29.09.2013 Views

Pragmatiek en Discoursanalyse - Kristof Peleman

Pragmatiek en Discoursanalyse - Kristof Peleman

Pragmatiek en Discoursanalyse - Kristof Peleman

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Pragmatiek</strong> <strong>en</strong> <strong>Discoursanalyse</strong><br />

Vraag 1: Naar analogie met de Griceaanse term ‘(conversational) implicature’ zijn achteraf<br />

de term<strong>en</strong> ‘explicature’ <strong>en</strong> ‘impliciture’ gevormd. Leg uit wat de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verschilpunt<strong>en</strong> zijn tuss<strong>en</strong> deze drie begripp<strong>en</strong>.<br />

Om deze vraag te beantwoord<strong>en</strong>, zal ik eerst het begrip ‘conversational implicature’ van<br />

Grice zo goed mogelijk afbak<strong>en</strong><strong>en</strong>, om vervolg<strong>en</strong>s de vergelijking te mak<strong>en</strong> met de term<strong>en</strong><br />

‘explicature’ <strong>en</strong> ‘impliciture’.<br />

Nu, ‘conversational implicature’ is e<strong>en</strong> term uit de klassieke pragmatische theorie van Grice.<br />

In deze theorie wordt er vooreerst e<strong>en</strong> onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> ‘wat gezegd wordt’ <strong>en</strong><br />

‘wat geïmpliceerd wordt’. Het eerstg<strong>en</strong>oemde omvat hier de letterlijke zinsbetek<strong>en</strong>is (de<br />

propositionele inhoud met waarheidsvoorwaard<strong>en</strong> uit de formele semantiek), sam<strong>en</strong> met de<br />

deductieve infer<strong>en</strong>ties, die er logisch uit volg<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> voorbeeld van deze deductieve<br />

infer<strong>en</strong>ties zijn semantische implicaties. “Hij gaf haar e<strong>en</strong> bos tulp<strong>en</strong>” impliceert zo “hij gaf<br />

haar e<strong>en</strong> bos bloem<strong>en</strong>”, omwille van de hyponymische relatie van ‘tulp<strong>en</strong>’ tot ‘bloem<strong>en</strong>’.<br />

Dergelijke infer<strong>en</strong>ties zijn niet-ampliatief: ze bevatt<strong>en</strong> niet meer informatie dan wat in de<br />

zinsinhoud vervat is.<br />

Grice merkt echter ook op dat de pragmatische betek<strong>en</strong>is van e<strong>en</strong> taaluiting erg<br />

ondergedetermineerd is door ‘wat gezegd wordt’ alle<strong>en</strong>. Er wordt met andere woord<strong>en</strong><br />

meer informatie gecommuniceerd dan wat de waarheidsconditionele zinsinhoud omvat.<br />

Om de geslaagde communicatie tuss<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te verklar<strong>en</strong> is er dus e<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>d<br />

infer<strong>en</strong>tieproces vereist. Dit is wat Grice bedoelt met ‘wat geïmpliceerd wordt’. Het betreft<br />

hier niet-deductieve gevolgtrekking<strong>en</strong> uit taaluiting<strong>en</strong>, die Grice implicatures noemt. Hij<br />

definieert ze ook als “int<strong>en</strong>tionele” infer<strong>en</strong>ties, aangezi<strong>en</strong> hij red<strong>en</strong>eert dat de<br />

communicatie geslaagd is als e<strong>en</strong> toehoorder (H) de communicatieve int<strong>en</strong>tie van e<strong>en</strong><br />

spreker (S) begrijpt. Dit begrip komt in de Griceaanse pragmatiek tot stand door de<br />

bemiddeling van e<strong>en</strong> onbewust mechanisme bij het m<strong>en</strong>selijk interpretatieproces: het<br />

sam<strong>en</strong>werkingsbeginsel of coöperatief principe. Dit principe zegt dat sprekers hun<br />

taaluiting<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> gesprek steeds moet<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong> aan het communicatieve doel op e<strong>en</strong><br />

specifiek mom<strong>en</strong>t. Dit gebeurt dan door zich steeds te houd<strong>en</strong> aan vier maximes:<br />

• Kwantiteit: Wees zo informatief als gew<strong>en</strong>st is (niet meer of niet minder).<br />

• Kwaliteit: Zorg ervoor dat je zeker b<strong>en</strong>t dat alles wat je zegt ook waar is.<br />

• Relevantie: Wees relevant met betrekking tot het onderwerp ter sprake.<br />

• Wijze: Vermijd dubbelzinnigheid; wees bondig <strong>en</strong> ordelijk.<br />

1


Dit wordt e<strong>en</strong> coöperatief principe g<strong>en</strong>oemd, omdat H steeds zou veronderstell<strong>en</strong> dat S zich<br />

aan de maximes houdt <strong>en</strong> dat S, van zijn kant, erop vertrouwt dat H op basis hiervan in staat<br />

is ‘wat gezegd wordt’ uit te breid<strong>en</strong> met de nodige infer<strong>en</strong>ties.<br />

De ‘implicatures’ (‘wat geïmpliceerd wordt’) word<strong>en</strong> bij Grice verder ook nog onderverdeeld<br />

in e<strong>en</strong> aantal verschill<strong>en</strong>de categorieën. E<strong>en</strong> basisonderscheid daarbij is dat tuss<strong>en</strong><br />

‘conv<strong>en</strong>tionele implicatur<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘conversationele implicatur<strong>en</strong>’. Conv<strong>en</strong>tionele implicatur<strong>en</strong><br />

zijn verbond<strong>en</strong> met conv<strong>en</strong>tionele betek<strong>en</strong>isaspect<strong>en</strong> van woord<strong>en</strong>, die niet te beschrijv<strong>en</strong><br />

zijn in term<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> waarheidsfunctionele semantiek. E<strong>en</strong> voorbeeld is de connector<br />

maar in e<strong>en</strong> concessief teg<strong>en</strong>stell<strong>en</strong>d verband. De conversationele implicatur<strong>en</strong> zijn echter<br />

de niet-deductieve infer<strong>en</strong>ties bij uitstek. Ze hebb<strong>en</strong> met elkaar geme<strong>en</strong> dat ze ge<strong>en</strong> directe<br />

gevolgtrekking<strong>en</strong> zijn (zoals bijvoorbeeld e<strong>en</strong> semantische implicatie), dat ze verbond<strong>en</strong> zijn<br />

met de inhoud (e<strong>en</strong> alternatieve structuur met dezelfde betek<strong>en</strong>isinhoud behoudt de<br />

implicatur<strong>en</strong>), <strong>en</strong> dat ze annuleerbaar zijn (door de spreker of de context). Grice maakt wel<br />

nog e<strong>en</strong> verdere onderverdeling bij deze conversationele implicatur<strong>en</strong>: het onderscheid<br />

tuss<strong>en</strong> veralgeme<strong>en</strong>de <strong>en</strong> particuliere conversationele implicatur<strong>en</strong>. De veralgeme<strong>en</strong>de<br />

conversationele implicatur<strong>en</strong> zijn presumptieve infer<strong>en</strong>ties verbond<strong>en</strong> met het uitingstype.<br />

Ze zijn in zekere zin dus nog taalgevoelig. Voorbeeld<strong>en</strong> zijn o.a. de constitutieve regels van<br />

e<strong>en</strong> illocutieve taalhandeling volg<strong>en</strong>s Searle (oprechtheidsregel, voorbereid<strong>en</strong>de regels, etc.)<br />

<strong>en</strong> het temporeel gebruik van ‘<strong>en</strong>’. Ook in de zin “Ik zag mijn vri<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> huis binn<strong>en</strong>gaan” is<br />

de infer<strong>en</strong>tie dat het vermoedelijk niet om zijn eig<strong>en</strong> huis gaat e<strong>en</strong> veralgeme<strong>en</strong>de<br />

conversationele implicatuur. De particuliere conversationele implicatur<strong>en</strong> t<strong>en</strong>slotte zijn in<br />

vergelijking volledig contextafhankelijk. Ze zijn doorgaans gebaseerd op e<strong>en</strong> aantal<br />

situationele gegev<strong>en</strong>s <strong>en</strong> heel wat wereldk<strong>en</strong>nis. De infer<strong>en</strong>ties waarmee de uiteindelijke<br />

interpretatie door H gebeurt, vorm<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>de hypothese voor de taaluiting van<br />

S. E<strong>en</strong> voorbeeld:<br />

H: Waar is Jan?<br />

S: Het licht is zijn kamer is aan.<br />

De propositionele inhoud van de taaluiting van S lijkt helemaal ge<strong>en</strong> antwoord te zijn op de<br />

vraag, maar op basis van het coöperatief principe <strong>en</strong> het maxime van relevantie, leidt H wel<br />

af dat Jan waarschijnlijk in zijn kamer is.<br />

Explicature, vervolg<strong>en</strong>s, is e<strong>en</strong> term uit de relevantietheorie van Sperber <strong>en</strong> Wilson. In<br />

ess<strong>en</strong>tie volgt deze theorie hetzelfde uitgangspunt <strong>en</strong> onderzoeksobject als Grice. Ze bouwt<br />

immers voort op de ondergedetermineerdheid van de pragmatische betek<strong>en</strong>is door de<br />

zinsbetek<strong>en</strong>is. Er wordt echter de nadruk gelegd op psychologisch realistischere term<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

– meer specifiek – op efficiënte informatieverwerking. De m<strong>en</strong>selijke cognitie gaat volg<strong>en</strong>s<br />

Sperber <strong>en</strong> Wilson steeds op zoek naar datg<strong>en</strong>e wat relevant is. Relevante informatie is<br />

2


daarbij dan datg<strong>en</strong>e wat e<strong>en</strong> cognitief effect heeft. In de relevantietheorie gaat het dus niet<br />

om e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsbeginsel <strong>en</strong> maximes, maar <strong>en</strong>kel om e<strong>en</strong> automatisch functioner<strong>en</strong>d<br />

relevantiebeginsel. De optimale relevantie wordt daarbij dan gevond<strong>en</strong> op het snijpunt van<br />

de kleinste verwerkingsmoeite <strong>en</strong> e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de cognitief effect.<br />

Naar analogie met Grice, wordt de volledige uitingsbetek<strong>en</strong>is ook hier opgedeeld in twee<br />

del<strong>en</strong>, maar hier gaat het dan om ‘explicatuur’ <strong>en</strong> ‘implicatuur’. Deze afwijk<strong>en</strong>de<br />

terminologie is ook e<strong>en</strong> reflectie van e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de onderverdeling. De implicatur<strong>en</strong><br />

verwijz<strong>en</strong> hier specifiek naar die infer<strong>en</strong>ties die volledig contextafhankelijk zijn, <strong>en</strong> kom<strong>en</strong><br />

dus ruwweg overe<strong>en</strong> met Grice’s particuliere conversationele implicatur<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de<br />

relevantietheorie is de explicatuur van e<strong>en</strong> taaluiting dan ‘wat expliciet gecommuniceerd<br />

wordt’, maar dit wordt hier dus ruimer opgevat dan bij Grice het geval is. Het omvat zowel<br />

de zinsbetek<strong>en</strong>is als Grice’s conv<strong>en</strong>tionele implicatur<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal van zijn<br />

veralgeme<strong>en</strong>de conversationele implicatur<strong>en</strong>. De achterligg<strong>en</strong>de red<strong>en</strong>ering om de<br />

Griceaanse categorie van ‘wat gezegd wordt’ ook tot de explicatuur te rek<strong>en</strong><strong>en</strong>, is de idee<br />

dat zinn<strong>en</strong> op zich nooit de volledige waarheidswaard<strong>en</strong> van de pragmatische betek<strong>en</strong>is in<br />

zich vervat hebb<strong>en</strong>. Er is dus altijd sprake van e<strong>en</strong> zeker infereerproces.<br />

Impliciture, t<strong>en</strong>slotte, is e<strong>en</strong> term geïntroduceerd door K<strong>en</strong>t Bach. Hij is het ook niet volledig<br />

e<strong>en</strong>s met de Griceaanse onderverdeling van implicatur<strong>en</strong>. Hij gaat akkoord met de<br />

relevantietheorie in die zin dat sprekers taaluiting<strong>en</strong> producer<strong>en</strong> die noch volledig bepaald<br />

zijn door de semantische betek<strong>en</strong>is van de geuitte zin, noch door e<strong>en</strong> ‘conversational<br />

implicature’. Ze verwijz<strong>en</strong> dus beide naar het bestaan van intermediaire f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong>. Grice’s<br />

categorie van ‘wat gezegd wordt’ moet er ook hier aan gelov<strong>en</strong>. Er zijn echter ook punt<strong>en</strong><br />

waar Bach het niet e<strong>en</strong>s is met de relevantietheorie. Wat er bijvoorbeeld allemaal<br />

“expliciet” g<strong>en</strong>oemd wordt in de relevantietheorie, is in feite gedeeltelijk impliciet,<br />

red<strong>en</strong>eert Bach. Het is precies die gedeeltelijk impliciete inhoud dat Bach implicitures<br />

noemt. E<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk onderscheid tuss<strong>en</strong> implicitur<strong>en</strong> <strong>en</strong> implicatur<strong>en</strong> is daarbij dat<br />

implicitur<strong>en</strong> “direct” word<strong>en</strong> overgebracht, <strong>en</strong> implicatur<strong>en</strong> “indirect”. Het gaat bij<br />

implicitur<strong>en</strong> om datg<strong>en</strong>e wat S bedoelt dat het nauwst verwant is met de semantische<br />

inhoud van de eig<strong>en</strong>lijke taaluiting. De zin “Jan <strong>en</strong> Marie zijn getrouwd [met elkaar]”<br />

illustreert het idee van e<strong>en</strong> implicituur zeer duidelijk. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zweert Bach ook bij het<br />

Griceaanse perspectief om het onderligg<strong>en</strong>de mechanisme te beschrijv<strong>en</strong>. Ook met het<br />

bestaan van e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsbeginsel <strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal maximes is het begrijp<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

taaluiting volg<strong>en</strong>s hem nooit <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> decodeerproces. De int<strong>en</strong>ties van e<strong>en</strong> spreker<br />

begrijp<strong>en</strong>, omvat dus altijd e<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>d infereerproces. Kortom, Bach houdt het bij e<strong>en</strong><br />

basisonderscheid tuss<strong>en</strong> implicitures <strong>en</strong> implicatures. In wat ze omvatt<strong>en</strong> als instanties van<br />

infer<strong>en</strong>ties, kom<strong>en</strong> implicitures <strong>en</strong> explicatures echter wel vrij goed overe<strong>en</strong>. Het verschil is<br />

meer fundam<strong>en</strong>teel-theoretisch.<br />

3


In e<strong>en</strong> implicatuur wordt dus iets bedoeld (int<strong>en</strong>tioneel), maar niet gezegd, zelfs niet<br />

gedeeltelijk. Bij e<strong>en</strong> implicituur daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>, wordt er iets gezegd, maar slechts gedeeltelijk.<br />

E<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel deel van de volledige betek<strong>en</strong>is wordt weggelat<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> explicatuur, t<strong>en</strong>slotte,<br />

kan word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>isinhoud die direct wordt weergegev<strong>en</strong>, zij het volledig<br />

expliciet of deels impliciet.<br />

4<br />

(1246 woord<strong>en</strong>)<br />

Vraag 2: In welke opzicht<strong>en</strong> bak<strong>en</strong>t Langacker deixis anders af dan Huang? Illustreer de<br />

verschill<strong>en</strong> qua inclusie/exclusie in het deixis-domein tuss<strong>en</strong> deze twee auteurs voor één<br />

specifieke topic (naar keuze), bv de tijd<strong>en</strong>, adverbiale tijds – of plaatsuitdrukking<strong>en</strong> , <strong>en</strong>z.<br />

Welke definitie lijkt je de meest verantwoorde? Hiervoor kan je argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> die<br />

verwijz<strong>en</strong> naar het taalsysteem zelf maar ook naar verschill<strong>en</strong>de subdisciplines van de<br />

taalkunde, <strong>en</strong>z.<br />

Deixis is e<strong>en</strong> nominalisatie voor het bestaan van taalelem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die verwijz<strong>en</strong> naar aspect<strong>en</strong><br />

van de speech ev<strong>en</strong>t of de taalgebruikssituatie. Deze aspect<strong>en</strong> omvatt<strong>en</strong> per definitie de<br />

participant<strong>en</strong> in de uitingscontext (de spreker <strong>en</strong> de hoorder), de tijd <strong>en</strong> plaats van uiting <strong>en</strong><br />

de speech ev<strong>en</strong>t zelf. Sam<strong>en</strong> wordt naar deze aspect<strong>en</strong> van de taalgebruikssituatie<br />

verwez<strong>en</strong> als de “ground”. De zog<strong>en</strong>aamde ‘deictische uitdrukking<strong>en</strong>’ kunn<strong>en</strong> daarbij zowel<br />

lexicaal als grammaticaal geëncodeerd zijn in de taal. De meest prototypische voorbeeld<strong>en</strong><br />

van lexicale deictische constructies zijn ik, jij, hier <strong>en</strong> nu. Deze lexicale elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong><br />

immers expliciet naar de deelnemers <strong>en</strong> de tijd <strong>en</strong> plaats van e<strong>en</strong> speech ev<strong>en</strong>t.<br />

Grammaticale deictische uitdrukking<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> we dan bijvoorbeeld terug in de tempusmarkeerders<br />

bij werkwoord<strong>en</strong>. Het is ook belangrijk om op te merk<strong>en</strong> dat het onderscheid<br />

tuss<strong>en</strong> de lexicale <strong>en</strong> grammaticale realisatie van deictische uitdrukking<strong>en</strong> onderling kan<br />

verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> tal<strong>en</strong>. Zo werd<strong>en</strong> de spreker <strong>en</strong> hoorder in het Latijn bijvoorbeeld<br />

grammaticaal gerealiseerd in de uitgang van e<strong>en</strong> werkwoord (in combinatie met de<br />

tijdsuitgang<strong>en</strong>, zoals in het Nederlands het geval is).<br />

Wat deze deictische uitdrukking<strong>en</strong> werkelijk do<strong>en</strong>, is de inhoud van zinn<strong>en</strong> veranker<strong>en</strong> in de<br />

eig<strong>en</strong>lijke context waarin de spreker <strong>en</strong> hoorder zich bevind<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarmee zijn ze ess<strong>en</strong>tieel<br />

voor e<strong>en</strong> zinvolle communicatie. Zonder e<strong>en</strong> of andere indicatie van de epistemische status<br />

ervan, is het uit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> abstract situationeel gegev<strong>en</strong> immers volledig betek<strong>en</strong>isloos. E<strong>en</strong><br />

zelfstandig naamwoord op zich (bijvoorbeeld ‘hond’) heeft dan ook helemaal niets wez<strong>en</strong>lijks<br />

of relevants te vertell<strong>en</strong>, behalve de vermelding van e<strong>en</strong> abstract type. E<strong>en</strong> volledige


nominal clause (zoals ‘deze hond’) daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> verwijst naar e<strong>en</strong> grounded instance van dat<br />

type. Het aanwijz<strong>en</strong>de voornaamwoord ‘deze’ is daarbij e<strong>en</strong> indicatie van de epistemische<br />

status van de bedoelde instantie t<strong>en</strong> opzichte van de ground, in dit geval de hond die zich<br />

nabij de spreker bevindt. E<strong>en</strong> zin heeft dus maar weinig communicatieve waarde, t<strong>en</strong>zij het<br />

geprofileerde object (of proces) op e<strong>en</strong> of andere manier gerelateerd wordt aan de spreker<br />

<strong>en</strong> de hoorder in de context van de taaluiting zelf, hetzij spatiaal of temporeel.<br />

Nu, om e<strong>en</strong> opdeling te mak<strong>en</strong> van welke woord<strong>en</strong> <strong>en</strong> constructies wel degelijk omschrev<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als deictisch, is er ge<strong>en</strong> volledige cons<strong>en</strong>sus. Voor Huang bijvoorbeeld, zou<br />

bij deixis de ground steeds moet<strong>en</strong> funger<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> direct refer<strong>en</strong>tiepunt voor het object ter<br />

sprake. Dit is vooreerst mogelijk bij constructies die de ground expliciet d<strong>en</strong>oter<strong>en</strong>, zoals het<br />

prototypische ik, jij, hier <strong>en</strong> nu. Voor de tempusmarkeerders betek<strong>en</strong>t dit dan e<strong>en</strong><br />

werkwoordsuitgang met e<strong>en</strong> temporeel refer<strong>en</strong>tiepunt in de ground; d.i. het tijdstip van het<br />

speech ev<strong>en</strong>t (de coding time, t0). Ook aanwijz<strong>en</strong>de voornaamwoord<strong>en</strong> zoals dit <strong>en</strong> deze<br />

word<strong>en</strong> door Huang tot deixis gerek<strong>en</strong>d, omwille van hun semantische interpretatie als<br />

“nabij de spreker”. Het speech ev<strong>en</strong>t met zijn deelnemers (spreker <strong>en</strong> hoorder) fungeert dus<br />

als e<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tiepunt voor de localisatie (de specificatie) van het focus-object. Hetzelfde<br />

gebeurt t<strong>en</strong>slotte voor e<strong>en</strong> adverbiale tijdsuitdrukking als gister<strong>en</strong>, maar dan in e<strong>en</strong><br />

temporele zin: het is de coding time (het mom<strong>en</strong>t van uiting) die zin geeft aan het bijwoord<br />

gister<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> (direct) refer<strong>en</strong>tiepunt, <strong>en</strong> specifieke id<strong>en</strong>tificatie mogelijk maakt.<br />

Langacker, daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>, houdt er e<strong>en</strong> ruimere definitie van deixis op na. Zijn uitgangspunt<br />

is daarbij hoe we als m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> de wereld conceptualiser<strong>en</strong>. Zijn perspectief fungeert binn<strong>en</strong><br />

het kader van e<strong>en</strong> cognitieve grammatica, dat gebruik maakt van conceptuele <strong>en</strong><br />

schematisch voorgestelde construal-mechanism<strong>en</strong>. De grammaticale deictische elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als verplichte elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> om van e<strong>en</strong> zelfstandig naamwoord e<strong>en</strong><br />

volwaardige nominal te mak<strong>en</strong>, <strong>en</strong> van e<strong>en</strong> werkwoord e<strong>en</strong> volwaardige finite clause. Voor<br />

Langacker zorgt deixis of “grounding” in ess<strong>en</strong>tie steeds voor de aanwijzing van particuliere<br />

ding<strong>en</strong>, voorbij naam <strong>en</strong> vorm. Deixis wordt hier dus functioneel b<strong>en</strong>adert als datg<strong>en</strong>e wat<br />

de selectie van specifieke instanties mogelijk maakt, <strong>en</strong> de stap van het abstracte naar het<br />

particuliere (het definiete) maakt. Er wordt dus telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> relatie bewerkstelligd tuss<strong>en</strong> de<br />

ground <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ding (voor zelfstandige naamwoord<strong>en</strong>) of tuss<strong>en</strong> de ground <strong>en</strong> e<strong>en</strong> proces<br />

(voor werkwoord<strong>en</strong>). Deze relatie kan daarbij direct zijn (zoals bij Huang), maar ook indirect.<br />

E<strong>en</strong> illustratie van het onderscheid tuss<strong>en</strong> Huang <strong>en</strong> Langacker met betrekking tot deixis kan<br />

ik gev<strong>en</strong> met adverbiale tijdsuitdrukking<strong>en</strong>. Voor Huang zijn zo de volg<strong>en</strong>de constructies<br />

deictische uitdrukking<strong>en</strong>: nu, gister<strong>en</strong>, deze maand, volg<strong>en</strong>d jaar. De eerste twee<br />

voorbeeld<strong>en</strong> hiervan zijn vanzelfsprek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> vooraf reeds besprok<strong>en</strong>. De twee laatste zijn<br />

5


ietwat complexer. Hoewel de tweede compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van deze nominals niet deictisch zijn als<br />

niet-positionele kal<strong>en</strong>drische e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>, zorgt hun voorafgaande compon<strong>en</strong>t wel degelijk<br />

voor e<strong>en</strong> impliciete deictische relatie tot het mom<strong>en</strong>t van sprek<strong>en</strong> door het mom<strong>en</strong>t<br />

temporeel te oriënter<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over de coding time (CT) of het mom<strong>en</strong>t van sprek<strong>en</strong>. Het<br />

temporele refer<strong>en</strong>tiepunt van e<strong>en</strong> adverbiale tijdsuitdrukking kan echter ook niet<br />

overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> met de tijd van uiting, zoals we bijvoorbeeld kunn<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> in de bijwoordelijke<br />

uitdrukking<strong>en</strong> ‘op mijn verjaardag’ of ‘na de oorlog ’. Hier zijn de temporele<br />

refer<strong>en</strong>tiepunt<strong>en</strong> immers respectievelijk de datum van de geboorte van de spreker <strong>en</strong> de<br />

oorlogsjar<strong>en</strong>. Deze tijdsuitdrukking<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> voor Huang niets meer te mak<strong>en</strong> met deixis,<br />

maar voor Langacker wel. In de woord<strong>en</strong> van Frank Brisard, “it is maintained that all<br />

grammatically elaborated “phrases” (…) are necessarily deictic, or grounded, in some way or<br />

the other, making refer<strong>en</strong>ce to an elem<strong>en</strong>t of the ground that is meant to <strong>en</strong>able a more or<br />

less unique id<strong>en</strong>tification of the <strong>en</strong>tity that is at issue in the nominal or clause (i.e. its head,<br />

or rather what it refers to).” Als gevolg krijg<strong>en</strong> we hierdoor e<strong>en</strong> perspectief op de functie<br />

van deixis waarbij ook wereldk<strong>en</strong>nis (<strong>en</strong>cyclopeadic knowledge) relevant wordt, <strong>en</strong> wordt<br />

deixis voorgesteld als e<strong>en</strong> psychologische zaak, gericht op de kwalificatie van refer<strong>en</strong>tiële<br />

inhoud<strong>en</strong> (in term<strong>en</strong> van toegankelijkheid <strong>en</strong>/of gradaties van realiteit).<br />

Ik vind Langacker’s b<strong>en</strong>adering alleszins de meest verantwoorde kijk op deixis, al was het<br />

maar omdat het op zoek gaat naar de aard van ons conceptueel systeem <strong>en</strong> naar e<strong>en</strong><br />

psychologisch plausibele verklaring voor het bestaan van deixis in the first place. Het<br />

beperkt zich niet tot beschrijving, maar biedt ook e<strong>en</strong> verklaring van het f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> door het<br />

te kader<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groter, omvatt<strong>en</strong>d cognitief model. In plaats van “objectieve<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>” met allerlei spatiale <strong>en</strong> temporele coördinat<strong>en</strong> voor de refer<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de<br />

wereld, krijgt deixis hier e<strong>en</strong> meer psychologisch plausibele, subjectieve inslag.<br />

6<br />

(1024 woord<strong>en</strong>)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!