26.09.2013 Views

richtlijnen gebruik diagnostische instrumenten bij etnische ... - Art.1

richtlijnen gebruik diagnostische instrumenten bij etnische ... - Art.1

richtlijnen gebruik diagnostische instrumenten bij etnische ... - Art.1

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

LANDELIJK BUREAU TER BESTRIJDING<br />

VAN RASSENDISCRIMINATIE (LBR)<br />

RICHTLIJNEN GEBRUIK<br />

DIAGNOSTISCHE INSTRUMENTEN<br />

BIJ ETNISCHE MINDERHEDEN<br />

Nederlands Instituut van Psychologen<br />

Intersector<br />

sectie Interculturalisatie<br />

NIP


RICHTLIJNEN GEBRUIK<br />

DIAGNOSTISCHE INSTRUMENTEN<br />

BIJ ETNISCHE MINDERHEDEN<br />

Redactie<br />

Mw. mr. Najat Bochhah<br />

Drs. Willem Kort<br />

Drs. Hacene Seddik<br />

Colofon<br />

Uitgave van het<br />

en het<br />

Zet- en drukwerk:<br />

Argus, drukken & ontwerpen<br />

Rotterdam<br />

Rotterdam, 2005<br />

Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie<br />

Schaatsbaan 51, 3013 AR Rotterdam<br />

Telefoon 010-2010201<br />

www.lbr.nl<br />

e-mail: info@lbr.nl<br />

Nederlands Instituut van Psychologen<br />

sectie Interculturalisatie<br />

Postbus 9921, 1006 AP Amsterdam<br />

Telefoon 020 4106220<br />

www.psynip.nl<br />

Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid


INHOUD<br />

Voorwoord 7<br />

1. Inleiding 8<br />

1.1 Doelstelling 9<br />

1.2 Doelgroepen 9<br />

1.3 Toepassingsgebied 9<br />

1.4 Instrumenten 9<br />

2. Wettelijk kader 10<br />

2.1 Wet- en regelgeving 10<br />

2.2 Beroepscodes en professionele <strong>richtlijnen</strong> 10<br />

3. Kwaliteitscriteria 12<br />

3.1 Algemeen uitgangspunt 12<br />

3.2 Verantwoordelijkheden 12<br />

3.3 Procedures en keuze van <strong>instrumenten</strong> 13<br />

3.3.1 Uitgangspunten en algemene opzet 13<br />

3.3.2 Objectiviteit 14<br />

3.3.3 Keuze van <strong>instrumenten</strong> 15<br />

3.3.4 Kwaliteit van de <strong>instrumenten</strong> 16<br />

3.3.4.1 Betrouwbaarheid 16<br />

3.3.4.2 Validiteit 16<br />

3.3.4.3 Normering en referentiegroepen 17<br />

3.3.5 Inrichting van de onderzoekssituatie 18<br />

3.3.5.1 Informatieverstrekking 18<br />

3.3.5.2 Voorbereiding 18<br />

3.3.5.3 Uitvoering onderzoek 18<br />

3.3.6 Beoordeling en advisering 19<br />

3.3.6.1 Vaststellen van resultaten 19<br />

3.3.6.2 Interpretatie 19<br />

3.3.6.3 Oordeelsvorming 20<br />

4. Competenties van de betrokkenen <strong>bij</strong> het onderzoek 21<br />

5. Checklist voor het <strong>gebruik</strong> van <strong>diagnostische</strong><br />

<strong>instrumenten</strong> <strong>bij</strong> leden van <strong>etnische</strong> minderheden 22<br />

Bijlagen<br />

A. Diversiteit en test<strong>gebruik</strong> <strong>bij</strong> <strong>etnische</strong> minderheden. Juridisch kader 24<br />

B. Relevante wettelijke bepalingen 32<br />

Literatuur 34<br />

5


LEDEN VANDE BEGELEIDINGSCOMMISSIE<br />

Dhr. mr. R. Blinker Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO)<br />

Dhr. drs. M. Can Landelijk Overleg Minderheden (LOM)<br />

Mw. D. Dorssers Nederlandse Vereniging voor Personeelsbeleid (NVP)<br />

Dhr. D. Garcia Soto Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV)<br />

Mw. drs. A. Kortenbach Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)<br />

Directie Arbeidsverhoudingen, Voorzitter<br />

Dhr. P. E. Lagerwey OAWS, brancheorganisatie van search-, werving- en selectiebureaus<br />

Dhr. B. Matulessy Forum, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling<br />

Mw. mr. N. Nicolai Commissie Gelijke Behandeling (CGB)<br />

Mw. drs. S.C. Sjollema Nederlandse Stichting voor Psychotechniek (NSvP)<br />

Dhr. dr. R.v.d. Berg Nederlands Onderzoekscentrum Arbeidsmarkt & Allochtonen (deskundige)<br />

Dhr. prof. dr. N. Bleichrodt Vrije Universiteit Amsterdam (deskundige)<br />

Dhr. prof. dr. A.J.R. v.d. Vijver Universiteit van Tilburg (deskundige)<br />

6


VOORWOORD<br />

Deze <strong>richtlijnen</strong> zijn bedoeld als handreiking voor <strong>gebruik</strong>ers van psychologische tests en andere <strong>diagnostische</strong><br />

<strong>instrumenten</strong> en dienen als hulpmiddel <strong>bij</strong> de toepassing en uitvoering ervan <strong>bij</strong> kandidaten uit <strong>etnische</strong><br />

minderheidsgroepen. Met de term ‘<strong>gebruik</strong>ers’ worden niet alleen diegenen bedoeld die betrokken zijn <strong>bij</strong> de<br />

directe uitvoering van de procedure maar álle betrokkenen waaronder <strong>bij</strong>voorbeeld ook werkgevers en intermediairs.<br />

Reeds in 1990 kwam de door het LBR en NIP ingestelde Commissie-Hofstee tot de conclusie dat etnocentrisme<br />

ten gunste van de dominante cultuur een <strong>bij</strong>na universeel verschijnsel is in psychologische tests en dat<br />

door het ontbreken van vergelijkend onderzoek de toepassing van tests sterk is beperkt.<br />

Uit een door het LBR en NIP in 2001 gehouden inventarisatie bleek deze situatie nog niet noemenswaardig te<br />

zijn verbeterd. Hoewel er wel het één en ander aan wetenschappelijk onderzoek is verricht blijken er nog<br />

steeds duidelijke tekortkomingen te bestaan. Daarnaast is geconstateerd dat er geen protocollen of <strong>richtlijnen</strong><br />

zijn ontwikkeld die aangeven hoe het beste kan worden gehandeld als er nauwelijks- of geen goede tests voor<br />

bepaalde kandidaten of cliënten beschikbaar zijn.<br />

Het leek tegen deze achtergrond gewenst om een aantal praktische <strong>richtlijnen</strong> op te stellen, bestemd voor alle<br />

betrokkenen in het beoordelingsproces. Uitgangspunt is dat de beoordeling niet alleen een technische aangelegenheid<br />

is, maar een proces waarin verschillende partijen betrokken zijn met elk hun eigen rol en verantwoordelijkheid.<br />

Daar<strong>bij</strong> moet worden voldaan aan zowel de wetenschappelijke eisen die aan <strong>instrumenten</strong><br />

moeten worden gesteld als aan de eis van gelijke behandeling in de oordeels- en besluitvorming.<br />

De voorliggende <strong>richtlijnen</strong> hebben betrekking op het terrein van Personeel en Organisatie, waar veelvuldig<br />

<strong>gebruik</strong> wordt gemaakt van <strong>diagnostische</strong> <strong>instrumenten</strong> om tot een beoordeling van (potentiële) geschiktheid<br />

van kandidaten te komen. Omdat in de beoordeling niet alleen van psychologische tests <strong>gebruik</strong> wordt<br />

gemaakt maar ook van andere <strong>instrumenten</strong> zoals gedragsbeoordelingen, interviews en arbeidsproeven is er<br />

naar gestreefd om tot een zo breed mogelijke formulering te komen die bruikbaar is voor al deze <strong>instrumenten</strong>.<br />

Deze <strong>richtlijnen</strong> zijn uitdrukkelijk slechts bedoeld om betrokkenen een zo goed mogelijke houvast te bieden<br />

<strong>bij</strong> het <strong>gebruik</strong> van beoordelings<strong>instrumenten</strong> en niet als verplichting op te vatten. Waar op de arbeidsmarkt<br />

een zeer grote diversiteit zal ontstaan wat betreft de culturele en <strong>etnische</strong> achtergrond van mensen is het<br />

gewenst om tot een zodanig <strong>gebruik</strong> van <strong>instrumenten</strong> te komen dat het adagium “de juiste persoon op de<br />

juiste plaats” een goede invulling kan krijgen. Het goed en verstandig <strong>gebruik</strong> van beschikbare <strong>instrumenten</strong><br />

is daar<strong>bij</strong> van groot belang en de <strong>richtlijnen</strong> zijn dan ook als hulpmiddel hier<strong>bij</strong> bedoeld.<br />

Bij de ontwikkeling van de <strong>richtlijnen</strong> is aansluiting gezocht <strong>bij</strong> de DIN 33430 (Berufsbezogene Eignungsdiagnostik)<br />

van het Berufsverband Deutscher Psychologinnen und Psychologen en de Amerikaanse Standards for<br />

Educational and Psychological Testing. Daarnaast zijn de verschillende beroepscodes (NIP, NVP) als referentie<br />

<strong>gebruik</strong>t. De <strong>richtlijnen</strong> moeten worden gezien als praktische aanvulling hierop.<br />

Bij het totstandkomen van deze <strong>richtlijnen</strong> is dankbaar <strong>gebruik</strong> gemaakt van de suggesties, adviezen en aanbevelingen<br />

van deskundigen en vertegenwoordigers van beroepsorganisaties, de vakbeweging en organisaties<br />

op het gebied van minderheden en gelijke behandeling.<br />

De <strong>richtlijnen</strong> zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

die ook deze publicatie mogelijk heeft gemaakt.<br />

7


1. INLEIDING<br />

1.1 Doelstelling<br />

Op het terrein van personeel en arbeid worden (psycho)<strong>diagnostische</strong><br />

werkwijzen, procedures en <strong>instrumenten</strong><br />

<strong>gebruik</strong>t om te komen tot een zo verantwoord<br />

mogelijke oordeelsvorming <strong>bij</strong> selectie,<br />

beroepskeuze, loopbaanplanning en daarmee verband<br />

houdende ontwikkelingstrajecten.<br />

De navolgende <strong>richtlijnen</strong> dienen om in het kader van<br />

de gelijke behandelingswetgeving te komen tot een<br />

zodanig <strong>gebruik</strong> en toepassing van deze werkwijzen,<br />

procedures en <strong>instrumenten</strong>, dat achterstelling of discriminatie<br />

van personen uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen<br />

wordt voorkomen en tegengegaan. Het doel<br />

kan daarmee worden omschreven als het samen met<br />

een overzicht van bruikbare tests te komen tot een<br />

betere procedure voor het <strong>gebruik</strong> van psychologische<br />

tests <strong>bij</strong> <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen. Beoogd<br />

wordt:<br />

◗ een kader te bieden op basis waarvan <strong>gebruik</strong>ers<br />

procedures ‘op maat’ kunnen ontwikkelen;<br />

◗ een <strong>bij</strong>drage te leveren aan de bevordering van de<br />

in- en doorstroom van <strong>etnische</strong> minderheden in<br />

bedrijven en organisaties en het tegengaan van<br />

uitsluiting op oneigenlijke gronden;<br />

◗ een <strong>bij</strong>drage te leveren aan een goed en zorgvuldig<br />

P&O-beleid in het algemeen en voor <strong>etnische</strong><br />

minderheden in het <strong>bij</strong>zonder;<br />

◗ <strong>bij</strong> te dragen aan een betere en juiste beoordeling<br />

van de capaciteiten, kwaliteiten en competenties<br />

van leden van <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen;<br />

◗ professionals de nodige handvatten te bieden om<br />

gelijke behandeling van leden van <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen<br />

te bevorderen <strong>bij</strong> het <strong>gebruik</strong><br />

van <strong>diagnostische</strong> <strong>instrumenten</strong> zoals psychologische<br />

tests en gestructureerde vragenlijsten;<br />

◗ de mogelijkheid te bieden aan intermediairs, zoals<br />

het CWI, om procedures waar<strong>bij</strong> psychologische<br />

tests en gestructureerde vragenlijsten worden<br />

<strong>gebruik</strong>t, 'gelijke behandelings-proof’ te maken<br />

voor <strong>etnische</strong> minderheden;<br />

◗ werkgevers de mogelijkheid te bieden om hun<br />

procedures rond werving en selectie en loopbaanplanning<br />

in hun arbeidsorganisaties aan te passen<br />

en te richten op een objectief en rechtvaardig<br />

<strong>gebruik</strong> van <strong>diagnostische</strong> <strong>instrumenten</strong>.<br />

8<br />

In deze <strong>richtlijnen</strong> worden kwaliteitscriteria geformuleerd<br />

voor het <strong>gebruik</strong> van procedures, werkwijzen<br />

en <strong>instrumenten</strong> <strong>bij</strong> kandidaten uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen.<br />

Ook worden kwaliteitseisen aangegeven<br />

die gesteld dienen te worden aan degenen die<br />

betrokken zijn <strong>bij</strong> de oordeelsvorming over de functiegeschiktheid<br />

van leden uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen.<br />

Op deze manier kan zo optimaal mogelijk<br />

<strong>gebruik</strong> worden gemaakt van het beschikbare<br />

arbeidspotentieel.<br />

Deze <strong>richtlijnen</strong> beogen een <strong>bij</strong>drage te leveren aan<br />

de gelijke behandeling van kandidaten uit <strong>etnische</strong><br />

minderheidsgroepen door:<br />

◗ verspreiding van professionele en wetenschappelijke<br />

kennis over de manier waarop procedures en<br />

<strong>instrumenten</strong> het beste kunnen worden <strong>gebruik</strong>t;<br />

◗ professionele ontwikkeling en praktische toepassing<br />

van adequate beoordelingsprocedures en<br />

-<strong>instrumenten</strong>;<br />

◗ aanpassing en verbetering van het <strong>gebruik</strong> van<br />

beoordelingsprocedures zodat wordt <strong>bij</strong>gedragen<br />

aan het creëren van gelijke kansen <strong>bij</strong> het <strong>gebruik</strong><br />

van selectiemiddelen in de arbeidssituatie.<br />

Deze <strong>richtlijnen</strong> hebben uitsluitend betrekking op de<br />

wijze waarop de oordeelsvorming over geschiktheid,<br />

capaciteiten en eigenschappen van personen plaatsvindt.<br />

Deze oordeelsvorming moet worden onderscheiden<br />

van de beslissing of de kandidaten al dan<br />

niet worden aangenomen of toegelaten. Beslissingen<br />

over personen blijven uitdrukkelijk in handen van<br />

degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn binnen<br />

organisaties, ondernemingen of instellingen. Procedures<br />

die betrekking hebben op het bovenstaande en<br />

die verder gaan dan het <strong>gebruik</strong> van (psycho)<strong>diagnostische</strong><br />

werkwijzen, procedures en <strong>instrumenten</strong><br />

vallen buiten het bestek van deze <strong>richtlijnen</strong>. Hier<strong>bij</strong><br />

kan in het <strong>bij</strong>zonder worden gedacht aan het opstellen<br />

van functieprofielen en de eerste selectie aan de<br />

hand van sollicitatiebrieven of -formulieren. Deze<br />

aspecten spelen een belangrijke rol in de besluitvormingprocedure<br />

en in de kandidaatskeuze, maar zijn<br />

hier buiten beschouwing gelaten.


1.2 Doelgroepen<br />

Deze <strong>richtlijnen</strong> zijn bedoeld voor iedereen die betrokken<br />

is <strong>bij</strong> het beoordelingsproces.<br />

◗ Voor degenen die beoordelingen uitvoeren (al dan<br />

niet in opdracht van derden) kunnen deze <strong>richtlijnen</strong><br />

dienen als leidraad om beoordelingsprocedures<br />

op te zetten, te plannen en uit te voeren. Hier<strong>bij</strong><br />

kan in het <strong>bij</strong>zonder worden gedacht aan professionele<br />

beroepsbeoefenaren zoals psychologen.<br />

Daarnaast zijn deze <strong>richtlijnen</strong> van belang voor<br />

iedereen die beoordelings<strong>instrumenten</strong> <strong>gebruik</strong>t<br />

om tot een oordeel te komen over mogelijke<br />

geschiktheid voor een bepaalde functie of een specifiek<br />

beroep. Hier<strong>bij</strong> kan worden gedacht aan personeelsfunctionarissen,<br />

adviseurs op het gebied<br />

van werving en selectie, personeelsontwikkeling<br />

en loopbaanbegeleiding.<br />

◗ Voor opdrachtgevers (werkgevers, overheidsorganisaties,<br />

instellingen, bedrijven, adviesbureaus en<br />

particuliere opdrachtgevers en intermediairs) zijn<br />

deze <strong>richtlijnen</strong> van belang om de juiste persoon<br />

op de juiste plaats te krijgen. Men zal zich goed<br />

bewust moeten zijn van de manier waarop oordeelsvorming<br />

over functiegeschiktheid, geschiktheid<br />

voor een bepaald beroep of voor een opleiding<br />

<strong>bij</strong> kandidaten met verschillende culturele of<br />

<strong>etnische</strong> achtergrond het beste plaats kan vinden.<br />

◗ Voor degenen die verantwoordelijkheid dragen op<br />

het terrein van personeel en organisatie en Human<br />

Resource Management zijn deze <strong>richtlijnen</strong> van<br />

belang om tot zo optimaal mogelijke beslissingen<br />

te komen.<br />

◗ Voor leden van sollicitatiecommissies die in hun<br />

oordeelsvorming vaak <strong>gebruik</strong> maken van adviezen<br />

op basis van (psycho)diagnostisch onderzoek.<br />

Ook voor hen is het van groot belang om de juiste<br />

persoon op de juiste plaats te krijgen en een zo<br />

goed mogelijk inzicht te hebben in de manier waarop<br />

oordeelsvorming het beste kan plaatsvinden <strong>bij</strong><br />

kandidaten met verschillende culturele of <strong>etnische</strong><br />

achtergronden. Om een goede beslissing te kunnen<br />

nemen over de geschiktheid van kandidaten wordt<br />

<strong>gebruik</strong> gemaakt van <strong>diagnostische</strong> <strong>instrumenten</strong>.<br />

Een verantwoord en juist <strong>gebruik</strong> van deze <strong>instrumenten</strong><br />

is van grote betekenis.<br />

◗ Voor kandidaten zelf kunnen deze <strong>richtlijnen</strong> eveneens<br />

houvast bieden. Dit zal <strong>bij</strong>voorbeeld het geval<br />

kunnen zijn wanneer zich problemen voordoen<br />

door een ondeskundige of verkeerde handelwijze<br />

<strong>bij</strong> de oordeelsvorming over de geschiktheid voor<br />

een beroep, een functie of een ontwikkelings- en<br />

opleidingstraject.<br />

1.3 Toepassingsgebied<br />

De <strong>richtlijnen</strong> bieden een kader voor het <strong>gebruik</strong> van<br />

procedures en <strong>instrumenten</strong> die <strong>gebruik</strong>t worden <strong>bij</strong><br />

de oordeelsvorming over mogelijke geschiktheid voor<br />

(toekomstige) functies en beroepen dan wel daarmee<br />

verband houdende ontwikkelings- en opleidingstrajecten.<br />

Het gaat hier<strong>bij</strong> om het hele beoordelingsproces<br />

en de wijze waarop dit is ingericht:<br />

◗ de algemene procedure die voor de oordeelsvorming<br />

wordt gevolgd;<br />

◗ de keuze, opzet en wijze van uitvoering van de<br />

procedure;<br />

◗ de interpretatie van de resultaten en de oordeelsvorming;<br />

◗ de eisen betreffende de kwalificaties van degenen<br />

die <strong>bij</strong> de beoordeling betrokken zijn.<br />

1.4 Instrumenten<br />

De <strong>richtlijnen</strong> hebben betrekking op het hele instrumentarium<br />

dat wordt <strong>gebruik</strong>t in het kader van oordeelsvorming<br />

over de geschiktheid van kandidaten<br />

voor een beroep, functie of daarmee verband houdende<br />

ontwikkelingstrajecten. Als zodanig kunnen worden<br />

genoemd:<br />

◗ psychologische tests;<br />

◗ vragenlijsten over persoonlijkheidskenmerken;<br />

◗ methoden voor gedragsobservatie;<br />

◗ interviews;<br />

◗ arbeidsproeven en assessment center methoden.<br />

9


2. WETTELIJK KADER<br />

De <strong>richtlijnen</strong> geven een nadere uitwerking van:<br />

◗ bestaande wet- en regelgeving met betrekking tot<br />

gelijke behandeling;<br />

◗ beroepscodes zoals <strong>gebruik</strong>t door het NIP, NVP en<br />

OAWS.<br />

2.1 Wet- en regelgeving<br />

Wat betreft de wet- en regelgeving op het terrein van<br />

gelijke behandeling gaat het om:<br />

◗ het discriminatieverbod uit de Grondwet (artikel<br />

1);<br />

◗ de verbodsbepalingen in het Wetboek van Strafrecht<br />

(artikel 90quater,137c-g en 429quater);<br />

◗ de bepalingen in het Internationaal Verdrag ter<br />

Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie<br />

(artikel 1);<br />

◗ het verbod neergelegd in de algemene wet gelijke<br />

behandeling (awgb).<br />

In het kader van deze <strong>richtlijnen</strong> wordt onder discriminatie<br />

verstaan:<br />

◗ het maken van onderscheid tussen personen op<br />

grond van ras, huidskleur, afkomst, nationale of<br />

<strong>etnische</strong> afstamming (directe discriminatie);<br />

◗ het <strong>gebruik</strong> van <strong>instrumenten</strong> waaraan beperkingen<br />

kleven en het hanteren van onzorgvuldige<br />

procedures waardoor personen die behoren tot<br />

<strong>etnische</strong> minderheden onevenredig benadeeld of<br />

uitgesloten worden zonder objectieve rechtvaardiging<br />

(indirecte discriminatie).<br />

2.1<br />

10<br />

Het <strong>gebruik</strong> van (selectie)<strong>instrumenten</strong> waarvan<br />

vaststaat dat ze beperkingen hebben en niet zonder<br />

meer geschikt zijn voor <strong>gebruik</strong> <strong>bij</strong> kandidaten uit de<br />

<strong>etnische</strong> minderheden kan institutionele discriminatie opleveren.<br />

Hiervan is sprake als het <strong>gebruik</strong> van deze <strong>instrumenten</strong><br />

systematisch tot uitsluiting van die groep leidt. Bij<br />

institutionele discriminatie gaat het om een vaststaande<br />

praktijk en vaste gedragspatronen. 1<br />

De termen discriminatie en onderscheid worden door elkaar<br />

<strong>gebruik</strong>t terwijl hetzelfde wordt bedoeld. Het zijn echter<br />

geen synoniemen. In het Wetboek van Strafrecht wordt de<br />

term discriminatie <strong>gebruik</strong>t terwijl de AWGB de term<br />

onderscheid hanteert. Het maken van onderscheid is op zich<br />

niet verboden. De AGWB verbiedt ongeoorloofd onderscheid.<br />

Direct onderscheid in de zin van de AWGB is altijd verboden<br />

(wettelijke uitzonderingen in de AWGB daargelaten)<br />

terwijl indirect onderscheid objectief gerechtvaardigd kan<br />

zijn als voldaan wordt aan een aantal criteria. Alleen ongerechtvaardigd<br />

indirect onderscheid is dus verboden. Indirect<br />

onderscheid is gerechtvaardigd indien met dat onderscheid<br />

een legitiem doel mee wordt nagestreefd en de <strong>gebruik</strong>te<br />

middelen om dat doel te bereiken geschikt en noodzakelijk<br />

zijn. 2<br />

1 A.C. Possel, Juridisch kader in, N. Bleichrodt<br />

en F. J. R. van de Vijver (red), Diagnostiek <strong>bij</strong><br />

allochtonen. Mogelijkheden en beperkingen van<br />

psychologische tests. Lisse 2001: Swets & Zeitlinger<br />

2 A.C. Possel, p. 231<br />

2.2 Beroepscodes en professionele<br />

<strong>richtlijnen</strong><br />

Voor wat betreft de beroepscodes gaat het om:<br />

◗ de bepaling in artikel III.2.1.3 van de NIP beroepsethiek;<br />

◗ de bepalingIII.2.g van de Algemene Standaard<br />

Test<strong>gebruik</strong> NIP;<br />

◗ artikel 1.1 van de sollicitatiecode NVP.<br />

2.2<br />

Artikel III.2.1.3 van de NIP beroepsethiek<br />

luidt:<br />

De psycholoog geeft zich rekenschap van en houdt rekening<br />

met individuele en culturele verschillen als gevolg van ras,<br />

afkomst, etniciteit, geslacht, seksuele voorkeur, handicap,<br />

leeftijd, religie, taal of sociaal-economische status. Hij<br />

spant zich ervoor in dat ondanks die verschillen een ieder in<br />

dezelfde situatie dezelfde kansen krijgt. Discriminatie op<br />

deze en andere gronden is niet toegestaan.<br />

Bepaling III.2.g van de Algemene Standaard test<strong>gebruik</strong><br />

NIP luidt:<br />

Toepassing van psycho<strong>diagnostische</strong> <strong>instrumenten</strong> <strong>bij</strong> speciale<br />

groepen zoals fysiek gehandicapten, geestelijk gehandicapten,<br />

niet-Nederlandstaligen enzovoorts stelt speciale<br />

eisen aan de testprocedure.


Het behoren van een cliënt tot een bepaalde deelpopulatie kan<br />

van invloed zijn op de waardering van de testresultaten. De<br />

onderzoeker houdt hier rekening mee door de onderzochte vooraf<br />

op mogelijk relevante zaken als taalvaardigheid, linkshandigheid,<br />

kleurenblindheid, handicap etc. te onderzoeken. Indien<br />

dergelijk factoren mogelijkerwijs van invloed zijn op een<br />

bepaalde testuitslag wordt gezocht naar een alternatief voor deze<br />

test. De testcondities moeten optimaal zijn en indien noodzakelijk<br />

worden aparte normtabellen voor deze groepen samengesteld<br />

en toegepast.<br />

De testsituatie wordt zo ingericht dat deze toegankelijk en<br />

geschikt is voor minder validen. Dit betekent dat de ‘werkplek’<br />

voor deze personen indien noodzakelijk ergonomisch wordt aangepast.<br />

De onderzoeker verzekert zich ervan dat de cliënt de<br />

visuele en auditieve informatie krijgt die nodig is voor de testafname.<br />

Aanpassingen worden gedaan voor cliënten die hier<br />

beperkingen in hebben, voor zover deze de testuitslag niet beïnvloeden<br />

(vergroten van lettertype, hulp <strong>bij</strong> het omslaan van<br />

pagina’s, lichtsignalen <strong>bij</strong> start en einde tests, etc.).<br />

Artikel 1.1 van de sollicitatiecode NVP luidt:<br />

De code is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:<br />

◗ een eerlijke kans op aanstelling (gelijke kansen <strong>bij</strong> gelijke<br />

geschiktheid; de arbeidsorganisatie bepaalt haar keuze op<br />

basis van geschiktheid voor de functie);<br />

◗ sollicitanten worden deugdelijk en volledig geïnformeerd<br />

over de procedure, over de inhoud van de vacante functie<br />

en over de plaats daarvan in de organisatie;<br />

◗ van sollicitanten wordt slechts die informatie gevraagd die<br />

nodig is voor de beoordeling van de geschiktheid voor de<br />

functie;<br />

◗ de van sollicitanten verkregen informatie wordt vertrouwelijk<br />

en zorgvuldig behandeld; ook in andere opzichten<br />

wordt de privacy van de sollicitant gerespecteerd;<br />

◗ op een door de sollicitant schriftelijk <strong>bij</strong> de onderneming<br />

ingediende klacht over onzorgvuldige, onbillijke of onjuiste<br />

behandeling wordt door de betrokken onderneming binnen<br />

een redelijke termijn schriftelijk gereageerd.<br />

11


3. KWALITEITSCRITERIA<br />

3.1 Algemeen uitgangspunt<br />

Bij de oordeelsvorming over de geschiktheid van kandidaten<br />

uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen voor een<br />

bepaald type werk, een functie of opleiding mogen<br />

alleen procedures worden ingezet die direct en aanwijsbaar<br />

betrekking hebben op de inhoud van de<br />

betreffende functie, beroep of opleiding. Ook moet<br />

<strong>bij</strong> de keuze en toepassing van de procedure worden<br />

voldaan aan de eisen die de wetgeving op het gebied<br />

van gelijke behandeling stelt.<br />

3.2 Verantwoordelijkheden<br />

Bij de besluitvorming over de te <strong>gebruik</strong>en procedures<br />

dient rekening te worden gehouden met de verschillende<br />

verantwoordelijkheden van de partijen die<br />

<strong>bij</strong> de oordeelsvorming zijn betrokken. Het betreft<br />

daar<strong>bij</strong>:<br />

1. de opdrachtgever;<br />

2. degene die belast is met de feitelijke opzet en<br />

uitvoering van het onderzoek;<br />

3. de kandidaat.<br />

ad 1. De opdrachtgever (in veel gevallen de werkgever<br />

of iemand die namens hem handelt) draagt<br />

de eindverantwoordelijkheid voor de keuze<br />

van de procedure en de wijze waarop deze<br />

wordt uitgevoerd. Als zodanig dient de<br />

opdrachtgever er voor te zorgen dat de gekozen<br />

procedure niet in strijd is met de gelijke<br />

behandelingswetgeving. Daartoe zal hij of zij<br />

zich er van moeten vergewissen dat zowel<br />

voor wat betreft de opzet als de uitvoering van<br />

de beoordelingsprocedure wordt voldaan aan<br />

de wettelijke eisen met betrekking tot gelijke<br />

behandeling. Voorts is de opdrachtgever verantwoordelijk<br />

voor de besluitvorming op<br />

grond van het verkregen advies. Beslissingen<br />

over personen die worden genomen op basis<br />

van het verrichte onderzoek mogen niet in<br />

strijd zijn met de gelijke behandelingswetgeving.<br />

ad 2. De verantwoordelijkheid van degene die is<br />

belast met de feitelijke opzet en uitvoering van<br />

het onderzoek wordt bepaald door de relatie<br />

12<br />

met de opdrachtgever. In dit verband kunnen<br />

een drietal relaties worden onderscheiden:<br />

a. zelfstandige uitvoering van het onderzoek<br />

in opdracht van een derde (externe<br />

opdrachtverstrekking);<br />

b. uitvoering van het onderzoek binnen de<br />

eigen organisatie waar<strong>bij</strong> sprake is van een<br />

directe hiërarchische relatie van de<br />

c.<br />

opdrachtgever met degene die het onderzoek<br />

uitvoert (interne opdrachtverstrekking);<br />

uitvoering van een deel van de opdracht<br />

door personen binnen de eigen organisatie<br />

en voor een ander deel door externe deskundigen<br />

(gecombineerde opdrachtverstrekking).<br />

Bij een (geheel of gedeeltelijke) externe opdrachtverstrekking<br />

dient de eindverantwoordelijke<br />

voor de uitvoering ervoor te zorgen dat<br />

gehandeld wordt conform de gelijke behandelingswetgeving<br />

en overeenkomstig de eisen<br />

die vanuit de professie worden gesteld ten<br />

aanzien van gelijke behandeling. Deze verantwoordelijkheid<br />

heeft betrekking op de feitelijke<br />

opzet en uitvoering van de procedure zoals<br />

met de opdrachtgever overeengekomen.<br />

Bij interne opdrachtverstrekking berust de<br />

eindverantwoordelijkheid voor de procedure<br />

en de uitvoering <strong>bij</strong> de leiding van de organisatie.<br />

Deze draagt er zorg voor dat gehandeld<br />

wordt overeenkomstig de gelijke behandelingswetgeving.<br />

Degene die binnen de organisatie professioneel<br />

verantwoordelijk is voor de uitvoering<br />

van het onderzoek dient er zorg voor te dragen<br />

dat de uitvoering geschiedt overeenkomstig<br />

de gelijke behandelingswetgeving en de<br />

eisen die vanuit de professie worden gesteld<br />

aan gelijke behandeling en non-discriminatie.<br />

Hij of zij is verantwoordelijk voor de planning<br />

en het feitelijke verloop van het onderzoek,<br />

het vaststellen en interpreteren van de resultaten<br />

en het advies aan de opdrachtgever.<br />

Degene die de eindverantwoordelijkheid heeft<br />

voor de uitvoering van de beoordelingsproce-


dure kan deze verantwoordelijkheid deels aan<br />

medewerk(st)ers delegeren. Niet gedelegeerd<br />

kunnen worden:<br />

◗ de keuze en samenstelling van de beoordelingsprocedure;<br />

◗ de inrichting van de onderzoekssituatie;<br />

◗ het vaststellen van de beoordelingsregels;<br />

◗ het vaststellen van de interpretatieregels.<br />

ad 3. Wat betreft de kandidaat gaat het er om dat<br />

wordt meegewerkt aan hetgeen in het kader<br />

van het onderzoek in redelijkheid wordt<br />

gevraagd. Daar<strong>bij</strong> moet rekening gehouden<br />

worden met het feit dat testopgaven en -<br />

opdrachten niet altijd expliciet gericht zijn op<br />

de specifieke <strong>etnische</strong> achtergrond van de kandidaat.<br />

Indien de kandidaat op grond van deze <strong>richtlijnen</strong><br />

het vermoeden heeft ongelijk te worden<br />

behandeld kan hij of zij de opdrachtgever hierop<br />

aanspreken.<br />

3.2<br />

In de praktijk zullen alle mogelijke vormen<br />

kunnen voorkomen.<br />

Zo kan een selectieprocedure geheel binnen de eigen organisatie<br />

worden uitgevoerd met eigen medewerkers en zelf<br />

ontworpen procedures en <strong>instrumenten</strong> dan wel <strong>instrumenten</strong><br />

die (al dan niet in licentie) op de vrije markt worden<br />

aangeschaft. Daarnaast kunnen externe adviseurs<br />

worden ingeschakeld voor de opzet en uitvoering van<br />

bepaalde onderdelen (met name <strong>bij</strong> intern uitgevoerde<br />

assessmentprocedures). Daar<strong>bij</strong> kan het gaan om ontwikkeling<br />

en <strong>gebruik</strong> van op maat gesneden <strong>instrumenten</strong>, het<br />

ontwerpen van beoordelingsprocedures en het trainen<br />

daarin, het optreden als (mede)beoordelaar etc.<br />

Tenslotte kan de procedure of onderdelen daarvan geheel<br />

worden uitbesteed waar<strong>bij</strong> het beoordelingsproces in meerdere<br />

(<strong>bij</strong>voorbeeld <strong>bij</strong> een geheel externe wervingsprocedure)<br />

of mindere (<strong>bij</strong>voorbeeld alleen psychologisch onderzoek)<br />

mate buiten de eigen organisatie wordt uitgevoerd.<br />

In al deze verschillende situaties worden beslissingen over<br />

personen genomen door degenen die daarvoor binnen de<br />

organisatie verantwoordelijk zijn. Deze <strong>richtlijnen</strong> richten<br />

zich op de oordeelsvorming t.a.v. de mogelijke geschiktheid,<br />

waarvoor de verantwoordelijkheid ligt <strong>bij</strong> degene die<br />

verantwoordelijk is voor de gehele uitvoering van het<br />

onderzoek.<br />

3.3 Procedures en keuze<br />

van <strong>instrumenten</strong><br />

Bij de keuze van procedures, werkwijzen en <strong>instrumenten</strong><br />

zijn de volgende aspecten van belang:<br />

1. uitgangspunten en algemene opzet van de onderzoeksprocedure;<br />

2. objectiviteit;<br />

3. keuze van <strong>instrumenten</strong>;<br />

4. kwaliteit van de <strong>instrumenten</strong>;<br />

5. inrichting van de onderzoekssituatie;<br />

6. beoordeling en advisering;<br />

7. besluitvorming.<br />

Aanvullend dienen ook de specifieke omstandigheden<br />

die een rol spelen in de opzet en uitvoering in<br />

aanmerking worden genomen. Zulke omstandigheden<br />

zijn <strong>bij</strong>voorbeeld het aantal beschikbare functies,<br />

het aantal kandidaten en de aanwezige kwalificaties<br />

van de kandidaten.<br />

3.3.1 Uitgangspunten en algemene opzet<br />

Bij de uitvoering van de onderzoeksprocedure is het<br />

van belang om een goed beeld te hebben van de achtergronden,<br />

testmogelijkheden of testbaarheid van<br />

kandidaten uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen. Vooraf<br />

dient men zich daartoe op deze aspecten te oriënteren<br />

Van elk onderdeel van de <strong>gebruik</strong>te procedure dient<br />

zo nauwkeurig mogelijk te worden vastgelegd hoe<br />

deze moet worden toegepast. Daar<strong>bij</strong> dienen de<br />

instructies zodanig te zijn dat degene die belast is<br />

met het onderzoek in staat is om de uitvoering van<br />

de procedure te beheersen en inzicht te verkrijgen in<br />

de manier waarop de procedure moet worden toegepast<br />

<strong>bij</strong> kandidaten uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen.<br />

Procedures dienen zoveel mogelijk gestandaardiseerd<br />

te zijn. Aan de hand van de instructies voor de<br />

afname en scoring moet:<br />

◗ het doel, het toepassinggebied en de toepassingsmogelijkheden<br />

van het onderzoek in relatie tot<br />

kandidaten uit de <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen<br />

worden aangegeven;<br />

◗ het verrichte onderzoek zodanig te worden<br />

beschreven dat achteraf kan worden nagegaan<br />

hoe dit heeft plaatsgevonden en op welke wijze<br />

rekening is gehouden met de specifieke achtergronden<br />

en kenmerken van de kandidaat;<br />

13


◗ een begrijpelijke en adequate beschrijving worden<br />

gegeven van de wijze waarop tot de procedure<br />

is gekomen en hoe daar<strong>bij</strong> rekening is gehouden<br />

met de bedoelde groepen;<br />

◗ voldoende worden gedocumenteerd hoe kwaliteitscriteria<br />

en analysemethoden zijn <strong>gebruik</strong>t, in<br />

het <strong>bij</strong>zonder met betrekking tot de kandidaten<br />

uit bedoelde groepen.<br />

3.3.1<br />

3.3.2 Objectiviteit<br />

Om te voorkomen dat er in het beoordelingstraject<br />

verschillen ontstaan in behandeling, toepassingswijze<br />

en interpretatie op grond van cultuur, ras of<br />

afkomst dient een zo groot mogelijke objectiviteit te<br />

worden nagestreefd. Het gaat daar<strong>bij</strong> om een zodanige<br />

opzet van de beoordeling dat de resultaten zoveel<br />

mogelijk onafhankelijk zijn van invloeden die buiten<br />

de onderzochte persoon liggen. Het betreft de opzet<br />

van de hele beoordelings- cq. adviesprocedure, de<br />

keuze van de <strong>instrumenten</strong>, de wijze van toepassing<br />

14<br />

Om een goed beeld te krijgen van de achtergrond<br />

van de kandidaat kan (<strong>bij</strong>voorbeeld<br />

door een vooronderzoek) worden nagegaan of en in<br />

welke mate hij of zij onderzoekbaar is. Zo is het mogelijk<br />

om vooraf een daartoe geëigende taaltest af te nemen als in<br />

het onderzoek een beroep wordt gedaan op taal- of leesvaardigheid.<br />

Doel hier<strong>bij</strong> is om vast te stellen of de kandidaat<br />

het Nederlands voldoende beheerst om de gevraagde<br />

opdrachten uit te voeren.<br />

Om tot een goede besluitvorming hierover te komen is het<br />

aanbevelenswaardig om vooraf de achtergrondgegevens<br />

van de kandidaat na te gaan. Belangrijke aandachtspunten<br />

daar<strong>bij</strong> zijn verblijfsduur, opleiding en werkervaring<br />

in Nederland, aard en niveau van eerdere functies. Als <strong>bij</strong><br />

een sollicitatieprocedure een eerste gesprek voorafgaande<br />

aan een psychodiagnostisch onderzoek kan expliciet naar<br />

deze achtergrondgegevens worden gevraagd. In het onderzoek<br />

kunnen deze gegevens dan worden <strong>gebruik</strong>t. Ook in<br />

eventuele sollicitatieformulieren kan naar deze gegevens<br />

worden gevraagd. Wanneer op grond van de verzamelde<br />

gegevens tot een bepaalde opzet van de procedure wordt<br />

gekomen, dient gedocumenteerd te worden op basis van<br />

welke overwegingen de besluitvorming heeft plaatsgevonden<br />

en welke wijzigingen er <strong>bij</strong>voorbeeld ten opzichte van<br />

standaardprocedures in <strong>instrumenten</strong>, instructies en informatieverstrekking<br />

hebben plaatsgevonden.<br />

van <strong>instrumenten</strong>, de interpretatie van gegevens en<br />

de verslaglegging.<br />

Belangrijk aandachtspunt is het bestaan van voldoende<br />

eenduidigheid over de manier waarop de uitvoering<br />

dient plaats te vinden en de wijze waarop onderzoeksresultaten<br />

dienen te worden geanalyseerd,<br />

geïnterpreteerd en gerapporteerd <strong>bij</strong> allen die <strong>bij</strong> de<br />

uitvoering van de procedure en het <strong>gebruik</strong> van de<br />

<strong>gebruik</strong>te <strong>instrumenten</strong> betrokken zijn.<br />

Als er met het oog op kandidaten uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen<br />

sprake is van aanpassing van procedures<br />

of <strong>instrumenten</strong> zal zo nauwkeurig mogelijk<br />

moeten worden aangegeven:<br />

◗ wanneer aanpassingen van de procedure zullen<br />

plaatsvinden;<br />

◗ op welke wijze aanpassingen van de procedure<br />

zullen plaatsvinden;<br />

◗ <strong>bij</strong> welke personen (kandidaten) deze aanpassingen<br />

plaatsvinden;<br />

◗ hoe in de beoordeling rekening wordt gehouden<br />

met deze aanpassingen.<br />

3.3.2<br />

Bij het <strong>gebruik</strong> van <strong>diagnostische</strong> <strong>instrumenten</strong><br />

is het van groot belang dat bevoordeling<br />

dan wel achterstelling op grond van subjectieve<br />

overwegingen wordt voorkomen en dat beoordeling dan<br />

ook altijd op dezelfde manier plaatsvindt. Het strikt vasthouden<br />

aan wat is vastgelegd in de procedurebeschrijving<br />

en in de instructie behorend <strong>bij</strong> de <strong>instrumenten</strong> is in dit<br />

kader van groot belang. Aanpassingen in de procedure ten<br />

behoeve van kandidaten uit <strong>etnische</strong> minderheidgroepen<br />

mogen geen betrekking hebben op de wijze waarop procedures<br />

of <strong>instrumenten</strong> worden toegepast en <strong>gebruik</strong>t. Wel<br />

zijn aanvullingen of wijzigingen mogelijk waar<strong>bij</strong> men<br />

bekend raakt met de procedure en <strong>instrumenten</strong>, de interpretatie<br />

van testresultaten en de betekenis van de testprocedure.<br />

Ook kunnen aanpassingen als aanvullend test<strong>gebruik</strong><br />

scorepatronen en -verschillen worden vergeleken.<br />

Tenslotte kunnen vergelijkende gegevens of oordelen van<br />

deskundigen <strong>bij</strong> de interpretatie van de resultaten worden<br />

<strong>gebruik</strong>t. In al deze gevallen zal precies moeten worden<br />

aangegeven waar de aanpassingen uit bestaan, in welke<br />

situaties ze hebben plaatsgevonden en in hoeverre ze van<br />

invloed zijn op de oordeelsvorming.


3.3.3 Keuze van <strong>instrumenten</strong><br />

Taal<strong>gebruik</strong><br />

Bij de instrumentkeuze moet rekening worden gehouden<br />

met het feit dat veel <strong>instrumenten</strong> zijn ontworpen<br />

voor <strong>gebruik</strong> in een Nederlandstalige cultuur en<br />

omgeving.<br />

Vooraf dient daarom zo veel mogelijk te worden<br />

nagegaan of bepaalde woorden, symbolen of taal<strong>gebruik</strong><br />

door bepaalde <strong>etnische</strong> groepen als beledigend<br />

zouden kunnen worden opgevat.<br />

Wanneer taal- of leesvaardigheid geen onderdeel<br />

vormt van het te meten kenmerk zal in de <strong>gebruik</strong>te<br />

<strong>instrumenten</strong> zo min mogelijk beroep moeten worden<br />

gedaan op deze vaardigheden. In dat geval zal<br />

men zich voor de taal- en leesvaardigheid dienen te<br />

beperken tot datgene wat nodig is om het kenmerk te<br />

kunnen vaststellen.<br />

Meerdere <strong>instrumenten</strong><br />

Bij de gekozen <strong>instrumenten</strong> zal vooraf moeten worden<br />

nagegaan of de te meten vaardigheid of capaciteit<br />

door slechts één instrument kan worden vastgesteld<br />

of dat meerdere <strong>instrumenten</strong> kunnen worden<br />

<strong>gebruik</strong>t. In het laatste geval moet worden nagegaan<br />

of deze min of meer gelijkwaardig zijn. Deze gelijkwaardigheid<br />

heeft in de eerste plaats betrekking op<br />

de manier waarop het te meten gedragskenmerk of<br />

de eigenschap in het instrument of procedure tot uitdrukking<br />

komt. In de tweede plaats betreft het de<br />

mate waarin de uitkomst van de procedure of het<br />

<strong>gebruik</strong>te instrument overeenkomt met de vaardigheid<br />

of de capaciteit zelf.<br />

Onderzoeksgegevens<br />

Als de <strong>instrumenten</strong> redelijk gelijkwaardig zijn, zal de<br />

instrumentkeuze in belangrijke mate afhangen van<br />

het feit of er informatie beschikbaar is over verschillen<br />

tussen groepen wat betreft de gemiddelde prestaties<br />

en wat deze informatie betekent.<br />

Als het verschil tussen groepen op grond van de<br />

beschikbare gegevens niet kan worden toegeschreven<br />

aan aanwezige verschillen in capaciteiten of vaardigheden<br />

kan de procedure of het instrument alleen<br />

worden <strong>gebruik</strong>t <strong>bij</strong> die groepen waarvan ondubbelzinnig<br />

duidelijk is dat er betrouwbare conclusies uit<br />

de resultaten kunnen worden getrokken.<br />

Voorkomen moet worden dat door tekortkomingen in<br />

het <strong>gebruik</strong>te instrument of in de toepassing ervan<br />

verschil in betekenis voor uiteenlopende groepen<br />

ontstaat. Daartoe dient vooraf te worden nagegaan in<br />

hoeverre er gegevens beschikbaar zijn over verschil-<br />

len tussen groepen (met name in de handleiding van<br />

het instrument) ten aanzien van:<br />

◗ de betekenis van het instrument;<br />

◗ de structuur van de scores of antwoorden;<br />

◗ de relatie tussen de uitkomst van het <strong>gebruik</strong>te<br />

instrument<br />

factoren;<br />

en mogelijke andere relevante<br />

◗ de wijze waarop de kandidaat tot het antwoord<br />

komt.<br />

Als er betrouwbare gegevens over één of meer van<br />

deze punten beschikbaar zijn, zal uitdrukkelijk moeten<br />

worden nagegaan wat de betekenis is van deze<br />

gegevens voor het <strong>gebruik</strong> van de <strong>instrumenten</strong>.<br />

Indien deze gegevens ontbreken, dient te worden<br />

bezien of het mogelijk is om het instrument toch te<br />

<strong>gebruik</strong>en en zullen de overwegingen zo expliciet<br />

mogelijk moeten worden vermeld. Een goede documentatie<br />

van deze overwegingen is daar<strong>bij</strong> onontbeerlijk.<br />

Gegevens betreffende verschillen tussen groepen zijn<br />

een belangrijke factor <strong>bij</strong> de keuze van het instrument.<br />

Hier<strong>bij</strong> spelen echter ook kostentechnische-,<br />

logistieke en tijdsoverwegingen (individuele of<br />

groepsafname) een rol.<br />

3.3.3<br />

In de praktijk zal de keuze van <strong>instrumenten</strong><br />

niet altijd gemakkelijk zijn. Dit<br />

zal vooral een probleem zijn als <strong>gebruik</strong> wordt gemaakt<br />

van standaardprocedures met <strong>instrumenten</strong> die groepsgewijs<br />

worden afgenomen en waar<strong>bij</strong> gegevens over toepassingsmogelijkheden<br />

<strong>bij</strong> specifieke groepen niet of in beperkte<br />

mate aanwezig zijn. Als sprake is van duidelijk afwijkende<br />

scores of een verschillend scorepatroon is het van<br />

belang om zowel de kwaliteit van het <strong>gebruik</strong>te instrument<br />

als de toepassingswijze na te gaan. Belangrijke punten<br />

hier<strong>bij</strong> zijn:<br />

- Komt de waargenomen afwijking of het verschil in<br />

scorepatroon in de <strong>gebruik</strong>te procedure ook voor <strong>bij</strong><br />

anderen uit vergelijkbare groepen?<br />

- Zijn de waargenomen afwijkingen en verschillen in<br />

lijn met wat door anderen is gerapporteerd?<br />

- Kunnen in de procedure aanvullende <strong>instrumenten</strong><br />

worden <strong>gebruik</strong>t die hetzelfde kenmerk meten en<br />

waarvan bekend is hoe de samenhang met het oorspronkelijke<br />

instrument is? Dit zal relatief gemakkelijk<br />

zijn <strong>bij</strong> zeer algemene kenmerken zoals intelligentie<br />

en relatief moeilijk <strong>bij</strong> specifieke kenmerken<br />

zoals bepaalde competenties.<br />

15


3.3.4 Kwaliteit van <strong>instrumenten</strong><br />

3.3.4.1 Betrouwbaarheid<br />

De toegepaste procedure en de <strong>gebruik</strong>te <strong>instrumenten</strong><br />

moeten voldoende betrouwbaar zijn. Betrouwbaarheid<br />

heeft betrekking op de mate waarin de uitslagen<br />

of scores consistent en herhaalbaar zijn. Het<br />

gaat hier<strong>bij</strong> om de kwaliteit van de <strong>instrumenten</strong> voor<br />

<strong>gebruik</strong> <strong>bij</strong> specifieke groepen, in het <strong>bij</strong>zonder de<br />

nauwkeurigheid van de meting en de mate waarin de<br />

invloed van toevallige factoren kan worden gereduceerd.<br />

Bij de instrumentkeuze dient daarom te worden<br />

nagegaan in hoeverre betrouwbaarheidsgegevens<br />

beschikbaar zijn voor verschillende specifieke<br />

groepen.<br />

Als aan de hand van mondeling verkregen informatie<br />

dan wel gedragsbeoordelingen een schatting wordt<br />

gegeven van de mate waarin persoonlijkheidskenmerken<br />

aanwezig zijn (<strong>bij</strong>voorbeeld het vermogen<br />

om in een team samen te werken op grond van oefeningen<br />

in een assessment center) moet er zoveel<br />

mogelijk overeenstemming bestaan tussen de verschillende<br />

beoordelaars c.q. interviewers <strong>bij</strong> gelijksoortige<br />

waarnemingssituaties.<br />

Er dient schriftelijk te worden vastgelegd op grond<br />

van welke betrouwbaarheidsoverwegingen specifieke<br />

beoordelingsprocedures werden gekozen.<br />

16<br />

Inspectie van het <strong>gebruik</strong>te instrument moet duidelijk<br />

maken of er sprake is van de genoemde aspecten (zoals<br />

beledigende inhoud, taal- en leesvaardigheid en afwijkende<br />

scorepatronen) en of een gewijzigde opzet (met <strong>gebruik</strong><br />

van aanvullende gegevens) gewenst is.<br />

Wat betreft de taal is het van groot belang om zo goed<br />

mogelijk na te gaan in hoeverre bepaalde onderdelen (deelopdrachten,<br />

subtests) door een sterk verbaal karakter tot<br />

scoreverschillen leiden. Als <strong>instrumenten</strong> niet expliciet<br />

gericht zijn op taal- of leesvaardigheid als onderdeel van<br />

het te meten kenmerk (<strong>bij</strong>voorbeeld verbale intelligentie of<br />

uitdrukkingsvaardigheid) is het gewenst om daar zo min<br />

mogelijk een beroep op te doen. Dit betekent dat complex<br />

woord<strong>gebruik</strong>, ingewikkelde zinsconstructies, spreekwoorden<br />

en uitdrukkingen in de instructies, aanwijzingen, toelichtingen<br />

en oplossingsmogelijkheden zoveel mogelijk<br />

moeten worden voorkomen. Als na afweging van deze<br />

aspecten wordt besloten om bepaalde <strong>instrumenten</strong> te (blijven)<br />

<strong>gebruik</strong>en zal in elk geval moeten worden vastgesteld<br />

hoe de resultaten zullen worden <strong>gebruik</strong>t en geïnterpreteerd.<br />

3.3.4.1<br />

Vooral wanneer specifieke gedragskenmerken<br />

en competenties worden vastgesteld<br />

aan de hand van beoordelingen door observatoren is<br />

het van belang dat een zo groot mogelijke overeenstemming<br />

bestaat over de resultaten. Hiertoe zullen specifieke<br />

cultuurgebonden gedragingen vooraf zo goed mogelijk<br />

moeten worden vastgesteld, <strong>bij</strong>voorbeeld aan de hand van<br />

informatie van leden van <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen en<br />

in beoordelingscriteria worden meegenomen. Daar<strong>bij</strong> moet<br />

zo nauwkeurig mogelijk worden aangegeven wat de bandbreedte<br />

is waarbinnen waargenomen gedrag nog aan de<br />

vooraf gestelde criteria voldoet.<br />

3.3.4.2 Validiteit<br />

De <strong>gebruik</strong>te procedures moeten een zo groot mogelijke<br />

mate van validiteit bezitten. Validiteit kan worden<br />

omschreven als de mate waarin de test aan zijn<br />

doel beantwoordt. Het gaat hier om de bedoeling van<br />

het instrument waar<strong>bij</strong> verwezen wordt naar een buiten<br />

het instrument gelegen gedrag, eigenschap of<br />

kenmerk. In principe moet de validiteit van de procedure<br />

worden aangetoond op grond van een empirische<br />

analyse met betrekking tot construct-, criteriumof<br />

inhoudsvaliditeit. Hier<strong>bij</strong> kan <strong>bij</strong>voorbeeld <strong>gebruik</strong><br />

worden gemaakt van de beoordelingen van de<br />

COTAN.<br />

De gewenste mate van validiteit van de <strong>gebruik</strong>te <strong>instrumenten</strong><br />

is gerelateerd aan het onderzochte kenmerk,<br />

de betekenis van onderzochte kenmerken, de<br />

betekenis van de te nemen beslissing en aan de voorwaarden<br />

waaronder de procedures en onderzoeken<br />

worden uitgevoerd.<br />

De wijze waarop de validiteit wordt vastgesteld moet<br />

in overeenstemming zijn met het doel van de beoordelingsprocedure<br />

en de onderzoeksvraagstelling.<br />

Ook dient rekening te worden gehouden met onafhankelijk<br />

uitgevoerde vergelijkings- en replicerende<br />

studies.<br />

Schriftelijk moet zo veel mogelijk worden vastgelegd<br />

op grond van welke validiteitsoverwegingen de desbetreffende<br />

procedures of <strong>instrumenten</strong> werden<br />

gekozen.<br />

Als het meetinstrument <strong>bij</strong> verschillende groepen<br />

wordt <strong>gebruik</strong>t, is het van belang om na te gaan of er<br />

gegevens bestaan waaruit blijkt dat uitslagen verschil<br />

in betekenis hebben. Als dergelijke aanwijzingen<br />

bestaan moet daarmee in de interpretatie en het<br />

<strong>gebruik</strong> van de uitslagen rekening worden gehouden.


Het kan in dat verband gaan om:<br />

◗ de mate waarin de inhoud van het instrument passend<br />

is voor de te onderzoeken vraagstelling;<br />

◗ de interne structuur van de gegeven antwoorden;<br />

◗ de relatie tussen het resultaat op het instrument<br />

en andere factoren;<br />

◗ de wijze waarop de kandidaat tot een antwoord is<br />

gekomen.<br />

Als er duidelijke aanwijzingen zijn dat resultaten <strong>bij</strong><br />

onderscheiden groepen op bepaalde onderdelen verschillend<br />

zijn en deze verschillen geen directe relatie<br />

hebben met de te meten capaciteit of vaardigheid kan<br />

het instrument alleen worden <strong>gebruik</strong>t <strong>bij</strong> die groepen<br />

waar<strong>bij</strong> duidelijke evidentie bestaat dat er wel<br />

valide conclusies kunnen worden getrokken.<br />

3.3.4.2<br />

Met betrekking tot de validiteit zullen<br />

gegevens <strong>bij</strong> veel <strong>instrumenten</strong> vaak in<br />

zeer beperkte mate beschikbaar zijn. De meeste gegevens<br />

zullen aanwezig zijn <strong>bij</strong> goed gevalideerde psychologische<br />

tests maar ook daar wordt vaak weinig specifieke informatie<br />

over bepaalde groepen gegeven. Wel gaat het <strong>bij</strong> deze<br />

tests vaak om aanpassingen of bewerkingen van Engelstalige<br />

originelen. Voor zover in de oorspronkelijke test gegevens<br />

zijn opgenomen over verschillende groepen zou hieraan<br />

kunnen worden gerefereerd, hoewel dit met grote zorgvuldigheid<br />

dient te geschieden en men zich goed moet realiseren<br />

dat hier sprake is van afgeleide evidentie. Bij het<br />

<strong>gebruik</strong> van vragenlijsten, interviews of assessmentprocedures<br />

zullen de resultaten met grote omzichtigheid dienen<br />

te worden geïnterpreteerd. De resultaten van dergelijke<br />

procedures moeten zo veel mogelijk worden gecheckt. Zo<br />

kan <strong>bij</strong>voorbeeld worden nagegaan of beschikbare aanvullende<br />

gegevens, zoals schoolresultaten, beroepsgegevens,<br />

beoordelingen of referenties de uitkomst van het instrument<br />

of van de gehele procedure ondersteunen. Ook aspecten als<br />

sociaal-economische status, geslacht, culturele achtergrond,<br />

taal of leeftijd kunnen relevant zijn.<br />

3.3.4.3 Normering en referentiegroepen<br />

In de oordeelsvorming zal in veel gevallen worden<br />

uitgegaan van een vergelijking met normgegevens.<br />

De resultaten worden daar<strong>bij</strong> vergeleken met die van<br />

een groep met bepaalde duidelijk omschreven kenmerken.<br />

Deze kenmerken en de wijze waarop deze in<br />

de aangegeven groep aanwezig zijn, worden als<br />

norm <strong>gebruik</strong> voor een oordeel over de mate waarin<br />

een bepaalde capaciteit of vaardigheid aanwezig is.<br />

Als een dergelijke procedure wordt toegepast, moeten<br />

de <strong>gebruik</strong>te normen overeenkomen met de referentiegroep<br />

waartoe de kandidaat behoort.<br />

Bij de keuze van de <strong>instrumenten</strong> dient een belangrijke<br />

overweging te zijn of en in welke mate in de normering<br />

rekening is gehouden met de aanwezigheid<br />

van leden van <strong>etnische</strong> minderheidsgroeperingen.<br />

Hier<strong>bij</strong> is vooral van belang dat in de bestaande<br />

normgroep rekening gegevens aanwezig zijn over de<br />

<strong>etnische</strong> achtergrond, de verblijfsduur in Nederland<br />

en het opleidingsniveau.<br />

Gebruik van normen waarin verschillende groepen<br />

onderdeel vormen van de totale groep verdient<br />

meestal de voorkeur boven het <strong>gebruik</strong> van normen<br />

per afzonderlijke groep. Etnische minderheidsgroepen<br />

dienen wel voldoende vertegenwoordigd te zijn<br />

in de normgroepen.<br />

Bij <strong>gebruik</strong> van normen per afzonderlijke groep zal<br />

vooraf een beslissing moeten worden genomen in<br />

welke mate rekening wordt gehouden met verschillen<br />

in normgegevens <strong>bij</strong> afzonderlijke groepen. In de<br />

advisering moet dit uitdrukkelijk vermeld worden.<br />

De ouderdom van de normgegevens vormt ook een<br />

belangrijk aandachtspunt. Normen die geruime tijd<br />

geleden zijn opgesteld en ouder zijn dan acht tot tien<br />

jaar dienen met grote voorzichtigheid te worden<br />

<strong>gebruik</strong>t. De noodzaak van actuele normen zal zich<br />

vooral voordoen als het te meten kenmerk verandert<br />

of als de wijze waarop het kenmerk in de normgroep<br />

naar voren komt is veranderd. Hier<strong>bij</strong> kan onder meer<br />

worden gedacht aan mogelijk gedateerde beschrijvingen<br />

van competenties.<br />

Wanneer voor <strong>instrumenten</strong> geen normen bestaan<br />

waarin rekening is gehouden met <strong>etnische</strong> minderheden<br />

of wanneer de normen ouder dan acht tot tien<br />

jaar zijn, kunnen deze <strong>instrumenten</strong> alleen met de<br />

grootste terughoudendheid worden <strong>gebruik</strong>t. In de<br />

rapportage en advisering dient dit ook expliciet te<br />

worden aangegeven.<br />

3.3.4.3<br />

Vaak zal in de normtabellen geen rekening<br />

zijn gehouden met onderscheiden<br />

groepen, <strong>bij</strong>voorbeeld door de beschikbaarheid van aparte<br />

normen. Wanneer dit het geval is, dient <strong>bij</strong> leden van <strong>etnische</strong><br />

minderheidsgroepen grote terughoudendheid te worden<br />

betracht en zal hier in de oordeelsvorming uitdrukkelijk<br />

rekening mee moeten worden gehouden.<br />

17


3.3.5 Inrichting van de onderzoekssituatie<br />

In de planning, de inrichting en de concrete uitvoering<br />

van het onderzoek dient uitdrukkelijk rekening<br />

te worden gehouden met de verschillende culturele<br />

achtergronden en kenmerken van de <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen.<br />

3.3.5.1 Informatieverstrekking<br />

Net als voor sommige Nederlanders is voor veel mensen<br />

met een niet-westerse achtergrond het verwijzen<br />

naar en het afleggen van een (psychologisch) selectieof<br />

loopbaanonderzoek niet altijd een vanzelfsprekendheid.<br />

Ook de bekendheid met dit soort onderzoek<br />

is verschillend. Met het oog daarop dient het<br />

doel, de gang van zaken en de betekenis van het<br />

onderzoek duidelijk en begrijpelijk te worden aangegeven.<br />

De verantwoordelijkheid voor het verstrekken<br />

van deze informatie ligt in eerste instantie <strong>bij</strong> degene<br />

die verantwoordelijk is voor de onderzoeksprocedure.<br />

Deze voorziet de opdrachtgevers of verwijzers<br />

zoveel mogelijk van informatie zodat deze de kandidaten<br />

juist kunnen informeren alvorens deze akkoord<br />

gaan met aanmelding voor het onderzoek.<br />

3.3.5.2 Voorbereiding<br />

De kandidaat dient voldoende en duidelijk door de<br />

onderzoeker te worden ingelicht alvorens het onderzoek<br />

van start gaat. In de uitnodiging van de kandidaat<br />

dient alle relevante informatie te worden verstrekt<br />

over de testprocedure, de vraagstelling, het<br />

verloop van de procedure, de tijdsduur, degene die<br />

het onderzoek leidt, de situatie waaronder de test<br />

wordt afgenomen, het vooronderzoek, informatie<br />

over de te <strong>gebruik</strong>en <strong>instrumenten</strong> en eventuele oefeningen,<br />

de bespreking van de uitkomsten, wie inzage<br />

heeft in de rapportage en de geldigheidsduur van de<br />

resultaten. De onderzoeker dient zich er van te verzekeren<br />

dat de kandidaat de uitnodiging en de <strong>bij</strong>behorende<br />

informatie heeft begrepen en geeft de kandidaat<br />

de mogelijkheid om <strong>bij</strong>voorbeeld telefonisch<br />

of per e-mail om extra informatie te vragen.<br />

3.3.5.3 Uitvoering onderzoek<br />

Degene die de opdracht feitelijk uitvoert dient te zorgen<br />

voor een objectieve uitvoering van de beoordelingsprocedure.<br />

Hij moet erop letten dat de aanwijzingen<br />

en aanbevelingen in de instructie nauwkeurig<br />

worden gevolgd <strong>bij</strong> de voorbereiding, de uitvoering,<br />

18<br />

het <strong>gebruik</strong> van het materiaal, de mondelinge instructie,<br />

de voorgeschreven protocollering, de tijden en de<br />

regels om met vragen om te gaan. Om de objectiviteit<br />

te waarborgen moet het originele materiaal worden<br />

<strong>gebruik</strong>t. Vooral <strong>bij</strong> kandidaten uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen<br />

is het van groot belang om deze aanwijzingen<br />

precies te volgen zodat er geen verschil in<br />

handelwijze ontstaat. In de voorbereiding moet rekening<br />

worden gehouden met het feit dat er mogelijk<br />

vragen gesteld gaan worden.<br />

Bij groepsgewijze afname zal rekening gehouden<br />

moeten worden met vragen om toelichting of verduidelijking,<br />

die mogelijk aanleiding kunnen geven tot<br />

een zekere verstoring van de procedure. Met het oog<br />

hierop moet vooraf zo veel mogelijk worden nagegaan<br />

of het verstrekken van extra informatie en/of<br />

oefenmateriaal gewenst en zinvol is.<br />

Bij de keuze van de te <strong>gebruik</strong>en <strong>instrumenten</strong> moet<br />

ook vooraf worden vastgesteld of toepassing hiervan<br />

<strong>bij</strong> leden van <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen dient te<br />

leiden tot aanpassing van de beoordeling en de rapportage.<br />

Met name <strong>bij</strong> gedragsobservaties in het<br />

kader van de assessment center methodiek is dit een<br />

belangrijk punt van overweging. Observatie van cultuurbepaald<br />

gedrag stelt eisen aan de wijze waarop<br />

scoringscriteria worden vastgesteld en ingevuld. De<br />

organisatie van dergelijke assessment centers moet<br />

hieraan worden aangepast, <strong>bij</strong>voorbeeld door het<br />

inzetten van assessoren afkomstig uit dezelfde <strong>etnische</strong><br />

of culturele groep als de kandidaat. Dit kan ook<br />

dienen als regel voor de organisatie en de samenstelling<br />

van sollicitatiecommissies.<br />

Bij computerondersteunde procedures moeten de in<br />

de instructies genoemde technische <strong>richtlijnen</strong>, <strong>bij</strong>voorbeeld<br />

over hardware zoals beeldscherm en hulpmiddelen,<br />

volledig worden aangehouden. De instructies<br />

aan de kandidaten moeten begrijpelijk, eenduidig<br />

en gestandaardiseerd zijn.<br />

Tevens dient ervoor te worden gezorgd dat, voor<br />

zover mogelijk, geen onjuiste of verkeerde uitslagen<br />

ontstaan door bedrog of vergissingen. Wanneer van<br />

de instructies wordt afgeweken, dient te worden vastgelegd<br />

in hoeverre dit afwijken relatie heeft met de<br />

culturele of <strong>etnische</strong> achtergrond van de kandidaat.<br />

Ook moet hier <strong>bij</strong> de interpretatie rekening mee te<br />

worden gehouden.


3.3.6 Beoordeling en advisering<br />

3.3.6.1 Vaststellen van resultaten<br />

Bij het scoren van de resultaten dient uitdrukkelijk te<br />

worden aangegeven of, in welke mate en op grond<br />

van welke overwegingen in verband met de culturele<br />

of <strong>etnische</strong> achtergrond afgeweken is van vooraf<br />

vastgelegde instructies. Wanneer veranderingen zijn<br />

aangebracht in de scoring, de gedragsbeoordeling of<br />

de interpretatie daarvan, <strong>bij</strong>voorbeeld door het<br />

<strong>gebruik</strong> van aanvullende informatie of extra beoordelaars,<br />

zal dat uitdrukkelijk moeten worden vastgelegd<br />

met vermelding van de overwegingen.<br />

Om de uitkomsten van het onderzoek vast te stellen<br />

mag alleen <strong>gebruik</strong> worden gemaakt van informatie<br />

die betrekking heeft op kenmerken zoals capaciteiten,<br />

vaardigheden of persoonlijkheidseigenschappen<br />

die relevant zijn voor de beoordeling. Voor zover<br />

<strong>gebruik</strong> wordt gemaakt van verschillende beoordelaars<br />

dient zowel het eindoordeel als de bandbreedte<br />

te worden aangegeven. Daar<strong>bij</strong> dient te worden nagegaan<br />

of de oordelen aanwijsbaar verschillen voor<br />

leden van groepen met verschillende <strong>etnische</strong> achtergrond<br />

en of deze verschillen overeenkomen met wat<br />

door anderen in vergelijkbare situaties is vastgesteld.<br />

Indien dit het geval is, moet dit expliciet worden vermeld.<br />

Degene die voor de uitvoering van de opdracht verantwoordelijk<br />

is, dient aan te geven volgens welke<br />

regels de resultaten en de uiteindelijke beoordeling<br />

worden vastgesteld; dit kan niet aan medewerkers<br />

worden gedelegeerd.<br />

Het vaststellen van relevante kenmerken kan alleen in<br />

relatie tot bestaande referentiegroepen. Bij kandidaten<br />

uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen zal daartoe<br />

moeten worden aangegeven in hoeverre specifieke<br />

normgroepen zijn <strong>gebruik</strong>t. Bij tekortkomingen in de<br />

normering, <strong>bij</strong>voorbeeld omdat <strong>etnische</strong> minderheden<br />

in onvoldoende mate in de normgroepen vertegenwoordigd<br />

zijn, zal in de rapportage moeten worden<br />

vermeld welke beperkingen er zijn en in hoeverre<br />

daar rekening mee is gehouden in de interpretatie<br />

van de uitslagen.<br />

3.3.6.2 Interpretatie<br />

Bij de interpretatie en beoordeling van de geschiktheid<br />

van kandidaten uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen<br />

gelden, net als <strong>bij</strong> alle kandidaten, natuurlijk ook de<br />

principes van objectiviteit, de onpartijdigheid en<br />

onafhankelijkheid. Uitdrukkelijk dient te worden<br />

nagegaan in hoeverre de resultaten aanleiding geven<br />

tot overeenkomstige dan wel tegensprekende interpretaties.<br />

De culturele achtergrond van kandidaten<br />

uit <strong>etnische</strong> minderheden is daar<strong>bij</strong> een belangrijk<br />

aandachtspunt.<br />

Bij gestandaardiseerde procedures mogen alleen dan<br />

interpretaties van uitkomsten van afzonderlijke<br />

onderdelen, profielen of afzonderlijke opgaven worden<br />

gegeven als de validiteit specifiek is aangetoond<br />

en rekening is gehouden met de aanwezigheid van<br />

specifieke groepen.. Dit geldt ook als in de procedure<br />

afzonderlijke onderdelen uit een geheel zijn gekozen,<br />

<strong>bij</strong>voorbeeld bepaalde gedragsoefeningen of<br />

subtests.<br />

3.3.6.2<br />

Vooral <strong>bij</strong> onderdelen van tests of oefeningen<br />

waar<strong>bij</strong> de uitslag kan zijn beïnvloed<br />

door taal- en leesvaardigheid moet in de interpretatie<br />

uitdrukkelijk rekening worden gehouden met een grote<br />

mate van onzekerheid. Zo zal <strong>bij</strong> het <strong>gebruik</strong> van intelligentietests<br />

de score op de verbale intelligentie duidelijk<br />

gerelateerd zijn aan de mate waarin het Nederlands wordt<br />

beheerst. Dit zal ook het geval zijn <strong>bij</strong> oefeningen waarin<br />

uitdrukkingsvaardigheden een belangrijke rol spelen. Het<br />

verdient geen aanbeveling om deze onderdelen weg te<br />

laten, maar wel zal met dit gegeven <strong>bij</strong> de interpretatie<br />

rekening moeten worden gehouden. Ook moet het in het<br />

advies worden vermeld. Ook aanvullende gegevens zoals<br />

de resultaten van specifieke <strong>instrumenten</strong> waarin de mate<br />

van acculturatie of de beheersing van het Nederlands<br />

wordt gemeten kunnen daarin worden meegenomen. Om<br />

tot een zo goed mogelijke interpretatie te komen, is het aanbevelenswaardig<br />

om desgewenst een oordeel in te winnen<br />

over de test of de oefeningen <strong>bij</strong> iemand die goed bekend is<br />

met de taal en cultuur van de kandidaat.<br />

3.3.6.3 Oordeelsvorming<br />

De beoordeling moet antwoord geven op de vraag<br />

zoals die is aangegeven in de opdrachtverstrekking<br />

en vraagstelling. Aangegeven dient te worden op<br />

welke resultaten de beoordeling berust. Bij de oordeelsvorming<br />

over kandidaten uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen<br />

kan uitdrukkelijk <strong>gebruik</strong> worden<br />

gemaakt van informatie uit andere bronnen zoals sollicitatie-<br />

of opleidingsgegevens. Belangrijke achter-<br />

19


grondinformatie zoals verblijfsduur, sociaal economische<br />

status of werkervaring elders kan hier een<br />

belangrijke rol in spelen. De herkomst van deze informatie<br />

dient expliciet te worden aangegeven. Alle uitspraken<br />

dienen te worden onderbouwd. De beschrijving<br />

moet in een voor de opdrachtgever begrijpelijke<br />

taal zijn gesteld. Ook de onzekerheidsmarge vanwege<br />

mogelijke tekortkomingen van de <strong>gebruik</strong>te <strong>instrumenten</strong><br />

<strong>bij</strong> toepassing <strong>bij</strong> leden van <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen<br />

dient uitdrukkelijk te worden aangegeven.<br />

De opdrachtnemer draagt in elk geval de verantwoordelijkheid<br />

voor de juistheid van de bevindingen<br />

<strong>bij</strong> computerondersteunde procedures met automatische<br />

scoring en/of tekstelementen voor de interpretatie<br />

van de bevindingen en beoordeling van<br />

geschiktheid. De kandidaten moeten er op worden<br />

gewezen dat de bevindingen automatisch tot stand<br />

20<br />

zijn gekomen. Iedere betrokkene <strong>bij</strong> de procedure<br />

kan volgens de gelijke behandelingswetgeving aansprakelijk<br />

worden gesteld. Ook al is de opdrachtgever<br />

zorgvuldig geweest, dan nog kan deze aansprakelijk<br />

worden gehouden voor de onzorgvuldigheid of<br />

het handelen van de uitvoerder in strijd met die wetgeving.<br />

3.3.6.3<br />

Evenals <strong>bij</strong> de interpretatie van de onderzoeksresultaten<br />

zal <strong>bij</strong> de oordeelsvorming<br />

uitdrukkelijk rekening moeten worden gehouden met<br />

mogelijke onzekerheden ten aanzien van de verschillende<br />

aspecten als gevolg van taal- en cultuurverschillen. De<br />

onzekerheid zal in de advisering ook duidelijk naar voren<br />

moeten komen en aan de opdrachtgever kenbaar moeten<br />

worden gemaakt.


4. COMPETENTIES VANDE BETROKKENEN BIJ HET ONDERZOEK<br />

Degene die verantwoordelijk is voor de feitelijke<br />

opzet en uitvoering van het onderzoek dient voor de<br />

beantwoording van de onderzoeksvraag op de hoogte<br />

te zijn van onderzoeksprocedures, -<strong>instrumenten</strong><br />

en –processen evenals hun kwaliteit en <strong>gebruik</strong>smogelijkheden.<br />

Verder moet er voldoende kennis zijn<br />

van de psychologische kwaliteiten die door de test<br />

worden gemeten en die in de testprestatie naar voren<br />

komen. Tenslotte moet bekend zijn hoe aan de te<br />

stellen kwaliteits- en professie-eisen kan worden voldaan.<br />

Voor wat betreft de beoordeling van kandidaten uit<br />

<strong>etnische</strong> minderheidgroepen dient de onderzoeker te<br />

beschikken over de volgende competenties:<br />

◗ algemene kennis van de sociale en maatschappelijke<br />

context en achtergrond van <strong>etnische</strong> minderheden;<br />

◗ kennis van en inzicht in de rol van taal en cultuur<br />

in de partijdigheid van tests;<br />

◗ kennis om achtergrondgegevens van kandidaten<br />

uit <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen te kunnen<br />

<strong>gebruik</strong>en <strong>bij</strong> de interpretatie van testresultaten;<br />

◗ kennis van procedures om discriminerend test<strong>gebruik</strong><br />

tegen te gaan;<br />

◗ bewustzijn van de mogelijkheden en beperkingen<br />

van <strong>diagnostische</strong> <strong>instrumenten</strong> en in staat dit<br />

expliciet in de rapportage weer te geven;<br />

◗ bereidheid om consult te vragen <strong>bij</strong> experts op het<br />

betreffende terrein;<br />

◗ kennis van de wijze waarop gedragskenmerken<br />

<strong>bij</strong> leden van <strong>etnische</strong> minderheden kunnen worden<br />

beoordeeld;<br />

◗ in staat zijn om op een adequate wijze de resultaten<br />

van het onderzoek te interpreteren met in<br />

achtneming van culturele- en taalkenmerken van<br />

de kandidaat.<br />

21


5. CHECKLIST VOOR HET GEBRUIK VAN DIAGNOSTISCHE<br />

INSTRUMENTEN BIJ LEDEN VANETNISCHE MINDERHEDEN<br />

1. De verantwoordelijkheden voor een goede toepassing van de <strong>instrumenten</strong> en voor<br />

de besluitvorming dienen goed geregeld te zijn<br />

22<br />

De opdrachtgever draagt de eindverantwoordelijkheid voor het gehele beoordelingsproces en de daarop<br />

gebaseerde besluitvorming. Dit houdt in dat de opdrachtgever nagaat of de procedure niet in strijd is met<br />

de wetgeving op het gebied van gelijke behandeling als het gaat om een interne dan wel gecombineerde<br />

interne en externe opdrachtverstrekking. Bij geheel externe opdrachten zal de opdrachtgever eisen stellen<br />

ten aanzien van de professionaliteit en gelijke behandeling. Degene die de beoordeling uitvoert, is verantwoordelijk<br />

voor een juist verloop van de gehele beoordelingsprocedure in praktische zin en zorgt er<br />

voor dat de uitvoering plaatsvindt conform de eisen van gelijke behandeling en non-discriminatie die vanuit<br />

zowel de wetgeving als vanuit de professie worden gesteld.<br />

2. Voor de oordeelsvorming moet worden nagegaan of de <strong>gebruik</strong>te <strong>instrumenten</strong> voldoen<br />

aan de voorwaarden voor gelijke behandeling<br />

Niet alleen psychologische tests maar ook vragenlijsten, gesprekken, observaties en beoordelingen dienen<br />

zodanig te zijn dat leden van <strong>etnische</strong> minderheden gelijk worden behandeld. Instrumenten die leiden tot<br />

onevenredige of ongeoorloofde uitsluiting van kandidaten zijn niet toegestaan zonder objectieve rechtvaardiging.<br />

3. De <strong>gebruik</strong>te procedures dienen uitsluitend betrekking te hebben op de functie- of<br />

beroepseisen<br />

De oordeelsvorming moet gericht zijn op een duidelijk geformuleerde vraagstelling met betrekking tot de<br />

(toekomstige) uitoefening van een functie of een beroep of het volgen van een opleiding.<br />

4. Vooraf moet worden aangegeven hoe de procedure zal verlopen <strong>bij</strong> leden van <strong>etnische</strong><br />

minderheden en op welke wijze de uitvoering plaats zal vinden<br />

De manier waarop de procedure wordt uitgevoerd <strong>bij</strong> leden van <strong>etnische</strong> minderheden moet voorafgaand<br />

aan het onderzoek worden vastgesteld en is mede afhankelijk van de in te zetten <strong>instrumenten</strong>. Daar<strong>bij</strong><br />

zal duidelijk moeten worden vermeld waarom een keuze is gemaakt voor een bepaalde procedure of <strong>instrumenten</strong><br />

en in hoeverre daar<strong>bij</strong> rekening is gehouden met de specifieke achtergrond van kandidaten uit<br />

<strong>etnische</strong> minderheidgroepen.<br />

5. Bij de keuze van <strong>instrumenten</strong> moet rekening worden gehouden met toepassingsmogelijkheden<br />

<strong>bij</strong> leden van <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen<br />

Nagegaan moet worden of meerdere <strong>instrumenten</strong> beschikbaar zijn en welke van de beschikbare <strong>instrumenten</strong><br />

<strong>bij</strong> leden van <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen het beste <strong>gebruik</strong>t kunnen worden. Van belang daar<strong>bij</strong><br />

is de mogelijke beschikbaarheid van gegevens over de verschillen tussen groepen met uiteenlopende<br />

culturele achtergronden en de betekenis die aan deze gegevens moet worden gehecht.<br />

6. De keuze van <strong>instrumenten</strong> dient gericht te zijn op een betrouwbare beoordeling<br />

Er moet zoveel <strong>gebruik</strong> worden gemaakt van <strong>instrumenten</strong> die eigenschappen of vaardigheden zodanig<br />

meten dat vergelijkbare er uitkomsten komen, onafhankelijk van de situatie en van de beoordelaar. Bij<br />

leden van <strong>etnische</strong> minderheden zal daartoe vooraf goed moeten worden aangegeven aan de hand van<br />

welke criteria tot bepaalde oordelen wordt gekomen en hoe mogelijke interpretatieverschillen kunnen worden<br />

opgelost.


7. De betekenis van de uitslag op de <strong>instrumenten</strong> voor de (toekomstig) beroeps- of<br />

functie-uitoefening voor leden van <strong>etnische</strong> minderheden moet vooraf duidelijk zijn<br />

Over het verband tussen de uitslag op een bepaald instrument dan wel procedure en de gevraagde vaardigheid<br />

of eigenschap moet zoveel mogelijk informatie beschikbaar zijn. Nagegaan moet worden of er<br />

aanwijzingen zijn waaruit kan blijken dat dit verband uiteenlopend is voor verschillende groepen en in<br />

hoeverre dit gevolgen heeft voor het <strong>gebruik</strong> van het instrument of de procedure. Bij de interpretatie van<br />

de uitkomsten zal hier uitdrukkelijk aandacht aan geschonken dienen te worden. Bij het ontbreken van<br />

deze gegevens zal de interpretatie van de resultaten met grote omzichtigheid moeten gebeuren.<br />

8. Bij <strong>gebruik</strong> van normgegevens moet worden nagegaan of leden van <strong>etnische</strong> minderheden<br />

in voldoende mate vertegenwoordigd zijn in de <strong>gebruik</strong>te normgroepen<br />

De <strong>gebruik</strong>te normgroepen dienen zoveel mogelijk een afspiegeling te zijn van de samenstelling van de<br />

hele groep. Daartoe moeten leden van <strong>etnische</strong> minderheidgroepen in deze groepen in dezelfde verhouding<br />

aanwezig zijn als in de totale groep. Als dit niet het geval is of gegevens hierover ontbreken, zal<br />

slechts op zeer terughoudende wijze <strong>gebruik</strong> kunnen worden gemaakt van de resultaten. Dit zal vooral<br />

het geval zijn <strong>bij</strong> <strong>instrumenten</strong> die al geruime tijd geleden zijn ontwikkeld.<br />

9. De bedoeling en de wijze van uitvoering van het onderzoek moet begrijpelijk zijn<br />

voor leden van <strong>etnische</strong> minderheidsgroepen<br />

Er moet voldoende en begrijpelijke informatie over het onderzoek worden verstrekt. Er zal zoveel mogelijk<br />

moeten worden gezorgd dat vooraf of tijdens de procedure toelichting kan worden verstrekt. Er moet<br />

worden nagegaan of oefenmateriaal kan worden verstrekt, zodat de instructie en de opgaven duidelijk<br />

zijn.<br />

10. De mogelijke beperkingen in de oordeelsvorming moeten <strong>bij</strong> de interpretatie van de<br />

resultaten duidelijk worden aangegeven<br />

De toepasbaarheid van <strong>diagnostische</strong> <strong>instrumenten</strong> zal vaak een beperkt karakter hebben. In de verslaglegging<br />

moet dit duidelijk worden vermeld. Vanwege deze beperkingen zal het vaak nodig zijn om een<br />

beroep te doen op aanvullende informatie zoals opleiding, werkervaring en mate van acculturatie. Wanneer<br />

deze informatie wordt <strong>gebruik</strong>t zal dit in de oordeelsvorming duidelijk naar voren moeten komen<br />

zodat de herkomst van het oordeel bekend is.<br />

23


BIJLAGE A<br />

DIVERSITEIT EN TESTGEBRUIK BIJ ETNISCHE MINDERHEDEN.<br />

JURIDISCH KADER<br />

Mr. Najat Bochhah<br />

Het <strong>gebruik</strong> van psychologische tests en andere selectie-<strong>instrumenten</strong> kan strijdig zijn met de gelijke behandelingswetgeving<br />

wanneer de toepassing leidt tot (onbedoeld) verboden onderscheid <strong>bij</strong> de toegang tot het<br />

werk en <strong>bij</strong> de doorstroom naar andere functies. Hieronder wordt een uiteenzetting gegeven van het <strong>gebruik</strong><br />

van psychologische tests <strong>bij</strong> <strong>etnische</strong> minderheden gezien in het licht van de gelijke behandelingswetgeving.<br />

Dit juridisch kader maakt onderdeel uit van het protocol waarin <strong>richtlijnen</strong> worden gegeven om de gelijke<br />

behandeling <strong>bij</strong> de procedure rondom onder meer het afnemen van psychologische tests te waarborgen.<br />

Het doel van de <strong>richtlijnen</strong><br />

De <strong>richtlijnen</strong> zijn bedoeld om aan te geven hoe psychologische tests en andere selectie-<strong>instrumenten</strong> zo veel<br />

mogelijk vrij van discriminatie kunnen worden toegepast en hoe bevorderd kan worden dat <strong>etnische</strong> minderheden<br />

gelijke kansen hebben op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn de <strong>richtlijnen</strong> bedoeld om diegenen te<br />

beschermen die discriminatie en ongelijke behandeling ondervinden als gevolg van de gehanteerde selectie<strong>instrumenten</strong><br />

<strong>bij</strong> de in- en doorstroom, waaronder werving en selectie, loopbaanontwikkeling en –begeleiding,<br />

opleidingen en trainingen en interne mobiliteit. De <strong>richtlijnen</strong> reiken test<strong>gebruik</strong>ers handvatten aan waarmee<br />

in de praktijk een zo groot mogelijke mate van ‘fairness’ kan worden gerealiseerd <strong>bij</strong> het testen van <strong>etnische</strong><br />

minderheden. Tenslotte zijn de <strong>richtlijnen</strong> te beschouwen als een aanvulling op de bestaande regelgeving binnen<br />

de betrokken beroepsgroepen.<br />

Status van de <strong>richtlijnen</strong><br />

De <strong>richtlijnen</strong> zijn een nadere uitwerking van het gelijkheidsbeginsel dat in de nationale en internationale wetgeving<br />

is verankerd. Het betreft een uitwerking van het gelijke behandelingsgebod, neergelegd in artikel 1<br />

van de Grondwet, het verbod op discriminatie in het Wetboek van Strafrecht (artikel 137c-g en 429quater), de<br />

bepalingen in het Internationaal Verdrag ter Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie en het verbod<br />

op onderscheid neergelegd in de algemene wet gelijke behandeling. Dit juridische kader maakt onderdeel<br />

uit van de <strong>richtlijnen</strong>.<br />

Reikwijdte van de <strong>richtlijnen</strong><br />

De <strong>richtlijnen</strong> zijn opgesteld ten behoeve van alle test<strong>gebruik</strong>ers in het algemeen en van psychologen in het<br />

<strong>bij</strong>zonder. De <strong>richtlijnen</strong> richten zich tevens op andere testafnemers, niet zijnde psychologen. Test<strong>gebruik</strong>ers<br />

zijn ook werkgevers, personeelsconsulenten en -functionarissen in hun hoedanigheid van opdrachtgever om<br />

kandidaten te laten testen. Degene die de tests ondergaat wordt tenslotte ook als test<strong>gebruik</strong>er aangemerkt.<br />

Gelijke behandeling<br />

Uitgaande van het beginsel van gelijke behandeling dat in de grondwet en in verscheidene nationale en internationale<br />

bepalingen is verankerd (zie <strong>bij</strong>lage B), wijst een ieder die <strong>gebruik</strong> maakt van psychologische tests<br />

als selectiemiddel, discriminatie af.<br />

In het kader van deze <strong>richtlijnen</strong> wordt onder discriminatie verstaan:<br />

a. het maken van onderscheid tussen personen op grond van ras, huidskleur, afkomst, nationale of <strong>etnische</strong><br />

afstamming (direct);<br />

b. het hanteren van selectie-<strong>instrumenten</strong> waaraan beperkingen kleven en onzorgvuldige procedures met als<br />

gevolg dat <strong>etnische</strong> minderheden daardoor onevenredig benadeeld of uitgesloten worden, zonder dat daar<br />

een objectieve rechtvaardiging voor is (indirect).<br />

24


Discriminatie en haar uitings- en verschijningsvormen in relatie tot psychologische tests<br />

Het verbod op ongelijke behandeling op grond van ras is neergelegd in verschillende wetten, verdragen en <strong>richtlijnen</strong>.<br />

Voor zover relevant voor test<strong>gebruik</strong>ers en werkgevers/opdrachtgevers, is dit verbod uitgewerkt in de<br />

algemene wet gelijke behandeling (awgb). Deze wet is van toepassing op arbeidsverhoudingen in ruime zin,<br />

waartoe ook de fase van werving en selectie behoort. De awgb richt zich ook op de aanbieders van goederen en<br />

diensten. Psychologen en test<strong>gebruik</strong>ers die in opdracht van werkgevers psychologische testen en andere selectiemiddelen<br />

toepassen, worden tot deze categorie (aanbieders van goederen en diensten) gerekend. Zij vallen dus<br />

onder de werking van de awgb. Het begrip ‘ras’ wordt ruim uitgelegd en omvat tevens huidskleur, afkomst en<br />

nationale of <strong>etnische</strong> afstamming. In de gelijke behandelingswetgeving wordt een aantal begrippen gehanteerd.<br />

Hieronder zal daar verder op worden ingegaan. In de awgb en de overige gelijke behandelingswetgeving wordt<br />

de term ‘onderscheid’ gehanteerd en niet de term ‘discriminatie’. De termen discriminatie en onderscheid worden<br />

door elkaar <strong>gebruik</strong>t waar<strong>bij</strong> hetzelfde wordt bedoeld. Ze zijn echter geen synoniemen van elkaar. In het Wetboek<br />

van Strafrecht wordt de term ‘discriminatie’ <strong>gebruik</strong>t terwijl de awgb de term ‘onderscheid’ hanteert. Het maken<br />

van onderscheid is op zich niet verboden. Het gaat om ongeoorloofd onderscheid. Op dit onderscheid ziet de<br />

awgbtoe. Voor de neutrale term onderscheid in de awgb is gekozen omdat sprake kan zijn van onbedoeld onderscheid,<br />

dat niet met opzet gebeurt. Discriminatie kan zich op verschillende manieren manifesteren. Er zijn dan<br />

ook allerlei vormen van discriminatie die direct of indirect, incidenteel of structureel kunnen zijn.<br />

Direct onderscheid<br />

Direct onderscheid doet zich voor wanneer direct wordt verwezen naar <strong>bij</strong>voorbeeld iemands afkomst of huidskleur.<br />

3 Gedacht kan worden aan de situatie dat <strong>bij</strong> werving en selectie wordt geselecteerd op het al dan niet hebben<br />

van een buitenlandse achternaam. Direct onderscheid is verboden, tenzij sprake is van een wettelijke uitzondering.<br />

Indirect onderscheid<br />

Van indirect onderscheid is sprake wanneer het hanteren van bepaalde criteria of het nemen van bepaalde maatregen<br />

zodanig uitwerkt dat een bepaalde groep daardoor in overwegende mate wordt benadeeld. Hoewel de<br />

maatregel of het criterium neutraal is, kunnen zij toch achterstelling of uitsluiting van een bepaalde groep tot<br />

gevolg hebben. Voorbeeld hier<strong>bij</strong> is de functie-eis van het beheersen van de Nederlandse taal voor functies waarvoor<br />

deze eis niet relevant is, <strong>bij</strong>voorbeeld voor productiemedewerkers. Kandidaten uit <strong>etnische</strong> minderheden die<br />

de taal onvoldoende beheersen zullen daardoor worden uitgesloten. Deze taaleis kan, hoewel hij indirect onderscheid<br />

oplevert, toch objectief gerechtvaardigd zijn. Daarvan kan sprake zijn als het aantoonbaar van essentieel<br />

belang is voor het werk, <strong>bij</strong>voorbeeld dat de in het Nederlands vastgestelde veiligheidsvoorschriften worden<br />

begrepen. Aan functies mogen eisen worden gesteld met betrekking tot de mate van beheersing van de Nederlandse<br />

taal, indien dit relevant is voor de uitoefening van de functie (CGB-oordeel 98 -128). Dat is duidelijk het<br />

geval voor de functie van een nieuwslezer of een jurist maar de functie-eis geldt ook voor functies waar<strong>bij</strong> veelvuldig<br />

klanten te woord moeten worden gestaan zoals receptionist en/of telefonist doet.<br />

Bij het <strong>gebruik</strong> van psychologische tests zal vooral indirect onderscheid relevant zijn. Er zijn nauwelijks situaties<br />

denkbaar waar<strong>bij</strong> het <strong>gebruik</strong> van psychologische tests tot direct onderscheid kan leiden.<br />

Objectieve rechtvaardiging<br />

Indirect onderscheid is niet verboden als er een objectieve rechtvaardiging voor is. Alleen ongerechtvaardigd indirect<br />

onderscheid is dus verboden. Indirect onderscheid is gerechtvaardigd indien met dat onderscheid een legitiem<br />

doel wordt nagestreefd en de <strong>gebruik</strong>te middelen om dat doel te bereiken geschikt en noodzakelijk zijn. 4<br />

3 A.C. Possel, Juridisch kader in, N. Bleichrodt en F. J. R. van de Vijver (red), Diagnostiek <strong>bij</strong> allochtonen. Mogelijkheden en beperkingen<br />

van psychologische tests. Lisse 2001: Swets & Zeitlinger, p. 230.<br />

4 A.C. Possel, p. 231<br />

25


Het <strong>gebruik</strong> van selectie <strong>instrumenten</strong> zoals psychologische tests waarvan vast is komen te staan dat ze beperkingen<br />

hebben en niet zonder meer geschikt zijn voor <strong>gebruik</strong> <strong>bij</strong> <strong>etnische</strong> minderheden, kan institutionele<br />

discriminatie5 opleveren als het <strong>gebruik</strong> ervan systematisch tot uitsluiting van die groep leidt. Institutionele<br />

discriminatie heeft dus betrekking op vaststaande praktijk en op vaste gedragspatronen. 6<br />

Institutionele discriminatie, een term die niet in de wetgeving maar wel in de literatuur wordt <strong>gebruik</strong>t, is een<br />

vorm van discriminatie die moeilijk te bewijzen en daardoor ook moeilijk te bestrijden is. Statistische gegevens<br />

kunnen uitkomst bieden voor wat betreft de bewijsbaarheid van deze vorm van discriminatie. Op basis<br />

van deze gegevens kunnen de nadelige effecten van bepaalde praktijken en bepaalde maatregelen worden<br />

aangetoond. Het bekendste voorbeeld waar<strong>bij</strong> deze vorm van discriminatie werd aangetoond, is de zaak Binderen/Kaya.<br />

7 In deze zaak werd geklaagd over discriminatoire toewijzing van woningen door de woningbouwvereniging<br />

Binderen. Uit de gegevens van een periode van vier jaar, bleek dat Binderen slechts aan één<br />

buitenlander een woning heeft toegewezen. Op basis van deze gegevens komt de rechter tot het oordeel dat<br />

er sprake is van discriminatie. Binderen heeft het tegendeel niet kunnen bewijzen.<br />

Psychologische tests<br />

Etnische minderheden scoren ten opzichte van autochtonen gemiddeld lager op psychologische intelligentieen<br />

capaciteitentests en vaak ongunstiger op persoonlijkheidstests. Hetzelfde geldt <strong>bij</strong> vrouwen. Deze scoren<br />

ten opzichte van de mannen iets lager. Het verschil in score wordt wel steeds kleiner. De lagere score van <strong>etnische</strong><br />

minderheden kan maar hoeft niet altijd op indirecte discriminatie te duiden. Verschillen in score kunnen<br />

door verschillende oorzaken zijn ingegeven: <strong>bij</strong>voorbeeld cultuurverschillen, de mate van acculturatie, genoten<br />

schoolopleiding al dan niet in Nederland en de duur van verlijf in Nederland. Het verschil kan ook verklaard<br />

worden door onvoldoende vertegenwoordiging van <strong>etnische</strong> minderheden in de normgroepen. Tests waar<strong>bij</strong><br />

<strong>etnische</strong> minderheden ruim voldoende vertegenwoordigd zijn, zullen naar alle waarschijnlijkheid minder tot<br />

geen verschillen in score vertonen. Is er dan wel verschil dan betreft het hoogstwaarschijnlijk een reële. Oudere<br />

(acht à tien jaar oud) tests bergen het risico in zich dat ze minder geschikt zijn voor <strong>gebruik</strong> <strong>bij</strong> <strong>etnische</strong><br />

minderheden aangezien ze geen rekening houden met de actuele samenstelling van de bevolking. Deze tests<br />

moeten dan ook met grote voorzichtigheid worden <strong>gebruik</strong>t.<br />

Indirecte discriminatie kan zich voordoen wanneer <strong>bij</strong> de voorbereiding en oordeelsvorming onvoldoende<br />

rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van allochtone kandidaten. Met andere woorden: wanneer<br />

een lage score wordt gemeten <strong>bij</strong> iemand die gelet op zijn (hoge) opleiding hoger ‘hoort ‘ te scoren, moet<br />

de testafnemer zich ervan vergewissen dat dit niet ligt aan het <strong>gebruik</strong> van een ‘ondeugdelijke/ongeschikte’<br />

test. Hij moet zijn oordeel mede op andere gegevens baseren. De testafnemer moet kunnen aangeven waar<br />

eventuele tekortkomingen in de procedure of <strong>bij</strong> het <strong>gebruik</strong>te instrument te vinden zijn en hoe daarmee is<br />

omgegaan. Wordt dit nagelaten en worden de resultaten zondermeer voor waar aangenomen dan kan er sprake<br />

zijn van indirect onderscheid. Een allochtone kandidaat die slechts op basis van een lage score, die niet<br />

geverifieerd is, niet in aanmerking komt voor een bepaalde functie, kan stellen dat hij ongelijk is behandeld<br />

en dat de selectieprocedure onzorgvuldig en in zijn nadeel is verlopen. Wanneer indirect onderscheid is geconstateerd,<br />

doet de vraag zich voor of dit onderscheid gerechtvaardigd is. Met andere woorden, wordt met dit<br />

instrument een legitiem doel nagestreefd en is dit middel (psychologische tets) geschikt en noodzakelijk om<br />

dat doel te bereiken? 8<br />

Over het algemeen geldt de psychologische test als selectiemiddel, als effectief en bovenal objectief. Ook de<br />

Commissie Gelijke Behandeling is deze mening toegedaan. De Commissie heeft een viertal oordelen gegeven<br />

die betrekking hebben op het <strong>gebruik</strong> van psychologische tests als selectiemiddel. Hier<strong>bij</strong> gaat de Commissie<br />

na of het <strong>gebruik</strong> ervan in het concrete geval toelaatbaar is. Bij de beantwoording van deze vraag kijkt de Commissie<br />

naar de gehele procedure, waar<strong>bij</strong> door de Commissie de effectiviteit van het <strong>gebruik</strong> van psychologi-<br />

5 Institutionele discriminatie of systematische discriminatie zijn geen wettelijke termen , maar termen die in de<br />

literatuur te vinden zijn.<br />

6 A.C. Possel, Juridisch kader in, N. Bleichrodt en F. J. R. van de Vijver (red), Diagnostiek <strong>bij</strong> allochtonen.<br />

Mogelijkheden en beperkingen van psychologische tests. Lisse 2001: Swets & Zeitlinger, p. 230.<br />

7 Hoge Raad 10 december 1982, NJ 1983, nr. 687.<br />

8 A.C. Possel, p. 232.<br />

26


sche tests als selectiemiddel wordt erkend. De Commissie sluit echter niet uit dat het <strong>gebruik</strong> ervan ook ongelijke<br />

behandeling tot gevolg kan hebben en dus strijdigheid met de AWGB kan opleveren. 9<br />

Ter illustratie volgt hieronder een voorbeeld uit de praktijk.<br />

Om in aanmerking te komen voor een vaste aanstelling, moest een medewerkster (mevr. x) van Mexicaanse<br />

afkomst, al drie jaar werkzaam <strong>bij</strong> een rijksoverheidinstelling, een assessment ondergaan. De<br />

instelling heeft als richtlijn dat het assessment geen bias mag bevatten en dat het alleen toegepast<br />

mocht worden om in aanmerking te komen voor functies die als hoog of als zwaar worden bestempeld.<br />

Mevr. X heeft meegewerkt aan het assessment waar<strong>bij</strong> <strong>gebruik</strong> is gemaakt van de test MCT-H. Op basis<br />

van haar lage score is het arbeidscontract van mevr. X niet omgezet in een vaste aanstelling. Ze kreeg<br />

ook geen verlenging voor bepaalde tijd.<br />

Overigens is het functioneren van mevr. X tot aan het moment dat ze de test moest ondergaan, altijd<br />

goed beoordeeld.<br />

Mevr. X stelt dat de <strong>gebruik</strong>te test MCT-H niet geschikt was voor <strong>gebruik</strong> in haar geval om de volgende<br />

redenen. Om te beginnen betwist mevr. X de noodzaak van het assessment aangezien zij geen<br />

hoge/zware functie heeft. Mevrouw X stelt ook dat in haar geval de test niet had mogen worden <strong>gebruik</strong>t<br />

omdat zij behoort tot de eerste generatie nieuwkomers; zij is op haar dertigste naar Nederland gekomen<br />

en is pas vijf jaar in Nederland. Mevr. X is van mening dat de test niet zonder meer geschikt voor<br />

<strong>gebruik</strong> was in haar geval, nu zij tot een minderheidsgroep behoort die niet valt onder de normgroepen<br />

waar de MCT-H van uitgaat (Surinamers, Marokkanen, Turken en Antilianen). Tenslotte zou mevr. X van<br />

te voren niet goed voorbereid zijn op de test.<br />

Mevr. X tekent <strong>bij</strong> haar werkgever bezwaar aan tegen het niet omzetten van haar dienstverband in een<br />

vaste aanstelling en tegen het <strong>gebruik</strong> van de score van de test als motivering voor dat besluit.<br />

Bespreking casus<br />

In de casus zit een aantal elementen dat aanleiding geeft tot het plaatsen van enkele vraagtekens <strong>bij</strong> het verloop<br />

van de procedure. Gezien de korte verblijfsduur van mevr. X in Nederland en de late leeftijd waarop zij<br />

naar Nederland is gekomen, kan de vraag worden gesteld of de keuze voor die test door de testafnemer goed<br />

is gemotiveerd. De vraag is ook of haar korte verblijf in Nederland en het feit dat ze behoort tot de eerste<br />

generatie nieuwkomers die op een latere leeftijd naar Nederland is gekomen, op enig moment in de procedure<br />

is meegenomen en of er voldoende rekening mee is gehouden. De voorbereiding zou ook te wensen overlaten,<br />

wat als onzorgvuldig is aan te merken. De score is zonder meer, en zonder rekening te houden met het<br />

goed functioneren van mevr. X, <strong>gebruik</strong>t als motivering voor het niet verlengen van haar arbeidscontract en<br />

voor het niet omzetten daarvan in een vast contract. Saillant detail hier<strong>bij</strong> is dat ze getest is voor een functie<br />

die ze al drie jaar naar alle tevredenheid heeft uitgeoefend. Is de test hier oneigenlijk <strong>gebruik</strong>t om van mevr.<br />

X af te komen? Haar functioneren was immers al bekend. Tenslotte heeft haar werkgever in strijd met de eigen<br />

<strong>richtlijnen</strong> gehandeld, aangezien in casu niet is voldaan aan de eis dat tests alleen ingezet mogen worden <strong>bij</strong><br />

functies die als hoog dan wel als zwaar konden worden aangemerkt. De procedure in deze zaak is niet zorgvuldig<br />

verlopen. De Commissie Gelijke Behandeling toetst zoals uit de eerder aangehaalde oordelen blijkt, de<br />

gehele procedure. 10 De onvolkomenheden van de procedure in aanmerking genomen, is de kans aanwezig dat<br />

de Commissie, indien zij de zaak voorgelegd krijgt, tot de conclusie komt dat in casu in strijd met de gelijke<br />

behandelingswetgeving is gehandeld. 11<br />

9 CGB oordeel 1995-70; 1996-13, 1996-18 en 1998-123.<br />

10 Zie oordelen <strong>bij</strong> noot 7.<br />

11 Zie ook de <strong>gebruik</strong>te argumenten <strong>bij</strong> de paragraaf ‘Psychologische testen’.<br />

27


Rechten van de sollicitant/werknemer<br />

Vooropgesteld wordt dat de sollicitant/werknemer het recht heeft om gevrijwaard te blijven van discriminatie.<br />

Ten aanzien van werving en selectie en het <strong>gebruik</strong> van psychologische tests hanteert de NVP-sollicitatiecode<br />

onder meer de volgende uitgangspunten: 12<br />

◗ de code is gebaseerd op een eerlijke kans op aanstelling (gelijke kansen <strong>bij</strong> gelijke geschiktheid; de arbeidsorganisatie<br />

bepaalt haar keuze op basis van geschiktheid voor de functie);<br />

◗ sollicitanten worden deugdelijk en volledig geïnformeerd over de procedure, de inhoud van de vacante<br />

functie en de plaats daarvan in de organisatie;<br />

◗ een psychologisch onderzoek, waaronder ook een zogeheten assessment, kan slechts plaatsvinden doorof<br />

onder verantwoordelijkheid van een erkende psycholoog. Deze heeft toestemming van de sollicitant<br />

nodig om de resultaten van het onderzoek aan de opdrachtgever (de organisatie) te kunnen overleggen;<br />

◗ een sollicitant die zich met een schriftelijke klacht over een sollicitatieprocedure heeft gericht tot de betrokken<br />

arbeidsorganisatie en daarop geen of een onbevredigende reactie heeft gekregen, kan zich met zijn<br />

schriftelijke klacht wenden tot de NVP, die vervolgens de schriftelijke klacht aan deze code toetst.<br />

Het bovenstaande heeft betrekking op algemene kwaliteitsnormen die op iedere sollicitant van toepassing zijn.<br />

Indien echter het vermoeden ontstaat dat er naast strijdigheid met de <strong>richtlijnen</strong> ook sprake is van strijdigheid<br />

op grond van <strong>etnische</strong> afkomst conform de AWGB, kan, al dan niet na eerst advies te hebben ingewonnen <strong>bij</strong><br />

een lokaal Anti discriminatie bureau (Adb), een formele klacht worden ingediend <strong>bij</strong> de CGB.<br />

Werkgever / opdrachtgever<br />

Dat een werkgever het recht heeft om te selecteren en dus ook om onderscheid te maken tussen sollicitatiekandidaten,<br />

staat buiten kijf. Ook staat buiten kijf dat voor de functie relevante functie-eisen mogen worden<br />

gesteld. Echter, de selectie mag niet leiden tot verboden (indirect) onderscheid. Hetzelfde geldt voor de selectiemiddelen,<br />

waaronder psychologische tests, waarvan hij zich bedient. Ook mogen deze niet leiden tot ongelijke<br />

behandeling. De werkgever dient zich daarvan te vergewissen en de nodige eisen te stellen en dit kenbaar<br />

te maken <strong>bij</strong> de testafnemer. Daarnaast is de werkgever gehouden om zich als een goed werkgever te<br />

gedragen. 13 De opdrachtgever moet <strong>bij</strong> de verstrekking van de opdracht tot het doen van psychologisch onderzoek<br />

een aantal uitgangspunten in acht nemen en zich bewust zijn van de hierna te noemen aandachtspunten:<br />

◗ de Commissie Gelijke Behandeling hanteert het algemene uitgangspunt dat selectieprocedures inzichtelijk,<br />

controleerbaar en systematisch uitgevoerd moeten worden. 14 Psychologische tests als onderdeel van selectieprocedures<br />

<strong>bij</strong> de in- en doorstroom al dan niet intern naar een andere functie moeten ook aan die voorwaarden<br />

voldoen;<br />

◗ discriminatie en ongelijke behandeling <strong>bij</strong> werving en selectie, interne doorstroom naar een andere functie<br />

en <strong>bij</strong> andere aspecten van de arbeid (-srelatie) zijn verboden;<br />

◗ als opdrachtgever is de werkgever verantwoordelijk voor de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de door<br />

de psycholoog/testafnemer <strong>gebruik</strong>te testmethoden! Daarnaast heeft de opdrachtgever/werkgever een<br />

eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het <strong>gebruik</strong> van de psychologische test als selectiemiddel! “De<br />

psycholoog vertaalt de eisen van de opdrachtgever in psychologische dimensies en verricht de psychologische<br />

tests aan de hand van de door de opdrachtgever verstrekte briefing. Dit heeft tot gevolg dat inzake<br />

de selectie door middel van een psychologische test zowel de opdrachtgever als de testend psycholoog eigen<br />

verantwoordelijkheden dragen”; 15<br />

◗ wanneer een werkgever zich <strong>bij</strong> de selectie bedient van selectie-<strong>instrumenten</strong> zoals de psychologische<br />

tests waar<strong>bij</strong> een deel van de selectie wordt uitbesteed, kan hij of zij worden aangesproken door een kandidaat<br />

die meent ongelijk te zijn behandeld omdat hij of zij een eigen verantwoordelijk draagt ten opzich-<br />

12 Zie www.nvp-plaza.nl. zie ook de Gedragscode van de Organisatie van Adviesbureaus voor Werving en Selectie:<br />

www.oaws.nl .<br />

13 N. Bochhah, Arbeid, in: C.C. de Fey e.a. (red.), Met recht discriminatie bestrijden, Den Haag:<br />

Boom Juridische uitgevers 2004, p. 177 ev.<br />

14 CGB-oordeel 2004-3. Zie ook CGB-oordeel 1995-70<br />

15 CGB-oordeel 1995-70<br />

28


te van de kandidaat vanwege de keuze voor- en de opdrachtverstrekking aan een psycholoog of het bureau<br />

dat de test feitelijk afneemt.<br />

Dat een werkgever/opdrachtgever het handelen (dus ook de ongelijke behandeling) van de psycholoog/<br />

adviesbureau kan worden aangerekend, blijkt uit de volgende overweging van de Commissie: “de opdrachtgever/werkgever<br />

draagt een eigen verantwoordelijkheid inzake de advisering door de psycholoog/adviesbureau.<br />

Als opdrachtgever geeft deze immers de psycholoog/adviesbureau instructies over aandachtspunten <strong>bij</strong><br />

de beoordeling van kandidaten over wie de opdrachtgever geadviseerd wil worden. Derhalve draagt de<br />

opdrachtgever een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het handelen van de psycholoog/adviesbureau,<br />

voorzover deze binnen de opdracht is gebleven. Mogelijk onderscheid <strong>bij</strong> het handelen van de psycholoog/<br />

adviesbureau wordt ook de werkgever/opdrachtgever aangerekend.” 16<br />

Psycholoog/testafnemer<br />

De psycholoog is op grond van de beroepsethiek maar ook op grond van de gelijke behandelingswetgeving in<br />

het algemeen en de AWGB in het <strong>bij</strong>zonder, verplicht om zich <strong>bij</strong> de uitoefening van zijn of haar beroep te onthouden<br />

van discriminatie en ongelijke behandeling. Artikel 5 van de AWGB verbiedt namelijk ongelijke behandeling<br />

<strong>bij</strong> het aanbieden van goederen en diensten. Het afnemen van testen, al dan niet in opdracht, wordt<br />

aangemerkt als het aanbieden van een dienst. Daarnaast verbiedt het Wetboek van Strafrecht in artikel 137 g<br />

en 429quater discriminatie in de uitoefening van beroep of bedrijf.<br />

Ook in zijn relatie tot de opdrachtgever is de testafnemer/psycholoog gehouden om zorgvuldig te werk te<br />

gaan en niet in strijd met de (gelijke behandelings-) wetgeving te handelen. Zijn of haar handelen kan immers<br />

ook aan de opdrachtgever worden toegerekend. De toerekening aan de opdrachtgever heeft te maken met de<br />

opdrachtrelatie tussen de werkgever -zijnde de opdrachtgever - en de testafnemer -zijnde de opdrachtnemer.<br />

De testafnemer voert in beginsel een opdracht van de werkgever uit. Dit verklaart de gedeelde verantwoordelijkheid<br />

die de werkgever en de testafnemer hebben ten opzichte van de geteste persoon. De eventuele toerekening<br />

van het handelen van de testafnemer aan de opdrachtgever ontslaat de eerste dus niet van de eigen<br />

verantwoordelijkheid voor het eigen handelen en voor de keuze voor een bepaalde test.<br />

Volgens de Commissie Gelijke Behandeling heeft de psycholoog/testafnemer een eigen verantwoordelijkheid<br />

ten aanzien van de geteste kandidaat. Immers ook voor het psychologisch onderzoek geldt het uitgangspunt<br />

dat de procedure, inzichtelijk, controleerbaar en systematisch moet worden uitgevoerd. Volgens de Commissie<br />

gelden deze eisen gedurende alle stappen die tijdens het psychologisch onderzoek worden gezet. 17<br />

Mogelijk in te stellen juridische acties<br />

Een kandidaat die meent <strong>bij</strong> het ondergaan van een ‘psychologische’ test ongelijk te zijn behandeld op grond<br />

van ras/afkomst staat een aantal juridische mogelijkheden ter beschikking om daartegen op te komen. Daar<strong>bij</strong><br />

staat het de kandidaat vrij van welke mogelijkheid hij of zij <strong>gebruik</strong> maakt.<br />

Ten aanzien van de werkgever/opdrachtgever staan voor de kandidaat die nog geen arbeidsrelatie met de<br />

werkgever heeft, de volgende mogelijkheden open:<br />

◗ een klacht indienen <strong>bij</strong> de Commissie Gelijke Behandeling waar<strong>bij</strong> gesteld wordt - en zo veel mogelijk wordt<br />

onderbouwd met feiten en omstandigheden- dat (indirect) onderscheid is gemaakt <strong>bij</strong> werving en selectie<br />

of <strong>bij</strong> het aangaan van een arbeidsverhouding of <strong>bij</strong> het laten volgen van onderwijs of een opleiding op<br />

grond van art. 1 en art. 5 AWGB;<br />

◗ het instellen van een actie uit onrechtmatige daad op grond van art. 6:162 BW met daar<strong>bij</strong> de mogelijkheid<br />

tot het vorderen van schadevergoeding;<br />

16 CGB-oordeel 1998-123<br />

17 CGB-oordeel 1995-70<br />

29


◗ het doen van aangifte van discriminatie op grond van art. 137g en art. 429quater Wetboek van Strafrecht<br />

wegens discriminatie in de uitoefening van beroep of bedrijf. Deze actie kan leiden tot het opleggen van<br />

een gevangenisstraf of boete. Tevens biedt de actie een mogelijkheid tot het vorderen van schadevergoeding.<br />

Dat is wat betreft een kandidaat die nog geen arbeidsrelatie met de opdrachtgever/werkgever heeft. Een kandidaat<br />

die al wel een arbeidsrelatie met de werkgever/opdrachtgever heeft, kan behalve op de hierboven<br />

genoemde acties tevens een beroep doen op het beginsel van goed werkgeverschap neergelegd in art. 7:611<br />

van het Burgerlijk Wetboek. Het instellen van een juridische actie kan betrekking hebben op alle opgesomde<br />

aspecten van de arbeidsrelatie in art. 5 AWGB. Daaronder valt onder meer de interne doorstroom, het volgen<br />

van onderwijs/opleiding, het aangaan van een arbeidsovereenkomst, waaronder ook de omzetting van een tijdelijk<br />

contract in een vast contract of het veranderen van functie, of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.<br />

Tegen de psycholoog/testafnemer kunnen de volgende juridische acties worden ondernomen:<br />

◗ psychologen die aangesloten zijn <strong>bij</strong> het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) zijn onderworpen aan<br />

het tuchtrecht. De beroepscode van het NIP bepaalt dat alle psychologen die lid zijn van het NIP verplicht<br />

zijn om te werken volgens de beroepscode van het NIP. Klachten over de beroepsuitoefening van leden van<br />

het NIP kunnen in behandeling worden genomen door het College van Toezicht; 18<br />

◗ andere testafnemers zoals Advies- en Werving en Selectiebureaus zijn gebonden aan de gedragsregels neergelegd<br />

in de gedragscode van de brancheorganisatie zoals de OAWS;<br />

◗ een klacht indienen <strong>bij</strong> de Commissie Gelijke Behandeling waar<strong>bij</strong> gesteld wordt dat (indirect) onderscheid<br />

is gemaakt <strong>bij</strong> de werving en selectie en/of <strong>bij</strong> het aanbieden van goederen en diensten op grond van art.<br />

1 en art. 5 AWGB;<br />

◗ de kandidaat kan een vordering <strong>bij</strong> de civiele rechter instellen op grond van een onrechtmatige daad ingevolge<br />

art. 6:162 BW. Daar<strong>bij</strong> kan de klager ook een schadevergoeding vorderen;<br />

◗ het doen van aangifte van discriminatie op grond van art. 137g en art. 429quater Wetboek van Strafrecht<br />

wegens discriminatie in de uitoefening van beroep of bedrijf. Deze actie kan leiden tot het opleggen van<br />

een gevangenisstraf of boete. Het vorderen van schadevergoeding behoort ook tot de mogelijkheden.<br />

In de relatie tot de opdrachtgever/werkgever kan de psycholoog/testafnemer ook een juridische actie van de<br />

opdrachtgever tegemoet zien op grond van wanprestatie art. 6:265 BW jo 7:400 BW. De testafnemer kan worden<br />

verweten dat hij of zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de opdracht door in strijd<br />

met de gelijke behandelingswetgeving te handelen. De opdrachtgever heeft hier<strong>bij</strong> naast het ontbinden van<br />

de opdrachtovereenkomst ook de mogelijkheid tot het vorderen van schadevergoeding.<br />

Testaanbieders/-ontwikkelaars<br />

Testaanbieders en testontwikkelaars waarvan vaststaat dat ze tests aanbieden die ongelijke behandeling tot<br />

gevolg kunnen hebben, kunnen ook worden geconfronteerd met een juridische actie op grond van art. 7 AWGB<br />

(het aanbieden van goederen en diensten) en art. 137 g en 429quater Wetboek van Strafrecht (discriminatie in<br />

de uitoefening van beroep of bedrijf). Het is niet ondenkbaar dat <strong>bij</strong>voorbeeld maatschappelijke organisaties<br />

testaanbieders/-ontwikkelaars aanspreken op de mogelijke ongelijke behandeling van <strong>etnische</strong> minderheden<br />

dat het <strong>gebruik</strong> van de door hen ontwikkelde of aangeboden tests tot gevolg kan hebben. Maatschappelijke<br />

organisaties zoals het LBR hebben het recht om in rechte op te komen voor de belangen van de groep die de<br />

Algemene Wet Gelijke Behandeling probeert te beschermen (i.c. <strong>etnische</strong> minderheden). In art. 12 lid 2 sub e<br />

AWGB wordt is die mogelijkheid uitdrukkelijk genoemd. Zij kunnen zelfstandig een verzoek indienen <strong>bij</strong> de<br />

CGB. Tenslotte kunnen testafnemers de testaanbieders/-ontwikkelaars aanspreken op het ‘ondeugdelijke’ product<br />

dat deze op de markt hebben gezet, waarmee zij moeten werken. De eigen verantwoordelijkheid van de<br />

testafnemer blijft onverlet.<br />

18 www.psynip.nl<br />

30


De gelijke behandelingswetgeving hanteert een vergaande vorm van aansprakelijkheid. Alle betrokkenen <strong>bij</strong><br />

het proces van het ontwikkelen en het aanbieden van het instrument tot aan het afnemen van de test maar<br />

ook het verstrekken en het aanvaarden van de opdracht kan tot aansprakelijkstelling leiden.<br />

Slot<br />

Het <strong>gebruik</strong> van psychologische tests als selectiemiddel <strong>bij</strong> de arbeid wordt als objectief en effectief<br />

beschouwd. Er zijn echter situaties denkbaar waarin onder meer uit statistische gegevens kan blijken dat een<br />

test in overwegende mate (een) <strong>etnische</strong> groep(en) benadeelt. In een dergelijke situatie is sprake van indirect<br />

onderscheid. Daarvan kan ook sprake zijn wanneer voor een functie irrelevante of te zware functie-eisen worden<br />

gesteld die tot effect hebben dat leden van <strong>etnische</strong> minderheden geen of minder kans hebben.<br />

Aangezien cultuurvrije tests niet voorhanden zijn, moet de nodige zorg en terughoudendheid worden betracht<br />

<strong>bij</strong> het <strong>gebruik</strong> van psychologische tests <strong>bij</strong> <strong>etnische</strong> minderheden. Het zorgvuldig inrichten van het psychologische<br />

onderzoek in brede zin, komt de gelijke behandeling ten goede en doet recht aan de objectiviteit die<br />

het instrument kenmerkt. Ook ontslaat het betrokkenen van een eventuele aansprakelijkheid op grond van de<br />

gelijke behandelingswetgeving.<br />

31


BIJLAGE B<br />

RELEVANTE WETTELIJKE BEPALINGEN<br />

DE GRONDWET<br />

Artikel 1<br />

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst,<br />

levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.<br />

ALGEMENE WET GELIJKE BEHANDELING (AWGB)<br />

Artikel 1<br />

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:<br />

a. onderscheid: direct en indirect onderscheid, alsmede de opdracht daartoe;<br />

b. direct onderscheid: onderscheid tussen personen op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke<br />

gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat;<br />

c. indirect onderscheid: onderscheid op grond van andere hoedanigheden of gedragingen dan die bedoeld in<br />

onderdeel b, dat direct onderscheid tot gevolg heeft.<br />

Artikel 1a<br />

1. Het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid houdt mede in een verbod op intimidatie.<br />

2. Onder intimidatie als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: gedrag dat met de hoedanigheden of gedragingen,<br />

bedoeld in artikel 1, onderdeel b, verband houdt en dat tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid<br />

van de persoon wordt aangetast en dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende<br />

omgeving wordt gecreëerd.<br />

Artikel 5<br />

Onderscheid is verboden <strong>bij</strong>:<br />

a. de aanbieding van een betrekking en de behandeling <strong>bij</strong> de vervulling van een openstaande betrekking;<br />

b. arbeidsbemiddeling;<br />

c. het aangaan en het beëindigen van een arbeidsverhouding;<br />

d. het aanstellen tot ambtenaar en het beëindigen van het dienstverband van een ambtenaar;<br />

e. arbeidsvoorwaarden;<br />

f. het laten volgen van onderwijs, scholing en vorming tijdens of voorafgaand aan een arbeidsverhouding;<br />

g. bevordering;<br />

h. arbeidsomstandigheden.<br />

Artikel 7<br />

1. onderscheid is verboden <strong>bij</strong> het aanbieden of verlenen van toegang tot goederen of diensten en <strong>bij</strong> het sluiten,<br />

uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten terzake, alsmede <strong>bij</strong> het geven van loopbaanoriëntatie<br />

en advies of voorlichting over school- en beroepskeuze, indien dit geschiedt:<br />

a. in de uitoefening van een beroep of bedrijf;<br />

b. door de openbare dienst;<br />

c. voor instellingen die werkzaam zijn op het gebied van volkshuisvesting, welzijn, gezondheidszorg, cultuur<br />

of onderwijs of<br />

d. door natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, voor zover het<br />

aanbod in het openbaar geschiedt.<br />

32


2. Het eerste lid, onderdeel c, laat onverlet de vrijheid van een instelling van <strong>bij</strong>zonder onderwijs om <strong>bij</strong> de<br />

toelating en ten aanzien van de deelname aan het onderwijs eisen te stellen, die gelet op het doel van de<br />

instelling nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag, waar<strong>bij</strong> deze eisen niet mogen leiden tot<br />

onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of<br />

homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Onderscheid op grond van geslacht is alleen toegestaan,<br />

indien de eigen aard van de instelling dit eist en voor leerlingen van beide geslachten gelijkwaardige voorzieningen<br />

aanwezig zijn.<br />

3. Het eerste lid, onderdelen a en d, is niet van toepassing op eisen die gelet op het privé-karakter van de<br />

omstandigheden waarop de rechtsverhouding ziet in redelijkheid kunnen worden gesteld.<br />

WETBOEK VANSTRAFRECHT<br />

Artikel 90quater<br />

Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of<br />

voorkeur, die ten doel heeft dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten<br />

van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere<br />

terreinen van het maatschappelijk leven wordt teniet gedaan of aangetast.<br />

Artikel 137g<br />

Hij die, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen opzettelijk discrimineert wegens hun ras,<br />

wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.<br />

Artikel 429quater<br />

1. Hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf onderscheid maakt tussen personen wegens ras, wordt<br />

gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie.<br />

2. Deze bepaling is niet van toepassing op handelingen die personen behorende tot een bepaalde <strong>etnische</strong> of<br />

culturele minderheidsgroep een bevoorrechte positie toekennen, ten einde feitelijke ongelijkheden op te<br />

heffen.<br />

INTERNATIONAAL VERDRAG TER UITBANNING VAN ALLE VORMEN<br />

VAN RASSENDISCRIMINATIE (IVUR)<br />

Artikel 1<br />

1. In dit Verdrag wordt onder ‘rassendiscriminatie’ verstaan elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking<br />

of voorkeur op grond van ras, huidskleur, afkomst of nationale of <strong>etnische</strong> afstamming die ten doel heeft de<br />

erkenning, het genot of de uitoefening, op voet van gelijkheid, van de rechten van de mens en de fundamentele<br />

vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel gebied, of op andere terreinen van het openbare<br />

leven, teniet te doen of aan te tasten, dan wel de tenietdoening of aantasting daarvan ten gevolge heeft.<br />

33


LITERATUUR<br />

Bochhah, N., Kort W., Seddik, H., Vijver , F. van de (red) (2001) Deskundigen over het testen van <strong>etnische</strong> minderheden.<br />

Rotterdam, LBR<br />

Berufsverband Deutscher Psychologinnen und Psychologen (2002) DIN 33430 Berufsbezogene Eignungsdiagnostik<br />

(2002) Deutsches Institut für Normung e.V.. Berlin, Beuth.<br />

Evers, A., Vliet-Mulder, J.C. van, de Groot, C.J. (2000) Documentatie van Tests en Testresearch in Nederland;<br />

Amsterdam: NIP Dienstencentrum/Van Gorcum<br />

Hofstee, W.K.B, Campbell, e.a. (1990) Toepasbaarheid van psychologische tests <strong>bij</strong> allochtonen, Rotterdam,<br />

LBR.<br />

A. C. Possel (2001) Juridisch kader in: Bleichrodt, N. en Vijver, F. J. R. van de (red), Diagnostiek <strong>bij</strong> allochtonen.<br />

Mogelijkheden en beperkingen van psychologische tests, Lisse, Swets & Zeitlinger<br />

Standards for educational and psychological testing (1999) Washington, American Educational Research Association<br />

34

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!