Odeon 49 5de proef - start - De Nederlandse Opera
Odeon 49 5de proef - start - De Nederlandse Opera
Odeon 49 5de proef - start - De Nederlandse Opera
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ODEON<br />
13 de jaargang / nr <strong>49</strong><br />
mei/juni 2003<br />
Orkesten bij<br />
<strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />
Aan buitenlandse bezoekers moet vaak<br />
worden uitgelegd hoe dat kan: een operahuis<br />
zonder eigen orkest. Artistiek directeur<br />
Pierre Audi toont aan dat er aan ‘het <strong>Nederlandse</strong><br />
model’ vele voordelen zijn verbonden.<br />
>> p. 2<br />
Peter Schat<br />
Op 3 februari overleed de componist Peter<br />
Schat. <strong>Odeon</strong> herdenkt een kleurrijke persoonlijkheid.<br />
>> p. 6<br />
Die Soldaten<br />
Tussen het toneelstuk van Lenz en de opera<br />
van Zimmermann liggen bijna twee eeuwen.<br />
Beide werken spelen met de beleving van de<br />
tijd, waardoor ze heel dicht bij elkaar liggen.<br />
>> p. 10<br />
Dirigent Hartmut Haenchen: ‘In vergelijking<br />
met Die Soldaten is de Ring heel gemakkelijk.’<br />
>> p. 12<br />
Bas-bariton Harry Peeters is dit seizoen<br />
in drie opeenvolgende producties te gast<br />
in Het Muziektheater: Die Zauberflöte, Die<br />
Soldaten en Le Balcon. Een gesprek over<br />
zaken als zangopleidingen en regietheater.<br />
>> p. 15<br />
Euryanthe<br />
Een galant compliment van Weber aan het<br />
adres van dichteres Helmine von Chezy leidde<br />
tot een moeizaam gewrocht libretto voor<br />
een ambitieuze opera. >> p. 20<br />
Over deze beroemde maar zelden uitgevoerde<br />
opera, gezien als een psychologisch<br />
drama, sprak <strong>Odeon</strong> met regisseur David<br />
Pountney en decor- en kostuumontwerper<br />
Tobias Hoheisel. >> p. 22<br />
Dirigent Claus Peter Flor maakt met Euryanthe<br />
zijn DNO-debuut. Flor is dol op het<br />
stuk. Hij vergelijkt Weber met Schönberg<br />
en ontdekt in de partituur telkens weer iets<br />
nieuws. >> p. 25<br />
Gabriele Fontana is in Amsterdam een<br />
graag geziene gast. <strong>De</strong> sopraan vertolkte<br />
hier zeer uiteenlopende vrouwenrollen en<br />
komt nu terug als de naïeve, eenzame titelheldin<br />
in Euryanthe. >> p. 27<br />
Le Balcon<br />
<strong>De</strong> componist en dirigent Peter Eötvös<br />
zet zich actief in voor een zich dynamisch<br />
ontwikkelend muziekleven, waarbij hij het<br />
goede graag behoudt. >> p. 31<br />
In juli 2002 ging in Aix-en-Provence de<br />
nieuwe opera van Eötvös in wereldpremière.<br />
Een gesprek over de totstandkoming van<br />
Le Balcon. >> p. 32<br />
Het viel regisseur Stanislas Nordey al<br />
veel eerder op hoe ‘opera-achtig’ de toneelstukken<br />
van Jean Genet zijn. In Aix regisseerde<br />
hij Eötvös’ op Genet gebaseerde<br />
opera. >> p. 33<br />
<strong>49</strong><br />
8<br />
Die Soldaten<br />
Bernd Alois Zimmermann<br />
18 Euryanthe<br />
Carl Maria von Weber<br />
28 Le Balcon<br />
Peter Eötvös<br />
mei 03<br />
mei/juni 03<br />
juni 03
Pierre Audi en de kersverse chef-dirigent Ingo Metzmacher (Foto: Hans Hijmering)<br />
Franz Straatman<br />
Pierre Audi:<br />
‘Onze chef-dirigent is een muzikaal<br />
boegbeeld voor alle orkesten’<br />
Wagner was er trots op dat hij in Bayreuth het orkest ‘onzichtbaar’ had gemaakt. In hun Ring-productie<br />
zetten dirigent Haenchen en regisseur Audi het orkest juist zeer zichtbaar op het speelvlak. Ook in de<br />
recente productie van La clemenza di Tito vormde het orkest onderdeel van het toneelbeeld. Zichtbaar of<br />
weggestopt, zonder een orkest kan opera niet. Zelfs niet bij een operagezelschap dat geen eigen orkest<br />
heeft, zoals DNO. Verlangt Pierre Audi naar een ’eigen’ orkest?<br />
Enige tijd geleden benaderde English<br />
National <strong>Opera</strong>, het Engelstalige operagezelschap<br />
in Londen, Pierre Audi met de<br />
vraag of hij er artistiek leider wilde worden.<br />
Op dat moment heerste er een conflict binnen<br />
het huis over de mate van bezuinigingen<br />
die het bestuur wilde doorvoeren. Het verhaal<br />
ging dat het eigen orkest zou worden<br />
afgedankt en vervangen door goedkoper te<br />
contracteren Londense orkesten.<br />
<strong>De</strong> pers kwam achter de interesse voor<br />
Pierre Audi en zag het scenario al voor zich.<br />
Niet alleen had hij in de jaren tachtig op kleine<br />
schaal met ad hoc ensembles gewerkt<br />
voor het moderne muziektheater dat hij ontwikkelde<br />
in het Londense Almeida Theatre,<br />
erger nog: bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> in<br />
Amsterdam werkte Audi al jaren met groot<br />
succes zonder eigen orkest, gebruikmakend<br />
van een select aantal symfonieorkesten.<br />
‘<strong>De</strong> kranten schreven dat ik ‘the Dutch<br />
model’ – het <strong>Nederlandse</strong> model – zou importeren<br />
bij ENO. Indien ik was overgestapt<br />
naar Londen, zou ik het eigen orkest zeker<br />
niet hebben geschrapt. Een gezelschap heeft<br />
mensen nodig, artistieke gezichten, en in<br />
het geval van ENO hoort daar het orkest bij.<br />
Bovendien: het <strong>Nederlandse</strong> model is uniek<br />
voor hier en is niet voor export geschikt.’<br />
Toch beschikte het nationale operagezelschap<br />
te Amsterdam, genaamd de <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong>, tussen 1946 en 1965 over een<br />
eigen orkest. Toen was het een gezelschap<br />
met ook een vast ensemble aan zangers, een<br />
eigen koor en een eigen ballet. Producties<br />
hielden jaren achtereen repertoire en werden<br />
in afwisseling avond na avond opgevoerd.<br />
In de jaren zestig zakte dat operabedrijf<br />
artistiek in, nam de kritiek toe en<br />
werden de financiële lasten te zwaar. Een<br />
rijkscommissie adviseerde destijds de hele<br />
zaak op te heffen en met een schone lei te<br />
beginnen.<br />
Het nieuwe gezelschap, genaamd <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong>stichting, opende in november<br />
1965 zijn eerste seizoen met een ‘geleend’<br />
orkest. Het toenmalig Utrechts Symphonie<br />
Orkest begeleidde de eerste productie,<br />
<strong>De</strong>r Rosenkavalier. <strong>De</strong> wens over een eigen<br />
orkest te beschikken bleef leven, want in<br />
1968 noemde de toenmalige voorzitter van<br />
het bestuur dat ‘de ideale situatie, maar<br />
omdat het binnen het subsidiebeleid een<br />
moeilijk haalbare kaart is, zullen wij wel<br />
genoegen moeten nemen met enkele symfonieorkesten<br />
waarover wij regelmatig kunnen<br />
beschikken.’ Met steeds andere orkesten<br />
uit de Randstad en radio-orkesten vulde<br />
de <strong>Opera</strong>stichting twintig seizoenen de<br />
begeleiding in.<br />
2<br />
Genoeg orkesten<br />
‘Natuurlijk is het voor ieder operagezelschap<br />
ideaal om over een eigen orkest te<br />
beschikken,’ zo geeft Audi toe, ‘maar dan<br />
moet er voor dat orkest voldoende te doen<br />
zijn. Dan speelt het bij wijze van spreken<br />
avond aan avond, maar dat is bij ons niet<br />
het geval. Ik weet dat de Vlaamse <strong>Opera</strong> in<br />
Antwerpen en de Munt in Brussel ook niet<br />
elke avond voorstellingen geven en dat hun<br />
orkesten symfonische concerten verzorgen.<br />
In de <strong>Nederlandse</strong> situatie is dat niet realistisch;<br />
binnen het culturele landschap van<br />
toch een klein land bevinden zich al genoeg<br />
goede symfonieorkesten.’<br />
Audi memoreert dat hij toen hij in 1988<br />
aan het werk ging bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>,<br />
in een situatie stapte waarin één orkestorganisatie,<br />
het Nederlands Philharmonisch<br />
Orkest, het grootste aantal begeleidingen<br />
verzorgde, terwijl ook andere orkesten uit<br />
de Randstad volgens de subsidievoorwaarden<br />
een bijdrage aan DNO moesten leveren.<br />
Voor die opzet was met ingang van het seizoen<br />
1985-1986 gekozen op voorstel van een<br />
rijkscommissie die het landschap der orkesten<br />
herverkavelde. Utrechts Symphonie<br />
Orkest, Amsterdams Philharmonisch Orkest<br />
en Nederlands Kamerorkest (alledrie individueel<br />
actief in de operabak gedurende de<br />
voorgaande twintig jaar) moesten één<br />
orkestorganisatie vormen met als gelijkwaardige<br />
taken operabegeleiding en zaalconcerten.<br />
Hartmut Haenchen werd aangezocht<br />
als chef-dirigent met als voornaamste<br />
opdracht een kwaliteitsorkest te kneden uit<br />
de bijeengevoegde musici. Het NedPhO<br />
werd het vaste ‘huisorkest’ in Het Muziektheater<br />
(geopend september 1986) voor <strong>De</strong><br />
<strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>, zoals het gezelschap<br />
zich ging noemen.<br />
Zorgen<br />
‘In het begin maakte ik me wel zorgen. Kan<br />
een operahuis een internationaal niveau<br />
bereiken zonder eigen orkest? We zouden<br />
een lange periode van ontwikkeling moeten<br />
doormaken om het belangrijkste orkest kwaliteit<br />
en flexibiliteit bij te brengen. <strong>De</strong> eerste<br />
vijf jaar ben ik vooral bezig geweest om door<br />
het hele bedrijf heen een goed niveau te<br />
bevorderen. Belangrijk daarbij is hoe je de<br />
seizoensprogramma’s op elkaar afstemt en<br />
de zaken rustig opbouwt. Ik wilde het orkest<br />
niet overladen met dirigenten van allerlei<br />
stijlrichtingen. In samenwerking met Hartmut<br />
Haenchen is het ons gelukt om tot een<br />
zeer goed resultaat te komen.’<br />
‘Het was ook zaak ervoor te zorgen dat<br />
er geen of weinig verschil in kwaliteit zou<br />
ontstaan met de andere orkesten die in het<br />
model meedoen. Daar zijn we in geslaagd.<br />
Je kunt vaststellen dat de Tristan die Simon
Rattle met het Rotterdams Philharmonisch<br />
deed, eenzelfde kwaliteit uitstraalde als<br />
de Lear van Haenchen met het Nederlands<br />
Philharmonisch. Het ‘<strong>Nederlandse</strong> model’<br />
heeft zich dus bewezen als gezond, avontuurlijk<br />
en open naar de toekomst. Ik ben er<br />
zeer tevreden mee; overal in de operawereld<br />
wordt er met jaloezie naar gekeken.’<br />
‘Het is fantastisch dat we naast de relatie<br />
met Haenchen en het NedPhO ook een band<br />
konden opbouwen met het Concertgebouworkest<br />
en met het Rotterdams Philharmonisch,<br />
en zo Chailly voor de late Verdi en<br />
Rattle voor Pelléas en Parsifal konden engageren.<br />
Dat leverde een waaier aan creaties<br />
op als ware er sprake van een festival. We<br />
hadden ook graag opera gedaan met Svetlanov<br />
en het Residentie Orkest, maar hij<br />
was te duur. Over zijn prijs viel niet te onderhandelen.<br />
Hopelijk slagen we erin Mariss<br />
Jansons binnen te halen in de samenwerking<br />
met het Concertgebouworkest.’<br />
‘Met één operaorkest hadden we die dingen<br />
niet kunnen doen die nu wel mogelijk bleken<br />
te zijn. Hét grote moment voor mij, zeg maar<br />
de Heilige Graal, in de jaren dat ik hier werkzaam<br />
ben, was de komst van Pierre Boulez in<br />
de productie van Moses und Aron. <strong>De</strong> kwaliteit<br />
van zijn persoonlijkheid, de wijze waarop<br />
hij met het werk bezig was, maakten diepe<br />
indruk op mij. Zo iemand kun je alleen naar<br />
je toe halen als je hem wat te bieden hebt,<br />
in ons geval het Concertgebouworkest. Dat<br />
kende hij en dat maakte dat hij “ja” zei.’<br />
‘Ik weet nog dat ik in die tijd een interview<br />
had met de muziekmedewerker van de Financial<br />
Times. Die keek me verbaasd aan. Boulez<br />
met het Concertgebouworkest in Schönberg?<br />
Hij noemde het een verspilling om dat orkest<br />
te vragen want de klank ervan paste volgens<br />
hem niet bij de muziek van Moses. Ik heb<br />
hem geantwoord: “Dat kan wel waar zijn,<br />
maar ik heb Boulez nodig”. En die was heel<br />
tevreden, dat kan ik verzekeren. Na de première<br />
zei hij met zijn understatement: “Ze<br />
hebben geen enkele fout gemaakt”.’<br />
Opvallend: zonder orkest contracteerden<br />
zowel de <strong>Opera</strong>stichting als nu DNO toch<br />
een chef-dirigent. Met de benoeming van<br />
Hartmut Haenchen ontstond er wel een<br />
nauwe relatie tussen opera en ‘huisorkest’,<br />
aangezien Haenchen daar kort tevoren al als<br />
muzikaal leider was aangesteld. Maar die<br />
verbinding liep ten einde met de aanstelling<br />
in 1998 van Edo de Waart als chef-dirigent<br />
bij DNO. Ook na diens vertrek in 2004 zal<br />
er weer een chef-dirigent worden benoemd<br />
die geen binding heeft met het Nederlands<br />
Philharmonisch.<br />
Inmiddels werd op 31 maart 2003 Ingo<br />
Metzmacher officieel voorgesteld als<br />
nieuwe chef-dirigent vanaf het seizoen<br />
2005-2006. Zie ook pag. 5.<br />
Sleutel<br />
‘<strong>De</strong> sleutel in ons systeem is de succesvolle<br />
relatie met het NedPhO, opgebouwd<br />
door Hartmut Haenchen. Die relatie moet<br />
in stand blijven, nu dat orkest onder een<br />
nieuwe chef-dirigent komt te staan, Yakov<br />
Kreizberg. Ook hij heeft die verantwoordelijkheid.<br />
Komend seizoen dirigeert hij bij<br />
ons Iolanta van Tsjaikovski. Maar wij vinden<br />
de binding tussen de <strong>Opera</strong> en het NedPhO<br />
door één persoon als chef bij beide instellingen<br />
niet van absoluut belang. Onze chef<br />
wordt geacht met alle orkesten samen te<br />
3<br />
werken die bij ons opera begeleiden. Hij is<br />
ons muzikaal boegbeeld.’<br />
‘Binnen onze organisatie treedt de chefdirigent<br />
op als een van de adviseurs op<br />
muzikaal terrein. Hij draagt bij aan de dialoog,<br />
aan de opbouw van productie naar productie.<br />
Hij moet een zekere hartstocht uitstralen.<br />
Naast hem is de chef van het koor<br />
een heel belangrijke adviseur. We beschikken<br />
weliswaar niet over een eigen orkest,<br />
maar we hebben wel een groot koor. Bij ons<br />
vormt dat het artistieke hart in de organisatie.<br />
En we beschikken ook over een muzikale<br />
staf.’<br />
‘Als artistiek directeur laat ik me door<br />
al deze medewerkers adviseren over wie<br />
we zullen contracteren als gastdirigent,<br />
welke zangers we kiezen, enzovoort. Ik heb<br />
de vrijheid om daarvan af te wijken, risico’s<br />
te nemen. Een dirigent heeft vaak een uitgesproken<br />
mening over een collega. Of hij<br />
meent dat een bepaald orkest of ensemble<br />
wel of niet geschikt is voor een productie.<br />
Een mooi voorbeeld was de productie van<br />
een moderne opera, Punch and Judy van Birtwistle,<br />
die we in 1993 deden. Dat moest het<br />
Schönberg Ensemble doen, werd gezegd.<br />
Ik koos ervoor om het instrumentaal ensemble<br />
te vormen uit musici uit het Nederlands<br />
Kamerorkest en het NedPhO. Het resultaat<br />
was goed. <strong>De</strong> eerste keer dat we <strong>De</strong> neus<br />
van Sjostakovitsj brachten, speelde het<br />
NedPhO. Dus ik zeg niet: het NedPhO is<br />
voor Verdi en Wagner. Ik houd niet van dat<br />
soort typecasting. Ik geef toe: soms pakt een<br />
keuze verkeerd uit. Maar dat is míjn verantwoordelijkheid.’<br />
<strong>De</strong> keuze voor welk orkest een bepaalde<br />
productie begeleidt, hangt ook af van beschikbaarheid.<br />
<strong>De</strong> muziekpers viel erover<br />
dat Béatrice et Bénédict van Berlioz door<br />
het Concertgebouworkest werd gespeeld<br />
onder leiding van Edo de Waart en de productie<br />
daarna, Boris Godoenov, ook onder<br />
<strong>De</strong> Waart, door het Radio Filharmonisch.<br />
Andersom zou beter hebben gepast, meenden<br />
recensenten. Audi: ‘Ik bestrijd dat de<br />
partituur van Béatrice et Bénédict te min<br />
zou zijn voor het Concertgebouworkest.<br />
Het is een heel mooi werk. Afgezien daarvan:<br />
het Concertgebouworkest kon alleen<br />
in die periode opera begeleiden. Dat is de<br />
prijs die je betaalt als je niet over een eigen<br />
orkest beschikt: je moet soms een compromis<br />
sluiten.’<br />
Alleen bij barokopera wil Audi rekening<br />
houden met specifieke uitvoeringseisen.<br />
‘Voor Monteverdi en Händel werken we<br />
samen met specialisten en ensembles<br />
bezet met originele instrumenten. Als de<br />
plannen voor kleine-zaalproducties vaste<br />
vorm gaan krijgen, streef ik naar de vorming<br />
van een eigen, zij het steeds ad hoc te vormen,<br />
barokensemble. Voor die muziek werk<br />
ik het liefst met een vaste muzikale partner,<br />
een dirigent die het ensemble samenstelt.<br />
Zo’n boegbeeld heb je nodig.’<br />
Het Rotterdams Philharmonisch in Siegfried, 1999 (Foto: Ruth Walz)
Selectie uit<br />
persstemmen<br />
januari t/m<br />
maart 2003<br />
Fidelio<br />
‘Carsens regie past goed bij de ingehouden en toch spannende<br />
muzikale leiding van Edo de Waart. Hij dirigeert de opera al<br />
meer dan dertig jaar. [...] Al die ervaring is misschien nodig om<br />
zo raak de zinderende melancholie te treffen van de inleiding<br />
tot het kwartet, het koor van de gevangenen of de kerkerscène.<br />
Op de meer extatische en koortsachtige momenten blijft hij met<br />
beide benen op de grond. Maar het is een belevenis weer eens<br />
een toporkest als het Rotterdams Philharmonisch met zijn uitmuntende<br />
hoornisten in Het Muziektheater te horen, ook al verliep<br />
bij de première nog niet alles feilloos.’<br />
‘Daarbij heeft <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> voortreffelijke zangers<br />
geëngageerd [...]. Charlotte Margiono [...] heeft alles wat een<br />
Leonore moet hebben: kracht, hartstocht, tederheid, een stem<br />
die kan huilen en branden tegelijk, als van een geboren dramatische<br />
sopraan. Torsten Kerl [...] voldoet als Florestan met het<br />
metalige timbre van een echte heldentenor, hoewel hij in zijn<br />
grote aria een flinke eindsprint moet nemen om er heelhuids<br />
vanaf te komen. Ruth Ziesak is een droom van een Marzelline,<br />
helder, gaaf, perfect in contrast met de bas-bariton van Günter<br />
von Kannen die de rol van Rocco een extra dimensie geeft.<br />
Christian Baumgärtel is met zijn fijne Spieltenor geknipt voor<br />
de partij van Jaquino, Alan Held een sinistere Pizarro met<br />
overweldigende vocale reserve. Tot in de niet te onderschatten<br />
kleinste rollen is deze Fidelio sterk bezet met Phillip Ens als<br />
Don Fernando, André Post en Bart Driessen als eerste en tweede<br />
gevangene. Het <strong>Opera</strong>koor vervult zelfs sonoor en dramatisch<br />
een hoofdrol in deze indrukwekkende productie.’<br />
Eddie Vetter, <strong>De</strong> Telegraaf, 31 januari 2003<br />
Macbeth<br />
‘[...] een fantastische enscenering die hier een sublieme muzikale<br />
invulling kreeg. <strong>De</strong> uitstekende zangers droegen daar veel<br />
aan bij, maar hoofdverantwoordelijk was toch Carlo Rizzi [...].<br />
Het Nederlands Philharmonisch Orkest speelde [...] onder zijn<br />
leiding op verbluffend goed niveau. [...] Bondy’s regie houdt<br />
zich verre van effecten en concepten. Hij vertelt het verhaal<br />
rechttoe rechtaan met een prachtige nadruk op de personenregie.<br />
Het vernietigende lot van de Macbeths en hun omgeving<br />
komt in zijn belachelijke eenvoud bovendrijven in een simpel<br />
maar subtiel dominerend decor van Rolf Glittenberg. [...]<br />
Carol Vaness [...] wist haar personage allure en grandeur te verlenen.<br />
Dat zij daarbij ook nog eens alle recht deed aan Verdi’s<br />
haast onmogelijke vocale opgaven, was een klein wondertje op<br />
zich. <strong>De</strong> beroemde slaapwandelscène in de vierde akte was in<br />
handen van Vaness en Rizzi een huiveringwekkend hoogtepunt.<br />
<strong>De</strong> Poolse bariton Andrzej Dobber was een totale verrassing<br />
als Macbeth. In een wereld waarin de echte Verdi-bariton uitstervend<br />
is, moet hij de droom zijn van ieder operahuis. Mooi<br />
dat DNO Macbeths oorspronkelijke sterfscène uit 1847 in ere<br />
herstelde en dat Dobber die kans met beide handen aangreep.<br />
Lof alom dus voor deze uitermate geslaagde Macbeth die tot in<br />
de kleinste rollen (Andrea Silvestrelli als Banco, Janny Zomer<br />
als Dama di Lady Macbeth en Julian Gavin als Macduff) goed<br />
bezet was. Een feest voor elke Verdi-liefhebber.’<br />
Peter van der Lint, Tr ouw, 10 maart 2003<br />
4
Nieuws rond <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />
Op maandag 31 maart 2003 stelde <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> Ingo Metzmacher voor als<br />
de nieuwe chef-dirigent van het gezelschap.<br />
Hij neemt deze functie op met ingang van het<br />
seizoen 2005-2006, voor een contractperiode<br />
van drie jaar. Metzmacher zal minstens drie<br />
producties per seizoen dirigeren en werken<br />
met alle orkesten die producties van DNO<br />
begeleiden.<br />
Zijn eerste productie als chef-dirigent is<br />
in december 2005 met het Nederlands Philharmonisch<br />
Orkest. Vanaf het seizoen 2004-<br />
2005 is hij als chief conductor designate<br />
echter al intensief betrokken bij het artistieke<br />
beleid en de planning voor de komende<br />
jaren. Tot het einde van het seizoen 2004-2005<br />
blijft hij Generalmusikdirektor bij de Hamburgische<br />
Staatsoper. Zijn debuut in Het<br />
Muziektheater maakt hij, zoals al eerder was<br />
gepland, in april 2005 met Korngolds Die tote<br />
Stadt, aan het hoofd van het Koninklijk<br />
Concertgebouworkest.<br />
(Foto: Marco Borggreve) (Foto: Hans Hijmering)<br />
<strong>De</strong> eerste kostuumverkoop van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> op 8 februari was een groot<br />
succes. Alles werd verkocht en duizenden<br />
bezoekers trotseerden de soms lange wachtrijen.<br />
Een bezoek aan de website van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> (www.dno.nl) levert sinds<br />
18 maart de nodige verrassingen op: een<br />
geheel vernieuwde opmaak verwelkomt<br />
de bezoeker. DNO stelde zijn eerste website<br />
in het voorjaar van 2000 voor aan het publiek.<br />
In cyberland gaat alles echter heel snel, en<br />
zowel bij de regelmatige bezoeker als bij<br />
DNO zelf werd de behoefte gevoeld om iets<br />
nieuws te ontwikkelen. Na de internethype<br />
van de jaren negentig blijkt ook meer en<br />
meer dat de bezoeker van – culturele – sites<br />
op het net niet in eerste instantie op zoek<br />
is naar flitsende filmpjes en allerhande<br />
‘special effects’, maar wel snel praktische<br />
informatie wil vinden (wat, waar, wanneer,<br />
5<br />
hoeveel kost het...) en kaartjes on line wil<br />
kunnen reserveren.<br />
<strong>De</strong> nieuwe site van DNO wil dan ook in<br />
eerste instantie precies dat geven: snel<br />
opvraagbare informatie en duidelijke<br />
links naar de diverse vormen van kaartverkoop.<br />
Nieuwe snufjes worden echter niet<br />
achterwege gelaten: zo kunt u zich via de<br />
website inschrijven op een service die u<br />
per sms of e-mail herinnert aan de <strong>start</strong> van<br />
de kaartverkoop van onze producties of die<br />
u op de hoogte houdt van speciale acties.<br />
<strong>De</strong> liefhebbers van flitsende filmpjes<br />
worden echter niet vergeten: onder de knop<br />
‘achter de schermen’ wordt op diverse ‘leuke’<br />
manieren aandacht besteed aan karakteristieke<br />
elementen van elke productie: de rol<br />
van het koor in Les Troyens bijvoorbeeld of<br />
de ‘special effects’ in Die Walküre. Op de<br />
homepage van de site tenslotte is een aantal<br />
sfeerimpressies van het leven in het<br />
theater te zien. Al met al voldoende redenen<br />
om (opnieuw) een bezoek te brengen aan<br />
www.dno.nl.<br />
<strong>De</strong> on line boekingen via internet vertonen<br />
overigens een stijgende lijn. Voor Fidelio<br />
werden op de eerste dag van de verkoop 28<br />
kaartjes on line verkocht. Voor Macbeth waren<br />
dat er al 106 en bij Die Zauberflöte 186 .<br />
Nog meer nieuws uit het Kassa-bespreekbureau<br />
van Het Muziektheater: dat de voorstellingsreeks<br />
van Macbeth in één dag uitverkocht<br />
zou zijn, was te voorspellen, maar<br />
dat alle 2805 beschikbare kaartjes voor<br />
Die Zauberflöte eveneens binnen één dag<br />
de deur uit zouden zijn, lag minder voor de<br />
hand. Het was sinds de Ring-cycli niet meer<br />
voorgekomen dat door de Kassa in zo korte<br />
tijd zoveel kaarten werden verkocht. Mensen<br />
die achter het net hebben gevist, moeten<br />
de moed echter niet opgeven: kijk op de ruilservice<br />
op www.dno.nl of kom de avond van<br />
de voorstelling extra vroeg naar Het Muziektheater<br />
om een volgnummer te nemen. Blijf<br />
ook de kassa bellen: er zijn altijd mensen die<br />
gereserveerde kaartjes niet afhalen…<br />
<strong>De</strong> Vrienden van de <strong>Opera</strong> betonen hun<br />
steun aan de activiteiten van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> op diverse manieren. Onlangs<br />
heeft het Bestuur van de Vrienden beslist<br />
om extra financiële steun te geven aan de<br />
inleidingen die door de opera voor de voorstellingen<br />
worden gehouden (over deze<br />
inleidingen volgt binnenkort overigens meer<br />
nieuws), én aan de nazitten die na de laatste<br />
voorstelling van een bepaalde productie<br />
worden gehouden, waarop de solisten, koor,<br />
orkest en alle ‘backstage’-medewerkers van<br />
elkaar afscheid nemen. Daarenboven verlenen<br />
de Vrienden regelmatig<br />
het erelidmaatschap van de Vereniging aan<br />
personen die voor het artistieke leven van<br />
de opera van bijzonder belang zijn. Het is<br />
dan ook meer dan terecht dat deze onderscheiding<br />
te beurt is gevallen aan Winfried<br />
Maczewski, de dirigent van het Koor van<br />
<strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>.<br />
Het heeft er een tijdlang heel anders uitgezien,<br />
maar tenslotte komt er in samenwerking<br />
met het Holland Festival en de NPS<br />
Televisie toch weer een opera-avond in<br />
de openlucht in het Amsterdamse Oosterpark.<br />
Op zaterdag 14 juni en maandag 16<br />
juni wordt de voorstelling van Euryanthe<br />
met Claus Peter Flor en het Koninklijk<br />
Concertgebouworkest rechtstreeks vanuit<br />
Het Muziektheater op grootscherm geprojecteerd.<br />
<strong>De</strong> opera zelf <strong>start</strong> om 20.00<br />
uur, maar al vanaf 19.30 uur is er een voorprogramma<br />
verzorgd door de NPS Televisie.<br />
Komt allen dus opnieuw met de picknickmand<br />
naar het park!<br />
<strong>De</strong> kans is erg groot dat u hem al van a tot z<br />
hebt uitgevlooid: de brochure 2003-2004 van<br />
<strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>. Hebt u hem nog niet,<br />
dan kan deze aangevraagd worden via T 020-<br />
551 8922, of via e-mail op info@nederlandseopera.nl.<br />
<strong>De</strong> brochure ligt voor u klaar in de<br />
foyers van Het Muziektheater en bij het<br />
Kassa-bespreekbureau.<br />
Samengesteld door Pablo Fernandez<br />
(Foto: Hans Hijmering)
Peter Schat en regisseur Annemarie Prins, 1980 (Foto: Jaap Pieper)<br />
Hans Heg<br />
Peter Schat –<br />
wereldberoemd in Nederland?<br />
Op 3 februari 2003 overleed na een korte ziekte de componist Peter Schat. Een portret van de schepper<br />
van opera’s als Labyrint, Reconstructie, Houdini, Aap verslaat de knekelgeest en als laatste Symposion.<br />
Van dat werk verzorgde <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> in 1994 de wereldpremière.<br />
Zo’n dertig jaar geleden leek het erop dat<br />
niet Louis Andriessen maar Peter Schat de<br />
meest gewaardeerde en ook meest gespeelde<br />
<strong>Nederlandse</strong> componist in het buitenland<br />
zou worden. Met zijn Septet uit 1956 en zijn<br />
eerste orkestwerk van vier jaar later, Mozaieken,<br />
kreeg hij internationale erkenning toen<br />
ze werden geselecteerd voor uitvoering op<br />
festivals van de International Society for<br />
Contemporary Music. In 1966 volgde het<br />
eerste grote moment in eigen land: na jaren<br />
uitstel beleefde Schats eerste opera Labyrint<br />
een veelbesproken, om niet te zeggen<br />
omstreden première in Theater Carré in het<br />
kader van het Holland Festival, in die tijd<br />
nog hét internationale forum der kunsten<br />
hier. <strong>De</strong> toenmalige, op dat moment door de<br />
Belg Maurice Huisman geleide <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong>stichting nam de door Bruno Maderna<br />
gedirigeerde productie voor haar rekening.<br />
Vóór die tijd had Pierre Boulez (een van<br />
Schats leermeesters) zich al sterk gemaakt<br />
voor uitvoeringen van Dansen uit het Labyrint<br />
bij het Concertgebouworkest. Met On Escalation<br />
(1968) betrad Schat als componist<br />
voor het eerst zonder masker het politieke<br />
strijdtoneel. Een jaar later zou het pas goed<br />
losbarsten toen op 29 juni 1969 in Carré de<br />
veel discussies losmakende ‘moraliteit’<br />
Reconstructie in première ging, het antiimperialistische<br />
muziektheaterstuk dat door<br />
een collectief van vijf componisten (onder<br />
wie Schat) en twee tekstschrijvers (Mulisch<br />
en Claus) in elkaar was gezet. Ter meerdere<br />
glorie van Che Guevara, voor wie tijdens<br />
de voorstelling – letterlijk – een reusachtig<br />
beeld werd opgericht in de piste van Carré.<br />
Evenals Labyrint werd deze productie door<br />
het Holland Festival in samenwerking met<br />
de <strong>Opera</strong>stichting gepresenteerd. Carré<br />
was zes avonden lang afgeladen.<br />
Belastingcenten<br />
Peter Schat ontpopte zich in die roerige<br />
tijd zonder omhaal als een maatschappelijk<br />
geëngageerd componist. Hij schreef<br />
tussen 1966 en 1976 nauwelijks een noot die<br />
niet doordrenkt was van zijn hartstochtelijke<br />
politieke engagement. Hij sleurde daarbij<br />
vriend en vijand, beleidsmakers en kunstpausen<br />
mee in een maalstroom die nauwelijks<br />
leek te stuiten. In Labyrint, ‘een soort<br />
opera’, moest het establishment het ontgelden.<br />
Maar al snel bleek dat het alle kunstdisciplines<br />
doorbrekende stramien – muziek,<br />
theater, ballet, film, beeldende kunst – het<br />
artistieke rendement van de productie verre<br />
overtrof. Daar durfden in die jaren alleen<br />
als conservatief te boek staande critici –<br />
en natuurlijk Schats talloze ‘vijanden’ (vond<br />
hij zelf) – openhartig en kritisch over te berichten.<br />
Een wat krampachtige situatie die<br />
zich rond Reconstructie opnieuw voordeed:<br />
er was in bepaalde (linkse) kringen vooral<br />
6<br />
waardering voor de stellingname van het<br />
team, minder voor het kunstwerk op zich.<br />
<strong>De</strong> opmerkelijke hetze in <strong>De</strong> Telegraaf en<br />
het feit dat er in de Tweede Kamer vragen<br />
werden gesteld over het provocerende, anti-<br />
Amerikaanse karakter van Reconstructie<br />
(‘en dat van onze belastingcenten’) baarden<br />
meer opzien. Later in dat hete jaar zou een<br />
ander muzikantencollectief voor nog meer<br />
spektakel zorgen. <strong>De</strong> Notenkrakersactie in<br />
het Concertgebouw, een korte verstoring<br />
van een concert met Haitink, bedoeld om de<br />
regentenmentaliteit en de programmering<br />
van het orkest ter discussie te stellen, zorgde<br />
voor heftige reacties, waarbij Peter Schat<br />
als geboren demagoog het hoogste woord<br />
voerde. Er moest een begin worden gemaakt<br />
met ‘het ontmaskeren van het autoritaire,<br />
op geweld gebaseerde ondernemersmodel<br />
waarnaar het muziekbedrijf in het algemeen<br />
en het Concertgebouworkest in het bijzonder<br />
is gestructureerd’. Weg met ‘het zwaar<br />
gesubsidieerde geweld van Beethoven-cycli<br />
in dienst van Unilever, Philips en de KLM –<br />
plus dat autoritaire tuig van de bovenste<br />
bestuursrichel,’ aldus heethoofd Schat in<br />
een hilarisch reagerende zaal.<br />
Anti-oorlog<br />
Je was voor of tegen Schat. Dus ook voor of<br />
tegen zijn muziek, die sommigen wel spannend<br />
vonden maar die lang niet iedereen kon<br />
bekoren. Die impasse doorbrak hij in 1972<br />
magistraal met een theatraal gedachte voltreffer,<br />
hoewel het in dit geval officieel niet<br />
om een opera ging. To You was een vlammend<br />
muzikaal pamflet dat er niet om loog,<br />
ten tijde van de Vietnamoorlog. Op basis van<br />
een ondubbelzinnige anti-oorlogstekst van<br />
Adrian Mitchell (‘My love, they are trying to<br />
drive us mad’) componeerde hij zijn misschien<br />
wel beste, in ieder geval kernachtigste<br />
muziektheaterwerk. Het is gezet voor<br />
slechts één zangstem, vier piano’s, elektronische<br />
orgels en gitaren, basgitaren, elektronica<br />
en zes manshoge bromtollen die,<br />
eenmaal ‘opgepompt’, een onheilspellend<br />
geluid produceren.<br />
Was er binnen de gelederen van het Holland<br />
Festival zes jaar tevoren nog de nodige<br />
kritiek op het muzikale gehalte van Labyrint<br />
te vernemen – bestuurslid Eduard Reeser<br />
vond de handeling van de opera ‘onbetekenend,<br />
zelfs belachelijk’; over de partituur<br />
kon hij weinig zeggen: ‘misschien mag men<br />
aannemen dat de muziek als uiting van deze<br />
tijd belangrijk is’ –, met To You viel Schat,<br />
terecht, in de prijzen. In 1973 kreeg hij in<br />
Amsterdam de Matthijs Vermeulenprijs en<br />
in Parijs de derde prijs van het International<br />
Rostrum of Composers voor dit werk. Net<br />
als Labyrint heeft ook Reconstructie tot op<br />
heden nooit dezelfde muzikale waardering<br />
gekregen. Daarvoor hebben beide werken<br />
een te matige structuur en een al te luidruchtig<br />
verkondigde boodschap. Dat dit bij<br />
To You niet stoort, heeft te maken met het<br />
bondige, bijna popachtige karakter van dit<br />
nog geen halfuur durende opus.<br />
Dromen<br />
Kenmerkend is dat Schat later afstand<br />
nam van zijn eerste opera, die overigens wel<br />
een groot succes was wat betreft het aantal<br />
bezoekers. In 1991 merkte hij in de Holland<br />
Festivalkrant over Labyrint op: ‘Wij hadden
in de jaren zestig de utopische droom – niet<br />
alleen op kunstgebied, maar ook maatschappelijk<br />
– dat het door elkaar huppelen van al<br />
die componenten een grote doorbraak zou<br />
opleveren. En dat is – zoals veel dingen in<br />
die tijd – een illusie gebleken. Dat neemt<br />
niet weg dat het een prachtige droom was’.<br />
Dromen en het creëren van andere compositietechnieken<br />
hielden hem ook de laatste<br />
decennia bezig. Centraal element daarin was<br />
de door Schat ‘uitgevonden’ Toonklok (‘een<br />
geweldig mathematisch mirakel’), waarmee<br />
hij een nieuw harmonisch idioom probeerde<br />
te ontwikkelen op basis van twaalf<br />
aan de uren gekoppelde drieklanken. Na<br />
Canto General (een hommage aan Salvador<br />
Allende op een tekst van Pablo Neruda)<br />
raakte zijn politieke engagement in zijn<br />
composities op de achtergrond. Van revolutionair<br />
groeide Schat uit tot een neoromanticus,<br />
al zouden zijn aanhangers liever zien<br />
dat we hem als ‘evolutionair’ bestempelen.<br />
Met name Hans Vonk, die vanaf het ontstaan<br />
van de ‘circusopera’ Houdini (1977)<br />
Schats trouwste dirigent werd – ‘Jij bent<br />
mijn Mengelberg,’ zei hij schertsend tegen<br />
hem, refererend aan de hechte relatie tussen<br />
Mahler en diens voorvechter Willem<br />
Mengelberg –, heeft zich in die zin uitgelaten.<br />
In de NPS-radiodocumentaire Een leven<br />
lang (mei 2000) stelde hij onder meer: ‘Ik heb<br />
een enorm respect voor de totaal eigenzinnige<br />
manier waarop hij zich door het <strong>Nederlandse</strong><br />
muziekgekrioel beweegt, volgens<br />
Peter een apenrots: het is een beetje inteeltachtig<br />
gedoe hier’. Vonk vond dat Schat een<br />
‘buitengewone componist’ was. Mensen die<br />
na zijn wilde jaren progressie in zijn werk<br />
misten, zouden zich bedienen van ‘dooddoeners<br />
die worden gebruikt om iemand kalt te<br />
stellen […]. Ik weet zeker dat zijn muziek<br />
blijft bestaan, er zit zoveel schitterends in,<br />
het klinkt altijd geïnspireerd, het is geen<br />
schrijftafelmuziek’. Al moest ook Vonk erkennen<br />
dat Schat bij zijn leven veel waardering<br />
is misgelopen doordat hij zoveel vijanden<br />
heeft gemaakt.<br />
Symposion<br />
Na de succesvolle en door Floris Guntenaar<br />
fraai vormgegeven productie van Houdini,<br />
wederom op een libretto van Adrian Mitchell<br />
en opnieuw in een totaal uitverkocht Carré,<br />
zouden nog twee opera’s volgen. In 1980<br />
werd de kleinschalige, speelse ‘stripopera’<br />
Aap verslaat de knekelgeest door de <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong>stichting en het Holland Festival<br />
gepresenteerd in een tent in het Amsterdamse<br />
park Frankendael, in 1989 gevolgd<br />
door de oorspronkelijk voor de Nationale<br />
<strong>Opera</strong> van Brussel bestemde ‘opera’ Symposion.<br />
Daarmee was voor Schat in zekere zin<br />
de cirkel rond: via ‘een soort opera’ (Labyrint),<br />
‘een moraliteit’ (Reconstructie), ‘een<br />
circusopera’ (Houdini), ‘een stripopera’ (Aap)<br />
naar een gewone (?) opera.<br />
Het aantrekken van Gerrit Komrij voor<br />
het libretto, toegespitst op de naar verluidt<br />
gedwongen zelfmoord van Tsjaikovski vanwege<br />
diens homoseksualiteit en een affaire<br />
in hoge Russische kringen, leek een vondst,<br />
maar pakte uiteindelijk niet zo overtuigend<br />
uit als werd gehoopt. Naar aanleiding van<br />
een voorpremière van de Treinscène in het<br />
Concertgebouw kon ik niet anders dan over<br />
‘een schrikbarend traditionele opera’ rapporteren.<br />
‘Het is net of Schat en Komrij de<br />
7<br />
onvervalste negentiende-eeuwse opera nog<br />
eens dunnetjes over willen doen in Symposion,’<br />
schreef ik op 23 november 1985 in de<br />
Volkskrant. Natuurlijk had Schat wel een<br />
interessant actueel thema bij de kop. Het<br />
schokkende verhaal over een Hof van Eer,<br />
dat Tsjaikovski in Sint-Petersburg tot de gifbeker<br />
zou hebben gedwongen, was immers<br />
pas in 1981 onthuld door een Russisch/<br />
Amerikaanse musicologe. Een hypothese<br />
die in de Sovjet-Unie overigens heftig werd<br />
en wordt ontkend, en die door een Russische<br />
gids die ik bij het graf van de componist met<br />
dit verhaal confronteerde, als ‘schmutzige<br />
Wäsche’ werd afgedaan. Typisch iets van het<br />
decadente Westen, vond ze.<br />
Betekenis<br />
Curieus in relatie tot Symposion zal altijd<br />
blijven dat Schat Tsjaikovski, de centrale<br />
figuur in zijn laatste opera, ooit afschilderde<br />
als ‘die Russische huilebalk’. Met het radicaal<br />
veranderen van standpunt heeft hij kennelijk<br />
nooit veel moeite gehad. Toen het tot<br />
hem begon door te dringen dat een wereldpremière<br />
van Symposion in Brussel (de<br />
opdrachtgever) er niet in zat, zag hij er geen<br />
been in dan maar uit te wijken naar <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> en het tot aan de opening zo<br />
omstreden Muziektheater, dat Schat rond<br />
1980 nog heftig had bestreden. Nu alle kruitdampen<br />
zijn opgetrokken en hij het aardse<br />
voor het hemelse heeft ingeruild (hoewel<br />
hij zei daar niet in te geloven), is het nog<br />
niet helemaal duidelijk hoe groot zijn betekenis<br />
voor het <strong>Nederlandse</strong> muziekleven is<br />
geweest.<br />
Of zijn opera’s uit de jaren zestig nog voldoende<br />
muzikale zeggingskracht hebben,<br />
is eveneens een grote vraag. En of inderdaad<br />
waar is wat een van de kranten (Trouw)<br />
na zijn overlijden op de voorpagina zette –<br />
‘Groot componist, zwaar onderschat’ – zal<br />
nog moeten blijken. Zeker nadat ik tot mijn<br />
verbazing merkte dat in het buitenland in de<br />
week na Schats overlijden met geen woord<br />
over zijn heengaan werd bericht. Pas op 10<br />
februari kwam de op klassieke muziek gerichte<br />
internetsite Andante.com met een<br />
eerste, aan Trouw ontleende mededeling.<br />
Het conglomeraat achter het Project PSI<br />
(Peter Schat Integraal – op cd en dvd) heeft<br />
met andere woorden een belangrijke taak:<br />
Peter Schat – indien mogelijk – bevrijden<br />
van het etiket ‘Wereldberoemd in Nederland’.<br />
Internationale respons op zijn opera’s<br />
beperkte zich immers tot een opvoering van<br />
Houdini in Aspen (Colorado) en een prijs<br />
voor Aap verslaat de knekelgeest in Dresden.<br />
<strong>De</strong> introductie in Amerika van zijn meest<br />
succesvolle orkestwerk, <strong>De</strong> Hemel, resulteerde<br />
in een opdracht van ‘het orkest’<br />
van Hans Vonk. Het werd de Arch Music<br />
for St. Louis. In 1990 kwam daar nog – hoe<br />
passend – de Joost van den Vondelprijs bij<br />
van de Westfälische Wilhelmsuniversität in<br />
Münster. <strong>De</strong>ze prijs wordt jaarlijks verleend<br />
voor ‘voorbeeldige culturele prestaties in<br />
het Noord- en Zuid-<strong>Nederlandse</strong> en Nederduitse<br />
cultuurgebied’.<br />
Scènefoto Symposion (Foto: <strong>De</strong>en van Meer)
Scènefoto’s Die Soldaten, Dresden 1995 (Foto’s: Stefan Heinrichs)<br />
Die Soldaten<br />
‘En moeten zij dan sidderen die onrecht lijden,<br />
en kennen zij alleen vreugde die onrecht doen?’<br />
I.<br />
Lille en Armentières, gisteren, vandaag en<br />
morgen. Nadat de galanterieënhandelaar<br />
Wesener met zijn familie uit Armentières<br />
naar Lille is verhuisd, schrijft zijn dochter<br />
Marie een brief aan de moeder van haar<br />
verloofde Stolzius, die in Armentières is<br />
gebleven. Stolzius is blij en schrijft meteen<br />
terug, maar intussen heeft Marie baron<br />
<strong>De</strong>sportes ontmoet, die in het Franse leger<br />
dient. Wesener waarschuwt zijn dochter<br />
tegen een dergelijke verbintenis. Als Stolzius<br />
om Maries hand vraagt, houden vader<br />
en dochter hem echter aan het lijntje,<br />
omdat ze <strong>De</strong>sportes toch wel een goede<br />
partij vinden.<br />
II.<br />
In een café in Armentières zitten officieren<br />
te drinken en kaart te spelen. Na een dans<br />
komt Stolzius binnen, die door allen geplaagd<br />
wordt omdat Marie is gesignaleerd<br />
met <strong>De</strong>sportes. Hij vertrekt en stuurt Marie<br />
een boze brief, die ze aan <strong>De</strong>sportes laat<br />
zien. <strong>De</strong>ze dicteert een beledigend antwoord,<br />
verleidt Marie en vertrekt. Weseners<br />
moeder voorziet dat het met haar kleindochter<br />
slecht zal aflopen, terwijl Stolzius’<br />
moeder tevergeefs probeert haar zoon ervan<br />
te overtuigen dat Marie hem niet waard is.<br />
III.<br />
Om zich te wreken is Stolzius oppasser<br />
geworden van de officier Mary, met wie<br />
Marie inmiddels contact heeft. Niettemin<br />
heeft ze alweer een nieuwe aanbidder,<br />
de jonge graaf <strong>De</strong> la Roche. Diens moeder<br />
overtuigt hem dat hij van de verhouding<br />
moet afzien en neemt Marie in dienst.<br />
IV.<br />
Mary heeft een ontmoeting met Marie, die<br />
wordt onderbroken door de komst van gravin<br />
<strong>De</strong> la Roche. Marie loopt weg. Ondanks<br />
8<br />
de waarschuwing van gravin <strong>De</strong> la Roche<br />
gaat Marie toch weer in op een verzoek van<br />
<strong>De</strong>sportes om een rendez-vous. Dat komt<br />
haar duur te staan, want ze wordt verkracht<br />
door een van <strong>De</strong>sportes’ ondergeschikten.<br />
Ze gaat vervolgens in de prostitutie. Stolzius<br />
wil zich wreken. Terwijl <strong>De</strong>sportes en<br />
Mary samen dineren, luistert Stolzius, die<br />
hen bedient, hun gesprek af. <strong>De</strong>sportes<br />
noemt Marie een hoer en vertelt hoe hij zijn<br />
jager opdracht gaf haar te onderscheppen<br />
voordat ze bij hemzelf zou aankomen. Mary<br />
merkt verontwaardigd op dat hijzelf graag<br />
met Marie had willen trouwen. Stolzius vergiftigt<br />
de soep van <strong>De</strong>sportes. Als deze een<br />
pijnlijke dood sterft, schreeuwt Stolzius de<br />
naam van Marie in zijn gezicht en neemt<br />
zelf vergif in. Wesener wordt op straat aangesproken<br />
door een bedelares. Eerst weigert<br />
hij haar geld te geven, maar doet dat<br />
vervolgens toch, denkend aan zijn eigen<br />
dochter. Hij ziet niet dat zij het is.
9<br />
za 3 MEI 2003 première 20.00 UUR<br />
wo 7 MEI 20.00 UUR<br />
za 10 MEI 20.00 UUR<br />
di 13 MEI 20.00 UUR<br />
do 15 MEI 20.00 UUR<br />
zo 18 MEI 13.30 UUR<br />
wo 21 MEI 20.00 UUR<br />
zo 25 MEI 13.30 UUR<br />
Kaartverkoop is reeds begonnen.<br />
Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />
Het Muziektheater: 020 - 6255455, of een van<br />
de andere verkooppunten (zie pag. 34).<br />
On-line reserveren: www.dno.nl<br />
Inleidingen Die Soldaten<br />
door Chris Engeler<br />
NB: in Het Muziektheater (2de balkon)<br />
za 3 MEI 18.30 UUR<br />
wo 7 MEI 18.30 UUR<br />
za 10 MEI 18.30 UUR<br />
di 13 MEI 18.30 UUR<br />
do 15 MEI 18.30 UUR<br />
zo 18 MEI 12.00 UUR<br />
wo 21 MEI 18.30 UUR<br />
zo 25 MEI 12.00 UUR<br />
<strong>De</strong>ze lezingen zijn gratis toegankelijk.<br />
Het operaboek Die Soldaten is verkrijgbaar in<br />
Het Muziektheater. Daarin zijn o. m. een uitgebreide<br />
synopsis, en het libretto in het Duits<br />
en in een <strong>Nederlandse</strong> vertaling opgenomen.<br />
Verder een originele bijdrage van regisseur<br />
Willy <strong>De</strong>cker en teksten die zowel de historische<br />
als de eigentijdse aspecten van het werk belichten.<br />
<strong>De</strong> prijs is € 8,-.<br />
BERND ALOIS ZIMMERMANN<br />
1918-1970<br />
Die Soldaten<br />
OPER IN VIER AKTEN<br />
LIBRETTO VAN<br />
BERND ALOIS ZIMMERMANN<br />
NAAR HET GELIJKNAMIGE<br />
TONEELSTUK VAN<br />
JAKOB MICHAEL REINHOLD LENZ<br />
muzikale leiding<br />
HARTMUT HAENCHEN<br />
regie<br />
WILLY DECKER<br />
instudering<br />
MEISJE HUMMEL<br />
decor<br />
WOLFGANG GUSSMANN<br />
kostuums<br />
WOLFGANG GUSSMANN<br />
FRAUKE SCHERNAU<br />
licht<br />
FRIEDEWALT DEGEN<br />
choreografie<br />
TROY MUNDY<br />
WESENER, EIN GALANTERIEHÄNDLER<br />
FRODE OLSEN<br />
MARIE, SEINE TOCHTER<br />
CLAUDIA BARAINSKY<br />
CHARLOTTE, SEINE TOCHTER<br />
LANI POULSON<br />
WESENERS ALTE MUTTER<br />
HEBE DIJKSTRA<br />
STOLZIUS, TUCHHÄNDLER<br />
MICHAEL KRAUS<br />
STOLZIUS’ MUTTER<br />
ANNE GJEVANG<br />
OBRIST, GRAF VON SPANNHEIM<br />
MAREK GASZTECKI<br />
DESPORTES, EIN EDELMANN<br />
TOM RANDLE<br />
PIRZEL, EIN HAUPTMANN<br />
EBERHARD FRANCESCO LORENZ<br />
EISENHARDT, EIN FELDPREDIGER<br />
HARRY PEETERS<br />
HAUDY, OFFIZIER<br />
JACEK STRAUCH<br />
MARY, OFFIZIER<br />
ROBERT BORK<br />
DREI JUNGE OFFIZIERE<br />
ALEX GRIGOREV<br />
BRIAN GALLIFORD<br />
TERENCE MIERAU<br />
DIE GRÄFIN DE LA ROCHE<br />
ISOLDÉ ELCHLEPP<br />
DER JUNGE GRAF, IHR SOHN<br />
CHRISTIAN BAUMGÄRTEL<br />
NEDERLANDS PHILHARMONISCH ORKEST<br />
VOCAAL ENSEMBLE<br />
samenstelling en instudering<br />
WINFRIED MACZEWSKI<br />
NAAR EEN ORIGINEEL CONCEPT<br />
VOOR DE SÄCHSISCHE STAATSOPER,<br />
DRESDEN<br />
<strong>De</strong> opera wordt in het Duits gezongen<br />
en Nederlands boventiteld.<br />
<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 2 uur en 30 minuten.<br />
Er is 1 pauze.<br />
Nieuwe productie
Bernd Alois Zimmermann, omstreeks 1954<br />
Chris Engeler<br />
‘…sed libera nos a malo’<br />
Over ‘Die Soldaten’ van<br />
Zimmermann<br />
Zimmermanns opera Die Soldaten is gebaseerd op de gelijknamige komedie van Jakob Lenz. Maar de<br />
componist smeedt Lenz’ over lotgevallen van individuen handelende verhaal om in een meer algemeen<br />
geldende, op het collectief van de mensheid betrokken waarschuwing voor de verschrikkingen van een<br />
oorlog. En doet dat al ‘spelende’ met onze beleving van tijd en met behulp van een scala van muzikale en<br />
theatrale middelen. In zijn eigen woorden: ‘Bach-koralen en jazzelementen komen tegenover rudimenten<br />
van de nummer-opera en muziektheatrale eigenschappen te staan, ingebed in een soort pan-akoestische<br />
vorm van de muzikale scène die alle elementen van spraak, zang, muziek, beeld, film, ballet, pantomime en<br />
toonbandmontages samensmelt in een pluralistische tijd- en belevingsstroom.’<br />
Bernhard (Bernd) Alois Zimmermann werd<br />
op 20 maart 1918 geboren. Zijn studietijd<br />
aan de universiteiten van Bonn en Keulen<br />
(o.a. germanistiek, filosofie en filologie)<br />
stond onder invloed van het opkomende<br />
nazi-regime, dat het onderwijs beperkingen<br />
oplegde. Hij maakte de overstap naar<br />
de opleiding tot docent schoolmuziek. Nog<br />
tijdens deze studie moest Zimmermann in<br />
dienst en belandde in Parijs, waar hij de<br />
muziek van Stravinsky en Milhaud leerde<br />
kennen.<br />
Van 1950 tot 1952 was Zimmermann docent<br />
muziektheorie aan het Muziekwetenschappelijk<br />
Instituut van de Universiteit Keulen.<br />
Tussen 1957 en 1970, het jaar waarin hij op<br />
10 augustus een eind aan zijn leven maakte,<br />
leidde hij aan de Musikhochschule van<br />
Keulen een compositieklas, als opvolger<br />
van Frank Martin. Tevens was hij er directeur<br />
van de afdeling Radio, Film- en Toneelmuziek<br />
en hield hij zich intensief bezig met<br />
de technische en dramaturgische mogelijkheden<br />
van het hoorspel. Voor de concertpodia<br />
schreef Zimmermann een scala van<br />
werken: muziek voor solo-instrumenten<br />
en voor kamerensembles, soloconcerten,<br />
werken voor klein en groot orkest, stukken<br />
voor zangstem, koor en orkest. Die Soldaten<br />
(1958-1960) is Zimmermanns enige voltooide<br />
opera. Exemplarisch voor zijn (latere) stijl<br />
en compositietechniek is het Requiem für<br />
einen jungen Dichter, ‘linguaal* voor spreker,<br />
sopraan en bas, drie koren, elektronische<br />
geluiden, orkest, jazzcombo en orgel, naar<br />
teksten van verschillende dichters, berichten<br />
en rapportages’ (1967/1969).<br />
Zimmermanns in druk verschenen oeuvre<br />
– relatief veel composities bleven ongepubliceerd<br />
– laat zich nauwelijks bij een ‘school’<br />
of richting in de muziek van de vorige eeuw<br />
onderbrengen. Van jongs af voelde Zimmermann<br />
zich aangetrokken tot de muziek uit de<br />
Renaissance tot en met die van zijn eigen tijd,<br />
in het bijzonder Frescobaldi, Bach, Mozart,<br />
Bruckner, <strong>De</strong>bussy en Webern, wier stijl en<br />
techniek hij uitvoerig bestudeerde. Andere<br />
inspiratiebronnen waren de vroegchristelijke<br />
filosofie (Augustinus), en literatuur vanaf<br />
Aeschylus via Dante naar Dostojevski, Majakovski,<br />
Pound en Joyce. Hoewel zijn muziek<br />
wortelt in het verleden, gingen de vernieuwingen<br />
in de contemporaine muziek – vooral<br />
10<br />
geïnitieerd door componisten als Karl-Heinz<br />
Stockhausen en Pierre Boulez, die in de vijftiger<br />
jaren deelnamen aan de zomercursussen<br />
in Darmstadt en ook muziektheoretische<br />
geschriften publiceerden – niet aan Zimmermann<br />
voorbij, al ‘bekeerde’ hij zich niet tot<br />
de nieuwe doctrines van Darmstadt.<br />
‘Stijl’ en ‘tijd’<br />
Dat Zimmermann zich niet wilde vastleggen<br />
op één stijl, stoelt op zijn overtuiging<br />
dat een componist anno twintigste eeuw<br />
leefde met een veelheid van stijlen in zijn<br />
geestelijke en beroepsmatige bagage. Zimmermanns<br />
‘muzikale werkelijkheid’ – ook als<br />
basis voor zijn eigen componeren – bestond<br />
uit een optelsom van allerlei stijlen, compositietechnieken<br />
en muzikale ontwikkelingen.<br />
<strong>De</strong> onderbouwing van deze realiteit van<br />
leven én werk vond Zimmermann enerzijds<br />
bij de kerkvader Augustinus (354-430), die in<br />
zijn Belijdenissen drie belevingsdimensies<br />
van ‘tijd’ onderscheidt: de tegenwoordigheid<br />
(je kunt ook zeggen: de dagelijkse aanwezigheid)<br />
van het verleden, de tegenwoordigheid<br />
van het heden en de tegenwoordigheid<br />
van de toekomst. In de vorm van ‘herinnering’<br />
(= verleden), ‘voorstelling’ (= heden)<br />
en ‘verwachting’ (= toekomst) heeft ieder<br />
mens altijd met deze tijdsdimensies te<br />
maken. Anderzijds onderschreef Zimmermann<br />
het fundamentele onderscheid dat<br />
filosofen als Bergson, Husserl en Heidegger<br />
maken in ‘chronologische’ tijd en ‘ondervonden’<br />
(reeds beleefde, meegemaakte) tijd.<br />
Binnen de schilderkunst zag Zimmermann<br />
dit onderscheid verbeeld in de collagetechniek<br />
van René Magritte, Max Ernst en Paul<br />
Klee, een techniek die hij allengs in zijn eigen<br />
composities toepaste. Zo incorporeerde hij<br />
in zijn muziek het filosofische, literaire en<br />
beeldend vormgegeven thema van de ‘gelijktijdigheid<br />
van het niet-gelijktijdige’ – weliswaar<br />
een anachronisme, maar voor hem een<br />
belangrijk uitgangspunt van zijn compositietechniek.<br />
En dat het bestaan van een mate<br />
van tijdloosheid mogelijk maakt.<br />
In een door hemzelf geschreven biografische<br />
opzet heet het: ‘Zimmermann brengt<br />
het tijdsbegrip tot uitdrukking in een dominerende<br />
eenheid van verleden, heden en toekomst,<br />
binnen welke eenheid alle verschijnselen<br />
in een permanente gelijktijdigheid<br />
voorkomen. Hierdoor, en ook door zijn idee<br />
van “pluralisme” waarin niet van elkaar af<br />
te leiden lagen van componeren en lagen
van bewustzijn met elkaar samenkomen,<br />
verbindt hij schijnbaar extreme feiten en<br />
gebeurtenissen, die soms door citaten<br />
worden benadrukt.’ Zo’n citaat – een muziekfragment<br />
uit een bestaande partituur, al of<br />
niet in een bewerking – is dan niet louter<br />
een ornament, maar een teken van de werkelijke<br />
gelijktijdigheid van muzikale voorvallen.<br />
In een stilistisch vreemde (‘oneigen’)<br />
omgeving verliest een citaat zijn specifieke<br />
(‘eigen’) kwaliteiten, en functioneert als een<br />
element in en als een bouwsteen van een<br />
pluralistische structuur.<br />
Uitwisselbaar<br />
Voordat het voorgaande concreter gemaakt<br />
kan worden, eerst nog over de auteur van de<br />
komedie Die Soldaten, brontekst van Zimmermanns<br />
libretto. Jakob Michael Reinhold<br />
Lenz, geboren op 23 januari 1751, studeerde<br />
theologie in Königsberg, maar brak deze<br />
studie af om adjudant van adellijke officieren<br />
te worden. Zo kwam hij zeer direct in<br />
aanraking met oorlogvoering. Zijn ervaringen<br />
op dit gebied en ten dele biografische<br />
elementen uit die tijd verwerkte Lenz in<br />
zijn in vijf bedrijven verdeelde komedie Die<br />
Soldaten uit 1775, geschreven in prozavorm.<br />
Na een rondtrekkend bestaan en verblijven<br />
in o.a. Weimar en Sint-Petersburg belandde<br />
Lenz uiteindelijk als docent in Moskou, waar<br />
hij op 24 mei 1792 stierf.<br />
In Die Soldaten ging Lenz met de in zijn<br />
tijd geldende regels van de eenheid van<br />
plaats, tijd en handeling aan de haal. Volgens<br />
deze regels, door Aristoteles rond<br />
325 vóór Christus geformuleerd, dienden de<br />
gebeurtenissen van een verhaal en de handelingen<br />
van de personages chronologisch<br />
te verlopen en geloofwaardig te zijn, opdat<br />
de gewenste uitwerking op de toeschouwers<br />
(de catharsis) werd bereikt. In één van zijn<br />
theoretische schriften over dramaturgie en<br />
theater schreef Lenz: ‘Wat betekenen die<br />
drie eenheden? Ik wil jullie honderd eenheden<br />
schetsen, die er alle tezamen toch<br />
maar één zijn. Bij de oude Grieken verzamelde<br />
het volk zich om een handeling te zien.<br />
Bij ons gaat het om de hele reeks van handelingen<br />
die elkaar als donderslagen opvolgen,<br />
waarbij de ene handeling andere handelingen<br />
steunt en voorbereidt, en ze in één groot<br />
geheel moeten samenvloeien.’ In Lenz’ Soldaten<br />
is nauwelijks sprake van een chronologisch<br />
tijdsverloop, wisselt de plaats van<br />
handeling voortdurend en spelen sommige<br />
scènes vrijwel simultaan, waardoor verleden,<br />
heden en toekomst uitwisselbaar worden.<br />
Simultaanscènes<br />
Zimmermann bekortte Lenz’ oorspronkelijke<br />
toneeltekst voor zijn libretto ingrijpend,<br />
bracht het naar vier bedrijven terug, maar<br />
handhaafde wel het originele taalgebruik.<br />
<strong>De</strong> meeste scènes van de opera zijn relatief<br />
kort, net als bij Lenz overigens. <strong>De</strong> uitwisselbaarheid<br />
van de drie tijdsdimensies komt<br />
het duidelijkst tot uitdrukking in de simultaanscènes.<br />
In het tweede bedrijf, tweede<br />
scène, leest Stolzius de brief die Marie feitelijk<br />
nog aan hem moet schrijven, maar waarvan<br />
ze door de avances van <strong>De</strong>sportes wordt<br />
afgehouden. Tegelijk voorziet Maries oma<br />
dat het met Marie de foute kant op zal gaan,<br />
terwijl Stolzius’ moeder Marie er tegenover<br />
hem van beschuldigt een soldatenhoer te<br />
zijn. Of men deze simultaanscène nu vanuit<br />
11<br />
het perspectief van Marie, van Stolzius of<br />
van één der oude vrouwen wil beleven, telkens<br />
lopen verleden, heden en toekomst<br />
door elkaar. Nog explicieter vindt dit plaats<br />
in de eerste scène van het vierde bedrijf,<br />
waarin alle personages optreden. Marie<br />
beleeft een nachtmerrie waarin personages<br />
en gebeurtenissen uit verleden en heden<br />
aan haar verschijnen, en waarin die personages<br />
als in een ‘toekomstig’ tribunaal over<br />
haar oordelen. Zimmermann schrijft het op<br />
het toneel vertonen van drie afzonderlijke<br />
filmfragmenten voor, evenals het gebruik<br />
van luidsprekers voor de weergave van stemmen<br />
en geluiden. Simultaniteit dus niet<br />
alleen binnen het verhaalverloop, maar ook<br />
in de theatrale en muzikale middelen waarmee<br />
dat verhaal wordt verteld.<br />
Totaaltheater<br />
In zijn komedie stelt Lenz het in zijn tijd geldende<br />
huwelijksverbod voor officieren aan<br />
de kaak, en de gevolgen die zo’n verbod kan<br />
hebben voor eerbare jonge meisjes. Bij Lenz<br />
treden individuen op de voorgrond, aan wie<br />
hij op sociaal-kritische wijze de vraag ophangt<br />
naar schuld of onschuld aan de verwording<br />
van Marie. Zimmermann vormt dat<br />
‘individuele’ bij Lenz (waaraan Georg Büchner<br />
in zijn Woyzeck, geschreven rond 1836,<br />
schatplichtig zal zijn) om in het ‘collectieve’<br />
– in Zimmermanns eigen woorden: ‘Van<br />
belang voor mij werd de omstandigheid<br />
dat alle personages onoverkomelijk in een<br />
dwangsituatie belanden, meer onschuldig<br />
dan schuldig, die leidt tot aanranding, moord<br />
en zelfmoord, en uiteindelijk tot de vernietiging<br />
van alles wat bestaat.’ <strong>De</strong> librettist en<br />
componist verleent Lenz’ stof meer algemeengeldigheid,<br />
laat het tijdgebonden element<br />
in de komedie buiten beschouwing,<br />
stelt niet het (nood)lot centraal van een burgermeisje<br />
dat zich misrekent, maar dat van<br />
de mensheid, het collectief. In zijn opera<br />
wordt dat collectief ook goed zicht- en hoorbaar<br />
doordat hij in de eerste scène van het<br />
tweede bedrijf, die in een koffiehuis speelt<br />
(en wederom in de eerste scène van het vierde<br />
bedrijf, zoals besproken een terugblik op<br />
‘wat reeds plaatsgevonden heeft’), het koor<br />
verdeelt in kleine groepen die aan tafels zitten<br />
en hun zangpartijen aanduidt met ‘Tafel<br />
1’, ‘Tafel 2’ etc.<br />
Het slot van Die Soldaten is van acocalyptische<br />
aard, zij het niet zonder een louterende<br />
component. Voor wat betreft de afloop<br />
van het verhaal en de middelen die dat vertellen,<br />
gaat het om ‘totaaltheater’: orkest,<br />
al het toegevoegde slagwerk, zangstemmen<br />
en bandopnamen van marcherende soldaten,<br />
commando’s in verschillende talen, menselijke<br />
noodkreten, het geluid van motoren<br />
en over dat alles heen de stem van de veldprediker<br />
die het ‘Onze Vader’ bidt. Voor wat<br />
betreft de boodschap: een appèl aan de<br />
mensheid om de verschrikkingen van een<br />
oorlog nooit meer te laten plaatsvinden.<br />
Zimmermann: ‘En daarom besluit mijn<br />
opera met de laatste regel van het Onze<br />
Vader: sed libera nos a malo – bevrijd ons<br />
van het kwade.’<br />
*<br />
Linguaal: letterlijk ‘tongpijp’, in een<br />
orgel. Ook een afleiding van het Latijnse<br />
‘lingua’ = ‘tong’, ‘taal’; in de toepassing<br />
van Zimmermann gaat het om het meer<br />
omvattende ‘spraak’ of ‘tekst’.<br />
Scènefoto Die Soldaten, Dresden 1995 (Foto: Stefan Heinrichs)
Hartmut Haenchen (Foto: Mothes)<br />
Franz Straatman<br />
‘Die Soldaten’ –<br />
zoektocht naar de toekomst<br />
van muziektheater<br />
Slechts eenmaal eerder was Bernd Alois Zimmermanns opera Die Soldaten in Nederland te zien:<br />
in 1971 in het Holland Festival, als gastvoorstelling van de <strong>De</strong>utsche Oper am Rhein. Voor de eerste<br />
<strong>Nederlandse</strong> productie van deze overtreffende trap van muziektheater gebruikt <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />
een recente productie van de Sächsische Staatsoper Dresden. Getoond wordt een oorlog tussen<br />
mensen met militairen in de voorbeeldrol, ook een liefdesverhaal met louter verliezers. Een gesprek<br />
met dirigent Hartmut Haenchen.<br />
‘Toen we het stuk planden, wisten we natuurlijk<br />
niet wat president Bush zou gaan doen<br />
in de periode dat Die Soldaten wordt opgevoerd.’<br />
<strong>De</strong> toneeltekst van Jakob Michael<br />
Reinhold Lenz is al meer dan tweehonderd<br />
jaar oud, en de opera die Zimmermann erop<br />
maakte, dateert van bijna vijftig jaar geleden,<br />
maar het thema van Die Soldaten is heel<br />
actueel, zo blijkt. Die inhoudelijke spanning<br />
voegt zich bij de hoge druk van de opvoering<br />
die Hartmut Haenchen al maanden voor de<br />
première voelt aankomen. <strong>De</strong> middelen die<br />
componist Zimmermann vraagt, zijn namelijk<br />
pittig: twee grote orkesten en twee kleine<br />
ensembles (een daarvan is een jazz-combo),<br />
een zeventien solisten en een koor. Bovendien<br />
gaat het om een muziektechnisch aartslastige<br />
compositie.<br />
Maar Haenchen stond toch al voor hete<br />
vuren in Het Muziektheater met complexe<br />
partituren als Wagners Ring, of Król Roger<br />
van Szymanowski of Lear van Reimann?<br />
‘Oh, in vergelijking met Die Soldaten is de<br />
Ring heel gemakkelijk,’ zo reageert de dirigent<br />
met een zucht. ‘<strong>De</strong> Ring heeft iets van<br />
een mooie wandeling, maar Die Soldaten,<br />
dat is een berg, duizenden meters hoog,<br />
moeilijk in de beklimming. Het probleem<br />
schuilt in de wijze waarop Zimmermann zijn<br />
muziek genoteerd heeft. Hij wisselt bijna<br />
voortdurend van maatsoort, verspringend<br />
van bijvoorbeeld 5/16 naar 7/8 naar 9/8 naar<br />
7/16. Wat hij wil laten klinken, is heel logisch,<br />
maar heden ten dage schrijven componisten<br />
dat toch conventioneler op, zodat je als dirigent<br />
ook aan nog wat anders aandacht kunt<br />
besteden dan alleen aan de slagtechniek.’<br />
Haenchen kreeg het werk, gecomponeerd<br />
tussen 1958 en 1965, in handen zo’n tien jaar<br />
na de wereldpremière (1965, Keulen) toen hij<br />
als operadirigent werkte in het theater van<br />
de Oost-Duitse plaats Schwerin, tegenwoordig<br />
hoofdstad van de deelstaat Mecklenburg-Vorpommern.<br />
<strong>De</strong> uitdaging om dit nog<br />
weinig uitgevoerde stuk aan te pakken, lachte<br />
de destijds 32-jarige Haenchen toe, zo herinnert<br />
hij zich. ‘Als jong dirigent zie je minder<br />
moeilijkheden.’<br />
Van een uitvoering kwam het destijds niet,<br />
want behalve om muzikaal-technische redenen<br />
was het financieel niet haalbaar om in<br />
de DDR zo’n project van de grond te krijgen;<br />
bovendien spoorde de inhoud niet met de<br />
kunstideeën van het communistische regime.<br />
Het werk bleef echter kriebelen in Haenchens<br />
achterhoofd. Wat trekt hem zo in<br />
12<br />
Die Soldaten? ‘<strong>De</strong>ze opera, maar ook Reimanns<br />
Lear en Szymanowski’s Król Roger<br />
zetten aan tot nadenken over de vraag hoe<br />
de mensen met elkaar omgaan.’<br />
Hij wijst erop dat Zimmermann daar sterk<br />
mee bezig was, getuige het laatste werk dat<br />
hij voltooide en dat begint met de veelzeggende<br />
woorden: ‘Ich wandte mich und sah an<br />
alles Unrecht, das geschah unter der Sonne.’<br />
Een citaat uit het boek Prediker. Zimmermann<br />
mengde teksten daaruit met de beroemde<br />
monoloog van de grootinquisiteur uit de<br />
roman <strong>De</strong> gebroeders Karamazov van Dostojevski.<br />
Kort na de voltooiing maakte de componist<br />
een eind aan zijn leven, in augustus<br />
1970. ‘<strong>De</strong> wereld spiegelde niet met de maatschappij<br />
zoals hij zich die voorstelde,’ concludeert<br />
Haenchen. ‘En met zijn kunst bleek<br />
hij niet bij machte in te grijpen in de wereld<br />
waarin hij leefde.’<br />
Sturm-und-Drang<br />
Wat zocht en vond Zimmerman overigens<br />
bij de tweehonderd jaar vóór hem levende<br />
Jakob Reinhold Lenz? Om die vraag te beantwoorden,<br />
moeten we een duik nemen in<br />
de geschiedenis van de Duitse cultuur, in<br />
het bijzonder in die van de literatuur. In 1771<br />
reisde de toen twintigjarige Jakob Lenz van<br />
Koningsbergen (de hoofdstad van het voormalige<br />
Oost-Pruisen) naar Straatsburg.<br />
Letterlijk van het meest oostelijke eind van<br />
het Duitse Rijk naar de meest westelijke<br />
punt. Lenz, zoon van een luthers predikant,<br />
studeerde in Koningsbergen theologie. Hij<br />
verdiende de kost als huisonderwijzer van de<br />
zonen van ene baron Von Kleist. Diens overplaatsing<br />
bracht de literair begaafde jongeman<br />
in contact met een kring van jonge en<br />
talentvolle generatiegenoten als Johann<br />
Wolfgang Goethe (twee jaar ouder) en<br />
Johann Gottfried Herder (zeven jaar ouder).<br />
Ze zijn nog befaamd als boegbeelden van<br />
een vernieuwingsbeweging met de veelzeggende<br />
naam ‘Sturm-und-Drang’.<br />
<strong>De</strong> nieuwe generatie verzette zich tegen<br />
het rationele, geordende en wetmatige<br />
denken zoals dat tot uitdrukking kwam in<br />
dichtbundels, romans en toneelteksten. Vrije<br />
ontboezeming van de menselijke emoties,<br />
verheerlijking van de ongeordende natuur,<br />
en aandacht voor het echte leven van ‘gewone’<br />
mensen gaven impulsen aan een nieuwe<br />
literatuur.<br />
Voor Lenz ging er een wereld open. Maar<br />
waar Goethe (in één klap beroemd met zijn<br />
roman in briefvorm Die Leiden des jungen<br />
Werthers, 1774) zijn aandriften toch binnen<br />
beschaafde kaders uitleefde, pakte Lenz<br />
radicaler uit.<br />
Als schrijver wilde hij naar eigen zeggen,<br />
uitdrukking geven aan ‘de stinkende adem
van het volk’. Zijn schets van het immorele<br />
soldatenmilieu waarin het van huis uit keurige<br />
burgermeisje Marie Wesener verstrikt<br />
raakt, was voor die tijd openhartig, en ruw<br />
van taal. Voor ons in 2003 leest het toneelstuk<br />
als een brave zedenschets. Wij vertrekken<br />
geen spier bij de uitroep ‘Halt’s Maul’<br />
van vader Wesener tegen zijn dochter.<br />
<strong>De</strong> inhoud van het verhaal en de opzet van<br />
het toneelstuk met heel veel korte scènes<br />
die zich op verschillende plaatsen afspelen<br />
over een grote tijdsperiode, doen denken<br />
aan toneelteksten die zo’n honderdvijftig<br />
jaar later ontstonden, zoals de twee stukken<br />
van Frank Wedekind waarop Alban Berg zijn<br />
opera Lulu baseerde, en de sociaal-kritische<br />
en verhalende theaterstukken van Bertolt<br />
Brecht, zoals Mutter Courage en <strong>De</strong>r kaukasische<br />
Kreidekreis.<br />
Lenz was zijn tijd ver vooruit. Dat blijkt<br />
duidelijk als je Die Soldaten legt naast een<br />
toneelstuk als Le mariage de Figaro. <strong>De</strong> satirische<br />
komedie waarin Pierre de Beaumarchais<br />
de praktijken van de adel op de korrel<br />
nam, kreeg bij de publicatie in 1784 weliswaar<br />
een verbod opgelegd, maar zij brak in 1785<br />
toch door in Parijs. Het stuk genoot sindsdien<br />
een ongekende populariteit en zette<br />
Mozart aan tot het scheppen van Le nozze di<br />
Figaro, op een overigens gekuiste tekst van<br />
Lorenzo da Ponte.<br />
Vergeleken bij Die Soldaten is Le mariage<br />
een juffershondje. Mozart zou zijn vingers<br />
nooit hebben gebrand aan het stuk van Lenz,<br />
zowel vanwege de situering in een weinig<br />
verheven maatschappij van zich vervelende<br />
legerofficieren en hun medestanders, als<br />
door de verknipte vorm van het verhaal. Nee,<br />
bij de uiteindelijke publicatie in 1776 wekte<br />
Die Soldaten vooral afkeer op en het werk<br />
raakte in vergetelheid. <strong>De</strong> onstuimigheid<br />
waarmee de auteur de klassieke regels van<br />
het drama (zoals de eenheid van handeling,<br />
plaats en tijd) ter zijde had geschoven, werd<br />
pas een halve eeuw later gewaardeerd door<br />
een even jong en revolutionair Duits schrijver<br />
genaamd Georg Büchner: ook een figuur<br />
die pas in het begin van de twintigste eeuw<br />
erkenning vond, toen zijn toneelstuk Woyzeck<br />
(1836) vereeuwigd werd in de opera die<br />
Alban Berg er rond 1925 op modelleerde.<br />
Vermetelheid<br />
Lenz en zijn Soldaten moesten tot 1958<br />
wachten op de kus van een componist, Bernd<br />
Alois Zimmermann, die voor de herleving<br />
van auteur en tekst zorgde. Zimmermann<br />
deed in 1965, na de voltooiing en omwerking<br />
van zijn opera, verslag van zijn gevoel van<br />
verbondenheid met de achttiende-eeuwse<br />
schrijver. Hij raakte in eerste instantie<br />
geboeid door het theoretisch vertoog dat<br />
Lenz in 1771 had geschreven over theater.<br />
‘<strong>De</strong> ongehoorde vermetelheid van dit<br />
geschrift wees in een richting die in sterke<br />
mate overeen kwam met mijn eigen muziekdramatische<br />
opvattingen over een vorm die<br />
ik dan, ondanks alle misverstanden, toch<br />
“opera” heb genoemd. Wat mij het meest<br />
trof, was vooral de opvatting van Lenz over<br />
de eenheid van de interne handeling, die zo<br />
typerend is voor Die Soldaten, en die Lenz<br />
ertoe bracht om zich te distantiëren van de<br />
beruchte wet van de drie eenheden, namelijk<br />
van plaats, van handeling en van tijd.<br />
<strong>De</strong> afstand van het toneel uit de Sturm-und-<br />
Drang-periode tot het hedendaags toneel is<br />
13<br />
maar heel klein: een overboord gooien van<br />
de drie eenheden voert regelrecht tot een<br />
overboord gooien van ruimte en tijd, die zich<br />
binnen de “bol van de tijd” bevinden: toekomst,<br />
heden en verleden kunnen voortaan<br />
met elkaar verwisseld worden.’<br />
Zimmermann erkent dat hij natuurlijk een<br />
moderne toneeltekst had kunnen gebruiken<br />
voor zijn ideeën over muziektheater, maar<br />
toch werd hij naar Die Soldaten uit 1774 getrokken.<br />
‘Het was iets negatiefs dat hieraan<br />
ten grondslag lag: het was niet het toneelstuk<br />
over zijn eigen tijd, niet het klassendrama,<br />
niet het sociale aspect en ook niet<br />
de kritiek op de “soldatenstand” (steeds<br />
dezelfde, zowel eergisteren als overmorgen)<br />
die voor mij de rechtstreekse aanleiding<br />
vormde, maar het feit dat alle mensen<br />
uit Die Soldaten onverbiddelijk, eerder onschuldig<br />
dan schuldig, in een dwangpositie<br />
geraken die leidt tot gewelddadigheden,<br />
moord en zelfmoord en uiteindelijk tot de<br />
vernietiging van alles wat bestaat.’<br />
<strong>De</strong>ze opmerking sluit opvallend aan bij<br />
opera’s die Alban Berg maakte. In diens<br />
Lulu bevinden de sensuele hartenbreker<br />
Lulu en de mannen rondom haar zich in een<br />
spiraal van geweld en ondergang. Nog sterker<br />
spreekt die doem uit het drama rond de<br />
schlemielige soldaat Wozzeck en zijn Marie<br />
in de opera Wozzeck. Maar er is ook een<br />
muzikale relatie tussen Berg en Zimmermann,<br />
zo geeft Hartmut Haenchen aan.<br />
‘Zimmermann schreef zeer emotionele<br />
muziek, net als Berg, en beiden goten die<br />
in zuivere constructies waarbij ze gebruikmaakten<br />
van oude vormen als de fuga, de<br />
canon, de chaconne. Het formele gevoel van<br />
Zimmermann is klassiek, maar wat zich daar<br />
binnen beweegt, is vooruitstrevend en stelt<br />
Pagina uit de partituur van Die Soldaten
Tweede akte uit Fidelio (Illustratie uit het Wiener Hoftheater Taschenbuch, 1815)<br />
hoge eisen aan de uitvoerenden. Voor zijn<br />
tijd, de jaren zestig, ging hij tot de rand<br />
van het mogelijke, bijvoorbeeld wat betreft<br />
speeltechnieken. Nu zijn we bijna vijftig jaar<br />
verder, en hebben musici, blazers vooral,<br />
zich allerlei nieuwe speelwijzen eigen gemaakt;<br />
het hoort bij hun opleiding. Maar het<br />
blijft lastig, ook voor de strijkers die hij vrijwel<br />
doorgaand solistisch inzet.’<br />
Bol van de tijd<br />
Zimmermann omschreef zijn compositorische<br />
opzet als volgt: ‘<strong>De</strong> indeling in bedrijven<br />
en scènes beantwoordt – overeenkomstig<br />
de eisen van het muziekdrama – aan de<br />
pluralistische opvatting van de “bol van de<br />
tijd” waarbinnen alles zich afspeelt: het latere<br />
komt eerst en het vroegere komt achteraan:<br />
koralen van Bach en jazz staan tegenover<br />
losse klanken uit geliefde opera’s en operettes.<br />
Ze zijn verwerkt in een enigszins<br />
pan-akoestische vorm van het muzikale gebeuren,<br />
die alle elementen van taal, zang,<br />
muziek, beeldende kunst, film, ballet, pantomime<br />
en bandmontages in de pluralistische<br />
tijd- en belevenisstroom doet samensmelten.<br />
Die mondt uit in datgene waarnaar wij<br />
voortdurend streven. En zo besluit dan de<br />
laatste bede van het “Onze Vader” de opera:<br />
“maar verlos ons van het kwade”.’<br />
Was Zimmermann dus toch een moralist?<br />
Hijzelf ontkende het. Maar de tekstkeuze<br />
van zijn laatste compositie, het concertoratorium<br />
Ich wandte mich (Ik keerde om en<br />
zag bij alles onrecht wat er onder de zon<br />
geschiedde) geeft blijk van een vermanend<br />
cultuurpessimisme. Typerend voor zijn houding<br />
is het feit dat zijn laatste werk ontstond<br />
uit een opdracht van de culturele poot van<br />
de befaamde Kieler Woche, een internationaal<br />
zeilevenement. Geen toplocatie voor<br />
kritische maatschappijbeschouwing maar<br />
wel van onbekommerde levensgenieting.<br />
Iets wat de depressieve Zimmermann miste,<br />
wat hem tot de daad van levensbeëindiging<br />
bracht.<br />
Er is nog een aspect waarom Zimmermann<br />
zo goed met Lenz kon samengaan. Zij keken<br />
beiden vooruit wat betreft de vormen van<br />
theater. Zoals Lenz zijn ideeën over vernieuwingen<br />
op schrift zette, zo liet Zimmermann<br />
een artikel na onder de titel Toekomst van de<br />
opera. Hij beschouwt daarin Wagners Tristan<br />
als het beginpunt van latere ontwikkelingen.<br />
Hij trekt analyserend langs recente operamonumenten<br />
als Wozzeck, Ariadne auf Naxos<br />
van Richard Strauss en Le martyre de Saint-<br />
Sébastien van <strong>De</strong>bussy, maar verwijst ook<br />
naar Mozart. Hij betrekt zelfs de zeventiende-eeuwse<br />
Spaanse toneelschrijver Calderón<br />
de la Barca bij zijn beschouwing hoe<br />
opera zich in de toekomst moet ontplooien.<br />
Zijn conclusie is duidelijk:<br />
Totaaltheater<br />
‘Het antwoord kan in één enkele formule<br />
worden samengevat: de opera als totaaltheater!<br />
We moeten denken aan een opera,<br />
of liever aan een theater, waaronder ik de<br />
concentratie van alle theatrale middelen<br />
ten behoeve van de communicatie op een<br />
speciaal daarvoor ingerichte plaats versta.<br />
Met andere woorden: bouwkunst, beeldhouwkunst,<br />
schilderkunst, muziektheater,<br />
spreektheater, ballet, film, microfoon, televisie,<br />
band- en klanktechniek, elektronische<br />
muziek, concrete muziek, circus, musical, en<br />
14<br />
alle vormen van het bewegingstheater die<br />
samenvloeien in het fenomeen van de pluralistische<br />
opera.’<br />
Dat is alles wat Zimmermanns tijd te<br />
bieden had. Anno 2003 is er een scala aan<br />
mogelijkheden bijgekomen die zich concentreren<br />
in woorden als soundwall, computer,<br />
internet en laser. Ieder groots popevenement<br />
zet die middelen voor mega-effecten in. <strong>De</strong><br />
opvattingen van Zimmermann zijn typerend<br />
voor de jaren zestig van de twintigste eeuw,<br />
toen op allerlei gebieden kaders doorbroken<br />
werden. <strong>De</strong> droom van Jakob Lenz uit 1771<br />
begon tweehonderd jaar later tot werkelijkheid<br />
te worden. Verrassend is het dat in de<br />
<strong>Nederlandse</strong> theatrale situatie heel veel<br />
van wat Lenz voor ogen had, en wat Zimmermann<br />
doortrok naar het muziektheater, in<br />
praktijk werd gebracht. Het theater Carré<br />
in Amsterdam, in feite een circusgebouw,<br />
werd heilige grond voor de nieuwe generatie<br />
choreografen, theaterregisseurs en operacomponisten.<br />
Wat Zimmermann in zijn opstel neerschreef<br />
en in Die Soldaten scenisch en muzikaal<br />
uitwerkte, kreeg in Nederland, vooral in<br />
Amsterdam, gestalte in het muziektheater<br />
zoals Peter Schat dat ontwikkelde met zijn<br />
opera’s Labyrint (1966) en Houdini (ondertitel:<br />
‘een circusopera’) in 1976.* En wat<br />
te denken van het multimedia-spektakel<br />
Reconstructie uit 1969, samengesteld door<br />
liefst vier componisten en twee tekstschrijvers<br />
en waaraan een staalkaart aan artiesten<br />
in de piste van Carré meewerkte?<br />
Het waren ook de jaren dat in Amsterdam<br />
plannen werden gesmeed voor de bouw van<br />
een operatheater dat beslist geen ouderwets<br />
operahuis met een lijsttoneel mocht<br />
worden, maar dat als ‘muziektheater’ een<br />
open vorm diende te hebben, en voorzien<br />
moest zijn van allerlei technische mogelijkheden.<br />
Door het jarenlange gekissebis over de<br />
plek waar dat theater moest komen en over<br />
de financiering van de bouw werd het revolutionaire<br />
concept steeds weer aangepast<br />
aan voorwaarden van haalbaarheid en bezuiniging,<br />
maar Het Muziektheater zoals dat<br />
er sinds 1986 staat aan Amstel en Waterlooplein,<br />
weerspiegelt enigszins die ideeën van<br />
‘totaaltheater’. <strong>De</strong> halfronde vorm van de<br />
toeschouwersruimte en de zeer brede (voor<br />
de akoestiek ongunstige) in de cirkelvorm<br />
meebuigende toneelopening verwijzen naar<br />
het idee van theater-in-de-rondte uit de<br />
jaren zestig. Vooral de vooruitgeschoven<br />
ensceneringen van Wagners Ring met het<br />
orkest óp het toneel in Die Walküre en Siegfried<br />
deden recht aan de oorspronkelijke<br />
gedachten achter de opzet van Het Muziektheater.<br />
Tijdgebonden<br />
Lees je nu – een halve eeuw na hun ontstaan<br />
– Zimmermanns ideeën over hoe opera in<br />
de toekomst er uit moest zien, dan dringt de<br />
gedachte zich op dat zijn visie op zijn minst<br />
tijdgebonden is, en misschien wat achterhaald.<br />
Want de ratjetoe aan ‘spreken, zingen,<br />
schreeuwen, fluisteren, jazz, gregoriaans,<br />
dans, film en het hele moderne “technische<br />
theater” waarover wij thans gelukkig beschikken<br />
in dienst van de pluralistische vorm van<br />
het muziektheater’ – zoals Zimmermann het<br />
in 1965 stelde – heeft zijn bekoring en uitwerking<br />
verloren. Componisten en librettisten<br />
zijn zich gaan beperken, hebben keuzes gemaakt.<br />
Recente opvoeringen door <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> in Het Muziektheater van Lear<br />
(uit 1978) van Aribert Reimann en Tea (in<br />
2003) van Tan Dun, toonden dat aan.<br />
Zimmermann maakte vóór zijn dood drie<br />
producties van zijn opera mee, en over geen<br />
daarvan was hij tevreden. ‘Sommige ensembles<br />
zijn gewoonweg niet uitvoerbaar,’ zo<br />
merkt Haenchen op. ‘Uit de wenslijst van<br />
Zimmermann hebben wij de film weggelaten.’<br />
Voor de productie van de wereldpremière<br />
in 1965 begon dirigent Michael Gielen al een<br />
jaar tevoren met de instrumentale repetities.<br />
Haenchen mag zich gelukkig prijzen dat<br />
hij een maand meer heeft gekregen dan de<br />
gebruikelijke drie weken voor orkestrepetities.<br />
Vóór het totale ensemble bijeenkomt,<br />
werken de musici in groepen onder leiding<br />
van coaches bij het instuderen en nemen van<br />
technische barrières. Maar na de prachtig<br />
uitgewerkte Wozzeck en Lear door de combinatie<br />
Haenchen-Nederlands Philharmonisch<br />
Orkest, kan de stap naar Die Soldaten door<br />
dezelfde uitvoerenden met vertrouwen tegemoet<br />
worden gezien. Temeer daar Haenchen<br />
zelf een doorgaande lijn ziet: ‘<strong>De</strong> Lear van<br />
Reimann is zonder Zimmermann niet denkbaar;<br />
bijvoorbeeld de wijze waarop Reimann<br />
het strijkorkest opsplitst, zie je al bij<br />
Zimmermann. In emotionele zin vormen de<br />
muziek van Berg, Zimmermann en Reimann<br />
schakels.’<br />
Dood op straat<br />
<strong>De</strong> opera Die Soldaten overbrugt bijna tweehonderd<br />
jaar tussen de auteurs Lenz en<br />
Zimmermann. Zij waren congeniale geesten,<br />
beiden op zoek naar de toekomst en beiden<br />
door het noodlot getekend. Het einde van<br />
Lenz is zo mogelijk nog tragischer dan dat<br />
van Zimmermann. Na zijn vijfjarig verblijf in<br />
en rond Straatsburg waar hij de meeste van<br />
zijn toneelstukken en gedichten schreef,<br />
raakte hij op drift, zowel lijfelijk als geestelijk.<br />
Tijdens omzwervingen door Duitsland<br />
openbaarde zich een geestesziekte en poogde<br />
hij zelfmoord te plegen. Hij keerde eerst<br />
terug naar zijn geboortegrond, het huidige<br />
Letland, om daarna door te trekken naar<br />
Moskou, waar hij – tussen periodes van<br />
waanzinnigheid – als huisleraar en vertaler<br />
de kost verdiende. In de morgen van 4 juni<br />
1792 werd hij op straat dood aangetroffen.<br />
* Zie over Peter Schat ook het artikel van<br />
Hans Heg op pag. 6.
Peter van der Lint<br />
Harry Peeters:<br />
‘Zangers zijn meer dan poppetjes’<br />
Maar liefst in drie producties is de <strong>Nederlandse</strong> bas-bariton Harry Peeters dit seizoen bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> te zien. Als Erster Priester in Die Zauberflöte, als Eisenhardt in Zimmermanns Die Soldaten en als<br />
politiechef in Le Balcon van Peter Eötvös. Tijd voor een gesprek met deze veelzijdige zanger en docent.<br />
Wat uitgeput, maar wel voldaan komt Harry<br />
Peeters het gebouw van K&W in Utrecht<br />
uitlopen. Acht leerlingen heeft hij die dag<br />
onder handen gehad en een biertje gaat er<br />
wel in. Al heel lang wilde hij les gaan geven,<br />
deed dat ook al langer met privé-leerlingen,<br />
maar begon na de zomer van vorig jaar officieel<br />
als zangleraar aan het conservatorium<br />
van Utrecht. Hij vindt dat er veel mis is met<br />
het zangonderwijs, niet alleen in Nederland.<br />
‘Het is een zeer Europees gegeven,’ zegt<br />
hij, ‘dat de opleidingen niet of nauwelijks<br />
aansluiten bij de praktijk. Ik woonde onlangs<br />
nog een auditie bij voor koorleden in de<br />
Brusselse Munt. Er waren daar vijfentwintig<br />
kandidaten en die werden allemaal afgewezen.<br />
Terecht naar mijn mening, want er was<br />
er niet één bij die lijfelijk de overtuiging gaf<br />
dat hij wist waar hij mee bezig was. Vreemd<br />
vind ik dat. Ik heb uiteraard twintig jaar ervaring<br />
achter me waarin ook heel wat blokkades<br />
zijn opgeruimd, maar deze mensen<br />
in Brussel hadden geen van allen goed les<br />
gehad. Op mijn eigen manier probeer ik daar<br />
wat aan te doen. Ik ben heel erg technisch<br />
en probeer iemand één te laten worden met<br />
zijn lijf. <strong>De</strong> info van twintig jaar probeer ik<br />
door te geven zodat jonge zangers vrij kunnen<br />
worden van hun stem maar ook vrij van<br />
hun psyche. Vaak gaat het om pedagogische<br />
zaken en zijn mensen verkrampt vanwege<br />
iets in hun opvoeding of zo. Ik pak zo iemand<br />
keihard aan.’<br />
Peeters constateert veel manco’s in de<br />
opleidingen. ‘Een conservatorium moet<br />
geen werkplek zijn om je huisje af te betalen,’<br />
zegt hij cynisch. ‘Als je hier lesgeeft, is het<br />
je plicht om de ervaring die je hebt, door te<br />
geven. Ik heb gemerkt dat leerlingen echt<br />
heel leergierig zijn en ik wil ze dan ook een<br />
hele korf met materiaal aanbieden waarmee<br />
ze zich verrijken kunnen. Mijn energie kan ze<br />
overstelpen en vaak schrikken ze er in eerste<br />
instantie van, maar de aanhouder wint en<br />
meestal is er uiteindelijk een positief resultaat.’<br />
Op de knieën<br />
Het is duidelijk dat Peeters zijn hart verpand<br />
heeft aan het lesgeven. Het enthousiasme<br />
in zijn stem wordt minder als hij<br />
het over zijn eigen zangersbestaan heeft.<br />
Het vuur is er echt nog wel, maar er zijn ook<br />
wezenlijke kanttekeningen. ‘Er is meer in het<br />
leven dan opera alleen; ik houd nu een gezonde<br />
afstand, maar heb nog wel voldoende<br />
gedrevenheid om plezier in het vak te hebben.<br />
Ik moet zeggen dat ik zo langzamerhand<br />
wel uitgekeken raak op sommige regisseurs,<br />
of beter gezegd, op sommige regiestromingen.<br />
Regietheater heeft in onze tijd de overhand.<br />
<strong>De</strong> grote regisseurs heersen, de tijd<br />
van de grote zangers is voorbij. Ook die vervlogen<br />
tijd had zijn verkeerde kanten, maar<br />
15<br />
het is toch wel jammer dat ik nu in muziektheater<br />
verzeild raak waar ik liever niet in zit.<br />
Zeker zeventig procent van de voorstellingen<br />
waar ik in zing, stoot me af en dat komt<br />
omdat de regie helemaal niets te maken<br />
heeft met het stuk zoals de componist het<br />
opgezet heeft. En ja, ik voel me dan echt<br />
ongelukkig, de liefde voor het vak gaat dan<br />
een beetje dood. Er wordt naar mijn mening<br />
veel te veel gemarchandeerd door regisseurs<br />
tegenwoordig. Een voorbeeld: als<br />
Alberich in Das Rheingold moest ik van de<br />
regisseur op mijn knieën verder door de<br />
voorstelling vanaf het moment dat Wotan<br />
en Loge hem de ring afpakken. Een goed<br />
idee, omdat Alberich op dat moment zijn<br />
macht kwijtraakt. Maar in Siegfried, de derde<br />
aflevering van de Ring, moest ik ineens weer<br />
rechtop lopen terwijl ik de ring nog steeds<br />
kwijt was. Ik snap daar echt helemaal niks<br />
van en het publiek volgens mij ook niet.<br />
Vroeger probeerde ik daar wel wat van te<br />
zeggen, maar ik ben nu drieënveertig en<br />
mijn vuur is nog wel niet gedoofd, maar<br />
toch… Ik merk ook om me heen dat zangers<br />
daardoor een lakserige houding krijgen.’<br />
Een voorzichtige kentering<br />
En toch is het niet alleen maar ellende met<br />
regisseurs. Peeters grote favoriet op dit<br />
moment is Günter Krämer, met wie hij in<br />
Keulen werkte. ‘Hij weet mij tot in mijn nieren<br />
te laten voelen hoe ik mij op het toneel<br />
moet bewegen. En hij is muzikaal en weet<br />
wat hij doet. Ik merk gelukkig wel dat er een<br />
voorzichtige kentering is; er is beweging in<br />
het regietheater. Een zanger kan veel meer<br />
vertellen via zijn stem en zijn lijf dan regisseurs<br />
vaak denken. Er zijn mondige zangers,<br />
die weten wat ze met hun lijf kunnen doen<br />
en de regiewereld begint te begrijpen dat<br />
zangers meer zijn dan poppetjes. Krämer<br />
is zo iemand. Hij komt uit de theaterwereld<br />
en hij bekende dat hij niet wist dat zangers<br />
zoveel konden. Hij zei zelfs dat toneelspelers<br />
in vergelijking met operazangers maar<br />
aanstellers zijn!’<br />
Harry Peeters (Foto: ???)
Stap in de Lancia Thesis en voel hoe verleden en heden samensmelten.<br />
Geniet van ambacht en traditie, licht en ruimte. Laat u omringen door vloeiende vormen en<br />
hoogwaardige materialen. Neem plaats en ontdek een auto die inspeelt op al uw wensen.<br />
Lancia Thesis v.a. € 47.000,- incl. BTW/BPM, excl. kosten rijklaar maken. Leaseprijs v.a. € 1.065,- per mnd. excl. BTW,<br />
48 mnd./20.000 km/jr. via Lancia Lease. Motoren: 2.4, 2.0 Turbo, 3.0 V6, 2.4 JTD.<br />
Brandstofverbruik: gemiddeld 8,2 - 13,6 L/100 km (12,2 - 7,4 km/L). CO 2-emissie: 217 - 323 g/km.<br />
Bel voor meer informatie 0800 - 099 888 0 of kijk op www.lancia.nl.
LANCIA ERVAAR DE ULTIEME ITALIAANSE LEVENSKUNST
<strong>De</strong>corschets Euryanthe, 2002, Tobias Hoheisel (Foto: Jedan Tutuhatunewa)<br />
Technische tekening decor Euryanthe, 2002, Tobias Hoheisel<br />
Kostuumschets Euryanthe, 2002, Tobias Hoheisel<br />
Euryanthe<br />
‘Gij die mijn onschuld kent, bescherm mijn leven!<br />
En zou mij ook een satansnet omgeven,<br />
U zou mij redden, aan de nacht ontheven!’<br />
I.<br />
Préméry en Nevers, 1110. In het koningsslot<br />
te Préméry wordt de vrede uitbundig<br />
gevierd. Als graaf Adolar treurt omdat hij<br />
zijn verloofde Euryanthe mist, laat koning<br />
Lodewijk VI haar door graaf Lysiart uit<br />
Nevers halen. Adolar zingt een loflied op<br />
Euryanthes schoonheid en trouw, waarop<br />
Lysiart, die Euryanthe eveneens begeert,<br />
meent dat alle vrouwen ontrouw zijn en dat<br />
hij ook Euryanthe zal weten te verleiden.<br />
<strong>De</strong> heren gaan een weddenschap aan, met<br />
hun hele bezit als inzet. Eglantine de Puiset<br />
is de dochter van een rebel. Zij werd door<br />
Euryanthe uit gevangenschap bevrijd, maar<br />
koestert een wrok tegen haar omdat ook<br />
zij Adolar liefheeft. Euryanthe vertrouwt<br />
Eglantine een geheim toe om haar eigen<br />
nachtelijke wandelingen te verklaren: Emma,<br />
de zuster van Adolar, heeft zelfmoord gepleegd<br />
door het gif uit haar ring te drinken,<br />
nadat haar geliefde in een veldslag was<br />
gesneuveld. Haar geest vindt geen rust<br />
voordat de tranen van een onschuldige de<br />
ring hebben besprenkeld. Elke nacht gaat<br />
Euryanthe naar het graf om er te bidden.<br />
Nu ziet Eglantine haar kans schoon om<br />
Euryanthe bij Adolar te schande te maken.<br />
18<br />
Lysiart arriveert om Euryanthe te halen.<br />
Hij zal de nacht op het kasteel van Nevers<br />
doorbrengen.<br />
II.<br />
Lysiart is vastbesloten de ondergang van<br />
Adolar te bewerkstelligen. In Eglantine,<br />
die de ring uit Emma's graf heeft gestolen,<br />
vindt hij een onverwachte bondgenote.<br />
Als alles goed afloopt, zullen ze met elkaar<br />
trouwen. Adolar kalmeert zijn onrust en<br />
verheugt zich op de komst van Euryanthe.<br />
Zij vallen elkaar weldra in de armen en<br />
het hof verwelkomt Euryanthe uitbundig.<br />
Dan komt Lysiart naar voren en beweert<br />
de weddenschap te hebben gewonnen.<br />
Als bewijs voor Euryanthes schuld laat<br />
hij de ring, ‘onderpand voor hun liefde’,<br />
zien. Adolar is ontsteld over Euryanthes<br />
vermeende ontrouw en over het schenden<br />
van het geheim. Adolars bezittingen worden<br />
verbeurdverklaard en hij ijlt weg met<br />
Euryanthe.<br />
III.<br />
Als Adolar Euryanthe in het bos wil doden,<br />
wordt hij bedreigd door een grote slang.<br />
Euryanthe komt hem met gevaar voor eigen<br />
leven te hulp, waarop Adolar de slang doodt.<br />
Hij besluit Euryanthes leven te sparen en<br />
laat haar alleen achter. <strong>De</strong> koning gaat op<br />
jacht en vindt haar bij toeval. Zij vertelt hem<br />
wat er is gebeurd en hij belooft haar te helpen,<br />
overtuigd van haar onschuld. Euryanthe<br />
valt flauw na alle doorstane ontberingen.<br />
Adolar ontmoet in de buurt van het kasteel<br />
van Nevers landlieden die hem vertellen van<br />
Eglantines en Lysiarts bedrog. Zij zeggen<br />
hem hun steun toe bij het verjagen van het<br />
misdadige paar. Tijdens de bruidsprocessie<br />
meent Eglantine de geest van Emma te<br />
zien. Adolar komt naar voren en het volk<br />
vervloekt Lysiart. Op het moment dat de<br />
tegenstanders elkaar in een tweegevecht te<br />
lijf willen gaan, grijpt de koning in. Hij vertelt<br />
om Adolar op de <strong>proef</strong> te stellen dat<br />
Euryanthes hart is gebroken. Adolar is diepbedroefd<br />
en voelt zich schuldig. Eglantine<br />
verraadt nu hoe het met de ring is gegaan,<br />
waarop Lysiart haar doodsteekt. Hij wordt<br />
gevangengenomen, en Euryanthe en Adolar<br />
vallen elkaar in de armen. Emma's geest<br />
heeft nu rust, want haar ring is nat geworden<br />
door de tranen van Euryanthe.
19<br />
wo 28 MEI 2003 première 19.30 UUR<br />
zo 1 JUNI 13.30 UUR<br />
wo 4 JUNI 19.30 UUR<br />
di 10 JUNI 19.30 UUR<br />
za 14 JUNI 19.30 UUR<br />
ma 16 JUNI 19.30 UUR<br />
do 19 JUNI 19.30 UUR<br />
zo 22 JUNI 13.30 UUR<br />
Kaartverkoop vanaf 28 april.<br />
Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />
Het Muziektheater: 020 - 6255455, of een van<br />
de andere verkooppunten (zie pag. 34).<br />
On-line reserveren: www.dno.nl<br />
Bij het ter perse gaan van deze <strong>Odeon</strong> zijn<br />
er nog kaarten verkrijgbaar.<br />
Inleidingen Euryanthe<br />
door Hans Ferwerda<br />
in de Boekmanzaal (Stadhuis)<br />
di 10 JUNI 18.00 UUR<br />
ma 16 JUNI 18.00 UUR<br />
<strong>De</strong>ze lezingen zijn gratis toegankelijk voor<br />
alle belangstellenden.<br />
Euryanthe in het Oosterpark<br />
<strong>De</strong> voorstellingen van 14 en 16 juni worden<br />
i.s.m. het Holland Festival en de NPS live<br />
geprojecteerd op grootscherm in het Amsterdamse<br />
Oosterpark. Toegang gratis!<br />
CARL MARIA VON WEBER<br />
1786-1826<br />
Euryanthe<br />
GROSSE HEROISCH-ROMANTISCHE OPER<br />
IN DREI AKTEN<br />
LIBRETTO VAN<br />
HELMINE VON CHEZY<br />
muzikale leiding<br />
CLAUS PETER FLOR<br />
regie<br />
DAVID POUNTNEY<br />
decor/kostuums<br />
TOBIAS HOHEISEL<br />
licht<br />
WOLFGANG GÖBBEL<br />
choreografie<br />
ANDREW GEORGE<br />
KÖNIG LUDWIG VI<br />
FRODE OLSEN<br />
ADOLAR, GRAF VON NEVERS<br />
JORMA SILVASTI<br />
EURYANTHE VON SAVOYEN<br />
GABRIELE FONTANA<br />
RUDOLF, EIN RITTER<br />
MARK WILDE<br />
LYSIART, GRAF VON FOREST<br />
WOLFGANG BRENDEL<br />
EGLANTINE VON PUISET<br />
CHARLOTTE MARGIONO<br />
BERTHA, EIN LANDMÄDCHEN<br />
ANNA RYBERG<br />
EMMA<br />
TINE JOUSTRA<br />
KONINKLIJK CONCERTGEBOUWORKEST<br />
KOOR VAN DE NEDERLANDSE OPERA<br />
instuderingWINFRIED MACZEWSKI<br />
<strong>De</strong> opera wordt in het Duits gezongen<br />
en Nederlands boventiteld.<br />
<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 3 uur en 15 minuten.<br />
Er is 1 pauze.<br />
Het operaboek Euryanthe is verkrijgbaar<br />
in Het Muziektheater. Daarin zijn onder<br />
meer een uitgebreide synopsis, en het<br />
libretto in het Duits en in een <strong>Nederlandse</strong><br />
vertaling opgenomen.<br />
<strong>De</strong> prijs is € 8,-.<br />
Nieuwe productie
Carl Maria von Weber (Foto: ???)<br />
Piet <strong>De</strong> Volder<br />
Een hachelijke tocht door de nacht<br />
Carl Maria von Weber complimenteerde de dichteres Helmine von Chezy met haar werk. Dit leidde tot<br />
een moeizaam gewrocht libretto voor Webers meest ambitieuze opera, die een sleutelwerk zou worden in<br />
de ontwikkeling naar het wagneriaanse muziekdrama.<br />
‘Gebruik al uw verbeelding, al uw talent en<br />
spaar me niet! Vermeerder de moeilijkheden<br />
en gebruik een dergelijke metriek dat men<br />
niet meer weet op welke voet te dansen:<br />
dat maakt me enthousiast en geeft me vleugels!’<br />
Carl Maria von Webers raadgevingen<br />
inzake versificatie aan Helmine von Chezy,<br />
de librettiste van Euryanthe, liegen er niet<br />
om: zijn ‘grote heroïsch-romantische opera’<br />
zou iets unieks worden, een frisse <strong>start</strong> na<br />
de overigens zo succesvolle formule van<br />
<strong>De</strong>r Freischütz. Inspelend op de enorme bijval<br />
die <strong>De</strong>r Freischütz genoot bij zijn première<br />
in Berlijn in juni 1821 gaf Domenico<br />
Barbaia, toenmalig directeur van het Weense<br />
Kärntnertortheater, Weber een opdracht voor<br />
een nieuwe opera. Weber wilde een groots<br />
en nobel onderwerp, ver weg van het volkse<br />
kader van zijn ‘doorbraakopera’, en één continue<br />
muzikale stroom zonder gesproken<br />
dialogen. Niet langer het Singspiel, maar de<br />
groots opgezette Franse opera à la Spontini<br />
en Cherubini zou de weg wijzen.<br />
Middeleeuwse inspiratiebron<br />
Chezy, door de componist ook lichtjes denigrerend<br />
‘das Chez’ genoemd, deed Weber<br />
allerlei voorstellen tot uiteindelijk een Franse<br />
dertiende-eeuwse roman hem kon bekoren,<br />
luisterend naar de ronkende titel L’histoire<br />
du très-noble et chevalereux prince Gérard,<br />
comte de Nevers, et de la très-virtueuse et<br />
très chaste princesse Euriant de Savoye, sa<br />
mye. Dit lijvige, in verzen geschreven werk,<br />
dat bekender is onder de titel Le Roman de<br />
la Violette, biedt een van de vele varianten<br />
op een in de middeleeuwse literatuur geliefd<br />
thema: de weddenschap tussen mannen over<br />
de trouw van vrouwen – een thema dat we<br />
daarna terugvinden in Boccaccio’s verhaal<br />
Bernabò di Genova e la moglie Zinevra uit de<br />
<strong>De</strong>camerone, dat op zijn beurt Shakespeares<br />
tragedie Cymbeline inspireert. Een exemplarische<br />
achttiende-eeuwse versie ervan<br />
in het muziektheater vinden we in Mozarts<br />
Così fan tutte, een werk dat met zijn virtuoos<br />
en speels balanceren tussen komedie en<br />
ernst haaks staat op het plechtige sérieux<br />
van Webers opera.<br />
Helmine von Chezy ontdekt de middeleeuwse<br />
tekst in Parijs waar ze na haar<br />
scheiding van de tirannieke baron K.G. von<br />
Hastfer een onderkomen vindt, en waar ze<br />
door toedoen van Friedrich en Dorothea<br />
Schlegel geïntroduceerd wordt in een kring<br />
van Duitse schrijvers. Het is in deze literairfilosofische<br />
salons dat Helmine haar tweede<br />
echtgenoot ontmoet; de oriëntalist Antoine<br />
Léonard de Chézy. Wanneer Weber na deze<br />
Parijse excursie de dichteres leert kennen<br />
in Darmstadt ten huize van een van zijn leermeesters,<br />
de invloedrijke Abbé Vogler, is ze<br />
voor de tweede maal gescheiden. <strong>De</strong> componist<br />
drukt zijn bewondering uit voor haar<br />
poëzie, maar Helmine antwoordt schamper<br />
daarvan nog geen enkel bewijs te hebben<br />
gezien.<br />
20<br />
Onervarenheid<br />
<strong>De</strong> beslissende ontmoeting komt ‘op een<br />
zachte, gouden dag’ in oktober 1821 in Dresden,<br />
waar Weber en Chezy intussen beiden<br />
wonen en werkzaam zijn. Als we de schrijfster<br />
mogen geloven, botst ze op de maestro,<br />
die in gezelschap verkeert van zijn echtgenote<br />
Caroline, op de brug over de Elbe.<br />
Prompt vraagt Weber, die haar in Darmstadt<br />
de vage belofte had gedaan van een belangrijke<br />
opdracht, haar om een libretto te schrijven,<br />
aldus nog Helmine. Het is het begin van<br />
een lange lijdensweg waaraan Weber zelf<br />
schuld heeft – vooreerst is er de totale onervarenheid<br />
van Chezy met libretti – en die<br />
hem noopt geregeld het advies in te roepen<br />
van bevriende dramaturgen en schrijvers<br />
als Ludwig Tieck en Carl Förster. Hoezeer<br />
Helmine ook ijvert voor een consistent scenario,<br />
het lijkt hem niet de vleugels te geven<br />
waar hij om gevraagd had.<br />
Het algemeen verspreide denkbeeld van<br />
een potentieel meesterwerk dat gestrand is<br />
op een amateuristisch libretto, is niettemin<br />
zwaar overtrokken. <strong>De</strong> gebreken en onwaarschijnlijkheden<br />
van de plot zijn van het soort<br />
dat men ook aantreft in een werk als Il trovatore.<br />
Bovendien heeft de middelmatige kwaliteit<br />
van het libretto te vaak de ogen doen<br />
sluiten voor de muziekdramatische originaliteit<br />
van de opera in zijn geheel. Richard<br />
Wagner mag dan al gewagen van een mislukte<br />
poging het (Duitstalige) doorgecomponeerde<br />
muziekdrama te vestigen, zijn<br />
Lohengrin is in diverse opzichten schatplichtig<br />
aan Euryanthe. Uitgerekend uit Euryanthe<br />
put Wagner thema’s voor de treurmars die<br />
de herbegrafenis van zijn idool in Dresden<br />
begeleidt. Weber stierf in Londen in 1826. In<br />
1844 wordt zijn stoffelijk overschot, op initiatief<br />
van Wagner, van Londen naar Dresden<br />
overgebracht.<br />
Helder versus duister koppel<br />
Bij Weber vindt Wagner niet alleen het concept<br />
van een doorgecomponeerde opera –<br />
hier nog te begrijpen als een ingenieus verbinden<br />
van aparte muzikale nummers – maar<br />
ook treffende keuzes op het dramatische vlak.<br />
Zo is er de tegenstelling tussen een puur en<br />
helder koppel enerzijds en een boosaardig<br />
en duister koppel anderzijds: Euryanthe en<br />
Adolar versus Eglantine en Lysiart; een van<br />
de betere vondsten van Webers librettiste.<br />
In Lohengrin wordt deze oppositie verder<br />
uitgewerkt en verfijnd: Elsa en Lohengrin<br />
staan er tegenover de complotterende Ortrud<br />
en Telramund. In beide gevallen besluit<br />
het duistere koppel het geluk van het heldere<br />
koppel te ondermijnen. <strong>De</strong> overeenkomst<br />
tussen Euryanthe en Lohengrin is het duidelijkst<br />
in de eerste scène van hun respectieve<br />
tweede bedrijven.<br />
Net als Telramund is Lysiart op een cruciaal<br />
moment van de handeling verworden tot<br />
één brok frustratie. Telramund werd verslagen<br />
door de mysterieuze ridder Lohengrin<br />
nadat hij, op aanstichting van Ortrud, Elsa<br />
– Lohengrins latere gemalin – van broedermoord<br />
had beticht. Lysiart realiseert zich<br />
dat hij er niet in zal slagen Adolars verloofde<br />
Euryanthe voor zich te winnen. Niet de inzet<br />
van de weddenschap met Adolar – het al dan<br />
niet verleiden van Euryanthe – houdt hem<br />
bezig, dan wel het besef dat deze vrouw ganz<br />
Wahrheit, ganz Natur is en daarom wars van<br />
alle intriges. Lysiart, die zelf gevoelens heeft<br />
voor Euryanthe, wordt door haar deugd uitgedaagd.<br />
Zoveel goedheid kan hij alleen met<br />
het absoluut kwade beantwoorden.<br />
In Eglantine, die tevergeefs Adolar begeert,<br />
vindt Lysiart een bondgenote. Net<br />
als Telramund en Ortrud in Lohengrin zweren<br />
Lysiart en Eglantine eensgezind zich<br />
aan de krachten van het kwade te wijden.
In duetten waarin de stempartijen strijdvaardig<br />
samenvallen in plechtige, lange<br />
notenwaarden boven een nerveuze orkestbegeleiding,<br />
overwinnen Telramund-Ortrud<br />
en Lysiart-Eglantine hun wanhoop.<br />
Organische vorm<br />
<strong>De</strong> grote boog die Weber weet te spannen<br />
vanaf de stormachtige opening van het tweede<br />
bedrijf met een eenzame en getormenteerde<br />
Lysiart tot dit finale triomfantelijke<br />
duet, is een weergaloos staaltje muziekdramatiek,<br />
waaruit Wagner de nodige lessen<br />
heeft getrokken. Op een bijzonder organische<br />
manier wisselen zangvormen als recitatief,<br />
arioso en aria elkaar af om de tegenstrijdige<br />
gevoelens van de gedoodverfde<br />
‘slechterik’ gestalte te geven. Het orkest is<br />
daarbij de bindende schakel. Met een handvol<br />
karakteristieke motieven als leidraad<br />
– voorboden van de zogenaamde Leitmotive –<br />
creëert het een muziekdramatische continuïteit<br />
die het publiek als het ware belet<br />
louter te genieten van ‘geïsoleerde stukken’<br />
(Weber). <strong>De</strong> componist wil dat men niet langer<br />
naar de opera komt voor enkele lyrische<br />
nummers, maar dat men meegezogen wordt<br />
door één groot en aangrijpend verhaal. Wagners<br />
orkestdrama is niet veraf.<br />
Kenmerkend voor Webers symfonisch<br />
palet is de confrontatie tussen twee uiteenlopende<br />
klanksferen: heldere, diatonische<br />
muziek met een scherpe ritmiek die verwijst<br />
naar de reinheid en standvastigheid van<br />
Adolar en Euryanthe, en sinister sluipende,<br />
chromatische muziek die het gif van het<br />
boosaardige paar verbeeldt. Een aparte<br />
plaats wordt ingenomen door de ‘geestmuziek’<br />
die een schaduw werpt op het liefdesgeluk<br />
van Adolar en Euryanthe, en die voor<br />
het eerst heel zacht is te horen in de ge-<br />
21<br />
dempte strijkers in de ouverture. <strong>De</strong>ze harmonisch<br />
‘unheimliche’ toonsfeer evoceert<br />
Emma, Adolars zuster die zelfmoord heeft<br />
gepleegd door gif uit een ring te drinken.<br />
<strong>De</strong> geest van Emma blijft de twee geliefden<br />
opzoeken, want pas nadat tranen van een<br />
onschuldige die in opperste nood verkeert<br />
de ring hebben gezuiverd, kan Emma rust<br />
vinden en in de dood herenigd worden met<br />
haar Udo, die in de oorlog is omgekomen.<br />
Van schoonheidsvlek tot<br />
macaber geheim<br />
Het bovennatuurlijke element is Webers<br />
eigen inbreng in het scenario dat Chezy aan<br />
de middeleeuwse roman ontleent. In een<br />
eerder scenario-ontwerp was er sprake van<br />
een familiegeheim dat op Euryanthe drukt en<br />
dat door Eglantine wordt verraden als bewijs<br />
van Euryanthes ontrouw. <strong>De</strong>ze versie, die ook<br />
reeds een dosis ‘Schauerromantik’ (griezelromantiek)<br />
bevatte – het geheim betreft een<br />
boodschap op een bebloede dolk, bewaard<br />
in een familiegraf –, was een alternatief<br />
voor het geheim dat in de oorspronkelijke<br />
Roman de la Violette ter sprake komt: een<br />
schoonheidsvlek in de vorm van een viooltje<br />
op de rechterborst van Euriant. In de<br />
roman wordt graaf Lysiardus de Forest, die<br />
Gérard de Nevers heeft uitgedaagd, geholpen<br />
door Euriants perfide meid Hondrée, die<br />
een gaatje in de deur van de badkamer heeft<br />
gemaakt. Zo maakt ze Lysiardus attent op<br />
een intiem detail dat in principe alleen aan<br />
Gérard bekend kan zijn: ‘sur sa destre mamelote<br />
le semblant d’une violette’. Chezy’s<br />
ombuiging van het origineel, ingegeven door<br />
Webers vrees voor de Weense censuur, bevredigt<br />
de maestro niet. Met zijn huiveringwekkende<br />
‘Wolfsschluchtszene’ uit <strong>De</strong>r Freischütz<br />
in het achterhoofd en wellicht aange-<br />
spoord door Ludwig Tiecks voorkeur voor het<br />
fantastische, stuurt Weber aan op een geestverschijning.<br />
Hij speelt zelfs even met het<br />
idee om Emma’s schim op te voeren tijdens<br />
de ouverture, bij Euryanthes bezoek aan het<br />
familiegraf.<br />
Een belangrijke schakel<br />
Hoe gezocht de introductie van het bovennatuurlijke<br />
ook mag lijken in het kader van<br />
een verhaal over vermeende ontrouw – volgens<br />
Chezy een van de redenen van het<br />
zogenaamde falen van de opera –, door het<br />
afzwakken van de erotische lading uit de<br />
weddenschapsthematiek hebben Weber en<br />
zijn librettiste de oorspronkelijke stof op<br />
een vergeestelijkt en moreel niveau getild.<br />
Het materiële bewijs van het verraad – hier<br />
de ring waarvan Eglantine Emma’s graf berooft<br />
– staat niet langer centraal, dan wel<br />
de beproevingen die geliefden moeten doorstaan<br />
om tot een beter begrip van zichzelf<br />
en van hun liefde te komen.<br />
<strong>De</strong>ze hachelijke tocht door de nacht<br />
maakt van Euryanthe een belangrijke schakel<br />
in een Duitstalige traditie van symbolisch<br />
en ethisch geïnspireerde opera’s – een<br />
brug tussen Die Zauberflöte en Fidelio enerzijds,<br />
en Lohengrin anderzijds. <strong>De</strong> eindverzen<br />
van Webers meest ambitieuze opera spreken<br />
boekdelen: ‘Geprüftes Paar, besiegt ist Nacht<br />
und Tod, Die Wahrheit strahlt im reinsten<br />
Morgenrot.’<br />
Kostuumschetsen Euryanthe, 2002, Tobias Hoheisel
David Pountney (Foto: ???)<br />
Tobias Hoheisel (Foto: Mike Hoban) (Foto: ???)<br />
Klaus Bertisch<br />
Een psychologisch drama<br />
tussen twee werelden<br />
Webers Euryanthe, door musici gewaardeerd, maar door regisseurs voornamelijk verguisd, is een even<br />
beroemde als zelden gespeelde opera. Recentelijk prijkt het werk echter steeds vaker bij de operahuizen<br />
op het speelplan. Hoe het team dat DNO voor deze nieuwe productie engageerde de middeleeuwse stof<br />
benadert, wordt in een gesprek toegelicht door regisseur David Pountney (DP) en decor- en kostuumontwerper<br />
Tobias Hoheisel (TH).<br />
Als men het over Carl Maria von Webers<br />
Euryanthe heeft, is de strekking doorgaans<br />
dat de muziek als geweldig wordt omschreven,<br />
maar het libretto als minderwaardig en slecht.<br />
Wat denkt u over deze stellingname en wat<br />
interesseert u in Euryanthe?<br />
DP: Als je op zoek bent naar een goed verteld<br />
verhaal, kun je inderdaad zeggen dat<br />
Euryanthe niet tot die categorie behoort. Het<br />
is geen story die je erg aangrijpt of die goed<br />
is opgebouwd, met een expositie, een middendeel<br />
en een einde dat naar een grote,<br />
afsluitende climax leidt. Aan de andere kant<br />
was Weber duidelijk op zoek naar een heel<br />
specifieke stof. Zoals ook reeds <strong>De</strong>r Freischütz<br />
speelt Euryanthe zich af na het einde<br />
van een oorlog. Aldus gaat het in beide opera’s<br />
om een bepaald soort verwerkingsproces<br />
waarin men probeert na de oorlog een<br />
beschaafde en gesocialiseerde oplossing te<br />
vinden. Anders gezegd: waar laten we nu al<br />
onze barbarij? In de Freischütz zien wij hoe<br />
Max een soort naoorlogs trauma doormaakt.<br />
In Euryanthe vinden we een strenge scheiding<br />
in een mannelijke en een vrouwelijke<br />
wereld. Een goed lopende maatschappij<br />
verlangt naar een zeker evenwicht tussen<br />
mannen en vrouwen. Al in Die Zauberflöte<br />
wordt datgene getoond dat voor bijna alle<br />
werken van Weber als een bron kan worden<br />
beschouwd, zoals trouwens voor de denkstructuren<br />
van die hele periode. In Euryanthe<br />
zijn de mannen eigenlijk nog krijgshelden,<br />
ze zijn gewend aan het oorlogsgebeuren<br />
en proberen zich aan de nieuwe situatie<br />
aan te passen. <strong>De</strong> vrouwen vertegenwoordigen<br />
daarentegen het vredige leven en zijn<br />
als zodanig geïdealiseerd. Aan de andere<br />
kant worden de vrouwen ook gezien als verdacht,<br />
als verleidsters, want zij betekenen<br />
het einde van de vorige mannelijk-militaire<br />
heerschappij.<br />
Dat klinkt als heel moderne psychologie?<br />
DP: Dat is precies wat mij on dit stuk zo<br />
aantrekt, want er is een interessant psychologisch<br />
verhaal dat verteld moet worden. In<br />
Webers tijd had men nog geen enkele mogelijkheid<br />
een literaire tekst of een toneelstuk<br />
met een psychologische benadering te interpreteren:<br />
met het zoeken naar het evenwicht<br />
tussen onze mannelijke en onze vrouwelijke<br />
kant, zowel binnen een maatschappij als binnen<br />
een individueel persoon. Je zou Adolar<br />
kunnen aanduiden als een tamelijk vrouwelijke<br />
man. Zijn muziek legt de nadruk op het<br />
gevoel, is fijnzinnig en onderstreept daarmee<br />
zijn vrouwelijke kant. Binnen een mannelijke<br />
wereld van soldaten wordt duidelijk<br />
dat Adolar een sterke band met de koning<br />
heeft, wat de jaloezie en de woede opwekt<br />
22<br />
van de vertegenwoordiger van het mannelijke,<br />
Lysiart. Psychologisch is deze constellatie<br />
voor ons heel duidelijk te begrijpen. Aan<br />
de vrouwelijke kant zien we met Euryanthe<br />
een soort ideale vrouw, van wie Eglantine de<br />
jaloerse, slechte en verbitterde tegenhanger<br />
is. Achter de ideale wereld is er echter nog<br />
een lijk in de kelder, de Emma-handeling.<br />
Vooral deze nevenintrige heeft ertoe geleid<br />
dat men het verhaal als welhaast belachelijk<br />
heeft gezien. Maar wanneer je dit verhaalniveau<br />
van de psychologische kant benadert,<br />
wordt duidelijk dat er achter het ideale oppervlak<br />
een onbelichte donkere zone ligt van<br />
vrouwelijke angst en pijn: Emma heeft zelfmoord<br />
gepleegd. Men moet begrijpen dat dit<br />
een storend element is binnen de vrouwelijke<br />
wereld en langzaam maar zeker beginnen<br />
dan de samenhangen veel duidelijker naar<br />
voren te komen. Wat Weber begin negentiende<br />
eeuw probeert te laten zien, is het hartstochtelijke<br />
zoeken naar een geciviliseerd,<br />
bevrijd, ideaal leven, waarmee we wederom<br />
terugkomen bij de Zauberflöte. Allen hebben<br />
de gigantische zondvloed meegemaakt<br />
die de hele beschaafde sociale en politieke<br />
basis van de Duitse cultuur bedreigd heeft:<br />
de invasie door Napoleon, waardoor de<br />
Duitsers zich machteloos voelden. Ze hadden<br />
niet de politieke structuur en waren niet<br />
zo georganiseerd dat ze zich tegen Napoleon<br />
konden verweren. Zo werden deze beschaafde,<br />
gecultiveerde mensen door een<br />
binnendringende dictator eenvoudig platgewalst.<br />
Zij konden zich niet presenteren als<br />
de intelligente persoonlijkheden die ze in<br />
feite waren. Op die manier bleef deze vraag<br />
onbeantwoord: wat is eigenlijk de ideale toestand<br />
voor onze samenleving? Dat zijn grote<br />
thema’s en Weber probeerde daarmee in het<br />
reine te komen. Misschien is het ook helemaal<br />
niet verrassend dat een libretto bij de<br />
transformatie naar een operatekst aan deze<br />
thema’s totaal geen recht kon doen.<br />
Heeft Weber echt naar een dergelijke stof<br />
gezocht?<br />
DP: Hij zocht naar een manier om de situatie<br />
te beschrijven, zo begrijp ik het stuk.<br />
TH: We hebben ook besloten de handeling<br />
niet als een middeleeuwse sage neer te zetten,<br />
maar we hebben die verplaatst naar de<br />
tijd van ontstaan, dus de laat-napoleontische<br />
periode. <strong>De</strong> Duitse nationale staat<br />
voegde zich geleidelijk aaneen, en daarom<br />
interesseerde men zich in de Romantiek<br />
ook weer voor de Middeleeuwen, want toen<br />
was er al een keer een eenheidsstaat. Onze<br />
toneelruimte is in wezen in twee gebieden<br />
verdeeld, die zowel kunnen staan voor buiten<br />
en binnen, mannelijk en vrouwelijk, als<br />
ook voor het rationele niveau van het stuk en<br />
van de nachtelijke kant, de bovennatuurlijke<br />
wereld. Vanuit het architectonisch vormgegeven<br />
deel, een binnenruimte als men dat zo<br />
wil noemen, ontwikkelt zich het verhaal, dat<br />
aanvankelijk realistisch begint, tot aan de<br />
nachtelijke kanten, die met de opkomst van<br />
Eglantine en met het Emma-verhaal beginnen.<br />
<strong>De</strong> tweedeling loopt thematisch ook
door de hele wereld, waarbij het interessant<br />
is dat er bijvoorbeeld een mannen- en een<br />
vrouwenwereld is, maar dat Adolar ook bij<br />
de vrouwenwereld kan worden ingedeeld,<br />
zoals Eglantine bij die van de mannen.<br />
Als je naar de vorm van de opera kijkt,<br />
heeft Weber natuurlijk ook nieuwe wegen<br />
bewandeld. Hij is na <strong>De</strong>r Freischütz, een<br />
Singspiel met dialogen, met het doorgecomponeerde<br />
Euryanthe een voor Duitsland<br />
volledig ongewone richting ingeslagen.<br />
Hij heeft dus zelf ook gestreden en naar een<br />
nieuw evenwicht gezocht, toen hij probeerde<br />
een nieuw genre te creëren.<br />
DP: Ja, waarom zou een dermate ambitieuze<br />
cultuur zich niet met grote thema’s bezighouden<br />
op een passend niveau? Een Singspiel<br />
schiet daarvoor tekort. Reeds in een<br />
werk als Fidelio wordt de strijd om de vorm<br />
zeer duidelijk. Weber probeerde van hieruit<br />
nog een stap verder te gaan.<br />
Als je het hebt over vrouwelijke en mannelijke<br />
krachten in het stuk, waarvoor men<br />
kan kiezen, aan welke kant men zich kan<br />
plaatsen, is het dan belangrijk om te laten<br />
zien dat je ook kunt kiezen voor de zwarte,<br />
wilde kant of de lichte, positieve?<br />
DP: Natuurlijk zijn Lysiart en Eglantine verbitterd.<br />
Het zijn gewonde figuren. Eglantines<br />
familie stond in de oorlog aan de verkeerde<br />
kant. Zijzelf heeft geen vaderland meer. Lysiart<br />
heeft zich tot een militaristische persoonlijkheid<br />
ontwikkeld. Hij wil het ideaal vernietigen,<br />
want het ergert hem en hij schaamt<br />
zich dat zoiets bestaat. Hij kan niet omgaan<br />
met idealen. Tegenwoordig zou men dat omschrijven<br />
als psychologisch vandalisme. Er<br />
is een prachtig ensemble dat door Euryanthe<br />
wordt aangevoerd en waarin zij hem met<br />
grote openheid naar zich toe trekt. Je kunt<br />
haast zeggen dat hij door haar zuiverheid en<br />
gratie ontmand wordt, want eigenlijk kwam<br />
hij als verleider tot Euryanthe en hij kan haar<br />
positieve houding niet verdragen. Zijn eigen<br />
mannelijke, militaristische houding wordt<br />
in twijfel getrokken door Euryanthes positieve<br />
kracht. Dit is natuurlijk een groot<br />
23<br />
psychologisch conflict, dat er tussen deze<br />
twee werelden ontstaat. En Lysiart kiest voor<br />
de donkere, bittere kant.<br />
TH: Lysiart kan niet omgaan met de zuiverheid<br />
van Euryanthe. Zijn militaristische houding<br />
vindt bij haar geen enkele respons en<br />
zijn levenspatroon past niet bij Euryanthe.<br />
Daarbij wordt zijn eigen innerlijke leven volledig<br />
opengebroken. En ook al kun je het kitscherig<br />
noemen als hij van Euryanthe zegt:<br />
‘ganz ist sie Reinheit und Natur’, dan klopt<br />
dat niettemin. Inderdaad is Euryanthe het<br />
volmaakte tegendeel van Eglantine, want zij<br />
is allesbehalve berekenend. Ze denkt niet na<br />
over de gevolgen, maar reageert spontaan,<br />
direct en natuurlijk.<br />
Natuur is in de Romantiek een moeilijk<br />
thema, want enerzijds wordt de zuiverheid<br />
ervan getoond en verheerlijkt, anderzijds<br />
heeft de natuur ook duistere krachten.<br />
DP: <strong>De</strong> stof vertoont grote verwantschap<br />
met vele mythische, seizoensgebonden<br />
riten. In Euryanthe zit een soort ‘meidans’,<br />
die algauw pijnlijk kan uitpakken. Misschien<br />
is het een poging van Weber om het succesvolle<br />
bruidslied van de jonge meisjes in de<br />
Freischütz te herhalen. Maar de dans is ook<br />
een duidelijke echo van de vruchtbaarheidsriten<br />
waarmee de lente begroet werd. <strong>De</strong><br />
barse krachten van de winter, dus van het<br />
verleden, worden verbannen. Nu begint Euryanthe<br />
echter met een ‘Ernster Reigen’, dat<br />
wil zeggen met een dans waarmee het einde<br />
van de oorlog wordt gevierd, maar die niet<br />
vrolijk is, maar ernstig. Daarbij sluit aan<br />
dat men aan het einde van een oorlog eerst<br />
zijn doden moet begraven. Voor mij is deze<br />
‘Reigen’ een dans van de winter en met de<br />
ontknoping vlak voor het eind van de opera<br />
komt de rite die de lente begroet, als om het<br />
drama uit te nodigen tot zijn positieve einde<br />
te komen.<br />
TH: Wij willen echter bij alle scepsis die<br />
misschien bij een positief einde op haar<br />
plaats is toch laten zien dat het ook werkelijk<br />
zo is. Euryanthe zal niet als het grote<br />
tragische slachtoffer achterblijven. Het rad<br />
zal in de loop van het stuk werkelijk eenmaal<br />
hebben gedraaid en de kring zal gesloten<br />
zijn. Aan het eind zal de zwarte wereld met<br />
haar negatieve krachten ook werkelijk zijn<br />
verdwenen.<br />
DP: Weber duidt aan het einde een oplossing<br />
aan die niet alleen betrokken kan worden<br />
op dit specifieke verhaal. Het gaat niet<br />
alleen om Euryanthe en Adolar of Eglantine<br />
en Lysiart, maar om maatschappelijke vragen<br />
en generatiekwesties. Het kan zijn<br />
dat men het libretto beschouwt als minderwaardig<br />
en ingewikkeld, maar er zijn zeker<br />
niveaus die het onderzoeken waard zijn, die<br />
verder gaan dan de oppervlakkige tekst doet<br />
denken. Het gaat er niet om de anekdotes<br />
van de tekst te volgen maar om wat daaronder<br />
ligt te ontdekken en voor ons te duiden.<br />
Vertaald door Frits Vliegenthart<br />
<strong>De</strong>corschets Euryanthe, 2002, Tobias Hoheisel
OPERA AANBIEDINGEN<br />
– TIJDELIJK VOORDELIGER –<br />
BERND ALOIS ZIMMERMANN DIE SOLDATEN<br />
N. Shade, M. Munkittrick, M. Ebbecke, cd € 34,99<br />
W. Cochran, Chor und Orchester des Staatstheaters<br />
Stuttgart olv. B. Kontarsky<br />
CARL MARIA VON WEBER EURYANTHE<br />
J. Norman, N. Gedda, T. Krause, Rundfunkchor<br />
Leipzig, Staatskapelle Dresden olv M. Janowski<br />
cd € 39,99<br />
VOOR DE KENNERS<br />
UNIEKE OPNAMEN VAN GRÉ BROUWENSTEIN<br />
FIDELIO, Beethoven, Rome 1952 2cd-set € 19,99<br />
LA FORZA DEL DESTINO,Verdi, <strong>De</strong>n Haag 1962 2cd-set € 19,99<br />
IL TROVATORE, Verdi, Amsterdam 1953 2cd-set € 19,99<br />
VERZENDING DOOR HET HELE LAND<br />
INKOOP EN VERKOOP VAN 2E HANDS CD’S<br />
CONCERTO<br />
Utrechtsestraat 52-60<br />
1017 VP Amsterdam<br />
telefoon 020-6266577<br />
telefax 020-6278084<br />
open ma-za 10.00 tot 18.00,<br />
zo 12.00 tot 18.00 uur<br />
donderdag koopavond<br />
inkoop ma-za 10.00 tot 12.00<br />
<strong>Opera</strong> Aan Zee 2003<br />
Noordwijk<br />
≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈<br />
24 mei<br />
Die Zauberflote, Mozart<br />
Try-out scènes, door Zomeropera Alden Biesen<br />
Ensemble Balalaika Classica & Alex Grigorev<br />
Openingsfeest<br />
≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈<br />
25 mei<br />
Balcons aan Zee, door <strong>Opera</strong> Minora<br />
Ba-ta-clan, Offenbach<br />
Die Kaffeekantate, Bach<br />
<strong>De</strong>r Schauspieldirektor, Mozart<br />
≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈<br />
27 mei<br />
Mozart en het operaduel<br />
Muziektheater, door Bart van Lierde<br />
≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈<br />
28 mei<br />
Così fan tutte, Mozart<br />
Scènes, gezongen door Mart Blom, Christian Damsgard, e.a.<br />
≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈<br />
29 mei<br />
Peer Gynt, Frank Groothof<br />
≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈<br />
30 & 31 mei<br />
Pimpinone, Telemann<br />
Antonietta Jana, Thomas Herberich, <strong>Opera</strong> Minora Orkest<br />
≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈<br />
1 juni<br />
Le nozze di Figaro, Mozart<br />
Scènes, door Nieuwe <strong>Opera</strong> Academie<br />
≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈<br />
Voor meer informatie over tijden,<br />
lokaties en toegang:<br />
www.operaaanzee.nl<br />
071-3613389<br />
SPECIALIST IN<br />
OPERA- & CONCERTREIZEN<br />
Geheel verzorgde muziekreizen onder deskundige begeleiding<br />
door specialisten van de klassieke muziek, opera en kunst/<br />
architectuur/cultuurgeschiedenis. Een selectie uit ons aanbod<br />
2003/voorjaar-zomer:<br />
– Steden-muziektrips: Berlijn, Praag, Wenen, Salzburg<br />
– Muziekfestivals van mei-sept: Dresdner Musikfestspiele,<br />
<strong>Opera</strong>festivals Savonlinna & Mikkeli, Schlossfestspiele<br />
Potsdam, Ravenna Festival, Festival Witte Nachten<br />
Sint-Petersburg, Spoleto Festival, Festival Stresa/Lago Maggiore<br />
– Componistenfestivals: Bachfest Leipzig, Chopinfestival<br />
Nohant, Händelfestspiele Halle, Puccinifestival Toscane,<br />
Rossinifestival Pesaro, Schubertiade Bregenzerwald<br />
Vraagt u onze brochure aan op onderstaande adressen:<br />
Postbus 68 Keizersgracht 701<br />
9363 ZG Marum 1017 DW Amsterdam<br />
tel. 0594-643222/644667 tel. 020-6224343<br />
Email: info@uccello.nl (lid SGR)<br />
Website: www.uccello.nl
Marianne Broeder<br />
Claus Peter Flor: ‘<strong>De</strong> tekst is<br />
onbelangrijk, het hele verhaal zit<br />
in de sublieme muziek’<br />
Zijn performance op de bok en overstelpende biografie met werken van Gabrieli tot en met Penderecki,<br />
uitgevoerd met vele orkesten wereldwijd, deden het al vermoeden: Claus Peter Flor is een geboren<br />
muziekdier. In een meeslepend betoog praat hij over Webers meesterwerk Euryanthe, dat hij dezer dagen<br />
voor het eerste dirigeert. ‘Wat Weber met Euryanthe teweegbracht, is vergelijkbaar met Schönbergs<br />
vernieuwingen een eeuw later’.<br />
‘Mijn grote liefde voor deze muziek heeft<br />
te maken met mijn achtergrond,’ verklaart<br />
Claus Peter Flor. ‘Ik ben begonnen als student<br />
viool. Ik speelde in een kerk in Leipzig.<br />
Bach, Beethoven en Bruckner waren voortdurend<br />
om me heen. Ook Schumann, Weber<br />
en Mendelssohn. Als je tien jaar muziek<br />
studeert in Leipzig, word je wakker met<br />
deze grote componisten en ga je er ook<br />
mee slapen. Mendelssohn en Weber zijn<br />
vaak verkeerd begrepen. Hun werken lijken<br />
eenvoudig, vriendelijk, maar zijn in werkelijkheid<br />
zeer dramatisch, kleurrijk en vol heftige<br />
emoties. Wat op het eerste gehoor een<br />
tuinfonteintje lijkt, is in feite een kolkende<br />
waterval. <strong>De</strong>ze werken verlangen veel meer<br />
van een orkest dan doorgaans wordt aangenomen.’<br />
Wie Webers zelden uitgevoerde Euryanthe<br />
beluistert, hoort de eerste Duitse romantische<br />
grand opéra, die duidelijke sporen trok<br />
naar latere opera’s die alom bekendheid<br />
kregen. Euryanthe was zonder enige twijfel<br />
een schoolvoorbeeld voor Wagner, maar ook<br />
voor Berlioz, Schumann, Liszt en Verdi. Flor<br />
brandt los: ‘Met Euryanthe bracht Weber een<br />
compleet nieuwe vorm van opera. Volledig<br />
doorgecomponeerd en zonder gesproken dialogen<br />
om de continuïteit van het drama nergens<br />
te onderbreken. Hij bedacht een totaal<br />
nieuwe instrumentatie, onverwachte modulaties<br />
en harmonieën. Wat Weber teweegbracht<br />
met Euryanthe, is vergelijkbaar met<br />
Schönbergs revolutionaire muzikale ideeën<br />
een eeuw later. Toch staat hij in de muziekgeschiedenis<br />
te boek als het kleine jongetje<br />
in de familie van grote componisten. Geheel<br />
ten onrechte. Weber gaf hét grote voorbeeld<br />
aan Wagner. <strong>De</strong> opzet van Lohengrin en Tannhäuser<br />
is ondenkbaar zonder Euryanthe, en in<br />
Rienzi hoor je het laatste duet van Euryanthe<br />
en Adolar “Hin nimm die Seele mein” bijna<br />
letterlijk. Luister naar Les Troyens van Berlioz,<br />
die heel goed met Weber bevriend was;<br />
naar Schumann, naar Liszt, en het kan niet<br />
anders of ook Verdi heeft Euryanthe goed<br />
gekend.’<br />
Geen begin en geen einde<br />
Hoe langer Flor de partituur bestudeert, hoe<br />
meer nieuwe dingen hij ontdekt. Hij raakt er<br />
niet over uitgepraat. ‘Neem bijvoorbeeld de<br />
vorm van de recitatieven en aria’s. Ze zijn<br />
nooit symmetrisch. Een frase duurt geen vier<br />
maten, maar vijf of zeven, of zelfs tweeënhalve<br />
of drieënhalve maat. In Euryanthe worden<br />
de vertrouwde muren tussen de maten<br />
geslecht. Het is muziek waar je je nooit op<br />
Claus Peter Flor (Foto: ???)<br />
25<br />
veilig terrein voelt. Het drama wordt alsmaar<br />
versterkt. Luister naar de onwaarschijnlijke<br />
harmonische wendingen en modulaties; de<br />
ongebruikelijke toepassing van toonsoorten<br />
(C-groot als duister en donker, E-groot als<br />
doodstoonsoort) of het gebruik van chromatiek<br />
voor onheil en kwaad tegenover diatoniek<br />
als karakteristiek voor onschuld en het<br />
goede. Er is geen begin en geen einde. Elk<br />
recitatief, elke aria preludeert voortdurend<br />
op wat komen gaat.’<br />
Genadeloos is door critici gewezen op<br />
de zwakte van het libretto van Euryanthe.<br />
Inderdaad is dit een warrige bewerking van<br />
de hand van Helmine von Chezy van een<br />
Franse middeleeuwse ridderroman over<br />
jaloezie, nijd en verraad. Niettemin zijn er<br />
fraaie teksten te vinden, meest beeldend<br />
getoonzet. Zoals Euryanthes onthulling<br />
van het geheim ‘Am letzten Mai, in banger<br />
Trennung Stunde’ (I) of Lysiarts huiveringwekkende<br />
recitatief ‘Wo berg ich mich?<br />
Wo fänd ich Fassung wieder’ (II) of het<br />
shakespeariaans bloedstollende duet van<br />
Eglantine en Lysiart ‘Komm denn, unser<br />
Leid zu rächen’ (II)...<br />
Flor wuift ze weg, nog voordat ik uitgesproken<br />
ben. ‘<strong>De</strong> tekst is totaal onbelangrijk’,<br />
vindt hij. ‘Webers sublieme muziek<br />
vertelt het verhaal, verbeeldt de personages,<br />
ontvouwt hun karakters, de goede kanten,<br />
de slechte kanten, de ontwikkeling van<br />
het leven naar de dood en zelfs na de dood.<br />
Luister naar de Ouverture, die eigenlijk geen<br />
ouverture is maar een Vorspiel. Het hele<br />
verhaal, alle motieven zijn daarin al vervat.<br />
Precies zoals Wagner dat deed in Lohengrin.<br />
“Gifmuziek” noem ik het. Alles ademt onheil,<br />
neergang, de dood. En hoe veelzeggend is<br />
niet de merkwaardige Bruiloftsmars, complete<br />
ironie, de lelijkste muziek die ik ken,<br />
krankzinnig geïnstrumenteerd vooral in de<br />
samenklank van piccolo en trombone. Hier<br />
klinkt geen vreugde door. Telkens wanneer<br />
het goede lijkt door te dringen, dempt Weber<br />
en wijst hij op de essentie: het verraad en de<br />
dreigende dood.’<br />
Naderend onheil<br />
Opmerkelijk in Euryanthe is het prominente<br />
gebruik van de hoorn, direct al in de Ouverture<br />
in een prachtige solo, later bij Euryanthes<br />
liederlijk eenzame ‘Hier dicht am Quell’<br />
(III) en en bloc in de Jachtmuziek (III). Flor<br />
knikt: ‘Ook dat was heel nieuw voor Weber,<br />
immers de man van de klarinet. In Euryanthe<br />
heeft de hele hoornsectie een sterk dramatische<br />
functie. <strong>De</strong> aankondiging van nieuwe<br />
ontwikkelingen, naderend onheil. Vaak is het<br />
de combinatie van de hoorns en de altviolen<br />
die samen de dramatische sfeer versterken.<br />
Als de hoorn inzet vóór Euryanthes wanhopige<br />
cavatina, ervaar je als het ware haar<br />
hele geestestoestand.’<br />
Van de vele uitgaven van Euryanthe<br />
(Webers origineel is nog steeds niet in druk<br />
verschenen) geeft Flor de voorkeur aan Mahlers<br />
bewerking uit 1904. Ten tijde van ons<br />
gesprek bestudeert hij de partituur in de<br />
stellige hoop dat die uitgevoerd zal kunnen<br />
worden. ‘Mahler moet grote bewondering<br />
voor Euryanthe hebben gehad,’ meent hij.<br />
‘Hij zocht precies uit wat belangrijk was en<br />
verzorgde een nieuwe, meer logische opbouw.<br />
Daarnaast veranderde hij de oorspronkelijke<br />
tekst, die vaak heel lastig te zingen is.<br />
Er is sprake van sterk wisselende stemmingen,<br />
vaak zelfs binnen een recitatief of een<br />
aria. Mahler relativeerde ook het tempo, dat<br />
– zo schreef hij in zijn partituur – afhankelijk<br />
is van de zangers. <strong>De</strong> manier waarop de<br />
zangers hun gewicht in het drama gooien,<br />
bepaalt het tempo.’<br />
Flor werkte al verschillende malen met het<br />
Koninklijk Concertgebouworkest. Het is de<br />
eerste keer dat ze samen een opera uitvoeren.<br />
‘Het KCO is – tezamen misschien met<br />
de Staatskapelle Dresden – het enige orkest<br />
dat precies de klank heeft die Weber nodig<br />
heeft,’ zegt de dirigent met rotsvast vertrouwen.<br />
‘Op het scherp van de snede: niet in de<br />
oude stijl, een senza vibrato-Haydn, maar<br />
ook niet een zwaar aangezette laatromantische<br />
klank. Weber zit precies op dat breukvlak.<br />
<strong>De</strong> strijkers van het KCO zijn uitzonderlijk.<br />
Ze kunnen heel licht spelen, maar<br />
hebben tegelijk een warme donkere klank.<br />
En de blazers zijn uitstekend. Op grond van<br />
mijn ervaring denk ik dat het orkest heel goed<br />
zal beseffen: Euryanthe is geen Schubert en<br />
ook geen Bruckner, het is Weber!’
Tijdschrift over Theater, Muziek & Dans<br />
Neem<br />
een abonnement<br />
Ik neem een <strong>proef</strong>abonnement en ontvang 2 nummers voor € 7. Een <strong>proef</strong>abonnement wordt automatisch omgezet in<br />
een regulier abonnement, tenzij na ontvangst van het tweede nummer schriftelijk wordt opgezegd.<br />
Ik neem een jaarabonnement en betaal € 50<br />
Ik ben student, CJP-pas of Pas 65+ houder en neem een jaarabonnement voor € 35 *<br />
Voor abonnementen buiten Nederland geldt een toeslag.<br />
Naam M V<br />
Adres Postcode Woonplaats<br />
Telefoonnummer Handtekening<br />
* Kaartnummer E-mail<br />
H Mail je gegevens naar: abonneren@theatermaker.nl H<br />
H Stuur of fax deze bon naar:TM, Herengracht 174, 1016 BR Amsterdam, F 020 412 14 50 H www.theatermaker.nl H<br />
VRIENDEN VAN<br />
DE OPERA<br />
<strong>De</strong> Vereninging Vrienden van de <strong>Opera</strong> organiseert tal van activiteiten,<br />
w.o. lezingen, literaire avonden, operafilmavonden, openbare<br />
repetities, masterclasses, een groot aantal eendaagse operareizen<br />
naar vijf verschillende operahuizen in Duitsland en België. Bovendien<br />
worden jaarlijks een of twee meerdaagse reizen georganiseerd.<br />
Naast inschrijving op het speciale Vriendenabonnement bij DNO<br />
hebben de leden de mogelijkheid tot (beperkte) vóórreservering van<br />
losse plaatskaarten. Vijfmaal per seizoen komt het Vriendenbulletin<br />
uit, een tijdschrift met verenigings- en operanieuws. Wilt u zich aansluiten<br />
bij de Vrienden van de <strong>Opera</strong>, schrijf, bel of mail naar onderstaand<br />
adres.<br />
FIDELIO, JONGE VRIENDEN VAN DE OPERA<br />
Jonge mensen (t/m 28 jaar) kunnen lid worden van Fidelio, Jonge<br />
Vrienden van de <strong>Opera</strong>. Voor deze groep leden worden speciale<br />
activiteiten georganiseerd, terwijl ook alle activiteiten en voordelen<br />
van de Vereniging Vrienden van de <strong>Opera</strong> voor hen openstaan.<br />
Speciaal voor Fidelio-leden stelt <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> Jonge<br />
Vrienden-abonnementen samen, waarbij een aanzienlijke korting<br />
wordt gegeven. Ook de Stadsschouwburg Utrecht en de Doelen<br />
Rotterdam bieden regelmatig voorstellingen tegen gereduceerde<br />
toegangsprijzen aan. fidelio_jv@hotmail.com www.fidelio-opera.nl<br />
FOTOJAARBOEK DNO SEIZOEN 2001-2002<br />
Het fotojaarboek 2001-2002 is verkrijgbaar aan de Vriendenbalie<br />
(foyer zaalniveau) voor € 12,-.<br />
Ook oudere jaargangen zolang de voorraad strekt<br />
KOMENDE ACTIVITEITEN<br />
• <strong>Opera</strong> op het witte doek: 28 april ‘Die Soldaten’/‘Elektra’<br />
Inlichtingen en telefonische aanmeldingen bij het secretariaat.<br />
• 1-daagse operareizen: 11 april Antwerpen ‘Ariodante’,<br />
18 april Essen ‘Die Meistersinger von Nürnberg’<br />
ACTIVITEITEN FIDELIO<br />
• 1-daagse operareis: 18 april Essen ‘Die Meistersinger von Nürnberg’<br />
CONTRIBUTIE PER SEIZOEN<br />
Individueel lidmaatschap € 25,-<br />
Gezinslidmaatschap (2 pers.) € 45,-<br />
Donateur (minimaal) € 60,-<br />
Jonge Vrienden (t/m 28) € 15,-<br />
(Daarnaast bestaat de vorm van lijfrente;<br />
inlichtingen bij het secretariaat.)<br />
Aanmelding door overmaking van het bedrag op giro 32.500<br />
of bank 43.40.57.207 t.n.v. Vrienden van de <strong>Opera</strong> te Amsterdam,<br />
o.v.v. ‘nieuw lidmaatschap’.<br />
Vereniging Vrienden van de <strong>Opera</strong><br />
Waterlooplein 22 1011 PG Amsterdam<br />
telefoon 020 5518282 (ma, di en do 9.00 tot 13.00 uur)<br />
e-mail secretariaat@vriendenvdopera.demon.nl<br />
www.vriendenvdopera.demon.nl
Marianne Broeder<br />
Gabriele Fontana:<br />
‘Euryanthe is goed, eenzaam,<br />
op de rand van de waanzin’<br />
<strong>De</strong> sopraan Gabriele Fontana heeft de nodige ervaring met uiteenlopende vrouwenkarakters. Eerder zong<br />
ze bijvoorbeeld Pamina, Sophie, Elsa en Senta. Bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> was zij onder meer te zien als<br />
een blote maagd in Moses und Aron, als Woglinde in Das Rheingold en Götterdämmerung, als de gravin<br />
in Capriccio en als Cordelia in Lear. Dit seizoen maakt ze haar debuut in de titelrol in Webers Euryanthe.<br />
Haar spreekstem klinkt warm, voor een<br />
sopraan zelfs enigszins donker. In haar overbezette<br />
schema: een afwisseling van opera<br />
(Sancta Susanna van Hindemith), liederenrecitals<br />
(Wolf) en concert (Mahlers Achtste<br />
symfonie) vindt Gabriele Fontana tijd voor<br />
een kort gesprek. ‘<strong>Opera</strong> is de basis geworden,’<br />
vertelt ze, ‘maar ik probeer flexibel te<br />
blijven in alledrie de genres: opera, liederenrecitals<br />
en concerten. Het Lied is weldadig<br />
voor de stem. Het houdt je fris en alert. Na<br />
een opera is het heel goed om even terug te<br />
gaan naar het Liedrepertoire. Om je te concentreren<br />
op die kleinere vorm: op de precisie,<br />
het exacte, de basis van je techniek en<br />
je stem. Je hoeft niet steeds te denken aan<br />
je volume, terwijl dat bij opera nu eenmaal<br />
altijd een rol speelt. Bij het Lied kun je je<br />
meer concentreren op details, kleuren en je<br />
gedachten over de tekst. Al die dingen zijn<br />
ook noodzakelijk voor opera, maar het is net<br />
iets delicater.’<br />
Naast vele Mozarts lijkt Fontana een voorkeur<br />
te hebben ontwikkeld voor het romantische<br />
repertoire: Weber, Robert en Clara<br />
Schumann, Richard Strauss en Wagner.<br />
‘Ik ben begonnen met “alle Mozart-rollen”,’<br />
zegt Fontana, bescheiden lachend. ‘Naarmate<br />
mijn stem meer dramatisch werd, groeide ik<br />
in het romantische repertoire, inderdaad mijn<br />
favoriete periode. Dat is niet alleen vanwege<br />
de muzikale stijl, maar ook vanwege het verhaal<br />
en de mystiek van de romantische opera.<br />
En de uitdaging expressie te geven aan diepere<br />
gevoelens. <strong>De</strong> personages bij Weber,<br />
Richard Strauss en Wagner passen heel goed<br />
bij mijn eigen karakter.’<br />
Continuïteit<br />
In Euryanthe ontwikkelde Weber een compleet<br />
nieuwe operavorm. <strong>De</strong> Duitse romantische<br />
grand opéra. Geen nummeropera, maar<br />
doorgecomponeerde recitatieven en aria’s<br />
zonder gesproken dialogen. Hoe ervaart<br />
de protagoniste die zangstijl? ‘In de eerste<br />
plaats is deze partij heel geschikt voor mijn<br />
stemsoort,’ vindt Fontana. ‘Een lichte lyrische<br />
klank aan de ene kant, maar tegelijk de<br />
dramatiek van een meer gerijpte stem. Voor<br />
mij is deze zangstijl een steun bij het uitbeelden<br />
van Euryanthes karakter. Omdat er<br />
geen onderbrekingen zijn, kun je continuïteit<br />
creëren in de psychologische ontwikkeling.<br />
Je wordt daarin door de muziek als vanzelf<br />
voortgestuwd. Het gaat steeds om heel heftige<br />
gevoelens. Je moet oppassen dat de<br />
expressie de stem niet in de weg gaat zitten.<br />
Soms is het zo overrompelend dat je riskeert<br />
je stem te schaden.’<br />
27<br />
‘Eerder zong ik Agathe in <strong>De</strong>r Freischütz.<br />
Daarbij vergeleken is Euryanthe oneindig<br />
veel moderner. Je hoort modulaties die je<br />
later bij Wagner terugvindt. Wagner moet de<br />
partituur heel goed bestudeerd hebben. Zijn<br />
Lohengrin, de zangers en hun stemmen vertonen<br />
een opmerkelijke gelijkenis. Ook voel<br />
je de verwantschap met Tristan und Isolde.<br />
<strong>De</strong> cavatine met hoorn in de derde akte lijkt<br />
vooruit te lopen op Schumann.’<br />
Als iemand de onmiskenbare invloed<br />
van Euryanthe op Wagner kan navoelen, is<br />
het Gabriele Fontana, zeker na haar vertolking<br />
van Elsa in Lohengrin, waar Webers<br />
inspiratie het meest prominent is. ‘Eigenlijk<br />
lijkt de door-en-door goede Euryanthe een<br />
beetje op Elsa, net zoals de gemene Eglantine<br />
doet denken aan Ortrud,’ vindt Fontana.<br />
‘Maar Euryanthe heeft meer temperament,<br />
ze kan opeens heel extravert zijn. In de grond<br />
is ze heel eenzaam. Een jong en innig verliefd<br />
meisje dat de hele dag in dat kasteel<br />
van Nevers zit te wachten op haar geliefde<br />
Adolar. Ze heeft niemand om mee te praten.<br />
Die situatie creëert de ideale omstandigheid<br />
voor Eglantine om haar vertrouwen te<br />
winnen. Ze is de enige die met haar spreekt.<br />
Euryanthe denkt dat Eglantine een vriendin<br />
is. Het is zo eenvoudig om iemand die eenzaam<br />
is in te palmen. Daardoor krijgt Eglantine<br />
precies wat ze wil.’<br />
Pure hysterie<br />
‘Euryanthe is heel naïef. Ze voelt de afgunst<br />
en vijandigheid van Eglantine niet. Als ze<br />
merkt dat ze verraden is – waardoor ze ineens<br />
iets meer volwassen wordt –, voelt ze zich<br />
schuldig over haar naïviteit. Door dat schuldgevoel<br />
accepteert ze dat ze gestraft zal worden.<br />
Ze blijft hopen dat de mensen haar<br />
onschuld zullen inzien. Zelfs na haar dood.<br />
Dat is wat ze zingt in deze prachtige cavatine<br />
“Hier dicht am Quell” als ze spreekt<br />
met de bomen en de bloemen. Daar is ze,<br />
naar mijn idee, al een beetje waanzinnig<br />
Gabriele Fontana en John Bröcheler in Lear,<br />
2001 (Foto: Hans van den Bogaard)<br />
geworden. Alsof ze het aardse ontstegen is.<br />
Ze accepteert haar afscheid en haar dood.<br />
Maar eigenlijk is ze van meet af aan extreem<br />
in haar gevoelens, compleet gefixeerd op<br />
Adolar. En als je luistert naar het laatste<br />
gedeelte, waar ze zingt “Zu ihm, zu ihm”,<br />
alsmaar die hoge C, dat is pure hysterie.<br />
Daarna stort ze in. Subliem weergegeven<br />
in de muziek.’<br />
<strong>De</strong> rol van Euryanthe is zwaar en kent<br />
momenten die behoren tot de mooiste, de<br />
lastigste en meest uiteenlopende uit het<br />
repertoire. Zoals de onthulling van het<br />
geheim in ‘Am letzten Mai, in banger Trennung<br />
Stunde’, Euryanthes smeekbede om<br />
vertrouwen aan Adolar in ‘Hier weilest du!<br />
Hier darf ich ruh’n?’ of het uitzinnige arioso<br />
‘Schirmende Engelschar’.<br />
‘Het eerste wat ik zing, is de cavatine<br />
“Glöcklein im Tale”,’ reageert Fontana, ‘en<br />
die is heel lastig. Juist omdat het zo makkelijk<br />
klinkt, als een volksliedje, bijna een<br />
beetje oppervlakkig. Het is pure romantiek,<br />
je moet dat heel eenvoudig houden. In “Am<br />
letzten Mai” moet ik een heel onheilspellende<br />
sfeer weergeven. In de finale van de<br />
eerste akte zit die lastige coloratuur op<br />
“Fröhliche Klänge, Tänze, Gesänge”. Euryanthe<br />
zal zingen en dansen, zo verheugt ze<br />
zich op de komst van Adolar.’<br />
‘En natuurlijk is er dat dramatische duet<br />
in de tweede akte wanneer ze Adolar om<br />
hulp smeekt – dat trouwens sterk lijkt op het<br />
duet van Elsa en Lohengrin. Daar heb je echt<br />
de steun van de dirigent nodig om het orkest<br />
een beetje te temperen. En natuurlijk het<br />
ontredderde “Lasst mich hier in Ruh’ erblassen”<br />
als de koning haar vindt, verlaten in het<br />
woud. Maar omdat de muziek zo goed is en<br />
volledig past bij de tekst, groei je gaandeweg<br />
in het karakter van Euryanthe. Daardoor<br />
wordt het in de loop van de opera eigenlijk<br />
steeds natuurlijker. Zelfs in het doodeenzame<br />
“So bin ich nun verlassen” aan het slot.’
Scènefoto’s Le Balcon, Aix-en-Provence 2002 (Foto’s: E. Carrechio)<br />
Le Balcon<br />
‘Indien gerechtigheid en deugd<br />
het grote pad met roem bezaaien,<br />
dan wordt de aarde een hemelrijk<br />
en is de sterveling de goden gelijk.’<br />
‘Le Balcon’ is een nieuwe opera van de<br />
Hongaarse componist Peter Eötvös, gebaseerd<br />
op het gelijknamige toneelstuk van<br />
Jean Genet. Op straat broeit en dreigt de<br />
revolutie, mitrailleurs ratelen al en bommen<br />
ontploffen, terwijl de vertegenwoordigers<br />
van de gevestigde orde zich verschansen<br />
in de gesloten ruimte van een bordeel<br />
genaamd Le Balcon. Eötvös experimenteert<br />
met de opera als vorm en doorweeft zijn<br />
compositie met elementen van de populaire<br />
muziek en het cabaret. Volgens de componist<br />
vormen de belangrijkste krachtlijnen<br />
28<br />
van dit nieuwe werk de zuiverheid van de<br />
zang, die de kracht van de tekst van Genet<br />
versterkt, het zoeken naar dramatisch effect<br />
en een sonore tegenstelling tussen twee<br />
werelden: ‘<strong>De</strong> kracht van het stuk schuilt in<br />
de oppositie tussen de wereld binnen en<br />
de wereld buiten. In mijn partituur heb ik<br />
getracht deze tweespalt weer te geven<br />
door het scheppen van twee klankruimtes.<br />
<strong>De</strong> geluiden van de revolutie komen van<br />
achter de toeschouwers, terwijl vóór hen,<br />
op het toneel, vijf musici spelen voor de<br />
klanten van het bordeel, op de wijze<br />
van een salonorkest. Ik heb van dichtbij<br />
de redactie van het libretto gevolgd. Ik wou<br />
de tekst inkorten om het dramatische effect<br />
ervan te vergroten, maar zonder de taal van<br />
Genet zelf aan te passen. Het is een sterk<br />
geritmeerd proza, bijna poëzie in prozavorm,<br />
waarop ik een vocale techniek heb<br />
toegepast waardoor de dialogen in al hun<br />
eenvoud te beluisteren zijn.’
29<br />
do 5 JUNI 2003 première 20.15 UUR<br />
vr 6 JUNI 20.15 UUR<br />
zo 8 JUNI 20.15 UUR<br />
Kaartverkoop vanaf 1 mei.<br />
Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />
Het Muziektheater: 020 - 6255455, of een van<br />
de andere verkooppunten (zie pag. 34).<br />
On-line reserveren: www.dno.nl<br />
Inleidingen Le Balcon<br />
door Jacqueline Oskamp (journaliste)<br />
NB: in Het Muziektheater (2de balkon)<br />
vr 6 JUNI 19.15 UUR<br />
zo 8 JUNI 19.15 UUR<br />
<strong>De</strong>ze lezingen zijn gratis toegankelijk.<br />
Eveneens gratis: Meet the artist<br />
na de voorstelling op 6 juni met Peter Eötvös<br />
o.l.v. Henk van der Meulen (NPS).<br />
PETER EÖTVÖS<br />
1944<br />
Le Balcon<br />
OPÉRA EN DIX TABLEAUX<br />
LIBRETTO VAN<br />
FRANÇOISE MORVAN<br />
MET MEDEWERKING VAN<br />
PETER EÖTVÖS EN<br />
ANDRÉ MARKOWICZ<br />
NAAR ‘LE BALCON’ VAN<br />
JEAN GENET<br />
COPRESENTATIE<br />
GASTPROGRAMMERING HET MUZIEKTHEATER,<br />
DE NEDERLANDSE OPERA EN<br />
HOLLAND FESTIVAL<br />
muzikale leiding<br />
PETER EÖTVÖS<br />
regie<br />
STANISLAS NORDEY<br />
decor<br />
EMMANUEL CLOLUS<br />
kostuums<br />
RAOUL FERNANDEZ<br />
licht<br />
STÉPHANIE DANIEL<br />
L’ÉVÊQUE<br />
CSABA AIRIZER<br />
IRMA: LA REINE<br />
HILARY SUMMERS<br />
LA FEMME, LA VOLEUSE, LA FILLE, CHANTAL<br />
ALLISON COOK<br />
LE JUGE<br />
JULIUS BEST<br />
LE BOURREAU: ARTHUR<br />
JÉRÔME VARNIER<br />
LE GÉNÉRAL<br />
ARMAND ARAPIAN<br />
CARMEN<br />
MORENIKE FADAYOMI<br />
LE CHEF DE LA POLICE<br />
HARRY PEETERS<br />
L’ENVOYÉ DE LA COUR<br />
MARCOS PUJOL<br />
ROGER<br />
ARNAUD MARZORATI<br />
ENSEMBLE INTERCONTEMPORAIN<br />
EEN PRODUCTIE VAN<br />
FESTIVAL D’AIX-EN-PROVENCE<br />
IN COPRODUCTIE MET<br />
THÉÂTRE DU CAPITOLE DE TOULOUSE<br />
MET STEUN VAN<br />
VIVENDI UNIVERSAL EN<br />
FONDS DE CRÉATION LYRIQUE<br />
OPDRACHTWERK VAN<br />
FESTIVAL D’AIX-EN-PROVENCE<br />
OPENINGSVOORSTELLING<br />
HOLLAND FESTIVAL<br />
<strong>De</strong> opera wordt in het Frans gezongen<br />
en Nederlands boventiteld.<br />
<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 2 uur en 15 minuten.<br />
Er is 1 pauze.<br />
Het operaboek Le Balcon is verkrijgbaar<br />
in Het Muziektheater. <strong>De</strong> prijs is € 8,-.<br />
Nieuwe productie
IN DE WAAG<br />
Dagelijks wisselend 3-gangen operamenu<br />
voor € 29,50 (tussen 18.00 uur en 20.00 uur)<br />
Restaurant-Café in de Waag<br />
tel.: 020-4227772<br />
email: info@indewaag.nl<br />
www.indewaag.nl<br />
Keuken is geopend van 18.00 uur - 22.30 uur<br />
WISSELEND THEATERMENU<br />
DIVERSE À LA CARTE GERECHTEN<br />
GEZELLIG NABORRELEN<br />
GRAAG TOT ZIENS BIJ GRAND CAFÉ L’OPERA<br />
REMBRANDTPLEIN 27-29<br />
1017 CT AMSTERDAM T (020) 6204754<br />
BEZOEK OOK EENS ONZE INTERNETSITE: WWW.L-OPERA.NL<br />
Le zinc et … les autres<br />
Pre-theatermenu<br />
3 gangen à 29,50 euro:<br />
te bestellen tussen 17.30 en 19.00 uur<br />
Schotse zalm rauw en gerookt als tartaar<br />
met gepocheerd scharrelei,<br />
gegrilleerde appel<br />
en basilicummayonaise<br />
Kalfslende gebraden<br />
met geroosterde mergpompoen,<br />
risotto en tomatenbearnaise<br />
Witte chocolade als mousse<br />
met sorbet van pure chocolade<br />
en compote van citrusfruit<br />
<strong>De</strong> keuken is geopend van ma t /m za<br />
vanaf 17.30 tot 23.00 uur<br />
Prinsengracht 999 - 1017 km Amsterdam<br />
tel 020 622 9044 - fax 020 639 0270<br />
e-mail info@lezinc.nl - internet www.lezinc.nl
Kees Arntzen<br />
Peter Eötvös –<br />
daadwerkelijk bijdragen<br />
aan verandering<br />
‘We leven al tweehonderd jaar in de negentiende eeuw.’ Het is een van Peter Eötvös’ krachtigste<br />
uitspraken als het erom gaat beweging te krijgen in de naar zijn inzichten verstarde situatie rond<br />
de huidige muzikale orkestcultuur. Het is een strijd van lange adem die de Hongaarse dirigent en<br />
componist al jaren voert. Niet dat hij afwil van de museumfunctie die de symfonieorkesten vanzelfsprekend<br />
ook hebben: natuurlijk moeten de meesterwerken uit het verleden op het hoogst denkbare<br />
niveau telkens weer gespeeld worden. Maar daarvoor voldoen een paar toporkesten; nu klinkt in alle<br />
hoofd- en provincie-steden dag in dag uit hetzelfde repertoire, en baden de dirigenten zich al te<br />
gemakzuchtig in de warme gloed van het verleden.<br />
Sinds 1991 is er het Peter Eötvös Instituut,<br />
dat aangeeft dat de Hongaarse dirigent en<br />
componist niet alleen aan de zijlijn aanwijzingen<br />
wil schreeuwen, maar ook daadwerkelijk<br />
wil bijdragen aan verandering. Dankzij<br />
het Instituut kunnen jonge dirigenten (liefst<br />
juist degenen die ook componist zijn) kennismaken<br />
met alle fijne kneepjes van het vak,<br />
waar het gaat om het dirigeren van moderne<br />
muziek. ‘Als ik een jonge dirigent was, zou<br />
ik onmiddellijk bij Eötvös in de leer gaan,’<br />
schreef componist Karlheinz Stockhausen<br />
eens. ‘Hij weet de meest genuanceerde<br />
eisen van nieuwe partituren aan een ensemble<br />
over te dragen op een heldere en inspirerende<br />
wijze. Hij is door de natuur begiftigd<br />
met de vaardigheid alles tot in detail te kunnen<br />
horen: de fijnste schakeringen van toonhoogtes,<br />
sterktegraden, ritmes en de o, zo<br />
belangrijke tempi. Hij kent de uitvoeringspraktijk<br />
van de nieuwe elektronische muziek<br />
– onmisbaar voor een dirigent van vandaag –<br />
als geen ander.’<br />
In feite was de situatie andersom en leerde<br />
Eötvös bij Stockhausen in Keulen de fijne<br />
kneepjes van de nieuwe muziek. <strong>De</strong> traditionele<br />
muziek kende toen al niet meer zoveel<br />
geheimen voor de in 1944 in Transsylvanië<br />
geboren musicus. Dit Hongaarssprekende,<br />
thans Roemeense gebied, bracht niet alleen<br />
Dracula voort, maar ook onwaarschijnlijk<br />
veel Hongaars muziektalent: naast Eötvös<br />
werden toonaangevende componisten als<br />
Ligeti en Kurtág hier gebakerd.<br />
Zoltán Kodály...<br />
Bepakt en bezakt met ervaring kwam Eötvös<br />
in 1968 aan in Keulen, waar hij piano,<br />
slagwerk en eigengemaakte elektronische<br />
instrumenten speelde in het ensemble van<br />
Stockhausen. Het was zijn opvallende rol<br />
bij dit gespecialiseerde Keulse ensemble<br />
die maakte dat Pierre Boulez hem in 1979<br />
uitnodigde zijn ervaring in dienst te stellen<br />
van het prestigieuze Ensemble Intercontemporain<br />
te Parijs. Meer uitnodigingen volgen<br />
al spoedig: het BBC Symfonieorkest wenkt<br />
met een gastdirigentschap en uiteindelijk<br />
weet het <strong>Nederlandse</strong> Radio Kamerorkest<br />
Eötvös te strikken voor een meerjarig chefdirigentschap<br />
dat tot de dag van vandaag<br />
voortduurt.<br />
31<br />
<strong>De</strong> betekenis van Eötvös als componist<br />
leek lange tijd wat in de schaduw te blijven<br />
bij zijn dirigentenbestaan. Toch liet Zoltán<br />
Kodály de veertienjarige juist met dit oogmerk<br />
toe tot de Muziekacademie van Boedapest.<br />
<strong>De</strong> studie compositie die hij hier volgde,<br />
wierp in de praktijk weldra haar vruchten<br />
af. Vanaf zijn zestiende was Eötvös dag in<br />
dag uit te vinden in en rond het Boedapester<br />
Vìg-theater, waar hij het theaterleven van<br />
binnen en buiten leerde kennen. Onderwijl<br />
componeerde hij alles wat maar nodig was<br />
voor theater- en cinemagebruik.<br />
Muziek en theater: voor Eötvös zijn ze –<br />
ook in zijn instrumentale werk – onafscheidelijk<br />
verbonden. Neem bijvoorbeeld zijn<br />
Chinese <strong>Opera</strong> uit 1986, waar hij het karakter<br />
van de verschillende delen kenschetst door<br />
de verwijzing naar een spraakmakend regisseur:<br />
zo staat Peter Brook voor het snelle<br />
ceremonieel, Luc Bondy voor buigzame lyrische<br />
schoonheid, Bob Wilson voor komischfantastische<br />
situaties en Jacques Tati voor<br />
komische scènes zonder woorden.<br />
... en Frank Zappa<br />
Zelden liet Eötvös die theatrale achtergrond,<br />
die veelal gepaard gaat met ritueel<br />
en verwijzingen naar andere muziek, helemaal<br />
los. Zo vertelt een vroeg strijkkwartet<br />
in klanken van de moeizame verhouding<br />
tussen vader en zoon Mozart in de tijd dat<br />
Wolfgang met zijn moeder in Parijs vertoefde.<br />
Een ander werk, de 151ste Psalm is een<br />
ritueel bij uitstek. Het werd gecomponeerd<br />
als een ‘In Memoriam’ voor de popmuzikant<br />
Frank Zappa, voor wiens muziek Eötvös grote<br />
belangstelling koestert. Omdat in de 150<br />
psalmen van David nergens ook maar enig<br />
protest opklinkt, besloot Eötvös de verzameling<br />
met een extra ‘protest-psalm’ te completeren:<br />
een aanklacht tegen de vroege, als<br />
onrechtvaardig gevoelde dood van Zappa.<br />
Het mag dan ook niet verwonderen dat de<br />
componist toch weer terecht zou komen in<br />
het theater, maar nu vooral als operacomponist.<br />
Juist de opera’s van de laatste jaren<br />
zijn van een grote rijpheid. Hier profiteert<br />
de theaterman volop van al die ervaringen<br />
die de muzikant met de twintigste-eeuwse<br />
muziek opdeed.<br />
<strong>De</strong> muzikale keuzes zijn in zijn operapartituren<br />
dan ook nooit voor de hand liggend.<br />
Zo wordt de opera Tri sestri naar het toneelstuk<br />
van Tsjechov in muzikaal opzicht ondermeer<br />
bepaald door het gebruik van twee<br />
orkesten en twee dirigenten: een voor het<br />
toneel en een achter het toneel, zodat de<br />
acteurs zich bevinden in de branding van<br />
het geluid. Dit soort originele benaderingen,<br />
waar met name de opera Tri sestri vol van is,<br />
droeg sterk bij tot de erkenning van groot<br />
vakmanschap en oorspronkelijkheid. Na het<br />
doorslaand succes van de Tri sestri steeg<br />
de vraag naar nieuwe opera’s met als meest<br />
recente product, de opera Le Balcon, die in<br />
de zomer van 2002 in première ging.<br />
Peter Eötvös (Foto: ???)
Scènefoto Le Balcon, Aix-en-Provence 2002 (Foto’s: E. Carrechio)<br />
Uit: Vibrations (Festival d’Aix-en-Provence 2002)<br />
‘Le Balcon’ of de klinkende<br />
confrontatie tussen twee werelden<br />
Als opdracht van het Festival d’Aix-en-Provence ging de opera Le Balcon op 5 juli 2002 in het Théâtre<br />
de l’Archevêché in wereldpremière onder leiding van de componist en in regie van Stanislas Nordey.<br />
Le Balcon van Peter Eötvös is gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Genet. Dramatische<br />
uitwerking, heldere zangpartijen, tegengestelde klankwerelden: een gesprek met de componist over<br />
zijn keuze voor Genet en over de totstandkoming van het werk.<br />
U heeft Le Balcon geschreven voor achttien<br />
musici van het Ensemble Intercontemporain<br />
waarbij u hen bij de handeling betrekt, want vijf<br />
van hen zijn op het toneel. Hoe is dit project<br />
geboren?<br />
Ik wilde een opera schrijven waarin de<br />
musici een echte dramatische rol vervullen.<br />
Ik wilde niet dat zij opgesloten zouden zijn<br />
in de orkestbak zoals in een traditionele<br />
opera. In dit opzicht is Le Balcon in de geest<br />
van het muziektheater van Kagel en Ligeti.<br />
Met dit doel voor ogen zijn Stanislas Nordey<br />
en ik op zoek gegaan naar een onderwerp.<br />
Wij hebben zo’n vijftig teksten gelezen in<br />
allerlei genres: toneelstukken, novellen en<br />
romans. We hebben gedacht aan Seta van<br />
Alessandro Baricco, aan L’homme dans le<br />
couloir van Marguerite Duras, ja zelfs aan<br />
het beroemde Heart of Darkness van Joseph<br />
Conrad. Uiteindelijk kwamen we terecht bij<br />
Le Balcon van Genet.<br />
Waarom juist bij deze toneeltekst?<br />
Door het onderwerp maakte Le Balcon<br />
het mij mogelijk om, zoals ik wenste, een<br />
aantal musici op het toneel te plaatsen.<br />
Binnen het kader van het bordeel kon ik hen<br />
de rol laten spelen van een salonorkest en<br />
hen op die manier volledig in de handeling<br />
integreren. Afgezien daarvan kan ik niet<br />
zomaar een tekst als uitgangspunt gebruiken<br />
voor een compositie. Ik moet een ‘innerlijke<br />
muziek’ horen tijdens het lezen. Dat<br />
heeft niets te maken met de literaire kwaliteit<br />
van het werk. Voor mij is het iets heel<br />
persoonlijks: sommige teksten roepen klanken<br />
bij mij op, andere niet. Welnu, voor mij<br />
is Le Balcon een toneelstuk dat klank heeft.<br />
Het is gebaseerd op de tegenstelling tussen<br />
twee werelden: de straat, waar de revolutie<br />
dreigt en de afgesloten ruimte van het bordeel,<br />
‘Le Balcon’, waar de vertegenwoordigers<br />
van de gevestigde orde hun toevlucht<br />
zoeken om hun maatschappelijke spel voort<br />
te zetten.<br />
Klankruimtes<br />
<strong>De</strong> kracht van het stuk is gelegen in de<br />
tegenstelling binnen/buiten, die ook een<br />
tegenstelling in klank is. <strong>De</strong> revolutie, als<br />
strijd tegen de maatschappij, is te horen<br />
in het ratelen van machinegeweren en het<br />
lawaai van explosies die contrasteren met<br />
de achtergrondmuziek die in de salons van<br />
‘Le Balcon’ klinkt. In mijn partituur heb ik<br />
geprobeerd deze dualiteit weer te geven<br />
door twee klankruimtes te creëren. <strong>De</strong> geluiden<br />
van de revolutie komen van achter de<br />
toeschouwers. Vóór hen bevinden zich op<br />
het toneel vijf musici, als staande schemerlampen<br />
in art nouveau-stijl. Zij worden aan-<br />
32<br />
gestoken als de gasten binnenkomen en ze<br />
spelen voor de klanten van het bordeel.<br />
U zegt: ‘Aangezien ik zelf vertolker ben,<br />
denk ik bij het componeren aan mijn toekomstige<br />
vertolkers’. U kent de musici van<br />
het Ensemble Intercontemporain goed,<br />
want u bent gedurende dertien jaar hun<br />
muzikaal directeur geweest.<br />
Ja, hun persoonlijkheid was bepalend in<br />
mijn werk, en wat de zangers aangaat, was<br />
dat net zo. Zij zijn allemaal uitgekozen voordat<br />
ik begon. Pas daarna heb ik rollen geschreven<br />
die bij ieder van hen passen: bij<br />
hun stemmen en hun persoonlijkheden.<br />
<strong>De</strong> rol van Irma heb ik bijvoorbeeld niet<br />
geschreven voor een mezzosopraan in het<br />
algemeen, maar speciaal voor Hilary Summers.<br />
Ik droomde van iemand als Simone<br />
Signoret, en Hilary Summers is van hetzelfde<br />
kaliber, uitgerust met een zeer sterke persoonlijkheid.<br />
Zij doet me aan Signoret denken<br />
door hoe ze is, door haar bewegingen en<br />
haar uitstraling.<br />
Bij het componeren denk ik ook aan de<br />
plaats waar het betreffende werk zal worden<br />
uitgevoerd. Het Théâtre de l’Archevêché is<br />
een moeilijke locatie voor een bezetting van<br />
achttien musici, die wellicht te klein zou kunnen<br />
lijken voor zo’n grote ruimte. Het toneel<br />
is erg breed en het hele theater is groot. Voor<br />
mij was dat een uitdaging. Ik moest zodanig<br />
te werk gaan dat zelfs deze kleine formatie<br />
er goed zou klinken.<br />
<strong>De</strong> bewerking van Genets toneelstuk werd<br />
toevertrouwd aan Françoise Marvan en André<br />
Markowicz. Wat verwacht u van een operalibretto?<br />
Dat het werkt in het theater. In een opera<br />
draagt de muziek de inhoud, in gelijke mate<br />
als de dialogen. Een libretto moet worden<br />
ontdaan van alle beschrijvingen die de handeling<br />
zouden kunnen ophouden, en van<br />
hetgeen overbodig zou kunnen worden als<br />
de tekst uiteindelijk op muziek gezet is.<br />
Daarom heb ik Françoise Morvan en André<br />
Markowicz gevraagd om de tekst in te korten,<br />
maar daarbij de structuur nauwkeurig<br />
te bewaren, want het stuk is dramatisch zeer<br />
overtuigend. In mijn opera Tri sestri heb ik<br />
meer afstand genomen van het toneelstuk<br />
van Tsjechov, omdat er weinig handeling in<br />
zat. Ik heb de chronologie van de gebeurtenissen<br />
doorbroken en de volgorde van de<br />
scènes veranderd. In Le Balcon heb ik dat<br />
soort dingen helemaal niet gedaan.<br />
Ik wilde ook, voor zover mogelijk, dat ze<br />
de structuur van de zinnen niet zouden veranderen,<br />
want de taal van Genet is schitterend.<br />
Het is een ritmisch proza, bijna poëzie<br />
in proza. Bij het schrijven van de zangpartijen<br />
heb ik gezocht naar een idioom dat de<br />
dialoog in alle helderheid laat horen, zoals<br />
in Pelléas et Mélisande. Ik heb het zo gedaan<br />
dat de tekst van Genet verstaanbaar blijft.<br />
Die is ongelooflijk sterk.<br />
Uit: Vibrations<br />
(Festival d’Aix-en-Provence 2002)<br />
Vertaald door Frits Vliegenthart
NN<br />
<strong>De</strong> verheerlijking van de prostituee –<br />
een gesprek met Stanislas Nordey<br />
Voor regisseur Stanislas Nordey hadden de toneelstukken van Jean Genet altijd al karakteristieken van de<br />
opera. Het was dan ook een bijzondere uitdaging voor hem toen hij in 2002 een opera kon regisseren die<br />
gebaseerd was op een origineel van Genet.<br />
Voor mij hebben de stukken van Jean Genet<br />
een operakarakter: het is pathetisch toneel,<br />
een toneel van het grote gebaar. Als ik naar<br />
een uitvoering van een van zijn stukken kijk,<br />
heb ik altijd het gevoel dat er iets ontbreekt<br />
aan de voordracht van de acteurs. Ik herinner<br />
mij dat ik in 1995, toen ik Splendid’s regisseerde,<br />
tegen mezelf zei dat het stuk gezongen<br />
zou kunnen worden. Op dat moment kon<br />
ik niet vermoeden dat ik zeven jaar later een<br />
opera zou ensceneren die gebaseerd is op<br />
een toneelstuk van Genet.<br />
Bij Genet zijn de personages nooit helemaal<br />
zichzelf. Zij spelen rollen. In Les bonnes<br />
spelen de meiden de rol van hun mevrouw.<br />
In Les nègres spelen de negers dat ze blanken<br />
zijn. En in Le Balcon spelen de prostituees<br />
dat ze andere personages zijn dan zijzelf.<br />
Er zit in dat stuk een spel met spiegels,<br />
een effect van theater in het theater. Dat<br />
ludieke karakter is iets waar Peter Eötvös<br />
veel plezier in had.<br />
Met hem samen te werken is voor een<br />
regisseur een bron van vreugde, want hij<br />
heeft een hartstochtelijke relatie met het<br />
theater, waarvoor hij vanaf het begin zoveel<br />
heeft gecomponeerd. Hij heeft er een onmiskenbaar<br />
gevoel voor drama aan overgehouden,<br />
evenals een aandacht voor de tekst<br />
zoals je die zelden aantreft bij componisten.<br />
In het geval van Le Balcon heeft hij de tekstversie<br />
van het libretto op de voet gevolgd.<br />
Tekst en muziek zijn ontstaan vanuit eenzelfde<br />
impuls. Het project is er des te sterker<br />
door geworden.<br />
Dubbelzinnigheid<br />
Is de Bisschop van Le Balcon wel een bisschop,<br />
is de Rechter wel een rechter, en is<br />
de revolutie niet slechts een opstand van<br />
bordpapier? Je hoort het geratel van mitrailleurs,<br />
maar de revolutionairs zijn geen helden.<br />
Wat is echt, wat is schijn? Genet geeft<br />
daar geen uitsluitsel over, hij wil geen didactisch<br />
toneel maken. Als regisseur vind ik het<br />
belangrijk deze dubbelzinnigheid te respecteren.<br />
Ik wil het publiek de keuze laten tussen<br />
verschillende interpretaties, én ik wil de<br />
poëzie in de tekst behouden.<br />
Bij Le Balcon zijn er meerdere elementen<br />
in het spel. Het bordeel lijkt op een afgeschermd<br />
kamp, waar je moeilijk in en uit<br />
kunt. Het idee van opsluiting is van fundamenteel<br />
belang, zoals in het hele oeuvre van<br />
Jean Genet, die aan den lijve heeft ondervonden<br />
wat het is om in de gevangenis te<br />
zitten. In het bordeel kun je een ander leven<br />
aannemen dan dat wat je daarbuiten leidt.<br />
Vandaar de vraag: hoe kun je aan je leven<br />
ontsnappen en hoe kun je dromen creëren?<br />
Het derde element: een felle aanval op de<br />
gevestigde orde – de clerus, justitie, de politie<br />
– vormt de basis van het stuk. Tegen al<br />
deze machten kwam Genet, die aan hen was<br />
33<br />
onderworpen, in verzet. Tenslotte is Le Balcon<br />
vol van Genets fascinatie voor het louche<br />
milieu, voor boeven, hoeren en dieven. Le<br />
Balcon gaat over de kracht van de zelfkant<br />
en de verheerlijking van de prostituee.’<br />
Uit: Vibrations<br />
(Festival d’Aix-en-Provence 2002)<br />
Vertaald door Frits Vliegenthart<br />
Scènefoto’s Le Balcon, Aix-en-Provence 2002 (Foto’s: E. Carrechio)
Algemene informatie<br />
Verkoop kaarten<br />
Precies één maand vóór de première van<br />
een productie in Het Muziektheater gaan alle<br />
voorstellingen van die productie in de verkoop.<br />
U kunt op verschillende locaties losse<br />
kaarten kopen of telefonisch reserveren:<br />
Bij het Kassa-bespreekbureau van<br />
Het Muziektheater: Amstel 3, Amsterdam,<br />
020-6255455. Het Kassa-bespreekbureau<br />
is geopend van maandag t/m zaterdag vanaf<br />
10.00 uur tot aanvang voorstelling; op zon-<br />
en feestdagen vanaf 11.30 uur tot aanvang<br />
voorstelling; op dagen zonder voorstelling<br />
en op dagen met alleen een matineevoorstelling<br />
vanaf 10.00 uur tot 18.00 uur.<br />
Verder bij de AUB Ticketshop op het<br />
Leidseplein en bij de meeste landelijke<br />
VVV-Theaterbespreekbureaus. Hier betaalt<br />
u een toeslag per plaatskaart.<br />
Via de Uitlijn: 0900-0191 (zeven dagen per<br />
week van 9.00-21.00 uur, € 0,40 per minuut).<br />
Bij dit verkooppunt betaalt u eveneens een<br />
toeslag per kaart.<br />
On-line reserveren: via www.dno.nl<br />
Let op: vanaf het nieuwe seizoen gaan<br />
de kaarten 3 maanden vóór de première<br />
in de verkoop. Dus vanaf 5 juli 2003 kunt<br />
u kaarten kopen voor Les Troyens.<br />
Betalen van uw kaarten<br />
Betalen aan de kassa kan contant of met<br />
een creditcard (Visa, Diners Club, Eurocard,<br />
AmEx), pinpas of chipknip. Verder kunt u<br />
betalen met de Theater- en Concertbon en<br />
kunnen scholieren betalen met CKV-vouchers.<br />
Bij telefonische reservering kunt u eveneens<br />
betalen met een creditcard. Na ontvangst<br />
van betaling worden de kaarten u zo spoedig<br />
mogelijk toegestuurd, waarvoor per plaatskaart<br />
€ 1,60 administratie- en portokosten in<br />
rekening wordt gebracht.<br />
Wanneer u telefonisch reserveert, kunt<br />
u uw kaarten ook persoonlijk bij het Kassabespreekbureau<br />
betalen en afhalen. Ook dit<br />
dient binnen één week na uw telefonische<br />
reservering te gebeuren. Reserveert u binnen<br />
een week vóór de voorstellingsdatum, dan<br />
dient u de kaarten tot uiterlijk 45 minuten<br />
vóór aanvang van de voorstelling af te halen<br />
en te betalen (let op de aanvangstijd!).<br />
Haalt u uw kaarten niet tijdig af, dan loopt<br />
u het risico dat uw reservering vervalt en<br />
uw kaarten aan andere belangstellenden te<br />
koop worden aangeboden.<br />
<strong>De</strong> Boekmanzaal is onderdeel van het<br />
Stadhuis/Het Muziektheater en biedt plaats<br />
aan ±200 personen. Elke dinsdag van september<br />
t/m mei worden hier van 12.30 tot<br />
13.00 uur gratis lunchconcerten gegeven door<br />
leden van Holland Symfonia, het Nederlands<br />
Philharmonisch Orkest, het Nederlands<br />
Kamerorkest, het Koor van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong>, <strong>Opera</strong> Studio Nederland en anderen.<br />
Prijzen losse kaarten<br />
Seizoen 2002-2003<br />
Het Muziektheater<br />
normale prijs CJP/Pas 65/<br />
Stadspas<br />
1ste rang € 70,00 € 55,00<br />
2de rang € 52,50 € 40,00<br />
3de rang € 37,50 € 27,50<br />
4de rang € 25,00 € 15,00<br />
Voor Le Balcon geldt voor studenten een<br />
speciale Holland Festival-prijs van € 10,-<br />
(alleen 3de en 4de rang).<br />
34<br />
Kaarten op de dag van<br />
de voorstelling<br />
Het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater<br />
hanteert bij uitverkochte voorstellingen<br />
een volgnummersysteem. Vanaf een uur<br />
vóór aanvang van een voorstelling kunt u per<br />
persoon één volgnummer afhalen bij een van<br />
de balies van het Kassa-bespreekbureau. Vanaf<br />
een half uur vóór aanvang worden gereserveerde<br />
maar niet afgehaalde kaarten te koop<br />
aangeboden aan houders van een volgnummer.<br />
Aangezien hierbij de volgorde van de uitgegeven<br />
volgnummers wordt aangehouden, verdient<br />
het aanbeveling al eerder dan een uur<br />
vóór aanvang in de hal aanwezig te zijn. Per<br />
volgnummer kunt u maximaal twee kaarten<br />
voor de betreffende voorstelling kopen. Bij<br />
voorstellingen van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />
worden bij volgnummerverkoop alle eersteen<br />
tweederangs kaarten verkocht voor respectievelijk<br />
tweede- en derderangsprijzen.<br />
Op deze verlaagde prijzen is CJP/Pas 65/<br />
Stadspas-korting niet van toepassing.<br />
Voor Le Balcon geldt de volgnummerverkoop<br />
niet.<br />
Boventiteling<br />
In principe worden alle voorstellingen van<br />
DNO Nederlands boventiteld. Het kan echter<br />
vóórkomen dat de boventiteling als gevolg<br />
van de enscenering vanaf sommige plaatsen<br />
slechts gedeeltelijk of helemaal niet zichtbaar<br />
is.<br />
Een beperkt aantal plaatsen biedt nooit<br />
zicht op de boventiteling. Wilt u verzekerd zijn<br />
van een plaats met zicht op de boventiteling,<br />
informeert u dan bij het Kassa-bespreekbureau,<br />
voordat u uw kaarten koopt.<br />
Lunchconcerten in de Boekmanzaal, 2002-2003<br />
Het repertoire loopt uiteen van barokmuziek<br />
via liederen en operafragmenten tot hedendaagse<br />
werken en wereldmuziek.<br />
Voor de seizoensbrochure en aanvullende<br />
informatie: Frits Vliegenthart, 020-551 8922<br />
mei 2003<br />
6 Oleksandra Lenyshyn sopraan<br />
Brian Fieldhouse piano<br />
Villa-Lobos<br />
Openbaar vervoer<br />
Het Muziektheater is uitstekend bereikbaar<br />
met het openbaar vervoer. Vanaf<br />
Amsterdam Centraal Station of Amsterdam<br />
Amstel brengen de metro’s 53 en 54 en<br />
de sneltram 51 u in een paar minuten naar de<br />
halte Waterlooplein. Ook tram 9 gaat vanaf<br />
het Centraal Station rechtstreeks naar<br />
Het Muziektheater. Voor meer informatie over<br />
openbaar vervoer kunt u bellen met OV-Reisinformatie,<br />
0900-9292 (€ 0,34 per minuut) of<br />
kijken op www.9292ov.nl<br />
Parkeren bij<br />
Het Muziektheater<br />
<strong>De</strong> beschikbare parkeerruimte in de omgeving<br />
van Het Muziektheater is beperkt. Onder<br />
Het Muziektheater bevindt zich de parkeergarage<br />
‘Het Muziektheater’. <strong>De</strong>ze is echter<br />
niet exclusief voor onze bezoekers en is vaak<br />
al vroeg vol. Vanaf een half uur vóór aanvang<br />
van de voorstelling is de wachttijd zo lang<br />
dat u riskeert de aanvang van de voorstelling<br />
te missen. Voor informatie kunt u zich<br />
wenden tot Parkeergebouwen Amsterdam,<br />
020-563 2911.<br />
Andere parkeergarages in de buurt zijn:<br />
‘Waterlooplein’ aan de Valkenburgerstraat<br />
(op vijf minuten loopafstand van Het Muziektheater)<br />
en ‘Markenhoven’ tegenover politiebureau<br />
IJtunnel (op tien minuten loopafstand<br />
van Het Muziektheater). Voor informatie over<br />
het reserveren van een parkeerplaats in<br />
Amsterdam kunt u bellen met de Parkeer<br />
Reserveer Lijn: 0900-2022002 (€ 0,40 per<br />
minuut).<br />
Een andere mogelijkheid is uw auto aan<br />
de rand van de stad te parkeren, bijvoorbeeld<br />
bij het Transferium van de Amsterdam ArenA<br />
(inlichtingen: 020-4001721) en vervolgens<br />
gebruik te maken van het openbaar vervoer<br />
of een taxi.<br />
Rookverbod<br />
Per 1 januari 2003 geldt in Het Muziektheater<br />
een algeheel rookverbod i.v.m. de nieuwe<br />
Tabakswet.<br />
13 Peter Hoogeveen viool<br />
Anne Bernau piano<br />
20 Amand Hekkers tenor<br />
Hans Schellevis piano<br />
Rossini<br />
27 Prometheus Sonata Duo:<br />
Csaba Erdös cello<br />
Andrea Hornyák piano
<strong>De</strong> Muziektheaterwinkel<br />
Cd-opnamen<br />
Euryanthe<br />
Schitterende opname met Jessye Norman,<br />
Rita Hunter, Nicolai Gedda, Tom Krause e.a.<br />
Marek Janowski dirigeert Rundfunkchor<br />
Leipzig en Staatskapelle Dresden.<br />
3 cd’s, Berlin Classics, € 40,-<br />
Colofon<br />
ODEON<br />
Tijdschrift van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />
<strong>Odeon</strong> is het Oudgriekse woord voor een aan<br />
muziek en poëzie gewijd gebouw.<br />
In de zestiende eeuw ontstond uit de combinatie<br />
van muziek en poëzie het genre opera,<br />
en in onze eeuw het muziektheater zoals wij<br />
het vandaag de dag trachten vorm te geven.<br />
Nummer <strong>49</strong> mei 2003<br />
ISBN: 0926-0684<br />
Oplage 25.000 exemplaren<br />
<strong>Odeon</strong> is een uitgave van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>,<br />
Afdeling In- en Externe Betrekkingen,<br />
Waterlooplein 22, 1011 PG Amsterdam.<br />
telefoon 020-5518922<br />
fax 020-5518311<br />
e-mail info@nederlandse-opera.nl<br />
advertenties 020-644 2233 / 2263 (fax)<br />
abonnementen 020-551 8922<br />
Dvd<br />
Die Soldaten<br />
Prachtige uitvoering door Chor und<br />
Orchester des Staatstheaters Stuttgart,<br />
o.l.v. B. Kontarsky.<br />
Met: N. Vargas, M. Munkittrick, N. Shade,<br />
M. Ebbecke, W. Cochran e.a.<br />
Arthaus, € 35,-<br />
Hoofdredactie<br />
Pablo Fernandez<br />
Eindredactie<br />
Frits Vliegenthart<br />
Redactionele bijdragen<br />
Kees Arntzen, Klaus Bertisch,<br />
Marianne Broeder, Piet <strong>De</strong> Volder<br />
Chris Engeler, Pablo Fernandez,<br />
Hans Heg, Peter van der Lint,<br />
Franz Straatman en Frits Vliegenthart<br />
Basisontwerp en lay-out<br />
Lex Reitsma<br />
mmv Leon Bloemendaal<br />
Productie<br />
Hans Hijmering<br />
Coördinatie interviews<br />
Tia Schutrups<br />
Advertenties<br />
Targetplanning BV, B. Frisch<br />
Postbus 75261, 1070 AG Amsterdam<br />
tarplan@tiscali.nl<br />
Lithografie<br />
Bij-voorbeeld, Amsterdam<br />
35<br />
Van Peter Eötvös zijn tijdens Le Balcon<br />
diverse cd’s en dvd’s verkrijgbaar. Kijk in<br />
de Muziektheaterwinkel voor speciale aanbiedingen!<br />
Omslag<br />
Beeld affiche Die Soldaten: Lex Reitsma<br />
Rechthebbenden die menen aan deze uitgave aanspraken<br />
te kunnen ontlenen, wordt verzocht contact<br />
op te nemen met de uitgever. Niets uit deze uitgave<br />
mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar<br />
gemaakt zonder voorafgaande toestemming van<br />
de uitgever.<br />
Abonnementen<br />
Abonnementhouders van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />
krijgen <strong>Odeon</strong> gratis thuisgestuurd. Wilt u <strong>Odeon</strong><br />
ook ontvangen? Voor € 12,- ontvangt u alle vier<br />
nummers van seizoen 2003-2004 thuis. Losse<br />
nummers kosten € 3,- incl. porto per stuk.<br />
Stuur een briefkaart met uw naam, adres,<br />
postcode en woonplaats naar: <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong>, Afdeling In- en Externe Betrekkingen,<br />
Waterlooplein 22, 1011 PG Amsterdam.<br />
Voor abonnees buiten Nederland: gelieve contact<br />
op te nemen met de Afdeling In- en Externe<br />
Betrekkingen: +31 20 551 89 22.<br />
Foto: Aatjan Renders (Foto: ???)
Sponsor van het Koninklijk Concertgebouworkest<br />
Julia Studebaker en Jacob Slagter, horn players of the Royal Concertgebouw Orchestra.