26.09.2013 Views

Taal blokken

Taal blokken

Taal blokken

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Taal</strong><br />

<strong>blokken</strong><br />

Leerwerkboek Nederlands<br />

1F | A2 2F | B1


Auteur:<br />

Miekske van der Sman<br />

Eindredacteur:<br />

Dorine de Kruyf<br />

<strong>Taal</strong><br />

<strong>blokken</strong><br />

Leerwerkboek


Inhoud<br />

Woord vooraf 5<br />

Hoofdstuk 1 8<br />

Grammatica 1F l A2. Wat zijn de regels?<br />

1 Woorden 8<br />

1 Het werkwoord 8<br />

2 Het zelfstandig naamwoord 19<br />

3 Het bijvoeglijk naamwoord 22<br />

4 Woorden voor personen 26<br />

5 Verwijswoorden 29<br />

6 Dit, dat, deze, die 31<br />

2 Zinnen 33<br />

1 Woordvolgorde 33<br />

2 Hoofdzin en bijzin 35<br />

Hoofdstuk 2 40<br />

Spelling 1F l A2. Hoe schrijf je dat?<br />

1 Letters en klanken 40<br />

1 Letters en klanken 40<br />

2 Klinker en medeklinkers 42<br />

3 Tweeklanken 44<br />

4 Lettergrepen 45<br />

5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49<br />

6 Het werkwoord 50<br />

7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58<br />

8 Woorden die je anders schrijft dan zegt 60<br />

2 Leestekens 63<br />

1 Hoofdletters en punten 63<br />

2 Vraagtekens en uitroeptekens 64<br />

Hoofdstuk 3 68<br />

Functionele vaardigheden 1F l A2<br />

1 lezen 68<br />

1 Hoe ziet een tekst eruit? 68<br />

2 Hoe is een tekst opgebouwd? 72<br />

3 Signaalwoorden 79<br />

4 Informatie zoeken 80<br />

5 Schema’s, tabellen en grafi eken 85<br />

6 Symbolen en afkortingen 87<br />

2 Schrijven 90<br />

1 Hoe schrijf je een informele brief? 90<br />

2 Hoe schrijf je een formele brief? 91<br />

3 Hoe schrijf je een envelop? 93<br />

4 Hoe schrijf je een kaart? 94<br />

5 Hoe schrijf je een e-mail? 95<br />

6 Hoe vul je een formulier in? 96<br />

7 Hoe schrijf je een verslag? 97<br />

8 Wat schrijf je? 98<br />

3 Luisteren 100<br />

1 Non-verbale communicatie 100<br />

4 Gesprekken voeren 102<br />

1 Formeel / informeel taalgebruik 102<br />

5 Spreken 104<br />

1 Een presentatie houden 104<br />

Inhoud<br />

3


4<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Nederlands<br />

Hoofdstuk4 108<br />

Grammatica 2F l B1<br />

1 Het werkwoord 108<br />

1 Hulpwerkwoorden 108<br />

2 Onregelmatige werkwoorden 109<br />

3 Werkwoorden met be-, ont-, ver-, her-, er-, en ge- 111<br />

4 Werkwoorden met voorzetsels 112<br />

5 Zich wassen, zich aankleden 114<br />

6 Het werkwoord ‘worden’ 115<br />

7 Het wetrkwoord ‘zullen’ 116<br />

2 Zinnen 119<br />

1 De jongen die… / Het meisje dat… 119<br />

2 Een bevel geven 121<br />

3 Hoofdzin en bijzin 122<br />

4 Woordvolgorde 123<br />

5 Directe rede 125<br />

6 Indirecte rede 126<br />

Hoofdstuk 5 130<br />

Spelling 2F l B1<br />

1 Woorden 130<br />

1 Het zelfstandig naamwoord 130<br />

2 Het bijvoeglijk naamwoord 139<br />

3 Het werkwoord 140<br />

2 Leestekens 143<br />

1 komma’s en dubbele punten 143<br />

2 Aanhalingstekens 144<br />

3 ’s Nachts en ’s morgens 145<br />

Hoofdstuk 6 148<br />

Functionele vaardigheden 2F l B1<br />

1 Lezen 148<br />

1 Hoe is een tekst opgebouwd? 148<br />

2 Strategieën 155<br />

3 Signaalwoorden 161<br />

4 Feiten en meningen 166<br />

5 Informatie zoeken 168<br />

2 Schrijven 172<br />

1 Hoe schrijft je een sollicitatiebrief? 172<br />

2 Hoe schrijf je een memo? 184<br />

3 Hoe schrijf je een rapport? 185<br />

4 Hoe schrijf je een samenvatting? 187<br />

5 Grafi sche informatie? 195<br />

3 Luisteren 200<br />

1 Aantekeningen maken 200<br />

2 Samenvattingen in hoofdlijnen: stappenplan 201<br />

4 Gesprekken voeren 203<br />

1 Een gesprek voorbereiden en evalueren 203<br />

5 Spreken 204<br />

1 Hoe spreek je je publiek aan? 204<br />

2 Een presentatie houden 205<br />

Trefwoorden 209


Woord vooraf<br />

Wat is het Leerwerkboek?<br />

In dit Leerwerkboek staat theorie waarmee je direct kunt oefenen. Het bevat de volgende onderdelen:<br />

• Grammatica. Wat zijn de regels?<br />

• Spelling. Hoe schrijf je dat?<br />

• Functionele theorie. Hoe doe je dat?<br />

Hoe werk je met het Leerwerkboek?<br />

Je gebruikt dit Leerwerkboek naast de website. Op de website staan veel praktische oefeningen en taaltaken. Het<br />

Leerwerkboek bevat theorie en oefeningen. Door te oefenen in dit Leerwerkboek kun je de oefeningen en de taaltaken van de<br />

website beter maken. Jouw docent bespreekt met je wat je het beste kunt doen in dit Leerwerkboek.<br />

Per hoofdstuk wordt alle theorie bij een bepaald niveau behandeld. In elk hoofdstuk staan 3 paragrafen.<br />

In de eerste paragraaf staat bijvoorbeeld alles over het voltooid deelwoord en het bijvoeglijk naamwoord.<br />

In de tweede paragraaf vind je informatie over spelling, bijvoorbeeld over wat je aaneen schrijft of los en over het gebruik van<br />

hoofdletters.<br />

De laatste paragraaf, paragraaf 3, geeft je veel houvast als je met taaltaken aan de slag gaat. In deze paragraaf vind je onder<br />

andere voorbeeldbrieven en hulp bij maken van een notitie of een verslag.<br />

Het Leerwerkboek is bedoeld voor leerlingen van alle sectoren en alle leerjaren. Je gebruikt dit boek dus tijdens je hele<br />

opleiding op het mbo.<br />

Wat is de relatie tussen de website van <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2 en dit Leerwerkboek?<br />

Op de website staan zowel <strong>blokken</strong> als theorielessen.<br />

De uitleg bij de theorielessen en de uitleg in dit Leerwerkboek komen overeen. Aan de theorielessen op de website zijn extra<br />

oefeningen toegevoegd. Op de website kun je dus verder oefenen met de stof uit dit Leerwerkboek.<br />

In sommige <strong>blokken</strong> op de website vind je ook theorie. Je zult ook die theorie herkennen uit dit Leerwerkboek.<br />

Oefenen met theorie kan dus zowel op de website van taal<strong>blokken</strong> 2 als in dit Leerwerkboek.<br />

Veel succes met <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong>.<br />

Het <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> team<br />

Inhoud<br />

5


Hoofdstuk 1<br />

Grammatica<br />

1F I A2<br />

Wat zijn de regels?


8<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

1 Woorden<br />

1 Het werkwoord – werken, wonen, slapen<br />

Wat is een werkwoord?<br />

Een werkwoord geeft aan wat mensen, dieren of dingen doen.<br />

lopen Ik loop . Wij lopen door de stad.<br />

rijden De auto rijdt . De treinen naar Eindhoven rijden vandaag niet.<br />

zien Jullie zien . Tom en Jamila zien elkaar op school.<br />

OEFENING 1<br />

Welke woorden zijn werkwoorden? Zet een kruisje in de goede kolom.<br />

Werkwoord Geen werkwoord<br />

1 doen □ □<br />

2 tussen □ □<br />

3 eet □ □<br />

4 studie □ □<br />

5 leren □ □<br />

6 werken □ □<br />

7 fijn □ □<br />

8 komen □ □<br />

9 groot □ □<br />

10 de □ □<br />

11 blauwe □ □<br />

12 rennen □ □<br />

13 ijzeren □ □<br />

14 geen □ □<br />

15 broeken □ □<br />

OEFENING 2<br />

Onderstreep het werkwoord in de zin.<br />

1 Ik ga naar mijn stagebedrijf.<br />

2 Tamara leest het liefst tijdschriften.<br />

3 Zij werken op dinsdag in de supermarkt.<br />

4 Het schoolgebouw staat in een woonwijk.<br />

5 De baby groeit goed.<br />

6 Wij denken aan het weekend.<br />

7 Voel jij je vandaag niet lekker?<br />

8 Mark en Amélie koken vanavond voor ons.<br />

9 Mijn tv doet het niet goed.<br />

10 Ik moet volgende week naar de tandarts.<br />

▶ WIL JE VERDER OEFENEN, ga dan naar de theorielessen op de website van <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2


Hoofdstuk 1 Grammatica 1F I A2 Wat zijn de regels?<br />

De werkwoorden dansen, werken en drinken<br />

Werkwoorden kunnen verschillende vormen hebben. Als één persoon iets doet, noem je dat enkelvoud .<br />

Ik dans op het feest. Ik werk op een school. Ik drink koffie.<br />

Zij danst met Teun. Jij werkt in een winkel. Joshua drinkt nooit thee.<br />

Noura danst de tango. Hij werkt vandaag niet. Het kind drinkt melk.<br />

Als meer personen iets doen, noem je dat meervoud .<br />

Wij dansen in het café. Malaika en Irene werken bij een boer. Zij drinken niet genoeg water.<br />

Hamid en Lies dansen samen. Jullie werken graag buiten. Wij drinken geen prik.<br />

OEFENING 3<br />

Welke vormen zijn enkelvoud en welke meervoud?<br />

Enkelvoud Meervoud<br />

1 dansen □ □<br />

2 werk □ □<br />

3 drinkt □ □<br />

4 drinken □ □<br />

5 danst □ □<br />

6 werken □ □<br />

7 dans □ □<br />

8 drink □ □<br />

9 werkt □ □<br />

OEFENING 4<br />

Welke werkwoordsvorm is goed? Streep door wat fout is.<br />

1 Ik werk / werken in een restaurant.<br />

2 Hij drinken / drinkt geen frisdrank.<br />

3 Jullie danst / dansen heel goed!<br />

4 Maja drinkt / drink het liefst appelsap.<br />

5 Jij werken / werkt elke zondagavond in de friettent.<br />

6 Wij dansen / danst meestal samen.<br />

7 De gasten drink / drinken veel.<br />

8 De jongen werken / werkt acht uur per week.<br />

9 Ik drink / drinkt nooit alcohol.<br />

10 Zijn ouders werk / werken allebei fulltime.<br />

OEFENING 5<br />

Hoe maak je het werkwoord? Vul de goede vorm in.<br />

1 (kijken) Wij de hele avond tv.<br />

2 (zwemmen) Ik elke zaterdag.<br />

3 (bakken) Jij toch vaak appeltaart?<br />

4 (dansen) De bruid met haar vader.<br />

5 (drinken) Jullie iets op het terras.<br />

6 (beginnen) De nieuwe stagiaires vandaag.<br />

7 (trouwen) In het weekend mijn zus.<br />

9


10<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

8 (bellen) Jij erg veel, zeg!<br />

9 (vertellen) Mijn oom graag over zijn reizen naar het buitenland.<br />

10 (huilen) Het zieke kind van de oorpijn.<br />

▶ WIL JE VERDER OEFENEN? ga dan naar de theorielessen op de website van <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2<br />

Het onderwerp en de persoonsvorm – ik werk, John woont<br />

Het onderwerp in de zin is de persoon, het dier of het ding dat iets doet.<br />

Ik loop naar school.<br />

Yakut en Selim hebben vanavond een afspraak op hun stage.<br />

De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin.<br />

Patricia zoekt een ander baantje.<br />

De koks verzinnen een nieuw menu.<br />

Als je de persoonsvorm wilt vinden, kun je de zin vragend maken. De persoonsvorm staat dan vooraan.<br />

Hij vergeet de afspraak. Vergeet is de persoonsvorm, want: Vergeet hij de afspraak?<br />

De competitie is begonnen. Is is de persoonsvorm, want: Is de competitie begonnen?<br />

Als het onderwerp verandert, verandert de persoonsvorm ook.<br />

Jij neemt de trein. Jullie nemen de trein.<br />

De kamerplant staat in bloei. De bomen staan in bloei.<br />

OEFENING 6<br />

Welke woorden kunnen onderwerp zijn? Zet een kruisje in de goede kolom.<br />

Kan onderwerp zijn Kan geen onderwerp zijn<br />

1 naast □ □<br />

2 mannen □ □<br />

3 gaan □ □<br />

4 de wedstrijd □ □<br />

5 bijna □ □<br />

6 de trein □ □<br />

7 de □ □<br />

8 moeilijk □ □<br />

9 Mirella □ □<br />

10 klaar □ □<br />

11 mijn broer □ □<br />

12 het menu □ □<br />

13 wij □ □<br />

14 de regen □ □<br />

15 zijn □ □


Hoofdstuk 2<br />

Spelling<br />

1F I A2<br />

Hoe schrijf je dat?


40<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

1 Letters en klanken<br />

1 Letters en klanken<br />

Woorden bestaan uit letters én uit klanken .<br />

Letters lees je, en klanken hoor je.<br />

Het Nederlandse alfabet heeft 26 letters.<br />

OEFENING 1<br />

Schrijf de letters van het alfabet in de goede volgorde op.<br />

OEFENING 2<br />

Welke woorden staan hier?<br />

Gebruik de code: a = 1 b = 2 c = 3 enzovoort<br />

19 – 16 – 5 – 12 – 12 – 9 – 14 – 7<br />

13 – 15 – 5 – 9 – 12 – 9 - 10 – 11<br />

2 – 5 – 19 – 20 – 1 – 14 - 4<br />

22 – 5 – 18 – 7 – 9 – 19 – 19 – 5 - 14<br />

3 – 15 – 12 – 12 – 5 – 7 - 1<br />

15 – 14 – 20 – 23 – 9 – 10 – 11 – 5 - 14<br />

Een klank is wat je hoort als je een letter uitspreekt. Een letter klinkt niet altijd hetzelfde.<br />

De letter a klinkt anders in h a llo dan in d a gen.<br />

De letter i klinkt anders in z i ngen dan in l i ter .<br />

De letter c klinkt anders in c hips dan in c ola.<br />

Klanken kunnen kort of lang zijn. Een korte klank schrijf je altijd met één letter, een lange klank kun je met<br />

één of twee letters schrijven.<br />

kort: B a s lang: b aa s b a sis<br />

kort: l e f lang: l ee f l e ven<br />

OEFENING 3<br />

Klinkt de e hetzelfde als in en, geen of lopen?<br />

e n g ee n lop e n<br />

1 feest □ □ □<br />

2 grapje □ □ □<br />

3 leeg □ □ □<br />

4 molen □ □ □<br />

5 ben □ □ □<br />

6 step □ □ □<br />

7 bezig □ □ □<br />

8 golven □ □ □


OEFENING 4<br />

In welk woord zit de klank? Zet een kruisje voor het goede woord.<br />

1 In welk woord klinkt de a als in k a t?<br />

□ banen<br />

□ zanger<br />

□ klaar<br />

□ zadel<br />

2 In welk woord klinkt de o of oo als in v oo r?<br />

□ bons<br />

□ worden<br />

□ belofte<br />

□ moord<br />

3 In welk woord klinkt de e of ee als in g e k?<br />

□ tefal<br />

□ best<br />

□ rebus<br />

□ meester<br />

4 In welk woord klinkt de a als in b aa n?<br />

□ vakantie<br />

□ lange<br />

□ nagel<br />

□ handdoek<br />

5 In welk woord klinkt de o of oo als in m o dder?<br />

□ botsen<br />

□ stoken<br />

□ lopen<br />

□ kroon<br />

OEFENING 5<br />

Onderstreep de woorden waarin de genoemde klanken zitten.<br />

korte a-klank (zoals in kat )<br />

lange ee-klank (zoals in<br />

veel, alleen en meer )<br />

Hoofdstuk 2 Spelling 1F I A2 Hoe schrijf je het?<br />

Ik dacht : “ Dat is raar! Jaap en Janneke wandelen samen naar de markt . En dat<br />

vinden ze normaal altijd zo saai!”<br />

Marleen heeft geen idee wat Esther met dat grapje bedoelt. Is ze een spelletje<br />

aan het spelen ?<br />

korte i-klank (zoals in vis ) Ik wil dit jaar liever niet blijven zitten . In het begin van de periode ging het niet<br />

goed, maar ik vind dat ik nu wel goed op weg ben.<br />

lange oo-klank (zoals in<br />

rook )<br />

OEFENING 6<br />

IS DE KLANK KORT OF LANG?<br />

Thomas loopt langs de hoofdweg en maakt foto’s van de kopgroep. Hij probeert<br />

goed uit zijn ogen te kijken om niet om te vallen.<br />

Kort Lang<br />

1 b o t □ □<br />

2 v uu r □ □<br />

3 i k □ □<br />

4 gr a s □ □<br />

5 l ee s □ □<br />

6 b o ten □ □<br />

7 gr aa s □ □<br />

9 m u ren □ □<br />

10 l e s □ □<br />

41


42<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

Kort Lang<br />

11 b u s □ □<br />

12 gr a zen □ □<br />

13 b oo t □ □<br />

14 l e nen □ □<br />

15 e n □ □<br />

OEFENING 7<br />

In welke zinnen horen de woorden? Vul het goede woord in.<br />

1 start / staart De hond bijt in zijn eigen .<br />

Stop! Dat was een valse !<br />

2 vel / veel Het van die oude vrouw is rimpelig.<br />

Die oude vrouw heeft rimpels.<br />

3 zak / zaak Stop je oude kleren maar in die .<br />

Ik wil later een eigen beginnen.<br />

4 bek / beek Die vogel heeft een takje in zijn .<br />

Er drijven takken in de .<br />

5 gat / gaat Richie volgende week terug naar Engeland.<br />

Dat jongetje is gevallen. Hij heeft een in zijn hoofd.<br />

6 word / woord ’Sfinx’ is een leuk voor Galgje.<br />

Ik morgen 21.<br />

7 pur / puur Op de bouw gebruiken ze vaak .<br />

Ik eet chocola het liefst .<br />

8 grot / groot Dat stuk taart is te voor mij.<br />

In de werden veel oude tekeningen ontdekt.<br />

▶ WIL JE VERDER OEFENEN? ga dan naar de theorielessen op de website van <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2<br />

2 Klinkers en medeklinkers – a, e, i / k, w, p<br />

Klinkers<br />

De klinkers in het Nederlands zijn:<br />

a, e, i, o en u<br />

Medeklinkers<br />

De medeklinkers in het Nederlands zijn:<br />

b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x en z


Hoofdstuk 3<br />

Functionele vaardigheden<br />

1F l A2


68<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

1 Lezen<br />

1 Hoe ziet een tekst eruit?<br />

Zinnen die bij elkaar horen en die een logisch verhaal vormen, noem je een tekst .<br />

Bijna elke tekst heeft een titel . De titel staat boven de tekst en geeft meestal aan waar de tekst over gaat,<br />

het onderwerp dus. De titel van de tekst hieronder is ‘Leerlingenstatuut ROC Centraal’.<br />

Lange teksten hebben vaak tussenkopjes . Een tussenkopje staat boven het stukje tekst waar het over<br />

gaat. De tussenkopjes in de tekst hieronder zijn ‘Onderwijs’, ‘Gedragsregels’, ‘Klachten’ en ‘ROC Pas’.<br />

bron 1<br />

Regels voor leerlingen ROC Centraal<br />

Onderwijs<br />

Leerlingen zijn verplicht alle onderwijsactiviteiten bij te wonen en de toetsen af<br />

te leggen. Ze moeten zich houden aan alle andere verplichtingen die de onderwijsovereenkomst<br />

met zich meebrengt. Er wordt veel zorg besteed aan de<br />

begeleiding van de leerlingen.<br />

Je hebt altijd een mentor of studiegroepbegeleider. Deze begeleiding is niet vrijblijvend<br />

maar structureel. Afspraken met de mentor of studiegroepbegeleider<br />

moet je nakomen; het bijwonen van het mentoruur of de studiegroepbegeleiding<br />

is verplicht voor alle leerlingen.<br />

Gedragsregels<br />

‘Doe maar gewoon'. Die regel zou goed genoeg moeten zijn. Geweld, vernieling,<br />

discriminatie, intimidatie, kortom: alle zaken die buiten het schoolgebouw<br />

niet mogen, mogen ook binnen niet. In het leerlingenstatuut staan verschillende<br />

gedragsregels, onder andere met betrekking tot aansprakelijkheid, alcohol, tabak<br />

en drugs, computergebruik, schorsing en verwijdering, veiligheid.<br />

Klachten<br />

Waar mensen werken, worden fouten gemaakt. Dat geldt in de hele maatschappij<br />

dus ook bij het ROC Centraal. Wij willen er alles aan doen om fouten te<br />

voorkomen en – als ze toch zijn gemaakt – deze zo goed mogelijk af te handelen.<br />

Meestal kun je met je klacht terecht bij degene die naar jouw oordeel de klacht<br />

veroorzaakte. Gelukkig wordt het probleem dan meestal goed opgelost.<br />

Als je klacht niet wordt opgelost, dan is het belangrijk dat je er niet te lang mee<br />

blijft rondlopen. Als je te lang wacht, kan dat natuurlijk voor jezelf vervelend zijn.<br />

Maar bovendien kunnen er termijnen verstrijken waardoor je klacht niet meer<br />

geldig is. Probleem is: waar moet je met een klacht terecht? In het leerlingenstatuut<br />

wordt daar een antwoord op gegeven. Bijvoorbeeld klachten met betrekking<br />

tot seksuele intimidatie, discriminatie of over beslissingen van de examinator of<br />

examencommissie.<br />

ROC-pas<br />

Aan het begin van je opleiding ontvang je een ROC-pas. Je moet deze pas op<br />

school zichtbaar dragen en op verzoek tonen, zodat iedereen je kan herkennen<br />

als leerling. Dat is met name ook voor de veiligheid. Deze ROC-pas wordt eenmalig<br />

verstrekt. Bij verlies of diefstal moet je een nieuwe ROC-pas betalen.<br />

Lange teksten bestaan vaak uit alinea’s . Dat zijn groepen zinnen die over één deelonderwerp gaan. Een<br />

nieuwe alinea kun je herkennen doordat de eerste regel inspringt, of doordat er een witregel boven staat.


OEFENING 1<br />

Vul het goede aantal in.<br />

1 Tel de alinea’s in bron 1 ‘Regels voor leerlingen ROC Centraal’. Dat zijn alinea’s.<br />

2 Tel ook de alinea’s in bron 2 ‘Studenten het liefst naar Australië’. Dat zijn alinea’s.<br />

bron 2<br />

OEFENING 2<br />

Studenten het liefst naar Australië<br />

Waar ga jij deze zomer heen op vakantie en wat ga je daar doen? De gemiddelde<br />

student gaat graag ver weg, maar heeft maar weinig geld om uit te geven aan<br />

zijn jaarlijkse vakantie.<br />

Uit onderzoek van Kamernet onder meer dan zeshonderd kamerzoekenden<br />

blijkt dat Australië de meest geliefde vakantiebestemming is onder studenten.<br />

Van de ondervraagden zou 25% het liefst deze zomer naar Australië vertrekken,<br />

Afrika is als werelddeel met 11% het minst populair.<br />

De meeste studenten hebben voor hun vakantie een budget van tussen<br />

de € 500,00 en € 1000,00 en de meerderheid besteedt dit geld dan ook aan één<br />

vakantie per jaar.<br />

Favoriete vakantiesoort is een strandvakantie, gevolgd door een cultuurreis<br />

of een stedentrip.<br />

Bron: nobiles.nl<br />

Bekijk de tussenkopjes in bron 1 ‘Regels voor leerlingen ROC Centraal’.<br />

Vul het goede antwoord in.<br />

Hoofdstuk 3 Functionele vaardigheden 1F l A2<br />

1 Als je het ergens niet mee eens bent, lees je het stukje onder het kopje .<br />

2 Informatie over een schoolpasje vind je onder het kopje .<br />

3 Wat wel en niet mag in het schoolgebouw kun je lezen onder het kopje .<br />

OEFENING 3<br />

Bekijk de tussenkopjes in bron 3 ‘Fruit’.<br />

Vul het goede antwoord in.<br />

1 Wil je iets weten over verschillende keurmerken, dan lees je de tekst onder het kopje .<br />

2 Wil je iets lezen over waar fruit vandaan komt, dan lees je de tekst onder het kopje .<br />

3 Als je iets wilt weten over het voorkomen van ziektes door fruit, dan lees je onder .<br />

4 Waarom het goed is om fruit te eten, kun je lezen onder het kopje .<br />

bron 3<br />

Fruit<br />

Nederlanders eten graag appels, sinaasappels en bananen. Eet niet de hele<br />

week hetzelfde fruit, maar wissel verschillende soorten af. Fruit uit de verwarmde<br />

kas en ingevlogen fruit kosten veel energie en zijn daarom niet zo goed voor het<br />

milieu. Een fruitkalender en keurmerken als EKO, Milieukeur en Max Havelaar<br />

helpen je om bewust te kiezen.<br />

Gezondheid<br />

Eet voldoende fruit, minimaal twee stuks per dag en varieer daarbij volop. Fruit<br />

eten is belangrijk om voldoende vitamines, mineralen, voedingsvezels en andere<br />

bioactieve stoffen binnen te krijgen. Ze bevatten weinig calorieën en veel voedingsstoffen.<br />

Dit geldt niet alleen voor vers fruit, maar ook voor fruit uit blik en pot<br />

en bepaalde vruchtensappen. Het Voedingscentrum adviseert om hooguit één<br />

portie fruit te vervangen door sinaasappel-, ananas- of grapefruitsap.<br />

69


70<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

OEFENING 4<br />

Ziekte<br />

Het eten van voldoende fruit verlaagt het risico op chronische ziekten, zoals hart-<br />

en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker. Verder verbetert het de bloeddruk<br />

en zorgt het voor een goede stoelgang. Als iedereen elke dag twee ons groente en<br />

twee stuks fruit zou eten, dan kunnen jaarlijks circa 5000 sterfgevallen door hart-<br />

en vaatziekten en circa 2300 sterfgevallen door kanker worden voorkomen.<br />

Herkomst<br />

Nederlanders eten vooral de volgende vier soorten fruit: appel, banaan,<br />

sinaasappel en mandarijn. Het land van herkomst moet altijd vermeld worden<br />

bij het fruit. Appels (Elstar en Jonagold) komen vooral uit Nederland. Bananen<br />

komen uit Midden-Amerika. Sinaasappels en mandarijnen komen vooral uit het<br />

Middellandse Zeegebied. In de (sub)tropen is het toezicht op de arbeidsomstandigheden<br />

niet altijd goed. Zo worden arbeiders in de bananenteelt vaak slecht<br />

betaald. Je kunt daarmee rekening houden door bij de aankoop te letten op<br />

herkomst en (keur)merken.<br />

Keurmerk<br />

Een keurmerk geeft aan dat er rekening is gehouden met bijvoorbeeld het milieu<br />

(EKO, Milieukeur, Nature & More) of met arbeidsomstandigheden (Fairtrade, Eko-<br />

Oké, Max Havelaar, Rainforest Alliance) of een combinatie van deze twee.<br />

Milieu<br />

De Nederlandse fruitsector spant zich in om zo min mogelijk bestrijdingsmiddelen<br />

te gebruiken. Ook het Voedingscentrum wil dat er zo weinig mogelijk gebruik wordt<br />

gemaakt van bestrijdingsmiddelen, om de kans op overschrijdingen te minimaliseren.<br />

Bron: www.voedingscentrum.nl<br />

Lees bron 4. Welk tussenkopje past het best boven het stukje tekst vanaf De boete in Asian Palace ?<br />

Zet een kruisje voor het goede antwoord.<br />

□ Oosters restaurant<br />

□ Leeg bord<br />

□ Begrip gasten<br />

□ Voedsel<br />

bron 4<br />

OEFENING 5<br />

Restaurants geven boete voor niet leegeten bord<br />

LEIDEN - Een aantal oosterse restaurants laat gasten extra betalen als ze hun<br />

bord niet leegeten. Het gaat om eetgelegenheden die voor een vast bedrag<br />

onbeperkt sushi serveren. Ze willen voorkomen dat de klanten meer van de<br />

hapjes bestellen dan ze op kunnen.<br />

Eigenaar Shao Ming Hu van restaurant Asian Palace bevestigde zaterdag<br />

een bericht hierover in De Telegraaf. Behalve zijn etablissement hanteren ook collega's<br />

in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag dit beleid.<br />

Tussenkopje<br />

De boete in Asian Palace, waar de nieuwe sushikeuken vorige week openging,<br />

bedraagt € 1,00 voor elk overgebleven koud gerecht en € 3,00 voor de warme<br />

lekkernijen. Volgens de eigenaar reageren de gasten met begrip. ''Ze vinden het<br />

logisch dat het gebeurt. Het gaat niet alleen om kostenbesparing. Het is gewoon<br />

zonde om goed voedsel weg te gooien,'' zegt hij.<br />

Bron: www.nu.nl<br />

Lees bron 5. Wat zouden de tussenkopjes zijn in de tekst over vrouwen en de Ikeahandleiding?<br />

Zet een kruisje voor het goede antwoord.<br />

1 Tussenkopje 1<br />

□ Kooplust<br />

□ Nauwkeurig<br />

□ Ikea<br />

□ Mannen


90<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

2 Schrijven<br />

1 Hoe schrijf je een informele brief?<br />

Een informele brief is een brief die je schrijft naar iemand die je goed kent: een vriend, vriendin, familielid<br />

of kennis. Je schrijft over persoonlijke dingen. Je kunt natuurlijk ook een e-mail sturen, maar mensen vinden<br />

het vaak erg leuk om een echte brief te krijgen.<br />

Begin een informele brief met bijvoorbeeld ‘Beste’ + voornaam of ’Hallo’ + voornaam.<br />

Eindig een informele brief met bijvoorbeeld ‘Groetjes,’ + jouw naam.<br />

Utrecht, 1 mei 2009 plaats – komma - datum<br />

2 witregels<br />

Lieve Anissa, informele aanhef – komma<br />

Wat heb ik jou al lang niet meer gezien! Hopelijk gaat alles goed! Ik hoorde van oma<br />

dat je een nieuwe baan hebt. Dat is super zeg!<br />

Met mij gaat het ook heel goed. Ik ben bijna klaar met school: 1 juni heb ik mijn laatste<br />

toets. Mijn stage was heel erg leuk, daar ben ik vorige week voor het laatst geweest. Ik<br />

mag er zelfs blijven werken! Ik werk er nu een dag per week, en als ik straks klaar ben<br />

met school mag ik vijf dagen per week werken.<br />

Op 10 juni geef ik een feest om te vieren dat ik klaar ben. Komen jij en John dan ook?<br />

Dat zou ik heel erg leuk vinden! Het is gewoon bij mijn ouders thuis en jullie zijn vanaf<br />

20:30 uur welkom.<br />

1 witregel<br />

inleidende alinea<br />

1 witregel<br />

alinea<br />

1 witregel<br />

alinea<br />

1 witregel<br />

Hopelijk kunnen jullie op 10 juni, dan kunnen we lekker bijpraten! Tot dan! slotalinea<br />

2 witregels<br />

Heel veel groetjes, informele afsluiting – komma<br />

Lieke je naam<br />

OEFENING 1<br />

Wat is de goede volgorde? Zet een cijfer van 1 tot 7 achter elk onderdeel: 1 voor het eerste en 7<br />

voor het laatste.<br />

Hee jongen, de groeten en tot gauw hè!<br />

Arno<br />

Ik ben vorige week teruggekomen uit Australië. (…) [kernalinea]<br />

Den Bosch, 12 januari 2010<br />

Hee die Bertje,<br />

Lijkt me leuk om snel eens af te spreken! (…) [slotalinea]<br />

Hoe gaat het met jou? (…) [inleidende alinea]<br />

OEFENING 2<br />

Schrijf een briefje aan je jarige oma. Je kunt niet op haar verjaardag komen, omdat je rijexamen<br />

hebt die dag.


▶ WIL JE VERDER OEFENEN? ga dan naar de theorielessen op de website van <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2<br />

Hoofdstuk 3 Functionele vaardigheden 1F l A2<br />

2 Hoe schrijf je een formele brief?<br />

Een formele brief is een brief die je schrijft naar iemand die je niet goed kent, bijvoorbeeld een bedrijf,<br />

school of gemeente. Je schrijft over zakelijke dingen.<br />

Een formele brief is bijvoorbeeld een sollicitatiebrief. Of een brief naar de sportschool om je abonnement<br />

op te zeggen. Of een brief naar de gemeente omdat je het niet eens bent met die nieuwe parkeerplaats.<br />

Of misschien moet je op je werk een brief naar een klant sturen.<br />

Begin een formele brief met ’Geachte meneer/mevrouw’ + achternaam.<br />

Eindig een formele brief met ‘Met vriendelijke groet,’ + jouw naam.<br />

Lieke van de Broek<br />

Straatnaam 11<br />

1234 XY PLAATSNAAM<br />

tel: 012-3456789<br />

fax: 098-7654321<br />

e-mail: liekevandebroek123@hotmail.com<br />

Naam van het bedrijf<br />

Afdeling<br />

De heer drs. B.L. Maas<br />

Postbus 111<br />

5555 AA PLAATSNAAM<br />

je eigen adresgegevens<br />

eventueel ook de naam van het<br />

bedrijf waar je voor werkt, als je<br />

daarvoor schrijft<br />

1 witregel<br />

je eigen telefoonnummer en<br />

e-mailadres<br />

2 witregels<br />

gegevens van de persoon aan wie<br />

je de brief schrijft<br />

2 spaties tussen postcode en<br />

plaatsnaam<br />

2 witregels<br />

Schiedam, 17 augustus 2009 plaats – komma - datum<br />

1 witregel<br />

Betreft: Reparatie fototoestel onderwerp van je brief<br />

2 witregels<br />

Geachte heer Maas, formele aanhef – komma<br />

Vorige week heb ik een fotocamera gekocht bij de vestiging van uw bedrijf in<br />

Schiedam. De camera is van het merk XXX, type XXX en kostte € XXX.<br />

1 witregel<br />

inleidende alinea<br />

1 witregel<br />

91


92<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

De camera is helaas nu al kapot. Ik ben teruggegaan naar de winkel, maar daar<br />

konden ze me niet helpen.<br />

Bij de telefonische klantenservice zeiden ze dat ik de camera naar u moest sturen met<br />

een brief erbij. Ik hoop dat u me kunt helpen. Misschien kan de camera gerepareerd<br />

worden, of kunt u een nieuwe op laten sturen?<br />

alinea: wat is het probleem? Dit<br />

kunnen ook meer alinea's zijn<br />

1 witregel<br />

alinea<br />

1 witregel<br />

Ik wacht uw reactie af en hoop dat ik mijn camera snel kan gebruiken. slotalinea: wat verwacht je van de<br />

ander?<br />

2 witregels<br />

Met vriendelijke groet, formele afsluiting – komma<br />

1 witregel<br />

Lieke van de Broek je naam<br />

OEFENING 3<br />

je handtekening Laat hier genoeg<br />

ruimte voor open (2 of 3 regels)<br />

Wat is de goede volgorde? Zet een cijfer van 1 tot 11 achter elk onderdeel: 1 voor het eerste en 11<br />

voor het laatste.<br />

Arno Sleutjes<br />

Ik hoop van u te horen (…) [slotalinea]<br />

Betreft: vacature 20Pz7<br />

Grouw, 18 augustus 2009<br />

In de Volkskrant van 15 augustus las ik (…) [inleidende alinea]<br />

Arno Sleutjes<br />

Heistraat 23<br />

5481 CD GROUW<br />

De afgelopen jaren heb ik gewerkt als (…) [kernalinea’s]<br />

Balsdom BV<br />

Afdeling Personeelszaken<br />

Mevrouw A. G. F. Ramirez<br />

Postbus 1111<br />

6030 AA ZUTPHEN<br />

Geachte mevrouw Ramirez,<br />

Met vriendelijke groet,<br />

tel: 065-4321987<br />

e-mail: a.sleut@t-mail.com<br />

OEFENING 4<br />

Zet je het in een formele of in een informele brief? Zet een kruisje in de goede kolom.<br />

1 U heeft onlangs van ons een brief ontvan<br />

gen.<br />

Formeel Informeel<br />

□ □<br />

2 Bedankt voor je leuke kaart. □ □<br />

3 In reactie op uw brief van 3 januari … □ □<br />

4 Laat je even weten wat je ervan vindt? □ □<br />

5 Ik hoop spoedig van u te horen. □ □<br />

6 Naar aanleiding van uw brief … □ □


7 Heb je mijn brief gekregen? □ □<br />

8 Graag ontvang ik van u een antwoord. □ □<br />

OEFENING 5<br />

Zet je het in een formele of in een informele brief? Zet een kruisje in de goede kolom.<br />

Formeel Informeel<br />

1 Met vriendelijke groet, □ □<br />

2 Geachte mevrouw Albers, □ □<br />

3 Groetjes, □ □<br />

4 Lieve Ankie, □ □<br />

5 Vriendelijke groeten, □ □<br />

6 Doei, □ □<br />

7 Hoogachtend, □ □<br />

8 kus, □ □<br />

9 Hoi Ankie, □ □<br />

10 Geachte directie, □ □<br />

11 CU! □ □<br />

OEFENING 6<br />

Hoofdstuk 3 Functionele vaardigheden 1F l A2<br />

Je werkt op zaterdagen bij een supermarkt. Over drie maanden, op 18 september gaat je broer<br />

trouwen.<br />

Schrijf een formeel briefje aan de bedrijfsleider (dhr. Vermeulen) waarin je vrij vraagt.<br />

▶ WIL JE VERDER OEFENEN? ga dan naar de theorielessen op de website van <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2<br />

3 Hoe schrijf je een envelop?<br />

Een brief of een dubbele kaart verstuur je in een envelop . Die moet je natuurlijk goed schrijven.<br />

Schrijf het adres aan de rechterkant, ongeveer halverwege de envelop. Zorg dat je genoeg ruimte hebt<br />

om de hele naam op de regel te schrijven.<br />

Je schrijft:<br />

Naam en achternaam<br />

Straatnaam en huisnummer<br />

Postcode – 2 spaties – PLAATSNAAM<br />

93


Hoofdstuk 4<br />

Grammatica<br />

2F I B1


112<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

4 Werkwoorden met voorzetsels – instappen, overstappen,<br />

uitstappen<br />

Een voorzetsel is een woord waarmee je iets zegt over een plaats, tijd of reden. Het is vaak een kort<br />

woordje en je kunt het voor een zelfstandig naamwoord zetten.<br />

op het dak Mijn ouders gaan morgen op vakantie.<br />

met een pen Ik heb met jouw baas gesproken.<br />

bij de kapper Lottes broertje slaapt vanavond bij zijn oma.<br />

naast het gebouw Zijn nieuwe auto staat naast die oldtimer.<br />

in de kast We hebben uren in de file gestaan.<br />

OEFENING 8<br />

Streep het foute voorzetsel door.<br />

1 De baby moet onder / na een deken liggen.<br />

2 De zon scheen tijdens / over het schoolplein.<br />

3 Mirjam heeft een verrassing door / voor jou!<br />

4 Na / Sinds de vakantie begint het zwaarste blok.<br />

5 De planten zijn verlept door / over de zon.<br />

6 Heb jij mijn sleutels naast / met die papieren gelegd?<br />

7 Karim heeft zijn vriendin sinds / bij vorig weekend niet gezien.<br />

8 In / Op mijn werk ben ik altijd serieus.<br />

9 Natuurlijk kom ik graag op naast / jouw feest!<br />

10 Wie kan die pan even uit / in de kast halen?<br />

Bij sommige werkwoorden zit er een voorzetsel aan het hele werkwoord vast, zoals bij opbellen , instappen<br />

en uitslapen .<br />

instappen ik stap in Wij stappen in de bus.<br />

oplossen ik los op Jij lost de puzzel op .<br />

Als je van zo'n werkwoord een voltooid deelwoord maakt, plak je het voltooid deelwoord achter het<br />

voorzetsel.<br />

meedoen ik doe mee ik deed mee Jasper heeft meegedaan aan de sportdag .<br />

afspreken ik spreek af ik sprak af Wij hebben afgesproken morgen te gaan werken .<br />

Let op: Soms blijft het voorzetsel aan het werkwoord vastzitten.<br />

ondertekenen Ik onderteken het contract voor mijn nieuwe baan.<br />

voorspellen De leraar had al voorspeld dat iedereen de toets goed zou gaan maken.<br />

Bij sommige werkwoorden gebruik je twee voorzetsels.<br />

afhangen van Je cijfer hangt af van je beoordelingsgesprek.<br />

toevoegen aan Ik heb mijn e-mailadres toegevoegd aan de lijst.<br />

aanpassen aan Wij pasten onze kleding aan aan de lokale cultuur.<br />

OEFENING 9<br />

Vul het goede voorzetsel in.<br />

1 Wesley heeft meegedaan de zeskamp.<br />

2 Melvin stapt over Eindhoven.<br />

3 Ik zie heel erg op die toets van morgen.<br />

4 Kijk goed uit die strenge baas!<br />

5 Die leraar komt altijd op de stille leerlingen.


6 Jullie moeten nu ophouden praten!<br />

7 Mevrouw van Hout bereidt zich voor een uur flink sporten.<br />

8 De familie Schoenmakers denkt na de vakantie.<br />

9 Die arrogante man kijkt neer iedereen die minder verdient dan hij.<br />

10 Ik kan niet goed omgaan huilende kinderen.<br />

OEFENING 10<br />

Maak een goede zin. Zet het werkwoord in de goede vorm.<br />

Hoofdstuk 4 Grammatica 2F I B1<br />

1 De ministers / uitstappen / de auto De ministers stappen uit de<br />

auto.<br />

2 Denise / afrekenen / de boodschappen<br />

3 Zij / terugkomen / na een week<br />

4 Ik / afmaken / de opdracht<br />

5 We / overleggen / na school / over het werkstuk<br />

6 Jullie / toevoegen / melk / aan het beslag<br />

7 De komiek / nadoen / een bekend persoon<br />

8 De leerlingen / doorgaan met / praten<br />

9 Wij / aansteken / de kaarsjes.<br />

10 Ik / inspreken / een boodschap / op het antwoordapparaat<br />

OEFENING 11<br />

Vul het voltooid deelwoord in.<br />

1 (opschrijven ) Jullie hebben waar we moeten zijn.<br />

2 (instappen) Jesse is de trein .<br />

3 (aankomen) Ik ben drie kilo .<br />

4 (meenemen) Wij hebben brood .<br />

113


114<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

5 (nakijken) De begeleider heeft het verslag op tijd .<br />

6 (uitgaan) Jullie zijn gisterenavond .<br />

7 (uitbarsten) Het kind is in tranen .<br />

8 (opgeven) Wij hebben ons voor het introductiekamp.<br />

9 (afsnijden) Ik heb een stuk van de cake .<br />

10 (overschrijven) Heb jij mijn aantekeningen al ?<br />

▶ WIL JE VERDER OEFENEN? ga dan naar de theorielessen op de website van <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2<br />

5 Zich wassen, zich aankleden<br />

Bij sommige werkwoorden moet je me, je, zich of ons gebruiken. Die woorden zet je na het werkwoord.<br />

zich wassen Ik was me elke ochtend.<br />

zich aankleden Jij kleedt je netjes aan.<br />

zich herinneren Hüseyin herinnert zich de gebeurtenis.<br />

zich bemoeien met U bemoeit zich teveel met ons.<br />

zich vergissen Wij vergissen ons in de datum.<br />

zich afvragen Jullie vragen je af hoe die opgave moet.<br />

zich haasten De leerlingen haasten zich om op tijd te komen.<br />

Bij een vraagzin komt me, je, zich of ons meteen na het onderwerp.<br />

zich vervelen Verveelt meneer Binaissa zich tijdens de treinreis?<br />

zich verspreken Versprak ik me tijdens dat overleg?<br />

OEFENING 12<br />

Vul het goede woord in. Kies uit: me , je , zich en ons<br />

1 Nienke verslikt in haar broodje.<br />

2 Zij gedragen heel volwassen.<br />

3 U ergert aan die herrie.<br />

4 Ik span in om alles te begrijpen.<br />

5 Hidde haast naar de trein.<br />

6 Jullie vergissen in de datum.<br />

7 Het kind schaamt voor zijn moeder.<br />

8 Jij herinnert die jongen nog heel goed.<br />

9 Wij voelen nuttig bij dit bedrijf.<br />

OEFENING 13<br />

Waar moet het woord staan ? Schrijf het op de goede plaats.<br />

1 (je) Hebben jullie goed gedragen tijdens de vergadering?<br />

2 (zich) Helaas versprak Mike over de verrassing.


Hoofdstuk 5<br />

spelling<br />

2F I B1


Hoofdstuk 5 Spelling 2F I B1<br />

2 Het bijvoeglijk naamwoord – gouden schoenen, zilveren munten<br />

Achter een bijvoeglijk naamwoord plak je normaal gesproken een -e , of het krijgt helemaal geen uitgang.<br />

een groot gebouw het gebouw is groot<br />

de lekkere hapjes de hapjes zijn lekker<br />

Als een bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is, komt<br />

er -en achter, in plaats van -e .<br />

de zijden jurk de jurk is van zijde<br />

het glazen raam het raam is van glas<br />

Let op: Bij sommige materialen komt er niks achter. Dit zijn materialen die niet recht uit de natuur komen,<br />

maar door mensen bewerkt zijn.<br />

de nylon jas de jas is van nylon<br />

het kunststof frame het frame is van kunststof<br />

OEFENING 17<br />

Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal, en wat voor materiaal dan? Vul de goede vorm in.<br />

Geen<br />

materiaal<br />

Natuurlijk<br />

materiaal<br />

Kunstmatig<br />

materiaal<br />

ijzer □ □ □ een ijzeren slot<br />

leuk □ □ □ de leuke kleding<br />

1 goud □ □ □ de ketting<br />

2 rood □ □ □ een auto<br />

3 plastic □ □ □ de tas<br />

4 klein □ □ □ het lokaal<br />

5 hout □ □ □ een kast<br />

6 mooi □ □ □ een gedicht<br />

7 vies □ □ □ het eten<br />

8 aluminium □ □ □ de<br />

vliegtuigen<br />

OEFENING 18<br />

Vul de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.<br />

1 Dit huis heeft een (steen) muur en een (hout) deur.<br />

2 Als het koud is, moet je maar een (wol) das omdoen.<br />

3 Dat (leer) jasje van Aisha is supermooi.<br />

4 Stop alle verhuisspullen maar in een (karton) doos.<br />

5 We hebben op vakantie in een (polyester) kano gevaren.<br />

6 Een (katoen) shirt droogt niet zo snel.<br />

7 Voor mijn verjaardag wil ik een (zilver) ring.<br />

▶ WIL JE VERDER OEFENEN? ga dan naar de theorielessen op de website van <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2<br />

139


140<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

3 Het werkwoord<br />

stam + t – jij werkt, jij zit, jij houdt<br />

Je gebruikt voor de ik-vorm de stam van het werkwoord.<br />

Bij de jij-vorm en de hij/zij/het/u-vorm plak je een -t achter de stam.<br />

Voor het meervoud (wij, jullie, zij) gebruik je het hele werkwoord .<br />

werken ik werk, zij werkt, de computer werkt, de arbeiders werken<br />

wonen ik woon, u woont, Sofia woont, jullie wonen<br />

Als de stam van het woord eindigt op een -t , dan hoef je er geen extra -t achter te zetten bij de jij-vorm<br />

en de hij/zij/het/u-vorm.<br />

Maar als de stam eindigt op een -d , dan zet je er wel een -t achter.<br />

zitten stam: zi t = zit Jij zit vaak achter de computer!<br />

houden stam: hou d + t = houdt Duncan houdt van auto’s.<br />

OEFENING 19<br />

Vul de goede werkwoordsvorm in.<br />

1 (bieden) De kopers veel geld voor dat huis.<br />

2 (laden) Ik de spullen uit de auto.<br />

3 (werken) De loodgieter elke avond tot 10 uur.<br />

4 (vechten) Jullie het zelf maar uit.<br />

5 (rekenen) Wij op een goed punt.<br />

6 (worden) ij over twee weken al 21!<br />

7 (inschrijven) Jullie je toch wel in voor die cursus?<br />

8 (raden) De kandidaat het goede woord.<br />

9 (afronden) Ik mijn studie over een maand af .<br />

10 (weten) Mijn begeleider wel dat ik bijna klaar ben.<br />

OEFENING 20<br />

Vul de goede werkwoordsvorm in.<br />

Als de persoonsvorm vóór jij staat, komt er geen -t achter.<br />

1 (leren) Jij het ook nooit!<br />

2 (bidden) jij vier keer per dag?<br />

3 (worden) jij niet moe van zo weinig slaap?<br />

4 (houden) Jij zeker wel van strakke meubels!<br />

5 (groeten) jij je collega’s elke keer als je binnenkomt?<br />

6 (redden) Jij het wel met die opdracht hè?<br />

OEFENING 21<br />

Vul de goede werkwoordsvorm in.<br />

1 (studeren) Jochem elektrotechniek.


2 (laten) U ons veel te hard werken!<br />

3 (worden) jij de nieuwe aanvoerder van het team?<br />

4 (rijden) ik te hard volgens jou?<br />

5 (bloeden) De wond heel erg.<br />

6 (wachten) Ik op mijn beurt.<br />

7 (antwoorden) De leerling dat hij het niet weet.<br />

8 (praten) Wij over het project.<br />

9 (worden) Ik boos op die luilak!<br />

10 (raden) de luisteraar het goede geluid?<br />

▶ WIL JE VERDER OEFENEN? ga dan naar de theorielessen op de website van <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2<br />

Hoofdstuk 5 Spelling 2F I B1<br />

’t kofschip<br />

De verleden tijd van veel werkwoorden maak je door -de , -den , -te of - ten achter de stam te plakken.<br />

werken ik werkte, jij werkte, wij werkten<br />

wonen ik woonde, u woonde, jullie woonden<br />

Maar wanneer gebruik je -de en -den , en wanneer -te en –ten ? Daarvoor gebruik je de medeklinkers<br />

uit ‘t kofschip : T, K, F, S, CH en P. Als de laatste letter voor -en in het hele werkwoord een van deze<br />

medeklinkers is, dan wordt de verleden tijd stam + te of ten . Als de laatste letter een andere medeklinker<br />

is, dan gebruik je stam + de of den .<br />

gebruiken = gebrui k = k zit in ‘t kofschip = ik gebruikte, jij gebruikte, wij gebruikten<br />

vertellen = verte l = l zit niet in ‘t kofschip = ik vertelde, Murat vertelde, jullie vertelden<br />

Bij woorden zoals verbazen en leven met de medeklinker z of v voor -en maak je de verleden tijd dus ook<br />

met -de of -den , want de z en de v zitten niet in ’t kofschip. De stam schrijf je wel met een s of een f .<br />

verbazen = verba z = z zit niet in ’t kofschip = ik verbaasde, jullie verbaasden<br />

leven = le v = v zit niet in ’t kofschip = jij leefde, zij leefden<br />

Let op: Deze regel met ’t kofschip geldt ook voor woorden die uit een andere taal komen.<br />

deleten = dele t = t zit in ’t kofschip = jij deletete, u deletete, wij deleteten<br />

survivalen = surviva l = l zit niet in ’t kofschip = ik survivalde, Sevgi survivalde, wij survivalden<br />

Om te bepalen of het voltooid deelwoord van werkwoord eindigt op een -d of een -t , gebruik je dezelfde<br />

regel met ‘t kofschip .<br />

klappen = kla p = p zit in ’t kofschip = ik heb geklapt, jullie hebben geklapt<br />

antwoorden = antwoor d = d zit niet in ‘t kofschip = jij hebt geantwoord, wij hebben<br />

geantwoord<br />

Tip: Als je het voltooid deelwoord langer maakt, dan kun je horen of je een -t of een -d moet schrijven.<br />

gebruiken de gebruik t e auto je hoort een -t , dus is het gebruik t<br />

vertellen het vertel d e verhaal je hoort een -d , dus is het vertel d<br />

141


Hoofdstuk 6<br />

Functionele<br />

vaardigheden<br />

2F I B1


166<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

4 Feiten en meningen<br />

In teksten worden dingen gezegd die je misschien nog niet wist. Maar hoe weet je nou of je die dingen<br />

moet geloven?<br />

Feiten<br />

Feiten zijn echt waar. Je kunt ze controleren door op te zoeken of het echt zo is.<br />

Elstar-appels: deze week maar € 0,99 per kilo!<br />

Het regent.<br />

Ze woont in Capelle aan de IJssel.<br />

Meningen<br />

Een mening is wat je vindt van iets of iemand. Meningen kun je niet controleren.<br />

Elstar-appels zijn lekkerder dan Jonagold.<br />

→ Dat vind jij, maar iemand anders vindt Jonagold misschien wel lekkerder.<br />

Het is geweldig weer!<br />

→ Dat vind jij, maar iemand anders vindt 30 graden misschien wel veel te warm, en boeren willen<br />

misschien wel dat het weer eens gaat regenen.<br />

Zij is niet aardig.<br />

→ Dat vind jij, maar iemand anders vindt haar misschien wel heel erg aardig.<br />

Mensen geven heel vaak hun mening. Bijvoorbeeld mensen in de politiek. Schrijvers kunnen ook hun<br />

mening geven. Bijvoorbeeld in een column of in een ingezonden brief in de krant.<br />

Niet alles wat mensen zeggen zijn feiten, ook al doen ze alsof dat wel zo is!<br />

OEFENING 16<br />

Is de zin een feit of een mening?<br />

Feit Mening<br />

1 Die politicus zit in de Tweede Kamer. □ □<br />

2 Ik vind die auto helemaal niet duur. □ □<br />

3 Zwemmen in een zwembad is minder leuk dan zwemmen in een<br />

meer.<br />

□ □<br />

4 Die toets was supermakkelijk! □ □<br />

5 Mijn lievelingsboek heeft 135 pagina’s. □ □<br />

6 De beste vriend van David heet Finn. □ □<br />

7 Vijf kilo is heel zwaar! □ □<br />

8 Die winkel gaat om zes uur dicht. □ □<br />

OEFENING 17<br />

Zijn de teksten hierna feiten of meningen?<br />

1 Tekst bron 18 ‘Stier spiest organisator gevechten’:<br />

□ feit<br />

□ mening<br />

2 Tekst bron 19 over Harry Potter:<br />

□ feit<br />

□ mening<br />

3 Tekst bron 20 over een hotelcomplex:<br />

□ feit<br />

□ mening<br />

4 Tekst bron 21 over Parijs:<br />

□ feit<br />

□ mening<br />

5 Tekst bron 22 ‘Nederlands onderwijsniveau hoger dan EU-gemiddelde’:<br />

□ feit<br />

□ mening


on 18<br />

Stier spiest organisator gevechten<br />

CARCASSONNE - Een organisator van stierengevechten in de Zuid-Franse stad<br />

Carcassonne is zondag ernstig gewond geraakt, toen een jonge stier hem in de<br />

veiligheidsring rond de arena aanviel.<br />

De 55-jarige Christian Baile raakte gewond in zijn borst en maag en ligt in<br />

zorgwekkende toestand op de afdeling Intensieve Zorg van het ziekenhuis van<br />

Carcassonne. Baile werd aangevallen tijdens de zogeheten 'novillada', een serie<br />

gevechten waarbij de toreros het gevecht aangaan met jonge stieren.<br />

Veiligheidsring<br />

De tweede stier van die dag, een grijs exemplaar van het ras Miura dat<br />

bekendstaat om zijn agressieve aard, sprong de veiligheidsring in en landde op<br />

de organisator. Nadat het dier verdreven was, slaagde het erin terug te springen,<br />

waarbij er voor Baile opnieuw geen ontsnappen mogelijk was.<br />

bron 19<br />

Harry Potter and the Half-Blood Prince bevat nauwelijks echte actiescènes,<br />

ondanks de terugkeer van ‘quidditch’. De sport dient dan ook niet als spektakel<br />

maar als karakterontwikkeling van met name Ron en Hermione en als startpunt<br />

van hun romantische gevoelens. Het zijn de onderlinge relaties en de dreigende<br />

opbouw naar de echte climax in deel zeven en acht waar het om gaat in deze<br />

film. Het had echter allemaal wat strakker in elkaar kunnen zitten. De film gaat<br />

wat gebukt onder een aantal losse eindjes, maar ondanks de lengte van tweeënhalf<br />

uur en het niet zo hoge tempo verveelt de film geen moment. Gelukkig maar<br />

dat de fans die met de boeken en films opgroeiden inmiddels oud genoeg zijn,<br />

want de film is zo nu en dan behoorlijk spannend en valt nauwelijks meer een<br />

kinderfilm te noemen. Het is een van de betere uit de reeks, met een boeiend<br />

verhaal, ruime aandacht voor de ontplooiing van de personages, een fantastisch<br />

uiterlijk en een lekker duistere sfeer.<br />

bron 20<br />

Algemene indruk: 10 Ligging: 10 Service: 10 Eten: 10 Kamers: 10<br />

Kindvriendelijkheid: 6 Prijs/kwaliteit: 10 (gem. 9.4 )<br />

Een fantastisch oord!<br />

Een schitterend complex, rust en vriendelijkheid! Fulya, de eigenaresse is een<br />

schat van een mens!<br />

Zij is zeer behulpzaam en vriendelijk!<br />

Wij gaan volgend jaar weer!<br />

bron 21<br />

Parijs (Frans: Paris) is de hoofdstad en regeringszetel van Frankrijk. Met 2,15 miljoen<br />

inwoners in de gemeente Parijs zelf en ruim 11 miljoen in het hele stedelijke<br />

gebied, met inbegrip van de banlieus (voorsteden) en de forenzensteden daaromheen,<br />

is het de grootste stad van Frankrijk en na Londen de grootste stad van<br />

West-Europa. Parijs heeft als bijnaam ‘de Lichtstad’ (Frans: La ville lumière).<br />

Parijs wordt naast Londen, New York en Tokio beschouwd als een van de vier<br />

grote wereldsteden. In Europa en in de wereld is Parijs daarnaast altijd een centrum<br />

van cultuur geweest.<br />

De stad wordt in tweeën gedeeld door de rivier de Seine. Parijs is gesticht op<br />

het Île de la Cité, maar is inmiddels zo groot geworden dat de stad een gebied<br />

van zeven heuvels beslaat. In dit gebied lagen vroeger aparte dorpen, die nu een<br />

onderdeel van Parijs zijn.<br />

Bron: www.nl.wikipedia.org<br />

Hoofdstuk 6 Functionele vaardigheden 2F I B1<br />

167


Leerwerkboek Nederlands<br />

A<br />

aanhalingstekens 125, 144<br />

aanhef 183<br />

aanspreekvorm 204<br />

aanspreken 183<br />

aantekeningen maken 200<br />

aanwijswoorden + voorzetsel 31<br />

aanwijswoorden, dit, dat, deze,<br />

die 31<br />

aanwijzen, dit, dat, deze, die 31<br />

achternaam 183<br />

adressering 93, 94, 183<br />

afbreekteken 47<br />

afkorting 63, 87, 88<br />

alfabetische volgorde 40, 80<br />

alinea 68, 76, 148<br />

apostrof 145<br />

B<br />

bedanken 98<br />

beïnvloeden, tekstdoel 72<br />

betrekkelijk voornaamwoord 119<br />

bevel 64, 119<br />

bezit, van 29<br />

bezit, verwijzen naar 28<br />

bijlage 186<br />

bijvoeglijk naamwoord 22, 57, 139<br />

bijvoeglijk naamwoord,<br />

overtreffende trap 23<br />

bijvoeglijk naamwoord,<br />

vergelijkende trap 23<br />

bijvoeglijk naamwoord,<br />

vervoeging 23<br />

bijzaak 152<br />

bijzin 35, 122<br />

boodschap 100<br />

brief 98<br />

brief, formeel 90<br />

brief, informeel 90<br />

C<br />

cirkeldiagram 197, 199<br />

communicatie, non-verbale 100<br />

conclusie, signaalwoord 162<br />

condoleren 98<br />

curriculum vitae (cv) 177, 180<br />

D<br />

daar, voorzetsel aanwijswoord 32<br />

dat, aanwijswoord 31<br />

dat, betrekkelijk voornaamwoord 119<br />

de, lidwoord 19<br />

deelonderwerp 68, 149, 205<br />

de-woorden 20, 119<br />

deze, aanwijswoord 31<br />

dia 105<br />

diagram 197<br />

dichtbij, aanwijswoord 31<br />

die, aanwijswoord 31<br />

die, betrekkelijk voornaamwoord 119<br />

directe rede 125, 143<br />

dit, aanwijswoord 31<br />

doel, signaalwoord 153, 161<br />

doel, van tekst 72<br />

dubbele aanhalingstekens 144<br />

dubbele klinker 132<br />

dubbele medeklinker 132<br />

dubbele punt 143<br />

E<br />

een, lidwoord 19<br />

e-mail 95, 98<br />

e-mail, formeel 95<br />

e-mail, informeel 95<br />

emoticon 88<br />

enkele aanhalingstekens 144<br />

enkele klinker 131<br />

enkele medeklinker 132<br />

enkelvoud, persoonsvorm 31<br />

enkelvoud, verwijzen naar 31<br />

enkelvoud, werkwoord 8, 52<br />

enkelvoud, zelfstandig<br />

naamwoord 19<br />

envelop schrijven 93<br />

evalueren gesprek 203<br />

F<br />

feit 166<br />

feliciteren 98<br />

formeel spreken 204<br />

formeel taalgebruik 102<br />

formele brief 90, 183<br />

formele e-mail 95<br />

formulier invullen 96<br />

G<br />

gesloten lettergreep 131<br />

grafi ek 87, 170, 196<br />

grafi sche informatie 195<br />

H<br />

hand-out 105<br />

hebben 13, 14<br />

hele werkwoord 8, 106, 140<br />

het, lidwoord 19<br />

het-woorden 20, 119<br />

hier, voorzetsel aanwijswoord 32<br />

hoofdgedachte 73, 151<br />

hoofdletter 63<br />

hoofdstuk 84<br />

hoofdwerkwoord 106<br />

hoofdzaak 152<br />

hoofdzin 35, 122<br />

hoofdzin, woordvolgorde 35<br />

hulpwerkwoord 106<br />

I<br />

icoon 87<br />

ik-vorm, stam 52<br />

indirecte rede 126<br />

informatie zoeken 80, 168<br />

informeel spreken 204<br />

informeel taalgebruik 102<br />

informele brief 90<br />

informele e-mail 95<br />

informeren, tekstdoel 72<br />

inhoudsopgave 83<br />

inhoudsopgave, rapport 186<br />

inleiding, presentatie 104, 205<br />

inleiding, rapport 186<br />

inleiding, samenvatting 201<br />

inleiding, tekst 76, 148<br />

inleiding, verslag 97<br />

instructies geven, tekstdoel 72<br />

K<br />

kaart 94, 98<br />

kern, presentatie 104, 205<br />

kern, rapport 186<br />

kern, samenvatting 201<br />

kern, tekst 76, 148<br />

kern, verslag 97<br />

klank 40, 58<br />

kleine letter 63<br />

klemtoon 135<br />

klinker 42<br />

kofschip, ‘t 141<br />

kolom, tabel 195<br />

komma 143<br />

korte klank 40<br />

korte klinker 131<br />

korte zin 35<br />

L<br />

lange klank 40<br />

lange klinker 131<br />

lange zin 35<br />

leesstrategie 155<br />

leestekens 63, 143<br />

letter 40, 58<br />

lettergreep 45, 47, 131<br />

lidwoord 19, 21<br />

lijn, grafi ek 196<br />

literatuurlijst 186<br />

M<br />

maar, signaalwoord 79<br />

medeklinker 42<br />

meervoud, persoonsvorm 8<br />

meervoud, verwijzen naar 8<br />

meervoud, werkwoord 8, 52<br />

meervoud, zelfstandig<br />

naamwoord 21, 49<br />

memo 184<br />

mening 166<br />

morgens, ‘s 145<br />

N<br />

naam, hoofdletter 63<br />

nachts, ‘s 145<br />

nauwkeurig lezen 155<br />

non-verbale communicatie 100<br />

numerieke volgorde 84<br />

O<br />

omdat 35<br />

omdat, signaalwoord 79<br />

omschrijving 143<br />

onderwerp 10, 68, 73, 151<br />

onderwerp, thema 151<br />

onderwerp, woordvolgorde 35, 123<br />

onregelmatig voltooid deelwoord 115<br />

onregelmatig werkwoord, worden 115<br />

onregelmatig werkwoord, zullen 115<br />

onregelmatige werkwoorden,<br />

enkelvoud 54, 107<br />

onregelmatige werkwoorden,<br />

meervoud 54, 107<br />

onregelmatige werkwoorden,<br />

verleden tijd 16, 54, 111<br />

onregelmatige werkwoorden,<br />

voltooide tijd 16, 55, 111<br />

oorzaak en gevolg, signaalwoord 161<br />

opbouw tekst 76<br />

open lettergreep 131<br />

open sollicitatie 170<br />

opsomming 143<br />

opsomming, signaalwoord 79, 162<br />

overtreffende trap 24<br />

P<br />

paragraaf 84<br />

personen, woorden voor 26<br />

persoon, verwijzen naar 26<br />

Trefwoorden<br />

209


210<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Nederlands<br />

persoonsvorm 10, 35, 52, 123<br />

pictogram 88<br />

plaats in de tekst, signaalwoord 162<br />

plaats, woordvolgorde 33, 123<br />

PowerPoint 105<br />

PowerPointpresentatie 105, 205<br />

presentatie 104, 205<br />

publiek aanspreken 204<br />

punt 63<br />

R<br />

rapport 185<br />

reden, signaalwoord 79, 161<br />

referentie 177<br />

regel, afbreekteken 47<br />

register 81<br />

rij, tabel 195<br />

S<br />

samenstelling 137<br />

samenvatting, rapport 187, 201<br />

schema 85, 168<br />

schuingedrukt 144<br />

scriptie 185<br />

signaalwoord 79, 161, 201<br />

slide 105<br />

slot, presentatie 104, 205<br />

slot, samenvatting 201<br />

slot, tekst 76, 148<br />

slot, verslag 97<br />

sollicitatiebrief 170<br />

sollicitatieformulier 180<br />

solliciteren 177<br />

spelling 84<br />

spreekplan 104, 205<br />

spreken, formeel 205<br />

spreken, informeel 205<br />

staafdiagram 86, 168, 197<br />

stam, ik-vorm 50, 140<br />

stam, voltooid deelwoord 55<br />

stam, werkwoord 52<br />

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord 139<br />

strategieën 155<br />

streepje, afbreekteken 47<br />

studerend lezen 155<br />

symbool 87<br />

T<br />

tabel 85, 168, 195<br />

tegenstelling, signaalwoord 79, 162<br />

tegenwoordige tijd,<br />

persoonsvorm 8<br />

tekst 68, 72, 148<br />

telefoonnotitie 185<br />

thema, onderwerp 151<br />

tijd, signaalwoord 79, 161<br />

tijd, woordvolgorde 33, 123, 124<br />

titel 68<br />

titelblad 185<br />

toelichting 143<br />

toelichting, signaalwoord 162<br />

toen, signaalwoord 79<br />

trefwoord 81, 200<br />

tussenkopje 68<br />

tweeklank 44<br />

U<br />

uitnodigen 98<br />

uitroep 64<br />

uitroepteken 64<br />

V<br />

vacature 170<br />

ver weg, aanwijswoord 31<br />

verbanden in de tekst 161<br />

vergelijkende trap 24<br />

verkennend lezen 155<br />

verklaring 143<br />

verkleinwoord, zelfstandig<br />

naamwoord 21<br />

verkleinwoord, zelfstandig<br />

naamwoord 136<br />

verleden tijd, onregelmatig<br />

werkwoord 16, 54<br />

verleden tijd, regelmatig<br />

werkwoord 16, 52<br />

verleden tijd, werken 16<br />

verleden tijd, werkwoord 16, 53<br />

verleden tijd, wonen 16<br />

verleden tijd, worden 115<br />

verleden tijd, zullen 116<br />

vermaken, tekstdoel 72<br />

verslag 97<br />

vervoeging, bijvoeglijk<br />

naamwoord 23<br />

verwijswoorden 29<br />

verwijzen naar bezit 30<br />

verwijzen naar dingen en zaken 30<br />

verwijzen naar enkelvoud 30<br />

verwijzen naar meervoud 30<br />

verwijzen naar persoon 29<br />

voegwoord 122<br />

voltooid deelwoord 14, 55, 106, 112<br />

voltooid deelwoord,<br />

onregelmatig 109, 115<br />

voltooid deelwoord, stam 53<br />

voltooide tijd, hebben 14<br />

voltooide tijd, onregelmatige<br />

werkwoorden 109, 115<br />

voltooide tijd, werken 14<br />

voltooide tijd, werkwoord 14<br />

voltooide tijd, wonen 14<br />

voltooide tijd, worden 115<br />

voltooide tijd, zijn 14<br />

voorbereiden gesprek 203<br />

voorwaarde, signaalwoord 161<br />

voorzetsel 18, 32, 112, 119, 120<br />

voorzetsel, werkwoord 112<br />

vormen, van werkwoord 8, 13<br />

vraag 34, 117<br />

vraagteken 64<br />

vraagzin 34<br />

W<br />

waar, betrekkelijk<br />

voornaamwoord 120<br />

wat, betrekkelijk<br />

voornaamwoord 119<br />

wederkerend voornaamwoord 114<br />

wederkerend werkwoord 114<br />

werken, tegenwoordige tijd 8<br />

werken, voltooide tijd 14<br />

werkwoord met voorzetsel 18<br />

werkwoord, dansen 8<br />

werkwoord, drinken 8<br />

werkwoord, enkelvoud 8<br />

werkwoord, hebben 14<br />

werkwoord, hele 12, 50, 52, 108<br />

werkwoord, meervoud 8<br />

werkwoord, onregelmatig 16<br />

werkwoord, stam 140<br />

werkwoord, verleden tijd 16<br />

werkwoord, voltooide tijd 14<br />

werkwoord, vormen 8<br />

werkwoord, wat is het 8<br />

werkwoord, werken 8, 50<br />

werkwoord, worden 115<br />

werkwoord, zijn 14<br />

werkwoord, zullen 115<br />

werkwoordelijk gezegde 106<br />

werkwoorden met be-, ont-,<br />

ver-, her-, er- en ge- 111<br />

wie, betrekkelijk voornaamwoord 119<br />

wonen, voltooide tijd 14<br />

woorden, schrijven en zeggen 60<br />

woorden, uitspraak 60<br />

woordenboek 84<br />

woordvolgorde 33, 34, 35, 123<br />

woordvolgorde, vraag met<br />

vraagwoord 33<br />

woordvolgorde, vraag zonder<br />

vraagwoord 33<br />

woordvolgorde, zin 33<br />

worden 115<br />

Z<br />

zelfstandig naamwoord 19, 20<br />

zelfstandig naamwoord,<br />

enkelvoud 19, 130<br />

zelfstandig naamwoord,<br />

meervoud 19, 49, 130<br />

zelfstandig naamwoord,<br />

verkleinwoord 19<br />

zich, wederkerend<br />

voornaamwoord 114<br />

zijn 13, 14, 33<br />

zin, hoofdletter 63<br />

zin, hulpwerkwoord 106<br />

zin, korte 35<br />

zin, lange 35<br />

zin, woordvolgorde 35<br />

zoekend lezen 155<br />

zullen 115<br />

zullen, vraag 116<br />

zullen, wens 116


168<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> Leerwerkboek Nederlands<br />

bron 22<br />

Nederlands onderwijsniveau hoger dan EU-gemiddelde<br />

Het onderwijsniveau van de Nederlandse bevolking ligt boven het gemiddelde<br />

van de EU. In 2007 had 31% van de 25- tot 64-jarigen in Nederland een diploma<br />

in het hoger onderwijs behaald, tegen bijna 25% gemiddeld voor de EU. Het<br />

aandeel hogeropgeleiden loopt in de ons omringende landen uiteen van 24% in<br />

Duitsland en 27% in Frankrijk tot 32% in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.<br />

Traditioneel doen de Scandinavische landen het wat betreft onderwijsniveau<br />

goed, waarbij Finland met 36% het hoogste aandeel hogeropgeleiden kent. Ook<br />

in een aantal landen dat sinds 2004 is toegetreden tot de EU is de bevolking<br />

relatief hoog opgeleid. In Estland en Litouwen was respectievelijk 33% en 29%<br />

van de 25- tot 64-jarigen hoogopgeleid.<br />

Bron: www.cbs.nl<br />

▶ WIL JE VERDER OEFENEN? ga dan naar de theorielessen op de website van <strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2<br />

5 Informatie zoeken<br />

Schema<br />

Informatie staat niet alleen in teksten, maar ook in schema’s, tabellen en grafieken.<br />

Als je bijvoorbeeld een vliegticket wilt boeken, kijk je in een schema . Hierin vind je de dagen waarop je<br />

vliegt, waar je vertrekt en waar je naartoe gaat, het vluchtnummer en de tijden.<br />

bron 23<br />

datum van<br />

naar vluchtnr.<br />

vertr. aank.<br />

Do 8 Apr Amsterdam Frankfurt LH4689<br />

07:15 > 08:25<br />

Do 8 Apr Frankfurt<br />

Istanboel LH3340<br />

09:15 > 13:00<br />

Do 15 Apr Istanboel Zurich LX1801<br />

14:20 > 08:25<br />

Do 15 Apr Zurich Amsterdam LX734<br />

07:15 > 19:00<br />

OEFENING 18<br />

Bekijk in bron 24 het schema over het weer van de komende week en beantwoord de vragen.<br />

1 Wat is de windkracht komende maandag?<br />

2 Hoeveel millimeter (mm) regen gaat er vrijdag vallen?<br />

3 Hoe warm wordt het zondagmiddag?<br />

4 Wat wordt de dag met de meeste zon?<br />

5 Op welke dag is de kans dat het gaat regenen het kleinst?<br />

6 Wat wordt de dag met de koudste middag?<br />

7 Op welke dagen kan het ’s nachts kouder worden dan 12 graden?<br />

8 Op welke dagen waait de wind met een kracht van 4 Beaufort (bft)?


<strong>Taal</strong><br />

<strong>blokken</strong><br />

Leerwerkboek Nederlands<br />

In dit Leerwerkboek staan uitleg en oefeningen bij<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2. De inhoud van het Leerwerkboek<br />

is gebaseerd op het Referentiekader taal en het<br />

Raamwerk Nederlands voor het (v)mbo. In het<br />

Leerwerkboek komen per niveau (1F l A2 en 2F l B1)<br />

de volgende onderdelen aan bod:<br />

• Grammatica. Wat zijn de regels?<br />

• Spelling. Hoe schrijf je dat?<br />

• Functionele theorie. Hoe doe je dat?<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong> 2 bestaat uit:<br />

• De website, met <strong>blokken</strong>, toetsen en theorie (uitleg<br />

en oefeningen)<br />

• <strong>Taal</strong>wijzers voor Nederlands, Engels en Duits met<br />

theorie<br />

• Leerwerkboeken voor Nederlands, Engels en Duits<br />

met theorie (uitleg en oefeningen)<br />

<strong>Taal</strong><strong>blokken</strong><br />

Precies leren wat je nodig hebt.<br />

Auteur<br />

Miekske van der Sman<br />

Eindredactie<br />

Dorine de Kruyf<br />

ISBN 978 90 345 6713 0<br />

513447

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!