Downloaden - Stichting Bolswards Historie
Downloaden - Stichting Bolswards Historie
Downloaden - Stichting Bolswards Historie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
C U L T U U R D R A G E R S<br />
I N D E<br />
M A R T I N I K E R K<br />
Die als een gestrande, stenen ark van Noach boven de rode huizendaken<br />
uitrijst. Zo schreef Bertus Aafjes ooit over de Martinikerk van Bolsward.<br />
Ja, deze breedgeschouderde, veilig beslotene en vertrouwenwekkende<br />
kerk als op een berg bood onderdak en ruimte aan cultuurdragers door<br />
de eeuwen heen. Zes van hen passeren nu de revue.<br />
JAN BRUGMAN<br />
Praten als Brugman kon hij en zo is hij tot op de dag van heden vermaard om hoe<br />
hij het in zijn preken wist te zeggen. Veel van deze sermoenen zijn bewaard<br />
gebleven, trouwens – onder meer – ook zijn Speculum Imperfectionis (Spiegel der<br />
Onvolmaaktheid), geschreven te Mechelen en het Leven (Vita) van de heilige<br />
Lidwina van Schiedam (1380 – 1433), bovendien zijn Devote Oefeninghe in de<br />
volkstaal (met betrekking tot het leven van Jezus) uit Nijmegen. In het klooster<br />
van de franciscanen aldaar besloot hij zijn werkzame leven met de Devotus<br />
Tractatus, in het Latijn gesteld en bestemd voor ordebroeders. Hij was voor<br />
dit alles uitstekend gekwalificeerd: eerst monnik (minderbroeder) in Gouda en<br />
misschien studie in Parijs, korte tijd ook gardiaan of kloosteroverste in Mechelen<br />
en Sluis, lector in de theologie te Sint Omaars in Frans-Vlaanderen en vicaris voor<br />
de Keulse kloosterprovincie. Twee uitgebreide preekreizen maakte hij, toen hij al<br />
niet meer zo jong was, door het gebied van de IJsselvallei en andere gebieden in<br />
Nederland en het Duitse Noord-Rijnland.<br />
Zo verscheen Johannes Brugman, geboren omstreeks 1400 in het Rijnland ten<br />
oosten van Nijmegen en overleden in deze stad in 1473, in juni van het jaar 1455<br />
in Bolsward. Sinds ongeveer 1270 was een franciscaner of minderbroeder klooster<br />
in de stad gevestigd. Evenals elders ging het hem hier om de observantie<br />
(inachtneming) van de kloosterregels en de regulering van het leven in het<br />
algemeen. Kloosterlingen die als gaudenten leefden en het dus nogal vreugdevol<br />
aanpakten, werden tot de oorspronkelijke orde geroepen. Burgers dienden zich<br />
van dobbelen ende van andere boeverye te onthouden, luidt de echo van zijn<br />
1
preken in kapittel 87 van het stadsrecht van Bolsward uit 1455 (ghemaekt by<br />
raede en consente des Eerbaren Vaders Johannis Brugman, zoals in de aanhef<br />
vermeld).<br />
Overigens propageerde pater Jan geen eindeloos vasten of algehele onthouding.<br />
Op reis genoot hij graag van een goede maaltijd, waarbij hij de wijn zag als een<br />
hemelse geneugte die reeds in het heden beschikbaar was. Vervolgens is er ook<br />
wel sprake van medeneming van een paar flessen voor onderweg, zoals een oude<br />
stadsrekening meldt. Maar het ging om meer volgens hem. Hij miste de<br />
offerbereidheid in deze overgangstijd vol misstanden, tegenstellingen en<br />
onzekerheden. Daarom hield hij allen het lijden van Christus voor. In dat licht<br />
moesten mensen, kloosterlingen of niet, ook tot lijden bereid zijn om dat eens,<br />
menigmaal heel spoedig, met eeuwige glorie te verwisselen. Bij dit alles ging hij<br />
steeds meer toekomst zien voor de maatschappij, ook godsdienstig, in het<br />
gemeenschapsleven van de Broeders en Zusters des Gemenen Levens (Moderne<br />
Devotie), zoals in Deventer, met een kritische opstelling ten opzichte van de<br />
kerkelijke structuren en daarbij nadruk op persoonlijk geloof, eigen<br />
verantwoordelijkheid en goede scholing.<br />
Een echte boeteprediker dus, althans in eerste instantie, deze Johannes, ook wel<br />
Janneke Brugmans, hartstochtelijk en retorisch, rijk aan persoonlijke anecdotes en<br />
dichterlijk begaafd, zowel in het Nederlands als het Latijn, soms buiten, vooral<br />
binnen. Zo schoof hij ook in Bolsward aan in het toenmalige stadhuis. Maar<br />
gedurende zijn drie maanden aldaar beklom hij meestal de kansel van de<br />
Broerekerk en wat de Martinikerk betreft benutte hij hooguit de bouwplaats of het<br />
al gereedgekomen koor (waar in de negentiende eeuw het koorgestoelte van de<br />
minderbroeders zou komen te staan) dan wel de oude kerk binnen de nieuwe<br />
muren. Maar in deze Grote Kerk heeft men zich later nog vaak al zingend met hem<br />
en zijn streven vereenzelvigd. Van zijn hand is namelijk het lied Ic heb ghejaecht<br />
mijn leven lanc, wel eens met overgrote gretigheid als een <strong>Bolswards</strong> gezang<br />
bestempeld. In de bewerking van ds. Hendrik Pierson (1834 – 1923) staat het nu<br />
te boek onder Gezang 471: Ik heb gejaagd, wel jaren lang.<br />
GYSBERT JAPICX<br />
Vanaf het jaar 1637 trad Gysbert Japicx, geboren<br />
in 1603 te Bolsward en eind augustus 1666 aldaar<br />
overleden, op als voorzanger in de Martinikerk. Hij<br />
was in Bolsward tevens schoolmeester, zoals<br />
eerder in het dorp Witmarsum, nu dan van de<br />
stadsjongensschool. Als voorzanger in de<br />
calvinistische eredienst (en ook zelf diepgelovig<br />
calvinist) stond hij achter een lessenaartje en<br />
vanaf dat punt had hij een goed zicht op de<br />
kerkgangers. Allen kon hij met ver dragende stem<br />
bereiken en zingend meenemen. Overigens was<br />
de orgelbegeleiding van de gemeentezang niet<br />
langer verboden. In 1631 namelijk had de<br />
provinciale synode van Friesland, gehouden te<br />
Harlingen, toestemming gegeven tot gebruik van<br />
het orgel bij de gemeentezang. In de jaren van<br />
zijn voorzangerschap bespeelde Jurjen Jans<br />
Ilpendam het orgel, dat in 1539 zou zijn gebouwd.<br />
2
Als voorzanger en dus muzikaal man moet Gysbert Japicx te kampen hebben<br />
gehad met de problemen die de officiële psalmberijming van Petrus Datheen uit<br />
1566 opleverde. Het eerste probleem werd gevormd door het feit, dat de<br />
berijming een herberijming was: uyt den Francoyschen in Nederlantschen Dichte<br />
overgeset. Het tweede probleem bestond uit het gebrek aan samenhang tussen<br />
de zo ontstane tekst en de melodieën uit Genève en Straatsburg (ook nu nog in<br />
gebruik). Voor iemand die bovendien een bekwaam dichter was en daarbij op den<br />
duur aan het Fries als literaire taal de voorkeur was gaan geven, betekende dit<br />
een grote uitdaging. Zo is hij in ongeveer 1654 gekomen tot het berijmen van<br />
psalmen in het Fries. Van hem zijn 52 psalmen in berijming bekend: uiterst<br />
compact en inmiddels nogal barok van stijl. Ook heeft hij de Juwn-bede (Jûnbea of<br />
Avondgebed) geschreven: Nu iz de Dey forronn' mey uwre' in stuwne (Nu is de<br />
dag vergaan met ure en stonden, zoals Douwe Tamminga het heeft herdicht). Niet<br />
ten onrechte heeft dit lied van bijzondere schoonheid door middel van diverse<br />
vertalingen internationale bekendheid verkregen.<br />
Overigens heeft voorzanger Gysbert het niet beleefd, dat zijn geestelijke liederen<br />
in de Grote Kerk werden gezongen. Het is trouwens onwaarschijnlijk, dat hij dit<br />
heeft verwacht of gevraagd. Zijn kerk, de hoofdkerk van Bolsward en de<br />
moederkerk van Westergo, stond binnen een stad die in 1455 in Friese vrijheid<br />
voor in het Nederlands gesteld stadsrecht koos en waar zich over het officiële<br />
taalgebruik zowel in het stadhuis als in de kerk en de school al lang geen discussie<br />
meer voordeed. De geboren Hagenaar Abraham Alt heeft eeuwen later met zijn<br />
Kerkkoor psalmen uit de Friese berijming van Gysbert Japicx getracht uit te<br />
voeren. Hij schreef hierover echter op 28 september 1941, dat het enthousiasme<br />
van de Bolswarders voor deze dingen gelijk nul is (brief bewaard in Tresoar,<br />
Leeuwarden). En wat de Jûnbea betreft moet worden aangenomen, dat de eerste<br />
kerkelijke uitvoering in de Martini heeft plaatsgevonden op 21 januari 1978 bij de<br />
aanbieding van het Lieteboek foar de Tsjerken.<br />
Desalniettemin bevindt zich een borstbeeld van Gysbert Japicx sinds 1823 in de<br />
Martinikerk en is een standbeeld van hem sinds 1966 opgesteld buiten deze kerk<br />
op het voormalige kerkhof. Hij behoorde immers tot de groten onder de<br />
renaissanceschrijvers in het zeventiende-eeuwse Nederland en was bekend met<br />
het werk van zijn medeliteratoren in Holland. Zijn dichtwerk is eveneens zeer<br />
gestructureerd en vertegenwoordigt dezelfde genres. Als Friestalig dichter, zoon<br />
van een renaissancearchitect en opgeleid aan de Latijnse school, stond hij in zijn<br />
tijd zelfs op eenzame hoogte. De jaartallen van beide gedenktekens markeren<br />
tevens het begin van perioden van herwaardering. De waardering viel namelijk<br />
snel weg na de eerste drukken van de Friessche Tjerne bij Claude Fonteyne te<br />
Leeuwarden (1640) en van de Friesche Rymlerye bij Samuel van Haringhouck te<br />
Bolsward (1668, dus na de dood van de auteur) en anderen. Pas in de negentiende<br />
en twintigste eeuw volgden nieuwe uitgaven en tal van boeken daarover, ook over<br />
de dichter zelf.<br />
NICOLAUS ELGERSMA<br />
Een echte regent was hij: deze Nicolaus, op 6 mei 1739 geboren te Harlingen en<br />
op 11 februari 1810 overleden te Bolsward. Passend bij zijn status droeg hij een<br />
Latijnse voornaam. Nicolaus Johannes Elgersma was notaris van beroep, trad<br />
bestuurlijk op als burgemeester, lid van de vroedschap of de raad, ook als<br />
schepen, telkens in Bolsward. Bovendien speelde hij zijn rol als voogd van het Sint<br />
Anthoniegasthuis, het Armhuis en het Weeshuis. En wat zijn familie betreft: veel<br />
notarissen, burgemeesters, officieren en vooral predikanten, ook enkele<br />
3
aangetrouwde predikanten van de Martinikerk in Bolsward. Ondertussen loopt er<br />
een lijn van de kunst die hij als voogd liet toepassen in het Sint Anthoniegasthuis<br />
en andere instellingen, trouwens ook in zijn huis, het Elgersmahuis, aan de Grote<br />
Dijlakker, naar de klank, kleur en vorm van het nieuwe orgel in deze Grote Kerk in<br />
het jaar 1781.<br />
Toch lag het initiatief voor de bouw van dit orgel in<br />
de familie Elgersma niet bij Nicolaus, maar bij<br />
Franciscus, die zyn pligt, volgens dichter Jan<br />
Auckes Backer uit Harlingen, In 't leven heeft<br />
verricht. Hij, geboren in 1688 en in 1775<br />
overleden, had namelijk in het testament van hem<br />
en zijn (zeer rijke en aanzienlijke) vrouw Pietje<br />
Algra bepaald, dat 12.000 gulden uit hun<br />
nalatenschap was bestemd voor een nieuw orgel<br />
in de grootte off Martinikerk alhier ter Steede. Het<br />
echtpaar had geen kinderen en Nicolaus werd<br />
belast met de uitvoering van het testament.<br />
Nicolaus (of Nicolaas en anders Claas) was een<br />
verre (en jonge) neef van Franciscus, maar dichtbij<br />
hem levend en actief in dezelfde kringen en<br />
besturen. Overigens steunde de neef op dat vlak<br />
in 1785 enige tijd de patriotten.<br />
Met grote voortvarendheid en kennelijke deskundigheid kweet Nicolaus zich van<br />
zijn taak als executeur. Hij toog naar zijn geboorteplaats Harlingen, waar in de<br />
Grote Kerk een orgel in aanbouw was. Zo kwam hij in contact met de beste en<br />
belangrijkste orgelbouwer van Noord-Nederland: Albertus Antoni Hinsz, geboren in<br />
Hamburg en werkend vanuit Groningen, die al in 1776 met de uitvoering van de<br />
opdracht begon. Nicolaus voegde hieraan een opdracht toe. Hij verzocht namelijk<br />
Hermanus Berkenbijl in Leeuwarden het bijbehorende beeldhouwwerk te<br />
vervaardigen. Deze kunstenaar was hem al bekend door zijn werk in de<br />
voogdenkamer van Sint Anthoon. Ook andere kunstenaars werden door hem<br />
ingeschakeld voor het orgel. Dat hij daarvoor zelf 10.000 gulden extra beschikbaar<br />
moest stellen, vormde geen bezwaar. Trouwens voor de inwijding van het orgel op<br />
28 juni 1781 werden Kerk-Gezangen door de eerder genoemde Jan A. Backer<br />
gedicht en door Christian Ernst Graaf, kapelmeester van de Prins van Oranje in<br />
Den Haag, op muziek gezet. Het werk als geheel werd plechtig gezongen door een<br />
gezelschap van Heeren en Jufvrouwen onder leiding van Dirk Vellinga uit<br />
Harlingen. Vaste organist Anthony Antonides liet orgelspel horen. Wat hij speelde<br />
is echter onbekend. De speciale uitgave van de stedelijke magistraat onder de<br />
titel Kerk-Gezangen biedt de volledige tekst van deze cantate (voor en na de<br />
predikatie) en ook wat ter Gedachtenisse van Franciscus Elgersma is gedicht.<br />
Maar over de organist en zijn orgelspel staat wonderlijkerwijs geen woord te lezen.<br />
Nicolaus Johannes Elgersma had met het oog op het nieuwe orgel ruim een week<br />
eerder de schriftelijke verklaring van de kerkvoogden ontvangen: hem gedurende<br />
syn Leeven lang een volkomen, vryen, onverhinderden toegang en gebruik van<br />
dit Orgel toe te staan. De sleutel stond hem voor dit doel ter beschikking. Hij<br />
scheen goed te kunnen spelen en daarvoor de tijd te vinden: naast ook nog het<br />
directeurschap van het Departement Bolsward van de Oeconomische tak van de<br />
Haarlemsche Maatschappij (wetenschap/opleiding), het samenstellen van een<br />
bundel met oude volksverhalen (later verwerkt door de gebroeders Halbertsma)<br />
en meer verantwoordelijkheden in stad en provincie.<br />
4
MARINUS ERNESTUS VAN DER MEULEN<br />
Van 1862 tot 1898 woonde Van der Meulen aan het (Groot) Kerkhof te Bolsward in<br />
de schaduw van wat hij consequent de St. Martini-kerk noemde. Hij resideerde er<br />
in één van beide pastorieën en was als predikant verbonden aan deze Grote Kerk<br />
op het Groot Kerkhof. Dat resideren moet vooral letterlijk worden opgevat. Marinus<br />
Ernestus van der Meulen, geboren op 18 november 1826 te Tienhoven en<br />
overleden op 24 maart 1904 te 's-Gravenhage, was liberaal met de liberale<br />
bestuurders uit de <strong>Bolswards</strong>e burgerij van toen en modern met de aanhangers<br />
van de moderne wetenschap in de negentiende eeuw. Deftig was hij en bereisd,<br />
publicitair begaafd en toch ook pastoraal en sociaal ingesteld. Daarnaast<br />
redigeerde hij vele jaren de <strong>Bolswards</strong>che Courant en werd tenslotte<br />
stadsarchivaris bovendien. Over de lange rij van publicaties, hogere functies en<br />
lezingen her en der op deze plaats gezwegen.<br />
Ds. van der Meulen was in meer dan één opzicht een<br />
man van voortschrijdend inzicht. Kwam hij uit een<br />
orthodox domineesnest, via de evangelische richting<br />
(mild, ondogmatisch, open en cultureel) van<br />
Groningen ontwikkelde hij zich tot een gematigde<br />
sympathisant van de moderne richting die zich als<br />
nadrukkelijk vrijzinnig presenteerde. Inzake kunst en<br />
cultuur keerde hij zich gaandeweg juist tegen de<br />
moderniteit van de maatschappij van die dagen. Het<br />
is haast onvoorstelbaar, wat er in het midden van de<br />
negentiende eeuw aan stadswallen, stadspoorten en<br />
andere stedelijke gebouwen met een bijzondere<br />
geschiedenis is gesloopt, zeker ook in Bolsward. De<br />
kerkvoogdij bestond het nota bene in 1864, kort na<br />
de komst van de nieuwe dominee, de kaarsenkronen<br />
in de Martini voor een schamel bedrag van de hand<br />
te doen. En de dominee was het zelf die de Broerekerk, waarvoor kerkenraad en<br />
kerkvoogdij geen duidelijke functie zagen, nog in 1877 een smakeloze steenklomp<br />
noemde.<br />
Toch was Marinus Ernestus in hetzelfde jaar betrokken bij de koorbanken van<br />
zowel de Martini- als de Broerekerk. Dat gold in het bijzonder voor de paar banken<br />
die als <strong>Bolswards</strong>e bijdrage deel uitmaakten van een Historische Tentoonstelling in<br />
het oude stadhouderlijk paleis te Leeuwarden. Baron von Rothschild uit het Duitse<br />
Frankfort zag de waarde ervan in en wilde de banken graag overnemen voor wel<br />
20.000 gulden. Maar de stemgerechtigde lidmaten wezen dit met overgrote<br />
meerderheid af. Ondertussen was al de aandacht van Jonkheer mr. Victor E.L. de<br />
Stuers, hoofd van de afdeling Kunsten en Wetenschappen van het Ministerie van<br />
Binnenlandse Zaken, op het lot van de koorbanken gevallen. In de Nederlandsche<br />
Kunstbode schreef deze grote en rondreizende kunstkenner uitgebreid over de<br />
schande van de dreigende verkoop. Het cultuurbesef won. In 1883 werd het met<br />
een groene verflaag bedekte koorgestoelte uit de Broerekerk naar Amsterdam<br />
overgebracht om daar te worden gerestaureerd onder leiding van directeur<br />
Collinet van de Quellinusschool. Na terugkomst hiervan kregen alle koorbanken<br />
een plaats in het afgesloten koor van de Martinikerk. Met het oude orgel van de<br />
Broerekerk en ander kerkelijk meubilair sierden zij de speciale ruimte die Van der<br />
Meulen in 1889 als museum kon openen. Halverwege de twintigste eeuw is het<br />
koor met het schip herenigd tot één ruimte voor de eredienst.<br />
5
Passend bij de ontwikkeling in de negentiende eeuw verscheen in 1888 van de<br />
hand van de dominee Bolsward's Kunst en Kunstgeschiedenis. Het is een uiterst<br />
deskundig en fraai verzorgd boek geworden, bovendien voorzien van voortreffelijk<br />
fotomateriaal. In het woord vooraf kon Marinus Ernestus van der Meulen niet nalaten<br />
te schrijven over den tijd, dien ik aan mijn ambt ontwoekeren mocht, gewijd<br />
aan het onderzoek der aanwezige kunstschatten. Dat mocht was overigens niet<br />
zonder tegenstand in de vriendelijke landstad. Vandaar de toevoeging, dat hij er<br />
gedurende het vierde eener eeuw veel liefs en veel leeds ondervond.<br />
CORNELIS JOHAN NIEMEYER<br />
In 1899 deed Niemeyer zijn intrede in de Martinikerk van Bolsward en werd<br />
daarmee de opvolger van ds. M.E. van der Meulen. Evenals zijn vader, predikant in<br />
Sneek, was hij gepromoveerd. Na studie bij grote theologen in Leiden ontving hij<br />
daar in 1889 de doctorstitel. Zijn dissertatie betrof De strijd over de leer der<br />
praedestinatie in de IXde eeuw. Door middel van dit boek gaf hij blijk de<br />
verschillende standpunten van theologen en kerkelijke leiders van die tijd te<br />
kunnen analyseren. Tegelijk werd zo een thema behandeld dat telkens opnieuw in<br />
de kerkgeschiedenis actueel zou worden. Cornelis Johan Niemeyer, geboren op 28<br />
oktober 1864 te Vierhuizen in Groningen en overleden op 27 oktober 1932 te<br />
Bolsward, betoonde zich ook verder een kritisch en modern theoloog die de<br />
geloofsleer doordacht zonder dogmatisch te worden en zich toch welbewust<br />
bewoog in de brede traditie van het christendom. Het professoraat waarvan<br />
sprake schijnt te zijn geweest, kwam er echter niet van.<br />
Of het aan Bolsward lag, is de vraag. Wel bevond de<br />
Grote of Martinikerk met die ene bijzondere stad zich<br />
midden op het veld van godsdienst en politiek in deze<br />
tijd van eeuwwisseling. De liberalen verloren invloed in<br />
de politiek en de liberalen in de kerk die zich modernen<br />
noemden, waren eveneens op de terugtocht. De<br />
gegoede burgerij van de negentiende eeuw had het niet<br />
meer voor het zeggen en stond voor de gevolgen van<br />
het stemrecht van mensen uit andere bevolkingslagen.<br />
Orthodoxe groepen, ook in Bolsward, lieten zich<br />
opnieuw gelden en socialistisch georiënteerden<br />
weigerden verdere bevoogding. Onder de laatsten bevonden<br />
zich ook predikanten, zoals de rode dominee<br />
Sybe Kornelis Bakker die vanaf 1905 gedurende drie<br />
jaren de links-moderne collega en buurman van de<br />
deftige en strategische Cornelis Johan was.<br />
Voor iemand als deze Niemeyer, politiek liberaal en<br />
kerkelijk modern, was het tijd om zich in de praktische<br />
strijd te storten. In 1905 kandideerde hij – vergeefs –<br />
voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer namens het district Sneek. Later<br />
zette hij zich in voor de organisatie in Friesland van zijn liberale partij, de<br />
Vrijheidsbond. Ondertussen deed zich een soortgelijke ontwikkeling voor op<br />
kerkelijk gebied. In 1904 werd de Vereeniging van Vrijzinnige Hervormden in<br />
Friesland opgericht, in 1913 overgegaan in de Vereeniging van Vrijzinnige<br />
Hervormden in Nederland. In beide gevallen trad hij als voorzitter op. In 1908 was<br />
hij al hoofdredacteur van het Weekblad voor de Vrijzinnige Hervormden geworden.<br />
De nieuwe vrijzinnige groepering was minder intellectualistisch en optimistisch<br />
dan de moderne stroming van weleer, meer gericht op Ons Recht en Onze Plicht<br />
in de Ned. Hervormde Kerk, zoals de titel van een strijdlustige brochure van zijn<br />
6
hand luidt. Het blijkt, dat hij zich zeer verbonden voelde met de oude volkskerk.<br />
Godsdienst moet echter gepaard gaan met vrijheid. Verder: Rome en de<br />
Gereformeerde Kerken moeten in het oog worden gehouden, omdat zij een gevaar<br />
vormen voor de vrijheid. En als dan wordt gepleit voor evenredige<br />
vertegenwoordiging en vrouwenkiesrecht binnen de eigen kerk klinken de<br />
politieke thema's van zijn dagen door.<br />
In 1933, een jaar na het overlijden van Cornelis Johan Niemeyer, werd tussen<br />
kansel en pastorie, aan de binnenmuur van de Martinikerk een gedenkteken met<br />
zijn beeltenis onthuld. Het is in opdracht van de Vereeniging van Vrijzinnige<br />
Hervormden in Nederland vervaardigd door de bekende beeldhouwer Oscar<br />
Wenckebach. De tekst daaronder luidt: In dankbare hulde aan haar stichter en<br />
leider voor zijn arbeid tot zegen van de Nederlandsche Hervormde Kerk. Waar de<br />
Geest des Heeren is, daar is vrijheid 2 Kor. 3 : 17. De stenen plaat wordt<br />
vastgehouden door de oudchristelijke symbolen van de schrijvers van de vier<br />
evangeliën waarin hij zich, modern en vrijzinnig, bij uitstek herkende.<br />
ABRAHAM ALT<br />
Toen Alt als de nieuwe organist van de Martini in Bolsward verscheen, had hij de<br />
nodige ervaring opgedaan. Eerst was hij organist in Voorburg, daarna verbond hij<br />
zich aan de Grote Kerk in Heusden. In 1910 volgde zijn benoeming in Bolsward.<br />
Het moet een eervolle benoeming zijn geweest: opvolger van de bekende Bauke<br />
de Vries en nu de beschikking over één van de grootste en mooiste orgels van<br />
Nederland. Abraham Alt, van afkomst een Oostenrijker, geboren op 24 maart 1881<br />
in Den Haag en overleden op 16 december 1941 in Bolsward, mocht zo wel een<br />
groot orgel bespelen, maar hij ontving geen groot salaris. Toen hij in Hoorn meer<br />
kon verdienen, verhoogde de kerkvoogdij ijlings zijn toelage. Het is trouwens de<br />
vraag, of deze rasmusicus ooit Bolsward met Hoorn had willen verwisselen. Hij<br />
woonde eerst aan de Jongemastraat en later aan de Nieuwe Turfkade. Bij de stratenaanleg<br />
in Noord is hij geëerd met de Abraham Altstraat.<br />
Al in het jaar na zijn aanstelling begon Abraham met orgelconcerten in de<br />
Martinikerk. Orgelbespelingen of voordrachten noemde hij ze. Hij wilde het orgel<br />
meer bekendheid geven en als romantisch virtuoos (de romantische stroming is in<br />
de muziek nooit helemaal<br />
verdwenen) beschikte hij over alle<br />
mogelijkheden om een breed<br />
publiek te boeien. Breed was zijn<br />
programmering trouwens ook.<br />
Natuurlijk stonden er regelmatig<br />
werken van Johann Sebastian<br />
Bach op het programma. Een<br />
voornamere plaats kregen<br />
romantische componisten als<br />
Felix Mendelssohn Bartholdy,<br />
César Franck, Alexandre Guilmant<br />
en Charles Marie Widor (tintelend<br />
bravourwerk volgens Alt). Maar hij<br />
liet ook zonder bezwaar werk<br />
horen dat oorspronkelijk niet voor uitvoering op het orgel was bestemd. Toch<br />
moeten veel luisteraars hebben genoten van de Morgenstimmung uit de Peer<br />
Gynt-suite van Edvard Grieg of van het Pelgrimskoor uit Tannhäuser van Richard<br />
Wagner als finale. Ook speelde hij met veel plezier verzoeknummers. De<br />
verzoeken stroomden binnen. Op het programma voor maandag 17 september<br />
7
1923 liet Abraham Alt dan ook weten: Op den laatsten dag werden er nog vele<br />
(zeer mooie) nummers aangevraagd, waarvoor echter, jammer genoeg, geen<br />
plaats meer kon worden ingeruimd. Deze nummers (7 in getal) betreffen bijna alle<br />
een of ander werk van Beethoven.<br />
Alt was natuurlijk in de eerste plaats organist om de kerkdiensten te begeleiden<br />
en toonde daarbij zijn improvisatietalent. Maar ook de koordirectie diende zich<br />
aan. In 1926 werd het Vrijzinnig Kerkkoor opgericht. Ja, Vrijzinnig moest erbij<br />
worden genoemd. Het koor hoorde immers niet bij de rechtzinnige hervormden die<br />
inmiddels de nieuwe gebruikers van de Broerekerk waren geworden. Na perioden<br />
met achtereenvolgens twee dirigenten ging men, aldus een krantenartikel,<br />
schoorvoetend naar de Bolswarder troubadour, de heer A. Alt. Ook dit werk als<br />
dirigent lag duidelijk op de weg van mijnheer Alt, mede in het kader van de<br />
diensten in de Grote Kerk. Hij introduceerde echte koorliteratuur bij het<br />
gezelschap, dat na zijn tijd de Martinicantorij zou gaan heten. Met het oog op zijn<br />
koor heeft hij bijvoorbeeld de muziek voor De Oud-Testamentische zegen<br />
gecomponeerd. Verder organiseerde hij in 1934 met de bekende organist Jan<br />
Zwart uit Amsterdam een landelijke orgeldag in Bolsward en voerde hij elders<br />
orgelconcerten uit, met name in Sneek. Daarnaast dirigeerde hij (zelf ook violist)<br />
later vaak een strijkersensemble in de <strong>Bolswards</strong>e Martini en begeleidde hij daar<br />
als organist bekende zangers. Bovendien gaf hij tal van muzieklessen in zijn<br />
woonplaats en reisde hij per auto een groot deel van het land af voor het houden<br />
van lezingen over opera's met grammofoonplaten en lichtbeelden.<br />
Kleurrijk als musicus en als mens was Abraham Alt, iemand met een joyeuze<br />
uitstraling. De kunstzinnige kwalificaties varieerden van organist van groote<br />
vermaardheid tot duivelskunstenaar. Afgaande op de volksoverlevering moet<br />
worden aangenomen, dat hij een goed glas niet schuwde. Bovendien zou hij soms<br />
een toonbeeld van ontstuimigheid zijn geweest. Zo wordt verteld, dat op een<br />
zekere zondagmorgen bij zijn speeltafel in de Martinikerk een rood lampje bleek te<br />
zijn aangebracht. De voorganger zou dit vanaf zijn plaats met een drukknop<br />
kunnen bedienen als teken voor beëindiging van het orgelspel. Alt was<br />
onaangenaam verrast, rukte het lampje woedend van de wand en gooide het met<br />
kracht de kerkruimte in.<br />
Literatuur:<br />
Bertus Aafjes, In de Nederlanden zingt de tijd, Amsterdam 1976<br />
E.S. de Jong, Bolsward bezien en bezongen, Bolsward 1971<br />
H.A.M. Andela, Bolsward. Zeven eeuwen Minderbroeders, Bolsward 1976<br />
J.J. Kalma, Mensen in en om de Martini. Beelden uit <strong>Bolswards</strong> kerkgeschiedenis,<br />
Bolsward 1980<br />
F.A.H. van den Hombergh, Leven en werk van Jan Brugman O.F.M., Groningen 1967<br />
Nico Lettinck, Praten als Brugman. De wereld van een Nederlandse volksprediker<br />
aan het einde van de Middeleeuwen, Hilversum 1999<br />
Dr. Otto J. de Jong, Nederlandse Kerkgeschiedenis, Nijkerk 1972<br />
J.J. Kalma, Om Gysbert Japiks hinne. Fryslân yn de XVII-de ieu, Bolsward 1963<br />
Philippus Breuker (inl.), Gysbert Japix (1603-1666), Skriuwers yn byld, nummer 1,<br />
Leeuwarden/Bolsward 2003<br />
Philippus Breuker (red.), Gysbert Japix. Een keuze uit zijn werk, Bolsward/Leeuwarden<br />
2003<br />
D.A. Tamminga, Gysbert Japicx. Gedichten, Leeuwarden 1989<br />
E.B. Folkertsma, De Christen Gysbert Japiks, Sneek 1946<br />
G. Stuiveling, Gysbert Japiks en zijn psalmberijming, Frysk Jierboek 1938, Assen<br />
8
Petrus Dathenus, De CL Psalmen des propheten Davids, Kruiningen 1977<br />
Jan Luth, Jan Pasveer, Jan Smelik (red.), Het kerklied. Een geschiedenis,<br />
Zoetermeer 2001<br />
Onno Yebs Elgersma, Zes eeuwen Elgersma's, Geldrop 2009<br />
Willem Jan Dorgelo Hzn, Orgels, Organisten en Kosters van de Grote- of<br />
Martinikerk te Bolsward, Zaandam-Leeuwarden 1996<br />
Wiebe H. Keikes, Sint Anthoon te Bolsward. Uit de rijke historie van het “rijcke”<br />
gasthuis, Herdruk uit de Vrije Fries van 1966, Emmeloord 1998<br />
J.J. Wijma, Het Oude Bolsward 713-1955, Bolsward 1994<br />
Jan A. Backer, KERK-GEZANGEN ter inwydinge van het orgel in de Groote Kerk te<br />
Bolsward, in 't licht gegeeven op gezag van den edelen achtbaaren magistraat<br />
dier stede 1781 (daarin opgenomen: Ter Gedachtenisse van den Achtbaaren<br />
Heere Franciscus Elgersma)<br />
D. Nauta, A. de Groot, O.J. de Jong, S. van der Linde, G.H.M. Posthumus Meyes<br />
(red.), Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse<br />
Protestantisme, Deel 1, Kampen 1978<br />
M.E. van der Meulen, Bolsward's Kunst en Kunstgeschiedenis, Sneek 1888<br />
J.A.J.M. Verspaandonk, Bolsward. De Martinikerk, Misericorde-reeks II, 1974<br />
Rienk Klooster, Het Vrijzinnig Protestantisme in Nederland, Serie Wegwijs, Kampen<br />
2006<br />
C.J. Niemeyer, De strijd over de leer der praedestinatie in de IXde eeuw,<br />
Groningen 1889<br />
Dr. C.J. Niemeyer, Ons Recht en Onze Plicht in de Ned. Hervormde Kerk, Bolsward<br />
1924<br />
A. Alt, Programma's van 12 orgelbespelingen, Bolsward 1911 en 1919, Sneek<br />
1921, Bolsward 1923<br />
A. Alt, De Oud-Testamentische zegen, koormuziek z.j.<br />
Nog een jubileum in Bolsward. 1926-1966: Van vrijz. Kerkkoor tot Martini Cantorij,<br />
waarschijnlijk <strong>Bolswards</strong> Nieuwsblad, Bolsward 1966<br />
N.C.J. de Boer, Ph.H. Breuker, J. van de Brug, O.Y. Elgersma, K. Eringa, J. Lageweg,<br />
Martinicantorij, P. van der Meer, J.F. Sterenberg, Tresoar, A. Vlagsma, A.H. Vlagsma,<br />
documentatie en informatie, zowel rechtstreeks als doorgegeven, Bolsward 2002<br />
en 2010, Bozum 2010, Franeker 2010, Geldrop 2010, Burgwerd 2010, Leeuwarden<br />
2010, Steenwijk 2010<br />
Internet: Wikipedia, afbeeldingen van Jan Brugman en Gysbert Japicx, 2010<br />
Lodewijk A. Nell<br />
predikant van de Martinikerk te Bolsward 1972 – 1980<br />
Franeker, 28 mei 2010<br />
9