

(1885), Das Honig­Opfer, ksa 4, p. 297.<br />

35 FW IV (1882), Aph. 299, Was man d<strong>en</strong> Künstlern ablern<strong>en</strong> soll, ksa 3, p. 538.<br />

36 AsZ IV (1885), Das Honig­Opfer, ksa 4, p. 297.<br />

37 GT, 1, ksa 1, p. 26.<br />

38 Schop<strong>en</strong>hauer, Die Welt als Wille und Vorstellung, WAWV II, Erstes buch, Kapitel 14, p. 174, ook<br />

geciteerd in Walter 2002, p. 11.<br />

39 Schop<strong>en</strong>hauer, Die Welt als Wille und Vorstellung, WAWV II, Erstes buch, Kapitel 14, p. 175, ook<br />

geciteerd in Walter 2002, p. 11.<br />

40 AsZ III (1884), Die Heimkehr, ksa 4, p. 233. Zie hierbov<strong>en</strong> nt. 16.<br />

41 AsZ II (1883), Von d<strong>en</strong> Dichtern, ksa 4, p. 165 (mijn cursiv. (rw)).<br />

42 AsZ III (1884), Vor Sonn<strong>en</strong>­Aufgang, ksa 4, p. [207] (mijn cursiv. (rw)). Meine Unschuld, dus e<strong>en</strong> onschuld<br />

(als e<strong>en</strong> deugd) die ongedeeld, ondeelbaar, van Zarathustra alléén is, e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>st bezit: ‘Dass eure<br />

Tug<strong>en</strong>d euer Selbst sei und nicht ein Fremdes, eine Haut, eine Bemäntelung: das ist die Wahrheit aus<br />

dem Grunde eurer Seele, ihr Tug<strong>en</strong>dhaft<strong>en</strong>! –’, AsZ II (1883), Von d<strong>en</strong> Tug<strong>en</strong>dhaft<strong>en</strong>, ksa 4, p. 121.<br />

43 AsZ III (1884), Auf dem Oelberge, ksa 4, p. 220 (mijn cursiv. (rw)).<br />

44 AsZ III (1884), Der Wanderer, ksa 4, p. 194. Zie hierbov<strong>en</strong> abseh<strong>en</strong>, nt. 15.<br />

45 AsZ I (1883), Von der Nächst<strong>en</strong>liebe, ksa 4, p. 79: ‘Meine Brüder, zur Nächst<strong>en</strong>liebe rathe ich euch nicht:<br />

ich rathe euch zur Fernst<strong>en</strong>­Liebe.’<br />

46 GT, 4, ksa 1, p. 38.<br />

47 AsZ I (1883), Vom Les<strong>en</strong> und Schreib<strong>en</strong>, ksa 4, p. [48]. Vgl. over het letterlijke, dan wel figuurlijke<br />

‘d<strong>en</strong> Kopf verlier<strong>en</strong>’ Willems<strong>en</strong> 1997, p. 12.<br />

48 E<strong>en</strong> herdruk, uitgebreid met deze Vorrede <strong>en</strong> het vijfde boek, zie Komm<strong>en</strong>tar zu Band 3, Die fröhliche<br />

Wiss<strong>en</strong>schaft, ksa 14, p. 231.<br />

49 De ‘Versuch einer Selbstkritik’ is ongedateerd, maar werd eind augustus 1886 door <strong>Nietzsche</strong> aan zijn<br />

uitgever verstuurd, zie Von Reibnitz 1992, p. 341.<br />

50 De voorredes van MA <strong>en</strong> FW zijn gedateerd, resp. ksa 2, p. 22, ksa 3, p. 352.<br />

51 GT, 4, ksa 1, p. 38.<br />

52 Freundschaft, maar zonder het voor <strong>Nietzsche</strong> noodzakelijke wantrouw<strong>en</strong>, opgevat als e<strong>en</strong> ‘Blindheit zu<br />

Zwei<strong>en</strong> ohne Verdacht und Fragezeich<strong>en</strong>’, MA (I­II), Vorrede zur neu<strong>en</strong> Ausgabe (1886), 1, ksa 2, p. 14,<br />

gedateerd, p. 22, ‘Nizza, im Frühling 1886.’<br />

53 MA (I­II), Vorrede zur neu<strong>en</strong> Ausgabe (1886), 1, ksa 2, p. 14 (mijn cursiv. (rw)).<br />

48


49<br />

54 De vertaling is van de hand van David Farell Krell <strong>en</strong> Donald Bates in hun boek The Good European:<br />

<strong>Nietzsche</strong>’s Work Sites in Word and Image (1997).<br />

55 Friedrich <strong>Nietzsche</strong> aan Elisabeth Förster­<strong>Nietzsche</strong>, gedateerd V<strong>en</strong>etië, 20 mei 1885. Brief nr. 602,<br />

ksb 7, p. 53 = kgb 3.3, pp. 51­53, p. 53. Het concept voor de brief in kgb 3.3, – nr. 601a (Nachtrag in<br />

3.7 / 2, 3­4).<br />

56 John Waters tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> vraaggesprek in het filmtheater van de Melkweg, Amsterdam, zondag<br />

13 september 2009. Vgl. Hilbert 2001, z.p., ‘Others, like Andy <strong>Warhol</strong> hide in plain sight (Capote<br />

described <strong>Warhol</strong> as a sphinx without a riddle)’.<br />

57 Danto 1981, p. 99 (ook geciteerd in Mattick 1998, p. 966). Danto spreekt van e<strong>en</strong> (s<strong>en</strong>sorieel)<br />

‘indiscernible counterpart’, van e<strong>en</strong> ontologisch <strong>en</strong> institutioneel verschil (zijn beschouwing aldaar gaat<br />

echter niet alle<strong>en</strong> over <strong>Warhol</strong>).<br />

58 Vgl. over Danto Freeland 2002, pp. 54­55 / 211. Zie voor de kritiek op Danto Mattick 1998, pp. 966­<br />

968, vooral p. 968, <strong>en</strong> over de interpretatie van Claes Old<strong>en</strong>burg, die de schijn / illusie in de doz<strong>en</strong> wèl<br />

zag, ibid., pp. 967­968.<br />

Vgl. over het ‘ontologisch verschil’ tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> Brillo box <strong>en</strong> e<strong>en</strong> brillo box ook Carrier 2009, pp. 47­51<br />

<strong>en</strong> 89­90, die de term ‘indistuingishable’ gebruikt <strong>en</strong> Danto’s critici weliswaar gelijk geeft (p. 47), maar<br />

nog opmerkt dat Danto ‘could make the same argum<strong>en</strong>t’ als <strong>Warhol</strong> échte brillo­doz<strong>en</strong> in de galerie had<br />

t<strong>en</strong>toongesteld (p. 48) – alsof het niet van groot belang is dat hij dat níet deed.<br />

59 Het citaat wordt aan <strong>Warhol</strong> toegeschrev<strong>en</strong>, maar heeft ge<strong>en</strong> definitieve bron of datering. Contact met<br />

het Andy <strong>Warhol</strong> Museum te Pittsburgh om de herkomst (e<strong>en</strong> interview?), context, het hoe <strong>en</strong> wanneer<br />

van de uitspraak te achterhal<strong>en</strong>, heeft tot nog toe ge<strong>en</strong> resultat<strong>en</strong> opgeleverd.<br />

60 FW, Vorrede zur zweit<strong>en</strong> Ausgabe (1887), 4, ksa 3, p. 352 (gedateerd ‘Ruta bei G<strong>en</strong>ua, im Herbst 1886.’)<br />

– mijn cursiv. (rw).<br />

61 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 90 (12 “Andy <strong>Warhol</strong>: My True Story”, Gretch<strong>en</strong> Berg, Summer 1966,<br />

The EastVillage Other, November 1, 1966).<br />

62 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, pp. 87­88 (12 “Andy <strong>Warhol</strong>: My True Story”, Gretch<strong>en</strong> Berg, Summer<br />

1966, The EastVillage Other, November 1, 1966).<br />

63 Ku<strong>en</strong>zli 1981, p. 104.<br />

64 Ku<strong>en</strong>zli 1981, p. 100. De verwijzing is naar Danto 1965, p. 13.<br />

65 De opmerking zoals Ku<strong>en</strong>zli hem citeert wordt (namelijk) nog gevolgd door ‘(…) but th<strong>en</strong> he would not<br />

[13] have be<strong>en</strong> the original thinker he was, working through a set of problems which had hardly ever<br />

be<strong>en</strong> charted before.’<br />

66 AsZ I (1883), Vom Freunde, ksa 4, p. [71].


67 Foster 2007, pp. 01:06:00–01:07:00 (deze cijfers verwijz<strong>en</strong> inderdaad naar e<strong>en</strong> paginering, de regel<br />

breekt af in ‘paro­[01:06:00]distic’). Foster refereert aan <strong>en</strong> citeert uit Annette Michelsons ‘“Where is Your<br />

Rupture?” Mass Culture and the Gesamtkunstwerk’, in Michelson, Annette (ed.), Andy <strong>Warhol</strong>. MIT Press,<br />

Cambridge, MA, 2001, p. 102.<br />

68 ‘Un style de décad<strong>en</strong>ce est celui où l’unité du livre se décompose pour laisser la place à l’indép<strong>en</strong>deance<br />

de la page, où la page se décompose pour laisser la place à l’in dép<strong>en</strong>dance de la phrase, et la phrase<br />

pour laisser la place à l’indép<strong>en</strong>dance du mot’, Bourget, Essais de psychologie contemporaine (1883),<br />

p. 25, geciteerd in Kamerbeek 1950, p. [268].<br />

69 ‘Ich halte mich dies Mal nur bei der Frage des S t i l s auf. Womit k<strong>en</strong>nzeichnet sich jede l i t t e r a r i s c h e<br />

décad<strong>en</strong>ce? Damit dass das Leb<strong>en</strong> nicht mehr im Ganz<strong>en</strong> wohnt. Das Wort wird souverain und springt<br />

aus dem Satz hinaus, der Satz greift über und verdunkelt d<strong>en</strong> Sinn der Seite, die Seite gewinnt Leb<strong>en</strong><br />

auf Unkost<strong>en</strong> des Ganz<strong>en</strong> – das Ganze ist kein Ganzes mehr. Aber das ist das Gleichniss für jed<strong>en</strong> Stil<br />

der deácd<strong>en</strong>ce: jedes Mal Anarchie der Atome, Disgregation des Will<strong>en</strong>s, “Freiheit des Individuums”,<br />

moralisch geredet, – zu einer politisch<strong>en</strong> Theorie erweitert “g l e i c h e Rechte für Alle”.’, Der Fall Wagner<br />

(1888), 7, ksa 6, p. 27, aangehaald in <strong>Nietzsche</strong>­Wörterbuch s.v. Dekad<strong>en</strong>z, pp. 542­543, ook geciteerd<br />

in Kamerbeek 1950, p. [268].<br />

70 <strong>Nietzsche</strong>­Wörterbuch, s.v. Dekad<strong>en</strong>z, p. 541: ‘(…) Beschreibung der literarisch<strong>en</strong> Dekad<strong>en</strong>z von<br />

Bourget: das Selbständigwerd<strong>en</strong> des Wortes. N. dreht dies<strong>en</strong> Sachverhalt aber um: nicht das Ganze<br />

zefällt in selbständige Einheit<strong>en</strong>, sondern vielmehr sind es die Einheit<strong>en</strong>, d<strong>en</strong><strong>en</strong> es nicht gelingt, ein<br />

Ganzes zu bild<strong>en</strong>.’ En aldaar p. 560: ‘N. legt jedoch d<strong>en</strong> Akz<strong>en</strong>t nicht auf das Auseinanderfall<strong>en</strong> des<br />

Ganz<strong>en</strong>, sondern auf die fehl<strong>en</strong>de Fähigkeit noch ein Ganzes sschaff<strong>en</strong> uzu könn<strong>en</strong>, auf die Anarchie<br />

der Atome, die Disgregation des Will<strong>en</strong>s, die “gleiche[n] Rechte für Alle”.’<br />

71 ‘Das Fragm<strong>en</strong>t an sich’ (1871), <strong>Nietzsche</strong> / Janz (ed.) 1976, ‘17. “Das Fragm<strong>en</strong>t an sich”’, pp. 33 / 335­<br />

336. Janz spreekt op p. 336 over de ‘durch das “da capo” am Schluss <strong>en</strong>tsteh<strong>en</strong>de “Un<strong>en</strong>dlichkeit” des<br />

Fragm<strong>en</strong>ts’.<br />

72 Ik ga hier dus uit van de publicatiedata van <strong>Nietzsche</strong>s werk<strong>en</strong> in boekvorm.<br />

73 Götz<strong>en</strong>dämmerung, oder wie man mit dem Hammer philosophirt (1888). Vgl. Willems<strong>en</strong> 1997, p. 18.<br />

74 EH (1888), Warum ich ein Schicksal bin, 1, ksa 6, p. [365].<br />

75 ‘Die Feig<strong>en</strong> fall<strong>en</strong> von d<strong>en</strong> Bäum<strong>en</strong>, sie sind gut und süss; und indem sie fall<strong>en</strong>, reisst ihn<strong>en</strong> die rothe<br />

Haut. Ein Nordwind bin ich reif<strong>en</strong> Feig<strong>en</strong>. [/] Also, gleich Feig<strong>en</strong>, fall<strong>en</strong> euch diese Lehr<strong>en</strong> zu, meine<br />

Freunde: nun trinkt ihr<strong>en</strong> Saft und ihr süsses Fleisch! Herbst ist es umher und reiner Himmel und<br />

Nachmittag.’, AsZ II (1883), Auf d<strong>en</strong> glückselig<strong>en</strong> Inseln, ksa 4, p. [109].<br />

76 ‘Oder ist es das: krank sein und die Tröster heimschick<strong>en</strong> und mit Taub<strong>en</strong> Freundschaft schliess<strong>en</strong>, die<br />

niemals hör<strong>en</strong>, was du willst?’, AsZ I (1883), Von d<strong>en</strong> drei Verwandlung<strong>en</strong>, ksa 4, p. [29] (mijn cursiv. (rw)).<br />

50


51<br />

77 Ik noem alle<strong>en</strong> ‘verborg<strong>en</strong>ste Fisch’ uit AsZ III (1884), Auf dem Oelberge, ksa 4, p. 220; ‘M<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>­<br />

Fische’, AsZ IV (1885), Das Honig­Opfer, ksa 4, p. 297. In verband met de Oberflächlichkeit: ‘Oder sie<br />

sitz<strong>en</strong> Tags über mit Angelruth<strong>en</strong> an Sümpf<strong>en</strong> und glaub<strong>en</strong> sich t i e f damit; aber wer dort fischt, wo es<br />

keine Fische giebt, d<strong>en</strong> heisse ich noch nicht einmal oberflächlich!’, AsZ, Von d<strong>en</strong> Abtrünnig<strong>en</strong>, 2, ksa 4,<br />

p. 228.<br />

Bij ‘Ach, ich warf wohl mein Netz in ihre [van de dichters] Meere und wollte gute Fische fang<strong>en</strong>;<br />

aber immer zog ich eines alt<strong>en</strong> Gottes Kopf herauf.’, AsZ II (1883), Von d<strong>en</strong> Dichtern, ksa 4, p. 165<br />

(mijn cursiv. (rw)), over domineesdichters ontkomt m<strong>en</strong> er niet aan om aan de vis ‘ichthus’ van I(esous)<br />

Ch(ristos) Th(eou) U(ios) S(oter) te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>.<br />

78 Niet alle<strong>en</strong> God is dood, álle god<strong>en</strong> zijn het, vgl. AsZ, Von der sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Tug<strong>en</strong>d. 3., ksa 4, p. 102.<br />

79 ‘Aber der Wind, d<strong>en</strong> wir nicht seh<strong>en</strong>, der quält und biegt ihn, wohin er will. Wir werd<strong>en</strong> am schlimmst<strong>en</strong><br />

von unsichtbar<strong>en</strong> Händ<strong>en</strong> gebog<strong>en</strong> und gequält.’, AsZ I (1883), Vom Baum am Berge, ksa 4, p. [51]<br />

(mijn cursiv. (rw)).<br />

80 ‘The real, Lacan puts, is troumatic (…)’, Foster 1996, p. 136.<br />

81 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 207 (25 “Who Is This Man Andy <strong>Warhol</strong>?”, George Gruskin, Scope,<br />

March 16, 1973).<br />

82 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, pp. 367­368, 370 (36 “Andy <strong>Warhol</strong>”, Jordan Crandall, Splash No. 6,<br />

1986).<br />

83 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, pp. 87­88, 95 (12 “Andy <strong>Warhol</strong>: My True Story”, Gretch<strong>en</strong> Berg, Summer<br />

1966, The EastVillage Other, November 1, 1966).<br />

84 E<strong>en</strong> verwijzing, natuurlijk, naar ‘“Du gehst zu Frau<strong>en</strong>? Vergiss die Peitsche nicht!” –’, AsZ I (1883),<br />

Von alt<strong>en</strong> und jung<strong>en</strong> Weiblein, ksa 4, p. 86.<br />

85 Vgl. over <strong>Warhol</strong> <strong>en</strong> aanrak<strong>en</strong>: ‘She was testing me to see if it really didn’t bother me wh<strong>en</strong> I heard things<br />

like that about myself. I really didn’t. I didn’t ev<strong>en</strong> know what it meant to be “like a reptile.” “Does that<br />

mean I’m slimy?” I asked her. [/] “There’s something about reptiles,” she said. “Looks aside. They’re the<br />

only animals who don’t like to be touched.” As she said that she jumped out of the chair. “You don’t mind<br />

being touched, do you?” She was coming at me. [/] “Yes! Yes I do!” She kept coming. I didn’t know how<br />

to stop her. I panicked and screamed, “You’re fired!” but it didn’t do any good because she didn’t work<br />

for me. That’s one reason I only like to be with Bs who work for me. She put her pinky on my elbow and<br />

I screamed, “Get your hands off me, Damian!” [/] She shrugged and said, “Can’t say I didn’t try.” She<br />

walked back into her corner. “You do hate it wh<strong>en</strong> people touch you. I remember wh<strong>en</strong> I first met you,<br />

I bumped into you and you jumped about six feet. Why is that? Afraid of germs [/] “No. Afraid of getting<br />

attacked.” [/] Did you get this way after you were shot?” “I was always like this. I always try to have a


corner of my eye op<strong>en</strong>. I always look behind me, above me.” Th<strong>en</strong> I corrected myself – ”Not always.<br />

Usually I forget, but I mean to.”’, The Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong> (1975), <strong>Warhol</strong> 1977, p. 181.<br />

‘I delight in the world; I get great joy out of it, but I’m not s<strong>en</strong>suous.’ (<strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.)<br />

2004, p. 88 (12 “Andy <strong>Warhol</strong>: My True Story”, Gretch<strong>en</strong> Berg, Summer 1966, The EastVillage Other,<br />

November 1, 1966).<br />

‘I still care about people but it would be so much easier not to care… it’s too hard to care… I don’t<br />

want to get too involved in other people’s lives… I don’t want to get too close… I don’t like to touch<br />

things… that’s why my work is so distant from myself. (<strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 96 (12 “Andy<br />

<strong>Warhol</strong>: My True Story”, Gretch<strong>en</strong> Berg, Summer 1966, The EastVillage Other, November 1, 1966).<br />

Ook vanuit de hypothese dat <strong>Warhol</strong> aan e<strong>en</strong> autistische stoornis leed, komt zijn natuurlijke afkeer<br />

van, of moeite met, aanraking in e<strong>en</strong> ander perspectief te staan. Vgl. over <strong>Warhol</strong>s seksualiteit <strong>en</strong> (niet­)<br />

sekslev<strong>en</strong> (overig<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> parallel met <strong>Nietzsche</strong>), <strong>bij</strong>voorbeeld: ‘G: There is another area I would like to<br />

discuss with you; namely your family life, love­life, romantic involvem<strong>en</strong>t. Your sex life, to put it bluntly. [/]<br />

W: I don’t have any.’, <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 218 (25 “Who is this Man Andy <strong>Warhol</strong>?”, George<br />

Gruskin, Scope, March 16, 1973).<br />

Vgl. verder Steph<strong>en</strong> Koch in e<strong>en</strong> docum<strong>en</strong>taire over <strong>Warhol</strong>: ‘I think that there is in Andy a very<br />

powerful drive too look and not touch, to see and not connect, he retains his passivity, he is the opposite<br />

of a director, he is the anti­director, he is not trying to create his vision, not trying to make it happ<strong>en</strong><br />

on this grain, he is trying to let it happ<strong>en</strong> on this grain, and that involves him in withdrawing from actual<br />

direction allogether, into a pure visuality or a purer visuality, the kind of a look but don’t touch distance,<br />

which is also very near, which for most people doesn’t happ<strong>en</strong> very oft<strong>en</strong>. That voyeurism, which I’m<br />

sure was part of his psychology, a deep part of his psychology, (...) drove him always. That is, for Andy,<br />

the notion of eros, of sexuality, also was, I suspect, a lot of look bunt don’t touch. He was someone<br />

who int<strong>en</strong>sely disliked being touched.’ (Andy <strong>Warhol</strong>: A Docum<strong>en</strong>tary Film, Ric Burns (USA 2006), dl. II,<br />

00.42.10–00.43.30)<br />

86 Vgl. Carrier 2009.<br />

87 Wolf 1997, p. 3.<br />

88 Vgl. Bockris 2004 (1989), p. 96, 112, 117­118.<br />

89 Bockris 2004 (1989), p. 127; Koest<strong>en</strong>baum 2001, p. 40.<br />

90 Over de mythe ‘that he did not read’, Wolf 1997, p. 1; over Bob Dylan, p. 61 <strong>en</strong> <strong>Warhol</strong> & Hackett<br />

(1980), p. 116; over Malanga <strong>en</strong> Ashbery als <strong>Warhol</strong>s ‘favorite poets’, <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004,<br />

p. 272 (29 “An Interview with Andy <strong>Warhol</strong>: Some Say He’s the Real Mayor of New York”, Claire Demers,<br />

Summer 1977, Christopher Street, September 1977), aangehaald <strong>en</strong> becomm<strong>en</strong>tarieerd in Wolf 1997,<br />

p. 90 (evv.); over Jean G<strong>en</strong>et, Wolf 1997, p. 111 (evv.); over All<strong>en</strong> Ginsberg, Wolf 1997, p. 139 (evv.);<br />

52


53<br />

over Taylor Mead, Wolf 1997, p. 130 (evv.); over <strong>Warhol</strong>s bezoek<strong>en</strong> aan ‘poetry readings’, Wolf 1997,<br />

p. 51 <strong>en</strong> ook <strong>Warhol</strong> & Hackett (1980), pp. 22­23.<br />

91 Koch 1991 (1973), p. 69. Aldaar de opmerking, ook aangehaald in Wolf 1997, p. 3: ‘(I should m<strong>en</strong>tion in<br />

passing that, contrary to the myth he propagates, <strong>Warhol</strong> is quite widely read.)’<br />

92 Koest<strong>en</strong>baum 2001, p. 61. Vgl. ook aldaar p. 101 in e<strong>en</strong> opmerking over <strong>Warhol</strong>s film H<strong>en</strong>ry Geldzahler<br />

(1964): ‘(…) he [H<strong>en</strong>ry, maar ook <strong>Warhol</strong> (rw)] reminds us that a camera can stare but cannot touch.’<br />

93 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 167 (20 “Andy <strong>Warhol</strong>”, Joseph Gelmis, Spring, 1969, The Film<br />

Director as Superstar, 1970).<br />

94 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 177 (21 “We’re Still All Just Experim<strong>en</strong>ting”, Roger Netzer and Curtis<br />

Roberts, Fall 1969, The Gunnery News, December 6, 1969).<br />

95 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, pp. 261­262 (28 “Interview: Andy <strong>Warhol</strong>”, Gl<strong>en</strong>n O’Bri<strong>en</strong>, June 1977,<br />

High Times, August 24, 1977).<br />

96 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 271 (29 “An Interview with Andy <strong>Warhol</strong>: Some Say He’s the Real Mayor<br />

of New York”, Claire Demers, Summer 1977, Christopher Street, September 1977).<br />

97 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 327 (34 “An Interview with Andy <strong>Warhol</strong>”, B<strong>en</strong>jamin H.D. Buchloh,<br />

May 28, 1985, October Files 2: Andy <strong>Warhol</strong> (Cambridge, Mass.: MIT Press, 2001)).<br />

98 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 373 (36 “Andy <strong>Warhol</strong>”, Jordan Crandall, 1986, Splash No. 6, 1986).<br />

99 <strong>Warhol</strong> / Goldsmith (ed.) 2004, p. 95 (12 “Andy <strong>Warhol</strong>: My True Story”, Gretch<strong>en</strong> Berg, Summer 1966,<br />

The EastVillage Other, November 1, 1966).<br />

100 Vgl. Walter 2002, p. 14, die van <strong>Nietzsche</strong>s ‘Radikale Bejahung der Oberfläche spreekt’ <strong>en</strong> op p. 20:<br />

‘Dem Popkünstler Andy <strong>Warhol</strong> ist es wohl auf radikalste Weise gelung<strong>en</strong>, öff<strong>en</strong>tlich oberflächlich zu sein.<br />

(…) dass es ausser dieser Oberfläche nichts gibt’. Beide uitsprak<strong>en</strong> van Walter zijn, zoals ik hier hoop<br />

aan te ton<strong>en</strong>, e<strong>en</strong>zijdig <strong>en</strong> ong<strong>en</strong>uanceerd.<br />

101 AsZ III (1884), Vom Gesicht und Räthsel, 2, ksa 4, pp. 199­200.<br />

102 AsZ II (1883), Vom Lande der Bildung, ksa 4, p. 154: ‘Halboffne Thore seid ihr, an d<strong>en</strong><strong>en</strong> Todt<strong>en</strong>gräber<br />

wart<strong>en</strong>. Und das ist e u r e Wirklichkeit: “Alles ist werth, dass es zu Grunde geht.”’ (mijn cursiv. (rw)) Wat<br />

e<strong>en</strong> lezing van Thor als ‘dwaas, nar, gek’ weinig plausibel maakt is het voorzetsel an ‘<strong>bij</strong>, aan’ dat meer<br />

<strong>bij</strong> de spatiale lezing ‘poort<strong>en</strong>’ past. Bij ‘dwaz<strong>en</strong>’ zou je iets als ‘auf d<strong>en</strong><strong>en</strong> wart<strong>en</strong>’ verwacht<strong>en</strong>. Het is<br />

niet onbelangrijk dat ook Vom Lande der Bildung e<strong>en</strong> paragraaf is die over ‘tijd’ gaat, tijd als toekomst,<br />

maar ook tijd an sich, als abstract f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong>, thema: ‘Zu weit hinein flog ich in die Zukunft: ein Grau<strong>en</strong><br />

überfiel mich. [/] Und als ich um mich sah, siehe! da war die Zeit mein einziger Zeitg<strong>en</strong>osse.’ (ibid.,<br />

op<strong>en</strong>ingsalinea’s).<br />

103 FW IV (1882), Aph. 299, Was man d<strong>en</strong> Künstlern ablern<strong>en</strong> soll, ksa 3, p. 538.


104 AsZ I (1883), Von der Nächst<strong>en</strong>liebe, ksa 4, pp. 78­79: ‘Die Zukunft und das Fernste sei dir die Ursache<br />

deines Heute: in deinem Freunde sollst du d<strong>en</strong> Überm<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> als deine Ursache lieb<strong>en</strong>. [78] ‘Meine<br />

Brüder, zur Nächst<strong>en</strong>liebe rathe ich euch nicht: ich rathe euch zur Fernst<strong>en</strong>­Liebe.’<br />

105 Vgl. met dezelfde focus op de toekomst, maar e<strong>en</strong> heel andere waardering van het hed<strong>en</strong> Oscar Wilde:<br />

‘But the past is of no importance. The pres<strong>en</strong>t is of no importance. It is with the future that we have to<br />

deal. For the past is what man should not have be<strong>en</strong>. The pres<strong>en</strong>t is what man ought not to be. The<br />

future is what artists are.’, Oscar Wilde, ‘The Soul of Man under Socialism’ (februari 1891), Wilde 1996,<br />

p. 42.<br />

106 Niet consecutief, vgl. <strong>Warhol</strong> 1977, p. 95; Carrier 2009, p. 33.<br />

107 Groys 2009, p. 29.<br />

108 Zónder van het og<strong>en</strong>blik het <strong>en</strong>ig optimum te mak<strong>en</strong>: ‘W<strong>en</strong>n ihr mehr an das Leb<strong>en</strong> glaubtet, würdet ihr<br />

w<strong>en</strong>iger [56] euch dem Aug<strong>en</strong>blicke hinwerf<strong>en</strong>. Aber ihr habt zum Wart<strong>en</strong> nicht Inhalt g<strong>en</strong>ug in euch –<br />

und selbst zur Faulheit nicht!’ AsZ I (1883), Von d<strong>en</strong> Predigern des Todes, ksa 4, pp. 56­57.<br />

109 Häute is het meervoud, natuurlijk, zoals het voorkomt in Ecce Homo, EH, Also sprach Zarathustra, 6,<br />

ksa 6, p. 342: ‘Die Einsamkeit hat sieb<strong>en</strong> Häute; es geht Nichts mehr hindurch.’ Twee keer in AsZ: AsZ<br />

II (1883), Von der unbefleckt<strong>en</strong> Erk<strong>en</strong>ntniss, ksa 4, p. 158: ‘Wahrlich, ihr täuscht, ihr “Beschaulich<strong>en</strong>”!<br />

Auch Zarathustra war einst der Narr eurer göttlich<strong>en</strong> Häute; nicht errieth er das Schlang<strong>en</strong>geringel, mit<br />

d<strong>en</strong><strong>en</strong> sie gestopft war<strong>en</strong>.’ En: AsZ II (1883), Von d<strong>en</strong> Gelehrt<strong>en</strong>, ksa 4, p. [160]: ‘Freiheit liebe ich und<br />

die Luft über frischer Erde; lieber noch will ich auf Ochs<strong>en</strong>häut<strong>en</strong> schlaf<strong>en</strong>, als auf ihr<strong>en</strong> Würd<strong>en</strong> und<br />

Achtbarkeit<strong>en</strong>.’ (mijn cursiv. (rw)).<br />

‘Zum Schluss unsrer Studie bleibt noch eine letzte Fiktion, eine grundsätzliche Täuschung aufzulös<strong>en</strong>.<br />

Alle “Erklärung<strong>en</strong>”, alle Psychologie, alle Versuche des Versteh<strong>en</strong>s bedürf<strong>en</strong> ja der Hilfsmittel, der<br />

Theori<strong>en</strong>, der Mythologi<strong>en</strong>, der Lüg<strong>en</strong>; und ein anständiger Autor sollte es nicht unterlass<strong>en</strong>, am Schluss<br />

einer Darstellung diese Lüg<strong>en</strong> nach Möglichkeit aufzulös<strong>en</strong>. W<strong>en</strong>n ich sage “Ob<strong>en</strong>” oder “Unt<strong>en</strong>”, so<br />

ist das ja schon eine Behauptung, welche Erklärung fordert, d<strong>en</strong>n ein Ob<strong>en</strong> und Unt<strong>en</strong> gibt es nur<br />

im D<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, nur in der Abstraktion. Die Welt selbst k<strong>en</strong>nt kein Ob<strong>en</strong> noch Unt<strong>en</strong>.’, Hesse 1961 (Der<br />

Stepp<strong>en</strong>wolf, ‘Tractat vom Stepp<strong>en</strong>wolf’, afzonderlijk gepagineerd ingebond<strong>en</strong>, p. 20).<br />

54


55<br />

Literatuur<br />

Primair<br />

<strong>Nietzsche</strong> wordt volg<strong>en</strong>s de gebruikelijke sigl<strong>en</strong> geciteerd naar de ksa <strong>en</strong> ksb.<br />

ksa <strong>Nietzsche</strong>, Friedrich / Colli, Giorgio & Montinari, Mazzino (eds.), Sämtliche Werke. Kritische Studi<strong>en</strong>­<br />

ausgabe in 15 Bänd<strong>en</strong>. Herausgegeb<strong>en</strong> von G. Colli und M. Montinari. Zweite, durchgeseh<strong>en</strong>e Auflage.<br />

Deutscher Tasch<strong>en</strong>buch Verlag, Münch<strong>en</strong> – Walter de Gruyter, Berlin / New York 1967­1977 und 1988.<br />

Neuausgabe 1999.<br />

ksb <strong>Nietzsche</strong>, Friedrich / Colli, Giorgio & Montinari, Mazzino (eds.), Sämtliche Briefe. Kritische Studi<strong>en</strong>ausgabe<br />

in 8 Bänd<strong>en</strong>. Herausgegeb<strong>en</strong> von G. Colli und M. Montinari. Deutscher Tasch<strong>en</strong>buch Verlag,<br />

Münch<strong>en</strong> – Walter de Gruyter, Berlin / New York 1986. Zweite Auflage 2003.<br />

<strong>Nietzsche</strong>, Friedrich / Endt, P. & Marsman, H. (vertt.), Aldus sprak Zarathoestra. E<strong>en</strong> boek voor all<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor<br />

niemand. Ti<strong>en</strong>de druk. Wereldbibliotheek b.v., Amsterdam z.j.<br />

<strong>Nietzsche</strong>, F. / Janz, Curt Paul (ed.), Der musikalische Nachlass. Herausgegeb<strong>en</strong> im Auftrag der<br />

Schweizerisch<strong>en</strong> Musikforsch<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Gesellschaft von Curt Paul Janz. Bär<strong>en</strong>reiter­Verlag, Basel 1976.<br />

<strong>Warhol</strong>, Andy, THE Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong> (From A to B and Back Again). Cassell / A Michael Dempsey<br />

Book, London 1975. Reprint. A Harvest Book / Harcourt, Inc., San Diego / New York / London 1977.<br />

<strong>Warhol</strong>, Andy & Hackett, Pat, POPism. The <strong>Warhol</strong> ’60s. Harcourt Brace Jovanovich, New York and London<br />

1980.<br />

<strong>Warhol</strong>, Andy / Goldsmith, K<strong>en</strong>neth (ed.), I’ll Be Your Mirror. The Selected Andy <strong>Warhol</strong> Interviews 1962­1987.<br />

Edited by K<strong>en</strong>neth Goldsmith. Introduction by Reva Wolf. Afterword by Wayne Koest<strong>en</strong>baum. Carroll & Graf<br />

Publishers, New York 2004.<br />

Encyclopedisch<br />

Cancik, Hubert & Schneider, Helmuth (ed.), Der Neue Pauly. Enzyklopädie der Antike. Verlag J.B. Metzler,<br />

Stuttgart / Weimar, 1996–2002.<br />

Drosdowski, Günther e.a. (ed.), Dud<strong>en</strong>. Grammatik der deutsch<strong>en</strong> Geg<strong>en</strong>wartssprache. (Dud<strong>en</strong> Bd. 4). 5. völlig<br />

neu bearbeitete und erweiterste Auflage. Dud<strong>en</strong>verlag, Mannheim / Leipzig / Wi<strong>en</strong> / Zürich 1995.


Liddell, H.G. & Scott, R. / Stuart, H. & McK<strong>en</strong>zie, Roderick e.a. (revised and augm<strong>en</strong>ted by), A Greek­Englisch<br />

Lexicon. With a revised supplem<strong>en</strong>t. Clar<strong>en</strong>don Press, Oxford 1996.<br />

Pauly, August Friedrich & Wissowa, G. e.a. (eds.), Paulys Real­Encyclopädie der classisch<strong>en</strong> Altertums­<br />

wiss<strong>en</strong>schaft. Neue Bearbeitung. Begonn<strong>en</strong> von Georg Wissowa. Fortgeführt von Wilhelm Kroll und Karl<br />

Mittelhaus. Unter Mitwirkung zahlreicher Fachg<strong>en</strong>oss<strong>en</strong>. Herausgegeb<strong>en</strong> von Konrat Ziegler und W. John.<br />

J.B. Metzlersche Buchhandlung [etc.] [diverse uitgevers], Stuttgart 1894­1972. Mit Supplem<strong>en</strong>t­Bänd<strong>en</strong> I­XV,<br />

1903­1978.<br />

Tonger<strong>en</strong>, Paul van & Schank, Gerd & Siem<strong>en</strong>s, Herman (eds.), <strong>Nietzsche</strong>­Wörterbuch. Bd. 1, Abbreviatureinfach.<br />

Walter de Gruyter, Berlin 2004.<br />

The Internet Encyclopedia of Philosophy: http://www.iep.utm.edu/<br />

Wikipedia: http://www.wikipedia.org/<br />

Secundair<br />

Barthes, Roland., La chambre claire. Note sur la photographie. Cahiers du Cinéma / Gallimard 1980.<br />

Herdruk 1981.<br />

Bersani, Leo & Dutoit, Ulysse, Caravaggio. British Film Institute / bfi Publishing, London 1999.<br />

Bockris, Victor / Kuipers, H. (vert.), Lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dood van Andy <strong>Warhol</strong>. Vertaald door Hugo Kuipers. Tweede,<br />

geheel herzi<strong>en</strong>e druk. Anthos, Amsterdam 2004. (Oorspronkelijk versch<strong>en</strong><strong>en</strong> als <strong>Warhol</strong> – The Biography.<br />

Bantam, New York 1989. Zie colofon, p. [4].)<br />

Bohde, Daniela & F<strong>en</strong>d, Mechthild (ed.), Weder Haut noch Fleisch. Das Inkarnat in der Kunstgeschichte.<br />

Gebr. Mann Verlag (Neue Frankfurter Forschung<strong>en</strong> zur Kunst Band 3), Berlin 2007.<br />

Bourget, Essais de psychologie contemporaine. Alphonse Lemerre, éditeur, Paris 1883.<br />

Bouwhuis, Jelle & Commandeur, Ingrid & Frieling, Gijs & Ruyters, Dom<strong>en</strong>iek & Schavemaker, Margriet &<br />

Vesters, Christel (red.), Now Is the Time. Kunst & Theorie in de 21e eeuw. [Nederlandstalige uitgave.]<br />

NAi Uitgevers, Rotterdam 2009.<br />

Brake, Laurel & Small, Ian (eds.), Pater in the 1990s. ELT Press (Number Six in the 1880­1920 British Author<br />

Series), University of North Carolina, Gre<strong>en</strong>sboro 1991.<br />

56


57<br />

Carrier, David, Proust / <strong>Warhol</strong>, Analytical Philosophy of Art. Pieter Lang (American University Studies Series XX<br />

Fine Arts Vol. 37), New York / Washington, D.C. & Baltimore / Bern / Frankfurt am Main / Berlin / Brussels /<br />

Vi<strong>en</strong>na / Oxford 2009.<br />

Danto, Arthur C., <strong>Nietzsche</strong> as Philosopher. The Macmillan Company, New York / Collier­Macmillan Limited,<br />

London 1965.<br />

Danto, Arthur C., The Transfiguration of the Commonplace. A Philosophy of Art. Harvard University Press,<br />

Cambridge, Massachusetts 1981.<br />

Deleuze, Gilles, <strong>Nietzsche</strong> et la philosophie. Presses Universitaires de France (Bibliothèque de Philosophie<br />

Contemporaine), Paris 1962.<br />

Deleuze, Gilles / Strauss, Jonathan (vert.), ‘The Fold’, Yale Fr<strong>en</strong>ch Studies, no. 80, 1991, Baroque Typographies:<br />

Literature / History / Philosophy, pp. 227­247.<br />

Derrida, Jacques, Le toucher, Jean­Luc Nancy. Accompagné de travaux de lecture de Simon Hantai.<br />

Éditions Galilée (Collection Incises), Paris 2000.<br />

Derrida, Jacques / Irizarry, Christine (vert.), On Touching – Jean­Luc Nancy. Stanford University Press<br />

(Meridian, crossing aesthetics), Stanford, California 2005.<br />

Foster, Hal, The Return of the Real. The Avant­Garde at the End of the C<strong>en</strong>tury. The MIT Press (An October<br />

Book), Cambridge, Massachusetts / London, England 1996.<br />

Foster, Hal, ‘A figm<strong>en</strong>t in a factory’, in Meyer­Hermann, Eva (ed.), Andy <strong>Warhol</strong>. A guide to 707 items in 2 hours<br />

56 minutes. Other Voices, Other Rooms, NAi Publishers, Rotterdam 2007, pp. 01:05:00–01:09:00.<br />

(Catalogus <strong>bij</strong> de expositie Andy <strong>Warhol</strong>. Other Voices, Other Rooms in Stedelijk Museum CS Amsterdam,<br />

12 okt. 2007 – 13 jan. 2008, <strong>en</strong> in Moderna Museet Stockholm, 9 feb. – 4 mei 2008.)<br />

Freeland, Cynthia, But is it art? An introduction to art theory. Oxford University Press, Oxford 2002.<br />

(Eerste druk 2001.)<br />

Georgopoulos, Neoklis A. & Vag<strong>en</strong>akis, George A. & Pierris, Apostolos L., ‘Baubo: a Case of Ambiguous<br />

G<strong>en</strong>italia in the Eleusinian Mysteries’, Hormones 2003, 2 (1), pp. 72­75<br />

Germund<strong>en</strong>, Gerd, ‘The Depth of the Surface, or, What Dieter Rolf Brinkmann Learned from Andy <strong>Warhol</strong>’,<br />

The German Quarterly, vol. 68, no. 3 (summer) 1995, pp. 235­250.<br />

Goethe, Johann Wolfgang von / Trunz, Erich (ed.), Der Tragödie erster und zweiter Teil. Urfaust. Herausgegeb<strong>en</strong><br />

und komm<strong>en</strong>tiert von Erich Trunz. Verlag C.H. Beck, Münch<strong>en</strong> 1986. Jubiläumsausgabe 2007.<br />

Goethe, Johann Wolfgang von / Kemp, Friedhelm (Ed.), Gedichte. Ein Lesebuch zusamm<strong>en</strong>gestellt von<br />

Friedhelm Kemp’. Carl Hanser Verlag, Münch<strong>en</strong> / Wi<strong>en</strong> 1979, 1995.


Groys, Boris, ‘Die Topologie der Aura. Über Original, Kopie und ein<strong>en</strong> berühmt<strong>en</strong> Begriff Walter B<strong>en</strong>jamins’,<br />

Die Neue Rundschau, jrg. 113, no. 4 (themakatern ‘Tiefe Oberfläch<strong>en</strong>’), (najaar) 2002, pp. 84­94.<br />

Groys, Boris, ‘Herhaling versus vooruitgang’, in Bouwhuis (red.) 2009, pp. 20­29. (Lezing gehoud<strong>en</strong> in het<br />

auditorium van de Universiteit van Amsterdam op 15 januari 2009 in het kader van de lezing<strong>en</strong>serie Now Is<br />

the Time, thema­avond ‘Belief / Geloof’.)<br />

Hesse, Hermann, Der Stepp<strong>en</strong>wolf. Ungekürzte Ausgabe, Suhrkamp Verlag (Suhrkamp Hausbuch 1961),<br />

Frankfurt am Main 1961. (Eerste druk S. Fischer, Berlin 1927.)<br />

Hilbert, Ernest, ‘John Richardson, Sacred Monsters, Sacred Masters’, Bold Type, vol. 5.07, december 2001, z.p.<br />

Webpagina het laatst bezocht op 10 februari 2010.<br />

* Zie http://www.randomhouse.com/boldtype/1201/richardson/essay.html<br />

Hinman, Lawr<strong>en</strong>ce M., ‘<strong>Nietzsche</strong>, Metaphor, and Truth’, Philosophy and Ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>ological Research, vol. 43,<br />

no. 2, December 1982, pp. 179­199.<br />

Kamerbeek (jr.), Jan, ‘Busk<strong>en</strong> Huet <strong>en</strong> <strong>Nietzsche</strong> over “decad<strong>en</strong>tie”’, De Nieuwe Taalgids, jrg. xlIII, 1950,<br />

pp. [268]­269.<br />

Kierkegaard, Sør<strong>en</strong> / Diem, Hermann & Rest, Walter & Thulstrup, Niels (eds.) / Fauteck, Heinrich (vert.),<br />

Entweder–Oder. Teil I und II. Unter Mitwirkung von Niels Thulstrup und der Kop<strong>en</strong>hag<strong>en</strong>er Kierkegaard­<br />

Gesellschaft herausgegeb<strong>en</strong> von Hermann Diem und Walter Rest. Aus dem Dänisch<strong>en</strong> von Heinrich Fauteck.<br />

Neunte Auflage, Deutscher Tasch<strong>en</strong>buch Verlag 2007 (© 1975, 2005). (Eerste druk 1843.)<br />

Koch, Steph<strong>en</strong>, Stargazer. The Life, World and Films of Andy <strong>Warhol</strong>. Revised and updated. Marion Boyars,<br />

New York / London 1991. (Eerste druk 1973 o.d.t. Stargazer. Andy <strong>Warhol</strong>’s World and his Films.)<br />

Koelb, Clayton, ‘<strong>Nietzsche</strong>, Malerba, and the Aesthetics of Superficiality’, Boundary 2, vol. 12, no. 1 (autumn),<br />

1983, pp. 117­132.<br />

Koest<strong>en</strong>baum, Wayne, Andy <strong>Warhol</strong>. A Lipper TM / Viking Book (P<strong>en</strong>guin lives series), New York 2001.<br />

Köhler, Joachim, Zarathustras Geheimnis. Friedrich <strong>Nietzsche</strong> und seine verschlüsselte Botschaft. Gr<strong>en</strong>o,<br />

Nördling<strong>en</strong> 1989.<br />

Krell, David Farrell & Bates, Donald, The Good European: <strong>Nietzsche</strong>’s Work Sites in Word and Image. Chicago<br />

University Press, Chicago 1997.<br />

Kross, Matthias, ‘Über d<strong>en</strong> weit<strong>en</strong> Rück<strong>en</strong> des Sprachmeers hin. Wittg<strong>en</strong>steins Neuvermessung der<br />

Philosophie’, Die Neue Rundschau, jrg. 113, no. 4 (themakatern ‘Tiefe Oberfläch<strong>en</strong>’), najaar 2002,<br />

pp. 31­49.<br />

Kruse, Christiane, ‘Tote und künstliche Haut. Die Maske der Stars zwisch<strong>en</strong> Kunst und Mass<strong>en</strong>medi<strong>en</strong>’,<br />

in Bohde, Daniela & F<strong>en</strong>d, Mechthild (Ed.) 2007, pp. [181]­198.<br />

58


59<br />

Ku<strong>en</strong>zli, Rudolf E., ‘<strong>Nietzsche</strong>’s Zerography. Thus Spoke Zarathustra’, Boundary 2, vol. 9, no. 3 (Why <strong>Nietzsche</strong><br />

Now. A Boundary 2 Symposium), Spring – Autumn 1981, pp. 99­117.<br />

Laertius, Diog<strong>en</strong>es / Hicks, R.D. (vert.), Lives of emin<strong>en</strong>t philosophers. With an English translation by R.D. Hicks,<br />

II vols. Harvard University Press, Cambridge, Massachusetts / William Heinemann Ltd (The Loeb Classical<br />

Library), London mcml.<br />

Mattick, Paul, ‘The Andy <strong>Warhol</strong> of Philosophy and the Philosophy of Andy <strong>Warhol</strong>’, Critical Inquiry, vol. 24, no. 4<br />

summer 1989, pp. 965­987.<br />

Nancy, Jean­Luc, Les Muses. Edition revue et augm<strong>en</strong>tée. Galilée, Paris 1994, 2001.<br />

Nancy, Jean­Luc / Kamuf, Peggy (vert.), The Muses. Stanford University Press (Meridian, Crossing Aesthetics),<br />

Stanford, California 1996.<br />

Nancy, J.­L, Alloa, Emanuel, ‘“Le vrai dehors est ‘au cœur’ du dedans” – Un <strong>en</strong>treti<strong>en</strong> avec Jean­Luc Nancy’, op<br />

atopia.tk. Webpagina (met ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s Engelse <strong>en</strong> Duitse versies van dezelfde tekst) het laatst bezocht op<br />

27 april 2008.<br />

* Zie http://www.atopia.tk/index.php/fr/greffe9/Nancy­Levraidehorsestaucoeurdudedans.html<br />

Reibnitz, Barbara von, Ein Komm<strong>en</strong>tar zu Friedrich <strong>Nietzsche</strong> “Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der<br />

Musik” (Kap. 1­12). Verlag J.B. Metzler, Stuttgart / Weimar, © 1992. Proefschrift Eberhard­Karls­Universität,<br />

Tübing<strong>en</strong> 1989 (zie p. [Iv] und [Ix] – ‘hier ohne wes<strong>en</strong>tliche Änderung<strong>en</strong> veröff<strong>en</strong>tlicht’, zie p. [Ix]).<br />

Roth­Bodmer, Eug<strong>en</strong>, Schlüssel zu <strong>Nietzsche</strong>s Zarathustra. Ein interpretier<strong>en</strong>der Komm<strong>en</strong>tar zu <strong>Nietzsche</strong>s<br />

Werk “Also sprach Zarathustra”. Meil<strong>en</strong>­Druck AG, Meil<strong>en</strong> 1975. Proefschrift Universität Zürich.<br />

Schop<strong>en</strong>hauer, Arthur / Löhneys<strong>en</strong>, Wolfgang Frhr. von (ed.), Die Welt als Wille und Vorstellung, in id., Sämtliche<br />

Werke (Band I­II). Suhrkamp (Suhrkamp Tasch<strong>en</strong>buch Wiss<strong>en</strong>schaft 661­662), Frankfurt am Main 1986.<br />

Fünfte Auflage 1998.<br />

Varty, Anne, ‘The Crystal Man: A Study of “Diaphaneitè”’, in Brake & Small 1991, pp. 205­215 / 257­259.<br />

Verhoev<strong>en</strong>, Cornelis, ‘Vergeet de zweep niet’. Aantek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>bij</strong> e<strong>en</strong> uitspraak van <strong>Nietzsche</strong>. Uitgeverij Damon,<br />

Best 1997.<br />

Walter, Harry, ‘Die Radikalisierung der Oberfläche’, Die Neue Rundschau, jrg. 113, no. 4 (themakatern ‘Tiefe<br />

Oberfläch<strong>en</strong>’), (najaar) 2002, pp. 9­22.


Wilde, Oscar / Fothergill, Anthony (ed.), Plays, prose writings and poems. Everyman (The Everyman Library),<br />

J.M. D<strong>en</strong>t, London / Charles E. Tuttle, Vermont 1996.<br />

Willems<strong>en</strong>, Mariëtte, Kluiz<strong>en</strong>aar zonder God. Friedrich <strong>Nietzsche</strong> <strong>en</strong> het verlang<strong>en</strong> naar bevrijding <strong>en</strong><br />

verandering. Boom, Amsterdam 1997. Proefschrift Vrije Universiteit, Amsterdam 1996 (zie colofon, p. [4]<br />

<strong>en</strong> p. 259).<br />

Wittg<strong>en</strong>stein, Ludwig / Klagge, James C. & Nordmann, Alfred (eds.), Public and Private Occasions. Rowman &<br />

Littlefield, Lanham, Maryland 2003.<br />

Wolf, Reva, Andy <strong>Warhol</strong>. Poetry, and Gossip in the 1960s. The University of Chicago Press, Chicago and<br />

London 1997.<br />

Žižek, Slavoj, The Art of the Ridiculous Sublime. On David Lynch’s Lost Highway. Walter Chapin Simpson C<strong>en</strong>ter<br />

for the Humanities, University of Washingon, Seattle 2000.<br />

Filmografie<br />

Andy <strong>Warhol</strong>: A Docum<strong>en</strong>tary Film, Ric Burns (USA 2006). Tweedelige docum<strong>en</strong>taire (240 min.).<br />

Big Fish, Tim Burton (US 2003). Speelfilm (125 min.).<br />

Elephant, Gus Van Sant (US 2003). Speelfilm (81 min.).<br />

Human All Too Human – <strong>Nietzsche</strong>, Simon Chu (UK 1999). Eerste deel van e<strong>en</strong> BBC­docum<strong>en</strong>taireserie over<br />

<strong>Nietzsche</strong>, Heidegger, Sartre (50 min.).<br />

* Zie http://video.google.com/videoplay?docid=­184240591461103528<br />

60


Inhoud<br />

07 I. Inleiding<br />

09 II. De oppervlakte zi<strong>en</strong>. <strong>Nietzsche</strong>, de schijn <strong>en</strong> de verschijnsel<strong>en</strong><br />

17 III. Noodzaak <strong>en</strong> schoonheid. Twee opmerking<strong>en</strong> over <strong>Nietzsche</strong> <strong>en</strong> de schijn<br />

19 IV. Bewustzijn. E<strong>en</strong> eerste droometappe. <strong>Warhol</strong> misschi<strong>en</strong><br />

25 V. <strong>Warhol</strong>, Danto, <strong>Nietzsche</strong>. Huid, schijn, ongrijpbaarheid<br />

29 VI. Herhaling. De huid als thema. Voorlopige conclusies <strong>en</strong> observaties<br />

41 VII. Besluit. Herhal<strong>en</strong> <strong>en</strong> herinnering<br />

45 Not<strong>en</strong><br />

55 Literatuur


Colofon<br />

<strong>Traum</strong> <strong>en</strong> <strong>trauma</strong><br />

<strong>Robin</strong> <strong>Waart</strong>, Amsterdam, mei 2010<br />

Omslag<br />

Rick de Zwart<br />

Foto omslag<br />

Friedrich <strong>Nietzsche</strong>, september 1882<br />

Boekontwerp<br />

Haiko Oosterbaan<br />

Zeefdruk<br />

<strong>Robin</strong> <strong>Waart</strong> <strong>en</strong> Kees Maas<br />

Lettertypes<br />

Arno Pro (Grieks)<br />

News Gothic Std<br />

Met dank aan Peter Pover <strong>en</strong> Mariëtte Willems<strong>en</strong>.<br />

© <strong>Robin</strong> R. <strong>Waart</strong> 2010

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!