ontwerpbestemmingsplan mariënkroon - Gemeente Heusden
ontwerpbestemmingsplan mariënkroon - Gemeente Heusden
ontwerpbestemmingsplan mariënkroon - Gemeente Heusden
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
College V200900770<br />
Onderwerp: Ontwerpbestemmingsplan Mariënkroon<br />
Collegevoorstel<br />
Inleiding:<br />
De Stichting Mariapoli Mariënkroon wil op de locatie Mariënkroon ten westen van Vlijmen<br />
een landelijk centrum van de Focolarebeweging huisvesten. Het plangebied, ter grootte van<br />
circa 9 hectare, ligt in het buitengebied van de gemeente <strong>Heusden</strong>. Ten noorden van de kern<br />
Nieuwkuijk, ten westen van Vlijmen, ten oosten van de Abt van Engelenlaan en ten zuiden<br />
van de Tuinbouwweg.<br />
Het bestemmingsplan heeft tot doel om te komen tot een landelijk centrum van de<br />
Focolarebeweging. De bestaande ruimten zullen daartoe worden verbouwd om dienst te<br />
kunnen doen als gebruiksruimten voor: erediensten, vergaderingen, kantoor, ontvangst,<br />
logies, keuken, opslag, eten en exposities. Daarnaast worden er maximaal 30<br />
wooneenheden voor de huisvesting van religieuzen gerealiseerd.<br />
Voor dit initiatief bereiden wij momenteel het bestemmingsplan “Mariënkroon” voor.<br />
Feitelijke informatie:<br />
Bestemmingsplan<br />
De stichting stelde een ontwikkelingsplan op bestaande uit onder andere een<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, een inrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan. Daarnaast voerde zij<br />
de benodigde onderzoeken uit.<br />
Bij de voorbereiding van het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn er verschillende<br />
overlegmomenten geweest met betrokken instanties. Zo vond onder andere nadere<br />
afstemming plaats met de provincie en het ministerie van LNV. Beide instanties stemden in<br />
met het concept-<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Daarnaast vond afstemming plaats met de<br />
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en de<br />
monumentencommissie. De gemaakte afspraken zijn verwerkt in het beeldkwaliteitsplan en<br />
het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
Met de conclusies in de ruimtelijke onderbouwing (de toelichting van het bestemmingsplan)<br />
wordt aangegeven dat het plan financieel haalbaar is en maatschappelijk uitvoerbaar is.<br />
Overeenkomst<br />
Gelet op de nieuwe WRO moet er een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst<br />
vastgesteld worden. Het plan voor Mariënkroon betreft een particuliere ontwikkeling. De<br />
gemeente maakt verder geen kosten, anders dan die wij via de leges kunnen verhalen. In dit<br />
geval is daarom een anterieure overeenkomst (vrijwillige overeenkomst) opgesteld. Als<br />
gevolg hiervan moet de raad nog wel besluiten geen exploitatieplan vast te stellen. Dit<br />
gebeurt gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan. Wij verzoeken u in te<br />
stemmen met de inhoud van de anterieure overeenkomst (zie bijlage).<br />
Hogere grenswaarde<br />
Door adviesbureau Cauberg-Huygen is een onderzoek uitgevoerd naar de optredende<br />
geluidbelastingen vanwege het wegverkeer voor het bouwplan Mariënkroon. In het<br />
onderzoek wordt geconcludeerd dat ten gevolge van het wegverkeer van de Abt van<br />
Engelenlaan-zuid de voorkeurswaarde van 48 dB met 4 dB wordt overschreden. Ten<br />
gevolge van het wegverkeer op de Tuinbouwweg wordt de voorkeursgrenswaarde met 2 dB<br />
overschreden. De besluitvorming omtrent de hogere grenswaarde dient tegelijkertijd met de<br />
besluitvorming rond het bestemmingsplan plaats te vinden. Voor het vaststellen van een<br />
hogere grenswaarde is een collegevoorstel opgesteld (V200900775) dat eveneens vandaag<br />
aan u wordt voorgelegd.<br />
1/3
College V200900770<br />
Onderwerp: Ontwerpbestemmingsplan Mariënkroon<br />
Overzicht genomen stappen<br />
In de vergadering van 2 januari 2007 is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> door uw college<br />
besproken en is besloten het plan in procedure te brengen, met dien verstande dat aan de<br />
toelichting de resultaten van de akoestische en luchtkwaliteitsonderzoeken nog dienen te<br />
worden toegevoegd.<br />
Van 11 januari 2007 t/m 4 februari 2007 lag het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Mariënkroon<br />
ter inzage. Tijdens deze inspraakperiode ontvingen wij geen inspraakreacties. Daarnaast<br />
vond er overleg plaats met onder andere de provincie, het waterschap en andere relevante<br />
partijen. Dit leidde tot een aantal gewenste aanpassingen aan het stedenbouwkundige plan,<br />
beeldkwaliteitsplan en het bestemmingsplan.<br />
Inzet van middelen:<br />
Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.<br />
Procedure:<br />
Op grond van artikel 3.8, 1e lid Wro en afdeling 3.4 van de Awb wordt het ontwerp<br />
bestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbinnen een ieder in de<br />
gelegenheid wordt gesteld schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren te brengen bij de<br />
gemeenteraad. Dit wordt bekend gemaakt in de Scherper, de Staatscourant en op de<br />
gemeentelijke website. Daarnaast wordt de kennisgeving langs elektronische weg<br />
toegezonden aan die diensten van het Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging<br />
van belangen die in het geding zijn en aan de betrokken waterschappen.<br />
De gemeenteraad dient binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging van het<br />
ontwerp te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Het besluit tot<br />
vaststelling treedt volgens artikel 3.8, 5 e lid Wro in werking met ingang van de dag na die<br />
waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij Gedeputeerde Staten of de Minister een aanwijzing<br />
hebben gegeven, waarmee een onderdeel of onderdelen van het plan wordt/worden<br />
uitgesloten. Een belanghebbende kan op grond van artikel 8.2 Wro beroep instellen tegen<br />
het vaststellingsbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Raad<br />
van State beslist in dat geval binnen 12 maanden na afloop van de beroepstermijn.<br />
Advies:<br />
Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen.<br />
2/3
College V200900770<br />
Onderwerp: Ontwerpbestemmingsplan Mariënkroon<br />
BESLUIT<br />
Het college van <strong>Heusden</strong> heeft in de vergadering van 21 juli 2009;<br />
besloten:<br />
1. in te stemmen met de inhoud van de anterieure overeenkomst;<br />
2. het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> voor de ontwikkeling van het gebied “Mariënkroon” te<br />
Nieuwkuijk ter inzage te leggen en een ieder de gelegenheid geven zienswijzen<br />
kenbaar te maken.<br />
namens het college van <strong>Heusden</strong>,<br />
de secretaris,<br />
mr. J.T.A.J. van der Ven<br />
3/3
Onsenoort onderzocht<br />
rapport 1155
Onsenoort onderzocht<br />
Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven op zoek naar<br />
middeleeuwse kasteelresten op het abdijterrein Mariënkroon te Nieuwkuijk, gemeente<br />
<strong>Heusden</strong>.<br />
P.C. de Boer<br />
Met een bijdrage van:<br />
M. Bouman & M. van Dinter
Colofon<br />
ADC Rapport 1155<br />
Onsenoort onderzocht.<br />
Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven op zoek naar middeleeuwse kasteelresten<br />
op het abdijterrein Mariënkroon te Nieuwkuijk, gemeente <strong>Heusden</strong>.<br />
Auteur: P.C. de Boer<br />
Met een bijdrage van M. Bouman & M. van Dinter<br />
In opdracht van: Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />
Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld<br />
© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, april 2008<br />
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt<br />
worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook<br />
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.<br />
ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend<br />
uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.<br />
Autorisatie:<br />
D.A. Gerrets<br />
ISBN 978-90-6836-145-2<br />
ADC ArcheoProjecten<br />
Postbus 1513<br />
3800 BM Amersfoort<br />
Tel 033-299 81 81<br />
Fax 033-299 81 80<br />
Email info@archeologie.nl
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting 5<br />
1 Inleiding 7<br />
1.1 Algemeen 7<br />
1.2 Vooronderzoek 7<br />
1.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen 8<br />
1.4 Opzet van het rapport 9<br />
2 Methoden 10<br />
3 Resultaten 12<br />
3.1 Fysisch geografisch onderzoek 12<br />
3.2 Sporen en structuren 12<br />
3.3 Vondstmateriaal 24<br />
Inleiding 24<br />
Aardewerk 24<br />
Glas 26<br />
Metaal 26<br />
Natuursteen en keramisch bouwmateriaal 26<br />
Archeobotanisch onderzoek 27<br />
4 Conclusie 29<br />
4.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen 29<br />
4.2 Synthese 31<br />
5 Conclusie 33<br />
5.1 Waardering van de vindplaats 33<br />
5.2 Aanbeveling 33<br />
Literatuur 34<br />
Lijst van afbeeldingen en tabellen 34<br />
Bijlage 1: sporentabel 35<br />
Bijlage 2: splitstabel 36<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET ONDERZOEKSGEBIED<br />
Provincie: Noord-Brabant<br />
<strong>Gemeente</strong>: <strong>Heusden</strong><br />
Plaats: Nieuwkuijk<br />
Toponiem: Mariënkroon<br />
Kadastrale gegevens: <strong>Gemeente</strong> Vlijmen, sectie N, nummers 4561 t/m 4566<br />
Kaartblad: 45A<br />
Coördinaten: NW: 141325/412700; NO: 141425/412700; ZO: 141425/412500; ZW: 141325/412500<br />
Projectverantwoordelijke: P.C. de Boer<br />
Bevoegd gezag: <strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong>, T. van Dijk<br />
Deskundige namens het bevoegd gezag: Provincie Noord-Brabant, mevr. M. Barwasser<br />
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 24911<br />
ADC-projectcode: 4107632<br />
Complex en ABR codering: Kasteel (VK), nederzetting onbepaald (NX)<br />
Periode(n): Prehistorie, Vroege Middeleeuwen – Nieuwe tijd<br />
Geomorfologische context: Dekzandrug<br />
NAP hoogte maaiveld: Tussen circa 2,10 m + NAP en 3,00 m + NAP<br />
Maximale diepte onderzoek: Circa 1,60 m min maaiveld<br />
Uitvoering van het veldwerk: 30, 31 oktober en 5, 6 november 2007<br />
Beheer en plaats documentatie: Provinciaal depot voor bodemvondsten Noord-Brabant<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon
Samenvatting<br />
In de maanden oktober en november 2007 heeft ADC ArcheoProjecten, in opdracht van de<br />
Stichting Mariapoli Mariënkroon, een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven<br />
uitgevoerd. Het onderzoek was er op gericht resten van oudere voorgangers van het<br />
kasteelcomplex en eventueel nog oudere bewoningsfasen te traceren. Verspreid over het<br />
abdijterrein Mariënkroon zijn op vijf bouwlocaties evenzoveel proefsleuven gegraven, waarmee<br />
inzicht is verkregen in de aanwezigheid, aard en waarde van het bodemarchief ter plaatse.<br />
Op drie locaties zijn resten van een gracht gevonden. Op basis van de locatie en de vorm kan<br />
worden verondersteld dat deze gegraven waterlopen deel hebben uitgemaakt van een<br />
rechthoekige of vierkante omgrachting die behoort tot de voorburcht die aan de westzijde van de<br />
hoofdburcht was gelegen. Tevens werden greppels, (paal)kuilen, karrensporen en een mogelijke<br />
waterput aangetroffen. Een klein deel van deze sporen dateert mogelijk uit de prehistorie en<br />
Vroege Middeleeuwen, maar het grootste deel kan worden toegeschreven aan de Late<br />
Middeleeuwen.<br />
Hiermee leverden alle planlocaties behoudenswaardige archeologische resten op. Op basis<br />
hiervan wordt geadviseerd deze middels planaanpassing te beschermen of wanneer dit niet<br />
mogelijk is te documenteren door middel van een opgraving.<br />
Op basis van onderhavig onderzoek kan worden beargumenteerd dat zich ook in de overige<br />
deelgebieden behoudenswaardige archeologische resten kunnen bevinden. Deze resten kunnen<br />
niet met behulp van booronderzoek worden gewaardeerd. De waarde van de ondergrond in de<br />
deelgebieden 1, 3, 4 en 5 dient derhalve alsnog met behulp van proefsleuven te worden bepaald.<br />
Tabel 1. Tijdsduur van de verschillende (pre)historische perioden.<br />
PERIODE TIJD IN JAREN<br />
Nieuwe tijd 1500 na Chr. - heden<br />
Middeleeuwen 450 na Chr. - 1500 na Chr.<br />
Romeinse tijd 12 voor Chr. - 450 na Chr.<br />
IJzertijd 800 voor Chr. - 12 voor Chr.<br />
Bronstijd 2000 voor Chr. - 800 voor Chr.<br />
Neolithicum (Nieuwe Steentijd) 5300 voor Chr. - 2000 voor Chr.<br />
Mesolithicum (Midden Steentijd) 8800 voor Chr. - 4900 voor Chr.<br />
Paleolithicum (Oude Steentijd) 300.000 voor Chr. - 8800 voor Chr.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
5
405000 410000 415000 420000<br />
EETHEN EETHEN EETHEN<br />
EETHEN<br />
EETHEN EETHEN EETHEN EETHEN EETHEN<br />
DRONGELEN<br />
DRONGELEN<br />
DRONGELEN<br />
N<br />
KAATSHEUVEL<br />
KAATSHEUVEL<br />
GENDEREN<br />
GENDEREN GENDEREN GENDEREN GENDEREN GENDEREN<br />
GENDEREN GENDEREN GENDEREN<br />
WAALWIJK WAALWIJK WAALWIJK<br />
WAALWIJK WAALWIJK WAALWIJK WAALWIJK WAALWIJK<br />
WAALWIJK<br />
Afb. 1.1.<br />
WIJK WIJK WIJK EN EN EN EN EN EN EN EN EN EN EN AALBURG<br />
AALBURG<br />
AALBURG<br />
ELSHOUT<br />
ELSHOUT<br />
DRUNEN DRUNEN DRUNEN DRUNEN<br />
DRUNEN DRUNEN DRUNEN DRUNEN DRUNEN DRUNEN<br />
DELWIJNEN DELWIJNEN<br />
DELWIJNEN DELWIJNEN DELWIJNEN<br />
DELWIJNEN DELWIJNEN DELWIJNEN<br />
NEDERHEMERT<br />
NEDERHEMERT<br />
NEDERHEMERT<br />
BERN<br />
BERN BERN<br />
BERN BERN BERN<br />
HEUSDEN HEUSDEN HEUSDEN GEM GEM GEM GEM GEM GEM GEM HEUSD<br />
HEUSD<br />
HEUSD<br />
NIEUWKUIJK<br />
NIEUWKUIJK<br />
NIEUWKUIJK<br />
NIEUWKUIJK<br />
NIEUWKUIJK<br />
NIEUWKUIJK<br />
HAARSTEEG HAARSTEEG<br />
HAARSTEEG<br />
KERKWIJK<br />
KERKWIJK<br />
AMMERZODEN<br />
AMMERZODEN<br />
VLIJMEN VLIJMEN VLIJMEN VLIJMEN VLIJMEN<br />
VLIJMEN<br />
CROMVOIRT<br />
CROMVOIRT<br />
HEDEL HEDEL HEDEL HEDEL<br />
HEDEL HEDEL<br />
VUGHT VUGHT VUGHT<br />
VUGHT VUGHT<br />
VELDDRIEL VELDDRIEL<br />
VELDDRIEL VELDDRIEL<br />
HELVOIRT<br />
HELVOIRT<br />
HELVOIRT<br />
LOON LOON LOON LOON LOON LOON OP OP ZAND ZAND ZAND<br />
ZAND ZAND ZAND<br />
135000 140000 145000 150000<br />
Nieuwkuijk - Mariënkroon<br />
bron: Geodan<br />
000<br />
5000m<br />
5000m 5000m 5000m 5000m 5000m<br />
HOENZADRIEL<br />
'S-HERTOGENBOSCH<br />
'S-HERTOGENBOSCH<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
AK 19-12-2007<br />
6
1 Inleiding<br />
1.1 Algemeen<br />
In opdracht van de Stichting Mariapoli Mariënkroon heeft ADC ArcheoProjecten een<br />
Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied<br />
Mariënkroon (afb. 1). In het kader van de herontwikkeling van de Abdij Mariënkroon. De<br />
Focolarebeweging heeft het voornemen van de abdij haar landelijk centrum te maken. Dit gaat<br />
gepaard met een aanmerkelijke vergroting van de bouwmassa en vele andere interne en externe<br />
veranderingen op het abdij/kasteelterrein. Vooronderzoek (zie §1.2) heeft aangetoond dat zich op<br />
deze locaties mogelijk restanten van een middeleeuws kasteelcomplex bevinden (zie voor<br />
periodisering tabel 1). De voorgenomen bouwplannen zullen deze resten mogelijk verstoren.<br />
Het plangebied verschillende bouwlocaties met een oppervlakte van in totaal 0,6 ha binnen een<br />
terrein met een oppervlakte van 9 ha en is momenteel in gebruik als tuin en akkerland. Het<br />
gebied ligt aan de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (gemeente <strong>Heusden</strong>, provincie Noord-Brabant) en<br />
wordt aan de noordzijde begrensd door de Tuinbouwweg, aan de oostzijde door akkerland, aan<br />
de zuidzijde door de Mortelweg en aan de westzijde door de Abt van Engelenlaan. In het gebied<br />
zijn vijf proefsleuven aangelegd met een totale oppervlakte van ca. 225 m 2 .<br />
Het veldwerk is uitgevoerd op 30, 31 oktober en 5, 6 november 2007. In die periode zijn de<br />
proefsleuven aangelegd en onderzocht conform het Programma van Eisen (PvE), dat door ADC<br />
ArcheoProjecten is opgesteld. 1<br />
Dit ontwerp is goedgekeurd door dhr. M. Meffert (Provincie<br />
Noord-Brabant). De vondsten en bijbehorende documentatie die tijdens het IVO zijn verzameld,<br />
worden gedeponeerd in het provinciaal depot voor bodemvondsten Noord-Brabant.<br />
Het veldteam bestond uit de volgende personen: P.C. de Boer (senior archeoloog,<br />
projectverantwoordelijke), mevr. N. Witmond (veldtechnicus), W. van Leusden (veldmedewerker),<br />
mevr. G. Lesniewska (landmeter), L. de Gouw en P. Looijen (kraanmachinisten van de firma T.<br />
Buijs, <strong>Heusden</strong>). Het veldteam werd geassisteerd door J. Schellekens (Heemkundekring<br />
Onsenoort). Senior archeoloog was D.A. Gerrets.<br />
De contactpersoon bij de opdrachtgever was A.H.G.P. van der Burgt. Het vondstmateriaal is<br />
bestudeerd door mevr. S. Beckerman (prehistorisch aardewerk), mevr. M. Bouman en mevr. M.<br />
van Dinter (botanische analyse), mevr. N.L. Jaspers (middeleeuws en nieuwetijds aardewerk) en<br />
P.C. de Boer (overige vondstcategorieën).<br />
1.2 Vooronderzoek<br />
Bouwhistorisch onderzoek<br />
Het huidige abdijterrein bestaat uit een hoofdgebouw. De toerit hiervan wordt aan de voorzijde<br />
geflankeerd door twee bijgebouwen. Aan de achterzijde van het hoofdgebouw bevindt zich een<br />
middeleeuwse toren.<br />
In het kader van een studie naar woontorens is een bouwhistorische analyse van het complex<br />
uitgevoerd. 2<br />
Dit onderzoek heeft zich voornamelijk gericht op de oudere bouwfasen van het<br />
kasteel. Hierbij worden door de onderzoekers vijf hoofdbouwfasen in het kasteel onderscheiden.<br />
Van de eerste fase (13 e<br />
eeuw) zijn geen resten teruggevonden. In de tweede fase (historisch<br />
gedateerd in 1388) is, mogelijk op dezelfde plaats, een rechthoekige woontoren opgericht. Dit<br />
gebouw had een weerbaar karakter gezien het zwaar uitgevoerde muurwerk met daarin<br />
schietgaten. Deze toren heeft bestaan uit een kelder, een begane grond en een zolder met<br />
waarschijnlijk een overdekte weergang. In de derde fase (tweede helft 15 e<br />
eeuw) vond een<br />
ingrijpende verbouwing plaats. De toren werd hierbij verhoogd en kreeg daarmee een<br />
volwaardige eerste verdieping en zolder. In de vierde fase (eerste helft 16 e<br />
eeuw) werd aan de<br />
westzijde achter de toren een nieuw huis gebouwd. In de vijfde fase (derde kwart 17 e<br />
eeuw) zijn<br />
hieraan twee bijgebouwen (zogenaamde ‘bouwhuizen’) toegevoegd.<br />
In 1904 werd het kasteel aangepast aan de eisen van de nieuwe bewoners. De toren werd hierbij<br />
met een extra verdieping opgehoogd en tussen de toren en het hoofdgebouw verrees een kapel. 3<br />
1<br />
Van der Veken & Kraan 2007, PvE nummer: 07-178.<br />
2<br />
Gegevens ontleend aan Hermans & Orsel 2005.<br />
3<br />
Hermans & Orsel 2005.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
7
Archeologisch onderzoek<br />
Bij recente grondwerkzaamheden op het onderzoeksterrein heeft de Heemkundekring Onsenoort<br />
reeds verschillende waarnemingen verricht en vondstmateriaal verzameld. Bij het aanleggen van<br />
wegverharding aan de noordzijde van het zuidelijk gelegen bouwhuis is een bakstenen waterput<br />
ontdekt. Aan de oostzijde van de woontoren is bij het op diepte brengen van de huidige<br />
kasteelgracht een uitgebreide collectie gebruiksvoorwerpen uit de periode 17 e<br />
t/m 20 e<br />
eeuw<br />
opgediept. Het materiaal is afkomstig van een diepte van maar liefst circa 4 tot 5 m. 4<br />
De aanleg van leidingsleuven voor nutsvoorzieningen, ter hoogte van werkput 2 van het huidige<br />
onderzoek, leverde enkele metaaldetectorvondsten op, zoals onder andere munten (duiten) en<br />
visloden. Deze vondsten zijn te dateren in de Nieuwe tijd. Tijdens de werkzaamheden zijn geen<br />
sporen of vondsten opgemerkt die qua ouderdom kunnen worden geassocieerd met het<br />
middeleeuwse kasteel of eventueel hieraan voorafgaande perioden. 5<br />
In verband met toekomstige ontwikkelingen in het plangebied (negen bouwlocaties, met een<br />
gezamenlijke oppervlakte van circa 0,6 hectare) is een eerste archeologische inventarisatie in het<br />
onderzoeksgebied uitgevoerd door BILAN. 6 Dit bureau- en booronderzoek wees uit dat het<br />
plangebied deel uitmaakt van een dekzandvlakte met centraal een dekzandrug. Beide werden<br />
plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd. Op de bodemkaart wordt het plangebied aangegeven<br />
als een associatie van hoge bruine enkeerdgronden en gooreerdgronden ontstaan in leemarm en<br />
zwak lemig fijn zand. Op basis van het vooronderzoek werd voor vijf van de deelgebieden<br />
(deelgebied 2, 6, 7, 8 en 9) een vervolgonderzoek noodzakelijk geacht, waarbij geadviseerd werd<br />
de werkputten ter plaatse van de toekomstige bouwputten te lokaliseren. 7<br />
1.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen<br />
Het Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven heeft tot doel de aard,<br />
omvang en kwaliteit (gaafheid en conservering) vast te stellen van de vindplaats(en) in het<br />
gebied om te komen tot een definitief oordeel over de behoudenswaardigheid ervan. Daarnaast<br />
moeten gegevens verkregen worden om adequate maatregelen voor behoud en beheer te<br />
kunnen treffen of verder archeologisch onderzoek mogelijk te maken. 8<br />
In het PvE zijn verschillende onderzoeksvragen gesteld. Deze worden in dit rapport beantwoord<br />
op basis van hetgeen in de proefsleuven is aangetroffen.<br />
De volgende onderzoeksvragen zijn in het PvE gesteld:<br />
- Zijn bewoningssporen aanwezig? Zo ja, wat is de aard, functie, gaafheid, kwaliteit, datering,<br />
fasering en conserveringstoestand van deze sporen?<br />
-Zijn er nog resten van de voorganger(s) van het huidige kasteel in de ondergrond bewaard<br />
gebleven? Maakt een voorburcht deel uit van het complex? Gaat het hier om een kasteel met een<br />
complex grachtensysteem?<br />
- Waar zijn nog muurresten en/of uitbraaksleuven aanwezig?<br />
- Wat is de datering van de aanwezige muurresten?<br />
- Wat is de ruimtelijke spreiding van de muurresten, zowel verticaal als horizontaal?<br />
- Kunnen uitspraken gedaan worden over de oorspronkelijke functie van de gebouwde elementen?<br />
Wat was de functie van het complex in termen van weerbaarheid versus bewoning?<br />
- Zijn uitspraken mogelijk over de bouw- en sloopgeschiedenis van de structuur waartoe de<br />
muurresten behoren?<br />
4<br />
Persoonlijke mededeling A.H.G.P. van der Burgt (Stichting Mariapoli Mariënkroon). en J. Schellekens<br />
(Heemkundekring Onsenoort).<br />
5<br />
Persoonlijke mededeling A.H.G.P. van der Burgt (Stichting Mariapoli Mariënkroon).<br />
6<br />
Janssens & Verbeek 2007.<br />
7<br />
Janssens & Verbeek 2007.<br />
8<br />
Cf. Handboek ROB specificaties, juni 1998.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
8
- Kunnen de aangetroffen archeologische resten iets zeggen over de oorspronkelijke lay-out van het<br />
kasteel?<br />
- Zijn er aanwijzingen voor eerdere bewoning op de plaats van het kasteel?<br />
- Zijn organische resten bewaard gebleven? Zo ja, wat is de kwaliteit en kunnen deze resten iets<br />
zeggen over het natuurlijke milieu, status, eetgewoonten en/of de verbouw van gewassen?<br />
- Wat zijn de ruimtelijke dimensies van de aanwezige gracht(en)?<br />
-Gaat het hier om een complex grachtensysteem zoals bijvoorbeeld bij de kastelen Eelde, Kuinre,<br />
Ramele en Voorst zijn aangetroffen?<br />
- Wat is de datering voor de aanlegfase, voor de gebruiksfase en voor de eindfase van de gracht?<br />
- Bevat de gracht ook vondstmateriaal, en zo ja, is dit geclusterd in bepaalde delen van de gracht?<br />
- Zijn op basis van de samenstelling van het vondstmateriaal uitspraken mogelijk over milieu, status,<br />
eet- en leefgewoonten?<br />
- Zijn er ook beschoeiingen aanwezig? Zo ja, hoe zijn deze geconstrueerd? Is hierin een fasering te<br />
onderscheiden? Welke houtsoorten zijn gebruikt?<br />
-Zijn er enkeerdgronden aanwezig?<br />
Zo ja, wanneer is het esdek aangelegd?<br />
-Zijn er sporen van bewoning uit de steentijd en/of metaaltijden?<br />
Zo ja, wat is de aard, functie, gaafheid, kwaliteit, datering, fasering en conserveringstoestand van<br />
deze sporen?<br />
1.4 Opzet van het rapport<br />
Dit rapport betreft een standaardrapport zoals genoemd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse<br />
Archeologie (KNA 3.1 -specificatie VS05). In dit rapport worden de resultaten van het onderzoek<br />
gepresenteerd, waarna de eerste conclusies volgen. Dit onderzoek vormt geen eindstation, maar<br />
de basis van waaruit verder synthetiserend onderzoek kan plaatsvinden. Bij dit synthetiserend<br />
onderzoek kan, indien nodig, altijd worden teruggegrepen op de basisgegevens. Deze bevinden<br />
zich achterin dit rapport.<br />
Na de samenvatting en dit inleidende hoofdstuk volgt een omschrijving van de<br />
onderzoeksmethoden in hoofdstuk 2. Vervolgens zullen de verschillende vondstcategorieën<br />
worden beschreven en wordt afgesloten met een conclusie. Hierin wordt een waardering van de<br />
vindplaats gegeven en een advies gegeven.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
9
412550 412575 412600 412625 412650 412675 412700<br />
N<br />
0<br />
2 Methoden<br />
Het onderzoek is uitgevoerd conform de KNA 3.1 en het PvE. 9 Tijdens het IVO zijn vijf<br />
proefsleuven aangelegd. De ligging van deze proefsleuven was globaal in het midden van de te<br />
ontwikkelen deelgebieden. De werkputten hebben dezelfde nummering gekregen als die van de<br />
deelgebieden (respectievelijk 2, 6, 7, 8 en 9).<br />
25m<br />
25m<br />
2<br />
7<br />
141300 141325 141350 141375 141400 141425 141450<br />
8<br />
<strong>Heusden</strong> - Nieuwkuijk, Mariënkroon<br />
Overzicht van putten AK 29-11-2007<br />
Afb. 2.1.<br />
In het PvE werd een werkwijze voorgesteld waarbij een gedetailleerd inzicht kon worden<br />
verkregen in het eventuele verloop van grachten en/of andere structuren binnen het plangebied.<br />
Hiertoe dienden proefsleuven te worden gegraven. Uitgangspunt hierbij was dat deze gelijkmatig<br />
over de verschillende deelgebieden waren verdeeld. Tevens werd geadviseerd om de sleuven<br />
dezelfde oriëntatie als die van het deelgebied te geven, om een zo groot mogelijke lengte van elk<br />
deelgebied te bestrijken. Uitgaand van een dekkingspercentage van circa 10% (circa 225 m2)<br />
dienden in totaal vijf sleuven te worden gegraven:<br />
9 Van der Veken & Kraan 2007, PvE nummer: 07-178.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
6<br />
9<br />
10
Proefsleuf 2 in deelgebied 2: afmetingen 16 x 4 m.<br />
Proefsleuf 6 in deelgebied 6: afmetingen 8 x 4 m.<br />
Proefsleuf 7 in deelgebied 7: afmetingen 11 x 4 m.<br />
Proefsleuf 8 in deelgebied 8: afmetingen 6 x 3 m.<br />
Proefsleuf 9 in deelgebied 9: afmetingen 17 x 4 m.<br />
De werkputten zijn uitgezet met behulp van een GPS. 10<br />
De vlakken zijn machinaal aangelegd.<br />
Deels met een vijftientons bandenkraan en deels met een drietons rupskraan. Beide kranen<br />
waren voorzien van een rechte bak. De inzet van een schaafbak is niet verplicht gesteld in<br />
verband met de verwachte puinrijke ondergrond.<br />
Tijdens de aanleg van het vlak zijn vondsten wanneer mogelijk per spoor of anders in vakken van<br />
2 x 2 m verzameld. Bijzondere vondsten zijn als puntvondsten ingemeten. Grondsporen zijn direct<br />
ingekrast. De vlakken, de profielen en de stort zijn met behulp van een metaaldetector<br />
onderzocht. Vervolgens is het vlak en ieder spoor daarin gefotografeerd en getekend (schaal<br />
1:50), waarbij om de 2 m een waterpashoogte is bepaald. Een selectie van de aangetroffen<br />
grondsporen is met de hand gecoupeerd waarbij vondsten zijn verzameld. Deze selectie is<br />
gebaseerd op de geschatte ouderdom en relevantie. Alle coupes zijn gefotografeerd en<br />
vervolgens getekend op schaal 1:20. Enkele veelbelovende sporen zijn bemonsterd voor<br />
archeobotanisch onderzoek. Van elke werkput werd het meest interessante lengteprofiel<br />
gedocumenteerd. Dit profiel is gefotografeerd en getekend (op schaal 1:20) en vervolgens<br />
beschreven.<br />
Proefsleuf 6 kon niet op de in het PvE aangewezen locatie worden aangelegd in verband met de<br />
aanwezigheid van bomen. Daarom is deze sleuf enkele meters noordelijker, maar nog wel binnen<br />
het plandeel, aangelegd.<br />
Afb. 2.2. Het plangebied op het kadastraal minuutplan van circa 1830 (uit: Janssens & Verbeek<br />
2007)<br />
10 Global Positioning System.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
11
3 Resultaten<br />
3.1 Fysisch geografisch onderzoek<br />
Het bureau- en booronderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied deel uitmaakt van een<br />
dekzandvlakte met centraal een dekzandrug. Op de bodemkaart wordt het plangebied<br />
aangegeven als een associatie van hoge bruine enkeerdgronden en gooreerdgronden ontstaan in<br />
leemarm en zwak lemig fijn zand. De dekzandrug kenmerkt zich op de bodemkaart als een<br />
oostwest georiënteerde zone met zogenaamde ‘Dikke Eerdgronden’ (afb. 3.1). Locaties met een<br />
esdek. Beide werden plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd. Het onderzoeksgebied, en<br />
daarmee ook het oorspronkelijke kasteel ligt op het hoogste deel van dekzandrug.<br />
De enkeerdgronden en gooreerdgronden zijn volgens de bodemkaart plaatselijk vergraven en/of<br />
geëgaliseerd. Het proefsleuvenonderzoek bevestigd dit gegeven. Alleen in werkput 7 is een<br />
restant van bodemvorming aangetroffen. Het betreft hier een dun restant van een B-horizont<br />
(inspoelingshorizont). In de overige werkputten was de ondergrond tot in de C-horizont<br />
(uitgangsmateriaal) vergraven.<br />
Afb. 3.1. Het plangebied op de bodemkaart (uit: Janssens & Verbeek 2007).<br />
3.2 Sporen en structuren<br />
In het hierna volgende worden de belangrijkste sporen en structuren per deelgebied beschreven.<br />
De sporen worden (wanneer mogelijk) per periode en (op basis van stratigrafische ligging en<br />
daterend vondstmateriaal) van jong naar oud beschreven.<br />
Hierbij wordt nogmaals opgemerkt dat de proefsleuven dezelfde nummering hebben gekregen<br />
als de onderscheiden deelgebieden.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
12
412690 412695<br />
1.000 1.000<br />
1.000 1.000<br />
1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />
Deelgebied Deelgebied 2: 2:<br />
2:<br />
Proefsleuf 2 is aan de noordzijde van de hoofdgebouwen gelegen (afb. 2.1). De oriëntatie van de<br />
sleuf is van noordoost naar zuidwest. Het maaiveld ligt op een hoogte van circa 2,10 m +NAP en<br />
de bovenkant van het sporenniveau ligt op een hoogte van circa 1,60 m +NAP.<br />
In het profiel was van boven naar beneden achtereenvolgens een egale laag tuingrond, een<br />
verrommelde laag (met aan de basis spitsporen) en ten slotte een laag schoon zand (C-horizont)<br />
te zien.<br />
In de verrommelde laag lag een concentratie baksteen- en dakpanpuin. Het betreft hier klinkend<br />
hard gebakken stenen waarvan alleen de dikte (5 cm) kon worden bepaald (vnr. 6). De<br />
dakpannen zijn van het type ‘Hollandse pan’ en zijn uitgevoerd in een gesmoord baksel (de<br />
huidige abdijgebouwen zijn ook met dergelijke pannen gedekt). Ook is in deze context een<br />
fragment van een recente ijzeren draadtang en een steelfragment van een kleipijp gevonden. Op<br />
basis van deze vondsten, zal het omzetten van deze laag in de Nieuw tijd hebben<br />
plaatsgevonden, meer specifiek in de 20 e eeuw.<br />
1.000 1.000 1.000<br />
1.000 1.000<br />
2<br />
1<br />
Afb. 3.2.<br />
44<br />
2<br />
1.000 1.000 1.000<br />
1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />
2<br />
5<br />
1.000 1.000<br />
1.000 1.000<br />
2<br />
1.000 1.000<br />
1.000 1.000 1.000<br />
141335 141340 141345<br />
Nieuwkuijk- Mariënkroon<br />
Overzicht van grondsporen in put 2 AK 19-12-2007<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
1<br />
66<br />
00000<br />
6<br />
3<br />
2<br />
11111111111<br />
1.000 1.000 1.000<br />
1.000<br />
2.5m<br />
2.5m 2.5m 2.5m 2.5m<br />
N<br />
13
Afb. 3.3. Overzicht van het vlak in werkput 2. Gezien richting het oosten.<br />
Afb. 3.4. Westprofiel werkput 2.<br />
Het meest opvallende spoor in het vlak betreft een greppel met een breedte in het vlak van<br />
maximaal 45 cm en een diepte van circa 15 cm (spoor 1). Dit spoor lag evenwijdig met de<br />
lengterichting van de sleuf. In de vulling zijn enkel kleine fragmentjes baksteenpuin aangetroffen,<br />
maar geen daterend materiaal. Haaks hierop zijn, op min of meer regelmatige afstand van elkaar<br />
gelegen, banen met spitsporen aangetroffen (spoor 2). Het lijkt er op dat beide fenomenen met<br />
elkaar verband houden. Het gaat hier dan om de onderzijde van kleine greppeltjes die afwaterden<br />
op een grotere greppel.<br />
Aan de zuidzijde van greppel spoor 1 lagen drie min of meer ronde sporen (spoor 4, 5 en 6)<br />
waarvan de randen sterk waren uitgevlekt. In eerste instantie werd er door de opgravers vanuit<br />
gegaan dat het hier om natuurlijke fenomenen ging. Om dit te controleren zijn twee van deze<br />
sporen gecoupeerd (spoor 4 en 5) en kon worden bepaald dat het hier wel degelijk ging om<br />
antropogene (paal)sporen. Spoor 4 was 18cm diep en spoor 5 was nog tot op een diepte van<br />
10cm bewaard gebleven. Het is verleidelijk, gezien hun locatie in een rij en aan de zuidzijde van<br />
een greppel, om de kuilen met een afrastering te associëren. Greppel spoor 1 oversnijdt echter<br />
kuil spoor 4 (afb. 3.5) en de sterk uitgevlekte randen van de sporen 4, 5 en 6 (afb. 3.4) wijzen er<br />
ook op dat het hier niet gaat om gelijktijdige sporen. Het betreft hier oudere, wellicht<br />
prehistorische, kuilen.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
14
Afb. 3.5. Detail greppel (spoor 1), spitsporen van ontginningsgreppeltjes (spoor 2) en mogelijk<br />
prehistorische (paal)kuil (spoor 5) in het vlak. Gezien richting het noorden.<br />
Afb. 3.6. Coupe door mogelijk prehistorische (paal)kuil spoor 4 (links) en sloot spoor 1 (rechts).<br />
Gezien richting het westen.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
15
412676 412678 412680<br />
N<br />
00000000<br />
1.000<br />
1.000<br />
999 999 999<br />
999<br />
999 999 999 999<br />
999 999 999<br />
Afb. 3.7.<br />
999 999 999 999 999<br />
999<br />
111111111<br />
2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m<br />
2.5m<br />
1.000 1.000 1.000 1.000<br />
1.000 1.000<br />
2<br />
777777 888888<br />
141400 141402 141404 141406<br />
Nieuwkuijk- Mariënkroon<br />
Overzicht van grondsporen in put 6 AK 19-12-2007<br />
Deelgebied Deelgebied Deelgebied 6:<br />
6:<br />
Proefsleuf 6 is aan de noordzijde van de hoofdgebouwen en ten westen van de huidige gracht<br />
gelegen (afb. 2.1). De oriëntatie van de sleuf is van noordoost naar zuidwest. Het maaiveld ligt op<br />
een hoogte van circa 2,95 m +NAP en de bovenkant van het sporenniveau ligt op een hoogte van<br />
circa 2,40 m +NAP.<br />
De vastgestelde sporen betreffen noordzuid georiënteerde banen met daarin bruingrijs zand met<br />
brokjes baksteen. De oriëntatie van deze sporen wijkt af van die van de huidige gracht. Tijdens<br />
het handmatig verdiepen langs het profiel (afb. 3.8) bleek dat het hier gaat om een greppel (in<br />
het vlak als spoor 3, 4, 5, 7 en 8 beschreven) en dat deze de westelijke begrenzing vormt van de<br />
overige banen (spoor 1 en 2). In dit profiel is goed te zien dat het hier gaat om bundels van<br />
karrensporen. Hiermee is de ligging van een wegtracé aangetoond. In de karrensporen zijn<br />
slechts twee fragmenten aardewerk aangetroffen (vnr. 17). Het betreft één verweerd<br />
wandfragment van grijsbakkend aardewerk en één wandfragment van roodbakkend aardewerk<br />
met loodglazuur. Op basis hiervan is geen scherpe datering te verkrijgen. Het feit dat de<br />
aangetroffen sporen een afwijkende oriëntatie hebben ten opzichte van de huidige gracht wijst er<br />
op dat deze weg in oorsprong teruggaat op de periode voorafgaand aan de herinrichting van het<br />
terrein in de 16 e of 17 e eeuw. Het is in ieder geval zeker dat deze sporen voorafgaan aan de<br />
periode dat het terrein als abdij ging fungeren (1908). Vanaf die periode is namelijk de huidige<br />
bosschage aangeplant. Spoor 9 wijkt af van de voorgenoemde sporen. Dit langwerpige spoor<br />
betreft mogelijk een recente verstoring.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
3<br />
4<br />
5<br />
1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />
1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />
9<br />
16
Afb. 3.8. Het vlak in werkput 6. Gezien richting het zuidoosten.<br />
Afb. 3.9. Detail zuidprofiel: karrensporen (links ) en aanzet tot bermgreppel (rechts).<br />
Deelgebied Deelgebied Deelgebied 7:<br />
7:<br />
Proefsleuf 7 is aan de noordzijde van de hoofdgebouwen gelegen (afb. 2.1). De oriëntatie van de<br />
sleuf is van noordoost naar zuidwest. Het maaiveld ligt op een hoogte van circa 2,60 m +NAP en<br />
de bovenkant van het sporenniveau ligt op een hoogte van circa 1,40 m +NAP. In proefsleuf 7 is<br />
de aanwezigheid van een esdek geconstateerd. De dikte hiervan is circa 0,8 m. Hierboven bevindt<br />
zich een zandige ophoging met een dikte van ongeveer 0,6m.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
17
412640<br />
N<br />
0000000<br />
S S S S S S S S S S 4 4 vul vul 2<br />
2<br />
2.000 2.000 2.000<br />
2.000 2.000 2.000<br />
2<br />
S S S S S S S S S S 5 5 5 5<br />
5 5<br />
vul vul vul vul vul vul 2<br />
2<br />
2<br />
S S 5<br />
5<br />
vul vul vul vul vul vul 1<br />
1<br />
1<br />
Afb. 3.10.<br />
S S 4<br />
4<br />
4<br />
vul vul vul vul vul vul vul vul 1<br />
1<br />
1<br />
S S 5<br />
5<br />
vul vul vul vul vul vul vul vul 3<br />
3<br />
3<br />
S S S S S S S 4<br />
4<br />
4<br />
vul vul vul vul vul vul vul vul vul 2<br />
2<br />
2<br />
2.5m<br />
2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m<br />
S S S S S S S S 6<br />
6 6 6<br />
66<br />
6 6<br />
vul vul vul vul vul vul vul vul vul vul 2<br />
22<br />
2 22<br />
22<br />
2<br />
2<br />
2.000<br />
2.000<br />
2.000 2.000 2.000 2.000 2.000<br />
S S S S S S S S S S S S S 6 6 6 vul vul vul vul vul vul 3<br />
3<br />
3<br />
S S 6<br />
6<br />
vul vul vul 1<br />
1<br />
1<br />
2.000 2.000 2.000<br />
2.000 2.000 2.000<br />
S S 1 1 1 vul vul vul vul vul vul vul 2<br />
2<br />
2<br />
7<br />
S S S 1 1 1 vul vul vul vul vul vul 1<br />
1<br />
1<br />
S S S S S S 1 1 1 vul vul vul 3<br />
3<br />
3<br />
In het vlak is nog een dun restant van de natuurlijke inspoelingshorizont (B-horizont) bewaard<br />
gebleven. Hierin zijn diverse grondsporen aangetroffen. Aan de westzijde van de werkput ligt<br />
een noordzuid georiënteerd langwerpig spoor (spoor 4). Het betreft een greppel met daarin een<br />
vulling van lichtgrijs uitgeloogd zand en een donkere humeuze vulling. Uit deze laatste vulling is<br />
een botanisch monster genomen (vnr. 7)<br />
Een tegen de bruine ondergrond in kleur sterk contrasterend spoor betreft een relatief grote<br />
ovale kuil met een gelaagde vulling van geelwit zand, afgewisseld met donkere humeuze bandjes<br />
(spoor 6). Deze kuil lijkt te zijn doorsneden door een kuil met dezelfde typerende vulling (spoor<br />
5), maar het is ook mogelijk dat beide sporen gelijktijdig zijn gegraven. Het is niet duidelijk hoe<br />
deze sporen moeten worden geïnterpreteerd. Wel kan op basis van de gelaagde vulling worden<br />
vastgesteld dat de kuilen onder natte omstandigheden zijn gegraven. De (witte) kleur van de<br />
vulling wijst er tevens op dat men tot diep in de C-horizont heeft gegraven. Wellicht dat het hier<br />
gaat om de ingraafkuil van een waterput. Er is in het vlak een coupe gezet waaruit bleek dat<br />
spoor 6 tot op een diepte beneden de 40 cm doorliep.<br />
Zowel de greppel als de grote kuil worden doorsneden door een groot langwerpig oostwest<br />
georiënteerd spoor dat zich over de gehele lengte van de werkput uitstrekt (spoor 1). De<br />
vullingen bestaan uit grijsbruin humeus zand. Op deze locatie werd de aanwezigheid van een<br />
gracht vermoed en deze kon hiermee dan ook worden bevestigd. De lengte van dit spoor is<br />
minimaal 10,5 m en de breedte 2 m. De gracht is in het vlak gecoupeerd (tot beneden het<br />
grondwaterniveau) en had in totaal een diepte van minimaal 65 cm. Uit het diepst bereikte deel is<br />
een botanisch monster genomen (vnr. 8).<br />
Op basis van een vergelijkbare opvulling als die in de gracht is aangetroffen, kunnen wellicht ook<br />
nog andere sporen tot deze periode worden gerekend. Dit betreffen de kuilen spoor 7 t/m 10.<br />
Hieraan zijn echter geen specifieke functies te koppelen.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
8<br />
141365 141370<br />
Nieuwkuijk- Mariënkroon<br />
Overzicht van grondsporen in put 7 AK 19-12-2007<br />
9<br />
10 10 10 10 10<br />
10 10 10<br />
18
Afb. 3.11. Het vlak in werkput 7. Gezien richting het oosten.<br />
Deelgebied Deelgebied 8:<br />
8:<br />
Proefsleuf 8 is direct ten zuiden van de hoofdgebouwen gelegen en lag deels ingeklemd tussen<br />
de bebouwing (afb. 2.1). De oriëntatie van de sleuf is van noordoost naar zuidwest. Het maaiveld<br />
ligt op een hoogte van circa 3,00 m +NAP en de bovenkant van het sporenniveau ligt op een<br />
hoogte van circa 2,20 m +NAP. In werkput 8 is een bouwvoor met een dikte van circa 0,3 m<br />
aangetroffen.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
19
412602 412604 412606<br />
N<br />
0000<br />
S S S S S S S S S S S S 33<br />
33<br />
3<br />
3<br />
vul vul vul vul vul 2<br />
2<br />
2<br />
999<br />
999<br />
999<br />
11<br />
11<br />
S S 3<br />
3<br />
3<br />
vul vul 1<br />
1<br />
1<br />
4444<br />
Afb. 3.12.<br />
10<br />
10<br />
2<br />
999999999<br />
141376 141378 141380 141382<br />
2.5m 2.5m 2.5m 2.5m<br />
2.5m 2.5m<br />
5<br />
Nieuwkuijk- Mariënkroon<br />
Overzicht van grondsporen in put 8 AK 19-12-2007<br />
1<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
6<br />
7<br />
8<br />
999 999<br />
999<br />
20
Afb. 3.13. Het vlak in werkput 8. Gezien richting het zuidoosten.<br />
Aan zowel de oost- als de westzijde werd het sporenvlak begrensd door recente verstoringen.<br />
Aan de oostkant betrof dit een kabelsleuf en aan de westzijde een verstoring die waarschijnlijk<br />
samenhangt met het ingraven van een olietank.<br />
In het vlak waren vrijwel alleen rommelige puinhoudende vullingslagen te zien van de op deze<br />
locatie verwachtte gracht. De oriëntatie hiervan is, gezien de lengterichting van deze lagen, van<br />
noordwest naar zuidoost. De begrenzing van deze gegraven waterloop kon door de aanwezigheid<br />
van de recente verstoringen en de beperkte manoeuvreerruimte voor de kraanmachine niet<br />
worden bepaald.<br />
Deelgebied Deelgebied 9:<br />
9:<br />
Proefsleuf 9 is ten zuiden van de hoofdgebouwen gelegen en lag ten westen van de<br />
begraafplaats en in het bos (afb. 2.1). De oriëntatie van de sleuf is van noordoost naar zuidwest.<br />
Het maaiveld ligt op een hoogte van circa 2,35 m +NAP en de bovenkant van het sporenniveau<br />
ligt op een hoogte van circa 1,60 m +NAP. In proefsleuf 9 is een humeus dek van 0,2 m<br />
aangetroffen. Aan de basis hiervan zijn enkele schopsteeksporen aangetroffen.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
21
412540 412545 412550<br />
N<br />
0000000000<br />
Afb. 3.14.<br />
S S 1 1 vul vul 2<br />
2<br />
999<br />
999 999<br />
2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m<br />
2.5m 2.5m 2.5m<br />
S S S S S S S 1 1 vul vul vul vul vul vul 3<br />
3<br />
1.000<br />
1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />
1.000<br />
1.000<br />
1.000<br />
S S 1 1 vul vul vul vul vul vul vul vul 1<br />
1<br />
1.000<br />
1.000<br />
1.000<br />
1.000<br />
S S S S S S S S S S 8 8 vul vul vul vul vul 1<br />
1<br />
1.000 1.000 1.000<br />
1.000<br />
1.000 1.000 1.000 1.000<br />
1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />
1.000 1.000 1.000<br />
2<br />
141400 141405 141410 141415<br />
Nieuwkuijk- Mariënkroon<br />
Overzicht van grondsporen in put 9 AK 19-12-2007<br />
1.000 1.000 1.000<br />
1.000<br />
In het vlak is een groot langwerpig spoor aangetroffen met een oriëntatie van noordoost naar<br />
zuidwest (spoor 1). Het betreft hier mogelijk de tegenhanger van de gracht in werkput 7. Het<br />
spoor is minimaal 13 m lang en 3,6 m breed. Aan de oostzijde loopt deze haaks om in noordelijke<br />
richting. Op basis van de locatie en de vorm kan worden verondersteld dat deze gracht deel heeft<br />
uitgemaakt van een rechthoekige of vierkante omgrachting die behoort tot de voorburcht en dat<br />
deze aan de westzijde was gelegen. Aan zowel de zuid- als oostzijde liepen op min of meer<br />
regelmatige afstand van elkaar zes ondiepe greppeltjes in de gracht uit. De functie hiervan is niet<br />
duidelijk. Mogelijk gaat het hier om afwateringsgreppeltjes die net als de greppeltjes in werkput 2<br />
zijn op te vatten als ontginningsgreppeltjes. Deze sporen zijn echter minder scherp begrensd en<br />
hebben daarmee een hogere ouderdom dan de greppels/spitsporen in werkput 2.<br />
In het oostelijk deel van de proefsleuf is een concentratie sporen gevonden waarvan enkele<br />
elkaar overlappen. Het betreft onder andere een relatief grote kuil (spoor 8). Deze was enigszins<br />
rechthoekig en had twee vullingen. De buitenste vulling in het vlak (vulling 1) was donkergrijs<br />
van kleur en de binnenste vulling (vulling 2) bestond uit vrijwel schoon geel zand met een enkel<br />
fragment baksteen. Vulling 1 liep aan de westzijde uit in een smal greppeltje dat net als de<br />
greppeltjes aan de zuidzijde aan leek te sluiten op de gracht. In vulling 1 is één wandfragment<br />
van grijsbakkend aardewerk uit de periode circa 1300-1500 gevonden. Hiermee lijkt de kuil in<br />
dezelfde periode te zijn opgevuld dan de gracht.<br />
Ook werden enkele (paal)kuilen aangetroffen (spoor 2, 3, 4 en mogelijk 5 en 6). De sporen 4 en 5<br />
oversneden de eerder genoemde kuil spoor 8.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
999<br />
999<br />
6<br />
1.000 1.000 1.000<br />
1.000 1.000 1.000<br />
5<br />
33333<br />
7777777<br />
S S S S S S S 8<br />
8<br />
8 88<br />
88<br />
8<br />
vul vul vul vul vul vul 2<br />
2<br />
22<br />
2 2 22<br />
22<br />
2<br />
4<br />
22
Afb. 3.15. Het vlak in werkput 9. Gezien richting het oosten.<br />
Afb. 3.16. Detail vlak oostzijde werkput 9. Gezien richting het zuiden.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
23
3.3 Vondstmateriaal<br />
Inleiding<br />
Gedurende het veldwerk zijn in totaal 167 vondsten verzameld. Waar mogelijk is per grondspoor<br />
of laag verzameld. Vondsten die niet aan een specifieke context waren te koppelen zijn in<br />
eenheden van 2 x 2m verzameld. Het vondstmateriaal betreft voornamelijk de categorieën:<br />
aardewerk, bouwmateriaal en metaal (zie tabel). Hieronder wordt een korte beschrijving van de<br />
aangetroffen mobilia per vondstcategorie gegeven.<br />
Vondsttotalen<br />
Vondsttotalen<br />
INHOUD Som van aantal Som van gewicht (in gram)<br />
Aardewerk 108 3598,5<br />
Bot 2 24,2<br />
Bouwmateriaal 24 5539,6<br />
Glas 7 51,8<br />
Metaal 12 1377,5<br />
Natuursteen 13 1357,8<br />
Pijpaarde 1 1,3<br />
Tabel 2. Vondsttotalen per vondstcategorie.<br />
Aardewerk<br />
Het aardewerkspectrum omvat zowel fragmenten uit de prehistorie als de Vroege en Late<br />
Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Het betreft over het algemeen wandscherven en er zijn weinig<br />
karakteristieke en daardoor scherp te dateren, fragmenten in het vondstcomplex<br />
vertegenwoordigd. 11<br />
Prehistorie:<br />
Het prehistorisch aardewerk betreft enkele opspitvondsten (vnrs. 9 en 21) die afkomstig zijn uit<br />
middeleeuwse sporen. Het gaat hier om circa tien handgevormde wandscherven met zowel<br />
potgruis- als zandmagering. Eén fragment betrof een fragment van een licht besmeten pot met<br />
zandmagering (vnr. 21). Deze combinatie wijst op een datering in de Late IJzertijd.<br />
Afb. 3.17 Fragment besmeten aardewerk.<br />
11<br />
Scan middeleeuws en nieuwetijds aardewerk: mevr. N.L. Jaspers; determinatie prehistorisch aardewerk:<br />
mevr. S. Beckerman. Aanvullende informatie: A. Ostkamp, mevr. F. Reigersman en mevr. J. Dijkstra.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
24
Vroege Middeleeuwen:<br />
Het onderzoek heeft slechts één vondst opgeleverd die wellicht in de Vroege Middeleeuwen is te<br />
plaatsen. Het gaat hier om een fragment aardewerk in een fijn grijs baksel met een gladde<br />
buitenzijde (vnr. 13). Het stuk is sterk beschadigd/afgesleten waardoor het niet duidelijk is of zich<br />
hier al dan niet een radstempelversiering op bevindt. Het betreft mogelijk een fragment van een<br />
zogenaamde knikwandpot die globaal in de 5 e<br />
– 7 e<br />
eeuw is te dateren. Het stuk is afkomstig uit<br />
de vulling van gracht spoor 1 in werkput 7. In dezelfde context zijn fragmenten aardewerk uit de<br />
periode 1300-1500 gevonden. Dit wijst er op dat het hier waarschijnlijk om opspit gaat.<br />
Afb. 3.18. Fragment van een mogelijke knikwandpot.<br />
Late Middeleeuwen:<br />
Het aardewerkspectrum uit de Late Middeleeuwen omvat zowel rood- als grijsbakkend<br />
aardewerk. Deze laatste categorie is hierbij in de meerderheid. Er is slechts één randfragment<br />
geborgen. Dit betreft een fragment van een relatief grote voorraadpot (vnr. 10). Volgens het<br />
classificatiesysteem voor middeleeuws en post-middeleeuws aardewerk en glas (ook wel kortweg<br />
het ‘Deventer systeem’ genoemd) betreft het een pot van het type g-pot-4 met een datering in de<br />
periode 1350-1450. Van roodbakkend aardewerk is een uitgeknepen handvat van een bakpan<br />
vermeldenswaardig (vnr. 31: datering circa 1400-1550). Ook zijn fragmenten van steengoed<br />
kannen uit het Duitse Siegburg en geëngobeerde steengoed kannen uit het Duitse Langerwehe<br />
aangetroffen. De fragmenten uit Langerwehe zijn hier in de meerderheid. De algemene datering<br />
van het aardewerk ligt in de periode 1300-1500.<br />
Afb. 3.19. Voorbeeld van aardewerk van het type g-pot-4 uit Kampen (uit: Clevis & Smit 1990).<br />
Nieuwe tijd:<br />
Het aardewerkspectrum uit de Nieuwe tijd omvat fragmenten roodbakkend aardewerk<br />
(waaronder één fragment van een slibversierd bord uit de periode 1550-1650; vnr. 30), faience,<br />
industrieel witbakkend aardewerk en porselein.<br />
In de bovenste grachtvulling (spoor 1) in werkput 8 is een concentratie industrieel witbakkend<br />
aardewerk gevonden (vnr. 29). Het betreft hier enkele tientallen fragmenten van deksels die een<br />
algemene datering in de periode circa 1850-1950 hebben. Op basis van de versiering in art deco<br />
stijl kan dit materiaal meer precies in de jaren ’30 van de vorige eeuw worden geplaatst.<br />
De bovengrond van werkput 2 leverde een fragment van een stuiter op (vnr. 2). Deze was<br />
vervaardigd van steengoed en afkomstig uit het Duitse Langerwehe.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
25
Glas<br />
Het onderzoek heeft zeven glasvondsten opgeleverd. Dit betreft onder andere fragmenten recent<br />
en 18 e eeuws ruitglas. Twee fragmenten van flessen (vnr. 27 en 28) zijn in de 18 e eeuw te dateren.<br />
Metaal<br />
Gedurende het onderzoek zijn vooral recente metalen voorwerpen gevonden. Het gaat hier vooral<br />
om strooivondsten zoals munten (een zinken 1-centstuk uit 1943, een nikkelen 1-guldenstuk uit<br />
1984) , een zakmesje en twee kleine loden visnetverzwaarders. In de bovenste vulling van de<br />
greppel (spoor 1) in werkput 2 is een stuk gereedschap gevonden (vnr. 6). De vondst is sterk<br />
gecorrodeerd, maar nog wel determineerbaar. Het betreft een ijzeren draadtang die ook als<br />
recent is te bestempelen.<br />
Enkele iets ouder te dateren vondsten betreffen een munt uit het stort van werkput 9 (vnr. 33) en<br />
een munt uit de grachtvulling in werkput 9 (vnr. 31). Het gaat hier om sterk afgesleten en<br />
gecorrodeerde koperen duiten uit de periode 1600 -1800.<br />
Natuursteen en keramisch bouwmateriaal<br />
Een korte inventarisatie van de gebruikte baksteenformaten in de huidige kasteeltoren leverde<br />
twee verschillende formaten op. De oorspronkelijke toren was gemetseld van baksteen in de<br />
formaten 25,5/28 x 11,5/13,5 x 6/7 cm. 12 Een latere toevoeging betreft een strook ingehakte<br />
bakstenen aan de onderzijde. Deze reparatie is uitgevoerd in het kleinere formaat 21 x 10 x 4,5<br />
cm en wordt in de westelijke muur gemarkeerd door zowel een rol- als een stroomlaag in het<br />
metselwerk.<br />
Het bouwmateriaal dat afkomstig is uit de gracht in werkput 9 (spoor 1) leverde enkele<br />
baksteenfragmenten op (vnr. 20 en 21). De lengte van deze bakstenen kon in geen geval worden<br />
bepaald (de grootste lengte bedraagt 20 cm). De breedte lag tussen de 11 en 12,5 cm en de dikte<br />
tussen de 4 en 6 cm. Dit sluit aan bij het grootste formaat dat is verwerkt in de toren.<br />
Van een fragment baksteen uit de mogelijke karrensporen in werkput 6 (vnr. 17) kon enkel de<br />
dikte bepaald worden. Deze bedraagt 5 cm.<br />
In de bovenste grachtvulling in werkput 7 is een vloertegelfragment aangetroffen (vnr. 13). Het<br />
betreft een oxiderend gebakken ongeglazuurd exemplaar met de afmetingen 10x 10 x 2,5 cm.<br />
Voor wat betreft het natuursteen kunnen slechts twee categorieën worden onderscheiden. De<br />
eerste betreft enkele onbewerkte keitjes en de tweede categorie betreft fragmenten daklei. Deze<br />
laatste vondsten zijn gezien de verschillende kleurnuances (grijs, groen, paars) afkomstig uit<br />
verschillende groeves.<br />
Afb. 3.20. Het metselwerk aan de oost- en noordzijde van de huidige kasteeltoren. Gezien richting<br />
het zuidwesten.<br />
12<br />
Maximale variatiebreedte door combinatie van eigen opmetingen en meetgegevens van Hermans & Orsel<br />
2005.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
26
Archeobotanisch onderzoek<br />
Door M. Bouman en M. van Dinter<br />
Inleiding<br />
In het PvE is de volgende vraag gesteld:<br />
- Zijn organische resten bewaard gebleven? Zo ja, wat is de kwaliteit en kunnen deze resten iets<br />
zeggen over het natuurlijke milieu, status, eetgewoonten en/of de verbouw van gewassen?<br />
Om deze vraag te kunnen beantwoord zijn in proefsleuf 7 (deelgebied 7) twee botanische<br />
monsters genomen. Het eerste monster (vondstnummer 7) is afkomstig boven het<br />
grondwaterniveau, uit een donker humeuze vulling van een noordzuid georiënteerd greppel<br />
(spoor 4; ca. 1.40 m –mv). Het tweede monster is afkomstig uit een oostwest georiënteerde<br />
gracht (spoor 1). De vullingen bestaan uit grijsbruin humeus zand. Het spoor is in het vlak<br />
gecoupeerd (tot in het grondwaterniveau). Uit het diepst bereikte deel (1.65 m –mv) is een<br />
botanisch monster genomen (vnr. 8).<br />
Method Methode Method<br />
De monsters voor botanische macroresten en zaden zijn met water gezeefd over drie zeven met<br />
een diameter van 1, 0.5 en 0.25 mm. In totaal is er een sedimentvolume van 4.5 liter over alle<br />
zeven gezeefd. De monsters zijn verdeeld over de volgende fracties:
Monster 8:<br />
Het monster bevat veel botanisch materiaal dat goed te determineren is. Het monster bevat hout<br />
en riet. Het monster bevat daarnaast een grote verscheidenheid aan zaden. Er worden<br />
verschillende vegetatietypes gevonden. Er worden voornamelijk zaden gevonden van aquatische<br />
vegetatie en oevervegetatie. Maar ook enkele zaden van de vlier (Sambucus Nigra) zijn<br />
aangetroffen. Er is geen houtskool in de monsters aangetroffen. Daarnaast zijn ook geen<br />
verkoolde zaden of macroresten aangetroffen. Verder zijn er verscheidene keverschildjes<br />
gevonden en enkele eieren van watervlooien.<br />
materiaal materiaal materiaal Vegetatie Vegetatie (cultuur) (cultuur) Vegetatie Vegetatie (natuurlijk) (natuurlijk) Overig<br />
monsternummer kaf cultuur Bos / struik oever water hk insect analyse<br />
Heus-07 / 0008 G - +- +- + ++ - + ZG<br />
Tabel 4. Resultaten waardering botanische macroresten en zaden (legenda: materiaal =<br />
hoeveelheid zaden (G = >50); vegetatie = aanwijzingen voor verschillende types vegetatie; kaf =<br />
aanwezigheid kaf resten; hk = aanwezigheid houtskool; insect = aanwezigheid insectresten;<br />
analyse = geschiktheid voor verdere analyse (ZG = zeer goed), - = niet aangetroffen, +- =<br />
aanwezig, + = duidelijk aanwezig, ++ = aanwezig in overvloed).<br />
Conclusie en aanbeveling<br />
Vondstnummer 8 bevat zeer veel onverkoolde botanische resten. Er is een grote variatie aan<br />
zaden gevonden behorende tot verschillende typen vegetatie. Er zijn bovendien zaden aanwezig<br />
die de mogelijkheid bieden tot een 14 C datering. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de<br />
kwaliteit van het monster goed is.<br />
Ten aanzien van de andere onderzoeksvragen kan worden gesteld dat op basis van dit monster<br />
een reconstructie van het lokale (gracht)milieu gemaakt kan worden. Er is op deze locatie van de<br />
gracht geen aanwijzing gevonden voor het lozen van beer en/of afval. Wanneer echter een<br />
monster word genomen van bijvoorbeeld een uitstroomwaaier (vondstrijke grachtvulling) van een<br />
latrinekoker, dan kunnen de onderzoeksvragen ten aanzien van status, eetgewoonten en/of de<br />
verbouw van gewassen waarschijnlijk wel worden beantwoord.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
28
4 Conclusie<br />
4.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen<br />
De onderzoeksvragen die in het Programma van Eisen zijn gesteld zullen hier worden<br />
beantwoord op basis van de bevindingen van het proefsleuvenonderzoek.<br />
- Zijn bewoningssporen aanwezig? Zo ja, wat is de aard, functie, gaafheid, kwaliteit, datering,<br />
fasering en conserveringstoestand van deze sporen?<br />
In alle werkputten zijn archeologische sporen aanwezig. Deze dateren uit de Late Middeleeuwen<br />
en de Nieuwe tijd. Enkele sporen kunnen mogelijk op basis van hun onscherpe begrenzingen (en<br />
de aanwezigheid van prehistorisch aardewerk in jongere sporen) in de prehistorie worden<br />
gedateerd.<br />
-Zijn er nog resten van de voorganger(s) van het huidige kasteel in de ondergrond bewaard<br />
gebleven? Maakt een voorburcht deel uit van het complex? Gaat het hier om een kasteel met een<br />
complex grachtensysteem?<br />
Aan zowel de noord-, zuid,- als westzijde zijn resten van de voorganger van het huidige kasteel<br />
aangetroffen. Het betreft hier delen van opgevulde waterlopen die zijn te interpreteren als delen<br />
van een slotgracht. Van de gracht aan de zuidzijde is zowel de zuidelijke als de oostelijke<br />
begrenzing aangetroffen. De begrenzing van dit spoor heeft een haaks verloop en zal een<br />
vierkant of rechthoekig terrein hebben omsloten. Gezien de ligging ten opzichte van de huidige<br />
kasteeltoren zal het hier gaan om de gracht van de voorburcht. De vondsten uit de bovenste<br />
vullinglagen van de gracht aan zowel de noord- als zuidzijde dateren in de periode tussen circa<br />
1300 en 1500. Deze grachtdelen zullen dan ook in dezelfde periode buiten gebruik zijn geraakt.<br />
De vondsten uit de westelijke gracht hebben een veel latere datering. Deze gracht heeft nog tot<br />
in de 20 e<br />
eeuw gefunctioneerd.<br />
- Waar zijn nog muurresten en/of uitbraaksleuven aanwezig?<br />
- Wat is de datering van de aanwezige muurresten?<br />
- Wat is de ruimtelijke spreiding van de muurresten, zowel verticaal als horizontaal?<br />
- Kunnen uitspraken gedaan worden over de oorspronkelijke functie van de gebouwde elementen?<br />
Wat was de functie van het complex in termen van weerbaarheid versus bewoning?<br />
- Zijn uitspraken mogelijk over de bouw- en sloopgeschiedenis van de structuur waartoe de<br />
muurresten behoren?<br />
Gedurende het onderzoek zijn geen muurresten en/of uitbraaksleuven aangetroffen.<br />
- Kunnen de aangetroffen archeologische resten iets zeggen over de oorspronkelijke lay-out van het<br />
kasteel?<br />
De aangetroffen grachtloop aan de zuidzijde (werkput 9) geeft een aanwijzing voor de locatie en<br />
vorm van de voorburcht. Deze was aan de westzijde van de hoofdburcht gelegen en had een<br />
vierkant of rechthoekig grondplan. De aanwezigheid van een wegtracé aan de noordoostzijde van<br />
het abdijterrein (werkput 6) wijst er op dat de entree van het complex aan deze zijde moet<br />
worden gezocht. Als we de oriëntatie van de bermgreppel en de karrensporen in een<br />
denkbeeldige rechte lijn doortrekken dan lopen deze sporen naar een punt ergens tussen de<br />
hoofd- en voorburcht in. De ouderdom hiervan kan echter niet nauwkeuriger worden bepaald<br />
dan in de periode Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd.<br />
- Zijn er aanwijzingen voor eerdere bewoning op de plaats van het kasteel?<br />
Er zijn verschillende sporen gevonden die op stratigrafische gronden een oudere datering<br />
hebben. In enkele laat-middeleeuwse sporen zijn bovendien oudere scherven gevonden die<br />
kunnen worden beschouwd als opspit. Deze scherven dateren uit de IJzertijd. Eén scherf kan<br />
meer specifiek in de Late IJzertijd worden gedateerd. Verder is één scherf aangetroffen die<br />
mogelijk uit de Vroege Middeleeuwen stamt.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
29
- Zijn organische resten bewaard gebleven? Zo ja, wat is de kwaliteit en kunnen deze resten iets<br />
zeggen over het natuurlijke milieu, status, eetgewoonten en/of de verbouw van gewassen?<br />
Uit het waarderend onderzoek blijkt dat zich in het plangebied zowel onverkoolde als verkoolde<br />
resten bevinden. Specifiek kan worden gesteld dat op basis van de inhoud van de greppel<br />
(vondstnummer 7) vragen over houtgebruik kunnen worden beantwoord. Op basis van het uit de<br />
kasteelgracht afkomstige monster (vondstnummer 8) kunnen vragen over het natuurlijke milieu,<br />
eetgewoonten en/ of de verbouw van gewassen worden beantwoord.<br />
- Wat zijn de ruimtelijke dimensies van de aanwezige gracht(en)?<br />
De noordelijke gracht (werkput 7) is minimaal 10,5 m lang en 2 m breed. De zuidelijke gracht<br />
(werkput 9) is minimaal 13 m lang en 3,6 m breed. Op basis van de datering van het<br />
vondstmateriaal kunnen deze gegraven waterlopen in dezelfde periode hebben gefunctioneerd.<br />
Als we er vanuit gaan dat de aangetroffen noordelijk en zuidelijk gelegen grachten elkaars<br />
tegenhanger vormen, dan bedraagt de buitenwerkse afmeting circa 219 m. Op basis van de hoek<br />
die is aangetroffen in werkput 9 kan worden verondersteld dat het hier gaat om een gracht die<br />
behoort tot de voorburcht.<br />
-Gaat het hier om een complex grachtensysteem zoals bijvoorbeeld bij de kastelen Eelde, Kuinre,<br />
Ramele en Voorst zijn aangetroffen?<br />
Vooralsnog is er geen aanwijzing gevonden voor de aanwezigheid van een complex<br />
grachtensysteem.<br />
- Wat is de datering voor de aanlegfase, voor de gebruiksfase en voor de eindfase van de gracht?<br />
- Bevat de gracht ook vondstmateriaal, en zo ja, is dit geclusterd in bepaalde delen van de gracht?<br />
- Zijn op basis van de samenstelling van het vondstmateriaal uitspraken mogelijk over milieu, status,<br />
eet- en leefgewoonten?<br />
Op basis van de geringe hoeveelheid vondstmateriaal kan een aanlegdatering van zowel de<br />
gracht aan de noord- als de zuidzijde rond circa 1300 worden gesteld. De gracht aan de<br />
westzijde heeft enkel vondstmateriaal uit de Nieuwe tijd opgeleverd. De einddatering van de<br />
gracht aan de noord- en zuidzijde ligt rond circa 1500. Enkel in de jongste vulling van de gracht<br />
aan de westzijde van het huidige hoofdgebouw is een concentratie vondsten aangetroffen. Deze<br />
aardewerkconcentratie dateert uit de 20 e<br />
eeuw.<br />
Uit het vondstmateriaal dat bij dit inventariserend onderzoek is aangetroffen valt voorlopig geen<br />
zelfstandig beeld te schetsen over de materiele cultuur van de eertijdse bewoners. Het is echter<br />
wel te verwachten dat zich op een dieper niveau in de grachten concentraties afval bevinden. Het<br />
begeleiden van het opschonen van de huidige gracht aan de oostzijde door leden van de<br />
Heemkundekring Onsenoort heeft een schat aan vondstmateriaal uit de 17 e<br />
– 20 e<br />
eeuw<br />
opgeleverd.<br />
- Zijn er ook beschoeiingen aanwezig? Zo ja, hoe zijn deze geconstrueerd? Is hierin een fasering te<br />
onderscheiden? Welke houtsoorten zijn gebruikt?<br />
Het onderzoek van de grachten heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van<br />
beschoeiingen.<br />
-Zijn er enkeerdgronden aanwezig?<br />
In proefsleuf 7 is de aanwezigheid van een esdek geconstateerd. De dikte hiervan is circa 0,8 m.<br />
In werkput 8 is een humeus dek van 0,3 m aangetroffen en in werkput 9 van 0, 2 m. Aan de basis<br />
hiervan zijn ontginningsgreppels en schopsteeksporen aangetroffen.<br />
Zo ja, wanneer is het esdek aangelegd?<br />
In het profiel van werkput 7 is gezien dat het esdek boven op de vullingen van de kasteelgracht is<br />
gelegen. Op basis van het jongste vondstmateriaal in de grachten aan de noord- en zuidzijde<br />
(werkput 7 en 9) kan de vorming van het esdek dus na circa 1500 worden gedateerd.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
30
-Zijn er sporen van bewoning uit de steentijd en/of metaaltijden?<br />
Zo ja, wat is de aard, functie, gaafheid, kwaliteit, datering, fasering en conserveringstoestand van<br />
deze sporen?<br />
Er zijn geen sporen gevonden waarin enkel in de prehistorie te dateren vondstmateriaal is<br />
vertegenwoordigd. In enkele middeleeuwse sporen zijn echter wel in de (Late) IJzertijd te dateren<br />
aardewerkvondsten gedaan. Bovendien kan op basis van de vage begrenzingen van enkele<br />
sporen in werkput 2 (dit uitgezet tegen de scherpe begrenzingen van de in de Middeleeuwen te<br />
dateren sporen) worden aangenomen dat zich in het plangebied sporen uit de prehistorie<br />
bevinden.<br />
4.2 Synthese<br />
Het kasteelcomplex<br />
Het onderzoek op de planlocatie Mariënkroon te Nieuw Kuijk heeft uitgewezen dat zich nog<br />
steeds restanten van het kasteelcomplex in de ondergrond bevinden. Deze bestaan uit delen van<br />
een gracht die is opgevuld in de periode circa 1300-1500. Het is verleidelijk om aan te nemen dat<br />
dit deel van de gracht buiten gebruik raakte bij de historisch bekende verwoesting in 1372 en<br />
herbouw van 1382. Dit blijft echter een hypothese bij gebrek aan scherper te dateren<br />
vondstmateriaal. Voorlopig kan al wel een schetsmatige indruk van het complex gekregen<br />
worden omdat enkele buitenste begrenzingen van de gracht zijn aangetroffen (afb. 4.1). Hieruit<br />
blijkt dat zich aan de westzijde van de toren een vierkant of rechthoekig omgracht terrein moet<br />
hebben bevonden. Over de afmetingen van deze voorburcht kunnen we enkel een buitenwerkse<br />
afmeting van circa 219 m berekenen. Als we uitgaan van brede gracht van 20 meter, dan blijft er<br />
nog steeds een fors voorburchtterrein over met een breedte van circa 180 m. Bovendien moet<br />
worden opgemerkt dat het nog steeds niet ondenkbaar is dat zich (afgezien van de grachten uit<br />
de Nieuwe tijd) nog meerdere middeleeuwse grachten op het terrein bevinden. Met name aan de<br />
oostzijde van de huidige kasteeltoren is de kans op het aantreffen van dergelijke fenomenen<br />
groot. Hier bevindt zich in de huidige gracht namelijk een ronde uitstulping die sterk afwijkt van<br />
de rechthoekige omgrachting uit de Nieuwe tijd. Waarschijnlijk betreft dit een restant van de<br />
oorspronkelijke (ronde) omgrachting rond de hoofdburcht. De vraag blijft echter hoe deze twee<br />
gereconstrueerde grachtsystemen op elkaar hebben aangesloten. De hier gepresenteerde schets<br />
biedt wat dit betreft geen bevredigende oplossing, maar moet eerder worden gezien als een<br />
werkhypothese dat als vertrekpunt kan dienen voor eventueel toekomstig onderzoek.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
31
Afb. 4.1. Interpretatieschets van het complex op basis van de aangetroffen sporen en de huidige<br />
percelering.<br />
Het karrenpad<br />
Een intrigerende vondst in proefsleuf 6 betrof het karrenpad dat aan de westzijde werd begrensd<br />
door een (berm)sloot. De oriëntatie hiervan wijkt af van de zuiver geometrische inrichting van het<br />
complex zoals dat in de vierde bebouwingsfase (eerste helft 16 e eeuw) tot stand is gekomen.<br />
Tevens dient hierbij te worden opgemerkt dat de karrensporen aan de oostzijde worden<br />
oversneden door de huidige Wetering. Als we de lijn van het pad in een denkbeeldige rechte lijn<br />
in zuidelijk richting doortrekken dan lijkt dit naar een locatie te leiden dat ongeveer tussen de<br />
hoofd- en voorburcht in ligt. Bij gebrek aan scherp dateerbaar vondstmateriaal kan het pad<br />
voorlopig echter niet aan een specifieke bewoningsfase worden toegekend.<br />
Het esdek<br />
In proefsleuf 7 is de aanwezigheid van een esdek geconstateerd. De dikte hiervan is circa 0,8 m.<br />
In werkput 8 is een humeus dek van 0,3 m aangetroffen en in werkput 9 van 0, 2 m. Aan de basis<br />
hiervan zijn ontginningsgreppels en schopsteeksporen aangetroffen. Uit het profiel van werkput 7<br />
blijkt dat het esdek boven op de vullingen van de kasteelgracht is gelegen. Op basis van het<br />
jongste vondstmateriaal in de grachten aan de noord- en zuidzijde (werkput 7 en 9) kan de<br />
vorming van het esdek voorlopig dus ná circa 1500 worden gedateerd. Het is niet duidelijk hoe<br />
we binnen de ontwikkeling van het complex van weerbaar kasteel naar residentie moeten<br />
plaatsen. In ieder geval kan hieruit worden afgeleidt dat een deel van het complex buiten de<br />
voorburcht is ingericht als akkerbouwland.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
32
5 Conclusie<br />
5.1 Waardering van de vindplaats<br />
De waardestelling, zoals voorgeschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA<br />
versie 3.1, specificatie VS06) gebeurt op drie niveaus: belevingswaarde, fysieke kwaliteit en<br />
inhoudelijke kwaliteit. De eerste is van toepassing omdat de vindplaats deels bovengronds<br />
zichtbaar is. De fysieke kwaliteit van de vindplaats is gebaseerd op haar conservering en<br />
gaafheid. De conservering geeft aan in hoeverre de resten behouden zijn, de gaafheid in<br />
hoeverre de vindplaats nog compleet is. De beoordeling is voor zowel gaafheid als conservering:<br />
drie punten voor hoge, twee punten voor middelhoge en één punt voor lage kwaliteit.<br />
De vindplaats is ruimtelijk goed bewaard gebleven en kan dus worden beschouwd als zijnde van<br />
hoge kwaliteit. Het deel met sporen is van voldoende omvang om van een representatief deel van<br />
een kasteelcomplex te spreken.<br />
De conservering van de grondsporen is goed. Het aardewerk dat verzameld is tijdens het<br />
aanleggen van de sporenvlakken is weinig verweerd en gefragmenteerd. Zaden zijn onder het<br />
grondwaterniveau goed bewaard gebleven. Boven het grondwaterniveau is enkel houtskool goed<br />
bewaard gebleven. De conservering van sporen en vondsten wordt hoog gewaardeerd. Hierbij<br />
moet echter worden bedacht dat op regionaal niveau de conserveringsomstandigheden voor de<br />
vindplaats kenmerkend zijn voor dit gebied.<br />
De waardering van beide fysieke kwaliteitscriteria is in totaal zes punten. Dit is een score die<br />
bovengemiddeld is en die haar het predikaat ‘behoudenswaardig’ oplevert (tabel 5).<br />
Ook op inhoudelijke kwaliteit, uitgedrukt in waarden voor zeldzaamheid, informatie en ensemble,<br />
wordt de vindplaats beoordeeld met hetzelfde puntensysteem. De kasteellocatie vormt binnen de<br />
regio een zeldzame verschijning vanwege het feit dat de toren nog steeds intact is en de andere<br />
hierbij behorende fenomenen, zoals de voorburcht en grachten, in relatie hiermee kunnen<br />
worden onderzocht. De ontwikkelingsgeschiedenis van Kasteel Onsenoort geeft een prachtig<br />
voorbeeld van de algemene ontwikkeling van kastelen in Nederland. Onsenoort is van militair<br />
bolwerk met woonfunctie geëvolueerd naar representatieve residentie waarbij de woontoren<br />
intact is gelaten als bewuste verwijzing naar het middeleeuwse verdedigbare karakter van het<br />
kasteel. De totale score voor de inhoudelijke kwaliteit is negen punten en de waardering van de<br />
vindplaats op basis van deze criteria is dan ook hoog.<br />
Waarden Criteria Scores<br />
Beleving Schoonheid<br />
Herinneringswaarde<br />
Fysieke kwaliteit Gaafheid 3<br />
Conservering 3<br />
Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 3<br />
Informatiewaarde 3<br />
Ensemblewaarde 3<br />
Hoog Midden Laag Totale score<br />
Hoog<br />
Hoog<br />
Representativiteit N.v.t.<br />
Tabel 5. Scoretabel waardestelling (naar KNA, versie 3.1).<br />
5.2 Aanbeveling<br />
≥ 5 behoudenswaardig<br />
≥ 7 behoudenswaardig<br />
Er zijn resten uit de prehistorie, Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd en mogelijk uit de Vroege<br />
Middeleeuwen aangetroffen. Het proefsleuvenonderzoek heeft de aanwezigheid van een esdek<br />
bevestigd en kon deze globaal dateren ná circa 1500.<br />
Het onderzoek leverde op alle planlocaties resten op die gekoppeld kunnen worden aan het<br />
kasteelcomplex en hieraan voorafgaande bewoningsfasen. Hiermee leverde het onderzoek<br />
behoudenswaardige archeologische resten op. Geadviseerd wordt om deze resten middels<br />
planaanpassing te beschermen of wanneer dit niet mogelijk is deze te documenteren middels een<br />
opgraving.<br />
Het onderzoek heeft eens temeer aangetoond dat het archeologisch potentieel van dekzandruggen in<br />
het algemeen hoog is. Het hier gerapporteerde onderzoek toont aan dat dit voor deze specifieke<br />
dekzandrug ook het geval is. De overige deelgebieden bevinden zich ook op deze rug en kunnen<br />
daarom mogelijk ook behoudenswaardige archeologische resten bevatten. Deze resten kunnen niet<br />
met behulp van booronderzoek worden gewaardeerd. De waarde van de ondergrond in de<br />
deelgebieden 1, 3, 4 en 5 dient derhalve alsnog met behulp van proefsleuven te worden bepaald.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
33
Literatuur<br />
Clevis, H. & M. Smit, 1990: Verscholen in vuil. Archeologische vondsten uit Kampen 1375 – 1925,<br />
Zwolle.<br />
Janssens, M. & C. Verbeek, 2007: <strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon, Archeologisch<br />
vooronderzoek, Tilburg (BILAN rapport 2007/concept).<br />
Hermans, T. & E. Orsel, 2005: Het kasteel Onsenoort, Bulletin Koninklijke Nederlandse<br />
Oudheidkundige Bond 2005-4, 94-103.<br />
Van der Veken, B.J.A. & C. Kraan, 2007: Programma van Eisen <strong>Heusden</strong>, Nieuwkuijk,<br />
Mariënkroon. Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P), Amersfoort<br />
(ADC ArcheoProjecten PvE: 07-178).<br />
Lijst van afbeeldingen en tabellen<br />
Afb. 1.1. Locatiekaart.<br />
Afb. 2.1. Overzicht van putten.<br />
Afb. 2.2. Het plangebied op het kadastraal minuutplan van circa 1830.<br />
Afb. 3.1. Het plangebied op de bodemkaart.<br />
Afb. 3.2. Allesporenkaart werkput 2.<br />
Afb. 3.3. Overzicht van het vlak in werkput 2. Gezien richting het oosten.<br />
Afb. 3.4. Westprofiel werkput 2.<br />
Afb. 3.5. Detail greppel (spoor 1), spitsporen van ontginningsgreppeltjes (spoor 2) en mogelijk<br />
prehistorische (paal)kuil (spoor 5) in het vlak. Gezien richting het noorden.<br />
Afb. 3.6. Coupe door mogelijk prehistorische (paal)kuil spoor 4 (links) en sloot spoor 1 (rechts).<br />
Gezien richting het westen.<br />
Afb. 3.7. Allesporenkaart werkput 6.<br />
Afb. 3.8. Het vlak in werkput 6. Gezien richting het zuidoosten.<br />
Afb. 3.9. Detail zuidprofiel: karrensporen (links ) en aanzet tot bermgreppel (rechts).<br />
Afb. 3.10. Allesporenkaart werkput 7.<br />
Afb. 3.11. Het vlak in werkput 7. Gezien richting het oosten.<br />
Afb. 3.12. Allesporenkaart werkput 8.<br />
Afb. 3.13. Het vlak in werkput 8. Gezien richting het zuidoosten.<br />
Afb. 3.14. Allesporenkaart werkput 9.<br />
Afb. 3.15. Het vlak in werkput 9. Gezien richting het oosten.<br />
Afb. 3.16. Detail vlak oostzijde werkput 9. Gezien richting het zuiden.<br />
Afb. 3.17. Fragment besmeten aardewerk.<br />
Afb. 3.18. Fragment van een mogelijke knikwandpot.<br />
Afb. 3.19. Voorbeeld van aardewerk van het type g-pot-4 uit Kampen (uit: Clevis & Smit 1990).<br />
Afb. 3.20. Het metselwerk aan de oost- en noordzijde van de huidige kasteeltoren. Gezien richting<br />
het zuidwesten.<br />
Afb. 4.1. Interpretatieschets van het complex op basis van de aangetroffen sporen en de huidige<br />
percelering.<br />
Tabel 1. Tijdsduur van de verschillende (pre)historische perioden.<br />
Tabel 2. Vondsttotalen per vondstcategorie.<br />
Tabel 3. Resultaten waardering botanische macroresten en zaden.<br />
Tabel 4. Resultaten waardering botanische macroresten en zaden.<br />
Tabel 5. Scoretabel waardestelling (naar KNA 3.1).<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
34
Bijlage 1: sporentabel<br />
PUTNR VLAKNR SPOORNR<br />
SPORENTABEL<br />
SPORENTABEL<br />
AARDSPOOR M boven NAP OPMERKING<br />
2 1 1 Greppel 147<br />
2 1 2 Laag 139<br />
2 1 3 Laag 147<br />
2 1 4 Paalkuil 147<br />
2 1 5 Paalkuil 139<br />
2 1 6 Paalkuil 149<br />
2 1 1000 Laag 156 C-horizont<br />
6 1 1 Karrensporen 149<br />
6 1 2 Karrensporen 152<br />
6 1 3 Greppel 151<br />
6 1 4 Greppel 150<br />
6 1 5 Greppel 150<br />
6 1 6 0 vervalt<br />
6 1 7 Greppel 150<br />
6 1 8 Greppel 150<br />
6 1 9 Greppel 146<br />
6 1 999 Recent 0<br />
6 1 1000 156 C-horizont<br />
7 1 1 Gracht 98<br />
7 1 2 Laag 125<br />
7 1 3 126 vervalt<br />
7 1 4 Greppel 126<br />
7 1 5 Kuil 128<br />
7 1 6 Kuil 122 waterput?<br />
7 1 7 Kuil 133<br />
7 1 8 Kuil 132<br />
7 1 9 Kuil 131<br />
7 1 10 Kuil 135<br />
7 1 999 Recent 0<br />
7 1 1000 Laag 125 C-horizont<br />
7 1 2000 Laag 131 B-horizont<br />
8 1 1 Gracht 218<br />
8 1 2 Gracht 217<br />
8 1 3 Gracht 216<br />
8 1 4 Gracht 214<br />
8 1 5 Gracht 219<br />
8 1 6 Gracht 214<br />
8 1 7 Gracht 214<br />
8 1 8 Gracht 214<br />
8 1 9 Gracht 217<br />
8 1 10 Gracht 217<br />
8 1 11 Gracht 217<br />
8 1 999 Recent 0<br />
9 1 1 Gracht 157<br />
9 1 2 Paalkuil 152<br />
9 1 3 Paalkuil 154<br />
9 1 4 Paalkuil 151<br />
9 1 5 Kuil 151<br />
9 1 6 Kuil 153 Paalkuil?<br />
9 1 7 Kuil 151<br />
9 1 8 Kuil 151<br />
9 1 999 Recent 0<br />
9 1 1000 Laag 154 C-horizont<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
35
Bijlage 2: splitstabel<br />
(ABR=Archeologische Basis Register, AW=aardewerk, MET=metaal, PIJP=pijpaarde,<br />
BW=bouwmateriaal, AWH=aardewerk handgevormd, AWG=aardewerk gedraaid,<br />
NS=natuursteen, BT=bot, KER=keramiek, GLS=glas, -= vervalt).<br />
Vondst Vondst inhoud inhoud per per put put en en spoor<br />
spoor<br />
PUTNR VLAKNR SPOORNR VONDSTNR INHOUD AANTAL GEWICHT<br />
2 1 999 1 - 1 -<br />
2 1 1 6 BW 2 1349,50<br />
2 1 1 6 MET 1 625,40<br />
2 1 1 6 PIJP 1 1,30<br />
2 1 999 2 AW 1 19,90<br />
2 1 999 2 MET 2 50,60<br />
2 1 999 3 MET 1 6,00<br />
2 1 999 4 AW 1 5,90<br />
2 1 999 5 MET 1 1,60<br />
2 1 1 6 AW 1 281,50<br />
6 1 2 17 AW 2 12,30<br />
6 1 999 19 AW 2 58,70<br />
6 1 2 17 BW 1 497,40<br />
6 1 2 18 - - -<br />
7 1 999 11 AW 1 2,00<br />
7 1 1 13 AWH 2 18,80<br />
7 101 999 10 AW 1 63,50<br />
7 1 999 12 NS 4 251,80<br />
7 1 999 12 GLS 1 3,20<br />
7 1 999 12 AWH 1 114,80<br />
7 1 999 12 AWG 3 9,40<br />
7 1 999 11 NS 1 27,10<br />
7 1 6 9 AW 1 11,20<br />
7 1 1 25 AWG 1 20,60<br />
7 1 1 16 AW 5 26,10<br />
7 1 1 15 BW 4 63,30<br />
7 1 1 15 AW 1 9,80<br />
7 1 1 13 BT 1 8,80<br />
7 1 1 13 AWG 4 90,00<br />
7 1 1 13 BW 2 378,10<br />
8 1 1 29 GLS 2 3,80<br />
8 1 2 31 AW 2 135,30<br />
8 1 999 27 GLS 1 31,20<br />
8 1 1 29 AW 51 2925,00<br />
8 1 999 28 AWG 1 6,00<br />
8 1 999 27 AWG 1 59,80<br />
8 1 4 30 AW 1 10,10<br />
8 1 3 32 GLS 1 3,20<br />
8 1 3 32 AWG 1 78,00<br />
8 1 2 31 NS 1 109,20<br />
8 1 2 31 MET 1 2,60<br />
8 1 2 31 BT 1 15,40<br />
8 1 2 31 AWG 3 80,60<br />
8 1 999 28 GLS 2 10,40<br />
9 1 1 20 BW 8 2031,70<br />
9 1 1 26 AWG 1 1,50<br />
9 1 999 22 AW 1 13,40<br />
9 1 8 23 AW 2 8,30<br />
9 1 5 24 MET 1 16,90<br />
9 1 5 24 BW 1 32,20<br />
9 1 5 24 AW 1 5,60<br />
9 1 1 26 KER 1 19,00<br />
9 1 1 26 BW 4 639,00<br />
9 1 1 21 NS 1 420,60<br />
9 1 1 21 MET 1 20,30<br />
9 1 1 21 BW 1 548,40<br />
9 1 1 21 AWH 8 93,90<br />
9 1 1 21 AWG 3 46,80<br />
9 1 1 20 MET 1 597,10<br />
9 1 999 33 MET 1 2,10<br />
9 1 1 20 AWG 5 111,00<br />
9 1 1 20 AW 3 9,90<br />
9 1 1 20 NS 6 549,10<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />
36
BILAN<br />
RAPPORT 2008/007<br />
<strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon<br />
Archeologisch vooronderzoek<br />
In opdracht van Stichting Mariapoli Mariënkroon
Rapport-ID<br />
Titel <strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon. Archeologisch<br />
vooronderzoek.<br />
ISSN 1572-3194-2008/007<br />
Rapportnummer 2008/007<br />
Aantal pagina's 52<br />
Opdrachtgever Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />
Contactpersoon opdrachtgever Dhr. A. van der Burgt<br />
Onderzoekskader Vergunning voor de renovatie en uitbreiding van de<br />
abdij<br />
Projectleider BILAN Mevr. M. Janssens<br />
Auteur(s) Mevr. M. Janssens, dhr. C. Verbeek<br />
Kaarten en afbeeldingen Dhr. J. van Gestel<br />
Datum definitief 18 januari 2008<br />
Digitale versie 18 januari 2008<br />
Verzending definitief aan Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />
Provincie Noord-Brabant<br />
Akkoord BILAN<br />
BILAN<br />
B: Fontys Hogescholen, Mollergebouw<br />
Prof. Goossenslaan 1-01, ruimte A 1.16, Tilburg<br />
P: Postbus 90903, 5000 GD TILBURG<br />
T: 0877 876322<br />
F: 013 5360051<br />
E: bilan@fontys.nl<br />
W: www.bilan.nl<br />
Dhr. C. Witteveen<br />
Directeur<br />
© BILAN 2008<br />
Dhr. C. Verbeek<br />
Senior-archeoloog<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt door<br />
middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch databestand of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke<br />
toestemming van de uitgever. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave dient men zich tot de uitgever te wenden.
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting.........................................................................................................................................................................................7<br />
1 Inleiding.......................................................................................................................................................................................................9<br />
1.1 Administratieve gegevens project....................................................................................................................................9<br />
1.2 Ligging van het plangebied..............................................................................................................................................10<br />
1.3 Huidig en toekomstig gebruik.........................................................................................................................................11<br />
2 Bureauonderzoek.................................................................................................................................................................................14<br />
2.1 Onderzoeksmethode............................................................................................................................................................14<br />
2.2 Geologie en landschap........................................................................................................................................................14<br />
2.3 Historische situatie................................................................................................................................................................16<br />
2.4 Bekende archeologische waarden .................................................................................................................................19<br />
3 Verwachtingsmodel en vraagstelling..........................................................................................................................................21<br />
4 Inventariserend veldonderzoek.....................................................................................................................................................22<br />
4.1 Onderzoeksmethode............................................................................................................................................................22<br />
4.2 Resultaten van het veldonderzoek................................................................................................................................22<br />
4.3 Archeologische indicatoren ..............................................................................................................................................26<br />
5 Toetsing en beantwoording............................................................................................................................................................27<br />
6 Conclusie en selectieadvies..............................................................................................................................................................28<br />
7 Literatuur.................................................................................................................................................................................................29<br />
Bijlage 1: Administratieve gegevens en lijst met afkortingen conform ASB..........................................................31<br />
Bijlage 2: Boorstaten.........................................................................................................................................................................33<br />
Bijlage 3: Vondstenlijst....................................................................................................................................................................41<br />
Bijlage 4: Plan van Aanpak ............................................................................................................................................................43<br />
Bijlage 5: Overzicht archeologische perioden.......................................................................................................................51<br />
Bijlage 6: Overzicht geologische perioden.............................................................................................................................52<br />
Figuren<br />
Fig. 1: Ligging van het plangebied in de regio......................................................................................................................10<br />
Fig. 2: Huidig grondgebruik in plangebied en omgeving. ...............................................................................................11<br />
Fig. 3: Toekomstig grondgebruik in plangebied. .................................................................................................................12<br />
Fig. 4: Fasering van de ruimtelijke ontwikkeling..................................................................................................................13<br />
Fig. 5: Het plangebied op de bodemkaart...............................................................................................................................16<br />
Fig. 6: Het kasteel aan het einde van de negentiende eeuw..........................................................................................17<br />
Fig. 7: Het plangebied op het minuutplan van ca. 1830...................................................................................................18<br />
Fig. 8: Het plangebied op de IKAW met ARCHIS-waarnemingen en AMK-terreinen..........................................19<br />
Fig. 9: Ligging van het plangebied met boorpunten en NAP-hoogten......................................................................23<br />
Fig. 10: Impressie van het plangebied ter hoogte van deelgebied 2.............................................................................24<br />
Fig. 11: Impressie van het plangebied ter hoogte van deelgebied 4.............................................................................25
Samenvatting<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Op 4 april 2007 verleende de Stichting Mariapoli Mariënkroon aan BILAN opdracht voor het uitvoeren van<br />
een archeologisch vooronderzoek op de locatie “Abdij Mariënkroon” aan de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk<br />
(gemeente <strong>Heusden</strong>, provincie Noord-Brabant). De aanleiding was de voorgenomen nieuwbouw op de<br />
locatie. Voorafgaand hieraan is een bestemmingsplanwijziging nodig. Het onderzoek bestond uit een<br />
bureauonderzoek en een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Het doel<br />
was het vaststellen van de archeologische verwachting van het plangebied.<br />
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een gebied met hoge bruine<br />
enkeerdgronden. Waar deze voorkomen op de hoger en dus droger gelegen dekzandrug, hebben zij een<br />
hoge verwachting gekregen. In de lager gelegen en nattere dekzandvlakte hebben zij een lage<br />
verwachting. Hoge bruine enkeerdgronden kunnen zijn ontstaan door plaggenbemesting, diepploegen,<br />
overstromingen of een combinatie van deze factoren.<br />
Doordat het plangebied vermoedelijk lange tijd onder veen heeft gelegen, zijn waarschijnlijk slechts<br />
archeologische waarden uit de periode voor de veengroei (steentijd en eventueel metaaltijden) of na de<br />
ontvening (late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) te verwachten. Het plangebied zelf is reeds vanaf de<br />
dertiende eeuw en mogelijk eerder in gebruik, eerst als kasteelterrein, later als abdij. Enkele deelgebieden<br />
behoorden tot het kasteelcomplex zelf; andere lagen in het bos ten westen van het kasteel.<br />
Tijdens het veldwerk werden in deelgebieden 7, 8 en 9 indicatoren en sporen aangetroffen die mogelijk<br />
verband houden met het kasteel. Aan de zuidrand van deelgebied 2 kunnen mogelijk nog resten in relatie<br />
tot de buitenste gracht gevonden worden. Ter hoogte van deelgebied 6 ligt nu nog de oostelijke gracht,<br />
achter de middeleeuwse woontoren. Tijdens het veldonderzoek werden geen steentijdvindplaatsen<br />
aangetroffen.<br />
In deelgebieden 2, 7, 8 en 9 wordt een vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Vanwege de kleine<br />
oppervlakte van de deelgebieden gebeurt dit het beste door middel van een proefsleuvenonderzoek,<br />
waarbij de proefsleuven gelokaliseerd zijn ter plaatste van de toekomstige bouwputten.<br />
Voor de overige deelgebieden wordt een vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht 1 . De deelgebieden<br />
maakten historisch deel uit van de groene zones rondom het kasteeldomein. Het is niet waarschijnlijk dat<br />
hier sporen of structuren zullen worden aangetroffen. Het humeuze dek in boringen 1, 2 en 10 voldeed<br />
niet aan de criteria van een hoge bruine enkeerdgrond. In deelgebieden 1, 3, 4 en 5 werden ook geen<br />
indicatoren aangetroffen die wijzen op een vindplaats.<br />
Dit is een selectieadvies dat door het bevoegd gezag, de provincie Noord-Brabant, dient te worden<br />
omgezet in een selectiebesluit.<br />
1 Monumentenwet van 1988 blijft van toepassing: indien bij de graafwerkz aamh eden vondsten worden gedaan, dient<br />
hiervan b innen drie d agen melding van g emaakt te worden aan d e burgemeester. In de to ekomst: W amz, artikel 53,<br />
melding aan de RACM.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 7
BILANRAPPORT 2008/007<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 8
1 Inleiding<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Op 4 april 2007 verleende de Stichting Mariapoli Mariënkroon aan BILAN opdracht voor het uitvoeren van<br />
een archeologisch vooronderzoek op de locatie “Abdij Mariënkroon” aan de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk<br />
(gemeente <strong>Heusden</strong>, provincie Noord-Brabant). De aanleiding was de voorgenomen nieuwbouw op de<br />
locatie. Voorafgaand hieraan is een bestemmingsplanwijziging nodig. Het onderzoek bestond uit een<br />
bureauonderzoek en een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Het doel<br />
was het vaststellen van de archeologische verwachting van het plangebied.<br />
Het onderzoek werd uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.1) en volgens<br />
het opgestelde Plan van Aanpak (Bijlage 4).<br />
De projectleiding was in handen van mevr. M. Janssens. Het veldwerk werd uitgevoerd op 4 mei 2007 door<br />
mevr. M. Janssens en mevr. A. Kooi. De provincie Noord-Brabant trad op als bevoegd gezag.<br />
1.1 Administratieve gegevens project<br />
Datum gunning 04-04-2007<br />
Datum uitvoering 04-05-2007<br />
Opdrachtgever Stichting Mariapoli Mariënkroon (dhr. A. van der Burgt)<br />
Uitvoerder BILAN<br />
BILAN projectcode B1352<br />
Onderzoekskader Monumentenvergunning<br />
Provincie Noord-Brabant<br />
<strong>Gemeente</strong>/ PLaats <strong>Heusden</strong>/ Nieuwkuijk<br />
Toponiem Abdij Mariënkroon<br />
Straat Abdijlaan 8<br />
Coördinaten per deelgebied 1: x= 41281, y= 412666<br />
Oppervlakte plangebied Ca. 0,6 ha<br />
2: x= 141338, y= 412690<br />
3: x= 141429, y= 412732<br />
4: x= 141465, y= 412678<br />
5: x= 141493, y= 412594<br />
6: x= 141409, y= 412669<br />
7: x= 141365, y= 412638<br />
8: x= 141381, y= 412603<br />
9: x= 141381, y= 412603<br />
Kadastrale gegevens <strong>Gemeente</strong> Vlijmen, sectie N, nummers 4561 tot en met 4566<br />
Kaartblad 45A<br />
CIS meldingnummer 22376<br />
KLIC meldingnummer 07G069249<br />
KNA Versie 3.1<br />
Bevoegd gezag Provincie Noord-Brabant (dhr. M. Meffert)<br />
Beheer en plaats van documentatie BILAN 2<br />
2 Binnen twee jaar na afronding van het veldwerk z al de onderzo eksdocumentatie, conform de eisen van h et depot,<br />
worden overgedrag en aan het Provinciaal Depot Bod emvondsten Noord-Brab ant.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 9
BILANRAPPORT 2008/007<br />
1.2 Ligging van het plangebied<br />
Het plangebied ligt aan de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (gemeente <strong>Heusden</strong>, provincie Noord-Brabant). Ten<br />
noorden van het terrein ligt de Tuinbouwweg en ten westen de Abt van Engelenlaan.<br />
Het plangebied staat kadastraal bekend als de gemeente Vlijmen, sectie N, nummers 4561 tot en met 4566.<br />
Op verzoek van de opdrachtgever werd het plangebied beperkt tot de negen bouwlocaties, met een<br />
gezamelijke oppervlakte van ca. 0,6 ha.<br />
Fig. 1: Ligging van het p langebied in d e regio .<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 10
1.3 Huidig en toekomstig gebruik<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Landschappelijk gezien bestaat het huidige terrein van de abdij uit twee gedeelten die van elkaar worden<br />
gescheiden door een langgerekte gracht. Deze is een restant van de Vlijmensche Wetering, vroeger van<br />
belang voor de afwatering van het gebied. De bebouwing bevindt zich voornamelijk op het westelijke deel<br />
van het terrein, onder andere een voorplein met poortgebouw dat uitgeeft op de Abt van Engelenlaan,<br />
met daaromheen het kloostercomplex met bijgebouwen. Aan de achterzijde van het hoofdgebouw bevindt<br />
zich de middeleeuwse toren. Naast het kloostercomplex ligt een kleine kloosterbegraafplaats. Tevens ligt er<br />
een voormalige zwemvijver. Het hoofdgebouw is opgetrokken in 1910 en aangepast in 1960 en 2003. De<br />
totale bebouwde oppervlakte bedraagt ca. 0,4 ha. Het gedeelte ten oosten van de oude wetering bestond<br />
uit dicht bos dat gerooid is in 2004-2005 en opnieuw aangeplant met loofbomen. Op dit terreindeel<br />
bevinden zich tevens een kapel en een weiland.<br />
In de deelgebieden hebben voor zover geen bodemingrepen plaatsgevonden. Op het terrein van de abdij<br />
zijn recent wel riolering, kabels en leidingen aangelegd.<br />
In de deelgebieden zullen in de toekomst diverse ingrepen gebeuren zoals het aanpassen van het<br />
hoofdgebouw en het realiseren van wooneenheden voor religieuzen.<br />
Fig. 2: Huidig grondgebruik in plangebied en omg eving.<br />
Bron: Google Earth.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 11
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Fig. 3: Toekomstig grondgebruik in plang ebied.<br />
Bron: Croonen Adviseurs.<br />
De ruimtelijke ontwikkeling vindt in verschillende fasen plaats. Fase 1 omvat de noordelijke uitbreiding van<br />
het hoofdgebouw, gepland in 2007-2008. Eveneens in 2007-2008 worden de woongebouwen van fase 2<br />
gerealiseerd. In 2008-2009 wordt een woongebouw in de noordoosthoek (fase 3a) opgetrokken. Fase 3b,<br />
gepland in 2010-2012 omvat de rest van de woongebouwen. Wanneer fase 4, een zaal, gerealiseerd zal<br />
worden, is momenteel nog onzeker.<br />
Fase 1 en 2 van het ontwikkelingsplan zijn reeds bouwkundig uitgewerkt. Hiervoor loopt reeds de<br />
procedure tot het verkrijgen van een monumentenvergunning en bouwvergunning. Voor de overige fasen<br />
van het plan zijn nog geen bouwplannen gereed.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 12
Fig. 4: Fasering v an de ruimtelijke ontwikkeling.<br />
Bron: Croonen Adviseurs.<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 13
BILANRAPPORT 2008/007<br />
2 Bureauonderzoek<br />
2.1 Onderzoeksmethode<br />
Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen,<br />
over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied met als doel het<br />
opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel.<br />
Als bronnen werden gebruikt: het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II), de Indicatieve Kaart<br />
Archeologische Waarden (IKAW), de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), de Cultuurhistorische<br />
Waardenkaart Noord-Brabant (CHW), topografische, historische, geomorfologische en bodemkundige<br />
kaarten, relevante literatuur en bronnen en internetsites. Tevens werden de Stichting Mariapoli<br />
Mariënkroon en de Heemkundekring “Onsenoort” geraadpleegd.<br />
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd een verwachtingsmodel opgesteld, de<br />
veldwerkmethode bepaald en werden daarvoor onderzoeksvragen geformuleerd.<br />
De geologische kaart was niet beschikbaar voor het plangebied.<br />
2.2 Geologie en landschap<br />
Het plangebied ligt op de rand van het centrale dekzandlandschap in het westelijke deel van de<br />
Roerdalslenk naar het rivierenlandschap van de Maas in het noorden. De Roerdalslenk, ook wel Centrale<br />
Slenk genoemd, is een tektonisch dalingsgebied dat door breuken, de Feldbiss / Breuk van Vessem en de<br />
Peelrandbreuk, wordt begrensd.<br />
In het vroeg- en middenpleistoceen raakte de slenk gevuld met grove zanden en grind (Formatie van<br />
Sterksel) aangevoerd door de Rijn en Maas. Door de tektonische opheffing en kanteling van de Peelhorst<br />
werden de grote rivieren gedwongen hun loop naar het oosten te verplaatsen en kwam een einde aan de<br />
fluviatiele sedimentatie.<br />
Gedurende de ijstijden van het midden- en laatpleistoceen (Elsterien, Saalien en Weichselien) werd de<br />
Roerdalslenk geleidelijk opgevuld met afzettingen van meer lokale oorsprong (Formaties van Eindhoven en<br />
van Twente). Deze afzettingen kunnen worden onderverdeeld in Brabants leem, fluvioperiglaciale<br />
afzettingen (smeltwaterafzettingen) en eolische afzettingen (löss en dekzand). Brabants leem is in perioden<br />
met permafrost 3 ontstaan uit door de wind aangevoerd materiaal waaruit door dooiwaterstroompjes de<br />
fijne deeltjes werden uitgewassen, die vervolgens werden afgezet in ondiepe vochtige depressies<br />
(dooimeren).<br />
Fluvioperiglaciale afzettingen oftewel verspoelde dekzanden ontstonden wanneer aan het begin en eind<br />
van de glacialen, en dan voornamelijk in de zomermaanden, veel smeltwater vrijkwam. Dit water werd<br />
afgevoerd door een systeem van verwilderde geulen en beken, waarbij materiaal van de hogere delen naar<br />
de lager gelegen Centrale Slenk werd verplaatst. De afzettingen die hierbij tot stand kwamen, bestaan uit<br />
min of meer gelaagde zanden, met eventueel leemlagen en/of planten- en houtresten.<br />
3 Bodem die tot op grote diepte p erman ent bevroren is.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 14
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Door het ontbreken van vegetatie werd in de droge en zeer koude glacialen door de wind sediment<br />
verplaatst en elders weer afgezet. In het Pleniglaciaal (middenweichselien) werd zo het Oude Dekzand<br />
afgezet. In het laatglaciaal (laatweichselien) werd het Jonge Dekzand afgezet in de vorm van langgerekte,<br />
voornamelijk ZW-NO georiënteerde ruggen. Al deze afzettingen behoren tot de Nuenengroep en hebben<br />
in de Roerdalslenk een dikte van 15 tot (soms) 45 meter.<br />
Aan het einde van het Weichselien en in het Holoceen werd het klimaat een stuk milder. Het systeem van<br />
ondiepe, verwilderde geulen en beken veranderde hierdoor in meanderende beken, die zich aanvankelijk<br />
in het landschap insneden. Door de toenemende vegetatie kwam een eind aan de natuurlijke<br />
zandverstuivingen en raakten de dekzandruggen gefixeerd. Door het toedoen van de mens, door kappen,<br />
branden en ontginnen, konden plaatselijk opnieuw verstuivingen optreden (Formatie van Kootwijk). Ook<br />
de bodemvorming, die door het mildere klimaat op grote schaal plaatsvond, is grotendeels antropogeen<br />
beïnvloed 4 .<br />
Onder invloed van natte omstandigheden vanuit het noordelijk gelegen rivierengebied bevond zich ten<br />
zuiden van het Oude Maasje een moerassig milieu waarin veen gevormd is. Na verloop van tijd ontstond<br />
veenmosveen dat zich, onafhankelijk van de grondwaterstand, in zuidelijke richting tegen de hogere<br />
Brabantse zandgronden op uitbreidde. De ontginning van het veengebied is begonnen vanuit de<br />
woonplaatsen op de oeverwal langs de Maas. Door de aanleg van sloten werd het veen ontwaterd en<br />
geschikt gemaakt voor akkerbouw. Door oxidatie van het veen als gevolg van de ontwatering en mogelijk<br />
gedeeltelijk door de moernering (turfwinning), kwam het pleistocene reliëf in de loop der tijd weer aan het<br />
oppervlak.<br />
Volgens de geomorfologische kaart maakt het plangebied deel uit van een dekzandvlakte (kaarteenheid<br />
2M13), die aan de oostzijde van het plangebied wordt doorsneden door een recht kanaal met peil lager<br />
dan aangrenzende land en een breedte < 5 m. Deze vlakte is plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd.<br />
Centraal in het plangebied bevindt zich in de dekzandvlakte een kaarteenheid dekzandrug al dan niet met<br />
oud-bouwlanddek (3K14). Ook deze is plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd.<br />
Op de bodemkaart is het plangebied gekarteerd als een associatie van hoge bruine enkeerdgronden en<br />
gooreerdgronden ontstaan in leemarm en zwak lemig fijn zand (kaarteenheid bEZ21/pZn21) (Fig. 5;<br />
vereenvoudigd weergegeven als ‘Dikke eerdgronden’). De bodem in het plangebied is vrij nat<br />
(grondwatertrap IV 5 ).<br />
Hoge bruine enkeerdgronden worden gekenmerkt door een 60 à 70 cm dikke, donker grijsbruine<br />
humushoudende bovengrond die zwak lemig is en een vrij hoog lutumgehalte heeft. Dit esdek ontstaat<br />
door het eeuwenlang opbrengen van materiaal uit de potstal. De bruine kleur van het esdek is terug te<br />
voeren op de herkomst van de gebruikte plaggen. Hiervoor zijn over het algemeen kleihoudende plaggen<br />
gebruikt die voorkomen in de nabijheid van de rivierkleigronden. De kleibijmenging zou echter ook<br />
afkomstig kunnen zijn van de vroegere overstromingen van de Maas, waarna door diepe grondbewerking<br />
en/of intensieve bioturbatie, eventueel in combinatie met plaggenbemesting, een dik homogeen dek is<br />
ontstaan.<br />
4 Buitenhuis 1991.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 15
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Fig. 5: Het plangebied op de bodemkaart.<br />
De gooreerdgronden in dit gebied worden gekenmerkt door 30 tot 50 cm dikke, matig humeuze, zeer<br />
donkergrijze bovengrond, die bestaat uit leemarm tot zwak lemig fijn zand. De ondergrond is meestal<br />
leemarm. Deze gronden komen over het algemeen voor in afvoerloze laagten of op de overgang van hoge<br />
naar lager gelegen gronden van het pleistocene zandgebied 6 .<br />
2.3 Historische situatie<br />
Het plangebied ligt op de rand van het zuidelijke zandgebied naar het noordelijk gelegen riviergebied en<br />
maakte lange tijd deel uit van een nat veengebied dat tegen de hoger gelegen zandgronden was<br />
opgegroeid. De eerste bewoning van dit gebied vond over het algemeen plaats op de zuidelijke oeverwal<br />
van de Oude Maas. De ontginning van het zuidelijk gelegen veengebied vond (vanaf ongeveer 1000 n.C.)<br />
plaats door de aanleg van sloten om het veen te ontwateren. Door oxidatie van het veen als gevolg van de<br />
ontwatering en mogelijk gedeeltelijk ook door moernering (turfwinning), klonk het veen in. Om het<br />
cultuurland te beschermen tegen overstromingswater van de rivier, water van de aangrenzende<br />
veenontginningen en van de zuidelijk gelegen onontgonnen veen– en zandgebieden werden kaden<br />
aangelegd. Wanneer het bouwland te laag kwam te liggen werd een nieuw, zuidelijker gelegen stuk veen<br />
ontgonnen en werd het vroegere bouwland omgezet in wei- en hooiland.<br />
5 Gemiddeld hoogste grondwaterstand > 40 cm -mv, gemiddeld laagste grondwaterstand 80 - 120 cm –mv .<br />
6 De Bakker 1989.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 16
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Hierdoor kwamen de boerderijen steeds verder van de bouwlanden af te liggen en werden deze na verloop<br />
van tijd verplaatst in zuidelijke richting naar het nieuwe bouwland. Daardoor verdween al het veen en<br />
kwam het pleistocene reliëf aan het oppervlak te liggen. De bewoning heeft zich uiteindelijk<br />
geconcentreerd op een zandrug die door dit proces zichtbaar werd 7 .<br />
De abdij Mariënkroon was oorspronkelijk een kasteel dat mogelijk teruggaat tot de elfde eeuw, wanneer<br />
sprake is van “huys tot Honsoirde”. De heerlijkheid Onsenoort behoorde toen nog tot het hertogdom<br />
Brabant, maar werd in 1356 met het Land van <strong>Heusden</strong> overgedragen aan Holland. Het kasteel verwisselde<br />
in deze periode vaak van eigenaar. Het oorspronkelijke kasteel werd voor het eerst vermeld in 1266. In<br />
1372 werd het verwoest. In 1382 kwam Onsenoort in handen van de Vlijmense schout Jan Cuyst van Wijck<br />
die opdracht gaf tot de bouw van de huidige toren (kelder en twee verdiepingen). De familie van Wijkck<br />
bleef tot 1583 in het bezit van het kasteel dat daarna weer veelvuldig van eigenaar wisselde.<br />
De oudste kaart dateert uit 1688, waarschijnlijk gemaakt naar aanleiding van de geplande verkoop door<br />
Maria Albetina de Merode, weduwe van Gerard van Poelgeest, aan Mattheus Hoeufft. Onder zijn impuls<br />
zijn de bossages en lanen waarom Onsenoort bekend werd, tot stand gekomen. De plattegrond toont de<br />
twee neerhuizen, het kasteel en de toren, omgeven door de binnengracht, met aan weerszijden tuinen,<br />
omsloten door een buitengracht. Aan de oostzijde ligt de Vlijmense of Onsenoortse Wetering.<br />
In de achttiende eeuw bestond het landgoed uit een kasteel, kasteeltoren, enkele dienstwoningen en 105<br />
hectare grond. In 1787 werd het kasteel geplunderd en raakte het stilaan in verval.<br />
Fig. 6: Het kasteel aan het eind e van d e neg entiend e eeuw.<br />
Bron: Brabantcollectie.<br />
In het begin van de negentiende eeuw bestonden het hoofdgebouw en de toren nog. Deze waren<br />
omgracht (deelgebied 8 ligt deels op de plaats van de sloot), met daaromheen tuinen (deelgebieden 6, 7 en<br />
9). Ten westen van het kasteel lag een “bosch ter vermaak” 8 , waarschijnlijk oorspronkelijk bedoeld voor<br />
adellijke jachtpartijen (deelgebieden 3, 4 en 5) 9 . De laatste eigenaar bood het hele bezit in 1903 te koop<br />
aan. De cisterciënzerabt Maréchal kocht het kasteel om er een priorij, later abdij in te richten. Direct na de<br />
aankoop werden de bossen rond het kasteel en de dubbele bomenrij langs de oude laan, gerooid en werd<br />
begonnen met de bouw van een muur met poort die de beide neerhuizen verbond. De grote kloostermuur<br />
werd gebouwd in 1906, met daarlangs een nieuwe publieke weg. Ook de gebouwen werden aangepast. In<br />
1904 werden de neerhuizen hoger opgetrokken.<br />
7 De Bont 1989.<br />
8 Dit bos werd gerooid in 1910.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 17
BILANRAPPORT 2008/007<br />
In 1910 werd de kapel die de toren en het kasteel verbond, afgewerkt. Tegelijkertijd met de bouw van de<br />
kapel werd de toren met een verdieping verhoogd. Het kasteel verdween in 1934, toen met de bouw van<br />
het nieuwe klooster werd begonnen. In 1935 werd ook het poortgebouw opgetrokken. De binnen- en<br />
buitengrachten van het kasteel werden gedempt in de jaren 1932-1936. In de jaren veertig tot zestig van de<br />
twintigste eeuw kende de abdij een grote bloei. De crisis binnen de katholieke kerk was echter ook binnen<br />
het klooster voelbaar. Vanaf de jaren negentig van de twintigste eeuw werd een nieuwe bestemming voor<br />
het terrein gezocht. Deze werd gevonden als landelijk centrum van de Focolarebeweging. Op die manier<br />
blijft de abdij een centrum van religieus en cultureel leven 10 .<br />
Fig. 7: Het plangebied op het minuutplan v an ca. 1830.<br />
Bron: http://www.dewoonomgeving.nl.<br />
9 Minuutplan en OAT’s (Oorspron kelijke Aanwijzend e Tafels).<br />
10 Voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> en documentatie van de opdrachtgev er.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 18
2.4 Bekende archeologische waarden<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden) heeft het plangebied een lage archeologische<br />
verwachting. Het gebied ten westen heeft een hoge verwachting die in verband gebracht kan worden met<br />
de aanwezigheid van een dekzandrug in het landschap.<br />
Fig. 8: Het plangebied op de IKAW met ARCHIS-waarn emingen en AMK-terrein en.<br />
Binnen een straal van 1 km rond het plangebied zijn geen monumenten bekend op de AMK<br />
(Archeologische Monumentenkaart). Wel zijn enkele waarnemingen en onderzoeken aangeduid in ARCHIS.<br />
Het meest relevant voor het plangebied is het onderzoek dat op de locatie „De Hoog“, net ten westen van<br />
het plangebied, is uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat de locatie lag op een dekzandrug met<br />
enkeerdgronden die geleidelijk naar het noorden toe afhelde. Grote delen van de bodem waren vergraven,<br />
verploegd en/ of geëgaliseerd. Op bepaalde delen was nog een intact bodemprofiel aanwezig. In het esdek<br />
zijn destijds in diverse boringen aardewerkscherven uit de periode vanaf de zestiende eeuw aangetroffen,<br />
die waarschijnlijk door (plaggenbemesting) op de akker terecht zijn gekomen. Onder het humeus dek zijn<br />
in twee boringen echter ook een scherf uit de periode 1250-1500 na Chr. (late Middeleeuwen B) en uit de<br />
ijzertijd of Romeinse tijd aangetroffen, die kunnen wijzen op bewoning in deze perioden<br />
(onderzoeksmeldingsnr. 17870) 11 .<br />
11 Van Spréw 2002.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 19
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Onderzoek in 2006 net ten noorden van deze locatie heeft aangetoond dat de bodem in vrijwel heel het<br />
gebied was verstoord. Door verploeging, eventueel in combinatie met plaggenbemesting is een A-horizont<br />
ontstaan met een dikte van 40 tot 60 cm. Er zijn geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen<br />
(onderzoeksmeldingsnr. 19094) 12 .<br />
Op ruim 1 km ten zuidwesten van het plangebied zou zich op de rand van de dekzandrug, waarop ook<br />
mogelijk het plangebied ligt, een terrein bevinden waar in 1966 de funderingen van een laat-middeleeuws<br />
gebouw en middeleeuwse aardewerkscherven zouden zijn aangetroffen (ARCHIS-waarnemingsnr. 37035).<br />
Een veldinspectie die in 1976 is uitgevoerd leverde echter niets op.<br />
Op de zuidelijke rand van deze dekzandrug, ca. 1,3 km ten zuiden van het plangebied, zijn vuurstenen<br />
artefacten uit het jongpaleolithicum en Mesolithicum, een neolithische gepolijste bijl en aardewerk uit de<br />
ijzertijd en Romeinse tijd gevonden. Het gaat echter om een oude vondst, waarvan de precieze<br />
omstandigheden niet bekend zijn (ARCHIS-waarnemingsnr. 35954, 35955).<br />
12 De Boer 2007.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 20
3 Verwachtingsmodel en vraagstelling<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een gebied met hoge bruine<br />
enkeerdgronden. Waar deze voorkomen op de hoger en dus droger gelegen dekzandrug, hebben zij een<br />
hoge verwachting. In de lager gelegen en nattere dekzandvlakte hebben zij een lage verwachting. Hoge<br />
bruine enkeerdgronden kunnen zijn ontstaan door plaggenbemesting, diepploegen, overstromingen of<br />
een combinatie van factoren.<br />
Doordat het plangebied vermoedelijk lange tijd onder veen heeft gelegen, zijn waarschijnlijk slechts<br />
archeologische waarden uit de periode voor de veengroei (steentijd en eventueel metaaltijden) of na de<br />
ontvening (late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) te verwachten. Het plangebied zelf is reeds vanaf de<br />
dertiende eeuw en mogelijk eerder in gebruik, eerst als kasteel, later als abdij.<br />
Deelgebied 8 bevindt zich deels op de binnenste omgrachting rond het kasteel. Deelgebieden 6, 7 en 9<br />
liggen in de tuinen. Deze deelgebieden behoren van oudsher tot het kasteeldomein. Hier kunnen mogelijk<br />
funderingsresten van gebouwen en sloten worden aangetroffen. Deelgebieden 3, 4 en 5 liggen aan de<br />
overzijde van de gracht, in het gebied dat in het begin van de negentiende eeuw was ingericht als bos. Het<br />
is mogelijk dat hier resten worden aangetroffen van de oudste fasen, aangezien de middeleeuwse<br />
woontoren zich net aan de overzijde van de gracht bevindt. Deelgebieden 1 en 2 liggen aan de noordelijke<br />
rand van het domein, op het tracé van een onverhard pad.<br />
Een karterend booronderzoek is noodzakelijk om de verwachting te toetsen. De volgende<br />
onderzoeksvragen werden geformuleerd in het Plan van Aanpak (Bijlage 4):<br />
Welk type bodem wordt aangetroffen in het plangebied?<br />
Is deze bodem verstoord sinds de vorming ervan?<br />
Zijn archeologische indicatoren aanwezig in het plangebied?<br />
Zo ja, wat is de aard en ouderdom van de archeologische indicatoren?<br />
Wijzen deze indicatoren op een vindplaats?<br />
Zo ja, is een begrenzing van de vindplaats mogelijk?<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 21
BILANRAPPORT 2008/007<br />
4 Inv entariserend veldonderzoek<br />
4.1 Onderzoeksmethode<br />
Het veldonderzoek bestond uit een karterend booronderzoek. Tijdens de kartering werd het terrein<br />
systematisch onderzocht op de aanwezigheid van vondsten en/ of sporen.<br />
Het onderzoek werd uitgevoerd conform de KNA 3.1, de Leidraad SIKB 13 en de onderzoekseisen van de<br />
provincie Noord-Brabant. Op verzoek van de opdrachtgever werden alleen de negen bouwlocaties<br />
onderzocht door middel van een karterend booronderzoek.<br />
In totaal werden zeventien boringen gezet. De boringen werden uitgevoerd met een Edelmanboor met een<br />
diameter van 15 cm en indien mogelijk doorgezet tot minstens 25 cm in het onverstoorde moedermateriaal.<br />
De boringen werden in verhouding tot de oppervlakte van de negen deelgebieden geplaatst. De maximale<br />
diepte waarop werd geboord bedroeg 290 cm –mv. De boorkernen werden gezeefd over een maaswijdte<br />
van 4 mm. De boringen werden beschreven conform ASB (Archeologische Standaard<br />
Boorbeschrijvingsmethode 14 ).<br />
Alle boorpunten werden relatief in het terrein ingemeten en gekoppeld aan de RD-coördinaten. De<br />
referentiebout voor de hoogtemeting was bevestigd aan het poortgebouw van de abdij Mariënkroon. De<br />
hoogte van de bout bedroeg 3,50 m +NAP.<br />
4.2 Resultaten van het veldonderzoek<br />
Deelgebieden 7 en 8 lagen op basis van de NAP-hoogtes hoger dan de overige deelgebieden, ca. 70 tot 90<br />
cm hoger. De hoogte varieerde van 1,97 tot 2,92 m +NAP.<br />
Ten noorden van deelgebieden 1 en 2 en ten oosten van deelgebieden 4 en 5 waren recent kabels en<br />
leidingen aangelegd. Aan het oppervlak was de sleuf nog te herkennen aan de losse vulling.<br />
13 Tol et al. 2006.<br />
14 Bosch 2005.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 22
Fig. 9: Ligging van het p langebied met boorpunten en NAP-hoogten.<br />
Bron minuutplan: http://www.dewoonomgeving.nl.<br />
Deelgebied 1<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
In boring 1 bevond zich onder de 40 cm dikke bruingrijze en zwak siltig matig fijnzandige A-horizont een<br />
geelbruine AC-horizont die geelbruin van tint was, met daaronder het moedermateriaal. De A-horizont<br />
bevatte baksteen, slakken, leisteen en oerconcreties. De C-horizont ging van geelwit over in wit zwak siltig<br />
matig fijn zand met oxidatie. De hoogte van het maaiveld bedroeg 2,06 m +NAP.<br />
Deelgebied 2<br />
In boring 2 bevond zich onder een 30 cm dikke bruingrijze bouwvoor een verstoord pakket van geel zand<br />
met een bijmenging van bruin zand. Op 90 cm –mv werd het schone moedermateriaal bereikt, namelijk<br />
lichtbruinwit zwak siltig matig fijn zand. De verstoring is mogelijk veroorzaakt door het aanplanten van<br />
een bomenrij.<br />
In boringen 3 en 4 was het humeuze dek 60 tot 80 cm dik, wat de bodem classificeert als een hoge bruine<br />
enkeerdgrond. De tint varieerde van grijsbruin tot grijs. De A-horizont ging scherp over in het<br />
moedermateriaal, wit zwak siltig matig fijn zand met oxidatie.<br />
In de A-horizont werden insluitsels zoals baksteen en glas aangetroffen. De hoogte van het maaiveld<br />
bedroeg 1,97 tot 2,00 m +NAP.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 23
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Fig. 10: Impressie van h et plangebied ter hoogte van d eelg ebied 2.<br />
De foto is g enomen vanuit het w esten.<br />
Deelgebied 3<br />
In dit deelgebied bevond zich een bosje dat net ten zuiden lag van de Mariakapel. De A-horizont,<br />
bestaande uit bruingrijs, zwak siltig matig fijn zand, was hier 50 cm dik. Eronder bevond zich het<br />
moedermateriaal, waarvan de kleur varieerde van lichtbruin tot wit. Er werden geen indicatoren<br />
aangetroffen. De hoogte van het maaiveld bedroeg 2,21 m +NAP.<br />
Deelgebied 4<br />
Het centrale deel van deelgebied 4 werd ingenomen door een zanddepot. Op deze plaats is de bovengrond<br />
waarschijnlijk geroerd. Net ten oosten zijn recent kabels en leidingen ingegraven.<br />
De A-horizont bestaat uit bruingrijs zwak siltig matig fijn zand en heeft een dikte van 40 tot 60 cm. In<br />
boringen 11 en 12 wordt deze grijzer naar onder toe. Als insluitsels werden aangetroffen: leisteen,<br />
baksteen, houtskool en metaalslak. De bouwvoor ging scherp over in de C-horizont die in boringen 9, 10 en<br />
12 wit was en in boring 11 eerder lichtbruin. Het moedermateriaal vertoonde oxidatie.<br />
De hoogte van het maaiveld varieerde van 2,00 tot 2,10 m +NAP.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 24
Fig. 11: Impressie van h et plangebied ter hoogte van d eelg ebied 4.<br />
De foto is g enomen vanuit het noord-noordoosten .<br />
Deelgebied 5<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
De humeuze bovengrond had een dikte van 40 tot 50 cm en bestond uit bruingrijs zwak siltig matig fijn<br />
zand. In boring 14 werd deze A-horizont grijzer naar onder toe. Als insluitsel werd baksteen aangetroffen.<br />
Het humeuze dek ging scherp over in de C-horizont. Deze was in boring 13 wit; in boring 14 was het<br />
moedermateriaal bonter (lichtbruin tot wit). De hoogte van het maaiveld bedroeg 2,09 en 2,14 m +NAP.<br />
Deelgebied 6<br />
Boring 7 bevond zich aan de rand van het pad langs de slotgracht. Het gebouw aan de westrand van het<br />
plangebied was reeds gesloopt. De A-horizont had een dikte van 95 cm en bestond uit bruingrijs zwak siltig<br />
matig fijn zand dat naar onder toe grijzer van tint werd en oxidatie vertoonde. Hieronder bevond zich een<br />
scherpe overgang naar het geel- tot grijswit moedermateriaal. In het humeuze dek bevonden zich<br />
fragmenten baksteen, leisteen en een scherf roodbakkend aardewerk. De hoogte van het maaiveld<br />
bedroeg 2,16 m +NAP.<br />
Deelgebied 7<br />
Dit deelgebied bevond zich ca. 40 m ten noorden van het oorspronkelijke kasteel. Het terrein lag wat hoger<br />
ten opzichte van de omgeving, namelijk op 2,68 tot 2,78 m +NAP.<br />
De A-horizont bestond uit een 120 cm dik pakket bruingrijs zwak siltig matig fijn zand dat in boring 5 wat<br />
lichter werd naar onder toe. In deze boring was de overgang naar het moedermateriaal ook wat verstoord.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 25
BILANRAPPORT 2008/007<br />
De C-horizont was vrij bruin van tint en bestond uit zwak siltig matig fijn zand. In boring 5 werden op een<br />
diepte van 180 cm brokken humeus materiaal aangeboord, mogelijk restanten van een wortel.<br />
In het humeuze dek bevonden zich fragmenten baksteen, leisteen, glas en aardewerk (roodbakkend<br />
aardewerk en fragmenten van pijpen) en brokken ijzer (spijkers) en houtskool.<br />
Deelgebied 8<br />
In het oostelijke deel van dit deelgebied werd de binnenste slotgracht verwacht. Deze werd tijdens het<br />
booronderzoek ook aangetroffen. Het deelgebied was waarschijnlijk deels opgehoogd in het kader van de<br />
bouw van het klooster. Hiervan getuigt een ca. 50 cm dik ophogingspakket, bestaande uit bruingrijs zwak<br />
siltig matig fijn zand, verstoord met geel zand. In dit pakket bevonden zich fragmenten baksteen en<br />
mortel. Vanaf 50 cm –mv werd het pakket schoon. Dit is de bruingrijze zwak siltige matig fijnzandige<br />
bouwvoor die reikt tot 150 cm –mv. Als insluitsels werden gevonden baksteen, houtskool, mortel,<br />
vensterglas, slak, roodbakkend aardewerk en een spijker. Hieronder werd de slotgracht bereikt. Van 150 tot<br />
200 cm –mv bestond deze uit grijs humeus zand met plantenresten in de vulling, vanaf 200 tot 260 cm –mv<br />
uit sterk humeus donkerzwartgrijs zand met plantenresten en baksteen. Op 260 cm –mv werd het lichtgrijze<br />
moedermateriaal aangetroffen.<br />
Deelgebied 9<br />
Deelgebied 9 bevond zich net ten westen van de begraafplaats van het klooster en was in gebruik als open<br />
bos. Hier werd een 80 cm dik humeus dek aangetroffen, bestaande uit bruingrijs zwak siltig matig fijn<br />
zand. In boring 15 werd dit lichter naar onder toe, in boring 16 wat grijzer van tint. Als insluitsels werden<br />
baksteen, leisteen en steenkool aangetroffen. In boring 15 ging de A-horizont scherp over in het (grijs)witte<br />
moedermateriaal. In boring 16 werd onder het humeuze dek waarschijnlijk een spoor aangeboord. Het<br />
reikt tot 160 cm –mv (40 cm onder het humeuze dek bewaard) en bestond uit donker(bruin)grijs zwak siltig<br />
matig fijn zand met baksteen en hout in de vulling. Mogelijk gaat het om een gracht of greppel. Onder het<br />
spoor bevond zich het lichtgrijze moedermateriaal. De hoogte van het maaiveld bevond zich op 2,26 en<br />
2,27 m +NAP.<br />
4.3 Archeologische indicatoren<br />
Onder archeologische indicatoren vallen zowel artefacten als mogelijk-antropogene objecten. Met<br />
artefacten worden alle mobiele door de mens gemaakte objecten bedoeld, zoals aardewerk, bot en<br />
vuursteen. Mogelijk-antropogene objecten zijn voorwerpen, zoals houtskool en natuursteen, die als<br />
nevenproduct van een menselijke activiteit ontstaan.<br />
In deelgebied 5 werd in boring 14, in het humeuze dek een roodbakkende scherf aardewerk gevonden<br />
(vondstnummer 6). In deelgebied 6 werd in boring 7 baksteen en een scherf roodbakkend aardewerk<br />
aangetroffen (vondstnummer 5). In deelgebied 7 werden in het humeuze dek van boringen 5 en 6<br />
vensterglas, leisteen, baksteen, fragmenten van pijpaardewerk, roodbakkend aardewerk en brokken ijzer<br />
die niet nader gedetermineerd kunnen worden, aangetroffen (vondstnummers 1 tot en met 4). In de<br />
humeuze bovengrond van boring 17 (deelgebied 8) werden roodbakkend aardewerk, steengoed, een<br />
spijker, vensterglas, een slak en baksteen aangetroffen. In de gracht in deelgebied 8 werd baksteen<br />
gevonden.<br />
De indicatoren werden aangetroffen in de deelgebieden die in de nabijheid van het kasteelcomplex liggen.<br />
Ze wijzen mogelijk op vindplaatsen, met name in deelgebied 8 (binnenste gracht).<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 26
BILANRAPPORT 2008/007<br />
De vondsten in deelgebied 7 zijn mogelijk tijdens sloopwerkzaamheden in de bodem terechtgekomen en<br />
wijzen niet noodzakelijk op een vindplaats. Hierover kan nog geen uitsluitsel gegeven worden. De<br />
indicatoren in deelgebieden 5 en 6 zijn mogelijk bij het schoonmaken van de gracht op het land<br />
terechtgekomen 15 .<br />
5 Toetsing en beantwoording<br />
Doordat het plangebied vermoedelijk lange tijd onder veen heeft gelegen, zijn waarschijnlijk slechts<br />
archeologische waarden uit de periode voor de veengroei (steentijd en eventueel metaaltijden) of na de<br />
ontvening (late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) te verwachten. Het plangebied zelf is reeds vanaf de<br />
dertiende eeuw en mogelijk eerder in gebruik, eerst als kasteel, later als abdij. Structuren en sporen<br />
behorende tot het kasteelcomplex werden met name verwacht in deelgebieden 6, 7, 8 en 9.<br />
De verwachting werd getoetst door middel van een karterend booronderzoek. De volgende<br />
onderzoeksvragen dienden beantwoord te worden:<br />
Welk type bodem wordt aangetroffen in het plangebied?<br />
In het plangebied werd een hoge bruine enkeerdgrond aangetroffen. Slechts in boringen 1, 2 en<br />
10 voldeed de dikte van het humeuze dek niet het hoge bruine enkeerdcriterium.<br />
Is deze bodem verstoord sinds de vorming ervan?<br />
De hoge bruine enkeerdgrond is relatief gaaf bewaard. In boring 2 werd een vergraving<br />
aangetroffen, mogelijk ten behoeve van de aanplanting van het bomenlaantje in dit deelgebied.<br />
Zijn archeologische indicatoren aanwezig in het plangebied?<br />
Ja, in het humeuze dek werden insluitsels zoals baksteen, mortel, aardewerk, spijkers, leisteen,<br />
metaalslakken, houtskool en glas aangetroffen.<br />
Zo ja, wat is de aard en ouderdom van de archeologische indicatoren?<br />
Het vondstmateriaal dateert uit de late Middeleeuwen tot Nieuwe Tijd en kan waarschijnlijk in<br />
verband worden gebracht met het kasteeldomein.<br />
Wijzen deze indicatoren op een vindplaats?<br />
De indicatoren werden aangetroffen in de deelgebieden die in de nabijheid van het<br />
kasteelcomplex liggen. Ze wijzen mogelijk op vindplaatsen, met name in deelgebied 8 (binnenste<br />
gracht). De vondsten in deelgebied 7 zijn mogelijk tijdens sloopwerkzaamheden in de bodem<br />
terechtgekomen en wijzen niet noodzakelijk op een vindplaats. De indicatoren in deelgebieden 5<br />
en 6 zijn mogelijk bij het schoonmaken van de gracht op het land terechtgekomen.<br />
Zo ja, is een begrenzing van de vindplaats mogelijk?<br />
Het verloop van de binnenste gracht, aangetroffen in boring 17, kan vrij nauwkeurig bepaald<br />
worden aan de hand van historisch kaartmateriaal. Eventuele oudere fases van het kasteel zijn niet<br />
meer te achterhalen, aangezien de oudste kaart uit 1688 dateert. Op dat moment ligt de structuur<br />
van het kasteelcomplex vast.<br />
15 Vondstenlijst, zie Bijlage 3.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 27
BILANRAPPORT 2008/007<br />
6 Conclusie en selectieadv ies<br />
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een gebied met hoge bruine<br />
enkeerdgronden. Waar deze voorkomen op de hoger en dus droger gelegen dekzandrug, hebben zij een<br />
hoge verwachting. In de lager gelegen en nattere dekzandvlakte hebben zij een lage verwachting. Hoge<br />
bruine enkeerdgronden kunnen zijn ontstaan door plaggenbemesting, diepploegen, overstromingen of<br />
een combinatie van factoren.<br />
Doordat het plangebied vermoedelijk lange tijd onder veen heeft gelegen, zijn waarschijnlijk slechts<br />
archeologische waarden uit de periode voor de veengroei (steentijd en eventueel metaaltijden) of na de<br />
ontvening (late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) te verwachten. Het plangebied zelf is reeds vanaf de<br />
dertiende eeuw en mogelijk eerder in gebruik, eerst als kasteel, later als abdij.<br />
Tijdens het veldwerk werden in deelgebieden 7, 8 en 9 indicatoren en sporen aangetroffen die mogelijk<br />
verband houden met het kasteel. Aan de zuidrand van deelgebied 2 kunnen mogelijk nog resten in relatie<br />
tot de buitenste gracht gevonden worden. Ter hoogte van deelgebied 6 ligt nu nog de oostelijke gracht,<br />
achter de middeleeuwse woontoren. Tijdens het veldonderzoek werden geen steentijdvindplaatsen<br />
aangetroffen.<br />
In deelgebieden 2, 7, 8 en 9 wordt een vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Vanwege de kleine<br />
oppervlakte van de deelgebieden gebeurt dit het beste door middel van een proefsleuvenonderzoek,<br />
waarbij de proefsleuven gelokaliseerd zijn ter plaatste van de toekomstige bouwputten.<br />
Voor de overige deelgebieden wordt een vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht 16 . De deelgebieden<br />
maakten historisch deel uit van de groene zones rondom het kasteeldomein. Het is niet waarschijnlijk dat<br />
hier sporen of structuren zullen worden aangetroffen. Het humeuze dek in boringen 1, 2 en 10 voldeed<br />
niet aan de criteria van een hoge bruine enkeerdgrond. In deelgebieden 1, 3, 4 en 5 werden ook geen<br />
indicatoren aangetroffen die wijzen op een vindplaats.<br />
Dit is een selectieadvies dat door het bevoegd gezag, de provincie Noord-Brabant, dient te worden<br />
omgezet in een selectiebesluit.<br />
16 Monumentenwet van 1988 blijft van toepassing: indien bij de graafwerkz aamh eden vondsten worden gedaan, dient<br />
hiervan b innen drie d agen melding van g emaakt te worden aan d e burgemeester. In de to ekomst: W amz, artikel 53,<br />
melding aan de RACM.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 28
7 Literatuur<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
De Bakker 1989 H. de Bakker en J. Schelling. Systeem van bodemclassificatie voor<br />
Nederland. De hogere niveaus. Wageningen. 1989.<br />
De Boer 2007 E. de Boer. <strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Het Hoog II. Archeologisch<br />
vooronderzoek. BILAN-Rapport 2007/2. Tilburg. 2007.<br />
De Bont 1989 C. de Bont. Het cultuurhistorisch landschapsonderzoek van het<br />
streekplangebied “Midden- en Oost-Brabant”. Rapport 17, aflevering I en<br />
II. Wageningen. 1989.<br />
Bosch 2005 J.H.A. Bosch. Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode.<br />
Archeologie Leidraad 3. SIKB/ CvAK. Gouda. 2005.<br />
Brabantcollectie Onsenoort L.v. Valkenburg fec. N 35.2 / 820.11 Onse (4) Databank<br />
Topografisch-Historische Atlas, Brabantcollectie, Universiteit van Tilburg.<br />
Buitenhuis 1991 A. Buitenhuis et al. Geomorfologische gesteldheid van Midden en Oost<br />
Noord-Brabant. Rapport 121. Wageningen. 1991.<br />
KNA 3.1 CCvD (SIKB). Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Versie 3.1.<br />
Gouda. 2006.<br />
Leenders 1989 K.A.H.W. Leenders. Verdwenen venen en ontbrekende archeologica. De<br />
situatie in westelijk Noord-Brabant, Brabants Heem 41, 3. 1989.<br />
Van Spréw et al. 2002 B. van Spréw, S. Dautzenberg en J.-J. van Suijlekom. Aanvullende<br />
Archeologische Inventarisatie (AAI) Het Hoog, gemeente <strong>Heusden</strong>. BILAN-<br />
Rapport 2002/19. Tilburg. 2002.<br />
Tol et al. 2006 A. Tol, J.W.H.P. Verhagen en M. Verbruggen. Leidraad inventariserend<br />
veldonderzoek; Deel: Karterend booronderzoek. 2006.<br />
Voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Croonen Adviseurs bv. Voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Mariënkroon.<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong>. Rosmalen. 2006.<br />
Kaarten<br />
ARCHIS II ARCHIS II, Registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor<br />
Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, te raadplegen op<br />
http://archis2.archis.nl.<br />
CHW Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Brabant, te raadplegen op<br />
http://chw.brabant.nl. versie 26 september 2006.<br />
Bodemkaart 45W Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Kaartblad 45 West ‘s-<br />
Hertogenbosch. Wageningen. 1984.<br />
Geomorfologische kaart 45 Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000. Kaartblad 45 West ‘s-<br />
Hertogenbosch. Wageningen-Haarlem. 1983.<br />
Grote Historische Atlas Grote Historische Atlas van Nederland, deel 4. Zuid-Nederland 1838-<br />
1857. 1:50.000, kaartblad 20 en 38 [45-I en III (1836/38) en 45-III (1837/38),<br />
Groningen 1990.<br />
Grote Provincie Atlas Grote Provincie Atlas Noord-Brabant/Oost 1:25.000. Verkend 1983-1989.<br />
Groningen. 1990.<br />
Historische Atlas Historische Atlas Noord-Brabant. Chromotopografische Kaart des Rijks<br />
1:25.000, Den Ilp 1989. [Blad 587 ‘s Hertogenbosch, verkend 1896, ged.<br />
herzien 1905].<br />
Minuutplan Kadastrale kaarten en OAT (Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels) (1827) te<br />
raadplegen op http://www.dewoonomgeving.nl. Kaartblad Nieuwkuijk,<br />
sectie B, d’Onsenoort, blad 1 en kaartblad Vlijmen, sectie A, den<br />
Naaktenhoek, blad 1.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 29
BILANRAPPORT 2008/007<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 30
Bijlage 1: Administratieve gegevens en lijst met afkortingen conform ASB<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Kenmerkcode Beschrijving Gegevenstype Toelichting<br />
ABM Algemene b eschrijvingsmethode ASB Archeologische Standaard Boorbeschrijving<br />
SB Soort boringen BAR Archeologische boring<br />
CIS CIS-code 22376<br />
CS Coördinatensysteem RD2000 Rijksdriehoek stelsel<br />
CSD Coördinatensysteemdatum ETRS89 European Terrestrial R eference System 1989<br />
XCO en YCO Boring 1 141280 412665<br />
Boring 2 141311 412679<br />
Boring 3 141333 412689<br />
Boring 4 141359 412701<br />
Boring 5 141361 412635<br />
Boring 6 141378 412643<br />
Boring 7 141410 412670<br />
Boring 8 141429 412730<br />
Boring 9 141457 412705<br />
Boring 10 141457 412686<br />
Boring 11 141467 412669<br />
Boring 12 141472 412654<br />
Boring 13 141489 412606<br />
Boring 14 141495 412585<br />
Boring 15 141415 412546<br />
Boring 16 141399 412541<br />
Boring 17 141383 412605<br />
LOB Locatiebepaling LT10 Gemeten t.o.v. p erceelsgrenzen<br />
RV Referentievlak NAP Normaal Amsterdams Peil<br />
MA Maaiveldhoogte 197 tot 292 cm<br />
MAB Bepaling maaiv eldhoogte MGOV Waterpastoestel<br />
DB Datum boring 4/5/2007<br />
UIT Uitvoerder BILAN<br />
BM Boormethode EDM Edelmanboring<br />
BDM Boordiameter 15 cm<br />
OPD Opdrachtgever Stichting Mariapolii<br />
Mariënkroon<br />
VTW Vertrouwelijkheid OPENBAAR<br />
OBL Organisatie b eschrijver lithologie BILAN<br />
BL Beschrijver(s) lithologie M. Janssens en A. Kooi<br />
Afkortingen<br />
AWX Aardewerk<br />
BAR Archeologische boring<br />
BG Bijmenging grind<br />
BH Bijmenging humus<br />
BOT Botresten<br />
BST Baksteen<br />
CA Kalkg ehalte<br />
FFEC IJzerconcreties<br />
FOV Fosfaatvlekken<br />
GD Grondsoort<br />
GLS Glas<br />
GMK Grindmediaan klasse<br />
GWB Grondwaterstand na beëindiging boring<br />
HK Hoofdkleur<br />
HKB Brokken houtskool<br />
HKF Fijn verdeelde houtskool<br />
HO Hout<br />
IK Intensiteit kleur<br />
LDO Onderdiepte laag<br />
LHU Huttenleem<br />
MSL Metaalslak<br />
PLH Plantenresten hoeveelheid<br />
ROV Roestvlekken<br />
SCH Schelpmateriaal<br />
SVU Vuursteen<br />
SXX Natuursteen<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 31
BILANRAPPORT 2008/007<br />
TK Tweede kleur<br />
ZM Zandmediaan<br />
ZMK Zandmediaan klasse<br />
Kleurcodes boorstaten<br />
bl blauw<br />
br bruin<br />
do donker<br />
ge geel<br />
gn groen<br />
gr grijs<br />
li licht<br />
ol olijf<br />
or oranje<br />
pa paars<br />
ro rood<br />
rz roze<br />
wi wit<br />
zw zwart<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 32
oring<br />
onderdiepte laag<br />
code<br />
Bijlage 2: Boorstaten<br />
zandmedafk<br />
bijmenging grind<br />
humusbijmcode<br />
intensiteitcode<br />
kleur2code<br />
kleur1code<br />
grondwater<br />
horizont<br />
ca<br />
ht<br />
con<br />
oer<br />
oxi<br />
pl<br />
bs<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
1 1 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1 206 gras, 15cm boor, 4mm zeef<br />
1 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR<br />
1 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR<br />
1 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR A 1 1 1 1 grijs vlekken<br />
1 5 Zs1 mf GE BR AC licht bruin gele laag<br />
1 6 Zs1 mf GE WI C<br />
1 7 Zs1 mf WI 1<br />
1 8 Zs1 mf WI 1<br />
1 9 Zs1 mf WI C 1<br />
2 1 Zs1 mf g1 h1 BR GR 197 gras, 15cm boor, 4mm zeef<br />
2 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
2 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR A scherpe overgang<br />
2 4 Zs1 mf GE vs br<br />
2 5 Zs1 mf GE vs br<br />
2 6 Zs1 mf GE vs br<br />
2 7 Zs1 mf GE vs br<br />
2 8 Zs1 mf GE vs br<br />
2 9 Zs1 mf GE A/C vs br<br />
2 10 Zs1 mf LI BR WI<br />
2 11 Zs1 mf LI BR WI<br />
2 12 Zs1 mf LI BR WI C<br />
3 1 Zs1 mf h1 BR GR 200 gras, 15 cm boor, 4 mm zeef<br />
3 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />
3 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />
3 4 Zs1 mf h1 BR GR<br />
3 5 Zs1 mf h1 BR GR A 1<br />
3 6 Zs1 mf h1 GR 2 1<br />
3 7 Zs1 mf h1 GR A 2<br />
3 8 Zs1 mf h1 BR GR A 1<br />
3 9 Zs1 mf WI 2 scherpe overgang<br />
gs<br />
hok<br />
ks<br />
ps<br />
pn<br />
sk<br />
vl<br />
bot<br />
ar<br />
vu<br />
lei<br />
vondst<br />
NAP-hoogte<br />
opmerkingen<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 33
oring<br />
onderdiepte laag<br />
code<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
zandmedafk<br />
bijmenging grind<br />
humusbijmcode<br />
intensiteitcode<br />
kleur2code<br />
3 10 Zs1 mf WI 1<br />
3 11 Zs1 mf WI C 1<br />
kleur1code<br />
grondwater<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 34<br />
horizont<br />
ca<br />
ht<br />
con<br />
oer<br />
oxi<br />
pl<br />
bs<br />
4 1 Zs1 mf g1 h1 BR GR 200 gras, 15cm boor, 4mm zeef<br />
4 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR<br />
4 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
4 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
4 5 Zs1 mf g1 h1 BR GR A 1 1<br />
4 6 Zs1 mf g1 h1 GR BR A 1 1<br />
4 7 Zs1 mf WI 1<br />
4 8 Zs1 mf WI 1<br />
4 9 Zs1 mf WI C 1<br />
5 1 Zs1 mf h1 BR GR 278 gras, 15 cm boor, 4mm zeef<br />
5 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />
5 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />
5 4 Zs1 mf h1 BR GR vs geel<br />
5 5 Zs1 mf h1 BR GR 1 vs geel<br />
5 6 Zs1 mf h1 BR GR<br />
5 7 Zs1 mf h1 BR GR 1<br />
5 8 Zs1 mf h1 BR GR 1 1 1 1 1<br />
5 9 Zs1 mf h1 BR GR A 1 1 2<br />
5 10 Zs1 mf LI BR GR 1 1 1 3<br />
5 11 Zs1 mf LI BR GR 1 1 1<br />
5 12 Zs1 mf LI BR GR A<br />
5 13 Zs1 mf LI BR 1 vs grijs<br />
5 14 Zs1 mf LI BR 1<br />
5 15 Zs1 mf LI BR 1<br />
5 16 Zs1 mf LI BR 1<br />
5 17 Zs1 mf LI BR 1<br />
5 18 Zs1 mf LI BR 1<br />
5 19 Zs1 mf LI BR 1 br humus brokken<br />
5 20 Zs1 mf LI BR 1<br />
5 21 Zs1 mf LI BR C 1<br />
gs<br />
hok<br />
ks<br />
ps<br />
pn<br />
sk<br />
vl<br />
bot<br />
ar<br />
vu<br />
lei<br />
vondst<br />
NAP-hoogte<br />
opmerkingen
oring<br />
onderdiepte laag<br />
code<br />
zandmedafk<br />
bijmenging grind<br />
humusbijmcode<br />
intensiteitcode<br />
kleur2code<br />
kleur1code<br />
grondwater<br />
horizont<br />
ca<br />
ht<br />
con<br />
oer<br />
oxi<br />
pl<br />
bs<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
6 1 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 268 gras, 15cm boor, 4mm zeef<br />
6 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1<br />
6 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
6 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1<br />
6 5 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1<br />
6 6 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
6 7 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
6 8 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
6 9 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 4<br />
6 10 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
6 11 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
6 12 Zs1 mf g1 h1 BR GR A 1<br />
6 13 Zs1 mf LI BR 1<br />
6 14 Zs1 mf LI BR 1<br />
6 15 Zs1 mf LI BR 1<br />
6 16 Zs1 mf LI BR C 1<br />
7 1 Zs1 mf g2 h1 BR GR 1 1 216 gras, 15cm boor, 4mm zeef<br />
7 2 Zs1 mf g2 h1 BR GR 1 1<br />
7 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1<br />
7 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1<br />
7 5 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
7 6 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
7 7 Zs1 mf g1 h1 BR GR A 1 5<br />
7 8 Zs1 mf g1 GR 1 1<br />
7 9 Zs1 mf g1 GR 1 1<br />
7 10 Zs1 mf g1 GR 100 A 1 1 onderste 5cm gewi oxi 1 C<br />
7 11 Zs1 mf GR WI<br />
7 12 Zs1 mf GR WI C<br />
8 1 Zs1 mf h1 BR GR 221 bos, 15 cm boor, 4mm zeef<br />
8 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />
8 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />
8 4 Zs1 mf h1 BR GR<br />
gs<br />
hok<br />
ks<br />
ps<br />
pn<br />
sk<br />
vl<br />
bot<br />
ar<br />
vu<br />
lei<br />
vondst<br />
NAP-hoogte<br />
opmerkingen<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 35
oring<br />
onderdiepte laag<br />
code<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
zandmedafk<br />
bijmenging grind<br />
humusbijmcode<br />
intensiteitcode<br />
kleur2code<br />
kleur1code<br />
grondwater<br />
8 5 Zs1 mf h1 BR GR A<br />
8 6 Zs1 mf LI BR<br />
8 7 Zs1 mf LI BR C<br />
8 8 Zs1 mf LI BR WI C<br />
8 9 Zs1 mf WI<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 36<br />
horizont<br />
ca<br />
ht<br />
con<br />
oer<br />
oxi<br />
pl<br />
8 10 Zs1 mf WI C geleid elijke overgang<br />
bs<br />
9 1 Zs1 mf h1 BR GR 209 braak, 15 cm boor, 4 mm zeef<br />
9 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />
9 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />
9 4 Zs1 mf h1 BR GR A<br />
9 5 Zs1 mf GR 1<br />
9 6 Zs1 mf GR A 1<br />
9 7 Zs1 mf WI 1 scherpe overgang<br />
9 8 Zs1 mf WI<br />
9 9 Zs1 mf WI C<br />
10 1 Zs1 mf h1 BR GR 204 braak, 15cm boor, 4mm zeef<br />
10 2 Zs1 mf h1 BR GR 1<br />
10 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />
10 4 Zs1 mf h1 BR GR A<br />
10 5 Zs1 mf LI BR GE 1<br />
10 6 Zs1 mf LI BR GE C 1<br />
10 7 Zs1 mf LI GR WI C 1 scherpe overgang<br />
10 8 Zs1 mf WI 2<br />
10 9 Zs1 mf WI 2<br />
10 10 Zs1 mf WI C 2<br />
11 1 Zs1 mf BR GR 210 braak, 15cm boor, 4mm zeef<br />
11 2 Zs1 mf BR GR<br />
11 3 Zs1 mf BR GR<br />
11 4 Zs1 mf BR GR A 1<br />
11 5 Zs1 mf GR A 2<br />
11 6 Zs1 mf LI BR 2<br />
11 7 Zs1 mf LI BR 2<br />
gs<br />
hok<br />
ks<br />
ps<br />
pn<br />
sk<br />
vl<br />
bot<br />
ar<br />
vu<br />
lei<br />
vondst<br />
NAP-hoogte<br />
opmerkingen
oring<br />
onderdiepte laag<br />
code<br />
zandmedafk<br />
bijmenging grind<br />
humusbijmcode<br />
intensiteitcode<br />
kleur2code<br />
11 8 Zs1 mf LI BR C 2<br />
11 9 Zs1 mf LI GR WI C 2<br />
kleur1code<br />
grondwater<br />
horizont<br />
ca<br />
ht<br />
con<br />
oer<br />
oxi<br />
11 10 Zs1 mf LI BR 100 1<br />
11 11 Zs1 mf LI BR 1 humusbrokje<br />
11 12 Zs1 mf LI BR C 1<br />
pl<br />
bs<br />
gs<br />
hok<br />
ks<br />
ps<br />
pn<br />
sk<br />
vl<br />
bot<br />
ar<br />
vu<br />
lei<br />
vondst<br />
NAP-hoogte<br />
opmerkingen<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
12 1 Zs1 mf h1 BR GR 200 braak 15 cm boor, 4mm zeef<br />
12 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />
12 3 Zs1 mf h1 BR GR A<br />
12 4 Zs1 mf h1 GR 2<br />
12 5 Zs1 mf h1 GR A 1 2 1 1<br />
12 6 Zs1 mf WI 1<br />
12 7 Zs1 mf WI 1<br />
12 8 Zs1 mf WI C<br />
13 1 Zs1 mf BR GR 214 hoog gras, riet, 15 cm boor, 4 mm zeef<br />
13 2 Zs1 mf BR GR<br />
13 3 Zs1 mf BR GR<br />
13 4 Zs1 mf BR GR A 1<br />
13 5 Zs1 mf GR 2<br />
13 6 Zs1 mf GR A 2<br />
13 7 Zs1 mf WI 2<br />
13 8 Zs1 mf WI 2<br />
13 9 Zs1 mf WI C 2<br />
14 1 Zs1 mf h1 BR GR 1 1 209 hoog gras/ riet, 15cm boor, 4mm zeef<br />
14 2 Zs1 mf h1 BR GR 6<br />
14 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />
14 4 Zs1 mf h1 BR GR<br />
14 5 Zs1 mf h1 BR GR A<br />
14 6 Zs1 mf LI BR C 1<br />
14 7 Zs1 mf LI BR GE C 1<br />
14 8 Zs1 mf WI 1<br />
14 9 Zs1 mf WI 1<br />
14 10 Zs1 mf WI 1<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 37
oring<br />
onderdiepte laag<br />
code<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
zandmedafk<br />
bijmenging grind<br />
humusbijmcode<br />
intensiteitcode<br />
kleur2code<br />
14 11 Zs1 mf WI C 1<br />
kleur1code<br />
grondwater<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 38<br />
horizont<br />
ca<br />
ht<br />
con<br />
oer<br />
oxi<br />
pl<br />
bs<br />
15 1 Zs1 mf h1 BR GR 227 bomen, 15 cm boor, 4mm zeef<br />
15 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 steenkool 2<br />
15 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 steenkool 2<br />
15 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 steenkool 2<br />
15 5 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 steenkool 2<br />
15 6 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 steenkool 2<br />
15 7 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
15 8 Zs1 mf g1 h1 BR GR A<br />
15 9 Zs1 mf LI BR GR 1<br />
15 10 Zs1 mf LI BR GR A<br />
15 11 Zs1 mf GR WI C<br />
15 12 Zs1 mf WI<br />
15 13 Zs1 mf WI C<br />
16 1 Zs1 mf h1 BR GR 226 bos, 15cm boor, 4mm zeef<br />
16 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />
16 3 Zs1 mf h1 BR GR 1 1<br />
16 4 Zs1 mf h1 BR GR<br />
16 5 Zs1 mf h1 BR GR<br />
16 6 Zs1 mf h1 BR GR 1<br />
16 7 Zs1 mf h1 BR GR<br />
16 8 Zs1 mf h1 BR GR A<br />
16 9 Zs1 mf GR<br />
16 10 Zs1 mf GR<br />
16 11 Zs1 mf GR A<br />
16 12 Zs1 mf LI GR WI A 1<br />
16 13 Zs1 mf h1 DO GR<br />
16 14 Zs1 mf h1 DO GR spoor 1<br />
16 15 Zs1 mf h1 DO BR GR spoor 1<br />
16 16 Zs1 mf h1 DO GR 160 spoor scherpe overgang<br />
16 17 Zs1 mf LI GR<br />
16 18 Zs1 mf LI GR<br />
gs<br />
hok<br />
ks<br />
ps<br />
pn<br />
sk<br />
vl<br />
bot<br />
ar<br />
vu<br />
lei<br />
vondst<br />
NAP-hoogte<br />
opmerkingen
oring<br />
onderdiepte laag<br />
code<br />
zandmedafk<br />
bijmenging grind<br />
humusbijmcode<br />
intensiteitcode<br />
kleur2code<br />
kleur1code<br />
grondwater<br />
16 19 Zs1 mf LI GR C<br />
horizont<br />
ca<br />
ht<br />
con<br />
oer<br />
oxi<br />
pl<br />
bs<br />
gs<br />
hok<br />
ks<br />
ps<br />
pn<br />
sk<br />
vl<br />
bot<br />
ar<br />
vu<br />
lei<br />
vondst<br />
NAP-hoogte<br />
opmerkingen<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
17 1 Zs1 mf g1 h1 BR GR 292 gras, 15 cm boor, 4mm zeef<br />
17 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 7 mortel<br />
17 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR A<br />
17 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR geel vs<br />
17 5 Zs1 mf g1 h1 BR GR geel vs<br />
17 6 Zs1 mf g1 h1 BR GR A geel vs<br />
17 7 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 8<br />
17 8 Zs1 mf g1 h1 BR GR<br />
17 9 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
17 10 Zs1 mf g1 h1 BR GR 9 mortel<br />
17 11 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />
17 12 Zs1 mf h1 BR GR 1 1<br />
17 13 Zs1 mf h1 BR GR<br />
17 14 Zs1 mf h1 BR GR 10<br />
17 15 Zs1 mf h1 BR GR A 11<br />
17 16 Zs1 mf h1 GR 1 1<br />
17 17 Zs1 mf h1 GR 1 1<br />
17 18 Zs1 mf h1 GR 180 1 1<br />
17 19 Zs1 mf h1 GR 1 1<br />
17 20 Zs1 mf h1 GR spoor<br />
17 21 Zs1 mf h3 DO ZW GR 1 1 1<br />
17 22 Zs1 mf h3 DO ZW GR 1 1<br />
17 23 Zs1 mf h3 DO ZW GR 1 1<br />
17 24 Zs1 mf h3 DO ZW GR 1 1<br />
17 25 Zs1 mf h3 DO ZW GR 1 1 12<br />
17 26 Zs1 mf h3 DO ZW GR spoor 1 1<br />
17 27 Zs1 mf LI GR<br />
17 28 Zs1 mf LI GR<br />
17 29 Zs1 mf LI GR C<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 39
BILANRAPPORT 2008/007<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 40
Bijlage 3: Vondstenlijst<br />
vondstnummer<br />
laag<br />
boring<br />
diepte -mv<br />
horizont<br />
specifiek<br />
globaal<br />
1 5 60 A BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN SLE DAKLEI --- 3 ROMV-NTC<br />
1 5 60 A GLS GLS GLS VENSTER --- 1 ROMV-NTC<br />
2 5 70 A AWG KER KER PIJP --- 1 kop NTA-NTC<br />
2 5 70 A AWG KER KER ROOD --- 3 LMEA-NTC<br />
2 5 70 A MFE MXX/ SLAK MFE XXX --- 3 BRONSM-NTC<br />
3 5 80 A AWG KER KER ROOD --- 1 LMEA-NTC<br />
3 5 80 A MFE MXX/ SLAK MFE XXX --- 1 BRONSM-NTC<br />
3 5 80 A AWG KER KER PIJP --- 1 steel NTA-NTC<br />
3 5 80 A BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN SLE DAKLEI --- 2 ROMV-NTC<br />
4 6 80 A BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN SLE DAKLEI --- 1 ROMV-NTC<br />
4 6 80 A AWG KER KER ROOD --- 1 LMEA-NTC<br />
4 6 80 A MFE MXX/ SLAK MFE XXX --- 1 BRONSM-NTC<br />
5 7 35 A BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN KER BAKSTEEN --- 2 ROMV-NTC<br />
5 7 35 A AWG KER KER ROOD --- 4 LMEA-NTC<br />
6 14 20 A AWG KER KER ROOD --- 1 rand LMEA-NTC<br />
7 17 0 A AWG KER KER ROOD --- 1 LMEA-NTC<br />
8 17 50 A AWG KER KER STG --- 1 LMEB-NTB<br />
8 17 50 A MFE MXX/ SLAK MFE SPIJKER --- 1 BRONSM-NTC<br />
9 17 70 A GLS GLS GLS VENSTER --- 1 ROMV-NTC<br />
9 17 70 A SLAK MXX/ SLAK MFE SLAK --- 1 BRONSM-NTC<br />
10 17 100 A AWG KER KER ROOD --- 1 LMEA-NTC<br />
11 17 150 A MFE MXX/ SLAK MFE SPIJKER --- 1 BRONSM-NTC<br />
12 17 220 gracht BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN KER BAKSTEEN --- 3 ROMV-NTC<br />
1 5 60 A BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN KER BAKSTEEN --- 2 ROMV-NTC<br />
ABR-materiaal<br />
ABR-globaal<br />
ABR-specifiek<br />
aantal<br />
fragment<br />
dateringen<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 41
BILANRAPPORT 2008/007<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 42
Bijlage 4: Plan van Aanpak<br />
Plan van Aanpak<br />
Karterend inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
BILAN<br />
Postbus 90903<br />
5000 GD Tilburg<br />
t: 0877 876322<br />
f: 013 5360051<br />
e: bilan@fontys.nl<br />
I: www.bilan.nl<br />
<strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 43
BILANRAPPORT 2008/007<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 44
LOCATIE <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon.<br />
PROJECT <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon. Archeologisch vooronderzoek.<br />
PLAATS BINNEN ARCHEOLOGISCH PROC ES<br />
Archeologisch vooronderzoek (IVO): booronderzo ek<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
OPSTELLER Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf<br />
Auteurs BILAN<br />
Mevr. M. Janssens<br />
Postbus 90903/ 5000 GD Tilburg<br />
Tel. 0877-876322 / marlien.janssens@fontys.n l<br />
02/05/2007<br />
Projectleider (senior archeoloog)<br />
Mede-opstellers<br />
BILAN<br />
Drs. C.Verb eek<br />
Postbus 90903 / 5000 GD Tilburg<br />
Tel. 0877-876322 / c.verbeek@fontys.nl<br />
02/05/2007<br />
OPDRACHTGEVER Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf<br />
BEVOEGD GEZAG Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf<br />
<strong>Gemeente</strong><br />
Provincie Provincie Noord-Brab ant<br />
Provinciaal archeoloog: dr. M. Meffert<br />
Brabantlaan 1 / Postbus 90151<br />
5200 MC ‘s-H ertogenbosch<br />
Overig / onbekend (toelichten)<br />
ROB (beschermd monument /<br />
projectvergunning / grote<br />
projecten)<br />
UITVOER END BEDRIJF / INSTELLING<br />
Naam BILAN<br />
Contactpersoon Mevr. M. Janssens<br />
Telefoon / e-mail Tel. 0877-876322 / marlien.janssens@fontys.n l<br />
DATUM ONDERZOEK<br />
Start Na opstellen PvA<br />
Duur 1 dag<br />
BASISGEGEVENS<br />
Projectnaam <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon. Archeologisch vooronderzoek.<br />
Provincie Noord-Brabant<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong><br />
Plaats Nieuwkuijk<br />
Straatn aam Abdijlaan 8<br />
Toponiem Mariënkroon<br />
<strong>Gemeente</strong> code HS<br />
Kaartb lad 45A<br />
X-coördinaat 141385<br />
Y-coördinaat 412618<br />
Kadaster-nr. <strong>Gemeente</strong> Vlijmen , sectie N, nummers 4561 tot en met 4566<br />
CMA/AMK-status Nvt.<br />
CAA-nr. Nvt.<br />
CMA-nr. Nvt.<br />
ARCHIS-monument-nr. Nvt.<br />
ARCHIS-waarnemings-nr. Nvt.<br />
CIS-code (onderzoeksmeldingsnummer) 22376<br />
Oppervlakte p lan- of onderzoeksgebied 0,6 h a (9 deelgebieden)<br />
Huidig grondgebruik Bebouwing (kloostercomplex ), groen e zones.<br />
PERIODE(N) COMPLEXTYPE(N)<br />
Vroege prehistorie<br />
(paleo/meso/neo )<br />
Resten uit de steentijd (voor de verv ening).<br />
Late prehistorie<br />
(brons/ijzer)<br />
Plangebied lag onder v een. R esten worden niet verwacht.<br />
Romeinse tijd Plangebied lag onder v een. R esten worden niet verwacht.<br />
Middeleeuwen<br />
(vroeg/laat/NT)<br />
Kasteel v anaf ten minste 1266.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 45
BILANRAPPORT 2008/007<br />
1. Doel en reden van het onderzoek<br />
Doel Het vaststellen van de aan- of afwezigh eid van archeologische waard en in de<br />
ondergrond. Het plangebied heeft gedeeltelijk een hoge archeologische<br />
verwachting vanwege de verwachte aanwezigheid van hoge bruine<br />
enkeerdgronden op een dekzandrug.<br />
Reden Toekomstige renovatie en uitbreiding van de abdij waarvoor een<br />
monumentenvergunning nodig is.<br />
Selectieb esluit (alleen na IVO)<br />
2. Reultaten van het tot dusver uitg evoerde onderzo ek<br />
Administratieve g egevens<br />
Bureauonderzoek<br />
Uitvoerder BILAN<br />
Uitvoeringsperiod e April 2007<br />
Publicatie M. Janssens. <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch<br />
vooronderzoek. BILAN 2007 (intern concept).<br />
Bewaarp laats van vondsten en documentatie<br />
Nvt.<br />
Resultaten: landschappelijke en aardwetenschappelijke context<br />
Huidig grondgebruik; (sub) recente<br />
ingrepen en verstoringen<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 46<br />
Landschappelijk gezien b estaat het huidige terrein van de abdij uit twee<br />
gedeelten die van elkaar worden gescheiden door een langgerekte gracht.<br />
Deze is een restant van de Vlijmensche W etering, vroeger v an belang voor de<br />
afwatering van het gebied . De bebouwing bevindt zich voornamelijk op het<br />
westelijke deel van het terrein, onder andere een voorplein met poortgebouw<br />
dat uitgeeft op de Abt van Engelenlaan, met errond het kloostercomplex met<br />
bijgebouwen. Aan d e achterzijde van h et hoofdgebouw bevindt zich de<br />
middeleeuwse toren. N aast h et kloostercomplex ligt een kleine<br />
kloosterb egraafplaats. Tevens ligt er een voormalige zwemvijv er. Het<br />
hoofdgebouw is opgetrokken in 1910 en aang epast in 1960 en 2003. De totale<br />
bebouwde oppervlakte bedraagt ca. 0,4 ha. Het gedeelte ten oosten van de<br />
oude wetering b estond uit dicht bos dat gerooid is in 2004-2005 en opnieuw<br />
ingeplant met loofbomen. Op dit terreind eel b evinden z ich tevens een kap el<br />
en een weiland.<br />
NAP-hoogte maaiveld Ca. 2 - 2.5 m +NAP Grondwatertrap IV/VI<br />
Fysiek-landschappelijke, geologische,<br />
geomorfologische en bodemkundige<br />
kenmerken<br />
Cultuurlandschappelijke en historischgeografische<br />
kenmerken<br />
Het plangeb ied ligt op de rand v an het centrale d ekz andlandschap in het<br />
westelijke deel van de Roerdalslenk naar het rivierenlandschap van de Maas in<br />
het noorden.<br />
Volgens de geomorfo logische kaart maakt het plang ebied deel uit van een<br />
dekzandvlakte (kaarteenheid 2M13), die aan d e oostzijd e van h et plang ebied<br />
wordt doorsneden door een recht kanaal met peil lager dan aangrenz ende<br />
land en een breedte < 5 m. Dez e vlakte is plaatselijk vergrav en en/of<br />
geëgaliseerd. Centraal in het plangebied bevindt zich in de dekzandvlakte een<br />
kaarteenh eid dekz andrug al dan niet met oud-bouwlanddek (3K14). Ook d eze<br />
is plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd.<br />
Op de bodemkaart is h et plangebied gekarteerd als een associatie v an hoge<br />
bruine enkeerdgronden en gooreerdgronden ontstaan in leemarm en zwak<br />
lemig fijn z and (kaarteenh eid bEZ21/pZn 21). De bodem in h et plangebied is v rij<br />
nat (grondwatertrap IV).<br />
Het plangebied ligt op de rand van h et zuidelijke zandgebied n aar het<br />
noordelijk gelegen riv iergeb ied en maakte lange tijd deel uit van een nat<br />
veengebied dat tegen de hoger gelegen z andgronden was opgegroeid. De<br />
eerste bewoning van dit gebied vond over het algemeen plaats op de<br />
zuidelijke o everwal van d e Oude Maas. De ontginning v an het zu idelijk<br />
gelegen veengebied vond (vanaf ongeveer 1000 n.C.) plaats door de aanleg<br />
van sloten om het veen te ontwateren. Door oxidatie van het veen als gevolg<br />
van de ontwatering en mogelijk g edeeltelijk ook door moernering<br />
(turfwinning), klonk het veen in. Daardoor verdween al het veen en kwam het<br />
pleistocene reliëf aan het oppervlak te liggen. De bewoning heeft zich<br />
uiteindelijk geconcentreerd op een zandrug die door dit proces zichtbaar<br />
werd.<br />
De abdij Mariënkroon was oorspronkelijk een kasteel d at mogelijk teruggaat<br />
tot de elfde eeuw. In de achttiend e eeuw bestond het landgoed uit een<br />
kasteel, kasteeltoren, en kele dienstwoningen en 105 hectare grond. In 1787<br />
werd het kasteel geplunderd en raakte het in verval. De laatste eigenaar bood<br />
het hele bez it in 1903 te koop aan. De cisterciënzerabt Maréchal kocht het<br />
kasteel om er een priorij, later abdij in te richten. In de jaren veertig tot zestig<br />
van de twintigste eeuw kende de abdij een grote bloei. Van af de jaren<br />
negentig van de twintigste eeuw werd een nieuwe bestemming voor het
BILANRAPPORT 2008/007<br />
terrein gezocht. Deze werd gevonden als landelijk centrum van de<br />
Focolarebeweging.<br />
Resultaten: p erioden en sites<br />
Regionale archeologische context Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische W aard en) heeft het<br />
plangebied een lage archeologische verwachting. Het gebied ten westen heeft<br />
een hoge verwachting die in v erband gebracht kan worden met de<br />
aanwezigheid van een d ekzandrug in het landschap.<br />
Binnen een straal van 1 km rond het plang ebied zijn geen monumenten<br />
bekend op de AMK (Archeologische Monumentenkaart). Wel zijn enkele<br />
waarneming en en onderzo eken aangeduid in ARCHIS.<br />
Het meest relev ant voor h et plangebied is h et onderzo ek dat op d e locatie „De<br />
Hoog“, net ten westen van h et plangebied, is uitgevoerd. Uit h et onderzo ek<br />
bleek dat de locatie lag op een dekzandrug met enkeerdgronden die<br />
geleid elijk naar het noorden toe afheld e. Grote delen van de bodem waren<br />
vergraven , verplo egd en/ of g eëgaliseerd. Op b epaalde d elen was nog een<br />
intact bodemprofiel aanwezig. In het esdek zijn destijds in diverse boringen<br />
aardewerkscherv en uit de period e vanaf de zestiende eeuw aang etroffen , die<br />
waarschijnlijk door (plaggenbemesting) op de akker terecht zijn gekomen.<br />
Onder het esd ek zijn in twee boringen echter oo k een scherf uit d e periode<br />
1250-1500 na Chr. (late Middeleeuwen B) en uit de ijzertijd/ Romeinse tijd<br />
aangetroffen, die kunnen wijzen op bewoning in d eze p erioden<br />
(onderzoeksmeldingsnr. 17870). Onderzo ek in 2006 net ten noorden van d eze<br />
locatie bevestigde dit beeld: de bodem was in vrijwel heel het gebied<br />
verstoord. Door verp loeging, eventu eel in combinatie met plaggenb emesting is<br />
een A-horizont ontstaan met een dikte v an 40 tot 60 cm. Er zijn geen relev ante<br />
archeologische indicatoren aangetroffen (onderzoeksmeldingsnr. 19094).<br />
Op ruim 1 km ten zuidwesten van het plangeb ied zou zich op de rand van de<br />
dekzandrug, waarop ook mogelijk het plangebied ligt, een terrein bevinden<br />
waar in 1966 de funderingen v an een laat-middeleeuws gebouw en<br />
middeleeuwse aard ewerkscherv en zouden zijn aangetroffen (ARCHISwaarnemingsnr.<br />
37035). Een v eldinspectie die in 1976 is u itgevoerd lev erde<br />
echter niets op.<br />
Op de zuidelijke rand van dez e dekz andrug, ca. 1,3 km ten zuiden van het<br />
plangebied, zijn vuurstenen artefacten uit h et jongpaleolithicum en<br />
Mesolithicum, een n eolithische g epolijste bijl en aard ewerk uit de ijzertijd en<br />
Romeinse tijd gevond en. Het gaat echter om een oude vondst, waarvan de<br />
precieze omstandigheden niet bekend zijn (ARCHIS-waarnemingsnr. 35954,<br />
35955).<br />
Aard en ouderdom v an de v indplaats Onbekend; Op b asis van de g eomorfologische en bodemkundige ligging en<br />
bekende waarnemingen in d e omgev ing kunnen archeologische waard en uit<br />
de late Middeleeuwen en d e Nieuwe tijd worden verwacht. Resten uit de<br />
Gaafheid en conservering (structuren,<br />
sporen, vondsten, paleo-ecologische<br />
resten)<br />
Begrenzingen en oppervlakte van de<br />
totale vindplaats (dus ook buiten het<br />
plangebied)<br />
Begrenzing en opperv lakte v an (het<br />
deel v an) d e vindplaats b innen het<br />
plangebied<br />
Archeologische stratigrafie en diepte<br />
van vondstlagen<br />
steentijd dateren v an voor de v erven ing.<br />
Onbekend, potentieel goed v anwege d e aanwezigheid van een mogelijk<br />
esdek.<br />
Nvt.<br />
Nvt.<br />
Onder de bouwvoor/ esdek.<br />
Archeologische verwachting op basis van het vooronderzoek<br />
Structuren en sporen Nederzettingsresten, mogelijk greppels, waterku ilen, paalsporen etc.<br />
Artefacten: anorganisch Nederzettingscontext, mogelijk aardewerk, ev entueel metaal, g las etc.<br />
Artefacten: org anisch Onbekend<br />
Paleo-ecologische resten Onbekend<br />
Complexiteit Standaard<br />
3. Vraagstelling<br />
Onderzoekskad er, relatie met NOA, Nvt.<br />
synergie<br />
Onderzoeksv ragen Welk typ e bodem wordt aangetroffen in het plangebied?<br />
Is deze bodem onverstoord sinds de vorming erv an?<br />
Zijn archeologische indicatoren aanwezig in h et plang ebied?<br />
Zo ja, wat is de aard en ouderdom v an dez e indicatoren?<br />
Wijzen dez e indicatoren op een vindplaats?<br />
Zo ja, is een b egrenzing v an de vindplaats mogelijk?<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 47
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Aanbeveling en<br />
Beperking en<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 48<br />
In hoeverre wordt de vindplaats bedreigd door de toekomstige<br />
planontwikkeling?<br />
4. Veldwerk<br />
Strategie Karterend booronderzoek om de aan- of afwez igheid van archeologische<br />
indicatoren in h et plang ebied v ast te stellen.<br />
De onderzoeksopzet is afgestemd op de specifieke archeologische verw achting<br />
op basis van het vooronderzoek. De gebruikte methode is niet geschikt om<br />
bijvoorbeeld grafv elden op te sporen. Dez e vindplaatsen, met een lage<br />
vondstdichtheid en een grondsporenniv eau kunn en het best onderzocht<br />
worden door middel van grav end onderzoek. (Leidraad Inventariserend<br />
veldonderzoek, deel karterend booronderzo ek, p. 32).<br />
Methoden en technieken Booronderzoek conform KNA 3.1, Leidraad Inv entariserend veldonderzoek,<br />
deel karterend booronderzoek, Onderzo ekseisen provincie Noord-Brabant en<br />
de ASB.<br />
De negen bouwlocaties zijn in overleg met d e opdrachtgever geselecteerd voor<br />
een booronderzoek. Het aantal boring en per deellocatie staat in verhouding<br />
met de oppervlakte. In totaal worden 17 boring en voorzien, met een<br />
Edelmanboor met een diameter v an 15 cm. De opgeboorde sedimenten<br />
worden gezeefd over een maaswijdte v an 4 mm.<br />
Bemonstering Indien relevant worden monsters genomen .<br />
Artefacten: anorganisch Alle aangetroffen anorg anische artefacten worden verz ameld en<br />
gedocumenteerd<br />
Artefacten: org anisch Nvt.<br />
Paleo-ecologische resten Nvt.<br />
Beperking en Geen.<br />
5. Uitwerking en conservering<br />
Analyse fysische geografie De stratigrafie in de boorstaten dient gekoppeld te worden aan de fysische<br />
geografie.<br />
Structuren en grondsporen Nvt.<br />
Artefacten: anorganisch Artefacten dienen v erwerkt te worden door een KNA-archeoloog.<br />
Artefacten: org anisch Nvt.<br />
Paleo-ecologische resten Nvt.<br />
Beeldrapportage<br />
foto’s, kaarten, e.d.)<br />
(objecttekeningen , Conform KNA 3.1<br />
Conservering geselecteerd materiaal Nvt.<br />
(zie CvAK-leidraad nr. 1)<br />
Beperking en Nvt.<br />
6. Eindproduct: rapportage en depon ering<br />
Te leveren product Eindrapport conform KNA 3.1 en d e minimumeisen v an de provincie van<br />
Noord-Brabant.<br />
Bij het eindproduct hoort een bewijs (af te geven door de ontv angende<br />
instantie) van ov erdracht v an vondsten en documentatie .<br />
Inhoud eindrapport Eindrapport conform KNA 3.1 en d e minimumeisen v an de provincie van<br />
Noord-Brabant.<br />
Verschijning en oplaag eindrapport Het rapport dient binnen 6 weken na de afronding van het veldwerk in<br />
conceptvorm gereed te zijn. Het eindrapport dient in 5 ex emplaren<br />
aangeleverd te worden aan de opdrachtgever en één exemplaar aan het<br />
bevoegd gezag en de RACM.<br />
Deponering<br />
Beperking en<br />
7. Randvoorwaard en<br />
Vondsten en documentatie conform KNA 3.1 en de richtlijn en van het<br />
Provinciaal depot voor bodemvondsten van Noord-Brabant.<br />
Documentatie aan de RACM.<br />
Personele randvoorwaarden Het onderzoek moet verricht worden door een door h et CvAK g ecertificeerd<br />
archeologisch bedrijf en conform de KNA 3.1. Het onderzoek moet uitg evoerd<br />
worden door een v eldteam dat minstens bestaat uit een prospector<br />
Uitvoeringsperiod e<br />
opleveringstermijn v eldwerk<br />
en Het veldwerk dient binnen maximaal 2 werkdagen uitgevoerd te zijn.<br />
Uitvoeringscondities v eldwerk De toegankelijkheid, betredingstoestemming en het milieurapport wordt door<br />
de opdrachtgever g ereg eld.<br />
De opdrachtnemer dient zich in kennis te stellen v an kabels en leiding en door<br />
middel van een KLIC-melding.<br />
Kwaliteitsbewaking, toezicht, ov erleg, Afwijkingen van dit Plan van Aanpak worden door de prospector eerst<br />
en evaluatie<br />
overlegd met de v erantwoordelijke senior prospector of KNA-archeoloog en<br />
vervolgens aan het bevoegd gez ag voorgelegd. D e afspraken worden<br />
schriftelijk vastgelegd.
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Selectieprocedure tijdens het v eldwerk<br />
(i.h.b. bij archeologische b egeleiding)<br />
Nvt<br />
Uitvoeringsperiod e uitwerking; Conceptrapport binnen 6 weken na de uitvo ering van h et veldwerk.<br />
opleveringstermijn (concept) Eindrapport na go edkeuring door de opdrachtgever met een eindtermijn van<br />
eindrapport<br />
drie weken na het v erschijnen v an het conceptrapport.<br />
Termijn overdracht van vondsten, Uiterlijk 4 weken na inzending van het stand aardrapport, conform specificatie<br />
monsters en documentatie<br />
aanlev eren vondsten en monsters (KNA 3.1).<br />
Procedure toetsing eindproduct door De uitvoerder overhandigt na goedkeuring van het conceptrapport aan het<br />
bevoegd gezag<br />
bevoegd gezag h et eindrapport en d e bewijz en van overdracht van vondsten<br />
en documentatie. Het eindrapport dient altijd binnen twee jaar n a afronding<br />
van het v eldwerk opgelev erd te worden.<br />
8. Wijz igingen na evaluatie<br />
Wijzigingen tijdens h et veldwerk Nvt.<br />
Procedure v an wijziging n a de Nvt.<br />
evaluatiefase van het veldwerk<br />
Procedure van wijz iging tijdens Nvt.<br />
uitwerking en conservering<br />
9. Literatuur en bijlagen<br />
Literatuur J.H.A. Bosch. Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode.<br />
Archeologie Leidraad 3. SIKB/ CvAK. Gouda. 2005.<br />
CCvD (SIKB). Kw aliteitsnorm Ned erlandse Archeologie (KNA). Versie 3.1. 2006.<br />
Minimumeisen provincie Noord-Brabant t.b.v. de rapportag e v an archeologisch<br />
vooronderzoek in de vorm van een inv entariserend en waard erend<br />
booronderzoek, d.d. 18/10/06.<br />
Onderzoekseisen provincie Noord-Brabant t.b.v. archeologisch vooronderzo ek<br />
in de vorm v an een inventariserend booronderzo ek, d .d. 18/10/06.<br />
A. Tol, J.W.H.P. Verh agen en M. Verbruggen. Leidraad inventariserend<br />
veldonderzoek; Deel: Karterend booronderzo ek. 2006.<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 49
BILANRAPPORT 2008/007<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 50
Bijlage 5: Overzicht archeologische perioden<br />
Periode Code<br />
Paleolithicum<br />
Paleolithicum Vroeg<br />
Paleolithicum Midden<br />
Paleolithicum Laat<br />
Mesolithicum<br />
Mesolithicum Vroeg<br />
Mesolithicum Midden<br />
Mesolithicum Laat<br />
Neolithicum<br />
Neolithicum Vroeg<br />
Neolithicum midden<br />
Neolithicum Laat<br />
Bronstijd<br />
Bronstijd Vroeg<br />
Bronstijd Midden<br />
Bronstijd Laat<br />
IJzertijd<br />
IJzertijd Vroeg<br />
IJzertijd Midden<br />
IJzertijd Laat<br />
Romeinse Tijd<br />
Romeinse Tijd Vroeg<br />
Romeinse Tijd Midden<br />
Romeinse Tijd Laat<br />
Middeleeuwen<br />
Middeleeuwen Vroeg<br />
Middeleeuwen Laat<br />
Nieuwe Tijd<br />
Nieuwe Tijd A<br />
Nieuwe Tijd B<br />
Nieuwe Tijd C<br />
Onbekend<br />
Tot 8800 vC<br />
Tot 300.000 C14<br />
300.000 - 35.000 C14<br />
35.000 C14 – 8800 vC<br />
8800 – 5300 vC<br />
8800 – 7100 vC<br />
7100 – 6450 vC<br />
6450 – 5300 vC<br />
5300 – 2000 vC<br />
5300 – 4200 vC<br />
4200 – 2850 vC<br />
2850 – 2000 vC<br />
2000 – 800 vC<br />
2000 – 1800 vC<br />
1800 – 1100 vC<br />
1100 – 800 vC<br />
800 – 12 vC<br />
800 – 500 vC<br />
500 – 250 vC<br />
250 – 12 vC<br />
12 vC – 450 AD<br />
12 vC – 70 AD<br />
70 – 270 AD<br />
270 – 450 AD<br />
450 – 1500 AD<br />
450 – 1050 AD<br />
1050 – 1500 AD<br />
1500 – heden<br />
1500 – 1650 AD<br />
1650 – 1850 AD<br />
1850 – heden<br />
PALEO<br />
PALEOV<br />
PALEOM<br />
PALEOL<br />
MESO<br />
MESOV<br />
MESOM<br />
MESOL<br />
NEO<br />
NEOV<br />
NEOM<br />
NEOL<br />
BRONS<br />
BRONSV<br />
BRONSM<br />
BRONSL<br />
IJZ<br />
IJZV<br />
IJZM<br />
IJZL<br />
ROM<br />
ROMV<br />
ROMM<br />
ROML<br />
XME<br />
VME<br />
LME<br />
NT<br />
NTA<br />
NTB<br />
NTC<br />
XXX<br />
BILANRAPPORT 2008/007<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 51
BILANRAPPORT 2008/007<br />
Bijlage 6: Overzicht geologische perioden<br />
Periode C-14 jaren voor heden<br />
Holoceen<br />
Pleistoceen<br />
Postglaciaal<br />
Weichselien<br />
Eemien<br />
Saalien<br />
Subatlanticum<br />
Subboreaal<br />
Atlanticum<br />
Boreaal<br />
Preboreaal<br />
Late Dryas<br />
Allerød<br />
Bolling<br />
10.000 – heden<br />
10.000 – heden<br />
3.000 – heden<br />
5.000 – 3.000<br />
5.000 – 7.500<br />
9.000 – 7.500<br />
9.000 – 10.000<br />
2,3 mlj – 10.000<br />
75.000 – 10.000<br />
11.000 – 10.000<br />
12.000 – 11.000<br />
13.000 – 12.000<br />
100.000 – 75.000<br />
250.000 – 100.000<br />
<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 52
Beeldkwaliteitplan Marienkroon<br />
Nieuwkuijk
Colofon Inhoud<br />
Beeldkwaliteitplan Marienkroon<br />
<strong>Gemeente</strong> Nieuwkuijk<br />
Datum:<br />
oktober 2008<br />
Projectgegevens:<br />
BOE0 -SBM00002-0 D<br />
1 Inleiding 1<br />
2 Reikwijdte en status 2<br />
3 Ligging plangebied 3<br />
4 Geschiedenis 4<br />
5 Huidige situatie 6<br />
6 Ruimtelijk concept 8<br />
7 Masterplan 12<br />
8 Gebiedsindeling 13<br />
9 Beschrijving beeldkwaliteit per deelgebied 14<br />
Ensemble A: Hoofdgebouw Klooster 4<br />
Ensemble B: Woningbouw rond Klooster 8<br />
Parkgebied, openbare ruimte<br />
en overgang openbaar - privé<br />
2
1 Inleiding<br />
De Stichting Beheer Mariapoli Scia Luminosa heeft<br />
Croonen Adviseurs de opdracht verstrekt om voor ontwikkelingen<br />
op het terrein van het klooster Marienkroon<br />
te Nieuwkuijk een bestemmingsplan op te stellen. In<br />
aanvulling op het bestemmingsplan is besloten om een<br />
beeldkwaliteitplan voor het gebied te vervaardigen.<br />
Het voorliggende rapport vormt het resultaat van een<br />
stedenbouwkundige verkenning van het gebied.<br />
Doel en ambitie<br />
Doel en ambitie van het beeldkwaliteitplan is om de inrichtingsstructuur<br />
van het terrein te versterken waarbinnen<br />
nieuwe ontwikkelingen op het terrein kunnen<br />
plaatsvinden die in goede samenhang zijn met de bestaande<br />
hoofdbebouwing, alsook om een eenduidige<br />
inrichting van het semi-openbare gebied tussen de<br />
bebouwing te verkrijgen. Een en ander moet in aansluiting<br />
met de omgeving zijn.<br />
Hoofddoelen zijn:<br />
- Een ruimtelijk en functioneel kader vormen waarin<br />
de nieuwe ontwikkelingen passen en waarin de bestaande<br />
hoofdbebouwing kan worden omgevormd.<br />
- Aangeven op welke manier samenhang kan worden<br />
verkregen tussen nieuwe en bestaande cultuurhistorisch<br />
waardevolle bebouwing.<br />
- Aangeven op welke manier landschappelijke inpassing<br />
kan plaatsvinden op het historische kloosterterrein.<br />
Croonen Adviseurs
2 Reikwijdte en status<br />
Croonen Adviseurs<br />
2<br />
Het voorliggende beeldkwaliteitplan is opgesteld om de<br />
gewenste kwaliteiten te waarborgen.<br />
Het beeldkwaliteitplan heeft betrekking op verschijningsvorm,<br />
detailleringen en materialisering van het<br />
ontwerp. Het is opgedeeld in een beschrijving per deelgebied<br />
en een beschrijving van de openbare ruimte.<br />
In het beeldkwaliteitplan is het van belang dat in één<br />
document inzichtelijk is welke aspecten relevant zijn<br />
om de ruimtelijke kwaliteit van zowel het bestaande als<br />
het nieuw te ontwikkelen terreindeel te kunnen realiseren.<br />
Het beeldkwaliteitplan geldt als vertrekpunt en inspiratiebron<br />
voor de architecten en als toetsingskader voor<br />
de welstand.<br />
De beeldkwaliteitsaspecten voor bebouwing zijn separaat<br />
van de overige beeldkwaliteitsaspecten in deze<br />
rapportage opgenomen.<br />
Het beeldkwaliteitplan zal als gemeentelijke beleidsregel<br />
worden vastgesteld.<br />
Bovendien is het beeldkwaliteitplan direct vertaald in<br />
locatie en omvang van de bouwvlakken op de plankaart<br />
van het bestemmingsplan voor dit terrein. Dit geldt ook<br />
voor de voorschriften voor bebouwingsconcentratie en<br />
nok- en goothoogte.
3 Ligging plangebied<br />
Het plangebied, ter grootte van circa 9 ha, ligt in het<br />
buitengebied van de gemeente <strong>Heusden</strong>, ten noorden<br />
van Nieuwkuijk, ten westen van Vlijmen en ten oosten<br />
van de Abt van Engelenlaan, de huidige doorgaande<br />
weg tussen Nieuwkuijk en Haarsteeg.<br />
De abdij Mariënkroon is gelegen in een hoogdynamisch<br />
gebied met bedrijvigheid, woningbouw, landbouw en<br />
glastuinbouw. Het is een sterk verdichte omgeving met<br />
als relatief open gebied de zone ten zuidoosten van het<br />
plangebied. De verkaveling van deze zone heeft zijn<br />
oorsprong in het slagenlandschap (langgerekte kavels)<br />
en is hier nog enigszins herkenbaar.<br />
Het perceel wordt aan de westkant grotendeels omsloten<br />
door een opgaande randbeplanting en door een<br />
kloostermuur, waardoor het grotendeels aan het zicht<br />
vanaf de aangrenzende openbare wegen is onttrokken.<br />
Plangebied op topografische ondergrond<br />
Situering Mariënkroon, topografische kaart<br />
Plangebied op topografische ondergrond<br />
Croonen Adviseurs<br />
Situering Mariënkroon, luchtfoto
4 Geschiedenis<br />
Het klooster heeft een rijke geleding uit de geschiedenis<br />
die teruggaat tot de e eeuw. Het is begonnen als kasteel<br />
Onsenoort. De eerste vermelding komt al uit 24 .<br />
In 72 is dit kasteel in brand gestoken. Vanaf 88<br />
wordt de kasteeltoren weer opgebouwd. Deze toren,<br />
opgebouwd op de oude fundamenten, is nog steeds<br />
aanwezig. In de tweede helft van de e eeuw is de<br />
toren ingrijpend verbouwd en voorzien van een volwaardige<br />
eerste verdieping en een zolder. Lang heeft de<br />
toren zonder verdere aanbouw vrij in het veld gestaan.<br />
Vermoedelijk pas in de eerste helft van de 6e eeuw is<br />
achter de toren (wat nu de voorzijde is geworden) een<br />
nieuw huis gebouwd. De andere zijde (nu de achterzijde)<br />
bleef een vrije oriëntatie houden op het achterliggende<br />
landelijke gebied. In het derde kwart van de 7e eeuw<br />
zijn dwars op het huis twee éénlaagse bijgebouwen bijgekomen.<br />
In het vierde kwart van de 9e eeuw wordt<br />
het huis verbouwd. De wanden worden geschilderd in<br />
een baksteenkleur met geschilderde speklagen en ontlastingsbogen<br />
boven de vensters. Ook worden de kap en<br />
de topgevels gewijzigd.<br />
In 90 wordt van het gehele domein ruim 00 hectaren<br />
verkocht aan abt Paulus Maréchal van het Cisterciënzerklooster<br />
Ste Marie du Pont-Colbert te Versailles.<br />
(Het kasteel en de bijgebouwen en het direct<br />
omliggende terrein met toerit. Totaal betreft het ca.<br />
ha. Het restant dat nu over is betreft een kleine 9 ha;<br />
de toerit met ruilverkaveling is komen te vervallen.) In<br />
904 is het kasteel aangepast aan de nieuwe bewoners.<br />
Naar een ontwerp van de architect Juliën Dony uit Den<br />
Bosch is er tussen de toren en het hoofdgebouw een<br />
kapel gebouwd, op de toren is een verdieping gebouwd<br />
en ook de twee bijgebouwen zijn verhoogd.<br />
In 9 4- 9 volgt de volgende grondige verbouwing.<br />
Naar een ontwerp van de architect Karel van Dael uit<br />
Eindhoven wordt het hoofdgebouw grondig gerestyled.<br />
De gracht rondom het complex komt hiermee te vervallen.<br />
Ook wordt er een poortgebouw gebouwd. De plannen<br />
waren er om er een gesloten kloostercomplex van<br />
te maken, geheel in de stijl van de Cisterciënzers, maar<br />
dat plan is niet voltooid. Het hoofdgebouw, op enkele<br />
kleine wijzigingen na, is nog steeds intact.<br />
Croonen Adviseurs<br />
4<br />
In 9 8 ontwerpen Van der Laan, Hansen en Van Hal uit<br />
Rosmalen, in samenwerking met Baayens uit <strong>Heusden</strong><br />
wederom een grondige verbouwing. Het hoofdgebouw,<br />
de toren en de kapel blijven hierbij gehandhaafd, maar<br />
de bijgebouwen en de kloostergang zouden worden<br />
vervangen. Van deze plannen zijn alleen de refter met<br />
bovengelegen slaapcellen en de keuken gerealiseerd.<br />
Detail topografische kaart 89
Topografische kaart uit 89<br />
Croonen Adviseurs
5 Huidige situatie<br />
Landschappelijk gezien bestaat het huidige terrein van<br />
Abdij Mariënkroon uit twee gedeelten, die van elkaar<br />
worden gescheiden door een langgerekte gracht. De<br />
rechte gracht is een restant van de Vlijmensche Wetering,<br />
vroeger van belang voor de afwatering van het gebied.<br />
Over de gracht ligt een gietijzeren brug, die uit de<br />
negentiende eeuw dateert. Deze brug is een belangrijk<br />
functioneel onderdeel in de verbinding van het westelijke<br />
met het oostelijke deel van het terrein en sluit<br />
goed aan op de bestaande wandelpaden, waaronder<br />
een monumentale beukenlaan. De bebouwing op het<br />
terrein bevindt zich net als vroeger hoofdzakelijk in het<br />
westelijke gedeelte.<br />
Kenmerkend op het terrein en in de bebouwing zijn de<br />
drie historisch gegroeide richtingen (zie figuren).<br />
- noord-zuid vanuit de oorspronkelijke slagenverkaveling<br />
(blauw)<br />
- oost-west- de as toegangslaan-ingang kloostertoren<br />
(rood)<br />
- oost-west-2 de noordelijke muur en kloostergebouwen<br />
(groen)<br />
Croonen Adviseurs<br />
6<br />
Bij de tuinaanleg van het westelijke deel zijn met name<br />
duurzame bomen aangelegd: beuken, eiken, platanen,<br />
acacia en tamme kastanjes. Rondom het kloostergebouw<br />
is een diversiteit aan open ruimten en gesloten<br />
massa’s, waarbij opvalt dat er geen zorgvuldige of logische<br />
samenhang tussen de verschillende ruimtes bestaat.<br />
Daarnaast ligt er in het westelijke deel een voormalige<br />
zwemvijver. Het betreft een gegraven vijver gevuld met<br />
grondwater.
Het gedeelte ten oosten van de oude wetering bestond<br />
voornamelijk uit dicht bos (grotendeels jong naaldbos<br />
als gevolg van een niet gekapte kerstbomenplantage)<br />
waarin een weiland en een kapel zijn opgenomen. Dit<br />
bosgebied is in de winter van 200 gerooid en is deels<br />
opnieuw ingeplant met loofhout. Door de jonge aanplant<br />
is het beeld nu open.<br />
Op het terrein bevinden zich een aantal cultuurhistorisch<br />
waardevolle objecten met deels een monumentenstatus<br />
(zie figuur).<br />
- de kloostermuur<br />
- de toegangslaan<br />
- het poortgebouw<br />
- het voorplein<br />
- de hoofdvleugel en zijgebouwen van het klooster<br />
- de toren<br />
- de begraafplaats<br />
- de zwemvijver met badhokjes<br />
- de vijvergracht<br />
- de laan op het terrein<br />
- het maria-kapelletje<br />
Croonen Adviseurs<br />
7
6 Ruimtelijk concept<br />
Het ruimtelijk ontwikkelingsconcept voor de ontwikkeling<br />
op het kloosterterrein bestaat uit een aantal aspecten:<br />
- Handhaven/uitgaan van het verschil tussen het<br />
oostelijk en westelijk deel van het terrein wat betreft<br />
intensiteit van bebouwing.<br />
- Het openhouden van een centrale as, die gesitueerd<br />
is van de poort naar de e eeuwse toren van het<br />
kloostercomplex en die zich door het bos in oostelijke<br />
richting voortzet.<br />
- Behoud van voldoende onbebouwde ruimte achter<br />
de toren en vrij zicht op het achterliggende gebied<br />
om de historische ligging in en vrije oriëntatie op<br />
het landelijk gebied te benadrukken.<br />
- Handhaven en zo mogelijk opnieuw verlengen van<br />
de gracht als kenmerkende scheiding tussen oostelijk<br />
en westelijk deel.<br />
- Meer samenhang brengen in de hoofdbebouwing,<br />
die uit verschillende stijlen en leeftijden bestaat,<br />
door het aanbrengen van een bindend ruimtelijk<br />
element, dat tevens een toevoeging voor de functionele<br />
waarde van het gebouw betekent.<br />
Croonen Adviseurs<br />
8<br />
- Situering van de woningen in een carré rond de<br />
hoofdbebouwing, ruimtelijke configuratie van gebouwen<br />
geïnspireerd op die van volgroeide cisterienzer<br />
kloosters elders in Europa; een centraal<br />
kloostercomplex, vaak rond een kloostergangcarré<br />
en daaromheen een structuur van concentrische<br />
bebouwing in losse eenheden van woningen en<br />
werkplaatsen.
5a<br />
St. Carrévormen Gallen<br />
St. Gallen<br />
St. Gallen<br />
4<br />
Langheim<br />
Langheim<br />
Schloss Salem<br />
Maulbronn<br />
5a<br />
Maulbronn<br />
St. Gallen<br />
Maulbronn<br />
Schloss Salem<br />
Maulbronn<br />
Croonen Adviseurs<br />
9<br />
5a<br />
5b<br />
St. Gallen<br />
De bebouwingsstructuur is geïnspireerd op de structuur van volgroeide<br />
kloosters elders in Europa, bestaande uit een centraal<br />
kloostercomplex, veelal rond een bestaande kloostergang en een<br />
concentrische structuur van losse bebouwing van woningen en<br />
werkplaatsen<br />
Schloss Salem<br />
Schloss Salem<br />
Maulbronn<br />
Niet uitgevoerd uitbreidingsplan van 9 8 van Van der Laan, Hansen en Van<br />
Hal uit Rosmalen, in samenwerking met Baayens uit <strong>Heusden</strong>.<br />
Schloss Salem
- Bij terreininrichting verschil maken tussen west en<br />
oost met meer cultuurlijk groen versus natuurlijk<br />
groen.<br />
- Bij nieuwbouw en terreininrichting uitgaan van de<br />
drie historisch gegroeide richtingen.<br />
Croonen Adviseurs<br />
0<br />
- Oog voor de kwaliteit van het openbaar gebied door<br />
samenhang in groen en eenduidige wegprofielen.<br />
- Uitgaan van drie verschillende stedenbouwkundige<br />
‘middens’ met ieder een eigen karakter, bepaald door<br />
ligging en functie.
- Landschappelijke inpassing van de nieuwe ontwik-<br />
kelingen in het terrein op zodanige wijze dat de uitstraling<br />
van het kloostercomplex naar zijn omgeving<br />
niet wezenlijk verandert.<br />
- Behoud van de genoemde cultuurhistorische waardevolle<br />
objecten.<br />
Croonen Adviseurs<br />
Ruimtelijk concept
7 Masterplan<br />
Van fase IIIb en IV zijn de exacte locaties en vorm nog<br />
niet bekend. Hier zijn ze indicatief aangegeven om het<br />
principe en de korrelgrootte te verbeelden.<br />
IV<br />
IIIB<br />
Croonen Adviseurs<br />
2<br />
Masterplan
8 Gebiedsindeling<br />
Het kloosterterrein vormt het plangebied dat onderwerp<br />
is van dit beeldkwaliteitplan.<br />
In het plangebied zijn drie deelgebieden te onderscheiden:<br />
A De hoofdbebouwing van het klooster met het gebied<br />
eromheen.<br />
B Het gebied waar de nieuwe woonbebouwing voor<br />
de Focolarebeweging is gesitueerd.<br />
C De kloostertuin, die zorgdraagt voor de inpassing<br />
van de bebouwing in het landschap en voor de verschijning<br />
van het totale complex met kloostermuur<br />
als kloostercomplex.<br />
In deze deelgebieden wordt in verschillende fasen uitgebreid.<br />
Hiernaast zijn ze afgebeeld met de nummers<br />
zoals deze zijn aangeduid in het bestemmingsplan.<br />
I Uitbreiden noord-vleugel kloostergebouw.<br />
II Woongebouwen noordzijde.<br />
IIIA Woongebouw noord-oostzijde.<br />
IIIB Rest woongebouwen.<br />
IV Grote zaal.<br />
Croonen Adviseurs<br />
Gebiedsindeling
9 Beschrijving beeldkwaliteit per deelgebied Ensemble A: Hoofdgebouw Klooster<br />
Inspiratie vanuit huidige bebouwing<br />
Het bestaande hoofdgebouw is een wonderlijk samenspel<br />
van verschillende bouwstijlen uit de diverse perioden.<br />
Het totale gebouwencomplex levert daardoor op<br />
onderdelen een onrustig beeld op. In de nieuwe uitbreidingen<br />
wordt gestreefd naar een helder contrast met de<br />
bestaande gebouwen door te werken met onder meer<br />
glas, hout en metaal, optimale transparantie naar de<br />
buitenruimten en zicht op het omliggende landschap<br />
en het doorzicht van buiten naar binnen als teken van<br />
gastvrijheid naar de bezoeker en het centrum en de<br />
nieuwe eigentijdse meer naar buitengerichte spiritualiteit<br />
van de Focolare beweging. Uitbreidingen en verbindingswegen<br />
gaan zo een nieuwe structuur vormen met<br />
een eigentijds karakter die het gehele ensemble omvat<br />
en de verschillende stijlen met elkaar verbindt.<br />
Op het moment van realisering van de zaal krijgt het binnenplein<br />
een geheel nieuwe functie voor uitloop vanuit<br />
de zaal. Auto’s zullen hier dan geheel uit het beeld verdwijnen.<br />
Het huidige bijna ‘verkeerskundige’ ontwerp uit<br />
de jaren zestig is dan niet meer geschikt en passend bij<br />
de nieuwe functie. Voor de nieuwe inrichting wordt dan<br />
inspiratie gezocht bij de meer formele aanleg van voor<br />
de jaren zestig en eventueel kan worden teruggegrepen<br />
op de oorspronkelijke nooit uitgevoerde plannen van<br />
de abdij: een binnenplein met elementen als een ‘kruisgang’<br />
zou op den duur weer zichtbaar gemaakt kunnen<br />
worden in een moderne en lichte vorm (glas en hout<br />
of staal) zonder het open zicht op de historische bebouwing<br />
te verstoren. Deze ‘kruisgang’ zorgt bovendien<br />
voor een regenvrije verbinding tussen de verschillende<br />
gebouwen rond het middenplein.<br />
Functionele indeling als basis voor thematisch concept<br />
Voor de functionele indeling is gekozen om, net als de<br />
cisterciënzer kloosterindeling, het dagritme te volgen<br />
met het gebouw. Zo is het complex verdeeld in ruimtes<br />
voor ontmoeting, voor bezinning, voor versterking en<br />
voor verdieping. De ontmoeting is de menselijke kant.<br />
De ontmoeting staat voor het openstaan voor de buitenwereld<br />
en zo de mensen die geïnteresseerd zijn te<br />
ontmoeten. Daartegenover staat de bezinning, de goddelijke<br />
kant (de kapel), waarin het contact met God<br />
centraal staat. De versterking staat voor de lichamelijke<br />
conditie oftewel de zorg voor de inwendige mens (eetzaal<br />
en logies). Daartegenover staat de verdieping, de<br />
zorg voor de geestelijke mens (gehoorzaal). Deze vier<br />
functies zijn verdeeld langs het bestaande assenkruis<br />
in het gebouw dat van noord naar zuid loopt door de<br />
kloostergang en van west naar oost van het poortgebouw<br />
via de hoofdentree naar de toren.<br />
Afwijkend ten opzichte van de cisterciënzers hierin is<br />
dat de Focolare veel opener staat naar de wereld. Zij<br />
hebben zichzelf juist ten doel gesteld vanuit hun relatie<br />
met God wat te betekenen voor de wereld. Een tweede<br />
Croonen Adviseurs<br />
4<br />
verschil is dat het bezoek aan het vormingscentrum<br />
vaak tijdelijk is. Men treedt niet meer voorgoed in in<br />
het klooster, maar komt er voor korte of langere tijd<br />
voor vorming en samenzijn. Hetzelfde principe en materialisatie<br />
zijn uitgangspunt voor de uitbreiding van de<br />
grote zaal (fase IV). Vanuit deze uitgangspunten is al<br />
een ontwerp gemaakt voor de renovatie en uitbreiding<br />
van de refter en keuken (fase I).<br />
Ontwerp renovatie uitbreiding refter en keuken (fase I)
Croonen Adviseurs<br />
Gevels worden uitgevoerd in hout en glas zonder horizontale beëindiging
9 Beschrijving beeldkwaliteit per deelgebied Ensemble A: Hoofdgebouw Klooster<br />
Vormgeving van de bebouwing<br />
De huidige refter zal in de toekomst weer als eetzaal<br />
worden gebruikt. Omdat de bouw van het centrum in<br />
fasen verloopt, wordt deze de eerste jaren als congreszaal<br />
gebruikt. Naast de bestaande zaal wordt het<br />
complex uitgebreid met een nieuwe eetzaal waarmee<br />
aan de ruimtebehoefte wordt voldaan van ca. 4 0 personen.<br />
Door deze op enige afstand van de bestaande<br />
refter te situeren ontstaat een patio. Deze nieuwe zaal<br />
wordt ‘omsloten’ door een houten wand. Deze houten<br />
wand sluit aan op de bestaande kloosterwand en volgt<br />
de routing vanaf de kloostergang via een hellingbaan<br />
(die het 800 mm hoogteverschil moet opvangen) langs<br />
de keuken met buffet naar de eetzaal.<br />
Op de verdiepingen van de refter worden weer slaapvertrekken<br />
gesitueerd, nu voorzien van eigen sanitair,<br />
bedoeld voor gasten van het centrum. Ook op de verdieping<br />
boven de nieuwe eetzaal zijn enkele slaapzalen<br />
en het sanitair gelegen. Voor de houten wand, tussen<br />
het gastenverblijf en het hoofdgebouw, is een foyer gesitueerd.<br />
Deze ‘tussenruimte’ is een transparante ontvangstruimte<br />
die een overgang vormt tussen de buitenruimte<br />
en het centrum.<br />
De verbinding tussen het hoofdgebouw en de refter uit<br />
9 8 is nu gemetseld. Deze verbinding wordt vervangen<br />
door een meer transparante tussenbouw, evenals<br />
de verbinding tussen de refter en het gastenverblijf.<br />
Hierdoor worden de verschillende gebouwen uit verschillende<br />
bouwperioden meer gescheiden van elkaar.<br />
In de toekomst zal er aan de zuidzijde een nieuwe congreszaal<br />
worden gebouwd. Deze zal qua stijl en materialisatie<br />
aansluiten op de nieuwe eetzaal. De verbinding<br />
tussen deze twee gebouwdelen wordt de huidige<br />
kloostergang. Aan beide zijden wordt deze kloostergang<br />
voortgezet middels een houten wand met dezelfde<br />
hoogte als de kloostergang. En zoals de nieuwe eetzaal<br />
wordt omarmd door deze wand, zal ook de nieuwe congreszaal<br />
worden omarmd.<br />
De houten wand loopt achter het vrijstaande bijgebouw<br />
langs. Ook hier zal, net als de geplande foyer aan<br />
de andere zijde, voor de houten wand een transparante<br />
ontvangsruimte worden gerealiseerd. Deze ruimte is<br />
Croonen Adviseurs<br />
6<br />
een soort ‘voorportaal’ voordat het klooster wordt betreden.<br />
De bijgebouwen zullen vanuit de beide foyers<br />
bereikbaar zijn, maar door de materialisatie blijven ze<br />
los van het klooster.<br />
De ruimte ten zuiden van het hoofdgebouw blijft open.<br />
Het huidige gebouw is opgebouwd uit een hoofdbeuk<br />
met twee zijbeuken waarvan de zuidelijke zijbeuk niet is<br />
gerealiseerd. De locatie van de zuidelijke zijbeuk wordt<br />
ongemoeid gelaten.<br />
De daken zijn allen plat.<br />
Materiaal en kleur van de gebouwen<br />
- De belangrijkste materialen voor de nieuwe toevoegingen<br />
zijn hout en glas. Het hout wordt ingezet als<br />
voortzetting van de kloostergang. Het glas (in een<br />
houten vliesgevel) symboliseert de nieuwe openheid<br />
van de huidige gebruiker.<br />
- De gevels worden uitgevoerd met extra diepe verticale<br />
profilering en zonder horizontale beëindiging<br />
of daklijst.<br />
- De ondergeschikte gebouwen zoals tussengebouwen<br />
en de foyer worden uitgevoerd met zo transparant<br />
mogelijke gevels zonder profilering.<br />
- De kleuren zijn roodbruin voor het hout en de houten<br />
vliesgevels en zinkgrijs/blauwgrijs voor de ondergeschikte<br />
gebouwen.
Uitvoering gevels met extra diepe verticale profilering<br />
Roodbruine kleuren voor het hout en de houten vliesgevels<br />
Croonen Adviseurs<br />
7<br />
Hout en glas als materialen
9 Beschrijving beeldkwaliteit per deelgebied Ensemble B: Woningbouw rond Klooster<br />
Inspiratie vanuit huidige bebouwing<br />
Nabij de secundaire toegangspoort bevindt zich een<br />
tweetal schuren met ferme steile daken, belegd met<br />
klassieke rode gebakken dakpannen. Dit bestaande<br />
schuren-ensemble is in haar eenvoud en bescheidenheid<br />
ten opzichte van de centrale hoofdgebouwen van<br />
het kloostercomplex inspiratiebron voor het ontwerpen<br />
en materialiseren van de woon- en logiesaccommodaties<br />
van de concentrische bebouwing in het carré. Deze<br />
bebouwing is bestemd voor de huisvesting van religieuzen<br />
waaronder gezinnen, vrouwelijke en mannelijke<br />
woongroepen, senioren, jongeren en gasten met een<br />
grote betrokkenheid met het dagelijkse gebeuren van<br />
de Focolaregemeenschap.<br />
Aan de noordzijde van het plangebied is de nieuwe<br />
woonbebouwing tegen de kloostermuur gesitueerd.<br />
Hier is bebouwing voorzien in een wat grotere dichtheid<br />
en in een strakkere formatie langs de muur (zie<br />
uitgangspunt 2+6 ruimtelijk concept) met sobere gevels<br />
van baksteen, hout en rode dakpannen.<br />
Aan de oostzijde is bebouwing gesitueerd langs de Vlijmense<br />
Wetering aan de rand van het parkgebied. Vanwege<br />
de ligging aan de overzijde van de gracht in de<br />
oorspronkelijk landelijke kant van de kasteeltoren en<br />
het klooster dient een nog soberder, bescheidener en<br />
lichtere, transparantere bouwstijl aangehouden te worden,<br />
schuurachtig met hout en veel glas. Hier is ook een<br />
lagere bebouwingsdichtheid gehanteerd dan aan de<br />
noordzijde en in een speelsere losse setting. De korte<br />
zijden van de bebouwing is naar de toren toegekeerd<br />
om van die kant uit de impact van de bebouwing zo<br />
klein mogelijk te houden en het zicht van buiten naar<br />
de toren maximaal. Rondom de toren dient voldoende<br />
ruimte vrijgehouden te worden om de onbebouwde<br />
setting ervan zoveel als mogelijk te behouden. Er wordt<br />
een straal van minimaal 50 m onbebouwd gelaten. Ook<br />
dient er een strook van m. breed open gehouden te<br />
worden op de as vanuit de toren naar het westen. (zie<br />
uitgangspunt 2+6 ruimtelijk concept).<br />
Beide zijden vormen het eerder genoemde carré van<br />
concentrische bebouwing. Naast de genoemde verschillen<br />
in compositie op de plattegrond en bouwstijl is<br />
het van belang dat er ook een samenhang blijft bestaan<br />
tussen de oostkant en noordkant van het carré. Dit gebeurt<br />
door binnen de genoemde verschillen herkenbare<br />
terugkerende elementen te verwerken in materiaalgebruik,<br />
kleur en vormgeving van de gevels.<br />
Vormgeving van de bebouwing<br />
Noordelijke en oostelijke bebouwing gemeenschappelijk:<br />
- Qua korrelgrootte dienen de nieuwe gebouwen<br />
vergelijkbaar te zijn met de bijgebouwen die in<br />
oorsprong bij het klooster waren opgetrokken. Het<br />
Croonen Adviseurs<br />
8<br />
masterplan geeft een beeld van de korrel. Binnen de<br />
marges van de hier geformuleerde uitgangspunten<br />
is de exacte ligging en verdeling van de gebouwen<br />
hier nog afhankelijk van het uiteindelijke programma.<br />
- De gebouwen hebben beeldbepalende kappen in gevarieerde<br />
hoogten waarbij het noordelijk ensemble<br />
van steile, formele kappen is voorzien terwijl de kappen<br />
in het oostelijk ensemble een kappenspel tussen<br />
de bomen is.<br />
- De gebouwen bestaan uit minder zwaarwichtige<br />
materialen, lichte constructies in contrast met de<br />
zware, massieve hoofdgebouwen van de abdij.<br />
Noordelijke bebouwing:<br />
- De noordelijke bebouwing wordt opgezet in een relatief<br />
strakke formatie langs de muur met sobere gevels.<br />
De bebouwing voorziet in twee lagen met een<br />
kap in diverse varianten waarbij de lange zijde de<br />
binnenruimte afbakent.<br />
- De bebouwing onderscheidt zich door een ferme<br />
steile kap met rode gebakken dakpannen, verwijzend<br />
naar de bestaande stalgebouwen in het rijtje en een<br />
flink overstek.<br />
- De raam- en deuropeningen lopen consequent van<br />
boven tot onder in het gemetselde vlak, een kleine<br />
uitzondering daargelaten. De kozijnen zijn iets terugliggend<br />
waardoor de openingen in de muurvlak<br />
ken worden geaccentueerd.
Impressies noordelijke woonbebouwing<br />
Croonen Adviseurs<br />
9
Impressies oostelijke woonbebouwing<br />
Croonen Adviseurs<br />
20
9 Beschrijving beeldkwaliteit per deelgebied Parkgebied, openbare ruimte en overgang openbaar - privé<br />
- Incidenteel zijn in het dakvlak duo-dakvensters op-<br />
genomen, langwerpige raamopeningen in combinaties<br />
van twee.<br />
Oostelijke bebouwing:<br />
- Het oostelijk ensemble is opgezet volgens een informeel<br />
verkavelingpatroon te midden van het groen.<br />
- De gebouwenstructuur onderscheidt zich van de<br />
noordelijke bebouwing door een luchtige opzet als<br />
onderdeel van het driedimensionale groengebied<br />
ten oosten van de gracht.<br />
- De privé-buitenruimten zijn ondergeschikt aan het<br />
totale parkbeeld.<br />
- De gebouwen worden zo georiënteerd dat de lange<br />
zijde op het zuiden staat en de korte zijde met kopse<br />
kant naar de toren is gericht. Hierdoor kan het groen<br />
een optimale plaats krijgen in het beeld vanaf de toren<br />
- De gevelvlakken geven een open en dichte afwisseling<br />
tussen de woonlagen te zien.<br />
- Bijzondere woonvormen beneden/boven en combinaties<br />
daarvan.<br />
- De kappen krijgen flinke overstekken, minder steil<br />
dan het noordelijk ensemble.<br />
Materiaal en kleur van de gebouwen<br />
Noordelijke en oostelijke bebouwing gemeenschappelijk:<br />
- De gebouwen zijn opgezet met deels houten gevels<br />
en houten constructies.<br />
- De kappen met dakpannen zijn beeldbepalend waarbij<br />
het noordelijk ensemble een steile kap met rode<br />
dakpannen wordt uitgerust terwijl het oostelijk ensemble<br />
een: minder steile kap krijgt met grijze dakpannen.<br />
- De hemelwaterafvoer ondermeer door middel van<br />
vrijhangende metalen dakgoten.<br />
- De houten gevels worden uit gevoerd in donkere<br />
tinten (donker rood-bruin ) met licht naturel kozijnen<br />
in contrast met de gevelkleur.<br />
Noordelijke bebouwing:<br />
- De kap wordt belegd met rode gebakken dakpannen.<br />
- Direct onder de kap op het niveau van de eerste<br />
verdieping een houten gevelbekleding met donkere<br />
grijs-bruine duurzame houten delen, als verticaal<br />
opdekwerk uitgevoerd.<br />
- In dit gevelvlak zijn langwerpige hardhouten raamkozijnen<br />
opgenomen, meranti naturel behandeld.<br />
De gedeelten van deze ramen die niet doorzichtig<br />
gewenst zijn, worden voorzien van (glazen) panelen<br />
in een nader te bepalen kleur.<br />
- De “plint” van de gebouwen op begane grondniveau<br />
wordt opgetrokken in roodbruine gebakken gevelsteen<br />
in een nog nader te bepalen metselverband.<br />
- De kleine vrijliggende houten schuren vormen samen<br />
met de woongebouwen weer een “pannen-daken-<br />
ensemble” in gevarieerde opstellingen. De afbakening<br />
van de privétuinen en de erfafscheidingen<br />
Croonen Adviseurs<br />
2<br />
door middel van beukenhagen, waarbij “buitenkamers”<br />
van de woongebouwen worden gevormd en<br />
tevens de gemeenschappelijke buitenruimten gestalte<br />
krijgen in relatie tot de hoofdgebouwen.<br />
De kleuren zijn roodbruin voor het hout en de houten<br />
vliesgevels en zinkgrijs/blauwgrijs voor de ondergeschikte<br />
gebouwen.<br />
Oostelijke bebouwing:<br />
- De hoofdopzet van de oostelijke gebouwen bestaat<br />
uit lichte houten constructies, donker van kleur.<br />
- De kappen krijgen grijze dakpannen.<br />
- De lichte gevels bestaan deels uit glas en deels uit<br />
houten panelen. Hierdoor ontstaat een afwisseling<br />
van open en gesloten vlakken, afhankelijk van uitzicht<br />
en bezonning.<br />
- De korte, naar de toren gerichte zijden zijn bescheiden<br />
in vormgeving en materiaalgebruik en zijn ondergeschikt<br />
aan het groene decor aan de oostelijke<br />
kant van de gracht.<br />
- Voornemen is om van de gebouwen een beeld te<br />
creëren waar met gebruik van sobere materialen<br />
het ensemble een lichte, luchtige en naar het groen<br />
transparante opzet heeft.
Foto’s bestaande situatie buitenruimte kloostercomplex<br />
Croonen Adviseurs<br />
22
Rondom de afzonderlijke wooneenheden is uitgegaan<br />
van een strakke omgrenzing van de buitenruimten,<br />
waarbij de afscheiding in principe bestaat uit een strak<br />
geschoren beukenhaag. Op het westelijke deel van het<br />
terrein zal voorts in principe gekozen worden voor meer<br />
strakke vormen en een meer stedelijke soortenkeus<br />
met accenten op sierwaarde. Zoveel mogelijk worden<br />
bestaande waardevolle bomen en bosopstanden in de<br />
nieuwe situatie opgenomen en ontwikkeld tot opstanden<br />
die ook vanuit ecologisch oogpunt interessant zijn<br />
en een gevarieerde leeftijdsopbouw bezitten.<br />
Op het oostelijk deel van het terrein is sprake van een<br />
meer geleidelijke overgang tussen bebouwing, park, bos<br />
en natuur. Sinds de komst van de Focolarebeweging is<br />
het beheer van het park gericht op het verhogen van de<br />
natuurwaarden en hebben de ingrepen slechts tot een<br />
verbetering van de kwaliteit van de elementen uit de<br />
groenstructuur geleidt.<br />
Voorzover bos wordt toegevoegd of gecompenseerd<br />
wordt gebruikgemaakt van soorten die reeds op het<br />
terrein voorkomen.<br />
In het geval van boscompensatie buiten het terrein,<br />
verdient het de voorkeur dat dit gebeurt in het gebied<br />
rondom het abdijterrein, volgens de visie die de gemeente<br />
voor dat gebied heeft opgesteld. (visie Geerpark)<br />
De wegen worden uitgevoerd in asfalt, zoals de huidige<br />
wegen op het terrein. Dit past bij de parkachtige situatie.<br />
Paden kunnen, net als in de huidige situatie onverhard<br />
blijven. De randen worden, voorzover zij ten westen van<br />
de Vlijmense Wetering lopen, gemarkeerd met natuursteen.<br />
Ten oosten van de wetering is dit niet aan de<br />
orde.<br />
Croonen Adviseurs<br />
2
ABDIJLAAN<br />
710,5<br />
40<br />
12 15<br />
100<br />
12 15<br />
100<br />
M<br />
710,5<br />
4A10<br />
4<br />
2<br />
8<br />
29<br />
50<br />
31<br />
12 15<br />
100<br />
(sm-kl)<br />
710,5<br />
65<br />
(sm-kl)<br />
12 15<br />
100<br />
12 15<br />
100<br />
12 15<br />
100<br />
31A<br />
710,5<br />
60<br />
N<br />
12 15<br />
100<br />
12 15<br />
100<br />
TUINBOUWWEG<br />
710,5<br />
40<br />
(bg)<br />
WA<br />
WA<br />
710,5<br />
50<br />
(sn-ka)<br />
G<br />
N<br />
Bestemmingen<br />
Aanduidingen<br />
(bg)<br />
4<br />
G<br />
M<br />
WA<br />
Dubbelbestemming<br />
(sm-kl)<br />
(sn-ka)<br />
6 9<br />
30<br />
Verklaringen<br />
1e ter-visie-legging: vastgesteld:<br />
strategie, ordening & vorm<br />
plangrens<br />
Groen<br />
N Natuur<br />
Telefoon: 073 5233900 Hoff van Hollantlaan 7 Postbus 435 5240 AK Rosmalen<br />
Telefax: 073 5233999 E-mail: bureau@croonen.nl<br />
Maatschappelijk<br />
Water<br />
Waarde - Archeologie<br />
begraafplaats<br />
specifieke vorm van maatschappelijk - kloostergang<br />
specifieke vorm van natuur - kapel<br />
bouwvlak<br />
maximale goot-, bouwhoogte (m)<br />
en maximum bebouwingspercentage (%)<br />
bestaande bebouwing en kadastrale grenzen<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong><br />
..<br />
Ontwerpbestemmingsplan ’Marienkroon’<br />
Verbeelding<br />
wro-zone - wijzigingsgebied 1<br />
OON<br />
P<br />
ADVI<br />
UP<br />
N<br />
datum : 30 juni 2009<br />
TEK01-SBM00003-01E<br />
0 10 20 30m<br />
schaal 1:1000
INHOUDSOPGAVE<br />
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 1<br />
Artikel 1 Begrippen 1<br />
Artikel 2 Wijze van meten 4<br />
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS 5<br />
Artikel 3 Groen 5<br />
Artikel 4 Maatschappelijk 6<br />
Artikel 5 Natuur 8<br />
Artikel 6 Water 10<br />
Artikel 7 Waarde - Archeologie 11<br />
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS 13<br />
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel 13<br />
Artikel 9 Algemene gebruiksregels 13<br />
Artikel 10 Algemene ontheffingsregels 14<br />
Artikel 11 Algemene procedureregels 14<br />
Artikel 12 Overige regels 15<br />
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 16<br />
Artikel 13 Overgangsrecht 16<br />
Artikel 14 Slotregel 17
HOOFDSTUK 1<br />
INLEIDENDE REGELS<br />
Artikel 1 Begrippen<br />
In deze regels wordt verstaan onder:<br />
plan:<br />
het bestemmingsplan Mariënkroon van de gemeente <strong>Heusden</strong>;<br />
bestemmingsplan:<br />
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />
NL.IMRO 0797.yyyy-zzzz met de bijbehorende regels en bijlagen.<br />
aan-huis-verbonden beroep:<br />
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend,<br />
waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een<br />
ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming<br />
is;<br />
abiotische waarde:<br />
de aan het gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid<br />
van bijzondere omgevingsfactoren die behoren tot het levenloze gedeelte<br />
van de natuur;<br />
bijgebouw:<br />
een al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt<br />
is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;<br />
bebouwingspercentage:<br />
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van<br />
de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de<br />
bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte<br />
van die bestemming;<br />
bestaande situatie:<br />
a t.a.v. bebouwing:<br />
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het<br />
ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens<br />
een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;<br />
b t.a.v. gebruik:<br />
het gebruik van grond en opstalleb, zoals aanwezig op het tijdstip waarop<br />
het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;<br />
bestemmingsvlak:<br />
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;<br />
bouwen:<br />
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen<br />
en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,<br />
vernieuwen of veranderen van een standplaats;<br />
1
Artikel 1 Begrippen<br />
bouwperceel:<br />
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige,<br />
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;<br />
bouwvlak:<br />
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge<br />
de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen<br />
zijnde zijn toegelaten;<br />
bouwwerk:<br />
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,<br />
welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of<br />
indirect steun vindt in of op de grond;<br />
gebouw:<br />
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk<br />
met wanden omsloten ruimte vormt;<br />
hoofdgebouw:<br />
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen<br />
en functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw<br />
valt aan te merken;<br />
maaiveld:<br />
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk<br />
omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde<br />
van die bovenkanten wordt aangehouden;<br />
maatschappelijke instelling:<br />
een bedrijf of instelling die (al dan niet op non-profitbasis) activiteiten ontplooid<br />
die een maatschappelijk belang dienen zoals op het gebied van onderwijs,<br />
welzijn, cultuur, gezondheidszorg, religie, een dansschool of een<br />
begraafplaats;<br />
maatschappelijke voorzieningen:<br />
bedrijven en/of instellingen die (al dan niet op non-profitbasis) activiteiten<br />
ontplooien ten dienste van een maatschappelijk belang op het gebied van<br />
welzijn, gezondheidszorg en buurtfuncties zoals (para) medische voorzieningen,<br />
kinderopvang, een bibliotheek, een restaurant, kleinschalige detailhandel<br />
of een postagentschap;<br />
recreatief medegebruik:<br />
een gebruik door recreanten van terreinen, wateren en objecten die een<br />
niet-recreatieve hoofdfunctie hebben en waarbij dit medegebruik in principe<br />
ondergeschikt is aan deze hoofdfunctie;<br />
ruimtelijk-structurele samenhang:<br />
de samenhang tussen ruimtelijke kenmerken onderling of tussen ruimtelijke<br />
en functionele kenmerken;<br />
2
Artikel 1 Begrippen<br />
straatmeubilair:<br />
onverminderd het bepaalde in artikel 43, lid 1 onder f Woningwet, wordt hieronder<br />
voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: (ondergrondse)<br />
inzamelbakken voor huishoudafval-, papier-, glas-, kleding en andere<br />
afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, werken<br />
van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame,<br />
alsmede abri’s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare)<br />
nutsvoorzieningen;<br />
wooneenheid:<br />
een besloten ruimte geschikt voor één of meerdere huishoudens.<br />
3
Artikel 2 Wijze van meten<br />
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />
bouwhoogte van een bouwwerk:<br />
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,<br />
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,<br />
zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te<br />
stellen bouwonderdelen;<br />
diepte:<br />
vanaf maaiveld tot aan het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet<br />
meegerekend;<br />
oppervlakte van een bouwwerk:<br />
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,<br />
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte<br />
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.<br />
2.2 Bij de toepassing van deze regels wordt het volgende in acht genomen:<br />
bouwen binnen bouwvlak:<br />
indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens<br />
andersluidende bepalingen in hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend<br />
worden gebouwd binnen dit bouwvlak;<br />
benutten bouwvlak:<br />
een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij anders aangeduid door<br />
middel van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’;<br />
overschrijden bouwvlak:<br />
bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden<br />
buiten beschouwing gelaten:<br />
a ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen,<br />
gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel-<br />
en kroonlijsten en goten mits het bouwvak met niet meer dan 0,5 m<br />
wordt overschreden;<br />
b erkers, luifels, balkons en brandtrappen voorzover zij ondergeschikt zijn<br />
aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan<br />
1,5 m wordt overschreden;<br />
c entreepartijen op de begane grond, voorzover zij ondergeschikt zijn aan<br />
de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5<br />
m wordt overschreden;<br />
hoogte:<br />
voorzover een hoogte wordt genoemd voor bouwwerken, geen gebouw zijnde<br />
geldt dat maximum niet voor werken van beeldende kunst;<br />
overbouwing:<br />
voor zover aangeduid met de ‘specifieke vorm van maatschappelijk - kloostergang’,<br />
mag op de begane grond tot een hoogte van minimaal 3 m niet<br />
worden gebouwd, tenzij dit ondersteunende constructies betreft.<br />
4
HOOFDSTUK 2<br />
BESTEMMINGSREGELS<br />
Artikel 3 Groen<br />
3.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a groenvoorzieningen;<br />
b water;<br />
c onverharde paden;<br />
d speelvoorzieningen;<br />
e recreatief medegebruik.<br />
3.2 Bouwregels<br />
a Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.<br />
b Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de<br />
volgende bepalingen:<br />
1 De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering<br />
van lichtmasten, mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
2 De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />
5
Artikel 4 Maatschappelijk<br />
4.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a maatschappelijke voorzieningen op religieuze grondslag;<br />
b aan de in sub a genoemde doeleinden gerelateerde wooneenheden;<br />
c aan-huis-verbonden beroepen;<br />
d een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;<br />
e tuinen, erven en verhardingen;<br />
f ontsluitingswegen;<br />
g het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;<br />
h groenvoorzieningen;<br />
i bijgebouwen.<br />
4.2 Bouwregels<br />
a Op de als zodanig aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd<br />
ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende<br />
eisen:<br />
1 Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen een bouwvlak.<br />
2 Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan 30.<br />
3 De goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage van hoofdgebouwen<br />
mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van<br />
de aanduiding ‘maximale goot –en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.<br />
4 De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.<br />
5 De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.<br />
6 Ter plaatse van de ‘specifieke vorm van maatschappelijk –<br />
kloostergang’ is een kloostergang toegestaan, onder de volgende<br />
voorwaarden:<br />
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
- De breedte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.<br />
b Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de<br />
volgende bepalingen:<br />
1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten<br />
het bouwvlak worden gebouwd.<br />
2 De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen<br />
dan 3 m.<br />
3 De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,<br />
mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
c Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden<br />
de volgende bepalingen:<br />
1 De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 36 m 2 .<br />
2 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.<br />
4.3 Begraafplaats<br />
Ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ zijn uitsluitend bouwwerken,<br />
geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m, ten<br />
dienste van de begraafplaats toegestaan.<br />
6
4.4 Specifieke gebruiksregels<br />
Artikel 4 Maatschappelijk<br />
a Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke<br />
ordening, wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van de gebouwen ten<br />
behoeve van wonen anders dan gerelateerd aan maatschappelijke, culturele<br />
en religieuze voorzieningen.<br />
b Het uitoefenen van een beroep of een inrichting aan huis is toegestaan in<br />
een ondergeschikt deel van de woonruimte, mits:<br />
1 de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de<br />
woonruimte;<br />
2 de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m²;<br />
3 de activiteit niet wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw;<br />
4 de ruimtelijke uitstraling of uitwerking in overeenstemming is met een<br />
woonfunctie.<br />
7
Artikel 5 Natuur<br />
5.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:<br />
a de aanleg en instandhouding van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische<br />
en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische<br />
en ruimtelijk-structurele samenhang;<br />
b wegen en paden;<br />
c kapel, uitsluitend ter plaatse van de ‘specifieke vorm van natuur – kapel’;<br />
d extensief recreatief medegebruik.<br />
5.2 Bouwregels<br />
a Op de als zodanig aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd<br />
een kapel ter plaatse van de ‘specifieke vorm van natuur – kapel’<br />
met inachtneming van de volgende eisen:<br />
1 De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m 2 .<br />
2 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.<br />
b De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen<br />
dan 3 m.<br />
5.3 Aanlegvergunning<br />
5.3.1 Aanlegvergunning<br />
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van<br />
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en<br />
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />
a het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren,<br />
diepploegen, diepwoelen);<br />
b de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging<br />
van een reeds bestaande drainage;<br />
c het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven<br />
van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;<br />
d het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren<br />
van waterlopen, sloten en greppels;<br />
e het vellen van bos;<br />
f het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht<br />
worden van het plan aanwezig waren;<br />
g het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten<br />
van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;<br />
h het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.<br />
5.3.2 Uitzonderingen<br />
Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden<br />
welke:<br />
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte<br />
betekenis zijn;<br />
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning<br />
reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden<br />
van dit plan.<br />
8
Artikel 5 Natuur<br />
5.3.3 Toelaatbaarheid<br />
De in lid 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien<br />
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de<br />
ontwikkeling van de landschappelijke waarden, natuurwaarden, archeologische<br />
waarden, hydrologische waarden en/of het waterbergend vermogen<br />
van de gronden.<br />
5.4 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor het gebied, ter plaatse van<br />
de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied’ met nummer 1, de bestemming<br />
‘Natuur’ te wijzigen in ‘Maatschappelijk’, met inachtneming van de volgende<br />
voorwaarden:<br />
a Het bebouwingspercentage van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen<br />
dan 25%.<br />
b De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 7 respectievelijk<br />
10,5 meter.<br />
c Ten behoeve van natuurcompensatie dient er een compensatieplan te<br />
worden opgesteld.<br />
d De verloren oppervlakte aan natuurwaarden en landschappelijke waarden<br />
dient volledig te worden gecompenseerd.<br />
e Het verlies aan natuurwaarden en landschappelijke waarden vindt bij<br />
voorkeur plaats binnen de Provinciale Groene Hoofdstructuur in de nabijheid<br />
van de aantasting van genoemde waarden.<br />
f Voor gebieden, gelegen buiten de Provinciale Groene Hoofdstructuur,<br />
dient de goede agrarische structuur te zijn gewaarborgd.<br />
g De natuurcompensatie dient gelijktijdig of onmiddellijk na de verstorende<br />
ingreep plaats te vinden.<br />
9
Artikel 6 Water<br />
6.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen<br />
voor waterberging, -aanvoer en –afvoer, zoals watergangen, waterlopen<br />
en waterpartijen;<br />
b behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden ter plaatse van de<br />
aanduiding ‘natuur’;<br />
c groenvoorzieningen;<br />
d voorzieningen voor verkeer en verblijf.<br />
6.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende<br />
bepalingen:<br />
a De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen<br />
dan 2 m.<br />
b De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag<br />
niet meer bedragen dan 3 m.<br />
10
Artikel 7 Waarde - Archeologie<br />
7.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de<br />
andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding<br />
en/of bescherming van archeologische waarden.<br />
7.2 Bouwregels<br />
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een<br />
oppervlak van niet meer dan 20 m² en een diepte van niet meer dan 50 cm<br />
ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen,<br />
waarbij de regels van die betreffende bestemming van toepassing zijn.<br />
7.3 Ontheffing van de bouwregels<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het<br />
bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het bouwen van een gebouw ten dienste<br />
voor een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits aan<br />
de volgende voorwaarden wordt voldaan:<br />
a door de aanvrager dient een rapport te worden overgelegd, waarin de archeologische<br />
waarde van het terrein en de eventuele verstoring daarvan<br />
bij het verlenen van deze ontheffing, naar het oordeel van burgemeester<br />
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;<br />
b het oprichten van het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, niet<br />
leidt tot een verstoring van de archeologische resten;<br />
c indien het oprichten van het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd,<br />
kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen<br />
burgemeester en wethouders ontheffing verlenen indien aan de vergunning<br />
de volgende voorschriften worden verbonden:<br />
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor<br />
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of<br />
3 de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door<br />
een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg<br />
die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning<br />
te stellen kwalificaties;<br />
d Alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders<br />
de provinciaal archeoloog om advies.<br />
7.4 Aanlegvergunning<br />
7.4.1 Aanlegvergunning<br />
Het is verboden op of in de als “Waarde Archeologie” bestemde gronden<br />
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en<br />
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken<br />
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />
11
Artikel 7 Waarde - Archeologie<br />
a het ophogen van de bodem;<br />
b het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid<br />
en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen,<br />
zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 20 m 2<br />
of meer bedraagt en dieper dan 50 cm wordt aangelegd;<br />
c het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />
d het verlagen of verhogen van het waterpeil;<br />
e het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-<br />
of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;<br />
f het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen,<br />
mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen,<br />
zulks indien de oppervlakte van de grondbewerking 20 m² of<br />
meer bedraagt en dieper dan 50 cm wordt aangelegd.<br />
7.4.2 Uitzonderingen<br />
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden<br />
welke:<br />
a het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis<br />
zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit<br />
plan.<br />
7.4.3 Toelaatbaarheid<br />
De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 7.4.1<br />
genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen<br />
van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring<br />
van archeologisch materiaal.<br />
7.4.4 Aanvullende regels<br />
a Voor zover de in lid 7.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel<br />
de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden<br />
kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de<br />
vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels<br />
worden verbonden:<br />
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor<br />
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of<br />
3 de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden<br />
door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg<br />
die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning<br />
te stellen kwalificaties.<br />
b De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport<br />
heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat<br />
blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester<br />
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
7.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat<br />
één of meerdere bestemmingsvlakken worden verwijderd, indien aan de volgende<br />
voorwaarden wordt voldaan:<br />
a uit een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen<br />
archeologische waarden aanwezig zijn;<br />
b het wordt niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan voorziet<br />
in bescherming van deze waarden.<br />
12
HOOFDSTUK 3<br />
ALGEMENE REGELS<br />
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel<br />
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een<br />
bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de<br />
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.<br />
Artikel 9 Algemene gebruiksregels<br />
a Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke<br />
ordening, wordt in ieder geval verstaan:<br />
1 standplaats van onderkomens, zoals caravans, kampeerauto's en tenten,<br />
indien gelijktijdig niet meer dan één caravan, kampeerauto of tent<br />
per bouwperceel wordt geplaatst en deze niet voor bewoning wordt<br />
gebruikt, alsmede voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening<br />
van handel ter plaatse, anders dan voor kortstondig verblijf ten<br />
behoeve van evenementen;<br />
2 opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan<br />
hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten<br />
c.q. materialen;<br />
3 opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor<br />
zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte<br />
gebruik van de grond, of nodig is voor de realisering van de bestemming;<br />
4 terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of<br />
gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde<br />
motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan,<br />
welke al of niet bruikbaar en al of niet aan hun oorspronkelijke<br />
gebruik onttrokken zijn.<br />
13
Artikel 10 Algemene ontheffingsregels<br />
a Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de<br />
regels van het plan:<br />
1 voor het aanbrengen van geringe wijzigen in de plaats en de richting<br />
van bestemmings- en bebouwingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in<br />
verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de kaart ten opzichte<br />
van de feitelijke situatie, danwel nodig is in verband met een<br />
juiste inpassing van bebouwing binnen de bebouwingsvlakken en in of<br />
achter de voorgevelbouwgrenzen;<br />
2 ten behoeve van maximale en minimale hoogte-, breedte-, en oppervlaktematen<br />
voor bebouwing als aangegeven op de kaart, danwel<br />
omschreven in de regels indien zulks om technische redenen noodzakelijk<br />
of wenselijk is, mits de afwijking ten hoogste 10% bedraagt;<br />
3 voor het bouwen van gebouwtjes ten dienste van het openbaar nut,<br />
met een hoogte van niet meer dan 2,50 m bedraagt en een oppervlakte<br />
van niet meer dan 14 m²;<br />
4 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken ten dienste van het<br />
openbaar nut, met inachtneming van de volgende eisen:<br />
− De hoogte van het bouwwerk mag ten hoogste 4 m bedragen,<br />
− De oppervlakte van een gebouw moet meer dan 14 m² en mag ten<br />
hoogste 30 m² bedragen.<br />
b Bij toepassing van de ontheffing voor bouwwerken als bedoeld in lid a<br />
sub 3, waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 2 m², wordt de procedure<br />
als bedoeld in artikel 10 in acht genomen.<br />
Artikel 11 Algemene procedureregels<br />
a Voor zover dit artikel van toepassing is verklaard ligt het ontwerpbesluit<br />
tot wijziging en/of het verlenen van ontheffing met bijbehorende stukken<br />
gedurende twee weken voor een ieder ter inzage.<br />
b Burgemeester en Wethouders maken de ter-inzage-legging tevoren bekend<br />
in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente verspreid<br />
worden en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.<br />
c De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden<br />
om gedurende de termijn van ter-inzage-legging schriftelijke<br />
bedenkingen tegen hm ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester<br />
en wethouders.<br />
d Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing.<br />
De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit bedenkingen zijn ingediend,<br />
met redenen omkleed.<br />
14
Artikel 12 Overige regels<br />
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van<br />
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid<br />
2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende<br />
onderwerpen:<br />
1 de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige<br />
bepalingen;<br />
2 de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;<br />
3 de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;<br />
4 het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;<br />
5 de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en<br />
6 de ruimte tussen bouwwerken.<br />
15
HOOFDSTUK 4<br />
OVERGANGS- EN SLOTREGELS<br />
Artikel 13 Overgangsrecht<br />
13.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan<br />
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden<br />
krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze<br />
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:<br />
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd<br />
of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt<br />
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet<br />
gegaan.<br />
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van<br />
het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk<br />
als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.<br />
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar<br />
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn<br />
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,<br />
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />
13.2 Overgangsrecht gebruik<br />
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding<br />
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag<br />
worden voortgezet.<br />
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld<br />
in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander<br />
met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking<br />
naar aard en omvang wordt verkleind.<br />
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van<br />
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt<br />
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten<br />
hervatten.<br />
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in<br />
strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen<br />
de overgangsbepalingen van dat plan.<br />
16
Artikel 14 Slotregel<br />
Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan<br />
‘Mariënkroon’.<br />
Rosmalen, 30 juni 2009<br />
Croonen Adviseurs b.v.<br />
17
ONTWERPBESTEMMINGSPLAN<br />
MARIËNKROON<br />
GEMEENTE HEUSDEN
<strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong><br />
Ontwerpbestemmingsplan Mariënkroon<br />
Toelichting<br />
bijlagen<br />
Regels<br />
Verbeelding schaal 1:1000<br />
projectgegevens:<br />
TOE01-SBM00003-01C<br />
REG03-SBM00003-01E<br />
TEK03-SBM00001-01E<br />
BYL01-SBM00003-01A<br />
BYL01-SBM00003-02A<br />
BYL01-SBM00003-03A<br />
Rosmalen, 30 juni 2009<br />
Telefoon: 073 52 33 900 Hoff van Hollantlaan 7 Postbus 435 5240 AK Rosmalen<br />
Telefax: 073 52 33 999 E-mail: bureau@croonen.nl
INHOUDSOPGAVE<br />
1 INLEIDING 1<br />
1.1 Aanleiding en doel van het plan 1<br />
1.2 Ligging van het plangebied 3<br />
1.3 Leeswijzer 3<br />
2 VOORGESCHIEDENIS, HUIDIGE EN BEOOGDE SITUATIE 5<br />
2.1 Voorgeschiedenis locatie 5<br />
2.2 Huidige situatie 7<br />
2.3 Beoogde situatie 8<br />
3 BELEIDSASPECTEN 19<br />
3.1 Provinciaal beleid 19<br />
3.2 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 21<br />
4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN 25<br />
4.1 Milieu 25<br />
4.2 Water 27<br />
4.3 Flora en fauna 29<br />
4.4 Cultuurhistorie en archeologie 39<br />
4.5 Kabels en leidingen 45<br />
4.6 Verkeer en parkeren 45<br />
4.7 Landschappelijke inpassing 46<br />
4.8 Publieks- en privaatrechtelijke regeling voor wooneenheden 47<br />
5 BESTEMMINGSREGELING 51<br />
5.1 Algemeen 51<br />
5.2 Toelichting op de bestemmingen 51<br />
6 MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE<br />
UITVOERBAARHEID 53<br />
6.1 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 53<br />
6.2 Beheer en exploitatie 53<br />
7 PROCEDURES 55<br />
Bijlagen<br />
Bijlage 1: Correspondentie met betrekking tot de watertoets<br />
Bijlage 2: Bouwtekeningen wooneenheden<br />
Bijlage 3: Ontvangstbevestiging kapmelding
Separate bijlagen:<br />
Akoestisch onderzoek geluidbelastingen wegverkeerslawaai Mariënkroon<br />
te Nieuwkuijk, rapport 2006.3100-03 d.d. 11 augustus 2008; Cauberg-<br />
Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V.<br />
Archeologisch vooronderzoek <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), 13 juni 2007;<br />
BILAN<br />
Onsenoort Onderzocht; Een inventariserend veldonderzoek in de vorm<br />
van proefsleuven, rapport nr.1155, april 2008, P.C. de Boer van ADC Archeoprojecten<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk d.d. 5<br />
november 2004; De Groene Ruimte B.V.<br />
Onderzoek luchtkwaliteit project Mariënkroon te Nieuwkuijk, rapport<br />
2006.3100-02 d.d. 21 december 2006; Cauberg-Huygen Raadgevende<br />
Ingenieurs B.V.<br />
Beeldkwaliteitplan Mariënkroon Nieuwkuijk, rapport BOE01-SBM00002-<br />
01D d.d. oktober 2008; Croonen Adviseurs<br />
Commentaarnota inspraak en overleg, bestemmingsplan Mariënkroon;<br />
gemeente <strong>Heusden</strong><br />
Diverse bodemonderzoeken tussen 2006 en 2007, CV5003VBO_RAP,<br />
CV05338VBO, CV05338NBO_RAP, CV05338NBO_RAP2,<br />
CV05338NB_RAP, CV06366NBO2_RAP, CV06366OBO2_RAP,<br />
CV06560VBO, CV07058SAN_RAP, CV07058NBO_RAP.
1 INLEIDING<br />
1.1 Aanleiding en doel van het plan<br />
De Stichting Mariapoli Mariënkroon wil op de locatie Mariënkroon (Kadastraal<br />
bekend gemeente Vlijmen, sectie N, nummers 4561, 4562, 4563, 4564,<br />
4565, 4566, 4812 en deels 739) ten westen van Vlijmen een landelijke centrum<br />
van de Focolarebeweging huisvesten. Het doel hiervan is het bundelen<br />
op één locatie van diverse functies die zich nu verspreid over het land bevinden.<br />
Met de bundeling van haar activiteiten wil de Focolarebeweging haar<br />
zichtbaarheid en effectiviteit verhogen en een gemeenschap in het leven<br />
roepen die door haar samenstelling en uitstraling het gedachtegoed dat<br />
wordt aangeboden onderstreept.<br />
De Focolarebeweging is één van de nieuwe christelijke bewegingen die in<br />
de laatste decennia zijn ontstaan, en die met haar activiteiten en initiatieven<br />
dienstbaar wil zijn aan Kerk en maatschappij. Hiertoe biedt zij vormingscursussen<br />
aan voor onder andere gezinnen, jongeren, ouderen, leken, priesters<br />
en religieuzen, mensen uit diverse beroepskaders. Daarmee wil zij mensen<br />
toerusten zich in te zetten voor een gezonde en solidaire samenleving, met<br />
oog voor de diepere waarden. De Focolarebeweging zet hiertoe ook projecten<br />
op, als de ‘Economie van gemeenschap’, of ‘Samen voor Europa’ of<br />
neemt deel aan initiatieven als de Wereldjongerendagen. Voor dergelijke<br />
projecten zal dit centrum een facilitaire functie hebben. Ter realisering van<br />
bovenstaande heeft de Focolarebeweging een plan uitgewerkt.<br />
Omdat het plan van de Focolarebeweging niet geheel binnen de juridische<br />
kaders van het vigerende bestemmingsplan past, maar vooral omdat men<br />
een adequate beheersregeling wil voor de toekomstige situatie, is besloten<br />
over te gaan tot het volgen van een nieuwe procedure.<br />
Met steun van de gemeente <strong>Heusden</strong> is het plan in 2003 in de vorm van een<br />
ruimtelijke onderbouwing (conform artikel 19 WRO) het besluitvormingstraject<br />
ingegaan. Dit proces verliep voorspoedig tot aan de behandeling door<br />
de provincie Noord-Brabant. In de reactie van 1 maart 2005 liet de provincie<br />
weten in de toenmalige vorm niet akkoord te gaan met de plannen. In het<br />
verslag van het overleg tussen gemeente <strong>Heusden</strong> en de provincie (d.d. 1<br />
maart 2005), geeft de provincie aan aanvullende onderbouwing te willen ten<br />
aanzien van de volgende punten:<br />
wijze waarop het plan past binnen lokaal en regionaal ruimtelijk beleid;<br />
het maatschappelijke belang van het plan;<br />
het in de voorschriften hanteren van een ‘bestemming’ die de relatie tussen<br />
de religieuze activiteiten en de overige functies inzichtelijk en handhaafbaar<br />
maakt;<br />
aangeven hoe wordt omgegaan met de aanwezige Ecologische en Groene<br />
Hoofdstructuur (EHS/GHS);<br />
de wijze waarop wordt omgegaan met de rood-met-groen koppeling uit<br />
het uitwerkingsplan Waalboss;<br />
relatie tussen aanwezige cultuurhistorische waarden en nieuwe bebouwing.<br />
1
Plangebied op topografische ondergrond<br />
Plangebied op luchtfoto<br />
2
De aandachtspunten van de provincie zijn door Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />
nader bezien en onderbouwd in de ‘Nota van uitgangspunten Mariënkroon’<br />
d.d. 24 november 2006. Deze nota is tot stand gekomen door diverse<br />
besprekingen met gemeente en provincie en vormt de opmaat voor de bestemmingsplanherziening.<br />
De nota biedt inzicht in de wijze waarop de aandachtspunten<br />
zijn doorvertaald in voorliggende partiële herziening van het<br />
vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied <strong>Heusden</strong>’.<br />
Doel van voorliggend bestemmingsplan ‘Mariënkroon’ is het in juridischplanologische<br />
zin mogelijk maken van de vestiging van het landelijk centrum<br />
van de internationale Focolarebeweging op het terrein van de Abdij Mariënkroon<br />
in Nieuwkuijk. De beschreven aanpak is tot stand gekomen door middel<br />
van intensieve samenwerking met de gemeente <strong>Heusden</strong>, de provincie<br />
Noord-Brabant, het RSCM, LNV regio Zuid en de gemeentelijke monumentencommissie.<br />
1.2 Ligging van het plangebied<br />
Het plangebied, ter grootte van circa 9 ha, ligt in het buitengebied van de<br />
gemeente <strong>Heusden</strong>, ten noorden van Nieuwkuijk, ten westen van Vlijmen en<br />
ten oosten van de Abt van Engelenlaan, de huidige doorgaande weg tussen<br />
Nieuwkuijk en Haarsteeg.<br />
De abdij Mariënkroon is gelegen in een hoogdynamisch gebied met bedrijvigheid,<br />
woningbouw, landbouw en glastuinbouw. Het is een sterk verdichte<br />
omgeving met als relatief open gebied de zone ten zuidoosten van het plangebied.<br />
De verkaveling van deze zone heeft zijn oorsprong in het slagenlandschap<br />
(langgerekte kavels) en is hier nog redelijk herkenbaar.<br />
Het perceel wordt aan de westkant grotendeels omsloten door een opgaande<br />
randbeplanting en door een kloostermuur, waardoor het grotendeels aan<br />
het zicht vanaf de aangrenzende openbare wegen is onttrokken.<br />
Voor een nader beeld van de ligging zijn bijgaand fragment van de topografische<br />
kaart en een luchtfoto toegevoegd.<br />
1.3 Leeswijzer<br />
In hoofdstuk 1 is zojuist de inleiding aan bod gekomen. Hoofdstuk 2 beschrijft<br />
de voorgeschiedenis en vervolgens de huidige en beoogde situatie<br />
van het kloosterterrein. Een overzicht van relevant vigerend beleid voor het<br />
plangebied wordt in hoofdstuk 3 gegeven. Hoofdstuk 4 bevat een beoordeling<br />
van diverse milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft de toelichting<br />
op de bestemmingsregeling, waarna hoofdstuk 6 de maatschappelijke<br />
en economische uitvoerbaarheid van het initiatief beschrijft. Ten slotte wordt<br />
in hoofdstuk 7 de procedure behandeld.<br />
3
Historische topografische kaart plangebied, verkend in 1896, gedeeltelijk herzien in 1905<br />
Historische foto kapel<br />
4
2 VOORGESCHIEDENIS, HUIDIGE EN BEOOG-<br />
DE SITUATIE<br />
2.1 Voorgeschiedenis locatie<br />
Het terrein van de abdij heeft een rijke geschiedenis. Al in de elfde en<br />
twaalfde eeuw wordt van ‘huys tot Honsoirde’ gesproken. De heerlijkheid<br />
Onsenoort behoorde toen nog tot het hertogdom Brabant, maar werd in<br />
1356 met het Land van <strong>Heusden</strong> overgedragen aan Holland. Het kasteel<br />
verwisselde in die tijd vaak van eigenaar.<br />
In 1382 kwam Onsenoort in handen van de Vlijmense schout Jan Cuyst van<br />
Wijck, die opdracht gaf tot de bouw van de huidige toren (kelder plus twee<br />
verdiepingen). De familie Van Wijck bleef tot 1583 in het bezit van Onsenoort,<br />
dat daarna weer veelvuldig van eigenaar wisselde. In de achttiende<br />
eeuw bestond het landgoed uit een kasteel, kasteeltoren, enkele dienstwoningen<br />
met 105 hectaren grond. De laatste eigenaar, Josephus de la Cour,<br />
bood het hele bezit in 1903 te koop aan.<br />
Op 9 december 1903 kocht Abt Maréchal het kasteel met 12 hectaren grond.<br />
De Cisterciënzerabt, afkomstig van de Abdij Ste. Marie du Point Colbert te<br />
Versailles bij Parijs, moest Frankrijk door het felle antiklerikale klimaat van<br />
toen samen met zijn medebroeders ontvluchten. Mei 1904 kwamen de eerste<br />
Cisterciënzermonniken naar het kasteel Onsenoort om hier een nieuw<br />
bestaan op te bouwen.<br />
Toen de communiteit naar Frankrijk terugkeerde, bleef Onsenoort bemand<br />
met enkele monniken. Bij de canonieke oprichting in 1929 werd het een priorij.<br />
Later kreeg de priorij de naam Mariënkroon en werd het op 24 juli 1957<br />
tot abdij verheven.<br />
In de jaren 1940 tot ongeveer 1970 kende de abdij een periode van grote<br />
bloei. Eind jaren 60 woonden circa 80 paters, broeders en novicen op het<br />
terrein. De crisis binnen de katholieke kerk in de 60-70er jaren was echter<br />
ook binnen de kloostermuren voelbaar. Door overlijden, uittredingen en het<br />
uitblijven van nieuwe roepingen daalde het aantal paters met een gestaag<br />
tempo. Vanaf de jaren 90 is pater Hopstaken als Abt dan ook op zoek geweest<br />
naar een goede bestemming voor de abdij. Op aanraden van Mgr. A.<br />
Hurkmans (bisschop van Den Bosch) kwam de abt in contact met de Focolarebeweging.<br />
In september 2000 vonden de eerste contacten plaats tussen de Abdij Marienkroon<br />
en de Focolarebeweging. Op 6 maart 2002 werd het eigendom van<br />
de gebouwen en terreinen juridisch overgedragen aan de Focolarebeweging,<br />
met behoud van het religieuze en culturele leven op de abdij. Hiermee<br />
kwam een einde aan een jarenlange zoektocht van de Paters Cisterciënzers<br />
naar een toekomstige bestemming van de abdij, en van de Focolarebeweging<br />
naar een toekomstige locatie voor een landelijk centrum. De wens van<br />
de paters dat ook in de toekomst de abdij in haar nieuwe bestemming een<br />
centrum blijft van religieus en cultureel leven is hiermee gewaarborgd.<br />
5
Plattegrond huidige situatie<br />
Abdijcomplex op luchtfoto<br />
6
2.2 Huidige situatie<br />
2.2.1 Functioneel<br />
Het abdijcomplex Mariënkroon wordt vanaf 1904 tot nu bewoond door de<br />
monniken van de Cisterciënzerorde. De abdij en het terrein zijn daarnaast<br />
sinds enkele jaren in gebruik door de Focolarebeweging.<br />
De Focolarebeweging is één van de nieuwe christelijke bewegingen die in<br />
de laatste decennia zijn ontstaan, en die met haar activiteiten, projecten en<br />
initiatieven dienstbaar wil zijn aan Kerk en maatschappij. In Nederland is de<br />
Focolarebeweging aanwezig sinds het begin van de jaren 60 en heeft momenteel<br />
7 centra (2 bestuurscentra in Amersfoort, regionale centra in Amsterdam,<br />
Utrecht, Eindhoven (2) en een vormingscentrum in Baak bij Zutphen).<br />
Enkele leden van de beweging leven reeds in de bestaande wooneenheden<br />
binnen het complex en de beweging houdt hier kantoor.<br />
Het terrein bood en biedt ruimte aan tal van maatschappelijke activiteiten<br />
van lokale en regionale betekenis.<br />
Zoals daar zijn:<br />
Cultureel:<br />
- jaarlijks een groot aantal kleinschalige culturele activiteiten van de<br />
Stichting Honsoirde (lezingen, exposities, concerten);<br />
- bestuurs- en werkbasis voor de lokale Heemkundekring Onsenoort;<br />
- uitvoeringruimte voor koren.<br />
Maatschappelijk:<br />
- jaarlijkse boekenmarkt van de Vincentiusvereniging;<br />
- werkruimte voor 'Gered Gereedschap' locatie Vlijmen;<br />
- het bieden van ‘beschermde’ buitenruimte en binnenaccommodatie<br />
aan het kindervakantiewerk van de regio.<br />
Kerkelijk:<br />
- paasviering Zonnebloem;<br />
- locatie voor doopvieringen en kerkelijke huwelijken;<br />
- openluchtvieringen van de RK-parochie/dekenaat.<br />
2.2.2 Ruimtelijk<br />
Landschappelijk gezien bestaat het huidige terrein van Abdij Mariënkroon uit<br />
twee gedeelten, die van elkaar worden gescheiden door een langgerekte<br />
gracht. De rechte gracht is een restant van de Vlijmensche Wetering, vroeger<br />
van belang voor de afwatering van het gebied. Over de gracht ligt een<br />
gietijzeren brug, die uit de negentiende eeuw dateert. Deze brug is een belangrijk<br />
functioneel onderdeel in de verbinding van het westelijke met het<br />
oostelijke deel van het terrein en sluit goed aan op de bestaande wandelpaden,<br />
waaronder een monumentale beukenlaan. De bebouwing op het terrein<br />
bevindt zich hoofdzakelijk in het westelijke gedeelte.<br />
Zo bevat het terreingedeelte ten westen van de gracht een voorplein - dat<br />
wordt ontsloten via een korte oprijlaan vanaf de Abt van Engelenlaan en een<br />
poortgebouw met daarin een relatief smalle poort - met rondom het kloostercomplex<br />
met bijgebouwen. Het linker bijgebouw dient nu als gastenverblijf<br />
voor de paters, terwijl in het rechter bijgebouw de voormalige drukkerij was<br />
gehuisvest. Aan de achterzijde van het hoofdgebouw, grenzend aan het water<br />
bevindt zich de middeleeuwse toren. Naast het kloostercomplex ligt een<br />
kleine kloosterbegraafplaats. Het convict is in 1910 gebouwd en in 1960 en<br />
2003 aangepast. De abt heeft hier zijn kantoorruimte. Er is een appartement,<br />
er is kantoorruimte voor de beheersstichting en er zijn enkele ontmoetingsruimtes.<br />
Vanwege de verschillende ontstaansperioden is er sprake van een<br />
diversiteit van bouwstijlen.<br />
7
Het totale bebouwde oppervlak, op het 9 ha grote terrein, omvat 3.750 m 2 .<br />
De bebouwingsmogelijkheden betreffen op de planlocatie volgens het vigerend<br />
bestemmingsplan circa 9.000 m 2 .<br />
Bij de tuinaanleg van het westelijke deel zijn met name duurzame bomen<br />
aangelegd: beuken, eiken, platanen, acacia en tamme kastanjes. Rondom<br />
het kloostergebouwen is een diversiteit aan open ruimten en gesloten massa’s,<br />
waarbij opvalt dat er geen zorgvuldige of logische samenhang tussen<br />
de verschillende ruimtes bestaat. .<br />
Daarnaast ligt er in het westelijke deel een voormalige zwemvijver. Het betreft<br />
een gegraven vijver gevuld met grondwater.<br />
Het gedeelte ten oosten van de oude wetering bestond voornamelijk uit dicht<br />
bos (grotendeels jong naaldbos als gevolg van een niet gekapt kerstbomenplantage)<br />
waarin een weiland en een kapel zijn opgenomen. Dit bosgebied<br />
is januari 2005 in verband met boswet met kapvergunning en melding bij<br />
LASER van december 2004 (zie bijlage), gerooid en is deels opnieuw ingeplant<br />
en is dus van veel jongere datum. Het resterende deel zal binnen de<br />
wettelijke termijn elders, zo mogelijk aansluitend aan het terrein, worden<br />
herplant. Met de omvorming van het sparrenbos naar een bos met loofhout<br />
geeft het nu een open terrein weer. Binnen het terrein is een stelsel van<br />
zichtlijnen en zichtpunten te onderscheiden.<br />
2.3 Beoogde situatie<br />
2.3.1 Functioneel<br />
Door de terugloop van het aantal paters en in de toekomst waarschijnlijk<br />
verdwijnen van de abdijfunctie is ook het voortbestaan van de huidige functies<br />
(zie paragraaf 2.2.1) onzeker. Echter door de komst van de Focolarebeweging<br />
is het voortbestaan hiervan veilig gesteld en zal de abdij als religieus<br />
en maatschappelijk-cultureel centrum blijven bestaan.<br />
Per contract is aan de paters Cisterciënzers de zekerheid gegeven dat zij te<br />
allen tijde hun gelofte van stabiliteit kunnen blijven waarmaken. Dat wil zeggen<br />
dat zij altijd een woonplaats blijven behouden op Mariënkroon in overeenstemming<br />
met hun leefregels. Ook is vastgelegd dat de Focolarebeweging<br />
in de toekomst deze locatie open houdt voor nieuwvestiging van de Cisterciënzerorde,<br />
mochten er in Nederland nieuwe roepingen komen. Bovendien<br />
zijn de plannen voor de toekomst zodanig uitgewerkt dat recht wordt<br />
gedaan aan hetgeen de paters Cisterciënzers in de afgelopen eeuw hebben<br />
opgebouwd.<br />
De huidige maatschappelijke activiteiten zijn goed in te passen binnen de<br />
doelstelling die de Focolarebeweging heeft met haar landelijk centrum. Deze<br />
activiteiten zullen dan ook onderdak blijven vinden binnen de gebouwen en<br />
op het terrein van het centrum. Het centrum staat daarmee blijvend ter beschikking<br />
aan het cultureel-maatschappelijke leven van de omgeving.<br />
Daarnaast denkt de Focolarebeweging aan het ontplooien van extra initiatieven<br />
en activiteiten op de volgende terreinen:<br />
Vorming, met het oog op een gezonde en solidaire samenleving:<br />
- landelijke vormingsdagen en –weekenden, voor volwassenen, jongeren,<br />
gezinnen;<br />
- internationale vormingsscholen;<br />
- vormings- en dialoogdagen voor mensen actief in diverse maatschappelijke<br />
sectoren: zoals economie, politiek, recht, zorg, kunst, wetenschap,<br />
onderwijs en opvoeding.<br />
8
Maatschappelijk:<br />
- (voorbereiding van) activiteiten ter bevordering van solidariteit en dialoog;<br />
- cursussen voor gezinnen (een nationaal 'family-point');<br />
- (voorbereiding van) acties voor sociale projecten in ontwikkelingslanden.<br />
Kerkelijk:<br />
- oecumenische ontmoetingen;<br />
- interreligieuze ontmoetingen;<br />
- kerkelijke ontmoetingen, jong en oud;<br />
- retraites;<br />
- bijeenkomsten van de samenwerkende kerkelijke bewegingen;<br />
- activiteiten, bijeenkomsten en vergaderingen parochies, kerkelijke organen<br />
en afzonderlijke bewegingen.<br />
Voor de Focolarebeweging is een van de belangrijkste redenen voor de<br />
bundeling van activiteiten en mensen, het realiseren van een breed samengestelde<br />
gemeenschap die model staat voor het aangeboden gedachtegoed,<br />
gericht op dialoog en solidariteit. Voorwaarde daarvoor is dat de gemeenschap<br />
in het klein een beeld geeft van een 'gewone' maatschappij. Zij<br />
dient daarom te bestaan uit mensen van verschillende generaties, levensstaten<br />
en kerkelijke en godsdienstige achtergronden, met als doel onderling<br />
goede integratie.<br />
Dit heeft ook consequenties voor de concrete behuizing van de gemeenschap.<br />
Een groot abdijgebouw alleen geeft bijvoorbeeld niet het beeld van<br />
een 'gewone' maatschappij. Gezinswooneenheden en kleinere wooneenheden<br />
wel. Bovendien is de uitstraling alleen effectief als de levende bouwstenen<br />
van die gemeenschap ook samenleven in een op elkaar betrokken fysieke<br />
structuur. Dit is een wezenlijke voorwaarde binnen het model waaraan<br />
alle andere Focolarecentra op de wereld zijn gemodelleerd. Indien op het<br />
abdijterrein alleen zaalruimte, gastenverblijven en een bestuurscentrum<br />
zouden staan, dan zou het modelkarakter te zeer zijn vervormd. Ontwikkeling<br />
van een Focolarecentrum zou daarmee onmogelijk zijn op deze locatie.<br />
Alle vaste en tijdelijke bewoners van het toekomstige Scia Luminosa zijn interne<br />
leden van de Focolarebeweging (Stichting Werk van Maria) van verschillende<br />
Christelijke kerken en godsdiensten. De keuze om te gaan leven<br />
op het terrein van abdij Mariënkroon is een vrije keuze van de persoon en<br />
heeft een religieus fundament. Alle bewoners zetten zich naar vermogen in<br />
om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de gemeenschap en<br />
verrichten taken ten dienste van het vormingscentrum binnen de ‘Focolaregemeenschap’.<br />
Het bestuur van de Focolarebeweging dient deze keuze te<br />
bevestigen. De op het terrein te bouwen wooneenheden kunnen uitsluitend<br />
worden bewoond door personen en gezinnen die zich met de doelstellingen<br />
van de Focolarebeweging verenigen en zich daarvoor willen inzetten.<br />
De bestaande bebouwing is met het huidige gebruik volledig benut. Om het<br />
werk van de Focolarebeweging te kunnen voortzetten en uitbouwen en<br />
daarmee het maatschappelijke belang te dienen, is het voor de stichting<br />
noodzakelijk om ook in fysieke zin te groeien. De Focolarebeweging beoogt<br />
daarom een centrum dat zich naadloos invoegt in haar omgeving. Door de<br />
nieuw te ontwikkelen accommodaties en infrastructuur zullen de mogelijkheden<br />
voor lokale verenigingen, bedrijven en scholen bovendien alleen maar<br />
groeien. Binnen deze operatie zullen ook de bestaande ruimten worden verbouwd,<br />
ondermeer om dienst te kunnen doen als gebruiksruimten voor: erediensten,<br />
vergaderingen, ontmoetingen, kantoor, ontvangst, logies, keuken,<br />
opslag, eten en expositie.<br />
9
Om het bovenstaande plan te realiseren zijn enkele ruimtelijke ingrepen nodig.<br />
Deze ingrepen en ontwikkelingen komen in onderstaande paragrafen<br />
aan bod.<br />
2.3.2 Ruimtelijk<br />
De ruimtelijke ingrepen die in deze paragraaf aan bod komen, zijn in te delen<br />
in drie categorieën:<br />
1 aanpassingen aan de huidige bebouwing en oprichting van nieuwe bebouwing;<br />
2 versterking inrichtingsstructuur terrein;<br />
3 inrichting van het parkeerterrein en de ontsluiting.<br />
Realisatie en fasering<br />
De ruimtelijke ingrepen met betrekking tot de bebouwing zijn tweeledig.<br />
Enerzijds gaat het om aanpassingen en uitbreidingen van de huidige bebouwing<br />
en anderzijds gaat het om het realiseren van nieuwe wooneenheden<br />
voor religieuzen.<br />
Op het terrein zullen maximaal 30 wooneenheden voor religieuzen gerealiseerd<br />
worden. Naar verwachting zal het gaan om 20 eengezinswooneenheden<br />
en 10 andersoortige wooneenheden. Het aantal vaste bewoners zal uiteindelijk<br />
80-100 zijn. Dit komt overeen met de gemeenschap van paters en<br />
novicen die het terrein hebben bewoond toen de abdij in de jaren 60 de<br />
grootste Cisterciënzergemeenschap binnen europa was. In het plan zijn de<br />
volgende typen wooneenheden voorzien:<br />
- wooneenheden (mannelijke en vrouwelijke Focolaregemeenschap) ten<br />
behoeve van dagelijks bestuur Focolaregemeenschap;<br />
- wooneenheden op termijn (mannelijke en vrouwelijke Focolaregemeenschap)<br />
ten behoeve van dagelijks bestuur Focolarebeweging<br />
Nederland-Scandinavië;<br />
- woon/zorgeenheid voor priesters en priesters in ruste (in een vorm van<br />
appartementenhuis);<br />
- wooneenheden voor vrouwelijke en mannelijke religieuzen;<br />
- vormingshuizen voor jongeren (jongens en meisjes);<br />
- wooneenheden voor geheel aan de beweging verbonden gezinnen en<br />
echtparen ter ondersteuning van de diverse (vormings)activiteiten (reeds<br />
8 gezinnen zijn sinds 2002 in afwachting om te verhuizen. 1 echtpaar<br />
heeft een tijdelijk onderkomen binnen de abdijmuren en 1 gezin heeft een<br />
tijdelijke huisvesting in de regio);<br />
- appartementenhuizen ten behoeve van circa 10 vrijwilligers/vrijwilligsters<br />
ongehuwd;<br />
- wooneenheden gereserveerd ten behoeve van cursisten (echtparen, jongeren)<br />
die een langere periode (3-6 maanden) op het terrein verblijven.<br />
Bovenstaande ruimtelijke ontwikkeling vindt gefaseerd plaats (zie kaart met<br />
uitbreidingsfases):<br />
Fase 1: noordelijke uitbreiding hoofdgebouw (realisatie 2009-2010);<br />
Fase 2: woongebouwen noordzijde (realisatie 2009-2011);<br />
Fase 3a: woongebouw noordoosthoek (realisatie 2010-2011);<br />
Fase 3b: rest woongebouwen (realisatie 2012-2018);<br />
Fase 4: zaal (realisatietermijn nog onzeker).<br />
Fase 1 en 2 van het ontwikkelingsplan zijn reeds bouwkundig uitgewerkt. De<br />
uitgangspunten van de bouwplannen staan in het vervolg van deze paragraaf<br />
beschreven en zijn nauwkeurig vertaald in de voorschriften en plankaart<br />
van het bestemmingsplan.<br />
10
Voor de overige fases van het plan zijn nog geen bouwplannen gereed en is<br />
in de plankaart en voorschriften sprake van meer flexibiliteit. Met het oog op<br />
de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden, is er een<br />
beeldkwaliteitplan opgesteld worden waaraan toekomstige bouwplannen getoetst<br />
moeten worden. Het beeldkwaliteitplan maakt als separate bijlage onderdeel<br />
uit van dit bestemmingsplan.<br />
Masterplan met faseverdeling<br />
Terrein en stedenbouwkundige structuur<br />
Het centrum van het plan (zie planschets en hoofdopbouw terrein waarin de<br />
bebouwing van fase 3 en 4 nog indicatief is aangegeven) wordt gevormd<br />
door de middeleeuwse toren en de daarnaast gelegen gracht (oude wetering),<br />
die de belangrijke historische elementen van het terrein vormen. De<br />
uitstraling van de toren wordt versterkt door de accentuering van de halfcirkelvormige<br />
verbreding van de gracht en het in tact houden van een onbebouwde<br />
zone rondom de toren en over de zichtas in richting het landschap.<br />
In het ontwerp wordt de gracht gewijzigd om het historische beeld van de<br />
wetering nog beter in het plan te benutten. De langwerpige gracht wordt verlengd<br />
om het oorspronkelijke beeld te herstellen. Zo wordt een belangrijke<br />
structuur - verbonden aan de ontstaansgeschiedenis van het terrein - behouden<br />
en versterkt. Bovendien wordt het onderscheid tussen het westelijk<br />
en oostelijk deel van het terrein verduidelijkt.<br />
11
In het westelijk deel van het plangebied komt de meeste nieuwbouw. Deze<br />
wordt ruimtelijk betrokken bij het bestaande abdijcomplex. Er is gekozen<br />
voor een bescheiden carréstructuur van nieuwbouw om de oude centrale<br />
kloosterbebouwing. Deze structuur is geïnspireerd op de lange traditie van<br />
de Cisterciënzer kloosterbouw, waarbij het centrale kloostergebouw werd<br />
vergezeld van vele bijgebouwen in een op het hoofdgebouw georiënteerd<br />
patroon. Met de carréstructuur blijft de nieuwbouw, hoewel met eigentijdse<br />
architectuur, binnen de traditie van de Cisterciënzer bouw. Bovendien zorgt<br />
deze voor een sterke ruimtelijke relatie met de bestaande bebouwing en<br />
voor een eenvoudige herkenbare onderlinge eenheid van de afzonderlijke<br />
nieuwe gebouwen en huizen, passend bij de spiritualiteit van de Focolarebeweging.<br />
Rondom de afzonderlijke wooneenheden is uitgegaan van een strakke omgrenzing<br />
van de buitenruimten, waarbij de afscheiding in principe bestaat uit<br />
een strak geschoren beukenhaag. Op het westelijke deel van het terrein zal<br />
voorts in principe gekozen worden voor meer strakke vormen en een meer<br />
stedelijke soortenkeus met accenten op sierwaarde. Zoveel mogelijk worden<br />
bestaande waardevolle bomen en bosopstanden in de nieuwe situatie opgenomen<br />
en ontwikkeld tot opstanden die ook vanuit ecologisch oogpunt interessant<br />
zijn en een gevarieerde leeftijdsopbouw bezitten.<br />
Op het oostelijk deel van het terrein is sprake van een meer geleidelijke<br />
overgang tussen bebouwing en park. Sinds de komst van de Focolarebeweging<br />
is het beheer van het park gericht op het verhogen van de natuurwaarden<br />
en hebben de ingrepen slechts tot een verbetering van de kwaliteit van<br />
de elementen uit de groenstructuur geleidt.<br />
De voormalige doorgeschoten kerstbomenplantage is verwijderd om omgevormd<br />
te worden tot een gebiedseigen inheemse loofbosvegetatie. Daarmee<br />
wordt een aanzienlijke kwaliteitsverhoging van de natuur bewerkstelligd.<br />
Vanuit een gelijke invalshoek zijn er in het voorjaar van 2005 amfibievriendelijke<br />
oevers aangelegd en is de wetering uitgediept waarmee de ecologische<br />
kwaliteit van de gracht zal verbeteren. Door deze maatregelen zullen de<br />
landschappelijke en ecologische waarde van het gebied per saldo sterk toenemen<br />
ten opzichte van de situatie van voor 2002. Het bestaande weiland<br />
wordt geschikt gemaakt voor sport en spel.<br />
De kapel in het bos blijft een apart element op het terrein, losgekoppeld van<br />
de overige functies en op verdere afstand gelegen. Hiermee wordt voor deze<br />
plek het accent gelegd op bezinning en stilte en moet de bezoeker hier bewust<br />
zijn weg naar toe zoeken.<br />
Concluderend kan gesteld worden, dat het westelijk deel het meest intensief<br />
gebruikt blijft. In het oostelijk deel blijft het bos behouden (omgevormd in inheems<br />
bosplantsoen). De bebouwing van het carré komt hier ook in een losser<br />
verband te liggen dan in het westelijk deel. Zo versterkt de nieuwbouw<br />
de structuurverschillen tussen de westelijke en de oostelijke zones.<br />
Daarnaast is het spel van richtingen in de historische inrichting belangrijk.<br />
Een aantal elementen is evenwijdig of loodrecht georiënteerd op de oorspronkelijke<br />
noord-zuidgerichte verkaveling van het slagenlandschap: de<br />
westelijke en zuidelijke muur, de wetering, de laan en het convictgebouw tegen<br />
de westelijke muur. De centrale gebouwen van het klooster zijn daarentegen<br />
georiënteerd op de oorspronkelijke richting van de noordelijke muur<br />
en de toegangslaan (en het oorspronkelijke kasteel). In het ontwerp zijn deze<br />
richtingen als uitgangspunt genomen.<br />
12
Ruimtelijk concept<br />
Masterplan<br />
13
Stedenbouwkundige structuur gebaseerd op historische kloosters<br />
14
Beeldkwaliteit<br />
Voor de ontwikkelingen op het terrein van het klooster Marienkroon is in aanvulling<br />
op het bestemmingsplan een beeldkwaliteitplan vervaardigd. Dat rapport<br />
vormt het resultaat van een stedenbouwkundige verkenning van het gebied.<br />
Het doel en ambitie van het beeldkwaliteitplan is om de inrichtingsstructuur<br />
van het terrein te versterken waarbinnen nieuwe ontwikkelingen op<br />
het terrein kunnen plaatsvinden die in goede samenhang zijn met de bestaande<br />
hoofdbebouwing, alsook om een eenduidige inrichting van het semiopenbare<br />
gebied tussen de bebouwing te verkrijgen. Een en ander moet in<br />
aansluiting met de omgeving zijn.<br />
De hoofddoelen zijn:<br />
- een ruimtelijk en functioneel kader vormen waarin de nieuwe ontwikkelingen<br />
passen en waarin de bestaande hoofdbebouwing kan worden omgevormd;<br />
- aangeven op welke manier samenhang kan worden verkregen tussen<br />
nieuwe en bestaande cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;<br />
- aangeven op welke manier landschappelijke inpassing kan plaatsvinden<br />
op het historische kloosterterrein.<br />
Het beeldkwaliteitplan is opgesteld om de gewenste kwaliteiten te waarborgen.<br />
Het plan heeft betrekking op verschijningsvorm, detailleringen en materialisering<br />
van het ontwerp. Het is opgedeeld in een beschrijving per deelgebied<br />
en een beschrijving van de openbare ruimte.<br />
In het beeldkwaliteitplan is het van belang dat in één document inzichtelijk is<br />
welke aspecten relevant zijn om de ruimtelijke kwaliteit van zowel het bestaande<br />
als het nieuw te ontwikkelen terreindeel te kunnen realiseren. Het<br />
beeldkwaliteitplan geldt als vertrekpunt en inspiratiebron voor de architecten<br />
en als toetsingskader voor de welstand. De beeldkwaliteitsaspecten voor<br />
bebouwing zijn separaat van de overige beeldkwaliteitsaspecten in de rapportage<br />
opgenomen. Het beeldkwaliteitplan is als gemeentelijke beleidsregel<br />
vastgesteld.<br />
Bovendien is het beeldkwaliteitplan direct vertaald in locatie en omvang van<br />
de bouwvlakken op de verbeelding van het bestemmingsplan voor dit terrein.<br />
Dit geldt ook voor de regels voor bebouwingsconcentratie en nok- en<br />
goothoogte.<br />
Het beeldkwaliteitplan is als separate bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.<br />
Nieuwe wooneenheden<br />
Vanuit bovenstaande mag duidelijk zijn dat de op Mariënkroon te realiseren<br />
wooneenheden geen reguliere burgerwoningen betreffen zoals bedoeld in<br />
het provinciale beleid, het reguliere woningbouwprogramma van de gemeente<br />
<strong>Heusden</strong>, de gemeentelijke woonvisie of provinciale woningbouwprognoses.<br />
Het gaat om een zeer specifieke landelijke woningvraag die vanwege<br />
de noodzakelijke koppeling aan het landelijke religieuze centrum opgevangen<br />
wordt in de gemeente <strong>Heusden</strong>. Omdat de wooneenheden binnen de<br />
muren van het bestaande abdijterrein gerealiseerd worden, is hier nauwelijks<br />
te spreken van woningbouw in het buitengebied. Dit te meer omdat de locatie<br />
onderdeel uitmaakt van een hoogdynamisch gebied met uitbreidingsplannen<br />
voor woningen, bedrijvigheid en glastuinbouw en (mede) om die reden<br />
in het Uitwerkingsplan Waalboss de ontwikkelingskoers ‘integratie stad<br />
en land’ heeft gekregen. Daarnaast is hoeveelheid verstening in de beoogde<br />
situatie nagenoeg gelijk aan wat in het vigerend bestemmingsplan is toegestaan.<br />
15
Parkeerterrein en ontsluiting<br />
In de onderhavig plan zijn drie verkeersontsluitingen van het gebied Mariënkroon<br />
aangegeven:<br />
1 De bestaande hoofdentree aan de Abdijlaan. Ter plaatse van het poortgebouw<br />
is deze entree zeer smal.<br />
2 De bestaande entree aan de Tuinbouwweg.<br />
3 Een nieuwe entree vanaf de zuidwesthoek van het terrein die aansluiting<br />
geeft op de Abt van Engelenlaan.<br />
Aan de voorzijde tussen poortgebouw en hoofdgebouw komen de bezoekersstromen<br />
samen en ligt de ontsluiting van het vormingscentrum.<br />
Vanaf het voorterrein voeren wegen en paden aan weerszijden om het<br />
kloostercomplex heen. Via de linkerzijde naar de gracht en via de rechterzijde<br />
door de oude beukenlaan, over het monumentale loopbruggetje naar het<br />
woongedeelte en het parkgebied dat meer op extensieve recreatie is ingericht.<br />
De vaste bewoners kunnen parkeren op de parkeerplaatsen die worden gecreëerd<br />
bij de nieuwe wooneenheden. In de zuidwestelijke hoek van het terrein<br />
is een daarnaast parkeeraccommodatie van circa 150 plaatsen gepland<br />
voor bezoekers.<br />
16
Impressie planschetsen beoogde situatie<br />
17
Uitsnede plankaart Interim-structuurvisie provincie Noord-Brabant<br />
Uitsnede uitwerkingsplankaart<br />
18
3 BELEIDSASPECTEN<br />
3.1 Provinciaal beleid<br />
3.1.1 Interim-structuurvisie en Paraplunota Noord-Brabant<br />
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening zijn per 1 juli 2008 de Interimstructuurvisie<br />
Noord-Brabant ‘Brabant in ontwikkeling’ en de Paraplunota<br />
ruimtelijke ordening in werking getreden. De Interim-structuurvisie, vastgesteld<br />
door Provinciale Staten, geeft een overzicht van de ruimtelijke belangen<br />
en doelen van de provincie Noord-Brabant en de hoofdlijnen van het te<br />
voeren ruimtelijk beleid. Dit ruimtelijk beleid is uitgewerkt in de Paraplunota.<br />
De Paraplunota, vastgesteld door Gedeputeerde Staten, vormt de basis voor<br />
het dagelijks handelen van Gedeputeerde Staten en de inzet van de instrumenten<br />
uit de Wet ruimtelijke ordening.<br />
De Interim-structuurvisie komt inhoudelijk grotendeels overeen met de visie<br />
op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant, zoals uiteengezet in het<br />
Streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in balans’. Actualiseringen van beleid<br />
zijn meegenomen.<br />
Het plangebied maakt onderdeel uit van de stedelijke regio Waalboss. Eén<br />
van de stedelijke regio’s waarbinnen de provincie verstedelijking wil concentreren.<br />
Mariënkroon ligt in een gebied dat is aangeduid als Agrarische Hoofd<br />
Structuur (AHS-Landbouw). Daarin staat instandhouding en versterking van<br />
de landbouw voorop. Ten noorden van het plangebied ligt de nadruk daarbinnen<br />
op de verdere ontwikkeling van de glastuinbouw.<br />
De voorziene ontwikkelingen op het abdijterrein passen binnen de gebiedsvisie<br />
van de provinciale Interim-structuurvisie. Op twee onderdelen is echter<br />
sprake van aandachtspunten vanuit het beleid.<br />
Binnen het terrein van de abdij liggen onderdelen van de ecologische en<br />
groene hoofdstructuur (EHS/GHS), zoals die is vastgelegd in de detailkaarten<br />
van de provincie Noord-Brabant. Betreffende delen zijn echter niet opgenomen<br />
in de globale begrenzing van de EHS/GHS in de Interimstructuurvisie.<br />
Dit maakt dat bij aantasting van het groen op het terrein geen<br />
directe noodzaak is tot het aantonen van een zwaarwegend maatschappelijk<br />
belang en het ontbreken van alternatieven. Wel geldt voor dit gebied de<br />
compensatieplicht ten aanzien van de EHS en de Boswet. De actuele waarde<br />
van het groen op het terrein en de wijze waarop hiermee door de Focolarebeweging<br />
en de gemeente wordt omgegaan (inclusief compensatie), komt<br />
in paragraaf 4.3 aan bod.<br />
Een tweede aandachtspunt dat voortkomt uit het provinciaal beleid heeft betrekking<br />
op de wens wooneenheden voor religieuzen te realiseren op het terrein.<br />
De Structuurvisie stelt dat de toevoeging van burgerwoningen in het<br />
buitengebied door nieuwbouw niet is toegestaan. Dit mag wel door splitsing<br />
van karakteristieke gebouwen die in gebruik waren voor religieuze doeleinden,<br />
omdat dit kan bijdragen aan het behoud van deze panden. In hoofdstuk<br />
2 is duidelijk geworden dat voor het behoud van de zeer karakteristieke bebouwing<br />
en de religieuze functie ervan op Mariënkroon nieuwbouw nodig zal<br />
zijn en dat hier een maatschappelijk belang mee is gediend. Ook komt aan<br />
bod dat het hier niet gaat om reguliere woningbouw, maar om wooneenheden<br />
die onlosmakelijk verbonden zijn met de religieuze activiteiten van de<br />
Focolaregemeenschap op het kloosterterrein.<br />
19
3.1.2 Uitwerkingsplan Stedelijke regio Waalboss<br />
Het regionaal ruimtelijk beleid is eind 2004 vastgelegd in het uitwerkingsplan<br />
Waalboss (21-12-2004 vastgesteld door GS). Het plan moet vanaf dat moment<br />
gehanteerd worden als provinciaal beleid en vormt dan ook het kader<br />
voor ruimtelijke ontwikkelingen.<br />
Gebiedsgericht beleid<br />
In het uitwerkingsplan stedelijke regio Waalboss wordt duidelijk dat het plangebied<br />
in een hoogdynamische omgeving ligt. Ten noorden, westen en oosten<br />
vindt de komende 10 jaar verstedelijking plaats in de vorm van respectievelijk<br />
glastuinbouw, bedrijventerrein en woningbouw.<br />
Het plan beschrijft voor Mariënkroon en omgeving een de koers van ‘integratie<br />
stad en land’. Binnen deze koers is ontwikkeling mogelijk in combinatie<br />
met landschapsontwikkeling. Dit tegen de voorwaarde dat dit gebeurt op basis<br />
van een integrale ruimtelijke visie, waarin staat beschreven hoe verstedelijking<br />
en landschapsontwikkeling samen gaan. In overleg met de provincie<br />
Noord-Brabant heeft de gemeente <strong>Heusden</strong> deze visie eind 2006 opgesteld.<br />
Rood-met-groen-koppeling<br />
Het uitwerkingsplan Waalboss kent een nieuw soort compensatieplicht voor<br />
uitbreidingsplannen voor wonen en werken. Voor alle uitbreidingsplannen<br />
voor stedelijke ontwikkelingen, dus ook de kleinere, zal met ingang van 1 juli<br />
2005 inzichtelijk moeten zijn hoe de realisering ervan gepaard gaat met kwaliteitsverbetering<br />
elders in het buitengebied. In een vooroverlegreactie van<br />
de provincie Noord-Brabant wordt de vraag gesteld, hoe hiermee in onderhavig<br />
plan wordt omgegaan.<br />
Ten tijde van de opstelling van de vooroverlegreactie van de provincie was<br />
de rood-met-groen-koppeling nog in de maak. Inmiddels is de regeling door<br />
de provincie verder uitgewerkt. Deze uitwerking ‘Handreiking inzake uitwerking<br />
rood-met-groen-koppeling’ geeft in onze ogen aanleiding om te concluderen<br />
dat de rood-met-groen-koppeling voor dit plan niet onverkort toepasbaar<br />
is.<br />
De provinciale beleidsuitwerking geeft aan dat de rood-met-groen-koppeling<br />
alleen van toepassing is op de ontwikkeling van stedelijke functies die een<br />
beslag leggen op het buitengebied. Het onderhavige plan behelst daarentegen<br />
geen extra ruimtebeslag aangezien er eerder sprake is van een herstructurering<br />
van het abdijterrein waarbij intensivering plaatsvindt binnen de<br />
bestaande muren/grenzen van het complex en binnen het bouwvolume dat<br />
in het vigerende bestemmingsplan is toegestaan.<br />
Verder dient te worden opgemerkt dat de herstructurering van Mariënkroon<br />
slechts een klein onderdeel vormt van de planvorming van een groter gebied<br />
waarvoor het college van B&W van de gemeente <strong>Heusden</strong> de ‘Structuurschets<br />
Mariënkroon-Geerpark’ heeft vastgesteld. In deze structuurschets<br />
wordt aangegeven op welke wijze de gemeente omgaat met de inrichtingsopgave<br />
in het gebied. Daarbij is in de visie aangegeven op welke wijze er<br />
evenwicht gevonden kan worden tussen de stedelijke functies en de landschappelijke<br />
waarden in het gebied. Het is dan ook vooral bij de verdere<br />
planuitwerking ten behoeve van de woningbouwlocatie Geerpark dat de<br />
vraag concreet beantwoord kan worden hoe verstedelijking in het plangebied<br />
zal worden gekoppeld aan kwaliteitsverbetering elders.<br />
20
3.2 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
3.2.1 Vigerend bestemmingsplan<br />
Het huidige vigerend bestemmingsplan ‘Buitengebied’, vastgesteld bij<br />
raadsbesluit van 22 april 1991, is geschreven in een periode waarin de invulling<br />
door een ‘nieuwe kerkelijke beweging’ niet te voorzien was. Daar de<br />
toekomstige bestemming niet geheel in het huidige bestemmingsplan past<br />
en vooral omdat men een adequate beheersregeling voor de toekomstige situatie<br />
wil, is voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan opgesteld.<br />
Huidige bestemming<br />
Met betrekking tot het abdijcomplex (Kadastraal bekend gemeente Vlijmen,<br />
sectie N, nummers 4561, 4562, 4563, 4564, 4565, 4566) wordt in het nu<br />
geldende bestemmingsplan het volgende vermeld:<br />
Artikel 9. Bijzondere doeleinden<br />
De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Bijzondere doeleinden’ zijn<br />
bestemd voor maatschappelijke doeleinden, met name de huisvesting van<br />
religieuzen in een kloostergebouw.<br />
Lid A Het gebruik van de grond voor bebouwing<br />
Op de tot ‘Bijzondere doeleinden’ bestemde gronden mogen bouwwerken<br />
worden gebouwd ten behoeve van de in de omschrijving genoemde doeleinden,<br />
met inachtneming van het volgende:<br />
A Het bestemmingsvlak mag voor maximaal 10% worden bebouwd;<br />
B De goothoogte van de gebouwen mag maximaal 12 m bedragen en de<br />
hoogte maximaal 15 m;<br />
C De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5<br />
m bedragen.<br />
Lid B Het gebruik van de bebouwing<br />
Onder verboden gebruik van de bouwwerken als bedoeld in artikel 4 wordt<br />
onder meer begrepen het gebruik van de bouwwerken voor enige tak van<br />
handel en/of bedrijf, behoudens de uitoefening van agrarische activiteiten en<br />
een drukkerij ten dienste van het klooster.<br />
Toetsing van het project aan het bestemmingsplan<br />
Het gehele terrein van abdij Mariënkroon is in genoemd bestemmingsplan<br />
bestemd voor Bijzondere Doeleinden. De voorschriften behorende bij deze<br />
bestemming bepalen dat de zodanige bestemde gronden zijn bestemd voor<br />
maatschappelijke doeleinden, met name de huisvesting van religieuzen in<br />
een kloostergebouw.<br />
Op de volgende onderdelen is er sprake van een mogelijke discrepantie tussen<br />
het project en het vigerende bestemmingsplan:<br />
Alle vaste en tijdelijke bewoners van het toekomstige Scia Luminosa zijn<br />
interne leden van de Focolarebeweging van verschillende christelijke<br />
kerken en godsdiensten. De keuze om te gaan wonen op Mariënkroon is<br />
een vrije keuze van de persoon en heeft een religieus fundament. Het<br />
bestuur van de Focolarebeweging dient deze keuze te bevestigen. De op<br />
het terrein te bouwen wooneenheden kunnen uitsluitend worden bewoond<br />
door personen en gezinnen die zich met de doelstellingen van de<br />
Focolarebeweging verenigen en zich daarvoor metterdaad willen inzetten.<br />
21
Als woonvorm geldt in het project niet meer alleen die van een ‘kloostergebouw’,<br />
maar ook wooneenheden voor religieuzen in de vorm van zonecentra,<br />
appartementen en eengezinswooneenheden in een open tot halfopen<br />
bebouwingswijze.<br />
Om voor de verschillende realiteiten van de Focolarebeweging nationale<br />
en internationale ontmoetingen te kunnen houden is naast het hoofdgebouw<br />
een ontmoetingszaal geprojecteerd welke plaats zal bieden aan<br />
circa 500 personen. Een dergelijke voorziening past niet naadloos in het<br />
huidige bestemmingsplan.<br />
3.2.2 Structuurschets locatie Mariënkroon-Geerpark<br />
In aanvulling op hetgeen in het Uitwerkingsplan Waalboss beschreven, heeft<br />
de provincie in het planvormingtraject voor Mariënkroon aangegeven dat de<br />
ontwikkeling niet op zichzelf mag worden beoordeeld.<br />
Aan het gemeentebestuur van <strong>Heusden</strong> is gevraagd om, in relatie tot de<br />
koers ‘integratie stad en land’, een integrale ruimtelijke visie op het gehele<br />
gebied tussen de kernen Vlijmen en Haarsteeg enerzijds en het nieuwe bedrijventerrein<br />
’t Hoog anderzijds te ontwikkelen. In deze visie moet worden<br />
beschreven hoe verstedelijking en landschapsontwikkeling samen gaan. Het<br />
gemeentebestuur is met de opstelling van de Structuurschets locatie Marienkroon-Geerpark<br />
aan dit verzoek tegemoet gekomen. In deze nota geeft de<br />
gemeente haar visie op de ontwikkeling en het beheer van het gebied.<br />
De visie gaat uit van het versterken van de ruimtelijke en functionele samenhang<br />
van het gebied. Een gebiedsontwikkeling wordt voorgesteld waarbij<br />
een geleidelijke overgang ontstaat tussen stad en land en geïnvesteerd<br />
wordt in de kwaliteitsverbetering van het landschap. De diverse functies in<br />
het gebied kunnen binnen zelfstandige ‘kamers’ in een landgoedstructuur<br />
worden uitgeoefend.<br />
Het beheer van het gebied richt zich op behoud van de bijzondere landschappelijke<br />
kwaliteiten. Deze manifesteren zich rond het klooster en in de<br />
zuidrand van de kern Haarsteeg. Deze kwaliteiten hebben betrekking op de<br />
landschapsbeleving en het landbouwkundig gebruik van deze gronden.<br />
Het kloostercomplex Mariënkroon behoudt in de structuurvisie ruimtelijk de<br />
zelfstandige positie. Met deze opzet wordt ingespeeld op de cultuurhistorische<br />
opbouw van het gebied. Het klooster vormde immers een van de bebouwingsstructuren<br />
losstaand structuurelement. De structuurschets stelt dat<br />
het oorspronkelijke karakter van een kloostercomplex -vrij gelegen in het<br />
landschap- waar mogelijk gehandhaafd en versterkt dient te worden. De<br />
meest karaktervolle elementen -zoals de Abdijlaan, ten oosten van de Abt<br />
van Engelenlaan de toren, de hoofdgebouwen, de grote binnenplaats en de<br />
waardevolle bomen- dienen te allen tijde te worden behouden. Het doel is de<br />
ruimtelijke effecten van deze elementen door aanvullende inrichtingsmaatregelen<br />
juist te versterken.<br />
In dit verband wordt onder meer gesproken over:<br />
versterken van een rustige beleving langs de Abt van Engelenlaan. Indien<br />
de kwekerij ter plaatse wordt beëindigd, dan heeft een landbouwkundig<br />
(weidebouw) voor grondgebonden veehouderijen van deze gronden<br />
de voorkeur. Hiermee ontstaat ook vanaf deze belangrijke doorgaande<br />
weg een visueel-ruimtelijke relatie tot het kloostercomplex.<br />
Aan de oostkant is de beplantingsstructuur van het klooster onrustig.<br />
Door aanplant van een bosperceel in deze rand kan een grotere landschappelijke<br />
eenheid in het kloostercomplex ontstaan. Deze eenheid<br />
schermt tevens de visuele invloed van eventuele aanvullende bebouwing<br />
op het kloostercomplex af.<br />
22
3.2.3 Structuurvisie gemeente <strong>Heusden</strong><br />
In de vorm van een Structuurvisie wil de gemeente <strong>Heusden</strong> inzicht geven in<br />
de meeste wenselijke ruimtelijke koers voor het gemeentelijke grondgebied.<br />
Deze koers is afgestemd op de omgevingskwaliteiten van het gebied en het<br />
bovenlokaal beleid.<br />
Het ontwikkelingstraject voor de gemeentelijke Structuurvisie is nog niet volledig<br />
afgerond. De beschikbare conceptvisie doet geen concrete uitspraken<br />
over de ontwikkeling van Mariënkroon. Over het omliggende gebied (locatie<br />
Geerpark) stelt de Structuurvisie dat deze locatie verder wordt uitgewerkt<br />
volgens het principe integratie stad-land.<br />
23
4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN<br />
4.1 Milieu<br />
4.1.1 Luchtkwaliteit<br />
Ten behoeve van voorliggend planproject is in 2006 door Cauberg-Huygen<br />
Raadgevende Ingenieurs B.V. een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit<br />
rondom de planlocatie. Dit onderzoek was destijds noodzakelijk omdat<br />
toen het Besluit Luchtkwaliteit 2005 gold. De resultaten van dit onderzoek<br />
zijn vastgelegd in het rapport ‘Onderzoek luchtkwaliteit project Mariënkroon<br />
te Nieuwkuijk, rapport 2006.3100-02 d.d. 21 december 2006’. Het volledige<br />
rapport is als bijlage bij het bestemmingsplan toegevoegd.<br />
Middels CAR II zijn verspreidingsberekeningen uitgevoerd naar een zestal<br />
parameters te weten: PM10, NO2, BaP, Benzeen, CO en SO2. Uit de resultaten<br />
ten aanzien van bovenstaande parameters blijkt dat langs de beschouwde<br />
wegdelen in de jaren 2007, 2010 en 2015 in de situatie met de voorgenomen<br />
ontwikkeling geen van de in het Besluit Luchtkwaliteit 2005 gestelde<br />
grenswaarden worden overschreven.<br />
Op basis van het genoemde onderzoek wordt geconcludeerd dat er vanuit<br />
het Besluit Luchtkwaliteit geen belemmering aanwezig is ten aanzien van de<br />
beoogde planontwikkeling.<br />
Inmiddels is nieuwe regelgeving van kracht geworden. Het besluit Luchtkwaliteit<br />
2005 is daarbij komen te vervallen. Op 15 november 2007 is de ‘Wet’<br />
Luchtkwaliteit in werking getreden. Alleen bij plannen die de luchtkwaliteit ‘in<br />
betekenende mate’ beïnvloeden is dan een luchtkwaliteitonderzoek verplicht.<br />
Voor verschillende functies kunnen verschillende drempelwaarden<br />
gelden. Voor bijvoorbeeld woningbouw zal de drempel op minimaal 1.500<br />
woningen komen.<br />
Het voorliggende bestemmingsplan biedt ruimte voor nieuwe ontwikkelingen<br />
in het plangebied, waarvan de nieuw te realiseren wooneenheden de belangrijkste<br />
voor het aspect luchtkwaliteit zijn. Voorgaande betekent dat er<br />
maximaal 30 nieuwe wooneenheden gerealiseerd zouden kunnen worden.<br />
Deze vallen onder de amvb NIBM (niet in betekenende mate) en leveren<br />
geen problemen op voor het bestemmingsplan.<br />
Conclusie<br />
Een luchtkwaliteitonderzoek is op basis van de nieuwe regelgeving niet<br />
noodzakelijk. Er is geen belemmering aanwezig vanuit het aspect luchtkwaliteit<br />
ten aanzien van de beoogde planontwikkeling.<br />
4.1.2 Geluidhinder<br />
Door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. is een onderzoek uitgevoerd<br />
naar de optredende geluidbelastingen vanwege het wegverkeer<br />
voor het bouwplan Mariënkroon. De planlocatie is gelegen binnen de geluidzone<br />
van de Abt van Engelenlaan, de Tuinbouwweg en de rijksweg A59. De<br />
resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport ‘Akoestisch onderzoek<br />
geluidbelastingen wegverkeerslawaai Marienkroon te Nieuwkuijk,<br />
rapport 2006.3100-03 d.d. 11 augustus 2008’. Het volledige rapport is als bijlage<br />
bij het bestemmingsplan toegevoegd.<br />
25
Conclusie<br />
In het onderzoek wordt geconcludeerd dat ten gevolge van het wegverkeer<br />
van de Abt van Engelenlaan-zuid de voorkeurswaarde van 48 dB met 4 dB<br />
wordt overschreden. Ten gevolge van het wegverkeer op de Tuinbouwweg<br />
en de Rijksweg 59 wordt de voorkeursgrenswaarde met 2 dB overschreden.<br />
Bij de gemeente <strong>Heusden</strong> zal een hogere waarde procedure worden gevolgd.<br />
Als argument wordt hierbij aangewend dat het treffen van bronmaatregelen<br />
(stiller wegdek) en/of overdrachtsmaatregelen (wallen/schermen)<br />
stuiten op financiële en stedenbouwkundige bezwaren. Als alternatief kan in<br />
de betreffende bouwblokken worden gekozen voor een zodanige woningindeling<br />
dat geen geluigevoelige verblijfsruimten (woon- en slaapkamers) zijn<br />
gelegen aan de geluidbelaste gevel. Indien aan deze randvoorwaarde wordt<br />
voldaan, is het voeren van een hogere grenswaarde procedure niet noodzakelijk.<br />
Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is een gevelisolatieonderzoek<br />
noodzakelijk.<br />
4.1.3 Externe veiligheid<br />
Volgens de risicokaart van de provincie Noord-Brabant zijn in of in de nabijheid<br />
van het plangebied geen risicovolle activiteiten aanwezig welke een risico<br />
kunnen vormen voor personen. Op dit moment zijn er ook geen risicovolle<br />
bedrijven als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen<br />
(BEVI) in of in de nabijheid van het plangebied gevestigd.<br />
Conclusie<br />
Op basis hiervan en op basis van de door de gemeente <strong>Heusden</strong> verstrekte<br />
gegevens wordt geconcludeerd dat er voor onderhavig initiatief geen belemmeringen<br />
met betrekking tot de externe veiligheid van kracht zijn.<br />
4.1.4 Hinderlijke bedrijvigheid<br />
Bij de planontwikkeling voor bedrijventerrein Het Hoog II is rekening gehouden<br />
met de nieuwe bestemming op de planlocatie van onderhavig plan. De<br />
toekomstige ontwikkelingen in deze bedrijvigheidszone vormen derhalve<br />
geen belemmering.<br />
Conclusie<br />
Op basis van door de gemeente <strong>Heusden</strong> aangeleverde gegevens kan worden<br />
geconcludeerd dat de gewenste ontwikkeling niet wordt belemmerd<br />
door hinderlijke bedrijvigheid.<br />
4.1.5 Bodem(onderzoek)<br />
Bij het opstellen van deze paragraaf zijn de volgende bodemonderzoeken<br />
voor de locatie Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk uitgevoerd door Van Vleuten Consults<br />
bv, BIS bv als basis gebruikt:<br />
- verkennend bodemonderzoek, CV05338VBO_RAP d.d. 24-11-2005;<br />
- nader bodemonderzoek, CV05338NBO_RAP d.d. 12-12-2005;<br />
- nader bodemonderzoek fase 2, CV05338NBO_RAP2 d.d. 12-01-2006.<br />
Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend onderzoek is ter<br />
plaatse van nieuwbouwlocatie 2 (ten noorden van de wetering) een nader<br />
bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten wezen immers uit dat de bovengrond<br />
ter plaatse van locatie 2 matig verontreinigd is met koper. Voor de andere<br />
nieuwbouwlocaties was op basis van de resultaten van het verkennend<br />
onderzoek geen nader onderzoek nodig.<br />
Het nader onderzoek voor locatie 2 is uitgesplitst over twee fases. In de eerste<br />
fase zijn opnieuw bodemmonsters genomen, waaruit de koperverontreiniging<br />
bleek. In fase 2 is de omvang hiervan bepaald.<br />
26
Conclusie<br />
De conclusie uit het nader onderzoek is dat op de locatie een verontreinigde<br />
‘spot’ met koper aanwezig is. In het onderzoek beveelt Van Vleuten Consults<br />
bv, BIS bv aan om de verontreiniging zo spoedig mogelijk te saneren en een<br />
evaluatierapport te overleggen aan de gemeente. De Focolarebeweging<br />
heeft inmiddels in samenwerking met de gemeente en de provincie een saneringsplan<br />
opgesteld, waarbij gelijktijdig met de bouw sanering plaatsvindt.<br />
4.2 Water<br />
4.2.1 Algemeen<br />
Op grond van een afspraak uit de startovereenkomst WB21 (waterbeheer<br />
21 e Eeuw) dienen decentrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen<br />
in het kader van de watertoets een waterparagraaf op te nemen. Een<br />
dergelijke paragraaf zet uiteen wat voor gevolgen de planontwikkeling heeft<br />
voor de waterhuishouding. Deze paragraaf beschrijft deze gevolgen voor het<br />
herontwikkelingsplan voor Mariënkroon.<br />
Overleg<br />
In het kader van de watertoets heeft meerdere malen afstemming plaatsgevonden<br />
tussen de initiatiefnemer en het waterschap Aa en Maas. In een<br />
vroeg stadium van de planvorming is het plan in 2004 voor een eerste keer<br />
voorgelegd aan het waterschap. Ook is het waterschap om een reactie gevraagd<br />
op het voorontwerp bestemmingsplan ‘Mariënkroon’ van 12 januari<br />
2007. De reacties en opmerkingen van het waterschap zijn in deze waterparagraaf<br />
verwerkt. Alle correspondentie is terug te vinden in de bijlagen van<br />
dit bestemmingsplan.<br />
Uitgangspunten<br />
Voor het omgaan met water binnen het plangebied zijn de volgende uitgangspunten<br />
gehanteerd:<br />
- Het plan heeft betrekking op de realisering van een gemeenschap en landelijk<br />
centrum van de Focolarebeweging in Nederland en laat een eindsituatie<br />
zien.<br />
- De Oude Vlijmensche Wetering en de voormalige zwemvijver zijn in het<br />
plan te beschouwen als geïsoleerd oppervlaktewater.<br />
- Er wordt in het plan vanuit gegaan dat de oppervlakte van het te dempen<br />
deel van de Oude Vlijmensche Wetering voor de bebouwing en wegenstructuur<br />
gelijk of kleiner is dan het uit te graven deel aan de zuidkant.<br />
- In het plan wordt uitgegaan van een scheiding van hemelwater en vuilwater.<br />
4.2.2 Hemelwater<br />
Gebouwen<br />
Hierna wordt uitgelegd hoe men omgaat met hemelwater afkomstig van gebouwen.<br />
In de huidige situatie (2004) is 3.970 m 2 van het terrein bebouwd. Dit is inclusief<br />
schuurtjes en kapel. Het hemelwater afkomstig van de gebouwen<br />
komt voor een deel via zinkputten in de grond terecht. Een klein gedeelte<br />
van het hemelwater komt via een buizenstelsel in de gracht/Oude Vlijmensche<br />
Wetering terecht. De meeste schuurtjes hebben in het geheel geen regengoot<br />
en dus geen opvang van hemelwater. Hemelwater infiltreert daardoor<br />
direct ter plaatse in de grond.<br />
27
In de eindsituatie zal circa 10% van het oppervlak van het plangebied zijn<br />
bebouwd overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Het gaat hierbij<br />
om circa 8.870 m 2 (het terrein van Abdij Mariënkroon/Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />
beslaat 8 ha en 99 a.).<br />
In het te ontwikkelen groenplan neemt men, waar mogelijk, ideeën op om<br />
hemelwater in de directe nabijheid van de gebouwen te laten infiltreren (wadi’s).<br />
Waar dit niet mogelijk of wenselijk is, kiest men voor een afvoer van<br />
hemelwater naar de gracht/Oude Vlijmensche Wetering (3.000 m 2 ). Op deze<br />
plaats kan men eventueel afvoeren op een aan te leggen helofytenfilter. Om<br />
verontreiniging van het hemelwater te voorkomen maakt men, waar mogelijk<br />
en in overleg met de architect, gebruik van niet-uitloogbare of uitspoelbare<br />
bouwmaterialen.<br />
Verharding<br />
Hierna volgt een beschrijving van de omgang met hemelwater afkomstig van<br />
verharding.<br />
Op dit moment bestaat het grootste deel van de verharding uit wegen met<br />
een gesloten asfaltverharding. Het hemelwater infiltreert hier zonder verdere<br />
hulpmiddelen in de berm.<br />
Voor de nieuwe situatie is een keuze voor gesloten of open verharding nog<br />
niet gemaakt. Beide hebben voor- en nadelen (mollen, onderhoud, tracékeuze<br />
van ondergrondse infrastructuur). Indien men voor open verharding<br />
kiest (in verband met de ondergrondse infrastructuur onder de wegen) bestaat<br />
de verharding uit klinkers in keperverband. Deze sluit men op met een<br />
laaggelegen betonband (geen trottoirband). Het hemelwater van 80% van de<br />
verhardingen (3.200 m 2 ) zal zonder verdere hulpmiddelen in de berm infiltreren.<br />
Op enkele plaatsen (circa 800 m 2 ) zal het hemelwater, waar nodig met behulp<br />
van molgoten en straatkolken, naar de gracht/Oude Vlijmensche Wetering<br />
(3.000 m 2 ) worden vervoerd. Wanneer noodzakelijk kan een helofytenfilter<br />
het water zuiveren.<br />
Als verharding voor wandelpaden maakt men gebruik van open verharding<br />
(klinkers) of halfverharding (grind- en splitpaden). Dit hangt af van de plaats<br />
van deze paden.<br />
De parkeerplaats (4.000-5.000 m 2 ) voert men waarschijnlijk uit in een combinatie<br />
van open verharding (klinkers op de rijbanen) en half-open verharding<br />
(steenslag of grasbetonstenen op de parkeerplaatsen). Waar geen mogelijkheid<br />
is om het water in de omliggende groenstroken te laten infiltreren<br />
voert men het hemelwater met behulp van kolken naar de voormalige<br />
zwemvijver (1.200 m 2 ) af. Ook hier maakt men, indien nodig, gebruik van<br />
een helofytenfilter voor zuivering van het water.<br />
Waterberging<br />
Hierna volgt een berekening van de maximaal benodigde capaciteit voor waterberging.<br />
Hierbij gaat men uit van:<br />
- maximale bebouwing en de volledige realisering van wegen en de parkeervoorziening;<br />
- de meest ongunstige situatie waarbij al het hemelwater naar open geïsoleerd<br />
oppervlaktewater wordt vervoerd.<br />
28
Soort oppervlak m 2<br />
m 3 neerslag<br />
bij<br />
27,6 mm<br />
in 45 min.<br />
Bergingsplaats Max. verhoging waterspiegel<br />
bij 27,6 mm neerslag<br />
in 45 min ten gevolge<br />
van bebouwd oppervlak<br />
Gebouwen 8.867 245 Gracht (of wadi) 0,082 m<br />
Openverharding 80 % 3.200 88 Berm n.v.t.<br />
Openverharding 20 % 800 22 Gracht 0.008 m<br />
Parkeerterrein 4.000 110 Zwemvijver (of wadi) 0,094 m<br />
Totaal 16.867 465<br />
Bij bovenstaande gegevens gelden de volgende opmerkingen:<br />
- Voor de oppervlakten zijn aannames gedaan van 3.000 m 2 voor de<br />
gracht en 1.200 m 2 voor de zwemvijver (globale berekening).<br />
- Bij de berekening van de benodigde waterbergingscapaciteit zijn de bestaande<br />
gebouwen en de te realiseren gebouwen die passen in het huidige<br />
bestemmingsplan en de nieuwe bestemmingsplanaanvraag samengenomen.<br />
- Waar mogelijk blijven bestaande zinkputten in gebruik. Hemelwater dat<br />
wordt aangevoerd naar deze putten zal via deze putten in de grond infiltreren.<br />
Hiermee is in de berekening van de waterbergingscapaciteit geen<br />
rekening gehouden.<br />
- Waar mogelijk zullen wadi’s of andere natuurelementen in het plan worden<br />
opgenomen om infiltratie van regenwater te bevorderen. Hiermee is<br />
in de berekening van de waterbergingscapaciteit ook geen rekening gehouden.<br />
- Er wordt niet rechtstreeks afgevoerd op de ‘Onsenoortse loop’. Dit is de<br />
wetering aan de oostzijde van het terrein.<br />
- Bij een grondwaterstand van 0,7 m is het debiet naar het oppervlaktewater<br />
0,96 l/s/ha. Dit is in de berekening niet meegenomen.<br />
Conclusie<br />
Uit de hierboven vermelde gegevens kan men afleiden hoeveel de stijging<br />
van het waterpeil van het geïsoleerde oppervlaktewater (gracht en voormalige<br />
zwemvijver) bedraagt. Deze peilstijging wordt veroorzaakt door aanvoer<br />
van hemelwater van het gesloten/bebouwd oppervlak. Bij een bui die 1 maal<br />
in de 10 jaar voor komt (27,6 mm neerslag in 45 minuten) stijgt het waterpeil<br />
van het geïsoleerd oppervlaktewater circa 9 cm. Met een toevoeging van<br />
27,6 mm van de neerslag die direct op het oppervlakte neerkomt heeft men<br />
een peilstijging van circa 12 cm.<br />
Bij een waterpeil van 70 cm onder het maaiveld is deze peilstijging acceptabel.<br />
Bij nog hevigere regenbuien heeft het oppervlaktewater nog steeds voldoende<br />
bergend vermogen om het hemelwater op te vangen. Op basis hiervan<br />
kan geconcludeerd worden dat het oppervlaktewater op het terrein voldoende<br />
bergend vermogen heeft om al het hemelwater op te vangen.<br />
4.3 Flora en fauna<br />
In ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de bescherming<br />
van natuurwaarden. Enerzijds betreft dit de planologische bescherming,<br />
zoals vastgelegd in het provinciale beleid. Anderzijds betreft dit de actuele<br />
natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet en Flora- en<br />
faunawet.<br />
29
4.3.1 Planologische bescherming natuurwaarden en compensatieplan<br />
Inleiding<br />
Een deel van het terrein van de abdij Mariënkroon maakt onderdeel uit van<br />
de ecologische en groene hoofdstructuur (EHS/GHS), zoals die is vastgelegd<br />
in de detailkaarten van de provincie Noord-Brabant. De EHS is doorvertaald<br />
op de streekplankaart 2002, als globale begrenzing (GHS-natuur en de<br />
beheersgebieden binnen de GHS-landbouw). De voormalige streekplankaarten<br />
zijn weer doorvertaald in de kaart 'Ruimtelijke 'Hoofdstructuur' bij de Interimstructuurvisie<br />
'Brabant in Ontwikkeling' zoals vastgesteld door Provinciale<br />
Staten op 28 juni 2008. De concrete begrenzing op perceelsniveau dient<br />
plaats te vinden door de gemeente in bestemmingsplannen. Daarbij kan zij<br />
uitgaan van de detailkaarten waarop de subzones van de GHS en AHS zijn<br />
aangegeven. Deze kaarten hebben een status als feitenmateriaal, waarvan<br />
de gemeente mag afwijken, op voorwaarden dat dit wordt onderbouwd door<br />
een actueel onderzoek naar de aanwezige natuur- en landschapswaarden in<br />
het betreffende gebied/perceel. Voor de beoordeling van een dergelijk onderzoek<br />
gelden de uitgangspunten zoals neergelegd in de Ecologische<br />
Bouwstenennota (2006). Afhankelijk van de concrete begrenzing is sprake<br />
van toepassing van het nee-tenzij-principe (als sprake is van GHS) of niet.<br />
Het ontwikkelingsplan voor de abdij leidt tot enige aantasting van de<br />
EHS/GHS. Deze paragraaf geeft inzicht in afweging van de gemeente<br />
<strong>Heusden</strong> in casu de planontwikkeling van Mariënkroon.<br />
Ontwikkelingskeuzes<br />
De Focolarebeweging hecht veel waarde aan het groen op het kloosterterrein.<br />
Bij het opstellen van het ontwikkelingsplan heeft zij dan ook goed onderzocht<br />
of alternatieve locaties of andere oplossingen voor handen waren<br />
die niet zouden leiden tot aantasting hiervan. Hieronder wordt in drie stappen<br />
gemotiveerd waarom er geen alternatieve locaties of oplossingen zijn.<br />
Die stappen zijn:<br />
1 vertrekpunt: doel en wezenlijke voorwaarden van dit centrum;<br />
2 geen alternatieve configuraties binnen het abdijterrein;<br />
3 locatie buiten het terrein niet mogelijk uitgaande van de voorwaarden<br />
voor het Focolarecentrum.<br />
Vertrekpunt: doel en wezenlijke voorwaarden van het centrum<br />
Zoals eerder beschreven is het vanuit het gedachtegoed van de Focolarebeweging<br />
een voorwaarde dat de gemeenschap in het klein een beeld geeft<br />
van een 'gewone' maatschappij. De consequentie voor de concrete behuizing<br />
van de gemeenschap is dat óp het terrein de wooneenheden gebouwd<br />
worden.<br />
Bovendien is dat beeld alleen effectief als de leden van de gemeenschap<br />
samenleven in een op elkaar betrokken fysieke structuur. Dit is een wezenlijke<br />
voorwaarde binnen het model waaraan alle andere Focolarecentra op<br />
de wereld zijn gemodelleerd.<br />
Geen alternatieve configuraties binnen het abdijterrein:<br />
Uitgaande van het programma van eisen dat is gebaseerd op de huidige te<br />
centraliseren functies van de Focolarebeweging en de hiervoor beschreven<br />
voorwaarden met betrekking tot de gebouwenstructuur zijn er binnen het terrein<br />
geen alternatieven mogelijk. De bestaande abdijgebouwen worden vrijwel<br />
geheel ingezet voor de benodigde kleine ontmoetingsruimtes, restaurant-<br />
en keukenfaciliteiten, slaapaccommodaties en kantoorruimte.<br />
30
De overige ruimte buiten het groen is beperkt. Daarin wordt een beperkt deel<br />
van de wooneenheden gerealiseerd alsmede de vereiste parkeercapaciteit.<br />
Voor de overige wooneenheden en de benodigde grote zaalruimte is op het<br />
terrein geen andere ruimte te vinden buiten het groen.<br />
Locatie buiten het abdijterrein niet mogelijk uitgaande van de voorwaarden<br />
voor het Focolarecentrum:<br />
Alternatieven waarin de overblijvende (gezins)wooneenheden niet op het<br />
abdijterrein worden gerealiseerd, maar binnen bestaand bebouwd gebied in<br />
de directe omgeving, voldoen niet aan het programma van eisen. Er zou een<br />
onoverkomelijke tweedeling ontstaan in het centrum, waardoor niet meer<br />
voldaan wordt aan de meest wezenlijke eis die aan het Focolarecentrum<br />
wordt gesteld. Dit is toegelicht onder het eerste punt.<br />
Natuurwaarde van het bestaande groen en de effecten van het ontwikkelingsplan<br />
In voorliggend geval maakt een aantal houtopstanden op het terrein van Mariënkroon<br />
deel uit van de detailuitwerking van de EHS/GHS. Een deel van de<br />
voorstellen voor ontwikkeling van het terrein, met name in het westelijk deel<br />
van het terrein, liggen buiten de EHS/GHS. Anders ligt dit voor nieuwbouwplannen<br />
binnen de EHS/GHS in oostelijk en zuidelijk deel van het terrein.<br />
Hier is sprake van enige aantasting van groene waarden waarvoor compensatie<br />
noodzakelijk is. Dit is beschreven in de hiernavolgende paragraaf ‘aantasting<br />
en compensatie EHS-overige natuur’.<br />
Een ander aandachtspunt is het belang van het gebied voor beschermde<br />
planten en dieren, waardoor eventueel sprake zou kunnen zijn van belemmeringen<br />
vanuit de Flora- en faunawet (zie ‘natuurwetgeving’). In een eerder<br />
stadium is hiervoor reeds een onderzoek uitgevoerd en is een projectplan<br />
opgesteld.<br />
Uitsnede detailkaart EHS/GHS provincie Noord-Brabant in combinatie met luchtfoto<br />
31
Uit het onderzoek Ecologische Waarden van bureau 'De Groene Ruimte'<br />
(opgesteld in 2004 ten behoeve van de eerder doorlopen artikel 19 WROprocedure)<br />
blijkt dat een zeer groot deel van het groen op Abdij Mariënkroon<br />
een zeer geringe tot geen ecologische waarde heeft. Het grootste deel van<br />
het bos bestaat namelijk uit een dichte fijnsparrenopstand die het resultaat is<br />
van een ‘doorgeschoten’ kerstboomplantage zonder ondergroei. Buiten deze<br />
fijnsparrenopstand zijn er binnen de door de provincie in de detailkaarten<br />
aangegeven EHS/GHS ook nog kleine delen met een verwilderde parkachtige<br />
vegetatie van de fluweelboom (Rhus typhina) en sneeuwbes (Symphoricarpus)<br />
als onderbeplanting welke zeer geringe ecologische waarde heeft.<br />
De aantasting van natuur- en landschapswaarden heeft in voorliggend geval<br />
betrekking op houtopstanden en groene open ruimten (aangewezen op de<br />
EHS-kaart als natuurdoeltype multifunctioneel bos). Concreet is sprake van<br />
de volgende effecten:<br />
- Aantasting van natuur en landschap ter plaatse van nieuwbouw.<br />
- Verspreide bebouwing in de bosstructuur zorgt voor het verdwijnen van<br />
de interne samenhang binnen de natuur en landschap en tot verstoring<br />
daarvan. Het betreffende groen moet derhalve geheel als aangetast worden<br />
beschouwd.<br />
Aantasting en compensatie EHS-overige natuur<br />
Compensatienoodzaak en oppervlakte<br />
Een deel van de percelen welke in de huidige situatie onder de 'EHS overige<br />
natuur' vallen, krijgen door het ontwikkelingsplan een bebouwingsfunctie.<br />
Hierna is aangegeven welke natuurvlakken zullen verdwijnen als gevolg van<br />
het ontwikkelingsplan en welke compensatiebehoefte dit met zich meebrengt.<br />
In overleg met de provincie Noord-Brabant en de regiodirectie van<br />
LNV 1 kan, om de hierna volgende redenen, uitgegaan worden van een compensatie<br />
1:1 van de verloren oppervlakte:<br />
- Het is aangewezen als natuurdoeltype multifunctioneel bos, maar er was<br />
nauwelijks sprake van een bestaande waarden (sparrenproductiebos en<br />
park).<br />
- De waarde van het grootste deel van de percelen is reeds sterk verhoogd<br />
door aanplant van inheems structuurrijk loofbos (natuurdoeltype multifunctioneel<br />
bos) in combinatie met bloemrijk grasland.<br />
- Dit zal ook gebeuren met de nieuwe percelen bos (natuurdoeltype multifunctioneel<br />
bos) die aangelegd zullen worden, vanwege de compensatieplicht<br />
inzake de Boswet.<br />
Om de hierboven gemelde redenen is het niet nodig om uit te gaan van een<br />
surplus compensatie.<br />
Compensatienoodzaak<br />
Gebied Opp. (m².) Comp.factor Compensatie (opp. m²)<br />
A 1.100 m² 1 1.100 m²<br />
B 1.850 m² 1 1.850 m²<br />
C 1.550 m² 1 1.550 m²<br />
D1 2.850 m² 1 2.850 m²<br />
D2 1.800 m² 1 1.800 m²<br />
Totaal = 9.150 m²<br />
1 Mondeling overleg op 3 september 2008 te Nieuwkuijk met Eelco Hoogendam van de Regiodirectie<br />
Zuid van LNV en Fred Panjer van de provincie Noord-Brabant.<br />
32
Aantasting en compensatie EHS ‘overige natuur‘ (detailkaart provincie) als gevolg van ontwikkelingsplan<br />
Beleidsregel natuurcompensatie provincie Noord-Brabant<br />
In de provincie Noord-Brabant is afgesproken dat daar waar natuur moet<br />
wijken voor zogenaamde rode ontwikkelingen, de natuur wordt gecompenseerd.<br />
Dit beleid is verwoord in de beleidsregel natuurcompensatie. Voor de<br />
ontwikkeling op het plangebied zijn de volgende aspecten ten aanzien van<br />
de compensatie van belang:<br />
- Er dient een compensatieplan te worden opgesteld.<br />
- Er wordt uitgegaan van een compensatie van tenminste 1:1 van de verloren<br />
oppervlakte.<br />
- De compensatie voor verlies aan natuur- en landschappelijke waarden<br />
dient bij voorkeur plaats te vinden binnen de GHS in de nabijheid van de<br />
aantasting maar kan eventueel ook daarbuiten plaatsvinden indien dit<br />
leidt tot robuustere structuren.<br />
- Compensatie in de EHS is niet toegestaan.<br />
- Compensatie buiten de GHS mag niet ten koste gaan van een goede<br />
agrarische structuur.<br />
- De uitvoering van het compensatieplan dient uiterlijk gelijktijdig met de<br />
voltooiing van de verstorende ingreep gestart te zijn.<br />
Compensatieplan<br />
De totale uitvoering van het ontwikkelingsplan voor Mariënkroon zou een<br />
compensatieplicht van 9.150 m² betekenen. Omdat het ontwikkelingsplan<br />
echter gefaseerd tot uitvoering wordt gebracht (middels een wijzigingsbevoegdheid),<br />
zal ook deze compensatie in delen plaatsvinden. De eerste stap<br />
is de compensatie van circa 7.400 m² binnen het plangebied. Dit oppervlak<br />
is iets meer dan het direct aangetaste groen. De tweede stap betreft de<br />
compensatie van het resterende deel van 1.800 m². Dit oppervlak, dat gelijk<br />
staat aan het groen dat verloren gaat bij benutting van de wijzigingsbevoegdheid,<br />
wordt buiten het plangebied gecompenseerd.<br />
33
Fasering compensatie<br />
Gebied Directe compensatie<br />
Binnen plangebied<br />
34<br />
Compensatie via wijz.bevoegdheid<br />
Buiten plangebied<br />
A 1.100 m² -<br />
B 1.850 m² -<br />
C 1.550 m² -<br />
D1 2.850 m² -<br />
D2 - 1.800 m²<br />
7.350 m² 1.800 m²<br />
Totaal = 9.150 m²<br />
Compensatieplan binnen het plangebied<br />
De noodzaak tot compensatie binnen het plangebied komt voort uit de te<br />
compenseren gebieden A, B, C en het noordelijk deel van gebied D (D1)<br />
met een totale oppervlakte van 7.350 m². Deze compensatie vindt plaats in<br />
de gebieden E, F en G (samen ruim 7.400 m²) en is reeds uitgevoerd in<br />
2005. Met dit bestemmingsplan krijgen deze nog niet beschermde delen nu<br />
een beschermde status als onderdeel van de EHS overige natuur.<br />
Met de compensatie binnen het gebied wil de stichting de natuur binnen het<br />
gebied verder versterken. Deze versterking is reeds uitgevoerd. Er is daarbij<br />
uitgegaan van het voor het terrein karakteristieke gemengde parkachtige natuurdoeltype<br />
van inheemse loofhout-, zoom- en struweelbeplanting, lanen,<br />
bloemrijke grasland, water- en oevervegetatie. De versterking vond plaats<br />
door:<br />
- de percelen multifunctioneel bos af te ronden (vlak G);<br />
- versnippering van de afzonderlijke vlakken op te lossen door versterking<br />
van laan-, zoom- en struweelbeplanting met bescherming door nieuwe<br />
bestemming natuur (vlak E);<br />
- door realisering van natuurvriendelijke oevers (natuurdoeltype natte ruigte)<br />
rond gracht en voormalige zwemvijver en het schoonmaken van de<br />
waterbodems. Door de nieuwe bestemming natuur krijgen deze delen nu<br />
een bescherming binnen de EHS overige natuur (vlakken F).<br />
Op deze wijze wordt de aantasting van de samenhang tussen de te handhaven<br />
natuur- en landschapselementen weer hersteld en beschermd, met name<br />
de zuidwestelijk gelegen natuurvlakken en de beplanting aan de oostzijde<br />
van het terrein. In de planopzet wordt de relatie behouden en versterkt<br />
door verbindende boomstructuren in tact te houden en aan te leggen. Hierdoor<br />
wordt één aaneengesloten natuurgebied beheerd en beschermd binnen<br />
het plangebied. Dit is een verbetering ten opzichte van de oude situatie.<br />
Over de voorgenoemde versterkingen van de natuurwaarden op het terrein<br />
is overigens nauw overleg geweest met het Brabants Landschap (zie ook<br />
alinea ‘kwaliteitsverbetering van de te handhaven EHS/GHS’).<br />
Vanuit een gelijke invalshoek zijn er in het voorjaar van 2005 amfibievriendelijke<br />
oevers (natuurdoeltype natte ruigte) aangelegd en is de gracht uitgediept<br />
waarmee de ecologische kwaliteit van de gracht zal verbeteren.<br />
Kwaliteitsverbetering van de te handhaven EHS/GHS binnen het gebied<br />
Sinds de komst van de Focolarebeweging is het beheer van het park in de<br />
overige delen al gericht op het verhogen van de natuurwaarden en hebben<br />
de ingrepen slechts tot een verbetering van de kwaliteit van de elementen uit<br />
de ecologische hoofdstructuur geleidt.
Onderdeel van het beheersplan van het terrein is de omvorming van de<br />
overblijvende fijnsparrenopstand (bijna 2/3 van de oorspronkelijke opstand)<br />
tot een gebiedseigen inheemse loofbosvegetatie. Daarmee wordt een aanzienlijke<br />
kwaliteitsverhoging van de natuur bewerkstelligd (inheemse, meer<br />
soortenrijke vegetatie en aanzienlijke verbetering van het leef- en foerageergebied<br />
van de in het gebied levende soorten). Door een op de structuur gericht<br />
beheer (meer lagen) van het bestaande bos en overgangsbegroeiingen<br />
ontstaat er een grote kwaliteitsverbetering bij het voormalige zwembad, de<br />
gracht en langs de overige bosschages op het abdijterrein.<br />
Compensatieplan buiten het plangebied<br />
Voor de compensatie van het zuidelijk deel van gebied D (D2) is geen plaats<br />
meer binnen het plangebied. Hiervoor dient de compensatie dus buiten het<br />
plangebied plaats te vinden. De stichting kiest ervoor om deze delen die het<br />
laatst in de fasering gerealiseerd zullen worden voorlopig de functie natuur<br />
te geven (conform hun huidige situatie). Een wijzigingsbevoegdheid in het<br />
bestemmingsplan maakt het mogelijk, om onder voorwaarde van compensatie<br />
en een compensatieplan, deze laatste fase alsnog te realiseren. Het gaat<br />
om een oppervlakte van 1.800 m².<br />
Deze compensatie is pas aan de orde op het moment dat daadwerkelijk de<br />
betreffende percelen zullen worden omgezet in bebouwing door middel van<br />
de wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan. In combinatie met de<br />
ontwikkeling van het Geerpark zal te zijner tijd worden bepaald waar deze<br />
compensatieplaats zal vinden. Er zal dan ook een compensatieplan worden<br />
opgesteld. Bij de herontwikkeling van het Geerpark in <strong>Heusden</strong> (ten zuidoosten<br />
van het plangebied van Mariënkroon) is de gemeente voornemens om<br />
het gebied in te richten als woongebied en landschapspark. Hiervoor loopt<br />
een separate planologische procedure.<br />
Compensatie boswet<br />
Door de nieuwe ontwikkelingen werden reeds enkele percelen met bos gekapt<br />
(vlak C en D op afbeelding ‘aantasting en compensatie EHS-overig natuur’).<br />
Het gaat hierbij in totaal om circa 6.000 m². Hiervoor geldt in het kader<br />
van de Boswet een herinplantingsplicht. De boscompensatie inzake de Boswet<br />
zal voor een klein deel worden gerealiseerd binnen het plangebied in de<br />
nieuwe vlakken met een natuurbestemming. In het vlak G is dit reeds gebeurd.<br />
Voor het andere deel kan het alleen buiten het terrein. Deze compensatie<br />
zal plaats vinden samen met de natuurcompensatie. De initiatiefnemer<br />
van de ontwikkeling is verplicht binnen een tijdvak van drie jaren na de velling<br />
of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten. De stichting heeft<br />
er reeds verschillende keren uitstel voor gekregen in verband met de combinatie<br />
met de ontwikkelingen rond het Geerpark.<br />
Conclusie planologische bescherming<br />
Door de reeds uitgevoerde en geplande maatregelen zal de landschappelijke<br />
en ecologische waarde van het gebied per saldo sterk toenemen ten opzichte<br />
van de situatie van voor 2002. Ten aanzien van de aantasting van de<br />
EHS-gebieden en de daaruit voortkomende EHS-compensatie en boscompensatie<br />
kan worden vermeld dat daarmee wordt voldaan aan de hiervoor<br />
geldende voorwaarden. Daarnaast moet geconstateerd worden dat het ontwikkelingsplan<br />
van de Focolarebeweging goed rekening houdt met de landschappelijke<br />
en cultuurhistorische waarde van het groen op het abdijterrein.<br />
De meest karakteristieke groene plekken worden gespaard. Daar komt bij<br />
dat de beheerders structureel investeren in de kwaliteit van het groen.<br />
35
4.3.2 Natuurwetgeving<br />
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in<br />
relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet<br />
1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk<br />
worden gemaakt waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op onoverkomelijke<br />
bezwaren stuiten door negatieve effecten op beschermde natuurgebieden<br />
of op streng beschermde planten of dieren.<br />
Er is geen sprake van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet<br />
ter plaatse of in de nabijheid van het plangebied. Wel kunnen<br />
beschermde soorten worden verwacht, waardoor rekening dient te worden<br />
gehouden met de Flora- en faunawet.<br />
In een eerder stadium is reeds een onderzoek uitgevoerd naar de beschermde<br />
natuurwaarden in het plangebied en is een projectplan opgesteld<br />
ten behoeve van een aanvraag voor ontheffing in het kader van de Flora- en<br />
faunawet. De resultaten van het onderzoek Ecologische Waarden van bureau<br />
'De Groene Ruimte' (opgesteld in 2004 ten behoeve van de eerder<br />
doorlopen artikel 19 WRO-procedure) en aanvullende onderzoeken worden<br />
hierna kort weergegeven. Daarbij is tevens aangegeven of deze nog voldoende<br />
actueel zijn en is beoordeeld in hoeverre in 2005 doorgevoerde wijzigingen<br />
in het ontheffingenregime van invloed zijn op het bestemmingsplan.<br />
Vleermuizen<br />
Op het terrein komt sinds langere tijd een kolonie laatvliegers voor die een<br />
zomerverblijf heeft in de schoorsteen van de abdij. Daarnaast zijn in 2004<br />
door de Vleermuizenwerkgroep Noord-Brabant met zekerheid ook dwergvleermuis,<br />
ruige dwergvleermuis en watervleermuis aangetroffen en mogelijk<br />
nog twee andere (niet op naam gebrachte) soorten.<br />
Het terrein wordt door de vleermuizen als foerageergebied gebruikt. Naast<br />
de bekende verblijfplaats van laatvliegers is het verder niet uitgesloten dat<br />
ook andere soorten verblijfplaatsen binnen het plangebied hebben in bebouwing<br />
en/of oude bomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de algemene dwergvleermuis<br />
die in bebouwing verblijft.<br />
Bij sloop van gebouwen of kap van bomen dient vooraf te worden vastgesteld<br />
of vleermuizen aanwezig zijn. In het najaar van 2004 zijn alle in dit kader<br />
relevante gebouwen en bomen gecontroleerd op de aanwezigheid van<br />
vleermuizen. Op dat moment waren geen verblijvende vleermuizen aanwezig.<br />
De kolonie in de schoorsteen van de abdij blijft behouden en ook blijven<br />
voldoende foerageermogelijkheden op het terrein behouden. Op basis hiervan<br />
mag worden aangenomen dat de ruimtelijke ingreep niet op bezwaren<br />
zal stuiten en dat geen ontheffing nodig is.<br />
Omdat een spontane vestiging van vleermuizen, die door het jaar heen verschillende<br />
verblijfplaatsen gebruiken, nooit volledig valt uit te sluiten is het<br />
raadzaam om voorafgaand aan de uitvoering nog een controle uit te voeren.<br />
Een eventuele ontheffingsplicht kan worden voorkomen door de planning<br />
van werkzaamheden aan te passen indien onverhoopt toch sprake zou zijn<br />
van een incidentele (tijdelijke) vestiging van vleermuizen. Daarmee zijn voor<br />
de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan geen belemmeringen aan de<br />
orde.<br />
36
Overige zoogdieren<br />
Naast vleermuizen is verder uitsluitend sprake van algemene soorten (tabel<br />
1), zoals veldspitsmuis, huisspitsmuis, woelrat, mol, egel, konijn en vos.<br />
Voor deze soorten heeft in het verleden een ontheffingsaanvraag plaatsgevonden.<br />
Inmiddels is de ontheffingsplicht voor deze soorten komen te vervallen<br />
en geldt een vrijstelling. Deze soorten vormen derhalve geen belemmering<br />
voor de uitvoering van het bestemmingsplan.<br />
Vogels<br />
Er zijn 58 vogelsoorten aangetroffen waaronder met name algemene soorten.<br />
Een deel daarvan broedt ook binnen het terrein. Belangwekkende soorten<br />
als spechten, uilen en andere roofvogels zijn alleen als dwaalgast/incidentele<br />
bezoeker aangetroffen of als incidenteel broedgeval in<br />
houtopstanden die worden gehandhaafd.<br />
In het algemeen kan door uitvoering buiten het broedseizoen voor de meeste<br />
soorten een strijdigheid met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunwet<br />
worden voorkomen en is geen ontheffingplicht aan de orde. Standvogels,<br />
die ook buiten het broedseizoen een vaste verblijfplaats hebben, zijn<br />
niet in de te slopen bebouwing of te kappen beplanting aangetroffen. Daarmee<br />
zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan geen belemmeringen<br />
aan de orde.<br />
Amfibieën en reptielen<br />
Bruine kikker en gewone pad komen met zekerheid voor op het terrein. Dit<br />
zijn algemene soorten van tabel 1 waarvoor een vrijstelling geldt. Voor de<br />
gewone pad heeft in het verleden een ontheffingsaanvraag plaatsgevonden<br />
maar van een ontheffingsplicht is inmiddels geen sprake meer. Strikt beschermde<br />
amfibieënsoorten zoals zijn niet binnen het terrein aangetroffen<br />
evenals reptielen. Daarmee zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan<br />
geen belemmeringen aan de orde.<br />
Vissen<br />
Er zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. Daarmee zijn voor de uitvoerbaarheid<br />
van het bestemmingsplan geen belemmeringen aan de orde.<br />
Insecten<br />
Binnen het terrein zijn alleen algemene dagvlinder- en libellensoorten aangetroffen.<br />
Daarmee zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan<br />
geen belemmeringen aan de orde.<br />
Flora<br />
Er is slechts een algemene beschermde soort aangetroffen, de brede wespenorchis.<br />
Voor deze (algemene) soort geldt een vrijstelling. Hoewel voor<br />
deze soort in het verleden een ontheffing is aangevraagd is inmiddels geen<br />
ontheffingsplicht meer aan de orde. Daarmee zijn voor de uitvoerbaarheid<br />
van het bestemmingsplan geen belemmeringen aan de orde.<br />
Conclusie natuurwetgeving<br />
Voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zijn geen belemmeringen<br />
vanuit de Natuurbeschermingswet of Flora- en faunawet aan de orde. In het<br />
uitvoeringstraject, met name bij sloop- en kapwerkzaamheden, blijft aandacht<br />
gewenst voor de mogelijke aanwezigheid van vogels en vleermuizen.<br />
Zonodig dient de uitvoeringsplanning hierop te worden afgestemd.<br />
37
4.3.3 Conclusie flora en fauna<br />
Zowel vanuit de planologische bescherming van natuurwaarden als vanuit<br />
de actuele natuurwetgeving is de ruimtelijke ontwikkeling toelaatbaar. Voor<br />
de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zijn daarom geen belemmeringen<br />
aan de orde.<br />
38<br />
Achtergronden: de Flora- en faunawet<br />
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. In deze wet is de<br />
bescherming van inheemse wilde planten en dieren geregeld. De Flora- en<br />
faunawet gaat uit van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen,<br />
waaronder ruimtelijke ingrepen, waarbij beschermde soorten in het geding<br />
zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. In de wet<br />
is een aantal verbodsbepalingen opgenomen dat van belang is bij ruimtelijke<br />
ingrepen:<br />
Voor beschermde planten op hun groeiplaats geldt het volgende verbod:<br />
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse soort<br />
te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te<br />
beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei wijze van hun groeiplaats te<br />
verwijderen.<br />
Voor beschermde dieren in hun natuurlijke leefomgeving geldt:<br />
Het is verboden dieren behorende tot een beschermde inheemse soort<br />
te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog<br />
daarop op te sporen.<br />
Het is verboden dieren behorende tot een beschermde inheemse soort<br />
opzettelijk te verontrusten.<br />
Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of<br />
verblijfplaatsen van dieren behorende tot een beschermde inheemse<br />
soort te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.<br />
Het is verboden eieren van dieren behorende tot een beschermde inheemse<br />
soort te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen<br />
of te vernielen.<br />
Voor ruimtelijke ingrepen is in sommige gevallen een ontheffing (ex artikel<br />
75 Flora- en faunawet) mogelijk. Het ontheffingenregime is in 2005 gewijzigd.<br />
De beschermde soorten zijn daarbij ingedeeld in 4 categorieën:<br />
Soorten tabel 1:<br />
Vrijstelling voor ruimtelijke inrichting/ontwikkeling, geen ontheffing nodig.<br />
Soorten tabel 2:<br />
Vrijstelling indien gewerkt wordt volgens goedgekeurd gedragscode of ontheffing<br />
met lichte toets.<br />
Vogels:<br />
Vrijstelling indien gewerkt wordt volgens goedgekeurd gedragscode of ontheffing<br />
met uitgebreide toets.<br />
Soorten tabel 3:<br />
Ontheffing met uitgebreide toets.
Impressie monumenten<br />
4.4 Cultuurhistorie en archeologie<br />
4.4.1 Cultuurhistorie<br />
Het kloostercomplex is een Rijksmonument ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet<br />
(complexcode 5253VP-C-01, monumentnummer 517304). Het<br />
complex wordt aangeduid met de waarde ‘van algemeen belang’. Het heeft<br />
een cultuurhistorisch belang als uitdrukking van een geestelijke ontwikkeling.<br />
Het complex is van architectuurhistorisch belang voor de geschiedenis van<br />
de architectuur, wegens materiaalgebruik en ornamentiek.<br />
Het beschermde complex bestaat uit vier onderdelen:<br />
- het poortgebouw gebouwd in 1934 in traditionalistische stijl aan het eind<br />
van de oprijlaan (monumentnummer 525774);<br />
- het hoofdgebouw in traditionalistische stijl met elementen van het expressionisme<br />
uit 1934 met aansluitende kapel uit 1910 en het noordelijk<br />
dienstgebouw, grenzend aan het voorplein (monumentnummer<br />
5173050);<br />
- het zuidelijk dienstgebouw van het kasteel, in 1910 verhoogd (monumentnummer<br />
525783);<br />
- de gietijzeren boogbrug over het water in het park (monumentnummer<br />
525783).<br />
De kasteeltoren is als afzonderlijk Rijksmonument beschermd (monumentnummer<br />
37878).<br />
39
Het huidige kloostercomplex van de Cisterciënzers bestaat voor het grootste<br />
deel uit naoorlogse nieuwbouw en voor een deel uit bebouwing die gedeeltelijk<br />
als Rijksmonument staat ingeschreven. Het terrein en het kloostergebouw<br />
zijn om allerlei redenen van cultuurhistorische betekenis. Daarom is de<br />
Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RdMz) in een vroeg stadium bij de<br />
planvorming betrokken. Door de Stichting Mariapoli Mariënkroon zijn de<br />
plannen voor het abdijterrein op 18 februari 2004 aan de RdMz gepresenteerd.<br />
In een schriftelijke reactie van 18 april 2004 geeft de RdMz de volgende<br />
karakterschets en aandachtspunten:<br />
“De tuin maakt qua opbouw nadrukkelijk deel uit van het omringende landschap<br />
én draagt alle kenmerken van een kloostertuin van een op beschouwing<br />
en zelfvoorziening gerichte orde, die van de Cisterciënzers.<br />
De hoofdstructuur bestaat uit enkele noord-zuidgerichte percelen. Het meest<br />
westelijke deel is het meest intensief ingericht; hier bevinden zich de verschillende<br />
kloostergebouwen -ontwikkeld vanuit het middeleeuwse kasteel<br />
Onsenoort-, de bijgebouwen en tuinen. De meer oostelijke percelen zijn veel<br />
extensiever ingericht en staan in het teken van landbouw.<br />
Het westelijke deel is ontsloten via een oprijlaan, die uitkomt op het centrale<br />
plein met de hoofdgebouwen. Van hieruit zijn alle onderdelen van de tuin bereikbaar;<br />
het parkbos dat diende voor meditatie, de ommuurde moestuin, de<br />
(hoger gelegen) begraafplaats, de kas, het zwembad met toebehoren. Het<br />
hele leven van de religieuzen; bezinning, arbeid, devotie, ontspanning en<br />
uiteindelijk begraven speelde zich hier af en dit is nog zeer herkenbaar.<br />
Van belang is ook de ommuring van het grootste deel van dit westelijke gedeelte,<br />
een wezenlijk kenmerk van een kloostertuin.<br />
Opvallend is de waterloop achter het kasteel; van oorsprong een bij de ontginning<br />
aangelegde sloot, maar later vervormd tot een langwerpige vijver.<br />
Het oostelijke nu dicht begroeide deel draagt bij aan de beleving van het<br />
klooster, maar is qua inrichting niet van grote cultuurhistorische betekenis’<br />
Bij de herontwikkeling van het gebied rondom Mariënkroon zouden deze aspecten<br />
veel nadruk moeten krijgen. Het is langzamerhand algemeen geaccepteerd<br />
om conform de gedachten van de beleidsnota Belvedère cultuurhistorie<br />
als één van de uitgangspunten te nemen voor planvorming. En zeker<br />
hier, op deze qua geschiedenis en landschap zo waardevolle plek én bij<br />
een functie, die in het verlengde ligt van het huidige gebruik, liggen er kansen<br />
voor kwaliteit en duurzaamheid.”<br />
Naast de RdMz is bij de planvorming eveneens de gemeentelijke monumentencommissie<br />
betrokken geweest. Tijdens een vergadering van de commissie<br />
is door de stichting een korte toelichting gegeven op een eerder concept<br />
van het plan, waarna de leden van de commissie hun eerste zienswijze op<br />
het plan naar voren brachten. De commissie gaf op hoofdlijnen hetzelfde<br />
aan als de RdMz. Ze gaf daarnaast concrete suggesties voor hoe deze in<br />
het plan verder uitgewerkt kunnen worden.<br />
De hoofdgedachte achter het eindontwerp van onderhavig initiatief komt<br />
voort uit de koers van de beleidsnota Belvedère die aangeeft dat het gaat<br />
om het voorbestaan van oude gebouwen en structuren, het voortzetten van<br />
inrichtingsprincipes en het voortbouwen op historische processen, in relatie<br />
tot nieuwe ontwikkelingen en gebruiksvormen.<br />
De Focolarebeweging weet zich integraal onderdeel van een historische<br />
ontwikkeling van religieus en spiritueel leven in de kerk. Ze beschouwt zich<br />
slechts als een nieuwe bloei aan de 2000 jaar oude boom van de kerk. Zij<br />
wil deze eenheid dan ook tot uitdrukking brengen in de ontwikkeling op dit<br />
terrein, door zorgvuldig met de historische gegevens om te gaan en haar eigen<br />
ontwikkeling te enten op de oude structuren die er zijn.<br />
40
Daarbij is gekeken naar zowel de fysiek aanwezige structuren en elementen<br />
als naar de (doorontwikkeling van de) religieuze functie.<br />
Met de nieuwe uitbreidingen wordt de nieuwbouw in cultuurhistorisch en<br />
ruimtelijk opzicht betrokken bij het bestaande abdijcomplex. In paragraaf<br />
2.3.2 is beschreven hoe de gekozen carréstructuur dit bewerkstelligt.<br />
De cultuurhistorische aspecten die in de visie van de RdMz zijn aangegeven<br />
zijn alle meegenomen in de planvorming. Dat geldt voor:<br />
- de oprijlaan;<br />
- het centrale plein met hoofdgebouwen;<br />
- enkele elementen van het leven van de religieuzen: onder andere zwembad<br />
met badhokjes, parkbos en begraafplaats;<br />
- de ommuring;<br />
- de oost-westgerichte laan met brug over het water;<br />
- de langgerekte vijver (oude wetering) wordt verlengd om het oorspronkelijke<br />
beeld weer te herstellen.<br />
Bovendien wordt het huidige ontwerp gewijzigd om het historische beeld van<br />
de wetering nog beter in het plan te benutten. De langwerpige vijver wordt<br />
aan de noordzijde in takt gelaten door de oorspronkelijk geplande 'uitstulping'<br />
aan de noordzijde van de vijver te laten vervallen. Zo wordt een belangrijke<br />
structuur, verbonden aan de ontstaansgeschiedenis van het terrein,<br />
behouden en versterkt. Bovendien wordt het onderscheid tussen het westelijk<br />
en oostelijk deel van het terrein verduidelijkt. Dit laatste wordt verder ingevuld<br />
door uit te gaan van het door de RdMz aangegeven verschil in (intensiteit<br />
van) gebruik. Het westelijk deel blijft het meest intensief gebruikt en<br />
het oostelijk deel krijgt slechts een toevoeging van enkele wooneenheden<br />
aan de rand van het meer natuurlijk ingerichte gebied. In de rest van dit deel<br />
blijft het bos behouden (omgevormd in inheems bosplantsoen). De bebouwing<br />
van het carré komt hier ook in een losser verband te liggen dan in het<br />
westelijk deel.<br />
Een aspect dat de RdMz niet heeft genoemd maar ons inziens wel belangrijk<br />
is, is het spel van richtingen in de historische inrichting. Een aantal elementen<br />
is evenwijdig of loodrecht georiënteerd op de oorspronkelijke noordzuidgerichte<br />
verkaveling van het slagenlandschap: de westelijke en zuidelijke<br />
muur, de vijver, de laan en het convictgebouw tegen de westelijke muur.<br />
De centrale gebouwen van het klooster zijn daarentegen georiënteerd op de<br />
oorspronkelijke richting van de noordelijke muur en de toegangslaan (en het<br />
oorspronkelijke kasteel). In het ontwerp zijn deze richtingen als uitgangspunt<br />
genomen.<br />
Conclusie<br />
De cultuurhistorische aspecten zijn meegenomen in de planvorming voor de<br />
ontwikkelingen op het complex. Bovendien is het huidige ontwerp gewijzigd<br />
om het historische beeld van de wetering nog beter in het plan te benutten.<br />
Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn dan ook geen belemmeringen aanwezig<br />
voor de gewenste ontwikkeling.<br />
4.4.2 Archeologie<br />
De Cultuurhistorische waardenkaart 2006 van de provincie Noord-Brabant<br />
geeft met tekst en beeld, inzicht in karakteristieke en kenmerkende relicten<br />
van duizenden jaren menselijk handelen in Brabant.<br />
De planlocatie ligt in een gebied dat als indicatieve archeologische verwachtingswaarde<br />
categorie 3 (laag) heeft (zie afbeelding).<br />
41
Doorgaans betekent dit dat er geen aanvullend archeologisch inventarisatie<br />
onderzoek nodig is bij ontwikkelingen in het plangebied. Echter, gezien de<br />
grote historische gelaagdheid en lange historie van het plangebied is het erg<br />
aannemelijk dat er archeologische resten worden aangetroffen in het gebied.<br />
Daarom is er toch een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd.<br />
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-Brabant<br />
Archeologisch vooronderzoek<br />
Het ‘Archeologisch vooronderzoek <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB)’ van 31 mei<br />
2007 is uitgevoerd door BILAN. Het rapport is als separate bijlage toegevoegd<br />
aan dit bestemmingsplan. In het vooronderzoek wordt het volgende<br />
geconcludeerd.<br />
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een gebied<br />
met hoge bruine enkeerdgronden. Waar deze voorkomen op de hoger<br />
en dus droger gelegen dekzandrug, hebben zij een hoge verwachting. In de<br />
lager gelegen en nattere dekzandvlakte hebben zij een lage verwachting.<br />
Hoge bruine enkeerdgronden kunnen zijn ontstaan door plaggenbemesting,<br />
diepploegen, overstromingen of een combinatie van factoren. Doordat het<br />
plangebied vermoedelijk lange tijd onder veen heeft gelegen, zijn waarschijnlijk<br />
slechts archeologische waarden uit de periode voor de veengroei<br />
(steentijd en eventueel metaaltijden) of na de ontvening (late Middeleeuwen<br />
en Nieuwe Tijd) te verwachten. Het plangebied zelf is reeds vanaf de dertiende<br />
eeuw en mogelijk eerder in gebruik, eerst als kasteel, later als abdij.<br />
42
Deelgebieden archeologisch vooronderzoek<br />
Tijdens het veldwerk werden in deelgebieden 7, 8 en 9 indicatoren en sporen<br />
aangetroffen die mogelijk verband houden met het kasteel. Aan de zuidrand<br />
van deelgebied 2 kunnen mogelijk nog resten in relatie tot de buitenste<br />
gracht gevonden worden. Ter hoogte van deelgebied 6 ligt nu nog de oostelijke<br />
gracht, achter de middeleeuwse woontoren. Tijdens het veldonderzoek<br />
werden geen steentijdvindplaatsen aangetroffen.<br />
In deelgebieden 2, 6, 7, 8 en 9 wordt een vervolgonderzoek noodzakelijk<br />
geacht. Vanwege de kleine oppervlakte van de deelgebieden gebeurt dit het<br />
beste door middel van een proefsleuvenonderzoek, waarbij de proefsleuven<br />
gelokaliseerd zijn ter plaatste van de toekomstige bouwputten.<br />
Voor de overige deelgebieden wordt een vervolgonderzoek niet noodzakelijk<br />
geacht. De deelgebieden maakten historisch deel uit van de groene zones<br />
rondom het kasteeldomein. Het is niet waarschijnlijk dat hier sporen of<br />
structuren zullen worden aangetroffen. Het humeuze dek in boringen 1, 2 en<br />
10 voldeed niet aan de criteria van een hoge bruine enkeerdgrond. In<br />
deelgebieden 1, 3, 4 en 5 werden ook geen indicatoren aangetroffen die<br />
wijzen op een vindplaats.<br />
43
Boorpunten archeologisch vooronderzoek<br />
Inventariserend veldonderzoek<br />
In de maanden oktober en november 2007 heeft ADC ArcheoProjecten, in<br />
opdracht van de Stichting Mariapoli Mariënkroon, een inventariserend<br />
veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd. Het onderzoek was<br />
er op gericht resten van oudere voorgangers van het kasteelcomplex en<br />
eventueel nog oudere bewoningsfasen te traceren. Verspreid over het<br />
abdijterrein Mariënkroon zijn op vijf bouwlocaties evenzoveel proefsleuven<br />
gegraven, waarmee inzicht is verkregen in de aanwezigheid, aard en<br />
waarde van het bodemarchief ter plaatse.<br />
Op drie locaties zijn resten van een gracht gevonden. Op basis van de<br />
locatie en de vorm kan worden verondersteld dat deze gegraven waterlopen<br />
deel hebben uitgemaakt van een rechthoekige of vierkante omgrachting die<br />
behoort tot de voorburcht die aan de westzijde van de hoofdburcht was<br />
gelegen. Tevens werden greppels, (paal)kuilen, karrensporen en een<br />
mogelijke waterput aangetroffen. Een klein deel van deze sporen dateert<br />
mogelijk uit de prehistorie en Vroege Middeleeuwen, maar het grootste deel<br />
kan worden toegeschreven aan de Late Middeleeuwen.<br />
Hiermee leverden alle planlocaties behoudenswaardige archeologische<br />
resten op. Op basis hiervan wordt geadviseerd deze middels planaanpassing<br />
te beschermen of wanneer dit niet mogelijk is te documenteren door<br />
middel van een opgraving.<br />
Op basis van onderhavig onderzoek kan worden beargumenteerd dat zich<br />
ook in de overige deelgebieden behoudenswaardige archeologische resten<br />
kunnen bevinden. Deze resten kunnen niet met behulp van booronderzoek<br />
worden gewaardeerd. De waarde van de ondergrond in de deelgebieden 1,<br />
3, 4 en 5 dient derhalve alsnog met behulp van proefsleuven te worden<br />
bepaald.<br />
Het volledige rapport van het Inventariserend Veldonderzoek is als sparate<br />
bijlage bij het plan opgenomen.<br />
44
Advies provincie Noord-Brabant<br />
De initiatiefnemer heeft, op basis van bovenstaande uitkomsten, contact<br />
gezocht met de provinciaal archeoloog van de Provincie Noord-Brabant over<br />
de vervolgonderzoeken en -stappen die er genomen dienen te worden in het<br />
kader van archeologie. De provincie heeft op 3 april 2008 advies uitgebracht.<br />
De provincie Noord-Brabant heeft laten weten dat in de deellocaties<br />
1 tot en met 6 geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk is en deze<br />
zijn vrijgegeven voor ontwikkeling. Met betrekking tot de deellocaties 7, 8 en<br />
9 geeft de provincie aan dat er inderdaad de gracht is gevonden die bij kasteel<br />
Onsenoort behoort. De deellocaties 7, 8 en 9 zijn daarom aangemerkt<br />
als behoudenswaardig. Dit heeft tot gevolg dat de contouren van de gracht<br />
en het binnenterrein op de bestemmingsplankaart aangeduid moeten worden<br />
met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’.<br />
De contour beslaat het terrein dat binnen de gracht gelegen is, zoals die is<br />
te zien op de kadastrale ‘minuut’ uit circa 1830. Binnen deze gracht zijn de<br />
deellocaties 6 tot en met 9 gelegen. Zoals reeds aangegeven is deellocatie 6<br />
vrijgegeven voor ontwikkeling, derhalve kent deze deellocatie geen archeologische<br />
dubbelbestemming.<br />
Notitie ArcheoLogic<br />
Het advies van de provincie heeft de basis gevormd voor de notitie<br />
(Archeologic 416) van adviesbureau ArcheoLogic, waarin een voorstel wordt<br />
gedaan voor de toelichting, verbeelding en regels van het bestemmingsplan.<br />
Conclusie archeologie<br />
In de notitie van adviesbureau ArcheoLogic wordt een voorstel gedaan voor<br />
de toelichting, verbeelding en regels van het bestemmingsplan. Deze notitie<br />
(d.d. 4 december 2008) is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.<br />
Een deel van het plangebied heeft daarin een dubbelbestemming “Waarde<br />
archeologie” gekregen met beschermende regeling in de regels. Bij<br />
ontwikkelingen in de grond dieper dan 50 cm en met een oppervlak groeter<br />
dan 20 m 2 dient door de aanvrager een rapport te worden overgelegd, waarin<br />
de archeologische waarde van het terrein en de eventuele verstoring<br />
daarvan bij het verlenen van deze ontheffing, naar het oordeel van burgemeester<br />
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
4.5 Kabels en leidingen<br />
Bij recente graafwerkzaamheden op het abdijterrein is hiervan melding gemaakt<br />
bij KLIC (Stichting ter voorkoming van graafschade).<br />
Conclusie<br />
Aan de hand van voorgenoemde KLIC-melding kan geconcludeerd worden,<br />
dat er zich op het terrein geen kabels en leidingen bevinden die een belemmering<br />
vormen voor onderhavig plan.<br />
4.6 Verkeer en parkeren<br />
Het plangebied heeft in de huidige situatie twee verkeersontsluitingen:<br />
1 De bestaande hoofdentree aan de Abdijlaan. Ter plaatse van het poortgebouw<br />
is deze entree zeer smal. Een bestemming in de toekomst voor<br />
voetgangers en fietsers lijkt voor de hand te liggen.<br />
45
2 De bestaande entree aan de Tuinbouwweg. Deze entree zou uitsluitend<br />
bestemd moeten zijn voor bewoners en hun bezoekers, bezoekers van<br />
de Mariakapel en hulpdiensten. Bezoekers kunnen parkeren op een terrein<br />
direct achter de poort.<br />
Daarnaast is er in het ontwerp een derde, nieuwe ontsluiting gepland:<br />
3 Een nieuwe entree aan de zuidwestelijk gelegen kloostermuur die aansluiting<br />
geeft op de Abt van Engelenlaan. Deze entree is bestemd voor<br />
bezoekers, leveranciers en hulpdiensten.<br />
De verwachting is dat de omgeving weinig of geen verkeershinder zal ondervinden.<br />
Immers bovengenoemde verkeersontsluiting zorgt voor een grote<br />
mate van verkeersluwte in de kern van het complex. De grote aantallen verkeersbewegingen<br />
vinden plaats in de zuidwestelijke hoek, een bescheiden<br />
aantal verkeersbewegingen in de noordoostelijke hoek en daartussen een<br />
wereld voor de voetganger en het langzame verkeer<br />
De parkeerdruk neemt als gevolg van de nieuwe functie van de abdij toe. In<br />
de regel kan het parkeren in deze situatie aan drie functies gekoppeld worden:<br />
- parkeren ten behoeve van vaste bewoners;<br />
- parkeren ten behoeve van het vormingscentrum;<br />
- parkeren ten behoeve van de overige functies.<br />
De vaste bewoners kunnen parkeren op de parkeerplaatsen die worden gecreëerd<br />
bij de nieuwe wooneenheden.<br />
De toename van de parkeerfunctie voor bezoekers en overige functies zal<br />
vooral merkbaar zijn tijdens de landelijke bijeenkomsten (één of tweemaal<br />
per jaar). Dergelijke bijeenkomsten zijn echter zoveel mogelijk geconcentreerd<br />
in weekenden. Om de parkeerdruk hiervan op te vangen is, direct<br />
achter de nieuwe entree, in de zuidwestelijke hoek van het terrein een parkeeraccommodatie<br />
van circa 150 plaatsen gepland. Vanaf dit nieuwe parkeergebied<br />
zal een duidelijk voetpad de bezoeker begeleiden naar het hart<br />
van het complex.<br />
Conclusie<br />
De verwachting is dat de omgeving weinig of geen verkeershinder zal ondervinden.<br />
Vanuit het aspect verkeer en parkeren zijn geen belemmeringen<br />
aanwezig voor de gewenste ontwikkeling. Al de toekomstige parkeerbehoefte<br />
naar aanleiding van dit plan zal worden opgelost binnen het plangebied.<br />
4.7 Landschappelijke inpassing<br />
Het bestaande abdijcomplex maakt ten opzichte van zijn omgeving een vrij<br />
gesloten indruk. Dat beeld zal niet ingrijpend wijzigen. De nieuw te realiseren<br />
bebouwing zal vooral expliciet zichtbaar worden langs de kloostermuren,<br />
met name vanaf de Tuinbouwweg. Het landschappelijk zeer gesloten beeld<br />
aan de oostzijde van de abdij zal door het omvormen van het sparrenbos<br />
naar een bos met een groter percentage loofhout, veranderen in een meer<br />
open, parkachtig landschapsbeeld.<br />
De landschappelijke inpassing van het initiatief is voor een groot gedeelte al<br />
aan de orde gekomen in hoofdstuk 2. Hier wordt dan ook volstaan met een<br />
opsomming.<br />
46
Door extra natuurontwikkeling, bosaanleg en landschapsbouw wordt de<br />
kwaliteit van de totale leefomgeving gegarandeerd en worden de natuurwaarden<br />
verhoogd.<br />
De bestaande doorgeschoten kerstbomenplantage is verwijderd om omgevormd<br />
te worden tot een loofbos. Daarbij wordt rekening gehouden<br />
met het behoud van de afsluitende visuele ruimtewerking en de continuïteit<br />
in besloten bosopstanden als biotoop voor flora en fauna. De paden<br />
als restant van het voormalige slagenlandschap blijven herkenbaar.<br />
De structuurdragers van de terreininrichting zijn de rechte gracht (Oude<br />
Vlijmensche Wetering) en de monumentale beukenlaan die hier vrijwel<br />
haaks op staat. Deze structuren worden in het plan versterkt.<br />
Rondom de toren wordt een ruimte open gehouden om de vrije setting in<br />
het landschap zo veel mogelijk te behouden. Dit gebeurt door een straal<br />
van minimaal 50 meter rond de toren onbebouwd te laten, alsmede een<br />
strook van 35 meter breed op de as vanuit de toren naar het landschap.<br />
De oorspronkelijke oost-west tegenstelling blijft in het plan gehandhaafd<br />
en wordt waar mogelijk door bovenstaande ingrepen versterkt.<br />
De nieuwe bebouwing aan de noordkant van het complex, waarin onder<br />
meer de zone-centra, wooneenheden voor jongeren, vrijwilligers en senioren<br />
zijn ondergebracht alsmede gebouwen voor dienstverlenende functies,<br />
slaapaccommodaties, kiosk, atelier etc. hebben een haast mathematische<br />
ruimtelijke betrokkenheid op de bestaande gebouwen met de<br />
transparante uitbreidingen, harmonisch gevoegd in het orthogonale stelsel.<br />
De nieuwe bebouwing aan de oostkant in het gerenoveerde park is een<br />
wat lossere vorm van parkwonen vooral voor gezinnen, priesters en religieuzen<br />
waarbij de verschillende wooneenheden een duidelijke ruimtelijk<br />
visuele betrokkenheid hebben op het bestaande complex, waarbij de<br />
monumentale slottoren fungeert als middelpunt van de zichtlijnen.<br />
Door middel van laanbeplanting zal de samenhang tussen de te handhaven<br />
houtopstanden versterkt worden.<br />
Conclusie<br />
Vanuit het aspect landschap zijn geen belemmeringen aanwezig voor de<br />
gewenste ontwikkeling.<br />
4.8 Publieks- en privaatrechtelijke regeling voor wooneenheden<br />
Om er voor te zorgen dat de wooneenheden enkel en alleen in gebruik genomen<br />
worden voor deze specifieke vraag, zullen de nodige publieks- en<br />
privaatrechtelijke regelingen worden ingezet.<br />
4.8.1 Publieksrechtelijke regeling<br />
In deze paragraaf wordt een voorstel gedaan voor de juridisch-planologische<br />
vertaling van de planlocatie en de diverse functies ervan in het bestemmingsplan.<br />
De hoofdfunctie van het activiteiten- en wooncomplex is leidend in de keuze<br />
van de op het gebied te leggen bestemming en de daaraan gekoppelde gebruiksregeling.<br />
Deze hoofdfunctie is er een van maatschappelijke en levensbeschouwelijke<br />
aard. De bestemming ‘Maatschappelijke doeleinden’ is de<br />
meest hierop toegesneden bestemming. Binnen de bestemmings- en doeleindenomschrijving<br />
kunnen de diverse gebruiksvormen kort worden aangeduid.<br />
47
De woonfunctie waaraan in de vorm van diverse wooneenheden op het terrein<br />
invulling wordt gegeven, zal gekoppeld zijn aan de maatschappelijke/levensbeschouwelijke<br />
functie.<br />
De bewoners hebben een directe relatie met de hoofdfunctie. Teneinde ongewenste<br />
ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de vorm van verzelfstandiging van<br />
(een deel van) de woonfunctie, te voorkomen zal in de planvoorschriften op<br />
de eerste plaats in de bestemmings-/-doeleindenomschrijving een directe relatie<br />
worden gelegd tussen de hoofdfunctie (maatschappelijke/levensbeschouwelijk)<br />
en de woonfunctie.<br />
Daarnaast zal in de gebruiksvoorschriften een specifiek verbod worden opgenomen<br />
om de wooneenheden anders te gebruiken dan in relatie en combinatie<br />
met de maatschappelijke en levensbeschouwelijke functie.<br />
Daarnaast zal de woonfunctie naar omvang worden gereguleerd via het stellen<br />
van maximaal aantal wooneenheden dan wel door te regelen dat een<br />
bepaalde maximale oppervlakte ten behoeve van het wonen mag worden<br />
gebruikt.<br />
In de plantoelichting zal de woonfunctie, de relatie daarvan met de hoofdfunctie<br />
en de regeling in de planvoorschriften expliciet worden toegelicht<br />
teneinde mogelijke onduidelijkheid over de uitleg van de planvoorschriften te<br />
voorkomen.<br />
De resterende gronden zullen worden bestemd conform de bestaande en<br />
gewenste planologische situatie, dat wil zeggen deels water en deels<br />
groen/bos, een en ander afgestemd op de ter plaatse aanwezige waarden.<br />
4.8.2 Privaatrechtelijke regeling<br />
Privaatrechtelijk zijn er twee opties om ervoor zorg te dragen dat de woonheden<br />
op het terrein gekoppeld blijven aan de maatschappelijke en levensbeschouwelijke<br />
functie: een optie waarbij de wooneenheid eigendom is van<br />
de stichting (huursituatie) en een optie waarbij de bewoners de wooneenheid<br />
in eigendom hebben.<br />
Huursituatie<br />
De grond met opstallen blijven eigendom van de stichting en de huurders<br />
betalen een vergoeding voor het gebruik daarvan. De waardestijging van het<br />
onroerend goed komt ten goede aan de stichting.<br />
Het nadeel van een huurconstructie is de grote mate van huurbescherming<br />
die huurders genieten. Op grond van het beginsel ‘Koop breekt geen huur’<br />
blijft ook een eventuele opvolgende eigenaar geconfronteerd met de huursituatie.<br />
Alleen in heel bijzondere, in de wet met name genoemde gevallen,<br />
zou de verhuurder via een rechterlijke machtiging toestemming kunnen krijgen<br />
eenzijdig de huurovereenkomst te beëindigen.<br />
In het merendeel der gevallen zal de verhuurder dus in onderling overleg<br />
met de huurder tot overeenstemming dienen te komen opdat de huurder<br />
vrijwillig het gehuurde verlaat. Deze overeenstemming zal betrekking moeten<br />
hebben op de schade die de huurder zal leiden als gevolg van het voortijdig<br />
vertrek. Hierbij kan gedacht worden aan een verhuis-kostenvergoeding<br />
en (eventueel) een financiële compensatie voor het feit dat de huurder wellicht<br />
een duurdere, andere wooneenheid dient te huren.<br />
48
Eigendomssituatie<br />
Een alternatief is om de bewoners van het complex een eigendomsrecht van<br />
hun wooneenheid te verlenen. De meest in aanmerking komende situatie is<br />
door middel van het vestigen van een erfpachtrecht, gecombineerd met een<br />
recht van opstal. In dit geval blijft de stichting eigenaar van de ondergrond<br />
en wordt de bewoner uitsluitend eigenaar van de opstallen.<br />
Het voordeel van een recht van erfpacht is dat de grondeigenaar binnen deze<br />
rechtsvorm een grote mate van ‘control’ heeft met behulp van de erfpachtvoorwaarden.<br />
Met name de situatie aan het einde van het recht kan<br />
hierin uitvoerig geregeld worden.<br />
Worden de wooneenheden niet in erfpacht maar in volle eigendom aan de<br />
bewoners geleverd, dan zal via de akte van levering verbintenisrechtelijke<br />
regelingen getroffen kunnen worden.<br />
Hierbij kan gedacht worden aan een verplichting van de bewoner om bij<br />
voorgenomen vertrek de wooneenheid eerst te koop aan te bieden aan de<br />
stichting (op grond van een voorkeursrecht van koop). In een dergelijk geval<br />
gaat het initiatief dus uit van de bewoner. Mocht het wenselijk zijn dat het initiatief<br />
uit kan gaan van de stichting, dan kan een zogenaamde koopoptie uitkomst<br />
bieden. Hierbij kan de stichting zelf aangeven dat zij de wooneenheid<br />
wil kopen en aldus zelf het tijdstip van eigendomsverwerving kan bepalen.<br />
In alle gevallen zal de koopsom gebaseerd zijn op de waarde van de wooneenheid<br />
(al dan niet met ondergrond) ten tijde van de overdracht/overname.<br />
Deze waarde zal in onderling overleg met de bewoner/eigenaar vastgesteld<br />
kunnen worden, eventueel op basis van een taxatierapport.<br />
49
5 BESTEMMINGSREGELING<br />
5.1 Algemeen<br />
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische<br />
regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen<br />
voor de gronden binnen het plangebied.<br />
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht<br />
bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening<br />
geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is in het kader van de standaardisering<br />
toepassing gegeven aan de meest recente Standaard Vergelijkbare<br />
BestemmingsPlannen.<br />
Het onderhavige bestemmingsplan is gebaseerd op de standaard bestemmingsplannen<br />
van de gemeente <strong>Heusden</strong> en kenmerkt zich door een sobere<br />
opbouw. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een<br />
flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de<br />
burger wordt geschaad. Door gebruikmaking van een grote mate van flexibiliteit<br />
en globaliteit kan op wijzigende omstandigheden en/of nieuwe maatschappelijke<br />
ontwikkelingen adequaat worden ingespeeld.<br />
Voor het grootste deel van het plangebied is de planopzet gericht op beheer<br />
en instandhouding van de bestaande situatie. Behoud van de bestaande<br />
functies is het primaire doel van de planopzet. Een en ander komt tot uitdrukking<br />
in de regels en blijkt ook uit de verbeelding (plankaart). Daarnaast<br />
biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid in te spelen op gewenste nieuwe<br />
ontwikkelingen.<br />
Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen<br />
het onderhavige bestemmingsplan.<br />
5.2 Toelichting op de bestemmingen<br />
Groen<br />
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen,<br />
water, onverharde paden, speelvoorzieningen en recreatief medegebruik.<br />
Om het groene karakter van deze bestemming te waarborgen is het<br />
uitsluitend toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde te bouwen.<br />
Dit betekent dat hekwerken, speeltoestellen, straatverlichting en dergelijke<br />
wel gerealiseerd kunnen worden.<br />
Maatschappelijk<br />
Op de gronden binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen<br />
op religieuze grondslag toegestaan. De wooneenheden maken nadrukkelijk<br />
onderdeel uit van de maatschappelijke voorziening. Rondom de maatschappelijke<br />
voorzieningen worden groenvoorzieningen, tuinen, erven en<br />
verhardingen toegestaan. Om een willekeurige plaatsing en verplaatsing van<br />
gebouwen te voorkomen mogen deze alleen in de bouwvlakken worden gebouwd.<br />
De kloostergang wordt door middel van een specifieke aanduiding<br />
binnen de bestemming mogelijk gemaakt. Het bebouwingspercentage en de<br />
goot- en bouwhoogte is beperkt tot de in de verbeelding opgenomen waarden.<br />
51
Natuur<br />
Deze bestemming betreft de gronden die een onderdeel vormen van de<br />
groenstructuur in het plangebied en die onderdeel zijn van de ecologische<br />
hoofdstructuur (EHS ‘overige natuur’). Het primaire doel ligt hier bij natuurbeheer<br />
en recreatief medegebruik. Behalve regulier onderhoud ten behoeve<br />
van behoud van het natuurgebied zijn geen grondwerken, drainage, kapwerkzaamheden<br />
en dergelijke toegestaan. Als bebouwing is alleen een kapel<br />
op de daarvoor aangeduide plaats toegelaten. Voor het overige is het alleen<br />
mogelijk om bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals hekwerken te<br />
plaatsen.<br />
Ten behoeve van de realisatie van de laatste fase van het ontwikkelingsplan<br />
is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het betreft de wijziging van natuur<br />
naar maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke<br />
voorzieningen op religieuze grondslag toegestaan. Het betreft hetzelfde type<br />
bebouwing zoals ook onder de bestemming maatschappelijk is opgenomen.<br />
Het bebouwingspercentage en de goot- en bouwhoogte wordt beperkt tot de<br />
in de verbeelding opgenomen waarden. Tevens zijn voorwaarden ten behoeve<br />
van de natuurcompensatie in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen.<br />
Water<br />
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige<br />
voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -<br />
aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen<br />
en voorzieningen voor verkeer en verblijf. Het is er, afgezien<br />
van bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet toegestaan te bouwen. Omheiningen<br />
en hekwerken zijn wel toegelaten.<br />
Waarde - Archeologie<br />
Uit het archeologisch onderzoek is naar voren gekomen dat voor een deel<br />
van het plangebied een archeologische verwachtingswaarde aanwezig is.<br />
Ter bescherming hiervan is aan deze gebieden een dubbelbestemming<br />
Waarde – Archeologie gekoppeld. Met ontheffing is het mogelijk om grotere<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde te bouwen. De aanvrager moet een<br />
rapportage overleggen met daarin vermeld de archeologische waarde van<br />
het terrein en de eventuele verstoring van die waarde.<br />
52
6 MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE<br />
UITVOERBAARHEID<br />
6.1 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid<br />
Volgens artikel 9 van het besluit op de Ruimtelijke Ordening (BR) ’85) dient<br />
bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onder andere een onderzoek<br />
te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid.<br />
Alle bouw- en aanlegwerkzaamheden worden gerealiseerd door de aanvrager<br />
Stichting Mariapoli Mariënkroon. Deze heeft verklaard dat de bouw- en<br />
aanlegwerken financieel-economisch haalbaar zijn en dat de financiering<br />
binnen de daartoe geëigende kanalen gerealiseerd wordt.<br />
De stichting heeft de grond in eigendom. De stichting draagt de inrichtingskosten<br />
van het terrein. De onder- en bovengrondse infrastructuur zijn grotendeels<br />
al gerealiseerd<br />
Stichting Focolarebeweging bekostigt uitbreidingsfase 1 uit de verkoop van<br />
haar vormingscentrum (huize Baak in Baak bij Zutphen - verkocht in september<br />
2007), en uit giften en de exploitatie van het nieuwe vormingscentrum.<br />
Van fase 2 wordt één van de woongebouwen gefinancierd uit de verkoop<br />
van de twee huidige bestuurscentrahuizen van de Stichting Focolarebeweging<br />
in Amersfoort. Deze verkoop bekostigt ook de realisatie van fase 3a. De<br />
financiering van de overige woongebouwen (rest fase 2 en geheel fase 3b)<br />
komt voort uit de inkomsten van de bewoning (huur of koop) door leden van<br />
de beweging. De realisatie van fase 4 wordt gefinancierd uit de exploitatie<br />
van het nieuwe vormingscentrum en uit giften en fondsen.<br />
De aanloopfase is geheel uit giften gefinancierd. Jaarlijks kan de stichting<br />
van leden en overigen al rekenen op circa € 50.000,00 aan giften welke risicobeperkend<br />
werken.<br />
6.2 Beheer en exploitatie<br />
Stichting Mariapoli Mariënkroon is een rechtspersoon (stichtingsvorm) en<br />
treed namens de stichting ‘Werk van Maria - vrouwelijke tak’ te Eindhoven<br />
en de stichting ‘Focolarebeweging - mannelijke tak’ te Amersfoort op als eigenaar<br />
en beheerder van het ‘Landelijk centrum Focolarebeweging Nederland’.<br />
Deze beheerstichting treedt op als vertegenwoordiger naar buiten en<br />
is bevoegd binnen het kloostercomplex de beheermaatregelen te nemen die<br />
nodig en nuttig zijn.<br />
Voor renovatie is in de afgelopen jaren als gevolg van schenkingen en dergelijke<br />
een eerste voorziening getroffen ten behoeve van de toekomstige<br />
uitwerking van het kloostercomplex.<br />
Met betrekking tot de exploitatielasten van het project wordt opgemerkt dat<br />
alle te vestigen gebouwen, met uitzondering van de twee gebouwen voor<br />
jongeren, thans op verschillende plaatsen in Nederland ook al aanwezig zijn<br />
en ook normaal worden onderhouden. Deze exploitatie is sluitend. Naar mate<br />
de wooneenheden op Mariënkroon gereed zijn, zullen de bestaande worden<br />
afgestoten.<br />
53
Het voormalige vormingscentrum in Baak was weliswaar van een kleinere<br />
omvang dan nu is voorzien, maar vraagt extra aandacht en uitgaven omdat<br />
het ook hier om een rijksmonument gaat en qua onderhoud speciale zorg<br />
vraagt. Dit monument is met eigen middelen, schenkingen en met de hulp<br />
van de Rijksdienst Monumentenzorg geheel gerestaureerd.<br />
Tijdens de verschillende bijeenkomsten op het vormingscentrum worden de<br />
diensten tegen kostprijs ter beschikking gesteld. De vrijwillig(st)ers bieden<br />
hun diensten kosteloos aan voor het onderhoud van het terrein en het gebouw<br />
en voor de verzorging van de gasten.<br />
Met de Focolarebeweging is er een zekerstelling van de exploitatie voor het<br />
beheer en onderhoud van de monumentale gebouwen en abdijterrein. Bovendien<br />
is de Focolarebeweging bereid te investeren in het terrein dat in de<br />
regio zo’n markante plaats inneemt. In korte tijd heeft de Focolarebeweging<br />
al substantiële investeringen gedaan in onderhoud en beheer van gebouwen,<br />
terrein en groen. Met de Focolarebeweging is en blijft het beheer in<br />
één hand waardoor versnipperd beheer en exploitatie voorkomen wordt. Het<br />
initiatief zal geheel voor eigen risico worden uitgevoerd. Voor de gemeente<br />
heeft het plan geen financiële gevolgen.<br />
54
7 PROCEDURES<br />
Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ‘Mariënkroon’ is conform artikel 10 van<br />
het Besluit op de Ruimtelijke Ordening voor vooroverleg verzonden naar de<br />
betreffende personen en instanties. Tevens heeft het plan overeenkomstig<br />
de inspraakverordening van 11 januari 2007 tot en met 4 februari 2007 ter<br />
inzage gelegen. Gedurende deze vier weken kon een ieder schriftelijk en/of<br />
mondeling zijn zienswijze bekend maken bij de gemeente.<br />
Van de overlegpartners ontving de gemeente 7 schriftelijke reacties. In de<br />
nota inspraak en overleg zijn deze samengevat en voorzien van een gemeentelijke<br />
beantwoording. In het kader van de inspraak ontving de gemeente<br />
geen inspraakreacties. De nota inspraak en overleg is als bijlage bij<br />
het bestemmingsplan opgenomen.<br />
Rosmalen, 30 juni 2009<br />
Croonen Adviseurs b.v.<br />
55
Bijlage 2<br />
Bouwtekeningen wooneenheden
Bijlage 1<br />
Correspondentie met betrekking tot de watertoets
Van: Antoon van der Burgt [mailto:Antoon.vdBurgt@focolare.nl]<br />
Verzonden: maandag 28 juni 2004 9:19<br />
Aan: Bergh, Joris van den<br />
Onderwerp: 2004/3243<br />
Geachte heer van den Bergh,<br />
Hedenochtend heb ik u proberen telefonisch te bereiken. Van de receptie<br />
van het waterschap heb ik uw e-mailadres ontvangen.<br />
ik heb deze week een schrijven van de gemeente <strong>Heusden</strong> gehad naar<br />
aanleiding van een schrijven van het waterschap inzake de Watertoets<br />
(2004/3243).<br />
Het heeft ons verbaast dat de gemeente u 9 maanden na aanvraag pas<br />
informeert en wij deze week pas de vraag van het waterschap hebben<br />
ontvangen.<br />
Alvorens onze aanvullingen inzake water naar de gemeente <strong>Heusden</strong> te<br />
sturen hadden we graag vooraf de tekst met u willen bekijken op<br />
volledigheid. Ik stuur u een concept. Ik zal proberen vanmiddag of morgen u<br />
te bellen.<br />
Met vriendelijke groet,<br />
Antoon van der Burgt<br />
Medevoorzitter, beheersstichting Abdij Mariënkroon<br />
Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />
Abdijlaan 8<br />
5253 VP Nieuwkuijk<br />
tel. 073-5113651 fax: 073-5117627.<br />
Mobiel: 06-12205200
Geachte heer Van der Burgt,<br />
N.a.v. de zpp Huisvesting Landelijk centrum Focolarebeweging Nederland<br />
heeft u afgelopen maandag een aanvullende ruimtelijke onderbouwing t.a.v.<br />
water opgesteld. Het waterschap is akkoord water betreft de invulling van de<br />
uitgangspunten “duurzaam omgaan met water”, met de kanttekening dat bij<br />
de planuitwerking aandacht wordt besteed aan materiaalgebruik:<br />
Bij de inrichting, het bouwen en het beheer dienen zo min mogelijk<br />
vervuilende stoffen toegevoegd te worden aan de bodem en het grond- en<br />
oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt aandacht gevraagd voor het<br />
materiaalgebruik. Om watervervuiling te voorkomen dienen geen uitloogbare<br />
of uitspoelbare bouwmaterialen worden toegepast.<br />
met vriendelijke groet,<br />
Joris van den Bergh<br />
beleidsmedewerker ruimtelijke ordening<br />
Waterschap Aa en Maas<br />
Pettelaarpark 70<br />
5216 PP 's-Hertogenbosch<br />
Postbus 5049<br />
5201 GA 's-Hertogenbosch<br />
073-615 68 96<br />
073-615 66 00<br />
outbind://58- _www.aaenmaas.nl<br />
jvandenbergh@aaenmaas.nl
Burgemeester en Wethouders<br />
Van de gemeente <strong>Heusden</strong><br />
Postbus 41<br />
5250 AA Vlijmen<br />
Nieuwkuijk, 30 juni 2004<br />
Onderwerp: Aanvulling op de ZPP aanvraag d.d 20 mei 2003<br />
Geacht College,<br />
In een ongedateerde memo, ontvangen op 24 juni 2004 van dhr. R<br />
van Laarhoven, ambtenaar van de gemeente <strong>Heusden</strong>, wordt een<br />
reactie in het licht van de ingediende zpp-aanvraag d.d. 20 mei 2003<br />
gevraagd. Als bijlage ontvingen we een schrijven van het Waterschap<br />
Aa en Maas gericht aan B&W van de gemeente <strong>Heusden</strong> d.d. 22<br />
maart 2004 waarin het waterschap te kennen geeft een aangepaste<br />
ruimtelijke onderbouwing te ontvangen waarin is aangegeven hoe<br />
met water in het plan wordt omgegaan. In onderstaande een reactie<br />
op het doorgestuurde stuk. Mocht u nog vragen hebben dan kunt u<br />
met mij contact opnemen (06-12205200).<br />
Hoogachtend.<br />
A.H.P.G. van der Burgt<br />
Medevoorzitter<br />
Bijlage: Aangepaste ruimtelijke onderbouwing met betrekking tot de<br />
‘watertoets’
Bijlage<br />
Aangepaste ruimtelijke onderbouwing met betrekking tot<br />
de ‘watertoets’<br />
Om aan te geven hoe de Stichting Mariapoli Mariënkroon denkt om te<br />
gaan met het water op het toekomstige ‘Focolarestadje’ te Nieuwkuijk<br />
is in onderstaand schrijven een toevoeging op de ruimtelijke<br />
onderbouwing gemaakt.<br />
Uitgangspunten m.b.t. de ‘Watertoets’<br />
• Het plan heeft betrekking op de realisering van een gemeenschap<br />
en landelijk centrum van de Focolarebeweging in Nederland en<br />
laat een eindsituatie zien.<br />
• De Oude Vlijmensche Wetering en de Voormalige zwemvijver zijn<br />
in het plan te beschouwen als geïsoleerd oppervlaktewater.<br />
• Er wordt in het plan vanuit gegaan dat de oppervlakte van het te<br />
dempen deel van de Oude Vlijmensche Wetering ten behoeve<br />
van de bebouwing en wegenstructuur gelijk of kleiner zal zijn dan<br />
het uit te graven deel aan de zuidkant.<br />
• In het plan wordt uitgegaan van een gescheiden HWA en DWA.<br />
Gebouwen en afwatering<br />
In de eindsituatie zal 10% van het oppervlak zijn bebouwd<br />
overeenkomstig het bestemmingsplan. Op dat moment zal 8867 m2<br />
bebouwd zijn (het terrein van Abdij Mariënkroon/Stichting Mariapoli<br />
Mariënkroon beslaat 8 ha, 86 a en 70 ca.).<br />
Op dit moment (2004) is 3970 m2 bebouwd. Dit is inclusief schuurtjes<br />
en kapel.<br />
Het huidige regenwater afkomstig van de gebouwen komt voor een<br />
deel middels zinkputten in de grond terecht. Een klein gedeelte van<br />
het regenwater komt via een buizenstelsel in de gracht/Oude<br />
Vlijmensche Wetering terecht. De meeste schuurtjes hebben in het<br />
geheel geen regengoot en dus geen opvang van hemelwater.<br />
In het te ontwikkelen groenplan zullen waar mogelijkheden ideeën<br />
opgenomen worden om hemelwater in de directe nabijheid van de<br />
gebouwen te doen infiltreren (wadi’s). Waar dit niet mogelijk of niet<br />
wenselijk is zal gekozen worden voor HWA naar de gracht/Oude<br />
Vlijmensche Wetering (3000m2) waar eventueel geloosd wordt op<br />
een helofytenfilter (te ontwikkelen?).<br />
Om verontreiniging van het hemelwater te voorkomen zal waar<br />
mogelijk en in overleg met architect rekening worden gehouden met<br />
gebruik van niet uitloogbare of uitspoelbare bouwmaterialen.<br />
Verharding en afwatering<br />
Op dit moment bestaat het grootste deel van verharding uit wegen<br />
met een gesloten asfaltverharding waarbij het water zonder verdere<br />
hulpmiddelen in de berm loopt.
Keuze voor gesloten of open verharding is nog niet gemaakt. Beiden<br />
hebben voor- en nadelen (mollen, onderhoud, tracékeuze<br />
ondergrondse infrastructuur).<br />
Indien voor open verharding wordt gekozen (i.v.m. de ondergrondse<br />
infrastructuur onder de wegen) zal gekozen worden voor klinkers in<br />
keperverband opgesloten door een laaggelegen betonband (geen<br />
trottoirband). Voor 80% van de verhardingen (3200m2) zal dan ook<br />
gekozen worden om het water zonder verdere hulpmiddelen in de<br />
berm laten te lopen; Op enkele plaatsen (circa 800m2) zal, waar<br />
nodig met behulp van molgoten en straatkolken het water naar de<br />
gracht/Oude Vlijmensche Wetering (3000m2) worden geloodst<br />
(helofytenfilter?).<br />
Afhankelijk van de plaats van de wandelpaden zal gebruik gemaakt<br />
worden van open verharding (klinkers) of halfverharding (grind- en<br />
splitpaden)<br />
De parkeerplaats (4000-5000 m2) zal waarschijnlijk uitgevoerd<br />
worden in een combinatie van openverharding (klinkers op de<br />
rijbanen) en halfopenverharding (steenslag of grasbetonstenen op de<br />
parkeerplaatsen). Waar geen mogelijkheid is om het water in de<br />
omliggende groenstroken te laten verdwijnen zal het water met<br />
behulp van kolken naar de voormalige zwemvijver (1200m2) worden<br />
geloodst (helofytenfilter?).<br />
Waterbergingsruimte<br />
Berekening maximale waterbergingscapaciteit bij maximale<br />
bebouwing en volledige realisering van wegen en parkeervoorziening<br />
waarbij uitgegaan wordt van de meest ongunstige situatie waarbij al<br />
het hemelwater naar open geïsoleerd oppervlaktewater wordt<br />
geloodst.<br />
Soort opp M2 M3 neerslag<br />
bij 27,6 mm<br />
in 45 min.<br />
Bergingsplaats Max. verhoging waterspiegel bij<br />
27,6 mm neerslag in 45 min ten<br />
gevolge van bebouwd oppervlak<br />
Gebouwen 8867 245 Gracht (of wadi) 0,082m<br />
Openverharding 80 % 3200 88 Berm n.v.t.<br />
Openverharding 20 % 800 22 Gracht 0.008m<br />
parkeerterrein 4000 110 Zwemvijver (of wadi) 0,094m<br />
Totaal 16867 465<br />
Opmerkingen.<br />
- Aanname oppervlakte gracht 3000m2 en oppervlakte zwemvijver<br />
1200 m2 (globale berekening)<br />
- Bij de berekening van de waterbergingsruimte zijn de bestaande<br />
gebouwen, de te bouwen gebouwen die passen in het huidige<br />
bestemmingsplan en nieuwe bestemmingsplanaanvraag samen<br />
genomen.<br />
- Waar mogelijk zullen bestaande zinkputten in gebruik blijven.<br />
Hierop aangesloten hemelwaterafvoeren zullen hemelwater zal<br />
via deze zinkputten in de grond infiltreren. Hiermee is in de<br />
berekening van de waterbergingsruimte geen rekening<br />
gehouden.
- Waar mogelijk zullen wadi’s of andere natuurelementen in het<br />
plan worden opgenomen om infiltratie van regenwater te<br />
bevorderen. Hiermee is in de berekening van de<br />
waterbergingsruimte ook geen rekening gehouden.<br />
- Er zal niet rechtstreeks geloost worden op de ‘Onsenoortse loop’:<br />
de wetering aan de oostzijde van het terrein.<br />
- Bij een grondwaterstand van 0,7 m is het debiet naar het<br />
oppervlaktewater 0,96 l/s/ha. Dit is bij de berekening niet<br />
meegenomen.<br />
Conclusie:<br />
Gesteld mag worden dat bij een bui die 1 maal in de 10 jaar voorkomt<br />
(27,6 mm neerslag in 45 minuten) de waterspiegel van het geïsoleerd<br />
oppervlaktewater (gracht en voormalige zwemvijver) circa 9 cm hoger<br />
zal komen te staan ten gevolge van het gesloten/bebouwd<br />
oppervlak. Met een toevoeging van 27, 6 mm van de neerslag die<br />
direct op het oppervlakte neerkomt heeft men een verhoging van<br />
circa 12 cm. Bij een waterspiegel van 70 cm onder het maaiveld is dit<br />
acceptabel. Bij nog meer hevige regenbuien heeft het<br />
oppervlaktewater voldoende bergend vermogen om een en ander<br />
aan regenwater op te vangen.<br />
Nieuwkuijk – 30 juni 2004
Burgemeester en Wethouders<br />
van <strong>Heusden</strong><br />
Postbus 41<br />
5250 AA VLIJMEN<br />
Geacht college,<br />
Naar aanleiding van uw brief van 29 januari 2007 doen wij u hierbij onze<br />
reactie toekomen op het voorontwerp bestemmingsplan “Mariënkroon”, dat u<br />
ons in het kader van het overleg ex. artikel 10 Bro (watertoets) heeft<br />
toegezonden.<br />
Het plan is opgesteld om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op het terrein<br />
van de abdij Mariënkroon aan de Abt van Engelenlaan ten westen van<br />
Vlijmen mogelijk te maken. Het waterschap heeft in 2004 reeds een reactie<br />
gegeven in kader van de watertoets op het plan ex. artikel 19.1 WRO. In de<br />
waterparagraaf van de Plantoelichting wordt verwezen naar de aangepaste<br />
versie van ruimtelijke onderbouwing van dit plan.<br />
Wij vragen u de conclusies uit de ruimtelijke onderbouwing met betrekking<br />
tot het verwerken van het schone hemelwater op te nemen in de<br />
waterparagraaf van de Plantoelichting.<br />
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor meer<br />
informatie kunt u contact opnemen met de heer J. van den Bergh 073-<br />
6156896.<br />
Hoogachtend,<br />
Het dagelijks bestuur,<br />
Namens deze,<br />
Datum<br />
2 februari 2007<br />
Ons kenmerk 2007/1592<br />
Uw kenmerk<br />
Doorkiesnr.<br />
Onderwerp<br />
drs. J.P. Jansen<br />
Beleidscoördinator afdeling Integraal Beleid<br />
Pettelaarpark 70<br />
5216 PP, ’s-Hertogenbosch<br />
Postbus 5049<br />
5201 GA, ’s-Hertogenbosch<br />
T 073 615 66 66<br />
F 073 615 66 00<br />
E info@aaenmaas.nl<br />
W www.aaenmaas.nl<br />
B200613696 / B200701323<br />
073 6156896 / Joris van den Bergh<br />
Reactie in kader van de watertoets<br />
voorontwerp bestemmingsplan<br />
“Mariënkroon”
Van: Informatie Aa en Maas<br />
Verzonden: vrijdag 13 april 2007 11:00<br />
Aan: Bergh, Joris van den<br />
CC: Lisapaly, June<br />
Onderwerp: FW: Vraag<br />
Onderstaande e-mail is geregistreerd onder nr. 2007/4927<br />
Groetjes<br />
Barbara<br />
Van: Antoon van der Burgt [mailto:a.vdburgt@marienkroon.nl]<br />
Verzonden: vrijdag 13 april 2007 9:38<br />
Aan: Informatie Aa en Maas<br />
Onderwerp: Vraag<br />
Geachte heer/mevrouw,<br />
Op 29 juni 2004 heeft dhr Joris van den Bergh mij per mail laten weten dat<br />
de watertoets welke wij nodig hadden voor een ZPP afdoende was (zie<br />
verderop in deze mail). Na diverse vastgelopen trajecten zijn we nu bezig<br />
met een bestemmingsplanregeling. De provincie schrijft als reactie op het<br />
voorontwerp bestemmingsplan het volgende:<br />
Watertoets<br />
In de waterparagraaf dient tot uiting te komen op welke wijze over de<br />
wateraspecten overleg is gevoerd en afstemming heeft plaatsgevonden<br />
met de betrokken waterbeheerders. De resultaten van de watertoets<br />
staan nog niet vermeld. Wij verzoeken u om de resultaten van de<br />
watertoets op te nemen in het vastgestelde bestemmingsplan, evenals<br />
alle correspondentie hierover (Cat. II)<br />
Blijkbaar is onderstaande mail naar aanleiding van eerdere correspondentie<br />
met AA en MAAS niet voldoende. Kunt u mij aangeven wat wel de juiste<br />
handelswijze is zodat we een hier juist op kunnen reageren. Ik heb de<br />
watertoets zoals we deze 3 jaar geleden hebben opgesteld bijgevoegd. In de<br />
planvorming is ten opzichte van dit niets gewijzigd.<br />
In afwachting op een reactie en met vriendelijke groet,<br />
Antoon van der Burgt
Van: Bergh, Joris van den [mailto:jvandenbergh@aaenmaas.nl]<br />
Verzonden: vrijdag 13 april 2007 13:08<br />
Aan: a.vdburgt@marienkroon.nl<br />
CC: Lisapaly, June<br />
Onderwerp: RE: Vraag<br />
Geachte heer Van der Burgt,<br />
Het waterschap heeft in maart 2004, respectievelijk juni 2004 een reactie<br />
gegeven op de ZPP in kader van de watertoets voor de realisatie van de<br />
huisvesting op terrein Abdij Mariënkroon, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk.<br />
In kader van de nieuwe bestemmingsplanregeling voor het gebied heeft de<br />
gemeente <strong>Heusden</strong> op 29 januari 2007 een nieuw advies aangevraagd bij<br />
het waterschap. Wij hebben daarop op 2 februari 2007 een nieuw advies<br />
afgegeven (zie bijlage). Het is aan de gemeente om dit advies te verwerken<br />
in het ruimtelijke plan. Uit de reactie van de provincie blijkt dat dit nog niet is<br />
gedaan.<br />
Wat betreft de reactie van het waterschap:<br />
- inhoudelijk heeft het waterschap een reactie gegeven op het plan uit 2004;<br />
- verwijzing in het bestemmingsplan naar de zpp/ruimtelijke onderbouwing<br />
uit 2004 is o.i. onvoldoende;<br />
- gevraagd is aan gemeente de inhoud van de waterparagraaf over te<br />
nemen in bestemmingsplan;<br />
- het is aan de gemeente dit alsnog op een juiste manier te regelen.<br />
In dit kader kan de Cat. II opmerking van de provincie worden gezien.<br />
Mocht u nog vragen hebben, dan hoor ik dat graag.<br />
met vriendelijke groet,<br />
Joris van den Bergh<br />
beleidsmedewerker ruimtelijke ordening<br />
Waterschap Aa en Maas<br />
Pettelaarpark 70<br />
5216 PP 's-Hertogenbosch<br />
Postbus 5049<br />
5201 GA 's-Hertogenbosch<br />
073-615 68 96<br />
073-615 66 00<br />
outbind://58- _www.aaenmaas.nl
Bijlage 3<br />
Ontvangstbevestiging kapmelding
NADER BODEMONDERZOEK TER PLAATSE VAN TWEE VERDACHTE DEELLOCATIES<br />
ABDIJLAAN 8 TE NIEUWKUIJK<br />
(STICHTING MARIAPOLI MARIËNKROON)<br />
Van Vleuten Consult bv rapport nr. CV07058NBO
ADVIESBUREAU VOOR GROND, GRONDWATER EN ASBESTINVENTARISATIE<br />
Staarten 23<br />
5281 PK Boxtel<br />
T (0411) 63 33 14<br />
F (0411) 63 17 40<br />
E bodem@vleuten-milieu.nl<br />
Opdrachtgever : Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />
(Dhr. A.H.P.G. van der Burgt)<br />
Rapportnummer : CV07058NBO-RAP<br />
Auteur : O. Verhagen<br />
Uitvoering : CV/JvR/HR/BM/OV<br />
Versie : 2.0 (definitief)<br />
Datum : 16 april 2007<br />
NADER BODEMONDERZOEK TER PLAATSE VAN TWEE VERDACHTE DEELLOCATIES<br />
ABDIJLAAN 8 TE NIEUWKUIJK<br />
© Van Vleuten Consult bv Alle rechten zijn uitdrukkelijk voorbehouden aan Van Vleuten Consult bv. Niets uit deze uitgave<br />
mag worden vermenigvuldigd en/ of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke<br />
andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van Van Vleuten Consult bv.<br />
Van Vleuten Consult bv E : info@vleuten-milieu.com<br />
Staarten 23, 5281 PK Boxtel I : www.vleuten-milieu.com<br />
Postbus 79, 5298 ZH Liempde ING 68.37.76.312<br />
T : 0411-633314 K.v.K. 171.128.64<br />
F : 0411-631740 BTW nr. NL 808049525B01
INHOUDSOPGAVE<br />
1 INLEIDING.................................................................................................................1<br />
2 GEGEVENS VAN DE ONDERZOEKSLOCATIE .................................................................2<br />
2.1 ALGEMENE GEGEVENS PERCEEL..................................................................................2<br />
2.2 UITGEVOERDE BODEMONDERZOEKEN ...........................................................................2<br />
2.3 BODEMOPBOUW....................................................................................................5<br />
2.4 CONCLUSIE VOORONDERZOEK ...................................................................................6<br />
3 ORIENTEREND ONDERZOEK .......................................................................................7<br />
3.1 ALGEMENE OPZET ORIËNTEREND ONDERZOEK .................................................................7<br />
3.2 RESULTATEN VOORGAANDE ONDERZOEKEN ...................................................................7<br />
3.3 TOETSING RESULTATEN VOORGAANDE ONDERZOEKEN ......................................................8<br />
4 UITGEVOERDE WERKZAAMHEDEN..............................................................................9<br />
4.1 ALGEMEEN ..........................................................................................................9<br />
4.2 VELDWERKZAAMHEDEN...........................................................................................9<br />
4.3 LABORATORIUMWERKZAAMHEDEN............................................................................10<br />
5 RESULTATEN BODEMONDERZOEK............................................................................11<br />
5.1 ZINTUIGLIJKE WAARNEMINGEN EN BODEMOPBOUW ........................................................11<br />
5.2 CHEMISCHE ANALYSES .........................................................................................13<br />
6 INTERPRETATIE RESULTATEN ..................................................................................17<br />
7 CONCLUSIES ..........................................................................................................19<br />
8 SANSCRIT ..............................................................................................................21<br />
8.1 ALGEMEEN ........................................................................................................21<br />
8.2 CONCLUSIE SANSCRIT ..........................................................................................21<br />
Figuren<br />
Figuur 1: Ligging onderzoekslocatie<br />
Figuur 2: Situatietekening met boorlocaties<br />
Bijlagen<br />
Bijlage 1: Boorprofielbeschrijvingen<br />
Bijlage 2: Streef- en interventiewaarden<br />
Bijlage 3: Toegepaste analysemethodieken<br />
Bijlage 4: Analysecertificaten<br />
Bijlage 5: Procescertificaat<br />
Bijlage 6: Voorgaande onderzoeken<br />
Bijlage 7: Toetsing Sanscrit
1 INLEIDING<br />
In opdracht van Stichting Mariapoli Mariënkroon is door Van Vleuten Consult bv een<br />
nader bodemonderzoek conform NEN 5740 verricht ter plaatse van twee deellocaties<br />
gelegen op het perceel Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk.<br />
De locatie is kadastraal bekend als gemeente Nieuwkuijk, sectie N, nummer 4562.<br />
Tijdens voorgaande onderzoeken op de locatie zijn ter plaatse van twee deellocaties<br />
verontreinigingen aangetroffen.<br />
Tijdens het nader onderzoek zijn op het perceel de volgende deellocaties onderzocht:<br />
• 'Vml tracé waterloop', ter plaatse van de deellocatie waar in het verleden<br />
saneringswerkzaamheden hebben plaatsgevonden, noordelijk gelegen op het<br />
perceel, oppervlakte circa 2500 m 2 ;<br />
• 'Vml. wegfundering', ter plaatse van vml. weg noordelijk van de bebouwing<br />
gelegen op het perceel, oppervlakte circa 1500 m 2 .<br />
De aanleiding voor het nader onderzoek wordt gevormd door de geplande<br />
nieuwbouwwerkzaamheden. Voordat de geplande nieuwbouwwerkzaamheden worden<br />
uitgevoerd, zal eerst de ter plaatse van de twee verdachte deellocaties aangetroffen<br />
verontreiniging worden weggenomen.<br />
De doelstellingen van dit nader onderzoek zijn als volgt:<br />
• Het vaststellen van de aard en concentratie van de verontreinigende stoffen en de<br />
omvang van de bodemverontreiniging;<br />
• Het vaststellen of er sprake is van ernstige bodemverontreiniging en daarmee de<br />
noodzaak tot saneren;<br />
• het vaststellen van de urgentie van de sanering en daarmee het tijdstip waarop<br />
feitelijk saneringsmaatregelen moeten worden genomen.<br />
Voor het nader onderzoek zal gebruik worden gemaakt van de onderzoeksstrategie voor<br />
homogeen verdeelde verontreinigingen.<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 1
2 GEGEVENS VAN DE ONDERZOEKSLOCATIE<br />
2.1 Algemene gegevens perceel<br />
Op het terrein staan een aantal gebouwen van de Stichting Mariapoli Mariënkroon. Het<br />
perceel is al jaren in gebruik voor diverse activiteiten van de Stichting, waaronder een<br />
drukkerij. Op dit moment zijn de gebouwen in gebruik voor woondoeleinden en<br />
kantoorwerkzaamheden en huisgebonden activiteiten. Het terrein blijft in eigendom bij<br />
dezelfde Stichting die ten behoeve van de uitbreiding van haar (kantoor)activiteiten,<br />
nieuwbouw wil realiseren.<br />
Ten behoeve van de warmtevoorziening van de gebouwen zijn op dit moment nog<br />
ondergrondse tanks aanwezig. In 1992 zijn alle tanks vervangen. In de toekomst wordt<br />
gas, elektriciteit en water doorgetrokken, respectievelijk aangelegd. Verwijdering van de<br />
tanks zal dan plaatsvinden. Aangezien nog niet definitief bekend is op welke termijn de<br />
tanks worden verwijderd, is besloten de tanklocaties te onderzoeken op het moment dat<br />
tot verwijdering van de tanks wordt overgegaan.<br />
In de omgeving van het terrein zijn een hotel, een boomkwekerij en diverse<br />
tuinbouwbedrijven met kassen aanwezig.<br />
Ten behoeve van de nieuwbouw dient een (partiële) bestemmingsplan wijziging te<br />
worden aangevraagd.<br />
2.2 Uitgevoerde bodemonderzoeken<br />
Op de locatie zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:<br />
Locatie Abdij Mariënkroon: Saneringsonderzoek ondergrondse tank, door WK<br />
Milieuadviezen Drunen (1992).<br />
Op 17 maart 2002 is door de firma Verstappen uit Rosmalen op de locatie een<br />
ondergrondse tank gelicht . Het tankgat bleek verontreinigd te zijn met minerale olie. De<br />
verontreinigde grond is zintuiglijk afgegraven en afgevoerd. Het controlemonster was<br />
schoon.<br />
Conclusie: geen vervolgonderzoek noodzakelijk.<br />
Locatie Abdijlaan 8, meting grondwaterstanden, door BIS BV (2005).<br />
Ten behoeve van de geplande reconstructiewerkzaamheden zijn vier locaties<br />
geselecteerd voor het vaststellen van de grondwaterstand (Pb1 t/m Pb4). Tevens zijn<br />
temperatuur, pH en geleidbaarheid van het grondwater bepaald.<br />
Conclusie: grondwaterstand is vastgelegd.<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 2
Locatie Abdijlaan 8, partijkeuring waterbodem van gracht aan de Abdijlaan, door BIS BV<br />
(2004).<br />
De waterbodem is bemonsterd en de kwaliteit is getoetst aan het Bouwstoffenbesluit.<br />
Conclusie: Materiaal is gekwalificeerd als categorie-1 materiaal.<br />
Locatie Abdijlaan 8, verkennend bodemonderzoek ter plaatse van 6 nieuwbouwlocaties,<br />
BIS BV, CV05338VBO-RAP, 24 november 2005.<br />
Conclusie:<br />
nieuwbouwlocaties 1+ 2<br />
Op zintuiglijke wijze is ter plaatse van boring B1 (van 50-100 cm-mv) ‘licht puin’<br />
aangetroffen.<br />
Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />
(a) de grond licht verontreinigd is met totaal olie en nikkel;<br />
(b) de grond matig verontreinigd is met koper;<br />
(c) het grondwater licht verontreinigd is met chroom.<br />
nieuwbouwlocaties 3 + 4<br />
Zintuiglijk zijn geen afwijkingen waargenomen.<br />
Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />
(a) de grond licht verontreinigd is met lood;<br />
(b) in het grondwater geen van de onderzochte componenten is aangetoond in<br />
een concentratie boven de streefwaarde en/of detectiegrens.<br />
nieuwbouwlocaties 5 + 6<br />
Op zintuiglijke wijze is ter plaatse van peilbuis PB6 (van 0-50 cm-mv) ‘zwak hout’<br />
aangetroffen.<br />
Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />
(a) de grond licht verontreinigd is met lood en Pak-totaal (10 van VROM);<br />
(b) het grondwater licht verontreinigd is met xylenen.<br />
Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van nieuwbouwlocatie 2, BIS BV,<br />
CV05338NBO-RAP, 12-12-2005.<br />
Conclusie: Uit de analyseresultaten blijkt dat de in het mengmonster MB2 aangetroffen<br />
verontreiniging met koper afkomstig is van een ter plaatse van boring B2 aanwezige<br />
sterke verontreiniging met koper.<br />
Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van nieuwbouwlocatie 2, BIS BV,<br />
CV05338NBO-RAP2, 12-01-2006.<br />
Conclusie: Ter plaatse van de boringen B101 en B103 wordt in de bovengrond een lichte<br />
verontreiniging met koper aangetroffen. Ter plaatse van boring B102 wordt in de<br />
bovengrond een matige verontreiniging met koper aangetroffen.<br />
Ter plaatse van de overige monsters worden geen van de geanalyseerde parameters<br />
meer verhoogd aangetroffen.<br />
Locatie Abdijlaan 8, oriënterend bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />
CV06366OBO-RAP, 28-08-2006.<br />
Conclusie: Zintuiglijk worden in de grond de volgende bijzonderheden waargenomen;<br />
vormzand, baksteen en puin. Aangenomen kan worden dat de weg gefundeerd is met<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 3
vormzand. Het vormzand blijkt analytisch sterk verontreinigd te zijn met koper en licht<br />
verontreinigd met zink en minerale olie.<br />
De verontreiniging betreft een oppervlakte van 95 bij 4 meter en heeft een dikte van ca.<br />
0,5 m; oftewel de verontreiniging heeft een omvang van ca. 190 m 3 .<br />
Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />
CV06366NBO-RAP, 21-08-2006.<br />
Conclusie: Zintuiglijk worden in de grond de volgende bijzonderheden waargenomen;<br />
baksteen, vormzand, roesthoudend, beton, brekerzandhoudend, puinhoudend en resten<br />
glas.<br />
Ter plaatse van de boringen B4, B8 en B14 wordt in de bovengrond een sterke<br />
verontreiniging met metalen (koper) aangetroffen. Ter plaatse van de boringen B1, B11<br />
en B18 in de ondergrond worden hooguit lichte verontreinigingen aangetroffen.<br />
Uit het nader onderzoek komt naar voren dat er zowel zintuiglijk als analytisch een sterke<br />
verontreiniging wordt aangetroffen.<br />
Op basis van het nader onderzoek kan de onderzoekslocatie in 4 deellocaties worden<br />
opgesplitst, namelijk:<br />
1. Het gedeelte van de locatie, welke reeds is ontgraven door Infrastructuur<br />
Westvoort BV uit Helmond tijdens de aanleg van nieuwe riolering;<br />
2. Verontreiniging ten zuiden van deellocatie 1, verontreiniging heeft een dikte van<br />
0,5 m ter plaatse van B14 en B15 en zal vermoedelijk richting deellocatie 1 tot<br />
ca. 3,0 m-mv doorlopen (B4 en B5, boringen gestaakt);<br />
3. Verontreiniging ten noorden van deellocatie 1, verontreiniging lijkt heterogeen te<br />
zijn, sommige boringen zijn gestaakt wegens ondoordringbare laag;<br />
4. Betreft een strook van ca. 8 bij 20 meter, waar direct onder het maaiveld<br />
vormzand wordt aangetroffen, naar verwachting betreft het hier een laag van 0,2<br />
- 0,5 m-mv.<br />
Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />
CV06366NBO2-RAP, 25-09-2006.<br />
Conclusie: In het grondwater worden zeer lichte verhogingen van chroom en nikkel, ten<br />
opzichte van de streefwaarde, aangetroffen. Naar verwachting betreffen deze lichte<br />
verontreinigingen verhoogde achtergrondwaarden. De lichte verontreiniging met chroom<br />
en nikkel is verder ook niet te relateren aan de verontreiniging in de grond, aangezien dit<br />
andere parameters betreft. De lichte verontreinigingen geven conform de Wet<br />
Bodembescherming geen aanleiding tot aanvullend en/of nader onderzoek.<br />
In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn onderzoeken uitgevoerd op de volgende<br />
locaties:<br />
Tuinbouwweg 27: nulsituatie is vastgelegd (1998).<br />
Conclusie: geen vervolgonderzoek noodzakelijk.<br />
Tuinbouwweg 31a: nulsituatie is vastgelegd (2000).<br />
In bovengrond minerale olie verhoogd aangetroffen ten opzichte van de streefwaarde, in<br />
grondwater minerale olie, arseen, calcium en chroom verhoogd aangetroffen ten opzichte<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 4
van de streefwaarde, koper en nikkel ten opzichte van de halve somwaarde en zink ten<br />
opzichte van de interventiewaarde.<br />
Conclusie: geen vervolgonderzoek noodzakelijk.<br />
Abdijlaan 3: verkennend bodemonderzoek (2004).<br />
In bovengrond PAK verhoogd aangetroffen ten opzichte van de streefwaarde en in het<br />
grondwater chroom, nikkel en koper verhoogd aangetroffen ten opzichte van de<br />
streefwaarde (verhoogde achtergrondwaarden).<br />
Conclusie: geen vervolgonderzoek noodzakelijk.<br />
Het Hoog: verkennend bodemonderzoek op zes deellocaties (1999).<br />
Conclusie: Op één locatie wordt nader onderzoek aanbevolen.<br />
<strong>Heusden</strong>seweg:<br />
Het Hoog: beperkt bodemonderzoek op elf deellocaties, in verband met transactie<br />
(1996).<br />
Conclusie: geen vervolgonderzoek noodzakelijk.<br />
2.3 Bodemopbouw<br />
De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie is, op basis van de gegevens van de<br />
grondwaterkaart Centrale Slenk (Oost-Brabant) van de Dienst grondwaterverkenning<br />
TNO, als volgt te beschrijven:<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
diepte (m-mv) omschrijving<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
0 - 12 Deklaag bestaande uit de Nuenen groep, deze bestaat uit fiijne<br />
zanden, veen- en leemlagen.<br />
12 - 68 Eerste watervoerende pakket, formatie van Kreftheye, bestaande<br />
uit grove grindhoudende zanden.<br />
68 - 91 Eerste Scheidende laag, formatie van Kedichem en Tegelen,<br />
bestaande uit voornamelijk grove tot fijne zanden en kleilagen.<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
De grondwaterstromingsrichting in het eerste watervoerende pakket is overwegend<br />
noord-noordwestelijk.<br />
Op de onderzoekslocatie is geen oppervlaktewater aanwezig. De onderzoekslocatie is<br />
niet gesitueerd in een grondwaterbeschermingsgebied. Het grondwater onder de<br />
onderzoekslocatie is, zover bekend, niet onderhevig aan invloeden van buitenaf.<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 5
2.4 Conclusie vooronderzoek<br />
Boring B2 (Nieuwbouwlocatie 2)<br />
Ter plaatse van de boringen B101 en B103 wordt in de bovengrond een lichte<br />
verontreiniging met koper aangetroffen. Ter plaatse van boring B102 wordt in de<br />
bovengrond een matige verontreiniging met koper aangetroffen.<br />
Ter plaatse van de overige monsters worden geen van de geanalyseerde parameters<br />
meer verhoogd aangetroffen.<br />
Aangenomen kan worden dat ter plaatse van B2 en B102 een verontreinigde spot met<br />
koper aanwezig is. De herkomst van de verontreiniging is verder onbekend. Het is verder<br />
niet bekend of de verontreiniging is ontstaan na 1987 en valt onder de zorgplicht.<br />
Aanbevolen wordt om de verontreiniging zo spoedig mogelijk te saneren en na de<br />
sanering een evaluatierapport te overleggen aan het bevoegd gezag (gemeente)<br />
Uit de analyseresultaten blijkt dat de in het mengmonster MB2 aangetroffen<br />
verontreiniging met koper afkomstig is van een ter plaatse van boring B2 aanwezige<br />
sterke verontreiniging met koper.<br />
Boring B4, B8 en B14 (vml. tracé waterloop)<br />
Ter plaatse van de boringen B4, B8 en B14 wordt in de bovengrond een sterke<br />
verontreiniging met metalen (koper) aangetroffen. Ter plaatse van de boringen B1, B11<br />
en B18 in de ondergrond worden hooguit lichte verontreinigingen aangetroffen.<br />
Uit het nader onderzoek komt naar voren dat er zowel zintuiglijk als analytisch een sterke<br />
verontreiniging wordt aangetroffen.<br />
Boring B22, B35 en B260 (vml.wegfundering)<br />
Analytisch wordt ter plaatse van de boringen waar sterke bijmenging of volledige<br />
vormzand is waargenomen, koper in een sterke verhoogde concentratie en zink in een<br />
licht verhoogde concentratie (B22.2 en B35.1) aangetroffen. Ter plaatse van B35.1<br />
wordt tevens een lichte verontreiniging met minerale olie aangetroffen.<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 6
3 ONDERZOEKSOPZET<br />
3.1 Algemeen<br />
Tijdens een nader onderzoek worden drie toetsingen uitgevoerd, namelijk de toetsing of<br />
er sprake is van bodemverontreiniging, de toetsing omtrent de ruimtelijke verdeling van<br />
de verontreiniging en de toetsing of het uitvoeren van het nader onderzoek noodzakelijk<br />
is. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van de reeds uitgevoerde onderzoeken opgenomen.<br />
Op basis van deze gegevens kan een opzet voor het nader onderzoek worden opgesteld.<br />
3.2 Resultaten voorgaande onderzoeken<br />
De resultaten van de voorgaande onderzoeken welke op de onderzoekslocaties zijn<br />
uitgevoerd zijn opgenomen in bijlage 6.<br />
'Vml. tracé waterloop'<br />
Naar aanleiding van het aantreffen van een verontreiniging met vormzand (steenafval) op<br />
de locatie Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk is een nader onderzoek uitgevoerd.<br />
De verontreiniging is aangetroffen tijdens bronneringswerkzaamheden en grondwerkzaamheden<br />
ten behoeve van de aanleg van een rioleringssysteem. De voormalige locatie<br />
van de "Vlijmense Wetering" is in het verleden aangevuld met vormzand (steenafval),<br />
afkomstig van de Lipsfabrieken uit Drunen.<br />
Zintuiglijk worden in de grond de volgende bijzonderheden waargenomen; baksteen,<br />
vormzand, roesthoudend, beton, brekerzandhoudend, puinhoudend en resten glas.<br />
Ter plaatse van de boringen B4, B8 en B14 wordt in de bovengrond een sterke<br />
verontreiniging met metalen (koper) aangetroffen. Ter plaatse van de boringen B1, B11<br />
en B18 in de ondergrond worden hooguit lichte verontreinigingen aangetroffen.<br />
Uit het nader onderzoek komt naar voren dat er zowel zintuiglijk als analytisch een sterke<br />
verontreiniging wordt aangetroffen.<br />
Op basis van het nader onderzoek kan de onderzoekslocatie in 4 deellocaties worden<br />
opgesplitst, namelijk:<br />
1. Het gedeelte van de locatie, welke reeds is ontgraven door Infrastructuur<br />
Westvoort BV uit Helmond tijdens de aanleg van nieuwe riolering;<br />
2. Verontreiniging ten zuiden van deellocatie 1, verontreiniging heeft een dikte van<br />
0,5 m ter plaatse van B14 en B15 en zal vermoedelijk richting deellocatie 1 tot<br />
ca. 3,0 m-mv doorlopen (B4 en B5, boringen gestaakt);<br />
3. Verontreiniging ten noorden van deellocatie 1, verontreiniging lijkt heterogeen te<br />
zijn, sommige boringen zijn gestaakt wegens ondoordringbare laag;<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 7
4. Betreft een strook van ca. 8 bij 20 meter, waar direct onder het maaiveld<br />
vormzand wordt aangetroffen, naar verwachting betreft het hier een laag van 0,2<br />
- 0,5 m-mv.<br />
'Vml.wegfundering'<br />
Dit onderzoek is uitgevoerd in navolg van een nader onderzoek naar verontreiniging<br />
aangetroffen tijdens werkzaamheden in verband met de aanleg van een<br />
rioleringssysteem. Tijdens de bronneringswerkzaamheden is ter plaatse van het<br />
gedempte deel van de oude "Vlijmensche Wetering" vormzand aangetroffen. Op de<br />
locatie is tevens een weg aanwezig waarvan vermoed wordt dat deze is gefundeerd met<br />
vormzand. Tijdens voorgaand onderzoek ter plaatse van een wegfundering is ter plaatse<br />
van de wegfundering bijmenging met vormzand aangetroffen.<br />
Zintuiglijk worden in de grond de volgende bijzonderheden waargenomen; vormzand,<br />
baksteen en puin.<br />
Aangenomen kan worden dat de weg gefundeerd is met vormzand. Het vormzand blijkt<br />
analytisch sterk verontreinigd te zijn met koper en licht verontreinigd met zink en<br />
minerale olie.<br />
3.3 Toetsing resultaten voorgaande onderzoeken<br />
'Vml. tracé waterloop'<br />
Uit het nader onderzoek komt naar voren dat er zowel zintuiglijk (vormzand) als<br />
analytisch een sterke verontreiniging met koper wordt aangetroffen. Naar verwachting is<br />
het vormzand toegepast bij het dempen van een gedeelte van een waterloop. De<br />
verontreiniging is dus duidelijk zintuiglijk te onderscheiden en kan als een homogene<br />
verontreiniging worden gezien.<br />
'Vml. wegfundering'<br />
Ter plaatse van de wegfundering is analytisch een verontreiniging aangetoond in de vorm<br />
van een lichte verontreiniging met zink en minerale olie en een sterke verontreiniging met<br />
koper. De sterke verontreiniging met koper geeft aanleiding om een nader onderzoek uit<br />
te voeren.<br />
De analytische verontreiniging wordt aangetroffen ter plaatse van het monster, waarin<br />
bijmengingen van vormzand, baksteen en puin zijn aangetroffen. De analytische<br />
verontreiniging kan naar verwachting worden gerelateerd aan de zintuiglijke bijmenging<br />
van bodemvreemde materialen. De bodemvreemde materialen worden verder alleen maar<br />
ter plaatse van de wegfundering aangetroffen. Naar verwachting is ter plaatse van een<br />
gedeelte van de weg vormzand gebruikt als fundering, het vormzand is hierbij homogeen<br />
toegepast als funderingsmateriaal. Aangezien ter plaatse van/ cq. nabij de vml.<br />
wegfundering, nieuwbouw staat gepland is het zaak de verdere aard en omvang van de<br />
verontreiniging vast te stellen.<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 8
4 UITGEVOERDE WERKZAAMHEDEN<br />
4.1 Algemeen<br />
De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 'Beoordelingsrichtlijn<br />
voor het SIKB procescertificaat veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek'. Voorts<br />
zijn de veldwerkzaamheden, alsmede de chemische analyses uitgevoerd conform NEN<br />
5766, NEN 5742 en NEN 5744 van het ministerie van VROM.<br />
BIS BV heeft geen enkele relatie, zoals bedoeld in paragraaf 3.1.7 van de BRL SIKB<br />
2000, met de eigenaar van de onderzoekslocatie(s).<br />
4.2 Veldwerkzaamheden<br />
De veldwerkzaamheden zijn op 13-02-2007 en 16-02-2007 uitgevoerd door de heer B.<br />
Minkels van BIS BV. De werkzaamheden bestonden uit het plaatsen van de boringen,<br />
alsmede de bemonstering van de grond. Het aantal boringen en peilbuizen is verder<br />
uitgewerkt in de volgende tabel. De boringen zijn verricht met behulp van een<br />
edelmanboor.<br />
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kwam naar voren dat ter plaatse van het 'vml.<br />
tracé waterloop' een heterogene verontreiniging wordt aangetroffen. Met behulp van<br />
aanvullende boringen is deze verontreiniging verder ingekaderd.<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
Verdachte deellocatie Aantal boringen (excl. peilbuizen)<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
'Vml. tracé waterloop' 5 boringen (B222, B224 t/m B227) tot ca. 50 cm-mv<br />
15 boringen (B207 t/m B219, B221 en B223) tot ca. 200 cm-mv<br />
1 boring (B206) tot ca. 300 cm-mv<br />
'Vml. wegfundering' 21 boringen (B252 t/m B272) tot ca. 100 cm-mv<br />
Aanvullende boringen 17 boringen (B301 t/m B317) tot ca. 100 cm-mv<br />
'Vml. tracé waterloop'<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
Het bij de grondboringen vrijgekomen materiaal is zintuiglijk beoordeeld en beschreven.<br />
De boorprofielbeschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 1.<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 9
4.3 Laboratoriumwerkzaamheden<br />
Algemeen<br />
De chemische analyses zijn uitgevoerd door Alcontrol Laboratories te Hoogvliet. Dit is<br />
een 'Raad voor Accreditatie testlaboratorium'. De toegepaste analysemethodieken zijn<br />
bijgevoegd in bijlage 3.<br />
Tijdens voorgaande onderzoeken zijn diverse verontreinigingen aangetroffen, daarom<br />
zullen de monsters tijdens dit nader onderzoek worden geanalyseerd op een NEN-5740<br />
grondpakket.<br />
Chemische analyses bodemonderzoek<br />
De onderstaande monster(s) zijn ter analyse aangeboden. De geanalyseerde<br />
(meng)monsters en hun samenstelling zijn als volgt:<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
Deellocatie Monster Traject<br />
(cm-mv)<br />
Analyse<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
'Vml. tracé waterloop' B210.2 50-100 NEN-pakket grond<br />
B212.1 0-50 NEN-pakket grond<br />
B212.2 50-100 NEN-pakket grond<br />
B216.6 200-250 NEN-pakket grond<br />
B217.2 20-50 NEN-pakket grond<br />
B223.2 50-100 NEN-pakket grond<br />
B210.1 0-50 NEN-pakket grond<br />
'Vml. wegfundering' B254.1 0-50 NEN-pakket grond<br />
B257.1 0-50 NEN-pakket grond<br />
B258.1 0-50 NEN-pakket grond<br />
B260.1 0-50 NEN-pakket grond<br />
B264.1 0-50 NEN-pakket grond<br />
B265.1 0-50 NEN-pakket grond<br />
B267.1 0-50 NEN-pakket grond<br />
B271.1 0-50 NEN-pakket grond<br />
Aanvullende boringen 'Vml. B305.1 0-50 metalen (7)<br />
tracé waterloop' B306.1 0-50 metalen (7)<br />
B306.2 50-100 metalen (7)<br />
B307.1 0-50 metalen (7)<br />
B308.1 0-50 metalen (7)<br />
B314.1 0-50 metalen (7)<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 10
5 RESULTATEN BODEMONDERZOEK<br />
5.1 Zintuiglijke waarnemingen en bodemopbouw<br />
De boorprofielbeschrijvingen zijn weergegeven in bijlage 1. De bodem is tot de geboorde<br />
einddiepte globaal als volgt opgebouwd:<br />
0,0 - 0,5 m-mv: matig fijn zand, donkerbruin;<br />
0,5 - 1,5 m-mv: matig fijn zand, donkerbruin;<br />
1,5 - 2,5 m-mv: zeer fijn zand, geel.<br />
Zintuiglijk zijn de volgende afwijkingen waargenomen.<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
Locatie Boring Traject<br />
(cm-mv)<br />
Zintuiglijke afwijking<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
'Vml. tracé waterloop' B206 100-150 sterk slibhoudend, brokken planten<br />
B210 0-50 sterk grindhoudend<br />
B212 0-50 sporen puin<br />
B216 0-100 sporen puin<br />
100-150 zwak puinhoudend<br />
150-200 sporen puin<br />
200-250 zwak puinhoudend, boring gestaakt<br />
wegens puin<br />
B217 20-50 uiterst baksteenhoudend, sterk<br />
slakhoudend<br />
50-100 zwak puinhoudend<br />
100-130 zwak puinhoudend, boring gestaakt<br />
wegens puin<br />
B219 0-150 sporen puin, boring gestaakt wegens puin<br />
B221 0-50 zwak puinhoudend<br />
B222 0-50 sporen puin<br />
B223 50-100 sterk slibhoudend, brokken planten<br />
Aanvullende boringen B306 0-50 vormzand<br />
B307 0-50 vormzand<br />
B313 0-50 uiterst puinhoudend<br />
B314 0-50 uiterst puinhoudend<br />
B315 0-50 sterk puinhoudend<br />
B317 0-50 zwak puinhoudend<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 11
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
Locatie Boring Traject<br />
(cm-mv)<br />
Zintuiglijke afwijking<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
'Vml wegfundering' B252 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />
B253 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />
B254 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />
B255 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />
B257 0-50 matig puinhoudend<br />
B259 0-50 vormzand, zwak puinhoudend<br />
B260 0-20 asfalt<br />
20-60 vormzand, sterk puinhoudend<br />
B261 0-40 vormzand, matig puinhoudend<br />
B262 0-11 asfalt<br />
11-50 vormzand, matig puinhoudend<br />
B263 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />
B264 0-7 asfalt<br />
7-50 vormzand, zwak puinhoudend<br />
B265 0-5 asfalt<br />
5-50 matig puinhoudend<br />
B268 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />
B270 0-50 vormzand<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 12
5.2 Chemische analyses<br />
Algemeen<br />
Voor de beoordeling van de analyseresultaten is gebruik gemaakt van de waarden van de<br />
toetsingstabel uit de circulaire "Streefwaarden en interventiewaarden Bodemsanering"<br />
(Staatscourant 39, 24 februari 2000). De in deze tabel genoemde waarden hebben de<br />
volgende betekenis:<br />
streefwaarde = referentiewaarde<br />
tussenwaarde = toetsingswaarde voor nader onderzoek (1/2(S+I-waarde))<br />
interventiewaarde = toetsingswaarde voor sanering of saneringsonderzoek<br />
De streef-, tussen- en interventiewaarden voor een aantal stoffen in de bodemmonsters<br />
zijn afhankelijk van het gehalte aan organische stof en lutum. Deze gehalten zijn in het<br />
laboratorium bepaald e0n verwerkt in de toetsingstabel (zie bijlage 2).<br />
Voor de beoordeling van de verontreinigingssituatie wordt behalve met de toetsingstabel,<br />
ook rekening gehouden met de zintuiglijke waarnemingen en eventueel met het gebruik<br />
van de bodem.<br />
Bij de beoordeling worden de volgende termen toegepast:<br />
kleiner dan streefwaarde = niet verontreinigd<br />
tussen streefwaarde en tussenwaarde = licht verontreinigd<br />
tussen tussenwaarde en interventiewaarde = matig verontreinigd<br />
groter dan interventiewaarde = sterk verontreinigd<br />
De locatie wordt als verontreinigd beschouwd, indien in een (meng)monster stoffen<br />
aanwezig zijn in een concentratie hoger dan de streefwaarde. Overschrijding van de<br />
tussenwaarde houdt in dat er een vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat<br />
en dat een nader onderzoek moet worden uitgevoerd.<br />
Als voor ten minste één stof de gemiddelde concentratie van minimaal 25 m 3 grond of<br />
100 m 3 grondwater hoger is dan de interventiewaarde is het vermoeden van ernstige<br />
bodemverontreiniging bevestigd.<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 13
Resultaten chemische analyses<br />
In de onderstaande tabel(len) worden de geanalyseerde concentraties aangegeven. De<br />
streef-, toetsings- en interventiewaarden van de grond hebben betrekking op een bodem<br />
met bepaalde organische stof- en lutumpercentages zoals deze in de tabellen zijn<br />
gepresenteerd. De resultaten van de chemische analyses van de genomen monsters zijn<br />
opgenomen in bijlage 4 en samengevat in de onderstaande tabellen.<br />
'Vml. trace. waterloop'<br />
Tabel : Analyseresultaten grondmonsters (toetsing streef- en interventiewaarden) Gehalten in mg/kgds<br />
Monster B210.2 I B212.1 I B212.2 I B216.5 I<br />
Monsternamediepte (m-mv) (0,5 - 1,0) (0,0 - 0,5) (0,5 - 1,0) (2,0 - 2,5)<br />
droge stof (gew.-%) 82,7 60,2 84,9 72,2<br />
metalen<br />
arseen
Aanvullende boringen 'Vml. trace. waterloop'<br />
Tabel : Analyseresultaten grondmonsters (toetsing streef- en interventiewaarden) Gehalten in mg/kgds<br />
Monster B305.1 I B306.1 I B306.2 I B307.1 I<br />
Monsternamediepte (m-mv) (0,0 - 0,5) (0,0 - 0,5) (0,5 - 1,0) (0,0 - 0,5)<br />
droge stof (gew.-%) 85,8 85,4 69,5 86,6<br />
metalen<br />
arseen
'Vml. wegfundering'<br />
Tabel : Analyseresultaten grondmonsters (toetsing streef- en interventiewaarden) Gehalten in mg/kgds<br />
Monster B254 I B257 I B258 I B260 II<br />
Monsternamediepte (m-mv) (0,0 - 0,5) (0,0 - 0,5) (0,0 - 0,5) (0,0 - 0,5)<br />
droge stof (gew.-%) 84,7 93,0 87,4 83,0<br />
arseen
6 INTERPRETATIE RESULTATEN<br />
'Vml. tracé waterloop'<br />
Ter plaatse van de deellocatie 'vml. tracé waterloop' zijn bij enkele boringen slib<br />
aangetroffen (B206 en B223), naar verwachting betreft het hier de vml. bodem van de<br />
waterloop. Bij enkele boringen is grind, slakken, baksteen en puin aangetroffen (B210,<br />
B212, B216, B217, B219, B221 en B222).<br />
Bij de aanvullend boringen is ter plaatse van de deellocatie 'vml. tracé waterloop' bij<br />
twee boringen (B306 en B307) vormzand aangetroffen. Bij enkele boringen (B313 t/m<br />
B315 en B317) is de bovengrond geclassificeerd van zwak tot uiterst puinhoudend.<br />
Uit de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />
• In het grondmonster B212.1 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan cadmium, nikkel,<br />
EOX en minerale olie de streefwaarde overschrijdt en het gehalte aan koper en<br />
zink de interventiewaarde overschrijdt;<br />
• In het grondmonster B216.5 (2,0-2,5 m-mv) het gehalte aan PAK's de<br />
streefwaarde overschrijdt;<br />
• In het grondmonster B217.2 (0,2-0,5 m-mv) het gehalte aan zink en PAK's de<br />
streefwaarde overschrijdt;<br />
• In het grondmonster B210.1 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan koper, lood, zink en<br />
minerale olie (totaal) de streefwaarde overschrijdt en<br />
• In de grondmonsters B210.2, B212.2 en B223.2 (0,5-1,0 m-mv) geen van de<br />
geanalyseerde parameters in verhoogde concentratie wordt aangetroffen.<br />
Uit de analyseresultaten van de aanvullende monsters kan worden geconcludeerd dat:<br />
• In de grondmonsters B305.1 t/m B307.1 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan koper<br />
de streefwaarde overschrijdt;<br />
• In de grondmonsters B306.1 en B314.1 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan zink de<br />
streefwaarde overschrijdt en<br />
• In de grondmonsters B306.2 (0,5-1,0 m-mv) en B308.1 (0,0-0,5 m-mv)_geen van<br />
de geanalyseerde parameters in verhoogde concentratie wordt aangetroffen.<br />
'Vml. wegfundering'<br />
Ter plaatse van de deellocatie 'vml. wegfundering' is ter plaatse van enkele boringen<br />
(B252 t/m B255, B259 t/m B265, B268) vormzand, matig puinhoudend aangetroffen. Bij<br />
één boring (B257) is verder matig puin aangetroffen en bij één boring (B270) alleen<br />
vormzand aangetroffen.<br />
Uit de analyseresultaten kan worden geconcludeerd:<br />
• In het grondmonster B260 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan cadmium en lood de<br />
tussenwaarde overschrijdt en het gehalte aan koper en zink de interventiewaarde<br />
overschrijdt;<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 17
• In de grondmonsters B254 en B264 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan koper en zink<br />
de streefwaarde overschrijdt;<br />
• In het grondmonsters B258 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan lood de streefwaarde<br />
overschrijdt;<br />
• In het grondmonster B267 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan kwik de streefwaarde<br />
overschrijdt;<br />
• In de grondmonsters B257, B265 en B271 (0,0-0,5 m-mv) geen van de<br />
geanalyseerde parameters in verhoogde concentratie wordt aangetroffen.<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 18
7 CONCLUSIES<br />
'Vml. tracé waterloop'<br />
Tijdens voorgaande onderzoeken is in de bovengrond een sterke verontreiniging met<br />
metalen (koper) aangetroffen. In de ondergrond worden hooguit lichte verontreinigingen<br />
aangetroffen.<br />
Tijdens onderhavig nader onderzoek zijn aanvullend ter plaatse van de verdachte<br />
deellocatie 'vml. tracé waterloop' 21 boringen geplaatst.<br />
Zintuiglijk zijn bij enkele boringen slib aangetroffen, naar verwachting betreft het hier de<br />
vml. bodem van de waterloop. Bij enkele boringen is vormzand, grind, slakken, baksteen<br />
of puin aangetroffen.<br />
Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />
• plaatselijk in de bovengrond (0,0 - 0,5 m-mv) een lichte verontreiniging met<br />
metalen, PAK's, EOX en minerale olie en een sterke verontreiniging met koper en<br />
zink wordt aangetroffen en<br />
• in de directe ondergrond (0,5 - 1,0 m-mv) geen van de geanalyseerde parameters<br />
in verhoogde concentratie wordt aangetroffen;<br />
• in de diepere ondergrond (2,0 - 2,5 m-mv) een lichte verontreiniging met PAK's<br />
wordt aangetroffen.<br />
Tijdens de uitgevoerde onderzoeken is ter plaatse van de ondergrond geen vormzand<br />
aangetroffen. Aangenomen kan worden dat het vormzand tijdens de aanleg van de<br />
riolering grotendeels is weggenomen. In de bovengrond worden nog plaatselijk<br />
bijmengingen met vormzand en andere bodemvreemde materialen (baksteen, beton,<br />
puinhoudend en resten glas) aangetroffen.<br />
Na het verwerken van de gegevens blijken plaatselijk in de bovengrond sterke<br />
verontreinigingen met koper en zink te worden aangetroffen. De verontreiniging is te<br />
wijten aan de bijmenging van bodemvreemde materialen. In de ondergrond worden alleen<br />
plaatselijk lichte verontreinigingen aangetroffen.<br />
De verontreiniging kan als een heterogene verontreiniging met koper en zink worden<br />
gezien, dit in afwijking met hetgeen verwacht werd naar aanleiding van de voorgaande<br />
onderzoeken.<br />
Uiteindelijk zijn er vier deellocaties te onderscheiden, waar een sterke verontreiniging met<br />
koper en/of zink wordt aangetroffen. Deellocatie A (B2), deellocatie B (B212), deellocatie<br />
C (B8) en deellocatie D (B4, B14 en B15). De verontreiniging wordt alleen in de bovenste<br />
halve meter (bovengrond) aangetroffen.<br />
De omvang van de verontreiniging wordt geschat op:<br />
• Deellocatie A: ca. 120 m 2 (ca. 60 m 3 );<br />
• Deellocatie B: ca. 200 m 2 (ca. 100 m 3 );<br />
• Deellocatie C: ca. 50 m 2 (ca. 25 m 3 );<br />
• Deellocatie D: ca. 150 m 2 (ca. 75 m 3 ).<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 19
'Vml. wegfundering'<br />
Analytisch wordt ter plaatse van de boringen waar sterke bijmenging of volledige<br />
vormzand is waargenomen, koper in een sterke verhoogde concentratie en zink in een<br />
licht verhoogde concentratie aangetroffen. Plaatselijk is tevens een lichte verontreiniging<br />
met minerale olie aangetroffen.<br />
Zintuiglijk is ter plaatse van de vml. wegfundering vormzand (matig puinhoudend)<br />
aangetroffen. Het vormzand blijkt plaatselijk analytisch licht verontreinigd te zijn met<br />
kwik, matig verontreinigd met cadmium en lood en sterk verontreinigd met koper en zink.<br />
De vml. wegfundering waar vormzand wordt aangetroffen heeft een lengte van ca. 100<br />
m bij een breedte van 3,5 m. Het verontreinigd oppervlakte bedraagt dan ca. 350 m 2 en<br />
heeft dus een omvang (diepte vormzand ca. 0,5 m-mv) van ca. 175 m 3 .<br />
Naar verwachting is het vormzand ter plaatse van het verontreinigde oppervlakte<br />
toegepast als wegfundering en kan als een homogene verontreiniging worden gezien.<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 20
8 SANSCRIT<br />
8.1 Algemeen<br />
Ten behoeve het vaststellen van de saneringsnoodzaak en -urgentie kan het programma<br />
Sanscrit worden gebruikt. Algemeen<br />
Het softwareprogramma Sanscrit is een geautomatiseerde versie van het<br />
Saneringscriterium. Het Saneringscriterium is neergelegd in de Circulaire Bodemsanering<br />
2006 die op 1 mei 2006 in werking is getreden. Het programma Sanscrit is ontwikkeld<br />
door het Van Hall Larenstein in samenwerking met het ministerie van VROM.<br />
Met het Saneringscriterium kan worden bepaald of sprake is van onaanvaardbare risico’s<br />
van bodemverontreiniging voor mens, ecosysteem of van verspreiding van<br />
verontreiniging in het grondwater. Op basis van de bepaalde risico’s kan worden<br />
vastgesteld of een sanering al dan niet met spoed dient te worden uitgevoerd.<br />
De sanering dient met spoed te worden uitgevoerd tenzij op basis van de<br />
risicobeoordeling is aangetoond dat de sanering niet met spoed hoeft te worden<br />
uitgevoerd.<br />
De werkwijze van het Saneringscriterium geldt voor:<br />
• een geval van ernstige verontreiniging;<br />
• een historische verontreiniging. Voor verontreinigingen die sinds 1987 zijn<br />
ontstaan is artikel 13 van de Wbb (zorgplicht) van toepassing;<br />
• huidige en voorgenomen gebruik;<br />
• grond en grondwater. Voor waterbodem is een separate systematiek ontwikkeld,<br />
met uitzondering van asbest;<br />
• alle stoffen waarvoor een interventiewaarde is afgeleid, met uitzondering van<br />
asbest. Daar asbest heel specifieke chemische en fysische eigenschappen heeft,<br />
is voor asbest separaat het ‘Milieuhygiënisch saneringscriterium, protocol asbest’<br />
ontwikkeld hetgeen ook van toepassing is voor waterbodems. Asbest is dan ook<br />
niet opgenomen in het programma Sanscrit.<br />
8.2 Conclusie Sanscrit<br />
Beide verontreinigingen zijn getoetst met Sanscrit, hieruit komt naar voren dat beide<br />
verontreinigingen als ernstig kunnen worden gezien, maar dat de sanering niet met spoed<br />
hoeft te worden uitgevoerd.<br />
CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 21
Figuur 1: Ligging onderzoekslocatie
Uittreksel Kadastrale Kaart<br />
12345<br />
25<br />
4A<br />
Deze kaart is noordgericht<br />
Perceelnummer<br />
Huisnummer<br />
Kadastrale grens<br />
Bebouwing<br />
Overige topografie<br />
Voor een eensluidend uittreksel, EINDHOVEN, 30 oktober 2007<br />
De bewaarder van het kadaster en de openbare registers<br />
4<br />
1602<br />
4562<br />
0 m 5 m 25 m<br />
Schaal 1:500<br />
Kadastrale gemeente<br />
Sectie<br />
Perceel<br />
8<br />
VLIJMEN<br />
N<br />
4562<br />
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend.<br />
De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele<br />
eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Figuur 2: Situatietekening met boorlocaties
Bijlage 1: Boorprofielbeschrijvingen
Bijlage 2: Streef- en interventiewaarden
Bijlage 2.a : Berekende streef- en interventiewaarden (mg/kg d.s.)<br />
Toetsingswaarden 1) streefwaarde criterium voor nader<br />
onderzoek<br />
metalen<br />
arseen 19 28 37<br />
cadmium 0.55 4.4 8.2<br />
chroom 63 152 241<br />
koper 22 68 114<br />
kwik 0.23 3.9 7.6<br />
lood 61 221 380<br />
nikkel 17 58 100<br />
zink 77 235 394<br />
polycyclische aromatische<br />
Koolwaterstoffen (PAK)<br />
Pak-totaal (10 van VROM) 1.0 21 40<br />
EOX 0.30<br />
minerale olie<br />
totaal olie C10-C40 22 1086 2150<br />
De streef- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling.<br />
De genoemde toetsingswaarden zijn van toepassing op het volgende bodemtype:<br />
I lutum = 6,7 %; humus = 4,3 %<br />
Bijlage 2.b : Berekende streef- en interventiewaarden (mg/kg d.s.)<br />
Toetsingswaarden 1) streefwaarde criterium voor nader<br />
onderzoek<br />
metalen<br />
arseen 18 27 35<br />
cadmium 0.57 4.5 8.5<br />
chroom 54 129 204<br />
koper 20 63 107<br />
kwik 0.22 3.7 7.2<br />
lood 59 212 366<br />
nikkel 12 41 71<br />
zink 66 202 338<br />
polycyclische aromatische<br />
Koolwaterstoffen (PAK)<br />
Pak-totaal (10 van VROM) 1.0 21 40<br />
EOX 0.30<br />
minerale olie<br />
totaal olie C10-C40 35 1742 3450<br />
1) S streefwaarde<br />
½(S+I) gemiddelde van streef- en interventiewaarde<br />
I interventiewaarde<br />
De streef- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling.<br />
De genoemde toetsingswaarden zijn van toepassing op het volgende bodemtype:<br />
II lutum = 1,8 %; humus = 6,9 %<br />
interventiewaarde<br />
interventiewaarde
Bijlage 3: Toegepaste analysemethodieken
ANALYSEMETHODIEKEN<br />
Component Ontsluiting/extractie Analyse Voorschrift<br />
Droogrest - ravimetrie NEN 5747<br />
arseen (grond) zoutzuur/salpeterzuur grafietoven AAS NEN 6457<br />
arseen (grond) zoutzuur/salpeterzuur<br />
micro-wave grafietoven AAS NEN 6457<br />
arseen (grond) zoutzuur/salpeterzuur<br />
micro-wave AAS/hydride NEN 5760<br />
arseen (grond) zwavelzuur/salpeterzuur grafietoven AAS NEN 6457<br />
arseen (water) filtratie/aanzuren grafietoven AAS NEN 6457<br />
zink (grond) zoutzuur/salpeterzuur vlam AAS NEN 64XX<br />
zink (grond) zoutzuur/salpeterzuur micro-wave vlam AAS NEN 64XX<br />
zink (water) filtratie/aanzuren vlam AAS NEN 64XX<br />
cadmium (grond) zoutzuur/salpeterzuur grafietoven AAS NEN 64XX<br />
cadmium (grond) zoutzuur/salpeterzuur micro-wave grafietoven AAS NEN 64XX<br />
kwik (grond) zwavelzuur/salpeterzuur<br />
onder terugvloeikoeling<br />
koude damp AAS NEN 6438<br />
kwik (grond) zwavelzuur/salpeterzuur microwave<br />
koude damp AAS NEN 6438<br />
kwik (water) zwavelzuur/salpeterzuur<br />
permanganaat<br />
koude damp AAS NEN 6449<br />
overige metalen (grond) zoutzuur/salpeterzuur vlam AAS NEN 64XX<br />
overige metalen (grond) zoutzuur/salpeterzuur micro-wave vlam AAS NEN 64XX<br />
overige metalen (grond) filtratie/aanzuren grafietoven AAS NEN 64XX<br />
cyanide totaal (grond) zoutzuur potentiometrie NEN 6489<br />
cyanide vrij (grond) azijnzuur potentiometrie NEN 6489<br />
cyanide totaal (water) zoutzuur fotometrie NEN 6489<br />
PAK (grond) petroleumbenzine/soxhlet HPLC/UV-FLU VPR C85-11<br />
PAK (water) petroleumbenzine HPLC/UV-FLU VPR C85-11<br />
EOX (grond) petroleumbenzine/soxhlet microcoulometrie VPR C85-15<br />
EOX (water) uitschudden petroleum- benzine microcoulometrie VPR C85-15<br />
VOC1 purge & trap/tenax GC/ECD VPR C85-12<br />
BETX purge & trap/tenax GC/FID VPR C85-10<br />
VAK purge & trap/tenax GC/FID VPR C85-10<br />
minerale olie (water) hexaan GC/FID VPR C85-19<br />
minerale olie aceton/hexaan GC/FID VPR C85-19<br />
minerale olie freon 113/soxhlet infra-rood NEN 6673<br />
screening LKK purge & trap/tenax GC/FID VPR C85-10
Component Ontsluiting/extractie Analyse Voorschrift<br />
screening HKK aceton/hexaan GC/FID VPR C85-19<br />
zuurgraad (grond/slib) uitschudden water potentiometrie NEN 5750<br />
Zuurgraad (water) potentiometrie NEN 6411<br />
Geleidbaarheid<br />
(grond/slib)<br />
uitschudden water conductometrie NEN 6412<br />
Geleidbaarheid (water) conductometrie NEN 6412<br />
Chloride salpeterzuur potentiometrie BS1881 -<br />
part 124<br />
NEN 6476<br />
Chloride uitschudden met water HPLC<br />
sulfaat zoutzuur gravimetrie BS1881 -<br />
part 124<br />
sulfaat uitschudden met water HPLC<br />
sulfide zoutzuur titrimetrie ASTM C114<br />
nitraat uitschudden met water fotometrie NEN6440<br />
nitraat uitschudden met water HPLC<br />
orthofosfaat uitschudden met water fotometrie NEN 6479<br />
orthofosfaat uitschudden met water HPLC<br />
gloeiverlies gravimetrie DIN 52170<br />
CO2 zwavelzuur gravimetrie DIN 52170<br />
org. verontr. (A.H.) natronloog visuele classificatie NEN 3542<br />
org. verontr. (fulvozuur) zoutzuur visuele classificatie<br />
vlekken index stoom visuele classificatie ontwerp NEN<br />
5923
Bijlage 4: Analysecertificaten
Bijlage 5: Procescertificaat<br />
Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek
Kiwa N.V.<br />
Certificatie en Keuringen<br />
Sir W. Churchill-laan 273<br />
Postbus 70<br />
2280 AB RIJSWIJK ZH<br />
Tel. (070) 414 44 00<br />
Fax (070) 414 44 20<br />
E-mail certif@kiwa.nl<br />
www.kiwa.nl<br />
Nummer K22995/04 Vervangt K22995/03<br />
Uitgegeven 2007-12-05 D.d. 2007-07-25<br />
Geldig tot 2009-01-05 Eerste uitgave 2003-02-19<br />
procescertificaat<br />
Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek<br />
Op grond van onderzoek, alsmede regelmatig door Kiwa uitgevoerde<br />
controles, worden de door<br />
Van Vleuten Consult b.v.<br />
uitgevoerde processen, gespecificeerd in dit certificaat, geacht te voldoen aan<br />
de beoordelingsrichtlijn SIKB 2000 d.d. 13-03-2007 “Veldwerk bij<br />
milieuhygiënisch bodemonderzoek” voor de toepassingsgebieden:<br />
• Protocol 2001: Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van<br />
boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen.<br />
• Protocol 2002: Het nemen van grondwatermonsters.<br />
• Protocol 2018: Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in<br />
bodem.<br />
ing. B. Meekma<br />
Directeur Certificatie en Keuringen, Kiwa N.V.<br />
Dit certificaat is afgegeven conform het Kiwa-Reglement voor<br />
productcertificatie.<br />
Dit certificaat bestaat uit 2 pagina’s.<br />
Openbaarmaking van het certificaat is toegestaan.<br />
Onderneming<br />
Van Vleuten Consult b.v.<br />
Staarten 23<br />
5281 PK BOXTEL<br />
Postbus 79<br />
5298 ZH LIEMPDE<br />
Tel. 0411 – 633 314<br />
Fax 0411 – 631 740<br />
E-mail info@vleuten-milieu.nl<br />
Internet www.vleuten-milieu.nl
Pagina 2 Nummer K22995/04 Vervangt K22995/03<br />
Uitgegeven 2007-12-05 D.d. 2007-07-25<br />
Geldig tot 2009-01-05 Eerste uitgave 2003-02-19<br />
procescertificaat<br />
Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodemonderzoek<br />
PROCESSPECIFICATIE<br />
Het proces is van toepassing op:<br />
• het veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek, dat verricht<br />
wordt bij een verkennend bodemonderzoek opgezet volgens de<br />
NEN 5740, een oriënterend onderzoek, een nader onderzoek,<br />
een monitoringsonderzoek, waterbodemonderzoek volgens NVN<br />
5720 en andere vergelijkbare onderzoeken.<br />
• het proces, inclusief alle secundaire processen dat begint bij de<br />
acceptatie van het veldwerk en dat eindigt bij de overdracht<br />
van veldgegevens en monsters.<br />
TOEPASSING EN GEBRUIK<br />
Indien afgeweken wordt van deze beoordelingsrichtlijn, wordt<br />
duidelijk in de betreffende onderzoeksrapportage vermeld:<br />
• de onderdelen die niet volgens het procescertificaat zijn<br />
uitgevoerd en de motivatie daarbij;<br />
• de inschatting van de consequentie met betrekking tot de<br />
invloed die het afwijken van de proceseisen heeft op de<br />
interpretatie van de onderzoeksgegevens in de vervolgfase van<br />
het bodemonderzoek;<br />
• de inschatting van de risico's die dit met zich meebrengt.<br />
GEBRUIK CERTIFICAAT EN KEURMERK<br />
Buiten het proces vallen in het bijzonder de volgende activiteiten:<br />
• de processen vóór het veldwerk, zoals vraagstelling, gegevens<br />
verzamelen en onderzoeksvoorstel; de processen ná het<br />
veldwerk, zoals laboratoriumanalyses, interpretatie van analyse-<br />
en veldwerkresultaten en advies;<br />
• veldwerk anders dan middels de technieken boringen, steken en<br />
graven van sleuven;<br />
• de monsterneming in het kader van het bouwstoffenbesluit.<br />
Indien op kritieke punten is afgeweken van de proceseisen, is het<br />
gebruik van het kwaliteitskeurmerk niet toegestaan.<br />
Kritieke punten wil zeggen, alle proceseisen die van invloed kunnen<br />
zijn op de interpretatie van de onderzoeksgegevens en de<br />
vervolgfasen van het bodemonderzoek.<br />
Indien de organisatie (opdrachtnemer) in de aanbieding aan de opdrachtgever duidelijk maakt dat de werkzaamheden onder certificaat op<br />
grond van deze BRL worden uitgevoerd, moet aan alle proceseisen van deze BRL voldaan worden. Op de aanbieding van de organisatie kan<br />
dan het keurmerk ‘Kwaliteitswaarborg bodembeheer SIKB’ worden opgenomen, zoals op de voorzijde van dit certificaat is te zien.<br />
In alle onderzoeksrapportages, die aan de klant en aan de opdrachtgever worden geleverd, wordt duidelijk vermeld dat de uitvoering van het<br />
veldwerk op basis van deze beoordelingsrichtlijn is uitgevoerd en dat de organisatie hiervoor volgens het procescertificaat veldwerk voor<br />
milieuhygiënisch bodemonderzoek is gecertificeerd. Op de rapportage van de organisatie kan dan het keurmerk worden opgenomen.<br />
WENKEN VOOR DE AFNEMER<br />
1. Controleer bij opdrachtverlening en oplevering of:<br />
1.1 geleverd is wat is overeengekomen;<br />
1.2 het merk en wijze van merken juist zijn;<br />
1.3 de dienstverlening en rapportage (zie toepassing en<br />
gebruik) geen afwijkingen vertoont<br />
2. Indien u op grond van het hiervoor gestelde tot afkeuring van de<br />
dienstverlening overgaat, neem dan contact op met:<br />
2.1 Van Vleuten Consult b.v.<br />
en zo nodig met:<br />
2.2 Kiwa N.V.<br />
3. Controleer of dit certificaat nog geldig is, raadpleeg hiertoe de<br />
Kiwa-website (www.kiwa.nl) en SIKB
Bijlage 6: Uitgevoerde onderzoeken
Bijlage 7: Toetsing Sanscrit
Bestand<br />
Gegevens afkomstig uit Sanscrit-bestand (versie 1.11): naam onbekend<br />
Locatie<br />
Locatie: Klooster Abdijlaan<br />
Codering: CV07058<br />
Type bodemgebruik: toekomstig<br />
Informatie:<br />
Levensgemeenschap paters<br />
Opmerkingen:<br />
De locatie is voornamelijk in gebruik voor zowel woondoeleinden.<br />
Ernst verontreiniging<br />
Ernst verontreiniging<br />
Ernstige bodemverontreiniging: ja<br />
Ernstige grondwaterverontreiniging: nee<br />
Gevoelige situatie(s) aanwezig: nee<br />
Conclusie<br />
Er is een geval van ernstige verontreiniging. Er dient een standaardrisicobeoordeling uitgevoerd te<br />
worden.<br />
Standaardbeoordeling humane risico's<br />
Bodemgebruiken (stap 2)<br />
Vormen van bodemgebruik die op de locatie voorkomen:<br />
wonen met tuin<br />
Blootstellingroutes (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
blootstellingroutes:<br />
ingestie grond<br />
inhalatie grond<br />
dermaal contact grond<br />
inhalatie binnenlucht<br />
inhalatie buitenlucht<br />
ingestie drinkwater<br />
inhalatie dampen bij douchen<br />
dermaal contact bij douchen<br />
ingestie gewas<br />
Parameters humaan (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
Kinderspeelplaats aanwezig (van belang bij lood): nee<br />
Bodem en overige parameters<br />
Parameter Eenheid Waarde Verantwoording
organische stofgehalte % 5,6 Gemiddelde van<br />
geanalyseerde humusgehalte,<br />
welke is<br />
geanalyseerd tijdens<br />
voorgaande onderzoeken<br />
gem. diepte verontreiniging t.o.v. kruipruimte<br />
vloer (uitdamping binnenlucht)<br />
gem. diepte verontreiniging t.o.v. maaiveld<br />
(uitdamping buitenlucht)<br />
Stoffen en concentraties (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
m 7,50E-1 defaultwaarde<br />
koper<br />
type meting: grond<br />
concentratie in grond geheel geval 1,70E+3 mg/kg<br />
zink<br />
type meting: grond<br />
concentratie in grond geheel geval 1,80E+3 mg/kg<br />
Toetsing (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
Toetsingstabel<br />
stof dosis<br />
(mg/(kg.d)<br />
)<br />
m 5,00E-1 Resultaten uit nader<br />
bodemonderzoek,<br />
CV07058NBO<br />
dosis/MT<br />
R<br />
(-)<br />
onaanvaardbaar<br />
risico<br />
koper 1,52E-2 1,09E-1 geen -<br />
zink 3,19E-2 3,19E-2 geen -<br />
Noot: Bij 'type' staat, indien van toepassing, welke norm wordt overschreden:<br />
MTR: overschrijding MTR door berekende dosis<br />
TCLib: overschrijding TCL door berekende (b) binnenluchtconcentratie (i)<br />
TCLob: overschrijding TCL door berekende (b) buitenluchtconcentratie (o)<br />
Toetsingstabel (vervolg)<br />
stof Cia<br />
(g/m3)<br />
Cia/TCL<br />
(-)<br />
Coa<br />
(g/m3)<br />
koper 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />
zink 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />
koper<br />
blootstellingsroute dosis<br />
(mg/(kg.d))<br />
ingestie grond 2,57E-3 16,89<br />
inhalatie grond 1,61E-5 1,06E-1<br />
type<br />
aandeel aan totale dosis<br />
(%)<br />
Coa/TCL<br />
(-)
dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie gewas 1,26E-2 83<br />
totaal 1,52E-2 100<br />
zink<br />
blootstellingsroute dosis<br />
(mg/(kg.d))<br />
ingestie grond 2,72E-3 8,53<br />
inhalatie grond 1,71E-5 5,36E-2<br />
dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie gewas 2,91E-2 91,42<br />
totaal 3,19E-2 100<br />
Combinatietoxiologie (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
aandeel aan totale dosis<br />
(%)<br />
Combinatietoxiciteit is niet bepaald omdat er geen stoffen zijn die tot dezelfde stofgroep behoren voor<br />
combinatietoxicologie.<br />
Hinder (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
Huidcontact<br />
Er is geen sprake van huidirritatie als gevolg van huidcontact met puur product.<br />
Geurdrempel<br />
De toetsing aan de geurdrempel heeft niet plaatsgevonden, omdat er geen stoffen geselecteerd zijn met<br />
een geurdrempel.<br />
Normoverschrijdingen standaardbeoordeling humane risico's (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
Voor de volgende stoffen is de dosis/MTR
koper<br />
zink<br />
Conclusie standaardbeoordeling humane risico's (stap 2)<br />
Op grond van de standaardbeoordeling humane risico's<br />
- is er geen sprake van onaanvaardbare risico's voor de mens;<br />
- is er geen sprake van een onaanvaardbare situatie voor de mens als gevolg van hinder.<br />
Standaardbeoordeling ecologische risico's<br />
Gebiedstype (stap 2)<br />
Er bevindt zich geen verontreiniging in de bovenste 0,5 meter van de onbedekte bodem en er is geen<br />
sprake van gewassen wortelend in verontreinigde bodem dieper dan de bovenste 0,5 meter.<br />
Conclusie standaardbeoordeling ecologische risico's (stap 2)<br />
Op grond van het afwezig zijn van de verontreiniging in de bovenste 0,5 meter van de onbedekte bodem<br />
en het feit dat er geen gewassen wortelen in verontreinigde bodem dieper dan de bovenste 0,5 meter is er<br />
geen sprake van onaanvaardbare risico's voor ecologie.<br />
Standaardbeoordeling verspreidingsrisico's<br />
Kwetsbare objecten (stap 2)<br />
Er liggen geen kwetsbare objecten binnen het bodemvolume dat wordt ingesloten binnen de<br />
interventiewaarde contour en dat zal binnen enkele jaren ook niet het geval zijn.<br />
Onbeheersbare situatie (stap 2)<br />
Er is geen drijflaag aanwezig die door activiteiten en processen in de bodem kan worden verplaatst en<br />
van waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden.<br />
Er is geen zaklaag aanwezig die door activiteiten en processen in de bodem kan worden verplaatst en van<br />
waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden.<br />
Er is geen sprake van een bodemvolume groter dan 6000 m3 dat wordt ingesloten door de<br />
interventiewaarde contour in het grondwater.<br />
Conclusie standaardbeoordeling verspreidingsrisico's (stap 2)<br />
Op grond van de standaardbeoordeling verspreidingsrisico's is er geen sprake van onaanvaardbare<br />
risico's voor verspreiding.<br />
Eindconclusie<br />
Er is een geval van ernstige verontreiniging, maar de locatie hoeft niet met spoed gesaneerd te worden.
Bestand<br />
Gegevens afkomstig uit Sanscrit-bestand (versie 1.11): naam onbekend<br />
Locatie<br />
Locatie: Klooster Abdijlaan<br />
Codering: CV07058<br />
Type bodemgebruik: toekomstig<br />
Informatie:<br />
Levensgemeenschap paters<br />
Opmerkingen:<br />
De locatie is voornamelijk in gebruik voor zowel woondoeleinden.<br />
Ernst verontreiniging<br />
Ernst verontreiniging<br />
Ernstige bodemverontreiniging: ja<br />
Ernstige grondwaterverontreiniging: nee<br />
Gevoelige situatie(s) aanwezig: nee<br />
Conclusie<br />
Er is een geval van ernstige verontreiniging. Er dient een standaardrisicobeoordeling uitgevoerd te<br />
worden.<br />
Standaardbeoordeling humane risico's<br />
Bodemgebruiken (stap 2)<br />
Vormen van bodemgebruik die op de locatie voorkomen:<br />
wonen met tuin<br />
Blootstellingroutes (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
blootstellingroutes:<br />
ingestie grond<br />
inhalatie grond<br />
dermaal contact grond<br />
inhalatie binnenlucht<br />
inhalatie buitenlucht<br />
ingestie drinkwater<br />
inhalatie dampen bij douchen<br />
dermaal contact bij douchen<br />
ingestie gewas<br />
Parameters humaan (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
Kinderspeelplaats aanwezig (van belang bij lood): nee<br />
Bodem en overige parameters<br />
Parameter Eenheid Waarde Verantwoording
organische stofgehalte % 5,6 Gemiddelde van<br />
geanalyseerde humusgehalte,<br />
welke is<br />
geanalyseerd tijdens<br />
voorgaande onderzoeken<br />
gem. diepte verontreiniging t.o.v. kruipruimte<br />
vloer (uitdamping binnenlucht)<br />
gem. diepte verontreiniging t.o.v. maaiveld<br />
(uitdamping buitenlucht)<br />
Stoffen en concentraties (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
m 7,50E-1 defaultwaarde<br />
koper<br />
type meting: grond<br />
concentratie in grond geheel geval 5,40E+3 mg/kg<br />
zink<br />
type meting: grond<br />
concentratie in grond geheel geval 4,40E+3 mg/kg<br />
cadmium<br />
type meting: grond<br />
concentratie in grond geheel geval 4,9 mg/kg<br />
lood<br />
type meting: grond<br />
concentratie in grond geheel geval 3,80E+2 mg/kg<br />
Toetsing (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
Toetsingstabel<br />
stof dosis<br />
(mg/(kg.d)<br />
)<br />
m 5,00E-1 Resultaten uit nader<br />
bodemonderzoek,<br />
CV07058NBO<br />
dosis/MT<br />
R<br />
(-)<br />
onaanvaardbaar<br />
risico<br />
koper 4,83E-2 3,45E-1 geen -<br />
zink 7,79E-2 7,79E-2 geen -<br />
cadmium 1,41E-4 1,41E-1 geen -<br />
lood 9,39E-4 2,61E-1 geen -<br />
Noot: Bij 'type' staat, indien van toepassing, welke norm wordt overschreden:<br />
MTR: overschrijding MTR door berekende dosis<br />
TCLib: overschrijding TCL door berekende (b) binnenluchtconcentratie (i)<br />
TCLob: overschrijding TCL door berekende (b) buitenluchtconcentratie (o)<br />
Toetsingstabel (vervolg)<br />
stof Cia<br />
(g/m3)<br />
Cia/TCL<br />
(-)<br />
Coa<br />
(g/m3)<br />
type<br />
Coa/TCL<br />
(-)
koper 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />
zink 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />
cadmium 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />
lood 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />
koper<br />
blootstellingsroute dosis<br />
(mg/(kg.d))<br />
ingestie grond 8,16E-3 16,89<br />
inhalatie grond 5,12E-5 1,06E-1<br />
dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie gewas 4,01E-2 83<br />
totaal 4,83E-2 100<br />
zink<br />
blootstellingsroute dosis<br />
(mg/(kg.d))<br />
ingestie grond 6,64E-3 8,53<br />
inhalatie grond 4,17E-5 5,36E-2<br />
dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie gewas 7,12E-2 91,42<br />
totaal 7,79E-2 100<br />
cadmium<br />
blootstellingsroute dosis<br />
(mg/(kg.d))<br />
ingestie grond 7,40E-6 5,26<br />
inhalatie grond 4,65E-8 3,31E-2<br />
dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />
aandeel aan totale dosis<br />
(%)<br />
aandeel aan totale dosis<br />
(%)<br />
aandeel aan totale dosis<br />
(%)
inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie gewas 1,33E-4 94,7<br />
totaal 1,41E-4 100<br />
lood<br />
blootstellingsroute dosis<br />
(mg/(kg.d))<br />
ingestie grond 5,74E-4 61,09<br />
inhalatie grond 3,60E-6 3,84E-1<br />
dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />
inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />
ingestie gewas 3,62E-4 38,53<br />
totaal 9,39E-4 100<br />
Combinatietoxiologie (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
aandeel aan totale dosis<br />
(%)<br />
Combinatietoxiciteit is niet bepaald omdat er geen stoffen zijn die tot dezelfde stofgroep behoren voor<br />
combinatietoxicologie.<br />
Hinder (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
Huidcontact<br />
Er is geen sprake van huidirritatie als gevolg van huidcontact met puur product.<br />
Geurdrempel<br />
De toetsing aan de geurdrempel heeft niet plaatsgevonden, omdat er geen stoffen geselecteerd zijn met<br />
een geurdrempel.<br />
Normoverschrijdingen standaardbeoordeling humane risico's (stap 2)<br />
wonen met tuin<br />
Voor de volgende stoffen is de dosis/MTR
zink<br />
cadmium<br />
lood<br />
Conclusie standaardbeoordeling humane risico's (stap 2)<br />
Op grond van de standaardbeoordeling humane risico's<br />
- is er geen sprake van onaanvaardbare risico's voor de mens;<br />
- is er geen sprake van een onaanvaardbare situatie voor de mens als gevolg van hinder.<br />
Standaardbeoordeling ecologische risico's<br />
Gebiedstype (stap 2)<br />
Er bevindt zich geen verontreiniging in de bovenste 0,5 meter van de onbedekte bodem en er is geen<br />
sprake van gewassen wortelend in verontreinigde bodem dieper dan de bovenste 0,5 meter.<br />
Conclusie standaardbeoordeling ecologische risico's (stap 2)<br />
Op grond van het afwezig zijn van de verontreiniging in de bovenste 0,5 meter van de onbedekte bodem<br />
en het feit dat er geen gewassen wortelen in verontreinigde bodem dieper dan de bovenste 0,5 meter is er<br />
geen sprake van onaanvaardbare risico's voor ecologie.<br />
Standaardbeoordeling verspreidingsrisico's<br />
Kwetsbare objecten (stap 2)<br />
Er liggen geen kwetsbare objecten binnen het bodemvolume dat wordt ingesloten binnen de<br />
interventiewaarde contour en dat zal binnen enkele jaren ook niet het geval zijn.<br />
Onbeheersbare situatie (stap 2)<br />
Er is geen drijflaag aanwezig die door activiteiten en processen in de bodem kan worden verplaatst en<br />
van waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden.<br />
Er is geen zaklaag aanwezig die door activiteiten en processen in de bodem kan worden verplaatst en van<br />
waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden.<br />
Er is geen sprake van een bodemvolume groter dan 6000 m3 dat wordt ingesloten door de<br />
interventiewaarde contour in het grondwater.<br />
Conclusie standaardbeoordeling verspreidingsrisico's (stap 2)<br />
Op grond van de standaardbeoordeling verspreidingsrisico's is er geen sprake van onaanvaardbare<br />
risico's voor verspreiding.<br />
Eindconclusie<br />
Er is een geval van ernstige verontreiniging, maar de locatie hoeft niet met spoed gesaneerd te worden.
SANERINGSPLAN VOOR EEN VERONTREINIGING MET VORMZAND TER PLAATSE<br />
VAN DE ABDIJLAAN 8 TE NIEUWKUIJK<br />
(MARIAPOLI MARIËNKROON)<br />
BIS BV rapportnummer CV07058san (V1.0)
ADVIESBURO VOOR GROND, GRONDWATER EN ASBESTINVENTARISATIE<br />
Van Vleuten Consult bv<br />
Staarten 23<br />
5281 PK Boxtel<br />
tel. 0411-633314<br />
fax. 0411-631740<br />
e-mail info@vleuten-milieu.com<br />
Opdrachtgever : Mariapoli Mariënkroon (dhr. A.H.P.G. van der Burgt)<br />
Rapportnummer : CV07058san<br />
Uitvoering : CV/JvR/BM/HR/RA/OV<br />
Auteur : O. Verhagen<br />
Versie : 1.0 (definitief)<br />
Datum : 1 juni 2007<br />
SANERINGSPLAN VOOR EEN VERONTREINIGING MET VORMZAND TER PLAATSE<br />
VAN DE ABDIJLAAN 8 TE NIEUWKUIJK<br />
ª Van Vleuten Consult bv Alle rechten zijn uitdrukkelijk voorbehouden aan Van Vleuten Consult bv. Niets uit deze uitgave<br />
mag worden vermenigvuldigd en/ of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze<br />
dan ook, zonder voorafgaande toestemming van Van Vleuten Consult bv.<br />
Van Vleuten Consult bv E : info@vleuten-milieu.com<br />
Staarten 23, 5281 PK Boxtel I : www.vleuten-milieu.com<br />
Postbus 79, 5298 ZH Liempde ING 68.37.76.312<br />
T : 0411-633314 K.v.K. 171.128.64<br />
F : 0411-631740 BTW nr. NL 808049525B01
INHOUDSOPGAVE<br />
1. Inleiding ...............................................................................................1<br />
2. Algemene gegevens locatie .....................................................................2<br />
2.1 Gegevens locatie ...............................................................................2<br />
2.2 Historische informatie .........................................................................2<br />
2.3 Bodemopbouw en geohydrologie............................................................4<br />
3 Saneringsvariant.................................................................................5<br />
3.1 Algemeen........................................................................................5<br />
3.2 Uitgangspunt sanering.........................................................................5<br />
3.3 Risicobeoordeling...............................................................................7<br />
3.4 Keuze saneringsvariant........................................................................7<br />
4. Saneringsmaatregelen ............................................................................9<br />
4.1 Betrokken instanties.........................................................................9<br />
4.2 Maatregelen en verzekering ...............................................................9<br />
4.3 Betrokken partijen..........................................................................10<br />
5 Plan van aanpak ..................................................................................11<br />
5.1 Algemeen......................................................................................11<br />
5.2 Werkwijze......................................................................................11<br />
5.3 Grondstromen.................................................................................12<br />
5.4 Consequenties voor de toekomst .........................................................12<br />
6. Arbeidshygiëne en Veiligheid .................................................................13<br />
6.1 Algemeen......................................................................................13<br />
6.2 Risicoberekening..............................................................................13<br />
6.3 Veiligheidsmaatregelen......................................................................13<br />
6.4 Logboek........................................................................................15<br />
6.5 Eindbemonstering ............................................................................15<br />
6.6 Afwijkingen op het saneringsplan.........................................................15<br />
6.7 Evaluatie .......................................................................................16<br />
Figuren<br />
Figuur 1.a: Ligging saneringslocatie<br />
Figuur 1.b: Kadastrale kaart, incl. streef- en interventiewaardecontour<br />
Figuur 2: Situatie boringen aanvullend onderzoek<br />
Figuur 3: Situatie streef- en interventiewaardecontour<br />
Figuur 4: Ontgravingsgrenzen
1. INLEIDING<br />
In opdracht van Mariapoli Mariënkroon (dhr. A.H.P.G. van der Burgt) heeft Van Vleuten<br />
Consult bv een saneringsplan opgesteld inzake twee verontreinigingen met vormzand ter<br />
plekke van de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk.<br />
Op basis van de op de locatie uitgevoerde bodemonderzoeken kunnen twee deellocaties<br />
worden onderscheiden, namelijk:<br />
• Vml. tracé waterloop, tijdens de aanleg van een riolering hebben hier<br />
ontgravingswerkzaamheden plaatsgevonden, oppervlakte van ca. 2500 m 2 ;<br />
• Wegfundering, ter plaatse van vml. weg noordelijk van de bebouwing op het<br />
perceel, oppervlakte van ca. 1500 m 2 .<br />
De gehele verontreinigingsituatie is beschreven in het nader bodemonderzoek uitgevoerd<br />
door Van Vleuten Consult bv (CV07058NBO, Versie 2.0 (definitief), 16 maart 2007).<br />
De aanleiding voor de sanering wordt gevormd door de geplande nieuwbouwwerkzaamheden<br />
op de locatie. Het gebruik van het perceel zal in de toekomst verder niet<br />
veranderen.<br />
De doelstelling van de sanering is:<br />
• het op verantwoorde wijze ontgraven en afvoeren van de op de saneringslocatie<br />
aanwezige verontreiniging;<br />
• De sanering zal conform een functionele insteek worden uitgevoerd, waarbij de kern<br />
van de verontreiniging zal worden ontgraven.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 1
2. ALGEMENE GEGEVENS LOCATIE<br />
2.1 Gegevens locatie<br />
De verontreiniging is gesitueerd aan de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk en heeft de volgende<br />
kadastrale kenmerken: <strong>Gemeente</strong> Nieuwkuijk, Sectie N, nummer 4562.<br />
Ter plaatse van het perceel zijn twee verontreinigde deellocatie te onderscheiden, namelijk:<br />
• Vml. tracé waterloop - x: 141,4 en y: 412,7;<br />
• Vml. wegfundering - x: 141,3 en y: 412,6.<br />
In de omgeving van het terrein zijn een hotel, een boomkwekerij en diverse<br />
tuinbouwbedrijven met kassen aanwezig.<br />
Ten behoeve van de nieuwbouw dient een (partiële) bestemmingsplan wijziging te worden<br />
aangevraagd.<br />
De ligging van de saneringslocatie is weergegeven in figuur 1.a. Voor de kadastrale kaart<br />
wordt verwezen naar figuur 1.b.<br />
2.2 Historische informatie<br />
Op het terrein staan een aantal gebouwen van de Stichting Mariapoli Mariënkroon. Het<br />
perceel is al jaren in gebruik voor diverse activiteiten van de Stichting Mariapoli<br />
Mariënkroon, waaronder een drukkerij. Op dit moment zijn de gebouwen in gebruik voor<br />
woondoeleinden en kantoorwerkzaamheden en huisgebonden activiteiten. Het terrein blijft<br />
in eigendom bij dezelfde Stichting die ten behoeve van de uitbreiding van haar<br />
(kantoor)activiteiten, nieuwbouw wil realiseren.<br />
Ten behoeve van de warmtevoorziening van de gebouwen zijn op dit moment nog<br />
ondergrondse tanks aanwezig. In 1992 zijn alle tanks vervangen. In de toekomst wordt<br />
gas, elektriciteit en water doorgetrokken, respectievelijk aangelegd. Verwijdering van de<br />
tanks zal dan plaatsvinden. Aangezien nog niet definitief bekend is op welke termijn de<br />
tanks worden verwijderd, is besloten de tanklocaties te onderzoeken op het moment dat<br />
tot verwijdering van de tanks wordt overgegaan.<br />
Op de locatie is de watergang “Vlijmense Wetering” aanwezig. In het verleden is een<br />
gedeelte van de "Vlijmense Wetering" aangevuld met vormzand, afkomstig van de<br />
Lipsfabrieken uit Drunen. In Drunen is in het verleden ophoging en aanvulling vormzand<br />
gebruikt.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 2
Dit vormzand was een overblijfsel van het produktieproces van scheepsschroeven. Het<br />
vormzand is ernstig verontreinigd met zware metalen. Na jaren van studie is gebleken dat<br />
de aanwezig zware metalen in het vormzand immobiel zijn en vrijwel niet uitlogen naar de<br />
omringende grond en het grondwater. Het aanwezige vormzand vormt zodoende geen<br />
gevaar voor het milieu. In het geval van vormzand mag conform het beleid van de Provincie<br />
Noord-Brabant functiegericht worden gesaneerd.<br />
De volgende onderzoeken zijn uitgevoerd op en nabij de saneringslocatie:<br />
• Locatie Abdij Mariënkroon: Saneringsonderzoek ondergrondse tank, door WK<br />
Milieuadviezen Drunen (1992);<br />
• Locatie Abdijlaan 8, meting grondwaterstanden, door BIS BV (2005);<br />
• Locatie Abdijlaan 8, partijkeuring waterbodem van gracht aan de Abdijlaan, door BIS<br />
BV (2004);<br />
• Locatie Abdijlaan 8, verkennend bodemonderzoek ter plaatse van 6<br />
nieuwbouwlocaties, BIS BV, CV05338VBO-RAP, 24 november 2005;<br />
• Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van nieuwbouwlocatie 2,<br />
BIS BV, CV05338NBO-RAP, 12-12-2005;<br />
• Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van nieuwbouwlocatie 2,<br />
BIS BV, CV05338NBO-RAP2, 12-01-2006;<br />
• Locatie Abdijlaan 8, oriënterend bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />
CV06366OBO-RAP, 28-08-2006.;<br />
• Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />
CV06366NBO-RAP, 21-08-2006;<br />
• Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />
CV06366NBO2-RAP, 25-09-2006.<br />
Uiteindelijk is op basis van de uitgevoerde onderzoeken en aanvullend onderzoek een nader<br />
onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de twee verontreinigingslocaties. Dit nader onderzoek<br />
(CV07058NBO-RAP, 16 maart 2007) is gebruikt als onderlegger voor het saneringsplan.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 3
2.3 Bodemopbouw en geohydrologie<br />
De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie is, op basis van de gegevens van de<br />
grondwaterkaart Centrale Slenk (Oost-Brabant) van de Dienst grondwaterverkenning TNO,<br />
als volgt te beschrijven:<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
diepte (m-mv) omschrijving<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
0 - 12 Deklaag bestaande uit de Nuenen groep, deze bestaat uit fiijne<br />
zanden, veen- en leemlagen.<br />
12 - 68 Eerste watervoerende pakket, formatie van Kreftheye, bestaande<br />
uit grove grindhoudende zanden.<br />
68 - 91 Eerste Scheidende laag, formatie van Kedichem en Tegelen,<br />
bestaande uit voornamelijk grove tot fijne zanden en kleilagen.<br />
⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />
De grondwaterstromingsrichting in het eerste watervoerende pakket is overwegend noordnoordwestelijk.<br />
Zover bekend is op de onderzoekslocatie geen oppervlaktewater aanwezig. De<br />
onderzoekslocatie is niet gesitueerd in een grondwaterbeschermingsgebied. Het grondwater<br />
onder de onderzoekslocatie is mogelijk onderhevig aan invloeden van buitenaf.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 4
3 SANERINGSVARIANT<br />
3.1 Algemeen<br />
Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn twee verontreinigingslocaties aangetroffen;<br />
• Vml. tracé waterloop;<br />
• Vml. wegfundering.<br />
Beide verontreinigingen worden veroorzaakt door het in het verleden toepassen van<br />
vormzand op de locatie. Het vormzand is in het verleden wel vaker gebruikt in de omgeving<br />
van Drunen als dempmateriaal of als verhardingslaag. Het vormzand is afkomstig van de<br />
Lipsfabrieken uit Drunen.<br />
3.2 Uitgangspunt sanering<br />
'Vml. tracé waterloop'<br />
Tijdens voorgaande onderzoeken is in de bovengrond een sterke verontreiniging met<br />
metalen (koper) aangetroffen. In de ondergrond worden hooguit lichte verontreinigingen<br />
aangetroffen.<br />
Tijdens een nader onderzoek zijn aanvullend, ter plaatse van de verdachte deellocatie 'vml.<br />
tracé waterloop', 21 boringen geplaatst.<br />
Zintuiglijk is bij enkele boringen slib aangetroffen, mogelijk betreft het hier de vml. bodem<br />
van de waterloop. Bij enkele boringen is vormzand, grind, slakken, baksteen of puin<br />
aangetroffen.<br />
Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />
• plaatselijk in de bovengrond (0,0 - 0,5 m-mv) een lichte verontreiniging met<br />
metalen, PAK's, EOX en minerale olie en een sterke verontreiniging met koper en<br />
zink wordt aangetroffen en<br />
• in de directe ondergrond (0,5 - 1,0 m-mv) geen van de geanalyseerde parameters in<br />
verhoogde concentratie wordt aangetroffen;<br />
• in de diepere ondergrond (2,0 - 2,5 m-mv) een lichte verontreiniging met PAK's<br />
wordt aangetroffen.<br />
Tijdens de uitgevoerde onderzoeken is ter plaatse van de ondergrond geen vormzand<br />
aangetroffen. Aangenomen kan worden dat het vormzand tijdens de aanleg van de riolering<br />
grotendeels is weggenomen. In de bovengrond worden nog plaatselijk bijmengingen met<br />
vormzand en andere bodemvreemde materialen (baksteen, beton, puinhoudend en resten<br />
glas) aangetroffen.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 5
Na het verwerken van de gegevens blijken plaatselijk in de bovengrond sterke<br />
verontreinigingen met koper en zink te worden aangetroffen. De verontreiniging is te<br />
relateren aan de bijmenging van bodemvreemde materialen. In de ondergrond worden alleen<br />
plaatselijk lichte verontreinigingen aangetroffen.<br />
De verontreiniging kan als een heterogene verontreiniging met koper en zink worden<br />
gezien, dit in afwijking met hetgeen verwacht werd naar aanleiding van de voorgaande<br />
onderzoeken.<br />
Uiteindelijk zijn er vier deellocaties te onderscheiden, waar een sterke verontreiniging met<br />
koper en/of zink wordt aangetroffen. De exacte ligging van de deellocaties is weergegeven<br />
in figuur 3. Deellocatie A (B2), deellocatie B (B212), deellocatie C (B8) en deellocatie D<br />
(B4, B14 en B15). De verontreiniging wordt alleen in de bovenste halve meter<br />
(bovengrond) aangetroffen.<br />
De omvang van de matig tot sterke verontreiniging wordt geschat op:<br />
• Deellocatie A: ca. 120 m 2 (ca. 60 m 3 );<br />
• Deellocatie B: ca. 200 m 2 (ca. 100 m 3 );<br />
• Deellocatie C: ca. 50 m 2 (ca. 25 m 3 );<br />
• Deellocatie D: ca. 150 m 2 (ca. 75 m 3 ).<br />
'Vml. wegfundering'<br />
Analytisch wordt ter plaatse van de boringen waar sterke bijmenging of volledige vormzand<br />
is waargenomen, koper in een sterke verhoogde concentratie en zink in een licht verhoogde<br />
concentratie aangetroffen. Plaatselijk is tevens een lichte verontreiniging met minerale olie<br />
aangetroffen.<br />
Zintuiglijk is ter plaatse van de vml. wegfundering vormzand (matig puinhoudend)<br />
aangetroffen. Het vormzand blijkt plaatselijk analytisch licht verontreinigd te zijn met kwik,<br />
matig verontreinigd met cadmium en lood en sterk verontreinigd met koper en zink.<br />
De weg waar vormzand als wegfundering is gebruikt heeft een lengte van ca. 100 m bij<br />
een breedte van 3,5 m. Het verontreinigd (matig tot sterk) oppervlakte bedraagt dan ca.<br />
350 m 2 en heeft dus een omvang (diepte vormzand ca. 0,5 m-mv) van ca. 175 m 3 .<br />
Naar verwachting is het vormzand ter plaatse van het verontreinigde oppervlakte toegepast<br />
als wegfundering en kan als een homogene verontreiniging worden gezien.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 6
3.3 Risicobeoordeling<br />
Beide verontreinigingen zijn (tijdens het nader onderzoek) getoetst met Sanscrit, hieruit<br />
komt naar voren dat beide verontreinigingen als ernstig kunnen worden beschouwd, maar<br />
dat de sanering niet met spoed hoeft te worden uitgevoerd.<br />
Op basis van Sanscrit kan worden geconcludeerd dat:<br />
• er geen sprake is van actuele humane risico's;<br />
• er geen sprake is van actuele ecologische risico's;<br />
• er geen sprake is van actuele verspreidingsrisico's.<br />
3.4 Keuze saneringsvariant<br />
Bij de keuze van de saneringsvariant wordt een afweging gemaakt in de kosteneffectiviteit<br />
van een saneringsvariant.<br />
Hierbij worden enkele saneringsvarianten met elkaar vergeleken. In ieder geval dient een<br />
multifunctionele variant te worden vergeleken met een functionele variant. Bij de<br />
multifunctionele variant zal de verontreiniging worden teruggesaneerd tot aan de<br />
streefwaarde, bij de functionele variant kan een andere terugsaneerwaarde worden<br />
gehanteerd.<br />
Multifunctionele sanering<br />
Ter plaatse van het vml. tracé waterloop is de verontreiniging voornamelijk in de<br />
bovengrond aangetroffen. Over een oppervlakte van ca. 4500 m 2 worden lichte tot sterke<br />
verontreinigingen aangetroffen. De verontreiniging wordt voornamelijk in de bovengrond<br />
aangetroffen, de gemiddelde dikte van de verontreiniging wordt geraamd op ca. 0,5 m-mv.<br />
De hoeveelheid verontreiniging ter plaatse van het vml. tracé waterloop wordt dus geschat<br />
op ca. 2250 m 3 , waarvan ca. 260 m 3 als sterk verontreinigde grond (reinigbare grond) en<br />
ca. 1990 m 3 als licht verontreinigde grond (mogelijk categorie 1) kan worden gezien.<br />
Ter plaatse van de vml. wegfundering wordt over een oppervlakte van ca. 700 m 2 licht tot<br />
sterke verontreinigingen aangetroffen. De verontreiniging wordt aangetroffen tot ca. 0,5 mmv.<br />
De hoeveelheid verontreiniging wordt dus geschat op ca. 350 m 3 , waarvan ca. 175 m 3<br />
als sterk verontreinigde grond (reinigbare grond) en ca. 175 m 3 als licht verontreinigde<br />
grond (mogelijk categorie 1) kan worden gezien.<br />
In totaal zal bij een multifunctionele sanering dus ca. 435 m 3 sterk verontreinigde grond<br />
naar de reiniger worden afgevoerd en ca. 2165 m 3 licht verontreinigde grond als categorie<br />
1 grond kunnen worden afgevoerd.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 7
Functionele sanering<br />
Bij de functionele sanering zal alleen de sterk verontreinigde grond worden ontgraven. Bij<br />
de functionele variant zal dus ca. 435 m 3 grond worden afgevoerd naar de reiniger. De<br />
kosten voor een functionele sanering zijn geraamd op ca. € 50.000,-.<br />
Afweging tussen multifunctioneel en functioneel<br />
Bij een multifunctionele sanering zal naast de kosten die worden gemaakt voor de sanering<br />
van de sterk verontreinigde grond ook de kosten moeten worden berekend van de sanering<br />
van de licht verontreinigde grond. Op de locatie is ca. 2165 m 3 licht verontreinigde grond<br />
aanwezig, welke waarschijnlijk als categorie 1 grond kan worden afgezet.<br />
Voor categorie 1 grond kan voor het ontgraven, afvoeren en innemen van de grond een<br />
prijs van € 20,-/ m 3 worden gerekend. De kosten voor de afvoer van de categorie 1 grond<br />
bedragen dus ca. € 43.300,- (excl. BTW).<br />
Bij de berekening van de extra kosten voor een multifunctionele variant zijn verder de<br />
kosten voor het opnieuw aanvullen van de onderzoekslocaties met gecertificeerde schone<br />
grond niet meegenomen.<br />
Gezien de kosteneffectiviteit van de functionele variant (€ 50.000,-) is voor deze variant<br />
gekozen boven de multifunctionele variant (€ 93.300,-).<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 8
4. SANERINGSMAATREGELEN<br />
4.1 Betrokken instanties<br />
Met betrekking tot de sanering kan de Provincie Noord-Brabant als bevoegd gezag worden<br />
gezien. Aangezien de sanering alleen een grondsanering (bovengrond) betreft hoeft geen<br />
contact te worden opgenomen met het Waterschap/ Provincie Noord-Brabant inzake de<br />
lozing van grondwater. Voor de aanvang van de sanering dient door de Provincie Noord-<br />
Brabant een 'definitieve' beschikking te worden afgegeven.<br />
Na afgifte van de definitieve beschikking kan de start van de deelsanering worden gemeld<br />
(minimaal 2 weken voor aanvang van de sanering). Het bereiken van de einddiepte van de<br />
sanering dient 48 uur voor het bereiken van de einddiepte te worden gemeld, aangezien de<br />
sanering in zijn totaliteit ca. 2 dagen zal duren, zal deze melding niet worden gedaan. Het<br />
bereiken van de einddiepte zal telefonisch worden doorgegeven aan het bevoegd gezag. Na<br />
het afronden van de grondsanering zal het meldingsformulier einde grondsanering worden<br />
verstuurd.<br />
Voor de afvoer van grond zullen afvalstroomnummers moeten worden aangevraagd. Deze<br />
afvalstroomnummers zullen op de PMV-formulieren worden vermeld.<br />
Voordat met de sanering zal worden begonnen, moet eerst een Klic-melding worden<br />
verricht. Bij de Klic-melding zullen eventuele kabels en/of leidingen in het te saneren<br />
gedeelte worden gelocaliseerd. Tijdens de sanering zal hiermee dan rekening worden<br />
gehouden.<br />
4.2 Maatregelen en verzekering<br />
De deelsanering zal niet worden uitgevoerd nabij bebouwing. De bebouwing ter plaatse van<br />
de deellocatie ‘Vml. tracé waterloop’ zal voor de aanvang van de sanering worden<br />
geamoveerd. Ten behoeve van deze sloop is een sloopvergunning benodigd.<br />
Nabij de deellocatie ‘Vml. tracé waterloop’ zijn verder kabels en leidingen gesitueerd,<br />
waardoor mogelijk risico’s bestaan tijdens de saneringwerkzaamheden. Ten behoeve van de<br />
sanering zal een CAR-verzekering worden afgesloten<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 9
4.3 Betrokken partijen<br />
Opdrachtgever/ directievoering: Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />
Abdijlaan 8<br />
5253 VP Nieuwkuijk<br />
Contactpersoon: dhr. A.H.P.G. van der Burgt<br />
Bevoegd Gezag/ beoordelaar: Provincie Noord-Brabant<br />
Postbus 90151 Brabantlaan 1<br />
5200 MC ’s-Hertogenbosch<br />
E-mail: Bodemsanering@brabant.nl<br />
Milieukundige begeleiding: BIS BV<br />
Postbus 79 Staarten 23<br />
5298 ZG Liempde 5281 PK Boxtel<br />
Tel. 0411-63 3314<br />
Fax. 0411-63 1740<br />
Milieukundig begeleider: dhr. B. Minkels (06-46218213)<br />
Projectleider: dhr. O. Verhagen<br />
Aannemer: Loon- en Grondverzetbedrijf Thomas Buijs<br />
<strong>Heusden</strong>seweg 1<br />
5256 NC <strong>Heusden</strong><br />
Tel. 0416-661546<br />
Contactpersoon: dhr. T. Buijs<br />
Reiniger/ inname grond: BSN Bodemsanering Nederland<br />
Wetering 2<br />
6002 SM Weert<br />
Contactpersoon: mevr. H. Korten<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 10
5 PLAN VAN AANPAK<br />
5.1 Algemeen<br />
De sanering zal bestaan uit het conventioneel ontgraven van de verontreinigingen.<br />
Ter plaatse van de vml. tracé waterloop zullen de verontreinigde spots worden ontgraven<br />
op basis van zintuiglijke waarnemingen. Tijdens de ontgraving zal rekening worden<br />
gehouden met dichtbij gelegen bebouwing en een tracé kabels en leidingen.<br />
Het asfalt ter plaatse van de deellocatie ‘vml. wegfundering’ is reeds verwijderd en<br />
afgevoerd. De vml. wegfundering zal op basis van zintuiglijke waarnemingen worden<br />
ontgraven.<br />
5.2 Werkwijze<br />
De sanering zal plaatsvinden conform de onderstaande werkwijze:<br />
• De deellocaties zullen worden afgezet met hekwerk, waarop waarschuwingsborden<br />
zullen worden geplaatst;<br />
• Door de milieukundige begeleider zullen de contouren van de verontreiniging worden<br />
uitgezet;<br />
• De zintuiglijk verontreinigde grond zal worden ontgraven en worden afgevoerd naar<br />
de reiniger;<br />
• Na het ontgraven van de zintuiglijk verontreinigde grond zullen controlemonsters<br />
worden genomen van de putbodem en –wanden;<br />
• Indien uit de controlemonstername naar voren komt dat de controlemonsters<br />
voldoen aan de terugsaneerwaarde, zal de saneringsput worden aangevuld;<br />
• De locatie zal worden aangevuld met schone grond afkomstig van buiten de locatie<br />
en/of met grond welke vrijkomt bij werkzaamheden op de locatie 1) ;<br />
• Na het afronden van de saneringswerkzaamheden zal een saneringsverslag worden<br />
opgesteld.<br />
1) Ten behoeve van het aanvullen van de locatie zal schone grond (gecertificeerd cf.<br />
Bouwstoffenbesluit) afkomstig van buiten de locatie worden gebruikt en grond welke<br />
vrijkomt tijdens werkzaamheden op de locatie.<br />
De grond welke vrijkomt tijdens werkzaamheden elders op het perceel (Abdijlaan 8 te<br />
Nieuwkuijk) zal tevens worden gebruikt ten behoeve van het aanvullen van de<br />
saneringslocaties. De grond afkomstig van elders op de locatie dient te voldoen aan de<br />
terugsaneerwaarde (Bodemgebruikswaarde ‘wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen’)<br />
van de saneringslocaties. Ten behoeve van het bepalen van de kwaliteit zullen 2 x 40<br />
grepen worden genomen van de vrijkomende grond elders op de locatie.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 11
Van de partij zullen dan twee mengmonsters worden opgesteld, bestaande uit 40 grepen<br />
per mengmonster. De mengmonsters zullen worden geanalyseerd op het NEN-5740<br />
grondpakket.<br />
5.3 Grondstromen<br />
Bij de berekening van volume te ontgraven grond naar af te voeren tonnages is een<br />
dichtheid van de grond gebruikt van 1,6 kg/m 3 . De volgende grondstromen zullen<br />
plaatsvinden tijdens de sanering:<br />
Tabel 5.3a: Grondbalans vml. tracé waterloop<br />
Deellocatie Materiaal Hoeveelheid Actie Locatie<br />
Vml. tracé Verontreinigd grond ca. 416 ton Ontgraven en Afvoer naar<br />
waterloop<br />
afvoeren reiniger<br />
Schone grond ca. 260 m<br />
(gecertificeerd)/ grond<br />
elders van perceel<br />
3 Aanvoeren en Nog nader te<br />
verwerken bepalen<br />
Tabel 5.3b: Grondbalans vml. wegfundering<br />
Deellocatie Materiaal Hoeveelheid Actie Locatie<br />
Vml. wegfundering Verontreinigd grond ca. 280 ton Ontgraven en Afvoer naar<br />
afvoeren reiniger<br />
Schone grond ca. 175 m<br />
(gecertificeerd)/ grond<br />
elders van perceel<br />
3 Aanvoeren en Nog nader te<br />
verwerken bepalen<br />
5.4 Consequenties voor de toekomst<br />
Ten behoeve van de nazorg zal registratie plaatsvinden van de lichte verontreiniging welke<br />
zal achterblijven op de locatie. De lichte verontreiniging behoeft verder geen nazorg.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 12
6. ARBEIDSHYGIËNE EN VEILIGHEID<br />
6.1 Algemeen<br />
Bij de bodemsanering kunnen de betrokkenen en omstanders worden blootgesteld aan<br />
risico's voor de Volksgezondheid. Hierbij kan blootstelling aan de verontreinigende stoffen<br />
via de onderstaande blootstellingroutes gebeuren:<br />
- inademen van damp en stof;<br />
- huidcontact met verontreinigde grond;<br />
- ingestie door eten, drinken en/of roken.<br />
Teneinde aan te sluiten op de richtlijnen van de Arbeidsinspectie worden in het navolgende<br />
enkele aandachtspunten bij het uitvoeren van de grondsanering genoemd. Voordat met de<br />
saneringswerkzaamheden wordt aangevangen dient een V&G plan voorhanden te zijn.<br />
6.2 Risicoberekening<br />
De blootstellingrisico's voor de betrokkenen van een bodemsaneringsoperatie kunnen op<br />
grond van de maximaal gemeten concentraties worden gekwantificeerd. Hierbij is<br />
uitgegaan van de methode aangegeven het Arbo-Informatieblad AI-22, 'Werken met<br />
verontreinigde grond en verontreinigd grondwater, 1999”. Bij de bewuste methode wordt<br />
onderscheid gemaakt tussen toxiciteits- en explosie-klassen, te weten de zogenaamde T-<br />
en F-klassen. Elke klasse heeft zijn eigen veiligheidsmaatregelen.<br />
Gezien de aard van de werkzaamheden en de concentraties van de verontreinigende<br />
stoffen kan gesteld worden dat het werk wordt: ingedeeld in de klasse 1T. Deze<br />
maatregelen zijn alleen van toepassing zolang de grondwerken worden uitgevoerd. Gelet op<br />
de afwezigheid van vluchtige stoffen is een F-klasse niet van toepassing.<br />
6.3 Veiligheidsmaatregelen<br />
Blootstelling aan de verontreiniging via dermaal, oraal of inhalatoire inname kan<br />
worden voorkomen door.<br />
- Een goede persoonlijke hygiëne;<br />
- Het dragen van beschermende kleding.<br />
Werkkleding<br />
- De werkkleding dient te bestaan uit een goed sluitende katoenen overall met<br />
afsluitbare zakken, veiligheidslaarzen, helm en handschoenen welke voldoende sterk<br />
zijn. Verder dienen de handschoenen voorzien te zijn van een lange schacht en ook<br />
afdoende draagcomfort. Pijpen van de overalls dienen over de schachten van de<br />
laarzen gedragen te worden;<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 13
- De werkkleding dient op de locatie te blijven. Er dient altijd voldoende schone<br />
werkkleding in voorraad te zijn. De aannemer draagt zorg voor de reiniging van de<br />
werkkleding.<br />
Voorzorgsmaatregelen<br />
- De grondverzetmachine dient voorzien te zijn van een overdrukcabine om inhalatie<br />
van damp en stof door de machinist tijdens het graven te voorkomen. De lucht die<br />
van buitenaf wordt aangevoerd moet met behulp van een stoffilter worden<br />
gereinigd. De filters dienen regelmatig te worden vervangen;<br />
- Het vrijkomen van stof moet worden voorkomen of tegengegaan. Met name bij<br />
warm en droog weer kan het nodig zijn daartoe extra maatregelen te treffen, zoals<br />
het nat maken en/of afdekken van de grond;<br />
- De plaats waar met verontreinigde grond wordt gewerkt (de verontreinigde zone)<br />
moet zodanig zijn aangegeven en zijn afgezet dat men deze niet zonder meer kan<br />
betreden. Iedereen die de verontreinigde zone binnen gaat moet uitdrukkelijk op de<br />
hoogte zijn gesteld van de gevaren en die in acht te nemen regels;<br />
- Er moeten voorzieningen zijn getroffen waardoor bij het verlaten van de<br />
saneringslocatie geen verontreinigde grond buiten de saneringslocatie komt.<br />
Instructies<br />
Alle betrokken werknemers voorafgaande aan de werkzaamheden dienen instructies te<br />
hebben ontvangen betreffende:<br />
- De aard en de gevaren van de stoffen;<br />
- De te volgen werkwijze en procedure;<br />
- De te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen;<br />
- De organisatorische aspecten en verantwoordelijkheden.<br />
Instructiebaden Arbeidsinspectie<br />
De volgende P-bladen en publicaties zijn van toepassing:<br />
Nr. 1 : inhoud verbandtrommel A, middelen voor de E.H.B .0.;<br />
Nr. 57 bedrijfshygiënische voorzieningen in een bouwbedrijf;<br />
Nr. 62 : persoonlijke beschermingsmiddelen in het bouwbedrijf;<br />
Nr. 65 : handschoenen;<br />
Nr. 85 : grondverzet, werktuigen en transportmiddelen;<br />
Arbo-informatieblad AI-22: werken met verontreinigde grond en verontreinigd<br />
grondwater.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 14
6.4 Logboek<br />
Door de milieukundige begeleider zal een logboek worden bijgehouden. Hierin worden alle<br />
bijzonderheden geregistreerd. De milieukundige begeleider is verantwoordelijk voor de juiste<br />
en volledige invulling van het logboek.<br />
Onderdeel van het logboek is een inzichtelijke registratie van de putbodemmmonsters en<br />
putwandmonsters. In de registratie moet tenminste zijn opgenomen:<br />
- Datum en tijdstip van alle bemonsteringen;<br />
- Nauwkeurig aanduiding van alle plaatsen en wijze van monsterneming van alle<br />
monsters en kubering, inclusief eventuele depots (grootte en omvang);<br />
- De analysecertificaten zullen dag na ontvangst op kantoor op de locatie aanwezig<br />
zijn, de resultaten zullen zo spoedig mogelijk telefonisch worden overlegd aan de<br />
milieukundige begeleider op de locatie;<br />
- Datum, tijdstip en kenteken van transportmiddel van aanvoer, afvoer en hergebruik ;<br />
- Naam, adres en woonplaats van de ontdoener, transporteur en geadresseerde;<br />
- locatie van herkomst en bestemming, hoeveelheid (in tonnen), afvalstroomnummers.<br />
6.5 Eindbemonstering<br />
Ter controle van het behalen van de doelstelling van de sanering zullen van de putbodem<br />
en -wanden controlemonsters worden genomen.<br />
De controlemonstername zal worden uitgevoerd conform de BRL SIKB 6001.<br />
Hierbij zal van de putbodem per 100 m 2 ontgravingsvlak (verhouding lengte:breedte<br />
maximaal 4:1) een mengmonster worden samengesteld. Dit mengmonster zal worden<br />
samengesteld uit 13 gutssteken. De te hanteren steekdiepte is 0,2 m.<br />
Van de putwanden zal per 40 m 2 ontgravingsvlak (maximale lengte 20 m, maximale hoogte<br />
2m) een mengmonster worden samengesteld. Dit mengmonster zal worden samengesteld<br />
uit 13 gutssteken. De te hanteren steekdiepte is 0,2 m.<br />
De controlemonsters zullen worden geanalyseerd op lutum & organische stof en koper en<br />
kwik.<br />
6.6 Afwijkingen op het saneringsplan<br />
Afwijkingen op het saneringsplan dienen direct te worden gemeld aan het bevoegd gezag.<br />
De afwijkingen zullen worden gemeld aan de toezichthouder van de Provincie Noord-<br />
Brabant. Afhankelijk van dit overleg zal de afwijking schriftelijk worden gemeld.<br />
Indien de afwijking een wijziging in het saneringsplan betreft zal door het adviesbureau de<br />
wijziging worden gemeld eventueel met een voorstel, inzake de verder aanpak van de<br />
wijziging.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 15
Indien een voorstel wordt gedaan inzake een vervolgtraject zal door het adviesbureau<br />
worden gewacht met de uitvoer hiervan, totdat reactie/toestemming is gegeven door het<br />
bevoegd gezag.<br />
6.7 Evaluatie<br />
Na het beëindigen van de sanering dient een evaluatierapport te worden opgesteld, waarin<br />
alle relevante zaken die samenhangen met de sanering worden gerapporteerd. De<br />
activiteiten bijgehouden in het logboek zullen in het evaluatierapport worden vermeld.<br />
Minimaal dient hierbij te worden ingegaan op de volgende zaken:<br />
• uitgangspunten;<br />
• eventuele afwijkingen van het saneringsplan verloop van de sanering;<br />
• grondafvoer (kwantitatief, bestemming) en eventuele grondafvoer en -aanvoer<br />
(kwalitatief);<br />
• resultaat grond, beschrijving eindsituatie;<br />
• eventueel benodigde beheersmaatregelen.<br />
Het evaluatierapport dient te voldoen aan bijlage 1 t/m 5 van de ‘Handleiding<br />
afwegingsproces saneringsdoelstelling’ en ter goedkeuring aan Provincie Noord-Brabant te<br />
worden voorgelegd.<br />
CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 16
Figuur 1.a: Ligging saneringslocatie
Uittreksel Kadastrale Kaart<br />
12345<br />
25<br />
4A<br />
Deze kaart is noordgericht<br />
Perceelnummer<br />
Huisnummer<br />
Kadastrale grens<br />
Bebouwing<br />
Overige topografie<br />
Voor een eensluidend uittreksel, EINDHOVEN, 23 mei 2007<br />
De bewaarder van het kadaster en de openbare registers<br />
4<br />
1602<br />
4562<br />
0 m 5 m 25 m<br />
Schaal 1:500<br />
Kadastrale gemeente<br />
Sectie<br />
Perceel<br />
8<br />
VLIJMEN<br />
N<br />
4562<br />
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend.<br />
De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele<br />
eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Omgevingskaart<br />
0 m 125 m 625 m<br />
Deze kaart is noordgericht. Schaal 1: 12500<br />
Hier bevindt zich Kadastraal object VLIJMEN N 4562<br />
Abdijlaan 8, 5253 VP NIEUWKUIJK<br />
© De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
Figuur 1.b: Kadastrale kaart met streef- en interventiewaardecontour<br />
(incl. kadastrale bijlage)
Streefwaarde contour<br />
interventiewaarde contour
Figuur 2: Situatie boringen aanvullend onderzoek
Figuur 3: Situatie streef- en interventiewaardecontour
Figuur 4: Ontgravingsgrenzen
Bekendmaking <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> t.b.v. publicatie in Staatscourant en De Scherper<br />
op 12 augustus 2009<br />
Ontwerpbestemmingsplan “Mariënkroon” te Nieuwkuijk<br />
Het college van <strong>Heusden</strong> maakt bekend, dat op grond van artikel 3.8, 1 e lid Wet ruimtelijke<br />
ordening, met ingang van 13 augustus 2009 het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> “Mariënkroon”<br />
gedurende zes weken voor een ieder ter inzage ligt.<br />
Het plangebied, ter grootte van circa 9 hectare, ligt in het buitengebied van de gemeente<br />
<strong>Heusden</strong>, ten noorden van Nieuwkuijk, ten westen van Vlijmen en ten noosten van de Abt<br />
van Engelenlaan, de huidige doorgaande weg tussen Nieuwkuijk en Haarsteeg.<br />
Het bestemmingsplan heeft tot doel om te komen tot een landelijk centrum voor de<br />
Focolarebeweging. De bestaande ruimten zullen daartoe worden verbouwd om dienst te<br />
kunnen doen als gebruiksruimten voor: erediensten, vergaderingen, ontmoetingen, kantoor,<br />
ontvangst, logies, keuken, opslag, eten en expositie. Daarnaast biedt dit voorontwerp tevens<br />
ruimte voor de realisatie van maximaal 30 wooneenheden voor de huisvesting van<br />
religieuzen.<br />
Inzage<br />
Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> met bijbehorende stukken ligt met ingang van 13 augustus<br />
2009 gedurende 6 weken ter inzage. U kunt de stukken tijdens openingstijden inzien in het<br />
gemeentehuis in Drunen en Vlijmen en in de bibliotheek in <strong>Heusden</strong>. Een digitale versie van<br />
de plankaart, voorschriften en toelichting kunt u ook downloaden op onze website<br />
www.heusden.nl onder het kopje actueel/bestemmingsplannen.<br />
Zienswijze<br />
Gedurende de bovengenoemde termijn van zes weken kan een ieder naar keuze schriftelijk<br />
(wat de voorkeur heeft) of mondeling een zienswijze omtrent het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
indienen bij de gemeenteraad van <strong>Heusden</strong>. Een schriftelijke zienswijze kunt u sturen naar<br />
de gemeenteraad van <strong>Heusden</strong>, postbus 41, 5250 AA Vlijmen. Indien u mondeling wilt<br />
reageren, kunt u contact opnemen voor een afspraak met de heer R. Flipsen,<br />
telefoonnummer (073) 513 17 89.<br />
Overige informatie<br />
Indien u meer informatie wilt over de bestemmingsplanprocedure kunt u hiervoor ook een<br />
afspraak maken.
Onderzoek Ecologische Waarden<br />
Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
De auteursrechten van dit rapport rusten bij zowel opdrachtgever als opdrachtnemer, tenzij schriftelijk<br />
anders is/wordt overeengekomen. Alleen degenen bij wie het auteursrecht rust zijn gerechtigd het rapport<br />
voor eigen gebruik te vermenigvuldigen, te verspreiden of toe te passen, alsook om het ter informatie aan<br />
derden openbaar te maken tegen onderling (= zij bij wie het auteursrecht rust) overeengekomen voorwaarden<br />
(kosten, citeren, gebruiken, wijzigen etc). Raadpleging van en eventuele verdere handelingen<br />
met/op basis van het door De Groene Ruimte BV geleverde product vallen buiten elke verantwoordelijkheid<br />
van opdrachtgever en/of De Groene Ruimte BV.
Onderzoek Ecologische Waarden<br />
Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk<br />
Projectnummer: 03443<br />
Opdrachtgever:<br />
Stichting Beheer Mariapoli Scia<br />
Luminosa, Nieuwkuijk<br />
5 november 2004<br />
De Groene Ruimte BV<br />
bureau voor ecologisch<br />
onderzoek en beheerplanning<br />
Postbus 400<br />
6700 AK WAGENINGEN<br />
tel. : 0317 - 423969<br />
fax : 0317 - 418758<br />
e-mail : dgr@dgr.nl
DISCLAIMER<br />
De beoordeling en advisering met betrekking tot het al dan niet vóórkomen van beschermde plantenen<br />
diersoorten in dit rapport is gebaseerd op de in dit rapport opgenomen gegevens en gedaan vanuit<br />
een brede en langdurige ecologische expertise. De geraadpleegde bronnen en de gehanteerde<br />
werkwijze zijn toegelicht. De Groene Ruimte kan echter niet uitsluiten dat er toch nog (andere)<br />
beschermde soorten in het plangebied voorkomen. Conform onze algemene voorwaarden wordt deze<br />
advisering gedaan onder uitdrukkelijke afwijzing van elke aansprakelijkheid in welke vorm dan ook,<br />
voor eventuele schade die door of als gevolg van deze advisering nu of in de toekomst kan ontstaan.
INHOUD<br />
1. INLEIDING ............................................................... 3<br />
2. WERKWIJZE.............................................................. 5<br />
3. BRONNENONDERZOEK EN ORIËNTEREND VELDBEZOEK..................... 7<br />
3.1. Beknopte karakteristiek onderzoeksgebied ................................. 7<br />
3.2. Oriënterend veldonderzoek ............................................. 8<br />
3.3. Bronnenonderzoek ................................................... 11<br />
3.4. Geplande ingrepen in de inrichting van het terrein .......................... 14<br />
3.5. Effecten van de herinrichting op de beschermde flora en fauna ................ 17<br />
3.6. Benodigd aanvullend onderzoek ......................................... 18<br />
4. AANVULLENDE VELDINVENTARISATIES .................................... 21<br />
4.1. Werkwijze .......................................................... 21<br />
4.2. Resultaten .......................................................... 21<br />
5. ANALYSE ............................................................... 23<br />
6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ........................................ 25<br />
6.1. Conclusies .......................................................... 25<br />
6.2. Aanbevelingen ....................................................... 25<br />
7. BRONNEN ............................................................. 27<br />
BIJLAGEN<br />
Bijlage 1. Beschrijving veldinventarisatie door vrijwilligers<br />
Bijlage 2a. Plantensoorten veldinventarisaties 2004<br />
Bijlage 2b. Diersoorten veldinventarisaties 2004<br />
Bijlage 3. Vleermuisinventarisatie Abdij Mariënkroon<br />
KAARTEN<br />
Kaart 1. Vakindeling veldinventarisatie<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 1
2 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
1. INLEIDING<br />
De Abdij Mariënkroon te Nieuwkuijk wordt nog bewoond door enkele paters uit de orde van<br />
de Cisterciënzers. Het terrein met gebouwen zal een andere functie krijgen en worden<br />
omgevormd tot een zogenaamd focolarestadje. Dit brengt een wijziging van zowel de inrichting<br />
als het gebruik met zich mee. Voor de aanpassing van de inrichting bestaan concrete plannen.<br />
De ingrepen kunnen effect hebben op de aanwezige flora en fauna, dus ook op eventueel<br />
aanwezige beschermde soorten.<br />
In opdracht van de Stichting Beheer Mariapoli Scia Luminosa te Nieuwkuijk is door De Groene<br />
Ruimte BV een zogenaamde “quick-scan” uitgevoerd. Dit onderzoek is noodzakelijk ten behoeve<br />
van de voorbereiding van een eventuele ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en<br />
Faunawet (FFwet) voor de herinrichtingswerkzaamheden.<br />
Aan de hand van een bronnenonderzoek en een oriënterend veldbezoek is een inschatting<br />
gemaakt van het al dan niet voorkomen van beschermde soorten in het onderzoeksgebied. Aan<br />
de hand van de beschikbare gegevens is bepaald in hoeverre aanvullende veldinventarisaties<br />
nodig of gewenst zijn voor een gefundeerde ontheffingsaanvraag.<br />
In 2004 is, onder regie van de opdrachtgever, door vrijwilligers een veldinventarisatie uitgevoerd,<br />
waarin is vastgesteld welke soorten voorkomen op het terrein van de abdij. De<br />
resultaten van de veldinventarisatie zijn geïntegreerd in deze rapportage.<br />
In dit onderzoek is alleen het effect van de herinrichting, zoals aangegeven in de Aanvraag<br />
Zelfstandige Project Procedure (Stichting Beheer Mariapoli Scia Luminosa, 2003). Na de<br />
herinrichting zal ook het gebruik van het terrein (inclusief de intensiteit) wijzigen. Deze<br />
“ingreep” is niet meegenomen in het onderhavige onderzoek.<br />
In hoofdstuk 2 is de werkwijze weergegeven. In hoofdstuk 3 zijn de resultaten van het<br />
bronnenonderzoek en het oriënterend veldbezoek gepresenteerd. In hoofdstuk 4 zijn de<br />
resultaten van de veldinventarisatie samengevat. In hoofdstuk zijn de resultaten geanalyseerd en<br />
afgezet tegen de eisen uit de FFwet. Het rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen<br />
in hoofdstuk 6 en een overzicht van geraadpleegde bronnen in hoofdstuk 7.<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 3
4 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
2. WERKWIJZE<br />
Er is een quickscan uitgevoerd (2003) en er heeft een aanvullende veldinventarisatie plaatsgevonden<br />
(2004).<br />
De quickscan heeft plaatsgevonden in oktober/november 2003. Deze periode leent zich voor<br />
het doen van bronnenonderzoek en het beoordelen van geschiktheid van biotopen voor<br />
bepaalde soorten. Het moment in het seizoen is niet geschikt voor het doen van veldinventarisaties.<br />
Aansluitend op het startoverleg heeft een eerste oriënterend veldbezoek plaatsgevonden.<br />
Vervolgens is een bronnenonderzoek uitgevoerd. Hierbij is contact gezocht met verschillende<br />
lokale natuur- en milieugroeperingen, die actief zijn in of bij het plangebied. Daarnaast zijn<br />
verspreidingsatlassen voor verschillende soorten geraadpleegd, alsmede een aantal relevante<br />
Internet-sites (zie § 6).<br />
Aan de hand van de resultaten is vastgesteld welke noodzakelijke gegevens aanwezig zijn en<br />
welke ontbreken. Tevens is nagegaan welke effecten de herinrichting van het terrein op de<br />
groenvoorzieningen heeft. Daaruit is geconcludeerd welke aanvullingen op de gegevens nodig of<br />
zeer wenselijk zijn voor een gefundeerde ontheffingsaanvraag in het kader van de FFwet.<br />
Naar aanleiding van de quickscan is door de opdrachtgever in 2004 een aanvullende veldinventarisatie<br />
georganiseerd. Deze inventarisatie heeft de belangrijkste soortengroepen omvat en is<br />
uitgevoerd door ter plaatse bekende, ervaren en deskundige vrijwilligers. De door de opdrachtgever<br />
aangeleverde resultaten zijn in de onderhavige rapportage verwerkt.<br />
Op basis van de resultaten van de onderzoekingen zijn conclusies getrokken en zijn aanbevelingen<br />
gedaan voor de verdere procedure met betrekking tot de verplichtingen vanuit de FFwet.<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 5
6 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
3. QUICKSCAN<br />
3.1. Beknopte karakteristiek onderzoeksgebied<br />
Mariakapel in noordelijk deel van het<br />
abdijterrein<br />
Figuur 1. Ligging onderzoeksgebied<br />
Het abdijterrein is gelegen ten noorden van<br />
de autosnelweg A59, ter hoogte van Nieuwkuijk.<br />
(figuur 1). Het abdijterrein is voornamelijk<br />
omgeven door agrarische graslanden.<br />
Binnen de (wijde) omgeving vormt de abdij<br />
met haar variatie aan houtige groenvoorzieningen<br />
een “eiland”. Als zodanig biedt ze mogelijkheden<br />
om te fungeren als “stepping<br />
stone“ voor diverse diersoorten.<br />
Door de variatie<br />
aan groenbiotopen biedt<br />
het terrein veel mogelijkheden<br />
als rust- of nestplaats.<br />
De groenvoorzieningen op<br />
het terrein zijn voor een<br />
belangrijk deel in het min<br />
of meer recente verleden<br />
aangelegd. Het westelijk<br />
gedeelte van het terrein,<br />
waarop zich ook het overgrote<br />
deel van de bebouwing bevindt, heeft<br />
een parkachtig karakter, met hoge, ijle bomen<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 7
Pad naar Mariakapel<br />
en een veelal bescheiden struik- en kruidlaag.<br />
Ook is er een aantal (restanten van) aan het<br />
voormalig gebruik gekoppelde faciliteiten aanwezig,<br />
zoals een kerkhofje en een zwembad.<br />
Het oostelijk gedeelte is ca. 25 jaar geleden<br />
voor het grootste deel ingeplant met fijnsparren,<br />
wellicht ooit bedoeld om als kerstbomen<br />
te fungeren. Het oostelijk en westelijk terreingedeelte<br />
worden gescheiden door de restanten<br />
van de kasteelgracht. Bijzondere elementen<br />
vormen de Mariakapel in het noordoosten<br />
en het paadje er naar toe door het<br />
gevarieerde bosterrein. Een uitgebreide beschrijving<br />
van de geschiedenis en de huidige<br />
terreinsituatie is opgenomen in het Masterplan<br />
Groeninrichting (Bomert en Blok, 2002).<br />
3.2. Oriënterend veldonderzoek<br />
Veel van de houtige groenvoorzieningen verkeren<br />
in een toestand van achterstallig onderhoud;<br />
met name dunningen zijn de laatste jaren<br />
Kerkhof in open parkbos<br />
Voormalige kasteelgracht<br />
8 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
achterwege gebleven. Desondanks geeft het groen een verzorgde indruk.<br />
Het gemengd bos in de omgeving van de Mariakapel is landschappelijk fraai, en is door z’n<br />
variatie geschikt als rust- en verblijfplaats voor vogelsoorten en insecten. De al geruime tijd<br />
terug in onbruik geraakte schuren bieden in principe schuil- en rustplaatsen aan vogels,<br />
zoogdieren (waaronder vleermuizen) en insecten.<br />
De kasteelgracht is erg voedselrijk, er groeit veel kroos in. Hoofdoorzaak is de overstort van<br />
het riool van de abdij. In de nabije toekomst zal deze situatie gesaneerd worden en wordt de<br />
Figuur 2. Huidige situatie<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 9
abdij aangesloten op het openbaar riool. Langs<br />
de westzijde van de gracht is een rij Populieren<br />
aanwezig, welke in de zomer de fraaie kasteeltoren<br />
aan het zicht onttrekt. De bomenrij kan<br />
een functie hebben in de geleiding van vleermuizen.<br />
Ten noorden van het hoofdgebouw bevindt<br />
zich een soortenrijk bosje, met enkele rijen<br />
van vrij oude Platanen en een struiklaag met<br />
onder andere Esdoorn en Zwarte els. Dit bosje<br />
biedt schuil- en nestgelegenheid aan vogels.<br />
Rondom het hoofdgebouw en de bijgebouwen<br />
bevindt zich siergroen, in de vorm van gazons<br />
en sierbeplanting. In het voormalige sportveld<br />
zijn Platanen aangeplant. In het westelijk deel<br />
van het sportveld bevindt zich een rij van oude<br />
beuken.<br />
In de zomer wordt de kasteeltoren aan het<br />
zicht onttrokken door een rij populieren<br />
In het zuidwestelijk deel bevinden zich graslandjes.<br />
De fraaie laan (oost-west-richting)<br />
vormt de ontsluiting van de zuidelijke terreingedeelten,<br />
met de parkbossen, het kerkhof,<br />
het grasland (voormalig weiland) en de sparrenbossen.<br />
Ook zijn er restanten, die duiden op hobby-tuinieren. De parkbossen bestaan uit<br />
verspreide oude, hoge bomen, waarvan de kronen een min of meer gesloten dak vormen.<br />
Mogelijk vinden holenbroeders als spechten en uilen hier een nestgelegenheid. In het zuidelijk<br />
deel is een “open plek” gemaakt, waardoor er zich ondergroei ontwikkelt. Van het voormalige<br />
zwembad is de beschoeiing goeddeels verrot; langs de randen ontwikkelt zich een aardige<br />
oevervegetatie. Het grasland<br />
Open plek in het zuidelijk deel van het parkbos<br />
rondom het zwembad wordt<br />
vrij frequent gemaaid. De<br />
gracht is afgedamd aan de zuidzijde.<br />
Het zeer dichte sparrenbos op<br />
het terrein (westelijke gedeelte<br />
en deel in het zuiden) is erg<br />
soortenarm; behalve de fijnsparren<br />
komen aan de rand<br />
verspreid enkele andere boomsoorten<br />
voor. Een kruidlaag<br />
ontbreekt. Wel is een soortenarme<br />
grasvegetatie aanwezig<br />
in de vorm van enkele paden.<br />
In het oosten bestaat een klein<br />
deel van het bos uit een ijl ber-<br />
10 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
kenopstandje. De paden worden<br />
frequent gemaaid en zijn<br />
erg soortenarm. Wel groeiden<br />
diverse paddestoelen<br />
op/langs de paden ten tijde<br />
van het veldbezoek (1 oktober<br />
2003).<br />
3.3. Bronnenonderzoek<br />
Algemeen<br />
Het voormalig zwembad<br />
Voor het bronnenonderzoek<br />
zijn de diverse instanties benaderd<br />
welke zich bezighouden<br />
met natuur en milieu in<br />
de gemeente <strong>Heusden</strong>, Drunen<br />
en Vlijmen. Daaruit bleek<br />
dat er slechts zeer weinig concrete gegevens voorhanden zijn over het voorkomen van flora en<br />
fauna op het abdijterrein; de status van privé-bezit heeft ertoe geleid dat er vanuit maatschappelijke<br />
organisaties weinig inventarisaties zijn geïnitieerd.<br />
Ook is een aantal Internetsites bekeken, waaronder de sites van Natuurloket en van Ravon.<br />
Daarnaast is een aantal schriftelijke bronnen geraadpleegd, met name in verband met onderliggend<br />
beleid voor het onderzoeksgebied.<br />
Het onderzoeksgebied is centraal<br />
gelegen in km-hok X:141<br />
- Y:412. Natuurloket geeft<br />
voor dit km-hok aan dat het<br />
voor vaatplanten, vlinders en<br />
sprinkhanen goed is onderzocht,<br />
en voor de overige<br />
soortengroepen minder goed<br />
of niet is onderzocht (zie tabel<br />
1).<br />
De abdij is niet gelegen in een<br />
groene of ecologische hoofdstructuur.<br />
In het streekplan<br />
valt het gebied in de agrarische<br />
hoofdstructuur (Prov.<br />
Noord-Brabant, 2002a).<br />
Gracht met kroos, dicht fijnsparrenbos op de achtergrond<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 11
Flora<br />
De waarde van de huidige flora is vooral te vinden in de actuele en potentiële waterplanten: in<br />
het water groeit onder andere Aarvederkruid. Verder zou er kwel in zowel het restant van de<br />
voormalige gracht als in het voormalige zwembad voorkomen (mond. med. Stichting Jeugdnatuurwacht<br />
Vlijmen); in het Streekplan Noord-Brabant 2002 valt het abdijterrein echter net<br />
buiten de kwelgebieden. Wat betreft de flora is het betreffende km-hok volgens Natuurloket<br />
slecht onderzocht.<br />
Tabel 1. Gegevens website Natuurloket voor km-hok X:141 - Y:412 (31-10-2003)<br />
Groep FF-wet H/V RL Volledigheid Actualiteit<br />
Vaatplanten slecht 01.01.1975 - 31.12.1989<br />
Mossen n.v.t. niet onderzocht 01.01.1980 - 01.08.2003<br />
Korstmossen n.v.t. niet onderzocht 01.01.1980 - 01.08.2003<br />
Paddestoelen n.v.t. n.v.y. niet onderzocht 01.01.1975 - 01.01.2003<br />
Zoogdieren 6 6 matig 01.01.1990 - 01.01.2003<br />
Broedvogels 34 1 goed 01.01.1990 - 01.01.2003<br />
Wintervogels niet beschikbaar via de web-site<br />
Reptielen niet onderzocht 01.01.1985 - 01.01.2003<br />
Amfibieën 1 matig 01.01.1985 - 01.01.2003<br />
Vissen niet onderzocht 01.01.1985 - 01.01.2003<br />
Dagvlinders niet onderzocht 01.01.1992 - 01.04.2003<br />
Nachtvlinders n.v.t. - n.v.t. niet onderzocht 01.01.1980 - 01.01.2003<br />
Libellen niet onderzocht 01.01.1990 - 01.01.2003<br />
Sprinkhanen n.v.t. n.v.t. niet onderzocht 01.01.1990 - 01.01.2003<br />
Ov. ongewervelden niet onderzocht 01.01.1990 - 01.01.2003<br />
Legenda<br />
FF-wet : Flora- en faunawet<br />
H/V : Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn<br />
RL : Rode Lijst<br />
Volledigheid onderzoek : hiermee wordt aangegeven of op basis van de gebrachte bezoeken een<br />
volledig overzicht is te verwachten van de soorten van de betreffende<br />
soortgroep.<br />
Actualiteit: : per groep wordt aangegeven uit welke periode de gegevens zijn opgenomen.<br />
12 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
Vogels<br />
In het parkbos komen mogelijk soorten voor<br />
van oude bossen (zoals spechten en uilen).<br />
maar concrete gegevens ontbreken. In het<br />
fijnsparrenbos worden geen vogels met een<br />
bijzondere status verwacht (mond. med.<br />
Stichting Jeugdnatuurwacht Vlijmen). Op het<br />
terrein zijn onder andere Buizerd, Torenvalk<br />
en spechten waargenomen (mond. med. wildbeheerder<br />
H. van Bladel). Natuurloket geeft<br />
aan dat het betreffende km-hok goed is onderzocht<br />
en 34 soorten zijn aangetroffen.<br />
Alle vogelsoorten zijn middels de FFwet beschermd.<br />
Zoogdieren<br />
Op het terrein komt een geïsoleerde populatie<br />
van vleermuizen voor (Prov. Noord-Brabant,<br />
2003); het betreft een kolonie van 20-<br />
50 Laatvliegers die in de schoorsteen van de<br />
abdij een zomerverblijf hebben (med. Vleermuiswerkgroep<br />
Noord-Brabant). Zoals ook<br />
alle andere vleermuizen is de Laatvlieger wet-<br />
Konijnenhol aan de rand van het sparrenbos<br />
Figuur 3. Voorkomen vleermuizen in zomerverblijven in de provincie Noord-Brabant. De<br />
populatie van het abdijterrein is met een rode pijl aangeduid (Noord-Brabant, 2002b)<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 13
telijk beschermd.<br />
Natuurloket vermeldt het voorkomen van 6 beschermde zoogdiersoorten, op basis van een<br />
matig volledig onderzoek.<br />
In het sparrenbos komen Konijnen en Vossen voor. In het bos bij de Mariakapel zijn muizenholen<br />
aangetroffen.<br />
Amfibieën en reptielen<br />
Naar verwachting komen de Bruine kikker en de Gewone pad op het abdijterrein voor (in de<br />
omgeving van het water). Mogelijk komen ook andere soorten voor, zoals Kleine watersalamander<br />
en Groene kikker. In de omgeving komt in elk geval de Rugstreeppad voor (Prov. Noord-<br />
Brabant, 2002b; mond. med. Stichting Jeugdnatuurwacht Vlijmen).<br />
Voor het uurhok (5-km-hok) waarin de abdij is gelegen, worden door Ravon (www.ravon.nl) de<br />
volgende soorten gemeld, als zijnde aangetroffen in de afgelopen 5 jaren: Gewone pad,<br />
Rugstreeppad, Heikikker en Bruine kikker. Er zijn geen reptielen aangetroffen in de omgeving.<br />
Natuurloket vermeldt het voorkomen van 1 amfibie-soort in het betreffende km-hok.<br />
Alle amfibieën en reptielen zijn beschermd middels de FFwet.<br />
Vissen<br />
Hoewel er geen inventarisatiegegevens voorhanden zijn komt van de beschermde soorten<br />
mogelijk de Kleine modderkruiper voor in de grachtrestanten.<br />
Insecten<br />
In de omgeving van het plangebied komen mogelijk de beschermde soorten Groene glazenmaker<br />
(een libel) en Pimpernelblauwtje (een vlinder) voor (Prov. Noord-Brabant, 2002b). Mogelijk<br />
komen meer beschermde insectensoorten voor. Inventarisatiegegevens ontbreken.<br />
3.4. Geplande ingrepen in de inrichting van het terrein<br />
In figuur 4 zijn de huidige situatie en een overzicht van de vernieuwde situatie onder elkaar<br />
geplaatst (figuren afkomstig uit “Aanvraag Zelfstandige Project Procedure Ingevolge artikel 19,<br />
lid. 1 Wet op de R.O.”)<br />
In de onderste tekening is de nieuwbouw in lichtroze aangegeven, de bestaande bebouwing in<br />
donkerroze. De nummers op de tekening van de huidige situatie komen overeen met de<br />
onderstaande nummering en de nummering in § 3.5 en § 3.6.<br />
Ten opzichte van de huidige situatie vinden als gevolg van de herinrichting in hoofdlijnen de<br />
volgende veranderingen plaats.<br />
1. In het noordelijk deel (midden) worden enkele gebouwen (schuren) geamoveerd. Tevens<br />
wordt nieuwbouw gepleegd. Daarbij zal ook een deel van het bos verwijderd worden.<br />
2. De voormalige kasteelgracht wordt deels verlegd: Het noordelijk deel wordt gedempt, de<br />
eerder geplande verbreding wordt niet uitgevoerd en in zuidelijke richting wordt de gracht<br />
doorgetrokken tot aan de grens van het abdijterrein.<br />
14 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
Figuur 4. Huidige situatie (boven) en geplande situatie (onder)<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 15
3. In het noordoostelijk deel,<br />
op het voormalige sportveld<br />
met recent ingeplante<br />
platanen vindt nieuwbouw<br />
plaats. De oude beuken<br />
blijven gehandhaafd en er<br />
wordt een stukje bosschage<br />
aangelegd.<br />
4. Ten noorden van het<br />
hoofdgebouw vindt uitbreiding<br />
van de bebouwing<br />
plaats, ten koste van een<br />
gazon met een rand van<br />
sierbeplanting.<br />
5. Ten westen van het<br />
hoofdgebouw wordt sierplantsoen<br />
vervangen door<br />
bosschage.<br />
6. Ten zuiden van het hoofd-<br />
Afdamming gracht, waar verlenging is gepland<br />
gebouw vindt uitbreiding plaats ten koste van een parkachtige voorziening met hoge bomen.<br />
7. Een nieuwe toegangsweg<br />
met parkeervoorzieningen<br />
wordt aangelegd in het<br />
zuid(west)elijk deel, waar<br />
zich momenteel voornamelijk<br />
graslanden bevinden.<br />
Ook wordt het fijnsparrenbosje<br />
tussen de<br />
huidige ingang en het<br />
zwembad vervangen door<br />
parkeervoorzieningen.<br />
8. In het oostelijk deel (het<br />
fijnsparrenbos) wordt<br />
nieuwbouw van woon- en<br />
werkvoorzieningen gepleegd,<br />
waarbij een deel<br />
van het dichte fijnsparrenbos<br />
wordt verwijderd.<br />
9. Met de gewijzigde inrichting<br />
wijzigt ook de interne<br />
ontsluiting.<br />
Gazon en sierplantsoen aan de noordzijde van het<br />
hoofdgebouw<br />
16 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
3.5. Effecten van de herinrichting op de beschermde flora en fauna<br />
Bij de herinrichting wordt ingegrepen in de huidige situatie. daarbij worden groenvoorzieningen<br />
verwijderd, gewijzigd en aangelegd. De ingrepen, zoals onderscheiden in de vorige paragraaf,<br />
zullen de volgende effecten sorteren 1) (nummering komt overeen met nummering in figuur 4).<br />
1. De te verwijderen schuur langs het paadje<br />
1)<br />
2)<br />
naar de Mariakapel biedt in potentie nestof<br />
schuilgelegenheid aan onder andere<br />
vogels en wellicht vleermuizen. Ook het<br />
bosje wordt gedeeltelijk verwijderd. Onduidelijk<br />
is in hoeverre genoemde soortengroepen<br />
momenteel gebruik maken<br />
van het bosje en de bebouwing; er is alleen<br />
bekend dat de Laatvlieger de schoorsteen<br />
van de abdij gebruikt als zomerverblijf.<br />
Middels de FFwet zijn alle vogels beschermd,<br />
voor het verstoren worden<br />
geen ontheffingen verleend; hier geldt het<br />
beginsel dat slechts ingrepen zijn toegestaan<br />
, waardoor vogels niet worden verstoord.<br />
Dit betekent in elk geval, dat activiteiten<br />
uitsluitend buiten het broedseizoen<br />
mogen plaatsvinden. Daarnaast zijn<br />
er soorten die het gehele seizoen dezelfde<br />
locatie benutten, zoals Boerenzwaluw,<br />
Huiszwaluw, spechten, uilen etc. Het is<br />
niet bekend of en zo ja welke van deze<br />
soorten in dit terreingedeelte voorkomen.<br />
Onduidelijk is welke muizensoorten het<br />
betreffende terreingedeelte bevolken. De<br />
sloop- en (vooral) bouwactiviteiten zullen<br />
Het is niet bekend of er beschermde<br />
plantensoorten in de grachtoever voorkomen<br />
naar alle waarschijnlijkheid een verstorend effect op deze diergroep hebben. Alvorens een<br />
effect op beschermde soorten te kunnen aan-geven, moet bekend zijn welke soorten het<br />
betreft.<br />
2. Omdat de eerder geplande verbreding van de kasteelgracht niet doorgaat zal het platanenbosje<br />
gehandhaafd blijven Behalve vogels en muizen worden er geen beschermde soorten<br />
verwacht (zie ook onder 1.).<br />
In hoeverre beschermde planten voorkomen in de oever van het te dempen gedeelte is niet<br />
bekend. Gezien de kwaliteit van het water worden geen bijzondere soorten verwacht 2) .<br />
Indien andere dan de hier aangegeven ingrepen worden gepleegd of op andere dan de hier aangegeven terreingedeelten<br />
plaatsvinden, dan dienen hiervoor aanvullende beoordelingen te worden gemaakt. Dit geldt uitdrukkelijk<br />
ook voor tijdelijke ingrepen of effecten van bouwactiviteiten.<br />
Dit in tegenstelling tot het voormalige zwembad; daar worden echter geen ingrepen gepleegd.<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 17
Het doortrekken van de gracht in zuidelijke richting betekent dat een stukje soortenarme<br />
grasvegetatie en (eventueel 3) ) een stukje houtsingel worden verwijderd. Deze ingrepen<br />
hebben effect op de mogelijk aanwezige kleine zoogdieren.<br />
3. De bebouwing op het voormalige sportterrein betekent dat het grasland en een deel van de<br />
jonge platanenaanplant verloren gaat. De beukenrij blijft behouden. Gezien de aard van de te<br />
verwijderen groenvoorzieningen wordt het zeer onwaarschijnlijk geacht dat beschermde<br />
soorten hierdoor verstoord worden.<br />
4. Bij het amoveren van het gazon met de bijbehorende sierbeplanting ten noorden van het<br />
hoofdgebouw zullen geen beschermde soorten worden verstoord.<br />
5. Het vervangen van het sierplantsoen ten westen van het hoofdgebouw door bosschage zal<br />
niet leiden tot verstoring van beschermde soorten; indien voor de nieuwe aanplant gebruikt<br />
wordt gemaakt van besdragende, inheemse soorten zal de ecologische betekenis zelfs<br />
toenemen.<br />
6. Hoewel de landschappelijk betekenis van het te amoveren gedeelte van het parkbos ten<br />
zuiden van het hoofdgebouw groot mag worden geacht, beperkt de betekenis voor<br />
beschermde soorten zich vermoedelijk tot vogels (welke allemaal beschermd zijn) en een<br />
aantal algemene zoogdieren. Zoals ook in andere gevallen zal het effect van de ingreep<br />
beperkt zijn als deze plaatsvindt buiten het broedseizoen en er geen “vaste” bewoners<br />
worden verstoord.<br />
7. De aanleg van de nieuwe toegangsweg en de parkeervoorzieningen in het zuid(west)elijk<br />
terreindeel betekent het verwijderen van een stukje dicht fijnsparrenbos en enkele graslandjes.<br />
Afgezien van het mogelijk gebruik van het sparrenbosje door vogels en konijnen heeft<br />
het mogelijk betekenis voor enkele (spits)muizensoorten en de Egel.<br />
De betekenis van de graslanden voor (beschermde) plantensoorten, vlinders en libellen is<br />
niet bekend; er worden geen beschermde soorten verwacht.<br />
8. Het bebouwen van gedeelten van het dichte fijnsparrenbos in het oostelijk terreingedeelte<br />
betekent dat een deel van de bomen wordt gekapt. Met name in de iets gemengde randen,<br />
waarin ook wat meer structuur zit, kunnen vlinders (en mogelijk libellen) voorkomen; het<br />
verwijderen van deze randen heeft een negatief effect op deze soorten(groepen). Er worden<br />
echter geen beschermde soorten verwacht.<br />
9. De huidige graslanden zijn qua vegetatie veelal soortenarm. Indien de interne ontsluiting<br />
verandert zullen de graspaden dichtgroeien. Daarbij zullen geen beschermde soorten<br />
verstoord worden.<br />
3.6. Benodigd aanvullend onderzoek<br />
Teneinde de gesignaleerde lacunes in de informatie op te kunnen vullen dient nader inventariserend<br />
onderzoek plaats te hebben.<br />
1. In het noordelijke terreingedeelte, waar de oude schuurtjes en een deel van het bosje<br />
worden geamoveerd, dient een gerichte veldinventarisatie plaats te vinden naar het<br />
voorkomen van (spits)muizensoorten, vogelsoorten en overige fauna. Vastgesteld dient te<br />
worden welke soorten voorkomen en op welke plaats. Op basis daarvan kan het effect van<br />
3)<br />
Afhankelijk van hoever de gracht wordt doorgetrokken.<br />
18 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
de ingrepen ingeschat worden en kan aangegeven worden of , en zo ja voor welke soorten<br />
een ontheffing aangevraagd dient te worden.<br />
2. Id. het terreingedeelte waarin de gracht in zuidelijke richting wordt doorgetrokken. Ook<br />
dient hier gekeken te worden naar het voorkomen van andere kleine zoogdieren en<br />
holenbroeders.<br />
Teneinde zekerheid te krijgen omtrent het voorkomen van beschermde plantensoorten in<br />
de oever van de gracht dient een inventarisatie van de flora in de oever uitgevoerd te<br />
worden.<br />
3. Gerichte aanvullende inventarisaties op het voormalige sportterrein worden niet nodig<br />
geacht.<br />
4. Id. gazon en sierbeplanting aan de noordzijde van het hoofdgebouw.<br />
5. Id. plantsoen westzijde hoofdgebouw.<br />
6. In het parkbos dient nagegaan te worden of er holenbroeders voorkomen.<br />
7. Als onder 1 voor het te verwijderen fijnsparrenbosje. Voor het grasland dient in het<br />
voorjaar en de zomer bekeken te worden of er beschermde libel- of vlindersoorten<br />
voorkomen.<br />
8. In het voorjaar en de zomer dient een inventariserend onderzoek uitgevoerd te worden<br />
naar het voorkomen van beschermde vlinders en libellen in de bosranden welke verwijderd<br />
worden bij de bouw van de woon- en werkvoorzieningen in het fijnsparrenbos van het<br />
oostelijke terreingedeelte.<br />
9. Ten behoeve van de aanpassing van de interne ontsluiting in het fijnsparrenbos is geen<br />
aanvullend onderzoek noodzakelijk.<br />
Voor het gehele terrein geldt, dat alertheid is geboden op het voorkomen van beschermde<br />
soorten.<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 19
20 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
4. AANVULLENDE VELDINVENTARISATIES<br />
4.1. Werkwijze<br />
In de zomer van 2004 is onder regie van de opdrachtgever een aantal veldinventarisaties<br />
uitgevoerd voor vrijwilligers. Deze vrijwilligers hadden kennis van de lokale omstandigheden en<br />
zijn deskundig en ervaren volgens de opdrachtgever.<br />
Een door de opdrachtgever verstrekte beschrijving van de uitgevoerde veldinventarisatie is<br />
opgenomen als bijlage 1.<br />
Bij de veldinventarisatie is een andere terreinindeling aangehouden dan in de quickscan. De<br />
tijdens de veldinventarisatie gebruikte vaknummering is tussen vierkante haakjes toegevoegd in<br />
de tekst. De tijdens de veldinventarisatie gebruikte vakkenindeling is aangegeven op kaart 1.<br />
4.2. Resultaten<br />
Tijdens de veldinventarisatie is een groot aantal planten- en diersoorten aangetroffen. De<br />
resultaten zijn opgenomen in bijlage 2. Het gebied wordt gekarakteriseerd als “een aardig<br />
gebied met redelijk wat soorten”. De stepping-stonefunctie kan nog worden vergroot door een<br />
aangepaste inrichting en beheer.<br />
Vleermuizen<br />
Op het terrein zijn zeker 4 soorten vleermuizen waargenomen<br />
(mogelijk zelfs 6, zie kader). Het inventarisatieverslag is<br />
integraal opgenomen als bijlage. De waargenomen soorten<br />
gebruiken het terrein als foerageergebied en vermoedelijk<br />
vinden ze ook alle vier verblijfplaatsen. Vastgesteld is dat<br />
gebouwen en oude bomen als verblijfplaats gebruikt kunnen<br />
worden. Niet vastgesteld is welke gebouwen en welke oude<br />
bomen als verblijfplaats in gebruik zijn.<br />
Overige zoogdieren<br />
Waargenomen:<br />
• Laatvlieger<br />
• Dwergvleermuis<br />
• Ruige dwergvleermuis<br />
• Watervleermuis<br />
Onzeker:<br />
• Myotis/Plecotus-soort<br />
• Onbekend (Mopsvleermuis???)<br />
Hoog over vliegend:<br />
• Rosse vleermuis<br />
Loc. 1 [12] In dit bosje is een spitsmuissoort aangetroffen.<br />
Loc. 2 [17] In/rond de kasteelgracht is behalve de (Bruine?) rat ook de Woelrat aangetroffen.<br />
Loc. 3 [9] In het dichte sparrenbosje werd de Mol en de -niet beschermde- huismuis<br />
aangetroffen.<br />
Loc. 4 + 5 [19] Behalve de niet beschermde (Bruine) rat werden de Mol en Egel waargenomen.<br />
Loc. 7 [1, 3, 18] In de beplanting langs de westrand is een spitsmuis aangetroffen, in het<br />
zuidwestelijke grasland een Mol.<br />
Loc. 8 [15] Behalve een Egel zijn in dit terreingedeelte geen zoogdieren aangetroffen.<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 21
Loc. 9 [7,14,16] In de dichte sparrenbossen aan de oostzijde werden de Bosmuis, het konijn,<br />
een spitsmuissoort en de Mol gevonden.<br />
Amfibieën en reptielen<br />
Verspreid over het terrein komen, in lage dichtheden, Gewone padden voor. In de omgeving<br />
van het voormalige zwembad werd ook de Bruine kikker aangetroffen.<br />
Reptielen zijn niet aangetroffen.<br />
Vogels<br />
Verspreid over het terrein zijn in totaal 58 soorten vogels waargenomen.<br />
Loc. 1 [12] Er zijn geen broedende vogelsoorten aangetroffen in/bij de te verwijderen<br />
schuur. Wel is een aantal zekere broedgevallen van Houtduif, Winterkoning<br />
en Zanglijster, alsook een aantal waarschijnlijke of mogelijke broedgevallen an<br />
andere soorten in het bosje tussen het schuurtje en de Mariakapel vastgesteld.<br />
Loc. 2 [17] In de kasteelgracht broeden Wilde eend en Waterhoen.<br />
Loc. 3 [9] Dit open sparrenbosje herbergt veel bezoekers.<br />
Loc. 4 + 5 [19] In de omgeving van de gebouwen blijken veel vogelsoorten ook te broeden.<br />
Loc. 6 [8] In het parkbos ten zuiden van het hoofdgebouw broedt de Boomkruiper en<br />
mogelijk de Boomklever en de Vink. De Groene specht en de Grote bonte<br />
specht zijn gesignaleerd als dwaalgast.<br />
Loc. 7 [3] In het te verwijderen fijnsparrenbosje zijn broedgevallen van Goudhaantje en<br />
Houtduif waargenomen.<br />
Loc. 8 [15] In dit gedeelte van het dichte (fijnsparren)bos is de Houtduif broedend<br />
aangetroffen; interessant is de waarneming van de Sperwer (incidentele<br />
bezoeker).<br />
Loc. 9 [6,7,14,15]<br />
Het dichte sparrenbos biedt broedgelegenheid aan verschillende soorten<br />
vogels waaronder een Sperwer. Ook zijn er veel “bezoekers” gesignaleerd.<br />
Vlinder en Libellen<br />
De vermelding van het voorkomen van vlinders is niet gekoppeld aan bepaalde terreingedeelten.<br />
In totaal zijn 15 dagvlindersoorten aangetroffen, veelal incidentele waarnemingen maar deels<br />
ook algemeen aanwezige soorten. Het zijn geen van alle beschermde soorten en ze zijn als<br />
soort niet bedreigd in Nederland (informatie De Vlinderstichting).<br />
De aangetroffen libellen zijn niet op naam gebracht, omdat het voorkomen vrijwel beperkt is tot<br />
terreingedeelten, waarin geen effect van de herinrichting wordt verwacht. Het betreft alleen<br />
algemene soorten.<br />
Vissen<br />
Tijdens de veldinventarisaties zijn geen (beschermde) vissoorten in de gracht aangetroffen.<br />
22 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
Flora<br />
In totaal zijn bijna 100 verschillende hogere-plantensoorten aangetroffen. Het betreft algemene<br />
tot zeer algemene soorten; één aangetroffen soort, Brede wespenorchis, is beschermd<br />
Loc. 2 [17] Rond de kasteelgracht komt bijna de helft van het aantal op het terrein<br />
aangetroffen plantensoorten voor (47).<br />
Loc. 6 [8] De Brede wespenorchis is onder andere aangetroffen op deze locatie.<br />
Loc. 7 [1, 3] De beplanting tegen de westrand is tamelijk soortenrijk, het sparrenbos vrij<br />
soortenarm.<br />
Loc. 9 [14] Ook in dit bosgebied is de Brede wespenorchis aangetroffen.<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 23
24 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN<br />
5.1. Conclusies<br />
• Van het onderzoeksgebied waren op voorhand weinig gegevens bekend over het voorkomen<br />
van (beschermde) planten- en diersoorten; door de status van privé-bezit is het terrein<br />
tot 2004 voor de meeste soorten uitgesloten bij inventarisatiewerkzaamheden.<br />
• De quickscan en de aanvullende veldinventarisatie hebben helderheid geschapen over het<br />
voorkomen van beschermde soorten in het onderzoeksgebied. De beschermde soorten zijn<br />
aangegeven in § 5.<br />
• Alle vleermuissoorten zijn beschermd middels de FFwet. Er zijn tenminste vier soorten<br />
vleermuizen aangetroffen. Alvorens oude bomen of gebouwen worden geamoveerd, dient<br />
tijdig vastgesteld te worden of ze gebruikt worden door vleermuizen, waarna naar bevinden<br />
dient te worden gehandeld (eventueel alsnog ontheffingsaanvraag indienen).<br />
• De overige 14 aangetroffen zoogdierensoorten zijn allemaal algemeen. Met uitzondering van<br />
de Bruine rat zijn ze wel allemaal beschermd middels de FFwet. Bij de geplande ingreep vindt<br />
verstoring plaats van de spitsmuis, Woelrat, Mol, Egel, Konijn en Vos. Voor deze zoogdiersoorten<br />
dient een ontheffing aangevraagd te worden ingevolge art. 75 van de FFwet.<br />
• Zoals alle andere amfibieën is ook de Gewone pad beschermd. Vanwege het verspreid<br />
voorkomen over het gehele terrein dient voor deze soort een ontheffing aangevraagd te<br />
worden. De Bruine kikker, in de omgeving van het voormalige zwembad, wordt niet<br />
verstoord.<br />
• In het kader van de FFwet zijn alle vogelsoorten beschermd; ontheffing voor het verstoren<br />
etc. wordt niet gegeven. Werkzaamheden dienen derhalve uitsluitend plaats te vinden buiten<br />
het broedseizoen (dus buiten de periode maart - augustus) en zonder dat vogels worden<br />
verstoord. De invloed van de herinrichting op de vogels is beperkt tot bepaalde delen van<br />
het terrein, waar daadwerkelijke uitvoering plaatsvindt.<br />
• Er komen geen beschermde vlinders en libellen op het terrein voor; derhalve hoeft/kan<br />
hiervoor geen ontheffing aangevraagd (te) worden.<br />
• Er zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen in de kasteelgracht.<br />
• Aan beschermde plantensoorten komt op een aantal plaatsen de Brede wespenorchis voor.<br />
Op locatie 6 en mogelijk op locatie 9 wordt de soort verstoord, derhalve dient voor deze<br />
soort een ontheffing aangevraagd te worden.<br />
• Bij de bouw dienen de bouwactiviteiten in de meest ruime zin zich te beperken tot de<br />
terreingedeelten die daarvoor zijn bedoeld; ook zaken als opslag van materialen dienen op<br />
geen enkele wijze te leiden tot een verstoring van de andere groenelementen. Met name het<br />
voormalige zwembad (en omgeving) en het te behouden gedeelten van het parkbos dienen<br />
volledig ontzien te worden (dus ook geen bouwketen, opslag o.i.d. tijdens de bouw!).<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 25
5.2. Aanbevelingen<br />
Onderstaande aanbevelingen worden gedaan vanuit het oogmerk om, binnen de randvoorwaarden<br />
van de functie van het terrein, de ecologische waarden te verhogen; de aanbevelingen<br />
kunnen ook gebruikt worden in geval compensatie nodig is voor het verkrijgen van een<br />
ontheffing.<br />
• Het amoveren van oude bomen dient zo veel mogelijk voorkomen te worden.<br />
• Het verdient aanbeveling om de overstort van het riool op de gracht op zo kort mogelijke<br />
termijn te saneren; door de huidige situatie wordt het effect van de aanwezige kwel op de<br />
waterkwaliteit en daarmee op de in potentie hoogwaardige biotopen, teniet gedaan door<br />
vervuiling en eutrofiëring. De voedselrijke baggerlaag zou verwijderd moeten worden voor<br />
een optimaal effect.<br />
• Vanuit de huidige situatie zou het aansluiten van de gracht op de wetering aan de oostzijde<br />
van het abdijterrein naar alle waarschijnlijkheid resulteren in een verbetering van de<br />
waterkwaliteit in de gracht. Na sanering van de overstort van het riool verdient het<br />
aanbeveling om deze aansluiting op de wetering niet te maken, opdat de kwel zich manifesteert<br />
in de vorm van (meer waardevolle) soorten zoals Waterviolier en andere kwelindicatoren.<br />
• Indien de verbreding van de gracht wordt gerealiseerd, verdient het aanbeveling om<br />
tenminste over een substantieel deel van de oeverlengte een geleidelijke overgang van land<br />
naar water te maken; in elk geval dient geen beschoeiing aangelegd te worden.<br />
• Bij de aanleg van nieuwe groenvoorzieningen zoals bosschages uitsluitend inheemse soorten<br />
toepassen, zo mogelijk besdragend (voedselbron voor vogels) en passend in de omgeving en<br />
op de betreffende grondslag.<br />
• Bij de aanleg van nieuwe ontsluitingspaden wordt, waar mogelijk, een geleidelijke overgang<br />
van grasland naar bosschage gerealiseerd.<br />
• Paden die geamoveerd worden, waar mogelijk met een boomstam; ze groeien daarna vanzelf<br />
dicht.<br />
• Om zowel ecologische als esthetische redenen verdient het aanbeveling om in het fijnsparrenbos<br />
in de loop van de tijd op wisselende plaatsen open plekken te creëren ten behoeve<br />
van een natuurlijke ontwikkeling met variatie in soorten en structuur.<br />
• Het verdient aanbeveling om de graslanden te beheren als hooiland (1 of 2 keer per jaar<br />
maaien en het maaisel na enkele dagen afvoeren), of als extensief weiland.<br />
Ook de rapportages van de veldinventarisaties bevatten aanbevelingen en suggesties voor<br />
verhoging van de ecologische waarden.<br />
26 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk
6. BRONNEN<br />
Literatuur<br />
Bergmans, W. & A. Zuiderwijk. 1986. Atlas van de Nederlandse Amfibieën en Reptielen en hun<br />
bedreiging. KNNV, Hoogwoud.<br />
Bomert, K. & E. Blok. 2002. Masterplan Groeninrichting Landelijk Centrum Focolarebeweging<br />
Nederland ‘Maria Scia Luminosa’, Abdij Mariënkroon te Nieuwkuijk. Bomert Beheer (Nijmegen)<br />
& Blok, Olde Meierink en Partners (Wageningen).<br />
Hom, C.C., P.H.C. Lina, G. van Ommering, R.C.M. Creemers & H.J.R. Lenders.<br />
1996. Bedreigde en kwetsbare reptielen en amfibieën in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst.<br />
IKC Natuurbeheer, Rapportnr. 25.<br />
Prov. Noord-Brabant, Kernteam Streekplan. 2002a. Brabant in Balans. Streekplan Noord-<br />
Brabant 2002. Provincie Noord-Brabant, ‘s-Hertogenbosch.<br />
Prov. Noord-Brabant, Kernteam Streekplan. 2002b. Rekening houden met Habitatrichtlijnsoorten<br />
in Noord-Brabant. CD-Rom Prov. Noord-Brabant.<br />
Stichting Beheer Mariapoli Scia Luminosa. 2003. Aanvraag Zelfstandige Project Procedure,<br />
ingevolge artikel 19, lid 1 Wet op de R.O.<br />
Internet<br />
www.natuurloket.nl<br />
www.minlnv.nl Flora en Faunawet<br />
www.ravon.nl<br />
www.vlinderstichting.nl<br />
Overige bronnen<br />
• Stichting Jeugdnatuurwacht Vlijmen (meerdere personen)<br />
• Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant<br />
• Natuur- en Milieuvereniging <strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong> (meerdere personen)<br />
• Ver. Natuurmonumenten, beheerkantoor Midden-Brabant (*)<br />
• IVN afd. De Waerdman - De Langstraat<br />
• Stichting Noordbrabants Landschap<br />
• WBE De Langstraat<br />
• Heemkundekring<br />
(*) uiteindelijk niet kunnen bereiken<br />
Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 27
Bijlagen
Bijlage 1. Beschrijving veldinventarisatie door vrijwilligers<br />
Toelichting op veldonderzoek Flora en Fauna<br />
FAUNA<br />
Vanaf half januari tot en met half juli heeft Michel Cooijmans het terrein zeer regelmatig<br />
bezocht. Met een vlindernet/libellennet, een amfibieënfuik en 5 Longworthvallen en een goede<br />
kijker en telescoop heeft hij zeker 30 dagen en vaak ook nachten op het terein rondgestruind,<br />
gespeurd, geluisterd en een en ander geobserveerd. Samengevat: ‘Een aardig gebied met redelijk<br />
wat soorten. Vooral komt de ‘’stepping stone”-gedachte naar voren. Volgens Michel Cooijmans<br />
kan er naast ruimte voor mensen, ook geïnvesteerd worden in ruimte voor inheemse flora en<br />
fauna. Meer kruidenrijke beplantingen, besdragende struiken, doornstruiken, ruige hoekjes,<br />
muurbedekkers, houtwallen,…etc. Specifieke nest, en rustgelegenheid ( Waveka.nl ) voor<br />
vogels, insecten, zoogdieren en amfibieën kunnen het gebied tot een zeer waardevolle<br />
ecologische enclave maken.<br />
Vogels<br />
Voor vogels dient het gebied als overwinteringgebied, broedbiotoop en stepping stone. Met<br />
name de stepping-stonefunctie wordt van grote waarde geacht. In voor- en najaar doen veel<br />
groepen lijsterachtigen, vinkachtigen en loofzangers het gebied aan. A safe haven binnenin het<br />
omringende modern agrarisch, industrieel, verstedelijkt landschap. ’s Winters verblijven er<br />
nagenoeg alle mezensoorten in de dennenbossen. Zwaluwen en gierzwaluwen broeden niet op<br />
het terrein, maar foerageren er tijdens trek. Mogelijk dient het dennenbos in sommige winters<br />
als overwinteringverblijf van rans -of bosuilen. Beide soorten zijn gesignaleerd, maar zijn geen<br />
vaste bewoners. Een hele nacht lang zat er een steenuil op een van de bijgebouwen. Daarna is<br />
deze niet meer waargenomen. Op veel plekken op het terrein kan men braakballen vinden.<br />
Vaak wel wat oudere. Goudhaantjes zitten er het jaarrond. Met een piek in de winter en enkele<br />
broedpaartjes in lente en zomer. Vuurgoudhaantjes zijn niet gehoord of gezien.<br />
Kraaien, eksters, roeken en gaaien doen het gebied wel aan, met name ’s winters, maar hebben<br />
er dit jaar niet gebroed. Kauwtjes broeden er wel, zij het maar met 2 broedparen. De torenvalk<br />
komt heel af en toe op een vaste plek aan het zwembad zitten. Jagen doet hij hier niet, maar zijn<br />
braakballen vind je er soms terug. De buizerd was tot in maart aanwezig, wachtend en jagend<br />
op mollen in gebiedje 9. De groene specht doet in de zomer de loofbomen op het terrein snel<br />
aan. Zwarte specht en kleine bonte specht komen niet voor. De grote bonte specht heeft dit<br />
jaar jongen grootgebracht in 5a.<br />
Van grote invloed op het broedvogelbestand is zonder twijfel de komst van een sperwerpaartje<br />
dat in gebied 7 zijn nest had. Er werd veel gejaagd. Vooral duiven en merels moesten eraan<br />
geloven. Het bos en park lagen bezaaid met plukresten! Maar dat bracht toch wel onrust in het<br />
bos en omgeving teweeg. Er broeden veel houtduiven en enkele holenduiven. Een enkele keer<br />
kwam er een havik voorbij om te jagen. Algemene tuinvogels leven hier natuurlijk jaarrond:<br />
merel, roodborst, winterkoning, heggenmus, boomkruiper en vink. Grote lijsters en in mindere<br />
mate zanglijster komen op de graslanden wel foerageren, maar ze broeden er maar weinig. De<br />
meeste broeden in bosschages verderop. Ringmussen brengen de winter door, vooral op 19.<br />
Maar broeden deden ze hier dit jaar niet.
Vlinders<br />
Het was niet zo’n goed vlinderjaar, zeker niet t.o.v. 2003. In dit gebied komen wel veel soorten<br />
vlinders voor, maar dat zijn toch algemene soorten en meestal in kleine aantallen.<br />
De vele bomen, heesters, coniferen, gemaaide graslandjes en weinig bloemen nodigen niet echt<br />
uit. Veel vlinders doen, vooral in het voorjaar, het gebied wel aan, maar blijven niet.<br />
Boomblauwtjes en Icarusblauwtjes zijn regelmatige gasten. Bonte en Bruine zandoogjes en<br />
Groot koolwitje leven er in voorjaar en zomer. Hooibeestjes en Argusvlinders werden net<br />
buiten het gebied in bloemrijke bermen aangetroffen. Omdat de meest verschillende soorten in<br />
het voorjaar gesignaleerd zijn, wordt vermoed dat trekvlinders en zwervende exemplaren dit<br />
gebied even aandoen. Duidelijk is dat ook voor deze soorten het gebied tot stepping stone<br />
dient en dat juiste beheersmaatregelen bedacht kunnen worden de vlinderpopulatie te verrijken<br />
en te beschermen.<br />
Overige insecten.<br />
In het dennenbos komen vooral in de lente veel hommels voor die er hun nesten bouwen en<br />
jongen verzorgen. Welke soorten het betreft is niet uitgezocht. Mieren zijn niet veel aangetroffen.<br />
Zeker niet de beschermde rode of zwarte bosmier. Sprinkhanen zitten er wel, maar niet<br />
veel.<br />
Libellen<br />
Hoewel libellen over het hele terrein jagen, springt het noordoostelijk gedeelte van de<br />
zwemvijver er uit (5a). Juist daar vindt men hen in tandem en ook zijn daar de ongeveer 15<br />
soorten zo dicht bij elkaar goed te observeren. Het zijn doorgaans algemene juffers en echte<br />
libellen. Rombouten en korenbouten zitten er vrijwel niet. Omdat dit voor libellen belangrijk<br />
gebiedje buiten de bouwplannen valt, zijn ze de soorten niet op naam gebracht. De Groene<br />
glazenmaker is niet gezien. Aan de lange gracht (oude Vlijmensche Wetering) komen maar<br />
weinig libellen voor. Deels heeft dit te maken met verontreinigd water, deels met te weinig<br />
zonuren op dit water. In dit water zaten zeer weinig libellenlarven.<br />
Zoogdieren<br />
Een vossenburcht trok van begin af aan aandacht maar is dit jaar niet bewoond geweest. Over<br />
alle ingangen hangt namelijk oud spinnenrag. Uitwerpselen van vossen zijn in de omgeving ook<br />
niet gevonden en zorgvuldige nachtelijke observaties hebben hierin geen verandering gebracht.<br />
Bunzingen komen hier in de omgeving wel voor (dood exemplaar langs de weg in de buurt<br />
gezien), zij het waarschijnlijk niet als vaste bewoner, maar als bezoeker. De kippen op het<br />
terrein zijn tot op heden onaangeroerd.<br />
Een hele grote egel heeft hier zijn territorium. Twee anderen zijn kleiner van formaat en zijn<br />
aan de randen en poorten van het terrein aangetroffen.<br />
Mollen zitten op alle graslandjes en enkele andere plekken. Reden voor de buizerd om af en toe<br />
eens aan te waaien in winter en vroege voorjaar.<br />
Van de bruine rat is een schedel bij de zwemvijver in een braakbal aangetroffen.<br />
Hazen zitten rondom het terrein. Wellicht soms ook op het terrein zelf, maar zijn er niet<br />
waargenomen.<br />
Konijnen zitten er ook, maar feitelijk maar weinig. Misschien zijn ziekten, verstoringen en jacht<br />
daar debet aan.
Eekhoorns komen niet op het terrein voor. Hermelijntjes, steenmarters of wezels zijn niet<br />
waargenomen.<br />
Bosmuizen vond ik al voor het plaatsen van vallen. Ik acht het voorkomen van de ‘ondergrondse<br />
woelmuis’ twijfelachtig. Rosse woelmuizen en/of aardmuizen komen overal veel voor. Spitsmuizen<br />
vond ik meer op specifiekere plekken.<br />
Amfibieën<br />
Gewone padden komen over het hele terrein voor, zij het niet veel. Doorgaans betreft het<br />
juveniele exemplaren. Er bevonden zich slechts een handjevol adulten op het terrein. Rugstreeppadden<br />
leven er beslist niet.<br />
Bruine kikkers, waaronder wat groenige exemplaren, zitten in en rondom het zwembad (5a)<br />
Kikkers van het groene kikker complex trof ik meer aan langs de wetering (sloot langs vak 14<br />
en 7). Heikikkers komen ook hier beslist niet voor.<br />
Salamanders leven hier ook niet. Ecologisch gezien biedt het terrein wel schuilplaats, voedsel en<br />
voortplantingsmogelijkheden.<br />
Vissen<br />
Ondanks veelvuldig scheppen waren de resultaten naar vissoorten bedroevend. De lange gracht<br />
(Oude Vlijmensche Wetering) is te zeer geëutrofieerd en in het zwembad leven te veel karpers<br />
en voorns. Die zijn daar opzettelijk uitgezet als hengelvermaak. Ze zijn grotendeels verantwoordelijk<br />
voor de vraat aan amfibie, -en libeleieren. Zelfs stekelbaarzen of bermpjes zijn niet<br />
gevangen. Misschien zit er wel de Kleine of Grote modderkruiper….Ook deze zijn niet<br />
gevangen!!!<br />
FLORA<br />
Dhr Ton Kokx en de heer Frans van Genuchten hebben vanaf februari 2004 tot en met juni<br />
2004 het terrein geïnventariseerd op planten. Om een overzicht van de natuurwaarden te<br />
krijgen is het hele terrein bekeken. Ook de plaatsen waar geen bouwactiviteiten plaatsvinden.<br />
De nummers komen overeen met de nummers van de kaart. Enkele opmerkingen met<br />
betrekking tot deze percelen:<br />
1. Bomen, heesters en gazon; wordt momenteel als gazon beheerd.<br />
2. Bomen hoek zonder ondergroei (geen kruiden etc.); voornamelijk bladafval.<br />
3. Fijnsparrenbos met geringe ondergroei (voornamelijk hulst en vlier; aan de randen kruiden<br />
als bij perceel 4) in de toekomst omvorming tot parkeerplaats .<br />
4. Grasstrook langs schuurtje.<br />
5. 5a is het directe gedeelte naast het voormalige zwembad.Dit perceel is het meest soortenrijk.<br />
Waterplanten zijn niet geïnventariseerd. De wespenorchis komt rond het voormalige<br />
zwembad en langs de zuidelijke kloostermuur voor in circa 50 exemplaren. 5b is een<br />
parkbos<br />
6. bosplantsoen strook langs het terrein (geen kruiden etc.) Meest heesters.<br />
7. Fijnsparrenbos zonder ondergroei (geen kruiden etc.)<br />
8. Parkbos waar een deel gereserveerd staat voor de uitbreiding van de grote zaal. Het<br />
merendeel van het terrein is overschaduwd en bedekt met bladafval; het speenkruid komt
local dominant voor in de noord-westhoek; van de wespenorchis staan hier slechts enkele<br />
exemplaren (rare).<br />
9. Grasveld met beukenrij en 4 rijen jonge platanen. Het grasveld wordt als gazon beheerd en<br />
wekelijks gemaaid en is daarom niet intensief geïnventariseerd.<br />
10. Platanenbos met weinig ondergroei (deel gereserveerd voor bebouwing).<br />
11. Grasveldje bij oude schuren/stallen beheerd als gazon; enkele ruderale hoekjes.<br />
12. Parkbos (schuur wordt t.z.t. vervangen door nieuwbouw)<br />
13. Parkbos naast Mariakapel met enige cultivars.<br />
14. Fijnsparrenbos zonder ondergroei. De aangegeven planten komen voor in het berkenbosje.<br />
Wel rijk aan mossen . deze zijn niet geïnventariseerd. De waargenomen wespenorchissen<br />
(circa 10 ex) bevinden zich in de rand van het pad tussen de percelen 14 en 15.<br />
15. Fijnsparrenbos zonder ondergroei (groot deel gereserveerd voor bebouwing) (geen kruiden<br />
etc.)<br />
16. Weiland (geen kruiden etc.)<br />
17. Gracht , oever en rand sparrenbos perceel 15; sterk geëutrofieerd.<br />
18. Weiland (geen kruiden etc.)<br />
19. Binnenterrein met heesters/vaste planten etc. (geen specifieke kruiden etc.)<br />
Algemeen: Waterplanten, grassen en mossen zijn niet geïnventariseerd.<br />
De botanische waarde van het terrein is matig tot gering (zandige, geéutrofieerde bodem)<br />
De meest botanische waarden bevinden zich in het terrein rondom het voormalige zwembad.<br />
6 augustus 2004,<br />
Frans van Genuchten.<br />
Ton Kokx
Bijlage 2a. Plantensoorten veldinventarisaties 2004<br />
Lijst van plantensoorten, verzameld door vrijwilligers op 13 februari, 30 maart, 4 mei en 24 juni.<br />
Voor de vakindeling: zie kaart 1. Beschermde soorten zijn rood gemarkeerd<br />
(In digitale vorm ontvangen van de opdrachtgever d.d. 13 augustus 2004).<br />
Latijnse naam nederlandse naam 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 17<br />
Achillea millefolia gew. Duizendblad x<br />
Aegopodium podagraria zevenblad x x x x x x x x<br />
Alopecurus sp. vossenstaart sp x<br />
Anemone nemorosa bosanemoon x x<br />
Anthoxanthum odoratum reukgras x<br />
Anthriscus sylvestris fluitekruid x x x x x x<br />
Aretium lappa grote klit x<br />
Bellis perennis madeliefje x x x x<br />
Calystegia sepium haagwinde x<br />
Capsella bursa-pastoris gew. Herderstasje x x x<br />
Cardamine hirsuta kleine veldkers x x x x<br />
Cardamine pratensis pinksterbloem x<br />
Carex hirta ruige zegge x<br />
Carex remota ijle zegge x<br />
Carex spec. zegge sp. x x<br />
Cerastium fontanum gew.hoornbloem x x x x<br />
Ceratophyllum demersum gedoornd hoornblad x<br />
Chelidonium majus stinkende gouwe x x x<br />
Cirsium vulgare speerdistel x x x<br />
Claytonia perfoliata witte winterpostelein x x<br />
Convallaria majalis lelietje van dalen x x<br />
Conyza canadensis canadese fijnstraal x<br />
Coronopus didymus kleine varkenskers x<br />
Crepis spec streepzaad spec. x x<br />
Dactylis glomerata kropaar x<br />
Digitalis purpurea gew.vingerhoedskruid x<br />
Dryopteris carthusiana smalle stekelvaren x<br />
Dryopteris dilatata brede stekelvaren x<br />
Eleocharis plaustris sp palusstr gewone waterbies x<br />
Epilobium spec. bastaardwederik spec x<br />
Epipactis helleborine breedbladige wespenorchis x x x x x<br />
Equisetum arvense heermoes x x<br />
Erophila verna vroegeling x<br />
Galanthus nivalis gew. Sneeuwklokje x x x x x<br />
Galeopsis tetrakit gew. Hennepnetel x x x<br />
Galium aparine kleefkruid x x x x x x x<br />
Galium palustre moeraswalstro x<br />
Geranium molle zachte ooievaarsbek x x x x x<br />
Geranium robertianum robertskruid x x x x<br />
Glechoma hederacea hondsdraf x x x x x x x x x x x<br />
Glyceria fluitans mannagras x<br />
Hedera helix klimop x x x<br />
Heracleum sphondylium gew.bereklauw x<br />
Holcus lanatus witbol x x x x x<br />
Hypochaeris radicata gew. biggekruid x<br />
Ilex aquifolium hulst x x x x<br />
Iris pseudocorus gele lis x x x<br />
Juncus effusus pitrus x x x<br />
Lamium album witte dovenetel x x x<br />
Lamium maculatum gevlekte dovenetel x<br />
Lamium purp v. purp. paarse dovenetel x x x x x<br />
Lapsana communis akkerkool x x x x x x
Lotus comiculatus gewone rolklaver x<br />
Lunaria sp judaspenning sp. x x x<br />
Luzula campestris gew. Veldbies x<br />
Lycopus europeus wolfspoot x x<br />
Moehringia trinervia drienerfmuur x x x x x<br />
Myosotis spec. vergeetmijnietje sp. x x<br />
Oxalis fontana stijve klaverzuring x<br />
Peucedanum palustre melkeppe x<br />
Phalaris arundinacea rietgras x<br />
Plantago lanceolata smalbladige weegbree x x<br />
Poa bulbosa straatgras x x x x<br />
Polygonum mite zachte duizendknoop x<br />
Prunella vulgaris brunel x<br />
Prunus padus inl.vogelkers x<br />
Prunus serotina am. Vogelkers x x x<br />
Ranunculus acris scherpe boterbloem x x<br />
Ranunculus ficaria gew. Speenkruid x x x x x x x<br />
Ranunculus repens kruipende boterbloem x x x x x x<br />
Ranunculus sceleratus blaartrekkendee boterbloem x<br />
Ribes spe. bes sp. x<br />
Rubus idaeus framboos x x<br />
Rubus fruticobus gew.braam x x x x x<br />
Rumex acetosa veldzuring x x x x<br />
Rumex acetosella schapezuring x x<br />
Rumex obtusifolius ridderzuring x x x x x x x x x<br />
Sambucus nigra gew. Vlier x x x x x x x x x<br />
Senecio jacobaea jocobskruiskruid x<br />
Senecio vulgaris klein kruiskruid x<br />
Silene dioica dagkoekoeksbloem x<br />
Sisymbrium officinale gewone raket x<br />
Solanum dulcamara bitterzoet x x x x<br />
Sonchus oleraceus gew. Melkdistel x x x x x<br />
Stellaria media vogelmuur x x x x x x x x x x x x<br />
Symphytum officinale gew. Smeerwortel x<br />
Tanacetum vulgare boerenwormkruid parkeerplaats<br />
Taraxacum officinale paardebloem x x x x x x x x x<br />
Taxus baccata taxus x<br />
Trifolium dubium kleine klaver x<br />
Trifolium repens witte klaver x x x<br />
Urtica dioica grote brandnetel x x x x x x x x x x<br />
Urtica urens kleine brandnetel x<br />
Valeriana offocinalis echte valeriaan x x<br />
Veronica arvensis veldereprijs x x x<br />
Veronica chamaedrys gewone ereprijs x<br />
Veronica hederef.ssp lucorum bosklimopereprijs x x x x x x<br />
Viola Tricolor driekleurig viooltje x
Bijlage 2b. Diersoorten veldinventarisaties 2004<br />
Lijst van diersoorten, verzameld door vrijwilligers .<br />
Voor de vakindeling: zie kaart 1. Beschermde soorten zijn rood gemarkeerd<br />
(In digitale vorm ontvangen van de opdrachtgever d.d. 13 augustus 2004).<br />
VOGELS 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />
Blauwe Reiger Fourageerd aan wetering oostzijde vb<br />
Wilde eend 2 paar succesvol broedend bz<br />
Kuifeend Fourageerd aan wetering oostzijde<br />
Havik Terrein is onderdeel jachtgebied ib ib<br />
Sperwer Broedpaar succesvol bz<br />
Buizerd Wintergast vb<br />
Torenvalk Terrein is onderdeel jachtgebied vb<br />
Waterhoen Broedpaar succesvol bz<br />
Houtduif<br />
Circa 25 broedparen succesvol.<br />
Meerdere broedsels<br />
bz bz bz bz bz bz bz bz bz bz bz x<br />
Holenduif<br />
Broedpaar succesvol. Doorgaands<br />
jaarrond fouragerend<br />
bz bz bm<br />
Tortelduif opmerkelijk weinig ib<br />
Koekoek overgevlogen<br />
Steenuil alleen enkele keer in winter gesign. ib<br />
Bosuil alleen enkele keer in maart gesign. ib<br />
Ransuil wintergast ib<br />
Gierzwaluw niet broedend, fouragerend in lucht<br />
ov. zwaluwen niet broedend, fouragerend, doortrek tv tv tv<br />
Groene specht dwaalgast ib ib<br />
Gr, bonte specht bw, en dwaalgast op terrein bw ib<br />
Witte Kwikstaart tv en ib, zeker niet broedend ib ib<br />
Winterkoning jaarvogel, min. 5 paartjes bz bz bz bz<br />
Heggemus jaarvogel, min. 3 paartjes bw bw bz<br />
Roodborst jaarvogel, min. 2 paartjes bw bw<br />
Zwarte<br />
Roodstaart<br />
niet broedend, paar dagen aanwezig<br />
Mei<br />
ib<br />
Gekr. Roodstaart eenmalig, tussenstop op trek tv<br />
Merel relatief weinig ( sperwers..!? ) bz bz bw vb<br />
Kramsvogel grote populaties op trek vb vb<br />
Koperwiek grote populaties op trek vb vb<br />
Zanglijster bw vb bz<br />
Grote Lijsters grote populaties op trek tv tv<br />
Bosrietzanger eenmalig zingend gesignaleerd tv<br />
Spotvogel enkele dagen in april, niet broedend tv<br />
Braamsluiper bm, net tegen terrein op 1 bm<br />
tuinfluiter op trek hele gebied, april bm<br />
zwartkop op trek hele gebied, april bw<br />
fitis geregeld op pad tussen vak 15/16,bm ?<br />
Tjif Tjaf op trek hele gebied bm ?<br />
Goudhaan jaar rond mn winter, bz bz bz bz<br />
Vuurgoudhaan niet waargenomen<br />
Kuifmees alleen in winter ib ib<br />
Pimpelmees jaarvogel, bw<br />
Koolmees jaarvogel bz bz<br />
Staartmees bz<br />
Matkopmees Alleen in de winter vb vb<br />
Zwartmees Alleen in de winter vb vb<br />
Boomklever Jaarvogel bm bm<br />
Boomkruiper Jaarvogel (totaal circa 10 broedparen) bz bz vb bz vb vb vb vb<br />
Gaai doen het gebied aan als dwaalgast<br />
Ekster doen het gebied aan als dwaalgast<br />
Kauw 2 broedparen Bz<br />
Zwarte kraai doen het gebied aan als dwaalgast<br />
Spreeuw 1 broedpaar bz<br />
Huismus bz
Ringmus alleen in winter vb<br />
Vink mb mb<br />
Groenling alleen in winter vb<br />
Putter gaste en trekvogel tv tv tv<br />
Sijs grote populaties op trek tv<br />
VLINDERS 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />
Klein koolwitje incidenteel waargenomen<br />
Groot koolwitje algemeen aanwezig<br />
Resedawitje incidenteel waargenomen<br />
Oranjetip incidenteel waargenomen<br />
Citroenvlinder incidenteel waargenomen<br />
Kl. vuurvlinder incidenteel waargenomen<br />
Morgenrood incidenteel waargenomen<br />
Eikepage incidenteel waargenomen<br />
Groentje incidenteel waargenomen<br />
Boomblauwtje regelmatig gezien<br />
Hooibeestje incidenteel waargenomen<br />
Icarisblauwtje regelmatig gezien<br />
Dagpauwoog algemeen aanwezig<br />
Distelvlinder incidenteel waargenomen<br />
Atalanta algemeen aanwezig<br />
Kleine vos incidenteel waargenomen<br />
Gehakkelde aur. incidenteel waargenomen<br />
Landkaartje incidenteel waargenomen<br />
Dambordje incidenteel waargenomen<br />
Koevinkje incidenteel waargenomen<br />
Voorjaarserebia incidenteel waargenomen<br />
Bruin zandoogje algemeen aanwezig<br />
Bont zandoogje algemeen aanwezig<br />
Oranje<br />
zandoogje<br />
incidenteel waargenomen<br />
Argusvlinder algemeen aanwezig<br />
Libellesoorten Voornl. in vak 5a, +/- 15 soorten x x x<br />
AMFIBIEËN 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />
Pad op het hele terrein (niet in gr. aant.)<br />
Bruine kikker x<br />
ZOOGDIEREN 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />
Vos Oud vossenhol in vak 7<br />
Rat x x<br />
Woelrat x x<br />
Bunzing vraatresten in vak 15<br />
Veldmuis overal aanwezig<br />
Huismuis x x<br />
Spitsmuis sp. x x x x x<br />
Bosmuis x x x<br />
Rosse woelmuis overal aanwezig<br />
Aardmuis overal aanwezig<br />
Mol x x x x<br />
Egel Circa 3 egels, hele terrein x x<br />
Konijn x x x<br />
Haas niet gesignaleerd<br />
VISSEN 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />
Karper circa 25 x<br />
Voorn enkele honderden x<br />
Modderkruiper Niet gesignaleerd……<br />
CODE TOELICHTING<br />
Broeden<br />
bm mogelijke broedend
w waarschijnlijk broedend<br />
bz zeker broedend<br />
Bezoekers<br />
vb vaste bezoeker<br />
ib incidentele bezoeker<br />
tv trekvogels
! "#<br />
$ % !<br />
" & & & & # %<br />
& "# & ' & %<br />
& # & "# " ' # $<br />
# & & # % !<br />
# ' # $ ' "# & "#<br />
& & "#<br />
# & # # %<br />
& # & & ' & % ( & &<br />
& ' & & & &<br />
& # %<br />
( & & ) *% ! ' "#<br />
+ , , % - ' ' & #<br />
$ ' "# & & ' # ' "# #<br />
& & ' "# ' ' % ' & &<br />
& ,.., "# & # % (<br />
& # # & " ' "#<br />
& ' %<br />
- + & "# & #<br />
$ "# & & & ' # & "#<br />
' % ( & # "<br />
& & & & /<br />
0% & & ' '<br />
1 ' # & $$ %<br />
! ' ' ' & &<br />
# & & % ( # ' "#<br />
, , # # & %<br />
- ' & ' & ' # & & ' & %<br />
- , " & ' "# & &<br />
& ' "# # ' ' % #<br />
%<br />
( & ' % 2<br />
' & & % - 34 &<br />
"# & # % '<br />
# & # %<br />
( & & ' % ( '<br />
& % ' &<br />
& & "# # & $ &
' # ' ' % - '<br />
& & # # % "#<br />
& ' # & % "<br />
# & & ' # &<br />
& $ & & ' %<br />
( & & ' % !<br />
& "# & & & & &<br />
# ' & % 2<br />
' & & %<br />
- , & # &<br />
%<br />
( & & &<br />
% ( & & & %<br />
# ' , & & & % ( '<br />
& & ' #<br />
# ' & # & "# %<br />
) ,% -<br />
#<br />
&<br />
&<br />
& $<br />
' %
2 ' & $ & & &<br />
' " % ( ' #<br />
"#<br />
- + , , #<br />
% $ #<br />
& ' # # ' &<br />
' %<br />
( & & / " 0 % 2<br />
' & & % '<br />
& # % - # ' #<br />
# "# & & # # &<br />
& $ # # & %<br />
!<br />
# ' + & # & #<br />
% 1 # & &<br />
& % ( & ' '<br />
& # # " '<br />
& % - ' ' ' % 5<br />
' $ & # $$ & '<br />
%<br />
"<br />
# ' & '<br />
/ "# 0 %<br />
# ' + & ' "#<br />
# % ( ' & # ' '<br />
" & %<br />
"<br />
' # & , ,.., '<br />
& ' & & & '<br />
& %<br />
2 & ' $ ' & & ' &<br />
& $ %<br />
( & & ) *% ! &<br />
' & # # %
# # #<br />
! ' & & ' &<br />
"# ' & $ & ' & # ' %<br />
' # & & $ & &<br />
# & # % 6 "# ' & "# & $ &<br />
$ & ' # &<br />
% - & $ & &<br />
' "# & % ( ' & &<br />
# ' # % ( & #<br />
% # # & # # & '<br />
"# $ %<br />
$ %<br />
& & & " & # &<br />
# # # # # $ &<br />
& ' % ( & ' 7<br />
# ' & # & % (<br />
" ' ' &<br />
' ' % ' & # # & ' # &<br />
% "# "# # & ' # & "<br />
& # & # %<br />
- " 8 & ' & & & ' '<br />
"# & $ "<br />
' & ' $ & & % & ' '<br />
& "# 9 ' 8%<br />
# & # ' & %<br />
# & & ' '<br />
' ' "# $<br />
& $ & ' % # & & '<br />
# & # %<br />
# # # ' "# % 6 '<br />
& % % " '<br />
"# "# "# ' & & # & $ % & "#<br />
# ' 8 #<br />
& %<br />
& # ' & & & ' %<br />
: & $ $ ' # & %<br />
- & " & & & & & '<br />
' "# % ! "#<br />
& & & ' & & ' %<br />
"<br />
; ,.<br />
3 +< 8 ! "#<br />
Kaarten
Kaart 1. Vakindeling veldinventarisaties