gekoppelde verantwoordelijkheden - Van Duivenboden Groep
gekoppelde verantwoordelijkheden - Van Duivenboden Groep
gekoppelde verantwoordelijkheden - Van Duivenboden Groep
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
GEKOPPELDE<br />
VERANTWOORDELIJKHEDEN<br />
VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING<br />
BIJ INTERBESTUURLIJKE GEGEVENSUITWISSELING<br />
DR. M.J.G.J.A. BOOGERS<br />
DR. H.P.M. VAN DUIVENBODEN<br />
PROF. MR. J.E.J. PRINS<br />
MR. E. SCHREUDERS<br />
ONDERZOEKSPROGRAMMA INTERNET EN OPENBAAR BESTUUR 2001
INHOUDSOPGAVE<br />
1. VERDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID<br />
1.2 ONDERZOEKSBENADERING<br />
1.3 OPBOUW VAN HET ONDERZOEK<br />
2. VERKENNINGEN<br />
2.1 INLEIDING<br />
2.2 INFORMATIETECHNISCHE DIMENSIE<br />
2.2.1 COMPATIBILITEIT EN KWALITEIT VAN SYSTEMEN EN GEGEVENS<br />
2.2.2 TYPEN GEGEVENSUITWISSELING: VERIFICATIE, MATCHING<br />
OF PROFILING<br />
2.2.3 TYPEN INFORMATIESYSTEEM: BILATERALE KOPPELINGEN EN<br />
KETENINFORMATIESYSTEMEN<br />
2.2.4 EFFICIENCY IN GEGEVENSUITWISSELING:<br />
STROOMLIJNING BASISGEGEVENS<br />
2.3 POLITIEK-BESTUURLIJKE DIMENSIE<br />
2.3.1 AUTONOMIE VERSUS AFHANKELIJKHEID<br />
2.3.2 VERTROUWEN EN MACHT<br />
2.3.3 VERTICALISERING VERSUS HORIZONTALISERING<br />
2.4 JURIDISCHE DIMENSIE<br />
2.4.1 WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS<br />
2.4.2 DE VERANTWOORDELIJKE EN DE PARLEMENTAIRE GESCHIEDENIS<br />
VAN DE WBP<br />
2.4.3 CONCLUSIES<br />
2.5 FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />
2.5.1 MACRO-FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />
2.5.2 MICRO-FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />
3. REGIMES VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING<br />
3.1 INLEIDING<br />
3.2 VIJF BENADERINGEN<br />
3.2.1 PROTHESEBENADERING<br />
3.2.2 ESTAFETTEBENADERING<br />
3.2.3 SPINBENADERING<br />
3.2.4 NOTARISBENADERING<br />
3.2.5 NETWERKBENADERING<br />
3.3 INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING EN GEGEVENS-<br />
UITWISSELING VERGELEKEN<br />
4. CASESTUDIES<br />
4.1 INLEIDING<br />
4.2 CASE PROTOCOL<br />
4.3 GEGEVENSUITWISSELING BIJ DE BESTRIJDING VAN LOKALE<br />
DRUGSPROBLEMATIEK IN ZEEUWS-VLAANDEREN<br />
4.3.1 DRUGSPROBLEMATIEK<br />
4.3.2 BELEIDSKADER: BESTRIJDING DRUGSPROBLEMATIEK<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 2<br />
PAGINA<br />
5<br />
16<br />
8<br />
11<br />
12<br />
12<br />
12<br />
12<br />
15<br />
16<br />
17<br />
17<br />
18<br />
18<br />
19<br />
20<br />
21<br />
23<br />
23<br />
23<br />
24<br />
27<br />
28<br />
28<br />
28<br />
28<br />
29<br />
29<br />
29<br />
30<br />
33<br />
34<br />
34<br />
35<br />
35<br />
35
INHOUDSOPGAVE<br />
4.3.3 DE AANPAK IN ZEEUWS-VLAANDEREN<br />
4.3.4 INFORMATIE-UITWISSELING: NUT EN NOODZAAK<br />
4.3.5 ESTAFETTE, NOTARIS OF NETWERK?<br />
4.4 CLIENT VOLG COMMUNICATIE STELSEL BIJ HET CENTRUM VOOR<br />
WERK EN INKOMEN NIJMEGEN<br />
4.4.1 BELEIDSKADER: SAMENWERKING WERK EN INKOMEN<br />
4.4.2 HET CVCS<br />
4.4.3 CVCS BIJ HET CWI - NIJMEGEN<br />
5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />
5.1 ALGEMEEN<br />
5.2 EERSTE ONDERZOEKSVRAAG: CONTEXTUELE DIVERSITEIT<br />
5.3 TWEEDE ONDERZOEKSVRAAG: RELEVANTE DIMENSIES<br />
5.3.1 INFORMATIETECHNISCHE DIMENSIE<br />
5.3.2 POLITIEK-BESTUURLIJKE DIMENSIE<br />
5.3.3 JURIDISCHE DIMENSIE<br />
5.3.4 FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />
5.4 DE DERDE ONDERZOEKSVRAAG: OVERHEIDSBELEID EN<br />
VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING: DRIE SCENARIO'S<br />
5.4.1 HET LAISSEZ-FAIRE-SCENARIO: RUIMTE GEVEN AAN DYNAMIEK<br />
EN VARIETEIT<br />
5.4.2 HET FACILITERINGS-SCENARIO: CHECKS AND BALANCES<br />
5.4.3 HET CENTRALISTISCHE SCENARIO<br />
5.5 CONCLUSIE<br />
LITERATUUR<br />
LIJST VAN GEINTERVIEWDE PERSONEN/DEELNEMERS EXPERTMEETING<br />
NOTEN<br />
AUTEURSBESCHRIJVING<br />
5<br />
137<br />
39<br />
40<br />
41<br />
41<br />
43<br />
44<br />
49<br />
50<br />
50<br />
50<br />
51<br />
51<br />
51<br />
52<br />
52<br />
53<br />
54<br />
55<br />
56<br />
58<br />
61<br />
62<br />
63<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 3
1.<br />
VERDEELDE<br />
VERANTWOORDELIJKHEID
1 VERDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID<br />
1.1INLEIDINGINLEIDING<br />
Door de groei van ICT-toepassingen en de daarmee gepaard gaande digitalisering van<br />
gegevensbestanden, heeft de koppeling van databanken de afgelopen jaren een grote<br />
vlucht genomen. Op grote schaal vindt aldus interbestuurlijke gegevensuitwisseling plaats<br />
tussen overheden, uitvoeringsorganisaties en bedrijven. Daarmee wordt de beantwoording<br />
van het vraagstuk van de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij gesloten systemen<br />
van interbestuurlijke gegevensuitwisseling in toenemende mate pregnant. In deze publicatie<br />
wordt verslag gedaan van een in opdracht van het ministerie van Binnenlandse<br />
Zaken en Koninkrijksrelaties verricht onderzoek naar dit vraagstuk van verantwoordelijkh<br />
e i d s v e rdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling. Dit onderzoek, getiteld<br />
Gekoppelde <strong>verantwoordelijkheden</strong>, maakt deel uit van het brede onderzoeksprogramma<br />
Internet en Openbaar Bestuur, dat zich richt op bestudering van de wederzijdse relaties<br />
tussen openbaar bestuur en informatie- en communicatietechnologieën: wat moet het<br />
openbaar bestuur met nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en wat zijn<br />
de implicaties van ICT voor het openbaar bestuur?<br />
1.2 ONDERZOEKSBENADERING<br />
INLEIDING OP HET THEMA<br />
Het koppelen van gegevens leidt tot allerlei vraagstukken rond de verdeling van vera<br />
n t w o o rdelijkheden voor de verzameling, bewerking en gebruik van gegevens. Meer<br />
fundamenteel is de constatering, dat de opkomst van interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
en de toenemende aandacht voor vorming van beleidsnetwerken en beleidsketens<br />
consequenties hebben voor bestaande bestuurlijke verantwoord e l i j k h e i d s v e rdelingen<br />
(Bekkers, 2000; <strong>Van</strong> <strong>Duivenboden</strong> & Veldhuizen, 2001). Onze huidige staatsinrichting<br />
– een gedecentraliseerde eenheidsstaat – kent over het algemeen re d e l i j k<br />
gesloten en intern gerichte overheidsorganisaties met een daarbij passend stelsel van<br />
een vrij strikte afbakening van <strong>verantwoordelijkheden</strong> en bevoegdheden. Om burg e r s<br />
te beschermen tegen willekeurig overheidsoptreden1 geldt het principe van checks<br />
and balances. In klassieke zin heeft dat beginsel betrekking op het gegeven dat de<br />
wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht volgens de leer van de Trias Politica<br />
van elkaar gescheiden zijn; in de hedendaagse westerse democratieën is de re i k w i j dte<br />
verbreed door ook binnen het openbaar bestuur zelf een verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
te regelen. Zo voorziet de wet- en regelgeving in een omvangrijk en verdelend<br />
stelsel van wetgevende, bestuurlijke, toezichthoudende, uitvoerende, adviserende<br />
en andere <strong>verantwoordelijkheden</strong> aan alle organisaties uit het publieke domein:<br />
rijk, provincie, gemeente, waterschappen, agentschappen, zelfstandige bestuuro rg anen<br />
en andere organisaties belast met uitvoering van publieke taken (Thaens, Bekkers<br />
& <strong>Van</strong> <strong>Duivenboden</strong>, 1997).<br />
In dit onderzoek wordt onder verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
verstaan: de verdeling van beleids<strong>verantwoordelijkheden</strong> onder publieke<br />
organisaties die onderling gegevens uitwisselen met het oog op de voorbereiding, vaststelling,<br />
uitvoering of terugkoppeling van beleid.<br />
Met andere woorden: het onderzoek richt zicht op de verdeling van bestuurlijke aansprakelijkheden<br />
(<strong>verantwoordelijkheden</strong> waaraan de plicht gekoppeld zit tot het afleggen van<br />
rekenschap) voor het gevoerde beleid.2<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 6
1. VERDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID<br />
VRAAGSTELLING EN PERSPECTIEVEN<br />
De centrale vragen van het onderzoeksprogramma Internet en Openbaar Bestuur naar de<br />
relatie tussen ICT en openbaar bestuur zijn in dit onderzoek naar <strong>gekoppelde</strong> verantw<br />
o o rdelijkheden verbijzonderd naar de vraag of er op basis van de verschillende re g i m e s<br />
voor verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling ten aanzien van interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
die in de praktijk bestaan en ontstaan, een grondslag kan worden gedestilleerd voor<br />
de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling in het<br />
algemeen. De beantwoording van deze vraag vereist een meervoudige benaderingswijze.<br />
In het hedendaagse openbaar bestuur is immers een veelsoortig geheel van interbestuurlijke<br />
relaties te onderkennen. Ve rondersteld mag worden dat een aantal specifieke<br />
eigenschappen van deze interbestuurlijke relaties belangrijke invloed uitoefent op de uitwisseling<br />
van gegevens. Enkele van deze eigenschappen zijn het belang en de intensiteit<br />
van de informatierelatie, de technologische inbedding en infrastructuur, het aantal betro kken<br />
partijen, de aard van de gegevens, de wederkerigheid binnen het proces, de formalisering<br />
van de informatierelaties en de aard van de inspanning die wordt gevraagd van<br />
de partijen (<strong>Van</strong> Banning et al, 1999: 15; 49-53). Deze kenmerken zijn van groot belang<br />
voor de manier, het moment waarop en de mate waarin zich een problematiek van vera<br />
n t w o o rd e l i j k h e i d s v e rdeling manifesteert. Gegeven de centrale vraag van het onderzoek<br />
ligt het voor de hand om de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> op een formeel-juridische<br />
grondslag te analyseren, maar een adequate beschrijving, interpretatie en appreciatie<br />
van in de praktijk gevonden arrangementen en oplossingsrichtingen behoeft een<br />
m e e r-dimensionale blik. Daartoe worden in dit onderzoek vier samenhangende maar<br />
onderscheiden perspectieven op de verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling bij interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling gehanteerd :<br />
1. Een informatietechnische dimensie. Binnen deze dimensie is er vooral aandacht voor de<br />
technische aspecten van de gegevensuitwisseling. Daarbij kan bijvoorbeeld worden<br />
gedacht aan de aard van het netwerk. Is er sprake van een intranet, een extranet op basis<br />
van TCP/IP-technologie, een basisregistratie, verwijssysteem of een sectoraal informatiesysteem?<br />
De technische lay-out van de infrastructuur alsmede de specifieke gegevensverwerkingsprocessen<br />
kunnen gevolgen hebben voor de verdeling van de bevoegdheden<br />
en <strong>verantwoordelijkheden</strong>.<br />
2. Een juridische dimensie. Bezien vanuit de juridische dimensie wordt interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling vooral in verband gebracht met de in wet- en regelgeving vastgelegde<br />
taken, <strong>verantwoordelijkheden</strong> en bevoegdheden en de daarmee corresponderende<br />
doelen. Hierbij wordt gedacht aan regelingen in de Wet GBA, de Wet gemeenschappelijke<br />
regelingen of aan privacyregels (WPR cq. WBP).<br />
3. Een politiek-institutionelebestuurlijke dimensie. Deze dimensie speelt tegen de achtergrond<br />
van toenemende interdependentie (ketens) in het openbaar bestuur. Het gaat om de<br />
bestuurlijke en ambtelijke afhankelijkheidsrelaties tussen meer of minder autonoom functionerende<br />
organisaties in de publieke sector. Afhankelijkheden zijn het resultaat van de<br />
verdeling van machtsbronnen over de verschillende organisaties en de belangen en posities<br />
die deze organisaties vertegenwoordigen. Deze zijn ten dele institutioneel bepaald en<br />
vloeien voort uit de vaak wettelijk bepaalde inrichting van het openbaar bestuur. In deze<br />
dimensie is de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> een bestuurlijke en politieke aangelegenheid<br />
waarin de belangen en doelstellingen van de betrokken organisaties een vooraanstaande<br />
rol spelen.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 7
1. VERDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID<br />
4. Een financieel-economische dimensie. Hierbij gaat het vooral om de financiële overwegingen<br />
die een rol spelen bij de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong>, zowel op micro- als<br />
op macroniveau. De macro-economische effecten zijn van belang voor de keuze van het<br />
model van verantwoordelijkheidsverdeling, terwijl op microniveau de financiële afhankelijkheid<br />
tussen de individuele betrokkenen bij de interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
centraal staat.<br />
Elk van deze dimensies zal in de onderhavige studie worden gebruikt om te beschrijven<br />
en te analyseren op welke wijze partijen in een beleidssector omgaan met de verantwoordelijkheidsverdeling.<br />
Binnen de vier dimensies zullen niet enkel de praktische, maar ook<br />
de normatieve overwegingen om tot een bepaalde verantwoordelijkheidsverdeling te<br />
komen worden onderzocht. Het normatieve aspect wordt hierbij dynamisch gedefinieerd.<br />
Waar normatieve overwegingen tot een bepaalde verantwoordelijkheidsverdeling leiden,<br />
zullen technologische en/of maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot verschuivingen in<br />
de betekenis van die normatieve overwegingen. De perspectieven zullen worden gebruikt<br />
als lijnen waarlangs wenselijke en bevredigende oplossingen en oplossingsrichtingen kunnen<br />
worden ontwikkeld. Binnen elk van deze dimensies worden relevante aspecten, factoren<br />
en omstandigheden onderzocht die bevorderend of juist belemmerend werken voor<br />
een duurzame oplossing voor de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling.<br />
1.3 OPBOUW VAN HET ONDERZOEK<br />
Het onderzoek valt uiteen in drie onderdelen: een empirische en theoretische verkenning<br />
(hoofdstuk 2), een tweetal verdiepende casestudies (hoofdstuk 3 en 4) en een concludere n d<br />
deel waarin een aantal scenario's voor verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling bij interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling wordt geschetst (hoofdstuk 5). In het verkennende gedeelte word e n<br />
op basis van vier dimensies of perspectieven de invloedsfactoren in beeld gebracht die bij<br />
v e r a n t w o o rd e l i j k h e i d s v e rdeling aan de orde zijn. Op basis hiervan en op basis van een aantal<br />
voorbeelden uit de praktijk ('quick scans') wordt een aanzet gegeven tot enkele re g i m e s<br />
voor verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling.<br />
In het empirisch onderzoek worden twee beleidsketens centraal gesteld: de justitiële keten<br />
die zich richt op bestrijding van drugsoverlast, en de sociale zekerheidsketen die zich richt<br />
op het thema werk en inkomen. De eerste casestudy naar de bestrijding van drugsoverlast<br />
is uitgevoerd in de gemeenten Hulst en Terneuzen; de tweede casestudy naar samenwerking<br />
op het gebied van werk en inkomen richt zich op het Centrum voor Werk en<br />
Inkomen in Nijmegen. De selectie van deze cases is gebaseerd op de maximale variatie -<br />
strategie, volgens welke de gekozen cases op een of meerdere aspecten als exemplarisch<br />
en als 'uitersten' gezien kunnen. Met andere woorden: cases waarbij een beschrijving van<br />
de kenmerken en de verantwoordelijkheidsverdeling wel eens sterk uiteen zou kunnen<br />
lopen. De gedachte is om via deze 'uitersten' het veld van mogelijkheden globaal in beeld<br />
te kunnen brengen. Beide casestudies omvatten een analyse van de voorhanden documenten<br />
en literatuur, een aantal interviews met sleutelfiguren en - per casestudy - een<br />
expertmeeting ter toetsing van de voorlopige resultaten. Op basis van deze activiteiten<br />
hebben we de ervaringen uit de casestudies aangewend om de genoemde scenario's voor<br />
verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling te schetsen.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 8
2.<br />
VERKENNINGEN
2. VERKENNINGEN<br />
2.1 INLEIDING<br />
Bij de interpretatie en reikwijdte van het begrip verantwoordelijkheid kan onderscheid<br />
gemaakt worden tussen formele en informele verantwoordelijkheid. Formele verantwoordelijkheid<br />
heeft doorgaans een grondslag in wettelijk of contractueel vastgelegde afspraken,<br />
terwijl informele verantwoordelijkheid haar basis ontleent aan mondelinge afspraken<br />
en gegroeide praktijken en routines in ad hoc samenwerkingsverbanden. In dit onderzoek<br />
hanteren we een ruim begrip van verantwoordelijkheid. Het omvat alle (formeel of informeel<br />
vastgelegde) taken, rollen en bevoegdheden waarvoor men ter verantwoording kan<br />
worden geroepen. De verdeling van de <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
vloeit dan ook voort uit de verdeling van taken, rollen en bevoegdheden<br />
tussen de bij die interbestuurlijke gegevensuitwisseling betrokken organisaties.<br />
In dit hoofdstuk staat een empirische en theoretische verkenning van de factoren die het<br />
vraagstuk van verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
beïnvloeden centraal. Eerst brengen we op basis van een informatietechnische, een politiek-bestuurlijke,<br />
een juridische en een financieel-economische dimensie van interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling deze invloedsfactoren in beeld. Op basis hiervan schetsen<br />
we een aantal kaders of regimes die bij het beslissen over de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling (alsmede het verbinden van consequenties<br />
aan die verdeling) relevant zijn.<br />
2.2 INFORMATIETECHNISCHE DIMENSIE<br />
2.2.1 COMPATIBILITEIT EN KWALITEIT VAN SYSTEMEN EN GEGEVENS<br />
De totstandkoming en het succes van interbestuurlijke gegevensuitwisseling zijn voor een<br />
niet onaanzienlijk deel afhankelijk van de mate waarin de betrokken organisaties voorzien<br />
zijn van informatiesystemen die onderling compatibel zijn en van een kwalitatief verg e l i j k b a a r<br />
niveau zijn. Bijna klassiek is het probleem van eilandautomatisering, waarbij twee of meer<br />
o rganisaties hun wens tot gegevensuitwisseling gehinderd zien door te grote verschillen in<br />
technische standaarden, protocollen voor berichtenverkeer en gegevensdefinities.<br />
De grootschalige toepassing van computer matching - het tegen elkaar uitdraaien van gro t e<br />
bestanden in het kader van fraude- en criminaliteitsbestrijding - zette in de jaren negentig<br />
een andere kritieke succesfactor voor gegevensuitwisseling op de agenda: de kwaliteit van<br />
gegevens. Interbestuurlijke uitwisseling van vero u d e rde, onbetro u w b a re of niet makkelijk in<br />
elkaars bedrijfsproces toepasbare gegevens heeft tot logisch gevolg dat de betrokken partijen<br />
niet of nauwelijks voordeel hebben van de samenwerking. Er moet in die gevallen vaak<br />
een te grote organisatorische en financiële inspanning worden geleverd om de (ruw) aang<br />
e l e v e rde data zodanig te bewerken dat ze zinvol kunnen worden ingezet in de eigen<br />
bedrijfsvoering. In het slechtste geval heeft de interbestuurlijke gegevensuitwisseling negatieve<br />
gevolgen: niet alleen voor de dienstverlening, maar bijvoorbeeld ook voor de re c h t shandhaving<br />
(onterechte verdachtmakingen of sociale etikettering van groepen burgers) of<br />
voor de kwaliteit van de eigen bedrijfsvoering (op onbetro u w b a re informatie gebaseerd e<br />
managementinformatie of perceptie van maatschappelijke problematiek).<br />
2.2.2 TYPEN GEGEVENSUITWISSELING: VERIFICATIE, MATCHING OF PROFILING<br />
De informatietechnische dimensie van gegevensuitwisseling en verantwoordelijkheidsverdeling<br />
vestigt niet alleen de aandacht op het belang van compatibiliteit en kwaliteit van<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 12
2. VERKENNINGEN<br />
systemen en gegevens; ook het type gegevensuitwisseling en het soort informatiesysteem<br />
dat gebruikt wordt, kunnen beschouwd worden als kritieke succesfactoren.<br />
Interbestuurlijke gegevensuitwisseling kan drie vormen aannemen: verificatie, matching of<br />
profiling (<strong>Van</strong> <strong>Duivenboden</strong>, 1999: 7). Verificatie behelst gegevensuitwisseling waarbij data<br />
worden uitgewisseld om de juistheid en volledigheid van de eigen gegevens (persoons- of<br />
object-) gericht te kunnen toetsen (bijvoorbeeld bij het aanvragen van voorzieningen of om<br />
het eigen register op te schonen). Matching betreft het breed uitwisselen van gegevens op<br />
basis van bepaalde kenmerken of veronderstellingen, met als doel de opsporing van bijvoorbeeld<br />
wetsovertreders of juist rechthebbenden (denk aan fraudebestrijding respectievelijk<br />
armoedebestrijding). Bij profiling worden gegevens gecombineerd teneinde profielen<br />
van (groepen) mensen op te kunnen stellen.<br />
De consequenties van de toepassing van verificatie, matching of profiling voor de verdeling<br />
van bestuurlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> kunnen behoorlijk uiteenlopen.<br />
Hoewel geen strikt omlijnd kader kan worden aangegeven, heeft in algemene zin verificatie<br />
minder consequenties voor de bestaande verdeling van taken, rollen en bevoegdheden<br />
dan matching en profiling. Het verifiëren van gegevens heeft doorgaans geen vergaande<br />
betekenis voor de rollen, taken en bevoegdheden van organisaties: men registreert nieuwe<br />
gegevens bij een aanvraag of voert een adreswijziging door en gebruikt hierbij de<br />
gegevens van een derde partij als controlemiddel. Pas wanneer men aan die verificatiegegevens<br />
een doorslaggevend belang toekent dan wel daar een concrete beslissing op<br />
baseert - zoals in toenemende mate met bijvoorbeeld gegevens uit de gemeentelijke<br />
basisadministratie (GBA) praktijk is - zijn interbestuurlijke gegevensuitwisseling en het<br />
vraagstuk van verantwoordelijkheidsverdeling direct met elkaar in verband te brengen.<br />
Bij profiling en matching worden gegevens uitgewisseld in het kader van een in beginsel<br />
onbeperkte zoektocht naar (groepen) personen of objecten. Bekende vormen van matching<br />
zijn de belasting- en ziekenfondssignalen die gemeentelijke sociale diensten krijgen;<br />
deze gegevenslijsten worden met enige regelmaat en op basis van een steeds systematischer<br />
aanpak 'uitgedraaid' tegen de eigen bestanden om personen te vinden die bijvoorbeeld<br />
naast hun uitkering (wit) werken. Bij profiling wordt bijvoorbeeld gezocht naar<br />
zwartwerkers door de eigen registratie te combineren met de gegevens van verzekeringsmaatschappijen<br />
(medewerkers van boorplatforms - die nemen het risico van onverzekerd<br />
zijn niet) of van elektriciteit- en waterleidingbedrijven (thuiskappers). De invloed die het<br />
toepassen van matching en profiling op de verantwoordelijkheidsverdeling heeft is doorgaans<br />
groter dan bij uitwisselen van gegevens ter verificatie van de eigen informatie.<br />
Concrete resultaten van matching en profiling spelen vaak een belangrijke rol in de voorbereiding,<br />
vaststelling en uitvoering van beleid - vooral waar het de beeldvorming betreft<br />
over de mate waarin sprake is van maatschappelijke of bestuurlijke problematiek (zie over<br />
de invloed op agendavorming Meijer, 1994). Een markant voorbeeld van de beeldbepalende<br />
invloed van bestandskoppeling vormt de aanwijzing van de staatssecretaris van<br />
Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 1993 om alle gemeentelijke sociale diensten (GSDen)<br />
te verplichten hun gegevensbestanden te vergelijken met gegevens van de Informatie<br />
Beheer <strong>Groep</strong> (IB-groep). Een van de belangrijkste aanleidingen was een op het eerste<br />
oog zeer succesvolle matching van de GSD Amsterdam en de IB-groep, die duidde op een<br />
potentieel fraudebedrag van ruim vier miljoen gulden door in totaal rond de tweehonderd<br />
studenten. Naar aanleiding van de voorlopige resultaten van deze en andere bestandkoppelingen<br />
ontstond het beeld van een omvangrijke fraudeproblematiek en een groot potentieel<br />
van ICT bij de oplossing van de handhavingsproblemen.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 13
2. VERKENNINGEN<br />
Een voorbeeld waarin de technieken van matching en profiling gecombineerd toegepast<br />
worden vormt de aanpak van de interregionale fraudeteams (RIF's). Deze teams, die zijn<br />
samengesteld uit (een wisselende samenstelling van) vertegenwoordigers van sociale<br />
diensten, politie, uitvoeringsinstellingen, brancheorganisaties en de Belastingdienst kenmerken<br />
zich door het in kaart brengen van de structuren van bepaalde fraudepraktijken.<br />
De intensieve samenwerking legt niet zelden de basis voor een (bewuste) verstrengeling<br />
van taken en bevoegdheden: rechercheurs van de betrokken organisaties maken gebruik<br />
van dezelfde informatie(systemen) en voeren in multidisciplinair verband activiteiten uit,<br />
waardoor het bijvoorbeeld voorkomt dat medewerkers van het GAK belastingtechnische<br />
activiteiten uitvoeren en de sociaal rechercheurs zich bezighouden met politieel onderzoek.<br />
Deze verschuiving van taken en bevoegdheden is ook concreet aan de orde als<br />
gevolg van de interbestuurlijke gegevensuitwisseling tussen politie en RDW. Het bureau<br />
bijzondere opsporingsbijstand van de RDW spoort met behulp van profiling-technieken<br />
personen op die een rol spelen in het criminele circuit van autodiefstal. Om de opsporing<br />
en vervolging effectief te kunnen uitvoeren, hebben de medewerkers van dit bureau de<br />
(traditioneel aan politie en justitie voorbehouden) bevoegdheid gekregen tot opsporing en<br />
kunnen ze personen verhoren en verbaliseren (<strong>Van</strong> <strong>Duivenboden</strong>, 1999: 204).<br />
De toepassing van matching en profiling heeft kortom geresulteerd in een ontwikkeling<br />
waarbij taken en bevoegdheden hier en daar gedeeltelijk verschuiven van de ene naar de<br />
andere organisatie of zelfs van de ene naar de andere sector. In algemene zin gesproken<br />
kan vastgesteld worden dat waar voorheen - bijvoorbeeld - sociale diensten autonoom<br />
waren in de vaststelling en bestrijding van fraude, zij hierbij in toenemende mate afhankelijk<br />
zijn geworden van gegevens van instanties als de Belastingdienst, ziekenfondsen,<br />
bedrijfsverenigingen en de IB-groep. Dat geldt evenzeer voor beleid op het terrein van de<br />
armoedebestrijding en de toeleiding naar de arbeidsmarkt. Op basis van bestandskoppelingen<br />
met diverse gemeentelijke registers en nutsvoorzieningen wordt bijvoorbeeld het<br />
non-gebruik van de bijzondere bijstand in kaart gebracht en door samenwerking in Centra<br />
voor Werk en Inkomen (CWI) worden met bedrijfsverenigingen en arbeidsbureaus activiteiten<br />
in kaart gebracht die de kans op het vinden van werk vergroten.<br />
In debatten over de verantwoordelijkheid en het takenpakket van sociale diensten laten<br />
de toekomstperspectieven varianten zien die uiteenlopen van een minimum optie met<br />
de GSD als pure uitkeringsorganisatie tot een maximum optie met de GSD als org a n isatie<br />
met een sterk verbreed takenpakket. In de laatstgenoemde variant word e n<br />
bestaande <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor armoedebestrijding en fraudebestrijding<br />
g e c o m b i n e e rd met (verd e re) uitbreiding naar de terreinen van arbeidsmarktbeleid en<br />
schuldsanering in individuele gevallen. De uitkomst van dergelijke debatten is veelal<br />
nog niet vastgesteld, maar is afhankelijk van de meer of minder bewuste strijd die zich<br />
juist om de verdeling van die <strong>verantwoordelijkheden</strong> (taken en bevoegdheden) afspeelt.<br />
De kwaliteit van beschikbare informatiesystemen speelt hierbij soms een expliciete ro l .<br />
O rganisaties die overtuigd zijn van de goede kwaliteit van hun eigen systemen stellen<br />
in dat kader voor om de administratie van andere organisaties over te nemen. Of<br />
andersom: organisaties besteden op eigen initiatief taken uit omdat zij ervan overtuigd<br />
zijn dat de eigen informatiesystemen en administratie in mindere mate ondersteunend<br />
is aan de kwaliteit van de beleidsuitvoering. Twee praktijkvoorbeelden: de GSD<br />
Zeewolde heeft zijn financiële administratie uitbesteed aan het GAK en voor de GSD<br />
Assen voert het GAK een deel van het bijstandsmaatschappelijk werk uit (Boer & Cro o n<br />
et al, 1996; Binnenlands Bestuur, 1997).<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 14
2. VERKENNINGEN<br />
2.2.3 TYPEN INFORMATIESYSTEEM: BILATERALE KOPPELINGEN EN<br />
KETENINFORMATIESYSTEMEN<br />
Voor deze studie is het van belang te constateren welke veranderingen er als gevolg van<br />
deze en andere vormen van verificatie, matching en profiling optreden in de verdeling van<br />
<strong>verantwoordelijkheden</strong>. Eenvoudig gesteld kunnen we twee bewegingen onderscheiden:<br />
verschuiving van <strong>verantwoordelijkheden</strong> van de ene naar de andere organisatie enerzijds<br />
en verschuiving van organisatiespecifieke <strong>verantwoordelijkheden</strong> naar het dragen van een<br />
bepaalde mate van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitoefening van taken en<br />
bevoegdheden anderzijds. In informatietechnisch opzicht kan dit onderscheid worden<br />
gekoppeld aan de wijze waarop de inrichting van de informatiesystemen is georganiseerd.<br />
Interbestuurlijke gegevensuitwisseling kan plaatsvinden in de vorm van 'losse' koppelingen<br />
van informatiesystemen van twee of meer partners in een informatieketen, maar kan<br />
ook op basis van een gezamenlijk ingericht keteninformatiesysteem georganiseerd zijn. De<br />
koppeling van het logistiek informatiesysteem van het Centraal Orgaan opvang<br />
Asielzoekers (COA) en het informatiesysteem van de Immigratie- en Naturalisatiedienst<br />
(IND) is een voorbeeld van de eerste categorie; de uitwisseling via het routeringsinstituut<br />
voor (inter-)nationale informatiestromen (RINIS) in de sociale zekerheid past in de catego -<br />
rie van op basis van gezamenlijk afspraken ingerichte keteninformatisering, evenals de<br />
werking van het GBA-netwerk van gemeenten en de honderden afnemers van GBA-gegevens<br />
- zoals pensioenfondsen, de IB-groep, sociale diensten, provinciale administraties,<br />
de Inspectie voor de Volksgezondheid, politie, justitie, de RDW, provincies, ministeries et<br />
cetera (Bekkers et al, 1995).<br />
Grijpink (2000: 169) maakt een vergelijkbaar onderscheid tussen typen automatisering,<br />
waar hij verschil maakt tussen uitwisseling tussen twee organisaties enerzijds (bilaterale<br />
koppeling van bestanden) en informatisering op ketenniveau anderzijds (denk hierbij aan<br />
nummerstelsels, verwijsindexen en verificatiestelsels). Wanneer er geen sprake is van een<br />
dominante organisatie in de informatieketen - een organisatie met de macht of het gezag<br />
om de organisatie van de informatie-infrastructuur te regisseren - is informatisering op<br />
ketenniveau noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de gewenste interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
gerealiseerd wordt zonder onnodige toename van de interdependenties.<br />
<strong>Van</strong>zelfsprekend maakt het voor de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> nogal verschil of<br />
er sprake is van bilaterale afspraken of van een op ketenniveau ingerichte informatieinfrastructuur<br />
voor interbestuurlijke gegevensuitwisseling. In het eerste geval zijn doorgaans<br />
slechts kleine aanpassingen in de software van de betrokken organisaties nodig<br />
om tot uitwisseling te komen, en zijn onderlinge afstemming van protocollen voor<br />
b e r i c h t e n v e r k e e r, definities en kwaliteit van gegevens in mindere mate aan de orde dan<br />
in een stelsel van gezamenlijk ingerichte informatisering. Tegelijkertijd is dat vaak mede<br />
de oorzaak van tekortkomingen ten aanzien van de bruikbaarheid van uitgewisselde<br />
gegevens: verschillen in interpretaties van gegevens en de structuur van systeemvelden<br />
leiden niet zelden tot stuwmeren van nader te onderzoeken gevallen bij de ontvangende<br />
instantie (denk bijvoorbeeld aan het uitzoekwerk dat met de rampen in de Bijlmer<br />
en Enschede gemoeid was).<br />
Bij keteninformatisering is vaak sprake van een meer indringende samenwerking, die<br />
mutatis mutandis consequenties heeft voor de taken en bevoegdheden waarvoor men ter<br />
verantwoording kan worden geroepen. In extreme vorm leidt keteninformatisering tot<br />
fysieke integratie van informatiesystemen, zoals in de vorm van enterprice resource planning<br />
systemen of relationele databases die systemen voor personeelsinformatie, salarisadministratie,<br />
financiële administratie et cetera verbinden. Het eerder genoemde ketenin-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 15
2. VERKENNINGEN<br />
formatiesysteem RINIS brengt minder vergaande verstrengeling van systemen met zich<br />
mee, maar noopt wel tot goede afspraken over de betekenis van uitgewisselde gegevens.<br />
RINIS kenmerkt zich door gezamenlijke besturing vanuit een onafhankelijke samenwerkingsorganisatie<br />
(de Stichting RINIS), waarbij door intelligent gebruik van verwijsindexen<br />
en routeringsmechanismen geen centrale of onderlinge controle op de systemen van de<br />
aangesloten organisaties vereist is. De routering van gegevens sluit aan bij de bestaande<br />
<strong>verantwoordelijkheden</strong> van de betrokken organisaties, doordat de uitgangspunten zijn dat<br />
(1) authentieke registraties worden gebruikt, (2) gegevensdefinities onderling worden afgestemd<br />
en zonodig gestandaard i s e e rd, (3) men gezamenlijk verantwoordelijk is voor de<br />
communicatie tussen systemen en (4) verwijsindexen zorgen voor het automatisch doorgeven<br />
van mutaties of de naam van de instantie die over de benodigde gegevens<br />
beschikt (zie verder uitgebreid Kinkhorst, 2000: 175-184). In het kader van deze studie<br />
is met name het gegeven interessant, dat de afzonderlijke organisaties zelf volledig vera<br />
n t w o o rdelijk blijven voor de eigen informatiesystemen en de daarin besloten gegevens,<br />
terwijl voor de onderlinge communicatie een uitgebreide set afspraken is gemaakt op<br />
basis waarvan men de gezamenlijke verantwoordelijkheid invult. Deze afspraken omvatten<br />
onder meer de instelling van een Trusted Third Party (een onafhankelijke intermediair)<br />
die systeemwachtwoorden beheert en een re c h t s t reekse toegang tot de inhoud van<br />
berichtgeving blokkeert.<br />
2.2.4 EFFICIENCY IN GEGEVENSUITWISSELING: STROOMLIJNING BASISGEGEVENS<br />
Waar het gaat om de doelmatigheid en doeltre ffendheid van interbestuurlijke gegevensuitwisseling,<br />
is het project 'Stroomlijning basisgegevens' van belang. In oktober 2000<br />
kondigt de regering in een voortgangsrapportage aan dat "bij het beleid over de elekt<br />
ronische overheid de komende tijd de nadruk zal liggen op het maken van de overg a n g<br />
van pilot- en ontwikkelingstrajecten naar grootschalige toepassingen, inclusief de daarbij<br />
benodigde versterking van de overall-regie en eisen aan de back-office." Twee maanden<br />
later bevestigt 'informatiseringsminister' <strong>Van</strong> Boxtel deze aankondiging met de<br />
w o o rden: "Geconstateerd kan worden dat de uitvoering van het (...) programma in volle<br />
gang is. Maar dit is niet voldoende. De ambitie om tot een echte elektronische overheid<br />
te komen, vergt intensivering van het beleid" (Ministerie van Binnenlandse Zaken en<br />
K o n i n k r i j k s relaties, 2000a en 2000b). Onder het Programma Stro o m l i j n i n g<br />
Basisgegevens, een onderdeel van het actieprogramma Elektronische Overheid, valt een<br />
aantal van die voor de ontwikkeling van efficiënte en effectieve interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
essentiële projecten. In hoofdlijnen gaat het hierbij om de boven<br />
b e s c h reven problematiek van compatibiliteit en kwaliteit van uitgewisselde informatie<br />
het hoofd te bieden. Op veel plaatsen binnen het openbaar bestuur zijn de primaire<br />
b e d r i j f s p rocessen van overheidsorganisaties vergaand geautomatiseerd, zonder dat<br />
daarbij rekening is gehouden met de mogelijkheid de eigen gegevens onderling uit te<br />
kunnen wisselen. De meeste informatiesystemen en informatienetwerken zijn vooral<br />
ingericht voor eigen gebruik (in plaats van ook voor eventueel gebruik door derd e n ) .<br />
Bovendien hebben ontwerp en bouw van systemen zelden plaatsgevonden met voorafgaande<br />
inventarisatie van de plaatsen waar elders binnen het publieke domein de voor<br />
hun bedrijfvoering benodigde gegevens al worden verzameld, opgeslagen en gebruikt.<br />
Deze gang van zaken - die op zich niet onlogisch is gezien de bestaande staatsinrichting<br />
met een uitgebalanceerd maar gesloten systeem van verdeling van verantwoord elijkheden<br />
en bevoegdheden - heeft geleid tot een veelheid van registraties waarin deels<br />
dezelfde gegevens zijn opgeslagen (De Kort, 2000). Binnen het Pro g r a m m a<br />
S t roomlijning Basisgegevens wordt bekeken of het mogelijk is bestaande of nog te bou-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 16
2. VERKENNINGEN<br />
wen informatiesystemen te stroomlijnen, zodat aanzienlijke verbeteringen in de backo<br />
ffice (interne bedrijfsvoering) en fro n t - o ffice (dienstverlening) van de elektro n i s c h e<br />
overheid kunnen worden gere a l i s e e rd. Hiertoe wordt een stelsel van authentieke re g i straties<br />
ontworpen dat het mogelijk moet maken dat aan burgers, bedrijven en andere<br />
overheden slechts eenmalig (dezelfde) gegevens worden gevraagd. Een goed werkend<br />
stelsel van registraties wordt gezien als voorwaarde voor onder meer: administratieve<br />
lastenverlichting voor burgers en bedrijven, het faciliteren van succesvolle implementaties<br />
van de één-loket-gedachte, verbetering van de fraudebestrijding, terugdringen van<br />
handhavingstekorten en verg roting van de beschikbaarheid van beleidsinformatie.3 Vo o r<br />
de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling heeft<br />
de (brede) invoering van authentieke registraties tot gevolg dat er wettelijke re g e l i n g e n<br />
zullen moeten worden getro ffen om organisaties de mogelijkheid te geven met gegevens<br />
uit die registraties op dezelfde wijze om te kunnen gaan als met gegevens uit de eigen<br />
informatiesystemen (Schravendeel, <strong>Van</strong> Rij & Rosén, 2000: 16). Een authentieke re g i stratie<br />
kent per definitie een groot aantal afzonderlijke organisaties als gebruikers. De<br />
e i n d v e r a n t w o o rdelijkheid voor een authentieke registratie kan daarom in principe bij<br />
even zovele organisaties (lees: ministers) worden belegd, maar zal in de praktijk ofwel<br />
aan één van de dominante partijen (lees: één minister) of een derde, onafhankelijke partij<br />
of stichting kunnen worden toegedeeld.<br />
2.3POLITIEK-BESTUURLIJKE DIMENSIE<br />
2.3.1 AUTONOMIE VERSUS AFHANKELIJKHEID<br />
Elke vorm van interbestuurlijke samenwerking impliceert een toename van de wederzijdse<br />
afhankelijkheid van de betrokken organisaties. Door het uitwisselen van gegevens<br />
met andere partijen worden de grenzen van de betrokken organisaties ten opzichte<br />
van elkaar opgerekt, verschoven of opengesteld. In politiek-bestuurlijke zin betekent<br />
dit bijvoorbeeld dat men een verlies aan sturingsmogelijkheden moet incasseren in ruil<br />
voor verbeteringen in de sfeer van rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltre ff e n d h e i d<br />
van de bedrijfsvoering. Zo zijn de beslissingen van bijstandsmaatschappelijk medewerkers<br />
sinds de uitwisseling van gegevens met de Belastingdienst per saldo minder gebas<br />
e e rd op (alleen) het eigen oordeel, maar kan de rechtmatigheid van die beslissingen<br />
sneller en op basis van een gro t e re hoeveelheid relevante informatie gecontro l e e rd worden.<br />
Ook de beslissing van een politieagent om van een automobilist te eisen dat hij<br />
zijn voertuig langs de kant zet is in afnemende mate gebaseerd op eigen inzicht en<br />
gegevens. Zijn oordeel is steeds vaker afhankelijk van online verkregen gegevens van<br />
de RDW, die op zijn beurt de eigen databases weer gevuld heeft met gegevens van verzekeringsmaatschappijen<br />
(autoverzekeringen), garagebedrijven (APK-keuringen) en<br />
gemeenten (naam, adres - en woonplaats). De bekende groene kaart moet het in die zin<br />
in voorkomende gevallen afleggen tegen zijn digitale dubbelganger; het papiertje is dan<br />
de facto betekenisloos geworden.<br />
Een actueel voorbeeld van dit thema is de ontwikkeling van authentieke registraties. Hier<br />
is er ook sprake vaneen paradigma-verandering in de zin dat men zijn eigen autonome<br />
informatie-eiland zal moeten opgeven in het licht van het uitvraagverbod. De ontwikkelingen<br />
inzake de '(wet) eenmalige gegevensverstrekking' kunnen in dit licht gezien worden.<br />
Inmiddels speelt ook de discussie of privaat gefinancierde registraties (zoals de basiskaart<br />
Nederland) ook als authentieke registraties kunnen worden aangemerkt en hoe het vervolgens<br />
zit met de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong>.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 17
2. VERKENNINGEN<br />
2.3.2 VERTROUWEN EN MACHT<br />
Dat gemeentelijke sociale diensten (bijstandsmaatschappelijk werkers) en de politie (agenten)<br />
hun beslissingen in individuele gevallen (mede) laten afhangen van de gegevens van<br />
derden, veronderstelt dat deze organisaties ofwel voldoende vertrouwen hebben in de<br />
kwaliteit van die gegevens ofwel dat sprake is van een (politiek-bestuurlijk afgedwongen)<br />
verplichting tot gebruik. De acceptatie van toenemende wederzijdse afhankelijkheid<br />
(ofwel: afnemende zelfstandigheid) staat of valt vaak met de begrippen vertrouwen en<br />
macht (<strong>Van</strong> Dalen, 2000: 44-45).<br />
De (persoonlijk geënte of institutioneel verankerde) ervaringen die organisaties met elkaar<br />
hebben opgedaan leggen vaak de basis voor de mate waarin men elkaar en elkaars gegevens<br />
wederzijds vertrouwt. In dat kader kan gesproken worden van historisch gegroeid<br />
vertrouwen. Voor een deel kan het vertrouwen - bijvoorbeeld met als aanleiding de totstandkoming<br />
van interbestuurlijke gegevensuitwisseling - georganiseerd worden door<br />
afspraken vast te leggen over de kwaliteit van gegevens. Dat kan geformaliseerd worden<br />
in de vorm van regelgeving, convenanten, managementcontracten, service level agreements,<br />
data dictionairies of certificeringen, maar kan ook informeel geregeld worden op<br />
basis van interbestuurlijke werkgroepen of het opstellen van een gentlemens agreement.<br />
In de praktijk van interbestuurlijke samenwerking zal het zelden voorkomen dat de (twee<br />
of meer) betrokken organisaties in gelijke mate beschikken over politiek-bestuurlijke<br />
macht. In de meeste gevallen zal het oprekken, verschuiven of openstellen van de organisatiegrenzen<br />
tot gevolg hebben dat de ene partij - bewust of onbewust - meer mogelijkheden<br />
krijgt om invloed uit te oefenenen dan de ander(en). De grootte van de organisatie,<br />
de historisch gegroeide of wettelijk verankerde status, de (financiële, personele of technologische)<br />
middelen of de afstand tot de politieke arena dan wel juist die tot de beleidspraktijk<br />
bepalen in grote lijnen de machtsposities van de betrokken partijen. In sommige<br />
gevallen kan de praktijk van interbestuurlijke gegevensuitwisseling leiden tot een aanscherping<br />
van de (organisatorische grenzen van) bestuurlijke verantwoording. Zo blijkt uit<br />
een casestudy bij een GSD dat de neiging terughoudend te zijn met het inleveren van zeggenschap<br />
versterkt is als gevolg van negatieve ervaringen met bestandskoppeling, omdat<br />
onvoldoende kwaliteit van de aangeleverde gegevens tot een onaanvaardbare werklast<br />
voor de organisatie leidde. Letterlijk wordt gesteld dat 'uitbesteding van de verantwoordelijkheid<br />
voor de verificatie van gegevens (...) om die reden niet wordt nagestreefd.'(<strong>Van</strong><br />
<strong>Duivenboden</strong>, 1999: 143-144).<br />
2.3.3 VERTICALISERING VERSUS HORIZONTALISERING<br />
Een apart politiek-bestuurlijk getint vraagstuk betreft de veranderingen in de verdeling van<br />
rollen, taken en bevoegdheden tussen kerndepartmenten enerzijds en uitvoerende overheidsorganisaties<br />
anderzijds. Het klassieke, hiërarchische besturingsmodel gaat uit van<br />
een strikte scheiding tussen <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor beleidsvorming en beleidsuitvoering,<br />
waarbij deze respectievelijk bij kerndepartementen en uitvoeringsinstanties belegd<br />
zijn. De verzelfstandiging van veel beleidsuitvoerende organisaties (agentschappen, zelfstandige<br />
bestuursorganen of privatisering) sluit aan bij deze idee van scheiding tussen<br />
beleid en uitvoering, maar tegelijkertijd doet de sterke opkomst van organisatienetwerken<br />
en informatienetwerken op zijn minst vermoeden dat beleid en uitvoering juist steeds sterker<br />
met elkaar verstrengeld raken (Frissen & Zouridis, 2001: 14). Verondersteld mag worden<br />
dat bij de nieuwe opzet van de begrotingssystematiek, die momenteel onder de noemer<br />
<strong>Van</strong> Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB) de aandacht van alle minis-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 18
2. VERKENNINGEN<br />
teries heeft, uitgegaan is van de gedachte dat de verantwoordelijkheid voor beleidsvorming<br />
en beleidsuitvoering nauw met elkaar in verband te brengen zijn (zie Ministerie van<br />
Financiën, 1999; <strong>Van</strong> Erpers Roijaards, 2000; Schutte, 2000).<br />
Naar aanleiding van de consequenties die de toepassing van ICT heeft op de verantwoordelijkheidsverdeling<br />
in het openbaar bestuur is een debat gaande met als uitersten<br />
de gedachte dat informatisering leidt tot versterking van de verantwoordelijkheid van kerndepartmenten<br />
versus de gedachte dat het uitvoerend niveau juist in toenemende mate<br />
verantwoordelijkheid krijgt voor beleidsvorming. In het eerste geval kan gesproken worden<br />
van verticalisering, in het tweede geval van horizontalisering van <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
over taken en bevoegdheden.<br />
Verticalisering van de beleidsontwikkeling impliceert een (hernieuwde) krachtige status<br />
van kerndepartmenten en de ontwikkeling waarbij uitvoeringsinstanties steeds meer als<br />
louter betaal- en dienstverleningsinstanties gaan functioneren (Frissen, 1994). Oude sturingsambities,<br />
vergelijkbaar met die van de cybernetische staat (Bekkers, 1993), worden<br />
bewaarheid. In dit beeld past de verdere rationalisering van overheidsbeleid en structuren<br />
daarbinnen, zoals aangeduid in het ideaaltype van de infocratie, dat beloften inhoudt ten<br />
aanzien van (centrale) sturingsmogelijkheden, controlepotentieel, vermindering van de<br />
bureaucratie en verbetering van de rechtspositie van burgers (Zeef en Zuurmond, 1994:<br />
246 en Zuurmond: 1994). Ten aanzien van de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij<br />
interbestuurlijke gegevenuitwisseling impliceert verticalisering de bevestiging dan wel<br />
terugkeer van de strikte scheiding tussen beleid en uitvoering alsmede de mogelijkheid<br />
van versterking van de verantwoordelijkheid van departementen om ter verantwoording te<br />
kunnen worden geroepen voor de uitvoering van beleid. Immers, de gedachte is dat ICT<br />
de monitoring en sturing van de uitvoering zodanig kan faciliteren, dat op men op centraal<br />
niveau de instrumenten in handen krijgt die nodig zijn om zich rekenschap te kunnen<br />
geven van de kwaliteit van uitvoeringsprocessen.<br />
In het scenario horizontalisering leidt de toepassing van ICT in het openbaar bestuur tot<br />
een versterkte rol van uitvoeringsorganisaties wat betreft beleidsvormende taken en<br />
bevoegdheden. Informatisering leidt tot intensivering van de interne en externe communicatie<br />
op horizontaal niveau, waardoor beleidsuitvoerders gezamenlijk over voldoende<br />
informatie beschikken om zelf (voor een deel) veranderingen in het te voeren beleid te kunnen<br />
doorvoeren. Recent onderzoek bevestigt deze ontwikkeling waarbij uitvoerders in veel<br />
opzichten sterker zijn komen te staan ten opzichte van beleidsmakers, waarbij ze soms<br />
zelf het initiatief tot nieuw beleid nemen (<strong>Van</strong> <strong>Duivenboden</strong>, 1999; Zouridis, 2000)<br />
2.4 JURIDISCHE DIMENSIE<br />
De juridische dimensie in interbestuurlijke gegevensuitwisseling heeft betrekking op in<br />
wet- en regelgeving vastgelegde taken, <strong>verantwoordelijkheden</strong> en bevoegdheden en de<br />
daarmee corresponderende doelen. Hierbij wordt gedacht aan regelingen in de Wet GBA,<br />
de Wet gemeenschappelijke regelingen of aan privacyregels (WPR cq. WBP). Er kunnen<br />
drie verschillende soorten regels worden onderscheiden:<br />
A) Het eerste type regels heeft betrekking op de taken en bevoegdheden van de samenwerkende<br />
partners van belang. Deze regels zullen in juridische zin een legitimatie vormen<br />
voor de samenwerkingsrelaties of de behoefte daartoe.<br />
B) Het type regels betreft de wijze waarop, gelet op de taken en bevoegdheden van de<br />
samenwerkende partners, de samenwerking zelf vormgegeven kan worden. Bijvoorbeeld<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 19
2. VERKENNINGEN<br />
de Wet gemeenschappelijke regelingen of convenanten zijn daarvoor een veel gebruikt<br />
juridisch middel.<br />
C) Als derde zijn de regels van belang zie betrekking hebben op de verwerking en<br />
uitwisseling van gegevens in het kader van de samenwerking. Deze regels betreffen het<br />
onderwerp van het onderzoek. Bij dit derde onderdeel, de inzet van ICT en gegevensuitwisseling,<br />
staat de juridische kwaliteit van interbestuurlijke gegevensuitwisseling centraal.<br />
In wet- en regelgeving vastgelegde taken, bevoegdheden en <strong>verantwoordelijkheden</strong> ten<br />
aanzien van gegevens en gegevensuitwisseling vormen daarbij de centrale elementen. De<br />
nadruk ligt hier dus op de regeling ten aanzien van de samenwerking voor wat de<br />
gegevensuitwisseling betreft. Daarbij komt nadrukkelijk de Wet bescherming persoonsgegevens<br />
in beeld, die de Wet persoonsregistraties gaat vervangen. Vraag is of deze<br />
(nieuwe) wet een kader biedt om de samenwerking ten aanzien van gegevens vorm te<br />
geven. Dit blijkt, zoals hieronder beschreven, inderdaad het geval te zijn. In die zin is er<br />
geen directe aanleiding tot beschouwingen over of een noodzaak tot nieuwe regels of een<br />
nieuw juridisch kader.<br />
2.4.1 WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS<br />
Ten aanzien van de WBP is de aandacht gericht op het begrip 'verantwoordelijke' en de<br />
mogelijkheden die er zijn om '<strong>verantwoordelijkheden</strong>' te beleggen. Bij nogal wat praktijken<br />
van interbestuurlijke gegevensuitwisseling is de Wet persoonsregistraties (WPR) en de<br />
daarin opgenomen regeling over het houderschap een belangrijk struikelblok geweest bij<br />
de regeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> betre ffende de verwerking van persoonsgegevens.<br />
Omdat de WPR specifieke eisen stelt aan geïntegre e rde persoonsregistraties, is bij interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling vaak uitgegaan van gescheiden registraties, met<br />
gescheiden <strong>verantwoordelijkheden</strong>. Ervan uitgaande dat de verwerking van persoonsgegevens<br />
zo niet een centrale, dan toch een zeer belangrijke plaats in zal nemen bij interbestuurlijke<br />
samenwerking waarbij gegevens uitgewisseld worden, is met name de vraag of<br />
en in hoeverre de Wet bescherming persoonsgegevens als opvolger van de Wet persoonsregistratie<br />
verg e l i j k b a re problemen kent, of juist wellicht al een afdoende kader heeft waarbinnen<br />
de <strong>verantwoordelijkheden</strong> ten aanzien van gegevensuitwisseling en het daarbij<br />
gebruiken van persoonsgegevens inderdaad op een flexibele wijze geregeld kan word e n .<br />
Centraal daarin staan de mogelijkheden om organisaties of samenwerkingsverbanden te<br />
beschouwen of aan te merken als 'verantwoordelijke' of 'verantwoordelijken' in de zin van<br />
de WBP. Het is namelijk de 'verantwoordelijke' op wie alle rechten en plichten rusten.<br />
De WPR is, zoals gezegd, niet (echt) behulpzaam gebleken bij gedeelde <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
bij gegevensuitwisseling. Hiervoor is een drietal redenen te geven:<br />
1. de scheiding tussen private en particuliere sector met verschillen in regels ten aanzien<br />
van de aanleg van registraties, het aanmelden en reglementeren en verstrekken;<br />
2. het feit dat de WPR enkel uitgaat van 'registraties', en<br />
3. de problemen en onduidelijkheden ten aanzien van het houderschap<br />
Onder de WBP is er geen systematisch onderscheid meer in sectoren. Daarnaast gaat de<br />
WBP uit van het verwerken van gegevens. Dit is ruimer dan enkel de persoonsregistraties<br />
van de WPR. De WBP geeft dan ook meer ruimte voor regeling van zowel gezamenlijke<br />
databases, als van communicatie binnen ketens waarbij verschillende actoren gegevens<br />
verwerken. De mogelijkheid om de WBP toe te passen in meer horizontale verhoudingen<br />
is derhalve ruimer dan bij de WPR nog het geval is. Het begrip houder van een registratie<br />
is vervangen voor verantwoordelijke voor de verwerking. Ook dit duidt op een meer dynamische<br />
benadering. Bij dit begrip zal dan ook langer worden stilgestaan.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 20
2. VERKENNINGEN<br />
2.4.2 DE VERANTWOORDELIJKE EN DE PARLEMENTAIRE GESCHIEDENIS VAN DE WBP<br />
Uit de parlementaire behandeling van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) kunnen<br />
een aantal mogelijkheden worden afgeleid om de <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling in juridische zin te regelen. Bepalend voor wie verantwoordelijke<br />
is, is de vraag wie juridisch bevoegd is om doel en middelen van de gegevensverwerking<br />
vast te stellen. Hiermee wordt aangesloten bij de formeel juridische<br />
bevoegdheden in publiek- en privaatrecht. De juridische entiteit is in feite de verantwoordelijke.<br />
(MvT, nr. 3, p. 16) Doorslaggevend daarbij is wie uiteindelijk bepaalt of er persoonsgegevens<br />
worden verwerkt, welke persoonsgegevens dat zijn en voor welk doel die<br />
gebruikt gaan worden. De bepaling van het doel van de gegevensverwerking staat hierbij<br />
voorop. In de publieke sector zullen als verantwoordelijke te kwalificeren zijn: de afzonderlijke<br />
ministers op rijksniveau, het college van Gedeputeerde Staten en de commissaris<br />
van de Koningin op provinciaal niveau en het college van burgemeesters en wethouders<br />
en de burgemeester op gemeentelijk niveau. Bij zelfstandige bestuursorganen op rijksniveau<br />
en bij functionele commissies op provinciaal en gemeentelijk niveau, zal het orgaan,<br />
belast met de taken en uitoefening van bevoegdheden waarvoor de gegevens worden verwerkt,<br />
als verantwoordelijke zijn aan te merken. Bij instellingen met een zodanige zelfstandigheid<br />
dat zij vergelijkbaar zijn met zelfstandige bestuursorganen, zal de verantwoordelijkheid<br />
volgen uit het instellingsbesluit van deze instellingen.<br />
Het feitelijk beheer over de gegevensverwerking kan daarbij aan een ander worden gemand<br />
a t e e rd. Meestal zal deze hiërarchisch ondergeschikt zijn aan de verantwoordelijke. De handelingen<br />
van deze ondergeschikten worden dan volgens de gewone regels van het burg e rlijk<br />
recht of van het staatsrecht aan de verantwoordelijke toegerekend (MvT, nr. 3, p. 16).<br />
Bij de bepaling wie verantwoordelijke is, is secundair van belang wie beslist over de middelen<br />
voor die verwerking. De vraag dus op welke wijze de gegevensverwerking zal plaatsvinden.<br />
Vaak zullen deze bevoegdheden (bepaling doel en keuze middelen) in dezelfde<br />
hand liggen. Is dit niet het geval, dan is er sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid<br />
(MvT, nr. 3, p. 55).<br />
Het hierboven genoemde aanknopingspunt van bevoegdheden, is duidelijker dan dat van<br />
de feitelijke machtsverhoudingen met betrekking tot de te verwerken persoonsgegevens.<br />
Dit laatste was bij de WPR het aangrijpingspunt. Dit heeft, vooral ook bij samenwerking en<br />
binnen ketenvorming, tot onduidelijkheid geleid en tot soms 'gezochte' constructies om<br />
de persoonsregistraties van de samenwerkende instanties te regelen. Door een ander aangrijpingspunt<br />
zouden de 'WPR-samenwerkingsproblemen' onder de WBP tot het verleden<br />
kunnen behoren. Vraag is of dit inderdaad het geval is.<br />
Dit lijkt niet direct het geval indien meerdere personen of instanties betrokken zijn bij de<br />
gegevensverwerking waarbij, in verband met de aard van die betrokkenheid, allen in aanmerking<br />
komen om als verantwoordelijke te worden aangeduid. Indien de samenwerking<br />
niet bij overeenkomst is geregeld of, indien dat wel het geval is, de verantwoordelijkheid<br />
op grond van de WBP voor de gegevensverwerking bij die samenwerking niet is geregeld,<br />
dient aan de hand van in het maatschappelijk verkeer aanvaarde maatstaven te worden<br />
bezien aan wie (natuurlijke persoon, rechtspersoon of bestuursorgaan) een bepaalde<br />
gegevensverwerking moet worden toegerekend (MvT, nr. 3, p. 16). Dat geldt ook als de<br />
juridische bevoegdheden van de betrokken samenwerkende partijen onvoldoende helder<br />
geregeld zijn om te kunnen bepalen wie van de betrokken actoren verantwoordelijke in de<br />
zin van de wet moet worden (MvT, nr. 3, p. 55).<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 21
2. VERKENNINGEN<br />
Wat de regelingsmogelijkheden bij samenwerking betreft, zijn er twee mogelijkheden. De<br />
eerste ziet op bepaalde vormen van 'samenwerkende verantwoordelijken' De tweede<br />
oplossing is dat door de samenwerkende partijen één partij als verantwoordelijke wordt<br />
aangewezen. Beide mogelijkheden komen hieronder aan de orde.<br />
MOGELIJKHEID 1<br />
Één verantwoordelijke is op grond van de WBP zeker niet verplicht. Er kan ook sprake zijn<br />
van in meer of mindere mate gezamenlijke of gedeelde verantwoordelijkheid. Bij dergelijke<br />
samenwerking kunnen vier vormen van 'samenwerkingsverantwoordelijkheid' onderscheiden<br />
worden.<br />
A) GEMEENSCHAPPELIJK VERANTWOORDELIJKHEID (EEN VERANTWOORDELIJKE VOOR HET GEHEEL<br />
EN ANDEREN INDIRECT VOOR EEN DEEL)<br />
Het kan zijn dat aan de verwerkingen verschillende organisaties deelnemen, en er één<br />
gemeenschappelijk verantwoordelijke is. Deze is aansprakelijk voor de verwerkingen<br />
als geheel. Daarnaast zijn de deelnemende organisaties aansprakelijk voor de aangelev<br />
e rde gegevens. De centrale verantwoordelijke is voor de inhoud daarvan slechts vera<br />
n t w o o rdelijk naar de mate waarop hij daarover juridische zeggenschap heeft. Te denken<br />
valt aan de gegevensverwerking van een ziekenhuis, waarbij de leiding van het ziekenhuis<br />
als verantwoordelijke wordt aangemerkt, terwijl de deelnemende medici vera<br />
n t w o o rdelijk zijn en blijven voor de juistheid van de opgenomen gegevens. De betro kkene<br />
kan in rechte slechts de ziekenhuisdirectie aanspreken. Heeft de betro k k e n e<br />
schade geleden door een fout van één van de deelnemende medici dan heeft de ziek<br />
e n h u i s d i rectie op hem een recht van re g res. De betrokkene kan dit evenwel niet worden<br />
tegengeworpen. De verantwoordelijke is in beginsel aansprakelijk voor de verwerkingen<br />
als geheel.<br />
B) GEZAMENLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID (IEDER VOLLEDIG VOOR HET GEHEEL)<br />
Ook is het mogelijk dat verschillende verwerkingen (geheel) zijn geïntegreerd zonder dat<br />
een gemeenschappelijke verantwoordelijke aanwezig is. Er is bij gehele integratie dan<br />
sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Elk van de verantwoordelijken is aansprakelijk<br />
voor het geheel van de gegevensverwerkingen. Bij gezamenlijke verantwoordelijkheid<br />
zijn alle in het samenwerkingsverband participerende personen c.q. instellingen dan<br />
ook hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel.<br />
C) DEELVERANTWOORDELIJKHEID (IEDER IS VOLLEDIG VERANTWOORDELIJK, MAAR ENKEL VOOR HET<br />
EIGEN DEEL)<br />
In bepaalde gevallen zijn verschillende verwerkingen min of meer geïntegreerd zonder dat<br />
een gemeenschappelijke verantwoordelijke aanwezig is. Er is dan sprake van afzonderlijke<br />
verantwoordelijkheid per (deel)verwerking. De betrokkene kan slechts één van de<br />
afzonderlijke verantwoordelijken aanspreken. Iedere verantwoordelijke is enkel verantwoordelijk<br />
voor zijn deel.<br />
D) GESCHAALDE VERANTWOORDELIJKHEID<br />
Naast deze drie vormen van min of meer gezamenlijke of gedeelde verantwoordelijkheid,<br />
waarbij er sprake is van samenwerking tussen de verschillende 'verantwoordelijken', is er<br />
nog de zogenaamde 'geschaalde' verantwoordelijkheid. Bij deze vorm is er geen sprake<br />
van samenwerking van of tussen de verschillende verantwoordelijken. Een dergelijke situatie<br />
is bijvoorbeeld aanwezig ten aanzien van mededelingen op bankafschriften.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 22
2. VERKENNINGEN<br />
MOGELIJKHEID 2<br />
De tweede mogelijkheid is min of meer een variatie op de hierboven genoemde<br />
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, alleen dan een stapje verd e r. De meest vergaande<br />
mogelijkheid is dat één organisatie verantwoordelijk wordt voor het geheel,<br />
zonder een gedeelde verantwoordelijkheid in de interne verhoudingen. Die ene verantw<br />
o o rdelijke bepaalt dan geheel de gegevensverwerking. De WBP geeft blijkens de parl<br />
e m e n t a i re behandeling ruimte aan een regeling waarbij in de statuten van de betro k k e n<br />
rechtspersonen of via een overeenkomst aan een bepaalde rechtspersoon binnen het<br />
c o n c e rn de bevoegdheid wordt toegekend om doel en middelen van de gegevensverwerkingen<br />
binnen het concern te bepalen. De genoemde rechtspersoon - bijvoorbeeld<br />
de moedermaatschappij - is dan verantwoordelijke in de zin van de WBP voor alle<br />
gegevensverwerkingen die binnen het concern plaatsvinden. Dit omdat de juridische<br />
zeggenschap krachtens de getro ffen regeling bij die rechtspersoon berust. Een derg elijke<br />
regeling valt binnen de grenzen van een functionele invulling van het begrip vera<br />
n t w o o rdelijke. Het is immers in overeenstemming met opvattingen over maatschappelijke<br />
verkeer om de verantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking toe te re k e n e n<br />
aan de rechtspersoon die krachtens een interne regeling binnen het concern als de<br />
bevoegde rechtspersoon is aangewezen.<br />
Het feit dat er meer, al dan niet gezamenlijk optredende, verantwoordelijken zijn, laat de<br />
mogelijkheid onverlet dat zij een regeling treffen voor bijvoorbeeld een gemeenschappelijke<br />
klachtenbehandeling. Zo kan expertise op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens<br />
worden geconcentreerd. Een dergelijke 'centrale' organisatie treedt dan<br />
telkens op namens de desbetreffende verantwoordelijken.<br />
2.4.3 CONCLUSIES<br />
De komende Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) staat verschillende varianten<br />
van verantwoordelijkheidsverdeling voor samenwerking bij gegevensverkeer toe. Om problemen<br />
(achteraf) te voorkomen is het wel noodzakelijk dat een bewuste keuze wordt<br />
gemaakt en dat deze vervolgens bij overeenkomst goed wordt uitgewerkt. De WBP gaat<br />
er beslist niet vanuit, dat alle rechten en verplichtingen te allen tijde door één organisatie<br />
(verantwoordelijke) zelf vorm dienen te worden gegeven. Het is zeer wel mogelijk om<br />
bepaalde onderdelen als het ware (deels) te centraliseren. Te denken valt aan de informatieverstrekking<br />
aan betrokkenen, aan beveiliging en aan klachtenbehandeling. Ook het<br />
verstrekken van gegevens, mits éénduidige protocollen aanwezig zijn, kan (onder mandaat)<br />
meer centraal plaatsvinden. Dit laatste kan bijvoorbeeld bij elektronische cliëntendossiers<br />
die centraal 'gehouden' worden.<br />
2.5 FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />
2.5.1 MACRO-FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />
De evaluatie van de invoering van 's lands meest gebruikte authentieke registratie voor<br />
interbestuurlijke gegevensuitwisseling, de gemeentelijke basisadministratie, toonde aan<br />
dat het zichtbaar maken van kosten en baten in interorganisationele en per definitie complexe<br />
informatiseringsprojecten ongrijpbaar en intransparant wordt doordat kosten en<br />
baten: (1) niet altijd kwantificeerbaar zijn, (2) voor de betrokken partijen verschillend zijn en<br />
(3) variëren naar organisatorische en bestuurlijke niveaus (Bekkers et al, 1995: 115-116).4<br />
Het gevolg is dat discussies over kosten en baten van interbestuurlijke gegevensuitwisse-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 23
2. VERKENNINGEN<br />
ling in hoge mate symbolisch zijn vanwege de slechte kwanticeerbaarheid en dat bovendien<br />
het voorspellen van kosten en baten buitengewoon lastig is en het leeuwendeel van<br />
de kostenramingen arbitrair is (denk aan grote projecten als de Betuweroute). Ook met<br />
betrekking tot andere authentieke registraties (zoals het bedrijvenregister of het gebouwenregister)<br />
lijken 'gegevensuitwisseling en kostenverrekening maar moeilijk samen te<br />
gaan'(<strong>Van</strong> Banning et al., 1999). In het programma stroomlijning basisgegevens lijkt de<br />
voorkeur op dit moment uit te gaan naar een uniforme kostenverrekeningssystematiek,<br />
hoewel bepaalde omstandigheden aanleiding kunnen geven voor situatiespecifieke arrangementen<br />
(De Kort, 2000).<br />
In de nabije toekomst zal de nieuwe begrotingssystematiek (VBTB) mede invloed gaan uitoefenen<br />
op de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> - in elk geval financieel. Sinds het eind<br />
van de jaren zeventig bestaat er al een streven naar meer bedrijfsmatig opereren binnen<br />
de publieke sector, met consequenties in de vorm van het overgaan van inputbudgettering<br />
naar taakstellende budgettering, naar prestatiegerichte in plaats van hiërarchische waardering,<br />
vergroting en fragmentatie van de verantwoordelijkheid voor beleid en uitvoering,<br />
meer risico's dragen en meer klantgerichtheid in bedrijfsprocessen en dienstverleningsprocessen<br />
(zie Pröpper et al, 1994: 14).<br />
2.5.2 MICRO-FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />
In algemene zin hebben de financieel-economische overwegingen die een rol spelen bij de<br />
verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> in situaties van interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
betrekking op concrete onderlinge gezagsverhoudingen, de mate waarin sprake is van<br />
taakintegratie of -differentiatie, de transparantie van de kostenstructuur en de mate van<br />
kostenbewustzijn (<strong>Van</strong> Banning et al, 1999: 185-186).<br />
A) ONDERLINGE GEZAGSVERHOUDINGEN<br />
Zowel de genoemde politiek-bestuurlijke factoren die invloed uitoefenen op de verantwoordelijkheidsverdeling<br />
(autonomie versus afhankelijkheid, vertrouwen en macht en verticalisering<br />
versus horizontalisering) als juridische factoren (wettelijke plichten tot uitwisseling<br />
versus meer discretionaire bevoegdheden) hangen nauw samen met financieel-economische<br />
overwegingen voor verantwoordelijkheidsverdeling. In gevallen waarin op basis<br />
van wetgeving, hiërarchie, toezicht en/of resultaatsverantwoording expliciet omschreven<br />
verplichtingen tot gegevensuitwisseling bestaan, is doorgaans ook de financiële verrekening<br />
expliciet onderdeel van het betreffende beleid of de regelgeving. Als de ter beschikking<br />
gestelde middelen adequate compensatie bieden voor de inspanningen die verband<br />
houden met de interbestuurlijke gegevensuitwisseling, is de kans klein dat op basis van<br />
financiële overwegingen afspraken niet worden nagekomen. En vice versa: 'er is wel een<br />
punt als taakstelling en taakverwachting ver uitgaan boven de in de toegekende budgetten<br />
voorziene vergoeding' (<strong>Van</strong> Banning et al, 1999: 185).<br />
B) MATE VAN TAAKINTEGRATIE OF -DIFFERENTIATIE<br />
Indien sprake is van een sterke onderlinge afhankelijkheid, zoals in functionele en sequentiële<br />
ketenprocessen, is de discussie over kostenverrekening minder problematisch dan in<br />
situaties waarin de onderlinge afhankelijkheid matig is. Het belang dat de betrokken besturen<br />
of organisaties hebben bij adequate gegevensuitwisseling van kwalitatief hoogwaardige<br />
gegevens leidt relatief eenvoudig tot gezamenlijke keteninformatiesystemen (verwijsindexen,<br />
nummerstelsels, verificatiestelsels) waarvan de kosten, zoals bij het eerder<br />
genoemde RINIS, via een gezamenlijk ontwikkelde verdeelsleutel over de betrokken orga-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 24
2. VERKENNINGEN<br />
nisaties worden verdeeld. Hoe sterker de taken (en bevoegdheden) met elkaar samenhangen,<br />
hoe minder problematisch kostenverrekening is.<br />
C) MATE VAN TRANSPARANTE KOSTENSTRUCTUUR EN -BEWUSTZIJN<br />
Discussies over de verrekening van kosten bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling lopen<br />
gemakkelijker indien er goed zicht is op de kosten die daadwerkelijk gemaakt worden - en<br />
ook: waar die kosten mee gemoeid zijn (verzamelen, opslaan, verwerken, bewerken en<br />
distribueren). Hiervoor is het van belang dat elke betrokken partij een goed (informatie)systeem<br />
heeft en goede mechanismen hanteert voor de interne administratie van kosten en<br />
baten. Deze faciliteren een hoge mate van transparantie van de kostenstructuur en een<br />
hoge mate van kostenbewustzijn.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 25
3.<br />
REGIMES VOOR<br />
V E R A N T W O O R D E L I J K H E I D S V E R D E L I N G
3 REGIMES VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING<br />
3.1 INLEIDING<br />
Met en door ICT kunnen de bedrijfsprocessen van afzonderlijke instanties zich ontwikkelen<br />
in de richting van een algeheel bedrijfsproces dat door ketens wordt gevormd. Het<br />
spreekt voor zich dat dit gevolgen heeft voor de wijze waarop de verschillende <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
met betrekking tot de interbestuurlijke gegevensuitwisseling worden verdeeld.<br />
Waar bedrijfsprocessen integreren, ontstaan er allerlei gezamenlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
die vervolgens op de een of andere manier aan de betrokken organisaties of en<br />
'derde' partij moeten worden toebedeeld. Andersom kan het vasthouden aan de autonome<br />
<strong>verantwoordelijkheden</strong> van organisaties, de ontwikkeling van ketensamenwerking<br />
belemmeren en zelf verhinderen. De wijze waarop de interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
gestructureerd is en de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> die hier betrekking op<br />
hebben vormen zo twee zijden van één medaille.<br />
3.2 VIJF BENADERINGEN<br />
Globaal kunnen er vijf verschillende benaderingen van gegevensuitwisselings-relaties worden<br />
onderscheiden met ieder andere regimes van verantwoordelijkheidsverdeling (<strong>Van</strong><br />
<strong>Duivenboden</strong>, Meyer & De Wit, 2000). Deze benaderingen bieden een analytisch kader dat<br />
behulpzaam kan zijn bij discussie over de inrichting van ketensamenwerking en de verdeling<br />
van <strong>verantwoordelijkheden</strong>.<br />
3.2.1 PROTHESEBENADERING<br />
In de eerste benadering heeft iedere organisatie haar eigen informatiesysteem en vindt<br />
er op ad hoc basis (bilateraal) informatie-uitwisseling plaats. Ve r a n t w o o rd e l i j k h e d e n<br />
voor het verzamelen, bewerken, beheer en verwerken van gegevens liggen nadrukkelijk<br />
bij de individuele organisaties. Vo o rdeel van dit regime is dat onafhankelijkheid en<br />
rivaliteit worden behouden, waardoor individuele organisaties niet in hun mogelijkheden<br />
w o rden beperkt. Nadelen zijn de hoge mate van inefficiëntie: het ontbreken van gegev<br />
e n s s t a n d a a rden en een gemeenschappelijke informatie-infrastructuur legt een gro t e<br />
hypotheek op de snelheid van de gegevensuitwisseling en de kwaliteit van de uitgewisselde<br />
gegevens.<br />
3.2.2 ESTAFETTEBENADERING<br />
Bij deze benadering van interbestuurlijke gegevensuitwisseling heeft iedere organisatie<br />
heeft een eigen informatiesysteem, maar de informatie wordt volgens een vast stramien<br />
gestructureerd; informatie en dossiers worden achter de persoon/het object aangestuurd<br />
naar de direct volgende partner in de keten. Gezamenlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> bestaan<br />
hier vooral op het niveau van de gegevensstandaarden, waarover de betrokken organisaties<br />
overeenstemming moeten zien te bereiken. Voordelen van deze benadering liggen<br />
vooral op het vlak van de eenvoud en efficiency: de informatiestroom volgt de personen-<br />
(of objecten-) die een bepaald bedrijfsproces doorlopen, terwijl de deelnemende organisaties<br />
in principe autonoom blijven. Aan de andere kant zijn hier ook weer nadelen aan<br />
verbonden. De estafettebenadering is kwetsbaar voor vergissingen en fouten waardoor<br />
informatie zoekraakt of op de verkeerde plek beland.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 28
3. REGIMES VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING<br />
3.2.3 SPINBENADERING<br />
In deze benadering richten alle organisaties hun informatiesysteem in naar de wensen van<br />
een centrale partner in de keten. De informatie en dossiers worden centraal beheerd. Dit<br />
houdt in dat de <strong>verantwoordelijkheden</strong> met betrekking tot de gegevensuitwisseling op dit<br />
centrale niveau liggen. Voordelen van deze structuur zijn de eenduidigheid, transparantie<br />
en efficiëntie omdat de regie van de informatiestroom in één hand ligt. Tegelijkertijd heeft<br />
dit ook weer nadelen: het gevaar bestaat dat de centrale organisatie veel macht binnen de<br />
keten krijgt en zijn eigen belangen laat prevaleren boven die van het geheel.<br />
3.2.4 NOTARISBENADERING<br />
De notarisbenadering houdt in dat alle organisaties een gezamenlijk stramien afspreken<br />
voor hun informatieverwerking en -uitwisseling. In tegenstelling tot de hiervoor genoemde<br />
spinbenadering worden informatie en dossiers centraal beheerd door een Trusted Third<br />
Party, die toeziet op de naleving van de gemaakte afspraken. Dat betekent dat een aantal<br />
<strong>verantwoordelijkheden</strong> op het gebied van de gegevensuitwisseling aan deze 'notaris' zijn<br />
overgedragen. Net zoals bij de vorige benadering zijn de voordelen van deze systematiek<br />
eenduidigheid en efficiëntie. Een bijkomend voordeel is dat de Trusted Third Party beperkte<br />
eigen belangen in de gegevensuitwisselings-relaties heeft, en daarom met meer gezag<br />
regie kan voeren op de informatiestromen. Hier tegenover staat het nadeel van vrijblijvendheid<br />
die samenwerking tussen een groot aantal min of meer gelijkwaardige organisaties<br />
gemakkelijk met zich meebrengt. Zeker als het belang van de gegevensuitwisseling<br />
uiteenloopt - en daarmee de balans tussen kosten en baten van samenwerking voor iedere<br />
partner verschillend zijn - kan het erg lastig zijn om tot werkbare afspraken te komen.<br />
Daarnaast kan feit dat de Trusted Third Party een extra schakel in de informatieketen is de<br />
gegevensuitwisseling verder compliceren.<br />
3.2.5 NETWERKBENADERING<br />
In deze benadering maken alle organisaties hun informatiesystemen (gedeeltelijk) toegankelijk<br />
voor hun ketenpartners die op eigen initiatief bepaalde informatie kunnen<br />
ophalen. Informatie en dossiers worden decentraal beheerd maar zijn (op hoofdlijnen)<br />
'gekoppeld' (elektronisch dan wel via 'aanspreekpunten'). De grootste voordelen van<br />
deze benadering zijn flexibiliteit en slagvaardigheid. Informatievragers kunnen zonder<br />
tussenkomst van derden zelf re c h t s t reeks de benodigde informatie ophalen uit bestanden<br />
van ketenpartners. Vo o r w a a rde hiervoor is wel dat de organisaties kunnen vertro uwen<br />
op de technische en inhoudelijke kwaliteit van de gegevens. De inspanningen en<br />
investeringen die dat van iedere ketenpartner vergt, kunnen echter op gespannen voet<br />
staan met het (verwachte) nut van de gegevensuitwisseling. Het nadeel van de netwerkbenadering<br />
is dus dat deze erg afhankelijk is van wederkerige informatierelaties. Wa a r<br />
die wederkerigheid ontbreekt, bestaat het gevaar dat enkele partners de kwaliteit of uitwisselbaarheid<br />
van gegevens verwaarlozen. Door het gebrek aan regie in dit netwerk<br />
kan dit gevaar moeilijk worden bezworen.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 29
3. REGIMES VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING<br />
3.3 INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING EN GEGEVENSUITWISSELING VERGELEKEN<br />
Op basis van deze vijf benaderingen kunnen een tweetal schema's opgesteld worden. Het<br />
eerste schema betreft de interbestuurlijke samenwerking op zich. De verschillende benaderingen<br />
op gegevensuitwisseling worden dan beschouwd als benadering voor interbestuurlijke<br />
samenwerking. Aan de hand van dit schema kan een case of andere samenwerking<br />
getypeerd worden en kan tevens bezien worden welke verantwoordelijkheidsdimensie<br />
hierin leidend is.<br />
Figuur 1: benaderingen en aspecten van interbestuurlijke samenwerking<br />
Een tweede schema heeft specifiek betrekking op de wijze waarop binnen de samenwerking<br />
het verwerken van gegevens en de gegevensuitwisseling geregeld is.<br />
Figuur 2: benaderingen en typen <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij gegevensuitwisseling<br />
Door vergelijking van beide schema's kan worden bezien of er een discrepantie bestaat<br />
tussen de verschillende manieren waarop de onderscheiden <strong>verantwoordelijkheden</strong> zijn<br />
geregeld en de problemen die hier mogelijkerwijs mee verbonden zijn.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 30
4.<br />
CASESTUDIES
4. CASESTUDIES<br />
4.1 INLEIDING<br />
Om meer inzicht te krijgen op de structurering en het functioneren van de regimes van verantwoordelijkheidsverdeling,<br />
zijn een tweetal casestudies verricht. Hierbij is met name<br />
onderzocht hoe de onderscheiden dimensies in informatierelaties (juridisch, politiekbestuurlijk,<br />
informatietechnisch en financieel-economisch) zich in de praktijk tot elkaar<br />
verhouden en wat hun betekenis is voor de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong>. Het<br />
betreft het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) in Nijmegen en de aanpak van drugsoverlast<br />
in de gemeenten Terneuzen en Hulst. In het kader van de casestudies is literatuur<br />
bestudeerd, zijn een aantal verkennende interviews gehouden en zijn een tweetal expertbijeenkomsten<br />
belegd. De interviews en de expert-meetings zijn gestructureerd aan de<br />
hand van de volgende algemene vragen. Bij de expert-meetings is tevens gebruik<br />
gemaakt van de resultaten van de literatuurstudie en de interviews.<br />
4.2 CASE PROTOCOL<br />
De centrale vragen die in de case studies centraal hebben gestaan zijn:<br />
1. WELKE ORGANISATIES WERKEN SAMEN, WAT IS HET DOEL OF ZIJN DE DOELEN VAN DE SAMEN-<br />
WERKING EN WAT IS DE ROL VAN DE VERSCHILLENDE PARTNERS.<br />
2. WAAR BESTAAT DE SAMENWERKING UIT EN, IN HET BIJZONDER, MET WELKE ORGANISATIE WOR-<br />
DEN GEGEVENS UITGEWISSELD. VOORAL WAT DE GEGEVENSUITWISSELING BETREFT, ZIJN DE VOL-<br />
GENDE ZAKEN VAN BELANG:<br />
A) Het belang van de gegevensuitwisseling (In welke mate zijn de uitgewisselde gegevens<br />
van (vitaal) belang voor de afzonderlijke organisaties. Bestaan er in dit opzicht verschillen<br />
tussen organisaties);<br />
B) de formalisering van de gegevensuitwisseling (wat is de juridische grondslag voor de<br />
gegevensuitwisseling. Berust deze op regelgeving, of is hij geformaliseerd in een contract<br />
of convenant);<br />
C) de standaardisatie van inhoud en uitwisseling in de gegevensuitwisseling (in welke mate<br />
is de inhoud en uitwisseling van gegevens gestandaardiseerd. Bestaan er gegevensstandaarden.<br />
Is de gegevensuitwisseling structureel of ad hoc. Wat is de frequentie van de<br />
gegevensuitwisseling);<br />
D) de technologische inbedding en infrastructuur voor de gegevensuitwisseling (hoe is de<br />
gegevensuitwisseling informatietechnisch ingebed. <strong>Van</strong> welke technologie (en programmatuur)<br />
wordt gebruik gemaakt);<br />
E) de wederkerigheid van de gegevensuitwisseling (wie levert informatie, en wie maakt er<br />
gebruik van. Is er sprake van eenrichtingsverkeer of van wederkerigheid);<br />
F) de intensiteit (omvang en frequentie) van de gegevensuitwisseling (hoe vaak wordt informatie<br />
uitgewisseld);<br />
G) de aard van de gegevens die centraal staan binnen de gegevensuitwisseling (gaat het<br />
om 'ruwe' data, of gaat het om meer bewerkte gegevens. Wat wordt er uitgewisseld: data,<br />
informatie of kennis), en<br />
H) de aard van de inspanning voor aangaan en onderhouden van de gegevensuitwisseling<br />
(welke inspanningen moeten er worden geleverd voor het verzamelen, opslaan (en bewerken)<br />
en uitwisselen van gegevens).<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 34
4. CASESTUDIES<br />
3. HOE ZIJN DE VERSCHILLENDE VERANTWOORDELIJKHEDEN (VOORAL M.B.T) GEGEVENSUITWISSE-<br />
LING GEREGELD. ER KUNNEN VIER VERSCHILLENDE VERANTWOORDELIJKHEDEN ONDERSCHEIDEN<br />
WORDEN. HET GAAT DAN OM DE VOLGENDE VERANTWOORDELIJKHEDEN:<br />
A) juridische verantwoordelijkheid (zijn <strong>verantwoordelijkheden</strong> in regelgeving of contractueel<br />
vastgelegd);<br />
B) bestuurlijke verantwoordelijkheid (wie is in de praktijk verantwoordelijk);<br />
C) technische verantwoordelijkheid (wie is verantwoordelijk voor de technische kwaliteit van<br />
de gegevens en het technisch beheer van database en/of communicatiemiddelen), en de<br />
D) financieel-economische verantwoordelijkheid (hoe is de verdeling van kosten en baten<br />
en wie is verantwoordelijk voor die verdeling)<br />
Bij de expertmeetings is tevens aan de orde gekomen hoe de deelnemers de wijze van<br />
samenwerking binnen de verschillende dimensies zelf beoordelen. Daarbij is gebruikt<br />
gemaakt van het in de vorige paragraaf geschetste analysekader.<br />
4.3 GEGEVENSUITWISSELING BIJ DE BESTRIJDING VAN LOKALE DRUGSPROBLE<br />
MATIEK IN ZEEUWS-VLAANDEREN (HULST EN TERNEUZEN)<br />
De problematiek in verband met drugs kent in hoofdlijnen een drietal verschillende<br />
aspecten. Naast de (grootschalige) handel in drugs, zijn dat de hulpverlening aan<br />
drugsverslaafden en de (meer lokale) problematiek van onder andere drugshandel in<br />
c o ffeeshops, gebruik op straat en de daarmee samenhangende openbare orde pro b l emen<br />
en gevoelens van onveiligheid.<br />
In de onderzochte case staat dit derde aspect centraal: de lokale drugs- en openbare orde<br />
problematiek en de daardoor veroorzaakte openbare orde problemen. De case-studie richt<br />
zich op het beleid ter zake in de gemeenten Hulst en Terneuzen.<br />
4.3.1 DRUGSPROBLEMATIEK<br />
Bij lokale drugsproblematiek handelt het veelal om en de beheersing en/of bestrijding van<br />
handel in met name coffeeshops en huizen en de beheersing en/of bestrijding van een<br />
o p e n b a re ordeaantastingen. De aanpak van deze lokale drugsproblematiek is sterk prob<br />
l e e m g e s t u u rd. Wat is het probleem en op welke wijze kan het probleem worden opgelost<br />
of beheersbaar worden gemaakt? De problemen variëren van overlast en onveiligheid in de<br />
o p e n b a re ruimte tot het bestrijden en vermijden van ongewenste ontwikkelingen. (terugb<br />
rengen overlast en het weren van coffeeshops in de gemeente). Politieke keuzes en overtuigingen<br />
spelen een belangrijke rol bij de keuze van bepaalde beleidslijnen en de ontwikkeling<br />
en hantering van bepaalde handhavingsarrangementen. De drugproblematiek is van<br />
dien aard, dat verschillende partijen dienen samen te werken. Het gaat dan, in eerste<br />
instantie, om gemeenten, het openbaar ministerie en politie of Koninklijke mare c h a u s s e e .<br />
D a a rnaast wordt samengewerkt met onder andere douane, belastingdienst, buurtorg a n i s aties,<br />
woningcorporaties, scholen en lokale winkeliersverenigingen. Ook vindt samenwerking<br />
plaats met hulpverlenende instanties zoals bijvoorbeeld welzijnswerk, CAD's en huisartsen.<br />
4.3.2 BELEIDSKADER: BESTRIJDING DRUGSPROBLEMATIEK<br />
De aanpak van lokale drugsproblematiek ziet, zoals gezegd, met name op de beheersing<br />
en bestrijding van de handel van drugs in coffeeshops, panden en de handel op straat.<br />
Een belangrijke plaats wordt ingenomen door de handhaving van de openbare orde en de<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 35
4. CASESTUDIES<br />
bescherming van het woon- en leefklimaat. Naast strafrechtelijk optreden, speelt het<br />
bestuurlijk optreden vooral de afgelopen tien jaren een toenemende rol. <strong>Van</strong> oudsher is de<br />
bestrijding van lokale drugsproblematiek een zaak geweest van justitie en politie. De strafrechtelijke<br />
handhaving stond voorop. De aanpak van het gebruik en de verkoop van softdrugs<br />
in coffeeshops had en heeft geen hoge prioriteit bij de opsporing en vervolging.<br />
Reeds in 1976 zijn door de Procureurs-generaal richtlijnen vastgesteld die gehanteerd<br />
worden om te bepalen of al dan niet strafrechtelijk wordt opgetreden. Als men zich aan de<br />
richtlijnen houdt, dan wordt de situatie vanuit een strafrechtelijk perspectief gedoogd.<br />
Deze (gedoog)richtlijnen zijn bekend als de AHOJ-G-criteria. Zij komen er op neer, dat als<br />
er geen affichering zoals reclame of uitstalling plaatsvindt (A), er geen harddrugs worden<br />
verkocht (H), er geen sprake is van overlast (O), er geen verkoop aan jeugdigen, personen<br />
jonger dan 18, plaatsvindt (J), en er geen grote hoeveelheden verkocht worden (G), de coffeeshop<br />
gedoogd wordt.<br />
GEDOGEN OF SLUITEN?<br />
Deze criteria voor strafrechtelijk gedogen laten de mogelijkheden om bestuurlijk op te<br />
t reden in stand. Het bestuur, in hoofdzaak de burgemeester als degene die op grond van<br />
de gemeentewet belast is met de handhaving van de openbare orde, kan dan ook<br />
besluiten om (toch) tegen coffeeshops die zich aan de AHOJ-G-criteria houden, op te<br />
t reden. Dit bijvoorbeeld door tijdelijke of permanente sluiting van de coffeeshop. Een<br />
landelijk gehanteerde norm hierbij is dat 1 coffeeshop per 20.000 inwoners, afhankelijk<br />
van en gere l a t e e rd aan de lokale markt, bestuurlijk gedoogd wordt. Uitgangspunt bij de<br />
bestuurlijke handhaving is dan ook, evenals bij de strafrechtelijke handhaving het geval<br />
is, dat coffeeshops, zij het op beperkte schaal, gedoogd worden. Niettegenstaande deze<br />
algemene lijn dat op beperkte schaal gedoogd wordt, is het onder omstandigheden<br />
mogelijk dat een gemeente een zogenaamd 0-beleid5 voert. Dit houdt in dat binnen de<br />
gemeente geen enkele coffeeshop of vergelijkbaar verkooppunt wordt gedoogd. Reeds<br />
begin jaren '90 sanctioneerde de rechter dit zogenaamde 0-beleid. Er dienen dan overigens<br />
wel bijzondere omstandigheden te zijn op grond waarvan het gere c h t v a a rdigd is<br />
om een 0-beleid te (kunnen) voere n . 6<br />
0-BELEID<br />
In het begin van de jaren '90 ontstond bij gemeenten meer en meer de behoefte om ook<br />
op bestuurlijke wijze op te treden tegen de drugoverlast en daarmee gepaard gaande aantastingen<br />
van de openbare orde en van het leef- en woonklimaat. Gemeenten gingen,<br />
naast de strafrechtelijke aanpak en het strafrechtelijk gedoogbeleid, een eigen beleid voeren<br />
en werden actiever in het inzetten van bestuurlijke maatregelen om drugsoverlast te<br />
beheersen en/of te bestrijden. Hierboven is in dit verband reeds gewezen op het ontstaan<br />
van het zogenaamde 0-beleid.<br />
WET VICTORIA<br />
Om de mogelijkheden voor bestuurlijk optreden van passende bevoegdheden te voorzien,<br />
zijn in de afgelopen jaren een aantal specifieke bestuurlijke bevoegdheden in het leven<br />
geroepen. In het bijzonder gaat het daarbij om mogelijkheden voor de burgemeester om<br />
panden waar drugshandel plaatsvindt te kunnen sluiten. Het gaat enerzijds om de mogelijkheid<br />
om op grond van de gemeentewet (art. 174a) woningen die als drugspand gebruikt<br />
worden te sluiten. De behoefte aan een dergelijke specifieke bepaling ontstond toen de<br />
Raad van State oordeelde dat de sluiting van een woning die als drugspand werd gebruikt,<br />
een inbreuk op het in artikel 10 van de Grondwet neergelegde recht op bescherming van<br />
de persoonlijke levenssfeer opleverde, en om die reden enkel gebaseerd kon zijn op een<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 36
4. CASESTUDIES<br />
specifieke bij of krachtens de wet gegeven bepaling. Een bepaling in de algemene plaatselijke<br />
vero rdening was derhalve ontoereikend om een als drugspand gebruikte woning<br />
te kunnen sluiten.7 Deze aanpassing van de Gemeentewet uit 1997 staat bekend als de<br />
Wet Victoria. Anderzijds biedt de Opiumwet (art. 13b) sinds 1999 de mogelijkheid voor<br />
de burgemeester om op te treden tegen drugshandel in voor het publiek toegankelijke<br />
lokalen en daarbij behorende erven. Deze wijziging van de Opiumwet staat bekend als de<br />
Wet Damocles.8<br />
EXPLOITATIEVERGUNNINGEN EN VERBLIJFSVERBODEN<br />
Naast deze 'bijzondere' sluitingsmogelijkheden, kunnen ten aanzien van horecagelegenheden<br />
in een plaatselijke verordening door een gemeente nadere voorwaarden verbonden<br />
worden aan het (mogen) exploiteren van een horecagelegenheid. Het gaat hierbij om de<br />
zogenaamde exploitatievergunningen. Naast de mogelijkheden om tot tijdelijke of permanente<br />
sluiting over te gaan of om een exploitatievergunning verplicht te stellen, worden<br />
ook wel verblijfsverboden gebruikt. Verblijfsverboden vinden hun basis in een plaatselijke<br />
verordening. Zij komen er op neer, dat personen in bepaalde gevallen voor een bepaalde<br />
periode de toegang tot een deel van de openbare ruimte, meestal een bepaald gebied, kan<br />
worden ontzegd. In de praktijk worden dergelijke verblijfsverboden namens de burgemeester<br />
opgelegd door de politie.<br />
4.3.3 DE AANPAK IN ZEEUWS-VLAANDEREN<br />
De drugproblematiek in Zeeuws-Vlaanderen heeft nadrukkelijk een gre n s o v e r s c h r i j d e n d<br />
aspect: het drugtoerisme. Kenmerkend is het grote aantal 'buitenlandse' klanten en een<br />
drugsaanbod (o.a. het aantal coffeeshops) dat beduidend groter is dan de eigen lokale<br />
'markt' zou 'vereisen'. In die zin nemen de Zeeuws-Vlaamse gemeenten een bijzondere<br />
positie in. De vraag naar, en mede daardoor het aanbod van drugs, overstijgen de op<br />
zich 'rustige' lokale markt. De noodzaak om (ook) bestuurlijk op te treden kan dan ook<br />
voor een belangrijk deel in de geografische positie en het daaruit voortvloeiende drugstoerisme<br />
gevonden word e n .<br />
HULST: O-BELEID<br />
In de gemeente Hulst speelt de burgemeester een centrale en actieve rol in de bestrijding<br />
van drugs en drugsoverlast. Het betreft daarbij de handel in softdrugs en de daarmee<br />
gepaard gaande overlast. De problemen rondom softdrugs zijn begin jaren '90<br />
ontstaan en daarna (snel) gegroeid. Mede in reactie daarop is in 1994 de algemene<br />
plaatselijke vero rdening aangepast. Sindsdien is voor horecagelegenheden, waaro n d e r<br />
c o ffeeshops, een exploitatievergunning vereist en komen de verg u n n i n g v o o r w a a rden er<br />
op neer, dat geen vergunning verleend wordt als redelijkerwijs kan worden aangenomen<br />
dat drugs bij de exploitatie een rol zullen spelen. Als na het verlenen van een verg u nning<br />
blijkt dat drugs (alsnog) een rol spelen, wordt de vergunning ingetrokken. Deze<br />
handelwijze komt er in de praktijk op neer, dat coffeeshops (geheel) verboden zijn. In<br />
1995 is dit zogenaamde 0-beleid officieel vastgelegd in de Beleidsnota softdrugs in<br />
o p e n b a re inrichtingen. In 1999 is het beleid ten aanzien van de exploitatieverg u n n i n g e n<br />
aangescherpt en (hernieuwd) vastgelegd. Hulst was en is de enige Zeeuws-Vlaamse<br />
gemeente waar het 0-beleid als officieel beleid wordt gehanteerd. De nieuwe bevoegdheden<br />
in de Wet Damocles en de Wet Victoria zijn in Hulst eveneens omgezet in off icieel<br />
beleid. Ook deze bevoegdheden worden gebruikt in het kader van het 0-beleid.<br />
De samenwerking en de te nemen maatregelen in dit opzicht zijn in een tweetal beleidsdocumenten<br />
uit 2000 vastgelegd.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 37
4. CASESTUDIES<br />
TERNEUZEN: BEHEERSEN EN GEDOGEN<br />
In Terneuzen stamt het eerste beleidsdocument ten aanzien van drugs uit 1992. De handel<br />
in drugs en de daarmee samenhangende problematiek gaven echter vooral daarna,<br />
met name in de binnenstad in de periode vanaf 1993, aanleiding tot ernstige problemen.<br />
De ruimste schattingen kwamen toendertijd uit op zo'n 70 drugspanden, waaronder een<br />
groot aantal woningen. Waarschijnlijk was een aantal van rond de 40 verkooppunten,<br />
waaronder 25 panden waar harddrugs werden verkocht, een reëler aantal. Het aantal<br />
drugstoeristen lag op het hoogtepunt van de problemen tussen de 100 en 150 per dag. In<br />
Terneuzen wordt de landelijke lijn van beheersing en gedogen gevolgd. Terneuzen kent ten<br />
aanzien van coffeeshops en de verkoop van softdrugs vanuit woningen dan ook geen 0beleid.<br />
Het beleid is, uitgaande van de AHOJ-G-criteria, gericht op de beperking van de<br />
overlast. Hierbij ligt de nadruk op het terugdringen (en beheersbaar houden) van drugstoerisme.<br />
In de Vervolg-notitie bestrijding drugsoverlast van januari 1995 is dit als beleid<br />
vastgelegd. Als uitgangspunt worden maximaal twee coffeeshops gedoogd. De problematiek<br />
betreft naast softdrugs ook de verkoop en het gebruik van harddrugs. Ten aanzien<br />
van softdrugs is, zoals gezegd, beheersing het uitgangspunt. Ten aanzien van harddrugs<br />
is het uitgangspunt echter de bestrijding ervan. Naast de mogelijkheden om tot tijdelijke<br />
of permanente sluiting van panden (horeca en woningen) over te gaan, wordt (werd) in<br />
Terneuzen ook en met succes de maatregel van een verblijfsverbod9 gebruikt. Het verbod,<br />
met een duur van meestal 28 dagen, wordt (werd) door de politie opgelegd. In ruim de helft<br />
van de gevallen werden dergelijke verblijfsverboden opgelegd aan buitenlandse drugtoeristen.<br />
De effectiviteit en de afschrikkende werking van verblijfsverboden waren mede te<br />
danken aan het feit dat de (buitenlandse) politie van de woonplaats van betrokkene van<br />
het opleggen van verblijfsverbod op de hoogte werd gesteld. Ten tijde van het onderzoek<br />
was de openbare orde situatie zodanig, dat er in feite geen verblijfsverboden meer worden<br />
opgelegd. De samenwerking tussen verschillende instanties en de maatregelen die<br />
genomen kunnen worden, alsmede de inrichting van een centraal meldpunt voor vragen<br />
en overlast en het creëren van een opvangfaciliteit, zijn vastgelegd in het project en convenant<br />
Houdgreep van februari 1996. Ter uitvoering van het project zijn, met name ten<br />
behoeve van de opvang, overheidsgelden ontvangen. Bijzondere regels of voorzieningen<br />
voor de uitwisseling van gegevens zijn daarin niet opgenomen. In de uit 1997 stammende<br />
evaluatie van het project wordt geconcludeerd dat de ernstige overlast tot het verleden<br />
behoort en dat er 'thans (in 1997) sprake is van een beheersbare situatie'.<br />
SAMENWERKING BIJ BESTRIJDING DRUGSOVERLAST<br />
Samenvattend kan gesteld worden dat in beide gemeenten verschillende instanties<br />
samenwerken bij de beheersing en/of bestrijding van drugsoverlast, de handhaving van de<br />
openbare orde en de bevordering van een veilig leef- en woonklimaat. Het gaat dan om de<br />
gemeente, justitie en politie, bewonersverenigingen, winkeliersverenigingen, woningbouwcorporaties<br />
en hulpverlenende instanties. De samenwerking tussen deze instanties is<br />
deels in overeenkomsten en beleidsdocumenten geregeld. Deze overeenkomsten en<br />
documenten zijn nadrukkelijk gericht op de aanpak van het probleem en op de wijze waarop<br />
verschillende organisaties daarbij kunnen samenwerken en op welke wijze ieder der<br />
partijen gebruik kan en zal maken van de mogelijkheden en middelen (bevoegdheden) die<br />
aan die partij ten dienste staan. In het ene geval staat de burgemeester centraal en worden<br />
vooral de mogelijkheden van bestuurlijke acties benut: het verplicht stellen van vergunningen<br />
en bepaalde vergunningvoorwaarden en het intrekken van vergunningen of het<br />
aanzeggen van bestuursdwang (bijvoorbeeld sluiten horecagelegenheid of woonpanden)<br />
bij 'overtreding'. In het andere geval ligt de centrale rol meer bij de politie en is het ook de<br />
politie die de 'harde' maatregelen neemt (een centraal meldpunt ondergebracht bij de poli-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 38
4. CASESTUDIES<br />
tie en gefinancierd door gemeenten, verblijfsverboden opgelegd door de politie en strafrechtelijke<br />
procedures.). Ook in dat geval neemt het bestuur maatregelen zoals het 'sluiten'<br />
van drugspanden.<br />
4.3.4 INFORMATIE-UITWISSELING: NUT EN NOODZAAK<br />
Voor wat betreft de visie in deze case op het nut en de noodzaak van informatie-uitwisseling<br />
dient een onderscheid gemaakt te worden tussen 2 typen van informatie:<br />
1. algemene informatie over de wijze waarop een probleemgestuurde aanpak vormgegeven<br />
kan worden;<br />
2. concrete informatie inzake de aanpak van specifieke problemen.<br />
AD 1.<br />
Met name tijdens de expert-meeting, werd duidelijk dat er zeer nadrukkelijk een behoefte<br />
bestaat aan meer algemene informatieverkrijging en -uitwisseling. Deze uitwisseling<br />
betreft dan niet zozeer de aanpak van specifieke problemen (de sluiting panden bijvoorbeeld),<br />
maar veeleer de wijze waarop een probleemgestuurde aanpak vormgegeven kan<br />
worden. In de concrete casus werd daarbij gedacht aan voorbeeldconvenanten voor<br />
samenwerking, voorbeelden voor beleidsnotities op een specifiek gebied en aan de uitwisseling<br />
van ervaringen over hoe en op welke wijze bepaalde juridische procedures<br />
gevoerd dienen te worden.<br />
AD 2<br />
Ten aanzien van dit type informatie bestaat duidelijk geen behoefte aan specifieke samenwerkingsstructuren<br />
ten aanzien van gegevensuitwisseling. Als gevolg hiervan is een specifieke<br />
regeling over, of afspraken in het bijzonder toegesneden op informatie-uitwisseling<br />
en het gezamenlijk delen van eventuele beschikbare informatie niet voorhanden. De benodigde<br />
informatievoorziening vindt grotendeels plaats in het kader van specifieke acties en<br />
bevoegdheden. Als men van een bepaalde bevoegdheid gebruik wil maken, bijvoorbeeld<br />
het 'sluiten' van een drugspand, dan is de informatieverwerking geheel gericht op die concrete<br />
handeling. Zo is voor het intrekken van een vergunning of het aanzeggen van<br />
bestuursdwang een specifiek dossier nodig. Er zijn daarbij verschillende procedures voor<br />
de vorming van dergelijke dossiers. Dit is met name afhankelijk van het besluit, zoals<br />
mogelijk het niet verlenen van een exploitatievergunning, het intrekken van een dergelijke<br />
vergunning of al dan niet tijdelijk sluiten van een pand (coffeeshop of woning). Als het dossier<br />
aan de door de rechter gestelde eisen voldoet, zal de handhavende overheid een<br />
rechtszaak winnen (in concrete gevallen gaat het dan bijvoorbeeld om politieverslagen<br />
betreffende de observatie van het desbetreffende pand, verklaringen van een minimaal<br />
aantal kopers van drugs en een verslag van het bezoek aan een horecagelegenheid of het<br />
proces-verbaal van een 'inval'). Ook het informatietraject dat leidt tot de opdracht om een<br />
dergelijk dossier samen te stellen, is probleemgericht: tips van burgers of winkeliers en<br />
regulier, vaak mondeling, overleg tussen politie en burgemeester vormen daarvoor de<br />
basis. Deze informatiestromen zijn schriftelijk (het dossier) of veelal mondeling (tips, informatie-uitwisseling<br />
en opdrachten). Voor zover het verzamelen en het verstrekken van<br />
gegevens en informatie punt van aandacht is, concentreert deze aandacht zich op de<br />
vraag of het verzamelen en vooral het verstrekken van gegevens juridisch toelaatbaar is.<br />
M.a.w. mogen de gegevens die men wil verstrekken en dien men met elkaar wenst te<br />
delen, wel ter kennis gebracht worden van de andere samenwerkende partijen? Tot enige<br />
jaren terug werd de Wet politieregisters daarbij als een knelpunt ervaren. Met name toen<br />
de burgemeester op grond van de Wet Victoria de expliciete mogelijkheid kreeg om wonin-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 39
4. CASESTUDIES<br />
gen waar drugs verhandeld werden te kunnen sluiten, stond de Wet politieregisters aan<br />
het verstrekken van gegevens aan de burgemeester in de weg. Sinds de opname in de Wet<br />
politieregisters (art. 15, eerste lid, onder b, sub 2) van de mogelijkheid om op verzoek van<br />
de burgemeester gegevens uit een politieregister te verstrekken in het kader van de openbare<br />
orde taken van de burgemeester, behoort dat probleem tot het verleden.<br />
Voor zover er bij de onderzochte samenwerking financiële aspecten spelen, zijn deze niet<br />
gericht op de informatieverwerkingen, maar op de uitvoering van bepaalde taken. De kosten<br />
van gegevensverwerking worden, voor zover deze aanwezig zijn, gedragen door de<br />
afzonderlijke partijen. Een uitzondering hierop is het in Terneuzen ingestelde meldpunt. Dit<br />
meldpunt is gevestigd bij de plaatselijke politie en wordt door een drietal gemeenten bekostigd.<br />
Deze financiële bijdrage is echter meer gericht op het bestaan van het meldpunt en<br />
het daar werkzame personeel, en niet zozeer gericht op gegevensverwerking of databases<br />
bij dat meldpunt.<br />
Uit de case komt, zoals hiervoor al aangegeven, duidelijk naar voren dat bij de probleemgestuurde<br />
samenwerking geen behoefte aan specifieke samenwerkingsstructuren bestaat<br />
ten aanzien van gegevensuitwisseling. Dit geldt dan met name voor de bestrijding van<br />
drugoverlast in redelijk kleine gemeenten en op een vrij overzichtelijke schaal. Voorop<br />
staan de bereidheid en de mogelijkheden tot samenwerking. Gelet op het feit dat een dergelijke<br />
probleemaanpak vaak tijdelijk van aard is en voor wat de verwerking en de uitwisseling<br />
van gegevens betreft weinig complex, wordt het opzetten van een (ICT) systeem<br />
voor gegevensuitwisseling eerder gezien als belemmerend dan dat daarvan een bevorderende<br />
werking uit zou gaan. De koppeling van bestanden, een regeling voor het uitwisselen<br />
van dossiers of het stroomlijnen van bedrijfsprocessen bij de samenwerkende partners<br />
blijven in de Zeeuws-Vlaamse aanpak van de drugsproblematiek onbekende grootheden.<br />
RELEVANTE FACTOREN EN CONSEQUENTIES GEVOLGDE BELEIDSSTRATEGIE<br />
Kenmerkend bij een probleemgestuurde aanpak, waar de beheersing en bestrijding van<br />
lokale drugsproblematiek een exemplarisch voorbeeld van is, betreft de gerichtheid op<br />
een bepaalde gewenste situatie. In dit geval is dat het verzekeren van een 'rustig' leef- en<br />
woonklimaat zonder openbare ordeverstoringen. De bestuurlijk-organisatorische dimensie<br />
voert bij de bestuurlijke aanpak van lokale drugsproblemen duidelijk de boventoon. Dit is<br />
niet enkel afhankelijk van het feit dat in de gemeentewet of in een plaatselijke verordening<br />
een aantal bevoegdheden aan de burgemeester zijn toegekend, maar is in het bijzonder<br />
afhankelijk van de wijze waarop een (individuele) burgemeester zelf invulling geeft aan<br />
deze bevoegdheden. In een gemeente met een op dit terrein actieve burgemeester en bijvoorbeeld<br />
daardoor een zogenaamd 0-beleid, speelt de bestuurlijk-organisatorische<br />
dimensie een (zeer) beslissende rol.<br />
4.2.5 ESTAFETTE, NOTARIS OF NETWERK?<br />
De centrale rol van de burgemeester of van de samenwerking tussen gemeente en politie<br />
is duidelijk waarneembaar bij de lokale beheersing en/of bestrijding van de drugsproblematiek.<br />
Op het niveau van de samenwerking, kan dan ook, met name in Hulst, een centrale<br />
speler aangewezen worden. Zeker in Hulst is de burgemeester aan te merken als<br />
'spin in het web'. Gegevensuitwisseling of, beter gezegd, gegevensverkeer tussen de verschillende<br />
samenwerkende instanties staat in het teken van de opbouw van een dossier<br />
op basis waarvan bepaalde bestuurlijke maatregelen genomen kunnen worden en, in het<br />
geval van een rechterlijke procedure, overeind kunnen blijven. In die zin heeft de wijze<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 40
4. CASESTUDIES<br />
waarop gegevens binnen het samenwerkingsverband als het ware worden doorgegeven,<br />
kenmerken van een resultaat gerichte ketenbenadering. Daarbij geldt dat waar de informatie<br />
betrekking heeft op aangelegenheden 'dicht bij huis' (m.a.w. concrete informatie<br />
inzake de aanpak van specifieke problemen) uitwisseling van deze informatie en samenwerking<br />
daartoe met derde partijen (laat staan sturing daartoe van bovenaf) als onwenselijk<br />
wordt ervaren. Daarentegen staat men zeer open voor samenwerking bij het uitwisselen<br />
van algemene informatie over de wijze waarop een probleemgestuurde aanpak vormgegeven<br />
kan worden. Kortom: voor de aanpak van de drugsproblematiek in deze concrete<br />
casus geldt zeer sterk: 'baas in eigen huis.'<br />
4.4 CLIENT VOLG COMMUNICATIE STELSEL BIJ HET CENTRUM VOOR WERK EN<br />
INKOMEN NIJMEGEN<br />
In het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) werken uitvoeringsinstellingen sociale verzekeringen<br />
(uvi’s), Arbeidsvoorziening (Arbvo) en gemeentelijke sociale diensten (GSD’en)<br />
samen om hiermee de arbeidstoeleiding (en uitkeringsverstrekking) klantvriendelijker en<br />
efficiënter te maken. CWI (geen rechtspersoon) is te zien als een gemeenschappelijke<br />
front-office van de genoemde instellingen. De regio Nijmegen is een van de eerste regio’s<br />
waar de CWI-ontwikkeling is gestart. De vorming van het CWI is hier in 1997 begonnen.<br />
4.4.1 BELEIDSKADER: SAMENWERKING WERK EN INKOMEN<br />
De vorming van Centra voor Werk en Inkomen is in zekere zin een voortvloeisel van de parlementaire<br />
enquête in 1992 naar de uitvoering van sociale verzekeringswetten. Bij de parlementaire<br />
behandeling van het enquêterapport nam de Tweede Kamer een motie aan<br />
waarin wordt gepleit voor een regionale uitvoeringsstructuur waarbij de verstrekking van<br />
een uitkering en de bemiddeling naar arbeid zoveel mogelijk via één loket plaatsvindt. In<br />
1995 heeft dit geleid tot de instelling van de regiegroep Samenwerking Werk en Inkomen<br />
(SWI) door gemeenten en sociale partners. Deze regiegroep heeft uitvoerders op regionaal<br />
niveau uitgenodigd om te komen tot een plan van aanpak voor intensieve samenwerking.<br />
Hiermee kwamen min of meer bottom up allerlei samenwerkings-initiatieven tot stand.<br />
Ondanks de diversiteit van de zich ontwikkelende samenwerkingsrelaties, werd vrij snel<br />
duidelijk dat er bij de samenwerkende partijen behoefte bestond om te kunnen beschikken<br />
over een geautomatiseerd systeem van onderlinge gegevensuitwisseling. ‘De nagestreefde<br />
procesgerichte samenwerking vergde ondersteuning om gemeenschappelijk<br />
cliëntgegevens te kunnen delen’, waarbij gedacht werd aan ‘een geautomatiseerd actueel<br />
cliënt volg systeem’ (Buurmeijer 2000).<br />
SUWI EN CVCS<br />
In januari 1997 bracht de Regiegroep Samenwerking Werk en Inkomen (SWI) het advies uit<br />
aan het kabinet om de drie uitvoeringskolommen van de sociale zekerheid te laten samenwerken<br />
op het gebied van Werk en Inkomen. Tegelijk met haar advies over SWI, benadrukte<br />
de Regiegroep de noodzaak van ondersteuning van het SWI-proces op het gebied<br />
van gegevensuitwisseling. Om een stelsel te ontwikkelen dat elektronische communicatie<br />
over klanten mogelijk maakt, is in augustus 1997 de Stichting CVCS in het leven geroepen.<br />
In opdracht van het ministerie van SZW ontwikkelt en implementeert deze stichting<br />
het cliënt volg stelsel in een aantal pilots. De Stichting CVCS geeft technische, financiële<br />
en bedrijfskundige ondersteuning bij de implementatie van het CVCS.<br />
Min of meer parallel aan deze ontwikkeling van een elektronisch communicatiestelsel,<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 41
4. CASESTUDIES<br />
ondersteunt en begeleidt de veranderorganisatie Structuur Uitvoering Werk en Inkomen<br />
(vo-SUWI) sinds 1999 de vormgeving van Centra voor Werk en Inkomen. Daarmee wordt<br />
uitvoering gegeven aan de SUWI-nota van het kabinet, volgens welke er vanaf 2002 twee<br />
landelijke organisaties voor de sociale zekerheid en arbeidsvoorziening komen, te weten<br />
het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) en de Organisatie Centra Werk en<br />
Inkomen. In het najaar van 2000 is de verantwoordelijkheid voor de (verdere) ontwikkeling<br />
en het beheer van CVCS overgedragen aan de Veranderorganisatie SUWI. De stichting<br />
CVCS is daarmee opgegaan in de vo-SUWI.<br />
VAN CVCS TOT SUWINET<br />
Sinds 1998 zijn een aantal CWI’s bij wijze van test aangesloten op het CVCS, waaronder<br />
het CWI-Nijmegen. Op basis van de resultaten uit de pilots zou het ministerie van Sociale<br />
Zaken en Werkgelegenheid besluiten of het CVCS in alle Centra voor Werk en Inkomen en<br />
de daarin samenwerkende organisaties kan worden geïmplementeerd. Inmiddels is de<br />
ontwikkeling van het CVCS in het kader getrokken van een complete vernieuwing van de<br />
SUWI-informatiehuishouding. In de recente nota Grofontwerp SUWI (januari 2001) wordt<br />
de ontwikkeling van een SUWINET toegelicht, een gemeenschappelijke communicatieinfrastructuur<br />
die - voortbouwend op het CVCS - het CVCS op termijn zal vervangen. Over<br />
de gezamenlijke aspecten worden onder regie van de minister van Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid afspraken gemaakt. Private uitvoerders zoals arbodiensten en reïntegratiebedrijven<br />
zullen onder nader uit te werken voorwaarden kunnen aansluiten op de systematiek<br />
van het SUWINET (SUWI 2001-1)<br />
GEGEVENSUITWISSELING EN POLITIEK-BESTUURLIJKE DYNAMIEK<br />
De ontwikkeling van het CVCS is steeds nauw verbonden geweest met de vorming van<br />
Centra voor Werk en Inkomen. Waar het CVCS een voorwaarde was voor de samenwerking<br />
tussen uvi’s, arbeidsvoorziening en GSD’en, was de ontwikkeling ervan weer afhankelijk<br />
van de samenwerking tussen deze partijen. Door de dynamische politieke context<br />
waarin de CWI-vorming zich voltrok, was ieders rol in het CWI niet altijd even duidelijk (zo<br />
is er sprake geweest van privatisering van uvi’s), hetgeen soms een sterke wissel heeft<br />
getrokken op de samenwerking tussen de partijen en het CVCS. Tot op zeker hoogte zet<br />
deze onduidelijkheid de samenwerking en gegevensuitwisseling nog steeds onder druk.<br />
Het beleidskader Samenwerking Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) was en is nog steeds<br />
onderwerp van politieke discussies, waardoor een helder perspectief ontbreekt op de ontwikkeling<br />
van CWI’s. Lange tijd is het onduidelijk geweest op welke onderdelen uvi’s,<br />
arbeidsvoorziening en GSD’en integreren in een gemeenschappelijk CWI-loket. Concreet<br />
gaat het hierbij om de vraag waar de ‘knip’ wordt gelegd tussen de gezamenlijke front-office<br />
en de afzonderlijke back-offices.<br />
INFORMATIETECHNISCHE COMPLICATIES<br />
Naast deze politiek-bestuurlijke complexiteit en dynamiek, waren en zijn er bij de ontwikkeling<br />
van het CVCS ook informatietechnische complicaties. Zo maken organisaties in de<br />
sociale zekerheid veelal gebruik van oude automatiseringssystemen die onvoldoende zijn<br />
toegerust op gegevensuitwisseling. Dit probleem is een uitdrukking van de autonome<br />
positie die de samenwerkende CWI-partijen voorheen ingenomen hebben. Een traditie van<br />
samenwerking waarin wederzijds vertrouwen is opgebouwd, ontbreekt nog. Daarbij komt,<br />
dat de belangen van de verschillende uitvoeringskollommen in de sociale zekerheid soms<br />
te zeer uiteenlopen, om een gezamenlijke investering in de richting van standaardisatie te<br />
kunnen verantwoorden. In de reeds genoemde nota Grofontwerp SUWI - waarin de vorming<br />
van een nieuwe communicatie-infrastructuur wordt uiteengezet - wordt de autono-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 42
4. CASESTUDIES<br />
mie van de CWI-partners als voornaamste oorzaak gezien van de informatie-technische<br />
problemen die spelen bij de ontwikkeling van het CVCS. “Het gevolg van deze verdeling<br />
van <strong>verantwoordelijkheden</strong> is, dat de informatiehuishoudingen van de Uvi’s, Arbeidsvoorziening<br />
en de GSD'en weinig onderlinge samenhang vertonen. De diversiteit in oplossingen,<br />
systemen en infrastructuren is groot. Onderlinge communicatie tussen de organisaties<br />
verloopt (mede) hierdoor moeizaam. De ervaringen die zijn opgedaan met het ontwikkelen<br />
van CVCS onderstrepen die bevindingen. (..)” (SUWI, 2001-2, pg. 59)<br />
STAPSGEWIJZE ONTWIKKELING SAMENWERKING EN GEGEVENSUITWISSELING<br />
Het CVCS werd bij de start in 1998 als een erg risicovol project gezien. De complexe politieke<br />
en organisatorische context, informatietechnische complicaties en het grote aantal<br />
b e t rokken partijen (met vaak tegenstrijdige belangen) maakte de ontwikkeling van het<br />
CVCS tot een haast onmogelijke opgave. Door deze verwachting is de vorming van een<br />
e l e k t ronisch communicatiestelsel bescheiden en incrementeel ingezet in de genoemde<br />
pilots. Bedoeld als een proefneming, ontbrak het aan een uitgewerkt projectplan, heldere<br />
doelstellingen en mijlpalen en duidelijke criteria waaraan het succes of falen kon worden<br />
afgemeten. Achteraf wordt geconstateerd dat het ontbreken van strakke kaders<br />
essentieel is geweest voor de ontwikkeling van het CVCS. Het heeft ruimte gecre ë e rd om<br />
de voortgang en het verloop van het project af te stemmen op gewijzigde inzichten en<br />
omstandigheden, waarbij leerervaringen met gegevensuitwisseling maximaal konden<br />
w o rden benut (Hanraets en Versteeg 2000). Deze stapsgewijze, experimentele opzet van<br />
het CVCS heeft ook in heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de verdieping van de<br />
s a m e n w e r k i n g s relaties tussen de CWI-partners. De ontwikkeling van een elektro n i s c h<br />
communicatiestelsel bracht verschillen in gegevensstandaarden, werkprocessen en<br />
o rganisatorische belangen helder in beeld, waarmee het de betrokken partners bewust<br />
heeft gemaakt van de noodzaak om deze op elkaar af te stemmen. Door gegevensuitwisseling<br />
leerden de CWI partners te vertrouwen op de kwaliteit van de werkpro c e s s e n<br />
en de gegevens van andere organisaties (Hanraets, Heijnen en Kröner 2000). De ontwikkeling<br />
van interbestuurlijke samenwerking en -gegevensuitwisseling blijken dus hand in<br />
hand te gaan.<br />
4.4.2 HET CVCS<br />
Het Cliënt Volg Communicatie Stelsel (CVCS) heeft tot doel de samenwerking en communicatie<br />
tussen de gemeenschappelijke front-office en back-offices van de verschillende<br />
CWI-partners te ondersteunen. Het CVCS-intranet is een soort besloten Internet, waarop<br />
alleen regionale Centra voor Werk en Inkomen en de daarin samenwerkende organisaties<br />
worden aangesloten. Via CVCS kan door deze organisaties worden gecommuniceerd<br />
(CVCS 2000). Het CVCS is - zoals de naamgeving al aanduidt - een klantgestuurde uitwisseling<br />
van gegevens. Het doel van het CVCS is dat de samenwerkende partijen tijdens<br />
de begeleiding van klanten via CVCS relevante gegevens van klanten voor arbeidstoeleiding<br />
en uitkeringsverstrekking kunnen vastleggen en uitwisselen.<br />
VIER FUNCTIES<br />
CVCS valt uiten in vier verschillende, in de praktijk nauw verbonden functies.<br />
1. De eerste functie, waarmee in de pilots de meeste ervaring is opgedaan is de gemeenschappelijke<br />
intakemodule. De CVCS intakefunctie legt de gegevens van de gemeenschappelijke<br />
intake vast en stelt deze via een elektronisch intakebericht beschikbaar aan<br />
de CWI-partijen die samenwerken voor een klant.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 43
4. CASESTUDIES<br />
2. De tweede functie heeft betrekking op de uitwisseling van klantgegevens via e-mail.<br />
Centra voor Werk en Inkomen, sociale diensten, Uvi's en arbeidsbureaus kunnen via<br />
CVCS elektronische post berichten naar elkaar sturen over (mutatie van) cliëntgegevens.<br />
3. De derde functie behelst het inzien van cliëntgegevens door de inkijk van bestanden. De<br />
samenwerkende organisaties kunnen via een verwijsindex bij elkaar relevante gegevens<br />
raadplegen aan de hand van het Sofi-nummer van een klant.<br />
4. De vierde functie heeft betrekking op de standaardisatie en formalisatie van de uitwisseling<br />
van cliëntgegevens. Wanneer er bij één organisatie een cliëntgegeven wijzigt, wordt<br />
dit volgens een vast format automatisch gemeld aan de andere partners. Zo blijft de informatie<br />
over klanten juist, actueel en eenduidig. Het gaat alleen om veranderingen in de situatie<br />
van klanten die relevant zijn voor het arbeidstoeleidingsproces en uitkeringverstrekking<br />
(CVCS 1999).<br />
4.4.3 CVCS BIJ HET CWI - NIJMEGEN<br />
Het Centrum voor Werk en Inkomen Nijmegen is een samenwerkingsverband (zonder<br />
rechtspersoonlijkheid) waarin Arbeidsvoorziening (Arbeidsbureau Nijmegen), gemeenten<br />
(Nijmegen en de regiogemeenten Beuningen, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn,<br />
Mook & Middelaar en Ubbergen) en uitvoeringsinstellingen (GAK Arnhem-Nijmegen,<br />
Cadans, SFB, GUO) participeren. Dit samenwerkingsverband is gericht op een gemeenschappelijke<br />
front-office waarin de intake plaatsvindt van werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden,<br />
waar vacatures worden gepresenteerd en wordt bemiddeld en verwezen<br />
naar vacatures. Verder geeft het CWI-loket informatie en advies over arbeidsmarkt, beroepen,<br />
scholing, uitkeringen, vacatures en sollicitatiebegeleiding. Deze werkzaamheden<br />
worden verricht door medewerkers van de genoemde CWI-partners, die bij het CWI gedetacheerd<br />
zijn. Zij functioneren onder leiding van een CWI-manager, die verantwoordelijk is<br />
voor de organisatie en bedrijfsvoering van het CWI. De algemene leiding van het CWI is in<br />
handen van de stuurgroep CWI waarin vertegenwoordigers namens Arbeidsvoorziening,<br />
afzonderlijke uitvoeringsinstellingen, de gemeente Nijmegen en de gezamenlijke regiogemeenten<br />
zitting hebben. De te leveren prestaties van het CWI en de bijdragen hieraan door<br />
de deelnemende organisaties zijn vastgelegd in een managementcontract en deelovereenkomsten<br />
tussen CWI en afzonderlijke partners.<br />
Door de instelling van een CWI-manager met een eigen verantwoordelijkheid voor de<br />
bedrijfsvoering van de gezamenlijke front-office-organisatie en het CWI-managementcontract,<br />
heeft het CWI een duidelijk eigenstandige rol gekregen ten opzichte van de CWIpartners.<br />
Dit in tegenstelling tot de meeste andere CWI’s in Nederland, die door de CWIpartners<br />
gezamenlijk worden bestuurd. De CWI-organisatie in Nijmegen is door zijn eigenstandige<br />
rol minder bevattelijk voor belangentegenstellingen en meningsverschillen tussen<br />
de deelnemende organisaties. Betrokkenen geven aan dat dit een belangrijke bijdrage<br />
heeft geleverd aan de ontwikkeling van het CWI in Nijmegen.<br />
VERSCHILLEN IN GEGEVENSVERWERKING EN INFORMATIEBEHOEFTES<br />
De samenwerking en gegevensuitwisseling tussen uvi’s, arbeidsvoorziening en GSD’en in<br />
de regio Nijmegen brengt een aantal verschillen in gegevensverwerking en informatiebehoeftes<br />
aan het licht. Waar uvi’s voldoende hebben aan het postadres van een cliënt, dienen<br />
GSD’en te beschikken over het feitelijke woonadres van de uitkeringsgerechtigde. In<br />
een aantal gevallen zijn deze verschillen zeer nauw verbonden met de onderscheiden<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 44
4. CASESTUDIES<br />
doelstellingen van iedere organisatie en daardoor moeilijk overbrugbaar. Het<br />
Arbeidsbureau wil alle relevante werkervaring van cliënten om hen te kunnen bemiddelen<br />
naar werk of arbeidstoeleidingstracjecten; terwijl de GSD deze informatie gebruikt om te<br />
kunnen bepalen of er sprake is van bijstandsfraude. Voor cliënten levert dit soms lastige<br />
situaties op omdat dezelfde informatie voor verschillende doeleinden - ten gunste én ten<br />
nadele van de cliënt - wordt gebruikt. “Moet ik bij mijn intake als werkzoekende mijn ‘zwarte’<br />
bijbaantje als oppasmoeder nu melden of niet?” Cliënten worden zo min of meer gestimuleerd<br />
om bepaalde informatie achter te houden, hetgeen de kwaliteit van de cliëntgegevens<br />
niet ten goede komt.<br />
EENRICHTINGSVERKEER<br />
Waar het gaat om het gebruik van het CVCS en de gegevensuitwisseling die hierbinnen<br />
plaatsvindt, lijkt er in de praktijk de regio Nijmegen sprake van eenrichtingsverkeer. Het<br />
CWI en de GSD’en maken meer gebruik van het CVCS en vanwege hun grotere behoefte<br />
aan cliëntgegevens van andere CWI-partners, terwijl uvi’s voor hun functioneren minder<br />
afhankelijk zijn van gegevensuitwisseling in het CVCS. Betrokkenen geven aan dat ook de<br />
financieringssystematiek (geen financiering naar uitstroom maar naar cliëntenbestand) van<br />
de uvi’s ertoe leidt dat samenwerking en gegevensuitwisseling geen hoge prioriteit heeft.<br />
<strong>Van</strong> wederkerige informatierelaties lijkt in de praktijk daarom geen sprake. Het belang van<br />
de gegevensuitwisseling is voor de verschillende CWI-partners immers verschillend.<br />
Voortdurende dynamiek bij uitvoeringsinstellingen en specifieke financieringssystematiek<br />
zorgen ervoor dat de betrokkenheid en medeverantwoordelijkheid voor het CWI (en daarmee<br />
ook het CVCS) minder sterk beleefd wordt.<br />
NUT EN NOODZAAK<br />
De nut en noodzaak van elektronische gegevensuitwisseling wordt wat minder sterk<br />
gevoeld in de regiogemeenten, waar de bijstandspopulatie vrij gering is. Dit terwijl er voor<br />
de volledige invoering van het CVCS forse technische investeringen moeten word e n<br />
gedaan. Zo moet de bandbreedte voor het elektronische berichtenverkeer worden verg ro o t .<br />
Ook dienen er extra software modules aangeschaft te worden omdat de CVCS-software<br />
niet aansluit op het aanwezige GSD-pakket. Daarbij komt dat werkprocessen opnieuw<br />
moeten worden ingericht. Hoge prioriteit heeft dit niet: “Het gaat bij ons maar om 30 bijstandscliënten,<br />
zo’n grote investering wordt hier niet door gere c h t v a a rdigd.” In een aantal<br />
regiogemeenten wordt de uitwisseling van cliëntgegevens daarom nog per post gedaan.<br />
ESTAFETTE, NOTARIS OF NETWERK?<br />
De vraag of de gegevensuitwisseling door middel van het CVCS bij het CWI-Nijmegen<br />
te karakteriseren is als een estafettebenadering (waarbij iedere organisatie re l e v a n t e<br />
cliëntgegevens ‘doorgeeft’ aan de direct volgende partner in de keten) of als een netwerkbenadering<br />
(waarbij iedere organisatie zijn informatiesysteem geheel of gedeeltelijk<br />
toegankelijk maakt voor zijn ketenpartners) is moeilijk te beantwoorden. In strikte zin<br />
ontstaat er door het CVCS geen nieuw, geïntegre e rd informatiesysteem, maar worden er<br />
gegevens uitgewisseld tussen afzonderlijke informatiesystemen. De CWI-partners blijven<br />
zelf verantwoordelijk voor de opslag en verwerking van cliëntgegevens (CVCS<br />
1999). Er is dan sprake van een estafettebenadering: de uitgewisselde informatie volgt<br />
de klant. Feitelijk vertoont het CVCS - zeker met het verder ontwikkelen van de inkijkfunctie<br />
- ook trekken van een netwerk, waarbij de CWI-partners hun informatiesystemen<br />
gedeeltelijk voor elkaar openstellen. Ieders verantwoordelijkheid voor zijn eigen informatiesysteem<br />
wordt meer en meer een collectieve verantwoordelijkheid voor een gezamenlijk<br />
netwerk van systemen. De vorming van de gemeenschappelijke informatie-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 45
4. CASESTUDIES<br />
infrastructuur SUWINET en de herverdeling van taken- en <strong>verantwoordelijkheden</strong> tussen<br />
de CWI-partners voltooien die ontwikkeling.<br />
Ook in de bestuurlijke praktijk is er formeel sprake van een estafettebenadering, waarbij<br />
iedere organisatie verantwoordelijk is voor zijn eigen werkprocessen. Met het versterken<br />
van het eigenstandige karakter van het CWI-kantoor ontwikkelt zich een notaris-benadering<br />
met een min of meer onafhankelijke ‘derde partij’ die lokettaken verricht voor de aangesloten<br />
organisaties. Tussen de formele en feitelijke aard van de samenwerking in het<br />
CWI en gegevensuitwisseling door middel van het CVCS, doen zich dus allerlei discrepanties<br />
voor. Hoewel het nog onduidelijk is wat de gevolgen hiervan zijn, lijken er een aantal<br />
problemen op te doemen. De genoemde discrepanties staan niet alleen het nemen en<br />
erkennen van gezamenlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij de gegevensuitwisseling in de weg,<br />
maar maken het ook lastig om deze in te bedden in samenwerkingsrelaties.<br />
DE GEEST VAN DE WPR<br />
De genoemde discrepantie tussen formele en feitelijke aard van de gegevensuitwisseling<br />
houdt niet alleen verband met de pilot-fase waarin het CVCS (en de CWI-vorming) zich<br />
bevindt, maar heeft vooral te maken met de kaders die de (nog) vigerende privacywetgeving<br />
(Wet Persoons Registraties, WPR) aan de ontwikkeling van het CVCS stellen. Omdat<br />
de WPR specifieke eisen stelt aan (<strong>verantwoordelijkheden</strong> rondom) het ontstaan en<br />
bestaan van geïntegreerde persoonsregistraties, is bij de ontwikkeling van het CVCS<br />
steeds uitgegaan van gegevensuitwisseling tussen gescheiden persoonsregistraties. De<br />
WPR heeft zo het formuleren van gemeenschappelijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor de<br />
aard en kwaliteit van de uitgewisselde gegevens gehinderd: omdat de schijn van integratie<br />
van registraties moet worden vermeden werden de afzonderlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
van verschillende ‘houders van persoonsregistraties’ juist benadrukt. De nieuwe, dit jaar in<br />
werking te treden privacywetgeving (Wet bescherming persoonsgegevens, WBP) spreekt<br />
niet meer van persoonsregistraties maar van gegevensverwerking, en kent ook niet meer<br />
het onderscheid tussen publieke en private organisaties. Concluderend kunnen we stellen<br />
dat de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij de gegevensuitwisseling in het CVCS<br />
sterkt bepaald is door de eisen die de WPR stelt. De nieuwe privacy-wetgeving van de<br />
WBP lijkt mogelijkheden te bieden voor een andere verantwoordelijkheidsverdeling die<br />
meer recht doet aan de zich ontwikkelende situatie. In de recente nota Grofontwerp SUWI,<br />
waarin de vernieuwing van de ICT-architectuur voor CWI’s wordt uiteengezet, wordt daarom<br />
al gesproken van het ‘delen van gegevens’<br />
INLICHTINGENBUREAU<br />
Als laatste constatering ten aanzien van de ontwikkeling en toekomstige functie van het<br />
CVCS moet worden gewezen op het zogenaamde inlichtingenbureau. Het<br />
Inlichtingenbureau (IB), dat de controle op het rechtmatig toekennen van een bijstandsuitkering<br />
moet ondersteunen, wordt ontwikkeld door de Stichting CVCS en maakt gebruik<br />
van de CVCS-infrastructuur. Daarmee wordt een nieuw, accent gelegd op de doelstellingen<br />
van het CVCS, waarmee de aard en het karakter van de gegevensuitwisseling kan<br />
gaan veranderen. Naast een klantgestuurde gegevensuitwisseling, wordt het CVCS ook<br />
een probleem (i.c. fraude) -gestuurde gegevensuitwisseling. Naast de vraag wat dit betekent<br />
voor de betrokkenheid van de verschillende CWI-partners en de wijze waarop de verantwoordelijkenden<br />
voor de gegevensuitwisseling worden verdeeld, speelt ook de vraag<br />
wie uiteindelijk verantwoordelijk is voor het gebruik van de CVCS-infrastructuur. Temeer<br />
omdat het CVCS nu ook al gebruikt wordt voor andere doeleinden dan het uitwisselen van<br />
gegevens over gezamenlijke cliënten. Zo maakt het CVCS het mogelijk om de werkgever<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 46
4. CASESTUDIES<br />
te achterhalen van onwillige debiteuren van een GSD met een onbekende verblijfplaats,<br />
waarmee de feitelijke verblijfplaats snel bekend is. Deze onbedoelde functionaliteit is er<br />
een van velen die nog ontwikkeld kunnen worden. Hoewel de Stichting CVCS (en zijn<br />
opvolger vo-SUWI) het gebruik van het CVCS monitort en oneigenlijk gebruik bestrijdt, is<br />
het niet duidelijk wie de scheidslijn tussen eigenlijk en oneigenlijk gebruik vaststelt en hier<br />
verantwoordelijk voor is. Het antwoord op deze vraag zal liggen in de manier waarop<br />
gedeelde normen over gegevensuitwisseling in het netwerk van CWI-partners tot ontwikkeling<br />
komt.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 47
5.<br />
VERANTWOORDE VERDELING:<br />
CONCLUSIES EN SCENARIO'S
5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />
5.1 ALGEMEEN<br />
In dit verkennend onderzoek naar verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling stond een drietal vragen centraal:<br />
■ Hoe is in bestaande processen van interbestuurlijke gegevensuitwisseling de verantwoordelijkheidsverdeling<br />
geregeld?;<br />
■ Welke informatietechnische, juridische en politiek-institutionele afwegingscriteria zijn<br />
van invloed op de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> tussen overheden?<br />
■ Op welke informatietechnische, juridische en politiek-institutionele argumenten zou een<br />
algemene verantwoordelijkheidsverdeling binnen interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
kunnen worden gegrond?<br />
Alle drie de onderzoeksvragen hebben betrekking op één centrale vraag: is er op basis van<br />
de verschillende regimes voor verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling die in de praktijk bestaan en ontstaan, in zijn algemeenheid<br />
een grondslag te destilleren voor de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling?<br />
Om deze vraag alsmede de concrete onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, is voor<br />
een meervoudige benaderingswijze gekozen die tegemoetkomt aan de diversiteit van<br />
interbestuurlijke relaties en de specifieke eigenschappen van de interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
die hiermee verbonden zijn. Hiertoe zijn in het onderzoek vier samenhangende<br />
maar onderscheiden dimensies van verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling onderscheiden: een informatietechnische, juridische, politiek-bestuurlijke<br />
en financiële dimensie. Deze dimensies zijn verkend middels een literatuurstudie<br />
alsmede een tweetal casestudies.<br />
5.2 EERSTE ONDERZOEKSVRAAG: CONTEXTUELE DIVERSITEIT<br />
Zoals de literatuurverkenningen en de casestudies laten zien, spelen op iedere dimensie<br />
andere factoren en omstandigheden die van invloed zijn op de problematiek van<br />
v e r a n t w o o rd e l i j k h e i d s v e rdeling. Dit betekent dat het antwoord op de eerste onderzoeksvraag<br />
"Hoe is in bestaande processen van interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
de verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling geregeld?" geen eenduidig antwoord valt te geven.<br />
Het antwoord zal iedere keer afhangen van de specifieke contextuele omstandigheden<br />
die worden beïnvloed door informatietechnische, juridische, politiek-bestuurlijke en<br />
financiële factoren. Hoe divers deze factoren kunnen zijn en hoe beïnvloedend bepaalde<br />
van deze factoren daarbij kunnen zijn, tonen de twee casestudies: ze vormen als het<br />
w a re twee extremen bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling en de verantwoord e l i j kh<br />
e i d s v e rdeling daarbij.<br />
5.3 TWEEDE ONDERZOEKSVRAAG: RELEVANTE DIMENSIES<br />
De tweede onderzoeksvraag concentreerde zich op de diverse afwegingscriteria die van<br />
invloed op de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> tussen overheden. Welke informatietechnische,<br />
juridische en politiek-institutionele afwegingscriteria zijn dit? We constateerden<br />
in het onderzoek dat aan deze drie criteria,of liever gezegd dimensies, een vierde toegevoegd<br />
diende te worden: financieel-economische criteria.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 50
5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />
5.3.1 INFORMATIETECHNISCHE DIMENSIE<br />
De informatie-technische dimensie betreft met name de compatibiliteit en kwaliteit van<br />
systemen en gegevens. Het ontwikkelen van samenwerkingsrelaties en de gegevensuitwisseling<br />
die hiermee verbonden is, stuit vaak op het ontbreken van gegevensstandaarden<br />
en een technische infrastructuur die het uitwisselen van gegevens mogelijk maakt.<br />
Zoals de casus CVCS liet zien, werd de onderlinge communicatie in de sector werk en<br />
inkomen sterk gehinderd door het bestaan van oude automatiseringssystemen die onvoldoende<br />
waren toegerust op gegevensuitwisseling. Waar de <strong>verantwoordelijkheden</strong> op dit<br />
punt gescheiden zijn, bestaat het gevaar dat de informatiehuishoudingen van de samenwerkende<br />
partners weinig samenhang vertonen. Bij een aantal interbestuurlijke gegevensuitwisselings-relaties<br />
is daarom een - al dan niet onafhankelijke - organisatie ingesteld die<br />
het ontwikkelen van een gemeenschappelijke informatiehuishouding ondersteunt en toeziet<br />
op de compatibiliteit en kwaliteit van systemen en gegevens blijkt onmisbaar. Het<br />
lopende project stroomlijning basisgegevens en het stelsel van authentieke registraties dat<br />
in dit kader ontworpen dient te worden, geeft hieraan een extra impuls. Voorwaarde hiervoor<br />
is wel dat er wettelijke en andere regelingen worden getroffen die organisaties de<br />
mogelijkheid geven om met de gegevens uit authentieke registraties op dezelfde wijze om<br />
te gaan als met gegevens uit de eigen registraties.<br />
5.3.2 POLITIEK-BESTUURLIJKE DIMENSIE<br />
De politiek-bestuurlijke dimensie heeft betrekking op de machts- en gezagsverhoudingen<br />
waarbinnen interbestuurlijke gegevensuitwisseling tot stand komt en die tegelijkertijd door<br />
interbestuurlijke gegevensuitwisseling wordt gewijzigd. Zo vloeit het uitwisselen van gegevens<br />
enerzijds voort uit het erkennen van wederzijdse afhankelijkheden, terwijl het anderzijds<br />
afhankelijkheden versterkt en nieuwe afhankelijkheden oproept. Politiek-bestuurlijke<br />
aspecten zijn dus niet alleen de context maar ook het object van interbestuurlijke gegevensuitwisseling.<br />
Beiden blijken in voortdurende wisselwerking met elkaar. Zoals een van<br />
de casestudies liet zien, heeft de ontwikkeling van de interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
geleid tot een verdere verdieping van de interbestuurlijke samenwerking. De ontwikkeling<br />
van een elektronisch communicatiestelsel bracht verschillen in gegevensstandaarden,<br />
werkprocessen en organisatorische belangen helder in beeld, waarmee het de<br />
betrokken partners bewust heeft gemaakt van de noodzaak om deze op elkaar af te stemmen.<br />
Door gegevensuitwisseling leerden de samenwerkende besturen te vertrouwen op<br />
de kwaliteit van de werkprocessen en de gegevens van andere organisaties. Het ontwikkelen<br />
van interbestuurlijke samenwerkingsrelaties en het maken van afspraken over <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
voor interbestuurlijke gegevensuitwisseling gaan in de praktijk vaak<br />
hand in hand. Voorwaarde hiervoor is wel dat er op een meer abstract niveau de sprake is<br />
van politiek-bestuurlijke stabiliteit. Beide casestudies tonen de effecten van politiekbestuurlijke<br />
dynamiek of de afwezigheid hiervan op het ontstaan van regime voor verantwoordelijkheidsverdeling<br />
bij interbestuurlijke informatierelaties: als de interbestuurlijke<br />
samenwerking politiek omstreden is en er derhalve onduidelijkheid bestaat over de rol en<br />
positie van de samenwerkende partners, zullen gemeenschappelijke <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
op het gebied van gegevensuitwisseling minder snel worden erkend en genomen.<br />
5.3.3 JURIDISCHE DIMENSIE<br />
In de juridische dimensie gaat het met name om de wet- en regelgeving ten aanzien van<br />
de uitwisseling van gegevens tussen besturen en andere publieke organisaties. Uit het<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 51
5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />
onderzoek blijkt dat de privacywetgeving een belangrijke constituerend element is voor de<br />
verschillende regimes van verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling.<br />
Omdat de Wet persoonsregistraties (WPR) specifieke eisen stelt aan het ontstaan<br />
en bestaan van geïntegreerde persoonsregistraties, is er bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
vaak voor gekozen om deze (soms min of meer kunstmatig) te scheiden.<br />
Om de schijn van integratie van registraties te vermijden zijn de afzonderlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
van verschillende ‘houders van persoonsregistraties’ juist benadrukt. Het<br />
nemen van gemeenschappelijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor de aard en de kwaliteit van<br />
de uit te wisselen gegevens is hierdoor ernstig gehinderd. De nieuwe, dit jaar in werking<br />
te treden, privacywetgeving (Wet bescherming persoonsgegevens, WBP) belooft in dit<br />
opzicht grote verbeteringen. Het laat niet alleen verschillende varianten van verantwoordelijkheidsverdeling<br />
toe, maar biedt ook een juridisch instrumentarium voor het vastleggen<br />
van de <strong>verantwoordelijkheden</strong> van iedere deelnemende instelling of organisatie.<br />
5.3.4 FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />
De financieel-economische dimensie van interbestuurlijke gegevensuitwisseling gaat in op<br />
de betekenis van de kosten die hiermee gemoeid zijn en de baten die het oplevert. Hoewel<br />
dit voor de ontwikkeling van interbestuurlijke gegevensuitwisseling en relevante dimensie<br />
is, speelt deze bij de verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien hiervan een ondergeschikte<br />
rol. De 'ongrijpbaarheid' van financieel-economische factoren, de moeilijkheid om<br />
kosten en baten van gegevensuitwisseling kwantificeerbaar te maken en te voorspellen is<br />
hier waarschijnlijk debet aan, evenals het gegeven dat de verdeling van kosten en baten<br />
in de praktijk zeer nauw verbonden is met machts- en gezagsverhoudingen en de regels<br />
en afspraken hierover.<br />
5.4 DE DERDE ONDERZOEKSVRAAG: OVERHEIDSBELEID EN VERANTWOORDE-<br />
LIJKHEIDSVERDELING: DRIE SCENARIO'S<br />
De voornoemde conclusies die uit de casestudies alsmede de analyse van de dimensies<br />
van verantwoordelijkheidsverdeling zijn af te leiden, bieden tevens de opmaat tot het<br />
beantwoorden van de derde onderzoeksvraag: "Op welke informatietechnische, juridische<br />
en politiek-institutionele argumenten zou een algemene verantwoordelijkheidsverdeling<br />
binnen interbestuurlijke gegevensuitwisseling kunnen worden gegrond?" Uit het onderzoek<br />
wordt duidelijk dat er geen sprake kan zijn van een algemeen scenario voor verantwoordelijkheidsverdeling<br />
bij interbestuurlijke samenwerking. Uit zowel de casestudies als<br />
de literatuurverkenning inzake samenwerking bij gegevensuitwisseling in de openbare<br />
sector blijkt dat de realiteit van de praktijkvloer zich kenmerkt door een enorme schakering<br />
aan context-afhankelijke factoren die de specifieke omstandigheden van de samenwerking<br />
bepalen. In ieder afzonderlijke situatie interfereren de vier dimensies op een<br />
geheel specifieke wijze. Het is derhalve een illusie te denken dat één raamwerk is te presenteren<br />
om de verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
op een uniforme wijze te sturen en in te kaderen.<br />
Dan treedt de vraag naar voren welke mogelijkheden de rijksoverheid dan wel heeft om de<br />
regimes van verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling te<br />
sturen en daarmee kwalitatief te verbeteren? Vragen die in dit verband beantwoord dienen<br />
te worden zijn: moet de rijksoverheid op enkele onderdelen zelf <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
nemen? Welke verschillende sturingsmogelijkheden zijn er voorstelbaar? Wat zijn de vooren<br />
nadelen hiervan? Om deze vragen te kunnen beantwoorden zijn drie verschillende sce-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 52
5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />
nario's ontwikkeld die ieder een ander perspectief schetsen op de rol van de rijksoverheid<br />
en de beschikbare sturingsmogelijkheden bij het ontwikkelen van regimes voor verantwoordelijkheidsverdeling<br />
bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling. In het eerste laissezfaire-scenario<br />
is de verantwoordelijkheidsverdeling vooral een zaak van de organisaties en<br />
instanties die gegevens uitwisselen. In het tweede faciliterings-scenario schept de rijksoverheid<br />
een aantal randvoorwaarden waarbinnen interbestuurlijke gegevens-uitwisselings-relaties<br />
en verantwoordelijkheidsverdeling zich kunnen ontwikkelen. In het laatste<br />
centralistische scenario worden deze regimes van hogerhand min of meer dwingend<br />
opgelegd en neemt de rijksoverheid een aantal <strong>verantwoordelijkheden</strong> op het gebied van<br />
interbestuurlijke gegevensuitwisseling op zich.<br />
5.4.1 HET LAISSEZ-FAIRE-SCENARIO: RUIMTE GEVEN AAN DYNAMIEK EN VARIETEIT<br />
In dit scenario kiest de rijksoverheid ervoor om geen coördinerende rol te spelen op het<br />
gebied van interbestuurlijke gegevensuitwisseling en de hierbij aan de orde zijnde verantwoordelijkheidsverdeling.<br />
Met andere woorden, de overheid laat de ontwikkelingen en dus<br />
ook het al dan niet bestaan van afspraken rondom verantwoordelijkheidsverdeling over<br />
aan de praktijk. Aan een dergelijke keuze is een aantal voor- en nadelen verbonden.<br />
VOORDELEN:<br />
De voordelen van deze ontwikkelingsrichting liggen vooral op het vlak van de flexibiliteit.<br />
Door de verantwoordelijkheid voor het interbestuurlijke gegevensverkeer geheel en al bij<br />
de betrokken organisaties te leggen kan, zoals uit de casus Zeeuws-Vlaanderen blijkt,<br />
worden ingespeeld de specifieke context waarin de samenwerking en gegevensuitwisseling<br />
tot stand komt en de verschillende ontwikkelingen die zich hierin voltrekken. Omdat<br />
hiermee tevens ruimte wordt gegeven aan dynamiek en variëteit, kan maatwerk in de uitvoering<br />
worden geboden.<br />
NADELEN:<br />
Er gaat meestal nogal wat tijd overheen voordat een bevredigende gegevensuitwisseling<br />
en bijbehorende verantwoordelijkheidsverdeling tot stand is gebracht. Daarnaast impliceert<br />
het bieden van maatwerk dat er niet teveel vooraf kan worden vastgelegd. De efficiency<br />
van de gegevensuitwisseling zal daarom noodzakelijkerwijs sub-optimaal zijn. In<br />
feite wordt het wiel telkens opnieuw uitgevonden. Voor de doorzichtigheid en eenduidigheid<br />
van de verantwoordelijkheidsverdeling geldt hetzelfde. Veelal zal het proces van verantwoordelijkheidsverdeling<br />
intransparant zijn voor de mensen buiten het proces. Een<br />
ander soort probleem is dat er in dit scenario moeilijk duurzame (bestendige) informatierelaties<br />
kunnen ontstaan, waarbinnen expertise en leerervaringen tot ontwikkeling worden<br />
gebracht. Kort gezegd, geldt bij dit scenario: "het loopt, of het loopt niet".<br />
KRITISCHE FACTOREN:<br />
De kritische factor van dit scenario ligt vooral bij de juridische dimensie. Als vooraf duidelijk<br />
g e regeld is welke organisatie een verantwoordelijkheid heeft op het gebied van de verzameling,<br />
opslag, verwerking en uitwisseling van gegevens kunnen veel van de genoemde nadelen<br />
tot een minimum worden beperkt zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de voord e l e n .<br />
REGIME VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING:<br />
Als de voor- en nadelen van dit scenario tegen elkaar worden afgewogen, ligt het voor<br />
de hand te kiezen voor een regime van verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling waarbij de vera<br />
n t w o o rdelijkheden voor het verzamelen, bewerken, beheer, en verwerken van gege-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 53
5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />
vens nadrukkelijk bij de individuele organisaties rust. In hoofdstuk drie is dit re g i m e<br />
o m s c h reven als de prothesebenadering. Als de bedrijfsprocessen van de betro k k e n<br />
o rganisaties in enige mate geïntegre e rd zijn, waarmee de samenwerkingsrelaties hun<br />
ad hoc-karakter hebben verloren, zou het mogelijk zijn dat gezamenlijk verantwoord elijkheden<br />
worden onderkend en genomen op het niveau van de gegevensstandaard e n .<br />
Indien de betrokken organisaties hier overeenstemming over bereiken, ontwikkeld zich<br />
een estafettebenadering.<br />
5.4.2 HET FACILITERINGS-SCENARIO: CHECKS AND BALANCES<br />
In het tweede scenario geeft de rijksoverheid kaders en randvoorwaarden voor interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling en verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling. De rijksoverheid neemt<br />
de verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke elementen in interbestuurlijke gegevensuitwisselingen<br />
zoals basis- (of authentieke-) registraties of de architectuur van informatiesystemen<br />
(zoals de ontwikkeling van het CVCS en later SUWINET door het ministerie van<br />
SZW). Voor wat betreft de verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />
leidt dit scenario tot een duaal stelsel, waarbij de rijksoverheid en betrokken (uitvoerings-)<br />
organisaties en instanties ieder onderscheiden <strong>verantwoordelijkheden</strong> hebben.<br />
VOORDELEN:<br />
Dit duale stelsel biedt in meerdere opzichten 'the best of both worlds': waar er enerzijds<br />
kaders en randvoorwaarden worden gesteld met betrekking tot basisgegevens en de hiervoor<br />
benodigde standaarden en systemen, is er anderzijds binnen dit scenario ruimte om<br />
tegemoet te komen aan de variëteit en dynamiek binnen een bepaald beleidsveld.<br />
Voordelen zijn dan concreet dat dit scenario in kostenbesparing en efficiëntie kan resulteren,<br />
terwijl er ook op de specifieke context kan worden ingespeeld. Daarbij blijft men alert<br />
voor nieuwe ontwikkelingen. Verder kan door de gegevensuitwisseling op het gebied van<br />
de bedrijfsvoering van organisaties te faciliteren, de autonomie op het gebied van de<br />
beleidsvoering beter tot zijn recht komen. Tot slot biedt dit duale stelsel checks and balances<br />
die centralisme van de rijksoverheid enerzijds en oncoöperatieve autonomie van<br />
besturen en organisaties anderzijds kunnen beteugelen. Omdat dit systeem van checks<br />
and balances gevoelig is voor politiek-bestuurlijke, juridische en informatietechnische<br />
dynamiek, worden betrokkenen gestimuleerd om alert te blijven op ontwikkelingen.<br />
NADELEN:<br />
De voordelen van dit scenario kunnen vrij gemakkelijk omslaan in nadelen. De onmogelijkheid<br />
om een waterdichte scheiding aan te brengen tussen centraal vastgelegde<br />
kaders enerzijds en lokale en sectorale autonomie op het gebied van gegevensuitwisselings-praktijken<br />
anderzijds, kan leiden tot allerlei schermutselingen om de pre c i e z e<br />
v e rdeling van de <strong>verantwoordelijkheden</strong>. Temeer omdat het bestaande evenwicht in het<br />
regime van verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling snel kan worden verstoord door politiekbestuurlijke<br />
(en in minder mate ook juridische en informatietechnische) dynamiek. Een<br />
laatste nadeel is de betrekkelijke intransparantie van dit regime. Voor burgers zal niet<br />
altijd duidelijk zijn wie (welk niveau) waarvoor verantwoordelijk is. Daarbij heeft een dergelijk<br />
scenario ook de schijn van centralisering, hetgeen bijvoorbeeld om privacyre d enen<br />
gevoelig kan liggen.<br />
KRITISCHE FACTOREN:<br />
De kritische factoren in dit scenario zullen voornamelijk op de politiek-bestuurlijke dimensie<br />
liggen. Het duale stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling dat in dit scenario ontstaat<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 54
5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />
en het delicate systeem van checks and balances dat hiermee verbonden is, is in sterke<br />
mate afhankelijk van politiek-bestuurlijke consensus over de verdeling van taken en <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
in een bepaald beleidsveld op het gebied van beleidsprocessen,<br />
bedrijfsvoering en informatie-uitwisseling. Zoals de casus CVCS liet zien, hebben politiekbestuurlijke<br />
onduidelijkheden over de toekomstige organisatie van de uitvoering in de sector<br />
werk en inkomen de gegevensuitwisseling tussen de betrokken organisaties en het<br />
erkennen van gemeenschappelijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> op dit punt lange tijd gehinderd.<br />
REGIME VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING:<br />
Het nemen van <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor de gezamenlijke elementen in de interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling impliceert de creatie van een centrale speler in de informatieketen.<br />
De spin-benadering en de notaris-benadering zijn in dit scenario dus beiden<br />
mogelijk. Gelet op de voor- en nadelen en de kritische factoren die met dit scenario verbonden<br />
zijn, is de instelling van een door alle betrokkenen 'gedragen' Trusted Third<br />
Party een kansrijkere optie dan dat een van de deelnemende organisaties deze rol van<br />
centrale speler vervult. De keuze voor de notaris-benadering is in dit scenario kortom de<br />
meest kansrijke optie.<br />
5.4.3 HET CENTRALISTISCHE SCENARIO<br />
Deze laatste ontwikkelingsrichting vormt de tegenpool van het eerste scenario, de laissez-faire-benadering.<br />
In het centralistische scenario ligt een aantal <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
op het gebied van interbestuurlijke gegevensuitwisseling bij de centrale overheid en worden<br />
regimes van verantwoordelijkheidsverdeling dwingend opgelegd aan lokale en sectorale<br />
organisaties.<br />
VOORDELEN:<br />
De belangrijkste voordelen van dit scenario liggen op het vlak van duurzaamheid, efficiency<br />
en transparantie. Een sterk centralistische verankering van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij<br />
interbestuurlijke gegevensuitwisseling is minder bevattelijk voor politiek-bestuurlijke, juridische<br />
en informatietechnische dynamiek. Andere voordelen van dit scenario is dat het<br />
een verdergaande formalisatie, standaardisatie en stroomlijning van de interbestuurlijke<br />
gegevensuitwisseling mogelijk maakt die voor betrokken organisaties en burgers duidelijk<br />
en doorzichtig is.<br />
NADELEN:<br />
Nadelen van zo'n centralistisch stelsel zijn vooral gelegen in de rigiditeit ervan. Centraal<br />
verankerde <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor interbestuurlijke gegevensuitwisseling zijn veelal<br />
inflexibel en maken het lastig om in te spelen op en ruimte te geven aan de dynamiek en<br />
variëteit op een beleidsveld. De afstand tot de praktijk is groot en het scenario kenmerkt<br />
zich door een aanbodgericht in plaats van vraaggericht karakter. Daarbij geldt tevens dat<br />
de centralistische disciplinering en commandering op de werkvloer op weerstand kan stuiten<br />
omdat het centrale model niet aansluit bij de dynamiek van de werkvloer, hetgeen de<br />
zaken soms onnodig op scherp zet.<br />
KRITISCHE FACTOREN:<br />
De kritische factoren van dit scenario hebben met name betrekking op financieel-economische<br />
en informatietechnische randvoorwaarden. Het min of meer dwingend opleggen<br />
van een informatie-huishouding impliceert dat ook de financiële verantwoordelijkheid<br />
wordt genomen voor de kosten van de voorzieningen die de betrokken (uitvoerings-) orga-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 55
5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />
nisaties moeten tre ffen op het gebied van standaardisatie en formalisatie. Een tweede randv<br />
o o r w a a rde is de beschikbaarheid van een technisch adequate informatie-infrastructuur.<br />
REGIMES VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING:<br />
Het centralistische scenario veronderstelt de keuze voor een regime van verantwoordelijkheidsverdeling<br />
met een krachtige centrale speler. Dit regime kan worden omschreven<br />
als de 'spin-benadering'. Om de voordelen van dit scenario te kunnen maximaliseren en<br />
de nadelen ervan zoveel mogelijk te vermijden, is het wenselijk dat deze 'spin in het infor -<br />
matie-web' zich grotendeels beperkt tot financieel-economische en informatietechnische<br />
<strong>verantwoordelijkheden</strong>. Door op financieel-economische en informatietechnische randvoorwaarden<br />
te 'sturen' kan een duurzame, efficiënte en transparante gegevensuitwisseling<br />
worden bewerkstelligd, waarbij tegelijkertijd nog enige ruimte kan worden gelaten aan<br />
de dynamiek van de werkvloer.<br />
5.5 CONCLUSIE<br />
Afrondend kan worden vastgesteld dat dit verkennend onderzoek naar verantwoordelijkheidsverdeling<br />
bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling heeft laten zien dat de overheid<br />
er niet verstandig aan doet te werken aan het formuleren van een algemeen scenario voor<br />
verantwoordelijkheidsverdeling binnen interbestuurlijke gegevensuitwisseling. De materie<br />
is dermate complex, contextafhankelijk en aan dynamiek onderhevig, dat het niet wense-<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 56
5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />
lijk is op voorhand voor alle situaties een uniform beleid te formuleren. Dit betekent dat ook<br />
dit onderzoek niet resulteert in aanbeveling tot het volgen van één van de voornoemde drie<br />
scenario's. Uiteindelijk is en blijft de keuze voor het inzetten van een specifiek scenario<br />
een politieke afweging, welke in het licht van de op het specifieke moment vigerende<br />
belangen genomen dient te worden.<br />
Met dit onderzoek is wel getracht de overwegingen in kaart te brengen welke een rol dienen<br />
te spelen bij de besluitvorming over een specifiek te volgen scenario voor verantwoordelijkheidsverdeling<br />
binnen interbestuurlijke gegevensuitwisseling. Daartoe is een<br />
drietal perspectieven geschetst op de rol van de rijksoverheid en de beschikbare sturingsmogelijkheden<br />
bij het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsverdelings-regimes bij<br />
interbestuurlijke gegevensuitwisseling. Aldus zijn de belangrijkste kritische factoren in<br />
beeld gebracht die bij de uiteindelijke keuze voor een bepaald scenario in overweging<br />
genomen dienen te worden.<br />
Hoe hoogdravend het ook moge klinken: de centrale vraag is en blijft iedere keer welke rol<br />
mogelijk en wenselijk is voor de rijksoverheid wanneer het gaat om het vormgeven van de<br />
informatiemaatschappij. Vervolgens zijn er de vragen als: hoe kunnen checks and balances<br />
tussen ‘informatiemachten’ worden vormgegeven, hoe moeten de diverse partijen<br />
hiervoor worden toegerust door <strong>verantwoordelijkheden</strong> rondom gegevensuitwisseling toe<br />
te delen? En: hoe organiseren en reguleren we vervolgens het vertrouwen van de diverse<br />
samenwerkende partijen alsmede de betrokken burgers en bedrijven mede met het oog<br />
op de vraag of het handelen van partijen inderdaad conform dit evenwicht plaatsvindt? In<br />
essentie raken we hier de vraag: wat is het doel van de te stellen regels rondom verantwoordelijkheidsverdeling;<br />
wat beogen we met overheidsinterventie op dit punt? Het is uiteindelijk<br />
aan de politiek deze vragen te beantwoorden.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 57
LITERATUUR<br />
Banning, M.J.A.M. van, V.J.J.M. Bekkers, M.J.G.J.A. Boogers, W.B.H.J. van de Donk, B.<br />
Foederer, E.J.Th. van Hout, A.M.B. Lips en R. Weterings (1999), Gevallen van verrekening?<br />
Verslag van een onderzoek ten behoeve van de Commissie Kostenverrekening in<br />
Informatierelaties, Centrum voor Bestuur, Recht en Informatisering: Tilburg, 228 pp.<br />
Bekkers, V.J.J.M. (1993), Nieuwe vormen van sturing en informatisering, Delft: Eburon<br />
Bekkers, V.J.J.M. (2000), Keteninformatisering en het management van organisatiegrenzen:<br />
organisatorische en institutionele implicaties, in: H.P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, M.J.W. van<br />
Twist, M. Veldhuizen R.J. van Twist (red.), Ketenmanagement in de publieke sector,<br />
Utrecht: Lemma, pp. 147-159<br />
Bekkers, V.J.J.M., G.J. Straten, P.H.A. Frissen, P.A. Tas, H.P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, J.<br />
Huigen en S.B. Luitjens (1995), De gemeentelijke basisadministratie. Een tussentijdse<br />
beoordeling van een interorganisationeel informatiseringsproject, KUB/HEC/TUE: Tilburg-<br />
's-Gravenhage-Eindhoven<br />
Beleidsnota met betrekking tot het stellen van nadere voorwaarden op grond van artikel<br />
2.3.1.2. van de APV-Hulst, november 1999 (betreft eisen te stellen aan exploitatievergunningen<br />
voor horecabedrijven)<br />
Beleidsnota Soft drugs in openbare inrichtingen, Gemeente Hulst, 14 februari 1995<br />
Binnenlands Bestuur (1997), Assen besteedt bijstandswerk uit, in: Binnenlands Bestuur nr.<br />
4 van 24 januari 1997<br />
Boer & Croon Management Consultants, Stichting LVO & Gemeente Zeewolde (1996),<br />
Zeewolde, een voorbeeld voor samenwerking GAK Sociale Zaken RBA: Den Haag<br />
Boogers, M.J.G.J.A., W.B.H.J. van de Donk, M.J.A.M. van Banning en P.H.A. Frissen<br />
(2000), Statistiek en Dynamiek: de ministeriële regeling statistische gegevens Abw: evalu -<br />
erende reconstructie van voorbereiding, invoering en uitvoering; leerervaringen voor interbestuurlijke<br />
informatierelaties. 's-Gravenhage: Elsevier bedrijfsinformatie.<br />
Buurmeijer, J.F. (2000), ‘Samen werken is samen weten’. In: In: J.F. Buurmeijer e.a., Het<br />
Risico waard: gegevensuitwisseling in de sociale zekerheid. Alphen aan den Rijn:<br />
Samsom, pp. 11-16.<br />
Convenant 'Project Houdgreep, gemeente Terneuzen, februari 1996<br />
CVCS (1999), Privacy almenak CVCS. ‘s-Gravenhage: Stichting CVCS<br />
CVCS (2000), Website www.cvcs.nl, bezocht op 10 november 2000.<br />
Dalen, J.Chr. van (2000), Ketens en condities, in: H.P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, M.J.W. van<br />
Twist, M. Veldhuizen R.J. van Twist (red.), Ketenmanagement in de publieke sector,<br />
Utrecht: Lemma, pp. 39-55<br />
Dam, M.J.E.M. van & A.M.B. Michels (red.) (2000), Verantwoording in het openbaar<br />
bestuur, Bestuurskunde 5/2000, Den Haag: Elsevier<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 58
LITERATUUR<br />
Damoclesbeleid gemeente Hulst, maart 2000 (beleidsregels met betrekking tot het toepassen<br />
van de sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet)<br />
<strong>Duivenboden</strong>, H.P.M. van & M. Veldhuizen (2001), Management van ketensamenwerking<br />
leidt tot klantgerichte overheidsprestaties, in: Holland Management Review nr. 76, maartapril<br />
2001, pp. 30-39<br />
<strong>Duivenboden</strong>, H.P.M. van (1999), Koppeling in uitvoering. Een verkennende studie naar de<br />
betekenis van het koppelen van persoonsgegevens door uitvoerende overheidsorganisaties<br />
voor de positie van de burger als cliënt van de overheid, Delft: Eburon<br />
<strong>Duivenboden</strong>, H.P.M. van, R. Meyer en B. de Wit (2000), Strategie in de asielketen, interne<br />
publicatie, Cap Gemini Ernst & Young/De Wit & Meyer Strategy Wo r k s :<br />
Utrecht/Rotterdam<br />
Erpens Roijaards, J.F.T. van (2000), Wie staat waarvoor aan de lat? Bevoegdheden en <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />
van het Rijk, in: Overheidsmanagement 2000/7-8, pp. 194-199<br />
Evaluatie Beleid Bestrijding Drugsoverlast, gemeente Terneuzen, maart 1997<br />
Frissen, P.H.A. & S. Zouridis (2001), Economie van de 21e Eeuw. Het nieuwe besturen, p.<br />
14, beschikbaar via de internetsite www.e21e.ez.nl<br />
Frissen, P.H.A. (1994), De virtuele werkelijkheid van informatisering in het openbaar<br />
bestuur, in: A. Zuurmond, J. Huigen, P.H.A. Frissen, I.Th.M. Snellen & P.W. Tops (red.),<br />
Informatisering in het openbaar bestuur. Technologie en sturing bestuurskundig<br />
beschouwd, Den Haag: VUGA, pp. 433-447<br />
Grijpink, J.H.A.M. (2000), Een dynamisch ketenbegrip voor informatisering van externe<br />
samenwerking, in: H.P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, M.J.W. van Twist, M. Veldhuizen R.J. van<br />
Twist (red.), Ketenmanagement in de publieke sector, Utrecht: Lemma, pp. 161-174<br />
Hanraets, P.T.A.M., J. Versteeg (2000), ‘Werk in uitvoering: het implementatieproces van<br />
CVCS’. In: J.F. Buurmeijer e.a., Het Risico waard: gegevensuitwisseling in de sociale<br />
zekerheid. Alphen aan den Rijn: Samsom, pp. 27-48.<br />
Hanraets, P.T.A.M., W.G.P. Heijnen, R. Kröner (2000), ‘Systemen en netwerken: gegevensuitwiseling<br />
in de sociale zekerheid’. In: J.F. Buurmeijer e.a., Het Risico waard: gegevensuitwisseling<br />
in de sociale zekerheid. Alphen aan den Rijn: Samsom, pp. 17-24.<br />
I.M.A.M. Pröpper, P. de Jong, A.F.A. Korsten en A.J. Modderkolk (1994), Politieke, bestuurlijke<br />
en ambtelijke verantwoordelijkheid: een inleiding, in: P. de Jong, A.F.A. Korsten, A.J.<br />
Modderkolk en I.M.A.M. Pröpper (red.), Verantwoordelijkheid en verantwoording in het<br />
openbaar bestuur. Congrespublicatie 1994, Den Haag: VUGA, p. 7-19<br />
Jong, P. de, A.F.A. Korsten, A.J. Modderkolk en I.M.A.M. Pröpper (red.) (1994),<br />
Verantwoordelijkheid en verantwoording in het openbaar bestuur. Geschriften van de<br />
Vereniging voor Bestuurskunde, Congrespublicatie 1994, Den Haag: VUGA<br />
Kinkhorst, O.M., Het RINIS-concept: keteninformatisering in de sociale zekerheid, in:<br />
H . P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, M.J.W. van Twist, M. Veldhuizen R.J. van Twist (re d . ) ,<br />
Ketenmanagement in de publieke sector, Utrecht: Lemma, pp. 175-184<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 59
LITERATUUR<br />
Kort, J.A. de (2000), Authentieke registraties in het publieke domein, in: Privacy &<br />
Informatie 2000/5, pp. 203-209.<br />
Kuitenbrouwer, F. (1988), Rechten van mensen in een kwetsbare informatiemaatschappij,<br />
Deventer: Kluwer.<br />
Meyer, O.M.T. (1994), Informatisering en politieke agendavorming: de agendavormende<br />
waarde van informatiesystemen, in: A. Zuurmond, J. Huigen, P.H.A. Frissen, I.Th.M.<br />
Snellen & P.W. Tops (red.), Informatisering in het openbaar bestuur. Technologie en sturing<br />
bestuurskundig beschouwd, Den Haag: VUGA, pp. 113-133<br />
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2000a), Contract met de toekomst.<br />
Een visie op de elektronische relatie overheid-burger, 26387, nr. 8, 19-05-00<br />
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2000b), De Elektronische<br />
Overheid aan het begin van de 21e eeuw, TK 2000-2001, 26387, beschikbaar via de internetsite<br />
www.minbzk.nl<br />
Ministerie van Financiën (1999), <strong>Van</strong> Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording, TK<br />
1998-1999, 26573 nr. 1<br />
Schravendeel, D., K. van Rij en I.A. Rosén (2000), Authentieke Registraties, kun je die<br />
eten?, Programma Stroomlijning Basisgegevens, Den Haag<br />
Schutte, G.J. (2001), Het beleid verantwoord, in: Openbaar Bestuur 2000/10, 2-4<br />
Snellen, I.Th.M. (1987), Boeiend en Geboeid: ambivalenties en ambities in de bestuurskunde,<br />
Alphen aan den Rijn: Samson H.D. Tjeenk Willink<br />
SUWI (2001-1), Website www.suwi.nl , bezocht op 28 februari 2001.<br />
SUWI (2001-2), Een grofontwerp voor CWI en UWV. ‘s-Gravenhage, Ve r a n d e ro rganisatie SUWI.<br />
Thaens, M., V.J.J.M. Bekkers, H.P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, Business Process Redesign and<br />
Public Administration: A Perfect Match?, in: J.A. Taylor, I.Th.M. Snellen & A. Zuurmond,<br />
Beyond BPR in Public Administration. Institutional Transformation in an Information Age,<br />
1997, IOS Press: Amsterdam, pp.15-35<br />
Victoria in Hulst, beleidsnota betreffende de toepassing van artikel 174a gemeentewet in<br />
de praktijk, februari 2000<br />
Zeef, P.H.H. & A. Zuurmond (1994), Structuren in viervoud, in: A. Zuurmond, J. Huigen,<br />
P.H.A. Frissen, I.Th.M. Snellen & P.W. Tops (red.), Informatisering in het openbaar bestuur.<br />
Technologie en sturing bestuurskundig beschouwd, Den Haag: VUGA, pp. 225-246<br />
Zouridis, S. (2000), Digitale disciplinering, Over ICT, organisatie, wetgeving en het automatiseren<br />
van beschikkingen, Delft: Eburon<br />
Zuurmond, A. (1994), De Infocratie. Een theoretische en empirische heroriëntatie op<br />
Webers ideaaltype in het informatietijdperk, Den Haag: Phaedrus.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 60
LIJST VAN GEINTERVIEWDE PERSONEN/DEELNEMERS EXPERT M E E T I N G<br />
M. Kanters, voorzitter Stuurgroep CWI-Nijmegen<br />
H. Smulders, CWI-Nijmegen<br />
A. Jannink, Gemeente Nijmegen<br />
mw. M. van Oostveen en mw. A. Roenhorst, werklozencentrum Unitas Nijmegen<br />
J. Oosterlo, GAK Nijmegen<br />
Mw. H. Bouwmans, Stichting CVCS<br />
C. Bouwhof, CWI-Nijmegen<br />
H. Lucassen, gemeente Heumen),<br />
H. Toonen, gemeente Groesbeek<br />
J. Hendriks, gemeente Mook<br />
B.M. Kessen, burgemeester gemeente Hulst<br />
G. Christiaanse, gemeente Terneuzen<br />
C. Hageman, Woningbouwvereniging Hulst<br />
E.S. Paliwoda, regionaal politiekorps Zeeland<br />
J.A.G.R. Jung, gemeente Hulst.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 61
NOTEN<br />
1. Het verbod van willekeur, één van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, strekt<br />
ertoe dat de overheid bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot een<br />
bepaalde beslissing in een individueel geval is kunnen komen.<br />
2. De grondbetekenis van bestuurlijke en ambtelijke verantwoordelijkheid heeft betrekking<br />
op de verplichting te kunnen antwoorden op de eenvoudige vraag: 'waarom heb je dat<br />
gedaan?' Zie voor meer informatie over het begrip verantwoordelijkheid de congrespublicatie<br />
'verantwoordelijkheid en verantwoording in het openbaar bestuur' van de Vereniging<br />
voor Bestuurskunde (Pröpper et al, 1994) of het meer recente themanummer van het blad<br />
Bestuurskunde getiteld 'Verantwoording in het openbaar bestuur' van september 2000<br />
(<strong>Van</strong> Dam & Michels, 2000).<br />
3. Onder authentieke registraties verstaat het Programma Stroomlijning Basisgegevens<br />
door de overheid geoormerkte en met waarborgen omklede registraties van gegevens die<br />
bij de uitvoering van meerdere wetten en/of meerdere organisaties worden gebruikt. De<br />
bekendste authentieke registratie is de Gemeentelijke Basisadministratie. Binnen het programma<br />
wordt onder meer gewerkt aan de verdere ontwikkeling tot authentieke registratie<br />
van de verzekerdenadministratie, een basisbedrijvenregister, een basisgebouwenregister<br />
en het geografisch kernbestand.<br />
4. Bovendien geldt de bijzondere aard van het openbaar bestuur waarin politieke, juridische,<br />
economische en professionele kosten contradictoir kunnen zijn (zie Snellen, 1987).<br />
5. Er wordt in dit verband ook wel gesproken over een zero-tolerance beleid.<br />
6. Zie de zaken S03.93.5211 en S03.93.4152 van de Vz.Afd.Rechtspraak RvSt. van 31<br />
augustus 1993 en de zaken 94/689 en 94/695 van de President Rb. Breda van 5 april<br />
1994. In al deze gevallen stond de tijdelijke sluiting van de enige coffeeshop in de<br />
gemeente Raamsdonk ter discussie. Zie ook zaak 94/1390 van de President Rb.<br />
Middelburg van 6 januari 1995. In deze zaak stond het expliciete 0-beleid van de<br />
gemeente Hulst ter discussie.<br />
7. ABRvS, 28 augustus 1995, AB 1996, 204 (Venlo).<br />
8. Wet houdende wijziging van de Opiumwet in verband met het creëren van de<br />
mogelijkheid voor de burgemeester om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van<br />
de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij<br />
behorende erven, Stb. 1999, 167.<br />
9. Over de jaren 1995 tot 1997 zijn officiële cijfers bekend. In 1995 werden 125 verboden<br />
opgelegd, in 1996 waren dat er 136 en in 1997 was het aantal teruggelopen tot 27.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 62
AUTEURSBESCHRIJVING<br />
dr. Marcel Boogers is als universitair docent Bestuurskunde verbonden aan het Centrum<br />
voor Recht, bestuur en informatisering van de Katholieke Universiteit Brabant. Als politicoloog<br />
promoveerde hij op een proefschrift over regionale samenwerking. Eerder publiceerde<br />
hij onder meer over gemeentelijke herindeling en de betekenis van ICT voor politieke<br />
partijen. Hij is nauw betrokken bij het Stedennetwerk Wijkgericht werken en bestuurlijke<br />
innovatie, een samenwerkingsverband van een aantal grote steden en de Katholieke<br />
Universiteit Brabant..<br />
Dr. H.P.M. (Hein) van <strong>Duivenboden</strong> is als managing consultant verbonden aan de sector<br />
Overheid &1 Zorg van Cap Gemini Ernst & Young. Zijn belangstelling gaat uit naar strategische<br />
en organisationele aspecten van de uitwisseling van gegevens, informatie en kennis<br />
over de grenzen van publieke organisaties. De transformatie tot elektronische overheid<br />
is een terugkerend onderwerp in zijn werkzaamheden en publicaties.<br />
Mw. Prof. mr. J.E.J. (Corien) Prins (1961) is sinds april 1994 hoogleraar recht en informatisering<br />
bij het Centrum voor recht, bestuur en informatisering van de Katholieke Universiteit<br />
Brabant. Ze studeerde aan de Universiteit Leiden Rechtsgeleerdheid alsmede Slavische<br />
Taal- en Letterkunde. Tot de onderzoeksthema's van Prins behoren: nationale en internationale<br />
regulerings- en normeringsvraagstukken rondom Internet; privacy en anonimiteit,<br />
elektronische overheid, biometrie. http://rechten.kub.nl/prins.<br />
Dr. mr. Eric Schreuders is verbonden aan het Centrum voor Recht, bestuur en informatisering<br />
van de Katholieke Universiteit Brabant. Recent promoveerde hij op een proefschrift<br />
over data mining, de toetsing van beslisregels en privacy (online beschikbaar op via<br />
www.privacydossier.nl). Hij houdt zich in zijn onderwijs- en onderzoeksactiviteiten bij het<br />
centrum vooral bezig met privacyvraagstukken, waaronder data mining. Hij werkte eerder<br />
onder meer bij de Registratiekamer.<br />
GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 63