yaal te blijven aan hun eerdere verbondenheid. Wat is er gebeurd dat hij zijn banden verbreekt? Schaamteloos of destructief gedrag komt meestal niet zomaar uit de lucht vallen. Er zijn redenen dat mensen zich afschermen voor anderen, ongevoelig lijken te worden of bepaalde grenzen overschrijden. Hoe lastig ook, zulk gedrag is ook een signaal. Of zijn die twee gewoon uit elkaar gegroeid? Zijn er andere belangen sterker gebleken? Het meis<strong>je</strong> intrigeert me omdat ze weten wil, en niet ophoudt voor ze antwoord heeft op de vraag: ‘Kaj, <strong>waar</strong> <strong>ben</strong> <strong>je</strong>?’ Haar vraag lijkt op de vraag die de Eeuwige stelt aan Adam en Eva in het paradijsverhaal uit Genesis 3, als ze zich schuilhouden, uit schaamte omdat ze gegeten heb<strong>ben</strong> van de boom van de kennis van goed en kwaad. Adam, <strong>waar</strong> <strong>ben</strong> <strong>je</strong>? Een vraag die <strong>je</strong> kunt horen als controle, maar evenzeer als richtingwijzer. Als een vraag die uitdaagt om tot het besef te komen van <strong>je</strong> positie: <strong>waar</strong> <strong>ben</strong> ik eigenlijk? Wat is mijn plek, <strong>waar</strong> sta ik voor? In die zoektocht neemt het sprook<strong>je</strong> ons mee en kijken wij ook naar onszelf, als in een spiegel. Waar zijn wij? ‘Wat is hier veranderd, <strong>waar</strong> staan jullie als samenleving en persoonlijk?’ Die vraag hoor <strong>je</strong> ineens van de kant van buitenstaanders, mensen die na lange tijd terugkeren naar Nederland. Ze bespeuren een mensen pagina 4/5 De verdrijving uit het paradijs, door Alexandre Cabanel > Wat is mijn plek, en <strong>waar</strong>om? schaamteloosheid die er eerder niet was. Ze proeven het in het taalgebruik, in wat in de openbare ruimte gezegd kan en mag worden. Ze merken het aan de afvlakking van <strong>waar</strong>den als tolerantie en gastvrijheid, aan de kaalslag in zorg en cultuur. Er is in hun ogen een grens overschreden. Het roept schaamte bij hen op. Ze geven een signaal af dat tot nadenken stemt en om reactie vraagt. Schaamte Schaamte ligt gevoelig. Iedereen kent wel een voorval <strong>waar</strong>bij de gedachte eraan alleen al <strong>je</strong> het schaamrood op de kaken brengt. Zelfs al is het van lang geleden. Het liefst zou <strong>je</strong> <strong>je</strong> verbergen en het gebeuren uitwissen. Dat is zo begrijpelijk, want schaamte morrelt aan <strong>je</strong> zelfbeeld en gaat vaak diep <strong>je</strong> ziel in. Je staat te kijk in de ogen van anderen of in eigen ogen. Het beschadigt <strong>je</strong> gevoel van <strong>waar</strong>digheid. Schaamte is moeilijk te verdragen. Het lijkt dat als <strong>je</strong> het er niet meer over hebt, het er ook niet meer is. Maar zo simpel is het niet. Als schaamte niet onderzocht en bespreekbaar gemaakt wordt, kom <strong>je</strong> er niet makkelijk van los. Alsof het aan <strong>je</strong> kleeft, als een smet. Zoals een man zei die opnieuw een depressie kreeg en langdurig onder behandeling was: ‘het is alsof ik er helemaal mee samen val. Daarom praat ik er maar niet over. Je voldoet niet aan wat er van <strong>je</strong> verwacht wordt. Terwijl <strong>je</strong> er toch niets aan kunt doen, depressie overkomt <strong>je</strong>. Die schaamte isoleert <strong>je</strong>’. Ook het mishandelde kind zal er vaak voor kiezen te zwijgen en zelf de last te dragen. Door de vuile was buiten te hangen, zet <strong>je</strong> immers een kras door die aardige familiefoto. Hij of zij zal eerder zichzelf zien als degene die niet deugt, de rotte appel. Gaan praten voelt als verraad. Het is toch <strong>je</strong> familie. En daarbij: wie gelooft <strong>je</strong>? Maar de doofpot is ook een bron van onrust en pijn <strong>waar</strong> <strong>je</strong> zelf in verdwijnt. Het brengt <strong>je</strong> als het ware in niemandsland, <strong>waar</strong> alleen niet-voelen helpt te overleven. En <strong>waar</strong> blijf <strong>je</strong> met <strong>je</strong> verlangen naar liefde en erkenning? Loyaliteit Niemand leeft voor zichzelf alleen. We leven met verschillende loyaliteiten <strong>waar</strong>aan we gebonden zijn. Zeker <strong>waar</strong> het onze familie betreft, let het nauw. Omdat <strong>je</strong> van hen het leven ontvangt. Dat bindt en verplicht. Die familieband wordt wel vergeleken met een bergbeklimmertouw, <strong>waar</strong>bij ieder de ander nodig heeft om te overleven en verder te komen. Het beeld maakt duidelijk dat loslaten of breken eigenlijk niet kan. Terwijl het anderzijds een hele kunst is om te dealen met de ruimte die er is, zonder onrecht te doen aan <strong>je</strong> loyaliteit naar anderen, maar ook zonder <strong>je</strong>zelf en <strong>je</strong> eigen ontwikkeling tekort te doen. Dat gaat meestal niet zonder botsingen en schade. Spagaat Wie durft schaamte te bevragen? De Dutchbatter die in Srebrenica was zal de loyaliteit aan zijn kameraden eerbiedigen ook al voelt hij schaamte over de afloop van de missie. Hij zal de verantwoordelijkheid elders leggen en verder zwijgen, het leger is immers <strong>je</strong> familie. Want wie wel spreekt over fouten loopt het gevaar weggezet te worden als klokkenluider. De afgelopen jaren schaamden veel gelovigen zich over het seksueel misbruik binnen hun kerk. De botsing van schaamte en loyaliteit bracht hen in een spagaat. Sommigen zegden hun lidmaatschap op. Voor anderen telt het behoren tot de kerkgemeenschap van alle plaatsen en tijden als een hoger goed. Ook willen zij vasthouden aan hun goede ervaringen. Maar wat gebeurde er intussen met hun schaamtegevoelens? Ruimte nemen Tegenwoordig veroorloven mensen zich meer vrijheid zonder dit als verraad te beschouwen aan hun omgeving, de regels die ze heb<strong>ben</strong> meegekregen, of zonder zich onverschillig te weten. Een vader schaamt zich voor zijn verslaafde kind. Hij neemt afstand omdat hij zo niet verder kan. Dat hoeft niet te betekenen dat hij daardoor disloyaal is. Het kan hem net de ruimte geven om te onderscheiden <strong>waar</strong> hij zelf is, en te ontdekken hoe hij meer bij zichzelf kan blijven en bij wat hem draagt en voedt. Wellicht ontwikkelt zich een andersoortige band <strong>waar</strong>in hij zich niet hoeft te verloochenen. Dat zou op zich al winst zijn. Zie mij aan Wie de patstelling van het zwijgen wil doorbreken, heeft een veilige plek nodig <strong>waar</strong> schaamte er gewoon mag zijn. Een plek <strong>waar</strong> ruimte is voor het verhaal van schaamte en onmacht. Een plek <strong>waar</strong> <strong>je</strong> echt gezien wordt en gehoord: dit <strong>ben</strong> ik. Waar <strong>je</strong> kunt oefenen in een nieuw zelf-verstaan en kunt komen tot nieuwe verbanden. In het sprook<strong>je</strong> van Hans Christian Andersen wordt zo’n plek opgeroepen door het woord ‘eeuwigheid’: Kaj wordt gezien als door de ogen van de Eeuwige. Gezien in liefde, zonder oordeel. Het zal niet makkelijk zijn om zijn leven weer op de rails te krijgen, te herstellen wat hersteld moet worden. Maar hij staat weer in de stroom van het leven. Hij weet zich aanvaard. Ik zou een pleidooi willen houden voor het creëren van zulke plekken. In het klein en in het groot. Terugblikkend op het sprook<strong>je</strong> komt bij mij het lied op van Huub Oosterhuis: ‘Wek mijn zachtheid weer geef mij terug de ogen van een kind dat ik zie wat is en mij toevertrouw en het licht niet haat.’ |