Bestemmingsplan Centrum Ommen (Westflank) - Gemeente Ommen
Bestemmingsplan Centrum Ommen (Westflank) - Gemeente Ommen
Bestemmingsplan Centrum Ommen (Westflank) - Gemeente Ommen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Bestemmingsplan</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Ommen</strong>
<strong>Bestemmingsplan</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Ommen</strong><br />
Rapportnummer: 211x02263.042898_1<br />
NL.IMRO.0175.20081005002-0001<br />
Datum: 25 maart 2010<br />
Contactpersoon opdrachtgever: De heer T. Prins, de heer S.Dom<br />
Projectteam BRO: Wim de Ruiter, Henk Linders<br />
Concept: 9 januari 2004<br />
Voorontwerp: 11 augustus 2004<br />
Ontwerp: 19 oktober 2009<br />
Vaststelling: 18 februari 2010<br />
Trefwoorden: gemeente <strong>Ommen</strong>, bestemmingsplan, <strong>Centrum</strong><br />
Bron foto kaft: Hollandse Hoogte (4)<br />
Beknopte inhoud: -<br />
BRO<br />
Hoofdvestiging<br />
Postbus 4<br />
5280 AA Boxtel<br />
Bosscheweg 107<br />
5282 WV Boxtel<br />
T +31 (0)411 850 400<br />
F +31 (0)411 850 401
Toelichting
Inhoudsopgave pagina<br />
1. INLEIDING 5<br />
1.1 Aanleiding en doel van het plan 5<br />
1.2 De voorgeschiedenis 6<br />
1.3 De groene variant en de kade-variant 10<br />
1.4 Opnieuw ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan 11<br />
1.5 De belangrijkste veranderingen ten opzichte van het Voorontwerp 11<br />
1.5.1 Aanpassingen van formele aard (plankaart)<br />
1.5.2 Aanpassingen van stedenbouwkundige en verkeerskundige aard<br />
12<br />
(plankaart) 13<br />
1.5.3 Aanpassingen in de toelichting en regels<br />
1.6 De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de eerste versie van<br />
14<br />
het ontwerpbestemmingsplan 15<br />
1.6.1 Aanpassingen van de plankaart 15<br />
1.6.2 Aanpassingen van de regels 15<br />
1.6.3 Aanpassingen van de toelichting 16<br />
1.7 Ligging en begrenzing van het plangebied 17<br />
1.8 Geldende bestemmingsplannen 19<br />
1.9 Leeswijzer 19<br />
DEEL A – VISIE<br />
2. ONTWIKKELINGSPLAN 23<br />
2.1 Inleiding 23<br />
2.2 Doelstellingen Ontwikkelingsvisie 23<br />
2.3 Het Ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong> 25<br />
2.4 Nadere beschrijving van de deelgebieden 31<br />
2.4.1 Markt, Kop Varsenerstraat, Varsenerdijk en Vechtoevers 32<br />
2.4.2 Voormalige Aldi vestiging en omgeving 35<br />
2.4.3 Het 11 April Plein 36<br />
2.5 Beeldkwaliteit en inrichting openbare ruimte 37<br />
2.6 Totaaloverzicht functies 38<br />
2.7 Verkeer en parkeren 40<br />
2.7.1 Verkeer 40<br />
3. JURIDISCHE VISIE 47<br />
3.1 Systematiek van de regels 47<br />
Inhoudsopgave<br />
1
3.2 De nieuwe Wet ruimtelijke ordening 47<br />
3.3 De indeling van de regels 48<br />
3.4 De toelichting op de bestemmingen 51<br />
DEEL B - VERANTWOORDING<br />
4. BESTAANDE SITUATIE 59<br />
4.1 Inleiding 59<br />
4.2 Beschrijving plangebied 59<br />
4.3 Directe omgeving 60<br />
5. BELEIDSKADER 61<br />
5.1 Inleiding 61<br />
5.2 Rijksbeleid 61<br />
5.3 Provinciaal beleid 64<br />
5.4 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 70<br />
6. MILIEU- EN OVERIGE ASPECTEN 79<br />
6.1 Inleiding 79<br />
6.2 Geluidhinder en luchtkwaliteit 79<br />
6.3 Hinder van bedrijven 84<br />
6.4 Bodem- en grondwaterkwaliteit 88<br />
6.5 Externe veiligheid 88<br />
6.6 Waterhuishouding 91<br />
6.7 Cultuurhistorische waarden 96<br />
6.8 Flora en Fauna 98<br />
6.9 De groenstructuur 99<br />
6.10 Molenbiotoop 102<br />
7. FINANCIËLE HAALBAARHEID 107<br />
8. MAATSCHAPPELIJKE HAALBAARHEID 109<br />
8.1 Inleiding 109<br />
8.2 Eerste vooroverleg 109<br />
8.3 Tweede vooroverleg 115<br />
8.4 Inspraak 117<br />
2<br />
Inhoudsopgave
BIJLAGENBOEK (separaat):<br />
1. Ontwikkelingsvisie <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong> (<strong>Centrum</strong>visie), BRO, Vught, 2002<br />
2. Ontwikkelingsplan de <strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-centrum, Bureau voor Integrale Stadsplanning’<br />
(BIS), Amersfoort, 4 augustus 2004;<br />
3. <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong> de <strong>Westflank</strong>, Beeldkwaliteitplan, <strong>Gemeente</strong> <strong>Ommen</strong>, Bureau<br />
voor Integrale Stadsplanning, 15 september 2009<br />
4. Verkeersmodel <strong>Ommen</strong>, technische rapportage, Goudappel Coffeng,<br />
OMN010/Bgj/0069, 4 juni 2008<br />
5. MER N340, technische rapportage Verkeersmodel Zwolle – Hardenberg, Goudappel<br />
Coffeng, HDM081/Bgj/0792, 4 februari 2009<br />
6. Verkeersgegevens bij bestemmingsplan ‘<strong>Ommen</strong>-centrum (<strong>Westflank</strong>)’, Goudappel<br />
Coffeng, OMN021/Avr/0101, 8 oktober 2009<br />
7. Markt: huiskamer van <strong>Ommen</strong>, Goudappel Coffeng, OMN021/Avr/0096, 8 oktober<br />
2009<br />
8. Parkeeronderzoek centrum <strong>Ommen</strong> –technische rapportage-, gemeente <strong>Ommen</strong>,<br />
BVA, Zwolle, 3 september 2009<br />
9. Parkeerbalans <strong>Westflank</strong>, gemeente <strong>Ommen</strong>, BVA, Zwolle, 5 oktober 2009<br />
10. Woonplan 2003-2007, gemeente <strong>Ommen</strong>, SGBO, juni 2004<br />
11. Uittreksel databestand Locatus, Retail Verkenner 2008<br />
12. Koopstromenonderzoek 2005, deelrapport kern <strong>Ommen</strong>, Goudappel Coffeng, 25<br />
januari 2006<br />
13. Verkeerscirculatieplan <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong>, Royal Haskoning, Steenwijk, april 2004<br />
14. Verkeersstructuurplan, Goudappel Coffeng, 10 april 2008<br />
15. Milieuaspecten bestemmingsplan <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>), Goudappel Coffeng,<br />
OMN021/Anf/0102, 8 oktober 2009<br />
16. Verkennend bodemonderzoek <strong>Westflank</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong>, Aveco de Bondt,<br />
Rijssen, januari 2006<br />
17. Verkennend bodemonderzoek Uitbreiding ‘<strong>Westflank</strong>’, deellocatie 4 en 5 te<br />
<strong>Ommen</strong>, Aveco de Bondt, Rijssen, 2 oktober 2009<br />
18. Onderzoek EV <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>), risico-analyse, Oranjewoud, 6 oktober<br />
2009<br />
19. Onderzoek EV <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>), de verantwoordingsplicht, Oranjewoud,<br />
6 januari 2010<br />
20. Advies onderzoek externe veiligheid <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>), Veiligheidsregio<br />
IJsselland, 25 september 2009<br />
21. Geohydrologisch onderzoek, BRM fase I centrumplan te <strong>Ommen</strong>, MOS Grondmechanica,<br />
Rhoon, 23 april 2007<br />
22. Principe uitspraak Waterschap Velt & Vecht, 30 oktober 2009<br />
23. Inventariserend archeologisch veldonderzoek, BAAC, Deventer, januari 2006<br />
24. Quickscan Natuur en voortoets, bestemmingsplan <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>),<br />
gemeente <strong>Ommen</strong>, BRO, Boxtel, 12 oktober 2009<br />
25. Bomenbeleidsplan 2005, november 2005<br />
Inhoudsopgave<br />
3
26. Boomtechnische Inventarisatie <strong>Gemeente</strong> <strong>Ommen</strong>, Copijn Utrecht bv, Utrecht,<br />
juni 2007<br />
27. Erfgoednota 2009-2012 ‘Toekomst voor erfgoed <strong>Ommen</strong>’ , gemeente <strong>Ommen</strong> in<br />
samenwerking met het Oversticht, november 2008<br />
28. Exploitatieplan bestemmingsplan <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>), BRO, Boxtel, 12<br />
januari 2010<br />
29. Planschaderisico Analyse – III, artikel 6.1 Wro (<strong>Westflank</strong>) <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong>, Nomis<br />
Advies, Heino, 12 januari 2010<br />
30. Reacties vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan (11 augustus 2004)<br />
31. Reacties vooroverleg tweede versie ontwerpbestemmingsplan<br />
32. Inspraakverslag <strong>Centrum</strong>ontwikkeling <strong>Ommen</strong>, vastgesteld door de gemeenteraad<br />
op 28 april 2005<br />
33. Boomtechnische Inventarisatie <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong> ‘de <strong>Westflank</strong>’, Copijn Boomspecialisten<br />
BV, Utrecht, januari 2010<br />
34. Windtunnelonderzoek naar het effect van de bebouwing conform project <strong>Westflank</strong><br />
op het windveld bij de molen De Konijnenbelt in <strong>Ommen</strong>, TNO februari<br />
2010<br />
35. Invoergegevens akoestisch onderzoek centrum <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>), Goudappel<br />
Coffeng, 5 januari 2010<br />
36. Het Waterplan gemeente <strong>Ommen</strong>, vastgesteld door de gemeenteraad op 15<br />
december 2009.<br />
4<br />
Inhoudsopgave
1. INLEIDING<br />
1.1 Aanleiding en doel van het plan<br />
De stad <strong>Ommen</strong> is volop in beweging. In en buiten het centrum zijn diverse ruimtelijke<br />
plannen in ontwikkeling voor nieuwbouw van woningen en (winkel-) voorzieningen.<br />
Daarnaast is Rijkswaterstaat in 2008 begonnen met de omlegging van de<br />
Rijksweg N34. Hiervoor wordt de N36 vanaf de Witte Paal doorgetrokken ten noorden<br />
van <strong>Ommen</strong> om uit te komen bij de N48 ter hoogte van Ommerkanaal-Oost.<br />
Door de omlegging, die medio 2010 wordt opgeleverd, ontstaan er tal van kansen<br />
en uitdagingen om het centrum van <strong>Ommen</strong> ruimtelijk, functioneel en stedenbouwkundig<br />
te versterken.<br />
De gemeente <strong>Ommen</strong> heeft de ambitie om van deze gelegenheid gebruik te maken<br />
ten einde het centrum van <strong>Ommen</strong> de noodzakelijke kwaliteitsimpuls te geven. Zowel<br />
de ruimtelijke en economische kwaliteiten van het centrum als de belevingswaarde<br />
van de openbare ruimte laten sterk te wensen over. Dat blijkt uit de analyses<br />
uit de “Ontwikkelingsvisie <strong>Ommen</strong> <strong>Centrum</strong>”, die door BRO in opdracht van de gemeente<br />
<strong>Ommen</strong> en in samenspraak met de toenmalige Stuurgroep <strong>Centrum</strong>visie<br />
<strong>Ommen</strong> 1<br />
werd opgesteld in 2002. De gemeenteraad heeft dan ook de nadrukkelijke<br />
wens uitgesproken te komen tot een structurele versterking van het centrum voor<br />
stad en ommeland. Daarbij gaat het niet alleen om versterking van de economische<br />
functies, maar ook om versterking van de woonfunctie en de recreatieve functie.<br />
Daarbij hoort noodzakelijkerwijs ook een substantiële impuls voor de ruimtelijke<br />
kwaliteit en belevingswaarde van het centrum. Intussen staan de ontwikkelingen in<br />
“concurrerende” centra in de regio bepaald niet stil. Zij leiden ertoe dat de inwoners<br />
van <strong>Ommen</strong> en de regio rondom <strong>Ommen</strong> meer keuzemogelijkheden krijgen op uiteenlopende<br />
terreinen. Dat geldt ook voor recreatieve bezoekers. Dat noopt tot een<br />
voortvarend en dynamisch beleid voor de centrumontwikkeling in <strong>Ommen</strong>. Zonder<br />
een dergelijke aanpak zal <strong>Ommen</strong> haar positie als (sub)regionaal centrum niet vast<br />
kunnen houden. Het uitblijven van duidelijkheid kan funest zijn voor het investeringsklimaat<br />
in het centrum.<br />
De Ontwikkelingsvisie is vastgesteld door de gemeenteraad op 6 maart 2003. Eén<br />
van de conclusies was om op zo kort mogelijke termijn te beginnen met de nadere<br />
uitwerking van een ontwikkelingsplan voor de <strong>Westflank</strong>, waaronder het opstellen<br />
van het onderhavige bestemmingsplan, om de gewenste ontwikkelingen in dit gebied<br />
mogelijk te maken.<br />
1<br />
Hierin hadden zitting de gemeente <strong>Ommen</strong>, de Handelsvereniging <strong>Ommen</strong>, Horeca <strong>Ommen</strong>, het<br />
bankwezen, de Kamer van Koophandel regio Zwolle, een delegatie van bewoners van het centrum,<br />
en de gehandicaptenorganisatie OOG<br />
Hoofdstuk 1<br />
5
1.2 De voorgeschiedenis<br />
Al in 2001 is het voor de gemeenteraad van <strong>Ommen</strong> duidelijk dat er iets moet gaan<br />
gebeuren in het centrum. Dat is ook de mening van ondernemers en ondernemersorganisaties.<br />
Op basis van deze gezamenlijke overtuiging wordt vervolgens een convenant<br />
gesloten met als doel een gezamenlijke visie op de beoogde kwaliteitsversterking<br />
te ontwikkelen. Dat is de basis voor de opdracht aan BRO voor het opstellen<br />
van de bovengenoemde Ontwikkelingsvisie in 2001.<br />
De Stuurgroep <strong>Centrum</strong>visie <strong>Ommen</strong> fungeert als begeleidingscommissie bij de totstandkoming<br />
van de Ontwikkelingsvisie. Het convenant vormt het fundament voor<br />
de samenwerking in de Stuurgroep. De Ontwikkelingsvisie wordt in het voorjaar van<br />
2002 geaccordeerd door de Stuurgroep en het College en vervolgens door de raad<br />
vrijgegeven voor inspraak.<br />
Vooruitlopend op de vaststelling van de Ontwikkelingsvisie door de raad in 2003,<br />
waarvan de prioriteitsstelling voor de gehele <strong>Westflank</strong> onderdeel uitmaakt, wordt<br />
gestart met een selectieprocedure voor het aantrekken van een ter zake kundige<br />
ontwikkelaar in de tweede helft van 2002. BRO wordt gevraagd deze procedure te<br />
begeleiden. Aan een aantal bedrijven wordt gevraagd een visie op de aanpak van de<br />
<strong>Westflank</strong> te ontwikkelen op basis van de uitgangspunten van de Ontwikkelingsvisie.<br />
Dat leidt uiteindelijk tot een presentatie van drie geselecteerde partijen aan het<br />
College van B en W en de Stuurgroep in het najaar van 2002. Op basis van de inhoud<br />
van de presentaties valt de keuze op Artica Vastgoedontwikkeling, waarmee vervolgens<br />
een intentieovereenkomst wordt gesloten, die in mei 2003 wordt ondertekend.<br />
In de intentieovereenkomst krijgt Artica de opdracht om binnen een afgebakende<br />
periode in samenwerking met de gemeente een uitgewerkt plan voor de gehele<br />
<strong>Westflank</strong> te ontwikkelen.<br />
Artica werkt in nauwe samenspraak met het Beleidsteam <strong>Centrum</strong>visie 2 de plannen<br />
verder uit in het Ontwikkelingsplan “<strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong>”. In deze periode<br />
vindt regelmatig terugkoppeling plaats naar de Stuurgroep en diverse raadscommissies.<br />
Het Ontwikkelingsplan is een nadere uitwerking van de vastgestelde Ontwikkelingsvisie.<br />
De Stuurgroep adviseert in meerderheid positief aan het College. Alleen<br />
de vertegenwoordiging van de bewoners verklaart zich tegen de schaal van de bebouwing<br />
op de Varsenerdijk. Het plan wordt medio 2004 door het Beleidsteam en<br />
het College geaccordeerd, inclusief de bijbehorende exploitatieopzet, en vervolgens<br />
gepresenteerd aan de gemeenteraad.<br />
Het tempo ligt hoog; de visie van Artica wordt door BRO vertaald in het voorontwerpbestemmingsplan<br />
“<strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong> (westflank)” van 11 augustus 2004, dat in<br />
het najaar van 2004 ter inzage ligt. De plannen worden vervolgens ook gepresen-<br />
2<br />
In het Beleidsteam <strong>Centrum</strong>visie hebben zitting de verantwoordelijke portefeuillehouders, vertegenwoordigers<br />
van de ambtelijke organisatie, van Artica Vastgoedontwikkeling en BRO (als adviseur<br />
van de gemeente)<br />
6<br />
Hoofdstuk 1
teerd en toegelicht aan de bevolking en ondernemersgroeperingen. Op het voorontwerpbestemmingsplan<br />
worden verscheidene zienswijzen ingediend, waarvan een<br />
aantal leidt tot planaanpassingen op onderdelen. In hoofdstuk 8 wordt nader verslag<br />
gedaan van deze inspraak.<br />
Het Ontwikkelingsplan “<strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong>”, inclusief bijbehorende exploitatieopzet,<br />
vergezeld van het voorontwerpbestemmingsplan <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong><br />
(westflank) en het bijbehorende inspraakverslag, wordt op 28 april 2005 door de<br />
gemeenteraad vastgesteld.<br />
Het College besluit, na consultatie van de raad, tot het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst<br />
met Artica Vastgoedontwikkeling. De samenwerkingsovereenkomst<br />
wordt ondertekend in mei 2005. Doel van de overeenkomst is realisatie van<br />
de plannen voor de onderscheiden deelgebieden in de <strong>Westflank</strong>. Het vooroverleg<br />
ex artikel 10 BRO start in mei 2005.<br />
Tijdens de behandeling van de plannen in de gemeenteraad wordt de wens uitgesproken<br />
om voor de bebouwing op de Varsenerdijk een aantal varianten uit te werken.<br />
De studie dient zich met name te richten op het creëren van meer “transparantie”<br />
van de bebouwing ten opzichte van de Vechtoever. Daarnaast vraagt de raad<br />
aandacht voor de toekomstige verkeersintensiteit op de Markt. De nadere studies op<br />
deze onderwerpen vragen de nodige tijd.<br />
Inmiddels wordt ook duidelijk dat het juridisch niet mogelijk is om het voorgenomen<br />
integrale bestemmingsplantraject voor alle onderdelen van de <strong>Westflank</strong> voort te<br />
zetten, omdat het Tracébesluit voor de omlegging van de N34 op zich laat wachten.<br />
Daarom, en ook om verdere vertraging te voorkomen, wordt in 2006 besloten om<br />
voor een aantal deelplannen binnen de <strong>Westflank</strong>, die niet afhankelijk zijn van de<br />
omlegging van de N34, separate vrijstellingsprocedures ex artikel 19 WRO op te starten.<br />
In dit kader zijn vervolgens de volgende bouwplannen nader uitgewerkt tot op<br />
bouwplanniveau door verschillende architecten:<br />
• Bouwplan kop Varsenerstraat/Voormars.<br />
• Bouwplan Marktgebouw.<br />
• Bouwplan 11 April Plein.<br />
De locatie van de voormalige Aldi en omgeving wordt nog niet uitgewerkt omdat<br />
nog overleg met eigenaren plaatsvindt over de verwerving van het vastgoed.<br />
Gelijktijdig wordt ook het ontwerp voor de openbare ruimte in de omgeving van<br />
deze bouwplannen uitgewerkt in een drietal inrichtingsplannen:<br />
• Herinrichting Markt.<br />
• Herinrichting (voormalige) Varkensmarkt.<br />
• Verplaatsing aansluiting N34.<br />
Artica dient vervolgens in februari 2007 voor de 3 bouwplannen bouwaanvragen in.<br />
Hoofdstuk 1<br />
7
Gevelimpressie Varsenerdijk ter hoogte van de Markt<br />
Bron: Bureau voor Integrale Stadsplanning<br />
8<br />
Gevelimpressie Vechtoever met ‘groene’ oever ter hoogte van de Markt<br />
Bron: Bureau voor Integrale Stadsplanning<br />
Gevelimpressie Vechtoever met kade ter hoogte van de Markt<br />
Bron: Bureau voor Integrale Stadsplanning<br />
Hoofdstuk 1
De vrijstellingsprocedures voor de deelplannen worden gelijktijdig opgestart. Er<br />
wordt daarbij veel aandacht besteed aan communicatie via informatieavonden en<br />
huis aan huis verspreide nieuwsbrieven. Een ieder heeft schriftelijk zijn of haar<br />
zienswijze kunnen indienen. Tijdens het bestuderen van de zienswijzen wordt duidelijk<br />
dat het ontbreken van het totaalkader van het Ontwikkelingsplan door veel<br />
indieners wordt ervaren als een ernstige beperking voor de onderbouwing van de<br />
deelplannen. Om zich een goed oordeel te kunnen vormen over de deelplannen<br />
dient er naar de mening van velen ook duidelijkheid te bestaan over de bebouwing<br />
op de Varsenerdijk. Daar komt bij dat inmiddels het Tracébesluit voor de omlegging<br />
van de N 34 onherroepelijk is geworden. Daarom wordt in overleg besloten de procedures<br />
niet door te zetten, en besluit Artica om de bouwaanvragen in te trekken.<br />
Er wordt besloten om terug te keren naar de oorspronkelijke procesgang en alle<br />
projecten gezamenlijk in het onderhavige bestemmingsplan juridisch en planologisch<br />
te regelen.<br />
Er is daarbij wel rekening gehouden met de in het kader van de artikel 19 procedures<br />
ingebrachte zienswijzen. Deze hebben, samen met de reacties op het voorontwerp<br />
bestemmingsplan van 2004, geleid tot diverse aanpassingen van de genoemde<br />
bouw- en herinrichtingsplannen. In paragraaf 1.45. en hoofdstuk 8 wordt hier nader<br />
op ingegaan.<br />
Zoals eerder gezegd is, op verzoek van de gemeenteraad (tijdens de behandeling<br />
van het Ontwikkelingsplan) en mede naar aanleiding van de inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan,<br />
een extra “ontwerpslag” gemaakt ten aanzien van de<br />
bebouwing op de Varsenerdijk (de bestaande N34). De voornaamste vraag heeft<br />
betrekking op de “transparantie van het stedenbouwkundig ontwerp”, anders gezegd<br />
de openheid naar de Vecht.<br />
Artica ontwerpt daarop enkele varianten, waarin twee thema’s centraal staan, namelijk:<br />
1. De openheid van de bebouwing ter hoogte van de Markt, ofwel de grootte van<br />
het zogenaamde balkon.<br />
2. Het karakter van de noordelijke Vechtoever bij het centrum: keuze tussen een<br />
groene oever of een meer stedelijke kadeontwikkeling.<br />
Op verzoek van de gemeenteraad worden in het voorjaar van 2008 verschillende<br />
modellen na een uitvoerige voorlichtingsperiode in een representatieve enquête<br />
voorgelegd aan de bevolking door een onafhankelijk extern onderzoeksbureau. In<br />
totaal worden 400 respondenten via een aselecte steekproef benaderd. Ook de<br />
Stuurgroep wordt actief bij de meningsvorming betrokken.<br />
Na kennis te hebben genomen van de resultaten van het onderzoek, het advies van<br />
de Stuurgroep en de adviezen van het Beleidsteam en het College, spreekt de gemeenteraad<br />
op 26 juni 2008 haar voorkeur uit voor nadere uitwerking van de zogenaamde<br />
variant D, de “kade-variant”. Deze wordt gekenmerkt door een grote<br />
openheid ter hoogte van de Markt en een kade-karakter in plaats van de huidige<br />
Hoofdstuk 1<br />
9
groene oever. Daarmee wordt, naar de mening van velen, recht gedaan aan de bijzondere<br />
ligging van dit binnenstadsplein aan de oevers van de Vecht.<br />
1.3 De groene variant en de kade-variant<br />
Zowel bij de gemeenteraad als bij de bevolking gaat de voorkeur uit naar de zogenaamde<br />
kade-variant. In dit model krijgt het water meer ruimte op het punt waar<br />
het centrum van <strong>Ommen</strong> en de Vecht elkaar treffen. Het model voorziet in de realisatie<br />
van een kademuur langs de Vecht inclusief een promenade en aanvullende<br />
aanlegmogelijkheden voor boten. Echter, er is nog nader onderzoek nodig naar de<br />
haalbaarheid van deze variant. Daartoe is een projectgroep in het leven geroepen<br />
die, in nauw overleg met onder andere het Waterschap, dit onderzoek zal uitvoeren.<br />
Om te voorkomen dat er vertraging ontstaat bij de realisering van de ambities voor<br />
het centrum, wordt in overleg besloten om niet te wachten op de uitkomsten van<br />
dit onderzoek. Het is nu zaak om zo snel mogelijk een aanvang te maken met de<br />
noodzakelijke structuurversterking van het centrum 3<br />
. Daarom wordt besloten om in<br />
het voorliggende ontwerpbestemmingsplan uit te gaan van de groene variant en<br />
parallel daaraan het onderzoek naar de haalbaarheid van de kade-variant op te<br />
starten. Voor de bebouwing op de Varsenerdijk bestaat in fysieke zin geen verschil<br />
tussen “groen” of “kade” (zie ook de tekeningen met gevelimpressies).<br />
Indien de kade-variant niet haalbaar blijkt te zijn, behoudt de oever de groene functie.<br />
De geplande nieuwbouw zal dan, in combinatie met de huidige groene oever,<br />
zeker leiden tot een stedenbouwkundige en landschappelijke hoogwaardige inrichting<br />
van dit deel van <strong>Ommen</strong>.<br />
In het onderhavige bestemmingsplan is de toekomstige bebouwing op de Varsenerdijk<br />
voorzien “achter” de huidige hoogwatergrens, zodat er in die zin geen wijziging<br />
plaatsvindt aan de bestaande groene oever. Daar komt bij dat de huidige<br />
groene oever in de geldende bestemmingsplannen ‘<strong>Ommen</strong>-Kom’ en ‘Buitengebied’<br />
op een adequate wijze wordt beschermd. Daarom is besloten dit deel niet meer in<br />
het onderhavige bestemmingsplan op te nemen.<br />
Mocht uit de in te stellen onderzoeken blijken dat de kade-variant haalbaar en uitvoerbaar<br />
is, dan zal voor de realisatie daarvan te zijner tijd een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure<br />
worden gevolgd.<br />
3<br />
Inmiddels is het officiële startsein gegeven voor de herinrichting van de openbare ruimte in de oude<br />
binnenstad.<br />
10<br />
Hoofdstuk 1
1.4 Opnieuw ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan<br />
Reeds vanaf 22 januari 2009 heeft een ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken<br />
ter visie gelegen. In deze periode zijn 18 zienswijzen binnengekomen. De inhoud<br />
van sommige zienswijzen was voor de gemeente reden om een aantal onderzoeken,<br />
dat ten grondslag lag aan het plan, kritisch te beoordelen en aan te passen.<br />
Ook bleek ten onrechte een aantal bijlagen niet op de website te staan. De procedure<br />
is dan ook stop gezet. De indieners van zienswijzen tegen het eerste ontwerpbestemmingsplan<br />
zijn hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.<br />
Naast het kritisch beoordelen dan wel aanpassen van de onderzoeken heeft de gemeente<br />
tevens de gelegenheid aangegrepen om het tweede ontwerpbestemmingsplan,<br />
waar nodig, te voorzien van aanvullingen, verduidelijkingen en verbeteringen.<br />
Van belang is te vermelden, dat de wettelijke procedure op grond van artikel 3.8<br />
Wro, met het ter visie leggen van het nieuwe aangepaste ontwerpbestemmingsplan<br />
opnieuw gevoerd zal worden. Belanghebbenden kunnen hun zienswijze weer mondeling<br />
dan wel schriftelijk indienen. Ook degenen die tegen het eerste ontwerpbestemmingsplan<br />
een zienswijze hebben ingediend dienen dit nogmaals te doen tegen<br />
het onderhavige aangepaste ontwerpbestemmingsplan.<br />
De belangrijkste veranderingen van het aangepaste ontwerpbestemmingsplan ten<br />
opzichte van het ontwerpbestemmingsplan, dat in de periode van 22 januari 2009<br />
t/m 5 maart 2009 ter inzage heeft gelegen, zijn in paragraaf 1.6 op een rij gezet.<br />
1.5 De belangrijkste veranderingen ten opzichte van het Voorontwerp<br />
Als gevolg van de gewijzigde omstandigheden sinds het najaar van 2004, de inspraakreacties<br />
op het voorontwerpbestemmingsplan van 2004, de reacties op de<br />
artikel 19 procedures, het overleg met de Stuurgroep en de gemeenteraad, heeft<br />
het voorliggende ontwerpbestemmingsplan een aantal wijzigingen ondergaan ten<br />
opzichte van het voorontwerp, dat in het najaar van 2004 ter visie heeft gelegen. In<br />
deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste aanpassingen. Op<br />
sommige punten is dit overzicht achterhaald c.q. gewijzigd, omdat in het onderhavige<br />
aangepaste ontwerpbestemmingsplan andere beslissingen zijn genomen dan<br />
wel onderzoeken zijn aangevuld of gewijzigd. Indien dit het geval is, is dit als zodanig<br />
aangegeven. In paragraaf 1.6 staat beschreven hoe het desbetreffende punt in<br />
de nieuwe versie van het ontwerpbestemmingsplan is verwerkt.<br />
Hoofdstuk 1<br />
11
1.5.1 Aanpassingen van formele aard (plankaart)<br />
Op de volgende onderdelen wijkt de plankaart van het ontwerpplan af van het<br />
voorontwerp:<br />
1. De groene Vechtoever valt buiten het plangebied.<br />
Zoals in paragraaf 1.3 hiervoor is uiteengezet worden in de Vechtoever vooralsnog<br />
geen activiteiten voorzien. De geprojecteerde bebouwing is beperkt tot<br />
de Varsenerdijk achter de hoogwaterlijn.<br />
Als na het haalbaarheidsonderzoek alsnog wordt besloten tot realisatie van de<br />
kade-variant, zal een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden opgestart,<br />
waarin de Vechtoever dan integraal betrokken zal worden.<br />
2. De wijzigingsbevoegdheid ten zuiden van de Hema is vervallen.<br />
De achtergrond daarvan is dat in de huidige situatie nog onvoldoende zicht bestaat<br />
op mogelijke planontwikkeling voor de Hema-locatie en omgeving. Te zijner<br />
tijd zal hiervoor desgewenst een aparte procedure worden gevolgd.<br />
3. De wijzigingbevoegdheden voor het woningblok aan de Wethouder Paarhuisstraat,<br />
voor de winkels aan het plein achter de voormalige Aldi en voor het makelaarskantoor<br />
aan de Voormars zijn vervallen.<br />
De reden daarvoor is dat er geen concrete plannen bestaan voor functiewijziging<br />
of andere vormen van ontwikkeling.<br />
4. De waardevolle bomen zijn op de plankaart niet meer aangeduid.<br />
Er is intussen een uitgewerkt Bomenbeleidsplan ontwikkeld en vastgesteld. De<br />
bescherming van waardevolle bomen vindt plaats via de APV (kapvergunning)<br />
en hoeft daarom niet in het bestemmingsplan te worden geregeld.<br />
5. De nokhoogte van het voormalige gemeentehuis is in overeenstemming gebracht<br />
met de werkelijkheid.<br />
6. De plangrens aan de Bermerstraat, direct noordelijk van het voormalige postkantoor<br />
is aangepast aan de feitelijke eigendomssituatie.<br />
7. Het bestemmingsvlak en de hoogtebepalingen van het Marktgebouw zijn aangepast<br />
op basis van het definitieve bouwplan.<br />
8. Overkragende balkons aan de oeverzijde van de bebouwing op de Varsenerdijk<br />
zijn in het plan mogelijk gemaakt.<br />
9. Op de bouwlocaties aan de Varsenerdijk, op de locatie van de voormalige Aldi<br />
en omgeving, op de hoek Wethouder Paarhuisstraat – Varsenerstraat en ter<br />
plaatse van de geprojecteerde woning ten noorden van de voormalige Aldi is<br />
een “dubbelbestemming archeologie” gelegd. Hier kan in de meeste gevallen<br />
pas gebouwd worden of werkzaamheden worden uitgevoerd na ontheffing van<br />
de bouwregels dan wel na het verlenen van een aanlegvergunning (Inmiddels<br />
achterhaald/gewijzigd).<br />
10. Op een strook binnen het plangebied langs de Vechtoever is een “dubbelbestemming<br />
waterkering” gelegd. Hier kan pas gebouwd worden of kunnen pas<br />
werkzaamheden worden uitgevoerd na ontheffing van de bouwregels dan wel<br />
na het verlenen van een aanlegvergunning.<br />
12<br />
Hoofdstuk 1
11. De bestemming “dienstverlening” voor de nieuwbouw op de hoek Wethouder<br />
Paarhuisstraat – Varsenerstraat is gewijzigd in “woondoeleinden”, met de mogelijkheid<br />
tot dienstverlening op de begane grond.<br />
12. In het geprojecteerde bouwblok op de kop Varsenerstraat - Voormars is dienstverlening<br />
op de begane grond mogelijk gemaakt.<br />
13. Omdat het bouwplan voor het 11 April Plein geheel is uitgewerkt is besloten de<br />
‘zone verblijfsgebied’ binnen de bestemming ‘<strong>Centrum</strong>doeleinden’ te wijzigen in<br />
de bestemming ‘Verblijfsdoeleinden’. Dit geeft maximale duidelijkheid over de<br />
inrichting van dit gebied.<br />
14. De maximale goot- en bouwhoogte voor een deel van de bebouwing aan de<br />
Bermerstraat is verlaagd naar respectievelijk 6 en 9 meter. Hier is alsnog de regeling<br />
uit het geldende bestemmingsplan ‘<strong>Ommen</strong> Kom’ als uitgangspunt genomen.<br />
De nu gehanteerde maximale hoogtes sluiten beter aan op het huidige<br />
stedenbouwkundige beeld van deze straat.<br />
15. In verband met de leesbaarheid van het plan is de bestemming ‘Dienstverlening’<br />
geschrapt. De desbetreffende gronden hebben of de bestemming ‘Gemengde<br />
doeleinden’ of de bestemming ‘Woondoeleinden’ (met de aanduiding ‘dienstverlenende<br />
functies toegestaan’) gekregen.<br />
1.5.2 Aanpassingen van stedenbouwkundige en verkeerskundige aard (plankaart)<br />
1. De geprojecteerde bebouwing op de Varsenerdijk is aangepast.<br />
Zoals beschreven in paragraaf 1.3 vond een uitvoerige discussie plaats met alle<br />
betrokkenen over de stedenbouwkundige opzet van de bebouwing op de Varsenerdijk.<br />
Het stedenbouwkundig plan is aangepast aan de resultaten daarvan.<br />
Ten opzichte van het voorontwerp is het meest westelijke bouwblok een kwartslag<br />
gedraaid. Daarnaast is gekozen voor een grotere openheid naar de Vecht<br />
toe, ter hoogte van de Markt. Het in de oorspronkelijke opzet naast het voormalige<br />
gemeentehuis geprojecteerde bouwblok is om die reden vervallen. De<br />
bebouwing op de Varsenerdijk is vervolgens niet meer geheel aaneengesloten.<br />
De bebouwing is zo gesitueerd dat de monumentale krimlindes worden behouden.<br />
Er wordt een (horeca)paviljoen met eventueel watersportfuncties voorzien<br />
aan de Vechtoever ter hoogte van de Markt.<br />
2. De westgrens van het plangebied is ter hoogte van de Voormars in westelijke<br />
richting opgeschoven (In het nieuwe ontwerpbestemmingsplan is deze grens<br />
nog meer naar het westen opgeschoven).<br />
De reden hiervoor is ingegeven door de noodzaak om daar een verharde permanente<br />
parkeervoorziening aan te leggen. Deze noodzaak vloeit voort uit de<br />
Parkeerbalans.<br />
3. Het geprojecteerde appartementengebouw op de kop Varsenerstraat – Voormars<br />
is circa 5 meter in westelijke richting verschoven.<br />
Hoofdstuk 1<br />
13
Dit is gedaan op grond van ingediende zienswijzen en de nadrukkelijke wens tot<br />
het duurzaam sparen van waardevolle bomen: zie ook het Bomenbeleidsplanplan.<br />
De vormen zijn aangepast op basis van het uitgewerkte bouwplan.<br />
4. De stedenbouwkundige invulling van het plein achter de voormalige Aldi is gewijzigd<br />
van een woonhof in groene sfeer tot een groen woonplein met parkeerplaatsen.<br />
De twee aanvankelijk geprojecteerde dubbele woningen zijn vervangen door<br />
één vrijstaande woning en het aantal parkeerplaatsen is uitgebreid tot 36 (inclusief<br />
6 parkeerplaatsen aan de Wethouder Paarhuisstraat), te realiseren in een<br />
groene setting. De stedenbouwkundige intentie is het creëren van een besloten<br />
groen binnenstadspleintje.<br />
1.5.3 Aanpassingen in de toelichting en regels<br />
Het spreekt voor zich dat de hiervoor beschreven aanpassingen ook consequenties<br />
hebben voor de toelichting en regels.<br />
In de voorliggende toelichting wordt, zowel in deel A Visie als in deel B Verantwoording,<br />
nader ingegaan op de veranderde inzichten. Op een aantal plaatsen<br />
wordt ook een meer uitgebreide motivering gegeven. Daarnaast zijn de volgende<br />
meer specifieke aanpassingen en toevoegingen van belang:<br />
1. De passages over verkeer en parkeren zijn aangepast en uitgebreid op basis van<br />
nieuwe inzichten, die voortvloeien uit recente onderzoeken en adviezen (met<br />
name de rapportages van BVA en Goudappel en Coffeng). Ook ingediende<br />
zienswijzen en de reactie van de Provincie tijdens het vooroverleg hebben hierbij<br />
een rol gespeeld (Inmiddels achterhaald door aanvullend c.q. nieuw onderzoek).<br />
2. De paragraaf over de waterhuishouding is aangepast en uitgebreid naar aanleiding<br />
de reactie van het Waterschap bij het vooroverleg en op basis van recent<br />
overleg met het Waterschap.<br />
3. Er is een paragraaf over de groenstructuur toegevoegd, waarbij relatie is gelegd<br />
met het opgestelde Bomenbeleidsplan.<br />
4. Enkele andere paragrafen, met name in het hoofdstuk “Milieu- en overige aspecten”<br />
zijn op onderdelen vervolledigd.<br />
5. Diverse facetkaarten in de toelichting zijn aangepast.<br />
De consequenties van de beschreven wijzigingen zijn uiteraard doorgevoerd in de<br />
bestemmingsregels.<br />
Vermeld moet nog worden dat in de begripsomschrijvingen het begrip “dakruiter”<br />
is toegevoegd. Dit in verband met het gegeven dat in het bouwplan voor het<br />
Marktgebouw een dergelijke dakruiter is voorzien. In de regels wordt deze mogelijk<br />
gemaakt boven de maximaal toegestane bouwhoogte van 18,5 meter.<br />
14<br />
Hoofdstuk 1
1.6 De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de eerste versie<br />
van het ontwerpbestemmingsplan<br />
1.6.1 Aanpassingen van de plankaart<br />
Op de volgende onderdelen wijkt de plankaart van het nu voorliggende ontwerpbestemmingsplan<br />
af van de eerste versie:<br />
De dubbelbestemming ‘Archeologisch verwachtingsvol gebied’ ligt nu over het hele<br />
plangebied.<br />
1. De goot- en bouwhoogte van het nieuw te bouwen pand hoek Varsenerstraat/<br />
Wethouder Paarhuisstraat is verlaagd naar respectievelijk 6 en 9 meter.<br />
2. Om de bevoorrading van enkele panden aan de Bermerstraat veilig te stellen is<br />
de bestemming van het achterpad gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsdoeleinden’.<br />
3. De plangrens ter hoogte van de Gasthuisstraat is verlegd om de doorgaande<br />
verbinding hier te handhaven. De nieuwe woonkavel is ook iets verkleind.<br />
4. De plangrens is in westelijke richting uitgebreid in verband met het vergroten<br />
van het parkeerterrein in het groen naar aanleiding van de nieuwe parkeerbalans.<br />
5. De meest recente GBKN ondergrond is als ondergrond gebruikt van de nieuwe<br />
plankaart.<br />
1.6.2 Aanpassingen van de regels<br />
Op de volgende onderdelen wijken de regels van het voorliggende ontwerpbestemmingsplan<br />
af van de eerste versie:<br />
1. In artikel 1 is het begrip ‘ Waterpeil’ opgenomen en gedefinieerd.<br />
2. Aan artikel 1 is een definitie van het begrip ‘Servicetheater’ toegevoegd.<br />
3. Aan artikel is een definitie van het begrip ‘Hoofdgebouw’ toegevoegd.<br />
4. Aan artikel 3, lid 4 is de bepaling toegevoegd dat ondergrondse bouwwerken<br />
ook mogelijk zijn binnen de op de plankaart aangegeven zone ‘pk’ (parkeerkelder).<br />
5. Artikel 4, lid 1, onder c: nieuwvestiging van supermarkten is uitgesloten.<br />
6. Artikel 4, lid 1 en 2 en artikel 5, lid 1 en 2: bij verschillende functies wordt verwezen<br />
naar de staat van bedrijfsactiviteiten – functiemenging. Deze laatste is<br />
opgenomen als een bijlage bij de regels<br />
7. Artikel 4, lid 2: langs de Bermerstraat is horeca ook in de kelder toegestaan.<br />
8. Artikel 4, lid 7 onder b en artikel 5, lid 6 onder b zijn aangevuld met de bepaling,<br />
dat de ‘eerder niet genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal<br />
3 meter hoog mogen zijn.<br />
9. Artikel 6: Bed and Breakfast is toegestaan binnen de woonbestemming in<br />
hoofdgebouwen en met hoofdgebouwen verbonden bijgebouwen. Na onthef-<br />
Hoofdstuk 1<br />
15
fing is ook in vrijstaande bijgebouwen deze voorziening toegestaan (artikel 12,<br />
lid 5). Een definitie van Bed and Breakfast is opgenomen in artikel 1.<br />
10. Aan artikel 7, lid 4 is een nieuw sublid b gevoegd: ‘De afstand van het in lid 1<br />
sub d vermelde horecabedrijf en de in lid 1 sub e vermelde muziekkoepel ten<br />
opzichte van woningen dient minimaal 15 meter te zijn’.<br />
11. Aan artikel 7, lid 4 , sublid c is de maximale oppervlakte en bouwhoogte van<br />
openbare toiletvoorzieningen opgenomen.<br />
12. Aan artikel 7, lid 4 is een nieuw sublid d toegevoegd: ‘wat betreft de in lid 1, sub<br />
b, genoemde parkeerkelder geldt dat deze is toegestaan binnen de aanduiding<br />
‘pk’. Voor het overige is het bepaalde in artikel 3, lid 4 van toepassing’.<br />
13. In artikel 8, lid 2 aanhef is de zinsnede: ‘welke gebruik mag worden ten tijde van<br />
piekbelasting’ geschrapt.<br />
14. Artikel 10 (archeolosch verwachtingsvol gebied (dubbelbestemming) is aangepast.<br />
In dit kader is ook aan artikel 13 lid 3 toegevoegd en zijn de begripsbepalingen<br />
uitgebreid (artikel 1).<br />
15. Artikel 12, lid 4: de vestiging van een muziekcafé is alleen mogelijk via een ontheffing;<br />
16. Artikel 17, lid 8 is geschrapt.<br />
1.6.3 Aanpassingen van de toelichting<br />
Ook de toelichting is op onderdelen gewijzigd. De belangrijkste aanpassingen zijn:<br />
1. Paragraaf 2.4.1 is aangevuld met een nadere ruimtelijke onderbouwing van de<br />
bebouwingsvoorstellen (Vechtoevers en kop Varsenerstraat).<br />
2. Paragraaf 2.7 Verkeer en parkeren 2.7 is aangepast en aangevuld op basis van de<br />
nieuwe onderzoeken. Deze nieuwe onderzoeken zijn als separate bijlage 8 en 9<br />
bij de toelichting gevoegd.<br />
3. Paragraaf 3.4 Toelichting op de bestemmingen is waar nodig aangepast.<br />
4. Paragraag 5.3 is aangepast vanwege de inwerkingtreding van het Omgevingsvisie<br />
van de Provincie Overijssel.<br />
5. Paragraaf 5.4. is op het punt van distributie-planologische aspecten en verkeer<br />
en vervoer geactualiseerd en aangepast.<br />
6. De paragraaf 5.9 Flora en Fauna is aangepast vanwege een actualisatie van de<br />
Quickscan Natuur en voortoets <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>).<br />
7. Paragraaf 6.2 Geluidhinder en Luchtkwaliteit is aangepast naar aanleiding van<br />
een nieuw onderzoek. Dit nieuwe onderzoek is als separate bijlage 15 bij de<br />
toelichting gevoegd. Ook is nader ingegaan op de te nemen verkeersbesluiten.<br />
8. Paragraaf 6.3 Hinder van bedrijven is aangevuld.<br />
9. Paragraaf 6.5 Externe veiligheid is aangepast naar aanleiding van een nieuw<br />
rapport. De nieuwe rapporten zijn als separate bijlage 18 en 19 bij de toelichting<br />
gevoegd.<br />
16<br />
Hoofdstuk 1
10. Paragraaf 6.6. Waterhuishouding is alsnog een verwijzing gemaakt naar het<br />
geohydrologisch onderzoek. Deze is als separate bijlage 21 bij de toelichting gevoegd.<br />
11. Paragraaf 6.7 Cultuurhistorische waarden is aangepast.<br />
12. Paragraaf 6.8 Flora en Fauna is aangepast.<br />
13. Paragraaf 6.9 De groenstructuur is aangevuld.<br />
14. Paragraaf 6.10 Molenbiotoop is toegevoegd aan de toelichting.<br />
15. Het Ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong> is aangepast ter hoogte van de Gasthuisstraat<br />
(deze is weer een doorgaande weg geworden) en ter hoogte van de Voormars<br />
(het parkeerterrein is uitgebreid).<br />
16. Hoofdstuk 7 Financiële haalbaarheid is aangepast , geactualiseerd en aangevuld.<br />
17. Hoofdstuk 8 Maatschappelijke haalbaarheid is aangevuld met een verslag van<br />
het tweede vooroverleg.<br />
1.7 Ligging en begrenzing van het plangebied<br />
Het plangebied van het bestemmingsplan ‘<strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)’ omvat de<br />
<strong>Westflank</strong> van het centrum van <strong>Ommen</strong> en wordt globaal begrensd door de Vechtoever<br />
tot aan de Prinses Julianastraat, de Bermerstraat, de Gasthuisstraat, de Wethouder<br />
Paarhuisstraat, de Varsenerstraat, de Voormars en het parkeerterrein direct<br />
ten westen van de Markt, samen met een deel van het aangrenzende grasveld. Het<br />
plangebied komt nagenoeg overeen met het plangebied uit het Ontwikkelingsplan<br />
“<strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong>” (zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28 april<br />
2005). Het plangebied staat op bijgevoegd kaartje weergegeven.<br />
Hoofdstuk 1<br />
17
18<br />
Hoofdstuk 1
1.8 Geldende bestemmingsplannen<br />
Voor het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan ‘<strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)’<br />
gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen:<br />
<strong>Bestemmingsplan</strong> Datum vaststelling raad Datum goedkeuring GS<br />
<strong>Bestemmingsplan</strong> “Kom <strong>Ommen</strong>, herziening<br />
Varsenerstraat”<br />
Hoofdstuk 1<br />
24 februari 1983 30 oktober 1984<br />
<strong>Bestemmingsplan</strong> “<strong>Ommen</strong> Kom” 31 mei 1990 8 januari 1991<br />
<strong>Bestemmingsplan</strong> “Laarakkers” 28 mei 2003 18 november 2003<br />
De groene Vechtoever, die om eerdergenoemde redenen niet meer in het onderhavige<br />
plan is opgenomen, wordt beschermd in de bestemmingsplannen “<strong>Ommen</strong><br />
Kom” en “Buitengebied”.<br />
1.9 Leeswijzer<br />
Deze toelichting op het bestemmingsplan ‘<strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)’ omvat<br />
twee delen: een deel ‘visie’ en een deel ‘verantwoording’.<br />
Deel A “Visie” geeft de doelstellingen voor en de visie op het plangebied weer en<br />
vormt de kern van het plan. De visie beschrijft het beleid dat de gemeente wil gaan<br />
voeren in dit deel van het centrum van <strong>Ommen</strong> (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 worden<br />
de juridische uitgangspunten uiteen gezet. Om een indruk te krijgen van wat<br />
met het bestemmingsplan wordt beoogd, is het lezen van dit deel voldoende.<br />
Deel B “Verantwoording” geeft de achtergrond, toelichting en motivatie weer op<br />
de in het eerste deel gegeven keuzes. In dit deel komen bijvoorbeeld de functionele<br />
en ruimtelijke beschrijving en analyse van de bestaande situatie aan de orde, het<br />
beleidskader en de daaruit vloeiende aandachtspunten voor het bestemmingsplan<br />
‘<strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)’ en een beschrijving van de relevante milieuaspecten<br />
die een belangrijke randvoorwaarde vormen. Daarnaast omvat dit deel ook een<br />
verslag van het vooroverleg en de gehouden inspraak.<br />
19
20<br />
Hoofdstuk 1
DEEL A – VISIE
2. ONTWIKKELINGSPLAN<br />
2.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk worden allereerst de doelstellingen en voorgestelde maatregelen<br />
voor de <strong>Westflank</strong> van het centrum van <strong>Ommen</strong> weergegeven, zoals die verwoord<br />
zijn in de ‘Ontwikkelingsvisie <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong> (door de gemeenteraad vastgesteld<br />
op 6 maart 2003), ook wel de centrumvisie genoemd. Deze doelstellingen en maatregelen<br />
zijn in het Ontwikkelingsplan ‘<strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong>’ (door de gemeenteraad<br />
vastgesteld op 28 april 2005) nader uitgewerkt. In paragraaf 2.3. en<br />
volgende paragrafen komt het Ontwikkelingsplan aan de orde.<br />
2.2 Doelstellingen Ontwikkelingsvisie<br />
In de Ontwikkelingsvisie, die als separate bijlage 1 bij deze toelichting is gevoegd, is<br />
de volgende doelstelling geformuleerd voor het centrum van <strong>Ommen</strong>: “Het keren<br />
van de stagnatie in het economisch functioneren in het centrum van <strong>Ommen</strong> in een<br />
ontwikkeling van functionele en ruimtelijke versterking en uitbouw”. Door de recente<br />
ontwikkelingen in concurrerende centra in de regio (onder andere Hardenberg)<br />
is deze doelstelling des te actueler geworden.<br />
Om dit doel te bereiken wordt voorgesteld om:<br />
1. Te kiezen voor een compact, geconcentreerd voorzieningenaanbod in een duurzame<br />
structuur.<br />
2. De branchestructuur en de ruimtelijke opzet van het voorzieningenaanbod naar<br />
hedendaagse functionele inzichten te reorganiseren.<br />
3. De historische karakteristiek als onderscheidende identiteit van <strong>Ommen</strong> te ontwikkelen<br />
en te verzilveren. Deze specifieke kwaliteit kan een autonome motor<br />
zijn achter de verdere uitbouw en diversificatie van het aanbod aan winkels, horeca,<br />
dienstverlening en toeristisch-recreatieve voorzieningen.<br />
Vervolgens is deze algemene doelstelling vertaald in meer concrete doelstellingen<br />
aan de hand van de volgende driedeling: ruimtelijk-functionele doelstellingen, ruimtelijk-stedenbouwkundige<br />
doelstellingen en doelstellingen op het gebied van verkeer<br />
en parkeren.<br />
Ruimtelijk-functionele doelstellingen<br />
• Concentratie van de winkelvoorzieningen in het kernwinkelgebied in het zuidelijke<br />
deel van de (historische) binnenstad.<br />
• Terugdringen van de winkelfuncties in aanloopgebieden van het centrum (indikken<br />
winkelstructuur).<br />
Hoofdstuk 2<br />
23
• Creëren van een nieuw en herkenbaar winkelcircuit met strategische invulling<br />
(trekkers en subtrekkers) van de hoeklocaties.<br />
• Selectieve uitbouw van de horecafunctie (horeca-as) van Varsenerpoort (plein)<br />
via Bermerstraat naar de Markt/Vechtoevers (met vertakking naar het Kerkplein).<br />
• Concentratie van dienstverlenende functies rond ‘t Vrijthof;<br />
• Herontwikkeling en waar mogelijk herbestemming van functies in het noordelijk<br />
deel van het centrum naar een overwegende woonfunctie.<br />
Ruimtelijk-stedenbouwkundige doelstellingen<br />
• Herstellen en ontwikkelen van de relatie van de binnenstad met de Vecht.<br />
• (Her-)ontwikkelen van het gebied Markt-Varsenerstraat (11 April Plein) ten behoeve<br />
van een goede doorstroming van het gewenste winkelcircuit.<br />
• (Her-)ontwikkelen van de locatie van de voormalige Aldi en omgeving, alsmede<br />
van het daar achter gelegen plein tot een woonhofje met parkeerplaatsen in<br />
een groene sfeer.<br />
• Systematische aanpak en herinrichting van het binnenstadserf (zowel wanden<br />
als vloer) naar een comfortabel voetgangersgebied en expliciteren van haar historische<br />
identiteit.<br />
• Stedenbouwkundige vorming en verbinding van de Markt en de Vechtkade met<br />
bebouwing.<br />
• Het creëren van herkenbare (voetgangers)toegangen vanuit de randen van de<br />
Markt.<br />
Doelstellingen op het gebied van verkeer en parkeren<br />
• Terugdringen van het doorgaand verkeer op de Varsenerdijk/N34 en het versterken<br />
van de relatie met de Vecht door het ‘knijpen’ van verkeersstromen op de<br />
Varsenerdijk/N34 tussen de Prinses Julianastraat en de Voormars, door het afwaarderen<br />
van de Varsenerdijk / N34 tussen de Danteweg en de Hessel Mulertbrug<br />
/ Julianastraat<br />
• Het creëren van een evenwichtige parkeerstructuur zowel voor lang- als voor<br />
kortparkeerders aansluitend op de belangrijkste invalsroutes.<br />
24<br />
Hoofdstuk 2
Ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong> (Bureau voor Integrale Stadsplanning, vastgesteld 28 april 2005)<br />
2.3 Het Ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong><br />
Ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong> (vastgesteld 28 april 2005)<br />
De in de vorige paragraaf genoemde doelstellingen zijn voor de zogenaamde <strong>Westflank</strong><br />
van het centrum uitgewerkt in het “Ontwikkelingsplan de <strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-<br />
<strong>Centrum</strong> (vastgesteld door de gemeenteraad 28 april 2005). Dit plan is als separate<br />
bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.<br />
Door het vervallen van de N34 als doorgaande verkeersader zal het mogelijk worden<br />
de binnenstad van <strong>Ommen</strong>, zowel in omvang als in de betekenis van stedenbouwkundige<br />
ruimtes, een kwaliteitsimpuls van grote betekenis te geven.<br />
Het historische binnenstadsweefsel krijgt een vervolg in nieuwe karakteristieke<br />
ruimtes:<br />
1. Een nieuw stadsplein ontstaat tussen de huidige rand van de binnenstad (de<br />
noordkant van de Markt) en de Vechtoever: de toekomstige huiskamer van de<br />
stad.<br />
2. De Varsenerdijk wordt straks een verblijfsgebied als onderdeel van het binnenstadsweefsel:<br />
noodzakelijk gemotoriseerd verkeer speelt zich af in een menging<br />
met andere verkeersdeelnemers. De straatprofielen zijn aangepast aan de be-<br />
Hoofdstuk 2<br />
25
scheidener verkeersfunctie: algehele versmalling van de rijbaan, de oversteek<br />
over de toekomstige Markt door middel van drempels, een poortvorming aan de<br />
westkant van de Markt. Om de nieuwe functie te benadrukken krijgt de Varsenerdijk<br />
een bochtig verloop.<br />
3. De (voormalige) Varkensmarkt behoudt haar functie als parkeerterrein maar ligt<br />
niet meer aan de rand van de stad maar vormt een begrensde ruimte, nu de<br />
zuidzijde van de (voormalige) Varkensmarkt wordt bebouwd door nieuwbouw<br />
op de Varsenerdijk.<br />
4. Aan de westkant van de (voormalige) Varkensmarkt wordt een nieuwe ontsluitingsweg<br />
aangelegd ter vervanging van de huidige aansluiting ter hoogte van<br />
de Smulwereld. Deze weg vormt als het ware de nieuwe begrenzing van de binnenstad,<br />
ondersteund door bebouwing op de “kop” van de Varsenerstraat, alsmede<br />
het meest westelijke bouwblok op de Varsenerdijk.<br />
Andere veranderingen staan los van de ontmanteling van de N34, maar versterken<br />
in gelijke mate de doelstelling om te komen tot een verbetering van het binnenstadsweefsel.<br />
1. Het 11 April Plein wordt omgevormd van bevoorradingsplein naar binnenstadsplein<br />
omzoomd door winkels, als belangrijk onderdeel van het nieuwe winkelcircuit.<br />
2. Ter plaatse van het voormalige Aldigebouw en naastliggende voormalige apotheek<br />
gaat nieuwbouw de betekenis van de Varsenerstraat als belangrijke winkelstraat<br />
ondersteunen. Doel daarvan is herstel van de rooilijn.<br />
3. Ten noorden van de nieuwbouw ter plaatse van de voormalige Aldi-vestiging is -<br />
als nieuw te duiden ruimtesoort- een groen binnenstadspleintje met parkeerplaatsen<br />
ontworpen.<br />
Het aangepaste Ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong> (oktober 2008)<br />
Het hierboven beschreven ontwikkelingsplan “<strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong>” (vastgesteld<br />
28 april 2005) is de basis geweest voor het voorontwerpbestemmingsplan, dat<br />
eind 2004 voor de inspraak ter visie heeft gelegen en als separate bijlage was bijgevoegd.<br />
Vanwege de inspraakreacties zijn diverse planuitwerkingen en planmutaties<br />
aan de orde geweest, die hebben geleid tot een aangepast stedenbouwkundig plan<br />
(zie afbeelding). Eén en ander is reeds gememoreerd in paragraaf 1.2 en 1.4. Uiteraard<br />
zijn de doelstellingen van het oorspronkelijke plan onverkort gehandhaafd.<br />
26<br />
Hoofdstuk 2
Aangepast Ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong>, september 2009. Bron: Bureau voor Integrale Stadsplanning<br />
Hieronder zijn de wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke ontwikkelingsplan<br />
op een rij gezet.<br />
Een belangrijke mutatie is doorgevoerd op het verkavelingbeeld van de bebouwing<br />
op de Varsenerdijk en de inrichting van de Vechtoever. Op verzoek van de gemeenteraad<br />
zijn diverse varianten gepresenteerd. Deze varianten zijn door middel van<br />
een representatief onderzoek onder inwoners en belanghebbenden getoetst en<br />
hebben geleid tot een aanpassing van het Ontwikkelingsplan als volgt:<br />
• Het marktplein opent zich over een veel grotere breedte naar de Vecht, waardoor<br />
recht wordt gedaan aan de bijzondere ligging van dit binnenstadsplein aan<br />
de oevers van de Vecht: het is niet meer “het balkon” als een opening tussen<br />
twee bouwblokken maar het plein opent zich volledig naar het water.<br />
• Door het vervallen van het bouwblok direct ten westen van het voormalige gemeentehuis<br />
is er nu vanaf het marktplein “vrij zicht” op het monumentale<br />
voormalige stadhuis.<br />
Hoofdstuk 2<br />
27
• De karakteristiek van de bebouwing op de Varsenerdijk is overwegend twee<br />
lagen met kap, uitzondering vormt het westelijke bouwblok, haaks op de richting<br />
van de Vecht, hier is sprake van drie lagen met kap.<br />
• Een nieuw paviljoen op de Markt aan de Vechtoever ondersteunt in functionele<br />
zin de toekomstige levendigheid van het marktplein. In het paviljoen kan een<br />
horeca-functie, maar ook een watersport gerelateerde of andere recreatieve<br />
functie worden gehuisvest.<br />
• Het parkeerterrein op de Voormars is met 120 parkeerplaatsen uitgebreid op<br />
basis van het recente parkeeronderzoek en de daaruit afgeleide nieuwe parkeerbalans.<br />
Het gaat hier ook om een groen ingericht parkeerterrein, dat alleen<br />
benut wordt bij een grote parkeerbehoefte. Dit terrein wordt groen ingericht<br />
evenals het al eerder geprojecteerde parkeerterrein van 80 parkeerplaatsen.<br />
Beide terreinen zijn niet vanaf de Voormars bereikbaar, maar alleen vanaf het<br />
‘verharde’ parkeerterrein.<br />
• Wat betreft de inrichting van de Vechtoever gaat de voorkeur uit naar de kadevariant.<br />
Vooralsnog wordt uitgegaan van de groene variant. Na de haalbaarheidsstudie<br />
zal definitief worden besloten of dit model zal worden gerealiseerd.<br />
Hiermee is rekening gehouden bij de vormgeving van de bebouwing. De woningen<br />
op de Varsenerdijk krijgen in de groene variant op de begane grond een<br />
uitkragend terras. Indien overgegaan wordt tot realisatie van de kade-variant<br />
zullen de terrassen niet meer uitkragen. Zij vormen dan als het ware een onderdeel<br />
van het kadeprofiel.<br />
28<br />
Doorsnede groene oevers<br />
Bron: Bureau voor Integrale Stadsplanning<br />
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2<br />
Doorsnede kade<br />
Bron: Bureau voor Integrale Stadsplanning<br />
Verdere uitwerking in bouwkundige en architectonische zin is gegeven aan een<br />
drietal bouwplannen:<br />
1. Marktgebouw. In overeenstemming met het Ontwikkelingsplan is het bouwplan<br />
(horeca en winkels op de begane grond, bioscoop op de verdieping) uitgewerkt.<br />
Hieronder staat een impressie van dit gebouw weergegeven.<br />
29
2. 11 April Plein. In overeenstemming met het Ontwikkelingsplan is het bouwplan<br />
(winkels op de begane grond en 11 bovenwoningen) uitgewerkt; zie onderstaande<br />
impressie.<br />
3. “kop” Varsenerstraat. In overeenstemming met het Ontwikkelingsplan is het<br />
plan uitgewerkt (zie onderstaande impressie). Op twee aspecten is het plan afwijkend:<br />
de begane grondlaag kan nu in zijn geheel worden ingevuld met<br />
dienstverlening (bijvoorbeeld een apotheek).<br />
30<br />
Hoofdstuk 2
Tevens is het plan circa 5 meter in westelijke richting verschoven teneinde de bestaande<br />
waardevolle bomen duurzaam te kunnen handhaven.<br />
De volgende onderdelen zijn nog niet architectonisch uitgewerkt tot op bouwplanniveau.<br />
Ten aanzien van het programma, alsmede de beeldkwaliteit, zijn wel steeds<br />
kaders gesteld. Het gaat om:<br />
1. Het nieuwbouwblok op de locatie van de voormalige Aldi en omgeving (geen<br />
wijziging t.o.v. het ontwikkelingsplan): zie onderstaande afbeelding.<br />
2. De bouw van één vrijstaande woning aan het groene pleintje ten noorden van<br />
de voormalige Aldivestiging.<br />
3. Het bebouwingsvoorstel voor een woon-werkunit op de hoek Varsenerstraat/Wethouder<br />
Paarhuisstraat.<br />
4. De voorstellen voor de bebouwing met woningen en appartementen op de Varsenerdijk.<br />
2.4 Nadere beschrijving van de deelgebieden<br />
In deze paragraaf wordt een nadere omschrijving gegeven van het aangepaste ontwikkelingsplan,<br />
dat de basis is geweest voor het onderhavige ontwerpbestemmingsplan.<br />
Hierbij wordt de volgende driedeling aangehouden:<br />
1. Markt, bebouwing kop Varsenerstraat , Varsenerdijk en de Vechtoever.<br />
2. De voormalige Aldi – vestiging en omgeving.<br />
3. Het 11 April Plein.<br />
Hoofdstuk 2<br />
31
2.4.1 Markt, Kop Varsenerstraat, Varsenerdijk en Vechtoevers<br />
Markt, Kop Varsenerstraat, Varsenerdijk en Vechtoevers, september 2009. Bron: Bureau voor Integrale<br />
Stadsplanning<br />
Op verschillende plaatsen in het centrum van <strong>Ommen</strong> wordt de woonfunctie versterkt.<br />
Binnen het deelgebied Markt, Kop Varsenerstraat, Varsenerdijk en Vechtoevers<br />
gaat het om in totaal circa 43 appartementen langs de Vecht en 5 appartementen<br />
op de kop van de Varsenerstraat ter hoogte van de Voormars.<br />
De woonfunctie draagt bij aan de levendigheid in het centrum en vergroot tevens<br />
de sociale controle. Bij de planvorming is sprake van een ruime differentiatie in het<br />
aanbod, door variatie in oppervlakte en prijsniveaus van de woningen in de verschillende<br />
delen van het centrum. De bebouwing op de Varsenerdijk langs de Vechtoevers<br />
omvat overwegend bebouwing in twee lagen met kap. Alleen de meest westelijk<br />
geprojecteerde bebouwing bevat drie bouwlagen met een kap. De bebouwing<br />
is bedoeld voor appartementen in het hogere segment. Het parkeren wordt opgelost<br />
in een ondergrondse parkeergarage.<br />
De gemeente <strong>Ommen</strong> blijft terughoudend ten aanzien van de mogelijkheden voor<br />
nieuwe horeca in het centrum. Binnen het Ontwikkelingsplan is daarom gekozen<br />
voor een geleidelijke en selectieve ontwikkeling van de horeca. Mogelijkheden daartoe<br />
zijn aanwezig in het nieuwe Marktgebouw en eventueel in het paviljoen aan de<br />
Vechtoever. Daarnaast zijn er mogelijkheden in de Bermerstraat, waar zich al diverse<br />
32<br />
Hoofdstuk 2
horecagelegenheden bevinden. De Bermerstraat is daarmee aanvullend op de reeds<br />
bestaande horeca aan de Varsenerpoort en het Kerkplein.<br />
Er wordt gestreefd naar een servicetheater/bioscoop met ondersteunende horeca<br />
(circa 450 m2 bvo) en detailhandel (circa 450 m2 bvo) in een solitaire nieuwbouw<br />
aan de westzijde van het marktplein, het zogenaamde Marktgebouw.<br />
Aan de oever van de Vecht is een paviljoen geprojecteerd, waarmee de relatie tussen<br />
het centrum en de Vecht kan worden versterkt. Hier kan bijvoorbeeld een horeca-functie<br />
worden gevestigd, maar ook een watersportgerelateerde functie.<br />
De landschappelijke en toeristische kwaliteit van de Vecht wordt zo meer verbonden<br />
met de historische binnenstad en verkrijgt daarmee een bijzondere extra belevingswaarde<br />
Doel van de selectieve uitbreiding is het toevoegen van extra kwaliteit en daardoor<br />
het versterken van de recreatieve functie van het centrum. De recreatieve winkelfunctie<br />
is naast het boodschappen doen belangrijk voor het centrum. Horeca hoort<br />
daarbij.<br />
Onderdeel van de historische kwaliteit is ook de markering van de toegangen van de<br />
binnenstad. Waar mogelijk wordt de kenmerkende gesloten en overwegend kleinschalige<br />
ruimte-ervaring benadrukt door ‘poort-achtige’ vernauwingen van de toegangsstraten<br />
door bebouwing. Zo wordt bijvoorbeeld ter hoogte van het nieuwe<br />
Marktgebouw een ‘poort’ gevormd in de overgang van ‘buiten de stad’ naar ‘binnen’<br />
(het marktplein).<br />
De ruimtelijke en functionele herontwikkeling van het marktplein is de cruciale<br />
schakel tussen binnenstad en Vecht. Een solitair gebouw met een torenaccent (het<br />
Marktgebouw) begrenst de markt aan de westkant. Dit torenaccent van het Marktgebouw<br />
speelt daarnaast een cruciale rol in meerdere zichtlijnen en vervult een belangrijke<br />
poortfunctie voor de entree vanuit westelijke richting.<br />
Nadere stedenbouwkundige onderbouwing voor de bebouwing langs de Vecht<br />
Bebouwingsvoorstellen tussen de huidige noordwand van de Varkensmarkt en<br />
Markt komen voort uit de opdracht om in dit deel van de stad betekenisvolle openbare<br />
ruimtes te creëren die een bijdrage leveren aan het binnenstadsgevoel, waarbij<br />
de bijzondere relatie van de binnenstad en de Vecht het belangrijkste ontwerpmotief<br />
is. Dit betekent dat er sprake zal dienen te zijn van een stedenbouwkundig ontwerp<br />
dat meerdere ruimtesoorten zodanig combineert dat de huidige situatie straks<br />
niet meer op het netvlies staat. Immers er is nu sprake van één grote ruimte met een<br />
monofunctionaleit (verkeer en parkeren) over de totale lengte, die niet meer past bij<br />
het toekomstig imago van <strong>Ommen</strong>.<br />
Hoofdstuk 2<br />
33
Bij deze ruimtelijke metamorfose hoort natuurlijk ook een programma: een bijzonder<br />
gebouw aan de ruimtesoort “huiskamer”, daarnaast woningbouw en enkele<br />
andere functies op daartoe geëigende plaatsen.<br />
Voor de huiskamer geldt dat openingen in de wanden van een dergelijk plein niet te<br />
groot mogen zijn. Immers de beslotenheid is van belang: smalle openingen verbinden<br />
de ene ruimtesoort met de andere (in verscheidene documenten de poorten<br />
genoemd). De rechtvaardiging van de bebouwing langs de Vecht in westelijke richting<br />
wordt gevoed vanuit de wens tot een verscheidenheid aan ruimtesoorten. Een<br />
plein is geen plein als er geen overgang is naar meer besloten ruimtes. Er is vervolgens<br />
intensief ontworpen aan de mogelijkheden die zich aandienden voor de relatie<br />
met de Vecht. Daarbij is nooit uit het oog verloren, dat de maat en schaal bij <strong>Ommen</strong><br />
moet passen. Daarom is twee-laagse bebouwing met kap voor de woningbouw<br />
altijd uitgangspunt geweest.<br />
Na een beoordeling van de vele varianten door de bevolking is de huidige variant<br />
tot stand gekomen (overigens met een verkleining van het programma van 50 naar<br />
43 appartementen). De bevolking van <strong>Ommen</strong> heeft gekozen voor de brede opening<br />
vanuit de huiskamer naar de Vecht, direct “gedoopt” als “a room with a view”.<br />
Daarmee schoof het woningbouwprogramma op in westelijke richting met pas weer<br />
een opening ter plaatse van de eerste van een reeks te sparen Krimlindes. De Varkensmarkt<br />
verkrijgt hierdoor een eenduidige begrenzing. De “opening” heeft nu<br />
een maat en schaal gekregen die zich niet meer verdraagt met nog meer openingen.<br />
Zoals gezegd is de hoogte van het grootste deel van de bebouwing twee lagen met<br />
kap. Als westelijke begrenzing is een bouwblok gesitueerd haaks op de oever: hierdoor<br />
neigt de begrenzing van het plein naar het noorden. In samenhang met het<br />
bouwblok op de kop van de Varsenerstraat is aan de westkant van het plein sprake<br />
van een zekere beslotenheid. De situering van het blok haaks op de oever is ook van<br />
belang om nadrukkelijk de verkeerkundige betekenis van de Varsenerdijk als stadsstraat<br />
in plaats van als doorgaande verbinding te benadrukken: vanuit beide richtingen<br />
wordt het huidige lineaire verloop van de N34 onderbroken.<br />
Vanwege de solitaire plaats van het blok geflankeerd door de monumentale lindes is<br />
het alleszins verantwoord dit blok één laag hoger te doen zijn.<br />
Nadere stedenbouwkundige onderbouwing voor de bebouwing kop Varsenerstraat<br />
Al in de structuurvisie van BRO wordt de wens uitgesproken om in samenhang met<br />
de te wijzigen verkeersafwikkeling van de verbinding Voormars/Varkensmarkt te<br />
komen tot een verbetering van het stedenbouwkundig weefsel op deze plek, nl. te<br />
komen tot een bouwvolume, die het begin van het binnenstadsweefsel op deze plek<br />
herkenbaar maakt. De ontwerpopgave is complex: er dient een karakteristiek “kop-<br />
34<br />
Hoofdstuk 2
gebouw” ontworpen te worden met drie voorkanten: naar de Varkensmarkt, naar<br />
de Voormars en naar de Varsenerstraat. Bovendien moet rekening gehouden worden<br />
met de bestaande “bomenhaak”.<br />
In de loop van het ontwerpproces is zeer terecht gekozen voor een dienstverlenende<br />
functie op maaiveldniveau, passend bij het gegeven, dat de noordkant van de Varkensmarkt<br />
al meerdere dienstverlenende functies kent. Het bouwblok neigt iets naar<br />
voren (een verzoek van welstandscommissie): de noordkant van de Varkensmarkt<br />
heeft geen rechte rooilijn en de betekenis van het bouwvolume in relatie tot het<br />
“haakse blok” van de Vechtoever bebouwing wordt versterkt. Door het opschuiven<br />
van het bouwblok in westelijke richting hoeven geen extra bomen gekapt te worden.<br />
Integendeel, door het opschuiven heeft het bouwblok nu een zodanige afstand<br />
tot de zuidoostelijke “bomenhaak”, dat deze duurzaam kan worden ingepast.<br />
2.4.2 Voormalige Aldi vestiging en omgeving<br />
De locatie van de voormalige Aldi en omgeving is een belangrijk hoekpunt in het<br />
winkelcircuit. In stedenbouwkundige zin staan drie zaken centraal:<br />
• Het vormen van een ‘poort’ in de Varsenerstraat.<br />
• Het vormen van een duidelijke ruimte achter het voormalige Aldi-pand. Het<br />
streven is hier een groen woonpleintje met parkeerplaatsen te creëren.<br />
• Het herstellen van de rooilijnen op de hoek van de Varsenerstraat en de Wethouder<br />
Paarhuisstraat.<br />
Om deze doelen te kunnen realiseren dient het nieuwe gebouwencomplex op de<br />
locatie van de voormalige Aldi en omgeving ontworpen te worden als een stedenbouwkundig<br />
en architectonisch samenhangend geheel, te bouwen in één bouwstroom.<br />
Hoofdstuk 2<br />
35
In deze nieuwbouw is op de begane grond een trekker gedacht (cruciaal voor de<br />
routing in het winkelcircuit). Het gaat hier om een oppervlakte van circa 1.250 m²<br />
bvo, in te vullen met detailhandel en eventueel dienstverlening. De rooilijn in de<br />
Varsenerstraat wordt gedeeltelijk versmald, waardoor benadrukt wordt dat er sprake<br />
is van een overgang naar het winkelerf van de Varsenerpoort. Op de verdiepingen<br />
zijn circa 18 appartementen geprojecteerd. Het gebouw heeft overwegend een<br />
goothoogte van 8 meter en een bouwhoogte van 11 meter. In verband met bestaande<br />
woningen aan de oostzijde van het nieuwbouwcomplex bedraagt de maximale<br />
bouwhoogte hier 4 meter.<br />
Het parkeren voor de bewoners wordt opgelost op eigen terrein in de vorm van een<br />
parkeergarage met circa 22 parkeerplaatsen. De in- en uitrit bevinden zich aan de<br />
noordzijde van het nieuwe gebouw.<br />
De hoek van de Varsenerstraat en de Wethouder Paarhuisstraat wordt ‘ingevuld’<br />
met een woon/ werkunit bedoeld voor wonen met bijvoorbeeld een kantoor.<br />
Het Varsenerplein ten noorden van het voormalige Aldi-pand wordt een groen<br />
woonpleintje met parkeervoorzieningen.<br />
2.4.3 Het 11 April Plein<br />
De toekomstige detailhandels- en horecafuncties worden zoveel mogelijk geconcentreerd<br />
in het kernwinkelgebied, waarvan zich een belangrijk deel binnen onderhavig<br />
plangebied bevindt. Dat is van groot belang ter versterking van de concurrentiepositie.<br />
Zaken als herkenbaarheid, overzichtelijkheid, logische en korte looproutes<br />
e.d. zijn vanuit de optiek van bezoekers/ consumenten van groot belang. Het 11<br />
April Plein vormt een belangrijke schakel in het winkelcircuit. Het winkelcircuit verloopt<br />
van het belangrijkste bronpunt (het parkeerterrein op de voormalige Varkensmarkt)<br />
via het 11 April Plein naar de Varsenerstraat en vervolgens via de Varsenerpoort<br />
naar de Brugstraat en Kerkplein en vervolgens langs de noordwand van de<br />
Markt weer terug naar de voornaamste parkeeraccommodatie (voormalige Varkensmarkt).<br />
Op de hoekpunten van dit winkelcircuit bevinden zich nu al belangrijke<br />
trekkers (Super de Boer, Hema) of worden nieuwe trekkers of sub-trekkers voorzien.<br />
36<br />
Hoofdstuk 2
De huidige situatie op het 11 April Plein maakt weliswaar dit circuit ook mogelijk,<br />
echter men dient dan het plein in zijn huidige functie (achterkanten, bevoorrading<br />
en parkeren) te trotseren. Voor de ontwikkeling van het 11 April Plein wordt in<br />
functionele zin gedacht aan meerdere kleinere winkelunits volgens een gethematiseerd<br />
concept. Dit mede in verband met de beperkte mogelijkheden voor (grootschalige)<br />
bevoorrading op de plek. Door precieze aansluitingen op bestaande gevels<br />
en achterkanten is op de begane grond sprake van wisselende dieptematen van de<br />
winkels. De plannen voorzien niet alleen in een uitbreiding van de commerciële<br />
ruimten (circa 850 m² bvo detailhandel), maar ook in de bouw van een elftal appartementen<br />
om zo de sociale controle te verbeteren en te zorgen, dat ook ’s avonds<br />
het plein ‘levendig’ is. De appartementen zijn bedoeld voor starters.<br />
2.5 Beeldkwaliteit en inrichting openbare ruimte<br />
Het ontwikkelingsplan De <strong>Westflank</strong> geeft de nieuwe stedenbouwkundige structuur<br />
weer van dit deel van het centrum van <strong>Ommen</strong>. Separaat aan het bestemmingsplan<br />
voor dit gebied is een beeldkwaliteitplan gemaakt, dat meer ingaat op de vormgeving<br />
van de bebouwing en de ruimte daaromheen (openbare ruimte). Voorzover<br />
ruimtelijk relevant (bouwmassa, maximale (goot)hoogte van gebouwen) zijn de geformuleerde<br />
beeldkwaliteitseisen verwerkt in de regels en op de plankaart van dit<br />
bestemmingsplan.<br />
Het beeldkwaliteitplan ‘<strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong> de <strong>Westflank</strong>’ is een uitwerking van de<br />
gemeentelijke welstandsnota en wordt via de daartoe geëigende wettelijke procedure<br />
in de welstandsnota opgenomen. Deze procedure zal afgerond zijn voor de<br />
vaststelling van dit bestemmingsplan.<br />
Hoofdstuk 2<br />
37
Ter informatie is het beeldkwaliteitplan als bijlage 3 (separaat) bij deze toelichting<br />
gevoegd.<br />
2.6 Totaaloverzicht functies<br />
Op verschillende plaatsen in het centrum van <strong>Ommen</strong> is en wordt de woonfunctie<br />
versterkt. De woonfunctie draagt bij aan de levendigheid van de binnenstad en vergroot<br />
de “sociale controle”. In het onderhavige plangebied is sprake van de volgende<br />
aantallen:<br />
Bebouwing Varsenerdijk Ca. 43 appartementen<br />
11 April Plein 11 maisonnettes<br />
Kop Varsenerstraat 5 appartementen<br />
Aldi – locatie Ca. 18 appartementen<br />
Hoek Varsenerstraat / Weth. Paarhuisstraat 1 woon-werkunit<br />
Ten noorden van de Aldi-locatie 1 vrijstaande woning<br />
Totaal Ca. 79 wooneenheden<br />
Er is sprake van een diversiteit aan prijsklassen. Op het 11 April Plein zijn appartementen<br />
voor starters voorzien. Op de locatie van de voormalige Aldi en omgeving<br />
zullen appartementen worden gerealiseerd in het middenmarktsegment. De bebouwing<br />
op de kop van de Varsenerstraat-Voormars en op de Varsenerdijk voorziet<br />
in appartementen in het hogere segment.<br />
38<br />
Hoofdstuk 2
Functiekaart Bron: Bureau voor Integrale Stadsplanning<br />
Naast het wonen, komt er ook voor andere functies nieuwe ruimte. In de tabel op<br />
de volgende pagina is één en ander op een rij gezet (de cijfers zijn indicatief).<br />
Hoofdstuk 2<br />
39
detailhandel horeca zakelijke en maat- servicetheater/<br />
schappelijke(dienst- bioscoop<br />
Paviljoen, bebouwing Vars.dijk - 150 m² bvo<br />
verlenende) functies<br />
450 m² bvo -<br />
11 April Plein 850 m² bvo - - -<br />
Kop Varsenerstraat - - 350 m² bvo -<br />
Marktgebouw 450 m² bvo 450 m² bvo - 850 m2 bvo<br />
Aldi – locatie 1250 m² bvo*<br />
Hoek Varsenerstraat/ Weth. - - 140 m² bvo -<br />
Paarhuisstraat<br />
Totaal 2550 m² bvo* 600 m² bvo 940 m² bvo 850 m2 bvo<br />
* waarvan 700 m² bvo reeds bestaand;<br />
Eén en ander is ook aangegeven op de hiervoor opgenomen functiekaart.<br />
2.7 Verkeer en parkeren<br />
2.7.1 Verkeer<br />
Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar de verkeerssituatie en de verkeersintensiteiten<br />
in het plangebied en omgeving, na de omlegging van de N34 en het afwaarderen<br />
van de Varsenerdijk tot een verblijfsgebied met een snelheidsregime van maximaal<br />
30 km/uur en de daarbij behorende inrichting.<br />
In de fase van het opstellen van het Verkeersstructuurplan is begin 2008 door Goudappel<br />
Coffeng een actualisatie gemaakt van een oorspronkelijk verkeersmodel uit<br />
2002. Bij dit model is een verantwoordingsdocument uitgebracht (Verkeersmodel<br />
<strong>Ommen</strong>, technische rapportage, Goudappel Coffeng, OMN010/Bgj/0069, 4 juni<br />
2008), dat als bijlage 4 (separaat) bij deze toelichting is gevoegd.<br />
In 2008 en 2009 is in opdracht van de provincie Overijssel een uitgebreide studie<br />
verricht naar de verbetering van de regionale wegenstructuur. Er is toen gewerkt<br />
aan het model Zwolle – Hardenberg. Ook bij dit model is een verantwoordingsdocument<br />
gemaakt (MER N340, technische rapportage Verkeersmodel Zwolle – Hardenberg,<br />
Goudappel Coffeng, HDM081/Bgj/0792, 4 februari 2009), dat als bijlage 5<br />
(separaat) bij deze toelichting is gevoegd.<br />
Uit dit verbeterde regiomodel is in februari 2009 voor <strong>Ommen</strong> een aangepast model<br />
afgeleid en aan de gemeente geleverd. Dit model is verder verfijnd. De ontwikkelingen<br />
in de <strong>Westflank</strong> zijn gemodelleerd (ontwikkelingen, snelheden, netwerkwijzigingen)<br />
en ingepast in dit ommense model.<br />
40<br />
Hoofdstuk 2
In de notitie ‘Verkeersgegevens bij bestemmingsplan ‘<strong>Ommen</strong>-centrum (<strong>Westflank</strong>)’<br />
van Goudappel Coffeng (OMN021/Avr/0101, 8 oktober juli 2009) wordt het bovenstaande<br />
nader uitgewerkt. De verkeersintensiteiten in de centrumstraten van <strong>Ommen</strong><br />
worden erin weergegeven en onderbouwd. Deze notitie is als bijlage 6 (separaat)<br />
bij deze toelichting gevoegd.<br />
Nieuwe verkeerssituatie<br />
In onderstaande afbeelding wordt weergegeven van welke toekomstige verkeerssituatie<br />
in dit bestemmingsplan en in de uitgevoerde onderzoeken is uitgegaan.<br />
Overal waar een rode pijl is opgenomen geldt éénrichtingsverkeer. Voor het overige<br />
geldt tweerichtingsverkeer.<br />
Verleggen kruising Markt/Varsenerdijk<br />
Om de Markt een hogere ruimtelijke kwaliteit te geven zal de kruising<br />
Markt/Varsenerdijk verlegd worden naar het westen. De huidige verbinding tussen<br />
de Varsenerdijk en Varsenerstraat loopt tussen de Markt en de parkeerlocatie Voormars<br />
door en baant zich verder een weg naar het westelijk deel van <strong>Ommen</strong>centrum.<br />
Het nieuwe tracé ligt ten westen van de parkeerlocatie op de voormalige<br />
Varkensmarkt en sluit aan op de Varsenerdijk en de Varsenerstraat.<br />
Hoofdstuk 2<br />
41
Nieuwe verkeersintensiteiten<br />
In onderstaande tabel zijn van de wegen en straten in het plangebied voor de huidige<br />
situatie, de autonome situatie en de plansituatie de intensiteiten (gemiddelde<br />
werkdag) weergegeven. Deze zijn rechtstreeks ontleend aan het verkeersmodel voor<br />
<strong>Ommen</strong>. In de bijgevoegde afbeelding worden de ‘telpunten’ aangegeven.<br />
Tabel 1. Verkeersintensiteiten in centrumstraten (mvt/etm, gemiddelde werkdag)<br />
Overzicht van de telpunten genoemd in tabel 1.<br />
Toekomstige situatie Varsenerdijk<br />
Uit deze tabel blijkt dat de verkeersintensiteit op de Varsenerdijk sterk afneemt naar<br />
3.700 mvt/etmaal (gemiddelde werkdag). Hiermee zal het woon- en leefklimaat ter<br />
plekke sterk verbeteren. In een aparte notitie “Markt: huiskamer van <strong>Ommen</strong>’<br />
(OMN021/Avr/0096, 8 oktober 2009) is Goudappel Coffeng hier verder op ingegaan.<br />
Deze notitie is als bijlage 7 (separaat) bij deze toelichting gevoegd en de conclusies<br />
daaruit zijn hieronder integraal overgenomen.<br />
42<br />
Hoofdstuk 2
“De intensiteit op de Varsenerdijk zal door de maatregelen in de <strong>Westflank</strong> afnemen<br />
tot maximaal 4.000 mvt/etm. De straat wordt versmald en voorzien van bochten,<br />
klinkerverharding en de voorrang wordt opgeheven. Auto’s en fietsers rijden<br />
gezamenlijk op de hoofdrijbaan, voetgangers worden gescheiden via een (half)hoge<br />
band met een breed voetpad, dat overgaat in het plein van de Markt. Bovendien<br />
wordt dit deel verboden voor vrachtverkeer, met uitzondering van bestemmingsverkeer.<br />
Het ontwerp van de nieuwe straat is getoetst aan het concept Duurzaam Veilig en<br />
aan een CROW-richtlijn (publicatie 226) aangaande oversteekbaarheid. Het ontwerp<br />
voldoet goed aan de kenmerken, die gesteld worden aan de Duurzaam Veilig wegcategorie<br />
erftoegangsweg. Daarmee komt de verblijfsfunctie beter tot zijn recht.<br />
Verder blijkt uit toetsing aan CROW 226 bij een intensiteit van 4.000 mvt/etm en een<br />
oversteeklengte van 6,0 meter de wachttijd voor voetgangers beperkt is. Met andere<br />
woorden op grond van objectieve kenmerken is de oversteekbaarheid goed te noemen.<br />
Uitgaande van de voorziene verkeersintensiteiten is het oordeel dat de voorgenomen<br />
(her)inrichting goed kan functioneren om de Markt daadwerkelijk als de huiskamer<br />
van <strong>Ommen</strong> te kunnen laten functioneren, waarin de verblijfsfunctie primair<br />
is en de verkeersfunctie ondergeschikt”.<br />
Toekomstige situatie overige wegen in en nabij het plangebied<br />
Uit tabel 1 blijkt, dat de verkeersintensiteit op de Varsenaarstraat-west, het zuidelijkste<br />
puntje van de Wethouder Paarhuisstraat en de verbindingsweg met het parkeerterrein<br />
achter de voormalige Aldi vestiging toeneemt.<br />
Deze toename is te verklaren:<br />
• door de autonome ontwikkeling van mobiliteit (demografie, bezit rijbewijs,<br />
economie op termijn);<br />
• door nieuwbouw in <strong>Ommen</strong> (extra inwoners, recreatie-impuls, etc.)<br />
• door nieuwbouw in het centrum; bijvoorbeeld de nieuwe detailhandel op de<br />
locatie van de voormalige Aldi genereert bezoekersverkeer van en naar het parkeerterrein<br />
erachter. Maar ook nieuwe woningen genereren extra motorvoertuigen.<br />
• door het verdringingseffect; door de herinrichting en snelheidsverlaging van de<br />
Varsenerdijk/Markt, waardoor de route via het eerste deel van de Wethouder<br />
Paarhuisstraat, het parkeerterrein achter de voormalige Aldi en de van Dr. A. C.<br />
van Raaltestraat relatief aantrekkelijker wordt.<br />
De genoemde straten kunnen de toename aan verkeersintensiteit goed aan. Herinrichting<br />
is niet noodzakelijk.<br />
De gevolgen hiervan voor het milieu (geluid, luchtkwaliteit) komen in paragraaf 6.2<br />
en 6.5 aan de orde.<br />
Hoofdstuk 2<br />
43
2.7.2 Parkeren<br />
Spreiding/ evenwicht parkeren<br />
Om de beeldkwaliteit van de historische binnenstad te versterken zijn de parkeervoorzieningen<br />
zoveel mogelijk aan de buitenkant van het centrum gesitueerd. De<br />
parkeerlocaties sluiten zoveel mogelijk aan op de belangrijkste invalsroutes naar het<br />
centrumgebied. Binnen de historische kern blijft alleen het parkeerterrein achter de<br />
voormalige Aldi (gedeeltelijk) en op het Vrijthof en de Tuinstraat (gelegen buiten<br />
onderhavig plangebied) behouden.<br />
Op bijgaande tekening staan alle geclusterde parkeerterreinen in de <strong>Westflank</strong><br />
weergegeven.<br />
Duidelijk is, dat de zo strategisch gelegen omvangrijke parkeerfunctie voor bezoekers<br />
aan de binnenstad van <strong>Ommen</strong>, namelijk het parkeerterrein aan de voormalige<br />
Varkensmarkt, zal blijven bestaan. Wel zal het terrein heringericht worden. Aan de<br />
westzijde van de (verlegde) aansluiting Markt/N34 komt een verhard parkeerterrein<br />
en een halfverhard parkeerterrein gelegen in het groen. Het halfverharde parkeerterrein<br />
is alleen vanaf het verharde parkeerterrein bereikbaar. In parkeerkelders<br />
onder de nieuwbouwlocaties langs de Vecht en ter plaatse van de voormalige Aldivestiging<br />
worden privé-parkeerplaatsen ten behoeve van de nieuwe woningen<br />
voorzien.<br />
44<br />
Hoofdstuk 2
Overzicht geclusterde parkeerterreinen Bron: Bureau voor Integrale Stadsplanning<br />
Parkeerbehoefte<br />
In juni 2009 is een parkeeronderzoek (Parkeeronderzoek centrum <strong>Ommen</strong> –technische<br />
rapportage-, BVA, 3 september 2009) verricht in het hele centrum van <strong>Ommen</strong><br />
om inzicht te krijgen in de huidige parkeersituatie en de ‘drukke’ momenten. Dit<br />
onderzoek heeft als basis gediend voor de notitie ‘Parkeerbalans <strong>Westflank</strong>, gemeente<br />
<strong>Ommen</strong> ( BVA, 5 oktober 2009), waarin inzicht wordt gegeven in de parkeersituatie<br />
in de <strong>Westflank</strong> na realisatie van alle geplande ontwikkelingen. Beide<br />
onderzoeken zijn als bijlage 8 en 9 (seperaat) bij de toelichting gevoegd.<br />
Uit de ‘Parkeerbalans <strong>Westflank</strong>’ blijkt dat de in het plangebied te realiseren 506<br />
parkeerplaatsen voldoende zijn om de extra behoefte aan parkeerplaatsen na realisatie<br />
van de nieuwe bouwplannen op te kunnen vangen. Er wordt ruim voldaan aan<br />
het berekende minimum parkeerbehoefte conform de CROW normen. In deze berekening<br />
is uitgegaan van een 100% bezettingsgraad van de aanwezige 506 parkeerplaatsen.<br />
Er is ook onderzocht wat de situatie is bij een lagere bezettingsgraad van<br />
90%: de zogenaamde 90% kwaliteitseis. Dan is er alleen op de vrijdagavond een<br />
onbelans van 26 en op de zaterdagmiddag een onbalans van 15 parkeerplaatsen.<br />
Hoofdstuk 2<br />
45
Dit kan opgevangen worden in de nog aanwezige restruimte ten westen van de<br />
geprojecteerde parkeerterreinen op de Voormars. Deze restruimte is gelegen binnen<br />
het plangebied en heeft de bestemming ‘Groenvoorzieningen’ met de aanduiding P<br />
gekregen.<br />
46<br />
Hoofdstuk 2
3. JURIDISCHE VISIE<br />
3.1 Systematiek van de regels<br />
Het bestemmingsplan bestaat uit de juridisch bindende regels en plankaart en gaat<br />
vergezeld van een toelichting.<br />
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik<br />
van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende<br />
het gebruik van aanwezige en/ of op te richten bouwwerken. De regels zijn<br />
onderverdeeld in vier hoofdstukken (zie ook volgende paragraaf).<br />
De plankaart heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede<br />
de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de plankaart worden de bestemmingen<br />
weergegeven. De plankaart vormt samen met de regels het voor de<br />
burgers bindende deel van het bestemmingsplan.<br />
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook<br />
geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie<br />
bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde<br />
bestemmingen en regels.<br />
3.2 De nieuwe Wet ruimtelijke ordening<br />
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Dit<br />
betekent, dat onderhavig bestemmingsplan, waarvan het ontwerp na 1 juli 2008 ter<br />
visie wordt gelegd, hieraan moet voldoen. Het voorontwerpbestemmingsplan is<br />
waar nodig aangepast.<br />
Met de inwerkingtreding van de Wro worden ook de resultaten van het programma<br />
DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd: nagenoeg<br />
alle instrumenten uit de Wro moeten door bronhouders digitaal gemaakt en beschikbaar<br />
gesteld worden, en de bestemmingsplannen moeten onderling vergelijkbaar<br />
worden. Hiervoor is het pakket RO standaarden 2008 ontwikkeld, dat wettelijk<br />
is verankerd in de bij de Wro behorende Regeling standaarden ruimtelijke ordening.<br />
Het pakket RO standaarden 2008 omvat (voor zover relevant voor het bestemmingsplan):<br />
• De Standaard Vergelijkbare <strong>Bestemmingsplan</strong>nen (SVBP2008).<br />
• Het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO 2008).<br />
• De Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2008).<br />
Hoofdstuk 3<br />
47
• De Praktijkrichtlijn <strong>Bestemmingsplan</strong>nen (PRBP2008).<br />
Om de overgang van een analoge naar een digitale ruimtelijke ordening soepel en<br />
verantwoord te laten verlopen is besloten alle onderdelen van de RO standaarden<br />
2008 pas op 1 januari 2010 verplicht te stellen.<br />
Dit betekent concreet, dat tot die datum bestemmingsplannen niet conform de<br />
standaarden 2008 (of oudere standaarden) behoeven te worden opgesteld, indien<br />
het ontwerpbestemmingsplan voor 1 januari 2010 ter inzage wordt gelegd. VROM<br />
adviseert wel om nieuwe bestemmingsplannen als PDF op de gemeentelijke website<br />
te plaatsen. De gemeente zal dit advies opvolgen. Dit voldoet aan artikel 3.8 Wro,<br />
sorteert voor op de digitale werkwijze zoals die vanaf 1 januari 2010 verplicht is en<br />
levert meteen een stuk dienstverlening richting burgers en andere gebruikers.<br />
Onderhavig bestemmingsplan heeft al een lange geschiedenis. Het voorontwerpbestemmingsplan<br />
is niet conform de DURP-standaarden opgebouwd, omdat die bij het<br />
maken van het plan nog niet bekend waren. Omdat het voorontwerpbestemmingsplan<br />
reeds ter visie heeft gelegen en de opbouw van het voorontwerp bekend mag<br />
worden verondersteld, is besloten de opbouw van het onderhavige plan zoveel mogelijk<br />
te laten aansluiten bij het voorontwerp. Daarnaast is in paragraaf 1.4 een<br />
overzicht gegeven van de wijzigingen ten opzichte van het voorontwerp.<br />
Wel hecht de gemeente eraan, dat het plan goed digitaal ontsloten wordt. Daarom<br />
is besloten het plan IMRO te coderen. Dit betekent, dat er een rechtstreekse koppeling<br />
is gemaakt tussen plankaart en regels.<br />
3.3 De indeling van de regels<br />
De indeling van de regels is als volgt. De hier aangegeven hoofdstukindeling correspondeert<br />
met die van de voorschriften (regels).<br />
HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE REGELS<br />
Dit hoofdstuk bevat bepalingen die nodig zijn om de overige regels goed te kunnen<br />
hanteren:<br />
• Begripsomschrijving: bevat in het plan gebruikte begrippen die uitleg behoeven;<br />
• Wijze van meten en berekenen: bevat technische regelingen met betrekking tot<br />
het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, dieptes, breedtes en dergelijke.<br />
Hieronder valt tevens de wijze van peilbepaling;<br />
• Overige toepassingen: bevat algemene bepalingen over bouwen die op alle bestemmingen<br />
van toepassing zijn, zoals een anti-dubbeltelbepaling, een algemene<br />
bepaling omtrent ondergronds bouwen.<br />
48<br />
Hoofdstuk 3
HOOFDSTUK 2: BESTEMMINGSREGELS<br />
In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen aan de orde. Alle zelfstandige<br />
regelingen die gevolgen hebben voor de bouw- of gebruiksmogelijkheden van<br />
de gronden zijn als een bestemming vormgegeven.<br />
Per bestemming is het volgende stramien gehanteerd.<br />
Het gebruik<br />
• Doeleindenomschrijving: een omschrijving van de doeleinden van de bestemming.<br />
Het gaat hierbij om de functies. De aard van de toegelaten fysieke elementen<br />
van de grond, zoals bouwwerken en werken, geen gebouwen zijnde,<br />
vloeit (rechtstreeks) voort uit de toegelaten functies.<br />
• Bepaling van strijdig gebruik: hierin wordt aangegeven welke vormen van gebruik<br />
in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Soms bestaat er onduidelijkheid<br />
welk gebruik wel of niet onder de doeleinden valt. Een voorbeeld: mag<br />
je van een vrijstaand bijgebouw op gronden met de bestemming ‘Woondoeleinden’<br />
een zelfstandige woonruimte maken? Om een goed handhaafbaar plan te<br />
krijgen en discussies uit te sluiten is besloten om direct na de omschrijving van<br />
de doeleinden in een aparte bepaling duidelijkheid te scheppen over deze<br />
‘grensgevallen’.<br />
Het bouwen<br />
Bouwregels: regels omtrent de hoogte, de bebouwingspercentage en dergelijke<br />
volgens de vierdeling:<br />
1. Algemene bouwregels;<br />
2. (Hoofd)gebouwen;<br />
3. Bijgebouwen;<br />
4. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
Indien flexibiliteitsbepalingen aan de orde zijn wordt daarnaar verwezen. Besloten is<br />
om deze in hoofdstuk 3 op te nemen.<br />
HOOFDSTUK 3: BIJZONDERE REGELS<br />
In dit hoofdstuk zijn alle flexibiliteitsbepalingen, waar in hoofdstuk 2 naar wordt<br />
verwezen, en andere hieronder te bespreken bepalingen opgenomen.<br />
Deze regels kunnen algemene bijzondere bepalingen zijn (zoals de algemene wijzigingsbevoegdheid),<br />
maar ook bepalingen die slechts betrekking hebben op één<br />
bestemming. Deze laatste zijn dus apart gezet van de rechtstreeks werkende bepalingen.<br />
De redenen hiervoor zijn:<br />
1. Dat het algemeen besef terug gebracht moet worden bij de gebruikers van bestemmingsplannen<br />
dat (met name) ontheffingen niet zonder meer als recht<br />
aangenomen kunnen worden (in de zin van recht op ontheffing). Het zijn rege-<br />
Hoofdstuk 3<br />
49
lingen om in bijzondere situaties toch medewerking te kunnen verlenen aan een<br />
gewenste ontwikkeling, zonder daarvoor een planherziening te hoeven maken;<br />
2. Dat alle flexibiliteitsbepalingen bij elkaar worden gehouden, wat de overzichtelijkheid<br />
ten goede komt;<br />
3. Dat een flexibiliteitsbepaling op meerdere bestemmingen van toepassing kan<br />
zijn. Om herhaling te voorkomen kan op deze wijze worden verwezen naar de<br />
betreffende flexibiliteitsbepaling die voor meerdere bestemmingen kan gelden.<br />
De bijzondere bepalingen betreffen:<br />
1. Nadere eisen: een aanvullend stelsel van nadere eisen die Burgemeester en Wethouders<br />
kunnen stellen; deze regeling gebaseerd op artikel 3.6, lid 1, sub d Wro<br />
heeft tot doel op een later tijdstip dan bij de totstandkoming van het plan te bezien<br />
of op bepaalde punten een nadere eis in het concrete geval noodzakelijk is.<br />
Een nadere eis kan worden gezien als een beperking van hetgeen zonder de toepassing<br />
van de nadere eisen regeling op grond van de planregels mogelijk zou<br />
zijn. Hiermee is dus de nadere eisenregeling in beginsel het tegenovergestelde van<br />
de ontheffingsregeling. Bij een nadere eis vindt een beperking van de norm<br />
plaats, bij een ontheffing een verruiming. Conform de jurisprudentie dienen de<br />
regels al een primaire eis te bevatten.<br />
2. Ontheffingen: ontheffingsregelingen van Burgemeester en Wethouders met betrekking<br />
tot het gebruik en bouwen;<br />
3. Wijzigingen: wijzigingsbevoegdheden van Burgemeester en Wethouders. In dit<br />
hoofdstuk is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen;<br />
4. Algemeen toetsingskader: Het stellen van nadere eisen, het verlenen van een<br />
ontheffing of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid is geen automatisme,<br />
maar vergt voor elke situatie een aparte afweging. Om deze afweging zo<br />
veel mogelijk transparant te maken, is een algemeen toetsingskader opgenomen.<br />
Voordat een bijzonder bepaling wordt toegepast dient mede aan de hand<br />
van dit kader bepaald te worden of toepassing verantwoord is.<br />
5. Verwezenlijking in de naaste toekomst: In artikel 3.4 Wro is bepaald, dat in een<br />
bestemmingsplan, voor zover het gronden betreft waarvan het gebruik afwijkt<br />
van het plan, een of meer onderdelen kunnen worden aangewezen, ten aanzien<br />
waarvan de verwezenlijking van het plan in de naaste toekomst nodig wordt<br />
geacht. Er is dan sprake van een versnelling van de onteigeningsprocedure. Ter<br />
verwezenlijking van het bouwplan ter plaatse van de voormalige Aldi is op korte<br />
termijn verwerving van alle gronden noodzakelijk. Het betreft één bouwplan,<br />
dat niet in onderdelen kan worden ontwikkeld. De gemeente wil één gebouwencomplex,<br />
dat stedenbouwkundig en architectonisch een samenhangend geheel<br />
dient te zijn; door één architect ontworpen en in één bouwstroom gerealiseerd.<br />
Daarom is besloten op het perceel kadastraal bekend gemeente <strong>Ommen</strong>,<br />
sectie C, nummers 250, 390 A1 en 390 A2 artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening<br />
van toepassing te verklaren.<br />
6. Hoofdstuk 2 eindigt met enkele procedurebepalingen.<br />
50<br />
Hoofdstuk 3
HOOFDSTUK 4: SLOTREGELS<br />
Dit hoofdstuk is het sluitstuk van de regels en bevat alle bepalingen die nog niet<br />
elders ondergebracht zijn. Deze bepalingen zijn algemeen van aard en gelden in<br />
principe voor alle bestemmingen. Dit zijn de:<br />
• Overgangsrecht; bepalingen, die betrekking hebben op het overgangsrecht.<br />
• Slotregel: titel van het bestemmingsplan.<br />
3.4 De toelichting op de bestemmingen<br />
In de regels zijn de volgende bestemmingen opgenomen:<br />
• <strong>Centrum</strong>doeleinden;<br />
• Gemengde Doeleinden;<br />
• Woondoeleinden;<br />
• Verblijfsdoeleinden;<br />
• Groenvoorzieningen;<br />
• Waterkering (dubbelbestemming)<br />
• Archeologisch Verwachtingsvol Gebied (dubbelbestemming)<br />
Bestemming ‘<strong>Centrum</strong>doeleinden’<br />
De als zodanig bestemde gronden zijn onderdeel van het kernwinkelgebied. In deze<br />
bestemming is de nadruk gelegd op publieksgerichte functies. De gronden die op de<br />
plankaart zijn aangewezen als ‘<strong>Centrum</strong>doeleinden’ zijn dan ook bestemd voor detailhandel,<br />
publieksgerichte kantoren, horecabedrijven categorie I tot en met III (II<br />
en III voor zover reeds aanwezig), (ondergronds) parkeren, maatschappelijke voorzieningen<br />
en wonen. Waar nodig is een relatie gelegd met de ‘ Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
– Functiemenging’ (categorie A en B), zoals opgenomen in een bijlage bij<br />
de regels (zie verder paragraaf 6.3 van deze toelichting) Wonen is alleen op de<br />
verdieping toegestaan, tenzij de woonfunctie op de begane grond reeds aanwezig is<br />
op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. De overige<br />
functies mogen uitsluitend op de begane grond worden gesitueerd, met uitzondering<br />
van kantoren en het ondergronds parkeren.<br />
Het onderling wijzigen van eerder genoemde functies is grotendeels toegestaan.<br />
Uitzondering is de wijziging in een horecabedrijf categorie II, III en V. Terwijl wijziging<br />
in een horecabedrijf categorie I (winkelondersteunende horeca) overal binnen<br />
de bestemming is toegestaan, mag een wijziging in de horeca categorieën II, III en V<br />
alleen plaatsvinden in de Bermerstraat (binnen het desbetreffende differentiatievlak)<br />
waar conform de ontwikkelingsvisie en het ontwikkelingsplan een ‘horeca-as’<br />
is gedacht. Hier is horeca in de kelder ook toegestaan. Voor de nieuwvestiging van<br />
een muziekcafé (categorie B) is een uitzondering gemaakt. Deze is alleen na ontheffing<br />
mogelijk. Uit nader onderzoek moet blijken, dat een goed woon- en leefklimaat<br />
blijft gegarandeerd.<br />
Hoofdstuk 3<br />
51
Het aantal te bouwen woningen is niet aan een maximum gebonden vanwege de<br />
kwalitatieve insteek van het gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid (zie<br />
ook paragraaf 4.3 en 4.4 van deze toelichting).<br />
Conform het ontwikkelingsplan is in de regels vastgelegd, dat de voorgevel van het<br />
nieuwe gebouw ter plaatse van de voormalige Aldi-vestiging in de bouwgrens (aan<br />
de Varsenerstraat) gebouwd moet worden. Op deze manier wordt hier een ‘poortachtige’<br />
vernauwing van het openbaar gebied gewaarborgd. Zo ontstaat een duidelijk<br />
entree van het kernwinkelgebied.<br />
Voor de maximale goothoogte en de daaraan gerelateerde bouwhoogte wordt verwezen<br />
naar de plankaart. Nieuwe gebouwen voor zover direct gelegen aan de<br />
openbare weg moeten voorzien zijn van een kap.<br />
De hoofdentree van de gebouwen dient gelegen te zijn aan de zijde van de voorgevelrooilijn.<br />
Buiten het bouwvlak zijn bijgebouwen toegestaan binnen de zone bijgebouwen. De<br />
maximale bouwhoogte van bijgebouwen binnen deze zone bedraagt 5 m¹. Bouwwerken,<br />
geen gebouwen zijnde zijn overal toegestaan binnen de bestemming.<br />
Bestemming ‘Gemengde doeleinden’<br />
De gronden met deze bestemming zijn geen onderdeel meer van het kernwinkelgebied<br />
en krijgen daarom een andere bestemming. Binnen deze bestemming is geen<br />
nieuwe detailhandel toegestaan. Een uitzondering hierop is het nieuwe Marktgebouw<br />
waar wel nieuwe winkels zijn toegestaan (tot een maximum van 450 m2 bvo).<br />
Per bestemmingsvlak is aangegeven welke functies zijn toegestaan. Daarnaast is in<br />
artikel 5, lid 1 sub h geregeld, dat ter plaatse van het perceel Markt 32 wonen is<br />
toegestaan conform de geldende bestemming.<br />
Ook hier is waar nodig een relatie gelegd met de ‘ Staat van Bedrijfsactiviteiten –<br />
Functiemenging’ (categorie A en B), zoals opgenomen in een bijlage bij de regels<br />
(zie verder paragraaf 6.3 van deze toelichting).<br />
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ’hoofdgebouwen<br />
met bijgebouwen’. Het bouwvlak ‘hoofdgebouwen met bijgebouwen’<br />
mag voor 100% worden bebouwd. Voor de maximale goothoogte en de daaraan<br />
gerelateerde bouwhoogte wordt verwezen naar de plankaart. Het Marktgebouw<br />
krijgt een architectonisch accent in de vorm van een torentje met een ‘dakruiter’. In<br />
de regels is bepaald, dat boven de maximale bouwhoogte van 18,5 meter een dakruiter<br />
is toegestaan. De maximale hoogte van de dakruiter bedraagt 2,5 meter.<br />
52<br />
Hoofdstuk 3
Bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak ‘hoofdgebouw en bijgebouwen’<br />
worden gebouwd alsook binnen de ‘zone bijgebouwen’. Bouwwerken geen gebouwen<br />
zijnde mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gerealiseerd.<br />
Het is de bedoeling dat een deel van een nieuw te bouwen gebouw direct aan de<br />
Vecht in gebruik zal worden genomen door een in <strong>Ommen</strong> actieve watersportvereniging<br />
voor de opslag van boten en een toiletvoorziening. Het zal niet de functie<br />
krijgen van verenigingsgebouw. Verder zullen hier sanitaire voorzieningen worden<br />
aangelegd voor waterrecreanten, die hun boot hebben aangelegd aan de vlakbij<br />
gelegen steigers in de Vecht. In dit nieuwe gebouw zijn dan ook door middel van<br />
een specifieke aanduiding deze ‘watersport gerelateerde functies’ mogelijk gemaakt.<br />
Bestemming ‘Woondoeleinden’<br />
De gronden die op de plankaart zijn aangewezen als ‘Woondoeleinden’ zijn bestemd<br />
voor wonen, (ondergronds) parkeren en beroepsmatige activiteiten op maximaal<br />
40% van het oppervlak van het hoofd- en bijgebouw tot maximaal 45 m².<br />
Binnen de bestemming is ook Bed and Breakfast toegestaan. Wel moet voldaan<br />
worden aan een aantal voorwaarden.<br />
Ter plekke van de desbetreffende aanduiding ‘dienstverlenende functies’ (dv) zijn op<br />
de begane grond ook publieksgerichte kantoren en vormen van maatschappelijke<br />
dienstverlening toegestaan.<br />
Op de plankaart staat aangegeven welk woningtypen gebouwd mogen worden. De<br />
volgende woningtypen worden onderscheiden:<br />
• Vrijstaande woningen;<br />
• Halfvrijstaande woningen;<br />
• Aaneengesloten woningen;<br />
• Gestapelde woningen.<br />
Hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd in het bouwvlak ‘hoofdgebouwen en<br />
bijgebouwen’ met dien verstande dat buiten het bouwvlak ter plaatse van de desbetreffende<br />
aanduiding op de plankaart balkons zijn toegestaan. Bijgebouwen zijn<br />
ook toegestaan binnen de achtertuin. Het maximale oppervlak aan bijgebouwen is<br />
afhankelijk van de omvang van het bouwperceel.<br />
Voor de bebouwing op de Varsenerdijk zijn de bouwplannen nog niet uitgewerkt.<br />
De bouwgrenzen, waarbinnen gebouwd mag worden, zijn iets ruimer getrokken,<br />
zodat de architect bij de uitwerking enige vrijheid heeft in de definitieve indeling<br />
van het gebouw. Indien de extra ruimte niet benut wordt hebben Burgemeester en<br />
Wethouders de bevoegdheid dat deel van de woonbestemming te wijzigen in ‘Verblijfsdoeleinden’.<br />
Hoofdstuk 3<br />
53
Bestemming ‘Verblijfsdoeleinden’<br />
De gronden die op de plankaart zijn aangewezen als ‘Verblijfsdoeleinden’ zijn bestemd<br />
voor wegen met een functie voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aangrenzende<br />
of nabijgelegen gronden en voor o.a. parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen,<br />
speelvoorzieningen, voorzieningen van beeldende kunst, voorzieningen<br />
van algemeen nut en watergangen en –partijen.<br />
Wat betreft de parkeervoorzieningen het volgende. Onder de twee geprojecteerde<br />
appartementengebouwen op de Varsenerdijk zal een parkeerkelder worden aangelegd.<br />
Het is toegestaan deze parkeerkelders met elkaar te verbinden. Het verbindende<br />
deel ligt binnen de bestemming ‘Verblijfsdoeleinden’ en is door middel van<br />
de aanduiding ‘parkeerkelder’ op de plankaart aangegeven.<br />
Binnen de bestemming zijn ook een muziekkoepel en winkelondersteunende horeca<br />
(horecabedrijf, categorie II) toegestaan. Het gaat om bestaande voorzieningen, die<br />
na de herinrichting een andere locatie krijgen. De exacte locatie is nog niet bekend.<br />
Daarom is alleen de maximale hoogte, het maximale oppervlakte en de minimale<br />
afstand tot woningen in de regels vastgelegd. De minimale afstand tot woningen<br />
bedraagt 15 meter. Voor een motivering van deze afstand wordt verwezen naar<br />
paragraaf 6.3.<br />
Bestemming ‘Groenvoorzieningen’<br />
De gronden die op de plankaart zijn aangewezen als ‘Groenvoorzieningen’ zijn bestemd<br />
voor o.a. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, watergangen- en partijen<br />
en langzaamverkeersroutes. Ter plekke van de aanduiding parkeren is de aanleg en<br />
instandhouding van een in het landschap ingepast parkeerterrein toegestaan. Dit<br />
parkeerterrein dient te voldoen aan een aantal voorwaarden met betrekking tot de<br />
soort verharding, zoals nader beschreven in de regels (artikel 8, lid 2).<br />
De gronden mogen maar beperkt worden bebouwd.<br />
Dubbelbestemming ‘Waterkering’<br />
Een strook van 5 meter uit de lijn van de waterkering heeft de dubbelbestemming<br />
‘Waterkering’ gekregen. Deze gronden zijn primair bestemd voor de aanleg, instandhouding<br />
en bescherming van de waterkering. Indien strijd ontstaat tussen het<br />
belang van de waterkering en de overige geldende bestemmingen prevaleert het<br />
eerste belang. Alleen na ontheffing dan wel na de verlening van een aanlegvergunning<br />
mag hier worden gebouwd dan wel werken en werkzaamheden worden uitgevoerd.<br />
54<br />
Hoofdstuk 3
Dubbelbestemming ‘Archeologisch verwachtingsvol gebied’<br />
In verband met de bescherming van archeologische waarden kent het plan de dubbelbestemming<br />
‘Archeologisch verwachtingsvol gebied’. Voor een toelichting hierop<br />
wordt verwezen naar paragraaf 6.7 van deze toelichting.<br />
Hoofdstuk 3<br />
55
56<br />
Hoofdstuk 3
DEEL B - VERANTWOORDING
4. BESTAANDE SITUATIE<br />
4.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie binnen het plangebied kort beschreven,<br />
waarbij ruimtelijke, functionele, stedenbouwkundige en verkeerskundige aspecten<br />
aan de orde worden gesteld. Voor een uitgebreide analyse van het plangebied<br />
wordt verwezen naar de Ontwikkelingsvisie <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> en het ontwikkelingsplan<br />
De <strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-centrum.<br />
Ook de directe omgeving (de directe omgeving van het centrum en het centrum<br />
zelf) van het plangebied komt kort aan de orde.<br />
4.2 Beschrijving plangebied<br />
De functionele situatie<br />
Het plangebied bevat een mix aan functies en een redelijk divers winkelaanbod,<br />
maar de spreiding van de voorzieningen schiet tekort. Er bevindt zich een aantal<br />
vertegenwoordigers van de modische branches verspreid over het gebied. Met de<br />
Super de Boer beschikt het plangebied over een belangrijke trekker, die redelijk<br />
centraal in het plangebied ligt. Het horeca-aanbod is divers. Verspreid over het<br />
plangebied zijn er verschillende typen woningen aanwezig.<br />
De ruimtelijk/ functionele situatie<br />
Het plangebied maakt onderdeel uit van het kernwinkelgebied van <strong>Ommen</strong>. De<br />
detailhandel bevindt zich vooral in het zuidelijk deel van het centrum (Brugstraat en<br />
Varsenerstraat). Het plangebied bevat bijzondere historische en recreatieve kwaliteiten,<br />
die echter nog niet volledig worden benut.<br />
De ruimtelijk/ stedenbouwkundige situatie<br />
De Markt en het naastliggende parkeerterrein aan de Voormars vormt in functionele<br />
zin één van de entrees van het centrum van <strong>Ommen</strong>. In ruimtelijke zin is deze entree<br />
echter niet duidelijk aanwezig. De Markt wordt in haar beleving gedomineerd door<br />
de verkeersfunctie van de N34 en het parkeren. Stedenbouwkundig is de ruimte niet<br />
gedefinieerd. Het 11 April Plein is eveneens een stedenbouwkundig onbestemde<br />
ruimte. In functionele zin is het een verbinding tussen het hoofdwinkelgebied aan<br />
de Varsenerstraat en de voornaamste parkeervoorziening aan de Markt. In ruimtelijke<br />
zin bestaat het plein gevormd uit achterkanten van bebouwing en parkeer- en<br />
expeditiefuncties. De locatie van de voormalige Aldi/Apotheek vormt de kop van het<br />
winkelgebied aan de Varsenerstraat. De huidige bebouwing vervult deze ‘poort-<br />
Hoofdstuk 4<br />
59
functie’ in onvoldoende mate en heeft tevens een matige architectonische kwaliteit.<br />
De noordwand wordt verstoord door een ‘gat’ in de rooilijn op de hoek met de<br />
Wethouder Paarhuisstraat. Het plein aan de achterzijde van de voormalige Aldi<br />
vormt geen heldere stedenbouwkundige ruimte. Ter hoogte van de kruising van de<br />
N34 en de Prinses Julianastraat is geen sprake van een goede entree tot het centrum<br />
van <strong>Ommen</strong>. In algemene zin is er sprake van een matige afstemming tussen de inrichting<br />
van de openbare ruimte en de functionele en/ of stedenbouwkundige functie.<br />
De verkeerskundige situatie<br />
Het plangebied herbergt een groot aantal parkeerplaatsen. Daarnaast is op te veel<br />
locaties sprake van een menging van verkeerssoorten. Verblijfsfuncties en verkeersfuncties<br />
zitten elkaar soms in de weg. De N34 is een knelpunt, omdat het een barrière<br />
vormt tussen de Vecht en het stadscentrum. De Markt wordt te veel gedomineerd<br />
door de verkeersfunctie en ontbeert (mede daardoor) een voldoende verblijfs- en<br />
verbindingsfunctie.<br />
Kabels en leidingen<br />
Binnen het plangebied bevinden zich geen hoofdtransportleidingen.<br />
4.3 Directe omgeving<br />
Functioneel gezien heeft het centrum van <strong>Ommen</strong> een groot aantal sterke punten<br />
die voor een deel overeenkomen met de sterke punten zoals deze zijn beschreven<br />
voor de <strong>Westflank</strong>. Zo is er sprake van een goede mix aan verschillende functies, is er<br />
onder andere een omvangrijk en redelijk divers winkelaanbod en is er een sterke<br />
toeristisch-recreatieve functie. Daar komt bij dat de woonfunctie de levendigheid<br />
van het centrum buiten de openingstijden positief bevordert. Daarentegen staat de<br />
concurrentiepositie van <strong>Ommen</strong> onder druk en is de afgelopen jaren de regiofunctie<br />
per saldo teruggelopen; er is enige leegstand van winkelruimte en er blijven een<br />
aantal potenties onbenut.<br />
Ruimtelijk functioneel is een aantal verbeteringen mogelijk. Zo is onder andere de<br />
hoofdwinkelstructuur onvoldoende in balans en is er een groot verschil tussen de<br />
inrichtingen en profielen van de centrumstraten. Positief zijn echter de bijzondere,<br />
vooral ook historische, kwaliteiten en de ambiance van de binnenstad. De verkeerskundige<br />
situatie binnen het gehele centrum van <strong>Ommen</strong> bevat sterke en zwakke<br />
punten die ook deels overeenkomen met de sterke en zwakke punten binnen het<br />
plangebied. Er is sprake van een redelijke bereikbaarheid en goede parkeermogelijkheden.<br />
Op de N34 is er echter net als bij het kruispunt Hessel Mulertbrug sprake<br />
van congestie; er zijn diverse knelpunten in de verkeersstructuur rond het centrum.<br />
60<br />
Hoofdstuk 4
5. BELEIDSKADER<br />
5.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid ten aanzien van het <strong>Centrum</strong><br />
van <strong>Ommen</strong> en omgeving. Allereerst wordt ingegaan op het rijksbeleid, vervolgens<br />
komen relevante aspecten uit het provinciale en regionale beleid aan de<br />
orde: dit vormen de kaders voor het gemeentelijke beleid. Het gemeentelijke beleid<br />
wordt in de laatste paragraaf behandeld.<br />
5.2 Rijksbeleid<br />
Nota Ruimte<br />
De Nota Ruimte 4<br />
heeft als hoofddoel op een efficiënte en duurzame wijze zowel in<br />
kwantitatieve, als ook in kwalitatieve zin ruimte te scheppen voor de verschillende<br />
ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking<br />
staat. Meer specifiek richt het rijksbeleid zich op:<br />
• Versterking van de concurrentiepositie van Nederland;<br />
• Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;<br />
• Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden,<br />
en;<br />
• Borging van de veiligheid (m.n. gericht op water en externe veiligheid).<br />
Algemene uitgangspunten van de Nota zijn ontwikkelingsplanologie, decentralisatie,<br />
deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Het rijk zal zich intensief bemoeien met<br />
de uitwerking van het beleid en de uitvoering die betrekking heeft op de selectie<br />
van gebieden en netwerken die onderdeel uitmaken van de nationale Ruimtelijke<br />
Hoofdstructuur (RHS). Daarbuiten zal het rijk zich terughoudend en selectief opstellen<br />
en stelt ze slechts een beperkt aantal regels om te zorgen voor een generieke<br />
basiskwaliteit in heel Nederland.<br />
Het beleid is gericht op bundeling van verstedelijking en economische activiteiten,<br />
maar wel met ruimte voor elk gemeente om te bouwen voor de opvang van de natuurlijke<br />
bevolkingsgroei zowel op het gebied van wonen als werken. Dit geldt ook<br />
voor het landelijke gebied en voor de nationale landschappen. Voorkomen moet<br />
4<br />
De Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal hebben ingestemd met de nota op respectievelijk<br />
17 mei 2005 en 17 januari 2006. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel<br />
in werking getreden. Op grond van artikel 9.1.2 lid 1 Overgangsrecht Wro is bepaald dat een<br />
planologische kernbeslissing (zoals de Nota Ruimte) gelijkgesteld wordt met een structuurvisie. Het<br />
recht van de planologische kernbeslissing zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van<br />
de Wro blijft van toepassing.<br />
Hoofdstuk 5<br />
61
worden dat de landelijke gebieden leeglopen doordat te beperkte ontwikkelingsruimte<br />
wordt geboden. Wettelijke basiskwaliteitsregels ten aanzien van water, natuur<br />
en externe veiligheid kunnen hieraan echter aanzienlijke ruimtelijke beperkingen<br />
opleggen.<br />
Voor bedrijven en voorzieningen wordt gestreefd naar een ‘goede plaats’ voor elk<br />
bedrijf. Voor zover de schaal, het gevaar en de hinder het toelaten verdient functiemenging<br />
voorrang, anders moet ruimte worden geboden op specifiek daarvoor te<br />
bestemmen (bedrijven)terreinen met een passende (multimodale) aansluiting op<br />
(bestaande) verkeers- en vervoersverbindingen.<br />
Optimale benutting van bestaand bebouwd gebied blijft van groot belang. Herstructurering,<br />
revitalisering en transformatie verdient de voorkeur boven nieuwe uitleglocaties.<br />
De verstedelijking dient optimaal aan te sluiten en gebruik te maken van de bestaande<br />
infrastructuur en van de potenties van knooppunten in deze infrastructuur.<br />
Ook aansluiting op het watersysteem (grond- en oppervlakte water) is van groot<br />
belang om wateroverlast te voorkomen en de waterkwaliteit te beschermen. Het<br />
belang van water als sturend principe heeft betekenis gekregen in de (verplichte)<br />
watertoets. Naast ruimte voor ‘rode’ functies moet ook ruimte worden gevonden<br />
voor parken, groengebieden, sportterreinen en ‘groene’ en ‘blauwe’ recreatiemogelijkheden<br />
in en om de stad.<br />
Met het in ontwikkeling zijnde beleid legt de nationale overheid een grotere verantwoordelijkheid<br />
bij decentrale overheden. De uitvoering van het beleid ligt primair<br />
bij de gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende,<br />
coördinerende en controlerende taak is weggelegd.<br />
Het onderhavig bestemmingsplan is een ontwikkelingsplan gericht op het optimaal<br />
benutten van bestaand bebouwd gebied. Doel is door herstructurering, revitalisatie<br />
en transformatie de ruimtelijke en functionele structuur van het centrum van <strong>Ommen</strong><br />
en daarmee van geheel <strong>Ommen</strong> aantrekkelijker en vitaler te maken. De ontwikkelingen<br />
uit onderhavig bestemmingsplan passen dan ook binnen het rijksbeleid.<br />
Ruimte voor de rivier<br />
Het klimaat verandert, de zeespiegel stijgt, de bodem daalt. Er komt steeds meer<br />
water in de Nederlandse Rivierendelta. Het klassieke concept van dijkverzwaring is<br />
daarom niet langer de eerste oplossing. ‘Ruimte voor de rivier’ is een beleidsconcept<br />
waarin wordt aangegeven wat de mogelijkheden er zijn om de rivier meer ruimte te<br />
geven en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit in het rivierengebied te verbeteren.<br />
De beleidslijn ‘Ruimte voor de rivier’ maakt onderdeel uit van de Vijfde Nota op de<br />
ruimtelijke ordening. De beleidslijn geldt onder andere voor de Overijsselse Vecht en<br />
62<br />
Hoofdstuk 5
moet in het streekplan verder uitgewerkt worden. Deze uitwerking is het toetsingskader<br />
voor bestemmingsplannen.<br />
Doordat <strong>Ommen</strong> tegen de winterdijk van de Overijsselse Vecht aan ligt heeft het<br />
project Ruimte voor de rivier veel invloed op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling<br />
van de gemeente. Ruimte voor de rivier kent twee doelstellingen: de veiligheid<br />
moet gewaarborgd worden en ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied moet een<br />
impuls krijgen.<br />
De beleidslijn geldt voor alle nieuwe activiteiten (inclusief wijziging van bestaande<br />
activiteiten) in het winterbed van de grote rivieren. Bij de bedijkte rivieren is de beleidslijn<br />
van toepassing in het gebied tussen de winterdijken aan beide zijden van de<br />
rivier. Tussen deze winterdijken zijn in principe geen bouwmogelijkheden aanwezig.<br />
Om aansluiting te vinden bij de uitgangspunten van ‘Ruimte voor de rivier’ is uitgebreid<br />
overleg gevoerd met het Waterschap. Onderhavig bestemmingsplan voldoet<br />
aan de beleidslijn. De geplande nieuwbouwactiviteiten zijn gelegen buiten het<br />
‘hoogwaterprofiel’ van de Vecht.<br />
Zoals in paragraaf 1.1 al vermeld staat is een projectgroep de haalbaarheid van een<br />
kadevariant aan het onderzoeken. In dat kader zal zeker ook de beleidslijn ‘Ruimte<br />
voor de rivier’ meegenomen worden.<br />
Tracébesluit Omleiding <strong>Ommen</strong> N34/N36<br />
De Rijksweg 34 (N34) is een belangrijke (noordoost)verbinding van het hoofdwegennet<br />
voor het verkeer tussen Twente (N36 [Twente-Witte Paal]) en Noord-<br />
Nederland (N48 [<strong>Ommen</strong>-Hoogeveen]). Daarnaast vervult de weg een belangrijke<br />
functie voor het (regionale) verkeer in oost-westrichting tussen Zwolle en Coevorden-Emmen.<br />
Mede door de dubbele functie levert de N34 reeds jaren problemen op<br />
in de regio Noordoost-Overijssel. De problemen hebben betrekking op de structuur<br />
van het wegennet, de capaciteit van de kruising met de Hessel Mulertbrug, het<br />
sluipverkeer, de verkeersonveiligheid en de leefbaarheid (barrièrewerking, geluidhinder<br />
en luchtvervuiling). De verwachte verdere groei van het verkeer leidt tot een<br />
versterking van de bovengenoemde problemen.<br />
Om deze problemen op te lossen zal de N36 vanaf de Witte Paal doorgetrokken<br />
worden ten noorden van <strong>Ommen</strong> om uit te komen bij de N48 ter hoogte van Ommerkanaal-Oost.<br />
Dit alles conform het Tracébesluit Omleiding <strong>Ommen</strong> N34/N36, dat<br />
op 29 augustus 2007 onherroepelijk is geworden.<br />
Door de omleiding, die medio 2010 wordt opgeleverd, ontstaan er tal van kansen en<br />
uitdagingen om het centrum van <strong>Ommen</strong> ruimtelijk, functioneel en stedenbouwkundig<br />
te versterken.<br />
Hoofdstuk 5<br />
63
5.3 Provinciaal beleid<br />
Omgevingsvisie Overijssel<br />
Inleiding<br />
Op 1 juli 2009 is de omgevingsvisie van de Provincie Overijssel vastgesteld door Provinciale<br />
Staten. In de omgevingsvisie zijn het streekplan, verkeer- en vervoerplan,<br />
waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan met elkaar geïntegreerd zodat één<br />
beleidsplan ontstaat voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In de omgevingsvisie<br />
benoemt de provincie de provinciale belangen en geeft ze aan hoe ze de maatschappelijke<br />
opgaven samen met de partners gaat realiseren. De omgevingsvisie is<br />
een structuurvisie in het kader van de nieuwe Wro.<br />
Leidende thema's in de omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.<br />
Duurzaamheid wordt volgens de omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante<br />
en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.<br />
Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming<br />
vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen,<br />
waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe<br />
kwaliteiten worden toegevoegd.<br />
Het door de provincie gekozen sturingsmodel in de omgevingsvisie kan als volgt<br />
worden beschreven. Allereerst vindt de afweging plaats of ontwikkelingen nodig<br />
dan wel mogelijk zijn. Dit is opgenomen in de generieke beleidskeuzes. Vervolgens<br />
wordt gekeken waar deze ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. In de omgevingsvisie<br />
zijn ontwikkelingsperspectieven opgenomen voor de gebieden. Tot slot wordt<br />
met behulp van de gebiedskenmerken aangegeven hoe de ontwikkeling plaats moet<br />
vinden.<br />
Generieke beleidskeuzes: (of-vraag)<br />
Bij ontwikkelingen ten aanzien van wonen, werken en voorzieningen in de stedelijke<br />
omgeving wordt ingezet op herstructurering. Als uitbreiding echt noodzakelijk is<br />
dan geschiedt uitvoering via integrale gebiedsontwikkeling conform de gebiedskenmerken.<br />
Onderstaand zijn de generieke beleidskeuzes weergegeven die het<br />
meest relevant zijn voor onderhavig initiatief.<br />
Woonomgeving<br />
De provincie zet in op differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende<br />
ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Dit stelt een duidelijke<br />
opgave zowel aan nieuwbouw als aan herstructurering.<br />
Daarnaast wordt ingezet op het behouden en versterken van de leefbaarheid in<br />
steden en dorpen door te sturen op de concentratie van voorzieningen en stimule-<br />
64<br />
Hoofdstuk 5
en van herstructurering. Hierbij is de kwaliteit van de openbare ruimte (voldoende<br />
groen, speelvoorzieningen, etc.) een belangrijk aandachtspunt.<br />
Economie en vestigingsklimaat<br />
Doel is de aantrekkingskracht te vergroten door aandacht voor cultuur, cultuurhistorie<br />
en recreatie- en winkelvoorzieningen.<br />
(Binnen)steden en landschap<br />
De provincie zet in op zuinig ruimtegebruik door het toepassen van de SER-ladder<br />
en de concentratie van bovenlokale behoefte aan woningen, bedrijven en voorzieningen<br />
in de stedelijke netwerken en streekcentra. De motivering van ruimtelijke<br />
planning gebeurt op basis van de beleidskaart, ontwikkelingsperspectieven, de Catalogus<br />
Gebiedskenmerken en regionale behoefteraming.<br />
Daarnaast wordt ingezet op het versterken van de kracht van de binnensteden door<br />
afspraken over binnenstedelijke woningbouw te maken en een proces dat voorziet<br />
in borging van de kwaliteit van stadsrandzones te ontwikkelen.<br />
Watersysteem en klimaat<br />
Binnen het stedelijk gebied is het waterbeheer afgestemd op de functie van wonen<br />
en werken. De ontwikkeling van het watersysteem biedt kansen voor het behoud en<br />
de versterking van ruimtelijke kwaliteit. Bij nieuwbouw en herstructurering wordt<br />
het belang van het water goed meegewogen. Het watertoetsproces is hiervoor een<br />
belangrijk instrument.<br />
Binnen de Stedelijke omgeving is de waterbeheersing van groot belang. Het bebouwde<br />
gebied moet bereikbaar en toegankelijk zijn, alleen zo kan het functioneren.<br />
Binnen het stedelijk gebied wordt het waterbeheer afgestemd op de functie<br />
van wonen en werken. Dit betekent bescherming tegen overstromingen en beperking<br />
van wateroverlast. Waterschappen en gemeenten dragen daar gezamenlijk<br />
zorg voor. Het watertoetsproces is een goed instrument om bij nieuwbouw en herinrichting<br />
van bestaand gebied de vereiste watercondities in beeld te brengen.<br />
In stedelijk gebied is water ook een verrijkend element. De kwaliteit van de leefomgeving<br />
en het bebouwde gebied worden versterkt door meer open water. Grachten<br />
en waterpartijen trekken publiek en bieden kansen voor specifieke woonmilieus en<br />
recreatievormen. Door de in aantal en hevigheid toenemende stortbuien is het nodig<br />
om meer waterberging te realiseren. De inrichting van de publieke ruimte kan<br />
door het vergroten van waterberging- en waterafvoermogelijkheden een kwaliteitsimpuls<br />
krijgen. De provincie vraagt gemeenten de kansen die de verdere ontwikkeling<br />
van het watersysteem biedt voor het behouden en versterken van de<br />
ruimtelijke kwaliteit, zoals zichtbaarheid en beleefbaarheid, te benutten bij nieuwbouw<br />
en herstructurering. Daarbij is de waterkwaliteit een belangrijk aandachts-<br />
Hoofdstuk 5<br />
65
punt, omdat de wateren in de bebouwde omgeving deel uitmaken van grotere watersystemen.<br />
Veiligheid en gezondheid<br />
De Overijsselse rivieren kunnen bij hoog water een bedreiging zijn voor veel mensen.<br />
Er zijn in Overijssel vier dijkringgebieden die risico lopen op overstroming. Deze<br />
zijn bij wet vastgelegd (Waterwet). Als gevolg van klimaatverandering nemen de<br />
overstromingsrisico’s toe. Omdat de provincie wil dat alle inwoners voldoende beschermd<br />
zijn tegen hoog water, geven zij rivieren ruimte voor extreme waterafvoer.<br />
In vrijwel heel Overijssel bestaat kans op wateroverlast. Door de klimaatverandering<br />
neemt de kans daarop nog toe. Aangezien herstructurering en nieuwbouw altijd<br />
invloed hebben op het regionale watersysteem, verwacht de provincie van waterschappen<br />
en gemeenten dat zij bij ontwikkelingen in de Stedelijke omgeving altijd<br />
aandacht besteden aan de invloed op de grondwaterstand, de aanleg van ruime<br />
mogelijkheden voor waterberging, de capaciteit van het rioleringsstelsel en de afvoermogelijkheden<br />
van het watersysteem waarop wordt geloosd. Hiervoor is de<br />
watertoets een goed instrument. Afkoppelen van regenwater voor voeding van het<br />
watersysteem is standaard. De provincie heeft hierbij een stimulerende rol. In bijzondere<br />
gevallen zijn ze bereid financieel bij te dragen, bijvoorbeeld wanneer sprake<br />
is van vernieuwende projecten met een voorbeeldfunctie of onevenredig hoge<br />
kosten. Door creatief ontwerpen kan het realiseren van de wateropgave in combinatie<br />
met herinrichting van de openbare ruimte bijdragen aan versterking van de<br />
ruimtelijke kwaliteit en groen in de wijk.<br />
Ondergrond<br />
De kenmerken, kwaliteiten en waarden van de ondergrond worden beschermd<br />
(toekomstwaarde van de bodem) en waar mogelijk ingezet om de ruimtelijke kwaliteit<br />
en identiteit van gebieden te versterken (verbinden van kwaliteiten). Aardkundige,<br />
archeologische en cultuurhistorische waarden worden zoveel mogelijk behouden<br />
en beleefd door mensen dankzij informatie, gebruik en ontwikkeling.<br />
Ontwikkelingsperspectieven groene en stedelijke omgeving (waar-vraag)<br />
Op de Overzichtskaart van de provincie worden de volgende ontwikkelingsperspectieven<br />
geschetst voor het plangebied. Het grootste deel van het plangebied valt<br />
onder ontwikkelingsperspectief 5. Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus (historische<br />
kern, woonwijk en geplande woonwijk). Een kleiner deel van het plangebied<br />
(het groen bij de Voormars) valt onder ontwikkelingsperspectief 3. Buitengebied<br />
– accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap: met landbouw, natuur, water<br />
en wonen als goede buren).<br />
Met onderhavig bestemmingsplan wordt voorzien in een aantal nieuwe woningen<br />
en voorzieningen en de daarbij benodigde parkeergelegenheid. De parkeergele-<br />
66<br />
Hoofdstuk 5
genheid is gesitueerd op de gronden die in de omgevingsvisie zijn aangeduid als<br />
‘Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte: mixlandschap met landbouw, natuur,<br />
water en wonen als goede buren’. Slechts een klein deel van het aan te leggen<br />
verharde parkeergelegenheid ligt hier in. Voor het overige zal het parkeerterrein<br />
een groen karakter krijgen en slechts halfverhard worden. Naar de mening van de<br />
gemeente wordt zo in voldoende mate recht gedaan aan de ‘Groene omgeving’.<br />
De woningen en voorzieningen worden gerealiseerd op gronden die in de omgevingsvisie<br />
zijn aangeduid als ‘Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus: historische<br />
kern, woonwijk en geplande woonwijk’. Er is in de omgevingsvisie dus al rekening<br />
gehouden met de nieuwbouw van woningen. Daarnaast bevindt het plangebied<br />
zich binnen bestaand stedelijk gebied. Volgens de SER-ladder dient eerst bestaande<br />
bebouwing benut te worden en herstructurering plaats te vinden, alvorens<br />
uitbreiding plaatsvindt. Daar wordt met onderhavig bestemmingsplan aan voldaan.<br />
De ontwikkelingen vinden plaats in bestaand bebouwd gebied.<br />
Gebiedskenmerken (hoe-vraag)<br />
Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken<br />
richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. Bij de gebiedskenmerken<br />
is in de kolom 'sturing' onder de kop norm aangegeven welke kenmerken<br />
altijd, met elke ontwikkeling, gerespecteerd en versterkt dient te worden, omdat ze<br />
gerekend worden tot het provinciale belang. Onder de kop richting is een manier<br />
van omgang met kenmerken weergegeven, die de provincie zeer wenselijk vindt.<br />
Hier mag van worden afgeweken. Onder de kop inspiratie staan ontwikkelingen<br />
vermeld die denkbaar zijn in het betreffende gebiedstype met respect voor de gebiedskenmerken.<br />
Voor het plangebied zijn de volgende lagen met de daarbijbehorende<br />
gebiedskenmerken uit de omgevingsvisie van toepassing.<br />
Stedelijke laag: historische centra, binnensteden, landstadjes<br />
Vitale stads- en dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld.<br />
Eigen karakter van het centrum wordt opgezocht en versterkt. Het patroon van straten,<br />
pleinen en andere openbare ruimten wordt in stand gehouden en waar mogelijk<br />
versterkt of hersteld. Archeologische en historische waarden worden zichtbaar<br />
gemaakt en ingezet ter versterking van de eigen identiteit van gebieden. Cultuurhistorische<br />
waardevolle en beeldbepalende gebouwen krijgen waar nodig nieuwe<br />
functies en economische dragers. Bijzondere condities (waterfront) worden benut.<br />
Behouden en versterken van de leefbaarheid van de centra door het behouden en<br />
versterken van de mix van functies (bijvoorbeeld door het stimuleren van wonen<br />
boven winkels) en integrale oplossingen voor de functionele claim op de openbare<br />
ruimte (bijvoorbeeld door het toepassen ‘shared space’ concept: een integrale herinrichting<br />
van weg en omgeving met minimaal gebruik van verkeersborden, belijning,<br />
gescheiden rijbanen, drempels etc ).<br />
Hoofdstuk 5<br />
67
Met onderhavig bestemmingsplan krijgt de binnenstad een beschermende bestemmingsregeling,<br />
gericht op instandhouding van het bestaande, historische patroon<br />
van wegen en bebouwing. De ontwikkelingen die op basis van het bestemmingsplan<br />
plaats kunnen vinden, dragen bij aan behoud en versterking van de mix van functies,<br />
het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimten en de leefbaarheid.<br />
Het plan wordt ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter<br />
van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van<br />
verkeer en parkeren.<br />
Lust & leisure laag: stads- en dorpsfront: front<br />
Stad en landschap tonen zich van hun beste kant. Creëer balustrades en boulevards<br />
waar stad of dorp en het omliggende landschap prominent hun gezicht laten zien<br />
en situeer er voorzieningen bij (cultuur, horeca) om van de zichten te genieten.<br />
Nieuwe landmarks en hoogwaardige architectuur op beeldbepalende locaties in de<br />
stads- en dorpsfronten. Koester het landschap in de stad waar dit onder de grond is<br />
geschoffeld. Combineren van de ontwikkeling van fronten met de water- en/of gebiedsopgaven,<br />
zoals ruimte voor de Vecht, is kansrijk.<br />
Als voorbeeld heeft de provincie een schets bijgevoegd van het centrum van <strong>Ommen</strong><br />
(pag. 141, Catalogus Gebiedskenmerken). Deze schets is afkomstig uit ‘ Levende<br />
Vecht, Atelier-Overijssel 2006’ en toont ter hoogte van het plangebied een stadsfront<br />
bestaande uit bebouwing evenwijdig aan de Vecht. De verstedelijking van dit<br />
deel van <strong>Ommen</strong> is op de schets veel groter dan wat mogelijk gemaakt wordt in het<br />
bestemmingsplan voor de <strong>Westflank</strong>. De openingen naar de Vecht toe zijn veel minder<br />
en ook het hele grasveld aan de Voormars wordt bebouwd.<br />
Met onderhavig bestemmingsplan wordt het gebied ten noorden van de Vecht ontwikkeld.<br />
Veel zorg is besteed aan het creëren van betekenisvolle openbare ruimtes,<br />
die een bijdrage leveren aan het binnenstadsgevoel. Daarbij is de bijzondere relatie<br />
van de binnenstad en de Vecht een belangrijk ontwerpmotief geweest.<br />
De omgevingsverordening<br />
In de omgevingsverordening wordt aangegeven welke aspecten aan de orde moeten<br />
komen in de toelichting en de regels van het bestemmingsplan.<br />
In onderstaande tabel is aangegeven welke aspecten relevant zijn voor onderhavig<br />
bestemmingsplan en hoe hiermee is omgegaan.<br />
Relevante aspecten uit Omgevingsverordening Verwerking in bestemmingsplan<br />
<strong>Bestemmingsplan</strong> voorziet alleen in woningbouw, detail- Verwezen wordt naar de toelichting paragraaf 2.7<br />
handel , infrastructuur en groenvoorzieningen om te en 5.4. Wat betreft de woningbouw wordt primair<br />
voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere<br />
doelgroepen.<br />
gebouwd voor de lokale bevolking.<br />
68<br />
Hoofdstuk 5
Het bouwen en verharden van de groene ruimte moet<br />
aannemelijk worden gemaakt.<br />
<strong>Bestemmingsplan</strong> dient bij te dragen aan het versterken<br />
van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.<br />
<strong>Bestemmingsplan</strong> dient bij te dragen aan het versterken<br />
van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.<br />
Aangeven op welke wijze toepassing is gegeven aan de<br />
vierlagenbenadering;<br />
Motiveren waarom de ontwikkeling past binnen het provinciale<br />
ontwikkelingsperspectief voor het plangebied<br />
Onderbouwen dat het bestemmingsplan bijdraagt aan het<br />
versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende<br />
gebiedskenmerken.<br />
Indien er sprake is van normerende dan wel richtinggevende<br />
uitspraken behorende bij de gebiedskenmerken<br />
moeten deze doorwerken in de regels van het bp<br />
Hoofdstuk 5<br />
Zie hierboven.<br />
Zie hierboven en hoofdstuk 2 toelichting.<br />
Zie hierboven en hoofdstuk 2 toelichting.<br />
Zie hierboven.<br />
Zie hierboven.<br />
Zie hierboven.<br />
Wat betreft de stedelijke laag ‘historische centra,<br />
binnensteden, landstadjes’ zijn op onderstaande<br />
wijze de normerende en richtinggevende uitspraken<br />
verwerkt in het bestemmingsplan:<br />
1. De regeling is gericht op de instandhouding<br />
van het bestaande, historische patroon van<br />
wegen en bebouwing. De bouwgrenzen volgen<br />
de historische lijnen en ook de maximale<br />
goot- en nokhoogten zijn zodanig, dat het historische<br />
karakter gewaarborgd blijft.<br />
2. De nieuwe bebouwing is ingepast met respect<br />
voor de historie, het individuele karakter van<br />
de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie<br />
tot de problematiek van verkeer en parkeren.<br />
Verwezen wordt naar de desbetreffende relevante<br />
paragrafen.<br />
Wat betreft de Lust & Leasure laag: stads en dorpsfront<br />
zijn op onderstaande wijze de normerende en<br />
richtinggevende uitspraken verwerkt in het bestemmingsplan:<br />
1. Mede op basis van een analyse van cultuurhistorische<br />
en architectonische waarden is het<br />
ontwikkelingsplan ontworpen.<br />
2. Uit de toelichting (o.a. par. 2.4) blijkt, dat veel<br />
zorg is besteed aan het creëren van betekenisvolle<br />
openbare ruimtes, die een bijdrage leveren<br />
aan het binnenstadsgevoel. Daarbij is de<br />
69
Woningbouw moet in overeenstemming zijn met de<br />
woonvisie (aard, omvang en locatie), waarover overeenstemming<br />
is bereikt met buurgemeenten en GS<br />
Er mogen geen bestemmingen aangewezen worden, die<br />
activiteiten mogelijk maken die significante negatieve<br />
effecten hebben op de wezenlijke natuurkenmerken en<br />
natuurwaarden<br />
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt aangegeven<br />
op welke wijze bij de planontwikkeling rekening is<br />
gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden<br />
In de toelichting moet ingegaan worden op de externe<br />
veiligheid nabij transport gevaarlijke stoffen en Bevi inrichtingen.<br />
5.4 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
70<br />
bijzondere relatie van de binnenstad en de<br />
Vecht een belangrijk ontwerpmotief.<br />
Verwezen wordt naar paragraaf 5.4 (Woonplan<br />
2003 -–2007). Momenteel wordt gewerkt aan een<br />
nieuwe woonvisie in nauw overleg met de provincie<br />
en naburige gemeenten.<br />
Verwezen wordt naar paragraaf 6.8 van de toelichting.<br />
Verwezen wordt naar hoofdstuk 2 en paragraaf 6.7<br />
en 6.10 van de toelichting.<br />
Verwezen wordt naar paragraaf 6.5 van de toelichting.<br />
De afgelopen jaren zijn diverse nota’s opgesteld die van belang zijn voor het functioneren<br />
en de positie van <strong>Ommen</strong>-centrum. In dit kader vormen ‘Ontwikkelingsvisie<br />
<strong>Ommen</strong>-centrum’ en het ‘Ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-centrum’ de belangrijkste<br />
documenten. Een samenvatting van deze plannen vindt u terug in deel A<br />
van deze toelichting. Al deze plannen zijn als separate bijlagen 1 en 2 bij de toelichting<br />
gevoegd.<br />
Woonplan 2003-2007<br />
Het Woonplan 2003-2007 (zie separate bijlage 10) vormt de basis voor afspraken<br />
tussen de gemeente en de provincie over de te leveren prestaties. De provincie hanteert<br />
een subregionale indeling, waarmee de provincie flexibel wil omgaan. Het is<br />
uiteindelijk aan de gemeenten om de bovenlokale afstemming vorm te geven.<br />
In het Woonplan 2003-2007 worden een vijftal beleidsdoelen geformuleerd. Voor<br />
onderhavige ontwikkeling is met name het tweede beleidsdoel van belang: ‘Het<br />
gemeentelijk woonbeleid is erop gericht bij woningaanpassingen en nieuwbouw zo<br />
goed mogelijk in te spelen op de sterk toegenomen diversiteit van de kwalitatieve<br />
woningvraag van alle woningzoekenden’.<br />
Kwantitatief<br />
In de uitwerking van het hiervoor omschreven beleidsdoel wordt verder ingegaan<br />
op <strong>Ommen</strong>-centrum en de daarbijbehorende ontwikkelingsvisie. Aangegeven wordt<br />
dat het doel is de concurrentiepositie van <strong>Ommen</strong> te herstellen en het imago, de<br />
Hoofdstuk 5
identiteit van het centrum, een impuls te geven. Ook zijn er enkele (inbreidings)locaties<br />
benoemd voor in totaal ongeveer 100 nieuwe woningen. Onderhavig<br />
bestemmingsplan omvat de realisatie van circa 80 nieuwe woningen en past daarmee<br />
binnen het gemeentelijke woonplan, welke uitgaat van 100 nieuwe woningen.<br />
Kwalitatief<br />
In het woonplan wordt aangegeven dat drie doelgroepen extra aandacht verdienen:<br />
• Ouderen;<br />
• Starters;<br />
• Minder draagkrachtigen.<br />
In het ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-centrum is hier rekening mee gehouden.<br />
Er is een ruime differentiatie aangebracht in het type te bouwen woningen. De<br />
oppervlakte en prijsniveaus van de woningen verschillen.<br />
De nieuw te bouwen woningen op het 11 April Plein zijn met name bedoeld voor<br />
starters. Ter plaatse van de voormalige Aldi-vestiging komen appartementen voor<br />
het middensegment. Aan de Vechtoever komen vooral woningen voor het hoge<br />
segment.<br />
Distributie-planologische aspecten<br />
In de Ontwikkelingsvisie <strong>Ommen</strong> centrum, die in maart 2003 werd vastgesteld door<br />
de gemeenteraad, werd ingegaan op de uitbreidingsmogelijkheden voor detailhandel.<br />
Kort samengevat bleek uit onderzoek, dat er in het centrum van <strong>Ommen</strong> voor<br />
de periode van 2001 tot 2010 een totale kwantitatieve uitbreidingsruimte bestond<br />
van circa 1.900 m² vvo 5 (circa 2.400 m2 bvo 6 ). Daarnaast werd ervoor gepleit een extra<br />
programma van 1.000 m² vvo (circa 1.250 m2 bvo) te reserveren voor verplaatsingen<br />
naar het centrum vanuit de randen en voor schaalvergroting van bestaande<br />
bedrijven in het centrum. In totaal dus + 2.900 m2 vvo (circa 3.650 m2 bvo) tot 2010.<br />
Bovendien werd gesteld dat het kwantitatieve aspect weliswaar belangrijk is, maar<br />
dat het er vooral om zou moeten gaan om nieuwe kwaliteit aan te trekken en op<br />
die manier de aantrekkingskracht van het centrum te versterken.<br />
Ten aanzien van de horeca werd in de Ontwikkelingsvisie aangegeven dat gestreefd<br />
zou moeten worden naar selectieve versterking. Dat is deels ook reeds gerealiseerd<br />
door de functieverandering van het voormalige postkantoor in een grand café.<br />
Deze uitgangspunten van de Ontwikkelingsvisie zijn ook in 2009 nog onverkort van<br />
kracht. In de periode 2002-2009 is het areaal aan detailhandelsruimte niet of nauwelijks<br />
toegenomen. Dat heeft onder andere ook te maken met het niet beschikbaar<br />
zijn van nieuwe locaties. In andere centra in de omgeving zijn daarentegen wel<br />
5<br />
vvo = verkoopvloeroppervlak<br />
6<br />
bvo = bedrijfsvloeroppervlak<br />
Hoofdstuk 5<br />
71
nieuwe ontwikkelingen tot stand gekomen, onder andere in Hardenberg, of in<br />
voorbereiding.<br />
De belangrijkste mutaties in de detailhandel in het centrum van <strong>Ommen</strong> in de periode<br />
2002-2009 zijn van kwalitatieve aard geweest:<br />
• De in 2002 geconstateerde leegstand is voor een deel opnieuw ingevuld; er is<br />
echter nog steeds leegstand.<br />
• De Aldi supermarkt is uit het centrum vertrokken; het pand is door de gemeente<br />
aangekocht met het oog op de beoogde herontwikkeling van de locatie, en tijdelijk<br />
verhuurd aan een koopjeshal.<br />
• In een aantal panden hebben zich brancheverschuivingen voorgedaan, die in het<br />
algemeen hebben geleid tot kwaliteitsversterking van het bestaande aanbod.<br />
Met andere woorden: wel interne verschuivingen in de branchestructuur, maar<br />
nauwelijks uitbreiding in kwantitatieve zin.<br />
De nieuwste gegevens uit de “Retail Verkenner 2008” van Locatus bevestigen dit<br />
(zie ook de separate bijlage 11 ‘Uittreksel databestand Locatus, Retail Verkenner<br />
2008). Locatus volgt de ontwikkelingen in de detailhandel voor alle binnensteden en<br />
ander winkelcentra in Nederland en wijdt daaraan jaarlijks een publicatie. Volgens<br />
de retailverkenner 2008 beschikt het centrum van <strong>Ommen</strong> in 2008 over 13.191 m2<br />
winkelvloeroppervlak, ten opzichte van 12.670 m2 in 2002. Met andere woorden:<br />
nauwelijks uitbreiding in kwantitatieve zin. Wel een aantal interne verschuivingen in<br />
de branchestructuur. De belangrijkste daarvan zijn hierboven vermeld. De kwantitatieve<br />
toename in de periode 2002-2009 wordt voornamelijk veroorzaakt door een<br />
zekere afname van de leegstand.<br />
Wat betreft een eventuele nieuwvestiging van een tweede supermarkt het volgende.<br />
Alleen op de locatie van de voormalige Aldi is een vestiging van een supermarkt<br />
mogelijk gelet op de noodzakelijke fysieke ruimte voor een moderne supermarkt.<br />
Echter deze locatie heeft belangrijke praktische nadelen voor een tweede supermarkt.<br />
De parkeermogelijkheden zijn beperkt, de verkeersaantrekkende werking is<br />
voor die locatie niet acceptabel en ook de bevoorrading zal de nodige problemen<br />
opleveren. Op grond van deze ruimtelijk relevante argumenten is daarom de vestiging<br />
van een tweede supermarktvestiging in de regels expliciet uitgesloten.<br />
In de horeca-sector is de uitbreiding van het aanbod in de periode 2002-2009 beperkt<br />
gebleven tot de vestiging van grand café Tante Pos in het voormalige postkantoor.<br />
Dit wordt zowel door ondernemers binnen de horeca als in ondernemerskringen<br />
daarbuiten gezien als een kwaliteitsversterking.<br />
Versterking van het detailhandels- en horeca aanbod in het centrum van <strong>Ommen</strong> is<br />
anno 2009 nog steeds noodzakelijk. Dat klemt te meer door de recente ontwikkelingen<br />
in de regio, die de marktpositie van <strong>Ommen</strong> in sterke mate kunnen beïnvloeden.<br />
Het Koopstromenonderzoek dat in 2005 werd gehouden door de Kamer van<br />
72<br />
Hoofdstuk 5
Koophandel (zie separate bijlage 12) laat zien dat het consumentenoordeel over een<br />
aantal kwalitatieve aspecten, zoals “aantal winkels”, “sfeer en gezelligheid”, “inrichting<br />
en aankleding”, etc. lager scoort dan het vergelijkbare onderzoek van 2000.<br />
Ook de cijfers over de koopkrachtbinding, en vooral de koopkrachttoevloeiing, duiden<br />
gemiddeld genomen niet op een verbetering van de economische positie. De<br />
effecten van de recente versterking van enkele concurrerende centra, met name in<br />
Hardenberg, konden in het Koopstromenonderzoek uiteraard nog niet gemeten<br />
worden. De uitgangspunten van de Ontwikkelingsvisie <strong>Ommen</strong> centrum van 2003<br />
zijn dus nog steeds van kracht.<br />
In het Ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong> <strong>Ommen</strong>-centrum is aan detailhandelscapaciteit<br />
voorzien van:<br />
• 11 April Plein: 850 m² bvo 7 , (circa 700 m² vvo 8 ).<br />
• Aldi locatie: 1.250 m² bvo, (circa 1.000 m² vvo).<br />
• Marktgebouw: 450 m² bvo, (circa 350 m² vvo).<br />
In totaal voor de gehele <strong>Westflank</strong> is dat dus 2.550 m² bvo (circa 2.050 m² vvo).<br />
Daarvan is echter 700 m² bvo (550 m² vvo) reeds bestaande winkelruimte, namelijk<br />
de tijdelijke invulling van de voormalige Aldi met een koopjeshal.<br />
De netto kwantitatieve uitbreiding van het detailhandelsareaal in de plannen voor<br />
de <strong>Westflank</strong> bedraagt derhalve 1.850 m² bvo (circa 1.500 m² vvo). Dat bevindt zich<br />
ruim binnen de in de Ontwikkelingsvisie berekende distributieve ruimte van circa<br />
3.650 m2 bvo (circa 2.900 m2 vvo) tot 2010. In andere delen van het centrum wordt<br />
bovendien geen uitbreiding van detailhandel nagestreefd.<br />
Daarbij kunnen nog de volgende kanttekeningen worden gemaakt:<br />
• De feitelijke ontwikkeling van het aantal inwoners in de kern <strong>Ommen</strong> ligt iets<br />
hoger dan in de berekening van de Ontwikkelingsvisie is aangenomen.<br />
• De berekening van de Ontwikkelingsvisie gaat slechts tot 2010. In de periode<br />
daarna zal de marktontwikkeling niet stilstaan.<br />
Dat versterkt de conclusie dat de toevoeging van nieuwe m2’s detailhandel bescheiden<br />
is ten opzichte van de berekende distributieve ruimte.<br />
Horeca en bioscoop/servicetheater<br />
Voor wat betreft de horeca voorzien de plannen in een uitbreiding van 450 m² bvo<br />
in het Marktgebouw. Ook in het nieuw te bouwen paviljoen aan de Vechtoever is<br />
horeca toegestaan (circa 150 m2 bvo). Binnen de bestemming ‘Woondoeleinden’ is<br />
(onder voorwaarden) Bed and Breakfast toegestaan. Verder zal in het Marktgebouw<br />
een bioscoop/(service)theater worden gevestigd.<br />
Doel hiervan is extra kwaliteit toe te voegen aan het bestaande aanbod aan voorzieningen<br />
in het centrum en daardoor de recreatieve functie van het centrum te<br />
versterken conform de doelstellingen van de Ontwikkelingsvisie <strong>Ommen</strong>-<strong>Centrum</strong>.<br />
7<br />
bvo = bedrijfsvloeroppervlak<br />
8<br />
vvo = verkoopvloeroppervlak<br />
Hoofdstuk 5<br />
73
Verkeer en Vervoer<br />
In 2008 is door de gemeenteraad het Verkeersstructuurplan van <strong>Ommen</strong> vastgesteld.<br />
Dit was een resultaat van een opbouwend proces dat uit de volgende stappen bestaat:<br />
‘Gebaande wegen’<br />
In 2003 zijn in de notitie ‘Via de gebaande wegen op weg naar 2020’’ de oplossingsrichtingen<br />
voor de hoofdwegenstructuur in <strong>Ommen</strong> aangegeven. Deze notitie gold<br />
als een eerste aanzet tot het opstellen van het verkeersstructuurplan die verder uitgewerkt<br />
zou moeten worden. De notitie behelsde een verkeersanalyse van de bestaande<br />
situatie en een verkeerstechnisch onderzoek naar de knelpunten en oplossingsrichtingen<br />
in 2010 en 2020. Het onderzoek dat met behulp van het verkeersmodel<br />
is verricht was uitsluitend gericht op het autoverkeer in en rond de kern van<br />
<strong>Ommen</strong>. De oplossingsrichtingen zijn doorgerekend op effectiviteit voor wat betreft<br />
de doorstroming van het geprognosticeerde verkeersintensiteiten in 2020. Het doel<br />
van de notitie was een discussie op hoofdlijnen te voeren om zodoende de varianten<br />
te bepalen die voor de verdere uitwerking in aanmerking komen. Een van de conclusies<br />
die vanuit de notitie zijn getrokken was dat het weliswaar wenselijk zou zijn de<br />
Danteweg door te trekken tot de Balkerweg maar dat het niet urgent c.q. noodzakelijk<br />
is voor de toekomstige hoofdwegenstructuur van <strong>Ommen</strong>. Ook de commissie<br />
Ruimte heeft gesproken over de oplossingsrichtingen die naar voren zijn gekomen<br />
uit de eerste verkeersonderzoeken. Commissie Ruimte was in principe akkoord met<br />
de wegenstructuur ten noorden van de Vecht. Voor de structuur ten zuiden van de<br />
Vecht heeft de Commissie Ruimte om een nader onderzoek gevraagd om een oplossing<br />
te vinden voor het zuidwestelijk doorgaand verkeer via de Markt.<br />
‘Verkeerscirculatieplan’<br />
Ten behoeve van de <strong>Centrum</strong>visie en op basis van de notitie ‘Gebaande wegen’ is in<br />
2004 door Haskoning het Verkeerscirculatieplan <strong>Ommen</strong>-centrum opgesteld. Ten<br />
tijde van het opstellen van het Verkeerscirculatieplan was de doortrekking van de<br />
Danteweg een reële optie (ook politiek gezien) en maakte onderdeel van het basis<br />
wegennetwerk (hierbij opgemerkt dat de doortrekking van de Danteweg geen invloed<br />
heeft op verkeersbelastingen op de Varsenerdijk/Markt of andere wegen in<br />
het centrum). In de notitie ‘Gebaande wegen’ is uitgegaan van een maximale verkeersbelasting<br />
van 2000 mvt/etmaal op de Markt. Gaandeweg het proces van het<br />
VCP is echter deze grens verlegd naar 4000 mvt/etmaal welke als uitgangspunt voor<br />
VCP is aangehouden. Op grond van de parallel aan het VCP opgestelde studie naar<br />
‘Alternatieve routes voor doorgaand verkeer op de Vasenerdijk’ is destijds de conclusie<br />
getrokken dat alleen door de aanleg van een tweede brug over de Vecht het<br />
uitgangspunt van 4000 mvt/etmaal op de Varsenerdijk te halen was. Als tweede<br />
(verkeerstechnisch) minder goede optie was de aansluiting van de Zwolseweg op de<br />
N348 plus twee knippen op de Prinses Julianastraat en de Vasenerdijk genoemd.<br />
Geen van beide voorgelegde oplossingen uit deze studie zijn achteraf haalbaar ge-<br />
74<br />
Hoofdstuk 5
leken. Desalniettemin is dit plan door de raad van 28 april 2005 vastgesteld. Het<br />
Verkeerscirculatieplan is als separate bijlage 13 bij deze toelichting gevoegd.<br />
In het Verkeerscirculatieplan <strong>Ommen</strong>-centrum worden de volgende voor de reconstructie<br />
van de <strong>Westflank</strong> relevante verkeersmaatregelen voorgesteld:<br />
• De afwaardering van de verkeersfunctie van de Varsenerdijk tussen de nieuwe<br />
aansluiting op de Voormars en de Hessel Mulertbrug/Julianastraat tot een verblijfsgebied<br />
met een snelheidsregime van maximaal 30 km/uur en de daarbij behorende<br />
inrichting.<br />
• Een aanpassing van de inrichting van de Varsenerstraat aan de huidige functie,<br />
namelijk: verblijfsgebied, waarbij bevoorrading mogelijk blijft. Ook in de oude<br />
binnenstad hebben alle straten nu al een 30 km/uur-regime.<br />
• Het creëren van een evenwichtige parkeerstructuur voor zowel lang- als kortparkeerders<br />
aansluitend op de belangrijkste invalsroutes.<br />
Verkeersstructuurplan<br />
De raad heeft in mei 2006 besloten om een integraal verkeerstructuurplan op te<br />
laten stellen. Het Verkeersstructuurplan (als separate bijlage 14 bij deze toelichting<br />
gevoegd) is door de raad in juni 2008 vastgesteld en kent o.a. de volgende<br />
onderscheidende elementen ten opzichte van het Verkeerscirculatieplan:<br />
• breed gedragen plan<br />
Dit plan is tot stand gebracht in nauwe samewerking met de bevolking van<br />
<strong>Ommen</strong> en diverse belangenorganisaties. Het resultaat was een breed gedragen<br />
voorstel voor voorkeursvariant van de hoofdwegenstructuur <strong>Ommen</strong> tot 2015.<br />
Na deze periode dient het plan te worden herzien afhankelijk van de regionale<br />
ontwikkelingen (N340, N348) en nadat de effecten van de aanleg van de<br />
omleiding N36 daadwerkelijk in beeld zijn.<br />
• synergie op vier fronten<br />
Op grond van de evaluatie van de verrichte onderzoeken zijn in VSP diverse scenario's<br />
aangescherpt en ontstond een beeld van een voorkeursvariant. In dit<br />
voorkeursvariant zijn de keuzen zodanig gemaakt dat op vier fronten synergie is<br />
ontstaan (vier pijlers van VSP): verkeerskundig, ruimtelijk, milieutechnisch en<br />
economisch. Vanuit de brede discussie in de ontwerpateliers zijn de keuzen voor<br />
hoofdstructuren goed gemotiveerd.<br />
• nieuw verkeersmodel<br />
Bij het verkeersstructuurplan is uiteindelijk het criterium verkeer kwantitatief<br />
onderbouwd. Daarbij is gebruik gemaakt van het meest geavanceerde en voor<br />
dit doel opgestelde verkeersmodel Omnitrans. In tegenstelling tot het model dat<br />
gebruikt is voor het opstellen van de ‘Gebaande wegen’ en VCP dat meer geschikt<br />
is voor de vergelijking van de varianten (alles of niets toedeling) geeft het<br />
nieuwe model meer betrouwbare prognoses van de belastingen op het wegvakniveau<br />
(capaciteitsafhankelijke toedeling). Mede omdat dit model rekening<br />
houdt met de ‘intensiteit/capaciteit verhouding zowel op de wegvakken als op<br />
Hoofdstuk 5<br />
75
de kruispunten zijn de verkeersintensiteiten op de Varsenerdijk achteraf acceptabel<br />
gebleken zonder dat een nieuwe zuidwestelijke verbinding gerealiseerd<br />
moest worden.<br />
• doortrekking Danteweg niet noodzakelijk<br />
Uit het onderzoek is ook gebleken dat de doortrekking van de Danteweg niet<br />
noodzakelijk is voor het goed functioneren van de hoofdwegenstructuur in<br />
<strong>Ommen</strong>. Het doortrekken van de Danteweg heeft vooral een lokaal effect zodat<br />
de raad in 2008 het VSP heeft vastgesteld zonder de Danteweg door te laten<br />
trekken.<br />
Het in het verkeersstructuurplan gebruikte verkeersmodel is inmiddels geactualiseerd.<br />
Het geactualiseerde verkeersmodel is basis geweest voor dit bestemmingsplan<br />
en de in het kader van dit bestemmingsplan uitgevoerde onderzoeken (zie verder<br />
paragraaf 2.7.1).<br />
Dit bestemmingsplan is een uitwerking van bovenstaand beleid. Wel zijn voor de<br />
onderbouwing en verantwoording van de plannen waar nodig de onderzoeken geactualiseerd.<br />
Het Waterplan<br />
Op 15 december 2009 is door de gemeenteraad het Waterplan gemeente <strong>Ommen</strong><br />
vastgesteld. Het waterplan kan worden gezien als de weerslag van de gezamenlijke<br />
visie van de gemeente en waterschappen op het waterbeheer. Dit plan is als bijlage<br />
36 bij deze toelichting gevoegd.<br />
In de praktijk zijn de voornaamste functies van een waterplan:<br />
1. het geven van een beleidskader voor wat betreft het aspect water;<br />
2. om gemeentebreed het onderwerp water zowel intern binnen de eigen organisatie<br />
als extern met de waterschappen af te stemmen;<br />
3. het geven van een overzicht van de huidige situatie op het gebied van water in<br />
de gemeente;<br />
4. het geven van een overzicht van de nog te nemen maatregelen op het gebied<br />
van water;<br />
5. het leveren van een waterparagraaf voor de op stellen structuurvisie.<br />
Het vastgestelde waterplan is richtinggevend voor andere plannen met name op het<br />
gebied van ruimtelijke inrichting en bouwen.<br />
Ten aanzien van de stedelijke wateropgave dient een gemeente aan te geven hoe<br />
aan deze opgave invulling wordt gegeven. Daarbij betreft het maatregelen die getroffen<br />
moeten worden om in het bebouwde gebied de kans op wateroverlast zoveel<br />
mogelijk te voorkomen.<br />
76<br />
Hoofdstuk 5
Het gaat daarbij om wateroverlast als gevolg van oppervlaktewater, overbelasting<br />
van de riolering en door te hoge grondwaterstanden.<br />
Voor het watersysteem in <strong>Ommen</strong> zijn de volgende zaken van belang:<br />
- het terugdringen van de vuiluitworp uit de riolering (overstorten);<br />
- zoveel mogelijk afkoppelen van verhard oppervlak;<br />
- goed kunnen beheersen van het regenwaterafvoersysteem;<br />
- bestand zijn van het systeem tegen calamiteiten en klimaatverandering;<br />
- kunnen bergen van voldoende water in noodsituaties.<br />
De ontwikkeling van het plan <strong>Westflank</strong> en de waterparagraaf (paragraaf 6.6) zijn in<br />
overeenstemming met deze aandachtspunten.<br />
Hoofdstuk 5<br />
77
78<br />
Hoofdstuk 5
6. MILIEU- EN OVERIGE ASPECTEN<br />
6.1 Inleiding<br />
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De<br />
laatste decennia groeien de beide beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit<br />
vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke<br />
functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke<br />
ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol<br />
kunnen spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten)<br />
ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen.<br />
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op die milieuaspecten die van belang zijn voor het<br />
plangebied ‘<strong>Centrum</strong>-<strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)’ en haar omgeving. Ook komen andere<br />
voor het bestemmingsplan relevante onderwerpen aan de orde.<br />
6.2 Geluidhinder en luchtkwaliteit<br />
Algemeen<br />
In dit bestemmingsplan worden nieuwe geluidsgevoelige functies toegelaten. Daarom<br />
is akoestisch onderzoek noodzakelijk. Verder moeten de ontwikkelingen getoetst<br />
worden aan de Wet luchtkwaliteit.<br />
De milieuaspecten geluid en luchtkwaliteit zijn nader onderzocht door Goudappel<br />
Coffeng (Milieuaspecten bestemmingsplan <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>), Goudappel<br />
Coffeng, OMN021/Anf/0102, 8 oktober 2009). Dit onderzoek is als separate bijlage 15<br />
bij deze toelichting gevoegd.<br />
Voor de leesbaarheid van het rapport zijn niet alle gehanteerde parameters uit het<br />
rekenmodel opgenomen in de rapportage van 8 oktober 2009. Het betreft hier<br />
standaardinstellingen en parameters. Naar aanleiding van de zienswijzen is alsnog<br />
besloten deze standaardinstellingen en parameters als bijlage 35 bij de toelichting te<br />
voegen. Het gaat om de bijlage: ‘Invoergegevens akoestisch onderzoek centrum<br />
<strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)’.<br />
Hoofdstuk 6<br />
79
Geluidhinder<br />
De onderzochte situaties<br />
In het akoestisch onderzoek zijn verschillende situaties beschouwd:<br />
• De nieuw te bouwen woningen zijn ondergezocht op geluidhinder, zowel in de<br />
situatie dat de N34 is afgewaardeerd als de situatie, waarin dit nog niet het geval<br />
is;<br />
• De bestaande woningen zijn onderzocht bij een afgewaardeerde N34;<br />
• De bestaande en nieuwe woningen zijn onderzocht naar de geluidseffecten van<br />
de nieuwe noord-zuidverbinding tussen de Varsenerdijk en de Varsenerstraat;<br />
• Verder zijn de geluidseffecten elders binnen en buiten het plangebied in beeld<br />
gebracht. Er is een vergelijking gemaakt tussen de toekomstige situatie zonder<br />
ontwikkelingen <strong>Westflank</strong> (autonome situatie) en een toekomstige situatie,<br />
waarbij deze ontwikkelingen wel zijn opgenomen (plansituatie).<br />
Daarbij is in de meeste gevallen sprake van een 30 km/uur regime. Alleen de Prinses<br />
Julianastraat heeft en behoudt een 50 km/uur regime. En in de situatie dat de N34<br />
nog niet is afgewaardeerd heeft deze weg ook nog een 50 km/uur regime.<br />
Volgens de Wet geluidhinder kan bij een 30 km/uur regime akoestisch onderzoek<br />
achterwege blijven. De gemeente heeft echter besloten om in het kader van een<br />
goede ruimtelijke ordening toch te kijken wat de toekomstige geluidsbelasting is<br />
vanwege de wegen met een 30 km/uur regime en/of een aanvaardbaar woon- en<br />
leefklimaat kan worden gegarandeerd.<br />
De conclusies van het onderzoek<br />
Uit het onderzoek blijkt allereerst, dat ten gevolge van het verkeer op de Prinses<br />
Julianastraat en de N34 (nog niet afgewaardeerd) de voorkeursgrenswaarde van 48<br />
dB nergens wordt overschreden. Het vaststellen van een hogere grenswaarde is dan<br />
ook niet noodzakelijk.<br />
In de situatie, dat de Varsenerdijk is afgewaardeerd en het centrum is heringericht,<br />
geldt een 30 km/uur regime. Dan is er sprake van een relatief hoge gecumuleerde<br />
geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen vanwege de Varsenerdijk. De<br />
hoogste waarde bedraagt 64 dB bij een wegverharding van ‘gewone’ elementenverharding<br />
en zonder de correctie van - 5 dB conform artikel 110g van de Wet geluidhinder.<br />
De afwaardering van de N34 heeft een positief effect op de geluidsbelasting op de<br />
bestaande woningen. Globaal is sprake van een afname van de geluidsbelasting van<br />
5 tot 8 dB (met een ‘gewone’ klinkerverharding). De afname wordt voornamelijk<br />
veroorzaakt door de lagere verkeersdruk, het lagere aandeel vrachtverkeer en het<br />
verlagen van de maximum snelheid.<br />
80<br />
Hoofdstuk 6
De maximale gecumuleerde geluidsbelasting vanwege de nieuwe Noord-<br />
Zuidverbinding (30 km/uur regime) op de nieuwe woningen bedraagt 63 dB bij een<br />
‘gewone’ elementenverharding. Voor de bestaande woning bedraagt deze maximaal<br />
56 dB. Ook hier is weer niet de correctie van – 5dB toegepast.<br />
Tenslotte is gekeken naar de ‘gevolgen elders’: waar is sprake van een geluidsbelasting<br />
van meer dan 2 dB? Uit het onderzoek blijkt dat allereerst op het zuidelijke<br />
gedeelte van de Wethouder Paarhuisstraat (vanaf de Varsenerstraat tot aan de eerste<br />
weg naar rechts) sprake is van een toename van de geluidsbelasting van 4 dB. De<br />
geluidsbelasting bedraagt hier circa 61 dB (zonder correctie van – 5dB en met ‘gewone’<br />
klinkerverharding).<br />
Verder is op een deel van de Varsenerstraat sprake van een toename van 3 dB (geluidsbelasting<br />
circa 60 dB, zonder correctie) en op een deel van de Dr. A. C. van Raalteweg<br />
(ten westen van de Prinses Julianastraat) een toename van 2 tot 3 dB (geluidsbelasting<br />
circa 61 dB zonder correctie). In beide situaties is hier weer gerekend<br />
met ‘gewone’ klinkerverharding.<br />
Buiten het centrumgebied is alleen op de Zwolseweg sprake van een toename van<br />
de geluidsbelasting. De geluidsbelasting zal ongeveer rond de 50 dB liggen (zonder<br />
correctie en met een asfaltverharding).<br />
Een goede ruimtelijke ordening<br />
Indien een weg een 50 km/uur regime heeft kan een gemeente bij overschrijding<br />
van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (zonder correctie 53 dB) een hogere grenswaarde<br />
vaststellen:<br />
• bij nieuwe woningen aan een bestaande weg tot 63 dB (zonder correctie 68 dB)<br />
• bij bestaande woningen aan een nieuwe weg tot 58 dB (zonder correctie 63 dB).<br />
In onderhavige situatie wordt de 48 dB alleen overschreden vanwege wegen met<br />
een 30 km/uur regime.<br />
Zoals hierboven reeds beschreven is conform de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek<br />
niet noodzakelijk bij 30 km/uur wegen. Dezelfde wet biedt dan ook niet de<br />
mogelijkheid om hogere grenswaarden vast te stellen.<br />
Echter in het kader van een zorgvuldige besluitvorming is de gemeente van mening,<br />
dat ook bij 30 km/uur wegen sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.<br />
Hierboven is duidelijk geworden, dat de geluidsbelasting in sommige situaties hoger<br />
is dan 48 dB. De genoemde geluidsbelastingen zijn alle zonder de wettelijke correctie<br />
van – 5 dB en met een ‘gewone’ klinkerverharding.<br />
Hoofdstuk 6<br />
81
De gemeente <strong>Ommen</strong> heeft Goudappel Coffeng laten onderzoeken welke geluidsbelasting<br />
optreedt bij het gebruiken van een ‘stille’ elementenverharding. Deze verharding<br />
kent een geluidsreducerende werking ten opzichte van normale elementenverharding<br />
van circa 4 dB. Stille verharding heeft niet alleen gunstige gevolgen voor<br />
het woon- en leefklimaat, maar ook voor de minimaal benodigde gevelisolatie om<br />
te kunnen voldoen aan de binnenwaarde van de woning.<br />
Allereerst is gekeken naar de effecten van deze stille verharding voor de nieuwe en<br />
bestaande woningen langs de Varsenerdijk en de nieuwe Noord-Zuidverbinding. Uit<br />
het onderzoek blijkt dat in grote lijnen de geluidsbelastingen op zowel de nieuwe<br />
als de bestaande woningen afnemen met circa 4 dB. De geluidsbelasting (zonder<br />
correctie van – 5 dB) is weergegeven in de tabellen 7 en 8 van het onderzoek.<br />
Bij gebruik van stille elementenverharding zal na aftrek van de correctie van 5 dB de<br />
geluidsbelasting bij alle bestaande en nieuw te bouwen woningen lager zijn dan de<br />
maximale hogere grenswaarde, die op basis van de Wet geluidhinder mag worden<br />
vastgesteld bij wegen met een 50 km/uur regime.<br />
De gemeente <strong>Ommen</strong> heeft besloten om alle nieuw aan te leggen wegen te voorzien<br />
van de stille elementenverharding om zo een goed woon- en leefklimaat veilig<br />
te stellen.<br />
Langs een klein deel van de Wethouder Paarhuisstraat, de Varsenerstraat en de Doctor<br />
A.C. van Raaltestraat is ten gevolge van het plan <strong>Westflank</strong> sprake van een toename<br />
van de geluidsbelasting. Dit omdat de verkeersintensiteiten op deze wegvakken<br />
toenemen. Wettelijk gezien zijn maatregelen niet verplicht. Desondanks heeft<br />
de gemeente <strong>Ommen</strong> besloten ook hier stille elementenverharding te gaan toepassen.<br />
Dit zal geëffectueerd worden in het kader van het reguliere onderhoudsprogramma<br />
(vervanging). Wanneer deze wegen uitgevoerd worden met een stille elementenverharding<br />
is voor deze wegen geen sprake meer van toenames van de geluidsbelasting<br />
(van afgerond 2 dB of meer).<br />
Langs de Zwolseweg zal de geluidsbelasting circa 50 dB bedragen (zonder correctie<br />
van – 5 dB). Deze geluidsbelasting is niet ongebruikelijk langs dit type wegen en<br />
wanneer de correctie wordt toegepast wordt voor het grootste deel voldaan aan de<br />
wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB (uitgaande van asfaltverharding). Ook<br />
hier blijft dus sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.<br />
Verkeersbesluiten 30-km uur regime<br />
De herstructurering van de Varsenerdijk (na de afwaardering van de N34) zal plaatsvinden<br />
na vaststelling van het bestemmingsplan. De Varsenerdijk kent nu nog een<br />
50 km/uur regime. Het is niet mogelijk om voor de vaststelling van het bestemmingsplan<br />
een verkeersbesluit te nemen tot instelling van een 30 km-regime ter<br />
82<br />
Hoofdstuk 6
hoogte van de Varsenerdijk. Immers de gemeente <strong>Ommen</strong> is nog geen wegbeheerder<br />
van de N34 en de overdracht van de weg door Rijkswaterstaat aan de gemeente<br />
<strong>Ommen</strong> (zoals vastgelegd in de bestuursovereenkomst) zal pas plaatsvinden nadat<br />
de omlegging gereed is. De verwachting is dat dit gebeurd medio 2010, na de vaststelling<br />
van dit bestemmingsplan.<br />
Verder zal er ook een nieuwe noord-zuidverbinding komen richting de Varsenerstraat.<br />
Van deze gronden is de gemeente <strong>Ommen</strong> wel wegbeheerder, maar het<br />
nemen van een verkeersbesluit is op dit moment nog zinloos, omdat de herstructurering<br />
hier pas plaatsvindt nadat de omlegging gereed is.<br />
Voor de overige (bestaande) wegen geldt reeds een 30 km/uur regime.<br />
Indien de maximumsnelheid van 30 kilometer per uur nog niet geldt ten tijde van de<br />
vaststelling van het bestemmingsplan dient het besluit tot het instellen daarvan<br />
door het bevoegd gezag al wel te zijn genomen. Dit is het geval. Allereerst is dit<br />
gebeurd in het Ontwikkelingsplan <strong>Westflank</strong>, zoals dat is vastgesteld door de gemeenteraad<br />
op 28 april 2005. Op pagina 30 van dit plan wordt aangegeven, dat ‘het<br />
uitgangspunt is de bovenstedelijke verkeersfunctie aan de Varsenerdijk te onttrekken.<br />
In het plan is sprake van een doorgaande verkeersfunctie in de vorm van een<br />
bomenlaan, vorm te geven als een 30-km zone’. Zie ook pagina 34, waarin staat dat<br />
‘de zogenaamde “knijp” van de Varsenerdijk, nu is vormgegeven door een bochtig<br />
verloop van deze route, waardoor het 30-km regime visueel ondersteund wordt’.<br />
Vervolgens wordt in het ‘Verkeersstructuurplan <strong>Ommen</strong>’, van 10 april 2008 in alle<br />
varianten uitgegaan van ‘het herinrichten/downgraden (intensiteit, aandeel vrachtverkeer,<br />
lagere snelheid en ruimtelijke ontwikkelingen) van onder andere de Varsenerdijk<br />
(Markt)’ (pag. 16 onderaan). Tenslotte is de herinrichting van de Varsenerdijk,<br />
zoals voorgesteld in dit bestemmingsplan, zodanig vormgegeven, dat voldaan<br />
wordt aan alle wettelijke voorwaarden voor het instellen van de 30-km uur/regime.<br />
Luchtkwaliteit<br />
De ruimtelijke ontwikkelingen zijn getoetst aan de normen voor de buitenlucht,<br />
zoals deze zijn opgenomen in de Wet luchtkwaliteit. In de gehele gemeente <strong>Ommen</strong><br />
is voor zowel de huidige situatie, de tijdelijke toekomstige situatie zonder afwaardering<br />
van de N34 en de toekomstige situatie met afwaardering van de N34 bestudeerd<br />
of sprake is van overschrijdingen van de normen zoals deze zijn opgenomen<br />
in de Wet luchtkwaliteit. Dit is niet het geval. De voorgenomen ontwikkelingen<br />
kunnen dan ook wat betreft het aspect luchtkwaliteit doorgang vinden.<br />
Hoofdstuk 6<br />
83
6.3 Hinder van bedrijven<br />
Algemeen<br />
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van nieuwe functies op milieuhygiënische<br />
aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering<br />
wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding<br />
tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds<br />
milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening<br />
gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het<br />
woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende<br />
zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare<br />
voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van<br />
de door de Vereniging van Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n (VNG) opgestelde publicatie<br />
‘Bedrijven en milieuzonering’. 9<br />
Richtafstandenlijsten<br />
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten<br />
in bijlage 1 van de VNG-publicatie. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten<br />
(lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten<br />
opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar<br />
richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.<br />
De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een<br />
activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6<br />
de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld<br />
moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of<br />
aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten<br />
milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).<br />
Twee omgevingstypen<br />
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-publicatie zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit<br />
zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar<br />
omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied).<br />
Hier is het uitgangspunt: functiescheiding. Een rustige woonwijk is een<br />
woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van<br />
wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven<br />
en kantoren) voor.<br />
Binnen gemengde gebieden – hier aangeduid als gebieden met functiemenging –<br />
heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte<br />
afstand van elkaar zijn gesitueerd. Hier is het uitgangspunt niet functiescheiding<br />
maar functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals<br />
winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging<br />
9 ‘Bedrijven en Milieuzonering’, Uitgave VNG, Den Haag, 2009.<br />
84<br />
Hoofdstuk 6
zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van<br />
dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid,<br />
gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het<br />
buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.<br />
In gebieden met functiemenging wordt niet gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid<br />
van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt<br />
beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieen:<br />
- categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving<br />
zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd;<br />
- categorie B: activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend,<br />
echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij<br />
bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen<br />
plaats te vinden;<br />
- categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij door de relatief grote<br />
verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is<br />
aangewezen.<br />
Voor het toestaan van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:<br />
1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;<br />
2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode<br />
plaats;<br />
3. de activiteiten (inclusief opslag) vinden hoofdzakelijk inpandig plaats;<br />
4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op<br />
de hoofdinfrastructuur.<br />
Naast bovengenoemde 4 randvoorwaarden zijn bij de keuze van de activiteiten de<br />
volgende criteria gehanteerd:<br />
- voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1;<br />
- voor categorie B betreft het activiteiten:<br />
- in categorie 1 voor het aspect gevaar;<br />
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;<br />
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;<br />
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen);<br />
- voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, maar met een<br />
index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).<br />
Op basis van de bovenstaande categorie-indeling, voorwaarden en criteria is in bijlage<br />
4 van de VNG-publicatie een voorbeeld van een Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
functiemenging opgenomen.<br />
Hoofdstuk 6<br />
85
Consequenties plangebied<br />
Het plangebied is aan te wijzen als een gemengd gebied, een gebied met functiemenging.<br />
Het plangebied immers kan getypeerd worden als een ‘winkelgebied in<br />
een dorpskern’.<br />
Waarborgen goed woon- en leefklimaat in plangebied<br />
Binnen het plangebied wordt detailhandel, publieksgerichte kantoren, bepaalde<br />
vormen van horeca, maatschappelijke dienstverlening en een bioscoop/theater toegestaan.<br />
In de nabijheid van deze functies zijn nu woningen aanwezig en worden<br />
ook nieuwe woningen toegestaan (soms op de verdieping boven bijvoorbeeld winkels.<br />
Gelet hierop is de volgende regeling opgenomen in dit bestemmingsplan:<br />
• Rechtstreeks zijn binnen de bestemming centrumdoeleinden en gemengde<br />
doeleinden die activiteiten toegestaan die in de staat van Bedrijfsactiviteiten –<br />
functiemenging zijn opgenomen (zie bijlage bij de regels). Het gaat hier om categorie<br />
A activiteiten<br />
• Rechtstreeks zijn die activiteiten toegestaan, die behoren tot categorie B en zijn<br />
opgenomen in de staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging en bouwkundig<br />
afgescheiden zijn van woningen en andere gevoelige functies;<br />
• Na ontheffing zijn ook categorie B bedrijven toegestaan, die niet bouwkundig<br />
zijn afgescheiden van woningen en andere functies. Door het treffen van speciale<br />
bouwkundige maatregelen dan wel door de kleinschaligheid van de categorie<br />
B activiteiten is het goed mogelijk dat deze samen kunnen gaan met de gevoelige<br />
functies. Voorwaarde daarbij is dat middels onderzoek aangetoond<br />
wordt dat deze activiteiten een goed woon- en leefklimaat voor woningen en<br />
andere gevoelige functies niet in de weg staan.<br />
Binnen het Marktgebouw is een bioscoop/servicetheater toegestaan. Deze behoort<br />
tot categorie C van de staat van bedrijfsactiviteiten – functiemenging, omdat sprake<br />
is van een relatief grote verkeersaantrekkende werking. In dit gebouw zijn verder<br />
geen geluidsgevoelige functies toegestaan. Ook is een goede ontsluiting op de<br />
hoofdinfrastructuur aanwezig. De komst van de bioscoop is meegenomen in het<br />
onderzoek naar de luchtkwaliteit en de geluidhinder. Uit dit onderzoek (zie paragraaf<br />
6.2) blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen. Een goed woon- en<br />
leefklimaat is hier dus gegarandeerd.<br />
De voorgestane ontwikkelingen binnen het plangebied leveren aldus geen hinder<br />
(in de zin van bedrijven en milieuzonering) op voor de woningen in en rondom het<br />
plangebied.<br />
Consequenties voor reeds bestaande bedrijven<br />
De aard van de nieuwe functies is zodanig dat gesteld kan worden, dat bestaande<br />
voorzieningen in en nabij het plangebied (het gaat hier dan om winkels, horeca, en<br />
86<br />
Hoofdstuk 6
allerlei vormen van dienstverlening) ook in de toekomst hun activiteiten duurzaam<br />
kunnen blijven uitvoeren.<br />
Immers geconcludeerd kan worden, dat de bestaande voorzieningen vallen onder de<br />
categorie A of B. In de nieuwe situatie worden geen nieuwe woningen toegestaan<br />
die bouwkundig verbonden zijn met bestaande categorie B bedrijven (zoals een<br />
supermarkt). Gelet op de toegestane functies in het nieuwe Marktgebouw heeft ook<br />
dit gebouw geen negatieve (milieu)consequenties voor de bestaande voorzieningen.<br />
Bestaande bedrijven worden dus qua milieuhinder niet duurzaam belemmerd door<br />
de ontwikkeling van de <strong>Westflank</strong>.<br />
Aan te houden afstanden van activiteiten in het openbaar gebied<br />
Het bestemmingsplan laat in het openbaar gebied (met de bestemming ‘Verblijfsdoeleinden’)<br />
een muziekkoepel, een (klein) horecabedrijf en fietsenstallingen. De<br />
exacte locatie van deze voorzieningen is nog niet bekend.<br />
Muziekkoepels worden niet genoemd in ‘Bedrijven en milieuzonering’. De geplande<br />
muziekkoepel wordt slechts incidenteel gebruikt en zal moeten voldoen aan het<br />
Activiteitenbesluit. Omdat de muziekkoepel in een gebied met functiemenging is<br />
gelegen kan in principe uitgegaan worden van een aan te houden afstand van 0<br />
meter. In verband met zichthinder, privacy en dergelijke is besloten een afstand van<br />
minimaal 15 meter aan te houden tussen een muziekkoepel en woningen. Dit is<br />
geregeld in de voorschriften.<br />
Het horecabedrijf dat binnen de bestemming ‘Verblijfsdoeleinden’ mogelijk is behoort<br />
tot categorie A. Ook hier is in een gebied met functiemenging de aan te houden<br />
afstand 0 meter ten opzichte van woningen. Ook hier is in verband met zichthinder,<br />
privacy en dergelijke besloten, dat de minimale afstand tussen het horecabedrijf<br />
en een woning 15 meter dient te zijn.<br />
Voor een fietsenstalling zijn in de brochure “Bedrijven en milieuzonering” geen<br />
richtafstanden opgenomen. De gemeente heeft desondanks besloten om de regels<br />
aan te vullen en ook wat betreft de fietsenstallingen een situeringseis op te nemen<br />
in de regels. Deze luidt alsvolgt: “de situering van een fietsenstalling als bedoeld in<br />
lid 1, sub c, dient zodanig te zijn dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt<br />
van het uitzicht van bewoners van nabijgelegen panden en deze panden goed bereikbaar<br />
blijven”.<br />
Hoofdstuk 6<br />
87
6.4 Bodem- en grondwaterkwaliteit<br />
In het kader van dit bestemmingsplan is ook onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit.<br />
Uit het verkennend bodemonderzoek <strong>Westflank</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (januari<br />
2006), als separate bijlage 16 bij de toelichting gevoegd, blijkt dat gezien de vastgestelde<br />
bodemkwaliteit er geen risico’s zijn voor de volksgezondheid en/of het milieu<br />
op de onderzochte nieuwbouwlocaties (voormalig Aldi-terrein e.o., Marktgebouw,<br />
11 April Plein, bebouwing Varsenerdijk en op de kop Varsenerstraat).<br />
De grond wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige<br />
grondgebruik en de voorgenomen ontwikkelingen.<br />
Voor het meest westelijk deel van het plangebied (waar voor een deel een nieuw<br />
parkeerterrein zal worden gerealiseerd) is in 2009 een aanvullend verkennend bodemonderzoek<br />
verricht. Dit onderzoek is als separate bijlage 17 bij deze toelichting<br />
gevoegd. Ook deze gronden worden vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht<br />
voor het huidige gebruik en de voorgenomen ontwikkelingen.<br />
Voor wat betreft het bodemaspect zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen of<br />
bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.<br />
6.5 Externe veiligheid<br />
Ook het aspect externe veiligheid is nader onderzocht. Door Oranjewoud zijn de<br />
volgende twee rapporten opgesteld, die als bijlage 18 en 19 bij deze toelichting zijn<br />
gevoegd:<br />
• Onderzoek EV <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>), risico-analyse, d.d. 6 oktober 2009;<br />
• Onderzoek EV <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>), de verantwoordingsplicht, d.d. 6<br />
januari 2010.<br />
Allereerst blijkt, dat er geen bedrijven in de nabijheid van het plangebied zijn gelegen,<br />
waarbinnen gevaarlijke stoffen worden toegepast of opgeslagen.<br />
De enige activiteit, die van invloed is op de externe veiligheid situatie van het bestemmingsplangebied,<br />
is het transport van gevaarlijke stoffen over de Varsenerdijk<br />
(de N34). In het najaar van 2008 is een begin gemaakt met de omlegging van de<br />
Rijksweg N34. De nieuwe weg zal naar verwachting medio 2010 worden opgeleverd.<br />
Daarna vervalt de N34 als risicobron. Wel blijft dan de lokale routering als risicobron<br />
over. De geplande nieuwbouw zal op zijn vroegst in 2010 starten.<br />
Besloten is in het onderzoek naar de externe veiligheid vanwege het vervoer van<br />
gevaarlijke stoffen een aantal varianten te bekijken. Hieronder staan ze op een rij:<br />
88<br />
Hoofdstuk 6
• Varsenerdijk als route van gevaarlijke stoffen in 2009 en in 2020 zonder de realisatie<br />
van de <strong>Westflank</strong> (variant 0 en 2 in het onderzoek);<br />
• Varsenerdijk als route van gevaarlijke stoffen na realisatie van de <strong>Westflank</strong><br />
(voorzover mogelijk) in 2020 (variant 1 en 3 in het onderzoek);<br />
• (Heringerichte) Varsenerdijk (zonder route van gevaarlijke stoffen) in 2009 en na<br />
realisatie van de <strong>Westflank</strong> (variant 4 en 5 in het onderzoek).<br />
Uit het eerste hierboven vermelde onderzoek van Oranjewoud blijkt, dat zowel bij<br />
gebruik van de Varsenerdijk als route van gevaarlijke stoffen als bij een heringerichte<br />
Varsenerdijk het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de beoogde<br />
ontwikkelingen.<br />
Wat betreft het groepsrisico zal door de ontwikkeling van de <strong>Westflank</strong> -in het geval<br />
dat de Varsenerdijk nog gebruikt wordt als route van gevaarlijke stoffen- toenemen.<br />
Immers de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de N34 neemt toe. Dit<br />
geldt ook nadat de Varsenerdijk is heringericht. De verklaring hiervoor is dat door<br />
de nieuwe ontwikkelingen een toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied<br />
van de lokale routering mogelijk is.<br />
In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is een verplichting tot<br />
verantwoording van het groepsrisico opgenomen wanneer het groepsrisico (significant)<br />
toeneemt. Bij de verantwoordingsplicht dient de gemeente de toename en de<br />
ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden.<br />
In het tweede hierboven vermelde onderzoek van Oranjewoud wordt dit gedaan. In<br />
de conclusies worden kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen<br />
samengevat op basis waarvan het College van Burgemeester en Wethouders haar<br />
verantwoording kan baseren. Deze conclusie is hieronder integraal overgenomen.<br />
“Basissituatie groepsrisico<br />
• Het groepsrisico ligt met inbegrip van de ontwikkeling onder de oriëntatiewaarde;<br />
• Het groepsrisico neemt toe door de ontwikkeling;<br />
• Na omlegging van de N34 neemt de verandering in het groepsrisico af.<br />
Overige veiligheidsaspecten<br />
• Weinig functies van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van<br />
brandbare vloeistoffen;<br />
• Van de bron af gerichte vluchtroutes uit het plangebied zijn voldoende aanwezig;<br />
• Er zijn geen functies met beperkt zelfredzame personen in het plangebied geprojecteerd;<br />
Hoofdstuk 6<br />
89
• De bereikbaarheid, op het 11 April Plein na, wordt door de lokale brandweer als<br />
voldoende beoordeeld;<br />
• De lokale brandweer beoordeelt de bluswatervoorzieningen als toereikend;<br />
• De oprichting van een extra WAS installatie voor het plangebied wordt niet<br />
noodzakelijk geacht. De gemeente zet in op SMS-alerts bij een mogelijke calamiteit.<br />
Tijdsaspect<br />
Een bijzonder aspect binnen deze verantwoording vormt het tijdsaspect. Na medio<br />
2010, als de N34 niet meer in gebruik is als route gevaarlijke stoffen, neemt de veiligheid<br />
toe. Naar verwachting neemt de omvang van de transporten die langs het<br />
plangebied gaan af en minder functies binnen het plangebied zullen liggen binnen<br />
het 100%- letaliteitsgebied van een BLEVE. Dit heeft een positief effect op de risico's<br />
in het gebied.<br />
Maatregelen ter beperking van de omvang van het groepsrisico<br />
Om de veiligheid verder te verhogen kunnen bouwkundige maatregelen worden<br />
afgewogen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het beschermen van bouwwerken<br />
tegen de impact van een BLEVE. Deze maatregelen zijn niet te treffen in de ruimtelijke<br />
procedure zelf, maar kunnen wél door de gemeente worden opgenomen als<br />
voorwaarde in de overwegingen voor het verlenen van medewerking aan de ruimtelijke<br />
procedure”.<br />
Consequenties voor dit bestemmingsplan<br />
Zoals hierboven al is opgemerkt, is wat betreft de externe veiligheid het tijdsaspect<br />
van groot belang. Theoretisch gezien kan het bestemmingsplan in het voorjaar van<br />
2010 van kracht worden: vóór het tijdstip, dat de N34 wordt omgeleid. Daarom is de<br />
situatie, dat de N34 nog bestaat als route gevaarlijke stoffen in het hele onderzoek<br />
meegenomen.<br />
Omdat pas na het van kracht worden van het bestemmingsplan een bouwvergunning<br />
kan worden verleend zal praktisch gezien de nieuwe bebouwing in het plangebied<br />
altijd gebouwd worden na de verplaatsing van de route gevaarlijke stoffen.<br />
Na de omlegging van de N34 zal de gemeente het instrumentarium van hoofdstuk 3<br />
van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen inzetten om het gewenste verbod van vervoer<br />
van gevaarlijke stoffen in het plangebied en de verplaatsing van de route gevaarlijke<br />
stoffen te realiseren.<br />
In de verantwoordingsplicht wordt nog geadviseerd om de regels in het bestemmingsplan<br />
zo op te stellen, dat niet onbedoeld functies ontstaan die wél gekenmerkt<br />
worden door de aanwezigheid van beperkt zelfredzame personen. Het gaat<br />
dan bijvoorbeeld om bewoners van verpleegtehuizen en kleine kinderen in de kinderopvang.<br />
In een bijlage van de regels is een ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten – func-<br />
90<br />
Hoofdstuk 6
tiemenging’ opgenomen. De bedoelde functies staan niet vermeld onder het kopje<br />
‘Maatschappelijke en overige dienstverlening’ en zijn dan ook niet mogelijk binnen<br />
de desbetreffende bestemmingen.<br />
Reactie Veiligheidsregio IJsselland<br />
De veiligheidsregio IJsselland heeft gereageerd op het ‘Onderzoek Externe Veiligheid<br />
<strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong>’ bij brief van 25 september 2009. Deze brief is als separate<br />
bijlage 20 bij deze toelichting opgenomen. De conclusie is, dat binnen het plangebied<br />
voldoende ontsluitingswegen en bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Uitzondering<br />
hierop is het 11 April Plein.<br />
De gemeente heeft met de brandweer afgesproken dat in de plansituatie het 11<br />
April Plein van twee kanten bereikbaar is. Verder wordt het 11 April Plein voorzien<br />
van een brandkraan. De plaatsing hiervan zal bij de verdere uitwerking van de inrichting<br />
van het plein in overleg met de brandweer worden bezien. Met de voorgestelde<br />
maatregelen door de gemeente rondom het 11 April Plein beoordeelt de<br />
brandweer de bestrijdbaarheidsituatie in het plangebied alsnog als voldoende.<br />
Opgemerkt wordt, dat bij de verdere invulling van het plan nader overleg dient<br />
plaats te vinden met de afdeling preventie van de brandweer <strong>Ommen</strong> en het team<br />
Risicobeheersing van de Veiligheidsregio Ijsselland over de exact benodigde ontsluitingswegen<br />
en bluswatervoorzieningen. Dit overleg zal plaatsvinden.<br />
Paragraaf 3.3.1 van de Risicoanalyse is wat betreft de transportintensiteiten op de<br />
Prinses Julianastraat verduidelijkt.<br />
6.6 Waterhuishouding<br />
Inleiding<br />
Het uitvoeren van de watertoets maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan. Er<br />
wordt naar gestreefd om het bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid<br />
goed toe te passen en uit te voeren. Er moet worden aangegeven of en op welke<br />
wijze de waterhuishouding wordt beïnvloed en op welke wijze negatieve effecten<br />
worden voorkomen of gecompenseerd. Daarnaast bevat de waterparagraaf een<br />
weergave van het doorlopen proces en het wateradvies van de waterbeheerder.<br />
De belangrijkste beleidsdocumenten met betrekking tot water zijn de Vierde Nota<br />
Waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw en de Europese kaderrichtlijn Water. Op<br />
14 februari 2001 is de startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21) ondertekend<br />
door het Rijk, het Interprovinciaal Overlegorgaan (IPO), de Vereniging Nederlandse<br />
<strong>Gemeente</strong>n (VNG) en de Unie voor Waterschappen. In deze startovereenkomst<br />
is vastgelegd dat de watertoets vanaf deze datum zal worden toegepast in de<br />
Hoofdstuk 6<br />
91
procedures voor ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets zoals die wordt<br />
uiteengezet in de Handreiking Watertoets 2 én de juridische verankering zoals die<br />
per 1 november 2003 heeft plaatsgevonden in het Besluit op de ruimtelijke ordening<br />
(BRO) vullen elkaar in deze goed aan. Het Waterschap Velt & Vecht heeft dit beleid<br />
onder andere vertaald in haar beleid. Hierin is met betrekking tot de waterhuishoudkundige<br />
infrastructuur een aantal richtlijnen aangegeven waar bij ruimtelijke<br />
ontwikkelingen van uit wordt gegaan. Naast de richtlijnen van het waterschap worden<br />
voor de watertoets de thema's van de "Handreiking watertoets II" grotendeels<br />
gevolgd. De aanpak van de watertoets is verwoord in de beleidsnotitie “Water en<br />
Ruimtelijke Ordening” en is ontwikkeld met de bestuurlijke keuze op welke thema’s<br />
en aspecten de ruimtelijke plannen beoordeeld worden.<br />
Als uitgangspunt geldt de kwantiteitstrits "vasthouden-bergen-afvoeren": Bij de<br />
ruimtelijke inrichting wordt rekening gehouden met de waterhuishoudkundige situatie.<br />
Vertrekpunt is dat de huidige situatie niet nadelig wordt beïnvloed. Hemelwater<br />
zal zoveel als mogelijk binnen het plangebied worden vastgehouden en/of worden<br />
geborgen. Hemelwater afkomstig van schone oppervlakte kan worden afgekoppeld.<br />
Infiltratiemogelijkheden worden maximaal benut. Om eventuele verontreiniging<br />
van bodem, grond- en oppervlaktewater te voorkomen worden duurzame,<br />
niet-uitlogende bouwmaterialen en een milieuvriendelijk beheer en onderhoud<br />
toegepast.<br />
In paragraaf 5.3 staat het waterbeleid van de provincie beschreven. Naar aanleiding<br />
daarvan het volgende. In het vervolg van deze paragraaf worden de vereiste watercondities<br />
in beeld gebracht. Ook wordt ingegaan op (het behoud van) de waterkering<br />
en het overleg met het Waterschap. Het plangebied is van dien aard, dat hier<br />
geen (fysieke) ruimte is om door het vergroten van de waterberging- en waterafvoermogelijkheden<br />
een kwaliteitsimpuls te geven.<br />
Door het waterschap is informatie aangereikt voor het opstellen van deze waterparagraaf.<br />
Hierna wordt ingegaan op de belangrijkste aspecten.<br />
Karakterisering van het plangebied<br />
Het plangebied grenst direct aan de Vecht, waarbij de noordoevers van de Vecht in<br />
het plangebied zijn gelegen. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in bouwmogelijkheden<br />
op de Varsenerdijk. Dit is een (natuurlijke) waterkering. De kern<br />
<strong>Ommen</strong> ligt relatief hoog t.o.v. het plangebied. Het gemeentelijk grondgebied<br />
wordt gekenmerkt door een grote variëteit aan hoogten en laagten. Een gedeelte<br />
van de Markt is een oude Vechtarm en het gebied De Dante (woonwijk grenzend<br />
aan het plangebied) is een gebied dat bij hoge Vecht waterstanden onderbemalen<br />
wordt. Bij hoge waterstanden van de Vecht wordt al het overtollige water via de<br />
onderbemalen vijvers van de Dante geloost op het Ommerkanaal. Bij nieuwe projecten<br />
moet altijd de bodemgesteldheid goed in beeld worden gebracht.<br />
92<br />
Hoofdstuk 6
Hoewel <strong>Ommen</strong> overwegend geschikt is om regenwater te infiltreren moet in het<br />
plangebied voor wat betreft de hoogteligging rekening worden gehouden met de<br />
invloed van hoogwater van de Vecht.<br />
Kenmerken huidig bodem watersysteem<br />
Bodem en maaiveld<br />
De bodem van het plangebied bestaat voornamelijk uit matig fijn en matig siltige<br />
zandgronden. Het maaiveld van het plangebied is nabij het centrum ca. NAP+6,20<br />
en nabij de te realiseren parkeerplaats Voormars NAP+5,00. De huidige kade / waterkering<br />
langs de Vecht heeft een hoogte van ca. NAP+6,00.<br />
Grondwater<br />
Het grondwater loopt in zuidelijke richting naar de Vecht. De waterstand van de<br />
Vecht is van grote invloed op de grondwaterstand in de kern van <strong>Ommen</strong>. Bij<br />
Hoogwater wordt bijna al het regenwater en oppervlaktewater van het bebouwde<br />
gebied van <strong>Ommen</strong> via het gemaal de Dante naar het Ommerkanaal afgevoerd. De<br />
overstorten op de Vecht en Galgengraven van het rioolsysteem <strong>Ommen</strong>-Noord<br />
worden bij een waterstand van ca NAP +4,00 en hoger automatisch afgesloten. De<br />
overstorten op de Dante vijvers nemen de functie van de afgesloten overstorten<br />
over. In het verleden heeft dit systeem naar behoren gewerkt.<br />
De normale grondwaterstand in het gebied van de Markt en Voormars is ca.<br />
NAP+3,40. Bij het oprichten van gebouwen dient men rekening te houden met een<br />
grondwaterstand van NAP +4,00. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt<br />
tussen 50 centimeter onder maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand<br />
(GLG) ligt op meer dan 170 centimeter onder maaiveld. Er zijn geen aanwijzingen<br />
dat er binnen de kern sprake is van wateroverlast.<br />
Oppervlaktewater<br />
In het te bebouwen gebied van het plan komt geen oppervlaktewater voor. De<br />
Vecht heeft een zomerpeil van NAP+2,65 en winterpeil van NAP+2,35. Tijdens<br />
hoogwater zijn in het verleden waterstanden tot NAP+5,60 gemeten.<br />
Afvoer regenwater en afvalwater<br />
Rioleringstechnisch maakt het rioolsysteem van de <strong>Westflank</strong> onderdeel uit van het<br />
rioolsysteem <strong>Ommen</strong>-Noord. De afvoer van regenwater van het verhard oppervlak<br />
en daken vindt plaats via een gemengd rioolstelsel. Voor het totale rioolsysteem<br />
<strong>Ommen</strong>-Noord is de wettelijk verplichte Basisinspanning gerealiseerd. Daarnaast<br />
heeft de gemeente <strong>Ommen</strong> voor het Rioolsysteem <strong>Ommen</strong>-Noord een afvalwaterakkoord<br />
gesloten met het waterschap Velt en Vecht.<br />
Hoofdstuk 6<br />
93
In dit afvalwaterakkoord zijn maatregelen opgenomen die verder gaan dan de verplichte<br />
basisinspanning. <strong>Ommen</strong> heeft de intentie uitgesproken om maatregelen te<br />
nemen die er toe leiden dat uiterlijk 2012 de vuilemissie via overstorten gereduceerd<br />
zal zijn tot 20 á 50% beneden de toegestane norm.<br />
Het gebied de <strong>Westflank</strong> is onderdeel van dit afvalwaterakkoord. Voor de <strong>Westflank</strong><br />
zelf is in het afvalwaterakkoord aangegeven, dat bij de herinrichting meer dan 50%<br />
van het verharde oppervlak van het gemeentelijk rioolstelsel wordt afgekoppeld.<br />
Toekomstige situatie<br />
Bodem en maaiveld.<br />
Het huidige niveau van de wegen, maaiveld en gebouwen blijft gehandhaafd. Om<br />
drooglegging van de gebouwen te garanderen wordt voor het bouwpeil van de op<br />
te richten gebouwen uitgegaan van een hoogte van 30 cm boven de as van de rijbaan.<br />
Tevens wordt rekening gehouden met de bestaande bebouwing en de begaanbaarheid<br />
(mensen met een handicap). Langs de Vecht wordt voorlopig voor de<br />
gebouwen rekening gehouden met een nieuwe hoogte waterkering van NAP+6,40.<br />
Uitgangspunt is onderkant van de bovenstrooms gelegen Hessel Mulertbrug,<br />
NAP+5,90, verhoogd met 0,50 m voor veiligheid. Bij de definitieve ontheffingsaanvraag<br />
zal door het waterschap Velt en Vecht de definitieve hoogte van de waterkering<br />
worden vastgesteld.<br />
Afvoer regenwater en afvalwater.<br />
Hier onderscheiden we twee onderdelen. Te weten. Het reeds bebouwde en verharde<br />
gebied en de nieuw aan te leggen parkeerplaats op de Voormars.<br />
Het reeds bijna geheel bebouwde gebied is nu voorzien van een gemengd rioolstelsel.<br />
Daar waar het openbare gebied wordt heringericht wordt deze riolering vervangen<br />
door een gescheiden stelsel. De nieuw op te richten gebouwen krijgen tevens<br />
een gescheiden stelsel.<br />
In de oude situatie werd het regenwater gemengd met afvalwater naar de RWZI<br />
afgevoerd of tijdens hevige regenval overgestort op het oppervlaktewater. In de<br />
nieuwe situatie wordt het schone regenwater waar mogelijk direct op de Vecht geloosd.<br />
Het overige regenwater wordt naar een buiten het plangebied aan te leggen<br />
wadi/watergang en vervolgens naar het oppervlaktewater afgevoerd. Voor parkeerkelders<br />
worden voorzieningen getroffen om te voorkomen dat deze bij calamiteiten<br />
onderlopen.<br />
De nieuwe parkeerplaats op de Voormars wordt voorzien van een infiltratiesysteem.<br />
Deze zorgt er voor het regenwater via bodempassage vertraagd naar het oppervlaktewater<br />
wordt afgevoerd. Het infiltratiesysteem mondt, als het gevuld is, uit op een<br />
94<br />
Hoofdstuk 6
Wadi. Hier vindt eveneens bodeminfiltratie plaats. Uit een uitgevoerd geohydrologisch<br />
onderzoek (dat als separate bijlage 21 bij deze toelichting is gevoegd) is gebleken,<br />
dat de infiltratie mogelijkheden beperkt zijn en dat daarom ook een overloop<br />
via een infiltratie sloot met voldoende capaciteit aanwezig moet zijn. Dit zal als<br />
volgt gebeuren. Via een duikersysteem kan, bij onvoldoende infiltratie en/of aanhoudende<br />
hevige regenval de Wadi afvoeren naar het onderbemalen gebied van de<br />
vijvers en heeft een constant peil van NAP+3,32.<br />
Afspraken Waterschap<br />
In 2007 heeft de gemeente <strong>Ommen</strong> met het waterschap Velt en Vecht een afvalwaterakkoord<br />
afgesloten. Het rioolsysteem <strong>Ommen</strong>-Noord voldoet op dit moment al<br />
ruimschoots aan de verplichte basisinspanning. Voor het reeds bebouwde gedeelte<br />
van het plangebied is afspraak dat er meer dan 50% van het hemelwater van het<br />
gemengde stelsel wordt afgekoppeld. Door te werk te gaan als omschreven onder<br />
“Toekomstige situatie” wordt ruimschoots voldaan aan de maatregelen ten behoeve<br />
van de optimalisatie die onderdeel uitmaken van het afvalwaterakkoord.<br />
Waterkering<br />
De zuidzijde van het plangebied is onderdeel van de hoogwaterkering van de Vecht.<br />
Het voorliggend plan gaat uit van een groene variant. Dit houdt in dat er geen aanpassingen<br />
plaatsvinden in het natte profiel van de Vecht.<br />
Een deel van de geprojecteerde bebouwing op de Varsenerdijk ligt binnen de zogenaamde<br />
kernzone en beschermingszone van deze hoogwaterkering. Om hier daadwerkelijk<br />
bebouwing op te kunnen richten is naast een bouwvergunning een ontheffing<br />
van de keur noodzakelijk. Voor deze ontheffing is het waterschap bevoegd<br />
gezag.<br />
Tussen gemeente en waterschap heeft hierover ambtelijk overleg plaatsgevonden.<br />
In het overleg is geconstateerd dat de voorgestelde principeoplossing verder uitgewerkt<br />
dient te worden. De uitwerking, waarbij ten aanzien van de tijdelijke- (bouwfase)<br />
en definitieve situatie onder meer de stabiliteit en waterkerende functie van<br />
het dijklichaam gewaarborgd wordt door technische maatregelen, is schriftelijk aan<br />
het bestuur van het waterschap Velt en Vecht voorgelegd voor een principe uitspraak.<br />
Het waterschap heeft een principe uitspraak gedaan in een brief van 30 oktober<br />
2008. Deze brief is als separate bijlage 22 bij deze toelichting gevoegd. Het<br />
waterschap geeft aan medewerking te zullen verlenen aan een Keurontheffing. Met<br />
de aanvraag voor de bouwvergunning zal de definitieve keurontheffing worden<br />
ingediend.<br />
Op de plankaart is het gedeelte van het plangebied dat binnen de legger als waterkering<br />
is vastgelegd, voorzien van een dubbelbestemming. De primaire functie van<br />
de waterkering is hiermee planologisch gewaarborgd.<br />
Hoofdstuk 6<br />
95
6.7 Cultuurhistorische waarden<br />
Artikel 38a van de Monumentenwet 1988 vraagt het College van B&W onder andere<br />
bij nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de in het geding zijnde<br />
archeologische waarden in het plangebied. <strong>Gemeente</strong>n hebben de mogelijkheid om<br />
naar eigen bestuurlijke inzichten om te gaan met de in het geding zijnde archeologische<br />
waarden. Een afgewogen besluitvorming gericht op een zorgvuldige omgang<br />
met de in het geding zijnde archeologische waarden staat de gemeente <strong>Ommen</strong><br />
daarbij voor ogen. Van belang daarbij is gemeentelijk archeologiebeleid dat voor<br />
een ieder – burgers, vergunningaanvragers en anderen - inzichtelijk wordt op welke<br />
wijze de gemeente <strong>Ommen</strong> ook de archeologische waarden in dit plan heeft gewogen<br />
en heeft verankerd als onderdeel van het ruimtelijk ordeningsproces.<br />
Gebouwde monumenten<br />
In het plangebied is er één gemeentelijk gebouwd monument, gelegen aan De<br />
Markt (nr. 32). Dit is een voormalig woonhuis, vrijstaand met aangebouwde schuur<br />
uit 1900 op de hoek van de Markt en de Varsenerstraat. Het pand ligt iets teruggerooid<br />
van de straat. Daarnaast is er nog het voormalige stadhuis, aan de Markt en de<br />
Vecht, dat een gebouwd rijksmonument is. Het rijksmonument is beschermd op basis<br />
van de Monumentenwet 1988, het gemeentelijk monument is beschermd door middel<br />
van de gemeentelijke monumentenverordening. Hiermee is voor beide monumenten<br />
een adequaat beschermingsniveau gerealiseerd.<br />
Archeologie<br />
<strong>Ommen</strong> heeft zich ontwikkeld op een strategische plek langs de Vecht. Wanneer het<br />
is ontstaan is niet bekend, maar de naam ‘Umme’ komt voor het eerst voor in 1133.<br />
De stad heeft stadsrechten gekregen in 1248. In 1330 is de stad verwoest en bleef,<br />
waarschijnlijk als gevolg van geldgebrek, jarenlang zonder vestingwerken. Aan het<br />
einde van de 14 e eeuw liet bisschop Floris van Wevelinkhoven de stad, als dank voor<br />
de hulp bij de verwoesting van kasteel Eerde, weer van muren en poorten voorzien.<br />
In 1624 is <strong>Ommen</strong> op 13 huizen na geheel afgebrand.<br />
Om rekening te houden met de in de bodem aanwezige archeologische waarden<br />
heeft de gemeente <strong>Ommen</strong> archeologiebeleid geformuleerd. Dit beleid is vastgelegd<br />
in de Erfgoednota 2009-2012 ‘Toekomst voor erfgoed ommen’ welke op 6 november<br />
2008 door de gemeenteraad is vastgesteld. Om een goede basis te hebben<br />
voor een zorgvuldige omgang met haar archeologische waarden heeft de gemeente<br />
<strong>Ommen</strong> een archeologische waarden- en verwachtingenkaart alsmede een beleidsadvieskaart<br />
laten opstellen. Deze beide documenten maken onderdeel uit van de<br />
Erfgoednota. De archeologische waarden- en verwachtingenkaart geeft aan waar op<br />
het grondgebied van de gemeente <strong>Ommen</strong> vastgestelde archeologische waarden<br />
aanwezig zijn en waar mogelijke archeologische waarden te verwachten zijn. Op de<br />
beleidsadvieskaart zijn adviezen opgenomen op welke wijze in het ruimtelijke orde-<br />
96<br />
Hoofdstuk 6
ningsproces rekening gehouden kan worden met archeologische waarden en verwachtingen.<br />
Op de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente <strong>Ommen</strong><br />
staat het plangebied aangegeven als een gebied met een onbekende archeologische<br />
verwachting. Dit betekent niet dat er geen archeologische waarden aanwezig zullen<br />
zijn of dat het gebied geen archeologische verwachting kent, maar dat er geen archeologische<br />
gegevens bekend zijn over dit gebied om een betrouwbare uitspraak<br />
te doen over de aanwezigheid van archeologische waarden en/of verwachtingen.<br />
Om toch een indicatie te krijgen van mogelijk aanwezige sporen in de bodem heeft<br />
de gemeente <strong>Ommen</strong> Bureau BAAC BV opdracht gegeven inventariserend archeologisch<br />
onderzoek uit te voeren. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op en in de<br />
nabijheid van de nieuwbouwlocaties:<br />
1. ter plaatse van de voormalige Aldi en omgeving (deelgebied 1)<br />
2. op het 11 April Plein (deelgebied 2)<br />
3. op de Varsenerdijk, de Markt en Vechtoever, en de kop Varsenerstraat (deelgebied<br />
3. 10<br />
Vanwege bebouwing heeft op de overige gronden binnen het plangebied geen<br />
vooronderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek is als separate bijlage 23 bij deze<br />
toelichting gevoegd.<br />
Volgens het onderzoek van BAAC BV zijn er geen concentraties archeologische indicatoren<br />
aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een specifieke vindplaats.<br />
Gegeven de aangetroffen sporen en de niet onderzochte delen van de bodem wordt<br />
evenwel vervolgonderzoek aanbevolen.<br />
Gegeven de archeologische verwachting en waarde van de omliggende gebieden<br />
rond het plangebied, de uitkomsten van het BAAC-onderzoek en het in de Erfgoednota<br />
voorgestelde archeologiebeleid heeft het hele plangebied een dubbelbestemming<br />
‘Archeologisch Verwachtingsvol Gebied’ gekregen. In de bestemmingsplanregels<br />
zijn archeologische eisen opgenomen die de gemeente stelt aan de aanvragers<br />
van een bouw-, sloop- of aanlegvergunning. Ten behoeve van de gemeente <strong>Ommen</strong><br />
overleggen aanvragers van een bouw-, sloop- of aanlegvergunning een archeologisch<br />
rapport waarin de archeologische waarde van de te verstoren bodem wordt<br />
aangegeven. Afhankelijk van de aangetroffen sporen in de bodem besluit de gemeente<br />
<strong>Ommen</strong> tot vervolgonderzoek en mogelijk tot het voorschrijven van arche-<br />
10 Na de uitvoering van het inventariserend onderzoek is besloten om het plangebied in westelijke richting<br />
uit te breiden om te kunnen voldoen aan de benodigde parkeerbehoefte. Deze uitbreiding valt<br />
buiten het onderzochte gebied. Gelet op de wijze waarop de conclusies van het onderzoek verwerkt zijn<br />
in het bestemmingsplan (een dubbelbestemming ‘Archeologisch verwachtingsvol gebied’) is het niet<br />
noodzakelijk dit deel alsnog in dit stadium te onderzoeken. Immers het verrichten van bouwerkzaamheden<br />
dan wel het uitvoeren van werken of werkzaamheden in het gehele plangebied is alleen toegestaan,<br />
nadat in voldoende mate is aangetoond of er archeologische waarden zijn en zo ja hoe die worden<br />
veiliggesteld (artikel 10 van de regels).<br />
Hoofdstuk 6<br />
97
ologische maatregelen of stelt de gemeente vast dat er geen nader onderzoek<br />
noodzakelijk is. Dan zijn er vanuit het archeologisch perspectief geen belemmeringen<br />
om de aangevraagde vergunning te verlenen. Aansluitend op het planologische<br />
regime voor gebieden met een hoge archeologische verwachting zal ook hier een<br />
ondergrens gelden van 100 m2 en een diepte van 30cm. Bodemverstoringen die<br />
onder deze oppervlaktegrens blijven en die de bodem niet verstoren tot een diepte<br />
van meer dan 30 cm beneden maaiveld zijn derhalve niet onderzoeksplichtig. Voor<br />
bodemverstoringen die groter zijn dan 100 m2 en de bodem verstoren tot een diepte<br />
die verder reikt dan 30 cm beneden maaiveld is, zoals de bestemmingsplanregels<br />
aangeven, archeologisch vooronderzoek verplicht.<br />
Met dit beschermingsregime is een evenwicht gevonden tussen een zorgvuldige<br />
omgang met mogelijk in de bodem aanwezige archeologische sporen en het niet<br />
onnodig belasten van vergunningaanvragers. Dit planologisch regime sluit tevens<br />
aan bij de in de Wet op de archeologische monumentenzorg genoemde ondergrens<br />
van 100m2 en het planologische regime dat door vele andere gemeenten wordt<br />
gehanteerd in bestemmingsplannen in historische kernen.<br />
Opgemerkt wordt, dat op grond van (artikel 53 en 54 Monumentenwet) er een meldingsplicht<br />
is ook voor niet-vergunningplichtige werkzaamheden.<br />
6.8 Flora en Fauna<br />
Ook de natuur is een waarde waarmee rekening moet worden gehouden. De wettelijke<br />
kaders zijn de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Er heeft<br />
zowel een verkennend flora- en faunaonderzoek (Quickscan Natuur) als een voortoets<br />
plaatsgevonden (op grond van de Natuurbeschermingswet). Dit onderzoek<br />
‘Quickscan Natuur en Voortoets, bestemmingsplan <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)’ is<br />
als separate bijlage 24 bij deze toelichting gevoegd.<br />
Quickscan Natuur<br />
Uit het verkennend flora- en faunaonderzoek blijkt dat er vanuit de Flora- en Faunawet<br />
geen belemmeringen zijn voor het bestemmingsplan.<br />
Wel gelden enkele voorwaarden, waaraan moet worden voldaan bij de uitvoering<br />
van werkzaamheden die voortvloeien uit het bestemmingsplan:<br />
• In de bomen in het plangebied kunnen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen<br />
aanwezig zijn. Voorafgaand aan de kap van bomen dient te worden onderzocht<br />
of deze inderdaad aanwezig zijn. Indien dit het geval is moet een ontheffing<br />
van de Flora- en Faunawet worden aangevraagd. Op basis van ervaring met vergelijkbare<br />
plannen is de verwachting dat deze ontheffing redelijkerwijs verkregen<br />
kan worden. Het plan heeft per saldo geen negatieve gevolgen op het foe-<br />
98<br />
Hoofdstuk 6
ageergebied van vleermuizen. Wel moet tijdens werkzaamheden aan de<br />
groenstructuur steeds voldoende foerageergebied beschikbaar blijven. In het<br />
rapport staan aanbevelingen om dit te kunnen waarborgen.<br />
• De sloop van panden aan het 11 April Plein mag vanwege de mogelijke aanwezigheid<br />
van een enkele vleermuis alleen plaatsvinden in de periode tussen 15<br />
april en 1 oktober tussen een uur na zonsopgang en uur voor zonsondergang.<br />
• Werkzaamheden die broedende vogels kunnen verstoren, zoals kap-, sloop- en<br />
bouwwerkzaamheden, mogen alleen worden uitgevoerd, wanneer er geen vogels<br />
in de te kappen of te slopen objecten broeden. De kans op broedende vogels<br />
is het kleinst buiten de periode maart - augustus.<br />
Voortoets Natuurbeschermingswet Natura-2000 gebied<br />
Het plangebied ligt op een afstand van circa 400 meter van het (toekomstig) Natura<br />
2000 gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied. Uit de uitgevoerde Voortoets in het<br />
kader van de Natuurbeschermingswet blijkt dat het bestemmingsplan <strong>Centrum</strong><br />
<strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>) geen negatieve effecten heeft op dit Natura 2000 gebied.<br />
EHS Vechtdal<br />
De Vechtoever, gelegen buiten het plangebied van het bestemmingsplan, maakt<br />
onderdeel uit van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Voorliggend bestemmingsplan<br />
heeft geen negatieve effecten op de te realiseren EHS-natuurdoelen<br />
langs de Vechtoever. Het plan belemmert de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone<br />
niet.<br />
6.9 De groenstructuur<br />
De ontwikkelingsmogelijkheden, die in het onderhavige bestemmingsplan worden<br />
gegeven hebben consequenties voor de huidige groenstructuur in het plangebied.<br />
In “<strong>Ommen</strong>-centrum de <strong>Westflank</strong>, Beeldkwaliteitplan” (separate bijlage 3) wordt<br />
een beeld geschetst van de toekomstige inrichting van het plangebied en meer specifiek<br />
wordt ingegaan op de toekomstige boomstructuur in het plan.<br />
De gemeente heeft bij raadsbesluit van 24 november 2005 het Bomenbeleidsplan<br />
vastgesteld. In dit bomenbeleidsplan wordt geformuleerd dat de gemeente op een<br />
zorgvuldige wijze wenst om te gaan met de bestaande bomen in haar gemeente en<br />
meer in het bijzonder met de bescherming van monumentale en waardevolle bomen<br />
(het bomenbeleidsplan is als separate bijlage 25 bij de toelichting gevoegd).<br />
In het Bomenbeleidsplan worden ook bomen genoemd die binnen het plangebied<br />
de <strong>Westflank</strong> waardevol en daarmee beschermingswaardig worden geacht.<br />
Hoofdstuk 6<br />
99
Teneinde deze genoemde bomen op actuele waarde te kunnen schatten is juni 2007<br />
een Boomtechnische Inventarisatie uitgevoerd door Bureau Copijn. Tevens zijn in<br />
genoemde Boomtechnische Inventarisatie andere bomen binnen het plangebied<br />
geïnventariseerd. Deze inventarisatie is als separate bijlage 26 bij deze toelichting<br />
gevoegd. Omdat in de inventarisatie van 2007 niet alle te rooien bomen zijn onderzocht<br />
heeft in januari 2010 een aanvullende inventarisatie plaatsgevonden. Deze<br />
aanvullende inventarisatie is als bijlage 33 bij deze toelichting gevoegd.<br />
In het bomenbeleidsplan is een voorlopige 11<br />
lijst van <strong>Gemeente</strong>lijke Groene Monumenten<br />
opgenomen. Twee bomen 12 uit deze lijst bevinden zich in het plangebied:<br />
• een llex aquifolium ook op het 11 April Plein (boom 65 uit de Boomtechnische<br />
Inventarisatie)<br />
• een juglans regia op het 11 April Plein (boom 66 uit de Boomtechnische Inventarisatie)<br />
Uit de Boomtechnische Inventarisatie van juni 2007 blijkt, dat deze bomen een middelhoge<br />
toekomstverwachting hebben 13<br />
. Het zijn bomen met beperkte toekomstmogelijkheden.<br />
Door intensivering van het ruimtegebruik is de standplaats ongeschikt<br />
c.q. problematisch geworden. Daarom heeft het gemeentebestuur besloten<br />
deze bomen niet te behouden.<br />
Uit de Boomtechnische Inventarisaties van juni 2007 en januari 2010 blijkt dat volgens<br />
de gehanteerde puntentelling alle bomen in aanmerking komen voor een kapvergunning<br />
(zie ook de samenvatting op pagina 4 van de Boomtechnische Inventarisatie<br />
van juni 2007 ). Er is hier geen strijd met het beleid van de gemeente.<br />
Een overzicht van de te rooien, te handhaven en te planten bomen staat in bijgaande<br />
tekening.<br />
11<br />
12<br />
13<br />
Er bestaat nog geen definitieve lijst.<br />
In de voorlopige lijst van <strong>Gemeente</strong>lijke Groene Monumenten wordt ook een Tilla europaea genoemd<br />
op het 11 April Plein. Deze boom is inmiddels gerooid (boom 64 uit de Boomtechnische Inventarisatie).<br />
Dit betekent, dat de toekomstverwachting betrekking heeft op de eerste 5 jaren na opname (in<br />
2007).<br />
100<br />
Hoofdstuk 6
Stedenbouwkundig plan, overzicht van te rooien, te handhaven en te planten bomen,<br />
Bron: BIS Bureau voor Integrale Stadsplanning<br />
De aanbevelingen van Bureau Copijn (zie samenvatting van de Boomtechnische Inventarisatie<br />
van juni 2007) worden onderschreven: het nieuwe groenplan (zie genoemd<br />
inrichtingsplan (onderdeel van het beeldkwaliteitsplan) en bijgaande tekening)<br />
tonen (indicatief) de mogelijkheden om te komen tot een vergroting van de<br />
groene uitstraling, niet alleen in een ruime getalsmatige vergroting van het aantal<br />
nu bestaande bomen, maar ook door het borgen van de groeiomstandigheden van<br />
de te handhaven en nieuwe bomen.<br />
Enkele onderdelen van de toekomstige groenstructuurvisie zijn als volgt te omschrijven:<br />
- bomen handhaven die door hun betekenis als solitair van belang zijn en/of door<br />
hun “lijnkarakter”;<br />
- de nieuwe pleinen omzomen bomen;<br />
- nieuwe of aangepaste wegen begeleiden door laanbomen;<br />
- een nieuwe groene woonhof met dubbele bomenrij laten ontstaan ten noorden<br />
van de huidige Aldivestiging.<br />
In een enkel geval is het beter een boom te rooien om het gewenste (uniforme)<br />
eindbeeld met nieuw aan te planten bomen te bereiken.<br />
Hoofdstuk 6<br />
101
Graag noemen we ook dat door de omzoming van parkeerplaatsen door hagen,<br />
door de introductie van kleinschaliger groen (tussen de bouwblokken van de appartementenbebouwing<br />
op de Varsenerdijk en het 11 April Plein) de groene uitstraling<br />
mede gestalte krijgt.<br />
Tenslotte nog het volgende: buiten het plangebied bevinden zich 3 monumentale<br />
krimlindes. Deze zullen gehandhaafd blijven. De geprojecteerde bebouwing op de<br />
Vechtoever heeft een voldoende afstand tot deze bomen, zodat deze hun ontwikkelingsmogelijkheden<br />
behouden.<br />
6.10 Molenbiotoop<br />
Inleiding<br />
In de nabijheid van het plangebied <strong>Westflank</strong> staan twee molens, te weten de Konijnenbelt<br />
en Den Oordt bij het streekmuseum. De gemeente is eigenaar van deze<br />
molens. De molens worden beheerd door de Stichting Ommer Molens. De doelstelling<br />
van deze stichting is onder meer het in stand houden van de bestaande molens<br />
in <strong>Ommen</strong>. De molens zijn niet meer maalvaardig.<br />
Bij de ligging van een molen in of nabij een ontwikkelingsgebied is het van belang<br />
om inzichtelijk te maken hoe is omgegaan met de molenbiotoop. Dit geldt ook voor<br />
molens, die niet meer maalvaardig zijn. In het bestemmingsplan moet worden aangegeven<br />
hoe met de molenbiotoop is rekening gehouden.<br />
De Molenbiotoop<br />
De molenbiotoop is als volgt te definiëren: de gehele omgeving van de molen, voor<br />
zover die omgeving van invloed is op het goed functioneren van de molen als maalwerktuig<br />
en als monument. Het gaat hierbij dus om twee zaken: In de eerste plaats<br />
moet de molenomgeving zo zijn ingericht dat de molen voldoende windtoevoer en<br />
–afvoer heeft. In de tweede plaats gaat het om de belevingswaarde van de molen<br />
waarbij de schaal en het karakter van de omringende bebouwing van grote invloed<br />
is.<br />
De stichting "De Hollandse Molen" heeft ter bescherming van de molenbiotoop in<br />
november 1995 de "Handleiding Molenbiotoop" opgesteld. Hierin is onderzoek<br />
gedaan naar de afstand en toelaatbare hoogte van bebouwing in de directe omgeving<br />
van een molen. Uit dit onderzoek is een formule ontwikkeld die bepaalt welke<br />
bebouwing is toegestaan in de nabijheid van de molen.<br />
102<br />
Hoofdstuk 6
Dit is de formule: H=X/n + (c.z)<br />
Waarin:<br />
H = hoogte obstakel<br />
X = afstand tot molen<br />
n = omgevingsfactor: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied<br />
c = constante 0,2<br />
z = askophoogte<br />
Het gehanteerde percentage maximale windreductie hierbij bedraagt 95%.<br />
De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels. Bij stellingmolens en andere<br />
verhoogde molens is de stellinghoogte bepalend. Obstakels binnen 100 meter moeten<br />
onder dit niveau blijven. Vanaf 100 meter geldt een oplopende lijn die met de<br />
biotoopformule te bepalen is. Wanneer de omgeving van de beschouwde molen<br />
voldoet aan deze eisen uit de formule is er sprake van een toelaatbare situatie. Obstakels<br />
die op meer dan 400 meter van de molen liggen worden niet meer als hinderlijk<br />
beschouwd.<br />
Met behulp van deze formule is vast te stellen wat de consequenties zijn van de<br />
molens de Konijnenbelt en Den Oordt op onderhavig plangebied. Uitgangspunt<br />
daarbij is de omgevingsfactor voor gesloten gebied (50 meter).<br />
De Molenbiotoop Konijnenbelt<br />
Het overgrote deel van het plangebied ligt binnen de 400 meter cirkel van de molenbiotoop<br />
Konijnenbelt. De bebouwing binnen het plangebied ligt buiten de eerste<br />
100 meter, zodat geconcludeerd kan worden, dat (nieuwe) bebouwing wel is toegestaan.<br />
De maximale toegestane hoogte in het bestemmingsplan bedraagt meer dan de<br />
maximale toegestane hoogte volgens de molenbiotoop.<br />
De Molenbiotoop Den Oordt<br />
Een belangrijk deel van het plangebied ligt binnen de 400 meter cirkel van de molenbiotoop<br />
Den Oordt. De bebouwing binnen het plangebied ligt buiten de eerste<br />
100 meter, zodat geconcludeerd kan worden, dat (nieuwe) bebouwing wel is toegestaan.<br />
Ook hier bedraagt de maximale toegestane hoogte in het bestemmingsplan meer<br />
dan de maximale toegestane hoogte volgens de molenbiotoop.<br />
<strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
De hierboven beschreven molenbiotoop is een landelijke richtlijn en heeft geen wettelijke<br />
basis. De gemeente heeft dan ook de bevoegdheid van deze richtlijn af te<br />
Hoofdstuk 6<br />
103
wijken. Zij moet wel te allen tijde een zorgvuldige afweging maken, waarbij zij aangeeft<br />
hoe rekening is gehouden met de (monumentale) waarde van de molens.<br />
Volgens de Erfgoednota <strong>Ommen</strong> ‘Toekomst voor erfgoed’ (zie separate bijlage 27)<br />
worden beide molens aangewezen als gebouwde monumenten met een molenbiotoop.<br />
Het gaat om Rijksmonumenten.<br />
In het algemeen heeft de gemeente <strong>Ommen</strong> de ambitie haar erfgoed te behouden<br />
en te beschermen. Het erfgoed draagt in belangrijke mate bij aan de identiteit van<br />
<strong>Ommen</strong>. Door behoud van het erfgoed blijven de specifieke kenmerken van het<br />
gemeentelijk grondgebied behouden.<br />
De ambitie van de gemeente is om:<br />
• de unieke plaats van het erfgoed in de regio verder te versterken door behoud<br />
te stimuleren en reguleren èn betrokkenheid van eigenaren te vergroten;<br />
• een actief beleid te voeren, dat verder gaat dan de wettelijke kaders en zich<br />
richt op kansen in het belang van behoud van erfgoed;<br />
• behoud van erfgoed te waarborgen door erfgoedbeleid integraal mee te nemen<br />
in andere gebiedsgerichte ontwikkelingen.<br />
In de Erfgoednota wordt verder niet ingegaan op de wijze waarop de twee nabij het<br />
plangebied gelegen molens behouden en beschermd moeten worden.<br />
Doorwerking naar dit bestemmingsplan.<br />
Molen Den Oordt<br />
Tussen het plangebied en molen Den Oordt ligt reeds andere bebouwing. Deze bebouwing<br />
heeft een zodanige hoogte dat de nieuw geprojecteerde bebouwing in het<br />
plangebied geen invloed heeft op het functioneren van Den Oordt als monument.<br />
De nieuwe bebouwing verandert de windtoevoer en –afvoer naar de molen niet.<br />
Ook de belevingswaarde van de molen wordt niet aangetast.<br />
Wat betreft de maximaal toegestane hoogte van de bestaande bebouwing in het<br />
bestemmingsplan geldt dat deze zodanig is dat ook hierdoor niet het functioneren<br />
van Den Oordt als monument wordt beïnvloed.<br />
Molen Konijnenbelt<br />
De doelstelling van de gemeente <strong>Ommen</strong> ten aanzien van de molen De Konijnenbelt<br />
is het in stand houden van de molen als cultuurhistorisch erfgoed conform de Erfgoednota.<br />
Deze doelstelling is ook uitgangspunt bij de beoordeling van de molenbiotoop.<br />
Daarbij is de huidige situatie als uitgangspunt genomen, waarbij is beoordeeld<br />
of de bebouwing van de <strong>Westflank</strong> onaanvaardbare gevolgen heeft voor de<br />
molenbiotoop van deze molen.<br />
104<br />
Hoofdstuk 6
Hierboven staat reeds beschreven, dat de molenbiotoop een richtlijn is. Op basis van<br />
deze richtlijn is geconcludeerd dat de maximaal toegestane hoogte in het bestemmingsplan,<br />
de hoogte volgens de rekenregels van de stichting ‘’De Hollandse Molen’’<br />
overschrijdt.<br />
Dit was, mede ook op basis van de ingebrachte zienswijzen, voor de gemeente aanleiding<br />
om door middel van een onafhankelijk windtunnelonderzoek vast te stellen<br />
wat de invloed van de nieuwbouwplannen is voor de molenbiotoop van de molen<br />
De Konijnenbelt. Dit windtunnelonderzoek 14 is als bijlage 34 bij deze toelichting<br />
gevoegd.<br />
Door het uitvoeren van een windtunnelonderzoek is nagegaan of en in hoeverre de<br />
veranderingen invloed hebben op het functioneren van de molen De Konijnenbelt.<br />
Voor de meting is een maquette van de molen De Konijnenbelt gemaakt op schaal<br />
1:200. De naaste omgeving van de molen is in een straal van maximaal 250 m rond<br />
het gebouw op de maquette schematisch gemodelleerd. Vervolgens worden er twee<br />
metingen uitgevoerd:<br />
1. de huidige situatie;<br />
2. de huidige situatie waarbij de bebouwing van de <strong>Westflank</strong> is toegevoegd.<br />
Tijdens het onderzoek is op 4 representatieve plaatsen binnen het wiekoppervlak<br />
van de molen bij 12 windrichtingen tussen 0º en 330º in stappen van 30º de gemiddelde<br />
windsnelheden en turbulentie-intensiteiten gemeten. De gemeten windsnelheden<br />
worden gecombineerd met de windstatistiek van een representatief weerstation<br />
(Eelde). Hiermee worden per windrichting de jaargemiddelde windsnelheden<br />
berekend. Om een goed oordeel te krijgen van het effect van de geprojecteerde<br />
bebouwing op het windveld ter plaatse van de wieken worden tevens de maximale<br />
windsnelheidsverschillen en maximale turbulentie-intensiteiten over het oppervlak<br />
dat door de wieken wordt bestreken, berekend. Tevens wordt het aantal draaiuren<br />
berekend op basis van windsnelheidsgebied waarin de molen draait.<br />
Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat uit noordelijke richting de<br />
windsnelheid wat afneemt door de bouw van de <strong>Westflank</strong>. Over de rest van de<br />
windroos neemt de windsnelheid, met uitzondering van het zuiden, over het algemeen<br />
iets toe. Waarschijnlijk is dit het gevolg van opstuwing en geleiding ten gevolge<br />
van de nieuwe bebouwing.<br />
Uit de metingen over alle windrichtingen is gebleken dat er een beperkte toename<br />
is van het aantal draaiuren (+1 %) ten opzichte van de huidige (referentie-) situatie.<br />
Daarnaast is er een toename van de gemiddelde windsnelheid over het wiekopper-<br />
14<br />
Windtunnelonderzoek naar het effect van de bebouwing conform project <strong>Westflank</strong> op het windveld<br />
bij de molen De Konijnenbelt in <strong>Ommen</strong>, TNO februari 2010<br />
Hoofdstuk 6<br />
105
vlak met + 2,7 %. Deze beide kentallen zijn de zogenaamde ‘’eerste orde kentallen’’<br />
en zijn bepalend voor het effect van de bebouwing op de molen.<br />
Samenvattend kan gesteld worden dat uit het windtunnelonderzoek blijkt dat er<br />
weinig invloed is van de nieuwe bebouwing <strong>Westflank</strong> op het windveld van de molen<br />
De Konijnenbelt. Uit de resultaten blijkt dat ook in de toekomstige situatie er<br />
voldoende draaiuren aanwezig zijn om de molen regelmatig te laten draaien, hetgeen<br />
belangrijk is voor de bouwkundige staat van de molen.<br />
Geconcludeerd kan dan ook worden dat de nieuwe bouwmogelijkheden binnen het<br />
bestemmingsplan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de molenbiotoop van<br />
De Konijnenbelt. Er treedt een lichte verbetering op in het aantal draaiuren, maar<br />
dat is verwaarloosbaar. Het behoud van de molen komt dus na totstandkoming van<br />
de plannen zeker niet in gevaar.<br />
Er wordt dan ook voldaan aan het gemeentelijk beleid zoals vastgelegd in de Erfgoednota.<br />
106<br />
Hoofdstuk 6
7. FINANCIËLE HAALBAARHEID<br />
Voor de ontwikkeling van de <strong>Westflank</strong> van het centrum van <strong>Ommen</strong> is een exploitatieplan<br />
opgesteld (zie separate document nummer 28). Voor de vaststelling van<br />
het exploitatieplan wordt een aparte procedure gevoerd parallel aan de bestemmingsplanprocedure<br />
Uiteindelijk zal de gemeenteraad in een apart besluit het exploitatieplan<br />
gelijktijdig met het bestemmingsplan vaststellen.<br />
Op basis van oppervlaktemetingen naar functie en normen ten aanzien van inrichtingskosten<br />
openbare ruimte zijn de totale kosten van de (her)inrichting berekend.<br />
Daarnaast is een verwervingsplan opgesteld om de totale verwervingskosten betrouwbaar<br />
te kunnen inschatten. De opbrengsten van het commerciële vastgoed zijn<br />
bepaald op basis van de residuele grondwaarde. Met de ontwikkelaar zijn hierover<br />
afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.<br />
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de kosten en opbrengsten.<br />
Kosten exploitatiegebied € 7.891.341,-<br />
Opbrengsten exploitatiegebied € 5.737.464,-<br />
Tekort - € 2.153.877,-<br />
Bijdrage exploitatie (deel parkeervoorzieningen) € 448.098,-<br />
Totaal tekort - € 2.601.975,-<br />
De volgende conclusies kunnen worden getrokken:<br />
• De totale exploitatieberekening voor het plangebied de <strong>Westflank</strong> laat een gecalculeerd<br />
tekort zien.<br />
• Voor dit gecalculeerde tekort is de reserve “Ontwikkelingsfonds <strong>Centrum</strong>visie”<br />
gevormd.<br />
• De reserve heeft een dusdanige omvang dat het gecalculeerde tekort zal worden<br />
afgedekt.<br />
• Voor zover mogelijk wordt voor dit plandeel een beroep gedaan op subsidiemogelijkheden<br />
en overige bijdragen van derden om het beroep op de reserve<br />
“Ontwikkelingsfonds <strong>Centrum</strong>visie” te beperken.<br />
In het kader van het bestemmingsplan heeft ook een planschaderisico analyse<br />
plaatsgevonden. Deze is als separate bijlage 29 bij deze toelichting gevoegd. De<br />
uitkomsten zijn meegenomen in de exploitatieopzet.<br />
Hoofdstuk 7<br />
107
108<br />
Hoofdstuk 7
8. MAATSCHAPPELIJKE HAALBAARHEID<br />
8.1 Inleiding<br />
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever<br />
geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en het waterschap, de diensten van<br />
provincie en rijk en de besturen van andere betrokken gemeenten overleg over het<br />
plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden.<br />
Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid krijgen te reageren<br />
op het voorontwerpbestemmingsplan. Pas daarna gaat de wettelijke procedure<br />
met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start.<br />
Er heeft tweemaal vooroverleg plaatsgevonden: allereerst over het voorontwerpbestemmingsplan<br />
van 11 augustus 2004; vervolgens over het concept van de tweede<br />
versie van het ontwerpbestemmingsplan. In de paragrafen 8.2 en 8.3 wordt hiervan<br />
verslag gedaan. Het verslag van de inspraak is opgenomen in paragraaf 8.4.<br />
8.2 Eerste vooroverleg<br />
In het kader van het vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan (van 11 augustus<br />
2004) verzonden aan een aantal instanties. De binnengekomen reacties zijn<br />
als separate bijlage 30 bij deze toelichting gevoegd.<br />
Hieronder zijn de reacties samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.<br />
1. Waterschap Velt en Vecht, 23 mei 2005<br />
Ten aanzien van de waterkwaliteit en waterkwantiteit is in het bestemmingsplan<br />
aangegeven dat deze onderdelen nog nader ingevuld moeten worden na overleg<br />
met het waterschap. Er moeten onder andere nog concrete keuzes gemaakt worden<br />
over riolering, het afkoppelen en bergen van hemelwater. De gemeente <strong>Ommen</strong><br />
moet nog het nodige doen om het rioolstelsel te optimaliseren en om aan de wettelijke<br />
basisinspanning te voldoen. Het voorliggende bestemmingsplan biedt volgens<br />
het waterschap volop mogelijkheden voor verbetering van het bestaande rioolstelsel.<br />
Het proces van de watertoets is voor dit bestemmingsplan nog niet doorlopen. Er<br />
wordt door het waterschap verzocht om met vaststelling van het bestemmingsplan<br />
te wachten tot het waterschap de wateraspecten voldoende met elkaar hebben afgestemd<br />
en de concrete keuzes in de waterparagraaf van het bestemmingsplan<br />
hebben vastgelegd.<br />
Hoofdstuk 8<br />
109
Reactie gemeente:<br />
In overleg met het Waterschap is een waterparagraaf opgesteld, waarmee het Waterschap<br />
heeft ingestemd. Verwezen wordt naar paragraaf 6.6 van de toelichting.<br />
2. Het Oversticht, 13 mei 2005<br />
Terecht wordt gewezen op de hoge archeologische verwachting van een deel van<br />
het plangebied langs de Vecht. Door het Oversticht wordt aangegeven dat ook in<br />
het bebouwde deel van het plangebied zeker archeologische waarden aanwezig<br />
kunnen zijn. Voor dit gebied kan een archeologisch bureauonderzoek worden gedaan<br />
(met veldverkenning), zodat de gehele archeologische waarde van het plangebied<br />
bekend is. De adviseur archeologie van het Oversticht kan hiervoor ingeschakeld<br />
worden.<br />
Reactie gemeente:<br />
Er heeft een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Voor de conclusies wordt<br />
verwezen naar paragraaf 6.7.<br />
3. Ministerie van Economische Zaken, Regio Oost, 22-3-2005<br />
Deelt mede geen opmerkingen te hebben.<br />
Reactie gemeente<br />
Voor kennisgeving aannemen.<br />
4. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, 15-4-2005<br />
Deelt mee geen opmerkingen te hebben vanuit het rijksbelang voor de archeologie.<br />
De inhoudelijke beoordeling van de archeologische paragraaf wordt overgelaten<br />
aan de provinciaal archeoloog.<br />
Reactie gemeente<br />
Voor kennisgeving aannemen.<br />
5. VROM-Inspectie, Regio Oost, 15-4-2005<br />
Deelt mee geen opmerkingen te hebben. Het voorontwerp-bestemmingsplan kan<br />
een basis vormen voor het verlenen van vrijstelling ex artikel 19, lid 2 WRO, mits er<br />
ook een positief advies van de provincie is.<br />
Reactie gemeente<br />
Voor kennisgeving aannemen.<br />
6. Vitens, 21-4-2005<br />
Gewezen wordt op de aanwezigheid van een aantal drinkwatertransportleidingen<br />
in het plangebied met het verzoek om hier rekening mee te houden.<br />
110<br />
Hoofdstuk 8
Reactie gemeente<br />
Met de aanwezige leidingen zal rekening worden gehouden.<br />
7. Rijkswaterstaat Oost-Nederland, 20-4-2005<br />
Men gaat ervan uit, dat de nieuwe bestemming voor de huidige rijksweg pas zal<br />
worden geëffectueerd nadat de omleiding <strong>Ommen</strong> is gerealiseerd en in gebruik is<br />
genomen.<br />
Reactie gemeente:<br />
Dit is inderdaad het geval. In 2008 is een start gemaakt met de aanleg van de omleiding.<br />
Deze zal naar verwachting medio 2010 gereed zijn.<br />
8. Kamer van Koophandel Regio Zwolle, 10-5-2005<br />
De financiële onderbouwing is nog onderwerp van nadere studie en men ziet de<br />
resultaten daarvan met belangstelling tegemoet.<br />
Reactie gemeente<br />
Verwezen wordt naar hoofdstuk 7 van de toelichting.<br />
9. Rijksdienst voor de monumentenzorg, 21 maart 2005<br />
Het plan voor De <strong>Westflank</strong> bevat uitnodigende ontwikkelingsmogelijkheden. De<br />
nieuwbouw op de Varsenerdijk –tussen Markt en Vecht- krijgt als het ware twee<br />
voorkanten en dient daarmee twee doelen: er ontstaat een waterfront met maat en<br />
allure en de Markt wordt een veel behaaglijker ruimte door de aldus ontstane beslotenheid.<br />
Verder wordt onderschreven, dat de herontwikkeling van diverse locaties<br />
aansluiting moet zoeken bij de schaal en de karakteristiek van de aanwezige bebouwing,<br />
maar dat er ook ruimte moet zijn voor nieuwe verfrissende architectuur.<br />
De totstandkoming van een beeldkwaliteitsplan wordt met belangstelling tegemoet<br />
gezien.<br />
Reactie gemeente<br />
Deze inhoudelijke ondersteunende reactie wordt als prettig ervaren en voor kennisgeving<br />
aangenomen. Er is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze is als (separate)<br />
bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.<br />
10. Brandweer regio IJssel Vecht, 17-5-2005<br />
Meegezonden is een beoordeling van de plannen door de Brandweer regio IJssel<br />
Vecht te Zwolle, waarin op vrij gedetailleerde wijze aanwijzingen en adviezen met<br />
betrekking tot de in- en externe veiligheid van de voorzieningen die binnen het<br />
plangebied gerealiseerd gaan worden. Met name wordt de nadruk gelegd op de<br />
bereikbaarheid van het plangebied in de toekomstige situatie voor de hulpverleningsdiensten.<br />
Ook verdient het ontvluchten (2 e vluchtweg) bij de inbreidingslocaties<br />
Hoofdstuk 8<br />
111
extra aandacht. Verder wordt geadviseerd een bluswaterplan te laten opstellen en<br />
een afzonderlijke veiligheidsparagraaf toe te voegen aan het bestemmingsplan,<br />
waarin alle veiligheidsaspecten aan de orde komen. Wellicht is het zinvol om een<br />
(beperkt) veiligheidseffect rapportage (v.e.r.) te laten opstellen.<br />
Reactie gemeente<br />
Paragraaf 6.5 over de externe veiligheid is aangevuld. Het bluswaterplan zal te zijner<br />
tijd worden opgesteld.<br />
Provincie Overijssel, eenheid ruimte, wonen en bereikbaarheid, 25-07-2005<br />
1. De doelstelling om het voorzieningenniveau van <strong>Ommen</strong> verder gestalte te geven<br />
wordt van harte onderschreven.<br />
Reactie gemeente<br />
Voor kennisgeving aangenomen<br />
2. Er wordt van uitgegaan dat de aangegeven woningbouwbehoefte in het plan,<br />
alsmede de woningbouwdifferentiatie overeenkomen met het woonplan van de<br />
gemeente.<br />
Reactie gemeente<br />
In het Woonplan 2003-2007 worden seniorenhuishoudens en starters aangemerkt als<br />
doelgroepen van beleid, waarvoor in de looptijd van het woonplan woonruimte<br />
moet worden gemaakt. Het project De <strong>Westflank</strong> voorziet in appartementen voor<br />
beide doelgroepen. Het project voorziet in een gedifferentieerd aanbod, waarin de<br />
diverse doelgroepen in een uiteenlopende prijscategorie kunnen worden bediend<br />
(zie ook paragraaf 4.4).<br />
3. De doelstelling om de huidige verkeersfunctie van de Varsenerdijk aan de passen<br />
wordt onderschreven. Maar geconstateerd wordt, dat er verschillende ingrijpende<br />
verkeerskundige maatregelen gerealiseerd moeten worden om na aanpassing van<br />
de Varsenerdijk het doorgaande verkeer goed te kunnen afwikkelen. Daarvoor worden<br />
in het verkeerscirculatieplan voorstellen gedaan, zoals de doortrekking van de<br />
Danteweg en de aanleg van een tweede Vechtbrug. Dit zijn financieel en maatschappelijk<br />
zeer ingrijpende maatregelen waarover nog geen besluitvorming heeft<br />
plaatsgevonden. Onduidelijk is of deze maatregelen het gewenste verkeerskundige<br />
effect hebben. De provincie is van mening dat er voldoende zekerheid moet zijn<br />
over de uitvoering van bedoelde verkeerskundige maatregelen buiten dit plangebied<br />
voordat dit plan verder in procedure kan worden gebracht. Loopt het bestemmingsplan<br />
<strong>Westflank</strong> niet te ver vooruit op de besluitvorming, die nodig is om deze<br />
maatregelen te nemen?<br />
112<br />
Hoofdstuk 8
De ingrepen in het plangebied van de <strong>Westflank</strong> moeten in een groter perspectief<br />
worden geplaatst. Een aanvulling van de bestaande rapporten, die zijn meegezonden<br />
op dit punt is noodzakelijk. Door de provincie wordt verzocht om de gevolgen<br />
van het bestemmingsplan nog verder in beeld te brengen en te onderbouwen dat<br />
vaststelling van dit plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening (categorie<br />
1).<br />
Reactie gemeente<br />
Verwezen wordt naar 2.7.1.<br />
4. De verkeerskundige ingrepen buiten het plangebied moeten in beeld worden<br />
gebracht en aangetoond worden, dat deze ingrepen het gewenste verkeerskundige<br />
resultaat opleveren, alsmede, dat deze maatregelen ook daadwerkelijk financieel en<br />
maatschappelijk uitvoerbaar zijn. Het Verkeerscirculatieplan biedt op dit moment<br />
onvoldoende basis voor deze ingrepen. (categorie 1)<br />
De provincie verzoekt om de gevolgen van dit bestemmingsplan voor het genoemde<br />
gebied ten zuiden van de Vecht in beeld te brengen en te onderbouwen dat vaststelling<br />
van dit plan geen onevenredige schadelijke gevolgen heeft voor dit gebied<br />
(categorie 2).<br />
De kwetsbaarheid van dit gebied maakt het ongewenst dat verkeersintensiteiten in<br />
dit gebied onevenredig toenemen.<br />
Reactie gemeente<br />
Zie hierboven en de verrichte milieuonderzoeken van geluidhinder en luchtkwaliteit.<br />
5. Het realiseren van een ondergrondse parkeerruimte kan tijdens de bouwwerkzaamheden<br />
en na realisatie van de voorzieningen, (structureel) gevolgen hebben<br />
voor de grondwaterstromen. Verzocht wordt om deze gevolgen in beeld te brengen<br />
en om in het vastgestelde bestemmingsplan het aantal bouwlagen ten behoeve van<br />
de parkeergarage vast te leggen.<br />
Reactie gemeente<br />
In het overleg met het Waterschap is een waterparagraaf opgesteld. Deze is door het<br />
Waterschap goedgekeurd. In het bestemmingsplan was reeds een beperking opgenomen<br />
van het aantal ondergrondse bouwlagen. De maximale diepte van ondergrondse<br />
bouwwerken is bepaald op 4 meter onder peil. Op de Varsenerdijk bedraagt<br />
de maximale diepte 2,5 meter onder peil (artikel 3, lid 4 sub b).<br />
6. Gevraagd wordt om de resultaten van het overleg met het Waterschap in de plantoelichting<br />
op te nemen.<br />
Hoofdstuk 8<br />
113
Reactie gemeente<br />
Verwezen wordt naar paragraaf 6.6.<br />
7. Gevraagd wordt om rekening te houden met de normen van de Wet Geluidhinder<br />
en de aanstaande wijziging daarvan waar het betreft de akoestische gevolgen binnen<br />
30-km gebieden (cat. II).<br />
Reactie gemeente<br />
Verwezen wordt naar paragraaf 6.2<br />
8. Verzocht wordt om in de toelichting van het vastgestelde bestemmingsplan aan te<br />
geven of de planontwikkeling in overeenstemming is met het Besluit Luchtkwaliteit.<br />
Noodzakelijk is dat inzichtelijk wordt gemaakt wat het aanpassen van de verkeerscirculatie<br />
voor effect heeft op de luchtkwaliteit binnen die gebieden (Cat. II).<br />
Reactie gemeente<br />
Verwezen wordt naar paragraaf 6.2<br />
9. Verzocht wordt om het plan aan te vullen met resultaten van het Archeologisch<br />
onderzoek (cat. II).<br />
Reactie gemeente<br />
Een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De uitkomsten zijn verwerkt in<br />
de toelichting van het bestemmingsplan (paragraaf 6.7)<br />
10. Gevraagd wordt om de resultaten van het vereiste Bodemonderzoek op te nemen<br />
(cat. II).<br />
Reactie gemeente<br />
Het vereiste bodemonderzoek is verricht. De uitkomsten zijn verwerkt in de toelichting<br />
van het bestemmingsplan (paragraaf 6.4).<br />
11. Gelet op het bovenstaande wordt door de provincie geconstateerd dat het voorliggende<br />
ontwerpbestemmingsplan op hoofdlijnen past binnen het provinciaal ruimtelijk<br />
beleid, maar dat het noodzakelijk is om het plan op essentiële punten aan te<br />
passen om tot een zorgvuldige besluitvorming te komen over met name de verkeersproblematiek.<br />
Reactie gemeente<br />
Zie bovenstaande reacties<br />
114<br />
Hoofdstuk 8
8.3 Tweede vooroverleg<br />
Over een concept van de tweede versie van het ontwerpbestemmingsplan heeft<br />
nogmaals vooroverleg plaatsgevonden conform artikel 3.1.1. Bro. Deze reacties zijn<br />
als separate bijlage 31 bij deze toelichting gevoegd.<br />
De volgende instanties hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben over het<br />
plan:<br />
• <strong>Gemeente</strong> Dalfsen, bij mail van 22 september 2009<br />
• Rijkswaterstaat Oost Nederland, bij mail van 5 oktober 2009<br />
• Vitens, bij mail van 5 oktober 2009<br />
• <strong>Gemeente</strong> Hardenberg, bij mail van 7 oktober 2009<br />
• Ministerie van Economische Zaken, bij mail van 7 oktober 2009<br />
Hieronder worden kort de reacties samengevat van de instanties, die wel opmerkingen<br />
hebben over de tweede versie van het ontwerpbestemmingsplan.<br />
Het Oversticht, per mail van 2 oktober 2009<br />
1. Opgemerkt wordt dat de bebouwingswand tussen de Vecht en de Varkensmarkt<br />
transparanter zou kunnen. De keuze om het blok naast het voormalige gemeentehuis<br />
te laten vervallen wordt van harte ondersteund.<br />
Reactie gemeente<br />
Naar aanleiding van de inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan is een extra<br />
‘ontwerpslag’ gemaakt ten aanzien van de bebouwing op de Varsenerdijk. Op verzoek<br />
van de gemeenteraad zijn verschillende modellen in een representatieve enquête<br />
aan de bevolking voorgelegd. Mede op basis van deze enquête heeft de gemeenteraad<br />
op 26 juni 2008 een definitieve keuze gemaakt over de bebouwing<br />
langs de Vechtoever. Deze keuze is verwerkt in dit bestemmingsplan (zie ook paragraaf<br />
1.2 en 1.3 van de toelichting).<br />
2. Het gebouw op de kop bij de Voormars zou een duidelijk forser en hoger gebouw<br />
(urban villa) kunnen zijn, waarmee de entree tot het centrum wordt gemarkeerd.<br />
Reactie gemeente<br />
Verwezen wordt naar het gestelde onder punt 1 en paragraaf 2.3 en 2.4 van de toelichting).<br />
3. Het verdient aanbeveling om in het beeldkwaliteitsplan het begrip ommer architectuur<br />
goed te onderbouwen en te verduidelijken.<br />
Hoofdstuk 8<br />
115
Reactie gemeente<br />
De begrippen worden voldoende duidelijk geacht. Dit blijkt ook uit de concrete uitwerking<br />
van de bouwplannen.<br />
4. De keuze voor een verharde parkeervoorziening westelijk van de Voormars vraagt<br />
om een goed ontwerp voor de ruimtelijke en landschappelijke inpassing. Daarvoor<br />
dient ruimte te zijn in het bestemmingsplan.<br />
Reactie gemeente<br />
Verwezen wordt naar paragraaf 6.9 van de toelichting. De regels bieden de gewenste<br />
ruimte.<br />
VROM-Inspectie bij brief van 8 oktober 2009<br />
1. Er is sprake van één nationaal belang (namelijk Nationaal cultureel erfgoed), dat<br />
aanleiding geeft tot het maken van twee opmerkingen:<br />
a) De eerdere positieve reactie op het plan (zie paragraaf 2) wordt onverkort herhaald.<br />
b) Naar aanleiding van paragraaf 6.7 wordt opgemerkt, dat het planologisch instrumentarium<br />
met betrekking tot archeologie ook nog de meldingsplicht (artikel<br />
53 en 54 Monumentenwet) omvat. Deze geldt ook bij nietvergunningplichtige<br />
werkzaamheden.<br />
Reactie gemeente<br />
1a. Voor kennisgeving aangenomen.<br />
1b. Paragraaf 6.7 is aangevuld.<br />
<strong>Gemeente</strong> Hellendoorn per mail van 16 oktober 2009<br />
1. De verwachting is, dat de wijziging van de wegenstructuur in <strong>Ommen</strong> niet leidt<br />
tot wezenlijke veranderingen in de gemeente Hellendoorn.<br />
Reactie gemeente<br />
Voor kennisgeving aangenomen.<br />
Provincie Overijssel, verslag periodiek ambtelijk overleg op 24 september 2009<br />
1. Geadviseerd wordt in paragraaf 5.3 (provinciaal beleid) de relatie met het provinciaal<br />
beleid specifieker aan te geven en daarbij het uitvoeringsmodel aan te houden.<br />
Reactie gemeente<br />
Paragraaf 5.3 is aangepast.<br />
116<br />
Hoofdstuk 8
2. Geadviseerd wordt om de conclusies uit de quick scan Flora en Fauna met betrekking<br />
tot de toetsing aan de E.H.S. in paragraaf 6.8 van de plantoelichting op te nemen.<br />
Reactie gemeente<br />
Paragraaf 6.8 is aangevuld.<br />
8.4 Inspraak<br />
Aanloop<br />
Als separate bijlage 32 is bij deze toelichting gevoegd het inspraakverslag <strong>Centrum</strong>ontwikkeling<br />
<strong>Ommen</strong>. Dit verslag is de weergave van de gevoerde inspraakprocedure,<br />
die heeft geduurd van 8 november tot 13 december 2004 over de volgende plannen:<br />
• Het ontwikkelingsplan De <strong>Westflank</strong>;<br />
• Het voorontwerp-bestemmingsplan <strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>);<br />
• Het ontwerp-verkeerscirculatieplan <strong>Ommen</strong> centrum.<br />
In het verslag zijn de inspraakresultaten opgenomen en ook is de gemeentelijke<br />
reactie op deze inspraakresultaten opgenomen.<br />
Het verslag is vastgesteld door de gemeenteraad op 28 april 2005, gelijktijdig met<br />
het ontwikkelingsplan De <strong>Westflank</strong>.<br />
De vaststellingsprocedure voor het bestemmingsplan voor de <strong>Westflank</strong> kon niet<br />
verder vervolgd worden omdat de besluitvorming omtrent de aanleg van de omlegging<br />
N34 (rondweg <strong>Ommen</strong>) nog niet onherroepelijk was afgerond. Zolang dat niet<br />
het geval was kon nl. binnen het bestemmingsplan niet worden aangetoond, dat<br />
realisering van de bebouwing op de Varsenerdijk (N34) ook realiseerbaar was. Er is<br />
toen besloten te wachten tot het moment waarop daarover meer duidelijkheid was<br />
ontstaan. Toen het desbetreffende Tracébesluit onherroepelijk (29 augustus 2007)<br />
werd kwam de weg vrij om het bestemmingsplantraject te vervolgen.<br />
In het inspraakverslag wordt in de gemeentelijke reactie erop gewezen, dat de<br />
plannen op een aantal punten nog nader uitgewerkt moeten worden. Tevens heeft<br />
de gemeenteraad bij de vaststelling van het ontwikkelingsplan De <strong>Westflank</strong> op 28<br />
april 2005 de opdracht meegegeven om voor de bebouwing op de Varsenerdijk te<br />
zoeken naar een vormgeving, die zoveel mogelijk recht doet aan de wens tot voldoende<br />
transparantie in deze bebouwing.<br />
In de periode 2005 – 2008 is de ontwikkeling van het project Vecht voor het <strong>Centrum</strong>,<br />
waar het gebied De <strong>Westflank</strong> deel van uitmaakt, doorgegaan. Voor het gebied<br />
De <strong>Westflank</strong> heeft dit betekend, dat het ontwikkelingsplan voor dit gebied op<br />
een aantal punten verder is uitgewerkt en bijgesteld en dat dit thans zijn weerslag<br />
Hoofdstuk 8<br />
117
vindt in het ontwerp-bestemmingsplan. De inspraakresultaten, evenals voortschrijdend<br />
inzicht zijn daarbij leidraad geweest.<br />
Intermezzo<br />
In 2006 is besloten om – vooruitlopend op de totstandkoming van het bestemmingsplan<br />
– een begin te maken met de 1 e<br />
fase van de <strong>Westflank</strong>. Deze besloeg het gebied<br />
11 April Plein, de Markt en de (voormalige) Varkensmarkt/Voormars. Voor deze<br />
1 e<br />
fase zijn procedures gestart ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening<br />
teneinde de benodigde vrijstellingen te kunnen verlenen. Rondom deze procedures<br />
is een uitvoerige inspraakronde met mogelijkheid tot indiening van zienswijzen gevoerd.<br />
Uiteindelijk is besloten deze procedures te stoppen omdat het vanuit meerdere gezichtspunten<br />
beter was de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan weer<br />
op te vatten. Immers is dan sprake van een integrale afweging van de planvorming<br />
en dat werd en wordt als een zuiverder werkwijze beschouwd.<br />
Tengevolge van deze nadere uitwerking en bijstelling wijkt het ontwerpbestemmingsplan<br />
nu op een aantal punten af van het voorontwerp van 2005. De<br />
meest in het oog springende zijn de volgende:<br />
1. Voor de bebouwing op de Varsenerdijk is inmiddels een traject doorlopen,<br />
waarbij door de gemeenteraad een keuze is gemaakt uit een aantal bebouwings-<br />
en inrichtingsvarianten: gekozen is voor variant D - een open verbinding<br />
van de Markt met de Vecht en een invulling van de Vechtoevers met<br />
een kade + havenvoorzieningen; de gemeenteraad heeft deze keuze op 26<br />
juni 2008 gemaakt; voor deze keuze is een uitgebreide informatieronde gehouden,<br />
bestaande uit een tweetal informatiebijeenkomsten, openstelling<br />
forum op gemeentelijke website en een en onderzoek onder een representatief<br />
aantal inwoners van de gemeente; het aantal appartementen op de<br />
Varsenerdijk bedraagt nu 43 stuks; het meest westelijk gelegen bouwblok is<br />
een kwartslag gedraaid, zodat deze parallel loopt met de nieuwe ontsluitingsweg<br />
en aldaar een opvallend hoekelement vormt in de bebouwing;<br />
2. Het bouwblok van het nieuwe Marktgebouw is aangepast aan het inmiddels<br />
ontwikkelde bouwplan; ten gevolge daarvan is het bouwvolume iets vergroot;<br />
3. Ten westen van de nieuwe ontsluitingsweg tussen de N34 en de Voormars/Varsenerstraat<br />
is een permanente parkeerplaats geprojecteerd; dit is<br />
een uitvloeisel van het in 2005 uitgevoerde onderzoek Parkeren en Circuleren<br />
centrumgebied <strong>Ommen</strong>, welk onderzoek als uitvoering van het Verkeerscirculatieplan<br />
<strong>Ommen</strong> <strong>Centrum</strong> is gedaan;<br />
4. Het appartementengebouw op de kop Varsenerstraat/Voormars/Markt is in<br />
westelijke richting verschoven; dit in verband met de aanwezige bomenstructuur<br />
ter plaatse en het gewenste stratenpatroon;<br />
118<br />
Hoofdstuk 8
5. De stedenbouwkundige invulling van het zgn. Varsenerplein (achter de<br />
voormalige Aldi-locatie) is gewijzigd: de aanvankelijk 2 geprojecteerde dubbele<br />
woningen zijn vervangen door 1 geprojecteerde vrijstaande woning en<br />
het aantal parkeerplaatsen is uitgebreid naar 30;<br />
Vervolg<br />
Nu het ontwerp-bestemmingsplan op een aantal punten afwijkt van het eerdere<br />
voorontwerp kan de vraag gesteld worden of over het ontwerp-bestemmingsplan in<br />
de huidige vorm dan ook weer een nieuwe inspraakprocedure gevoerd zou moeten<br />
worden. Er is gekozen voor de normale procedure, waarbij zienswijzen kunnen worden<br />
ingediend. Een nieuwe inspraakprocedure wordt om de volgende redenen niet<br />
nodig geacht:<br />
• In de afgelopen 3 jaar is over de afwijkingen, zoals die hierboven zijn genoemd,<br />
uitgebreid gecommuniceerd met de bevolking (alleen punt 5 is een nieuw element);<br />
• In 2007 zijn procedures gestart om vrijstellingen te verlenen ex artikel 19 van de<br />
Wet op de Ruimtelijke Ordening voor de realisering van de 1 e<br />
fase van de <strong>Westflank</strong>;<br />
• Deze 1 e<br />
fase besloeg het gebied 11 April Plein, Markt en (voormalige) Varkensmarkt/Voormars<br />
en het was de bedoeling deze 1 e fase te realiseren vooruitlopend<br />
op de totstandkoming van het bestemmingsplan voor de <strong>Westflank</strong>;<br />
• Daarin waren opgenomen de wijzigingen zoals genoemd onder de punten 2, 3<br />
en 4;<br />
• De onderdelen, die in deze 1 e<br />
fase waren opgenomen hebben allemaal ter inzage<br />
gelegen en de gelegenheid is geboden hiertegen zienswijzen in te dienen;<br />
daarvan is gebruik gemaakt door zo’n 30 tal personen;<br />
• Uiteindelijk is besloten deze procedures stop te zetten de procedure tot vaststelling<br />
van het ontwerp-bestemmingsplan voor de <strong>Westflank</strong> te vervolgen;<br />
• Met betrekking tot de bebouwing Varsenerdijk en inrichting Vechtoever is in de<br />
1 e helft 2008 een uitvoerig informatietraject gevolgd voor de Ommer bevolking;<br />
zoals hierboven al is genoemd, bestond dit traject uit meerdere informatiebijeenkomsten,<br />
publicaties op de gemeentelijke website en een enquête onder een<br />
representatief aantal mensen uit <strong>Ommen</strong>; dit heeft uiteindelijk geresulteerd in<br />
een raadskeuze voor variant D; deze keuze wordt nu – voorzover het de bebouwing<br />
op de Varsenerdijk betreft – opgenomen in het ontwerp-bestemmingsplan.<br />
Wat is er gebeurd met de inspraakresultaten?<br />
Zoals uit het inspraakverslag van 2005 ook blijkt hebben de inspraakreacties betrekking<br />
op een aantal hoofdonderwerpen.<br />
Deze worden in het verslag dan ook als volgt onderscheiden:<br />
a. Ontwikkeling Markt<br />
b. Ontwikkeling Vechtoevers<br />
Hoofdstuk 8<br />
119
c. Ontwikkeling 11 April Plein<br />
d. Ontwikkeling Aldi-locatie<br />
e. Ontwikkeling omgeving Voormars<br />
f. Verkeersaspecten<br />
g. Economische aspecten<br />
h. Overige aspecten.<br />
De ingediende reacties hebben niet geleid tot annulering of stopzetting van de<br />
plannen met betrekking tot de <strong>Westflank</strong>. In de paragraaf “samenvatting en conclusies”<br />
van het inspraakverslag wordt een opsomming gegeven van zaken, die de beoordeling<br />
van de inspraakreacties heeft opgeleverd.<br />
Aanvullend daarop moet worden gesteld, dat op onderdelen de inspraak reden is<br />
geweest om de planvorming bij te stellen. Ook vanuit de gemeenteraad is de wens<br />
naar voren gekomen om rekening te houden met aspecten, die tijdens de inspraakprocedure<br />
naar voren zijn gebracht. Gewezen wordt op de wens om meer transparantie<br />
in de bebouwing op de Varsenerdijk aan te brengen en de wens om een meer<br />
open verbinding van de Markt met de Vecht tot stand te brengen. Dat zijn belangrijke<br />
aspecten geweest in uiteindelijke planvorming. Hoewel qua vormgeving gewijzigd<br />
is het voorontwerp-bestemmingsplan van 2005 niettemin op hoofdlijnen hetzelfde<br />
gebleven, nl. het mogelijk maken van een nieuwe invulling van het gebied De<br />
<strong>Westflank</strong> met het doel de relatie centrum-Vecht te versterken.<br />
Nu sinds 2005 verder is gewerkt aan de diverse onderdelen van de planvorming (zoals<br />
de stedenbouwkundige uitwerking van de Varsenerdijk en de Vechtoever, maar<br />
ook de beleidsvorming met betrekking tot de verkeersaspecten – vaststelling van het<br />
verkeersstructuurplan door de gemeenteraad op 26 juni 2008 – en opstelling Nota<br />
parkeren en circuleren) is het planproces thans zover, dat het ontwerpbestemmingsplan<br />
de route voor vaststelling conform de Wet ruimtelijke ordening<br />
kan ingaan. Daartoe heeft vanaf 22 januari 2009 het ontwerpbestemmingsplan gedurende<br />
6 weken ter visie gelegen.<br />
Mede naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen heeft de gemeente <strong>Ommen</strong><br />
besloten het ontwerpbestemmingsplan nogmaals ter visie te leggen (zie verder paragraaf<br />
1.4).<br />
120<br />
Hoofdstuk 8
Regels
Inhoudsopgave pagina<br />
1. INLEIDENDE REGELS 3<br />
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen 3<br />
Artikel 2 - Wijze van meten 9<br />
Artikel 3 - Overige toepassingen 10<br />
2. BESTEMMINGSREGELS 11<br />
Artikel 4 - <strong>Centrum</strong>doeleinden 11<br />
Artikel 5 - Gemengde doeleinden 15<br />
Artikel 6 - Woondoeleinden 19<br />
Artikel 7 - Verblijfsdoeleinden 25<br />
Artikel 8 - Groenvoorzieningen 28<br />
Artikel 9 - Waterkering (dubbelbestemming) 30<br />
Artikel 10 - Archeologisch verwachtingsvol gebied (dubbelbestemming) 32<br />
3. BIJZONDERE REGELS 37<br />
Artikel 11 - Nadere eisen 37<br />
Artikel 12 - Ontheffing 38<br />
Artikel 13 - Wijzigingen 42<br />
Artikel 14 - Algemeen toetsingkader bijzondere regels 44<br />
Artikel 15 - Verwezenlijking in de naaste toekomst 46<br />
Artikel 16 - Procedure regels 47<br />
4. SLOTREGELS 49<br />
Artikel 17 - Overgangsrecht 49<br />
Artikel 18 - Slotregel 51<br />
Bijlagen:<br />
• Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging<br />
• Plankaart nr. 100226004b-1.CAD<br />
Inhoudsopgave<br />
1
1. INLEIDENDE REGELS<br />
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen<br />
In deze regels wordt verstaan onder:<br />
1. aaneengesloten<br />
woning:<br />
2. archeologisch<br />
onderzoek:<br />
3. archeologisch<br />
verwachtingsvol<br />
gebied:<br />
4. archeologische<br />
waarde:<br />
Hoofdstuk 1<br />
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer<br />
dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde<br />
woningen;<br />
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek<br />
naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid<br />
en menselijk handelen in het verleden;<br />
door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan<br />
op grond van historische gegevens of door archeologische<br />
vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen<br />
belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;<br />
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de<br />
kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen<br />
van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden,<br />
tenminste ouder dan 50 jaar;<br />
5. afvalcontainer: een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen;<br />
6. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde;<br />
7. bebouwingspercentage:<br />
8. bedrijfsmatige<br />
activiteiten in<br />
een woning:<br />
9. bedrijfsvloeroppervlak:<br />
10. Bed and Breakfast:<br />
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van<br />
het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak<br />
aangeeft dat minimaal dan wel maximaal mag worden<br />
bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die<br />
zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van<br />
ondergeschikte bouwdelen;<br />
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen<br />
van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door<br />
middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een<br />
woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van<br />
de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;<br />
de totale oppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met<br />
inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige<br />
dienstruimten;<br />
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid<br />
tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch<br />
recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen, die onderge-<br />
3
11. beroepsmatige<br />
activiteiten in<br />
een woning:<br />
4<br />
schikt is aan de hoofdbestemming. Onder een bed and breakfast<br />
voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk<br />
in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden<br />
werkzaamheden en/of arbeid;<br />
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op<br />
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,<br />
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat<br />
door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende<br />
bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden<br />
uitgeoefend;<br />
12. bestaand een bouwwerk, dat:<br />
bouwwerk: a) op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp<br />
van dit plan bestaat of in uitvoering is;<br />
b) na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een<br />
bouwvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat<br />
tijdstip is ingediend;<br />
13. bestemmings- een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van<br />
grens: een bestemmingsvlak;<br />
14. bestemmings- een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemvlak:ming;<br />
15. bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand<br />
gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt<br />
is aan dat hoofdgebouw;<br />
16. bodemverstorendeactivitei-<br />
ten<br />
het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond<br />
veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of<br />
het uitvoeren van grondbewerkingen.<br />
17. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen<br />
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede<br />
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of<br />
veranderen van een standplaats;<br />
18. bouwgrens: een op de plankaart aangegeven lijn die niet door gebouwen<br />
mag overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten<br />
afwijkingen;<br />
19. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels,<br />
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;<br />
20. bouwvlak: een op de plankaart aangegeven vlak dat door bouwgrenzen<br />
omsloten is en waarop gebouwen zijn toegelaten;<br />
21. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of<br />
ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in<br />
of op de grond;<br />
22. brutovloeroppervlak<br />
(bvo)<br />
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of (horeca)bedrijven<br />
met in begrip van de daartoe behorende magazijnen<br />
en overige dienstruimten;<br />
Hoofdstuk 1
23. dakruiter: torentje, koepel of klokkenstoel op de nok van een dak;<br />
24. detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling<br />
ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen<br />
aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik<br />
of aanwending, anders dan in de uitoefening van een<br />
beroeps- of bedrijfsactiviteit alsmede anders dan voor verbruik<br />
ter plaatse;<br />
25. evenement: een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak<br />
met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement. Het<br />
aantal evenementen per jaar bedraagt maximaal 10;<br />
26. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,<br />
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte<br />
vormt;<br />
27. gebouw van<br />
algemeen nut:<br />
28. halfopenverharding:<br />
29. halfverharding:<br />
30. halfvrijstaande<br />
woning:<br />
Hoofdstuk 1<br />
gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten<br />
nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar<br />
vervoer of het wegverkeer;<br />
Oppervlakteverharding bestaande uit elementen (keien, stenen)<br />
die in een bepaald verband zijn gelegd, met dien verstande<br />
dat maximaal de helft van het verhard oppervlak gesloten<br />
mag zijn;<br />
Oppervlakteverharding bestaande uit losliggend materiaal<br />
(korrels, zoals grind);<br />
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van maximaal<br />
twee aaneengebouwde woningen;<br />
31. hoekperceel: een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als<br />
aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar<br />
groen;<br />
32. hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of<br />
afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;<br />
33. horecabedrijf: een bedrijf dat tot doel heeft het bedrijfsmatig verstrekken<br />
van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en<br />
dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie,<br />
een en ander gepaard gaande met dienstverlening;<br />
34. horecabedrijf,<br />
categorie I:<br />
35. horecabedrijf,<br />
categorie II:<br />
een horecabedrijf, die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen<br />
en waar naast overwegend niet ter plaatse<br />
bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije<br />
drank worden verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten<br />
op de openingstijden van de winkels. Deze bedrijven<br />
behoren tot categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten –<br />
functiemenging<br />
een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend<br />
ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan<br />
niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van al-<br />
5
36. horecabedrijf,<br />
categorie III:<br />
37. horecabedrijf,<br />
categorie IV:<br />
38. horecabedrijf,<br />
categorie V:<br />
6<br />
coholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende<br />
de avonduren zijn geopend. Deze bedrijven behoren tot categorie<br />
A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;<br />
een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatige alcoholhoudende<br />
dranken worden verstrekt, al dan niet in combinatie<br />
met het bedrijfsmatig verstrekken van kleinere etenswaren<br />
en/ of (al dan niet mechanische) muziek ten gehore wordt<br />
gebracht. Deze bedrijven hebben een in het algemeen hoge<br />
bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht. Deze<br />
bedrijven behoren tot categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
- functiemenging. Een uitzondering hierop vormen<br />
muziekcafé’s, die –indien zij bouwkundig niet afgescheiden<br />
zijn van woningen en andere gevoelige functies- behoren<br />
tot categorie B van de Staat van bedrijfsactiviteiten – functiemenging;<br />
een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken<br />
van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor gebruik<br />
ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend<br />
mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen<br />
een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken dancings<br />
en jongerencentra;<br />
een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig gelegenheid<br />
van nachtverblijf wordt verstrekt al dan niet in combinatie<br />
met het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide<br />
maaltijden en (alcoholhoudende) dranken; Deze bedrijven<br />
behoren tot categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten –<br />
functiemenging.<br />
39. kantoren: een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht<br />
op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren<br />
van handelingen die een administratieve voorbereiding of<br />
uitwerking behoeven al dan niet publieksgericht; een kantoor<br />
is publieksgericht, indien het publiek rechtstreeks (al dan niet<br />
via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;<br />
40. maatschappe- Dienstverlening op het gebied van:<br />
lijke dienst- - Openbaar bestuur en overheidsdiensten;<br />
verlening: - Levensbeschouwelijke organisaties;<br />
- Onderwijs;<br />
- Gezondheidszorg, veterinaire diensten en welzijnszorg;<br />
- Uitvaartverzorging, crematoria, mortuaria en begraafplaatsen;<br />
41. ondergeschikt<br />
bouwdeel:<br />
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt<br />
deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitge-<br />
Hoofdstuk 1
42. ondergeschiktehorecaactiviteiten:<br />
43. ondergrondse<br />
werken, geen<br />
bouwwerken<br />
zijnde en<br />
werkzaamheden:<br />
44. ondergronds<br />
bouwwerk:<br />
Hoofdstuk 1<br />
bouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding<br />
van het oppervlak;<br />
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en<br />
etenswaren voor gebruik ter plaatse in direct verband met<br />
andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten;<br />
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die<br />
onder peil plaatsvinden;<br />
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen<br />
op minimaal 1,75 m 1 onder peil;<br />
45. opgraving: archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde<br />
vindplaats ex situ wordt behouden;<br />
46. parkeervoor- elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve<br />
zieningen: van gemotoriseerd verkeer;<br />
47. perceelsgrens: grens van een bouwperceel;<br />
48. plan: het bestemmingsplan ‘<strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)' van de<br />
gemeente <strong>Ommen</strong> (identificatienummer:<br />
NL.IMRO.0175.20081005002-0001);<br />
49. plankaart: de tekening (nr.100226004b-1) van het bestemmingsplan<br />
‘<strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)';<br />
50. servicetheater: een gebouw bedoeld voor het kijken naar toneel, ballet of<br />
andere podiumkunsten;<br />
51. seksinrichting: een voor publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig<br />
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen<br />
worden verricht, of vertoningen van erotische pornografische<br />
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt<br />
in elke geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal,<br />
sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder<br />
tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet<br />
gecombineerd met elkaar;<br />
52. voorgevelrooi- de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een relijn:gelmatige<br />
of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte<br />
van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op<br />
de naastgelegen bouwpercelen;<br />
53. voorzieningen op het openbare net aangesloten werken en bouwwerken<br />
van algemeen ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatiever-<br />
nut:<br />
keer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;<br />
54. vrijstaande een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen<br />
woning: met een andere woning verbonden is en waarvan geen van<br />
beide zijgevels in de zijdelingse perceelsgrens staan;<br />
7
55. waterpeil: de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar<br />
NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, ontheffing<br />
of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben<br />
op zowel oppervlaktewater als grondwater.<br />
56. weg: een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met<br />
inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot<br />
die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;<br />
57. winkel: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van detailhandel,<br />
inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid, voor<br />
zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is<br />
van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld<br />
onderhoud, reparatie en installatie;<br />
58. woning: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige<br />
huisvesting van maximaal één huishouden.<br />
8<br />
Hoofdstuk 1
Artikel 2 - Wijze van meten<br />
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />
1. afstand tot de (zijdelingse)<br />
perceelsgrens:<br />
2. afstand tussen gebouwen:<br />
3. goothoogte van gebouwen:<br />
4. grondoppervlak van een<br />
bouwwerk:<br />
5. brutovloeroppervlak<br />
van een gebouw:<br />
6. (bouw)hoogte/<br />
nokhoogte van een<br />
bouwwerk:<br />
7. lengte, breedte en diepte<br />
bouwwerk:<br />
8. ondergrondse bouwdiepte<br />
van een bouwwerk:<br />
Hoofdstuk 1<br />
de kortste afstand van enig punt van een gebouw<br />
tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het<br />
bouwperceel;<br />
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken<br />
van de gebouwen;<br />
verticaal vanaf de horizontale snijlijn van het dakvlak<br />
met het daaronder gelegen buitenwerks gevelvlak<br />
tot aan het peil;<br />
tussen (de buitenste verticale projecties van) de<br />
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van<br />
scheidsmuren);<br />
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs<br />
de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies,<br />
of tot het hart van de desbetreffende<br />
scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van<br />
het gebouw grenst aan de binnenruimte van een<br />
ander gebouw;<br />
vanaf peil tot het hoogste punt van een bouwwerk;<br />
wat gebouwen betreft worden antennes, schoorstenen<br />
en andere ondergeschikte dakopbouwen<br />
niet meegerekend;<br />
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde<br />
van de gevels (en/of hart van de gemeenschappelijke<br />
scheidsmuren);<br />
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk,<br />
de fundering en ondergeschikte bouwdelen<br />
zoals liftputten, niet meegerekend;<br />
9. peil: a) voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk<br />
aan de weg grenst: de hoogte van de<br />
kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;<br />
b) in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van<br />
het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.<br />
9
Artikel 3 - Overige toepassingen<br />
Anti-dubbeltelbepaling<br />
Ondergeschikte<br />
bouwdelen<br />
Ondergrondse<br />
werken<br />
Ondergronds<br />
bouwen<br />
10<br />
Lid 1. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het<br />
toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven<br />
of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling<br />
van latere bouwplannen buiten beschouwing.<br />
Lid 2. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het<br />
bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten,<br />
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, liftkokers, trappenhuizen,<br />
(bordes)trappen en opgangen, galerijen,<br />
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel -en kroonlijsten,<br />
luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten<br />
beschouwing gelaten, mits de –overschrijding van bouwc.q.<br />
bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.<br />
Lid 3. Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen<br />
bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens<br />
in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.<br />
Lid 4. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden,<br />
behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen,<br />
de volgende regels:<br />
a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan:<br />
a) binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte<br />
bouwdelen (zoals toegangen tot een<br />
parkeergarage) die ook buiten de bouwvlakken zijn<br />
toegestaan;<br />
b) binnen de op de plankaart aangegeven zone<br />
‘pk’(parkeerkelder);<br />
b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken<br />
bedraagt maximaal 4 m 1<br />
onder peil, met dien<br />
verstande dat voor de bebouwing op de Varsenerdijk<br />
een maximale ondergondse bouwdiepte van 2,5 meter<br />
geldt.<br />
Hoofdstuk 1
2. BESTEMMINGSREGELS<br />
Artikel 4 - <strong>Centrum</strong>doeleinden<br />
Algemene<br />
doeleinden<br />
Hoofdstuk 2<br />
Lid 1. De gronden die op plankaart aangewezen als ‘<strong>Centrum</strong>doeleinden’<br />
zijn bestemd voor:<br />
a. wonen op de verdieping (bovenwoningen), met dien<br />
verstande, dat ook wonen op de begane grond is toegestaan,<br />
indien deze woonfunctie reeds aanwezig is op<br />
het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;<br />
b. detailhandel, die staat vermeld in de categorie A van de<br />
Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging. Nieuwvestiging<br />
van een supermarkt is niet toegestaan;<br />
c. kantoren, voor zover ze publieksgericht zijn en staan<br />
vermeld in de categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten<br />
– functiemenging;<br />
d. horecabedrijf ,die staat vermeld in de categorie A van de<br />
Staat van bedrijfsactiviteiten – functiemenging’ en behorende<br />
tot:<br />
(1) Categorie I;<br />
(2) Categorie II, III voor zover deze horeca aanwezig is<br />
op het moment van de tervisielegging van onderhavige<br />
ontwerpbestemmingsplan (dit geldt voor<br />
zowel categorie A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten<br />
– functiemenging’<br />
e. maatschappelijke en overige dienstverlening, die staat<br />
vermeld in categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
– functiemenging, met dien verstande dat<br />
vormen van maatschappelijke dienstverlening, die behoren<br />
tot categorie B, afgescheiden van woningen en andere<br />
geluidgevoelige functies dienen plaats te vinden<br />
f. de in sub b, d en e genoemde bestemmingen mogen<br />
uitsluitend op de begane grond worden gesitueerd;<br />
g. parkeren zowel boven- als ondergronds. De parkeerkelder<br />
ter plaatse van de aanduiding ‘pk’ dient van voldoende<br />
omvang te zijn om te voldoen aan de parkeernorm<br />
van 1 parkeerplaats per woning. Deze parkeerplaats<br />
dient via maximaal 1 in- en uitrit bereikbaar te<br />
zijn.<br />
11
Specifieke<br />
doeleinden<br />
Strijdig<br />
gebruik<br />
Algemene<br />
bouwregels<br />
Hoofdgebouwen<br />
12<br />
Lid 2. Overeenkomstig de ter zake op de plankaart opgenomen<br />
aanduiding zijn de gronden bestemd voor horecabedrijven<br />
categorie I, II, III en V, met dien verstande, dat<br />
nieuwvestiging van muziekcafé’s die niet bouwkundig<br />
zijn afgescheiden van woningen en andere gevoelige<br />
functies niet is toegestaan.<br />
De hierboven genoemde horecabedrijven I, II en III en V<br />
zijn binnen de desbetreffende aanduiding ook in de<br />
kelder toegestaan. Horeca bedrijven categorie V zijn<br />
daarnaast op de verdieping toegestaan.<br />
Lid 3. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken<br />
wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:<br />
a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;<br />
b. het gebruik ten behoeve van seksinrichting;<br />
c. Horecabedrijf, behorende tot de categorie IV.<br />
Lid 4. Voor het bouwen geldt dat de aanduidingen op de<br />
plankaart van toepassing zijn.<br />
Lid 5. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende<br />
regels:<br />
a. hoofdgebouwen mogen binnen het hele bouwvlak<br />
‘hoofdgebouw met bijgebouwen’ worden gebouwd;<br />
b. hoofdgebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen,<br />
zoals aangegeven in onderstaand schema:<br />
Hoofdgebouwen Eis<br />
maximale bouwhoogte zie plankaart<br />
maximale goothoogte zie plankaart<br />
c. de hoofdgebouwen, voor zover direct gelegen aan de<br />
openbare weg, moeten voorzien zijn van een kap, met<br />
uitzondering van de gebouwen waar tijdens de tervisielegging<br />
van het ontwerpbestemmingsplan een kap<br />
ontbreekt. Bij nieuwbouw dient de kap te beschikken<br />
over een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste<br />
60°; voor het overige mag de dakhelling van een kap<br />
van gebouwen maximaal 45° bedragen;<br />
d. de hoofdentree van de functies dient gelegen te zijn<br />
aan de zijde van de voorgevelrooilijn;<br />
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2<br />
e. het gebouw gelegen in het bouwvlak ten noorden van<br />
de Varsenerstraat (met de aanduiding ‘pk’) dient (inclusief<br />
de parkeergarage als bedoeld in lid 1, sub g) als één<br />
samenhangend geheel gebouwd te worden met één<br />
parkeergarage, die via één in- en uitgang aan de noordzijde<br />
van het pand ontsloten moet worden;<br />
f. het gebouw gelegen in het bouwvlak ten noorden van<br />
de Varsenerstraat (met de aanduiding ‘pk’) dient gebouwd<br />
te worden in de op de kaart aangegeven bouwgrens<br />
voorzover gelegen aan de Varsenerstraat.<br />
Bijgebouwen Lid 6. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende<br />
regels:<br />
a. bijgebouwen mogen worden gebouwd in het bouwvlak<br />
‘hoofdgebouw met bijgebouwen’ en in de ‘zone bijgebouwen’;<br />
b. bijgebouwen dienen voor het overige te voldoen aan de<br />
maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande<br />
schema:<br />
Bouwwerken<br />
geen gebou-<br />
Bijgebouwen Eis<br />
maximale bouwhoogte 5 m¹<br />
maximale goothoogte 3 m¹<br />
c. de ‘zone bijgebouwen’ mag voor maximaal 70% worden<br />
bebouwd.<br />
Lid 7. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde,<br />
gelden de volgende regels:<br />
wen zijnde a. bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn overal binnen<br />
de bestemming toegestaan;<br />
b. voor het overige gelden de volgende maatvoeringseisen:<br />
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Maximale<br />
bouwhoogte<br />
Erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m¹<br />
Erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 3 m¹<br />
Armaturen voor verlichting en bewakingsapparatuur<br />
5 m¹<br />
Vlaggenmasten en antennes 5 m¹<br />
Reclameobjecten op de gebouwen* 5 m¹<br />
Vrijstaande reclameobjecten 8 m¹<br />
13
14<br />
Niet eerder genoemde bouwwerken, geen<br />
gebouwen zijnde<br />
3 m¹<br />
* de maximale bouwhoogte van reclameobjecten op gebouwen<br />
wordt gemeten vanaf het hoogste punt van het gebouw (ondergeschikte<br />
bouwdelen niet meegerekend).<br />
Lid 8. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.<br />
Lid 9. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen<br />
van dit artikel overeenkomstig het bepaalde in artikel<br />
12, lid 1, 4 en 5<br />
Lid 10. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 lid 1.<br />
Hoofdstuk 2
Artikel 5 - Gemengde doeleinden<br />
Algemene<br />
doeleinden<br />
Strijdig<br />
Gebruik<br />
Hoofdstuk 2<br />
Lid 1. De gronden die op plankaart aangewezen als ‘Gemengde<br />
doeleinden’ zijn, voor zover als zodanig met een<br />
aanduiding op de plankaart aangegeven, bestemd voor:<br />
a. kantoren, die staan vermeld in de categorie A van de<br />
Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging;<br />
b. horecabedrijf categorie I, II, III met een oppervlakte van<br />
maximaal 450 m2 bvo (per gebouw), die staan vermeld<br />
in de categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten –<br />
functiemenging. Een horecabedrijf is alleen op de begane<br />
grond toegestaan met uitzondering van ondergeschikte<br />
horeca-activiteiten ten behoeve van de bioscoop/servicetheater,<br />
zoals genoemd in lid 1 sub e van dit<br />
artikel. Deze zijn ook op hogere verdiepingen toegestaan;<br />
c. maatschappelijke en overige dienstverlening, die staat<br />
vermeld in categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
– functiemenging, met dien verstande dat<br />
vormen van maatschappelijke dienstverlening, die behoren<br />
tot categorie B, afgescheiden van woningen en andere<br />
geluidgevoelige functies dienen plaats te vinden;<br />
d. detailhandel met een oppervlakte van maximaal 450 m2<br />
bvo (per gebouw), die staan vermeld in de categorie A<br />
van de Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging.<br />
Detailhandel is alleen op de begane grond toegestaan.<br />
De vestiging van supermarkten is niet toegestaan;<br />
e. bioscoop/servicetheater, met dien verstande dat de<br />
hoofdentree gelegen moet zijn aan de oost- dan wel<br />
zuidzijde van het desbetreffende bouwvlak;<br />
f. met de watersport gerelateerde functies, inclusief sanitaire<br />
voorzieningen;<br />
g. wegen met een functie van verblijf ter plaatse van de<br />
aanduiding ‘overkragende bebouwing’;<br />
h. wonen ter plaatse van het perceel Markt 32;<br />
i. de bij sub a t/m h behorende voorzieningen.<br />
Lid 2. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken<br />
wordt in elk geval gerekend het gebruik ten behoeve<br />
van:<br />
a. een horecabedrijf behorende tot de categorie IV en V;<br />
b. een seksinrichting;<br />
c. een gokhal.<br />
15
Algemene<br />
bouwvoor<br />
schriften<br />
Hoofdgebouwen<br />
16<br />
Lid 3. Voor het bouwen geldt dat de aanduidingen op de<br />
plankaart van toepassing zijn.<br />
Lid 4. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende<br />
regels:<br />
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd<br />
binnen het bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen;<br />
b. het bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen mag<br />
voor 100% worden bebouwd, met dien verstande dat<br />
ter plaatse van de aanduiding ‘overkragende bebouwing’<br />
de gebouwen alleen overkragend mogen zijn,<br />
waarbij de afstand tussen het peil en de onderzijde van<br />
het overkragende bouwdeel minimaal 3 m¹ dient te<br />
bedragen;<br />
c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen,<br />
zoals aangegeven in onderstaand schema:<br />
Hoofdgebouwen Eis<br />
maximale bouwhoogte zie plankaart<br />
maximale goothoogte zie plankaart<br />
met dien verstande dat:<br />
(1) op het deel van het gebouw, waar een maximale<br />
bouwhoogte van 18 meter geldt een “dakruiter” is<br />
toegestaan van maximaal 2,5 meter hoog;<br />
(2) ter plaatse van het voormalige gemeentehuis met de<br />
aanduiding k, h en md een dakruiter is toegestaan<br />
van maximaal 5 meter boven op de toegestane<br />
bouwhoogte van 11 meter;<br />
d. de hoofdgebouwen, voor zover direct gelegen aan de<br />
openbare weg, moeten voorzien zijn van een kap, met<br />
uitzondering van de gebouwen waar tijdens de tervisielegging<br />
van het ontwerpbestemmingsplan een kap<br />
ontbreekt. Bij nieuwbouw dient de kap te beschikken<br />
over een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste<br />
60°; voor het overige mag de dakhelling van een kap<br />
van gebouwen maximaal 45° bedragen.<br />
Hoofdstuk 2
Bijgebouwen Lid 5. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende<br />
regels:<br />
a. bijgebouwen mogen worden gebouwd in het bouwvlak<br />
‘hoofdgebouw met bijgebouwen’ en in de ‘zone bijgebouwen’;<br />
b. bijgebouwen dienen voor het overige te voldoen aan de<br />
maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande<br />
schema:<br />
Hoofdstuk 2<br />
Bijgebouwen Eis<br />
maximale bouwhoogte 5 m¹<br />
maximale goothoogte 3 m¹<br />
c. de ‘zone bijgebouwen’ mag voor maximaal 70% worden<br />
bebouwd.<br />
Bouwwerken Lid 6. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijn-<br />
geen gebou-<br />
de, gelden de volgende regels:<br />
wen zijnde a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn overal binnen<br />
de bestemming toegestaan;<br />
b. voor het overige gelden de volgende maatvoeringseisen:<br />
Bijzondere<br />
regels<br />
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Maximale<br />
bouwhoogte<br />
Erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m¹<br />
Erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 3 m¹<br />
Armaturen voor verlichting en bewakingsapparatuur<br />
5 m¹<br />
Vlaggenmasten en antennes 5 m¹<br />
Reclameobjecten op de gebouwen* 5 m¹<br />
Vrijstaande reclameobjecten 8 m¹<br />
Niet eerder genoemde bouwwerken, geen<br />
gebouwen zijnde<br />
3 m¹<br />
* de maximale bouwhoogte van reclameobjecten op gebouwen<br />
wordt gemeten vanaf het hoogste punt van het gebouw (ondergeschikte<br />
bouwdelen niet meegerekend).<br />
Lid 7. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.<br />
Lid 8. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen<br />
van gebruik en bouwen, overeenkomstig het bepaalde<br />
in artikel 12, lid 1, 4, 7 en 8.<br />
17
18<br />
Lid 9. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 lid 1.<br />
Hoofdstuk 2
Artikel 6 - Woondoeleinden<br />
Doeleinden Lid 1. De gronden die op de plankaart aangewezen als<br />
‘Woondoeleinden’ zijn bestemd voor:<br />
a. het wonen;<br />
b. beroepsmatige activiteiten op maximaal 40% van het oppervlak<br />
van het hoofd- en bijgebouw tot maximaal 45 m²;<br />
c. (ondergronds) parkeren; de parkeerkelder ter plaatse<br />
van de aanduiding ‘pk’ dient (tezamen met het deel van<br />
de parkeerkelder onder de bestemming ‘Verkeersdoeleinden’)<br />
van voldoende omvang te zijn om te voldoen<br />
aan de parkeernorm van 1,2 parkeerplaats per woning;<br />
d. de bij sub a t/m c behorende voorzieningen.<br />
Specifieke<br />
doeleinden<br />
Strijdig gebruik<br />
Hoofdstuk 2<br />
Lid 2. Overeenkomstig de ter zake op de plankaart opgenomen<br />
aanduiding ‘dienstverlenende functies toegestaan’<br />
zijn de gronden op de begane grond tevens bestemd<br />
voor publieksgerichte kantoren en maatschappelijke<br />
dienstverlening, met dien verstande, dat:<br />
a. ter plaatse van de aanduiding ‘dv 1’ het maximale oppervlakte<br />
aan dienstverlenende functies 200 m2 bvo<br />
bedraagt;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding ‘dv 2’ het maximale oppervlakte<br />
aan dienstverlenende functies 250 m2 bvo<br />
bedraagt;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding ‘dv’ het maximale oppervlakte<br />
aan dienstverlenende functies 350 m2 bvo bedraagt.<br />
Lid 3. Binnen de bestemming Woondoeleinden is ‘Bed and<br />
Breakfast’ (B&B) als horecavoorziening toegestaan onder<br />
de volgende voorwaarden:<br />
a. B&B is alleen toegestaan binnen het hoofdgebouw;<br />
b. B&B is niet toegestaan in gestapelde woningen;<br />
c. de exploitant van de B&B moet hoofdbewoner zijn;<br />
d. ten hoogste 25% van het bewoonde oppervlak mag<br />
ingericht worden voor deze horecavoorziening.<br />
Lid 4. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken<br />
wordt in elk geval het wonen in vrijstaande bijgebouwen<br />
gerekend.<br />
19
Algemene<br />
bouwvoorschriften<br />
Hoofdgebouwen<br />
20<br />
Lid 5. Voor het bouwen geldt dat de aanduidingen op de<br />
plankaart van toepassing zijn.<br />
Lid 6. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende<br />
regels:<br />
a. voor zover op de plankaart is aangegeven mogen uitsluitend<br />
de woningtypen worden gebouwd zoals aangegeven<br />
in onderstaand schema:<br />
Code Woningtype<br />
v vrijstaande woningen<br />
hv halfvrijstaande woningen<br />
ag aaneengesloten woningen<br />
gs gestapelde woningen<br />
b. hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd in een<br />
bouwvlak ‘hoofdgebouw met bijgebouwen’, met dien<br />
verstande dat balkons ook zijn toegestaan buiten het<br />
bouwvlak ter plaatse van de desbetreffende aanduiding<br />
op de plankaart;<br />
c. hoofdgebouwen dienen voor het overige te voldoen<br />
aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in tabel 1;<br />
d. in aanvulling op het bepaalde in tabel 1 gelden de volgende<br />
afwijkingen/ uitzonderingen:<br />
(1) Minimaal 50% van de breedte van de voorgevel<br />
dient in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;<br />
(2) De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden<br />
voor erkers, mits de diepte niet meer bedraagt<br />
dan 50% van de afstand tussen de voorgevelrooilijn<br />
en de weg of openbaar groen, met een<br />
maximum van 1,2 m¹;<br />
(3) Woningen dienen afgedekt te worden met een<br />
kap, met een dakhelling van minimaal 30º en<br />
maximaal 60º.<br />
Bijgebouwen Lid 7. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende<br />
regels:<br />
a. bijgebouwen mogen worden gebouwd in het bouwvlak<br />
‘hoofdgebouw met bijgebouwen’ en in de gronden met<br />
de aanduiding ‘achtertuin’;<br />
Hoofdstuk 2
Bouwwerken<br />
geen gebou-<br />
Hoofdstuk 2<br />
b. bijgebouwen dienen voor het overige te voldoen aan de<br />
maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in<br />
tabel 2;<br />
c. in afwijking op het bepaalde in tabel 2 gelden de volgende<br />
aanvullingen/ afwijkingen:<br />
(1) Voor de maximale goothoogte geldt dat deze in<br />
ieder geval, de hoogte van de eerste bouwlaag of<br />
de hoogte van het verlengde van de dakhelling<br />
van het hoofdgebouw mag bedragen;<br />
(2) Indien een bijgebouw in de zijdelingse perceelsgrens<br />
wordt gebouwd en een bouwhoogte van<br />
meer dan 3 m¹ (de maximale goothoogte) dient<br />
het dak waarmee het bijgebouw wordt afgedekt<br />
een dakhelling te hebben van maximaal 45° en<br />
dient de dakhelling op de zijdelingse perceelsgrens<br />
te zijn georiënteerd.<br />
Lid 8. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde,<br />
gelden de volgende regels:<br />
wen zijnde a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn overal binnen<br />
de bestemming toegestaan;<br />
Bijzondere<br />
regels<br />
b. voor het overige gelden de maatvoeringseisen zoals<br />
aangegeven in tabel 3.<br />
Lid 9. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.<br />
Lid 10. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen<br />
van dit artikel overeenkomstig het bepaalde in artikel<br />
12 lid 1, 2 en 6.<br />
Lid 11. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 lid 1, 2 en 5.<br />
21
22<br />
Hoofdstuk 2
Tabel 1: Bouwregels voor hoofdgebouwen (woningen) - <strong>Ommen</strong><br />
Maatvoeringseisen<br />
Hoofdgebouwen<br />
Vrijstaande woning Halfvrijstaande wo-<br />
Hoofdstuk 2 23<br />
ning<br />
Aaneengesloten<br />
woning<br />
Gestapelde wonin-<br />
maximale goothoogte zie plankaart Zie plankaart zie plankaart zie plankaart<br />
maximale bouwhoogte zie plankaart Zie plankaart zie plankaart zie plankaart<br />
minimale breedte bouwperceel (bij nieuw te bouwen woningen)<br />
12 m¹ 8 m¹ 6 m¹ n.v.t.<br />
Tabel 2: bouwregels voor bijgebouwen -<strong>Ommen</strong><br />
Maatvoeringseisen<br />
totale maximale oppervlakte aan bijgebouwen:<br />
eis<br />
• bouwpercelen tot en met 300 m 2<br />
• bouwpercelen groter dan 300 m 2<br />
50 m²<br />
50 m², vermeerderd met 10% van het<br />
aantal meters dat het perceel groter is dan<br />
300 m² tot een maximum van 250 m²<br />
maximale goothoogte 3 m¹<br />
maximale bouwhoogte 5 m¹<br />
gen
Tabel 3: bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde -<strong>Ommen</strong><br />
24<br />
maximale bouwhoogte<br />
erfafscheidingen tuinmeubilair<br />
en speeltoe-<br />
Tussenperceel<br />
voor de voorgevelrooilijn: 1 m¹ 1 m 1<br />
5 m 1<br />
1 m 1<br />
achter de voorgevelrooilijn: 2 m¹ 3 m¹ 5 m¹ 1 m¹<br />
stellen<br />
vlaggenmasten<br />
en antennes<br />
Hoekperceel<br />
voor de voorgevelrooilijn: 1 m¹ 1 m 1<br />
5 m 1<br />
aan de zijde van het zijerf dat direct grenst aan de openbare weg of openbaar groen<br />
(zijgevelrooilijn):<br />
1 m¹<br />
voor de zijgevelrooilijn: 1 m¹ 3 m 1<br />
5 m 1<br />
1 m¹<br />
achter de zijgevelrooilijn: 2 m¹ 3 m¹ 5 m¹ 1 m¹<br />
overige bouwwerken<br />
Hoofdstuk 2
Artikel 7 - Verblijfsdoeleinden<br />
Algemene<br />
doeleinden<br />
Strijdig<br />
Gebruik<br />
Algemene<br />
bouwregels<br />
Hoofdstuk 2<br />
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen als ‘Verblijfsdoeleinden’<br />
zijn bestemd voor:<br />
a. wegen met een functie voor verblijf alsmede ter ontsluiting<br />
van de aangrenzende of nabijgelegen gronden;<br />
b. parkeervoorzieningen; de parkeerkelder ter plaatse van<br />
de aanduiding ‘pk’ dient (tezamen met het deel van de<br />
parkeerkelder onder de bestemming ‘Woondoeleinden’)<br />
van voldoende omvang te zijn om te voldoen aan de<br />
parkeernorm van 1,2 parkeerplaats per woning;<br />
c. fietsenstallingen;<br />
d. maximaal één horecabedrijf, categorie II;<br />
e. een muziekkoepel;<br />
f. groenvoorzieningen;<br />
g. speelvoorzieningen;<br />
h. voorzieningen van beeldende kunst;<br />
i. voorzieningen van algemeen nut;<br />
j. watergangen en –partijen;<br />
k. evenementen;<br />
l. openbare toiletvoorzieningen;<br />
m. tuinen;<br />
n. onoverdekte terrassen, met dien verstande dat ten behoeve<br />
van het horecabedrijf als bedoeld in lid 1, sub d<br />
een (permanent) overdekt terras is toegestaan;<br />
o. de bij sub a t/m n behorende voorzieningen.<br />
Lid 2. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken<br />
wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:<br />
a. een verkooppunt van motorbrandstoffen;<br />
b. opslag van materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk<br />
is in verband met het op de bestemming gerichte<br />
gebruik van de grond;<br />
c. ondergrondse parkeervoorzieningen buiten het op de<br />
plankaart aangegeven vlak met de aanduiding ‘parkeerkelder’.<br />
Lid 3. Voor het bouwen geldt dat de aanduidingen op de<br />
plankaart van toepassing zijn.<br />
25
Gebouwen Lid 4. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende<br />
regels:<br />
a. er zijn gebouwen toegestaan ten dienste van de in lid 1<br />
genoemde doeleinden;<br />
b. de afstand van het in lid 1 sub d vermelde horecabedrijf<br />
en de in lid 1 sub e vermelde muziekkoepel ten opzichte<br />
van woningen dient minimaal 15 meter te zijn;<br />
c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen,<br />
zoals aangegeven in onderstaand schema:<br />
26<br />
gebouwen van algemeen nut Eis<br />
maximale bouwhoogte 3 m¹<br />
maximale oppervlakte<br />
Horecabedrijf, categorie II<br />
15 m²<br />
maximale bouwhoogte<br />
maximale oppervlakte (inclusief permanente<br />
3 m¹<br />
overkapping en terras)<br />
muziekkoepel<br />
60 m²<br />
maximale bouwhoogte 5 m¹<br />
maximale oppervlakte<br />
fietsenstalling<br />
100 m²<br />
maximale bouwhoogte 3 m¹<br />
maximale oppervlakte<br />
openbare toiletvoorzieningen<br />
100 m²<br />
maximale bouwhoogte 3 m¹<br />
maximale oppervlakte 10 m²<br />
d. wat betreft de in lid 1, sub b, genoemde parkeerkelder<br />
geldt dat deze is toegestaan binnen de aanduiding ‘pk’.<br />
Voor het overige is het bepaalde in artikel 3, lid 4 van<br />
toepassing;<br />
e. de situering van een fietsenstalling als bedoeld in lid 1,<br />
sub c, dient zodanig te zijn dat er geen onevenredige<br />
aantasting plaatsvindt van het uitzicht van bewoners<br />
van nabijgelegen panden en deze panden goed bereikbaar<br />
blijven.<br />
Bouwwerken Lid 5. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijn-<br />
geen gebou-<br />
de, gelden de volgende regels:<br />
wen zijnde a. bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn overal binnen<br />
de bestemming toegestaan;<br />
Hoofdstuk 2
Bijzondere<br />
regels<br />
Hoofdstuk 2<br />
b. binnen de desbetreffende aanduiding op de plankaart<br />
zijn balkons toegestaan gekoppeld aan de naast de bestemming<br />
gelegen woonbebouwing;<br />
c. voor het overige gelden de volgende maatvoeringseisen:<br />
Bouwwerken, geen gebouwen Maximale<br />
zijnde<br />
Bouwhoogte<br />
speeltoestellen 3 m¹<br />
afvalcontainers 2 m 1<br />
overige bouwwerken 1 m 1<br />
Maximale oppervlakte<br />
4 m², indien<br />
bovengronds<br />
geplaatst<br />
Lid 6. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.<br />
Lid 7. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen<br />
van bouwen, overeenkomstig het bepaalde in artikel<br />
12 lid 1.<br />
Lid 8. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 lid 1.<br />
27
Artikel 8 - Groenvoorzieningen<br />
Algemene<br />
doeleinden<br />
Specifieke<br />
doeleinden<br />
Strijdig<br />
gebruik<br />
Algemene<br />
bouwregels<br />
28<br />
Lid 1. De gronden die op de plankaart aangewezen als<br />
‘Groenvoorziening’ zijn bestemd voor:<br />
a. groenvoorzieningen;<br />
b. speelvoorzieningen;<br />
c. watergangen- en partijen;<br />
d. langzaamverkeersroutes;<br />
e. voorzieningen van beeldende kunst;<br />
f. voorzieningen van algemeen nut;<br />
g. evenementen;<br />
h. de bij sub a t/m g behorende voorzieningen.<br />
Lid 2. Ter plekke van de aanduiding p (parkeren) zijn de gronden<br />
tevens bedoeld voor de aanleg en instandhouding<br />
van een in het landschap ingepast parkeerterrein, met<br />
dien verstande dat:<br />
a. de inritten naar het parkeerterrein mogen worden verhard<br />
door middel van een klinkerverharding of een<br />
halfopen verharding;<br />
b. de rijlopers en de parkeervakken mogen worden verhard<br />
door middel van een halfopen verharding dan wel<br />
een halfverharding.<br />
Lid 3. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken<br />
wordt in elk geval gerekend het verharden van de gronden<br />
anders dan omschreven in lid 2.<br />
Lid 4. Voor het bouwen geldt dat de aanduidingen op de<br />
plankaart van toepassing zijn.<br />
Gebouwen Lid 5. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende<br />
regels:<br />
a. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen,<br />
zoals aangegeven in onderstaand schema:<br />
Gebouwen van algemeen nut Eis<br />
maximale bouwhoogte 3 m¹<br />
maximale oppervlakte 15 m²<br />
Hoofdstuk 2
Bouwwerken, Lid 6. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijn-<br />
geen gebou-<br />
de gelden de volgende regels:<br />
wen zijnde a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn overal binnen<br />
de bestemming toegestaan;<br />
b. binnen de desbetreffende aanduiding op de plankaart<br />
zijn balkons toegestaan gekoppeld aan de naast de bestemming<br />
gelegen woonbebouwing;<br />
c. voor het overige gelden de volgende maatvoeringseisen:<br />
Bijzondere<br />
regels<br />
Hoofdstuk 2<br />
Bouwwerken, geen gebouwen Maximale<br />
zijnde<br />
Bouwhoogte<br />
speeltoestellen 3 m¹<br />
afvalcontainers 2 m 1<br />
overige bouwwerken 1 m 1<br />
Maximale oppervlakte<br />
4 m², indien<br />
bovengronds<br />
geplaatst<br />
Lid 7. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.<br />
Lid 8. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen<br />
van gebruik en bouwen, overeenkomstig het bepaalde<br />
in artikel 12 lid 1.<br />
Lid 9. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 lid 1.<br />
29
Artikel 9 - Waterkering (dubbelbestemming)<br />
Algemene<br />
doeleinden<br />
Voorrangsregeling<br />
30<br />
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Waterkering’<br />
zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen<br />
primair bestemd voor:<br />
a. de aanleg en instandhouding van voorzieningen voor de<br />
directe en indirecte kering van het water;<br />
b. de aanleg en instandhouding en/of bescherming van de<br />
waterkering;<br />
c. verhardingen;<br />
d. groenvoorzieningen;<br />
e. de bij sub a t/m d behorende voorzieningen.<br />
Lid 2. Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming<br />
van de waterkering als bedoeld in dit artikel en<br />
het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming<br />
Waterkering.<br />
Bouwregels Lid 3. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen<br />
mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve<br />
van deze bestemming.<br />
Bijzondere<br />
regels<br />
Aanlegvergunning<br />
Lid 4. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden<br />
gebouwd.<br />
Lid 5. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde gelden de volgende regels:<br />
a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, bedraagt 3 meter.<br />
Lid 6. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen<br />
van het bepaalde in de leden 3, 4 en 5 overeenkomstig<br />
het bepaalde in artikel 12 lid 3.<br />
Lid 7. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning<br />
van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)<br />
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,<br />
en werkzaamheden uit te voeren,<br />
a. het aanleggen van wegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;<br />
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;<br />
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen<br />
en/of bomen;<br />
Hoofdstuk 2
Toelaatbaarheid<br />
Uitzonderingen<br />
Hoofdstuk 2<br />
d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of<br />
ander wijze indrijven van voorwerpen in de bodem ;<br />
e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de<br />
bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.<br />
Lid 8. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7 zijn<br />
slechts toelaatbaar, mits:<br />
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het<br />
doelmatig functioneren van de waterkering;<br />
b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder<br />
van de waterkering.<br />
Lid 9. Het in lid 7 opgenomen verbod geldt niet voor werken<br />
en werkzaamheden:<br />
a. binnen het kader van het op de bestemming van die<br />
gronden gericht normale onderhoud en beheer, dan<br />
wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik<br />
overeenkomstig de bestemming;<br />
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het plan<br />
in uitvoering waren;<br />
c. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds<br />
verleende vergunning.<br />
31
Artikel 10 - Archeologisch verwachtingsvol gebied (dubbelbestemming)<br />
Algemene<br />
doeleinden<br />
32<br />
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Archeologisch<br />
verwachtingsvol gebied’ zijn, behalve voor de<br />
andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd<br />
voor het behoud en de bescherming van de archeologische<br />
waarden van de gronden. Deze bestemming<br />
is primair ten opzichte van de overige aan deze<br />
gronden toegekende bestemmingen.<br />
Bouwregels Lid 2. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de<br />
andere op deze gronden voorkomende bestemmingen<br />
dient de aanvrager van een bouwvergunning, voor<br />
bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en<br />
dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen<br />
waarin de archeologische waarden van de gronden die<br />
blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel<br />
van burgemeester en wethouders in voldoende<br />
mate zijn vastgesteld.<br />
Lid 3. Indien uit het in lid 2 genoemde rapport blijkt dat de<br />
archeologische waarden van de gronden door het verlenen<br />
van de bouwvergunning zullen of kunnen worden<br />
verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of<br />
meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan<br />
de bouwvergunning:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen,<br />
waardoor archeologische waarden in de bodem<br />
kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;<br />
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden<br />
tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een<br />
deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg<br />
die voldoet aan door burgemeester en<br />
wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.<br />
Hoofdstuk 2
Aanlegvergunning<br />
Hoofdstuk 2<br />
Lid 4. Het is verboden voor de aangewezen gronden, zonder<br />
of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester<br />
en wethouders (aanlegvergunning) de volgende<br />
werken en werkzaamheden uit te voeren of te<br />
laten uitvoeren:<br />
a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte<br />
100 m² of meer bedraagt;<br />
b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen,<br />
paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het<br />
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks<br />
indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;<br />
c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers<br />
en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m2<br />
of meer bedraagt;<br />
d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;<br />
e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-,<br />
telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee<br />
verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte<br />
100 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van<br />
deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;<br />
f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het<br />
van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd,<br />
zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt<br />
en de bodem verstoren op een grotere diepte<br />
dan 30 centimeter<br />
g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben<br />
worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m2<br />
of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere<br />
diepte dan 30 centimeter;<br />
h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de<br />
oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt en de bodem<br />
verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;<br />
i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte<br />
100 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een<br />
grotere diepte dan 30 centimeter;<br />
j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere<br />
diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend<br />
woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen<br />
van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte<br />
100 m2 of meer bedraagt.<br />
33
Toelaatbaarheid<br />
Sloopvergunning<br />
34<br />
Lid 5. De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken<br />
dat de in lid 4 genoemde werken en werkzaamheden<br />
dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze<br />
werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een<br />
verstoring van archeologisch materiaal.<br />
Lid 6. Voor zover de in lid 4 genoemde werken en werkzaamheden<br />
dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze<br />
werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een<br />
verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning<br />
worden verleend, indien aan de vergunning één<br />
van de volgende voorschriften wordt verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen,<br />
waardoor archeologische resten in de bodem<br />
kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van opgravingen,<br />
c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten<br />
begeleiden door een deskundige op het terrein van de<br />
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door<br />
burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen<br />
kwalificaties.<br />
Lid 7. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager<br />
een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische<br />
waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag<br />
zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester<br />
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
Lid 8. Het is verboden voor de aangewezen gronden, zonder<br />
of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester<br />
en wethouders (sloopvergunning) de aanwezige<br />
bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter<br />
is dan 100 m2 en de diepte meer dan 30 cm bedraagt<br />
gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld.<br />
Lid 9. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde<br />
worden gesteld dat de sloop wordt begeleid<br />
door een gekwalificeerd deskundige.<br />
Lid 10. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten<br />
van zeer hoge waarden worden aangetroffen,<br />
wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burge-<br />
Hoofdstuk 2
Bijzondere<br />
regels<br />
Hoofdstuk 2<br />
meester en wethouders die in het belang van de archeologische<br />
monumentenzorg aanvullende voorschriften<br />
kunnen verbinden aan de sloopvergunning.<br />
Lid 11. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager<br />
een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische<br />
waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag<br />
zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester<br />
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
Lid 12. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, lid 3.<br />
35
36<br />
Hoofdstuk 2
3. BIJZONDERE REGELS<br />
Artikel 11 - Nadere eisen<br />
Algemeen Lid 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen<br />
aan:<br />
a. de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en<br />
bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals bepaald in<br />
artikel 4 tot en met 10;<br />
b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde zoals bepaald in artikel 4 tot en met 10.<br />
Voorwaarden Lid 2. De nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts<br />
worden gesteld indien dit noodzakelijk is ter voorkoming<br />
van een onevenredige aantasting van:<br />
a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden<br />
en bouwwerken;<br />
b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van<br />
de directe omgeving;<br />
c. de milieukwaliteit;<br />
d. de verkeersveiligheid;<br />
e. de sociale veiligheid;<br />
f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. en het woon- en leefklimaat.<br />
Verwijzing<br />
algemeen<br />
toetsingskader<br />
Hoofdstuk 3<br />
Lid 3. Voor de aspecten waarmee rekening gehouden moet<br />
worden bij de toetsing van de begrippen stedenbouwkundige<br />
kwaliteit en beeldkwaliteit, milieukwaliteit,<br />
verkeersveiligheid, sociale veiligheid, brandveiligheid en<br />
rampenbestrijding en woon- en leefklimaat wordt verwezen<br />
naar artikel 14.<br />
Procedure Lid 4. Bij toepassing van de bevoegdheden als bedoeld in dit<br />
artikel zijn de procedureregels zoals opgenomen in artikel<br />
16, lid 1, van toepassing.<br />
37
Artikel 12 - Ontheffing<br />
Algemeen Lid 1. Indien niet op grond van een andere regel van de regels<br />
ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester<br />
en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van<br />
de desbetreffende regels van het plan voor:<br />
a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoeringseisen<br />
met ten hoogste 10%;<br />
b. voor overschrijding van de in het plan voorgeschreven<br />
situeringseisen met ten hoogste 10%.<br />
Ontheffing<br />
bestemming<br />
‘Woondoeleinden’<br />
38<br />
Lid 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing<br />
te verlenen van het bepaalde in artikel 6 lid 1 voor de<br />
uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in het<br />
hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:<br />
a. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag<br />
opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen<br />
aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil<br />
zeggen dat geen ontheffing wordt verleend voor het<br />
uitoefenen van bedrijvigheid die vergunningplichtige<br />
of meldingsplichtig is in het kader van de Wet milieubeheer,<br />
tenzij het betreffende gebruik door het stellen<br />
van voorwaarden verantwoord is;<br />
b. er geen sprake mag zijn van een onevenredige aantasting<br />
van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit<br />
van de directe omgeving;<br />
c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat<br />
wil zeggen dat degen die de activiteiten in het hoofdgebouw<br />
of bijgebouw uitvoert tevens de gebruiker van<br />
het hoofdgebouw is;<br />
d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten<br />
die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding<br />
van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel<br />
tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare<br />
ruimten;<br />
e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte<br />
verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige<br />
activiteiten in of bij het hoofdgebouw;<br />
f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw<br />
en de daarbij behorende bijgebouwen ten<br />
behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag<br />
zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m²;<br />
Hoofdstuk 3
Ontheffing<br />
bestemming<br />
‘Waterkering’<br />
Ontheffing<br />
bestemming<br />
‘<strong>Centrum</strong>' en<br />
‘Gemengde<br />
doeleinden’<br />
Ontheffing<br />
bestemming<br />
‘<strong>Centrum</strong>’<br />
Ontheffing<br />
bestemming<br />
‘Woondoeleinden'<br />
Hoofdstuk 3<br />
g. er geen sprake mag zijn van een onevenredige aantasting<br />
van de milieukwaliteit, de brandveiligheid en rampenbestrijding<br />
en het woon- en leefklimaat.<br />
Lid 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing<br />
te verlenen voor het bepaalde in artikel 9, de leden 3, 4<br />
en 5 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen<br />
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden<br />
gebouwd, mits:<br />
a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de<br />
waterkering niet onevenredig wordt aangetast;<br />
b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder<br />
van de waterkering.<br />
Lid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing<br />
te verlenen van het bepaalde in artikel 4, lid 1 sub e en<br />
artikel 5, lid 1 sub c voor vestiging van vormen van<br />
maatschappelijke dienstverlening, die niet bouwkundig<br />
afgescheiden zijn van woningen of andere geluidgevoelige<br />
functies (behorende tot categorie B van de<br />
Staat van bedrijfsactiviteiten – functiemenging), met<br />
dien verstande dat door onderzoek aangetoond wordt<br />
dat deze activiteiten een goed woon- en leefklimaat<br />
voor woningen en andere gevoelige functies niet in de<br />
weg staan.<br />
Lid 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing<br />
te verlenen van het bepaalde in artikel 4, lid 2 voor<br />
vestiging van een horecabedrijf categorie III, muziekcafé<br />
behorende tot categorie B van de Staat van bedrijfsactiviteiten<br />
– functiemenging en niet bouwkundig afgescheiden<br />
van woningen of andere geluidgevoelige<br />
functies, met dien verstande dat door onderzoek aangetoond<br />
wordt dat deze activiteiten een goed woonen<br />
leefklimaat voor woningen en andere gevoelige<br />
functies niet in de weg staan.<br />
Lid 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing<br />
te verlenen van het bepaalde in artikel 6, lid 3, voor<br />
vestiging van een Bed and Breakfast (B&B) in een vrijstaand<br />
bijgebouw, met dien verstande dat:<br />
a. de maatvoering ten aanzien van bijgebouwen in artikel<br />
6, lid 7 van toepassing is;<br />
39
Ontheffing<br />
bestemming<br />
‘Gemengde<br />
doeleinden’<br />
Ontheffing<br />
bestemming<br />
‘Gemengde<br />
doeleinden’<br />
Verwijzing<br />
algemeen<br />
toetsingskader<br />
40<br />
b. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten<br />
die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding<br />
van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel<br />
tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare<br />
ruimten;<br />
c. er geen sprake mag zijn van een onevenredige aantasting<br />
van de milieukwaliteit, de brandveiligheid en rampenbestrijding<br />
en het woon- en leefklimaat.<br />
Lid 7. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing<br />
te verlenen van het bepaalde in artikel 5, lid 1 voor de<br />
vestiging van kantoren en maatschappelijke dienstverlening<br />
in het nieuwe ‘Marktgebouw’ met de bestemming<br />
‘Gemengde doeleinden’ en met de aanduidingen<br />
h, bi en d, met dien verstande dat uit onderzoek blijkt<br />
dat voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte gebaseerd<br />
op de kengetallen uit publicatie 182 van het<br />
CROW (Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering)<br />
en rekening houdend met bijlage 9 van dit bestemmingsplan<br />
‘Parkeerbalans <strong>Westflank</strong>, gemeente<br />
<strong>Ommen</strong>’.<br />
Lid 8. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing<br />
te verlenen van het bepaalde in artikel 5, lid 1 voor de<br />
vestiging van kantoren en maatschappelijke dienstverlening<br />
in het nieuwe ‘Paviljoen’ gelegen aan de Vecht<br />
met de bestemming ‘Gemengde doeleinden’ en met de<br />
aanduidingen h en wp, met dien verstande dat uit onderzoek<br />
blijkt dat voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte<br />
gebaseerd op de kengetallen uit publicatie<br />
182 van het CROW (Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering)<br />
en rekening houdend met bijlage 9 van<br />
dit bestemmingsplan ‘Parkeerbalans <strong>Westflank</strong>, gemeente<br />
<strong>Ommen</strong>’.<br />
Lid 9. Voor de aspecten waarmee rekening gehouden moet<br />
worden bij de toetsing van de begrippen stedenbouwkundige<br />
kwaliteit en beeldkwaliteit, milieukwaliteit,<br />
sociale veiligheid, brandveiligheid, rampenbestrijding<br />
en woon- en leefklimaat wordt verwezen naar artikel<br />
14.<br />
Hoofdstuk 3
Procedure Lid 10. Bij toepassing van de bevoegdheden als bedoeld in dit<br />
artikel zijn de procedureregels zoals opgenomen in<br />
artikel 16, lid 2 van toepassing.<br />
Hoofdstuk 3<br />
41
Artikel 13 - Wijzigingen<br />
Algemeen Lid 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig<br />
het bepaalde in artikel 3.6 sub a van de Wet ruimtelijke<br />
ordening het plan te wijzigen, ten aanzien van:<br />
a. een enigszins andere situering van de bestemmingsgrenzen<br />
indien bij de uitvoering van het plan mocht<br />
blijken, dat verschuivingen in verband met de ingekomen<br />
bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een<br />
bouwplan, met dien verstande dat de verschuiving ten<br />
hoogste 2 m¹ bedraagt;<br />
b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande<br />
artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in<br />
wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen<br />
na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp<br />
van het plan worden gewijzigd.<br />
Wijziging bestemming‘Woondoeleinden’<br />
Wijziging bestemming<br />
‘Archeologisch<br />
verwachtingsvol<br />
gebied’<br />
Wijziging bestemming‘Woondoeleinden’<br />
42<br />
Lid 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig<br />
het bepaalde in artikel 3.6 sub a van de Wet ruimtelijke<br />
ordening de bestemming ‘Woondoeleinden’ te wijzigen<br />
in de bestemming ‘Verblijfsdoeleinden’, indien bij<br />
de nadere uitwerking van de bouwplannen blijkt dat<br />
gronden binnen de bestemming ‘Woondoeleinden’<br />
geen woonfunctie krijgen, maar een verblijfsfunctie.<br />
Lid 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan<br />
te wijzigen door de bestemming “Archeologisch<br />
verwachtingsvol gebied”, als bedoeld in artikel 10<br />
geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis<br />
van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de<br />
betrokken locatie geen archeologische waarden (meer)<br />
aanwezig zijn.<br />
Lid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig<br />
het bepaalde in artikel 3.6 sub a van de Wet ruimtelijke<br />
ordening de bestemming ‘Woondoeleinden’ te wijzigen<br />
in de bestemming ‘Verblijfsdoeleinden’ voor zover<br />
gelegen binnen het op de plankaart gelegen ‘gebied<br />
met wijzigingsbevoegdheid’, indien blijkt dat het noodzakelijk<br />
is om op deze wijze een zichtrelatie te garanderen<br />
vanaf het ten zuidwesten gelegen parkeerterrein op<br />
het bedrijfspand aan de Wethouder Paarhuisstraat 16a.<br />
Hoofdstuk 3
Verwijzing<br />
algemeen<br />
toetsingskader<br />
Hoofdstuk 3<br />
Lid 5. Voor de aspecten waarmee rekening gehouden moet<br />
worden bij de toetsing van de begrippen stedenbouwkundige<br />
kwaliteit en beeldkwaliteit, verkeersveiligheid,<br />
sociale veiligheid, brandveiligheid, rampenbestrijding en<br />
woon- en leefklimaat wordt verwezen naar artikel 14.<br />
Procedure Lid 6. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld<br />
in dit artikel zijn de procedureregels zoals opgenomen<br />
in artikel 16, lid 3 van toepassing.<br />
43
Artikel 14 - Algemeen toetsingkader bijzondere regels<br />
Functie Lid 1. De in dit lid genoemde criteria worden mede als toetsingskader<br />
gehanteerd, voor het stellen van nadere eisen,<br />
het verlenen van ontheffing en het wijzigen van het<br />
plan.<br />
Stedenbouwkundigekwaliteit<br />
en beeld-<br />
44<br />
Lid 2. Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit<br />
moet in ieder geval rekening gehouden worden met<br />
de volgende aspecten:<br />
kwaliteit a. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;<br />
b. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de<br />
gebouwen;<br />
c. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte<br />
en breedte van gebouwen met de directe omgeving;<br />
d. en de situering van de gebouwen op het bouwperceel.<br />
Milieukwaliteit<br />
Verkeersveiligheid<br />
Lid 3. Ten aanzien van de milieukwaliteit moet in ieder geval<br />
rekening gehouden worden met de volgende aspecten:<br />
a. de mate van hinder voor de omliggende functies;<br />
b. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt<br />
verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten<br />
met gevaarlijk stoffen;<br />
c. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies<br />
voor de hinderlijke functies;<br />
d. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;<br />
e. en de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.<br />
Lid 4. Ten aanzien van de verkeersveiligheid moet in ieder<br />
geval rekening gehouden worden met de volgende aspecten:<br />
a. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg<br />
van het gebruik van de gronden;<br />
b. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;<br />
c. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q.<br />
fiets- en voetpaden;<br />
d. en de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.<br />
Hoofdstuk 3
Sociale veiligheid<br />
Brandveiligheid<br />
en rampenbestrijding<br />
Woon- en<br />
leefklimaat<br />
Hoofdstuk 3<br />
Lid 5. Ten aanzien van de sociale veiligheid moet in ieder geval<br />
rekening gehouden worden met de volgende aspecten:<br />
a. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op<br />
en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een<br />
sociaal onveilige plek;<br />
b. en de mate waarin het toezicht op en de overzichtelijkheid<br />
en toegankelijkheid van een openbare ruimte<br />
wordt ingeperkt.<br />
Lid 6. Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding<br />
moet in ieder geval rekening gehouden worden<br />
met de volgende aspecten:<br />
a. de aanwezigheid van vluchtwegen;<br />
b. de bereikbaarheid van de bouwwerken;<br />
c. en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate<br />
blusmiddelen.<br />
Lid 7. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat moet in ieder<br />
geval rekening gehouden worden met de volgende aspecten:<br />
a. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;<br />
b. overlast door lawaai, stank en/ of trillingen;<br />
c. de bezonning;<br />
d. het uitzicht;<br />
e. en privacy.<br />
45
Artikel 15 - Verwezenlijking in de naaste toekomst<br />
46<br />
De gronden met de aanduiding ‘gronden als bedoeld in<br />
artikel 3.4 Wro’ (kadastraal bekend gemeente <strong>Ommen</strong>,<br />
sectie C, de nummers 250, 390 A1 en 390 A2 worden in<br />
de naaste toekomst voor de verwezenlijking nodig geacht,<br />
zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4<br />
van de Wet ruimtelijke ordening.<br />
Hoofdstuk 3
Artikel 16 - Procedure regels<br />
Nadere eisen Lid 1. Bij toepassing van de nadere eisen regeling, als bedoeld<br />
in artikel 11 is op de voorbereiding van een besluit de<br />
procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene<br />
wet bestuursrecht van toepassing.<br />
Ontheffing Lid 2. Bij het verlenen van ontheffing, als bedoeld in artikel 12<br />
is op de voorbereiding van een besluit de procedure als<br />
bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht<br />
van toepassing.<br />
Wijziging Lid 3. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, als bedoeld<br />
in artikel 13 is op de voorbereiding van een besluit<br />
de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene<br />
wet bestuursrecht van toepassing.<br />
Aanlegvergunning<br />
Hoofdstuk 3<br />
Lid 4. Bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld<br />
in artikel 9 en 10 is de procedure als vervat in artikel 3.18<br />
van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.<br />
47
48<br />
Hoofdstuk 3
4. SLOTREGELS<br />
Artikel 17 - Overgangsrecht<br />
Bouwwerken Lid 1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding<br />
van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is,<br />
dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning,<br />
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking<br />
naar aard en omvang niet wordt vergroot:<br />
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel<br />
worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag<br />
van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar<br />
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.<br />
Hoofdstuk 4<br />
Lid 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing<br />
verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het vergroten<br />
van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het<br />
bepaalde onder lid 1 met maximaal 10%.<br />
Lid 3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken,<br />
die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding<br />
van het plan, maar zijn gebouwd zonder<br />
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,<br />
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat<br />
plan.<br />
Gebruik Lid 4. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op<br />
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan<br />
en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />
Lid 5. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige<br />
gebruik, bedoeld in het bepaalde in lid 4 te veranderen<br />
of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig<br />
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar<br />
aard en omvang wordt verkleind.<br />
49
50<br />
Lid 6. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde in lid 4, na<br />
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een<br />
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het<br />
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten<br />
hervatten.<br />
Lid 7. Het bepaalde in lid 4 is niet van toepassing op het gebruik,<br />
dat reeds in strijd was met het voorheen geldende<br />
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels<br />
van dat plan.<br />
Hoofdstuk 4
Artikel 18 - Slotregel<br />
maart 2010<br />
Hoofdstuk 4<br />
Deze regels worden aangehaald als:<br />
Regels van het bestemmingsplan ‘<strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong><br />
(<strong>Westflank</strong>)'.<br />
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente <strong>Ommen</strong><br />
d.d. 18 februari 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan<br />
'<strong>Centrum</strong> <strong>Ommen</strong> (<strong>Westflank</strong>)'.<br />
Mij bekend,<br />
de voorzitter<br />
de griffier.<br />
51
52<br />
Hoofdstuk 4
Bijlage:<br />
Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging
Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging<br />
SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING<br />
nummer<br />
-<br />
52 47 -<br />
DETAILHANDEL<br />
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN<br />
52 47 A Detailhandel voor zover niet elders genoemd A<br />
5211/2,5246/9 471 Supermarkten, warenhuizen B<br />
5222, 5223 4722, 4723 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken A<br />
5224 4724 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel A<br />
5231, 5232 4773, 4774 Apotheken en drogisterijen A<br />
5249 4778 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A<br />
527 952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A<br />
- HORECA<br />
55 55 - LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING<br />
5511, 5512 5510 Horecabedrijven categorie V A<br />
553 561 Horecabedrijven categorie I en II A<br />
554 563 1 Horecabedrijven categorie III, geen muziekcafé's A<br />
554 563 2 horecabedrijven categorie III, muziekcafé's B<br />
5551 5629 Kantines A<br />
5552 562 Cateringbedrijven B<br />
KANTOOR<br />
65, 66, 67 64, 65, 66 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN<br />
65, 66, 67 64, 65, 66 A Banken, verzekeringsbedrijven B<br />
70 41, 68 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED<br />
70 41, 68 A Verhuur van en handel in onroerend goed A<br />
74<br />
63, 69t/m71, 73, 74,<br />
77, 78, 80t/m82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING<br />
74<br />
63, 69t/m71, 73, 74,<br />
77, 78, 80t/m82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren<br />
A<br />
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A<br />
91 94 - DIVERSE ORGANISATIES<br />
9111 941, 942 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A<br />
75 84 -<br />
MAATSCHAPPELIJKE EN OVERIGE DIENSTVERLENING<br />
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE<br />
VERZEKERINGEN<br />
75 84 A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A<br />
80 85 - ONDERWIJS<br />
801, 802 852, 8531 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B<br />
803, 804 8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B<br />
85 86 - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG<br />
8512, 8513 8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A<br />
8514, 8515 8691, 8692 Consultatiebureaus A<br />
9305 9609 B Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd A<br />
91 94 - DIVERSE ORGANISATIES<br />
9131 9491 Kerkgebouwen e.d. B<br />
9133.1 94991 A Buurt- en clubhuizen B<br />
92 59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE<br />
9234 8552 Muziek- en balletscholen B<br />
9234.1 85521 Dansscholen B<br />
9251, 9252 9101, 9102 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A<br />
926 931 F Sportscholen, gymnastiekzalen B<br />
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING<br />
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen B<br />
9301.3 96013 B Wasserettes, wassalons A<br />
9302 9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A<br />
9303 9603 0 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A<br />
9304 9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B<br />
9305 9609 B Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd. A<br />
CATEGORIE
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk<br />
www.BRO.nl