Essay "kwaliteit is geen luxe" - Ruimte voor de Rivier
Kwaliteit is geen luxe
Een essay in vijftien oude en nieuwe
spreekwoorden
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
Dirk Sijmons
voorzitter Q-team, Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
december 2011
Dit essay maakt deel uit van het jaarverslag Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier 2009, 2010 en 2011
dat in druk zal verschijnen begin 2012
1
Kwaliteit is geen luxe
Inleiding
‘Zürich is al drie jaar op rij de hoogst scorende
stedelijke regio ter wereld als het gaat om vestigingsvoorwaarden
voor mensen en bedrijven.
Om de concurrentie van Kopenhagen en
Frankfurt op afstand te houden heeft iedereen
de taak om op zijn of haar gebied daar een
steentje aan bij te dragen’. Aan het woord is niet
de burgemeester van Zürich noch de directeur
city branding van de stad maar een anonieme
badmeester van het zwembad Freibad Letzigraben
in de periferie van de stad. Het gesprek
ontspon zich tijdens een excursie na een vraag
hoe het mogelijk was zes mensen in een dergelijk
veertiger jaren openluchtzwembad aan het werk
te hebben. Bij ons lijkt het door bezuinigingen
al moeilijk om zwembaden überhaupt open te
houden door de stijgende personeelslasten.
Hij zette uiteen dat de zes mensen die we voor
het terreinonderhoud ingezet zagen ook het hygiënisch
Spic&Span houden van het zwembad tot
taak hadden en tevens instructeurs en badmeesters
zijn die toezicht houden op de veiligheid.
Een vierdubbele taakomschrijving dus. Voor de
veiligheid gebruikten ze de standaard van de
Amerikaanse marine. Bovenop deze benchmark
hadden ze nog wat extra’s toegevoegd: iedereen
moet twee keer per jaar bewijzen de 100 meter
nog binnen de 3 minuten te kunnen zwemmen,
anders kan hij/zij vertrekken.
Dat was niet de eerste en niet de laatste keer dat
we in deze Zwitserse stad aanliepen tegen zo’n
directe betrokkenheid van onderop bij kwaliteit.
Ook werden we verrast door de duidelijke relatie
die men hier legt tussen kwaliteit en vestigingsklimaat.
Het begrip kwaliteit wordt daarbij
breed gedefinieerd en omvat kennelijk ruimte,
veiligheid en sociale componenten. Hoe het ook
zij: de hoge ranking van Zürich 1 heeft de stad in
elk geval in economisch opzicht geen windeieren
1 Monocle, juli 2009, The World’s Top 25 most liveable cities, (Monocle.com)
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
gelegd, het aantal buitenlandse bedrijven dat
daar vestigt of een bijkantoor opent is indrukwekkend.
Niet dat ik zou willen pleiten voor een dergelijke,
van perfectionisme doordesemde, misschien
zelfs wat steriele cultuur, maar in Nederland
lijken we wel heel erg de andere kant op te
bewegen. Kwaliteit wordt bij ons tegenwoordig
beschouwd als een extra, een luxe en als iets dat
niet per se nodig is voor het behalen van de primaire
(sectorale) beleidsdoelen zoals veiligheid
of bereikbaarheid. Het is een moeilijk in geld uitdrukbaar
– en dus zacht – belang dat men vooral
als losse accessoire wil beschouwen van de zaken
waar het werkelijk over zou moeten gaan.
Zo heeft de Tweede Kamer bij de begrotingsbehandeling
van het nieuwe ministerie van Infrastructuur
en Milieu de minister onlangs verzocht
in het vervolg in de projecten een duidelijk(er)
onderscheid te maken tussen wat er gedaan
wordt voor de sectordoelen en de bijvangst aan
nevendoelen. Via een drietal moties wordt dit
net om de minister strak aangetrokken 2 . Men
voegt er aan toe een integrale aanpak weliswaar
gewenst te vinden, maar deze moet niet leiden
tot (…) ‘vertragingen, kostenverhoging of
compromissen die het belang van waterveiligheid
en de zoetwatervoorraad ondermijnen; (en)
verzoekt de regering bij projecten in het kader
van Ruimte voor de Rivier, het Hoogwaterbeschermingsprogramma
en het Deltaprogamma
een helder onderscheid te maken in opgaven
rondom waterveiligheid en zoetwatervoorraad
en ambities op andere beleidsterreinen, waarbij
de opgaven leidend zijn; verzoekt de regering
voorts bij de financiële verantwoording over
deze projecten dit onderscheid ook inzichtelijk te
maken (…)’.
2 nr. 44,45 en 46 Moties van het lid Lucas c.s.
Voorgesteld tijdens het Tweede Kamer Notaoverleg van 13 december 2010
Het behoeft geen betoog dat dit een beweging
in gang zet waarin alle doelen van een project
apart beschreven en begroot worden en dat
de projectleider, het ministerie, de minister of
in laatste instantie de Kamer de diverse luxe
accessoires er naar believen af kunnen strippen of
de meest betrokkenen voor deze extra’s aan te
slaan. Dat laatste is vaak slechts een theoretische
mogelijkheid. De begrotingen van de zachte
waarden staan in geen enkele verhouding tot die
van de projectbudgetten. Bovendien vallen een
aantal zachte waarden tussen wal en schip omdat
ze niet staatsrechtelijk toegedeeld zijn of juist
over heel veel departementen zijn verdeeld. Voor
kwaliteit is er natuurlijk geen sector die er voor
pal zal staan. Wat je ook van verre kunt zien
aankomen is dat dit een nieuwe impuls zal geven
aan gekunstelde pogingen de zachte waarden in
geld uit te drukken (de makers van MKBA’s zullen
smullen!) om vervolgens te constateren dat
niemand deze berekeningen echt serieus neemt
en er ook geen geadresseerde voor de ingenieus
totstandgekomen facturen is.
De Kamer zal het misschien niet beseffen maar
dit brengt de discussie terug naar een stelling
die al eens eerder op het schaakbord van de
planologie heeft gestaan. Bij de start van de
rivierdijkversterkingen eind jaren zeventig ging
RWS voor een zo sober mogelijk profiel – liefst
in rechte lijn – en iedereen die het anders of iets
extra’s wilde diende daarvoor bij te betalen. De
recreatieondernemers betalen voor een fietspad,
de natuurbescherming voor het sparen van
een bijzondere strang, het cultuurbeleid voor
het maken van een bocht om een beschermde
boerderij, etc., etc. Deze benadering heeft – om
het zacht uit te drukken – niet erg veel succes
gehad. Veel maatschappelijk verzet was haar
deel en het leverde Rijkswaterstaat het verwijt
op een ‘staat binnen de staat’ te zijn, en (veel
later) het ministerie van V&W het verwijt ‘niet
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
als een departement van algemeen bestuur te
functioneren 3 ’.
In dit essay willen wij, vanuit de ervaringen
van het Kwaliteitsteam met de negenendertig
projecten waaruit Ruimte voor de Rivier bestaat
een lans breken voor de integrale benadering.
Wij proberen te tonen dat het streven naar
ruimtelijke kwaliteit in de projecten zo nu en
dan tot flinke kostenbesparingen leidt en zelfs
tot versnelling van de stroperige processen die
we kennen uit de ruimtelijke ordening. Kwaliteit
blijkt geen luxe.
3 Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten (TCI; ook bekend als de Commissie Duivesteijn),
Tweede Kamer der Staten-Generaal, 19 november 2003
2
3
Wijze van bespreking
Onze taal kent vele spreekwoorden en gezegden.
We zouden geen Nederlanders zijn als niet
een flink deel daarvan over geld gaat: ‘alle waar
is naar zijn geld’, ‘goedkoop is duurkoop’, ‘voor
niets gaat de zon op’ en ga zo maar door. Het
lijkt er op het eerste gezicht op dat kwaliteit in
vaderlandse ogen altijd duurder uitvalt. Maar
wie beter kijkt ziet een gelaagdheid in deze
volkswijsheden. Er zitten genuanceerde (kostenbaten)
afwegingen in verborgen die onze
handelstraditie verraadt.
Op basis van ‘alle waar is naar zijn geld’ zou je
op het eerste gezicht kunnen constateren dat
een Bentley Continental meer kwaliteit heeft dan
een Volkswagen Golf, maar het spreekwoord
suggereert bij nadere lezing slechts een verhouding
tussen prijs en kwaliteit. Het zijn auto’s
met volstrekt verschillende karakteristieken en
verschillende prijskaartjes, maar beide hebben
onweersproken kwaliteit. Beter is hier dus een
begrip wat we moeten verbinden met de vraag
van de prijs/kwaliteitsverhouding. Levert de
handgemaakte Bentley per uitgegeven euro
meer waar voor zijn geld dan de eindeloos, en
bijna darwinistisch, doorontwikkelde en geperfectioneerde
industriële Volkswagen Golf? Zo
gesteld kan het vinden van een antwoord op de
vraag naar de betere auto nog wel eens spannend
worden.
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
Hieronder bespreken wij aan de hand van een
aantal spreekwoorden/volkswijsheden voorbeelden
uit de praktijk van de negenendertig
projecten, na deze nu bijna zes jaar te hebben
gevolgd. Wij hebben ze in alle stadia van
planvoorbereiding meegemaakt, met de projectleiders
gesproken, met de ontwerpers gediscussieerd
en met de bestuurlijke initiatiefnemers
kennis gemaakt. We bespreken de voorbeelden
zo dat ze ook voor lezers die niet dagelijks met
Ruimte voor de Rivier te maken hebben en niet
vloeiend SNIP’s spreken 4 een beetje te volgen
zijn. Voor wie wel van alle details op de hoogte
is, zal het hier en daar misschien te kort door de
bocht zijn; hen verwijzen we naar de teksten van
de verschillende adviezen.
Het woord advies is belangrijk om tijdens het
lezen van de voorbeelden nog even vast te houden.
Het Q-team adviseert maar legt niets op.
De PDR en de initiatiefnemer bepalen uiteindelijk
wat er met de adviezen gebeurt. Vaak worden ze
overgenomen maar soms ook niet. Het gaat ons
erom te laten zien welke relatie er is tussen de
rol van kwaliteitsborging en kostenbeheersing in
de projecten. Ook niet opgevolgde adviezen zijn
wat dat betreft soms illustratief.
Alle waarheid is aan het begin
Het startschot van de planvorming voor ieder
project werd gegeven met het tekenen van de
bestuursovereenkomsten. Hier deed zich een
even ongewenste en ongewilde als illustratieve
situatie voor. Er bleken namelijk standaard
inrichtingsalternatieven voorgeschreven te zijn
die de initiatiefnemers geacht werden uit te
werken: alternatief 1 moest een inrichting tonen
met maximaal effect op hoogwaterveiligheid,
alternatief 2 een maximale bijdrage aan ruimtelijke
kwaliteit, en alternatief 3 een inrichting met
minimale kosten. Het rapport Evaluatie Ont-
4 SNIP staat voor Spelregels Natte Infrastructuur Projecten; een door RWS gehanteerde strak
geformatteerde planvormings- en uitvoeringsprocedure van waterstaatkundige werken
werpprocessen Ruimte voor de Rivier 5 zegt daarover
in 2011: ‘De impliciete boodschap van deze
opdrachtformulering staat haaks op het doel
om ruimtelijke kwaliteit, overstromingsveiligheid,
planning en budget, en draagvlakvorming
integraal te benaderen, vanuit de overtuiging dat
zo’n integrale benadering én betere resultaten
zou opleveren én efficiënter zou zijn. Deze
manier van inrichtingsalternatieven genereren
bevestigt eerder het gangbare vooroordeel dat
ruimtelijke kwaliteit en veiligheid met elkaar op
gespannen voet staan, en dat kwaliteit duur is en
tot vertraging leidt. Zo wordt een onbevangen
zoektocht naar een gemeenschappelijk optimum
alleen maar gefrustreerd. Deze manier van alternatieven
opstellen is zonder meer aan te merken
als een valse start. In de meeste projecten heeft
men zich hiervan gelukkig weten te bevrijden,
gesteund door het Q-team dat hierin steeds
duidelijk stelling heeft genomen.’
Eenvoud is het kenmerk van het ware
Iets eenvoudig maken klinkt makkelijk maar lijkt
zo nu en dan het moeilijkste wat er is. Eenvoudig
is echt iets anders dan simpel en weer iets anders
dan sober en doelmatig alhoewel het laatste
begrippenpaar wel een eerste stap kan zijn naar
eenvoud. Een voorbeeld. In het project Munnikenland
is een dijk geprojecteerd die over een
grote lengte is toegerust met traptreden om als
tribune te functioneren. Op zich een mooi idee,
zeker in Munnikenland en kijkend richting slot
Loevestein. Maar in de planbespreking pleitten
wij voor eenvoud. De geprojecteerde nieuwe
dijk is door zijn ligging maar vooral door zijn
flauwe talud al een natuurlijke tribune en heeft
de traptreden als letterlijke aanleiding om te
gaan zitten niet eens nodig. Waar dat overbodig
is moet je in het rivierengebied niet uitpakken in
geacheveerd materiaalgebruik. Zo adviseerden
wij de inrichting van het Rembrandtpark bij
Deventer in een eenvoudig rivieridioom uit te
voeren met een sobere en doelmatige uitstraling.
5 Evaluatie Ontwerpprocessen Ruimte voor de Rivier, Walter Hulsker - Manfred Wienhoven -
Marlies van Diest - Steef Buijs, Ecorys, Rotterdam, september 2011
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
Ook bij Deventer, in de nieuwe situatie van het
19 e eeuwse park De Worp, suggereerden wij
een vereenvoudiging. Het plan voorzag in twee
beweegbare delen op verschillende hoogten. Het
Q-team pleitte voor één enkele knik, zodat één
groot waterplein ontstaat waaraan eventueel
ook passanten kunnen afmeren. Derde voorbeeld:
in het project Scheller Oldeneler speelde
een discussie over het nieuwe fietstunneltje onder
de nieuwe spoorweg, dat noodzakelijk werd
vanwege erg lage passeerhoogte van viaduct
boven de bestaande dijk. Wij suggereerden een
oplossing om de fietsroute buitendijks te leiden.
Een goedkopere oplossing die alleen bij hoogwater
niet te gebruiken is. Elk nadeel heeft zijn
voordeel en in dit geval is het zo dat ook voor
de fietser uit Zwolle de waterstand van de rivier
voelbaar en beleefbaar wordt. Laatste voorbeeld
uit een lange reeks halen we op bij de Steurgatdijk
in de Noordwaard waar wij hebben gepleit
voor een versobering over de hele linie. Alleen
extra’s op het gebied van natuur en recreatie
opnemen als dit direct bij onderdelen gebeurt die
feitelijk worden aangepakt. Vergeet de rest. Ook
de kribbetjes in Steurgat kunnen we laten zitten.
Voer het fietspad zo simpel en smal mogelijk uit
en maak vooral geen dure bakstenen keerwand
bij de jachthaven maar een stoere damwand.
Een bakstenen kademuur zou hier misstaan, de
jachthaven ligt tegen een bedrijventerrein aan en
niet in een historische binnenstad waar baksteen
wel zou passen.
De wereld gaat aan vlijt ten onder
Een van de redenen dat het zo lastig is om iets
eenvoudigs te maken zit ‘m in hoe we aangespoord
door de beste bedoelingen soms teveel
ons best doen om inhoud te geven aan kwaliteit.
Vraag om een eenvoudig fietspad en je krijgt
een buitensporig profiel van 3,5 meter breed met
doorgroeitegels erlangs. Vraag om een struinroute
door een uiterwaard en het wemelt er al
snel van de stevige bruggetjes die aan alle eisen
voldoen in plaats van avontuurlijke oplossingen
4
5
zoals stapstenen over een stroompje. Vraag
om een nieuwe aansluiting van een weg en je
krijgt een grote rotonde. In de verkeerskunde
komt men met de normboeken (geformaliseerde
goede bedoelingen) op schoot soms tot fors
over- gedimensioneerde oplossingen. De rotonde
bij de entree van het gebied in Munnikenland
was voor ons een weinig elegante en onnodige
ingreep. Wij stelden een veel simpeler oplossing
voor. De provincie heeft deze nieuwe oplossing
nog in beraad maar mogelijk gaat men nu ook
voor de simpele en goedkopere variant.
In het hiervoor genoemde voorbeeld van de
tribunedijk in Munnikenland wilde men als kers
op deze taart ook nog een uitkijktoren projecteren.
Deze is uit het plan gepraat omdat de dijk
al zoveel uitzicht biedt dat zo iets al gauw ‘te
veel’ is. Wandelend over de tribunedijk valt er
ruimschoots en van een steeds wisselend uitzicht
te genieten. Dit soort vlijt komen we in plannen
niet alleen bij recreatieve ontsluiting en andere
verkeersvoorzieningen tegen maar op allerlei
aspecten van kunsttoepassingen tot cultuurhistorie.
Beide zijn van groot belang maar het
gaat ook om dosering, juiste situering en maat
houden. Het betere wordt makkelijk de vijand
van het goede.
De voorstellen voor kunsttoepassingen op de
pilot met een langsdam 6 bijvoorbeeld riepen
vragen op. Bij alle openingen van de dam
was een beëindiging met monumentale kunst
voorgesteld die door de betreffende gemeente
zou worden ingevuld. Het team vreest dat dit
al gauw kan ontaarden in een potpourri zoals
die te zien is bij de rotonde-kunst die voor veel
gemeenten aanleiding is om hun visitekaartjes af
te geven. Dat gold in iets mindere mate ook voor
de te verwijderen kribben. Het voorstel om de
houten palen deels te laten staan was vele malen
beter dan de vele restanten leuk af te maken.
6 De pilot langsdam is geen PKB Ruimte voor de Rivier project. Het is een alternatief voor kribverlaging,
het heeft een experimenteel karakter. De eerste pilot zou het traject tussen Wamel en
Ophemert betreffen. De PDR is gevraagd dit project onder zijn hoede te nemen en het Q-team
is om advies verzocht
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
Wij hebben gepleit voor een terughoudende toepassing
van versiering of markering; en om niet
te interfereren met het robuuste en functionele
systeem van bebakening van het rivierengebied.
Bij het cultuurhistorisch aspect rees regelmatig
het misverstand dat dit aspect het beste wordt
gediend als de gehele, door vlijtig onderzoek
vervaardigde, inventarisatie één op één wordt
opgewaardeerd tot een plan. Juist bij dit aspect
komt het er bij uitstek op aan een stelling te
betrekken over wat men wil met de cultuurhistorische
laag. Hoe wordt deze bewerkt, wat zijn de
hoofd- en bijzaken en welk verhaal wil je vertellen?
Dit speelde onder andere in Munnikenland.
Waar het waterschap vrijwel alle historische
relicten wilde gaan opnemen in het inrichtingsplan,
vroegen wij juist om daar heel selectief in
te zijn en in dit geval vooral in te zetten op het
verhaal van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Dat beperkt niet alleen de kosten maar levert
ook een helder plan op naar het oordeel van het
kwaliteitsteam.
Opgeruimd staat netjes
Het woord op-ruimen heeft als tweede betekenis:
ruimer maken. Iedereen weet dat je door
goed op te opruimen al een flinke ruimtewinst
kunt boeken. In Ruimte voor de Rivier terminologie:
het verwijderen van obstakels, objecten
of vegetaties die weerstand bieden aan het
afstromende water. Vianen is een mooi voorbeeld
van een steeds simpeler wordend plan.
Van een zwaar met allerlei stedelijke functies
opgetuigd plan naar een uiteindelijk simpel
en sober ontwerp. Door een monsterverbond
tussen de plaatselijke (beruchte) sterke kwel en
de economische crisis werd de ambitie van een
nieuw buitendijks rivierfront verlaten. Toen ook
nog duidelijk werd dat het project kwelneutraal
moest worden opgeleverd viel er een aantal
andere dominostenen om. Dat leidde uiteindelijk
tot een pleidooi voor een opruimvariant waarmee
de taakstelling ook gehaald kon worden. De
laatste omvallende steen was het realiseren van
een strang en de geplande natte natuur in het
aangrenzende deel van de Vianense Waard. Die
was niet langer vanzelfsprekend nu vast kwam te
staan dat deze alleen met forse en dure kwelbeschermingsmaatregelen
te realiseren was. Wij
bepleitten daarom een tweede variant waarin
de nieuwe natuur niet wordt gerealiseerd en het
huidige agrarische gebruik wordt gecontinueerd
zonder dure kwelschermen. In landschappelijk
opzicht schatte het Q-team deze variant zelfs
hoger in. Zeker als er ook nog een extra zomerkade
wordt aangelegd is het belangrijk de rest
van de waard onaangetast te laten en een rustig
beeld te creëren.
Laat de tijd voor je werken
Vaak zijn de Ruimte voor de Rivier maatregelen
nog maar het begin van een lange reeks veranderingen
en processen die zo’n gebied weer
opnieuw laten zetten. Je kunt in de planvorming
al rekening houden met dit soort processen met
een lange adem door kleine aanleidingen te
bieden waarna de ruimtelijke veranderingen zich
spontaan (olifantspaden) of via vervolginvesteringen
voltrekken. Bij de maatregelen in de buurt
van steden hebben we overal gepleit voor het op
orde brengen van een simpele groene stedelijke
uitloop. Daarna kan gekeken worden wat er aan
aanvullende (verblijfs)voorzieningen nodig is en
dat allereerst maar eens goed te analyseren. Dit
is een goedkope en degelijke aanpak gebleken
die ook voor meer draagvlak bij de bewoners
kan zorgen. Het is een vorm van gebiedsontwikkeling
met de minste kans op desinvesteringen.
Meinerswijk is daarvan een goed voorbeeld. Na
een zorgvuldig inspraakproces is er daar voor
gekozen het groene concept te kiezen.
Je kunt de factor tijd ook op een andere manier
tot bondgenoot maken voor ruimtelijke kwaliteit.
Bijvoorbeeld door tijdelijke bestemmingen te
geven of evenementen te organiseren zoals bij
Lent is gebeurd. Hierdoor wordt een gebied
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
geleidelijk cultureel geoccupeerd en daarmee op
de mentale kaart gezet van de stadsbewoners.
Ook goede timing en werk met werk maken valt
onder dit spreekwoord te vangen. In de Noordwaard
stelde het team voor maatregelen ten
behoeve van de watersport ter plekke van een
ondiep gelegen gasleiding nog even te beperken
tot een overtoom en pas als de leiding aan
groot onderhoud toe is deze dieper te leggen
en het obstakel voor dieper stekende bootjes te
overwinnen.
Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan
De grote geaccumuleerde ervaring in binnen- en
buitenlandse rivier(regulatie)projecten binnen
het Q-team levert regelmatig suggesties voor
sterke versimpeling van onderdelen van projecten
op. De keuze die dit zo nu en dan oplevert
voor solide lowtech in plaats van kwetsbare
hightech rijmt met het pleidooi van het Q-team
om geen blauwdrukplannen te maken en alles
door te willen ontwerpen. De rivier is een prima
vormgever en tevens onberekenbaar. Speel
daar op in. Scheelt reparaties achteraf. Een paar
voorbeelden. In de Noordwaard ontstaat in het
doorstromingsgebied de situatie waar op een
eenzame terp een trafostation staat. Tot zover
niks aan de hand. Wat nu als de combinatie van
zeldzame gebeurtenissen zich zou voordoen dat
de Noordwaard tijdens hoogwater meestroomt
(1x per jaar) en tegelijk de transformator (kans
1x per 150 jaar) het begeeft. De meest voor de
hand liggende oplossing lijkt een brug. Deze
moet dan wel zo gedimensioneerd worden dat
een zware vrachtwagen met kraan er over heen
kan. Erg duur dus. Met dank aan Dakka is voorgesteld
met een flink gronddepot te volstaan dat
in de watergang geschoven kan worden als de
transformator juist tijdens een hoogwater aan
vervanging toe mocht zijn.
In de Millingerwaard is voorgesteld om pontons
te gebruiken in plaats van een brug te maken
voor het geval het nabijgelegen bedrijf De Beijer
6
7
niet zou worden verplaatst. De onderhandelingen
lopen al twintig jaar. Ruimte voor de Rivier
is een mooie gelegenheid om nu definitief tot
zaken te komen maar helemaal zeker weten
doe je het niet. Je moet in je plan dus doen aan
onzekerheidsmanagement. Dit soort weinig
begrotelijke – tijdelijke – maatregelen zijn dan
een uitkomst. Bij de Zwolse projecten speelde en
speelt de bereikbaarheid van de uiterwaarden.
Wij hebben steeds geprobeerd de wensen/eisen
voor een permanente ontsluiting met bruggen te
matigen en alternatieven aan te dragen. Zoals:
schipbruggen, pontons, boten, etc. Hier stuiten
we op het punt waar de overheden die de maatregelen
trekken en laten maken, snel geneigd
zijn aan wensen van bewoners en gebruikers
tegemoet te komen en alle risico’s uit te willen
sluiten. Het gaat daarbij overigens niet alleen om
bewoners maar ook om gestapelde eisen van
nood- en hulpdiensten. Het werkt vaak goed
deze bezwaarmakers uit te dagen mee te denken
over oplossingen.
Groot geld groot houden
Ons team pleit eigenlijk altijd voor het zo min
mogelijk opsplitsen van de plangebieden. In
de bypass van Kampen werden bij de inrichting
van de stroombaan naar ons gevoelen teveel
beheereenheden gecreëerd. Wij spraken een
duidelijke voorkeur uit voor één beheergebied
met een deltakarakter (veel water, waterriet).
Dat heeft grote voordelen, zeker ook financieel.
Meer samenhang in de plangebieden levert vaak
meer ruimte voor rivierdynamiek en de meeste
potenties op voor mooie, avontuurlijke en duurzame
landschappen. In het specifieke geval van
Kampen is dat een robuuste aanleg die het snel
moeten terugkomen voorkomt om de zaak weer
aan te passen. Dit is uiteindelijk ook goedkoper.
Overdaad schaadt
Bij waterbouwprojecten is het aloude functionalisme
een goede manier om de maatregelen
te bekijken. Aan de situering, dimensionering
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
en omvang moet je zo ongeveer de functie
kunnen aflezen. Twee voorbeelden uit Veessen-
Wapenveld kunnen dit illustreren.
In de voorstellen was aangegeven dat de
zomerdijken bij de uitlaat van de hoogwatergeul
vernieuwd moesten worden, omdat deze niet
standzeker blijken te zijn bij een overstroming.
Wij vonden het bij de gekozen frequentie van
1:100 niet reëel om deze kades op dit moment
tegen hoge kosten geheel te vernieuwen. Hier
geldt: er woont niemand achter die kan verdrinken,
dus: overgedimensioneerd detoneert.
Soms heeft die overdimensionering een duidelijke
reden. Om directe gebruikers en bewoners
gerust te stellen is de uitkomst van de discussie
over de veiligheid vaak een compromis tussen
de technische vereisten en het gevoelen in de
streek. Het Q-team is zich ten volle bewust dat
ook de gepercipieerde veiligheid een legitiem
gegeven is. Om er nog een spreekwoord tegenaan
te gooien: ‘Een mens lijdt dikwijls nog het
meest door het lijden dat hij vreest’.
Wij slaan alleen aan wanneer de afstand tussen
de gepercipieerde veiligheid en de fysieke kengetallen
in onze beleving wel erg groot wordt.
In Veessen-Wapenveld bijvoorbeeld is politiek
gekozen voor een zeer lage frequentie van de
nieuwe hoogwatergeul. De gekozen overstromingsfrequentie
is, in onze opvatting, onlosmakelijk
verbonden met het beoogde gebruik,
het ontwerp en de beleving van de geul. Deze
overstromingsfrequentie is dan ook gerelateerd
aan ruimtelijke kwaliteit, want vorm en functie/
functioneren moeten logisch verbonden zijn.
Althans, dat is onze inzet bij de advisering. En
hierbij wreekt zich nu de meegegeven lage
frequentie. Er is een groots en duur regelwerk
voorzien bij de inlaat, waar slechts eens per
100 jaar water doorheen zal stromen. Hier
wordt dus een beeldbepalende civieltechnische
constructie gepland ter bescherming van enkele
honderden hectaren grasland. Zowel de inlaat
als de hoogwatergeul lijken daarmee functieloos
en nutteloos, behalve onder zeer uitzonderlijke
omstandigheden. En bij de uitlaat zijn twee –
eveneens beeldbepalende – bruggen voorzien
over land dat mensen in de praktijk wellicht in
hun eigen mensenleven niet onder water zullen
zien staan.
Wij zagen hier een mogelijkheid het plan aan
te passen, de gevolgen voor het landschap te
beperken en geld te besparen en stelden voor
een keuze te maken. Ofwel de hoogwatergeul
krijgt alsnog een realistische overstromingsfrequentie,
of er wordt afgezien van een tweede
brug over de hoogwatergeul aan de noordzijde.
Deze tweede brug is bij de voorgestelde overstromingsfrequentie
immers onnodig, op die
eens per 100 jaar gedurende een paar weken
na, wanneer alleen de zuidelijke brug bruikbaar
is. De bewoners in de streek zijn een dergelijke
stremming nu al gewend. Ze moeten, in een
hoogwatersituatie die nu gemiddeld eens in de
twee jaar kan voorkomen zo’n 5 tot 10 dagen
40 km omrijden om aan de overkant van de
IJssel te komen. Dat deze argumentatie moeilijk
zou vallen en dat er niet teruggekomen wordt
op reeds ingenomen standpunten wisten we
tevoren. Maar vanuit onze optiek leek het toch
nuttig om deze observatie met de opdrachtgever
en de PDR te delen.
Goedkoop is duurkoop
Dit spreekwoord slaat op het kiezen voor hogere
initiële investeringen om op langere termijn kosten
uit te sparen. Dergelijke afwegingen in de tijd
zijn nog steeds niet of nauwelijks aan de orde.
Regelmatig is geadviseerd om de dijkterugleggingen
in één keer goed te doen, dat wil zeggen
zover als mogelijk terugleggen. Als je hiermee
meer dan de huidige doelstelling haalt, weet je
dat je in de nabije toekomst (Deltaprogramma
Grote Rivieren is de opvolger van Ruimte voor
de Rivier) voorlopig niet meer langs te komen
voor extra verruimingen. Dat scheelt meer dan
alleen de voorrijkosten. Dat was vooral evident
bij Westenholte. Ook werd voorgesteld om de
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
flessenhals bij Zutphen afdoende aan te pakken.
Dat is nu even in de buidel tasten, maar later heb
je geen extra maatregelen meer nodig. Eigenlijk
geldt dit ook voor Lent waar we de gemeente
steunden om de Oosterhoutse Waard er bij te
betrekken hetgeen niet in de Basisregistratie 7 van
RWS was voorzien. Dat bleek later een goede
greep. Lent levert nu zoveel centimeters MHW
(maatgevend hoogwater reductie) dat er van
andere projecten (o.m. de Gendtse Waard) in
zijn geheel kon worden afgezien.
Wie wat bewaart heeft wat
Door aan de hand van de negenendertig
projecten het gehele rivierengebied weer eens af
te grazen duiken er mogelijkheden op voor een
verdere optimalisatie en meer mogelijkheden
om op de lange termijn een extra verlaging van
het MHW te bereiken. Het afsnuiten van de
punt van een bedrijventerrein bij Amer-Donge
bijvoorbeeld. Deze suggesties vallen vaak net
buiten de overeengekomen PKB maatregel, maar
kunnen wellicht voor het Deltaprogramma Grote
Rivieren van nut zijn. Wij gaan in overleg met
de PDR over de wijze waarop deze inventarisatie
gesystematiseerd en uitgebreid kan worden,
want: wie wat bewaart heeft wat.
Twee vliegen in een klap slaan.
De eerdere uitbreiding langs het haventje van
het historische stadje Tholen ligt na de maatregelen
in een zone die zou kunnen inunderen
bij het planmatig opzetten van het peil in het
Krammer-Volkerak. Daarvoor is een keermiddel
nodig en een extra ontwerpslag Zo konden wij
zowel voor de tracering van het keermiddel en
het detailleren daarvan twee vliegen in een klap
slaan. Laat het nieuwe keermiddel, door een
beweegbaar bruggetje over de coupure aan te
brengen ook een brug slaan tussen twee delen
van de stad. Een bruggetje – zoals die bij de sluis
van Beneden Sas – maakt een korte loop- en
fietsroute mogelijk tussen het centrum en de
7 De Basisregistratie van RWS is het referentiedocument waarin de PKB maatregelen zijn
beschreven en aan een taakstellend budget worden gekoppeld
8
9
bestaande woningen (Waterfront 1) en de nog
te bouwen woningen (Waterfront 2) aan de
overkant. Nu moeten de bewoners en een deel
van de watersporters een erg lange omweg
maken om in de stad te komen. Dat bevordert
dat men eerder de auto neemt hetgeen de
parkeerdruk op de historische binnenstad doet
toenemen. Ook is het positief dat in de jachthaven
zelf een korte verbinding ontstaat tussen de
beide oevers waar zich de steigers bevinden. Het
clubgebouw krijgt zo een veel centralere plaats
ten opzichte van de ligplaatsen. Wij zien goede
mogelijkheden dat de ontwikkelaar van het
Waterfront 2 (een deel van) de kosten voor zijn
rekening kan nemen aangezien de woningen met
een looproute over het keermiddel in de markt
een hogere prijs rechtvaardigen dan zonder een
rechtstreekse verbinding met de historische
binnenstad.
Veel heb je nodig, maar met weinig kun je het doen
Alhoewel alle maatregelen vastliggen in de
basisregistratie van de PKB is het regelmatig
de moeite waard om met elkaar te discussiëren
over kosteneffectiviteit van de maatregelen en
mogelijke alternatieven. Niets doen is daarbij
een vaak over het hoofd geziene variant. In
de Paviljoenpolder, die deel uit maakt van het
project Volkerak-Zoommeer, hebben wij aan
de orde gesteld of het niet veel goedkoper zou
zijn zo nu en dan schade uit te betalen aan de
gebruikers. Wij ontraadden kortom te streven
naar dure en geforceerde oplossingen om dit
onbewoonde gebied voor uiterst incidentele en
meestal in de winter optredende overstromingen
te behoeden en hebben hier gepleit voor een
schadevergoedingsregeling.
Ook bij Kampen kwamen we in een kosteneffectiviteit
vraagstuk terecht. Om het gewenste
uitzicht te bereiken zou de aldaar, bij de bypass,
geplande woningbouw in het voorstel van de
ontwerpers op een extra verhoogde klimaatdijk
moeten worden gesitueerd. De extra verhoging
zou een omvangrijke extra investering vergen die
naar het oordeel van het Q-team niet door de
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
woningbouw zelf zou kunnen worden opgebracht
op straffe van zichzelf uit de markt te
prijzen en onverkoopbaar te worden. Ons gevoel
was dat dit het plan onnodig duurder maakte.
Daarnaast, een argument uit een heel andere
categorie, waren wij van oordeel dat een extra
verhoogde bewoonde dijk ook niet past in de
karakteristiek van het landschap.
Het walletje moet bij het schuurtje blijven
Zeker willen wij niet de indruk wekken dat we
overal en altijd door op kwaliteit te letten en in
te zetten op integrale oplossingen geld besparen.
In plannen moeten om kwaliteit te bereiken
natuurlijk heus wel eens hogere, onvoorziene,
kosten worden gemaakt. We proberen in
dergelijke gevallen direct mee te denken of deze
kostenverhogingen binnen het project gecompenseerd
kunnen worden door versimpelingen
die een bezuiniging kunnen opleveren. Zo was
er vanuit de ontwerpers een voorstel in het
project Amer-Donge om voor het traject waar
een bedrijventerrein tegen de dijk aan gevlijd is
het – deels opgeslokte - dijklichaam te voorzien
van een beplanting en er een bomendijk van
te maken. Een zeer adequaat voorstel om deze
rommelige situatie aan te pakken, maar kostenverhogend.
De vervolgvraag was dan ook:
kan een bomendijk zoals getekend simpeler en
daarmee ook goedkoper? We hebben gesuggereerd
om geen extra kleilaag aan te brengen - en
daarmee ook met een extra kruinverhoging van
30 cm te werken - bovenop de kleilaag waarmee
het nieuwe dijkprofiel al wordt afgewerkt.
Daarmee kan het gedeelte van het dijkprofiel
dat nodig is voor het planten van bomen in
technische zin worden beschouwd als een ‘extra
voorziening’. Deze voorziening is niet bedoeld
om de dijk te verzwaren; bij extreem hoog water
kan en mag deze worden aangetast door overslag.
Die aantasting vormt dan geen gevaar voor
het waterkerend vermogen van de dijk. Door
combinatie met worteldoek kan het plan wellicht
voorzien in een nog dunnere dekking van de
laag met teelaarde; ook dat kan geld schelen.
In de bus blazen
Soms moet je ook echt uitpakken en op unieke
plekken de mogelijkheden met twee handen
aangrijpen om iets bijzonders te doen, zelfs als
dat ook extra budget zal vragen. Wij denken dat
Lent waar de Waalsprong als stedelijke uitbreiding
gecombineerd wordt met een riviermaatregel
zo’n project is. De bruggen maar vooral de
afwerking van de stedelijke kade bij het nieuwe
stadsfront van Lent zijn de iconen van het project.
Lent heeft het in zich om een internationaal
visitekaartje van Ruimte voor de Rivier én de gemeente
Nijmegen te worden. Voor de uitwerking
van de kade is o.a. Orleans als inspiratiebron
gebruikt, voor de bebouwing typologie van de
kade was Luik het leidende referentiebeeld. Voor
de bruggen zijn ambitiedocumenten gemaakt en
is de uitwerking en aanbesteding door een apart
Kwaliteitsteam begeleid onder voorzitterschap
van Jan Brouwer, de voormalige Rijksadviseur
voor Infrastructuur. Het project is een prachtig
voorbeeld van synergie tussen stedelijke ontwikkelingsprojecten
en de riviermaatregel die als
aanleiding dient.
Dit soort synergie en extra inzet is o.i. ook
gewettigd daar waar twee grote rijksprojecten
elkaar kruisen. Ruimte voor de Rivier en het
cultuurhistorisch project de Nieuwe Hollandse
Waterlinie hebben op twee plekken een overlap.
Bij de Waal in Munnikenland en bij de Lek bij
Vianen. In beide gevallen heeft het Q-team
gewezen op de bijna morele plicht van deze samenvallende
projecten iets bijzonders te maken
en eens ‘in de bus te blazen’.
Voor niets gaat de zon op?
Ontwerpers krijgen vaak het verwijt dat er allerlei
moois wordt voorgesteld maar dat ze lijken
te denken dat beheer, vergeleken bij inrichting
en constructie, verwaarloosbaar is en dat ‘voor
niets de zon opgaat’. Omdat verwijt voor te zijn
besluiten we deze opsomming met een uitgebreide
bijdrage over het beheer.
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
Soms kan je door goed ontwerp natuurlijke
processen het beheer laten doen zoals de goed
geleide stroming de rivier op diepte kan houden.
Maar de natuur helemaal het werk laten doen is
erg lastig in onze ingesnoerde rivieren.
Het rivierengebied is een, in alle opzichten,
levend landschap. We kunnen wel hopen
dat we een soort onderhoudsvrije oplevering
kunnen realiseren, maar niets is minder waar.
Alles leeft en bloeit en groeit en kan plaatselijk
voor ongewenste verhoging van de weerstand
voor het water zorgen. Ook in de toekomst zal
er gebaggerd, gesnoeid, gekapt en afgeplagd
moeten worden om een ongestoorde doorstroming
van water, ijs en sediment te garanderen.
Het probleem is hetzelfde, maar de context is
wat veranderd. Het buitendijkse boerenbedrijf is
de afgelopen decennia minder rendabel gebleken.
Daar zijn andere grondgebruikers voor in
de plaats gekomen; elk met hun eigen invloed
op het rivierbeheer: recreatie onder nemers,
delfstoffen winningfirma’s en last but not least natuur,
beheerd door natuurorganisaties of boeren.
De natuurontwikkeling is – gemeten naar zijn
eigen criteria – een spectaculair succes. ‘Het
aantal zeldzame soorten planten en dieren langs
de Nederlandse rivieren de afgelopen 20 jaar
explosief is gestegen 8 ’. De onderzoekers constateren
dat de belangrijkste oorzaak van die sterke
vooruitgang de omzetting van landbouwgronden
in natuurgebieden is geweest. Hierdoor kon de
natuur zich betrekkelijk spontaan herstellen,
maar konden ook belangrijke processen zich in
deze gebieden relatief ongestoord voordoen.
Hierbij moet gedacht worden aan grootschalige
zand- en grindafzetting op rivieroevers en de
vernatting van terreinen met helder grondwater.
‘De ideeën zoals in de jaren ‘80 ontwikkeld in
het (…) ‘Plan Ooievaar’ blijken in de praktijk nog
beter uit te werken dan destijds gedacht 9 ’. Ook
de naamgever van dit plan, de Zwarte Ooievaar,
8 Bart Peters, Kurtjens, G. Rijn in Beeld, Een onderzoek naar 25 jaar natuurontwikkelingen
in het rivierengebied, 2011
9 Reformatorisch Dagblad, september 2011
10
11
heeft zich in 2011 weer in Nederland gevestigd
met een broedgeval in Kekerdom.
Bij Ruimte voor de Rivier is sinds kort een
behoorlijke druk van initiatiefnemers merkbaar
om (SNIP3) projectvoorstellen aan te passen en
in plaats van natuurbestemmingen agrarische
bestemmingen op te nemen. Denken dat het er
weer inschuiven van de landbouw budgettaire
problemen oplost is een modern bijgeloof. De
landbouw is niet voor niets op de moeilijkste
plekken uit het buitendijkse gebied verdwenen.
We zien naast een fors kwaliteitsverlies als de
natuurbestemmingen worden geschrapt ook
de onvermijdelijke vertragingen door planwijzigingen
met zorg tegemoet. Het gevolg kan zijn
dat een aantal maatregelen niet in 2015 kan
worden opgeleverd. Als de Europese regelgeving
(Natura 2000)de plannen alsnog blokkeert zijn
nog veel grotere vertragingen het gevolg. Hoe
deze gevaren af te wenden? Zijn er duurzame
oplossingen te bedenken die de natuurcomponent
een vanzelfsprekender functie geven bij het
maken van riviermaatregelen? Het Q-team heeft
hierover een extra advies opgesteld.
Wij zijn er van overtuigd dat het beheer per
riviertak goedkoper kan worden uitgevoerd
zonder dat de Natura 2000-instand houdingsdoelen
in gevaar hoeven te komen. Vertrekpunt
is dat er vier grote natuurkernen zijn: Gelderse
Poort, Fort St. Andries, Biesbosch en IJsseldelta.
Daartussen hebben natuurtypen de neiging
van karakter en plaats te veranderen. Om dat
mogelijk te maken moet de rivier waar mogelijk
het werk doen, bijvoorbeeld door geulen
meestromend te maken. Zeker langs de Waal
kan de rivier zelf het dichtgroeien van de uiterwaard
in de stroombaan tegengaan. Op minder
dynamische plekken langs onze rivieren waar
doorstroming noodzakelijk is zijn andere vormen
van beheer onontbeerlijk. Ook daar geldt hoe
extensiever hoe beter. Cyclisch beheer aangevuld
met natuurlijke begrazing voldoet veelal. Langs
Rijn en IJssel zijn ook wel plekken geschikt voor
dynamische natuur, maar de laagdynamische
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
plekken overheersen met meer mogelijkheden
voor agrarisch medegebruik. In delen van de
uiterwaarden die in agrarisch gebruik blijven
kan vergroting van de doorstroming en rivierdynamiek
worden bevorderd door bijvoorbeeld
obstakels te verwijderen en in te zetten op
vergoeding voor ‘buitendijkse landbouw’.
Heel praktisch zou, om de korte termijn (politieke)
problemen van de PDR op te lossen, gekeken
moeten worden waar en hoe er mogelijkheden
bestaan om bij het beheer de markt in te schakelen.
Dat is wat anders dan overal maar agrarisch
natuurbeheer toe te gaan passen. Leidend in
beheers(uit)vraag moet zijn dat de karakteristieken
van de riviertakken worden vergroot en niet
verkleind. Als overal dezelfde type beheerder
wordt ingezet, de agrariër, met weideteelt als
core business, ligt nivellering op de loer.
Wij denken veel eerder aan een bestaande of
nieuwe beheerorganisatie die de bestemde
natuur in een deel of een gehele riviertak gaat
beheren tegen –indien aan de orde– vastgestelde
vergoedingen. De rest van de inkomsten
zou dan uit natuurgerichte nevenactiviteiten
moeten komen. Zo kan ook de te verwijderen
biomassa geoogst worden. Deze biomassa moet
vervolgens centraal worden verwerkt tot energie,
bouwmateriaal of compost. Het opstellen van
een businesscase voor biomassa, zoals in Noordwaard
al gebeurt binnen het RWS-programma
Duurzaamheid, kan ons iets leren. Mogelijk kan
de wijze waarop de natuurderij Keizersrande
door Stichting het IJssellandschap wordt ontwikkeld
als voorbeeld dienen.
Zeker als ze aantonen ook met de wat lastigere
natuurdoelen uit de voeten te kunnen.
Nawoord
Wij hebben nu door een aantal voorbeelden uit
onze praktijk in de natte waterstaat ontzenuwd
dat kwaliteit altijd duurder uitpakt. Toch denk ik
dat de fractiespecialisten die de motie indienden,
waarmee we dit essay begonnen, niet meteen
overtuigd zullen zijn door onze bewijsstukken.
We zijn natuurlijk in zekere zin slagers die hun
eigen vlees keuren in dit jaarverslag. Maar we
worden ook door onderzoekers in onze indruk
versterkt dat er zowel kostenbesparingen en
procesversnellingen voortkomen uit de integrale
aanpak en het waken voor kwaliteit. De
Tussenevaluatie PKB Ruimte voor de Rivier 10 .
Letten op ruimtelijke kwaliteit (…) ‘levert niet
alleen een inhoudelijke bijdrage, maar heeft ook
procesmatig een positieve invloed. Het Q-team
maakt het mogelijk dat verschillende partijen bij
elkaar gebracht worden en discussies worden
gestimuleerd, wat het planproces kan versoepelen.’
(pp39). Bij de conclusies wordt vervolgens
verwoord dat de dubbeldoelstelling (waterveiligheid
en ruimtelijke kwaliteit) effectief is. En dat
deze (…) ‘er mede toe heeft bijgedragen dat het
programma voortgang kon maken en gekomen
is waar het gekomen is.’ (pp41). Dit gevoegd
bij het positieve oordeel over de aanpak van de
ontwerpprocessen van het eerder aangehaalde
Ecorys onderzoek kunnen we stellen dat het
introduceren van de dubbeldoelstelling in de PKB
Ruimte voor de Rivier een goede gedachte was.
Maar wellicht dat argumenten helemaal niet opgewassen
zijn tegen dit soort, blijkbaar diep gewortelde,
gevoelens in de politiek. Ze zijn immers
karakteristiek voor de dominante trend waarin
de overheid als een bedrijf wordt bekeken. De
afgelopen decennia heeft zich dat o.a. geuit
in het uit elkaar rafelen van alle verschillende
werksoorten binnen de rijksoverheid. Of het nu
gaat om beheer, inrichting, control, handhaving,
kennis of beleid: ze zijn in aparte werkeenheden
ondergebracht die allemaal efficiënt de eigen
10 Erasmus Universiteit Rotterdam, Berenschot Tussenevaluatie PKB Ruimte voor de Rivier,
Rotterdam, augustus 2011
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
targets moeten halen. Telkens bij een echte
uitdaging (of een ramp) blijken die nieuwe agentschappen
en zelfstandige bestuursorganen elkaar
moeilijk te kunnen vinden om tot gecoördineerde
actie over te gaan. Een gezamenlijk gedeeld
verantwoordelijkheidsgevoel voor het geheel, is
het zwakke punt van deze nieuwe structuur van
de overheidsorganisatie. Het Staatsbosbeheer
moet beheren, verantwoordelijkheid nemen
voor cultuurhistorische aspecten zouden ze wel
willen, maar staat niet in de jaarlijkse kaderbrief,
kan niet. Dat het Nederlandse exportproduct
in de Watersector allang niet meer ligt in de
knappe waterbouwkundige kennis, maar in ons
vermogen om waterbeheer met natuurontwikkeling
en ruimtelijke ordening te verbinden is al
te ingewikkeld om binnen het plan voor de Topsector
Water geoperationaliseerd te krijgen, het
overschrijdt immers de sectorgrens. Waterschappen
krijgen de neiging om, met voorbijgaan aan
de ruimtelijke gevolgen, eerder te redeneren
vanuit hun materieel dan vanuit de ruimtelijke
opgave. Liefst overal taluds van tenminste 1:3
en veel te grote geplaveide draaicirkels voor het
standaard maaimaterieel. Zo zijn er nog tientallen
voorbeelden te geven hoe het uiteenrafelen
in sectoren en deelverantwoordelijkheden het
zicht op de samenhang kan ontnemen.
Ons vermoeden is dat de vorm die deze nostalgie
naar sectorale helderheid en doortastendheid
aanneemt in dit specifieke geval veel te maken
heeft met irritaties en zelfs frustraties over de
stroperigheid van de ruimtelijke ordening.
Deze frustratie wordt geprojecteerd op kwaliteit
als vermeend luxe-artikel of op integraal werken
als verdachte van extra stroop. Alles waarvan
vermoed wordt dat het de zaken ingewikkelder
of complexer maakt moet worden vermeden of
weggesneden zo lijkt de reactie.
Daar zit natuurlijk wat in. De verlammende
stroperigheid is niet weg te relativeren met een
verwijzing naar de complexer wordende wereld
12
13
uitvoering voorbereiding
NL 1970
planvorming
vooronderzoek
die het steeds moeilijker maakt besluiten te
nemen. In een ander kader heb ik wel eens een
poging gedaan te schatten hoe de voorbereidingskosten
van grote projecten zich ontwikkeld
hebben van eind jaren zestig tot nu 11 . Onder
voorbereidingskosten verstaan we alle kosten
binnen een project die niet aan de directe bouw
en constructie worden uitgegeven.
De voorbereidingskosten zijn geëxplodeerd van
ca. 10% in 1970 tot zo’n 25% met uitschieters
van 40%. Ergo, op een project van 1 miljard euro
kan de voorbereiding oplopen tot 400 miljoen
euro. Binnen de categorie voorbereidingskosten
is de wereld ook veranderd. Binnen deze grotere
taartpunt is het vooronderzoek – de traditionele
survey –grotendeels overvleugeld door het
vooraf toetsen op mogelijke ongewenste effecten
(denk aan de MER, de Watertoets, etc.).
Onderzoek en toetsen slokken nu ca. 45% op.
Ging in 1970 nog slechts 20% op aan het vergunningen-
en proceduretraject, nu is dat naar
schatting 20% en 25% samen 45%. Dat alles
is ten koste gegaan van techniek en ontwerp
waarvan het aandeel tot 10% is teruggelopen.
Met de ruimtelijke ordening is op de keper
beschouwd niet zo veel mis. Er is alleen door de
politiek, telkens met de beste bedoelingen en
om allerlei redenen, in de loop van de afgelopen
11 Stichting AQUade, De Oproep, Een tienjarige culturele manifestatie over de ruimtelijke
ontwikkeling van Nederland onder invloed van de klimaatverandering, Amsterdam, 2011
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
vergunningen
procedures
uitvoering voorbereiding
NL 2010
planvorming
vooronderzoek
vergunningen
procedures
decennia veel te veel aan deze kerstboom opgehangen.
Als geen andere publieke tak is de ruimtelijke
ordening onder de last van de juridificatie
aan het doorbuigen. Iedereen die Den Haag wel
eens nadert vanaf de Utrechtse baan heeft daar
kunnen meemaken hoe het hoofdkantoor van de
multinational Esso werd verbouwd en betrokken
door een advocatenfirma die er na een aantal
jaren alweer uit ging omdat het gebouw te klein
(!) was geworden. Een vergelijkbaar monument
voor veranderend Nederland, maar dan voor de
groeiende rol van de controllers, accountants,
projectleiders en (interim)managers is het nieuwe
kantoor van KPMG langs de A9, met zijn 62.000
m 2 een van de allergrootste kantoorgebouwen
van Nederland. Hun eerste kantoor, ook al geen
kleine jongen, een signature building van Alberts
en van Huut, verderop langs de snelweg, heeft
zich gevoegd bij de 7 miljoen m 2 te huur zijnde
leegstaande kantoorruimte. Deze snel geëxpandeerde
firma’s lossen niet alleen veel problemen
op voor hun opdrachtgevers maar zijn op een
hoger abstractieniveau het symptoom van veel
grotere problemen 12 .
Dergelijk, in architectuur gestold, machtsvertoon
maakt meer dan honderd taartdiagrammen
duidelijk hoe we in de samenleving van de
inhoud aan het wegglijden zijn richting de proce-
12 zie ook: Jantine Grijzen Outsourcing Planning. What do consultants do in regional spatial
planning, Proefschrift UvA, Vossiuspers, Amsterdam 2010
durele en juridische kant, een proces waar ook in
andere sectoren regelmatig op wordt gewezen 13 .
Als de fractiespecialisten hun pijlen nu richten op
het herstellen van het primaat van de sectoren
moeten ze zich afvragen of ze op het goede
toernooiveld strijd leveren. Wij denken dat er
eerder geschoten wordt op de lange schaduwen
van de eigen regelzucht. Bovendien zullen
kwaliteit en integraal werken, twee van de elementen
waar ontwerp voor staat, ongewild tot
de collateral damage van deze operatie behoren.
Twee elementen die naar onze stellige overtuiging
zowel voor het lopende programma Ruimte
voor de Rivier alsook voor het Deltaprogramma
van onschatbare waarde zullen zijn. Dat we daar
niet gerust op kunnen zijn blijkt wel uit de Ontwerp
Structuurvisie Milieu en Infrastructuur 14 .
Wij hopen dat de Kamer op tijd wakker wordt
om het inslaan van deze, ook voor de waterveiligheid,
contraproductieve weg te voorkomen.
13 zie bijvoorbeeld, Herman Tjeenk Willink, Algemene Beschouwingen in de Jaarverslagen
van de Raad van State van o.m. 2004 en 2006; of Geert Mak’s zelf verklaarde oorlog aan het
middelmanagement: Geert Mak, De verpleegster, de onderwijzer, de handarbeider, ze voelen
zich vernederd door de PvdA. PvdA stuurt de handwerkers de wildernis in, NRC Opinie, 17
oktober 2009 etc.
14 Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, pp 94 in Bijlage 2, Overzichtverandering
Nationale Ruimtelijke Belangen, onder punt 10. Hier wordt droogjes vermeld:
‘De versterking van de ruimtelijke kwaliteit: Is vervallen’, Ministerie van Infrastructuur en
Milieu
Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier
14