De belevingswereld van Voortijdig Schoolverlaters - Aanval op ...
De belevingswereld van Voortijdig Schoolverlaters - Aanval op ...
De belevingswereld van Voortijdig Schoolverlaters - Aanval op ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong><br />
<strong>Schoolverlaters</strong><br />
Een onderzoeksrapportage
<strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong><br />
Opdrachtgever: Ministerie <strong>van</strong> OCW<br />
Utrecht, januari 2008<br />
© Oberon<br />
Postbus 1423<br />
3500 BK Utrecht<br />
tel. 030-2306090<br />
fax 030-2306080<br />
e-mailadres: info@oberon.eu<br />
<strong>Schoolverlaters</strong><br />
Een onderzoeksrapportage
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 3<br />
Inhouds<strong>op</strong>gave<br />
Managementsamenvatting ................................................................................................................... 4<br />
1 Inleiding en doel <strong>van</strong> het onderzoek............................................................................................<br />
8<br />
2 <strong>Voortijdig</strong> schoolverlaten: het beleid .......................................................................................... 9<br />
2.1 Het beleid ................................................................................................................................. 9<br />
2.2 Vanuit de jongere gezien ....................................................................................................... 10<br />
3 Onderzoeks<strong>op</strong>zet en -uitvoering ................................................................................................ 12<br />
4 Inhoudelijk kader ......................................................................................................................... 14<br />
4.1 <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren..........................................................................................<br />
14<br />
4.2 Risicosituaties <strong>van</strong> jongeren .................................................................................................. 15<br />
5 <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren (algemeen) .......................................................................... 18<br />
6 Interviewresultaten ...................................................................................................................... 21<br />
6.1 Een overzicht ......................................................................................................................... 21<br />
6.2 Korte typeringen.....................................................................................................................<br />
21<br />
6.3 Tien factoren .......................................................................................................................... 26<br />
6.3.1 Leerlingkenmerken.......................................................................................................<br />
27<br />
6.3.2 Leerlingondersteunende kenmerken ........................................................................... 27<br />
6.3.3 <strong>De</strong> fit leerling – school/hulpverlening ........................................................................... 28<br />
7 <strong>De</strong> mening <strong>van</strong> het expertpanel..................................................................................................<br />
30<br />
7.1 Algemene indruk en prioritering <strong>van</strong> de tien factoren ............................................................ 30<br />
7.2 <strong>De</strong> tien factoren......................................................................................................................<br />
31<br />
7.3 Tot slot....................................................................................................................................<br />
34<br />
8 Naar een nieuwe typologie ......................................................................................................... 35<br />
Bijlage 1. Over de interviewleidraad.................................................................................................. 38<br />
Bijlage 2. <strong>De</strong>elnemende scholen experts.......................................................................................... 40<br />
Bijlage 3. Lijst <strong>van</strong> gebruikte afkortingen ......................................................................................... 41<br />
Bijlage 4. Casusbeschrijving.............................................................................................................. 42<br />
Literatuur.............................................................................................................................................. 45
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 4<br />
Managementsamenvatting<br />
Het onderzoek<br />
Waarom valt de ene leerling uit en de andere, in een vergelijkbare situatie, niet? <strong>De</strong><br />
onderzoeks<strong>op</strong>dracht <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> OCW was tweeledig:<br />
1. Voer een onderzoek uit naar de <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaters, om meer zicht te<br />
krijgen <strong>op</strong> de oorzaken <strong>van</strong> schoolverlaten;<br />
2. Lever input voor een verder uit te werken typologie <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaters.<br />
Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek onder 18 voortijdig schoolverlaters en 15 ‘vergelijkbare’<br />
niet-voortijdig schoolverlaters. <strong>De</strong> resultaten zijn aanvullend getoetst en bediscussieerd in een<br />
panelbijeenkomst.<br />
<strong>De</strong> risicosituaties<br />
Om spreiding te krijgen in de bij het onderzoek betrokken jongeren is vooraf een indeling gemaakt <strong>van</strong><br />
risicosituaties. <strong>De</strong> indeling is deels gebaseerd <strong>op</strong> het ontwikkelingsprofiel <strong>van</strong> jongeren (bijvoorbeeld<br />
een problematische thuissituatie of slechte schoolprestaties) en deels <strong>op</strong> het psychologisch profiel <strong>van</strong><br />
jongeren (bijvoorbeeld een sterke oriëntatie <strong>op</strong> de arbeidsmarkt of een lage motivatie om onderwijs te<br />
volgen).<br />
Risicosituaties Omschrijving <strong>van</strong> de jongere<br />
1. Probleemsituatie thuis <strong>De</strong> jongere heeft een onrustig, onprettig of onveilig thuisklimaat<br />
2. Schoolklimaat/ pesten/ruzies<br />
<strong>De</strong> jongere voelt zich niet thuis in het schoolklimaat. Hij wordt wellicht<br />
gepest en heeft ruzies met leerkrachten en/of leerlingen.<br />
3. Schoolprestaties/verkeerde<br />
schoolkeuze<br />
<strong>De</strong> jongere heeft een <strong>op</strong>leiding gekozen die niet aansluit bij zijn<br />
capaciteiten of interesses. Hij ervaart problemen als tegenvallende<br />
prestaties, zittenblijven en/of zakken voor het examen.<br />
4. Arbeidsmarktgeoriënteerd<br />
<strong>De</strong> jongere heeft een duidelijke en sterke beroepswens en wil zo snel<br />
mogelijk aan het werk of hij wil zo snel mogelijk geld gaan verdienen.<br />
5. Niet-weters <strong>De</strong> jongere weet niet wat welke <strong>op</strong>leiding te gaan volgen.<br />
6. Zorgverplichting<br />
<strong>De</strong> jongere heeft (of ervaart) een zorgverplichting. Bijv. jonge moeders,<br />
zorg voor partner of mantelzorg.<br />
7. Primair ongemotiveerd<br />
<strong>De</strong> jongere heeft geen motivatie en ambities <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> het onderwijs.<br />
Hij is bijvoorbeeld gericht <strong>op</strong> louter plezier maken.<br />
8. Strafrechtelijke achtergrond<br />
<strong>De</strong> jongere heeft een licht criminele en/of strafrechtelijke achtergrond<br />
(bijvoorbeeld een Halt-straf).<br />
<strong>De</strong> interviewresultaten<br />
Een volledig overzicht <strong>van</strong> de ‘gematchte’ interviewresultaten staat beschreven in de losstaande<br />
Bijlage: ‘<strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaters. Bijlage: de ‘gematchte’ interviews’.<br />
Analyse <strong>van</strong> de ‘match’-resultaten leverde 10 factoren <strong>op</strong> die inzicht geven in de vraag waarom<br />
sommige jongeren uitvallen en anderen niet. <strong>De</strong>ze 10 factoren zijn getoetst, bediscussieerd en<br />
geprioriteerd in de panelbijeenkomst. In prioriteitsvolgorde betreft het:<br />
1. Op zoek naar ‘hechting’<br />
Jongeren hechten aan persoonlijke aandacht en betrokkenheid <strong>van</strong>uit de school. Sommige jongeren<br />
verbaasden zich over het gebrekkige spijbelbeleid <strong>van</strong> hun school. Wanneer jongeren in<br />
problematische omstandigheden verkeerden, bleek het nogal eens de juiste helpende hand <strong>op</strong> het<br />
juiste moment te zijn, die verdere escalatie voorkwam. Leerlingen willen ‘gekend’ zijn, zoeken in feite<br />
naar structuur en ‘hechting’. In kleinschalige <strong>op</strong><strong>van</strong>gprojecten herpakte een aantal jongeren zich weer.<br />
Een jongere in een <strong>op</strong><strong>van</strong>gmodel met weinig structuur en veel ‘zelfredzaamheid’, had hier veel moeite<br />
mee.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 5<br />
2. Tijdig handelen, ook <strong>op</strong> de risicomomenten (de overgang tussen scholen of tussen<br />
onderwijs en overige voorzieningen)<br />
Een voor de hand liggende, maar belangrijke conclusie is dat tijdige hulp <strong>van</strong>uit de ‘zorg’ voortijdig<br />
schoolverlaten kan voorkomen. In dit onderzoek bleek in diverse gevallen het belangrijkste verschil<br />
tussen een vsv-er en een niet vsv-er erin gelegen dat de laatste tijdig werd benaderd, eventueel <strong>op</strong><br />
een Rebound- of andere voorziening werd geplaatst, en vervolgens weer terugstroomde het onderwijs<br />
in. <strong>De</strong> overgang <strong>van</strong> vmbo naar mbo bleek een risicomoment, waarbij jongeren uit beeld verdwenen<br />
omdat de gewenste vervolg<strong>op</strong>leiding vol zat of ze geen stageplek konden vinden. Andere jongeren<br />
wachtten maandenlang thuis af, tot zij aan een vervolg<strong>op</strong>leiding konden beginnen.<br />
3. Multi-problem gezinnen<br />
Ook in dit onderzoek komen we kinderen uit multi-problem gezinnen tegen: met gewelddadige ouders,<br />
misbruik, alcoholisme en dergelijke. Getraumatiseerde kinderen, waarbij problemen zich naar binnen<br />
keren, in depressie en onzekerheid, en/of naar buiten, in stoerheid, agressie en autoriteitsproblemen.<br />
Enkele jongeren zouden als typerend voorbeeld kunnen dienen voor de huidige discussies rond het<br />
gebrek aan regie en de versnippering in de Jeugd- en Gezinszorg. Andere jongeren vonden houvast<br />
in een professionele hulpverlening en herpakten zichzelf.<br />
4. Specifieke psychologische kenmerken: locus of control, attributie en ambitie<br />
Bij de onderzochte jongeren die zich <strong>op</strong> ‘eigen houtje redden’ (dus niet voortijdig de school verlieten of<br />
alleen dankzij tijdige <strong>op</strong><strong>van</strong>g binnen de school bleven) is vergeleken bij de voortijdig schoolverlaters<br />
vaak sprake <strong>van</strong> een sterkere ‘locus of control’ (het gevoel dat zij zelf het leven kunnen sturen);<br />
minder externe attributie; hogere ambities en een duidelijker toekomstbeeld.<br />
<strong>De</strong> voortijdig schoolverlaters ‘scoorden’ in het algemeen <strong>op</strong> deze kenmerken lager.<br />
5. Specifieke sociaal-economische en etnische factoren: ambities en beperkte kennis en<br />
ondersteuning ouders<br />
In het onderzoek troffen we relatief veel jongeren met laag <strong>op</strong>geleide ouders. Soms viel heel praktisch<br />
te constateren hoe ‘beperkte ouderondersteuning’ meespeelde bij het voortijdig schoolverlaten.<br />
Ook was herhaaldelijk sprake <strong>van</strong> problemen bij jongeren als ADHD, anorexia, depressiviteit, lage<br />
cognitieve capaciteiten. Naar onze inschatting is het voor veel (met name laag<strong>op</strong>geleide en<br />
allochtone) ouders ingewikkeld geweest om deze problemen snel te herkennen en met name om daar<br />
vervolgens gespecialiseerde hulp en onderwijsvormen bij te vinden. En zonder professionele<br />
ondersteuning wordt de kans <strong>op</strong> vsv groter.<br />
6. Herriesch<strong>op</strong>pers en Geruislozen<br />
In dit onderzoek kwamen we herhaaldelijk tegen dat voor jongeren die herrie sch<strong>op</strong>ten of ruzie<br />
maakten <strong>op</strong> school bijtijds een ‘<strong>op</strong>lossing’ werd gevonden, zoals een <strong>op</strong><strong>van</strong>gproject, waarmee werd<br />
voorkomen dat zij daadwerkelijk voortijdig schoolverlater werden. Jongeren bij wie de problematiek<br />
zich naar binnen keerde (internaliseerde) gaven geen overlast binnen de schoolsituatie en verdwenen<br />
soms haast on<strong>op</strong>gemerkt uit beeld en werden voortijdig schoolverlater.<br />
7. Spanningsveld leren – werken<br />
Bij diverse jongeren zagen we dat er zich na allerlei problemen in het onderwijs, een sterke wens<br />
ontwikkelde tot twee zaken: werken en geld verdienen. In het huidige beleid wordt vol<strong>op</strong> geanticipeerd<br />
<strong>op</strong> de wens tot werken (bijv. In de BBL-<strong>op</strong>leidingen in het mbo en de leerwerktrajecten), maar minder<br />
<strong>op</strong> het feit dat jongeren het onderwijs uitgetrokken kunnen worden omdat ze louter en alleen geld<br />
willen verdienen.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 6<br />
8. Pestproblematiek: een onderschatte factor?<br />
Een behoorlijk deel <strong>van</strong> de (bijna) voortijdig schoolverlaters bleek in het verleden gepest te zijn,<br />
meestal al <strong>op</strong> de basisschool en zich voortzettend in de latere schoollo<strong>op</strong>baan. In de beleving <strong>van</strong><br />
deze jongeren werd daar door de school weinig aan gedaan. In voorliggend onderzoek lijkt het er<strong>op</strong><br />
dat jongeren <strong>van</strong>uit een onveilige thuissituatie hun gevoelens <strong>van</strong> machteloosheid en onzekerheid<br />
meenamen de school in. Dit maakt hen kwetsbaar voor pesten. Ook kwamen we tegen dat jongeren in<br />
een problematische thuissituatie <strong>op</strong> school juist gingen pesten.<br />
9. Helende tijdelijke uitval<br />
Bij enkele geïnterviewde jongeren leidde de daadwerkelijke ‘Uitval uit het onderwijs’ tot het inzicht dat<br />
een diploma toch wel nuttig is als je een bepaald soort werk zoekt. <strong>De</strong>ze jongeren kregen door een<br />
periode <strong>van</strong> ‘eenvoudig’ werk in de horeca of winkelbedrijven inzicht in het belang en nut <strong>van</strong><br />
onderwijs en vonden nieuwe motivatie voor een vervolg <strong>van</strong> de schoollo<strong>op</strong>baan.<br />
10. Softdrugs gebruik<br />
Bij enkele voortijdig schoolverlaters constateerden we fors softdrugs gebruik. Voor hen was dit een<br />
aantrekkelijke manier om <strong>van</strong> ‘het gezeur en gedoe af te zijn’. Het overmatig gebruik droeg onzes<br />
inziens bij aan hun probleemsituatie. Het versterkte het motivatiegebrek <strong>van</strong> deze jongeren en hun<br />
gevoelens <strong>van</strong> doelloosheid/lethargie.<br />
Het expertpanel<br />
In het expertpanel zijn de 10 factoren doorgenomen <strong>op</strong> rele<strong>van</strong>tie voor praktijk en beleid. Dit heeft vele<br />
suggesties en aanbevelingen <strong>op</strong>geleverd (zie §7.2). Enkele speerpunten betreffen:<br />
1. Tijdig signaleren. Versterking <strong>van</strong> het signalerend vermogen binnen het onderwijs, de<br />
zorgstructuur en de overgang tussen onderwijssectoren;<br />
2. Aandacht voor de “geruislozen”. Jongeren met problemen die ze internaliseren geven geen<br />
overlast, maar kunnen gemakkelijk uit het onderwijs “verdwijnen”;<br />
3. Meer aandacht voor de behoefte aan hechting en gekend worden <strong>van</strong> jongeren. Dit begint binnen<br />
het reguliere onderwijs, maar geldt ook voor de zorg en de <strong>op</strong><strong>van</strong>gstructuren.<br />
Eindconclusie<br />
Waarom valt de ene jongere uit en de andere niet? In dit verkennend onderzoek treffen we 10<br />
factoren aan, gepresenteerd in afnemende prioriteit. Alle 10 factoren hebben te maken met problemen<br />
in de fit tussen leerling en school/hulpverlening. Het gaat telkens om een combinatie <strong>van</strong> bepaalde<br />
persoons- (en leerlinggebonden)kenmerken met bepaalde kenmerken <strong>van</strong> het onderwijs/de<br />
hulpverlening. In verschillende situaties in de schoollo<strong>op</strong>baan <strong>van</strong> jongeren blijken er bepaalde ‘fit’problemen<br />
te kunnen <strong>op</strong>treden. <strong>De</strong> overgang <strong>van</strong> vmbo naar mbo bijvoorbeeld is niet voor alle<br />
leerlingen een probleem, maar kan het wel zijn voor leerlingen <strong>op</strong> een vmbo-school met slechte<br />
lo<strong>op</strong>baanbegeleiding, zonder toekomstbeeld, met een afwachtende houding en ouders die niet actief<br />
ondersteunen.<br />
Naar een situationele analyse of typologie<br />
Het onderzoek is verkennend <strong>van</strong> aard wat betreft de vraag <strong>van</strong> het ministerie om een typologie. In<br />
een eerste vervolgfase zou een situationele analyse moeten worden gemaakt; de 10 factoren bieden<br />
handvatten voor een nadere analyse <strong>op</strong> het snijvlak tussen leerlingkenmerken en de situaties waarin<br />
jongeren belanden. Een dergelijke situationele analyse <strong>van</strong>uit de <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren biedt<br />
aangrijpingspunten voor het beleid en de aanpak in de praktijk (vgl. Hoofdstuk 8). Er is momenteel<br />
een breed en intensief vsv-beleid ingezet en vermoedelijk kan een situationele analyse aanleiding<br />
geven tot bepaalde aanscherpingen of accentueringen in dit beleid. Ook voor de aanpak in de praktijk<br />
kan een dergelijke analyse rele<strong>van</strong>t zijn, zo werd door de panelleden uit de mbo-sector <strong>op</strong>gemerkt.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 7<br />
In een situationele analyse moet ‘worden ‘gekeken’ naar de fit tussen leerlingkenmerken en situaties.<br />
Leerling<br />
Kenmerken<br />
Bv.<br />
<strong>De</strong> geruislozen<br />
Situaties<br />
Standaard Incidenten<br />
Regulier:<br />
- Herkenning docenten<br />
- Analyse verzuimgegevens<br />
- Passende <strong>op</strong><strong>van</strong>gmodellen<br />
Bij de situaties gaat het enerzijds om zogenaamde standaardsituaties: vooraf als risicomoment<br />
herkenbare situaties (overgang PO-VO, overgang vmbo-mbo). Anderzijds zijn er niet-voorspelbare<br />
situaties, incidenten.<br />
Een dergelijke vervolg <strong>op</strong> dit onderzoek zou kunnen leiden tot een meer situationele typologie <strong>van</strong><br />
voortijdig schoolverlaters. In welke situatie zijn welke factoren <strong>van</strong> belang? <strong>De</strong> typologie zou moeten<br />
worden <strong>op</strong>gevat als een catalogus <strong>van</strong> ervaringsgegevens die docenten en anderen helpen om<br />
risicovolle combinaties te herkennen en tijdig in te grijpen.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 8<br />
1 Inleiding en doel <strong>van</strong> het onderzoek<br />
Waarom verlaat de ene jongere in een problematische situatie het onderwijs en een andere jongere in<br />
een vergelijkbare situatie, niet? Dat is de voorliggende onderzoeksvraag <strong>van</strong> het ministerie <strong>van</strong> OCW.<br />
Er is veel onderzoek gedaan naar oorzaken en achtergronden <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaten, maar hoe<br />
ervaren jongeren dit zelf? Informatie hierover kan een dieper inzicht geven in de wijze waar<strong>op</strong> uitval<br />
ontstaat en wat de rol <strong>van</strong> het individu zelf daarbij is. Inzicht is rele<strong>van</strong>t voor het overheidsbeleid en de<br />
concrete omgang met voortijdig schoolverlaters.<br />
In dit onderzoek is gesproken met voortijdig schoolverlaters over hun ervaringen en <strong>belevingswereld</strong>.<br />
Aanvullend is gesproken met jongeren in vergelijkbare probleemsituaties maar die het onderwijs niet<br />
verlieten. Door deze ‘matching’ <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaters met niet-voortijdig schoolverlaters is een<br />
beter inzicht ontstaan in de specifieke beleving <strong>van</strong> de schoolverlaters. <strong>De</strong> resultaten zijn ter toetsing<br />
en verbreding voorgelegd aan een expertpanel.<br />
<strong>De</strong> onderzoeksvraag<br />
<strong>De</strong> onderzoeksvraag <strong>van</strong> het ministerie is gericht <strong>op</strong> de <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaters.<br />
Niet alleen de vraag wat jongeren beleefd hebben, maar vooral hoe ze het beleefd hebben. Voor<br />
verschillende categorieën voortijdig schoolverlaters heeft die vraag een eigen betekenis. Als jongeren<br />
met school st<strong>op</strong>pen omdat ze met problemen te maken krijgen, is het de vraag hoe zij die problemen<br />
ervaren en er <strong>op</strong> reageren. Als jongeren minder <strong>van</strong>uit problemen, maar door motivatieverlies st<strong>op</strong>pen<br />
(niet-willers), is het de vraag wat leidt tot motivatieverlies en waarom uiteindelijk het moment komt om<br />
te st<strong>op</strong>pen. Het onderzoek richtte zich daarom <strong>op</strong> de <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren in de brede zin:<br />
• Wat is er met de persoon gebeurd, wat is zijn of haar geschiedenis in relatie tot het voortijdig<br />
schoolverlaten?<br />
• Hoe heeft de persoon dat ervaren? Welke gebeurtenissen waren bepalend?<br />
• Wat is de eigen rol <strong>van</strong> de persoon (geweest)? Hoe ervaart de persoon zijn eigen (on)vermogen<br />
om zijn of haar situatie te beïnvloeden?<br />
• Welke belemmerende en beschermende factoren waren aanwezig <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> persoonlijkheid<br />
en omgeving (gezin, school, vrijetijdsbesteding en peergroep)?<br />
• Hoe ervaart en beoordeelt de persoon de huidige situatie (<strong>van</strong> voortijdig schoolverlaten) in relatie<br />
tot zijn of haar toekomst? Wat is het perspectief?<br />
In voorliggend onderzoek zijn de resultaten afgezet tegen jongeren in vergelijkbare situaties die niet<br />
voortijdig de school verlieten.<br />
Het ministerie vroeg aanvullend om een basis te leggen voor een typologie <strong>van</strong> voortijdig<br />
schoolverlaters. Een typologie die een brug slaat naar (be)handelingsmogelijkheden om jongeren<br />
daadwerkelijk te helpen. Niet alleen in curatieve zin, maar nadrukkelijk ook gericht <strong>op</strong> vroegtijdige<br />
onderkenning <strong>van</strong> problemen en preventie.<br />
Leeswijzer<br />
In hoofdstuk 2 beschrijven we kort het voortijdig schoolverlatersbeleid. In hoofdstuk 3 en 4 gaan we in<br />
<strong>op</strong> de onderzoeks<strong>op</strong>zet en het inhoudelijk kader, met daarin o.a. aandacht voor de verschillende<br />
onderzoeksstappen en de onderzoeksdeelname. <strong>De</strong> resultaten <strong>van</strong> de literatuurstudie staan in<br />
hoofdstuk 5, in hoofdstuk 6 staan de interviewresultaten, met daarin een overzicht <strong>van</strong> de ‘gematchte’<br />
jongeren en de tien factoren die naar voren kwamen als rele<strong>van</strong>te uitkomsten. In hoofdstuk 7 staan de<br />
resultaten <strong>van</strong> het expertpanel <strong>van</strong> 12 december 2007. In hoofdstuk 8 staan voorstellen voor een<br />
nieuwe typologie. In een losse bijlage (‘samenvatting <strong>van</strong> de interviews’) vatten we per<br />
uitgangssituatie de gehouden interviews samen. We presenteren daarbij steeds duo’s en een aantal<br />
trio’s waarin we voortijdig schoolverlaters vergelijken met niet voortijdig schoolverlaters in dezelfde<br />
situatie.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 9<br />
2 <strong>Voortijdig</strong> schoolverlaten: het beleid<br />
We schetsen kort het voortijdig schoolverlatersbeleid in Nederland: eerst algemeen en daarna <strong>van</strong>uit<br />
het blikveld <strong>van</strong> een jongere.<br />
2.1 Het beleid<br />
Het belangrijkste beleidskader is <strong>van</strong> oudsher de leerplichtwetgeving; jongeren zijn verplicht naar<br />
school te gaan tot een zekere leeftijd. Gemeenten controleren en handhaven dit (althans dat dienen zij<br />
te doen). Gemeenten dienen dan ook zicht te hebben <strong>op</strong> absoluut -en relatief verzuim 1 , en <strong>van</strong><br />
scholen (en ouders) melding te krijgen <strong>van</strong> langdurig relatief verzuim. Gemeentelijke<br />
leerplichtambtenaren kunnen -met de wet in de hand- schoolgaan stimuleren en in feite ‘afdwingen’.<br />
<strong>De</strong> leerplicht is in de lo<strong>op</strong> der tijd uitgebouwd, de meest recente bijstelling is de kwalificatieplicht voor<br />
jongeren tot de 18 e verjaardag (sinds 1 augustus 2007). Dit houdt in dat na beëindiging <strong>van</strong> de<br />
volledige leerplicht (t/m 17 jaar) er een kwalificatieplicht geldt voor jongeren die nog geen 18 zijn, én<br />
nog geen startkwalificatie hebben behaald. Eerder -sinds 1994- is met invoering <strong>van</strong> de RMC-functie<br />
een ‘stimuleringsmaatregel’ uitgevoerd om leerlingen zoveel mogelijk door te laten studeren tot zij<br />
minimaal <strong>op</strong> het niveau <strong>van</strong> een ‘startkwalificatie’ zitten.<br />
Naast deze externe wettelijke kaders is in de jaren negentig meer nadruk gelegd <strong>op</strong> de preventieve rol<br />
en de aanpak <strong>van</strong> de school zelf. 2 Leerlingenzorg in de school heeft <strong>van</strong>af toen een enorme impuls<br />
gekregen, te beginnen in het vmbo (destijds vbo en mavo). Leerlingenbegeleiding, verzuimregistratie<br />
en –beleid en zorgfunctionarissen verschenen <strong>op</strong> vrijwel alle scholen. In een minder hoog tempo vond<br />
de invoering hier<strong>van</strong> ook in het havo/vwo plaats en in de jaren 2000 ook geleidelijk meer in het mbo.<br />
Van recente datum is de verdere versterking <strong>van</strong> de samenwerking tussen de binnenschoolse<br />
zorgstructuur en de meer algemene jeugdzorg. <strong>De</strong> multidisciplinaire zorgadviesteams (ZAT’s) zijn<br />
tegenwoordig al wijd verspreid in het primair en voortgezet onderwijs en in de bve-sector. Ook maken<br />
steeds meer vo- en bve-scholen gebruik <strong>van</strong> schoolmaatschappelijk werk, zodat (school)problemen<br />
vroegtijdig gesignaleerd en aangepakt kunnen worden.<br />
Op het niveau <strong>van</strong> het onderwijsstelsel zijn de laatste decennia ook diverse ingrepen uitgevoerd mede<br />
met het oog <strong>op</strong> aanpak <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaten. Verschillende onderwijsvoorzieningen die niet <strong>op</strong><br />
een startkwalificatie (of een toeleiding daarnaar) waren gericht zijn verdwenen (bijv. het vormingswerk<br />
en diverse <strong>op</strong><strong>van</strong>gprojecten). Het vmbo werd ingevoerd, met Leerwegondersteunend onderwijs voor<br />
de zwakkere leerlingen. En voor de leerlingen voor wie het echt onmogelijk was een startkwalificatie te<br />
halen werd het praktijkonderwijs <strong>op</strong>gericht (zij vallen dan ook buiten de vsv-definities). In de hiertoe<br />
ingerichte samenwerkingsverbanden vo/svo wordt getracht om een dekkend aanbod en een<br />
samenhangend geheel aan onderwijsvoorzieningen te bieden.<br />
Binnen het onderwijsstelsel hebben de overgangen tussen onderwijssectoren al heel lang een<br />
risicomoment gevormd. 3 Sectoren moeten programmatisch voldoende <strong>op</strong> elkaar aansluiten en<br />
kinderen moeten in de juiste schooltypen en –niveaus worden geplaatst. Er is veel geïnvesteerd en<br />
verbeterd <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> aansluiting en afstemming tussen primair onderwijs, voortgezet onderwijs en<br />
vervolgonderwijs. <strong>De</strong> verlengde vmbo-trajecten zijn hier een recent voorbeeld <strong>van</strong>.<br />
1 Absoluut verzuim: leerplichtige staat niet ingeschreven bij een onderwijsinstelling. Relatief verzuim: ongeoorloofde<br />
afwezigheid <strong>van</strong> een leerplichtige, zich uitend in spijbelgedrag.<br />
2 OCW, 1993, een goed voorbereide start.<br />
3 Bv. de Mammoetwet <strong>van</strong> 1968 was gericht <strong>op</strong> meer afstemming tussen onderwijssectoren.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 10<br />
In organisatorisch oogpunt heeft de gemeente steeds meer een regiefunctie gekregen in de gehele<br />
aanpak <strong>van</strong> het voortijdig schoolverlaten (terugbegeleiding <strong>van</strong> leerlingen wordt ook wel <strong>op</strong> regionaal<br />
niveau georganiseerd (de RMC-functies)). Zij dienen te zorgen voor een ‘schooloverstijgende blik’:<br />
waar vindt uitval plaats, wat zijn oorzaken, wat is er aan <strong>op</strong><strong>van</strong>g nodig?<br />
Momenteel versterkt het Ministerie <strong>van</strong> OCW het vsv-beleid uit '<strong>Aanval</strong> <strong>op</strong> de Uitval' 4 . <strong>De</strong> maatregelen<br />
richten zich <strong>op</strong>: aanpakken bij de bron, soepele overgangen tussen schooltypen, het bij de les houden<br />
<strong>van</strong> leerlingen en de praktijk als leermeester. Ofwel: voorkomen is beter dan genezen. <strong>De</strong> groep<br />
(werkende) schoolverlaters worden hierbij zeker niet vergeten. Dit levert de volgende punten <strong>op</strong>, die<br />
ook in het beleidsprogramma <strong>van</strong> het huidige kabinet staan:<br />
• extra aandacht voor een soepele overgang <strong>van</strong> vmbo naar mbo;<br />
• betere lo<strong>op</strong>baanoriëntatie, studiekeuze en begeleiding;<br />
• meer en betere zorg <strong>op</strong> school;<br />
• aantrekkelijker onderwijs, met sport en cultuur, om jongeren <strong>op</strong> school te houden;<br />
• meer ruimte voor vmbo-scholieren die het best leren met hun handen;<br />
• meer maatwerktrajecten om uitval te voorkomen;<br />
• inzet <strong>van</strong> 20.000 EVC-trajecten (Erkenning <strong>van</strong> Verworven Competenties) voor schooluitvallers<br />
<strong>van</strong> 18 tot 23 jaar.<br />
2.2 Vanuit de jongere gezien<br />
<strong>Voortijdig</strong> schoolverlaters hebben zeer diverse ervaringen en belevingen, zo blijkt ook uit dit<br />
onderzoek. Het grootste deel <strong>van</strong> hen heeft gemeenschappelijk dat het niet gemakkelijk was het<br />
onderwijs te verlaten. Er is een duidelijke algemene notie –ook onder vmbo-afgestudeerden- dat er<br />
een mbo-diploma moet worden gehaald of een havo- of vwo-diploma waarna verder moet worden<br />
gestudeerd. <strong>De</strong> school, familie en zorgverleners hameren daar<strong>op</strong>. ‘’Een diploma is tegenwoordig<br />
nodig. Als je later leuk werk wilt vinden zul je naar school moeten. Je krijgt geen uitkering meer<br />
tegenwoordig. Je benadeelt alleen maar jezelf hiermee.’’<br />
Niet voor iedere vsv-er in dit onderzoek lag die druk echter erg hoog:<br />
• Twee jongeren verbaasden zich over het verzuimbeleid <strong>van</strong> hun school. Het bleek erg gemakkelijk<br />
om te verdwijnen: eerst een paar uurtjes, dan eens een dag en dan een hele week. ‘Niemand<br />
merkte het’.<br />
• Twee jongeren stroomden na het vmbo niet door naar het mbo -die bleek al vol in het ene geval<br />
en in het andere geval kon geen stageplek worden begonnen- en aan<strong>van</strong>kelijk maakte niemand<br />
(behalve de ouders <strong>van</strong> de jongeren) zich daar druk over. In oktober/november werden zij echter<br />
door een actieve Afdeling Leerplicht/RMC ‘in de kladden’ gegrepen en met zorg (een<br />
oriëntatietraject) en straf (een dreigende boete) werd voorkomen dat zij te ver weg raakten uit het<br />
onderwijs.<br />
In hun vo-scholen kregen jongeren te maken met een klassenleraar en soms met een<br />
vertrouwenspersoon. Er werd meestal stevig <strong>op</strong> ze ingepraat en hulp aangeboden. Vaak nam de<br />
school contact <strong>op</strong> met de ouders en werden de problemen onderling besproken. Op de achtergrond<br />
speelt die wettelijke verplichting: je moet nu eenmaal naar school tot je zeventiende (inmiddels je 18 e<br />
verjaardag), is het niet <strong>op</strong> je huidige school, dan <strong>op</strong> een andere.<br />
Indien dit tot onvoldoende resultaat leidt, komen veel jongeren in een tijdelijke ‘<strong>op</strong><strong>van</strong>gschool’ terecht.<br />
Indien er in de tussentijd niet teveel verzuimd is, word je niet als voortijdig schoolverlater beschouwd,<br />
anders wel. <strong>De</strong>ze nieuwe ‘school’ is kleinschalig (qua leerlingen- en docentenaantal), meestal sterk<br />
4 Uitvoeringsbrief schooluitval. OCW, 30 november 2007.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 11<br />
gestructureerd en dus al snel vertrouwd voor veel jongeren. Veel persoonlijke aandacht voor de<br />
jongere.<br />
Ondertussen heeft ook -een beetje afhankelijk <strong>van</strong> in welke gemeente je woont- de<br />
leerplichtambtenaar of een RMC Trajectbegeleider contact met de jongere <strong>op</strong>genomen. <strong>De</strong>ze heeft<br />
<strong>van</strong> de vo-school, de mbo-school of het ‘zorgnetwerk’ vernomen dat de leerling niet meer naar school<br />
wilt. <strong>De</strong>ze ambtenaar spreekt de situatie met de jongere door en zoekt met hem/haar naar<br />
mogelijkheden voor terugstroom, <strong>op</strong><strong>van</strong>gscholen of ander onderwijs. Veel jongeren blijken te worden<br />
geholpen. Veel jongeren worden ook wel moe <strong>van</strong> de hoeveelheid personen die met hen komt praten<br />
en aan wie zij hun verhaal moeten vertellen.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 12<br />
3 Onderzoeks<strong>op</strong>zet en -uitvoering<br />
Doel <strong>van</strong> het onderzoek is inzicht te krijgen in de <strong>belevingswereld</strong> en ervaringen <strong>van</strong> VSV’ers en niet<br />
VSV’ers. Het betreft dus met name een kwalitatief onderzoek, dat verdiepende inzichten moet<br />
<strong>op</strong>leveren. <strong>De</strong> volgende stappen zijn uitgevoerd.<br />
Stap 1: Verschil in uitgangscategorieën<br />
Om variatie in de achtergronden <strong>van</strong> jongeren te krijgen, is een onderverdeling gemaakt in situaties<br />
waarin voortijdig schoolverlaten voorkomt. In die achtergronden zijn zekere patronen, of veel<br />
voorkomende situaties herkenbaar. In verschillende onderzoeken wordt verwezen naar dergelijke<br />
situaties en diverse typologieën zijn daar<strong>op</strong> gebaseerd. Op basis <strong>van</strong> (empirisch) literatuuronderzoek 5<br />
heeft Oberon een lijst <strong>op</strong>gesteld <strong>van</strong> de acht meest voorkomende gevallen <strong>van</strong> voortijdig<br />
schoolverlaten (incl. de dimensie niet-willers en niet-kunners) (vgl. §4.2). <strong>De</strong>rgelijke typeringen zijn<br />
altijd meerdimensionaal, dat wil zeggen niet beperkt tot één kenmerk en gebeurtenis, maar bestaand<br />
uit een miniportret. Er spelen altijd meerdere oorzaken waardoor een jongere het onderwijs verlaat.<br />
<strong>De</strong>ze acht gevallen dekken het overgrote merendeel <strong>van</strong> het voortijdig schoolverlaten.<br />
Stap 2: Selectie <strong>van</strong> gemeenten en scholen<br />
Het onderzoek is in zowel grote (G4, G27) als kleinere gemeenten uitgevoerd, om redenen <strong>van</strong><br />
gewenste diversiteit (grootstedelijk versus overig; Randstad versus overig). Binnen de deelnemende<br />
gemeenten is een aantal vo-scholen en ROC’s gevraagd mee te werken aan het onderzoek. <strong>De</strong>ze<br />
instellingen is gevraagd om vergelijkbare jongeren te selecteren die de <strong>op</strong>leiding niet hadden verlaten.<br />
<strong>De</strong> deelnemende gemeenten en scholen kregen vooraf informatie over het onderzoek toegestuurd<br />
zodat zij gericht konden zoeken. Het onderzoek werd uitgevoerd in het begin <strong>van</strong> het schooljaar.<br />
Aan het onderzoek hebben uiteindelijk de volgende gemeenten, of scholen/<strong>op</strong><strong>van</strong>gprojecten in deze<br />
gemeente deelgenomen: Utrecht, Woerden, Nijmegen, Veendam en Hoogezand 6 .<br />
Stap 3: Selectie <strong>van</strong> jongeren<br />
We vroegen de deelnemende gemeenten en scholen om voor een bepaald aantal criteria een<br />
voortijdig schoolverlater, en een niet voortijdig schoolverlater te selecteren 7 . Eén <strong>van</strong> hen heeft de<br />
situatie meegemaakt en is daadwerkelijk uitgevallen. <strong>De</strong> ander heeft in een vergelijkbare situatie<br />
gezeten en is niet uitgevallen. <strong>De</strong>ze keuze is bewust gemaakt: door twee verschillende invalshoeken<br />
te kiezen bieden de interviews zicht <strong>op</strong> momenten, factoren, eigenschappen of competenties die het<br />
verschil maken: waarom valt de één wel uit en de ander niet? Wat ligt binnen de persoon en welke<br />
factoren <strong>van</strong> buitenaf spelen mee? Hierbij zijn acht typen/situaties onderscheiden waarbij zoveel<br />
mogelijk een match is gemaakt tussen een voortijdig schoolverlater en een jongere die niet is<br />
uitgevallen. In totaal zijn 36 jongeren geïnterviewd, waar<strong>van</strong> 33 interviews bruikbaar bleken voor dit<br />
onderzoek. Er zijn dan ook voldoende matchende duo’s en soms trio’s verkregen, met ruime variatie<br />
in de spreiding <strong>van</strong> de risicosituaties.<br />
Onafhankelijk <strong>van</strong> de risicosituatie <strong>van</strong> jongeren en de redenen voor voortijdig schoolverlaten, zijn er<br />
grote verschillen tussen een 15-jarige jongere die uitvalt uit het derde leerjaar vmbo of een 20-jarige<br />
uitvaller uit het mbo. Voor dit onderzoek zijn dan ook voortijdig schoolverlaters geselecteerd uit zowel<br />
het vo als het mbo.<br />
5 Zie literatuurlijst aan het eind <strong>van</strong> het rapport.<br />
6 Zie bijlage 2 voor alle deelnemende instellingen.<br />
7 Zie voor de acht uitgangssituaties §4.2.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 13<br />
In totaal zijn in de periode september – november 2007 36 jongeren geïnterviewd waar<strong>van</strong> er 33 8 zijn<br />
gebruikt: 18 vsv’ers en 15 niet-vsv’ers. In onderstaande tabel staan enkele kenmerken <strong>van</strong> de totale<br />
respons (wel/niet vsv’er, geslacht, uitgangssituatie, laatste <strong>op</strong>leiding en leeftijd).<br />
Tabel 1 Achtergrondkenmerken deelnemende vsv’ers en niet-vsv’ers<br />
Jongere Geslacht Categorie uitgangssituatie* Laatste <strong>op</strong>leiding Leeftijd in jaren<br />
man vrouw 1 2 3 4 5 6 7 8 vo mbo/bve t/m 18 jaar 19 jaar of ouder<br />
Vsv’er 9 9 3 3 2 1 2 2 4 1 8 10 11 7<br />
Niet-vsv’er 9 6 2 4 2 1 1 2 3 0 7 8 10 5<br />
Subtotaal 18 15 5 7 4 2 3 4 7 1 15 18 21 12<br />
Totaal 33 33 33 33<br />
*Zie § 4.2 voor uitleg over de acht verschillende uitgangssituaties.<br />
Stap 4: Interviews<br />
<strong>De</strong> deelnemende gemeenten en scholen legden vaak het eerste contact met de jongeren. Oberon<br />
heeft hiervoor een conceptbrief aangeleverd die naar jongeren verstuurd kon worden. In een aantal<br />
gevallen kreeg Oberon direct een naam en telefoonnummer, de interviewers legden dan het eerste<br />
contact. Vooraf werden duidelijke afspraken gemaakt met de jongeren over privacybescherming, en<br />
hoe hun gegevens voor het onderzoek werden gebruikt.<br />
<strong>De</strong> interviewers hebben de jongeren telefonisch benaderd om mee te doen. <strong>De</strong> interviews zelf vonden<br />
meestal plaats bij de jongere thuis, in een enkel geval <strong>op</strong> een school of <strong>op</strong><strong>van</strong>gproject.<br />
Tijdens de interviews kwamen vragen aan de orde als: hoe is het gegaan, hoe heb je het beleefd, wat<br />
was jouw eigen rol, hou kijk je tegen je huidige situatie en je toekomst aan. In de gesprekken kwam<br />
ook aan de orde hoe en <strong>op</strong> welke momenten de jongere hulp en ondersteuning gekregen of gemist<br />
heeft. In bijlage 1 staat meer informatie over de interviewleidraad.<br />
Stap 5: Analyses en rapportage<br />
Van ieder interview is door de interviewer een uitgebreid verslag en nabeschouwing gemaakt. <strong>De</strong><br />
interviewverslagen zijn door Oberon gematcht, waar<strong>van</strong> uitgebreide verslagen zijn <strong>op</strong>gesteld. <strong>De</strong>ze<br />
zijn voor de rapportages samengevat:<br />
• In hoofdstuk 6 staan per match de eindbevindingen.<br />
• Vanwege de grote hoeveelheid informatie is een totaaloverzicht gemaakt in een aparte bijlage<br />
<strong>De</strong>el 2: de ‘gematchte’ interviews’. Hierin zijn per risicosituatie de duo’s en een aantal trio’s -<br />
waarin voortijdig schoolverlaters worden vergeleken met niet voortijdig schoolverlaters in dezelfde<br />
situatie- samengevat.<br />
Beperkingen <strong>van</strong> het onderzoek<br />
Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek onder 18 voortijdig schoolverlaters en 15 ‘vergelijkbare’<br />
niet-voortijdig schoolverlaters. Het onderzoek heeft diepgaandere inzichten <strong>op</strong>geleverd in de<br />
specifieke <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaters, waarbij de resultaten aanvullend zijn<br />
getoetst en bediscussieerd in een panelbijeenkomst. Dit onderzoek heeft ook enkele belangrijke<br />
beperkingen. <strong>De</strong> eerste is dat het een kwalitatief onderzoek betreft en de resultaten niet representatief<br />
zijn voor de gehele groep vsv-ers. Vérgaande conclusies zijn alleen <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> dit onderzoek niet<br />
mogelijk. Om de conclusies te toetsen en te verbreden zijn ze voorgelegd aan een expertpanel. Een<br />
tweede beperking is gelegen in de essentie <strong>van</strong> de onderzoeksvraag: het gaat om de <strong>belevingswereld</strong><br />
<strong>van</strong> jongeren en deze beleving is niet altijd de ‘waarheid’. Het is de betekenis die de jongeren eraan<br />
geven en deze wordt gekleurd door hun persoonlijke blik (ervaringen en psychologische kenmerken).<br />
8 <strong>De</strong> drie overige niet-vsv’ers bleken onvoldoende te ‘matchen’ met de geïnterviewde vsv’ers.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 14<br />
4 Inhoudelijk kader<br />
We beschrijven achtereenvolgens in §4.1 een <strong>op</strong>erationalisering <strong>van</strong> de <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren<br />
en in §4.2 de uitgangssituaties <strong>van</strong> de jongeren. In bijlage 1 is informatie <strong>op</strong>genomen over de<br />
interviewleidraad.<br />
4.1 <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren<br />
Het onderzoek is gericht <strong>op</strong> de ervaringen en beleving <strong>van</strong> jongeren. Belevingswereld is een zeer<br />
breed begrip en te definiëren als ‘een aaneenschakeling <strong>van</strong> gedrag, gedachten, gevoelens,<br />
waarderingen en belangstelling’. 9 In voorliggend onderzoek focussen we dit verder <strong>op</strong> de<br />
<strong>belevingswereld</strong> in relatie tot school en eventueel voortijdig schoolverlaten:<br />
• Welk belang heeft onderwijs en de school in hun leven? Wat zijn hun ambities?<br />
• Hoe ervaren jongeren de schooltijd?<br />
• Welke rol spelen ouders, en vrienden hierbij?<br />
• Hoe zien zij hun eigen rol?<br />
• Hoe ervoeren zij de overgang tussen onderwijssectoren/scholen (een speciaal risicomoment in<br />
het voortijdig schoolverlaten)?<br />
<strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren wordt natuurlijk mede beïnvloed door allerlei factoren als leeftijd,<br />
ouders/gezin, vriendengroep, sekse, woonomgeving, genetische factoren etc..<br />
Van de te interviewen jongeren zijn de belangrijkste kenmerken in kaart gebracht.<br />
Om wat meer verdieping te geven aan de ‘beleving en ervaringen’ <strong>van</strong> jongeren hebben we ook<br />
gekeken naar psychologische kenmerken <strong>van</strong> een jongere. Hoe een jongere de wereld beleeft, wordt<br />
voor een deel bepaald door zijn psychologisch profiel. We hebben -in het kader <strong>van</strong> voorliggend<br />
verkennend onderzoek- een screening gemaakt <strong>van</strong> de onderzoeksliteratuur en de psychologische<br />
factoren <strong>op</strong> een rij gezet waar<strong>van</strong> uit onderzoek blijkt dat ze een verband (kunnen) hebben met<br />
voortijdig schoolverlaten. <strong>De</strong>els zijn dit stabiele factoren die niet of nauwelijks veranderen onder<br />
invloed <strong>van</strong> de situatie of als mensen ouder worden en deels minder stabiele of situatieafhankelijke<br />
factoren.<br />
<strong>De</strong> meest bekende indeling in stabiele persoonlijkheidsfactoren, is de “big five”. In de literatuur over<br />
voortijdig schoolverlaten komen hier twee <strong>van</strong> terug: emotionele stabiliteit en vriendelijkheid. <strong>De</strong>ze<br />
twee nemen we dan ook <strong>op</strong> in het psychologisch profiel <strong>van</strong> de jongeren. Alle stabiele factoren die we<br />
onderzoeken, zijn:<br />
• Vriendelijkheid: Zet de jongere zich af tegen zijn omgeving of gaat hij mee in wat anderen vinden?<br />
Jongeren die zich afzetten tegen school en hun ouders, verlaten misschien sneller hun school. 10<br />
• Emotionele stabiliteit: Is de jongere snel <strong>van</strong> zijn stuk te brengen? 11<br />
• Attributiestijl: Legt de jongere de verantwoordelijkheid voor positieve en negatieve gebeurtenissen<br />
(slechte cijfers, pesten) bij zichzelf of bij anderen? 12<br />
• Conformisme: Past de jongere zijn gedrag aan <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> het gedrag of de verwachtingen <strong>van</strong><br />
anderen? Conformisme kan ervoor zorgen dat jongeren in een vriendenclub waarin wordt<br />
gespijbeld, zelf ook gaan spijbelen. Het kan er ook voor zorgen dat jongeren tegen hun wil <strong>op</strong><br />
school blijven omdat hun ouders en docenten dat <strong>van</strong> hen verwachten. 13<br />
9<br />
Hermes, Naber en Dieleman, 2007<br />
10<br />
de Wit, 1997; de Boer en Janssen, 2007; Eimers en Bekhuis, 2006<br />
11<br />
Eimers en Bekhuis, 2006<br />
12<br />
de Boer en Janssen, 2007<br />
13<br />
Hermes, Naber en Dieleman, 2007; de Wit, 1997; Eimers en Bekhuis, 2006; <strong>van</strong> Tilborg, <strong>van</strong> Es en Meijer, 2000
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 15<br />
• Locus of control: Heeft de jongere het gevoel dat hij met zijn gedrag zijn leven kan sturen?<br />
Jongeren die dat gevoel wel hebben, zullen eerder geneigd zijn om zelf moeilijke situaties <strong>op</strong> te<br />
lossen. Ze zullen zich minder afhankelijk <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> anderen. 14<br />
• Gedragsregulatie: Heeft de jongere zijn gedrag in de hand of reageert hij sterk <strong>op</strong> impulsen? Voor<br />
een jongere die sterk <strong>op</strong> zijn impulsen reageert, komt de beslissing om met school te st<strong>op</strong>pen<br />
waarschijnlijk meer plotseling en minder doordacht dan voor een jongere die zijn gedrag meer in<br />
de hand heeft. Dat kan betekenen dat jongeren die impulsief zijn, sneller voortijdig hun school<br />
verlaten. 15<br />
Verder is er een aantal minder stabiele of situatieafhankelijke factoren die een rol kunnen spelen:<br />
• Motivatie: Waar is de jongere gemotiveerd voor? In het kader <strong>van</strong> dit onderzoek vragen we naar<br />
de motivatie <strong>van</strong> jongeren <strong>op</strong> het gebied <strong>van</strong> school, werk, geld en privé. Dat laatste is vooral<br />
belangrijk voor jongeren die een zorgverplichting ervaren. 16<br />
• (Werk)houding of concentratie: Hoe gedraagt de jongere zich <strong>op</strong> school? Kan hij zich <strong>op</strong> de lessen<br />
concentreren? 17<br />
• Faalangst: Durft de jongere geen proefwerken e.d. te maken uit angst om te mislukken? 18<br />
• Zelfvertrouwen: Heeft de jongere het idee dat hij de taken die hij MOET uitvoeren ook KAN<br />
uitvoeren? Dit geldt niet alleen voor school, maar ook voor, bijvoorbeeld, een zorgverplichting. 19<br />
• Ambities: Wat wil de jongere bereiken? Hoge ambities kunnen voor jongeren een reden zijn om<br />
school belangrijker te vinden en te blijven leren. 20<br />
• Sociaal gedrag: Voelt de jongere zich sociaal betrokken bij anderen? 21<br />
• Internaliseren/Externaliseren: Als de jongere problemen heeft, uit hij dat dan door te handelen<br />
naar de buitenwereld toe (<strong>van</strong>dalisme bijvoorbeeld) of door zich terug te trekken? We hebben<br />
hiervoor ook gevraagd naar problemen tijdens de puberteit. 22<br />
4.2 Risicosituaties <strong>van</strong> jongeren<br />
In dit onderzoek wordt een vergelijking gemaakt tussen vsv’ers en niet vsv’ers. Onder de groep<br />
vsv’ers bevinden zich ook jongeren die inmiddels weer zijn ingestroomd in het reguliere onderwijs.<br />
Onder de niet vsv’ers bevinden zich ook jongeren die weliswaar het reguliere onderwijs verlieten,<br />
maar direct instroomden naar <strong>op</strong><strong>van</strong>g- of oriëntatietrajecten (en ingeschreven bleven bij een school).<br />
<strong>De</strong>ze jongeren worden niet tot de voortijdig schoolverlaters gerekend.<br />
In dit onderzoek zijn jongeren geïnterviewd die verschillen in de reden waarom ze school verlaten<br />
hebben of waarom ze het risico liepen hun school te verlaten. Om de gewenste spreiding te bereiken,<br />
maken we een onderverdeling in situaties waarin voortijdig schoolverlaten veel voorkomt.<br />
Oorzaken die jongeren noemen voor voortijdig schoolverlaten 23 zijn divers: ze willen geld verdienen,<br />
voelen zich niet thuis <strong>op</strong> school, voelen druk <strong>van</strong>uit hun vriendengroep, moeten zorgen voor een kind<br />
of een zieke ouder, en zo verder. Bovendien spelen bij voortijdig schoolverlaten vaak meerdere<br />
oorzaken tegelijk een rol. Alhoewel we constateren dat elke jongere en zijn situatie uniek is, is het<br />
14<br />
<strong>van</strong> Lieshout, 2003; de Wit, 1997<br />
15<br />
<strong>van</strong> Lieshout, 2003; de Wit, 1997; de Boer en Janssen, 2007; Eimers en Bekhuis, 2006; <strong>van</strong> Tilborg, <strong>van</strong> Es en<br />
Meijer, 2000<br />
16<br />
Rijken en Harms, 2002; Traag en <strong>van</strong> der Velden, 2007; Grootscholte en Engelen, 2006; Eimers en Bekhuis, 2006;<br />
<strong>van</strong> Tilborg, <strong>van</strong> Es en Meijer, 2000<br />
17<br />
Rijken en Harms, 2002; Traag en <strong>van</strong> der Velden, 2007; de Wit, 1997<br />
18<br />
de Wit, 2007<br />
19<br />
Rijken en Harms, 2002; <strong>van</strong> Lieshout, 2003;<br />
20<br />
Rijken en Harms, 2002;<br />
21<br />
de Wit, 1997<br />
22<br />
<strong>van</strong> Lieshout, 2003; de Wit, 1997<br />
23<br />
Van Lieshout, 2003
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 16<br />
voor het ontwikkelen <strong>van</strong> beleid en bijbehorende instrumenten onontbeerlijk om gebruik te maken <strong>van</strong><br />
een handzame indeling. Hierbij maken we een onderscheid tussen het ontwikkelingsprofiel <strong>van</strong> de<br />
jongere en zijn psychologisch profiel. Het eerste gaat over de gebeurtenissen die een jongere heeft<br />
meegemaakt, het tweede over de manier waar<strong>op</strong> de jongere omgaat met deze gebeurtenissen.<br />
Onderzoek 24 heeft aangetoond dat zowel het psychologisch profiel als het ontwikkelingsprofiel <strong>van</strong><br />
jongeren een rol speelt bij voortijdig schoolverlaten. Het psychologisch profiel omvat bijvoorbeeld<br />
motivatie, werkhouding en psychosociale problematiek. Het ontwikkelingsprofiel gaat over factoren <strong>op</strong><br />
schoolniveau (schoolkeuze en -klimaat) en het gedrag <strong>van</strong> vrienden, leerkrachten en ouders of de<br />
situatie <strong>op</strong> de arbeidsmarkt. Op basis <strong>van</strong> de verklaringen en achtergronden <strong>van</strong> voortijdig<br />
schoolverlaten zijn al diverse typologieën voorgesteld voor voortijdig schoolverlaters, soms <strong>op</strong> basis<br />
<strong>van</strong> het ontwikkelingsprofiel <strong>van</strong> jongeren en soms <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> het psychologisch profiel. Zo wordt er<br />
onderscheid gemaakt tussen:<br />
• klassieke Risicoleerlingen (jongeren in een moeilijke uitgangssituatie) en Opstappers (zonder<br />
<strong>op</strong>vallende probleemgeschiedenis) 25 ;<br />
• leerlingen die, bijvoorbeeld <strong>van</strong>wege cognitieve capaciteiten, het onderwijs niet kunnen volgen,<br />
leerlingen die het onderwijs niet willen volgen en leerlingen die tijdelijk niet in staat zijn om<br />
onderwijs te volgen 26 (niet-kunners versus niet-willers);<br />
• jongeren en hun meer specifieke oorzaken <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaten, zoals een sterke<br />
oriëntatie <strong>op</strong> de arbeidsmarkt, een verkeerde schoolkeuze of een lage motivatie voor onderwijs 27 ;<br />
• jongeren die, als het ware, het onderwijs uit geduwd worden (push factoren), bijvoorbeeld door het<br />
schoolklimaat, en jongeren die het onderwijs uit getrokken worden (pull factoren), bijvoorbeeld<br />
door een zorgverplichting. 28<br />
Op basis <strong>van</strong> deze en andere indelingen 29 hebben we een overzicht gemaakt <strong>van</strong> situaties waarin<br />
jongeren een verhoogd risico l<strong>op</strong>en om voortijdig hun school te verlaten. Onze indeling is deels<br />
gebaseerd <strong>op</strong> het ontwikkelingsprofiel <strong>van</strong> jongeren (bijvoorbeeld een problematische thuissituatie of<br />
slechte schoolprestaties) en deels <strong>op</strong> het psychologisch profiel <strong>van</strong> jongeren (bijvoorbeeld een sterke<br />
oriëntatie <strong>op</strong> de arbeidsmarkt of een lage motivatie om onderwijs te volgen). Het <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> een<br />
indeling in categorieën houdt per definitie het risico in dat bepaalde jongeren niet in de indeling zullen<br />
“passen” of dat ze in meerdere categorieën vallen. Op basis <strong>van</strong> de gegevens die <strong>van</strong> jongeren<br />
bekend zijn en het gesprek dat we met de jongere hebben, bepalen we voor alle jongeren de best<br />
passende risicosituatie.<br />
24<br />
Eimers en Bekhuis, 2006; <strong>van</strong> Lieshout, 2003; Grootscholte en Engelen, 2006<br />
25<br />
Eimers en Bekhuis, 2006<br />
26<br />
IVO BVE Risicoleerlingen en hun leerlo<strong>op</strong>banen in het MBO, Interdepartementaal beleidsonderzoek, 2005-2006 nr 1<br />
27<br />
<strong>van</strong> Tilborg, <strong>van</strong> Es, en Meijer, 2000<br />
28<br />
de Wit, 1997<br />
29<br />
o.a. Dieleman et al., 1997.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 17<br />
Risicosituaties Omschrijving <strong>van</strong> de jongere<br />
1. Probleemsituatie thuis <strong>De</strong> jongere heeft een onrustig, onprettig of onveilig thuisklimaat<br />
2. Schoolklimaat/ pesten/ruzies<br />
<strong>De</strong> jongere voelt zich niet thuis in het schoolklimaat. Hij wordt wellicht<br />
gepest en heeft ruzies met leerkrachten en/of leerlingen.<br />
3. Schoolprestaties/verkeerde<br />
schoolkeuze<br />
4. Arbeidsmarktgeoriënteerd<br />
<strong>De</strong> jongere heeft een <strong>op</strong>leiding gekozen die niet aansluit bij zijn<br />
capaciteiten of interesses. Hij ervaart problemen als tegenvallende<br />
prestaties, zittenblijven en/of zakken voor het examen.<br />
<strong>De</strong> jongere heeft een duidelijke en sterke beroepswens en wil zo snel<br />
mogelijk aan het werk of hij wil zo snel mogelijk geld gaan verdienen.<br />
5. Niet-weters <strong>De</strong> jongere weet niet wat voor <strong>op</strong>leiding te gaan volgen.<br />
6. Zorgverplichting<br />
<strong>De</strong> jongere heeft (of ervaart) een zorgverplichting. Bijv. jonge moeders,<br />
zorg voor partner of mantelzorg.<br />
7. Primair ongemotiveerd<br />
<strong>De</strong> jongere heeft geen motivatie en ambities <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> het onderwijs.<br />
Hij is bijvoorbeeld vooral gericht <strong>op</strong> plezier maken.<br />
8. Strafrechterlijke achtergrond<br />
<strong>De</strong> jongere heeft een licht criminele en/of strafrechterlijke achtergrond<br />
(bijvoorbeeld een Halt-straf).<br />
Alle bovenstaande risicosituaties vergroten de kans <strong>op</strong> voortijdig schoolverlaten, maar bepalen<br />
(garanderen) dat niet. 30 Er zullen voldoende jongeren zijn die een onprettig thuisklimaat hebben, maar<br />
desondanks gewoon naar school gaan. Voor het huidige onderzoek worden jongeren benaderd in<br />
diverse risicosituaties die al dan niet voortijdig het onderwijs hebben verlaten. <strong>De</strong> vraag die centraal<br />
staat in het onderzoek is wat er voor zorgt dat bepaalde jongeren in een probleemsituatie wel uitvallen<br />
en bepaalde jongeren niet. <strong>De</strong> bovenstaande indeling wordt daarbij gebruikt om te zorgen voor<br />
spreiding tussen de jongeren die gevraagd worden om mee te werken aan het onderzoek.<br />
30 Eimers en Bekhuis, 2006
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 18<br />
5 <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren (algemeen)<br />
Om beter te begrijpen waarom jongeren uitvallen, worden in dit onderzoek hun ervaringen en<br />
belevingen afgezet tegen jongeren in vergelijkbare omstandigheden, maar die niet uitvielen. Alvorens<br />
we de resultaten presenteren, besteden we eerst kort aandacht aan de overige onderzoeksliteratuur.<br />
Er is het nodige bekend over de <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren in het algemeen en over de<br />
schoolbeleving. We selecteerden enkele rele<strong>van</strong>te studies.<br />
Enkele cijfers<br />
We beginnen met een aantal cijfers: over hoeveel voortijdig schoolverlaters gaat het, landelijk gezien?<br />
Op basis <strong>van</strong> de registratie <strong>op</strong> onderwijsnummer (ON) bedroeg het aantal nieuwe voortijdig<br />
schoolverlaters in 2005/06 circa 56.500 31 . Het aantal voortijdig schoolverlaters daalt volgens deze<br />
registratiebronnen sinds 2002 gestaag. Toen waren er nog zo’n 71.000 voortijdig schoolverlaters 32 . <strong>De</strong><br />
landelijke doelstelling is om in 2012 het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters te halveren ten<br />
<strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> 2002. Dit betekent dat er in 2012 gestreefd wordt naar maximaal 35.000 nieuwe vsv’ers.<br />
Hoe staat het met de onderwijsparticipatie in Nederland? Jongeren volgen massaal, en steeds langer,<br />
onderwijs 33 . In 1990/91 was 28 procent <strong>van</strong> de 17- tot 29-jarigen scholier of student. In 2005/06 is dat<br />
percentage gestegen tot 37 procent. Gemiddeld volgt elke Nederlandse jongere tot zijn 22 ste een<br />
<strong>op</strong>leiding.<br />
Opvallend is dat zowel het aandeel (geïdentificeerde) zorgleerlingen sterk toeneemt, als het aandeel<br />
leerlingen in hogere schooltypen. Het SCP 34 berekende onlangs dat de deelname aan het havo/vwo<br />
de afgel<strong>op</strong>en tien jaar is gestegen <strong>van</strong> 35 tot ruim 40 procent. Tegelijkertijd steeg het aandeel<br />
zorgleerlingen (leerlingen met leerwegondersteuning of leerlingen <strong>op</strong> het praktijkonderwijs of speciaal<br />
onderwijs) naar zo’n 16 procent, anderhalf keer zoveel als tien jaar eerder. Met name allochtone<br />
leerlingen zijn oververtegenwoordigd <strong>op</strong> het leerwegondersteunend onderwijs: één <strong>op</strong> de vier à vijf<br />
allochtone leerlingen ont<strong>van</strong>gt leerwegondersteunend onderwijs, tegenover 1 <strong>op</strong> de twaalf autochtone<br />
leerlingen. Het aantal jongeren met een ‘kwetsbare’ onderwijspositie stijgt geleidelijk, wat<br />
waarschijnlijk het risico <strong>op</strong> voortijdig schoolverlaten vergroot.<br />
Typeringen jeugd<br />
Dé jongeren bestaan niet. Er is een grote variatie aan jongeren, mede gezien de etnische<br />
samenstelling <strong>van</strong> de samenleving, de plaats waar men leeft en vertoeft en de financiële situatie.<br />
Naast deze harde factoren zijn er subjectieve factoren die het gedrag <strong>van</strong> de jeugd beïnvloeden zoals<br />
de eigen voorkeuren die in de huidige tijd sterker gelden en vaak dwars door de (oude) sociale lagen<br />
l<strong>op</strong>en. We geven enkele generatie-eigenschappen uit ‘Pakken&Piercings’ <strong>van</strong> Hans de Boer en<br />
Mirjam Janssen (2007) die voor een deel <strong>van</strong> de jeugd gelden. Het zijn algemene eigenschappen<br />
waaraan veel jongeren voldoen. <strong>De</strong>ze eigenschappen zijn niet zo gebonden aan sociale groepen.<br />
• <strong>De</strong> huidige generatie jeugd wordt getypeerd als de M-generatie. Jongeren zijn altijd bereikbaar en<br />
voortdurend in contact via de mobiel. Ze hebben ook toegang tot enorm veel informatie via mobiel<br />
en internet. <strong>De</strong> huidige communicatiemogelijkheden leiden tot ‘muli-tasking’ gedrag, het <strong>van</strong> alles<br />
naast elkaar doen. Ze kunnen de aandacht spreiden, maar de keerzijde is het gebrek aan lange<br />
concentratie <strong>op</strong> zaken die daarom vragen. <strong>De</strong> M-generatie is ook internationaal georiënteerd, ze<br />
kunnen zich makkelijk verplaatsen per trein of vliegtuig.<br />
• <strong>De</strong> huidige generatie jongeren in Nederland behoort tot de gelukkigste ter wereld, 92% <strong>van</strong> de 12-<br />
tot 24 jarigen is tevreden of zeer tevreden met zijn of haar leven. Over het algemeen hebben ze<br />
31<br />
OCW, factsheets voortijdig schoolverlaten (november 2007).<br />
32<br />
<strong>De</strong>ze gegevens waren ontleend aan de RMC-effectrapportages.<br />
33<br />
de Boer en Janssen, 2007.<br />
34<br />
Sociaal en Cultureel Planbureau, 2007.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 19<br />
ook een goede relatie met hun ouders (bij vmbo-ers is die minder goed dan bij havo-vwo<br />
leerlingen).<br />
Eigentijdse problemen<br />
<strong>De</strong> huidige leefsituatie <strong>van</strong> jongeren leidt tot eigentijdse (gedrags)problemen. Onderling pesten kan<br />
met de moderne technologie akelige vormen aannemen 35 . Jongeren worden niet alleen tijdens de<br />
schooluren gepest, maar steeds vaker ook daarbuiten, bijvoorbeeld via mobiele telefoons, internet of<br />
e-mail/msm. <strong>De</strong> mogelijkheden om te kunnen pesten lijken oneindig.<br />
Ook leidt de etnische samenstelling <strong>van</strong> de jeugdbevolking soms tot grotere verschillen tussen<br />
jeugdgroepen. Er zijn meer jongeren die zich gediscrimineerd voelen. Onder Marokkaanse en<br />
Antilliaanse jongeren komt veel meer criminaliteit voor, mede ten gevolge <strong>van</strong> integratieproblemen.<br />
Nederlandse jongeren drinken steeds meer, en <strong>op</strong> steeds vroegere leeftijd, alcohol dan hun<br />
leeftijdgenoten in de rest <strong>van</strong> Eur<strong>op</strong>a. Recentelijk is de aandacht voor het zogenaamde ‘coma-drinken’<br />
hier een voorbeeld <strong>van</strong>.<br />
Tot slot de stijging <strong>van</strong> het aantal jongeren met een ‘probleemetiket’. Aan geen enkele voorgaande<br />
generatie werden zoveel leer-, gedrags- en concentratieproblemen toegeschreven als aan de jeugd<br />
<strong>van</strong> tegenwoordig. Te denken valt aan het grote aantal jongeren met dyslexie, dyscalculie,<br />
hoogbegaafdheid, autisme, faalangst of ADHD (hyperactiviteit). Dat is niet alleen het gevolg <strong>van</strong> een<br />
betere diagnostiek. <strong>De</strong>ze aandoeningen worden mogelijk ook veroorzaakt door eigentijdse leefwijzen.<br />
School- en jeugdculturen<br />
Leerlingen vinden hun p<strong>op</strong>ulariteit erg belangrijk 36 . Ze zijn vooral p<strong>op</strong>ulair indien ze lef hebben, sociaal<br />
zijn en er goed uitzien, een eigen mening hebben of de laatste technische snufjes in hun bezit<br />
hebben. <strong>De</strong> school stelt deze sociale competenties ook wel <strong>op</strong> prijs, maar uiteindelijk worden de<br />
jongeren afgerekend <strong>op</strong> leervorderingen. <strong>De</strong> school verwacht <strong>van</strong> jongeren dat ze zich iedere dag<br />
inspannen en hun best doen. Het is moeilijk voor veel leerlingen daaraan te voldoen als de school niet<br />
boeit <strong>van</strong>wege het leerstofaanbod, de wijze <strong>van</strong> werken en de gezagsverhoudingen.<br />
Twintig jaar geleden bestond er een duidelijk beeld <strong>van</strong> een gewenste persoonlijkheid die stabiel was<br />
en de juiste keuzes kon maken. Volwassenen, zoals de ouders of leraar, fungeerden als rolmodel voor<br />
jongeren. Tijdens de adolescentie ontwikkelden jongeren <strong>op</strong> deze manier hun identiteit. Nu lo<strong>op</strong>t de<br />
identiteitsontwikkeling door tot in de volwassenheid. Ook zij worden nu geacht flexibel en mobiel te<br />
zijn, terwijl de invloed <strong>van</strong> rolmodellen is afgenomen. Jongeren geven meer zelf gestalte aan hun<br />
identiteit, ze kiezen zelf de waarden die ze nastreven. Ondertussen volgen ze in grote getale<br />
leeftijdgenoten <strong>op</strong> de voet en tot in details. Omdat docenten geen moreel voorbeeld meer zijn voor<br />
jongeren, wijzen jongeren sneller de autoriteit <strong>van</strong> de school af. 37<br />
<strong>De</strong> overgrote meerderheid <strong>van</strong> de jongeren realiseert zich echter wel dat een goede <strong>op</strong>leiding<br />
belangrijk is om verder te komen in de maatschappij. Toch gaat een kwart <strong>van</strong> de jongeren, en in het<br />
vmbo zelfs de helft, met tegenzin naar school. Waarom vinden deze jongeren school niet leuk?<br />
Jongeren hechten aan de sociale contacten <strong>op</strong> school. Het contact dat ze hebben met leerlingen<br />
maakt school voor hen een plezierige plek om te zijn. Er zijn ook jongeren voor wie juist hun vrienden<br />
ervoor zorgen dat ze zich <strong>op</strong> school niet thuis voelen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de “straatcultuur”,<br />
zoals deze jongeren die onderling ervaren, niet overeen komt met de cultuur binnen de school. Die<br />
jongere voelt zich <strong>op</strong> school dan onbegrepen.<br />
Ondanks het feit dat het onderwijs steeds meer leerling-gericht wordt, waarderen leerlingen het nog<br />
steeds als leerkrachten hen persoonlijke aandacht en begeleiding geven. Als jongeren zich niet thuis<br />
voelen <strong>op</strong> school, lijkt dat voor een deel te liggen aan het contact met leerkrachten. <strong>De</strong>ze leerlingen<br />
vinden dat leerkrachten niet geïnteresseerd zijn in ‘de mens achter de leerling’.<br />
35 de Boer en Janssen, 2007.<br />
36 Hermans e.a., 2007<br />
37 Dieleman e.a., 1999
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 20<br />
<strong>De</strong> schoolbeleving <strong>van</strong> de schoolverlaters 38<br />
<strong>De</strong> overgrote meerderheid <strong>van</strong> de Nederlandse scholieren is redelijk positief over de school waar<strong>op</strong> ze<br />
zitten. Echter een groot aantal <strong>van</strong> hen besluit de school de rug toe te keren. Waarom doen ze dit,<br />
welke redenen geven ze hiervoor aan? Uitlatingen <strong>van</strong> vroegtijdig schoolverlaters laten zien dat het<br />
schoolklimaat vaak beslissend is om wel of niet de school te verlaten. Overigens speelt dit <strong>op</strong> het<br />
vmbo een grotere rol <strong>van</strong> <strong>op</strong> havo/vwo-scholen. Bijna alle voortijdig schoolverlaters vinden dat een<br />
slecht schoolklimaat heeft bijgedragen een hun voortijdig vertrek. Zogenaamde ‘pushfactoren’ zijn<br />
voor scholieren vaker een reden om de schooldeur achter zich dicht te trekken dan ‘pullfactoren’.<br />
Tweederde <strong>van</strong> de voortijdig schoolverlaters geeft aan dat ze het onderwijs uitgeduwd zijn,<br />
bijvoorbeeld doordat ze gepest werden, of dat docenten niet echt in ze geïnteresseerd waren. <strong>De</strong><br />
jongeren voelen geen betrokkenheid bij de school en hebben slechte ervaringen met de steun en<br />
begeleiding om hun <strong>op</strong>leiding voort te zetten. Een positief schoolklimaat zorgt ervoor dat jongeren de<br />
school ervaren als een veilige leefwereld. <strong>De</strong> relatie tussen leerlingen en docenten, de sfeer en de<br />
mate waarin leerlingen betrokken worden bij de gang <strong>van</strong> zaken spelen daarbij allemaal een rol. Als<br />
leerlingen zich goed voelen <strong>op</strong> school, gaan ze minder vaak voortijdig <strong>van</strong> school. Slechts een<br />
minderheid vindt dat ze het onderwijs uit zijn getrokken, bijvoorbeeld omdat ze graag wilden gaan<br />
werken. Aan het moment <strong>van</strong> ‘niet meer teruggaan’ gaat meestal en lange periode <strong>van</strong> twijfel en<br />
herhaald spijbelen vooraf. Vervolgens kan één conflict, pesterij of onvoldoende de druppel zijn die de<br />
emmer doet overl<strong>op</strong>en.<br />
Leerlingen die afkomstig zijn uit milieus waar weinig waarde gehecht wordt aan school en diploma’s<br />
en waar ook geen kennis aanwezig is over de werking <strong>van</strong> het onderwijs bevinden zich <strong>op</strong> school in<br />
feite in een onaantrekkelijk, vreemd land. Als deze jongeren zich vooral identificeren met<br />
jeugdgroepen buiten school, raakt de schoolwereld nog verder <strong>van</strong> hun eigen wereld verwijderd.<br />
<strong>De</strong> oorzaken <strong>van</strong> voortijdig vertrek moeten uiteraard ook bij de jongeren zelf gezocht worden.<br />
Uiteindelijk is de wisselwerking tussen school en persoonlijkheid bepalend voor het schoolsucces. In<br />
voorliggend onderzoek wordt hier nader <strong>op</strong> ingegaan.<br />
38 <strong>van</strong> Lieshout, 2003
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 21<br />
6 Interviewresultaten<br />
We presenteren hier achtereenvolgens:<br />
• een overzicht <strong>van</strong> de gematchte jongeren;<br />
• een korte selectie <strong>van</strong> enkele typerende resultaten uit de ‘matches’;<br />
• de 10 factoren die naar voren kwamen als rele<strong>van</strong>te uitkomsten <strong>van</strong> de interviews.<br />
In bijlage 4 is ter informatie een verkorte beschrijving <strong>op</strong>genomen <strong>van</strong> 1 <strong>van</strong> de ‘matches’: een korte<br />
casusomschrijving, een puntsgewijze samenvatting <strong>van</strong> ervaringen, psychologische achtergrond en<br />
alcohol/drugsgebruik en tot slot de eindbevindingen. In een losstaande rapportage, getiteld ‘Bijlage: de<br />
‘gematchte’ interviews’, is een compleet overzicht <strong>op</strong>genomen <strong>van</strong> alle 14 ‘matches’.<br />
6.1 Een overzicht<br />
In totaal zijn 33 jongeren -vsv-ers en niet vsv-ers- met elkaar gematcht. Dit leverde 14<br />
casusbeschrijvingen <strong>op</strong>, waar<strong>van</strong> één solo jongere, acht duo’s, vier trio’s en ook één<br />
kwartetbeschrijving 39 . In het volgende overzicht zijn ze geordend naar de 8 risicosituaties.<br />
Risicosituaties Casus VSV’er<br />
1. Probleemsituatie thuis<br />
2. Schoolklimaat/ pesten/ruzies<br />
3. Schoolprestaties/verkeerde schoolkeuze<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
1 ←<br />
2 ←<br />
1 ←<br />
1 ←<br />
1 ←<br />
1 ←<br />
1 ←<br />
Niet<br />
VSV’er<br />
→ 1<br />
→ 1<br />
→ 1<br />
→ 1<br />
→ 2<br />
→ 1<br />
→ 1<br />
4. Arbeidsmarktgeoriënteerd 8 1 ← → 1<br />
5. Niet-weters 9 2 ← → 1<br />
6. Zorgverplichting 10 2 ← → 2<br />
11<br />
1 ← → 1<br />
7. Primair ongemotiveerd<br />
12<br />
1 ← → 1<br />
13<br />
2 ← → 1<br />
8. Strafrechterlijke achtergrond 14 1 ← → 0<br />
6.2 Korte typeringen<br />
We beschrijven kort enkele typeringen per match, om een beeld te krijgen <strong>van</strong> het soort <strong>van</strong> informatie<br />
dat is verkregen.<br />
Risicosituatie 1: probleemsituatie thuis<br />
VSV’er: E, vrouw, 14 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er: L, vrouw, 17 jaar, autochtoon<br />
Beide ondervraagden in uitgangssituatie 1 hebben te maken (gehad) met een onveilige en instabiele<br />
thuissituatie. Voortdurende problemen thuis uitten zich bij beiden in onhandelbaar gedrag en<br />
39<br />
Bij de risicosituatie ‘strafrechterlijke achtergrond’ is de bijbehorende niet-vsv’er niet gevonden, en kon er dus geen<br />
match worden gemaakt.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 22<br />
afwezigheid in de klas. <strong>De</strong> vsv-er wordt uiteindelijk <strong>van</strong> school geschorst. Heeft geen<br />
(noemenswaardige) begeleiding <strong>van</strong>uit school of thuis gekregen. Nu thuis in afwachting <strong>van</strong> het<br />
rapport <strong>van</strong> school over naar welke school ze moet. Sterk gevoel onrechtvaardig te zijn behandeld,<br />
weinig grip <strong>op</strong> eigen leven. <strong>De</strong> niet-vsv-er L is veel gepest en diverse keren <strong>van</strong> school veranderd<br />
(heeft veel structuur en duidelijkheid nodig) en is nu – mede dankzij haar laatste school en haar<br />
moeder <strong>op</strong> een goede plek terecht gekomen. Ze heeft haar eigen gedrag en leven steeds meer onder<br />
controle waardoor ze makkelijker met problemen en ruzies om kan gaan.<br />
VSV-ers: E, vrouw, 22 jaar, autochtoon en N: vrouw, 19 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er: T, vrouw, 19 jaar, autochtoon<br />
<strong>De</strong> drie jongeren komen allemaal uit een broken-home situatie en zijn voor het grootste deel <strong>van</strong> de<br />
tijd niet bij hun biologische moeder <strong>op</strong>gegroeid. Het was vaak een zware en lange strijd om een<br />
stabiele en rustige thuissituatie te creëren, wat zeker invloed heeft gehad <strong>op</strong> de schoolprestaties <strong>van</strong><br />
alledrie. VSV-er E neemt haar verleden, en zeker ook de huidige problemen, nog dagelijks met zich<br />
mee en kon en kan zich daardoor niet inzetten voor school. Zij is ook niet door derden geholpen<br />
hierbij, heeft zelf veel moeten uitzoeken. Niet VSV-er T daarentegen is met hulp <strong>van</strong> de hulpverlening,<br />
oma en vrienden de problemen grotendeels te boven gekomen en is met name door vrienden<br />
gestimuleerd om door te gaan met haar <strong>op</strong>leiding. VSV-er N valt hier wat tussenin: de uithuisplaatsing<br />
heeft haar veel goeds gedaan, echter ze is verder alleen goed begeleid door school om de <strong>op</strong>leiding<br />
af te ronden. Professionele (GGZ-)hulp heeft ze niet ont<strong>van</strong>gen/gevraagd.<br />
Risicosituatie 2: Schoolklimaat/pesten/ruzies<br />
VSV-er: H, man, 17 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er: N, man, bijna 15 jaar, autochtoon<br />
Beide jongeren hebben een problematische achtergrond. Beide hebben een verstoorde thuissituatie<br />
(gescheiden ouders) en vertoonden probleemgedrag <strong>op</strong> hun VO-school. <strong>De</strong> VSV-er H is <strong>op</strong> zijn<br />
scholen langdurig gepest, wat heeft geleid tot een depressie en zelfmoordneigingen. Hij is zeer naar<br />
binnen gericht, vertoont veel vermijdend gedrag. <strong>De</strong> niet VSV-er daarentegen is juist erg naar buiten<br />
gericht, zoekt actief ruzies <strong>op</strong> en schuwt niemand. Voordat hij daadwerkelijk kon uitvallen is hij <strong>op</strong> een<br />
Time Out-project geplaatst, waar hij gemotiveerd is geraakt om zijn diploma te halen. Hij vraagt om<br />
aandacht terwijl de VSV-er zich meer terugtrekt en onzichtbaar wordt. Zijn schreeuw om aandacht<br />
wordt gehoord, terwijl de VSV-er weinig aandacht vraagt en deze dus niet (<strong>op</strong> tijd) krijgt. <strong>De</strong> VSV-er<br />
lukt het om <strong>op</strong> deze manier binnen school te blijven, hoewel zijn gedrag wel risico’s meebrengen om<br />
<strong>op</strong> latere leeftijd alsnog uit te vallen. Voor de niet VSV-er was de enige manier om aan zijn problemen<br />
te ontsnappen de <strong>op</strong>leiding te verlaten, en als het aan hem lag, om er niet meer terug te keren.<br />
VSV-er: E, man,19 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er: S, vrouw, 19 jaar, autochtoon<br />
Beide jongeren werden al <strong>op</strong> jonge leeftijd <strong>op</strong> school gepest. <strong>De</strong> niet VSV-er S <strong>van</strong>wege haar<br />
afwijkende (zelfgemaakte) kleding, E <strong>van</strong>wege diens onzekerheid en later ook zijn afwijkende<br />
kledingstijl (rock/metal). Beide jongeren hebben goede cognitieve capaciteiten: E kreeg een havoadvies<br />
en S een havo/vwo advies. Beiden hebben echter ‘bewust’ gekozen voor een lager schooltype:<br />
E omdat hij verwachtte meer sociale aansluiting <strong>op</strong> de vmbo-school te vinden (‘de mensen daar waren<br />
leuker’) en S omdat zij zo de zorgtaken voor het gezin, nadat haar moeder overleed, makkelijker<br />
aankon. <strong>De</strong> twee jongeren zijn verschillend omgegaan met het pesten.<br />
<strong>De</strong> niet VSV-er leert al in groep 4 om <strong>van</strong> zich af te bijten en weigert zich <strong>op</strong> het mbo aan te passen<br />
aan ‘kinderachtige’ klasgenoten. Daarbij werd door de basisschool <strong>op</strong>getreden tegen het pesten en<br />
later in het vmbo helpt een schoollo<strong>op</strong>baanbegeleider adequaat.<br />
<strong>De</strong> VSV-er daarentegen probeerde voortdurend aansluiting te vinden: door te kiezen voor het vmbo<br />
(i.p.v. havo) <strong>van</strong>wege de ‘leukere mensen’, en voor een ‘afwijkende’ kledingstijl wellicht om aansluiting
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 23<br />
te krijgen bij een (sub-cult) groepje <strong>op</strong> zijn nieuwe school. Volgens VSV-er E is nooit ingegrepen door<br />
de school en hij verwijt ze laksheid ten aanzien <strong>van</strong> het pesten en de vechtpartijen.<br />
Een belangrijk verschil tussen de twee jongeren is dat de niet VSV-er zeer sterk het gevoel heeft dat<br />
zij zelf verantwoordelijk is voor haar leven en daar ook controle over heeft, terwijl bij de VSV-er het<br />
zelfvertrouwen minimaal is. Hij neemt geen eigen verantwoordelijkheid: de dingen ‘overkomen’ hem.<br />
Hij geeft school definitief <strong>op</strong> als hij ‘zijn’ groepje kwijt is <strong>op</strong> de nieuwe school, want alleen redt hij het<br />
niet.<br />
VSV-er: Q, man, 15 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er: E, man, 15 jaar, autochtoon en D: man, 16 jaar, allochtoon<br />
Alle drie de beschreven jongens zijn impulsief en hebben de neiging tot agressief gedrag (gehad). Alle<br />
drie beseffen ze ook terdege dat een diploma noodzakelijk is om te kunnen overleven <strong>op</strong> de<br />
arbeidsmarkt. <strong>De</strong> niet VSV-ers E en D hebben een heel duidelijk toekomstideaal (automonteur<br />
respectievelijk beveiliger worden), terwijl VSV-er Q niet goed weet wat hij wil en (nog) geen duidelijk<br />
toekomstperspectief heeft. <strong>De</strong> niet VSV-ers worden bovendien actief gesteund door hun ouders (door<br />
een strenge aanpak, resp. veel ondersteuning), terwijl VSV-er Q de motivatie voor school veel meer<br />
uit zichzelf moet halen.<br />
Risicosituatie 3: Schoolprestaties/verkeerde schoolkeuze<br />
VSV-er: X, vrouw, 20 jaar, autochtoon<br />
Niet-VSV-er: P, man, 18 jaar, autochtoon<br />
<strong>De</strong> schoolproblemen <strong>van</strong> zowel X als P hebben primair te maken met verkeerde schoolkeuzes. Op het<br />
mbo valt P al snel uit, maar blijft door intensieve begeleiding toch in het onderwijs. X daarentegen is<br />
weinig ondersteund (heeft hier ook niet om gevraagd) bij het zoeken naar de voor haar juiste<br />
<strong>op</strong>leiding, en valt uit. Aannemelijk is dat het krijgen <strong>van</strong> de juiste begeleiding (en <strong>op</strong> het juiste moment)<br />
een cruciale rol heeft gespeeld bij het wel of niet uitvallen <strong>van</strong> school bij deze twee jongeren. X heeft<br />
geen positieve ervaringen wat betreft begeleiding, terwijl P deze wel heeft. P bleef hierdoor<br />
gemotiveerd om verder te kijken, X ontwikkelde een afwachtende houding en de motivatie verdween<br />
langzaam. X vindt vooral dat anderen verantwoordelijk zijn voor (negatieve) zaken, terwijl P veel meer<br />
eigen verantwoordelijkheid voelt en neemt. P is het dan ook, met de juiste begeleiding, gelukt om een<br />
vervolg<strong>op</strong>leiding te zoeken die bij hem past. Voor X is het afwachten of het haar zonder begeleiding<br />
lukt een leerplek te vinden, om alsnog aan een <strong>op</strong>leiding te beginnen.<br />
VSV-er: N, vrouw, 21 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er: B, vrouw, 20 jaar, autochtoon<br />
<strong>De</strong> schoolproblemen <strong>van</strong> N en B hebben primair te maken met verkeerde keuzes. Ze hebben beide<br />
een duidelijk toekomstbeeld, maar nog niet de <strong>op</strong>leiding die daarbij past (te laag niveau, resp. doet<br />
eerst een voor<strong>op</strong>leiding). N heeft daar<strong>op</strong> besloten het onderwijs te verlaten, eerst te gaan werken en<br />
later de door haar gewenste <strong>op</strong>leiding te gaan doen. Niet vsv-er B heeft besloten haar verkeerde<br />
keuze uit te zitten en vervolgens de door haar gewenste <strong>op</strong>leiding te gaan volgen.<br />
Beide jongeren hebben privé-problemen in de thuissituatie gehad en gingen zich <strong>op</strong> school moeilijk<br />
gedragen. Ze vinden beide dat de school hieraan veel te weinig heeft gedaan.<br />
Voor zowel N als B was de combinatie <strong>van</strong> een verkeerde <strong>op</strong>leidingskeuze met privé-problemen de<br />
bottleneck. Het verschil tussen beide is dat B de situatie zelf heeft gekeerd Ze herpakte zich in de<br />
beroepsmotivatie en steun <strong>van</strong> haar ouders. Ook heeft B na school begeleiding gehad waardoor ze<br />
uiteindelijk weer zelfvertrouwen heeft gekregen. Ook N had zware problemen en liep bij een<br />
psycholoog: ze is minder in staat om de negatieve situatie te keren en heeft ook minder steun<br />
gekregen <strong>van</strong> haar familie.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 24<br />
Risicosituatie 4: Arbeidsmarktgeörienteerd<br />
VSV-er: N, man,17 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er; S, man, 15 jaar, autochtoon<br />
Beide jongeren kampen <strong>van</strong> jongs af met concentratieproblemen, wat hun schoolprestaties negatief<br />
beïnvloedt, reeds <strong>van</strong>af de basisschool. Voor beide jongeren was de overgang naar de middelbare<br />
school moeilijk: ze voelen zich niet begrepen door de docenten, die hun aanspreken <strong>op</strong> hun (drukke)<br />
gedrag en reageren <strong>op</strong>standig, met verbale discussies, brutaal en ook agressief gedrag. Daarnaast is<br />
voor beiden de nadruk <strong>op</strong> theoretische vakken <strong>op</strong> hun scholen te zwaar. Ze zijn zeer gemotiveerd<br />
voor werk in de praktijk. Beide jongeren worden uiteindelijk door de school verwezen naar een meer<br />
praktijkgericht traject. Beiden hebben ouders die hen steunen, in woord en daad. Kortom, er zijn<br />
<strong>op</strong>merkelijk veel overeenkomsten tussen deze twee jongeren. Er is echter een belangrijk verschil: de<br />
mate <strong>van</strong> ambitie. <strong>De</strong> niet VSV-er weet precies wat hij wil: zelfstandig timmerman worden en niveau 3<br />
halen binnen vijf jaar. <strong>De</strong> VSV-er weet niet wat hij wil, als hij in ieder geval maar niet naar school<br />
hoeft. Het verschil tussen hen zit ook in het moment <strong>van</strong> doorverwijzing door de school. Bij de VSV-er<br />
gebeurt dat net nadat de inschrijvingsperiodes <strong>van</strong> de ROC’s zijn afgesloten, waardoor hij tussen de<br />
wal en het schip valt. Bij de niet VSV-er is de overstap binnen een week gemaakt dankzij snel<br />
handelen <strong>van</strong> de betrokken scholen. Het kan deze combinatie <strong>van</strong> factoren zijn geweest die gemaakt<br />
heeft dat de ene jongere voortijdig schoolverlater werd en de ander niet.<br />
Risicosituatie 5: Niet-weters<br />
VSV-er: W, man, 17 jaar, allochtoon en D: vrouw, 16 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er: F, man, 17 jaar, allochtoon<br />
W, D en F hebben alledrie problemen met het vinden <strong>van</strong> een mbo-<strong>op</strong>leiding die aansluit bij hun<br />
interesses. Niet VSV-er F komt er tijdens zijn mbo-<strong>op</strong>leiding achter dat hij beter een andere richting<br />
kan kiezen. Samen met zijn ouders en de school gaat hij <strong>op</strong> zoek naar een nieuwe <strong>op</strong>leiding. Ook<br />
deze sluit niet precies aan <strong>op</strong> zijn wensen, maar F weet inmiddels wel beter wat hij wil. School ziet hij<br />
ook als een sociaal gebeuren. Zodoende krijgt hij de kans om zonder uit te vallen, <strong>op</strong> zoek te gaan<br />
naar een andere passende <strong>op</strong>leiding.<br />
Bij VSV-ers W en D gaat het mis tijdens de aanmelding bij het mbo. Ze worden niet toegelaten tot de<br />
<strong>op</strong>leiding <strong>van</strong> hun keus (deels door weinig actieve houding <strong>van</strong> henzelf en <strong>van</strong> hun ouders) en zijn niet<br />
in staat om een alternatieve <strong>op</strong>leiding te kiezen. W heeft een duidelijke <strong>op</strong>leidingswens: Sport en<br />
Beweging doen. Tot hij daar kan instromen, heeft hij een alternatief: werken in het bedrijf <strong>van</strong> zijn<br />
vader. D is minder standvastig qua <strong>op</strong>leidingswensen. Voor haar lijkt de oriëntatie die ze momenteel<br />
volgt nuttiger. F kreeg en nam de kans om oriëntatie <strong>van</strong>uit school te volgen, D is echter al voortijdig<br />
schoolverlater, als zij met hulp/druk <strong>van</strong> een leerplicht/RMC-afdeling aan een orientatietraject begint.<br />
Risicosituatie 6: Zorgverplichting<br />
VSV-er 1: N1,vrouw, 17 jaar, autochtoon en 2: Q, vrouw, 20 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er 1: O, vrouw, 23 jaar, allochtoon en 2: N2, vrouw, 23 jaar, allochtoon<br />
<strong>De</strong> vier beschreven jongeren hebben allen veel meegemaakt. Voor de VSV-ers zit dit ondermeer in<br />
gewelddadige thuissituaties, de niet VSV-ers zijn geëmigreerd naar Nederland om huwelijksredenen,<br />
resp. oorlogsomstandigheden. Hoewel deze achtergronden uiteraard sterk variëren, zien we hoe<br />
persoonlijke achtergronden en keuzes een rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling <strong>van</strong> deze vier<br />
vrouwen. Voor allen geldt dat zij in hun naaste omgeving geen ‘rolmodel’ hadden die voor hen een<br />
voorbeeldfunctie vervulde als het ging om <strong>op</strong>leiding en werk. Eén <strong>van</strong> de niet VSV-ers lijkt zelf wel<br />
momenteel een dergelijke functie te hebben voor haar omgeving.<br />
<strong>De</strong> niet VSV-ers zijn zelfstandig, hebben een groot verantwoordelijkheidsgevoel en zijn sterk gericht<br />
<strong>op</strong> de toekomst (wat hen veel doorzettingsvermogen <strong>op</strong>levert), terwijl de VSV-ers in de huidige situatie<br />
vast lijken/leken te zitten en vooral naar externe factoren (eigen huis, financiën) of personen (school,<br />
hulpverleners) kijken als het gaat om hun schoolverlaten.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 25<br />
Slotconclusie luidt dat de beide niet VSV-ers enerzijds veel kracht, een positieve instelling en veel<br />
doorzettingsvermogen hebben, maar anderzijds ook het geluk hebben gehad dat zij <strong>op</strong> cruciale<br />
momenten gesprekken hadden/hebben met personen die hen stimuleerden. Beide niet VSV-ers zitten<br />
in een <strong>op</strong>gaande spiraal: studie, stimulans (extern: kind, man, hulpverleners; en een interne drive:<br />
zelfstandigheid), bewondering <strong>van</strong> de buitenwereld, zelfvertrouwen, energie, studie enz.<br />
Beide VSV-ers hebben minder geluk gehad als het gaat om <strong>op</strong> de juiste momenten de juiste personen<br />
te spreken. Beiden geven bij de omschrijving <strong>van</strong> dergelijke cruciale momenten aan dat als het<br />
gesprek of de situatie toen anders <strong>op</strong>gepakt of benaderd was (door school, hulpverlening), zij wellicht<br />
nog <strong>op</strong> school zaten of de <strong>op</strong>leiding wellicht reeds afgerond zouden hebben.<br />
Risicosituatie 7: Primair ongemotiveerd<br />
VSV-er: K, man, 19 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er: U, man, 16 jaar, autochtoon<br />
Het probleemgedrag <strong>van</strong> U is erg naar buiten gericht, hij is een jongen die in de klas erg <strong>op</strong>valt, onder<br />
andere door zijn woedeaanvallen. U is impulsief en kan zich slecht concentreren. Daarbij heeft U veel<br />
moeite het theorielessen. K is meer berekenend en is een jongen die heel evenwichtig overkomt, hij<br />
lijkt zijn gedrag beter onder controle te hebben. K is echter ‘liever lui dan moe’ en probeert voor<br />
zichzelf altijd de makkelijkste weg te bewandelen. Dit heeft hem vaak ver gebracht, maar uiteindelijk<br />
komt hij tot de conclusie dat niets doen of geen <strong>op</strong>leiding volgen ook geen <strong>op</strong>tie is. Dit alles kan ervoor<br />
gezorgd hebben dat hij niet tijdig als potentiële uitvaller erkend is.<br />
<strong>De</strong> voornaamste reden waarom U niet is uitgevallen, is dat hij school een plezierige omgeving vindt,<br />
en niet omdat het halen <strong>van</strong> een diploma belangrijk voor hem is.<br />
VSV-er: N, man,17 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er: L, man, 16 jaar, autochtoon<br />
Wat deze twee jongeren gemeenschappelijk hebben is dat zij <strong>op</strong> dit moment beiden primair<br />
ongemotiveerd zijn om naar school te gaan, niet erg ambitieus zijn, wel sociaal zijn ingesteld, zeer aan<br />
vrienden hechten en een goed thuisfront hebben dat hen steunt en begeleidt.<br />
Het meest <strong>op</strong>vallende verschil tussen de twee is dat de VSV-er veel minder het gevoel heeft controle<br />
te hebben over zijn leven, het idee heeft dat de dingen hem overkomen. Hij neemt doorgaans een<br />
afwachtende houding aan, onderneemt geen actie, vraagt ook niet om hulp. <strong>De</strong> niet VSV-er heeft door<br />
zijn jeugdervaringen weliswaar zeer weinig basiszelfvertrouwen, maar juist daardoor lijkt hij<br />
uitstekende ‘c<strong>op</strong>ing’-strategieën te hebben ontwikkeld, wellicht mede door de professionele hulp die hij<br />
daarvoor heeft gekregen in de eerste klas <strong>van</strong> het voortgezet onderwijs. Zo is L zich bewust <strong>van</strong> zijn<br />
capaciteit om sturing te geven aan zijn eigen leven en hij neemt daar ook verantwoordelijkheid voor.<br />
<strong>De</strong> ‘zwakke plek’ <strong>van</strong> de niet VSV-er is zijn gevoeligheid voor groepsdruk, waardoor hij in de<br />
problemen kwam en zijn cijfers daalden. Een belangrijke reden voor hem om toch door te zetten <strong>op</strong><br />
school, ondanks zijn geringe motivatie, is gelegen precies in diezelfde zwakke plek: zijn vrienden<br />
zitten in zijn klas, school is een sociale happening voor hem. Een nadeel met een voordeel. Dat,<br />
samen met zijn aangeleerde weerbaarheid, het vertrouwen <strong>van</strong> zijn vader en het besef dat een<br />
diploma hem kansen biedt, maakt dat hij doorzet.<br />
VSV-er: N, man, 16 jaar, allochtoon en U: man, 17 jaar, autochtoon<br />
Niet VSV-er: S, man, 15 jaar, autochtoon<br />
<strong>De</strong> VSV-ers N en U en de niet VSV-er S zijn allemaal niet gemotiveerd om zich in te zetten voor hun<br />
<strong>op</strong>leiding. Het verschil tussen niet VSV-er S en VSV-ers U en N is dat S geen zin heeft in problemen<br />
en zich daarom niet waagt aan spijbelen of wangedrag. Ook wordt hij door zijn ouders beter begeleid<br />
en in de gaten gehouden. S doet precies voldoende om zijn diploma te kunnen halen.<br />
VSV-ers U en N erkennen pas na hun uitvalperiode dat ze een betere baan zullen kunnen vinden als<br />
ze een diploma halen en schrikken niet terug voor het zich <strong>op</strong> de hals halen <strong>van</strong> problemen.<br />
Bovendien hebben ze een minder stabiel thuisfront.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 26<br />
Risicosituatie 8: Strafrechterlijke achtergrond<br />
VSV-er: D, vrouw, 15 jaar, autochtoon<br />
Een meisje in een instabiele moeilijke thuissituatie. Op jonge leeftijd ondergaat D al veel<br />
schoolwisselingen en zij heeft nergens kunnen hechten. Op de middelbare school spijbelt D vaak en<br />
kent zij veel agressie en gedragsproblemen. Zij komt in <strong>op</strong><strong>van</strong>ghuizen terecht en uiteindelijk korte tijd<br />
in de jeugdge<strong>van</strong>genis. D heeft sterke hechtingsproblemen. <strong>De</strong> Time-out-voorziening heeft haar weer<br />
wat overeind gekregen en zij volgt nu weer een <strong>op</strong>leiding.<br />
6.3 Tien factoren<br />
Uit analyse <strong>van</strong> de 14 ‘matches’ zijn 10 factoren naar voren gekomen die inzicht geven in de vraag<br />
waarom sommige jongeren uitvallen en anderen niet. We beschrijven deze 10 factoren afzonderlijk,<br />
maar ze vertonen onderling samenhang. Een samenhang die zich het best laat omschrijven als de<br />
wisselwerking tussen de leerling en de school. Het gaat telkens om leerlingkenmerken die rele<strong>van</strong>t<br />
zijn, gegeven bepaalde schoolkenmerken.<br />
Om de samenhang te duiden gebruiken we het Model <strong>Voortijdig</strong> Schoolverlaten <strong>van</strong> Eimers (2006) als<br />
kapstok. Dit model biedt een goed kader voor het verklaren <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaten.<br />
Centrale elementen <strong>van</strong> dit model zijn:<br />
• <strong>Voortijdig</strong> schoolverlaten kan alleen worden begrepen als het wordt gezien als een proces, een<br />
keten <strong>van</strong> gebeurtenissen die uiteindelijk leidt tot het moment <strong>van</strong> schoolverlaten.<br />
• <strong>De</strong> fit, ofwel de wisselwerking, tussen leerling en school staat centraal. <strong>De</strong>ze kan variëren in de<br />
lo<strong>op</strong> der tijd. Allerlei leerling- en schoolgebonden factoren zijn hier<strong>op</strong> <strong>van</strong> invloed (zoals het<br />
thuisklimaat en het schoolklimaat). En kunnen een risicofactor, of juist een beschermende factor<br />
vormen.<br />
• Leerling en school worden mede beïnvloed door een bredere maatschappelijke context, zoals de<br />
inrichting <strong>van</strong> het onderwijsbestel en de arbeidsmarkt.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 27<br />
<strong>De</strong> tien factoren zijn afgeleid uit de <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren en hebben betrekking <strong>op</strong> een deel<br />
<strong>van</strong> het verklaringsmodel <strong>van</strong> Eimers:<br />
1) leerlingkenmerken;<br />
2) leerlingondersteunende kenmerken/thuissituatie;<br />
3) de fit leerling–school/hulpverlening, in de beleving <strong>van</strong> jongeren.<br />
We presenteren de 10 factoren in deze volgorde. In de tekst wordt verwezen naar genummerde<br />
casusinformatie uit de ‘Bijlage: de ‘gematchte’ interviews’.<br />
6.3.1 Leerlingkenmerken<br />
In deze paragraaf beschrijven we drie kenmerken <strong>van</strong> leerlingen zelf die een invloed lijken te hebben<br />
<strong>op</strong> hun kans om uit te vallen. Het gaat om de psychologische kenmerken <strong>van</strong> jongeren, overmatig<br />
softdrugs gebruik en of ze herrie sch<strong>op</strong>pen <strong>op</strong> school of zich juist terugtrekken.<br />
1. Psychologische kenmerken<br />
Bij de onderzochte jongeren die zich <strong>op</strong> ‘eigen houtje redden’ (dus niet voortijdig de school verlieten of<br />
alleen dankzij tijdige <strong>op</strong><strong>van</strong>g binnen de school bleven) is vergeleken bij de overige groep, vaak sprake<br />
<strong>van</strong>:<br />
• een sterkere ‘locus of control’: het gevoel dat zij zelf hun leven kunnen sturen;<br />
• minder externe attributie. Ofwel: niet alles ligt altijd aan de anderen;<br />
• hogere ambities en een duidelijker toekomstbeeld.<br />
Veel (bijna)voortijdig schoolverlaters hebben een afwachtende houding en ondernemen niet uit<br />
zichzelf actie. Zij hebben het gevoel dat de gebeurtenissen hen overkomen. Ze hebben weinig of in<br />
het geheel geen ambities. Uiteindelijk is voortijdig schoolverlaten voor deze jongeren vaak een<br />
<strong>op</strong>luchting, omdat ze zo uit de beknellende druk komen.<br />
2. Softdrugs gebruik<br />
Bij enkele voortijdig schoolverlaters constateerden we fors softdrugs gebruik (vgl. 2.7.2, 2.7.3). Voor<br />
hen was dit een aantrekkelijke manier om <strong>van</strong> ‘het gezeur en gedoe af te zijn’. In feite onttrok het hen<br />
aan allerlei verplichtingen. Het overmatig gebruik droeg ons inziens bij aan hun probleemsituatie. Het<br />
versterkte het motivatiegebrek <strong>van</strong> deze jongeren en hun gevoelens <strong>van</strong> doelloosheid/lethargie. In<br />
voorliggend onderzoek gebruikten jongeren uit zowel lage als hoge schooltypen softdrugs. Alcohol- en<br />
harddrugs gebruik kwamen in de interviews niet naar voren als belangrijke factoren bij voortijdig<br />
schoolverlaten.<br />
3. Herriesch<strong>op</strong>pers en Geruislozen<br />
In dit kwalitatieve onderzoek kwamen we herhaaldelijk tegen dat jongeren (zowel meisjes als jongens)<br />
die herrie sch<strong>op</strong>ten of ruzie maakten <strong>op</strong> school veel eerder in beeld kwamen bij zorgfunctionarissen<br />
en <strong>op</strong><strong>van</strong>gvoorzieningen dan jongeren bij wie de problematiek zich naar binnen keerde, bijvoorbeeld<br />
in de vorm <strong>van</strong> depressiviteit. <strong>De</strong> jongeren met internaliserende problemen gaven geen overlast<br />
binnen de schoolsituatie en verdwenen soms haast on<strong>op</strong>gemerkt uit beeld en werden voortijdig<br />
schoolverlater. Voor de herriesch<strong>op</strong>pers werd bijtijds een ‘<strong>op</strong>lossing’ gevonden, zoals een<br />
<strong>op</strong><strong>van</strong>gproject, waarmee werd voorkomen dat zij daadwerkelijk voortijdig schoolverlater werden (vgl.<br />
2.2.1, 2.7.1 en 2.7.3).<br />
6.3.2 Leerlingondersteunende kenmerken<br />
In deze paragraaf beschrijven we twee kenmerken die leerlingen kunnen ondersteunen om onderwijs<br />
te blijven volgen of juist niet.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 28<br />
4. Multi-problem gezinnen<br />
Ook in dit onderzoek komen we kinderen uit multi-problem gezinnen tegen: met gewelddadige ouders,<br />
misbruik, alcoholisme en dergelijke (vgl. 2.1.1, 2.12 en 2.2.1). Getraumatiseerde kinderen, waarbij<br />
problemen zich naar binnen keren, in depressie en onzekerheid, en/of naar buiten, in stoerheid,<br />
agressie en autoriteitsproblemen. Enkele jongeren zouden als typerend voorbeeld kunnen dienen voor<br />
de huidige discussies rond het gebrek aan regie en de versnippering in de Jeugd- en Gezinszorg.<br />
Andere jongeren vonden houvast in een professionele hulpverlening en herpakten zichzelf (vgl. 2.1.2).<br />
5. Sociaal-economische en etnische factoren: ambities en beperkte kennis en ondersteuning<br />
ouders<br />
In het onderzoek troffen we relatief veel jongeren met laag <strong>op</strong>geleide ouders. Soms viel heel praktisch<br />
te constateren hoe ‘beperkte ouderondersteuning’ meespeelde bij het voortijdig schoolverlaten:<br />
• Bijvoorbeeld de ouders die de overgang naar het mbo geheel aan de school en het kind<br />
overlieten. Toen de vervolgschool vol bleek, wisten zij geen raad (vgl. 2.5.1).<br />
• Het kind dat geen stageplek kon vinden en dus geen vervolg<strong>op</strong>leiding kon volgen, en waar ouders<br />
met de handen in het haar zaten (vgl. 2.5.1).<br />
We zagen herhaaldelijk een pedagogische context, waarin de gerichtheid <strong>op</strong> onderwijs en het behalen<br />
<strong>van</strong> een diploma laag was, en de drive naar de arbeidsmarkt hoog (‘Kom maar bij pa in het bedrijf<br />
werken’).<br />
Er was herhaaldelijk sprake <strong>van</strong> problemen bij jongeren als ADHD, anorexia, depressiviteit, lage<br />
cognitieve capaciteiten. Naar onze mening waren veel ouders niet in staat om deze problemen snel te<br />
herkennen en met name om daar vervolgens gespecialiseerde hulp en onderwijsvormen bij te vinden.<br />
Een autochtone hoog-<strong>op</strong>geleide ouder met een autistisch kind zal vermoedelijk eerder<br />
gespecialiseerde steun vinden dan een allochtone laag <strong>op</strong>geleide ouder. En met professionele steun<br />
wordt de kans <strong>op</strong> uitval/vsv kleiner.<br />
We zagen overigens ook een bevorderende kant <strong>van</strong> sommige sociaal-economische en etnische<br />
factoren. Bij twee gemigreerde, allochtone jonge vrouwen met kind, bijvoorbeeld (vgl. 2.6.1). Ambities<br />
en ho<strong>op</strong> <strong>op</strong> een beter leven stimuleerden hen om de zorg voor hun kind te combineren met een mbo<strong>op</strong>leiding.<br />
Ze ‘willen het maken’ in hun nieuwe leven.<br />
6.3.3 <strong>De</strong> fit leerling – school/hulpverlening<br />
Als laatste presenteren we hier vijf kenmerken <strong>van</strong> het samenspel tussen de leerling en de school die<br />
een rol kunnen spelen bij voortijdig schoolverlaten. Opnieuw weer gezien <strong>van</strong>uit de <strong>belevingswereld</strong><br />
<strong>van</strong> de jongeren.<br />
6. Op zoek naar ‘hechting’<br />
Dit onderzoek bevestigde –net als ander onderzoek, vgl. b.v. Van Lieshout, 2003- dat jongeren<br />
hechten aan persoonlijke aandacht en betrokkenheid <strong>van</strong>uit de school. Wanneer jongeren in<br />
problematische omstandigheden verkeerden, bleek het nogal eens de juiste helpende hand <strong>op</strong> het<br />
juiste moment te zijn, die verdere escalatie voorkwam. Die helpende hand kon komen <strong>van</strong> een<br />
familielid, een leraar of <strong>van</strong> medewerkers <strong>van</strong> een <strong>op</strong><strong>van</strong>gvoorziening. In enkele gevallen, waar een<br />
dergelijke hand ontbrak, zagen we ‘hechting’ bij jongeren ontstaan aan verkeerde vriendengroepen<br />
(bijv. Casus 2.2.3).<br />
Hechting en ‘gekend’ worden, begint natuurlijk binnen de school. Een adequate zorgstructuur kan<br />
hierin een belangrijke rol vervullen. Diverse jongeren vonden ook in de ‘beschutting’ <strong>van</strong> een<br />
kleinschalig, gestructureerd <strong>op</strong><strong>van</strong>gproject weer nieuwe motivatie om aan het onderwijs te beginnen<br />
(vlg. bijv. casus 2.2.1, 2.2.3, 2.8.1). Een jongere in een <strong>op</strong><strong>van</strong>gmodel waarin minder structuur werd<br />
geboden en meer zelfredzaamheid werd gevraagd, geeft aan hier veel moeite mee te hebben (2.1.1).<br />
Twee andere jongeren verbaasden zich over het gebrekkige spijbelbeleid <strong>van</strong> hun school (vgl. 2.7.3).<br />
Het bleek erg gemakkelijk om te verdwijnen: eerst een paar uurtjes, dan eens een dag en dan een
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 29<br />
hele week: ‘Niemand merkte het.’. Leerlingen willen ‘gekend’ zijn, zoeken in feite naar ‘hechting’. Dit<br />
kan veel latere problemen voorkomen.<br />
7. Tijdig handelen, ook <strong>op</strong> de risicomomenten (de overgang tussen scholen of tussen<br />
onderwijs en overige voorzieningen)<br />
Een voor de hand liggende, maar belangrijke conclusie is dat tijdige hulp <strong>van</strong>uit de ‘zorg’ voortijdig<br />
schoolverlaten kan voorkomen. In dit onderzoek bleek in diverse gevallen het belangrijkste verschil<br />
tussen een vsv-er en een niet vsv-er erin gelegen dat de laatste tijdig werd benaderd, eventueel <strong>op</strong><br />
een Rebound- of andere voorziening werd geplaatst, en vervolgens weer terugstroomde het onderwijs<br />
in (vgl. o.a. casussen 2.2.1 en 2.2.2). Soms is er een dunne scheidslijn tussen voortijdig<br />
schoolverlaten en niet-voortijdig schoolverlaten en als zorgfunctionarissen er snel bij zijn, en adequaat<br />
handelen, kan schoolverlaten worden voorkomen.<br />
In dit onderzoek hebben we diverse voorbeelden gezien <strong>van</strong> jongeren die na het vmbo niet <strong>op</strong> een<br />
mbo begonnen en door een Afdeling Leerplicht/RMC snel ‘in de kladden’ werden gegrepen. Met zorg<br />
(een oriëntatietraject) en straf (een dreigende boete) werd voorkomen dat zij te ver weg raakten uit het<br />
onderwijs (vgl. 2.5.1). In deze gevallen betrof het jongeren die eigenlijk wel verder wilde studeren,<br />
maar die er te laat achter kwamen dat een vervolg<strong>op</strong>leiding vol zat, of die geen stage konden vinden.<br />
Beide voorbeelden riepen vragen <strong>op</strong> over het functioneren <strong>van</strong> de overgangsbegeleiding <strong>op</strong> hun<br />
betreffende vmbo-scholen.<br />
Enkele andere jongeren wachtten maandenlang thuis af tot zij een nieuwe vervolg<strong>op</strong>leiding konden<br />
volgen (vgl. 2.1.1). Ook zagen we herhaaldelijk hoe jongeren een ‘verkeerde’ keuze maakten in het<br />
mbo en vervolgens uitvielen.<br />
8. Pestproblematiek: een onderschatte factor?<br />
Een behoorlijk deel <strong>van</strong> de (bijna) voortijdig schoolverlaters (5 jongeren) bleek in het verleden gepest<br />
te zijn, meestal al <strong>op</strong> de basisschool en zich voortzettend in de latere schoollo<strong>op</strong>baan (vgl. 2.1.2,<br />
2.2.1, 2.2.2). Naar de beleving <strong>van</strong> deze jongeren werd daar door de school weinig aan gedaan: het<br />
werd niet <strong>op</strong>gemerkt of de gepeste leerling werd naar een andere klas gezet. Ook in ander onderzoek<br />
wordt pesten regelmatig genoemd door vsv-ers als reden om het onderwijs te verlaten (vgl. Van<br />
Lieshout, 2003, p.17). In voorliggend onderzoek betrof het telkens jongeren in een problematische<br />
thuissituatie. Hoewel het interview hier moeilijk volledig zicht <strong>op</strong> kon krijgen, lijkt het er<strong>op</strong> dat deze<br />
jongeren hun gevoelens <strong>van</strong> boosheid, verdriet en met name machteloosheid meenamen binnen de<br />
school. Onveiligheid thuis lijkt zich voort te zetten in onveiligheid <strong>op</strong> school, vooral <strong>van</strong>wege gevoelens<br />
<strong>van</strong> ‘machteloosheid en onzekerheid’ bij deze jongeren. Het maakt hen kwetsbaar voor pesten.<br />
Ook kwamen we tegen dat jongeren in een problematische thuissituatie <strong>op</strong> school juist ‘dader’ werden<br />
en gingen pesten of agressief werden (bijv. 2.2.1 en 2.8.1).<br />
9. Spanningsveld leren – werken<br />
Bij diverse jongeren zagen we dat er zich na allerlei problemen in het onderwijs, een sterke wens<br />
ontwikkelde tot twee zaken: werken en geld verdienen (vgl. 2.4.1, 2.7.2). In het huidige beleid wordt<br />
vol<strong>op</strong> geanticipeerd <strong>op</strong> de wens tot werken (bijv. In de BBL-<strong>op</strong>leidingen in het mbo en de<br />
leerwerktrajecten), maar minder <strong>op</strong> het feit dat jongeren het onderwijs uitgetrokken kunnen worden<br />
omdat ze geld willen verdienen. Dit ligt uiteraard ingewikkelder dan de wens om te werken. Daar kan<br />
het huidige aanbod wellicht niet tegen<strong>op</strong>?<br />
10. Helende tijdelijke uitval<br />
Bij enkele geïnterviewde jongeren leidde de daadwerkelijke ‘Uitval uit het onderwijs’ tot het inzicht dat<br />
een diploma toch wel nuttig is als je een bepaald soort werk zoekt (vgl. o.a. 2.7.3). <strong>De</strong>ze jongeren<br />
kregen door een periode <strong>van</strong> ‘eenvoudig’ werk in de horeca of winkelbedrijven inzicht in het belang en<br />
nut <strong>van</strong> onderwijs en vonden nieuwe motivatie voor een vervolg <strong>van</strong> de schoollo<strong>op</strong>baan.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 30<br />
7 <strong>De</strong> mening <strong>van</strong> het expertpanel<br />
Op 12 december 2007 vond een ‘GroupSystems Sessie’ plaats waarin de belangrijkste<br />
onderzoeksconclusies werden voorgelegd aan een elftal experts, afkomstig uit: het beleid<br />
(gemeenten, VNG en ministerie <strong>van</strong> OCW), de onderwijspraktijk (ROC’s) en het beleidsonderzoek (zie<br />
bijlage 2). Doel: toetsing <strong>van</strong> de bevindingen en vertaling naar beleid en een aanpak in de praktijk.<br />
Vooraf hadden de experts informatie toegezonden gekregen over de <strong>op</strong>zet en doel <strong>van</strong> de<br />
bijeenkomst, onderzoeksdata en -resultaten. We presenteren de bevindingen.<br />
7.1 Algemene indruk en prioritering <strong>van</strong> de tien factoren<br />
Algemene indruk <strong>van</strong> de onderzoeksresultaten<br />
<strong>De</strong> onderzoeksresultaten zijn veelal herkenbaar, volgens het panel. Het onderzoek geeft een<br />
verdieping <strong>op</strong> de reeds bekende verklarende factoren <strong>van</strong> etniciteit, sociaal-economische status,<br />
gezinssituatie, schoolklimaat e.d. Waarom valt de ene jongere niet uit en de andere wel (met dezelfde<br />
achtergrondfactoren)? Een aantal zaken komt hiermee scherper in beeld, zoals:<br />
• tijdig signaleren <strong>van</strong> problemen;<br />
• de groep ‘geruislozen’;<br />
• hechting en erkend worden.<br />
Discussiepunten betroffen o.a.:<br />
• <strong>De</strong> (ontbrekende) samenhang tussen de factoren.<br />
• Ontbrekende factoren als schuldenproblematiek, schoolklimaat, etnische orthodoxie. Hoewel het<br />
in het onderzoek juist gaat om de vraag waarom de ene jongere wel en de andere jongere niet<br />
uitvalt in bijvoorbeeld eenzelfde schoolklimaat.<br />
Prioritering<br />
<strong>De</strong> experts is gevraagd de tien factoren –vgl 6.3- te prioriteren door er een cijfer tussen 1 en 10 aan<br />
toe te kennen. In figuur 1 is de uitslag weergegeven.<br />
Figuur 1 Rangorde <strong>van</strong> de tien factoren<br />
<strong>op</strong> zoek naar hechting<br />
tijdig handelen, ook <strong>op</strong> risicomomenten<br />
multi-problem gezinnen<br />
psychologische kenmerken<br />
sociaal-economische en etnische factoren<br />
herriesch<strong>op</strong>pers en geruislozen<br />
spanningsveld leren - werken<br />
pestproblematiek<br />
helende tijdelijke uitval<br />
softdrugs gebruik<br />
0 2 4 6 8 10<br />
gemiddelde score
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 31<br />
<strong>De</strong> experts vinden ‘<strong>op</strong> zoek naar hechting’ en ‘tijdig handelen’ de belangrijkste factoren die <strong>van</strong> invloed<br />
kunnen zijn bij het al dan niet voortijdig de school verlaten. Pestproblematiek, softdrugs gebruik en<br />
‘helende uitval’ achten zij <strong>van</strong> minder belang.<br />
7.2 <strong>De</strong> tien factoren<br />
In het vervolg <strong>van</strong> de paneldiscussie werden de tien factoren één voor één besproken met de vraag:<br />
wat kun je ermee in het VSV-beleid en de praktijk? Hieronder staan de resultaten, in rangorde <strong>van</strong><br />
belangrijkheid (zie vorige paragraaf).<br />
1. Op zoek naar hechting<br />
Belangstelling voor de jongere <strong>van</strong>uit school speelt een belangrijke rol voor hechting aan de school.<br />
Het zijn vaak kleine, en vaak makkelijk te realiseren, dingen die deze hechting versterken, zoals<br />
‘goedemorgen’ tegen leerlingen zeggen. In zijn algemeenheid is het goed om voor meer hechting te<br />
zorgen in het onderwijs. Echter hier speelt een specifieke analyse, met als kernvraag voor welke<br />
leerlingen een gebrek aan hechting (of verandering in soort hechting) riskant is.<br />
Kleinschaligheid wordt door de experts vaak genoemd: organiseer kleinschalige en veilige projecten<br />
voor jongeren, met voldoende structuur en begeleiding. Houdt deze echter wel binnen de<br />
schoolmuren, dus maak de afstand school – project niet onnodig groot zodat de terugkeer goed kan<br />
verl<strong>op</strong>en. Ook genoemd werd om <strong>van</strong> het mentoraat een apart vak te maken: in de praktijk doen<br />
docenten dit er een beetje bij en tussendoor, maar dit biedt geen structurele <strong>op</strong>lossing.<br />
Tot slot meer aandacht voor de lo<strong>op</strong>baanbegeleiding en beroepsoriëntatie, dit zou een veel centralere<br />
plek moeten hebben binnen het onderwijs, al <strong>van</strong>af de basisschool. Leerlingen worden <strong>op</strong> deze<br />
manier beter ‘gebonden’ aan de school. Houdt ouders ook al dicht bij de school, vraag bijvoorbeeld<br />
wat ze voor werk doen en hoe ze denken over de toekomst <strong>van</strong> hun kind.<br />
2. Tijdig handelen, ook <strong>op</strong> de risicomomenten<br />
Scholen weten nu vaak nog niet hoe hun leerlingen de overstap <strong>van</strong> vmbo naar mbo maken: is de<br />
inschrijving goed verl<strong>op</strong>en of verdwijnen ze tijdens of net na de zomervakantie? Een nauwere<br />
samenwerking tussen vmbo en mbo is nodig om deze overstap minder risicovol te maken, met name<br />
<strong>van</strong> belang voor de wat ‘zwakkere’ jongeren. <strong>De</strong> verantwoordelijkheid bij deze overstap ligt<br />
uitdrukkelijk bij zowel het vmbo als mbo. Van belang verder is dat <strong>op</strong> het vmbo veel beter gekeken<br />
wordt naar de mogelijke beroepskeuzen of vervolg<strong>op</strong>leidingen <strong>van</strong> de jongeren. Er is tegelijkertijd<br />
vaak al heel veel bekend over een jongere (met name over zorgleerlingen), maar deze informatie<br />
komt zelden bij een ROC terecht. Tijdig aanmelden <strong>op</strong> een ROC, in combinatie met een betrouwbare<br />
verzuimregistratie is een pré, aldus de experts. Tijdig aanmelden voorkomt bijvoorbeeld dat<br />
<strong>op</strong>leidingen vol zitten waardoor jongeren (soms noodgedwongen) afhaken. <strong>De</strong> gemeentelijke<br />
leerplichtadministratie zou zo moeten worden ingericht dat <strong>van</strong> alle vmbo-verlaters bekend is waar ze<br />
zich hebben ingeschreven, en dat degene die zich nog niet voor een vervolg<strong>op</strong>leiding hebben<br />
ingeschreven benaderd worden door RMC-functionarissen.<br />
3. Multi-problem gezinnen<br />
Ook hier geldt snelheid en adequate aanpak: tijdig signaleren, een goede zorgcoördinatie en een<br />
snelle toeleiding naar gepaste zorg. Beperk het aantal hulpverleners rondom een gezin of jongere en<br />
maak de jeugdzorg toegankelijker dan dat deze nu is. Het is zeer rele<strong>van</strong>t om de verbinding te leggen<br />
tussen zorg <strong>op</strong> school en zorg in de thuissituatie.<br />
4. Psychologische kenmerken<br />
Kennis <strong>van</strong> de (psychologische) achtergrond <strong>van</strong> jongeren is <strong>van</strong> groot belang, aldus de experts. In de<br />
(lo<strong>op</strong>baan-)begeleiding <strong>van</strong> jongeren zou dit een grotere rol moeten hebben, eigenlijk al <strong>van</strong>af de
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 32<br />
basisschoolleeftijd. Echter deze factor alleen is geen bepalend risicokenmerk, omdat kinderen en<br />
jongeren tijdens hun ontwikkeling zichzelf pas leren kennen. Ambities, toekomstbeeld, zelfreflectie en<br />
schoolhouding kunnen door omstandigheden, of in bepaalde periodes, veranderen. Van belang is dan<br />
ook dat er in het onderwijscurriculum, en tijdens (bij)scholing <strong>van</strong> docenten en mentoren, meer<br />
aandacht komt voor de ontwikkeling <strong>van</strong> het reflectief vermogen <strong>van</strong> jongeren. Kennis <strong>van</strong> de<br />
psychologische achtergrond is vooral <strong>van</strong> belang voor de individuele begeleiding <strong>van</strong> jongeren, en wat<br />
minder voor (landelijke) beleidsvorming.<br />
5. Sociaal-economische en etnische factoren<br />
Professionals rondom een gezin hebben hier een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. <strong>De</strong><br />
laagdrempeligheid <strong>van</strong> de hulpverlening is vaak bepalend voor het succes er<strong>van</strong>. Ouders moeten zich<br />
serieus genomen voelen, en <strong>op</strong> tijd betrokken worden. Het huidige schoolmaatschappelijk werk is hier<br />
een goed voorbeeld <strong>van</strong>. Dit zou dan ook moeten worden uitgebreid naar iedere school (<strong>van</strong> primair<br />
onderwijs tot in het MBO).<br />
6. Herriesch<strong>op</strong>pers en Geruislozen<br />
Dit vinden de experts een bekend en veelvoorkomend fenomeen en vormt ook een uitdaging voor de<br />
diverse zorgverleners. Van groot belang hierbij is: ken de leerling, weet wie de geruislozen zijn. <strong>De</strong><br />
herriesch<strong>op</strong>pers laten zichzelf wel zien. Volg de geruislozen ook, er is namelijk veel over ze bekend<br />
<strong>van</strong>uit allerlei (digitale) dossiers, vaak al <strong>van</strong>af de basisschool. Schoolverzuim is vaak een goede<br />
aanwijzing dat er iets fout gaat (of dreigt te gaan), een goede en betrouwbare verzuimadministratie, en<br />
dan met name een kwalitatieve analyse er<strong>van</strong>, is <strong>van</strong> groot belang (zowel <strong>op</strong> school als bij de<br />
gemeente). Wanneer er meer ruimte is voor individuele gesprekken met leerlingen worden problemen<br />
eerder gesignaleerd, en kan er dus eerder worden <strong>op</strong>getreden.<br />
7. Spanningsveld leren – werken<br />
Jongeren die gaan werken doen dit vaak uit noodzaak, bijvoorbeeld omdat er schulden zijn. <strong>De</strong>ze<br />
jongeren zijn lastig in het onderwijs te houden. Om deze reden zouden werkgevers meer gestimuleerd<br />
moeten worden om jongeren die willen werken ook te begeleiden naar een diploma of startkwalificatie.<br />
<strong>De</strong> mogelijkheden hiervoor zouden moeten worden uitgebreid. Er zou echter meer onderzoek moeten<br />
worden uitgevoerd naar waarom jongeren willen gaan werken (is geld verdienen de enige reden?), en<br />
bestaan immers al <strong>op</strong>leidingen (met name BBL-<strong>op</strong>leidingen <strong>op</strong> ROC’s) waar vier dagen werken<br />
gecombineerd wordt met één dag school.<br />
8. Pestproblematiek<br />
<strong>De</strong> experts noemen dit inderdaad een onderschat en vooral hardnekkig probleem. Op ROC’s zitten<br />
veel jongeren met een ‘pestverleden’. Het in huis hebben <strong>van</strong> schoolmaatschappelijk werk (<strong>op</strong> ROC’s,<br />
maar uiteraard ook <strong>op</strong> het basis- en voortgezet onderwijs), of andere vormen <strong>van</strong> hulpverlening, is <strong>van</strong><br />
groot belang. <strong>De</strong>ze dient wel laagdrempelig georganiseerd te zijn. Kritiekpunt is dat de relatie tussen<br />
voortijdig schoolverlaten en pesten niet onomstotelijk vaststaat, en dat hier dus meer onderzoek naar<br />
zou moeten worden gedaan. Vandaar ook dat deze factor vrij laag scoort als het gaat om de relatie<br />
met VSV-beleid en de VSV-praktijk.<br />
9. Helende tijdelijke uitval<br />
Een aantal experts (de meningen zijn verdeeld, de scores hier<strong>op</strong> dus ook) vindt dat jongeren soms<br />
meer tijd moeten krijgen om te ontdekken wie ze zijn, en wat ze willen worden. Echter in het huidige<br />
VSV-beleid ligt de nadruk <strong>op</strong> een doorl<strong>op</strong>ende schoollo<strong>op</strong>baan, waarin weinig ruimte voor jongeren is<br />
voor hiaten of tijdelijke uitval. Een ‘<strong>op</strong>leidingsloze’ periode is voor een aantal wellicht nuttig, maar dan<br />
alleen als het een positieve en doordachte keuze is. Voor de meeste jongeren echter eindigt tijdelijke<br />
uitval vaak toch als definitieve uitval.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 33<br />
10. Softdrugs gebruik<br />
Sofdrugsgebruik is vaak gedrag dat een achterliggend probleem verhuld, en is als alleenstaand<br />
kenmerk geen reden voor schooluitval. Als jongeren bijvoorbeeld het gevoel hebben dat de sturing in<br />
hun leven ontbreekt, kan sofdrugsgebruik beginnen. Aan het achterliggende probleem zal dan vooral<br />
aandacht moeten worden besteed, bijvoorbeeld door de mentor <strong>van</strong> de jongere. <strong>De</strong> experts zijn <strong>van</strong><br />
mening dat dit vooral binnen de school moet plaatsvinden, en dat nieuw beleid niet heel veel kan<br />
toevoegen.<br />
Overall beeld<br />
Aan het eind <strong>van</strong> de paneldiscussie werd de experts gevraagd om, <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de besproken<br />
factoren, een overall beeld te geven voor de verdere aanpak <strong>van</strong> VSV-beleid en –praktijk. <strong>De</strong><br />
resultaten zijn in te delen in drie categorieën:<br />
a) Verbeteren zorgstructuur in en rond de school, vroegtijdige signalering en tijdig handelen;<br />
b) Doorl<strong>op</strong>ende leerlijnen;<br />
c) Organisatorische verbeteringen.<br />
a. Verbeteren zorgstructuur in en rond de school, vroegtijdige signalering en tijdig handelen<br />
Hier is een wereld te winnen. <strong>De</strong> zorgstructuur in en rond de scholen dient verder versterkt en<br />
uitgebreid te worden. Uitbreiding betreft dan vooral <strong>op</strong> de havo/vwo- en mbo-scholen, <strong>op</strong> het vmbo is<br />
de zorgstructuur het verst gevorderd. Daarbij moet bij het verbeteren <strong>van</strong> de zorgstructuur de nadruk<br />
liggen <strong>op</strong> signalering en tijdig handelen. Met een vroegtijdige signalering <strong>van</strong> probleemjongeren en<br />
snelle aanpak door de school (of andere hulpverleners) kan een deel <strong>van</strong> het voortijdig schoolverlaten<br />
zeker voorkomen worden. Hierbij is een betrouwbare (verzuim-)registratie door de gemeente, evenals<br />
een goede verzuimmelding door scholen, onmisbaar. Alleen door goed en snel te signaleren kan tijdig<br />
hulp worden geboden. Van belang verder is één plan <strong>van</strong> aanpak (inclusief betrokkenheid ouders) met<br />
een duidelijke regie. Betrokken partijen zijn uiteraard de school zelf (interne begeleider, de mentor,<br />
lo<strong>op</strong>baanbegeleider of schoolmaatschappelijk werk), leerplicht/RMC-functionarissen en Bureau<br />
Jeugdzorg (<strong>op</strong> termijn: Centrum voor Jeugd en Gezin). Per ‘dossier’ kunnen de betrokken partijen<br />
natuurlijk verschillen, maar <strong>van</strong> belang is dat er één iemand is die de regie voert.<br />
b. Doorl<strong>op</strong>ende leerlijnen<br />
Het is vooral de overgang vmbo → mbo waar de doorl<strong>op</strong>ende leerlijn het zwakst is. Hier haken in de<br />
praktijk de meeste leerlingen af. <strong>De</strong> samenwerking tussen vmbo en mbo dient dan ook verder<br />
versterkt te worden. <strong>De</strong> afleverdende vmbo-school draagt de leerlingen ‘warm’ over, de aanleverende<br />
mbo-school zorgt gedurende het eerste jaar voor inhoudelijke terugk<strong>op</strong>peling over bijvoorbeeld<br />
schoolvorderingen en verzuim/afwezigheid. Zeker voor zorgleerlingen dient deze aanpak zorgvuldig te<br />
verl<strong>op</strong>en. Het gaat dus hierbij niet alleen om meer aandacht voor de moeilijke overgang <strong>van</strong> vmbo<br />
naar mbo, maar om een gerichte analyse <strong>van</strong> de risico’s voor bepaalde individuele leerlingen.<br />
Een verdere aanpak ligt <strong>op</strong> het wegnemen <strong>van</strong> drempels die voor (risico)jongeren belemmerend<br />
werken. Eén <strong>van</strong> de drempels is bijvoorbeeld de beperkte inschrijfmogelijkheden <strong>op</strong> ROC’s: dit kan<br />
slecht een aantal keer per jaar. Veel jongeren die weer naar school willen hebben hier last <strong>van</strong>, met<br />
als gevolg dat een deel <strong>van</strong> hen zich niet meer inschrijft.<br />
Een doorl<strong>op</strong>ende leerlijn vereist ook een goede lo<strong>op</strong>baanbegeleiding <strong>van</strong> kinderen en jongeren.<br />
Hiermee kan al vroeg begonnen worden, bijvoorbeeld al <strong>op</strong> de basisschool door de ouder(s) in een<br />
vroeg stadium erbij te betrekken. Wat voor werk doen zij, hoe zijn zij de toekomst voor hun<br />
kind(eren)? Praten zij daar wel eens over thuis? Op het vmbo dient dit voortgezet te worden, en hoort<br />
lo<strong>op</strong>baanbegeleiding thuis in het reguliere curriculum. Een juiste vakken-, sector- en profielkeuze voor<br />
is vaak bepalend voor een goede in- en doorstroom binnen het mbo.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 34<br />
c. Organisatorische verbeteringen<br />
- Scholing en deskundigheidsbevordering:<br />
Bij scholing en deskundigheidsbevordering <strong>van</strong> docenten en mentoren kan er meer aandacht besteed<br />
worden aan risicosignalering. Wanneer jongeren met problemen sneller en beter herkend worden door<br />
het onderwijzend of ondersteunend personeel kan er ook sneller hulp worden geboden. Hulp in de<br />
vorm <strong>van</strong> individuele begeleiding of (tijdelijke) plaatsing <strong>op</strong> een traject. Het is vooral de groep<br />
‘geruislozen’ die on<strong>op</strong>vallend door het onderwijs zwerven zonder dat ze <strong>op</strong>gemerkt worden. Al tijdens<br />
de leraren<strong>op</strong>leiding kan hier <strong>op</strong> worden gewezen. Snellere en betere herkenning vereist ook een<br />
verbeterde diagnostiek, in te zetten door en <strong>op</strong> scholen. Met name jongeren met onduidelijke of weinig<br />
ambities, een lage ‘locus of control en een hoge externe attributie bleken sneller uit te vallen dan<br />
jongeren die hier tegenovergesteld <strong>op</strong> scoorden. Om dit te realiseren is per jongere meer tijd en dus<br />
ruimere financiële middelen (met name in het vmbo en mbo niveaus 1 en 2) nodig.<br />
- Versterken <strong>van</strong> contacten buiten de school/regionale en lokale voorzieningen:<br />
Scholen willen meer ruimte om samen met werkgevers en het bedrijfsleven te zoeken naar nieuwe<br />
vormen <strong>van</strong> de combinaties werken – leren die beter aansluiten bij de wensen <strong>van</strong> jongeren.<br />
Daarnaast zijn goede contacten tussen school en de gemeentelijke leerplichtambtenaar/RMCfunctionaris<br />
een voorwaarde voor signalering en ingrijpen bij (dreigende) uitval.<br />
Het aanbod aan <strong>op</strong><strong>van</strong>gvoorzieningen voor voortijdig schoolverlaters binnen een regio of gemeente is<br />
vaak erg versnipperd en alleen aanbod gericht. Vaak blijkt er behoefte aan structurele en specifieke<br />
<strong>op</strong><strong>van</strong>g voor bepaalde groepen voortijdig schoolverlaters. Dit vergt een andere organisatie <strong>van</strong><br />
<strong>op</strong><strong>van</strong>gprojecten: meer gericht <strong>op</strong> een individuele aanpak. Voor de groep ‘onhandelbaren’ dient een<br />
andere manier <strong>van</strong> <strong>op</strong><strong>van</strong>g gecreëerd te worden dan voor de grote groep.<br />
7.3 Tot slot<br />
<strong>De</strong> ‘GroupSystems Sessie’ bood veel stof tot discussie. Met name <strong>van</strong>uit de praktijkkant werden<br />
concrete zaken gezien die direct richting de werkvloer konden worden vertaald. Speerpunten bleken:<br />
- tijdig signaleren <strong>van</strong> problemen;<br />
- aandacht voor de groep ‘geruislozen’;<br />
- hechting en gekend worden door jongeren.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 35<br />
8 Naar een nieuwe typologie<br />
Vooraf<br />
<strong>De</strong> laatste jaren groeit het inzicht dat de huidige, bekende risicofactoren onvoldoende verklaren<br />
waarom bepaalde jongeren wél en anderen niet voortijdig <strong>van</strong> school gaan. Factoren zoals etniciteit,<br />
thuisklimaat, sociaal-economische status, IQ of leerstijl geven onvoldoende houvast om risicogroepen<br />
scherper te onderscheiden. Vooral hoe een individu omgaat met zijn situatie en gebeurtenissen, lijkt<br />
mede <strong>van</strong> belang. In voorliggend onderzoek wordt dit bevestigd en is een tiental factoren benoemd die<br />
in bepaalde situaties een rol kunnen spelen. In het expertpanel zijn de contouren hier<strong>van</strong> nader<br />
verkend en ingevuld.<br />
Vraag is nu wat voor houvast dergelijke conclusies bieden voor het beleid? Op het eerste gezicht<br />
lijken individuele kenmerken en ‘situationele’ gebeurtenissen lastig om er algemeen beleid <strong>op</strong> te<br />
voeren.<br />
<strong>De</strong> 10 onderzoeksconclusies<br />
1. Specifieke psychologische kenmerken:<br />
Leerlingkenmerken:<br />
locus of control, attributie en ambitie<br />
2. Overmatig Softdrugsgebruik<br />
3. Herriesch<strong>op</strong>pers versus Geruislozen<br />
Leerlinggebonden kenmerken: 4. Multi-problem gezinnen<br />
5. Sociaal-economische en etnische factoren<br />
<strong>De</strong> fit Leerling – school/hulpverlening: 6. Op zoek naar hechting<br />
7. Tijdig ingrijpen, ook <strong>op</strong> de risicomomenten (de overgangen)<br />
8. Pestproblematiek<br />
9. Spanningsveld leren – werken<br />
10. Helende, tijdelijke uitval<br />
Een situationele analyse<br />
<strong>De</strong> 10 gevonden factoren (en hun onderlinge samenhang) hebben te maken met persoonskenmerken<br />
en met de fit tussen leerling en school. In verschillende situaties in de schoollo<strong>op</strong>baan <strong>van</strong> jongeren<br />
blijkt er een probleem te kunnen <strong>op</strong>treden in de fit tussen de leerling en school/hulpverlening. <strong>De</strong><br />
overgang <strong>van</strong> vmbo naar mbo is niet voor alle leerlingen een probleem, maar kan het wel zijn voor<br />
leerlingen zonder toekomstbeeld, met een afwachtende houding, ouders die niet actief ondersteunen<br />
en afkomstig <strong>van</strong> een vmbo-school met slechte lo<strong>op</strong>baanbegeleiding. Zo kan worden bekeken welke<br />
kenmerken in welke situaties rele<strong>van</strong>t zijn, ofwel er zou een situationele analyse moeten worden<br />
gemaakt.<br />
Een situationele analyse heeft betrekking <strong>op</strong><br />
• de relatie tussen de leerlingkenmerken en de situaties waarin die leerling terecht komt;<br />
• niet één enkel moment (moment <strong>van</strong> uitval), maar de keten <strong>van</strong> gebeurtenissen.<br />
Herkennen en handelen (factor 7)<br />
Dit onderzoek verduidelijkt nog eens sterk dat het bij de aanpak <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaten gaat om:<br />
1. Herkennen (signaleren). Het herkennen <strong>van</strong> voor individuele leerlingen risicovolle situaties, het<br />
tijdig waarnemen <strong>van</strong> (potentiële) problemen, is dus een belangrijke sleutel.<br />
2. En handelen.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 36<br />
Om de herkenning/signalering te verbeteren moet ‘worden ‘gekeken’ naar de fit tussen<br />
leerlingkenmerken en situaties.<br />
Leerling<br />
kenmerken<br />
Situaties<br />
Standaard Incidenten<br />
Bij de situaties gaat het enerzijds om zogenaamde standaardsituaties: vooraf als risicomoment<br />
herkenbare situaties (overgang PO-VO, overgang vmbo-mbo). Anderzijds zijn er niet-voorspelbare<br />
situaties, incidenten.<br />
Het herkennen, ofwel het signalerend vermogen, kan worden vergroot door de fit/de combinaties te<br />
bekijken: voor welke leerling is dit een extra moeilijk moment, welke leerling heeft het meest<br />
problemen met verandering <strong>van</strong> school, wat zijn de mogelijke gevolgen <strong>van</strong> dit incident voor deze<br />
leerling? <strong>De</strong> 10 factoren uit het onderzoek bieden handvatten om het signalerend vermogen <strong>op</strong> het<br />
snijpunt <strong>van</strong> leerlingkenmerken en situaties te vergroten. Het gaat dan niet meer zozeer om meer<br />
aandacht zondermeer voor de moeilijke overgang <strong>van</strong> vmbo naar mbo, maar om een gerichte analyse<br />
<strong>van</strong> de risico’s voor bepaalde individuele leerlingen. Meer concreet:<br />
• In het po en vo is ‘tijdige signalering’ <strong>van</strong> problemen <strong>van</strong> belang. In hoeverre is dit al ontwikkeld?<br />
Hoe zit het met de signalering <strong>van</strong> de geruislozen-problematiek in dit verband? Men lijkt hier nog<br />
weinig raad mee te weten. Verzuim kan een eerste indicatie zijn <strong>van</strong> problemen. Worden<br />
verzuimgegevens hier<strong>op</strong> (kwalitatief) geanalyseerd door scholen? Volgens sommige panelleden is<br />
hier een wereld te winnen, wat betreft tijdige signalering.<br />
• Is er bij de overgang tussen vmbo en mbo voldoende tijdig zicht <strong>op</strong> uitval? Hier speelt uiteraard de<br />
overdracht tussen scholen een rol, maar ook de rol <strong>van</strong> gemeenten. In het onderzoek zagen we<br />
het bij diverse jongeren misl<strong>op</strong>en bij de overgang. Het onderwijs bleek geen zicht meer te hebben<br />
(of te houden) <strong>op</strong> deze jongeren. Kan een vmbo-school <strong>van</strong> tevoren inschattingen maken –<strong>op</strong><br />
basis <strong>van</strong> persoonskenmerken als toekomstbeeld, lage ambitie en zwakke locus of control- welke<br />
kinderen meer risico l<strong>op</strong>en?<br />
• Hoe is in het mbo de signalering <strong>van</strong> problemen gesteld? Zou de verzuimregistratie hier een<br />
sterke impuls moeten krijgen? Is er voldoende tijdig zicht <strong>op</strong> het onderwijsverlaten <strong>van</strong> jongeren uit<br />
het mbo?<br />
Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de hechtingsvraag (factor 8): generiek is het goed om voor meer<br />
hechting te zorgen in het onderwijs, maar hier gaat het om een specifieke analyse, met als kernvraag<br />
voor welke leerlingen een gebrek aan hechting (of verandering in soort hechting) riskant is.<br />
<strong>De</strong>rgelijke analyses kunnen worden gemaakt voor factoren als<br />
• Herriesch<strong>op</strong>pers versus Geruislozen.<br />
• Psychologische kenmerken e.d.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 37<br />
Tot slot<br />
<strong>De</strong> 10 factoren uit het onderzoek bieden handvatten voor een nadere analyse <strong>op</strong> het snijvlak tussen<br />
leerlingkenmerken en de situaties waarin zij belanden. Een dergelijke situationele analyse <strong>van</strong>uit de<br />
<strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren biedt aangrijpingspunten voor het beleid en de aanpak in de praktijk.<br />
Er is momenteel een breed en intensief vsv-beleid ingezet en vermoedelijk kan een situationele<br />
analyse aanleiding geven tot bepaalde aanscherpingen of accentueringen in dit beleid. Ook voor de<br />
aanpak in de praktijk kan een dergelijke analyses rele<strong>van</strong>t zijn, zo werd door enkele panelleden uit de<br />
mbo-sector al <strong>op</strong>gemerkt.<br />
Een dergelijk vervolg <strong>op</strong> dit onderzoek zou kunnen leiden tot een meer situationele typologie <strong>van</strong><br />
voortijdig schoolverlaters. In welke situatie zijn welke factoren <strong>van</strong> belang? <strong>De</strong> typologie zou moeten<br />
worden <strong>op</strong>gevat als een catalogus <strong>van</strong> ervaringsgegevens die docenten en anderen helpen om<br />
risicovolle combinaties te herkennen en tijdig in te grijpen.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 38<br />
Bijlage 1. Over de interviewleidraad<br />
In dit onderzoek worden jongeren uit verschillende ‘problematische’ uitgangssituaties geïnterviewd.<br />
Sommige <strong>van</strong> die jongeren hebben voortijdig het onderwijs verlaten, anderen niet. <strong>De</strong> interviewer richt<br />
zich <strong>op</strong> het ontwikkelingsprofiel en het psychologisch profiel <strong>van</strong> jongeren in brede zin:<br />
• wat is er met een jongere gebeurd;<br />
• hoe heeft hij dat ervaren;<br />
• wat was zijn eigen rol;<br />
• welke belemmerende en beschermende factoren waren aanwezig <strong>op</strong> het gebied <strong>van</strong><br />
persoonlijkheid en omgeving?<br />
Om het ontwikkelingsprofiel <strong>van</strong> een jongere in kaart te brengen, vragen we naar gebeurtenissen in<br />
diens leven. We richten ons daarbij uiteraard voornamelijk <strong>op</strong> school en <strong>op</strong> situaties die verband<br />
houden met voortijdig schoolverlaten. We vragen we jongeren naar hun schoollo<strong>op</strong>baan <strong>van</strong> de<br />
basisschool tot nu, met speciale aandacht voor de overgangen tussen schooltypen. Het is bekend dat<br />
de overgangen een bijzonder risicomoment zijn voor uitval. Tijdens de interviews spreken we met de<br />
jongeren over de lessen <strong>op</strong> school, hun prestaties en eventuele (gedrags)problemen. Specifiek vragen<br />
we naar momenten waar<strong>op</strong> ze erover dachten te st<strong>op</strong>pen met school en (indien <strong>van</strong> toepassing) het<br />
moment dat ze hun school verlaten hebben. We vragen de jongeren hoe de situatie was, hoe ze hem<br />
beleefd hebben, wat hun eigen rol was in de situatie en wat ze <strong>op</strong> dat moment echt belangrijk vonden.<br />
Verder willen we <strong>van</strong> een jongere weten wat de rol was <strong>van</strong> zijn ouders, vrienden/partner,<br />
klasgenoten, leerkrachten, begeleiding <strong>op</strong> school (mentor, decaan, counselor) en contacten met<br />
hulpverleners (leerplicht, politie, bureau jeugdzorg). We besteden apart aandacht aan alcohol- en<br />
drugsgebruik omdat dit een soms onderschatte factor is. Ook weekendgebruik kan in de lo<strong>op</strong> <strong>van</strong> de<br />
week doorwerken.<br />
Tijdens de gesprekken maken de interviewers, ervaren psychologen en/of vsv-interviewers, een<br />
inschatting <strong>van</strong> het psychologisch profiel <strong>van</strong> de jongere. We vragen de jongeren niet om een<br />
persoonlijkheidstest te ondergaan; dat is in het kader <strong>van</strong> dit onderzoek niet mogelijk. Het betreft dus<br />
uitsluitend inschattingen die de interviewer achteraf na het gesprek maakt. <strong>De</strong> interviewer is gevraagd<br />
om na het interview <strong>op</strong> een rij te zetten welke zaken hem <strong>op</strong>vielen wat betreft een aantal<br />
psychologische factoren en een score toe te kennen aan die kenmerken.<br />
Voor ieder kenmerk lo<strong>op</strong>t de schaal <strong>van</strong> 0 tot 10. Hieronder staan de schalen kort weergegeven:<br />
Psychologisch<br />
kenmerk<br />
0 10<br />
attributiestijl* zelf verantwoordelijk anderen verantwoordelijk<br />
vriendelijkheid meegaan afzetten<br />
conformisme niet aanpassen erg aanpassen<br />
locus of control controle buiten zichzelf controle binnen zichzelf<br />
gedragsregulatie reageert <strong>op</strong> impulsen kan goed reguleren<br />
emotionele stabiliteit erg wisselen stabiel<br />
motivatie** niet gemotiveerd erg gemotiveerd<br />
concentratie geen concentratie veel concentratie<br />
zelfvertrouwen geen zelfvertrouwen veel zelfvertrouwen<br />
faalangst niet faalangstig erg faalangstig<br />
ambities weinig ambities veel ambities<br />
sociaal gedrag niet betrokken erg betrokken<br />
internaliseren*** weinig veel
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 39<br />
* Attributiestijl voor positieve en negatieve gebeurtenissen wordt apart in beeld gebracht, maar voor de rapportage<br />
gek<strong>op</strong>peld.<br />
** Motivatie voor school, werk, geld en privé-zaken worden apart in beeld gebracht, maar voor de rapportage gek<strong>op</strong>peld.<br />
*** Internaliserende versus externaliserende reacties <strong>op</strong> problemen<br />
0 = de jongere reageert weinig internaliserend, maar erg externaliserend <strong>op</strong> problemen; 10 = de jongere reageert<br />
veel internaliserende en weinig externaliserend <strong>op</strong> problemen<br />
Nogmaals, het betreft een verkennend onderzoek naar de <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> jongeren, waarin we<br />
dus verdiepend ook een aantal psychologische achtergronden in beeld willen krijgen. Het betreft hier<br />
een inschatting <strong>van</strong> de interviewer <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> een interview <strong>van</strong> ca. 1,5 uur met de jongere. Alle<br />
interviewers zijn academisch geschoold (sociaal wetenschappers) en hebben interviewervaring (vaak<br />
ook al met voortijdig schoolverlaters). <strong>De</strong> resultaten geven een indruk <strong>van</strong> welke psychologische<br />
factoren mogelijk een rol spelen.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 40<br />
Bijlage 2. <strong>De</strong>elnemende scholen en experts<br />
<strong>De</strong>elnemende scholen<br />
Canisius College in Nijmegen<br />
Minkema College in Woerden<br />
Noorder Poort College in Veendam<br />
ROC Midden Nederland<br />
ROC Nijmegen<br />
TOV Utrecht<br />
Winkler Prins in Hoogezand<br />
<strong>De</strong>elnemers aan expertpanel<br />
Sarah <strong>van</strong> der Horst RMC Utrecht Leerplichtambtenaar<br />
Helga Cleffken ROC MN Afdelingsmanager<br />
Ton Eimers KBA Nijmegen Onderzoeker/adviseur<br />
Rob Gilsing SCP Onderzoeker/adviseur<br />
S. Boorsma Min. OCW Onderzoeksspecialist VSV<br />
Esther Arons Min. OCW Projectleider VSV<br />
Ank Jeurissen RMC Utrecht Hoofd Leerplicht<br />
C. Kathmann Albeda College, Rotterdam Directeur Trajectenbureau<br />
Roel Kwant Gemeente Emmen Beleidsambtenaar<br />
Rita Rutten ROCMN Medewerker
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 41<br />
Bijlage 3. Lijst <strong>van</strong> gebruikte afkortingen<br />
Bve : Beroeps- en volwasseneducatie<br />
G4 : Vier grootste gemeenten in Nederland<br />
G27 : 27 grootste gemeenten in Nederland<br />
Lwoo : Leerweg ondersteunend onderwijs<br />
Mbo : Middelbaar beroepsonderwijs<br />
OCW : Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />
ON : OnderwijsNummer<br />
RMC-functie : Regionale Meld- en Coördinatiefunctie<br />
ROC : Regionaal OpleidingsCentrum<br />
Svo : Speciaal Voortgezet Onderwijs (oude term)<br />
Vbo : Voorbereidend beroepsonderwijs<br />
Vmbo : Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs<br />
VNG : Vereniging <strong>van</strong> Nederlandse Gemeenten<br />
VSV : <strong>Voortijdig</strong> schoolverlaten<br />
VO : Voortgezet onderwijs<br />
ZAT : Zorg Advies Team
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 42<br />
Bijlage 4. Casusbeschrijving<br />
In deze bijlage is ter informatie een verkorte beschrijving <strong>op</strong>genomen <strong>van</strong> 1 <strong>van</strong> de ‘matches’: een<br />
korte case-omschrijving, een puntsgewijze samenvatting <strong>van</strong> ervaringen, psychologische achtergrond<br />
en alcohol/drugsgebruik en tot slot de eindbevindingen. In een losstaande rapportage, getiteld ‘Bijlage:<br />
de ‘gematchte’ interviews’, is een compleet overzicht <strong>op</strong>genomen <strong>van</strong> alle 14 ‘matches’.<br />
Casusbeschrijvingen: schoolklimaat/pesten/ruzies<br />
VSV-er (Q, man, 15 jaar, autochtoon):<br />
Op de basisschool had Q een goede relatie met leerkrachten en leerlingen, ook al was hij snel afgeleid. Op het<br />
vmbo kwam hij in een drukke klas. Hij wilde graag bij de groep horen en deed dat door hen te overtreffen met<br />
storend gedrag. Hij kreeg daardoor de reputatie <strong>van</strong> ‘zeer lastige leerling’. In de tweede klas escaleerde dit: Q<br />
kwam terecht in een neerwaartse spiraal <strong>van</strong> officiële waarschuwingen, enorme discussies met docenten en<br />
agressief en bedreigend gedrag. Uiteindelijk werd hij een dag geschorst: <strong>op</strong> dat moment besloot Q dat hij niet<br />
langer <strong>op</strong> deze school wilde blijven en hij bleef vier weken thuis. Na die vier weken bracht een gesprek met een<br />
leerplichtambtenaar hem ertoe weer terug naar school te gaan, maar na een week ging hij weer spijbelen en kan<br />
hij de motivatie voor school niet meer <strong>op</strong>brengen. Hij besloot niet meer terug te gaan naar school en bleef twee<br />
maanden thuis. Daarna had hij <strong>op</strong>nieuw een gesprek met de leerplichtambtenaar die met het voorstel kwam om<br />
naar een tijdelijke <strong>op</strong><strong>van</strong>gvoorziening te gaan. Het is de bedoeling dat Q zes maanden <strong>op</strong> deze voorziening les<br />
krijgt en dat er dan naar een nieuwe school gezocht wordt. Het bevalt Q daar goed: hij voelt zich prettig <strong>op</strong> deze<br />
school, krijgt ruimte en begrijp <strong>van</strong> de docenten en heeft veel vrienden gemaakt. Q beseft dat hij een tweede<br />
kans krijgt, die hij met beide handen grijpt om een diploma te kunnen halen. Hij is zich inmiddels aan het<br />
oriënteren <strong>op</strong> verschillende beroepen en <strong>op</strong>leidingen. Q’s ouders zijn gescheiden en hij woont bij zijn moeder.<br />
Niet VSV-er (E, man, 15 jaar, autochtoon):<br />
Op de basisschool had E het erg naar zijn zin en gedraagt hij zich goed. Wel had hij een aanzienlijke<br />
leesachterstand. Op de middelbare school moest hij erg wennen omdat de school groter en drukker is, waar E in<br />
meeging: hij bezweek voor de groepsdruk in de klas en werd een lastige leerling. Ook werd bij hem dyslexie<br />
geconstateerd, waar de school hem overigens wel goed mee begeleidde. In de lo<strong>op</strong> <strong>van</strong> het tweede jaar <strong>van</strong> het<br />
vmbo werd E’s gedrag steeds gewelddadiger en bedreigender voor docenten. <strong>De</strong> school heeft hem meermaals<br />
gewaarschuwd, maar zijn gedrag bleef slecht en zijn cijfers werden steeds slechter. In de tweede klas gaat hij<br />
naar een Reboundgroep. Vanuit die groep heeft hij regelmatig contact met zijn oude school en inmiddels gaat hij<br />
een dag per week weer naar zijn oude school toe, maar in een nieuwe klas. E werd bij dit alles door zijn ouders<br />
goed <strong>op</strong>ge<strong>van</strong>gen, begeleid en gestimuleerd om wel door te gaan met school en een diploma te halen.<br />
Niet VSV-er (D, man, 16 jaar, allochtoon):<br />
Op de basisschool had D veel problemen: ruzies, gedragsproblemen en moeite met leren. Vanaf groep 4 is hij<br />
naar een speciale school gegaan. Door harde hand <strong>van</strong> zijn ouders (straf, huisarrest) en goede begeleiding <strong>op</strong><br />
de speciale school leerde hij zijn slechte gedrag af. Op het vmbo koos D aan<strong>van</strong>kelijk voor de <strong>op</strong>leiding tot<br />
elektricien, maar dat boeide hem niet. Daarom wilde hij overstappen naar een andere richting, maar volgens de<br />
school was hij daarvoor te laat en kon dat niet meer. Ondanks zijn gevoel dat hij onrechtvaardig werd behandeld,<br />
zit hij inmiddels in het vierde jaar, heeft hij niet zoveel ruzie meer, maar wel gedragsproblemen en<br />
concentratieproblemen. In de klas wordt hij bijna altijd apart gezet. Ondanks dat hij met tegenzin naar school<br />
gaat, wil hij per se zijn diploma halen. Uiteindelijk wil hij gaan werken in de beveiliging, net als een <strong>van</strong> zijn<br />
zussen.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 43<br />
Achtergronden VSV-er en niet VSV-ers<br />
Ervaring <strong>van</strong> de gebeurtenissen en de aanpak<br />
VSV-er Q Niet VSV-er E Niet VSV-er D<br />
Probleem:<br />
Gedragsproblemen<br />
Beleving jongere:<br />
Q is zich bewust <strong>van</strong> zijn<br />
wangedrag en zijn korte<br />
lontje, maar vindt dat zijn<br />
reputatie slechter is dan<br />
zijn gedrag.<br />
Q ziet de tijdelijke<br />
voorziening als een tweede<br />
kans die hij met beide<br />
handen aangrijpt.<br />
Q is vastberaden zijn<br />
diploma te halen en heeft<br />
geen behoefte meer om te<br />
spijbelen.<br />
Concentratieproblemen<br />
Impulsief, heeft zijn gedrag<br />
(woede, agressie) vaak<br />
niet in de hand<br />
Meel<strong>op</strong>er: gevoelig voor<br />
sociale druk en wil graag<br />
aardig gevonden worden<br />
door zijn vrienden.<br />
Erg zoekende naar wat hij<br />
wil<br />
Geen binnenvetter<br />
Geen alcoholgebruik en<br />
geen drugsgebruik (wil er<br />
niet aan beginnen)<br />
Probleem:<br />
Gedragsproblemen<br />
Dyslexie<br />
Beleving jongere:<br />
Spijt <strong>van</strong> de gemaakte keuzes.<br />
Besef dat diploma nodig is om<br />
het te kunnen redden: “Zelfs bij<br />
de AH heb je tegenwoordig een<br />
diploma nodig”.<br />
E heeft het naar zijn zin <strong>op</strong> de<br />
tijdelijke voorziening.<br />
Gevoel dat hij met een schone<br />
lei kan beginnen in nieuwe klas<br />
<strong>op</strong> zijn oude school.<br />
E besteedt meer tijd aan zijn<br />
huiswerk en daardoor vindt hij<br />
school ook leuker.<br />
E is blij met de steun en het<br />
vertrouwen <strong>van</strong> zijn ouders<br />
Duidelijk toekomstbeeld:<br />
automonteur worden<br />
Psychologische achtergrond<br />
Kan agressief zijn<br />
Impulsief en lijkt niet in staat om<br />
<strong>van</strong> te voren goed te kunnen<br />
inschatten wat de uitkomsten<br />
kunnen zijn <strong>van</strong> een bepaalde<br />
actie<br />
Laat zich snel door het gedrag<br />
<strong>van</strong> anderen leiden en wil graag<br />
bij de groep horen<br />
Zijn dyslexie maakt hem<br />
onzeker en faalangstig<br />
Alcohol- en drugsgebruik<br />
Geen alcoholgebruik en geen<br />
drugsgebruik (want enthousiast<br />
basketballer).<br />
Probleem:<br />
Gedrags- en<br />
concentratieproblemen<br />
Beleving jongere:<br />
Voelt zich onrechtvaardig en<br />
ongenuanceerd behandeld door<br />
docenten / school<br />
Familie is belangrijk<br />
Storend dat hij het imago heeft<br />
<strong>van</strong> lastige leerling<br />
Wordt altijd apart gezet in de<br />
klas, maar vindt dat prettig<br />
Gaat met tegenzin naar school:<br />
vindt de <strong>op</strong>leiding niet leuk en<br />
de docenten te streng<br />
Nooit getwijfeld aan st<strong>op</strong>pen<br />
met school: het moet <strong>van</strong> zijn<br />
ouders en je hebt een diploma<br />
nodig.<br />
Is zich er<strong>van</strong> bewust dat hij zijn<br />
gedrag niet goed in de hand<br />
heeft<br />
Snel afgeleid, druk,<br />
ongeconcentreerd. Agressiviteit<br />
wel overwonnen.<br />
Zeer doelbewust: hij wil<br />
beveiliger worden en dat zal<br />
hem lukken ook<br />
Zoekt de mensen <strong>op</strong> die hij<br />
graag mag (familie, vrienden)<br />
Geen alcoholgebruik en geen<br />
drugsgebruik (uit overtuiging)<br />
Eindbevindingen<br />
Alle drie de beschreven jongens zijn impulsief en hebben de neiging tot agressief gedrag (gehad). Alle<br />
drie beseffen ze ook terdege dat een diploma noodzakelijk is om te kunnen overleven <strong>op</strong> de<br />
arbeidsmarkt. Verschillen zijn er ook: Q en E hebben zich erg laten meevoeren door klasgenoten die<br />
een slechte invloed hadden. Zowel Q als D vinden dat zij een slechtere reputatie hebben dan ze<br />
eigenlijk verdienen.<br />
<strong>De</strong> grote overeenkomst tussen de beide niet VSV-ers in vergelijking met de VSV-er is het stabiele<br />
thuisfront. <strong>De</strong> ouders <strong>van</strong> D hebben hem al <strong>op</strong> jonge leeftijd streng aangepakt en hebben zodanig veel<br />
overwicht <strong>op</strong> hun zoon dat hij er nooit aan heeft gedacht te st<strong>op</strong>pen met zijn <strong>op</strong>leiding. Ook de goede
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 44<br />
voorbeelden <strong>van</strong> zijn zussen werken positief. <strong>De</strong> ouders <strong>van</strong> E steunen hem enorm: ze <strong>van</strong>gen hem<br />
goed <strong>op</strong> en hebben hem er goed <strong>van</strong> doordrongen hoe belangrijk het halen <strong>van</strong> een diploma is.<br />
Daarentegen moet VSV-er Q de motivatie voor school veel meer uit zichzelf halen. Daarnaast hebben<br />
niet VSV-ers E en D een heel duidelijk toekomstideaal (automonteur respectievelijk beveiliger<br />
worden), terwijl VSV-er Q niet goed weet wat hij wil en (nog) geen duidelijk toekomstperspectief heeft.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 45<br />
Literatuur<br />
Beekhoven, S. (2004). <strong>De</strong> rol <strong>van</strong> participatie en identificatie bij het voortijdig schoolverlaten <strong>van</strong><br />
jongens. In: Pedagogische Studiën, jrg.81, nr. 2, 2004<br />
Boer, H. de & Janssen, M. (2007). Pakken & piercings. Een atlas over jeugd en deugd, arbeid en<br />
scholing. Amsterdam: Thoeris.<br />
CPB (2006) Beoordeling KBA voortijdig schoolverlaten. <strong>De</strong>n Haag: CPB.<br />
Dieleman, A. et al. Basiscursus sociale wetenschappen. <strong>De</strong>el 1: <strong>De</strong>finitie en om<strong>van</strong>g. Heerlen: Open<br />
universiteit.<br />
Du Bois-Reymond, M., Poel, Y. te en Ravesloot, J. (1998). Jongeren en hun keuzes. Bussum:<br />
Coutinho.<br />
Eimers, T. m.m.v. Bekhuis, H. (2006) Vroeg is nog niet voortijdig. Nijmegen: KBA.<br />
Grootscholte, M.M.C. & Engelen, M. (2006). <strong>Voortijdig</strong> schoolverlaters in Almere: Een beschrijving <strong>van</strong><br />
achtergronden en kenmerken. Leiden: Research voor Beleid.<br />
Heijden, H. <strong>van</strong> der en Wolf, K. <strong>van</strong> der (2007). Een spiegel voor vroegtijdige schoolverlaters. In:<br />
Pedagogiek in Praktijk, februari 2007, p. 26-29.<br />
Hermes, J., Naber, P. & Dieleman, A. (2007). Leefwerelden <strong>van</strong> jongeren: thuis, school, media en<br />
p<strong>op</strong>ulaire cultuur. Bussum: uitgeverij Coutinho.<br />
In ’t Veld, R., Korving, W., Hamdan, Y., Steen, M. <strong>van</strong> der (2006). Kosten en Baten <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong><br />
Schoolverlaten. Rotterdam: RebelGroup.<br />
Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs (2007). Van visie naar realisatie: Een verkennend onderzoek naar<br />
voortijdig schoolverlaten in vo en bve. Utrecht: Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs.<br />
Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs (2007). Rapportage <strong>van</strong> bevindingen over Thema-onderzoek VSV 2007.<br />
Utrecht: Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs.<br />
Jong, J. de, Meulen, L. <strong>van</strong> der, Lubben, S. <strong>van</strong> der & Kooiman, R. (2006). Kafkabrigade <strong>Voortijdig</strong><br />
Schoolverlaten. Leiden: Centre for Government Studies/Stichting Nederland Kennisland.<br />
Lieshout, M. <strong>van</strong> (2003) Voorkomen beter dan herstellen: jongeren over de oorzaken en aanpak <strong>van</strong><br />
voortijdig schoolverlaten. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.<br />
Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2006). <strong>Aanval</strong> <strong>op</strong> de uitval: perspectief en actie.<br />
<strong>De</strong>n Haag: Ministerie <strong>van</strong> OCW.<br />
Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2007). Uitvoeringsbrief schooluitval: een kwestie<br />
<strong>van</strong> uitvoeren en doorzetten. <strong>De</strong>n Haag: Ministerie <strong>van</strong> OCW, 30 november 2007.<br />
Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (november 2007). Factsheets <strong>Voortijdig</strong><br />
Schoolverlaten. <strong>De</strong>n Haag: Ministerie <strong>van</strong> OCW.<br />
Organise to Learn (2007). Voorkomen is beter dan uitvallen. Capelle aan den IJssel: Organise to<br />
Learn.<br />
Rijken, S.R.H. & Harms, G.J. (2002). Schoollo<strong>op</strong>banen en jongeren in risicosituaties. Groningen:<br />
GION.<br />
Sociaal en Cultureel Planbureau (2007). <strong>De</strong> sociale staat <strong>van</strong> Nederland 2007. <strong>De</strong>n Haag: CPB.<br />
Spanjaard, H., ‘School? Ze kunnen me wat! <strong>Voortijdig</strong> schoolverlaters in Groningen’, in Jeugd en<br />
samenleving, 1985, 1, blz. 8-28.<br />
Steeg, M. <strong>van</strong> der en Webbink, D. (2006). <strong>Voortijdig</strong> schoolverlaten in Nederland: om<strong>van</strong>g, beleid en<br />
resultaten. CPB Document. <strong>De</strong>n Haag: CPB.<br />
Tilborg, L. <strong>van</strong> en Es, W. <strong>van</strong> (2005). <strong>De</strong> uitkomsten <strong>van</strong> de RMC analyse 2005. Utrecht: Sardes.<br />
Tilborg, L. <strong>van</strong> en Es, W. <strong>van</strong> (2005). Drentse jongeren in het vizier. Uitkomsten <strong>van</strong> het onderzoek<br />
naar het voorkomen <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaten. Utrecht: Sardes.<br />
Tilborg, L. <strong>van</strong> en Es, W. <strong>van</strong> m.m.v. Meijer, A. (2000). Als zij geen moeite doen, doe ik ook geen<br />
moeite terug: Verslag <strong>van</strong> een onderzoek naar het contact tussen voortijdige schoolverlaters en<br />
RMC-instellingen in de regio Utrecht. Utrecht: Sardes.
Oberon – <strong>De</strong> <strong>belevingswereld</strong> <strong>van</strong> <strong>Voortijdig</strong> <strong>Schoolverlaters</strong>. Een onderzoeksrapportage. 46<br />
Tillekens, H. (1986). Variaties in schoolbeleving. Een onderzoek naar verschillen in<br />
individualiteitsbeleving bij leerlingen in het voortgezet onderwijs’. In: Eigenwijs in onderwijs, R.<br />
Grob et al. (red.), Nijmegen: ITS.<br />
Traag, T. & <strong>van</strong> der Velden, R.K.W. (2007). <strong>Voortijdig</strong> schoolverlaten in het vmbo: de rol <strong>van</strong><br />
individuele kenmerken, gezinsfactoren en de school. Sociaaleconomische trends, 2e kwartaal<br />
2007.<br />
Voncken, E., et al. (2000). Voor wie is de school? Jongeren over de invloed <strong>van</strong> het schoolklimaat <strong>op</strong><br />
het voortijdig schoolverlaten. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.<br />
Voncken, E. (2002). Voor wie is de school? <strong>Voortijdig</strong> schoolverlaten en schoolklimaat. In:<br />
Vernieuwing, jrg. 61, nr. 5 mei 2002.<br />
Werkgroep IBO BVE (2006). Risicoleerlingen en hun leerlo<strong>op</strong>banen in het MBO. Interdepartementaal<br />
beleidsonderzoek, 2005-2006, nr. 1.<br />
Westbroek, I. (2007). Nieuw wapen in strijd tegen schooluitval. In: Rotterdams Onderwijs Magazine,<br />
jrg. 2007 nr. 2.<br />
Wit, W. de (1997). School en omgeving in de beleving <strong>van</strong> jongeren. In: Dieleman, A. et al.<br />
Basiscursus sociale wetenschappen. <strong>De</strong>el 1: <strong>De</strong>finitie en om<strong>van</strong>g. Heerlen: Open universiteit.<br />
Wit, W. de & <strong>De</strong>kkers, H. (1996). Geen goed voorbereide start? <strong>Voortijdig</strong> schoolverlaten in het<br />
voortgezet onderwijs. Nijmegen: ITS.<br />
Zorgbreed, Tijdschrift voor integrale leerlingenzorg (2007). themanummer Afwezig <strong>op</strong> school, jrg. 4,<br />
nr. 15. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.