24.09.2013 Views

gekoppelde verantwoordelijkheden - Van Duivenboden Groep

gekoppelde verantwoordelijkheden - Van Duivenboden Groep

gekoppelde verantwoordelijkheden - Van Duivenboden Groep

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

GEKOPPELDE<br />

VERANTWOORDELIJKHEDEN<br />

VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING<br />

BIJ INTERBESTUURLIJKE GEGEVENSUITWISSELING<br />

DR. M.J.G.J.A. BOOGERS<br />

DR. H.P.M. VAN DUIVENBODEN<br />

PROF. MR. J.E.J. PRINS<br />

MR. E. SCHREUDERS<br />

ONDERZOEKSPROGRAMMA INTERNET EN OPENBAAR BESTUUR 2001


INHOUDSOPGAVE<br />

1. VERDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID<br />

1.2 ONDERZOEKSBENADERING<br />

1.3 OPBOUW VAN HET ONDERZOEK<br />

2. VERKENNINGEN<br />

2.1 INLEIDING<br />

2.2 INFORMATIETECHNISCHE DIMENSIE<br />

2.2.1 COMPATIBILITEIT EN KWALITEIT VAN SYSTEMEN EN GEGEVENS<br />

2.2.2 TYPEN GEGEVENSUITWISSELING: VERIFICATIE, MATCHING<br />

OF PROFILING<br />

2.2.3 TYPEN INFORMATIESYSTEEM: BILATERALE KOPPELINGEN EN<br />

KETENINFORMATIESYSTEMEN<br />

2.2.4 EFFICIENCY IN GEGEVENSUITWISSELING:<br />

STROOMLIJNING BASISGEGEVENS<br />

2.3 POLITIEK-BESTUURLIJKE DIMENSIE<br />

2.3.1 AUTONOMIE VERSUS AFHANKELIJKHEID<br />

2.3.2 VERTROUWEN EN MACHT<br />

2.3.3 VERTICALISERING VERSUS HORIZONTALISERING<br />

2.4 JURIDISCHE DIMENSIE<br />

2.4.1 WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS<br />

2.4.2 DE VERANTWOORDELIJKE EN DE PARLEMENTAIRE GESCHIEDENIS<br />

VAN DE WBP<br />

2.4.3 CONCLUSIES<br />

2.5 FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />

2.5.1 MACRO-FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />

2.5.2 MICRO-FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />

3. REGIMES VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING<br />

3.1 INLEIDING<br />

3.2 VIJF BENADERINGEN<br />

3.2.1 PROTHESEBENADERING<br />

3.2.2 ESTAFETTEBENADERING<br />

3.2.3 SPINBENADERING<br />

3.2.4 NOTARISBENADERING<br />

3.2.5 NETWERKBENADERING<br />

3.3 INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING EN GEGEVENS-<br />

UITWISSELING VERGELEKEN<br />

4. CASESTUDIES<br />

4.1 INLEIDING<br />

4.2 CASE PROTOCOL<br />

4.3 GEGEVENSUITWISSELING BIJ DE BESTRIJDING VAN LOKALE<br />

DRUGSPROBLEMATIEK IN ZEEUWS-VLAANDEREN<br />

4.3.1 DRUGSPROBLEMATIEK<br />

4.3.2 BELEIDSKADER: BESTRIJDING DRUGSPROBLEMATIEK<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 2<br />

PAGINA<br />

5<br />

16<br />

8<br />

11<br />

12<br />

12<br />

12<br />

12<br />

15<br />

16<br />

17<br />

17<br />

18<br />

18<br />

19<br />

20<br />

21<br />

23<br />

23<br />

23<br />

24<br />

27<br />

28<br />

28<br />

28<br />

28<br />

29<br />

29<br />

29<br />

30<br />

33<br />

34<br />

34<br />

35<br />

35<br />

35


INHOUDSOPGAVE<br />

4.3.3 DE AANPAK IN ZEEUWS-VLAANDEREN<br />

4.3.4 INFORMATIE-UITWISSELING: NUT EN NOODZAAK<br />

4.3.5 ESTAFETTE, NOTARIS OF NETWERK?<br />

4.4 CLIENT VOLG COMMUNICATIE STELSEL BIJ HET CENTRUM VOOR<br />

WERK EN INKOMEN NIJMEGEN<br />

4.4.1 BELEIDSKADER: SAMENWERKING WERK EN INKOMEN<br />

4.4.2 HET CVCS<br />

4.4.3 CVCS BIJ HET CWI - NIJMEGEN<br />

5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />

5.1 ALGEMEEN<br />

5.2 EERSTE ONDERZOEKSVRAAG: CONTEXTUELE DIVERSITEIT<br />

5.3 TWEEDE ONDERZOEKSVRAAG: RELEVANTE DIMENSIES<br />

5.3.1 INFORMATIETECHNISCHE DIMENSIE<br />

5.3.2 POLITIEK-BESTUURLIJKE DIMENSIE<br />

5.3.3 JURIDISCHE DIMENSIE<br />

5.3.4 FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />

5.4 DE DERDE ONDERZOEKSVRAAG: OVERHEIDSBELEID EN<br />

VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING: DRIE SCENARIO'S<br />

5.4.1 HET LAISSEZ-FAIRE-SCENARIO: RUIMTE GEVEN AAN DYNAMIEK<br />

EN VARIETEIT<br />

5.4.2 HET FACILITERINGS-SCENARIO: CHECKS AND BALANCES<br />

5.4.3 HET CENTRALISTISCHE SCENARIO<br />

5.5 CONCLUSIE<br />

LITERATUUR<br />

LIJST VAN GEINTERVIEWDE PERSONEN/DEELNEMERS EXPERTMEETING<br />

NOTEN<br />

AUTEURSBESCHRIJVING<br />

5<br />

137<br />

39<br />

40<br />

41<br />

41<br />

43<br />

44<br />

49<br />

50<br />

50<br />

50<br />

51<br />

51<br />

51<br />

52<br />

52<br />

53<br />

54<br />

55<br />

56<br />

58<br />

61<br />

62<br />

63<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 3


1.<br />

VERDEELDE<br />

VERANTWOORDELIJKHEID


1 VERDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID<br />

1.1INLEIDINGINLEIDING<br />

Door de groei van ICT-toepassingen en de daarmee gepaard gaande digitalisering van<br />

gegevensbestanden, heeft de koppeling van databanken de afgelopen jaren een grote<br />

vlucht genomen. Op grote schaal vindt aldus interbestuurlijke gegevensuitwisseling plaats<br />

tussen overheden, uitvoeringsorganisaties en bedrijven. Daarmee wordt de beantwoording<br />

van het vraagstuk van de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij gesloten systemen<br />

van interbestuurlijke gegevensuitwisseling in toenemende mate pregnant. In deze publicatie<br />

wordt verslag gedaan van een in opdracht van het ministerie van Binnenlandse<br />

Zaken en Koninkrijksrelaties verricht onderzoek naar dit vraagstuk van verantwoordelijkh<br />

e i d s v e rdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling. Dit onderzoek, getiteld<br />

Gekoppelde <strong>verantwoordelijkheden</strong>, maakt deel uit van het brede onderzoeksprogramma<br />

Internet en Openbaar Bestuur, dat zich richt op bestudering van de wederzijdse relaties<br />

tussen openbaar bestuur en informatie- en communicatietechnologieën: wat moet het<br />

openbaar bestuur met nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en wat zijn<br />

de implicaties van ICT voor het openbaar bestuur?<br />

1.2 ONDERZOEKSBENADERING<br />

INLEIDING OP HET THEMA<br />

Het koppelen van gegevens leidt tot allerlei vraagstukken rond de verdeling van vera<br />

n t w o o rdelijkheden voor de verzameling, bewerking en gebruik van gegevens. Meer<br />

fundamenteel is de constatering, dat de opkomst van interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

en de toenemende aandacht voor vorming van beleidsnetwerken en beleidsketens<br />

consequenties hebben voor bestaande bestuurlijke verantwoord e l i j k h e i d s v e rdelingen<br />

(Bekkers, 2000; <strong>Van</strong> <strong>Duivenboden</strong> & Veldhuizen, 2001). Onze huidige staatsinrichting<br />

– een gedecentraliseerde eenheidsstaat – kent over het algemeen re d e l i j k<br />

gesloten en intern gerichte overheidsorganisaties met een daarbij passend stelsel van<br />

een vrij strikte afbakening van <strong>verantwoordelijkheden</strong> en bevoegdheden. Om burg e r s<br />

te beschermen tegen willekeurig overheidsoptreden1 geldt het principe van checks<br />

and balances. In klassieke zin heeft dat beginsel betrekking op het gegeven dat de<br />

wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht volgens de leer van de Trias Politica<br />

van elkaar gescheiden zijn; in de hedendaagse westerse democratieën is de re i k w i j dte<br />

verbreed door ook binnen het openbaar bestuur zelf een verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

te regelen. Zo voorziet de wet- en regelgeving in een omvangrijk en verdelend<br />

stelsel van wetgevende, bestuurlijke, toezichthoudende, uitvoerende, adviserende<br />

en andere <strong>verantwoordelijkheden</strong> aan alle organisaties uit het publieke domein:<br />

rijk, provincie, gemeente, waterschappen, agentschappen, zelfstandige bestuuro rg anen<br />

en andere organisaties belast met uitvoering van publieke taken (Thaens, Bekkers<br />

& <strong>Van</strong> <strong>Duivenboden</strong>, 1997).<br />

In dit onderzoek wordt onder verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

verstaan: de verdeling van beleids<strong>verantwoordelijkheden</strong> onder publieke<br />

organisaties die onderling gegevens uitwisselen met het oog op de voorbereiding, vaststelling,<br />

uitvoering of terugkoppeling van beleid.<br />

Met andere woorden: het onderzoek richt zicht op de verdeling van bestuurlijke aansprakelijkheden<br />

(<strong>verantwoordelijkheden</strong> waaraan de plicht gekoppeld zit tot het afleggen van<br />

rekenschap) voor het gevoerde beleid.2<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 6


1. VERDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID<br />

VRAAGSTELLING EN PERSPECTIEVEN<br />

De centrale vragen van het onderzoeksprogramma Internet en Openbaar Bestuur naar de<br />

relatie tussen ICT en openbaar bestuur zijn in dit onderzoek naar <strong>gekoppelde</strong> verantw<br />

o o rdelijkheden verbijzonderd naar de vraag of er op basis van de verschillende re g i m e s<br />

voor verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling ten aanzien van interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

die in de praktijk bestaan en ontstaan, een grondslag kan worden gedestilleerd voor<br />

de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling in het<br />

algemeen. De beantwoording van deze vraag vereist een meervoudige benaderingswijze.<br />

In het hedendaagse openbaar bestuur is immers een veelsoortig geheel van interbestuurlijke<br />

relaties te onderkennen. Ve rondersteld mag worden dat een aantal specifieke<br />

eigenschappen van deze interbestuurlijke relaties belangrijke invloed uitoefent op de uitwisseling<br />

van gegevens. Enkele van deze eigenschappen zijn het belang en de intensiteit<br />

van de informatierelatie, de technologische inbedding en infrastructuur, het aantal betro kken<br />

partijen, de aard van de gegevens, de wederkerigheid binnen het proces, de formalisering<br />

van de informatierelaties en de aard van de inspanning die wordt gevraagd van<br />

de partijen (<strong>Van</strong> Banning et al, 1999: 15; 49-53). Deze kenmerken zijn van groot belang<br />

voor de manier, het moment waarop en de mate waarin zich een problematiek van vera<br />

n t w o o rd e l i j k h e i d s v e rdeling manifesteert. Gegeven de centrale vraag van het onderzoek<br />

ligt het voor de hand om de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> op een formeel-juridische<br />

grondslag te analyseren, maar een adequate beschrijving, interpretatie en appreciatie<br />

van in de praktijk gevonden arrangementen en oplossingsrichtingen behoeft een<br />

m e e r-dimensionale blik. Daartoe worden in dit onderzoek vier samenhangende maar<br />

onderscheiden perspectieven op de verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling bij interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling gehanteerd :<br />

1. Een informatietechnische dimensie. Binnen deze dimensie is er vooral aandacht voor de<br />

technische aspecten van de gegevensuitwisseling. Daarbij kan bijvoorbeeld worden<br />

gedacht aan de aard van het netwerk. Is er sprake van een intranet, een extranet op basis<br />

van TCP/IP-technologie, een basisregistratie, verwijssysteem of een sectoraal informatiesysteem?<br />

De technische lay-out van de infrastructuur alsmede de specifieke gegevensverwerkingsprocessen<br />

kunnen gevolgen hebben voor de verdeling van de bevoegdheden<br />

en <strong>verantwoordelijkheden</strong>.<br />

2. Een juridische dimensie. Bezien vanuit de juridische dimensie wordt interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling vooral in verband gebracht met de in wet- en regelgeving vastgelegde<br />

taken, <strong>verantwoordelijkheden</strong> en bevoegdheden en de daarmee corresponderende<br />

doelen. Hierbij wordt gedacht aan regelingen in de Wet GBA, de Wet gemeenschappelijke<br />

regelingen of aan privacyregels (WPR cq. WBP).<br />

3. Een politiek-institutionelebestuurlijke dimensie. Deze dimensie speelt tegen de achtergrond<br />

van toenemende interdependentie (ketens) in het openbaar bestuur. Het gaat om de<br />

bestuurlijke en ambtelijke afhankelijkheidsrelaties tussen meer of minder autonoom functionerende<br />

organisaties in de publieke sector. Afhankelijkheden zijn het resultaat van de<br />

verdeling van machtsbronnen over de verschillende organisaties en de belangen en posities<br />

die deze organisaties vertegenwoordigen. Deze zijn ten dele institutioneel bepaald en<br />

vloeien voort uit de vaak wettelijk bepaalde inrichting van het openbaar bestuur. In deze<br />

dimensie is de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> een bestuurlijke en politieke aangelegenheid<br />

waarin de belangen en doelstellingen van de betrokken organisaties een vooraanstaande<br />

rol spelen.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 7


1. VERDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID<br />

4. Een financieel-economische dimensie. Hierbij gaat het vooral om de financiële overwegingen<br />

die een rol spelen bij de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong>, zowel op micro- als<br />

op macroniveau. De macro-economische effecten zijn van belang voor de keuze van het<br />

model van verantwoordelijkheidsverdeling, terwijl op microniveau de financiële afhankelijkheid<br />

tussen de individuele betrokkenen bij de interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

centraal staat.<br />

Elk van deze dimensies zal in de onderhavige studie worden gebruikt om te beschrijven<br />

en te analyseren op welke wijze partijen in een beleidssector omgaan met de verantwoordelijkheidsverdeling.<br />

Binnen de vier dimensies zullen niet enkel de praktische, maar ook<br />

de normatieve overwegingen om tot een bepaalde verantwoordelijkheidsverdeling te<br />

komen worden onderzocht. Het normatieve aspect wordt hierbij dynamisch gedefinieerd.<br />

Waar normatieve overwegingen tot een bepaalde verantwoordelijkheidsverdeling leiden,<br />

zullen technologische en/of maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot verschuivingen in<br />

de betekenis van die normatieve overwegingen. De perspectieven zullen worden gebruikt<br />

als lijnen waarlangs wenselijke en bevredigende oplossingen en oplossingsrichtingen kunnen<br />

worden ontwikkeld. Binnen elk van deze dimensies worden relevante aspecten, factoren<br />

en omstandigheden onderzocht die bevorderend of juist belemmerend werken voor<br />

een duurzame oplossing voor de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling.<br />

1.3 OPBOUW VAN HET ONDERZOEK<br />

Het onderzoek valt uiteen in drie onderdelen: een empirische en theoretische verkenning<br />

(hoofdstuk 2), een tweetal verdiepende casestudies (hoofdstuk 3 en 4) en een concludere n d<br />

deel waarin een aantal scenario's voor verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling bij interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling wordt geschetst (hoofdstuk 5). In het verkennende gedeelte word e n<br />

op basis van vier dimensies of perspectieven de invloedsfactoren in beeld gebracht die bij<br />

v e r a n t w o o rd e l i j k h e i d s v e rdeling aan de orde zijn. Op basis hiervan en op basis van een aantal<br />

voorbeelden uit de praktijk ('quick scans') wordt een aanzet gegeven tot enkele re g i m e s<br />

voor verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling.<br />

In het empirisch onderzoek worden twee beleidsketens centraal gesteld: de justitiële keten<br />

die zich richt op bestrijding van drugsoverlast, en de sociale zekerheidsketen die zich richt<br />

op het thema werk en inkomen. De eerste casestudy naar de bestrijding van drugsoverlast<br />

is uitgevoerd in de gemeenten Hulst en Terneuzen; de tweede casestudy naar samenwerking<br />

op het gebied van werk en inkomen richt zich op het Centrum voor Werk en<br />

Inkomen in Nijmegen. De selectie van deze cases is gebaseerd op de maximale variatie -<br />

strategie, volgens welke de gekozen cases op een of meerdere aspecten als exemplarisch<br />

en als 'uitersten' gezien kunnen. Met andere woorden: cases waarbij een beschrijving van<br />

de kenmerken en de verantwoordelijkheidsverdeling wel eens sterk uiteen zou kunnen<br />

lopen. De gedachte is om via deze 'uitersten' het veld van mogelijkheden globaal in beeld<br />

te kunnen brengen. Beide casestudies omvatten een analyse van de voorhanden documenten<br />

en literatuur, een aantal interviews met sleutelfiguren en - per casestudy - een<br />

expertmeeting ter toetsing van de voorlopige resultaten. Op basis van deze activiteiten<br />

hebben we de ervaringen uit de casestudies aangewend om de genoemde scenario's voor<br />

verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling te schetsen.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 8


2.<br />

VERKENNINGEN


2. VERKENNINGEN<br />

2.1 INLEIDING<br />

Bij de interpretatie en reikwijdte van het begrip verantwoordelijkheid kan onderscheid<br />

gemaakt worden tussen formele en informele verantwoordelijkheid. Formele verantwoordelijkheid<br />

heeft doorgaans een grondslag in wettelijk of contractueel vastgelegde afspraken,<br />

terwijl informele verantwoordelijkheid haar basis ontleent aan mondelinge afspraken<br />

en gegroeide praktijken en routines in ad hoc samenwerkingsverbanden. In dit onderzoek<br />

hanteren we een ruim begrip van verantwoordelijkheid. Het omvat alle (formeel of informeel<br />

vastgelegde) taken, rollen en bevoegdheden waarvoor men ter verantwoording kan<br />

worden geroepen. De verdeling van de <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

vloeit dan ook voort uit de verdeling van taken, rollen en bevoegdheden<br />

tussen de bij die interbestuurlijke gegevensuitwisseling betrokken organisaties.<br />

In dit hoofdstuk staat een empirische en theoretische verkenning van de factoren die het<br />

vraagstuk van verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

beïnvloeden centraal. Eerst brengen we op basis van een informatietechnische, een politiek-bestuurlijke,<br />

een juridische en een financieel-economische dimensie van interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling deze invloedsfactoren in beeld. Op basis hiervan schetsen<br />

we een aantal kaders of regimes die bij het beslissen over de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling (alsmede het verbinden van consequenties<br />

aan die verdeling) relevant zijn.<br />

2.2 INFORMATIETECHNISCHE DIMENSIE<br />

2.2.1 COMPATIBILITEIT EN KWALITEIT VAN SYSTEMEN EN GEGEVENS<br />

De totstandkoming en het succes van interbestuurlijke gegevensuitwisseling zijn voor een<br />

niet onaanzienlijk deel afhankelijk van de mate waarin de betrokken organisaties voorzien<br />

zijn van informatiesystemen die onderling compatibel zijn en van een kwalitatief verg e l i j k b a a r<br />

niveau zijn. Bijna klassiek is het probleem van eilandautomatisering, waarbij twee of meer<br />

o rganisaties hun wens tot gegevensuitwisseling gehinderd zien door te grote verschillen in<br />

technische standaarden, protocollen voor berichtenverkeer en gegevensdefinities.<br />

De grootschalige toepassing van computer matching - het tegen elkaar uitdraaien van gro t e<br />

bestanden in het kader van fraude- en criminaliteitsbestrijding - zette in de jaren negentig<br />

een andere kritieke succesfactor voor gegevensuitwisseling op de agenda: de kwaliteit van<br />

gegevens. Interbestuurlijke uitwisseling van vero u d e rde, onbetro u w b a re of niet makkelijk in<br />

elkaars bedrijfsproces toepasbare gegevens heeft tot logisch gevolg dat de betrokken partijen<br />

niet of nauwelijks voordeel hebben van de samenwerking. Er moet in die gevallen vaak<br />

een te grote organisatorische en financiële inspanning worden geleverd om de (ruw) aang<br />

e l e v e rde data zodanig te bewerken dat ze zinvol kunnen worden ingezet in de eigen<br />

bedrijfsvoering. In het slechtste geval heeft de interbestuurlijke gegevensuitwisseling negatieve<br />

gevolgen: niet alleen voor de dienstverlening, maar bijvoorbeeld ook voor de re c h t shandhaving<br />

(onterechte verdachtmakingen of sociale etikettering van groepen burgers) of<br />

voor de kwaliteit van de eigen bedrijfsvoering (op onbetro u w b a re informatie gebaseerd e<br />

managementinformatie of perceptie van maatschappelijke problematiek).<br />

2.2.2 TYPEN GEGEVENSUITWISSELING: VERIFICATIE, MATCHING OF PROFILING<br />

De informatietechnische dimensie van gegevensuitwisseling en verantwoordelijkheidsverdeling<br />

vestigt niet alleen de aandacht op het belang van compatibiliteit en kwaliteit van<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 12


2. VERKENNINGEN<br />

systemen en gegevens; ook het type gegevensuitwisseling en het soort informatiesysteem<br />

dat gebruikt wordt, kunnen beschouwd worden als kritieke succesfactoren.<br />

Interbestuurlijke gegevensuitwisseling kan drie vormen aannemen: verificatie, matching of<br />

profiling (<strong>Van</strong> <strong>Duivenboden</strong>, 1999: 7). Verificatie behelst gegevensuitwisseling waarbij data<br />

worden uitgewisseld om de juistheid en volledigheid van de eigen gegevens (persoons- of<br />

object-) gericht te kunnen toetsen (bijvoorbeeld bij het aanvragen van voorzieningen of om<br />

het eigen register op te schonen). Matching betreft het breed uitwisselen van gegevens op<br />

basis van bepaalde kenmerken of veronderstellingen, met als doel de opsporing van bijvoorbeeld<br />

wetsovertreders of juist rechthebbenden (denk aan fraudebestrijding respectievelijk<br />

armoedebestrijding). Bij profiling worden gegevens gecombineerd teneinde profielen<br />

van (groepen) mensen op te kunnen stellen.<br />

De consequenties van de toepassing van verificatie, matching of profiling voor de verdeling<br />

van bestuurlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> kunnen behoorlijk uiteenlopen.<br />

Hoewel geen strikt omlijnd kader kan worden aangegeven, heeft in algemene zin verificatie<br />

minder consequenties voor de bestaande verdeling van taken, rollen en bevoegdheden<br />

dan matching en profiling. Het verifiëren van gegevens heeft doorgaans geen vergaande<br />

betekenis voor de rollen, taken en bevoegdheden van organisaties: men registreert nieuwe<br />

gegevens bij een aanvraag of voert een adreswijziging door en gebruikt hierbij de<br />

gegevens van een derde partij als controlemiddel. Pas wanneer men aan die verificatiegegevens<br />

een doorslaggevend belang toekent dan wel daar een concrete beslissing op<br />

baseert - zoals in toenemende mate met bijvoorbeeld gegevens uit de gemeentelijke<br />

basisadministratie (GBA) praktijk is - zijn interbestuurlijke gegevensuitwisseling en het<br />

vraagstuk van verantwoordelijkheidsverdeling direct met elkaar in verband te brengen.<br />

Bij profiling en matching worden gegevens uitgewisseld in het kader van een in beginsel<br />

onbeperkte zoektocht naar (groepen) personen of objecten. Bekende vormen van matching<br />

zijn de belasting- en ziekenfondssignalen die gemeentelijke sociale diensten krijgen;<br />

deze gegevenslijsten worden met enige regelmaat en op basis van een steeds systematischer<br />

aanpak 'uitgedraaid' tegen de eigen bestanden om personen te vinden die bijvoorbeeld<br />

naast hun uitkering (wit) werken. Bij profiling wordt bijvoorbeeld gezocht naar<br />

zwartwerkers door de eigen registratie te combineren met de gegevens van verzekeringsmaatschappijen<br />

(medewerkers van boorplatforms - die nemen het risico van onverzekerd<br />

zijn niet) of van elektriciteit- en waterleidingbedrijven (thuiskappers). De invloed die het<br />

toepassen van matching en profiling op de verantwoordelijkheidsverdeling heeft is doorgaans<br />

groter dan bij uitwisselen van gegevens ter verificatie van de eigen informatie.<br />

Concrete resultaten van matching en profiling spelen vaak een belangrijke rol in de voorbereiding,<br />

vaststelling en uitvoering van beleid - vooral waar het de beeldvorming betreft<br />

over de mate waarin sprake is van maatschappelijke of bestuurlijke problematiek (zie over<br />

de invloed op agendavorming Meijer, 1994). Een markant voorbeeld van de beeldbepalende<br />

invloed van bestandskoppeling vormt de aanwijzing van de staatssecretaris van<br />

Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 1993 om alle gemeentelijke sociale diensten (GSDen)<br />

te verplichten hun gegevensbestanden te vergelijken met gegevens van de Informatie<br />

Beheer <strong>Groep</strong> (IB-groep). Een van de belangrijkste aanleidingen was een op het eerste<br />

oog zeer succesvolle matching van de GSD Amsterdam en de IB-groep, die duidde op een<br />

potentieel fraudebedrag van ruim vier miljoen gulden door in totaal rond de tweehonderd<br />

studenten. Naar aanleiding van de voorlopige resultaten van deze en andere bestandkoppelingen<br />

ontstond het beeld van een omvangrijke fraudeproblematiek en een groot potentieel<br />

van ICT bij de oplossing van de handhavingsproblemen.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 13


2. VERKENNINGEN<br />

Een voorbeeld waarin de technieken van matching en profiling gecombineerd toegepast<br />

worden vormt de aanpak van de interregionale fraudeteams (RIF's). Deze teams, die zijn<br />

samengesteld uit (een wisselende samenstelling van) vertegenwoordigers van sociale<br />

diensten, politie, uitvoeringsinstellingen, brancheorganisaties en de Belastingdienst kenmerken<br />

zich door het in kaart brengen van de structuren van bepaalde fraudepraktijken.<br />

De intensieve samenwerking legt niet zelden de basis voor een (bewuste) verstrengeling<br />

van taken en bevoegdheden: rechercheurs van de betrokken organisaties maken gebruik<br />

van dezelfde informatie(systemen) en voeren in multidisciplinair verband activiteiten uit,<br />

waardoor het bijvoorbeeld voorkomt dat medewerkers van het GAK belastingtechnische<br />

activiteiten uitvoeren en de sociaal rechercheurs zich bezighouden met politieel onderzoek.<br />

Deze verschuiving van taken en bevoegdheden is ook concreet aan de orde als<br />

gevolg van de interbestuurlijke gegevensuitwisseling tussen politie en RDW. Het bureau<br />

bijzondere opsporingsbijstand van de RDW spoort met behulp van profiling-technieken<br />

personen op die een rol spelen in het criminele circuit van autodiefstal. Om de opsporing<br />

en vervolging effectief te kunnen uitvoeren, hebben de medewerkers van dit bureau de<br />

(traditioneel aan politie en justitie voorbehouden) bevoegdheid gekregen tot opsporing en<br />

kunnen ze personen verhoren en verbaliseren (<strong>Van</strong> <strong>Duivenboden</strong>, 1999: 204).<br />

De toepassing van matching en profiling heeft kortom geresulteerd in een ontwikkeling<br />

waarbij taken en bevoegdheden hier en daar gedeeltelijk verschuiven van de ene naar de<br />

andere organisatie of zelfs van de ene naar de andere sector. In algemene zin gesproken<br />

kan vastgesteld worden dat waar voorheen - bijvoorbeeld - sociale diensten autonoom<br />

waren in de vaststelling en bestrijding van fraude, zij hierbij in toenemende mate afhankelijk<br />

zijn geworden van gegevens van instanties als de Belastingdienst, ziekenfondsen,<br />

bedrijfsverenigingen en de IB-groep. Dat geldt evenzeer voor beleid op het terrein van de<br />

armoedebestrijding en de toeleiding naar de arbeidsmarkt. Op basis van bestandskoppelingen<br />

met diverse gemeentelijke registers en nutsvoorzieningen wordt bijvoorbeeld het<br />

non-gebruik van de bijzondere bijstand in kaart gebracht en door samenwerking in Centra<br />

voor Werk en Inkomen (CWI) worden met bedrijfsverenigingen en arbeidsbureaus activiteiten<br />

in kaart gebracht die de kans op het vinden van werk vergroten.<br />

In debatten over de verantwoordelijkheid en het takenpakket van sociale diensten laten<br />

de toekomstperspectieven varianten zien die uiteenlopen van een minimum optie met<br />

de GSD als pure uitkeringsorganisatie tot een maximum optie met de GSD als org a n isatie<br />

met een sterk verbreed takenpakket. In de laatstgenoemde variant word e n<br />

bestaande <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor armoedebestrijding en fraudebestrijding<br />

g e c o m b i n e e rd met (verd e re) uitbreiding naar de terreinen van arbeidsmarktbeleid en<br />

schuldsanering in individuele gevallen. De uitkomst van dergelijke debatten is veelal<br />

nog niet vastgesteld, maar is afhankelijk van de meer of minder bewuste strijd die zich<br />

juist om de verdeling van die <strong>verantwoordelijkheden</strong> (taken en bevoegdheden) afspeelt.<br />

De kwaliteit van beschikbare informatiesystemen speelt hierbij soms een expliciete ro l .<br />

O rganisaties die overtuigd zijn van de goede kwaliteit van hun eigen systemen stellen<br />

in dat kader voor om de administratie van andere organisaties over te nemen. Of<br />

andersom: organisaties besteden op eigen initiatief taken uit omdat zij ervan overtuigd<br />

zijn dat de eigen informatiesystemen en administratie in mindere mate ondersteunend<br />

is aan de kwaliteit van de beleidsuitvoering. Twee praktijkvoorbeelden: de GSD<br />

Zeewolde heeft zijn financiële administratie uitbesteed aan het GAK en voor de GSD<br />

Assen voert het GAK een deel van het bijstandsmaatschappelijk werk uit (Boer & Cro o n<br />

et al, 1996; Binnenlands Bestuur, 1997).<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 14


2. VERKENNINGEN<br />

2.2.3 TYPEN INFORMATIESYSTEEM: BILATERALE KOPPELINGEN EN<br />

KETENINFORMATIESYSTEMEN<br />

Voor deze studie is het van belang te constateren welke veranderingen er als gevolg van<br />

deze en andere vormen van verificatie, matching en profiling optreden in de verdeling van<br />

<strong>verantwoordelijkheden</strong>. Eenvoudig gesteld kunnen we twee bewegingen onderscheiden:<br />

verschuiving van <strong>verantwoordelijkheden</strong> van de ene naar de andere organisatie enerzijds<br />

en verschuiving van organisatiespecifieke <strong>verantwoordelijkheden</strong> naar het dragen van een<br />

bepaalde mate van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitoefening van taken en<br />

bevoegdheden anderzijds. In informatietechnisch opzicht kan dit onderscheid worden<br />

gekoppeld aan de wijze waarop de inrichting van de informatiesystemen is georganiseerd.<br />

Interbestuurlijke gegevensuitwisseling kan plaatsvinden in de vorm van 'losse' koppelingen<br />

van informatiesystemen van twee of meer partners in een informatieketen, maar kan<br />

ook op basis van een gezamenlijk ingericht keteninformatiesysteem georganiseerd zijn. De<br />

koppeling van het logistiek informatiesysteem van het Centraal Orgaan opvang<br />

Asielzoekers (COA) en het informatiesysteem van de Immigratie- en Naturalisatiedienst<br />

(IND) is een voorbeeld van de eerste categorie; de uitwisseling via het routeringsinstituut<br />

voor (inter-)nationale informatiestromen (RINIS) in de sociale zekerheid past in de catego -<br />

rie van op basis van gezamenlijk afspraken ingerichte keteninformatisering, evenals de<br />

werking van het GBA-netwerk van gemeenten en de honderden afnemers van GBA-gegevens<br />

- zoals pensioenfondsen, de IB-groep, sociale diensten, provinciale administraties,<br />

de Inspectie voor de Volksgezondheid, politie, justitie, de RDW, provincies, ministeries et<br />

cetera (Bekkers et al, 1995).<br />

Grijpink (2000: 169) maakt een vergelijkbaar onderscheid tussen typen automatisering,<br />

waar hij verschil maakt tussen uitwisseling tussen twee organisaties enerzijds (bilaterale<br />

koppeling van bestanden) en informatisering op ketenniveau anderzijds (denk hierbij aan<br />

nummerstelsels, verwijsindexen en verificatiestelsels). Wanneer er geen sprake is van een<br />

dominante organisatie in de informatieketen - een organisatie met de macht of het gezag<br />

om de organisatie van de informatie-infrastructuur te regisseren - is informatisering op<br />

ketenniveau noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de gewenste interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

gerealiseerd wordt zonder onnodige toename van de interdependenties.<br />

<strong>Van</strong>zelfsprekend maakt het voor de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> nogal verschil of<br />

er sprake is van bilaterale afspraken of van een op ketenniveau ingerichte informatieinfrastructuur<br />

voor interbestuurlijke gegevensuitwisseling. In het eerste geval zijn doorgaans<br />

slechts kleine aanpassingen in de software van de betrokken organisaties nodig<br />

om tot uitwisseling te komen, en zijn onderlinge afstemming van protocollen voor<br />

b e r i c h t e n v e r k e e r, definities en kwaliteit van gegevens in mindere mate aan de orde dan<br />

in een stelsel van gezamenlijk ingerichte informatisering. Tegelijkertijd is dat vaak mede<br />

de oorzaak van tekortkomingen ten aanzien van de bruikbaarheid van uitgewisselde<br />

gegevens: verschillen in interpretaties van gegevens en de structuur van systeemvelden<br />

leiden niet zelden tot stuwmeren van nader te onderzoeken gevallen bij de ontvangende<br />

instantie (denk bijvoorbeeld aan het uitzoekwerk dat met de rampen in de Bijlmer<br />

en Enschede gemoeid was).<br />

Bij keteninformatisering is vaak sprake van een meer indringende samenwerking, die<br />

mutatis mutandis consequenties heeft voor de taken en bevoegdheden waarvoor men ter<br />

verantwoording kan worden geroepen. In extreme vorm leidt keteninformatisering tot<br />

fysieke integratie van informatiesystemen, zoals in de vorm van enterprice resource planning<br />

systemen of relationele databases die systemen voor personeelsinformatie, salarisadministratie,<br />

financiële administratie et cetera verbinden. Het eerder genoemde ketenin-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 15


2. VERKENNINGEN<br />

formatiesysteem RINIS brengt minder vergaande verstrengeling van systemen met zich<br />

mee, maar noopt wel tot goede afspraken over de betekenis van uitgewisselde gegevens.<br />

RINIS kenmerkt zich door gezamenlijke besturing vanuit een onafhankelijke samenwerkingsorganisatie<br />

(de Stichting RINIS), waarbij door intelligent gebruik van verwijsindexen<br />

en routeringsmechanismen geen centrale of onderlinge controle op de systemen van de<br />

aangesloten organisaties vereist is. De routering van gegevens sluit aan bij de bestaande<br />

<strong>verantwoordelijkheden</strong> van de betrokken organisaties, doordat de uitgangspunten zijn dat<br />

(1) authentieke registraties worden gebruikt, (2) gegevensdefinities onderling worden afgestemd<br />

en zonodig gestandaard i s e e rd, (3) men gezamenlijk verantwoordelijk is voor de<br />

communicatie tussen systemen en (4) verwijsindexen zorgen voor het automatisch doorgeven<br />

van mutaties of de naam van de instantie die over de benodigde gegevens<br />

beschikt (zie verder uitgebreid Kinkhorst, 2000: 175-184). In het kader van deze studie<br />

is met name het gegeven interessant, dat de afzonderlijke organisaties zelf volledig vera<br />

n t w o o rdelijk blijven voor de eigen informatiesystemen en de daarin besloten gegevens,<br />

terwijl voor de onderlinge communicatie een uitgebreide set afspraken is gemaakt op<br />

basis waarvan men de gezamenlijke verantwoordelijkheid invult. Deze afspraken omvatten<br />

onder meer de instelling van een Trusted Third Party (een onafhankelijke intermediair)<br />

die systeemwachtwoorden beheert en een re c h t s t reekse toegang tot de inhoud van<br />

berichtgeving blokkeert.<br />

2.2.4 EFFICIENCY IN GEGEVENSUITWISSELING: STROOMLIJNING BASISGEGEVENS<br />

Waar het gaat om de doelmatigheid en doeltre ffendheid van interbestuurlijke gegevensuitwisseling,<br />

is het project 'Stroomlijning basisgegevens' van belang. In oktober 2000<br />

kondigt de regering in een voortgangsrapportage aan dat "bij het beleid over de elekt<br />

ronische overheid de komende tijd de nadruk zal liggen op het maken van de overg a n g<br />

van pilot- en ontwikkelingstrajecten naar grootschalige toepassingen, inclusief de daarbij<br />

benodigde versterking van de overall-regie en eisen aan de back-office." Twee maanden<br />

later bevestigt 'informatiseringsminister' <strong>Van</strong> Boxtel deze aankondiging met de<br />

w o o rden: "Geconstateerd kan worden dat de uitvoering van het (...) programma in volle<br />

gang is. Maar dit is niet voldoende. De ambitie om tot een echte elektronische overheid<br />

te komen, vergt intensivering van het beleid" (Ministerie van Binnenlandse Zaken en<br />

K o n i n k r i j k s relaties, 2000a en 2000b). Onder het Programma Stro o m l i j n i n g<br />

Basisgegevens, een onderdeel van het actieprogramma Elektronische Overheid, valt een<br />

aantal van die voor de ontwikkeling van efficiënte en effectieve interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

essentiële projecten. In hoofdlijnen gaat het hierbij om de boven<br />

b e s c h reven problematiek van compatibiliteit en kwaliteit van uitgewisselde informatie<br />

het hoofd te bieden. Op veel plaatsen binnen het openbaar bestuur zijn de primaire<br />

b e d r i j f s p rocessen van overheidsorganisaties vergaand geautomatiseerd, zonder dat<br />

daarbij rekening is gehouden met de mogelijkheid de eigen gegevens onderling uit te<br />

kunnen wisselen. De meeste informatiesystemen en informatienetwerken zijn vooral<br />

ingericht voor eigen gebruik (in plaats van ook voor eventueel gebruik door derd e n ) .<br />

Bovendien hebben ontwerp en bouw van systemen zelden plaatsgevonden met voorafgaande<br />

inventarisatie van de plaatsen waar elders binnen het publieke domein de voor<br />

hun bedrijfvoering benodigde gegevens al worden verzameld, opgeslagen en gebruikt.<br />

Deze gang van zaken - die op zich niet onlogisch is gezien de bestaande staatsinrichting<br />

met een uitgebalanceerd maar gesloten systeem van verdeling van verantwoord elijkheden<br />

en bevoegdheden - heeft geleid tot een veelheid van registraties waarin deels<br />

dezelfde gegevens zijn opgeslagen (De Kort, 2000). Binnen het Pro g r a m m a<br />

S t roomlijning Basisgegevens wordt bekeken of het mogelijk is bestaande of nog te bou-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 16


2. VERKENNINGEN<br />

wen informatiesystemen te stroomlijnen, zodat aanzienlijke verbeteringen in de backo<br />

ffice (interne bedrijfsvoering) en fro n t - o ffice (dienstverlening) van de elektro n i s c h e<br />

overheid kunnen worden gere a l i s e e rd. Hiertoe wordt een stelsel van authentieke re g i straties<br />

ontworpen dat het mogelijk moet maken dat aan burgers, bedrijven en andere<br />

overheden slechts eenmalig (dezelfde) gegevens worden gevraagd. Een goed werkend<br />

stelsel van registraties wordt gezien als voorwaarde voor onder meer: administratieve<br />

lastenverlichting voor burgers en bedrijven, het faciliteren van succesvolle implementaties<br />

van de één-loket-gedachte, verbetering van de fraudebestrijding, terugdringen van<br />

handhavingstekorten en verg roting van de beschikbaarheid van beleidsinformatie.3 Vo o r<br />

de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling heeft<br />

de (brede) invoering van authentieke registraties tot gevolg dat er wettelijke re g e l i n g e n<br />

zullen moeten worden getro ffen om organisaties de mogelijkheid te geven met gegevens<br />

uit die registraties op dezelfde wijze om te kunnen gaan als met gegevens uit de eigen<br />

informatiesystemen (Schravendeel, <strong>Van</strong> Rij & Rosén, 2000: 16). Een authentieke re g i stratie<br />

kent per definitie een groot aantal afzonderlijke organisaties als gebruikers. De<br />

e i n d v e r a n t w o o rdelijkheid voor een authentieke registratie kan daarom in principe bij<br />

even zovele organisaties (lees: ministers) worden belegd, maar zal in de praktijk ofwel<br />

aan één van de dominante partijen (lees: één minister) of een derde, onafhankelijke partij<br />

of stichting kunnen worden toegedeeld.<br />

2.3POLITIEK-BESTUURLIJKE DIMENSIE<br />

2.3.1 AUTONOMIE VERSUS AFHANKELIJKHEID<br />

Elke vorm van interbestuurlijke samenwerking impliceert een toename van de wederzijdse<br />

afhankelijkheid van de betrokken organisaties. Door het uitwisselen van gegevens<br />

met andere partijen worden de grenzen van de betrokken organisaties ten opzichte<br />

van elkaar opgerekt, verschoven of opengesteld. In politiek-bestuurlijke zin betekent<br />

dit bijvoorbeeld dat men een verlies aan sturingsmogelijkheden moet incasseren in ruil<br />

voor verbeteringen in de sfeer van rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltre ff e n d h e i d<br />

van de bedrijfsvoering. Zo zijn de beslissingen van bijstandsmaatschappelijk medewerkers<br />

sinds de uitwisseling van gegevens met de Belastingdienst per saldo minder gebas<br />

e e rd op (alleen) het eigen oordeel, maar kan de rechtmatigheid van die beslissingen<br />

sneller en op basis van een gro t e re hoeveelheid relevante informatie gecontro l e e rd worden.<br />

Ook de beslissing van een politieagent om van een automobilist te eisen dat hij<br />

zijn voertuig langs de kant zet is in afnemende mate gebaseerd op eigen inzicht en<br />

gegevens. Zijn oordeel is steeds vaker afhankelijk van online verkregen gegevens van<br />

de RDW, die op zijn beurt de eigen databases weer gevuld heeft met gegevens van verzekeringsmaatschappijen<br />

(autoverzekeringen), garagebedrijven (APK-keuringen) en<br />

gemeenten (naam, adres - en woonplaats). De bekende groene kaart moet het in die zin<br />

in voorkomende gevallen afleggen tegen zijn digitale dubbelganger; het papiertje is dan<br />

de facto betekenisloos geworden.<br />

Een actueel voorbeeld van dit thema is de ontwikkeling van authentieke registraties. Hier<br />

is er ook sprake vaneen paradigma-verandering in de zin dat men zijn eigen autonome<br />

informatie-eiland zal moeten opgeven in het licht van het uitvraagverbod. De ontwikkelingen<br />

inzake de '(wet) eenmalige gegevensverstrekking' kunnen in dit licht gezien worden.<br />

Inmiddels speelt ook de discussie of privaat gefinancierde registraties (zoals de basiskaart<br />

Nederland) ook als authentieke registraties kunnen worden aangemerkt en hoe het vervolgens<br />

zit met de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong>.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 17


2. VERKENNINGEN<br />

2.3.2 VERTROUWEN EN MACHT<br />

Dat gemeentelijke sociale diensten (bijstandsmaatschappelijk werkers) en de politie (agenten)<br />

hun beslissingen in individuele gevallen (mede) laten afhangen van de gegevens van<br />

derden, veronderstelt dat deze organisaties ofwel voldoende vertrouwen hebben in de<br />

kwaliteit van die gegevens ofwel dat sprake is van een (politiek-bestuurlijk afgedwongen)<br />

verplichting tot gebruik. De acceptatie van toenemende wederzijdse afhankelijkheid<br />

(ofwel: afnemende zelfstandigheid) staat of valt vaak met de begrippen vertrouwen en<br />

macht (<strong>Van</strong> Dalen, 2000: 44-45).<br />

De (persoonlijk geënte of institutioneel verankerde) ervaringen die organisaties met elkaar<br />

hebben opgedaan leggen vaak de basis voor de mate waarin men elkaar en elkaars gegevens<br />

wederzijds vertrouwt. In dat kader kan gesproken worden van historisch gegroeid<br />

vertrouwen. Voor een deel kan het vertrouwen - bijvoorbeeld met als aanleiding de totstandkoming<br />

van interbestuurlijke gegevensuitwisseling - georganiseerd worden door<br />

afspraken vast te leggen over de kwaliteit van gegevens. Dat kan geformaliseerd worden<br />

in de vorm van regelgeving, convenanten, managementcontracten, service level agreements,<br />

data dictionairies of certificeringen, maar kan ook informeel geregeld worden op<br />

basis van interbestuurlijke werkgroepen of het opstellen van een gentlemens agreement.<br />

In de praktijk van interbestuurlijke samenwerking zal het zelden voorkomen dat de (twee<br />

of meer) betrokken organisaties in gelijke mate beschikken over politiek-bestuurlijke<br />

macht. In de meeste gevallen zal het oprekken, verschuiven of openstellen van de organisatiegrenzen<br />

tot gevolg hebben dat de ene partij - bewust of onbewust - meer mogelijkheden<br />

krijgt om invloed uit te oefenenen dan de ander(en). De grootte van de organisatie,<br />

de historisch gegroeide of wettelijk verankerde status, de (financiële, personele of technologische)<br />

middelen of de afstand tot de politieke arena dan wel juist die tot de beleidspraktijk<br />

bepalen in grote lijnen de machtsposities van de betrokken partijen. In sommige<br />

gevallen kan de praktijk van interbestuurlijke gegevensuitwisseling leiden tot een aanscherping<br />

van de (organisatorische grenzen van) bestuurlijke verantwoording. Zo blijkt uit<br />

een casestudy bij een GSD dat de neiging terughoudend te zijn met het inleveren van zeggenschap<br />

versterkt is als gevolg van negatieve ervaringen met bestandskoppeling, omdat<br />

onvoldoende kwaliteit van de aangeleverde gegevens tot een onaanvaardbare werklast<br />

voor de organisatie leidde. Letterlijk wordt gesteld dat 'uitbesteding van de verantwoordelijkheid<br />

voor de verificatie van gegevens (...) om die reden niet wordt nagestreefd.'(<strong>Van</strong><br />

<strong>Duivenboden</strong>, 1999: 143-144).<br />

2.3.3 VERTICALISERING VERSUS HORIZONTALISERING<br />

Een apart politiek-bestuurlijk getint vraagstuk betreft de veranderingen in de verdeling van<br />

rollen, taken en bevoegdheden tussen kerndepartmenten enerzijds en uitvoerende overheidsorganisaties<br />

anderzijds. Het klassieke, hiërarchische besturingsmodel gaat uit van<br />

een strikte scheiding tussen <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor beleidsvorming en beleidsuitvoering,<br />

waarbij deze respectievelijk bij kerndepartementen en uitvoeringsinstanties belegd<br />

zijn. De verzelfstandiging van veel beleidsuitvoerende organisaties (agentschappen, zelfstandige<br />

bestuursorganen of privatisering) sluit aan bij deze idee van scheiding tussen<br />

beleid en uitvoering, maar tegelijkertijd doet de sterke opkomst van organisatienetwerken<br />

en informatienetwerken op zijn minst vermoeden dat beleid en uitvoering juist steeds sterker<br />

met elkaar verstrengeld raken (Frissen & Zouridis, 2001: 14). Verondersteld mag worden<br />

dat bij de nieuwe opzet van de begrotingssystematiek, die momenteel onder de noemer<br />

<strong>Van</strong> Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB) de aandacht van alle minis-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 18


2. VERKENNINGEN<br />

teries heeft, uitgegaan is van de gedachte dat de verantwoordelijkheid voor beleidsvorming<br />

en beleidsuitvoering nauw met elkaar in verband te brengen zijn (zie Ministerie van<br />

Financiën, 1999; <strong>Van</strong> Erpers Roijaards, 2000; Schutte, 2000).<br />

Naar aanleiding van de consequenties die de toepassing van ICT heeft op de verantwoordelijkheidsverdeling<br />

in het openbaar bestuur is een debat gaande met als uitersten<br />

de gedachte dat informatisering leidt tot versterking van de verantwoordelijkheid van kerndepartmenten<br />

versus de gedachte dat het uitvoerend niveau juist in toenemende mate<br />

verantwoordelijkheid krijgt voor beleidsvorming. In het eerste geval kan gesproken worden<br />

van verticalisering, in het tweede geval van horizontalisering van <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

over taken en bevoegdheden.<br />

Verticalisering van de beleidsontwikkeling impliceert een (hernieuwde) krachtige status<br />

van kerndepartmenten en de ontwikkeling waarbij uitvoeringsinstanties steeds meer als<br />

louter betaal- en dienstverleningsinstanties gaan functioneren (Frissen, 1994). Oude sturingsambities,<br />

vergelijkbaar met die van de cybernetische staat (Bekkers, 1993), worden<br />

bewaarheid. In dit beeld past de verdere rationalisering van overheidsbeleid en structuren<br />

daarbinnen, zoals aangeduid in het ideaaltype van de infocratie, dat beloften inhoudt ten<br />

aanzien van (centrale) sturingsmogelijkheden, controlepotentieel, vermindering van de<br />

bureaucratie en verbetering van de rechtspositie van burgers (Zeef en Zuurmond, 1994:<br />

246 en Zuurmond: 1994). Ten aanzien van de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij<br />

interbestuurlijke gegevenuitwisseling impliceert verticalisering de bevestiging dan wel<br />

terugkeer van de strikte scheiding tussen beleid en uitvoering alsmede de mogelijkheid<br />

van versterking van de verantwoordelijkheid van departementen om ter verantwoording te<br />

kunnen worden geroepen voor de uitvoering van beleid. Immers, de gedachte is dat ICT<br />

de monitoring en sturing van de uitvoering zodanig kan faciliteren, dat op men op centraal<br />

niveau de instrumenten in handen krijgt die nodig zijn om zich rekenschap te kunnen<br />

geven van de kwaliteit van uitvoeringsprocessen.<br />

In het scenario horizontalisering leidt de toepassing van ICT in het openbaar bestuur tot<br />

een versterkte rol van uitvoeringsorganisaties wat betreft beleidsvormende taken en<br />

bevoegdheden. Informatisering leidt tot intensivering van de interne en externe communicatie<br />

op horizontaal niveau, waardoor beleidsuitvoerders gezamenlijk over voldoende<br />

informatie beschikken om zelf (voor een deel) veranderingen in het te voeren beleid te kunnen<br />

doorvoeren. Recent onderzoek bevestigt deze ontwikkeling waarbij uitvoerders in veel<br />

opzichten sterker zijn komen te staan ten opzichte van beleidsmakers, waarbij ze soms<br />

zelf het initiatief tot nieuw beleid nemen (<strong>Van</strong> <strong>Duivenboden</strong>, 1999; Zouridis, 2000)<br />

2.4 JURIDISCHE DIMENSIE<br />

De juridische dimensie in interbestuurlijke gegevensuitwisseling heeft betrekking op in<br />

wet- en regelgeving vastgelegde taken, <strong>verantwoordelijkheden</strong> en bevoegdheden en de<br />

daarmee corresponderende doelen. Hierbij wordt gedacht aan regelingen in de Wet GBA,<br />

de Wet gemeenschappelijke regelingen of aan privacyregels (WPR cq. WBP). Er kunnen<br />

drie verschillende soorten regels worden onderscheiden:<br />

A) Het eerste type regels heeft betrekking op de taken en bevoegdheden van de samenwerkende<br />

partners van belang. Deze regels zullen in juridische zin een legitimatie vormen<br />

voor de samenwerkingsrelaties of de behoefte daartoe.<br />

B) Het type regels betreft de wijze waarop, gelet op de taken en bevoegdheden van de<br />

samenwerkende partners, de samenwerking zelf vormgegeven kan worden. Bijvoorbeeld<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 19


2. VERKENNINGEN<br />

de Wet gemeenschappelijke regelingen of convenanten zijn daarvoor een veel gebruikt<br />

juridisch middel.<br />

C) Als derde zijn de regels van belang zie betrekking hebben op de verwerking en<br />

uitwisseling van gegevens in het kader van de samenwerking. Deze regels betreffen het<br />

onderwerp van het onderzoek. Bij dit derde onderdeel, de inzet van ICT en gegevensuitwisseling,<br />

staat de juridische kwaliteit van interbestuurlijke gegevensuitwisseling centraal.<br />

In wet- en regelgeving vastgelegde taken, bevoegdheden en <strong>verantwoordelijkheden</strong> ten<br />

aanzien van gegevens en gegevensuitwisseling vormen daarbij de centrale elementen. De<br />

nadruk ligt hier dus op de regeling ten aanzien van de samenwerking voor wat de<br />

gegevensuitwisseling betreft. Daarbij komt nadrukkelijk de Wet bescherming persoonsgegevens<br />

in beeld, die de Wet persoonsregistraties gaat vervangen. Vraag is of deze<br />

(nieuwe) wet een kader biedt om de samenwerking ten aanzien van gegevens vorm te<br />

geven. Dit blijkt, zoals hieronder beschreven, inderdaad het geval te zijn. In die zin is er<br />

geen directe aanleiding tot beschouwingen over of een noodzaak tot nieuwe regels of een<br />

nieuw juridisch kader.<br />

2.4.1 WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS<br />

Ten aanzien van de WBP is de aandacht gericht op het begrip 'verantwoordelijke' en de<br />

mogelijkheden die er zijn om '<strong>verantwoordelijkheden</strong>' te beleggen. Bij nogal wat praktijken<br />

van interbestuurlijke gegevensuitwisseling is de Wet persoonsregistraties (WPR) en de<br />

daarin opgenomen regeling over het houderschap een belangrijk struikelblok geweest bij<br />

de regeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> betre ffende de verwerking van persoonsgegevens.<br />

Omdat de WPR specifieke eisen stelt aan geïntegre e rde persoonsregistraties, is bij interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling vaak uitgegaan van gescheiden registraties, met<br />

gescheiden <strong>verantwoordelijkheden</strong>. Ervan uitgaande dat de verwerking van persoonsgegevens<br />

zo niet een centrale, dan toch een zeer belangrijke plaats in zal nemen bij interbestuurlijke<br />

samenwerking waarbij gegevens uitgewisseld worden, is met name de vraag of<br />

en in hoeverre de Wet bescherming persoonsgegevens als opvolger van de Wet persoonsregistratie<br />

verg e l i j k b a re problemen kent, of juist wellicht al een afdoende kader heeft waarbinnen<br />

de <strong>verantwoordelijkheden</strong> ten aanzien van gegevensuitwisseling en het daarbij<br />

gebruiken van persoonsgegevens inderdaad op een flexibele wijze geregeld kan word e n .<br />

Centraal daarin staan de mogelijkheden om organisaties of samenwerkingsverbanden te<br />

beschouwen of aan te merken als 'verantwoordelijke' of 'verantwoordelijken' in de zin van<br />

de WBP. Het is namelijk de 'verantwoordelijke' op wie alle rechten en plichten rusten.<br />

De WPR is, zoals gezegd, niet (echt) behulpzaam gebleken bij gedeelde <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

bij gegevensuitwisseling. Hiervoor is een drietal redenen te geven:<br />

1. de scheiding tussen private en particuliere sector met verschillen in regels ten aanzien<br />

van de aanleg van registraties, het aanmelden en reglementeren en verstrekken;<br />

2. het feit dat de WPR enkel uitgaat van 'registraties', en<br />

3. de problemen en onduidelijkheden ten aanzien van het houderschap<br />

Onder de WBP is er geen systematisch onderscheid meer in sectoren. Daarnaast gaat de<br />

WBP uit van het verwerken van gegevens. Dit is ruimer dan enkel de persoonsregistraties<br />

van de WPR. De WBP geeft dan ook meer ruimte voor regeling van zowel gezamenlijke<br />

databases, als van communicatie binnen ketens waarbij verschillende actoren gegevens<br />

verwerken. De mogelijkheid om de WBP toe te passen in meer horizontale verhoudingen<br />

is derhalve ruimer dan bij de WPR nog het geval is. Het begrip houder van een registratie<br />

is vervangen voor verantwoordelijke voor de verwerking. Ook dit duidt op een meer dynamische<br />

benadering. Bij dit begrip zal dan ook langer worden stilgestaan.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 20


2. VERKENNINGEN<br />

2.4.2 DE VERANTWOORDELIJKE EN DE PARLEMENTAIRE GESCHIEDENIS VAN DE WBP<br />

Uit de parlementaire behandeling van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) kunnen<br />

een aantal mogelijkheden worden afgeleid om de <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling in juridische zin te regelen. Bepalend voor wie verantwoordelijke<br />

is, is de vraag wie juridisch bevoegd is om doel en middelen van de gegevensverwerking<br />

vast te stellen. Hiermee wordt aangesloten bij de formeel juridische<br />

bevoegdheden in publiek- en privaatrecht. De juridische entiteit is in feite de verantwoordelijke.<br />

(MvT, nr. 3, p. 16) Doorslaggevend daarbij is wie uiteindelijk bepaalt of er persoonsgegevens<br />

worden verwerkt, welke persoonsgegevens dat zijn en voor welk doel die<br />

gebruikt gaan worden. De bepaling van het doel van de gegevensverwerking staat hierbij<br />

voorop. In de publieke sector zullen als verantwoordelijke te kwalificeren zijn: de afzonderlijke<br />

ministers op rijksniveau, het college van Gedeputeerde Staten en de commissaris<br />

van de Koningin op provinciaal niveau en het college van burgemeesters en wethouders<br />

en de burgemeester op gemeentelijk niveau. Bij zelfstandige bestuursorganen op rijksniveau<br />

en bij functionele commissies op provinciaal en gemeentelijk niveau, zal het orgaan,<br />

belast met de taken en uitoefening van bevoegdheden waarvoor de gegevens worden verwerkt,<br />

als verantwoordelijke zijn aan te merken. Bij instellingen met een zodanige zelfstandigheid<br />

dat zij vergelijkbaar zijn met zelfstandige bestuursorganen, zal de verantwoordelijkheid<br />

volgen uit het instellingsbesluit van deze instellingen.<br />

Het feitelijk beheer over de gegevensverwerking kan daarbij aan een ander worden gemand<br />

a t e e rd. Meestal zal deze hiërarchisch ondergeschikt zijn aan de verantwoordelijke. De handelingen<br />

van deze ondergeschikten worden dan volgens de gewone regels van het burg e rlijk<br />

recht of van het staatsrecht aan de verantwoordelijke toegerekend (MvT, nr. 3, p. 16).<br />

Bij de bepaling wie verantwoordelijke is, is secundair van belang wie beslist over de middelen<br />

voor die verwerking. De vraag dus op welke wijze de gegevensverwerking zal plaatsvinden.<br />

Vaak zullen deze bevoegdheden (bepaling doel en keuze middelen) in dezelfde<br />

hand liggen. Is dit niet het geval, dan is er sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid<br />

(MvT, nr. 3, p. 55).<br />

Het hierboven genoemde aanknopingspunt van bevoegdheden, is duidelijker dan dat van<br />

de feitelijke machtsverhoudingen met betrekking tot de te verwerken persoonsgegevens.<br />

Dit laatste was bij de WPR het aangrijpingspunt. Dit heeft, vooral ook bij samenwerking en<br />

binnen ketenvorming, tot onduidelijkheid geleid en tot soms 'gezochte' constructies om<br />

de persoonsregistraties van de samenwerkende instanties te regelen. Door een ander aangrijpingspunt<br />

zouden de 'WPR-samenwerkingsproblemen' onder de WBP tot het verleden<br />

kunnen behoren. Vraag is of dit inderdaad het geval is.<br />

Dit lijkt niet direct het geval indien meerdere personen of instanties betrokken zijn bij de<br />

gegevensverwerking waarbij, in verband met de aard van die betrokkenheid, allen in aanmerking<br />

komen om als verantwoordelijke te worden aangeduid. Indien de samenwerking<br />

niet bij overeenkomst is geregeld of, indien dat wel het geval is, de verantwoordelijkheid<br />

op grond van de WBP voor de gegevensverwerking bij die samenwerking niet is geregeld,<br />

dient aan de hand van in het maatschappelijk verkeer aanvaarde maatstaven te worden<br />

bezien aan wie (natuurlijke persoon, rechtspersoon of bestuursorgaan) een bepaalde<br />

gegevensverwerking moet worden toegerekend (MvT, nr. 3, p. 16). Dat geldt ook als de<br />

juridische bevoegdheden van de betrokken samenwerkende partijen onvoldoende helder<br />

geregeld zijn om te kunnen bepalen wie van de betrokken actoren verantwoordelijke in de<br />

zin van de wet moet worden (MvT, nr. 3, p. 55).<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 21


2. VERKENNINGEN<br />

Wat de regelingsmogelijkheden bij samenwerking betreft, zijn er twee mogelijkheden. De<br />

eerste ziet op bepaalde vormen van 'samenwerkende verantwoordelijken' De tweede<br />

oplossing is dat door de samenwerkende partijen één partij als verantwoordelijke wordt<br />

aangewezen. Beide mogelijkheden komen hieronder aan de orde.<br />

MOGELIJKHEID 1<br />

Één verantwoordelijke is op grond van de WBP zeker niet verplicht. Er kan ook sprake zijn<br />

van in meer of mindere mate gezamenlijke of gedeelde verantwoordelijkheid. Bij dergelijke<br />

samenwerking kunnen vier vormen van 'samenwerkingsverantwoordelijkheid' onderscheiden<br />

worden.<br />

A) GEMEENSCHAPPELIJK VERANTWOORDELIJKHEID (EEN VERANTWOORDELIJKE VOOR HET GEHEEL<br />

EN ANDEREN INDIRECT VOOR EEN DEEL)<br />

Het kan zijn dat aan de verwerkingen verschillende organisaties deelnemen, en er één<br />

gemeenschappelijk verantwoordelijke is. Deze is aansprakelijk voor de verwerkingen<br />

als geheel. Daarnaast zijn de deelnemende organisaties aansprakelijk voor de aangelev<br />

e rde gegevens. De centrale verantwoordelijke is voor de inhoud daarvan slechts vera<br />

n t w o o rdelijk naar de mate waarop hij daarover juridische zeggenschap heeft. Te denken<br />

valt aan de gegevensverwerking van een ziekenhuis, waarbij de leiding van het ziekenhuis<br />

als verantwoordelijke wordt aangemerkt, terwijl de deelnemende medici vera<br />

n t w o o rdelijk zijn en blijven voor de juistheid van de opgenomen gegevens. De betro kkene<br />

kan in rechte slechts de ziekenhuisdirectie aanspreken. Heeft de betro k k e n e<br />

schade geleden door een fout van één van de deelnemende medici dan heeft de ziek<br />

e n h u i s d i rectie op hem een recht van re g res. De betrokkene kan dit evenwel niet worden<br />

tegengeworpen. De verantwoordelijke is in beginsel aansprakelijk voor de verwerkingen<br />

als geheel.<br />

B) GEZAMENLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID (IEDER VOLLEDIG VOOR HET GEHEEL)<br />

Ook is het mogelijk dat verschillende verwerkingen (geheel) zijn geïntegreerd zonder dat<br />

een gemeenschappelijke verantwoordelijke aanwezig is. Er is bij gehele integratie dan<br />

sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Elk van de verantwoordelijken is aansprakelijk<br />

voor het geheel van de gegevensverwerkingen. Bij gezamenlijke verantwoordelijkheid<br />

zijn alle in het samenwerkingsverband participerende personen c.q. instellingen dan<br />

ook hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel.<br />

C) DEELVERANTWOORDELIJKHEID (IEDER IS VOLLEDIG VERANTWOORDELIJK, MAAR ENKEL VOOR HET<br />

EIGEN DEEL)<br />

In bepaalde gevallen zijn verschillende verwerkingen min of meer geïntegreerd zonder dat<br />

een gemeenschappelijke verantwoordelijke aanwezig is. Er is dan sprake van afzonderlijke<br />

verantwoordelijkheid per (deel)verwerking. De betrokkene kan slechts één van de<br />

afzonderlijke verantwoordelijken aanspreken. Iedere verantwoordelijke is enkel verantwoordelijk<br />

voor zijn deel.<br />

D) GESCHAALDE VERANTWOORDELIJKHEID<br />

Naast deze drie vormen van min of meer gezamenlijke of gedeelde verantwoordelijkheid,<br />

waarbij er sprake is van samenwerking tussen de verschillende 'verantwoordelijken', is er<br />

nog de zogenaamde 'geschaalde' verantwoordelijkheid. Bij deze vorm is er geen sprake<br />

van samenwerking van of tussen de verschillende verantwoordelijken. Een dergelijke situatie<br />

is bijvoorbeeld aanwezig ten aanzien van mededelingen op bankafschriften.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 22


2. VERKENNINGEN<br />

MOGELIJKHEID 2<br />

De tweede mogelijkheid is min of meer een variatie op de hierboven genoemde<br />

gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, alleen dan een stapje verd e r. De meest vergaande<br />

mogelijkheid is dat één organisatie verantwoordelijk wordt voor het geheel,<br />

zonder een gedeelde verantwoordelijkheid in de interne verhoudingen. Die ene verantw<br />

o o rdelijke bepaalt dan geheel de gegevensverwerking. De WBP geeft blijkens de parl<br />

e m e n t a i re behandeling ruimte aan een regeling waarbij in de statuten van de betro k k e n<br />

rechtspersonen of via een overeenkomst aan een bepaalde rechtspersoon binnen het<br />

c o n c e rn de bevoegdheid wordt toegekend om doel en middelen van de gegevensverwerkingen<br />

binnen het concern te bepalen. De genoemde rechtspersoon - bijvoorbeeld<br />

de moedermaatschappij - is dan verantwoordelijke in de zin van de WBP voor alle<br />

gegevensverwerkingen die binnen het concern plaatsvinden. Dit omdat de juridische<br />

zeggenschap krachtens de getro ffen regeling bij die rechtspersoon berust. Een derg elijke<br />

regeling valt binnen de grenzen van een functionele invulling van het begrip vera<br />

n t w o o rdelijke. Het is immers in overeenstemming met opvattingen over maatschappelijke<br />

verkeer om de verantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking toe te re k e n e n<br />

aan de rechtspersoon die krachtens een interne regeling binnen het concern als de<br />

bevoegde rechtspersoon is aangewezen.<br />

Het feit dat er meer, al dan niet gezamenlijk optredende, verantwoordelijken zijn, laat de<br />

mogelijkheid onverlet dat zij een regeling treffen voor bijvoorbeeld een gemeenschappelijke<br />

klachtenbehandeling. Zo kan expertise op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens<br />

worden geconcentreerd. Een dergelijke 'centrale' organisatie treedt dan<br />

telkens op namens de desbetreffende verantwoordelijken.<br />

2.4.3 CONCLUSIES<br />

De komende Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) staat verschillende varianten<br />

van verantwoordelijkheidsverdeling voor samenwerking bij gegevensverkeer toe. Om problemen<br />

(achteraf) te voorkomen is het wel noodzakelijk dat een bewuste keuze wordt<br />

gemaakt en dat deze vervolgens bij overeenkomst goed wordt uitgewerkt. De WBP gaat<br />

er beslist niet vanuit, dat alle rechten en verplichtingen te allen tijde door één organisatie<br />

(verantwoordelijke) zelf vorm dienen te worden gegeven. Het is zeer wel mogelijk om<br />

bepaalde onderdelen als het ware (deels) te centraliseren. Te denken valt aan de informatieverstrekking<br />

aan betrokkenen, aan beveiliging en aan klachtenbehandeling. Ook het<br />

verstrekken van gegevens, mits éénduidige protocollen aanwezig zijn, kan (onder mandaat)<br />

meer centraal plaatsvinden. Dit laatste kan bijvoorbeeld bij elektronische cliëntendossiers<br />

die centraal 'gehouden' worden.<br />

2.5 FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />

2.5.1 MACRO-FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />

De evaluatie van de invoering van 's lands meest gebruikte authentieke registratie voor<br />

interbestuurlijke gegevensuitwisseling, de gemeentelijke basisadministratie, toonde aan<br />

dat het zichtbaar maken van kosten en baten in interorganisationele en per definitie complexe<br />

informatiseringsprojecten ongrijpbaar en intransparant wordt doordat kosten en<br />

baten: (1) niet altijd kwantificeerbaar zijn, (2) voor de betrokken partijen verschillend zijn en<br />

(3) variëren naar organisatorische en bestuurlijke niveaus (Bekkers et al, 1995: 115-116).4<br />

Het gevolg is dat discussies over kosten en baten van interbestuurlijke gegevensuitwisse-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 23


2. VERKENNINGEN<br />

ling in hoge mate symbolisch zijn vanwege de slechte kwanticeerbaarheid en dat bovendien<br />

het voorspellen van kosten en baten buitengewoon lastig is en het leeuwendeel van<br />

de kostenramingen arbitrair is (denk aan grote projecten als de Betuweroute). Ook met<br />

betrekking tot andere authentieke registraties (zoals het bedrijvenregister of het gebouwenregister)<br />

lijken 'gegevensuitwisseling en kostenverrekening maar moeilijk samen te<br />

gaan'(<strong>Van</strong> Banning et al., 1999). In het programma stroomlijning basisgegevens lijkt de<br />

voorkeur op dit moment uit te gaan naar een uniforme kostenverrekeningssystematiek,<br />

hoewel bepaalde omstandigheden aanleiding kunnen geven voor situatiespecifieke arrangementen<br />

(De Kort, 2000).<br />

In de nabije toekomst zal de nieuwe begrotingssystematiek (VBTB) mede invloed gaan uitoefenen<br />

op de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> - in elk geval financieel. Sinds het eind<br />

van de jaren zeventig bestaat er al een streven naar meer bedrijfsmatig opereren binnen<br />

de publieke sector, met consequenties in de vorm van het overgaan van inputbudgettering<br />

naar taakstellende budgettering, naar prestatiegerichte in plaats van hiërarchische waardering,<br />

vergroting en fragmentatie van de verantwoordelijkheid voor beleid en uitvoering,<br />

meer risico's dragen en meer klantgerichtheid in bedrijfsprocessen en dienstverleningsprocessen<br />

(zie Pröpper et al, 1994: 14).<br />

2.5.2 MICRO-FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />

In algemene zin hebben de financieel-economische overwegingen die een rol spelen bij de<br />

verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> in situaties van interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

betrekking op concrete onderlinge gezagsverhoudingen, de mate waarin sprake is van<br />

taakintegratie of -differentiatie, de transparantie van de kostenstructuur en de mate van<br />

kostenbewustzijn (<strong>Van</strong> Banning et al, 1999: 185-186).<br />

A) ONDERLINGE GEZAGSVERHOUDINGEN<br />

Zowel de genoemde politiek-bestuurlijke factoren die invloed uitoefenen op de verantwoordelijkheidsverdeling<br />

(autonomie versus afhankelijkheid, vertrouwen en macht en verticalisering<br />

versus horizontalisering) als juridische factoren (wettelijke plichten tot uitwisseling<br />

versus meer discretionaire bevoegdheden) hangen nauw samen met financieel-economische<br />

overwegingen voor verantwoordelijkheidsverdeling. In gevallen waarin op basis<br />

van wetgeving, hiërarchie, toezicht en/of resultaatsverantwoording expliciet omschreven<br />

verplichtingen tot gegevensuitwisseling bestaan, is doorgaans ook de financiële verrekening<br />

expliciet onderdeel van het betreffende beleid of de regelgeving. Als de ter beschikking<br />

gestelde middelen adequate compensatie bieden voor de inspanningen die verband<br />

houden met de interbestuurlijke gegevensuitwisseling, is de kans klein dat op basis van<br />

financiële overwegingen afspraken niet worden nagekomen. En vice versa: 'er is wel een<br />

punt als taakstelling en taakverwachting ver uitgaan boven de in de toegekende budgetten<br />

voorziene vergoeding' (<strong>Van</strong> Banning et al, 1999: 185).<br />

B) MATE VAN TAAKINTEGRATIE OF -DIFFERENTIATIE<br />

Indien sprake is van een sterke onderlinge afhankelijkheid, zoals in functionele en sequentiële<br />

ketenprocessen, is de discussie over kostenverrekening minder problematisch dan in<br />

situaties waarin de onderlinge afhankelijkheid matig is. Het belang dat de betrokken besturen<br />

of organisaties hebben bij adequate gegevensuitwisseling van kwalitatief hoogwaardige<br />

gegevens leidt relatief eenvoudig tot gezamenlijke keteninformatiesystemen (verwijsindexen,<br />

nummerstelsels, verificatiestelsels) waarvan de kosten, zoals bij het eerder<br />

genoemde RINIS, via een gezamenlijk ontwikkelde verdeelsleutel over de betrokken orga-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 24


2. VERKENNINGEN<br />

nisaties worden verdeeld. Hoe sterker de taken (en bevoegdheden) met elkaar samenhangen,<br />

hoe minder problematisch kostenverrekening is.<br />

C) MATE VAN TRANSPARANTE KOSTENSTRUCTUUR EN -BEWUSTZIJN<br />

Discussies over de verrekening van kosten bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling lopen<br />

gemakkelijker indien er goed zicht is op de kosten die daadwerkelijk gemaakt worden - en<br />

ook: waar die kosten mee gemoeid zijn (verzamelen, opslaan, verwerken, bewerken en<br />

distribueren). Hiervoor is het van belang dat elke betrokken partij een goed (informatie)systeem<br />

heeft en goede mechanismen hanteert voor de interne administratie van kosten en<br />

baten. Deze faciliteren een hoge mate van transparantie van de kostenstructuur en een<br />

hoge mate van kostenbewustzijn.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 25


3.<br />

REGIMES VOOR<br />

V E R A N T W O O R D E L I J K H E I D S V E R D E L I N G


3 REGIMES VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING<br />

3.1 INLEIDING<br />

Met en door ICT kunnen de bedrijfsprocessen van afzonderlijke instanties zich ontwikkelen<br />

in de richting van een algeheel bedrijfsproces dat door ketens wordt gevormd. Het<br />

spreekt voor zich dat dit gevolgen heeft voor de wijze waarop de verschillende <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

met betrekking tot de interbestuurlijke gegevensuitwisseling worden verdeeld.<br />

Waar bedrijfsprocessen integreren, ontstaan er allerlei gezamenlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

die vervolgens op de een of andere manier aan de betrokken organisaties of en<br />

'derde' partij moeten worden toebedeeld. Andersom kan het vasthouden aan de autonome<br />

<strong>verantwoordelijkheden</strong> van organisaties, de ontwikkeling van ketensamenwerking<br />

belemmeren en zelf verhinderen. De wijze waarop de interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

gestructureerd is en de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> die hier betrekking op<br />

hebben vormen zo twee zijden van één medaille.<br />

3.2 VIJF BENADERINGEN<br />

Globaal kunnen er vijf verschillende benaderingen van gegevensuitwisselings-relaties worden<br />

onderscheiden met ieder andere regimes van verantwoordelijkheidsverdeling (<strong>Van</strong><br />

<strong>Duivenboden</strong>, Meyer & De Wit, 2000). Deze benaderingen bieden een analytisch kader dat<br />

behulpzaam kan zijn bij discussie over de inrichting van ketensamenwerking en de verdeling<br />

van <strong>verantwoordelijkheden</strong>.<br />

3.2.1 PROTHESEBENADERING<br />

In de eerste benadering heeft iedere organisatie haar eigen informatiesysteem en vindt<br />

er op ad hoc basis (bilateraal) informatie-uitwisseling plaats. Ve r a n t w o o rd e l i j k h e d e n<br />

voor het verzamelen, bewerken, beheer en verwerken van gegevens liggen nadrukkelijk<br />

bij de individuele organisaties. Vo o rdeel van dit regime is dat onafhankelijkheid en<br />

rivaliteit worden behouden, waardoor individuele organisaties niet in hun mogelijkheden<br />

w o rden beperkt. Nadelen zijn de hoge mate van inefficiëntie: het ontbreken van gegev<br />

e n s s t a n d a a rden en een gemeenschappelijke informatie-infrastructuur legt een gro t e<br />

hypotheek op de snelheid van de gegevensuitwisseling en de kwaliteit van de uitgewisselde<br />

gegevens.<br />

3.2.2 ESTAFETTEBENADERING<br />

Bij deze benadering van interbestuurlijke gegevensuitwisseling heeft iedere organisatie<br />

heeft een eigen informatiesysteem, maar de informatie wordt volgens een vast stramien<br />

gestructureerd; informatie en dossiers worden achter de persoon/het object aangestuurd<br />

naar de direct volgende partner in de keten. Gezamenlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> bestaan<br />

hier vooral op het niveau van de gegevensstandaarden, waarover de betrokken organisaties<br />

overeenstemming moeten zien te bereiken. Voordelen van deze benadering liggen<br />

vooral op het vlak van de eenvoud en efficiency: de informatiestroom volgt de personen-<br />

(of objecten-) die een bepaald bedrijfsproces doorlopen, terwijl de deelnemende organisaties<br />

in principe autonoom blijven. Aan de andere kant zijn hier ook weer nadelen aan<br />

verbonden. De estafettebenadering is kwetsbaar voor vergissingen en fouten waardoor<br />

informatie zoekraakt of op de verkeerde plek beland.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 28


3. REGIMES VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING<br />

3.2.3 SPINBENADERING<br />

In deze benadering richten alle organisaties hun informatiesysteem in naar de wensen van<br />

een centrale partner in de keten. De informatie en dossiers worden centraal beheerd. Dit<br />

houdt in dat de <strong>verantwoordelijkheden</strong> met betrekking tot de gegevensuitwisseling op dit<br />

centrale niveau liggen. Voordelen van deze structuur zijn de eenduidigheid, transparantie<br />

en efficiëntie omdat de regie van de informatiestroom in één hand ligt. Tegelijkertijd heeft<br />

dit ook weer nadelen: het gevaar bestaat dat de centrale organisatie veel macht binnen de<br />

keten krijgt en zijn eigen belangen laat prevaleren boven die van het geheel.<br />

3.2.4 NOTARISBENADERING<br />

De notarisbenadering houdt in dat alle organisaties een gezamenlijk stramien afspreken<br />

voor hun informatieverwerking en -uitwisseling. In tegenstelling tot de hiervoor genoemde<br />

spinbenadering worden informatie en dossiers centraal beheerd door een Trusted Third<br />

Party, die toeziet op de naleving van de gemaakte afspraken. Dat betekent dat een aantal<br />

<strong>verantwoordelijkheden</strong> op het gebied van de gegevensuitwisseling aan deze 'notaris' zijn<br />

overgedragen. Net zoals bij de vorige benadering zijn de voordelen van deze systematiek<br />

eenduidigheid en efficiëntie. Een bijkomend voordeel is dat de Trusted Third Party beperkte<br />

eigen belangen in de gegevensuitwisselings-relaties heeft, en daarom met meer gezag<br />

regie kan voeren op de informatiestromen. Hier tegenover staat het nadeel van vrijblijvendheid<br />

die samenwerking tussen een groot aantal min of meer gelijkwaardige organisaties<br />

gemakkelijk met zich meebrengt. Zeker als het belang van de gegevensuitwisseling<br />

uiteenloopt - en daarmee de balans tussen kosten en baten van samenwerking voor iedere<br />

partner verschillend zijn - kan het erg lastig zijn om tot werkbare afspraken te komen.<br />

Daarnaast kan feit dat de Trusted Third Party een extra schakel in de informatieketen is de<br />

gegevensuitwisseling verder compliceren.<br />

3.2.5 NETWERKBENADERING<br />

In deze benadering maken alle organisaties hun informatiesystemen (gedeeltelijk) toegankelijk<br />

voor hun ketenpartners die op eigen initiatief bepaalde informatie kunnen<br />

ophalen. Informatie en dossiers worden decentraal beheerd maar zijn (op hoofdlijnen)<br />

'gekoppeld' (elektronisch dan wel via 'aanspreekpunten'). De grootste voordelen van<br />

deze benadering zijn flexibiliteit en slagvaardigheid. Informatievragers kunnen zonder<br />

tussenkomst van derden zelf re c h t s t reeks de benodigde informatie ophalen uit bestanden<br />

van ketenpartners. Vo o r w a a rde hiervoor is wel dat de organisaties kunnen vertro uwen<br />

op de technische en inhoudelijke kwaliteit van de gegevens. De inspanningen en<br />

investeringen die dat van iedere ketenpartner vergt, kunnen echter op gespannen voet<br />

staan met het (verwachte) nut van de gegevensuitwisseling. Het nadeel van de netwerkbenadering<br />

is dus dat deze erg afhankelijk is van wederkerige informatierelaties. Wa a r<br />

die wederkerigheid ontbreekt, bestaat het gevaar dat enkele partners de kwaliteit of uitwisselbaarheid<br />

van gegevens verwaarlozen. Door het gebrek aan regie in dit netwerk<br />

kan dit gevaar moeilijk worden bezworen.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 29


3. REGIMES VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING<br />

3.3 INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING EN GEGEVENSUITWISSELING VERGELEKEN<br />

Op basis van deze vijf benaderingen kunnen een tweetal schema's opgesteld worden. Het<br />

eerste schema betreft de interbestuurlijke samenwerking op zich. De verschillende benaderingen<br />

op gegevensuitwisseling worden dan beschouwd als benadering voor interbestuurlijke<br />

samenwerking. Aan de hand van dit schema kan een case of andere samenwerking<br />

getypeerd worden en kan tevens bezien worden welke verantwoordelijkheidsdimensie<br />

hierin leidend is.<br />

Figuur 1: benaderingen en aspecten van interbestuurlijke samenwerking<br />

Een tweede schema heeft specifiek betrekking op de wijze waarop binnen de samenwerking<br />

het verwerken van gegevens en de gegevensuitwisseling geregeld is.<br />

Figuur 2: benaderingen en typen <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij gegevensuitwisseling<br />

Door vergelijking van beide schema's kan worden bezien of er een discrepantie bestaat<br />

tussen de verschillende manieren waarop de onderscheiden <strong>verantwoordelijkheden</strong> zijn<br />

geregeld en de problemen die hier mogelijkerwijs mee verbonden zijn.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 30


4.<br />

CASESTUDIES


4. CASESTUDIES<br />

4.1 INLEIDING<br />

Om meer inzicht te krijgen op de structurering en het functioneren van de regimes van verantwoordelijkheidsverdeling,<br />

zijn een tweetal casestudies verricht. Hierbij is met name<br />

onderzocht hoe de onderscheiden dimensies in informatierelaties (juridisch, politiekbestuurlijk,<br />

informatietechnisch en financieel-economisch) zich in de praktijk tot elkaar<br />

verhouden en wat hun betekenis is voor de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong>. Het<br />

betreft het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) in Nijmegen en de aanpak van drugsoverlast<br />

in de gemeenten Terneuzen en Hulst. In het kader van de casestudies is literatuur<br />

bestudeerd, zijn een aantal verkennende interviews gehouden en zijn een tweetal expertbijeenkomsten<br />

belegd. De interviews en de expert-meetings zijn gestructureerd aan de<br />

hand van de volgende algemene vragen. Bij de expert-meetings is tevens gebruik<br />

gemaakt van de resultaten van de literatuurstudie en de interviews.<br />

4.2 CASE PROTOCOL<br />

De centrale vragen die in de case studies centraal hebben gestaan zijn:<br />

1. WELKE ORGANISATIES WERKEN SAMEN, WAT IS HET DOEL OF ZIJN DE DOELEN VAN DE SAMEN-<br />

WERKING EN WAT IS DE ROL VAN DE VERSCHILLENDE PARTNERS.<br />

2. WAAR BESTAAT DE SAMENWERKING UIT EN, IN HET BIJZONDER, MET WELKE ORGANISATIE WOR-<br />

DEN GEGEVENS UITGEWISSELD. VOORAL WAT DE GEGEVENSUITWISSELING BETREFT, ZIJN DE VOL-<br />

GENDE ZAKEN VAN BELANG:<br />

A) Het belang van de gegevensuitwisseling (In welke mate zijn de uitgewisselde gegevens<br />

van (vitaal) belang voor de afzonderlijke organisaties. Bestaan er in dit opzicht verschillen<br />

tussen organisaties);<br />

B) de formalisering van de gegevensuitwisseling (wat is de juridische grondslag voor de<br />

gegevensuitwisseling. Berust deze op regelgeving, of is hij geformaliseerd in een contract<br />

of convenant);<br />

C) de standaardisatie van inhoud en uitwisseling in de gegevensuitwisseling (in welke mate<br />

is de inhoud en uitwisseling van gegevens gestandaardiseerd. Bestaan er gegevensstandaarden.<br />

Is de gegevensuitwisseling structureel of ad hoc. Wat is de frequentie van de<br />

gegevensuitwisseling);<br />

D) de technologische inbedding en infrastructuur voor de gegevensuitwisseling (hoe is de<br />

gegevensuitwisseling informatietechnisch ingebed. <strong>Van</strong> welke technologie (en programmatuur)<br />

wordt gebruik gemaakt);<br />

E) de wederkerigheid van de gegevensuitwisseling (wie levert informatie, en wie maakt er<br />

gebruik van. Is er sprake van eenrichtingsverkeer of van wederkerigheid);<br />

F) de intensiteit (omvang en frequentie) van de gegevensuitwisseling (hoe vaak wordt informatie<br />

uitgewisseld);<br />

G) de aard van de gegevens die centraal staan binnen de gegevensuitwisseling (gaat het<br />

om 'ruwe' data, of gaat het om meer bewerkte gegevens. Wat wordt er uitgewisseld: data,<br />

informatie of kennis), en<br />

H) de aard van de inspanning voor aangaan en onderhouden van de gegevensuitwisseling<br />

(welke inspanningen moeten er worden geleverd voor het verzamelen, opslaan (en bewerken)<br />

en uitwisselen van gegevens).<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 34


4. CASESTUDIES<br />

3. HOE ZIJN DE VERSCHILLENDE VERANTWOORDELIJKHEDEN (VOORAL M.B.T) GEGEVENSUITWISSE-<br />

LING GEREGELD. ER KUNNEN VIER VERSCHILLENDE VERANTWOORDELIJKHEDEN ONDERSCHEIDEN<br />

WORDEN. HET GAAT DAN OM DE VOLGENDE VERANTWOORDELIJKHEDEN:<br />

A) juridische verantwoordelijkheid (zijn <strong>verantwoordelijkheden</strong> in regelgeving of contractueel<br />

vastgelegd);<br />

B) bestuurlijke verantwoordelijkheid (wie is in de praktijk verantwoordelijk);<br />

C) technische verantwoordelijkheid (wie is verantwoordelijk voor de technische kwaliteit van<br />

de gegevens en het technisch beheer van database en/of communicatiemiddelen), en de<br />

D) financieel-economische verantwoordelijkheid (hoe is de verdeling van kosten en baten<br />

en wie is verantwoordelijk voor die verdeling)<br />

Bij de expertmeetings is tevens aan de orde gekomen hoe de deelnemers de wijze van<br />

samenwerking binnen de verschillende dimensies zelf beoordelen. Daarbij is gebruikt<br />

gemaakt van het in de vorige paragraaf geschetste analysekader.<br />

4.3 GEGEVENSUITWISSELING BIJ DE BESTRIJDING VAN LOKALE DRUGSPROBLE<br />

MATIEK IN ZEEUWS-VLAANDEREN (HULST EN TERNEUZEN)<br />

De problematiek in verband met drugs kent in hoofdlijnen een drietal verschillende<br />

aspecten. Naast de (grootschalige) handel in drugs, zijn dat de hulpverlening aan<br />

drugsverslaafden en de (meer lokale) problematiek van onder andere drugshandel in<br />

c o ffeeshops, gebruik op straat en de daarmee samenhangende openbare orde pro b l emen<br />

en gevoelens van onveiligheid.<br />

In de onderzochte case staat dit derde aspect centraal: de lokale drugs- en openbare orde<br />

problematiek en de daardoor veroorzaakte openbare orde problemen. De case-studie richt<br />

zich op het beleid ter zake in de gemeenten Hulst en Terneuzen.<br />

4.3.1 DRUGSPROBLEMATIEK<br />

Bij lokale drugsproblematiek handelt het veelal om en de beheersing en/of bestrijding van<br />

handel in met name coffeeshops en huizen en de beheersing en/of bestrijding van een<br />

o p e n b a re ordeaantastingen. De aanpak van deze lokale drugsproblematiek is sterk prob<br />

l e e m g e s t u u rd. Wat is het probleem en op welke wijze kan het probleem worden opgelost<br />

of beheersbaar worden gemaakt? De problemen variëren van overlast en onveiligheid in de<br />

o p e n b a re ruimte tot het bestrijden en vermijden van ongewenste ontwikkelingen. (terugb<br />

rengen overlast en het weren van coffeeshops in de gemeente). Politieke keuzes en overtuigingen<br />

spelen een belangrijke rol bij de keuze van bepaalde beleidslijnen en de ontwikkeling<br />

en hantering van bepaalde handhavingsarrangementen. De drugproblematiek is van<br />

dien aard, dat verschillende partijen dienen samen te werken. Het gaat dan, in eerste<br />

instantie, om gemeenten, het openbaar ministerie en politie of Koninklijke mare c h a u s s e e .<br />

D a a rnaast wordt samengewerkt met onder andere douane, belastingdienst, buurtorg a n i s aties,<br />

woningcorporaties, scholen en lokale winkeliersverenigingen. Ook vindt samenwerking<br />

plaats met hulpverlenende instanties zoals bijvoorbeeld welzijnswerk, CAD's en huisartsen.<br />

4.3.2 BELEIDSKADER: BESTRIJDING DRUGSPROBLEMATIEK<br />

De aanpak van lokale drugsproblematiek ziet, zoals gezegd, met name op de beheersing<br />

en bestrijding van de handel van drugs in coffeeshops, panden en de handel op straat.<br />

Een belangrijke plaats wordt ingenomen door de handhaving van de openbare orde en de<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 35


4. CASESTUDIES<br />

bescherming van het woon- en leefklimaat. Naast strafrechtelijk optreden, speelt het<br />

bestuurlijk optreden vooral de afgelopen tien jaren een toenemende rol. <strong>Van</strong> oudsher is de<br />

bestrijding van lokale drugsproblematiek een zaak geweest van justitie en politie. De strafrechtelijke<br />

handhaving stond voorop. De aanpak van het gebruik en de verkoop van softdrugs<br />

in coffeeshops had en heeft geen hoge prioriteit bij de opsporing en vervolging.<br />

Reeds in 1976 zijn door de Procureurs-generaal richtlijnen vastgesteld die gehanteerd<br />

worden om te bepalen of al dan niet strafrechtelijk wordt opgetreden. Als men zich aan de<br />

richtlijnen houdt, dan wordt de situatie vanuit een strafrechtelijk perspectief gedoogd.<br />

Deze (gedoog)richtlijnen zijn bekend als de AHOJ-G-criteria. Zij komen er op neer, dat als<br />

er geen affichering zoals reclame of uitstalling plaatsvindt (A), er geen harddrugs worden<br />

verkocht (H), er geen sprake is van overlast (O), er geen verkoop aan jeugdigen, personen<br />

jonger dan 18, plaatsvindt (J), en er geen grote hoeveelheden verkocht worden (G), de coffeeshop<br />

gedoogd wordt.<br />

GEDOGEN OF SLUITEN?<br />

Deze criteria voor strafrechtelijk gedogen laten de mogelijkheden om bestuurlijk op te<br />

t reden in stand. Het bestuur, in hoofdzaak de burgemeester als degene die op grond van<br />

de gemeentewet belast is met de handhaving van de openbare orde, kan dan ook<br />

besluiten om (toch) tegen coffeeshops die zich aan de AHOJ-G-criteria houden, op te<br />

t reden. Dit bijvoorbeeld door tijdelijke of permanente sluiting van de coffeeshop. Een<br />

landelijk gehanteerde norm hierbij is dat 1 coffeeshop per 20.000 inwoners, afhankelijk<br />

van en gere l a t e e rd aan de lokale markt, bestuurlijk gedoogd wordt. Uitgangspunt bij de<br />

bestuurlijke handhaving is dan ook, evenals bij de strafrechtelijke handhaving het geval<br />

is, dat coffeeshops, zij het op beperkte schaal, gedoogd worden. Niettegenstaande deze<br />

algemene lijn dat op beperkte schaal gedoogd wordt, is het onder omstandigheden<br />

mogelijk dat een gemeente een zogenaamd 0-beleid5 voert. Dit houdt in dat binnen de<br />

gemeente geen enkele coffeeshop of vergelijkbaar verkooppunt wordt gedoogd. Reeds<br />

begin jaren '90 sanctioneerde de rechter dit zogenaamde 0-beleid. Er dienen dan overigens<br />

wel bijzondere omstandigheden te zijn op grond waarvan het gere c h t v a a rdigd is<br />

om een 0-beleid te (kunnen) voere n . 6<br />

0-BELEID<br />

In het begin van de jaren '90 ontstond bij gemeenten meer en meer de behoefte om ook<br />

op bestuurlijke wijze op te treden tegen de drugoverlast en daarmee gepaard gaande aantastingen<br />

van de openbare orde en van het leef- en woonklimaat. Gemeenten gingen,<br />

naast de strafrechtelijke aanpak en het strafrechtelijk gedoogbeleid, een eigen beleid voeren<br />

en werden actiever in het inzetten van bestuurlijke maatregelen om drugsoverlast te<br />

beheersen en/of te bestrijden. Hierboven is in dit verband reeds gewezen op het ontstaan<br />

van het zogenaamde 0-beleid.<br />

WET VICTORIA<br />

Om de mogelijkheden voor bestuurlijk optreden van passende bevoegdheden te voorzien,<br />

zijn in de afgelopen jaren een aantal specifieke bestuurlijke bevoegdheden in het leven<br />

geroepen. In het bijzonder gaat het daarbij om mogelijkheden voor de burgemeester om<br />

panden waar drugshandel plaatsvindt te kunnen sluiten. Het gaat enerzijds om de mogelijkheid<br />

om op grond van de gemeentewet (art. 174a) woningen die als drugspand gebruikt<br />

worden te sluiten. De behoefte aan een dergelijke specifieke bepaling ontstond toen de<br />

Raad van State oordeelde dat de sluiting van een woning die als drugspand werd gebruikt,<br />

een inbreuk op het in artikel 10 van de Grondwet neergelegde recht op bescherming van<br />

de persoonlijke levenssfeer opleverde, en om die reden enkel gebaseerd kon zijn op een<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 36


4. CASESTUDIES<br />

specifieke bij of krachtens de wet gegeven bepaling. Een bepaling in de algemene plaatselijke<br />

vero rdening was derhalve ontoereikend om een als drugspand gebruikte woning<br />

te kunnen sluiten.7 Deze aanpassing van de Gemeentewet uit 1997 staat bekend als de<br />

Wet Victoria. Anderzijds biedt de Opiumwet (art. 13b) sinds 1999 de mogelijkheid voor<br />

de burgemeester om op te treden tegen drugshandel in voor het publiek toegankelijke<br />

lokalen en daarbij behorende erven. Deze wijziging van de Opiumwet staat bekend als de<br />

Wet Damocles.8<br />

EXPLOITATIEVERGUNNINGEN EN VERBLIJFSVERBODEN<br />

Naast deze 'bijzondere' sluitingsmogelijkheden, kunnen ten aanzien van horecagelegenheden<br />

in een plaatselijke verordening door een gemeente nadere voorwaarden verbonden<br />

worden aan het (mogen) exploiteren van een horecagelegenheid. Het gaat hierbij om de<br />

zogenaamde exploitatievergunningen. Naast de mogelijkheden om tot tijdelijke of permanente<br />

sluiting over te gaan of om een exploitatievergunning verplicht te stellen, worden<br />

ook wel verblijfsverboden gebruikt. Verblijfsverboden vinden hun basis in een plaatselijke<br />

verordening. Zij komen er op neer, dat personen in bepaalde gevallen voor een bepaalde<br />

periode de toegang tot een deel van de openbare ruimte, meestal een bepaald gebied, kan<br />

worden ontzegd. In de praktijk worden dergelijke verblijfsverboden namens de burgemeester<br />

opgelegd door de politie.<br />

4.3.3 DE AANPAK IN ZEEUWS-VLAANDEREN<br />

De drugproblematiek in Zeeuws-Vlaanderen heeft nadrukkelijk een gre n s o v e r s c h r i j d e n d<br />

aspect: het drugtoerisme. Kenmerkend is het grote aantal 'buitenlandse' klanten en een<br />

drugsaanbod (o.a. het aantal coffeeshops) dat beduidend groter is dan de eigen lokale<br />

'markt' zou 'vereisen'. In die zin nemen de Zeeuws-Vlaamse gemeenten een bijzondere<br />

positie in. De vraag naar, en mede daardoor het aanbod van drugs, overstijgen de op<br />

zich 'rustige' lokale markt. De noodzaak om (ook) bestuurlijk op te treden kan dan ook<br />

voor een belangrijk deel in de geografische positie en het daaruit voortvloeiende drugstoerisme<br />

gevonden word e n .<br />

HULST: O-BELEID<br />

In de gemeente Hulst speelt de burgemeester een centrale en actieve rol in de bestrijding<br />

van drugs en drugsoverlast. Het betreft daarbij de handel in softdrugs en de daarmee<br />

gepaard gaande overlast. De problemen rondom softdrugs zijn begin jaren '90<br />

ontstaan en daarna (snel) gegroeid. Mede in reactie daarop is in 1994 de algemene<br />

plaatselijke vero rdening aangepast. Sindsdien is voor horecagelegenheden, waaro n d e r<br />

c o ffeeshops, een exploitatievergunning vereist en komen de verg u n n i n g v o o r w a a rden er<br />

op neer, dat geen vergunning verleend wordt als redelijkerwijs kan worden aangenomen<br />

dat drugs bij de exploitatie een rol zullen spelen. Als na het verlenen van een verg u nning<br />

blijkt dat drugs (alsnog) een rol spelen, wordt de vergunning ingetrokken. Deze<br />

handelwijze komt er in de praktijk op neer, dat coffeeshops (geheel) verboden zijn. In<br />

1995 is dit zogenaamde 0-beleid officieel vastgelegd in de Beleidsnota softdrugs in<br />

o p e n b a re inrichtingen. In 1999 is het beleid ten aanzien van de exploitatieverg u n n i n g e n<br />

aangescherpt en (hernieuwd) vastgelegd. Hulst was en is de enige Zeeuws-Vlaamse<br />

gemeente waar het 0-beleid als officieel beleid wordt gehanteerd. De nieuwe bevoegdheden<br />

in de Wet Damocles en de Wet Victoria zijn in Hulst eveneens omgezet in off icieel<br />

beleid. Ook deze bevoegdheden worden gebruikt in het kader van het 0-beleid.<br />

De samenwerking en de te nemen maatregelen in dit opzicht zijn in een tweetal beleidsdocumenten<br />

uit 2000 vastgelegd.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 37


4. CASESTUDIES<br />

TERNEUZEN: BEHEERSEN EN GEDOGEN<br />

In Terneuzen stamt het eerste beleidsdocument ten aanzien van drugs uit 1992. De handel<br />

in drugs en de daarmee samenhangende problematiek gaven echter vooral daarna,<br />

met name in de binnenstad in de periode vanaf 1993, aanleiding tot ernstige problemen.<br />

De ruimste schattingen kwamen toendertijd uit op zo'n 70 drugspanden, waaronder een<br />

groot aantal woningen. Waarschijnlijk was een aantal van rond de 40 verkooppunten,<br />

waaronder 25 panden waar harddrugs werden verkocht, een reëler aantal. Het aantal<br />

drugstoeristen lag op het hoogtepunt van de problemen tussen de 100 en 150 per dag. In<br />

Terneuzen wordt de landelijke lijn van beheersing en gedogen gevolgd. Terneuzen kent ten<br />

aanzien van coffeeshops en de verkoop van softdrugs vanuit woningen dan ook geen 0beleid.<br />

Het beleid is, uitgaande van de AHOJ-G-criteria, gericht op de beperking van de<br />

overlast. Hierbij ligt de nadruk op het terugdringen (en beheersbaar houden) van drugstoerisme.<br />

In de Vervolg-notitie bestrijding drugsoverlast van januari 1995 is dit als beleid<br />

vastgelegd. Als uitgangspunt worden maximaal twee coffeeshops gedoogd. De problematiek<br />

betreft naast softdrugs ook de verkoop en het gebruik van harddrugs. Ten aanzien<br />

van softdrugs is, zoals gezegd, beheersing het uitgangspunt. Ten aanzien van harddrugs<br />

is het uitgangspunt echter de bestrijding ervan. Naast de mogelijkheden om tot tijdelijke<br />

of permanente sluiting van panden (horeca en woningen) over te gaan, wordt (werd) in<br />

Terneuzen ook en met succes de maatregel van een verblijfsverbod9 gebruikt. Het verbod,<br />

met een duur van meestal 28 dagen, wordt (werd) door de politie opgelegd. In ruim de helft<br />

van de gevallen werden dergelijke verblijfsverboden opgelegd aan buitenlandse drugtoeristen.<br />

De effectiviteit en de afschrikkende werking van verblijfsverboden waren mede te<br />

danken aan het feit dat de (buitenlandse) politie van de woonplaats van betrokkene van<br />

het opleggen van verblijfsverbod op de hoogte werd gesteld. Ten tijde van het onderzoek<br />

was de openbare orde situatie zodanig, dat er in feite geen verblijfsverboden meer worden<br />

opgelegd. De samenwerking tussen verschillende instanties en de maatregelen die<br />

genomen kunnen worden, alsmede de inrichting van een centraal meldpunt voor vragen<br />

en overlast en het creëren van een opvangfaciliteit, zijn vastgelegd in het project en convenant<br />

Houdgreep van februari 1996. Ter uitvoering van het project zijn, met name ten<br />

behoeve van de opvang, overheidsgelden ontvangen. Bijzondere regels of voorzieningen<br />

voor de uitwisseling van gegevens zijn daarin niet opgenomen. In de uit 1997 stammende<br />

evaluatie van het project wordt geconcludeerd dat de ernstige overlast tot het verleden<br />

behoort en dat er 'thans (in 1997) sprake is van een beheersbare situatie'.<br />

SAMENWERKING BIJ BESTRIJDING DRUGSOVERLAST<br />

Samenvattend kan gesteld worden dat in beide gemeenten verschillende instanties<br />

samenwerken bij de beheersing en/of bestrijding van drugsoverlast, de handhaving van de<br />

openbare orde en de bevordering van een veilig leef- en woonklimaat. Het gaat dan om de<br />

gemeente, justitie en politie, bewonersverenigingen, winkeliersverenigingen, woningbouwcorporaties<br />

en hulpverlenende instanties. De samenwerking tussen deze instanties is<br />

deels in overeenkomsten en beleidsdocumenten geregeld. Deze overeenkomsten en<br />

documenten zijn nadrukkelijk gericht op de aanpak van het probleem en op de wijze waarop<br />

verschillende organisaties daarbij kunnen samenwerken en op welke wijze ieder der<br />

partijen gebruik kan en zal maken van de mogelijkheden en middelen (bevoegdheden) die<br />

aan die partij ten dienste staan. In het ene geval staat de burgemeester centraal en worden<br />

vooral de mogelijkheden van bestuurlijke acties benut: het verplicht stellen van vergunningen<br />

en bepaalde vergunningvoorwaarden en het intrekken van vergunningen of het<br />

aanzeggen van bestuursdwang (bijvoorbeeld sluiten horecagelegenheid of woonpanden)<br />

bij 'overtreding'. In het andere geval ligt de centrale rol meer bij de politie en is het ook de<br />

politie die de 'harde' maatregelen neemt (een centraal meldpunt ondergebracht bij de poli-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 38


4. CASESTUDIES<br />

tie en gefinancierd door gemeenten, verblijfsverboden opgelegd door de politie en strafrechtelijke<br />

procedures.). Ook in dat geval neemt het bestuur maatregelen zoals het 'sluiten'<br />

van drugspanden.<br />

4.3.4 INFORMATIE-UITWISSELING: NUT EN NOODZAAK<br />

Voor wat betreft de visie in deze case op het nut en de noodzaak van informatie-uitwisseling<br />

dient een onderscheid gemaakt te worden tussen 2 typen van informatie:<br />

1. algemene informatie over de wijze waarop een probleemgestuurde aanpak vormgegeven<br />

kan worden;<br />

2. concrete informatie inzake de aanpak van specifieke problemen.<br />

AD 1.<br />

Met name tijdens de expert-meeting, werd duidelijk dat er zeer nadrukkelijk een behoefte<br />

bestaat aan meer algemene informatieverkrijging en -uitwisseling. Deze uitwisseling<br />

betreft dan niet zozeer de aanpak van specifieke problemen (de sluiting panden bijvoorbeeld),<br />

maar veeleer de wijze waarop een probleemgestuurde aanpak vormgegeven kan<br />

worden. In de concrete casus werd daarbij gedacht aan voorbeeldconvenanten voor<br />

samenwerking, voorbeelden voor beleidsnotities op een specifiek gebied en aan de uitwisseling<br />

van ervaringen over hoe en op welke wijze bepaalde juridische procedures<br />

gevoerd dienen te worden.<br />

AD 2<br />

Ten aanzien van dit type informatie bestaat duidelijk geen behoefte aan specifieke samenwerkingsstructuren<br />

ten aanzien van gegevensuitwisseling. Als gevolg hiervan is een specifieke<br />

regeling over, of afspraken in het bijzonder toegesneden op informatie-uitwisseling<br />

en het gezamenlijk delen van eventuele beschikbare informatie niet voorhanden. De benodigde<br />

informatievoorziening vindt grotendeels plaats in het kader van specifieke acties en<br />

bevoegdheden. Als men van een bepaalde bevoegdheid gebruik wil maken, bijvoorbeeld<br />

het 'sluiten' van een drugspand, dan is de informatieverwerking geheel gericht op die concrete<br />

handeling. Zo is voor het intrekken van een vergunning of het aanzeggen van<br />

bestuursdwang een specifiek dossier nodig. Er zijn daarbij verschillende procedures voor<br />

de vorming van dergelijke dossiers. Dit is met name afhankelijk van het besluit, zoals<br />

mogelijk het niet verlenen van een exploitatievergunning, het intrekken van een dergelijke<br />

vergunning of al dan niet tijdelijk sluiten van een pand (coffeeshop of woning). Als het dossier<br />

aan de door de rechter gestelde eisen voldoet, zal de handhavende overheid een<br />

rechtszaak winnen (in concrete gevallen gaat het dan bijvoorbeeld om politieverslagen<br />

betreffende de observatie van het desbetreffende pand, verklaringen van een minimaal<br />

aantal kopers van drugs en een verslag van het bezoek aan een horecagelegenheid of het<br />

proces-verbaal van een 'inval'). Ook het informatietraject dat leidt tot de opdracht om een<br />

dergelijk dossier samen te stellen, is probleemgericht: tips van burgers of winkeliers en<br />

regulier, vaak mondeling, overleg tussen politie en burgemeester vormen daarvoor de<br />

basis. Deze informatiestromen zijn schriftelijk (het dossier) of veelal mondeling (tips, informatie-uitwisseling<br />

en opdrachten). Voor zover het verzamelen en het verstrekken van<br />

gegevens en informatie punt van aandacht is, concentreert deze aandacht zich op de<br />

vraag of het verzamelen en vooral het verstrekken van gegevens juridisch toelaatbaar is.<br />

M.a.w. mogen de gegevens die men wil verstrekken en dien men met elkaar wenst te<br />

delen, wel ter kennis gebracht worden van de andere samenwerkende partijen? Tot enige<br />

jaren terug werd de Wet politieregisters daarbij als een knelpunt ervaren. Met name toen<br />

de burgemeester op grond van de Wet Victoria de expliciete mogelijkheid kreeg om wonin-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 39


4. CASESTUDIES<br />

gen waar drugs verhandeld werden te kunnen sluiten, stond de Wet politieregisters aan<br />

het verstrekken van gegevens aan de burgemeester in de weg. Sinds de opname in de Wet<br />

politieregisters (art. 15, eerste lid, onder b, sub 2) van de mogelijkheid om op verzoek van<br />

de burgemeester gegevens uit een politieregister te verstrekken in het kader van de openbare<br />

orde taken van de burgemeester, behoort dat probleem tot het verleden.<br />

Voor zover er bij de onderzochte samenwerking financiële aspecten spelen, zijn deze niet<br />

gericht op de informatieverwerkingen, maar op de uitvoering van bepaalde taken. De kosten<br />

van gegevensverwerking worden, voor zover deze aanwezig zijn, gedragen door de<br />

afzonderlijke partijen. Een uitzondering hierop is het in Terneuzen ingestelde meldpunt. Dit<br />

meldpunt is gevestigd bij de plaatselijke politie en wordt door een drietal gemeenten bekostigd.<br />

Deze financiële bijdrage is echter meer gericht op het bestaan van het meldpunt en<br />

het daar werkzame personeel, en niet zozeer gericht op gegevensverwerking of databases<br />

bij dat meldpunt.<br />

Uit de case komt, zoals hiervoor al aangegeven, duidelijk naar voren dat bij de probleemgestuurde<br />

samenwerking geen behoefte aan specifieke samenwerkingsstructuren bestaat<br />

ten aanzien van gegevensuitwisseling. Dit geldt dan met name voor de bestrijding van<br />

drugoverlast in redelijk kleine gemeenten en op een vrij overzichtelijke schaal. Voorop<br />

staan de bereidheid en de mogelijkheden tot samenwerking. Gelet op het feit dat een dergelijke<br />

probleemaanpak vaak tijdelijk van aard is en voor wat de verwerking en de uitwisseling<br />

van gegevens betreft weinig complex, wordt het opzetten van een (ICT) systeem<br />

voor gegevensuitwisseling eerder gezien als belemmerend dan dat daarvan een bevorderende<br />

werking uit zou gaan. De koppeling van bestanden, een regeling voor het uitwisselen<br />

van dossiers of het stroomlijnen van bedrijfsprocessen bij de samenwerkende partners<br />

blijven in de Zeeuws-Vlaamse aanpak van de drugsproblematiek onbekende grootheden.<br />

RELEVANTE FACTOREN EN CONSEQUENTIES GEVOLGDE BELEIDSSTRATEGIE<br />

Kenmerkend bij een probleemgestuurde aanpak, waar de beheersing en bestrijding van<br />

lokale drugsproblematiek een exemplarisch voorbeeld van is, betreft de gerichtheid op<br />

een bepaalde gewenste situatie. In dit geval is dat het verzekeren van een 'rustig' leef- en<br />

woonklimaat zonder openbare ordeverstoringen. De bestuurlijk-organisatorische dimensie<br />

voert bij de bestuurlijke aanpak van lokale drugsproblemen duidelijk de boventoon. Dit is<br />

niet enkel afhankelijk van het feit dat in de gemeentewet of in een plaatselijke verordening<br />

een aantal bevoegdheden aan de burgemeester zijn toegekend, maar is in het bijzonder<br />

afhankelijk van de wijze waarop een (individuele) burgemeester zelf invulling geeft aan<br />

deze bevoegdheden. In een gemeente met een op dit terrein actieve burgemeester en bijvoorbeeld<br />

daardoor een zogenaamd 0-beleid, speelt de bestuurlijk-organisatorische<br />

dimensie een (zeer) beslissende rol.<br />

4.2.5 ESTAFETTE, NOTARIS OF NETWERK?<br />

De centrale rol van de burgemeester of van de samenwerking tussen gemeente en politie<br />

is duidelijk waarneembaar bij de lokale beheersing en/of bestrijding van de drugsproblematiek.<br />

Op het niveau van de samenwerking, kan dan ook, met name in Hulst, een centrale<br />

speler aangewezen worden. Zeker in Hulst is de burgemeester aan te merken als<br />

'spin in het web'. Gegevensuitwisseling of, beter gezegd, gegevensverkeer tussen de verschillende<br />

samenwerkende instanties staat in het teken van de opbouw van een dossier<br />

op basis waarvan bepaalde bestuurlijke maatregelen genomen kunnen worden en, in het<br />

geval van een rechterlijke procedure, overeind kunnen blijven. In die zin heeft de wijze<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 40


4. CASESTUDIES<br />

waarop gegevens binnen het samenwerkingsverband als het ware worden doorgegeven,<br />

kenmerken van een resultaat gerichte ketenbenadering. Daarbij geldt dat waar de informatie<br />

betrekking heeft op aangelegenheden 'dicht bij huis' (m.a.w. concrete informatie<br />

inzake de aanpak van specifieke problemen) uitwisseling van deze informatie en samenwerking<br />

daartoe met derde partijen (laat staan sturing daartoe van bovenaf) als onwenselijk<br />

wordt ervaren. Daarentegen staat men zeer open voor samenwerking bij het uitwisselen<br />

van algemene informatie over de wijze waarop een probleemgestuurde aanpak vormgegeven<br />

kan worden. Kortom: voor de aanpak van de drugsproblematiek in deze concrete<br />

casus geldt zeer sterk: 'baas in eigen huis.'<br />

4.4 CLIENT VOLG COMMUNICATIE STELSEL BIJ HET CENTRUM VOOR WERK EN<br />

INKOMEN NIJMEGEN<br />

In het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) werken uitvoeringsinstellingen sociale verzekeringen<br />

(uvi’s), Arbeidsvoorziening (Arbvo) en gemeentelijke sociale diensten (GSD’en)<br />

samen om hiermee de arbeidstoeleiding (en uitkeringsverstrekking) klantvriendelijker en<br />

efficiënter te maken. CWI (geen rechtspersoon) is te zien als een gemeenschappelijke<br />

front-office van de genoemde instellingen. De regio Nijmegen is een van de eerste regio’s<br />

waar de CWI-ontwikkeling is gestart. De vorming van het CWI is hier in 1997 begonnen.<br />

4.4.1 BELEIDSKADER: SAMENWERKING WERK EN INKOMEN<br />

De vorming van Centra voor Werk en Inkomen is in zekere zin een voortvloeisel van de parlementaire<br />

enquête in 1992 naar de uitvoering van sociale verzekeringswetten. Bij de parlementaire<br />

behandeling van het enquêterapport nam de Tweede Kamer een motie aan<br />

waarin wordt gepleit voor een regionale uitvoeringsstructuur waarbij de verstrekking van<br />

een uitkering en de bemiddeling naar arbeid zoveel mogelijk via één loket plaatsvindt. In<br />

1995 heeft dit geleid tot de instelling van de regiegroep Samenwerking Werk en Inkomen<br />

(SWI) door gemeenten en sociale partners. Deze regiegroep heeft uitvoerders op regionaal<br />

niveau uitgenodigd om te komen tot een plan van aanpak voor intensieve samenwerking.<br />

Hiermee kwamen min of meer bottom up allerlei samenwerkings-initiatieven tot stand.<br />

Ondanks de diversiteit van de zich ontwikkelende samenwerkingsrelaties, werd vrij snel<br />

duidelijk dat er bij de samenwerkende partijen behoefte bestond om te kunnen beschikken<br />

over een geautomatiseerd systeem van onderlinge gegevensuitwisseling. ‘De nagestreefde<br />

procesgerichte samenwerking vergde ondersteuning om gemeenschappelijk<br />

cliëntgegevens te kunnen delen’, waarbij gedacht werd aan ‘een geautomatiseerd actueel<br />

cliënt volg systeem’ (Buurmeijer 2000).<br />

SUWI EN CVCS<br />

In januari 1997 bracht de Regiegroep Samenwerking Werk en Inkomen (SWI) het advies uit<br />

aan het kabinet om de drie uitvoeringskolommen van de sociale zekerheid te laten samenwerken<br />

op het gebied van Werk en Inkomen. Tegelijk met haar advies over SWI, benadrukte<br />

de Regiegroep de noodzaak van ondersteuning van het SWI-proces op het gebied<br />

van gegevensuitwisseling. Om een stelsel te ontwikkelen dat elektronische communicatie<br />

over klanten mogelijk maakt, is in augustus 1997 de Stichting CVCS in het leven geroepen.<br />

In opdracht van het ministerie van SZW ontwikkelt en implementeert deze stichting<br />

het cliënt volg stelsel in een aantal pilots. De Stichting CVCS geeft technische, financiële<br />

en bedrijfskundige ondersteuning bij de implementatie van het CVCS.<br />

Min of meer parallel aan deze ontwikkeling van een elektronisch communicatiestelsel,<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 41


4. CASESTUDIES<br />

ondersteunt en begeleidt de veranderorganisatie Structuur Uitvoering Werk en Inkomen<br />

(vo-SUWI) sinds 1999 de vormgeving van Centra voor Werk en Inkomen. Daarmee wordt<br />

uitvoering gegeven aan de SUWI-nota van het kabinet, volgens welke er vanaf 2002 twee<br />

landelijke organisaties voor de sociale zekerheid en arbeidsvoorziening komen, te weten<br />

het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) en de Organisatie Centra Werk en<br />

Inkomen. In het najaar van 2000 is de verantwoordelijkheid voor de (verdere) ontwikkeling<br />

en het beheer van CVCS overgedragen aan de Veranderorganisatie SUWI. De stichting<br />

CVCS is daarmee opgegaan in de vo-SUWI.<br />

VAN CVCS TOT SUWINET<br />

Sinds 1998 zijn een aantal CWI’s bij wijze van test aangesloten op het CVCS, waaronder<br />

het CWI-Nijmegen. Op basis van de resultaten uit de pilots zou het ministerie van Sociale<br />

Zaken en Werkgelegenheid besluiten of het CVCS in alle Centra voor Werk en Inkomen en<br />

de daarin samenwerkende organisaties kan worden geïmplementeerd. Inmiddels is de<br />

ontwikkeling van het CVCS in het kader getrokken van een complete vernieuwing van de<br />

SUWI-informatiehuishouding. In de recente nota Grofontwerp SUWI (januari 2001) wordt<br />

de ontwikkeling van een SUWINET toegelicht, een gemeenschappelijke communicatieinfrastructuur<br />

die - voortbouwend op het CVCS - het CVCS op termijn zal vervangen. Over<br />

de gezamenlijke aspecten worden onder regie van de minister van Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid afspraken gemaakt. Private uitvoerders zoals arbodiensten en reïntegratiebedrijven<br />

zullen onder nader uit te werken voorwaarden kunnen aansluiten op de systematiek<br />

van het SUWINET (SUWI 2001-1)<br />

GEGEVENSUITWISSELING EN POLITIEK-BESTUURLIJKE DYNAMIEK<br />

De ontwikkeling van het CVCS is steeds nauw verbonden geweest met de vorming van<br />

Centra voor Werk en Inkomen. Waar het CVCS een voorwaarde was voor de samenwerking<br />

tussen uvi’s, arbeidsvoorziening en GSD’en, was de ontwikkeling ervan weer afhankelijk<br />

van de samenwerking tussen deze partijen. Door de dynamische politieke context<br />

waarin de CWI-vorming zich voltrok, was ieders rol in het CWI niet altijd even duidelijk (zo<br />

is er sprake geweest van privatisering van uvi’s), hetgeen soms een sterke wissel heeft<br />

getrokken op de samenwerking tussen de partijen en het CVCS. Tot op zeker hoogte zet<br />

deze onduidelijkheid de samenwerking en gegevensuitwisseling nog steeds onder druk.<br />

Het beleidskader Samenwerking Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) was en is nog steeds<br />

onderwerp van politieke discussies, waardoor een helder perspectief ontbreekt op de ontwikkeling<br />

van CWI’s. Lange tijd is het onduidelijk geweest op welke onderdelen uvi’s,<br />

arbeidsvoorziening en GSD’en integreren in een gemeenschappelijk CWI-loket. Concreet<br />

gaat het hierbij om de vraag waar de ‘knip’ wordt gelegd tussen de gezamenlijke front-office<br />

en de afzonderlijke back-offices.<br />

INFORMATIETECHNISCHE COMPLICATIES<br />

Naast deze politiek-bestuurlijke complexiteit en dynamiek, waren en zijn er bij de ontwikkeling<br />

van het CVCS ook informatietechnische complicaties. Zo maken organisaties in de<br />

sociale zekerheid veelal gebruik van oude automatiseringssystemen die onvoldoende zijn<br />

toegerust op gegevensuitwisseling. Dit probleem is een uitdrukking van de autonome<br />

positie die de samenwerkende CWI-partijen voorheen ingenomen hebben. Een traditie van<br />

samenwerking waarin wederzijds vertrouwen is opgebouwd, ontbreekt nog. Daarbij komt,<br />

dat de belangen van de verschillende uitvoeringskollommen in de sociale zekerheid soms<br />

te zeer uiteenlopen, om een gezamenlijke investering in de richting van standaardisatie te<br />

kunnen verantwoorden. In de reeds genoemde nota Grofontwerp SUWI - waarin de vorming<br />

van een nieuwe communicatie-infrastructuur wordt uiteengezet - wordt de autono-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 42


4. CASESTUDIES<br />

mie van de CWI-partners als voornaamste oorzaak gezien van de informatie-technische<br />

problemen die spelen bij de ontwikkeling van het CVCS. “Het gevolg van deze verdeling<br />

van <strong>verantwoordelijkheden</strong> is, dat de informatiehuishoudingen van de Uvi’s, Arbeidsvoorziening<br />

en de GSD'en weinig onderlinge samenhang vertonen. De diversiteit in oplossingen,<br />

systemen en infrastructuren is groot. Onderlinge communicatie tussen de organisaties<br />

verloopt (mede) hierdoor moeizaam. De ervaringen die zijn opgedaan met het ontwikkelen<br />

van CVCS onderstrepen die bevindingen. (..)” (SUWI, 2001-2, pg. 59)<br />

STAPSGEWIJZE ONTWIKKELING SAMENWERKING EN GEGEVENSUITWISSELING<br />

Het CVCS werd bij de start in 1998 als een erg risicovol project gezien. De complexe politieke<br />

en organisatorische context, informatietechnische complicaties en het grote aantal<br />

b e t rokken partijen (met vaak tegenstrijdige belangen) maakte de ontwikkeling van het<br />

CVCS tot een haast onmogelijke opgave. Door deze verwachting is de vorming van een<br />

e l e k t ronisch communicatiestelsel bescheiden en incrementeel ingezet in de genoemde<br />

pilots. Bedoeld als een proefneming, ontbrak het aan een uitgewerkt projectplan, heldere<br />

doelstellingen en mijlpalen en duidelijke criteria waaraan het succes of falen kon worden<br />

afgemeten. Achteraf wordt geconstateerd dat het ontbreken van strakke kaders<br />

essentieel is geweest voor de ontwikkeling van het CVCS. Het heeft ruimte gecre ë e rd om<br />

de voortgang en het verloop van het project af te stemmen op gewijzigde inzichten en<br />

omstandigheden, waarbij leerervaringen met gegevensuitwisseling maximaal konden<br />

w o rden benut (Hanraets en Versteeg 2000). Deze stapsgewijze, experimentele opzet van<br />

het CVCS heeft ook in heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de verdieping van de<br />

s a m e n w e r k i n g s relaties tussen de CWI-partners. De ontwikkeling van een elektro n i s c h<br />

communicatiestelsel bracht verschillen in gegevensstandaarden, werkprocessen en<br />

o rganisatorische belangen helder in beeld, waarmee het de betrokken partners bewust<br />

heeft gemaakt van de noodzaak om deze op elkaar af te stemmen. Door gegevensuitwisseling<br />

leerden de CWI partners te vertrouwen op de kwaliteit van de werkpro c e s s e n<br />

en de gegevens van andere organisaties (Hanraets, Heijnen en Kröner 2000). De ontwikkeling<br />

van interbestuurlijke samenwerking en -gegevensuitwisseling blijken dus hand in<br />

hand te gaan.<br />

4.4.2 HET CVCS<br />

Het Cliënt Volg Communicatie Stelsel (CVCS) heeft tot doel de samenwerking en communicatie<br />

tussen de gemeenschappelijke front-office en back-offices van de verschillende<br />

CWI-partners te ondersteunen. Het CVCS-intranet is een soort besloten Internet, waarop<br />

alleen regionale Centra voor Werk en Inkomen en de daarin samenwerkende organisaties<br />

worden aangesloten. Via CVCS kan door deze organisaties worden gecommuniceerd<br />

(CVCS 2000). Het CVCS is - zoals de naamgeving al aanduidt - een klantgestuurde uitwisseling<br />

van gegevens. Het doel van het CVCS is dat de samenwerkende partijen tijdens<br />

de begeleiding van klanten via CVCS relevante gegevens van klanten voor arbeidstoeleiding<br />

en uitkeringsverstrekking kunnen vastleggen en uitwisselen.<br />

VIER FUNCTIES<br />

CVCS valt uiten in vier verschillende, in de praktijk nauw verbonden functies.<br />

1. De eerste functie, waarmee in de pilots de meeste ervaring is opgedaan is de gemeenschappelijke<br />

intakemodule. De CVCS intakefunctie legt de gegevens van de gemeenschappelijke<br />

intake vast en stelt deze via een elektronisch intakebericht beschikbaar aan<br />

de CWI-partijen die samenwerken voor een klant.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 43


4. CASESTUDIES<br />

2. De tweede functie heeft betrekking op de uitwisseling van klantgegevens via e-mail.<br />

Centra voor Werk en Inkomen, sociale diensten, Uvi's en arbeidsbureaus kunnen via<br />

CVCS elektronische post berichten naar elkaar sturen over (mutatie van) cliëntgegevens.<br />

3. De derde functie behelst het inzien van cliëntgegevens door de inkijk van bestanden. De<br />

samenwerkende organisaties kunnen via een verwijsindex bij elkaar relevante gegevens<br />

raadplegen aan de hand van het Sofi-nummer van een klant.<br />

4. De vierde functie heeft betrekking op de standaardisatie en formalisatie van de uitwisseling<br />

van cliëntgegevens. Wanneer er bij één organisatie een cliëntgegeven wijzigt, wordt<br />

dit volgens een vast format automatisch gemeld aan de andere partners. Zo blijft de informatie<br />

over klanten juist, actueel en eenduidig. Het gaat alleen om veranderingen in de situatie<br />

van klanten die relevant zijn voor het arbeidstoeleidingsproces en uitkeringverstrekking<br />

(CVCS 1999).<br />

4.4.3 CVCS BIJ HET CWI - NIJMEGEN<br />

Het Centrum voor Werk en Inkomen Nijmegen is een samenwerkingsverband (zonder<br />

rechtspersoonlijkheid) waarin Arbeidsvoorziening (Arbeidsbureau Nijmegen), gemeenten<br />

(Nijmegen en de regiogemeenten Beuningen, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn,<br />

Mook & Middelaar en Ubbergen) en uitvoeringsinstellingen (GAK Arnhem-Nijmegen,<br />

Cadans, SFB, GUO) participeren. Dit samenwerkingsverband is gericht op een gemeenschappelijke<br />

front-office waarin de intake plaatsvindt van werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden,<br />

waar vacatures worden gepresenteerd en wordt bemiddeld en verwezen<br />

naar vacatures. Verder geeft het CWI-loket informatie en advies over arbeidsmarkt, beroepen,<br />

scholing, uitkeringen, vacatures en sollicitatiebegeleiding. Deze werkzaamheden<br />

worden verricht door medewerkers van de genoemde CWI-partners, die bij het CWI gedetacheerd<br />

zijn. Zij functioneren onder leiding van een CWI-manager, die verantwoordelijk is<br />

voor de organisatie en bedrijfsvoering van het CWI. De algemene leiding van het CWI is in<br />

handen van de stuurgroep CWI waarin vertegenwoordigers namens Arbeidsvoorziening,<br />

afzonderlijke uitvoeringsinstellingen, de gemeente Nijmegen en de gezamenlijke regiogemeenten<br />

zitting hebben. De te leveren prestaties van het CWI en de bijdragen hieraan door<br />

de deelnemende organisaties zijn vastgelegd in een managementcontract en deelovereenkomsten<br />

tussen CWI en afzonderlijke partners.<br />

Door de instelling van een CWI-manager met een eigen verantwoordelijkheid voor de<br />

bedrijfsvoering van de gezamenlijke front-office-organisatie en het CWI-managementcontract,<br />

heeft het CWI een duidelijk eigenstandige rol gekregen ten opzichte van de CWIpartners.<br />

Dit in tegenstelling tot de meeste andere CWI’s in Nederland, die door de CWIpartners<br />

gezamenlijk worden bestuurd. De CWI-organisatie in Nijmegen is door zijn eigenstandige<br />

rol minder bevattelijk voor belangentegenstellingen en meningsverschillen tussen<br />

de deelnemende organisaties. Betrokkenen geven aan dat dit een belangrijke bijdrage<br />

heeft geleverd aan de ontwikkeling van het CWI in Nijmegen.<br />

VERSCHILLEN IN GEGEVENSVERWERKING EN INFORMATIEBEHOEFTES<br />

De samenwerking en gegevensuitwisseling tussen uvi’s, arbeidsvoorziening en GSD’en in<br />

de regio Nijmegen brengt een aantal verschillen in gegevensverwerking en informatiebehoeftes<br />

aan het licht. Waar uvi’s voldoende hebben aan het postadres van een cliënt, dienen<br />

GSD’en te beschikken over het feitelijke woonadres van de uitkeringsgerechtigde. In<br />

een aantal gevallen zijn deze verschillen zeer nauw verbonden met de onderscheiden<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 44


4. CASESTUDIES<br />

doelstellingen van iedere organisatie en daardoor moeilijk overbrugbaar. Het<br />

Arbeidsbureau wil alle relevante werkervaring van cliënten om hen te kunnen bemiddelen<br />

naar werk of arbeidstoeleidingstracjecten; terwijl de GSD deze informatie gebruikt om te<br />

kunnen bepalen of er sprake is van bijstandsfraude. Voor cliënten levert dit soms lastige<br />

situaties op omdat dezelfde informatie voor verschillende doeleinden - ten gunste én ten<br />

nadele van de cliënt - wordt gebruikt. “Moet ik bij mijn intake als werkzoekende mijn ‘zwarte’<br />

bijbaantje als oppasmoeder nu melden of niet?” Cliënten worden zo min of meer gestimuleerd<br />

om bepaalde informatie achter te houden, hetgeen de kwaliteit van de cliëntgegevens<br />

niet ten goede komt.<br />

EENRICHTINGSVERKEER<br />

Waar het gaat om het gebruik van het CVCS en de gegevensuitwisseling die hierbinnen<br />

plaatsvindt, lijkt er in de praktijk de regio Nijmegen sprake van eenrichtingsverkeer. Het<br />

CWI en de GSD’en maken meer gebruik van het CVCS en vanwege hun grotere behoefte<br />

aan cliëntgegevens van andere CWI-partners, terwijl uvi’s voor hun functioneren minder<br />

afhankelijk zijn van gegevensuitwisseling in het CVCS. Betrokkenen geven aan dat ook de<br />

financieringssystematiek (geen financiering naar uitstroom maar naar cliëntenbestand) van<br />

de uvi’s ertoe leidt dat samenwerking en gegevensuitwisseling geen hoge prioriteit heeft.<br />

<strong>Van</strong> wederkerige informatierelaties lijkt in de praktijk daarom geen sprake. Het belang van<br />

de gegevensuitwisseling is voor de verschillende CWI-partners immers verschillend.<br />

Voortdurende dynamiek bij uitvoeringsinstellingen en specifieke financieringssystematiek<br />

zorgen ervoor dat de betrokkenheid en medeverantwoordelijkheid voor het CWI (en daarmee<br />

ook het CVCS) minder sterk beleefd wordt.<br />

NUT EN NOODZAAK<br />

De nut en noodzaak van elektronische gegevensuitwisseling wordt wat minder sterk<br />

gevoeld in de regiogemeenten, waar de bijstandspopulatie vrij gering is. Dit terwijl er voor<br />

de volledige invoering van het CVCS forse technische investeringen moeten word e n<br />

gedaan. Zo moet de bandbreedte voor het elektronische berichtenverkeer worden verg ro o t .<br />

Ook dienen er extra software modules aangeschaft te worden omdat de CVCS-software<br />

niet aansluit op het aanwezige GSD-pakket. Daarbij komt dat werkprocessen opnieuw<br />

moeten worden ingericht. Hoge prioriteit heeft dit niet: “Het gaat bij ons maar om 30 bijstandscliënten,<br />

zo’n grote investering wordt hier niet door gere c h t v a a rdigd.” In een aantal<br />

regiogemeenten wordt de uitwisseling van cliëntgegevens daarom nog per post gedaan.<br />

ESTAFETTE, NOTARIS OF NETWERK?<br />

De vraag of de gegevensuitwisseling door middel van het CVCS bij het CWI-Nijmegen<br />

te karakteriseren is als een estafettebenadering (waarbij iedere organisatie re l e v a n t e<br />

cliëntgegevens ‘doorgeeft’ aan de direct volgende partner in de keten) of als een netwerkbenadering<br />

(waarbij iedere organisatie zijn informatiesysteem geheel of gedeeltelijk<br />

toegankelijk maakt voor zijn ketenpartners) is moeilijk te beantwoorden. In strikte zin<br />

ontstaat er door het CVCS geen nieuw, geïntegre e rd informatiesysteem, maar worden er<br />

gegevens uitgewisseld tussen afzonderlijke informatiesystemen. De CWI-partners blijven<br />

zelf verantwoordelijk voor de opslag en verwerking van cliëntgegevens (CVCS<br />

1999). Er is dan sprake van een estafettebenadering: de uitgewisselde informatie volgt<br />

de klant. Feitelijk vertoont het CVCS - zeker met het verder ontwikkelen van de inkijkfunctie<br />

- ook trekken van een netwerk, waarbij de CWI-partners hun informatiesystemen<br />

gedeeltelijk voor elkaar openstellen. Ieders verantwoordelijkheid voor zijn eigen informatiesysteem<br />

wordt meer en meer een collectieve verantwoordelijkheid voor een gezamenlijk<br />

netwerk van systemen. De vorming van de gemeenschappelijke informatie-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 45


4. CASESTUDIES<br />

infrastructuur SUWINET en de herverdeling van taken- en <strong>verantwoordelijkheden</strong> tussen<br />

de CWI-partners voltooien die ontwikkeling.<br />

Ook in de bestuurlijke praktijk is er formeel sprake van een estafettebenadering, waarbij<br />

iedere organisatie verantwoordelijk is voor zijn eigen werkprocessen. Met het versterken<br />

van het eigenstandige karakter van het CWI-kantoor ontwikkelt zich een notaris-benadering<br />

met een min of meer onafhankelijke ‘derde partij’ die lokettaken verricht voor de aangesloten<br />

organisaties. Tussen de formele en feitelijke aard van de samenwerking in het<br />

CWI en gegevensuitwisseling door middel van het CVCS, doen zich dus allerlei discrepanties<br />

voor. Hoewel het nog onduidelijk is wat de gevolgen hiervan zijn, lijken er een aantal<br />

problemen op te doemen. De genoemde discrepanties staan niet alleen het nemen en<br />

erkennen van gezamenlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij de gegevensuitwisseling in de weg,<br />

maar maken het ook lastig om deze in te bedden in samenwerkingsrelaties.<br />

DE GEEST VAN DE WPR<br />

De genoemde discrepantie tussen formele en feitelijke aard van de gegevensuitwisseling<br />

houdt niet alleen verband met de pilot-fase waarin het CVCS (en de CWI-vorming) zich<br />

bevindt, maar heeft vooral te maken met de kaders die de (nog) vigerende privacywetgeving<br />

(Wet Persoons Registraties, WPR) aan de ontwikkeling van het CVCS stellen. Omdat<br />

de WPR specifieke eisen stelt aan (<strong>verantwoordelijkheden</strong> rondom) het ontstaan en<br />

bestaan van geïntegreerde persoonsregistraties, is bij de ontwikkeling van het CVCS<br />

steeds uitgegaan van gegevensuitwisseling tussen gescheiden persoonsregistraties. De<br />

WPR heeft zo het formuleren van gemeenschappelijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor de<br />

aard en kwaliteit van de uitgewisselde gegevens gehinderd: omdat de schijn van integratie<br />

van registraties moet worden vermeden werden de afzonderlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

van verschillende ‘houders van persoonsregistraties’ juist benadrukt. De nieuwe, dit jaar in<br />

werking te treden privacywetgeving (Wet bescherming persoonsgegevens, WBP) spreekt<br />

niet meer van persoonsregistraties maar van gegevensverwerking, en kent ook niet meer<br />

het onderscheid tussen publieke en private organisaties. Concluderend kunnen we stellen<br />

dat de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij de gegevensuitwisseling in het CVCS<br />

sterkt bepaald is door de eisen die de WPR stelt. De nieuwe privacy-wetgeving van de<br />

WBP lijkt mogelijkheden te bieden voor een andere verantwoordelijkheidsverdeling die<br />

meer recht doet aan de zich ontwikkelende situatie. In de recente nota Grofontwerp SUWI,<br />

waarin de vernieuwing van de ICT-architectuur voor CWI’s wordt uiteengezet, wordt daarom<br />

al gesproken van het ‘delen van gegevens’<br />

INLICHTINGENBUREAU<br />

Als laatste constatering ten aanzien van de ontwikkeling en toekomstige functie van het<br />

CVCS moet worden gewezen op het zogenaamde inlichtingenbureau. Het<br />

Inlichtingenbureau (IB), dat de controle op het rechtmatig toekennen van een bijstandsuitkering<br />

moet ondersteunen, wordt ontwikkeld door de Stichting CVCS en maakt gebruik<br />

van de CVCS-infrastructuur. Daarmee wordt een nieuw, accent gelegd op de doelstellingen<br />

van het CVCS, waarmee de aard en het karakter van de gegevensuitwisseling kan<br />

gaan veranderen. Naast een klantgestuurde gegevensuitwisseling, wordt het CVCS ook<br />

een probleem (i.c. fraude) -gestuurde gegevensuitwisseling. Naast de vraag wat dit betekent<br />

voor de betrokkenheid van de verschillende CWI-partners en de wijze waarop de verantwoordelijkenden<br />

voor de gegevensuitwisseling worden verdeeld, speelt ook de vraag<br />

wie uiteindelijk verantwoordelijk is voor het gebruik van de CVCS-infrastructuur. Temeer<br />

omdat het CVCS nu ook al gebruikt wordt voor andere doeleinden dan het uitwisselen van<br />

gegevens over gezamenlijke cliënten. Zo maakt het CVCS het mogelijk om de werkgever<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 46


4. CASESTUDIES<br />

te achterhalen van onwillige debiteuren van een GSD met een onbekende verblijfplaats,<br />

waarmee de feitelijke verblijfplaats snel bekend is. Deze onbedoelde functionaliteit is er<br />

een van velen die nog ontwikkeld kunnen worden. Hoewel de Stichting CVCS (en zijn<br />

opvolger vo-SUWI) het gebruik van het CVCS monitort en oneigenlijk gebruik bestrijdt, is<br />

het niet duidelijk wie de scheidslijn tussen eigenlijk en oneigenlijk gebruik vaststelt en hier<br />

verantwoordelijk voor is. Het antwoord op deze vraag zal liggen in de manier waarop<br />

gedeelde normen over gegevensuitwisseling in het netwerk van CWI-partners tot ontwikkeling<br />

komt.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 47


5.<br />

VERANTWOORDE VERDELING:<br />

CONCLUSIES EN SCENARIO'S


5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />

5.1 ALGEMEEN<br />

In dit verkennend onderzoek naar verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling stond een drietal vragen centraal:<br />

■ Hoe is in bestaande processen van interbestuurlijke gegevensuitwisseling de verantwoordelijkheidsverdeling<br />

geregeld?;<br />

■ Welke informatietechnische, juridische en politiek-institutionele afwegingscriteria zijn<br />

van invloed op de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> tussen overheden?<br />

■ Op welke informatietechnische, juridische en politiek-institutionele argumenten zou een<br />

algemene verantwoordelijkheidsverdeling binnen interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

kunnen worden gegrond?<br />

Alle drie de onderzoeksvragen hebben betrekking op één centrale vraag: is er op basis van<br />

de verschillende regimes voor verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling die in de praktijk bestaan en ontstaan, in zijn algemeenheid<br />

een grondslag te destilleren voor de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling?<br />

Om deze vraag alsmede de concrete onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, is voor<br />

een meervoudige benaderingswijze gekozen die tegemoetkomt aan de diversiteit van<br />

interbestuurlijke relaties en de specifieke eigenschappen van de interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

die hiermee verbonden zijn. Hiertoe zijn in het onderzoek vier samenhangende<br />

maar onderscheiden dimensies van verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling onderscheiden: een informatietechnische, juridische, politiek-bestuurlijke<br />

en financiële dimensie. Deze dimensies zijn verkend middels een literatuurstudie<br />

alsmede een tweetal casestudies.<br />

5.2 EERSTE ONDERZOEKSVRAAG: CONTEXTUELE DIVERSITEIT<br />

Zoals de literatuurverkenningen en de casestudies laten zien, spelen op iedere dimensie<br />

andere factoren en omstandigheden die van invloed zijn op de problematiek van<br />

v e r a n t w o o rd e l i j k h e i d s v e rdeling. Dit betekent dat het antwoord op de eerste onderzoeksvraag<br />

"Hoe is in bestaande processen van interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

de verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling geregeld?" geen eenduidig antwoord valt te geven.<br />

Het antwoord zal iedere keer afhangen van de specifieke contextuele omstandigheden<br />

die worden beïnvloed door informatietechnische, juridische, politiek-bestuurlijke en<br />

financiële factoren. Hoe divers deze factoren kunnen zijn en hoe beïnvloedend bepaalde<br />

van deze factoren daarbij kunnen zijn, tonen de twee casestudies: ze vormen als het<br />

w a re twee extremen bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling en de verantwoord e l i j kh<br />

e i d s v e rdeling daarbij.<br />

5.3 TWEEDE ONDERZOEKSVRAAG: RELEVANTE DIMENSIES<br />

De tweede onderzoeksvraag concentreerde zich op de diverse afwegingscriteria die van<br />

invloed op de verdeling van <strong>verantwoordelijkheden</strong> tussen overheden. Welke informatietechnische,<br />

juridische en politiek-institutionele afwegingscriteria zijn dit? We constateerden<br />

in het onderzoek dat aan deze drie criteria,of liever gezegd dimensies, een vierde toegevoegd<br />

diende te worden: financieel-economische criteria.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 50


5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />

5.3.1 INFORMATIETECHNISCHE DIMENSIE<br />

De informatie-technische dimensie betreft met name de compatibiliteit en kwaliteit van<br />

systemen en gegevens. Het ontwikkelen van samenwerkingsrelaties en de gegevensuitwisseling<br />

die hiermee verbonden is, stuit vaak op het ontbreken van gegevensstandaarden<br />

en een technische infrastructuur die het uitwisselen van gegevens mogelijk maakt.<br />

Zoals de casus CVCS liet zien, werd de onderlinge communicatie in de sector werk en<br />

inkomen sterk gehinderd door het bestaan van oude automatiseringssystemen die onvoldoende<br />

waren toegerust op gegevensuitwisseling. Waar de <strong>verantwoordelijkheden</strong> op dit<br />

punt gescheiden zijn, bestaat het gevaar dat de informatiehuishoudingen van de samenwerkende<br />

partners weinig samenhang vertonen. Bij een aantal interbestuurlijke gegevensuitwisselings-relaties<br />

is daarom een - al dan niet onafhankelijke - organisatie ingesteld die<br />

het ontwikkelen van een gemeenschappelijke informatiehuishouding ondersteunt en toeziet<br />

op de compatibiliteit en kwaliteit van systemen en gegevens blijkt onmisbaar. Het<br />

lopende project stroomlijning basisgegevens en het stelsel van authentieke registraties dat<br />

in dit kader ontworpen dient te worden, geeft hieraan een extra impuls. Voorwaarde hiervoor<br />

is wel dat er wettelijke en andere regelingen worden getroffen die organisaties de<br />

mogelijkheid geven om met de gegevens uit authentieke registraties op dezelfde wijze om<br />

te gaan als met gegevens uit de eigen registraties.<br />

5.3.2 POLITIEK-BESTUURLIJKE DIMENSIE<br />

De politiek-bestuurlijke dimensie heeft betrekking op de machts- en gezagsverhoudingen<br />

waarbinnen interbestuurlijke gegevensuitwisseling tot stand komt en die tegelijkertijd door<br />

interbestuurlijke gegevensuitwisseling wordt gewijzigd. Zo vloeit het uitwisselen van gegevens<br />

enerzijds voort uit het erkennen van wederzijdse afhankelijkheden, terwijl het anderzijds<br />

afhankelijkheden versterkt en nieuwe afhankelijkheden oproept. Politiek-bestuurlijke<br />

aspecten zijn dus niet alleen de context maar ook het object van interbestuurlijke gegevensuitwisseling.<br />

Beiden blijken in voortdurende wisselwerking met elkaar. Zoals een van<br />

de casestudies liet zien, heeft de ontwikkeling van de interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

geleid tot een verdere verdieping van de interbestuurlijke samenwerking. De ontwikkeling<br />

van een elektronisch communicatiestelsel bracht verschillen in gegevensstandaarden,<br />

werkprocessen en organisatorische belangen helder in beeld, waarmee het de<br />

betrokken partners bewust heeft gemaakt van de noodzaak om deze op elkaar af te stemmen.<br />

Door gegevensuitwisseling leerden de samenwerkende besturen te vertrouwen op<br />

de kwaliteit van de werkprocessen en de gegevens van andere organisaties. Het ontwikkelen<br />

van interbestuurlijke samenwerkingsrelaties en het maken van afspraken over <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

voor interbestuurlijke gegevensuitwisseling gaan in de praktijk vaak<br />

hand in hand. Voorwaarde hiervoor is wel dat er op een meer abstract niveau de sprake is<br />

van politiek-bestuurlijke stabiliteit. Beide casestudies tonen de effecten van politiekbestuurlijke<br />

dynamiek of de afwezigheid hiervan op het ontstaan van regime voor verantwoordelijkheidsverdeling<br />

bij interbestuurlijke informatierelaties: als de interbestuurlijke<br />

samenwerking politiek omstreden is en er derhalve onduidelijkheid bestaat over de rol en<br />

positie van de samenwerkende partners, zullen gemeenschappelijke <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

op het gebied van gegevensuitwisseling minder snel worden erkend en genomen.<br />

5.3.3 JURIDISCHE DIMENSIE<br />

In de juridische dimensie gaat het met name om de wet- en regelgeving ten aanzien van<br />

de uitwisseling van gegevens tussen besturen en andere publieke organisaties. Uit het<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 51


5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />

onderzoek blijkt dat de privacywetgeving een belangrijke constituerend element is voor de<br />

verschillende regimes van verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling.<br />

Omdat de Wet persoonsregistraties (WPR) specifieke eisen stelt aan het ontstaan<br />

en bestaan van geïntegreerde persoonsregistraties, is er bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

vaak voor gekozen om deze (soms min of meer kunstmatig) te scheiden.<br />

Om de schijn van integratie van registraties te vermijden zijn de afzonderlijke <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

van verschillende ‘houders van persoonsregistraties’ juist benadrukt. Het<br />

nemen van gemeenschappelijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor de aard en de kwaliteit van<br />

de uit te wisselen gegevens is hierdoor ernstig gehinderd. De nieuwe, dit jaar in werking<br />

te treden, privacywetgeving (Wet bescherming persoonsgegevens, WBP) belooft in dit<br />

opzicht grote verbeteringen. Het laat niet alleen verschillende varianten van verantwoordelijkheidsverdeling<br />

toe, maar biedt ook een juridisch instrumentarium voor het vastleggen<br />

van de <strong>verantwoordelijkheden</strong> van iedere deelnemende instelling of organisatie.<br />

5.3.4 FINANCIEEL-ECONOMISCHE DIMENSIE<br />

De financieel-economische dimensie van interbestuurlijke gegevensuitwisseling gaat in op<br />

de betekenis van de kosten die hiermee gemoeid zijn en de baten die het oplevert. Hoewel<br />

dit voor de ontwikkeling van interbestuurlijke gegevensuitwisseling en relevante dimensie<br />

is, speelt deze bij de verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien hiervan een ondergeschikte<br />

rol. De 'ongrijpbaarheid' van financieel-economische factoren, de moeilijkheid om<br />

kosten en baten van gegevensuitwisseling kwantificeerbaar te maken en te voorspellen is<br />

hier waarschijnlijk debet aan, evenals het gegeven dat de verdeling van kosten en baten<br />

in de praktijk zeer nauw verbonden is met machts- en gezagsverhoudingen en de regels<br />

en afspraken hierover.<br />

5.4 DE DERDE ONDERZOEKSVRAAG: OVERHEIDSBELEID EN VERANTWOORDE-<br />

LIJKHEIDSVERDELING: DRIE SCENARIO'S<br />

De voornoemde conclusies die uit de casestudies alsmede de analyse van de dimensies<br />

van verantwoordelijkheidsverdeling zijn af te leiden, bieden tevens de opmaat tot het<br />

beantwoorden van de derde onderzoeksvraag: "Op welke informatietechnische, juridische<br />

en politiek-institutionele argumenten zou een algemene verantwoordelijkheidsverdeling<br />

binnen interbestuurlijke gegevensuitwisseling kunnen worden gegrond?" Uit het onderzoek<br />

wordt duidelijk dat er geen sprake kan zijn van een algemeen scenario voor verantwoordelijkheidsverdeling<br />

bij interbestuurlijke samenwerking. Uit zowel de casestudies als<br />

de literatuurverkenning inzake samenwerking bij gegevensuitwisseling in de openbare<br />

sector blijkt dat de realiteit van de praktijkvloer zich kenmerkt door een enorme schakering<br />

aan context-afhankelijke factoren die de specifieke omstandigheden van de samenwerking<br />

bepalen. In ieder afzonderlijke situatie interfereren de vier dimensies op een<br />

geheel specifieke wijze. Het is derhalve een illusie te denken dat één raamwerk is te presenteren<br />

om de verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

op een uniforme wijze te sturen en in te kaderen.<br />

Dan treedt de vraag naar voren welke mogelijkheden de rijksoverheid dan wel heeft om de<br />

regimes van verantwoordelijkheidsverdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling te<br />

sturen en daarmee kwalitatief te verbeteren? Vragen die in dit verband beantwoord dienen<br />

te worden zijn: moet de rijksoverheid op enkele onderdelen zelf <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

nemen? Welke verschillende sturingsmogelijkheden zijn er voorstelbaar? Wat zijn de vooren<br />

nadelen hiervan? Om deze vragen te kunnen beantwoorden zijn drie verschillende sce-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 52


5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />

nario's ontwikkeld die ieder een ander perspectief schetsen op de rol van de rijksoverheid<br />

en de beschikbare sturingsmogelijkheden bij het ontwikkelen van regimes voor verantwoordelijkheidsverdeling<br />

bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling. In het eerste laissezfaire-scenario<br />

is de verantwoordelijkheidsverdeling vooral een zaak van de organisaties en<br />

instanties die gegevens uitwisselen. In het tweede faciliterings-scenario schept de rijksoverheid<br />

een aantal randvoorwaarden waarbinnen interbestuurlijke gegevens-uitwisselings-relaties<br />

en verantwoordelijkheidsverdeling zich kunnen ontwikkelen. In het laatste<br />

centralistische scenario worden deze regimes van hogerhand min of meer dwingend<br />

opgelegd en neemt de rijksoverheid een aantal <strong>verantwoordelijkheden</strong> op het gebied van<br />

interbestuurlijke gegevensuitwisseling op zich.<br />

5.4.1 HET LAISSEZ-FAIRE-SCENARIO: RUIMTE GEVEN AAN DYNAMIEK EN VARIETEIT<br />

In dit scenario kiest de rijksoverheid ervoor om geen coördinerende rol te spelen op het<br />

gebied van interbestuurlijke gegevensuitwisseling en de hierbij aan de orde zijnde verantwoordelijkheidsverdeling.<br />

Met andere woorden, de overheid laat de ontwikkelingen en dus<br />

ook het al dan niet bestaan van afspraken rondom verantwoordelijkheidsverdeling over<br />

aan de praktijk. Aan een dergelijke keuze is een aantal voor- en nadelen verbonden.<br />

VOORDELEN:<br />

De voordelen van deze ontwikkelingsrichting liggen vooral op het vlak van de flexibiliteit.<br />

Door de verantwoordelijkheid voor het interbestuurlijke gegevensverkeer geheel en al bij<br />

de betrokken organisaties te leggen kan, zoals uit de casus Zeeuws-Vlaanderen blijkt,<br />

worden ingespeeld de specifieke context waarin de samenwerking en gegevensuitwisseling<br />

tot stand komt en de verschillende ontwikkelingen die zich hierin voltrekken. Omdat<br />

hiermee tevens ruimte wordt gegeven aan dynamiek en variëteit, kan maatwerk in de uitvoering<br />

worden geboden.<br />

NADELEN:<br />

Er gaat meestal nogal wat tijd overheen voordat een bevredigende gegevensuitwisseling<br />

en bijbehorende verantwoordelijkheidsverdeling tot stand is gebracht. Daarnaast impliceert<br />

het bieden van maatwerk dat er niet teveel vooraf kan worden vastgelegd. De efficiency<br />

van de gegevensuitwisseling zal daarom noodzakelijkerwijs sub-optimaal zijn. In<br />

feite wordt het wiel telkens opnieuw uitgevonden. Voor de doorzichtigheid en eenduidigheid<br />

van de verantwoordelijkheidsverdeling geldt hetzelfde. Veelal zal het proces van verantwoordelijkheidsverdeling<br />

intransparant zijn voor de mensen buiten het proces. Een<br />

ander soort probleem is dat er in dit scenario moeilijk duurzame (bestendige) informatierelaties<br />

kunnen ontstaan, waarbinnen expertise en leerervaringen tot ontwikkeling worden<br />

gebracht. Kort gezegd, geldt bij dit scenario: "het loopt, of het loopt niet".<br />

KRITISCHE FACTOREN:<br />

De kritische factor van dit scenario ligt vooral bij de juridische dimensie. Als vooraf duidelijk<br />

g e regeld is welke organisatie een verantwoordelijkheid heeft op het gebied van de verzameling,<br />

opslag, verwerking en uitwisseling van gegevens kunnen veel van de genoemde nadelen<br />

tot een minimum worden beperkt zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de voord e l e n .<br />

REGIME VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING:<br />

Als de voor- en nadelen van dit scenario tegen elkaar worden afgewogen, ligt het voor<br />

de hand te kiezen voor een regime van verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling waarbij de vera<br />

n t w o o rdelijkheden voor het verzamelen, bewerken, beheer, en verwerken van gege-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 53


5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />

vens nadrukkelijk bij de individuele organisaties rust. In hoofdstuk drie is dit re g i m e<br />

o m s c h reven als de prothesebenadering. Als de bedrijfsprocessen van de betro k k e n<br />

o rganisaties in enige mate geïntegre e rd zijn, waarmee de samenwerkingsrelaties hun<br />

ad hoc-karakter hebben verloren, zou het mogelijk zijn dat gezamenlijk verantwoord elijkheden<br />

worden onderkend en genomen op het niveau van de gegevensstandaard e n .<br />

Indien de betrokken organisaties hier overeenstemming over bereiken, ontwikkeld zich<br />

een estafettebenadering.<br />

5.4.2 HET FACILITERINGS-SCENARIO: CHECKS AND BALANCES<br />

In het tweede scenario geeft de rijksoverheid kaders en randvoorwaarden voor interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling en verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling. De rijksoverheid neemt<br />

de verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke elementen in interbestuurlijke gegevensuitwisselingen<br />

zoals basis- (of authentieke-) registraties of de architectuur van informatiesystemen<br />

(zoals de ontwikkeling van het CVCS en later SUWINET door het ministerie van<br />

SZW). Voor wat betreft de verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling<br />

leidt dit scenario tot een duaal stelsel, waarbij de rijksoverheid en betrokken (uitvoerings-)<br />

organisaties en instanties ieder onderscheiden <strong>verantwoordelijkheden</strong> hebben.<br />

VOORDELEN:<br />

Dit duale stelsel biedt in meerdere opzichten 'the best of both worlds': waar er enerzijds<br />

kaders en randvoorwaarden worden gesteld met betrekking tot basisgegevens en de hiervoor<br />

benodigde standaarden en systemen, is er anderzijds binnen dit scenario ruimte om<br />

tegemoet te komen aan de variëteit en dynamiek binnen een bepaald beleidsveld.<br />

Voordelen zijn dan concreet dat dit scenario in kostenbesparing en efficiëntie kan resulteren,<br />

terwijl er ook op de specifieke context kan worden ingespeeld. Daarbij blijft men alert<br />

voor nieuwe ontwikkelingen. Verder kan door de gegevensuitwisseling op het gebied van<br />

de bedrijfsvoering van organisaties te faciliteren, de autonomie op het gebied van de<br />

beleidsvoering beter tot zijn recht komen. Tot slot biedt dit duale stelsel checks and balances<br />

die centralisme van de rijksoverheid enerzijds en oncoöperatieve autonomie van<br />

besturen en organisaties anderzijds kunnen beteugelen. Omdat dit systeem van checks<br />

and balances gevoelig is voor politiek-bestuurlijke, juridische en informatietechnische<br />

dynamiek, worden betrokkenen gestimuleerd om alert te blijven op ontwikkelingen.<br />

NADELEN:<br />

De voordelen van dit scenario kunnen vrij gemakkelijk omslaan in nadelen. De onmogelijkheid<br />

om een waterdichte scheiding aan te brengen tussen centraal vastgelegde<br />

kaders enerzijds en lokale en sectorale autonomie op het gebied van gegevensuitwisselings-praktijken<br />

anderzijds, kan leiden tot allerlei schermutselingen om de pre c i e z e<br />

v e rdeling van de <strong>verantwoordelijkheden</strong>. Temeer omdat het bestaande evenwicht in het<br />

regime van verantwoord e l i j k h e i d s v e rdeling snel kan worden verstoord door politiekbestuurlijke<br />

(en in minder mate ook juridische en informatietechnische) dynamiek. Een<br />

laatste nadeel is de betrekkelijke intransparantie van dit regime. Voor burgers zal niet<br />

altijd duidelijk zijn wie (welk niveau) waarvoor verantwoordelijk is. Daarbij heeft een dergelijk<br />

scenario ook de schijn van centralisering, hetgeen bijvoorbeeld om privacyre d enen<br />

gevoelig kan liggen.<br />

KRITISCHE FACTOREN:<br />

De kritische factoren in dit scenario zullen voornamelijk op de politiek-bestuurlijke dimensie<br />

liggen. Het duale stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling dat in dit scenario ontstaat<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 54


5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />

en het delicate systeem van checks and balances dat hiermee verbonden is, is in sterke<br />

mate afhankelijk van politiek-bestuurlijke consensus over de verdeling van taken en <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

in een bepaald beleidsveld op het gebied van beleidsprocessen,<br />

bedrijfsvoering en informatie-uitwisseling. Zoals de casus CVCS liet zien, hebben politiekbestuurlijke<br />

onduidelijkheden over de toekomstige organisatie van de uitvoering in de sector<br />

werk en inkomen de gegevensuitwisseling tussen de betrokken organisaties en het<br />

erkennen van gemeenschappelijke <strong>verantwoordelijkheden</strong> op dit punt lange tijd gehinderd.<br />

REGIME VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING:<br />

Het nemen van <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor de gezamenlijke elementen in de interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling impliceert de creatie van een centrale speler in de informatieketen.<br />

De spin-benadering en de notaris-benadering zijn in dit scenario dus beiden<br />

mogelijk. Gelet op de voor- en nadelen en de kritische factoren die met dit scenario verbonden<br />

zijn, is de instelling van een door alle betrokkenen 'gedragen' Trusted Third<br />

Party een kansrijkere optie dan dat een van de deelnemende organisaties deze rol van<br />

centrale speler vervult. De keuze voor de notaris-benadering is in dit scenario kortom de<br />

meest kansrijke optie.<br />

5.4.3 HET CENTRALISTISCHE SCENARIO<br />

Deze laatste ontwikkelingsrichting vormt de tegenpool van het eerste scenario, de laissez-faire-benadering.<br />

In het centralistische scenario ligt een aantal <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

op het gebied van interbestuurlijke gegevensuitwisseling bij de centrale overheid en worden<br />

regimes van verantwoordelijkheidsverdeling dwingend opgelegd aan lokale en sectorale<br />

organisaties.<br />

VOORDELEN:<br />

De belangrijkste voordelen van dit scenario liggen op het vlak van duurzaamheid, efficiency<br />

en transparantie. Een sterk centralistische verankering van <strong>verantwoordelijkheden</strong> bij<br />

interbestuurlijke gegevensuitwisseling is minder bevattelijk voor politiek-bestuurlijke, juridische<br />

en informatietechnische dynamiek. Andere voordelen van dit scenario is dat het<br />

een verdergaande formalisatie, standaardisatie en stroomlijning van de interbestuurlijke<br />

gegevensuitwisseling mogelijk maakt die voor betrokken organisaties en burgers duidelijk<br />

en doorzichtig is.<br />

NADELEN:<br />

Nadelen van zo'n centralistisch stelsel zijn vooral gelegen in de rigiditeit ervan. Centraal<br />

verankerde <strong>verantwoordelijkheden</strong> voor interbestuurlijke gegevensuitwisseling zijn veelal<br />

inflexibel en maken het lastig om in te spelen op en ruimte te geven aan de dynamiek en<br />

variëteit op een beleidsveld. De afstand tot de praktijk is groot en het scenario kenmerkt<br />

zich door een aanbodgericht in plaats van vraaggericht karakter. Daarbij geldt tevens dat<br />

de centralistische disciplinering en commandering op de werkvloer op weerstand kan stuiten<br />

omdat het centrale model niet aansluit bij de dynamiek van de werkvloer, hetgeen de<br />

zaken soms onnodig op scherp zet.<br />

KRITISCHE FACTOREN:<br />

De kritische factoren van dit scenario hebben met name betrekking op financieel-economische<br />

en informatietechnische randvoorwaarden. Het min of meer dwingend opleggen<br />

van een informatie-huishouding impliceert dat ook de financiële verantwoordelijkheid<br />

wordt genomen voor de kosten van de voorzieningen die de betrokken (uitvoerings-) orga-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 55


5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />

nisaties moeten tre ffen op het gebied van standaardisatie en formalisatie. Een tweede randv<br />

o o r w a a rde is de beschikbaarheid van een technisch adequate informatie-infrastructuur.<br />

REGIMES VOOR VERANTWOORDELIJKHEIDSVERDELING:<br />

Het centralistische scenario veronderstelt de keuze voor een regime van verantwoordelijkheidsverdeling<br />

met een krachtige centrale speler. Dit regime kan worden omschreven<br />

als de 'spin-benadering'. Om de voordelen van dit scenario te kunnen maximaliseren en<br />

de nadelen ervan zoveel mogelijk te vermijden, is het wenselijk dat deze 'spin in het infor -<br />

matie-web' zich grotendeels beperkt tot financieel-economische en informatietechnische<br />

<strong>verantwoordelijkheden</strong>. Door op financieel-economische en informatietechnische randvoorwaarden<br />

te 'sturen' kan een duurzame, efficiënte en transparante gegevensuitwisseling<br />

worden bewerkstelligd, waarbij tegelijkertijd nog enige ruimte kan worden gelaten aan<br />

de dynamiek van de werkvloer.<br />

5.5 CONCLUSIE<br />

Afrondend kan worden vastgesteld dat dit verkennend onderzoek naar verantwoordelijkheidsverdeling<br />

bij interbestuurlijke gegevensuitwisseling heeft laten zien dat de overheid<br />

er niet verstandig aan doet te werken aan het formuleren van een algemeen scenario voor<br />

verantwoordelijkheidsverdeling binnen interbestuurlijke gegevensuitwisseling. De materie<br />

is dermate complex, contextafhankelijk en aan dynamiek onderhevig, dat het niet wense-<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 56


5. VERANTWOORDE VERDELING: CONCLUSIES EN SCENARIO'S<br />

lijk is op voorhand voor alle situaties een uniform beleid te formuleren. Dit betekent dat ook<br />

dit onderzoek niet resulteert in aanbeveling tot het volgen van één van de voornoemde drie<br />

scenario's. Uiteindelijk is en blijft de keuze voor het inzetten van een specifiek scenario<br />

een politieke afweging, welke in het licht van de op het specifieke moment vigerende<br />

belangen genomen dient te worden.<br />

Met dit onderzoek is wel getracht de overwegingen in kaart te brengen welke een rol dienen<br />

te spelen bij de besluitvorming over een specifiek te volgen scenario voor verantwoordelijkheidsverdeling<br />

binnen interbestuurlijke gegevensuitwisseling. Daartoe is een<br />

drietal perspectieven geschetst op de rol van de rijksoverheid en de beschikbare sturingsmogelijkheden<br />

bij het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsverdelings-regimes bij<br />

interbestuurlijke gegevensuitwisseling. Aldus zijn de belangrijkste kritische factoren in<br />

beeld gebracht die bij de uiteindelijke keuze voor een bepaald scenario in overweging<br />

genomen dienen te worden.<br />

Hoe hoogdravend het ook moge klinken: de centrale vraag is en blijft iedere keer welke rol<br />

mogelijk en wenselijk is voor de rijksoverheid wanneer het gaat om het vormgeven van de<br />

informatiemaatschappij. Vervolgens zijn er de vragen als: hoe kunnen checks and balances<br />

tussen ‘informatiemachten’ worden vormgegeven, hoe moeten de diverse partijen<br />

hiervoor worden toegerust door <strong>verantwoordelijkheden</strong> rondom gegevensuitwisseling toe<br />

te delen? En: hoe organiseren en reguleren we vervolgens het vertrouwen van de diverse<br />

samenwerkende partijen alsmede de betrokken burgers en bedrijven mede met het oog<br />

op de vraag of het handelen van partijen inderdaad conform dit evenwicht plaatsvindt? In<br />

essentie raken we hier de vraag: wat is het doel van de te stellen regels rondom verantwoordelijkheidsverdeling;<br />

wat beogen we met overheidsinterventie op dit punt? Het is uiteindelijk<br />

aan de politiek deze vragen te beantwoorden.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 57


LITERATUUR<br />

Banning, M.J.A.M. van, V.J.J.M. Bekkers, M.J.G.J.A. Boogers, W.B.H.J. van de Donk, B.<br />

Foederer, E.J.Th. van Hout, A.M.B. Lips en R. Weterings (1999), Gevallen van verrekening?<br />

Verslag van een onderzoek ten behoeve van de Commissie Kostenverrekening in<br />

Informatierelaties, Centrum voor Bestuur, Recht en Informatisering: Tilburg, 228 pp.<br />

Bekkers, V.J.J.M. (1993), Nieuwe vormen van sturing en informatisering, Delft: Eburon<br />

Bekkers, V.J.J.M. (2000), Keteninformatisering en het management van organisatiegrenzen:<br />

organisatorische en institutionele implicaties, in: H.P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, M.J.W. van<br />

Twist, M. Veldhuizen R.J. van Twist (red.), Ketenmanagement in de publieke sector,<br />

Utrecht: Lemma, pp. 147-159<br />

Bekkers, V.J.J.M., G.J. Straten, P.H.A. Frissen, P.A. Tas, H.P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, J.<br />

Huigen en S.B. Luitjens (1995), De gemeentelijke basisadministratie. Een tussentijdse<br />

beoordeling van een interorganisationeel informatiseringsproject, KUB/HEC/TUE: Tilburg-<br />

's-Gravenhage-Eindhoven<br />

Beleidsnota met betrekking tot het stellen van nadere voorwaarden op grond van artikel<br />

2.3.1.2. van de APV-Hulst, november 1999 (betreft eisen te stellen aan exploitatievergunningen<br />

voor horecabedrijven)<br />

Beleidsnota Soft drugs in openbare inrichtingen, Gemeente Hulst, 14 februari 1995<br />

Binnenlands Bestuur (1997), Assen besteedt bijstandswerk uit, in: Binnenlands Bestuur nr.<br />

4 van 24 januari 1997<br />

Boer & Croon Management Consultants, Stichting LVO & Gemeente Zeewolde (1996),<br />

Zeewolde, een voorbeeld voor samenwerking GAK Sociale Zaken RBA: Den Haag<br />

Boogers, M.J.G.J.A., W.B.H.J. van de Donk, M.J.A.M. van Banning en P.H.A. Frissen<br />

(2000), Statistiek en Dynamiek: de ministeriële regeling statistische gegevens Abw: evalu -<br />

erende reconstructie van voorbereiding, invoering en uitvoering; leerervaringen voor interbestuurlijke<br />

informatierelaties. 's-Gravenhage: Elsevier bedrijfsinformatie.<br />

Buurmeijer, J.F. (2000), ‘Samen werken is samen weten’. In: In: J.F. Buurmeijer e.a., Het<br />

Risico waard: gegevensuitwisseling in de sociale zekerheid. Alphen aan den Rijn:<br />

Samsom, pp. 11-16.<br />

Convenant 'Project Houdgreep, gemeente Terneuzen, februari 1996<br />

CVCS (1999), Privacy almenak CVCS. ‘s-Gravenhage: Stichting CVCS<br />

CVCS (2000), Website www.cvcs.nl, bezocht op 10 november 2000.<br />

Dalen, J.Chr. van (2000), Ketens en condities, in: H.P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, M.J.W. van<br />

Twist, M. Veldhuizen R.J. van Twist (red.), Ketenmanagement in de publieke sector,<br />

Utrecht: Lemma, pp. 39-55<br />

Dam, M.J.E.M. van & A.M.B. Michels (red.) (2000), Verantwoording in het openbaar<br />

bestuur, Bestuurskunde 5/2000, Den Haag: Elsevier<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 58


LITERATUUR<br />

Damoclesbeleid gemeente Hulst, maart 2000 (beleidsregels met betrekking tot het toepassen<br />

van de sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet)<br />

<strong>Duivenboden</strong>, H.P.M. van & M. Veldhuizen (2001), Management van ketensamenwerking<br />

leidt tot klantgerichte overheidsprestaties, in: Holland Management Review nr. 76, maartapril<br />

2001, pp. 30-39<br />

<strong>Duivenboden</strong>, H.P.M. van (1999), Koppeling in uitvoering. Een verkennende studie naar de<br />

betekenis van het koppelen van persoonsgegevens door uitvoerende overheidsorganisaties<br />

voor de positie van de burger als cliënt van de overheid, Delft: Eburon<br />

<strong>Duivenboden</strong>, H.P.M. van, R. Meyer en B. de Wit (2000), Strategie in de asielketen, interne<br />

publicatie, Cap Gemini Ernst & Young/De Wit & Meyer Strategy Wo r k s :<br />

Utrecht/Rotterdam<br />

Erpens Roijaards, J.F.T. van (2000), Wie staat waarvoor aan de lat? Bevoegdheden en <strong>verantwoordelijkheden</strong><br />

van het Rijk, in: Overheidsmanagement 2000/7-8, pp. 194-199<br />

Evaluatie Beleid Bestrijding Drugsoverlast, gemeente Terneuzen, maart 1997<br />

Frissen, P.H.A. & S. Zouridis (2001), Economie van de 21e Eeuw. Het nieuwe besturen, p.<br />

14, beschikbaar via de internetsite www.e21e.ez.nl<br />

Frissen, P.H.A. (1994), De virtuele werkelijkheid van informatisering in het openbaar<br />

bestuur, in: A. Zuurmond, J. Huigen, P.H.A. Frissen, I.Th.M. Snellen & P.W. Tops (red.),<br />

Informatisering in het openbaar bestuur. Technologie en sturing bestuurskundig<br />

beschouwd, Den Haag: VUGA, pp. 433-447<br />

Grijpink, J.H.A.M. (2000), Een dynamisch ketenbegrip voor informatisering van externe<br />

samenwerking, in: H.P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, M.J.W. van Twist, M. Veldhuizen R.J. van<br />

Twist (red.), Ketenmanagement in de publieke sector, Utrecht: Lemma, pp. 161-174<br />

Hanraets, P.T.A.M., J. Versteeg (2000), ‘Werk in uitvoering: het implementatieproces van<br />

CVCS’. In: J.F. Buurmeijer e.a., Het Risico waard: gegevensuitwisseling in de sociale<br />

zekerheid. Alphen aan den Rijn: Samsom, pp. 27-48.<br />

Hanraets, P.T.A.M., W.G.P. Heijnen, R. Kröner (2000), ‘Systemen en netwerken: gegevensuitwiseling<br />

in de sociale zekerheid’. In: J.F. Buurmeijer e.a., Het Risico waard: gegevensuitwisseling<br />

in de sociale zekerheid. Alphen aan den Rijn: Samsom, pp. 17-24.<br />

I.M.A.M. Pröpper, P. de Jong, A.F.A. Korsten en A.J. Modderkolk (1994), Politieke, bestuurlijke<br />

en ambtelijke verantwoordelijkheid: een inleiding, in: P. de Jong, A.F.A. Korsten, A.J.<br />

Modderkolk en I.M.A.M. Pröpper (red.), Verantwoordelijkheid en verantwoording in het<br />

openbaar bestuur. Congrespublicatie 1994, Den Haag: VUGA, p. 7-19<br />

Jong, P. de, A.F.A. Korsten, A.J. Modderkolk en I.M.A.M. Pröpper (red.) (1994),<br />

Verantwoordelijkheid en verantwoording in het openbaar bestuur. Geschriften van de<br />

Vereniging voor Bestuurskunde, Congrespublicatie 1994, Den Haag: VUGA<br />

Kinkhorst, O.M., Het RINIS-concept: keteninformatisering in de sociale zekerheid, in:<br />

H . P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, M.J.W. van Twist, M. Veldhuizen R.J. van Twist (re d . ) ,<br />

Ketenmanagement in de publieke sector, Utrecht: Lemma, pp. 175-184<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 59


LITERATUUR<br />

Kort, J.A. de (2000), Authentieke registraties in het publieke domein, in: Privacy &<br />

Informatie 2000/5, pp. 203-209.<br />

Kuitenbrouwer, F. (1988), Rechten van mensen in een kwetsbare informatiemaatschappij,<br />

Deventer: Kluwer.<br />

Meyer, O.M.T. (1994), Informatisering en politieke agendavorming: de agendavormende<br />

waarde van informatiesystemen, in: A. Zuurmond, J. Huigen, P.H.A. Frissen, I.Th.M.<br />

Snellen & P.W. Tops (red.), Informatisering in het openbaar bestuur. Technologie en sturing<br />

bestuurskundig beschouwd, Den Haag: VUGA, pp. 113-133<br />

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2000a), Contract met de toekomst.<br />

Een visie op de elektronische relatie overheid-burger, 26387, nr. 8, 19-05-00<br />

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2000b), De Elektronische<br />

Overheid aan het begin van de 21e eeuw, TK 2000-2001, 26387, beschikbaar via de internetsite<br />

www.minbzk.nl<br />

Ministerie van Financiën (1999), <strong>Van</strong> Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording, TK<br />

1998-1999, 26573 nr. 1<br />

Schravendeel, D., K. van Rij en I.A. Rosén (2000), Authentieke Registraties, kun je die<br />

eten?, Programma Stroomlijning Basisgegevens, Den Haag<br />

Schutte, G.J. (2001), Het beleid verantwoord, in: Openbaar Bestuur 2000/10, 2-4<br />

Snellen, I.Th.M. (1987), Boeiend en Geboeid: ambivalenties en ambities in de bestuurskunde,<br />

Alphen aan den Rijn: Samson H.D. Tjeenk Willink<br />

SUWI (2001-1), Website www.suwi.nl , bezocht op 28 februari 2001.<br />

SUWI (2001-2), Een grofontwerp voor CWI en UWV. ‘s-Gravenhage, Ve r a n d e ro rganisatie SUWI.<br />

Thaens, M., V.J.J.M. Bekkers, H.P.M. van <strong>Duivenboden</strong>, Business Process Redesign and<br />

Public Administration: A Perfect Match?, in: J.A. Taylor, I.Th.M. Snellen & A. Zuurmond,<br />

Beyond BPR in Public Administration. Institutional Transformation in an Information Age,<br />

1997, IOS Press: Amsterdam, pp.15-35<br />

Victoria in Hulst, beleidsnota betreffende de toepassing van artikel 174a gemeentewet in<br />

de praktijk, februari 2000<br />

Zeef, P.H.H. & A. Zuurmond (1994), Structuren in viervoud, in: A. Zuurmond, J. Huigen,<br />

P.H.A. Frissen, I.Th.M. Snellen & P.W. Tops (red.), Informatisering in het openbaar bestuur.<br />

Technologie en sturing bestuurskundig beschouwd, Den Haag: VUGA, pp. 225-246<br />

Zouridis, S. (2000), Digitale disciplinering, Over ICT, organisatie, wetgeving en het automatiseren<br />

van beschikkingen, Delft: Eburon<br />

Zuurmond, A. (1994), De Infocratie. Een theoretische en empirische heroriëntatie op<br />

Webers ideaaltype in het informatietijdperk, Den Haag: Phaedrus.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 60


LIJST VAN GEINTERVIEWDE PERSONEN/DEELNEMERS EXPERT M E E T I N G<br />

M. Kanters, voorzitter Stuurgroep CWI-Nijmegen<br />

H. Smulders, CWI-Nijmegen<br />

A. Jannink, Gemeente Nijmegen<br />

mw. M. van Oostveen en mw. A. Roenhorst, werklozencentrum Unitas Nijmegen<br />

J. Oosterlo, GAK Nijmegen<br />

Mw. H. Bouwmans, Stichting CVCS<br />

C. Bouwhof, CWI-Nijmegen<br />

H. Lucassen, gemeente Heumen),<br />

H. Toonen, gemeente Groesbeek<br />

J. Hendriks, gemeente Mook<br />

B.M. Kessen, burgemeester gemeente Hulst<br />

G. Christiaanse, gemeente Terneuzen<br />

C. Hageman, Woningbouwvereniging Hulst<br />

E.S. Paliwoda, regionaal politiekorps Zeeland<br />

J.A.G.R. Jung, gemeente Hulst.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 61


NOTEN<br />

1. Het verbod van willekeur, één van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, strekt<br />

ertoe dat de overheid bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot een<br />

bepaalde beslissing in een individueel geval is kunnen komen.<br />

2. De grondbetekenis van bestuurlijke en ambtelijke verantwoordelijkheid heeft betrekking<br />

op de verplichting te kunnen antwoorden op de eenvoudige vraag: 'waarom heb je dat<br />

gedaan?' Zie voor meer informatie over het begrip verantwoordelijkheid de congrespublicatie<br />

'verantwoordelijkheid en verantwoording in het openbaar bestuur' van de Vereniging<br />

voor Bestuurskunde (Pröpper et al, 1994) of het meer recente themanummer van het blad<br />

Bestuurskunde getiteld 'Verantwoording in het openbaar bestuur' van september 2000<br />

(<strong>Van</strong> Dam & Michels, 2000).<br />

3. Onder authentieke registraties verstaat het Programma Stroomlijning Basisgegevens<br />

door de overheid geoormerkte en met waarborgen omklede registraties van gegevens die<br />

bij de uitvoering van meerdere wetten en/of meerdere organisaties worden gebruikt. De<br />

bekendste authentieke registratie is de Gemeentelijke Basisadministratie. Binnen het programma<br />

wordt onder meer gewerkt aan de verdere ontwikkeling tot authentieke registratie<br />

van de verzekerdenadministratie, een basisbedrijvenregister, een basisgebouwenregister<br />

en het geografisch kernbestand.<br />

4. Bovendien geldt de bijzondere aard van het openbaar bestuur waarin politieke, juridische,<br />

economische en professionele kosten contradictoir kunnen zijn (zie Snellen, 1987).<br />

5. Er wordt in dit verband ook wel gesproken over een zero-tolerance beleid.<br />

6. Zie de zaken S03.93.5211 en S03.93.4152 van de Vz.Afd.Rechtspraak RvSt. van 31<br />

augustus 1993 en de zaken 94/689 en 94/695 van de President Rb. Breda van 5 april<br />

1994. In al deze gevallen stond de tijdelijke sluiting van de enige coffeeshop in de<br />

gemeente Raamsdonk ter discussie. Zie ook zaak 94/1390 van de President Rb.<br />

Middelburg van 6 januari 1995. In deze zaak stond het expliciete 0-beleid van de<br />

gemeente Hulst ter discussie.<br />

7. ABRvS, 28 augustus 1995, AB 1996, 204 (Venlo).<br />

8. Wet houdende wijziging van de Opiumwet in verband met het creëren van de<br />

mogelijkheid voor de burgemeester om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van<br />

de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij<br />

behorende erven, Stb. 1999, 167.<br />

9. Over de jaren 1995 tot 1997 zijn officiële cijfers bekend. In 1995 werden 125 verboden<br />

opgelegd, in 1996 waren dat er 136 en in 1997 was het aantal teruggelopen tot 27.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 62


AUTEURSBESCHRIJVING<br />

dr. Marcel Boogers is als universitair docent Bestuurskunde verbonden aan het Centrum<br />

voor Recht, bestuur en informatisering van de Katholieke Universiteit Brabant. Als politicoloog<br />

promoveerde hij op een proefschrift over regionale samenwerking. Eerder publiceerde<br />

hij onder meer over gemeentelijke herindeling en de betekenis van ICT voor politieke<br />

partijen. Hij is nauw betrokken bij het Stedennetwerk Wijkgericht werken en bestuurlijke<br />

innovatie, een samenwerkingsverband van een aantal grote steden en de Katholieke<br />

Universiteit Brabant..<br />

Dr. H.P.M. (Hein) van <strong>Duivenboden</strong> is als managing consultant verbonden aan de sector<br />

Overheid &1 Zorg van Cap Gemini Ernst & Young. Zijn belangstelling gaat uit naar strategische<br />

en organisationele aspecten van de uitwisseling van gegevens, informatie en kennis<br />

over de grenzen van publieke organisaties. De transformatie tot elektronische overheid<br />

is een terugkerend onderwerp in zijn werkzaamheden en publicaties.<br />

Mw. Prof. mr. J.E.J. (Corien) Prins (1961) is sinds april 1994 hoogleraar recht en informatisering<br />

bij het Centrum voor recht, bestuur en informatisering van de Katholieke Universiteit<br />

Brabant. Ze studeerde aan de Universiteit Leiden Rechtsgeleerdheid alsmede Slavische<br />

Taal- en Letterkunde. Tot de onderzoeksthema's van Prins behoren: nationale en internationale<br />

regulerings- en normeringsvraagstukken rondom Internet; privacy en anonimiteit,<br />

elektronische overheid, biometrie. http://rechten.kub.nl/prins.<br />

Dr. mr. Eric Schreuders is verbonden aan het Centrum voor Recht, bestuur en informatisering<br />

van de Katholieke Universiteit Brabant. Recent promoveerde hij op een proefschrift<br />

over data mining, de toetsing van beslisregels en privacy (online beschikbaar op via<br />

www.privacydossier.nl). Hij houdt zich in zijn onderwijs- en onderzoeksactiviteiten bij het<br />

centrum vooral bezig met privacyvraagstukken, waaronder data mining. Hij werkte eerder<br />

onder meer bij de Registratiekamer.<br />

GEKOPPELDE VERANTWOORDELIJKHEDEN / PAGINA 63

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!