10 Veiligheid
10 Veiligheid
10 Veiligheid
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>10</strong> <strong>Veiligheid</strong><br />
<strong>10</strong>.1 De huisinstallatie<br />
De bedoeling van een elektrische huisinstallatie is de elektrische energie op doelmatige en vooral<br />
veilige wijze naar de plaats te brengen waar ze nodig is.<br />
De huisinstallatie bestaat uit éénfasige kringen die gevoed worden door een driefasig net.<br />
<strong>10</strong>.1.1 VOORBEELD VAN EEN EENVOUDIGE INSTALLATIE<br />
Op figuur 52 hebben we een zeer eenvoudige elektrische installatie getekend, bestaande uit twee<br />
geleiders (fase en nul), een wandcontactdoos en een lamp met schakelaar.<br />
Omdat het elektriciteitsbedrijf graag wil weten hoeveel elektriciteit we hebben verbruikt, is een<br />
kWh-meter opgenomen.<br />
FIG.51<br />
In de schakeling zijn smeltveiligheden opgenomen.<br />
Deze schakeling laat zien dat zo’n eenvoudige installatie met ~n vaste aansluiting (de lamp) en één<br />
aansluiting voor “losse” toestellen (de wandcontactdoos) er toch tamelijk ingewikkeld uitziet,<br />
ondanks het gebruik van schema symbolen. Je kan je wel voorstellen hoe het schema van een echte<br />
huisinstallatie met tientallen schakelaar, lichtpunten en wandcontactdozen eruit zou zien als we<br />
dezelfde manier gebruiken.<br />
<strong>10</strong>.1.2 EENDRAADSCHEMA<br />
Voor het tekenen van de elektrische installatie gebruiken we een vereenvoudigde tekenwijze en<br />
speciale symbolen, daardoor kunnen ingewikkelde installaties toch op een overzichtelijke manier<br />
getekend worden. In figuur 53 hebben we het zogenaamde “één draadschema” getekend van de<br />
schakeling van figuur 52.<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 1<br />
Vanbilsen Y.
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 2<br />
Vanbilsen Y.<br />
FIG. 53<br />
Je zal merken dat de geleiders bij deze tekenwijze niet meer afzonderlijk zijn getekend. In de<br />
praktijk worden de draden in kunststof buizen getrokken en deze manier van tekenen sluit daarop<br />
aan. In feite zijn in figuur 53 alleen die buizen getekend, en is door middel van schuine dwars<br />
streepjes of een cijfer aangegeven hoeveel geleiders er op die plaats door de buis lopen.<br />
De betekenis van de belangrijkste symbolen die worden gebruikt voor het tekenen van elektrische<br />
installatie vind je in de bijlage “symbolen”.<br />
In de schakeling van figuur 52 en 53 is nog geen rekening gehouden met de beschermingsgeleider<br />
die noodzakelijk is bij de praktische uitvoering (zie <strong>10</strong>.1.7). Gok zullen stopcontacten en lichtpunten<br />
meestal op verschillende stroombanen aangesloten worden (zie figuur 62).<br />
<strong>10</strong>.1.3 STROOMBANEN<br />
De stroomkring van de figuren 52 en 53 noemen we een stroombaan. Een stroombaan kan bestaan<br />
uit een aantal aansluitpunten (lichtpunten, stopcontacten) die op een gemeenschappelijk punt van de<br />
verdeelkast zijn aangesloten.<br />
Als er bijvoorbeeld kortsluiting optreedt in de wandcontactdoos, zal de smeltveiligheid<br />
doorbranden. Het gevolg daarvan is dat ook alle andere aansluitpunten van deze stroombaan<br />
spanningsloos worden omdat ze aangesloten zijn op dezelfde smeltveiligheid.<br />
De stroomkring van figuur 52 kan je nog uitbreiden met meer stopcontacten en lichtpunten. Het<br />
aantal aansluitpunten per stroombaan kan je echter niet blijven uitbreiden. Omdat de leidingen van<br />
koperdraad enige weerstand hebben wordt de leiding een beetje warm door het joule effect. Het<br />
vermogen dat in de geleiders omgezet wordt in warmie kan je berekenen met de formule<br />
P = I²x. Rleiding (W).<br />
Schakelen we steeds meer verbruikers opéén stroombaan dan zal de warmteontwikkeling toenemen<br />
omdat de stroomsterkte I door de leiding groter wordt. Bij overbelasting worden de leidingen zo<br />
warm. dat er gevaarlijke situaties ontstaan.<br />
• Er kan brand uitbreken.<br />
• De isolatie van de leidingen kan verbranden, met als gevolg kortsluiting. Dit kan ook leiden tot<br />
brand.<br />
• De leiding kan doorbranden.
Om die redenen is het aantal aansluitpunten op een stroombaan beperkt tot 8 enkelvoudige of<br />
meervoudige stopcontacten per kring. De voorschriften vind je terug in bet “Algemeen Reglement<br />
op de Elektrische Installaties” (afgekort A.R.E.1.).<br />
Indien op een stroombaan zowel lichtpunten als stopcontacten liggen, telt elk verlichtingspunt voor<br />
één stopcontact.<br />
Het mengen van verlichtingspunten en stopcontacten wordt echter afgeraden, omdat bij bet<br />
uitschakelen van de beveiliging zowel lichtpunten en stopcontacten spanningsloos worden.<br />
Een elektrische installatie van een normaal woonhuis bestaat uit meerdere stroombanen. Meer over<br />
bet indelen van stroomkringen vind je in de cursus “De elektrische huisinstallatie’.<br />
<strong>10</strong>.1.4 SMELTVEILIGHEID (ZEKERING)<br />
Het beperken van het aantal aansluitpunten per stroombaan is niet voldoende. Zet je bijvoorbeeld<br />
op alle stopcontacten van een stroombaan een straalkachel met een vermogen van 2000 W dan<br />
wordt de stroombaan overbelast. Een overbelasting is een abnormaal grote stroom in de geleiders,<br />
die meestal te wijten is aan bet inschakelen van teveel verbruikers op hetzelfde ogenblik, een te<br />
groot vermogen van een apparaat of een fout van bet toestel die geen kortsluiting of isolatiefout is<br />
(vb. blokkeren van een motor).<br />
Wanneer er in de installatie een verbinding ontstaat tussen twee fasedraden, één fasedraad en<br />
nulleider of één fasedraad en aarding zonder dat er een verbruiker tussen geschakeld is, spreken<br />
we van een kortsluiting. Bij een kortsluiting ontstaat een grote kortsluitstroom in de geleiders.<br />
De stroombaan verhit door een overbelasting of kortsluiting: wat brand kan veroorzaken.<br />
Daarom moet elke stroombaan uitgerust zijn met een aangepaste smeltveiligheid in elke<br />
voedingsdraad.<br />
Een smeltveiligheid (figuur 54) is een kunstmatige zwakke plek in de stroombaan, die doorbrandt<br />
als de stroombaan dreigt verhit te raken door overbelasting of kortsluiting. De elektrische stroom<br />
wordt bierdoor onderbroken voordat er schade aan de installatie of brand kan ontstaan.<br />
Een doorgesmolten zekering mag je niet herstellen!<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 3<br />
Vanbilsen Y.<br />
Fig. 54
Aan de hand van de toegekende (nominale) waarde van de stroom van de smeItvei1igheid kan je<br />
berekenen met welk vermogen een stroombaan mag belast worden:<br />
• We weten dat het vermogen (schijnbaar) kan berekend worden met S = U. 1 (VA). Bij een cosφ =1<br />
is P = S (ohmse verbruikers).<br />
• Als één stroombaan beveiligd is met een smeltveiligheid van <strong>10</strong> ampère bij een netspanning van<br />
230 V is het aan te sluiten vermogen maximaal S = <strong>10</strong> A x 230 V = 2300 VA of 2300W als cosφ,1.<br />
<strong>10</strong>.1.5 AUTOMAAT<br />
Fig. 55<br />
Er zijn ook “automatische smeltveiligheden”, die automaat worden genoemd. De werking berust niet<br />
op het doorsmelten van een draadje waardoor de stroomkring wordt verbroken, maar op andere<br />
principes.<br />
De automaten (figuur 55) kunnen telkens opnieuw worden gebruikt. Bij een te grote stroomsterkte<br />
verbreekt zo’n automaat de stroomkring, net als een gewone smeltveiligheid. De automaat kan<br />
echter door de schakelaar te bedienen weer ingeschakeld worden. Je vergeet natuurlijk hierbij<br />
niet eerst na te gaan wat de oorzaak was van het uitschakelen van de automaat. Met de schakelaar<br />
op de automaat kan je altijd een stroombaan onderbreken.<br />
Automaten zijn er voor verschillende nominale stroomsterkten.<br />
De werking van een automaat berust op een combinatie van een spoel en een bimetaalelement. Bij<br />
een kortstondige stroom van meer dan 3 a 4 maal de nominale waarde zorgt de spoel ervoor dat de<br />
automaat zichzelf uitschakelt. Dit is in het algemeen het geval bij kortsluiting. Is de<br />
stroomsterkte gedurende langere tijd te groot, dan trekt het bimetaal element krom, waardoor de<br />
stroomkring ook wordt onderbroken. De automaat reageert dus zowel op kortstondige grote<br />
overbelastingen of kortsluitingen als op langdurige kleine overbelastingen.<br />
<strong>10</strong>.1.6 HET VERBAND TUSSEN DRAADDOORSNEDE VAN DE LEIDINGEN, VERBRUIKERS<br />
EN SMELTVEILIGHEID<br />
De doorsnede van de geleiders van de stroombaan is bepaald door de stroomsterkte door de draad<br />
en dus door bet voorziene vermogen van de aangesloten verbruikers.<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 4<br />
Vanbilsen Y.
Voor verlichting mag de geleider van een stroombaan 1,5 mm 2 bedragen, voor gemengde<br />
stroombanen of stroombanen met uitsluitend stopcontacten is minstens een 2,5 mm 2 vereist. Voor<br />
het aansluiten van bijvoorbeeld kookplaten en oven is nog een grotere doorsnede verplicht.<br />
Smeltveiligheden en automaten worden gekozen in overeenkomst met de doorsnede van de<br />
gebruikte installatiedraad.<br />
Wanneer we een stroombaan met installatiedraad van minimaal 1,5 mm 2 doorsnede beveiligen met<br />
een automaat van 16 A dan kan je deze stroombaan bij 230 V maximaal belasten met:<br />
S=UxI=230Vx16A=3680VA of 3680 W(cosφ=1).<br />
Wil je een groter vermogen kunnen aansluiten. dan zal de een installatiedraad van 2,5 mm 2 moeten<br />
worden gebruikt. Deze draad is geschikt voor stromen tot 20A. De waarde van de automaat is dan<br />
20 A.<br />
<strong>10</strong>.1.7 HET NUT VAN EEN AARDVERBINDING<br />
Figuur 56 toont een straalkachel die door middel van een tweepolige contactstop verbonden is met<br />
het net (contactstop is de officiële benaming voor stekker). De straalkachel is voorzien van een<br />
metalen behuizing met metalen pootjes en rubber voetjes. Door een defect maakt de<br />
verwarmingsspiraal contact met de metalen behuizing.<br />
Fig. 56<br />
Wat kan er gebeuren?<br />
Zolang je de metalen mantel niet aanraakt zal er niets gebeuren. Op de mantel staat een spanning<br />
die afhankelijk is van de plaats waar de sluiting tussen verwarmingsspiraal en de mantel ontstaat.<br />
Is dat aan de faseleiding L1, dan is die spanning ongeveer 230 V. is bet aan de kant van de nulleiding<br />
N, die in de elektriciteitscentrale verbonden is met de aarde, dan is<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 5<br />
Vanbilsen Y.
die spanning zelfs veel lager of zelfs nul volt. Is dat laatste het geval en je steekt de volgende<br />
keer de contactstop andersom in de contactdoos, dan kan er een spanning van 230 V op de<br />
behuizing komen te staan.<br />
Hieruit kan je besluiten dat bij een sluiting tussen de metalen mantel en een onderdeel van een het<br />
toestel dat onder spanning staat, er op de mantel een gevaarlijke hoge spanning kan komen te<br />
staan. Doordat de straalkachel op isolerende poot es staat, vloeit er geen stroom van<br />
verwarmingsspiraal naar de mantel. Er ontstaat geen kortsluiting, dus de smeltveiligheid zal niet<br />
doorbranden.<br />
Staat de mantel onder hoge spanning en raak je hem aan (figuur 56), dan kan er plots wel stroom<br />
gaan vloeien via je vingers en je lichaam naar de aarde. De stroomkring is dan gesloten omdat de<br />
verwarmingsspiraal langs ~n kant langs de persoon met de aarde is verbonden en aan de andere<br />
kant bet nulpunt van de generator verbonden is met de aarde.<br />
Om deze levensgevaarlijke situatie te vermijden geven we de metalen mantel een extra verbinding<br />
met aarde, waardoor de situatie van figuur 57 ontstaat. Treedt er nu aan de kant van de<br />
faseleiding een sluiting op tussen de mantel en de verwarmingsspiraal, dan maakt de faseleiding<br />
kortsluiting met de geaarde mantel en brandt onmiddellijk de smeltveiligheid door. De mantel van<br />
de verwarming is een goede geleider en met de aarde verbonden. Er kan dus geen spanningsverschil<br />
ontstaan met de aarde zodat je ook nooit een elektrische “schok” kan krijgen.<br />
Fig. 57<br />
Deze extra verbinding noemen we beschermingsgeleider of aardingsdraad en wordt aangeduid door<br />
PE (van het Engels Protection Earth).<br />
Wanneer de ohmse weerstand van de aarding niet op optimaal is (>1OOΩ) zal de stroom door de<br />
beschermingsgeleider onvoldoende groot zijn om de smeltveiligheden te laten doorbranden. Dit<br />
probleem wordt opgelost door bet plaatsen van een differentiaal schakelaar.<br />
Alle toestellen met een metalen omhulsel die bij een defect “onder spanning” kunnen komen te<br />
staan , moeten uitgerust zijn met een drie-aderig snoer en een contactstop met drie<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 6<br />
Vanbilsen Y.
aansluitingen zoals in figuur 28 weergegeven. Dat geldt voor was- en afwasmachines, boormachines<br />
met een metalen huis, straal- en ventilatorkachels en dergelijke.<br />
Opmerking: Symbool dubbele isolatie<br />
Veel moderne toestellen, zoals stofzuigers, scheermachines. mixers en handboormachines, hebben<br />
een omhulling in kunststof. De omhulling kan dus bolt onder spanning komen te staan. Omdat de<br />
motor in zo’n apparaat zelf ook geïsoleerd is, spreken we van dubbele isolatie.<br />
Er zijn ook toestellen met een metalen omhulling, die zo zijn geconstrueerd dat de behuizing nooit<br />
onder spanning kan komen te staan. Deze zijn dus eveneens dubbel geïsoleerd.<br />
Dergelijke toestellen zijn niet voorzien van een aardingsdraad en zijn met een twee-aderig snoer<br />
verbonden met de contactstop.<br />
<strong>10</strong>.1.8 DIFFERENTIEELSCHAKELAAR<br />
De differentieelschakelaar is verplicht voor alle nieuwe elektrische installaties in woningen.<br />
Ben differentieelschakelaar, ook wel verliesstroomschakelaar of aardlekbeveiliging genoemd.<br />
“voelt” lekstromen die naar de aarde vloeien. Hij beschermt ons tegen risico’s op elektrocutie en<br />
tegen energieverspilling door lekstromen.<br />
We leggen hier de werking van dit apparaat in het kort uit.<br />
a. Lekstroom<br />
Beschouwen we de eenvoudige stroomkring met het straalkacheltje van figuur 55 dan is bij normale<br />
werking de stroomsterkte in de fasedraad L1 op elk ogenblik gelijk aan de stroomsterkte in de<br />
nulgeleider (I1 = I2). We kunnen deze stroomkring voorstellen zoals weergegeven in figuur 58.<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 7<br />
Vanbilsen Y.
FIG. 58<br />
Als de stroom I1 in de fasedraad niet meer geluk is aan de stroom I2 in de nulgeleider dan is iets<br />
fout. Dit is het geval als in figuur 56 een sluiting ontstaat tussen de mantel en het<br />
verwarmingselement en een persoon het straalkacheltje aanraakt. We krijgen dan de situatie van<br />
figuur 59.<br />
Fig. 59<br />
I1 en I2 zijn nu niet meer gelijk omdat er door de persoon een stroom I3 gaat vloeien die langs de<br />
aarde en niet door de verwarmingsweerstand (verbruiker) en de nulgeleider terug keert naar de<br />
generator in de elektriciteitscentrale.<br />
Een stroom die langs de aarde vloeit noemt lekstroom, verliesstroom of aardlekstroom.<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 8<br />
Vanbilsen Y.
. Werking<br />
Een differentieelschakelaar is nu zo geconstrueerd dat hij voortdurend nagaat of de stroom in de<br />
faseleiding van de installatie wel precies gelijk is aan de stroom via de nulgeleider. Hoe dat gebeurt<br />
toont figuur 60<br />
Een differentiaalschakelaar bestaat uit een transformator, een gelijkrichter (V1) en een<br />
elektromagneet.<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 9<br />
Vanbilsen Y.<br />
Fig. 60<br />
De transformator heeft twee primaire wikkelingen L1 en L2 met weinig wikkelingen van dikke draad,<br />
zodat de gelijkstroomweerstand laag is. De twee wikkelingen zijn precies aan elkaar gelijk. De<br />
fasestroom b die door de wikkeling L1 vloeit, zal een magnetisch veld opwekken. Dat veld is in<br />
normale omstandigheden even groot als het magnetisch veld dat door de stroom 12, die door de<br />
nulgeleider vloeien wordt opgewekt in L2.<br />
Die twee magnetische velden zijn echter tegengesteld gericht. Ze heffen elkaar op elk moment op.<br />
Daardoor zal in de secundaire wikkeling L3 geen spanning worden opgewekt.<br />
Treedt nu ergens in de installatie een verliesstroom of lekstroom op. dan zullen de twee stromen en<br />
daarmee de twee magnetische velden niet meer even groot zijn. Door het resulterende veld wordt<br />
dan in de secundaire wikkeling L3 een spanning opgewekt. De elektromagneet wordt bekrachtigd, bet<br />
anker van de elektromagneet trekt een pen uit het slot en de drukveer drukt de knop naar buiten<br />
waardoor de schakelaar zich opent.<br />
Een moderne, praktisch differentieelschakelaar zoals weergegeven in figuur 61 bevat een<br />
elektronische schakeling, die de gevoeligheid vergroot. Daardoor reageert zo’n<br />
differentiaalschakelaar al wanneer het verschil tussen de stroom in de fasedraad bijvoorbeeld 60<br />
mA verschilt van de stroom in de nulgeleider. Dat wil zeggen dat bij een lekstroom van slechts 30<br />
mA, wat een “veilige” waarde is, het differentiaal de netspanning uitschakelt.
<strong>10</strong>.1.9 BEVEILIGING TEGEN OVERSPANNING<br />
Overspanning is elke spanning die, soms slechts gedurende een heel korte tijd, waarden<br />
bereikt die een veelvoud kunnen zijn van de normale netspanning.<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> <strong>10</strong><br />
Vanbilsen Y.<br />
FIG. 61<br />
Vooral elektronische schakelingen en componenten zijn gevoelig voor overspanning. Dus toestellen<br />
met deze componenten, zoals computers, TV, wasmachine, telefax enz. kunnen aanzienlijke schade<br />
oplopen bij overspanning.<br />
Overspanning wordt veroorzaakt door:<br />
• Door blikseminslag op een gebouw, op bovengrondse leidingen (telefoon, kabeldistributie) of<br />
voedingskabels.<br />
• Door het inschakelen van een inductieve belasting (een motor), waardoor een grote tegenspanning<br />
op het net ontstaat.<br />
• Door kortsluiting tussen de hoog- en laagspanningsnetten.<br />
• Door een grote ophoping van statische elektriciteit.<br />
Overspanning kan niet worden voorkomen. Het enige watje kan doen is beveiligen tegen de gevolgen<br />
ervan.<br />
<strong>10</strong>.1.<strong>10</strong> AANSLUITING OP HET NET<br />
Nadat de elektrische installatie is aangelegd en goedgekeurd door een keuringsorganisme, kan hij<br />
worden aangesloten op bet net.<br />
Om te worden goedgekeurd moet de installatie voldoen aan de voorschriften van het A.R.E.I.<br />
Het is de stroomleverancier die bepaalt hoe de elektrische installatie zal worden “gevoed”.<br />
In principe wordt door de elektriciteitsmaatschappij de voorkeur gegeven aan een éénfasige<br />
(monofasige) voeding.
In bepaalde gevallen kan ook een driefasige aansluiting verkregen worden. Bij een driefasige<br />
aansluiting moet je er voor zorgen dat de drie fasen zo gelijk mogelijk worden belast. Figuur 33<br />
toont een ééndraadschema van een huisinstallatie waarbij de verschillende éénfasige verbruikers<br />
zo gelijkmogelijk verdeeld worden over de drie fasen L1, L2 en L3.<br />
FIG. 62<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 11<br />
Vanbilsen Y.
BIJLAGE: TEKENSYMBOLEN<br />
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 12<br />
Vanbilsen Y.
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 13<br />
Vanbilsen Y.
Meettechniek Hoofdstuk <strong>10</strong> 14<br />
Vanbilsen Y.