Lees een fragment van Ze vraagt: Is dit je kamer - Lemniscaat
Lees een fragment van Ze vraagt: Is dit je kamer - Lemniscaat
Lees een fragment van Ze vraagt: Is dit je kamer - Lemniscaat
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Harm Hendrik ten Napel<br />
<strong>Ze</strong> <strong>vraagt</strong>: <strong>Is</strong> <strong>dit</strong> <strong>je</strong> <strong>kamer</strong>?<br />
ABCyourself <strong>Lemniscaat</strong>
Voor en dankzij<br />
M, R, JW, J, D & anderen<br />
© 2013 Harm Hendrik ten Napel<br />
Omslag: Maarten Deckers<br />
Nederlandse rechten <strong>Lemniscaat</strong> b.v., Vijverlaan 48, 3062 hl, Rotterdam<br />
2013<br />
isbn 978 90 477 0560 4<br />
Druk- en bindwerk:<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt<br />
door middel <strong>van</strong> druk, fotokopie, microfilm, geluidsband of op welke andere<br />
wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming <strong>van</strong> de uitgever.<br />
Dit boek is gedrukt op milieuvriendelijk, chloorvrij gebleekt en verouderingsbestendig<br />
papier en geproduceerd in de Benelux waardoor onnodig en milieuverontreinigend<br />
transport is vermeden.
Litteken<br />
Hij is <strong>een</strong> jongen die niet goed weet hoe knap hij is en zij<br />
is <strong>een</strong> zelfverzekerd meis<strong>je</strong> en <strong>dit</strong> is haar <strong>kamer</strong>. <strong>Ze</strong> kunnen<br />
het – simpelweg – goed met elkaar vinden en liggen<br />
nu, let op, niet in maar op haar bed. De avond duurt al<br />
tot voorbij twaalven. Om die reden en andere praten ze<br />
rustig, zonder de haast die slimme mensen zoals zij met<br />
woorden hebben (overdag). Hij pakt haar hand vast en<br />
ziet pas op dat moment de littekens op haar armen. De<br />
streep<strong>je</strong>s huid glanzen <strong>een</strong> beet<strong>je</strong>, glad.<br />
Hij zegt: ‘Wow.’ Met nadruk op de ‘o’.<br />
Zij zegt: ‘Ja.’<br />
Het zijn er links meer dan rechts, want snijden doe <strong>je</strong><br />
ook beter met de hand waarmee <strong>je</strong> schrijft. <strong>Ze</strong> hebben de<br />
wittige kleur <strong>van</strong> as.<br />
Het tekent de jongen misschien dat hij zegt: ‘<strong>Ze</strong> lijken<br />
op tijgerstrepen.’<br />
Hij raakt ze aan met <strong>een</strong> vinger. Je kunt ze voelen en<br />
het zijn er genoeg. Hij <strong>vraagt</strong> hoe oud ze zijn, en zij denkt<br />
en antwoordt: ‘<strong>Ze</strong>ven jaar.’ Hij <strong>vraagt</strong> ook hoe dat zo<br />
komt, en zij zegt dat ze toen niet zo blij was, tot ze besloot<br />
daarmee op te houden, met niet zo blij zijn. <strong>Ze</strong> stottert<br />
niet. Haar arm ligt op zijn benen.<br />
Hij zegt, dan, dat hij ook <strong>een</strong> litteken heeft en hij draait<br />
zijn rechterelleboog naar haar schoot en strekt zijn arm.<br />
Er loopt vaag <strong>een</strong> lange bruine streep over zijn bovenarm.<br />
5
‘Wil <strong>je</strong> weten hoe ik daaraan kom?’<br />
‘Nou.’<br />
‘Met <strong>een</strong> walrus gevochten.’<br />
Daar lacht ze om. ‘O.’<br />
‘Nee, wil <strong>je</strong> het verhaal weten?’<br />
‘Vertel.’<br />
‘In 2007 heb ik Esbjörn Svensson ontmoet, dat was de<br />
pianist <strong>van</strong> het jazztrio e.s.t.. Naar die band luisterde ik<br />
mijn hele middelbare school-tijd. Ik heb zijn hand geschud.<br />
Het is misschien even belangrijk om te zeggen, nu,<br />
dat er nog nooit iemand die dichtbij me stond dood is gegaan.<br />
In 2008 kwam Svensson om het leven bij <strong>een</strong> duikongeluk.<br />
Het was echt heel vreemd dat hij weg, wég was.<br />
Het maakte mijn buik zwaarder wanneer ik eraan dacht.<br />
Niet lang daarna fietste ik en – en dat was zeldzaam toen<br />
– ik luisterde g<strong>een</strong> muziek. Toen ik bijna thuis was zag ik<br />
op<strong>een</strong>s zijn blauwe handen voor me, levensdichtbij. Er is<br />
<strong>een</strong> filmopname waarin hij ‘Round Midnight’ speelt<br />
onder zulk blauw licht. Ik zag dat dus en hoorde ook alle<br />
klanken vallen. Dat was eng, alsof hij het echt op dat moment<br />
speelde en ik zag niet meer waar ik fietste en fietste<br />
pasgesnoeide stuiken in.’<br />
‘Au.’<br />
‘Ja.’ Hij kijkt haar kant wat op. ‘Vooral dom dus. Ik.<br />
Mijn litteken.’<br />
‘Je weet het leuk te brengen.’ Het voelt alsof meer <strong>van</strong><br />
haar lichaam zijn lichaam raakt nu. Hij kijkt: zijn arm ligt<br />
voor het grootste gedeelte op die <strong>van</strong> haar.<br />
‘Dank <strong>je</strong>.’<br />
6
A.<br />
<strong>Ze</strong> wilde dat ik op haar arm schreef, in mijn eigen handschrift.<br />
<strong>Ze</strong> zei erbij dat ze het eerlijk vond, mijn handschrift,<br />
zoals ze het bijvoorbeeld naast tekeningen en<br />
schetsen voor vorige tatoeages had zien staan, als kort<br />
commentaar of memoot<strong>je</strong> – <strong>van</strong>daar. Terwijl ze het vroeg<br />
(‘Het is misschien <strong>een</strong> rare vraag…’) streek ze <strong>een</strong> houtbruine<br />
krul uit haar gezicht, uit haar oog.<br />
Hij vond het moeilijk om met de naald noodzakelijk<br />
langzamer toch in zijn eigen handschrift te schrijven. <strong>Ze</strong><br />
wilde het aan de binnenkant <strong>van</strong> <strong>een</strong> onderarm, toevallig<br />
ook de arm waarmee ze de krul had aangeraakt. <strong>Ze</strong> zei dat<br />
hij <strong>een</strong> fout<strong>je</strong> moest corrigeren, gewoon, zoals hij dat normaal<br />
gesproken ook zou doen als hij schreef. Bij het rrrrr<br />
<strong>van</strong> het ijzer vertelde ze over haar fretten en over haar<br />
moeder, die ze eng vindt (de fretten) en zo praatte ze maar<br />
door. Haar arm lag <strong>een</strong> beet<strong>je</strong> gespannen in de hand waarmee<br />
hij niet schreef. Hij voelde haart<strong>je</strong>s brutaal opstaan.<br />
Hij schreef ‘wonen’ goed, maar moest ‘nergens’ doorhalen,<br />
en ‘<strong>een</strong>’. Fouten <strong>van</strong> maar één letter, waar<strong>van</strong> <strong>je</strong><br />
zou denken dat <strong>je</strong> ze niet kon maken in zo’n vertraagd<br />
tempo, maar omdat ze zo tegen hem ratelde en zijn aandacht<br />
verdeelde, daarom wel. Daarom werd het langzaam<br />
schrijven. Het ijzer <strong>een</strong> ballpoint, de <strong>kamer</strong> <strong>een</strong> huis.<br />
Hij bond de wond voor haar af en direct legde ze haar<br />
hand op het verband. <strong>Ze</strong> bleef nog even in de shop en<br />
praatte.<br />
7
Mijn Dit is Ik vond <strong>je</strong><br />
adres in het telefoonboek.<br />
Er waren nog twee anderen<br />
met precies jouw naam<br />
maar all<strong>een</strong> jij zult waarschijnlijk<br />
mijn naam herkennen.<br />
En als <strong>een</strong> ander<br />
dat ook doet hoop ik dat<br />
het goed mooi afloopt. Na<br />
gister ben ik toch (eindelijk)<br />
tot de conclusie gekomen<br />
dat ik vaker dichtbij <strong>je</strong> wil<br />
zijn dan de momenten dat<br />
ik in de shop ben. Ik hoop<br />
dat <strong>je</strong> het niet raar erg vindt<br />
dat dat raar klinkt. Liefs,<br />
Alice<br />
Eindelijk<br />
8
Tinteling<br />
Hij gaf me <strong>een</strong> naam en legde me in zijn bed. Daar liggen<br />
we als het donker is geworden allebei. Ik lag daar eerst,<br />
kort na het begin, als de st<strong>een</strong> waar<strong>van</strong> Spinoza kennelijk<br />
dacht dat die pas <strong>een</strong> bewustzijn kreeg wanneer hij die<br />
door de lucht smeet. Ik was er, bewust, maar stil. Ik was<br />
<strong>van</strong> lappen en <strong>een</strong> pop. Sinds <strong>een</strong>s is dat ’s nachts anders.<br />
Wanneer hij is opgestaan, gedronken en gegeten heeft,<br />
leest hij of gaat voor <strong>een</strong> korte tijd weg, het huis uit. Als<br />
hij thuis is slaapt hij of leest dus, hardop of geluidloos. Hij<br />
eet, hij trekt zijn andere broek aan of luistert naar <strong>een</strong><br />
orgel. Dat klinkt laag en lang, alsof er iets groots opgeblazen<br />
moet worden. Spinoza en de Bijbel leest hij hardop.<br />
Zo blijft hij bezig tot het licht verdwijnt.<br />
Dan trekt hij zijn kleren uit en rilt soms. Hij kuipt zijn<br />
bed op en drukt zijn lippen op de voorkant <strong>van</strong> mijn<br />
hoofd. Hij gaat op zijn rug liggen en probeert zich niet te<br />
bewegen tot hij slaapt. Wanneer hij slaapt beweegt hij gewoon<br />
niet. Soms <strong>een</strong> rilling.<br />
Maar, sinds <strong>een</strong>s, voel ik ’s nachts <strong>een</strong> tinteling. Dat is<br />
het goede woord ervoor, met die lichte ‘i’. Ik voel het tot<br />
in de toppen <strong>van</strong> mijn genaaide vingers. Het voelt alsof<br />
materiaal dat niet in me zit toch in me zit en trilt. Ik kan<br />
me onmogelijk herinneren hoe ik erachter kwam, maar<br />
dat gevoel betekent dat ik kan bewegen. Als ik mijn vingers<br />
ergens op zet, wordt de stof iets naar binnen gedrukt.<br />
9
Mijn buik is dunner wanneer mijn armen erop liggen, en<br />
ik voel dat gewichtige tintelgebeuren weerstand bieden.<br />
Sinds toen, <strong>een</strong>s, nu ik bewegen kan, draai ik me naar<br />
hem toe en leg mezelf tegen hem aan. Ik leg één <strong>van</strong> mijn<br />
armen en één <strong>van</strong> mijn benen op zijn lichaam. Daarmee<br />
<strong>van</strong>g ik, hopelijk, wat <strong>van</strong> zijn rillingen op. Nu gaan zijn<br />
ogen ’s ochtends wijder open dan daarvoor.<br />
10
Tol<br />
Mis.<br />
Wat was het? Een waterballon. Nou ja, <strong>een</strong> waterballonnet<strong>je</strong>.<br />
Het ligt op de grond, heel en roze. Er zit te weinig<br />
water in. Zo’n ballon hoort op springen te staan. Bij<br />
minimale schok te ontploffen.<br />
Daar komt er nog één. Mooi rond, klein, hot pink en tollend<br />
in de lucht; <strong>een</strong> moment is alles droomachtig vertraagd.<br />
Hij komt neer op mijn gezicht, vervormd en koud maar<br />
houdt zijn spanning. De ballon springt weer op, stuitert<br />
naar de grond. Er zijn boven me twee balkons, één <strong>van</strong><br />
tweeën zal de bunker zijn.<br />
‘Hé!’ Niks. ‘Hé, laat <strong>je</strong>zelf <strong>een</strong>s zien!’<br />
Een blond hoofd met precies geplaatste jukb<strong>een</strong>deren<br />
en iets glimmends bij de neus verschijnt aan de rand <strong>van</strong><br />
het linker balkon. Een lach met inscriptie: gesnapt.<br />
Ik roep weer. ‘Je mag het nog één keer proberen.’ Hopelijk<br />
helpt dat me met de rest <strong>van</strong> <strong>je</strong> kennis te maken.<br />
‘Oké!’<br />
‘Wacht! Deze keer moet <strong>je</strong> de ballon goed vullen. Twee<br />
keer zo vol als de laatste. En dan kun <strong>je</strong> nog <strong>een</strong>s. Op voorwaarde<br />
dat <strong>je</strong> er eventueel <strong>een</strong> handdoek achteraan gooit.’<br />
Iemand roept iets <strong>van</strong>uit de <strong>kamer</strong> achter het balkon.<br />
<strong>Ze</strong> roept iets terug.<br />
‘Afgesproken?’<br />
‘Deal.’ En <strong>een</strong> lach. Grijzige ogen?<br />
Daar komt-ie.<br />
11
Stil<br />
Zij zwaait en hij fietst weg, draait zich nog <strong>een</strong>s om,<br />
zwaait. <strong>Ze</strong> maken <strong>een</strong> gebaar waar<strong>van</strong> zij weten wat het<br />
overdragen moet. Het duister is dik maar de avond is<br />
warm, net als zijn lichaam. Hij voelt <strong>dit</strong> tot in zijn vingers.<br />
Het is elf uur ’s nachts en <strong>een</strong> uur fietsen. Hij kijkt zo<br />
ver zijn voorste lamp verlicht en trapt. Zijn mp3-speler<br />
staat op ‘up-tempo elektronisch’. Ongeveer op de helft<br />
flitst het in de wolken alsof het onweert. True, it may<br />
seem like a stretch, b– *<br />
Hij luistert. Er komt g<strong>een</strong> donder. Het is stil, op gevormd<br />
geluid na, aan weerskanten uit de koptelefoon om<br />
zijn nek. Om de dertig seconden zijn er flitsen en hij fietst<br />
ze tegemoet. Hij heeft <strong>een</strong> helder hoofd en ademt vrij,<br />
maar hij komt er niet op wat die lichten kunnen zijn.<br />
Na nog tien minuten trappen krijgt hij het te zien. Het<br />
is vuurwerk, rood, geel, groen, knetterend vuurwerk, zijn<br />
reis lang al. En hij kan het niet helpen, hij denkt: <strong>dit</strong> past<br />
goed.<br />
* Such great heights <strong>van</strong> The Postal Service<br />
12
Hap<br />
Een jongen <strong>van</strong> zeventien probeert veel te vatten, hij leest<br />
de volgende dichtregels: ‘Mijn vader zei dat het hielp aan<br />
iets te denken waar ik lang naar kon kijken, / bijvoorbeeld<br />
<strong>een</strong> zeilschip op het water, of kies maar uit waar ik<br />
lang naar kon kijken.’ * Een vader die zoiets zegt, het idee,<br />
raakt hem. Zijn longen voelen er warm bij, als groene<br />
thee. Zijn eigen vader kan de Bijbel citeren.<br />
Een jongen <strong>van</strong> zeventien kan lang naar water kijken,<br />
de weerspiegeling, het blinken <strong>van</strong> zonlicht door golf<strong>je</strong>s<br />
en ook de schepen erop. De dichtbundel leest hij langzaam.<br />
Hij zet streep<strong>je</strong>s bij het moois.<br />
Een jongen <strong>van</strong> twintig leest de woorden opnieuw, hij<br />
is tegelijk ook zeventien. Hij leest ook ‘of kies maar uit’.<br />
De dichter, Nachoem M. Wijnberg, schrijft verderop:<br />
‘Kleed <strong>je</strong> om, ik bedoel, kleed <strong>je</strong> uit.’ De jongen <strong>van</strong> twintig<br />
schrijft <strong>een</strong> verhaal over de regels, met één, twee jongens,<br />
of drie. Ik bedoel: hij schrijft <strong>een</strong> verhaal met jongens.<br />
<strong>Ze</strong> hebben <strong>een</strong> vader die hen vertelt hoe op <strong>een</strong> duin<br />
te staan. Terwijl de jongen <strong>van</strong> twintig schrijft heeft hij<br />
het gevoel dat er <strong>een</strong> brok aardappel in zijn keel zit; alsof<br />
hij <strong>een</strong> te grote hap heeft genomen die maar langzaam<br />
door zijn slokdarm zal reizen. Dat laatste is te hopen. Op<br />
<strong>dit</strong> moment voelt het alsof het daar zit, vast. ‘Wat is, was<br />
er reeds lang, en wat zal zijn, is reeds lang geweest’. **<br />
* Di<strong>van</strong> <strong>van</strong> Ghalib, Nachoem M. Wijnberg<br />
** Prediker 3 vers 15 (NBG)<br />
13
Stimulans<br />
Een meis<strong>je</strong> krast met <strong>een</strong> vinger op de pagina <strong>van</strong> het notitieboek<br />
dat al <strong>een</strong> tijd<strong>je</strong> stil op zijn schoot lag, onbeschreven.<br />
– Wat doe <strong>je</strong>?<br />
– Ik dacht: misschien stimuleert dat.<br />
– Hoe?<br />
– Ik dacht misschien krijg <strong>je</strong> daar zo’n ding <strong>van</strong>, <strong>je</strong> weet<br />
wel, zoals <strong>je</strong> moet plassen als <strong>je</strong> water hoort.<br />
14
Ananas<br />
Je vult <strong>een</strong> glas rond middernacht, met sinaasappelsap.<br />
Een ananas – waar<strong>van</strong> <strong>je</strong> onzeker was of die wel zo op het<br />
aanrecht kon wachten op consumptie – begint te zweven.<br />
Het is <strong>een</strong> traag schommelen, omhoog. De lucht wiegt het<br />
fruit tot op ooghoogte. Nu gaat-ie zeker ook nog praten,<br />
denk <strong>je</strong>. Of groeien. Of hij vliegt me aan. Je denkt onderlegd<br />
genoeg te zijn in de mogelijkheden en drinkt <strong>je</strong> sap.<br />
De ananas verandert <strong>van</strong> kleur. Orginéél, denk <strong>je</strong>. Hij<br />
wordt <strong>een</strong> lichtblauwe ellips met rubberzwarte pluim.<br />
Wacht, denk <strong>je</strong>. Ik zal het interessanter maken. Je opent<br />
<strong>een</strong> lade, kiest <strong>een</strong> mes. Je stapt op de blauwe schubbenverzameling<br />
af en steekt met kracht het mes tot aan <strong>je</strong><br />
vuist in het fruit. Je voelt de ananas trillen. Sap druipt. Je<br />
snijdt zoals <strong>je</strong> het klokhuis uit <strong>een</strong> appel snijdt, <strong>een</strong> cirkel,<br />
<strong>een</strong> kolom. Je trekt het mes weer naar buiten en voelt, tijdens<br />
die beweging, de druk.<br />
Zodra <strong>je</strong> hand weg is begint de ananas te spuiten. Van<br />
onder, <strong>van</strong>uit de wond, spuit dikkige vloeistof. G<strong>een</strong> bloed,<br />
ook g<strong>een</strong> water. De vrucht spuit melk. Je ruikt het. Een<br />
voor ananasvolume onmogelijke stroom vult de keukenvloer<br />
binnen seconden. Wat? denk <strong>je</strong>. Je kijkt naar <strong>je</strong> voeten<br />
die hoeven zijn, naar <strong>je</strong> handen die niet meer bestaan en <strong>je</strong><br />
voelt <strong>je</strong> maag niet. Je torso is <strong>een</strong> holle houten ananas. Je<br />
zult blijven drijven. Het peil stijgt. Je zult blijven drijven.<br />
Tot aan het plafond. Als de ramen het houden verdrink <strong>je</strong><br />
met <strong>je</strong> gezicht tegen de plamuur of met ogen vol wit.<br />
15
Wijzen<br />
In gesprekken wees zij bij hem aan dat hij haar onderwaardeerde<br />
en hij bij haar dat ze hem niet wilde verbazen,<br />
zij wees daarop bij hem aan dat hij haar tot <strong>een</strong> ob<strong>je</strong>ct<br />
dacht, hij bij haar dat ze verzweeg wat haar dwars zat, zij<br />
bij hem dat hij wanneer hij naar haar luisterde hij eigenlijk<br />
niet naar haar luisterde maar naar haar probleem, hij<br />
wees daarop bij haar aan dat ze zijn interesses belachelijk<br />
maakte, zonder het te weten en dat deed meer pijn. Hij<br />
maakte te veel rommel. Zij vatte hem verkeerd op. Hij<br />
stonk te vaak. Zij was te bang. Hij schreeuwde. Zij<br />
droomde. Zo kwam het dat ze op <strong>een</strong> dag tegenover elkaar<br />
stonden. In ieder geval leek dat zo. Zij <strong>een</strong> onverbazende,<br />
verzwijgende, beschimpende, begriploze, bange,<br />
dromende vrouw en hij <strong>een</strong> onderwaarderende, ob<strong>je</strong>ctificerende,<br />
ongeïnteresseerde, rommelige, stinkende, boze<br />
man; allebei zonder te weten wat ze met hun handen<br />
moesten, welke kant op te lopen of hoe erover te beginnen.<br />
16
Lul<br />
‘Hey meis’, ik moet effen ’n plas<strong>je</strong> plegen. Kun jij op m’n<br />
rotzooi letten? Hart’lijk dank.’<br />
De man die, denkt ze, <strong>een</strong> bron <strong>van</strong> geuren is, hier, staat<br />
op. Hij laat zijn tweede schoen achter. De rest <strong>van</strong> zijn<br />
spullen bestaat uit: twee gevulde plastic tassen en <strong>een</strong> blik<br />
bier met <strong>een</strong> riet<strong>je</strong>. De man moet <strong>een</strong> drukke weg oversteken<br />
en zo bedachtzaam als zijn toestand hem toestaat<br />
vindt hij openingen tussen doorrijdende auto’s die groot<br />
genoeg zijn om waggelend vooruitgang te boeken richting<br />
overkant. Hij is op het midden – hij kijkt – hij strompelt –<br />
strómpelt! – en hij is er. De man loopt tegen <strong>een</strong> boom op,<br />
plant zijn voeten, ritst zijn gulp open en begint voor even<br />
<strong>een</strong> centrum te vormen. Met zijn rug naar ons toe doet hij<br />
zijn nummer en zij, bij de halte, kijken. Fietsers kijken en<br />
automobilisten kijken. Of ze kijken weg. Als ze wegkijken<br />
doen ze precies en all<strong>een</strong> dat, weg-kijken, en dat bevestigt<br />
all<strong>een</strong> maar dat er iets is om <strong>van</strong> weg te kijken. Evengoed<br />
staat die man daar op één sok en pist. <strong>Ze</strong> kunnen zich er<br />
niet niet bewust <strong>van</strong> zijn.<br />
Hij plast flink. Dat blik<strong>je</strong> is niet zijn eerste.<br />
Als hij na <strong>een</strong> tweede ontwijkwals met toeters terug is<br />
zegt hij iets over auto’s tegen haar, dat het statussymbolen<br />
zijn of het verlengde <strong>van</strong> <strong>een</strong> lul.<br />
En: ‘Ik ben mijn eigen auto.’<br />
17
Schaak<br />
In de faculteitskantine zitten vijf, zes mensen. Twee er<strong>van</strong><br />
schaken in de vensterbank. Ik pretendeer enig inzicht in<br />
schaak en kijk mee, geef tips aan het blonde meis<strong>je</strong> dat<br />
verliest. Ondanks dat ik herstellende ben <strong>van</strong> <strong>een</strong> weekend<br />
koorts, lukt dat. Aan tafel vindt <strong>een</strong> gesprek plaats.<br />
Dan <strong>vraagt</strong> Vincent wanneer de vensterbankpot afloopt:<br />
‘Harm, heb <strong>je</strong> zin om te schaken?’ ‘Nee,’ zeg ik en daarna,<br />
en hierbij verandert Vincents blik met<strong>een</strong>, ‘ik heb hoofdpijn.’<br />
Pauze. We moeten het allebei denken, op dat moment,<br />
denken dat ik als <strong>een</strong> vrouw klink, als <strong>een</strong> meis<strong>je</strong><br />
dat gewoon wil gaan slapen. Ik moet lachen. Ietwat nerveus.<br />
Ik begin te vertellen. Dat ik koorts had, dat ik nu<br />
wel weer op de faculteit ben, probeer te studeren, maar<br />
dat ik wat te enthousiast was, dat ik straks naar huis ga<br />
en Vincents reactie is: ‘Je weet dat alles na “nee” gewoon<br />
klonk als bla bla bla bla?’ Zijn hand <strong>een</strong> <strong>een</strong>denbek.<br />
18
Nee<br />
Hij zit op <strong>een</strong> stoel zonder hemd aan.<br />
Zij ligt op de vloer met ontblote benen.<br />
Nee, niet. Niet.<br />
Er zijn <strong>een</strong> stoel, g<strong>een</strong> hemd, hij, vloer, ontblote benen<br />
en zij. Dat klopt. Er is nog g<strong>een</strong> ‘op’. Er komt g<strong>een</strong> ‘op’,<br />
misschien, of ‘aan’ of ‘met’. Er komt niets, misschien.<br />
Toch niet. Stel het zo:<br />
Hij stoelt hemdloos.<br />
Zij vloert b<strong>een</strong>bloot.<br />
Hij ontstoelt.<br />
19