Brenner und Heizsysteme - Giersch

A
Á
A
Na voltooiing van de montagewerkzaamheden dient
de draairichting van de motor te worden gecontroleerd
door de magneetschakelaar kort in te drukken. De
draairichting wordt aangegeven op het branderhuis.
De motorbeveiliging wordt fabrieksmatig ingesteld.
Voor de inbedrijfname moet de motorstroom op het typeplaatje
van de motor worden gecontroleerd met de
instelling van de thermische beveiliging en, indien
nodig, worden bijgesteld.
De draairichting is correct als het ventilatorrad in de
richting van de ketel draait (zie ook de peil op de motorkap).
6
Belangrijk!
Het motorbeveilingingsrelais wordt fabrieksmatig op
7,5 A (bij MG3.1), 5,5 A (bij MG3.2 - MG3.4 ster-driehoekschakeling)
afgesteld. Bij inbedrijfname dient
erop gelet te worden dat deze waarde is ingesteld.
MG3.1 naar keuze met ster-driehoekschakeling.
MG3.2 - MG3.4 steeds met ster-driehoekschakeling.
Tip!
Door het losschroeven van beide inbusschroeven (A)
kan de EL-montageplaat met behulp van scharnieren
naar voren draaien.
De kabels voor de externe branderaansluiting (netkabel,
regel- en maximaalthermostaat) kunnen door de
kabeldoorvoer achter de montageplaat worden doorgevoerd
en met de stekker worden bedraad.
Voor de uitwendige kabelisolatie van de ingevoerde
kabels geldt dat deze minimaal tot aan de achterkant
van de montageplaat worden geïsoleerd.
E. 17.12.98 • G. 21.03.03