29.09.2013 Views

ontwerpbestemmingsplan mariënkroon - Gemeente Heusden

ontwerpbestemmingsplan mariënkroon - Gemeente Heusden

ontwerpbestemmingsplan mariënkroon - Gemeente Heusden

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

College V200900770<br />

Onderwerp: Ontwerpbestemmingsplan Mariënkroon<br />

Collegevoorstel<br />

Inleiding:<br />

De Stichting Mariapoli Mariënkroon wil op de locatie Mariënkroon ten westen van Vlijmen<br />

een landelijk centrum van de Focolarebeweging huisvesten. Het plangebied, ter grootte van<br />

circa 9 hectare, ligt in het buitengebied van de gemeente <strong>Heusden</strong>. Ten noorden van de kern<br />

Nieuwkuijk, ten westen van Vlijmen, ten oosten van de Abt van Engelenlaan en ten zuiden<br />

van de Tuinbouwweg.<br />

Het bestemmingsplan heeft tot doel om te komen tot een landelijk centrum van de<br />

Focolarebeweging. De bestaande ruimten zullen daartoe worden verbouwd om dienst te<br />

kunnen doen als gebruiksruimten voor: erediensten, vergaderingen, kantoor, ontvangst,<br />

logies, keuken, opslag, eten en exposities. Daarnaast worden er maximaal 30<br />

wooneenheden voor de huisvesting van religieuzen gerealiseerd.<br />

Voor dit initiatief bereiden wij momenteel het bestemmingsplan “Mariënkroon” voor.<br />

Feitelijke informatie:<br />

Bestemmingsplan<br />

De stichting stelde een ontwikkelingsplan op bestaande uit onder andere een<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, een inrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan. Daarnaast voerde zij<br />

de benodigde onderzoeken uit.<br />

Bij de voorbereiding van het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn er verschillende<br />

overlegmomenten geweest met betrokken instanties. Zo vond onder andere nadere<br />

afstemming plaats met de provincie en het ministerie van LNV. Beide instanties stemden in<br />

met het concept-<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Daarnaast vond afstemming plaats met de<br />

Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en de<br />

monumentencommissie. De gemaakte afspraken zijn verwerkt in het beeldkwaliteitsplan en<br />

het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

Met de conclusies in de ruimtelijke onderbouwing (de toelichting van het bestemmingsplan)<br />

wordt aangegeven dat het plan financieel haalbaar is en maatschappelijk uitvoerbaar is.<br />

Overeenkomst<br />

Gelet op de nieuwe WRO moet er een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst<br />

vastgesteld worden. Het plan voor Mariënkroon betreft een particuliere ontwikkeling. De<br />

gemeente maakt verder geen kosten, anders dan die wij via de leges kunnen verhalen. In dit<br />

geval is daarom een anterieure overeenkomst (vrijwillige overeenkomst) opgesteld. Als<br />

gevolg hiervan moet de raad nog wel besluiten geen exploitatieplan vast te stellen. Dit<br />

gebeurt gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan. Wij verzoeken u in te<br />

stemmen met de inhoud van de anterieure overeenkomst (zie bijlage).<br />

Hogere grenswaarde<br />

Door adviesbureau Cauberg-Huygen is een onderzoek uitgevoerd naar de optredende<br />

geluidbelastingen vanwege het wegverkeer voor het bouwplan Mariënkroon. In het<br />

onderzoek wordt geconcludeerd dat ten gevolge van het wegverkeer van de Abt van<br />

Engelenlaan-zuid de voorkeurswaarde van 48 dB met 4 dB wordt overschreden. Ten<br />

gevolge van het wegverkeer op de Tuinbouwweg wordt de voorkeursgrenswaarde met 2 dB<br />

overschreden. De besluitvorming omtrent de hogere grenswaarde dient tegelijkertijd met de<br />

besluitvorming rond het bestemmingsplan plaats te vinden. Voor het vaststellen van een<br />

hogere grenswaarde is een collegevoorstel opgesteld (V200900775) dat eveneens vandaag<br />

aan u wordt voorgelegd.<br />

1/3


College V200900770<br />

Onderwerp: Ontwerpbestemmingsplan Mariënkroon<br />

Overzicht genomen stappen<br />

In de vergadering van 2 januari 2007 is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> door uw college<br />

besproken en is besloten het plan in procedure te brengen, met dien verstande dat aan de<br />

toelichting de resultaten van de akoestische en luchtkwaliteitsonderzoeken nog dienen te<br />

worden toegevoegd.<br />

Van 11 januari 2007 t/m 4 februari 2007 lag het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Mariënkroon<br />

ter inzage. Tijdens deze inspraakperiode ontvingen wij geen inspraakreacties. Daarnaast<br />

vond er overleg plaats met onder andere de provincie, het waterschap en andere relevante<br />

partijen. Dit leidde tot een aantal gewenste aanpassingen aan het stedenbouwkundige plan,<br />

beeldkwaliteitsplan en het bestemmingsplan.<br />

Inzet van middelen:<br />

Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.<br />

Procedure:<br />

Op grond van artikel 3.8, 1e lid Wro en afdeling 3.4 van de Awb wordt het ontwerp<br />

bestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbinnen een ieder in de<br />

gelegenheid wordt gesteld schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren te brengen bij de<br />

gemeenteraad. Dit wordt bekend gemaakt in de Scherper, de Staatscourant en op de<br />

gemeentelijke website. Daarnaast wordt de kennisgeving langs elektronische weg<br />

toegezonden aan die diensten van het Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging<br />

van belangen die in het geding zijn en aan de betrokken waterschappen.<br />

De gemeenteraad dient binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging van het<br />

ontwerp te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Het besluit tot<br />

vaststelling treedt volgens artikel 3.8, 5 e lid Wro in werking met ingang van de dag na die<br />

waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij Gedeputeerde Staten of de Minister een aanwijzing<br />

hebben gegeven, waarmee een onderdeel of onderdelen van het plan wordt/worden<br />

uitgesloten. Een belanghebbende kan op grond van artikel 8.2 Wro beroep instellen tegen<br />

het vaststellingsbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Raad<br />

van State beslist in dat geval binnen 12 maanden na afloop van de beroepstermijn.<br />

Advies:<br />

Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen.<br />

2/3


College V200900770<br />

Onderwerp: Ontwerpbestemmingsplan Mariënkroon<br />

BESLUIT<br />

Het college van <strong>Heusden</strong> heeft in de vergadering van 21 juli 2009;<br />

besloten:<br />

1. in te stemmen met de inhoud van de anterieure overeenkomst;<br />

2. het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> voor de ontwikkeling van het gebied “Mariënkroon” te<br />

Nieuwkuijk ter inzage te leggen en een ieder de gelegenheid geven zienswijzen<br />

kenbaar te maken.<br />

namens het college van <strong>Heusden</strong>,<br />

de secretaris,<br />

mr. J.T.A.J. van der Ven<br />

3/3


Onsenoort onderzocht<br />

rapport 1155


Onsenoort onderzocht<br />

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven op zoek naar<br />

middeleeuwse kasteelresten op het abdijterrein Mariënkroon te Nieuwkuijk, gemeente<br />

<strong>Heusden</strong>.<br />

P.C. de Boer<br />

Met een bijdrage van:<br />

M. Bouman & M. van Dinter


Colofon<br />

ADC Rapport 1155<br />

Onsenoort onderzocht.<br />

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven op zoek naar middeleeuwse kasteelresten<br />

op het abdijterrein Mariënkroon te Nieuwkuijk, gemeente <strong>Heusden</strong>.<br />

Auteur: P.C. de Boer<br />

Met een bijdrage van M. Bouman & M. van Dinter<br />

In opdracht van: Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />

Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld<br />

© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, april 2008<br />

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt<br />

worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook<br />

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.<br />

ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend<br />

uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.<br />

Autorisatie:<br />

D.A. Gerrets<br />

ISBN 978-90-6836-145-2<br />

ADC ArcheoProjecten<br />

Postbus 1513<br />

3800 BM Amersfoort<br />

Tel 033-299 81 81<br />

Fax 033-299 81 80<br />

Email info@archeologie.nl


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting 5<br />

1 Inleiding 7<br />

1.1 Algemeen 7<br />

1.2 Vooronderzoek 7<br />

1.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen 8<br />

1.4 Opzet van het rapport 9<br />

2 Methoden 10<br />

3 Resultaten 12<br />

3.1 Fysisch geografisch onderzoek 12<br />

3.2 Sporen en structuren 12<br />

3.3 Vondstmateriaal 24<br />

Inleiding 24<br />

Aardewerk 24<br />

Glas 26<br />

Metaal 26<br />

Natuursteen en keramisch bouwmateriaal 26<br />

Archeobotanisch onderzoek 27<br />

4 Conclusie 29<br />

4.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen 29<br />

4.2 Synthese 31<br />

5 Conclusie 33<br />

5.1 Waardering van de vindplaats 33<br />

5.2 Aanbeveling 33<br />

Literatuur 34<br />

Lijst van afbeeldingen en tabellen 34<br />

Bijlage 1: sporentabel 35<br />

Bijlage 2: splitstabel 36<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon


ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET ONDERZOEKSGEBIED<br />

Provincie: Noord-Brabant<br />

<strong>Gemeente</strong>: <strong>Heusden</strong><br />

Plaats: Nieuwkuijk<br />

Toponiem: Mariënkroon<br />

Kadastrale gegevens: <strong>Gemeente</strong> Vlijmen, sectie N, nummers 4561 t/m 4566<br />

Kaartblad: 45A<br />

Coördinaten: NW: 141325/412700; NO: 141425/412700; ZO: 141425/412500; ZW: 141325/412500<br />

Projectverantwoordelijke: P.C. de Boer<br />

Bevoegd gezag: <strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong>, T. van Dijk<br />

Deskundige namens het bevoegd gezag: Provincie Noord-Brabant, mevr. M. Barwasser<br />

ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 24911<br />

ADC-projectcode: 4107632<br />

Complex en ABR codering: Kasteel (VK), nederzetting onbepaald (NX)<br />

Periode(n): Prehistorie, Vroege Middeleeuwen – Nieuwe tijd<br />

Geomorfologische context: Dekzandrug<br />

NAP hoogte maaiveld: Tussen circa 2,10 m + NAP en 3,00 m + NAP<br />

Maximale diepte onderzoek: Circa 1,60 m min maaiveld<br />

Uitvoering van het veldwerk: 30, 31 oktober en 5, 6 november 2007<br />

Beheer en plaats documentatie: Provinciaal depot voor bodemvondsten Noord-Brabant<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon


Samenvatting<br />

In de maanden oktober en november 2007 heeft ADC ArcheoProjecten, in opdracht van de<br />

Stichting Mariapoli Mariënkroon, een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven<br />

uitgevoerd. Het onderzoek was er op gericht resten van oudere voorgangers van het<br />

kasteelcomplex en eventueel nog oudere bewoningsfasen te traceren. Verspreid over het<br />

abdijterrein Mariënkroon zijn op vijf bouwlocaties evenzoveel proefsleuven gegraven, waarmee<br />

inzicht is verkregen in de aanwezigheid, aard en waarde van het bodemarchief ter plaatse.<br />

Op drie locaties zijn resten van een gracht gevonden. Op basis van de locatie en de vorm kan<br />

worden verondersteld dat deze gegraven waterlopen deel hebben uitgemaakt van een<br />

rechthoekige of vierkante omgrachting die behoort tot de voorburcht die aan de westzijde van de<br />

hoofdburcht was gelegen. Tevens werden greppels, (paal)kuilen, karrensporen en een mogelijke<br />

waterput aangetroffen. Een klein deel van deze sporen dateert mogelijk uit de prehistorie en<br />

Vroege Middeleeuwen, maar het grootste deel kan worden toegeschreven aan de Late<br />

Middeleeuwen.<br />

Hiermee leverden alle planlocaties behoudenswaardige archeologische resten op. Op basis<br />

hiervan wordt geadviseerd deze middels planaanpassing te beschermen of wanneer dit niet<br />

mogelijk is te documenteren door middel van een opgraving.<br />

Op basis van onderhavig onderzoek kan worden beargumenteerd dat zich ook in de overige<br />

deelgebieden behoudenswaardige archeologische resten kunnen bevinden. Deze resten kunnen<br />

niet met behulp van booronderzoek worden gewaardeerd. De waarde van de ondergrond in de<br />

deelgebieden 1, 3, 4 en 5 dient derhalve alsnog met behulp van proefsleuven te worden bepaald.<br />

Tabel 1. Tijdsduur van de verschillende (pre)historische perioden.<br />

PERIODE TIJD IN JAREN<br />

Nieuwe tijd 1500 na Chr. - heden<br />

Middeleeuwen 450 na Chr. - 1500 na Chr.<br />

Romeinse tijd 12 voor Chr. - 450 na Chr.<br />

IJzertijd 800 voor Chr. - 12 voor Chr.<br />

Bronstijd 2000 voor Chr. - 800 voor Chr.<br />

Neolithicum (Nieuwe Steentijd) 5300 voor Chr. - 2000 voor Chr.<br />

Mesolithicum (Midden Steentijd) 8800 voor Chr. - 4900 voor Chr.<br />

Paleolithicum (Oude Steentijd) 300.000 voor Chr. - 8800 voor Chr.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

5


405000 410000 415000 420000<br />

EETHEN EETHEN EETHEN<br />

EETHEN<br />

EETHEN EETHEN EETHEN EETHEN EETHEN<br />

DRONGELEN<br />

DRONGELEN<br />

DRONGELEN<br />

N<br />

KAATSHEUVEL<br />

KAATSHEUVEL<br />

GENDEREN<br />

GENDEREN GENDEREN GENDEREN GENDEREN GENDEREN<br />

GENDEREN GENDEREN GENDEREN<br />

WAALWIJK WAALWIJK WAALWIJK<br />

WAALWIJK WAALWIJK WAALWIJK WAALWIJK WAALWIJK<br />

WAALWIJK<br />

Afb. 1.1.<br />

WIJK WIJK WIJK EN EN EN EN EN EN EN EN EN EN EN AALBURG<br />

AALBURG<br />

AALBURG<br />

ELSHOUT<br />

ELSHOUT<br />

DRUNEN DRUNEN DRUNEN DRUNEN<br />

DRUNEN DRUNEN DRUNEN DRUNEN DRUNEN DRUNEN<br />

DELWIJNEN DELWIJNEN<br />

DELWIJNEN DELWIJNEN DELWIJNEN<br />

DELWIJNEN DELWIJNEN DELWIJNEN<br />

NEDERHEMERT<br />

NEDERHEMERT<br />

NEDERHEMERT<br />

BERN<br />

BERN BERN<br />

BERN BERN BERN<br />

HEUSDEN HEUSDEN HEUSDEN GEM GEM GEM GEM GEM GEM GEM HEUSD<br />

HEUSD<br />

HEUSD<br />

NIEUWKUIJK<br />

NIEUWKUIJK<br />

NIEUWKUIJK<br />

NIEUWKUIJK<br />

NIEUWKUIJK<br />

NIEUWKUIJK<br />

HAARSTEEG HAARSTEEG<br />

HAARSTEEG<br />

KERKWIJK<br />

KERKWIJK<br />

AMMERZODEN<br />

AMMERZODEN<br />

VLIJMEN VLIJMEN VLIJMEN VLIJMEN VLIJMEN<br />

VLIJMEN<br />

CROMVOIRT<br />

CROMVOIRT<br />

HEDEL HEDEL HEDEL HEDEL<br />

HEDEL HEDEL<br />

VUGHT VUGHT VUGHT<br />

VUGHT VUGHT<br />

VELDDRIEL VELDDRIEL<br />

VELDDRIEL VELDDRIEL<br />

HELVOIRT<br />

HELVOIRT<br />

HELVOIRT<br />

LOON LOON LOON LOON LOON LOON OP OP ZAND ZAND ZAND<br />

ZAND ZAND ZAND<br />

135000 140000 145000 150000<br />

Nieuwkuijk - Mariënkroon<br />

bron: Geodan<br />

000<br />

5000m<br />

5000m 5000m 5000m 5000m 5000m<br />

HOENZADRIEL<br />

'S-HERTOGENBOSCH<br />

'S-HERTOGENBOSCH<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

AK 19-12-2007<br />

6


1 Inleiding<br />

1.1 Algemeen<br />

In opdracht van de Stichting Mariapoli Mariënkroon heeft ADC ArcheoProjecten een<br />

Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied<br />

Mariënkroon (afb. 1). In het kader van de herontwikkeling van de Abdij Mariënkroon. De<br />

Focolarebeweging heeft het voornemen van de abdij haar landelijk centrum te maken. Dit gaat<br />

gepaard met een aanmerkelijke vergroting van de bouwmassa en vele andere interne en externe<br />

veranderingen op het abdij/kasteelterrein. Vooronderzoek (zie §1.2) heeft aangetoond dat zich op<br />

deze locaties mogelijk restanten van een middeleeuws kasteelcomplex bevinden (zie voor<br />

periodisering tabel 1). De voorgenomen bouwplannen zullen deze resten mogelijk verstoren.<br />

Het plangebied verschillende bouwlocaties met een oppervlakte van in totaal 0,6 ha binnen een<br />

terrein met een oppervlakte van 9 ha en is momenteel in gebruik als tuin en akkerland. Het<br />

gebied ligt aan de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (gemeente <strong>Heusden</strong>, provincie Noord-Brabant) en<br />

wordt aan de noordzijde begrensd door de Tuinbouwweg, aan de oostzijde door akkerland, aan<br />

de zuidzijde door de Mortelweg en aan de westzijde door de Abt van Engelenlaan. In het gebied<br />

zijn vijf proefsleuven aangelegd met een totale oppervlakte van ca. 225 m 2 .<br />

Het veldwerk is uitgevoerd op 30, 31 oktober en 5, 6 november 2007. In die periode zijn de<br />

proefsleuven aangelegd en onderzocht conform het Programma van Eisen (PvE), dat door ADC<br />

ArcheoProjecten is opgesteld. 1<br />

Dit ontwerp is goedgekeurd door dhr. M. Meffert (Provincie<br />

Noord-Brabant). De vondsten en bijbehorende documentatie die tijdens het IVO zijn verzameld,<br />

worden gedeponeerd in het provinciaal depot voor bodemvondsten Noord-Brabant.<br />

Het veldteam bestond uit de volgende personen: P.C. de Boer (senior archeoloog,<br />

projectverantwoordelijke), mevr. N. Witmond (veldtechnicus), W. van Leusden (veldmedewerker),<br />

mevr. G. Lesniewska (landmeter), L. de Gouw en P. Looijen (kraanmachinisten van de firma T.<br />

Buijs, <strong>Heusden</strong>). Het veldteam werd geassisteerd door J. Schellekens (Heemkundekring<br />

Onsenoort). Senior archeoloog was D.A. Gerrets.<br />

De contactpersoon bij de opdrachtgever was A.H.G.P. van der Burgt. Het vondstmateriaal is<br />

bestudeerd door mevr. S. Beckerman (prehistorisch aardewerk), mevr. M. Bouman en mevr. M.<br />

van Dinter (botanische analyse), mevr. N.L. Jaspers (middeleeuws en nieuwetijds aardewerk) en<br />

P.C. de Boer (overige vondstcategorieën).<br />

1.2 Vooronderzoek<br />

Bouwhistorisch onderzoek<br />

Het huidige abdijterrein bestaat uit een hoofdgebouw. De toerit hiervan wordt aan de voorzijde<br />

geflankeerd door twee bijgebouwen. Aan de achterzijde van het hoofdgebouw bevindt zich een<br />

middeleeuwse toren.<br />

In het kader van een studie naar woontorens is een bouwhistorische analyse van het complex<br />

uitgevoerd. 2<br />

Dit onderzoek heeft zich voornamelijk gericht op de oudere bouwfasen van het<br />

kasteel. Hierbij worden door de onderzoekers vijf hoofdbouwfasen in het kasteel onderscheiden.<br />

Van de eerste fase (13 e<br />

eeuw) zijn geen resten teruggevonden. In de tweede fase (historisch<br />

gedateerd in 1388) is, mogelijk op dezelfde plaats, een rechthoekige woontoren opgericht. Dit<br />

gebouw had een weerbaar karakter gezien het zwaar uitgevoerde muurwerk met daarin<br />

schietgaten. Deze toren heeft bestaan uit een kelder, een begane grond en een zolder met<br />

waarschijnlijk een overdekte weergang. In de derde fase (tweede helft 15 e<br />

eeuw) vond een<br />

ingrijpende verbouwing plaats. De toren werd hierbij verhoogd en kreeg daarmee een<br />

volwaardige eerste verdieping en zolder. In de vierde fase (eerste helft 16 e<br />

eeuw) werd aan de<br />

westzijde achter de toren een nieuw huis gebouwd. In de vijfde fase (derde kwart 17 e<br />

eeuw) zijn<br />

hieraan twee bijgebouwen (zogenaamde ‘bouwhuizen’) toegevoegd.<br />

In 1904 werd het kasteel aangepast aan de eisen van de nieuwe bewoners. De toren werd hierbij<br />

met een extra verdieping opgehoogd en tussen de toren en het hoofdgebouw verrees een kapel. 3<br />

1<br />

Van der Veken & Kraan 2007, PvE nummer: 07-178.<br />

2<br />

Gegevens ontleend aan Hermans & Orsel 2005.<br />

3<br />

Hermans & Orsel 2005.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

7


Archeologisch onderzoek<br />

Bij recente grondwerkzaamheden op het onderzoeksterrein heeft de Heemkundekring Onsenoort<br />

reeds verschillende waarnemingen verricht en vondstmateriaal verzameld. Bij het aanleggen van<br />

wegverharding aan de noordzijde van het zuidelijk gelegen bouwhuis is een bakstenen waterput<br />

ontdekt. Aan de oostzijde van de woontoren is bij het op diepte brengen van de huidige<br />

kasteelgracht een uitgebreide collectie gebruiksvoorwerpen uit de periode 17 e<br />

t/m 20 e<br />

eeuw<br />

opgediept. Het materiaal is afkomstig van een diepte van maar liefst circa 4 tot 5 m. 4<br />

De aanleg van leidingsleuven voor nutsvoorzieningen, ter hoogte van werkput 2 van het huidige<br />

onderzoek, leverde enkele metaaldetectorvondsten op, zoals onder andere munten (duiten) en<br />

visloden. Deze vondsten zijn te dateren in de Nieuwe tijd. Tijdens de werkzaamheden zijn geen<br />

sporen of vondsten opgemerkt die qua ouderdom kunnen worden geassocieerd met het<br />

middeleeuwse kasteel of eventueel hieraan voorafgaande perioden. 5<br />

In verband met toekomstige ontwikkelingen in het plangebied (negen bouwlocaties, met een<br />

gezamenlijke oppervlakte van circa 0,6 hectare) is een eerste archeologische inventarisatie in het<br />

onderzoeksgebied uitgevoerd door BILAN. 6 Dit bureau- en booronderzoek wees uit dat het<br />

plangebied deel uitmaakt van een dekzandvlakte met centraal een dekzandrug. Beide werden<br />

plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd. Op de bodemkaart wordt het plangebied aangegeven<br />

als een associatie van hoge bruine enkeerdgronden en gooreerdgronden ontstaan in leemarm en<br />

zwak lemig fijn zand. Op basis van het vooronderzoek werd voor vijf van de deelgebieden<br />

(deelgebied 2, 6, 7, 8 en 9) een vervolgonderzoek noodzakelijk geacht, waarbij geadviseerd werd<br />

de werkputten ter plaatse van de toekomstige bouwputten te lokaliseren. 7<br />

1.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen<br />

Het Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven heeft tot doel de aard,<br />

omvang en kwaliteit (gaafheid en conservering) vast te stellen van de vindplaats(en) in het<br />

gebied om te komen tot een definitief oordeel over de behoudenswaardigheid ervan. Daarnaast<br />

moeten gegevens verkregen worden om adequate maatregelen voor behoud en beheer te<br />

kunnen treffen of verder archeologisch onderzoek mogelijk te maken. 8<br />

In het PvE zijn verschillende onderzoeksvragen gesteld. Deze worden in dit rapport beantwoord<br />

op basis van hetgeen in de proefsleuven is aangetroffen.<br />

De volgende onderzoeksvragen zijn in het PvE gesteld:<br />

- Zijn bewoningssporen aanwezig? Zo ja, wat is de aard, functie, gaafheid, kwaliteit, datering,<br />

fasering en conserveringstoestand van deze sporen?<br />

-Zijn er nog resten van de voorganger(s) van het huidige kasteel in de ondergrond bewaard<br />

gebleven? Maakt een voorburcht deel uit van het complex? Gaat het hier om een kasteel met een<br />

complex grachtensysteem?<br />

- Waar zijn nog muurresten en/of uitbraaksleuven aanwezig?<br />

- Wat is de datering van de aanwezige muurresten?<br />

- Wat is de ruimtelijke spreiding van de muurresten, zowel verticaal als horizontaal?<br />

- Kunnen uitspraken gedaan worden over de oorspronkelijke functie van de gebouwde elementen?<br />

Wat was de functie van het complex in termen van weerbaarheid versus bewoning?<br />

- Zijn uitspraken mogelijk over de bouw- en sloopgeschiedenis van de structuur waartoe de<br />

muurresten behoren?<br />

4<br />

Persoonlijke mededeling A.H.G.P. van der Burgt (Stichting Mariapoli Mariënkroon). en J. Schellekens<br />

(Heemkundekring Onsenoort).<br />

5<br />

Persoonlijke mededeling A.H.G.P. van der Burgt (Stichting Mariapoli Mariënkroon).<br />

6<br />

Janssens & Verbeek 2007.<br />

7<br />

Janssens & Verbeek 2007.<br />

8<br />

Cf. Handboek ROB specificaties, juni 1998.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

8


- Kunnen de aangetroffen archeologische resten iets zeggen over de oorspronkelijke lay-out van het<br />

kasteel?<br />

- Zijn er aanwijzingen voor eerdere bewoning op de plaats van het kasteel?<br />

- Zijn organische resten bewaard gebleven? Zo ja, wat is de kwaliteit en kunnen deze resten iets<br />

zeggen over het natuurlijke milieu, status, eetgewoonten en/of de verbouw van gewassen?<br />

- Wat zijn de ruimtelijke dimensies van de aanwezige gracht(en)?<br />

-Gaat het hier om een complex grachtensysteem zoals bijvoorbeeld bij de kastelen Eelde, Kuinre,<br />

Ramele en Voorst zijn aangetroffen?<br />

- Wat is de datering voor de aanlegfase, voor de gebruiksfase en voor de eindfase van de gracht?<br />

- Bevat de gracht ook vondstmateriaal, en zo ja, is dit geclusterd in bepaalde delen van de gracht?<br />

- Zijn op basis van de samenstelling van het vondstmateriaal uitspraken mogelijk over milieu, status,<br />

eet- en leefgewoonten?<br />

- Zijn er ook beschoeiingen aanwezig? Zo ja, hoe zijn deze geconstrueerd? Is hierin een fasering te<br />

onderscheiden? Welke houtsoorten zijn gebruikt?<br />

-Zijn er enkeerdgronden aanwezig?<br />

Zo ja, wanneer is het esdek aangelegd?<br />

-Zijn er sporen van bewoning uit de steentijd en/of metaaltijden?<br />

Zo ja, wat is de aard, functie, gaafheid, kwaliteit, datering, fasering en conserveringstoestand van<br />

deze sporen?<br />

1.4 Opzet van het rapport<br />

Dit rapport betreft een standaardrapport zoals genoemd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse<br />

Archeologie (KNA 3.1 -specificatie VS05). In dit rapport worden de resultaten van het onderzoek<br />

gepresenteerd, waarna de eerste conclusies volgen. Dit onderzoek vormt geen eindstation, maar<br />

de basis van waaruit verder synthetiserend onderzoek kan plaatsvinden. Bij dit synthetiserend<br />

onderzoek kan, indien nodig, altijd worden teruggegrepen op de basisgegevens. Deze bevinden<br />

zich achterin dit rapport.<br />

Na de samenvatting en dit inleidende hoofdstuk volgt een omschrijving van de<br />

onderzoeksmethoden in hoofdstuk 2. Vervolgens zullen de verschillende vondstcategorieën<br />

worden beschreven en wordt afgesloten met een conclusie. Hierin wordt een waardering van de<br />

vindplaats gegeven en een advies gegeven.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

9


412550 412575 412600 412625 412650 412675 412700<br />

N<br />

0<br />

2 Methoden<br />

Het onderzoek is uitgevoerd conform de KNA 3.1 en het PvE. 9 Tijdens het IVO zijn vijf<br />

proefsleuven aangelegd. De ligging van deze proefsleuven was globaal in het midden van de te<br />

ontwikkelen deelgebieden. De werkputten hebben dezelfde nummering gekregen als die van de<br />

deelgebieden (respectievelijk 2, 6, 7, 8 en 9).<br />

25m<br />

25m<br />

2<br />

7<br />

141300 141325 141350 141375 141400 141425 141450<br />

8<br />

<strong>Heusden</strong> - Nieuwkuijk, Mariënkroon<br />

Overzicht van putten AK 29-11-2007<br />

Afb. 2.1.<br />

In het PvE werd een werkwijze voorgesteld waarbij een gedetailleerd inzicht kon worden<br />

verkregen in het eventuele verloop van grachten en/of andere structuren binnen het plangebied.<br />

Hiertoe dienden proefsleuven te worden gegraven. Uitgangspunt hierbij was dat deze gelijkmatig<br />

over de verschillende deelgebieden waren verdeeld. Tevens werd geadviseerd om de sleuven<br />

dezelfde oriëntatie als die van het deelgebied te geven, om een zo groot mogelijke lengte van elk<br />

deelgebied te bestrijken. Uitgaand van een dekkingspercentage van circa 10% (circa 225 m2)<br />

dienden in totaal vijf sleuven te worden gegraven:<br />

9 Van der Veken & Kraan 2007, PvE nummer: 07-178.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

6<br />

9<br />

10


Proefsleuf 2 in deelgebied 2: afmetingen 16 x 4 m.<br />

Proefsleuf 6 in deelgebied 6: afmetingen 8 x 4 m.<br />

Proefsleuf 7 in deelgebied 7: afmetingen 11 x 4 m.<br />

Proefsleuf 8 in deelgebied 8: afmetingen 6 x 3 m.<br />

Proefsleuf 9 in deelgebied 9: afmetingen 17 x 4 m.<br />

De werkputten zijn uitgezet met behulp van een GPS. 10<br />

De vlakken zijn machinaal aangelegd.<br />

Deels met een vijftientons bandenkraan en deels met een drietons rupskraan. Beide kranen<br />

waren voorzien van een rechte bak. De inzet van een schaafbak is niet verplicht gesteld in<br />

verband met de verwachte puinrijke ondergrond.<br />

Tijdens de aanleg van het vlak zijn vondsten wanneer mogelijk per spoor of anders in vakken van<br />

2 x 2 m verzameld. Bijzondere vondsten zijn als puntvondsten ingemeten. Grondsporen zijn direct<br />

ingekrast. De vlakken, de profielen en de stort zijn met behulp van een metaaldetector<br />

onderzocht. Vervolgens is het vlak en ieder spoor daarin gefotografeerd en getekend (schaal<br />

1:50), waarbij om de 2 m een waterpashoogte is bepaald. Een selectie van de aangetroffen<br />

grondsporen is met de hand gecoupeerd waarbij vondsten zijn verzameld. Deze selectie is<br />

gebaseerd op de geschatte ouderdom en relevantie. Alle coupes zijn gefotografeerd en<br />

vervolgens getekend op schaal 1:20. Enkele veelbelovende sporen zijn bemonsterd voor<br />

archeobotanisch onderzoek. Van elke werkput werd het meest interessante lengteprofiel<br />

gedocumenteerd. Dit profiel is gefotografeerd en getekend (op schaal 1:20) en vervolgens<br />

beschreven.<br />

Proefsleuf 6 kon niet op de in het PvE aangewezen locatie worden aangelegd in verband met de<br />

aanwezigheid van bomen. Daarom is deze sleuf enkele meters noordelijker, maar nog wel binnen<br />

het plandeel, aangelegd.<br />

Afb. 2.2. Het plangebied op het kadastraal minuutplan van circa 1830 (uit: Janssens & Verbeek<br />

2007)<br />

10 Global Positioning System.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

11


3 Resultaten<br />

3.1 Fysisch geografisch onderzoek<br />

Het bureau- en booronderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied deel uitmaakt van een<br />

dekzandvlakte met centraal een dekzandrug. Op de bodemkaart wordt het plangebied<br />

aangegeven als een associatie van hoge bruine enkeerdgronden en gooreerdgronden ontstaan in<br />

leemarm en zwak lemig fijn zand. De dekzandrug kenmerkt zich op de bodemkaart als een<br />

oostwest georiënteerde zone met zogenaamde ‘Dikke Eerdgronden’ (afb. 3.1). Locaties met een<br />

esdek. Beide werden plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd. Het onderzoeksgebied, en<br />

daarmee ook het oorspronkelijke kasteel ligt op het hoogste deel van dekzandrug.<br />

De enkeerdgronden en gooreerdgronden zijn volgens de bodemkaart plaatselijk vergraven en/of<br />

geëgaliseerd. Het proefsleuvenonderzoek bevestigd dit gegeven. Alleen in werkput 7 is een<br />

restant van bodemvorming aangetroffen. Het betreft hier een dun restant van een B-horizont<br />

(inspoelingshorizont). In de overige werkputten was de ondergrond tot in de C-horizont<br />

(uitgangsmateriaal) vergraven.<br />

Afb. 3.1. Het plangebied op de bodemkaart (uit: Janssens & Verbeek 2007).<br />

3.2 Sporen en structuren<br />

In het hierna volgende worden de belangrijkste sporen en structuren per deelgebied beschreven.<br />

De sporen worden (wanneer mogelijk) per periode en (op basis van stratigrafische ligging en<br />

daterend vondstmateriaal) van jong naar oud beschreven.<br />

Hierbij wordt nogmaals opgemerkt dat de proefsleuven dezelfde nummering hebben gekregen<br />

als de onderscheiden deelgebieden.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

12


412690 412695<br />

1.000 1.000<br />

1.000 1.000<br />

1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />

Deelgebied Deelgebied 2: 2:<br />

2:<br />

Proefsleuf 2 is aan de noordzijde van de hoofdgebouwen gelegen (afb. 2.1). De oriëntatie van de<br />

sleuf is van noordoost naar zuidwest. Het maaiveld ligt op een hoogte van circa 2,10 m +NAP en<br />

de bovenkant van het sporenniveau ligt op een hoogte van circa 1,60 m +NAP.<br />

In het profiel was van boven naar beneden achtereenvolgens een egale laag tuingrond, een<br />

verrommelde laag (met aan de basis spitsporen) en ten slotte een laag schoon zand (C-horizont)<br />

te zien.<br />

In de verrommelde laag lag een concentratie baksteen- en dakpanpuin. Het betreft hier klinkend<br />

hard gebakken stenen waarvan alleen de dikte (5 cm) kon worden bepaald (vnr. 6). De<br />

dakpannen zijn van het type ‘Hollandse pan’ en zijn uitgevoerd in een gesmoord baksel (de<br />

huidige abdijgebouwen zijn ook met dergelijke pannen gedekt). Ook is in deze context een<br />

fragment van een recente ijzeren draadtang en een steelfragment van een kleipijp gevonden. Op<br />

basis van deze vondsten, zal het omzetten van deze laag in de Nieuw tijd hebben<br />

plaatsgevonden, meer specifiek in de 20 e eeuw.<br />

1.000 1.000 1.000<br />

1.000 1.000<br />

2<br />

1<br />

Afb. 3.2.<br />

44<br />

2<br />

1.000 1.000 1.000<br />

1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />

2<br />

5<br />

1.000 1.000<br />

1.000 1.000<br />

2<br />

1.000 1.000<br />

1.000 1.000 1.000<br />

141335 141340 141345<br />

Nieuwkuijk- Mariënkroon<br />

Overzicht van grondsporen in put 2 AK 19-12-2007<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

1<br />

66<br />

00000<br />

6<br />

3<br />

2<br />

11111111111<br />

1.000 1.000 1.000<br />

1.000<br />

2.5m<br />

2.5m 2.5m 2.5m 2.5m<br />

N<br />

13


Afb. 3.3. Overzicht van het vlak in werkput 2. Gezien richting het oosten.<br />

Afb. 3.4. Westprofiel werkput 2.<br />

Het meest opvallende spoor in het vlak betreft een greppel met een breedte in het vlak van<br />

maximaal 45 cm en een diepte van circa 15 cm (spoor 1). Dit spoor lag evenwijdig met de<br />

lengterichting van de sleuf. In de vulling zijn enkel kleine fragmentjes baksteenpuin aangetroffen,<br />

maar geen daterend materiaal. Haaks hierop zijn, op min of meer regelmatige afstand van elkaar<br />

gelegen, banen met spitsporen aangetroffen (spoor 2). Het lijkt er op dat beide fenomenen met<br />

elkaar verband houden. Het gaat hier dan om de onderzijde van kleine greppeltjes die afwaterden<br />

op een grotere greppel.<br />

Aan de zuidzijde van greppel spoor 1 lagen drie min of meer ronde sporen (spoor 4, 5 en 6)<br />

waarvan de randen sterk waren uitgevlekt. In eerste instantie werd er door de opgravers vanuit<br />

gegaan dat het hier om natuurlijke fenomenen ging. Om dit te controleren zijn twee van deze<br />

sporen gecoupeerd (spoor 4 en 5) en kon worden bepaald dat het hier wel degelijk ging om<br />

antropogene (paal)sporen. Spoor 4 was 18cm diep en spoor 5 was nog tot op een diepte van<br />

10cm bewaard gebleven. Het is verleidelijk, gezien hun locatie in een rij en aan de zuidzijde van<br />

een greppel, om de kuilen met een afrastering te associëren. Greppel spoor 1 oversnijdt echter<br />

kuil spoor 4 (afb. 3.5) en de sterk uitgevlekte randen van de sporen 4, 5 en 6 (afb. 3.4) wijzen er<br />

ook op dat het hier niet gaat om gelijktijdige sporen. Het betreft hier oudere, wellicht<br />

prehistorische, kuilen.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

14


Afb. 3.5. Detail greppel (spoor 1), spitsporen van ontginningsgreppeltjes (spoor 2) en mogelijk<br />

prehistorische (paal)kuil (spoor 5) in het vlak. Gezien richting het noorden.<br />

Afb. 3.6. Coupe door mogelijk prehistorische (paal)kuil spoor 4 (links) en sloot spoor 1 (rechts).<br />

Gezien richting het westen.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

15


412676 412678 412680<br />

N<br />

00000000<br />

1.000<br />

1.000<br />

999 999 999<br />

999<br />

999 999 999 999<br />

999 999 999<br />

Afb. 3.7.<br />

999 999 999 999 999<br />

999<br />

111111111<br />

2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m<br />

2.5m<br />

1.000 1.000 1.000 1.000<br />

1.000 1.000<br />

2<br />

777777 888888<br />

141400 141402 141404 141406<br />

Nieuwkuijk- Mariënkroon<br />

Overzicht van grondsporen in put 6 AK 19-12-2007<br />

Deelgebied Deelgebied Deelgebied 6:<br />

6:<br />

Proefsleuf 6 is aan de noordzijde van de hoofdgebouwen en ten westen van de huidige gracht<br />

gelegen (afb. 2.1). De oriëntatie van de sleuf is van noordoost naar zuidwest. Het maaiveld ligt op<br />

een hoogte van circa 2,95 m +NAP en de bovenkant van het sporenniveau ligt op een hoogte van<br />

circa 2,40 m +NAP.<br />

De vastgestelde sporen betreffen noordzuid georiënteerde banen met daarin bruingrijs zand met<br />

brokjes baksteen. De oriëntatie van deze sporen wijkt af van die van de huidige gracht. Tijdens<br />

het handmatig verdiepen langs het profiel (afb. 3.8) bleek dat het hier gaat om een greppel (in<br />

het vlak als spoor 3, 4, 5, 7 en 8 beschreven) en dat deze de westelijke begrenzing vormt van de<br />

overige banen (spoor 1 en 2). In dit profiel is goed te zien dat het hier gaat om bundels van<br />

karrensporen. Hiermee is de ligging van een wegtracé aangetoond. In de karrensporen zijn<br />

slechts twee fragmenten aardewerk aangetroffen (vnr. 17). Het betreft één verweerd<br />

wandfragment van grijsbakkend aardewerk en één wandfragment van roodbakkend aardewerk<br />

met loodglazuur. Op basis hiervan is geen scherpe datering te verkrijgen. Het feit dat de<br />

aangetroffen sporen een afwijkende oriëntatie hebben ten opzichte van de huidige gracht wijst er<br />

op dat deze weg in oorsprong teruggaat op de periode voorafgaand aan de herinrichting van het<br />

terrein in de 16 e of 17 e eeuw. Het is in ieder geval zeker dat deze sporen voorafgaan aan de<br />

periode dat het terrein als abdij ging fungeren (1908). Vanaf die periode is namelijk de huidige<br />

bosschage aangeplant. Spoor 9 wijkt af van de voorgenoemde sporen. Dit langwerpige spoor<br />

betreft mogelijk een recente verstoring.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

3<br />

4<br />

5<br />

1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />

1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />

9<br />

16


Afb. 3.8. Het vlak in werkput 6. Gezien richting het zuidoosten.<br />

Afb. 3.9. Detail zuidprofiel: karrensporen (links ) en aanzet tot bermgreppel (rechts).<br />

Deelgebied Deelgebied Deelgebied 7:<br />

7:<br />

Proefsleuf 7 is aan de noordzijde van de hoofdgebouwen gelegen (afb. 2.1). De oriëntatie van de<br />

sleuf is van noordoost naar zuidwest. Het maaiveld ligt op een hoogte van circa 2,60 m +NAP en<br />

de bovenkant van het sporenniveau ligt op een hoogte van circa 1,40 m +NAP. In proefsleuf 7 is<br />

de aanwezigheid van een esdek geconstateerd. De dikte hiervan is circa 0,8 m. Hierboven bevindt<br />

zich een zandige ophoging met een dikte van ongeveer 0,6m.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

17


412640<br />

N<br />

0000000<br />

S S S S S S S S S S 4 4 vul vul 2<br />

2<br />

2.000 2.000 2.000<br />

2.000 2.000 2.000<br />

2<br />

S S S S S S S S S S 5 5 5 5<br />

5 5<br />

vul vul vul vul vul vul 2<br />

2<br />

2<br />

S S 5<br />

5<br />

vul vul vul vul vul vul 1<br />

1<br />

1<br />

Afb. 3.10.<br />

S S 4<br />

4<br />

4<br />

vul vul vul vul vul vul vul vul 1<br />

1<br />

1<br />

S S 5<br />

5<br />

vul vul vul vul vul vul vul vul 3<br />

3<br />

3<br />

S S S S S S S 4<br />

4<br />

4<br />

vul vul vul vul vul vul vul vul vul 2<br />

2<br />

2<br />

2.5m<br />

2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m<br />

S S S S S S S S 6<br />

6 6 6<br />

66<br />

6 6<br />

vul vul vul vul vul vul vul vul vul vul 2<br />

22<br />

2 22<br />

22<br />

2<br />

2<br />

2.000<br />

2.000<br />

2.000 2.000 2.000 2.000 2.000<br />

S S S S S S S S S S S S S 6 6 6 vul vul vul vul vul vul 3<br />

3<br />

3<br />

S S 6<br />

6<br />

vul vul vul 1<br />

1<br />

1<br />

2.000 2.000 2.000<br />

2.000 2.000 2.000<br />

S S 1 1 1 vul vul vul vul vul vul vul 2<br />

2<br />

2<br />

7<br />

S S S 1 1 1 vul vul vul vul vul vul 1<br />

1<br />

1<br />

S S S S S S 1 1 1 vul vul vul 3<br />

3<br />

3<br />

In het vlak is nog een dun restant van de natuurlijke inspoelingshorizont (B-horizont) bewaard<br />

gebleven. Hierin zijn diverse grondsporen aangetroffen. Aan de westzijde van de werkput ligt<br />

een noordzuid georiënteerd langwerpig spoor (spoor 4). Het betreft een greppel met daarin een<br />

vulling van lichtgrijs uitgeloogd zand en een donkere humeuze vulling. Uit deze laatste vulling is<br />

een botanisch monster genomen (vnr. 7)<br />

Een tegen de bruine ondergrond in kleur sterk contrasterend spoor betreft een relatief grote<br />

ovale kuil met een gelaagde vulling van geelwit zand, afgewisseld met donkere humeuze bandjes<br />

(spoor 6). Deze kuil lijkt te zijn doorsneden door een kuil met dezelfde typerende vulling (spoor<br />

5), maar het is ook mogelijk dat beide sporen gelijktijdig zijn gegraven. Het is niet duidelijk hoe<br />

deze sporen moeten worden geïnterpreteerd. Wel kan op basis van de gelaagde vulling worden<br />

vastgesteld dat de kuilen onder natte omstandigheden zijn gegraven. De (witte) kleur van de<br />

vulling wijst er tevens op dat men tot diep in de C-horizont heeft gegraven. Wellicht dat het hier<br />

gaat om de ingraafkuil van een waterput. Er is in het vlak een coupe gezet waaruit bleek dat<br />

spoor 6 tot op een diepte beneden de 40 cm doorliep.<br />

Zowel de greppel als de grote kuil worden doorsneden door een groot langwerpig oostwest<br />

georiënteerd spoor dat zich over de gehele lengte van de werkput uitstrekt (spoor 1). De<br />

vullingen bestaan uit grijsbruin humeus zand. Op deze locatie werd de aanwezigheid van een<br />

gracht vermoed en deze kon hiermee dan ook worden bevestigd. De lengte van dit spoor is<br />

minimaal 10,5 m en de breedte 2 m. De gracht is in het vlak gecoupeerd (tot beneden het<br />

grondwaterniveau) en had in totaal een diepte van minimaal 65 cm. Uit het diepst bereikte deel is<br />

een botanisch monster genomen (vnr. 8).<br />

Op basis van een vergelijkbare opvulling als die in de gracht is aangetroffen, kunnen wellicht ook<br />

nog andere sporen tot deze periode worden gerekend. Dit betreffen de kuilen spoor 7 t/m 10.<br />

Hieraan zijn echter geen specifieke functies te koppelen.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

8<br />

141365 141370<br />

Nieuwkuijk- Mariënkroon<br />

Overzicht van grondsporen in put 7 AK 19-12-2007<br />

9<br />

10 10 10 10 10<br />

10 10 10<br />

18


Afb. 3.11. Het vlak in werkput 7. Gezien richting het oosten.<br />

Deelgebied Deelgebied 8:<br />

8:<br />

Proefsleuf 8 is direct ten zuiden van de hoofdgebouwen gelegen en lag deels ingeklemd tussen<br />

de bebouwing (afb. 2.1). De oriëntatie van de sleuf is van noordoost naar zuidwest. Het maaiveld<br />

ligt op een hoogte van circa 3,00 m +NAP en de bovenkant van het sporenniveau ligt op een<br />

hoogte van circa 2,20 m +NAP. In werkput 8 is een bouwvoor met een dikte van circa 0,3 m<br />

aangetroffen.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

19


412602 412604 412606<br />

N<br />

0000<br />

S S S S S S S S S S S S 33<br />

33<br />

3<br />

3<br />

vul vul vul vul vul 2<br />

2<br />

2<br />

999<br />

999<br />

999<br />

11<br />

11<br />

S S 3<br />

3<br />

3<br />

vul vul 1<br />

1<br />

1<br />

4444<br />

Afb. 3.12.<br />

10<br />

10<br />

2<br />

999999999<br />

141376 141378 141380 141382<br />

2.5m 2.5m 2.5m 2.5m<br />

2.5m 2.5m<br />

5<br />

Nieuwkuijk- Mariënkroon<br />

Overzicht van grondsporen in put 8 AK 19-12-2007<br />

1<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

6<br />

7<br />

8<br />

999 999<br />

999<br />

20


Afb. 3.13. Het vlak in werkput 8. Gezien richting het zuidoosten.<br />

Aan zowel de oost- als de westzijde werd het sporenvlak begrensd door recente verstoringen.<br />

Aan de oostkant betrof dit een kabelsleuf en aan de westzijde een verstoring die waarschijnlijk<br />

samenhangt met het ingraven van een olietank.<br />

In het vlak waren vrijwel alleen rommelige puinhoudende vullingslagen te zien van de op deze<br />

locatie verwachtte gracht. De oriëntatie hiervan is, gezien de lengterichting van deze lagen, van<br />

noordwest naar zuidoost. De begrenzing van deze gegraven waterloop kon door de aanwezigheid<br />

van de recente verstoringen en de beperkte manoeuvreerruimte voor de kraanmachine niet<br />

worden bepaald.<br />

Deelgebied Deelgebied 9:<br />

9:<br />

Proefsleuf 9 is ten zuiden van de hoofdgebouwen gelegen en lag ten westen van de<br />

begraafplaats en in het bos (afb. 2.1). De oriëntatie van de sleuf is van noordoost naar zuidwest.<br />

Het maaiveld ligt op een hoogte van circa 2,35 m +NAP en de bovenkant van het sporenniveau<br />

ligt op een hoogte van circa 1,60 m +NAP. In proefsleuf 9 is een humeus dek van 0,2 m<br />

aangetroffen. Aan de basis hiervan zijn enkele schopsteeksporen aangetroffen.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

21


412540 412545 412550<br />

N<br />

0000000000<br />

Afb. 3.14.<br />

S S 1 1 vul vul 2<br />

2<br />

999<br />

999 999<br />

2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m 2.5m<br />

2.5m 2.5m 2.5m<br />

S S S S S S S 1 1 vul vul vul vul vul vul 3<br />

3<br />

1.000<br />

1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />

1.000<br />

1.000<br />

1.000<br />

S S 1 1 vul vul vul vul vul vul vul vul 1<br />

1<br />

1.000<br />

1.000<br />

1.000<br />

1.000<br />

S S S S S S S S S S 8 8 vul vul vul vul vul 1<br />

1<br />

1.000 1.000 1.000<br />

1.000<br />

1.000 1.000 1.000 1.000<br />

1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000<br />

1.000 1.000 1.000<br />

2<br />

141400 141405 141410 141415<br />

Nieuwkuijk- Mariënkroon<br />

Overzicht van grondsporen in put 9 AK 19-12-2007<br />

1.000 1.000 1.000<br />

1.000<br />

In het vlak is een groot langwerpig spoor aangetroffen met een oriëntatie van noordoost naar<br />

zuidwest (spoor 1). Het betreft hier mogelijk de tegenhanger van de gracht in werkput 7. Het<br />

spoor is minimaal 13 m lang en 3,6 m breed. Aan de oostzijde loopt deze haaks om in noordelijke<br />

richting. Op basis van de locatie en de vorm kan worden verondersteld dat deze gracht deel heeft<br />

uitgemaakt van een rechthoekige of vierkante omgrachting die behoort tot de voorburcht en dat<br />

deze aan de westzijde was gelegen. Aan zowel de zuid- als oostzijde liepen op min of meer<br />

regelmatige afstand van elkaar zes ondiepe greppeltjes in de gracht uit. De functie hiervan is niet<br />

duidelijk. Mogelijk gaat het hier om afwateringsgreppeltjes die net als de greppeltjes in werkput 2<br />

zijn op te vatten als ontginningsgreppeltjes. Deze sporen zijn echter minder scherp begrensd en<br />

hebben daarmee een hogere ouderdom dan de greppels/spitsporen in werkput 2.<br />

In het oostelijk deel van de proefsleuf is een concentratie sporen gevonden waarvan enkele<br />

elkaar overlappen. Het betreft onder andere een relatief grote kuil (spoor 8). Deze was enigszins<br />

rechthoekig en had twee vullingen. De buitenste vulling in het vlak (vulling 1) was donkergrijs<br />

van kleur en de binnenste vulling (vulling 2) bestond uit vrijwel schoon geel zand met een enkel<br />

fragment baksteen. Vulling 1 liep aan de westzijde uit in een smal greppeltje dat net als de<br />

greppeltjes aan de zuidzijde aan leek te sluiten op de gracht. In vulling 1 is één wandfragment<br />

van grijsbakkend aardewerk uit de periode circa 1300-1500 gevonden. Hiermee lijkt de kuil in<br />

dezelfde periode te zijn opgevuld dan de gracht.<br />

Ook werden enkele (paal)kuilen aangetroffen (spoor 2, 3, 4 en mogelijk 5 en 6). De sporen 4 en 5<br />

oversneden de eerder genoemde kuil spoor 8.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

999<br />

999<br />

6<br />

1.000 1.000 1.000<br />

1.000 1.000 1.000<br />

5<br />

33333<br />

7777777<br />

S S S S S S S 8<br />

8<br />

8 88<br />

88<br />

8<br />

vul vul vul vul vul vul 2<br />

2<br />

22<br />

2 2 22<br />

22<br />

2<br />

4<br />

22


Afb. 3.15. Het vlak in werkput 9. Gezien richting het oosten.<br />

Afb. 3.16. Detail vlak oostzijde werkput 9. Gezien richting het zuiden.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

23


3.3 Vondstmateriaal<br />

Inleiding<br />

Gedurende het veldwerk zijn in totaal 167 vondsten verzameld. Waar mogelijk is per grondspoor<br />

of laag verzameld. Vondsten die niet aan een specifieke context waren te koppelen zijn in<br />

eenheden van 2 x 2m verzameld. Het vondstmateriaal betreft voornamelijk de categorieën:<br />

aardewerk, bouwmateriaal en metaal (zie tabel). Hieronder wordt een korte beschrijving van de<br />

aangetroffen mobilia per vondstcategorie gegeven.<br />

Vondsttotalen<br />

Vondsttotalen<br />

INHOUD Som van aantal Som van gewicht (in gram)<br />

Aardewerk 108 3598,5<br />

Bot 2 24,2<br />

Bouwmateriaal 24 5539,6<br />

Glas 7 51,8<br />

Metaal 12 1377,5<br />

Natuursteen 13 1357,8<br />

Pijpaarde 1 1,3<br />

Tabel 2. Vondsttotalen per vondstcategorie.<br />

Aardewerk<br />

Het aardewerkspectrum omvat zowel fragmenten uit de prehistorie als de Vroege en Late<br />

Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Het betreft over het algemeen wandscherven en er zijn weinig<br />

karakteristieke en daardoor scherp te dateren, fragmenten in het vondstcomplex<br />

vertegenwoordigd. 11<br />

Prehistorie:<br />

Het prehistorisch aardewerk betreft enkele opspitvondsten (vnrs. 9 en 21) die afkomstig zijn uit<br />

middeleeuwse sporen. Het gaat hier om circa tien handgevormde wandscherven met zowel<br />

potgruis- als zandmagering. Eén fragment betrof een fragment van een licht besmeten pot met<br />

zandmagering (vnr. 21). Deze combinatie wijst op een datering in de Late IJzertijd.<br />

Afb. 3.17 Fragment besmeten aardewerk.<br />

11<br />

Scan middeleeuws en nieuwetijds aardewerk: mevr. N.L. Jaspers; determinatie prehistorisch aardewerk:<br />

mevr. S. Beckerman. Aanvullende informatie: A. Ostkamp, mevr. F. Reigersman en mevr. J. Dijkstra.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

24


Vroege Middeleeuwen:<br />

Het onderzoek heeft slechts één vondst opgeleverd die wellicht in de Vroege Middeleeuwen is te<br />

plaatsen. Het gaat hier om een fragment aardewerk in een fijn grijs baksel met een gladde<br />

buitenzijde (vnr. 13). Het stuk is sterk beschadigd/afgesleten waardoor het niet duidelijk is of zich<br />

hier al dan niet een radstempelversiering op bevindt. Het betreft mogelijk een fragment van een<br />

zogenaamde knikwandpot die globaal in de 5 e<br />

– 7 e<br />

eeuw is te dateren. Het stuk is afkomstig uit<br />

de vulling van gracht spoor 1 in werkput 7. In dezelfde context zijn fragmenten aardewerk uit de<br />

periode 1300-1500 gevonden. Dit wijst er op dat het hier waarschijnlijk om opspit gaat.<br />

Afb. 3.18. Fragment van een mogelijke knikwandpot.<br />

Late Middeleeuwen:<br />

Het aardewerkspectrum uit de Late Middeleeuwen omvat zowel rood- als grijsbakkend<br />

aardewerk. Deze laatste categorie is hierbij in de meerderheid. Er is slechts één randfragment<br />

geborgen. Dit betreft een fragment van een relatief grote voorraadpot (vnr. 10). Volgens het<br />

classificatiesysteem voor middeleeuws en post-middeleeuws aardewerk en glas (ook wel kortweg<br />

het ‘Deventer systeem’ genoemd) betreft het een pot van het type g-pot-4 met een datering in de<br />

periode 1350-1450. Van roodbakkend aardewerk is een uitgeknepen handvat van een bakpan<br />

vermeldenswaardig (vnr. 31: datering circa 1400-1550). Ook zijn fragmenten van steengoed<br />

kannen uit het Duitse Siegburg en geëngobeerde steengoed kannen uit het Duitse Langerwehe<br />

aangetroffen. De fragmenten uit Langerwehe zijn hier in de meerderheid. De algemene datering<br />

van het aardewerk ligt in de periode 1300-1500.<br />

Afb. 3.19. Voorbeeld van aardewerk van het type g-pot-4 uit Kampen (uit: Clevis & Smit 1990).<br />

Nieuwe tijd:<br />

Het aardewerkspectrum uit de Nieuwe tijd omvat fragmenten roodbakkend aardewerk<br />

(waaronder één fragment van een slibversierd bord uit de periode 1550-1650; vnr. 30), faience,<br />

industrieel witbakkend aardewerk en porselein.<br />

In de bovenste grachtvulling (spoor 1) in werkput 8 is een concentratie industrieel witbakkend<br />

aardewerk gevonden (vnr. 29). Het betreft hier enkele tientallen fragmenten van deksels die een<br />

algemene datering in de periode circa 1850-1950 hebben. Op basis van de versiering in art deco<br />

stijl kan dit materiaal meer precies in de jaren ’30 van de vorige eeuw worden geplaatst.<br />

De bovengrond van werkput 2 leverde een fragment van een stuiter op (vnr. 2). Deze was<br />

vervaardigd van steengoed en afkomstig uit het Duitse Langerwehe.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

25


Glas<br />

Het onderzoek heeft zeven glasvondsten opgeleverd. Dit betreft onder andere fragmenten recent<br />

en 18 e eeuws ruitglas. Twee fragmenten van flessen (vnr. 27 en 28) zijn in de 18 e eeuw te dateren.<br />

Metaal<br />

Gedurende het onderzoek zijn vooral recente metalen voorwerpen gevonden. Het gaat hier vooral<br />

om strooivondsten zoals munten (een zinken 1-centstuk uit 1943, een nikkelen 1-guldenstuk uit<br />

1984) , een zakmesje en twee kleine loden visnetverzwaarders. In de bovenste vulling van de<br />

greppel (spoor 1) in werkput 2 is een stuk gereedschap gevonden (vnr. 6). De vondst is sterk<br />

gecorrodeerd, maar nog wel determineerbaar. Het betreft een ijzeren draadtang die ook als<br />

recent is te bestempelen.<br />

Enkele iets ouder te dateren vondsten betreffen een munt uit het stort van werkput 9 (vnr. 33) en<br />

een munt uit de grachtvulling in werkput 9 (vnr. 31). Het gaat hier om sterk afgesleten en<br />

gecorrodeerde koperen duiten uit de periode 1600 -1800.<br />

Natuursteen en keramisch bouwmateriaal<br />

Een korte inventarisatie van de gebruikte baksteenformaten in de huidige kasteeltoren leverde<br />

twee verschillende formaten op. De oorspronkelijke toren was gemetseld van baksteen in de<br />

formaten 25,5/28 x 11,5/13,5 x 6/7 cm. 12 Een latere toevoeging betreft een strook ingehakte<br />

bakstenen aan de onderzijde. Deze reparatie is uitgevoerd in het kleinere formaat 21 x 10 x 4,5<br />

cm en wordt in de westelijke muur gemarkeerd door zowel een rol- als een stroomlaag in het<br />

metselwerk.<br />

Het bouwmateriaal dat afkomstig is uit de gracht in werkput 9 (spoor 1) leverde enkele<br />

baksteenfragmenten op (vnr. 20 en 21). De lengte van deze bakstenen kon in geen geval worden<br />

bepaald (de grootste lengte bedraagt 20 cm). De breedte lag tussen de 11 en 12,5 cm en de dikte<br />

tussen de 4 en 6 cm. Dit sluit aan bij het grootste formaat dat is verwerkt in de toren.<br />

Van een fragment baksteen uit de mogelijke karrensporen in werkput 6 (vnr. 17) kon enkel de<br />

dikte bepaald worden. Deze bedraagt 5 cm.<br />

In de bovenste grachtvulling in werkput 7 is een vloertegelfragment aangetroffen (vnr. 13). Het<br />

betreft een oxiderend gebakken ongeglazuurd exemplaar met de afmetingen 10x 10 x 2,5 cm.<br />

Voor wat betreft het natuursteen kunnen slechts twee categorieën worden onderscheiden. De<br />

eerste betreft enkele onbewerkte keitjes en de tweede categorie betreft fragmenten daklei. Deze<br />

laatste vondsten zijn gezien de verschillende kleurnuances (grijs, groen, paars) afkomstig uit<br />

verschillende groeves.<br />

Afb. 3.20. Het metselwerk aan de oost- en noordzijde van de huidige kasteeltoren. Gezien richting<br />

het zuidwesten.<br />

12<br />

Maximale variatiebreedte door combinatie van eigen opmetingen en meetgegevens van Hermans & Orsel<br />

2005.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

26


Archeobotanisch onderzoek<br />

Door M. Bouman en M. van Dinter<br />

Inleiding<br />

In het PvE is de volgende vraag gesteld:<br />

- Zijn organische resten bewaard gebleven? Zo ja, wat is de kwaliteit en kunnen deze resten iets<br />

zeggen over het natuurlijke milieu, status, eetgewoonten en/of de verbouw van gewassen?<br />

Om deze vraag te kunnen beantwoord zijn in proefsleuf 7 (deelgebied 7) twee botanische<br />

monsters genomen. Het eerste monster (vondstnummer 7) is afkomstig boven het<br />

grondwaterniveau, uit een donker humeuze vulling van een noordzuid georiënteerd greppel<br />

(spoor 4; ca. 1.40 m –mv). Het tweede monster is afkomstig uit een oostwest georiënteerde<br />

gracht (spoor 1). De vullingen bestaan uit grijsbruin humeus zand. Het spoor is in het vlak<br />

gecoupeerd (tot in het grondwaterniveau). Uit het diepst bereikte deel (1.65 m –mv) is een<br />

botanisch monster genomen (vnr. 8).<br />

Method Methode Method<br />

De monsters voor botanische macroresten en zaden zijn met water gezeefd over drie zeven met<br />

een diameter van 1, 0.5 en 0.25 mm. In totaal is er een sedimentvolume van 4.5 liter over alle<br />

zeven gezeefd. De monsters zijn verdeeld over de volgende fracties:


Monster 8:<br />

Het monster bevat veel botanisch materiaal dat goed te determineren is. Het monster bevat hout<br />

en riet. Het monster bevat daarnaast een grote verscheidenheid aan zaden. Er worden<br />

verschillende vegetatietypes gevonden. Er worden voornamelijk zaden gevonden van aquatische<br />

vegetatie en oevervegetatie. Maar ook enkele zaden van de vlier (Sambucus Nigra) zijn<br />

aangetroffen. Er is geen houtskool in de monsters aangetroffen. Daarnaast zijn ook geen<br />

verkoolde zaden of macroresten aangetroffen. Verder zijn er verscheidene keverschildjes<br />

gevonden en enkele eieren van watervlooien.<br />

materiaal materiaal materiaal Vegetatie Vegetatie (cultuur) (cultuur) Vegetatie Vegetatie (natuurlijk) (natuurlijk) Overig<br />

monsternummer kaf cultuur Bos / struik oever water hk insect analyse<br />

Heus-07 / 0008 G - +- +- + ++ - + ZG<br />

Tabel 4. Resultaten waardering botanische macroresten en zaden (legenda: materiaal =<br />

hoeveelheid zaden (G = >50); vegetatie = aanwijzingen voor verschillende types vegetatie; kaf =<br />

aanwezigheid kaf resten; hk = aanwezigheid houtskool; insect = aanwezigheid insectresten;<br />

analyse = geschiktheid voor verdere analyse (ZG = zeer goed), - = niet aangetroffen, +- =<br />

aanwezig, + = duidelijk aanwezig, ++ = aanwezig in overvloed).<br />

Conclusie en aanbeveling<br />

Vondstnummer 8 bevat zeer veel onverkoolde botanische resten. Er is een grote variatie aan<br />

zaden gevonden behorende tot verschillende typen vegetatie. Er zijn bovendien zaden aanwezig<br />

die de mogelijkheid bieden tot een 14 C datering. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de<br />

kwaliteit van het monster goed is.<br />

Ten aanzien van de andere onderzoeksvragen kan worden gesteld dat op basis van dit monster<br />

een reconstructie van het lokale (gracht)milieu gemaakt kan worden. Er is op deze locatie van de<br />

gracht geen aanwijzing gevonden voor het lozen van beer en/of afval. Wanneer echter een<br />

monster word genomen van bijvoorbeeld een uitstroomwaaier (vondstrijke grachtvulling) van een<br />

latrinekoker, dan kunnen de onderzoeksvragen ten aanzien van status, eetgewoonten en/of de<br />

verbouw van gewassen waarschijnlijk wel worden beantwoord.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

28


4 Conclusie<br />

4.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen<br />

De onderzoeksvragen die in het Programma van Eisen zijn gesteld zullen hier worden<br />

beantwoord op basis van de bevindingen van het proefsleuvenonderzoek.<br />

- Zijn bewoningssporen aanwezig? Zo ja, wat is de aard, functie, gaafheid, kwaliteit, datering,<br />

fasering en conserveringstoestand van deze sporen?<br />

In alle werkputten zijn archeologische sporen aanwezig. Deze dateren uit de Late Middeleeuwen<br />

en de Nieuwe tijd. Enkele sporen kunnen mogelijk op basis van hun onscherpe begrenzingen (en<br />

de aanwezigheid van prehistorisch aardewerk in jongere sporen) in de prehistorie worden<br />

gedateerd.<br />

-Zijn er nog resten van de voorganger(s) van het huidige kasteel in de ondergrond bewaard<br />

gebleven? Maakt een voorburcht deel uit van het complex? Gaat het hier om een kasteel met een<br />

complex grachtensysteem?<br />

Aan zowel de noord-, zuid,- als westzijde zijn resten van de voorganger van het huidige kasteel<br />

aangetroffen. Het betreft hier delen van opgevulde waterlopen die zijn te interpreteren als delen<br />

van een slotgracht. Van de gracht aan de zuidzijde is zowel de zuidelijke als de oostelijke<br />

begrenzing aangetroffen. De begrenzing van dit spoor heeft een haaks verloop en zal een<br />

vierkant of rechthoekig terrein hebben omsloten. Gezien de ligging ten opzichte van de huidige<br />

kasteeltoren zal het hier gaan om de gracht van de voorburcht. De vondsten uit de bovenste<br />

vullinglagen van de gracht aan zowel de noord- als zuidzijde dateren in de periode tussen circa<br />

1300 en 1500. Deze grachtdelen zullen dan ook in dezelfde periode buiten gebruik zijn geraakt.<br />

De vondsten uit de westelijke gracht hebben een veel latere datering. Deze gracht heeft nog tot<br />

in de 20 e<br />

eeuw gefunctioneerd.<br />

- Waar zijn nog muurresten en/of uitbraaksleuven aanwezig?<br />

- Wat is de datering van de aanwezige muurresten?<br />

- Wat is de ruimtelijke spreiding van de muurresten, zowel verticaal als horizontaal?<br />

- Kunnen uitspraken gedaan worden over de oorspronkelijke functie van de gebouwde elementen?<br />

Wat was de functie van het complex in termen van weerbaarheid versus bewoning?<br />

- Zijn uitspraken mogelijk over de bouw- en sloopgeschiedenis van de structuur waartoe de<br />

muurresten behoren?<br />

Gedurende het onderzoek zijn geen muurresten en/of uitbraaksleuven aangetroffen.<br />

- Kunnen de aangetroffen archeologische resten iets zeggen over de oorspronkelijke lay-out van het<br />

kasteel?<br />

De aangetroffen grachtloop aan de zuidzijde (werkput 9) geeft een aanwijzing voor de locatie en<br />

vorm van de voorburcht. Deze was aan de westzijde van de hoofdburcht gelegen en had een<br />

vierkant of rechthoekig grondplan. De aanwezigheid van een wegtracé aan de noordoostzijde van<br />

het abdijterrein (werkput 6) wijst er op dat de entree van het complex aan deze zijde moet<br />

worden gezocht. Als we de oriëntatie van de bermgreppel en de karrensporen in een<br />

denkbeeldige rechte lijn doortrekken dan lopen deze sporen naar een punt ergens tussen de<br />

hoofd- en voorburcht in. De ouderdom hiervan kan echter niet nauwkeuriger worden bepaald<br />

dan in de periode Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd.<br />

- Zijn er aanwijzingen voor eerdere bewoning op de plaats van het kasteel?<br />

Er zijn verschillende sporen gevonden die op stratigrafische gronden een oudere datering<br />

hebben. In enkele laat-middeleeuwse sporen zijn bovendien oudere scherven gevonden die<br />

kunnen worden beschouwd als opspit. Deze scherven dateren uit de IJzertijd. Eén scherf kan<br />

meer specifiek in de Late IJzertijd worden gedateerd. Verder is één scherf aangetroffen die<br />

mogelijk uit de Vroege Middeleeuwen stamt.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

29


- Zijn organische resten bewaard gebleven? Zo ja, wat is de kwaliteit en kunnen deze resten iets<br />

zeggen over het natuurlijke milieu, status, eetgewoonten en/of de verbouw van gewassen?<br />

Uit het waarderend onderzoek blijkt dat zich in het plangebied zowel onverkoolde als verkoolde<br />

resten bevinden. Specifiek kan worden gesteld dat op basis van de inhoud van de greppel<br />

(vondstnummer 7) vragen over houtgebruik kunnen worden beantwoord. Op basis van het uit de<br />

kasteelgracht afkomstige monster (vondstnummer 8) kunnen vragen over het natuurlijke milieu,<br />

eetgewoonten en/ of de verbouw van gewassen worden beantwoord.<br />

- Wat zijn de ruimtelijke dimensies van de aanwezige gracht(en)?<br />

De noordelijke gracht (werkput 7) is minimaal 10,5 m lang en 2 m breed. De zuidelijke gracht<br />

(werkput 9) is minimaal 13 m lang en 3,6 m breed. Op basis van de datering van het<br />

vondstmateriaal kunnen deze gegraven waterlopen in dezelfde periode hebben gefunctioneerd.<br />

Als we er vanuit gaan dat de aangetroffen noordelijk en zuidelijk gelegen grachten elkaars<br />

tegenhanger vormen, dan bedraagt de buitenwerkse afmeting circa 219 m. Op basis van de hoek<br />

die is aangetroffen in werkput 9 kan worden verondersteld dat het hier gaat om een gracht die<br />

behoort tot de voorburcht.<br />

-Gaat het hier om een complex grachtensysteem zoals bijvoorbeeld bij de kastelen Eelde, Kuinre,<br />

Ramele en Voorst zijn aangetroffen?<br />

Vooralsnog is er geen aanwijzing gevonden voor de aanwezigheid van een complex<br />

grachtensysteem.<br />

- Wat is de datering voor de aanlegfase, voor de gebruiksfase en voor de eindfase van de gracht?<br />

- Bevat de gracht ook vondstmateriaal, en zo ja, is dit geclusterd in bepaalde delen van de gracht?<br />

- Zijn op basis van de samenstelling van het vondstmateriaal uitspraken mogelijk over milieu, status,<br />

eet- en leefgewoonten?<br />

Op basis van de geringe hoeveelheid vondstmateriaal kan een aanlegdatering van zowel de<br />

gracht aan de noord- als de zuidzijde rond circa 1300 worden gesteld. De gracht aan de<br />

westzijde heeft enkel vondstmateriaal uit de Nieuwe tijd opgeleverd. De einddatering van de<br />

gracht aan de noord- en zuidzijde ligt rond circa 1500. Enkel in de jongste vulling van de gracht<br />

aan de westzijde van het huidige hoofdgebouw is een concentratie vondsten aangetroffen. Deze<br />

aardewerkconcentratie dateert uit de 20 e<br />

eeuw.<br />

Uit het vondstmateriaal dat bij dit inventariserend onderzoek is aangetroffen valt voorlopig geen<br />

zelfstandig beeld te schetsen over de materiele cultuur van de eertijdse bewoners. Het is echter<br />

wel te verwachten dat zich op een dieper niveau in de grachten concentraties afval bevinden. Het<br />

begeleiden van het opschonen van de huidige gracht aan de oostzijde door leden van de<br />

Heemkundekring Onsenoort heeft een schat aan vondstmateriaal uit de 17 e<br />

– 20 e<br />

eeuw<br />

opgeleverd.<br />

- Zijn er ook beschoeiingen aanwezig? Zo ja, hoe zijn deze geconstrueerd? Is hierin een fasering te<br />

onderscheiden? Welke houtsoorten zijn gebruikt?<br />

Het onderzoek van de grachten heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van<br />

beschoeiingen.<br />

-Zijn er enkeerdgronden aanwezig?<br />

In proefsleuf 7 is de aanwezigheid van een esdek geconstateerd. De dikte hiervan is circa 0,8 m.<br />

In werkput 8 is een humeus dek van 0,3 m aangetroffen en in werkput 9 van 0, 2 m. Aan de basis<br />

hiervan zijn ontginningsgreppels en schopsteeksporen aangetroffen.<br />

Zo ja, wanneer is het esdek aangelegd?<br />

In het profiel van werkput 7 is gezien dat het esdek boven op de vullingen van de kasteelgracht is<br />

gelegen. Op basis van het jongste vondstmateriaal in de grachten aan de noord- en zuidzijde<br />

(werkput 7 en 9) kan de vorming van het esdek dus na circa 1500 worden gedateerd.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

30


-Zijn er sporen van bewoning uit de steentijd en/of metaaltijden?<br />

Zo ja, wat is de aard, functie, gaafheid, kwaliteit, datering, fasering en conserveringstoestand van<br />

deze sporen?<br />

Er zijn geen sporen gevonden waarin enkel in de prehistorie te dateren vondstmateriaal is<br />

vertegenwoordigd. In enkele middeleeuwse sporen zijn echter wel in de (Late) IJzertijd te dateren<br />

aardewerkvondsten gedaan. Bovendien kan op basis van de vage begrenzingen van enkele<br />

sporen in werkput 2 (dit uitgezet tegen de scherpe begrenzingen van de in de Middeleeuwen te<br />

dateren sporen) worden aangenomen dat zich in het plangebied sporen uit de prehistorie<br />

bevinden.<br />

4.2 Synthese<br />

Het kasteelcomplex<br />

Het onderzoek op de planlocatie Mariënkroon te Nieuw Kuijk heeft uitgewezen dat zich nog<br />

steeds restanten van het kasteelcomplex in de ondergrond bevinden. Deze bestaan uit delen van<br />

een gracht die is opgevuld in de periode circa 1300-1500. Het is verleidelijk om aan te nemen dat<br />

dit deel van de gracht buiten gebruik raakte bij de historisch bekende verwoesting in 1372 en<br />

herbouw van 1382. Dit blijft echter een hypothese bij gebrek aan scherper te dateren<br />

vondstmateriaal. Voorlopig kan al wel een schetsmatige indruk van het complex gekregen<br />

worden omdat enkele buitenste begrenzingen van de gracht zijn aangetroffen (afb. 4.1). Hieruit<br />

blijkt dat zich aan de westzijde van de toren een vierkant of rechthoekig omgracht terrein moet<br />

hebben bevonden. Over de afmetingen van deze voorburcht kunnen we enkel een buitenwerkse<br />

afmeting van circa 219 m berekenen. Als we uitgaan van brede gracht van 20 meter, dan blijft er<br />

nog steeds een fors voorburchtterrein over met een breedte van circa 180 m. Bovendien moet<br />

worden opgemerkt dat het nog steeds niet ondenkbaar is dat zich (afgezien van de grachten uit<br />

de Nieuwe tijd) nog meerdere middeleeuwse grachten op het terrein bevinden. Met name aan de<br />

oostzijde van de huidige kasteeltoren is de kans op het aantreffen van dergelijke fenomenen<br />

groot. Hier bevindt zich in de huidige gracht namelijk een ronde uitstulping die sterk afwijkt van<br />

de rechthoekige omgrachting uit de Nieuwe tijd. Waarschijnlijk betreft dit een restant van de<br />

oorspronkelijke (ronde) omgrachting rond de hoofdburcht. De vraag blijft echter hoe deze twee<br />

gereconstrueerde grachtsystemen op elkaar hebben aangesloten. De hier gepresenteerde schets<br />

biedt wat dit betreft geen bevredigende oplossing, maar moet eerder worden gezien als een<br />

werkhypothese dat als vertrekpunt kan dienen voor eventueel toekomstig onderzoek.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

31


Afb. 4.1. Interpretatieschets van het complex op basis van de aangetroffen sporen en de huidige<br />

percelering.<br />

Het karrenpad<br />

Een intrigerende vondst in proefsleuf 6 betrof het karrenpad dat aan de westzijde werd begrensd<br />

door een (berm)sloot. De oriëntatie hiervan wijkt af van de zuiver geometrische inrichting van het<br />

complex zoals dat in de vierde bebouwingsfase (eerste helft 16 e eeuw) tot stand is gekomen.<br />

Tevens dient hierbij te worden opgemerkt dat de karrensporen aan de oostzijde worden<br />

oversneden door de huidige Wetering. Als we de lijn van het pad in een denkbeeldige rechte lijn<br />

in zuidelijk richting doortrekken dan lijkt dit naar een locatie te leiden dat ongeveer tussen de<br />

hoofd- en voorburcht in ligt. Bij gebrek aan scherp dateerbaar vondstmateriaal kan het pad<br />

voorlopig echter niet aan een specifieke bewoningsfase worden toegekend.<br />

Het esdek<br />

In proefsleuf 7 is de aanwezigheid van een esdek geconstateerd. De dikte hiervan is circa 0,8 m.<br />

In werkput 8 is een humeus dek van 0,3 m aangetroffen en in werkput 9 van 0, 2 m. Aan de basis<br />

hiervan zijn ontginningsgreppels en schopsteeksporen aangetroffen. Uit het profiel van werkput 7<br />

blijkt dat het esdek boven op de vullingen van de kasteelgracht is gelegen. Op basis van het<br />

jongste vondstmateriaal in de grachten aan de noord- en zuidzijde (werkput 7 en 9) kan de<br />

vorming van het esdek voorlopig dus ná circa 1500 worden gedateerd. Het is niet duidelijk hoe<br />

we binnen de ontwikkeling van het complex van weerbaar kasteel naar residentie moeten<br />

plaatsen. In ieder geval kan hieruit worden afgeleidt dat een deel van het complex buiten de<br />

voorburcht is ingericht als akkerbouwland.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

32


5 Conclusie<br />

5.1 Waardering van de vindplaats<br />

De waardestelling, zoals voorgeschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA<br />

versie 3.1, specificatie VS06) gebeurt op drie niveaus: belevingswaarde, fysieke kwaliteit en<br />

inhoudelijke kwaliteit. De eerste is van toepassing omdat de vindplaats deels bovengronds<br />

zichtbaar is. De fysieke kwaliteit van de vindplaats is gebaseerd op haar conservering en<br />

gaafheid. De conservering geeft aan in hoeverre de resten behouden zijn, de gaafheid in<br />

hoeverre de vindplaats nog compleet is. De beoordeling is voor zowel gaafheid als conservering:<br />

drie punten voor hoge, twee punten voor middelhoge en één punt voor lage kwaliteit.<br />

De vindplaats is ruimtelijk goed bewaard gebleven en kan dus worden beschouwd als zijnde van<br />

hoge kwaliteit. Het deel met sporen is van voldoende omvang om van een representatief deel van<br />

een kasteelcomplex te spreken.<br />

De conservering van de grondsporen is goed. Het aardewerk dat verzameld is tijdens het<br />

aanleggen van de sporenvlakken is weinig verweerd en gefragmenteerd. Zaden zijn onder het<br />

grondwaterniveau goed bewaard gebleven. Boven het grondwaterniveau is enkel houtskool goed<br />

bewaard gebleven. De conservering van sporen en vondsten wordt hoog gewaardeerd. Hierbij<br />

moet echter worden bedacht dat op regionaal niveau de conserveringsomstandigheden voor de<br />

vindplaats kenmerkend zijn voor dit gebied.<br />

De waardering van beide fysieke kwaliteitscriteria is in totaal zes punten. Dit is een score die<br />

bovengemiddeld is en die haar het predikaat ‘behoudenswaardig’ oplevert (tabel 5).<br />

Ook op inhoudelijke kwaliteit, uitgedrukt in waarden voor zeldzaamheid, informatie en ensemble,<br />

wordt de vindplaats beoordeeld met hetzelfde puntensysteem. De kasteellocatie vormt binnen de<br />

regio een zeldzame verschijning vanwege het feit dat de toren nog steeds intact is en de andere<br />

hierbij behorende fenomenen, zoals de voorburcht en grachten, in relatie hiermee kunnen<br />

worden onderzocht. De ontwikkelingsgeschiedenis van Kasteel Onsenoort geeft een prachtig<br />

voorbeeld van de algemene ontwikkeling van kastelen in Nederland. Onsenoort is van militair<br />

bolwerk met woonfunctie geëvolueerd naar representatieve residentie waarbij de woontoren<br />

intact is gelaten als bewuste verwijzing naar het middeleeuwse verdedigbare karakter van het<br />

kasteel. De totale score voor de inhoudelijke kwaliteit is negen punten en de waardering van de<br />

vindplaats op basis van deze criteria is dan ook hoog.<br />

Waarden Criteria Scores<br />

Beleving Schoonheid<br />

Herinneringswaarde<br />

Fysieke kwaliteit Gaafheid 3<br />

Conservering 3<br />

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 3<br />

Informatiewaarde 3<br />

Ensemblewaarde 3<br />

Hoog Midden Laag Totale score<br />

Hoog<br />

Hoog<br />

Representativiteit N.v.t.<br />

Tabel 5. Scoretabel waardestelling (naar KNA, versie 3.1).<br />

5.2 Aanbeveling<br />

≥ 5 behoudenswaardig<br />

≥ 7 behoudenswaardig<br />

Er zijn resten uit de prehistorie, Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd en mogelijk uit de Vroege<br />

Middeleeuwen aangetroffen. Het proefsleuvenonderzoek heeft de aanwezigheid van een esdek<br />

bevestigd en kon deze globaal dateren ná circa 1500.<br />

Het onderzoek leverde op alle planlocaties resten op die gekoppeld kunnen worden aan het<br />

kasteelcomplex en hieraan voorafgaande bewoningsfasen. Hiermee leverde het onderzoek<br />

behoudenswaardige archeologische resten op. Geadviseerd wordt om deze resten middels<br />

planaanpassing te beschermen of wanneer dit niet mogelijk is deze te documenteren middels een<br />

opgraving.<br />

Het onderzoek heeft eens temeer aangetoond dat het archeologisch potentieel van dekzandruggen in<br />

het algemeen hoog is. Het hier gerapporteerde onderzoek toont aan dat dit voor deze specifieke<br />

dekzandrug ook het geval is. De overige deelgebieden bevinden zich ook op deze rug en kunnen<br />

daarom mogelijk ook behoudenswaardige archeologische resten bevatten. Deze resten kunnen niet<br />

met behulp van booronderzoek worden gewaardeerd. De waarde van de ondergrond in de<br />

deelgebieden 1, 3, 4 en 5 dient derhalve alsnog met behulp van proefsleuven te worden bepaald.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

33


Literatuur<br />

Clevis, H. & M. Smit, 1990: Verscholen in vuil. Archeologische vondsten uit Kampen 1375 – 1925,<br />

Zwolle.<br />

Janssens, M. & C. Verbeek, 2007: <strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon, Archeologisch<br />

vooronderzoek, Tilburg (BILAN rapport 2007/concept).<br />

Hermans, T. & E. Orsel, 2005: Het kasteel Onsenoort, Bulletin Koninklijke Nederlandse<br />

Oudheidkundige Bond 2005-4, 94-103.<br />

Van der Veken, B.J.A. & C. Kraan, 2007: Programma van Eisen <strong>Heusden</strong>, Nieuwkuijk,<br />

Mariënkroon. Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P), Amersfoort<br />

(ADC ArcheoProjecten PvE: 07-178).<br />

Lijst van afbeeldingen en tabellen<br />

Afb. 1.1. Locatiekaart.<br />

Afb. 2.1. Overzicht van putten.<br />

Afb. 2.2. Het plangebied op het kadastraal minuutplan van circa 1830.<br />

Afb. 3.1. Het plangebied op de bodemkaart.<br />

Afb. 3.2. Allesporenkaart werkput 2.<br />

Afb. 3.3. Overzicht van het vlak in werkput 2. Gezien richting het oosten.<br />

Afb. 3.4. Westprofiel werkput 2.<br />

Afb. 3.5. Detail greppel (spoor 1), spitsporen van ontginningsgreppeltjes (spoor 2) en mogelijk<br />

prehistorische (paal)kuil (spoor 5) in het vlak. Gezien richting het noorden.<br />

Afb. 3.6. Coupe door mogelijk prehistorische (paal)kuil spoor 4 (links) en sloot spoor 1 (rechts).<br />

Gezien richting het westen.<br />

Afb. 3.7. Allesporenkaart werkput 6.<br />

Afb. 3.8. Het vlak in werkput 6. Gezien richting het zuidoosten.<br />

Afb. 3.9. Detail zuidprofiel: karrensporen (links ) en aanzet tot bermgreppel (rechts).<br />

Afb. 3.10. Allesporenkaart werkput 7.<br />

Afb. 3.11. Het vlak in werkput 7. Gezien richting het oosten.<br />

Afb. 3.12. Allesporenkaart werkput 8.<br />

Afb. 3.13. Het vlak in werkput 8. Gezien richting het zuidoosten.<br />

Afb. 3.14. Allesporenkaart werkput 9.<br />

Afb. 3.15. Het vlak in werkput 9. Gezien richting het oosten.<br />

Afb. 3.16. Detail vlak oostzijde werkput 9. Gezien richting het zuiden.<br />

Afb. 3.17. Fragment besmeten aardewerk.<br />

Afb. 3.18. Fragment van een mogelijke knikwandpot.<br />

Afb. 3.19. Voorbeeld van aardewerk van het type g-pot-4 uit Kampen (uit: Clevis & Smit 1990).<br />

Afb. 3.20. Het metselwerk aan de oost- en noordzijde van de huidige kasteeltoren. Gezien richting<br />

het zuidwesten.<br />

Afb. 4.1. Interpretatieschets van het complex op basis van de aangetroffen sporen en de huidige<br />

percelering.<br />

Tabel 1. Tijdsduur van de verschillende (pre)historische perioden.<br />

Tabel 2. Vondsttotalen per vondstcategorie.<br />

Tabel 3. Resultaten waardering botanische macroresten en zaden.<br />

Tabel 4. Resultaten waardering botanische macroresten en zaden.<br />

Tabel 5. Scoretabel waardestelling (naar KNA 3.1).<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

34


Bijlage 1: sporentabel<br />

PUTNR VLAKNR SPOORNR<br />

SPORENTABEL<br />

SPORENTABEL<br />

AARDSPOOR M boven NAP OPMERKING<br />

2 1 1 Greppel 147<br />

2 1 2 Laag 139<br />

2 1 3 Laag 147<br />

2 1 4 Paalkuil 147<br />

2 1 5 Paalkuil 139<br />

2 1 6 Paalkuil 149<br />

2 1 1000 Laag 156 C-horizont<br />

6 1 1 Karrensporen 149<br />

6 1 2 Karrensporen 152<br />

6 1 3 Greppel 151<br />

6 1 4 Greppel 150<br />

6 1 5 Greppel 150<br />

6 1 6 0 vervalt<br />

6 1 7 Greppel 150<br />

6 1 8 Greppel 150<br />

6 1 9 Greppel 146<br />

6 1 999 Recent 0<br />

6 1 1000 156 C-horizont<br />

7 1 1 Gracht 98<br />

7 1 2 Laag 125<br />

7 1 3 126 vervalt<br />

7 1 4 Greppel 126<br />

7 1 5 Kuil 128<br />

7 1 6 Kuil 122 waterput?<br />

7 1 7 Kuil 133<br />

7 1 8 Kuil 132<br />

7 1 9 Kuil 131<br />

7 1 10 Kuil 135<br />

7 1 999 Recent 0<br />

7 1 1000 Laag 125 C-horizont<br />

7 1 2000 Laag 131 B-horizont<br />

8 1 1 Gracht 218<br />

8 1 2 Gracht 217<br />

8 1 3 Gracht 216<br />

8 1 4 Gracht 214<br />

8 1 5 Gracht 219<br />

8 1 6 Gracht 214<br />

8 1 7 Gracht 214<br />

8 1 8 Gracht 214<br />

8 1 9 Gracht 217<br />

8 1 10 Gracht 217<br />

8 1 11 Gracht 217<br />

8 1 999 Recent 0<br />

9 1 1 Gracht 157<br />

9 1 2 Paalkuil 152<br />

9 1 3 Paalkuil 154<br />

9 1 4 Paalkuil 151<br />

9 1 5 Kuil 151<br />

9 1 6 Kuil 153 Paalkuil?<br />

9 1 7 Kuil 151<br />

9 1 8 Kuil 151<br />

9 1 999 Recent 0<br />

9 1 1000 Laag 154 C-horizont<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

35


Bijlage 2: splitstabel<br />

(ABR=Archeologische Basis Register, AW=aardewerk, MET=metaal, PIJP=pijpaarde,<br />

BW=bouwmateriaal, AWH=aardewerk handgevormd, AWG=aardewerk gedraaid,<br />

NS=natuursteen, BT=bot, KER=keramiek, GLS=glas, -= vervalt).<br />

Vondst Vondst inhoud inhoud per per put put en en spoor<br />

spoor<br />

PUTNR VLAKNR SPOORNR VONDSTNR INHOUD AANTAL GEWICHT<br />

2 1 999 1 - 1 -<br />

2 1 1 6 BW 2 1349,50<br />

2 1 1 6 MET 1 625,40<br />

2 1 1 6 PIJP 1 1,30<br />

2 1 999 2 AW 1 19,90<br />

2 1 999 2 MET 2 50,60<br />

2 1 999 3 MET 1 6,00<br />

2 1 999 4 AW 1 5,90<br />

2 1 999 5 MET 1 1,60<br />

2 1 1 6 AW 1 281,50<br />

6 1 2 17 AW 2 12,30<br />

6 1 999 19 AW 2 58,70<br />

6 1 2 17 BW 1 497,40<br />

6 1 2 18 - - -<br />

7 1 999 11 AW 1 2,00<br />

7 1 1 13 AWH 2 18,80<br />

7 101 999 10 AW 1 63,50<br />

7 1 999 12 NS 4 251,80<br />

7 1 999 12 GLS 1 3,20<br />

7 1 999 12 AWH 1 114,80<br />

7 1 999 12 AWG 3 9,40<br />

7 1 999 11 NS 1 27,10<br />

7 1 6 9 AW 1 11,20<br />

7 1 1 25 AWG 1 20,60<br />

7 1 1 16 AW 5 26,10<br />

7 1 1 15 BW 4 63,30<br />

7 1 1 15 AW 1 9,80<br />

7 1 1 13 BT 1 8,80<br />

7 1 1 13 AWG 4 90,00<br />

7 1 1 13 BW 2 378,10<br />

8 1 1 29 GLS 2 3,80<br />

8 1 2 31 AW 2 135,30<br />

8 1 999 27 GLS 1 31,20<br />

8 1 1 29 AW 51 2925,00<br />

8 1 999 28 AWG 1 6,00<br />

8 1 999 27 AWG 1 59,80<br />

8 1 4 30 AW 1 10,10<br />

8 1 3 32 GLS 1 3,20<br />

8 1 3 32 AWG 1 78,00<br />

8 1 2 31 NS 1 109,20<br />

8 1 2 31 MET 1 2,60<br />

8 1 2 31 BT 1 15,40<br />

8 1 2 31 AWG 3 80,60<br />

8 1 999 28 GLS 2 10,40<br />

9 1 1 20 BW 8 2031,70<br />

9 1 1 26 AWG 1 1,50<br />

9 1 999 22 AW 1 13,40<br />

9 1 8 23 AW 2 8,30<br />

9 1 5 24 MET 1 16,90<br />

9 1 5 24 BW 1 32,20<br />

9 1 5 24 AW 1 5,60<br />

9 1 1 26 KER 1 19,00<br />

9 1 1 26 BW 4 639,00<br />

9 1 1 21 NS 1 420,60<br />

9 1 1 21 MET 1 20,30<br />

9 1 1 21 BW 1 548,40<br />

9 1 1 21 AWH 8 93,90<br />

9 1 1 21 AWG 3 46,80<br />

9 1 1 20 MET 1 597,10<br />

9 1 999 33 MET 1 2,10<br />

9 1 1 20 AWG 5 111,00<br />

9 1 1 20 AW 3 9,90<br />

9 1 1 20 NS 6 549,10<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 1155 Nieuwkuijk Mariënkroon<br />

36


BILAN<br />

RAPPORT 2008/007<br />

<strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon<br />

Archeologisch vooronderzoek<br />

In opdracht van Stichting Mariapoli Mariënkroon


Rapport-ID<br />

Titel <strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon. Archeologisch<br />

vooronderzoek.<br />

ISSN 1572-3194-2008/007<br />

Rapportnummer 2008/007<br />

Aantal pagina's 52<br />

Opdrachtgever Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />

Contactpersoon opdrachtgever Dhr. A. van der Burgt<br />

Onderzoekskader Vergunning voor de renovatie en uitbreiding van de<br />

abdij<br />

Projectleider BILAN Mevr. M. Janssens<br />

Auteur(s) Mevr. M. Janssens, dhr. C. Verbeek<br />

Kaarten en afbeeldingen Dhr. J. van Gestel<br />

Datum definitief 18 januari 2008<br />

Digitale versie 18 januari 2008<br />

Verzending definitief aan Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />

Provincie Noord-Brabant<br />

Akkoord BILAN<br />

BILAN<br />

B: Fontys Hogescholen, Mollergebouw<br />

Prof. Goossenslaan 1-01, ruimte A 1.16, Tilburg<br />

P: Postbus 90903, 5000 GD TILBURG<br />

T: 0877 876322<br />

F: 013 5360051<br />

E: bilan@fontys.nl<br />

W: www.bilan.nl<br />

Dhr. C. Witteveen<br />

Directeur<br />

© BILAN 2008<br />

Dhr. C. Verbeek<br />

Senior-archeoloog<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt door<br />

middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch databestand of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke<br />

toestemming van de uitgever. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave dient men zich tot de uitgever te wenden.


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting.........................................................................................................................................................................................7<br />

1 Inleiding.......................................................................................................................................................................................................9<br />

1.1 Administratieve gegevens project....................................................................................................................................9<br />

1.2 Ligging van het plangebied..............................................................................................................................................10<br />

1.3 Huidig en toekomstig gebruik.........................................................................................................................................11<br />

2 Bureauonderzoek.................................................................................................................................................................................14<br />

2.1 Onderzoeksmethode............................................................................................................................................................14<br />

2.2 Geologie en landschap........................................................................................................................................................14<br />

2.3 Historische situatie................................................................................................................................................................16<br />

2.4 Bekende archeologische waarden .................................................................................................................................19<br />

3 Verwachtingsmodel en vraagstelling..........................................................................................................................................21<br />

4 Inventariserend veldonderzoek.....................................................................................................................................................22<br />

4.1 Onderzoeksmethode............................................................................................................................................................22<br />

4.2 Resultaten van het veldonderzoek................................................................................................................................22<br />

4.3 Archeologische indicatoren ..............................................................................................................................................26<br />

5 Toetsing en beantwoording............................................................................................................................................................27<br />

6 Conclusie en selectieadvies..............................................................................................................................................................28<br />

7 Literatuur.................................................................................................................................................................................................29<br />

Bijlage 1: Administratieve gegevens en lijst met afkortingen conform ASB..........................................................31<br />

Bijlage 2: Boorstaten.........................................................................................................................................................................33<br />

Bijlage 3: Vondstenlijst....................................................................................................................................................................41<br />

Bijlage 4: Plan van Aanpak ............................................................................................................................................................43<br />

Bijlage 5: Overzicht archeologische perioden.......................................................................................................................51<br />

Bijlage 6: Overzicht geologische perioden.............................................................................................................................52<br />

Figuren<br />

Fig. 1: Ligging van het plangebied in de regio......................................................................................................................10<br />

Fig. 2: Huidig grondgebruik in plangebied en omgeving. ...............................................................................................11<br />

Fig. 3: Toekomstig grondgebruik in plangebied. .................................................................................................................12<br />

Fig. 4: Fasering van de ruimtelijke ontwikkeling..................................................................................................................13<br />

Fig. 5: Het plangebied op de bodemkaart...............................................................................................................................16<br />

Fig. 6: Het kasteel aan het einde van de negentiende eeuw..........................................................................................17<br />

Fig. 7: Het plangebied op het minuutplan van ca. 1830...................................................................................................18<br />

Fig. 8: Het plangebied op de IKAW met ARCHIS-waarnemingen en AMK-terreinen..........................................19<br />

Fig. 9: Ligging van het plangebied met boorpunten en NAP-hoogten......................................................................23<br />

Fig. 10: Impressie van het plangebied ter hoogte van deelgebied 2.............................................................................24<br />

Fig. 11: Impressie van het plangebied ter hoogte van deelgebied 4.............................................................................25


Samenvatting<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

Op 4 april 2007 verleende de Stichting Mariapoli Mariënkroon aan BILAN opdracht voor het uitvoeren van<br />

een archeologisch vooronderzoek op de locatie “Abdij Mariënkroon” aan de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk<br />

(gemeente <strong>Heusden</strong>, provincie Noord-Brabant). De aanleiding was de voorgenomen nieuwbouw op de<br />

locatie. Voorafgaand hieraan is een bestemmingsplanwijziging nodig. Het onderzoek bestond uit een<br />

bureauonderzoek en een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Het doel<br />

was het vaststellen van de archeologische verwachting van het plangebied.<br />

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een gebied met hoge bruine<br />

enkeerdgronden. Waar deze voorkomen op de hoger en dus droger gelegen dekzandrug, hebben zij een<br />

hoge verwachting gekregen. In de lager gelegen en nattere dekzandvlakte hebben zij een lage<br />

verwachting. Hoge bruine enkeerdgronden kunnen zijn ontstaan door plaggenbemesting, diepploegen,<br />

overstromingen of een combinatie van deze factoren.<br />

Doordat het plangebied vermoedelijk lange tijd onder veen heeft gelegen, zijn waarschijnlijk slechts<br />

archeologische waarden uit de periode voor de veengroei (steentijd en eventueel metaaltijden) of na de<br />

ontvening (late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) te verwachten. Het plangebied zelf is reeds vanaf de<br />

dertiende eeuw en mogelijk eerder in gebruik, eerst als kasteelterrein, later als abdij. Enkele deelgebieden<br />

behoorden tot het kasteelcomplex zelf; andere lagen in het bos ten westen van het kasteel.<br />

Tijdens het veldwerk werden in deelgebieden 7, 8 en 9 indicatoren en sporen aangetroffen die mogelijk<br />

verband houden met het kasteel. Aan de zuidrand van deelgebied 2 kunnen mogelijk nog resten in relatie<br />

tot de buitenste gracht gevonden worden. Ter hoogte van deelgebied 6 ligt nu nog de oostelijke gracht,<br />

achter de middeleeuwse woontoren. Tijdens het veldonderzoek werden geen steentijdvindplaatsen<br />

aangetroffen.<br />

In deelgebieden 2, 7, 8 en 9 wordt een vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Vanwege de kleine<br />

oppervlakte van de deelgebieden gebeurt dit het beste door middel van een proefsleuvenonderzoek,<br />

waarbij de proefsleuven gelokaliseerd zijn ter plaatste van de toekomstige bouwputten.<br />

Voor de overige deelgebieden wordt een vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht 1 . De deelgebieden<br />

maakten historisch deel uit van de groene zones rondom het kasteeldomein. Het is niet waarschijnlijk dat<br />

hier sporen of structuren zullen worden aangetroffen. Het humeuze dek in boringen 1, 2 en 10 voldeed<br />

niet aan de criteria van een hoge bruine enkeerdgrond. In deelgebieden 1, 3, 4 en 5 werden ook geen<br />

indicatoren aangetroffen die wijzen op een vindplaats.<br />

Dit is een selectieadvies dat door het bevoegd gezag, de provincie Noord-Brabant, dient te worden<br />

omgezet in een selectiebesluit.<br />

1 Monumentenwet van 1988 blijft van toepassing: indien bij de graafwerkz aamh eden vondsten worden gedaan, dient<br />

hiervan b innen drie d agen melding van g emaakt te worden aan d e burgemeester. In de to ekomst: W amz, artikel 53,<br />

melding aan de RACM.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 7


BILANRAPPORT 2008/007<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 8


1 Inleiding<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

Op 4 april 2007 verleende de Stichting Mariapoli Mariënkroon aan BILAN opdracht voor het uitvoeren van<br />

een archeologisch vooronderzoek op de locatie “Abdij Mariënkroon” aan de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk<br />

(gemeente <strong>Heusden</strong>, provincie Noord-Brabant). De aanleiding was de voorgenomen nieuwbouw op de<br />

locatie. Voorafgaand hieraan is een bestemmingsplanwijziging nodig. Het onderzoek bestond uit een<br />

bureauonderzoek en een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Het doel<br />

was het vaststellen van de archeologische verwachting van het plangebied.<br />

Het onderzoek werd uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.1) en volgens<br />

het opgestelde Plan van Aanpak (Bijlage 4).<br />

De projectleiding was in handen van mevr. M. Janssens. Het veldwerk werd uitgevoerd op 4 mei 2007 door<br />

mevr. M. Janssens en mevr. A. Kooi. De provincie Noord-Brabant trad op als bevoegd gezag.<br />

1.1 Administratieve gegevens project<br />

Datum gunning 04-04-2007<br />

Datum uitvoering 04-05-2007<br />

Opdrachtgever Stichting Mariapoli Mariënkroon (dhr. A. van der Burgt)<br />

Uitvoerder BILAN<br />

BILAN projectcode B1352<br />

Onderzoekskader Monumentenvergunning<br />

Provincie Noord-Brabant<br />

<strong>Gemeente</strong>/ PLaats <strong>Heusden</strong>/ Nieuwkuijk<br />

Toponiem Abdij Mariënkroon<br />

Straat Abdijlaan 8<br />

Coördinaten per deelgebied 1: x= 41281, y= 412666<br />

Oppervlakte plangebied Ca. 0,6 ha<br />

2: x= 141338, y= 412690<br />

3: x= 141429, y= 412732<br />

4: x= 141465, y= 412678<br />

5: x= 141493, y= 412594<br />

6: x= 141409, y= 412669<br />

7: x= 141365, y= 412638<br />

8: x= 141381, y= 412603<br />

9: x= 141381, y= 412603<br />

Kadastrale gegevens <strong>Gemeente</strong> Vlijmen, sectie N, nummers 4561 tot en met 4566<br />

Kaartblad 45A<br />

CIS meldingnummer 22376<br />

KLIC meldingnummer 07G069249<br />

KNA Versie 3.1<br />

Bevoegd gezag Provincie Noord-Brabant (dhr. M. Meffert)<br />

Beheer en plaats van documentatie BILAN 2<br />

2 Binnen twee jaar na afronding van het veldwerk z al de onderzo eksdocumentatie, conform de eisen van h et depot,<br />

worden overgedrag en aan het Provinciaal Depot Bod emvondsten Noord-Brab ant.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 9


BILANRAPPORT 2008/007<br />

1.2 Ligging van het plangebied<br />

Het plangebied ligt aan de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (gemeente <strong>Heusden</strong>, provincie Noord-Brabant). Ten<br />

noorden van het terrein ligt de Tuinbouwweg en ten westen de Abt van Engelenlaan.<br />

Het plangebied staat kadastraal bekend als de gemeente Vlijmen, sectie N, nummers 4561 tot en met 4566.<br />

Op verzoek van de opdrachtgever werd het plangebied beperkt tot de negen bouwlocaties, met een<br />

gezamelijke oppervlakte van ca. 0,6 ha.<br />

Fig. 1: Ligging van het p langebied in d e regio .<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 10


1.3 Huidig en toekomstig gebruik<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

Landschappelijk gezien bestaat het huidige terrein van de abdij uit twee gedeelten die van elkaar worden<br />

gescheiden door een langgerekte gracht. Deze is een restant van de Vlijmensche Wetering, vroeger van<br />

belang voor de afwatering van het gebied. De bebouwing bevindt zich voornamelijk op het westelijke deel<br />

van het terrein, onder andere een voorplein met poortgebouw dat uitgeeft op de Abt van Engelenlaan,<br />

met daaromheen het kloostercomplex met bijgebouwen. Aan de achterzijde van het hoofdgebouw bevindt<br />

zich de middeleeuwse toren. Naast het kloostercomplex ligt een kleine kloosterbegraafplaats. Tevens ligt er<br />

een voormalige zwemvijver. Het hoofdgebouw is opgetrokken in 1910 en aangepast in 1960 en 2003. De<br />

totale bebouwde oppervlakte bedraagt ca. 0,4 ha. Het gedeelte ten oosten van de oude wetering bestond<br />

uit dicht bos dat gerooid is in 2004-2005 en opnieuw aangeplant met loofbomen. Op dit terreindeel<br />

bevinden zich tevens een kapel en een weiland.<br />

In de deelgebieden hebben voor zover geen bodemingrepen plaatsgevonden. Op het terrein van de abdij<br />

zijn recent wel riolering, kabels en leidingen aangelegd.<br />

In de deelgebieden zullen in de toekomst diverse ingrepen gebeuren zoals het aanpassen van het<br />

hoofdgebouw en het realiseren van wooneenheden voor religieuzen.<br />

Fig. 2: Huidig grondgebruik in plangebied en omg eving.<br />

Bron: Google Earth.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 11


BILANRAPPORT 2008/007<br />

Fig. 3: Toekomstig grondgebruik in plang ebied.<br />

Bron: Croonen Adviseurs.<br />

De ruimtelijke ontwikkeling vindt in verschillende fasen plaats. Fase 1 omvat de noordelijke uitbreiding van<br />

het hoofdgebouw, gepland in 2007-2008. Eveneens in 2007-2008 worden de woongebouwen van fase 2<br />

gerealiseerd. In 2008-2009 wordt een woongebouw in de noordoosthoek (fase 3a) opgetrokken. Fase 3b,<br />

gepland in 2010-2012 omvat de rest van de woongebouwen. Wanneer fase 4, een zaal, gerealiseerd zal<br />

worden, is momenteel nog onzeker.<br />

Fase 1 en 2 van het ontwikkelingsplan zijn reeds bouwkundig uitgewerkt. Hiervoor loopt reeds de<br />

procedure tot het verkrijgen van een monumentenvergunning en bouwvergunning. Voor de overige fasen<br />

van het plan zijn nog geen bouwplannen gereed.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 12


Fig. 4: Fasering v an de ruimtelijke ontwikkeling.<br />

Bron: Croonen Adviseurs.<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 13


BILANRAPPORT 2008/007<br />

2 Bureauonderzoek<br />

2.1 Onderzoeksmethode<br />

Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen,<br />

over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied met als doel het<br />

opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel.<br />

Als bronnen werden gebruikt: het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II), de Indicatieve Kaart<br />

Archeologische Waarden (IKAW), de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), de Cultuurhistorische<br />

Waardenkaart Noord-Brabant (CHW), topografische, historische, geomorfologische en bodemkundige<br />

kaarten, relevante literatuur en bronnen en internetsites. Tevens werden de Stichting Mariapoli<br />

Mariënkroon en de Heemkundekring “Onsenoort” geraadpleegd.<br />

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd een verwachtingsmodel opgesteld, de<br />

veldwerkmethode bepaald en werden daarvoor onderzoeksvragen geformuleerd.<br />

De geologische kaart was niet beschikbaar voor het plangebied.<br />

2.2 Geologie en landschap<br />

Het plangebied ligt op de rand van het centrale dekzandlandschap in het westelijke deel van de<br />

Roerdalslenk naar het rivierenlandschap van de Maas in het noorden. De Roerdalslenk, ook wel Centrale<br />

Slenk genoemd, is een tektonisch dalingsgebied dat door breuken, de Feldbiss / Breuk van Vessem en de<br />

Peelrandbreuk, wordt begrensd.<br />

In het vroeg- en middenpleistoceen raakte de slenk gevuld met grove zanden en grind (Formatie van<br />

Sterksel) aangevoerd door de Rijn en Maas. Door de tektonische opheffing en kanteling van de Peelhorst<br />

werden de grote rivieren gedwongen hun loop naar het oosten te verplaatsen en kwam een einde aan de<br />

fluviatiele sedimentatie.<br />

Gedurende de ijstijden van het midden- en laatpleistoceen (Elsterien, Saalien en Weichselien) werd de<br />

Roerdalslenk geleidelijk opgevuld met afzettingen van meer lokale oorsprong (Formaties van Eindhoven en<br />

van Twente). Deze afzettingen kunnen worden onderverdeeld in Brabants leem, fluvioperiglaciale<br />

afzettingen (smeltwaterafzettingen) en eolische afzettingen (löss en dekzand). Brabants leem is in perioden<br />

met permafrost 3 ontstaan uit door de wind aangevoerd materiaal waaruit door dooiwaterstroompjes de<br />

fijne deeltjes werden uitgewassen, die vervolgens werden afgezet in ondiepe vochtige depressies<br />

(dooimeren).<br />

Fluvioperiglaciale afzettingen oftewel verspoelde dekzanden ontstonden wanneer aan het begin en eind<br />

van de glacialen, en dan voornamelijk in de zomermaanden, veel smeltwater vrijkwam. Dit water werd<br />

afgevoerd door een systeem van verwilderde geulen en beken, waarbij materiaal van de hogere delen naar<br />

de lager gelegen Centrale Slenk werd verplaatst. De afzettingen die hierbij tot stand kwamen, bestaan uit<br />

min of meer gelaagde zanden, met eventueel leemlagen en/of planten- en houtresten.<br />

3 Bodem die tot op grote diepte p erman ent bevroren is.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 14


BILANRAPPORT 2008/007<br />

Door het ontbreken van vegetatie werd in de droge en zeer koude glacialen door de wind sediment<br />

verplaatst en elders weer afgezet. In het Pleniglaciaal (middenweichselien) werd zo het Oude Dekzand<br />

afgezet. In het laatglaciaal (laatweichselien) werd het Jonge Dekzand afgezet in de vorm van langgerekte,<br />

voornamelijk ZW-NO georiënteerde ruggen. Al deze afzettingen behoren tot de Nuenengroep en hebben<br />

in de Roerdalslenk een dikte van 15 tot (soms) 45 meter.<br />

Aan het einde van het Weichselien en in het Holoceen werd het klimaat een stuk milder. Het systeem van<br />

ondiepe, verwilderde geulen en beken veranderde hierdoor in meanderende beken, die zich aanvankelijk<br />

in het landschap insneden. Door de toenemende vegetatie kwam een eind aan de natuurlijke<br />

zandverstuivingen en raakten de dekzandruggen gefixeerd. Door het toedoen van de mens, door kappen,<br />

branden en ontginnen, konden plaatselijk opnieuw verstuivingen optreden (Formatie van Kootwijk). Ook<br />

de bodemvorming, die door het mildere klimaat op grote schaal plaatsvond, is grotendeels antropogeen<br />

beïnvloed 4 .<br />

Onder invloed van natte omstandigheden vanuit het noordelijk gelegen rivierengebied bevond zich ten<br />

zuiden van het Oude Maasje een moerassig milieu waarin veen gevormd is. Na verloop van tijd ontstond<br />

veenmosveen dat zich, onafhankelijk van de grondwaterstand, in zuidelijke richting tegen de hogere<br />

Brabantse zandgronden op uitbreidde. De ontginning van het veengebied is begonnen vanuit de<br />

woonplaatsen op de oeverwal langs de Maas. Door de aanleg van sloten werd het veen ontwaterd en<br />

geschikt gemaakt voor akkerbouw. Door oxidatie van het veen als gevolg van de ontwatering en mogelijk<br />

gedeeltelijk door de moernering (turfwinning), kwam het pleistocene reliëf in de loop der tijd weer aan het<br />

oppervlak.<br />

Volgens de geomorfologische kaart maakt het plangebied deel uit van een dekzandvlakte (kaarteenheid<br />

2M13), die aan de oostzijde van het plangebied wordt doorsneden door een recht kanaal met peil lager<br />

dan aangrenzende land en een breedte < 5 m. Deze vlakte is plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd.<br />

Centraal in het plangebied bevindt zich in de dekzandvlakte een kaarteenheid dekzandrug al dan niet met<br />

oud-bouwlanddek (3K14). Ook deze is plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd.<br />

Op de bodemkaart is het plangebied gekarteerd als een associatie van hoge bruine enkeerdgronden en<br />

gooreerdgronden ontstaan in leemarm en zwak lemig fijn zand (kaarteenheid bEZ21/pZn21) (Fig. 5;<br />

vereenvoudigd weergegeven als ‘Dikke eerdgronden’). De bodem in het plangebied is vrij nat<br />

(grondwatertrap IV 5 ).<br />

Hoge bruine enkeerdgronden worden gekenmerkt door een 60 à 70 cm dikke, donker grijsbruine<br />

humushoudende bovengrond die zwak lemig is en een vrij hoog lutumgehalte heeft. Dit esdek ontstaat<br />

door het eeuwenlang opbrengen van materiaal uit de potstal. De bruine kleur van het esdek is terug te<br />

voeren op de herkomst van de gebruikte plaggen. Hiervoor zijn over het algemeen kleihoudende plaggen<br />

gebruikt die voorkomen in de nabijheid van de rivierkleigronden. De kleibijmenging zou echter ook<br />

afkomstig kunnen zijn van de vroegere overstromingen van de Maas, waarna door diepe grondbewerking<br />

en/of intensieve bioturbatie, eventueel in combinatie met plaggenbemesting, een dik homogeen dek is<br />

ontstaan.<br />

4 Buitenhuis 1991.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 15


BILANRAPPORT 2008/007<br />

Fig. 5: Het plangebied op de bodemkaart.<br />

De gooreerdgronden in dit gebied worden gekenmerkt door 30 tot 50 cm dikke, matig humeuze, zeer<br />

donkergrijze bovengrond, die bestaat uit leemarm tot zwak lemig fijn zand. De ondergrond is meestal<br />

leemarm. Deze gronden komen over het algemeen voor in afvoerloze laagten of op de overgang van hoge<br />

naar lager gelegen gronden van het pleistocene zandgebied 6 .<br />

2.3 Historische situatie<br />

Het plangebied ligt op de rand van het zuidelijke zandgebied naar het noordelijk gelegen riviergebied en<br />

maakte lange tijd deel uit van een nat veengebied dat tegen de hoger gelegen zandgronden was<br />

opgegroeid. De eerste bewoning van dit gebied vond over het algemeen plaats op de zuidelijke oeverwal<br />

van de Oude Maas. De ontginning van het zuidelijk gelegen veengebied vond (vanaf ongeveer 1000 n.C.)<br />

plaats door de aanleg van sloten om het veen te ontwateren. Door oxidatie van het veen als gevolg van de<br />

ontwatering en mogelijk gedeeltelijk ook door moernering (turfwinning), klonk het veen in. Om het<br />

cultuurland te beschermen tegen overstromingswater van de rivier, water van de aangrenzende<br />

veenontginningen en van de zuidelijk gelegen onontgonnen veen– en zandgebieden werden kaden<br />

aangelegd. Wanneer het bouwland te laag kwam te liggen werd een nieuw, zuidelijker gelegen stuk veen<br />

ontgonnen en werd het vroegere bouwland omgezet in wei- en hooiland.<br />

5 Gemiddeld hoogste grondwaterstand > 40 cm -mv, gemiddeld laagste grondwaterstand 80 - 120 cm –mv .<br />

6 De Bakker 1989.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 16


BILANRAPPORT 2008/007<br />

Hierdoor kwamen de boerderijen steeds verder van de bouwlanden af te liggen en werden deze na verloop<br />

van tijd verplaatst in zuidelijke richting naar het nieuwe bouwland. Daardoor verdween al het veen en<br />

kwam het pleistocene reliëf aan het oppervlak te liggen. De bewoning heeft zich uiteindelijk<br />

geconcentreerd op een zandrug die door dit proces zichtbaar werd 7 .<br />

De abdij Mariënkroon was oorspronkelijk een kasteel dat mogelijk teruggaat tot de elfde eeuw, wanneer<br />

sprake is van “huys tot Honsoirde”. De heerlijkheid Onsenoort behoorde toen nog tot het hertogdom<br />

Brabant, maar werd in 1356 met het Land van <strong>Heusden</strong> overgedragen aan Holland. Het kasteel verwisselde<br />

in deze periode vaak van eigenaar. Het oorspronkelijke kasteel werd voor het eerst vermeld in 1266. In<br />

1372 werd het verwoest. In 1382 kwam Onsenoort in handen van de Vlijmense schout Jan Cuyst van Wijck<br />

die opdracht gaf tot de bouw van de huidige toren (kelder en twee verdiepingen). De familie van Wijkck<br />

bleef tot 1583 in het bezit van het kasteel dat daarna weer veelvuldig van eigenaar wisselde.<br />

De oudste kaart dateert uit 1688, waarschijnlijk gemaakt naar aanleiding van de geplande verkoop door<br />

Maria Albetina de Merode, weduwe van Gerard van Poelgeest, aan Mattheus Hoeufft. Onder zijn impuls<br />

zijn de bossages en lanen waarom Onsenoort bekend werd, tot stand gekomen. De plattegrond toont de<br />

twee neerhuizen, het kasteel en de toren, omgeven door de binnengracht, met aan weerszijden tuinen,<br />

omsloten door een buitengracht. Aan de oostzijde ligt de Vlijmense of Onsenoortse Wetering.<br />

In de achttiende eeuw bestond het landgoed uit een kasteel, kasteeltoren, enkele dienstwoningen en 105<br />

hectare grond. In 1787 werd het kasteel geplunderd en raakte het stilaan in verval.<br />

Fig. 6: Het kasteel aan het eind e van d e neg entiend e eeuw.<br />

Bron: Brabantcollectie.<br />

In het begin van de negentiende eeuw bestonden het hoofdgebouw en de toren nog. Deze waren<br />

omgracht (deelgebied 8 ligt deels op de plaats van de sloot), met daaromheen tuinen (deelgebieden 6, 7 en<br />

9). Ten westen van het kasteel lag een “bosch ter vermaak” 8 , waarschijnlijk oorspronkelijk bedoeld voor<br />

adellijke jachtpartijen (deelgebieden 3, 4 en 5) 9 . De laatste eigenaar bood het hele bezit in 1903 te koop<br />

aan. De cisterciënzerabt Maréchal kocht het kasteel om er een priorij, later abdij in te richten. Direct na de<br />

aankoop werden de bossen rond het kasteel en de dubbele bomenrij langs de oude laan, gerooid en werd<br />

begonnen met de bouw van een muur met poort die de beide neerhuizen verbond. De grote kloostermuur<br />

werd gebouwd in 1906, met daarlangs een nieuwe publieke weg. Ook de gebouwen werden aangepast. In<br />

1904 werden de neerhuizen hoger opgetrokken.<br />

7 De Bont 1989.<br />

8 Dit bos werd gerooid in 1910.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 17


BILANRAPPORT 2008/007<br />

In 1910 werd de kapel die de toren en het kasteel verbond, afgewerkt. Tegelijkertijd met de bouw van de<br />

kapel werd de toren met een verdieping verhoogd. Het kasteel verdween in 1934, toen met de bouw van<br />

het nieuwe klooster werd begonnen. In 1935 werd ook het poortgebouw opgetrokken. De binnen- en<br />

buitengrachten van het kasteel werden gedempt in de jaren 1932-1936. In de jaren veertig tot zestig van de<br />

twintigste eeuw kende de abdij een grote bloei. De crisis binnen de katholieke kerk was echter ook binnen<br />

het klooster voelbaar. Vanaf de jaren negentig van de twintigste eeuw werd een nieuwe bestemming voor<br />

het terrein gezocht. Deze werd gevonden als landelijk centrum van de Focolarebeweging. Op die manier<br />

blijft de abdij een centrum van religieus en cultureel leven 10 .<br />

Fig. 7: Het plangebied op het minuutplan v an ca. 1830.<br />

Bron: http://www.dewoonomgeving.nl.<br />

9 Minuutplan en OAT’s (Oorspron kelijke Aanwijzend e Tafels).<br />

10 Voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> en documentatie van de opdrachtgev er.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 18


2.4 Bekende archeologische waarden<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden) heeft het plangebied een lage archeologische<br />

verwachting. Het gebied ten westen heeft een hoge verwachting die in verband gebracht kan worden met<br />

de aanwezigheid van een dekzandrug in het landschap.<br />

Fig. 8: Het plangebied op de IKAW met ARCHIS-waarn emingen en AMK-terrein en.<br />

Binnen een straal van 1 km rond het plangebied zijn geen monumenten bekend op de AMK<br />

(Archeologische Monumentenkaart). Wel zijn enkele waarnemingen en onderzoeken aangeduid in ARCHIS.<br />

Het meest relevant voor het plangebied is het onderzoek dat op de locatie „De Hoog“, net ten westen van<br />

het plangebied, is uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat de locatie lag op een dekzandrug met<br />

enkeerdgronden die geleidelijk naar het noorden toe afhelde. Grote delen van de bodem waren vergraven,<br />

verploegd en/ of geëgaliseerd. Op bepaalde delen was nog een intact bodemprofiel aanwezig. In het esdek<br />

zijn destijds in diverse boringen aardewerkscherven uit de periode vanaf de zestiende eeuw aangetroffen,<br />

die waarschijnlijk door (plaggenbemesting) op de akker terecht zijn gekomen. Onder het humeus dek zijn<br />

in twee boringen echter ook een scherf uit de periode 1250-1500 na Chr. (late Middeleeuwen B) en uit de<br />

ijzertijd of Romeinse tijd aangetroffen, die kunnen wijzen op bewoning in deze perioden<br />

(onderzoeksmeldingsnr. 17870) 11 .<br />

11 Van Spréw 2002.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 19


BILANRAPPORT 2008/007<br />

Onderzoek in 2006 net ten noorden van deze locatie heeft aangetoond dat de bodem in vrijwel heel het<br />

gebied was verstoord. Door verploeging, eventueel in combinatie met plaggenbemesting is een A-horizont<br />

ontstaan met een dikte van 40 tot 60 cm. Er zijn geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen<br />

(onderzoeksmeldingsnr. 19094) 12 .<br />

Op ruim 1 km ten zuidwesten van het plangebied zou zich op de rand van de dekzandrug, waarop ook<br />

mogelijk het plangebied ligt, een terrein bevinden waar in 1966 de funderingen van een laat-middeleeuws<br />

gebouw en middeleeuwse aardewerkscherven zouden zijn aangetroffen (ARCHIS-waarnemingsnr. 37035).<br />

Een veldinspectie die in 1976 is uitgevoerd leverde echter niets op.<br />

Op de zuidelijke rand van deze dekzandrug, ca. 1,3 km ten zuiden van het plangebied, zijn vuurstenen<br />

artefacten uit het jongpaleolithicum en Mesolithicum, een neolithische gepolijste bijl en aardewerk uit de<br />

ijzertijd en Romeinse tijd gevonden. Het gaat echter om een oude vondst, waarvan de precieze<br />

omstandigheden niet bekend zijn (ARCHIS-waarnemingsnr. 35954, 35955).<br />

12 De Boer 2007.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 20


3 Verwachtingsmodel en vraagstelling<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een gebied met hoge bruine<br />

enkeerdgronden. Waar deze voorkomen op de hoger en dus droger gelegen dekzandrug, hebben zij een<br />

hoge verwachting. In de lager gelegen en nattere dekzandvlakte hebben zij een lage verwachting. Hoge<br />

bruine enkeerdgronden kunnen zijn ontstaan door plaggenbemesting, diepploegen, overstromingen of<br />

een combinatie van factoren.<br />

Doordat het plangebied vermoedelijk lange tijd onder veen heeft gelegen, zijn waarschijnlijk slechts<br />

archeologische waarden uit de periode voor de veengroei (steentijd en eventueel metaaltijden) of na de<br />

ontvening (late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) te verwachten. Het plangebied zelf is reeds vanaf de<br />

dertiende eeuw en mogelijk eerder in gebruik, eerst als kasteel, later als abdij.<br />

Deelgebied 8 bevindt zich deels op de binnenste omgrachting rond het kasteel. Deelgebieden 6, 7 en 9<br />

liggen in de tuinen. Deze deelgebieden behoren van oudsher tot het kasteeldomein. Hier kunnen mogelijk<br />

funderingsresten van gebouwen en sloten worden aangetroffen. Deelgebieden 3, 4 en 5 liggen aan de<br />

overzijde van de gracht, in het gebied dat in het begin van de negentiende eeuw was ingericht als bos. Het<br />

is mogelijk dat hier resten worden aangetroffen van de oudste fasen, aangezien de middeleeuwse<br />

woontoren zich net aan de overzijde van de gracht bevindt. Deelgebieden 1 en 2 liggen aan de noordelijke<br />

rand van het domein, op het tracé van een onverhard pad.<br />

Een karterend booronderzoek is noodzakelijk om de verwachting te toetsen. De volgende<br />

onderzoeksvragen werden geformuleerd in het Plan van Aanpak (Bijlage 4):<br />

Welk type bodem wordt aangetroffen in het plangebied?<br />

Is deze bodem verstoord sinds de vorming ervan?<br />

Zijn archeologische indicatoren aanwezig in het plangebied?<br />

Zo ja, wat is de aard en ouderdom van de archeologische indicatoren?<br />

Wijzen deze indicatoren op een vindplaats?<br />

Zo ja, is een begrenzing van de vindplaats mogelijk?<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 21


BILANRAPPORT 2008/007<br />

4 Inv entariserend veldonderzoek<br />

4.1 Onderzoeksmethode<br />

Het veldonderzoek bestond uit een karterend booronderzoek. Tijdens de kartering werd het terrein<br />

systematisch onderzocht op de aanwezigheid van vondsten en/ of sporen.<br />

Het onderzoek werd uitgevoerd conform de KNA 3.1, de Leidraad SIKB 13 en de onderzoekseisen van de<br />

provincie Noord-Brabant. Op verzoek van de opdrachtgever werden alleen de negen bouwlocaties<br />

onderzocht door middel van een karterend booronderzoek.<br />

In totaal werden zeventien boringen gezet. De boringen werden uitgevoerd met een Edelmanboor met een<br />

diameter van 15 cm en indien mogelijk doorgezet tot minstens 25 cm in het onverstoorde moedermateriaal.<br />

De boringen werden in verhouding tot de oppervlakte van de negen deelgebieden geplaatst. De maximale<br />

diepte waarop werd geboord bedroeg 290 cm –mv. De boorkernen werden gezeefd over een maaswijdte<br />

van 4 mm. De boringen werden beschreven conform ASB (Archeologische Standaard<br />

Boorbeschrijvingsmethode 14 ).<br />

Alle boorpunten werden relatief in het terrein ingemeten en gekoppeld aan de RD-coördinaten. De<br />

referentiebout voor de hoogtemeting was bevestigd aan het poortgebouw van de abdij Mariënkroon. De<br />

hoogte van de bout bedroeg 3,50 m +NAP.<br />

4.2 Resultaten van het veldonderzoek<br />

Deelgebieden 7 en 8 lagen op basis van de NAP-hoogtes hoger dan de overige deelgebieden, ca. 70 tot 90<br />

cm hoger. De hoogte varieerde van 1,97 tot 2,92 m +NAP.<br />

Ten noorden van deelgebieden 1 en 2 en ten oosten van deelgebieden 4 en 5 waren recent kabels en<br />

leidingen aangelegd. Aan het oppervlak was de sleuf nog te herkennen aan de losse vulling.<br />

13 Tol et al. 2006.<br />

14 Bosch 2005.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 22


Fig. 9: Ligging van het p langebied met boorpunten en NAP-hoogten.<br />

Bron minuutplan: http://www.dewoonomgeving.nl.<br />

Deelgebied 1<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

In boring 1 bevond zich onder de 40 cm dikke bruingrijze en zwak siltig matig fijnzandige A-horizont een<br />

geelbruine AC-horizont die geelbruin van tint was, met daaronder het moedermateriaal. De A-horizont<br />

bevatte baksteen, slakken, leisteen en oerconcreties. De C-horizont ging van geelwit over in wit zwak siltig<br />

matig fijn zand met oxidatie. De hoogte van het maaiveld bedroeg 2,06 m +NAP.<br />

Deelgebied 2<br />

In boring 2 bevond zich onder een 30 cm dikke bruingrijze bouwvoor een verstoord pakket van geel zand<br />

met een bijmenging van bruin zand. Op 90 cm –mv werd het schone moedermateriaal bereikt, namelijk<br />

lichtbruinwit zwak siltig matig fijn zand. De verstoring is mogelijk veroorzaakt door het aanplanten van<br />

een bomenrij.<br />

In boringen 3 en 4 was het humeuze dek 60 tot 80 cm dik, wat de bodem classificeert als een hoge bruine<br />

enkeerdgrond. De tint varieerde van grijsbruin tot grijs. De A-horizont ging scherp over in het<br />

moedermateriaal, wit zwak siltig matig fijn zand met oxidatie.<br />

In de A-horizont werden insluitsels zoals baksteen en glas aangetroffen. De hoogte van het maaiveld<br />

bedroeg 1,97 tot 2,00 m +NAP.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 23


BILANRAPPORT 2008/007<br />

Fig. 10: Impressie van h et plangebied ter hoogte van d eelg ebied 2.<br />

De foto is g enomen vanuit het w esten.<br />

Deelgebied 3<br />

In dit deelgebied bevond zich een bosje dat net ten zuiden lag van de Mariakapel. De A-horizont,<br />

bestaande uit bruingrijs, zwak siltig matig fijn zand, was hier 50 cm dik. Eronder bevond zich het<br />

moedermateriaal, waarvan de kleur varieerde van lichtbruin tot wit. Er werden geen indicatoren<br />

aangetroffen. De hoogte van het maaiveld bedroeg 2,21 m +NAP.<br />

Deelgebied 4<br />

Het centrale deel van deelgebied 4 werd ingenomen door een zanddepot. Op deze plaats is de bovengrond<br />

waarschijnlijk geroerd. Net ten oosten zijn recent kabels en leidingen ingegraven.<br />

De A-horizont bestaat uit bruingrijs zwak siltig matig fijn zand en heeft een dikte van 40 tot 60 cm. In<br />

boringen 11 en 12 wordt deze grijzer naar onder toe. Als insluitsels werden aangetroffen: leisteen,<br />

baksteen, houtskool en metaalslak. De bouwvoor ging scherp over in de C-horizont die in boringen 9, 10 en<br />

12 wit was en in boring 11 eerder lichtbruin. Het moedermateriaal vertoonde oxidatie.<br />

De hoogte van het maaiveld varieerde van 2,00 tot 2,10 m +NAP.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 24


Fig. 11: Impressie van h et plangebied ter hoogte van d eelg ebied 4.<br />

De foto is g enomen vanuit het noord-noordoosten .<br />

Deelgebied 5<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

De humeuze bovengrond had een dikte van 40 tot 50 cm en bestond uit bruingrijs zwak siltig matig fijn<br />

zand. In boring 14 werd deze A-horizont grijzer naar onder toe. Als insluitsel werd baksteen aangetroffen.<br />

Het humeuze dek ging scherp over in de C-horizont. Deze was in boring 13 wit; in boring 14 was het<br />

moedermateriaal bonter (lichtbruin tot wit). De hoogte van het maaiveld bedroeg 2,09 en 2,14 m +NAP.<br />

Deelgebied 6<br />

Boring 7 bevond zich aan de rand van het pad langs de slotgracht. Het gebouw aan de westrand van het<br />

plangebied was reeds gesloopt. De A-horizont had een dikte van 95 cm en bestond uit bruingrijs zwak siltig<br />

matig fijn zand dat naar onder toe grijzer van tint werd en oxidatie vertoonde. Hieronder bevond zich een<br />

scherpe overgang naar het geel- tot grijswit moedermateriaal. In het humeuze dek bevonden zich<br />

fragmenten baksteen, leisteen en een scherf roodbakkend aardewerk. De hoogte van het maaiveld<br />

bedroeg 2,16 m +NAP.<br />

Deelgebied 7<br />

Dit deelgebied bevond zich ca. 40 m ten noorden van het oorspronkelijke kasteel. Het terrein lag wat hoger<br />

ten opzichte van de omgeving, namelijk op 2,68 tot 2,78 m +NAP.<br />

De A-horizont bestond uit een 120 cm dik pakket bruingrijs zwak siltig matig fijn zand dat in boring 5 wat<br />

lichter werd naar onder toe. In deze boring was de overgang naar het moedermateriaal ook wat verstoord.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 25


BILANRAPPORT 2008/007<br />

De C-horizont was vrij bruin van tint en bestond uit zwak siltig matig fijn zand. In boring 5 werden op een<br />

diepte van 180 cm brokken humeus materiaal aangeboord, mogelijk restanten van een wortel.<br />

In het humeuze dek bevonden zich fragmenten baksteen, leisteen, glas en aardewerk (roodbakkend<br />

aardewerk en fragmenten van pijpen) en brokken ijzer (spijkers) en houtskool.<br />

Deelgebied 8<br />

In het oostelijke deel van dit deelgebied werd de binnenste slotgracht verwacht. Deze werd tijdens het<br />

booronderzoek ook aangetroffen. Het deelgebied was waarschijnlijk deels opgehoogd in het kader van de<br />

bouw van het klooster. Hiervan getuigt een ca. 50 cm dik ophogingspakket, bestaande uit bruingrijs zwak<br />

siltig matig fijn zand, verstoord met geel zand. In dit pakket bevonden zich fragmenten baksteen en<br />

mortel. Vanaf 50 cm –mv werd het pakket schoon. Dit is de bruingrijze zwak siltige matig fijnzandige<br />

bouwvoor die reikt tot 150 cm –mv. Als insluitsels werden gevonden baksteen, houtskool, mortel,<br />

vensterglas, slak, roodbakkend aardewerk en een spijker. Hieronder werd de slotgracht bereikt. Van 150 tot<br />

200 cm –mv bestond deze uit grijs humeus zand met plantenresten in de vulling, vanaf 200 tot 260 cm –mv<br />

uit sterk humeus donkerzwartgrijs zand met plantenresten en baksteen. Op 260 cm –mv werd het lichtgrijze<br />

moedermateriaal aangetroffen.<br />

Deelgebied 9<br />

Deelgebied 9 bevond zich net ten westen van de begraafplaats van het klooster en was in gebruik als open<br />

bos. Hier werd een 80 cm dik humeus dek aangetroffen, bestaande uit bruingrijs zwak siltig matig fijn<br />

zand. In boring 15 werd dit lichter naar onder toe, in boring 16 wat grijzer van tint. Als insluitsels werden<br />

baksteen, leisteen en steenkool aangetroffen. In boring 15 ging de A-horizont scherp over in het (grijs)witte<br />

moedermateriaal. In boring 16 werd onder het humeuze dek waarschijnlijk een spoor aangeboord. Het<br />

reikt tot 160 cm –mv (40 cm onder het humeuze dek bewaard) en bestond uit donker(bruin)grijs zwak siltig<br />

matig fijn zand met baksteen en hout in de vulling. Mogelijk gaat het om een gracht of greppel. Onder het<br />

spoor bevond zich het lichtgrijze moedermateriaal. De hoogte van het maaiveld bevond zich op 2,26 en<br />

2,27 m +NAP.<br />

4.3 Archeologische indicatoren<br />

Onder archeologische indicatoren vallen zowel artefacten als mogelijk-antropogene objecten. Met<br />

artefacten worden alle mobiele door de mens gemaakte objecten bedoeld, zoals aardewerk, bot en<br />

vuursteen. Mogelijk-antropogene objecten zijn voorwerpen, zoals houtskool en natuursteen, die als<br />

nevenproduct van een menselijke activiteit ontstaan.<br />

In deelgebied 5 werd in boring 14, in het humeuze dek een roodbakkende scherf aardewerk gevonden<br />

(vondstnummer 6). In deelgebied 6 werd in boring 7 baksteen en een scherf roodbakkend aardewerk<br />

aangetroffen (vondstnummer 5). In deelgebied 7 werden in het humeuze dek van boringen 5 en 6<br />

vensterglas, leisteen, baksteen, fragmenten van pijpaardewerk, roodbakkend aardewerk en brokken ijzer<br />

die niet nader gedetermineerd kunnen worden, aangetroffen (vondstnummers 1 tot en met 4). In de<br />

humeuze bovengrond van boring 17 (deelgebied 8) werden roodbakkend aardewerk, steengoed, een<br />

spijker, vensterglas, een slak en baksteen aangetroffen. In de gracht in deelgebied 8 werd baksteen<br />

gevonden.<br />

De indicatoren werden aangetroffen in de deelgebieden die in de nabijheid van het kasteelcomplex liggen.<br />

Ze wijzen mogelijk op vindplaatsen, met name in deelgebied 8 (binnenste gracht).<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 26


BILANRAPPORT 2008/007<br />

De vondsten in deelgebied 7 zijn mogelijk tijdens sloopwerkzaamheden in de bodem terechtgekomen en<br />

wijzen niet noodzakelijk op een vindplaats. Hierover kan nog geen uitsluitsel gegeven worden. De<br />

indicatoren in deelgebieden 5 en 6 zijn mogelijk bij het schoonmaken van de gracht op het land<br />

terechtgekomen 15 .<br />

5 Toetsing en beantwoording<br />

Doordat het plangebied vermoedelijk lange tijd onder veen heeft gelegen, zijn waarschijnlijk slechts<br />

archeologische waarden uit de periode voor de veengroei (steentijd en eventueel metaaltijden) of na de<br />

ontvening (late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) te verwachten. Het plangebied zelf is reeds vanaf de<br />

dertiende eeuw en mogelijk eerder in gebruik, eerst als kasteel, later als abdij. Structuren en sporen<br />

behorende tot het kasteelcomplex werden met name verwacht in deelgebieden 6, 7, 8 en 9.<br />

De verwachting werd getoetst door middel van een karterend booronderzoek. De volgende<br />

onderzoeksvragen dienden beantwoord te worden:<br />

Welk type bodem wordt aangetroffen in het plangebied?<br />

In het plangebied werd een hoge bruine enkeerdgrond aangetroffen. Slechts in boringen 1, 2 en<br />

10 voldeed de dikte van het humeuze dek niet het hoge bruine enkeerdcriterium.<br />

Is deze bodem verstoord sinds de vorming ervan?<br />

De hoge bruine enkeerdgrond is relatief gaaf bewaard. In boring 2 werd een vergraving<br />

aangetroffen, mogelijk ten behoeve van de aanplanting van het bomenlaantje in dit deelgebied.<br />

Zijn archeologische indicatoren aanwezig in het plangebied?<br />

Ja, in het humeuze dek werden insluitsels zoals baksteen, mortel, aardewerk, spijkers, leisteen,<br />

metaalslakken, houtskool en glas aangetroffen.<br />

Zo ja, wat is de aard en ouderdom van de archeologische indicatoren?<br />

Het vondstmateriaal dateert uit de late Middeleeuwen tot Nieuwe Tijd en kan waarschijnlijk in<br />

verband worden gebracht met het kasteeldomein.<br />

Wijzen deze indicatoren op een vindplaats?<br />

De indicatoren werden aangetroffen in de deelgebieden die in de nabijheid van het<br />

kasteelcomplex liggen. Ze wijzen mogelijk op vindplaatsen, met name in deelgebied 8 (binnenste<br />

gracht). De vondsten in deelgebied 7 zijn mogelijk tijdens sloopwerkzaamheden in de bodem<br />

terechtgekomen en wijzen niet noodzakelijk op een vindplaats. De indicatoren in deelgebieden 5<br />

en 6 zijn mogelijk bij het schoonmaken van de gracht op het land terechtgekomen.<br />

Zo ja, is een begrenzing van de vindplaats mogelijk?<br />

Het verloop van de binnenste gracht, aangetroffen in boring 17, kan vrij nauwkeurig bepaald<br />

worden aan de hand van historisch kaartmateriaal. Eventuele oudere fases van het kasteel zijn niet<br />

meer te achterhalen, aangezien de oudste kaart uit 1688 dateert. Op dat moment ligt de structuur<br />

van het kasteelcomplex vast.<br />

15 Vondstenlijst, zie Bijlage 3.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 27


BILANRAPPORT 2008/007<br />

6 Conclusie en selectieadv ies<br />

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een gebied met hoge bruine<br />

enkeerdgronden. Waar deze voorkomen op de hoger en dus droger gelegen dekzandrug, hebben zij een<br />

hoge verwachting. In de lager gelegen en nattere dekzandvlakte hebben zij een lage verwachting. Hoge<br />

bruine enkeerdgronden kunnen zijn ontstaan door plaggenbemesting, diepploegen, overstromingen of<br />

een combinatie van factoren.<br />

Doordat het plangebied vermoedelijk lange tijd onder veen heeft gelegen, zijn waarschijnlijk slechts<br />

archeologische waarden uit de periode voor de veengroei (steentijd en eventueel metaaltijden) of na de<br />

ontvening (late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) te verwachten. Het plangebied zelf is reeds vanaf de<br />

dertiende eeuw en mogelijk eerder in gebruik, eerst als kasteel, later als abdij.<br />

Tijdens het veldwerk werden in deelgebieden 7, 8 en 9 indicatoren en sporen aangetroffen die mogelijk<br />

verband houden met het kasteel. Aan de zuidrand van deelgebied 2 kunnen mogelijk nog resten in relatie<br />

tot de buitenste gracht gevonden worden. Ter hoogte van deelgebied 6 ligt nu nog de oostelijke gracht,<br />

achter de middeleeuwse woontoren. Tijdens het veldonderzoek werden geen steentijdvindplaatsen<br />

aangetroffen.<br />

In deelgebieden 2, 7, 8 en 9 wordt een vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Vanwege de kleine<br />

oppervlakte van de deelgebieden gebeurt dit het beste door middel van een proefsleuvenonderzoek,<br />

waarbij de proefsleuven gelokaliseerd zijn ter plaatste van de toekomstige bouwputten.<br />

Voor de overige deelgebieden wordt een vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht 16 . De deelgebieden<br />

maakten historisch deel uit van de groene zones rondom het kasteeldomein. Het is niet waarschijnlijk dat<br />

hier sporen of structuren zullen worden aangetroffen. Het humeuze dek in boringen 1, 2 en 10 voldeed<br />

niet aan de criteria van een hoge bruine enkeerdgrond. In deelgebieden 1, 3, 4 en 5 werden ook geen<br />

indicatoren aangetroffen die wijzen op een vindplaats.<br />

Dit is een selectieadvies dat door het bevoegd gezag, de provincie Noord-Brabant, dient te worden<br />

omgezet in een selectiebesluit.<br />

16 Monumentenwet van 1988 blijft van toepassing: indien bij de graafwerkz aamh eden vondsten worden gedaan, dient<br />

hiervan b innen drie d agen melding van g emaakt te worden aan d e burgemeester. In de to ekomst: W amz, artikel 53,<br />

melding aan de RACM.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 28


7 Literatuur<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

De Bakker 1989 H. de Bakker en J. Schelling. Systeem van bodemclassificatie voor<br />

Nederland. De hogere niveaus. Wageningen. 1989.<br />

De Boer 2007 E. de Boer. <strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Het Hoog II. Archeologisch<br />

vooronderzoek. BILAN-Rapport 2007/2. Tilburg. 2007.<br />

De Bont 1989 C. de Bont. Het cultuurhistorisch landschapsonderzoek van het<br />

streekplangebied “Midden- en Oost-Brabant”. Rapport 17, aflevering I en<br />

II. Wageningen. 1989.<br />

Bosch 2005 J.H.A. Bosch. Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode.<br />

Archeologie Leidraad 3. SIKB/ CvAK. Gouda. 2005.<br />

Brabantcollectie Onsenoort L.v. Valkenburg fec. N 35.2 / 820.11 Onse (4) Databank<br />

Topografisch-Historische Atlas, Brabantcollectie, Universiteit van Tilburg.<br />

Buitenhuis 1991 A. Buitenhuis et al. Geomorfologische gesteldheid van Midden en Oost<br />

Noord-Brabant. Rapport 121. Wageningen. 1991.<br />

KNA 3.1 CCvD (SIKB). Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Versie 3.1.<br />

Gouda. 2006.<br />

Leenders 1989 K.A.H.W. Leenders. Verdwenen venen en ontbrekende archeologica. De<br />

situatie in westelijk Noord-Brabant, Brabants Heem 41, 3. 1989.<br />

Van Spréw et al. 2002 B. van Spréw, S. Dautzenberg en J.-J. van Suijlekom. Aanvullende<br />

Archeologische Inventarisatie (AAI) Het Hoog, gemeente <strong>Heusden</strong>. BILAN-<br />

Rapport 2002/19. Tilburg. 2002.<br />

Tol et al. 2006 A. Tol, J.W.H.P. Verhagen en M. Verbruggen. Leidraad inventariserend<br />

veldonderzoek; Deel: Karterend booronderzoek. 2006.<br />

Voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Croonen Adviseurs bv. Voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Mariënkroon.<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong>. Rosmalen. 2006.<br />

Kaarten<br />

ARCHIS II ARCHIS II, Registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor<br />

Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, te raadplegen op<br />

http://archis2.archis.nl.<br />

CHW Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Brabant, te raadplegen op<br />

http://chw.brabant.nl. versie 26 september 2006.<br />

Bodemkaart 45W Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Kaartblad 45 West ‘s-<br />

Hertogenbosch. Wageningen. 1984.<br />

Geomorfologische kaart 45 Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000. Kaartblad 45 West ‘s-<br />

Hertogenbosch. Wageningen-Haarlem. 1983.<br />

Grote Historische Atlas Grote Historische Atlas van Nederland, deel 4. Zuid-Nederland 1838-<br />

1857. 1:50.000, kaartblad 20 en 38 [45-I en III (1836/38) en 45-III (1837/38),<br />

Groningen 1990.<br />

Grote Provincie Atlas Grote Provincie Atlas Noord-Brabant/Oost 1:25.000. Verkend 1983-1989.<br />

Groningen. 1990.<br />

Historische Atlas Historische Atlas Noord-Brabant. Chromotopografische Kaart des Rijks<br />

1:25.000, Den Ilp 1989. [Blad 587 ‘s Hertogenbosch, verkend 1896, ged.<br />

herzien 1905].<br />

Minuutplan Kadastrale kaarten en OAT (Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels) (1827) te<br />

raadplegen op http://www.dewoonomgeving.nl. Kaartblad Nieuwkuijk,<br />

sectie B, d’Onsenoort, blad 1 en kaartblad Vlijmen, sectie A, den<br />

Naaktenhoek, blad 1.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 29


BILANRAPPORT 2008/007<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 30


Bijlage 1: Administratieve gegevens en lijst met afkortingen conform ASB<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

Kenmerkcode Beschrijving Gegevenstype Toelichting<br />

ABM Algemene b eschrijvingsmethode ASB Archeologische Standaard Boorbeschrijving<br />

SB Soort boringen BAR Archeologische boring<br />

CIS CIS-code 22376<br />

CS Coördinatensysteem RD2000 Rijksdriehoek stelsel<br />

CSD Coördinatensysteemdatum ETRS89 European Terrestrial R eference System 1989<br />

XCO en YCO Boring 1 141280 412665<br />

Boring 2 141311 412679<br />

Boring 3 141333 412689<br />

Boring 4 141359 412701<br />

Boring 5 141361 412635<br />

Boring 6 141378 412643<br />

Boring 7 141410 412670<br />

Boring 8 141429 412730<br />

Boring 9 141457 412705<br />

Boring 10 141457 412686<br />

Boring 11 141467 412669<br />

Boring 12 141472 412654<br />

Boring 13 141489 412606<br />

Boring 14 141495 412585<br />

Boring 15 141415 412546<br />

Boring 16 141399 412541<br />

Boring 17 141383 412605<br />

LOB Locatiebepaling LT10 Gemeten t.o.v. p erceelsgrenzen<br />

RV Referentievlak NAP Normaal Amsterdams Peil<br />

MA Maaiveldhoogte 197 tot 292 cm<br />

MAB Bepaling maaiv eldhoogte MGOV Waterpastoestel<br />

DB Datum boring 4/5/2007<br />

UIT Uitvoerder BILAN<br />

BM Boormethode EDM Edelmanboring<br />

BDM Boordiameter 15 cm<br />

OPD Opdrachtgever Stichting Mariapolii<br />

Mariënkroon<br />

VTW Vertrouwelijkheid OPENBAAR<br />

OBL Organisatie b eschrijver lithologie BILAN<br />

BL Beschrijver(s) lithologie M. Janssens en A. Kooi<br />

Afkortingen<br />

AWX Aardewerk<br />

BAR Archeologische boring<br />

BG Bijmenging grind<br />

BH Bijmenging humus<br />

BOT Botresten<br />

BST Baksteen<br />

CA Kalkg ehalte<br />

FFEC IJzerconcreties<br />

FOV Fosfaatvlekken<br />

GD Grondsoort<br />

GLS Glas<br />

GMK Grindmediaan klasse<br />

GWB Grondwaterstand na beëindiging boring<br />

HK Hoofdkleur<br />

HKB Brokken houtskool<br />

HKF Fijn verdeelde houtskool<br />

HO Hout<br />

IK Intensiteit kleur<br />

LDO Onderdiepte laag<br />

LHU Huttenleem<br />

MSL Metaalslak<br />

PLH Plantenresten hoeveelheid<br />

ROV Roestvlekken<br />

SCH Schelpmateriaal<br />

SVU Vuursteen<br />

SXX Natuursteen<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 31


BILANRAPPORT 2008/007<br />

TK Tweede kleur<br />

ZM Zandmediaan<br />

ZMK Zandmediaan klasse<br />

Kleurcodes boorstaten<br />

bl blauw<br />

br bruin<br />

do donker<br />

ge geel<br />

gn groen<br />

gr grijs<br />

li licht<br />

ol olijf<br />

or oranje<br />

pa paars<br />

ro rood<br />

rz roze<br />

wi wit<br />

zw zwart<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 32


oring<br />

onderdiepte laag<br />

code<br />

Bijlage 2: Boorstaten<br />

zandmedafk<br />

bijmenging grind<br />

humusbijmcode<br />

intensiteitcode<br />

kleur2code<br />

kleur1code<br />

grondwater<br />

horizont<br />

ca<br />

ht<br />

con<br />

oer<br />

oxi<br />

pl<br />

bs<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

1 1 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1 206 gras, 15cm boor, 4mm zeef<br />

1 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR<br />

1 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR<br />

1 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR A 1 1 1 1 grijs vlekken<br />

1 5 Zs1 mf GE BR AC licht bruin gele laag<br />

1 6 Zs1 mf GE WI C<br />

1 7 Zs1 mf WI 1<br />

1 8 Zs1 mf WI 1<br />

1 9 Zs1 mf WI C 1<br />

2 1 Zs1 mf g1 h1 BR GR 197 gras, 15cm boor, 4mm zeef<br />

2 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

2 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR A scherpe overgang<br />

2 4 Zs1 mf GE vs br<br />

2 5 Zs1 mf GE vs br<br />

2 6 Zs1 mf GE vs br<br />

2 7 Zs1 mf GE vs br<br />

2 8 Zs1 mf GE vs br<br />

2 9 Zs1 mf GE A/C vs br<br />

2 10 Zs1 mf LI BR WI<br />

2 11 Zs1 mf LI BR WI<br />

2 12 Zs1 mf LI BR WI C<br />

3 1 Zs1 mf h1 BR GR 200 gras, 15 cm boor, 4 mm zeef<br />

3 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />

3 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />

3 4 Zs1 mf h1 BR GR<br />

3 5 Zs1 mf h1 BR GR A 1<br />

3 6 Zs1 mf h1 GR 2 1<br />

3 7 Zs1 mf h1 GR A 2<br />

3 8 Zs1 mf h1 BR GR A 1<br />

3 9 Zs1 mf WI 2 scherpe overgang<br />

gs<br />

hok<br />

ks<br />

ps<br />

pn<br />

sk<br />

vl<br />

bot<br />

ar<br />

vu<br />

lei<br />

vondst<br />

NAP-hoogte<br />

opmerkingen<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 33


oring<br />

onderdiepte laag<br />

code<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

zandmedafk<br />

bijmenging grind<br />

humusbijmcode<br />

intensiteitcode<br />

kleur2code<br />

3 10 Zs1 mf WI 1<br />

3 11 Zs1 mf WI C 1<br />

kleur1code<br />

grondwater<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 34<br />

horizont<br />

ca<br />

ht<br />

con<br />

oer<br />

oxi<br />

pl<br />

bs<br />

4 1 Zs1 mf g1 h1 BR GR 200 gras, 15cm boor, 4mm zeef<br />

4 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR<br />

4 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

4 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

4 5 Zs1 mf g1 h1 BR GR A 1 1<br />

4 6 Zs1 mf g1 h1 GR BR A 1 1<br />

4 7 Zs1 mf WI 1<br />

4 8 Zs1 mf WI 1<br />

4 9 Zs1 mf WI C 1<br />

5 1 Zs1 mf h1 BR GR 278 gras, 15 cm boor, 4mm zeef<br />

5 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />

5 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />

5 4 Zs1 mf h1 BR GR vs geel<br />

5 5 Zs1 mf h1 BR GR 1 vs geel<br />

5 6 Zs1 mf h1 BR GR<br />

5 7 Zs1 mf h1 BR GR 1<br />

5 8 Zs1 mf h1 BR GR 1 1 1 1 1<br />

5 9 Zs1 mf h1 BR GR A 1 1 2<br />

5 10 Zs1 mf LI BR GR 1 1 1 3<br />

5 11 Zs1 mf LI BR GR 1 1 1<br />

5 12 Zs1 mf LI BR GR A<br />

5 13 Zs1 mf LI BR 1 vs grijs<br />

5 14 Zs1 mf LI BR 1<br />

5 15 Zs1 mf LI BR 1<br />

5 16 Zs1 mf LI BR 1<br />

5 17 Zs1 mf LI BR 1<br />

5 18 Zs1 mf LI BR 1<br />

5 19 Zs1 mf LI BR 1 br humus brokken<br />

5 20 Zs1 mf LI BR 1<br />

5 21 Zs1 mf LI BR C 1<br />

gs<br />

hok<br />

ks<br />

ps<br />

pn<br />

sk<br />

vl<br />

bot<br />

ar<br />

vu<br />

lei<br />

vondst<br />

NAP-hoogte<br />

opmerkingen


oring<br />

onderdiepte laag<br />

code<br />

zandmedafk<br />

bijmenging grind<br />

humusbijmcode<br />

intensiteitcode<br />

kleur2code<br />

kleur1code<br />

grondwater<br />

horizont<br />

ca<br />

ht<br />

con<br />

oer<br />

oxi<br />

pl<br />

bs<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

6 1 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 268 gras, 15cm boor, 4mm zeef<br />

6 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1<br />

6 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

6 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1<br />

6 5 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1<br />

6 6 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

6 7 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

6 8 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

6 9 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 4<br />

6 10 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

6 11 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

6 12 Zs1 mf g1 h1 BR GR A 1<br />

6 13 Zs1 mf LI BR 1<br />

6 14 Zs1 mf LI BR 1<br />

6 15 Zs1 mf LI BR 1<br />

6 16 Zs1 mf LI BR C 1<br />

7 1 Zs1 mf g2 h1 BR GR 1 1 216 gras, 15cm boor, 4mm zeef<br />

7 2 Zs1 mf g2 h1 BR GR 1 1<br />

7 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1<br />

7 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 1<br />

7 5 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

7 6 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

7 7 Zs1 mf g1 h1 BR GR A 1 5<br />

7 8 Zs1 mf g1 GR 1 1<br />

7 9 Zs1 mf g1 GR 1 1<br />

7 10 Zs1 mf g1 GR 100 A 1 1 onderste 5cm gewi oxi 1 C<br />

7 11 Zs1 mf GR WI<br />

7 12 Zs1 mf GR WI C<br />

8 1 Zs1 mf h1 BR GR 221 bos, 15 cm boor, 4mm zeef<br />

8 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />

8 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />

8 4 Zs1 mf h1 BR GR<br />

gs<br />

hok<br />

ks<br />

ps<br />

pn<br />

sk<br />

vl<br />

bot<br />

ar<br />

vu<br />

lei<br />

vondst<br />

NAP-hoogte<br />

opmerkingen<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 35


oring<br />

onderdiepte laag<br />

code<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

zandmedafk<br />

bijmenging grind<br />

humusbijmcode<br />

intensiteitcode<br />

kleur2code<br />

kleur1code<br />

grondwater<br />

8 5 Zs1 mf h1 BR GR A<br />

8 6 Zs1 mf LI BR<br />

8 7 Zs1 mf LI BR C<br />

8 8 Zs1 mf LI BR WI C<br />

8 9 Zs1 mf WI<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 36<br />

horizont<br />

ca<br />

ht<br />

con<br />

oer<br />

oxi<br />

pl<br />

8 10 Zs1 mf WI C geleid elijke overgang<br />

bs<br />

9 1 Zs1 mf h1 BR GR 209 braak, 15 cm boor, 4 mm zeef<br />

9 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />

9 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />

9 4 Zs1 mf h1 BR GR A<br />

9 5 Zs1 mf GR 1<br />

9 6 Zs1 mf GR A 1<br />

9 7 Zs1 mf WI 1 scherpe overgang<br />

9 8 Zs1 mf WI<br />

9 9 Zs1 mf WI C<br />

10 1 Zs1 mf h1 BR GR 204 braak, 15cm boor, 4mm zeef<br />

10 2 Zs1 mf h1 BR GR 1<br />

10 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />

10 4 Zs1 mf h1 BR GR A<br />

10 5 Zs1 mf LI BR GE 1<br />

10 6 Zs1 mf LI BR GE C 1<br />

10 7 Zs1 mf LI GR WI C 1 scherpe overgang<br />

10 8 Zs1 mf WI 2<br />

10 9 Zs1 mf WI 2<br />

10 10 Zs1 mf WI C 2<br />

11 1 Zs1 mf BR GR 210 braak, 15cm boor, 4mm zeef<br />

11 2 Zs1 mf BR GR<br />

11 3 Zs1 mf BR GR<br />

11 4 Zs1 mf BR GR A 1<br />

11 5 Zs1 mf GR A 2<br />

11 6 Zs1 mf LI BR 2<br />

11 7 Zs1 mf LI BR 2<br />

gs<br />

hok<br />

ks<br />

ps<br />

pn<br />

sk<br />

vl<br />

bot<br />

ar<br />

vu<br />

lei<br />

vondst<br />

NAP-hoogte<br />

opmerkingen


oring<br />

onderdiepte laag<br />

code<br />

zandmedafk<br />

bijmenging grind<br />

humusbijmcode<br />

intensiteitcode<br />

kleur2code<br />

11 8 Zs1 mf LI BR C 2<br />

11 9 Zs1 mf LI GR WI C 2<br />

kleur1code<br />

grondwater<br />

horizont<br />

ca<br />

ht<br />

con<br />

oer<br />

oxi<br />

11 10 Zs1 mf LI BR 100 1<br />

11 11 Zs1 mf LI BR 1 humusbrokje<br />

11 12 Zs1 mf LI BR C 1<br />

pl<br />

bs<br />

gs<br />

hok<br />

ks<br />

ps<br />

pn<br />

sk<br />

vl<br />

bot<br />

ar<br />

vu<br />

lei<br />

vondst<br />

NAP-hoogte<br />

opmerkingen<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

12 1 Zs1 mf h1 BR GR 200 braak 15 cm boor, 4mm zeef<br />

12 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />

12 3 Zs1 mf h1 BR GR A<br />

12 4 Zs1 mf h1 GR 2<br />

12 5 Zs1 mf h1 GR A 1 2 1 1<br />

12 6 Zs1 mf WI 1<br />

12 7 Zs1 mf WI 1<br />

12 8 Zs1 mf WI C<br />

13 1 Zs1 mf BR GR 214 hoog gras, riet, 15 cm boor, 4 mm zeef<br />

13 2 Zs1 mf BR GR<br />

13 3 Zs1 mf BR GR<br />

13 4 Zs1 mf BR GR A 1<br />

13 5 Zs1 mf GR 2<br />

13 6 Zs1 mf GR A 2<br />

13 7 Zs1 mf WI 2<br />

13 8 Zs1 mf WI 2<br />

13 9 Zs1 mf WI C 2<br />

14 1 Zs1 mf h1 BR GR 1 1 209 hoog gras/ riet, 15cm boor, 4mm zeef<br />

14 2 Zs1 mf h1 BR GR 6<br />

14 3 Zs1 mf h1 BR GR<br />

14 4 Zs1 mf h1 BR GR<br />

14 5 Zs1 mf h1 BR GR A<br />

14 6 Zs1 mf LI BR C 1<br />

14 7 Zs1 mf LI BR GE C 1<br />

14 8 Zs1 mf WI 1<br />

14 9 Zs1 mf WI 1<br />

14 10 Zs1 mf WI 1<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 37


oring<br />

onderdiepte laag<br />

code<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

zandmedafk<br />

bijmenging grind<br />

humusbijmcode<br />

intensiteitcode<br />

kleur2code<br />

14 11 Zs1 mf WI C 1<br />

kleur1code<br />

grondwater<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 38<br />

horizont<br />

ca<br />

ht<br />

con<br />

oer<br />

oxi<br />

pl<br />

bs<br />

15 1 Zs1 mf h1 BR GR 227 bomen, 15 cm boor, 4mm zeef<br />

15 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 steenkool 2<br />

15 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 steenkool 2<br />

15 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 steenkool 2<br />

15 5 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 steenkool 2<br />

15 6 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 steenkool 2<br />

15 7 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

15 8 Zs1 mf g1 h1 BR GR A<br />

15 9 Zs1 mf LI BR GR 1<br />

15 10 Zs1 mf LI BR GR A<br />

15 11 Zs1 mf GR WI C<br />

15 12 Zs1 mf WI<br />

15 13 Zs1 mf WI C<br />

16 1 Zs1 mf h1 BR GR 226 bos, 15cm boor, 4mm zeef<br />

16 2 Zs1 mf h1 BR GR<br />

16 3 Zs1 mf h1 BR GR 1 1<br />

16 4 Zs1 mf h1 BR GR<br />

16 5 Zs1 mf h1 BR GR<br />

16 6 Zs1 mf h1 BR GR 1<br />

16 7 Zs1 mf h1 BR GR<br />

16 8 Zs1 mf h1 BR GR A<br />

16 9 Zs1 mf GR<br />

16 10 Zs1 mf GR<br />

16 11 Zs1 mf GR A<br />

16 12 Zs1 mf LI GR WI A 1<br />

16 13 Zs1 mf h1 DO GR<br />

16 14 Zs1 mf h1 DO GR spoor 1<br />

16 15 Zs1 mf h1 DO BR GR spoor 1<br />

16 16 Zs1 mf h1 DO GR 160 spoor scherpe overgang<br />

16 17 Zs1 mf LI GR<br />

16 18 Zs1 mf LI GR<br />

gs<br />

hok<br />

ks<br />

ps<br />

pn<br />

sk<br />

vl<br />

bot<br />

ar<br />

vu<br />

lei<br />

vondst<br />

NAP-hoogte<br />

opmerkingen


oring<br />

onderdiepte laag<br />

code<br />

zandmedafk<br />

bijmenging grind<br />

humusbijmcode<br />

intensiteitcode<br />

kleur2code<br />

kleur1code<br />

grondwater<br />

16 19 Zs1 mf LI GR C<br />

horizont<br />

ca<br />

ht<br />

con<br />

oer<br />

oxi<br />

pl<br />

bs<br />

gs<br />

hok<br />

ks<br />

ps<br />

pn<br />

sk<br />

vl<br />

bot<br />

ar<br />

vu<br />

lei<br />

vondst<br />

NAP-hoogte<br />

opmerkingen<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

17 1 Zs1 mf g1 h1 BR GR 292 gras, 15 cm boor, 4mm zeef<br />

17 2 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 7 mortel<br />

17 3 Zs1 mf g1 h1 BR GR A<br />

17 4 Zs1 mf g1 h1 BR GR geel vs<br />

17 5 Zs1 mf g1 h1 BR GR geel vs<br />

17 6 Zs1 mf g1 h1 BR GR A geel vs<br />

17 7 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1 8<br />

17 8 Zs1 mf g1 h1 BR GR<br />

17 9 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

17 10 Zs1 mf g1 h1 BR GR 9 mortel<br />

17 11 Zs1 mf g1 h1 BR GR 1<br />

17 12 Zs1 mf h1 BR GR 1 1<br />

17 13 Zs1 mf h1 BR GR<br />

17 14 Zs1 mf h1 BR GR 10<br />

17 15 Zs1 mf h1 BR GR A 11<br />

17 16 Zs1 mf h1 GR 1 1<br />

17 17 Zs1 mf h1 GR 1 1<br />

17 18 Zs1 mf h1 GR 180 1 1<br />

17 19 Zs1 mf h1 GR 1 1<br />

17 20 Zs1 mf h1 GR spoor<br />

17 21 Zs1 mf h3 DO ZW GR 1 1 1<br />

17 22 Zs1 mf h3 DO ZW GR 1 1<br />

17 23 Zs1 mf h3 DO ZW GR 1 1<br />

17 24 Zs1 mf h3 DO ZW GR 1 1<br />

17 25 Zs1 mf h3 DO ZW GR 1 1 12<br />

17 26 Zs1 mf h3 DO ZW GR spoor 1 1<br />

17 27 Zs1 mf LI GR<br />

17 28 Zs1 mf LI GR<br />

17 29 Zs1 mf LI GR C<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 39


BILANRAPPORT 2008/007<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 40


Bijlage 3: Vondstenlijst<br />

vondstnummer<br />

laag<br />

boring<br />

diepte -mv<br />

horizont<br />

specifiek<br />

globaal<br />

1 5 60 A BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN SLE DAKLEI --- 3 ROMV-NTC<br />

1 5 60 A GLS GLS GLS VENSTER --- 1 ROMV-NTC<br />

2 5 70 A AWG KER KER PIJP --- 1 kop NTA-NTC<br />

2 5 70 A AWG KER KER ROOD --- 3 LMEA-NTC<br />

2 5 70 A MFE MXX/ SLAK MFE XXX --- 3 BRONSM-NTC<br />

3 5 80 A AWG KER KER ROOD --- 1 LMEA-NTC<br />

3 5 80 A MFE MXX/ SLAK MFE XXX --- 1 BRONSM-NTC<br />

3 5 80 A AWG KER KER PIJP --- 1 steel NTA-NTC<br />

3 5 80 A BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN SLE DAKLEI --- 2 ROMV-NTC<br />

4 6 80 A BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN SLE DAKLEI --- 1 ROMV-NTC<br />

4 6 80 A AWG KER KER ROOD --- 1 LMEA-NTC<br />

4 6 80 A MFE MXX/ SLAK MFE XXX --- 1 BRONSM-NTC<br />

5 7 35 A BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN KER BAKSTEEN --- 2 ROMV-NTC<br />

5 7 35 A AWG KER KER ROOD --- 4 LMEA-NTC<br />

6 14 20 A AWG KER KER ROOD --- 1 rand LMEA-NTC<br />

7 17 0 A AWG KER KER ROOD --- 1 LMEA-NTC<br />

8 17 50 A AWG KER KER STG --- 1 LMEB-NTB<br />

8 17 50 A MFE MXX/ SLAK MFE SPIJKER --- 1 BRONSM-NTC<br />

9 17 70 A GLS GLS GLS VENSTER --- 1 ROMV-NTC<br />

9 17 70 A SLAK MXX/ SLAK MFE SLAK --- 1 BRONSM-NTC<br />

10 17 100 A AWG KER KER ROOD --- 1 LMEA-NTC<br />

11 17 150 A MFE MXX/ SLAK MFE SPIJKER --- 1 BRONSM-NTC<br />

12 17 220 gracht BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN KER BAKSTEEN --- 3 ROMV-NTC<br />

1 5 60 A BOUWMATERIAAL BOUWMATERIALEN KER BAKSTEEN --- 2 ROMV-NTC<br />

ABR-materiaal<br />

ABR-globaal<br />

ABR-specifiek<br />

aantal<br />

fragment<br />

dateringen<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 41


BILANRAPPORT 2008/007<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 42


Bijlage 4: Plan van Aanpak<br />

Plan van Aanpak<br />

Karterend inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

BILAN<br />

Postbus 90903<br />

5000 GD Tilburg<br />

t: 0877 876322<br />

f: 013 5360051<br />

e: bilan@fontys.nl<br />

I: www.bilan.nl<br />

<strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 43


BILANRAPPORT 2008/007<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 44


LOCATIE <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon.<br />

PROJECT <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon. Archeologisch vooronderzoek.<br />

PLAATS BINNEN ARCHEOLOGISCH PROC ES<br />

Archeologisch vooronderzoek (IVO): booronderzo ek<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

OPSTELLER Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf<br />

Auteurs BILAN<br />

Mevr. M. Janssens<br />

Postbus 90903/ 5000 GD Tilburg<br />

Tel. 0877-876322 / marlien.janssens@fontys.n l<br />

02/05/2007<br />

Projectleider (senior archeoloog)<br />

Mede-opstellers<br />

BILAN<br />

Drs. C.Verb eek<br />

Postbus 90903 / 5000 GD Tilburg<br />

Tel. 0877-876322 / c.verbeek@fontys.nl<br />

02/05/2007<br />

OPDRACHTGEVER Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf<br />

BEVOEGD GEZAG Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf<br />

<strong>Gemeente</strong><br />

Provincie Provincie Noord-Brab ant<br />

Provinciaal archeoloog: dr. M. Meffert<br />

Brabantlaan 1 / Postbus 90151<br />

5200 MC ‘s-H ertogenbosch<br />

Overig / onbekend (toelichten)<br />

ROB (beschermd monument /<br />

projectvergunning / grote<br />

projecten)<br />

UITVOER END BEDRIJF / INSTELLING<br />

Naam BILAN<br />

Contactpersoon Mevr. M. Janssens<br />

Telefoon / e-mail Tel. 0877-876322 / marlien.janssens@fontys.n l<br />

DATUM ONDERZOEK<br />

Start Na opstellen PvA<br />

Duur 1 dag<br />

BASISGEGEVENS<br />

Projectnaam <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariënkroon. Archeologisch vooronderzoek.<br />

Provincie Noord-Brabant<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong><br />

Plaats Nieuwkuijk<br />

Straatn aam Abdijlaan 8<br />

Toponiem Mariënkroon<br />

<strong>Gemeente</strong> code HS<br />

Kaartb lad 45A<br />

X-coördinaat 141385<br />

Y-coördinaat 412618<br />

Kadaster-nr. <strong>Gemeente</strong> Vlijmen , sectie N, nummers 4561 tot en met 4566<br />

CMA/AMK-status Nvt.<br />

CAA-nr. Nvt.<br />

CMA-nr. Nvt.<br />

ARCHIS-monument-nr. Nvt.<br />

ARCHIS-waarnemings-nr. Nvt.<br />

CIS-code (onderzoeksmeldingsnummer) 22376<br />

Oppervlakte p lan- of onderzoeksgebied 0,6 h a (9 deelgebieden)<br />

Huidig grondgebruik Bebouwing (kloostercomplex ), groen e zones.<br />

PERIODE(N) COMPLEXTYPE(N)<br />

Vroege prehistorie<br />

(paleo/meso/neo )<br />

Resten uit de steentijd (voor de verv ening).<br />

Late prehistorie<br />

(brons/ijzer)<br />

Plangebied lag onder v een. R esten worden niet verwacht.<br />

Romeinse tijd Plangebied lag onder v een. R esten worden niet verwacht.<br />

Middeleeuwen<br />

(vroeg/laat/NT)<br />

Kasteel v anaf ten minste 1266.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 45


BILANRAPPORT 2008/007<br />

1. Doel en reden van het onderzoek<br />

Doel Het vaststellen van de aan- of afwezigh eid van archeologische waard en in de<br />

ondergrond. Het plangebied heeft gedeeltelijk een hoge archeologische<br />

verwachting vanwege de verwachte aanwezigheid van hoge bruine<br />

enkeerdgronden op een dekzandrug.<br />

Reden Toekomstige renovatie en uitbreiding van de abdij waarvoor een<br />

monumentenvergunning nodig is.<br />

Selectieb esluit (alleen na IVO)<br />

2. Reultaten van het tot dusver uitg evoerde onderzo ek<br />

Administratieve g egevens<br />

Bureauonderzoek<br />

Uitvoerder BILAN<br />

Uitvoeringsperiod e April 2007<br />

Publicatie M. Janssens. <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch<br />

vooronderzoek. BILAN 2007 (intern concept).<br />

Bewaarp laats van vondsten en documentatie<br />

Nvt.<br />

Resultaten: landschappelijke en aardwetenschappelijke context<br />

Huidig grondgebruik; (sub) recente<br />

ingrepen en verstoringen<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 46<br />

Landschappelijk gezien b estaat het huidige terrein van de abdij uit twee<br />

gedeelten die van elkaar worden gescheiden door een langgerekte gracht.<br />

Deze is een restant van de Vlijmensche W etering, vroeger v an belang voor de<br />

afwatering van het gebied . De bebouwing bevindt zich voornamelijk op het<br />

westelijke deel van het terrein, onder andere een voorplein met poortgebouw<br />

dat uitgeeft op de Abt van Engelenlaan, met errond het kloostercomplex met<br />

bijgebouwen. Aan d e achterzijde van h et hoofdgebouw bevindt zich de<br />

middeleeuwse toren. N aast h et kloostercomplex ligt een kleine<br />

kloosterb egraafplaats. Tevens ligt er een voormalige zwemvijv er. Het<br />

hoofdgebouw is opgetrokken in 1910 en aang epast in 1960 en 2003. De totale<br />

bebouwde oppervlakte bedraagt ca. 0,4 ha. Het gedeelte ten oosten van de<br />

oude wetering b estond uit dicht bos dat gerooid is in 2004-2005 en opnieuw<br />

ingeplant met loofbomen. Op dit terreind eel b evinden z ich tevens een kap el<br />

en een weiland.<br />

NAP-hoogte maaiveld Ca. 2 - 2.5 m +NAP Grondwatertrap IV/VI<br />

Fysiek-landschappelijke, geologische,<br />

geomorfologische en bodemkundige<br />

kenmerken<br />

Cultuurlandschappelijke en historischgeografische<br />

kenmerken<br />

Het plangeb ied ligt op de rand v an het centrale d ekz andlandschap in het<br />

westelijke deel van de Roerdalslenk naar het rivierenlandschap van de Maas in<br />

het noorden.<br />

Volgens de geomorfo logische kaart maakt het plang ebied deel uit van een<br />

dekzandvlakte (kaarteenheid 2M13), die aan d e oostzijd e van h et plang ebied<br />

wordt doorsneden door een recht kanaal met peil lager dan aangrenz ende<br />

land en een breedte < 5 m. Dez e vlakte is plaatselijk vergrav en en/of<br />

geëgaliseerd. Centraal in het plangebied bevindt zich in de dekzandvlakte een<br />

kaarteenh eid dekz andrug al dan niet met oud-bouwlanddek (3K14). Ook d eze<br />

is plaatselijk vergraven en/of geëgaliseerd.<br />

Op de bodemkaart is h et plangebied gekarteerd als een associatie v an hoge<br />

bruine enkeerdgronden en gooreerdgronden ontstaan in leemarm en zwak<br />

lemig fijn z and (kaarteenh eid bEZ21/pZn 21). De bodem in h et plangebied is v rij<br />

nat (grondwatertrap IV).<br />

Het plangebied ligt op de rand van h et zuidelijke zandgebied n aar het<br />

noordelijk gelegen riv iergeb ied en maakte lange tijd deel uit van een nat<br />

veengebied dat tegen de hoger gelegen z andgronden was opgegroeid. De<br />

eerste bewoning van dit gebied vond over het algemeen plaats op de<br />

zuidelijke o everwal van d e Oude Maas. De ontginning v an het zu idelijk<br />

gelegen veengebied vond (vanaf ongeveer 1000 n.C.) plaats door de aanleg<br />

van sloten om het veen te ontwateren. Door oxidatie van het veen als gevolg<br />

van de ontwatering en mogelijk g edeeltelijk ook door moernering<br />

(turfwinning), klonk het veen in. Daardoor verdween al het veen en kwam het<br />

pleistocene reliëf aan het oppervlak te liggen. De bewoning heeft zich<br />

uiteindelijk geconcentreerd op een zandrug die door dit proces zichtbaar<br />

werd.<br />

De abdij Mariënkroon was oorspronkelijk een kasteel d at mogelijk teruggaat<br />

tot de elfde eeuw. In de achttiend e eeuw bestond het landgoed uit een<br />

kasteel, kasteeltoren, en kele dienstwoningen en 105 hectare grond. In 1787<br />

werd het kasteel geplunderd en raakte het in verval. De laatste eigenaar bood<br />

het hele bez it in 1903 te koop aan. De cisterciënzerabt Maréchal kocht het<br />

kasteel om er een priorij, later abdij in te richten. In de jaren veertig tot zestig<br />

van de twintigste eeuw kende de abdij een grote bloei. Van af de jaren<br />

negentig van de twintigste eeuw werd een nieuwe bestemming voor het


BILANRAPPORT 2008/007<br />

terrein gezocht. Deze werd gevonden als landelijk centrum van de<br />

Focolarebeweging.<br />

Resultaten: p erioden en sites<br />

Regionale archeologische context Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische W aard en) heeft het<br />

plangebied een lage archeologische verwachting. Het gebied ten westen heeft<br />

een hoge verwachting die in v erband gebracht kan worden met de<br />

aanwezigheid van een d ekzandrug in het landschap.<br />

Binnen een straal van 1 km rond het plang ebied zijn geen monumenten<br />

bekend op de AMK (Archeologische Monumentenkaart). Wel zijn enkele<br />

waarneming en en onderzo eken aangeduid in ARCHIS.<br />

Het meest relev ant voor h et plangebied is h et onderzo ek dat op d e locatie „De<br />

Hoog“, net ten westen van h et plangebied, is uitgevoerd. Uit h et onderzo ek<br />

bleek dat de locatie lag op een dekzandrug met enkeerdgronden die<br />

geleid elijk naar het noorden toe afheld e. Grote delen van de bodem waren<br />

vergraven , verplo egd en/ of g eëgaliseerd. Op b epaalde d elen was nog een<br />

intact bodemprofiel aanwezig. In het esdek zijn destijds in diverse boringen<br />

aardewerkscherv en uit de period e vanaf de zestiende eeuw aang etroffen , die<br />

waarschijnlijk door (plaggenbemesting) op de akker terecht zijn gekomen.<br />

Onder het esd ek zijn in twee boringen echter oo k een scherf uit d e periode<br />

1250-1500 na Chr. (late Middeleeuwen B) en uit de ijzertijd/ Romeinse tijd<br />

aangetroffen, die kunnen wijzen op bewoning in d eze p erioden<br />

(onderzoeksmeldingsnr. 17870). Onderzo ek in 2006 net ten noorden van d eze<br />

locatie bevestigde dit beeld: de bodem was in vrijwel heel het gebied<br />

verstoord. Door verp loeging, eventu eel in combinatie met plaggenb emesting is<br />

een A-horizont ontstaan met een dikte v an 40 tot 60 cm. Er zijn geen relev ante<br />

archeologische indicatoren aangetroffen (onderzoeksmeldingsnr. 19094).<br />

Op ruim 1 km ten zuidwesten van het plangeb ied zou zich op de rand van de<br />

dekzandrug, waarop ook mogelijk het plangebied ligt, een terrein bevinden<br />

waar in 1966 de funderingen v an een laat-middeleeuws gebouw en<br />

middeleeuwse aard ewerkscherv en zouden zijn aangetroffen (ARCHISwaarnemingsnr.<br />

37035). Een v eldinspectie die in 1976 is u itgevoerd lev erde<br />

echter niets op.<br />

Op de zuidelijke rand van dez e dekz andrug, ca. 1,3 km ten zuiden van het<br />

plangebied, zijn vuurstenen artefacten uit h et jongpaleolithicum en<br />

Mesolithicum, een n eolithische g epolijste bijl en aard ewerk uit de ijzertijd en<br />

Romeinse tijd gevond en. Het gaat echter om een oude vondst, waarvan de<br />

precieze omstandigheden niet bekend zijn (ARCHIS-waarnemingsnr. 35954,<br />

35955).<br />

Aard en ouderdom v an de v indplaats Onbekend; Op b asis van de g eomorfologische en bodemkundige ligging en<br />

bekende waarnemingen in d e omgev ing kunnen archeologische waard en uit<br />

de late Middeleeuwen en d e Nieuwe tijd worden verwacht. Resten uit de<br />

Gaafheid en conservering (structuren,<br />

sporen, vondsten, paleo-ecologische<br />

resten)<br />

Begrenzingen en oppervlakte van de<br />

totale vindplaats (dus ook buiten het<br />

plangebied)<br />

Begrenzing en opperv lakte v an (het<br />

deel v an) d e vindplaats b innen het<br />

plangebied<br />

Archeologische stratigrafie en diepte<br />

van vondstlagen<br />

steentijd dateren v an voor de v erven ing.<br />

Onbekend, potentieel goed v anwege d e aanwezigheid van een mogelijk<br />

esdek.<br />

Nvt.<br />

Nvt.<br />

Onder de bouwvoor/ esdek.<br />

Archeologische verwachting op basis van het vooronderzoek<br />

Structuren en sporen Nederzettingsresten, mogelijk greppels, waterku ilen, paalsporen etc.<br />

Artefacten: anorganisch Nederzettingscontext, mogelijk aardewerk, ev entueel metaal, g las etc.<br />

Artefacten: org anisch Onbekend<br />

Paleo-ecologische resten Onbekend<br />

Complexiteit Standaard<br />

3. Vraagstelling<br />

Onderzoekskad er, relatie met NOA, Nvt.<br />

synergie<br />

Onderzoeksv ragen Welk typ e bodem wordt aangetroffen in het plangebied?<br />

Is deze bodem onverstoord sinds de vorming erv an?<br />

Zijn archeologische indicatoren aanwezig in h et plang ebied?<br />

Zo ja, wat is de aard en ouderdom v an dez e indicatoren?<br />

Wijzen dez e indicatoren op een vindplaats?<br />

Zo ja, is een b egrenzing v an de vindplaats mogelijk?<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 47


BILANRAPPORT 2008/007<br />

Aanbeveling en<br />

Beperking en<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 48<br />

In hoeverre wordt de vindplaats bedreigd door de toekomstige<br />

planontwikkeling?<br />

4. Veldwerk<br />

Strategie Karterend booronderzoek om de aan- of afwez igheid van archeologische<br />

indicatoren in h et plang ebied v ast te stellen.<br />

De onderzoeksopzet is afgestemd op de specifieke archeologische verw achting<br />

op basis van het vooronderzoek. De gebruikte methode is niet geschikt om<br />

bijvoorbeeld grafv elden op te sporen. Dez e vindplaatsen, met een lage<br />

vondstdichtheid en een grondsporenniv eau kunn en het best onderzocht<br />

worden door middel van grav end onderzoek. (Leidraad Inventariserend<br />

veldonderzoek, deel karterend booronderzo ek, p. 32).<br />

Methoden en technieken Booronderzoek conform KNA 3.1, Leidraad Inv entariserend veldonderzoek,<br />

deel karterend booronderzoek, Onderzo ekseisen provincie Noord-Brabant en<br />

de ASB.<br />

De negen bouwlocaties zijn in overleg met d e opdrachtgever geselecteerd voor<br />

een booronderzoek. Het aantal boring en per deellocatie staat in verhouding<br />

met de oppervlakte. In totaal worden 17 boring en voorzien, met een<br />

Edelmanboor met een diameter v an 15 cm. De opgeboorde sedimenten<br />

worden gezeefd over een maaswijdte v an 4 mm.<br />

Bemonstering Indien relevant worden monsters genomen .<br />

Artefacten: anorganisch Alle aangetroffen anorg anische artefacten worden verz ameld en<br />

gedocumenteerd<br />

Artefacten: org anisch Nvt.<br />

Paleo-ecologische resten Nvt.<br />

Beperking en Geen.<br />

5. Uitwerking en conservering<br />

Analyse fysische geografie De stratigrafie in de boorstaten dient gekoppeld te worden aan de fysische<br />

geografie.<br />

Structuren en grondsporen Nvt.<br />

Artefacten: anorganisch Artefacten dienen v erwerkt te worden door een KNA-archeoloog.<br />

Artefacten: org anisch Nvt.<br />

Paleo-ecologische resten Nvt.<br />

Beeldrapportage<br />

foto’s, kaarten, e.d.)<br />

(objecttekeningen , Conform KNA 3.1<br />

Conservering geselecteerd materiaal Nvt.<br />

(zie CvAK-leidraad nr. 1)<br />

Beperking en Nvt.<br />

6. Eindproduct: rapportage en depon ering<br />

Te leveren product Eindrapport conform KNA 3.1 en d e minimumeisen v an de provincie van<br />

Noord-Brabant.<br />

Bij het eindproduct hoort een bewijs (af te geven door de ontv angende<br />

instantie) van ov erdracht v an vondsten en documentatie .<br />

Inhoud eindrapport Eindrapport conform KNA 3.1 en d e minimumeisen v an de provincie van<br />

Noord-Brabant.<br />

Verschijning en oplaag eindrapport Het rapport dient binnen 6 weken na de afronding van het veldwerk in<br />

conceptvorm gereed te zijn. Het eindrapport dient in 5 ex emplaren<br />

aangeleverd te worden aan de opdrachtgever en één exemplaar aan het<br />

bevoegd gezag en de RACM.<br />

Deponering<br />

Beperking en<br />

7. Randvoorwaard en<br />

Vondsten en documentatie conform KNA 3.1 en de richtlijn en van het<br />

Provinciaal depot voor bodemvondsten van Noord-Brabant.<br />

Documentatie aan de RACM.<br />

Personele randvoorwaarden Het onderzoek moet verricht worden door een door h et CvAK g ecertificeerd<br />

archeologisch bedrijf en conform de KNA 3.1. Het onderzoek moet uitg evoerd<br />

worden door een v eldteam dat minstens bestaat uit een prospector<br />

Uitvoeringsperiod e<br />

opleveringstermijn v eldwerk<br />

en Het veldwerk dient binnen maximaal 2 werkdagen uitgevoerd te zijn.<br />

Uitvoeringscondities v eldwerk De toegankelijkheid, betredingstoestemming en het milieurapport wordt door<br />

de opdrachtgever g ereg eld.<br />

De opdrachtnemer dient zich in kennis te stellen v an kabels en leiding en door<br />

middel van een KLIC-melding.<br />

Kwaliteitsbewaking, toezicht, ov erleg, Afwijkingen van dit Plan van Aanpak worden door de prospector eerst<br />

en evaluatie<br />

overlegd met de v erantwoordelijke senior prospector of KNA-archeoloog en<br />

vervolgens aan het bevoegd gez ag voorgelegd. D e afspraken worden<br />

schriftelijk vastgelegd.


BILANRAPPORT 2008/007<br />

Selectieprocedure tijdens het v eldwerk<br />

(i.h.b. bij archeologische b egeleiding)<br />

Nvt<br />

Uitvoeringsperiod e uitwerking; Conceptrapport binnen 6 weken na de uitvo ering van h et veldwerk.<br />

opleveringstermijn (concept) Eindrapport na go edkeuring door de opdrachtgever met een eindtermijn van<br />

eindrapport<br />

drie weken na het v erschijnen v an het conceptrapport.<br />

Termijn overdracht van vondsten, Uiterlijk 4 weken na inzending van het stand aardrapport, conform specificatie<br />

monsters en documentatie<br />

aanlev eren vondsten en monsters (KNA 3.1).<br />

Procedure toetsing eindproduct door De uitvoerder overhandigt na goedkeuring van het conceptrapport aan het<br />

bevoegd gezag<br />

bevoegd gezag h et eindrapport en d e bewijz en van overdracht van vondsten<br />

en documentatie. Het eindrapport dient altijd binnen twee jaar n a afronding<br />

van het v eldwerk opgelev erd te worden.<br />

8. Wijz igingen na evaluatie<br />

Wijzigingen tijdens h et veldwerk Nvt.<br />

Procedure v an wijziging n a de Nvt.<br />

evaluatiefase van het veldwerk<br />

Procedure van wijz iging tijdens Nvt.<br />

uitwerking en conservering<br />

9. Literatuur en bijlagen<br />

Literatuur J.H.A. Bosch. Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode.<br />

Archeologie Leidraad 3. SIKB/ CvAK. Gouda. 2005.<br />

CCvD (SIKB). Kw aliteitsnorm Ned erlandse Archeologie (KNA). Versie 3.1. 2006.<br />

Minimumeisen provincie Noord-Brabant t.b.v. de rapportag e v an archeologisch<br />

vooronderzoek in de vorm van een inv entariserend en waard erend<br />

booronderzoek, d.d. 18/10/06.<br />

Onderzoekseisen provincie Noord-Brabant t.b.v. archeologisch vooronderzo ek<br />

in de vorm v an een inventariserend booronderzo ek, d .d. 18/10/06.<br />

A. Tol, J.W.H.P. Verh agen en M. Verbruggen. Leidraad inventariserend<br />

veldonderzoek; Deel: Karterend booronderzo ek. 2006.<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 49


BILANRAPPORT 2008/007<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 50


Bijlage 5: Overzicht archeologische perioden<br />

Periode Code<br />

Paleolithicum<br />

Paleolithicum Vroeg<br />

Paleolithicum Midden<br />

Paleolithicum Laat<br />

Mesolithicum<br />

Mesolithicum Vroeg<br />

Mesolithicum Midden<br />

Mesolithicum Laat<br />

Neolithicum<br />

Neolithicum Vroeg<br />

Neolithicum midden<br />

Neolithicum Laat<br />

Bronstijd<br />

Bronstijd Vroeg<br />

Bronstijd Midden<br />

Bronstijd Laat<br />

IJzertijd<br />

IJzertijd Vroeg<br />

IJzertijd Midden<br />

IJzertijd Laat<br />

Romeinse Tijd<br />

Romeinse Tijd Vroeg<br />

Romeinse Tijd Midden<br />

Romeinse Tijd Laat<br />

Middeleeuwen<br />

Middeleeuwen Vroeg<br />

Middeleeuwen Laat<br />

Nieuwe Tijd<br />

Nieuwe Tijd A<br />

Nieuwe Tijd B<br />

Nieuwe Tijd C<br />

Onbekend<br />

Tot 8800 vC<br />

Tot 300.000 C14<br />

300.000 - 35.000 C14<br />

35.000 C14 – 8800 vC<br />

8800 – 5300 vC<br />

8800 – 7100 vC<br />

7100 – 6450 vC<br />

6450 – 5300 vC<br />

5300 – 2000 vC<br />

5300 – 4200 vC<br />

4200 – 2850 vC<br />

2850 – 2000 vC<br />

2000 – 800 vC<br />

2000 – 1800 vC<br />

1800 – 1100 vC<br />

1100 – 800 vC<br />

800 – 12 vC<br />

800 – 500 vC<br />

500 – 250 vC<br />

250 – 12 vC<br />

12 vC – 450 AD<br />

12 vC – 70 AD<br />

70 – 270 AD<br />

270 – 450 AD<br />

450 – 1500 AD<br />

450 – 1050 AD<br />

1050 – 1500 AD<br />

1500 – heden<br />

1500 – 1650 AD<br />

1650 – 1850 AD<br />

1850 – heden<br />

PALEO<br />

PALEOV<br />

PALEOM<br />

PALEOL<br />

MESO<br />

MESOV<br />

MESOM<br />

MESOL<br />

NEO<br />

NEOV<br />

NEOM<br />

NEOL<br />

BRONS<br />

BRONSV<br />

BRONSM<br />

BRONSL<br />

IJZ<br />

IJZV<br />

IJZM<br />

IJZL<br />

ROM<br />

ROMV<br />

ROMM<br />

ROML<br />

XME<br />

VME<br />

LME<br />

NT<br />

NTA<br />

NTB<br />

NTC<br />

XXX<br />

BILANRAPPORT 2008/007<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 51


BILANRAPPORT 2008/007<br />

Bijlage 6: Overzicht geologische perioden<br />

Periode C-14 jaren voor heden<br />

Holoceen<br />

Pleistoceen<br />

Postglaciaal<br />

Weichselien<br />

Eemien<br />

Saalien<br />

Subatlanticum<br />

Subboreaal<br />

Atlanticum<br />

Boreaal<br />

Preboreaal<br />

Late Dryas<br />

Allerød<br />

Bolling<br />

10.000 – heden<br />

10.000 – heden<br />

3.000 – heden<br />

5.000 – 3.000<br />

5.000 – 7.500<br />

9.000 – 7.500<br />

9.000 – 10.000<br />

2,3 mlj – 10.000<br />

75.000 – 10.000<br />

11.000 – 10.000<br />

12.000 – 11.000<br />

13.000 – 12.000<br />

100.000 – 75.000<br />

250.000 – 100.000<br />

<strong>Heusden</strong>-Nieuwkuijk (NB), Mariën kroon. Archeologisch vooronderzoek, p. 52


Beeldkwaliteitplan Marienkroon<br />

Nieuwkuijk


Colofon Inhoud<br />

Beeldkwaliteitplan Marienkroon<br />

<strong>Gemeente</strong> Nieuwkuijk<br />

Datum:<br />

oktober 2008<br />

Projectgegevens:<br />

BOE0 -SBM00002-0 D<br />

1 Inleiding 1<br />

2 Reikwijdte en status 2<br />

3 Ligging plangebied 3<br />

4 Geschiedenis 4<br />

5 Huidige situatie 6<br />

6 Ruimtelijk concept 8<br />

7 Masterplan 12<br />

8 Gebiedsindeling 13<br />

9 Beschrijving beeldkwaliteit per deelgebied 14<br />

Ensemble A: Hoofdgebouw Klooster 4<br />

Ensemble B: Woningbouw rond Klooster 8<br />

Parkgebied, openbare ruimte<br />

en overgang openbaar - privé<br />

2


1 Inleiding<br />

De Stichting Beheer Mariapoli Scia Luminosa heeft<br />

Croonen Adviseurs de opdracht verstrekt om voor ontwikkelingen<br />

op het terrein van het klooster Marienkroon<br />

te Nieuwkuijk een bestemmingsplan op te stellen. In<br />

aanvulling op het bestemmingsplan is besloten om een<br />

beeldkwaliteitplan voor het gebied te vervaardigen.<br />

Het voorliggende rapport vormt het resultaat van een<br />

stedenbouwkundige verkenning van het gebied.<br />

Doel en ambitie<br />

Doel en ambitie van het beeldkwaliteitplan is om de inrichtingsstructuur<br />

van het terrein te versterken waarbinnen<br />

nieuwe ontwikkelingen op het terrein kunnen<br />

plaatsvinden die in goede samenhang zijn met de bestaande<br />

hoofdbebouwing, alsook om een eenduidige<br />

inrichting van het semi-openbare gebied tussen de<br />

bebouwing te verkrijgen. Een en ander moet in aansluiting<br />

met de omgeving zijn.<br />

Hoofddoelen zijn:<br />

- Een ruimtelijk en functioneel kader vormen waarin<br />

de nieuwe ontwikkelingen passen en waarin de bestaande<br />

hoofdbebouwing kan worden omgevormd.<br />

- Aangeven op welke manier samenhang kan worden<br />

verkregen tussen nieuwe en bestaande cultuurhistorisch<br />

waardevolle bebouwing.<br />

- Aangeven op welke manier landschappelijke inpassing<br />

kan plaatsvinden op het historische kloosterterrein.<br />

Croonen Adviseurs


2 Reikwijdte en status<br />

Croonen Adviseurs<br />

2<br />

Het voorliggende beeldkwaliteitplan is opgesteld om de<br />

gewenste kwaliteiten te waarborgen.<br />

Het beeldkwaliteitplan heeft betrekking op verschijningsvorm,<br />

detailleringen en materialisering van het<br />

ontwerp. Het is opgedeeld in een beschrijving per deelgebied<br />

en een beschrijving van de openbare ruimte.<br />

In het beeldkwaliteitplan is het van belang dat in één<br />

document inzichtelijk is welke aspecten relevant zijn<br />

om de ruimtelijke kwaliteit van zowel het bestaande als<br />

het nieuw te ontwikkelen terreindeel te kunnen realiseren.<br />

Het beeldkwaliteitplan geldt als vertrekpunt en inspiratiebron<br />

voor de architecten en als toetsingskader voor<br />

de welstand.<br />

De beeldkwaliteitsaspecten voor bebouwing zijn separaat<br />

van de overige beeldkwaliteitsaspecten in deze<br />

rapportage opgenomen.<br />

Het beeldkwaliteitplan zal als gemeentelijke beleidsregel<br />

worden vastgesteld.<br />

Bovendien is het beeldkwaliteitplan direct vertaald in<br />

locatie en omvang van de bouwvlakken op de plankaart<br />

van het bestemmingsplan voor dit terrein. Dit geldt ook<br />

voor de voorschriften voor bebouwingsconcentratie en<br />

nok- en goothoogte.


3 Ligging plangebied<br />

Het plangebied, ter grootte van circa 9 ha, ligt in het<br />

buitengebied van de gemeente <strong>Heusden</strong>, ten noorden<br />

van Nieuwkuijk, ten westen van Vlijmen en ten oosten<br />

van de Abt van Engelenlaan, de huidige doorgaande<br />

weg tussen Nieuwkuijk en Haarsteeg.<br />

De abdij Mariënkroon is gelegen in een hoogdynamisch<br />

gebied met bedrijvigheid, woningbouw, landbouw en<br />

glastuinbouw. Het is een sterk verdichte omgeving met<br />

als relatief open gebied de zone ten zuidoosten van het<br />

plangebied. De verkaveling van deze zone heeft zijn<br />

oorsprong in het slagenlandschap (langgerekte kavels)<br />

en is hier nog enigszins herkenbaar.<br />

Het perceel wordt aan de westkant grotendeels omsloten<br />

door een opgaande randbeplanting en door een<br />

kloostermuur, waardoor het grotendeels aan het zicht<br />

vanaf de aangrenzende openbare wegen is onttrokken.<br />

Plangebied op topografische ondergrond<br />

Situering Mariënkroon, topografische kaart<br />

Plangebied op topografische ondergrond<br />

Croonen Adviseurs<br />

Situering Mariënkroon, luchtfoto


4 Geschiedenis<br />

Het klooster heeft een rijke geleding uit de geschiedenis<br />

die teruggaat tot de e eeuw. Het is begonnen als kasteel<br />

Onsenoort. De eerste vermelding komt al uit 24 .<br />

In 72 is dit kasteel in brand gestoken. Vanaf 88<br />

wordt de kasteeltoren weer opgebouwd. Deze toren,<br />

opgebouwd op de oude fundamenten, is nog steeds<br />

aanwezig. In de tweede helft van de e eeuw is de<br />

toren ingrijpend verbouwd en voorzien van een volwaardige<br />

eerste verdieping en een zolder. Lang heeft de<br />

toren zonder verdere aanbouw vrij in het veld gestaan.<br />

Vermoedelijk pas in de eerste helft van de 6e eeuw is<br />

achter de toren (wat nu de voorzijde is geworden) een<br />

nieuw huis gebouwd. De andere zijde (nu de achterzijde)<br />

bleef een vrije oriëntatie houden op het achterliggende<br />

landelijke gebied. In het derde kwart van de 7e eeuw<br />

zijn dwars op het huis twee éénlaagse bijgebouwen bijgekomen.<br />

In het vierde kwart van de 9e eeuw wordt<br />

het huis verbouwd. De wanden worden geschilderd in<br />

een baksteenkleur met geschilderde speklagen en ontlastingsbogen<br />

boven de vensters. Ook worden de kap en<br />

de topgevels gewijzigd.<br />

In 90 wordt van het gehele domein ruim 00 hectaren<br />

verkocht aan abt Paulus Maréchal van het Cisterciënzerklooster<br />

Ste Marie du Pont-Colbert te Versailles.<br />

(Het kasteel en de bijgebouwen en het direct<br />

omliggende terrein met toerit. Totaal betreft het ca.<br />

ha. Het restant dat nu over is betreft een kleine 9 ha;<br />

de toerit met ruilverkaveling is komen te vervallen.) In<br />

904 is het kasteel aangepast aan de nieuwe bewoners.<br />

Naar een ontwerp van de architect Juliën Dony uit Den<br />

Bosch is er tussen de toren en het hoofdgebouw een<br />

kapel gebouwd, op de toren is een verdieping gebouwd<br />

en ook de twee bijgebouwen zijn verhoogd.<br />

In 9 4- 9 volgt de volgende grondige verbouwing.<br />

Naar een ontwerp van de architect Karel van Dael uit<br />

Eindhoven wordt het hoofdgebouw grondig gerestyled.<br />

De gracht rondom het complex komt hiermee te vervallen.<br />

Ook wordt er een poortgebouw gebouwd. De plannen<br />

waren er om er een gesloten kloostercomplex van<br />

te maken, geheel in de stijl van de Cisterciënzers, maar<br />

dat plan is niet voltooid. Het hoofdgebouw, op enkele<br />

kleine wijzigingen na, is nog steeds intact.<br />

Croonen Adviseurs<br />

4<br />

In 9 8 ontwerpen Van der Laan, Hansen en Van Hal uit<br />

Rosmalen, in samenwerking met Baayens uit <strong>Heusden</strong><br />

wederom een grondige verbouwing. Het hoofdgebouw,<br />

de toren en de kapel blijven hierbij gehandhaafd, maar<br />

de bijgebouwen en de kloostergang zouden worden<br />

vervangen. Van deze plannen zijn alleen de refter met<br />

bovengelegen slaapcellen en de keuken gerealiseerd.<br />

Detail topografische kaart 89


Topografische kaart uit 89<br />

Croonen Adviseurs


5 Huidige situatie<br />

Landschappelijk gezien bestaat het huidige terrein van<br />

Abdij Mariënkroon uit twee gedeelten, die van elkaar<br />

worden gescheiden door een langgerekte gracht. De<br />

rechte gracht is een restant van de Vlijmensche Wetering,<br />

vroeger van belang voor de afwatering van het gebied.<br />

Over de gracht ligt een gietijzeren brug, die uit de<br />

negentiende eeuw dateert. Deze brug is een belangrijk<br />

functioneel onderdeel in de verbinding van het westelijke<br />

met het oostelijke deel van het terrein en sluit<br />

goed aan op de bestaande wandelpaden, waaronder<br />

een monumentale beukenlaan. De bebouwing op het<br />

terrein bevindt zich net als vroeger hoofdzakelijk in het<br />

westelijke gedeelte.<br />

Kenmerkend op het terrein en in de bebouwing zijn de<br />

drie historisch gegroeide richtingen (zie figuren).<br />

- noord-zuid vanuit de oorspronkelijke slagenverkaveling<br />

(blauw)<br />

- oost-west- de as toegangslaan-ingang kloostertoren<br />

(rood)<br />

- oost-west-2 de noordelijke muur en kloostergebouwen<br />

(groen)<br />

Croonen Adviseurs<br />

6<br />

Bij de tuinaanleg van het westelijke deel zijn met name<br />

duurzame bomen aangelegd: beuken, eiken, platanen,<br />

acacia en tamme kastanjes. Rondom het kloostergebouw<br />

is een diversiteit aan open ruimten en gesloten<br />

massa’s, waarbij opvalt dat er geen zorgvuldige of logische<br />

samenhang tussen de verschillende ruimtes bestaat.<br />

Daarnaast ligt er in het westelijke deel een voormalige<br />

zwemvijver. Het betreft een gegraven vijver gevuld met<br />

grondwater.


Het gedeelte ten oosten van de oude wetering bestond<br />

voornamelijk uit dicht bos (grotendeels jong naaldbos<br />

als gevolg van een niet gekapte kerstbomenplantage)<br />

waarin een weiland en een kapel zijn opgenomen. Dit<br />

bosgebied is in de winter van 200 gerooid en is deels<br />

opnieuw ingeplant met loofhout. Door de jonge aanplant<br />

is het beeld nu open.<br />

Op het terrein bevinden zich een aantal cultuurhistorisch<br />

waardevolle objecten met deels een monumentenstatus<br />

(zie figuur).<br />

- de kloostermuur<br />

- de toegangslaan<br />

- het poortgebouw<br />

- het voorplein<br />

- de hoofdvleugel en zijgebouwen van het klooster<br />

- de toren<br />

- de begraafplaats<br />

- de zwemvijver met badhokjes<br />

- de vijvergracht<br />

- de laan op het terrein<br />

- het maria-kapelletje<br />

Croonen Adviseurs<br />

7


6 Ruimtelijk concept<br />

Het ruimtelijk ontwikkelingsconcept voor de ontwikkeling<br />

op het kloosterterrein bestaat uit een aantal aspecten:<br />

- Handhaven/uitgaan van het verschil tussen het<br />

oostelijk en westelijk deel van het terrein wat betreft<br />

intensiteit van bebouwing.<br />

- Het openhouden van een centrale as, die gesitueerd<br />

is van de poort naar de e eeuwse toren van het<br />

kloostercomplex en die zich door het bos in oostelijke<br />

richting voortzet.<br />

- Behoud van voldoende onbebouwde ruimte achter<br />

de toren en vrij zicht op het achterliggende gebied<br />

om de historische ligging in en vrije oriëntatie op<br />

het landelijk gebied te benadrukken.<br />

- Handhaven en zo mogelijk opnieuw verlengen van<br />

de gracht als kenmerkende scheiding tussen oostelijk<br />

en westelijk deel.<br />

- Meer samenhang brengen in de hoofdbebouwing,<br />

die uit verschillende stijlen en leeftijden bestaat,<br />

door het aanbrengen van een bindend ruimtelijk<br />

element, dat tevens een toevoeging voor de functionele<br />

waarde van het gebouw betekent.<br />

Croonen Adviseurs<br />

8<br />

- Situering van de woningen in een carré rond de<br />

hoofdbebouwing, ruimtelijke configuratie van gebouwen<br />

geïnspireerd op die van volgroeide cisterienzer<br />

kloosters elders in Europa; een centraal<br />

kloostercomplex, vaak rond een kloostergangcarré<br />

en daaromheen een structuur van concentrische<br />

bebouwing in losse eenheden van woningen en<br />

werkplaatsen.


5a<br />

St. Carrévormen Gallen<br />

St. Gallen<br />

St. Gallen<br />

4<br />

Langheim<br />

Langheim<br />

Schloss Salem<br />

Maulbronn<br />

5a<br />

Maulbronn<br />

St. Gallen<br />

Maulbronn<br />

Schloss Salem<br />

Maulbronn<br />

Croonen Adviseurs<br />

9<br />

5a<br />

5b<br />

St. Gallen<br />

De bebouwingsstructuur is geïnspireerd op de structuur van volgroeide<br />

kloosters elders in Europa, bestaande uit een centraal<br />

kloostercomplex, veelal rond een bestaande kloostergang en een<br />

concentrische structuur van losse bebouwing van woningen en<br />

werkplaatsen<br />

Schloss Salem<br />

Schloss Salem<br />

Maulbronn<br />

Niet uitgevoerd uitbreidingsplan van 9 8 van Van der Laan, Hansen en Van<br />

Hal uit Rosmalen, in samenwerking met Baayens uit <strong>Heusden</strong>.<br />

Schloss Salem


- Bij terreininrichting verschil maken tussen west en<br />

oost met meer cultuurlijk groen versus natuurlijk<br />

groen.<br />

- Bij nieuwbouw en terreininrichting uitgaan van de<br />

drie historisch gegroeide richtingen.<br />

Croonen Adviseurs<br />

0<br />

- Oog voor de kwaliteit van het openbaar gebied door<br />

samenhang in groen en eenduidige wegprofielen.<br />

- Uitgaan van drie verschillende stedenbouwkundige<br />

‘middens’ met ieder een eigen karakter, bepaald door<br />

ligging en functie.


- Landschappelijke inpassing van de nieuwe ontwik-<br />

kelingen in het terrein op zodanige wijze dat de uitstraling<br />

van het kloostercomplex naar zijn omgeving<br />

niet wezenlijk verandert.<br />

- Behoud van de genoemde cultuurhistorische waardevolle<br />

objecten.<br />

Croonen Adviseurs<br />

Ruimtelijk concept


7 Masterplan<br />

Van fase IIIb en IV zijn de exacte locaties en vorm nog<br />

niet bekend. Hier zijn ze indicatief aangegeven om het<br />

principe en de korrelgrootte te verbeelden.<br />

IV<br />

IIIB<br />

Croonen Adviseurs<br />

2<br />

Masterplan


8 Gebiedsindeling<br />

Het kloosterterrein vormt het plangebied dat onderwerp<br />

is van dit beeldkwaliteitplan.<br />

In het plangebied zijn drie deelgebieden te onderscheiden:<br />

A De hoofdbebouwing van het klooster met het gebied<br />

eromheen.<br />

B Het gebied waar de nieuwe woonbebouwing voor<br />

de Focolarebeweging is gesitueerd.<br />

C De kloostertuin, die zorgdraagt voor de inpassing<br />

van de bebouwing in het landschap en voor de verschijning<br />

van het totale complex met kloostermuur<br />

als kloostercomplex.<br />

In deze deelgebieden wordt in verschillende fasen uitgebreid.<br />

Hiernaast zijn ze afgebeeld met de nummers<br />

zoals deze zijn aangeduid in het bestemmingsplan.<br />

I Uitbreiden noord-vleugel kloostergebouw.<br />

II Woongebouwen noordzijde.<br />

IIIA Woongebouw noord-oostzijde.<br />

IIIB Rest woongebouwen.<br />

IV Grote zaal.<br />

Croonen Adviseurs<br />

Gebiedsindeling


9 Beschrijving beeldkwaliteit per deelgebied Ensemble A: Hoofdgebouw Klooster<br />

Inspiratie vanuit huidige bebouwing<br />

Het bestaande hoofdgebouw is een wonderlijk samenspel<br />

van verschillende bouwstijlen uit de diverse perioden.<br />

Het totale gebouwencomplex levert daardoor op<br />

onderdelen een onrustig beeld op. In de nieuwe uitbreidingen<br />

wordt gestreefd naar een helder contrast met de<br />

bestaande gebouwen door te werken met onder meer<br />

glas, hout en metaal, optimale transparantie naar de<br />

buitenruimten en zicht op het omliggende landschap<br />

en het doorzicht van buiten naar binnen als teken van<br />

gastvrijheid naar de bezoeker en het centrum en de<br />

nieuwe eigentijdse meer naar buitengerichte spiritualiteit<br />

van de Focolare beweging. Uitbreidingen en verbindingswegen<br />

gaan zo een nieuwe structuur vormen met<br />

een eigentijds karakter die het gehele ensemble omvat<br />

en de verschillende stijlen met elkaar verbindt.<br />

Op het moment van realisering van de zaal krijgt het binnenplein<br />

een geheel nieuwe functie voor uitloop vanuit<br />

de zaal. Auto’s zullen hier dan geheel uit het beeld verdwijnen.<br />

Het huidige bijna ‘verkeerskundige’ ontwerp uit<br />

de jaren zestig is dan niet meer geschikt en passend bij<br />

de nieuwe functie. Voor de nieuwe inrichting wordt dan<br />

inspiratie gezocht bij de meer formele aanleg van voor<br />

de jaren zestig en eventueel kan worden teruggegrepen<br />

op de oorspronkelijke nooit uitgevoerde plannen van<br />

de abdij: een binnenplein met elementen als een ‘kruisgang’<br />

zou op den duur weer zichtbaar gemaakt kunnen<br />

worden in een moderne en lichte vorm (glas en hout<br />

of staal) zonder het open zicht op de historische bebouwing<br />

te verstoren. Deze ‘kruisgang’ zorgt bovendien<br />

voor een regenvrije verbinding tussen de verschillende<br />

gebouwen rond het middenplein.<br />

Functionele indeling als basis voor thematisch concept<br />

Voor de functionele indeling is gekozen om, net als de<br />

cisterciënzer kloosterindeling, het dagritme te volgen<br />

met het gebouw. Zo is het complex verdeeld in ruimtes<br />

voor ontmoeting, voor bezinning, voor versterking en<br />

voor verdieping. De ontmoeting is de menselijke kant.<br />

De ontmoeting staat voor het openstaan voor de buitenwereld<br />

en zo de mensen die geïnteresseerd zijn te<br />

ontmoeten. Daartegenover staat de bezinning, de goddelijke<br />

kant (de kapel), waarin het contact met God<br />

centraal staat. De versterking staat voor de lichamelijke<br />

conditie oftewel de zorg voor de inwendige mens (eetzaal<br />

en logies). Daartegenover staat de verdieping, de<br />

zorg voor de geestelijke mens (gehoorzaal). Deze vier<br />

functies zijn verdeeld langs het bestaande assenkruis<br />

in het gebouw dat van noord naar zuid loopt door de<br />

kloostergang en van west naar oost van het poortgebouw<br />

via de hoofdentree naar de toren.<br />

Afwijkend ten opzichte van de cisterciënzers hierin is<br />

dat de Focolare veel opener staat naar de wereld. Zij<br />

hebben zichzelf juist ten doel gesteld vanuit hun relatie<br />

met God wat te betekenen voor de wereld. Een tweede<br />

Croonen Adviseurs<br />

4<br />

verschil is dat het bezoek aan het vormingscentrum<br />

vaak tijdelijk is. Men treedt niet meer voorgoed in in<br />

het klooster, maar komt er voor korte of langere tijd<br />

voor vorming en samenzijn. Hetzelfde principe en materialisatie<br />

zijn uitgangspunt voor de uitbreiding van de<br />

grote zaal (fase IV). Vanuit deze uitgangspunten is al<br />

een ontwerp gemaakt voor de renovatie en uitbreiding<br />

van de refter en keuken (fase I).<br />

Ontwerp renovatie uitbreiding refter en keuken (fase I)


Croonen Adviseurs<br />

Gevels worden uitgevoerd in hout en glas zonder horizontale beëindiging


9 Beschrijving beeldkwaliteit per deelgebied Ensemble A: Hoofdgebouw Klooster<br />

Vormgeving van de bebouwing<br />

De huidige refter zal in de toekomst weer als eetzaal<br />

worden gebruikt. Omdat de bouw van het centrum in<br />

fasen verloopt, wordt deze de eerste jaren als congreszaal<br />

gebruikt. Naast de bestaande zaal wordt het<br />

complex uitgebreid met een nieuwe eetzaal waarmee<br />

aan de ruimtebehoefte wordt voldaan van ca. 4 0 personen.<br />

Door deze op enige afstand van de bestaande<br />

refter te situeren ontstaat een patio. Deze nieuwe zaal<br />

wordt ‘omsloten’ door een houten wand. Deze houten<br />

wand sluit aan op de bestaande kloosterwand en volgt<br />

de routing vanaf de kloostergang via een hellingbaan<br />

(die het 800 mm hoogteverschil moet opvangen) langs<br />

de keuken met buffet naar de eetzaal.<br />

Op de verdiepingen van de refter worden weer slaapvertrekken<br />

gesitueerd, nu voorzien van eigen sanitair,<br />

bedoeld voor gasten van het centrum. Ook op de verdieping<br />

boven de nieuwe eetzaal zijn enkele slaapzalen<br />

en het sanitair gelegen. Voor de houten wand, tussen<br />

het gastenverblijf en het hoofdgebouw, is een foyer gesitueerd.<br />

Deze ‘tussenruimte’ is een transparante ontvangstruimte<br />

die een overgang vormt tussen de buitenruimte<br />

en het centrum.<br />

De verbinding tussen het hoofdgebouw en de refter uit<br />

9 8 is nu gemetseld. Deze verbinding wordt vervangen<br />

door een meer transparante tussenbouw, evenals<br />

de verbinding tussen de refter en het gastenverblijf.<br />

Hierdoor worden de verschillende gebouwen uit verschillende<br />

bouwperioden meer gescheiden van elkaar.<br />

In de toekomst zal er aan de zuidzijde een nieuwe congreszaal<br />

worden gebouwd. Deze zal qua stijl en materialisatie<br />

aansluiten op de nieuwe eetzaal. De verbinding<br />

tussen deze twee gebouwdelen wordt de huidige<br />

kloostergang. Aan beide zijden wordt deze kloostergang<br />

voortgezet middels een houten wand met dezelfde<br />

hoogte als de kloostergang. En zoals de nieuwe eetzaal<br />

wordt omarmd door deze wand, zal ook de nieuwe congreszaal<br />

worden omarmd.<br />

De houten wand loopt achter het vrijstaande bijgebouw<br />

langs. Ook hier zal, net als de geplande foyer aan<br />

de andere zijde, voor de houten wand een transparante<br />

ontvangsruimte worden gerealiseerd. Deze ruimte is<br />

Croonen Adviseurs<br />

6<br />

een soort ‘voorportaal’ voordat het klooster wordt betreden.<br />

De bijgebouwen zullen vanuit de beide foyers<br />

bereikbaar zijn, maar door de materialisatie blijven ze<br />

los van het klooster.<br />

De ruimte ten zuiden van het hoofdgebouw blijft open.<br />

Het huidige gebouw is opgebouwd uit een hoofdbeuk<br />

met twee zijbeuken waarvan de zuidelijke zijbeuk niet is<br />

gerealiseerd. De locatie van de zuidelijke zijbeuk wordt<br />

ongemoeid gelaten.<br />

De daken zijn allen plat.<br />

Materiaal en kleur van de gebouwen<br />

- De belangrijkste materialen voor de nieuwe toevoegingen<br />

zijn hout en glas. Het hout wordt ingezet als<br />

voortzetting van de kloostergang. Het glas (in een<br />

houten vliesgevel) symboliseert de nieuwe openheid<br />

van de huidige gebruiker.<br />

- De gevels worden uitgevoerd met extra diepe verticale<br />

profilering en zonder horizontale beëindiging<br />

of daklijst.<br />

- De ondergeschikte gebouwen zoals tussengebouwen<br />

en de foyer worden uitgevoerd met zo transparant<br />

mogelijke gevels zonder profilering.<br />

- De kleuren zijn roodbruin voor het hout en de houten<br />

vliesgevels en zinkgrijs/blauwgrijs voor de ondergeschikte<br />

gebouwen.


Uitvoering gevels met extra diepe verticale profilering<br />

Roodbruine kleuren voor het hout en de houten vliesgevels<br />

Croonen Adviseurs<br />

7<br />

Hout en glas als materialen


9 Beschrijving beeldkwaliteit per deelgebied Ensemble B: Woningbouw rond Klooster<br />

Inspiratie vanuit huidige bebouwing<br />

Nabij de secundaire toegangspoort bevindt zich een<br />

tweetal schuren met ferme steile daken, belegd met<br />

klassieke rode gebakken dakpannen. Dit bestaande<br />

schuren-ensemble is in haar eenvoud en bescheidenheid<br />

ten opzichte van de centrale hoofdgebouwen van<br />

het kloostercomplex inspiratiebron voor het ontwerpen<br />

en materialiseren van de woon- en logiesaccommodaties<br />

van de concentrische bebouwing in het carré. Deze<br />

bebouwing is bestemd voor de huisvesting van religieuzen<br />

waaronder gezinnen, vrouwelijke en mannelijke<br />

woongroepen, senioren, jongeren en gasten met een<br />

grote betrokkenheid met het dagelijkse gebeuren van<br />

de Focolaregemeenschap.<br />

Aan de noordzijde van het plangebied is de nieuwe<br />

woonbebouwing tegen de kloostermuur gesitueerd.<br />

Hier is bebouwing voorzien in een wat grotere dichtheid<br />

en in een strakkere formatie langs de muur (zie<br />

uitgangspunt 2+6 ruimtelijk concept) met sobere gevels<br />

van baksteen, hout en rode dakpannen.<br />

Aan de oostzijde is bebouwing gesitueerd langs de Vlijmense<br />

Wetering aan de rand van het parkgebied. Vanwege<br />

de ligging aan de overzijde van de gracht in de<br />

oorspronkelijk landelijke kant van de kasteeltoren en<br />

het klooster dient een nog soberder, bescheidener en<br />

lichtere, transparantere bouwstijl aangehouden te worden,<br />

schuurachtig met hout en veel glas. Hier is ook een<br />

lagere bebouwingsdichtheid gehanteerd dan aan de<br />

noordzijde en in een speelsere losse setting. De korte<br />

zijden van de bebouwing is naar de toren toegekeerd<br />

om van die kant uit de impact van de bebouwing zo<br />

klein mogelijk te houden en het zicht van buiten naar<br />

de toren maximaal. Rondom de toren dient voldoende<br />

ruimte vrijgehouden te worden om de onbebouwde<br />

setting ervan zoveel als mogelijk te behouden. Er wordt<br />

een straal van minimaal 50 m onbebouwd gelaten. Ook<br />

dient er een strook van m. breed open gehouden te<br />

worden op de as vanuit de toren naar het westen. (zie<br />

uitgangspunt 2+6 ruimtelijk concept).<br />

Beide zijden vormen het eerder genoemde carré van<br />

concentrische bebouwing. Naast de genoemde verschillen<br />

in compositie op de plattegrond en bouwstijl is<br />

het van belang dat er ook een samenhang blijft bestaan<br />

tussen de oostkant en noordkant van het carré. Dit gebeurt<br />

door binnen de genoemde verschillen herkenbare<br />

terugkerende elementen te verwerken in materiaalgebruik,<br />

kleur en vormgeving van de gevels.<br />

Vormgeving van de bebouwing<br />

Noordelijke en oostelijke bebouwing gemeenschappelijk:<br />

- Qua korrelgrootte dienen de nieuwe gebouwen<br />

vergelijkbaar te zijn met de bijgebouwen die in<br />

oorsprong bij het klooster waren opgetrokken. Het<br />

Croonen Adviseurs<br />

8<br />

masterplan geeft een beeld van de korrel. Binnen de<br />

marges van de hier geformuleerde uitgangspunten<br />

is de exacte ligging en verdeling van de gebouwen<br />

hier nog afhankelijk van het uiteindelijke programma.<br />

- De gebouwen hebben beeldbepalende kappen in gevarieerde<br />

hoogten waarbij het noordelijk ensemble<br />

van steile, formele kappen is voorzien terwijl de kappen<br />

in het oostelijk ensemble een kappenspel tussen<br />

de bomen is.<br />

- De gebouwen bestaan uit minder zwaarwichtige<br />

materialen, lichte constructies in contrast met de<br />

zware, massieve hoofdgebouwen van de abdij.<br />

Noordelijke bebouwing:<br />

- De noordelijke bebouwing wordt opgezet in een relatief<br />

strakke formatie langs de muur met sobere gevels.<br />

De bebouwing voorziet in twee lagen met een<br />

kap in diverse varianten waarbij de lange zijde de<br />

binnenruimte afbakent.<br />

- De bebouwing onderscheidt zich door een ferme<br />

steile kap met rode gebakken dakpannen, verwijzend<br />

naar de bestaande stalgebouwen in het rijtje en een<br />

flink overstek.<br />

- De raam- en deuropeningen lopen consequent van<br />

boven tot onder in het gemetselde vlak, een kleine<br />

uitzondering daargelaten. De kozijnen zijn iets terugliggend<br />

waardoor de openingen in de muurvlak<br />

ken worden geaccentueerd.


Impressies noordelijke woonbebouwing<br />

Croonen Adviseurs<br />

9


Impressies oostelijke woonbebouwing<br />

Croonen Adviseurs<br />

20


9 Beschrijving beeldkwaliteit per deelgebied Parkgebied, openbare ruimte en overgang openbaar - privé<br />

- Incidenteel zijn in het dakvlak duo-dakvensters op-<br />

genomen, langwerpige raamopeningen in combinaties<br />

van twee.<br />

Oostelijke bebouwing:<br />

- Het oostelijk ensemble is opgezet volgens een informeel<br />

verkavelingpatroon te midden van het groen.<br />

- De gebouwenstructuur onderscheidt zich van de<br />

noordelijke bebouwing door een luchtige opzet als<br />

onderdeel van het driedimensionale groengebied<br />

ten oosten van de gracht.<br />

- De privé-buitenruimten zijn ondergeschikt aan het<br />

totale parkbeeld.<br />

- De gebouwen worden zo georiënteerd dat de lange<br />

zijde op het zuiden staat en de korte zijde met kopse<br />

kant naar de toren is gericht. Hierdoor kan het groen<br />

een optimale plaats krijgen in het beeld vanaf de toren<br />

- De gevelvlakken geven een open en dichte afwisseling<br />

tussen de woonlagen te zien.<br />

- Bijzondere woonvormen beneden/boven en combinaties<br />

daarvan.<br />

- De kappen krijgen flinke overstekken, minder steil<br />

dan het noordelijk ensemble.<br />

Materiaal en kleur van de gebouwen<br />

Noordelijke en oostelijke bebouwing gemeenschappelijk:<br />

- De gebouwen zijn opgezet met deels houten gevels<br />

en houten constructies.<br />

- De kappen met dakpannen zijn beeldbepalend waarbij<br />

het noordelijk ensemble een steile kap met rode<br />

dakpannen wordt uitgerust terwijl het oostelijk ensemble<br />

een: minder steile kap krijgt met grijze dakpannen.<br />

- De hemelwaterafvoer ondermeer door middel van<br />

vrijhangende metalen dakgoten.<br />

- De houten gevels worden uit gevoerd in donkere<br />

tinten (donker rood-bruin ) met licht naturel kozijnen<br />

in contrast met de gevelkleur.<br />

Noordelijke bebouwing:<br />

- De kap wordt belegd met rode gebakken dakpannen.<br />

- Direct onder de kap op het niveau van de eerste<br />

verdieping een houten gevelbekleding met donkere<br />

grijs-bruine duurzame houten delen, als verticaal<br />

opdekwerk uitgevoerd.<br />

- In dit gevelvlak zijn langwerpige hardhouten raamkozijnen<br />

opgenomen, meranti naturel behandeld.<br />

De gedeelten van deze ramen die niet doorzichtig<br />

gewenst zijn, worden voorzien van (glazen) panelen<br />

in een nader te bepalen kleur.<br />

- De “plint” van de gebouwen op begane grondniveau<br />

wordt opgetrokken in roodbruine gebakken gevelsteen<br />

in een nog nader te bepalen metselverband.<br />

- De kleine vrijliggende houten schuren vormen samen<br />

met de woongebouwen weer een “pannen-daken-<br />

ensemble” in gevarieerde opstellingen. De afbakening<br />

van de privétuinen en de erfafscheidingen<br />

Croonen Adviseurs<br />

2<br />

door middel van beukenhagen, waarbij “buitenkamers”<br />

van de woongebouwen worden gevormd en<br />

tevens de gemeenschappelijke buitenruimten gestalte<br />

krijgen in relatie tot de hoofdgebouwen.<br />

De kleuren zijn roodbruin voor het hout en de houten<br />

vliesgevels en zinkgrijs/blauwgrijs voor de ondergeschikte<br />

gebouwen.<br />

Oostelijke bebouwing:<br />

- De hoofdopzet van de oostelijke gebouwen bestaat<br />

uit lichte houten constructies, donker van kleur.<br />

- De kappen krijgen grijze dakpannen.<br />

- De lichte gevels bestaan deels uit glas en deels uit<br />

houten panelen. Hierdoor ontstaat een afwisseling<br />

van open en gesloten vlakken, afhankelijk van uitzicht<br />

en bezonning.<br />

- De korte, naar de toren gerichte zijden zijn bescheiden<br />

in vormgeving en materiaalgebruik en zijn ondergeschikt<br />

aan het groene decor aan de oostelijke<br />

kant van de gracht.<br />

- Voornemen is om van de gebouwen een beeld te<br />

creëren waar met gebruik van sobere materialen<br />

het ensemble een lichte, luchtige en naar het groen<br />

transparante opzet heeft.


Foto’s bestaande situatie buitenruimte kloostercomplex<br />

Croonen Adviseurs<br />

22


Rondom de afzonderlijke wooneenheden is uitgegaan<br />

van een strakke omgrenzing van de buitenruimten,<br />

waarbij de afscheiding in principe bestaat uit een strak<br />

geschoren beukenhaag. Op het westelijke deel van het<br />

terrein zal voorts in principe gekozen worden voor meer<br />

strakke vormen en een meer stedelijke soortenkeus<br />

met accenten op sierwaarde. Zoveel mogelijk worden<br />

bestaande waardevolle bomen en bosopstanden in de<br />

nieuwe situatie opgenomen en ontwikkeld tot opstanden<br />

die ook vanuit ecologisch oogpunt interessant zijn<br />

en een gevarieerde leeftijdsopbouw bezitten.<br />

Op het oostelijk deel van het terrein is sprake van een<br />

meer geleidelijke overgang tussen bebouwing, park, bos<br />

en natuur. Sinds de komst van de Focolarebeweging is<br />

het beheer van het park gericht op het verhogen van de<br />

natuurwaarden en hebben de ingrepen slechts tot een<br />

verbetering van de kwaliteit van de elementen uit de<br />

groenstructuur geleidt.<br />

Voorzover bos wordt toegevoegd of gecompenseerd<br />

wordt gebruikgemaakt van soorten die reeds op het<br />

terrein voorkomen.<br />

In het geval van boscompensatie buiten het terrein,<br />

verdient het de voorkeur dat dit gebeurt in het gebied<br />

rondom het abdijterrein, volgens de visie die de gemeente<br />

voor dat gebied heeft opgesteld. (visie Geerpark)<br />

De wegen worden uitgevoerd in asfalt, zoals de huidige<br />

wegen op het terrein. Dit past bij de parkachtige situatie.<br />

Paden kunnen, net als in de huidige situatie onverhard<br />

blijven. De randen worden, voorzover zij ten westen van<br />

de Vlijmense Wetering lopen, gemarkeerd met natuursteen.<br />

Ten oosten van de wetering is dit niet aan de<br />

orde.<br />

Croonen Adviseurs<br />

2


ABDIJLAAN<br />

710,5<br />

40<br />

12 15<br />

100<br />

12 15<br />

100<br />

M<br />

710,5<br />

4A10<br />

4<br />

2<br />

8<br />

29<br />

50<br />

31<br />

12 15<br />

100<br />

(sm-kl)<br />

710,5<br />

65<br />

(sm-kl)<br />

12 15<br />

100<br />

12 15<br />

100<br />

12 15<br />

100<br />

31A<br />

710,5<br />

60<br />

N<br />

12 15<br />

100<br />

12 15<br />

100<br />

TUINBOUWWEG<br />

710,5<br />

40<br />

(bg)<br />

WA<br />

WA<br />

710,5<br />

50<br />

(sn-ka)<br />

G<br />

N<br />

Bestemmingen<br />

Aanduidingen<br />

(bg)<br />

4<br />

G<br />

M<br />

WA<br />

Dubbelbestemming<br />

(sm-kl)<br />

(sn-ka)<br />

6 9<br />

30<br />

Verklaringen<br />

1e ter-visie-legging: vastgesteld:<br />

strategie, ordening & vorm<br />

plangrens<br />

Groen<br />

N Natuur<br />

Telefoon: 073 5233900 Hoff van Hollantlaan 7 Postbus 435 5240 AK Rosmalen<br />

Telefax: 073 5233999 E-mail: bureau@croonen.nl<br />

Maatschappelijk<br />

Water<br />

Waarde - Archeologie<br />

begraafplaats<br />

specifieke vorm van maatschappelijk - kloostergang<br />

specifieke vorm van natuur - kapel<br />

bouwvlak<br />

maximale goot-, bouwhoogte (m)<br />

en maximum bebouwingspercentage (%)<br />

bestaande bebouwing en kadastrale grenzen<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong><br />

..<br />

Ontwerpbestemmingsplan ’Marienkroon’<br />

Verbeelding<br />

wro-zone - wijzigingsgebied 1<br />

OON<br />

P<br />

ADVI<br />

UP<br />

N<br />

datum : 30 juni 2009<br />

TEK01-SBM00003-01E<br />

0 10 20 30m<br />

schaal 1:1000


INHOUDSOPGAVE<br />

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 1<br />

Artikel 1 Begrippen 1<br />

Artikel 2 Wijze van meten 4<br />

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS 5<br />

Artikel 3 Groen 5<br />

Artikel 4 Maatschappelijk 6<br />

Artikel 5 Natuur 8<br />

Artikel 6 Water 10<br />

Artikel 7 Waarde - Archeologie 11<br />

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS 13<br />

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel 13<br />

Artikel 9 Algemene gebruiksregels 13<br />

Artikel 10 Algemene ontheffingsregels 14<br />

Artikel 11 Algemene procedureregels 14<br />

Artikel 12 Overige regels 15<br />

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 16<br />

Artikel 13 Overgangsrecht 16<br />

Artikel 14 Slotregel 17


HOOFDSTUK 1<br />

INLEIDENDE REGELS<br />

Artikel 1 Begrippen<br />

In deze regels wordt verstaan onder:<br />

plan:<br />

het bestemmingsplan Mariënkroon van de gemeente <strong>Heusden</strong>;<br />

bestemmingsplan:<br />

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />

NL.IMRO 0797.yyyy-zzzz met de bijbehorende regels en bijlagen.<br />

aan-huis-verbonden beroep:<br />

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend,<br />

waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een<br />

ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming<br />

is;<br />

abiotische waarde:<br />

de aan het gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid<br />

van bijzondere omgevingsfactoren die behoren tot het levenloze gedeelte<br />

van de natuur;<br />

bijgebouw:<br />

een al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt<br />

is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;<br />

bebouwingspercentage:<br />

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van<br />

de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de<br />

bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte<br />

van die bestemming;<br />

bestaande situatie:<br />

a t.a.v. bebouwing:<br />

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het<br />

ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens<br />

een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;<br />

b t.a.v. gebruik:<br />

het gebruik van grond en opstalleb, zoals aanwezig op het tijdstip waarop<br />

het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;<br />

bestemmingsvlak:<br />

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;<br />

bouwen:<br />

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen<br />

en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,<br />

vernieuwen of veranderen van een standplaats;<br />

1


Artikel 1 Begrippen<br />

bouwperceel:<br />

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige,<br />

bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;<br />

bouwvlak:<br />

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge<br />

de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen<br />

zijnde zijn toegelaten;<br />

bouwwerk:<br />

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,<br />

welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of<br />

indirect steun vindt in of op de grond;<br />

gebouw:<br />

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk<br />

met wanden omsloten ruimte vormt;<br />

hoofdgebouw:<br />

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen<br />

en functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw<br />

valt aan te merken;<br />

maaiveld:<br />

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk<br />

omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde<br />

van die bovenkanten wordt aangehouden;<br />

maatschappelijke instelling:<br />

een bedrijf of instelling die (al dan niet op non-profitbasis) activiteiten ontplooid<br />

die een maatschappelijk belang dienen zoals op het gebied van onderwijs,<br />

welzijn, cultuur, gezondheidszorg, religie, een dansschool of een<br />

begraafplaats;<br />

maatschappelijke voorzieningen:<br />

bedrijven en/of instellingen die (al dan niet op non-profitbasis) activiteiten<br />

ontplooien ten dienste van een maatschappelijk belang op het gebied van<br />

welzijn, gezondheidszorg en buurtfuncties zoals (para) medische voorzieningen,<br />

kinderopvang, een bibliotheek, een restaurant, kleinschalige detailhandel<br />

of een postagentschap;<br />

recreatief medegebruik:<br />

een gebruik door recreanten van terreinen, wateren en objecten die een<br />

niet-recreatieve hoofdfunctie hebben en waarbij dit medegebruik in principe<br />

ondergeschikt is aan deze hoofdfunctie;<br />

ruimtelijk-structurele samenhang:<br />

de samenhang tussen ruimtelijke kenmerken onderling of tussen ruimtelijke<br />

en functionele kenmerken;<br />

2


Artikel 1 Begrippen<br />

straatmeubilair:<br />

onverminderd het bepaalde in artikel 43, lid 1 onder f Woningwet, wordt hieronder<br />

voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: (ondergrondse)<br />

inzamelbakken voor huishoudafval-, papier-, glas-, kleding en andere<br />

afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, werken<br />

van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame,<br />

alsmede abri’s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare)<br />

nutsvoorzieningen;<br />

wooneenheid:<br />

een besloten ruimte geschikt voor één of meerdere huishoudens.<br />

3


Artikel 2 Wijze van meten<br />

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />

bouwhoogte van een bouwwerk:<br />

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,<br />

geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,<br />

zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te<br />

stellen bouwonderdelen;<br />

diepte:<br />

vanaf maaiveld tot aan het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet<br />

meegerekend;<br />

oppervlakte van een bouwwerk:<br />

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,<br />

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte<br />

bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.<br />

2.2 Bij de toepassing van deze regels wordt het volgende in acht genomen:<br />

bouwen binnen bouwvlak:<br />

indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens<br />

andersluidende bepalingen in hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend<br />

worden gebouwd binnen dit bouwvlak;<br />

benutten bouwvlak:<br />

een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij anders aangeduid door<br />

middel van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’;<br />

overschrijden bouwvlak:<br />

bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden<br />

buiten beschouwing gelaten:<br />

a ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen,<br />

gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel-<br />

en kroonlijsten en goten mits het bouwvak met niet meer dan 0,5 m<br />

wordt overschreden;<br />

b erkers, luifels, balkons en brandtrappen voorzover zij ondergeschikt zijn<br />

aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan<br />

1,5 m wordt overschreden;<br />

c entreepartijen op de begane grond, voorzover zij ondergeschikt zijn aan<br />

de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5<br />

m wordt overschreden;<br />

hoogte:<br />

voorzover een hoogte wordt genoemd voor bouwwerken, geen gebouw zijnde<br />

geldt dat maximum niet voor werken van beeldende kunst;<br />

overbouwing:<br />

voor zover aangeduid met de ‘specifieke vorm van maatschappelijk - kloostergang’,<br />

mag op de begane grond tot een hoogte van minimaal 3 m niet<br />

worden gebouwd, tenzij dit ondersteunende constructies betreft.<br />

4


HOOFDSTUK 2<br />

BESTEMMINGSREGELS<br />

Artikel 3 Groen<br />

3.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a groenvoorzieningen;<br />

b water;<br />

c onverharde paden;<br />

d speelvoorzieningen;<br />

e recreatief medegebruik.<br />

3.2 Bouwregels<br />

a Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.<br />

b Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de<br />

volgende bepalingen:<br />

1 De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering<br />

van lichtmasten, mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

2 De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

5


Artikel 4 Maatschappelijk<br />

4.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a maatschappelijke voorzieningen op religieuze grondslag;<br />

b aan de in sub a genoemde doeleinden gerelateerde wooneenheden;<br />

c aan-huis-verbonden beroepen;<br />

d een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;<br />

e tuinen, erven en verhardingen;<br />

f ontsluitingswegen;<br />

g het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;<br />

h groenvoorzieningen;<br />

i bijgebouwen.<br />

4.2 Bouwregels<br />

a Op de als zodanig aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd<br />

ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende<br />

eisen:<br />

1 Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen een bouwvlak.<br />

2 Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan 30.<br />

3 De goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage van hoofdgebouwen<br />

mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van<br />

de aanduiding ‘maximale goot –en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.<br />

4 De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.<br />

5 De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.<br />

6 Ter plaatse van de ‘specifieke vorm van maatschappelijk –<br />

kloostergang’ is een kloostergang toegestaan, onder de volgende<br />

voorwaarden:<br />

- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

- De breedte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.<br />

b Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de<br />

volgende bepalingen:<br />

1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten<br />

het bouwvlak worden gebouwd.<br />

2 De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen<br />

dan 3 m.<br />

3 De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,<br />

mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

c Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden<br />

de volgende bepalingen:<br />

1 De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 36 m 2 .<br />

2 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.<br />

4.3 Begraafplaats<br />

Ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ zijn uitsluitend bouwwerken,<br />

geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m, ten<br />

dienste van de begraafplaats toegestaan.<br />

6


4.4 Specifieke gebruiksregels<br />

Artikel 4 Maatschappelijk<br />

a Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke<br />

ordening, wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van de gebouwen ten<br />

behoeve van wonen anders dan gerelateerd aan maatschappelijke, culturele<br />

en religieuze voorzieningen.<br />

b Het uitoefenen van een beroep of een inrichting aan huis is toegestaan in<br />

een ondergeschikt deel van de woonruimte, mits:<br />

1 de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de<br />

woonruimte;<br />

2 de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m²;<br />

3 de activiteit niet wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw;<br />

4 de ruimtelijke uitstraling of uitwerking in overeenstemming is met een<br />

woonfunctie.<br />

7


Artikel 5 Natuur<br />

5.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:<br />

a de aanleg en instandhouding van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische<br />

en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische<br />

en ruimtelijk-structurele samenhang;<br />

b wegen en paden;<br />

c kapel, uitsluitend ter plaatse van de ‘specifieke vorm van natuur – kapel’;<br />

d extensief recreatief medegebruik.<br />

5.2 Bouwregels<br />

a Op de als zodanig aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd<br />

een kapel ter plaatse van de ‘specifieke vorm van natuur – kapel’<br />

met inachtneming van de volgende eisen:<br />

1 De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m 2 .<br />

2 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.<br />

b De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen<br />

dan 3 m.<br />

5.3 Aanlegvergunning<br />

5.3.1 Aanlegvergunning<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van<br />

burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en<br />

werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />

a het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren,<br />

diepploegen, diepwoelen);<br />

b de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging<br />

van een reeds bestaande drainage;<br />

c het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven<br />

van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;<br />

d het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren<br />

van waterlopen, sloten en greppels;<br />

e het vellen van bos;<br />

f het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht<br />

worden van het plan aanwezig waren;<br />

g het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten<br />

van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;<br />

h het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.<br />

5.3.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden<br />

welke:<br />

a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte<br />

betekenis zijn;<br />

b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning<br />

reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden<br />

van dit plan.<br />

8


Artikel 5 Natuur<br />

5.3.3 Toelaatbaarheid<br />

De in lid 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien<br />

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de<br />

ontwikkeling van de landschappelijke waarden, natuurwaarden, archeologische<br />

waarden, hydrologische waarden en/of het waterbergend vermogen<br />

van de gronden.<br />

5.4 Wijzigingsbevoegdheid<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor het gebied, ter plaatse van<br />

de aanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied’ met nummer 1, de bestemming<br />

‘Natuur’ te wijzigen in ‘Maatschappelijk’, met inachtneming van de volgende<br />

voorwaarden:<br />

a Het bebouwingspercentage van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen<br />

dan 25%.<br />

b De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 7 respectievelijk<br />

10,5 meter.<br />

c Ten behoeve van natuurcompensatie dient er een compensatieplan te<br />

worden opgesteld.<br />

d De verloren oppervlakte aan natuurwaarden en landschappelijke waarden<br />

dient volledig te worden gecompenseerd.<br />

e Het verlies aan natuurwaarden en landschappelijke waarden vindt bij<br />

voorkeur plaats binnen de Provinciale Groene Hoofdstructuur in de nabijheid<br />

van de aantasting van genoemde waarden.<br />

f Voor gebieden, gelegen buiten de Provinciale Groene Hoofdstructuur,<br />

dient de goede agrarische structuur te zijn gewaarborgd.<br />

g De natuurcompensatie dient gelijktijdig of onmiddellijk na de verstorende<br />

ingreep plaats te vinden.<br />

9


Artikel 6 Water<br />

6.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen<br />

voor waterberging, -aanvoer en –afvoer, zoals watergangen, waterlopen<br />

en waterpartijen;<br />

b behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden ter plaatse van de<br />

aanduiding ‘natuur’;<br />

c groenvoorzieningen;<br />

d voorzieningen voor verkeer en verblijf.<br />

6.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen<br />

dan 2 m.<br />

b De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag<br />

niet meer bedragen dan 3 m.<br />

10


Artikel 7 Waarde - Archeologie<br />

7.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de<br />

andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding<br />

en/of bescherming van archeologische waarden.<br />

7.2 Bouwregels<br />

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een<br />

oppervlak van niet meer dan 20 m² en een diepte van niet meer dan 50 cm<br />

ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen,<br />

waarbij de regels van die betreffende bestemming van toepassing zijn.<br />

7.3 Ontheffing van de bouwregels<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het<br />

bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het bouwen van een gebouw ten dienste<br />

voor een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits aan<br />

de volgende voorwaarden wordt voldaan:<br />

a door de aanvrager dient een rapport te worden overgelegd, waarin de archeologische<br />

waarde van het terrein en de eventuele verstoring daarvan<br />

bij het verlenen van deze ontheffing, naar het oordeel van burgemeester<br />

en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;<br />

b het oprichten van het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, niet<br />

leidt tot een verstoring van de archeologische resten;<br />

c indien het oprichten van het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd,<br />

kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen<br />

burgemeester en wethouders ontheffing verlenen indien aan de vergunning<br />

de volgende voorschriften worden verbonden:<br />

1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor<br />

archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;<br />

2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of<br />

3 de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door<br />

een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg<br />

die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning<br />

te stellen kwalificaties;<br />

d Alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders<br />

de provinciaal archeoloog om advies.<br />

7.4 Aanlegvergunning<br />

7.4.1 Aanlegvergunning<br />

Het is verboden op of in de als “Waarde Archeologie” bestemde gronden<br />

zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en<br />

wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken<br />

zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />

11


Artikel 7 Waarde - Archeologie<br />

a het ophogen van de bodem;<br />

b het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid<br />

en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen,<br />

zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 20 m 2<br />

of meer bedraagt en dieper dan 50 cm wordt aangelegd;<br />

c het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />

d het verlagen of verhogen van het waterpeil;<br />

e het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-<br />

of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;<br />

f het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen,<br />

mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen,<br />

zulks indien de oppervlakte van de grondbewerking 20 m² of<br />

meer bedraagt en dieper dan 50 cm wordt aangelegd.<br />

7.4.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden<br />

welke:<br />

a het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis<br />

zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />

b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit<br />

plan.<br />

7.4.3 Toelaatbaarheid<br />

De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 7.4.1<br />

genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen<br />

van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring<br />

van archeologisch materiaal.<br />

7.4.4 Aanvullende regels<br />

a Voor zover de in lid 7.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel<br />

de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden<br />

kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de<br />

vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels<br />

worden verbonden:<br />

1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor<br />

archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;<br />

2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of<br />

3 de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden<br />

door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg<br />

die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning<br />

te stellen kwalificaties.<br />

b De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport<br />

heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat<br />

blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester<br />

en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />

7.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat<br />

één of meerdere bestemmingsvlakken worden verwijderd, indien aan de volgende<br />

voorwaarden wordt voldaan:<br />

a uit een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen<br />

archeologische waarden aanwezig zijn;<br />

b het wordt niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan voorziet<br />

in bescherming van deze waarden.<br />

12


HOOFDSTUK 3<br />

ALGEMENE REGELS<br />

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel<br />

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een<br />

bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de<br />

beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.<br />

Artikel 9 Algemene gebruiksregels<br />

a Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke<br />

ordening, wordt in ieder geval verstaan:<br />

1 standplaats van onderkomens, zoals caravans, kampeerauto's en tenten,<br />

indien gelijktijdig niet meer dan één caravan, kampeerauto of tent<br />

per bouwperceel wordt geplaatst en deze niet voor bewoning wordt<br />

gebruikt, alsmede voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening<br />

van handel ter plaatse, anders dan voor kortstondig verblijf ten<br />

behoeve van evenementen;<br />

2 opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan<br />

hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten<br />

c.q. materialen;<br />

3 opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor<br />

zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte<br />

gebruik van de grond, of nodig is voor de realisering van de bestemming;<br />

4 terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of<br />

gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde<br />

motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan,<br />

welke al of niet bruikbaar en al of niet aan hun oorspronkelijke<br />

gebruik onttrokken zijn.<br />

13


Artikel 10 Algemene ontheffingsregels<br />

a Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de<br />

regels van het plan:<br />

1 voor het aanbrengen van geringe wijzigen in de plaats en de richting<br />

van bestemmings- en bebouwingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in<br />

verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de kaart ten opzichte<br />

van de feitelijke situatie, danwel nodig is in verband met een<br />

juiste inpassing van bebouwing binnen de bebouwingsvlakken en in of<br />

achter de voorgevelbouwgrenzen;<br />

2 ten behoeve van maximale en minimale hoogte-, breedte-, en oppervlaktematen<br />

voor bebouwing als aangegeven op de kaart, danwel<br />

omschreven in de regels indien zulks om technische redenen noodzakelijk<br />

of wenselijk is, mits de afwijking ten hoogste 10% bedraagt;<br />

3 voor het bouwen van gebouwtjes ten dienste van het openbaar nut,<br />

met een hoogte van niet meer dan 2,50 m bedraagt en een oppervlakte<br />

van niet meer dan 14 m²;<br />

4 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken ten dienste van het<br />

openbaar nut, met inachtneming van de volgende eisen:<br />

− De hoogte van het bouwwerk mag ten hoogste 4 m bedragen,<br />

− De oppervlakte van een gebouw moet meer dan 14 m² en mag ten<br />

hoogste 30 m² bedragen.<br />

b Bij toepassing van de ontheffing voor bouwwerken als bedoeld in lid a<br />

sub 3, waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 2 m², wordt de procedure<br />

als bedoeld in artikel 10 in acht genomen.<br />

Artikel 11 Algemene procedureregels<br />

a Voor zover dit artikel van toepassing is verklaard ligt het ontwerpbesluit<br />

tot wijziging en/of het verlenen van ontheffing met bijbehorende stukken<br />

gedurende twee weken voor een ieder ter inzage.<br />

b Burgemeester en Wethouders maken de ter-inzage-legging tevoren bekend<br />

in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente verspreid<br />

worden en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.<br />

c De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden<br />

om gedurende de termijn van ter-inzage-legging schriftelijke<br />

bedenkingen tegen hm ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester<br />

en wethouders.<br />

d Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing.<br />

De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit bedenkingen zijn ingediend,<br />

met redenen omkleed.<br />

14


Artikel 12 Overige regels<br />

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van<br />

stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid<br />

2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende<br />

onderwerpen:<br />

1 de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige<br />

bepalingen;<br />

2 de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;<br />

3 de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;<br />

4 het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;<br />

5 de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en<br />

6 de ruimte tussen bouwwerken.<br />

15


HOOFDSTUK 4<br />

OVERGANGS- EN SLOTREGELS<br />

Artikel 13 Overgangsrecht<br />

13.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />

a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan<br />

aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden<br />

krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze<br />

afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:<br />

1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />

2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd<br />

of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt<br />

gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet<br />

gegaan.<br />

b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van<br />

het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk<br />

als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.<br />

c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar<br />

bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn<br />

gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,<br />

daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />

13.2 Overgangsrecht gebruik<br />

a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding<br />

van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag<br />

worden voortgezet.<br />

b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld<br />

in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander<br />

met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking<br />

naar aard en omvang wordt verkleind.<br />

c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van<br />

inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt<br />

onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten<br />

hervatten.<br />

d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in<br />

strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen<br />

de overgangsbepalingen van dat plan.<br />

16


Artikel 14 Slotregel<br />

Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan<br />

‘Mariënkroon’.<br />

Rosmalen, 30 juni 2009<br />

Croonen Adviseurs b.v.<br />

17


ONTWERPBESTEMMINGSPLAN<br />

MARIËNKROON<br />

GEMEENTE HEUSDEN


<strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong><br />

Ontwerpbestemmingsplan Mariënkroon<br />

Toelichting<br />

bijlagen<br />

Regels<br />

Verbeelding schaal 1:1000<br />

projectgegevens:<br />

TOE01-SBM00003-01C<br />

REG03-SBM00003-01E<br />

TEK03-SBM00001-01E<br />

BYL01-SBM00003-01A<br />

BYL01-SBM00003-02A<br />

BYL01-SBM00003-03A<br />

Rosmalen, 30 juni 2009<br />

Telefoon: 073 52 33 900 Hoff van Hollantlaan 7 Postbus 435 5240 AK Rosmalen<br />

Telefax: 073 52 33 999 E-mail: bureau@croonen.nl


INHOUDSOPGAVE<br />

1 INLEIDING 1<br />

1.1 Aanleiding en doel van het plan 1<br />

1.2 Ligging van het plangebied 3<br />

1.3 Leeswijzer 3<br />

2 VOORGESCHIEDENIS, HUIDIGE EN BEOOGDE SITUATIE 5<br />

2.1 Voorgeschiedenis locatie 5<br />

2.2 Huidige situatie 7<br />

2.3 Beoogde situatie 8<br />

3 BELEIDSASPECTEN 19<br />

3.1 Provinciaal beleid 19<br />

3.2 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 21<br />

4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN 25<br />

4.1 Milieu 25<br />

4.2 Water 27<br />

4.3 Flora en fauna 29<br />

4.4 Cultuurhistorie en archeologie 39<br />

4.5 Kabels en leidingen 45<br />

4.6 Verkeer en parkeren 45<br />

4.7 Landschappelijke inpassing 46<br />

4.8 Publieks- en privaatrechtelijke regeling voor wooneenheden 47<br />

5 BESTEMMINGSREGELING 51<br />

5.1 Algemeen 51<br />

5.2 Toelichting op de bestemmingen 51<br />

6 MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE<br />

UITVOERBAARHEID 53<br />

6.1 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 53<br />

6.2 Beheer en exploitatie 53<br />

7 PROCEDURES 55<br />

Bijlagen<br />

Bijlage 1: Correspondentie met betrekking tot de watertoets<br />

Bijlage 2: Bouwtekeningen wooneenheden<br />

Bijlage 3: Ontvangstbevestiging kapmelding


Separate bijlagen:<br />

Akoestisch onderzoek geluidbelastingen wegverkeerslawaai Mariënkroon<br />

te Nieuwkuijk, rapport 2006.3100-03 d.d. 11 augustus 2008; Cauberg-<br />

Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V.<br />

Archeologisch vooronderzoek <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB), 13 juni 2007;<br />

BILAN<br />

Onsenoort Onderzocht; Een inventariserend veldonderzoek in de vorm<br />

van proefsleuven, rapport nr.1155, april 2008, P.C. de Boer van ADC Archeoprojecten<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk d.d. 5<br />

november 2004; De Groene Ruimte B.V.<br />

Onderzoek luchtkwaliteit project Mariënkroon te Nieuwkuijk, rapport<br />

2006.3100-02 d.d. 21 december 2006; Cauberg-Huygen Raadgevende<br />

Ingenieurs B.V.<br />

Beeldkwaliteitplan Mariënkroon Nieuwkuijk, rapport BOE01-SBM00002-<br />

01D d.d. oktober 2008; Croonen Adviseurs<br />

Commentaarnota inspraak en overleg, bestemmingsplan Mariënkroon;<br />

gemeente <strong>Heusden</strong><br />

Diverse bodemonderzoeken tussen 2006 en 2007, CV5003VBO_RAP,<br />

CV05338VBO, CV05338NBO_RAP, CV05338NBO_RAP2,<br />

CV05338NB_RAP, CV06366NBO2_RAP, CV06366OBO2_RAP,<br />

CV06560VBO, CV07058SAN_RAP, CV07058NBO_RAP.


1 INLEIDING<br />

1.1 Aanleiding en doel van het plan<br />

De Stichting Mariapoli Mariënkroon wil op de locatie Mariënkroon (Kadastraal<br />

bekend gemeente Vlijmen, sectie N, nummers 4561, 4562, 4563, 4564,<br />

4565, 4566, 4812 en deels 739) ten westen van Vlijmen een landelijke centrum<br />

van de Focolarebeweging huisvesten. Het doel hiervan is het bundelen<br />

op één locatie van diverse functies die zich nu verspreid over het land bevinden.<br />

Met de bundeling van haar activiteiten wil de Focolarebeweging haar<br />

zichtbaarheid en effectiviteit verhogen en een gemeenschap in het leven<br />

roepen die door haar samenstelling en uitstraling het gedachtegoed dat<br />

wordt aangeboden onderstreept.<br />

De Focolarebeweging is één van de nieuwe christelijke bewegingen die in<br />

de laatste decennia zijn ontstaan, en die met haar activiteiten en initiatieven<br />

dienstbaar wil zijn aan Kerk en maatschappij. Hiertoe biedt zij vormingscursussen<br />

aan voor onder andere gezinnen, jongeren, ouderen, leken, priesters<br />

en religieuzen, mensen uit diverse beroepskaders. Daarmee wil zij mensen<br />

toerusten zich in te zetten voor een gezonde en solidaire samenleving, met<br />

oog voor de diepere waarden. De Focolarebeweging zet hiertoe ook projecten<br />

op, als de ‘Economie van gemeenschap’, of ‘Samen voor Europa’ of<br />

neemt deel aan initiatieven als de Wereldjongerendagen. Voor dergelijke<br />

projecten zal dit centrum een facilitaire functie hebben. Ter realisering van<br />

bovenstaande heeft de Focolarebeweging een plan uitgewerkt.<br />

Omdat het plan van de Focolarebeweging niet geheel binnen de juridische<br />

kaders van het vigerende bestemmingsplan past, maar vooral omdat men<br />

een adequate beheersregeling wil voor de toekomstige situatie, is besloten<br />

over te gaan tot het volgen van een nieuwe procedure.<br />

Met steun van de gemeente <strong>Heusden</strong> is het plan in 2003 in de vorm van een<br />

ruimtelijke onderbouwing (conform artikel 19 WRO) het besluitvormingstraject<br />

ingegaan. Dit proces verliep voorspoedig tot aan de behandeling door<br />

de provincie Noord-Brabant. In de reactie van 1 maart 2005 liet de provincie<br />

weten in de toenmalige vorm niet akkoord te gaan met de plannen. In het<br />

verslag van het overleg tussen gemeente <strong>Heusden</strong> en de provincie (d.d. 1<br />

maart 2005), geeft de provincie aan aanvullende onderbouwing te willen ten<br />

aanzien van de volgende punten:<br />

wijze waarop het plan past binnen lokaal en regionaal ruimtelijk beleid;<br />

het maatschappelijke belang van het plan;<br />

het in de voorschriften hanteren van een ‘bestemming’ die de relatie tussen<br />

de religieuze activiteiten en de overige functies inzichtelijk en handhaafbaar<br />

maakt;<br />

aangeven hoe wordt omgegaan met de aanwezige Ecologische en Groene<br />

Hoofdstructuur (EHS/GHS);<br />

de wijze waarop wordt omgegaan met de rood-met-groen koppeling uit<br />

het uitwerkingsplan Waalboss;<br />

relatie tussen aanwezige cultuurhistorische waarden en nieuwe bebouwing.<br />

1


Plangebied op topografische ondergrond<br />

Plangebied op luchtfoto<br />

2


De aandachtspunten van de provincie zijn door Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />

nader bezien en onderbouwd in de ‘Nota van uitgangspunten Mariënkroon’<br />

d.d. 24 november 2006. Deze nota is tot stand gekomen door diverse<br />

besprekingen met gemeente en provincie en vormt de opmaat voor de bestemmingsplanherziening.<br />

De nota biedt inzicht in de wijze waarop de aandachtspunten<br />

zijn doorvertaald in voorliggende partiële herziening van het<br />

vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied <strong>Heusden</strong>’.<br />

Doel van voorliggend bestemmingsplan ‘Mariënkroon’ is het in juridischplanologische<br />

zin mogelijk maken van de vestiging van het landelijk centrum<br />

van de internationale Focolarebeweging op het terrein van de Abdij Mariënkroon<br />

in Nieuwkuijk. De beschreven aanpak is tot stand gekomen door middel<br />

van intensieve samenwerking met de gemeente <strong>Heusden</strong>, de provincie<br />

Noord-Brabant, het RSCM, LNV regio Zuid en de gemeentelijke monumentencommissie.<br />

1.2 Ligging van het plangebied<br />

Het plangebied, ter grootte van circa 9 ha, ligt in het buitengebied van de<br />

gemeente <strong>Heusden</strong>, ten noorden van Nieuwkuijk, ten westen van Vlijmen en<br />

ten oosten van de Abt van Engelenlaan, de huidige doorgaande weg tussen<br />

Nieuwkuijk en Haarsteeg.<br />

De abdij Mariënkroon is gelegen in een hoogdynamisch gebied met bedrijvigheid,<br />

woningbouw, landbouw en glastuinbouw. Het is een sterk verdichte<br />

omgeving met als relatief open gebied de zone ten zuidoosten van het plangebied.<br />

De verkaveling van deze zone heeft zijn oorsprong in het slagenlandschap<br />

(langgerekte kavels) en is hier nog redelijk herkenbaar.<br />

Het perceel wordt aan de westkant grotendeels omsloten door een opgaande<br />

randbeplanting en door een kloostermuur, waardoor het grotendeels aan<br />

het zicht vanaf de aangrenzende openbare wegen is onttrokken.<br />

Voor een nader beeld van de ligging zijn bijgaand fragment van de topografische<br />

kaart en een luchtfoto toegevoegd.<br />

1.3 Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 1 is zojuist de inleiding aan bod gekomen. Hoofdstuk 2 beschrijft<br />

de voorgeschiedenis en vervolgens de huidige en beoogde situatie<br />

van het kloosterterrein. Een overzicht van relevant vigerend beleid voor het<br />

plangebied wordt in hoofdstuk 3 gegeven. Hoofdstuk 4 bevat een beoordeling<br />

van diverse milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft de toelichting<br />

op de bestemmingsregeling, waarna hoofdstuk 6 de maatschappelijke<br />

en economische uitvoerbaarheid van het initiatief beschrijft. Ten slotte wordt<br />

in hoofdstuk 7 de procedure behandeld.<br />

3


Historische topografische kaart plangebied, verkend in 1896, gedeeltelijk herzien in 1905<br />

Historische foto kapel<br />

4


2 VOORGESCHIEDENIS, HUIDIGE EN BEOOG-<br />

DE SITUATIE<br />

2.1 Voorgeschiedenis locatie<br />

Het terrein van de abdij heeft een rijke geschiedenis. Al in de elfde en<br />

twaalfde eeuw wordt van ‘huys tot Honsoirde’ gesproken. De heerlijkheid<br />

Onsenoort behoorde toen nog tot het hertogdom Brabant, maar werd in<br />

1356 met het Land van <strong>Heusden</strong> overgedragen aan Holland. Het kasteel<br />

verwisselde in die tijd vaak van eigenaar.<br />

In 1382 kwam Onsenoort in handen van de Vlijmense schout Jan Cuyst van<br />

Wijck, die opdracht gaf tot de bouw van de huidige toren (kelder plus twee<br />

verdiepingen). De familie Van Wijck bleef tot 1583 in het bezit van Onsenoort,<br />

dat daarna weer veelvuldig van eigenaar wisselde. In de achttiende<br />

eeuw bestond het landgoed uit een kasteel, kasteeltoren, enkele dienstwoningen<br />

met 105 hectaren grond. De laatste eigenaar, Josephus de la Cour,<br />

bood het hele bezit in 1903 te koop aan.<br />

Op 9 december 1903 kocht Abt Maréchal het kasteel met 12 hectaren grond.<br />

De Cisterciënzerabt, afkomstig van de Abdij Ste. Marie du Point Colbert te<br />

Versailles bij Parijs, moest Frankrijk door het felle antiklerikale klimaat van<br />

toen samen met zijn medebroeders ontvluchten. Mei 1904 kwamen de eerste<br />

Cisterciënzermonniken naar het kasteel Onsenoort om hier een nieuw<br />

bestaan op te bouwen.<br />

Toen de communiteit naar Frankrijk terugkeerde, bleef Onsenoort bemand<br />

met enkele monniken. Bij de canonieke oprichting in 1929 werd het een priorij.<br />

Later kreeg de priorij de naam Mariënkroon en werd het op 24 juli 1957<br />

tot abdij verheven.<br />

In de jaren 1940 tot ongeveer 1970 kende de abdij een periode van grote<br />

bloei. Eind jaren 60 woonden circa 80 paters, broeders en novicen op het<br />

terrein. De crisis binnen de katholieke kerk in de 60-70er jaren was echter<br />

ook binnen de kloostermuren voelbaar. Door overlijden, uittredingen en het<br />

uitblijven van nieuwe roepingen daalde het aantal paters met een gestaag<br />

tempo. Vanaf de jaren 90 is pater Hopstaken als Abt dan ook op zoek geweest<br />

naar een goede bestemming voor de abdij. Op aanraden van Mgr. A.<br />

Hurkmans (bisschop van Den Bosch) kwam de abt in contact met de Focolarebeweging.<br />

In september 2000 vonden de eerste contacten plaats tussen de Abdij Marienkroon<br />

en de Focolarebeweging. Op 6 maart 2002 werd het eigendom van<br />

de gebouwen en terreinen juridisch overgedragen aan de Focolarebeweging,<br />

met behoud van het religieuze en culturele leven op de abdij. Hiermee<br />

kwam een einde aan een jarenlange zoektocht van de Paters Cisterciënzers<br />

naar een toekomstige bestemming van de abdij, en van de Focolarebeweging<br />

naar een toekomstige locatie voor een landelijk centrum. De wens van<br />

de paters dat ook in de toekomst de abdij in haar nieuwe bestemming een<br />

centrum blijft van religieus en cultureel leven is hiermee gewaarborgd.<br />

5


Plattegrond huidige situatie<br />

Abdijcomplex op luchtfoto<br />

6


2.2 Huidige situatie<br />

2.2.1 Functioneel<br />

Het abdijcomplex Mariënkroon wordt vanaf 1904 tot nu bewoond door de<br />

monniken van de Cisterciënzerorde. De abdij en het terrein zijn daarnaast<br />

sinds enkele jaren in gebruik door de Focolarebeweging.<br />

De Focolarebeweging is één van de nieuwe christelijke bewegingen die in<br />

de laatste decennia zijn ontstaan, en die met haar activiteiten, projecten en<br />

initiatieven dienstbaar wil zijn aan Kerk en maatschappij. In Nederland is de<br />

Focolarebeweging aanwezig sinds het begin van de jaren 60 en heeft momenteel<br />

7 centra (2 bestuurscentra in Amersfoort, regionale centra in Amsterdam,<br />

Utrecht, Eindhoven (2) en een vormingscentrum in Baak bij Zutphen).<br />

Enkele leden van de beweging leven reeds in de bestaande wooneenheden<br />

binnen het complex en de beweging houdt hier kantoor.<br />

Het terrein bood en biedt ruimte aan tal van maatschappelijke activiteiten<br />

van lokale en regionale betekenis.<br />

Zoals daar zijn:<br />

Cultureel:<br />

- jaarlijks een groot aantal kleinschalige culturele activiteiten van de<br />

Stichting Honsoirde (lezingen, exposities, concerten);<br />

- bestuurs- en werkbasis voor de lokale Heemkundekring Onsenoort;<br />

- uitvoeringruimte voor koren.<br />

Maatschappelijk:<br />

- jaarlijkse boekenmarkt van de Vincentiusvereniging;<br />

- werkruimte voor 'Gered Gereedschap' locatie Vlijmen;<br />

- het bieden van ‘beschermde’ buitenruimte en binnenaccommodatie<br />

aan het kindervakantiewerk van de regio.<br />

Kerkelijk:<br />

- paasviering Zonnebloem;<br />

- locatie voor doopvieringen en kerkelijke huwelijken;<br />

- openluchtvieringen van de RK-parochie/dekenaat.<br />

2.2.2 Ruimtelijk<br />

Landschappelijk gezien bestaat het huidige terrein van Abdij Mariënkroon uit<br />

twee gedeelten, die van elkaar worden gescheiden door een langgerekte<br />

gracht. De rechte gracht is een restant van de Vlijmensche Wetering, vroeger<br />

van belang voor de afwatering van het gebied. Over de gracht ligt een<br />

gietijzeren brug, die uit de negentiende eeuw dateert. Deze brug is een belangrijk<br />

functioneel onderdeel in de verbinding van het westelijke met het<br />

oostelijke deel van het terrein en sluit goed aan op de bestaande wandelpaden,<br />

waaronder een monumentale beukenlaan. De bebouwing op het terrein<br />

bevindt zich hoofdzakelijk in het westelijke gedeelte.<br />

Zo bevat het terreingedeelte ten westen van de gracht een voorplein - dat<br />

wordt ontsloten via een korte oprijlaan vanaf de Abt van Engelenlaan en een<br />

poortgebouw met daarin een relatief smalle poort - met rondom het kloostercomplex<br />

met bijgebouwen. Het linker bijgebouw dient nu als gastenverblijf<br />

voor de paters, terwijl in het rechter bijgebouw de voormalige drukkerij was<br />

gehuisvest. Aan de achterzijde van het hoofdgebouw, grenzend aan het water<br />

bevindt zich de middeleeuwse toren. Naast het kloostercomplex ligt een<br />

kleine kloosterbegraafplaats. Het convict is in 1910 gebouwd en in 1960 en<br />

2003 aangepast. De abt heeft hier zijn kantoorruimte. Er is een appartement,<br />

er is kantoorruimte voor de beheersstichting en er zijn enkele ontmoetingsruimtes.<br />

Vanwege de verschillende ontstaansperioden is er sprake van een<br />

diversiteit van bouwstijlen.<br />

7


Het totale bebouwde oppervlak, op het 9 ha grote terrein, omvat 3.750 m 2 .<br />

De bebouwingsmogelijkheden betreffen op de planlocatie volgens het vigerend<br />

bestemmingsplan circa 9.000 m 2 .<br />

Bij de tuinaanleg van het westelijke deel zijn met name duurzame bomen<br />

aangelegd: beuken, eiken, platanen, acacia en tamme kastanjes. Rondom<br />

het kloostergebouwen is een diversiteit aan open ruimten en gesloten massa’s,<br />

waarbij opvalt dat er geen zorgvuldige of logische samenhang tussen<br />

de verschillende ruimtes bestaat. .<br />

Daarnaast ligt er in het westelijke deel een voormalige zwemvijver. Het betreft<br />

een gegraven vijver gevuld met grondwater.<br />

Het gedeelte ten oosten van de oude wetering bestond voornamelijk uit dicht<br />

bos (grotendeels jong naaldbos als gevolg van een niet gekapt kerstbomenplantage)<br />

waarin een weiland en een kapel zijn opgenomen. Dit bosgebied<br />

is januari 2005 in verband met boswet met kapvergunning en melding bij<br />

LASER van december 2004 (zie bijlage), gerooid en is deels opnieuw ingeplant<br />

en is dus van veel jongere datum. Het resterende deel zal binnen de<br />

wettelijke termijn elders, zo mogelijk aansluitend aan het terrein, worden<br />

herplant. Met de omvorming van het sparrenbos naar een bos met loofhout<br />

geeft het nu een open terrein weer. Binnen het terrein is een stelsel van<br />

zichtlijnen en zichtpunten te onderscheiden.<br />

2.3 Beoogde situatie<br />

2.3.1 Functioneel<br />

Door de terugloop van het aantal paters en in de toekomst waarschijnlijk<br />

verdwijnen van de abdijfunctie is ook het voortbestaan van de huidige functies<br />

(zie paragraaf 2.2.1) onzeker. Echter door de komst van de Focolarebeweging<br />

is het voortbestaan hiervan veilig gesteld en zal de abdij als religieus<br />

en maatschappelijk-cultureel centrum blijven bestaan.<br />

Per contract is aan de paters Cisterciënzers de zekerheid gegeven dat zij te<br />

allen tijde hun gelofte van stabiliteit kunnen blijven waarmaken. Dat wil zeggen<br />

dat zij altijd een woonplaats blijven behouden op Mariënkroon in overeenstemming<br />

met hun leefregels. Ook is vastgelegd dat de Focolarebeweging<br />

in de toekomst deze locatie open houdt voor nieuwvestiging van de Cisterciënzerorde,<br />

mochten er in Nederland nieuwe roepingen komen. Bovendien<br />

zijn de plannen voor de toekomst zodanig uitgewerkt dat recht wordt<br />

gedaan aan hetgeen de paters Cisterciënzers in de afgelopen eeuw hebben<br />

opgebouwd.<br />

De huidige maatschappelijke activiteiten zijn goed in te passen binnen de<br />

doelstelling die de Focolarebeweging heeft met haar landelijk centrum. Deze<br />

activiteiten zullen dan ook onderdak blijven vinden binnen de gebouwen en<br />

op het terrein van het centrum. Het centrum staat daarmee blijvend ter beschikking<br />

aan het cultureel-maatschappelijke leven van de omgeving.<br />

Daarnaast denkt de Focolarebeweging aan het ontplooien van extra initiatieven<br />

en activiteiten op de volgende terreinen:<br />

Vorming, met het oog op een gezonde en solidaire samenleving:<br />

- landelijke vormingsdagen en –weekenden, voor volwassenen, jongeren,<br />

gezinnen;<br />

- internationale vormingsscholen;<br />

- vormings- en dialoogdagen voor mensen actief in diverse maatschappelijke<br />

sectoren: zoals economie, politiek, recht, zorg, kunst, wetenschap,<br />

onderwijs en opvoeding.<br />

8


Maatschappelijk:<br />

- (voorbereiding van) activiteiten ter bevordering van solidariteit en dialoog;<br />

- cursussen voor gezinnen (een nationaal 'family-point');<br />

- (voorbereiding van) acties voor sociale projecten in ontwikkelingslanden.<br />

Kerkelijk:<br />

- oecumenische ontmoetingen;<br />

- interreligieuze ontmoetingen;<br />

- kerkelijke ontmoetingen, jong en oud;<br />

- retraites;<br />

- bijeenkomsten van de samenwerkende kerkelijke bewegingen;<br />

- activiteiten, bijeenkomsten en vergaderingen parochies, kerkelijke organen<br />

en afzonderlijke bewegingen.<br />

Voor de Focolarebeweging is een van de belangrijkste redenen voor de<br />

bundeling van activiteiten en mensen, het realiseren van een breed samengestelde<br />

gemeenschap die model staat voor het aangeboden gedachtegoed,<br />

gericht op dialoog en solidariteit. Voorwaarde daarvoor is dat de gemeenschap<br />

in het klein een beeld geeft van een 'gewone' maatschappij. Zij<br />

dient daarom te bestaan uit mensen van verschillende generaties, levensstaten<br />

en kerkelijke en godsdienstige achtergronden, met als doel onderling<br />

goede integratie.<br />

Dit heeft ook consequenties voor de concrete behuizing van de gemeenschap.<br />

Een groot abdijgebouw alleen geeft bijvoorbeeld niet het beeld van<br />

een 'gewone' maatschappij. Gezinswooneenheden en kleinere wooneenheden<br />

wel. Bovendien is de uitstraling alleen effectief als de levende bouwstenen<br />

van die gemeenschap ook samenleven in een op elkaar betrokken fysieke<br />

structuur. Dit is een wezenlijke voorwaarde binnen het model waaraan<br />

alle andere Focolarecentra op de wereld zijn gemodelleerd. Indien op het<br />

abdijterrein alleen zaalruimte, gastenverblijven en een bestuurscentrum<br />

zouden staan, dan zou het modelkarakter te zeer zijn vervormd. Ontwikkeling<br />

van een Focolarecentrum zou daarmee onmogelijk zijn op deze locatie.<br />

Alle vaste en tijdelijke bewoners van het toekomstige Scia Luminosa zijn interne<br />

leden van de Focolarebeweging (Stichting Werk van Maria) van verschillende<br />

Christelijke kerken en godsdiensten. De keuze om te gaan leven<br />

op het terrein van abdij Mariënkroon is een vrije keuze van de persoon en<br />

heeft een religieus fundament. Alle bewoners zetten zich naar vermogen in<br />

om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de gemeenschap en<br />

verrichten taken ten dienste van het vormingscentrum binnen de ‘Focolaregemeenschap’.<br />

Het bestuur van de Focolarebeweging dient deze keuze te<br />

bevestigen. De op het terrein te bouwen wooneenheden kunnen uitsluitend<br />

worden bewoond door personen en gezinnen die zich met de doelstellingen<br />

van de Focolarebeweging verenigen en zich daarvoor willen inzetten.<br />

De bestaande bebouwing is met het huidige gebruik volledig benut. Om het<br />

werk van de Focolarebeweging te kunnen voortzetten en uitbouwen en<br />

daarmee het maatschappelijke belang te dienen, is het voor de stichting<br />

noodzakelijk om ook in fysieke zin te groeien. De Focolarebeweging beoogt<br />

daarom een centrum dat zich naadloos invoegt in haar omgeving. Door de<br />

nieuw te ontwikkelen accommodaties en infrastructuur zullen de mogelijkheden<br />

voor lokale verenigingen, bedrijven en scholen bovendien alleen maar<br />

groeien. Binnen deze operatie zullen ook de bestaande ruimten worden verbouwd,<br />

ondermeer om dienst te kunnen doen als gebruiksruimten voor: erediensten,<br />

vergaderingen, ontmoetingen, kantoor, ontvangst, logies, keuken,<br />

opslag, eten en expositie.<br />

9


Om het bovenstaande plan te realiseren zijn enkele ruimtelijke ingrepen nodig.<br />

Deze ingrepen en ontwikkelingen komen in onderstaande paragrafen<br />

aan bod.<br />

2.3.2 Ruimtelijk<br />

De ruimtelijke ingrepen die in deze paragraaf aan bod komen, zijn in te delen<br />

in drie categorieën:<br />

1 aanpassingen aan de huidige bebouwing en oprichting van nieuwe bebouwing;<br />

2 versterking inrichtingsstructuur terrein;<br />

3 inrichting van het parkeerterrein en de ontsluiting.<br />

Realisatie en fasering<br />

De ruimtelijke ingrepen met betrekking tot de bebouwing zijn tweeledig.<br />

Enerzijds gaat het om aanpassingen en uitbreidingen van de huidige bebouwing<br />

en anderzijds gaat het om het realiseren van nieuwe wooneenheden<br />

voor religieuzen.<br />

Op het terrein zullen maximaal 30 wooneenheden voor religieuzen gerealiseerd<br />

worden. Naar verwachting zal het gaan om 20 eengezinswooneenheden<br />

en 10 andersoortige wooneenheden. Het aantal vaste bewoners zal uiteindelijk<br />

80-100 zijn. Dit komt overeen met de gemeenschap van paters en<br />

novicen die het terrein hebben bewoond toen de abdij in de jaren 60 de<br />

grootste Cisterciënzergemeenschap binnen europa was. In het plan zijn de<br />

volgende typen wooneenheden voorzien:<br />

- wooneenheden (mannelijke en vrouwelijke Focolaregemeenschap) ten<br />

behoeve van dagelijks bestuur Focolaregemeenschap;<br />

- wooneenheden op termijn (mannelijke en vrouwelijke Focolaregemeenschap)<br />

ten behoeve van dagelijks bestuur Focolarebeweging<br />

Nederland-Scandinavië;<br />

- woon/zorgeenheid voor priesters en priesters in ruste (in een vorm van<br />

appartementenhuis);<br />

- wooneenheden voor vrouwelijke en mannelijke religieuzen;<br />

- vormingshuizen voor jongeren (jongens en meisjes);<br />

- wooneenheden voor geheel aan de beweging verbonden gezinnen en<br />

echtparen ter ondersteuning van de diverse (vormings)activiteiten (reeds<br />

8 gezinnen zijn sinds 2002 in afwachting om te verhuizen. 1 echtpaar<br />

heeft een tijdelijk onderkomen binnen de abdijmuren en 1 gezin heeft een<br />

tijdelijke huisvesting in de regio);<br />

- appartementenhuizen ten behoeve van circa 10 vrijwilligers/vrijwilligsters<br />

ongehuwd;<br />

- wooneenheden gereserveerd ten behoeve van cursisten (echtparen, jongeren)<br />

die een langere periode (3-6 maanden) op het terrein verblijven.<br />

Bovenstaande ruimtelijke ontwikkeling vindt gefaseerd plaats (zie kaart met<br />

uitbreidingsfases):<br />

Fase 1: noordelijke uitbreiding hoofdgebouw (realisatie 2009-2010);<br />

Fase 2: woongebouwen noordzijde (realisatie 2009-2011);<br />

Fase 3a: woongebouw noordoosthoek (realisatie 2010-2011);<br />

Fase 3b: rest woongebouwen (realisatie 2012-2018);<br />

Fase 4: zaal (realisatietermijn nog onzeker).<br />

Fase 1 en 2 van het ontwikkelingsplan zijn reeds bouwkundig uitgewerkt. De<br />

uitgangspunten van de bouwplannen staan in het vervolg van deze paragraaf<br />

beschreven en zijn nauwkeurig vertaald in de voorschriften en plankaart<br />

van het bestemmingsplan.<br />

10


Voor de overige fases van het plan zijn nog geen bouwplannen gereed en is<br />

in de plankaart en voorschriften sprake van meer flexibiliteit. Met het oog op<br />

de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden, is er een<br />

beeldkwaliteitplan opgesteld worden waaraan toekomstige bouwplannen getoetst<br />

moeten worden. Het beeldkwaliteitplan maakt als separate bijlage onderdeel<br />

uit van dit bestemmingsplan.<br />

Masterplan met faseverdeling<br />

Terrein en stedenbouwkundige structuur<br />

Het centrum van het plan (zie planschets en hoofdopbouw terrein waarin de<br />

bebouwing van fase 3 en 4 nog indicatief is aangegeven) wordt gevormd<br />

door de middeleeuwse toren en de daarnaast gelegen gracht (oude wetering),<br />

die de belangrijke historische elementen van het terrein vormen. De<br />

uitstraling van de toren wordt versterkt door de accentuering van de halfcirkelvormige<br />

verbreding van de gracht en het in tact houden van een onbebouwde<br />

zone rondom de toren en over de zichtas in richting het landschap.<br />

In het ontwerp wordt de gracht gewijzigd om het historische beeld van de<br />

wetering nog beter in het plan te benutten. De langwerpige gracht wordt verlengd<br />

om het oorspronkelijke beeld te herstellen. Zo wordt een belangrijke<br />

structuur - verbonden aan de ontstaansgeschiedenis van het terrein - behouden<br />

en versterkt. Bovendien wordt het onderscheid tussen het westelijk<br />

en oostelijk deel van het terrein verduidelijkt.<br />

11


In het westelijk deel van het plangebied komt de meeste nieuwbouw. Deze<br />

wordt ruimtelijk betrokken bij het bestaande abdijcomplex. Er is gekozen<br />

voor een bescheiden carréstructuur van nieuwbouw om de oude centrale<br />

kloosterbebouwing. Deze structuur is geïnspireerd op de lange traditie van<br />

de Cisterciënzer kloosterbouw, waarbij het centrale kloostergebouw werd<br />

vergezeld van vele bijgebouwen in een op het hoofdgebouw georiënteerd<br />

patroon. Met de carréstructuur blijft de nieuwbouw, hoewel met eigentijdse<br />

architectuur, binnen de traditie van de Cisterciënzer bouw. Bovendien zorgt<br />

deze voor een sterke ruimtelijke relatie met de bestaande bebouwing en<br />

voor een eenvoudige herkenbare onderlinge eenheid van de afzonderlijke<br />

nieuwe gebouwen en huizen, passend bij de spiritualiteit van de Focolarebeweging.<br />

Rondom de afzonderlijke wooneenheden is uitgegaan van een strakke omgrenzing<br />

van de buitenruimten, waarbij de afscheiding in principe bestaat uit<br />

een strak geschoren beukenhaag. Op het westelijke deel van het terrein zal<br />

voorts in principe gekozen worden voor meer strakke vormen en een meer<br />

stedelijke soortenkeus met accenten op sierwaarde. Zoveel mogelijk worden<br />

bestaande waardevolle bomen en bosopstanden in de nieuwe situatie opgenomen<br />

en ontwikkeld tot opstanden die ook vanuit ecologisch oogpunt interessant<br />

zijn en een gevarieerde leeftijdsopbouw bezitten.<br />

Op het oostelijk deel van het terrein is sprake van een meer geleidelijke<br />

overgang tussen bebouwing en park. Sinds de komst van de Focolarebeweging<br />

is het beheer van het park gericht op het verhogen van de natuurwaarden<br />

en hebben de ingrepen slechts tot een verbetering van de kwaliteit van<br />

de elementen uit de groenstructuur geleidt.<br />

De voormalige doorgeschoten kerstbomenplantage is verwijderd om omgevormd<br />

te worden tot een gebiedseigen inheemse loofbosvegetatie. Daarmee<br />

wordt een aanzienlijke kwaliteitsverhoging van de natuur bewerkstelligd.<br />

Vanuit een gelijke invalshoek zijn er in het voorjaar van 2005 amfibievriendelijke<br />

oevers aangelegd en is de wetering uitgediept waarmee de ecologische<br />

kwaliteit van de gracht zal verbeteren. Door deze maatregelen zullen de<br />

landschappelijke en ecologische waarde van het gebied per saldo sterk toenemen<br />

ten opzichte van de situatie van voor 2002. Het bestaande weiland<br />

wordt geschikt gemaakt voor sport en spel.<br />

De kapel in het bos blijft een apart element op het terrein, losgekoppeld van<br />

de overige functies en op verdere afstand gelegen. Hiermee wordt voor deze<br />

plek het accent gelegd op bezinning en stilte en moet de bezoeker hier bewust<br />

zijn weg naar toe zoeken.<br />

Concluderend kan gesteld worden, dat het westelijk deel het meest intensief<br />

gebruikt blijft. In het oostelijk deel blijft het bos behouden (omgevormd in inheems<br />

bosplantsoen). De bebouwing van het carré komt hier ook in een losser<br />

verband te liggen dan in het westelijk deel. Zo versterkt de nieuwbouw<br />

de structuurverschillen tussen de westelijke en de oostelijke zones.<br />

Daarnaast is het spel van richtingen in de historische inrichting belangrijk.<br />

Een aantal elementen is evenwijdig of loodrecht georiënteerd op de oorspronkelijke<br />

noord-zuidgerichte verkaveling van het slagenlandschap: de<br />

westelijke en zuidelijke muur, de wetering, de laan en het convictgebouw tegen<br />

de westelijke muur. De centrale gebouwen van het klooster zijn daarentegen<br />

georiënteerd op de oorspronkelijke richting van de noordelijke muur<br />

en de toegangslaan (en het oorspronkelijke kasteel). In het ontwerp zijn deze<br />

richtingen als uitgangspunt genomen.<br />

12


Ruimtelijk concept<br />

Masterplan<br />

13


Stedenbouwkundige structuur gebaseerd op historische kloosters<br />

14


Beeldkwaliteit<br />

Voor de ontwikkelingen op het terrein van het klooster Marienkroon is in aanvulling<br />

op het bestemmingsplan een beeldkwaliteitplan vervaardigd. Dat rapport<br />

vormt het resultaat van een stedenbouwkundige verkenning van het gebied.<br />

Het doel en ambitie van het beeldkwaliteitplan is om de inrichtingsstructuur<br />

van het terrein te versterken waarbinnen nieuwe ontwikkelingen op<br />

het terrein kunnen plaatsvinden die in goede samenhang zijn met de bestaande<br />

hoofdbebouwing, alsook om een eenduidige inrichting van het semiopenbare<br />

gebied tussen de bebouwing te verkrijgen. Een en ander moet in<br />

aansluiting met de omgeving zijn.<br />

De hoofddoelen zijn:<br />

- een ruimtelijk en functioneel kader vormen waarin de nieuwe ontwikkelingen<br />

passen en waarin de bestaande hoofdbebouwing kan worden omgevormd;<br />

- aangeven op welke manier samenhang kan worden verkregen tussen<br />

nieuwe en bestaande cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;<br />

- aangeven op welke manier landschappelijke inpassing kan plaatsvinden<br />

op het historische kloosterterrein.<br />

Het beeldkwaliteitplan is opgesteld om de gewenste kwaliteiten te waarborgen.<br />

Het plan heeft betrekking op verschijningsvorm, detailleringen en materialisering<br />

van het ontwerp. Het is opgedeeld in een beschrijving per deelgebied<br />

en een beschrijving van de openbare ruimte.<br />

In het beeldkwaliteitplan is het van belang dat in één document inzichtelijk is<br />

welke aspecten relevant zijn om de ruimtelijke kwaliteit van zowel het bestaande<br />

als het nieuw te ontwikkelen terreindeel te kunnen realiseren. Het<br />

beeldkwaliteitplan geldt als vertrekpunt en inspiratiebron voor de architecten<br />

en als toetsingskader voor de welstand. De beeldkwaliteitsaspecten voor<br />

bebouwing zijn separaat van de overige beeldkwaliteitsaspecten in de rapportage<br />

opgenomen. Het beeldkwaliteitplan is als gemeentelijke beleidsregel<br />

vastgesteld.<br />

Bovendien is het beeldkwaliteitplan direct vertaald in locatie en omvang van<br />

de bouwvlakken op de verbeelding van het bestemmingsplan voor dit terrein.<br />

Dit geldt ook voor de regels voor bebouwingsconcentratie en nok- en<br />

goothoogte.<br />

Het beeldkwaliteitplan is als separate bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.<br />

Nieuwe wooneenheden<br />

Vanuit bovenstaande mag duidelijk zijn dat de op Mariënkroon te realiseren<br />

wooneenheden geen reguliere burgerwoningen betreffen zoals bedoeld in<br />

het provinciale beleid, het reguliere woningbouwprogramma van de gemeente<br />

<strong>Heusden</strong>, de gemeentelijke woonvisie of provinciale woningbouwprognoses.<br />

Het gaat om een zeer specifieke landelijke woningvraag die vanwege<br />

de noodzakelijke koppeling aan het landelijke religieuze centrum opgevangen<br />

wordt in de gemeente <strong>Heusden</strong>. Omdat de wooneenheden binnen de<br />

muren van het bestaande abdijterrein gerealiseerd worden, is hier nauwelijks<br />

te spreken van woningbouw in het buitengebied. Dit te meer omdat de locatie<br />

onderdeel uitmaakt van een hoogdynamisch gebied met uitbreidingsplannen<br />

voor woningen, bedrijvigheid en glastuinbouw en (mede) om die reden<br />

in het Uitwerkingsplan Waalboss de ontwikkelingskoers ‘integratie stad<br />

en land’ heeft gekregen. Daarnaast is hoeveelheid verstening in de beoogde<br />

situatie nagenoeg gelijk aan wat in het vigerend bestemmingsplan is toegestaan.<br />

15


Parkeerterrein en ontsluiting<br />

In de onderhavig plan zijn drie verkeersontsluitingen van het gebied Mariënkroon<br />

aangegeven:<br />

1 De bestaande hoofdentree aan de Abdijlaan. Ter plaatse van het poortgebouw<br />

is deze entree zeer smal.<br />

2 De bestaande entree aan de Tuinbouwweg.<br />

3 Een nieuwe entree vanaf de zuidwesthoek van het terrein die aansluiting<br />

geeft op de Abt van Engelenlaan.<br />

Aan de voorzijde tussen poortgebouw en hoofdgebouw komen de bezoekersstromen<br />

samen en ligt de ontsluiting van het vormingscentrum.<br />

Vanaf het voorterrein voeren wegen en paden aan weerszijden om het<br />

kloostercomplex heen. Via de linkerzijde naar de gracht en via de rechterzijde<br />

door de oude beukenlaan, over het monumentale loopbruggetje naar het<br />

woongedeelte en het parkgebied dat meer op extensieve recreatie is ingericht.<br />

De vaste bewoners kunnen parkeren op de parkeerplaatsen die worden gecreëerd<br />

bij de nieuwe wooneenheden. In de zuidwestelijke hoek van het terrein<br />

is een daarnaast parkeeraccommodatie van circa 150 plaatsen gepland<br />

voor bezoekers.<br />

16


Impressie planschetsen beoogde situatie<br />

17


Uitsnede plankaart Interim-structuurvisie provincie Noord-Brabant<br />

Uitsnede uitwerkingsplankaart<br />

18


3 BELEIDSASPECTEN<br />

3.1 Provinciaal beleid<br />

3.1.1 Interim-structuurvisie en Paraplunota Noord-Brabant<br />

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening zijn per 1 juli 2008 de Interimstructuurvisie<br />

Noord-Brabant ‘Brabant in ontwikkeling’ en de Paraplunota<br />

ruimtelijke ordening in werking getreden. De Interim-structuurvisie, vastgesteld<br />

door Provinciale Staten, geeft een overzicht van de ruimtelijke belangen<br />

en doelen van de provincie Noord-Brabant en de hoofdlijnen van het te<br />

voeren ruimtelijk beleid. Dit ruimtelijk beleid is uitgewerkt in de Paraplunota.<br />

De Paraplunota, vastgesteld door Gedeputeerde Staten, vormt de basis voor<br />

het dagelijks handelen van Gedeputeerde Staten en de inzet van de instrumenten<br />

uit de Wet ruimtelijke ordening.<br />

De Interim-structuurvisie komt inhoudelijk grotendeels overeen met de visie<br />

op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant, zoals uiteengezet in het<br />

Streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in balans’. Actualiseringen van beleid<br />

zijn meegenomen.<br />

Het plangebied maakt onderdeel uit van de stedelijke regio Waalboss. Eén<br />

van de stedelijke regio’s waarbinnen de provincie verstedelijking wil concentreren.<br />

Mariënkroon ligt in een gebied dat is aangeduid als Agrarische Hoofd<br />

Structuur (AHS-Landbouw). Daarin staat instandhouding en versterking van<br />

de landbouw voorop. Ten noorden van het plangebied ligt de nadruk daarbinnen<br />

op de verdere ontwikkeling van de glastuinbouw.<br />

De voorziene ontwikkelingen op het abdijterrein passen binnen de gebiedsvisie<br />

van de provinciale Interim-structuurvisie. Op twee onderdelen is echter<br />

sprake van aandachtspunten vanuit het beleid.<br />

Binnen het terrein van de abdij liggen onderdelen van de ecologische en<br />

groene hoofdstructuur (EHS/GHS), zoals die is vastgelegd in de detailkaarten<br />

van de provincie Noord-Brabant. Betreffende delen zijn echter niet opgenomen<br />

in de globale begrenzing van de EHS/GHS in de Interimstructuurvisie.<br />

Dit maakt dat bij aantasting van het groen op het terrein geen<br />

directe noodzaak is tot het aantonen van een zwaarwegend maatschappelijk<br />

belang en het ontbreken van alternatieven. Wel geldt voor dit gebied de<br />

compensatieplicht ten aanzien van de EHS en de Boswet. De actuele waarde<br />

van het groen op het terrein en de wijze waarop hiermee door de Focolarebeweging<br />

en de gemeente wordt omgegaan (inclusief compensatie), komt<br />

in paragraaf 4.3 aan bod.<br />

Een tweede aandachtspunt dat voortkomt uit het provinciaal beleid heeft betrekking<br />

op de wens wooneenheden voor religieuzen te realiseren op het terrein.<br />

De Structuurvisie stelt dat de toevoeging van burgerwoningen in het<br />

buitengebied door nieuwbouw niet is toegestaan. Dit mag wel door splitsing<br />

van karakteristieke gebouwen die in gebruik waren voor religieuze doeleinden,<br />

omdat dit kan bijdragen aan het behoud van deze panden. In hoofdstuk<br />

2 is duidelijk geworden dat voor het behoud van de zeer karakteristieke bebouwing<br />

en de religieuze functie ervan op Mariënkroon nieuwbouw nodig zal<br />

zijn en dat hier een maatschappelijk belang mee is gediend. Ook komt aan<br />

bod dat het hier niet gaat om reguliere woningbouw, maar om wooneenheden<br />

die onlosmakelijk verbonden zijn met de religieuze activiteiten van de<br />

Focolaregemeenschap op het kloosterterrein.<br />

19


3.1.2 Uitwerkingsplan Stedelijke regio Waalboss<br />

Het regionaal ruimtelijk beleid is eind 2004 vastgelegd in het uitwerkingsplan<br />

Waalboss (21-12-2004 vastgesteld door GS). Het plan moet vanaf dat moment<br />

gehanteerd worden als provinciaal beleid en vormt dan ook het kader<br />

voor ruimtelijke ontwikkelingen.<br />

Gebiedsgericht beleid<br />

In het uitwerkingsplan stedelijke regio Waalboss wordt duidelijk dat het plangebied<br />

in een hoogdynamische omgeving ligt. Ten noorden, westen en oosten<br />

vindt de komende 10 jaar verstedelijking plaats in de vorm van respectievelijk<br />

glastuinbouw, bedrijventerrein en woningbouw.<br />

Het plan beschrijft voor Mariënkroon en omgeving een de koers van ‘integratie<br />

stad en land’. Binnen deze koers is ontwikkeling mogelijk in combinatie<br />

met landschapsontwikkeling. Dit tegen de voorwaarde dat dit gebeurt op basis<br />

van een integrale ruimtelijke visie, waarin staat beschreven hoe verstedelijking<br />

en landschapsontwikkeling samen gaan. In overleg met de provincie<br />

Noord-Brabant heeft de gemeente <strong>Heusden</strong> deze visie eind 2006 opgesteld.<br />

Rood-met-groen-koppeling<br />

Het uitwerkingsplan Waalboss kent een nieuw soort compensatieplicht voor<br />

uitbreidingsplannen voor wonen en werken. Voor alle uitbreidingsplannen<br />

voor stedelijke ontwikkelingen, dus ook de kleinere, zal met ingang van 1 juli<br />

2005 inzichtelijk moeten zijn hoe de realisering ervan gepaard gaat met kwaliteitsverbetering<br />

elders in het buitengebied. In een vooroverlegreactie van<br />

de provincie Noord-Brabant wordt de vraag gesteld, hoe hiermee in onderhavig<br />

plan wordt omgegaan.<br />

Ten tijde van de opstelling van de vooroverlegreactie van de provincie was<br />

de rood-met-groen-koppeling nog in de maak. Inmiddels is de regeling door<br />

de provincie verder uitgewerkt. Deze uitwerking ‘Handreiking inzake uitwerking<br />

rood-met-groen-koppeling’ geeft in onze ogen aanleiding om te concluderen<br />

dat de rood-met-groen-koppeling voor dit plan niet onverkort toepasbaar<br />

is.<br />

De provinciale beleidsuitwerking geeft aan dat de rood-met-groen-koppeling<br />

alleen van toepassing is op de ontwikkeling van stedelijke functies die een<br />

beslag leggen op het buitengebied. Het onderhavige plan behelst daarentegen<br />

geen extra ruimtebeslag aangezien er eerder sprake is van een herstructurering<br />

van het abdijterrein waarbij intensivering plaatsvindt binnen de<br />

bestaande muren/grenzen van het complex en binnen het bouwvolume dat<br />

in het vigerende bestemmingsplan is toegestaan.<br />

Verder dient te worden opgemerkt dat de herstructurering van Mariënkroon<br />

slechts een klein onderdeel vormt van de planvorming van een groter gebied<br />

waarvoor het college van B&W van de gemeente <strong>Heusden</strong> de ‘Structuurschets<br />

Mariënkroon-Geerpark’ heeft vastgesteld. In deze structuurschets<br />

wordt aangegeven op welke wijze de gemeente omgaat met de inrichtingsopgave<br />

in het gebied. Daarbij is in de visie aangegeven op welke wijze er<br />

evenwicht gevonden kan worden tussen de stedelijke functies en de landschappelijke<br />

waarden in het gebied. Het is dan ook vooral bij de verdere<br />

planuitwerking ten behoeve van de woningbouwlocatie Geerpark dat de<br />

vraag concreet beantwoord kan worden hoe verstedelijking in het plangebied<br />

zal worden gekoppeld aan kwaliteitsverbetering elders.<br />

20


3.2 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />

3.2.1 Vigerend bestemmingsplan<br />

Het huidige vigerend bestemmingsplan ‘Buitengebied’, vastgesteld bij<br />

raadsbesluit van 22 april 1991, is geschreven in een periode waarin de invulling<br />

door een ‘nieuwe kerkelijke beweging’ niet te voorzien was. Daar de<br />

toekomstige bestemming niet geheel in het huidige bestemmingsplan past<br />

en vooral omdat men een adequate beheersregeling voor de toekomstige situatie<br />

wil, is voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan opgesteld.<br />

Huidige bestemming<br />

Met betrekking tot het abdijcomplex (Kadastraal bekend gemeente Vlijmen,<br />

sectie N, nummers 4561, 4562, 4563, 4564, 4565, 4566) wordt in het nu<br />

geldende bestemmingsplan het volgende vermeld:<br />

Artikel 9. Bijzondere doeleinden<br />

De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Bijzondere doeleinden’ zijn<br />

bestemd voor maatschappelijke doeleinden, met name de huisvesting van<br />

religieuzen in een kloostergebouw.<br />

Lid A Het gebruik van de grond voor bebouwing<br />

Op de tot ‘Bijzondere doeleinden’ bestemde gronden mogen bouwwerken<br />

worden gebouwd ten behoeve van de in de omschrijving genoemde doeleinden,<br />

met inachtneming van het volgende:<br />

A Het bestemmingsvlak mag voor maximaal 10% worden bebouwd;<br />

B De goothoogte van de gebouwen mag maximaal 12 m bedragen en de<br />

hoogte maximaal 15 m;<br />

C De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5<br />

m bedragen.<br />

Lid B Het gebruik van de bebouwing<br />

Onder verboden gebruik van de bouwwerken als bedoeld in artikel 4 wordt<br />

onder meer begrepen het gebruik van de bouwwerken voor enige tak van<br />

handel en/of bedrijf, behoudens de uitoefening van agrarische activiteiten en<br />

een drukkerij ten dienste van het klooster.<br />

Toetsing van het project aan het bestemmingsplan<br />

Het gehele terrein van abdij Mariënkroon is in genoemd bestemmingsplan<br />

bestemd voor Bijzondere Doeleinden. De voorschriften behorende bij deze<br />

bestemming bepalen dat de zodanige bestemde gronden zijn bestemd voor<br />

maatschappelijke doeleinden, met name de huisvesting van religieuzen in<br />

een kloostergebouw.<br />

Op de volgende onderdelen is er sprake van een mogelijke discrepantie tussen<br />

het project en het vigerende bestemmingsplan:<br />

Alle vaste en tijdelijke bewoners van het toekomstige Scia Luminosa zijn<br />

interne leden van de Focolarebeweging van verschillende christelijke<br />

kerken en godsdiensten. De keuze om te gaan wonen op Mariënkroon is<br />

een vrije keuze van de persoon en heeft een religieus fundament. Het<br />

bestuur van de Focolarebeweging dient deze keuze te bevestigen. De op<br />

het terrein te bouwen wooneenheden kunnen uitsluitend worden bewoond<br />

door personen en gezinnen die zich met de doelstellingen van de<br />

Focolarebeweging verenigen en zich daarvoor metterdaad willen inzetten.<br />

21


Als woonvorm geldt in het project niet meer alleen die van een ‘kloostergebouw’,<br />

maar ook wooneenheden voor religieuzen in de vorm van zonecentra,<br />

appartementen en eengezinswooneenheden in een open tot halfopen<br />

bebouwingswijze.<br />

Om voor de verschillende realiteiten van de Focolarebeweging nationale<br />

en internationale ontmoetingen te kunnen houden is naast het hoofdgebouw<br />

een ontmoetingszaal geprojecteerd welke plaats zal bieden aan<br />

circa 500 personen. Een dergelijke voorziening past niet naadloos in het<br />

huidige bestemmingsplan.<br />

3.2.2 Structuurschets locatie Mariënkroon-Geerpark<br />

In aanvulling op hetgeen in het Uitwerkingsplan Waalboss beschreven, heeft<br />

de provincie in het planvormingtraject voor Mariënkroon aangegeven dat de<br />

ontwikkeling niet op zichzelf mag worden beoordeeld.<br />

Aan het gemeentebestuur van <strong>Heusden</strong> is gevraagd om, in relatie tot de<br />

koers ‘integratie stad en land’, een integrale ruimtelijke visie op het gehele<br />

gebied tussen de kernen Vlijmen en Haarsteeg enerzijds en het nieuwe bedrijventerrein<br />

’t Hoog anderzijds te ontwikkelen. In deze visie moet worden<br />

beschreven hoe verstedelijking en landschapsontwikkeling samen gaan. Het<br />

gemeentebestuur is met de opstelling van de Structuurschets locatie Marienkroon-Geerpark<br />

aan dit verzoek tegemoet gekomen. In deze nota geeft de<br />

gemeente haar visie op de ontwikkeling en het beheer van het gebied.<br />

De visie gaat uit van het versterken van de ruimtelijke en functionele samenhang<br />

van het gebied. Een gebiedsontwikkeling wordt voorgesteld waarbij<br />

een geleidelijke overgang ontstaat tussen stad en land en geïnvesteerd<br />

wordt in de kwaliteitsverbetering van het landschap. De diverse functies in<br />

het gebied kunnen binnen zelfstandige ‘kamers’ in een landgoedstructuur<br />

worden uitgeoefend.<br />

Het beheer van het gebied richt zich op behoud van de bijzondere landschappelijke<br />

kwaliteiten. Deze manifesteren zich rond het klooster en in de<br />

zuidrand van de kern Haarsteeg. Deze kwaliteiten hebben betrekking op de<br />

landschapsbeleving en het landbouwkundig gebruik van deze gronden.<br />

Het kloostercomplex Mariënkroon behoudt in de structuurvisie ruimtelijk de<br />

zelfstandige positie. Met deze opzet wordt ingespeeld op de cultuurhistorische<br />

opbouw van het gebied. Het klooster vormde immers een van de bebouwingsstructuren<br />

losstaand structuurelement. De structuurschets stelt dat<br />

het oorspronkelijke karakter van een kloostercomplex -vrij gelegen in het<br />

landschap- waar mogelijk gehandhaafd en versterkt dient te worden. De<br />

meest karaktervolle elementen -zoals de Abdijlaan, ten oosten van de Abt<br />

van Engelenlaan de toren, de hoofdgebouwen, de grote binnenplaats en de<br />

waardevolle bomen- dienen te allen tijde te worden behouden. Het doel is de<br />

ruimtelijke effecten van deze elementen door aanvullende inrichtingsmaatregelen<br />

juist te versterken.<br />

In dit verband wordt onder meer gesproken over:<br />

versterken van een rustige beleving langs de Abt van Engelenlaan. Indien<br />

de kwekerij ter plaatse wordt beëindigd, dan heeft een landbouwkundig<br />

(weidebouw) voor grondgebonden veehouderijen van deze gronden<br />

de voorkeur. Hiermee ontstaat ook vanaf deze belangrijke doorgaande<br />

weg een visueel-ruimtelijke relatie tot het kloostercomplex.<br />

Aan de oostkant is de beplantingsstructuur van het klooster onrustig.<br />

Door aanplant van een bosperceel in deze rand kan een grotere landschappelijke<br />

eenheid in het kloostercomplex ontstaan. Deze eenheid<br />

schermt tevens de visuele invloed van eventuele aanvullende bebouwing<br />

op het kloostercomplex af.<br />

22


3.2.3 Structuurvisie gemeente <strong>Heusden</strong><br />

In de vorm van een Structuurvisie wil de gemeente <strong>Heusden</strong> inzicht geven in<br />

de meeste wenselijke ruimtelijke koers voor het gemeentelijke grondgebied.<br />

Deze koers is afgestemd op de omgevingskwaliteiten van het gebied en het<br />

bovenlokaal beleid.<br />

Het ontwikkelingstraject voor de gemeentelijke Structuurvisie is nog niet volledig<br />

afgerond. De beschikbare conceptvisie doet geen concrete uitspraken<br />

over de ontwikkeling van Mariënkroon. Over het omliggende gebied (locatie<br />

Geerpark) stelt de Structuurvisie dat deze locatie verder wordt uitgewerkt<br />

volgens het principe integratie stad-land.<br />

23


4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN<br />

4.1 Milieu<br />

4.1.1 Luchtkwaliteit<br />

Ten behoeve van voorliggend planproject is in 2006 door Cauberg-Huygen<br />

Raadgevende Ingenieurs B.V. een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit<br />

rondom de planlocatie. Dit onderzoek was destijds noodzakelijk omdat<br />

toen het Besluit Luchtkwaliteit 2005 gold. De resultaten van dit onderzoek<br />

zijn vastgelegd in het rapport ‘Onderzoek luchtkwaliteit project Mariënkroon<br />

te Nieuwkuijk, rapport 2006.3100-02 d.d. 21 december 2006’. Het volledige<br />

rapport is als bijlage bij het bestemmingsplan toegevoegd.<br />

Middels CAR II zijn verspreidingsberekeningen uitgevoerd naar een zestal<br />

parameters te weten: PM10, NO2, BaP, Benzeen, CO en SO2. Uit de resultaten<br />

ten aanzien van bovenstaande parameters blijkt dat langs de beschouwde<br />

wegdelen in de jaren 2007, 2010 en 2015 in de situatie met de voorgenomen<br />

ontwikkeling geen van de in het Besluit Luchtkwaliteit 2005 gestelde<br />

grenswaarden worden overschreven.<br />

Op basis van het genoemde onderzoek wordt geconcludeerd dat er vanuit<br />

het Besluit Luchtkwaliteit geen belemmering aanwezig is ten aanzien van de<br />

beoogde planontwikkeling.<br />

Inmiddels is nieuwe regelgeving van kracht geworden. Het besluit Luchtkwaliteit<br />

2005 is daarbij komen te vervallen. Op 15 november 2007 is de ‘Wet’<br />

Luchtkwaliteit in werking getreden. Alleen bij plannen die de luchtkwaliteit ‘in<br />

betekenende mate’ beïnvloeden is dan een luchtkwaliteitonderzoek verplicht.<br />

Voor verschillende functies kunnen verschillende drempelwaarden<br />

gelden. Voor bijvoorbeeld woningbouw zal de drempel op minimaal 1.500<br />

woningen komen.<br />

Het voorliggende bestemmingsplan biedt ruimte voor nieuwe ontwikkelingen<br />

in het plangebied, waarvan de nieuw te realiseren wooneenheden de belangrijkste<br />

voor het aspect luchtkwaliteit zijn. Voorgaande betekent dat er<br />

maximaal 30 nieuwe wooneenheden gerealiseerd zouden kunnen worden.<br />

Deze vallen onder de amvb NIBM (niet in betekenende mate) en leveren<br />

geen problemen op voor het bestemmingsplan.<br />

Conclusie<br />

Een luchtkwaliteitonderzoek is op basis van de nieuwe regelgeving niet<br />

noodzakelijk. Er is geen belemmering aanwezig vanuit het aspect luchtkwaliteit<br />

ten aanzien van de beoogde planontwikkeling.<br />

4.1.2 Geluidhinder<br />

Door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. is een onderzoek uitgevoerd<br />

naar de optredende geluidbelastingen vanwege het wegverkeer<br />

voor het bouwplan Mariënkroon. De planlocatie is gelegen binnen de geluidzone<br />

van de Abt van Engelenlaan, de Tuinbouwweg en de rijksweg A59. De<br />

resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport ‘Akoestisch onderzoek<br />

geluidbelastingen wegverkeerslawaai Marienkroon te Nieuwkuijk,<br />

rapport 2006.3100-03 d.d. 11 augustus 2008’. Het volledige rapport is als bijlage<br />

bij het bestemmingsplan toegevoegd.<br />

25


Conclusie<br />

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat ten gevolge van het wegverkeer<br />

van de Abt van Engelenlaan-zuid de voorkeurswaarde van 48 dB met 4 dB<br />

wordt overschreden. Ten gevolge van het wegverkeer op de Tuinbouwweg<br />

en de Rijksweg 59 wordt de voorkeursgrenswaarde met 2 dB overschreden.<br />

Bij de gemeente <strong>Heusden</strong> zal een hogere waarde procedure worden gevolgd.<br />

Als argument wordt hierbij aangewend dat het treffen van bronmaatregelen<br />

(stiller wegdek) en/of overdrachtsmaatregelen (wallen/schermen)<br />

stuiten op financiële en stedenbouwkundige bezwaren. Als alternatief kan in<br />

de betreffende bouwblokken worden gekozen voor een zodanige woningindeling<br />

dat geen geluigevoelige verblijfsruimten (woon- en slaapkamers) zijn<br />

gelegen aan de geluidbelaste gevel. Indien aan deze randvoorwaarde wordt<br />

voldaan, is het voeren van een hogere grenswaarde procedure niet noodzakelijk.<br />

Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is een gevelisolatieonderzoek<br />

noodzakelijk.<br />

4.1.3 Externe veiligheid<br />

Volgens de risicokaart van de provincie Noord-Brabant zijn in of in de nabijheid<br />

van het plangebied geen risicovolle activiteiten aanwezig welke een risico<br />

kunnen vormen voor personen. Op dit moment zijn er ook geen risicovolle<br />

bedrijven als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen<br />

(BEVI) in of in de nabijheid van het plangebied gevestigd.<br />

Conclusie<br />

Op basis hiervan en op basis van de door de gemeente <strong>Heusden</strong> verstrekte<br />

gegevens wordt geconcludeerd dat er voor onderhavig initiatief geen belemmeringen<br />

met betrekking tot de externe veiligheid van kracht zijn.<br />

4.1.4 Hinderlijke bedrijvigheid<br />

Bij de planontwikkeling voor bedrijventerrein Het Hoog II is rekening gehouden<br />

met de nieuwe bestemming op de planlocatie van onderhavig plan. De<br />

toekomstige ontwikkelingen in deze bedrijvigheidszone vormen derhalve<br />

geen belemmering.<br />

Conclusie<br />

Op basis van door de gemeente <strong>Heusden</strong> aangeleverde gegevens kan worden<br />

geconcludeerd dat de gewenste ontwikkeling niet wordt belemmerd<br />

door hinderlijke bedrijvigheid.<br />

4.1.5 Bodem(onderzoek)<br />

Bij het opstellen van deze paragraaf zijn de volgende bodemonderzoeken<br />

voor de locatie Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk uitgevoerd door Van Vleuten Consults<br />

bv, BIS bv als basis gebruikt:<br />

- verkennend bodemonderzoek, CV05338VBO_RAP d.d. 24-11-2005;<br />

- nader bodemonderzoek, CV05338NBO_RAP d.d. 12-12-2005;<br />

- nader bodemonderzoek fase 2, CV05338NBO_RAP2 d.d. 12-01-2006.<br />

Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend onderzoek is ter<br />

plaatse van nieuwbouwlocatie 2 (ten noorden van de wetering) een nader<br />

bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten wezen immers uit dat de bovengrond<br />

ter plaatse van locatie 2 matig verontreinigd is met koper. Voor de andere<br />

nieuwbouwlocaties was op basis van de resultaten van het verkennend<br />

onderzoek geen nader onderzoek nodig.<br />

Het nader onderzoek voor locatie 2 is uitgesplitst over twee fases. In de eerste<br />

fase zijn opnieuw bodemmonsters genomen, waaruit de koperverontreiniging<br />

bleek. In fase 2 is de omvang hiervan bepaald.<br />

26


Conclusie<br />

De conclusie uit het nader onderzoek is dat op de locatie een verontreinigde<br />

‘spot’ met koper aanwezig is. In het onderzoek beveelt Van Vleuten Consults<br />

bv, BIS bv aan om de verontreiniging zo spoedig mogelijk te saneren en een<br />

evaluatierapport te overleggen aan de gemeente. De Focolarebeweging<br />

heeft inmiddels in samenwerking met de gemeente en de provincie een saneringsplan<br />

opgesteld, waarbij gelijktijdig met de bouw sanering plaatsvindt.<br />

4.2 Water<br />

4.2.1 Algemeen<br />

Op grond van een afspraak uit de startovereenkomst WB21 (waterbeheer<br />

21 e Eeuw) dienen decentrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen<br />

in het kader van de watertoets een waterparagraaf op te nemen. Een<br />

dergelijke paragraaf zet uiteen wat voor gevolgen de planontwikkeling heeft<br />

voor de waterhuishouding. Deze paragraaf beschrijft deze gevolgen voor het<br />

herontwikkelingsplan voor Mariënkroon.<br />

Overleg<br />

In het kader van de watertoets heeft meerdere malen afstemming plaatsgevonden<br />

tussen de initiatiefnemer en het waterschap Aa en Maas. In een<br />

vroeg stadium van de planvorming is het plan in 2004 voor een eerste keer<br />

voorgelegd aan het waterschap. Ook is het waterschap om een reactie gevraagd<br />

op het voorontwerp bestemmingsplan ‘Mariënkroon’ van 12 januari<br />

2007. De reacties en opmerkingen van het waterschap zijn in deze waterparagraaf<br />

verwerkt. Alle correspondentie is terug te vinden in de bijlagen van<br />

dit bestemmingsplan.<br />

Uitgangspunten<br />

Voor het omgaan met water binnen het plangebied zijn de volgende uitgangspunten<br />

gehanteerd:<br />

- Het plan heeft betrekking op de realisering van een gemeenschap en landelijk<br />

centrum van de Focolarebeweging in Nederland en laat een eindsituatie<br />

zien.<br />

- De Oude Vlijmensche Wetering en de voormalige zwemvijver zijn in het<br />

plan te beschouwen als geïsoleerd oppervlaktewater.<br />

- Er wordt in het plan vanuit gegaan dat de oppervlakte van het te dempen<br />

deel van de Oude Vlijmensche Wetering voor de bebouwing en wegenstructuur<br />

gelijk of kleiner is dan het uit te graven deel aan de zuidkant.<br />

- In het plan wordt uitgegaan van een scheiding van hemelwater en vuilwater.<br />

4.2.2 Hemelwater<br />

Gebouwen<br />

Hierna wordt uitgelegd hoe men omgaat met hemelwater afkomstig van gebouwen.<br />

In de huidige situatie (2004) is 3.970 m 2 van het terrein bebouwd. Dit is inclusief<br />

schuurtjes en kapel. Het hemelwater afkomstig van de gebouwen<br />

komt voor een deel via zinkputten in de grond terecht. Een klein gedeelte<br />

van het hemelwater komt via een buizenstelsel in de gracht/Oude Vlijmensche<br />

Wetering terecht. De meeste schuurtjes hebben in het geheel geen regengoot<br />

en dus geen opvang van hemelwater. Hemelwater infiltreert daardoor<br />

direct ter plaatse in de grond.<br />

27


In de eindsituatie zal circa 10% van het oppervlak van het plangebied zijn<br />

bebouwd overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Het gaat hierbij<br />

om circa 8.870 m 2 (het terrein van Abdij Mariënkroon/Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />

beslaat 8 ha en 99 a.).<br />

In het te ontwikkelen groenplan neemt men, waar mogelijk, ideeën op om<br />

hemelwater in de directe nabijheid van de gebouwen te laten infiltreren (wadi’s).<br />

Waar dit niet mogelijk of wenselijk is, kiest men voor een afvoer van<br />

hemelwater naar de gracht/Oude Vlijmensche Wetering (3.000 m 2 ). Op deze<br />

plaats kan men eventueel afvoeren op een aan te leggen helofytenfilter. Om<br />

verontreiniging van het hemelwater te voorkomen maakt men, waar mogelijk<br />

en in overleg met de architect, gebruik van niet-uitloogbare of uitspoelbare<br />

bouwmaterialen.<br />

Verharding<br />

Hierna volgt een beschrijving van de omgang met hemelwater afkomstig van<br />

verharding.<br />

Op dit moment bestaat het grootste deel van de verharding uit wegen met<br />

een gesloten asfaltverharding. Het hemelwater infiltreert hier zonder verdere<br />

hulpmiddelen in de berm.<br />

Voor de nieuwe situatie is een keuze voor gesloten of open verharding nog<br />

niet gemaakt. Beide hebben voor- en nadelen (mollen, onderhoud, tracékeuze<br />

van ondergrondse infrastructuur). Indien men voor open verharding<br />

kiest (in verband met de ondergrondse infrastructuur onder de wegen) bestaat<br />

de verharding uit klinkers in keperverband. Deze sluit men op met een<br />

laaggelegen betonband (geen trottoirband). Het hemelwater van 80% van de<br />

verhardingen (3.200 m 2 ) zal zonder verdere hulpmiddelen in de berm infiltreren.<br />

Op enkele plaatsen (circa 800 m 2 ) zal het hemelwater, waar nodig met behulp<br />

van molgoten en straatkolken, naar de gracht/Oude Vlijmensche Wetering<br />

(3.000 m 2 ) worden vervoerd. Wanneer noodzakelijk kan een helofytenfilter<br />

het water zuiveren.<br />

Als verharding voor wandelpaden maakt men gebruik van open verharding<br />

(klinkers) of halfverharding (grind- en splitpaden). Dit hangt af van de plaats<br />

van deze paden.<br />

De parkeerplaats (4.000-5.000 m 2 ) voert men waarschijnlijk uit in een combinatie<br />

van open verharding (klinkers op de rijbanen) en half-open verharding<br />

(steenslag of grasbetonstenen op de parkeerplaatsen). Waar geen mogelijkheid<br />

is om het water in de omliggende groenstroken te laten infiltreren<br />

voert men het hemelwater met behulp van kolken naar de voormalige<br />

zwemvijver (1.200 m 2 ) af. Ook hier maakt men, indien nodig, gebruik van<br />

een helofytenfilter voor zuivering van het water.<br />

Waterberging<br />

Hierna volgt een berekening van de maximaal benodigde capaciteit voor waterberging.<br />

Hierbij gaat men uit van:<br />

- maximale bebouwing en de volledige realisering van wegen en de parkeervoorziening;<br />

- de meest ongunstige situatie waarbij al het hemelwater naar open geïsoleerd<br />

oppervlaktewater wordt vervoerd.<br />

28


Soort oppervlak m 2<br />

m 3 neerslag<br />

bij<br />

27,6 mm<br />

in 45 min.<br />

Bergingsplaats Max. verhoging waterspiegel<br />

bij 27,6 mm neerslag<br />

in 45 min ten gevolge<br />

van bebouwd oppervlak<br />

Gebouwen 8.867 245 Gracht (of wadi) 0,082 m<br />

Openverharding 80 % 3.200 88 Berm n.v.t.<br />

Openverharding 20 % 800 22 Gracht 0.008 m<br />

Parkeerterrein 4.000 110 Zwemvijver (of wadi) 0,094 m<br />

Totaal 16.867 465<br />

Bij bovenstaande gegevens gelden de volgende opmerkingen:<br />

- Voor de oppervlakten zijn aannames gedaan van 3.000 m 2 voor de<br />

gracht en 1.200 m 2 voor de zwemvijver (globale berekening).<br />

- Bij de berekening van de benodigde waterbergingscapaciteit zijn de bestaande<br />

gebouwen en de te realiseren gebouwen die passen in het huidige<br />

bestemmingsplan en de nieuwe bestemmingsplanaanvraag samengenomen.<br />

- Waar mogelijk blijven bestaande zinkputten in gebruik. Hemelwater dat<br />

wordt aangevoerd naar deze putten zal via deze putten in de grond infiltreren.<br />

Hiermee is in de berekening van de waterbergingscapaciteit geen<br />

rekening gehouden.<br />

- Waar mogelijk zullen wadi’s of andere natuurelementen in het plan worden<br />

opgenomen om infiltratie van regenwater te bevorderen. Hiermee is<br />

in de berekening van de waterbergingscapaciteit ook geen rekening gehouden.<br />

- Er wordt niet rechtstreeks afgevoerd op de ‘Onsenoortse loop’. Dit is de<br />

wetering aan de oostzijde van het terrein.<br />

- Bij een grondwaterstand van 0,7 m is het debiet naar het oppervlaktewater<br />

0,96 l/s/ha. Dit is in de berekening niet meegenomen.<br />

Conclusie<br />

Uit de hierboven vermelde gegevens kan men afleiden hoeveel de stijging<br />

van het waterpeil van het geïsoleerde oppervlaktewater (gracht en voormalige<br />

zwemvijver) bedraagt. Deze peilstijging wordt veroorzaakt door aanvoer<br />

van hemelwater van het gesloten/bebouwd oppervlak. Bij een bui die 1 maal<br />

in de 10 jaar voor komt (27,6 mm neerslag in 45 minuten) stijgt het waterpeil<br />

van het geïsoleerd oppervlaktewater circa 9 cm. Met een toevoeging van<br />

27,6 mm van de neerslag die direct op het oppervlakte neerkomt heeft men<br />

een peilstijging van circa 12 cm.<br />

Bij een waterpeil van 70 cm onder het maaiveld is deze peilstijging acceptabel.<br />

Bij nog hevigere regenbuien heeft het oppervlaktewater nog steeds voldoende<br />

bergend vermogen om het hemelwater op te vangen. Op basis hiervan<br />

kan geconcludeerd worden dat het oppervlaktewater op het terrein voldoende<br />

bergend vermogen heeft om al het hemelwater op te vangen.<br />

4.3 Flora en fauna<br />

In ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de bescherming<br />

van natuurwaarden. Enerzijds betreft dit de planologische bescherming,<br />

zoals vastgelegd in het provinciale beleid. Anderzijds betreft dit de actuele<br />

natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet en Flora- en<br />

faunawet.<br />

29


4.3.1 Planologische bescherming natuurwaarden en compensatieplan<br />

Inleiding<br />

Een deel van het terrein van de abdij Mariënkroon maakt onderdeel uit van<br />

de ecologische en groene hoofdstructuur (EHS/GHS), zoals die is vastgelegd<br />

in de detailkaarten van de provincie Noord-Brabant. De EHS is doorvertaald<br />

op de streekplankaart 2002, als globale begrenzing (GHS-natuur en de<br />

beheersgebieden binnen de GHS-landbouw). De voormalige streekplankaarten<br />

zijn weer doorvertaald in de kaart 'Ruimtelijke 'Hoofdstructuur' bij de Interimstructuurvisie<br />

'Brabant in Ontwikkeling' zoals vastgesteld door Provinciale<br />

Staten op 28 juni 2008. De concrete begrenzing op perceelsniveau dient<br />

plaats te vinden door de gemeente in bestemmingsplannen. Daarbij kan zij<br />

uitgaan van de detailkaarten waarop de subzones van de GHS en AHS zijn<br />

aangegeven. Deze kaarten hebben een status als feitenmateriaal, waarvan<br />

de gemeente mag afwijken, op voorwaarden dat dit wordt onderbouwd door<br />

een actueel onderzoek naar de aanwezige natuur- en landschapswaarden in<br />

het betreffende gebied/perceel. Voor de beoordeling van een dergelijk onderzoek<br />

gelden de uitgangspunten zoals neergelegd in de Ecologische<br />

Bouwstenennota (2006). Afhankelijk van de concrete begrenzing is sprake<br />

van toepassing van het nee-tenzij-principe (als sprake is van GHS) of niet.<br />

Het ontwikkelingsplan voor de abdij leidt tot enige aantasting van de<br />

EHS/GHS. Deze paragraaf geeft inzicht in afweging van de gemeente<br />

<strong>Heusden</strong> in casu de planontwikkeling van Mariënkroon.<br />

Ontwikkelingskeuzes<br />

De Focolarebeweging hecht veel waarde aan het groen op het kloosterterrein.<br />

Bij het opstellen van het ontwikkelingsplan heeft zij dan ook goed onderzocht<br />

of alternatieve locaties of andere oplossingen voor handen waren<br />

die niet zouden leiden tot aantasting hiervan. Hieronder wordt in drie stappen<br />

gemotiveerd waarom er geen alternatieve locaties of oplossingen zijn.<br />

Die stappen zijn:<br />

1 vertrekpunt: doel en wezenlijke voorwaarden van dit centrum;<br />

2 geen alternatieve configuraties binnen het abdijterrein;<br />

3 locatie buiten het terrein niet mogelijk uitgaande van de voorwaarden<br />

voor het Focolarecentrum.<br />

Vertrekpunt: doel en wezenlijke voorwaarden van het centrum<br />

Zoals eerder beschreven is het vanuit het gedachtegoed van de Focolarebeweging<br />

een voorwaarde dat de gemeenschap in het klein een beeld geeft<br />

van een 'gewone' maatschappij. De consequentie voor de concrete behuizing<br />

van de gemeenschap is dat óp het terrein de wooneenheden gebouwd<br />

worden.<br />

Bovendien is dat beeld alleen effectief als de leden van de gemeenschap<br />

samenleven in een op elkaar betrokken fysieke structuur. Dit is een wezenlijke<br />

voorwaarde binnen het model waaraan alle andere Focolarecentra op<br />

de wereld zijn gemodelleerd.<br />

Geen alternatieve configuraties binnen het abdijterrein:<br />

Uitgaande van het programma van eisen dat is gebaseerd op de huidige te<br />

centraliseren functies van de Focolarebeweging en de hiervoor beschreven<br />

voorwaarden met betrekking tot de gebouwenstructuur zijn er binnen het terrein<br />

geen alternatieven mogelijk. De bestaande abdijgebouwen worden vrijwel<br />

geheel ingezet voor de benodigde kleine ontmoetingsruimtes, restaurant-<br />

en keukenfaciliteiten, slaapaccommodaties en kantoorruimte.<br />

30


De overige ruimte buiten het groen is beperkt. Daarin wordt een beperkt deel<br />

van de wooneenheden gerealiseerd alsmede de vereiste parkeercapaciteit.<br />

Voor de overige wooneenheden en de benodigde grote zaalruimte is op het<br />

terrein geen andere ruimte te vinden buiten het groen.<br />

Locatie buiten het abdijterrein niet mogelijk uitgaande van de voorwaarden<br />

voor het Focolarecentrum:<br />

Alternatieven waarin de overblijvende (gezins)wooneenheden niet op het<br />

abdijterrein worden gerealiseerd, maar binnen bestaand bebouwd gebied in<br />

de directe omgeving, voldoen niet aan het programma van eisen. Er zou een<br />

onoverkomelijke tweedeling ontstaan in het centrum, waardoor niet meer<br />

voldaan wordt aan de meest wezenlijke eis die aan het Focolarecentrum<br />

wordt gesteld. Dit is toegelicht onder het eerste punt.<br />

Natuurwaarde van het bestaande groen en de effecten van het ontwikkelingsplan<br />

In voorliggend geval maakt een aantal houtopstanden op het terrein van Mariënkroon<br />

deel uit van de detailuitwerking van de EHS/GHS. Een deel van de<br />

voorstellen voor ontwikkeling van het terrein, met name in het westelijk deel<br />

van het terrein, liggen buiten de EHS/GHS. Anders ligt dit voor nieuwbouwplannen<br />

binnen de EHS/GHS in oostelijk en zuidelijk deel van het terrein.<br />

Hier is sprake van enige aantasting van groene waarden waarvoor compensatie<br />

noodzakelijk is. Dit is beschreven in de hiernavolgende paragraaf ‘aantasting<br />

en compensatie EHS-overige natuur’.<br />

Een ander aandachtspunt is het belang van het gebied voor beschermde<br />

planten en dieren, waardoor eventueel sprake zou kunnen zijn van belemmeringen<br />

vanuit de Flora- en faunawet (zie ‘natuurwetgeving’). In een eerder<br />

stadium is hiervoor reeds een onderzoek uitgevoerd en is een projectplan<br />

opgesteld.<br />

Uitsnede detailkaart EHS/GHS provincie Noord-Brabant in combinatie met luchtfoto<br />

31


Uit het onderzoek Ecologische Waarden van bureau 'De Groene Ruimte'<br />

(opgesteld in 2004 ten behoeve van de eerder doorlopen artikel 19 WROprocedure)<br />

blijkt dat een zeer groot deel van het groen op Abdij Mariënkroon<br />

een zeer geringe tot geen ecologische waarde heeft. Het grootste deel van<br />

het bos bestaat namelijk uit een dichte fijnsparrenopstand die het resultaat is<br />

van een ‘doorgeschoten’ kerstboomplantage zonder ondergroei. Buiten deze<br />

fijnsparrenopstand zijn er binnen de door de provincie in de detailkaarten<br />

aangegeven EHS/GHS ook nog kleine delen met een verwilderde parkachtige<br />

vegetatie van de fluweelboom (Rhus typhina) en sneeuwbes (Symphoricarpus)<br />

als onderbeplanting welke zeer geringe ecologische waarde heeft.<br />

De aantasting van natuur- en landschapswaarden heeft in voorliggend geval<br />

betrekking op houtopstanden en groene open ruimten (aangewezen op de<br />

EHS-kaart als natuurdoeltype multifunctioneel bos). Concreet is sprake van<br />

de volgende effecten:<br />

- Aantasting van natuur en landschap ter plaatse van nieuwbouw.<br />

- Verspreide bebouwing in de bosstructuur zorgt voor het verdwijnen van<br />

de interne samenhang binnen de natuur en landschap en tot verstoring<br />

daarvan. Het betreffende groen moet derhalve geheel als aangetast worden<br />

beschouwd.<br />

Aantasting en compensatie EHS-overige natuur<br />

Compensatienoodzaak en oppervlakte<br />

Een deel van de percelen welke in de huidige situatie onder de 'EHS overige<br />

natuur' vallen, krijgen door het ontwikkelingsplan een bebouwingsfunctie.<br />

Hierna is aangegeven welke natuurvlakken zullen verdwijnen als gevolg van<br />

het ontwikkelingsplan en welke compensatiebehoefte dit met zich meebrengt.<br />

In overleg met de provincie Noord-Brabant en de regiodirectie van<br />

LNV 1 kan, om de hierna volgende redenen, uitgegaan worden van een compensatie<br />

1:1 van de verloren oppervlakte:<br />

- Het is aangewezen als natuurdoeltype multifunctioneel bos, maar er was<br />

nauwelijks sprake van een bestaande waarden (sparrenproductiebos en<br />

park).<br />

- De waarde van het grootste deel van de percelen is reeds sterk verhoogd<br />

door aanplant van inheems structuurrijk loofbos (natuurdoeltype multifunctioneel<br />

bos) in combinatie met bloemrijk grasland.<br />

- Dit zal ook gebeuren met de nieuwe percelen bos (natuurdoeltype multifunctioneel<br />

bos) die aangelegd zullen worden, vanwege de compensatieplicht<br />

inzake de Boswet.<br />

Om de hierboven gemelde redenen is het niet nodig om uit te gaan van een<br />

surplus compensatie.<br />

Compensatienoodzaak<br />

Gebied Opp. (m².) Comp.factor Compensatie (opp. m²)<br />

A 1.100 m² 1 1.100 m²<br />

B 1.850 m² 1 1.850 m²<br />

C 1.550 m² 1 1.550 m²<br />

D1 2.850 m² 1 2.850 m²<br />

D2 1.800 m² 1 1.800 m²<br />

Totaal = 9.150 m²<br />

1 Mondeling overleg op 3 september 2008 te Nieuwkuijk met Eelco Hoogendam van de Regiodirectie<br />

Zuid van LNV en Fred Panjer van de provincie Noord-Brabant.<br />

32


Aantasting en compensatie EHS ‘overige natuur‘ (detailkaart provincie) als gevolg van ontwikkelingsplan<br />

Beleidsregel natuurcompensatie provincie Noord-Brabant<br />

In de provincie Noord-Brabant is afgesproken dat daar waar natuur moet<br />

wijken voor zogenaamde rode ontwikkelingen, de natuur wordt gecompenseerd.<br />

Dit beleid is verwoord in de beleidsregel natuurcompensatie. Voor de<br />

ontwikkeling op het plangebied zijn de volgende aspecten ten aanzien van<br />

de compensatie van belang:<br />

- Er dient een compensatieplan te worden opgesteld.<br />

- Er wordt uitgegaan van een compensatie van tenminste 1:1 van de verloren<br />

oppervlakte.<br />

- De compensatie voor verlies aan natuur- en landschappelijke waarden<br />

dient bij voorkeur plaats te vinden binnen de GHS in de nabijheid van de<br />

aantasting maar kan eventueel ook daarbuiten plaatsvinden indien dit<br />

leidt tot robuustere structuren.<br />

- Compensatie in de EHS is niet toegestaan.<br />

- Compensatie buiten de GHS mag niet ten koste gaan van een goede<br />

agrarische structuur.<br />

- De uitvoering van het compensatieplan dient uiterlijk gelijktijdig met de<br />

voltooiing van de verstorende ingreep gestart te zijn.<br />

Compensatieplan<br />

De totale uitvoering van het ontwikkelingsplan voor Mariënkroon zou een<br />

compensatieplicht van 9.150 m² betekenen. Omdat het ontwikkelingsplan<br />

echter gefaseerd tot uitvoering wordt gebracht (middels een wijzigingsbevoegdheid),<br />

zal ook deze compensatie in delen plaatsvinden. De eerste stap<br />

is de compensatie van circa 7.400 m² binnen het plangebied. Dit oppervlak<br />

is iets meer dan het direct aangetaste groen. De tweede stap betreft de<br />

compensatie van het resterende deel van 1.800 m². Dit oppervlak, dat gelijk<br />

staat aan het groen dat verloren gaat bij benutting van de wijzigingsbevoegdheid,<br />

wordt buiten het plangebied gecompenseerd.<br />

33


Fasering compensatie<br />

Gebied Directe compensatie<br />

Binnen plangebied<br />

34<br />

Compensatie via wijz.bevoegdheid<br />

Buiten plangebied<br />

A 1.100 m² -<br />

B 1.850 m² -<br />

C 1.550 m² -<br />

D1 2.850 m² -<br />

D2 - 1.800 m²<br />

7.350 m² 1.800 m²<br />

Totaal = 9.150 m²<br />

Compensatieplan binnen het plangebied<br />

De noodzaak tot compensatie binnen het plangebied komt voort uit de te<br />

compenseren gebieden A, B, C en het noordelijk deel van gebied D (D1)<br />

met een totale oppervlakte van 7.350 m². Deze compensatie vindt plaats in<br />

de gebieden E, F en G (samen ruim 7.400 m²) en is reeds uitgevoerd in<br />

2005. Met dit bestemmingsplan krijgen deze nog niet beschermde delen nu<br />

een beschermde status als onderdeel van de EHS overige natuur.<br />

Met de compensatie binnen het gebied wil de stichting de natuur binnen het<br />

gebied verder versterken. Deze versterking is reeds uitgevoerd. Er is daarbij<br />

uitgegaan van het voor het terrein karakteristieke gemengde parkachtige natuurdoeltype<br />

van inheemse loofhout-, zoom- en struweelbeplanting, lanen,<br />

bloemrijke grasland, water- en oevervegetatie. De versterking vond plaats<br />

door:<br />

- de percelen multifunctioneel bos af te ronden (vlak G);<br />

- versnippering van de afzonderlijke vlakken op te lossen door versterking<br />

van laan-, zoom- en struweelbeplanting met bescherming door nieuwe<br />

bestemming natuur (vlak E);<br />

- door realisering van natuurvriendelijke oevers (natuurdoeltype natte ruigte)<br />

rond gracht en voormalige zwemvijver en het schoonmaken van de<br />

waterbodems. Door de nieuwe bestemming natuur krijgen deze delen nu<br />

een bescherming binnen de EHS overige natuur (vlakken F).<br />

Op deze wijze wordt de aantasting van de samenhang tussen de te handhaven<br />

natuur- en landschapselementen weer hersteld en beschermd, met name<br />

de zuidwestelijk gelegen natuurvlakken en de beplanting aan de oostzijde<br />

van het terrein. In de planopzet wordt de relatie behouden en versterkt<br />

door verbindende boomstructuren in tact te houden en aan te leggen. Hierdoor<br />

wordt één aaneengesloten natuurgebied beheerd en beschermd binnen<br />

het plangebied. Dit is een verbetering ten opzichte van de oude situatie.<br />

Over de voorgenoemde versterkingen van de natuurwaarden op het terrein<br />

is overigens nauw overleg geweest met het Brabants Landschap (zie ook<br />

alinea ‘kwaliteitsverbetering van de te handhaven EHS/GHS’).<br />

Vanuit een gelijke invalshoek zijn er in het voorjaar van 2005 amfibievriendelijke<br />

oevers (natuurdoeltype natte ruigte) aangelegd en is de gracht uitgediept<br />

waarmee de ecologische kwaliteit van de gracht zal verbeteren.<br />

Kwaliteitsverbetering van de te handhaven EHS/GHS binnen het gebied<br />

Sinds de komst van de Focolarebeweging is het beheer van het park in de<br />

overige delen al gericht op het verhogen van de natuurwaarden en hebben<br />

de ingrepen slechts tot een verbetering van de kwaliteit van de elementen uit<br />

de ecologische hoofdstructuur geleidt.


Onderdeel van het beheersplan van het terrein is de omvorming van de<br />

overblijvende fijnsparrenopstand (bijna 2/3 van de oorspronkelijke opstand)<br />

tot een gebiedseigen inheemse loofbosvegetatie. Daarmee wordt een aanzienlijke<br />

kwaliteitsverhoging van de natuur bewerkstelligd (inheemse, meer<br />

soortenrijke vegetatie en aanzienlijke verbetering van het leef- en foerageergebied<br />

van de in het gebied levende soorten). Door een op de structuur gericht<br />

beheer (meer lagen) van het bestaande bos en overgangsbegroeiingen<br />

ontstaat er een grote kwaliteitsverbetering bij het voormalige zwembad, de<br />

gracht en langs de overige bosschages op het abdijterrein.<br />

Compensatieplan buiten het plangebied<br />

Voor de compensatie van het zuidelijk deel van gebied D (D2) is geen plaats<br />

meer binnen het plangebied. Hiervoor dient de compensatie dus buiten het<br />

plangebied plaats te vinden. De stichting kiest ervoor om deze delen die het<br />

laatst in de fasering gerealiseerd zullen worden voorlopig de functie natuur<br />

te geven (conform hun huidige situatie). Een wijzigingsbevoegdheid in het<br />

bestemmingsplan maakt het mogelijk, om onder voorwaarde van compensatie<br />

en een compensatieplan, deze laatste fase alsnog te realiseren. Het gaat<br />

om een oppervlakte van 1.800 m².<br />

Deze compensatie is pas aan de orde op het moment dat daadwerkelijk de<br />

betreffende percelen zullen worden omgezet in bebouwing door middel van<br />

de wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan. In combinatie met de<br />

ontwikkeling van het Geerpark zal te zijner tijd worden bepaald waar deze<br />

compensatieplaats zal vinden. Er zal dan ook een compensatieplan worden<br />

opgesteld. Bij de herontwikkeling van het Geerpark in <strong>Heusden</strong> (ten zuidoosten<br />

van het plangebied van Mariënkroon) is de gemeente voornemens om<br />

het gebied in te richten als woongebied en landschapspark. Hiervoor loopt<br />

een separate planologische procedure.<br />

Compensatie boswet<br />

Door de nieuwe ontwikkelingen werden reeds enkele percelen met bos gekapt<br />

(vlak C en D op afbeelding ‘aantasting en compensatie EHS-overig natuur’).<br />

Het gaat hierbij in totaal om circa 6.000 m². Hiervoor geldt in het kader<br />

van de Boswet een herinplantingsplicht. De boscompensatie inzake de Boswet<br />

zal voor een klein deel worden gerealiseerd binnen het plangebied in de<br />

nieuwe vlakken met een natuurbestemming. In het vlak G is dit reeds gebeurd.<br />

Voor het andere deel kan het alleen buiten het terrein. Deze compensatie<br />

zal plaats vinden samen met de natuurcompensatie. De initiatiefnemer<br />

van de ontwikkeling is verplicht binnen een tijdvak van drie jaren na de velling<br />

of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten. De stichting heeft<br />

er reeds verschillende keren uitstel voor gekregen in verband met de combinatie<br />

met de ontwikkelingen rond het Geerpark.<br />

Conclusie planologische bescherming<br />

Door de reeds uitgevoerde en geplande maatregelen zal de landschappelijke<br />

en ecologische waarde van het gebied per saldo sterk toenemen ten opzichte<br />

van de situatie van voor 2002. Ten aanzien van de aantasting van de<br />

EHS-gebieden en de daaruit voortkomende EHS-compensatie en boscompensatie<br />

kan worden vermeld dat daarmee wordt voldaan aan de hiervoor<br />

geldende voorwaarden. Daarnaast moet geconstateerd worden dat het ontwikkelingsplan<br />

van de Focolarebeweging goed rekening houdt met de landschappelijke<br />

en cultuurhistorische waarde van het groen op het abdijterrein.<br />

De meest karakteristieke groene plekken worden gespaard. Daar komt bij<br />

dat de beheerders structureel investeren in de kwaliteit van het groen.<br />

35


4.3.2 Natuurwetgeving<br />

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in<br />

relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet<br />

1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk<br />

worden gemaakt waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op onoverkomelijke<br />

bezwaren stuiten door negatieve effecten op beschermde natuurgebieden<br />

of op streng beschermde planten of dieren.<br />

Er is geen sprake van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet<br />

ter plaatse of in de nabijheid van het plangebied. Wel kunnen<br />

beschermde soorten worden verwacht, waardoor rekening dient te worden<br />

gehouden met de Flora- en faunawet.<br />

In een eerder stadium is reeds een onderzoek uitgevoerd naar de beschermde<br />

natuurwaarden in het plangebied en is een projectplan opgesteld<br />

ten behoeve van een aanvraag voor ontheffing in het kader van de Flora- en<br />

faunawet. De resultaten van het onderzoek Ecologische Waarden van bureau<br />

'De Groene Ruimte' (opgesteld in 2004 ten behoeve van de eerder<br />

doorlopen artikel 19 WRO-procedure) en aanvullende onderzoeken worden<br />

hierna kort weergegeven. Daarbij is tevens aangegeven of deze nog voldoende<br />

actueel zijn en is beoordeeld in hoeverre in 2005 doorgevoerde wijzigingen<br />

in het ontheffingenregime van invloed zijn op het bestemmingsplan.<br />

Vleermuizen<br />

Op het terrein komt sinds langere tijd een kolonie laatvliegers voor die een<br />

zomerverblijf heeft in de schoorsteen van de abdij. Daarnaast zijn in 2004<br />

door de Vleermuizenwerkgroep Noord-Brabant met zekerheid ook dwergvleermuis,<br />

ruige dwergvleermuis en watervleermuis aangetroffen en mogelijk<br />

nog twee andere (niet op naam gebrachte) soorten.<br />

Het terrein wordt door de vleermuizen als foerageergebied gebruikt. Naast<br />

de bekende verblijfplaats van laatvliegers is het verder niet uitgesloten dat<br />

ook andere soorten verblijfplaatsen binnen het plangebied hebben in bebouwing<br />

en/of oude bomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de algemene dwergvleermuis<br />

die in bebouwing verblijft.<br />

Bij sloop van gebouwen of kap van bomen dient vooraf te worden vastgesteld<br />

of vleermuizen aanwezig zijn. In het najaar van 2004 zijn alle in dit kader<br />

relevante gebouwen en bomen gecontroleerd op de aanwezigheid van<br />

vleermuizen. Op dat moment waren geen verblijvende vleermuizen aanwezig.<br />

De kolonie in de schoorsteen van de abdij blijft behouden en ook blijven<br />

voldoende foerageermogelijkheden op het terrein behouden. Op basis hiervan<br />

mag worden aangenomen dat de ruimtelijke ingreep niet op bezwaren<br />

zal stuiten en dat geen ontheffing nodig is.<br />

Omdat een spontane vestiging van vleermuizen, die door het jaar heen verschillende<br />

verblijfplaatsen gebruiken, nooit volledig valt uit te sluiten is het<br />

raadzaam om voorafgaand aan de uitvoering nog een controle uit te voeren.<br />

Een eventuele ontheffingsplicht kan worden voorkomen door de planning<br />

van werkzaamheden aan te passen indien onverhoopt toch sprake zou zijn<br />

van een incidentele (tijdelijke) vestiging van vleermuizen. Daarmee zijn voor<br />

de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan geen belemmeringen aan de<br />

orde.<br />

36


Overige zoogdieren<br />

Naast vleermuizen is verder uitsluitend sprake van algemene soorten (tabel<br />

1), zoals veldspitsmuis, huisspitsmuis, woelrat, mol, egel, konijn en vos.<br />

Voor deze soorten heeft in het verleden een ontheffingsaanvraag plaatsgevonden.<br />

Inmiddels is de ontheffingsplicht voor deze soorten komen te vervallen<br />

en geldt een vrijstelling. Deze soorten vormen derhalve geen belemmering<br />

voor de uitvoering van het bestemmingsplan.<br />

Vogels<br />

Er zijn 58 vogelsoorten aangetroffen waaronder met name algemene soorten.<br />

Een deel daarvan broedt ook binnen het terrein. Belangwekkende soorten<br />

als spechten, uilen en andere roofvogels zijn alleen als dwaalgast/incidentele<br />

bezoeker aangetroffen of als incidenteel broedgeval in<br />

houtopstanden die worden gehandhaafd.<br />

In het algemeen kan door uitvoering buiten het broedseizoen voor de meeste<br />

soorten een strijdigheid met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunwet<br />

worden voorkomen en is geen ontheffingplicht aan de orde. Standvogels,<br />

die ook buiten het broedseizoen een vaste verblijfplaats hebben, zijn<br />

niet in de te slopen bebouwing of te kappen beplanting aangetroffen. Daarmee<br />

zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan geen belemmeringen<br />

aan de orde.<br />

Amfibieën en reptielen<br />

Bruine kikker en gewone pad komen met zekerheid voor op het terrein. Dit<br />

zijn algemene soorten van tabel 1 waarvoor een vrijstelling geldt. Voor de<br />

gewone pad heeft in het verleden een ontheffingsaanvraag plaatsgevonden<br />

maar van een ontheffingsplicht is inmiddels geen sprake meer. Strikt beschermde<br />

amfibieënsoorten zoals zijn niet binnen het terrein aangetroffen<br />

evenals reptielen. Daarmee zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan<br />

geen belemmeringen aan de orde.<br />

Vissen<br />

Er zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. Daarmee zijn voor de uitvoerbaarheid<br />

van het bestemmingsplan geen belemmeringen aan de orde.<br />

Insecten<br />

Binnen het terrein zijn alleen algemene dagvlinder- en libellensoorten aangetroffen.<br />

Daarmee zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan<br />

geen belemmeringen aan de orde.<br />

Flora<br />

Er is slechts een algemene beschermde soort aangetroffen, de brede wespenorchis.<br />

Voor deze (algemene) soort geldt een vrijstelling. Hoewel voor<br />

deze soort in het verleden een ontheffing is aangevraagd is inmiddels geen<br />

ontheffingsplicht meer aan de orde. Daarmee zijn voor de uitvoerbaarheid<br />

van het bestemmingsplan geen belemmeringen aan de orde.<br />

Conclusie natuurwetgeving<br />

Voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zijn geen belemmeringen<br />

vanuit de Natuurbeschermingswet of Flora- en faunawet aan de orde. In het<br />

uitvoeringstraject, met name bij sloop- en kapwerkzaamheden, blijft aandacht<br />

gewenst voor de mogelijke aanwezigheid van vogels en vleermuizen.<br />

Zonodig dient de uitvoeringsplanning hierop te worden afgestemd.<br />

37


4.3.3 Conclusie flora en fauna<br />

Zowel vanuit de planologische bescherming van natuurwaarden als vanuit<br />

de actuele natuurwetgeving is de ruimtelijke ontwikkeling toelaatbaar. Voor<br />

de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zijn daarom geen belemmeringen<br />

aan de orde.<br />

38<br />

Achtergronden: de Flora- en faunawet<br />

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. In deze wet is de<br />

bescherming van inheemse wilde planten en dieren geregeld. De Flora- en<br />

faunawet gaat uit van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen,<br />

waaronder ruimtelijke ingrepen, waarbij beschermde soorten in het geding<br />

zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. In de wet<br />

is een aantal verbodsbepalingen opgenomen dat van belang is bij ruimtelijke<br />

ingrepen:<br />

Voor beschermde planten op hun groeiplaats geldt het volgende verbod:<br />

Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse soort<br />

te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te<br />

beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei wijze van hun groeiplaats te<br />

verwijderen.<br />

Voor beschermde dieren in hun natuurlijke leefomgeving geldt:<br />

Het is verboden dieren behorende tot een beschermde inheemse soort<br />

te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog<br />

daarop op te sporen.<br />

Het is verboden dieren behorende tot een beschermde inheemse soort<br />

opzettelijk te verontrusten.<br />

Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of<br />

verblijfplaatsen van dieren behorende tot een beschermde inheemse<br />

soort te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.<br />

Het is verboden eieren van dieren behorende tot een beschermde inheemse<br />

soort te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen<br />

of te vernielen.<br />

Voor ruimtelijke ingrepen is in sommige gevallen een ontheffing (ex artikel<br />

75 Flora- en faunawet) mogelijk. Het ontheffingenregime is in 2005 gewijzigd.<br />

De beschermde soorten zijn daarbij ingedeeld in 4 categorieën:<br />

Soorten tabel 1:<br />

Vrijstelling voor ruimtelijke inrichting/ontwikkeling, geen ontheffing nodig.<br />

Soorten tabel 2:<br />

Vrijstelling indien gewerkt wordt volgens goedgekeurd gedragscode of ontheffing<br />

met lichte toets.<br />

Vogels:<br />

Vrijstelling indien gewerkt wordt volgens goedgekeurd gedragscode of ontheffing<br />

met uitgebreide toets.<br />

Soorten tabel 3:<br />

Ontheffing met uitgebreide toets.


Impressie monumenten<br />

4.4 Cultuurhistorie en archeologie<br />

4.4.1 Cultuurhistorie<br />

Het kloostercomplex is een Rijksmonument ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet<br />

(complexcode 5253VP-C-01, monumentnummer 517304). Het<br />

complex wordt aangeduid met de waarde ‘van algemeen belang’. Het heeft<br />

een cultuurhistorisch belang als uitdrukking van een geestelijke ontwikkeling.<br />

Het complex is van architectuurhistorisch belang voor de geschiedenis van<br />

de architectuur, wegens materiaalgebruik en ornamentiek.<br />

Het beschermde complex bestaat uit vier onderdelen:<br />

- het poortgebouw gebouwd in 1934 in traditionalistische stijl aan het eind<br />

van de oprijlaan (monumentnummer 525774);<br />

- het hoofdgebouw in traditionalistische stijl met elementen van het expressionisme<br />

uit 1934 met aansluitende kapel uit 1910 en het noordelijk<br />

dienstgebouw, grenzend aan het voorplein (monumentnummer<br />

5173050);<br />

- het zuidelijk dienstgebouw van het kasteel, in 1910 verhoogd (monumentnummer<br />

525783);<br />

- de gietijzeren boogbrug over het water in het park (monumentnummer<br />

525783).<br />

De kasteeltoren is als afzonderlijk Rijksmonument beschermd (monumentnummer<br />

37878).<br />

39


Het huidige kloostercomplex van de Cisterciënzers bestaat voor het grootste<br />

deel uit naoorlogse nieuwbouw en voor een deel uit bebouwing die gedeeltelijk<br />

als Rijksmonument staat ingeschreven. Het terrein en het kloostergebouw<br />

zijn om allerlei redenen van cultuurhistorische betekenis. Daarom is de<br />

Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RdMz) in een vroeg stadium bij de<br />

planvorming betrokken. Door de Stichting Mariapoli Mariënkroon zijn de<br />

plannen voor het abdijterrein op 18 februari 2004 aan de RdMz gepresenteerd.<br />

In een schriftelijke reactie van 18 april 2004 geeft de RdMz de volgende<br />

karakterschets en aandachtspunten:<br />

“De tuin maakt qua opbouw nadrukkelijk deel uit van het omringende landschap<br />

én draagt alle kenmerken van een kloostertuin van een op beschouwing<br />

en zelfvoorziening gerichte orde, die van de Cisterciënzers.<br />

De hoofdstructuur bestaat uit enkele noord-zuidgerichte percelen. Het meest<br />

westelijke deel is het meest intensief ingericht; hier bevinden zich de verschillende<br />

kloostergebouwen -ontwikkeld vanuit het middeleeuwse kasteel<br />

Onsenoort-, de bijgebouwen en tuinen. De meer oostelijke percelen zijn veel<br />

extensiever ingericht en staan in het teken van landbouw.<br />

Het westelijke deel is ontsloten via een oprijlaan, die uitkomt op het centrale<br />

plein met de hoofdgebouwen. Van hieruit zijn alle onderdelen van de tuin bereikbaar;<br />

het parkbos dat diende voor meditatie, de ommuurde moestuin, de<br />

(hoger gelegen) begraafplaats, de kas, het zwembad met toebehoren. Het<br />

hele leven van de religieuzen; bezinning, arbeid, devotie, ontspanning en<br />

uiteindelijk begraven speelde zich hier af en dit is nog zeer herkenbaar.<br />

Van belang is ook de ommuring van het grootste deel van dit westelijke gedeelte,<br />

een wezenlijk kenmerk van een kloostertuin.<br />

Opvallend is de waterloop achter het kasteel; van oorsprong een bij de ontginning<br />

aangelegde sloot, maar later vervormd tot een langwerpige vijver.<br />

Het oostelijke nu dicht begroeide deel draagt bij aan de beleving van het<br />

klooster, maar is qua inrichting niet van grote cultuurhistorische betekenis’<br />

Bij de herontwikkeling van het gebied rondom Mariënkroon zouden deze aspecten<br />

veel nadruk moeten krijgen. Het is langzamerhand algemeen geaccepteerd<br />

om conform de gedachten van de beleidsnota Belvedère cultuurhistorie<br />

als één van de uitgangspunten te nemen voor planvorming. En zeker<br />

hier, op deze qua geschiedenis en landschap zo waardevolle plek én bij<br />

een functie, die in het verlengde ligt van het huidige gebruik, liggen er kansen<br />

voor kwaliteit en duurzaamheid.”<br />

Naast de RdMz is bij de planvorming eveneens de gemeentelijke monumentencommissie<br />

betrokken geweest. Tijdens een vergadering van de commissie<br />

is door de stichting een korte toelichting gegeven op een eerder concept<br />

van het plan, waarna de leden van de commissie hun eerste zienswijze op<br />

het plan naar voren brachten. De commissie gaf op hoofdlijnen hetzelfde<br />

aan als de RdMz. Ze gaf daarnaast concrete suggesties voor hoe deze in<br />

het plan verder uitgewerkt kunnen worden.<br />

De hoofdgedachte achter het eindontwerp van onderhavig initiatief komt<br />

voort uit de koers van de beleidsnota Belvedère die aangeeft dat het gaat<br />

om het voorbestaan van oude gebouwen en structuren, het voortzetten van<br />

inrichtingsprincipes en het voortbouwen op historische processen, in relatie<br />

tot nieuwe ontwikkelingen en gebruiksvormen.<br />

De Focolarebeweging weet zich integraal onderdeel van een historische<br />

ontwikkeling van religieus en spiritueel leven in de kerk. Ze beschouwt zich<br />

slechts als een nieuwe bloei aan de 2000 jaar oude boom van de kerk. Zij<br />

wil deze eenheid dan ook tot uitdrukking brengen in de ontwikkeling op dit<br />

terrein, door zorgvuldig met de historische gegevens om te gaan en haar eigen<br />

ontwikkeling te enten op de oude structuren die er zijn.<br />

40


Daarbij is gekeken naar zowel de fysiek aanwezige structuren en elementen<br />

als naar de (doorontwikkeling van de) religieuze functie.<br />

Met de nieuwe uitbreidingen wordt de nieuwbouw in cultuurhistorisch en<br />

ruimtelijk opzicht betrokken bij het bestaande abdijcomplex. In paragraaf<br />

2.3.2 is beschreven hoe de gekozen carréstructuur dit bewerkstelligt.<br />

De cultuurhistorische aspecten die in de visie van de RdMz zijn aangegeven<br />

zijn alle meegenomen in de planvorming. Dat geldt voor:<br />

- de oprijlaan;<br />

- het centrale plein met hoofdgebouwen;<br />

- enkele elementen van het leven van de religieuzen: onder andere zwembad<br />

met badhokjes, parkbos en begraafplaats;<br />

- de ommuring;<br />

- de oost-westgerichte laan met brug over het water;<br />

- de langgerekte vijver (oude wetering) wordt verlengd om het oorspronkelijke<br />

beeld weer te herstellen.<br />

Bovendien wordt het huidige ontwerp gewijzigd om het historische beeld van<br />

de wetering nog beter in het plan te benutten. De langwerpige vijver wordt<br />

aan de noordzijde in takt gelaten door de oorspronkelijk geplande 'uitstulping'<br />

aan de noordzijde van de vijver te laten vervallen. Zo wordt een belangrijke<br />

structuur, verbonden aan de ontstaansgeschiedenis van het terrein,<br />

behouden en versterkt. Bovendien wordt het onderscheid tussen het westelijk<br />

en oostelijk deel van het terrein verduidelijkt. Dit laatste wordt verder ingevuld<br />

door uit te gaan van het door de RdMz aangegeven verschil in (intensiteit<br />

van) gebruik. Het westelijk deel blijft het meest intensief gebruikt en<br />

het oostelijk deel krijgt slechts een toevoeging van enkele wooneenheden<br />

aan de rand van het meer natuurlijk ingerichte gebied. In de rest van dit deel<br />

blijft het bos behouden (omgevormd in inheems bosplantsoen). De bebouwing<br />

van het carré komt hier ook in een losser verband te liggen dan in het<br />

westelijk deel.<br />

Een aspect dat de RdMz niet heeft genoemd maar ons inziens wel belangrijk<br />

is, is het spel van richtingen in de historische inrichting. Een aantal elementen<br />

is evenwijdig of loodrecht georiënteerd op de oorspronkelijke noordzuidgerichte<br />

verkaveling van het slagenlandschap: de westelijke en zuidelijke<br />

muur, de vijver, de laan en het convictgebouw tegen de westelijke muur.<br />

De centrale gebouwen van het klooster zijn daarentegen georiënteerd op de<br />

oorspronkelijke richting van de noordelijke muur en de toegangslaan (en het<br />

oorspronkelijke kasteel). In het ontwerp zijn deze richtingen als uitgangspunt<br />

genomen.<br />

Conclusie<br />

De cultuurhistorische aspecten zijn meegenomen in de planvorming voor de<br />

ontwikkelingen op het complex. Bovendien is het huidige ontwerp gewijzigd<br />

om het historische beeld van de wetering nog beter in het plan te benutten.<br />

Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn dan ook geen belemmeringen aanwezig<br />

voor de gewenste ontwikkeling.<br />

4.4.2 Archeologie<br />

De Cultuurhistorische waardenkaart 2006 van de provincie Noord-Brabant<br />

geeft met tekst en beeld, inzicht in karakteristieke en kenmerkende relicten<br />

van duizenden jaren menselijk handelen in Brabant.<br />

De planlocatie ligt in een gebied dat als indicatieve archeologische verwachtingswaarde<br />

categorie 3 (laag) heeft (zie afbeelding).<br />

41


Doorgaans betekent dit dat er geen aanvullend archeologisch inventarisatie<br />

onderzoek nodig is bij ontwikkelingen in het plangebied. Echter, gezien de<br />

grote historische gelaagdheid en lange historie van het plangebied is het erg<br />

aannemelijk dat er archeologische resten worden aangetroffen in het gebied.<br />

Daarom is er toch een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd.<br />

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-Brabant<br />

Archeologisch vooronderzoek<br />

Het ‘Archeologisch vooronderzoek <strong>Heusden</strong> – Nieuwkuijk (NB)’ van 31 mei<br />

2007 is uitgevoerd door BILAN. Het rapport is als separate bijlage toegevoegd<br />

aan dit bestemmingsplan. In het vooronderzoek wordt het volgende<br />

geconcludeerd.<br />

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een gebied<br />

met hoge bruine enkeerdgronden. Waar deze voorkomen op de hoger<br />

en dus droger gelegen dekzandrug, hebben zij een hoge verwachting. In de<br />

lager gelegen en nattere dekzandvlakte hebben zij een lage verwachting.<br />

Hoge bruine enkeerdgronden kunnen zijn ontstaan door plaggenbemesting,<br />

diepploegen, overstromingen of een combinatie van factoren. Doordat het<br />

plangebied vermoedelijk lange tijd onder veen heeft gelegen, zijn waarschijnlijk<br />

slechts archeologische waarden uit de periode voor de veengroei<br />

(steentijd en eventueel metaaltijden) of na de ontvening (late Middeleeuwen<br />

en Nieuwe Tijd) te verwachten. Het plangebied zelf is reeds vanaf de dertiende<br />

eeuw en mogelijk eerder in gebruik, eerst als kasteel, later als abdij.<br />

42


Deelgebieden archeologisch vooronderzoek<br />

Tijdens het veldwerk werden in deelgebieden 7, 8 en 9 indicatoren en sporen<br />

aangetroffen die mogelijk verband houden met het kasteel. Aan de zuidrand<br />

van deelgebied 2 kunnen mogelijk nog resten in relatie tot de buitenste<br />

gracht gevonden worden. Ter hoogte van deelgebied 6 ligt nu nog de oostelijke<br />

gracht, achter de middeleeuwse woontoren. Tijdens het veldonderzoek<br />

werden geen steentijdvindplaatsen aangetroffen.<br />

In deelgebieden 2, 6, 7, 8 en 9 wordt een vervolgonderzoek noodzakelijk<br />

geacht. Vanwege de kleine oppervlakte van de deelgebieden gebeurt dit het<br />

beste door middel van een proefsleuvenonderzoek, waarbij de proefsleuven<br />

gelokaliseerd zijn ter plaatste van de toekomstige bouwputten.<br />

Voor de overige deelgebieden wordt een vervolgonderzoek niet noodzakelijk<br />

geacht. De deelgebieden maakten historisch deel uit van de groene zones<br />

rondom het kasteeldomein. Het is niet waarschijnlijk dat hier sporen of<br />

structuren zullen worden aangetroffen. Het humeuze dek in boringen 1, 2 en<br />

10 voldeed niet aan de criteria van een hoge bruine enkeerdgrond. In<br />

deelgebieden 1, 3, 4 en 5 werden ook geen indicatoren aangetroffen die<br />

wijzen op een vindplaats.<br />

43


Boorpunten archeologisch vooronderzoek<br />

Inventariserend veldonderzoek<br />

In de maanden oktober en november 2007 heeft ADC ArcheoProjecten, in<br />

opdracht van de Stichting Mariapoli Mariënkroon, een inventariserend<br />

veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd. Het onderzoek was<br />

er op gericht resten van oudere voorgangers van het kasteelcomplex en<br />

eventueel nog oudere bewoningsfasen te traceren. Verspreid over het<br />

abdijterrein Mariënkroon zijn op vijf bouwlocaties evenzoveel proefsleuven<br />

gegraven, waarmee inzicht is verkregen in de aanwezigheid, aard en<br />

waarde van het bodemarchief ter plaatse.<br />

Op drie locaties zijn resten van een gracht gevonden. Op basis van de<br />

locatie en de vorm kan worden verondersteld dat deze gegraven waterlopen<br />

deel hebben uitgemaakt van een rechthoekige of vierkante omgrachting die<br />

behoort tot de voorburcht die aan de westzijde van de hoofdburcht was<br />

gelegen. Tevens werden greppels, (paal)kuilen, karrensporen en een<br />

mogelijke waterput aangetroffen. Een klein deel van deze sporen dateert<br />

mogelijk uit de prehistorie en Vroege Middeleeuwen, maar het grootste deel<br />

kan worden toegeschreven aan de Late Middeleeuwen.<br />

Hiermee leverden alle planlocaties behoudenswaardige archeologische<br />

resten op. Op basis hiervan wordt geadviseerd deze middels planaanpassing<br />

te beschermen of wanneer dit niet mogelijk is te documenteren door<br />

middel van een opgraving.<br />

Op basis van onderhavig onderzoek kan worden beargumenteerd dat zich<br />

ook in de overige deelgebieden behoudenswaardige archeologische resten<br />

kunnen bevinden. Deze resten kunnen niet met behulp van booronderzoek<br />

worden gewaardeerd. De waarde van de ondergrond in de deelgebieden 1,<br />

3, 4 en 5 dient derhalve alsnog met behulp van proefsleuven te worden<br />

bepaald.<br />

Het volledige rapport van het Inventariserend Veldonderzoek is als sparate<br />

bijlage bij het plan opgenomen.<br />

44


Advies provincie Noord-Brabant<br />

De initiatiefnemer heeft, op basis van bovenstaande uitkomsten, contact<br />

gezocht met de provinciaal archeoloog van de Provincie Noord-Brabant over<br />

de vervolgonderzoeken en -stappen die er genomen dienen te worden in het<br />

kader van archeologie. De provincie heeft op 3 april 2008 advies uitgebracht.<br />

De provincie Noord-Brabant heeft laten weten dat in de deellocaties<br />

1 tot en met 6 geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk is en deze<br />

zijn vrijgegeven voor ontwikkeling. Met betrekking tot de deellocaties 7, 8 en<br />

9 geeft de provincie aan dat er inderdaad de gracht is gevonden die bij kasteel<br />

Onsenoort behoort. De deellocaties 7, 8 en 9 zijn daarom aangemerkt<br />

als behoudenswaardig. Dit heeft tot gevolg dat de contouren van de gracht<br />

en het binnenterrein op de bestemmingsplankaart aangeduid moeten worden<br />

met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’.<br />

De contour beslaat het terrein dat binnen de gracht gelegen is, zoals die is<br />

te zien op de kadastrale ‘minuut’ uit circa 1830. Binnen deze gracht zijn de<br />

deellocaties 6 tot en met 9 gelegen. Zoals reeds aangegeven is deellocatie 6<br />

vrijgegeven voor ontwikkeling, derhalve kent deze deellocatie geen archeologische<br />

dubbelbestemming.<br />

Notitie ArcheoLogic<br />

Het advies van de provincie heeft de basis gevormd voor de notitie<br />

(Archeologic 416) van adviesbureau ArcheoLogic, waarin een voorstel wordt<br />

gedaan voor de toelichting, verbeelding en regels van het bestemmingsplan.<br />

Conclusie archeologie<br />

In de notitie van adviesbureau ArcheoLogic wordt een voorstel gedaan voor<br />

de toelichting, verbeelding en regels van het bestemmingsplan. Deze notitie<br />

(d.d. 4 december 2008) is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.<br />

Een deel van het plangebied heeft daarin een dubbelbestemming “Waarde<br />

archeologie” gekregen met beschermende regeling in de regels. Bij<br />

ontwikkelingen in de grond dieper dan 50 cm en met een oppervlak groeter<br />

dan 20 m 2 dient door de aanvrager een rapport te worden overgelegd, waarin<br />

de archeologische waarde van het terrein en de eventuele verstoring<br />

daarvan bij het verlenen van deze ontheffing, naar het oordeel van burgemeester<br />

en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />

4.5 Kabels en leidingen<br />

Bij recente graafwerkzaamheden op het abdijterrein is hiervan melding gemaakt<br />

bij KLIC (Stichting ter voorkoming van graafschade).<br />

Conclusie<br />

Aan de hand van voorgenoemde KLIC-melding kan geconcludeerd worden,<br />

dat er zich op het terrein geen kabels en leidingen bevinden die een belemmering<br />

vormen voor onderhavig plan.<br />

4.6 Verkeer en parkeren<br />

Het plangebied heeft in de huidige situatie twee verkeersontsluitingen:<br />

1 De bestaande hoofdentree aan de Abdijlaan. Ter plaatse van het poortgebouw<br />

is deze entree zeer smal. Een bestemming in de toekomst voor<br />

voetgangers en fietsers lijkt voor de hand te liggen.<br />

45


2 De bestaande entree aan de Tuinbouwweg. Deze entree zou uitsluitend<br />

bestemd moeten zijn voor bewoners en hun bezoekers, bezoekers van<br />

de Mariakapel en hulpdiensten. Bezoekers kunnen parkeren op een terrein<br />

direct achter de poort.<br />

Daarnaast is er in het ontwerp een derde, nieuwe ontsluiting gepland:<br />

3 Een nieuwe entree aan de zuidwestelijk gelegen kloostermuur die aansluiting<br />

geeft op de Abt van Engelenlaan. Deze entree is bestemd voor<br />

bezoekers, leveranciers en hulpdiensten.<br />

De verwachting is dat de omgeving weinig of geen verkeershinder zal ondervinden.<br />

Immers bovengenoemde verkeersontsluiting zorgt voor een grote<br />

mate van verkeersluwte in de kern van het complex. De grote aantallen verkeersbewegingen<br />

vinden plaats in de zuidwestelijke hoek, een bescheiden<br />

aantal verkeersbewegingen in de noordoostelijke hoek en daartussen een<br />

wereld voor de voetganger en het langzame verkeer<br />

De parkeerdruk neemt als gevolg van de nieuwe functie van de abdij toe. In<br />

de regel kan het parkeren in deze situatie aan drie functies gekoppeld worden:<br />

- parkeren ten behoeve van vaste bewoners;<br />

- parkeren ten behoeve van het vormingscentrum;<br />

- parkeren ten behoeve van de overige functies.<br />

De vaste bewoners kunnen parkeren op de parkeerplaatsen die worden gecreëerd<br />

bij de nieuwe wooneenheden.<br />

De toename van de parkeerfunctie voor bezoekers en overige functies zal<br />

vooral merkbaar zijn tijdens de landelijke bijeenkomsten (één of tweemaal<br />

per jaar). Dergelijke bijeenkomsten zijn echter zoveel mogelijk geconcentreerd<br />

in weekenden. Om de parkeerdruk hiervan op te vangen is, direct<br />

achter de nieuwe entree, in de zuidwestelijke hoek van het terrein een parkeeraccommodatie<br />

van circa 150 plaatsen gepland. Vanaf dit nieuwe parkeergebied<br />

zal een duidelijk voetpad de bezoeker begeleiden naar het hart<br />

van het complex.<br />

Conclusie<br />

De verwachting is dat de omgeving weinig of geen verkeershinder zal ondervinden.<br />

Vanuit het aspect verkeer en parkeren zijn geen belemmeringen<br />

aanwezig voor de gewenste ontwikkeling. Al de toekomstige parkeerbehoefte<br />

naar aanleiding van dit plan zal worden opgelost binnen het plangebied.<br />

4.7 Landschappelijke inpassing<br />

Het bestaande abdijcomplex maakt ten opzichte van zijn omgeving een vrij<br />

gesloten indruk. Dat beeld zal niet ingrijpend wijzigen. De nieuw te realiseren<br />

bebouwing zal vooral expliciet zichtbaar worden langs de kloostermuren,<br />

met name vanaf de Tuinbouwweg. Het landschappelijk zeer gesloten beeld<br />

aan de oostzijde van de abdij zal door het omvormen van het sparrenbos<br />

naar een bos met een groter percentage loofhout, veranderen in een meer<br />

open, parkachtig landschapsbeeld.<br />

De landschappelijke inpassing van het initiatief is voor een groot gedeelte al<br />

aan de orde gekomen in hoofdstuk 2. Hier wordt dan ook volstaan met een<br />

opsomming.<br />

46


Door extra natuurontwikkeling, bosaanleg en landschapsbouw wordt de<br />

kwaliteit van de totale leefomgeving gegarandeerd en worden de natuurwaarden<br />

verhoogd.<br />

De bestaande doorgeschoten kerstbomenplantage is verwijderd om omgevormd<br />

te worden tot een loofbos. Daarbij wordt rekening gehouden<br />

met het behoud van de afsluitende visuele ruimtewerking en de continuïteit<br />

in besloten bosopstanden als biotoop voor flora en fauna. De paden<br />

als restant van het voormalige slagenlandschap blijven herkenbaar.<br />

De structuurdragers van de terreininrichting zijn de rechte gracht (Oude<br />

Vlijmensche Wetering) en de monumentale beukenlaan die hier vrijwel<br />

haaks op staat. Deze structuren worden in het plan versterkt.<br />

Rondom de toren wordt een ruimte open gehouden om de vrije setting in<br />

het landschap zo veel mogelijk te behouden. Dit gebeurt door een straal<br />

van minimaal 50 meter rond de toren onbebouwd te laten, alsmede een<br />

strook van 35 meter breed op de as vanuit de toren naar het landschap.<br />

De oorspronkelijke oost-west tegenstelling blijft in het plan gehandhaafd<br />

en wordt waar mogelijk door bovenstaande ingrepen versterkt.<br />

De nieuwe bebouwing aan de noordkant van het complex, waarin onder<br />

meer de zone-centra, wooneenheden voor jongeren, vrijwilligers en senioren<br />

zijn ondergebracht alsmede gebouwen voor dienstverlenende functies,<br />

slaapaccommodaties, kiosk, atelier etc. hebben een haast mathematische<br />

ruimtelijke betrokkenheid op de bestaande gebouwen met de<br />

transparante uitbreidingen, harmonisch gevoegd in het orthogonale stelsel.<br />

De nieuwe bebouwing aan de oostkant in het gerenoveerde park is een<br />

wat lossere vorm van parkwonen vooral voor gezinnen, priesters en religieuzen<br />

waarbij de verschillende wooneenheden een duidelijke ruimtelijk<br />

visuele betrokkenheid hebben op het bestaande complex, waarbij de<br />

monumentale slottoren fungeert als middelpunt van de zichtlijnen.<br />

Door middel van laanbeplanting zal de samenhang tussen de te handhaven<br />

houtopstanden versterkt worden.<br />

Conclusie<br />

Vanuit het aspect landschap zijn geen belemmeringen aanwezig voor de<br />

gewenste ontwikkeling.<br />

4.8 Publieks- en privaatrechtelijke regeling voor wooneenheden<br />

Om er voor te zorgen dat de wooneenheden enkel en alleen in gebruik genomen<br />

worden voor deze specifieke vraag, zullen de nodige publieks- en<br />

privaatrechtelijke regelingen worden ingezet.<br />

4.8.1 Publieksrechtelijke regeling<br />

In deze paragraaf wordt een voorstel gedaan voor de juridisch-planologische<br />

vertaling van de planlocatie en de diverse functies ervan in het bestemmingsplan.<br />

De hoofdfunctie van het activiteiten- en wooncomplex is leidend in de keuze<br />

van de op het gebied te leggen bestemming en de daaraan gekoppelde gebruiksregeling.<br />

Deze hoofdfunctie is er een van maatschappelijke en levensbeschouwelijke<br />

aard. De bestemming ‘Maatschappelijke doeleinden’ is de<br />

meest hierop toegesneden bestemming. Binnen de bestemmings- en doeleindenomschrijving<br />

kunnen de diverse gebruiksvormen kort worden aangeduid.<br />

47


De woonfunctie waaraan in de vorm van diverse wooneenheden op het terrein<br />

invulling wordt gegeven, zal gekoppeld zijn aan de maatschappelijke/levensbeschouwelijke<br />

functie.<br />

De bewoners hebben een directe relatie met de hoofdfunctie. Teneinde ongewenste<br />

ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de vorm van verzelfstandiging van<br />

(een deel van) de woonfunctie, te voorkomen zal in de planvoorschriften op<br />

de eerste plaats in de bestemmings-/-doeleindenomschrijving een directe relatie<br />

worden gelegd tussen de hoofdfunctie (maatschappelijke/levensbeschouwelijk)<br />

en de woonfunctie.<br />

Daarnaast zal in de gebruiksvoorschriften een specifiek verbod worden opgenomen<br />

om de wooneenheden anders te gebruiken dan in relatie en combinatie<br />

met de maatschappelijke en levensbeschouwelijke functie.<br />

Daarnaast zal de woonfunctie naar omvang worden gereguleerd via het stellen<br />

van maximaal aantal wooneenheden dan wel door te regelen dat een<br />

bepaalde maximale oppervlakte ten behoeve van het wonen mag worden<br />

gebruikt.<br />

In de plantoelichting zal de woonfunctie, de relatie daarvan met de hoofdfunctie<br />

en de regeling in de planvoorschriften expliciet worden toegelicht<br />

teneinde mogelijke onduidelijkheid over de uitleg van de planvoorschriften te<br />

voorkomen.<br />

De resterende gronden zullen worden bestemd conform de bestaande en<br />

gewenste planologische situatie, dat wil zeggen deels water en deels<br />

groen/bos, een en ander afgestemd op de ter plaatse aanwezige waarden.<br />

4.8.2 Privaatrechtelijke regeling<br />

Privaatrechtelijk zijn er twee opties om ervoor zorg te dragen dat de woonheden<br />

op het terrein gekoppeld blijven aan de maatschappelijke en levensbeschouwelijke<br />

functie: een optie waarbij de wooneenheid eigendom is van<br />

de stichting (huursituatie) en een optie waarbij de bewoners de wooneenheid<br />

in eigendom hebben.<br />

Huursituatie<br />

De grond met opstallen blijven eigendom van de stichting en de huurders<br />

betalen een vergoeding voor het gebruik daarvan. De waardestijging van het<br />

onroerend goed komt ten goede aan de stichting.<br />

Het nadeel van een huurconstructie is de grote mate van huurbescherming<br />

die huurders genieten. Op grond van het beginsel ‘Koop breekt geen huur’<br />

blijft ook een eventuele opvolgende eigenaar geconfronteerd met de huursituatie.<br />

Alleen in heel bijzondere, in de wet met name genoemde gevallen,<br />

zou de verhuurder via een rechterlijke machtiging toestemming kunnen krijgen<br />

eenzijdig de huurovereenkomst te beëindigen.<br />

In het merendeel der gevallen zal de verhuurder dus in onderling overleg<br />

met de huurder tot overeenstemming dienen te komen opdat de huurder<br />

vrijwillig het gehuurde verlaat. Deze overeenstemming zal betrekking moeten<br />

hebben op de schade die de huurder zal leiden als gevolg van het voortijdig<br />

vertrek. Hierbij kan gedacht worden aan een verhuis-kostenvergoeding<br />

en (eventueel) een financiële compensatie voor het feit dat de huurder wellicht<br />

een duurdere, andere wooneenheid dient te huren.<br />

48


Eigendomssituatie<br />

Een alternatief is om de bewoners van het complex een eigendomsrecht van<br />

hun wooneenheid te verlenen. De meest in aanmerking komende situatie is<br />

door middel van het vestigen van een erfpachtrecht, gecombineerd met een<br />

recht van opstal. In dit geval blijft de stichting eigenaar van de ondergrond<br />

en wordt de bewoner uitsluitend eigenaar van de opstallen.<br />

Het voordeel van een recht van erfpacht is dat de grondeigenaar binnen deze<br />

rechtsvorm een grote mate van ‘control’ heeft met behulp van de erfpachtvoorwaarden.<br />

Met name de situatie aan het einde van het recht kan<br />

hierin uitvoerig geregeld worden.<br />

Worden de wooneenheden niet in erfpacht maar in volle eigendom aan de<br />

bewoners geleverd, dan zal via de akte van levering verbintenisrechtelijke<br />

regelingen getroffen kunnen worden.<br />

Hierbij kan gedacht worden aan een verplichting van de bewoner om bij<br />

voorgenomen vertrek de wooneenheid eerst te koop aan te bieden aan de<br />

stichting (op grond van een voorkeursrecht van koop). In een dergelijk geval<br />

gaat het initiatief dus uit van de bewoner. Mocht het wenselijk zijn dat het initiatief<br />

uit kan gaan van de stichting, dan kan een zogenaamde koopoptie uitkomst<br />

bieden. Hierbij kan de stichting zelf aangeven dat zij de wooneenheid<br />

wil kopen en aldus zelf het tijdstip van eigendomsverwerving kan bepalen.<br />

In alle gevallen zal de koopsom gebaseerd zijn op de waarde van de wooneenheid<br />

(al dan niet met ondergrond) ten tijde van de overdracht/overname.<br />

Deze waarde zal in onderling overleg met de bewoner/eigenaar vastgesteld<br />

kunnen worden, eventueel op basis van een taxatierapport.<br />

49


5 BESTEMMINGSREGELING<br />

5.1 Algemeen<br />

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische<br />

regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen<br />

voor de gronden binnen het plangebied.<br />

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht<br />

bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening<br />

geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is in het kader van de standaardisering<br />

toepassing gegeven aan de meest recente Standaard Vergelijkbare<br />

BestemmingsPlannen.<br />

Het onderhavige bestemmingsplan is gebaseerd op de standaard bestemmingsplannen<br />

van de gemeente <strong>Heusden</strong> en kenmerkt zich door een sobere<br />

opbouw. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een<br />

flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de<br />

burger wordt geschaad. Door gebruikmaking van een grote mate van flexibiliteit<br />

en globaliteit kan op wijzigende omstandigheden en/of nieuwe maatschappelijke<br />

ontwikkelingen adequaat worden ingespeeld.<br />

Voor het grootste deel van het plangebied is de planopzet gericht op beheer<br />

en instandhouding van de bestaande situatie. Behoud van de bestaande<br />

functies is het primaire doel van de planopzet. Een en ander komt tot uitdrukking<br />

in de regels en blijkt ook uit de verbeelding (plankaart). Daarnaast<br />

biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid in te spelen op gewenste nieuwe<br />

ontwikkelingen.<br />

Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen<br />

het onderhavige bestemmingsplan.<br />

5.2 Toelichting op de bestemmingen<br />

Groen<br />

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen,<br />

water, onverharde paden, speelvoorzieningen en recreatief medegebruik.<br />

Om het groene karakter van deze bestemming te waarborgen is het<br />

uitsluitend toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde te bouwen.<br />

Dit betekent dat hekwerken, speeltoestellen, straatverlichting en dergelijke<br />

wel gerealiseerd kunnen worden.<br />

Maatschappelijk<br />

Op de gronden binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen<br />

op religieuze grondslag toegestaan. De wooneenheden maken nadrukkelijk<br />

onderdeel uit van de maatschappelijke voorziening. Rondom de maatschappelijke<br />

voorzieningen worden groenvoorzieningen, tuinen, erven en<br />

verhardingen toegestaan. Om een willekeurige plaatsing en verplaatsing van<br />

gebouwen te voorkomen mogen deze alleen in de bouwvlakken worden gebouwd.<br />

De kloostergang wordt door middel van een specifieke aanduiding<br />

binnen de bestemming mogelijk gemaakt. Het bebouwingspercentage en de<br />

goot- en bouwhoogte is beperkt tot de in de verbeelding opgenomen waarden.<br />

51


Natuur<br />

Deze bestemming betreft de gronden die een onderdeel vormen van de<br />

groenstructuur in het plangebied en die onderdeel zijn van de ecologische<br />

hoofdstructuur (EHS ‘overige natuur’). Het primaire doel ligt hier bij natuurbeheer<br />

en recreatief medegebruik. Behalve regulier onderhoud ten behoeve<br />

van behoud van het natuurgebied zijn geen grondwerken, drainage, kapwerkzaamheden<br />

en dergelijke toegestaan. Als bebouwing is alleen een kapel<br />

op de daarvoor aangeduide plaats toegelaten. Voor het overige is het alleen<br />

mogelijk om bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals hekwerken te<br />

plaatsen.<br />

Ten behoeve van de realisatie van de laatste fase van het ontwikkelingsplan<br />

is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het betreft de wijziging van natuur<br />

naar maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke<br />

voorzieningen op religieuze grondslag toegestaan. Het betreft hetzelfde type<br />

bebouwing zoals ook onder de bestemming maatschappelijk is opgenomen.<br />

Het bebouwingspercentage en de goot- en bouwhoogte wordt beperkt tot de<br />

in de verbeelding opgenomen waarden. Tevens zijn voorwaarden ten behoeve<br />

van de natuurcompensatie in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen.<br />

Water<br />

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige<br />

voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -<br />

aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen<br />

en voorzieningen voor verkeer en verblijf. Het is er, afgezien<br />

van bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet toegestaan te bouwen. Omheiningen<br />

en hekwerken zijn wel toegelaten.<br />

Waarde - Archeologie<br />

Uit het archeologisch onderzoek is naar voren gekomen dat voor een deel<br />

van het plangebied een archeologische verwachtingswaarde aanwezig is.<br />

Ter bescherming hiervan is aan deze gebieden een dubbelbestemming<br />

Waarde – Archeologie gekoppeld. Met ontheffing is het mogelijk om grotere<br />

bouwwerken, geen gebouwen zijnde te bouwen. De aanvrager moet een<br />

rapportage overleggen met daarin vermeld de archeologische waarde van<br />

het terrein en de eventuele verstoring van die waarde.<br />

52


6 MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE<br />

UITVOERBAARHEID<br />

6.1 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid<br />

Volgens artikel 9 van het besluit op de Ruimtelijke Ordening (BR) ’85) dient<br />

bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onder andere een onderzoek<br />

te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid.<br />

Alle bouw- en aanlegwerkzaamheden worden gerealiseerd door de aanvrager<br />

Stichting Mariapoli Mariënkroon. Deze heeft verklaard dat de bouw- en<br />

aanlegwerken financieel-economisch haalbaar zijn en dat de financiering<br />

binnen de daartoe geëigende kanalen gerealiseerd wordt.<br />

De stichting heeft de grond in eigendom. De stichting draagt de inrichtingskosten<br />

van het terrein. De onder- en bovengrondse infrastructuur zijn grotendeels<br />

al gerealiseerd<br />

Stichting Focolarebeweging bekostigt uitbreidingsfase 1 uit de verkoop van<br />

haar vormingscentrum (huize Baak in Baak bij Zutphen - verkocht in september<br />

2007), en uit giften en de exploitatie van het nieuwe vormingscentrum.<br />

Van fase 2 wordt één van de woongebouwen gefinancierd uit de verkoop<br />

van de twee huidige bestuurscentrahuizen van de Stichting Focolarebeweging<br />

in Amersfoort. Deze verkoop bekostigt ook de realisatie van fase 3a. De<br />

financiering van de overige woongebouwen (rest fase 2 en geheel fase 3b)<br />

komt voort uit de inkomsten van de bewoning (huur of koop) door leden van<br />

de beweging. De realisatie van fase 4 wordt gefinancierd uit de exploitatie<br />

van het nieuwe vormingscentrum en uit giften en fondsen.<br />

De aanloopfase is geheel uit giften gefinancierd. Jaarlijks kan de stichting<br />

van leden en overigen al rekenen op circa € 50.000,00 aan giften welke risicobeperkend<br />

werken.<br />

6.2 Beheer en exploitatie<br />

Stichting Mariapoli Mariënkroon is een rechtspersoon (stichtingsvorm) en<br />

treed namens de stichting ‘Werk van Maria - vrouwelijke tak’ te Eindhoven<br />

en de stichting ‘Focolarebeweging - mannelijke tak’ te Amersfoort op als eigenaar<br />

en beheerder van het ‘Landelijk centrum Focolarebeweging Nederland’.<br />

Deze beheerstichting treedt op als vertegenwoordiger naar buiten en<br />

is bevoegd binnen het kloostercomplex de beheermaatregelen te nemen die<br />

nodig en nuttig zijn.<br />

Voor renovatie is in de afgelopen jaren als gevolg van schenkingen en dergelijke<br />

een eerste voorziening getroffen ten behoeve van de toekomstige<br />

uitwerking van het kloostercomplex.<br />

Met betrekking tot de exploitatielasten van het project wordt opgemerkt dat<br />

alle te vestigen gebouwen, met uitzondering van de twee gebouwen voor<br />

jongeren, thans op verschillende plaatsen in Nederland ook al aanwezig zijn<br />

en ook normaal worden onderhouden. Deze exploitatie is sluitend. Naar mate<br />

de wooneenheden op Mariënkroon gereed zijn, zullen de bestaande worden<br />

afgestoten.<br />

53


Het voormalige vormingscentrum in Baak was weliswaar van een kleinere<br />

omvang dan nu is voorzien, maar vraagt extra aandacht en uitgaven omdat<br />

het ook hier om een rijksmonument gaat en qua onderhoud speciale zorg<br />

vraagt. Dit monument is met eigen middelen, schenkingen en met de hulp<br />

van de Rijksdienst Monumentenzorg geheel gerestaureerd.<br />

Tijdens de verschillende bijeenkomsten op het vormingscentrum worden de<br />

diensten tegen kostprijs ter beschikking gesteld. De vrijwillig(st)ers bieden<br />

hun diensten kosteloos aan voor het onderhoud van het terrein en het gebouw<br />

en voor de verzorging van de gasten.<br />

Met de Focolarebeweging is er een zekerstelling van de exploitatie voor het<br />

beheer en onderhoud van de monumentale gebouwen en abdijterrein. Bovendien<br />

is de Focolarebeweging bereid te investeren in het terrein dat in de<br />

regio zo’n markante plaats inneemt. In korte tijd heeft de Focolarebeweging<br />

al substantiële investeringen gedaan in onderhoud en beheer van gebouwen,<br />

terrein en groen. Met de Focolarebeweging is en blijft het beheer in<br />

één hand waardoor versnipperd beheer en exploitatie voorkomen wordt. Het<br />

initiatief zal geheel voor eigen risico worden uitgevoerd. Voor de gemeente<br />

heeft het plan geen financiële gevolgen.<br />

54


7 PROCEDURES<br />

Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ‘Mariënkroon’ is conform artikel 10 van<br />

het Besluit op de Ruimtelijke Ordening voor vooroverleg verzonden naar de<br />

betreffende personen en instanties. Tevens heeft het plan overeenkomstig<br />

de inspraakverordening van 11 januari 2007 tot en met 4 februari 2007 ter<br />

inzage gelegen. Gedurende deze vier weken kon een ieder schriftelijk en/of<br />

mondeling zijn zienswijze bekend maken bij de gemeente.<br />

Van de overlegpartners ontving de gemeente 7 schriftelijke reacties. In de<br />

nota inspraak en overleg zijn deze samengevat en voorzien van een gemeentelijke<br />

beantwoording. In het kader van de inspraak ontving de gemeente<br />

geen inspraakreacties. De nota inspraak en overleg is als bijlage bij<br />

het bestemmingsplan opgenomen.<br />

Rosmalen, 30 juni 2009<br />

Croonen Adviseurs b.v.<br />

55


Bijlage 2<br />

Bouwtekeningen wooneenheden


Bijlage 1<br />

Correspondentie met betrekking tot de watertoets


Van: Antoon van der Burgt [mailto:Antoon.vdBurgt@focolare.nl]<br />

Verzonden: maandag 28 juni 2004 9:19<br />

Aan: Bergh, Joris van den<br />

Onderwerp: 2004/3243<br />

Geachte heer van den Bergh,<br />

Hedenochtend heb ik u proberen telefonisch te bereiken. Van de receptie<br />

van het waterschap heb ik uw e-mailadres ontvangen.<br />

ik heb deze week een schrijven van de gemeente <strong>Heusden</strong> gehad naar<br />

aanleiding van een schrijven van het waterschap inzake de Watertoets<br />

(2004/3243).<br />

Het heeft ons verbaast dat de gemeente u 9 maanden na aanvraag pas<br />

informeert en wij deze week pas de vraag van het waterschap hebben<br />

ontvangen.<br />

Alvorens onze aanvullingen inzake water naar de gemeente <strong>Heusden</strong> te<br />

sturen hadden we graag vooraf de tekst met u willen bekijken op<br />

volledigheid. Ik stuur u een concept. Ik zal proberen vanmiddag of morgen u<br />

te bellen.<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Antoon van der Burgt<br />

Medevoorzitter, beheersstichting Abdij Mariënkroon<br />

Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />

Abdijlaan 8<br />

5253 VP Nieuwkuijk<br />

tel. 073-5113651 fax: 073-5117627.<br />

Mobiel: 06-12205200


Geachte heer Van der Burgt,<br />

N.a.v. de zpp Huisvesting Landelijk centrum Focolarebeweging Nederland<br />

heeft u afgelopen maandag een aanvullende ruimtelijke onderbouwing t.a.v.<br />

water opgesteld. Het waterschap is akkoord water betreft de invulling van de<br />

uitgangspunten “duurzaam omgaan met water”, met de kanttekening dat bij<br />

de planuitwerking aandacht wordt besteed aan materiaalgebruik:<br />

Bij de inrichting, het bouwen en het beheer dienen zo min mogelijk<br />

vervuilende stoffen toegevoegd te worden aan de bodem en het grond- en<br />

oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt aandacht gevraagd voor het<br />

materiaalgebruik. Om watervervuiling te voorkomen dienen geen uitloogbare<br />

of uitspoelbare bouwmaterialen worden toegepast.<br />

met vriendelijke groet,<br />

Joris van den Bergh<br />

beleidsmedewerker ruimtelijke ordening<br />

Waterschap Aa en Maas<br />

Pettelaarpark 70<br />

5216 PP 's-Hertogenbosch<br />

Postbus 5049<br />

5201 GA 's-Hertogenbosch<br />

073-615 68 96<br />

073-615 66 00<br />

outbind://58- _www.aaenmaas.nl<br />

jvandenbergh@aaenmaas.nl


Burgemeester en Wethouders<br />

Van de gemeente <strong>Heusden</strong><br />

Postbus 41<br />

5250 AA Vlijmen<br />

Nieuwkuijk, 30 juni 2004<br />

Onderwerp: Aanvulling op de ZPP aanvraag d.d 20 mei 2003<br />

Geacht College,<br />

In een ongedateerde memo, ontvangen op 24 juni 2004 van dhr. R<br />

van Laarhoven, ambtenaar van de gemeente <strong>Heusden</strong>, wordt een<br />

reactie in het licht van de ingediende zpp-aanvraag d.d. 20 mei 2003<br />

gevraagd. Als bijlage ontvingen we een schrijven van het Waterschap<br />

Aa en Maas gericht aan B&W van de gemeente <strong>Heusden</strong> d.d. 22<br />

maart 2004 waarin het waterschap te kennen geeft een aangepaste<br />

ruimtelijke onderbouwing te ontvangen waarin is aangegeven hoe<br />

met water in het plan wordt omgegaan. In onderstaande een reactie<br />

op het doorgestuurde stuk. Mocht u nog vragen hebben dan kunt u<br />

met mij contact opnemen (06-12205200).<br />

Hoogachtend.<br />

A.H.P.G. van der Burgt<br />

Medevoorzitter<br />

Bijlage: Aangepaste ruimtelijke onderbouwing met betrekking tot de<br />

‘watertoets’


Bijlage<br />

Aangepaste ruimtelijke onderbouwing met betrekking tot<br />

de ‘watertoets’<br />

Om aan te geven hoe de Stichting Mariapoli Mariënkroon denkt om te<br />

gaan met het water op het toekomstige ‘Focolarestadje’ te Nieuwkuijk<br />

is in onderstaand schrijven een toevoeging op de ruimtelijke<br />

onderbouwing gemaakt.<br />

Uitgangspunten m.b.t. de ‘Watertoets’<br />

• Het plan heeft betrekking op de realisering van een gemeenschap<br />

en landelijk centrum van de Focolarebeweging in Nederland en<br />

laat een eindsituatie zien.<br />

• De Oude Vlijmensche Wetering en de Voormalige zwemvijver zijn<br />

in het plan te beschouwen als geïsoleerd oppervlaktewater.<br />

• Er wordt in het plan vanuit gegaan dat de oppervlakte van het te<br />

dempen deel van de Oude Vlijmensche Wetering ten behoeve<br />

van de bebouwing en wegenstructuur gelijk of kleiner zal zijn dan<br />

het uit te graven deel aan de zuidkant.<br />

• In het plan wordt uitgegaan van een gescheiden HWA en DWA.<br />

Gebouwen en afwatering<br />

In de eindsituatie zal 10% van het oppervlak zijn bebouwd<br />

overeenkomstig het bestemmingsplan. Op dat moment zal 8867 m2<br />

bebouwd zijn (het terrein van Abdij Mariënkroon/Stichting Mariapoli<br />

Mariënkroon beslaat 8 ha, 86 a en 70 ca.).<br />

Op dit moment (2004) is 3970 m2 bebouwd. Dit is inclusief schuurtjes<br />

en kapel.<br />

Het huidige regenwater afkomstig van de gebouwen komt voor een<br />

deel middels zinkputten in de grond terecht. Een klein gedeelte van<br />

het regenwater komt via een buizenstelsel in de gracht/Oude<br />

Vlijmensche Wetering terecht. De meeste schuurtjes hebben in het<br />

geheel geen regengoot en dus geen opvang van hemelwater.<br />

In het te ontwikkelen groenplan zullen waar mogelijkheden ideeën<br />

opgenomen worden om hemelwater in de directe nabijheid van de<br />

gebouwen te doen infiltreren (wadi’s). Waar dit niet mogelijk of niet<br />

wenselijk is zal gekozen worden voor HWA naar de gracht/Oude<br />

Vlijmensche Wetering (3000m2) waar eventueel geloosd wordt op<br />

een helofytenfilter (te ontwikkelen?).<br />

Om verontreiniging van het hemelwater te voorkomen zal waar<br />

mogelijk en in overleg met architect rekening worden gehouden met<br />

gebruik van niet uitloogbare of uitspoelbare bouwmaterialen.<br />

Verharding en afwatering<br />

Op dit moment bestaat het grootste deel van verharding uit wegen<br />

met een gesloten asfaltverharding waarbij het water zonder verdere<br />

hulpmiddelen in de berm loopt.


Keuze voor gesloten of open verharding is nog niet gemaakt. Beiden<br />

hebben voor- en nadelen (mollen, onderhoud, tracékeuze<br />

ondergrondse infrastructuur).<br />

Indien voor open verharding wordt gekozen (i.v.m. de ondergrondse<br />

infrastructuur onder de wegen) zal gekozen worden voor klinkers in<br />

keperverband opgesloten door een laaggelegen betonband (geen<br />

trottoirband). Voor 80% van de verhardingen (3200m2) zal dan ook<br />

gekozen worden om het water zonder verdere hulpmiddelen in de<br />

berm laten te lopen; Op enkele plaatsen (circa 800m2) zal, waar<br />

nodig met behulp van molgoten en straatkolken het water naar de<br />

gracht/Oude Vlijmensche Wetering (3000m2) worden geloodst<br />

(helofytenfilter?).<br />

Afhankelijk van de plaats van de wandelpaden zal gebruik gemaakt<br />

worden van open verharding (klinkers) of halfverharding (grind- en<br />

splitpaden)<br />

De parkeerplaats (4000-5000 m2) zal waarschijnlijk uitgevoerd<br />

worden in een combinatie van openverharding (klinkers op de<br />

rijbanen) en halfopenverharding (steenslag of grasbetonstenen op de<br />

parkeerplaatsen). Waar geen mogelijkheid is om het water in de<br />

omliggende groenstroken te laten verdwijnen zal het water met<br />

behulp van kolken naar de voormalige zwemvijver (1200m2) worden<br />

geloodst (helofytenfilter?).<br />

Waterbergingsruimte<br />

Berekening maximale waterbergingscapaciteit bij maximale<br />

bebouwing en volledige realisering van wegen en parkeervoorziening<br />

waarbij uitgegaan wordt van de meest ongunstige situatie waarbij al<br />

het hemelwater naar open geïsoleerd oppervlaktewater wordt<br />

geloodst.<br />

Soort opp M2 M3 neerslag<br />

bij 27,6 mm<br />

in 45 min.<br />

Bergingsplaats Max. verhoging waterspiegel bij<br />

27,6 mm neerslag in 45 min ten<br />

gevolge van bebouwd oppervlak<br />

Gebouwen 8867 245 Gracht (of wadi) 0,082m<br />

Openverharding 80 % 3200 88 Berm n.v.t.<br />

Openverharding 20 % 800 22 Gracht 0.008m<br />

parkeerterrein 4000 110 Zwemvijver (of wadi) 0,094m<br />

Totaal 16867 465<br />

Opmerkingen.<br />

- Aanname oppervlakte gracht 3000m2 en oppervlakte zwemvijver<br />

1200 m2 (globale berekening)<br />

- Bij de berekening van de waterbergingsruimte zijn de bestaande<br />

gebouwen, de te bouwen gebouwen die passen in het huidige<br />

bestemmingsplan en nieuwe bestemmingsplanaanvraag samen<br />

genomen.<br />

- Waar mogelijk zullen bestaande zinkputten in gebruik blijven.<br />

Hierop aangesloten hemelwaterafvoeren zullen hemelwater zal<br />

via deze zinkputten in de grond infiltreren. Hiermee is in de<br />

berekening van de waterbergingsruimte geen rekening<br />

gehouden.


- Waar mogelijk zullen wadi’s of andere natuurelementen in het<br />

plan worden opgenomen om infiltratie van regenwater te<br />

bevorderen. Hiermee is in de berekening van de<br />

waterbergingsruimte ook geen rekening gehouden.<br />

- Er zal niet rechtstreeks geloost worden op de ‘Onsenoortse loop’:<br />

de wetering aan de oostzijde van het terrein.<br />

- Bij een grondwaterstand van 0,7 m is het debiet naar het<br />

oppervlaktewater 0,96 l/s/ha. Dit is bij de berekening niet<br />

meegenomen.<br />

Conclusie:<br />

Gesteld mag worden dat bij een bui die 1 maal in de 10 jaar voorkomt<br />

(27,6 mm neerslag in 45 minuten) de waterspiegel van het geïsoleerd<br />

oppervlaktewater (gracht en voormalige zwemvijver) circa 9 cm hoger<br />

zal komen te staan ten gevolge van het gesloten/bebouwd<br />

oppervlak. Met een toevoeging van 27, 6 mm van de neerslag die<br />

direct op het oppervlakte neerkomt heeft men een verhoging van<br />

circa 12 cm. Bij een waterspiegel van 70 cm onder het maaiveld is dit<br />

acceptabel. Bij nog meer hevige regenbuien heeft het<br />

oppervlaktewater voldoende bergend vermogen om een en ander<br />

aan regenwater op te vangen.<br />

Nieuwkuijk – 30 juni 2004


Burgemeester en Wethouders<br />

van <strong>Heusden</strong><br />

Postbus 41<br />

5250 AA VLIJMEN<br />

Geacht college,<br />

Naar aanleiding van uw brief van 29 januari 2007 doen wij u hierbij onze<br />

reactie toekomen op het voorontwerp bestemmingsplan “Mariënkroon”, dat u<br />

ons in het kader van het overleg ex. artikel 10 Bro (watertoets) heeft<br />

toegezonden.<br />

Het plan is opgesteld om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op het terrein<br />

van de abdij Mariënkroon aan de Abt van Engelenlaan ten westen van<br />

Vlijmen mogelijk te maken. Het waterschap heeft in 2004 reeds een reactie<br />

gegeven in kader van de watertoets op het plan ex. artikel 19.1 WRO. In de<br />

waterparagraaf van de Plantoelichting wordt verwezen naar de aangepaste<br />

versie van ruimtelijke onderbouwing van dit plan.<br />

Wij vragen u de conclusies uit de ruimtelijke onderbouwing met betrekking<br />

tot het verwerken van het schone hemelwater op te nemen in de<br />

waterparagraaf van de Plantoelichting.<br />

Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor meer<br />

informatie kunt u contact opnemen met de heer J. van den Bergh 073-<br />

6156896.<br />

Hoogachtend,<br />

Het dagelijks bestuur,<br />

Namens deze,<br />

Datum<br />

2 februari 2007<br />

Ons kenmerk 2007/1592<br />

Uw kenmerk<br />

Doorkiesnr.<br />

Onderwerp<br />

drs. J.P. Jansen<br />

Beleidscoördinator afdeling Integraal Beleid<br />

Pettelaarpark 70<br />

5216 PP, ’s-Hertogenbosch<br />

Postbus 5049<br />

5201 GA, ’s-Hertogenbosch<br />

T 073 615 66 66<br />

F 073 615 66 00<br />

E info@aaenmaas.nl<br />

W www.aaenmaas.nl<br />

B200613696 / B200701323<br />

073 6156896 / Joris van den Bergh<br />

Reactie in kader van de watertoets<br />

voorontwerp bestemmingsplan<br />

“Mariënkroon”


Van: Informatie Aa en Maas<br />

Verzonden: vrijdag 13 april 2007 11:00<br />

Aan: Bergh, Joris van den<br />

CC: Lisapaly, June<br />

Onderwerp: FW: Vraag<br />

Onderstaande e-mail is geregistreerd onder nr. 2007/4927<br />

Groetjes<br />

Barbara<br />

Van: Antoon van der Burgt [mailto:a.vdburgt@marienkroon.nl]<br />

Verzonden: vrijdag 13 april 2007 9:38<br />

Aan: Informatie Aa en Maas<br />

Onderwerp: Vraag<br />

Geachte heer/mevrouw,<br />

Op 29 juni 2004 heeft dhr Joris van den Bergh mij per mail laten weten dat<br />

de watertoets welke wij nodig hadden voor een ZPP afdoende was (zie<br />

verderop in deze mail). Na diverse vastgelopen trajecten zijn we nu bezig<br />

met een bestemmingsplanregeling. De provincie schrijft als reactie op het<br />

voorontwerp bestemmingsplan het volgende:<br />

Watertoets<br />

In de waterparagraaf dient tot uiting te komen op welke wijze over de<br />

wateraspecten overleg is gevoerd en afstemming heeft plaatsgevonden<br />

met de betrokken waterbeheerders. De resultaten van de watertoets<br />

staan nog niet vermeld. Wij verzoeken u om de resultaten van de<br />

watertoets op te nemen in het vastgestelde bestemmingsplan, evenals<br />

alle correspondentie hierover (Cat. II)<br />

Blijkbaar is onderstaande mail naar aanleiding van eerdere correspondentie<br />

met AA en MAAS niet voldoende. Kunt u mij aangeven wat wel de juiste<br />

handelswijze is zodat we een hier juist op kunnen reageren. Ik heb de<br />

watertoets zoals we deze 3 jaar geleden hebben opgesteld bijgevoegd. In de<br />

planvorming is ten opzichte van dit niets gewijzigd.<br />

In afwachting op een reactie en met vriendelijke groet,<br />

Antoon van der Burgt


Van: Bergh, Joris van den [mailto:jvandenbergh@aaenmaas.nl]<br />

Verzonden: vrijdag 13 april 2007 13:08<br />

Aan: a.vdburgt@marienkroon.nl<br />

CC: Lisapaly, June<br />

Onderwerp: RE: Vraag<br />

Geachte heer Van der Burgt,<br />

Het waterschap heeft in maart 2004, respectievelijk juni 2004 een reactie<br />

gegeven op de ZPP in kader van de watertoets voor de realisatie van de<br />

huisvesting op terrein Abdij Mariënkroon, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk.<br />

In kader van de nieuwe bestemmingsplanregeling voor het gebied heeft de<br />

gemeente <strong>Heusden</strong> op 29 januari 2007 een nieuw advies aangevraagd bij<br />

het waterschap. Wij hebben daarop op 2 februari 2007 een nieuw advies<br />

afgegeven (zie bijlage). Het is aan de gemeente om dit advies te verwerken<br />

in het ruimtelijke plan. Uit de reactie van de provincie blijkt dat dit nog niet is<br />

gedaan.<br />

Wat betreft de reactie van het waterschap:<br />

- inhoudelijk heeft het waterschap een reactie gegeven op het plan uit 2004;<br />

- verwijzing in het bestemmingsplan naar de zpp/ruimtelijke onderbouwing<br />

uit 2004 is o.i. onvoldoende;<br />

- gevraagd is aan gemeente de inhoud van de waterparagraaf over te<br />

nemen in bestemmingsplan;<br />

- het is aan de gemeente dit alsnog op een juiste manier te regelen.<br />

In dit kader kan de Cat. II opmerking van de provincie worden gezien.<br />

Mocht u nog vragen hebben, dan hoor ik dat graag.<br />

met vriendelijke groet,<br />

Joris van den Bergh<br />

beleidsmedewerker ruimtelijke ordening<br />

Waterschap Aa en Maas<br />

Pettelaarpark 70<br />

5216 PP 's-Hertogenbosch<br />

Postbus 5049<br />

5201 GA 's-Hertogenbosch<br />

073-615 68 96<br />

073-615 66 00<br />

outbind://58- _www.aaenmaas.nl


Bijlage 3<br />

Ontvangstbevestiging kapmelding


NADER BODEMONDERZOEK TER PLAATSE VAN TWEE VERDACHTE DEELLOCATIES<br />

ABDIJLAAN 8 TE NIEUWKUIJK<br />

(STICHTING MARIAPOLI MARIËNKROON)<br />

Van Vleuten Consult bv rapport nr. CV07058NBO


ADVIESBUREAU VOOR GROND, GRONDWATER EN ASBESTINVENTARISATIE<br />

Staarten 23<br />

5281 PK Boxtel<br />

T (0411) 63 33 14<br />

F (0411) 63 17 40<br />

E bodem@vleuten-milieu.nl<br />

Opdrachtgever : Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />

(Dhr. A.H.P.G. van der Burgt)<br />

Rapportnummer : CV07058NBO-RAP<br />

Auteur : O. Verhagen<br />

Uitvoering : CV/JvR/HR/BM/OV<br />

Versie : 2.0 (definitief)<br />

Datum : 16 april 2007<br />

NADER BODEMONDERZOEK TER PLAATSE VAN TWEE VERDACHTE DEELLOCATIES<br />

ABDIJLAAN 8 TE NIEUWKUIJK<br />

© Van Vleuten Consult bv Alle rechten zijn uitdrukkelijk voorbehouden aan Van Vleuten Consult bv. Niets uit deze uitgave<br />

mag worden vermenigvuldigd en/ of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke<br />

andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van Van Vleuten Consult bv.<br />

Van Vleuten Consult bv E : info@vleuten-milieu.com<br />

Staarten 23, 5281 PK Boxtel I : www.vleuten-milieu.com<br />

Postbus 79, 5298 ZH Liempde ING 68.37.76.312<br />

T : 0411-633314 K.v.K. 171.128.64<br />

F : 0411-631740 BTW nr. NL 808049525B01


INHOUDSOPGAVE<br />

1 INLEIDING.................................................................................................................1<br />

2 GEGEVENS VAN DE ONDERZOEKSLOCATIE .................................................................2<br />

2.1 ALGEMENE GEGEVENS PERCEEL..................................................................................2<br />

2.2 UITGEVOERDE BODEMONDERZOEKEN ...........................................................................2<br />

2.3 BODEMOPBOUW....................................................................................................5<br />

2.4 CONCLUSIE VOORONDERZOEK ...................................................................................6<br />

3 ORIENTEREND ONDERZOEK .......................................................................................7<br />

3.1 ALGEMENE OPZET ORIËNTEREND ONDERZOEK .................................................................7<br />

3.2 RESULTATEN VOORGAANDE ONDERZOEKEN ...................................................................7<br />

3.3 TOETSING RESULTATEN VOORGAANDE ONDERZOEKEN ......................................................8<br />

4 UITGEVOERDE WERKZAAMHEDEN..............................................................................9<br />

4.1 ALGEMEEN ..........................................................................................................9<br />

4.2 VELDWERKZAAMHEDEN...........................................................................................9<br />

4.3 LABORATORIUMWERKZAAMHEDEN............................................................................10<br />

5 RESULTATEN BODEMONDERZOEK............................................................................11<br />

5.1 ZINTUIGLIJKE WAARNEMINGEN EN BODEMOPBOUW ........................................................11<br />

5.2 CHEMISCHE ANALYSES .........................................................................................13<br />

6 INTERPRETATIE RESULTATEN ..................................................................................17<br />

7 CONCLUSIES ..........................................................................................................19<br />

8 SANSCRIT ..............................................................................................................21<br />

8.1 ALGEMEEN ........................................................................................................21<br />

8.2 CONCLUSIE SANSCRIT ..........................................................................................21<br />

Figuren<br />

Figuur 1: Ligging onderzoekslocatie<br />

Figuur 2: Situatietekening met boorlocaties<br />

Bijlagen<br />

Bijlage 1: Boorprofielbeschrijvingen<br />

Bijlage 2: Streef- en interventiewaarden<br />

Bijlage 3: Toegepaste analysemethodieken<br />

Bijlage 4: Analysecertificaten<br />

Bijlage 5: Procescertificaat<br />

Bijlage 6: Voorgaande onderzoeken<br />

Bijlage 7: Toetsing Sanscrit


1 INLEIDING<br />

In opdracht van Stichting Mariapoli Mariënkroon is door Van Vleuten Consult bv een<br />

nader bodemonderzoek conform NEN 5740 verricht ter plaatse van twee deellocaties<br />

gelegen op het perceel Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk.<br />

De locatie is kadastraal bekend als gemeente Nieuwkuijk, sectie N, nummer 4562.<br />

Tijdens voorgaande onderzoeken op de locatie zijn ter plaatse van twee deellocaties<br />

verontreinigingen aangetroffen.<br />

Tijdens het nader onderzoek zijn op het perceel de volgende deellocaties onderzocht:<br />

• 'Vml tracé waterloop', ter plaatse van de deellocatie waar in het verleden<br />

saneringswerkzaamheden hebben plaatsgevonden, noordelijk gelegen op het<br />

perceel, oppervlakte circa 2500 m 2 ;<br />

• 'Vml. wegfundering', ter plaatse van vml. weg noordelijk van de bebouwing<br />

gelegen op het perceel, oppervlakte circa 1500 m 2 .<br />

De aanleiding voor het nader onderzoek wordt gevormd door de geplande<br />

nieuwbouwwerkzaamheden. Voordat de geplande nieuwbouwwerkzaamheden worden<br />

uitgevoerd, zal eerst de ter plaatse van de twee verdachte deellocaties aangetroffen<br />

verontreiniging worden weggenomen.<br />

De doelstellingen van dit nader onderzoek zijn als volgt:<br />

• Het vaststellen van de aard en concentratie van de verontreinigende stoffen en de<br />

omvang van de bodemverontreiniging;<br />

• Het vaststellen of er sprake is van ernstige bodemverontreiniging en daarmee de<br />

noodzaak tot saneren;<br />

• het vaststellen van de urgentie van de sanering en daarmee het tijdstip waarop<br />

feitelijk saneringsmaatregelen moeten worden genomen.<br />

Voor het nader onderzoek zal gebruik worden gemaakt van de onderzoeksstrategie voor<br />

homogeen verdeelde verontreinigingen.<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 1


2 GEGEVENS VAN DE ONDERZOEKSLOCATIE<br />

2.1 Algemene gegevens perceel<br />

Op het terrein staan een aantal gebouwen van de Stichting Mariapoli Mariënkroon. Het<br />

perceel is al jaren in gebruik voor diverse activiteiten van de Stichting, waaronder een<br />

drukkerij. Op dit moment zijn de gebouwen in gebruik voor woondoeleinden en<br />

kantoorwerkzaamheden en huisgebonden activiteiten. Het terrein blijft in eigendom bij<br />

dezelfde Stichting die ten behoeve van de uitbreiding van haar (kantoor)activiteiten,<br />

nieuwbouw wil realiseren.<br />

Ten behoeve van de warmtevoorziening van de gebouwen zijn op dit moment nog<br />

ondergrondse tanks aanwezig. In 1992 zijn alle tanks vervangen. In de toekomst wordt<br />

gas, elektriciteit en water doorgetrokken, respectievelijk aangelegd. Verwijdering van de<br />

tanks zal dan plaatsvinden. Aangezien nog niet definitief bekend is op welke termijn de<br />

tanks worden verwijderd, is besloten de tanklocaties te onderzoeken op het moment dat<br />

tot verwijdering van de tanks wordt overgegaan.<br />

In de omgeving van het terrein zijn een hotel, een boomkwekerij en diverse<br />

tuinbouwbedrijven met kassen aanwezig.<br />

Ten behoeve van de nieuwbouw dient een (partiële) bestemmingsplan wijziging te<br />

worden aangevraagd.<br />

2.2 Uitgevoerde bodemonderzoeken<br />

Op de locatie zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:<br />

Locatie Abdij Mariënkroon: Saneringsonderzoek ondergrondse tank, door WK<br />

Milieuadviezen Drunen (1992).<br />

Op 17 maart 2002 is door de firma Verstappen uit Rosmalen op de locatie een<br />

ondergrondse tank gelicht . Het tankgat bleek verontreinigd te zijn met minerale olie. De<br />

verontreinigde grond is zintuiglijk afgegraven en afgevoerd. Het controlemonster was<br />

schoon.<br />

Conclusie: geen vervolgonderzoek noodzakelijk.<br />

Locatie Abdijlaan 8, meting grondwaterstanden, door BIS BV (2005).<br />

Ten behoeve van de geplande reconstructiewerkzaamheden zijn vier locaties<br />

geselecteerd voor het vaststellen van de grondwaterstand (Pb1 t/m Pb4). Tevens zijn<br />

temperatuur, pH en geleidbaarheid van het grondwater bepaald.<br />

Conclusie: grondwaterstand is vastgelegd.<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 2


Locatie Abdijlaan 8, partijkeuring waterbodem van gracht aan de Abdijlaan, door BIS BV<br />

(2004).<br />

De waterbodem is bemonsterd en de kwaliteit is getoetst aan het Bouwstoffenbesluit.<br />

Conclusie: Materiaal is gekwalificeerd als categorie-1 materiaal.<br />

Locatie Abdijlaan 8, verkennend bodemonderzoek ter plaatse van 6 nieuwbouwlocaties,<br />

BIS BV, CV05338VBO-RAP, 24 november 2005.<br />

Conclusie:<br />

nieuwbouwlocaties 1+ 2<br />

Op zintuiglijke wijze is ter plaatse van boring B1 (van 50-100 cm-mv) ‘licht puin’<br />

aangetroffen.<br />

Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />

(a) de grond licht verontreinigd is met totaal olie en nikkel;<br />

(b) de grond matig verontreinigd is met koper;<br />

(c) het grondwater licht verontreinigd is met chroom.<br />

nieuwbouwlocaties 3 + 4<br />

Zintuiglijk zijn geen afwijkingen waargenomen.<br />

Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />

(a) de grond licht verontreinigd is met lood;<br />

(b) in het grondwater geen van de onderzochte componenten is aangetoond in<br />

een concentratie boven de streefwaarde en/of detectiegrens.<br />

nieuwbouwlocaties 5 + 6<br />

Op zintuiglijke wijze is ter plaatse van peilbuis PB6 (van 0-50 cm-mv) ‘zwak hout’<br />

aangetroffen.<br />

Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />

(a) de grond licht verontreinigd is met lood en Pak-totaal (10 van VROM);<br />

(b) het grondwater licht verontreinigd is met xylenen.<br />

Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van nieuwbouwlocatie 2, BIS BV,<br />

CV05338NBO-RAP, 12-12-2005.<br />

Conclusie: Uit de analyseresultaten blijkt dat de in het mengmonster MB2 aangetroffen<br />

verontreiniging met koper afkomstig is van een ter plaatse van boring B2 aanwezige<br />

sterke verontreiniging met koper.<br />

Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van nieuwbouwlocatie 2, BIS BV,<br />

CV05338NBO-RAP2, 12-01-2006.<br />

Conclusie: Ter plaatse van de boringen B101 en B103 wordt in de bovengrond een lichte<br />

verontreiniging met koper aangetroffen. Ter plaatse van boring B102 wordt in de<br />

bovengrond een matige verontreiniging met koper aangetroffen.<br />

Ter plaatse van de overige monsters worden geen van de geanalyseerde parameters<br />

meer verhoogd aangetroffen.<br />

Locatie Abdijlaan 8, oriënterend bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />

CV06366OBO-RAP, 28-08-2006.<br />

Conclusie: Zintuiglijk worden in de grond de volgende bijzonderheden waargenomen;<br />

vormzand, baksteen en puin. Aangenomen kan worden dat de weg gefundeerd is met<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 3


vormzand. Het vormzand blijkt analytisch sterk verontreinigd te zijn met koper en licht<br />

verontreinigd met zink en minerale olie.<br />

De verontreiniging betreft een oppervlakte van 95 bij 4 meter en heeft een dikte van ca.<br />

0,5 m; oftewel de verontreiniging heeft een omvang van ca. 190 m 3 .<br />

Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />

CV06366NBO-RAP, 21-08-2006.<br />

Conclusie: Zintuiglijk worden in de grond de volgende bijzonderheden waargenomen;<br />

baksteen, vormzand, roesthoudend, beton, brekerzandhoudend, puinhoudend en resten<br />

glas.<br />

Ter plaatse van de boringen B4, B8 en B14 wordt in de bovengrond een sterke<br />

verontreiniging met metalen (koper) aangetroffen. Ter plaatse van de boringen B1, B11<br />

en B18 in de ondergrond worden hooguit lichte verontreinigingen aangetroffen.<br />

Uit het nader onderzoek komt naar voren dat er zowel zintuiglijk als analytisch een sterke<br />

verontreiniging wordt aangetroffen.<br />

Op basis van het nader onderzoek kan de onderzoekslocatie in 4 deellocaties worden<br />

opgesplitst, namelijk:<br />

1. Het gedeelte van de locatie, welke reeds is ontgraven door Infrastructuur<br />

Westvoort BV uit Helmond tijdens de aanleg van nieuwe riolering;<br />

2. Verontreiniging ten zuiden van deellocatie 1, verontreiniging heeft een dikte van<br />

0,5 m ter plaatse van B14 en B15 en zal vermoedelijk richting deellocatie 1 tot<br />

ca. 3,0 m-mv doorlopen (B4 en B5, boringen gestaakt);<br />

3. Verontreiniging ten noorden van deellocatie 1, verontreiniging lijkt heterogeen te<br />

zijn, sommige boringen zijn gestaakt wegens ondoordringbare laag;<br />

4. Betreft een strook van ca. 8 bij 20 meter, waar direct onder het maaiveld<br />

vormzand wordt aangetroffen, naar verwachting betreft het hier een laag van 0,2<br />

- 0,5 m-mv.<br />

Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />

CV06366NBO2-RAP, 25-09-2006.<br />

Conclusie: In het grondwater worden zeer lichte verhogingen van chroom en nikkel, ten<br />

opzichte van de streefwaarde, aangetroffen. Naar verwachting betreffen deze lichte<br />

verontreinigingen verhoogde achtergrondwaarden. De lichte verontreiniging met chroom<br />

en nikkel is verder ook niet te relateren aan de verontreiniging in de grond, aangezien dit<br />

andere parameters betreft. De lichte verontreinigingen geven conform de Wet<br />

Bodembescherming geen aanleiding tot aanvullend en/of nader onderzoek.<br />

In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn onderzoeken uitgevoerd op de volgende<br />

locaties:<br />

Tuinbouwweg 27: nulsituatie is vastgelegd (1998).<br />

Conclusie: geen vervolgonderzoek noodzakelijk.<br />

Tuinbouwweg 31a: nulsituatie is vastgelegd (2000).<br />

In bovengrond minerale olie verhoogd aangetroffen ten opzichte van de streefwaarde, in<br />

grondwater minerale olie, arseen, calcium en chroom verhoogd aangetroffen ten opzichte<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 4


van de streefwaarde, koper en nikkel ten opzichte van de halve somwaarde en zink ten<br />

opzichte van de interventiewaarde.<br />

Conclusie: geen vervolgonderzoek noodzakelijk.<br />

Abdijlaan 3: verkennend bodemonderzoek (2004).<br />

In bovengrond PAK verhoogd aangetroffen ten opzichte van de streefwaarde en in het<br />

grondwater chroom, nikkel en koper verhoogd aangetroffen ten opzichte van de<br />

streefwaarde (verhoogde achtergrondwaarden).<br />

Conclusie: geen vervolgonderzoek noodzakelijk.<br />

Het Hoog: verkennend bodemonderzoek op zes deellocaties (1999).<br />

Conclusie: Op één locatie wordt nader onderzoek aanbevolen.<br />

<strong>Heusden</strong>seweg:<br />

Het Hoog: beperkt bodemonderzoek op elf deellocaties, in verband met transactie<br />

(1996).<br />

Conclusie: geen vervolgonderzoek noodzakelijk.<br />

2.3 Bodemopbouw<br />

De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie is, op basis van de gegevens van de<br />

grondwaterkaart Centrale Slenk (Oost-Brabant) van de Dienst grondwaterverkenning<br />

TNO, als volgt te beschrijven:<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

diepte (m-mv) omschrijving<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

0 - 12 Deklaag bestaande uit de Nuenen groep, deze bestaat uit fiijne<br />

zanden, veen- en leemlagen.<br />

12 - 68 Eerste watervoerende pakket, formatie van Kreftheye, bestaande<br />

uit grove grindhoudende zanden.<br />

68 - 91 Eerste Scheidende laag, formatie van Kedichem en Tegelen,<br />

bestaande uit voornamelijk grove tot fijne zanden en kleilagen.<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

De grondwaterstromingsrichting in het eerste watervoerende pakket is overwegend<br />

noord-noordwestelijk.<br />

Op de onderzoekslocatie is geen oppervlaktewater aanwezig. De onderzoekslocatie is<br />

niet gesitueerd in een grondwaterbeschermingsgebied. Het grondwater onder de<br />

onderzoekslocatie is, zover bekend, niet onderhevig aan invloeden van buitenaf.<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 5


2.4 Conclusie vooronderzoek<br />

Boring B2 (Nieuwbouwlocatie 2)<br />

Ter plaatse van de boringen B101 en B103 wordt in de bovengrond een lichte<br />

verontreiniging met koper aangetroffen. Ter plaatse van boring B102 wordt in de<br />

bovengrond een matige verontreiniging met koper aangetroffen.<br />

Ter plaatse van de overige monsters worden geen van de geanalyseerde parameters<br />

meer verhoogd aangetroffen.<br />

Aangenomen kan worden dat ter plaatse van B2 en B102 een verontreinigde spot met<br />

koper aanwezig is. De herkomst van de verontreiniging is verder onbekend. Het is verder<br />

niet bekend of de verontreiniging is ontstaan na 1987 en valt onder de zorgplicht.<br />

Aanbevolen wordt om de verontreiniging zo spoedig mogelijk te saneren en na de<br />

sanering een evaluatierapport te overleggen aan het bevoegd gezag (gemeente)<br />

Uit de analyseresultaten blijkt dat de in het mengmonster MB2 aangetroffen<br />

verontreiniging met koper afkomstig is van een ter plaatse van boring B2 aanwezige<br />

sterke verontreiniging met koper.<br />

Boring B4, B8 en B14 (vml. tracé waterloop)<br />

Ter plaatse van de boringen B4, B8 en B14 wordt in de bovengrond een sterke<br />

verontreiniging met metalen (koper) aangetroffen. Ter plaatse van de boringen B1, B11<br />

en B18 in de ondergrond worden hooguit lichte verontreinigingen aangetroffen.<br />

Uit het nader onderzoek komt naar voren dat er zowel zintuiglijk als analytisch een sterke<br />

verontreiniging wordt aangetroffen.<br />

Boring B22, B35 en B260 (vml.wegfundering)<br />

Analytisch wordt ter plaatse van de boringen waar sterke bijmenging of volledige<br />

vormzand is waargenomen, koper in een sterke verhoogde concentratie en zink in een<br />

licht verhoogde concentratie (B22.2 en B35.1) aangetroffen. Ter plaatse van B35.1<br />

wordt tevens een lichte verontreiniging met minerale olie aangetroffen.<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 6


3 ONDERZOEKSOPZET<br />

3.1 Algemeen<br />

Tijdens een nader onderzoek worden drie toetsingen uitgevoerd, namelijk de toetsing of<br />

er sprake is van bodemverontreiniging, de toetsing omtrent de ruimtelijke verdeling van<br />

de verontreiniging en de toetsing of het uitvoeren van het nader onderzoek noodzakelijk<br />

is. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van de reeds uitgevoerde onderzoeken opgenomen.<br />

Op basis van deze gegevens kan een opzet voor het nader onderzoek worden opgesteld.<br />

3.2 Resultaten voorgaande onderzoeken<br />

De resultaten van de voorgaande onderzoeken welke op de onderzoekslocaties zijn<br />

uitgevoerd zijn opgenomen in bijlage 6.<br />

'Vml. tracé waterloop'<br />

Naar aanleiding van het aantreffen van een verontreiniging met vormzand (steenafval) op<br />

de locatie Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk is een nader onderzoek uitgevoerd.<br />

De verontreiniging is aangetroffen tijdens bronneringswerkzaamheden en grondwerkzaamheden<br />

ten behoeve van de aanleg van een rioleringssysteem. De voormalige locatie<br />

van de "Vlijmense Wetering" is in het verleden aangevuld met vormzand (steenafval),<br />

afkomstig van de Lipsfabrieken uit Drunen.<br />

Zintuiglijk worden in de grond de volgende bijzonderheden waargenomen; baksteen,<br />

vormzand, roesthoudend, beton, brekerzandhoudend, puinhoudend en resten glas.<br />

Ter plaatse van de boringen B4, B8 en B14 wordt in de bovengrond een sterke<br />

verontreiniging met metalen (koper) aangetroffen. Ter plaatse van de boringen B1, B11<br />

en B18 in de ondergrond worden hooguit lichte verontreinigingen aangetroffen.<br />

Uit het nader onderzoek komt naar voren dat er zowel zintuiglijk als analytisch een sterke<br />

verontreiniging wordt aangetroffen.<br />

Op basis van het nader onderzoek kan de onderzoekslocatie in 4 deellocaties worden<br />

opgesplitst, namelijk:<br />

1. Het gedeelte van de locatie, welke reeds is ontgraven door Infrastructuur<br />

Westvoort BV uit Helmond tijdens de aanleg van nieuwe riolering;<br />

2. Verontreiniging ten zuiden van deellocatie 1, verontreiniging heeft een dikte van<br />

0,5 m ter plaatse van B14 en B15 en zal vermoedelijk richting deellocatie 1 tot<br />

ca. 3,0 m-mv doorlopen (B4 en B5, boringen gestaakt);<br />

3. Verontreiniging ten noorden van deellocatie 1, verontreiniging lijkt heterogeen te<br />

zijn, sommige boringen zijn gestaakt wegens ondoordringbare laag;<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 7


4. Betreft een strook van ca. 8 bij 20 meter, waar direct onder het maaiveld<br />

vormzand wordt aangetroffen, naar verwachting betreft het hier een laag van 0,2<br />

- 0,5 m-mv.<br />

'Vml.wegfundering'<br />

Dit onderzoek is uitgevoerd in navolg van een nader onderzoek naar verontreiniging<br />

aangetroffen tijdens werkzaamheden in verband met de aanleg van een<br />

rioleringssysteem. Tijdens de bronneringswerkzaamheden is ter plaatse van het<br />

gedempte deel van de oude "Vlijmensche Wetering" vormzand aangetroffen. Op de<br />

locatie is tevens een weg aanwezig waarvan vermoed wordt dat deze is gefundeerd met<br />

vormzand. Tijdens voorgaand onderzoek ter plaatse van een wegfundering is ter plaatse<br />

van de wegfundering bijmenging met vormzand aangetroffen.<br />

Zintuiglijk worden in de grond de volgende bijzonderheden waargenomen; vormzand,<br />

baksteen en puin.<br />

Aangenomen kan worden dat de weg gefundeerd is met vormzand. Het vormzand blijkt<br />

analytisch sterk verontreinigd te zijn met koper en licht verontreinigd met zink en<br />

minerale olie.<br />

3.3 Toetsing resultaten voorgaande onderzoeken<br />

'Vml. tracé waterloop'<br />

Uit het nader onderzoek komt naar voren dat er zowel zintuiglijk (vormzand) als<br />

analytisch een sterke verontreiniging met koper wordt aangetroffen. Naar verwachting is<br />

het vormzand toegepast bij het dempen van een gedeelte van een waterloop. De<br />

verontreiniging is dus duidelijk zintuiglijk te onderscheiden en kan als een homogene<br />

verontreiniging worden gezien.<br />

'Vml. wegfundering'<br />

Ter plaatse van de wegfundering is analytisch een verontreiniging aangetoond in de vorm<br />

van een lichte verontreiniging met zink en minerale olie en een sterke verontreiniging met<br />

koper. De sterke verontreiniging met koper geeft aanleiding om een nader onderzoek uit<br />

te voeren.<br />

De analytische verontreiniging wordt aangetroffen ter plaatse van het monster, waarin<br />

bijmengingen van vormzand, baksteen en puin zijn aangetroffen. De analytische<br />

verontreiniging kan naar verwachting worden gerelateerd aan de zintuiglijke bijmenging<br />

van bodemvreemde materialen. De bodemvreemde materialen worden verder alleen maar<br />

ter plaatse van de wegfundering aangetroffen. Naar verwachting is ter plaatse van een<br />

gedeelte van de weg vormzand gebruikt als fundering, het vormzand is hierbij homogeen<br />

toegepast als funderingsmateriaal. Aangezien ter plaatse van/ cq. nabij de vml.<br />

wegfundering, nieuwbouw staat gepland is het zaak de verdere aard en omvang van de<br />

verontreiniging vast te stellen.<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 8


4 UITGEVOERDE WERKZAAMHEDEN<br />

4.1 Algemeen<br />

De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 'Beoordelingsrichtlijn<br />

voor het SIKB procescertificaat veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek'. Voorts<br />

zijn de veldwerkzaamheden, alsmede de chemische analyses uitgevoerd conform NEN<br />

5766, NEN 5742 en NEN 5744 van het ministerie van VROM.<br />

BIS BV heeft geen enkele relatie, zoals bedoeld in paragraaf 3.1.7 van de BRL SIKB<br />

2000, met de eigenaar van de onderzoekslocatie(s).<br />

4.2 Veldwerkzaamheden<br />

De veldwerkzaamheden zijn op 13-02-2007 en 16-02-2007 uitgevoerd door de heer B.<br />

Minkels van BIS BV. De werkzaamheden bestonden uit het plaatsen van de boringen,<br />

alsmede de bemonstering van de grond. Het aantal boringen en peilbuizen is verder<br />

uitgewerkt in de volgende tabel. De boringen zijn verricht met behulp van een<br />

edelmanboor.<br />

Op basis van het uitgevoerde onderzoek kwam naar voren dat ter plaatse van het 'vml.<br />

tracé waterloop' een heterogene verontreiniging wordt aangetroffen. Met behulp van<br />

aanvullende boringen is deze verontreiniging verder ingekaderd.<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

Verdachte deellocatie Aantal boringen (excl. peilbuizen)<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

'Vml. tracé waterloop' 5 boringen (B222, B224 t/m B227) tot ca. 50 cm-mv<br />

15 boringen (B207 t/m B219, B221 en B223) tot ca. 200 cm-mv<br />

1 boring (B206) tot ca. 300 cm-mv<br />

'Vml. wegfundering' 21 boringen (B252 t/m B272) tot ca. 100 cm-mv<br />

Aanvullende boringen 17 boringen (B301 t/m B317) tot ca. 100 cm-mv<br />

'Vml. tracé waterloop'<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

Het bij de grondboringen vrijgekomen materiaal is zintuiglijk beoordeeld en beschreven.<br />

De boorprofielbeschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 1.<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 9


4.3 Laboratoriumwerkzaamheden<br />

Algemeen<br />

De chemische analyses zijn uitgevoerd door Alcontrol Laboratories te Hoogvliet. Dit is<br />

een 'Raad voor Accreditatie testlaboratorium'. De toegepaste analysemethodieken zijn<br />

bijgevoegd in bijlage 3.<br />

Tijdens voorgaande onderzoeken zijn diverse verontreinigingen aangetroffen, daarom<br />

zullen de monsters tijdens dit nader onderzoek worden geanalyseerd op een NEN-5740<br />

grondpakket.<br />

Chemische analyses bodemonderzoek<br />

De onderstaande monster(s) zijn ter analyse aangeboden. De geanalyseerde<br />

(meng)monsters en hun samenstelling zijn als volgt:<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

Deellocatie Monster Traject<br />

(cm-mv)<br />

Analyse<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

'Vml. tracé waterloop' B210.2 50-100 NEN-pakket grond<br />

B212.1 0-50 NEN-pakket grond<br />

B212.2 50-100 NEN-pakket grond<br />

B216.6 200-250 NEN-pakket grond<br />

B217.2 20-50 NEN-pakket grond<br />

B223.2 50-100 NEN-pakket grond<br />

B210.1 0-50 NEN-pakket grond<br />

'Vml. wegfundering' B254.1 0-50 NEN-pakket grond<br />

B257.1 0-50 NEN-pakket grond<br />

B258.1 0-50 NEN-pakket grond<br />

B260.1 0-50 NEN-pakket grond<br />

B264.1 0-50 NEN-pakket grond<br />

B265.1 0-50 NEN-pakket grond<br />

B267.1 0-50 NEN-pakket grond<br />

B271.1 0-50 NEN-pakket grond<br />

Aanvullende boringen 'Vml. B305.1 0-50 metalen (7)<br />

tracé waterloop' B306.1 0-50 metalen (7)<br />

B306.2 50-100 metalen (7)<br />

B307.1 0-50 metalen (7)<br />

B308.1 0-50 metalen (7)<br />

B314.1 0-50 metalen (7)<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 10


5 RESULTATEN BODEMONDERZOEK<br />

5.1 Zintuiglijke waarnemingen en bodemopbouw<br />

De boorprofielbeschrijvingen zijn weergegeven in bijlage 1. De bodem is tot de geboorde<br />

einddiepte globaal als volgt opgebouwd:<br />

0,0 - 0,5 m-mv: matig fijn zand, donkerbruin;<br />

0,5 - 1,5 m-mv: matig fijn zand, donkerbruin;<br />

1,5 - 2,5 m-mv: zeer fijn zand, geel.<br />

Zintuiglijk zijn de volgende afwijkingen waargenomen.<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

Locatie Boring Traject<br />

(cm-mv)<br />

Zintuiglijke afwijking<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

'Vml. tracé waterloop' B206 100-150 sterk slibhoudend, brokken planten<br />

B210 0-50 sterk grindhoudend<br />

B212 0-50 sporen puin<br />

B216 0-100 sporen puin<br />

100-150 zwak puinhoudend<br />

150-200 sporen puin<br />

200-250 zwak puinhoudend, boring gestaakt<br />

wegens puin<br />

B217 20-50 uiterst baksteenhoudend, sterk<br />

slakhoudend<br />

50-100 zwak puinhoudend<br />

100-130 zwak puinhoudend, boring gestaakt<br />

wegens puin<br />

B219 0-150 sporen puin, boring gestaakt wegens puin<br />

B221 0-50 zwak puinhoudend<br />

B222 0-50 sporen puin<br />

B223 50-100 sterk slibhoudend, brokken planten<br />

Aanvullende boringen B306 0-50 vormzand<br />

B307 0-50 vormzand<br />

B313 0-50 uiterst puinhoudend<br />

B314 0-50 uiterst puinhoudend<br />

B315 0-50 sterk puinhoudend<br />

B317 0-50 zwak puinhoudend<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 11


⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

Locatie Boring Traject<br />

(cm-mv)<br />

Zintuiglijke afwijking<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

'Vml wegfundering' B252 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />

B253 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />

B254 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />

B255 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />

B257 0-50 matig puinhoudend<br />

B259 0-50 vormzand, zwak puinhoudend<br />

B260 0-20 asfalt<br />

20-60 vormzand, sterk puinhoudend<br />

B261 0-40 vormzand, matig puinhoudend<br />

B262 0-11 asfalt<br />

11-50 vormzand, matig puinhoudend<br />

B263 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />

B264 0-7 asfalt<br />

7-50 vormzand, zwak puinhoudend<br />

B265 0-5 asfalt<br />

5-50 matig puinhoudend<br />

B268 0-50 vormzand, matig puinhoudend<br />

B270 0-50 vormzand<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 12


5.2 Chemische analyses<br />

Algemeen<br />

Voor de beoordeling van de analyseresultaten is gebruik gemaakt van de waarden van de<br />

toetsingstabel uit de circulaire "Streefwaarden en interventiewaarden Bodemsanering"<br />

(Staatscourant 39, 24 februari 2000). De in deze tabel genoemde waarden hebben de<br />

volgende betekenis:<br />

streefwaarde = referentiewaarde<br />

tussenwaarde = toetsingswaarde voor nader onderzoek (1/2(S+I-waarde))<br />

interventiewaarde = toetsingswaarde voor sanering of saneringsonderzoek<br />

De streef-, tussen- en interventiewaarden voor een aantal stoffen in de bodemmonsters<br />

zijn afhankelijk van het gehalte aan organische stof en lutum. Deze gehalten zijn in het<br />

laboratorium bepaald e0n verwerkt in de toetsingstabel (zie bijlage 2).<br />

Voor de beoordeling van de verontreinigingssituatie wordt behalve met de toetsingstabel,<br />

ook rekening gehouden met de zintuiglijke waarnemingen en eventueel met het gebruik<br />

van de bodem.<br />

Bij de beoordeling worden de volgende termen toegepast:<br />

kleiner dan streefwaarde = niet verontreinigd<br />

tussen streefwaarde en tussenwaarde = licht verontreinigd<br />

tussen tussenwaarde en interventiewaarde = matig verontreinigd<br />

groter dan interventiewaarde = sterk verontreinigd<br />

De locatie wordt als verontreinigd beschouwd, indien in een (meng)monster stoffen<br />

aanwezig zijn in een concentratie hoger dan de streefwaarde. Overschrijding van de<br />

tussenwaarde houdt in dat er een vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat<br />

en dat een nader onderzoek moet worden uitgevoerd.<br />

Als voor ten minste één stof de gemiddelde concentratie van minimaal 25 m 3 grond of<br />

100 m 3 grondwater hoger is dan de interventiewaarde is het vermoeden van ernstige<br />

bodemverontreiniging bevestigd.<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 13


Resultaten chemische analyses<br />

In de onderstaande tabel(len) worden de geanalyseerde concentraties aangegeven. De<br />

streef-, toetsings- en interventiewaarden van de grond hebben betrekking op een bodem<br />

met bepaalde organische stof- en lutumpercentages zoals deze in de tabellen zijn<br />

gepresenteerd. De resultaten van de chemische analyses van de genomen monsters zijn<br />

opgenomen in bijlage 4 en samengevat in de onderstaande tabellen.<br />

'Vml. trace. waterloop'<br />

Tabel : Analyseresultaten grondmonsters (toetsing streef- en interventiewaarden) Gehalten in mg/kgds<br />

Monster B210.2 I B212.1 I B212.2 I B216.5 I<br />

Monsternamediepte (m-mv) (0,5 - 1,0) (0,0 - 0,5) (0,5 - 1,0) (2,0 - 2,5)<br />

droge stof (gew.-%) 82,7 60,2 84,9 72,2<br />

metalen<br />

arseen


Aanvullende boringen 'Vml. trace. waterloop'<br />

Tabel : Analyseresultaten grondmonsters (toetsing streef- en interventiewaarden) Gehalten in mg/kgds<br />

Monster B305.1 I B306.1 I B306.2 I B307.1 I<br />

Monsternamediepte (m-mv) (0,0 - 0,5) (0,0 - 0,5) (0,5 - 1,0) (0,0 - 0,5)<br />

droge stof (gew.-%) 85,8 85,4 69,5 86,6<br />

metalen<br />

arseen


'Vml. wegfundering'<br />

Tabel : Analyseresultaten grondmonsters (toetsing streef- en interventiewaarden) Gehalten in mg/kgds<br />

Monster B254 I B257 I B258 I B260 II<br />

Monsternamediepte (m-mv) (0,0 - 0,5) (0,0 - 0,5) (0,0 - 0,5) (0,0 - 0,5)<br />

droge stof (gew.-%) 84,7 93,0 87,4 83,0<br />

arseen


6 INTERPRETATIE RESULTATEN<br />

'Vml. tracé waterloop'<br />

Ter plaatse van de deellocatie 'vml. tracé waterloop' zijn bij enkele boringen slib<br />

aangetroffen (B206 en B223), naar verwachting betreft het hier de vml. bodem van de<br />

waterloop. Bij enkele boringen is grind, slakken, baksteen en puin aangetroffen (B210,<br />

B212, B216, B217, B219, B221 en B222).<br />

Bij de aanvullend boringen is ter plaatse van de deellocatie 'vml. tracé waterloop' bij<br />

twee boringen (B306 en B307) vormzand aangetroffen. Bij enkele boringen (B313 t/m<br />

B315 en B317) is de bovengrond geclassificeerd van zwak tot uiterst puinhoudend.<br />

Uit de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />

• In het grondmonster B212.1 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan cadmium, nikkel,<br />

EOX en minerale olie de streefwaarde overschrijdt en het gehalte aan koper en<br />

zink de interventiewaarde overschrijdt;<br />

• In het grondmonster B216.5 (2,0-2,5 m-mv) het gehalte aan PAK's de<br />

streefwaarde overschrijdt;<br />

• In het grondmonster B217.2 (0,2-0,5 m-mv) het gehalte aan zink en PAK's de<br />

streefwaarde overschrijdt;<br />

• In het grondmonster B210.1 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan koper, lood, zink en<br />

minerale olie (totaal) de streefwaarde overschrijdt en<br />

• In de grondmonsters B210.2, B212.2 en B223.2 (0,5-1,0 m-mv) geen van de<br />

geanalyseerde parameters in verhoogde concentratie wordt aangetroffen.<br />

Uit de analyseresultaten van de aanvullende monsters kan worden geconcludeerd dat:<br />

• In de grondmonsters B305.1 t/m B307.1 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan koper<br />

de streefwaarde overschrijdt;<br />

• In de grondmonsters B306.1 en B314.1 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan zink de<br />

streefwaarde overschrijdt en<br />

• In de grondmonsters B306.2 (0,5-1,0 m-mv) en B308.1 (0,0-0,5 m-mv)_geen van<br />

de geanalyseerde parameters in verhoogde concentratie wordt aangetroffen.<br />

'Vml. wegfundering'<br />

Ter plaatse van de deellocatie 'vml. wegfundering' is ter plaatse van enkele boringen<br />

(B252 t/m B255, B259 t/m B265, B268) vormzand, matig puinhoudend aangetroffen. Bij<br />

één boring (B257) is verder matig puin aangetroffen en bij één boring (B270) alleen<br />

vormzand aangetroffen.<br />

Uit de analyseresultaten kan worden geconcludeerd:<br />

• In het grondmonster B260 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan cadmium en lood de<br />

tussenwaarde overschrijdt en het gehalte aan koper en zink de interventiewaarde<br />

overschrijdt;<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 17


• In de grondmonsters B254 en B264 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan koper en zink<br />

de streefwaarde overschrijdt;<br />

• In het grondmonsters B258 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan lood de streefwaarde<br />

overschrijdt;<br />

• In het grondmonster B267 (0,0-0,5 m-mv) het gehalte aan kwik de streefwaarde<br />

overschrijdt;<br />

• In de grondmonsters B257, B265 en B271 (0,0-0,5 m-mv) geen van de<br />

geanalyseerde parameters in verhoogde concentratie wordt aangetroffen.<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 18


7 CONCLUSIES<br />

'Vml. tracé waterloop'<br />

Tijdens voorgaande onderzoeken is in de bovengrond een sterke verontreiniging met<br />

metalen (koper) aangetroffen. In de ondergrond worden hooguit lichte verontreinigingen<br />

aangetroffen.<br />

Tijdens onderhavig nader onderzoek zijn aanvullend ter plaatse van de verdachte<br />

deellocatie 'vml. tracé waterloop' 21 boringen geplaatst.<br />

Zintuiglijk zijn bij enkele boringen slib aangetroffen, naar verwachting betreft het hier de<br />

vml. bodem van de waterloop. Bij enkele boringen is vormzand, grind, slakken, baksteen<br />

of puin aangetroffen.<br />

Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />

• plaatselijk in de bovengrond (0,0 - 0,5 m-mv) een lichte verontreiniging met<br />

metalen, PAK's, EOX en minerale olie en een sterke verontreiniging met koper en<br />

zink wordt aangetroffen en<br />

• in de directe ondergrond (0,5 - 1,0 m-mv) geen van de geanalyseerde parameters<br />

in verhoogde concentratie wordt aangetroffen;<br />

• in de diepere ondergrond (2,0 - 2,5 m-mv) een lichte verontreiniging met PAK's<br />

wordt aangetroffen.<br />

Tijdens de uitgevoerde onderzoeken is ter plaatse van de ondergrond geen vormzand<br />

aangetroffen. Aangenomen kan worden dat het vormzand tijdens de aanleg van de<br />

riolering grotendeels is weggenomen. In de bovengrond worden nog plaatselijk<br />

bijmengingen met vormzand en andere bodemvreemde materialen (baksteen, beton,<br />

puinhoudend en resten glas) aangetroffen.<br />

Na het verwerken van de gegevens blijken plaatselijk in de bovengrond sterke<br />

verontreinigingen met koper en zink te worden aangetroffen. De verontreiniging is te<br />

wijten aan de bijmenging van bodemvreemde materialen. In de ondergrond worden alleen<br />

plaatselijk lichte verontreinigingen aangetroffen.<br />

De verontreiniging kan als een heterogene verontreiniging met koper en zink worden<br />

gezien, dit in afwijking met hetgeen verwacht werd naar aanleiding van de voorgaande<br />

onderzoeken.<br />

Uiteindelijk zijn er vier deellocaties te onderscheiden, waar een sterke verontreiniging met<br />

koper en/of zink wordt aangetroffen. Deellocatie A (B2), deellocatie B (B212), deellocatie<br />

C (B8) en deellocatie D (B4, B14 en B15). De verontreiniging wordt alleen in de bovenste<br />

halve meter (bovengrond) aangetroffen.<br />

De omvang van de verontreiniging wordt geschat op:<br />

• Deellocatie A: ca. 120 m 2 (ca. 60 m 3 );<br />

• Deellocatie B: ca. 200 m 2 (ca. 100 m 3 );<br />

• Deellocatie C: ca. 50 m 2 (ca. 25 m 3 );<br />

• Deellocatie D: ca. 150 m 2 (ca. 75 m 3 ).<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 19


'Vml. wegfundering'<br />

Analytisch wordt ter plaatse van de boringen waar sterke bijmenging of volledige<br />

vormzand is waargenomen, koper in een sterke verhoogde concentratie en zink in een<br />

licht verhoogde concentratie aangetroffen. Plaatselijk is tevens een lichte verontreiniging<br />

met minerale olie aangetroffen.<br />

Zintuiglijk is ter plaatse van de vml. wegfundering vormzand (matig puinhoudend)<br />

aangetroffen. Het vormzand blijkt plaatselijk analytisch licht verontreinigd te zijn met<br />

kwik, matig verontreinigd met cadmium en lood en sterk verontreinigd met koper en zink.<br />

De vml. wegfundering waar vormzand wordt aangetroffen heeft een lengte van ca. 100<br />

m bij een breedte van 3,5 m. Het verontreinigd oppervlakte bedraagt dan ca. 350 m 2 en<br />

heeft dus een omvang (diepte vormzand ca. 0,5 m-mv) van ca. 175 m 3 .<br />

Naar verwachting is het vormzand ter plaatse van het verontreinigde oppervlakte<br />

toegepast als wegfundering en kan als een homogene verontreiniging worden gezien.<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 20


8 SANSCRIT<br />

8.1 Algemeen<br />

Ten behoeve het vaststellen van de saneringsnoodzaak en -urgentie kan het programma<br />

Sanscrit worden gebruikt. Algemeen<br />

Het softwareprogramma Sanscrit is een geautomatiseerde versie van het<br />

Saneringscriterium. Het Saneringscriterium is neergelegd in de Circulaire Bodemsanering<br />

2006 die op 1 mei 2006 in werking is getreden. Het programma Sanscrit is ontwikkeld<br />

door het Van Hall Larenstein in samenwerking met het ministerie van VROM.<br />

Met het Saneringscriterium kan worden bepaald of sprake is van onaanvaardbare risico’s<br />

van bodemverontreiniging voor mens, ecosysteem of van verspreiding van<br />

verontreiniging in het grondwater. Op basis van de bepaalde risico’s kan worden<br />

vastgesteld of een sanering al dan niet met spoed dient te worden uitgevoerd.<br />

De sanering dient met spoed te worden uitgevoerd tenzij op basis van de<br />

risicobeoordeling is aangetoond dat de sanering niet met spoed hoeft te worden<br />

uitgevoerd.<br />

De werkwijze van het Saneringscriterium geldt voor:<br />

• een geval van ernstige verontreiniging;<br />

• een historische verontreiniging. Voor verontreinigingen die sinds 1987 zijn<br />

ontstaan is artikel 13 van de Wbb (zorgplicht) van toepassing;<br />

• huidige en voorgenomen gebruik;<br />

• grond en grondwater. Voor waterbodem is een separate systematiek ontwikkeld,<br />

met uitzondering van asbest;<br />

• alle stoffen waarvoor een interventiewaarde is afgeleid, met uitzondering van<br />

asbest. Daar asbest heel specifieke chemische en fysische eigenschappen heeft,<br />

is voor asbest separaat het ‘Milieuhygiënisch saneringscriterium, protocol asbest’<br />

ontwikkeld hetgeen ook van toepassing is voor waterbodems. Asbest is dan ook<br />

niet opgenomen in het programma Sanscrit.<br />

8.2 Conclusie Sanscrit<br />

Beide verontreinigingen zijn getoetst met Sanscrit, hieruit komt naar voren dat beide<br />

verontreinigingen als ernstig kunnen worden gezien, maar dat de sanering niet met spoed<br />

hoeft te worden uitgevoerd.<br />

CV07058NBO, Abdijlaan 8 Nieuwkuijk (V2.0) Van Vleuten Consult bv | 21


Figuur 1: Ligging onderzoekslocatie


Uittreksel Kadastrale Kaart<br />

12345<br />

25<br />

4A<br />

Deze kaart is noordgericht<br />

Perceelnummer<br />

Huisnummer<br />

Kadastrale grens<br />

Bebouwing<br />

Overige topografie<br />

Voor een eensluidend uittreksel, EINDHOVEN, 30 oktober 2007<br />

De bewaarder van het kadaster en de openbare registers<br />

4<br />

1602<br />

4562<br />

0 m 5 m 25 m<br />

Schaal 1:500<br />

Kadastrale gemeente<br />

Sectie<br />

Perceel<br />

8<br />

VLIJMEN<br />

N<br />

4562<br />

Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend.<br />

De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele<br />

eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.


Figuur 2: Situatietekening met boorlocaties


Bijlage 1: Boorprofielbeschrijvingen


Bijlage 2: Streef- en interventiewaarden


Bijlage 2.a : Berekende streef- en interventiewaarden (mg/kg d.s.)<br />

Toetsingswaarden 1) streefwaarde criterium voor nader<br />

onderzoek<br />

metalen<br />

arseen 19 28 37<br />

cadmium 0.55 4.4 8.2<br />

chroom 63 152 241<br />

koper 22 68 114<br />

kwik 0.23 3.9 7.6<br />

lood 61 221 380<br />

nikkel 17 58 100<br />

zink 77 235 394<br />

polycyclische aromatische<br />

Koolwaterstoffen (PAK)<br />

Pak-totaal (10 van VROM) 1.0 21 40<br />

EOX 0.30<br />

minerale olie<br />

totaal olie C10-C40 22 1086 2150<br />

De streef- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling.<br />

De genoemde toetsingswaarden zijn van toepassing op het volgende bodemtype:<br />

I lutum = 6,7 %; humus = 4,3 %<br />

Bijlage 2.b : Berekende streef- en interventiewaarden (mg/kg d.s.)<br />

Toetsingswaarden 1) streefwaarde criterium voor nader<br />

onderzoek<br />

metalen<br />

arseen 18 27 35<br />

cadmium 0.57 4.5 8.5<br />

chroom 54 129 204<br />

koper 20 63 107<br />

kwik 0.22 3.7 7.2<br />

lood 59 212 366<br />

nikkel 12 41 71<br />

zink 66 202 338<br />

polycyclische aromatische<br />

Koolwaterstoffen (PAK)<br />

Pak-totaal (10 van VROM) 1.0 21 40<br />

EOX 0.30<br />

minerale olie<br />

totaal olie C10-C40 35 1742 3450<br />

1) S streefwaarde<br />

½(S+I) gemiddelde van streef- en interventiewaarde<br />

I interventiewaarde<br />

De streef- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling.<br />

De genoemde toetsingswaarden zijn van toepassing op het volgende bodemtype:<br />

II lutum = 1,8 %; humus = 6,9 %<br />

interventiewaarde<br />

interventiewaarde


Bijlage 3: Toegepaste analysemethodieken


ANALYSEMETHODIEKEN<br />

Component Ontsluiting/extractie Analyse Voorschrift<br />

Droogrest - ravimetrie NEN 5747<br />

arseen (grond) zoutzuur/salpeterzuur grafietoven AAS NEN 6457<br />

arseen (grond) zoutzuur/salpeterzuur<br />

micro-wave grafietoven AAS NEN 6457<br />

arseen (grond) zoutzuur/salpeterzuur<br />

micro-wave AAS/hydride NEN 5760<br />

arseen (grond) zwavelzuur/salpeterzuur grafietoven AAS NEN 6457<br />

arseen (water) filtratie/aanzuren grafietoven AAS NEN 6457<br />

zink (grond) zoutzuur/salpeterzuur vlam AAS NEN 64XX<br />

zink (grond) zoutzuur/salpeterzuur micro-wave vlam AAS NEN 64XX<br />

zink (water) filtratie/aanzuren vlam AAS NEN 64XX<br />

cadmium (grond) zoutzuur/salpeterzuur grafietoven AAS NEN 64XX<br />

cadmium (grond) zoutzuur/salpeterzuur micro-wave grafietoven AAS NEN 64XX<br />

kwik (grond) zwavelzuur/salpeterzuur<br />

onder terugvloeikoeling<br />

koude damp AAS NEN 6438<br />

kwik (grond) zwavelzuur/salpeterzuur microwave<br />

koude damp AAS NEN 6438<br />

kwik (water) zwavelzuur/salpeterzuur<br />

permanganaat<br />

koude damp AAS NEN 6449<br />

overige metalen (grond) zoutzuur/salpeterzuur vlam AAS NEN 64XX<br />

overige metalen (grond) zoutzuur/salpeterzuur micro-wave vlam AAS NEN 64XX<br />

overige metalen (grond) filtratie/aanzuren grafietoven AAS NEN 64XX<br />

cyanide totaal (grond) zoutzuur potentiometrie NEN 6489<br />

cyanide vrij (grond) azijnzuur potentiometrie NEN 6489<br />

cyanide totaal (water) zoutzuur fotometrie NEN 6489<br />

PAK (grond) petroleumbenzine/soxhlet HPLC/UV-FLU VPR C85-11<br />

PAK (water) petroleumbenzine HPLC/UV-FLU VPR C85-11<br />

EOX (grond) petroleumbenzine/soxhlet microcoulometrie VPR C85-15<br />

EOX (water) uitschudden petroleum- benzine microcoulometrie VPR C85-15<br />

VOC1 purge & trap/tenax GC/ECD VPR C85-12<br />

BETX purge & trap/tenax GC/FID VPR C85-10<br />

VAK purge & trap/tenax GC/FID VPR C85-10<br />

minerale olie (water) hexaan GC/FID VPR C85-19<br />

minerale olie aceton/hexaan GC/FID VPR C85-19<br />

minerale olie freon 113/soxhlet infra-rood NEN 6673<br />

screening LKK purge & trap/tenax GC/FID VPR C85-10


Component Ontsluiting/extractie Analyse Voorschrift<br />

screening HKK aceton/hexaan GC/FID VPR C85-19<br />

zuurgraad (grond/slib) uitschudden water potentiometrie NEN 5750<br />

Zuurgraad (water) potentiometrie NEN 6411<br />

Geleidbaarheid<br />

(grond/slib)<br />

uitschudden water conductometrie NEN 6412<br />

Geleidbaarheid (water) conductometrie NEN 6412<br />

Chloride salpeterzuur potentiometrie BS1881 -<br />

part 124<br />

NEN 6476<br />

Chloride uitschudden met water HPLC<br />

sulfaat zoutzuur gravimetrie BS1881 -<br />

part 124<br />

sulfaat uitschudden met water HPLC<br />

sulfide zoutzuur titrimetrie ASTM C114<br />

nitraat uitschudden met water fotometrie NEN6440<br />

nitraat uitschudden met water HPLC<br />

orthofosfaat uitschudden met water fotometrie NEN 6479<br />

orthofosfaat uitschudden met water HPLC<br />

gloeiverlies gravimetrie DIN 52170<br />

CO2 zwavelzuur gravimetrie DIN 52170<br />

org. verontr. (A.H.) natronloog visuele classificatie NEN 3542<br />

org. verontr. (fulvozuur) zoutzuur visuele classificatie<br />

vlekken index stoom visuele classificatie ontwerp NEN<br />

5923


Bijlage 4: Analysecertificaten


Bijlage 5: Procescertificaat<br />

Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek


Kiwa N.V.<br />

Certificatie en Keuringen<br />

Sir W. Churchill-laan 273<br />

Postbus 70<br />

2280 AB RIJSWIJK ZH<br />

Tel. (070) 414 44 00<br />

Fax (070) 414 44 20<br />

E-mail certif@kiwa.nl<br />

www.kiwa.nl<br />

Nummer K22995/04 Vervangt K22995/03<br />

Uitgegeven 2007-12-05 D.d. 2007-07-25<br />

Geldig tot 2009-01-05 Eerste uitgave 2003-02-19<br />

procescertificaat<br />

Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek<br />

Op grond van onderzoek, alsmede regelmatig door Kiwa uitgevoerde<br />

controles, worden de door<br />

Van Vleuten Consult b.v.<br />

uitgevoerde processen, gespecificeerd in dit certificaat, geacht te voldoen aan<br />

de beoordelingsrichtlijn SIKB 2000 d.d. 13-03-2007 “Veldwerk bij<br />

milieuhygiënisch bodemonderzoek” voor de toepassingsgebieden:<br />

• Protocol 2001: Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van<br />

boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen.<br />

• Protocol 2002: Het nemen van grondwatermonsters.<br />

• Protocol 2018: Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in<br />

bodem.<br />

ing. B. Meekma<br />

Directeur Certificatie en Keuringen, Kiwa N.V.<br />

Dit certificaat is afgegeven conform het Kiwa-Reglement voor<br />

productcertificatie.<br />

Dit certificaat bestaat uit 2 pagina’s.<br />

Openbaarmaking van het certificaat is toegestaan.<br />

Onderneming<br />

Van Vleuten Consult b.v.<br />

Staarten 23<br />

5281 PK BOXTEL<br />

Postbus 79<br />

5298 ZH LIEMPDE<br />

Tel. 0411 – 633 314<br />

Fax 0411 – 631 740<br />

E-mail info@vleuten-milieu.nl<br />

Internet www.vleuten-milieu.nl


Pagina 2 Nummer K22995/04 Vervangt K22995/03<br />

Uitgegeven 2007-12-05 D.d. 2007-07-25<br />

Geldig tot 2009-01-05 Eerste uitgave 2003-02-19<br />

procescertificaat<br />

Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodemonderzoek<br />

PROCESSPECIFICATIE<br />

Het proces is van toepassing op:<br />

• het veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek, dat verricht<br />

wordt bij een verkennend bodemonderzoek opgezet volgens de<br />

NEN 5740, een oriënterend onderzoek, een nader onderzoek,<br />

een monitoringsonderzoek, waterbodemonderzoek volgens NVN<br />

5720 en andere vergelijkbare onderzoeken.<br />

• het proces, inclusief alle secundaire processen dat begint bij de<br />

acceptatie van het veldwerk en dat eindigt bij de overdracht<br />

van veldgegevens en monsters.<br />

TOEPASSING EN GEBRUIK<br />

Indien afgeweken wordt van deze beoordelingsrichtlijn, wordt<br />

duidelijk in de betreffende onderzoeksrapportage vermeld:<br />

• de onderdelen die niet volgens het procescertificaat zijn<br />

uitgevoerd en de motivatie daarbij;<br />

• de inschatting van de consequentie met betrekking tot de<br />

invloed die het afwijken van de proceseisen heeft op de<br />

interpretatie van de onderzoeksgegevens in de vervolgfase van<br />

het bodemonderzoek;<br />

• de inschatting van de risico's die dit met zich meebrengt.<br />

GEBRUIK CERTIFICAAT EN KEURMERK<br />

Buiten het proces vallen in het bijzonder de volgende activiteiten:<br />

• de processen vóór het veldwerk, zoals vraagstelling, gegevens<br />

verzamelen en onderzoeksvoorstel; de processen ná het<br />

veldwerk, zoals laboratoriumanalyses, interpretatie van analyse-<br />

en veldwerkresultaten en advies;<br />

• veldwerk anders dan middels de technieken boringen, steken en<br />

graven van sleuven;<br />

• de monsterneming in het kader van het bouwstoffenbesluit.<br />

Indien op kritieke punten is afgeweken van de proceseisen, is het<br />

gebruik van het kwaliteitskeurmerk niet toegestaan.<br />

Kritieke punten wil zeggen, alle proceseisen die van invloed kunnen<br />

zijn op de interpretatie van de onderzoeksgegevens en de<br />

vervolgfasen van het bodemonderzoek.<br />

Indien de organisatie (opdrachtnemer) in de aanbieding aan de opdrachtgever duidelijk maakt dat de werkzaamheden onder certificaat op<br />

grond van deze BRL worden uitgevoerd, moet aan alle proceseisen van deze BRL voldaan worden. Op de aanbieding van de organisatie kan<br />

dan het keurmerk ‘Kwaliteitswaarborg bodembeheer SIKB’ worden opgenomen, zoals op de voorzijde van dit certificaat is te zien.<br />

In alle onderzoeksrapportages, die aan de klant en aan de opdrachtgever worden geleverd, wordt duidelijk vermeld dat de uitvoering van het<br />

veldwerk op basis van deze beoordelingsrichtlijn is uitgevoerd en dat de organisatie hiervoor volgens het procescertificaat veldwerk voor<br />

milieuhygiënisch bodemonderzoek is gecertificeerd. Op de rapportage van de organisatie kan dan het keurmerk worden opgenomen.<br />

WENKEN VOOR DE AFNEMER<br />

1. Controleer bij opdrachtverlening en oplevering of:<br />

1.1 geleverd is wat is overeengekomen;<br />

1.2 het merk en wijze van merken juist zijn;<br />

1.3 de dienstverlening en rapportage (zie toepassing en<br />

gebruik) geen afwijkingen vertoont<br />

2. Indien u op grond van het hiervoor gestelde tot afkeuring van de<br />

dienstverlening overgaat, neem dan contact op met:<br />

2.1 Van Vleuten Consult b.v.<br />

en zo nodig met:<br />

2.2 Kiwa N.V.<br />

3. Controleer of dit certificaat nog geldig is, raadpleeg hiertoe de<br />

Kiwa-website (www.kiwa.nl) en SIKB


Bijlage 6: Uitgevoerde onderzoeken


Bijlage 7: Toetsing Sanscrit


Bestand<br />

Gegevens afkomstig uit Sanscrit-bestand (versie 1.11): naam onbekend<br />

Locatie<br />

Locatie: Klooster Abdijlaan<br />

Codering: CV07058<br />

Type bodemgebruik: toekomstig<br />

Informatie:<br />

Levensgemeenschap paters<br />

Opmerkingen:<br />

De locatie is voornamelijk in gebruik voor zowel woondoeleinden.<br />

Ernst verontreiniging<br />

Ernst verontreiniging<br />

Ernstige bodemverontreiniging: ja<br />

Ernstige grondwaterverontreiniging: nee<br />

Gevoelige situatie(s) aanwezig: nee<br />

Conclusie<br />

Er is een geval van ernstige verontreiniging. Er dient een standaardrisicobeoordeling uitgevoerd te<br />

worden.<br />

Standaardbeoordeling humane risico's<br />

Bodemgebruiken (stap 2)<br />

Vormen van bodemgebruik die op de locatie voorkomen:<br />

wonen met tuin<br />

Blootstellingroutes (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

blootstellingroutes:<br />

ingestie grond<br />

inhalatie grond<br />

dermaal contact grond<br />

inhalatie binnenlucht<br />

inhalatie buitenlucht<br />

ingestie drinkwater<br />

inhalatie dampen bij douchen<br />

dermaal contact bij douchen<br />

ingestie gewas<br />

Parameters humaan (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

Kinderspeelplaats aanwezig (van belang bij lood): nee<br />

Bodem en overige parameters<br />

Parameter Eenheid Waarde Verantwoording


organische stofgehalte % 5,6 Gemiddelde van<br />

geanalyseerde humusgehalte,<br />

welke is<br />

geanalyseerd tijdens<br />

voorgaande onderzoeken<br />

gem. diepte verontreiniging t.o.v. kruipruimte<br />

vloer (uitdamping binnenlucht)<br />

gem. diepte verontreiniging t.o.v. maaiveld<br />

(uitdamping buitenlucht)<br />

Stoffen en concentraties (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

m 7,50E-1 defaultwaarde<br />

koper<br />

type meting: grond<br />

concentratie in grond geheel geval 1,70E+3 mg/kg<br />

zink<br />

type meting: grond<br />

concentratie in grond geheel geval 1,80E+3 mg/kg<br />

Toetsing (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

Toetsingstabel<br />

stof dosis<br />

(mg/(kg.d)<br />

)<br />

m 5,00E-1 Resultaten uit nader<br />

bodemonderzoek,<br />

CV07058NBO<br />

dosis/MT<br />

R<br />

(-)<br />

onaanvaardbaar<br />

risico<br />

koper 1,52E-2 1,09E-1 geen -<br />

zink 3,19E-2 3,19E-2 geen -<br />

Noot: Bij 'type' staat, indien van toepassing, welke norm wordt overschreden:<br />

MTR: overschrijding MTR door berekende dosis<br />

TCLib: overschrijding TCL door berekende (b) binnenluchtconcentratie (i)<br />

TCLob: overschrijding TCL door berekende (b) buitenluchtconcentratie (o)<br />

Toetsingstabel (vervolg)<br />

stof Cia<br />

(g/m3)<br />

Cia/TCL<br />

(-)<br />

Coa<br />

(g/m3)<br />

koper 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />

zink 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />

koper<br />

blootstellingsroute dosis<br />

(mg/(kg.d))<br />

ingestie grond 2,57E-3 16,89<br />

inhalatie grond 1,61E-5 1,06E-1<br />

type<br />

aandeel aan totale dosis<br />

(%)<br />

Coa/TCL<br />

(-)


dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie gewas 1,26E-2 83<br />

totaal 1,52E-2 100<br />

zink<br />

blootstellingsroute dosis<br />

(mg/(kg.d))<br />

ingestie grond 2,72E-3 8,53<br />

inhalatie grond 1,71E-5 5,36E-2<br />

dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie gewas 2,91E-2 91,42<br />

totaal 3,19E-2 100<br />

Combinatietoxiologie (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

aandeel aan totale dosis<br />

(%)<br />

Combinatietoxiciteit is niet bepaald omdat er geen stoffen zijn die tot dezelfde stofgroep behoren voor<br />

combinatietoxicologie.<br />

Hinder (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

Huidcontact<br />

Er is geen sprake van huidirritatie als gevolg van huidcontact met puur product.<br />

Geurdrempel<br />

De toetsing aan de geurdrempel heeft niet plaatsgevonden, omdat er geen stoffen geselecteerd zijn met<br />

een geurdrempel.<br />

Normoverschrijdingen standaardbeoordeling humane risico's (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

Voor de volgende stoffen is de dosis/MTR


koper<br />

zink<br />

Conclusie standaardbeoordeling humane risico's (stap 2)<br />

Op grond van de standaardbeoordeling humane risico's<br />

- is er geen sprake van onaanvaardbare risico's voor de mens;<br />

- is er geen sprake van een onaanvaardbare situatie voor de mens als gevolg van hinder.<br />

Standaardbeoordeling ecologische risico's<br />

Gebiedstype (stap 2)<br />

Er bevindt zich geen verontreiniging in de bovenste 0,5 meter van de onbedekte bodem en er is geen<br />

sprake van gewassen wortelend in verontreinigde bodem dieper dan de bovenste 0,5 meter.<br />

Conclusie standaardbeoordeling ecologische risico's (stap 2)<br />

Op grond van het afwezig zijn van de verontreiniging in de bovenste 0,5 meter van de onbedekte bodem<br />

en het feit dat er geen gewassen wortelen in verontreinigde bodem dieper dan de bovenste 0,5 meter is er<br />

geen sprake van onaanvaardbare risico's voor ecologie.<br />

Standaardbeoordeling verspreidingsrisico's<br />

Kwetsbare objecten (stap 2)<br />

Er liggen geen kwetsbare objecten binnen het bodemvolume dat wordt ingesloten binnen de<br />

interventiewaarde contour en dat zal binnen enkele jaren ook niet het geval zijn.<br />

Onbeheersbare situatie (stap 2)<br />

Er is geen drijflaag aanwezig die door activiteiten en processen in de bodem kan worden verplaatst en<br />

van waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden.<br />

Er is geen zaklaag aanwezig die door activiteiten en processen in de bodem kan worden verplaatst en van<br />

waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden.<br />

Er is geen sprake van een bodemvolume groter dan 6000 m3 dat wordt ingesloten door de<br />

interventiewaarde contour in het grondwater.<br />

Conclusie standaardbeoordeling verspreidingsrisico's (stap 2)<br />

Op grond van de standaardbeoordeling verspreidingsrisico's is er geen sprake van onaanvaardbare<br />

risico's voor verspreiding.<br />

Eindconclusie<br />

Er is een geval van ernstige verontreiniging, maar de locatie hoeft niet met spoed gesaneerd te worden.


Bestand<br />

Gegevens afkomstig uit Sanscrit-bestand (versie 1.11): naam onbekend<br />

Locatie<br />

Locatie: Klooster Abdijlaan<br />

Codering: CV07058<br />

Type bodemgebruik: toekomstig<br />

Informatie:<br />

Levensgemeenschap paters<br />

Opmerkingen:<br />

De locatie is voornamelijk in gebruik voor zowel woondoeleinden.<br />

Ernst verontreiniging<br />

Ernst verontreiniging<br />

Ernstige bodemverontreiniging: ja<br />

Ernstige grondwaterverontreiniging: nee<br />

Gevoelige situatie(s) aanwezig: nee<br />

Conclusie<br />

Er is een geval van ernstige verontreiniging. Er dient een standaardrisicobeoordeling uitgevoerd te<br />

worden.<br />

Standaardbeoordeling humane risico's<br />

Bodemgebruiken (stap 2)<br />

Vormen van bodemgebruik die op de locatie voorkomen:<br />

wonen met tuin<br />

Blootstellingroutes (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

blootstellingroutes:<br />

ingestie grond<br />

inhalatie grond<br />

dermaal contact grond<br />

inhalatie binnenlucht<br />

inhalatie buitenlucht<br />

ingestie drinkwater<br />

inhalatie dampen bij douchen<br />

dermaal contact bij douchen<br />

ingestie gewas<br />

Parameters humaan (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

Kinderspeelplaats aanwezig (van belang bij lood): nee<br />

Bodem en overige parameters<br />

Parameter Eenheid Waarde Verantwoording


organische stofgehalte % 5,6 Gemiddelde van<br />

geanalyseerde humusgehalte,<br />

welke is<br />

geanalyseerd tijdens<br />

voorgaande onderzoeken<br />

gem. diepte verontreiniging t.o.v. kruipruimte<br />

vloer (uitdamping binnenlucht)<br />

gem. diepte verontreiniging t.o.v. maaiveld<br />

(uitdamping buitenlucht)<br />

Stoffen en concentraties (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

m 7,50E-1 defaultwaarde<br />

koper<br />

type meting: grond<br />

concentratie in grond geheel geval 5,40E+3 mg/kg<br />

zink<br />

type meting: grond<br />

concentratie in grond geheel geval 4,40E+3 mg/kg<br />

cadmium<br />

type meting: grond<br />

concentratie in grond geheel geval 4,9 mg/kg<br />

lood<br />

type meting: grond<br />

concentratie in grond geheel geval 3,80E+2 mg/kg<br />

Toetsing (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

Toetsingstabel<br />

stof dosis<br />

(mg/(kg.d)<br />

)<br />

m 5,00E-1 Resultaten uit nader<br />

bodemonderzoek,<br />

CV07058NBO<br />

dosis/MT<br />

R<br />

(-)<br />

onaanvaardbaar<br />

risico<br />

koper 4,83E-2 3,45E-1 geen -<br />

zink 7,79E-2 7,79E-2 geen -<br />

cadmium 1,41E-4 1,41E-1 geen -<br />

lood 9,39E-4 2,61E-1 geen -<br />

Noot: Bij 'type' staat, indien van toepassing, welke norm wordt overschreden:<br />

MTR: overschrijding MTR door berekende dosis<br />

TCLib: overschrijding TCL door berekende (b) binnenluchtconcentratie (i)<br />

TCLob: overschrijding TCL door berekende (b) buitenluchtconcentratie (o)<br />

Toetsingstabel (vervolg)<br />

stof Cia<br />

(g/m3)<br />

Cia/TCL<br />

(-)<br />

Coa<br />

(g/m3)<br />

type<br />

Coa/TCL<br />

(-)


koper 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />

zink 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />

cadmium 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />

lood 0,00E+0 - 0,00E+0 -<br />

koper<br />

blootstellingsroute dosis<br />

(mg/(kg.d))<br />

ingestie grond 8,16E-3 16,89<br />

inhalatie grond 5,12E-5 1,06E-1<br />

dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie gewas 4,01E-2 83<br />

totaal 4,83E-2 100<br />

zink<br />

blootstellingsroute dosis<br />

(mg/(kg.d))<br />

ingestie grond 6,64E-3 8,53<br />

inhalatie grond 4,17E-5 5,36E-2<br />

dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie gewas 7,12E-2 91,42<br />

totaal 7,79E-2 100<br />

cadmium<br />

blootstellingsroute dosis<br />

(mg/(kg.d))<br />

ingestie grond 7,40E-6 5,26<br />

inhalatie grond 4,65E-8 3,31E-2<br />

dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />

aandeel aan totale dosis<br />

(%)<br />

aandeel aan totale dosis<br />

(%)<br />

aandeel aan totale dosis<br />

(%)


inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie gewas 1,33E-4 94,7<br />

totaal 1,41E-4 100<br />

lood<br />

blootstellingsroute dosis<br />

(mg/(kg.d))<br />

ingestie grond 5,74E-4 61,09<br />

inhalatie grond 3,60E-6 3,84E-1<br />

dermaal contact grond 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie binnenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie buitenlucht 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie drinkwater 0,00E+0 0,00E+0<br />

inhalatie dampen bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

dermaal contact bij douchen 0,00E+0 0,00E+0<br />

ingestie gewas 3,62E-4 38,53<br />

totaal 9,39E-4 100<br />

Combinatietoxiologie (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

aandeel aan totale dosis<br />

(%)<br />

Combinatietoxiciteit is niet bepaald omdat er geen stoffen zijn die tot dezelfde stofgroep behoren voor<br />

combinatietoxicologie.<br />

Hinder (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

Huidcontact<br />

Er is geen sprake van huidirritatie als gevolg van huidcontact met puur product.<br />

Geurdrempel<br />

De toetsing aan de geurdrempel heeft niet plaatsgevonden, omdat er geen stoffen geselecteerd zijn met<br />

een geurdrempel.<br />

Normoverschrijdingen standaardbeoordeling humane risico's (stap 2)<br />

wonen met tuin<br />

Voor de volgende stoffen is de dosis/MTR


zink<br />

cadmium<br />

lood<br />

Conclusie standaardbeoordeling humane risico's (stap 2)<br />

Op grond van de standaardbeoordeling humane risico's<br />

- is er geen sprake van onaanvaardbare risico's voor de mens;<br />

- is er geen sprake van een onaanvaardbare situatie voor de mens als gevolg van hinder.<br />

Standaardbeoordeling ecologische risico's<br />

Gebiedstype (stap 2)<br />

Er bevindt zich geen verontreiniging in de bovenste 0,5 meter van de onbedekte bodem en er is geen<br />

sprake van gewassen wortelend in verontreinigde bodem dieper dan de bovenste 0,5 meter.<br />

Conclusie standaardbeoordeling ecologische risico's (stap 2)<br />

Op grond van het afwezig zijn van de verontreiniging in de bovenste 0,5 meter van de onbedekte bodem<br />

en het feit dat er geen gewassen wortelen in verontreinigde bodem dieper dan de bovenste 0,5 meter is er<br />

geen sprake van onaanvaardbare risico's voor ecologie.<br />

Standaardbeoordeling verspreidingsrisico's<br />

Kwetsbare objecten (stap 2)<br />

Er liggen geen kwetsbare objecten binnen het bodemvolume dat wordt ingesloten binnen de<br />

interventiewaarde contour en dat zal binnen enkele jaren ook niet het geval zijn.<br />

Onbeheersbare situatie (stap 2)<br />

Er is geen drijflaag aanwezig die door activiteiten en processen in de bodem kan worden verplaatst en<br />

van waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden.<br />

Er is geen zaklaag aanwezig die door activiteiten en processen in de bodem kan worden verplaatst en van<br />

waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden.<br />

Er is geen sprake van een bodemvolume groter dan 6000 m3 dat wordt ingesloten door de<br />

interventiewaarde contour in het grondwater.<br />

Conclusie standaardbeoordeling verspreidingsrisico's (stap 2)<br />

Op grond van de standaardbeoordeling verspreidingsrisico's is er geen sprake van onaanvaardbare<br />

risico's voor verspreiding.<br />

Eindconclusie<br />

Er is een geval van ernstige verontreiniging, maar de locatie hoeft niet met spoed gesaneerd te worden.


SANERINGSPLAN VOOR EEN VERONTREINIGING MET VORMZAND TER PLAATSE<br />

VAN DE ABDIJLAAN 8 TE NIEUWKUIJK<br />

(MARIAPOLI MARIËNKROON)<br />

BIS BV rapportnummer CV07058san (V1.0)


ADVIESBURO VOOR GROND, GRONDWATER EN ASBESTINVENTARISATIE<br />

Van Vleuten Consult bv<br />

Staarten 23<br />

5281 PK Boxtel<br />

tel. 0411-633314<br />

fax. 0411-631740<br />

e-mail info@vleuten-milieu.com<br />

Opdrachtgever : Mariapoli Mariënkroon (dhr. A.H.P.G. van der Burgt)<br />

Rapportnummer : CV07058san<br />

Uitvoering : CV/JvR/BM/HR/RA/OV<br />

Auteur : O. Verhagen<br />

Versie : 1.0 (definitief)<br />

Datum : 1 juni 2007<br />

SANERINGSPLAN VOOR EEN VERONTREINIGING MET VORMZAND TER PLAATSE<br />

VAN DE ABDIJLAAN 8 TE NIEUWKUIJK<br />

ª Van Vleuten Consult bv Alle rechten zijn uitdrukkelijk voorbehouden aan Van Vleuten Consult bv. Niets uit deze uitgave<br />

mag worden vermenigvuldigd en/ of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze<br />

dan ook, zonder voorafgaande toestemming van Van Vleuten Consult bv.<br />

Van Vleuten Consult bv E : info@vleuten-milieu.com<br />

Staarten 23, 5281 PK Boxtel I : www.vleuten-milieu.com<br />

Postbus 79, 5298 ZH Liempde ING 68.37.76.312<br />

T : 0411-633314 K.v.K. 171.128.64<br />

F : 0411-631740 BTW nr. NL 808049525B01


INHOUDSOPGAVE<br />

1. Inleiding ...............................................................................................1<br />

2. Algemene gegevens locatie .....................................................................2<br />

2.1 Gegevens locatie ...............................................................................2<br />

2.2 Historische informatie .........................................................................2<br />

2.3 Bodemopbouw en geohydrologie............................................................4<br />

3 Saneringsvariant.................................................................................5<br />

3.1 Algemeen........................................................................................5<br />

3.2 Uitgangspunt sanering.........................................................................5<br />

3.3 Risicobeoordeling...............................................................................7<br />

3.4 Keuze saneringsvariant........................................................................7<br />

4. Saneringsmaatregelen ............................................................................9<br />

4.1 Betrokken instanties.........................................................................9<br />

4.2 Maatregelen en verzekering ...............................................................9<br />

4.3 Betrokken partijen..........................................................................10<br />

5 Plan van aanpak ..................................................................................11<br />

5.1 Algemeen......................................................................................11<br />

5.2 Werkwijze......................................................................................11<br />

5.3 Grondstromen.................................................................................12<br />

5.4 Consequenties voor de toekomst .........................................................12<br />

6. Arbeidshygiëne en Veiligheid .................................................................13<br />

6.1 Algemeen......................................................................................13<br />

6.2 Risicoberekening..............................................................................13<br />

6.3 Veiligheidsmaatregelen......................................................................13<br />

6.4 Logboek........................................................................................15<br />

6.5 Eindbemonstering ............................................................................15<br />

6.6 Afwijkingen op het saneringsplan.........................................................15<br />

6.7 Evaluatie .......................................................................................16<br />

Figuren<br />

Figuur 1.a: Ligging saneringslocatie<br />

Figuur 1.b: Kadastrale kaart, incl. streef- en interventiewaardecontour<br />

Figuur 2: Situatie boringen aanvullend onderzoek<br />

Figuur 3: Situatie streef- en interventiewaardecontour<br />

Figuur 4: Ontgravingsgrenzen


1. INLEIDING<br />

In opdracht van Mariapoli Mariënkroon (dhr. A.H.P.G. van der Burgt) heeft Van Vleuten<br />

Consult bv een saneringsplan opgesteld inzake twee verontreinigingen met vormzand ter<br />

plekke van de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk.<br />

Op basis van de op de locatie uitgevoerde bodemonderzoeken kunnen twee deellocaties<br />

worden onderscheiden, namelijk:<br />

• Vml. tracé waterloop, tijdens de aanleg van een riolering hebben hier<br />

ontgravingswerkzaamheden plaatsgevonden, oppervlakte van ca. 2500 m 2 ;<br />

• Wegfundering, ter plaatse van vml. weg noordelijk van de bebouwing op het<br />

perceel, oppervlakte van ca. 1500 m 2 .<br />

De gehele verontreinigingsituatie is beschreven in het nader bodemonderzoek uitgevoerd<br />

door Van Vleuten Consult bv (CV07058NBO, Versie 2.0 (definitief), 16 maart 2007).<br />

De aanleiding voor de sanering wordt gevormd door de geplande nieuwbouwwerkzaamheden<br />

op de locatie. Het gebruik van het perceel zal in de toekomst verder niet<br />

veranderen.<br />

De doelstelling van de sanering is:<br />

• het op verantwoorde wijze ontgraven en afvoeren van de op de saneringslocatie<br />

aanwezige verontreiniging;<br />

• De sanering zal conform een functionele insteek worden uitgevoerd, waarbij de kern<br />

van de verontreiniging zal worden ontgraven.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 1


2. ALGEMENE GEGEVENS LOCATIE<br />

2.1 Gegevens locatie<br />

De verontreiniging is gesitueerd aan de Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk en heeft de volgende<br />

kadastrale kenmerken: <strong>Gemeente</strong> Nieuwkuijk, Sectie N, nummer 4562.<br />

Ter plaatse van het perceel zijn twee verontreinigde deellocatie te onderscheiden, namelijk:<br />

• Vml. tracé waterloop - x: 141,4 en y: 412,7;<br />

• Vml. wegfundering - x: 141,3 en y: 412,6.<br />

In de omgeving van het terrein zijn een hotel, een boomkwekerij en diverse<br />

tuinbouwbedrijven met kassen aanwezig.<br />

Ten behoeve van de nieuwbouw dient een (partiële) bestemmingsplan wijziging te worden<br />

aangevraagd.<br />

De ligging van de saneringslocatie is weergegeven in figuur 1.a. Voor de kadastrale kaart<br />

wordt verwezen naar figuur 1.b.<br />

2.2 Historische informatie<br />

Op het terrein staan een aantal gebouwen van de Stichting Mariapoli Mariënkroon. Het<br />

perceel is al jaren in gebruik voor diverse activiteiten van de Stichting Mariapoli<br />

Mariënkroon, waaronder een drukkerij. Op dit moment zijn de gebouwen in gebruik voor<br />

woondoeleinden en kantoorwerkzaamheden en huisgebonden activiteiten. Het terrein blijft<br />

in eigendom bij dezelfde Stichting die ten behoeve van de uitbreiding van haar<br />

(kantoor)activiteiten, nieuwbouw wil realiseren.<br />

Ten behoeve van de warmtevoorziening van de gebouwen zijn op dit moment nog<br />

ondergrondse tanks aanwezig. In 1992 zijn alle tanks vervangen. In de toekomst wordt<br />

gas, elektriciteit en water doorgetrokken, respectievelijk aangelegd. Verwijdering van de<br />

tanks zal dan plaatsvinden. Aangezien nog niet definitief bekend is op welke termijn de<br />

tanks worden verwijderd, is besloten de tanklocaties te onderzoeken op het moment dat<br />

tot verwijdering van de tanks wordt overgegaan.<br />

Op de locatie is de watergang “Vlijmense Wetering” aanwezig. In het verleden is een<br />

gedeelte van de "Vlijmense Wetering" aangevuld met vormzand, afkomstig van de<br />

Lipsfabrieken uit Drunen. In Drunen is in het verleden ophoging en aanvulling vormzand<br />

gebruikt.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 2


Dit vormzand was een overblijfsel van het produktieproces van scheepsschroeven. Het<br />

vormzand is ernstig verontreinigd met zware metalen. Na jaren van studie is gebleken dat<br />

de aanwezig zware metalen in het vormzand immobiel zijn en vrijwel niet uitlogen naar de<br />

omringende grond en het grondwater. Het aanwezige vormzand vormt zodoende geen<br />

gevaar voor het milieu. In het geval van vormzand mag conform het beleid van de Provincie<br />

Noord-Brabant functiegericht worden gesaneerd.<br />

De volgende onderzoeken zijn uitgevoerd op en nabij de saneringslocatie:<br />

• Locatie Abdij Mariënkroon: Saneringsonderzoek ondergrondse tank, door WK<br />

Milieuadviezen Drunen (1992);<br />

• Locatie Abdijlaan 8, meting grondwaterstanden, door BIS BV (2005);<br />

• Locatie Abdijlaan 8, partijkeuring waterbodem van gracht aan de Abdijlaan, door BIS<br />

BV (2004);<br />

• Locatie Abdijlaan 8, verkennend bodemonderzoek ter plaatse van 6<br />

nieuwbouwlocaties, BIS BV, CV05338VBO-RAP, 24 november 2005;<br />

• Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van nieuwbouwlocatie 2,<br />

BIS BV, CV05338NBO-RAP, 12-12-2005;<br />

• Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van nieuwbouwlocatie 2,<br />

BIS BV, CV05338NBO-RAP2, 12-01-2006;<br />

• Locatie Abdijlaan 8, oriënterend bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />

CV06366OBO-RAP, 28-08-2006.;<br />

• Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />

CV06366NBO-RAP, 21-08-2006;<br />

• Locatie Abdijlaan 8, nader bodemonderzoek ter plaatse van vormzand, BIS BV,<br />

CV06366NBO2-RAP, 25-09-2006.<br />

Uiteindelijk is op basis van de uitgevoerde onderzoeken en aanvullend onderzoek een nader<br />

onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de twee verontreinigingslocaties. Dit nader onderzoek<br />

(CV07058NBO-RAP, 16 maart 2007) is gebruikt als onderlegger voor het saneringsplan.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 3


2.3 Bodemopbouw en geohydrologie<br />

De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie is, op basis van de gegevens van de<br />

grondwaterkaart Centrale Slenk (Oost-Brabant) van de Dienst grondwaterverkenning TNO,<br />

als volgt te beschrijven:<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

diepte (m-mv) omschrijving<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

0 - 12 Deklaag bestaande uit de Nuenen groep, deze bestaat uit fiijne<br />

zanden, veen- en leemlagen.<br />

12 - 68 Eerste watervoerende pakket, formatie van Kreftheye, bestaande<br />

uit grove grindhoudende zanden.<br />

68 - 91 Eerste Scheidende laag, formatie van Kedichem en Tegelen,<br />

bestaande uit voornamelijk grove tot fijne zanden en kleilagen.<br />

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯<br />

De grondwaterstromingsrichting in het eerste watervoerende pakket is overwegend noordnoordwestelijk.<br />

Zover bekend is op de onderzoekslocatie geen oppervlaktewater aanwezig. De<br />

onderzoekslocatie is niet gesitueerd in een grondwaterbeschermingsgebied. Het grondwater<br />

onder de onderzoekslocatie is mogelijk onderhevig aan invloeden van buitenaf.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 4


3 SANERINGSVARIANT<br />

3.1 Algemeen<br />

Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn twee verontreinigingslocaties aangetroffen;<br />

• Vml. tracé waterloop;<br />

• Vml. wegfundering.<br />

Beide verontreinigingen worden veroorzaakt door het in het verleden toepassen van<br />

vormzand op de locatie. Het vormzand is in het verleden wel vaker gebruikt in de omgeving<br />

van Drunen als dempmateriaal of als verhardingslaag. Het vormzand is afkomstig van de<br />

Lipsfabrieken uit Drunen.<br />

3.2 Uitgangspunt sanering<br />

'Vml. tracé waterloop'<br />

Tijdens voorgaande onderzoeken is in de bovengrond een sterke verontreiniging met<br />

metalen (koper) aangetroffen. In de ondergrond worden hooguit lichte verontreinigingen<br />

aangetroffen.<br />

Tijdens een nader onderzoek zijn aanvullend, ter plaatse van de verdachte deellocatie 'vml.<br />

tracé waterloop', 21 boringen geplaatst.<br />

Zintuiglijk is bij enkele boringen slib aangetroffen, mogelijk betreft het hier de vml. bodem<br />

van de waterloop. Bij enkele boringen is vormzand, grind, slakken, baksteen of puin<br />

aangetroffen.<br />

Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat:<br />

• plaatselijk in de bovengrond (0,0 - 0,5 m-mv) een lichte verontreiniging met<br />

metalen, PAK's, EOX en minerale olie en een sterke verontreiniging met koper en<br />

zink wordt aangetroffen en<br />

• in de directe ondergrond (0,5 - 1,0 m-mv) geen van de geanalyseerde parameters in<br />

verhoogde concentratie wordt aangetroffen;<br />

• in de diepere ondergrond (2,0 - 2,5 m-mv) een lichte verontreiniging met PAK's<br />

wordt aangetroffen.<br />

Tijdens de uitgevoerde onderzoeken is ter plaatse van de ondergrond geen vormzand<br />

aangetroffen. Aangenomen kan worden dat het vormzand tijdens de aanleg van de riolering<br />

grotendeels is weggenomen. In de bovengrond worden nog plaatselijk bijmengingen met<br />

vormzand en andere bodemvreemde materialen (baksteen, beton, puinhoudend en resten<br />

glas) aangetroffen.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 5


Na het verwerken van de gegevens blijken plaatselijk in de bovengrond sterke<br />

verontreinigingen met koper en zink te worden aangetroffen. De verontreiniging is te<br />

relateren aan de bijmenging van bodemvreemde materialen. In de ondergrond worden alleen<br />

plaatselijk lichte verontreinigingen aangetroffen.<br />

De verontreiniging kan als een heterogene verontreiniging met koper en zink worden<br />

gezien, dit in afwijking met hetgeen verwacht werd naar aanleiding van de voorgaande<br />

onderzoeken.<br />

Uiteindelijk zijn er vier deellocaties te onderscheiden, waar een sterke verontreiniging met<br />

koper en/of zink wordt aangetroffen. De exacte ligging van de deellocaties is weergegeven<br />

in figuur 3. Deellocatie A (B2), deellocatie B (B212), deellocatie C (B8) en deellocatie D<br />

(B4, B14 en B15). De verontreiniging wordt alleen in de bovenste halve meter<br />

(bovengrond) aangetroffen.<br />

De omvang van de matig tot sterke verontreiniging wordt geschat op:<br />

• Deellocatie A: ca. 120 m 2 (ca. 60 m 3 );<br />

• Deellocatie B: ca. 200 m 2 (ca. 100 m 3 );<br />

• Deellocatie C: ca. 50 m 2 (ca. 25 m 3 );<br />

• Deellocatie D: ca. 150 m 2 (ca. 75 m 3 ).<br />

'Vml. wegfundering'<br />

Analytisch wordt ter plaatse van de boringen waar sterke bijmenging of volledige vormzand<br />

is waargenomen, koper in een sterke verhoogde concentratie en zink in een licht verhoogde<br />

concentratie aangetroffen. Plaatselijk is tevens een lichte verontreiniging met minerale olie<br />

aangetroffen.<br />

Zintuiglijk is ter plaatse van de vml. wegfundering vormzand (matig puinhoudend)<br />

aangetroffen. Het vormzand blijkt plaatselijk analytisch licht verontreinigd te zijn met kwik,<br />

matig verontreinigd met cadmium en lood en sterk verontreinigd met koper en zink.<br />

De weg waar vormzand als wegfundering is gebruikt heeft een lengte van ca. 100 m bij<br />

een breedte van 3,5 m. Het verontreinigd (matig tot sterk) oppervlakte bedraagt dan ca.<br />

350 m 2 en heeft dus een omvang (diepte vormzand ca. 0,5 m-mv) van ca. 175 m 3 .<br />

Naar verwachting is het vormzand ter plaatse van het verontreinigde oppervlakte toegepast<br />

als wegfundering en kan als een homogene verontreiniging worden gezien.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 6


3.3 Risicobeoordeling<br />

Beide verontreinigingen zijn (tijdens het nader onderzoek) getoetst met Sanscrit, hieruit<br />

komt naar voren dat beide verontreinigingen als ernstig kunnen worden beschouwd, maar<br />

dat de sanering niet met spoed hoeft te worden uitgevoerd.<br />

Op basis van Sanscrit kan worden geconcludeerd dat:<br />

• er geen sprake is van actuele humane risico's;<br />

• er geen sprake is van actuele ecologische risico's;<br />

• er geen sprake is van actuele verspreidingsrisico's.<br />

3.4 Keuze saneringsvariant<br />

Bij de keuze van de saneringsvariant wordt een afweging gemaakt in de kosteneffectiviteit<br />

van een saneringsvariant.<br />

Hierbij worden enkele saneringsvarianten met elkaar vergeleken. In ieder geval dient een<br />

multifunctionele variant te worden vergeleken met een functionele variant. Bij de<br />

multifunctionele variant zal de verontreiniging worden teruggesaneerd tot aan de<br />

streefwaarde, bij de functionele variant kan een andere terugsaneerwaarde worden<br />

gehanteerd.<br />

Multifunctionele sanering<br />

Ter plaatse van het vml. tracé waterloop is de verontreiniging voornamelijk in de<br />

bovengrond aangetroffen. Over een oppervlakte van ca. 4500 m 2 worden lichte tot sterke<br />

verontreinigingen aangetroffen. De verontreiniging wordt voornamelijk in de bovengrond<br />

aangetroffen, de gemiddelde dikte van de verontreiniging wordt geraamd op ca. 0,5 m-mv.<br />

De hoeveelheid verontreiniging ter plaatse van het vml. tracé waterloop wordt dus geschat<br />

op ca. 2250 m 3 , waarvan ca. 260 m 3 als sterk verontreinigde grond (reinigbare grond) en<br />

ca. 1990 m 3 als licht verontreinigde grond (mogelijk categorie 1) kan worden gezien.<br />

Ter plaatse van de vml. wegfundering wordt over een oppervlakte van ca. 700 m 2 licht tot<br />

sterke verontreinigingen aangetroffen. De verontreiniging wordt aangetroffen tot ca. 0,5 mmv.<br />

De hoeveelheid verontreiniging wordt dus geschat op ca. 350 m 3 , waarvan ca. 175 m 3<br />

als sterk verontreinigde grond (reinigbare grond) en ca. 175 m 3 als licht verontreinigde<br />

grond (mogelijk categorie 1) kan worden gezien.<br />

In totaal zal bij een multifunctionele sanering dus ca. 435 m 3 sterk verontreinigde grond<br />

naar de reiniger worden afgevoerd en ca. 2165 m 3 licht verontreinigde grond als categorie<br />

1 grond kunnen worden afgevoerd.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 7


Functionele sanering<br />

Bij de functionele sanering zal alleen de sterk verontreinigde grond worden ontgraven. Bij<br />

de functionele variant zal dus ca. 435 m 3 grond worden afgevoerd naar de reiniger. De<br />

kosten voor een functionele sanering zijn geraamd op ca. € 50.000,-.<br />

Afweging tussen multifunctioneel en functioneel<br />

Bij een multifunctionele sanering zal naast de kosten die worden gemaakt voor de sanering<br />

van de sterk verontreinigde grond ook de kosten moeten worden berekend van de sanering<br />

van de licht verontreinigde grond. Op de locatie is ca. 2165 m 3 licht verontreinigde grond<br />

aanwezig, welke waarschijnlijk als categorie 1 grond kan worden afgezet.<br />

Voor categorie 1 grond kan voor het ontgraven, afvoeren en innemen van de grond een<br />

prijs van € 20,-/ m 3 worden gerekend. De kosten voor de afvoer van de categorie 1 grond<br />

bedragen dus ca. € 43.300,- (excl. BTW).<br />

Bij de berekening van de extra kosten voor een multifunctionele variant zijn verder de<br />

kosten voor het opnieuw aanvullen van de onderzoekslocaties met gecertificeerde schone<br />

grond niet meegenomen.<br />

Gezien de kosteneffectiviteit van de functionele variant (€ 50.000,-) is voor deze variant<br />

gekozen boven de multifunctionele variant (€ 93.300,-).<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 8


4. SANERINGSMAATREGELEN<br />

4.1 Betrokken instanties<br />

Met betrekking tot de sanering kan de Provincie Noord-Brabant als bevoegd gezag worden<br />

gezien. Aangezien de sanering alleen een grondsanering (bovengrond) betreft hoeft geen<br />

contact te worden opgenomen met het Waterschap/ Provincie Noord-Brabant inzake de<br />

lozing van grondwater. Voor de aanvang van de sanering dient door de Provincie Noord-<br />

Brabant een 'definitieve' beschikking te worden afgegeven.<br />

Na afgifte van de definitieve beschikking kan de start van de deelsanering worden gemeld<br />

(minimaal 2 weken voor aanvang van de sanering). Het bereiken van de einddiepte van de<br />

sanering dient 48 uur voor het bereiken van de einddiepte te worden gemeld, aangezien de<br />

sanering in zijn totaliteit ca. 2 dagen zal duren, zal deze melding niet worden gedaan. Het<br />

bereiken van de einddiepte zal telefonisch worden doorgegeven aan het bevoegd gezag. Na<br />

het afronden van de grondsanering zal het meldingsformulier einde grondsanering worden<br />

verstuurd.<br />

Voor de afvoer van grond zullen afvalstroomnummers moeten worden aangevraagd. Deze<br />

afvalstroomnummers zullen op de PMV-formulieren worden vermeld.<br />

Voordat met de sanering zal worden begonnen, moet eerst een Klic-melding worden<br />

verricht. Bij de Klic-melding zullen eventuele kabels en/of leidingen in het te saneren<br />

gedeelte worden gelocaliseerd. Tijdens de sanering zal hiermee dan rekening worden<br />

gehouden.<br />

4.2 Maatregelen en verzekering<br />

De deelsanering zal niet worden uitgevoerd nabij bebouwing. De bebouwing ter plaatse van<br />

de deellocatie ‘Vml. tracé waterloop’ zal voor de aanvang van de sanering worden<br />

geamoveerd. Ten behoeve van deze sloop is een sloopvergunning benodigd.<br />

Nabij de deellocatie ‘Vml. tracé waterloop’ zijn verder kabels en leidingen gesitueerd,<br />

waardoor mogelijk risico’s bestaan tijdens de saneringwerkzaamheden. Ten behoeve van de<br />

sanering zal een CAR-verzekering worden afgesloten<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 9


4.3 Betrokken partijen<br />

Opdrachtgever/ directievoering: Stichting Mariapoli Mariënkroon<br />

Abdijlaan 8<br />

5253 VP Nieuwkuijk<br />

Contactpersoon: dhr. A.H.P.G. van der Burgt<br />

Bevoegd Gezag/ beoordelaar: Provincie Noord-Brabant<br />

Postbus 90151 Brabantlaan 1<br />

5200 MC ’s-Hertogenbosch<br />

E-mail: Bodemsanering@brabant.nl<br />

Milieukundige begeleiding: BIS BV<br />

Postbus 79 Staarten 23<br />

5298 ZG Liempde 5281 PK Boxtel<br />

Tel. 0411-63 3314<br />

Fax. 0411-63 1740<br />

Milieukundig begeleider: dhr. B. Minkels (06-46218213)<br />

Projectleider: dhr. O. Verhagen<br />

Aannemer: Loon- en Grondverzetbedrijf Thomas Buijs<br />

<strong>Heusden</strong>seweg 1<br />

5256 NC <strong>Heusden</strong><br />

Tel. 0416-661546<br />

Contactpersoon: dhr. T. Buijs<br />

Reiniger/ inname grond: BSN Bodemsanering Nederland<br />

Wetering 2<br />

6002 SM Weert<br />

Contactpersoon: mevr. H. Korten<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 10


5 PLAN VAN AANPAK<br />

5.1 Algemeen<br />

De sanering zal bestaan uit het conventioneel ontgraven van de verontreinigingen.<br />

Ter plaatse van de vml. tracé waterloop zullen de verontreinigde spots worden ontgraven<br />

op basis van zintuiglijke waarnemingen. Tijdens de ontgraving zal rekening worden<br />

gehouden met dichtbij gelegen bebouwing en een tracé kabels en leidingen.<br />

Het asfalt ter plaatse van de deellocatie ‘vml. wegfundering’ is reeds verwijderd en<br />

afgevoerd. De vml. wegfundering zal op basis van zintuiglijke waarnemingen worden<br />

ontgraven.<br />

5.2 Werkwijze<br />

De sanering zal plaatsvinden conform de onderstaande werkwijze:<br />

• De deellocaties zullen worden afgezet met hekwerk, waarop waarschuwingsborden<br />

zullen worden geplaatst;<br />

• Door de milieukundige begeleider zullen de contouren van de verontreiniging worden<br />

uitgezet;<br />

• De zintuiglijk verontreinigde grond zal worden ontgraven en worden afgevoerd naar<br />

de reiniger;<br />

• Na het ontgraven van de zintuiglijk verontreinigde grond zullen controlemonsters<br />

worden genomen van de putbodem en –wanden;<br />

• Indien uit de controlemonstername naar voren komt dat de controlemonsters<br />

voldoen aan de terugsaneerwaarde, zal de saneringsput worden aangevuld;<br />

• De locatie zal worden aangevuld met schone grond afkomstig van buiten de locatie<br />

en/of met grond welke vrijkomt bij werkzaamheden op de locatie 1) ;<br />

• Na het afronden van de saneringswerkzaamheden zal een saneringsverslag worden<br />

opgesteld.<br />

1) Ten behoeve van het aanvullen van de locatie zal schone grond (gecertificeerd cf.<br />

Bouwstoffenbesluit) afkomstig van buiten de locatie worden gebruikt en grond welke<br />

vrijkomt tijdens werkzaamheden op de locatie.<br />

De grond welke vrijkomt tijdens werkzaamheden elders op het perceel (Abdijlaan 8 te<br />

Nieuwkuijk) zal tevens worden gebruikt ten behoeve van het aanvullen van de<br />

saneringslocaties. De grond afkomstig van elders op de locatie dient te voldoen aan de<br />

terugsaneerwaarde (Bodemgebruikswaarde ‘wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen’)<br />

van de saneringslocaties. Ten behoeve van het bepalen van de kwaliteit zullen 2 x 40<br />

grepen worden genomen van de vrijkomende grond elders op de locatie.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 11


Van de partij zullen dan twee mengmonsters worden opgesteld, bestaande uit 40 grepen<br />

per mengmonster. De mengmonsters zullen worden geanalyseerd op het NEN-5740<br />

grondpakket.<br />

5.3 Grondstromen<br />

Bij de berekening van volume te ontgraven grond naar af te voeren tonnages is een<br />

dichtheid van de grond gebruikt van 1,6 kg/m 3 . De volgende grondstromen zullen<br />

plaatsvinden tijdens de sanering:<br />

Tabel 5.3a: Grondbalans vml. tracé waterloop<br />

Deellocatie Materiaal Hoeveelheid Actie Locatie<br />

Vml. tracé Verontreinigd grond ca. 416 ton Ontgraven en Afvoer naar<br />

waterloop<br />

afvoeren reiniger<br />

Schone grond ca. 260 m<br />

(gecertificeerd)/ grond<br />

elders van perceel<br />

3 Aanvoeren en Nog nader te<br />

verwerken bepalen<br />

Tabel 5.3b: Grondbalans vml. wegfundering<br />

Deellocatie Materiaal Hoeveelheid Actie Locatie<br />

Vml. wegfundering Verontreinigd grond ca. 280 ton Ontgraven en Afvoer naar<br />

afvoeren reiniger<br />

Schone grond ca. 175 m<br />

(gecertificeerd)/ grond<br />

elders van perceel<br />

3 Aanvoeren en Nog nader te<br />

verwerken bepalen<br />

5.4 Consequenties voor de toekomst<br />

Ten behoeve van de nazorg zal registratie plaatsvinden van de lichte verontreiniging welke<br />

zal achterblijven op de locatie. De lichte verontreiniging behoeft verder geen nazorg.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 12


6. ARBEIDSHYGIËNE EN VEILIGHEID<br />

6.1 Algemeen<br />

Bij de bodemsanering kunnen de betrokkenen en omstanders worden blootgesteld aan<br />

risico's voor de Volksgezondheid. Hierbij kan blootstelling aan de verontreinigende stoffen<br />

via de onderstaande blootstellingroutes gebeuren:<br />

- inademen van damp en stof;<br />

- huidcontact met verontreinigde grond;<br />

- ingestie door eten, drinken en/of roken.<br />

Teneinde aan te sluiten op de richtlijnen van de Arbeidsinspectie worden in het navolgende<br />

enkele aandachtspunten bij het uitvoeren van de grondsanering genoemd. Voordat met de<br />

saneringswerkzaamheden wordt aangevangen dient een V&G plan voorhanden te zijn.<br />

6.2 Risicoberekening<br />

De blootstellingrisico's voor de betrokkenen van een bodemsaneringsoperatie kunnen op<br />

grond van de maximaal gemeten concentraties worden gekwantificeerd. Hierbij is<br />

uitgegaan van de methode aangegeven het Arbo-Informatieblad AI-22, 'Werken met<br />

verontreinigde grond en verontreinigd grondwater, 1999”. Bij de bewuste methode wordt<br />

onderscheid gemaakt tussen toxiciteits- en explosie-klassen, te weten de zogenaamde T-<br />

en F-klassen. Elke klasse heeft zijn eigen veiligheidsmaatregelen.<br />

Gezien de aard van de werkzaamheden en de concentraties van de verontreinigende<br />

stoffen kan gesteld worden dat het werk wordt: ingedeeld in de klasse 1T. Deze<br />

maatregelen zijn alleen van toepassing zolang de grondwerken worden uitgevoerd. Gelet op<br />

de afwezigheid van vluchtige stoffen is een F-klasse niet van toepassing.<br />

6.3 Veiligheidsmaatregelen<br />

Blootstelling aan de verontreiniging via dermaal, oraal of inhalatoire inname kan<br />

worden voorkomen door.<br />

- Een goede persoonlijke hygiëne;<br />

- Het dragen van beschermende kleding.<br />

Werkkleding<br />

- De werkkleding dient te bestaan uit een goed sluitende katoenen overall met<br />

afsluitbare zakken, veiligheidslaarzen, helm en handschoenen welke voldoende sterk<br />

zijn. Verder dienen de handschoenen voorzien te zijn van een lange schacht en ook<br />

afdoende draagcomfort. Pijpen van de overalls dienen over de schachten van de<br />

laarzen gedragen te worden;<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 13


- De werkkleding dient op de locatie te blijven. Er dient altijd voldoende schone<br />

werkkleding in voorraad te zijn. De aannemer draagt zorg voor de reiniging van de<br />

werkkleding.<br />

Voorzorgsmaatregelen<br />

- De grondverzetmachine dient voorzien te zijn van een overdrukcabine om inhalatie<br />

van damp en stof door de machinist tijdens het graven te voorkomen. De lucht die<br />

van buitenaf wordt aangevoerd moet met behulp van een stoffilter worden<br />

gereinigd. De filters dienen regelmatig te worden vervangen;<br />

- Het vrijkomen van stof moet worden voorkomen of tegengegaan. Met name bij<br />

warm en droog weer kan het nodig zijn daartoe extra maatregelen te treffen, zoals<br />

het nat maken en/of afdekken van de grond;<br />

- De plaats waar met verontreinigde grond wordt gewerkt (de verontreinigde zone)<br />

moet zodanig zijn aangegeven en zijn afgezet dat men deze niet zonder meer kan<br />

betreden. Iedereen die de verontreinigde zone binnen gaat moet uitdrukkelijk op de<br />

hoogte zijn gesteld van de gevaren en die in acht te nemen regels;<br />

- Er moeten voorzieningen zijn getroffen waardoor bij het verlaten van de<br />

saneringslocatie geen verontreinigde grond buiten de saneringslocatie komt.<br />

Instructies<br />

Alle betrokken werknemers voorafgaande aan de werkzaamheden dienen instructies te<br />

hebben ontvangen betreffende:<br />

- De aard en de gevaren van de stoffen;<br />

- De te volgen werkwijze en procedure;<br />

- De te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen;<br />

- De organisatorische aspecten en verantwoordelijkheden.<br />

Instructiebaden Arbeidsinspectie<br />

De volgende P-bladen en publicaties zijn van toepassing:<br />

Nr. 1 : inhoud verbandtrommel A, middelen voor de E.H.B .0.;<br />

Nr. 57 bedrijfshygiënische voorzieningen in een bouwbedrijf;<br />

Nr. 62 : persoonlijke beschermingsmiddelen in het bouwbedrijf;<br />

Nr. 65 : handschoenen;<br />

Nr. 85 : grondverzet, werktuigen en transportmiddelen;<br />

Arbo-informatieblad AI-22: werken met verontreinigde grond en verontreinigd<br />

grondwater.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 14


6.4 Logboek<br />

Door de milieukundige begeleider zal een logboek worden bijgehouden. Hierin worden alle<br />

bijzonderheden geregistreerd. De milieukundige begeleider is verantwoordelijk voor de juiste<br />

en volledige invulling van het logboek.<br />

Onderdeel van het logboek is een inzichtelijke registratie van de putbodemmmonsters en<br />

putwandmonsters. In de registratie moet tenminste zijn opgenomen:<br />

- Datum en tijdstip van alle bemonsteringen;<br />

- Nauwkeurig aanduiding van alle plaatsen en wijze van monsterneming van alle<br />

monsters en kubering, inclusief eventuele depots (grootte en omvang);<br />

- De analysecertificaten zullen dag na ontvangst op kantoor op de locatie aanwezig<br />

zijn, de resultaten zullen zo spoedig mogelijk telefonisch worden overlegd aan de<br />

milieukundige begeleider op de locatie;<br />

- Datum, tijdstip en kenteken van transportmiddel van aanvoer, afvoer en hergebruik ;<br />

- Naam, adres en woonplaats van de ontdoener, transporteur en geadresseerde;<br />

- locatie van herkomst en bestemming, hoeveelheid (in tonnen), afvalstroomnummers.<br />

6.5 Eindbemonstering<br />

Ter controle van het behalen van de doelstelling van de sanering zullen van de putbodem<br />

en -wanden controlemonsters worden genomen.<br />

De controlemonstername zal worden uitgevoerd conform de BRL SIKB 6001.<br />

Hierbij zal van de putbodem per 100 m 2 ontgravingsvlak (verhouding lengte:breedte<br />

maximaal 4:1) een mengmonster worden samengesteld. Dit mengmonster zal worden<br />

samengesteld uit 13 gutssteken. De te hanteren steekdiepte is 0,2 m.<br />

Van de putwanden zal per 40 m 2 ontgravingsvlak (maximale lengte 20 m, maximale hoogte<br />

2m) een mengmonster worden samengesteld. Dit mengmonster zal worden samengesteld<br />

uit 13 gutssteken. De te hanteren steekdiepte is 0,2 m.<br />

De controlemonsters zullen worden geanalyseerd op lutum & organische stof en koper en<br />

kwik.<br />

6.6 Afwijkingen op het saneringsplan<br />

Afwijkingen op het saneringsplan dienen direct te worden gemeld aan het bevoegd gezag.<br />

De afwijkingen zullen worden gemeld aan de toezichthouder van de Provincie Noord-<br />

Brabant. Afhankelijk van dit overleg zal de afwijking schriftelijk worden gemeld.<br />

Indien de afwijking een wijziging in het saneringsplan betreft zal door het adviesbureau de<br />

wijziging worden gemeld eventueel met een voorstel, inzake de verder aanpak van de<br />

wijziging.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 15


Indien een voorstel wordt gedaan inzake een vervolgtraject zal door het adviesbureau<br />

worden gewacht met de uitvoer hiervan, totdat reactie/toestemming is gegeven door het<br />

bevoegd gezag.<br />

6.7 Evaluatie<br />

Na het beëindigen van de sanering dient een evaluatierapport te worden opgesteld, waarin<br />

alle relevante zaken die samenhangen met de sanering worden gerapporteerd. De<br />

activiteiten bijgehouden in het logboek zullen in het evaluatierapport worden vermeld.<br />

Minimaal dient hierbij te worden ingegaan op de volgende zaken:<br />

• uitgangspunten;<br />

• eventuele afwijkingen van het saneringsplan verloop van de sanering;<br />

• grondafvoer (kwantitatief, bestemming) en eventuele grondafvoer en -aanvoer<br />

(kwalitatief);<br />

• resultaat grond, beschrijving eindsituatie;<br />

• eventueel benodigde beheersmaatregelen.<br />

Het evaluatierapport dient te voldoen aan bijlage 1 t/m 5 van de ‘Handleiding<br />

afwegingsproces saneringsdoelstelling’ en ter goedkeuring aan Provincie Noord-Brabant te<br />

worden voorgelegd.<br />

CV07058san, Abdijlaan 8 te Nieuwkuijk (Mariënkroon Mariapoli) Van Vleuten Consult bv/ 16


Figuur 1.a: Ligging saneringslocatie


Uittreksel Kadastrale Kaart<br />

12345<br />

25<br />

4A<br />

Deze kaart is noordgericht<br />

Perceelnummer<br />

Huisnummer<br />

Kadastrale grens<br />

Bebouwing<br />

Overige topografie<br />

Voor een eensluidend uittreksel, EINDHOVEN, 23 mei 2007<br />

De bewaarder van het kadaster en de openbare registers<br />

4<br />

1602<br />

4562<br />

0 m 5 m 25 m<br />

Schaal 1:500<br />

Kadastrale gemeente<br />

Sectie<br />

Perceel<br />

8<br />

VLIJMEN<br />

N<br />

4562<br />

Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend.<br />

De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele<br />

eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.


Omgevingskaart<br />

0 m 125 m 625 m<br />

Deze kaart is noordgericht. Schaal 1: 12500<br />

Hier bevindt zich Kadastraal object VLIJMEN N 4562<br />

Abdijlaan 8, 5253 VP NIEUWKUIJK<br />

© De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.


Figuur 1.b: Kadastrale kaart met streef- en interventiewaardecontour<br />

(incl. kadastrale bijlage)


Streefwaarde contour<br />

interventiewaarde contour


Figuur 2: Situatie boringen aanvullend onderzoek


Figuur 3: Situatie streef- en interventiewaardecontour


Figuur 4: Ontgravingsgrenzen


Bekendmaking <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> t.b.v. publicatie in Staatscourant en De Scherper<br />

op 12 augustus 2009<br />

Ontwerpbestemmingsplan “Mariënkroon” te Nieuwkuijk<br />

Het college van <strong>Heusden</strong> maakt bekend, dat op grond van artikel 3.8, 1 e lid Wet ruimtelijke<br />

ordening, met ingang van 13 augustus 2009 het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> “Mariënkroon”<br />

gedurende zes weken voor een ieder ter inzage ligt.<br />

Het plangebied, ter grootte van circa 9 hectare, ligt in het buitengebied van de gemeente<br />

<strong>Heusden</strong>, ten noorden van Nieuwkuijk, ten westen van Vlijmen en ten noosten van de Abt<br />

van Engelenlaan, de huidige doorgaande weg tussen Nieuwkuijk en Haarsteeg.<br />

Het bestemmingsplan heeft tot doel om te komen tot een landelijk centrum voor de<br />

Focolarebeweging. De bestaande ruimten zullen daartoe worden verbouwd om dienst te<br />

kunnen doen als gebruiksruimten voor: erediensten, vergaderingen, ontmoetingen, kantoor,<br />

ontvangst, logies, keuken, opslag, eten en expositie. Daarnaast biedt dit voorontwerp tevens<br />

ruimte voor de realisatie van maximaal 30 wooneenheden voor de huisvesting van<br />

religieuzen.<br />

Inzage<br />

Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> met bijbehorende stukken ligt met ingang van 13 augustus<br />

2009 gedurende 6 weken ter inzage. U kunt de stukken tijdens openingstijden inzien in het<br />

gemeentehuis in Drunen en Vlijmen en in de bibliotheek in <strong>Heusden</strong>. Een digitale versie van<br />

de plankaart, voorschriften en toelichting kunt u ook downloaden op onze website<br />

www.heusden.nl onder het kopje actueel/bestemmingsplannen.<br />

Zienswijze<br />

Gedurende de bovengenoemde termijn van zes weken kan een ieder naar keuze schriftelijk<br />

(wat de voorkeur heeft) of mondeling een zienswijze omtrent het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

indienen bij de gemeenteraad van <strong>Heusden</strong>. Een schriftelijke zienswijze kunt u sturen naar<br />

de gemeenteraad van <strong>Heusden</strong>, postbus 41, 5250 AA Vlijmen. Indien u mondeling wilt<br />

reageren, kunt u contact opnemen voor een afspraak met de heer R. Flipsen,<br />

telefoonnummer (073) 513 17 89.<br />

Overige informatie<br />

Indien u meer informatie wilt over de bestemmingsplanprocedure kunt u hiervoor ook een<br />

afspraak maken.


Onderzoek Ecologische Waarden<br />

Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


De auteursrechten van dit rapport rusten bij zowel opdrachtgever als opdrachtnemer, tenzij schriftelijk<br />

anders is/wordt overeengekomen. Alleen degenen bij wie het auteursrecht rust zijn gerechtigd het rapport<br />

voor eigen gebruik te vermenigvuldigen, te verspreiden of toe te passen, alsook om het ter informatie aan<br />

derden openbaar te maken tegen onderling (= zij bij wie het auteursrecht rust) overeengekomen voorwaarden<br />

(kosten, citeren, gebruiken, wijzigen etc). Raadpleging van en eventuele verdere handelingen<br />

met/op basis van het door De Groene Ruimte BV geleverde product vallen buiten elke verantwoordelijkheid<br />

van opdrachtgever en/of De Groene Ruimte BV.


Onderzoek Ecologische Waarden<br />

Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk<br />

Projectnummer: 03443<br />

Opdrachtgever:<br />

Stichting Beheer Mariapoli Scia<br />

Luminosa, Nieuwkuijk<br />

5 november 2004<br />

De Groene Ruimte BV<br />

bureau voor ecologisch<br />

onderzoek en beheerplanning<br />

Postbus 400<br />

6700 AK WAGENINGEN<br />

tel. : 0317 - 423969<br />

fax : 0317 - 418758<br />

e-mail : dgr@dgr.nl


DISCLAIMER<br />

De beoordeling en advisering met betrekking tot het al dan niet vóórkomen van beschermde plantenen<br />

diersoorten in dit rapport is gebaseerd op de in dit rapport opgenomen gegevens en gedaan vanuit<br />

een brede en langdurige ecologische expertise. De geraadpleegde bronnen en de gehanteerde<br />

werkwijze zijn toegelicht. De Groene Ruimte kan echter niet uitsluiten dat er toch nog (andere)<br />

beschermde soorten in het plangebied voorkomen. Conform onze algemene voorwaarden wordt deze<br />

advisering gedaan onder uitdrukkelijke afwijzing van elke aansprakelijkheid in welke vorm dan ook,<br />

voor eventuele schade die door of als gevolg van deze advisering nu of in de toekomst kan ontstaan.


INHOUD<br />

1. INLEIDING ............................................................... 3<br />

2. WERKWIJZE.............................................................. 5<br />

3. BRONNENONDERZOEK EN ORIËNTEREND VELDBEZOEK..................... 7<br />

3.1. Beknopte karakteristiek onderzoeksgebied ................................. 7<br />

3.2. Oriënterend veldonderzoek ............................................. 8<br />

3.3. Bronnenonderzoek ................................................... 11<br />

3.4. Geplande ingrepen in de inrichting van het terrein .......................... 14<br />

3.5. Effecten van de herinrichting op de beschermde flora en fauna ................ 17<br />

3.6. Benodigd aanvullend onderzoek ......................................... 18<br />

4. AANVULLENDE VELDINVENTARISATIES .................................... 21<br />

4.1. Werkwijze .......................................................... 21<br />

4.2. Resultaten .......................................................... 21<br />

5. ANALYSE ............................................................... 23<br />

6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ........................................ 25<br />

6.1. Conclusies .......................................................... 25<br />

6.2. Aanbevelingen ....................................................... 25<br />

7. BRONNEN ............................................................. 27<br />

BIJLAGEN<br />

Bijlage 1. Beschrijving veldinventarisatie door vrijwilligers<br />

Bijlage 2a. Plantensoorten veldinventarisaties 2004<br />

Bijlage 2b. Diersoorten veldinventarisaties 2004<br />

Bijlage 3. Vleermuisinventarisatie Abdij Mariënkroon<br />

KAARTEN<br />

Kaart 1. Vakindeling veldinventarisatie<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 1


2 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


1. INLEIDING<br />

De Abdij Mariënkroon te Nieuwkuijk wordt nog bewoond door enkele paters uit de orde van<br />

de Cisterciënzers. Het terrein met gebouwen zal een andere functie krijgen en worden<br />

omgevormd tot een zogenaamd focolarestadje. Dit brengt een wijziging van zowel de inrichting<br />

als het gebruik met zich mee. Voor de aanpassing van de inrichting bestaan concrete plannen.<br />

De ingrepen kunnen effect hebben op de aanwezige flora en fauna, dus ook op eventueel<br />

aanwezige beschermde soorten.<br />

In opdracht van de Stichting Beheer Mariapoli Scia Luminosa te Nieuwkuijk is door De Groene<br />

Ruimte BV een zogenaamde “quick-scan” uitgevoerd. Dit onderzoek is noodzakelijk ten behoeve<br />

van de voorbereiding van een eventuele ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en<br />

Faunawet (FFwet) voor de herinrichtingswerkzaamheden.<br />

Aan de hand van een bronnenonderzoek en een oriënterend veldbezoek is een inschatting<br />

gemaakt van het al dan niet voorkomen van beschermde soorten in het onderzoeksgebied. Aan<br />

de hand van de beschikbare gegevens is bepaald in hoeverre aanvullende veldinventarisaties<br />

nodig of gewenst zijn voor een gefundeerde ontheffingsaanvraag.<br />

In 2004 is, onder regie van de opdrachtgever, door vrijwilligers een veldinventarisatie uitgevoerd,<br />

waarin is vastgesteld welke soorten voorkomen op het terrein van de abdij. De<br />

resultaten van de veldinventarisatie zijn geïntegreerd in deze rapportage.<br />

In dit onderzoek is alleen het effect van de herinrichting, zoals aangegeven in de Aanvraag<br />

Zelfstandige Project Procedure (Stichting Beheer Mariapoli Scia Luminosa, 2003). Na de<br />

herinrichting zal ook het gebruik van het terrein (inclusief de intensiteit) wijzigen. Deze<br />

“ingreep” is niet meegenomen in het onderhavige onderzoek.<br />

In hoofdstuk 2 is de werkwijze weergegeven. In hoofdstuk 3 zijn de resultaten van het<br />

bronnenonderzoek en het oriënterend veldbezoek gepresenteerd. In hoofdstuk 4 zijn de<br />

resultaten van de veldinventarisatie samengevat. In hoofdstuk zijn de resultaten geanalyseerd en<br />

afgezet tegen de eisen uit de FFwet. Het rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen<br />

in hoofdstuk 6 en een overzicht van geraadpleegde bronnen in hoofdstuk 7.<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 3


4 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


2. WERKWIJZE<br />

Er is een quickscan uitgevoerd (2003) en er heeft een aanvullende veldinventarisatie plaatsgevonden<br />

(2004).<br />

De quickscan heeft plaatsgevonden in oktober/november 2003. Deze periode leent zich voor<br />

het doen van bronnenonderzoek en het beoordelen van geschiktheid van biotopen voor<br />

bepaalde soorten. Het moment in het seizoen is niet geschikt voor het doen van veldinventarisaties.<br />

Aansluitend op het startoverleg heeft een eerste oriënterend veldbezoek plaatsgevonden.<br />

Vervolgens is een bronnenonderzoek uitgevoerd. Hierbij is contact gezocht met verschillende<br />

lokale natuur- en milieugroeperingen, die actief zijn in of bij het plangebied. Daarnaast zijn<br />

verspreidingsatlassen voor verschillende soorten geraadpleegd, alsmede een aantal relevante<br />

Internet-sites (zie § 6).<br />

Aan de hand van de resultaten is vastgesteld welke noodzakelijke gegevens aanwezig zijn en<br />

welke ontbreken. Tevens is nagegaan welke effecten de herinrichting van het terrein op de<br />

groenvoorzieningen heeft. Daaruit is geconcludeerd welke aanvullingen op de gegevens nodig of<br />

zeer wenselijk zijn voor een gefundeerde ontheffingsaanvraag in het kader van de FFwet.<br />

Naar aanleiding van de quickscan is door de opdrachtgever in 2004 een aanvullende veldinventarisatie<br />

georganiseerd. Deze inventarisatie heeft de belangrijkste soortengroepen omvat en is<br />

uitgevoerd door ter plaatse bekende, ervaren en deskundige vrijwilligers. De door de opdrachtgever<br />

aangeleverde resultaten zijn in de onderhavige rapportage verwerkt.<br />

Op basis van de resultaten van de onderzoekingen zijn conclusies getrokken en zijn aanbevelingen<br />

gedaan voor de verdere procedure met betrekking tot de verplichtingen vanuit de FFwet.<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 5


6 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


3. QUICKSCAN<br />

3.1. Beknopte karakteristiek onderzoeksgebied<br />

Mariakapel in noordelijk deel van het<br />

abdijterrein<br />

Figuur 1. Ligging onderzoeksgebied<br />

Het abdijterrein is gelegen ten noorden van<br />

de autosnelweg A59, ter hoogte van Nieuwkuijk.<br />

(figuur 1). Het abdijterrein is voornamelijk<br />

omgeven door agrarische graslanden.<br />

Binnen de (wijde) omgeving vormt de abdij<br />

met haar variatie aan houtige groenvoorzieningen<br />

een “eiland”. Als zodanig biedt ze mogelijkheden<br />

om te fungeren als “stepping<br />

stone“ voor diverse diersoorten.<br />

Door de variatie<br />

aan groenbiotopen biedt<br />

het terrein veel mogelijkheden<br />

als rust- of nestplaats.<br />

De groenvoorzieningen op<br />

het terrein zijn voor een<br />

belangrijk deel in het min<br />

of meer recente verleden<br />

aangelegd. Het westelijk<br />

gedeelte van het terrein,<br />

waarop zich ook het overgrote<br />

deel van de bebouwing bevindt, heeft<br />

een parkachtig karakter, met hoge, ijle bomen<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 7


Pad naar Mariakapel<br />

en een veelal bescheiden struik- en kruidlaag.<br />

Ook is er een aantal (restanten van) aan het<br />

voormalig gebruik gekoppelde faciliteiten aanwezig,<br />

zoals een kerkhofje en een zwembad.<br />

Het oostelijk gedeelte is ca. 25 jaar geleden<br />

voor het grootste deel ingeplant met fijnsparren,<br />

wellicht ooit bedoeld om als kerstbomen<br />

te fungeren. Het oostelijk en westelijk terreingedeelte<br />

worden gescheiden door de restanten<br />

van de kasteelgracht. Bijzondere elementen<br />

vormen de Mariakapel in het noordoosten<br />

en het paadje er naar toe door het<br />

gevarieerde bosterrein. Een uitgebreide beschrijving<br />

van de geschiedenis en de huidige<br />

terreinsituatie is opgenomen in het Masterplan<br />

Groeninrichting (Bomert en Blok, 2002).<br />

3.2. Oriënterend veldonderzoek<br />

Veel van de houtige groenvoorzieningen verkeren<br />

in een toestand van achterstallig onderhoud;<br />

met name dunningen zijn de laatste jaren<br />

Kerkhof in open parkbos<br />

Voormalige kasteelgracht<br />

8 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


achterwege gebleven. Desondanks geeft het groen een verzorgde indruk.<br />

Het gemengd bos in de omgeving van de Mariakapel is landschappelijk fraai, en is door z’n<br />

variatie geschikt als rust- en verblijfplaats voor vogelsoorten en insecten. De al geruime tijd<br />

terug in onbruik geraakte schuren bieden in principe schuil- en rustplaatsen aan vogels,<br />

zoogdieren (waaronder vleermuizen) en insecten.<br />

De kasteelgracht is erg voedselrijk, er groeit veel kroos in. Hoofdoorzaak is de overstort van<br />

het riool van de abdij. In de nabije toekomst zal deze situatie gesaneerd worden en wordt de<br />

Figuur 2. Huidige situatie<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 9


abdij aangesloten op het openbaar riool. Langs<br />

de westzijde van de gracht is een rij Populieren<br />

aanwezig, welke in de zomer de fraaie kasteeltoren<br />

aan het zicht onttrekt. De bomenrij kan<br />

een functie hebben in de geleiding van vleermuizen.<br />

Ten noorden van het hoofdgebouw bevindt<br />

zich een soortenrijk bosje, met enkele rijen<br />

van vrij oude Platanen en een struiklaag met<br />

onder andere Esdoorn en Zwarte els. Dit bosje<br />

biedt schuil- en nestgelegenheid aan vogels.<br />

Rondom het hoofdgebouw en de bijgebouwen<br />

bevindt zich siergroen, in de vorm van gazons<br />

en sierbeplanting. In het voormalige sportveld<br />

zijn Platanen aangeplant. In het westelijk deel<br />

van het sportveld bevindt zich een rij van oude<br />

beuken.<br />

In de zomer wordt de kasteeltoren aan het<br />

zicht onttrokken door een rij populieren<br />

In het zuidwestelijk deel bevinden zich graslandjes.<br />

De fraaie laan (oost-west-richting)<br />

vormt de ontsluiting van de zuidelijke terreingedeelten,<br />

met de parkbossen, het kerkhof,<br />

het grasland (voormalig weiland) en de sparrenbossen.<br />

Ook zijn er restanten, die duiden op hobby-tuinieren. De parkbossen bestaan uit<br />

verspreide oude, hoge bomen, waarvan de kronen een min of meer gesloten dak vormen.<br />

Mogelijk vinden holenbroeders als spechten en uilen hier een nestgelegenheid. In het zuidelijk<br />

deel is een “open plek” gemaakt, waardoor er zich ondergroei ontwikkelt. Van het voormalige<br />

zwembad is de beschoeiing goeddeels verrot; langs de randen ontwikkelt zich een aardige<br />

oevervegetatie. Het grasland<br />

Open plek in het zuidelijk deel van het parkbos<br />

rondom het zwembad wordt<br />

vrij frequent gemaaid. De<br />

gracht is afgedamd aan de zuidzijde.<br />

Het zeer dichte sparrenbos op<br />

het terrein (westelijke gedeelte<br />

en deel in het zuiden) is erg<br />

soortenarm; behalve de fijnsparren<br />

komen aan de rand<br />

verspreid enkele andere boomsoorten<br />

voor. Een kruidlaag<br />

ontbreekt. Wel is een soortenarme<br />

grasvegetatie aanwezig<br />

in de vorm van enkele paden.<br />

In het oosten bestaat een klein<br />

deel van het bos uit een ijl ber-<br />

10 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


kenopstandje. De paden worden<br />

frequent gemaaid en zijn<br />

erg soortenarm. Wel groeiden<br />

diverse paddestoelen<br />

op/langs de paden ten tijde<br />

van het veldbezoek (1 oktober<br />

2003).<br />

3.3. Bronnenonderzoek<br />

Algemeen<br />

Het voormalig zwembad<br />

Voor het bronnenonderzoek<br />

zijn de diverse instanties benaderd<br />

welke zich bezighouden<br />

met natuur en milieu in<br />

de gemeente <strong>Heusden</strong>, Drunen<br />

en Vlijmen. Daaruit bleek<br />

dat er slechts zeer weinig concrete gegevens voorhanden zijn over het voorkomen van flora en<br />

fauna op het abdijterrein; de status van privé-bezit heeft ertoe geleid dat er vanuit maatschappelijke<br />

organisaties weinig inventarisaties zijn geïnitieerd.<br />

Ook is een aantal Internetsites bekeken, waaronder de sites van Natuurloket en van Ravon.<br />

Daarnaast is een aantal schriftelijke bronnen geraadpleegd, met name in verband met onderliggend<br />

beleid voor het onderzoeksgebied.<br />

Het onderzoeksgebied is centraal<br />

gelegen in km-hok X:141<br />

- Y:412. Natuurloket geeft<br />

voor dit km-hok aan dat het<br />

voor vaatplanten, vlinders en<br />

sprinkhanen goed is onderzocht,<br />

en voor de overige<br />

soortengroepen minder goed<br />

of niet is onderzocht (zie tabel<br />

1).<br />

De abdij is niet gelegen in een<br />

groene of ecologische hoofdstructuur.<br />

In het streekplan<br />

valt het gebied in de agrarische<br />

hoofdstructuur (Prov.<br />

Noord-Brabant, 2002a).<br />

Gracht met kroos, dicht fijnsparrenbos op de achtergrond<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 11


Flora<br />

De waarde van de huidige flora is vooral te vinden in de actuele en potentiële waterplanten: in<br />

het water groeit onder andere Aarvederkruid. Verder zou er kwel in zowel het restant van de<br />

voormalige gracht als in het voormalige zwembad voorkomen (mond. med. Stichting Jeugdnatuurwacht<br />

Vlijmen); in het Streekplan Noord-Brabant 2002 valt het abdijterrein echter net<br />

buiten de kwelgebieden. Wat betreft de flora is het betreffende km-hok volgens Natuurloket<br />

slecht onderzocht.<br />

Tabel 1. Gegevens website Natuurloket voor km-hok X:141 - Y:412 (31-10-2003)<br />

Groep FF-wet H/V RL Volledigheid Actualiteit<br />

Vaatplanten slecht 01.01.1975 - 31.12.1989<br />

Mossen n.v.t. niet onderzocht 01.01.1980 - 01.08.2003<br />

Korstmossen n.v.t. niet onderzocht 01.01.1980 - 01.08.2003<br />

Paddestoelen n.v.t. n.v.y. niet onderzocht 01.01.1975 - 01.01.2003<br />

Zoogdieren 6 6 matig 01.01.1990 - 01.01.2003<br />

Broedvogels 34 1 goed 01.01.1990 - 01.01.2003<br />

Wintervogels niet beschikbaar via de web-site<br />

Reptielen niet onderzocht 01.01.1985 - 01.01.2003<br />

Amfibieën 1 matig 01.01.1985 - 01.01.2003<br />

Vissen niet onderzocht 01.01.1985 - 01.01.2003<br />

Dagvlinders niet onderzocht 01.01.1992 - 01.04.2003<br />

Nachtvlinders n.v.t. - n.v.t. niet onderzocht 01.01.1980 - 01.01.2003<br />

Libellen niet onderzocht 01.01.1990 - 01.01.2003<br />

Sprinkhanen n.v.t. n.v.t. niet onderzocht 01.01.1990 - 01.01.2003<br />

Ov. ongewervelden niet onderzocht 01.01.1990 - 01.01.2003<br />

Legenda<br />

FF-wet : Flora- en faunawet<br />

H/V : Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn<br />

RL : Rode Lijst<br />

Volledigheid onderzoek : hiermee wordt aangegeven of op basis van de gebrachte bezoeken een<br />

volledig overzicht is te verwachten van de soorten van de betreffende<br />

soortgroep.<br />

Actualiteit: : per groep wordt aangegeven uit welke periode de gegevens zijn opgenomen.<br />

12 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


Vogels<br />

In het parkbos komen mogelijk soorten voor<br />

van oude bossen (zoals spechten en uilen).<br />

maar concrete gegevens ontbreken. In het<br />

fijnsparrenbos worden geen vogels met een<br />

bijzondere status verwacht (mond. med.<br />

Stichting Jeugdnatuurwacht Vlijmen). Op het<br />

terrein zijn onder andere Buizerd, Torenvalk<br />

en spechten waargenomen (mond. med. wildbeheerder<br />

H. van Bladel). Natuurloket geeft<br />

aan dat het betreffende km-hok goed is onderzocht<br />

en 34 soorten zijn aangetroffen.<br />

Alle vogelsoorten zijn middels de FFwet beschermd.<br />

Zoogdieren<br />

Op het terrein komt een geïsoleerde populatie<br />

van vleermuizen voor (Prov. Noord-Brabant,<br />

2003); het betreft een kolonie van 20-<br />

50 Laatvliegers die in de schoorsteen van de<br />

abdij een zomerverblijf hebben (med. Vleermuiswerkgroep<br />

Noord-Brabant). Zoals ook<br />

alle andere vleermuizen is de Laatvlieger wet-<br />

Konijnenhol aan de rand van het sparrenbos<br />

Figuur 3. Voorkomen vleermuizen in zomerverblijven in de provincie Noord-Brabant. De<br />

populatie van het abdijterrein is met een rode pijl aangeduid (Noord-Brabant, 2002b)<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 13


telijk beschermd.<br />

Natuurloket vermeldt het voorkomen van 6 beschermde zoogdiersoorten, op basis van een<br />

matig volledig onderzoek.<br />

In het sparrenbos komen Konijnen en Vossen voor. In het bos bij de Mariakapel zijn muizenholen<br />

aangetroffen.<br />

Amfibieën en reptielen<br />

Naar verwachting komen de Bruine kikker en de Gewone pad op het abdijterrein voor (in de<br />

omgeving van het water). Mogelijk komen ook andere soorten voor, zoals Kleine watersalamander<br />

en Groene kikker. In de omgeving komt in elk geval de Rugstreeppad voor (Prov. Noord-<br />

Brabant, 2002b; mond. med. Stichting Jeugdnatuurwacht Vlijmen).<br />

Voor het uurhok (5-km-hok) waarin de abdij is gelegen, worden door Ravon (www.ravon.nl) de<br />

volgende soorten gemeld, als zijnde aangetroffen in de afgelopen 5 jaren: Gewone pad,<br />

Rugstreeppad, Heikikker en Bruine kikker. Er zijn geen reptielen aangetroffen in de omgeving.<br />

Natuurloket vermeldt het voorkomen van 1 amfibie-soort in het betreffende km-hok.<br />

Alle amfibieën en reptielen zijn beschermd middels de FFwet.<br />

Vissen<br />

Hoewel er geen inventarisatiegegevens voorhanden zijn komt van de beschermde soorten<br />

mogelijk de Kleine modderkruiper voor in de grachtrestanten.<br />

Insecten<br />

In de omgeving van het plangebied komen mogelijk de beschermde soorten Groene glazenmaker<br />

(een libel) en Pimpernelblauwtje (een vlinder) voor (Prov. Noord-Brabant, 2002b). Mogelijk<br />

komen meer beschermde insectensoorten voor. Inventarisatiegegevens ontbreken.<br />

3.4. Geplande ingrepen in de inrichting van het terrein<br />

In figuur 4 zijn de huidige situatie en een overzicht van de vernieuwde situatie onder elkaar<br />

geplaatst (figuren afkomstig uit “Aanvraag Zelfstandige Project Procedure Ingevolge artikel 19,<br />

lid. 1 Wet op de R.O.”)<br />

In de onderste tekening is de nieuwbouw in lichtroze aangegeven, de bestaande bebouwing in<br />

donkerroze. De nummers op de tekening van de huidige situatie komen overeen met de<br />

onderstaande nummering en de nummering in § 3.5 en § 3.6.<br />

Ten opzichte van de huidige situatie vinden als gevolg van de herinrichting in hoofdlijnen de<br />

volgende veranderingen plaats.<br />

1. In het noordelijk deel (midden) worden enkele gebouwen (schuren) geamoveerd. Tevens<br />

wordt nieuwbouw gepleegd. Daarbij zal ook een deel van het bos verwijderd worden.<br />

2. De voormalige kasteelgracht wordt deels verlegd: Het noordelijk deel wordt gedempt, de<br />

eerder geplande verbreding wordt niet uitgevoerd en in zuidelijke richting wordt de gracht<br />

doorgetrokken tot aan de grens van het abdijterrein.<br />

14 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


Figuur 4. Huidige situatie (boven) en geplande situatie (onder)<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 15


3. In het noordoostelijk deel,<br />

op het voormalige sportveld<br />

met recent ingeplante<br />

platanen vindt nieuwbouw<br />

plaats. De oude beuken<br />

blijven gehandhaafd en er<br />

wordt een stukje bosschage<br />

aangelegd.<br />

4. Ten noorden van het<br />

hoofdgebouw vindt uitbreiding<br />

van de bebouwing<br />

plaats, ten koste van een<br />

gazon met een rand van<br />

sierbeplanting.<br />

5. Ten westen van het<br />

hoofdgebouw wordt sierplantsoen<br />

vervangen door<br />

bosschage.<br />

6. Ten zuiden van het hoofd-<br />

Afdamming gracht, waar verlenging is gepland<br />

gebouw vindt uitbreiding plaats ten koste van een parkachtige voorziening met hoge bomen.<br />

7. Een nieuwe toegangsweg<br />

met parkeervoorzieningen<br />

wordt aangelegd in het<br />

zuid(west)elijk deel, waar<br />

zich momenteel voornamelijk<br />

graslanden bevinden.<br />

Ook wordt het fijnsparrenbosje<br />

tussen de<br />

huidige ingang en het<br />

zwembad vervangen door<br />

parkeervoorzieningen.<br />

8. In het oostelijk deel (het<br />

fijnsparrenbos) wordt<br />

nieuwbouw van woon- en<br />

werkvoorzieningen gepleegd,<br />

waarbij een deel<br />

van het dichte fijnsparrenbos<br />

wordt verwijderd.<br />

9. Met de gewijzigde inrichting<br />

wijzigt ook de interne<br />

ontsluiting.<br />

Gazon en sierplantsoen aan de noordzijde van het<br />

hoofdgebouw<br />

16 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


3.5. Effecten van de herinrichting op de beschermde flora en fauna<br />

Bij de herinrichting wordt ingegrepen in de huidige situatie. daarbij worden groenvoorzieningen<br />

verwijderd, gewijzigd en aangelegd. De ingrepen, zoals onderscheiden in de vorige paragraaf,<br />

zullen de volgende effecten sorteren 1) (nummering komt overeen met nummering in figuur 4).<br />

1. De te verwijderen schuur langs het paadje<br />

1)<br />

2)<br />

naar de Mariakapel biedt in potentie nestof<br />

schuilgelegenheid aan onder andere<br />

vogels en wellicht vleermuizen. Ook het<br />

bosje wordt gedeeltelijk verwijderd. Onduidelijk<br />

is in hoeverre genoemde soortengroepen<br />

momenteel gebruik maken<br />

van het bosje en de bebouwing; er is alleen<br />

bekend dat de Laatvlieger de schoorsteen<br />

van de abdij gebruikt als zomerverblijf.<br />

Middels de FFwet zijn alle vogels beschermd,<br />

voor het verstoren worden<br />

geen ontheffingen verleend; hier geldt het<br />

beginsel dat slechts ingrepen zijn toegestaan<br />

, waardoor vogels niet worden verstoord.<br />

Dit betekent in elk geval, dat activiteiten<br />

uitsluitend buiten het broedseizoen<br />

mogen plaatsvinden. Daarnaast zijn<br />

er soorten die het gehele seizoen dezelfde<br />

locatie benutten, zoals Boerenzwaluw,<br />

Huiszwaluw, spechten, uilen etc. Het is<br />

niet bekend of en zo ja welke van deze<br />

soorten in dit terreingedeelte voorkomen.<br />

Onduidelijk is welke muizensoorten het<br />

betreffende terreingedeelte bevolken. De<br />

sloop- en (vooral) bouwactiviteiten zullen<br />

Het is niet bekend of er beschermde<br />

plantensoorten in de grachtoever voorkomen<br />

naar alle waarschijnlijkheid een verstorend effect op deze diergroep hebben. Alvorens een<br />

effect op beschermde soorten te kunnen aan-geven, moet bekend zijn welke soorten het<br />

betreft.<br />

2. Omdat de eerder geplande verbreding van de kasteelgracht niet doorgaat zal het platanenbosje<br />

gehandhaafd blijven Behalve vogels en muizen worden er geen beschermde soorten<br />

verwacht (zie ook onder 1.).<br />

In hoeverre beschermde planten voorkomen in de oever van het te dempen gedeelte is niet<br />

bekend. Gezien de kwaliteit van het water worden geen bijzondere soorten verwacht 2) .<br />

Indien andere dan de hier aangegeven ingrepen worden gepleegd of op andere dan de hier aangegeven terreingedeelten<br />

plaatsvinden, dan dienen hiervoor aanvullende beoordelingen te worden gemaakt. Dit geldt uitdrukkelijk<br />

ook voor tijdelijke ingrepen of effecten van bouwactiviteiten.<br />

Dit in tegenstelling tot het voormalige zwembad; daar worden echter geen ingrepen gepleegd.<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 17


Het doortrekken van de gracht in zuidelijke richting betekent dat een stukje soortenarme<br />

grasvegetatie en (eventueel 3) ) een stukje houtsingel worden verwijderd. Deze ingrepen<br />

hebben effect op de mogelijk aanwezige kleine zoogdieren.<br />

3. De bebouwing op het voormalige sportterrein betekent dat het grasland en een deel van de<br />

jonge platanenaanplant verloren gaat. De beukenrij blijft behouden. Gezien de aard van de te<br />

verwijderen groenvoorzieningen wordt het zeer onwaarschijnlijk geacht dat beschermde<br />

soorten hierdoor verstoord worden.<br />

4. Bij het amoveren van het gazon met de bijbehorende sierbeplanting ten noorden van het<br />

hoofdgebouw zullen geen beschermde soorten worden verstoord.<br />

5. Het vervangen van het sierplantsoen ten westen van het hoofdgebouw door bosschage zal<br />

niet leiden tot verstoring van beschermde soorten; indien voor de nieuwe aanplant gebruikt<br />

wordt gemaakt van besdragende, inheemse soorten zal de ecologische betekenis zelfs<br />

toenemen.<br />

6. Hoewel de landschappelijk betekenis van het te amoveren gedeelte van het parkbos ten<br />

zuiden van het hoofdgebouw groot mag worden geacht, beperkt de betekenis voor<br />

beschermde soorten zich vermoedelijk tot vogels (welke allemaal beschermd zijn) en een<br />

aantal algemene zoogdieren. Zoals ook in andere gevallen zal het effect van de ingreep<br />

beperkt zijn als deze plaatsvindt buiten het broedseizoen en er geen “vaste” bewoners<br />

worden verstoord.<br />

7. De aanleg van de nieuwe toegangsweg en de parkeervoorzieningen in het zuid(west)elijk<br />

terreindeel betekent het verwijderen van een stukje dicht fijnsparrenbos en enkele graslandjes.<br />

Afgezien van het mogelijk gebruik van het sparrenbosje door vogels en konijnen heeft<br />

het mogelijk betekenis voor enkele (spits)muizensoorten en de Egel.<br />

De betekenis van de graslanden voor (beschermde) plantensoorten, vlinders en libellen is<br />

niet bekend; er worden geen beschermde soorten verwacht.<br />

8. Het bebouwen van gedeelten van het dichte fijnsparrenbos in het oostelijk terreingedeelte<br />

betekent dat een deel van de bomen wordt gekapt. Met name in de iets gemengde randen,<br />

waarin ook wat meer structuur zit, kunnen vlinders (en mogelijk libellen) voorkomen; het<br />

verwijderen van deze randen heeft een negatief effect op deze soorten(groepen). Er worden<br />

echter geen beschermde soorten verwacht.<br />

9. De huidige graslanden zijn qua vegetatie veelal soortenarm. Indien de interne ontsluiting<br />

verandert zullen de graspaden dichtgroeien. Daarbij zullen geen beschermde soorten<br />

verstoord worden.<br />

3.6. Benodigd aanvullend onderzoek<br />

Teneinde de gesignaleerde lacunes in de informatie op te kunnen vullen dient nader inventariserend<br />

onderzoek plaats te hebben.<br />

1. In het noordelijke terreingedeelte, waar de oude schuurtjes en een deel van het bosje<br />

worden geamoveerd, dient een gerichte veldinventarisatie plaats te vinden naar het<br />

voorkomen van (spits)muizensoorten, vogelsoorten en overige fauna. Vastgesteld dient te<br />

worden welke soorten voorkomen en op welke plaats. Op basis daarvan kan het effect van<br />

3)<br />

Afhankelijk van hoever de gracht wordt doorgetrokken.<br />

18 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


de ingrepen ingeschat worden en kan aangegeven worden of , en zo ja voor welke soorten<br />

een ontheffing aangevraagd dient te worden.<br />

2. Id. het terreingedeelte waarin de gracht in zuidelijke richting wordt doorgetrokken. Ook<br />

dient hier gekeken te worden naar het voorkomen van andere kleine zoogdieren en<br />

holenbroeders.<br />

Teneinde zekerheid te krijgen omtrent het voorkomen van beschermde plantensoorten in<br />

de oever van de gracht dient een inventarisatie van de flora in de oever uitgevoerd te<br />

worden.<br />

3. Gerichte aanvullende inventarisaties op het voormalige sportterrein worden niet nodig<br />

geacht.<br />

4. Id. gazon en sierbeplanting aan de noordzijde van het hoofdgebouw.<br />

5. Id. plantsoen westzijde hoofdgebouw.<br />

6. In het parkbos dient nagegaan te worden of er holenbroeders voorkomen.<br />

7. Als onder 1 voor het te verwijderen fijnsparrenbosje. Voor het grasland dient in het<br />

voorjaar en de zomer bekeken te worden of er beschermde libel- of vlindersoorten<br />

voorkomen.<br />

8. In het voorjaar en de zomer dient een inventariserend onderzoek uitgevoerd te worden<br />

naar het voorkomen van beschermde vlinders en libellen in de bosranden welke verwijderd<br />

worden bij de bouw van de woon- en werkvoorzieningen in het fijnsparrenbos van het<br />

oostelijke terreingedeelte.<br />

9. Ten behoeve van de aanpassing van de interne ontsluiting in het fijnsparrenbos is geen<br />

aanvullend onderzoek noodzakelijk.<br />

Voor het gehele terrein geldt, dat alertheid is geboden op het voorkomen van beschermde<br />

soorten.<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 19


20 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


4. AANVULLENDE VELDINVENTARISATIES<br />

4.1. Werkwijze<br />

In de zomer van 2004 is onder regie van de opdrachtgever een aantal veldinventarisaties<br />

uitgevoerd voor vrijwilligers. Deze vrijwilligers hadden kennis van de lokale omstandigheden en<br />

zijn deskundig en ervaren volgens de opdrachtgever.<br />

Een door de opdrachtgever verstrekte beschrijving van de uitgevoerde veldinventarisatie is<br />

opgenomen als bijlage 1.<br />

Bij de veldinventarisatie is een andere terreinindeling aangehouden dan in de quickscan. De<br />

tijdens de veldinventarisatie gebruikte vaknummering is tussen vierkante haakjes toegevoegd in<br />

de tekst. De tijdens de veldinventarisatie gebruikte vakkenindeling is aangegeven op kaart 1.<br />

4.2. Resultaten<br />

Tijdens de veldinventarisatie is een groot aantal planten- en diersoorten aangetroffen. De<br />

resultaten zijn opgenomen in bijlage 2. Het gebied wordt gekarakteriseerd als “een aardig<br />

gebied met redelijk wat soorten”. De stepping-stonefunctie kan nog worden vergroot door een<br />

aangepaste inrichting en beheer.<br />

Vleermuizen<br />

Op het terrein zijn zeker 4 soorten vleermuizen waargenomen<br />

(mogelijk zelfs 6, zie kader). Het inventarisatieverslag is<br />

integraal opgenomen als bijlage. De waargenomen soorten<br />

gebruiken het terrein als foerageergebied en vermoedelijk<br />

vinden ze ook alle vier verblijfplaatsen. Vastgesteld is dat<br />

gebouwen en oude bomen als verblijfplaats gebruikt kunnen<br />

worden. Niet vastgesteld is welke gebouwen en welke oude<br />

bomen als verblijfplaats in gebruik zijn.<br />

Overige zoogdieren<br />

Waargenomen:<br />

• Laatvlieger<br />

• Dwergvleermuis<br />

• Ruige dwergvleermuis<br />

• Watervleermuis<br />

Onzeker:<br />

• Myotis/Plecotus-soort<br />

• Onbekend (Mopsvleermuis???)<br />

Hoog over vliegend:<br />

• Rosse vleermuis<br />

Loc. 1 [12] In dit bosje is een spitsmuissoort aangetroffen.<br />

Loc. 2 [17] In/rond de kasteelgracht is behalve de (Bruine?) rat ook de Woelrat aangetroffen.<br />

Loc. 3 [9] In het dichte sparrenbosje werd de Mol en de -niet beschermde- huismuis<br />

aangetroffen.<br />

Loc. 4 + 5 [19] Behalve de niet beschermde (Bruine) rat werden de Mol en Egel waargenomen.<br />

Loc. 7 [1, 3, 18] In de beplanting langs de westrand is een spitsmuis aangetroffen, in het<br />

zuidwestelijke grasland een Mol.<br />

Loc. 8 [15] Behalve een Egel zijn in dit terreingedeelte geen zoogdieren aangetroffen.<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 21


Loc. 9 [7,14,16] In de dichte sparrenbossen aan de oostzijde werden de Bosmuis, het konijn,<br />

een spitsmuissoort en de Mol gevonden.<br />

Amfibieën en reptielen<br />

Verspreid over het terrein komen, in lage dichtheden, Gewone padden voor. In de omgeving<br />

van het voormalige zwembad werd ook de Bruine kikker aangetroffen.<br />

Reptielen zijn niet aangetroffen.<br />

Vogels<br />

Verspreid over het terrein zijn in totaal 58 soorten vogels waargenomen.<br />

Loc. 1 [12] Er zijn geen broedende vogelsoorten aangetroffen in/bij de te verwijderen<br />

schuur. Wel is een aantal zekere broedgevallen van Houtduif, Winterkoning<br />

en Zanglijster, alsook een aantal waarschijnlijke of mogelijke broedgevallen an<br />

andere soorten in het bosje tussen het schuurtje en de Mariakapel vastgesteld.<br />

Loc. 2 [17] In de kasteelgracht broeden Wilde eend en Waterhoen.<br />

Loc. 3 [9] Dit open sparrenbosje herbergt veel bezoekers.<br />

Loc. 4 + 5 [19] In de omgeving van de gebouwen blijken veel vogelsoorten ook te broeden.<br />

Loc. 6 [8] In het parkbos ten zuiden van het hoofdgebouw broedt de Boomkruiper en<br />

mogelijk de Boomklever en de Vink. De Groene specht en de Grote bonte<br />

specht zijn gesignaleerd als dwaalgast.<br />

Loc. 7 [3] In het te verwijderen fijnsparrenbosje zijn broedgevallen van Goudhaantje en<br />

Houtduif waargenomen.<br />

Loc. 8 [15] In dit gedeelte van het dichte (fijnsparren)bos is de Houtduif broedend<br />

aangetroffen; interessant is de waarneming van de Sperwer (incidentele<br />

bezoeker).<br />

Loc. 9 [6,7,14,15]<br />

Het dichte sparrenbos biedt broedgelegenheid aan verschillende soorten<br />

vogels waaronder een Sperwer. Ook zijn er veel “bezoekers” gesignaleerd.<br />

Vlinder en Libellen<br />

De vermelding van het voorkomen van vlinders is niet gekoppeld aan bepaalde terreingedeelten.<br />

In totaal zijn 15 dagvlindersoorten aangetroffen, veelal incidentele waarnemingen maar deels<br />

ook algemeen aanwezige soorten. Het zijn geen van alle beschermde soorten en ze zijn als<br />

soort niet bedreigd in Nederland (informatie De Vlinderstichting).<br />

De aangetroffen libellen zijn niet op naam gebracht, omdat het voorkomen vrijwel beperkt is tot<br />

terreingedeelten, waarin geen effect van de herinrichting wordt verwacht. Het betreft alleen<br />

algemene soorten.<br />

Vissen<br />

Tijdens de veldinventarisaties zijn geen (beschermde) vissoorten in de gracht aangetroffen.<br />

22 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


Flora<br />

In totaal zijn bijna 100 verschillende hogere-plantensoorten aangetroffen. Het betreft algemene<br />

tot zeer algemene soorten; één aangetroffen soort, Brede wespenorchis, is beschermd<br />

Loc. 2 [17] Rond de kasteelgracht komt bijna de helft van het aantal op het terrein<br />

aangetroffen plantensoorten voor (47).<br />

Loc. 6 [8] De Brede wespenorchis is onder andere aangetroffen op deze locatie.<br />

Loc. 7 [1, 3] De beplanting tegen de westrand is tamelijk soortenrijk, het sparrenbos vrij<br />

soortenarm.<br />

Loc. 9 [14] Ook in dit bosgebied is de Brede wespenorchis aangetroffen.<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 23


24 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN<br />

5.1. Conclusies<br />

• Van het onderzoeksgebied waren op voorhand weinig gegevens bekend over het voorkomen<br />

van (beschermde) planten- en diersoorten; door de status van privé-bezit is het terrein<br />

tot 2004 voor de meeste soorten uitgesloten bij inventarisatiewerkzaamheden.<br />

• De quickscan en de aanvullende veldinventarisatie hebben helderheid geschapen over het<br />

voorkomen van beschermde soorten in het onderzoeksgebied. De beschermde soorten zijn<br />

aangegeven in § 5.<br />

• Alle vleermuissoorten zijn beschermd middels de FFwet. Er zijn tenminste vier soorten<br />

vleermuizen aangetroffen. Alvorens oude bomen of gebouwen worden geamoveerd, dient<br />

tijdig vastgesteld te worden of ze gebruikt worden door vleermuizen, waarna naar bevinden<br />

dient te worden gehandeld (eventueel alsnog ontheffingsaanvraag indienen).<br />

• De overige 14 aangetroffen zoogdierensoorten zijn allemaal algemeen. Met uitzondering van<br />

de Bruine rat zijn ze wel allemaal beschermd middels de FFwet. Bij de geplande ingreep vindt<br />

verstoring plaats van de spitsmuis, Woelrat, Mol, Egel, Konijn en Vos. Voor deze zoogdiersoorten<br />

dient een ontheffing aangevraagd te worden ingevolge art. 75 van de FFwet.<br />

• Zoals alle andere amfibieën is ook de Gewone pad beschermd. Vanwege het verspreid<br />

voorkomen over het gehele terrein dient voor deze soort een ontheffing aangevraagd te<br />

worden. De Bruine kikker, in de omgeving van het voormalige zwembad, wordt niet<br />

verstoord.<br />

• In het kader van de FFwet zijn alle vogelsoorten beschermd; ontheffing voor het verstoren<br />

etc. wordt niet gegeven. Werkzaamheden dienen derhalve uitsluitend plaats te vinden buiten<br />

het broedseizoen (dus buiten de periode maart - augustus) en zonder dat vogels worden<br />

verstoord. De invloed van de herinrichting op de vogels is beperkt tot bepaalde delen van<br />

het terrein, waar daadwerkelijke uitvoering plaatsvindt.<br />

• Er komen geen beschermde vlinders en libellen op het terrein voor; derhalve hoeft/kan<br />

hiervoor geen ontheffing aangevraagd (te) worden.<br />

• Er zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen in de kasteelgracht.<br />

• Aan beschermde plantensoorten komt op een aantal plaatsen de Brede wespenorchis voor.<br />

Op locatie 6 en mogelijk op locatie 9 wordt de soort verstoord, derhalve dient voor deze<br />

soort een ontheffing aangevraagd te worden.<br />

• Bij de bouw dienen de bouwactiviteiten in de meest ruime zin zich te beperken tot de<br />

terreingedeelten die daarvoor zijn bedoeld; ook zaken als opslag van materialen dienen op<br />

geen enkele wijze te leiden tot een verstoring van de andere groenelementen. Met name het<br />

voormalige zwembad (en omgeving) en het te behouden gedeelten van het parkbos dienen<br />

volledig ontzien te worden (dus ook geen bouwketen, opslag o.i.d. tijdens de bouw!).<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 25


5.2. Aanbevelingen<br />

Onderstaande aanbevelingen worden gedaan vanuit het oogmerk om, binnen de randvoorwaarden<br />

van de functie van het terrein, de ecologische waarden te verhogen; de aanbevelingen<br />

kunnen ook gebruikt worden in geval compensatie nodig is voor het verkrijgen van een<br />

ontheffing.<br />

• Het amoveren van oude bomen dient zo veel mogelijk voorkomen te worden.<br />

• Het verdient aanbeveling om de overstort van het riool op de gracht op zo kort mogelijke<br />

termijn te saneren; door de huidige situatie wordt het effect van de aanwezige kwel op de<br />

waterkwaliteit en daarmee op de in potentie hoogwaardige biotopen, teniet gedaan door<br />

vervuiling en eutrofiëring. De voedselrijke baggerlaag zou verwijderd moeten worden voor<br />

een optimaal effect.<br />

• Vanuit de huidige situatie zou het aansluiten van de gracht op de wetering aan de oostzijde<br />

van het abdijterrein naar alle waarschijnlijkheid resulteren in een verbetering van de<br />

waterkwaliteit in de gracht. Na sanering van de overstort van het riool verdient het<br />

aanbeveling om deze aansluiting op de wetering niet te maken, opdat de kwel zich manifesteert<br />

in de vorm van (meer waardevolle) soorten zoals Waterviolier en andere kwelindicatoren.<br />

• Indien de verbreding van de gracht wordt gerealiseerd, verdient het aanbeveling om<br />

tenminste over een substantieel deel van de oeverlengte een geleidelijke overgang van land<br />

naar water te maken; in elk geval dient geen beschoeiing aangelegd te worden.<br />

• Bij de aanleg van nieuwe groenvoorzieningen zoals bosschages uitsluitend inheemse soorten<br />

toepassen, zo mogelijk besdragend (voedselbron voor vogels) en passend in de omgeving en<br />

op de betreffende grondslag.<br />

• Bij de aanleg van nieuwe ontsluitingspaden wordt, waar mogelijk, een geleidelijke overgang<br />

van grasland naar bosschage gerealiseerd.<br />

• Paden die geamoveerd worden, waar mogelijk met een boomstam; ze groeien daarna vanzelf<br />

dicht.<br />

• Om zowel ecologische als esthetische redenen verdient het aanbeveling om in het fijnsparrenbos<br />

in de loop van de tijd op wisselende plaatsen open plekken te creëren ten behoeve<br />

van een natuurlijke ontwikkeling met variatie in soorten en structuur.<br />

• Het verdient aanbeveling om de graslanden te beheren als hooiland (1 of 2 keer per jaar<br />

maaien en het maaisel na enkele dagen afvoeren), of als extensief weiland.<br />

Ook de rapportages van de veldinventarisaties bevatten aanbevelingen en suggesties voor<br />

verhoging van de ecologische waarden.<br />

26 Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk


6. BRONNEN<br />

Literatuur<br />

Bergmans, W. & A. Zuiderwijk. 1986. Atlas van de Nederlandse Amfibieën en Reptielen en hun<br />

bedreiging. KNNV, Hoogwoud.<br />

Bomert, K. & E. Blok. 2002. Masterplan Groeninrichting Landelijk Centrum Focolarebeweging<br />

Nederland ‘Maria Scia Luminosa’, Abdij Mariënkroon te Nieuwkuijk. Bomert Beheer (Nijmegen)<br />

& Blok, Olde Meierink en Partners (Wageningen).<br />

Hom, C.C., P.H.C. Lina, G. van Ommering, R.C.M. Creemers & H.J.R. Lenders.<br />

1996. Bedreigde en kwetsbare reptielen en amfibieën in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst.<br />

IKC Natuurbeheer, Rapportnr. 25.<br />

Prov. Noord-Brabant, Kernteam Streekplan. 2002a. Brabant in Balans. Streekplan Noord-<br />

Brabant 2002. Provincie Noord-Brabant, ‘s-Hertogenbosch.<br />

Prov. Noord-Brabant, Kernteam Streekplan. 2002b. Rekening houden met Habitatrichtlijnsoorten<br />

in Noord-Brabant. CD-Rom Prov. Noord-Brabant.<br />

Stichting Beheer Mariapoli Scia Luminosa. 2003. Aanvraag Zelfstandige Project Procedure,<br />

ingevolge artikel 19, lid 1 Wet op de R.O.<br />

Internet<br />

www.natuurloket.nl<br />

www.minlnv.nl Flora en Faunawet<br />

www.ravon.nl<br />

www.vlinderstichting.nl<br />

Overige bronnen<br />

• Stichting Jeugdnatuurwacht Vlijmen (meerdere personen)<br />

• Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant<br />

• Natuur- en Milieuvereniging <strong>Gemeente</strong> <strong>Heusden</strong> (meerdere personen)<br />

• Ver. Natuurmonumenten, beheerkantoor Midden-Brabant (*)<br />

• IVN afd. De Waerdman - De Langstraat<br />

• Stichting Noordbrabants Landschap<br />

• WBE De Langstraat<br />

• Heemkundekring<br />

(*) uiteindelijk niet kunnen bereiken<br />

Onderzoek Ecologische Waarden Abdij Mariënkroon, Nieuwkuijk 27


Bijlagen


Bijlage 1. Beschrijving veldinventarisatie door vrijwilligers<br />

Toelichting op veldonderzoek Flora en Fauna<br />

FAUNA<br />

Vanaf half januari tot en met half juli heeft Michel Cooijmans het terrein zeer regelmatig<br />

bezocht. Met een vlindernet/libellennet, een amfibieënfuik en 5 Longworthvallen en een goede<br />

kijker en telescoop heeft hij zeker 30 dagen en vaak ook nachten op het terein rondgestruind,<br />

gespeurd, geluisterd en een en ander geobserveerd. Samengevat: ‘Een aardig gebied met redelijk<br />

wat soorten. Vooral komt de ‘’stepping stone”-gedachte naar voren. Volgens Michel Cooijmans<br />

kan er naast ruimte voor mensen, ook geïnvesteerd worden in ruimte voor inheemse flora en<br />

fauna. Meer kruidenrijke beplantingen, besdragende struiken, doornstruiken, ruige hoekjes,<br />

muurbedekkers, houtwallen,…etc. Specifieke nest, en rustgelegenheid ( Waveka.nl ) voor<br />

vogels, insecten, zoogdieren en amfibieën kunnen het gebied tot een zeer waardevolle<br />

ecologische enclave maken.<br />

Vogels<br />

Voor vogels dient het gebied als overwinteringgebied, broedbiotoop en stepping stone. Met<br />

name de stepping-stonefunctie wordt van grote waarde geacht. In voor- en najaar doen veel<br />

groepen lijsterachtigen, vinkachtigen en loofzangers het gebied aan. A safe haven binnenin het<br />

omringende modern agrarisch, industrieel, verstedelijkt landschap. ’s Winters verblijven er<br />

nagenoeg alle mezensoorten in de dennenbossen. Zwaluwen en gierzwaluwen broeden niet op<br />

het terrein, maar foerageren er tijdens trek. Mogelijk dient het dennenbos in sommige winters<br />

als overwinteringverblijf van rans -of bosuilen. Beide soorten zijn gesignaleerd, maar zijn geen<br />

vaste bewoners. Een hele nacht lang zat er een steenuil op een van de bijgebouwen. Daarna is<br />

deze niet meer waargenomen. Op veel plekken op het terrein kan men braakballen vinden.<br />

Vaak wel wat oudere. Goudhaantjes zitten er het jaarrond. Met een piek in de winter en enkele<br />

broedpaartjes in lente en zomer. Vuurgoudhaantjes zijn niet gehoord of gezien.<br />

Kraaien, eksters, roeken en gaaien doen het gebied wel aan, met name ’s winters, maar hebben<br />

er dit jaar niet gebroed. Kauwtjes broeden er wel, zij het maar met 2 broedparen. De torenvalk<br />

komt heel af en toe op een vaste plek aan het zwembad zitten. Jagen doet hij hier niet, maar zijn<br />

braakballen vind je er soms terug. De buizerd was tot in maart aanwezig, wachtend en jagend<br />

op mollen in gebiedje 9. De groene specht doet in de zomer de loofbomen op het terrein snel<br />

aan. Zwarte specht en kleine bonte specht komen niet voor. De grote bonte specht heeft dit<br />

jaar jongen grootgebracht in 5a.<br />

Van grote invloed op het broedvogelbestand is zonder twijfel de komst van een sperwerpaartje<br />

dat in gebied 7 zijn nest had. Er werd veel gejaagd. Vooral duiven en merels moesten eraan<br />

geloven. Het bos en park lagen bezaaid met plukresten! Maar dat bracht toch wel onrust in het<br />

bos en omgeving teweeg. Er broeden veel houtduiven en enkele holenduiven. Een enkele keer<br />

kwam er een havik voorbij om te jagen. Algemene tuinvogels leven hier natuurlijk jaarrond:<br />

merel, roodborst, winterkoning, heggenmus, boomkruiper en vink. Grote lijsters en in mindere<br />

mate zanglijster komen op de graslanden wel foerageren, maar ze broeden er maar weinig. De<br />

meeste broeden in bosschages verderop. Ringmussen brengen de winter door, vooral op 19.<br />

Maar broeden deden ze hier dit jaar niet.


Vlinders<br />

Het was niet zo’n goed vlinderjaar, zeker niet t.o.v. 2003. In dit gebied komen wel veel soorten<br />

vlinders voor, maar dat zijn toch algemene soorten en meestal in kleine aantallen.<br />

De vele bomen, heesters, coniferen, gemaaide graslandjes en weinig bloemen nodigen niet echt<br />

uit. Veel vlinders doen, vooral in het voorjaar, het gebied wel aan, maar blijven niet.<br />

Boomblauwtjes en Icarusblauwtjes zijn regelmatige gasten. Bonte en Bruine zandoogjes en<br />

Groot koolwitje leven er in voorjaar en zomer. Hooibeestjes en Argusvlinders werden net<br />

buiten het gebied in bloemrijke bermen aangetroffen. Omdat de meest verschillende soorten in<br />

het voorjaar gesignaleerd zijn, wordt vermoed dat trekvlinders en zwervende exemplaren dit<br />

gebied even aandoen. Duidelijk is dat ook voor deze soorten het gebied tot stepping stone<br />

dient en dat juiste beheersmaatregelen bedacht kunnen worden de vlinderpopulatie te verrijken<br />

en te beschermen.<br />

Overige insecten.<br />

In het dennenbos komen vooral in de lente veel hommels voor die er hun nesten bouwen en<br />

jongen verzorgen. Welke soorten het betreft is niet uitgezocht. Mieren zijn niet veel aangetroffen.<br />

Zeker niet de beschermde rode of zwarte bosmier. Sprinkhanen zitten er wel, maar niet<br />

veel.<br />

Libellen<br />

Hoewel libellen over het hele terrein jagen, springt het noordoostelijk gedeelte van de<br />

zwemvijver er uit (5a). Juist daar vindt men hen in tandem en ook zijn daar de ongeveer 15<br />

soorten zo dicht bij elkaar goed te observeren. Het zijn doorgaans algemene juffers en echte<br />

libellen. Rombouten en korenbouten zitten er vrijwel niet. Omdat dit voor libellen belangrijk<br />

gebiedje buiten de bouwplannen valt, zijn ze de soorten niet op naam gebracht. De Groene<br />

glazenmaker is niet gezien. Aan de lange gracht (oude Vlijmensche Wetering) komen maar<br />

weinig libellen voor. Deels heeft dit te maken met verontreinigd water, deels met te weinig<br />

zonuren op dit water. In dit water zaten zeer weinig libellenlarven.<br />

Zoogdieren<br />

Een vossenburcht trok van begin af aan aandacht maar is dit jaar niet bewoond geweest. Over<br />

alle ingangen hangt namelijk oud spinnenrag. Uitwerpselen van vossen zijn in de omgeving ook<br />

niet gevonden en zorgvuldige nachtelijke observaties hebben hierin geen verandering gebracht.<br />

Bunzingen komen hier in de omgeving wel voor (dood exemplaar langs de weg in de buurt<br />

gezien), zij het waarschijnlijk niet als vaste bewoner, maar als bezoeker. De kippen op het<br />

terrein zijn tot op heden onaangeroerd.<br />

Een hele grote egel heeft hier zijn territorium. Twee anderen zijn kleiner van formaat en zijn<br />

aan de randen en poorten van het terrein aangetroffen.<br />

Mollen zitten op alle graslandjes en enkele andere plekken. Reden voor de buizerd om af en toe<br />

eens aan te waaien in winter en vroege voorjaar.<br />

Van de bruine rat is een schedel bij de zwemvijver in een braakbal aangetroffen.<br />

Hazen zitten rondom het terrein. Wellicht soms ook op het terrein zelf, maar zijn er niet<br />

waargenomen.<br />

Konijnen zitten er ook, maar feitelijk maar weinig. Misschien zijn ziekten, verstoringen en jacht<br />

daar debet aan.


Eekhoorns komen niet op het terrein voor. Hermelijntjes, steenmarters of wezels zijn niet<br />

waargenomen.<br />

Bosmuizen vond ik al voor het plaatsen van vallen. Ik acht het voorkomen van de ‘ondergrondse<br />

woelmuis’ twijfelachtig. Rosse woelmuizen en/of aardmuizen komen overal veel voor. Spitsmuizen<br />

vond ik meer op specifiekere plekken.<br />

Amfibieën<br />

Gewone padden komen over het hele terrein voor, zij het niet veel. Doorgaans betreft het<br />

juveniele exemplaren. Er bevonden zich slechts een handjevol adulten op het terrein. Rugstreeppadden<br />

leven er beslist niet.<br />

Bruine kikkers, waaronder wat groenige exemplaren, zitten in en rondom het zwembad (5a)<br />

Kikkers van het groene kikker complex trof ik meer aan langs de wetering (sloot langs vak 14<br />

en 7). Heikikkers komen ook hier beslist niet voor.<br />

Salamanders leven hier ook niet. Ecologisch gezien biedt het terrein wel schuilplaats, voedsel en<br />

voortplantingsmogelijkheden.<br />

Vissen<br />

Ondanks veelvuldig scheppen waren de resultaten naar vissoorten bedroevend. De lange gracht<br />

(Oude Vlijmensche Wetering) is te zeer geëutrofieerd en in het zwembad leven te veel karpers<br />

en voorns. Die zijn daar opzettelijk uitgezet als hengelvermaak. Ze zijn grotendeels verantwoordelijk<br />

voor de vraat aan amfibie, -en libeleieren. Zelfs stekelbaarzen of bermpjes zijn niet<br />

gevangen. Misschien zit er wel de Kleine of Grote modderkruiper….Ook deze zijn niet<br />

gevangen!!!<br />

FLORA<br />

Dhr Ton Kokx en de heer Frans van Genuchten hebben vanaf februari 2004 tot en met juni<br />

2004 het terrein geïnventariseerd op planten. Om een overzicht van de natuurwaarden te<br />

krijgen is het hele terrein bekeken. Ook de plaatsen waar geen bouwactiviteiten plaatsvinden.<br />

De nummers komen overeen met de nummers van de kaart. Enkele opmerkingen met<br />

betrekking tot deze percelen:<br />

1. Bomen, heesters en gazon; wordt momenteel als gazon beheerd.<br />

2. Bomen hoek zonder ondergroei (geen kruiden etc.); voornamelijk bladafval.<br />

3. Fijnsparrenbos met geringe ondergroei (voornamelijk hulst en vlier; aan de randen kruiden<br />

als bij perceel 4) in de toekomst omvorming tot parkeerplaats .<br />

4. Grasstrook langs schuurtje.<br />

5. 5a is het directe gedeelte naast het voormalige zwembad.Dit perceel is het meest soortenrijk.<br />

Waterplanten zijn niet geïnventariseerd. De wespenorchis komt rond het voormalige<br />

zwembad en langs de zuidelijke kloostermuur voor in circa 50 exemplaren. 5b is een<br />

parkbos<br />

6. bosplantsoen strook langs het terrein (geen kruiden etc.) Meest heesters.<br />

7. Fijnsparrenbos zonder ondergroei (geen kruiden etc.)<br />

8. Parkbos waar een deel gereserveerd staat voor de uitbreiding van de grote zaal. Het<br />

merendeel van het terrein is overschaduwd en bedekt met bladafval; het speenkruid komt


local dominant voor in de noord-westhoek; van de wespenorchis staan hier slechts enkele<br />

exemplaren (rare).<br />

9. Grasveld met beukenrij en 4 rijen jonge platanen. Het grasveld wordt als gazon beheerd en<br />

wekelijks gemaaid en is daarom niet intensief geïnventariseerd.<br />

10. Platanenbos met weinig ondergroei (deel gereserveerd voor bebouwing).<br />

11. Grasveldje bij oude schuren/stallen beheerd als gazon; enkele ruderale hoekjes.<br />

12. Parkbos (schuur wordt t.z.t. vervangen door nieuwbouw)<br />

13. Parkbos naast Mariakapel met enige cultivars.<br />

14. Fijnsparrenbos zonder ondergroei. De aangegeven planten komen voor in het berkenbosje.<br />

Wel rijk aan mossen . deze zijn niet geïnventariseerd. De waargenomen wespenorchissen<br />

(circa 10 ex) bevinden zich in de rand van het pad tussen de percelen 14 en 15.<br />

15. Fijnsparrenbos zonder ondergroei (groot deel gereserveerd voor bebouwing) (geen kruiden<br />

etc.)<br />

16. Weiland (geen kruiden etc.)<br />

17. Gracht , oever en rand sparrenbos perceel 15; sterk geëutrofieerd.<br />

18. Weiland (geen kruiden etc.)<br />

19. Binnenterrein met heesters/vaste planten etc. (geen specifieke kruiden etc.)<br />

Algemeen: Waterplanten, grassen en mossen zijn niet geïnventariseerd.<br />

De botanische waarde van het terrein is matig tot gering (zandige, geéutrofieerde bodem)<br />

De meest botanische waarden bevinden zich in het terrein rondom het voormalige zwembad.<br />

6 augustus 2004,<br />

Frans van Genuchten.<br />

Ton Kokx


Bijlage 2a. Plantensoorten veldinventarisaties 2004<br />

Lijst van plantensoorten, verzameld door vrijwilligers op 13 februari, 30 maart, 4 mei en 24 juni.<br />

Voor de vakindeling: zie kaart 1. Beschermde soorten zijn rood gemarkeerd<br />

(In digitale vorm ontvangen van de opdrachtgever d.d. 13 augustus 2004).<br />

Latijnse naam nederlandse naam 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 17<br />

Achillea millefolia gew. Duizendblad x<br />

Aegopodium podagraria zevenblad x x x x x x x x<br />

Alopecurus sp. vossenstaart sp x<br />

Anemone nemorosa bosanemoon x x<br />

Anthoxanthum odoratum reukgras x<br />

Anthriscus sylvestris fluitekruid x x x x x x<br />

Aretium lappa grote klit x<br />

Bellis perennis madeliefje x x x x<br />

Calystegia sepium haagwinde x<br />

Capsella bursa-pastoris gew. Herderstasje x x x<br />

Cardamine hirsuta kleine veldkers x x x x<br />

Cardamine pratensis pinksterbloem x<br />

Carex hirta ruige zegge x<br />

Carex remota ijle zegge x<br />

Carex spec. zegge sp. x x<br />

Cerastium fontanum gew.hoornbloem x x x x<br />

Ceratophyllum demersum gedoornd hoornblad x<br />

Chelidonium majus stinkende gouwe x x x<br />

Cirsium vulgare speerdistel x x x<br />

Claytonia perfoliata witte winterpostelein x x<br />

Convallaria majalis lelietje van dalen x x<br />

Conyza canadensis canadese fijnstraal x<br />

Coronopus didymus kleine varkenskers x<br />

Crepis spec streepzaad spec. x x<br />

Dactylis glomerata kropaar x<br />

Digitalis purpurea gew.vingerhoedskruid x<br />

Dryopteris carthusiana smalle stekelvaren x<br />

Dryopteris dilatata brede stekelvaren x<br />

Eleocharis plaustris sp palusstr gewone waterbies x<br />

Epilobium spec. bastaardwederik spec x<br />

Epipactis helleborine breedbladige wespenorchis x x x x x<br />

Equisetum arvense heermoes x x<br />

Erophila verna vroegeling x<br />

Galanthus nivalis gew. Sneeuwklokje x x x x x<br />

Galeopsis tetrakit gew. Hennepnetel x x x<br />

Galium aparine kleefkruid x x x x x x x<br />

Galium palustre moeraswalstro x<br />

Geranium molle zachte ooievaarsbek x x x x x<br />

Geranium robertianum robertskruid x x x x<br />

Glechoma hederacea hondsdraf x x x x x x x x x x x<br />

Glyceria fluitans mannagras x<br />

Hedera helix klimop x x x<br />

Heracleum sphondylium gew.bereklauw x<br />

Holcus lanatus witbol x x x x x<br />

Hypochaeris radicata gew. biggekruid x<br />

Ilex aquifolium hulst x x x x<br />

Iris pseudocorus gele lis x x x<br />

Juncus effusus pitrus x x x<br />

Lamium album witte dovenetel x x x<br />

Lamium maculatum gevlekte dovenetel x<br />

Lamium purp v. purp. paarse dovenetel x x x x x<br />

Lapsana communis akkerkool x x x x x x


Lotus comiculatus gewone rolklaver x<br />

Lunaria sp judaspenning sp. x x x<br />

Luzula campestris gew. Veldbies x<br />

Lycopus europeus wolfspoot x x<br />

Moehringia trinervia drienerfmuur x x x x x<br />

Myosotis spec. vergeetmijnietje sp. x x<br />

Oxalis fontana stijve klaverzuring x<br />

Peucedanum palustre melkeppe x<br />

Phalaris arundinacea rietgras x<br />

Plantago lanceolata smalbladige weegbree x x<br />

Poa bulbosa straatgras x x x x<br />

Polygonum mite zachte duizendknoop x<br />

Prunella vulgaris brunel x<br />

Prunus padus inl.vogelkers x<br />

Prunus serotina am. Vogelkers x x x<br />

Ranunculus acris scherpe boterbloem x x<br />

Ranunculus ficaria gew. Speenkruid x x x x x x x<br />

Ranunculus repens kruipende boterbloem x x x x x x<br />

Ranunculus sceleratus blaartrekkendee boterbloem x<br />

Ribes spe. bes sp. x<br />

Rubus idaeus framboos x x<br />

Rubus fruticobus gew.braam x x x x x<br />

Rumex acetosa veldzuring x x x x<br />

Rumex acetosella schapezuring x x<br />

Rumex obtusifolius ridderzuring x x x x x x x x x<br />

Sambucus nigra gew. Vlier x x x x x x x x x<br />

Senecio jacobaea jocobskruiskruid x<br />

Senecio vulgaris klein kruiskruid x<br />

Silene dioica dagkoekoeksbloem x<br />

Sisymbrium officinale gewone raket x<br />

Solanum dulcamara bitterzoet x x x x<br />

Sonchus oleraceus gew. Melkdistel x x x x x<br />

Stellaria media vogelmuur x x x x x x x x x x x x<br />

Symphytum officinale gew. Smeerwortel x<br />

Tanacetum vulgare boerenwormkruid parkeerplaats<br />

Taraxacum officinale paardebloem x x x x x x x x x<br />

Taxus baccata taxus x<br />

Trifolium dubium kleine klaver x<br />

Trifolium repens witte klaver x x x<br />

Urtica dioica grote brandnetel x x x x x x x x x x<br />

Urtica urens kleine brandnetel x<br />

Valeriana offocinalis echte valeriaan x x<br />

Veronica arvensis veldereprijs x x x<br />

Veronica chamaedrys gewone ereprijs x<br />

Veronica hederef.ssp lucorum bosklimopereprijs x x x x x x<br />

Viola Tricolor driekleurig viooltje x


Bijlage 2b. Diersoorten veldinventarisaties 2004<br />

Lijst van diersoorten, verzameld door vrijwilligers .<br />

Voor de vakindeling: zie kaart 1. Beschermde soorten zijn rood gemarkeerd<br />

(In digitale vorm ontvangen van de opdrachtgever d.d. 13 augustus 2004).<br />

VOGELS 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />

Blauwe Reiger Fourageerd aan wetering oostzijde vb<br />

Wilde eend 2 paar succesvol broedend bz<br />

Kuifeend Fourageerd aan wetering oostzijde<br />

Havik Terrein is onderdeel jachtgebied ib ib<br />

Sperwer Broedpaar succesvol bz<br />

Buizerd Wintergast vb<br />

Torenvalk Terrein is onderdeel jachtgebied vb<br />

Waterhoen Broedpaar succesvol bz<br />

Houtduif<br />

Circa 25 broedparen succesvol.<br />

Meerdere broedsels<br />

bz bz bz bz bz bz bz bz bz bz bz x<br />

Holenduif<br />

Broedpaar succesvol. Doorgaands<br />

jaarrond fouragerend<br />

bz bz bm<br />

Tortelduif opmerkelijk weinig ib<br />

Koekoek overgevlogen<br />

Steenuil alleen enkele keer in winter gesign. ib<br />

Bosuil alleen enkele keer in maart gesign. ib<br />

Ransuil wintergast ib<br />

Gierzwaluw niet broedend, fouragerend in lucht<br />

ov. zwaluwen niet broedend, fouragerend, doortrek tv tv tv<br />

Groene specht dwaalgast ib ib<br />

Gr, bonte specht bw, en dwaalgast op terrein bw ib<br />

Witte Kwikstaart tv en ib, zeker niet broedend ib ib<br />

Winterkoning jaarvogel, min. 5 paartjes bz bz bz bz<br />

Heggemus jaarvogel, min. 3 paartjes bw bw bz<br />

Roodborst jaarvogel, min. 2 paartjes bw bw<br />

Zwarte<br />

Roodstaart<br />

niet broedend, paar dagen aanwezig<br />

Mei<br />

ib<br />

Gekr. Roodstaart eenmalig, tussenstop op trek tv<br />

Merel relatief weinig ( sperwers..!? ) bz bz bw vb<br />

Kramsvogel grote populaties op trek vb vb<br />

Koperwiek grote populaties op trek vb vb<br />

Zanglijster bw vb bz<br />

Grote Lijsters grote populaties op trek tv tv<br />

Bosrietzanger eenmalig zingend gesignaleerd tv<br />

Spotvogel enkele dagen in april, niet broedend tv<br />

Braamsluiper bm, net tegen terrein op 1 bm<br />

tuinfluiter op trek hele gebied, april bm<br />

zwartkop op trek hele gebied, april bw<br />

fitis geregeld op pad tussen vak 15/16,bm ?<br />

Tjif Tjaf op trek hele gebied bm ?<br />

Goudhaan jaar rond mn winter, bz bz bz bz<br />

Vuurgoudhaan niet waargenomen<br />

Kuifmees alleen in winter ib ib<br />

Pimpelmees jaarvogel, bw<br />

Koolmees jaarvogel bz bz<br />

Staartmees bz<br />

Matkopmees Alleen in de winter vb vb<br />

Zwartmees Alleen in de winter vb vb<br />

Boomklever Jaarvogel bm bm<br />

Boomkruiper Jaarvogel (totaal circa 10 broedparen) bz bz vb bz vb vb vb vb<br />

Gaai doen het gebied aan als dwaalgast<br />

Ekster doen het gebied aan als dwaalgast<br />

Kauw 2 broedparen Bz<br />

Zwarte kraai doen het gebied aan als dwaalgast<br />

Spreeuw 1 broedpaar bz<br />

Huismus bz


Ringmus alleen in winter vb<br />

Vink mb mb<br />

Groenling alleen in winter vb<br />

Putter gaste en trekvogel tv tv tv<br />

Sijs grote populaties op trek tv<br />

VLINDERS 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />

Klein koolwitje incidenteel waargenomen<br />

Groot koolwitje algemeen aanwezig<br />

Resedawitje incidenteel waargenomen<br />

Oranjetip incidenteel waargenomen<br />

Citroenvlinder incidenteel waargenomen<br />

Kl. vuurvlinder incidenteel waargenomen<br />

Morgenrood incidenteel waargenomen<br />

Eikepage incidenteel waargenomen<br />

Groentje incidenteel waargenomen<br />

Boomblauwtje regelmatig gezien<br />

Hooibeestje incidenteel waargenomen<br />

Icarisblauwtje regelmatig gezien<br />

Dagpauwoog algemeen aanwezig<br />

Distelvlinder incidenteel waargenomen<br />

Atalanta algemeen aanwezig<br />

Kleine vos incidenteel waargenomen<br />

Gehakkelde aur. incidenteel waargenomen<br />

Landkaartje incidenteel waargenomen<br />

Dambordje incidenteel waargenomen<br />

Koevinkje incidenteel waargenomen<br />

Voorjaarserebia incidenteel waargenomen<br />

Bruin zandoogje algemeen aanwezig<br />

Bont zandoogje algemeen aanwezig<br />

Oranje<br />

zandoogje<br />

incidenteel waargenomen<br />

Argusvlinder algemeen aanwezig<br />

Libellesoorten Voornl. in vak 5a, +/- 15 soorten x x x<br />

AMFIBIEËN 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />

Pad op het hele terrein (niet in gr. aant.)<br />

Bruine kikker x<br />

ZOOGDIEREN 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />

Vos Oud vossenhol in vak 7<br />

Rat x x<br />

Woelrat x x<br />

Bunzing vraatresten in vak 15<br />

Veldmuis overal aanwezig<br />

Huismuis x x<br />

Spitsmuis sp. x x x x x<br />

Bosmuis x x x<br />

Rosse woelmuis overal aanwezig<br />

Aardmuis overal aanwezig<br />

Mol x x x x<br />

Egel Circa 3 egels, hele terrein x x<br />

Konijn x x x<br />

Haas niet gesignaleerd<br />

VISSEN 1 2 3 4 5a 5b 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19<br />

Karper circa 25 x<br />

Voorn enkele honderden x<br />

Modderkruiper Niet gesignaleerd……<br />

CODE TOELICHTING<br />

Broeden<br />

bm mogelijke broedend


w waarschijnlijk broedend<br />

bz zeker broedend<br />

Bezoekers<br />

vb vaste bezoeker<br />

ib incidentele bezoeker<br />

tv trekvogels


! "#<br />

$ % !<br />

" & & & & # %<br />

& "# & ' & %<br />

& # & "# " ' # $<br />

# & & # % !<br />

# ' # $ ' "# & "#<br />

& & "#<br />

# & # # %<br />

& # & & ' & % ( & &<br />

& ' & & & &<br />

& # %<br />

( & & ) *% ! ' "#<br />

+ , , % - ' ' & #<br />

$ ' "# & & ' # ' "# #<br />

& & ' "# ' ' % ' & &<br />

& ,.., "# & # % (<br />

& # # & " ' "#<br />

& ' %<br />

- + & "# & #<br />

$ "# & & & ' # & "#<br />

' % ( & # "<br />

& & & & /<br />

0% & & ' '<br />

1 ' # & $$ %<br />

! ' ' ' & &<br />

# & & % ( # ' "#<br />

, , # # & %<br />

- ' & ' & ' # & & ' & %<br />

- , " & ' "# & &<br />

& ' "# # ' ' % #<br />

%<br />

( & ' % 2<br />

' & & % - 34 &<br />

"# & # % '<br />

# & # %<br />

( & & ' % ( '<br />

& % ' &<br />

& & "# # & $ &


' # ' ' % - '<br />

& & # # % "#<br />

& ' # & % "<br />

# & & ' # &<br />

& $ & & ' %<br />

( & & ' % !<br />

& "# & & & & &<br />

# ' & % 2<br />

' & & %<br />

- , & # &<br />

%<br />

( & & &<br />

% ( & & & %<br />

# ' , & & & % ( '<br />

& & ' #<br />

# ' & # & "# %<br />

) ,% -<br />

#<br />

&<br />

&<br />

& $<br />

' %


2 ' & $ & & &<br />

' " % ( ' #<br />

"#<br />

- + , , #<br />

% $ #<br />

& ' # # ' &<br />

' %<br />

( & & / " 0 % 2<br />

' & & % '<br />

& # % - # ' #<br />

# "# & & # # &<br />

& $ # # & %<br />

!<br />

# ' + & # & #<br />

% 1 # & &<br />

& % ( & ' '<br />

& # # " '<br />

& % - ' ' ' % 5<br />

' $ & # $$ & '<br />

%<br />

"<br />

# ' & '<br />

/ "# 0 %<br />

# ' + & ' "#<br />

# % ( ' & # ' '<br />

" & %<br />

"<br />

' # & , ,.., '<br />

& ' & & & '<br />

& %<br />

2 & ' $ ' & & ' &<br />

& $ %<br />

( & & ) *% ! &<br />

' & # # %


# # #<br />

! ' & & ' &<br />

"# ' & $ & ' & # ' %<br />

' # & & $ & &<br />

# & # % 6 "# ' & "# & $ &<br />

$ & ' # &<br />

% - & $ & &<br />

' "# & % ( ' & &<br />

# ' # % ( & #<br />

% # # & # # & '<br />

"# $ %<br />

$ %<br />

& & & " & # &<br />

# # # # # $ &<br />

& ' % ( & ' 7<br />

# ' & # & % (<br />

" ' ' &<br />

' ' % ' & # # & ' # &<br />

% "# "# # & ' # & "<br />

& # & # %<br />

- " 8 & ' & & & ' '<br />

"# & $ "<br />

' & ' $ & & % & ' '<br />

& "# 9 ' 8%<br />

# & # ' & %<br />

# & & ' '<br />

' ' "# $<br />

& $ & ' % # & & '<br />

# & # %<br />

# # # ' "# % 6 '<br />

& % % " '<br />

"# "# "# ' & & # & $ % & "#<br />

# ' 8 #<br />

& %<br />

& # ' & & & ' %<br />

: & $ $ ' # & %<br />

- & " & & & & & '<br />

' "# % ! "#<br />

& & & ' & & ' %<br />

"<br />

; ,.<br />

3 +< 8 ! "#<br />


Kaarten


Kaart 1. Vakindeling veldinventarisaties

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!