Een referentiebuffer voor huishoudens, onderzoek naar het ... - Nibud
Een referentiebuffer voor huishoudens, onderzoek naar het ... - Nibud
Een referentiebuffer voor huishoudens, onderzoek naar het ... - Nibud
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Een</strong> <strong>referentiebuffer</strong> <strong>voor</strong><br />
<strong>huishoudens</strong><br />
Onderzoek <strong>naar</strong> <strong>het</strong> vermogen en <strong>het</strong> spaargedrag van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
Auteurs<br />
Drs. Marcel War<strong>naar</strong><br />
Drs. Corinne van Gaalen
Voorwoord<br />
In 2008 heeft <strong>het</strong> Nationaal Instituut <strong>voor</strong> Budget<strong>voor</strong>lichting (<strong>Nibud</strong>) een <strong>onderzoek</strong> gedaan naa r de gewenste financiële<br />
buffer van de Nederlander. Met welk bedrag op de spaarrekening voelt de Nederlander zich prettig? En hoe varieert deze<br />
buffer met de kenmerken van <strong>het</strong> huishouden? In dat <strong>onderzoek</strong> is een aantal mogelijkheden tot vaststellen van zo’n buffer<br />
verkend.<br />
Uiteindelijk is <strong>voor</strong> <strong>het</strong> vaststellen van een <strong>referentiebuffer</strong> gebruik gemaakt van <strong>het</strong> DNB Household Survey 2006, een<br />
dataverzameling van Centerdata. De <strong>referentiebuffer</strong>s kunnen <strong>voor</strong> een individueel huishouden uitgerekend worden door<br />
middel van de internetapplicatie BufferBereke<strong>naar</strong>, die te vinden is op de website van <strong>het</strong> <strong>Nibud</strong> (www.nibud.nl).<br />
De cijfers die ten grondslag liggen aan de <strong>referentiebuffer</strong>s zijn afkomstig uit 2006, een jaar waarin van een financiële crisis<br />
nog geen sprake was. Door die crisis is <strong>het</strong> financiële gedrag sterk aan verandering onderhevig. Dit heeft mogelijk ook zijn<br />
weerslag op <strong>het</strong> spaargedrag van de Nederlander. Daarom was <strong>het</strong> nodig de cijfers van de BufferBereke<strong>naar</strong> te<br />
actualiseren. Dit wordt gedaan aan de hand van de data van <strong>het</strong> DNB Household Survey 2011.<br />
Daarnaast wordt een aantal andere aspecten van <strong>het</strong> spaargedrag van de <strong>huishoudens</strong> in Nederland besproken. Deze zijn<br />
afkomstig van de data die verkregen zijn bij <strong>het</strong> <strong>onderzoek</strong> Geldzaken in de Praktijk (Madern en Van der Burg, 2012) en de<br />
ING Budgetbarometer.<br />
De auteurs van dit rapport zijn drs. Marcel War<strong>naar</strong> en drs. Corinne van Gaalen. Zij bedanken Marijke van Ewijk, Gabriëlla<br />
Bettonville en Anna van der Schors <strong>voor</strong> hun commentaar.<br />
Dit <strong>onderzoek</strong> is financieel mede mogelijk gemaakt door de ING.<br />
2
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting p. 4<br />
1. Inleiding p. 6<br />
2. Het spaargedrag van <strong>huishoudens</strong> p. 9<br />
3. Het vermogen van Nederlandse <strong>huishoudens</strong> p. 17<br />
4. Referentiebuffer p. 36<br />
Literatuurlijst p. 43<br />
Bijlagen p. 44<br />
3
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Samenvatting<br />
In 2008 heeft <strong>het</strong> <strong>Nibud</strong> de BufferBereke<strong>naar</strong> ontwikkeld om <strong>huishoudens</strong> een richtbedrag te geven wat vergelijkbare<br />
<strong>huishoudens</strong> op hun spaarrekening hebben staan. Deze BufferBereke<strong>naar</strong> was gebaseerd op cijfers uit 2006. De crisis van<br />
de afgelopen jaren heeft <strong>het</strong> financiële gedrag van <strong>huishoudens</strong> waarschijnlijk veranderd. Dat was de reden om <strong>het</strong><br />
referentiebedrag <strong>voor</strong> de spaarrekening van <strong>huishoudens</strong> opnieuw te schatten, met behulp van de meest actuele gegevens.<br />
Tegelijkertijd is <strong>het</strong> spaargedrag van <strong>huishoudens</strong> onderzocht.<br />
Voor onderhavig <strong>onderzoek</strong> is gebruik gemaakt van drie datasets: de ING BudgetBarometer 2 e kwartaal 2012, de DNB<br />
Household Survey 2011 en de data ten behoeve van <strong>het</strong> <strong>onderzoek</strong> Geldzaken in de Praktijk.<br />
De meeste <strong>huishoudens</strong> (circa 40 procent) zeggen onregelmatig te sparen, dat wil zeggen alleen als er geld overblijft of met<br />
wisselende bedragen. Ongeveer een kwart van de <strong>huishoudens</strong> spaart een vast bedrag per maand. <strong>Een</strong> op de zeven<br />
<strong>huishoudens</strong> geeft aan niet te sparen. Vooral onder alleenstaanden en <strong>huishoudens</strong> met een laa g inkomen zijn deze niet-<br />
spaarders te vinden. De vaste spaarders leggen gemiddeld zo’n 9 procent van hun inkomen per maand in.<br />
Ongeveer 20 procent van de <strong>huishoudens</strong> zeggen geen enkele financiële buffer te hebben en nog eens 20 procent geeft<br />
een bedrag aan van minder dan 2.000 euro. Van de mensen die moeite hebben met rondkomen, geeft de helft aan geen<br />
buffer te hebben.<br />
Ongeveer 85 procent van de <strong>huishoudens</strong> zou een buffer willen hebben. Alleen bij de laagste inkomens, bij jongeren onder<br />
25 en bij ouderen boven de 65 is de behoefte iets kleiner.<br />
Er zijn drie dimensies te onderscheiden bij de motieven om te sparen. De eerste heeft te maken met de buffer en is <strong>voor</strong>al<br />
gericht op de korte en middellange termijn. Deze dimensie hangt <strong>voor</strong>al samen met de motiev en om on<strong>voor</strong>ziene uitgaven te<br />
kunnen doen en niet afhankelijk te zijn van anderen. De tweede dimensie hangt samen met de aanwezigheid van kinderen,<br />
de derde met eenmalige grote uitgaven, zoals de aankoop van een woning of <strong>het</strong> starten van een bedrijf. Bij de eerste<br />
dimensie valt op dat er weinig kenmerken van <strong>het</strong> huishouden zijn die samenhangen met dit motief. Blijkbaar is <strong>het</strong> streven<br />
<strong>naar</strong> een buffer een universele wens.<br />
Tussen 2006 en 2011 bleek er weinig verandering te zijn opgetreden in <strong>het</strong> wel of niet a anhouden van een bepaalde<br />
vermogensvorm. Alleen <strong>het</strong> verdwijnen van de spaarloonregeling heeft duidelijk zijn uitwerking gehad.<br />
4
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Wel zijn de bedragen die in de diverse vermogensvormen worden aangehouden flink gestegen. Zo had in 2006 de helft van<br />
de eige<strong>naar</strong>-bewoners meer dan 8.500 euro op spaarrekeningen staan. In 2011 was dat gestegen tot 17.000 euro.<br />
Ook de bedragen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> liquide eigen vermogen zijn gestegen. Het liquide eigen vermogen is de basis <strong>voor</strong> de<br />
<strong>referentiebuffer</strong>. Dit liquide eigen vermogen hangt af van de leeftijd, <strong>het</strong> inkomen van <strong>het</strong> huishouden, of <strong>het</strong> huishouden een<br />
koopwoning bezit, de waarde van de auto en de aanwezigheid van kinderen.<br />
De aanwezigheid van kinderen zorgt er <strong>voor</strong> dat er, bij een zelfde inkomen, minder gespaard wordt en er een kleinere buffer<br />
aanwezig is. De kosten van kinderen zijn dermate hoog dat andere uitgaven verlaagd worden, waaronder <strong>het</strong> bedrag dat<br />
opzij gezet wordt.<br />
5
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
1 Inleiding<br />
1.1<br />
Waarom sparen?<br />
De uitgaven van een huishouden zijn in te delen in drie categorieën, afhankelijk van de betaalfrequentie. Vaste lasten zijn<br />
vaak contractueel bepaald en komen regelmatig <strong>voor</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld één keer per maand. Huishoudelijke uitgaven zijn ook<br />
elke maand redelijk gelijk. Grote variatie is te vinden in de reserveringsuitgav en. Het gaat hierbij om kleding, inventaris,<br />
onderhoud van de woning, vakantie- en andere vrije-tijdsuitgaven of niet-vergoede ziektekosten. Deze uitgaven komen niet<br />
maandelijks terug. Er zijn maanden met geen enkele uitgave aan bovengenoemde posten, maar er zijn ook maanden dat ze<br />
duizenden euro’s vergen, bij<strong>voor</strong>beeld de kosten van een verbouwing of wanneer een vakantie betaald wordt. Dit leidt tot<br />
<strong>het</strong> verschijnsel van dure en goedkope maanden.<br />
Daarnaast is <strong>het</strong> inkomen niet elke maand <strong>het</strong>zelfde: de hoogte van de diverse inkomstenbronnen kan variëren. Denk maar<br />
aan uitbetaling van <strong>het</strong> vakantiegeld in mei, of de kinderbijslag, die eens per kwartaal uitbetaald wordt. Dit leidt tot rijke en<br />
arme maanden.<br />
Het verschijnsel van rijke, arme, dure en goedkope maanden betekent dat een huishouden zijn bankrekening goed moet<br />
beheren. Wanneer de gemiddelde maandbegroting net sluitend is en er geen buffer aanwezig is, leidt een dure maand al<br />
snel tot <strong>het</strong> aanwenden van krediet (rood staan) of <strong>het</strong> uitstellen van noodzakelijke uitgaven. Dit is onwenselijk. Op langere<br />
termijn leidt dit tot hogere kosten: geld lenen kost geld, en <strong>het</strong> uitstellen van noodzakelijke uitgaven gaat ten koste van he t<br />
welzijn van <strong>het</strong> huishouden, wat weer kan leiden tot extra (maatschappelijke) kost en.<br />
Het <strong>Nibud</strong> adviseert <strong>huishoudens</strong> om op gezette tijden een bedrag apart te zetten. De apart gezette bedragen vormen een<br />
buffer. Met die buffer kan men arme en dure maanden doorkomen.<br />
Daarnaast is <strong>het</strong> belangrijk om een buffer op te bouwen ter vervanging van duurzame consumptiegoederen. Vaak moeten<br />
deze op stel en sprong vervangen worden en dan moet in één keer een relatief groot bedrag betaald worden. Ook hier geldt<br />
dat de afwezigheid van een buffer dan leidt tot <strong>het</strong> aanwenden van krediet of <strong>het</strong> uitstel van noodzakelijke uitgaven. <strong>Een</strong><br />
buffer kan ook dienen <strong>voor</strong> min of meer geplande uitgaven als onderhoud aan en vervanging van auto of eigen woning.<br />
Het kost <strong>huishoudens</strong>, met name die met een laag inkomen, echter veel inspanning en discipline om geld te reserveren <strong>voor</strong><br />
gebeurtenissen die op middellange termijn kunnen plaatsvinden. De korte-termijnproblemen krijgen vaak <strong>voor</strong>rang. En<br />
wanneer er eens ruimte is (bij<strong>voor</strong>beeld wanneer <strong>het</strong> vakantiegeld binnenkomt), wordt <strong>het</strong> beschikbare geld eerder besteed<br />
6
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
aan leuke dingen dan aan een vage reservebuffer, ook al is die bestemd <strong>voor</strong> noodzakelijke uitgaven op de middellange<br />
termijn. Door een concreet geldbedrag aan te geven, wordt een doel gecreëerd. Hierdoor zullen mensen eerder gemotiveerd<br />
zijn om de buffer bij elkaar te sparen.<br />
In 2008 heeft <strong>het</strong> <strong>Nibud</strong> een eerste <strong>onderzoek</strong> gedaan <strong>naar</strong> de grootte van een dergelijke buffer (<strong>Nibud</strong>, 2008).<br />
De resultaten daaruit hebben geleid tot een internet-tool, waarmee <strong>huishoudens</strong> hun eigen <strong>referentiebuffer</strong> kunnen<br />
berekenen. Deze BufferBereke<strong>naar</strong> wordt gemiddeld 50.000 keer per jaar ingevuld.<br />
Het DNB Household Panel 2006 vormde de basis van de huidige BufferBereke<strong>naar</strong>. In 2006 was er nog geen sprake van<br />
een financiële crisis. De crisis heeft <strong>het</strong> spaargedrag van Nederlanders veranderd. Zo is <strong>het</strong> totale bedrag dat in Nederland<br />
op spaarrekeningen staat, gestegen van 221 miljard eind 2006 tot 305 miljard eind 2011 (CBS Statline, 2012). Daarom is <strong>het</strong><br />
noodzakelijk de BufferBereke<strong>naar</strong> te actualiseren.<br />
Om er<strong>voor</strong> te zorgen dat de uitkomsten van de BufferBereke<strong>naar</strong> betrouwbaar zijn en aansluiten bij huidige situatie, is <strong>het</strong><br />
belangrijk opnieuw te analyseren welke factoren (kenmerken van <strong>het</strong> huishouden) bepalend zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> bedrag dat een<br />
huishouden achter de hand heeft en hoe sterk de invloed is van de verschillende factoren. Zo wordt de kwaliteit van de<br />
BufferBereke<strong>naar</strong> gewaarborgd, zodat <strong>het</strong> <strong>voor</strong> <strong>huishoudens</strong> een actueel en praktisch hulpmiddel blijft, waarmee zij<br />
concreter kunnen streven <strong>naar</strong> een bepaalde reserve. Hier<strong>voor</strong> is gebruik gemaakt van de meest recente versie van <strong>het</strong><br />
DNB Household Panel (2011).<br />
Dit <strong>onderzoek</strong> geeft inzicht in <strong>het</strong> vermogen en de individuele vermogensbestanddelen van Nederlandse <strong>huishoudens</strong>. Ook<br />
maakt <strong>het</strong> inzichtelijk welke factoren bepalend zijn <strong>voor</strong> <strong>het</strong> vermogen van Nederlandse <strong>huishoudens</strong>. Op basis van deze<br />
resultaten kunnen de berekeningen achter de bestaande BufferBereke<strong>naar</strong> worden geactualiseerd en waar nodig herzien.<br />
Daarnaast geeft dit <strong>onderzoek</strong> inzicht in <strong>het</strong> spaargedrag van Nederlandse <strong>huishoudens</strong>: waaro m sparen <strong>huishoudens</strong>? Of:<br />
waarom sparen ze juist niet? En als ze sparen, doen ze dat op één aparte spaarrekening? Of juist op verschillende<br />
spaarrekeningen? Om <strong>huishoudens</strong> te verleiden te streven <strong>naar</strong> een bepaalde buffer , is <strong>het</strong> belangrijk te weten op welke<br />
manier <strong>huishoudens</strong> in de praktijk sparen. Om mensen te stimuleren een buffer op te bouwen kan rekening gehouden<br />
worden met en ingespeeld worden op dit specifieke gedrag.<br />
1.2<br />
Leeswijzer<br />
In hoofdstuk twee worden enige achtergronden gesc<strong>het</strong>st rondom <strong>het</strong> spaargedrag van Nederlanders. Deze zijn<br />
<strong>voor</strong>namelijk afkomstig uit de data die zijn verkregen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>onderzoek</strong> Geldzaken in de Praktijk en de ING<br />
BudgetBarometer.<br />
7
De kwantitatieve achtergronden van vermogens in Nederland worden beschreven aan de hand van de gegevens van <strong>het</strong><br />
DNB Household Panel in hoofdstuk drie. Hoofdstuk vier bevat een beschrijving van de daadwerkelijke berekening van de<br />
<strong>referentiebuffer</strong> <strong>voor</strong> <strong>huishoudens</strong>.<br />
8
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
2 Het spaargedrag van <strong>huishoudens</strong><br />
Dit hoofdstuk gaat dieper in op <strong>het</strong> spaargedrag van <strong>huishoudens</strong>, door vragen te beantwoorden als: hoeveel <strong>huishoudens</strong><br />
sparen, welke <strong>huishoudens</strong> sparen, hoe ziet hun spaargedrag eruit (sparen zij bij<strong>voor</strong>beeld een vast bedrag per maand) en<br />
waarom sparen <strong>huishoudens</strong> of waarom juist niet?<br />
Ook wordt bekeken of en welke <strong>huishoudens</strong> voldoende geld achter de hand hebben om grote uitgaven direct te kunnen<br />
betalen. Het gaat hier om <strong>het</strong> oordeel van de respondenten zelf. De vraag of en wanneer <strong>huishoudens</strong> daadwerkelijk<br />
voldoende geld achter de hand hebben, gemeten <strong>naar</strong> objectieve maatstaven, wordt beantwoord in hoofdstuk 4.<br />
2.1 Dataverzamelingen<br />
In dit hoofdstuk wordt gebruik gemaakt van drie dataverzamelingen. Dit zijn:<br />
Dataverzameling ten behoeve van <strong>het</strong> <strong>Nibud</strong>-<strong>onderzoek</strong> Geldzaken in de praktijk, 2012<br />
De ING BudgetBarometer 2 e kwartaal 2012<br />
Het DNB-Household Survey 2011<br />
Zie bijlage 1 <strong>voor</strong> een uitgebreidere beschrijving van deze data.<br />
2.2 Manieren van sparen<br />
Sparen kan op verschillende manieren, maar de meest <strong>voor</strong> de hand liggende manier is om naast de betaalreke ning een<br />
spaarrekening te openen en daar, al dan niet op regelmatige basis, bedragen <strong>naar</strong> over te maken.<br />
Uit <strong>het</strong> <strong>onderzoek</strong> Geldzaken in de Praktijk blijkt dat ruim 55 procent van de <strong>huishoudens</strong> één aparte spaarrekening heeft<br />
naast de betaalrekening, 28 procent heeft meerdere spaarrekeningen en 19 procent heeft geen aparte spaarrekening.<br />
Opvallend is <strong>het</strong> verschil tussen paren en alleenstaanden: van alle respondenten met een partner geeft 12 procent aan geen<br />
spaarrekening te hebben (de respondent noch de partner), terwijl onder alleenstaanden ruim 30 procent geen spaarrekening<br />
heeft.<br />
Hoe en wanneer <strong>huishoudens</strong> sparen kan variëren. Ruim een kwart van de <strong>huishoudens</strong> spaart een vast bedrag per maand,<br />
bijna een kwart spaart alleen als er geld overblijft en 15 procent spaart niets. In 2009 antwoordde een kwart van de<br />
respondenten negatief op de vraag: ‘Zet u of uw huishouden regelmatig een bedrag opzij?’. Of dit ook betekent dat deze<br />
9
<strong>huishoudens</strong> in <strong>het</strong> geheel niet spaarden, is nu niet eenduidig vast te stellen. Be ter vergelijkbaar is <strong>het</strong> percentage dat een<br />
vast bedrag per maand opzij zet. Dit lag in 2009 iets hoger dan in 2011, namelijk 32 procent.<br />
Tabel 2.1: Spaart u een vast bedrag per maand?<br />
Alleenstaanden<br />
%<br />
Paren<br />
%<br />
Totaal<br />
%<br />
Ja, ik spaar elke maand een vast bedrag 19 32 27<br />
Ik spaar iedere maand, maar <strong>het</strong> bedrag is nooit gelijk 16 18 17<br />
Ik spaar alleen als er geld overblijft 25 22 23<br />
Ik spaar niets 20 12 15<br />
Weet ik niet 5 3 4<br />
Wil ik niet zeggen 15 14 14<br />
Huishoudens met een hoog inkomen (vanaf 3100 euro netto per maand) sparen vaker een vast bedrag per maand dan<br />
<strong>huishoudens</strong> met een lager inkomen. Ook paren zonder kinderen, <strong>huishoudens</strong> met een koopwoning, vrouwen en ouderen<br />
boven de 65 jaar zijn oververtegenwoordigd in de groep van vaste spaarders.<br />
Huishoudens met een laag inkomen (minder dan 1200 euro netto of tussen de 1200 en 1700 euro), alleenstaanden,<br />
laagopgeleiden, huurders en jongeren (18 – 24 jaar) geven vaker dan gemiddeld aan dat zij niet sparen.<br />
Kijkend <strong>naar</strong> <strong>het</strong> bedrag dat <strong>huishoudens</strong> vast per maand sparen, dan zien we dat <strong>het</strong> inkomen van <strong>het</strong> huishouden een<br />
belangrijke rol speelt. De vaste spaarders leggen zo’n 9 procent van hun maandelijkse inkomen in. Gecorrigeerd <strong>voor</strong><br />
inkomen, blijken hoger en middelbaar opgeleiden maandelijks hogere bedragen in te leggen dan lager opgeleiden.<br />
Huishoudens met kinderen sparen, gecorrigeerd <strong>voor</strong> <strong>het</strong> inkomen, lagere vaste bedragen per maand.<br />
Huishoudens met een inkomen van minder dan 1200 euro per maand en vrouwen geven vaker aan dat zij alleen sparen als<br />
er geld overblijft, terwijl mannen en jongeren vaker niet willen zeggen of en hoe zij sparen.<br />
De relatie tussen sparen en maandelijks kunnen rondkomen is wat complexer. Zoals te verwachten kunnen <strong>huishoudens</strong> die<br />
(zeer) moeilijk rond kunnen komen, minder dan gemiddeld elke maand sparen. Maar ook alleen sparen als er geld overblijft,<br />
gebeurt minder bij de groep die zeer moeilijk rond kan komen. Huishoudens die moeilijk rond kunnen komen sparen juist<br />
vaker als er geld overblijft. Kan men gemakkelijk of zeer gemakkelijk rondkomen, dan wordt er vaker een onregelmatig<br />
bedrag per maand gespaard en minder vaak alleen als er geld overblijft.<br />
10
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Over de gehele linie sparen <strong>huishoudens</strong> die (zeer) moeilijk rond kunnen komen vaker in <strong>het</strong> geheel niet. Huishoudens die<br />
(zeer) gemakkelijk rond kunnen komen, geven juist minder vaak aan dat zij niets sparen, maar zij sparen vaker op<br />
onregelmatige basis.<br />
Huishoudens die iedere maand sparen, kunnen er<strong>voor</strong> kiezen om automatisch geld over te laten maken van de<br />
betaalrekening <strong>naar</strong> de spaarrekening. Dit gebeurt in 84 procent van de gevallen, 15 procent regelt dit zelf en 1 procent<br />
spaart contant.<br />
Huishoudens die niet sparen, kunnen daar<strong>voor</strong> verschillende redenen hebben. Deze zijn weergegeven in tabel 2.2.<br />
Tabel 2.2: Waarom spaart u niet? (Meerdere antwoorden mogelijk; n= 329)<br />
Paren<br />
%<br />
Alleenstaanden<br />
%<br />
Totaal<br />
%<br />
Ik heb <strong>het</strong> geld hard nodig om van rond te komen 60 61 60<br />
Ik heb te weinig geld om te kunnen sparen 44 45 45<br />
Het lukt mij niet; ik geef <strong>het</strong> geld te gemakkelijk uit 6 9 7<br />
Ik geef <strong>het</strong> geld liever nu uit 5 11 8<br />
Ik weet niet waar<strong>voor</strong> ik zou moeten sparen 5 8 7<br />
Ik spaar wel, maar alleen in de maanden dat ik extra<br />
inkomsten heb. Dat vind ik voldoende.<br />
7 6 6<br />
De <strong>voor</strong>naamste redenen om niet te sparen, komen dus <strong>voor</strong>t uit een gebrek aan middelen: mensen willen misschien wel<br />
sparen, maar er is domweg geen geld aanwezig om <strong>naar</strong> een spaarrekening over te maken. Dit geldt zowel <strong>voor</strong><br />
alleenstaanden als <strong>voor</strong> paren. Het belangrijkste verschil tussen mensen met en zonder partner zit <strong>voor</strong>al in <strong>het</strong> niet willen<br />
sparen: 11 procent van de alleenstaanden geeft <strong>het</strong> geld liever nu uit, tegen 5 procent van de paren. Wellicht dat ook de<br />
aanwezigheid van kinderen hier een rol speelt, maar de relatie tussen <strong>het</strong> geld liever nu uitgeven en <strong>het</strong> hebben van<br />
kinderen is gezien <strong>het</strong> (te) lage aantal waarnemingen niet significant.<br />
11
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
2.3<br />
Geld achter de hand<br />
In de vorige paragraaf is vastgesteld dat niet ieder huishouden voldoende middelen heeft om (op regelmatige basis) te<br />
kunnen sparen. De vraag is vervolgens of <strong>huishoudens</strong> wel voldoende geld achter de hand hebben <strong>voor</strong> <strong>het</strong> geval zij <strong>voor</strong><br />
grote onverwachte uitgaven komen te staan.<br />
In de ING BudgetBarometer van <strong>het</strong> tweede kwartaal van 2012 is een tweetal vragen gesteld over een financiële buffer. Dat<br />
<strong>onderzoek</strong> is gedaan onder 1061 Nederlanders. Dit zijn dus niet alleen klanten van de ING.<br />
Er is gevraagd hoe groot de financiële buffer <strong>voor</strong> on<strong>voor</strong>ziene omstandigheden is en hoe groot de buffer is die men<br />
nastreeft. In figuur 3.1 is weergegeven hoe de verdeling is van de aanwezige en gewenste buffer.<br />
Van alle respondenten geeft 21% aan op dit moment geen financiële buffer te hebben. Ongeveer 20 procent geeft wel een<br />
bedrag aan, maar minder dan 2.000 euro en 16 procent geeft een bedrag aan van meer dan 20.000 euro.<br />
Gevraagd <strong>naar</strong> de gewenste financiële buffer, geeft 16 procent aan geen financiële buffer nodig te hebben. De mediane<br />
gewenste buffer ligt rond de 5.000 euro.<br />
Figuur 2.1: Verdeling aanwezige en gewenste financiële buffer (Bron: ING BudgetBarometer, 2 e kwartaal 2012)<br />
12
Te zien is dat de gewenste buffer wat minder gespreid is dan de op dit moment aanwezige buffer. De <strong>huishoudens</strong> met nu<br />
een relatief lage buffer wensen wel een iets hogere buffer, terwijl <strong>voor</strong> degenen met nu een relatief hogere buffer een lagere<br />
buffer ook wel aanvaardbaar is.<br />
Het is niet verwonderlijk dat <strong>huishoudens</strong> met een inkomen onder modaal of die moeite hebben met rondkomen vaker geen<br />
financiële buffer hebben. Van degenen die geld tekort zeggen te komen heeft 51 procent geen financiële buffer tegen 4<br />
procent van de mensen die zeggen geld over te houden. Ook de wens om een financiële buffer aan te houden is bij lagere<br />
inkomens kleiner. Dit komt waarschijnlijk omdat men eerst wil zorgen dat men überhaupt rondkomt en dat een buffer een<br />
wens met een lagere prioriteit is.<br />
Naar andere achtergrondkenmerken is er verrassend weinig onderscheid te zien in de aanwezigheid van een buffer.<br />
Geslacht en leeftijd geven nauwelijks significante verschillen te zien. Alleen jongeren tot 25 jaar hebben over <strong>het</strong> alg emeen<br />
vaker geen financiële buffer en wensen een iets lagere buffer dan anderen. Mensen van 65 jaar en ouder geven iets vaker<br />
aan, dat ze geen buffer meer hoeven.<br />
Geldzaken in de Praktijk<br />
In de vragenlijst van Geldzaken in de Praktijk is een groot aantal stellingen opgenomen over omgaan met geld. De<br />
vragenlijst bevatte een vraag of <strong>huishoudens</strong> wel of niet een buffer aanhouden.<br />
Daarmee kunnen we tevens de rol van een aantal andere facetten <strong>onderzoek</strong>en. Bij<strong>voor</strong>beeld hoe <strong>huishoudens</strong> met hun<br />
geld omgaan: houden zij een administratie bij, hebben zij overzicht over inkomsten en uitgaven, geven ze gemakkelijk geld<br />
uit of zijn zij juist zuinig, etc. Ook de wijze waarop mensen in <strong>het</strong> leven staan (leven zij <strong>voor</strong> de dag van vandaag of <strong>voor</strong> d e<br />
dag van morgen?) en de financiële opvoeding die zij van huis uit hebben meegekregen, kunnen van invloed zijn op de<br />
hoeveelheid geld die zij achter de hand houden.<br />
Huishoudens zonder buffer waren <strong>het</strong> vaker dan gemiddeld helemaal eens met onderstaande stellingen:<br />
Ik richt mij alleen op de korte termijn; de toekomst wijst zichzelf wel uit.<br />
Ik leef meer <strong>voor</strong> de dag van vandaag dan <strong>voor</strong> de dag van morgen.<br />
Ik geef gemakkelijk geld uit.<br />
Ik maak mij vaak zorgen over mijn financiën.<br />
Ik plan elke maand wat ik ga uitgeven.<br />
Met de volgende stellingen waren zij <strong>het</strong> juist vaker helemaal niet eens:<br />
Geld geeft mij zekerheid in <strong>het</strong> leven.<br />
Ik vind <strong>het</strong> moeilijk om geld uit te geven, ik ben zuinig.<br />
13
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Het al dan niet aanwezig zijn van een buffer, hangt niet alleen af van de financiële middelen die <strong>huishoudens</strong> tot hun<br />
beschikking hebben. Mensen die <strong>het</strong> een prettig idee vinden om altijd geld achter de hand te hebben, hebben vaker een<br />
buffer dan diegenen die dit minder belangrijk vinden. Ook factoren als overzicht, een lange-termijnvisie en een gedegen<br />
financiële opvoeding spelen een rol.<br />
Ten slotte is een aspect van belang dat in de literatuur wordt aangeduid als ‘mental accounting’ (Shefrin en Thaler, 1988).<br />
Hiermee wordt bedoeld dat <strong>het</strong> beschikbare budget maandelijks wordt toegewezen aan aparte rekeninge n, die bedoeld zijn<br />
<strong>voor</strong> verschillende soorten uitgaven, zoals voeding, kleding, etc. <strong>Een</strong> dergelijke methode wordt nog veelvuldig toegepast: 57<br />
procent van de respondenten doet in een of andere vorm aan mental accounting, 43 procent koopt gewoon wat nodig is.<br />
Deze laatste groep heeft significant vaker dan gemiddeld geen buffer. Huishoudens die daadwerkelijk verschillende<br />
rekeningen hebben <strong>voor</strong> verschillende kostenposten (en hun budget dus niet alleen in hun hoofd opdelen), geven minder<br />
vaak aan dat zij onvoldoende middelen achter de hand hebben.<br />
2.4<br />
Spaarmotieven<br />
In <strong>het</strong> DNB Household Panel is gevraagd <strong>naar</strong> de motieven van mensen om een bedrag te sparen. De respondenten<br />
moesten van een aantal redenen aangeven hoe belangrijk ze <strong>het</strong> vonden om daar<strong>voor</strong> enig spaargel d te hebben. In tabel<br />
2.3 staan de antwoorden op deze vraag op volgorde van belangrijkheid. Te zien is dat de meeste mensen <strong>het</strong> in eerste<br />
instantie belangrijk vinden om geld achter de hand te hebben <strong>voor</strong> zaken op de korte termijn. Zoals in tabel 2.3 te zien is,<br />
vindt 78 procent (31 + 47) <strong>het</strong> belangrijk tot zeer belangrijk om genoeg geld te hebben om aan financiële verplic htingen te<br />
kunnen voldoen en 74 procent om on<strong>voor</strong>ziene uitgaven te kunnen doen. De overige redenen die meer dan de helft van de<br />
respondenten belangrijk tot zeer belangrijk vinden om spaargeld <strong>voor</strong> te hebben, zijn om nooit bij anderen te hoeven<br />
aankloppen <strong>voor</strong> financiële hulp, om in de toekomst extra hoge uitgaven te kunnen dekken en om te doen en te laten wat<br />
men wil.<br />
Zaken die verder in de toekomst liggen, zoals <strong>voor</strong> pensioenaanvulling, <strong>het</strong> helpen van kinderen of kleinkinderen of <strong>het</strong><br />
vormen van een nalatenschap worden door een minderheid belangrijk geacht.<br />
14
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Tabel 2.3: Hoe belangrijk is deze reden om enig spaargeld te hebben?<br />
Om genoeg geld op rekening te hebben zodat<br />
u aan financiële verplichtingen kan voldoen<br />
Zeer onbelangrijk<br />
%<br />
Zeer belangrijk<br />
%<br />
Nvt<br />
%<br />
1 1 1 6 11 31 47 3<br />
Om on<strong>voor</strong>ziene uitgaven te kunnen doen 1 1 1 6 15 38 36 2<br />
Om nooit bij anderen aan te kloppen <strong>voor</strong><br />
financiële hulp<br />
Om in toekomst extra (hoge) uitgaven te<br />
dekken<br />
2 3 4 11 14 26 37 4<br />
1 2 3 12 18 33 27 3<br />
Om te doen en laten wat u wilt 2 3 4 15 20 26 26 5<br />
Om later duurzame artikelen te kunnen kopen 3 4 5 15 22 28 20 3<br />
Om extra geld te hebben als met pensioen 4 3 5 12 16 24 21 17<br />
Om AOW-uitkering aan te vullen 4 5 6 15 17 26 19 8<br />
Voor een betere toekomst 3 4 5 20 23 25 14 6<br />
Om kinderen te helpen bij financiële<br />
moeilijkheden<br />
Om aan (klein)kinderen cadeaus te kunnen<br />
geven<br />
Om geld na te laten aan kinderen/ andere<br />
familieleden<br />
6 4 7 13 17 19 15 21<br />
7 6 8 16 19 15 9 20<br />
20 14 11 15 11 9 5 15<br />
Om later een woning te kunnen kopen 19 14 11 14 8 8 5 22<br />
Om inkomen te verkrijgen in vorm van rente<br />
en dividend<br />
Om huis en/of waardevolle bezittingen na te<br />
laten aan kinderen<br />
19 16 12 17 11 7 5 12<br />
18 12 11 14 10 7 5 22<br />
Om eigen bedrijf op te zetten 33 13 6 7 3 2 1 35<br />
<strong>Een</strong> factoranalyse op deze spaarmotieven leverde drie dimensies op. De eerste hangt <strong>voor</strong>al samen met de buffer en is<br />
gericht op de korte en middellange termijn. Deze factor hangt <strong>voor</strong>al samen met de motieven om on<strong>voor</strong>ziene uitgaven te<br />
kunnen doen (correlatie 0,80), om aan financiële verplichtingen te kunnen voldoen (0,77), om in de toekomst extra hoge<br />
uitgaven te kunnen dekken (0,73) en om nooit bij anderen te hoeven aankloppen <strong>voor</strong> hulp (0,64).<br />
15
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
De tweede dimensie hangt samen met <strong>het</strong> sparen <strong>voor</strong> de kinderen en de nalatenschap. Sterk gecorreleerd met deze<br />
dimensie zijn de motieven om een huis en andere bezittingen na te laten (0,88), om kinderen te helpen als die in financiële<br />
moeilijkheden zijn (0,83), om geld na te laten (0,81) en om kinderen of kleinkinderen cadeautjes te kunnen geven (0,73).<br />
De derde dimensie ten slotte is gericht op duidelijk afgebakende doelen, waar<strong>voor</strong> een groot bedrag nodig is. Dit gaat<br />
bij<strong>voor</strong>beeld over <strong>het</strong> kopen van een woning (0,80), om inkomen uit te genereren (0,74) of om een eigen bedrijf op te zetten<br />
(0,73).<br />
Aangezien we op zoek zijn <strong>naar</strong> een referentiebedrag <strong>voor</strong> een buffer, analyseren we de eerste dimensie verder. Er zijn<br />
weinig kenmerken van <strong>het</strong> huishouden die samenhangen met de belangrijkheid van <strong>het</strong> buffermotief. Blijkbaar is <strong>het</strong><br />
aanhouden van een buffer iets wat in alle lagen van de bevolking wordt nagestreefd, ongeacht inkomen, huishoudsituatie,<br />
opleiding of leeftijd. De enige significante samenhang is dat vrouwen <strong>het</strong> aanhouden van een buffer belangrijker vinden dan<br />
mannen.<br />
In <strong>het</strong> volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag hoeveel vermogen <strong>huishoudens</strong> daadwerkelijk tot hun beschikking<br />
hebben.<br />
16
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
3 Het vermogen van Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
Het <strong>onderzoek</strong> “Achter de hand” uit 2008 was primair bedoeld om te <strong>onderzoek</strong>en welke maatstaf bruikbaar zou kunnen zijn<br />
<strong>voor</strong> een buffer. Tijdens dat proces zijn verschillende definities van vermogen onder de loep genomen. Daarbij is gekeken<br />
<strong>naar</strong> <strong>het</strong> vóórkomen en de omvang van verschillende manieren van vermogensvorming. In dit hoofdstuk zullen we deze<br />
analyses herhalen <strong>voor</strong> 2011 om te zien of en waar veranderingen zijn opgetreden.<br />
3.1 De aanwezigheid van vermogensvormen<br />
In eerste instantie kijken we <strong>naar</strong> de aanwezigheid van verschillende vermogensvormen: hoeveel procent van de<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong> heeft een bepaalde vermogensvorm? In tabel 3.1 wordt hier inzicht in gegeven.<br />
Tabel 3.1: Percentage dat vermogensvorm bezit <strong>naar</strong> koop-of huurwoning: verschil 2006-2011<br />
Koopwoning<br />
%<br />
Huurwoning<br />
%<br />
2006<br />
Totaal<br />
%<br />
Koopwoning<br />
%<br />
Huurwoning<br />
%<br />
2011<br />
Totaal<br />
%<br />
Betaalrekening 97 95 97 97 97 97<br />
Bedrijfsspaarrekening 43 25 37 30 17 27<br />
Spaarrekening 87 77 84 90 81 88<br />
Spaarbankboekjes 7 6 7 2 4 3<br />
Koopsompolissen 29 17 25 24 12 21<br />
Kapitaalverzekering 15 7 12 13 5 11<br />
Groeifondsen 6 3 5 0 0 0<br />
Beleggingsfondsen 23 10 19 25 15 22<br />
Obligaties 6 2 5 5 1 4<br />
Aandelen 16 6 13 14 5 12<br />
Opties 1 0 1 1 0 1<br />
Auto’s 87 67 80 83 66 79<br />
Motoren 8 3 6 7 3 6<br />
Boten 3 2 3 3 1 3<br />
17
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Koopwoning<br />
%<br />
Huurwoning<br />
%<br />
2006<br />
Totaal<br />
%<br />
Koopwoning<br />
%<br />
Huurwoning<br />
%<br />
2011<br />
Totaal<br />
%<br />
Caravans 12 6 10 14 7 12<br />
Uitgeleend geld 10 8 9 10 7 9<br />
Overige bezittingen 3 2 3 2 2 2<br />
Aanmerkelijk belang 0 0 0 1 0 1<br />
Bedrijfskapitaal vrij beroep 0 0 0 1 0 1<br />
Bedrijfskapitaal<br />
zelfstandige<br />
3 3 3 4 4 4<br />
Eigen huis 98 0 67 99 0 77<br />
Levensverzekering woning 25 0 17 17 0 13<br />
Tweede woning 3 1 2 4 1 3<br />
Ander onroerend goed 5 1 4 4 1 4<br />
Persoonlijke lening 3 5 3 2 5 3<br />
Doorlopend krediet 7 16 10 10 15 11<br />
Financieringskrediet 2 1 2 2 0 2<br />
Lening bij familie/vrienden 3 4 3 3 3 3<br />
Studielening 3 6 4 3 3 3<br />
Schuld op credit card 2 6 4 3 6 4<br />
Andere lening 1 0 1 1 0 1<br />
Roodstaan 13 21 15 8 14 9<br />
Hypotheek eigen huis 76 0 52 65 0 50<br />
Hypotheek 2e woning 1 0 1 1 0 0<br />
Hypotheek ander<br />
onroerend goed<br />
2 1 2 2 1 2<br />
Tussen 2006 en 2011 zijn weinig verschuivingen waar te nemen. Het percentage huishoud ens dat een spaarrekening bezit,<br />
is licht gestegen. Het percentage met een bedrijfsspaarrekening is gedaald. Het afschaffen van de spaarloonregeling per 1<br />
januari 2012 Is daar ongetwijfeld debet aan.<br />
18
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Met behulp van een Probit-analyse 1 kan onderzocht worden welke kenmerken van een huishouden invloed hebben op de<br />
beslissing wel of niet een bepaalde vorm van vermogensopbouw aan te houden. Tabel 3.2 vat deze analyses samen.<br />
Betaalrekeningen zijn zo algemeen, dat daar geen verschil te constateren is tussen verschillende huishoudgroepen.<br />
Huishoudens met hogere inkomens hebben vaker een spaarrekening dan mensen met een lager inkomen. Eige<strong>naar</strong>-<br />
bewoners hebben vaker een spaarrekening dan huurders. Verder valt op dat de aanwezigheid van kinderen betekent dat er<br />
minder vaak een spaarrekening wordt aangehouden. Het is logisch dat bedrijfsspaarrekeningen vaker door werkenden<br />
worden aangehouden.<br />
Bij regelingen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> pensioen, zoals koopsompolissen en kapitaalverzekeringen, valt op dat <strong>het</strong> wel of niet hebben van<br />
zo’n vermogenstitel niet samenhangt met <strong>het</strong> inkomen. Dit was in 2006 nog wel <strong>het</strong> geval. De aanwezigheid van kinderen<br />
hangt negatief samen met <strong>het</strong> sparen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> pensioen via individuele verzekeringen. Verder is opvallend dat deze<br />
vermogensvormen minder gebruikt worden na een bepaalde leeftijd (rond de 50 jaar), die redelijk ver <strong>voor</strong> de<br />
pensioneringsdatum ligt.<br />
De risicovollere vormen van vermogensopbouw, zoals beleggingsfondsen en aandelen, worden <strong>voor</strong>namelijk benut door<br />
<strong>huishoudens</strong> met hogere inkomens en hoger opgeleiden.<br />
Tegengesteld aan de vermogenstitels, komen schulden vaker <strong>voor</strong> bij huurders dan bij eige<strong>naar</strong>-bewoners. Huishoudens<br />
met een lager inkomen staan vaker rood. Verder is opvallend dat werkenden vaker rood staan en een credit -cardschuld<br />
hebben dan niet-werkenden met eenzelfde inkomen. Waarschijnlijk hebben werkenden eerder de mogelijkheid om een<br />
credit-card aan te schaffen. Het kan ook een aanwijzing zijn dat werkenden wat makkelijker met hun inkomen omgaan dan<br />
niet-werkenden die veel meer op hun geld letten.<br />
1 <strong>Een</strong> probit-analyse is een statistische <strong>onderzoek</strong>smethode waarbij rekening wordt gehouden dat <strong>het</strong>geen dat we willen verklaren (in dit geval:<br />
19
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Tabel 3.2: Uitkomsten probit-analyses wel of niet bepaalde vermogenstitels aanhouden<br />
Betaalrekening<br />
Koopwoning Leeftijd Inkomen Partner Kinderen Opleiding Arbeidssituatie<br />
Bedrijfsspaarrekening + top 49 jr + werkend: ++<br />
Spaarrekening ++ ++ --<br />
Koopsompolissen ++ top 50 jr<br />
Kapitaalverzekering ++ top 43 jr - werkend: +<br />
Beleggingsfondsen + ++ - hoog: ++<br />
Aandelen + ++ -<br />
Auto’s ++ ++<br />
Motoren top 45 jr hoog: -<br />
Caravans + ++ werkend: -<br />
Uitgeleend geld<br />
Eigen huis ++ ++ ++ hoog: ++<br />
Doorlopend krediet --<br />
Schuld op credit card -- werkend: ++<br />
Roodstaan --<br />
Hypotheek eigen huis .<br />
+ significant positief op 95%; ++ significant positief op 99%; - significant negatief op 95%; -- significant negatief op 99%<br />
De leeftijd is kwadratisch meegenomen in de analyse. Wanneer er een kwadratisch verband is, wordt aangegeven bij welke leeftijd de top<br />
of <strong>het</strong> dal zich bevindt.<br />
Voor <strong>het</strong> inkomen is <strong>het</strong> logaritme van <strong>het</strong> jaarinkomen van <strong>het</strong> totale huishouden genomen.<br />
Hierbij is gekeken <strong>naar</strong> <strong>het</strong> aantal kinderen in <strong>het</strong> huishouden<br />
Er zijn drie opleidingsniveaus onderscheiden. Laagopgeleiden zijn de referentiegroep<br />
Er zijn drie arbeidssituaties onderscheiden: werkend, gepensioneerd en overig. Deze laatste is de referentiegroep.<br />
Bij hypotheek eigen huis zijn alleen de eige<strong>naar</strong>s-bewoners meegenomen.<br />
20
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
3.2 De hoogte van de vermogensvormen<br />
De hoogte van de verschillende vermogensvormen is scheef verdeeld. <strong>Een</strong> groot aantal <strong>huishoudens</strong> heeft bepaalde<br />
vermogensvormen helemaal niet, en bij degenen die de vermogensvormen wel hebben, zijn er een paar met een heel groot<br />
vermogen. Het gemiddelde is dan ook geen goede maat om de hoogte van de waarde van de vermogensvorm te<br />
karakteriseren. De mediaan (de middelste waarneming) is wat dat betreft een betere maat. In tabel 3.3 staat de mediaan<br />
vermeld van de <strong>huishoudens</strong> die wel de vermogensvorm hebben.<br />
Tabel 3.3: Mediaan bedrag per vermogensvorm <strong>naar</strong> koop-of huurwoning: verschil 2006-2011 (excl. 0)<br />
Koopwoning<br />
€<br />
Huurwoning<br />
€<br />
2006<br />
Totaal<br />
€<br />
Koopwoning<br />
€<br />
Huurwoning<br />
€<br />
2011<br />
Totaal<br />
€<br />
Betaalrekening 1750 1032 1535 1986 1134 1750<br />
Bedrijfsspaarrekening 1750 1545 1750 2270 1350 2000<br />
Spaarrekening 8500 3289 6618 17000 7249 14033<br />
Spaarbankboekjes 1410 875 1200 3000 875 1825<br />
Koopsompolissen 3884 1841 3593 9990 7815 9334<br />
Kapitaalverzekering 12754 6600 11000 12000 8000 11326<br />
Beleggingsfondsen 11310 7517 10210 14943 6000 12562<br />
Aandelen 6125 4482 5483 7709 9546 7780<br />
Auto’s 7500 4000 6308 7250 4020 6700<br />
Motoren 3700 3750 3700 2800 3500 2900<br />
Caravans 4000 2135 3750 5000 2500 5000<br />
Uitgeleend geld 2367 2250 2300 7000 1800 5000<br />
Eigen huis 230000 230000 250000<br />
Doorlopend krediet -5942 -4100 -4763 -3750 -4500 -3750<br />
Schuld op credit card -1138 -1050 -1050<br />
Roodstaan -598 -500 -592 -550 -445 -500<br />
Hypotheek eigen huis -103.000 -103.000 -65.000 -65.000<br />
21
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Er zijn duidelijke verschillen te constateren <strong>naar</strong> hoogte van de vermogensvormen tussen 2006 en 2011. Zo is <strong>het</strong> mediane<br />
bedrag op een spaarrekening tussen 2006 en 2011 meer dan verdubbeld. Ook op andere vermogenstitels zijn stijgingen<br />
aanwezig. Opvallend is dat de waarde van de duurzame consumptiegoederen (auto’s, motoren, e.d.) veel minder gestegen<br />
is. Blijkbaar is men de afgelopen jaren terughoudend geweest met de aanschaf van dergelijke zaken.<br />
Ook is er afgelost: <strong>het</strong> openstaande bedrag aan doorlopend krediet is gedaald onder huiseigenaren. Dit geldt niet <strong>voor</strong><br />
huurders; bij hen is <strong>het</strong> mediane bedrag gestegen. Wel is <strong>het</strong> zo dat meer huiseigenaren nu een doorlopend krediet hebben<br />
dan vijf jaar geleden.<br />
De scheve verdeling van de hoogte van de verschillende vermogensvormen heeft consequenties <strong>voor</strong> <strong>het</strong> analyseren van de<br />
samenhang tussen de verschillende achtergrondvariabelen en de hoogte van de vermogensvormen. De <strong>huishoudens</strong> met<br />
(extreem) hoge vermogens kunnen de samenhang namelijk sterk beïnvloeden. Bovendien vormen de <strong>huishoudens</strong> die wel<br />
een bepaalde vermogensvorm aanhouden, wellicht een speciale groep. Als dat zo is, hangt de hoogte van de<br />
vermogensvorm wellicht meer af van de keuze om een vermogensvorm al dan niet aan te schaffen dan van de<br />
achtergrondkenmerken zelf.<br />
Met deze twee bezwaren wordt als volgt omgegaan. Ten eerste hanteren we de logaritme van de waarde als de te verklaren<br />
variabele. Het gebruik van een logaritme verkleint de invloed van extreem hoge waarden. Ten tweede maken we gebruik<br />
van een schattingstechniek 2 waarbij we <strong>het</strong> keuzeaspect om wel of niet een vermogensvorm aan te schaffen, betrekken bij<br />
de verklaring van de hoogte van deze vermogensvorm. Hierbij veronderstellen we dat de opleiding van de hoofdkostwinner<br />
wél een directe rol speelt bij de keuze om een vermogensvorm aan te houden, maar geen directe rol speelt bij de hoogte<br />
ervan. Bij de bedrijfsspaarrekening veronderstellen we dat <strong>het</strong> in loondienst zijn een rol speelt bij <strong>het</strong> wel of niet hebben v an<br />
een dergelijke rekening.<br />
2 Dit is <strong>het</strong> Heckman-selectiemodel, ook wel Heckit-methode (Heckman, 1979) genoemd. Om consistente schatters te krijgen wordt in deze<br />
methode gecorrigeerd <strong>voor</strong> <strong>het</strong> feit dat bij <strong>het</strong> verklaren van de hoogte een selectie van de steekproef wordt gebruikt.<br />
22
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Tabel 3.4: Hoogte van de individuele vermogensvorm verklaard (via Heckman-selectiemodel)<br />
Koop-<br />
woning<br />
Betaalrekening ++ ++ ++<br />
Bedrijfsspaarrekening<br />
Spaarrekening ++ + ++<br />
Koopsompolissen ++<br />
Kapitaalverzekering ++<br />
Leeftijd Inkomen Partner Kinderen Overig Invloed<br />
bezit op<br />
hoogte<br />
Beleggingsfondsen + ++<br />
Aandelen Werk:-<br />
Waarde auto’s ++ --<br />
Waarde motoren<br />
Waarde caravans +<br />
Waarde uitgeleend<br />
geld<br />
++ --<br />
Eigen huis ++ ++ + + Opleiding<br />
hoog: ++<br />
Doorlopend krediet<br />
Creditcardschuld<br />
Roodstand<br />
Hypotheek eigen huis -- ++ Waarde<br />
woning:<br />
++<br />
+ significant positief op 95%; ++ significant positief op 99%; - significant negatief op 95%; -- significant negatief op 99%<br />
Bij de hoogte van de betaalrekening is de Heckman-methode niet toegepast, aangezien nagenoeg iedereen een betaalrekening heeft.<br />
Bij de hoogte van de bedrijfsspaarrekening, de waarde van de motor, de hoogte van <strong>het</strong> uitgeleende geldbedrag en de hoogte van de<br />
schulden is de arbeidssituatie als selectievariabele gebruikt die wel invloed heeft op <strong>het</strong> wel of niet hebben van een bepaalde<br />
vermogensvorm, maar niet op de hoogte daarvan.<br />
De leeftijd en <strong>het</strong> inkomen zijn logaritmisch meegenomen in de regressie. In totaal zijn drie arbeidssituaties onderscheiden (werkend,<br />
gepensioneerd, niet-werkend). De referentiegroep zijn de niet-werkenden.<br />
23
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
De hoogte van de bedragen op de betaalrekening en de spaarrekening hangen samen met inkomen en leeftijd.<br />
Huishoudens met hogere inkomens en ouderen hebben hogere bedragen op deze rekening staan. Ook <strong>het</strong> bezit van een<br />
koopwoning leidt tot hogere bedragen op deze rekeningen.<br />
De waarden van langlopende contracten als koopsompolissen en kapitaalverzekeringen hangen natuurlij k positief samen<br />
met de leeftijd.<br />
Bij de waarde van beleggingsfondsen is de keuze wel of niet een beleggingsfonds aan te houden , een belangrijke<br />
verklaring. Blijkbaar is <strong>het</strong> kiezen <strong>voor</strong> een beleggingsfonds een fundamentele. Als men zoiets afsluit, steekt men er ook<br />
relatief veel geld in.<br />
De waarde van de auto hangt positief samen met <strong>het</strong> inkomen, maar vreemd genoeg negatief met <strong>het</strong> aantal kinderen.<br />
Ouderen lenen een hoger bedrag aan geld uit. Misschien is dat aan eigen kinderen, maar niet zolang die nog thuis wonen.<br />
De waarde van de eigen woning is hoger <strong>naar</strong>mate <strong>het</strong> inkomen hoger is en <strong>het</strong> huishouden groter is. Verder bewonen<br />
ouderen en mensen met een hoge opleiding duurdere woningen dan even rijke jongeren en mensen met een lagere<br />
opleiding.<br />
De hoogte van de hypotheek hangt natuurlijk sterk samen met <strong>het</strong> inkomen en de waarde van de woning. De aflossing op d e<br />
hypotheek komt tot uiting in <strong>het</strong> lagere bedrag aan hypotheek <strong>voor</strong> ouderen.<br />
3.2.1 Vermogensdefinities<br />
Er is geen eenduidige definitie van vermogen die toegepast kan worden bij de specificatie van een buffer. We illustreren dit<br />
aan de hand van een theoretische balans van een huishouden, die in tabel 3.5 is weergegeven. Zoals gebruikelijk wordt er<br />
onderscheid gemaakt tussen bezittingen (activa) en schulden (passiva). Het verschil tussen bezittingen en schulden wordt<br />
<strong>het</strong> ‘eigen vermogen’ genoemd. Bij de bezittingen wordt onderscheid gemaakt tussen vaste en vlottende bezittingen.<br />
Vlottende bezittingen kunnen snel te gelde worden gemaakt; <strong>voor</strong> vaste be zittingen is dat veel moeilijker of zelfs onmogelijk.<br />
De schulden worden onderverdeeld in schulden <strong>voor</strong> lange termijn en schulden <strong>voor</strong> korte termijn.<br />
Niet alle vermogensvormen zijn van belang <strong>voor</strong> een financiële buffer <strong>voor</strong> plotselinge, noodzakelijke uitgaven. Het gaat dan<br />
alleen om liquide vermogensvormen, dat wil zeggen vermogensvormen die snel in contant geld zijn om te zetten. In<br />
onderstaand schema worden dat de vlottende bezittingen genoemd. Zaken die daarom niet meetellen, zijn de (over)waarde<br />
van de eigen woning, pensioen- en lijfrenteaanspraken en bij<strong>voor</strong>beeld termijndeposito’s.<br />
Daarnaast moet rekening gehouden worden met eventuele leningen. In plaats van alleen <strong>naar</strong> <strong>het</strong> bezit te kijken, wordt <strong>het</strong><br />
beschikbare vermogen in beschouwing genomen. Dit is <strong>het</strong> bezit minus alle aanwezige kredieten. Het is namelijk niet<br />
24
verstandig om zowel te sparen als te lenen. <strong>Een</strong> huishouden zou met <strong>het</strong> spaartegoed allereerst zijn leningen moeten<br />
aflossen. Daarmee is de beschikbare financiële ruimte kleiner. Bij de kredieten moeten de schulden op lange termijn, zoals<br />
hypotheken en studieschulden, buiten beschouwing gelaten worden. Alleen <strong>het</strong> ‘vreemd vermogen op korte termijn’ is van<br />
belang. Daaronder vallen dus daadwerkelijk afgesloten leningen (persoonlijke lening, doorlope nd krediet), al dan niet<br />
geoorloofd rood staan, afbetalingsregelingen, informele leningen en betalingsachterstanden.<br />
Tabel 3.5: Balans van een huishouden<br />
ACTIVA, BEZITTINGEN PASSIVA, SCHULDEN<br />
DUURZAME/VASTE BEZITTINGEN VREEMD VERMOGEN OP LANGE TERMIJN<br />
1 waarde eigen woning € 1 hypotheek €<br />
2 waarde 2e woning € 2 tweede/verhogingen hypotheek €<br />
3 waarde eigen auto € 3 overig hypothecair krediet €<br />
4 waarde inboedel € 4 studieleningen €<br />
5 vermogen eigen bedrijf € 5 overige langlopende kredieten €<br />
6 vermogen in deelnemingen €<br />
7 waarde beleggingsobjecten €<br />
8 uitstaande leningen €<br />
9 afkoop-/eindwaarde verz. met<br />
spaardeel<br />
10 tegoed levensloopregelingen €<br />
11 tegoed spaarloonregelingen €<br />
12 overige vaste bezittingen €<br />
€<br />
25
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
VLOTTENDE BEZITTINGEN VREEMD VERMOGEN OP KORTE TERMIJN<br />
Consumptieve kredieten<br />
13 contant geld € 6 persoonlijke leningen €<br />
14 positief saldo betaalrekeningen € 7 doorlopende kredieten €<br />
15 omvang spaarrekeningen € 8 roodstaan op contract €<br />
16 omvang spaarbewijzen en<br />
spaardeposito's<br />
17 waarde waardepapieren, effecten € Afbetalingsregelingen<br />
€ 9 roodstaan zonder contract €<br />
18 overige tegoeden € 10 autofinancieringen €<br />
19 deelnemingen beleggingsinstellingen € 11 postorderkredieten €<br />
20 overige vlottende bezittingen € 12 saneringskredieten €<br />
TOTAAL VLOTTENDE ACTIVA € 13 kredieten o.b.v. klantenkaarten €<br />
14 kredieten o.b.v. credit cards €<br />
15 overige consumptieve kredieten €<br />
TOTAAL CONSUMPTIEVE KREDIETEN €<br />
Informele leningen<br />
16 leningen bij familie, vrienden €<br />
Betalingsachterstanden<br />
17 achterstanden op kredieten, hypotheken e.d. €<br />
TOTAAL KORTLOPENDE PASSIVA €<br />
TOTAAL ACTIVA € TOTAAL PASSIVA €<br />
EIGEN VERMOGEN €<br />
26
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Hieronder staan de vermogensdefinities die we verder tonen. Zij verschillen onder andere in mate van liquiditeit. Daarnaast<br />
is bij sommige definities gekeken <strong>naar</strong> <strong>het</strong> bedrag aan bezittingen en bij andere definities <strong>naar</strong> <strong>het</strong> eigen vermogen. Bij de<br />
diverse definities van bezit en eigen vermogen gaat <strong>het</strong> om de financiële bezittingen. Overige bezittingen, zoals huisraad en<br />
de auto, zijn niet meegenomen. De precieze indeling van de vermogensdefinities staat in bijlage 2. Achtereenvolgens komen<br />
aan bod:<br />
1. Balanstotaal (totale activa): <strong>het</strong> totaal van alle (liquide en illiquide) financiële bezittingen.<br />
2. Liquide bezittingen: bezittingen die op zeer korte termijn in een geldbedrag kunnen worden omgezet. Dit is <strong>voor</strong>namelijk<br />
spaargeld en verhandelbare beleggingen, als fondsen, obligaties, etc.<br />
3. Risicoarme liquide bezittingen: <strong>het</strong> totaal van <strong>het</strong> spaargeld.<br />
4. Eigen vermogen: <strong>het</strong> totaal van de bezittingen minus de schulden.<br />
5. Liquide eigen vermogen: de liquide bezittingen minus de kortlopende schulden.<br />
Verder geven we nog kort de schuldpositie van <strong>huishoudens</strong> weer:<br />
6. Het totaal van de schulden<br />
7. Het totaal van de kortlopende schulden<br />
In de figuren 3.1 tot en met 3.7 staan de cumulatieve verdelingen van deze vermogensdefinities, <strong>voor</strong> huurders afzonderlijk<br />
en <strong>voor</strong> kopers afzonderlijk. <strong>Een</strong> cumulatieve verdeling geeft weer hoeveel procent van de groep maximaal een bepaald<br />
bedrag aan vermogen heeft. In de grafiek van <strong>het</strong> balanstotaal is bij<strong>voor</strong>beeld te zien dat 15 procent van de eige<strong>naar</strong>-<br />
bewoners een bedrag aan bezittingen heeft van maximaal 200.000 euro en de 10 procent rijkste huiseigenaren een bedrag<br />
aan bezittingen heeft van minimaal bijna 700.000 euro.<br />
27
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Figuur 3.1: Balanstotaal<br />
Het is vrij logisch dat <strong>het</strong> balanstotaal <strong>voor</strong> eige<strong>naar</strong>-bewoners duidelijk hoger is dan <strong>voor</strong> huurders. Dit heeft te maken met<br />
<strong>het</strong> feit dat de waarde van de woning meetelt <strong>voor</strong> <strong>het</strong> balanstotaal, ongeacht of daar een hypotheek tegenover staat.<br />
28
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Figuur 3.2: Liquide bezittingen<br />
Bij de liquide bezittingen is <strong>het</strong> verschil tussen eige<strong>naar</strong>-bewoners en huurders duidelijk kleiner, omdat bij deze definitie de<br />
waarde van <strong>het</strong> huis niet meetelt. Maar ook met deze definitie hebben eige<strong>naar</strong> -bewoners een hoger vermogen dan<br />
huurders. Het mediane bedrag aan liquide bezittingen ligt bij kopers op ruim 21.000 euro en bij huurders op 6 .500 euro.<br />
29
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Figuur 3.3: Liquide risicoarme bezittingen<br />
Het percentage <strong>huishoudens</strong> met risicovolle liquide bezittingen als aandelen en opties, is relatief beperkt. Daarom vertoont<br />
de cumulatieve verdeling van de liquide risicoarme bezittingen een gelijk patroon als van de totale liquide bezittingen. De<br />
medianen liggen op ruim 16.000 euro <strong>voor</strong> eige<strong>naar</strong>-bewoners en ruim 6.000 euro <strong>voor</strong> huurders.<br />
Met de introductie van <strong>het</strong> begrip eigen vermogen worden ook de schulden betrokken bij <strong>het</strong> vermogensbegrip. Bij <strong>het</strong> totaal<br />
eigen vermogen spelen de waarde van de woning en de hypotheekschuld een rol. De cumulatieve verdeling lijkt bij de<br />
eige<strong>naar</strong>-bewoners redelijk lineair te stijgen tot 70 procent van de verdeling. Het eigen vermogen van de rijkste kwart van de<br />
eige<strong>naar</strong>-bewoners verloopt exponentieel. De helft van de eige<strong>naar</strong>-bewoners heeft minimaal een eigen vermogen van ruim<br />
220.000 euro. Bij huurders is dit bedrag slechts 7.500 euro.<br />
30
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Figuur 3.4: Eigen vermogen<br />
Figuur 3.5: Liquide eigen vermogen<br />
31
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Wanneer we de woning en de hypotheek buiten beschouwing laten, zakt <strong>het</strong> vermogen van de huiseigenaren natuurlijk flink.<br />
Het mediane liquide eigen vermogen <strong>voor</strong> die groep is 30.000 euro.<br />
Figuur 3.6: Het totaal van de schulden<br />
De verdeling van <strong>het</strong> totaal van de schulden ligt <strong>voor</strong> eige<strong>naar</strong>-bewoners hoger dan <strong>voor</strong> huurders. Dit heeft <strong>voor</strong>al te maken<br />
met de hypotheek. Ongeveer 30 procent van de woningeigenaren heeft geen hypotheek meer. Van de woningeigenaren met<br />
hypotheek heeft de helft nog een openstaande schuld van ca. 125.000 euro (in figuur 4.6 op 65 procent van de verdeling).<br />
32
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Figuur 3.7: Het totaal van de kortlopende schulden<br />
Wanneer we de hypotheek niet meenemen en alleen kijken <strong>naar</strong> <strong>het</strong> consumptief krediet en roodstanden, dan blijken meer<br />
huurders dan eige<strong>naar</strong>-bewoners zo’n krediet te hebben, maar dat eigenaren een hoger bedrag lenen.<br />
3.2.2 Analyse van de vermogensdefinities<br />
De verschillende vermogensdefinities hebben we multivariaat geanalyseerd. Omdat vrijwel elk huishouden een bedrag aan<br />
vermogen heeft -ongeacht welke definitie gehanteerd wordt-, is de Heckman-correctie niet nodig, zo bleek uit de analyses.<br />
Er moet rekening worden gehouden met <strong>het</strong> feit dat <strong>huishoudens</strong> een negatief bedrag aan (eigen) vermogen kunnen<br />
hebben. In dat geval is <strong>het</strong> niet mogelijk de logaritme van <strong>het</strong> vermogen te nemen. Het is echter niet mogelijk om deze<br />
specifieke groep <strong>huishoudens</strong> zomaar buiten beschouwing te laten. Daarom hebben we een alternatief 3 <strong>voor</strong> de<br />
logaritmische functie gebruikt waarbij negatieve waarden wel kunnen worden meegenomen.<br />
3<br />
Er is gebruik gemaakt van de inverse hyperbolische sinus functie (IHS-functie), waarbij geldt: IHS = 2<br />
log(X (X 1)) en X is <strong>het</strong> totale vermogen.<br />
33
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Tabel 3.6: Regressieanalyse op hoogte van vermogensdefinities (alle <strong>huishoudens</strong>)<br />
Leeftijd Partner Aantal<br />
kinderen<br />
Inkomen Koopwoning <br />
Arbeidssituatie<br />
Opleiding Waarde<br />
Auto<br />
Totaal bezittingen + - ++ ++ ++<br />
Liquide middelen -- ++ ++ ++<br />
Liquide risicoarme<br />
middelen<br />
Eigen vermogen ++ ++<br />
Eigen vermogen<br />
excl. Huis<br />
-- ++ ++ ++<br />
++ -- ++ ++ +<br />
Liquide eigen<br />
vermogen<br />
++ -- ++ ++ ++<br />
De leeftijd, <strong>het</strong> aantal kinderen, <strong>het</strong> inkomen en de waarde auto zijn logaritmisch meegenomen.<br />
Te zien is dat <strong>het</strong> bezit van een koopwoning van sterke invloed is op alle verschillende vermogensdefinities, zowel die waar<br />
de waarde van de eigen woning is opgenomen als die waar de waarde van de eigen woning geen rol speelt. Ook <strong>het</strong><br />
inkomen is bij vrijwel alle vermogensdefinities van invloed. De leeftijd is alleen van invloed als <strong>het</strong> gaat om definities van <strong>het</strong><br />
eigen vermogen, niet als <strong>het</strong> gaat om alleen bezittingen. Ouderen hebben blijkbaar minder schulden dan jongeren. Het<br />
aantal kinderen beïnvloedt <strong>het</strong> vermogen negatief. De uitgaven aan kinderen zijn blijkbaar dermate hoog dat dit ten koste<br />
gaat van de spaarcapaciteit. Deze negatieve invloed is overigens minder of afwezig wanneer de waarde van de eigen<br />
woning betrokken wordt in de vermogensdefinitie. <strong>Een</strong> groter gezin betekent waarschijnlijk een grotere, d.w.z. duurdere<br />
woning, waardoor <strong>het</strong> lagere spaarbedrag gecompenseerd wordt. <strong>Een</strong> duurdere auto hangt samen met een groter bedrag<br />
aan vermogen.<br />
Het bezit van een koopwoning is sterk van invloed op de bezittingen en op <strong>het</strong> eigen vermogen. Dat is op zich niet zo<br />
vreemd, omdat de waarde van de eigen woning verreweg de grootste bezitting is bij de meeste <strong>huishoudens</strong>. Ook is de<br />
hypotheek verreweg de grootste schuld die mensen zijn aangegaan. Wellicht is die koopwoning zo bepalend <strong>voor</strong> <strong>het</strong> totale<br />
vermogen, dat <strong>het</strong> de invloed van andere factoren die samenhangen met <strong>het</strong> eigenwoningbezit, zoals <strong>het</strong> inkomen en de<br />
gezinssamenstelling, wegneemt. Daarom hebben we deze invloeden geschat <strong>voor</strong> huurders en kopers apar t.<br />
34
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Tabel 3.7: Regressieanalyse op hoogte van vermogensdefinities (alleen huurders)<br />
Leeftijd Partner Aantal<br />
kinderen<br />
Inkomen Arbeidssituatie<br />
Opleiding Waarde<br />
auto<br />
Totaal bezittingen -- ++<br />
Liquide middelen - + ++<br />
Liquide risicoarme middelen - + ++<br />
Eigen vermogen --<br />
Liquide eigen vermogen Midden: -<br />
+ significant positief op 95%; ++ significant positief op 99%; - significant negatief op 95%; -- significant negatief op 99%<br />
De leeftijd, <strong>het</strong> aantal kinderen, <strong>het</strong> inkomen en de waarde auto zijn logaritmisch meegenomen.<br />
Bij huurders spelen maar weinig kenmerken een rol bij de hoogte van de verschillende vermogensdefinities. De uitgaven<br />
aan kinderen spelen een belangrijke rol, de leeftijd niet. Ook <strong>het</strong> inkomen is nauwelijks van invl oed op de hoogte van <strong>het</strong><br />
vermogen. Wel speelt de waarde van de auto een belangrijke rol. Deze is van invloed op de vermogensdefinities zonder<br />
schulden, maar niet van invloed op de vermogensdefinities met schulden. Het lijkt er dan ook op dat er <strong>voor</strong> de au to’s<br />
leningen worden afgesloten.<br />
Tabel 3.8: Regressieanalyse op hoogte van vermogensdefinities (alleen eige<strong>naar</strong>-bewoners)<br />
Leeftijd Partner Aantal<br />
kinderen<br />
Inkomen Arbeidssituatie<br />
Totaal bezittingen ++ ++ ++ Hoog: ++<br />
Opleiding Waarde<br />
auto<br />
Liquide middelen -- ++ Hoog: ++ ++<br />
Liquide risicoarme middelen -- ++ Hoog: + ++<br />
Eigen vermogen ++<br />
Eigen vermogen excl. huis ++ -- ++<br />
Liquide eigen vermogen ++ -- ++ +<br />
+ significant positief op 95%; ++ significant positief op 99%; - significant negatief op 95%; -- significant negatief op 99%<br />
De leeftijd, <strong>het</strong> aantal kinderen, <strong>het</strong> inkomen en de waarde auto zijn logaritmisch meegenomen.<br />
Bij de eige<strong>naar</strong>-bewoners speelt de leeftijd een belangrijke rol, met name in de vermogensdefinities waarbij o ok de schulden<br />
worden betrokken. Het aflossen van de hypotheek door ouderen zal hier een belangrijke rol in spelen. Verder valt op dat<br />
eige<strong>naar</strong>-bewoners met een hogere opleiding meer bezittingen, maar ook meer schulden hebben. Ook een dure auto leidt<br />
wel tot meer liquide middelen, maar niet tot meer eigen vermogen.<br />
35
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
4 Referentiebuffer<br />
4.1 Criteria <strong>voor</strong> een buffer<br />
Dit <strong>onderzoek</strong> is primair bedoeld om de BufferBereke<strong>naar</strong> van 2008 te actualiseren. Destijds is aangegeven dat <strong>het</strong><br />
belangrijk was dat de gepresenteerde buffer SMART was, Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden.<br />
We zullen deze hierna bespreken.<br />
Specifiek<br />
In 2008 is er<strong>voor</strong> gekozen om de BufferBereke<strong>naar</strong> als volgt te specificeren:<br />
De buffer is bedoeld <strong>voor</strong> min of meer <strong>voor</strong>zienbare uitgaven op de korte en middellange termijn. Met min of meer<br />
<strong>voor</strong>zienbaar bedoelen we uitgaven waarvan <strong>het</strong> wel zeker is dat ze een keer gedaan gaan worden, maar dat <strong>het</strong> onzeker is<br />
op welk tijdstip precies ze gedaan worden.<br />
Dat kan bij<strong>voor</strong>beeld zijn, omdat men een nieuw apparaat pas aanschaft wanneer <strong>het</strong> oude kapot gaat. Of bij<strong>voor</strong>beeld<br />
omdat een aanschaf pas over een aantal jaar gepland staat: “Deze auto gaat zeker nog vijf jaar mee.“ Dit zijn ook de<br />
motieven waar<strong>voor</strong> de meeste <strong>huishoudens</strong> spaargeld achter de hand willen hebben, zoals in hoofdstuk 3 vermeld werd.<br />
Daarmee is de buffer bedoeld <strong>voor</strong>:<br />
Het overbruggen van arme of dure maanden (bijv. <strong>voor</strong> de vakantie)<br />
Het vervangen van inventarisonderdelen (witgoed, meubilair)<br />
Het vervangen van de auto<br />
Onderhoud en verfraaiing van de eigen woning<br />
Daarom hanteren we <strong>het</strong> liquide eigen vermogen als vermogensbegrip om de <strong>referentiebuffer</strong>s op te baseren.<br />
Het liquide eigen vermogen is daar<strong>voor</strong> een passend vermogensbegrip. Het feit dat <strong>het</strong> liquide is, wil zeggen dat <strong>het</strong> snel in<br />
geld omgezet kan worden, waarmee de aanschaf gefinancierd kan worden. Door te werken met <strong>het</strong> eigen vermogen, wordt<br />
gesaldeerd <strong>voor</strong> mogelijk aanwezige schulden. Wanneer dat niet zou gebeuren en alleen gekeken zou worden <strong>naar</strong> de<br />
bezittingen, dan zou een scheef beeld ontstaan van de financiële mogelijkheden van een huishouden.<br />
De <strong>referentiebuffer</strong> is daarmee niet bedoeld <strong>voor</strong> <strong>het</strong> opvangen van een inkomensterugval, zoals bij pensionering,<br />
arbeidsongeschiktheid, werkloosheid e.d. Ook <strong>voor</strong> calamiteiten die <strong>voor</strong> grote uitgaven zorgen, zoals brand en ziekte is de<br />
buffer niet bedoeld. Voor al dit soort zaken zijn verzekeringen betere alternatieven.<br />
36
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
De <strong>referentiebuffer</strong> is bedoeld <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gehele huishouden, of dit nu uit één of uit meerdere personen bestaat. De<br />
reserveringsuitgaven, waar de buffer <strong>voor</strong> is bedoeld, zijn namelijk vaak <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gehele huishouden bestemd en veelal niet<br />
<strong>voor</strong> één persoon.<br />
Uit hoofdstuk 3 blijkt dat <strong>het</strong> bedrag op spaarrekeningen de afgelopen jaren sterk is toegenomen. De onzekere tijden<br />
hebben er<strong>voor</strong> gezorgd dat veel mensen minder zijn gaan uitgeven en minder risicovol zijn gaan beleggen. De angst <strong>voor</strong> de<br />
toekomst heeft waarschijnlijk tot meer sparen geleid. En deze angst gaat wellicht over <strong>voor</strong>zienbare problemen als een<br />
inkomensterugval bij dreigende werkloosheid, maar waarschijnlijk ook om veel vagere, ongrijpbaardere angsten als<br />
onzekerheid over pensioen of de toekomst van de euro. De verwachtingen over de eigen financiële situatie de komende 12<br />
maanden zijn veel pessimistischer geworden (zie figuur 4.1, waar <strong>het</strong> verschil staat tussen positieve en negatieve<br />
antwoorden). De hogere spaarsaldi veroorzaken hogere mediane spaargeldbedragen. Dit geldt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> de <strong>huishoudens</strong><br />
met middeninkomens en hogere inkomens en <strong>huishoudens</strong> met een koopwoning.<br />
De vraag is daarmee gerechtvaardigd of <strong>het</strong> mediane liquide eigen vermogen nog kan gelden als te adviseren buffer. Aan<br />
de ene kant zal <strong>het</strong> bedrag op de spaarrekening ruimer zijn dan <strong>voor</strong>heen om de inventaris e.d. te kunnen vervangen. Aan<br />
de andere kant is de stijging een teken dat mensen op dit moment een ruimere buffer wensen aan te houden dan <strong>voor</strong>heen.<br />
Door de crisis is <strong>het</strong> te verwachten dat de mogelijke aanwendingsdoelen <strong>voor</strong> de buffer de afgelopen jaren uitgebreid zijn. Er<br />
wordt niet alleen maar gespaard <strong>voor</strong> <strong>het</strong> vervangen of vernieuwen van inventaris, auto of de eigen woning, maar ook om de<br />
toegenomen onzekerheid over de toekomst <strong>het</strong> hoofd te kunnen bieden. <strong>Een</strong> referentiebedrag dat geen rekening houdt met<br />
deze ontwikkeling, is niet realistisch. Verder is <strong>het</strong> onmogelijk om bedragen af te splitsen. Aangezien vrijwel niemand aparte<br />
spaarrekeningen gebruikt <strong>voor</strong> dit soort gebeurtenissen, is <strong>het</strong> niet mogelijk een onderscheid te maken welk bedrag<br />
waar<strong>voor</strong> apart gezet wordt. Daarom kiezen we er<strong>voor</strong> om de mediaan als referentiebedrag te blijven noemen, maar daarbij<br />
wel de nadruk te leggen op <strong>het</strong> referentiekarakter (“zo doen vergelijkbare <strong>huishoudens</strong> <strong>het</strong>”) in plaats van <strong>het</strong> als advies mee<br />
te geven <strong>voor</strong> de eerder genoemde, afgebakende doelen.<br />
37
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Figuur 4.1: Verwachting eigen financiële situatie komende 12 maanden, verschil tussen positieve en negatieve antwoorden (Bron: CBS<br />
Statline, 2012)<br />
Meetbaar<br />
We willen tot een berekening komen waarbij een persoon na <strong>het</strong> invullen van enkele gegevens, te zien krijgt hoe hoog in zijn<br />
situatie een geschikte buffer kan zijn. Hier<strong>voor</strong> wordt <strong>het</strong> <strong>voor</strong> een persoon snel duidelijk hoeveel geld hij achter de hand<br />
moet hebben. Vervolgens kan hij eenvoudig nagaan of hij dit streefdoel al heeft bereikt of dat er nog ( verder) moet worden<br />
gespaard.<br />
Om te komen tot een “meetbaar’ streefdoel maken we gebruik van de uitkomsten uit hoofdstuk 3. Uit de analyses blijkt dat<br />
leeftijd, inkomen, <strong>het</strong> aantal kinderen, <strong>het</strong> type woning (koop of huur) en de waarde van de auto invloed hebben op de<br />
hoogte van <strong>het</strong> liquide eigen vermogen. Dit zijn zaken die een consument van zichzelf weet of vrij makkelijk kan opzoeken.<br />
38
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Acceptabel<br />
De <strong>referentiebuffer</strong> wordt geschat op basis van empirische gegevens. Voor veel <strong>huishoudens</strong> zal dit model een goede<br />
schatting geven van <strong>het</strong> liquide vermogen dat soortgelijke <strong>huishoudens</strong> op dat moment aanhouden. Maar dat hoeft niet <strong>voor</strong><br />
alle <strong>huishoudens</strong> te gelden. Zeker <strong>voor</strong> <strong>huishoudens</strong> met een laag, of juist een erg hoog inkomen kan <strong>het</strong> model tot niet -<br />
realistische uitkomsten leiden. Het referentiebedrag <strong>voor</strong> een buffer moet bij<strong>voor</strong>beeld niet onder de nul terecht komen.<br />
Om zoiets te <strong>voor</strong>komen specificeren we naast de geschatte buffer op basis van de empirische data , ook een minimale<br />
buffer. Deze is onafhankelijk van <strong>het</strong> inkomen, maar wel afhankelijk van de huishoudsituatie.<br />
Minimale buffer<br />
Deze minimale buffer wordt gebaseerd op <strong>het</strong> minimale inventarispakket, zoals dat door <strong>het</strong> <strong>Nibud</strong> gespecificeerd wordt. De<br />
minimale buffer is dan ook alleen bedoeld <strong>voor</strong> <strong>het</strong> opvangen van arme en dure maanden, en <strong>voor</strong> <strong>het</strong> vervangen van de<br />
noodzakelijke inventaris. Vervanging van de auto of onderhoud aan de eigen woning kunnen dus niet uit de minimale buffer<br />
gefinancierd worden.<br />
Net als in 2008 wordt de minimale buffer gesteld op de helft van de waarde van <strong>het</strong> pakket. Bij gespreide aankopen over de<br />
tijd is de helft van <strong>het</strong> pakket een goede benadering van de dagwaarde. Het verschil tussen de dagwaarde en de waarde<br />
van een nieuw pakket is daarmee ook de helft. Bovengenoemd bedrag <strong>voor</strong> inventaris is ook voldoende om arme en dure<br />
maanden te kunnen overbruggen.<br />
Referentiebuffer<br />
De <strong>referentiebuffer</strong> geeft <strong>het</strong> bedrag aan vermogen weer dat vergelijkbare <strong>huishoudens</strong> op spaarrekeningen hebben staan.<br />
Zoals in 2008, wordt <strong>het</strong> referentiebedrag gebaseerd op <strong>het</strong> mediane liquide vermogen en niet op <strong>het</strong> gemiddelde liquide<br />
vermogen. Figuur 3.5 geeft aan dat de verdeling van de liquide vermogens niet normaal verdeeld is en dat <strong>het</strong> gemiddelde<br />
geen goede maat is <strong>voor</strong> de meeste <strong>huishoudens</strong>. Het mediane liquide eigen vermogen bedraagt bij<strong>voor</strong>beeld 30.000 euro,<br />
<strong>het</strong> gemiddelde ligt op ruim 47.000 euro.<br />
Door in de analyses in hoofdstuk 3 een lognormale verdeling van <strong>het</strong> vermogensbegrip te veronderstellen, is <strong>het</strong> mogelijk de<br />
verwachte mediaan te berekenen 4 .<br />
Voor <strong>het</strong> schatten van <strong>het</strong> model <strong>voor</strong> de <strong>referentiebuffer</strong> hebben we alleen de <strong>huishoudens</strong> meegenomen die een positief<br />
liquide eigen vermogen hadden. We willen immers een advies geven over de hoogte van de noodzakelijk aanwezige buffer.<br />
Huishoudens met vermogen hebben ook daadwerkelijk een vermogen dat als buffer kan dienen. Personen waarbij de<br />
4 Bij een lognormale regressie is de mediaan gelijk aan de verwachte waarde.<br />
39
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
schulden hoger zijn dan <strong>het</strong> bezit hebben dat niet. Als <strong>huishoudens</strong> geen buffer hebben, kan er ook geen uitspraak worden<br />
gedaan over hoe hoog de buffer moet zijn.<br />
Anders dan in 2008, maken we geen aparte schattingen <strong>voor</strong> eige<strong>naar</strong>-bewoners en huurders, maar wordt dit gecombineerd<br />
in één schatting. Belangrijkste reden hier<strong>voor</strong> is dat <strong>het</strong> aantal huurders in de steekproef gering was. De aparte analyse <strong>voor</strong><br />
de huurders leverde weinig significante resultaten op.<br />
Ook is er<strong>voor</strong> gekozen om alle <strong>huishoudens</strong> mee te nemen in de analyse, ook die van boven de 65. Door de leeftijd<br />
logaritmisch mee te nemen, wordt <strong>het</strong> effect van oudere respondenten verkleind. Bovendien week <strong>het</strong> resultaat n auwelijks af<br />
wanneer 65-plussers niet werden meegenomen. Dit is ook anders dan in 2008.<br />
Realistisch: een buffer die <strong>voor</strong> iedereen haalbaar is<br />
Uit <strong>het</strong> model moet een buffer volgen die realistisch is. Voor elk type huishouden moet <strong>het</strong> mogelijk zijn om <strong>het</strong> s treefdoel te<br />
bereiken en de benodigde buffer te behouden. Door de wijze waarop we de buffer berekenen, verwachten we <strong>voor</strong> elk type<br />
huishouden tot een realistische buffer te komen. De berekening is immers gebaseerd op empirische analyses van <strong>het</strong><br />
vermogensbezit in Nederland, waarbij we rekening houden met diverse omstandigheden (zie criterium “acceptabel”).<br />
Bovendien kijken we <strong>naar</strong> <strong>het</strong> mediane vermogen in plaats van <strong>naar</strong> <strong>het</strong> gemiddelde vermogen. Dit <strong>voor</strong>komt dat de hoogte<br />
van de noodzakelijke buffer wordt beïnvloed door enkele <strong>huishoudens</strong> met een heel hoog liquide eigen vermogen. Volgens<br />
<strong>het</strong> model zou de helft van vergelijkbare <strong>huishoudens</strong> dit bedrag als buffer achter de hand hebben.<br />
Tijdsgebonden: aanwezigheid van de buffer op elk moment<br />
Het bereiken van de buffer is niet aan een specifieke tijd gebonden. In feite moet de buffer op elk moment aanwezig zijn. Na<br />
aanwending van de buffer <strong>voor</strong> reserveringsuitgaven en bij veranderingen in de individuele situatie, moet een huishouden de<br />
buffer zo snel mogelijk weer aanvullen. Door veranderingen in de persoonlijke situatie, bij<strong>voor</strong>beeld bij inkomens -<br />
verandering, verhuizing of scheiding, kan de hoogte van de noodzakelijke buffer veranderen.<br />
Wanneer de buffer nog niet aanwezig is, bepaalt de individuele financiële s ituatie binnen welk tijdsbestek <strong>huishoudens</strong> <strong>het</strong><br />
streefdoel kunnen halen. Dit vergt ook een analyse van <strong>het</strong> huidige inkomsten- en uitgavenpatroon om te zien hoeveel er<br />
gespaard kan worden. Het Persoonlijk Budget Advies van <strong>het</strong> <strong>Nibud</strong> kan hierbij een belangri jk hulpmiddel zijn.<br />
40
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
4.2 De bedragen <strong>voor</strong> de minimum- en <strong>referentiebuffer</strong><br />
In de vorige paragraaf is weergegeven aan welke criteria een bufferadvies moet voldoen. In deze paragraaf beschrijven we<br />
de technische uitwerking van <strong>het</strong> bufferadvies. Zoals gezegd worden er twee bufferbedragen genoemd: een minimale buffer,<br />
alleen bedoeld ter vervanging van de minimale inventaris, en een <strong>referentiebuffer</strong>, die aangeeft hoeveel vergelijkbare<br />
<strong>huishoudens</strong> aan liquide eigen vermogen aanhouden en die ook bedoeld is <strong>voor</strong> zaken als de auto en <strong>het</strong> onderhoud van de<br />
woning.<br />
Minimale buffer<br />
De minimale buffer is de helft van de nieuwwaarde van <strong>het</strong> minimale inventarispakket, zoals <strong>het</strong> <strong>Nibud</strong> dat jaarlijks<br />
specificeert. Voor 2012 zijn deze bedragen weergegeven in tabel 4.1.<br />
Tabel 4.1 Minimumbuffer in euro’s<br />
Minimumbuffer<br />
€<br />
Alleenstaande 3.550<br />
(Echt)paar 4.000<br />
Alleenstaande ouder met 1 kind 3.950<br />
Alleenstaande ouder met 2 kinderen 4.350<br />
Alleenstaande ouder met 3 kinderen 4.950<br />
Alleenstaande ouder met 4 kinderen 5.350<br />
(Echt)paar met 1 kind 4.400<br />
(Echt)paar met 2 kinderen 5.000<br />
(Echt)paar met 3 kinderen 5.400<br />
(Echt)paar met 4 kinderen 5.900<br />
Referentiebuffer<br />
Zoals uit tabel 3.6 blijkt, hangt <strong>het</strong> liquide eigen vermogen samen met de leeftijd, <strong>het</strong> aantal kinderen, of <strong>het</strong> huishouden een<br />
koopwoning of huurwoning heeft, <strong>het</strong> inkomen en de dagwaarde van de auto. De <strong>referentiebuffer</strong> is geschat aan de hand<br />
van deze regressievergelijking. Deze luidt als volgt:<br />
ln (<strong>referentiebuffer</strong>) = 0,303 - 0,873 (als koophuis) – 1,746 (als huurhuis) + 1,023 * ln(leeftijd) - 0,485 * ln(aantal kinderen +<br />
1) + 0,912 * ln (besteedbaar inkomen per maand) + 0,028 * ln(dagwaarde auto).<br />
41
Deze vergelijking wordt ingebouwd in de vernieuwde BufferBereke<strong>naar</strong>. Hieronder geven we een aantal <strong>voor</strong>beelden van de<br />
uitkomsten van deze vergelijking.<br />
Voorbeeld 1: Alleenstaande 25 jaar, inkomen 1.500 euro per maand, huurwoning, geen auto.<br />
Minimumbuffer: 3.550 euro<br />
Referentiebuffer 5.000 euro<br />
Voorbeeld 2: Paar zonder kinderen, 30 jaar, inkomen 3.500 euro per maand, koopwoning, auto 5.000 euro<br />
Minimumbuffer: 4.000 euro<br />
Referentiebuffer: 39.750 euro<br />
Voorbeeld 3: Paar met 2 kinderen, 40 jaar, inkomen 3.000 euro per maand, koopwoning, auto 10.000 euro.<br />
Minimumbuffer: 5.000 euro<br />
Referentiebuffer: 27.750 euro<br />
Voorbeeld 4: Paar zonder kinderen, 65 jaar, inkomen 2.000 euro per maand, koopwoning, auto 5.000 euro.<br />
Minimumbuffer: 4.000 euro<br />
Referentiebuffer: 52.600 euro<br />
42
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Literatuurlijst<br />
CBS Statline (2012), Verwachting eigen financiële situatie komende 12 maanden, Den Haag/Heerlen: CBS.<br />
Heckman, J. J. (1979), Sample Selection Bias as a Specification Error. Econometrica, 47:l, p. 53-161.<br />
Madern, T. en D. van der Burg (2012), Geldzaken in de Praktijk, Utrecht: <strong>Nibud</strong>.<br />
<strong>Nibud</strong> (2008), Achter de hand, zoeken <strong>naar</strong> richtlijnen <strong>voor</strong> een financiële buffer, Utrecht: <strong>Nibud</strong>.<br />
Shefrin, H.M. en Thaler, R.H (1988), The Behavioral Life-Cycle Hypothesis, Economic Enquiry 26:4, p. 609-643.<br />
43
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Bijlagen<br />
Bijlage 1: Gebruikte datasets<br />
Dataset Geldzaken in de Praktijk<br />
Vragenlijst: Online vragenlijst onder deelnemers van Opinieland, <strong>het</strong> panel van Survey Sampling International<br />
(SSI).<br />
Veldwerkperiode: Oktober – november 2011<br />
Doelgroep: Nederlanders tussen de 18 en 75 jaar die een eigen huishouden voeren<br />
Steekproef: N = 2196<br />
De netto steekproef is zodanig gewogen dat de resultaten nationaal representatief zijn op geslacht,<br />
leeftijd en opleiding <strong>voor</strong> de Nederlandse bevolking tussen 18 en 75 jaar.<br />
In 2009 is een soortgelijke vragenlijst <strong>voor</strong>gelegd aan <strong>het</strong> StemPunt-panel van <strong>onderzoek</strong>sbureau Motivaction. Waar<br />
mogelijk en <strong>voor</strong> zover dit <strong>voor</strong> dit rapport relevant is, is een vergelijking gemaakt tussen de <strong>onderzoek</strong>sresultaten van 2009<br />
en 2011.<br />
DNB Household Survey<br />
Het DNB Household Survey, verzameld door CentERdata in Tilburg, is een panel bestaande uit 2.000 <strong>huishoudens</strong>. Dit<br />
panel is representatief <strong>voor</strong> de Nederlandse bevolking. Sinds 1993 beantwoorden de <strong>huishoudens</strong> vragen over gegevens<br />
gerelateerd aan werk, inkomen, bezittingen en schulden. In dit <strong>onderzoek</strong> is gebruik gemaakt van de gegevens uit 2011.<br />
Vragen over vermogen komen ruim aan bod. Zowel <strong>naar</strong> de aanwezige soorten vermogensvormen als <strong>naar</strong> de hoogte van<br />
<strong>het</strong> aanwezige vermogen is uitgebreid gevraagd.<br />
De survey bevat naast een groot aantal economische gegevens ook vragen over spaarmotieven.<br />
Voor <strong>het</strong> analyseren van <strong>het</strong> beschikbare vermogen van <strong>huishoudens</strong> in Nederland, maken we gebruik van <strong>het</strong> DNB<br />
Household Survey 2011 van CentERdata. Voor alle analyses en berekeningen hebben we de gegevens in deze dataset<br />
gebruikt. Hierin zijn 1.117 <strong>huishoudens</strong> meegenomen.<br />
44
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
ING BudgetBarometer<br />
De ING BudgetBarometer wordt elk kwartaal afgenomen door TNS Nipo onder een groep representatieve <strong>huishoudens</strong> in<br />
Nederland. In de meting <strong>voor</strong> <strong>het</strong> tweede kwartaal is een aantal vragen gesteld over buffers. Deze is afgenomen in mei<br />
2012. Het aantal respondenten bedroeg 1.061.<br />
45
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Bijlage 2: Indeling van de vermogensdefinities<br />
Totaal<br />
bezit<br />
Liquide<br />
middelen<br />
Risicoarme<br />
liquide<br />
middelen<br />
Totaal<br />
schuld<br />
Kortlopende<br />
schuld<br />
Eigen<br />
Vermogen<br />
(EV)<br />
EV<br />
excl. huis<br />
Betaalrekening + + + + + +<br />
Bedrijfsspaarregelingen + +<br />
Spaarrekeningen + + + + + +<br />
Koopsompolissen + + +<br />
Kapitaalverzekeringen + + +<br />
Groeifondsen + + + + +<br />
Beleggingsfondsen + + + + +<br />
Obligaties + + + + +<br />
Aandelen + + + + +<br />
Gekochte put-opties + + + + +<br />
Geschreven put-opties + + + + +<br />
Gekochte call-opties + + + + +<br />
Geschreven call-opties + + + + +<br />
Onroerend goed anders<br />
dan woonhuizen<br />
Uitgeleend geld + + +<br />
Overige bezittingen + + +<br />
Aanmerkelijk belang + + +<br />
Bedrijfskapitaal vrij<br />
beroep<br />
Bedrijfskapitaal<br />
zelfstandige<br />
+ + +<br />
+ + +<br />
Woonhuis + +<br />
Tweede woning + +<br />
Liquide<br />
EV<br />
46
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
2. Het spaargedrag van<br />
<strong>huishoudens</strong><br />
3. Het vermogen van<br />
Nederlandse <strong>huishoudens</strong><br />
4. Referentiebuffer<br />
Literatuurlijst<br />
Bijlagen<br />
Levensverzekering<br />
woonhuis<br />
Levensverzekering 2e<br />
woning<br />
Levensverzekering<br />
onroerend goed<br />
Totaal<br />
bezit<br />
Liquide<br />
middelen<br />
Risicoarme<br />
liquide<br />
middelen<br />
Totaal<br />
schuld<br />
Kortlopende<br />
schuld<br />
Eigen<br />
Vermogen<br />
(EV)<br />
+ +<br />
+ +<br />
+ +<br />
Persoonlijke lening + + - - -<br />
Doorlopend krediet + + - - -<br />
Krediet postorderbedrijf + + - - -<br />
Financieringskrediet + + - - -<br />
Lening bij familie of<br />
vrienden<br />
EV<br />
excl.<br />
huis<br />
Liquide<br />
EV<br />
+ + - - -<br />
Studielening + - - -<br />
Schuld op creditcard + + - - -<br />
Andere leningen + + - - -<br />
Hypotheek woonhuis + -<br />
Hypotheek tweede<br />
woning<br />
Hypotheken op<br />
onroerend goed anders<br />
dan woonhuis<br />
+ -<br />
+ -<br />
47