Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong>
<strong>Literair</strong> e-tijdschrift [werk]<br />
Nummer 5<br />
September <strong>2012</strong><br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 3
Inhoudsopgave<br />
Redactioneel 6<br />
Michelle Brouwer 7<br />
Madeliefje<br />
Reactie van Ramon Martensen: ‘Maar serieus, je stijl is pakkend en fascinerend.<br />
Ik houd van de bijzinnen en details. Je hebt begrepen waar het wat mij betreft<br />
bij het schrijven om gaat. Het tonen van de essentie van de personages en hun<br />
emoties door de interactie die ze met elkaar hebben.’<br />
Roelof ten Napel 10<br />
Licht<br />
Reactie van Hadeke: ‘Ik vind hem mooi en heel “eigen”. Zo “eigen” dat iedere<br />
vorm van feedback als een inbreuk voelt. In die zin dus ook een mooi imponerend<br />
gedicht.’<br />
Koen-Machiel van de Wetering 16<br />
Het verwijt is dit<br />
Reactie van Helen: ‘Tijdens het lezen zag ik deze tekst steeds sterker voor me als<br />
eenakter op het toneel. Het bleef voor mij in het midden hangen hoe de ik-figuur<br />
Ivanov precies aanspreekt en dat vond ik te gek. Stel dat het face-to-face is – een<br />
mogelijkheid die overeind blijft – dan is het zinderend spannend en dreigend.<br />
Op het einde... Nou wacht, ik zet het in een commentaarvlaggetje, dat is leuker<br />
voor de andere lezers!’<br />
Rob Verschuren 22<br />
Bezoekuur<br />
Reactie van Paul Straathof: ‘Die unheimische atmosfeer van een gekkenhuis,<br />
waar bezoek zich geen raad weet met sociale interactie. Dat gevoel blijft kleven<br />
bij het lezen van je stuk. Zeer raak. Meer!’<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 4
David Bogaers 26<br />
Moederboiler<br />
Reactie van thomaestim: ‘Ik ontdek net dat je juist het gedicht inkapselt met<br />
neologismen. Op zich dan wel weer een statement moet ik toegeven.’<br />
Peter Minten 27<br />
Gele lis<br />
N. Bene 31<br />
Vedette’s afscheid<br />
Reactie van Jan Zwaneveld: ‘Wat een fantastisch mooi gedicht, N. Eén van de<br />
beste gedichten die ik de laatste tijd heb gelezen, durf ik zelfs te stellen. Complimenten!’<br />
David Veldman 33<br />
Schorpioen<br />
Reactie van Rob Verschuren: ‘Normaal verveel ik me bij schrijvers die over<br />
schrijven schrijven. Maar niet bij deze worsteling met de literatuur en het leven.<br />
Spannend. Ik moet aan Stephen King denken, maar dat is mijn invulling. In<br />
het begin wil je weten hoe het afloopt. Daarna beginnen de stukjes op hun plaats<br />
te vallen en neem je als lezer gas terug om beter te kunnen genieten van de afzonderlijke<br />
zinnen. “Ze stelde geen eisen, maar haar hoop was onuitroeibaar”,<br />
dat is iemand neerzetten in heel weinig woorden.’<br />
Marco van Houwelingen 44<br />
Represaille op de Ereprijs<br />
Reactie van David Roelofs: ‘Wat een ongelooflijk geslaagd stuk tekst. Het doet<br />
me een beetje denken aan De helaasheid der dingen door Dimitri Verhulst. Een<br />
van mijn lievelingsboeken. Mijn complimenten voor je verhaal!’<br />
Elmer de Gruijl 48<br />
Manuscript retour<br />
Over de auteurs 55<br />
Colofon 57<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 5
Redactioneel<br />
Stel je voor: je studeert, maar eigenlijk wil je alleen maar schrijven. Je<br />
hebt lef genoeg om een paar maanden voor de eindstreep met je studie<br />
te stoppen en je bij een schrijfopleiding aan te melden. Maar eerst doe je<br />
mee aan een schrijfwedstrijd. Je inzending krijgt lovende woorden van<br />
niemand minder dan Jan van Mersbergen (‘…steeds een verteller die aanwezig<br />
is, die zich niet verstopt. (…) Wat vooral sterk is: het ritme in de<br />
zinnen, dat is afwisselend en soepel.’). Je wint! En dan mag je afreizen<br />
naar het zonovergoten Biddinghuizen om op Lowlands je verhaal voor te<br />
dragen in het literaire programma Lamoer, tussen grote literaire namen<br />
als Tommy Wieringa en Ingmar Heytze. Als dat geen lekker begin van<br />
een schrijverscarrière is!<br />
Het overkwam Michelle Brouwer, aka Woordenbrouwer, toen ze dit jaar<br />
de schrijfwedstrijd van <strong>Literair</strong>werk.nl en Lowlands won. Vanzelfsprekend<br />
openen we dit nummer van <strong>Literair</strong> e-tijdschrift [werk] met haar winnende<br />
verhaal.<br />
Maar dit nummer biedt meer sterk werk. Koen-Machiel van de Wetering<br />
zet in een zinderende monoloog een oude rivaal voor eens en altijd op zijn<br />
plek. Rob Verschuren voert ons mee naar een schrijnend bezoekuur in paviljoen<br />
zes. Peter Minten begint samen met zijn buurvrouw aan de bouw<br />
van een nieuwe wereld, met bouwstenen uit het communisme, het christendom<br />
en de evolutiebiologie. David Veldman laat zien hoe gevaarlijk het<br />
schrijverschap kan zijn. Marco van Houwelingen tekent met vaart en humor<br />
een milieu waarin het niet bepaald vanzelf spreekt om op muziekles te<br />
gaan. En er is poëzie, van de hand van Roelof ten Napel, David Bogaers en<br />
N. Bene. En Elmer de Gruijl brengt een getekende ode aan nog niet ontdekt<br />
literair talent.<br />
Intussen is <strong>Literair</strong>werk.nl volop in beweging. Onder het motto ‘De Ontmoeting’<br />
organiseren we dit najaar in Amsterdam een aantal activiteiten<br />
voor en door schrijvers, met als hoogtepunt een festival in Het Rozentheater<br />
op 18 november, gepresenteerd door Ernest van der Kwast. Meer<br />
informatie staat op www.literairwerk.nl.<br />
We hopen je daar te zien!<br />
Namens de redactie,<br />
Mechteld Jansen<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 6
Michelle Brouwer<br />
Madeliefje<br />
Het is eigenlijk helemaal niet fijn om in het gras te zitten. Zeker niet met<br />
blote benen. Ik hoopte dat ze blote benen had. En ik wou dat het wel fijn<br />
zou zijn vandaag. Dus ik heb een kleedje meegenomen, van zolder gehaald<br />
uit een doos die ik nooit eerder open had gemaakt. Het kleed is van mijn<br />
moeder geweest, het heeft ruitjes en het ruikt muf, het ruikt naar hoe ik<br />
dacht dat de zolder vroeger geroken had.<br />
We hadden afgesproken in een koffiebarretje: Eef, en ik. Maar ze belde gisteravond,<br />
ze zei: ‘Het wordt morgen erg warm.’ Ik had Gerrit Hiemstra<br />
negen keer dezelfde zonnetjes aan zien wijzen op het beeldscherm van mijn<br />
kleine televisie, maar het was niet in me opgekomen haar daarover te bellen.<br />
Ze vroeg of ik het erg vond in het park af te spreken, op een bankje misschien<br />
of in het gras. Ik zei dat ik dat niet erg vond, dat ik zou er zijn. ‘Zelfde<br />
tijd?’ vroeg ze. Ik zei dat iets later ook goed was. Ze zei ‘oké’ en ze hing op.<br />
Het is mei, de zon schijnt feller dan ooit, het is zo’n beetje zomer in de lente.<br />
De hitte is surrealistisch, alsof het er niet hoort te zijn, zeker als je denkt<br />
aan een maand of twee geleden. Toen was het handschoenen, sjaals en winterjassen,<br />
sneeuw en regen, bijna schaatsen. En nu die zon, rode hoofden,<br />
fladderjurkjes, blote voeten. Ik hoop dat Eef een jurkje draagt. Tussen de<br />
madeliefjes wacht ik op haar, vlak bij het water.<br />
Voor ik naar het park ging bezocht ik toch het koffiebarretje. Om de mand<br />
te vullen die ik op zolder gevonden had. Een oude picknickmand waar mijn<br />
zus haar beer Bob nog in had gestopt en had gedragen. Ik kocht dingen<br />
waarvan ik dacht dat Eef ze misschien besteld zou hebben als we hier wel<br />
hadden afgesproken. Koffiebroodjes, wat muffins (vanille, bosbessen, chocolade<br />
en appel-kaneel), een stuk brownie, een fruitshake met frambozen,<br />
een beker thee. En voor als ze echt honger heeft wat onbelegde broodjes, ik<br />
kocht wat jam, homemade, en kreeg het in een kleine beker mee en verder<br />
nog wat kaas en sla, netjes ingepakt.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 7
Ze komt aan op haar fiets, ik had haar lopend verwacht. Lintjes aan de<br />
handvatten, gevlochten haar, een jurkje, blote benen. Ze legt haar fiets met<br />
een buiginkje in het gras en komt bij me zitten, op het kleed. Ze kijkt er<br />
even naar, alsof ze zich afvraagt waar ik dat nou weer vandaan heb gehaald.<br />
‘Komt van zolder,’ zeg ik. Ze kijkt me aan met haar ogen, die ogen waar een<br />
zeemeermin in zou willen wonen, waarin de zon twinkelt als in het water<br />
aan onze voeten. Ik pak de mand en laat haar zien wat ik heb meegenomen.<br />
Ik pak alles eruit: de muffins, de broodjes, het drinken, het beleg. Ze lacht.<br />
Ze vraagt: ‘Heb je...?’ En ik weet dat ze de vraag niet afmaakt. Dat ik niets<br />
hoef te zeggen. Ze pakt een muffin. Blauwe bessen. Ik wist het wel, blauwe<br />
bessen vindt ze het lekkerst.<br />
We eten samen. Bijna alles gaat op. Ze vraag hoe het met me gaat. Ik zeg dat<br />
het goed gaat, dat het wel anders is. En vandaag alweer een jaar.<br />
‘Ja,’ zucht ze. Er zit jam op haar lip, maar ik zeg niks. Ik heb geen servetjes<br />
meegebracht. Ze vertelt hoe het voor haar was. ‘Ik kon het niet geloven, dat<br />
ik Meike nooit weer zou zien.’ Mijn zus, bedoelt ze.<br />
‘Het is hard,’ zeg ik. Ze knikt. Ik wou dat ik de jam van haar lip kon kussen.<br />
Dat ik dat durfde.<br />
We zitten vol van alles; de broodjes en muffins, het zware jaar. Ik ga op<br />
mijn rug liggen, mijn oogleden worden oranje als ik ze dichtdoe. En als ik<br />
ze na een tijdje weer open, hangt over alles een soort blauwe gloed, het gras<br />
is nu broccoliachtig groen. Eef is op haar hurken gaan zitten, ze wiegt een<br />
beetje van voor naar achter als een schommelend bootje, ze lijkt het niet te<br />
merken. Haar lange blonde haren vallen van haar schouders, voorover, ze<br />
heeft haar vlecht uitgeplozen. Het lijkt blonder dan anders, lichter. Alsof de<br />
zon het heeft gebleekt. Nu al. Ze plukt een madeliefje, prikt de nagel van<br />
haar duim door het dunne steeltje en trekt de blaadjes van het bloemetje uit<br />
het midden, tot alleen het gele bolletje overblijft. Dat wrijft ze kapot tussen<br />
haar duim en wijsvinger.<br />
‘Vermorzeld,’ zegt ze, ‘zo voelde ik me die eerste maanden ook.’<br />
Ze beweegt haar hand over het gras (omdat ze dat zo fijn vindt voelen, weet<br />
ik, dat gekriebel aan de binnenkant van haar hand, het straalt uit naar haar<br />
borst, klein ultiem geluk noemde ze dat). Ze zegt dat ze moet gaan, dat<br />
ze het fijn vond vandaag. ‘Bedankt,’ zegt ze en ze kust me op mijn wang.<br />
Vluchtig, zo kort dat het bijna niet bestaat. Ze komt overeind en klopt gras<br />
van haar jurk, van haar kont, maar er is geen gras. Ze pakt haar fiets, ze<br />
gaat. Blote benen, het wapperende jurkje, dat mooie blonde haar.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 8
En ik ga ook, naar huis, terug. Ik zet de mand van mijn zus op zolder, leg<br />
het kleed weer in de doos. Als ik de televisie aanzet hoop ik dat Gerrit goed<br />
nieuws brengt vandaag. Een beetje regen misschien, of een frisse nacht.<br />
Maar in plaats daarvan een zebrapad. Die voor de koffiebar. Een fiets met<br />
linten, een auto met blauwe zwaailichten, een stukje van haar jurkje.<br />
Ik denk aan de jam op haar lip. Of het er toen nog zat. En dat ik het eraf<br />
had moeten kussen. Dat ik dat had moeten durven.<br />
Meepraten over dit werk<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 9
Roelof ten Napel<br />
Licht<br />
Of: hoe ik en dat ding tot een overeenkomst kwamen<br />
1<br />
De gloeilamp broeit warm,<br />
onaanraakbaar als je bang bent<br />
je vingers te verbranden.<br />
Meneer Goethals leerde mij<br />
dat een deel van het licht<br />
oneindig binnen het glas zit.<br />
Niet schijnt, maar, zei hij,<br />
wordt gereflecteerd.<br />
Ik zeg de peer niet bang te zijn<br />
zich geheel te geven.<br />
Hij wordt er niet feller van.<br />
Om mezelf moed in te praten<br />
bedenk ik: dit komt door natuurwetten;<br />
de band tussen mij en de lamp<br />
heeft hier niets mee te maken.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 10
2<br />
Ik weet welke schaduw op tafel van hem komt.<br />
Maar laat me niet kisten hoor. Speel kaart<br />
tegen mezelf – en, mocht dat niet duidelijk zijn:<br />
ik win. Ben er namelijk goed in. Kaarten.<br />
Later op de avond ga ik naar de bank.<br />
De afstandbediening is mijn beste vriend<br />
en de tv straalt precies de juiste diodes.<br />
Ik til mijn wenkbrauwen op om te zeggen:<br />
‘kijk, jongen, zo moet het nou. Zie je die<br />
televisie? Die kan d’r wat van. Niet alleen<br />
zo’n slappe warme gloed, zelfs mensen<br />
en gesprekken en huizen en films en’<br />
reclames. En lingo en miljoenenjacht.<br />
Leuker wordt het niet. Ik houd van kleuren<br />
die me vertellen hoe ooit iets is opgenomen.<br />
Ik heb reuze veel plezier.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 11
3<br />
Ik kijk mijn lamp<br />
nog eens streng in de ogen.<br />
In het oog, bedoel ik.<br />
Dat stukje tussen die draadjes.<br />
Hoe dan ook,<br />
ik vertel hem: je bent een slaaf,<br />
zelfs je stroom krijg je van mij.<br />
Geef me alle vruchten<br />
van je inspanning.<br />
De gloeilamp, koppig als hij is<br />
houdt een deel van het licht voor zich.<br />
Na zijn laatste kans<br />
pak ik een ladder.<br />
Ik ben advocaat en officier en<br />
al die andere mensen<br />
die nodig zijn bij berechten.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 12
4<br />
Verdikke, mijn vingers verschroeien.<br />
Ik probeer de lamp al brandend los<br />
te draaien uit zijn de-juiste-fitting.<br />
Dan, in één keer, is hij uit.<br />
Niet plots koud, maar koelend.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 13
5<br />
Daar waar de lamp zat<br />
zit nu een holte. Groeven<br />
in de rondte hoeven niets<br />
meer vast te houden.<br />
Ik kijk in het putje en betwijfel<br />
of ik een magnetronmaaltijd<br />
in huis heb.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 14
6<br />
Heb het glas kapot gegooid<br />
tegen de stenen achter huis.<br />
De scherven vertonen kenmerken<br />
van gevierendeelde ledematen:<br />
ze liggen uit elkaar.<br />
Als het lampje toch darmen had, dan was dit<br />
veel passender smerig geweest.<br />
Nabestaanden durven zich niet te vertonen.<br />
Mijn volgende besluit:<br />
morgen ruim ik het pas op.<br />
Ik frunnik aan de pleisters<br />
rond mijn vingertoppen.<br />
Meepraten over dit werk<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 15
Koen-Machiel van de Wetering<br />
Het verwijt is dit<br />
Luister, Ivanov. Luister goed en neem dit in je op. Je kijkt nu op haar neer,<br />
bent vergeten wie ze voor je was. Je weet niet meer hoe goed je je voelde<br />
toen je haar voor de eerste keer zoende. Je kijkt er nu helemaal niet meer op<br />
terug, wat erger is dan dat je je voor haar geschaamd zou hebben.<br />
Je hebt geluk dat ik nog nooit iemand op zijn gezicht heb geslagen. Ik geef<br />
het eerlijk toe, dat durf ik niet. En dus kan ik jou ook niet slaan. Nog niet.<br />
Soms loop ik op straat en beeld me in dat ik iemand uit zijn sokken mep,<br />
zomaar, iemand die kleiner is dan ik en van wie ik zeker weet dat hij zich<br />
niet zal verdedigen. Natuurlijk is dat vals, onterecht. Zoiets doe je niet, uithalen<br />
naar iemand die het niet verwacht. Maar wat zou het fijn zijn, Ivanov,<br />
als ik het durfde. Want dan zou het veel makkelijker zijn om ook jou op je<br />
gezicht te slaan. Ja, dat weerloze mannetje op straat moet een offer brengen.<br />
Het dient een hoger doel.<br />
Weet je nog hoe ze eruitzag, Ivanov? Ik wel. Alles was rond aan haar, maar<br />
dan ook echt. Het was bijna overdreven hoe rond ze was, een grap. Haar<br />
mond was rond, haar billen waren rond, haar wangen, haar polsen. De meesten<br />
in onze klas vonden dat nog absoluut aantrekkelijk. Pjotr Alexandrovitsj<br />
en Nikolai Sergejevitsj in ieder geval wel, ik heb ze er vaak genoeg over gehoord.<br />
Maar haar enkels waren ook rond, haar buik, haar neus, haar oren,<br />
haar kin. Weet je het nog, Ivanov? Ze was een karikatuur op het schoonheidsideaal.<br />
Het ideaal was zeker zichtbaar, maar er overdreven ingebracht,<br />
overtrokken, vervormd. Maar ik heb haar altijd mooi gevonden. Toen, en<br />
nu nog steeds.<br />
Rond is niet altijd zacht, Ivanov, maar bij haar wel. Ze kon als geen ander<br />
dingen van zich af laten glijden, alsof ze een gladde, glimmende kogellager<br />
was waar niets, maar dan ook niets aan bleef kleven. Dat is kracht, Ivanov,<br />
dat is pure kracht. En niet een zwakte, zoals jij denkt.<br />
Ik kon goed met haar opschieten, daaraan hoef ik je vast niet te herinneren.<br />
Hoe druk je nu ook bent, met je officiële vrouw, met vrouw nummer twee,<br />
drie, vier, met je collega’s die je dagelijks ‘inspireren’, met, vooruit, je nage-<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 16
slacht. Dat weet je nog wel, dat ik haar graag mocht. En zij mocht me ook.<br />
Niet dat we veel praatten, want dat deed ik niet makkelijk toen, en bovendien<br />
hoefde het ook helemaal niet. Maar dat heb ik pas later begrepen, dat<br />
het bijzonder was en een goed teken dat we elkaar niets hoefden te vertellen.<br />
Ik zag haar graag. Er was iets tussen ons wat geen woorden nodig had, een<br />
gevoel dat het goed was. En dat gevoel heb jij beschaamd, Ivanov.<br />
Ik weet nog hoe opgewonden je was toen je vertelde dat haar borsten veel<br />
groter waren dan je had verwacht. Ik wist precies wat je bedoelde, want ik<br />
had ze allang een keer gezien. Maar dat wist jij niet.<br />
Het was toen ik elf was en zij bijna dertien en ik samen met mijn moeder<br />
mijn zusje ging ophalen van balletles. We stonden buiten op de gang te<br />
wachten totdat de meisjes klaar waren met zich omkleden, mijn moeder<br />
stond te praten met een andere moeder en de deur stond op een kier. Mijn<br />
moeder lette niet op mij en ik keek af en toe door die kier naar binnen,<br />
nieuwsgierig natuurlijk, Ivanov, net als jij.<br />
Ik zag Ilena Zapjatova, mager en houterig, die al aangekleed was en haar<br />
spullen haastig in haar tas propte, popelend om naar huis te gaan. Ik zag<br />
Olga Petrovna, atletisch, die altijd zo´n grote mond had tegen ons maar<br />
nu heel zorgvuldig haar haar stond te kammen. En toen zag ik ook haar<br />
opeens de kleedkamer binnenstappen, haar ronde gezicht rood van de<br />
inspanning.<br />
Ballet is niet voor ronde meisjes, Ivanov, ik weet niet waarom maar iemand<br />
heeft die regel blijkbaar ooit verzonnen en niemand durft ervan af te wijken.<br />
Ik denk dat ze langer in het gymlokaal was gebleven om zo veel mogelijk te<br />
oefenen, want ballet vond ze mooi, dat heeft ze me vaak verteld, ze hield van<br />
dansen en wilde er zó graag bij horen.<br />
Ze liep de kleedkamer binnen, gehaast en een beetje bezweet, wat ik bijzonder<br />
vond want meisjes zweten eigenlijk nooit, maar zij dus al wel. Ze ging<br />
zitten, trok haar schoenen uit, zette ze netjes naast elkaar onder het bankje,<br />
bang om ze kwijt te raken. Ik keek naar mijn moeder, maar die stond druk<br />
te praten en klaagde over mijn vader tegen die andere moeder. Dus ik keek<br />
weer door die kier naar binnen, niemand had wat door, niemand zag me,<br />
en ik zag hoe ze met een heel gedecideerde beweging, zoals je het tuitje van<br />
een banaan afbreekt en de schil met een ruk naar beneden trekt, met twee<br />
handen tegelijk haar ronde hemdje over haar ronde hoofd trok.<br />
Ik schrok me kapot, Ivanov.<br />
Ze stond recht voor me, ik kon haar heel goed zien en ik zag hoe haar borsten<br />
aan haar hemdje bleven plakken, meebewogen met het textiel, moeite<br />
deden om los te komen en toen – frisse lucht Ivanov, frisse lucht! – terugvielen<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 17
op de plaats waar ze helemaal, prachtig, perfect thuishoorden. Niet met een<br />
lichamelijk geluid, Ivanov, nee, niet obsceen. Verend, luchtig, gezond.<br />
Ik had zoiets nog nooit gezien en moet bekennen dat ik het nooit meer heb<br />
gezien. Ik kon me gewoon niet voorstellen dat die borsten bij haar hoorden,<br />
dat zij een meisje was dat zulke borsten had. Maar ik was niet opgewonden<br />
Ivanov, het is niet wat je denkt. Ik was bang. Ja, ik was bang voor die borsten,<br />
ze waren veel te vanzelfsprekend een onderdeel van haar lichaam. Ik<br />
weet niet hoe ik het moet uitleggen, Ivanov. Maar ik voelde zeker niet de<br />
behoefte om ze aan te raken. Ik stond daar, verstijfd. Totdat ik opeens de<br />
ijze ren hand van mijn moeder in m’n nek voelde, ze me wegrukte van de<br />
deur en me met haar vlakke hand een klets op mijn achterhoofd gaf. Zij<br />
begreep het ook niet, Ivanov. En ikzelf eigenlijk ook niet. Maar ik hield al<br />
van haar voordat ik wist wat houden van betekent.<br />
Weet je nog hoe je er toen uitzag, Ivanov? Weet je nog wat iedereen van je<br />
vond? Je was een knappe jongen. De enige in onze klas met krullen, niet<br />
echte krullen natuurlijk, maar zeker een charmante slag. Je ogen waren ook<br />
bijzonder: ietsje groter, ruimer, dieper dan die van ons. Alsof je er verder<br />
mee kon zien dan wij. Je wenkbrauwen waren mooi (scherp, goede curve,<br />
evenredig), en met je lichaam was ook niks mis.<br />
Sommige mensen hebben gewoon geluk dat hun lichaam hun hele leven dezelfde<br />
vorm behoudt, en dat geluk had jij, dat konden we toen al zien, al waren<br />
we allemaal sterk en lenig toen en viel het niet zo op. Maar ik geef toe,<br />
je had iets wat wij niet hadden, je lichaam was op een aantrekkelijke manier<br />
in balans, geen twijfel over mogelijk. Dus we vonden je allemaal aantrekkelijk,<br />
de meisjes, de jongens, de leraren, de ouders, zelfs enkele meisjes in<br />
de hogere klassen. Je was (en bent) gewoon zo iemand waar mensen naar<br />
móéten kijken, niets aan te doen.<br />
Maar één ding had je niet, Ivanov. Misschien had je het niet door, en misschien<br />
is dat nog steeds het geval, ik weet het niet, maar één ding had je<br />
zeker niet. Niemand vertrouwde je. Je had iets wat een instinct in mensen<br />
wakker maakt, een instinct om je uit de weg te gaan. Zoals we bitter eten<br />
uitspugen, al hebben we het nog zo gulzig in onze mond gestopt. Of zoals<br />
we kijken naar iemand wiens hand ernstig is vervormd. We zijn gefascineerd,<br />
kunnen niet stoppen met kijken, maar willen de hand niet aanraken.<br />
We durven niet. Zo wilde niemand echt met je praten, Ivanov, ik weet niet<br />
of je dat beseft. En daarom noemden we je ook allemaal Ivanov. Je dacht<br />
misschien dat het een koosnaam was, dat het kwam omdat we je uiterlijk<br />
bijzonder vonden dat we je als enige bij zijn achternaam aanspraken. Maar<br />
zo zat het niet, Ivanov. We hielden afstand tot je.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 18
Zij hield ook afstand. Maar bij haar stond de deur toch op een kier. Want<br />
ze veroordeelde mensen niet. Dat kun jij je moeilijk voorstellen, maar het<br />
is echt waar. Ze sprak nooit kwaad over mensen achter hun rug, duwde<br />
niemand in een hokje, had geen behoefte om zichzelf te profileren ten koste<br />
van anderen. Nooit. Maar ook zij vertrouwde je niet, al had je dat misschien<br />
zelf niet door.<br />
Ze vroeg me vaak wat voor iemand je was. Of je aardig was, waar je van<br />
hield, wat je dromen waren. Ze wilde weten hoe je sprak tegen je ouders,<br />
hoe het voelde om enig kind te zijn, wat je wilde worden later. En ik gaf dan<br />
antwoord zoals je antwoord geeft aan een reiziger die net is aangekomen in<br />
een vreemd land en wil weten hoe het bevallen is, die tocht over de rivier<br />
die jij gisteren al hebt gemaakt en hij morgen ook wil maken (hij heeft al<br />
geboekt). Je verzwijgt de arrogantie waarmee de gids je heeft behandeld, de<br />
stompzinnige vragen van de andere toeristen, het aapje dat met een banaan<br />
de boot in werd gelokt en waaraan je je dood hebt geërgerd. Over al die dingen<br />
zwijg je. Je vertelt alleen hoe mooi de rivier was, dat je keurig op tijd was<br />
opgehaald van je hotel, dat de lunch goed was. Die trip is de moeite waard,<br />
zeker. Je wil het plezier van de reiziger niet vooraf bederven, je wil niet dat<br />
hij op bepaalde dingen gaat letten omdat jij hem erop hebt geattendeerd.<br />
Zo was het ook tussen haar en mij, Ivanov, toen ze me vroeg hoe je was. Ik<br />
wilde dat ze het zelf zou zien.<br />
Al zou je net zo goed kunnen zeggen: ik was laf.<br />
Ik weet nog hoe blij je was toen je haar voor de eerste keer had gezoend. Het<br />
was voor jou je eerste kus. Voor haar niet, maar ik weet zeker dat ze je dat<br />
nooit heeft verteld. Ik heb het haar niet gevraagd, maar daar is ze gewoon de<br />
persoon niet naar. Ze heeft je niet gekwetst, dat weet ik zeker. En gekwetst<br />
zou je zeker zijn geweest. Des te groter was de glorie: haar eerste zoen, met<br />
jou, jouw eerste kus.<br />
Maar je was nog niet daadkrachtig, Ivanov, toen nog niet. Het kostte je eeuwen<br />
voordat je haar hand durfde vast te houden, een arm op haar schouder<br />
durfde te leggen, een zoen op haar wang durfde te geven. Misschien was je<br />
nog wel echt onschuldig, en was alleen de manier waarop je erover tegen mij<br />
vertelde zo verdomde ontoelaatbaar. Misschien was je bij haar een heel ander<br />
mens dan bij mij, moest je ziel nog kiezen welk pad hij zou volgen. Maar<br />
nu weet ik beter, Ivanov. Je had al gekozen. Je had alleen nog de bevestiging<br />
nodig dat het kon. Dat zij je de ruimte zou geven.<br />
Opwinding is niet hetzelfde als verlangen, Ivanov, veroveren niet gelijk aan<br />
winnen. Ik geef toe, ik weet niet zeker hoe het precies zat. Misschien oordeel<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 19
ik wel te streng over jullie dagen samen toen. Maar ik moet partij kiezen,<br />
dat móét. Voor haar. Voor mij. Voor jou. Zeg zelf maar voor wie het meest.<br />
Wat voor iemand ben je nu, Ivanov? Hoe kijk je terug op je leven? Wat<br />
verwacht je van de jaren die je nog resten? Ik weet dat je hebt gereisd, hebt<br />
verdiend, veel vrienden, kennissen, relaties hebt. Je hebt ervaring, een netwerk,<br />
een wereld. Je weet hoe het werkt en speelt het spel goed. Dat geloof<br />
ik, niet alleen omdat je me het zelf hebt verteld. Anderen zeggen het ook,<br />
zelf zie ik het ook. Maar hoe praat je tegen je vrienden? Dat zou ik graag<br />
willen weten. Wat vertel je tegen hen? Wat vraag je aan hen? En wat heb je<br />
tegen haar gezegd, nadat jullie het voor de eerste keer hadden gedaan? Ik<br />
zou het haar zelf kunnen vragen, maar ik vind dat ik het beter aan jou kan<br />
vragen. Want dit is iets tussen ons.<br />
Je praatte over haar alsof ze een dier was, Ivanov. Een dier dat je gedrag<br />
kunt aanleren door het op de juiste momenten te belonen, voeden, straffen,<br />
strak in de ogen te kijken. Dieren hebben een programma, net als mensen.<br />
Ze reageren met begeerte, behoefte, verlangen, net als wij. Je kunt een hond<br />
alles laten doen wat je wil, als je bereid bent over de grens te gaan. En dat<br />
is een vreemd gevoel. Misschien geeft macht ons wel de illusie dat we álles<br />
kunnen overwinnen, zelfs dat waar we allemaal het meeste bang voor zijn.<br />
Doen wat je wil, geen tegenstand meer ervaren. Maar zo werkt het niet,<br />
Ivanov. Echte kracht zit hem precies in het tegenovergestelde. Daarom kan<br />
ik je nooit vergeven wat je haar hebt aangedaan. Je had niet zo tegen haar<br />
mogen doen. En je had zeker niet zo over haar mogen spreken.<br />
De eerste keer dat je haar zover had gekregen, stond je met glazige ogen voor<br />
me, in een roes. Je voelde je beter over jezelf dan je je ooit had gevoeld. Je<br />
vertelde hoe je de juiste sfeer had gecreëerd, hoe je haar had geprikkeld en<br />
hoe weinig jullie hadden gesproken. Vooral daarop was je trots, hoe weinig<br />
woorden je had hoeven gebruiken. En je was trots op het feit dat zij het<br />
initiatief had genomen, dat jij blijkbaar zo onweerstaanbaar was dat ze zich<br />
niet kon beheersen.<br />
Natuurlijk had je je ook onzeker gevoeld, dat kan gewoon niet anders. Maar<br />
daar liet je tegenover mij niets van merken. Je zweeg erover, plaatste alles<br />
in het licht van je overwinning. En dat werd elke keer daarna alleen maar<br />
erger.<br />
De tweede keer vertelde je hoe je zelf het initiatief had genomen, hoe je nu<br />
meer durfde nadat ze zich bereidwillig had getoond. De derde keer vertelde<br />
je wat je nog meer had ontdekt, hoe je geleerd had wat je gedaan kon krijgen<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 20
en op welk moment. Ik vroeg je er niet naar, Ivanov, je vertelde het allemaal<br />
zelf. Maar daarna begon je me steeds minder te vertellen. Misschien omdat<br />
je merkte dat ik het gesprek op een ander onderwerp probeerde te brengen,<br />
dat ik steeds meer durfde te laten merken dat ik het onaangenaam vond hoe<br />
je over haar sprak. Maar waarschijnlijk kwam het doordat het nieuwe er<br />
vanaf was voor je, doordat je in gedachten al gefocust was op een ander doel.<br />
Ik had het toen tegen je moeten zeggen, hoeveel ze van je hield. Maar ik kon<br />
het niet. Ik durfde je niet te verraden, net zoals ik zweeg toen ze me vroeg<br />
wat voor persoon je was. Ik durfde niet.<br />
Ik durfde ook niets te zeggen toen je Manja had ontmoet en haar meteen<br />
had gezoend, de eerste keer dat je een woord met haar had gewisseld. De<br />
nieuwe Ivanov, met dank aan haar en ook aan mij. Ik zei niets toen je voor<br />
de eerste keer met haar had geslapen, de tweede, derde, vierde keer. Ik zei<br />
niets tegen je, en ook niet tegen haar.<br />
Jij durfde ook niets te zeggen, de laatste keer in je leven dat je iets niet<br />
durfde. Maar uiteindelijk werd het ongemak je toch te veel en moest je het<br />
aan haar bekennen. En dat deed je, Ivanov, als iemand die sorry zegt tegen<br />
zijn hond voordat hij hem vastbindt aan een boom. Sorry, ik heb geen plek<br />
meer voor je, je bent te lastig. Het is beter voor me als we afscheid nemen.<br />
Het is op.<br />
Ze ligt nu naast me te slapen, Ivanov, en weet niet dat ik vandaag deze brief<br />
heb geschreven. Ze is niet meer zo rond als vroeger, ergens is het ideaal zichzelf<br />
vergeten. Dingen blijven nu meer aan haar kleven dan toen, zo is het<br />
nu eenmaal. Maar de waarheid is: diep van binnen is ze nog steeds hetzelfde<br />
meisje. Een meisje dat houdt van mensen als jij, Ivanov. Mensen die durven<br />
te sturen, die weten wat ze willen en ervoor zorgen dat het hun lukt ook.<br />
Daarom zal ik je morgen deze brief sturen. En mocht ik je daarna nog een<br />
keer zien, dan zal ik je, als God het wil, een klap in je gezicht geven, een<br />
klap die voelt voor een hond als een harde ruk aan zijn snoer. Tot hier en<br />
niet verder, Ivanov. Gedraag je. En daarna zal ik je met mijn eigen handen<br />
overeind helpen en je omhelzen. Ik zal je vergeven, zoals ook mijn vrouw je<br />
heeft vergeven. Want vrouwen zijn veel beter voor ons dan we verdienen. Ik<br />
moet haar voorbeeld volgen, Ivanov. Dat moet.<br />
Meepraten over dit werk<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 21
Rob Verschuren<br />
Bezoekuur<br />
Het was helder en de wind was afgestompt met het vallen van de vroege<br />
nacht. IJs knarste onder de banden van de bmw.<br />
Hij reed om de grote witte villa heen en tussen de bunkers door die ze hier<br />
paviljoens noemden. Hij parkeerde voor het bordje p bezoekers - paviljoen<br />
6. De deur was op slot, al was het bezoekuur. Maar de deur van Paviljoen<br />
6 was altijd op slot.<br />
De cerberus achter de balie keek naar hem door gewapend glas. De deur<br />
zoemde. Hij liep door de lange gang naar de ruimte die de huiskamer werd<br />
genoemd. Zoals altijd kreeg hij de neiging om te sluipen. Het was een gang<br />
voor pantoffels, niet voor schoenen.<br />
De huiskamer. Aan de eettafels en op het bankstel voor de televisie en de<br />
spelletjeskast zat een complete filmcast. Patty was er niet bij. De roodharige<br />
verpleegster zei: ik zal haar halen, en stond op. Hoe heette ze ook weer,<br />
Grethe? Hij knikte en ging op haar plaats op de bank zitten.<br />
‘Gegroet vriend,’ zei een kleine man die op Charles Aznavour leek. Een<br />
verwilderde Aznavour met morsig zwartgrijs haar en twee dagen baard.<br />
‘Jij ook Ali,’ zei hij. Alles goed?<br />
‘Alles goed, alles goed.’<br />
Naast Ali zat een containerschip. Zijn echtgenote. Tien jaar ouder, zestig of<br />
daaromtrent en twee keer zo zwaar. De voornaamste reden waarom Ali het<br />
hier zo naar zijn zin had, vermoedde hij. Ze zat te breien, bril op het puntje<br />
van haar neus, en keek niet op of om. Hij wist niet hoe ze heette. Hij wist<br />
ook niet hoe Ali heette maar Ali en vriend voldeed voor hun relatie.<br />
De rode kwam binnen met haar arm om de schouder van een meisje of jonge<br />
vrouw. Het was moeilijk te zeggen met het lange haar dat voor het gezicht<br />
viel en het jongensachtige lichaam in de badstof ochtendjas. Zijn dochter.<br />
De pastoor stond op en gebaarde naar de vrijgekomen plaats. Hij bedankte<br />
hem. ‘Het is niets,’ zei de pastoor en hij slofte naar de deur en de gang<br />
waar hij hem bij zijn bezoeken vaker wel dan niet op en neer vond lopen,<br />
onverstaanbaar prevelend, Latijn misschien, want hij hield zijn handen voor<br />
zijn borst alsof hij een brevier las. Hij werd pastoor genoemd omdat dit zijn<br />
beroep was geweest voor hij in het gesloten paviljoen kwam.<br />
De verpleegster liet zijn dochter op de bank zakken.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 22
‘Hallo Patty,’ zei hij.<br />
Ze reageerde niet. Hij kon haar gezicht niet zien achter het kastanjebruine<br />
haar waarmee ze het voor de wereld en iedereen verborgen hield. Ze zat er<br />
bij als een laboratoriumaapje. Hij keek naar het enige dat van haar zichtbaar<br />
was. De handen en polsen in haar schoot. Geen nieuwe plekken of verse<br />
wonden. Alleen de oude bekende.<br />
Hij liet zijn hand vlinderlicht op haar handen rusten. Ze kromp ineen. Hij<br />
trok zijn hand direct terug. De rode legde haar arm in een beschermend<br />
gebaar om zijn dochters schouder. Dat liet ze toe.<br />
Godverdomme, dacht hij, alsof ze hier zit voor incest in plaats van schizofrenie<br />
en een medisch handboek aan geestelijke en lichamelijke beschadigingen<br />
van haar laatste zelfmoordpoging. Zijn ex voelde dat ze contact had<br />
met Patty. Of dat zei ze tenminste. Alles wat hij zag was een te grote badjas<br />
met iets erin dat wel wat op zijn dochter leek en terug naar bed wilde.<br />
‘Als Patty naar bed wil...’ zei hij tegen de verpleegster.<br />
De badjas werd overeind geholpen. Hij keek de twee vrouwen na. Hoe ze<br />
naar de deur liepen. De rode en de dode.<br />
De deur viel dicht. De kleine Turk keek hem aan met zijn melancholieke en<br />
tegelijk ironische ogen. Hij groef een pak Zware van Nelle van onder zijn<br />
trui en hield het omhoog.<br />
‘Roken?’<br />
Hij knikte. Ze stonden op en liepen tussen de tafels en de stoelen door naar<br />
de verre hoek van de huiskamer. De lucht in het hok van gewapend glas was<br />
onbeschrijflijk. De rook werd weggezogen door een installatie die dreunde<br />
als een machinekamer, maar de stank van een miljoen sigaretten had zich<br />
vastgezet op het glas van de wanden, op het metaal van de tafels en het plastic<br />
van de bankjes die langs de wanden in de vloer waren geschroefd, in de<br />
kleren van de mensen die daarop zaten, in hun haar en hun huid.<br />
Het was vol met bewoners en bezoekers. Ze schoven om plaats te maken.<br />
Ali reikte hem het pakje aan. Hij trok er een pluk zwart gootsteenhaar uit<br />
en begon te rollen. Ze staken op.<br />
‘Ze sturen me naar huis,’ zei Ali. ‘Volgende week.’<br />
‘Dat is lullig voor je,’ zei hij. Hij hoorde hetzelfde elke week. Zolang hij<br />
hier kwam.<br />
‘Ik heb gisteren de asbakken leeggemaakt,’ zei een goed verzorgde vrouw<br />
met een vers permanent in het niets.<br />
Er waren er vier. Asbakken. Stalen modellen van professionele afmetingen.<br />
Ze waren tot boven de rand gevuld met misselijkmakende bergen peuken.<br />
Lange en korte peuken, sommige nog rokend, peuken met bruine en witte<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 23
filters, met een gouden randje en met lippenstift, droge en natte peuken,<br />
peuken waarop was gekauwd en gesabbeld, rechte peuken en peuken die<br />
in woede of walging waren platgedrukt en leeggewreven, shagpeuken met<br />
uitpuilende ingewanden, slordige dikke volkstypes en stijve vrekken dun als<br />
een rietje, een stilleven van zwarthoofdige maden die feestten in een asgrijs<br />
kadaver.<br />
Een bleke jongen kwam binnen. Achttien, negentien. Hij duwde een stang<br />
op zwenkwieltjes voor zich uit waaraan zijn infuus hing. Hij vroeg: ‘Heb je<br />
een sigaret voor me?’ Niemand reageerde.<br />
Een verpleegster stak haar hoofd om de deur en zei iets dat klonk als mevrouw<br />
Vuns. Een heel dunne oudere vrouw met felrode lippenstift keek op.<br />
‘Hoe vaak moeten we nog zeggen dat er in het rookhok geen koffie wordt<br />
gedronken,’ zei de verpleegster.<br />
Mevrouw Vuns keek naar het kopje dat voor haar op de tafel stond en mompelde<br />
iets. Hij zag hoe Ali alles zat op te nemen met zijn glinsterende oogjes<br />
in hun web van rimpels. Een patriarch in de schoot van zijn familie.<br />
Hij liet zijn halfopgerookte sigaret op de top van de drieduizender in de<br />
dichtstbijzijnde asbak vallen. Hij wilde eigenlijk wel weg, maar om een reden<br />
die hij zelf niet kon verklaren leek dat hem ondankbaar tegenover Ali.<br />
Dus zat hij nog een tijdje door het glas naar de huiskamer te kijken. Ali’s<br />
vrouw breide door aan wat een oranje trui dreigde te worden. Een plastic tas<br />
met bollen wol stond tussen haar knotbenen. Ali volgde zijn blik en gaf een<br />
knipoog. Leep was het woord, dacht hij.<br />
Hij stond op en wenste iedereen nog een prettige avond. Een gemengd koor<br />
van antwoorden. Ali wuifde losjes met zijn sigaret. Hij liep door de gang<br />
langs Patty’s kamer naar de hal met de balie en de buitendeur en de wereld<br />
van de gekken buiten de muren en de kou.<br />
Op de snelweg had hij het laatste rood uit de lucht zien verdwijnen. De dag<br />
was lenteachtig geweest, maar met het ondergaan van de zon kwam de kou<br />
als een onzichtbaar gifgas uit de aarde gekropen.<br />
Zoals altijd wanneer hij tussen de drie meter hoge zuilen naar binnen reed<br />
en de villa voor zich zag, wit en grotesk, het jachtslot van een sprookjesprins<br />
met de smaak van een pedaalemmer, hoopte hij op een wonder. Maar de<br />
God van de gekken had zijn hand niet op Patty gelegd. Hij had opruiming<br />
gehouden in de huiskamer, dat wel. Hij zag nieuwe gezichten en oude bekenden<br />
ontbraken. De pastoor, mevrouw Vuns. En Ali.<br />
Is het je opgevallen dat je vader een bezoek heeft overgeslagen? dacht hij<br />
terwijl hij naar zijn dochter keek. Hij had nog nooit zo’n aandrang gevoeld<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 24
om haar in zijn armen te nemen en vast te houden als nu. Hij raakte haar<br />
niet aan. Hij zat en zweeg en keek naar de handen en het haar en de hoekige<br />
val van de badjas over het bewegingloze frame van zijn dochter tot ze werd<br />
weggebracht. Hij liep naar de tafel waar drie bewoners rummicub zaten te<br />
spelen.<br />
‘Waar is Ali?’ vroeg hij.<br />
‘Naar huis,’ zei de man.<br />
‘Ali is dood,’ zei een van de vrouwen.<br />
Meepraten over dit werk<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 25
David Bogaers<br />
Moederboiler<br />
moederboiler kookt je eten en<br />
van woede als je rode kool weer<br />
eens als houtskool smaakt althans<br />
dat zeg je dan<br />
maar als je over twijfels<br />
glijdt en hard schreeuwt dat het ijs<br />
moet smelten dat het meisje ja<br />
moet zeggen brandt ze op de<br />
juiste lichaamswarmte<br />
vooral haar beste lichaamsdeel:<br />
haar snikschouder<br />
Meepraten over dit werk<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 26
Peter Minten<br />
Gele lis<br />
Op een ochtend ontdekte ik mijn buurvrouw, toen mijn gespierde behaarde<br />
handen een gat scheurden in de heg. Ik was op zoek naar de bron van een<br />
smakkend geluid. Op haar hurken zat ze in haar tuin onder de overhangende<br />
takken van mijn appelboom. Ze kauwde met open mond en gesloten<br />
ogen. In haar hand hield ze een steeltje. Toen ik haar zag, wist ik dat zij mijn<br />
kans was op een goede daad. Die kans voelde aan als een antwoord, maar ik<br />
wist nog niet op welke vragen.<br />
Dat ik ook van appels hield, mompelde ik. Nog veel meer vertelde ik haar.<br />
Daarna brandden we een deel van de heg tussen onze tuinen af. Dat praatte<br />
makkelijker.<br />
Mijn buurvrouw vertelde dat ze haar tuin niet meer moest verlaten. Ze<br />
leefde van een uitkering. Ze had als biologielerares gewerkt op een school<br />
en kreeg daar problemen. Echte problemen. Het had iets te maken met haar<br />
lessen over de evolutietheorie.<br />
Die ochtend besloot ik ook een streep te trekken onder mijn loopbaan. Naar<br />
kantoor gaan wilde ik niet meer. Mijn schedel werd te klein voor het groeiende<br />
aantal antwoorden dat ik elke dag moest verzinnen op de praktische<br />
vragen van collega’s. Altijd die antwoorden. Wanneer ik ’s nachts in mijn<br />
bed wakker werd, herinnerde ik me soms dat ik vroeger, toen ik jong was,<br />
vragen kon stellen, belangrijke vragen. Maar hoe hard ik ook zocht in mijn<br />
hoofd, ik vond ze niet meer.<br />
De volgende dag stond mijn buurvrouw in het open gat van de verbrande<br />
heg, toen ik op het terras de kattenbak vulde met harde brokken. Kippen<br />
kwamen aangelopen uit het verste gedeelte van de tuin. Ze renden door het<br />
hoge gras en pikten het spul uit de bak. De kippen leken dol op kattenbrokken.<br />
Ook kraaien en eksters vlogen met de brokken tussen hun boven- en<br />
ondersnavels van de kattenbak naar een van de takken van de appelboom.<br />
Afzijdig stonden de katten naar het tafereel te kijken.<br />
‘Ik weet niets van kattenbrokken,’ zei ik tegen mijn buurvrouw.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 27
‘Geen idee waarom ze op de verpakking schrijven dat het kattenbrokken<br />
zijn,’ antwoordde ze. ‘Misschien weten ze het niet.’<br />
Ik fronste mijn wenkbrauwen.<br />
‘Misschien weten ze gewoon niet dat kippen en vogels die dingen ook lekker<br />
vinden. En misschien zijn er nog wel andere dieren die kattenbrokken lusten.<br />
De mensen van de fabrieken waar ze kattenbrokken maken, lopen op<br />
werkdagen nooit in hun tuin. Ze staan er dus ook niet bij stil dat hoge doses<br />
kattenbrokken een volkomen onvoorspelbare uitwerking kunnen hebben<br />
op de volgende generaties kippen en vogels. De kans is groot dat het erfelijk<br />
materiaal van die dieren al aan het veranderen is.’<br />
Ik begreep niet wat ze bedoelde, maar ik zag haar graag, dus glimlachte ik.<br />
Glimlachen is je mond oefenen om belangrijke vragen te stellen.<br />
Die middag speelde ik met mijn cavia een kaarsspelletje aan tafel. Wie het<br />
dichtst met zijn neus bij de kaarsvlam durfde komen. Mijn cavia won. Dat<br />
vertelde ik aan mijn buurvrouw, dat mijn cavia won. Ze keek me aan met<br />
grote ogen en zei vreemde dingen. Dat de menselijke soort in gevaar was.<br />
Die woorden gebruikte ze, ‘de menselijke soort’. Ze wilde weten wat er in de<br />
wereld aan de hand was. Of ik met haar wilde gaan wandelen?<br />
Pratend stapten we door de straat. Waar het grasland begon, kronkelde een<br />
smalle betonnen weg langs een beek. Mijn buurvrouw benoemde allerlei<br />
dieren en planten. Het leek alsof ze de naam van elk levend wezen kende.<br />
Met haar hand maakte ze plots een gebaar. Ze loerde naar de beek en spande<br />
haar lippen.<br />
‘Die lis,’ zei ze, ‘overal groeit gele lis.’<br />
‘Wat is er mis met die lis?’ Ik schrok van mijn eigen woorden. Voor het eerst<br />
sinds jaren was er weer een vraag over mijn lippen gerold. De formulering<br />
was niet volmaakt en het was nog geen belangrijke vraag, maar het was wel<br />
een vraag.<br />
‘Ik had het niet mogen doen,’ zei ze.<br />
Voor onze voeten waaierde een ondoordringbaar tapijt van gele bloemen.<br />
‘Het is vreselijk,’ zei ze.<br />
‘Waar heb je het over?’ Mijn tweede vraag. Eenvoudige vragen stellen, dat<br />
leerde ik snel.<br />
‘Gele lis,’ zei ze. ‘In mijn tuin groeide dat ding aan de rand van de vijver. Ik<br />
heb die lis een jaar geleden uitgegraven. Ik was er gewoon op uitgekeken.’<br />
‘Ja, en?’ Een halve vraag.<br />
‘Wat moest ik met die lis? Ik nam dat ding mee naar dit natuurgebied en<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 28
plantte de gele lis hier aan de waterkant.’ Ze zuchtte.<br />
Zelfs op de droge weilanden en op de betonnen weg woekerden de bloemen.<br />
‘Eén plant heb ik hier achtergelaten,’ zei ze, ‘en kijk nu eens. De lis bedekt<br />
hier alles. Ik begrijp er niets van. Het is een waterplant, maar ze groeit nu<br />
overal. De gele lis heeft het water niet meer nodig. Ze is gemuteerd. Ze heeft<br />
haar vrijheid veroverd.’<br />
‘Jezus.’ Zelfs in de donkere hoeken van mijn geheugen lag geen vraag meer.<br />
‘Het heeft niets te maken met Jezus,’ zei ze. ‘Integendeel, het is gewoon<br />
biologie.’<br />
Rillend sloeg ze haar ogen neer. Ik wilde mijn armen rond haar slaan, maar<br />
deed het niet. Belangrijke vragen had ik haar nog niet gesteld. Ik kende haar<br />
niet. Mijn armen sla ik niet rond mensen die ik niet echt ken. We haastten<br />
ons terug naar onze tuinen.<br />
’s Avonds brak de gele lis de poort van mijn oprijlaan open en marcheerde<br />
naar het huis. De plant veranderde de keuken in een bloemenzee, klom<br />
langs de trap naar de bovenverdieping en strekte zich behaaglijk uit op mijn<br />
bed. Met een sikkel en een hamer ging ik de bloemen te lijf. Niets hielp.<br />
De volgende ochtend trok ik de verandadeur achter me dicht en wierp een<br />
slaapzak op de houten vloer van mijn kleine tuinhuis, achter de fruitbomen,<br />
vlak bij het kippenhok. Ik kon wel overleven op eieren en fruit. Achter het<br />
raam van haar huis stond mijn buurvrouw. Ze merkte niet dat ik vragend<br />
naar haar keek. De gele lis leek haar huis en tuin te mijden. Misschien wilde<br />
de gemuteerde plant niet herinnerd worden aan de plek waar ze een tijd geleden<br />
niet meer was dan een kleine gele bloem, een onbeduidend antwoord<br />
van de vroegere natuur.<br />
De gele lis brak het verandaglas en begon vanaf het huis aan haar veroveringstocht<br />
door mijn tuin. Daar vocht ik. Met het hakken van de sikkel en<br />
het slaan van de hamer trachtte ik de lis te kortwieken. Mijn armen rezen en<br />
daalden krachtiger en zelfzekerder dan ik me voelde, alsof die twee armen<br />
deel uitmaakten van bewegingen die groter en ouder waren dan ikzelf. Het<br />
was vermoeiend, maar ik was niet bang van hard werken. Helemaal niet.<br />
***<br />
Taaie scheuten gele lis trekken een strakke knoop rond mijn hoofd. De<br />
naden van mijn schedel trillen. Druppels snot lekken uit mijn neusgaten en<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 29
parelen aan mijn lippen. Ik lik even. Sinds mijn jeugd heb ik geen snot meer<br />
geproefd. Het smaakt heerlijk. Hard begin ik te lachen. Met het lachen<br />
komen de vragen: Hoe mijn buurvrouw heet? Hoeveel kinderen we samen<br />
zullen hebben? Of zij en ik elkaar belangrijke vragen zullen blijven stellen?<br />
Of we lekker in deze tuin zullen blijven wonen?<br />
Mijn handen rukken aan de knoop en grijpen opnieuw naar de sikkel en de<br />
hamer. Met een kreet baan ik me een weg naar haar tuin.<br />
Ik vlij me naast haar in het korte gras en stel haar de eerste vraag.<br />
‘Eva,’ antwoordt ze.<br />
‘Hoeveel kinderen?’<br />
Twaalf kinderen wil ze. Haar tuin is net groot genoeg om twaalf kinderen te<br />
voeden. Zes jongens en zes meisjes. Daarmee hebben we genoeg genetische<br />
diversiteit voor een nieuwe mensensoort: de tuinmens, een met hamer en<br />
sikkel tuinierend vegetarisch wezen. Een voorspeld wezen volgens de revolutionaire<br />
biologie.<br />
Eva opent de rits van haar spijkerbroek en trekt traag haar slipje uit. Vragend<br />
lach ik naar haar en wijs veelbetekenend naar het snel groeien van de<br />
goede daad in mijn onderbroek.<br />
Terwijl ik haar vraag of we elkaar dit soort indringende vragen zullen blijven<br />
stellen, kreunt ze en gaat haar hoofd ritmisch op en neer.<br />
Haar antwoord op de laatste vraag, of ons nieuwe gezin ook in de verre<br />
toekomst in deze volkse vreedzame tuin zal blijven wonen, gaat in mijn<br />
toenemende gehijg verloren.<br />
Meepraten over dit werk<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 30
N. Bene<br />
Vedette’s afscheid<br />
Het duurde 13 lange jaren voordat ik het je<br />
vroeg in de ochtend in het vale<br />
licht van duizenden dagen – je jonge borsten<br />
afgebeuld – durfde te<br />
vragen er huilden wolven achter<br />
het behang en je was<br />
bang voor de man die gaffeltangen<br />
at<br />
Beneden in de hal rook het al<br />
naar oude post<br />
kaarten dwaalden met lange halen uit<br />
een ver verleden langs de 7x2 trappen die ik<br />
moest betreden er was een verdieping waar<br />
brand woedde en op een ander zocht een<br />
moeder haar dochter ze vond haar<br />
man lekkend in de gang voor de groenige muur met<br />
de afgeplakte gaten op de verdieping bijna<br />
bovenaan herkende ik je lievelingslied het<br />
wijsje dat je vader voor je zong maar nu werd er<br />
doorheen gekrijst in alle denkbare<br />
talen<br />
Ik zag je eerst niet staan enkel de tekens op<br />
je handen de honderden mannen en<br />
de straten van Belgrado op je<br />
nachtkast walmde een<br />
kaars de vergeelde Bloemen<br />
van het Kwaad daarnaast dempten de<br />
treurnis in de kamer een<br />
beetje<br />
je was zo lief om in de gebroken<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 31
spiegel m’n ogen nog te<br />
kozen voordat je me antwoordde dat<br />
je me nimmer<br />
zal vergeven en dat je me<br />
nooit meer<br />
zult geloven<br />
Het raamkozijn kraakt en de stad slaat<br />
me op m’n keel – Vaarwel lieve<br />
Vedette, herinneringen, ruw<br />
leven –<br />
soms is het beter om van<br />
niets<br />
te weten<br />
Meepraten over dit werk<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 32
David Veldman<br />
Schorpioen<br />
Het was pikkedonker. Dat betekende ofwel dat de straatlantaarn voor zijn<br />
huis was uitgevallen, ofwel, en dat leek hem waarschijnlijker, dat hij zich<br />
niet in zijn eigen bed bevond. Hij wreef over zijn wangen, om de circulatie<br />
op gang te brengen, sperde zijn ogen wijd open, in een poging ze aan het<br />
duister te laten wennen, concludeerde dat er geen wennen aan was en begon,<br />
toegevend aan een angst waaraan hij eigenlijk niet wilde toegeven, zijn<br />
lichaam te inspecteren: armen, hals, borst, buik, benen en, toen hij ontdekte<br />
dat hij geen onderbroek aan had, voor de zekerheid ook maar zijn geslacht,<br />
dat roerloos op zijn rechter bovenbeen lag. Alles zat er nog aan. Geen pijntjes,<br />
geen rauwe plekken.<br />
Eerst maar een sigaret. Waar had hij ze gelaten? Hij tastte opzij, naar waar<br />
hij een nachtkastje vermoedde. Zijn hand landde op koude steen, marmer<br />
misschien. Verder niks. Geen sigaretten, ook geen nachtlampje. Hij ging<br />
rechtop zitten, zocht de muur achter zich af, hopend op een lichtknop of een<br />
koord. Alleen maar muur. Hij zuchtte. Zijn geduld werd op de proef gesteld<br />
en daar had hij een hekel aan. Er waren weken dat hij alleen buiten kwam<br />
om boodschappen te doen en de vuilnis aan de straat te zetten. Naar de<br />
bioscoop of het café ging hij alleen op dinsdag of woensdag, als zelfs de studenten<br />
de binnenstad meden, en kleding kopen deed hij eens per jaar, altijd<br />
’s ochtends vroeg, als de verkoopsters nog te slaperig waren om zich met hun<br />
klanten te bemoeien. Zelfs voor zijn vriendin maakte hij geen uitzondering.<br />
Als ze hem wilde zien, kwam ze naar hem toe, uit eten gingen ze alleen op<br />
haar verjaardag. Viel die in het weekend of op een donderdag of vrijdag,<br />
dan wachtten ze tot maandag. In de vijftien jaar dat ze elkaar kenden, was<br />
hij twee keer bij haar thuis geweest, beide keren omdat ze zo hondsberoerd<br />
was dat ze niet in staat was zelf kippensoep te maken en de emmer waarin<br />
ze haar maag leegde uit te spoelen.<br />
Met andere woorden: hij had zo zijn routines. En dit, deze duisternis, dit<br />
onbekende bed, de vragen die hij vooralsnog niet kon beantwoorden en dus<br />
maar beter niet kon stellen (hoe ben ik hier terechtgekomen? ben ik hier<br />
eigenlijk wel terechtgekomen, lig ik niet gewoon te slapen in mijn eigen<br />
straatlantaarnverlichte bed? of is het iets anders dan slaap, iets ondenkbaars,<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 33
niet van deze wereld?) – dit alles paste volstrekt niet in die routines.<br />
Hij schoof naar de rand van het bed. Met zijn tenen betastte hij de koude<br />
vloer. Hout, zo te voelen. Hij zou de vloer af moeten zoeken naar zijn kleren,<br />
maar er was een aarzeling, te vergelijken met de aarzeling voor je in<br />
troebel water stapt, beducht voor algen, ratten en peilloos diepe kuilen.<br />
‘Zoek je iets?’ Hij bedwong zijn paniek door diep in te ademen. Het was een<br />
vrouwenstem. Vriendelijk, zo op ’t eerste gehoor. Maar vriendelijk klinken<br />
is geen kunst.<br />
‘Zoek je mij?’ Meisje eerder. Iets plagerigs in haar stem.<br />
Een vlam lichtte op. Hij zag de contouren van een gezicht. Meisje, inderdaad.<br />
Blonde lokken, wasbleke huid. Vervolgens het opgloeien van een sigaret.<br />
De gloed draaide van hem weg, de sigaret werd tussen zijn lippen<br />
geduwd.<br />
‘Dank je,’ zei hij.<br />
‘Nou, geen dank hoor.’ Weer dat plagerige, dat halverwege de zin overvloeide<br />
in iets verongelijkts.<br />
De nicotine maakte hem duizelig. Hij doofde de sigaret tegen de bedrand.<br />
Schoot hem de kamer in.<br />
‘Heb je hier ook licht?’<br />
‘Ik dacht dat je ’t nooit zou vragen.’<br />
En er was licht. Hij beschermde zijn ogen met zijn rechter onderarm, trok<br />
tegelijkertijd met zijn linkerhand het laken over zijn naakte schoot en<br />
wachtte geduldig tot de dansende witte vlekken waren verdwenen.<br />
‘Maar je bent naakt,’ zei het meisje met gespeelde verbazing.<br />
Hij wilde iets sarcastisch zeggen, iets over haar opmerkelijke opmerkingsgave,<br />
maar worstelde met de formulering, de toon, en besloot te zwijgen.<br />
Het meisje zweeg ook. Ze had een fijn gezicht waar die blonde lokken niet<br />
bij pasten. En ze was veel te kwistig geweest met make-up. Felrode lippen,<br />
koolzwarte ogen. Alsof ze had geprobeerd zich te vermommen.<br />
‘Uitgekeken?’ zei het meisje.<br />
Wás het een vermomming? Denk de make-up weg, verf het haar zwart…<br />
Ho, stop. Genoeg zo. Het verleden laat je rusten of je verwerkt het in een<br />
roman (wat, had hij eens in een interview beweerd, feitelijk hetzelfde is,<br />
want verleden verwerkt in een roman is geen verleden meer, maar fictie).<br />
Hij stond op, sloeg het laken om zich heen.<br />
‘Waar ga je heen?’ vroeg het meisje.<br />
‘Naar huis.’<br />
‘Zonder kleren?’<br />
‘Als het moet.’<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 34
‘Dat zal niet gaan,’ zei ze.<br />
‘En waarom zal dat niet gaan?’<br />
‘Omdat ik niet wil dat je gaat,’ zei ze en glimlachte liefjes.<br />
Het was pikkedonker. Dat betekende ofwel dat de straatlantaarn voor<br />
zijn huis was uitgevallen, ofwel… Hé, onderbrak hij zijn slaapdronken gemijmer,<br />
waarom komt dit, dit wakker worden in het pikkedonker, in een<br />
vreemd bed – waarom komt het me zo bekend voor?<br />
Er kraakte iets. De vloer. Eerder een deur.<br />
‘Wie is daar?’ zei hij harder dan hij wilde.<br />
Het licht ging aan. Hij schermde zijn ogen af, liet ze langzaam wennen.<br />
Toen hij zijn arm weghaalde, keek hij in het gezicht van het meisje. Welk<br />
meisje? Het meisje uit zijn droom. Nee, geen droom. Ze kwam hem nog<br />
steeds bekend voor. Bekender dan hem lief was.<br />
‘Zo,’ zei ze, ‘weer wakker?’<br />
‘Ik dacht...’<br />
‘Dat je droomde?’<br />
Er was een wereld die hij kende en vertrouwde. Zijn werkkamer, zijn boeken<br />
en drie avonden per week zijn vriendin. Ver kon die wereld toch niet zijn.<br />
Een ritje met de bus of met een taxi, misschien bevond hij zich zelfs op<br />
loopafstand.<br />
‘Ik zie het eerder als een nachtmerrie.’<br />
Het meisje bracht haar hand naar zijn gezicht, streelde over zijn wang naar<br />
zijn hals en terug. Hij voelde afkeer, walging zelfs. En tegelijk moest hij<br />
de neiging onderdrukken dicht tegen haar aan te kruipen. Dat gevoel was<br />
niet nieuw voor hem, hij was het alleen ontwend. Jaren geleden al had hij<br />
het, definitief dacht hij, overgedragen aan de personages in zijn romans en<br />
verhalen. Jongemannen, jongens soms, die waren zoals hij nooit meer wilde<br />
zijn. De verwarring die zich amper in woorden laat vangen, het niet willen<br />
(want: walging), maar toch moeten, niet omdat anderen het dicteren, maar<br />
omdat het onderbewuste (ook wel: het libido) het nou eenmaal nodig acht.<br />
Domme, hunkerende meisjes waren het, die grote ogen opzetten, ogen die<br />
zich vulden met tranen als hij ze te verstaan gaf dat hij zich had laten misleiden,<br />
niet vérleiden zoals zij zichzelf graag wijsmaakten, maar misleiden, niet<br />
door hen, zij waren onschuldig en onmachtig, maar door iets in hemzelf,<br />
iets dierlijks dat hij het liefst zo ver mogelijk wegstopte.<br />
Ze streek het haar uit zijn gezicht, haar wijsvinger gleed over zijn lippen,<br />
naar zijn hals, zijn borst.<br />
‘Zacht,’ prevelde ze. ‘Zacht babyhuidje.’<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 35
Hij was hard op weg zijn zelfbeheersing te verliezen en dat vond hij bepaald<br />
onaangenaam, dus duwde hij haar van zich af, sprong van het bed en beende<br />
naar de deur.<br />
‘Waar ga je heen?’<br />
‘Naar huis.’<br />
Ze giechelde. ‘Ik dacht ’t niet.’<br />
Warm ochtendlicht stroomde de kamer binnen. Naast hem lag een, goed<br />
dan, hét meisje. Vredig slapend. Haar arm over zijn borst. Voorzichtig tilde<br />
hij haar arm van zich af, hij wreef over zijn wangen, om de circulatie op<br />
gang te brengen, en ging rechtop zitten. De kamer was enorm. Leeg, op<br />
het bed na. Een ingelegde houten vloer, een marmeren open haard, een<br />
massieve, met nagels beslagen deur. Een paar meter bij het bed vandaan bevonden<br />
zich twee hoge ramen boven een brede vensterbank waarop, netjes<br />
opgevouwen, zijn kleren lagen. Hij gleed van het bed af, stilletjes, ze mocht<br />
eens wakker worden, liep naar het raam en trok zijn kleren aan.<br />
Een helder blauwe lucht. Rijtjeshuizen (jaren dertig) die gelaten op hun<br />
keurig onderhouden tuintjes neerkeken. Een enkele blinkende auto voor de<br />
deur. Audi, Volvo. De kleinere modellen. Bestemd voor mama, de kinderen<br />
en de boodschappen.<br />
Hij keek terug de kamer in, naar het meisje. Ze was op haar rug gedraaid,<br />
haar linkerarm lag over de voor die hij in het matras had getrokken. Ze<br />
droeg een lang, verwassen shirt. Geen lippenstift meer, alleen een dun lijntje<br />
oogschaduw. Op het nachtkastje lag, zag hij nu pas, een blonde pruik.<br />
Haar eigen haar was ravenzwart.<br />
Hij liep terug naar het bed. Knielde naast haar. Zachte slaapgeluidjes,<br />
warme adem. Hij keek toe hoe zijn hand over het gladde, hagelwitte laken<br />
sloop, naar de zoom van haar shirt dat zich ter hoogte van haar dijbeen<br />
bevond. Lichte, alleen in dit felle ochtendlicht waarneembare donzen haartjes.<br />
Zijn hand dook onder het T-shirt (haar huid was glad en warm), gleed<br />
omhoog naar een warm katoenen kussentje waar zijn ringvinger zich ineens<br />
van alles herinnerde, niet mee wilde met de rest van zijn hand...<br />
‘Jij bent er vroeg bij.’<br />
Zijn hand sprong terug, als een veer.<br />
Ze kwam overeind en kuste hem op zijn mond.<br />
‘Lekker geslapen?’ vroeg ze.<br />
‘Gaat wel. En jij?’<br />
Ze ging rechtop zitten, rekte zich uit, behaaglijk als een kat.<br />
‘Ja.’ Ze glimlachte verzaligd. ‘Ik geloof het wel.’<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 36
Hij kwam overeind en ging op de rand van het bed zitten.<br />
‘Vond je het fijn?’ vroeg ze.<br />
‘Vond ik wat fijn?’<br />
Ze keek hem bestraffend aan. Twee jaar geleden ging het anders. Hij had<br />
haar kleren op het bed gesmeten. ‘Kleed je aan.’ Verbouwereerd had ze hem<br />
aan zitten staren. Hij had de slaapkamerdeur wijd open gezet, daarna de<br />
deur naar de tuin. Luchten die handel. Wegblazen de seks. ‘Hou eens op<br />
met dat getreuzel. Je moet weg.’<br />
Ze giechelde en trok wiebelend en wrikkend met haar billen haar T-shirt<br />
naar beneden. Met enige spijt, die meteen een ander soort spijt voortbracht,<br />
namelijk spijt om de spijt, zag hij het kussentje verdwijnen.<br />
Stralend keek ze hem aan. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je vannacht<br />
vergeten bent?’<br />
Hij beet op zijn onderlip.<br />
Ineens winkelde ze in dezelfde supermarkt als hij. Wat alarmerend was,<br />
aangezien ze aan de andere kant van de stad woonde. En ze bleef maar<br />
bellen. Haar verhalen waren ellenlang en veel te zweverig naar zijn smaak.<br />
Toeval dat geen toeval was, sterrenbeeld en ascendant. Ze stelde geen eisen,<br />
maar haar hoop was onuitroeibaar, op het obsessieve af. Uiteindelijk had hij<br />
de politie ingeschakeld. Een soort van groupie, gedrag dat op stalken begint<br />
te lijken, begonnen na een kleine uitglijer mijnerzijds, beter dat mijn vriendin<br />
er niks van weet, ik zou het kortom zeer waarderen als u er op discrete<br />
wijze mee omgaat.<br />
‘U hoeft zich geen zorgen te maken,’ had de agent die hem na een paar dagen<br />
terugbelde gezegd. ‘Allereerst lijkt ze me volmaakt onschuldig, ze is nog<br />
jong en zo gedraagt ze zich ook. Een kalverliefde, meer is het niet. Toen ik<br />
vertelde waarvoor ik kwam schrok ze zo dat ik eigenlijk niks meer hoefde te<br />
zeggen. Geloof me, van dat meisje zult u geen last meer hebben.’<br />
Ze legde haar hand op zijn heup. ‘Kom ’ns naast me zitten.’<br />
Hij miste alleen nog zijn schoenen en zijn jas. In de kamer waren ze niet,<br />
misschien op de gang. Hij schudde haar hand van zich af en liep naar de<br />
deur, maar die zat op slot.<br />
‘Waar is de sleutel?’<br />
‘Eigenlijk viel het me pas op toen ik je nieuwste roman las,’ zei het meisje.<br />
‘De sleutel,’ zei hij.<br />
‘The one that got away,’ zei ze met een belabberd accent. ‘In je eerdere boeken<br />
komt ze ook al voor, maar niet zo levendig. In interviews zeg je altijd dat jij<br />
dingen moet hebben meegemaakt, dat je ze anders niet kunt beschrijven.<br />
Die roman bewijst je gelijk. Je had het nog niet meegemaakt. Niet echt.’<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 37
Een stralende glimlach op haar fijne, te fijne gezicht. De haast doorschijnende<br />
huid, de dunne hals die je met twee vingers kon breken, wílde breken,<br />
een wil die voortkwam uit de blik in haar ogen. Dat lijdzame, dat smachtende.<br />
Iemand die pijn ervaart als liefde.<br />
‘Het is maar een roman.’<br />
‘Is dat zo?’<br />
Jaren achtereen was er niks uit zijn pen gekomen. Angst, twijfel. Geboren<br />
uit zijn derde boek dat, net als zijn eerdere boeken, zeer positief was besproken,<br />
maar, anders dan die eerdere boeken, voor geen enkele literaire prijs<br />
was genomineerd. ‘Het verscheen gewoon op het verkeerde moment,’ had<br />
zijn redacteur gezegd. ‘Tegen de tijd dat de jury’s aan de slag gingen, was<br />
je roman al bijna een jaar uit. Dat is te lang, kennelijk.’ Hoewel deze these<br />
naadloos paste in zijn wereldbeeld (dat door zijn vriendin oneerbiedig werd<br />
samengevat als ‘De literatuur, de politiek en zelfs het bacchanaal, vergeleken<br />
bij vroeger is alles lelijk en banaal’), verschafte ze hem toch niet de gemoedsrust<br />
die hij nodig had om te kunnen schrijven. Er wrong iets. Hele dagen<br />
zat hij achter een leeg scherm, starend naar de flikkerende cursor, hij las nog<br />
meer boeken dan anders, verbijsterde zijn vriendin door te roepen dat hij op<br />
reis wilde, nu meteen, en niet noodzakelijk naar de afgelegen gebieden die<br />
hij doorgaans uitzocht. ‘Kies jij maar,’ zei hij. ‘Verras me. Het fijnste zou zijn<br />
als ik er pas bij aankomst achter kom waar de reis naartoe gaat.’<br />
Het hielp niet, natuurlijk. Terwijl zijn vriendin Venetië verkende, zat hij op<br />
de hotelkamer, Der Tod in Venedig op schoot, broedend, peinzend, zoekend.<br />
Toen ze na een week terugkwamen, zij gebronsd, hij lijkbleek, bezocht hij,<br />
geheel tegen zijn gewoonte in, een literaire avond in een bedompt café. Hij<br />
luisterde met een half oor naar de verhalen die werden voorgelezen en dronk,<br />
dronk maar door, knoopte een gesprek aan met de barvrouw, liep naar het<br />
zaaltje beneden, waar een dj draaide, danste wild, sprak volslagen vreemden<br />
aan, ging weer zitten en noteerde alles wat maar in zijn pen kroop in zijn<br />
opschrijfboekje, besefte terwijl hij schreef dat wat hij schreef onbeduidend<br />
was, de taal van de roes zonder beleid op het papier gekwakt, de spitsvondigheden<br />
van een dronkenlap, maar kon het niet over zijn hart verkrijgen de<br />
woordenstroom te onderbreken, tot hij zijn glas bier omgooide, toen propte<br />
hij het kletsnatte boekje in zijn lege glas, dat brak, veegde de scherven in een<br />
ander glas, zette alles op de bar en zwalkte richting dansvloer.<br />
Niet veel later raapte ze hem op. ‘Ik ken jou,’ zei ze. Dat geloofde hij graag.<br />
‘Jij hebt hulp nodig,’ zei ze vervolgens en voor hij die zijns inziens nogal<br />
voorbarige conclusie kon weerleggen, begon ze hem uit te leggen wat er<br />
schortte aan zijn laatste, zo opzichtig voor geen enkele prijs genomineerde<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 38
oek. Ze begreep wat hij had willen doen, een roman schrijven in meer<br />
dan twintig losstaande verhalen die allen een spreekwoord als titel hadden.<br />
Een ambitieus plan, zei ze, maar te bedacht. Het scheen haar toe dat hij<br />
zich dat ook had gerealiseerd, tijdens het schrijven, want gaandeweg het<br />
boek werden de verhalen steeds schetsmatiger, steeds kinderlijker ook, met<br />
schilderijen die tegen de hoofdpersoon begonnen te praten en meer van dat<br />
soort magisch-realistische kunstgrepen die ze doorgaans zeer kon waarderen,<br />
maar niet, nee niet van hém – zo’n schrijver was hij nou eenmaal niet.<br />
Toen ze eindelijk was uitgesproken, legde hij zijn hand in haar merkwaardig<br />
dunne nek, trok haar naar zich toe en kuste haar.<br />
Hij liep terug naar het bed. ‘De sleutel,’ zei hij.<br />
‘Eerst wil ik je wat laten zien.’<br />
Hij zuchtte. ‘Ik heb genoeg van jou gezien.’<br />
Ze giechelde. ‘Niet van mij. Van jou.’ Haar hand verdween onder haar kussen<br />
en kwam tevoorschijn met een verfrommeld opschrijfboekje. ‘Tadaa,’<br />
riep ze.<br />
Lachend kijk ik op. Het tweekleurig glas, van boven licht doorzichtig, van onder<br />
donker, geelbruin. Het staat bij mijn rechterhand. Ik omvat en drink.<br />
Een gesprek. De wat onscherpe man naast me opent.<br />
Concentreren! Registreren! Het is een historie, ego-building. Een vakantie, veel<br />
drank en veel vrouwen. Niet moeilijk dit. Spelen vanuit herinnering, reproduceren<br />
en natuurlijk fántaseren. Ook hij fantaseert. Zeker weten. Hij denkt zich<br />
een held, een vrouwentemmer. Zalig zijn de armen van geest.<br />
(Wanneer ik niet geacht word te spreken, wanneer ik dus aandachtig of juist<br />
samenzweerderig grinnikend hoor te luisteren, fixeer ik mijn blik op een kleine<br />
pukkel vlak boven zijn rechter wenkbrauw. Zo stel ik mijn uitgerekte ogen<br />
scherp en voorkom - twee vliegen in één klap! - de ongeïnteresseerd dwalende<br />
blik.)<br />
(Maar de pukkel wordt groter, steeds groter, zwarte haren groeien zienderogen.<br />
Het ding begint te leven, vrolijk huppelt het nu over zijn gezicht. Een jolig<br />
sprongetje naar de neus, een verleidelijk dansje rond de mond. Onweerstaanbaar.<br />
Een giechel komt op, dreigt door te breken. Snel. De groenige iris wordt<br />
het nieuwe aangrijppunt.)<br />
Ik neem een diepe slok. De man is inmiddels vervangen door de verleidelijk<br />
ronde barvrouw. Ze hangt over de bar, druipend van interesse. Ik tuur in de<br />
mijnschacht van haar decolleté en oreer. Het repertoire is veranderd, natuurlijk.<br />
Li-te-ra-tuur. Gretig converseer ik. Ik spui mijn tegendraadse opvattingen,<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 39
verwijs o zo terloops naar mijn romans.<br />
‘Genomineerd?’ zegt ze en veegt wat hennarode haren weg uit haar gezicht.<br />
‘Echt waar?’<br />
Ik knik, vertel.<br />
Herkenning bespringt haar. ‘Maar dan ben jij...!’<br />
‘Ja,’ roep ik trots. ‘Dezelfde.’<br />
‘Van het huis,’ zegt ze. Verbijsterd kijk ik haar aan. Lachend wijst ze op het glas<br />
bij mijn rechterhand.<br />
‘Ik verzin geen personages, o nee. De personages zijn er al. Ik sluip alleen maar<br />
bij ze naar binnen, ik kneed ze van binnenuit. Dat klinkt hoogdravend, maar<br />
vergeet niet dat hoogmoed het enige houvast is van de schrijver… Zeg, waar<br />
was ik?’<br />
Het roomwit van haar borsten.<br />
‘Maar ze hebben me door, begrijp je? Verdomde personages. Ze saboteren… ze<br />
saboteren… de korrelige zwart-wit film die ik in gedachten had wordt een…<br />
een goedkope soap-opera. Harde, kille kleuren, uitleggerige dialogen...’<br />
Ik zucht. Ze knikt begrijpend, troostend bijna.<br />
Al pratend lik ik aan een vloeitje. Het plakt niet. Het plakt aan de verkeerde<br />
kant. Ik wapper mijn hand, er hangt een lullig wit vaantje aan. De shag valt<br />
doelloos op de kletsnatte bar.<br />
Een sigaret verschijnt, vuur komt uit haar slanke, lange vingers. De vlam danst,<br />
wiegt langzaam heen en weer. Mijn hoofd wiegt zoekend mee. Mijn lome traagheid...<br />
Ze wordt weggeroepen. Een bestellende vlinderdas.<br />
Ook ik wenk. Om haar weer terug te halen en om weer te kunnen drinken.<br />
(Walmende gezichten. Niemand die ik ken. Elkaar lijken ze allemaal te kennen.)<br />
Ik wil iets zeggen, maar ze loopt weg. Nu naar een leren jack.<br />
De man naast me kijkt voortdurend om zich heen.<br />
‘The one that got away. Begrijp je? Meisje, vriendinnetje, je was jong, je liet<br />
haar gaan. Er viel nog zoveel te neuken.’<br />
De man zwaait naar iemand ver weg. Wijst naar mij en trekt een gezicht dat<br />
ik niet kan of wil thuisbrengen.<br />
‘Al die neukmeisjes die steeds jonger werden… tot je bij de generatie belandde<br />
die niets anders wilde zijn dan neukmeisje. Je moet, giechelden ze, niet te veel<br />
van me verwachten. Dus als je dan per ongeluk een neukmeisje tegen ’t lijf loopt<br />
dat net als die neukmeisjes van vroeger iets van je verwacht. Nou ja. Dat is dan<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 40
est verfrissend. Begrijp je?’<br />
De man wenkt de barvrouw.<br />
Fijne, fijne vent.<br />
‘Twee bier,’ zegt hij en wijst naar mij. ‘Zijn rondje.’<br />
Ik leg een hand op zijn arm. ‘Maar, werp jij dan tegen: hoeveel vrouwen heb je<br />
in je dromen niet ge, oeps, begeerd? Zelfs wakker wist je zeker dat zij de ware<br />
was, dat je zonder haar nooit gelukkig zou worden. Maar hoe lang beklijfde<br />
dat gevoel?’<br />
Hij gaapt. Kijkt op zijn horloge.<br />
‘Mooi, denkt de onervaren schrijver nu. Daar hebben we de tegenstem, het<br />
contrast.’ Mijn hand landt op de bar, glas rinkelt. ‘Nee! Nee! Nee! Nee! Veel te<br />
gemakkelijk. Wat ik zou doen… Moet je luisteren.’<br />
De man pakt zijn bier en staat op. Kijkt me aan, grijnst en pakt ook mijn bier.<br />
Brengt het naar een meisje dat onder een geluidsbox eenzaam staat te wiegen.<br />
De barvrouw. Ik wil haar terug. Dat heerlijke mijmeren. Al zoveel borsten<br />
gezien en toch kun je je niet voorstellen hoe juist deze… De barvrouw merkt me<br />
eindelijk op, ze smoest met een collega (man, moddervet) die kijkt en fronst en<br />
knikt en naar me toe schuifelt en me vragend aankijkt. Ik zucht, bestel, maak<br />
een praatje, hij sprankelt niet, maar handelt in vermoeid stilzwijgen.<br />
Een stampend ritme trekt me van mijn kruk en duwt me de trap af naar de<br />
kelder, naar de dichtbevolkte dansvloer.<br />
Het leven!<br />
Lichte kleuren zingen rond en ik dein mee. Zweet gutst, voeten bewegen ongelijk<br />
met armen. Schaterend zit ik koddig dansende sterren na. Ik spring, ik hurk,<br />
ik graai.<br />
Ze zijn ongrijpbaar.<br />
Maar dan. Een suikerzoete ballade. Meteen word ik verdreven door verstrengelde<br />
paartjes. Hun geluk een natte handdoek – klets, recht in mijn gezicht.<br />
Was ze maar, denk ik. Wat doe ik, denk ik daarna. Terwijl ik nu ook gewoon,<br />
denk ik tot slot.<br />
Hé, maar niet getreurd. Sigaret losjes tussen wijs- en middelvinger, veerkrachtige<br />
tred.<br />
Want deze man kan de hele wereld aan.<br />
Hij (deze man) vindt een hoge tafel, bezet weliswaar, maar met één lege kruk.<br />
Tegenover hem zitten twee meisjes, nippend van iets blauws. Ze zwijgen, observeren.<br />
Zo zelfverzekerd dat ze er zenuwachtig van worden. Hij (deze man)<br />
kijkt ze één voor één doordringend aan en krult een mondhoek omhoog. De<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 41
meisjes overleggen. De jongste buigt voorover, gunt hem (schalks lachje) een<br />
glimp van haar pronte borsten en vraagt hoe rijk hij is.<br />
‘Ik trek subsidie, dames.’<br />
Ze zijn zwaar opgemaakt, wilden ouder lijken. Ze lijken ook ouder, minstens<br />
drieëntwintig. Die jonge, ronde borsten zomaar voor het grijpen.<br />
Hij (ik) wil ze wel verleiden.<br />
Dan: een duw tegen mijn rechterschouder. Ik draai, zie een klein, vettig mannetje<br />
dat me argwanend aankijkt. Zijn lippen bewegen, ik buig naar hem toe.<br />
‘Hé vriend,’ zegt hij hees. Dan iets wat ik niet versta. Ik buig dichter naar hem<br />
toe. Zachtjes tikt zijn spuug tegen mijn wang. Nog iets wat ik niet versta. Zure<br />
wijndampen gekruid met pepermunt.<br />
‘Rot op,’ zeg ik beleefd en geef hem een duwtje.<br />
Hij struikelt naar achteren, botst tegen de tweed rug van een lange, dunne neger<br />
die zich omdraait en naar het mannetje toe knipmest, zijn gele tanden ontbloot<br />
en zijn beslagen tong laat wapperen. Bliksemsnel glibbert het mannetje langs<br />
hem heen en verdwijnt in de dansende massa.<br />
Ik draai terug naar de meisjes. Ze zijn verdwenen. Ik ben alleen, alleen aan<br />
mijn wankel tafeltje. Droefgeest roert zich. De eens zo vrolijk rondspringende<br />
kleuren zijn nu dof en log, een diva zonder make-up. Ik fluister mijn klaagzang<br />
in het aandachtig luisterend glazen oor van de pul waarin zich mijn bier<br />
bevond.<br />
Tranend ga ik ten onder.<br />
Ze zat tegenover hem. Haar potlooddunne benen opgetrokken, om haar<br />
frêle schouders een hagelwit laken.<br />
‘Begrijp je het nu?’ zei ze.<br />
‘Ik begrijp er geen snars van.’<br />
Hij rook aan het opschrijfboekje. Verschaald bier. Afwaswater dat nodig<br />
ververst moet worden.<br />
‘Het is de kiem van je roman. Ontken het maar niet. Er is iets met je gebeurd,<br />
die avond.’<br />
‘Niet zo dramatisch. Ik had te veel gezopen. Dat is er gebeurd.’<br />
Ze glimlachte. ‘Ik snap nu dat je ervan schrok. Van wat er loskwam, die<br />
nacht. Jij hebt je hele leven geprobeerd je passies te beheersen, zo zijn schorpioenen<br />
nou eenmaal. Maar diep van binnen… Daarom schreef je die roman.<br />
Je wilde mij een boodschap sturen.’<br />
‘Een boodschap.’ Hij lachte smalend.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 42
‘En wat voor een boodschap. Verpakt in een boek dat niet alleen alle denkbare<br />
nominaties binnen gaat halen, maar – daar durf ik alles onder te verwedden<br />
– ook echt prijzen gaat winnen. Je beste werk tot nu toe, en dat wil<br />
wat zeggen, echt, ik heb nog nooit zoiets moois gelezen.’<br />
Dat waardeerde hij dan weer in haar. Ze was niet bang om te bewonderen.<br />
Zelf had hij ook versteld gestaan. Meer eigenlijk dan anders. Heb ik dit<br />
geschreven? Zo vloeiend, zo raak, zo recht op ’t doel af, zo gespeend van<br />
maniertjes. En inderdaad, de zon waaromheen alle personages draaiden was<br />
the one that got away, maar verder had zijn roman niks, nada te maken met<br />
de ongepolijste onzin die hij die nacht aan het papier had toevertrouwd.<br />
‘Ik ga,’ zei hij.<br />
Trouwhartig keek ze hem aan. ‘Weet je dat zeker?’<br />
Gek genoeg twijfelde hij. Niet dat hij bij dit vreemde meisje wilde blijven.<br />
Hij twijfelde of hij terug wilde naar zijn gereguleerde bestaan. Feit was dat<br />
hij zijn roman in recordtijd had geschreven. Hij was er de avond na het<br />
telefoongesprek met die agent mee begonnen. Normaal kostte een roman<br />
hem een jaar of vier, dit boek schreef hij in elf maanden. Om er zeker van te<br />
zijn dat zijn euforie hem niet bedroog, had hij de roman geprint en op een<br />
cd-rom gebrand, de prints en de cd-rom had hij opgeborgen in een brandwerend<br />
kistje, vervolgens had hij de roman van zijn harde schijf gewist.<br />
Maar bij herlezing, een half jaar later, werd de euforie alleen maar groter.<br />
Datzelfde ervoer zijn redacteur, en na hem de recensenten. Wel realiseerde<br />
hij zich, al pratend met zijn redacteur, dat hij een roes als deze hooguit had<br />
ervaren bij het schrijven van zijn eerste boek, in een tijd dat hij de kalme<br />
cadans die de grondtoon zou worden van zijn bestaan als schrijver nog niet<br />
had gevonden, en hij was zich stilletjesaan zorgen gaan maken over hoe hij<br />
die roes weer op moest roepen. Misschien was dit het antwoord. Wegbreken<br />
uit de routine. Je verhouden tot de mensheid, haar domheid, haar banaliteiten,<br />
het sprankje goedheid. Gaan leven. Maar niet met dit wonderlijke<br />
schepsel.<br />
‘Ik heb de sleutel nodig,’ zei hij.<br />
Ze giechelde. ‘Dat zal helaas niet gaan.’<br />
Meepraten over dit werk<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 43
Marco van Houwelingen<br />
Represaille op de Ereprijs<br />
De Ereprijs. De naam doet vermoeden dat alleen uitverkorenen aan onze<br />
straat mogen wonen. Zie je het voor je? Villa’s met daken van Roemeens riet,<br />
zwembaden, oprijlanen, strak gesnoeide heggen in geometrische vormen?<br />
Niets is minder waar, helaas. De Ereprijs is een oprijlaan. Eentje waaraan je<br />
het liefst zo snel mogelijk voorbij rijdt. Onze rijtjeshuizen zijn aftands. Onze<br />
voortuinen bevuild. Onze gordijnen vrijwel altijd gesloten<br />
Het laatste nieuws? Dat komt van ons huis, nummer vier. Mijn paps heeft<br />
liggen rommelen met het buurmeisje, nummer zes. Priscilla is net zeventien,<br />
heeft een opvallend schelle stem en een gezicht als een schilderijtje. ‘Dat<br />
meiske maak sig op met turf en houtskool,’ moppert mams wel eens als ze<br />
haar zigzaggend door de straat ziet crossen. Priscilla rijdt namelijk de godganse<br />
dag op haar snorfiets, terwijl ze met fijngeknepen blikjes energiedrank<br />
de putdeksels in de Ereprijs bekogelt.<br />
Het nieuws over Priscilla kwam voor mij niet als een schok. Paps had mij<br />
en Naomi namelijk al eens verteld over zijn escapades in haar hoogslaper.<br />
Ik denk zo’n twee maanden geleden. Paps lag onderuit op de bank met een<br />
verkreukelde 8.6 in zijn hand. Zijn ogen leken uit een yahtzeebeker te zijn<br />
gerold. ‘Vinden juwie haar nie een prachwijffie toch?’ sprak hij ons in tongen<br />
toe. De volgende dag had paps spijt van zijn dronkenmanspraat. Hij gaf<br />
vijf euro aan Naomi, zodat ze niks aan mams zou doorvertellen. Ik kreeg<br />
geen vijf euro van paps. Ik zeg namelijk toch nooit wat.<br />
Het probleem is dat het nieuws voor mams wél als een schok kwam. Daarom<br />
neemt mams nu, op dit moment, wraak met onze buurman (je raadt het<br />
al: nummer zes). Verbijsterd zie ik ze vanachter het raam. Dáár, liggend in<br />
onze voortuin. Naast een winkelwagen en onder het toeziende oog van mijn<br />
tuinkabouter. Twee poedelnaakte lichamen op elkaar, verhuld in begerig<br />
maanlicht dat ze van top tot teen betast.<br />
De avond was nog vrij normaal begonnen. Ik zat zoals altijd op de poef en<br />
trainde mijn longen, door steeds zo lang mogelijk mijn adem in te houden.<br />
Paps keek om acht uur op zijn horloge, mompelde ‘goedso’ en liep vervolgens<br />
fluitend de deur uit om naar de kroeg te gaan. En toen gebeurde het:<br />
Naomi en mams kregen een knallende ruzie! Mams pakte Naomi bij haar<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 44
haren. ‘Laat me los!’ gilde Naomi hard. ‘Nee!’ counterde mams op onnavolgbare<br />
wijze, ‘nee, ik laat je niet los!’ Naomi ontglipte aan de greep, sprong<br />
buiten op haar mountainbike en schreeuwde dat ze wel snapte waarom paps<br />
liever met Priscilla neukt (of iets van een soortgelijke strekking). Met ingehouden<br />
adem aanschouwde ik het lijkbleke gezicht van mams. ‘Is dat<br />
waar?!’ brulde ze in mijn richting, direct gevolgd door ‘aan jou heb ’k ook<br />
niks!’ Even later rinkelde de deurbel van de buren. Ik bleef alleen achter in<br />
de woonkamer, mijn blik strak op de secondewijzer, met opgeblazen wangen<br />
en loensende pruiloogjes.<br />
Ik ben Youri, een fantoomzoon, een stuk vlees uit de pan dat ze iedere avond<br />
af moeten staan. Tegen mij wordt nooit gesproken. En als ze tegen me spreken<br />
dan gebeurt het in de imperatief. ‘Naar bed!’, ‘Niet met je poten aan de<br />
tv komen!’, ‘Stop nou eens met die bloedkankertrompet!’ Allemaal zinnen<br />
zonder onderwerp, zonder míj erin.<br />
Dat snap ik ook allemaal best, want echt veel zinnigs heb ik niet te melden.<br />
Dan roept paps: ‘die Claudia Verweij hè...’ Naomi: ‘Claudia de Breij,<br />
pááá’. Wederom mijn paps: ‘Die ja! Das toch zo’n tuinbroek? Zo’n kuttenlikker?’<br />
Mams: ‘Ad, godverdómme!’ Paps nog eens: ‘Ja! Tis toch verdomme<br />
zo? Moet je haar zien zitten. Die mag der wel uns op kommen! Kieken of ze<br />
dan nog steeds liever aan een poes snuffelt!’ En na zo’n opmerking ontstaat<br />
er een kakofonie van: 1) Mams die met haar drilboorstem aan mijn vader<br />
verzoekt om de banale toon per direct te temperen, 2) Naomi die met een<br />
duivelse blik het volumestreepje van de televisie op zijn staart trapt en 3)<br />
Paps die net zo lang om zijn eigen grap buldert totdat de kroket klem komt<br />
te zitten in zijn keel. Het resultaat: een willekeurig voorwerp dat door de<br />
kamer zweeft, een gepaneerde rochel op het vloerkleed en Claudia de Breij<br />
die uit volle borst haar nieuws-van-de-dag verkondigt. En ik? Wat ik zeg.<br />
Echt veel inbreng heb ik niet.<br />
Ik ben dan ook het allerliefst alleen. Boven op mijn kamertje speel ik graag<br />
op mijn trompetje. Het is een echte vernikkelde Tromson. Vorig jaar heb ik<br />
hem op de rommelmarkt gekocht van een oudere mevrouw die Vera heet.<br />
Bij Vera neem ik sindsdien één keer per week les. Helemaal gratis, op voorwaarde<br />
dat ik goed blijf oefenen. We oefenen nu ‘Sorry’ van Kyteman. Een<br />
heel lastig nummer dat ik maar niet onder de knie krijg. ‘Gaat steeds beter,<br />
knapperd,’ fluisterde Vera me afgelopen keer toe, omdat ze me teleurgesteld<br />
op mijn zuurtje zag slurpen. Elke week tel ik opnieuw de minuten af totdat<br />
ik weer vrijuit kan trompetteren in Vera’s serre.<br />
Mams begint te gillen en trekt ondertussen pollen gras uit de aarde. Onze<br />
Ereprijs is van eentonigheid weer niet te betichten. Ook nu: tumult alom.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 45
Bij nummer zeven zie ik schichtige oogjes tussen de lamellen door, nummer<br />
drie komt met een videocamera de voordeur uit rennen en een getatoeëerde<br />
Pavarotti schreeuwt ‘Pak ze Bennie!’ tegen zijn buldog, maar de hond kijkt<br />
hem schaapachtig aan. En terwijl ik vanachter het gordijn geïntrigeerd naar<br />
het immense achterwerk van mams kijk (een kont om tegen te vousvoyeren,<br />
kan ik je verzekeren), zie ik in de verte mijn vader aan komen strompelen.<br />
In zijn fluorescerende vest, afkomstig van stamkroeg ‘De Mohikaan’. Zijn<br />
ongecontroleerde loopje komt me bekend voor. Paps is volledig lam geluld<br />
door de bierkraan die wederom geen tegenspraak tolereerde. Moeizaam<br />
wankelt hij voort, houvast zoekende bij tuinhekken en lantaarnpalen. Ik<br />
krijg het benauwd. Paps is nog maar enkele meters verwijderd van het onheil<br />
in onze voortuin! Ik wil iets doen, iets voorkomen, op het raam slaan,<br />
schrééuwen, maar het lukt me niet. Ik sta versteend te kijken naar het ritmische<br />
klappen van mijn moeders billen. Alsof ze applaudisseren voor de<br />
wraak die ze leveren.<br />
Ik draai me om en doe de gordijnen dicht. Dit wil ik niet zien! Het kan<br />
niet anders dan één grote ruzie worden. Tussen mijn ouders, de buren en<br />
ieder ander persoon die zich ermee wil bemoeien. Met vlugge passen ren ik<br />
de trap op en vlucht snel mijn kamer in. Plotseling hoor ik paps brullen,<br />
ongearticuleerd, dierlijk. Dit kan niet! Ik mag ze niet aan hun lot overlaten!<br />
Voorzichtig kijk ik over de rand van mijn dakraam naar beneden. Daar<br />
ligt het ontblote en logge lichaam van mams. Onder haar nog steeds de<br />
buurman, zijn romp verorberd, alleen de armen en benen steken uit. De vier<br />
ledematen vormen een wit kruis – de markering van de landingsplaats waar<br />
mams gewillig is neergeploft. Paps staat er schreeuwend naast en scheurt<br />
met één woeste beweging zijn fluorescerende vest kapot. Ik duik weg onder<br />
mijn bureau en maak me zo klein mogelijk. Mijn hart accelereert. Dit gaat<br />
helemaal fout! Maar dan bedenk ik me wat, iets wat ik kan doen, iets wat<br />
ik nooit dúrf te doen! Nee! Ik moet! Voor het eerst in mijn leven moet ik<br />
wat van mezelf laten horen! Nu is het moment! Voor ik het weet ben ik opgesprongen<br />
en heb met drie klikken het dakraam helemaal opengeklapt…<br />
Nummer drie heeft zijn videocamera op mij gericht. Pavarotti kijkt verbaasd<br />
naar zijn onderarm, alsof het de eerste keer is dat hij er kippenvel ziet<br />
verschijnen. Dan stuurt hij zijn beduusde blik naar het dakraam, waarin<br />
hij mijn silhouet ziet staan. Hij slaat drie keer in zijn kolenschoppen. ‘Een<br />
vogeltje, jochie!’ roept hij enthousiast. ‘Een loepsuiver vogeltje bennû!’ Paps<br />
zakt na een ietwat overdreven oerkreet door zijn benen en barst in snikken<br />
uit. ‘Och, och, och,’ jammert hij traag. Ondertussen manoeuvreert mams<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 46
haar bovenlichaam in een draai van 180 graden – de stramme buigzaamheid<br />
van karton. ‘Naar binn’ verdomme!’ roept mams. ‘En ’t raam dicht<br />
Youri, nú!’ Vertwijfeld kijkt ze me aan, en paps ook, en Pavarotti, zelfs de<br />
buurman, die als een geplette speculaaspop onder mams ligt. Allemaal kijken<br />
ze in afwachting naar mij, in stilte, terwijl Bennie gehurkt het trottoir<br />
van de Ereprijs onder schijt.<br />
Ik klap het dakraam dicht, haal trillend mijn mouw langs mijn mond en leg<br />
mijn trompetje voorzichtig terug op het bureau. ‘Wauwie!’ bedenk ik me<br />
glunderend. ‘Zo goed is ’ie volgens mij nog nooit gegaan!’<br />
Meepraten over dit werk<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 47
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 48
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 49
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 50
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 51
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 52
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 53
Over de auteurs<br />
N. Bene (1979) Docent in het Oosten. Kampt in het dagelijks leven met<br />
een dialectisch gebrek dat hem noodzaakt op zeer luide toon te spreken, zij<br />
het nagenoeg onverstaanbaar. Vandaar dat hij schrijft, bij vlagen. Hij heeft<br />
nooit wat gewonnen, en wat hij heeft verloren is hij allang kwijt. De vrouwen<br />
in zijn werk worden aanbeden en onteerd, verheven en verguisd. Maar<br />
nimmer tekortgedaan. ‘Vedette’ is een visioen. Een immer terugkerende<br />
droom, in evenzovele gedaanten.<br />
David Bogaers (1994), een eigenzinnige jongeling, schrijft. Meestal onsamenhangende<br />
woordenbrijen, soms korte verhalen of gedichten. Ook is hij,<br />
als een echte uomo universale, breed geïnteresseerd, bijvoorbeeld in filosofie,<br />
literatuur, politiek, muziek, maar ook wetenschap - in de vijfde en zesde<br />
klas van het vwo volgde hij een speciaal programma aan de UU, bestemd<br />
voor goede betaleerlingen. In <strong>2012</strong> stond hij zowel in de finale van Write<br />
Now! als in de finale van Doe Maar Dicht Maar.<br />
Michelle Brouwer (1991) begon in 2008 met de opleiding journalistiek<br />
op Hogeschool Windesheim, maar verliet na vier jaar de opleiding zonder<br />
diploma. Nu begint ze met de opleiding Creative Writing aan ArtEZ. Ze<br />
won eerder de YoungPoets poëziewedstrijd 2011 en de derde prijs in de<br />
voorronde Groningen van WriteNow! <strong>2012</strong>.<br />
Elmer de Gruijl (1976) maakt schilderijen en tekeningen. Zijn werk bevindt<br />
zich in particuliere collecties in Nederland en België en in bedrijfscollecties<br />
waaronder de ING-collectie. Voor [<strong>Werk</strong>] maakte hij: ‘Manuscript<br />
retour, ode aan de ongepubliceerde auteur’. Een serie fictieve portretten van<br />
ongepubliceerde schrijvers.<br />
Marco van Houwelingen (1988) werd geboren in Bennekom. Na de middelbare<br />
school zwierf hij een jaar door Latijns-Amerika, waarna hij in Groningen<br />
zijn bachelordiploma behaalde. Marco woont inmiddels in Amsterdam<br />
en volgt daar de master communicatiewetenschap. Hij hoopt vurig dat<br />
er een harde kaft om zijn manuscript zal komen.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 55
Peter Minten publiceerde korte verhalen in de literaire tijdschriften De<br />
Brakke Hond, Wel, en Den Hopsack. Hij las verhalen op podia en voor de<br />
radio. Hij studeerde communicatiewetenschap en journalistiek en volgde<br />
schrijfopleidingen in Leuven en Antwerpen. Peter Minten blogt op<br />
www.schrijveronline.com en werkt aan een verhalenbundel.<br />
Roelof ten Napel (1993) schrijft proza, poëzie en muziek, studeert wiskunde,<br />
schreef ooit een schoolmusical, tekent bij tijd en wijle, plaatst af<br />
en toe dingen op inktinstinct.tumblr.com en houdt van chocolademelk en<br />
-milkshakes. In <strong>2012</strong> stond hij in de finale van Write Now! en sinds kort<br />
heeft een contract bij literair agentschap Sebes en van Gelderen.<br />
David Veldman werd geboren halverwege de uitzonderlijk warme maand<br />
oktober van het jaar 1970 als telg uit een geslacht van zeevaarders, boeren,<br />
bakkers en notabelen. Studeerde Nederlands. <strong>Werk</strong>t als marketeer / tekstschrijver.<br />
Publiceerde in 2009 de verhalenbundel Egidius Donker ra-ra boemboem<br />
(Mouria). <strong>Werk</strong>t aan een roman. Meer: www.davidveldman.nl.<br />
Rob Verschuren is geboren in Nederland, in 1953. Hij woonde in België,<br />
Frankrijk en India. Sinds 2009 leeft hij in Vietnam met zijn Vietnamese<br />
familie. Hij heeft onder meer gewerkt als copywriter, houthakker, restaurantkok,<br />
veiligheidsagent in een ashram, abstract schilder en leraar. In 2011<br />
is hij begonnen fictie te schrijven.<br />
‘Bezoekuur’ is een fragment uit zijn nog ongepubliceerde roman De bron.<br />
Koen-Machiel van de Wetering is schrijver en historicus. Hij schreef ‘Het<br />
verwijt is dit’ in Belize, met dank aan de zee, de goedheid van de vrouw en<br />
de ruime openingstijden van de King Cassava Bar te Hopkins.<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 56
Colofon<br />
<strong>Literair</strong> e-tijdschrift [werk] is een uitgave van Stichting [werk].<br />
Redactieadres<br />
Bloys van Treslongstraat 44hs, 1056 XC Amsterdam; info@literairwerk.nl<br />
<strong>Literair</strong> e-tijdschrift [werk]verschijnt uitsluitend digitaal als ePub en PDF<br />
en is te downloaden via literairwerk.nl.<br />
© samenstelling: Stichting [werk]<br />
© op de afzonderlijke verhalen en gedichten berust bij de auteurs<br />
Redactie<br />
Stefan Bijnen, Philomene Dewaide, Mechteld Jansen, Helen Jochems,<br />
Andries Wijnker<br />
Vormgeving en opmaak<br />
Pascal Maramis<br />
Vormgeving cover<br />
Stefan Bijnen<br />
De redactie heeft geprobeerd alle rechthebbenden op gebruikt beeld te<br />
achterhalen. Als u beeldmateriaal herkent waarvan u (mede)rechthebbende<br />
bent terwijl u niet als rechthebbende wordt genoemd, kunt u contact<br />
opnemen met Stichting [werk].<br />
Kopij<br />
Korte literaire verhalen (max 12.000 woorden) en gedichten kunt u<br />
uploaden op http://www.literairwerk.nl of mailen aan info@literairwerk.nl.<br />
<strong>Literair</strong>e beeldverhalen kunt u nog niet uploaden, maar mailen als pdf of<br />
gif naar stefan@literairwerk.nl.<br />
Deadline nummer 6: 1 november <strong>2012</strong><br />
ISSN: 2211-3622<br />
<strong>SEPTEMBER</strong> <strong>2012</strong> | Nummer 5 57