J a a rverslag 2 0 0 6 - CBF
J a a rverslag 2 0 0 6 - CBF
J a a rverslag 2 0 0 6 - CBF
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ve reniging Hendrick de Keyser
J a a r verslag 2 0 0 6
A C H T E N T A C H T I G S T E J A A R V E R S L A G
Voorzijde omslag:
‘Heilige Geesthofje’ te Naaldwijk (foto HdK)
Achterzijde omslag:
Plattegrond ‘Heilige Geesthofje’ (tekening HdK)
J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Vereniging Hendrick de Keyser
De Vereniging heeft tot doel het behoud van architectonisch of historisch waardevolle huizen in Nederland.
A l g e m e e n
Vereniging Hendrick de Keyser is opgericht op 3 januari 1918
en erkend bij Koninklijk Besluit van 26 februari 1918 no. 62.
Haar laatstelijk gewijzigde statuten zijn vastgelegd in een notariële
akte d.d. 17 juli 2002. De vereniging is ingeschreven in het
verenigingsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Amsterdam onder no. 40530264.
Iedereen kan lid worden van de Vereniging, zowel particulieren als
bedrijven.
De minimum contributies zijn:
• voor een gewoon lid e 20 per jaar;
• voor een lid ‘voor het leven’ (30 jaar) e 360 ineens.
Bedrijven kunnen alleen lid worden op jaarbasis. Bedrijven en
andere lichamen die aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen
kunnen giften aan de Vereniging aftrekken voorzover zij
tezamen met andere giften e 227 te boven gaan. De aftrek bedraagt
ten hoogste 10 % van de winst.
Behalve leden kent de Vereniging donateurs. Deze betalen tenminste
e 100 per jaar. Zij ontvangen de reguliere publicaties van de
Vereniging doch kunnen verder geen aanspraak maken op de
rechten die overige leden hebben.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Voor de inkomstenbelasting kunnen giften aan de Vereniging
worden afgetrokken, voorzover deze giften, tezamen met andere
aftrekbare giften, zowel e 60 als 1 % van het drempel inkomen te
boven gaan. De aftrek bedraagt ten hoogste 10 % van het drempel
inkomen. Giften in de vorm van termijnen van lijfrenten, welke
berusten op een bij notariële akte van schenking aangegane
verplichting om de termijnen gedurende vijf of meer jaren ten
minste jaarlijks uit te keren, zijn steeds aftrekbaar.
De vereniging is een instelling die de bevordering van kunst en
wetenschap ten doel heeft als bedoeld in de Successiewet en de
Wet op de Inkomsten, resp.Vennootschapsbelasting. De vereniging
is sinds 1 januari 2006 zowel vrijgesteld van schenkingsrechten
over ontvangen schenkingen als van successierecht over ontvangen
erfstellingen en legaten. Voorts is de vereniging door het Centraal
Bureau Fondsenwerving gecertificeerd.
Vereniging Hendrick de Keyser wordt structureel gesteund door:
BankGiro Loterij en SNS REAAL Fonds.
Het secretariaat van de Vereniging is gevestigd te:
Keizersgracht 743
1017 DZ Amsterdam
T e l e f o o n 0 2 0 521 06 30
T e l e f a x 0 2 0 521 06 39
Website w w w . h e n d r i c k d e k e y s e r . n l
E-mail i n f o @ h e n d r i c k d e k e y s e r . n l
B a n k r e l a t i e s
ABN-AMRO 4 1 . 1 8 . 4 0 . 2 0 7
Postbank 4 8 7 1 8
Samenstelling Bestuur
e n Raad v a n C o m m i s s a r i s s e n
per 31 december 2006
E r e l e d e n
R. Meischke
P.M. van der Laan
B e s t u u r Jaar van aftreden
P.B. de Bruijn v o o r z i t t e r 2 0 0 7
H.B. van Wijk p e n n i n g m e e s t e r 2 0 0 8
A.A. Schulting s e c r e t a r i s 2 0 0 8
H.J. Brouwer 2 0 0 8
mw. C.W. Fock 2 0 0 7
K.A. Ottenheym (m.i.v. 1 jan. 2007) 2 0 1 0
Raad van Commissarissen
A.L.L.M. Asselbergs 2 0 0 7
A.M. van der Meij 2 0 0 7
M. Schimmelpenninck 2 0 0 7
J.C. Bierens de Haan 2 0 0 8
W.F. Dutilh 2 0 0 8
C.P. van Eeghen 2 0 0 8
F.Q. Hoebens 2 0 0 8
mw. M.C. Kuipers 2 0 0 8
mw. G.W. van Montfrans-Hartman 2 0 0 8
T. de Swaan* 2 0 0 8
J.P.E. Teding van Berkhout 2 0 0 8
mw. A.C. de Bruijn 2 0 0 8
A.J.C. van Leeuwen 2 0 0 8
mw. F.G. van Diepen-Oost* 2 0 1 0
W.H. van Ittersum 2 0 1 0
A.J.A.M. Lisman 2 0 1 0
B. Bleker 2 0 1 0
E. Veen 2 0 1 0
G.W.J. Rooijakkers 2 0 1 0
B. Staal (m.i.v. 1 jan. 2007 teruggetreden) 2 0 1 0
K.J. Storm* 2 0 1 0
* audit commissie
D i r e c t e u r
C.S.T.J. Huijts
In Memoriam
Op 17 februari 2007 overleed onze
oud-voorzitter mr. D.A. Nederlof.
Van 1968 tot 1983 maakte Dick
Nederlof deel uit van ons bestuur.
Bij zijn benoeming trad hij toe tot
het Dagelijks Bestuur in de functie
van penningmeester. In die hoedanigheid
voerde hij kort na zijn
aantreden een stelselwijziging door
in de toerekening van de verwachte
Mr. D.A. Nederlof
rijkssubsidie bij restauraties, waar-
( 1 9 1 3 - 2 0 0 7 )
door een beter beeld ontstond van
de toenmalige financiële positie van
de Vereniging. In 1975 werd hij naast penningmeester tevens
ondervoorzitter van het Dagelijks Bestuur en de laatste twee jaar
van zijn bestuurslidmaatschap fungeerde hij als voorzitter.
Dick Nederlof was een zeer enthousiast en actief bestuurslid.
Ook na zijn actieve bestuursperiode bleef hij de ontwikkelingen op
de voet volgen en was hij een trouwe bezoeker van onze jaarlijkse
vergaderingen en bijeenkomsten. Hierbij leverde hij in bescheidenheid
altijd stimulerende bijdragen.
Tot twee jaar geleden bezocht hij ook vrijwel alle Open Dagen
en toonde hij zich immer enthousiast over de bereikte resultaten.
De Vereniging is Dick Nederlof veel dank verschuldigd.
P.B. de Bruijn
v o o r z i t t e r
J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
P a g i n a
6
9
1 9
2 2
2 6
2 6
3 0
3 2
3 4
3 6
3 7
4 4
5 2
6 2
6 8
I n h o u d
I n l e i d i n g
V e r w e r v i n g e n
Restauraties recent verworven panden
Restauraties bestaand bezit
F i n a n c i ë n
V e r e n i g i n g s z a k e n
Jaarcijfers 2006
B a l a n s
Staat van Baten en Lasten
Toelichting op de Balans en de Staat van
Baten en Lasten
A c c o u n t a n t s v e r k l a r i n g
A r t i k e l e n
Een nieuw leven voor de Schoonhovense watertoren
door L.P. Ouweneel
De Cellebroederskapel te Maastricht:
een juweel van de flamboyante gotiek
door S. Minis
De Nederhof van kasteel Honselaarsdijk
door K.A. Ottenheym
Alfabetische lijst van huizen
V e r s p r e i d i n g s k a a r t
Dordrecht, Wijnstraat 127, ‘In Bevereburch’.
Console. (foto HdK)
6
Verslag van de V e r e n i g i n g ‘Hoofdprijs’ in de BankGiro Loterij: cheques ter
I n l e i d i n g
Een enkele keer wordt tijdens lezingen of rondleidingen wel de
vraag gesteld of er geen eind komt aan het werk van onze Vereniging.
Ook de Overheid wekt met de afschaffing van het restauratie
subsidiestelsel de indruk dat Nederland wel klaar is met zijn monumenten.
Alleen goed onderhoud zou voldoende moeten zijn om
onze voorraad aan bijzondere monumenten in stand te houden.
Wij hebben zelf in voorgaande verslagen aangegeven dat deze
ontwikkeling aanleiding geeft tot zorg over de mogelijkheden om
panden die in slechte staat verkeren onder onze hoede te nemen.
Het achterliggende jaar 2006 heeft een overduidelijk antwoord
gegeven op al deze twijfels! Als nimmer tevoren is er een beroep
gedaan op onze Vereniging, waardoor het jaar uiteindelijk is afgesloten
met maar liefst elf nieuwe bezittingen! Meer dan ooit zitten
hier prachtige panden bij die door particulieren aan de Vereniging
zijn geschonken, in het vertrouwen dat die panden alleen in òns
bezit werkelijk goed bewaard blijven.
Meer dan ooit hebben fondsen de Vereniging gesteund met bijdragen
om aankopen en restauraties mogelijk te maken. En meer dan
ooit hebben gemeenten en stichtingen een beroep gedaan op
‘Hendrick de Keyser’ om problemen met bijzondere monumenten
uit hun bezit op te lossen. En tenslotte heeft ook het ministerie van
O.C.&W. aan het einde van het jaar besloten om aan twee restauraties
subsidie toe te kennen uit een speciale achterstandsregeling.
Dat pleziert ons in het bijzonder omdat juist in 2006 een paar hele
bijzondere restauraties weer getoond hebben, dat alleen de combinatie
van zelf – met eigen vakkennis – restauraties uitvoeren aan
panden die tevens eigendom zijn, de vrijheid geeft om de prachtigste
resultaten te bereiken. Wij kunnen immers zonder afhankelijk te
zijn van derden beslissen om een voorgenomen plan aan te passen
aan ontdekkingen tijdens het restauratieproces. Het is duidelijk dat
er voorlopig geen eind komt aan het werkveld van onze Vereniging
en dat ‘Hendrick de Keyser’ zich razendsnel aanpast aan de ingrijpend
gewijzigde omstandigheden in de Nederlandse monumentenz
o r g .
Particuliere schenkingen In 2006 zijn vier (!) van de elf
aanwinsten geschonken aan de Vereniging. In twee gevallen betrof
het een algehele schenking, in de twee andere gevallen behielden de
schenkers het recht om het overgedragen huis te blijven bewonen.
In 1999 heeft de heer P.J. Tichelaar de panden aan de Turfmarkt 5
en 7 te Makkum al aan de Vereniging geschonken. Dit jaar heeft hij
de twee garages die ieder bij een woning behoren eveneens ‘om
niet’ overgedragen aan ‘Hendrick de Keyser’. Deze verwerving
heeft uit historisch oogpunt geen waarde, maar het beheer van de
Inspectie van het dak van Bolwerk 2 te Dordrecht
onder leiding van de schenkers. Panoramisch uitzicht
over het beroemde drierivierenpunt. (foto HdK)
twee eerder verkregen panden wordt met deze acquisitie versterkt.
Ter bestrijding van toekomstig onderhoud heeft de heer Tichelaar
nog een bedrag aan deze schenking toegevoegd.
Zeer bijzonder is het beroep dat mevrouw A. Bearda-Klijzing
namens haar nicht mw. J . Hillerström al in 2004 op de Vereniging
deed. In dat jaar werd duidelijk dat mevrouw Hillerström door haar
hoge leeftijd niet meer in staat zou zijn om haar huis aan de Molenstraat
63 te Den Helder zelf te bewonen. Het was echter de nadrukkelijke
wens van mevrouw dat dit kleine, maar zeer zorgvuldig
uitgevoerde huis in zorgzame handen zou komen. Het 19deeeuwse
huis geniet geen enkele beschermde status en de vrees was
zeer gerechtvaardigd dat het bij verkoop op de markt zwaar
verbouwd of gesloopt zou worden. Nadat ons duidelijk werd hoe
bijzonder het interieur van Molenstraat 63 was, heeft de Vereniging
besloten zich over dit juweeltje te ontfermen. Omdat de kosten van
het noodzakelijke herstel geheel voor rekening van de Vereniging
zouden komen, besloot de familie tot een schenking. Direct na de
overdracht in maart is begonnen met de restauratiewerkzaamheden.
Eveneens deze zomer kwam de overdracht rond van een monument
aan de Herengracht 241 te Amsterdam. Het betreft een in oorsprong
17de-eeuws huis met een 19de-eeuwse lijstgevel, waarachter
de interieurafwerking van een grondige verbouwing uit 1732 zeer
gaaf bewaard is gebleven. Bij dergelijke verbouwingen van grachtenpanden
in de 18de eeuw werd meestal een fors achterhuis met
een luxe ontvangstzaal aan het huis toegevoegd. Bij Herengracht
241 was daarvoor geen ruimte vanwege zijn ligging nabij een hoek.
De zaal is hier in het voorhuis op de eerste verdieping ondergebracht.
Het ondiepe perceel heeft op meer plaatsen in het huis tot
curieuze oplossingen geleid, die wonderlijk genoeg eeuwen van
gebruik ongeschonden hebben doorstaan. De huidige particuliere
eigenaar/bewoners, de heer J.J.M. Bordens en mevr. E.H. Heesen,
hebben met veel zorg alle historische details bewaard en gerestaureerd.
Om deze zorg ook voor de verre toekomst te garanderen
hebben zij besloten hun huis aan ‘Hendrick de Keyser’ te schenken,
onder de voorwaarde dat zij het zelf mogen blijven bewonen.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
waarde van 1,3 miljoen euro door managing director
Ellen Damsma uitgereikt aan Pi de Bruijn en
Carlo Huijts van onze Vereniging. (foto Roy Beusker)
Het laatste pand dat onder deze condities aan de Vereniging
is overgedragen, betreft een vroeg 20ste-eeuws
redershuis te Dordrecht, Bolwerk 2. Dit in 1916 gebouwde rederijkantoor,
annex woonhuis, kwam in 1935 in bezit van de familie van
de huidige eigenaar/bewoners. Zij hebben het huis zeer zorgvuldig
in authentieke staat gehouden, waardoor het op dit moment een
goed bewaard voorbeeld is van ‘Berlagiaanse’ bouwstijl. Omdat het
huis tot heden geen enkele monumentale bescherming geniet en op
een zeer gewilde locatie ligt, vreesden de eigenaars/bewoners, de
heer M.C.M. Schless en de heer L.H.M. Stroekxs van den Broek,
verlies of aantasting van dit mooie voorbeeld van jonge bouwkunst.
Door het huis onder te brengen bij Vereniging Hendrick de Keyser
is dat in elk geval voorkomen.
Steun van Fondsen Maar liefst vier fondsen hebben met
grote bedragen mogelijk gemaakt dat de Vereniging zijn verwervingen
of restauraties heeft kunnen realiseren.
BankGiro Loterij De BankGiro Loterij toont zich al jaren
een zeer trouwe partner wanneer Vereniging Hendrick de Keyser
bijzondere verwervingen wil realiseren. Dit jaar heeft de Loterij
zelfs besloten om haar bijdrage, die in de regel e 454.000 bedroeg,
op te hogen naar e 800.000! Met de aanvankelijke toezegging was
een bod uitgebracht op een bijzonder pand te Amsterdam. De
onderhandelingen over dit bod zijn bij het ter perse gaan van dit
Jaarverslag nog altijd niet afgerond.
In de loop van 2006 kwam het huis ‘In Bevereburch’ aan de Wijnstraat
127 te Dordrecht op de vrije markt. Een huis uit 1556, dat
zijn prachtige natuurstenen gevel in originele staat heeft bewaard en
ook in de achterliggende constructie veel oorspronkelijke details
herbergt. Bovendien wordt dit huis aan drie zijden ingesloten door
ons huis ‘De Onbeschaamde’. Het was van enorm belang dat dit
bijzondere huis aan het bezit van de Vereniging kon worden toegev
o e g d .
Groot was onze vreugde toen de BankGiro Loterij aangaf bereid te
zijn om onze bijdrage voor 2006 op te trekken naar e 800.000,
zodat ‘In Bevereburch’ kon worden gekocht!
SNS REAAL Fonds Een tweede fonds dat een steeds belangrijker
rol speelt voor onze Vereniging is het SNS REAAL
Fonds. Dit fonds maakte het met een toezegging in 2005 mogelijk
dat de restauratie van het koetshuis van de Buitenplaats ‘Nijenburg’
ter hand kon worden genomen. Dit jaar heeft de Vereniging opnieuw
het fonds benaderd toen een zeer authentieke boerderij in
Rouveen (gem. Staphorst) op de vrije markt kwam.
Het betreft een typische Staphorster boerderij uit de 19de eeuw.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Het woongedeelte, met open vuur onder een nog houten rookvang
en dito rookkanaal, is museaal van kwaliteit en daardoor niet voor
hedendaagse bewoning geschikt te maken.
De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
(RACM) attendeerde ons op dit cultuurhistorische probleem.
Voor dit monument was een bouwvergunning aangevraagd die een
splitsing in twee wooneenheden behelsde. Daarmee zou zowel het
bedrijfsgedeelte als het museale woongedeelte verloren gaan. De
RACM verzocht ‘Hendrick de Keyser’ om dit pand te verwerven en
zo behoud veilig te stellen.
Naast het restauratie-inhoudelijke probleem dat uit deze verwerving
voortvloeide, zou de restauratie veel kosten met zich meebrengen,
waarvoor in het oude BRRM slechts e 50.000 gereserveerd was.
Aanvullend budget voor een aankoop uit eigen middelen was derhalve
geheel niet beschikbaar. Na een bezichtiging ter plaatse heeft
het SNS REAAL Fonds de koopsom van dit markante object voor
zijn rekening genomen en het behoud in ons bezit veilig gesteld.
V S B f o n d s In 2006 is een belangrijke steun van het VSBfonds
voor de restauratie van de Oude Molen te Valkenburg a/d Geul
zeker gesteld. Het fonds had zich al eerder bereid verklaard om
e 373.000 bij te dragen aan de restauratie van het gebouwencomplex
en nog eens e 150.000 aan de restauratie van het molenwerk
zelf, doch had hieraan de voorwaarde verbonden dat het Rijk tevens
de maximale subsidie aan dit werk zou toekennen. Nu dat laatste
zeker gesteld is, kon ook de genereuze bijdrage van het VSBfonds
worden ingeboekt. Zonder
deze steun was de restauratie
van deze watermolen
geheel onmogelijk geweest.
Louisa van der
Velden Stichting
Dit fonds, dat de naam van
de vorig jaar overleden oprichtster
draagt, heeft een
omvangrijke bijdrage in het
vooruitzicht gesteld ten
behoeve van de restauratie
van het pand Wijnstraat
153 te Dordrecht, thans
bekend als ‘Huis Holster’.
Dit 18de-eeuwse huis verkeert
in een sterk verwaar-
Start restauratie koetshuis Nijenburg.
De heer J.H. Verburg van het SNS REAAL Fonds
licht een deur uit zijn hengsels onder toeziend oog
van mevr. G.W. van Montfrans en
P.M. van der Laan. (foto HdK)
7
8
Alblasserdam, Cortgene 9, ‘Ambachtsherenhuis’
(foto HdK)
loosde staat en is een evident slachtoffer van de huidige subsidiemogelijkheden.
De noodzakelijke restauratie van dit monument zou
onder de oude regeling zwaar gesubsidieerd worden. Het huis heeft
een dusdanige historische waarde dat de Vereniging zonder aarzeling
tot verwerving zou zijn over gegaan. Thans ligt die situatie echter
geheel anders. De onzekerheid over de subsidiebijdrage maakt
dat eerst de gemeente Dordrecht zich garant moest stellen voor
althans een gedeelte van deze bijdrage. Vervolgens was het eigen
aandeel dermate hoog dat een fonds gezocht moest worden om dat
financieel af te dekken. Voor dat laatste risico heeft de Louisa van
der Velden Stichting een bijdrage van e 900.000 toegezegd! Hiermee
kon de verwerving van ‘Huis Holster’ toch worden doorgezet.
Inmiddels heeft, ter vervanging van het beoogde subsidie-aandeel,
‘Huis Holster’ in 2006 meegedongen naar het miljoen van de
BankGiro Loterij in het televisie programma ‘Restauratie’.
Alhoewel met dit markante monument de finale werd gehaald, werd
de hoofdprijs er niet mee gewonnen. Niettemin zal de verwerving
begin 2007 zijn beslag krijgen en bestaat er inmiddels enig vertrouwen
dat ook onder de tijdelijke ‘achterstandsregeling’ die thans in
het leven is geroepen, door het Rijk restauratie subsidie aan dit
object zal worden toegekend.
Overdracht voor symbolische waarde In het vorig
jaarverslag is reeds gewezen op de overdracht door de gemeente
Alblasserdam van het Ambachtsherenhuis aan het Cortgene 9. Dit
pand is voor een symbolisch bedrag overgedragen, onder de verplichting
om het zeer bouwvallige monument te restaureren. Aangezien
de noodzakelijke bijdrage van rijkssubsidie voor deze restauratie
door het nieuwe stelsel ongewis is, is door de gemeente Alblasserdam
een garantie voor een deel van het noodzakelijke subsidiebedrag
afgegeven. Toen ook de BankGiro Loterij aan deze restauratie
wilde bijdragen, kon het pand begin dit jaar worden verworven.
Voor dit pand heeft het Rijk inmiddels uit een speciale regeling een
deel van het benodigde restauratie subsidie beschikbaar gesteld.
De gemeente Naaldwijk had een vergelijkbaar probleem met het
midden in deze plaats gelegen Heilige Geesthofje. Dit 17de-eeuwse
complex heeft een unieke status omdat de bewoners tot de dag van
vandaag ‘om niet’ in de huisjes wonen. Dit voorrecht zou voor de
zittende bewoners overgaan op ‘Hendrick de Keyser’ terwijl tegelijkertijd
een omvangrijke investering voor het herstel van het hofje
gevraagd werd. Ook hiervoor gold echter de onzekerheid over een
noodzakelijke subsidiebijdrage, welk probleem door de gemeente
Naaldwijk op een inventieve wijze opgelost is. Elders in de gemeente
bevond zich een restant van het vroegere kasteel ‘Honselaarsdijk’,
gebouwd voor en bewoond door Prins Frederik Hendrik.
Het betreft een deel van de zuidelijke vleugel van het inmiddels
geheel verdwenen kasteel. Dit gebouw is ingrijpend gerestaureerd,
bevindt zich in goede staat en is tevens goed verhuurd. Alleen het
beheer van zo’n monument gaf de gemeente zorgen. Na enige
jaren overleg is dit gebouw samen met het Heilige Geesthofje voor
een symbolisch bedrag overgedragen, waarbij de huuropbrengst van
Honselaarsdijk gedurende vijf jaar zal worden gebruikt om het hofje
te herstellen. Een oplossing die in de geschiedenis geworteld is,
omdat Frederik Hendrik tijdens zijn verblijf op Honselaarsdijk het
Heilige Geesthofje sterk heeft gesteund!
Het aspect ‘beheer’ speelde een doorslaggevende rol bij de twee
andere monumenten die dit jaar voor een symbolisch bedrag aan de
Vereniging zijn overgedragen. Zowel de rijk bewerkte watertoren te
Schoonhoven, als de fraaie laat-gotische Cellebroederskapel te
Maastricht zijn door speciaal daartoe in het leven geroepen stichtingen
goed en vakkundig gerestaureerd. Beide stichtingsbesturen
hebben echter geen expertise in het verhuren en onderhouden van
dergelijke monumenten. Het hebben van een dagelijks bereikbaar
apparaat is daarvoor al een van de eerste vereisten. Van beide stichtingen
heeft ‘Hendrick de Keyser’ het monument overgenomen,
waarbij de Stichting Cellebroederskapel de relatie met de kapel
continueert als huurder en exploitant.
BankGiro Loterij Restauratie Al geruime tijd leefde bij
de BankGiro Loterij de wens om het succesvolle BBC-programma
Restauration ook in Nederland op de televisie te brengen. In 2006
is dat eindelijk gelukt met een productie van Endemol (ook verantwoordelijk
voor de Engelse versie).
Onze Vereniging nam deel aan dit programma met twee panden:
Cortgene 9 (‘Ambachtsherenhuis’) te Alblasserdam en Wijnstraat
153 (‘Huis Holster’) te Dordrecht. Beide panden hebben dringend
een zware restauratie nodig en voor beide was geen subsidie
beschikbaar. Cortgene 9 kwam op 25 november in de uitzending,
doch vergaarde niet voldoende stemmen om door te gaan naar de
finale. Wijnstraat 153 daarentegen behaalde in zijn uitzending op
16 december zoveel stemmen, dat het pand een week later, op 23
december, in de finale mocht strijden om de hoofdprijs: 1 miljoen
euro voor de restauratie. Gevoegd bij de hiervoor genoemde steun
van de Louisa van der Velden Stichting zou dit de restauratie in één
keer financieel haalbaar maken. Spijtig voor ons slaagden wij niet in
deze opzet en ging de hoofdprijs naar de restauratie van het zeer
fraaie dorpskerkje van Vierhuizen (Gr.).
Op de avond van 2 december werd tijdens de uitzending van Bank-
Giro Loterij Restauratie gedurende drie minuten aandacht besteed
aan het werk van onze Vereniging. Onze huurder van Vlasmarkt 51 t e
Middelburg, de heer Th. Laurentius, leidde de kijker rond in zijn huis
en toonde het prachtige resultaat van deze ingrijpende restauratie.
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
Als media ‘ambassadeur’ kon Vereniging Hendrick de Keyser gebruik
maken van de steun en dringende aanbeveling van één van
onze prominente huurders, de heer Paul Witteman. Wij prijzen ons
gelukkig dat de heer Witteman is ingegaan op onze uitnodiging om
in de toekomst bij gelegenheid opnieuw als onze ambassadeur op te
treden.
Alle media-aandacht rondom dit programma vormde een passende
afsluiting van een jaar dat met lage verwachtingen begon, doch uiteindelijk
in alle opzichten resulteerde in grote belangstelling voor
ons werk en onze doelstelling.
V e r w e r v i n g e n
Alblasserdam, Cortgene 9,
‘ A m b a c h t s h e r e n h u i s ’ Dit grote dijkhuis in de dorpskern
van Alblasserdam, werd gebouwd in 1841 in opdracht van de
ambachtsheer Cornelis Azn Rijkee. Op de oudste kadastrale kaart,
van 1827, is te zien dat zich op deze markante plaats in het dorp al
een huis bevond met ongeveer dezelfde maten. Bij de herbouw van
1841 werd het oude huis, afgaande op het bewaarde bestek, gesloopt
tot op de fundering en geheel door nieuwbouw vervangen.
Het nieuwe pand bestond uit een hoofdhuis van 15 meter breed en
Alblasserdam, Cortgene 9, dwarsdoorsnede en plattegrond bel etage.
(tekeningen HdK)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Alblasserdam, Cortgene 9, interieur
van de rechter voorkamer. (foto HdK)
12,5 meter diep en een bijna even groot koetshuis dat ten opzichte
van de dijk iets terugligt. Beide bouwdelen hebben een schilddak
waarvan de nok evenwijdig loopt aan de dijk. Door het grote verschil
in maaiveldniveau tussen de dijk en het achterliggende laagveen
zijn zowel het woonhuis als het koetshuis aan de achterzijde
voorzien van een onderverdieping. Deze bevat in het koetshuis
paardenstallen en in het woonhuis de keukens en voorraadkamers.
Het voorgedeelte langs de dijk heeft daarentegen een extra verdieping
die aan de achterzijde ontbreekt. De merkwaardige asymmetrische
doorsnede van het geheel is op tekening goed afleesbaar.
Het woonhuis is aan vier zijden opgetrokken in baksteen en heeft
op alle lagen hoge schuifvensters met een roedenverdeling. Het
koetshuis had alleen aan de voorzijde een gemetselde gevel. Deze
was ter onderscheiding van het woonhuis voorzien van een pleisterlaag
met blokverband. De linkerzijgevel en de achtergevel waren
opgetrokken in hout. In tegenstelling tot het hoofdhuis werd het
koetshuisdeel vrij vaak veranderd. Omstreeks 1910 verving men het
metselwerk van de verdieping in een gele machinale baksteen, die
ongepleisterd werd gelaten. Omstreeks 1950 werd een gedeelte van
de ondergrond van het koetshuis verkocht aan de buurman ter linkerzijde.
Het verkochte deel werd daarna gesloopt en het behouden
gedeelte werd afgesloten met een nieuw gemetselde bakstenen
muur. Door deze ingreep is de oude indeling van het koetshuis
9
10
grotendeels verloren
gegaan. De
verdwenen linker
inrijpoort gaf door
een intern straatje,
dat van de dijk
afliep, toegang tot
de stallen in het benedengedeelte. De rechterpoort was de koetseningang.
Tussen de koetsenstalling en het huis bevindt zich nog een
tuigkamer. De verdieping en de kap van het koetshuis vormden
waarschijnlijk één grote hooizolder.
In tegenstelling tot het koetshuis is het woonhuis zeer goed
bewaard gebleven. Het is daardoor een uniek voorbeeld van een
herenhuis uit het midden van de 19de eeuw. De plattegrond is duidelijk
afgeleid van die van de klassieke buitenplaatsen uit de 18de
eeuw en vertoont bij voorbeeld verwantschap met ´Sparrendaal´ in
Driebergen. Het huis is tweebeukig van aanleg. De voorbeuk langs
de straat is duidelijk representatief van karakter en bestaat uit een
centrale hal en een grote en kleine voorkamer. Beide kamers zijn
betengeld en behangen en zijn voorzien van marmeren schouwen
stucplafonds. De kleine kamer aan de linkerzijde was waarschijnlijk
een spreekkamer of kantoortje. De grote kamer rechts was duidelijk
de salon. In de achterste beuk liggen drie kamers naast elkaar. Ook
deze vertrekken zijn betengeld en behangen maar de schouwen zijn
hier eenvoudiger en de balklagen van de zoldervloer zijn in het
zicht gelaten. De middenkamer in de as van de gang was de eetkamer.
Links daarvan is een dienkamer met een houten keukenschouw
en een binnentrap naar de keukens in het onderhuis. De
kamer rechts achter is een slaapvertrek met bedsteden. Kenmerkend
voor huizen van dit type is de dwarsgang tussen de voor- en de
achterkamers en het feit dat bijna alle vertrekken door middel van
tussendeuren met elkaar in verbinding staan. Daardoor was het
mogelijk bij gelegenheden de kamers aan de rechterkant en de
centrale eetkamer te gebruiken als één grote suite.
Het onderhuis wordt ingenomen door een keuken, een bijkeuken
en een voorraadkamer met gemetseld gewelf. De zolder is grotendeels
leeg en bevat alleen aan de voorzijde twee in hout afgetimmerde
slaapkamers met bedsteden.
Door grondaankopen wisten de Rijkees achter hun huis een enorm
erf te verwerven. Daar werd op basis van de indeling die werd ingegeven
door de oude verkavelingssloten een landschapspark aangelegd,
dat tot op de dag van vandaag is bewaard als het ‘bos van
Rijkee’. Van dit inmiddels sterk verwilderde park is slechts een klein
gedeelte aan de Vereniging mee overgedragen. Aan de historische
band tussen huis en park is daarmee voorlopig een einde gekomen.
Het huis verkeert bouwkundig gezien in een dramatisch slechte
Alblasserdam, Cortgene 9, schouw
van de keuken in het onderhuis. (foto HdK)
toestand. Het pand is opgetrokken op een zware gemetselde fundering,
zonder houten palen. Aan de voorzijde staat de fundering op
de dijk. Aan de achterzijde rust deze aanleg in het laagveen. De
hoofdconstructie van het huis is parallel aan de dijk. De binnenmuren,
die ook garant moeten staan voor de dwarsstabiliteit, rusten op
gemetselde gordelbogen die tussen de gefundeerde muren zijn
geslagen. Door het zakken van het laagveen moet het huis al kort
na de bouw langzaam achterover zijn gaan hellen. Dat is een natuurlijke
zetting die bij bijna alle dijkhuizen optreedt. In de 20ste
eeuw is door een aantal opeenvolgende dijkverzwaringen de druk
op de voorgevel zodanig vergroot, dat het voorgedeelte van het
huis apart is gaan zakken en licht voorover helt. Door deze tegengestelde
beweging is de constructie van het huis min of meer
‘gekraakt’ en zijn de meeste gordelbogen onder de binnenmuren
ingestort. Het zal alleen door uitgebreide funderingswerken mogelijk
zijn dit huis voor de toekomst te behouden.
Amsterdam, Herengracht 241. (foto HdK)
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
Amsterdam, Herengracht 241, teruggevonden stucplafond in de voorkamer op de bel etage. Toestand voor en na restauratie. (foto’s HdK)
Amsterdam, Herengracht 241 Het huis werd gebouwd
in 1732 als eigen woonhuis voor de metselaar Arnold van
Sprang (1690-1759). Van Sprang was afkomstig uit een familie van
metselaars. Zijn werkzame leven viel grotendeels in de periode van
de Lodewijk XIV-stijl, een periode waarin bijna alle 17de-eeuwse
grachtenhuizen van Amsterdam werden gemoderniseerd. Bij een
bescheiden verbouwing beperkte men zich tot het vervangen van de
vensters in de voorgevel en het moderniseren van de decoratie van
de gang en de voornaamste kamers. Bij een meer rigoureuze aanpak
werd de hele voorgevel opnieuw opgetrokken en werd een huis van
binnen volledig opnieuw gedecoreerd in de nieuwe stijl.
In combinatie met vakbroeders was een metselaar als Van Sprang in
staat grote werken uit te voeren. Hij werkte samen met de beeldhouwer
Francois Absiel en de timmerman Adriaan Roosendael.
Met de grote aannemer-timmerman Jan Cloppenburg bouwde hij
in 1750 de Nieuwe Synagoge op het Jonas Daniel Meijerplein.
Zijn eigen woonhuis op de Herengracht heeft in het Grachtenboek
van 1770 nog geheel de gedaante van 1732. Het huis bestaat uit
een souterrain, begane grond en twee verdiepingen en heeft aan de
zijde van de gracht een eenvoudige gemetselde halsgevel met gebeeldhouwde
klauwstukken en topafdekking in Lodewijk XIV-stijl.
Bij een verbouwing in de eerste helft van de 19de eeuw werd de
gevel gewijzigd in een lijstgevel. Om het oude zadeldak aan het
zicht te onttrekken, werd het voorste gedeelte van het huis, voor de
oude zolder en de vliering langs, opgetrokken tot aan de nok van
het dak, zodat het huis veel hoger leek dan het in werkelijkheid was.
Het huis van 1732 was geen nieuwbouw, maar kwam tot stand
door de verbouwing van een 17de-eeuws huis dat Van Sprang in
1731 voor f 5.400 had aangeschaft. Door de ligging dicht bij de
hoek met de Gasthuismolensteeg was er bijna geen achtererf en was
het huis goedkoper dan de grotere buurhuizen aan de linkerzijde.
Van Sprang kende door zijn werk aan de grote grachtenhuizen de
mogelijkheden van het luxueuze wonen en trachtte in zijn eigen
huis de rijke voorbeelden zo goed mogelijk te volgen. Waarschijnlijk
kon hij voor de afwerking van de interieurs een beroep doen op
de vakgenoten waarmee hij voor opdrachtgevers van buiten samenwerkte:
de kwaliteit van de afwerking van de interieurs ligt in dit
huis vele malen hoger dan men op basis van de ligging en de afmetingen
zou mogen verwachten. De oude pakkelder werd in gebruik
genomen als huishoudelijk onderhuis. Achter de voordeur op de
hoofdverdieping kwam een gang met fijn stucwerk en statige
deuren met lijstwerk in Lodewijk XIV-stijl. De trap, die vroeger
ongeveer halverwege het huis gestaan zal hebben, werd verplaatst
naar het kleine erfje achter het huis, zodat op de bel etage ruimte
ontstond voor een kleine suite. De nieuwe trap werd een pronkstuk
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
van timmermanskunst: binnen een vierkante koker wentelen de
eiken treden met gesneden balusters zich zonder onderbreking
omhoog van het souterrain tot aan de zolder, rond een open
schalmgat. Binnen zeer bescheiden dimensies is op deze manier
een maximum aan ruimtewerking bereikt.
De grootste verrassing van het huis ligt op de eerste verdieping.
Bijna alle beschikbare ruimte wordt hier ingenomen door een
pronkkamer aan de voorzijde, die in niets onderdoet voor de ontvangstvertrekken
van de grootste grachtenhuizen. Op de bel etage
was door de aanwezigheid van de gang naar achteren geen gelegenheid
tot een creëren van een vertrek van behoorlijke dimensies
waarin een rijke interieurafwerking tot haar recht zou komen. De
eerste verdieping aan de voorzijde was de enige plek in het huis
waar een dergelijke kamer de volledige breedte van het huis kon
beslaan. De kamer heeft een omgaande lambrisering en is door een
uitgetimmerde wand gescheiden van een kleine dienkamer bij de
trap. Het plafond is voorzien van prachtig stucwerk met in de hoeken
voorstellingen van de vier jaargetijden. Het centrale deel van
het plafond wordt geheel ingenomen door een geschilderde allegorische
voorstelling in de stijl van Jacob de Wit. Voorgesteld is de
godin Flora die, omgeven door bloemenmanden en putti met kransen
en boeketten uitdrukking geeft aan het thema ‘welvaart’.
Bijzonder is dat de voorstelling rechtstreeks op stuc is geschilderd,
een wijze van werken die in Amsterdam nauwelijks voorkomt.
De verbouwing van de bel etage van dit huis, die kort na de overdracht
aan de Vereniging ter hand werd genomen, bracht een verrassing
die het huis uit kunsthistorisch oogpunt nog waardevoller
maakt. De kleine voorkamer bleek voorzien van een weggetimmerd
stucplafond dat qua vormentaal een herhaling vormt van het grote
Gevel in het Grachtenboek van Caspar Philips, derde huis van rechts.
Halsgevel met gebeeldhouwde topafdekking en siervazen.
11
12
Amsterdam, Herengracht 241, plafond van de voorkamer
op de eerste verdieping. (foto HdK)
plafond op de verdieping. Het terugliggende centrale middendeel
en de hoekstukken zijn hier volledig voorzien van decoratief stucwerk
in Lodewijk XIV-stijl. Het plafond was door latere verbouwingen
zeer zwaar beschadigd, maar is bij het ter perse gaan van dit
jaarverslag inmiddels geheel hersteld. Op de vloer en op het plafond
was de plaats zichtbaar van de oorspronkelijke middenseparatie
tussen voor- en achterkamer. Deze zal op de oude plaats worden
teruggebracht in de vorm van een kastenwand met dubbele deuren.
De Vereniging is door deze schenking in het bezit gekomen van
een zeer bijzonder klein grachtenhuis, dat laat zien dat rijke interieurafwerking
in de 18de eeuw niet was voorbehouden aan de grote
g r a c h t e n h u i z e n .
Den Helder, Molenstraat 63 De Molenstraat ligt aan
de oostelijke grens van het oude vissersdorp, in een buurtje dat tot
ontwikkeling kwam na de stichting van de Rijkswerf in 1812. Aanvankelijk
was de gehele Molenstraat bebouwd met kleine arbeidershuisjes
onder dwarse zadeldaken tussen puntgevels. Rond 1900
veranderde de stedenbouwkundige situatie doordat de oude vestinggracht
langs de achterzijde van de percelen voor bebouwing
beschikbaar kwam. Daar verrees – voor een deel – een singelachtige
bebouwing van grote huizen, zodat de Molenstraat het karakter
Den Helder, Molenstraat 63, dakkapel op
het achterschild van de kap. (foto HdK)
Detail stucwerk. (foto HdK)
kreeg van een achterstraat. In de tweede helft van de 20ste eeuw
verschoof het centrum van het moderne Den Helder in oostelijke
richting: de bebouwing aan de even zijde van de Molenstraat maakte
grotendeels plaats voor achterkanten van grootwinkelbedrijven
en een parkeergarage. Het huisje Molenstraat 63 is daardoor in de
huidige situatie één van de laatste oorspronkelijke kleine huisjes, die
herinnert aan de 19de-eeuwse ontwikkeling van Den Helder, van
vissersdorp tot marinestad.
Bij de restauratie van het huisje, waarmee direct na de overdracht in
2006 een begin werd gemaakt, werd veel duidelijk over de oorspronkelijke,
midden 19de-eeuwse toestand. Het huisje was ongeveer
4 meter breed en 7 meter lang. De begane grond was verdeeld
in een voorruimte en een achterkamer met een stookplaats tegen de
linker bouwmuur. Achter het huis was een klein plaatsje met een
houten keukenuitbouw en een buitenplee. Aan de straatzijde was de
voorgevel opgetrokken tot en met de eerste verdieping. Daardoor
bevond zich aan de voorzijde nog een vrij ruime kamer met in de
voorgevel twee vensters met schuiframen. Het dwarskapje was gevat
tussen twee gemetselde puntgevels en liep aan de achterzijde schuin
af tot aan de balklaag boven de begane grond. Een dergelijke asymmetrische
kap, met een afluiving aan de achterzijde, komt veel voor
bij volkswoningbouw uit het midden van de 19de eeuw, maar is
zelden bewaard gebleven. De Vereniging bezit in
Hoorn twee voorbeelden aan de Grote Oost 86-88.
Een bijzonderheid van het huisje in Den Helder is dat
op het achterschild van de kap een zeer grote dakkapel
is geplaatst die aan de buitenzijde is voorzien van een
houten fronton en zijpanelen met spitsboognissen. De
binnenzijde is afgetimmerd met een houten tongewelfje.
De zijdelen onder de schuinte van de kap zijn benut
voor de plaatsing van bedsteden met deuren en schuifladen
onder de bedbodems. Deze geheel uitgetimmerde
constructie roept reminiscenties op aan een scheepskajuit
en is in zijn eenvoud van een grote zeldzaamheidswaarde.
In deze vorm werd het huisje in 1904 gekocht door
Arie Antonie Zon, die gehuwd was met Jannetje Smit.
Kort na de aankoop liet dit echtpaar het huisje geheel
moderniseren. Zeer uitzonderlijk is het, dat bij deze
verbouwing getracht werd binnen de plattegrond van
krap 30 meter in het vierkant, geheel de indeling te
realiseren van een herenhuis van omstreeks 1900. De
voorruimte en de woonkamer aan de achterzijde werden
gekoppeld door middel van dubbele deuren met geëtst
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
glas. Achter de voordeur kwam een gang met een gemarmerde lambrisering
en deuren en kozijnen met houtimitatie. Vanwege de beperkte
breedtemaat kon de gang niet doorlopen langs de trap naar
de keuken. Dit ongemak werd op onconventionele wijze opgelost
door het afschuinen van een hoek van de voorkamer en het plaatsen
van een extra deur als toegang tot de achterkamer. Op deze wijze
kon men via de achterkamer naar de keuken en kon de voorkamer,
die werd afgeschilderd in drie kleuren, het karakter krijgen van een
salon. Op de verdieping is deze indeling op bescheiden wijze herhaald
door het plaatsen van een tussenwandje met dubbele glasdeuren
tussen het trapportaal en de voorkamer. Bij de verbouwing van
1904 werd de voorgevel voorzien van pleisterwerk in blokverband.
De salon kreeg een nieuw venster met een T-raam en de voordeur
werd voorzien van een deur met rijk bewerkte panelen. De achterkamer
kreeg een hoekschouwtje met facettegels en openslaande
deuren naar de binnenplaats. De grote dakkapel op het achterschild
van de kap werd ongewijzigd gehandhaafd.
Het huisje werd tot in 2004 bewoond door mevrouw J. Hillerström,
een kleindochter van Arie Zon en Jannetje Smit. Het was de uitdrukkelijke
wens van mevrouw Hillerström dat het huisje in deze
vorm bewaard zou blijven. Daartoe werd door haar nicht, mevrouw
A. Bearda-Klijzing, contact opgenomen met Vereniging Hendrick
de Keyser, met de intentie het huis te schenken. Op dat moment
bleek dat het huis nog behoorde tot de onverdeelde boedel van
A.A. Zon en dat er sprake was van verschillende gerechtigden.
Het duurde daardoor nog rui m een jaar voordat de schenking haar
beslag kon krijgen.
Dordrecht, Bolwerk 2 / Merwekade 102 D i t
pand werd gebouwd in 1916 als rederijkantoor met directeurswoning
en ligt op het noordelijkste puntje van de stad, aan het
beroemde drierivierenpunt. Op deze belangrijke plek in de stadsverdediging
lag tot ver in de 18de eeuw een in de rivier uitgebouwd
bolwerk, dat met zijn kanonnen de toegang tot de Wijnhaven
bewaakte. Na sloop van het bolwerk werd dit buitendijkse gebied
opgehoogd tot een handelskade, waarlangs in de 19de eeuw huizen
en bedrijfspanden werden gebouwd.
Het pand Bolwerk 2 verrees in opdracht van de reder Dirk van
Loon, die voer met sleepboten op Antwerpen en Zeeland. In 1915
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Den Helder,
Molenstraat 63,
voorgevel voor en
na restauratie.
Het schilderwerk van
de ramen is nog niet
gereed. (foto’s HdK)
kocht hij het café van
de heer Van Herwaarden
op de hoek
van de Merwekade,
dat hij in 1916 geheel
liet slopen en
vervangen door het
huidige pand. De plek was uniek, want door de ligging op een
hoek, biedt de voorzijde uitzicht op het grote water, terwijl vanuit
de zijgevel de Wijnhaven en de oude stad zichtbaar zijn. Het pand
werd gebouwd door de aannemer F. Stam, architect onbekend.
Voor de buitenzijde is een sobere baksteenarchitectuur in de trant
van Berlage toegepast, met zware lateien boven de vensters en
hoekblokken en vensterbanken van natuursteen. Het pand bestaat,
op een vrij compacte plattegrond, uit drie volledige bouwlagen en
een kapverdieping met dakschilden naar de voor- en zijgevel. Aan
beide zijden is een gedeelte van de gevel hoger opgetrokken en
beëindigd in de vorm van een puntgevel. De hoek van zij- met
voorgevel wordt geaccentueerd door middel van een schoorsteen,
die in het metselwerk uitkraagt boven het niveau van de begane
Dordrecht, Bolwerk 2 / Merwekade 102. (foto HdK)
13
14
Dordrecht, Bolwerk 2 / Merwekade 102. Betegelde
schouw in het directiekantoor op de begane grond.
Gang van het kantoorgedeelte.
(foto’s HdK)
grond. Aan de voorgevel is de uitkraging voortgezet en ondersteund
door natuurstenen consoles aan de onderzijde van de verdieping.
Het linker geveldeel heeft een driezijdig uitgebouwde erker,
die doorloopt van de begane grond naar de eerste verdieping en die
eindigt in een klein balkon dat behoort bij de ouderslaapkamer op
de tweede verdieping. De erker aan de zijgevel hoort bij de daagse
woonkamer op de eerste verdieping en wordt gedragen door zware
zandstenen consoles. Het huis doet in totaalopzet en detaillering
sterk denken aan het huis dat Berlage in 1912 bouwde op het eind
van de Koninginnegracht in Den Haag. Berlages architectuur was
voor veel architecten en aannemers uit het tweede decennium van
de 20ste eeuw een bron van inspiratie.
De voordeur aan de Merwekade gaf toegang tot de rederij met
rechts van de gang het privékantoor en links het bediendenkantoor
voor vijf medewerkers. De gang en vestibule zijn voorzien van terrazzovloeren
en betegelde lambriseringen. De kamers hebben een
houten lambrisering en beide een bijzondere betegelde schouw van
de bekende keramist Brouwer. Achter het kantoor is een ‘dienstgang’
die de traphal van het woongedeelte verbindt met het kantoor
en de keukenuitbouw links achter. Deze keukenuitbouw, die
grenst aan de voormalige binnenplaats, bevat een waskeuken op de
begane grond en een kookkeuken met bijkeuken op de eerste verdieping
bij het woonhuis. Via een diensttrap waren waskeuken en
kookkeuken rechtstreeks voor leveranciers bereikbaar.
De bovenwoning beschikt over een groot eigen trappenhuis, dat
met een vestibule en een buitenportiek uitkomt in de zijgevel. De
trapopgang is van de begane grond tot en met de derde verdieping
voorzien van een sierbetegeling en van ramen met glas-in-lood.
De indeling van het bovenhuis correspondeert niet met die van het
kantoor op de begane grond. De traphal beslaat zowel op de woonverdieping
als op de slaapverdieping een kwart van de plattegrond.
Op de eerste verdieping aan de
voorzijde liggen een, door middel
van een suite gekoppelde
woonkamer en salon. Op deze
verdieping wordt het trappenhuis
geflankeerd door de keuken en
een ‘speel- en naaikamer’, die later
werd gebruikt als eetkamer.
De woonvertrekken maken, met
marmeren schouwen, glas-inlood
bovenramen, paneeldeuren
en gestucte koofplafonds, een
klassiekere indruk dan het voor
die tijd vrij modern gehouden
kantoor op de begane grond.
Op de tweede verdieping bevinden zich rondom de hal drie slaapvertrekken
en een badkamer. De derde etage bevat een grote
logeerkamer met gescheiden sanitaire ruimte (voormalige droogzolder),
een dienstbodekamer, bergruimte en liftkamer.
In 1935 werd het pand gekocht door Friedrich Wilhelm Schless.
Deze was direct na de Eerste Wereldoorlog uit het Duitse Rijnland
naar Dordrecht gekomen als vertegenwoordiger van rederij Schless,
die zich toelegde op de Rijnvaart. De Rijnvaart was een apart
specialisme, waarvoor sterke (stoom-)sleepboten nodig waren die
stroomopwaarts tot Basel konden varen. Rederij Schless groeide in
Nederland in de jaren ‘50 uit tot de grootste particuliere Rijnvaartrederij
met dertig sleepboten, vijf vrachtschepen en drie bunkerstations.
Nadat het kantoor was verhuisd naar een nieuw gebouw
verderop aan de Merwekade, diende Bolwerk 2 uitsluitend als
w o o n h u i s .
Een van de zoons van de heer F.W. Schless, de heer M.C.M.
Schless, kocht in 1974 het gebouw uit diens erfenis. Voornoemde
zoon woont sinds 1935 in dit pand en sinds 1974 tezamen met zijn
partner, de heer L.H.M. Stroekxs van den Broek. Het zijn deze
twee bewoners die samen het gebouw aan Vereniging Hendrick de
Keyser hebben geschonken.
Dordrecht, Wijnstraat 127, ‘In Bevereburch’
De gevel van dit huis behoort tot de zeldzame midden 16de-eeuwse
gevels in vroege renaissancestijl. Hij is geheel opgetrokken in witte
Belgische natuursteen en werd vermoedelijk in zijn geheel van de
Brabantse steenhandel betrokken. Dordrecht was vanouds een belangrijke
schakel in de verspreiding van natuursteensoorten uit de
Zuidelijke Nederlanden. Deze steen kon in ruw behakte vorm worden
geleverd als bouwmateriaal. Vaak kwamen er onderdelen voor
gevels en interieurs als kant en klaar product over de Maas naar
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
Dordrecht. De kostbaarste optie was een gevel in zijn geheel aan de
groeve te laten hakken en als eindproduct naar de plaats van bestemming
te verschepen. Een ouder voorbeeld van deze wijze van
werken, geeft ons grote huis Wijnstraat 113 uit 1495, nog geheel in
de stijl van de late gotiek. De gevel van huis ‘In Bevereburch’ is een
voorbeeld in renaissancestijl. Aan het eind van de 16de eeuw kwam,
door de afsluiting van de Zuidelijke Nederlanden, aan de import
van Brabantse natuursteen abrupt een einde.
Bijzonder is het dat de gevel van Wijnstraat 127 nooit lijkt te zijn
gewijzigd: op de oudste foto’s en tekeningen van het huis is de indeling
en decoratie exact hetzelfde als in de huidige toestand. Dit is
daarmee zonder twijfel één van de meest originele 16de-eeuwse
gevels van ons land. De begane grond, die gedeeltelijk onder het
niveau van de straat is verdwenen, heeft het karakter van een onderhuis.
Achter de voordeur is een binnentrap naar het niveau van de
bel etage. De rest van de kelder is voorzien van stenen gewelven en
zal zijn bedoeld als wijnkelder. In de onderpui bevindt zich een
prachtig gebeeldhouwde gevelsteen met het wapen van de burgemeestersfamilie
Van Beveren. Jaartalankers geven het moment van
de bouw: 1556. De bel etage is voorzien van drie gekoppelde natuurstenen
kruiskozijnen, een voor Nederland zeer ongebruikelijke
oplossing. De voorkamer op de eerste verdieping heeft twee losse
kruiskozijnen. Het geveltopje daarboven is voorzien van sierlijk krulwerk
en draagt in de gevelbeëindiging opnieuw het jaartal 1556.
Inwendig dateert het pand uit dezelfde tijd als de voorgevel: er is
gebouwd met balklagen van moer- en kinderbinten. De hoofdbalklaag,
boven de bel etage, wordt gedragen door zware consoles, die
net als de voorgevel een overgang laten zien van late gotiek naar
vroege renaissance: het natuurstenen ondergedeelte heeft zware
profielen die in de verte nog zijn afgeleid van gotische peerkralen;
het houten gedeelte direct onder de balk heeft een zuiver kroonlijstprofiel
(zie afb. pag. 5).
De geschiedenis van het huis is nauw verbonden met die van het
grote buurhuis ‘De Onbeschaamde’. Dit werd tussen 1650 en 1653
gebouwd in opdracht van burgemeester Abraham van Beveren op
de plaats van drie gesloopte laat-middeleeuwse huizen. ‘In Beverenburch’,
dat gezien de gevelsteen ooit gebouwd moet zijn voor een
telg van het geslacht Van Beveren, was op dat moment geen eigendom
van de bouwheer van ‘De Onbeschaamde’ en werd om die
reden niet bij de nieuwbouw betrokken. Het huis behield daardoor
nog circa honderd jaar zijn oude langgerekte vorm met waarschijnlijk
een keuken in het achtergedeelte, grenzend aan de tuin. In
1757 kwam daarin verandering. Het huis werd aangekocht door het
Dordtse regentenpaar Adriaan Stoop en Johanna Onderwater, die
in deze jaren het grote buurhuis geheel lieten moderniseren in
Lodewijk XV-stijl. Het achtergedeelte van ‘In Bevereburch’ werd
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Dordrecht, Wijnstraat 127,
‘In Bevereburch’. (foto HdK)
daarbij als keuken bij ‘De Onbeschaamde’ gevoegd. Tussen de
nieuwe keuken en het oude huis werd een kleine binnenhof uitgebroken
die licht moest brengen in het nieuwe trappenhuis van ‘De
Onbschaamde’. ‘In Bevereburch’ bleef nog tot omstreeks 1900 als
‘dienstwoning’ in gebruik bij het buurhuis. Mede om die reden
werd aan de gevel van het huis waarschijnlijk nooit iets gewijzigd.
Honselersdijk, Hofstraat 27-29, ‘Nederhof’
Dit carrévormige complex kwam tot stand in het midden van de
17de eeuw als uitbreiding van het Hof te Honselersdijk, het paleis
dat vanaf 1621 in aanbouw was in opdracht van Prins Frederik
Hendrik. Het belang van dit gebouw vindt u toegelicht in het tweede
deel van dit jaarverslag in een bijdrage van de hand van de heer
prof. dr K.A. Ottenheym, hoogleraar architectuurgeschiedenis aan
de RU Utrecht en bestuurslid van onze Vereniging.
Maastricht, Cellebroedersstraat 4,
‘ C e l l e b r o e d e r s k a p e l ’ Voor het eerst in 35 jaar heeft de
Vereniging een verwerving in de tweede monumentenstad van
Nederland. De Cellebroederskapel is een restant van een middeleeuws
klooster van lekenbroeders die zich wijdden aan de ziekenverzorging.
De geschiedenis van dit bijzondere, geheel in mergelsteen
opgetrokken gebouw vindt u beschreven in een apart artikel
van de hand van de heer Servé Minis, medewerker cultureel erfgoed
van de gemeente Maastricht. Na de verwerving begin 2006 van de
Heilige Geestkapel in Naaldwijk en na de in 1918 (sic) gekochte
kapel van Gageldonk, is dit het derde kerkgebouw in het bezit van
de Vereniging.
15
16
Makkum, Garages bij Turfmarkt 5 en 7 V a n u i t
kunst- of bouwhistorisch oogpunt behoeven deze twee garageboxen,
uit de jaren ’70 van de vorige eeuw, geen nadere beschrijving.
Als verkrijging zijn zij evenwel de moeite waard, omdat de
garages direct grenzen aan het achterterrein van onze panden Turfkade
5 en 7 te Makkum. De heer P.J. Tichelaar schonk deze panden
in 1999 aan onze Vereniging en het eigendom van de twee garages
vergroot de verhuurbaarheid van de twee huizen. Wij zijn dan ook
dankbaar dat de heer Tichelaar de garages aan zijn eerdere schenking
heeft toegevoegd.
Naaldwijk, Heilige Geesthofje 1-12 De stichting
van dit hofje in de dorpskern van Naaldwijk, iets ten zuiden van de
Hervormde Kerk en de Kerkring, gaat terug tot de late middeleeuwen.
Het hofje behoort daarmee tot de vroegste instellingen van
liefdadigheid die in ons land bewaard zijn. In 1496 overleed
Hendrik IV, heer van Naaldwijk. Hij liet een bedrag na aan de
‘Heilige Geest’, het kerkelijk armenbestuur, tot huisvesting van vijf
arme mannen. Van dit bedrag werden, op een erf dat voorheen
behoorde bij de pastorie, vijf woningen gebouwd. Later is deze
bebouwing uitgebreid met nog eens vijf woningen voor mannen en
tien woningen voor vrouwen, zodat een complex van twintig
woningen ontstond. De woningen liggen in rijen aan weerszijden
van een grote binnenhof die wordt afgesloten door een éénbeukige
kapel met een driezijdige sluiting, gewijd aan de Heilige Geest. Na
Naaldwijk, Heilige Geesthofje. (foto HdK)
de reformatie werden de huisjes beheerd door een stichting met de
naam het ‘Domaniale Oude Mannen- en Vrouwenhuis’. Nadat
Prins Frederik Hendrik, die in de omgeving van Naaldwijk zijn
jachtslot Honselaarsdijk liet bouwen, in 1612 eigenaar werd van de
heerlijkheid Naaldwijk, trad hij op als beschermheer van het hofje.
In 1627 en 1631 werden door hem stichtingsbrieven afgegeven en
het financiële beheer kwam onder toezicht van een rentmeester die
door de Prins van Oranje zelf werd benoemd. In 1641 werd het wapen
van Frederik Hendrik geplaatst boven de ingang van de kapel,
waarschijnlijk bij gelegenheid van een gedeeltelijke vernieuwing van
het gebouw. De kapel werd in 1807 door Koning Lodewijk Napoleon
in gebruik gegeven aan de Nederlands Israëlitische
gemeente te Naaldwijk, die het gebouw als synagoge gebruikte tot
circa 1920. Vanaf 1935 was het streekmuseum er in ondergebracht.
Momenteel wordt de kapel verhuurd voor concerten en exposities
en wordt zij door de gemeente Westland gebruikt als trouwlocatie.
De huisjes bleven altijd in gebruik als woningen voor oude van
dagen, die er tot op de dag van vandaag kosteloos mogen wonen.
De huidige bebouwing gaat waarschijnlijk geheel terug tot de eerste
helft van de 17de eeuw. De gevels zijn opgetrokken in gele ijsselsteen
onder toepassing van fel rode baksteen voor de bogen boven
de vensters. De woningen liggen onder een doorlopend zadeldak
waaruit om de twee vensters een met een topgevel beëindigde aankapping
naar voren steekt. Verschillen tussen de noord- en de zuidvleugel
geven aan dat het complex niet in één bouwfase tot stand
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
kwam. De noordvleugel bestaat uit en reeks van elf woningen met
in totaal 5 topgevels. De middelste is uitgevoerd als tuitgevel en
wordt bekroond door een overhoeks geplaatste toppilaster. De
overige vier hebben eenvoudige puntgevels met vlechtingen. Deze
woningen kunnen nog dateren van omstreeks 1600. De woningen
aan de overzijde zijn wat kloeker in uitvoering en ook ontbreekt
daar het afwijkend uitgevoerde middentopje. Waarschijnlijk werd
deze reeks gebouwd of herbouwd in de tijd van Frederik Hendrik,
rond 1630.
Een merkwaardigheid die zich aan beide zijden van de binnenhof
voordoet, is dat de indeling van de gevels niet synchroon loopt met
de indeling van de woningen daarachter. Ieder huisje bestond uit
een woonkamer met een deur en een raam en een stookplaats tegen
de zijgevel. De achterwand werd ingenomen door een bedstede en
een kast waarin de trap naar de zolder was opgenomen. De voordeuren
van twee woningen zijn steeds bij elkaar gezet onder een
geveldeel met een topgevel. De scheiding tussen twee woningen
bevindt zich daardoor midden achter de topgevels en sluit op
zolderniveau aan op de middenstijl van het centraal geplaatste kruiskozijn.
Deze kruiskozijnen werden om die reden niet gewijzigd bij
een modernisering van de vensters in het midden van de 19de
eeuw. Bij een restauratie in de jaren ‘60 van de vorige eeuw werden
de woningen twee aan twee samengevoegd, waarbij één van de kamers
als keuken in gebruik werd genomen. De huisjes bezitten nog
belangrijke resten van hun 17de-eeuwse interieur. Bij de genoemde
restauratie werden de schouwen uit de 19de eeuw vervangen door
stookplaatsen met houten rookkappen naar 17de-eeuws model.
Rouveen, Oude Rijksweg 264 De Vereniging is eigenaar
geworden van een kleine 19de-eeuwse boerderij in de plattelandsgemeente
Staphorst-Rouveen. Boerderijen worden door de
Vereniging slechts mondjesmaat aangekocht. De reden is vooral dat
één van onze belangrijkste uitgangspunten voor restauraties – het
herbestemmen van een gebouw zoveel mogelijk in overeenstemming
met het oorspronkelijke gebruik – hier bijna niet te verwezenlijken
is. Het bedrijfsgedeelte van een boerderij is doorgaans drie of
vier maal zo groot als het woongedeelte en als de Vereniging benaderd
wordt voor een verwerving is de boer over het algemeen reeds
lang uit het gebouw vertrokken.
Uitzonderingen worden gemaakt voor boerderijen die in de oorspronkelijke
staat verkeren en daardoor een sprekend voorbeeld zijn
van het boeren en wonen in een bepaalde periode. Omdat boerderijen
per regio zeer verschillend zijn, wordt gestreefd naar spreiding.
Deze boerderij ligt in de arme landbouwgebieden op de grens van
het waterrijke veengebied rond Vollenhove en Zwartsluis en de hoger
gelegen delen van Overijssel en Drenthe. Het betreft een dwars-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Rouveen, Oude Rijksweg 264. (foto RACM)
deelboerderij met het woongedeelte en de schuur onder één doorlopend
rieten dak. De woning bestaat uit één kamer, waarin werd
geleefd, gekookt en geslapen. De constructie bestaat uit een driebeuk
met ankerbalkgebinten. De hoge middenbeuk werd gebruikt
voor het optasten van de oogst. In de lage zijbeuken, tussen de stijlen
van het gebint en de buitenwanden, zijn in het woongedeelte de
bedsteden getimmerd en in de schuur de hokken voor varkens en
kleinvee. Dergelijke boerderijen werden volgens een vast schema,
waaraan in de 18de en 19de eeuw nagenoeg niets veranderde, opgetrokken
onder leiding van de dorpstimmerman. Bij de bouw werd
door de opdrachtgevers, samen met buren en familie meegetimmerd
om de kosten te drukken. Bij de rijkere voorbeelden werd
voor de in Staphorst geliefde bonte beschildering van het interieur
een schilder van buiten ingehuurd. Bij de meer eenvoudige hoeves
werd de beschildering door de vrouw des huizes zelf uitgevoerd.
Aanvankelijk lagen zowel Rouveen als Staphorst meer naar het westen
in de ontgonnen veengebieden aan de oostzijde van het Zwarte
Rouveen, Oude Rijksweg 264. Bedstede grenzend aan het woonvertrek.
(foto RACM)
17
18
Rouveen, Oude Rijksweg 264,
interieur klompenmakerij. (foto RACM)
Water. Inklinken van het veen maakte gaandeweg de landbouw onmogelijk,
waardoor de nederzettingen tot tweemaal toe in oostelijke
richting werden verschoven. Vanaf circa 1600 lagen de dorpen,
die in de 18de eeuw in één schoutambt werden verenigd, op hun
huidige plaats. De bebouwing lag geheel aan weerszijden van de
Nieuwe Dijk (Oude Rijksweg), die een belangrijke verbinding
vormde tussen Zwolle en het noorden van het land. Aan de karakteristieke
dorpsstructuur met diepe percelen dwars op de dijk is het
oude verkavelingspatroon nog herkenbaar. Deze percelen waren
oorspronkelijk een stuk breder dan nu. Welvaartstoename in de
18de eeuw, die het gevolg was van de toegenomen vraag naar zuivelproducten,
in combinatie met het lokaal gangbare erfrecht, zorgde
ervoor dat de percelen in de lengterichting werden opgedeeld:
bij overlijden van de ouders hadden alle zonen recht op een gelijkwaardig
perceel, met een droog gedeelte aan de dijk waar gebouwd
kon worden. Het gevolg was dat de percelen werden versmald totdat
verdere opdeling niet meer mogelijk was. Nog in de 18de eeuw
was er aan de dijk al geen ruimte meer voor nieuwe boerderijen.
Noodgedwongen bouwde men vanaf dit moment de nieuwe boerderijen
achter de oude, zodat op de smalle percelen tot drie of vier
boerderijen achter elkaar kwamen te liggen. Ontsluiting geschiedde
door middel van ‘de steeg’ een gemeenschappelijk pad langs de
boerderijen dat de dijk verbond met het land. Een rampzalige overstroming
in 1825, verwoestte een groot deel van de oude boerderijen
in het gebied. De meeste boerderijen aan de Oude Rijksweg dateren
in hun huidige toestand uit de 19de eeuw. Oude Rijksweg
264 werd herbouwd omstreeks 1850. Het gebouw ligt aan de voorzijde
van het perceel, met een voortuin grenzend aan de dijk, en
moet dus op de plaats zijn gekomen van een ouder bouwwerk,
waarvan een deel van de houtconstructie in de schuur kan zijn hergebruikt.
De voorgevel en een gedeelte van de zijgevels zijn gemetseld.
De schuur is grotendeels van hout en heeft een beplanking van
gepotdekselde delen. De voorgevel heeft een voordeur met bovenlicht,
waarin de traditionele Staphorster levensboom. Deze deur,
Grote schouwkap tussen de vensters
van de voorgevel. (foto RACM)
waarmee men rechtstreeks in het
woonvertrek komt, werd nauwelijks
gebruikt. In het dagelijks
verkeer ging men binnen via de
deel aan de zijde van de steeg.
Naast de voordeur zijn hoge ramen
met een roedenverdeling en
luiken. De ruimte tussen de ramen
wordt aan de binnenzijde
geheel ingenomen door een houten
rookkap waaronder het vuur
brandde.
Deze rookkap sluit aan op een houten kanaal, dat door de kap is
versleept naar een plek achter het wolfseind op de nok van het dak.
Een plaatselijke eigenaardigheid is dat niet alleen schouwkap en
rookkanaal in hout zijn uitgevoerd, maar zelfs het bovendakse deel
van de ‘schoorsteen’.
De buitenstijlruimte wordt aangelicht door twee kleine vensters,
waarvan de linker behoort bij de opkamer en de rechter bij een kleine
berging. Onder het wolfseind zijn nog twee kleine raampjes die
licht brengen op de zolder boven de woonkamer. Deze zolder
waarover de rook van het vuur vrij kon circuleren, staat – door het
ontbreken van een echte brandmuur tussen woon- en bedrijfsgedeelte
– in open verbinding met de schuur.
De woonkamer is geheel ingedeeld en behandeld naar de regels van
de plaatselijke traditie. De vloer is belegd met rode en zwarte
plavuizen. Aan de linkerzijde bevindt zich een kleine opkamer met
tegen de achterwand de meisjesbedstee. Daarachter ligt de melkkamer,
van waaruit de kelder onder de opkamer toegankelijk is. Aan
de tegenoverliggende zijde liggen twee dubbele bedsteden waarvan
die, tegen de voorgevel, is gecombineerd met een kleine berging.
Het hele huiselijke leven speelde zich af rond en onder de grote
rookkap, die circa twee meter de kamer insteekt. Meubilering en
beschildering vonden plaats naar vaste schema’s. Tussen de voordeur
en de schouwkap staat, haaks op de voorgevel de ‘spinde’, een
platte kast die de warmte van het vuur binnen de woning moest
houden. Tegen de achterwand stond op een gemetselde verhoging
een kabinet met kostbaarheden. Het hele interieur is geschilderd in
okertinten, als een zeer eenvoudige afgeleide van een wortelnotenimitatie.
Op de muren zijn door middel van zelfgeknipte sjablonen
rode en groene decoraties aangebracht. De binnenzijde van de
voorgevel is als enige wand voorzien van een betegeling, met siertegels
ter plaatse van de achterwand van de schouw.
Achter het woongedeelte ligt de (dwars-)deel met baanderdeuren
aan de zijde van de steeg en een beklinkerde spoelplaats aan de zijde
van de melkkamer. Achter de deel is de koestraat. De koeien ston-
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
den met hun koppen naar de deel. Achterlangs is een mestgang die
met lage deuren is geopend naar de zijde van de steeg. Boven de
deel en de koestal is door middel van slieten een primitieve zoldervloer
gecreëerd waar een deel van de oogst kon worden geborgen.
De rest van de schuur bestaat uit twee grote vakken waarvan de eerste
gebruikt kan zijn als potstal en de tweede als hooitas en wagenberging:
de dubbele deuren naar de steeg zijn hier teruggelegd,
zodat de vrije hoogte groter werd en het makkelijker was vanuit de
steeg de schuur binnen te draaien. In de buitenstijlruimte bevonden
zich hokken voor varkens en kleinvee. Geheel links achter in de
schuur is een kleine ruimte afgetimmerd die in de wintermaanden
werd gebruikt als klompenmakerij.
De boerderij werd in deze vorm nog bewoond en gebruikt tot
enige jaren geleden. Zij herbergt door haar authenticiteit een schat
aan gegevens over het traditionele leven op het platteland van Overijssel
in de 19de en vroege 20ste eeuw. Van veel oude boerderijen
gaat momenteel het interieur verloren doordat binnen het oude
casco twee moderne woningen worden gerealiseerd. Hier zal dat,
dankzij de steun van het SNS REAAL Fonds niet het geval zijn.
Schoonhoven, Bij de Watertoren 25,
W a t e r t o r e n Deze in 1900 in neorenaissancestijl opgetrokken
watertoren is een van de rijkste en best bewaarde van ons land.
Den Helder, Molenstraat 63. Gang achter de voordeur
tijdens en na de restauratie. (foto’s HdK)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
De boeiende geschiedenis van de oorspronkelijke bouw en de
restauratie van bijna honderd jaar later is beschreven in een aparte
bijdrage van de hand van L.P. Ouweneel van de Stichting Behoud
Watertoren Schoonhoven.
Restauraties recent
verworven panden
Den Helder, Molenstraat 63 Omdat Molenstraat 63
geen enkele monumentenstatus heeft, kon direct worden begonnen
met deze restauratie. De topgevel aan één zijde van het huis was geheel
verdwenen; die is opnieuw opgemetseld, waardoor het dakvlak
weer tussen twee gevels kwam te liggen (zie afb. pag. 13). De kap
zelf, die recent van nieuwe pannen was voorzien, is hersteld en weer
belegd met oude pannen. Daarbij zijn tevens de goten vervangen.
Aan de gevels is metsel- en stucwerk gerepareerd en zijn de schuiframen
vernieuwd. De grootste ingreep heeft zich echter binnen
afgespeeld. Bij de ontmanteling bleek dat alle balkkoppen van het
verdiepingvloertje waren afgerot. Deze waren bij de bouw in het
halfsteens-buitenmuurtje opgelegd, hetgeen technisch en constructief
volstrekt ontoereikend was. Teneinde zo min mogelijk ruimte
te verliezen is besloten inwendig een houten skelet als versteviging
langs de muren aan te brengen,
waarmee de restanten van de balklaag
konden worden opgevangen.
Hiervoor moest de 19de-eeuwse
betimmering worden weggenomen,
om na afloop weer op de oude plaats
te worden teruggezet. Toen het huis
op die wijze weer stevigheid had verkregen,
is de balklaag van de begane
grond vervangen en van een betere
ventilatie voorzien. De indeling van
dit kleine huis, met zijn bedsteden,
kon geheel bewaard blijven. Overal
is de oude kleurstelling teruggebracht.
Tegelijkertijd is het huis van een
nieuwe elektrische en c.v. installatie
voorzien. Een eigentijdse (maar aangepaste)
keuken kon, samen met een
badkamertje, worden ondergebracht
in de aanbouw achter het huis. Het
werk was begin 2007 gereed en
stond geheel onder eigen directie.
19
20
Heiloo, Kennemerstraatweg 278, buitenplaats
‘Nijenburg’, Koetshuis Het koetshuis van de buitenplaats
‘Nijenburg’ is waarschijnlijk gebouwd tussen 1715 en 1720. Het
bestond uit drie delen: een hoog middendeel en twee lagere zijvleugels.
In het middendeel stonden, aanvankelijk over de volle breedte,
de paarden, terwijl zich daarboven de hooizolder bevond. De beide
zijvleugels vormden primair stalling voor de wagens en koetsen.
Tussen de paardenstal en de wagenstalling was aan beide zijden een
kamer met een bijzondere bestemming. Links van de middenpartij
is die functie nog afleesbaar, die van tuigkamer. Rechts is de oorspronkelijke
functie onduidelijk, maar waarschijnlijk is het een werkplaats
geweest. Naast de lage zijvleugels bevinden zich ommuurde
m e s t p l a a t s e n .
Het koetshuis was gebouwd op de voorspoed. Al snel bleek de werkelijkheid
minder groots en het koetshuis werd onderverdeeld in
kleinere ruimtes, te beginnen met de paardenstal zelf. Links van de
middendeur werd een houten schot geplaatst en hier werd een
nieuwe werkplaats in gebruik genomen. De oude werkplaats heeft
verschillende functies bekleed, om in de 19de eeuw te eindigen als
b o k k e n s t a l .
Deze ruimtelijke indeling is als uitgangspunt gekozen bij de huidige
restauratie. De functie-eis was na zorgvuldige afweging die van één
woning. Alle andere oplossingen zouden de rust van het landgoed
geweld aandoen of het koetshuis te veel aantasten. Gevolg van deze
keuze was wel dat de huuropbrengst ten opzichte van een kantoorof
gecombineerde bestemming relatief laag zou zijn. Deze keuze
kon dan ook pas worden doorg evoerd nadat het SNS REAAL
Fonds had besloten dit project financieel te steunen. Op 28 september
kon een delegatie van bestuur en directie van het SNS REAAL
Fonds het startsein geven voor deze bijzondere restauratie.
Bij de herbestemming stelden wij onszelf als aanvullende eis, dat het
koetshuis werkelijk niets van zijn oorspronkelijke uiterlijk en structuur
mocht verliezen. Dus geen muuropeningen op plaatsen waar
zij niet zaten en geen verplaatsing van binnenmuren. Bij een gebouw
dat voor het grootste deel alleen ramen in de voorgevel heeft,
is deze eis voor een herbestemming lastig. De achtergevel van de
latere woon- en slaapkamer zouden immers geheel blind moeten
blijven. Met lichtkokers is langs de achtergevel vanaf het dak daglicht
in de ruimte gebracht.
Om de koetshuisruimtes aangenaam te maken voor gebruik als
woonruimte, is in de verschillende kamers de vloer omhoog
gebracht. Hierdoor kwam meteen onderliggende ruimte beschik-
Heiloo, koetshuis Nijenburg. Interieur paardenstal voor en na de herbestemming tot woning. (foto’s ACM HdK)
Heiloo, koetshuis Nijenburg. Achteraanzicht
na restauratie. (foto HdK)
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
baar om leidingen en verwarming te verbergen. Uiteindelijk is in
het koetshuis een fantastische woning gerealiseerd, met een woonkamer,
eetkamer en keuken aan de ene zijde van de entree en een
slaap- met badkamer aan de andere zijde.
De voormalige koets- en wagenstalling blijft die functie behouden,
thans als garage voor fiets en auto.
Als sluitstuk van dit werk worden begin 2007 de twee lange tuinmuren,
die de enorme moestuin achter het koetshuis begrenzen,
grondig gerestaureerd. Één ervan, die dreigt om te vallen, moet
daartoe vrijwel geheel worden afgebroken en opnieuw opgemetseld.
De realisering van deze restauratie geschiedt onder eigen directie.
Veere, Kaai 2-4 ‘Campveerse Toren’ Geheel in lijn
met de belofte aan de gemeente Veere is direct na de overname
eind 2005 een aanvang gemaakt met de noodzakelijke restauratie
van de ‘Campveerse Toren’. In het voorjaar is het oudste bouwdeel,
de toren zelf uit 1500, grondig gerestaureerd. Vrijwel al het voegwerk,
veel metselwerk en op verschillende plaatsen het natuursteenwerk,
is vervangen. De meeste muurankers bleken door roest te zijn
aangetast en zijn hersteld. Alle goten en hemelwaterafvoeren zijn
vernieuwd of aangebracht op plaatsen waar deze ontbraken. Tijdens
het werk kwamen twee oude schietgaten achter de buitenste metselwerkschil
tevoorschijn. Ook die zijn weer in het zicht gebracht.
Veel houtwerk aan goten, ramen en kozijnen was verrot en moest
worden vervangen. Vervolgens is al het houtwerk geschilderd en zijn
op verschillende plaatsen duivenwerende maatregelen genomen.
In het najaar is de uitbouw uit 1731 op dezelfde wijze onder handen
genomen. Hier was, vanwege de latere bouwperiode, oorspronkelijk
ander voegwerk toegepast. Bij een vroegere restauratie was
dat onderscheid verdwenen en waren de 18de-eeuwse stenen fors
beschadigd. Door nu in het bouwdeel uit 1731 een gesneden voeg
aan te brengen, tegenover de platvolle voeg uit 1500, is het oude
beeld hersteld. Het verschil in bouwtijd, dat zich al verraadt door
een afwijkende kleur steen, is thans verder benadrukt door de ramen
en kozijnen in de twee bouwdelen in onderscheidende kleuren
af te werken.
Overigens is er bij de uitvoering sterk voor gewaakt dat de oude
toren al te ‘nieuw’ zou worden. Alle onderdelen die hergebruikt
konden worden zijn opnieuw in het werk toegepast.
Aan het einde van het jaar is de gehele verwarmingsinstallatie herzien
en grotendeels vervangen. Daarbij diende een technisch lastig
vraagpunt van een zeer oude heteluchtverwarming te worden opgelost.
Uiteindelijk kon hiervoor een bevredigende oplossing worden
g e v o n d e n .
Begin 2007 zal het werk worden afgerond met de geveldelen rondom
de ingangspartij. Deze restauratie stond onder eigen directie.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
L i n k s : Koetshuis Nijenburg, herbouwde mestplaats met
op de voorgrond het ‘winterluik’ van het bovenlicht van
de koetsenstalling. (foto HdK)
O n d e r : Veere, Campveerse Toren, voorzijde tijdens
de restauratie. (foto HdK)
Valkenburg, St. Pieterstraat 2a, ‘Oude Molen’
Voor het derde achtereenvolgende jaar is intensief gewerkt aan de
restauratie van dit molencomplex. Aan het einde van het jaar waren
het molengebouw zelf en de beide woningen geheel gereed. Ook
een hoge tuinmuur, die grotendeels in mergel is uitgevoerd, kon
worden hersteld. Na enige aanvangsperikelen is dit werk, mede
dankzij de medewerking van de RACM en vele fondsen, tot een
goed einde gebracht. Een rotte kies in het stadsbeeld van Valkenburg
is getransformeerd tot een potentieel juweel. De toevoeging
‘potentieel’ is vooralsnog op haar plaats, omdat thans de opdracht
voorligt om de molen daadwerkelijk in functie te krijgen. Hiervoor
is inmiddels een vrijwillige molenaar aangetrokken. Onder zijn leiding
zal één van de twee oorspronkelijke maallijnen geheel worden
hersteld. De prioriteit ligt daarbij op het in werking zetten van de
aanwezige maalstenen, die gelukkig nog in goede staat verkeren.
Door het geleidelijk aan herstellen van de overige machines, alle
21
22
Vierpolders, ‘Esterenburgh’, eerste zolder
voor en na restauratie. (foto’s HdK)
nog uit 1912 (!), zal in de komende jaren steeds een stukje van de
oorspronkelijke productielijn aan het proces worden toegevoegd.
De restauratie staat onder leiding van het bureau SATIJNplus Architecten
te Gronsveld en wordt afgezien van de restauratiesubsidie
van het Rijk, financieel gesteund door (in volgorde van de grootte
van de bijdrage) het VSBfonds Utrecht, de Gemeente Valkenburg,
de Provincie Limburg, het Bouwcultuurfonds Zuid-Nederland en
het Prins Bernhard Cultuurfonds.
Vierpolders, Middelweg 5, ‘Esterenburgh’
Nadat in 2005 het casco van het gebouw grondig onderhanden was
genomen, is in 2006 een begin gemaakt met het inbouwen van de
woning en de restauratie van de interieurs. Op de grote zaadzolder
zijn door middel van houten scheidingswanden drie slaapkamers en
een badkamer afgetimmerd. De maat van deze vertrekken is zodanig
gekozen dat de opbouw van de kap zichtbaar blijft en dat de
ruimtewerking van een grote onverdeelde zolder in tact blijft. Op
de begane grond is de oude ‘heerschapskamer’, de kamer boven de
melkkelder, zoveel mogelijk hersteld naar de oude 18de-eeuwse
toestand. Een bijzonderheid is dat de oorspronkelijke deur met
kozijn, tussen deze kamer en het oude voorhuis, achter een latere
wandafwerking nog aanwezig was en kon worden hersteld. De
kamer, die in de voor- en de zijgevel nog de oorspronkelijke schuiframen
bezit, is opnieuw afgeschilderd in de teruggevonden blauwe
kleurstelling die behoort bij de 18de-eeuwse periode. De woonkamer
en de salon werden zoveel mogelijk hersteld naar hun laat-
19de-eeuwse toestand, die in deze vertrekken dominant aanwezig
was. In de woonkamer bleek dat op de plaats van het huidige
schouwtje, drie voorgangers aanwezig waren geweest, waarvan
belangrijke resten van de oude betegeling nog aanwezig waren.
De oudste schouw correspondeerde met de grote raveling voor het
rookkanaal in de balklaag. De 18de-eeuwse bouwsporen werden
hier gedocumenteerd en zijn opnieuw weggewerkt achter betengelde
wanden. De geschilderde houtimitaties op venters, deuren,
plafond en de bedsteewand zijn gedeeltelijk hersteld en gedeeltelijk
opnieuw aangebracht. Qua tijdsbeeld hoort de voorkamer aan de
linkerzijde bij dezelfde periode als de woonkamer. Door de familie
werd deze kamer zonder stookplaats of bedsteden aangeduid als de
salon. Onder de bestaande houten vloer gingen twee verrassingen
schuil. Op een lager niveau, behorend bij de periode van 1738, lag
een grotendeels gaaf bewaarde plavuizenvloer van rode en zwarte
tegels, gelegd in een diagonaal patroon. Besloten werd deze vloer
op te nemen en te gebruiken voor het herstel van de gangvloer en
de keukenvloer. In de keuken werd het diagonale patroon van rood
en zwart opnieuw toegepast. Bij het uitnemen van de plavuizen
werd op een nog lager niveau straatwerk aangetroffen in rode klinkers
met in de hoek de restanten van een stookplaats op de vloer.
Dit moet een restant zijn van de 17de-eeuwse ‘Esterenburgh’, die
volgens de bronnen in 1738 door het huidige bouwwerk werd vervangen.
Alle restanten zijn opgemeten en gefotografeerd. Daarna is
opnieuw een houten vloer aangebracht op het niveau dat behoort
bij de huidige raamindeling. De kamer is net als de woonkamer
opnieuw betengeld en behangen. Bij het schrijven van dit verslag is
het huis gereed voor de verhuur. Het werk stond onder eigen directie
en werd ter plaatse intensief begeleid door J.M. van Ardenne uit
V l a a r d i n g e n .
Restauraties bestaand bezit
Amsterdam, Kerkstraat 290 Het huis is de middelste
van een rijtje van drie (288 tot en met 292) met gemeenschappe-
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
lijke bouwmuren dat in zijn geheel in omstreeks 1691 werd gebouwd.
Nummer 290 was oorspronke lijk verdeeld in een kelderwoning,
benedenhuis en een bovenhuis. Het benedenhuis bezat
inmiddels een grotendeels 19de-eeuwse indeling. Naast de entree is
een zijkamer met daarachter de woonkamer. Langs de woonkamer
loopt een smalle gang naar achteren, die uitkomt in een kleine
uitgebouwde achterkeuken met provisiekelder en zoldertje. Deze
uitbouw is in de 20ste eeuw verhoogd met een keuken voor het
bovenhuis. Het oude zoldertje werd daarbij een insteek verdieping
voor het benedenhuis en is nog steeds toegankelijk via een spiltrapje
in de hoek van de keuken. De huidige situatie laat in grote lijnen
nog de oude indeling van het huis zien, waarbij de woonkamer een
overblijfsel is van de 17de-eeuwse binnenhaard.
In de jaren ’60 van de 20ste eeuw is een serre toegevoegd, waarvoor
een groot deel van de achtergevel werd verwijderd. Verder
Vierpolders, ‘Esterenburgh’, interieur van de keuken
na restauratie. (foto HdK)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Vierpolders, ‘Esterenburgh’, interieur opkamer.
Herstel ‘blotevoetenmarmer’ in schoenmaat 36.
(foto HdK)
werd aan de keuken een toilet aangebouwd. Deze aanbouwen
deden afbreuk aan het oorspronkelijke karakter van het huis en zijn
bij de restauratie verwijderd. De achtergevel is teruggemetseld en
voorzien van een groot schuifraam. De afmetingen hiervan konden
nog uit bouwsporen worden herleid.
De kelder onder de keuken uitbouw was vroeger vanuit de keuken
toegankelijk. Bij de restauratie is deze verbinding tussen keuken en
souterrain hersteld. De oude kelderwoning in het souterrain was
niet meer bruikbaar en al lang geleden ontmanteld. Omdat bij de
restauratie Kerkstraat 290 is voorzien van een nieuwe fundering,
kon een deel van de kelderruimte meteen geschikt worden gemaakt
als slaapkamer en badkamer voor de woning op de bel etage.
De indeling van de vroegere kelderwoning is daarbij gerespecteerd.
Deze restauratie is onder eigen directie uitgevoerd.
Vierpolders, ‘Esterenburgh’, exterieur van de opkamer na restauratie.
Schuiframen met buitenluiken en vast bovenlicht. (foto HdK)
23
24
Amsterdam, Oz.-Voorburgwal 57, de kap van het voorhuis in vier stadia.
Van links naar rechts: het slopen van de later aangebrachte zolderverdieping
met fabrieksdaken; inspectie van de werkzaamheden door architect Arend
Meischke en uitvoerder Theo Leegwater; nieuwe kap onder constructie; achteraanzicht
in de richting van de Oude Kerk. (foto’s HdK)
Amsterdam, Oz.-Voorburgwal 57 Deze omvangrijke
restauratie is voor het leeuwendeel uitgevoerd in het verslagjaar
2006. Het bijzondere is dat dit huis, dat reeds in 1946 in eigendom
kwam van de Vereniging, nooit eerder werd gerestaureerd en min
of meer ‘in ruwe vorm’ tot ons is gekomen. De gevel aan de zijde
van de Voorburgwal is geheel gaaf bewaard en is – vanwege de afbeelding
in Architectura Moderna – de enige woonhuisgevel waar-
Amsterdam, Oz. Voorburgwal 57,
teruggevonden balklaag boven de voorkamer
van de bel etage. (foto HdK)
Korbeel met renaissance snijwerk. Onderdeel
van het houtskelet op de eerste verdieping van
het voorhuis. (foto HdK)
van vaststaat dat hij werd ontworpen door de naamgever van onze
Vereniging. Het huis achter de gevel is ouder en bevat de restanten
van een houtskelet, waarvan de datering tot voor kort niet bekend
was. In 1615, bij de bouw van de nieuwe voorgevel, werd het huis
uitgebreid met een achterhuis dat in 1633 in de breedte werd verdubbeld.
Het kolossale huis dat op deze wijze ontstond, werd omstreeks
1900 verbouwd tot sigarenfabriek. De drie 17de-eeuwse
kappen werden gesloopt en vervangen door
een opzetverdieping met fabrieksdaken, waarin
de tabaksbladeren te drogen hingen. Na de
Tweede Wereldoorlog werd het gebouw in
deze vorm betrokken door het kunstenaarsechtpaar
Cephas Stauthamer en Josje Smit,
die de grote tabakszolders in gebruik namen
als ateliers. Op deze wijze bleef het pand bewoond
tot 2003. Door mevrouw Smit werd
bij haar dood een kunstcollectie nagelaten
‘aan het pand’, tezamen met een geldbedrag
om de restauratie mogelijk te maken.
Door het lang uitstellen van de restauratie was
inmiddels duidelijk geworden dat het pand
onder geen beding gesplitst mocht worden in
een voor- en een achterhuis. Een dergelijke
splitsing ligt uit bouwkundig oogpunt dermate
voor de hand, dat tegenwoordig in bijna
het gehele bouwblok tussen Voor- en Achterburgwal
de historische connectie tussen de
burgwallen verloren is gegaan. Voorts was het
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
een vraagstuk op welke
wijze omgegaan diende
te worden met de herinnering
aan de tabaksindustrie,
die in brede
kring gewaardeerd
wordt als een karakteristiek
onderdeel van de
geschiedenis van dit
deel van de stad. Voor
voor- en achterhuis
werd uiteindelijk een
aparte afweging gemaakt.
Aan de achterzijde,
waar de oude geveltoppen
aan het begin
van de twintigste eeuw
waren gesloopt, werd de
toegevoegde verdieping met tabakszolder in tact gelaten. Deze
werd benut voor de bouw van een modern vormgegeven appartement
met een panoramisch uitzicht over de stad. Aan de voorzijde
was de ophoging van de kap dermate storend en het belang van de
gevel van Hendrick de Keyser in onze ogen zodanig groot, dat is
besloten de toegevoegde verdieping en de nieuwe kap geheel te slopen
en te vervangen door een kap die aansluit op de oude voorgevel.
Tot onze niet geringe verbazing werd door de diverse vergunningverleners
ingestemd met deze ingreep, zodat hij kon worden
u i t g e v o e r d .
Een verrassing tijdens de uitvoering van de restauratie was dat in
het voorhuis aanzienlijk meer bewaard bleek van het oude houtskelet
dan vooraf bekend was. Boven de begane grond kwam onder
een ondergehangen plafond een geheel gave balklaag van moer- en
kinderbinten te voorschijn compleet met het oude spreidsel en de
kopschotjes. Op de verdieping bleek achter een latere wandafwerking
ter plaatse van de achtergevel een compleet korbeel te zijn bewaard
met een gebeeldhouwde renaissanceversiering. Op basis van
deze vondst kan het houtskelet van dit huis worden gedateerd in de
tweede helft van de 16de eeuw. Dat zou betekenen dat de gevel van
dit oude huis al na circa vijftig jaar door de nieuwe voorgevel van
Hendrick de Keyser werd vervangen. Zowel op de begane grond als
op de verdieping maakte de balklaag van moer- en kinderbinten
deel uit van een volledig houtskelet. Ten tijde van het schrijven van
dit verslag zijn de werkzaamheden zo goed als voltooid en is tweederde
van het gebouw verhuurd. De restauratie stond onder leiding
van ir Arend Meischke te Amsterdam.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Venlo, Brouwersplaats 6, bakhuis.
Achteraanzicht na restauratie met doorkijkje naar
de binnenplaats van Grote Kerkstraat 19. (foto HdK)
Venlo, Brouwersplaats 6, bakhuis De restauratie van
dit kleine achterhuisje van het grote 16de-eeuwse pand Grote Kerkstraat
19-21 is in 2006 voltooid. Het pandje is door een tuin verbond
e n met een binnenterrein dat vanaf de openbare weg toegankelijk
is. Het is daardoor zowel te gebruiken in combinatie met het hoofdhuis
als geheel zelfstandig met een toegang langs de achterzijde. Dit
zelfstandig gebruik is een stuk dichterbij gekomen doordat het binnenterrein
is betrokken bij een stedenbouwkundige opwaardering
van dit deel van de binnenstad. Vooruitlopend op deze ontwikkeling
is aan ons bakhuis reeds een nieuw adres, Brouwersplaats 6
toegekend. Bij de restauratie, die onder leiding stond van architect
G. Selen te Venlo, is het huis ingericht tot een kleine bedrijfsruimte.
Vlissingen, Beursplein 11 Zoals vorig jaar aangekondigd,
resteerde van de restauratie van dit 17de-eeuwse beursgebouw
nog een tweede fase, waarin de keuken, thans in het achterhuis op
de begane grond, verplaatst diende te worden naar de kelder. De
oude locatie van de keuken had tot gevolg dat het achterhuis een
volledig geblindeerde gevel op de begane grond had. Door de
keuken daar weg te halen konden de vensters weer worden opengewerkt.
Daarvoor diende wel de gehele begane grond balklaag te
worden verlegd. Aangezien het achterhuisje in 1935, na een brand,
geheel nieuw was opgetrokken, bestond tegen deze ingreep in historisch
en monumentaal opzicht geen bezwaar. Als gevolg van deze
ingreep kon de begane grond van de Beurs zelf worden heringedeeld
en ontdaan van alle latere toevoegingen. Het werk is begin
2007 afgerond en stond onder eigen directie.
25
26
F i n a n c i ë n
De huuropbrengst bedroeg in 2005 e 6.164.195. De huurindexatie
per 1 januari 2006 bedroeg 1,7%, de huurverhoging per 1 juli 2006
bedroeg gemiddeld 2,8%.
In 2006 bedroegen de totale exploitatiekosten e 3.026.709. Hiervan
had e 2.611.602 direct betrekking op onderhoudswerk (zo’n
3% meer dan in 2005) en de rest op vaste lasten. Wanneer het onderhoud
wordt afgezet tegen de huurinkomsten, ging in 2006 42%
van de huurinkomsten direct weer terug naar het reguliere onderhoud.
Dit is verhoudingsgewijs iets minder dan in het voorgaande
jaar (2005: 45%). Het aandeel vaste lasten bedroeg 7% (6% in
2005), waardoor de totale exploitatiekosten 49% van de huurinkomsten
(tegen 51% in 2005) vergden.
Aan 19 panden is in 2006 voor meer dan e 25.000 aan onderhoud
besteed. In 7 gevallen daarvan overschreed het onderhoud de
e 50.000, te weten:
A m s t e r d a m
Keizersgracht 743
Driebergen Rijsenburg
Hoofdstraat 89, Buitenplaats Sparrendaal
’ s - G r a v e n h a g e
Statenlaan 4
H e i l o o
Kennemerstraatweg 278, Buitenplaats Nijenburg
N a a r d e n
Kloosterstraat 11
S c h e v e n i n g e n
Zwaardstraat 16, Derde Ambachtsschool
S c h i e d a m
Hofje van Belois
Aan het bovenstaande dient te worden toegevoegd dat de totale
restauratiekosten in 2006 (aan ouder bezit en aan recente verwervingen
tezamen) e 3.526.381 bedroegen, te verminderen met
e 842.791 (24%; in 2005 34%) aan te verwachten subsidies, zodat
e 2.683.590 resteert als eigen aandeel.
Aan onderhoud, vaste lasten en restauratie samen heeft de vereniging
dit verslagjaar derhalve e 6.553.090, zijnde 6% meer dan de
ontvangen huurinkomsten, direct weer in haar panden geïnvesteerd.
Daarbij zijn de financierings- en personeelslasten buiten beschouwing
gelaten.
In 2006 is uit hoofde van donaties, giften, legaten en erfstellingen
een bedrag van e 1.438.809 verantwoord. Dit bedrag is als volgt te
specificeren:
S c h e n k i n g e n v o o r t v l o e i e n d
uit de overdracht van panden e
Amsterdam, Herengracht 241 5 5 0 . 0 0 0
Makkum, garage Turfmarkt 5-7 5 0 . 0 0 0
Dordrecht, Bolwerk 2 8 2 2 . 3 2 5
N a l a t e n s c h a p p e n / l e g a t e n
Mw. J.P.B. Wolfsheimer 1 . 9 6 4
Mw. W.C.D. de Jonge van Ellemeet 1 1 . 3 4 5
C. Lit 5 . 0 0 0
S c h e n k i n g e n
H.J. de Bijll Nachenius 2 . 0 0 0
M.A.M. Kortenbout van der Sluijs 3 . 0 0 0
H.C.J. Prins 1 . 0 0 0
G.T.J. van Rijn en M. Kerkhoff 2 . 0 0 0
P.J. Tichelaar 3 . 6 0 0
S.F. Winkel 6 . 0 0 0
De Leeuwenberg Stichting 1 . 0 0 0
Thurkow Fonds 1 . 5 0 0
Overige donaties en giften 1 . 7 2 3
1 . 4 6 2 . 4 5 7
Kosten i.v.m. schenkingen en nalatenschappen 2 3 . 6 4 8
1 . 4 3 8 . 8 0 9
Naast bovenstaande bijdragen van particulieren ontving Vereniging
Hendrick de Keyser in 2006 opnieuw steun van één van de Goede
Doelen Loterijen. De BankGiro Loterij steunde de Vereniging met
e 800.000 waarmee een bod werd uitgebracht op een zeer bijzonder
huis in Amsterdam (waarvan de verwerving niet kon worden afgerond)
en in Dordrecht Wijnstraat 127 kon worden aangekocht.
V e r e n i g i n g s z a k e n
L e d e n
Per 31 december 2006 telt onze Vereniging 2.860 leden (ultimo
2005: 2.741 leden). Vorig jaar werd op deze plaats de verwachting
uitgesproken, dat de kleine teruggang die toen optrad tijdelijk zou
zijn. In 2006 zou de Vereniging immers starten met het nieuwe
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
programma ‘Toegankelijke panden’. Gelukkig brengt dit programma,
dat nog in de kinderschoenen staat, inderdaad met zich mee
dat het aantal leden weer een stijgende lijn vertoont. Niet in de laatste
plaats heeft ook de publiciteit rondom het programma BankGiro
Loterij Restauratie direct tot aanmelding van extra leden geleid.
De contributieopbrengst bedroeg aanzienlijk meer dan voorgaande
jaren: e 73.713 (2005: e 65.956).
Algemene Vergadering voor leden
Op 22 juni is in de panden van het Bijbels Museum aan de Herengracht
366-368 te Amsterdam de Algemene Ledenvergadering gehouden.
Deze begon met het herdenken van ons oud-bestuurslid
de heer A.G. Schulte en ons lid en zeer trouwe vergaderingbezoeker
de heer J.F. Belmon.
Vervolgens verliep de vergadering op een andere wijze dan gebruikelijk.
Tijdens het doornemen van de verschillende agenda-onderdelen
werd door de directeur steeds een korte toelichting gegeven
met beeldmateriaal. Hierdoor werd het verslag duidelijker en
konden tijdens de verantwoording direct relevante vragen worden
g e s t e l d .
Bij de bespreking van het Jaarverslag 2005 werden de belangrijkste
restauraties en verwervingen getoond. Bij het bespreken van de jaarcijfers
kwamen enkele meerjaren-overzichten in grafiek in beeld.
Voor het eerst werd ook de begroting voor het komende jaar getoond,
met de verwervingen en restauraties die in 2006 zijn voorgenomen.
Deze wijze van illustratie werd door de meerderheid van
de aanwezigen zeer gewaardeerd.
Na de toelichting van het bestuur op het jaarverslag en de jaarcijfers
werd het verslag van 2005 aangenomen. De aanwezigen verleenden
het bestuur en de commissarissen décharge terzake van het in 2005
gevoerde beleid.
Na afloop van het officiële gedeelte van de jaarvergadering genoten
de leden van een rondgang door het Bijbels museum en werd onder
het genot van een drankje nog enige tijd nagepraat.
Benoemingen en herbenoemingen
Tijdens de vergadering wees één van de leden op een procedureprobleem.
Volgens het rooster van aftreden, zoals dat in het jaarverslag
was vermeld, stond de heer P.B. de Bruijn als aftredend in 2006.
De agenda van de vergadering vermeldde echter géén herbenoeming
van de heer De Bruijn.
De oorzaak van het misverstand lag in de benoeming in 2003 van
de heer De Bruijn, toen al lid van het bestuur, tot voorzitter van
onze Vereniging. Anders dan geldt voor de overige bestuursfuncties,
wordt de voorzitter door de Ledenvergadering in functie
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
benoemd. Daardoor is het jaar van de herbenoeming van de heer
De Bruijn (na vier jaar) op 2007 gekomen, in plaats van 2006.
Deze wijziging had moeten worden doorgevoerd in het jaarverslag
2006, hetgeen abusievelijk niet is gebeurd.
Het bestuur heeft de leden schriftelijk geïnformeerd dat de herbenoeming
van de heer De Bruijn conform de termijn van zijn voorzitterschap
zal verlopen. Derhalve wordt zijn herbenoeming geagendeerd
voor de Algemene Ledenvergadering van 2007.
De voordrachten voor de benoeming en de herbenoeming van de
leden van het Bestuur geschieden conform een opgemaakt profiel.
Het doel hiervan is een evenwichtige samenstelling van dit college
voor de beslissingen die het Bestuur pleegt te nemen. Daartoe
wordt gestreefd naar een samenstelling voor de helft uit mensen
met een financieel-juridische of maatschappelijke achtergrond en
voor de helft met een vakinhoudelijke achtergrond. Bij elke vacature
evalueert het Bestuur dit profiel.
Het bestuurslid, de heer E.W. Veen, had te kennen gegeven geen
prijs te stellen op herbenoeming wegens te drukke werkzaamheden.
De voorzitter sprak zijn waardering uit voor de inzet van de heer
Veen in het bestuur. Als dank kreeg de heer Veen een cadeau aang
e b o d e n .
De heer prof. dr. K.A. Ottenheym, hoogleraar architectuurgeschiedenis
aan de Universiteit van Utrecht, werd benoemd tot lid van
het Bestuur. De heer Ottenheym is al sinds 1995 commissaris van
de Vereniging en vervult met zijn vakkennis een bestuurlijke vacature
die door het overlijden van de heer Schulte was ontstaan.
Ook voor de samenstelling van de Raad van Commissarissen wordt
een profiel gehanteerd. De Raad kent allereerst een regionale spreiding
over het hele land. Daarnaast wordt getracht in de Raad tenminste
alle bestuurslagen van de Overheid vertegenwoordigd te
hebben. Tenslotte wordt geprobeerd een vergelijkbare verdeling te
hebben als in het Bestuur. Bij benoemingen en herbenoemingen
wordt het profiel van de Raad geëvalueerd.
Bij de Raad van Commissarissen traden volgens rooster af: mevrouw
F.G. van Diepen-Oost (oud gedeputeerde van de Provincie Noord-
Holland, tevens lid auditcommissie), de heer W.H. van Ittersum
(rentmeester te Overijssel), de heer A.J.A.M. Lisman (vertegenwoordiger
prov. Utrecht), de heer B. Staal (Commissaris van de
Koningin), de heer K.J. Storm (oud voorzitter Raad van Bestuur
Aegon, tevens lid auditcommissie). Allen stelden zich herkiesbaar
voor een nieuwe periode van vier jaren en werden door de aanwezigen
herbenoemd.
Vervolgens traden wegens het bereiken van de statutair bepaalde
leeftijdsgrens af: de heer J.C. Koenders (tevens lid van de auditcom-
27
28
missie), commissaris sinds 2001 en de heer O. von der Gablentz,
commissaris sinds 2003. Beiden hebben in de relatief korte tijd dat
ze commissaris waren grote betrokkenheid bij het werk van de Vereniging
getoond. De heer Koenders heeft zich daarnaast, als lid van
de auditcommissie, snel de controle van het financiële beleid eigen
gemaakt. De voorzitter dankte beide heren heel hartelijk voor hun
inzet en bijdrage en verheugde zich in hun beider toezegging dat
ze als adviseur beschikbaar blijven voor de Vereniging.
Als nieuwe kandidaten werden voorgedragen en door de leden benoemd:
de heer ir B. Bleker, voormalig lid Raad van Bestuur van
ABN-Amro Bouwfonds N.V. en de heer prof. dr G.W.J. Rooijakkers,
bijzonder hoogleraar Nederlandse etnologie aan de Universiteit
van Amsterdam en lid van de Raad van Cultuur.
Tenslotte werd, na zijn terugtreden uit het bestuur, de heer E.W.
Veen voorgedragen als lid van de Raad van Commissarissen en door
de aanwezigen benoemd.
Bestuur en Raad van Commissarissen
De Raad van Commissarissen en het Bestuur hebben in 2003 een
zorgvuldige afweging gemaakt met betrekking tot het meest wenselijke
besturingsmodel van de Vereniging. Hierin is aan de Raad van
Commissarissen de rol toebedeeld van controleur op afstand en toezichthouder.
Het Bestuur heeft een beleidsmatige taak en is medeexecutief.
De Directie bereidt het beleid voor, is executief en ondersteunt
het Bestuur.
De Directie kan het Bestuur vertegenwoordigen in verschillende
organen. Het Bestuur is op de hoogte van alle nevenfuncties van de
directeur die relevant zijn of kunnen zijn voor het werkveld van de
Vereniging en heeft deze goedgekeurd.
Het Bestuur kwam in 2006 negen maal bijeen op het kantoor van
de Vereniging aan de Keizersgracht 743 te Amsterdam. Naast de
financiële rapportages besprak het Bestuur een groot aantal voorstellen
voor mogelijke verwervingen. Ook de voorstellen voor uit te
voeren restauraties, dan wel afwijkingen in het verloop ervan kwamen
ter tafel. Daarnaast werd verschillende keren gesproken over
het verloop van de subsidieproblematiek, over personele zaken en
over de huurverhogingen. Tenslotte heeft het Bestuur besloten tot
de instelling van een adviescommissie inzake geschillen van de
Vereniging met derden, niet zijnde huurgeschillen. De commissie
bestaat uit twee leden van het bestuur en een lid van de Raad van
Commissarissen. De commissie behandelt geschillen die door
derden schriftelijk en met redenen omkleed zijn ingediend bij het
Bestuur. De commissie reageert in beginsel eveneens schriftelijk
door een advies aan het Bestuur op te stellen. Het Bestuur reageert
op het voorgelegde geschil.
Op 27 april 2006 vond – in Huis van Brienen aan de Herengracht
284 te Amsterdam – de statutair vereiste vergadering van de Raad
van Commissarissen plaats met het Bestuur, inzake het verslag van
de Vereniging over 2005 en de daarop betrekking hebbende jaarr
e k e n i n g .
Later in het jaar, op zaterdag 18 november, werd te Dordrecht, in
‘het Zeepaert’ aan de Wijnstraat 113, de najaarsbijeenkomst van de
Raad van Commissarissen met het Bestuur gehouden.
De Raad van Commissarissen laat zich voor de inhoudelijke toetsing
van het gevoerde financiële beleid bijstaan door de audit commissie.
De audit commissie, het Bestuur en de directeur vergaderden
met de accountant op 12 april 2006 op de Keizersgracht 743 te
Amsterdam over de Jaarrekening 2005. Hun préadvies werd in het
vorige jaarverslag gepubliceerd.
Aan het einde van dit verslaggedeelte vindt u het préadvies van de
audit commissie naar aanleiding van hun onderzoek naar de jaarrekening
over het jaar 2006, waarvan u de samenvatting aantreft elders
in dit Jaarverslag. De volledige Jaarrekening 2006 is in te zien
op onze website of te bevragen op het kantoor van de Vereniging.
O r g a n i s a t i e
De directeur staat aan het hoofd van een organisatie die eind 2006
bestond uit 17 personen in vaste dienst en twee personen met een
contract voor bepaalde tijd. Na verrekening van de deeltijdaanstellingen
kwam het aantal FTE’s op 15,2 (2005: 14,7).
Ondanks de benoeming van een opzichter en een medewerker ledenprojecten,
bleven twee vacatures, beide op de afdeling Beheer,
oningevuld. Op die afdeling zorgden ultimo 2006 8 mensen voor
de verhuur en het onderhoud van het huizenbezit. De vacature van
opzichter kon gelukkig in de loop van het jaar worden ingevuld.
Op de afdeling Restauratie kon worden voorzien in een vacature
voor een bouwkundig tekenaar, waardoor hier aan het einde van
het jaar 4 mensen werkten.
Het ziekteverzuim onder de medewerkers van Vereniging Hendrick
de Keyser toonde door een ongelukkig toeval een ernstige stijging.
Maar liefst vier medewerkers raakten door ongelukken buiten werktijd
voor langere tijd uit de roulatie. Mede hierdoor liep het verzuim
in 2006 op tot 9% (in 2005 4,4%).
Open Dagen
In 2006 vond eenmaal een Open Dag plaats. Dit was op zaterdag 8
april in Amsterdam. Op loopafstand van elkaar waren twee panden
voor de leden opengesteld: Oudezijds Voorburgwal 57 en Oudezijds
Voorburgwal 100.
Het laatstgenoemde pand was door veel leden bezocht op 26 febru-
V E R S L A G V A N D E V E R E N I G I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
ari 2005, voorafgaand aan de restauratie. Nu, in 2006, kon het resultaat
worden aanschouwd. Het huis was weer van een achtergevel
voorzien, die door jaren van verbouwing van de kelder tot de tweede
etage verdwenen was. Bovendien was aan de hand van bouwsporen
een eigentijdse reconstructie gemaakt van het oude achterhuisje,
thans geschikt om de keuken te herbergen. Het voorhuis was zorgvuldig
in zijn oude staat teruggebracht. Het resultaat vormde een
groot contrast met nummer 57, dat aan de vooravond stond van
een ingrijpende restauratie. De opkomst was naar verwachting
hoog, ca. 150 personen.
E x c u r s i e
De excursie speelde zich dit jaar in een uithoek van het land af:
Maastricht en Valkenburg aan de Geul. Eén dag van de excursie
vond plaats op de gebruikelijke zaterdag, 16 september. De andere
dag was echter niet een week later, doch de vrijdag ervoor, 15
september. Hiermee werd een oud verzoek van verschillende leden
ingewilligd. Zo ontstond immers de mogelijkheid voor leden die
niet aan de vrije zaterdag gebonden waren, om te kiezen voor een
door de weekse dag. Dit experiment bleek onvoldoende rendabel;
de deelname op vrijdag bleef beperkt tot 130 personen, terwijl de
zaterdag als gebruikelijk volgeboekt was met 250 personen.
Het programma van beide dagen was gelijk.
De ochtend begon in Maastricht, waar een rondwandeling vanaf het
station door de binnenstad leidde. Daarbij werden verschillende
panden van de Vereniging aangedaan: Ridderstraat 2a en Stenenbrug
2 (nabij de Bisschopsmolen) en de muurhuizen Achter de
Molens 28-32. Tevens konden alle groepen de recent verworven
Cellebroederskapel bewonderen. De stadswandeling ging natuurlijk
vergezeld van informatie over de bijzondere kerken en monumenten
die deze stad rijk is. Aan het eind van de ochtend verzamelden
de groepen zich om per touringcar naar Berg en Terblijt te gaan.
Hier was een lunch georganiseerd ìn een mergelgrot tegenover
hotel/restaurant Vue des Montagnes. In verschillende, onderling
verbonden ruimtes die door mergelwinning in de berg zijn ontstaan,
werd een uitgebreide lunch genoten.
Het middagprogramma speelde zich af in het schilderachtige
Valkenburg aan de Geul. Ook hier was een stadswandeling met als
hoofddoel een bezoek aan één van onze grote restauraties van de
laatste tijd: de Oude Molen. Deze restauratie verkeerde voor wat de
gebouwen betrof in een afrondingsfase. Het molenwerk zelf was bij
deze gelegenheid helaas nog niet zichtbaar. Aangezien de voltooiing
daarvan nog circa twee jaar zal duren, wordt hiervoor te zijner
tijd een aparte Open Dag georganiseerd. Mede omdat beide dagen
door zeer aangenaam weer begeleid werden, was sprake van een
geslaagde excursie.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
P r e a d v i e s
De audit commissie van de Vereniging kwam op 10 april 2007 ten
kantore van de Vereniging bijeen, ter bespreking van de Jaarrekening
2006. Bij die gelegenheid is de hierna volgende verklaring
a f g e g e v e n :
‘Wij hebben onderzoek gedaan naar het verslag van het Bestuur en
de Directie en naar de jaarrekening over het jaar 2006. Naar aanleiding
daarvan kunnen wij u mededelen geen aanleiding te hebben
gevonden tot het maken van opmerkingen.
Bij dit onderzoek hebben wij mede gebruik gemaakt van het verslag,
de verklaring en de mondelinge toelichting daarop, van de
registeraccountant aan wie door de Raad van Commissarissen de in
artikel 14, lid 4 van de statuten bedoelde opdracht tot onderzoek
van de jaarrekening is verleend. Het verslag en de verklaring van de
accountant zijn inmiddels aan u overgelegd.
Wij adviseren u vorengenoemde stukken in de Raad van Commissarissen
te bespreken en vervolgens te besluiten over te gaan tot overlegging
van het jaarverslag en de jaarrekening ter bespreking en
kennisneming, resp. vaststelling door de Algemene Ledenvergadering,
met het verzoek aan de Algemene Ledenvergadering aan de
leden van het Bestuur en de leden van de Raad van Commissarissen
décharge te verlenen. De jaarrekening zal ten tijde van uw besluit
door ons mede worden ondertekend’.
Aldus getekend door de leden van de audit commissie.
D a n k w o o r d
Een bijzonder woord van dank willen wij richten tot de velen die
ons werk een warm hart toedragen en ons bedenken met giften,
schenkingen, legaten en erfstellingen. Zoals uit het voorgaande is
op te maken, is hun steun absoluut noodzakelijk, zowel voor de
groei van de Vereniging als voor de restauraties, die in toenemende
mate door de Vereniging zelf moeten worden bekostigd.
Bestuur, Directeur
Mei 2007
29
30
Balans per 31 december 2006
na bestemming saldo b a t e n en l a s t e n
(x 2 1 . 0 0 0 )
A c t i v a 2 0 0 6 2 0 0 5
Materiële vaste activa
P a n d e n 3 2 . 2 2 8 3 0 . 4 2 1
B e d r i j f s m i d d e l e n 6 6 9 1
Totaal materiële vaste activa 3 2 . 2 9 4 3 0 . 5 1 2
Financiële vaste activa
Langlopende vorderingen 1 . 4 8 4 4 8 9
V o r d e r i n g e n 4 . 1 2 4 3 . 1 7 0
Liquide middelen 6 6 2 7 9
Totaal activa 3 7 . 9 6 8 3 4 . 4 5 0
B A L A N S J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
P a s s i v a 2 0 0 6 2 0 0 5 *
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Reserves en fondsen
R e s e r v e s
• B e s t e m m i n g s r e s e r v e s 2 0 . 1 4 3 1 9 . 0 1 3
• Overige reserves 5 . 4 6 3 5 . 7 5 0
Fondsen
• B e s t e m m i n g s f o n d s 1 0 2 1 9 6
2 5 . 7 0 8 2 4 . 9 5 9
Langlopende schulden 6 . 8 2 8 5 . 2 2 1
Kortlopende schulden 5 . 4 3 2 4 . 2 7 0
*Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden
Totaal passiva 3 7 . 9 6 8 3 4 . 4 5 0
31
32
Staat van b a t e n en l a s t e n over 2006
(x 2 1 . 0 0 0 )
F o n d s e n w e r v i n g 2 0 0 6 2 0 0 6 2 0 0 5 *
w e r k e l i j k b e g r o o t w e r k e l i j k
Baten uit eigen fondswerving
Donaties, giften 1 . 4 4 4 3 0 3 0 3
Legaten en erfstellingen ( 5) P M 1 9
C o n t r i b u t i e s 7 4 6 5 6 6
Kosten eigen fondswerving
1 . 5 1 3 9 5 3 8 8
(In)directe wervingskosten ( 2 0 ) ( 2 0 ) ( 2 3)
U i t v o e r i n g s k o s t e n ( 5 3 ) ( 5 9 ) ( 5 0)
( 7 3 ) ( 7 9 ) ( 7 3)
In % van baten uit eigen fondswerving 4 , 8 % 8 3 , 2 % 1 8 , 8 %
Netto baten 1 . 4 4 0 1 6 3 1 5
Resultaat panden
Huuropbrengst panden 6 . 1 6 4 6 . 2 0 0 5 . 6 8 8
Exploitatiekosten panden ( 3 . 0 2 6 ) ( 2 . 9 5 0 ) ( 2 . 8 7 7)
Restauratiekosten panden ( 1 . 5 1 9 ) ( 1 . 1 2 5 ) * * ( 8 9 6)
Verwachte subsidiebijdragen panden 1 8 7 – 1 6 8
G e a c t i v e e r d / o v e r l o p e n d 3 8 2 – 3 3
Afschrijvingen panden ( 7 6 1 ) ( 7 5 0 ) ( 6 9 9)
U i t v o e r i n g s k o s t e n ( 7 7 9 ) ( 8 4 0 ) ( 8 1 1)
6 4 8 5 3 5 6 0 6
Totaal eigen fondsen 2 . 0 8 8 5 5 1 9 2 1
Aandeel in acties derden 1 . 5 5 8 4 5 4 4 9 6
Beschikbaar uit fondswerving 3 . 6 4 6 1 . 0 0 5 1 . 4 1 7
Financiële baten en lasten ( 1 5 2 ) ( 1 5 5 ) ( 1 7 4)
Beschikbaar voor doelstelling 3 . 4 9 4 8 5 0 1 . 2 4 3
* Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden
* * Betreft netto last
S T A A T V A N B A T E N E N L A S T E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
B e s t e d i n g e n
2 0 0 6 2 0 0 6 2 0 0 5 *
w e r k e l i j k b e g r o o t w e r k e l i j k
Beschikbaar voor doelstelling 3 . 4 9 4 8 5 0 1 . 2 4 3
V e r w e r v i n g e n
V e r w e r v i n g s k o s t e n ( 2 . 9 2 7) P M ( 2 6 5 )
G e a c t i v e e r d / o v e r l o p e n d 3 9 3 – –
Restauratiekosten verwervingen ( 2 . 0 0 7 ) (410 ) ** ( 1 . 3 4 6)
Verwachte subsidie restauraties 6 5 6 –
5 8 9
G e a c t i v e e r d / o v e r l o p e n d 3 6 8 –
3 4 8
U i t v o e r i n g s k o s t e n ( 3 1 5 ) ( 3 2 1 ) ( 3 1 6)
Totaal besteed aan doelstelling ( 3 . 8 3 2 ) ( 7 3 1 ) ( 9 9 0)
Saldo baten en lasten ( 3 3 8 ) ( 1 1 9) 2 5 3
* Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden
* * Betreft netto last
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Dit resultaat is als volgt in
de Reserves verwerkt:
B e s t e m m i n g s f o n d s ( 9 4 ) ( 9 0)
Overige reserves ( 2 4 4) 3 4 3
T o t a a l ( 3 3 8) 2 5 3
33
34
Toelichting op de b a l a n s per 31 december 2006
en de s t a a t van baten en lasten over 2006
1 Grondslagen van waardering
en van bepaling van
het resultaat
Voor zover niet anders is vermeld zijn de posten in de balans
opgenomen voor de nominale waarde.
Materiële vaste activa
P a n d e n
De hieronder begrepen panden zijn als volgt te onderscheiden:
• panden in vol eigendom, danwel panden die in eeuwigdurende
erfpacht zijn verkregen tegen een canon van e 0,-. Deze worden
gewaardeerd tegen vijfmaal de bruto huur per jaar per het einde
van het boekjaar;
• panden belast met vruchtgebruik of het recht van bewoning.
Deze worden gewaardeerd tegen vijfmaal de fictief vastgestelde
huur per jaar bij de aanvang van het vruchtgebruik, resp. het recht
van bewoning. Deze waarde wordt ook onder de langlopende
schulden opgenomen. Jaarlijks wordt een deel van dit bedrag
onder de huuropbrengsten verantwoord. Een vrijval van de
schuld wegens beëindiging van het vruchtgebruik of recht van
bewoning wordt geboekt onder overige baten;
• panden in eigendom belast met erfpacht. Deze worden gewaar
deerd tegen vijfmaal de jaarlijkse canon.
De jaarlijkse waardeaanpassing tot vijfmaal de bruto huur wordt
rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt, onder de Overige
r e s e r v e s .
Teneinde in de staat van baten en lasten inzicht te verschaffen in de
exploitatie van de panden wordt 2,5% van de balanswaarde aan het
begin van het boekjaar als afschrijvingslast in aanmerking genomen.
Door de jaarlijkse waardeaanpassing van de panden tot vijfmaal
de bruto huur op 31 december, heeft de afschrijving geen invloed
op de waardering van de panden in de balans. Bij tenminste gelijkblijvende
huur wordt de afschrijving in de waardering geheel
g e c o m p e n s e e r d .
B e d r i j f s m i d d e l e n
De bedrijfsmiddelen bij de vereniging bestaan uitsluitend uit de
inventaris van het kantoor. De kantoorinventaris, waaronder de
communicatie- en computerapparatuur, wordt gewaardeerd tegen
de aanschaffingswaarde, verminderd met lineaire afschrijvingen op
basis van de geschatte economische levensduur. De afschrijvingstermijn
bedraagt 10 jaar voor kantoorinventaris en 4 jaar voor
communicatie- en computerapparatuur.
Het aan de Vereniging toebehorende antieke meubilair en de inventaris
in de verschillende panden worden p.m. gewaardeerd, omdat
deze goederen geen afzonderlijke opbrengst genereren en tevens
duurzaam worden aangehouden.
2 Stelselwijziging
Sedert 2002 is de jaarrekening van Vereniging Hendrick de Keyser
opgesteld conform de RJ 650. Daarbij is er destijds voor gekozen
om de waarde van onze panden in zijn geheel op te nemen in een
Fonds activa. In werkelijkheid hanteert de Vereniging een grenswaarde
van 5/8 van de boekwaarde van onze panden. Het resterende
3/8 gedeelte van de boekwaarde van onze panden mag met
vreemd vermogen worden gefinancierd. Met ingang van dit verslagjaar
is besloten dit beleid ook weer te geven in de balans. Hierdoor
is de onderverdeling van het Eigen vermogen (thans Reserves en
fondsen) gewijzigd. Voor het totale Eigen vermogen heeft deze
stelselwijziging geen gevolgen. De vergelijkende cijfers in de balans
per 31 december 2005 zijn voor vergelijkingsdoeleinden aangepast.
Als meest concrete resultaat van de eigen fondsenwerving krijgt de
Vereniging regelmatig panden geschonken. Deze schenkingen werden
tot heden direct in de balans verwerkt. Voor een beter inzicht
in dergelijke verkrijgingen is met ingang van 2006 deze schenking
opgenomen in de staat van baten en lasten. Dit weerspiegelt de
werkelijke situatie dat deze panden moeten worden gekocht; vervolgens
wordt de koopsom geschonken. Aankopen worden verantwoord
onder Verwervingen en schenkingen onder Donaties, giften.
Als gevolg hiervan zijn deze posten thans veel groter dan voorheen.
Deze stelselwijziging heeft geen gevolgen voor het eigen vermogen
en het resultaat. De vergelijkende cijfers in de staat van baten en lasten
over 2005 zijn voor vergelijkingsdoeleinden aangepast.
T O E L I C H T I N G J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
3 Materiële vaste activa
Het verloop van de post panden is als volgt:
P a n d e n T o t a a l
Boekwaarde per 1 januari 3 0 . 4 2 1
M u t a t i e s
I n v e s t e r i n g e n 1 . 1 1 2
Geactiveerde restauratiekosten 3 6 9
W a a r d e a a n p a s s i n g 1 . 0 8 7
A f s c h r i j v i n g e n ( 7 6 1)
1 . 8 0 7
Boekwaarde per 31 december 3 2 . 2 2 8
4 Reserves en fondsen
De Reserves van de Vereniging zijn beschikbaar voor panden direct
in gebruik voor de doelstelling.
De Reserves worden onderscheiden in Bestemmingsreserves en
Overige reserves. De Bestemmingsreserves worden aangewend voor
de financiering van activa, met een omvang gelijk aan 5/8 deel van
de boekwaarde van de panden. De Overige reserves kunnen worden
aangewend voor de doelstelling van de Vereniging. Onder Fondsen
wordt een Bestemmingsfonds verantwoord, zijnde ontvangsten van
derden met een specifieke aanwending.
Het totaal aan reserves en fondsen bedraagt eind 2006 e 2 5 . 7 0 8 .
Met ingang van dit jaarverslag maakt de Vereniging inzichtelijk
dat tenminste 5/8 van de boekwaarde van onze panden met eigen
middelen moet worden gefinancierd, vastgelegd in de Bestemm
i n g s r e s e r v e s .
Het resterende 3/8 gedeelte van de boekwaarde van onze panden
mag met vreemd vermogen worden gefinancierd.
Door dit beleid van de Vereniging kunnen de schulden altijd
binnen 8 jaar worden afgelost.
Mutaties in de Bestemmingsreserves vinden plaats vanuit de
Overige reserves.
Het verloop van deze reserve is als volgt:
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
2 0 0 6 2 0 0 5
Stand per 1 januari 1 9 . 0 1 3 1 7 . 7 3 2
Toevoeging vanuit Overige reserves 1 . 1 3 0 1 . 2 8 1
Stand per 31 december 2 0 . 1 4 3 1 9 . 0 1 3
Het verloop van de Overige reserves gedurende
het boekjaar is als volgt:
2 0 0 6 2 0 0 5 *
Stand per 1 januari 5 . 7 5 0 5 . 5 4 7
Waardeaanpassingen panden 1 . 0 8 7 1 . 1 4 1
R e s u l t a a t b e s t e m m i n g ( 2 4 4) 3 4 3
Mutatie Bestemmingsreserves ( 1 . 1 3 0 ) ( 1 . 2 8 1)
Stand per 31 december 5 . 4 6 3 5 . 7 5 0
*Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden
Het verloop van het Bestemmingsfonds
is als volgt:
2 0 0 6 2 0 0 5
Stand per 1 januari 1 9 6 2 8 6
B e s t e e d ( 9 4 ) ( 9 0)
Stand per 31 december 1 0 2 1 9 6
Mutaties hebben betrekking op:
onderhoud aan de Derde Ambachtsschool te Scheveningen.
Bovenstaande financiële overzichten zijn ontleend aan de volledige
Jaarrekening 2006, d.d. 26 april 2007, die ten kantore van de
vereniging beschikbaar is, of op w w w . h e n d r i c k d e k e y s e r . n l is op
te vragen.
Bestuur, directeur
Mei 2007
35
36
A c c o u n t a n t s -
v e r k l a r i n g
O p d r a c h t
Wij hebben gecontro l e e rd of de in dit verslag opgenomen verkort e
j a a rrekening van Ve reniging Hendrick de Keyser te Amsterdam over
2006 op de juiste wijze is ontleend aan de door ons gecontro l e e rd e
j a a rrekening 2006 van Ve reniging Hendrick de Keyser. Bij die
j a a rrekening hebben wij op 26 april 2007 een goedkeurende
accountantsverklaring verstrekt. Het bestuur van de vereniging is
v e r a n t w o o rde lijk voor het opstellen van de verkorte jaarrekening in
o v e reenstemming met de grondslagen zoals gehanteerd in de jaar-
rekening 2006 van Ve reniging Hendrick de Keyser. Het is onze
v e r a n t w o o rde lijkheid een accountantsverklaring inzake de verkort e
j a a rrekening te verstre k k e n .
We r k z a a m h e d e n
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Neder-
lands recht. Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig
te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerh e i d
w o rdt verkregen dat de verkorte jaarrekening op de juiste wijze is
ontleend aan de jaarre k e n i n g .
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen contro l e - i n f o rm a t i e
voldoende en geschikt is als basis voor ons oord e e l .
O o r d e e l
Naar ons oordeel is de verkorte jaarrekening in alle van materieel
belang zijnde aspecten op de juiste wijze ontleend aan de jaar-
rekening.
To e l i c h t i n g
Wij vestigen er de aandacht op dat voor het inzicht dat vereist is
voor een verantwoorde oord e e l s v o rmi ng omtrent de financiële
positie en de resultaten van de vereniging en voor een toere i k e n d
inzicht in de reikwijdte van onze controle de verkorte jaarre k e n i n g
dient te worden gelezen in samenhang met de volledige jaarre k e-
ning, waaraan deze is ontleend, alsmede met de door ons daarbij op
26 april 2007 verstrekte goedkeurende accountantsverklaring. Deze
toelichting doet geen afbreuk aan ons oord e e l .
Vo o r b u rg, 26 april 2007
Deloitte Accountants B.V.
drs. V. W.J.A. van Stijn R A M G A
Afb. 1. De Wa t e rt o ren van Schoonhoven.
Bestektekening uit 1899 van architect F.A. de Jongh.
Door het plaatsen van een machinistenwoning op een grondplan van
een Grieks kruis aan de basis van de toren, ontstond een evenwichtig
geheel. Om het rijzige karakter van het geheel nog te benadru k k e n
heeft hij boven het vat een zeer hoge torenspits geplaatst. De tore n
w e rd uitgevoerd in de Romantische- of Chaletstijl. Kenmerkend voor
deze bouwstijl zijn de ver overstekende dakvlakken, ondersteund door
houten balkconstructies. In alles voerde de symmetrie een doorslag-
gevende rol, met name tot uiting komend in het toegepaste timmer-
werk. Te noemen vallen de vier dakkapellen aan de spits en de twee
fraai vormgegeven dubbele buitentrappen om de machinistenwoning te
b e reiken (afb. 1). Gezien de hoge onderhoudskosten werden de trappen
evenwel in 1911 reeds gesloopt.
D E WAT E R T O R E N VA N S C H O O N H O V E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 6 V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Een nieuw leven voor de
S c h o o n h o v e n s e w a t e rt o re n
Het water werd gewonnen uit drie putten en was van bijzondere kwali-
teit, zodat het zonder zuivering in het waterleidingnet kon worden ge-
pompt. Het bestond uit kwelwater uit de Lek dat via diepliggende zand-
lagen op een natuurlijke wijze was gefilterd. Opslag van het water vond
door L.P. Ouweneel
De watert o ren van Schoonhoven werd in 1898 ontworpen
door de architect F.A. de Jongh uit Den Haag in opdracht
van het gemeentebestuur. Deze architect had al eerder de
w a t e rt o rens van Nijkerk en Zwijndrecht gebouwd.
Deze torens waren voorzien van het gebruikelijke zeer
b rede waterre s e r v o i r, waardoor ze er plomp en topzwaar
uitzagen. Voor de toren van Schoonhoven koos De Jongh
voor een ander, smaller vat, waardoor de toren een slank
uiterlijk kre e g .
37
38
Afb. 2. Tussenvloer met expositieruimte in de voor-
malige machinehal. De woning van de machinist was
v e rdeeld over vier kamers op de verdieping van de
o n d e r b o u w. Deze kamers waren verbonden door een
galerij op ijzeren consoles.
(foto Stichting Behoud Wa t e r t o ren Schoonhoven)
plaats in de zogenaamde reinwaterkelder onder de begane grond. Om
het water in het waterleidingnet te pompen waren twee gasmotoren
opgesteld, ook in symmetrische opstelling. Deze esthetische eis van de
a rchitect had echter als gevolg dat de aandrijving van de pompen via een
ingewikkeld stelsel van assen en drijfriemen, met het nodige energ i e -
verlies, diende plaats te vinden. Een bevredigende oplossing werd pas
in 1922 gevonden toen de gasmotoren door electro m o t o ren werd e n
v e r vangen. De machinist had als taak ervoor te zorgen dat de werking
van het totale systeem ongestoord verliep inclusief het verrichten van
kleine re p a r a t i e s .
Boven in de toren bevindt zich het ijzeren waterre s e r v o i r. Als het water
uit het onderg rondse net opstijgt naar dit re s e r voir neemt de druk af.
De energie, die de pompen aan het water hebben gegeven, wordt van
d ruk en snelheid omgezet in hoogte. De druk in het leidingnet komt
gewoonlijk overeen met een stijghoogte van 25 à 40 meter. De hoogte
van het re s e r voir in de toren is overeenkomstig, want anders zou het
re s e r voir overlopen als het te laag is geplaatst, of nooit volkomen als
het te hoog is geplaatst. Als het water de watert o ren verlaat, wordt de
hoogte omgezet in druk en snelheid. Het water heeft de energie behou-
den die de pompen er aan hebben toegevoegd en kan dus zonder
tussenkomst van een pomp weer het leidingnet in. Dit waterre s e r v o i r
v o rmt een buffer tussen de aanvoer van water door middel van de pom-
pen en het verbruik. Als de aanvoer groter is dan het verbruik stijgt de
waterspiegel in het re s e r v o i r. Bij een groter verbruik daalt het niveau.
Het condenswater aan de buitenzijde van het ijzeren re s e r voir diende
a f g e v o e rd te kunnen worden. Hiertoe diende de zogenaamde lekvloer
met aan de rand en rondom het trapgat verhoogde drempels. Afvoer van
het condenswater vond plaats via kleine buisjes in de onderdorpels van
de 16 kleine vensters rondom de lekvloer.
De Schoonhovense watert o ren is tot 1990 als zodanig in gebruik ge-
weest. Door de verbeterde techniek van de pompen was het niet langer
noodzakelijk het leidingwater op te pompen naar een hoog gelegen
w a t e rre s e r voir om de druk op de waterleiding te houden. Het bestaans-
recht van watert o rens was daarmee opgeheven. Zoals vele andere tore n s
w e rd ook die van Schoonhoven met de slopershamer bedreigd, mede
omdat de staat van onderhoud zeer slecht was.
Een re d d i n g s p l a n
Op initiatief van de gemeentelijke monumentencommissie werd begin
1992 een onderzoek gedaan naar bestemmingsmogelijkheden van de
D E WAT E R T O R E N VA N S C H O O N H O V E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
1
2
3
4
t o ren. Hiertoe werd de Technische Universiteit van Delft ingeschakeld.
Dit leidde tot 18 ontwerpen van studenten, waaronder een water-
museum, een klimmuur, diverse horecagelegenheden en sauna’s alsmede
a t e l i e rruimten. Deze ontwerpen werden eind maart tentoongesteld in
de Grote of Bartholomeuskerk in Schoonhoven. Hierdoor ontstond
zowel bij het gemeentebestuur als bij een aantal gemotiveerde burg e r s
het vert rouwen dat de toren gered zou kunnen worden en een nieuwe
bestemming zou kunnen krijgen. Het gemeentebestuur achtte het om
diverse redenen wenselijk (kosten gemeentelijk apparaat, mogelijkheid
tot werving sponsorgelden etc.) dit project niet zelf ter hand te nemen.
Een aantal mensen, dat het vert rouwen genoot van de gemeente, werd
aangezocht die klus te klaren. Dit re s u l t e e rde tenslotte in de oprichting
van de Stichting Behoud Wa t e r t o ren Schoonhoven met als doel het
v e r w e r ven, re s t a u re ren en daarna exploiteren van de tore n .
De stichting zag zich direct bij aanvang met een groot aantal pro b l e m e n
g e c o n f ro n t e e rd te weten:
Veiligstellen van een toegekende Europese subsidie van fl. 142.500,-
voor de restauratie, die vóór een bepaalde datum moest zijn besteed.
Verkrijgen van de status van rijksmonument, hetgeen de stichting zou
v e rz e k e ren van een rijkssubsidie van 80% der subsidiabele kosten.
O p t e ren voor met BTW belaste verhuur van de toren (dus alleen
v e rhuur aan bedrijven) om op die wijze alle BTW in rekening gebracht
door de hoofdaannemer en de onderaannemers te kunnen teru g v o rd e-
ren van de fiscus.
Ve r w e rven van extra financiële middelen om de eigen bijdrage van
20% in de restauratiekosten en de niet subsidiabele aanpassings- en
inrichtingskosten te kunnen betalen.
5
Selectie van één of meer huurders (BTW-plichtig), die in staat zouden
zijn om een adequate huur op te bre n g e n .
Dit belette de stichting niet voort v a rend te werk te gaan. Op 17 sep-
tember reeds werd de watert o ren aangewezen als rijksmonument, de
vijfde in Nederland die deze eer te beurt viel. Op 24 september besloot
de gemeenteraad om de toren aan de stichting te verkopen voor fl. 1,-
( v e r k o p e r s k o s t e n ! ) .
Inmiddels werd duidelijk dat een complete restauratie op korte term i j n
niet mogelijk was, aangezien subsidie in het kader van de Monumenten-
wet pas vanaf 1997/1998 te verwachten was. Daarom werd besloten tot
fasering in de uitvoering en eerst de meest noodzakelijke re s t a u r a t i e-
werkzaamheden uit te voeren, alsmede een aantal elementaire voorz i e-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
39
40
Afb. 3. Plaatsing van de enorme ro e s t v a s t s t a l e n
windvaan tijdens de eerste fase van de re s t a u r a t i e .
(foto Stichting BWS)
ningen te tre f fen om de toren verhuurbaar te maken. Hiertoe was een
bedrag nodig van fl. 700.000,- incl. BTW. De gemeente Schoonhoven
stelde uit de fondsen stadsvernieuwing en herstel binnenstad een bedrag
van fl. 400.000,- ter beschikking, de belastingdienst besliste gunstig op
het ondernemerschap voor de BTW, hetgeen fl. 100.000,- opleverd e .
Met de subsidies van de E.G. en de provincie Zuid-Holland en een
s t reefbedrag van fl. 25.000,- aan part i c u l i e re sponsorbijdragen was de
financiering van de eerste fase ro n d .
Hoe noodzakelijk een snelle aanpak van de restauratie was, werd geïllus-
t re e rd door het feit dat tijdens de najaarsstormen van 1992 de leien van
het dak waaiden en er groot gevaar ontstond dat de windvaan zou neer-
s t o rten. Met een hoogwerker is in december de windvaan eraf gehaald
en zijn er netten rondom de torenkap gespannen.
A rchitect Rokus Visser kreeg eind 1992 officieel opdracht tot besteks-
g e reed maken van de eerste fase en reeds op 1 maart vond de aanbeste-
ding plaats, waarbij als laagste inschrijver uit de bus kwam Gebr. Den
Hoed & Zn. te Berg a m b a c h t .
De eerste fase van de re s t a u r a t i e
Op 31 maart 1993 startte de restauratie. Gezien de zeer slechte toe-
stand waarin de toren zich bevond, werd besloten eerst het tore n -
gedeelte aan de buitenkant te herstellen. De zinken windvaan bleek
totaal vergaan en moest in zijn geheel worden vernieuwd, maar nu in
roestvast staal (afb. 3). Een getrouwe kopie siert voortaan de tore n .
Ook de houten omkuiping van het watervat was vrijwel geheel verg a a n .
Er werd daarom besloten de paneelvullingen geheel te vernieuwen en de
stijlen te herstellen. De paneelvullingen werden van binnenuit demonta-
bel, zodat bij toekomstige onderhoudswerkzaamheden geen kostbaar
s t e i g e r werk nodig zou zijn. De spits en de daken van de onderbouw
w e rden opnieuw gedekt met eerste klas lei uit Wales. Hierbij konden
ook de oorspronkelijk aangebrachte decoraties met rode lei, die bij
v o o rgaande restauraties waren verdwenen, weer terug worden gebracht.
Helaas is deze decoratie door een geringer kleurverschil minder duide-
lijk zichtbaar dan de oorspro n k e l i j k e .
Deze eerste fase kostte in totaal ruim fl. 740.000,-
Potentiële huurd e r s
Inmiddels had zich een aantal kandidaten aangemeld om de toren te
mogen huren. Het meest opmerkelijk was het initiatief om een zoge-
naamde Fiets-Inn in de toren te vestigen. De initiatiefnemers hadden
D E WAT E R T O R E N VA N S C H O O N H O V E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
zich reeds begin 1992 tot de gemeenteraad gewend met een pro j e c t p l a n
inclusief financiële onderbouwing. Dit plan was door de gemeenteraad
zeer welwillend ontvangen, zodat de verwachting werd gewekt dat het
plan wel uitgevoerd zou kunnen worden. Hoewel ook wethouder Va n
den Broeck sympathiek stond tegenover de Fiets-Inn, weigerde hij per-
tinent in te gaan op suggesties uit de gemeenteraad om aan de nieuwe
stichting een opdracht in deze mee te geven. De stichting gaf ook dui-
delijk te kennen met meer gegadigden te willen praten zonder vooraf
een voorkeur uit te spreken, maar voelde wel dat niet zomaar aan de
gevoelens van de gemeenteraad voorbij gegaan kon worden. Het stich-
tingsbestuur had bedenkingen over de financiële haalbaarheid van het
plan en was niet enthousiast over de toevoeging van glazen uitbouwen
in de hoeken van de kru i s v o rmige onderbouw. Aangezien de stichting
zich in de toekomst financieel zelf zou moeten bedruipen, inclusief het
v e rrichten van groot onderhoud, bleek de gevraagde huurprijs een
bottleneck voor de Fiets-Inn te worden. Een beroep op de gemeente-
raad voor exploitatiesubsidie leed vervolgens schipbreuk.
Ve rder is verm e l d e n s w a a rd een initiatief om er een spro o k j e s t o ren van
te maken gecombineerd met een eethuis. Ook nu werd een uitgebre i d
p rojectplan ingediend, maar ook in dit geval bleken de exploitatiekosten
niet stru c t u reel gedekt te kunnen word e n .
Het bezoek van Minister d’Ancona
Publiciteit was voor het stichtingsbestuur van het grootste belang om
s p o n s o rgelden te verw e r ven. Het bezoek van de toenmalige minister
van WVC op 23 juni 1993 gaf aan het stichtingsbestuur een prachtige
gelegenheid het gemeentebestuur, (potentiële) sponsors en de pers uit
te nodigen om het leggen van de eerste lei door de minister bij te kun-
nen wonen. In zijn toespraak tot de minister memore e rde de voorz i t t e r
de goede samenwerking zowel met de gemeente als de Rijksdienst voor
de Monumentenzorg, die ambtelijk alles op alles hadden gezet om de
noodzakelijke pro c e d u res zowel gedegen als snel te laten verlopen.
G rote dank was er uiteraard ook voor de sponsors, die bijdroegen zowel
in geld als in goederen. Met name is verm e l d e n s w a a rd de scholenge-
meenschap Olivier van Noort die de schoorsteenkappen heeft gemaakt.
De ver v o l g r e s t a u r a t i e
Begin 1994 was de eerste fase van de restauratie succesvol afgero n d .
Het was echter wel duidelijk dat verhuur in deze staat niet mogelijk
was. Dit was voor het stichtingsbestuur aanleiding zich tot het gemeen-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 4. Expositieruimte in de onderbouw van de tore n .
(foto Stichting BWS)
41
42
Afb. 5. Exterieur Wa t e r t o ren na de voltooiing
van de restauratie. (foto Stichting BWS)
tebestuur te wenden met het verzoek om een lening van fl. 600.000,- te
verkrijgen als voorfinanciering van de te verwachten monumentensubsi-
die. Als bijdrage in de rentekosten zou aan de gemeente een bedrag van
fl. 12.000,- uit de te ontvangen huurpenningen worden vergoed. In
haar vergadering van 8 september 1994 ging de gemeenteraad hierm e e
a c c o o rd, waarbij de gemeente een bedrag van fl. 144.000,- aan re n t e-
kosten over de periode 1995 t/m 2002 voor haar rekening nam. Ook
dit bedrag werd gefourn e e rd uit het Fonds Herstel Binnenstad.
De tweede fase, die startte in april 1995, behelsde de restauratie van de
o n d e r b o u w, het interieur en een aanpassing aan eigentijdse gebru i k s e i-
sen. Mede doordat het water sinds 1990 uit het re s e r voir en de onder
de toren gelegen reinwaterkelder was verw i j d e rd, was de druk op de
fundatie afgenomen waardoor de oost- en westvleugels van het tore n-
deel los gingen scheuren. Om deze vleugels weer opnieuw met de tore n
te verbinden werden lange roestvast stalen trekankers aangebracht en
een tussenvloer van gewapend beton gestort (afb. 2 en 4). Dit laatste
had tevens het voordeel dat het verh u u r b a r e vloero p p e r vlak aanzienlijk
w e rd verg root. Achter de ingang, in de zuidelijke vleugel, werd een
trappenhuis gemaakt. Dit is ten koste gegaan van de woonkamer van de
machinistenwoning op de bovenverdieping. Alle overige vert rekken van
de machinistenwoning zijn in de oorspronkelijke toestand gehandhaafd,
w a a rmee een tijdsbeeld is gefixeerd van leven en werken aan het begin
van de vorige eeuw. In het trappenhuis is een roestvast stalen trap aan-
gebracht, die uitzonderlijk goed harm o n i e e r t met het vroeg 20e-eeuwse
g e b o u w. Deze trap kon worden gere a l i s e e rd door een zeer genere u z e
gift van het TBI-fonds voor een bedrag van fl. 100.000,-.
De tweede fase van de restauratie kostte fl. 710.000,- waarvan echter
fl. 70.000,- doorberekend kon worden aan de huurders in verband met
speciale huurd e r s w e n s e n .
De definitieve bestemming
•
Inmiddels had het stichtingsbestuur begin februari 1995 als zijn voor-
keur uitgesproken dat de watert o ren een culturele bestemming zou
krijgen. In eerste instantie werd hierbij gedacht aan de verhuur van
a t e l i e rruimten aan Schoonhovense kunstenaars, die ook voor gesprekken
w e rden uitgenodigd.
Er diende zich echter een nieuwe kandidaat aan in de persoon van de
heer Van Nouhuys, als vert e g e n w o o rdiger van de stichting Zilver in
B e w e g i n g. Deze stichting had als oogmerk:
B e v o rdering van hedendaagse expressie in zilver.
D E WAT E R T O R E N VA N S C H O O N H O V E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
• M a s t e rclasses, lezingen etc. omtrent zilversmeedkunst in heden en
•
v e r l e d e n .
P romotie en verkoop van hedendaagse zilversmeedkunst.
Het stichtingsbestuur was enthousiast over dit plan, mede omdat de
o p e n b a re toegankelijkheid van de toren kon worden gewaarborgd en
het zilverstad-imago van Schoonhoven kon worden versterkt. Om de
huur op te kunnen brengen zou Zilver in Beweging een tweetal
a t e l i e rruimten aan zilversmeden verh u ren.
Deze bestemming is ook heden ten dage nog van kracht, met dien
verstande dat de huur overgegaan is van Zilver in Beweging op een
collectief van drie zilversmeden.
Afsluiting van de re s t a u r a t i e
Op donderdag 18 april 1996 werd de restauratie officieel afgesloten
door mr. D.A. Slager, de voorzitter van de monumentencommissie,
door de sleutel van de toren over te dragen aan de nieuwe huurder
Zilver in Beweging. Hij stelde: ‘Je moet een beetje bezeten zijn van
willen behouden van monumenten om je zo in te zetten als de vrijwilli-
gers van Behoud Wa t e r t o ren Schoonhoven gedaan hebben. Daarn a a s t
w a ren de mannen gelukkig ook voorzien van een zakelijke, nuchtere en
vooral realistische kijk op zaken’. Ook de voorzitter van de Nederlandse
Wa t e rt o ren Stichting professor J.H. Kop bezigde zulke termen en kende
aan het bestuur, wegens haar inzet de watert o renprijs 1995 toe.
In zijn dankwoord memore e rde de voorzitter van de stichting Behoud
Wa t e rt o ren Schoonhoven de toren als inspiratiebron om deuren te
openen van zowel ambtelijke instanties als bedrijfsleven om deze re s t a u-
ratie tot een goed einde te brengen. Bijzondere dank bracht hij uit aan
zijn medebestuursleden die hun specifieke deskundigheid inbrachten,
D. Hageman het esthetische, A. Rikkoert het financiële en J. Ve rh o e v e n
het ambachtelijk technische. Daarnaast fungeerde de heer F. van
Diemen, ambtelijk ondersteuner van het bestuur, als onmisbare schakel
naar het gemeentelijk apparaat.
Te n s l o t t e
Ten einde de watert o ren ook in de toekomst in goede staat te kunnen
behouden, nam het stichtingsbestuur eind 2005 contact op met de
Ve reniging Hendrick de Keyser of deze niet genegen zou zijn om de
w a t e rt o ren voor een symbolische prijs over te nemen. Dit re s u l t e e rd e
tenslotte in de overdracht van de toren op 14 juli 2006, ruim tien jaar
na de afsluiting van de re s t a u r a t i e . ■
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
43
44
Afb 1. Cellebroedersgang en Cellebroederskapel in 1990. (foto auteur)
D E C E L L E B R O E D E R S K A P E L T E M A A S T R I C H T J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
D e C e l l e b roederskapel
te Maastricht: een j u w e e l van
de f l a m b o y a n t e g o t i e k
De Maastrichtse Cellebroederskapel werd in het tweede
k w a rt van de zestiende eeuw gebouwd door Celliten van
de Orde van Sint Augustinus. Zij kregen in 1539 toestemming
van het Kapittel van Sint Servaas om op een
s t rook grond tussen de Brusselsestraat en de tweede
stadsomwalling een nieuw klooster te stichten.
De Celliten of Cellebroeders hebben tot de Franse
Revolutie op deze locatie gewerkt in de ziekenverpleging
en zij hebben zich vooral verdienstelijk gemaakt bij de
v e rz o rging van besmettelijk zieken en zwakzinnigen.
Na de opheffing van het klooster in 1796 werden de kloosterg e b o u w e n
g e b ruikt als gevangenis, brouwerij en bank van lening. Na de opheff i n g
van deze bank kwamen de kapel en een restant van het klooster in het
bezit van de Congregatie van de broeders van de Beyart, die de kapel in
1963 lieten re s t a u re re n .
De Cellebroeders of Alexianen
In officiële stukken heten de Cellebroeders gewoonlijk Alexianen, om-
dat zij de heilige Alexius tot hun patroon hadden gekozen. Volgens de
legende ontvluchtte deze rijke jonge Romein zijn bruid om in het Syri-
sche Edessa een bedelaarsbestaan te leiden. Na 17 jaar keerde hij teru g ,
om vervolgens de laatste 17 jaar van zijn leven als een onbekende onder
de trap van zijn ouderlijk huis door te brengen. Hij werd pas na zijn
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
door S. Minis
45
46
Afb 2. Cellebroedersgang omstreeks 1900.
(foto Monumentenzorg Maastricht)
dood herkend aan een brief die hij bij zich
d roeg. Als beschermer van zieken, pel-
grims, bedelaars en vagebonden heeft de
cultus van Alexius zich in de middeleeuwen
over heel Europa verspreid. Vanaf het
begin van de veertiende eeuw ontstonden
lekengemeenschappen in verschillende
steden in het Rijnland en de Zuidelijke
Nederlanden. Deze vrome lekenbro e d e r s
hielden zich bezig met apostolische taken
zoals het verz o rgen van zieken en het
begraven van doden. In de Nederlanden
w e rden ze Matemannen, Lollarden, Arm e
B roeders en Schokkebroeders genoemd.
De gemeenschappen van broeders namen
een bedelbestaan aan en ze legden zich toe
op het verz o rgen van de pestlijders. Aan-
vankelijk volgden de meeste broeders alleen
maar de derde regel van Sint Franciscus.
Vanaf de periode van de Zwarte Pest
(1348-1352) gingen de Cellebroeders zich
hechter org a n i s e ren en in kloosters samenleven. In 1458 werden de
C e l l e b roeders als orde erkend door paus Pius II.
De Cellebroeders zouden voortaan de drie geloften afleggen en de re g e l
van Sint Augustinus volgen. Vo o r taan droegen ze een zwarte tuniek met
monnikskap en zwarte scapulier en om het middel een leren gordel.
C e l l e b r oeders in Maastricht
De Cellebroeders hebben zich in het derde kwart van de veert i e n d e
eeuw te Maastricht gevestigd. De eerste vermelding dateert uit 1361 en
in dat jaar hadden de Cellebroeders al een klooster aan de bank van
Tw e e b e rgen, die onder het St. Servaaskapittel re s s o rt e e rde. De bro e d e r s
w o rden in dit document nog als Lollarden aangeduid, omdat zij een
g root deel van de dag aan het gebed wijdden. Het woord lollen had
in de middeleeuwen de betekenis van zachtjes bidden of prevelen. Het
klooster was bereikbaar via een smal straatje dat naar de stadsmuur
leidde en dat nog steeds bekend staat als de Cellebroedersgang (afb. 1
en 2). De Maastrichtse Cellebroeders verpleegden de zieken zowel thuis
als in de hospitalen en zij verz o rgden in hun kloostergesticht zowel de
geesteszieken als de zogenaamde commensalen, de ‘zwarte schapen van
D E C E L L E B R O E D E R S K A P E L T E M A A S T R I C H T J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
vooraanstaande families’, die door de bro e-
ders in het gareel werden gehouden. Voor het
ter aarde bestellen van onbemiddelde perso-
nen ontvingen de broeders van de stad ieder
jaar zestig Luikse guldens. Ook kregen zij
soms geschenken in natura. Zo vermelden de
r a a d s v e rdragen uit het jaar 1438 dat de ‘bru e-
d e ren vanden Lollarden (als) gewoinlyck es
geweest hare te geven eynen osse’. Ook in
l a t e re eeuwen kregen de Cellebroeders voor
hun goede werken een financiële ondersteu-
ning van de magistraat. In het jaar 1506 heeft
de magistraat zelfs een contract laten opstel-
len waaruit blijkt dat de broeders op stadskos-
ten werden onderhouden. Zij kregen een vast
inkomen uit de opbrengst van de Tafel van de
H. Geest. Voor het begraven van de doden
ontvingen de broeders jaarlijks 60 goudgul-
dens en een zelfde bedrag kregen zij voor het
inkopen van haring, ossenvlees en steenkolen.
Maar ook voor de verz o rging van ‘zinnelozen
en onnozelen’ kregen de broeders in de 18de
eeuw nog een vergoeding van 250 Gulden per
j a a r. Uit dankbaarheid voor deze steun is in
een van de venstertraceringen het stadswapen
van Maastricht opgenomen.
Meer dan vierh o n d e rd jaar hebben de Celle-
b roeders hun barm h a r tige arbeid in Maastricht verricht waarbij zij zich
s p e c i a l i s e e rden in het verplegen van zinnelozen en pestlijders. In de
zeventiende eeuw werd de stad negenmaal geteisterd door de ‘haestige,
smettende en pestilentieele ziekte’ en de Cellebroeders werden door de
gehele bevolking geprezen voor hun barm h a r tig en heldhaftig gedrag.
Het stadsbestuur benoemde in die tijd uit de Orde van de Cellebro e d e r s
een ‘pestmeester’, van wie er twee met name bekend zijn: broeder
G o v a e rt en broeder Laecken. Deze laatste was op geneeskundig gebied
zelfs zo bekwaam dat de stadsraad hem honoris causa tot arts uitriep.
Na de komst van het Franse Republikeinse leger werd het Cellebro e-
dersklooster op 22 januari 1797 opgeheven, de goederen werden ge-
c o n f i s c e e rd en de broeders werden uit hun huis gezet. Het Cellebro e-
dersklooster werd geveild, maar vond geen koper. Het klooster werd
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Links: Afb. 3. Zuidzijde van de kapel aan het begin van
de twintigste eeuw. (foto Monumentenzorg Maastricht)
Onder: Afb. 4. Kloostervleugel met vakwerkgevel aan
de noordzijde van de kapel, omstreeks 1900.
(foto Monumentenzorg Maastricht)
47
48
Afb. 6. Exterieur zuidzijde in 2007. (foto HdK)
enkele jaren gebruikt als gevangenis voor priesters die weiger-
den de eed van trouw aan de Franse Republiek af te leggen. In
1822 vestigde het Burgerlijk Armbestuur een bank van lening in
de Cellebroederskapel, die tot het jaar 1924 als de Maastrichtse
L o m m e rd bleef bestaan. Daarna werd de kapel een tijd gebru i k t
als garage van de eerste Maastrichtse autobusonderneming.
In 1940 kochten de Broeders van de Beyart het Cellebro e d e r s-
klooster aan. Het klooster werd in 1954 wegens bouwvalligheid
g rotendeels gesloopt. Alleen de kapel en de aangrenzende vleugel met
de façade van vakwerkbouw bleven gespaard (afb. 3-5). In 1960 hekelde
p rofessor J.J.M. Timmers in het blad Heemschut de erbarmelijke toe-
stand van de Cellebroederskapel, die van ellende in elkaar begon te zak-
ken. Een jaar later werd een restauratieplan opgesteld door architect Jef
B rouwers en in 1963-1965 volgde de uitvoering van dit re s t a u r a t i e p l a n .
E x t e r i e u r
Afb. 5. Opmetingstekening uit 1884 van
r i j k s a rchitect Ad. Mulder. Afb. 7. Exterieur noordzijde in 2007. (foto HdK)
De kapel is gebouwd met mergelblokken en uitgevoerd als een zaal-
kerkje met een vijfhoekige koorsluiting op het oosten en een topgevel
aan de westzijde. In deze topgevel verwijst een jaarsteen met het jaart a l
1-7-0-5 naar de herstellingen die dat jaar hebben plaats gevonden.
Tijdens deze ingrijpende verbouwing is de topgevel aan de westzijde
geheel vernieuwd en werd de dakruiter afgebroken. Deze topgevel was
voor de verbouwing van 1705 minder hoog en het dak had voord i e n
aan de westzijde een wolfseinde. Bovendien zijn tijdens deze bouwcam-
pagne alle venstertraceringen uit de zuidelijke spitsboogramen verw i j-
d e rd en vervangen door grote glasvlakken. Deze beglazing is aan het
eind van de 19de eeuw gewijzigd toen er in de kapel een tussenvloer
w e rd aangebracht, waarbij de ramen aan de zuidzijde met baksteenmu-
ren zijn opgevuld. Enkele kleine fragmenten van de originele gebrand-
s c h i l d e rde ramen zijn bij de restauratie in 1965 teruggevonden en
herplaatst in het westelijke venster. Tijdens de restauratiecampagne van
1963-1965 zijn de dichtgezette vensters aan de zuidzijde weer open-
g e b roken en vervolgens zijn er gotische venstertraceringen gere c o n s t r u-
e e rd aan de hand van de blindnisbogen van de noordzijde van de kapel
(afb. 8). Bij deze herstelwerkzaamheden kwam ook aan het licht dat de
kerk oorspronkelijk aan de buitenzijde een rode kleurafwerking heeft
gehad en die rode afwerklaag is in 1965 opnieuw aangebracht op de
m e rgelstenen muurvelden (afb. 6). Het rood schilderen van merg e l s t e e n
komt in Maastricht wel vaker voor bij middeleeuwse mergelstenen
gebouwen en dit werd niet alleen uit esthetische overwegingen gedaan,
D E C E L L E B R O E D E R S K A P E L T E M A A S T R I C H T J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
maar vooral ter conservering van de mergel, die immers door uitwate-
ring een dikke gipslaag vormt en dan gemakkelijk van de muur afschil-
f e rt. Om dit verw e r i n g s p roces tegen te gaan werden merg e l m u ren inge-
s t reken met ijzero e r. Deze kleurtoepassing is nog zichtbaar op tal van
m e rgelstenen monumenten in Maastricht, zoals bij de toren van de
St. Janskerk, de zijkapellen van de St. Servaaskerk, de oostgevel van de
Dominicanenkerk, de voorgevel van Chateau Neercanne en de achterg e-
vel van het Spaans Gouvernement. Op andere mergelstenen gevels is de
kleurstof door verwering of ten gevolge van het afschaven van de muur-
vlakken verloren gegaan. Tijdens de restauratie van 1963-1965 is het
pannendak vervangen door een leiendekking en werd ook de zeshoekige
t o re n b e k roning gere c o n s t r u e e rd. De plaats van de toren kon op basis
van de plaats van het luigat bepaald worden. De constructie van het dak
bestaat uit eiken balken die als een gordingenkap zijn samengesteld.
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 8. Restauratieplan uit 1963
van architect J. Bro u w e r s .
49
50
Afb. 9. Gewelfschildering na de restauratie door
A. Volders in 1965. (foto HdK)
Afb. 10. Blikfoliedecoratie met sterre n m o t i e f :
detail van de gewelfschildering, in 1998
blootgelegd door Restauratie Atelier Limburg .
(foto SRAL)
Van het oorspronkelijke zestiende-eeuwse kloostercomplex is slechts een
bescheiden gedeelte bewaard gebleven tegen de noordzijde van de kapel
(afb. 7). Deze vleugel bezit een onderbouw van mergelsteen en een
bovenbouw van vakwerk, dat met houten korbelen op hardstenen kraag-
stenen rust. In de mergelstenen onderbouw zijn vier vensters met
g e p ro f i l e e rde korfbogen hersteld aan de hand van teruggevonden bouw-
s p o ren en aan de oostzijde werd in dezelfde stijl een deur gere c o n s t r u-
e e rd. Bij de restauratie van 1963 is de vakwerkconstructie vrijwel geheel
v e rnieuwd. De aangrenzende kloostergebouwen waren al in 1940
a f g e b roken. Alleen een gedenksteen aan de noordzijde van de kapel
h e r i n n e r t nu nog aan de plaats waar deze gebouwen hebben gestaan.
Op de steen staat de inscriptie: ‘Desen bouw heeft doen maecken Br.
Henricus Kerckhoofs Pater deses conve(n)ts ende Diffinitor van het
o rden der Cellebroeders int yaer 1706’. Deze steen is afkomstig uit de
refter van het klooster. Een tweede gedenksteen in deze gevel toont de
tekst: ‘B.H.K.H.P. 1709’. Deze letters staan waarschijnlijk voor
‘ B roeder Hendrik Kerkhoofs hunc possuit’ (= geplaatst door Bro e d e r
Hendrik Kerkhoofs).
I n t e r i e u r
Tijdens de restauratie van 1963-1965 is de Cellebroederskapel hersteld
in de stijl van de flamboyante gotiek. Het schip van de Cellebro e d e r s -
kapel telt vier gewelfvakken en het priesterkoor heeft een samengesteld
gewelf. De gewelven zijn door de ribben verdeeld in een decoratief net-
w e r k p a t roon in de stijl van de Brabantse gotiek en de gewelfribben wor-
den ondersteund door kleine kapitelen. Deze kapitelen zijn gedecore e rd
met engelenfiguren die Christus’ lijdenswerktuigen dragen, zoals een
gesel, martelzuil, doorn e n k roon en kruishout. Deze lijdenswerktuigen
v e r wijzen naar de goede werken van de Cellebroeders, die als zieken-
b roeders en grafdelvers ook dagelijks met het lijden werden geconfro n-
t e e rd. Vrijwel identieke kapiteeltjes zijn bewaard gebleven in de ru ï n e
van de kapel van St. Josaphat in de tuin van de Broeders van de Beyart .
Deze kapel werd rond 1500 gebouwd in opdracht van de zusters Fran-
ciscanessen uit Peer. Deze kapel heeft ongetwijfeld als inspiratiebron
g e f u n g e e rd voor de kapitelen van de Cellebroederskapel.
Op de gewelfvakken is de oorspronkelijke schildering bewaard gebleven.
Deze schildering werd tijdens de restauratie van 1963-1965 ontdekt en
blootgelegd door A. Volders. In de gewelfvakken zijn loofwerkversierin-
gen aangebracht en engelenfiguren met de lijdenswerktuigen (afb. 9).
Tegen de westgevel werden verschillende fragmenten teru g g e v o n d e n
D E C E L L E B R O E D E R S K A P E L T E M A A S T R I C H T J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
van een Laatste Oordeel, maar omdat die fragmenten uit twee verschil-
lende fases dateren, heeft de restauratie niet tot een herkenbaar totaal-
beeld geleid. In het jaar 1998 zijn de schilderingen opnieuw gere s t a u-
re e rd door het Restauratie Atelier Limburg. Dankzij deze restauratie is
het architecturale concept van de kapel weer in ere hersteld. Tijdens de
werkzaamheden werden op de manchetten van de gewelfribben re s t e n
van kleine zilveren sterretjes teruggevonden (afb. 10). De sterretjes wa-
ren met behulp van een houten mal opgebracht. In die houten mal werd
een velletje tinfolie aangebracht en daarna een laagje hars of was, waar-
mee de folie op het gewelf werd gelijmd. Daarna werd de folie met een
dun laagje vernis bestreken zodat het een zachte gouden gloed kreeg.
Omdat de mal bovendien van een aantal parallelle inkervingen was voor-
zien, hebben de sterretjes het aanzien van goudbrokaat gekregen.
Dezelfde decoratietechniek is ook bekend van de Pieterskerk te Leiden,
de St. Lebuïnus in Deventer en de Onze Lieve Vrouwe van Breda. Bij
kaarslicht fonkelen deze gouden sterretjes als een echte sterre n h e m e l .
In de Cellebroederskapel bevindt zich een zeer bijzonder kabinetorg e l ,
dat toegeschreven wordt aan de beroemde Franse orgelbouwer Joseph
Binvignat, die zich omstreeks 1776 als orgelbouwer vestigde in Maas-
tricht (afb. 11). Joseph Binvignat werkte gedurende lange tijd als com-
pagnon samen met Maastrichtenaar Lambertus Houtappel, wiens doch-
ter hij in 1781 huwde. De firma Binvignat-Houtappel verv a a rdigde in
Maastricht ondermeer de orgels van de St. Janskerk, de St. Matthiaskerk
en de St. Servaaskerk. Deze orgels zijn sterk verwant met de Franse 18e
eeuwse org e l b o u w, zoals blijkt uit de samenstelling en de intonatie van
het orgelpijpwerk. Het orgel van de Cellebroeders werd in 1794 gebouwd
voor de kerk van Berg en Terblijt. In 1936 werd het orgel verplaatst naar d e
kerk van Scharn en in 1969 werd het orgel gere s t a u r e e rd door de firm a
Ve r s c h u e ren, waarna het opgesteld werd in de Cellebroederskapel.
Bij gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de congregatie van de
b roeders van de Beyart en tevens ter gelegenheid van de voltooiing van
de restauratie heeft het stadsbestuur in 1965 een luidklok aangeboden
voor de sierlijke dakruiter van de kapel. Deze luidklok komt uit de kerk
van het Overijsselse Albergen en ze is in 1796 gegoten door de Rijn-
landse klokkengieter Johan Rutger Voigt. Op de klokkenstoel werd in
1965 het chronogram uitgesneden: ‘LaVDeM traIeCtI fratIbVs hInC
ConCIno’ (Vanaf deze plaats laat ik de lof van Maastricht voor de bro e-
ders weerklinken) en hoewel de klok niet meer vaak wordt geluid, blijft
die wens ons wel herinneren aan de goede werken van de Maastrichtse
b ro e d e r s . ■
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 11. Overzicht kapel naar het westen met
k a b i n e t o rgel van Joseph Binvignat. (foto auteur)
L i t e r a t u u r v e r w i j z i n g
• De Monumenten van geschiedenis en kunst in de provincie
Limburg. De monumenten in de gemeente Maastricht,
’s-Gravenhage 1926-1953, pp 159-163
• J.L.A. Brouwers, Cellebroederkapel te Maastricht.
Restauratieplan, Maastricht 1961
• E. Kreuwels, Inventaris van het archief van de Bank van
lening te Maastricht, Maastricht 1987
• P.J.H., Ubachs & S. Tagage, De Maastrichtse Cellebroeders
met een beschrijving van hun kapel, Maastricht 1977
• P.J.H. Ubachs, De Cellebroederskapel, Maastrichts Silhouet 3,
Maastricht 1980
• A.A.H. Friedrichs, ‘De verfdwarsdoorsnede bij het onderzoek
van de historische binnenruimte. Persbrokaat op steen’, in:
Bulletin van de KNOB, 99 (2000) pp 166-172
51
52
Afb. 1-3. Nederhof te Honselersdijk,
o v e rzicht huidige situatie. (foto’s HdK)
D E N E D E R H O F I N H O N S E L E R S D I J K J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
De N e d e rh o f van paleis
H o n s e l a a r s d i j k *
De nieuwbouw van paleis Honselaarsdijk
Op de plaats van het paleis stond oorspronkelijk een middeleeuwse
b u rcht, omgeven door een ronde slotgracht. In 1612, ten tijde van het
12-Jarig Bestand (1609-1621), kocht Frederik Hendrik, de jongste
zoon van Willem van Oranje, het kasteel van de graaf van Are n b e rg.
In 1621 begon Frederik Hendrik met een reeks vernieuwingen van het
g e b o u w, die eigenlijk tot zijn dood in 1647 bleef voort d u ren.
Tussen 1621 en ’31 werd het oude slot in etappes gesloopt en verv a n-
gen door een moderne, U-vormige aanleg in de trant van de Franse
kastelen uit die tijd, zoals deze ondermeer door de Franse architect
D u c e rceau zijn opgetekend (afb. 4 en 5). Het paleis kreeg twee re c h t-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
door K.A. Ottenheym
Met de verw e r ving van de Nederhof in Honselersdijk
is Ve reniging Hendrick de Keyser in het bezit
gekomen van het laatste restant van wat ooit het
meest prestigieuze bezit van de Oranjes is geweest,
het paleis Honselaarsdijk. Helaas is het huis in de
loop van de 18de eeuw zo verwaarloosd dat het in
1815 als onherstelbaar werd bestempeld en gesloopt,
met uitzondering van een groot deel van de Nederhof
(afb 1-3). Het gaat hierbij echter niet uitsluitend
om een bescheiden stalgebouw maar ook om een rep
resentatieve paleisvleugel, ontworpen door de hof
a rchitect Pieter Post (1608-1669).
* Dit artikel is een bewerking van twee eerdere publicaties over
dit onderwerp:
• R. Meischke, K.A. Ottenheym, ‘Honselaarsdijk: Tuin en park;
speelhuis (1636) en Nederhof (1640-1644)’, Jaarboek
Monumentenzorg 1992, pp.118-137, en:
• J.J. Terwen, K.A. Ottenheym, Pieter Post (1608-1669.
Architect, Zutphen 1993, pp.46-51 (‘De uitbreiding van het
Huis Honselaarsdijk’).
Voor alle relevante verwijzingen naar gebruikte archiefbronnen,
zie aldaar.
53
54
Afb. 5. Uitsnede van de kaart van Balthasar Florisz
met de oude dorpskern en een niet uitgevoerd plan
voor de Nederhof (ca. 1635?)
hoekige hoek-paviljoens aan de tuin-
zijde, twee achthoekige torentjes aan
de voorzijde en een fors middenpavil-
joen in de vleugel aan de voorz i j d e .
Tussen de twee paviljoens aan de tuin-
zijde was een galerij ter hoogte van de
b e g a n e g rond aangelegd zodat de
binnenplaats toch een afgesloten ka-
rakter had. Het gebouw had een kelder,
b e g a n e g rond en verdieping en was
u i t g e v o e rd in baksteen met veel na-
tuurstenen onderdelen, zoals de vensters, vensterbekroningen, pilasters
(aan de binnenplaats) en waterlijsten. De gevels waren gedecore e rd in
een stijl die vergelijkbaar is met het late werk van Hendrick de Keyser.
Aan de binnenplaats waren de gevels geleed met een opeenstapeling van
Dorische en Ionische pilasters. De bakstenen buitengevels werden verle-
vendigd door afwisselend driehoekige en gebogen frontons boven de
vensters. De middenrisaliet aan de voorgevel was vijf traveeën breed en
v o o rzien van een opeenstapeling van Ionische en Korinthische pilasters
en een Ionische zuilenportico voor de hoofdingang. De staatsie-appar-
tementen lagen op de bel etage van de hoofdvleugel, dat van Fre d e r i k
Hendrik aan de westzijde en dat van zijn echtgenote Amalia aan de
oostzijde, beide samengesteld uit een anti-chambre, chambre, gard e -
robe en kabinet in het achthoekige hoektorentje. Beide appartementen
gaven bovendien toegang tot lange galerijen in de beide zijvleugels.
In 1633-’39 werd het zojuist voltooide paleis aangepast aan de nieuwste
ontwikkelingen uit Frankrijk. De tuinarchitect André Mollet verbleef
sinds 1633 aan het hof van Frederik Hendrik om ondermeer de tuinen
van Honselaarsdijk van nieuwe part e r re s - d e - b r oderie te voorzien. In de
j a ren 1633-’37 was de Fransman Simon de la Vallée als hofarchitect in
dienst. Onder zijn leiding werd achter het hoofdpaviljoen van Honse-
laarsdijk een monumentaal trappenhuis gebouwd met een dubbele
b o rdestrap. De barokke ruimtewerking hiervan werd sensationeel ver-
g root door de ovale lantaarn die dit trappenhuis bekroonde. Jacob van
Campen had in 1636 het beeldhouwwerk in het fronton aan de voor-
zijde van de middenrisaliet ontworpen en na het vert rek van De la
Vallée kreeg hij ook tot circa 1640 de leiding van de bouw. Hij ord o n-
n e e rde de decoratie met pilasters, festoenen, putti en schilderingen van
het nieuwe trappenhuis in 1636 en van de entreehal en de grote zaal
daarboven in 1637 en volgende jare n .
Afb. 4. Vo g e l v l u c h t k a a r t van kasteel
Honselaarsdijk door Balthasar Florisz
van Berc k e n rode, circa 1638.
D E N E D E R H O F I N H O N S E L E R S D I J K J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
Afb. 6. Bestektekening uit 1639 van de voorzijde
en de binnenplaatsgevel van de Nederhof.
B a r tholomeus Drijffhout of Jan Gerritsen van Lier.
(Nat. Archief, NDA 2)
N e d e r hof en Domeinkwart i e r
Nadat het paleis aldus geschikt gemaakt was voor
staatsie-ontvangsten en andere re p re s e n t a t i e v e
g e b e u rtenissen, werden in de jaren 1640-’44 aan
weerszijden van het paleisterrein nieuwe dienst-
gebouwen opgetrokken om bij grootse cere m o-
niën ook over voldoende stallen, koetshuizen en
personeelsverblijven te beschikken. Aan weers-
zijden van de paleistuinen verrees een langgere k t ,
L - v o rmig dienstgebouw met hoog opgetro k k e n
vierkanten hoekpaviljoens. Het gebouw aan de
oostzijde werd ‘de Nederh o f ’ genoemd en dat
aan de westzijde ‘het Domeinkwartier’. Aan bei-
de zijden stond bovendien een vierde paviljoen, gelijk aan de andere
hoekpaviljoens maar dan vrijstaand. Een lange tuinmuur scheidde in
beide gevallen de plaats van de dienstgebouwen aan de noordzijde af
van de tuinen. Het werk bestond niet alleen uit het bouwen van de
N e d e rhof; er moest ook een geheel nieuw dorpsplein komen met vijf
huizen aan de overzijde van een nieuwe gracht.
De voorbereidingen voor de nieuwe bijgebouwen aan de oostzijde, de
N e d e rhof, waren al in december 1638 begonnen met het verv a a rd i g e n
van een houten maquette. De ontwerper hiervan was waarschijnlijk de
Haagse steenhouwer Bartholomeus Drijffhout, die een jaar later, in
december 1639 betaald werd voor zijn bestekken en tekeningen van de
stallen, galerijen en koetshuizen. Ook de steenhouwer Jan Gerritsen van
Lier werd betaald voor het maken van bestekken en andere diensten ten
behoeve van de nieuwe stallen. Het bestek waarop de aannemers kon-
den inschrijven was 11 januari 1640 gedateerd. De aannemer aan wie
het werk op 7 april 1640 voor 62.000 gulden werd gegund, was de
rentmeester van de Prins, Sijmon van Catshuijsen. Hij had al meer gro o t
werk aangenomen, zoals het hoofdpaviljoen van het Huis Ter Nieuburg
bij Rijswijk. Het eigenlijke bouwen besteedde hij uit aan onderaanne-
mers. In het bestek van 11 januari 1640 wordt de bouw van twee vleu-
gels beschreven voor stallen, koetshuizen en dienstvert rekken. Bij het
bestek zijn vier tekeningen bewaard gebleven, verv a a rdigd door Drijff-
hout of Van Lier (afb. 6). Deze geven een goed beeld van de monumen-
tale maar uiterst sobere aanleg. Het plan voorzag in een L-vormig, bak-
stenen gebouw met een lange vleugel van 288 voet [ca.90,4 m] aan de
zuidzijde en een korte vleugel van 132 voet [ca. 41,4 m] aan de oostzij-
de, beide bestaande uit een begane grond en een hoge kap. Op de hoe-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
55
56
Afb. 7. Vo o rzijde van de Nederhof uit 1640.
R a n d g r a v u re van de kaart van Bega en Blooteling uit 1695.
ken was het gebouw voorzien drie vierkante paviljoens met een door-
snede van 27 voet [ca. 8,4 m], die met twee bovenverdiepingen boven
de lage vleugels uitstaken en daardoor het beeld van hoektorens oprie-
pen. Beide vleugels hadden zowel aan de binnen- als aan de buitengevel
een brede middenrisaliet die met een fronton werd bekroond. In het
centrale deel van de lange vleugel werd een stal ondergebracht voor 46
p a a rden, met een ruime schuur aan de linkerzijde (west) en het koets-
huis ter re c h t e rzijde (oost). Dit koetshuis liep door in de begane gro n d
van het hoekpaviljoen. De korte vleugel was opgedeeld in verschillende
k l e i n e re vert rekken die als dienstruimten of personeelsverblijven konden
dienen, in het bestek aangeduid als ‘offitiën’. Op de binnenplaats wer-
den voorts twee putten aangelegd die via een gemetseld riool aangeslo-
ten waren op de slotgracht.
In het bestek is ook een aanvulling opgenomen waarin is bepaald dat de
aannemer van de Nederhof ook de acht huizen aan de oostzijde van het
dorpsplein moest opkopen en afbreken. Iets oostelijker zou hij een
nieuwe gracht moeten graven en aan de oostzijde van die gracht moes-
ten vijf nieuwe huizen worden gebouwd volgens een vastgesteld plan,
op een totale breedte van 18 roeden [ca.67 m]. Zo ontstond er tussen
de nieuwe gracht met de huizen en het voorf ront van de nieuwe Neder-
hof een regelmatig, rechthoekig dorpsplein (afb. 7). Het was een voor-
beeld van projectontwikkeling uit de 17de eeuw en laat zien hoe diep
het uitdijende kasteelcomplex in de dorpsstructuur ingreep.
De betrokkenheid van Prins Frederik Hendrik bij dit gehele bouwpro-
ject blijkt duidelijk uit een brief die zijn griffier Laurens Buysero twee
weken na de aanbesteding aan de aannemer Catshuijsen schreef vanuit
D E N E D E R H O F I N H O N S E L E R S D I J K J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
het legerkamp bij Maldegem. De brief geeft commentaar op de werk-
zaamheden aan de Nederhof en de veranderingen in de aanleg van het
dorp. Frederik Hendrik gaf toestemming om de bovenste vensters in de
hoge hoekpaviljoens ovaal ter maken in plaats van rechthoekig waarbij
hij zelf aanwijzingen gaf in de bouwtekeningen voor maat van de festoe-
nen aan weerszijden, ‘gelijk alles met potlood aangegeven door Zijne
Hoogheid’. Vo o r ts bepaalde hij dat de daken van de vleugels en van de
paviljoens allemaal even steil moesten worden, volgens een van de inge-
diende voorstellen. Tot slot gaf de Prins uitvoerige instructies voor de
bebouwing van woonhuizen met uniforme gevels langs de vaart, gelijk
aan de eerder ontworpen vijf huizen. De indeling van de huizen hoefde
echter niet gelijk te zijn. Bovendien stelde hij nadrukkelijk dat de ru i m-
te waarop Catshuijsen blijkbaar ook enkele huizen had gepro j e c t e e rd ,
een open plein moest blijven. Blijkbaar hield de Prins zelfs tijdens zijn
veldtochten de bouw van Honselaarsdijk tot in de details in de gaten.
Deze indruk wordt nogmaals bevestigd door een bericht van enkele
maanden later. Constantijn Huygens, de secretaris van Prins Fre d e r i k
Hendrik, schreef op 30 juni 1640 vanuit het legerkamp bij Assenede aan
Prinses Amalia: ‘Son Altesse (...) demeura bien deux heures à ord o n n e r
les jardins et bastiments de Honselardick’.
Een jaar later begon de bouw van een vierde paviljoen, op de noord -
westelijke hoek van het terrein van de nieuwe Nederhof. Dit paviljoen
v o rmde van begin af aan een onderdeel van het ontwerp voor de Neder-
hof, want de fundering hiervoor was al tegelijk met de twee vleugels in
1640 aangelegd. Het nieuwe paviljoen was gelijk aan de andere drie
hoekpaviljoens maar was aanvankelijk slechts door een lange muur met
het noordoostelijke paviljoen verbonden. Deze muur vormde de schei-
ding van het stalterrein met de nieuwe tuin die ten oosten van het oor-
s p ronkelijke kasteelterrein was aangelegd. Twee jaar later, in 1643, be-
gonnen de voorbereidingen voor een gelijkvormig complex aan de west-
zijde van het paleis met wederom een L-vormig dienstgebouw met drie
hoekpaviljoens en een los paviljoen, maar dan in spiegelbeeld geord e n d .
Dit westelijke complex zou het ‘Domeinkwartier’ genoemd word e n .
Het uitbreidingsplan van 1644
Te r wijl het werk aan het Domeinkwartier vord e rde, besloot men in mei
1644 zowel aan de oost- als aan de westzijde in plaats van de lange tuin-
muur een derde vleugel te bouwen, waarmee beide dienstgebouwen een
U - v o rm kregen, geopend naar het paleis (afb. 8-10). Vanaf dit moment
was Pieter Post als architect betrokken bij de voort d u rende bouwactivi-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
57
58
Afb. 8. Overzicht van kasteel en tuinen in
de tweede helft van de 17de eeuw.
Vo g e l v l u c h t k a a rt door Carel Allard .
Afb. 9. Uitsnede van de kaart van Allard met de
N e d e rhof in volgroeide vorm .
teiten op Honse-
laarsdijk. Een jaar
later zou dan ook
zijn aanstelling als
h o f a rchitect volgen
en in 1646 zijn
benoeming in vaste
dienst. De nieuwe
vleugel aan de westzijde (Domeinkwartier) werd gebruikt als woonvleu-
gel voor hoger personeel van het hof, die aan de oostzijde (Nederh o f )
d a a rentegen werd in 1646 ingericht als direct verlengstuk van het paleis
zelf, met de kapel, een tuingalerij, een schilderijenzaal en aansluitend
een badappartement. Deze eigenaardige oplossing had echter een eigen
v o o rgeschiedenis, waarbij Pieter Post eveneens betrokken was.
Op 16 februari 1643 richtte Constantijn Huygens als secretaris van de
Prins van Oranje, zich met een opmerkelijk verzoek tot de Franse diplo-
maat Nicolas Tassin in Parijs. Tassin was de intendant van Gaston
d’Orléans, de broer van Lodewijk XIII, en daarnaast behartigde hij de
belangen van de Oranjes aan het Franse hof. Huygens stuurde hem
p l a t t e g ronden van beide verdiepingen van Honselaarsdijk, inclusief de
N e d e rhof aan de oostzijde (de stallen aan de westzijde bestonden toen
nog niet). Tassin werd beleefd verzocht deze tekeningen voor te leggen
aan de beste architecten en tuinarchitecten in Parijs, vergezeld van drie
vragen. Ten eerste hoe de nieuwe stallen op sierlijke wijze (‘avec grace’)
met het hoofdgebouw zouden kunnen worden verbonden, ten tweede
hoe de tuin ‘rechts’ van het paleis (waarschijnlijk is bedoeld ‘aan de
oostzijde’) gemodern i s e e rd zou kunnen worden en ten derde waar de
nieuwe kapel zou moeten komen. In het nieuwe paleis miste immers
nog een permanente kapel of preekzaal en Huygens schreef dat er een
voorstel was om de brug die het paleis aan de achterzijde met de tuin
verbond, te overdekken om hierboven een nieuwe kapel te constru e re n .
Deze zou dan bereikbaar zijn via het vlakke dak van de galerij die het
binnenplein aan deze zijde afsloot. Tot slot merkte Huygens op dat de
nieuwe kapel zowel goed moest passen in het uiterlijk van het gebouw
als comfortabel bereikbaar moest zijn voor het prinselijke paar.
Het is niet bekend of er inderdaad voorstellen van Franse arc h i t e c t e n
voor de oplossingen van deze problemen zijn gekomen. Wa a r s c h i j n l i j k
niet, want voor twee van de drie problemen in de brief van Huygens
zou Pieter Post in de jaren 1644-’46 zelf ontwerpen maken. Op 19 mei
1644, ruim een jaar na de brief aan Tassin, werd de nieuwe vleugel aan
D E N E D E R H O F I N H O N S E L E R S D I J K J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
de tuinzijde van de Nederhof aanbesteed en hierin werd ondermeer de
nieuwe kapel ondergebracht. Een half jaar later, in december 1644,
ontwierp Post de aansluitende verbinding tussen het paleis en de nieuwe
bijgebouwen. Dit project is echter nooit tot uitvoering gekomen.
De kapel en de schilderijenzaal
in de Nederh o f
De nieuwe tuinvleugel van de Nederhof hoorde eigenlijk niet bij het
stallen- en personeelscomplex maar was geheel gericht op de tuin en
gold als verlengstuk van het paleis, met de hofkapel en een schilderijen-
zaal (afb. 11). Er is een tekening bewaard voor de invulling van de nieu-
we vleugel van de Nederhof met twee varianten die slechts in kleine
details verschillen. Deze plattegronden geven een centrale, open arc a d e
van negen traveeën met verschillende zalen en vert rekken aan weerszij-
den. Aan de hand van deze voorontwerpen en de afbeeldingen van het
uiteindelijke resultaat, is het mogelijk een plattegrond van deze vleugel
te schetsen, met de schilderijenzaal en de kapel. De galerij kreeg aan de
tuinzijde vijftien open bogen, geflankeerd door de schilderijenzaal en de
kapel, die elk waarschijnlijk vier vensters aan de tuinzijde hadden en aan
de zijde van de binnenplaats gesloten ware n .
In de loop van het jaar 1646 waren de
nieuwe vleugels gereed. Van het re s u l t a a t
is helaas alleen het exterieur bekend,
dankzij een gravure van C. Allard uit het
einde van de 17de eeuw. Het oostelijk
deel van de Nederhof, het enige deel van
het hele paleis dat tegenwoordig nog
bestaat, bevat nog vijf traveeën van deze
galerij aan de tuinzijde (afb. 12). De een-
voudige bakstenen pijlers en de zandste-
nen Toscaanse kapitelen volgens Scamoz-
zi, maken zeer aannemelijk dat Pieter
Post inderdaad de ontwerper hiervan is
geweest. Later zou hij bijvoorbeeld ook
in de Zwanenburcht te Kleef een verg e-
l i j k b a re pijlerarcade oprichten. De kapel
was mogelijk, vanuit de tuin gezien,
rechts van deze galerij ondergebracht en
de schilderijenzaal links. Beide zalen had-
den aan het exterieur geen speciale aan-
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 10. Hoofdgebouw, Nederhof en Domeinkwart i e r.
R e c o n s t ructie van de toestand in de tweede helft van de 17de eeuw.
(tekening R. Royaard s - Ten Holt)
Afb. 11. Tuinzijde van de Nederh o f .
R a n d g r a v u re van de kaart van Allard ,
tweede helft 17de eeuw.
59
60
Afb. 12. Restant van de galerij
van de tuinvleugel. (foto auteur)
Afb. 13. Preekstoel van de NH kerk te Wa t e r i n g e n ,
in 1646 door Pieter Post ontworpen voor de
Hofkapel van Honselaarsdijk. (foto auteur)
dacht gekregen. De beganegrond van het hoekpaviljoen naast de schil-
derijenzaal was als badappartement ingericht. In mei 1646 werden de
v l o e ren gelegd in twee vert rekken ‘aan het oosteind van de open galerij
tegen de nieuwe tuin’, waarmee mogelijk de schilderijenzaal en het bad-
a p p a rtement werden bedoeld.
De inrichting van deze beide ruimten is door Pieter Post ontworpen,
die in deze tijd immers in vaste dienst van het hof was en zelf ook bij de
aanbestedingen van de verschillende onderdelen aanwezig was. De kapel
w e rd voorzien van een preekstoel, twee banken en een orgel, aanbesteed
in de tweede helft van 1646 aan verschillende schrijnwerkers en beeld-
snijders (afb. 13). De kapel is met de sloop van het paleis in de vro e g e
19de eeuw verdwenen. Van de inrichting zijn de preekstoel en onder-
delen van de banken bewaard gebleven. Deze zijn in de 18de eeuw aan
de kerk in Wateringen geschonken.
Tegelijk met de preekstoel werd in juni 1646 ook het schrijnwerk voor
de grote zaal in de tuinvleugel aanbesteed. De bestekken voor het
schrijnwerk en het schilderwerk en de inventaris van Honselaarsdijk uit
1694 geven een indruk van de inrichting van deze bijzondere zaal, die
waarschijnlijk in de oostelijke helft van de nieuwe vleugel heeft gelegen,
in het bouwdeel dat tegenwoordig nog bestaat. De rechthoekige zaal in
de Nederhof had vier vensters die op de tuin uitkeken en aan de andere
zijde een wandbetimmering met schilderijen. Tegen de wanden werd e n
20 duim (circa 50 cm) brede houten panelen gemonteerd die van de
vloer tot aan het plafond reikten en die als muurdammen moesten ogen
(afb. 14). Hiertegen werden vervolgend houten pilasters geplaatst, vijf
aan elke van de beide lange zijden en twee aan de kopse zijden met
steeds twee kwartpilasters in de hoeken. Op deze manier werd de zaal
ingedeeld in zes bij drie traveeën. Aan elk van beide korte zijden ware n
twee deuren, waarvan er steeds slechts één functioneel was en één
schijn, omwille van de symmetrie.
Enkele maanden later, in november 1646, kon de houten betimmering
w o rden beschilderd. Hiervoor werd een beroep gedaan op de decoratie-
schilder Mathias du Bus, die toen ook in paleis Noordeinde werkzaam
was. De houten ‘muurdammen’, pilasters en lambrisering werden
g e m a rm e rd, evenals de lijsten van de panelen waarin putti en festoenen
w e rden geschilderd alsof zij van wit marmer of albast waren. De pilas-
ters bleven effen, hoewel er in eerste instantie festoenen op zouden
w o rden geschilderd. Het houten balkenplafond werd zo beschilderd
alsof het kostbaar palissanderhout was en werd voorzien van gesneden
houten rozetten. De wandvlakken waar geen vensters of (schijn)deure n
D E N E D E R H O F I N H O N S E L E R S D I J K J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
w a ren, werden met schilderijen bespannen die speciaal daartoe in 1648
in Antwerpen waren besteld bij Gonzales Coques, ‘van soodanige gro o-
te historiën ende ordonnantie als hem sijn aengewesen’. Zoals ook in de
a n d e re paleizen van Frederik Hendrik zal het thema door de stadhouder
zelf zijn bepaald, waarschijnlijk met advies van Huygens. Het werd een
serie van tien schilderijen van de geschiedenis van Amor en Psyche. Va n
een beroemde kunstenaar als Coques verwachtte het hof ongetwijfeld
nieuwe, eigen composities maar blijkbaar leed de schilder onder tijdge-
b rek. Buiten medeweten van zijn opdrachtegevers had Coques verv o l-
gens de schetsen laten maken door zijn Antwerpse collega Abraham van
Diepenbeeck. Deze maakte zich er echter met een Jantje-van-Leiden
van af en baseerde zijn ontwerp grotendeels op een beroemd voorbeeld
in Italië. Coques had dit blijkbaar niet onmiddellijk door en ging ijverig
aan de slag volgens de aangeleverde schetsen. De presentatie van de
schilderijen in Den Haag was dan ook tamelijk onverkwikkelijk voor
Coques. De geleerde kunstkenner Huygens herkende het Romeinse
voorbeeld van Raphael onmiddellijk. De doeken werden desondanks
volgens plan in de tuinzaal geïnstalleerd. Deze blamage voor Coques
leidde uiteindelijk tot een hevige ruzie tussen hem en Diepenbeeck,
die uiteindelijk door het St.Lucasgilde in Antwerpen moest worden
beslecht.
Ve reniging Hendrick de Keyser is nu in het bezit van het oostelijk deel
van de Nederhof. Van de oorspronkelijke functies, de stallen in de zui-
delijke, de personeelsvert rekken in de oostelijke en de schilderijenzaal
en het badappartement in de noordelijke vleugels, is tegenwoordig niets
meer direct terug te vinden. Hoewel dit deel van het complex niet is
gesloopt, kende het een lange tijd van verwaarlozing waarbij ook de
kenmerkende hoge hoektorens zijn verdwenen. In 1977 is het gebouw
g e re s t a u re e rd en voor bewoning geschikt gemaakt. Bij deze gelegenheid
zijn de hoekpaviljoens weer tot halve hoogte opgemetseld zodat het
historische silhouet in de huidige situatie tenminste op bescheiden
schaal herkenbaar is. Ook in de aanblik van het huidige dorp tegenover
de oostvleugel van de Nederhof is de stedenbouwkundige ingreep van
F rederik Hendrik nog terug te zien. ■
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Afb. 14. Restant van de beschilderde
wandbetimmering van de tuinvleugel
van de Nederhof. (foto HdK)
Verdere literatuur over dit onderwerp:
• Th. Morren, Het Huis Honselaarsdijk, Leiden 1908.
Herdruk Alphen a/d Rijn 1990 (met belangrijke aanvullingen
van R. Meischke en H.W.M. van der Wijck).
• D.F. Slothouwer, De paleizen van Frederik Hendrik,
Leiden 1945.
• J.G. van Gelder, ‘De opdrachten van de Oranjes aan Thomas
Willeboirts Bosschaert en Gonzales Coques’, Oud Holland 64
(1949), pp. 41 ev.
• M. Keblusek, J. Zijlmans (red.), Vorstelijk Vertoon. Aan het
hof van Frederik Hendrik en Amalia, Den Haag/Zwolle
1997.
• V. Bezemer Sellers, Courtly Gardens in Holland 1600-1650.
The House of Orange and the Hortus Batavus, Amsterdam/
Woodbridge 2001.
61
62
Alfabetische lijst v a n plaatsen in
N e d e r l a n d met panden van de Ve re n i g i n g
A l b l a s s e rd a m
Jaar van verwerving
1 Cortgene 9, ‘Ambachtsherenhuis’ 2006
(overdracht gemeente Alblasserdam; met steun
BankGiro Loterij)
A l k m a a r
1 Mient 31 1925
2 Mient 33 1925
A m e r s f o o r t
1 Havik 33-35 1941
A m s t e rd a m
1 Beulingstraat 25 1928
2 Blauwburgwal 22 1976
(legaat mw C.M. Alderding-Krull)
3 Bloemgracht 9 1962
4 Bloemgracht 87 1929
5 Bloemgracht 89 1929
6 Bloemgracht 91 1927
7 Bloemgracht 108 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
8 Brouwersgracht 48 1918
9 Brouwersgracht 50 1918
1 0 Brouwersgracht 54 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1 1 Brouwersgracht 56 1949
1 2 Brouwersgracht 218 1946
1 3 Egelantiersgracht 73 1962
1 4 Enge Kerksteeg 2 1918
1 5 Enge Kerksteeg 4 1918
1 6 Frederiksplein 10 1975
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1 7 Herengracht 39 1963
1 8 Herengracht 59 1918
1 9 / 2 0 Herengracht 77 /
Korsjespoortsteeg 24 1958
2 1 Herengracht 170,
‘Huis Bartolotti’ 1924
2 2 Herengracht 172,
‘Huis Bartolotti’ 1971
(schenking koopsom Merrem & La Porte N.V.)
2 3 Herengracht 241 2006
(schenking dhr. J.J.M. Bordens en mw. E.H. Heesen)
2 4 Herengracht 284,
‘Huis Van Brienen’ 1933
(schenking Comte d'Alsace, Prince d'Henin)
2 5 Herengracht 394 1918
2 6 Herengracht 476 1953
(schenking mw G.L.C.A. Mirandolle)
2 7 Herengracht 524 1995
(met steun van NOG Verzekeringen)
2 8 Huidenstraat 19 1977
2 9 Kattengat 4 1926
3 0 Kattengat 6 1926
3 1 Keizersgracht 387 1955
(nalatenschap mw J.M. Worst-Kalff)
3 2 Keizersgracht 743 1978
(nalatenschap mw J.A.W. Westerman Holstijn-
van Hettinga Tromp)
3 3 Kerkstraat 19 1969
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 4 Kerkstraat 288 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
3 5 Kerkstraat 290 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
3 6 Kerkstraat 292 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
3 7 Kerkstraat 294 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
3 8 Kerkstraat 324 1957
3 9 Koestraat 10/12,
‘Wijnkopersgildehuis’ 1947
4 0 Lange Leidsedwarsstraat 144 1964
4 1 Lange Leidsedwarsstraat 146 1964
4 2 Lange Leidsedwarsstraat 148 1964
4 3 Lange Leidsedwarsstraat 150 1964
4 4 Lange Leidsedwarsstraat 152 1972
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
4 5 Lijnbaansgracht 334 1966
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
4 6 Nieuwebrugsteeg 13 1918
4 7 Nieuwebrugsteeg 15 /
St. Olofspoort 9 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
4 8 N i e u w e n d a m m e rdijk 283-285 1959
4 9 Nieuwezijds Voorburgwal 75,
‘Makelaers Comptoir’ 2002
(overdracht Commissarissen van het Makelaars-
gilde / gemeente Amsterdam)
5 0 / 5 1 Nieuwezijds Voorburg-
wal 264 / Wijdesteeg 1 1929
5 2 Nieuwmarkt 20-22 1918
5 3 Noordermarkt 17 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
5 4 Noordermarkt 20 1962
5 5 St. Olofspoort 1 / Zeedijk 2 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
5 6 St. Olofspoort 2 1918
5 7 St. Olofspoort 3 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
5 8 St. Olofspoort 4 1918
5 9 St. Olofspoort 5 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
6 0 St. Olofspoort 7 1967
(schenking Fries-Groningse Hypotheekbank N.V.)
6 1 St. Olofssteeg 8,
‘Het Jopenvat’ 1924
6 2 Oudekerksplein 50 1955
6 3 Oudezijds Achterburgwal 151 1956
(schenking koopsom N.N.)
6 4 Oudezijds Achterburgwal 153 1956
(schenking koopsom N.N.)
6 5 Oudezijds Achterburgwal 155 1984
6 6 Oudezijds Achterburgwal 187 /
Spinhuissteeg 2 1980
6 7 Oudezijds Voorburgwal 14 1929
6 8 / 6 9 Oudezijds Voorburgwal 57 /
Oudezijds Achterburgwal 46A 1946
7 0 Oudezijds Voorburgwal 73 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
7 1 Oudezijds Voorburgwal 100 1918
A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
7 2 Palmgracht 20-26,
‘Bossche Hofje’ 1997
(schenking Stichting Arent Dirksz Bosch Hofje)
7 3 Prinsengracht 2 1918
7 4 Prinsengracht 4 1918
7 5 Prinsengracht 36 1918
7 6 Prinsengracht 997 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
7 7 Prinsengracht 999 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
7 8 Prinsengracht 1001 1986
(schenking ‘Johanna van Riemsdijk’ Stichting)
7 9 Rapenburg 13 1918
8 0 Sloterkade 21,
‘Aalsmeerder Veerhuis’ 1925
8 1 Spuistraat 233 1961
(nalatenschap mw H.H. Fruyt-Martens)
8 2 Warmoesstraat 83 1918
8 3 Zandhoek 4 1949
8 4 Zeedijk 1 1920
A p p i n g e d a m
1 Dijkstraat 30 1998
2 Solwerderstraat 14 1987
A r n h e m
1 Bovenbeekstraat 21 1991
(overdracht gemeente Arnhem)
Balk
(gem. Gaasterlân-sleat)
1 Raadhuisstraat 11 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 van Swinderenstraat 7 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
B e rgen op Zoom
1 St. Catharinaplein 1 1993
2 St. Catharinaplein 2 1993
B l a r i c u m
1 Bloemlandseweg 3 2000
(met steun BankGiro Loterij en dankzij
nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
Blokker (gem. Hoorn )
1 Westerblokker 39,
‘Barmhartige Samaritaan’ 1990
Blokzijl (gem. Steenwijk)
1 Bierkade 6 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Bierkade 7 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Bierkade 8 1960
(overdracht Coöperatieve Zuivelindustrie NOVAC)
4 Kerkstraat 2 1926
5 Kerkstraat 16 1961
6 Kerkstraat 20-22 1926
7 Kerkstraat 24 1926
8 Kerkstraat 26 1926
9 Kerkstraat 28 1926
B r i e l l e
1 Maarland NZ 10 1948
2 Maarland NZ 24 1925
3 Maarland NZ 29/30 1949
4 Voorstraat 27 1928
B roek in Waterland
(gem. Wa t e r l a n d )
1 Leeteinde 4/6 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Leeteinde 12 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
C u l e m b o rg
1 Slotstraat 8 1989
2 Slotstraat 10/Lange Meent 1-7 1977
(schenking koopsom N.N.)
D e l f t
1 Markt 2 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Markt 4 1962
3 Van der Mastenstraat 24 1979
(overdracht ‘Stichting Hofje van Gratie’)
4 Van der Mastenstraat 26 t/m 40,
complex ‘Hofje van Gratie’ 1979
(overdracht ‘Stichting Hofje van Gratie’)
5 Oude Delft 49 1936
6/ 7 Wijnhaven 16 / Boterbrug 17 1925
Den Helder
1 Molenstraat 63 2006
(schenking mw. J. Hillerström en erfgenamen A.A. Zon)
D e v e n t e r
1 Boterstraat 3 1977
(schenking Stichting N.N.)
2 Brink 47 1977
(schenking Stichting N.N.)
3 Noordenbergstraat 6 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
D o e s b u rg
1 Koepoortstraat 26 /
Hogestraat 1 1980
2 Meipoortstraat 57 1958
3 Meipoortstraat 59 1958
Dokkum
(gem. Dongeradeel)
1 Keppelstraat 40 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
D o rd r e c h t
1 Bolwerk 2 / Merwekade 102 2006
(schenking dhr. M.C.M. Schless en
dhr. L.H.M. Stroekxs van den Broek)
2 Engelenburgerbrug 1-3,
‘Het Rondeel’ 1975
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Grotekerksbuurt 50 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
4 Grotekerksbuurt 54 1959
5 Grotekerksbuurt 56 1959
6 Kuipershaven 41/42 1955
7 Voorstraat 170 1919
8 / 9 Voorstraat 173 /
Nieuwbrug 1/3 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
1 0 Wijnstraat 71/73 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
63
64
1 1 Wijnstraat 113, ‘Het Zeepaert’ 1996
(met steun nalatenschap mw C.M. van der Meulen-
J e n s m a )
1 2 Wijnstraat 123/125,
‘De Onbeschaamde’ 1994
(overdracht gemeente Dordrecht)
1 3 Wijnstraat 124, 126 en 128 1997
(dankzij nalatenschap mw C.M. van der
Meulen-Jensma)
1 4 Wijnstraat 127, ‘In Bevereburch’ 2006
(schenking koopsom BankGiro Loterij)
D r i e b e rg e n - R i j s e n b u rg
(gem. Utrechtse Heuvelru g )
1 Hoofdstraat 87-91, ‘Sparrendaal’ 2000
(overdracht gemeente Driebergen-Rijsenburg en
dankzij nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek)
D ronrijp
(gem. Menaldumadeel)
1 Tsjerkebuorren 12 2005
(schenking mevrouw A.Dijkstra-Ossewaarde)
Edam
(gem. Edam-Vo l e n d a m )
1 Achterhaven 105 1920
2 Doelland 3 1946
3 Doelland 5 1940
4 Spui 6 1927
E l b u rg
1 Krommesteeg 11 1925
2/ 3 Smedestraat 22 /
Rozemarijnsteeg 14 1987
4 Smeesteeg 4 1980
E n k h u i z e n
1 Bagijnestraat 3 1957
2 Breedstraat 32 1919
3 Breedstraat 102 1956
4 Breedstraat 121 1928
5 Torenstraat 11 1962
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
6 Vissersdijk 44 1928
7 Westerstraat 76 1919
8 Zuiderspui 3 1925
9 Zuiderspui 4 1918
Franeker
(gem. Franekeradeel)
1 Eise Eisingastraat 2 1985
(met steun ‘P.W. Janssens Friesche Stichting’)
2 Raadhuisplein 13 1966
(schenking erven L. van der Woude en G. Donia)
F re d e r i k s o o rd
(gem. We s t e r v e l d )
1 M.E. van der Meulenweg 5 1992
(legaat mw M. Helbers-Molt)
Gageldonk (gem. Bre d a )
1 Moerenstraat, kapel 1918
G o e s
1 Turfkade 11, ‘Karel V-huis’ 1928
G o r i n c h e m
1 Burgstraat 30/Vismarkt 20-21 1919
2 Molenstraat 109, ‘Tolhuis’ 1977
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
G o u d a
1 Naaierstraat 6 1929
’s - G r a v e n h a g e
1 Beeklaan 303 1995
2 Statenlaan 4 1987
(nalatenschap dhr D. Bolten)
G ro n i n g e n
1 Ossenmarkt 5 1930
H a a r l e m
1 Donkere Spaarne 56 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
2 Goudsmidspleintje 1 /
Donkere Begijnhof 8 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
3 Goudsmidspleintje 2/3 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
4 Groot Heiligland 19 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
5 Groot Heiligland 22 /
Omvalspoort 11 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
6 Groot Heiligland 46 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
7 Groot Heiligland 48 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
8 Groot Heiligland 63 t/m 85,
complex ‘Gasthuishuisjes’ 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
9 Houtmarkt 17 1934
1 0 Korte Spaarne 15 /
Spaarnwouderstraat 19 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
1 1 Korte Spaarne 23/25/27 1929/1961
1 2 Korte Spaarne 29/31 /
Wijdesteeg 3 1929
1 3 Korte Wijngaardstraat 14 1992
(overdracht Stichting Diogenes Haarlem)
1 4 Nassaulaan 14 1979
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
1 5 Nassaulaan 16 1979
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
1 6 Nieuwe Gracht 7,
‘Huis Barnaart’ 2002
(met steun BankGiro Loterij en dankzij
nalatenschap dhr. C.W. Zeeman)
1 7 Spaarne 69 1963
1 8 Spaarne 108 1924
1 9 Spaarnwouderstraat 15 1961
H a r l i n g e n
1 Havenplein 14 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Havenplein 28 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Noorderhaven 106 1930
4 Voorstraat 61 1955
5 Zuiderhaven 2 1955
A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
H a s s e l t
(gem. Zwart e w a t e r l a n d )
1 Hoogstraat 33 1963
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Markt 1, vml. Raadhuis 1995
(overdracht gemeente Hasselt)
3 Rosmolenstraat 1 1977
(schenking koopsom N.N.)
4 Rosmolenstraat 3 1972
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
H e i l o o
1 Kennemerstraatweg 278,
‘Huis Nijenburg’ 2004
(overdracht Vereniging Natuurmonumenten)
’s - H e r t o g e n b o s c h
1 2 e Korenstraatje 18 /
Dode Nieuwstraat 43 1927
Honselersdijk
(gem. We s t l a n d )
1 Hofstraat 27-29, ‘Nederhof’ 2006
(overdracht gemeente Westland)
H o o r n
1 Achter de Vest 1,
‘Maria- of Kruittoren’ 1993
(overdracht gemeente Hoorn)
2 Achterstraat 2 / Onder de Boompjes
1 t/m 1c, ‘De Doelen’ 1987
3 Binnenluiendijk 3 en 4 1998
(schenking dhr J.E. de Visser)
4 Grote Oost 82 1987
5 Grote Oost 84 1987
6 Grote Oost 132 1987
7 Hoofd 2, ‘Hoofdtoren’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
8 Italiaanse Zeedijk 106 1987
9 Kerkplein 39,
‘St. Jans Gasthuis’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
1 0 Korenmarkt 8 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
1 1 Kuil 32 1965
(overdracht gemeente Hoorn)
1 2 Munnickenveld 2 1921
1 3 Munnickenveld 21a t/m 21g,
complex ‘Claes Stapelshofje’ 1987
1 4 Muntstraat 6 2001
(schenking koopsom BankGiro Loterij)
1 5 Oosterplantsoen 1 en 1a,
‘Oosterpoort’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
1 6 Rode Steen 8, ‘Waag’ 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
1 7 Slapershaven 1 1987
1 8 Slapershaven 2 1987
1 9 West 50 1987
2 0 Wisselstraat 8 / Kloosterpoort 1 2003
(overdracht gemeente Hoorn)
K a m p e n
1 Buiten Nieuwstraat 62,
‘Bethlehemsvergadering’ 1975
2 Burgwalstraat 6 1925
3 Burgwalstraat 8 1972
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
K u i n re (gem. Steenwijk)
1 H. de Cranestraat 38,
vml. Raadhuis 1977
(schenking gemeente IJsselham)
L e e u w a rd e n
1 Auckamastraatje 4 1976
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Auckamastraatje 6 1976
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Grote Hoogstraat 14 1957
4 St. Jacobsstraat 13 1928
L e i d e n
1 Herengracht 82 1929
2 Lorentzkade 5 2004
(nalatenschap dhr H.M.J.W.J. Kortmann)
3 Rapenburg 25,
‘Bibliotheca Thysiana’ 1997
(overdracht Stichting Bibliotheca Thysiana)
4 Vliet 9 1983
Lexmond (gem. Zederik)
1 Kom Lekdijk 1 1965
(overdracht gemeente Lexmond)
Linschoten
(gem. Montfoort )
1 Dorpsstraat 28 1969
(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)
2 Dorpsstraat 30 1969
(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)
3 Dorpsstraat 32/34 1969
(legaat dhr G. Ribbius Peletier Jr.)
M a a s s l u i s
1 Ankerstraat 16, vml. kuiperij 2002
(overdracht gemeente Maassluis)
2 Markt 18 1978
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
M a a s t r i c h t
1 Achter de Molens 26 1972
(overdracht gemeente Maastricht)
2 Achter de Molens 28 1972
(overdracht gemeente Maastricht)
3 Achter de Molens 30 1972
(overdracht gemeente Maastricht)
4 Cellebroedersstraat 4,
‘Cellebroederskapel’ 2006
(overdracht Stichting Cellebroederskapel)
5 Ridderstraat 2A /
Bisschopsmolengang 2B 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
6 Stenenbrug 2 1954
Makkum
(gem. Wu n s e r a d i e l )
1 Turfmarkt 5 1999
(schenking dhr ir P.J. Tichelaar)
2 Turfmarkt 7 1999
65
66
M e d e m b l i k
1 Vooreiland 11 1968
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Vooreiland 12 1968
(overdracht door N.V. Aannemersbedrijf Woudenberg)
3 Vooreiland 22 1968
(gekocht met Monumentenprijs 1988 van Prins Berhard
Cultuurfonds)
M i d d e l b u rg
1 Gortstraat 30 1930
2 Laan van Nieuwenhove 2,
‘de Geuzenhoek’ 2004
(schenking E.P.D. van Ooijen)
3 Londensekaai 9 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
4 Londensekaai 11 1960
5 Rotterdamsekaai 1 /
Schuitvlotstraat 4 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
6 Schuiffelstraat 18, ‘De Rosmolen’ 2004
(schenking Th. Laurentius)
7 Vlasmarkt 49 1999
8 Vlasmarkt 51,
‘Huis ’s-Hertogenbosch’ 1999
(met steun nalatenschap dhr J. Acquoy en
mw E.A.A. Nairac
9 Wagenaarstraat 1 1973
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
M o d d e rg a t
1 Séwei 49 1995
Monnickendam
(gem. Wa t e r l a n d )
1 Noordeinde 5, vml. Raadhuis 1996
(overdracht gemeente Waterland)
2 Noordeinde 10 1929
3 Weezenland 7 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Naaldwijk (gem. We s t l a n d )
1 Heilige Geesthofje 1-12,
‘Heilige Geesthofje’ 2006
(overdracht gemeente Westland)
N a a rd e n
1 Kloosterstraat 9 1957
2 Kloosterstraat 11 1926
3 Kloosterstraat 13 1926
N i e u w k o o p
1 Reghthuysplein 1,
vml. Raadhuis 1949
N o o rd w i j k
1 Voorstraat 19 1971
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
N i j m e g e n
1 St. Antoniusplaats 9 / Ottengas 15,
‘Cellenbroederenhuis’ 2002
(Stichting Restauratiefonds Cellenbroederenhuis)
O l d e b o o rn
(gem. Boarn s t e rh i m )
1 Weaze 30 1989
O o s t v o o rne
(gem. We s t v o o rn e )
1 Hoflaan 17, ‘Overburgh’ 1933
(schenking ‘bloot eigendom’ n.v. Mij tot Expl. van
O.G. ‘Voorne’s Duin’)
2 Burg. Letteweg 5,
‘Schoenmakershuisje’ 1933
(schenking n.v. Mij tot Expl. van O.G. ‘Voorne’s Duin’)
O u d e w a t e r
1 Kapellestraat 5 1918
P u r m e re n d
1 Bierkade 9/ Whereplantsoen 7 1929
R o t t e rd a m
1 Glazoenowlaan 3 2001
(schenking dhr D.E. van Raalte)
Rouveen (gem. Staphorst)
1 Oude Rijksweg 264 2006
(schenking koopsom SNS REAAL Fonds)
Scheveningen
(gem. ’s - G r a v e n h a g e )
1 Zwaardstraat 16,
‘Derde Ambachtsschool’ 2004
(met steun BankGiro Loterij)
S c h i e d a m
1 Aleidastraat / Hofje van Belois 1-37,
‘Hofje van Belois’ 2005
(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)
2 Overschiesestraat 1-3 / Proveniershuis
1-30, ‘Proveniershuis’ 2005
(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)
3 Oude Kerkhof 5 / Bagijnhof 1-7 2005
(overdracht Stichting Woonplus Schiedam)
S c h o o n h o v e n
1 Lange Weistraat 87 1961
(schenking Firma L. Woudenberg & Zonen)
2 Bij de Watertoren 25,
‘Watertoren’ 2006
(overdracht Stichting Behoud Watertoren
Schoonhoven)
3 Lopikerstraat 37 1961
(schenking Firma L. Woudenberg & Zonen)
4 Voorhaven 6 1965
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
S c h o o r l
1 Duinweg 3, vml. Regthuis 1931
(overdracht gemeente Schoorl)
U s q u e r t (gem. Eemsmond)
1 Raadhuisstraat 3,
vml. Raadhuis 1990
(overdracht Stichting tot behoud van het Berlagehuis)
U t re c h t
1 Boothstraat 2A 1973
(legaat Jhr J.C. Martens van Sevenhoven)
2 Erasmuslaan 9 1999
(nalatenschap mw E.C. Coolhaas-Korpershoek / met
steun van het Van Enter-Westerman Holstijn Fonds)
3 Janskerkhof 16 1973
(legaat Jhr J.C. Martens van Sevenhoven)
A L F A B E T I S C H E L I J S T VA N PA N D E N J A A R V E R S L A G 2 0 0 6
4 Prins Hendriklaan 112 1996
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
Va l k e n b u rg aan de Geul
1 St. Pieterstraat 2a, watermolen 2003
Ve e re
1 Kaai 2-6, ‘Campveerse Toren’ 2005
(overdracht gemeente Veere)
2 Kaai 21 1989
3 Kaai 89 1987
(nalatenschap dhr D. Bolten)
4 Markt 2 1921
5 Markt 3 1981
(legaat mw W. Abbeleven-Labberton)
6 Markt 4 1947
7 Markt 6 1947
8 Markt 10 2000
(schenking familie Oosterhoff)
Ve n l o
1 Grote Kerkstraat 19-21 1987
2 Kwartelenmarkt 1 1925
Vi a n e n
1 Achterstraat 88 1968
(overdracht gemeente Vianen)
Vi e r p o l d e r s
(gem. Brielle)
1 Middelweg 5, ‘Esterenburg’ 2002
(met steun Louisa van der Velden Stichting)
V l a a rd i n g e n
1 Westhavenkade 45, ‘Redershuis’ 1998
(overdracht gemeente Vlaardingen)
2 Westhavenplaats 37, ‘Visbank’ 1998
V E R E N I G I N G H E N D R I C K D E K E Y S E R
V l i e l a n d
1 Dorpsstraat 99,
‘Tromps Huis’ 2001
(overdracht gemeente Vlieland)
2 Dorpsstraat 148, vml. Raadhuis 2001
(overdracht gemeente Vlieland)
3 Duikersoord 33,
Reddingbootloods 2001
(overdracht gemeente Vlieland)
V l i s s i n g e n
1 Beursplein 11, ‘De Beurs’ 1928
(overdracht gemeente Vlissingen)
Vollenhove
(gem. Steenwijk)
1 Kerkplein 1/3, vml. Raadhuis 1991
2 Kerkplein 2,
toren Hervormde Kerk 1991
3 Kerkplein 15,
vml. Latijnse school 1992
Vo o r s c h o t e n
1 Woelwijklaan 11,
‘Jachthuis Woelwijk’ 1975
(schenking dhr en mw J.G. van Manen-Fabius)
Wa n n e p e r veen
(gem. Steenwijk)
1 Veneweg 56 1991
2 Veneweg 83, ‘Het Schultehuis’ 1990
Wa r n s v e l d
1 Molenstraat 8-10 2001
(schenking Jhr ir. J.Ph. Laman Trip)
Workum (gem. Nijefurd )
1 Noard 5 1932
Wo u d r i c h e m
1 Hoogstraat 5 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Hoogstraat 9 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
IJlst
(gem. Wy m b r i t s e r a d i e l )
1 Eegracht 31/32,
‘De Messingklopper’ 1919
Zaandam
(gem. Zaanstad)
1 Dam 1 en 1b, ‘Accijnshuisjes’ 1997
Z a l t b o m m e l
1 Kerkstraat 26 1961
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
2 Oenselsestraat 15 1970
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
3 Oenselsestraat 17 1964
(met steun van dhr C. Philips)
4 Oenselsestraat 50 1978
(met steun Prins Bernhard Cultuurfonds)
5 Ruiterstraat 18 1948
Z i e r i k z e e
1 Nieuwe Boogerdstraat 16 1964
(schenking koopsom Prins Bernhard Cultuurfonds)
Z u t p h e n
1 Groenmarkt 7 1988
Z w o l l e
1 Sassenstraat 31 A 1978
2 Sassenstraat 33, ‘Karel V-huis’ 1943
(‘overdracht’ staat voor een verwerving voor een symbolische
waarde, over het algemeen met de verplichting tot restauratie)
67
68
Ve r s p re i d i n g s k a a r t
Ve reniging Hendrick de Keyser heeft haar bezittingen in onderstaande plaatsen in Nederland.
Middelburg
’s-Gravenhage
Honselersdijk
Naaldwijk
Maassluis
Oostvoorne
Brielle
Veere
Vlissingen
Leiden
Voorschoten
Scheveningen
Zierikzee
Goes
Den Helder
Schoorl
Medemblik
Enkhuizen
Blokker Vollenhove
Blokzijl
Wanneper veen
Alkmaar
Heiloo
Hoorn
Rouveen
Hasselt
Purmerend Edam
Kampen
Monnickendam
Zwolle
Zaandam
Haarlem
Broek in Waterland
Amsterdam
Naarden
Elburg
Noordwijk
Bergen op Zoom
Vlieland
Franeker Dronrijp
Leeuwarden
Harlingen
Nieuwkoop
Breda (Gageldonk)
Makkum
Workum
Blaricum
Balk
Amersfoort
Linschoten Utrecht
Gouda
Delft
Vlaardingen
Schiedam
Oudewater
Vianen
Lexmond
Schoonhoven
Driebergen
Culemborg
Rotterdam Alblasserdam
Vierpolders
Gorinchem
Dordrecht
Zaltbommel
Woudrichem
’s-Hertogenbosch
Maastricht
IJlst
Kuinre
Moddergat
Dokkum
Oldeboorn
Arnhem
Nijmegen
Valkenburg
Frederiksoord
Deventer
Warnsveld
Zutphen
Doesburg
Venlo
Usquert
Groningen
Appingedam
VERENIG ING
Hendrick de Keyser
V E R S P R E I D I N G S K A A R T J A A RV E R S L A G 2 0 0 6
C o l o f o n
O n t w e r p Studio Bauman B N O, Rotterd a m
D ru k Thieme Amsterd a m
© 2007