20110202_basisopmaak rapport.indd
20110202_basisopmaak rapport.indd
20110202_basisopmaak rapport.indd
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nederlands<br />
Openluchtmuseum<br />
INRICHTINGSPLAN ‘De historie verschuift’<br />
Afstudeeropgave Rick Lensink<br />
17 juni 2011
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
Nerderlands Openluchtmuseum<br />
De historie verschuift<br />
Afstudeeropgave<br />
Rick Lensink<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking
4<br />
6<br />
7<br />
8<br />
9<br />
10<br />
11<br />
12<br />
13<br />
14<br />
14<br />
14<br />
16<br />
16<br />
16<br />
18<br />
19<br />
22<br />
23<br />
24<br />
26<br />
27<br />
29<br />
31<br />
31<br />
32<br />
36<br />
37<br />
38<br />
40<br />
41<br />
42<br />
42<br />
43<br />
Inhoudsopgave<br />
Voorwoord<br />
Samenvatting<br />
1. Inleiding<br />
1.1 Het Nederlands Openluchtmuseum<br />
1.2 Aanleiding<br />
1.3 Doelstelling<br />
2. NOM ontrafeld<br />
2.1 De historie<br />
2.2 Bodem en Hoogte<br />
2.3 Waterstructuur<br />
2.4 Groenstructuur<br />
2.5 Functies<br />
2.6 Intensiviteit<br />
2.7 Clustering<br />
2.8 Padenstructuur<br />
2.9 Conclusies<br />
3. Visie en concept<br />
3.1 Visie<br />
3.2 Concept<br />
4. Masterplan<br />
4.1 Principes<br />
4.2 Het masterplan<br />
4.3 Padenstructuur<br />
4.4 Clustering<br />
4.5 Groenstructuur<br />
5. Herijking en deel keuze<br />
5.1 Herijking masterplan<br />
5.2 Keuze deeluitwerking<br />
6. Inzoomen<br />
6.1 Bebouwing<br />
6.2 Routing<br />
6.3 Groen<br />
6.4 Visie op de deeluitwerking<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
44<br />
45<br />
47<br />
50<br />
51<br />
52<br />
53<br />
53<br />
54<br />
55<br />
56<br />
57<br />
59<br />
60<br />
61<br />
62<br />
63<br />
64<br />
65<br />
66<br />
67<br />
68<br />
7. Deeluitwerking<br />
7.1 Principes<br />
7.2 De deeluitwerking<br />
7.3 Bebouwing<br />
7.4 Padenstructuur<br />
7.5 Groen<br />
7.6 Facering<br />
7.7 Hoogteverschil<br />
8. Amsterdamse buurt<br />
8.1 Ligging<br />
8.2 Referentie<br />
8.3 De Amsterdamse buurt<br />
8.4 Materialisatie<br />
8.5 Water<br />
8.6 Groen<br />
9. Verdeelpunt<br />
9.1 Ligging<br />
9.2 Locatie verdeelpunt<br />
9.3 Het verdeelpunt<br />
9.4 Materialisatie<br />
9.5 Groen<br />
10. Bronvermelding<br />
Bijlage I<br />
Bijlage II<br />
Bijlage III<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
5
6<br />
Voorwoord<br />
Dit <strong>rapport</strong> is gemaakt naar aanleiding van de afstudeeropgave van het 4e jaar<br />
Tuinarchitectuur aan Hogeschool Van Hall Larenstein. De opgave houdt zich bezig met de<br />
herstructurering en uitbreiding van het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.<br />
De afstudeeropgave is in 3 fases opgedeeld; masterplan, ontwerp ondersteunend<br />
onderzoek en de deeluitwerking. In dit eind<strong>rapport</strong> zal het masterplan met de bijbehorende<br />
deeluitwerking worden gepresenteerd. Het <strong>rapport</strong> bevat alle stappen van Analyse tot en<br />
met de uitwerking van technische details.<br />
Voor de ondersteuning bij het ontwerpproces wil ik alle docenten van 4e jaar<br />
Tuinarchitectuur bedanken voor hun inzet en aanvullingen. Ook Rob Plomp en Leendert<br />
van Prooije, van het Nederlands Openluchtmuseum, wil ik bij deze bedanken voor hun<br />
medewerking.<br />
Velp, 17 juni 2011<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
Samenvatting<br />
In de bijna honderd jaar dat het Nederlands Openluchtmuseum bestaat heeft het vele<br />
veranderingen doorgemaakt. Het museum is in die jaren gegroeid naar een terrein van<br />
44 hectare waarin een bonte verzameling van historische gebouwen getoond wordt. Een<br />
probleem, die bij deze groei ontstond, is het verdwijnen van structuren. De constante groei<br />
heeft de structuur in het museum doen verdichten waardoor de routing moeizaam is en er<br />
geen logische plek is voor nieuwe uitbreidingen.<br />
Het Nederlands Openluchtmuseum is gelegen aan de noordelijke periferie van de stad<br />
Arnhem. Vanwege de stuwwal heeft het een geaccidenteerd terrein en een groene<br />
sprookjesachtige setting. De basis van het museum wordt gevormd door het vroegere<br />
landgoed de Waterberg. In 1916 heeft dit landgoed plaats gemaakt voor het Nederlands<br />
Openluchtmuseum en hier zijn, in het huidige museum, nog steeds restanten duidelijk<br />
aanwezig.<br />
Het park bevat verschillende clusters met historische gebouwen. De gebouwen staan<br />
geordend per streek, regio of functie. De clusters staan verdeelt over het terrein in<br />
intensieve en extensieve gebieden. Het meest extensieve gebied is de landschappelijk<br />
waardevolle zone, deze vormt een ecologische verbinden tussen de Veluwe en de stad<br />
Arnhem.<br />
De visie, die in hoofdstuk 3 staat beschreven, richt zich op verandering. De historie<br />
verschuift en het museum gaat hierin mee. Waar voorheen met name landschappelijke<br />
gebouwen werden verzameld zal nu gebouwen uit de stedelijke omgeving hun plek gaan<br />
vinden.<br />
Het nieuwe masterplan, hoofdstuk 4, biedt voor deze verschuiving de ruimte. De<br />
padenstructuur vormt de basis van het plan. De padenstructuur stuurt de bezoeker op een<br />
logische manier door het park en geeft nieuwe uitbreidingen een plek.<br />
In hoofdstuk 6 zal het masterplan opnieuw bekeken worden waarna er ingezoomd kan<br />
worden op een deelgebied. Aan dit deelgebied zal verder worden gewerkt in hoofdstuk 7, 8<br />
en 9.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
7
H. H . 1<br />
1.0<br />
Schapenstal, Ederveen(Gld.)<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
1.1<br />
Ligging NOM t.o.v. Arnhem<br />
Het museum is gelegen aan de<br />
noordelijke periferie van Arnhem, in<br />
de bosrijke Veluwezoom.<br />
1 Inleiding<br />
Nadat het voortbestaan van het Nederlands Openluchtmuseum in de jaren ’80 aan een<br />
zijden draadje heeft gehangen is het museum een andere koers gaan varen. De nieuwe<br />
koers bracht ondermeer nieuwe ontwikkelingen met zich mee.<br />
Dankzij deze ontwikkelingen verkreeg het museum in 2005 het predicaat ‘Europees<br />
museum van het jaar’ en mocht het in 2009 de ‘Bank Giro Loterij Prijs’ ontvangen.<br />
Ondanks het behalen van de verschillende prestigieuze prijzen, ziet men toch<br />
problemen ontstaan in het museum. In dit, voor u liggende, masterplan zal er een<br />
nieuwe richting, voor het Nederlands Openluchtmuseum, worden gepresenteerd dat<br />
deze problemen nu en in de toekomst kan ondervangen.<br />
1.1 Het Nederlands Openluchtmuseum<br />
Het Nederlands Openluchtmuseum (NOM) opende voor het eerst zijn deuren in 1918. Dit al<br />
bijna honderd jaar oude museum is gelegen op het voormalige landgoed de Waterberg. Het<br />
museum, ligt tezamen met diverse andere landgoederen en attracties aan de Schelmseweg,<br />
een historische ontsluiting aan de noordelijke periferie van Arnhem (zie fi guur 1.1).<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
9
10<br />
De context van het museum wordt gevormd door de bosrijke Veluwezoom en het<br />
geaccidenteerd terrein van de stuwwal waarop het is gesitueerd. In de omgeving van<br />
het NOM hebben in de loop der jaren meerdere attracties hun plek gevonden, zoals het<br />
naastgelegen Burger Zoo en het Kröller-Müller Museum op de Veluwe.<br />
In 1912 richtten een groep ‘bezorgde’ particulieren in Arnhem een openluchtmuseum op.<br />
Door de industrialisatie en verstedelijking verdwenen de regionale verschillen en dreigden<br />
tradities en ambachten verloren te gaan. Door historisch belangrijke gebouwen naar een<br />
museumterrein te verplaatsen, waar mensen met kennis van zaken aan bezoekers tonen<br />
hoe men vroeger leefde en werkte, kon het verleden levend worden gehouden.<br />
Met dit doel is het toen, met enkel zes gebouwen, nog kleine museum uitgegroeid tot een<br />
44 hectare groot terrein waar vandaag de dag nog gebouwen aan toe worden gevoegd.<br />
Het NOM probeert zoveel moegelijk het museum te laten leven, en denkt hierbij vanuit het<br />
motto ‘ervaring delen’.<br />
Met zijn huidige omvang verwelkomd het museum jaarlijks ruim 450.000 bezoekers. Een<br />
opvallende hoeveelheid, 60 á 70 procent, bestaat uit herhaaldelijk bezoek. Een reden<br />
voor dit hoge aantal is het brede scala aan museumstukken. Het museum heeft een grote<br />
collectie aan historische gebouwen. Daarnaast heeft het ook tentoonstellingen van o.a.<br />
klederdracht, winkelinterieurs en een tentoonstelling over verzamelen, sparen en bewaren.<br />
Een tweede reden van het hoge bezoekersaantal is de context. De ligging in de<br />
Veluwezoom zorgt voor een rustige een sprookjesachtige setting.<br />
1.2 Aanleiding<br />
In de bijna honderd jaar dat het Nederlands Openluchtmuseum bestaat heeft het een grote<br />
groei doorgemaakt. De huidige omvang van het museum is zelfs zo groot geworden dat de<br />
bezoeker een volle dag nodig heeft om het gehele park te kunnen bezoeken.<br />
Met het nieuwe motto, ervaring delen, heeft het museum nog meer te bieden. Waar men<br />
vroeger alleen naar gebouwen kon kijken, kan men nu zelf ervaren hoe het leven er destijds<br />
aan toe ging. Met verschillende akkertjes en ‘boerderij’ dieren wordt de historie tot leven<br />
gebracht.<br />
Naast deze elementen voert het museum ook een thema die doet refereren naar een<br />
bepaalde tijdsperiode. Al deze dieren, akkertjes en themagebouwen moeten een plek<br />
krijgen in het museum.<br />
Het museum begon met een verzameling van historische gebouwen afkomstig uit het<br />
landelijk gebied. Van het Hoge Noorden tot en met Limburg zijn de verschillende regio’s<br />
vertegenwoordigd. De historie verschuift, waar men vroeger hun jeugdjaren nog in het<br />
landelijk gebied zagen, ziet men deze hedendaags in de stad. Het NOM zal hier zijn collectie<br />
ook op aanpassen. De “nieuwe” stedelijke gebouwen, komend uit het tijdperk van de<br />
wederopbouw, zullen hun plek moeten gaan vinden in het landelijke museum.<br />
Al deze uitbreidingen hebben ook invloed gehad op de routing. Steeds werd er een<br />
nieuw stuk bij het bestaande museum aangeknoopt. Hiermee is in de loop der jaren een<br />
padennetwerk ontstaan waarin de bezoek, ondanks de overvloed aan bewegwijzering,<br />
moeilijk zijn weg kan vinden. Een nieuw masterplan zal ook hier een oplossing voor moeten<br />
bieden.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
1.3 Doelstelling<br />
De belangrijkste structuur in een museum is de padenstructuur. Hiermee wordt de<br />
bezoekersstroom verdeeld over het park. De kern van de opgave, voor het masterplan, ligt<br />
hier dan ook bij het ontwerpen van een logische padenstructuur. Vanuit de padenstructuur<br />
kunnen vervolgens op een logische wijze nieuwe inpassingen en uitbreidingen hun plek<br />
vinden in het museum.<br />
Als uitgangspunt voor de padenstructuur geldt de bestaande indeling. Het is niet<br />
haalbaar om de gehele collectie van het museum te verplaatsen. Daarnaast wordt de<br />
bezoekersstroom vaak beinvloed door de aanwezigheid van bezienwaardigheden,<br />
winkeltjes en/of horeca voorzieningen.<br />
Doelstelling: Het ontwerpen van een logische padenstructuur, dat als basis kan dienen<br />
voor nieuwe inpassingen en uitbreidingen.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
11
H. .<br />
2<br />
2.0<br />
Radmakerij, ‘t Woold (Gld.)<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
Alle kaarten zijn op het noorden<br />
georiënteerd, tenzij anders staat<br />
aangegeven.<br />
2.1 (links)<br />
Ontwerp Landgoed<br />
Op de kaart is het ontwerp<br />
van landgoed De Waterberg<br />
te zien. Later is dit landgoed<br />
omgevormd tot het Nederlands<br />
Openluchtmuseum.<br />
2.2 (rechts)<br />
Eerste ontwerp<br />
Op de kaart is het eerste<br />
ontwerp voor het Nederlands<br />
Openluchtmuseum te zien.<br />
2.3<br />
Huidige situatie<br />
Op de kaart is de huidige<br />
situatie van het Nederlands<br />
Openluchtmuseum weergegeven.<br />
2 NOM ontrafeld<br />
In dit hoofdstuk wordt de inventarisatie en analyse van het Nederlands<br />
Openluchtmuseum (NOM) behandeld. Dit doen we om te kijken hoe zaken met elkaar<br />
samenhangen, en of er verbanden zijn.<br />
2.1 De historie<br />
Het Nederlands Openluchtmuseum vond zijn oorsprong op landgoed de Waterberg, dat<br />
ook als uitgangspunt diende voor het eerste ontwerp (zie fig. 2.1 en 2.2). Het landgoed<br />
werd destijds deels omringd door lanen en had een grote openweide in het midden van het<br />
terrein.<br />
In het eerste ontwerp zijn deze weide en lanen ook overgenomen. De hoofdopzet van het<br />
ontwerp bestond uit een rondgang waaraan alle historische gebouwen waren gelegen.<br />
Deze begon en eindigde bij de entree die toen nog aan de zuidzijde was gelegen. De<br />
rondgang werd alleen onderbroken door een pad van oost naar west, dat net als de overige<br />
paden op het terrein, afkomstig was van het landgoed.<br />
In de huidige vorm van het museum (zie fig. 2.4) zien we nog altijd de kenmerkende<br />
openweide en lanen. Het pad van oost naar west is omgevormd tot hoofdpad en de overige<br />
paden lijken nog steeds veel op die van het oorspronkelijke landgoed.<br />
Grote veranderingen zijn de nieuwe entree, aan de westzijde, en de rondgang die is<br />
omgevormd tot trambaan.<br />
Huidige omvang<br />
Huidige omvang<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
Huidige omvang<br />
13
14<br />
Alle kaarten zijn op het noorden<br />
georiënteerd, tenzij anders staat<br />
aangegeven.<br />
2.5<br />
Bodem en hoogte<br />
Kaart met de verschillende<br />
bodemsoorten en hoogtelijnen.<br />
Hoogte in meters t.o.v NAP<br />
2.6<br />
Waterkaart<br />
Kaart met de verschillende<br />
waterelementen.<br />
2.7<br />
Groenkaart<br />
Kaart met de verschillende groen-<br />
elementen.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
Duinvaaggrond<br />
Naaldbos<br />
Beukenbos<br />
+ 60.0<br />
Bomenrijen<br />
Lanen<br />
Grof zand<br />
kunstmatig water<br />
Weide<br />
+ 65.0<br />
natuurlijk water<br />
Aankleding<br />
+ 70.0<br />
Landschapelijk waardevol<br />
gebied (arcering)<br />
+ 75.0<br />
+ 80.0
2.2 Bodem en hoogte (zie fig. 2.5)<br />
Het Nederlands Openluchtmuseum is gelegen op een stuwwal. Vanwege deze stuwwal<br />
heeft het museum een geaccidenteerd terrein en een verschil in bodemtype.<br />
De bodem van het museum bestaat uit twee eenheden. Het grootste deel van het terrein<br />
bestaat uit grof zand en aan de noordelijke zijde ligt nog een strook met duinvaaggrond, dit<br />
is ook te zien aan de verschillende bostypes op het terrein.<br />
Kijkend naar het hoogteverschil in het terrein zien we een verloop van ongeveer 30 meter.<br />
Deze is aflopend van zuid naar noord, en zorgt voor een sterk glooiend terrein.<br />
2.3 Waterstructuur (zie fig. 2.6)<br />
Vanwege het hoogteverschil in het terrein is het niet mogelijk om op een natuurlijke manier<br />
water te creëren. Alle waterelementen zijn gemaakt door middel van folie, asfalt of leem. De<br />
waterelementen zijn alleen voor decoratie aangelegd.<br />
In het zuidelijke deel van het NOM liggen twee sprengen. Deze zijn wel natuurlijk en<br />
overblijfselen van het landgoed de Waterberg. Aan één van de sprengen staat nog altijd de<br />
papiermolen die ten tijde van het landgoed in gebruik was.<br />
2.4 Groenstructuur (zie fig. 2.7)<br />
Het museum wordt aan de oost-, zuid-, en westzijde omsloten door oude historische lanen.<br />
Het heeft een stevig boskader, en er is enkel bij de oude entree zicht op het museum. Op<br />
het terrein zelf staan resten van een historische bomenrij. Dit zijn overblijfselen van het<br />
landgoed en zijn nog altijd in goede conditie. In het midden van het terrein ligt een grote<br />
openweide en tussen de gebouwen ligt groen dat wordt ingezet om een bepaalde sfeer te<br />
creëren.<br />
De rest van het terrein bestaat voornamelijk uit bos. Het museum heeft twee soorten bos,<br />
beuken- en naaldbos. Het grootste deel bestaat uit beukenbos en in het noordelijk deel<br />
gaat dit over in naaldbos.<br />
Naast de functie museum heeft het NOM ook nog ecologische waarde. Het landschappelijk<br />
waardevol gebied (oranje gearceerd op de kaart) verbindt de Veluwe met de stad Arnhem.<br />
Deze strook is met name waardevol voor vogels en vleermuizen.<br />
Het bos in deze strook wordt daarom ook ecologische waardevoller gemaakt door<br />
opkomende onderbeplanting te laten groeien.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
15
16<br />
Alle kaarten zijn op het noorden<br />
georiënteerd, tenzij anders staat<br />
aangegeven.<br />
2.8<br />
Functies<br />
Kaart met de verschillende functies<br />
op het terrein<br />
2.9<br />
Intensiviteit<br />
Kaart met de intensivitietsverdeling<br />
op het terrein.<br />
2.10<br />
Clusteringen<br />
Kaart met de verschillende<br />
gebouwen clusters in het<br />
Nederlands Openluchtmuseum<br />
Uitbreiding<br />
Parkeren<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
Entree<br />
Giethoorn<br />
Staphorst<br />
Gelderse hoek Zuid-Holland<br />
Entree<br />
Educatie Educatie<br />
Evenementen terrein<br />
Kantoor<br />
Intensief<br />
Half intensief<br />
Ambachten<br />
en bedrijven<br />
Zaan en Marken<br />
Grote weide<br />
Twente<br />
Extensief<br />
Tram en remise<br />
Ecologie<br />
De Tuinen<br />
De formele tuin<br />
Het Hoge Noorden<br />
Drenthe Uitspanning<br />
Zeeuwse kerk<br />
Brabant en Limburg
2.5 Functies (zie fig. 2.8)<br />
Het Nederlands Openluchtmuseum is op te delen in verschillende functie gebieden. Het<br />
grootste deel van het museum is ingericht voor educatie. Hierin staan de verschillende<br />
historische gebouwen, en worden de bezoekers kennis bijgebracht over het leven van<br />
vroeger. Een eventuele uitbreiding is in het noorden gepland.<br />
Aan de westzijde van het terrein ligt het parkeerterrein met de nieuwe entree. Rechts van<br />
de entree ligt de openweide. Deze wordt tijdens bijzondere gelegenheden gebruikt als<br />
evenementen terrein.<br />
De functie ecologie deelt het museum op in een oostelijk en westelijk deel.<br />
2.6 Intensiviteit (zie fig. 2.9)<br />
De intensiviteit van het museum wordt bepaald door de hoeveelheid<br />
bezienswaardigheden. Het noordelijke en oostelijke deel van het NOM zijn het meest<br />
intensief in gebruik. Daar staan de meeste historische gebouwen en wordt hierdoor het<br />
drukst bezocht.<br />
Het zuidelijke deel, de openweide en omgeving, wordt als half intensief benoemd. Hier zijn<br />
wel bezienswaardigheden, maar dan in mindere mate. De bezoekersdruk ligt in deze zone<br />
ook lager.<br />
Tot slot zijn er de extensieve zones. In deze zones liggen geen bezienswaardigheden en<br />
worden alleen gebruikt als doorgangsgebied. Dit vanwege de ecologische waarde van deze<br />
zone.<br />
2.7 Clustering (zie fig. 2.10)<br />
De collectie van het Nederland Openluchtmuseum bestaat uit verschillende historische<br />
gebouwen. Deze gebouwen staan gegroepeerd in cluster, die verdeeld zijn over het gehele<br />
terrein van het NOM. Vroeger is men begonnen met een clustering per provincie, streek of<br />
regio. Hierdoor ontstonden er cluster zoals de Geldersehoek, Zuid-Holland en Het Hoge<br />
Noorden.<br />
Naast deze manier van clustering hanteert het museum ook een clustering naar functie.<br />
Daarin staan de gebouwen met de zelfde functies of uiterlijk, zoals de cluster Ambachten en<br />
bedrijven, De formele tuin en De Tuinen.<br />
In de meeste gevallen bestaat een cluster uit een groepering van gebouwen. Alleen de<br />
cluster Brabant en Limburg is gepositioneerd als een straat. En de cluster Ambachten en<br />
bedrijven ligt verdeeld over het terrein.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
17
18<br />
Alle kaarten zijn op het noorden<br />
georiënteerd, tenzij anders staat<br />
aangegeven.<br />
2.11<br />
Padenstructuur en faciliteiten<br />
Kaart met de verschillende paden<br />
en functies in het plangebied<br />
d Dienstingang<br />
P Parkeerterrein<br />
€ Winkels<br />
H Horeca<br />
T Toilet<br />
+ EHBO<br />
K Kinderspeelvoorziening<br />
2.8 Padenstructuur (zie fig. 2.11)<br />
Het museum heeft een groot netwerk van paden. Vanaf de entree is er een hoofdpad die<br />
tot achterin het park reikt. Aan dit hoofdpad zijn verschillende subpaden verbonden. Deze<br />
subpaden brengt de bezoeker in de verschillende clusters.<br />
Met name in het noordelijk deel van het museum is er weinig structuur te herkennen in<br />
het padennetwerk. Hier zijn de paden ontstaan door het steeds aanknopen van nieuwe<br />
uitbreidingen en er is geen onderscheidt tussen hoofdpaden en subpaden. In het westelijke<br />
deel van het park zien we een rasterstructuur en in het zuiden liggen voornamelijk<br />
informele bospaden. De paden in het museum bestaan uit onverharde paden en<br />
klinkerverharding.<br />
Door het gehele museum ligt een tramrail. Hier rijden dagelijks trams waar bezoekers bij<br />
één van de zes haltes kunnen opstappen of uitstappen. In combinatie met deze tramlijn zijn<br />
er dienstpaden aangelegd.<br />
Vanaf het entreeplein heeft de bezoeker direct veel keuzes te maken. De voor de hand<br />
liggend route is rechtdoor over het hoofdpad, maar dan wordt al direct de eerste cluster<br />
overgeslagen. Ook is er de mogelijkheid om de tram te pakken of rechtsaf de bosroute te<br />
nemen. Verder wordt de bezoeker geleidt door een overvloed aan bewegwijzering en de<br />
museumkaart.<br />
De voorzieningen in het park hebben een mooie verdeling over het gehele park. Er is een<br />
ruime hoeveelheid aan horeca, EHBO en toiletgelegheden.<br />
d<br />
dienstpaden<br />
d<br />
P<br />
P<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
d<br />
T<br />
H<br />
HT<br />
+<br />
HT<br />
+<br />
K<br />
€ H T<br />
K<br />
€<br />
HT<br />
+<br />
subpaden<br />
hoofdpaden<br />
+<br />
trambaan<br />
Schelmseweg<br />
T<br />
T<br />
d<br />
HT<br />
+<br />
K T +<br />
d
2.9 Conclusies<br />
Het Nederlands Openluchtmuseum is gelegen op een stuwwal en dat is goed te zien aan<br />
het grote hoogteverschil in het terrein. Dit hoogteverschil zorgt er voor dat er niet op een<br />
natuurlijke manier waterelementen kunnen worden aangelegd.<br />
In de bodem zit een overgang van grof zand naar duinvaaggrond. Deze overgang is<br />
ook terug te zien in de bostypes. Het museum heeft een stevig boskader, bestaande<br />
uit beukenbos en naaldbos, die hij dankt aan de Veluwezoom. Op het terrein ligt een<br />
opvallende openweide waarlangs overblijfselen staan van een oude bomenrij en er loopt<br />
een strook landschappelijk waardevol gebied. De randen van het park worden gevormd<br />
door oude lanen die nog afkomstig zijn van het oude landgoed de Waterberg. Dit landgoed<br />
diende als uitgangspunt voor het eerste ontwerp en structuren hiervan zijn nog altijd terug<br />
te vinden in het museum.<br />
Het hoofdpad in het museum vormt de scheiding tussen het noordelijke intensieve en het<br />
zuidelijke extensieve deel van het museum. De meeste historische gebouwen liggen in de<br />
noordelijke helft. Ze zijn geordend in clusters per regio, provincie of functie. Een eventuele<br />
uitbreiding van het museum is gepland aan de noordelijke zijde.<br />
De grootste functie van het museum is educatie, daarnaast is er ook een groot deel<br />
gereserveerd voor ecologie. Hiervoor is het landschappelijk waardevol gebied aangewezen,<br />
deze moet de verbinding vormen tussen de Veluwe en de stad Arnhem.<br />
Het museum heeft een onduidelijke padenstructuur dat grote invloed heeft op de<br />
routing in het park. Mensen moeten met behulp van kaartjes en een overvloed aan<br />
bewegwijzering hun weg vinden in de verschillende clusters. Voor de voorzieningen,<br />
horeca, toiletgebouwen en winkeltjes, is er een mooie verdeling gemaakt over het gehele<br />
park en de aanwezige tramlijn doet het gehele museum aan.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
19
20<br />
MASTER<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
RPLAN<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
21
H. .<br />
3<br />
3.0<br />
Bakkerij/winkel, Zaanstreek (N.H.)<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
3 Visie en concept<br />
Na de inventarisatie en analyse in hoofdstuk 2 is er een visie gevormd voor het<br />
Nederlands Openluchtmuseum. Vanuit deze visie is er vervolgens, door het maken van<br />
een concept, de basis gelegd voor het masterplan. In dit hoofdstuk zal de visie en het<br />
concept worden toegelicht.<br />
3.1 Visie<br />
In de afgelopen 100 jaar is het Nederlands Openluchtmuseum uitgegroeid tot een bonte<br />
verzameling van historische gebouwen waarbij verschillende verledens met elkaar<br />
verweven raken. Ook de komende 100 jaar zal het museum zijn collectie uitbreiden. Wel<br />
nadert er een omslagpunt in deze collectie. Waar men de afgelopen jaren met name<br />
gebouwen uit het landelijke gebied heeft verzameld, zal men nu over gaan op de meer<br />
stedelijke omgeving.<br />
De historie verschuift. De huidige generatie ziet zijn jeugdjaren liggen bij de meer stedelijke<br />
omgeving. Het museum is aangekomen bij het tijdperk van de wederopbouw en zal de<br />
komende jaren haar collectie hiermee gaan uitbreiden. Dit zal constateren in nieuwe<br />
clusters.<br />
Nadat het voortbestaan van het Nederlands Openluchtmuseum in de jaren ’80 aan<br />
een zijden draadje heeft gehangen is het museum een andere koers gaan varen. De<br />
nieuwe koers bracht ondermeer nieuwe ontwikkelingen met zich mee. Met de door<br />
architectenbureau Mecanoo ontwerpen entree heeft het museum een nieuw gezicht<br />
gekregen.<br />
Deze vernieuwende inslag zal ook doorgevoerd gaan worden op de totale entree. Met<br />
het vernieuwde parkeerterrein begint het feest van het museum al bij het oprijden van<br />
het parkeerterrein. Door meer naar buiten te treden zal het museum in de toekomst meer<br />
bezoekers trekken.<br />
Naast de functie als museum is het NOM ook een attractiepark. In het museum wordt de<br />
historie tot leven gebracht. Het motto ‘ervaring delen’ dat het museum voert is hier het<br />
grote voorbeeld van.<br />
Ook in de toekomst zal het museum zich inzetten om het museum tot leven te brengen. Het<br />
museum maakt het leven inzichtelijk. Het verbouwd bijvoorbeeld hun eigenproducten om<br />
deze vervolgens aan te bieden in één van de horeca gelegenheden. En ook de ouderwetse<br />
boerderij dieren dragen hierbij aan mee.<br />
Het museum heeft de afgelopen jaren zijn structuur verloren, de oorzaak hiervoor is de<br />
constante groei dat het museum heeft doorgemaakt. Met een nieuwe structuur zal het<br />
museum een ‘kapstok’ krijgen dit ook in de toekomst uitbreidingen een goede plek kan<br />
geven.<br />
Deze ‘kapstok’ bestaat uit een goede padenstructuur. Een goede logische routing is één van<br />
de belangrijkste elementen in een museum. Voor deze nieuwe structuur heeft de bestaande<br />
indeling van het park als uitgangspunt gediend.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
23
24<br />
Het Nederlands Openluchtmuseum vond zijn oorsprong op landgoed de Waterberg. In het<br />
museum staan gebouwen, water- en groenelementen die hier naar verwijzen. Met name de<br />
groenelementen zullen worden hersteld en teruggebracht in het museum, hiermee zal de<br />
padenstructuur worden verduidelijkt en een stukje historie worden hersteld.<br />
Naast het vermaken van de bezoekers heeft het museum ook oog voor de natuur. Op het<br />
museum ligt een landschappelijk waardevolle zone die ecologisch waardevol is. Deze vormt<br />
een stevige en duidelijke verbinding van de Veluwe naar de stad Arnhem. Het bos in en om<br />
het museum zal zo veel mogelijk in stand worden gehouden, het geeft het museum een<br />
sprookjesachtig karakter en wordt zeer gewadeerd door de bezoekers.<br />
Na 100 jaar waarin het museum enorm is gegroeid, zal het ook de komende 100 jaar de<br />
ruimte krijgen om vernieuwende uitbreidingen te doen. Zo zal het museum interessant<br />
blijven voor jong en oud.<br />
3.2 Concept<br />
Het concept voor het Nederlands Openluchtmuseum richt zich op de punten; intensiviteit,<br />
routing en groenstructuur. Deze punten vormen de basis van het concept en zullen de<br />
lijdraad worden in het masterplan (zie fig. 3.2).<br />
De intensiteit op het terrein van het museum is verdeeld. In het zuidelijk deel liggen de<br />
minste historische gebouwen vanwege het landschappelijk waardevol gebied. Hier mag<br />
ook niet worden gebouwd. In het noorden staan de meeste gebouwen waardoor het<br />
museum een tweedeling heeft gekregen. De eventuele uitbreiding lag ook in het noorden<br />
gepland, maar dat zal het evenwicht tussen het intensieve en extensieve gebied doen<br />
verstoren. Door de uitbreiding te verplaatsen naar het oostelijk deel wordt het park verdiept<br />
inplaats van verbreedt.<br />
Doordat het park meer diepte krijgt, kan het keuze moment voor de bezoeker ook later<br />
plaats vinden. De bezoeker hoeft niet meteen bij de entree te kiezen waar ze heen gaan, dit<br />
kan later op een veel logischere manier plaatsvinden.<br />
Als we kijken naar de routing is er maar één hoofdpad nodig, die zich halverwege splits,<br />
waarmee het gehele museum worden aangedaan. Vanaf deze hoofdroute kunnen met<br />
simpele lussen de overige cluster worden bereikt. Voor de hoofdroute is het van belang dat<br />
deze de drukst bezochte plekken aandoet, zoals uniek bezienswaardigheden of horeca.<br />
Het hoofdpad deelt het gebied op in een noordelijk en zuidelijk deel. Door dit hoofdpad<br />
aan te zetten met een bomenrij kan deze meer allure krijgen, tevens kan deze bomenrij de<br />
historische bomenrij op het terrein doen herstellen.<br />
Ook wordt het park opgedeeld in een oostelijk en westelijk deel. Het landschappelijk<br />
waardevol gebied zorgt hiervoor, maar deze kan eenvoudig overbrugt worden met behulp<br />
van de twee hoofdpaden.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
3.2<br />
Conceptkaart<br />
Het concept richt zich met name op<br />
de verdeling van de gebouwen, de<br />
paden structuur en het groen.<br />
Intensief<br />
Extensief<br />
Hoofdpaden<br />
Bomenrij<br />
Ecologie<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
Verdeling intensiviteit<br />
Routing<br />
Groenelementen<br />
25
H. .<br />
4<br />
4.0<br />
Van Gend en Loos, Tiel (Gld.)<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
4.2<br />
Principe parkeerterrein<br />
Principeschets voor het<br />
parkeerterrein.<br />
4.3<br />
Principe entreeplein<br />
Principeschets voor het entreeplein.<br />
4 Masterplan<br />
In de voorgaande hoofdstukken hebben wij het gebied in de vingers gekregen en zijn<br />
er een visie en concept opgesteld voor het Nederlands Openluchtmuseum. Met deze<br />
informatie is het mogelijk om het masterplan te ontwerpen.<br />
In dit hoofdstuk zal het masterplan worden gepresenteerd. Het masterplan wordt met<br />
behulp van themakaarten en principeschetsen ondersteund. Voor de verbeelding zijn er<br />
een photoshop beelden en doorsneden gemaakt.<br />
4.2 Principes<br />
In het masterplan zijn een aantal principes toegepast om het Nederlands<br />
Openluchtmuseum op hoofdlijnen beter te kunnen laten functioneren. Er is met<br />
name gestudeerd op de bezoekersstroom. In onderstaande schetsen worden deze<br />
principes eenvoudig toegelicht.<br />
Het parkeerterrein is opgedeeld in 3 kamers. Hierdoor<br />
kunnen de mensen zich beter oriënteren op het<br />
parkeerterrein.<br />
Auto’s rijden het terrein op via een nieuwe weg aan de<br />
rand van het terrein. Van hieraf kunnen zij de verschillende<br />
parkeerstroken op rijden. Mensen stappen uit en worden<br />
opgevangen door de oude laan die hen naar de entree<br />
begeleidt (zie fi g. 4.2).<br />
Het huidige entreeplein is onaangenaam groot en de<br />
bezoeker moet bij binnenkomst meteen belangrijke keuzes<br />
maken.<br />
Door het plein te omringen met stedelijke gebouwen,<br />
ontstaat er een marktplein dat aangenamer aandoet dan<br />
het kale immense plein.<br />
Door alleen een hoofdroute en een tramhalte kan de<br />
bezoeker gemakkelijk de keuze maken tussen wandelen of<br />
met de tram (zie fi g. 4.3).<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
27 28<br />
4.4<br />
Principe hoofdpad<br />
Principeschets voor de splitsing van<br />
het hoofdpad.<br />
4.5<br />
Principe beëindiging hoofdpad<br />
Principeschets voor de beëindiging<br />
van het hoofdpad<br />
Door een bomenrij krijgt het hoofdpad een<br />
mooie begeleiding. Deze bomenrij bestaat<br />
uit resten van een historische rij en nieuwe<br />
aanplant.<br />
Om de bezoekersstroom beter te verdelen<br />
splitst het hoofdpad zich. Op deze plek is<br />
er een mooi zicht op de cluster ‘Zaan en<br />
Marken’.<br />
Vanaf hier zal de route zich gaan verdelen<br />
over het gehele museum (zie fi g. 4.4).<br />
In de boszone wordt het hoofdpad<br />
begeleid door een laan. Hiermee krijgt het<br />
een statig karakter.<br />
Het eind van het hoofdpad wordt gevormd<br />
door een openruimte.<br />
Het hoofdpad eindigt in een T-splitsing. de<br />
maatvoering van het pad zal hier gelijk zijn<br />
aan die van het kruisende pad. Hierdoor<br />
ontstaat er een geleidelijk overgang (zie<br />
fi g.4.5).<br />
Op de ommezijde van deze pagina wordt het masterplan getoond. De vier<br />
principes zijn hierin terug te vinden (zie fi g. 4.6).
28<br />
4.6<br />
Masterplan<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan<br />
0 25 50 100 m.<br />
Legenda<br />
Entree gebouwen<br />
Collectie, bestaand<br />
Collectie, verplaatst<br />
Collectie, uitbreiding<br />
Hoofdpad<br />
Paden, verhard<br />
Paden, onverhard<br />
Dienstpaden<br />
Bos<br />
Bomenrijen<br />
Lanen<br />
Boomgroepen<br />
Weiland / Grasland<br />
Akkers<br />
Kruidentuin<br />
Kwekerij<br />
Gebiedsgrens<br />
Tramlijn<br />
Tramhalte<br />
Parkeerterrein<br />
Dienstgebouwen<br />
Solitaire bomen<br />
Speeltuin<br />
Water<br />
Erven/overige
30<br />
Alle kaarten zijn op het noorden<br />
georiënteerd, tenzij anders staat<br />
aangegeven.<br />
4.9<br />
Themakaart padenstructuur<br />
Thema kaart met de vernieuwde<br />
padenstructuur.<br />
d Dienstingang<br />
P Parkeerterrein<br />
€ Winkels<br />
H Horeca<br />
T Toilet<br />
+ EHBO<br />
K Kinderspeelvoorziening<br />
4.10<br />
Themakaart clustering<br />
Kaart met de nieuwe en veranderde<br />
clusters<br />
grijs: collectie, bestaand<br />
oranje: collectie, verplaatst<br />
rood: collectie, uitbreiding<br />
geel: veranderde clusters<br />
groen: nieuwe clusters<br />
d<br />
P<br />
d<br />
P<br />
Geldersehoek<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
d<br />
€<br />
HT<br />
+<br />
T<br />
De stad<br />
HT<br />
+<br />
Themaweide<br />
d<br />
overig paden<br />
trambaan<br />
dienstpaden<br />
H K<br />
H<br />
€<br />
T<br />
+<br />
Ambachten en<br />
bedrijven<br />
hoofdpaden<br />
subpaden<br />
T<br />
d<br />
Zeeuwse kerk<br />
K T +<br />
De tuinen<br />
HT<br />
+<br />
K<br />
Brabant<br />
en Limburg<br />
T<br />
Industrie<br />
d<br />
De wijk
4.11<br />
Themagebouw<br />
Dergelijke tijdelijke<br />
themagebouwen kunnen hun eigen<br />
plek krijgen op het themaveld.<br />
Hierdoor hoeven ze niet langer<br />
meer temidden van historische<br />
gebouwen te staan.<br />
4.3 Padenstructuur (zie fi g. 4.9)<br />
De padenstructuur is de drager van het museum. Met behulp van hoofdpaden en subpaden<br />
wordt het gehele museum ontsloten. Het hoofdpad begint bij de entree en is de scheiding<br />
tussen het intensieve en extensieve deel van het museum.<br />
Bij de cluster Zaan en Marken splitst het hoofdpad zich om vervolgens het gehele museum<br />
te ontsluiten.<br />
Het hoofdpad heeft een veranderend profi el. Bij de entree zal het zijn breedste profi el<br />
hebben. Hoe verder het pad het terrein op gaat hoe smaller deze wordt. Achterin het park<br />
zal het op deze manier goed aansluiten op de overige paden. (In bijlage 1 wordt het verloop<br />
van het profi el in beeld gebracht)<br />
Aan het hoofdpad liggen verschillende lussen, dit zijn de subpaden. Deze lussen zorgen<br />
ervoor dat iedere cluster eenvoudig en goed te bereiken is. Binnen de cluster liggen nog<br />
verschillende paden die geen invloed hebben op de hoofdstructuur.<br />
De dienstpaden op het terrein worden gecombineerd met de trambaan. Op een aantal<br />
delen loopt het voetpad met de trambaan mee, op deze plekken zal het voetpad op een<br />
duidelijke manier gescheiden worden van de trambaan.<br />
4.4 Clustering (zie fi g. 4.10)<br />
Het masterplan zal zoveel mogelijk gebruik maken van inbreiding. De nieuwe collectie zal<br />
zijn eigen cluster gaan krijgen. Hiermee ontstaan de clusters; ‘De stad’ en ‘De wijk’. Bij de<br />
kaasfabriek in het ‘ Hoge Noorden’ zal de uitbreiding met industrie een plek krijgen.<br />
Voorheen had ‘Branbant en Limburg’ een lang gerekte cluster in de vorm van een straat.<br />
Door ook deze cluster in een groep te zetten ontstaat er samenhang met de overige clusters<br />
op het terrein. De verplaatste gebouwen maken op deze manier plaats voor ‘De wijk’.<br />
Aan het entreeplein zal er een ‘marktplein’ ontstaan door het omringen van het plein met<br />
stedelijke bebouwing. De tram zal op het plein komen te liggen en op drukke dagen kan<br />
hier een markt georganiseerd worden.<br />
Voor de wisselende thema’s die het museum heeft is een eigen themaveld gerealiseerd. Op<br />
dit veld kunnen de tijdelijke gebouwen (zie fi g. 4.11) en activiteiten worden geplaatst en<br />
gehouden.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
31
32<br />
Alle kaarten zijn op het noorden<br />
georiënteerd, tenzij anders staat<br />
aangegeven.<br />
4.12<br />
Themakaart groenstructuur<br />
Kaart met de verschillende<br />
groenelmenten.<br />
4.5 Groenstructuur (zie fi g. 4.12)<br />
De randen van het museum worden gevormd door oude historische lanen die zich rond het<br />
NOM bevinden. Deze lanen zijn in goed staat en zullen voor de komende jaren nog steeds<br />
een statig beeld geven.<br />
Op het terrein liggen de restanten van een oude bomenrij, bestaande uit zomereiken. Deze<br />
rijen zullen aangevuld worden met nieuwe bomen, zodat de rij hersteld kan worden en het<br />
hoofdpad kan begeleiden (zie fi g 4.13).<br />
De bestaande bomen in de rij zijn van goede kwaliteit en er zal voor de komende 50 jaar<br />
geen reden tot vervanging zijn.<br />
De bossen op het landgoed bestaan uit 2 soorten; beukenbos en naaldbos. Door het bos<br />
loopt een ecologisch waardevolle zone. Om de ecologische waarde hiervan te verbeteren<br />
krijgt het bos meer gelaagdheid. Op een aantal plekken kunnen bomen worden gekapt<br />
waardoor de onder beplanting meer kans krijgt. Hierdoor ontstaat er een gelaagd bos dat<br />
ecologisch zeer waardevol is (zie fi g 4.14).<br />
Het overige bos op het terrein bestaat uit enkel een dicht bomen dak met strooisel laag.<br />
Ten tijde van het landgoed had het bos ook dit uiterlijk en in de eerste jaren van het<br />
museum had je hierdoor prachtige zichten door het bos op de verschillende historische<br />
gebouwen(zie fi g 4.15).<br />
Het overige groen dat zich op het terrein bevindt bestaat uit de aankleding van de<br />
verschillende cluster. Voorbeelden hiervan zijn akkertjes, graslanden, boomgaarden,<br />
moestuinen en siertuinen.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
Beukenbos<br />
Bomenrijen<br />
Weide<br />
Lanen<br />
Naaldbos<br />
Landschapelijk waardevol<br />
gebied (arcering)
4.13<br />
Bestaande bomenrij<br />
De bestaande bomenrij is in goede<br />
conditie en kan door nieuwe<br />
aanplant worden aangevuld.<br />
4.14 (links)<br />
Gelaagd bos<br />
Het gelaagde bos zorgt ervoor dat<br />
de landschappelijk waardevolle<br />
zone interessanter wordt voor<br />
ecologie<br />
4.15 (rechts)<br />
Bomen dak met strooisellaag<br />
Met enkel een strooisellaag<br />
ontstaan er mooie zichten op de<br />
verschillende gebouwen in het<br />
museum.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
33
34<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
DEE<br />
UITWER
EL-<br />
RKING<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
35
H. H<br />
. 5<br />
5.0<br />
Los Hoes, Harreveld(Gld.).<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
5.1<br />
Herijking.<br />
Overzicht van punten waar het<br />
masterplan verbetering kan<br />
gebruiken.<br />
5 Herijking en deel keuze<br />
Na het masterplan wordt er ingezoomd op een deeluitwerking. Voordat er ingezoomd<br />
kan worden zal er eerst gekeken worden naar het masterplan. In dit hoofdstuk wordt<br />
de herijking van het masterplan beschreven. Lastige punten worden aangewezen en er<br />
worden verbeteringsvoorstellen gegeven.<br />
Na de herijking zal er gekeken worden naar een deeluitwerking. Welk deel uit het<br />
masterplan roept de meeste vragen op en wat is er het interessantst om uit te werken?<br />
5.1 Herijking masterplan<br />
Het masterplan, dat in de eerste periode van de afstudeeropgave is gemaakt, heeft op<br />
een aantal punten nog verbeteringen te ondergaan. Na de masterplan presentatie is er<br />
kritiek op een aantal punten gegeven die hieronder beschreven wordt.<br />
Tijdens het ontwerpondersteunend onderzoek, Themagebieden in themaparken,<br />
is er ook nieuwe kennis, over het positioneren en profileren van themagebieden<br />
in themaparken, verkregen. Met deze informatie kan er ook een waardevolle<br />
aanpassingen op het masterplan worden aangegeven (zie fig. 5.1)<br />
1. Het hoofdpad<br />
Het hoofdpad door het museum loopt vanaf een splitsing in een rondgang door<br />
het park. Op deze rondgang liggen een aantal ‘kale’ plekken waar het pad meer<br />
begeleiding of een betere beëindiging vraagt.<br />
Vanuit het ontwerpondersteunend onderzoek, Attractoren in themaparken, kwam<br />
naar voren dat het toevoegen van attractoren de bezoeker bewust of onbewust stuurt.<br />
Met behulp van een duidelijke begeleiding en het toepassen van attractoren zal het<br />
hoofdpad beter functioneren.<br />
4. De lus<br />
3. Nieuwe<br />
uitbreiding ‘De<br />
stad’<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
1. Het hoofdpad<br />
1. Het hoofdpad<br />
1. Het hoofdpad<br />
2. Nieuwe<br />
uitbreiding ‘De<br />
wijk’<br />
37
38<br />
2. Nieuwe uitbreiding ‘De wijk’<br />
De nieuwe uitbreiding ligt op het masterplan midden in een bosrijk gedeelte van het<br />
museum en grenst aan akkers, weilanden en kwekerijen. Voor themagebied ‘De Wijk’<br />
zal dit gebied duidelijke grenzen moeten krijgen om als zodanig te ervaren worden.<br />
Er zal weinig zicht op het omliggende terrein moeten zijn om de sfeer van een wijk te<br />
kunnen ervaren.<br />
3. Nieuwe uitbreiding ‘De stad’<br />
De nieuwe uitbreiding ligt aan het entreeplein. De bebouwing aan dit plein sluit het<br />
plein grotendeels af van de achterliggende weide. Vanuit het entreeplein wordt op<br />
deze manier het uitzicht verstoord, terwijl het gebouw door de architect daar juist voor<br />
is ontworpen.<br />
In een verdere uitwerking van het masterplan zal met de stedelijke inpassing<br />
geschoven moeten worden om wel het de stad te ervaren, maar niet het uitzicht te<br />
verstoren.<br />
Voor dit themagebied is het ook de vraag hoe de overgangen naar de rest van het<br />
museum wordt gevormd. Van ‘de stad’ naar het landelijke deel gaat goed, maar vanuit<br />
het landelijke deel kijkt men direct op de achterkanten van de stedelijke uitbreiding.<br />
4. De lus<br />
Eén van de speerpunten in het masterplan is de routing. Hiervoor wordt een hoofdpad<br />
geïntroduceerd waaraan lussen zijn gekoppeld. De lussen zorgen voor de ontsluiting<br />
van de verschillende themagebieden.<br />
De aangewezen lus (zie fig. 5.1) is te lang en kan de bezoeker nog te veel laten dwalen.<br />
Deze lus zal een betere sturing moeten krijgen naar het hoofdpad.<br />
5.2 Keuze deeluitwerking<br />
In overleg met docenten en opdrachtgevers is er het meest interessante deel van het<br />
masterplan uitgekozen. Ook kwamen in dit deel van het masterplan vragen naar voren die<br />
beantwoord kunnen worden met het ontwerpondersteunend onderzoek.<br />
Het deelgebied (zie fig. 5.2) betreft de nieuw uitbreiding aan het entreeplein en het daarbij<br />
horende hoofdpad met verdeelpunt.<br />
Dit deel van het masterplan riep vragen op over de positionering van gebouwen,<br />
overgangen naar het landelijke museum en sturing van bezoekers. Ook de verdere<br />
inrichting en materialisatie van het deelgebied zijn van belang om de sfeer van een ‘stad’ te<br />
kunnen bereiken.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
5.2<br />
Ligging deelgebied.<br />
Het deelgebied betreft de nieuwe<br />
uitbreding aan het entreeplein en<br />
het verdeelpunt.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
39
H. H<br />
. 6<br />
6.0<br />
Molens in de open weide.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
6.1 ><br />
Analyse bebouwing.<br />
Kaart met aanwezige bebouwing in<br />
masterplan.<br />
6.2<br />
Lijst werking entreegebouw.<br />
Het entreegebouw werkt als een<br />
lijst voor het museum.<br />
6 Inzoomen<br />
De deeluitwerking betreft het entreeplein en de route naar het verdeelpunt. Op dit<br />
gebied zal in dit hoofdstuk worden ingezoomd. Hierbij komen nieuwe aspecten aan<br />
de orde op het gebied van bebouwing, routing en groen. Ook zal er een visie gevormd<br />
moeten worden om een door te kunnen ontwerpen. Al deze aspecten zullen worden<br />
behandeld in dit hoofdstuk.<br />
6.1 Bebouwing<br />
Door in te zoomen op het masterplan<br />
zien we dat we te maken hebben met<br />
bebouwing die het plein omringt (zie fig.<br />
6.1). Een probleem dat hierbij ontstaat is,<br />
dat het entree plein wordt afgesloten van<br />
het achterliggende ‘landelijke’ park.<br />
Ook is deze uitbreiding in strijd met het<br />
entreegebouw. Het entreegebouw werkt<br />
als een lijst voor het museum (zie fig.<br />
6.2). De architect van het gebouw heeft<br />
bedacht dat je vanuit het, modern ogende,<br />
entreegebouw kijkt naar het historisch<br />
museum. Bij de toevoeging van nieuwe<br />
gebouwen zal dus rekening gehouden<br />
moeten worden met dit zicht over het<br />
museum.<br />
Na overleg met de opdrachtgever is er voor gekozen dat de nieuwe uitbreidingen te<br />
maken hebben met de reeds ingezette richting, de Amsterdamse grachtpandjes. Naast<br />
grachtenpandjes zal er ook bebouwing toegevoegd worden die van oudsher staan<br />
langs marktpleinen. Deze bebouwing is afkomstig uit het 2e deel van de 19e en het<br />
begin van de 20e eeuw.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
Entree<br />
gebouw<br />
Bestaande<br />
bebouwing<br />
Nieuwe<br />
bebouwing<br />
41
42<br />
6.3 ><br />
Analyse routing.<br />
Kaart met de verschillende paden<br />
en voorzieningen in masterplan<br />
€ = Winkels<br />
H = Horeca<br />
T = Toilet<br />
+ = EHBO<br />
6.4 ><br />
Analyse groen.<br />
Kaart met de verschillende groen<br />
eenheden in masterplan<br />
6.2 Routing<br />
In het masterplan is er ingezet op minder<br />
keuzes op het hoofdplein. De bezoeker<br />
heeft de mogelijkheid om het hoofdpad<br />
af te lopen, de tram te nemen of de<br />
bebouwing aan het plein te bewonderen<br />
(zie fig. 6.3). Wanneer de bezoeker het<br />
hoofdpad volgt loopt deze naar het<br />
verdeelpunt. Bij het verdeelpunt zal een<br />
eenvoudige keuze worden voorgelegd. Ga<br />
ik links of loop ik rechtdoor.<br />
Aan het hoofdpad liggen een aantal<br />
historische boerderijen waar de bezoeker<br />
een kijkje kan nemen. Hier kan deze ook<br />
op de subtiele zandpanden afslaan, om<br />
op een dwalende manier het park te<br />
bezichtigen.<br />
6.3 Groen<br />
Het entreeplein is ingeklemd tussen twee<br />
stevige bospartijen. Aan het plein ligt een<br />
grote openweide waardoor de bezoeker<br />
al snel getrokken zal worden. Hierdoor<br />
neemt deze op een vanzelfsprekende<br />
manier het hoofdpad waarlangs een<br />
historische bomenrij van oude eiken is<br />
gelegen (zie fig. 6.4).<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
€<br />
HT +<br />
Beukenbos<br />
zandpaden<br />
trambaan<br />
Beukenbos<br />
Bomenrijen<br />
hoofdpaden<br />
Weide
6.5<br />
Toevoeging stedelijke bebouwing.<br />
Nieuwe bebouwing wordt<br />
toegevoegd aan het ‘schilderij’ .<br />
6.4 Visie op de deeluitwerking<br />
In het huidige museum is alleen landelijke bebouwing te bezichtigen. Met de nieuwe<br />
insteek in het masterplan zal de toekomstige uitbreiding bestaan uit stedelijke<br />
inrichting. Het principe van het hoofdgebouw, de lijstwerking, zal hierbij ook een rol<br />
spelen. De stedelijke uitbreiding zal als een vanzelfsprekende manier toegevoegd<br />
worden aan het ‘schilderij’ (zie fig. 6.5).<br />
Ook zal het museum onder het entreegebouw doorgezet worden op het entreeplein.<br />
Winkels en dergelijke die daar getoond worden kunnen uitgebreid worden aan het<br />
marktplein en in de grachtenpanden.<br />
Een postkantoor, apotheek, koffieshop, kleermaker, fietsenmaker en café zouden in<br />
deze bebouwing hun plek kunnen krijgen.<br />
Het marktplein is ook het begin van de routing door het park. Het hoofdpad zal met<br />
behulp van bebouwing minder nadrukkelijk aanwezig zijn, waardoor de bezoeker eerst<br />
het plein met de aanliggende bebouwing en de Amsterdamse buurt kan bezichtigen.<br />
Vanaf dit plein kan men vervolgens op de tram stappen of het hoofdpad nemen<br />
die beiden de bezoekers verder het park inleiden. Overigens dient het plein ook als<br />
afsluiting van een dagje uit. In één van de winkels kan men nog een souvenier kopen<br />
en een ijsje bij de ijscoman op het plein.<br />
Het hoofdpad komt uit bij een splitsing waarbij een mooi zicht is op het Zaanse<br />
buurtje. Mensen hebben de keus om hier heen te gaan, of toch door te lopen naar de<br />
molen aan de openweide. Aan het hoofdpad zijn oude boerderijen gelegen die men<br />
kan bezichtigen en via zandpaadjes een minder gestuurde route kunnen nemen door<br />
het park.<br />
De deeluitwerking heeft een stevige groenbasis. Aan weerszijde ligt een stevige<br />
boskader en aan het hoofdpad ligt een stevige historische bomenrij. Op het plein<br />
zal de beplanting dienen als aankleding en opdeling van het grote plein. Met deze<br />
beplanting wordt er een sfeer gecreëerd die past bij deze stedelijke uitbreidingen.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
43
H. H<br />
. 7<br />
7.0<br />
Tramhalte aan entreeplein.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
7.1<br />
Principe bebouwing.<br />
Principe schets voor de bebouwing<br />
aan het entreeplein.<br />
7.2<br />
Principe randen.<br />
Principe schets voor de randen van<br />
het themagebied.<br />
7 Deeluitwerking<br />
In het vorige hoofdstuk hebben wij ingezoomd op het deelgebied in het masterplan.<br />
Hierbij is ook een visie opgesteld dat zich toespitst op deze deeluitwerking. Met<br />
deze visie in het achterhoofd is er geschetst aan de deeluitwerking. Het resultaat, de<br />
deeluitwerking, wordt in dit hoofdstuk getoond.<br />
7.1 Principes<br />
In de deeluitwerking zijn een aantal principes toegepast om de deeluitwerking zo<br />
goed mogelijk te laten functioneren. Er is met name gestudeerd op de positie van de<br />
bebouwing, de overgangen en de werking van het verdeelpunt.<br />
In onderstaande schetsen worden deze principes toegelicht. Op de ommezijde zijn<br />
deze principes terug te vinden in de deeluitwerking.<br />
Het entreeplein wordt omringt met<br />
bebouwing (zie fig. 7.1). De bebouwing<br />
geeft het plein wanden waarmee het de<br />
uitstraling van een marktplein krijgt. Het<br />
is minder groots en is een aangenamere<br />
verblijfsplek voor bezoekers.<br />
Om de lijstwerking van het gebouw te<br />
behouden zullen er gaten open blijven<br />
in de bebouwing waardoor er zicht is op<br />
het achterliggende museum, met onder<br />
andere de bekende molen.<br />
Het plein kan gezien worden als een<br />
themagebied in het museum. Vanuit<br />
het onderzoek naar themagebieden<br />
in themaparken kan er geconcludeerd<br />
worden dat een klein themagebied als<br />
deze duidelijke randen moet hebben om<br />
het als een themagebied te ervaren.<br />
Aan weerszijde krijgt het deelgebied<br />
dichte bosranden (zie fig.7.2). Hierdoor<br />
is er ook vanuit het bos geen zicht op de<br />
stedelijke uitbreiding. Aan de voorzijde<br />
wordt het plein doormiddel van een<br />
tramlijn gescheiden van de achterliggende<br />
weide.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
45 46<br />
7.3<br />
Principe hoofdpad en verdeelpunt.<br />
Principe schets voor het hoofdpad<br />
en het verdeelpunt.<br />
7.4<br />
Impressie.<br />
Principe schets voor het hoofdpad<br />
en het verdeelpunt.<br />
7.6<br />
Overzicht doorsnedes en<br />
impressies.<br />
Impressie<br />
A<br />
B<br />
C<br />
C’<br />
B’<br />
D<br />
A’<br />
D’<br />
Het hoofdpad heeft een<br />
begeleiding van de aanwezige<br />
historische bomenrij. Achter deze<br />
bomenrij liggen oude boerderijen<br />
die de mensen via kleine<br />
zandpaden kunnen bezichtigen.<br />
Mensen kunnen via deze paden<br />
dwalend door de rest van het<br />
museum of door lopen over het<br />
hoofdpad (zie fig. 7.3).<br />
Daar waar het hoofdpad zich<br />
splits is een mooi zicht op<br />
het themagebied Zaan en<br />
Marken. Hierdoor ontstaat op<br />
een vanzelfsprekende manier<br />
een keuzemoment. Aan het<br />
verdeelpunt staat ook een kleine<br />
molen die de werking als attractor<br />
heeft.
46<br />
7.5<br />
Deeluitwerking<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
Legenda<br />
Collectie, bestaand Erf<br />
Collectie, verplaatst<br />
Collectie, uitbreiding<br />
Standbeeld/<br />
kunstelement<br />
Bos<br />
Bomenrij<br />
Straatbomen<br />
Leibomen<br />
Hoofdpad<br />
Straten<br />
Stoep<br />
Plein<br />
Volkstuinen<br />
Gras<br />
Watergangen<br />
Gracht<br />
0 5 10 20 40m.<br />
Knotwilgen<br />
Hagen<br />
Wei<br />
Akkers<br />
Zandpad<br />
Terras<br />
Tramhalte<br />
Trambaan<br />
Muurtje
48<br />
7.7 v<br />
Doorsnede A-A’<br />
Doorsnede entreeplein. Van het<br />
entreegebouw tot aan de weide.<br />
terras<br />
7.5m.<br />
0 1 2 5m.<br />
trap<br />
1m.<br />
7.8 v<br />
Doorsnede B-B’<br />
Doorsnede entreeplein. Van het<br />
entreegebouw tot overzijde<br />
bebouwing. Technische uitwerking<br />
in bijlage III .<br />
0 1 2 5m.<br />
stoep<br />
2.5m. plein<br />
rand<br />
3m.<br />
plein<br />
9.75m.<br />
plein<br />
rand<br />
3.15m.<br />
Het entreeplein neemt een groot oppervlak van de deeluitwerking in zijn beslag. In de<br />
plankaart zijn verschillende lijnen over het plein getekend. Deze zullen vorm gegeven<br />
worden met verschil in bestrating en verbanden.<br />
De doorsnede B-B’ staat in de bijlage technisch uitgewerkt. Hierin is te zien dat het plein<br />
grotendeels op één niveau ligt en dat er gebruikt wordt gemaakt van verschillende<br />
bestrating en verbanden. (zie Bijlage III)<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
stoep<br />
3.45m.<br />
straat<br />
3.5m.<br />
wacht plaats tram<br />
7.6m.<br />
halte<br />
huisje<br />
wacht<br />
plaats<br />
tram<br />
straat<br />
3m.<br />
opstap<br />
tram<br />
2.5m.<br />
3.6m. tramlijn<br />
3.3m.<br />
terras<br />
7.5m.<br />
tram stoep<br />
1m. 2.5m.<br />
plein<br />
rand<br />
plein<br />
rand<br />
plein<br />
2.85m.<br />
verhoging beeld<br />
4.05m.<br />
plein<br />
2.85m.<br />
plein<br />
rand<br />
plein<br />
rand<br />
stoep<br />
3.45m.<br />
straat<br />
3.5m.<br />
stoep<br />
2m.<br />
1.1m. 1.1m. 1.1m. 1.1m.<br />
leibomen leibomen<br />
1m. 1m.<br />
spoorsloot<br />
3.6m.<br />
weide<br />
weide
7.9<br />
Doorsnede C-C’<br />
Doorsnede nieuwe uitbreiding tot<br />
en met hoofdpad.<br />
In bijlage III wordt een technische<br />
uitwerking van deze doorsnede<br />
getoond. Hierin staan ook de<br />
bestratingsmaterialen en verbanden<br />
aangegeven.<br />
7.10<br />
Doorsnede D-D’<br />
Doorsnede hoofdpad langs de<br />
open weide.<br />
Delftse<br />
stoep<br />
1.5m.<br />
0 1 2 5m.<br />
0 1 2 5m.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
straat pleinrand<br />
plein-<br />
hoofdpad<br />
3.5m. 1.5m. rand<br />
1.1m.<br />
7.3m.<br />
leibomen<br />
1.0m.<br />
kolk<br />
0.4m.<br />
zandpad zandpad hoofdpad gras weide<br />
6m. 5m. 1m. 4m. 2m.<br />
bomenrij paaltje<br />
h. 0.8m.<br />
haag<br />
h. 0.75m.<br />
49
50<br />
7.11 ><br />
Toegevoegde bebouwing.<br />
Kaart met toegevoegde bebouwing<br />
in het deelgebied.<br />
7.12<br />
Grachtenpanden.<br />
Referentie grachtenpanden in<br />
Amsterdam.<br />
7.3 Bebouwing<br />
De nieuwe bebouwing zal bestaan uit<br />
gebouwen uit de tweede helft van de<br />
19e en begin 20e eeuw. Het grootste deel<br />
van de nieuwe bebouwing bestaat uit<br />
grachtenpanden (zie fig. 7.11 en 7.12).<br />
Hiermee is een Amsterdamse buurt<br />
georganiseerd.<br />
Aan het markplein staat bebouwing<br />
ingetekend die afkomstig is uit Deventer<br />
(zie fig 7.13). Het zijn panden, die net als het<br />
poortgebouw uit Zaltbommel (zie fig 7.14),<br />
aan een marktplein stonden.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
Marktbebouwing<br />
(Deventer)<br />
Poortgebouw<br />
(Zaltbommel)<br />
grachtenpanden<br />
(Amsterdam)<br />
bestaande<br />
bebouwing
7.13 (links)<br />
Marktplein bebouwing.<br />
Referentie panden aan het<br />
marktplein in Deventer.<br />
7.14 (rechts)<br />
Poortgebouw.<br />
Referentie poortgebouw in<br />
Zaltbommel.<br />
7.15 ><br />
Padenstructuur.<br />
Kaart met padenstructuur in het<br />
deelgebied.<br />
7.4 Padenstructuur<br />
Het belangrijkste pad in de deeluitwerking<br />
is het hoofdpad. Het hoofdpad begint bij de<br />
entree en loopt door tot het verdeelpunt.<br />
Een ander belangrijke is de tramlijn. De<br />
tramlijn loopt op de overgang van het<br />
stedelijke plein en de landelijke weide.<br />
Op het plein begint er een subpad. Dit pad<br />
loopt over het plein via de Amsterdamse<br />
buurt het deelgebied uit.<br />
Voor dienstwerkzaamheden en leveranciers<br />
is er een dienstpad. Dit pad dient ook<br />
begaanbaar te zijn met een vrachtwagen.<br />
Ook het hoofdpad dient als dienstpad<br />
gebruikt te kunnen worden.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
hoofdpad<br />
dienstpad<br />
overige<br />
paden<br />
subpaden<br />
51
52<br />
7.16 ><br />
Groenelementen.<br />
Kaart met de verschillende<br />
groenelementen in het deelgebied.<br />
7.5 Groen<br />
Het groen in dit deelgebied is onder te<br />
verdelen in 3 categorieën. Allereerst is er<br />
het groen op parkniveau. Hieronder vallen<br />
de bospartijen, de weide en de historische<br />
bomenrij. Delen hiervan liggen ook in het<br />
deelgebied en zijn reeds bestaand in het<br />
Nederlands Openluchtmuseum (zie fig. 7.16)<br />
De tweede categorie bestaat uit de<br />
bosranden, volkstuinen en vogelbosjes. Dit<br />
zijn nieuwe groenelementen die toegevoegd<br />
zijn in deze deeluitwerking. De bosranden<br />
vormen de overgang van de stedelijke<br />
uitbreiding naar de landelijke bestaande<br />
inrichting.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
beukenbos<br />
(bestaand)<br />
bosrand<br />
functioneel<br />
leibomen<br />
bosrand<br />
sier<br />
bomenrij<br />
(bestaand)<br />
haag<br />
weide<br />
(bestaand)<br />
volkstuinen<br />
straatbomen vogelbosje<br />
beukenbos<br />
(bestaand)<br />
Ze dienen als buffer waardoor er gebruik gemaakt moet worden van goed sluitende<br />
beplanting. De bosranden die zichtbaar zijn vanuit de nieuwe uitbreiding zullen ook een<br />
sierwaarden hebben.<br />
De vogelbosjes zijn een toevoeging bij de volkstuinen. De volkstuinen hebben een vrije<br />
invulling die het museum zelf mag bepalen. Een idee is om deze toe te kennen aan de<br />
vrijwilliger van het museum. Deze categorie zal voor het museum meer onderhoud vragen<br />
dan de eerst genoemde categorie.<br />
De laatste categorie bestaat uit hagen, leibomen en straatbomen. Deze groenelementen<br />
zijn voor de aankleding in het deelgebied. Met deze beplanting wordt een sfeer gecreëerd<br />
die past bij de nieuwe uitbreiding. Om de beplanting aan te laten sluiten bij de bebouwing<br />
zal deze snel maat moeten hebben. Bij de aanplant zal daarom gebruik gemaakt moeten<br />
worden van grote maten.<br />
Deze laatste categorie zal ook het meeste onderhoud vragen. Ze zijn de meest opvallende<br />
beplanting voor de bezoekers waardoor ze een nette en verzorgde uitstraling moeten<br />
hebben.<br />
In de bijlage, zie bijlage II, zijn de nieuwe groenelementen uitgewerkt in staalkaarten. De<br />
nieuwe elementen zijn:<br />
- Bosranden sier<br />
- Bosranden functioneel<br />
- Vogelbosjes<br />
- Hagen<br />
- Leibomen<br />
- Straatbomen
7.17 ><br />
Facering.<br />
Kaart met de faseringen in de<br />
aanleg van het deelgebied.<br />
7.6 Facering<br />
De realisatietraject van dit deelgebied zal<br />
moeilijk zijn en lang duren. Gevraagde<br />
bebouwing is niet altijd aanwezig en voor de<br />
financiën moeten er voldoende sponsoren<br />
gevonden worden.<br />
Voor de realisatie is in fig. 7.17 een<br />
fasering aangegeven die het Nederlands<br />
Openluchtmuseum grip kan geven voor de<br />
realisatie van het deelgebied.<br />
Het belangrijkste punt, de sturing van bezoekers, zal in de eerste fase worden opgelost.<br />
Hieronder vallen het hoofdpad, de tramlijn en de marktplein bebouwing. Ook de eerste<br />
grachtenpanden, die al in het bezit zijn van het museum, vallen binnen de eerste fase.<br />
In de tweede fase kan de Amsterdamse buurt verder worden uitgebouwd, waarmee ook de<br />
profilering van de eerste Amsterdamse straat kan worden afgerond.<br />
De derde fase bestaat uit het afronden van de uitbreiding van de bebouwing en het<br />
herinrichten van het entreeplein.<br />
De grootste kostenpost zal de gracht met bijbehorende watergangen zijn. Deze komen<br />
daarom in de laatste fase aan de orde. De totale realisatie kan 30 tot 40 jaar duren, en is<br />
geheel afhankelijk van het aanbod van gebouwen en de financiering door verschillende<br />
sponsoren.<br />
7.7 Hoogteverschil<br />
Het terrein van het Nederlands Openluchtmuseum is gelegen op een stuwwal. Door deze<br />
stuwwal zit er veel hoogteverschil in het terrein. De locatie van de deeluitwerking is het<br />
vlakste deel van het museum. Het onderlinge hoogte verschil bedraagt maximaal 2 meter.<br />
Tijdens het ontwerp is rekening gehouden dat dit hoogteverschil, met behulp van een<br />
talud, in de bosranden kan worden opgelost. Voor een verdere uitwerking moeten er meer<br />
gegevens bekend zijn over het hoogteverschil in het deelgebied.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
53
H. H<br />
. 8<br />
8.0<br />
Kasteelboerderij, oud-Beijerland.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
8.1<br />
Ligging uitwerking Amsterdamse<br />
buurt.<br />
8 Amsterdamse buurt<br />
In hoofdstuk 7 is de deeluitwerking besproken. In de deeluitwerking is door ontworpen<br />
op het masterplan. Een groot deel van de deeluitwerking wordt ingericht als<br />
Amsterdamse buurt. Op de plankaart is ze zien hoe de gebouwen gepositioneerd zijn,<br />
waar het groen komt en hoe de straten lopen.<br />
Om de sfeer van Amsterdamse buurt te kunnen vangen in deze deeluitwerking zal er<br />
nog een keer ingezoomd moeten worden. De inzoom op de Amsterdamse buurt wordt<br />
in dit hoofdstuk getoond.<br />
8.1 Ligging<br />
De Amsterdamse buurt ligt aan de zuidelijke kant van het entreeplein en omvat<br />
een groot deel van de nieuw geplande stedelijke uitbreiding (zie fig. 8.1). De<br />
grachtenpanden komen uit de tweede helft van de 19e en het begin van de 20e eeuw.<br />
In deze plek uitwerking wordt de overgang gemaakt van de stedelijke uitbreiding naar<br />
het landelijk ingerichte museum.<br />
uitwerking<br />
Amsterdamse buurt<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
55 56<br />
8.2<br />
Amsterdam.<br />
Referentie beelden voor de<br />
uitwerking van de Amsterdamse<br />
buurt.<br />
8.2 Referentie<br />
Om een goede uitwerking te kunnen maken van de Amsterdamse buurt is er een<br />
referentie gedaan in Amsterdam. Hierbij is er gekeken naar straten, grachten en<br />
het groen in soortgelijke buurten(zie fig. 8.2). De referentie heeft gezorgd voor<br />
nieuwe inspiratie waarmee deze plekuitwerking verder kon worden uitgewerkt.
56<br />
8.3<br />
Amsterdamse buurt<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
Legenda<br />
Collectie, uitbreiding<br />
Erf/achtertuin<br />
Opgang panden, semiopenbaar<br />
Brug<br />
Bos<br />
Straatbomen, Iep<br />
Leibomen, Linde<br />
Gevelgroen<br />
Straat, keperverband Opsluitbanden,<br />
natuursteen<br />
Stoep,<br />
halfsteensverband<br />
Parkeerplaatsen,<br />
elleboogverband<br />
Zandpad<br />
Muurtjes<br />
Hek<br />
Trambaan<br />
Gracht<br />
Amsterdammertjes,<br />
met strekken bestr.<br />
Lantarenpalen<br />
Watergang<br />
Weide<br />
Gras
58<br />
8.5<br />
Overzicht doorsnedes.<br />
8.6 v<br />
Doorsnede A-A’<br />
Doorsnede A-A’ laat het profiel van<br />
grachtenpand tot grachtenpand<br />
zien.<br />
stoep<br />
2.5m.<br />
A<br />
A´<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
B<br />
B´<br />
straat parkeerstrook gracht<br />
parkeerstrook straat<br />
3m. 2m. 9m.<br />
2m.<br />
3m.<br />
stoep<br />
2.5m.<br />
0 1 2 5m.
8.7<br />
Doorsnede B-B’<br />
In doorsnede B-B’ zijn ook de<br />
gebruikte materialen aangegeven<br />
Technische uitwerking van de<br />
grachtenstraat zijn te vinden in<br />
bijlage III.<br />
Hierin staan ook de materialen<br />
verder uitgewerkt.<br />
stoep:<br />
klinkers,<br />
waalformaat<br />
rood<br />
genuanceerd<br />
hafsteensverband<br />
0 1 2 5m.<br />
8.4 Materialisatie<br />
straat:<br />
klinkers,<br />
dikformaat<br />
rood<br />
genuanceerd<br />
keperverband<br />
Parkeren:<br />
klinkers,<br />
waalformaat<br />
rood -<br />
bruin<br />
elleboogverband<br />
Betrating:<br />
De bestrating in deze deeluitwerking zal bestaan uit klinkerverharding en natuursteen<br />
opsluitingen. Een uitwerking van de bestrating is te zien in bijlage III.<br />
klinkers:<br />
waalformaat<br />
rood genuanceerd<br />
klinkers:<br />
waalformaat<br />
rood-bruin<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
klinkers:<br />
dikformaat<br />
rood genuanceerd<br />
opsluitbanden:<br />
Belgisch hardsteen,<br />
gevlamd<br />
59
60<br />
8.8 (links)<br />
Referentie gracht.<br />
8.9 (rechts)<br />
Referentie watergangen.<br />
Straatmeubilair:<br />
Het straatmeubilair bestaat uit de ‘Amsterdammertjes’, lantarenpalen en de hekjes langs de<br />
brug over de gracht.<br />
8.5 Water<br />
In de deeluitwerking zijn verschillende waterelementen aanwezig. De grootste en<br />
belangrijkste is de gracht. De Amsterdamse gracht maakt de sfeer van de Amsterdamse<br />
buurt compleet. Voor de gracht is er een referentie gebruikt uit Amsterdam (zie fig. 8.8).<br />
De gracht komt via watergangen (zie fig. 8.9) de Amsterdamse buurt binnen. Vanwege de<br />
hoge ligging van het Nederlands Openluchtmuseum zal dit water op een kunstmatige<br />
manier worden aangelegd. In Bijlage III zijn voor de gracht en watergangen technische<br />
uitwerkingen gemaakt.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
Hekjes<br />
Afzetpaaltjes<br />
‘Amsterdammertjes<br />
Lantarenpalen
8.6 Groen<br />
Het grootste groen element in deze uitwerking zijn de bomen langs de gracht. Voor deze<br />
straatbomen wordt de Iep (Ulmus ‘New Horizon’) aangeplant (zie ook bijlage II, staalkaart<br />
straatbomen). Deze soort is zeer hoog resistent voor de Iepziekte.<br />
In deze schaalstap komen ook nieuwe beplantingen naar voren. Deze beplanting staat in de<br />
semi-openbare ruimtes voor de grachtenpanden. In de meeste gevallen bestaan deze uit<br />
klimplanten, zoals de klimroos, Duitse pijp en blauwe regen.<br />
Aan de reling hangen plantenbakken gevuld met rode geraniums.<br />
Klimroos (Rosa ‘White New Dawn’)<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
Duitse pijp (Aristolochia macropylla)<br />
Blauwe regen (Wisteria sinensis)<br />
Rode geraniums aan de brug Iepen aan de gracht (Ulmus ‘New Horizon’)<br />
61
H. H<br />
. 9<br />
9.0<br />
Zicht op Zaan en Marken.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
9.1<br />
Ligging uitwerking verdeelpunt.<br />
9 Verdeelpunt<br />
Net als de Amsterdamse buurt, in het voorgaande hoofdstuk, is de het verdeelpunt<br />
ook een belangrijke plek in de deeluitwerking. De sturing van bezoekers is één van de<br />
grootste opgaven in deze opdracht voor het Nederlands Openluchtmuseum.<br />
Het verdeelpunt speelt een belangrijke rol in deze sturing. Daarom is deze plek verder<br />
uitgewerkt, en wordt getoond in dit hoofdstuk.<br />
9.1 Ligging<br />
Vanaf het entreeplein loopt men via het hoofdpad naar het verdeelpunt. Hiermee<br />
wordt het keuzemoment van de bezoeker vereenvoudigd waardoor de sturing van<br />
bezoekers beter zal verlopen.<br />
Het verdeelpunt speelt hierbij een belangrijke rol in de deeluitwerking en is verder<br />
uitgewerkt in dit hoofdstuk (zie fi g. 9.1).<br />
uitwerking<br />
Verdeelpunt<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
63 64<br />
9.2 (links)<br />
Historische bomenrij.<br />
9.4 (rechts)<br />
Molentje.<br />
9.3<br />
Zicht op Zaan en Marken.<br />
9.2 Locatie verdeelpunt<br />
De locatie van het verdeelpunt is gelegen op de plek waar nu ook al een minder<br />
opvallende splitsing aanwezig is. Aan het hoofdpad staat een historische bomenrij<br />
die als begeleiding dient voor het hoofdpad (zie fi g. 9.2).<br />
Eenmaal aangekomen bij het verdeelpunt ontstaat er, aan de linkerzijde, een<br />
prachtig zicht op de buurt ‘Zaan en marken’ (zie fi g. 9.3). Dit zicht zorgt ervoor dat<br />
de bezoeker naar die buurt wordt getrokken.<br />
Aan de rechter zijde van het pad staat een molentje (zie fi g. 9.4). Dit molentje zal<br />
bij de uitwerking van het verdeelpunt een belangrijke rol kunnen gaan spelen.
64<br />
9.5<br />
Verdeelpunt<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
Legenda<br />
Molentje, bestand<br />
Bebouwing, bestaand<br />
Bomenrij, bestaand<br />
Knotwilgen, bestaand<br />
Haag, meidoorn<br />
Wei<br />
Gracht<br />
Gracht<br />
Bankjes, robinia<br />
Paaltjes, robinia<br />
Hek, eiken<br />
Afrastering<br />
Gras<br />
Water
66<br />
9.4 Materialisatie<br />
Betrating:<br />
De bestrating in deze deeluitwerking zal bestaan uit klinkerverharding. Het<br />
rechtdoorgaande hoofdpad moet ook bestand zijn voor voertuigen van de<br />
onderhoudsdienst en leveranciers. Hierbij is rekening gehouden bij de opbouw van de<br />
bestrating. Een uitwerking van de bestrating is te zien in bijlage III.<br />
In de technische uitwerking wordt getoond hoe de bestrating wordt opgesloten en welke<br />
straatverbanden er worden toegepast.<br />
Straatmeubilair:<br />
Het straatmeubilair bestaat uit de paaltjes langs het hoofdpad, de bankjes op het hoofdpad<br />
en het hek voor de attractor (het molentje).<br />
Lantarenpalen aan het hoofdpad passen niet in het beeld van de landelijke setting. Daarom<br />
zal met spots vanuit de bomen het hoofdpad belicht worden. Op deze manier staan ze niet<br />
in het zicht van de bezoeker, maar zijn wel aanwezig.<br />
Eikenhouten hek<br />
Paaltjes robinia hout (robinia voor de duurzaamheid)<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
klinkers:<br />
waalformaat<br />
rood<br />
Robinia houten bankjes
9.5 Groen<br />
In de deze uitwerking zijn weinig groen elementen aanwezig. Langs het hoofdpad staat een<br />
bestaand historische bomenrij van eiken. Overige beplanting bestaat uit de meidoorn haag<br />
langs de weide. In bijlage III staat een uitwerking van deze haag weergegeven.<br />
Historische bomenrij met eiken (Quercus robur)<br />
Het is een vitale bomenrij die nog zeker 50 jaar<br />
mee zal gaan.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
Meidoorn haag (Crataegus monogyna)<br />
67
H. .<br />
10<br />
5.0<br />
Remise, Arnhem (Gld.)<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
10 Bronvermelding<br />
Voor de totstandkoming van dit masterplan zijn er een aantal bronnen geraadpleegd. De<br />
bronnen hebben met name geholpen bij de eerste verkenning en analyse van het terrein.<br />
Boeken:<br />
Masterplan Nederlands Openluchtmuseum 2006-2015, Veenenbos en Bosch<br />
Landschapsarchitecten, 2005<br />
Gids Nederlands Openluchtmuseum 2010, Nederlands Openluchtmuseum, Druk: Roos en<br />
Roos te Arnhem<br />
Aben R. en de Wit S., 2000, De omsloten tuin, uitgeverij 010<br />
Ontwerpondersteunende onderzoeken:<br />
Themagebieden in themparken, door Rick Lensink en Richard Leendertse<br />
Attractoren in themaparken, door Anne Copier en Matthijs Faber<br />
Internet:<br />
www.openluchtmuseum.nl<br />
Google streetview<br />
www.deneef.net<br />
www.esveld.nl<br />
Kaartmateriaal:<br />
Topografische kaart 1:25 000<br />
Google maps<br />
Museum kaart<br />
Autocad ondergrond Nederlands Openluchtmuseum<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
69
70<br />
Bijlage I<br />
MASTER<br />
DOORSN<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
RPLAN<br />
NEDES<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
71
72<br />
I<br />
Profi el 1<br />
Profi el 1 is genomen bij de entree<br />
op het marktplein.<br />
Het hoofdpad heeft hier een maat<br />
van 7 meter.<br />
Verharding: Klinkers<br />
II<br />
Profi el 2<br />
Profi el 2 is genomen halverwege de<br />
grote weide voor de splitsing.<br />
Het hoofdpad heeft hier een maat<br />
van 4.5 meter.<br />
Verharding: Klinkers<br />
III<br />
Profi el 3<br />
Profi el 3 is genomen na de splitsing<br />
Het hoofdpad heeft hier een maat<br />
van 3 meter. Deze maat is gelijk aan<br />
de maat van de subpaden.<br />
Verharding: Klinkers<br />
IV<br />
Profi el 4<br />
Profi el 4 is genomen na de Remise.<br />
Het hoofdpad heeft hier een maat<br />
van 3 meter. Het naastgelegen<br />
dienspad/trambaan heeft een maat<br />
van 6 meter<br />
Verharding:<br />
hoofdpad: klinkers<br />
dienstpad: klinkers (afwijkend van<br />
kleur met hoofdpad) 3 m.<br />
6 m.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
4.5 m.<br />
3 m.<br />
7 m.
V<br />
Positie doorsneden<br />
VI<br />
Impressie hoofdpad<br />
Het hoofdpad kent verschillende profi elen. Profi elen hiervan zijn in fi guur I, II, III en<br />
IV weergegeven. Op onderstaande plattegrond (zie fi g. V) wordt de positie van deze<br />
profi elen verbeeld. Een impressie van het hoofdpad wordt getoond in fi guur VI.<br />
1.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
2.<br />
3.<br />
4.<br />
73
Bijlage II<br />
STAALKA
AARTEN<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking
76<br />
Bosrand sier<br />
Sfeer en functie<br />
De bosrand bestaat uit een gesloten beplanting die inkijk vanuit het bos naar de stedelijke<br />
uitbreiding afschermt. Zowel zomer als winter zal deze een gesloten beeld hebben. Vanuit<br />
de stedelijke uitbreiding is er goed zicht op deze rand, waardoor het ook een sierwaarde<br />
heeft.<br />
De bosrand heeft als functie:<br />
- Het zicht op de stedelijke uitbreiding beperken<br />
- Een sierlijke bosrand<br />
Ia<br />
Ia<br />
Pl<br />
Ia<br />
Ia<br />
Pl<br />
3m.<br />
3m.<br />
Pl<br />
Pl<br />
Ia<br />
Pl<br />
Pl<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
3m.<br />
11.5m.<br />
Lv Rc Ia Ilex aquifolium<br />
Pl Prunus laurocerasus ‘ Caucasica’<br />
Rc<br />
Lv<br />
Al<br />
Ligustrum vulgare<br />
Amelanchier lamarckii<br />
Lv Rw<br />
Rc Rhododendron ‘ Catawbiense<br />
Grandiflorum’<br />
Rw Rhododendron ‘ Cunningham’s<br />
Rw<br />
White’<br />
Al<br />
Lv<br />
Lv<br />
Al<br />
Rc<br />
Rc<br />
Rw<br />
Rw<br />
Rc<br />
Rc<br />
Rw<br />
3m. 2m.<br />
1.5m.<br />
7m.
Sortiment:<br />
De bosrand is gelegen aan de schaduw zijde van het bos. Door deze schaduw wordt er<br />
gebruik gemaakt van beplanting die hier goed kan groeien. Met Ilex aquifolium, Prunus<br />
laurocerasus ‘Caucasica’ en Ligustrum vulgare wordt er een gesloten rand bereikt.<br />
In deze rand zorgen Amelanchier lamarckii, Rhododendron ‘Catawbiense Grandiflorum’ en<br />
Rhododendron ‘Cunningham’s White’ voor een sierlijke uitstraling. Een eventuele kruidlaag<br />
is hierbij niet toegestaan.<br />
Aanleg:<br />
- De beplanting wordt in 4 rijen aangeplant. Met een onderlinge afstand van 3 of<br />
2m.<br />
- De eerste 2 rijen worden aangeplant met Ilex en Prunus, onderlinge afstand 3m.<br />
- De 3e rij wordt aangeplant met Amelanchier en Ligustrum, onderlinge afstand 3m.<br />
- De laatste rij wordt aangeplant met Rhododendron, onderlinge afstand 1.5m.<br />
Onderhoud:<br />
- Om de vier jaar de heesters, op de Rhodo’s na, om en om afzetten. Beginnend<br />
vanaf 5 jaar na aanplant. Na 2 jaar het 2e deel van de heesters afzetten.<br />
- Ongewenste kruidlaag verwijderen<br />
Leverantie:<br />
- Ilex aquifolium 60-80 (wortelgoed)<br />
- Prunus laurocerasus ‘Caucasica’ 60-80 (wortelgoed)<br />
- Ligustrum vulgare 60-80 (wortelgoed)<br />
- Amelanchier lamarckii 60-80 (wortelgoed)<br />
- Rhododendron ‘Carawbiense Gr.’ P13<br />
- Rhododendron ‘Cunningham’s Wh.’ P13<br />
Tijd:<br />
Na 5 jaar zal er een bosrand zijn ontstaan die aan zijn functies voldoet.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
77
78<br />
Bosrand functioneel<br />
Sfeer en functie<br />
De bosrand zorgt voor een gesloten groene buffer die het zicht op de stedelijke bebouwing<br />
vanuit het bos beperkt. De bosrand zal zomer en winter een gesloten beeld hebben.<br />
De bosrand heeft als functie:<br />
- Het zicht op de stedelijke uitbreiding beperken<br />
Ia<br />
Ia<br />
Pl<br />
Ia<br />
Ia<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
Ia<br />
Pl<br />
Pl<br />
Ia<br />
Pl<br />
Pl<br />
10m.<br />
3m.<br />
3m.<br />
Ia<br />
Ia<br />
Pl<br />
Ia<br />
Ia<br />
3m.<br />
7m.<br />
Ia Ilex aquifolium<br />
Pl Prunus laurocerasus ‘ Caucasica’
Sortiment:<br />
Met Ilex aquifolium, Prunus laurocerasus ‘Caucasica’ wordt er een gesloten rand bereikt. Een<br />
eventuele kruidlaag is hierbij toegestaan.<br />
Aanleg:<br />
- De beplanting wordt in 3 rijen aangeplant. Met een onderlinge afstand van 3m.<br />
- De onderlinge plantafstand bedraagt 3m.<br />
Onderhoud:<br />
- Om de vier jaar de heesters om en om afzetten. Beginnend vanaf 5 jaar na<br />
aanplant. Na 2 jaar het 2e deel van de heesters afzetten.<br />
- Hinderlijke kruiden in kruidlaag verwijderen<br />
Leverantie:<br />
- Ilex aquifolium 60-80 (wortelgoed)<br />
- Prunus laurocerasus ‘Caucasica’ 60-80 (wortelgoed)<br />
Tijd:<br />
Na 5 jaar zal er een bosrand zijn ontstaan die aan zijn functies voldoet.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
79
80<br />
Vogelbosjes<br />
Sfeer en functie<br />
Het vogelbosje heeft een ‘natuurlijk’ beeld dat enkel uit heester beplanting bestaat. Het<br />
vogelbosje heeft een overwicht aan bes dragende heesters waardoor vogels worden<br />
aangetrokken. Het bosje is hiermee van ecologische waarde.<br />
Het vogelbosje heeft als functie:<br />
- Een ‘natuurlijk’ en ecologisch waardevol bosje<br />
Cm<br />
Cm<br />
Sa<br />
Vo<br />
Vo<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
Cm<br />
Sa<br />
Sa<br />
Vo<br />
Cm<br />
Sa<br />
Vo<br />
Cm<br />
Cm<br />
Sa<br />
7.5m.<br />
1.5m.<br />
Vo<br />
Vo<br />
Cm<br />
Sa<br />
Sa<br />
1.5m.<br />
6m.<br />
Sa Sorbus aucuparia<br />
Cm Crataegus monogyna<br />
Vo Viburnum opulus
Sortiment:<br />
Het vogelbosje bestaan grotendeels uit bes dragende heesters. Voor dit bosje worden<br />
Crataegus monogyna, Viburnum opulus en Sorbus aucuparia. De kruidlaag bestaat uit<br />
spontane opkomst van kruiden.<br />
Aanleg:<br />
- De beplanting wordt in rijen aangeplant. In kruisverband met een onderlinge<br />
afstand van 1.5m.<br />
Onderhoud:<br />
- Om de vier jaar de heesters afzetten. Beginnend vanaf 5 jaar na aanplant.<br />
- Hinderlijke kruiden in kruidlaag verwijderen<br />
Leverantie:<br />
- Crataegus monogyna 60-80 (wortelgoed)<br />
- Viburnum opulus 60-80 (wortelgoed)<br />
- Sorbus aucuparia 60-80 (wortelgoed)<br />
Tijd:<br />
Na 5 jaar zal er een vogelbosje zijn ontstaan die aan zijn functies voldoet.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
81
82<br />
Hagen<br />
Sfeer en functie<br />
De haag dient als begeleiding van het hoofdpad en dient als ‘afrastering’ van de weide.<br />
Het is een dichte haag die zomer en winter aan zijn functies voldoet en heeft een<br />
landschappelijk karakter.<br />
De haag heeft als functie:<br />
- Begeleiden van het hoofdpad<br />
- Afrastering voor de weide<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
0.5m.<br />
0.5m.<br />
Crataegus monogyna<br />
plantafstand van 0.2m.<br />
0.8m.
Sortiment:<br />
De gehele haag bestaat uit meidoorn (Crataegus monogyna). De meidoorn vormt een<br />
dichte stekelige haag die nog op vele plekken in het landelijk gebied is te zien. Voor de<br />
uitvinding van het prikkeldraad diende deze haag als ‘afrastering’ van de weides.<br />
Aanleg:<br />
- Voor de aanplant een afstand van 0.20m. aanhouden (5 planten per meter).<br />
- De planten in een evenwijdige lijn aan het hoofdpad en met een afstand van 2m.<br />
van het hoofdpad aanplanten.<br />
Onderhoud:<br />
- Twee keer per jaar knippen<br />
- Hoogte van 0.80m. aanhouden<br />
- Breedte van 0.50m. aanhouden<br />
- Onkruid verwijderen onder de haag<br />
Leverantie:<br />
- Crataegus monogyna (wortelgoed) 60-80<br />
Tijd:<br />
Na 4 jaar zal er een haag ontwikkeld zijn die aan zijn functies voldoet.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
83
84<br />
Leibomen<br />
Sfeer en functie<br />
De leibomen geven het plein groene randen en deelt het plein op in verschillende ruimtes.<br />
De leibomen zullen met name in het groeiseizoen een groen beeld geven.<br />
De Leibomen hebben als functie:<br />
- Het plein groene randen geven<br />
- Het plein opdelen in verschillende ruimtes<br />
paal<br />
Tillia europaea ‘Pallida’<br />
paal<br />
Tillia europaea ‘Pallida’<br />
paal<br />
0.5m.<br />
1.75m.<br />
1.75m.<br />
1.75m.<br />
1.75m.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
1.75m. 1.75m.<br />
1.75m. 3.5m.<br />
0.4m.<br />
1.2m.<br />
2.05m.
Sortiment:<br />
Voor de leibomen is gekozen voor Tillia europaea ‘Pallida’. Dit is een veelgebruikte leilinde<br />
die snel groeit en zich makkelijk laat leiden.<br />
Aanleg:<br />
- Onderlinge plantafstand van 3.5m. aanhouden<br />
- Bomen aanplanten in het midden van de boomspiegels.<br />
- Plantgat gevuld met bomenzand, t.b.v. van groeiplaats verbetering.<br />
- 2 boompalen bij elke boom plaatsen.<br />
- Aanplanten met drainage buis.<br />
- Op 1.75m. van de buitenste bomen en in het midden van twee bomen een paal<br />
plaatsen.<br />
- Aan deze palen, vanaf 2.05m., om de 0.40m. 5 geplastificeerde staaldraad spannen.<br />
- De te leiden takken aanbinden.<br />
Onderhoud:<br />
- Bomen 2x per jaar snoeien, 1x inkorten uitlopers en 1x terug snoeien op lei takken<br />
- Lei takken aanbinden<br />
- Dood hout verwijderen<br />
- Takken en bladeren verwijderen van de weg<br />
- Boomspiegels vrij houden van onkruid<br />
Leverantie:<br />
- Tillia europaea ‘Pallida’ (voorgeleidt) 16-18 (draadkluit)<br />
Tijd:<br />
Na 5 jaar zullen de leibomen aan het streefbeeld voldoen.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
85
86<br />
Straatbomen<br />
Sfeer en functie<br />
De straatbomen staan langs de Amsterdamse gracht. De bomen zorgen hiermee dan ook<br />
voor een Amsterdams beeld. Daarnaast dienen de bomen als groene aankleding en weg<br />
begeleiding.<br />
De straatbomen hebben als functie:<br />
- Amsterdamse sfeer creëren<br />
- Groene aankleding en weg begeleiding.<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink<br />
13m.<br />
9m.<br />
3m.
Sortiment:<br />
Amsterdam staat bekent om zijn iepen langs de grachten. Door de Iepziekte is het moeilijk<br />
om ‘normale’ iepen aan te planten. Voor de straat bomen in dit plan is daarom gekozen voor<br />
een iep met een hoge resistentie tegen deze ziekte, de Ulmus ‘New Horizon’. Deze iep lijkt<br />
veel op de standaard Ulmus minor en wordt ook in Amsterdam ingezet tegen de Iepziekte.<br />
Aanleg:<br />
- Bomen aanplanten in het midden van de boomspiegels.<br />
- Onderlinge afstand 13m.<br />
- Plantgat gevuld met bomenzand, t.b.v. van groeiplaats verbetering.<br />
- 2 boompalen bij elke boom plaatsen.<br />
- Aanplanten met drainage buis.<br />
Onderhoud:<br />
- Bomen opkronen tot 3m.<br />
- Dood hout verwijderen<br />
- Takken en bladeren verwijderen van de weg<br />
- Boomspiegels vrij houden van onkruid<br />
Leverantie:<br />
- Ulmus ‘New Horizon’ 16-18 (draadkluit)<br />
Tijd:<br />
Na 10 jaar zullen de bomen zo ontwikkeld zijn dat ze voldoen aan hun functies.<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
87
88<br />
Bijlage III<br />
TECHN<br />
UITWERK<br />
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
ISCHE<br />
KINGEN<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
89
Afstudeeropdracht | Rick Lensink
Colofon<br />
Nederlands Openluchtmuseum<br />
Inrichtingsplan ‘De historie verschuift’<br />
Afstudeeropgave:<br />
Rick Lensink<br />
4e jaars student Tuinarchitectuur 2010-2011<br />
Aan:<br />
Hogeschool Van Hall Larenstein<br />
Het Nederlands Openluchtmuseum<br />
Begeleiders:<br />
Johan Vlug<br />
Theo Reesink<br />
Willem Verhoeven<br />
Ben ter Mull<br />
Marc Goudswaard<br />
Velp, 17 juni 2011<br />
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking
Nederlands Openluchtmuseum | Masterplan en deeluitwerking<br />
Afstudeeropgave | Rick Lensink