Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
23. De kabelwacht (Adriaan Dekkers)<br />
Poppel, ons rustig gelegen grensdorp heeft ook geleden onder de gruwelen van den vijand. Reeds in<br />
1940 bij den inval, viel de eerste ramp ons op 't lijf: ons gezin werd uiteengerukt, en na een 14daagsche<br />
vlucht, uit Frankrijk weergekeerd, vond ik Gode zij dank, vrouw en kinderen behouden<br />
terug. Verder verliepen de oorlogsjaren in troebele omstandigheden die ten zeerste verergerden toen<br />
in 1943 wij verplicht werden het werk in Holland neer te leggen om in Duitschland te gaan werken. Alle<br />
pogingen tot vrijstelling bleven vruchteloos: ik was dus voortvluchtig en bleef het gedurende twee<br />
jaren. Ondertusschen was de groote kabel gelegd die op een kleinen meter diepte door den grond<br />
loopt en de lijn vormt Holland-België-Frankrijk. Deze kabel passeert ons dorp langs de baan: Tilburg-<br />
Turnhout. Deze kabel werd op Duitsch bevel door burgers aangelegd; op regelmatige afstanden werd<br />
een put geruimen tijd open gelaten om er, mijns dunkens, de verbindingswerken te verrichten. De<br />
volksmond nochtans beweerde dat deze putten werden gevuld met springstoffen en daar er ook juist<br />
zich een put bevond op den Boulevard, zoo beweerden de menschen dat moest ooit de Duitscher<br />
gaan loopen, heel de Boulevard alsdan in de lucht zou vliegen. Zooals op meerdere plaatsen het<br />
geval was, verrichtte de Witte Brigade hier in den omtrek reusachtig werk: in de omgeving van Tilburg<br />
werd deze kabel menigmaal doorgeknipt en de bevolking die er de wacht moest optrekken had het<br />
hard te verduren. Allerlei geruchten deden de ronde, doch niets deed vermoeden dat het hier zoo'n<br />
vaart zou nemen. Ik had mij nochtans misrekend: zekeren herfstavond van mijn werk weergekeerd,<br />
merkte ik al dadelijk dat er iets ernstigs aan de hand was; de Witten hadden den kabel doorsneden en<br />
het bevel werd afgekondigd dat er elken nacht 20 personen de wacht moesten optrekken om hem te<br />
bewaken. De straf die op de gemeente werd gedrukt zou er de ergste gevolgen van dragen indien<br />
zulks zich nog voordeed. Er moest op dit oogenblik dus, zonder meer, den mof in de hand worden<br />
gewerkt. Het wacht-op-trekken vond ik minder belangrijk: dit was immers voor de jongeren, zoo dacht<br />
ik, en toch had ik een zekere vrees daar ik overtuigd was dat er onder de wachters vele Witten waren<br />
die zich door den mof niet om den tuin lieten leiden. Slapeloos bracht ik de twee eerste nachten door<br />
die nochtans kalm en rustig verliepen. Den volgenden morgen werd er op de deur geklopt, een bode<br />
trad binnen zeggende: "Dezen nacht te 12 uur, kabelwacht aan paal 12-13", gaf dan een briefje en<br />
vertrok. Ik huiverde van schrik. Wat! ik! Voortvluchtige, zonder papieren en de wacht optrekken!?<br />
Sabotage! Controle! Dit deed mijn hart sidderen. Aarzelend verliep de dag. Ik begaf mij vroeg te bed<br />
om te 12 uur op post te zijn.<br />
Het was 11.30 uur toen ik ontwaakte. Het weder was guur, pikdonker en doodstil. Bevend van schrik<br />
begaf ik mij naar mijn post in de richting van Weelde: passeerde de kerk en groette in stilte. Enkele<br />
passen verder hoorde ik voetstappen en eene brutale stem riep: Halt! Halt! Wie daar! Ik schrok doch<br />
riep kordaat: "Kabelwacht". Ik toonde alsdan mijn briefje en vervolgde mijn weg. Na een kilometer<br />
afstand te hebben afgelegd, werd ik gerust gesteld: zekeren vriend Frans die van de wacht huiswaarts<br />
keerde en te kennen gaf dat mijn maat Jan reeds met ongeduld stond te wachten. Opgebeurd<br />
wenschte ik Frans goeden nacht en versnelde mijnen weg. Het was inderdaad alzoo! Jan kwam mij<br />
reeds tegemoet. Hier werd alle lief en leed uiteengezet: het was immers een oud-schoolkameraad en<br />
dit gaf stof om veel te praten. Wij wandelden dan in druk gesprek terug in de richting Poppel en op<br />
wacht houden werd niet veel meer gedacht ... Plots hielden wij stil, wij hoorden voetstappen en<br />
gesprek. Nogmaals stil geluisterd stelden wij ons gerust: het moesten ongetwijfeld de wachters zijn die<br />
den vorigen kilometerpaal bewaakten. Wij waren nieuwsgierig wie het zouden zijn en gingen op hen<br />
aan. Bij elkaar genomen merkten wij aanstonds dat het Fons en Jefke waren. Fons een kerel, van alle<br />
markten thuis en Jefke, een oud-soldaat waarmede ik gediend had. Onder het rooken van een cigaret<br />
werd hier heel wat uiteengedaan: Jefke vroeg zich af wat er zou gebeuren moesten ze op dit<br />
oogenblik sabotage plegen; mijn maat Jan gaf geen antwoord dat hij er zijn hand niet om verdraaide,<br />
want al zie ik dat ze aan den gang gaan dan ga ik er nog niet op af. Jan was dus een geruste ziel en ik<br />
bedank nogmaals de overheid die mij zulken maat gaf. Nu viel Fons in de rede: hij vroeg of dit<br />
spelletje lang zou duren en merkte op dat er een groot verschil bestond in 't aanduiden der personen<br />
met de wacht gelast. Zoo ging ons gesprek: er kwam een beetje bloeddruk bij en we geraakten niet<br />
uitgepraat. Wij hadden, elk met zijn maat, nog eens op en neer gewandeld en zijn dan in den vroegen<br />
morgen, te 6 uur, huiswaarts gekeerd.