Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
woning was, doch deze verstond mij niet en dreigde mij met zijn wapen. Hij beweerde dat er in het<br />
dorp geschoten was en dat ik mee moest. Ik moest mijn armen in de hoogte houden en dacht: mijn<br />
laatste oogenblik is gekomen. Aanstonds stonden er een groot aantal moffen rond mij; dezen duwden<br />
mij met den kolf van het geweer vooruit tot verder in het dorp. Daar werd ik tegen den muur geplaatst<br />
aan de zijde van een anderen dorpsgenoot: A.B. Toen wij daar stonden met den schrik op het lijf en<br />
doodsbleek, kwam nog een andere groep moffen met mijn vader dien zij ook bij ons plaatsten. Een<br />
groep Duitschers hield de wacht voor ons, maakte zich schietens gereed. Ik verwekte in stilte een akte<br />
van berouw daar ik dacht: mijn laatste uur is geslagen. Wij werden afgetast en ze vroegen ons of wij<br />
hadden geschoten en of er nog Franschen waren. Wij zegden dat wij niets wisten en dat de<br />
Franschen al weg waren. Toen werden wij verder het dorp ingeleid. De brandspuit stond op den weg<br />
en de moffen deden ze ons van den weg trekken en ze bij een dorpsgenoot in de poort plaatsen. A.B.<br />
sprong naar voren, ik en mijn oude vader, elk aan een wiel; we konden ze bijna niet binnen krijgen<br />
daar de poort met puinen van het bombardement bedekt was.<br />
Ik spande al mijn krachten in om de brandspuit op haar plaats te krijgen en hoopte zoo mijn leven te<br />
redden. Toen werden wij weer tegen den muur geplaatst; de dorpsgenoot A. keek door zijn poort maar<br />
ging aanstonds terug daar hij het ergste vreesde en dacht dat wij den kogel zouden krijgen. Toen<br />
kwam nog een andere dorpsgenoot, een ouderling die ons toesprak, hij zegde: "Er zijn er veel,<br />
mannen!"Hij wist niet dat wij verplicht waren daar te gaan staan; de Duitschers schreeuwden tegen<br />
hem dat hij moest weggaan, wat hij dan ook aanstonds deed. Toen werden wij weer op een andere<br />
plaats tegen den muur geplaatst; ik dacht dat ze de geschikte plaats niet konden vinden om ons neer<br />
te schieten. Daar lieten ze ons alleen, maar zegden dat wij daar moesten blijven. Ik vroeg aan B: "wat<br />
zullen ze met ons doen?" Deze zegde: "Wij zijn er aan." Mijn vader stookte ons op om te gaan<br />
vluchten, wat ik hem afkeurde, want ik zegde: "Als we gaan loopen dat zijn wij er zeker aan". Hoelang<br />
wij daar gestaan hebben, weet ik niet: de minuten geleken uren. Eindelijk kwam een Duitscher te<br />
paard aangereden die ons vriendelijk toesprak en zegde: "Pardon! gaat naar huis, kameraden".<br />
Niemand kan de blijdschap begrijpen die mij toen overkwam, maar in plaats van naar huis te gaan,<br />
ging ik naar mijn oom en vertelde wat ik in het dorp had meegemaakt. Daar ben ik nog met mijn<br />
ouders gebleven totdat alles rustig was en daarna zijn wij huiswaarts gekeerd.