MIRA/2003/01 - Milieurapport Vlaanderen MIRA
MIRA/2003/01 - Milieurapport Vlaanderen MIRA
MIRA/2003/01 - Milieurapport Vlaanderen MIRA
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ruimtegebruik in <strong>Vlaanderen</strong><br />
Prof. Dr. Etienne Van Hecke<br />
met medewerking van<br />
Johan Boon<br />
Axelle Delien<br />
Hilde Vandenhoeck<br />
Instituut voor Sociale en Economische Geografie<br />
K.U.Leuven<br />
Studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse<br />
Milieumaatschappij, <strong>MIRA</strong><br />
<strong>MIRA</strong>/<strong>2003</strong>/<strong>01</strong><br />
februari <strong>2003</strong>
Dit rapport verschijnt in de reeks <strong>MIRA</strong> Ondersteunend Onderzoek van de Vlaamse<br />
Milieumaatschappij. Deze reeks bevat resultaten van onderzoek gericht op de<br />
wetenschappelijke onderbouwing van het Milieu- en natuurrapport <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Dit rapport is ook beschikbaar via www.milieurapport.be<br />
Contactadres:<br />
Vlaamse Milieumaatschappij – <strong>MIRA</strong><br />
Van Benedenlaan 34<br />
2800 Mechelen<br />
tel. <strong>01</strong>5/451 466<br />
mira@vmm.be<br />
Wijze van citeren:<br />
Van Hecke E. (<strong>2003</strong>), Ruimtegebruik in <strong>Vlaanderen</strong>, studie uitgevoerd in opdracht<br />
van de Vlaamse Milieumaatschappij, <strong>MIRA</strong>, <strong>MIRA</strong>/<strong>2003</strong>/<strong>01</strong>, K.U.Leuven.
Inhoudstafel<br />
1. DE BRONNEN..................................................................................................................................................................... 4<br />
1.1. DE STATISTIEK VAN HET KADASTER...........................................................................................................................4<br />
1.2. HET BODEMGEBRUIKSBESTAND VAN HET OC............................................................................................................7<br />
1.3. NGI: DE DIGITALE TOPOGRAFISCHE KAART ..............................................................................................................9<br />
1.4. DE RUIMTELIJKEORDENINGSSTATISTIEK ....................................................................................................................9<br />
1.5. DE LANDBOUWTELLINGEN VAN HET NIS ...................................................................................................................9<br />
1.6. LANDBOUWGEBRUIKSPERCELEN VLM-MESTBANK...............................................................................................14<br />
1.7. DE BOSKARTERING OC/BOS & GROEN 2000..........................................................................................................16<br />
2. HET RUIMTEGEBRUIK...............................................................................................................................................17<br />
2.1. DE LANDBOUW .............................................................................................................................................................17<br />
2.1.1. De vergelijking van de landbouwtelling met de statistiek van het kadaster ............................................17<br />
2.1.2. De vergelijking van de gegevens van de VLM-mestbank met de landbouwtelling .................................22<br />
2.1.3. De vergelijking van de gegevens van het OC- bodemgebruiksbestand met de kadasterstatistiek .......25<br />
2.1.4. Onderverdeling van het bodemgebruik ..........................................................................................................26<br />
2.1.5. Boomgaarden......................................................................................................................................................30<br />
2.1.6. Landbouwoppervlakte in het kader van milieurapportering......................................................................33<br />
2.2. HET AGRARISCH BODEMGEBRUIK .............................................................................................................................34<br />
De veestapel ...................................................................................................................................................................40<br />
2.3. DE BOSSEN ....................................................................................................................................................................45<br />
De bosoppervlakte in verband met milieurapportering..........................................................................................47<br />
2.3. DE WOESTE GRONDEN.................................................................................................................................................47<br />
2.4. DE BEBOUWDE OPPERVLAKTE ...................................................................................................................................48<br />
2.5. RECREATIE ....................................................................................................................................................................53<br />
BIBLIOGRAFIE....................................................................................................................................................................54<br />
3
1. DE BRONNEN<br />
1.1. De statistiek van het kadaster<br />
Op het einde van de jaren 1970 heeft het kadaster zijn leggers op magneetband gebracht. Zij bevatten<br />
alle percelen met onder meer de aanduiding van hun aard, hun oppervlakte en hun kadastraal inkomen.<br />
Voor elke administratieve eenheid kon vanaf 1.1.1980 een statistische tabel opgesteld worden waarop<br />
per genormaliseerde aard het aantal percelen, de belastbare oppervlakte en de onbelastbare oppervlakte,<br />
alsmede het belastbaar en het vrijgesteld kadastraal inkomen vermeld worden. Aan de percelen<br />
met een onbelastbare oppervlakte, bijvoorbeeld bepaalde percelen die aan openbare instellingen toebehoren<br />
(gemeentehuis, gerechtshof, militair gebouw, bossen van het Openbaar Domein) wordt geen<br />
kadastraal inkomen toegekend.<br />
Er zijn ook niet-gekadastreerde oppervlakten zoals openbare wegen, pleinen, grote waterlopen en zo<br />
meer, die globaal worden opgenomen. De niet-gekadastreerde oppervlakte omvat 5,75% van de totale<br />
oppervlakte van <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Vanzelfsprekend vergt de interpretatie van deze statistiek een zekere voorzichtigheid en wel om de<br />
volgende redenen:<br />
• De gegevens worden verzameld op basis van de in de legger aangeduide aard. Deze kadastrale<br />
aard kan leemten vertonen, namelijk wanneer de betrokken eigenaar heeft nagelaten aangifte te<br />
doen van belangrijke wijzigingen van bijvoorbeeld bodemgebruik of van transformaties van<br />
gebouwen.<br />
• De bebouwde percelen omvatten veelal ook een niet onaanzienlijk onbebouwd<br />
gedeelte: bijvoorbeeld een tuin, beperkte oppervlakten bouwland, weiland en dergelijke.<br />
• Termen als bijvoorbeeld 'bouwgrond' of 'nijverheidsgrond' worden wegens fiscale redenen slechts<br />
in welbepaalde gevallen gebruikt; sommige terreinen, die gemeentelijk als bouwgrond of als<br />
nijverheidsgrond worden bestempeld, worden niet noodzakelijk met deze aard opgenomen in de<br />
legger.<br />
Het NIS publiceert een samenvattende statistiek 'bodembezetting' die een synthese is van de algemene<br />
statistiek 'bodem', waarbij de kadastrale aard werd geglobaliseerd om de meest voorkomende vormen<br />
van het bodemgebruik tot uiting te brengen. De algemene statistiek bestaat uit 216 verschillende<br />
soorten kadastrale aard, terwijl de samenvattende statistiek er slechts 37 bevat en de gepubliceerde<br />
tabellen dit aantal zelfs tot 25 herleiden. Hierbij wordt de kadastrale terminologie in de mate van het<br />
mogelijke behouden. Bepaalde termen werden echter verduidelijkt terwijl andere samengevoegd<br />
werden in één enkele rubriek.<br />
Wat de onbebouwde percelen betreft: het begrip 'bouwland', door het kadaster gebruikt, had een te<br />
algemene betekenis en werd nauwkeuriger omschreven door de term 'akkerland niet elders genoemd'.<br />
Deze rubriek houdt nog andere categorieën in zoals 'moestuinen'. Weiland en hooiland, evenals tuinen<br />
en parken, werden samengevoegd. Onder de benaming 'andere' wordt ook verstaan:<br />
'nijverheidsgronden', 'bouwpercelen', 'splitsing voor grond en gebouw'. De uitdrukking 'woeste<br />
gronden' die moeilijk te begrijpen is door een publiek dat niet vertrouwd is met de kadastrale<br />
terminologie, werd nochtans behouden. Inderdaad, deze uitdrukking omvat veel elementen zoals<br />
moeras, heide, rotsen, duinen, zeedijk…<br />
Onder de rubriek 'bijgebouwen met inbegrip van serres' wordt verstaan 'bijgebouwen', 'landelijke<br />
bijgebouwen', en 'serres'.<br />
4
Tabel 1a. Bodemgebruik per provincie volgens het kadaster (ha).<br />
Rubriek Antwerpen Vlaams- West- Oost- Limburg <strong>Vlaanderen</strong><br />
Brabant <strong>Vlaanderen</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
1. Onbebouwde percelen<br />
1.AE. Akkerland m.i.v. tuinbouwgronden<br />
65 911 81 311 148 433 131 694 61 200 488 549<br />
1.BC Grasland 67 859 36 604 77 913 55 537 51 331 289 245<br />
1.DI Tuinen en parken 5 339 4 759 2 559 4 271 2 062 18 989<br />
1.F. Boomgaarden 709 7 713 818 4 831 13 759 27 829<br />
1.G. Bossen 34 263 21 519 6 791 14 900 30 888 108 361<br />
1.H. Woeste gronden 15 877 1 909 3 749 4 653 20 036 46 224<br />
1.J. Recreatieterreinen 1 220 814 768 853 934 4 588<br />
1.K. Gekadastreerde waters 2 471 909 1 322 1 840 1 890 8 432<br />
1.L. Gekadastreerde wegenis 2 352 711 1 335 1 746 1 065 7 209<br />
1.MNOP. Andere 11 030 5 174 4 884 6 136 7 774 34 999<br />
1. Totaal 207 029 161 424 248 572 226 462 190 938 1 034 425<br />
2. Bebouwde percelen<br />
2.A1A2 Appartementen 1 080 390 727 404 309 2 910<br />
2.B. Buildings 507 277 186 331 212 1 513<br />
2.C. Huizen, hoeven 33 407 26 704 30 720 34 484 22 849 148 164<br />
2.DEF. Bijgebouwen m.i.v. serres 3 680 1 614 2 585 2 993 1 233 12 105<br />
2.G. Ambachts- en industriegebouwen<br />
5 357 2 060 4 696 4 756 3 859 20 728<br />
2.H. Opslagruimten 2 322 980 1 636 1 657 1 178 7 773<br />
2.I. Kantoorgebouwen 284 281 132 177 100 974<br />
2.JK. Gebouwen met handelsbestemming<br />
1 887 1 179 1 899 1 820 1 166 7 951<br />
2.L. Openbare gebouwen 955 505 441 293 1 419 3 613<br />
2.M. Nutsvoorzieningen 698 191 366 373 214 1 842<br />
2.N. Gebouwen voor sociale en<br />
ziekenzorg<br />
628 380 546 573 339 2 465<br />
2.O. Gebouwen voor onderwijs,<br />
onderzoek, cultuur<br />
1 246 683 790 958 754 4 431<br />
2.P. Gebouwen voor eredienst 175 151 203 251 139 919<br />
2.Q. Gebouwen voor recreatie, 3 057 872 1 603 1 167 1 581 8 280<br />
sport<br />
2.RST. Andere 297 105 97 160 56 716<br />
2. Totaal 55 578 36 373 46 628 50 396 35 408 224 382<br />
3. Niet-genormaliseerde<br />
percelen<br />
8 10 15 30 25 89<br />
4. Gekadastreerde oppervlakte 262 615 197 807 295 215 276 888 226 371 1 258 896<br />
5. Niet-gekadastreerde<br />
oppervlakte<br />
24 123 12 808 19 219 21 336 15 843 93 329<br />
6. Totale oppervlakte 286 739 210 615 314 434 298 224 242 214 1 352 225<br />
Bron: NIS<br />
5
Tabel 1b. Bodemgebruik per provincie volgens het kadaster (%).<br />
Rubriek Antwerpen Vlaams- West- Oost- Limburg <strong>Vlaanderen</strong><br />
Brabant <strong>Vlaanderen</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
1. Onbebouwde percelen<br />
1.AE. Akkerland m.i.v. tuinbouwgronden<br />
23.0% 38.6% 47.2% 44.2% 25.3% 36.1%<br />
1.BC Grasland 23.7% 17.4% 24.8% 18.6% 21.2% 21.4%<br />
1.DI Tuinen en parken 1.9% 2.3% 0.8% 1.4% 0.9% 1.4%<br />
1.F. Boomgaarden 0.2% 3.7% 0.3% 1.6% 5.7% 2.1%<br />
1.G. Bossen 11.9% 10.2% 2.2% 5.0% 12.8% 8.0%<br />
1.H. Woeste gronden 5.5% 0.9% 1.2% 1.6% 8.3% 3.4%<br />
1.J. Recreatieterreinen 0.4% 0.4% 0.2% 0.3% 0.4% 0.3%<br />
1.K. Gekadastreerde waters 0.9% 0.4% 0.4% 0.6% 0.8% 0.6%<br />
1.L. Gekadastreerde wegenis 0.8% 0.3% 0.4% 0.6% 0.4% 0.5%<br />
1.MNOP. Andere 3.8% 2.5% 1.6% 2.1% 3.2% 2.6%<br />
1. Totaal 72.2% 76.6% 79.1% 75.9% 78.8% 76.5%<br />
2. Bebouwde percelen<br />
2.A1A2 Appartementen 0.4% 0.2% 0.2% 0.1% 0.1% 0.2%<br />
2.B. Buildings 0.2% 0.1% 0.1% 0.1% 0.1% 0.1%<br />
2.C. Huizen, hoeven 11.7% 12.7% 9.8% 11.6% 9.4% 11.0%<br />
2.DEF. Bijgebouwen m.i.v. serres 1.3% 0.8% 0.8% 1.0% 0.5% 0.9%<br />
2.G. Ambachts- en industriegebouwen<br />
1.9% 1.0% 1.5% 1.6% 1.6% 1.5%<br />
2.H. Opslagruimten 0.8% 0.5% 0.5% 0.6% 0.5% 0.6%<br />
2.I. Kantoorgebouwen 0.1% 0.1% 0.0% 0.1% 0.0% 0.1%<br />
2.JK. Gebouwen met handelsbestemming<br />
0.7% 0.6% 0.6% 0.6% 0.5% 0.6%<br />
2.L. Openbare gebouwen 0.3% 0.2% 0.1% 0.1% 0.6% 0.3%<br />
2.M. Nutsvoorzieningen 0.2% 0.1% 0.1% 0.1% 0.1% 0.1%<br />
2.N. Gebouwen voor sociale en<br />
ziekenzorg<br />
0.2% 0.2% 0.2% 0.2% 0.1% 0.2%<br />
2.O. Gebouwen voor onderwijs,<br />
onderzoek, cultuur<br />
0.4% 0.3% 0.3% 0.3% 0.3% 0.3%<br />
2.P. Gebouwen voor eredienst 0.1% 0.1% 0.1% 0.1% 0.1% 0.1%<br />
2.Q. Gebouwen voor recreatie, 1.1% 0.4% 0.5% 0.4% 0.7% 0.6%<br />
sport<br />
2.RST. Andere 0.1% 0.0% 0.0% 0.1% 0.0% 0.1%<br />
2. Totaal 19.4% 17.3% 14.8% 16.9% 14.6% 16.6%<br />
3. Niet-genormaliseerde<br />
percelen<br />
0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0%<br />
4. Gekadastreerde oppervlakte 91.6% 93.9% 93.9% 92.8% 93.5% 93.1%<br />
5. Niet-gekadastreerde<br />
oppervlakte<br />
8.4% 6.1% 6.1% 7.2% 6.5% 6.9%<br />
6. Totale oppervlakte 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%<br />
6
Voor een synthetisch bodemgebruik kunnen zinvolle groeperingen voorgesteld worden (H.Van der<br />
Haegen, 1982).<br />
Onbebouwd<br />
• Agrarisch gebruikt (codes 1A bouwland; 1B weiland; 1C hooiland; 1E tuinbouwgronden; 1F<br />
boomgaarden.<br />
• Bos-Woest (codes 1G bos; 1H woeste gronden).<br />
Bebouwd<br />
• Geürbaniseerd (codes 1D tuin, 1I park, 1J recreatie en sport, 1M nijverheidsgronden, 1N<br />
bouwpercelen, 1O splitsing voor grond en gebouw, 1P andere).<br />
• Bewoning (codes 2A appartementen, 2B building, 2C huis, hoeve).<br />
• Andere bebouwing (codes 2D bijgebouwen, 2E landelijke bijgebouwen, 2F serre, 2G ambachtsen<br />
industriegebouwen, 2H opslagruimte, 2I banken en kantoren, 2J horeca, 2K allerlei handelsinrichtingen,<br />
2L openbare gebouwen, 2M nutsvoorzieningen, 2N sociale en ziekenzorg, 2O<br />
onderwijs, onderzoek en cultuur, 2P eredienst, 2Q recreatie, sport, 2R monumenten, 2S puin, 2T<br />
andere).<br />
Wegen, Waterlopen (codes 1K gekadastreerde waters, 1L gekadastreerde wegen, 5 niet-gekadastreerde<br />
oppervlakte).<br />
1.2. Het bodemgebruiksbestand van het OC<br />
De bodemgebruikskaart <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong> werd ontwikkeld op basis van Landsat 7 – satellietbeeldmateriaal.<br />
Nadien werd dit beeldmateriaal geclassificeerd met een computeralgoritme. Met behulp van<br />
bijkomende geografische informatie (bodemassociatiekaart, CORINE-landgebruik, wegeninformatie)<br />
werd deze classificatie verder verfijnd tot de bodemgebruikskaart.<br />
In 1995 werd reeds een versie uitgegeven. Ten gevolge van verschillen in methodologie en de<br />
statistische invalshoek van het semi-automatisch classificatieproces stelt OC-GIS <strong>Vlaanderen</strong> dat de<br />
nodige voorzichtigheid is geboden bij de vergelijking van de versies 1995 en 20<strong>01</strong>.<br />
De bedoeling is om dit product jaarlijks up te daten.<br />
Door overlay van een gemeentegrensbestand op het bodemgebruiksbestand werd door het OC een<br />
databestand 'bodemgebruik per gemeente' opgesteld.<br />
Gelet op de aard van het basisbestand en de grootte en de interpretatie van de pixels is de bekomen<br />
statistiek onderhevig aan een zekere onnauwkeurigheidsmarge.<br />
Het bodemgebruik wordt in de rubrieken onderverdeeld zoals in tabel 2 weergegeven.<br />
7
Tabel 2a. Bodemgebruik per provincie volgens het OC (ha).<br />
Antwerpen Vlaams- West- Oost- Limburg <strong>Vlaanderen</strong><br />
Brabant <strong>Vlaanderen</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
kernstadbebouwing 1 280 138 734 433 114 2 698<br />
andere bebouwing 41 431 18 123 33 929 39 240 28 606 161 328<br />
groene urbane zone 673 125 46 8 47 899<br />
autowegeninfrastructuur 1 033 977 669 84 484 4 004<br />
gewestwegeninfrastructuur 1 184 967 1 500 1 387 1 136 6 173<br />
zeehaveninfrastructuur 2 847 0 492 856 0 4 195<br />
luchthaveninfrastructuur 223 505 154 8 247 1 136<br />
handelsstructuur<br />
en industrie-infra- 5 049 2 510 3 219 3 055 3 782 17 615<br />
andere infrastructuur 1 168 157 400 454 156 2 335<br />
akkerbouw 107 454 124 250 182 041 155 167 93 793 662 705<br />
weiland 53 383 28 351 76 939 67 072 35 092 260 837<br />
vochtig weiland 9 295 3 869 1 570 7 197 6 205 28 135<br />
boomgaard 14 7 874 43 52 14 450 22 433<br />
loofbos 20 339 15 986 6 053 13 253 19 047 74 677<br />
naaldbos 22 434 1 742 350 1 719 20 316 46 561<br />
gemengd bos 7 762 3 514 1 270 1 872 9 574 23 991<br />
heide 2 681 2 0 0 4 760 7 443<br />
strand en duinen 33 0 214 0 9 256<br />
slikke en schorre 60 0 0 0 0 60<br />
wateroppervlakte 7 556 1 062 2 303 5 229 3 912 20 061<br />
Bron: Op ’t Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders J., (2002). Het bodembedekkings- en<br />
bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>: Bestanden Vlaamse Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
Tabel 2b. Bodemgebruik per provincie volgens het OC (%).<br />
Antwerpen Vlaams- West- Oost- Limburg <strong>Vlaanderen</strong><br />
Brabant <strong>Vlaanderen</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
kernstadbebouwing 0.4% 0.1% 0.2% 0.1% 0.0% 0.2%<br />
andere bebouwing 14.5% 8.6% 10.9% 13.2% 11.8% 12.0%<br />
groene urbane zone 0.2% 0.1% 0.0% 0.0% 0.0% 0.1%<br />
autowegeninfrastructuur 0.4% 0.5% 0.2% 0.3% 0.2% 0.3%<br />
gewestwegeninfrastructuur 0.4% 0.5% 0.5% 0.5% 0.5% 0.5%<br />
zeehaveninfrastructuur 1.0% 0.0% 0.2% 0.3% 0.0% 0.3%<br />
luchthaveninfrastructuur 0.1% 0.2% 0.0% 0.0% 0.1% 0.1%<br />
handelsstructuur<br />
en industrie-infra- 1.8% 1.2% 1.0% 1.0% 1.6% 1.3%<br />
andere infrastructuur 0.4% 0.1% 0.1% 0.2% 0.1% 0.2%<br />
akkerbouw 37.6% 59.1% 58.4% 52.1% 38.8% 49.2%<br />
weiland 18.7% 13.5% 24.7% 22.5% 14.5% 19.4%<br />
vochtig weiland 3.3% 1.8% 0.5% 2.4% 2.6% 2.1%<br />
boomgaard 7.1% 7.6% 1.9% 4.4% 7.9% 5.5%<br />
loofbos 7.8% 0.8% 0.1% 0.6% 8.4% 3.5%<br />
naaldbos 2.7% 1.7% 0.4% 0.6% 4.0% 1.8%<br />
gemengd bos 0.9% 0.0% 0.0% 0.0% 2.0% 0.6%<br />
heide 0.0% 0.0% 0.1% 0.0% 0.0% 0.0%<br />
strand en duinen 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0%<br />
slikke en schorre 2.6% 0.5% 0.7% 1.8% 1.6% 1.5%<br />
wateroppervlakte 0.0% 3.7% 0.0% 0.0% 6.0% 1.7%<br />
8
1.3. NGI: de digitale topografische kaart<br />
De topografische kaart is nu gedigitaliseerd en bestaat in een vectorieel bestand. De verschillende<br />
elementen van de legenda kunnen bijgevolg per gemeente in een oppervlakte omgezet worden. Er zijn<br />
echter twee nadelen aan verbonden, enerzijds dat de kaart over een periode van circa 12 jaar is<br />
opgenomen zodat de bodemgebruikstoestand naargelang het kaartblad (en dus de gemeente) aan<br />
verschillende jaartallen beantwoordt. Anderzijds is er dus ook geen jaarlijkse updating zodat hieruit<br />
wel een gemiddelde bodemgebruikstoestand kan afgeleid worden maar geen regelmatige evolutie<br />
hierin.<br />
Voor een op evolutie gerichte milieurapportering is deze bron bijgevolg niet bruikbaar. De analyse van<br />
deze bron zou anders wel interessant zijn om een zicht te krijgen op het totale bodemgebruik, omdat<br />
bij het kadaster de opvulling van de niet-gekadastreerde oppervlakte niet bekend is, meer specifiek<br />
voor wat het aandeel van water en wegen betreft. Deze opdeling die van het ene jaar op het andere niet<br />
zo zal variëren is misschien wel een nuttige aanvulling.<br />
Volgens het NGI zijn de gegevens van de kaart 1:50 000 te beperkt voor een gedetailleerde en<br />
nauwkeurige benadering en zou men de databank gelinkt aan de nieuwe 1:10 000 moeten gebruiken.<br />
Die bestanden zijn echter nog niet voor heel <strong>Vlaanderen</strong> beschikbaar.<br />
1.4. De ruimtelijkeordeningsstatistiek<br />
De gewestplannen werden gedigitaliseerd en de wijzigingen worden regelmatig in het bestand<br />
aangebracht. De laatste versie (2002) is nu definitief, gelet op de overgang naar het 'structuurplan'. Het<br />
gaat natuurlijk niet over het huidige bodemgebruik maar over de bestemming. Deze statistiek staat dus<br />
buiten al de bronnen die tot nu toe werden behandeld. Voor het milieu is deze statistiek natuurlijk<br />
waardevol om het huidig bodemgebruik en de bestemmingen af te wegen en de evolutie hierin.<br />
In het kader van de analyse van het huidige bodemgebruik dient deze bron niet beschouwd te worden,<br />
maar voor milieurapportering is ze belangrijk.<br />
1.5. De landbouwtellingen van het NIS<br />
Op 15 mei wordt jaarlijks een landbouwtelling gehouden zodat veranderingen in de landbouwactiviteiten<br />
nauwgezet gevolgd kunnen worden. Het bodemgebruik wordt gedetailleerd opgenomen<br />
alsook de veestapel, de werkkrachten en de machines. Voor de interpretatie van het bodemgebruik is<br />
het belangrijk de doelstellingen en de methode van de landbouwtelling in acht te nemen. De<br />
landbouwtelling staat in verband met de landbouwsector en heeft op enkele uitzonderingen na<br />
(openbare of semi-openbare instellingen zoals proefstations, ziekenhuizen, religieuze gemeenschappen<br />
ook al verkopen ze niet) alleen maar betrekking op commerciële bedrijven.<br />
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de oppervlakte cultuurgrond en de totale oppervlakte. Voor<br />
de oppervlakte cultuurgrond wordt voor elke categorie bodemgebruik de bruto-oppervlakte<br />
opgenomen. Deze omvat de plaats ingenomen door de teelt evenals de daarbijbehorende niet-beteelde<br />
oppervlakten: wendakkers, hagen, bermen, doorgangen… Het statuut van de percelen kan heel<br />
verscheiden zijn: in eigendom, in pacht, in contractteelt, gratis ter beschikking gesteld… De productie<br />
kan verkocht worden of op het bedrijf zelf aangewend worden. Er is een speciaal geval, namelijk de<br />
oppervlakten gras die toebehoren aan een persoon die geen aangifte moet doen, op voet verkocht<br />
wordt of geschonken, worden toegevoegd aan het bedrijf van de landbouwer die het gras oogst. In<br />
welke mate dit aangegeven wordt is een andere zaak…<br />
Naast de oppervlakte cultuurgrond is er ook de totale oppervlakte. De totale oppervlakte van het<br />
bedrijf is de som van de oppervlakte cultuurgrond (hierboven), de oppervlakten gebouwen en erven,<br />
de oppervlakte kerstbomen, de andere beboste oppervlakten, de niet-gebruikte oppervlakte cultuurgrond,<br />
de oppervlakte van de niet-landbouwgronden. De niet-gebruikte oppervlakte cultuurgrond is de<br />
9
oppervlakte die vroeger reeds als landbouwoppervlakte werd gebruikt, maar die in de loop van de<br />
laatste 12 maanden niet meer voor landbouwdoeleinden gebruikt werd wegens economische, sociale<br />
of andere redenen en die niet opgenomen is in een stelsel van vruchtwisseling. Het braakland, dit zijn<br />
de landbouwgronden die tijdens een relatief korte periode zonder opbrengst gelaten worden, is<br />
opgenomen in de oppervlakte cultuurgrond waarbij het onderscheid gemaakt wordt tussen braakland<br />
'met steun' en 'zonder steun'. De niet-landbouwgrond heeft betrekking op al de overige delen van het<br />
bedrijf: wegen naar de velden die niet tot het publiek domein behoren, moerassen, dorre vlakten,<br />
vijvers, steengroeven, rotsen, tuinen voor ontspanning (parken en grasvelden), inclusief de nietoverdekte<br />
verloren plaats tussen de serres of hoge beschermingsinstallaties.<br />
De oppervlakte die in de landbouwtelling tot deze verschillende rubrieken behoort wordt in tabel 3<br />
weergegeven.<br />
Aangaande het ruimtelijk aspect is er een belangrijke opmerking. De statistieken per gemeente vormen<br />
de verzameling van de kenmerken van alle bedrijven die hun bedrijfszetel hebben op het grondgebied<br />
van de gemeenten. Wat de gronden betreft zijn al de percelen die door het bedrijf bewerkt worden, wat<br />
ook hun geografische ligging of exploitatievorm mag zijn, bij het bedrijf geteld en dus toegekend aan<br />
de gemeente van de bedrijfszetel. Men heet dit een 'bedrijfstelling'. Het is dus mogelijk dat een deel<br />
van de landbouwgronden door die bedrijven uitgebaat in een andere gemeente ligt en omgekeerd<br />
wordt een deel van de landbouwgronden van een gemeente door landbouwers van andere gemeenten<br />
uitgebaat. Ter gelegenheid van sommige tellingen wordt de ligging der percelen bevraagd en wordt<br />
door het NIS de oppervlakte van alle landbouwpercelen die tot elke gemeente behoren afzonderlijk<br />
berekend. Zulke telling heet 'telling ligging der gronden'. Het is dus op basis van deze oppervlakte dat<br />
het ruimtegebruik voor de commerciële landbouw zou geanalyseerd moeten worden. Het probleem is<br />
dus dat deze statistieken niet jaarlijks beschikbaar zijn. Hoe groter de gemeente, hoe kleiner het<br />
verschil tussen de oppervlakte van de 'bedrijfstelling' en de 'telling ligging der gronden'.<br />
10
Tabel 3a. Landbouwtelling 20<strong>01</strong> <strong>Vlaanderen</strong> (in ha oppervlakte en aantal dieren).<br />
Rubriek Antwerpen Vlaams- West- Oost- Limburg <strong>Vlaanderen</strong><br />
Brabant <strong>Vlaanderen</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Totaal granen voor de korrel 8 749 29 786 32 245 24 412 17 985 113 178<br />
Totaal nijverheidsgewassen 1 072 9 861 21 2<strong>01</strong> 8 430 8 610 49 175<br />
Totaal aardappelen 2 451 4 750 21 548 9 877 1 830 40 455<br />
Voedermaïs-volledige<br />
gemalen kolf (MKS)<br />
plant + maïs- 26 176 10 210 37 541 37 644 15 732 127 302<br />
Grasland hoofdzakelijk voor het 8 582 1 158 6 835 4 450 3 261 24 286<br />
afmaaien, gezaaid na 1 mei 1996<br />
Grasland hoofdzakelijk voor het 10 049 1 922 8 724 8 002 4 279 32 976<br />
afgrazen, gezaaid na 1 mei 1996<br />
Totaal voedergewassen in hoofdteelt 45 795 13 996 55 754 52 214 23 666 191 425<br />
Grasland hoofdzakelijk voor het 8 314 3 504 9 847 8 205 6 <strong>01</strong>1 35 882<br />
afmaaien, gezaaid voor 1 mei 1996<br />
Grasland hoofdzakelijk voor het 18 959 16 889 52 734 42 250 13 960 144 792<br />
afgrazen, gezaaid voor 1 mei 1996<br />
Totaal oppervlakten steeds bedekt 27 273 20 393 62 581 50 455 19 972 180 673<br />
Totaal tuinbouwzaden en –planten in<br />
openlucht<br />
90 5 44 20 39 199<br />
Totaal groenten in openlucht voor de<br />
industriële verwerking<br />
902 333 13 615 2 034 1 734 18 618<br />
Totaal groenten in openlucht voor vers<br />
verbruik<br />
1 218 2 023 4 066 1 206 466 8 980<br />
Totaal sierteelt in openlucht 792 149 556 1 598 328 3 424<br />
Totaal andere boomkwekerijen in 149 87 188 608 337 1 369<br />
openlucht<br />
Totaal boomgaarden 386 3 739 376 1 382 8 813 14 697<br />
Totaal kleinfruit in openlucht 135 94 63 57 770 1 120<br />
Totaal braakland 999 2 777 2 474 1 472 1 382 9 103<br />
Oppervlakte cultuurgrond (OC) 90 947 88 200 215 387 154 559 86 063 635 155<br />
Oppervlakte gebouwen en erven 2 674 1 482 6 583 3 908 1 615 16 261<br />
Totale oppervlakte 94 891 90 144 223 043 159 655 88 261 655 994<br />
waarvan onder glas of harde plastiek 790 99 391 530 45 1 855<br />
Irrigeerbare oppervlakte in openlucht 3 537 427 9 049 1 289 3 195 17 497<br />
Gedraineerde oppervlakte 7 982 3 749 75 817 13 900 4 132 105 579<br />
In eigendom 34 929 23 659 71 480 52 751 31 029 213 849<br />
Overeenkomst over grondgebruik van < 1<br />
jaar (tijdelijk verhuurd, seizoenscontract)<br />
2 935 2 504 8 723 3 280 1 246 18 688<br />
Deelpacht en andere wijze van uitbating<br />
(incl. gratis grondgebruik)<br />
2 <strong>01</strong>3 1 783 3 360 2 121 983 10 259<br />
Totaal runderen 346 571 135 666 489 922 388 305 166 757 1 527 221<br />
Totaal varkens 1 038 113 171 046 3 374 482 1 357 151 567 650 6 508 442<br />
Totaal schapen 15 896 15 382 33 927 20 970 12 957 99 132<br />
Totaal geiten 2 774 575 2 762 2 608 1 950 10 669<br />
Totaal pluimvee<br />
Bron: NIS<br />
10 096 137 1 197 924 13 2<strong>01</strong> 796 6 073 155 4 511 822 35 080 834<br />
11
Tabel 3b. Landbouwtelling 20<strong>01</strong> <strong>Vlaanderen</strong> (in % van de oppervlakte cultuurgrond); aantal stuks<br />
vee/100 ha.<br />
Rubriek Antwerpen Vlaams- West- Oost- Limburg <strong>Vlaanderen</strong><br />
Brabant <strong>Vlaanderen</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />
Totaal granen voor de korrel 9.6% 33.8% 15.0% 15.8% 20.9% 17.8%<br />
Totaal nijverheidsgewassen 1.2% 11.2% 9.8% 5.5% 10.0% 7.7%<br />
Totaal aardappelen 2.7% 5.4% 10.0% 6.4% 2.1% 6.4%<br />
Voedermaïs-volledige<br />
gemalen kolf (MKS)<br />
plant + maïs- 28.8% 11.6% 17.4% 24.4% 18.3% 20.0%<br />
Grasland hoofdzakelijk voor het 9.4% 1.3% 3.2% 2.9% 3.8% 3.8%<br />
afmaaien, gezaaid na 1 mei 1996<br />
Grasland hoofdzakelijk voor het 11.0% 2.2% 4.1% 5.2% 5.0% 5.2%<br />
afgrazen, gezaaid na 1 mei 1996<br />
Totaal voedergewassen in hoofdteelt 50.4% 15.9% 25.9% 33.8% 27.5% 30.1%<br />
Grasland hoofdzakelijk voor het 9.1% 4.0% 4.6% 5.3% 7.0% 5.6%<br />
afmaaien, gezaaid voor 1 mei 1996<br />
Grasland hoofdzakelijk voor het 20.8% 19.1% 24.5% 27.3% 16.2% 22.8%<br />
afgrazen, gezaaid voor 1 mei 1996<br />
Totaal oppervlakten steeds bedekt 30.0% 23.1% 29.1% 32.6% 23.2% 28.4%<br />
Totaal tuinbouwzaden en –planten in<br />
openlucht<br />
0.1% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0%<br />
Totaal groenten in openlucht voor de<br />
industriële verwerking<br />
1.0% 0.4% 6.3% 1.3% 2.0% 2.9%<br />
Totaal groenten in openlucht voor vers<br />
verbruik<br />
1.3% 2.3% 1.9% 0.8% 0.5% 1.4%<br />
Totaal sierteelt in openlucht 0.9% 0.2% 0.3% 1.0% 0.4% 0.5%<br />
Totaal andere boomkwekerijen in 0.2% 0.1% 0.1% 0.4% 0.4% 0.2%<br />
openlucht<br />
Totaal boomgaarden 0.4% 4.2% 0.2% 0.9% 10.2% 2.3%<br />
Totaal kleinfruit in openlucht 0.1% 0.1% 0.0% 0.0% 0.9% 0.2%<br />
Totaal braakland 1.1% 3.1% 1.1% 1.0% 1.6% 1.4%<br />
Oppervlakte cultuurgrond (OC) 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%<br />
Oppervlakte gebouwen en erven 2.9% 1.7% 3.1% 2.5% 1.9% 2.6%<br />
Totale oppervlakte 104.3% 102.2% 103.6% 103.3% 102.6% 103.3%<br />
waarvan onder glas of harde plastiek 0.9% 0.1% 0.2% 0.3% 0.1% 0.3%<br />
Irrigeerbare oppervlakte in openlucht 3.9% 0.5% 4.2% 0.8% 3.7% 2.8%<br />
Gedraineerde oppervlakte 8.8% 4.3% 35.2% 9.0% 4.8% 16.6%<br />
In eigendom 38.4% 26.8% 33.2% 34.1% 36.1% 33.7%<br />
Overeenkomst over grondgebruik van < 1<br />
jaar (tijdelijk verhuurd, seizoenscontract)<br />
3.2% 2.8% 4.1% 2.1% 1.4% 2.9%<br />
Deelpacht en andere wijze van uitbating<br />
(incl. gratis grondgebruik)<br />
2.2% 2.0% 1.6% 1.4% 1.1% 1.6%<br />
Totaal runderen per 100 ha 381 154 227 251 194 240<br />
Totaal varkens per 100 ha 1141 194 1567 878 660 1025<br />
Totaal schapen per 100 ha 17 17 16 14 15 16<br />
Totaal geiten per 100 ha 3 1 1 2 2 2<br />
Totaal pluimvee per 100 ha 11 1<strong>01</strong> 1 358 6 129 3 929 5 242 5 523<br />
De vergelijking van de telling 'bedrijfszetel' en 'ligging der gronden'.<br />
Om een beter beeld te kunnen geven van het gebruik op gemeentelijk vlak, heeft het National Instituut<br />
voor de Statistiek ter gelegenheid van de land- en tuinbouwtelling op 15 mei 1994 de landbouwers met<br />
gronden, verspreid over meerdere gemeenten, gevraagd om gedetailleerd op te geven welke<br />
oppervlakten in de verschillende gemeenten liggen.<br />
Op basis van de 75 542 getelde exploitaties op 15 mei 1994 stelt men vast dat 68,9% van de<br />
landbouwers het geheel van hun gronden, hetzij 85,4% van de oppervlakte cultuurgrond, exploiteren<br />
12
in de gemeente waar de bedrijfszetel is gelegen. Voor de andere bedrijven zijn de gronden voor 72%<br />
verdeeld over twee gemeenten, voor 28% over drie en meer gemeenten. Die bedrijven hebben in de<br />
regel ook een groot deel van hun landbouwgronden in dezelfde gemeente als de bedrijfszetel. Dit<br />
betekent dat uiteraard heel wat meer dan de aangehaalde 85,4% van de oppervlakte cultuurgrond<br />
zowel in de bedrijfstelling als in de telling ligging der gronden van elke gemeente terug te vinden is.<br />
De verschillen tussen beide tellingen zijn relatief klein. Het NIS waarschuwt echter dat een zekere<br />
voorzichtigheid geboden is bij de kleine gemeenten en/of erg verstedelijkte gemeenten, want in deze<br />
gevallen kunnen de afwijkingen aanzienlijk zijn. Men mag echter evenmin uit het oog verliezen dat de<br />
gronden die in België door landbouwers geëxploiteerd worden en waarvan de bedrijfszetel in het<br />
buitenland gelegen is, niet worden meegerekend in de werkelijk gebruikte oppervlakte van de<br />
gemeenten. Dit kan dus in bepaalde gemeenten leiden tot een onderschatting van de werkelijk<br />
gebruikte oppervlakte cultuurgrond, vooral dan in de grensgemeenten.<br />
Tabel 4 geeft de cijfers op provinciaal niveau. Voor elke Vlaamse provincie zijn de oppervlakten op<br />
niveau van de ligging van de bedrijfszetel hoger dan op niveau van de ligging der gronden maar de<br />
verschillen zijn wel klein, globaal 1%. De verschillen zijn miniem voor de provincies Vlaams-Brabant<br />
en Limburg, zijn iets groter, maar kleiner dan 1%, voor West-<strong>Vlaanderen</strong> en Oost-<strong>Vlaanderen</strong> maar<br />
bedragen 2% voor de provincie Antwerpen. Dit betekent dat de afwijkingen op gemeentelijk niveau<br />
zich grotendeels opheffen. Na 1994 is de beteelde oppervlakte, omwille van verschillende maatregelen<br />
(mestregeling, premies op basis van oppervlakten), terug gestegen. Of dit enig effect gehad heeft op<br />
niveau van de verhouding tussen ligging der gronden en ligging van de bedrijfszetel kan niet<br />
achterhaald worden aangezien het NIS geen nieuwe telling van die aard heeft uitgevoerd.<br />
Tabel 4. Vergelijking van de landbouwoppervlakte volgens de ligging van de bedrijfszetel en volgens<br />
de ligging der gronden (1994).<br />
Provincie Bewerkt in gemeente<br />
door bedrijfszetel in<br />
gemeente (ha)<br />
Totaal bewerkt in<br />
gemeente (ha)<br />
13<br />
Totaal volgens de<br />
ligging van de<br />
bedrijfszetel (ha)<br />
Verhouding<br />
bedrijfszetel/ligging<br />
der gronden<br />
Antwerpen 69 240 82 337 84 205 0,98<br />
Vlaams-Brabant 70 694 86 781 87 032 1,00<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 181 314 209 399 210 994 0,99<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 130 262 149 949 151 346 0,99<br />
Limburg 68 531 82 224 82 416 1,00<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 520 041 610 690 615 994 0,99<br />
Bron: NIS<br />
Kaart 1 geeft de vergelijking tussen de resultaten op basis van de telling ligging der gronden en deze<br />
uitgaande van de bedrijfszetel. De verschillen op niveau van de gemeenten kunnen groot zijn. Uit het<br />
kaartbeeld blijkt dat de gemeenten die tot de verschillende klassen behoren verspreid voorkomen over<br />
het Vlaamse land. Er is op Midden-Limburg na geen homogene zone, hetgeen betekent - en de provinciale<br />
cijfers lieten dit vermoeden- dat de cijfers zich meestal opheffen op niveau van aangrenzende<br />
gemeenten. De lokale afwijkingen hangen af van lokaal grondbezit, het voorkomen van een of enkele<br />
grote bedrijven… Midden-Limburg is een gebied met sterke verstedelijking en blijkbaar worden de<br />
beschikbare landbouwgronden opgenomen door verderaf gelegen landbouwbedrijven. Uit het<br />
kaartbeeld blijkt ook dat het grenseffect aan de taalgrens niet af te lezen is. Het grenseffect met het<br />
buitenland kan niet uit deze kaart afgelezen worden aangezien de waarnemingen uitgaan van bedrijven<br />
in België gelegen. Het eventueel in gebruik nemen van landbouwgronden in de Noorderkempen door<br />
Nederlandse bedrijven kan hier niet achterhaald worden.<br />
Voor de milieurapportering kan men stellen dat op niveau van de gemeente de telling ligging der<br />
'gronden' betere informatie geeft, maar op niveau van <strong>Vlaanderen</strong> brengt deze telling niet veel meer bij<br />
aangezien de gronden uitgebaat door Nederlandse bedrijven hier niet verschijnen.
Kaart 1. Vergelijking van de landbouwoppervlakte volgens de ligging van de gronden en volgens de<br />
ligging van de bedrijfszetel (1994).<br />
Verhouding tussen de ligging der gronden (1994) en de ligging van de bedrijfszetel (1994)<br />
(landbouwtelling 1994)<br />
Verhouding<br />
< 0.95 0.95 - 1.00 1.00 - 1.05 1.05 - 1.20 > 1.20<br />
Etienne VAN HECKE, 17 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 1994<br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
1.6. Landbouwgebruikspercelen VLM-mestbank<br />
14<br />
0 10 20 30 KM<br />
1<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart<strong>01</strong>.sas<br />
In het kader van de mestwetgeving werden in 1998 alle landbouwgebruikspercelen van <strong>Vlaanderen</strong><br />
geregistreerd (in ArcView), gebruikmakend van de zwart-wit orthofoto's op schaal 1:10 000 (1995).<br />
Daarbij werden voor 2/3 van de landbouwbedrijven de registraties 1997 geactualiseerd tot 1998 en de<br />
overige bedrijven werden voor het eerst geregistreerd. De geregistreerde dataset werd vervolgens<br />
onderworpen aan een reeks GIS-analyses die toegevoegde informatie verschaften in verband met de<br />
mestbankreglementeringen. Het doel van de productie is dus het aanmaken van een digitale gebiedsdekkende<br />
landbouwgebruikspercelenlaag om te beantwoorden aan de mestwetgeving.<br />
De eenheid is een landbouwperceel gedefinieerd door de landbouwer en eenduidig gekarakteriseerd<br />
door teelt, landbouwstreek, gemeente en MAP-klasse. Aan elke eenheid zijn talrijke attributen<br />
verbonden waaronder:<br />
• de teelt<br />
• gebieden van de biologische waarderingskaart die opgenomen zijn in de MAPlaag:<br />
vogelrichtlijngebieden, habitat en bufferzones.<br />
• gewestplanbestemmingen opgenomen in de MAP-laag: bosgebieden, reservaten, valleigebieden,<br />
natuurgebieden, agrarische gebieden.<br />
• zones van grondwaterwinningsgebieden<br />
• zones van oppervlaktewaterwinningsgebieden.<br />
Er zijn verschillende benaderingen mogelijk. Per perceel geeft een landbouwer de oppervlakte op met<br />
het bodemgebruik. Deze oppervlakte wordt ook gemeten via orthofotoplans. Er is dus een opgegeven<br />
oppervlakte en een gemeten oppervlakte. Belangrijker is de benadering naargelang de ligging der<br />
gronden. Er zijn twee mogelijkheden. Om de mestbalans op te stellen wordt prioriteit gegeven aan de
gronden in <strong>Vlaanderen</strong>. Dit betekent dat in de databank 'ligging der gronden' de percelen zijn opgenomen<br />
van de Vlaamse landbouwers voor zover ze in <strong>Vlaanderen</strong> liggen, alsook van de Waalse,<br />
Nederlandse en Duitse landbouwers die gronden in <strong>Vlaanderen</strong> uitbaten. Omgekeerd levert de<br />
bedrijfszeteldatabank alleen de gronden van de Vlaamse landbouwers die in <strong>Vlaanderen</strong> liggen. Een<br />
vergelijking met de landbouwtelling-NIS is om die reden niet meteen precies, in het bijzonder voor<br />
wat grensgemeenten betreft. Men moet verder rekening houden met het feit dat alleen de bedrijven<br />
groter dan 2 ha in het systeem van de Mestbank zijn opgenomen, tenzij ze voor een of andere reden of<br />
verplichting in het mest-systeem zijn betrokken.<br />
Tabel 5 en 6 geeft de cijfers per provincie voor verschillende benaderingen:<br />
Tabel 5. Vergelijking binnen de mestbankdatabank (ligging der percelen) van de oppervlakte<br />
opgegeven door de landbouwers en die gemeten door het systeem.<br />
Systeem (meting op orthofotoplan) Opgegeven door de landbouwer<br />
Antwerpen 103 077 ha 103 133 ha<br />
Vlaams-Brabant 92 855 92 630<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 217 904 217 954<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 162 452 161 978<br />
Limburg 96 359 96 355<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 672 648 672 050<br />
Bron: Mestbank (OC), Vlaamse Landmaatschappij<br />
Tabel 6. Vergelijking van de oppervlakten aangegeven door de landbouwers in de Mestbank, naar<br />
ligging van de bedrijfszetel en ligging van de percelen.<br />
Ligging bedrijfszetel en ligging der<br />
percelen in <strong>Vlaanderen</strong> (1)<br />
Ligging der percelen<br />
Antwerpen 100 339 ha 103 133 ha<br />
Vlaams-Brabant 89 975 92 630<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 217 777 217 954<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 159 704 161 978<br />
Limburg 92 957 96 355<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 660 753 672 050<br />
Bron: Mestbank (OC), Vlaamse Landmaatschappij<br />
Dit gaat over de percelen die in <strong>Vlaanderen</strong> liggen en uitgebaat worden door Vlaamse landbouwers.<br />
Uit tabel 5 blijkt dat de oppervlakten aangegeven door de landbouwers of die opgemeten in het<br />
systeem een zeer grote overeenkomst vertonen. Het is bijgevolg niet noodzakelijk om met twee<br />
afzonderlijke bestanden verder te werken.<br />
Uit tabel 6 blijkt dat de telling 'ligging der percelen' ca. 11 300 ha meer oplevert dan de 'ligging<br />
bedrijfszetel/ligging der percelen in <strong>Vlaanderen</strong>'. Dit betekent dat die 11 300 ha van het landbouwareaal<br />
van <strong>Vlaanderen</strong> uitgebaat worden door landbouwers die buiten <strong>Vlaanderen</strong> hun bedrijfszetel<br />
hebben. De verschillen per provincie zijn interessant: het verschil is miniem in West-<strong>Vlaanderen</strong>,<br />
hetgeen logisch is wegens de gronddruk in die provincie: men is niet geneigd te verpachten aan landbouwers<br />
buiten de provincie. In Oost-<strong>Vlaanderen</strong> kan er dus enige verpachting zijn aan Nederlandse<br />
of Waalse landbouwers, in Vlaams-Brabant aan Waalse landbouwers, in de provincies Antwerpen en<br />
Limburg aan Nederlandse, eventueel Waalse boeren. Voor de provincie Limburg levert dit 3,5%<br />
verschil. De precieze ligging kan uit een kaart op gemeenteniveau afgeleid worden.<br />
In een volgende stap kan nagegaan worden hoe groot de totaal beteelde oppervlakte is van de landbouwers<br />
met een bedrijfszetel in <strong>Vlaanderen</strong> gelegen. Op dat ogenblik komen ook de gronden in<br />
aanmerking die buiten <strong>Vlaanderen</strong> liggen, dit is vooral in Wallonië. Het is op basis van deze cijfers dat<br />
een vergelijking kan doorgevoerd worden met de landbouwtelling van het NIS, een bedrijfstelling,<br />
waar ook de gronden gelegen zijn. De totale oppervlakte van het bedrijf is geen variabele die in de<br />
basisdatabank van de Mestbank wordt opgenomen en wordt niet courant vrijgegeven.<br />
15
1.7. De boskartering OC/Bos & Groen 2000<br />
De bossen komen als onderdeel voor van de kadasterstatistiek en van het OC-bodemgebruiksbestand.<br />
In het kadaster is er geen onderscheid naar soort. Het gaat over een globale oppervlakte. In het OCbodemgebruiksbestand<br />
wordt een onderscheid gemaakt tussen loofbos, naaldbos, gemengd bos. Nu<br />
komt daar een geactualiseerde bron bij uitgevoerd door de OC-cel in samenwerking met Bos & Groen<br />
2000.<br />
Specifieke boskarteringen grepen plaats op basis van de toestand 1990 en 2000.<br />
De boskartering 1990 is uitgevoerd door Eurosense Technologies op basis van (1) visuele interpretaties<br />
van kleurinfrarode luchtfoto's uit de periode 1978-1990 en (2) terreincontroles. Hieruit zijn<br />
zeer nauwkeurige basiskaarten (zogenaamde orthofotokaarten of orthofotoplans) afgeleid. Een<br />
orthofotokaart (80 cm x 100 cm) (1/5000) komt exact overeen met een kwart van een NGI-stafkaart<br />
(1/10 000). De planimetrische nauwkeurigheid van de orthofotokaart bedraagt 2 mm x 2 mm wat bij<br />
een schaal van 1/5000 resulteert in een terreinnauwkeurigheid van 1 are.<br />
De boskartering 1990 bevat naast een geografische component (de bospolygonen met hun respectievelijke<br />
georeferentie) ook een beschrijvende component (de kenmerken: boomsoort, eigenaarsklasse,<br />
gemeente, houtvesterij en dergelijke).<br />
De boskartering 1990 bevatte echter een aantal onnauwkeurigheden om als bos gekarteerd te worden,<br />
en was gedeeltelijk verouderd (vooral grote wijzigingen in woon- en industriezones). Om hieraan te<br />
verhelpen wordt de boskartering 1990 vergeleken met digitale zwart-wit orthofoto's van 1995. Deze<br />
actualisatie werd uitgevoerd door het OC GIS-<strong>Vlaanderen</strong>. De resulterende nieuwe boskartering<br />
bevatte echter nog veel polygonen die een terreincontrole vereisten alvorens de werkelijke waarde kon<br />
worden toegekend. Op een luchtfoto is immers het verschil niet te zien tussen bijvoorbeeld een jonge<br />
aanplanting, een recente kapvlakte en een weiland. De terreincontroles werden uitgevoerd door de<br />
afdeling Bos en Groen in de periode juli 1999 - juli 2000.<br />
Het resultaat is de boskaart 2000 met geactualiseerde gegevens in verband met de lokalisering van het<br />
bos en de bosoppervlakte in <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
16
2. HET RUIMTEGEBRUIK<br />
2.1. De landbouw<br />
Uit het hoofdstuk over de bronnen blijkt dat er traditioneel twee belangrijke bronnen zijn voor het<br />
ruimtegebruik door de landbouw: het kadaster en de landbouwtellingen van het NIS. Sinds het einde<br />
van de jaren negentig is er een nieuwe databank bijgekomen, namelijk die van de Mestbank.<br />
Tabel 1 geeft de hoofdrubrieken zoals blijkt uit de statistieken van het kadaster en tabel 3 zoals blijkt<br />
uit de landbouwtelling.<br />
2.1.1. De vergelijking van de landbouwtelling met de statistiek van het kadaster<br />
Er is een inhoudelijk en een ruimtelijk facet.<br />
De totale oppervlakte van de landbouwbedrijven is in termen van kadastraal ruimtegebruik te<br />
ruim: enerzijds zal men de oppervlakte gebouwen en erven in het kadaster terugvinden als bebouwde<br />
oppervlakte. De beboste oppervlakte zou ook als beboste oppervlakte in het kadaster moeten voorkomen.<br />
Anderzijds zijn er rubrieken die men in het kadaster wel als landbouwoppervlakte zou moeten<br />
terugvinden: de oppervlakte kerstbomen (aangezien de hoogte die ze mogen bereiken beperkt is en de<br />
teelt dus in de tijd beperkt is, zal men die niet als beboste oppervlakte terugvinden) en de nietgebruikte<br />
oppervlakte cultuurgrond. Wat ten slotte de 'niet-landbouwgrond' betreft, deze zal in het<br />
kadaster onder verschillende rubrieken kunnen voorkomen (wegen, braakgronden, parken of<br />
siertuinen).<br />
Wat het ruimtelijk facet betreft stelt zich ook een probleem. Zoals hoger beschreven is de jaarlijkse<br />
landbouwtelling een 'bedrijfstelling' terwijl een zuivere vergelijking zou moeten gebeuren op basis van<br />
een telling ligging der gronden. De laatste dateert echter van 15 mei 1994. Op basis van deze telling<br />
kan dus geen jaarlijkse aanpassing gebeuren.<br />
De oppervlakte van de landbouwtelling zal, gelet op de hoger beschreven methodiek, kleiner zijn dan<br />
de reële landbouwoppervlakte of hetgeen men als landbouwoppervlakte zou kunnen laten doorgaan.<br />
Er zijn hiervoor verschillende oorzaken: de ene reeks houdt verband met het feit dat bepaalde<br />
'landbouwgronden' niet tot commerciële bedrijven behoren, de tweede houdt verband met de<br />
nauwkeurigheid van de aangifte bij de landbouwtelling.<br />
Concreet moeten volgende gronden niet in de telling opgenomen worden: de oppervlakte gebruikt<br />
door landbouwers die voor eigen gebruik telen: een moestuin, een speelboomgaard, een graasweide<br />
voor een schaap voor eigen gebruik…; voor gemeenten die bij de Nederlandse grens<br />
liggen: landbouwgronden uitgebaat door Nederlandse landbouwbedrijven.<br />
Ook is er een oppervlakte die men moeilijk als landbouwoppervlakte kan beschouwen: de oppervlakte<br />
ingenomen door een speelweide, de oppervlakte die vroeger door een commercieel landbouwbedrijf<br />
werd gebruikt, maar nu wordt braak gelaten omdat geen ander landbouwbedrijf er interesse voor heeft<br />
(dit gebeurt vooral bij kleine percelen, bij moeilijk toegankelijke percelen) of omdat de eigenaar zich<br />
niet wil binden aan het verpachten, hetgeen vooral plaatsgrijpt in het kader van speculatieve<br />
doeleinden.<br />
Wat de nauwkeurigheid van de aangifte betreft, kan men zich in een Belgische context aan een zekere<br />
onderaangifte verwachten omdat landbouwers steeds bevreesd geweest zijn dat de gegevens voor<br />
belastingsdoeleinden gebruikt zouden worden. Dit vindt men concreet terug in het feit dat studies<br />
hebben uitgemaakt dat vooral voor tuinbouwteelten -die per ha zwaarder belast worden- er<br />
onderaangifte is. Dit houdt verband met het feit dat de meeste landbouwbedrijven kiezen voor het<br />
forfaitair belastingssysteem steunend op forfaitaire waarden per hectare. Op grasland en akkerland<br />
blijkt de onderaangifte minder belangrijk te zijn.<br />
Kaart 2 geeft het aandeel van de landbouwoppervlakte (bedrijfstelling 20<strong>01</strong>) in de totale kadastrale<br />
oppervlakte. Kaart 3 geeft het aandeel van de landbouwoppervlakte volgens het kadaster in de totale<br />
17
kadastrale oppervlakte (20<strong>01</strong>). Uit de legenda blijkt dat er grote verschillen bestaan qua regionaal<br />
belang van de landbouw. Ten oosten van de as Antwerpen-Brussel neemt de landbouw een beduidend<br />
geringer aandeel in van de totale oppervlakte, op het oosten van het Hageland en Zuid-Limburg na en<br />
enkele grensgemeenten van de Antwerpse Noorderkempen. Ten westen van de as Antwerpen-Brussel<br />
is de landbouw minder belangrijk in de Denderstreek en natuurlijk in de stedelijke agglomeraties. Dit<br />
betekent enerzijds dat de landbouw verschillend aanwezig is, dat een eventuele druk verschillend is<br />
maar anderzijds dat het onderbouwen van het landschap door de landbouw ook regionaal verschilt.<br />
Tabel 7. Landbouwoppervlakte volgens het kadaster en volgens de landbouwtelling (20<strong>01</strong>).<br />
Provincie Landbouwoppervlakte<br />
kadaster (ha)<br />
Landbouwoppervlakte<br />
telling 20<strong>01</strong> (ha)<br />
18<br />
Landbouwoppervlakte<br />
kadaster in totaal<br />
kadastrale opp.<br />
Landbouwoppervlakte<br />
telling in totaal<br />
kadastrale opp.<br />
Landbouwoppervlakte<br />
telling/kadaster<br />
Antwerpen 134 478 90 947 46,9 31,7 67,6<br />
Vlaams-Brabant 125 628 88 200 59,6 41,9 70,2<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 227 164 215 387 72,2 68,5 94,8<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 192 063 154 559 64,4 51,8 80,5<br />
Limburg 126 289 86 063 52,1 35,5 68,1<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 805 623 635 155 59,6 47,0 78,8<br />
Bron: NIS<br />
Kaart 4 geeft de verhouding tussen de landbouwoppervlakte uit de landbouwtelling en die uit het<br />
kadaster. Voor de landbouwtelling wordt de oppervlakte cultuurgrond genomen; voor het kadaster de<br />
oppervlakte akkerland met inbegrip van tuinbouwgronden, grasland en boomgaarden. Tabel 7 geeft de<br />
vergelijking tussen de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (bedrijfszetel) en het kadaster. Uit de vergelijking<br />
voor 1994 weet men dat op provinciaal vlak het verschil tussen de landbouwtelling op bedrijfszetel en<br />
volgens ligging der gronden beperkt is. Dit betekent dat in grote lijnen de verschillen per provincie aan<br />
andere oorzaken te wijten zijn. De grote verschillen tussen beide bronnen naargelang de provincies<br />
wijzen erop dat de algemeen verwachte beïnvloedende factoren ook regionaal anders zijn. Voor West-<br />
<strong>Vlaanderen</strong> bedraagt het verschil maar 5% terwijl dit verschil oploopt tot ongeveer 30% voor de<br />
provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg. Dit zijn de provincies waar de verstedelijking het<br />
grootst is, waar de afvloei uit de landbouw het grootste is geweest in de loop van de laatste 40 jaar.<br />
Hoe groter de afvloei en ook hoe kleiner de bedrijven, hoe hoger de kans dat percelen om de een of<br />
andere reden niet worden overgedragen aan een andere landbouwer. Ook de versnippering van de<br />
gronden speelt hierin een rol: wanneer de gronden sterk versnipperd en de percelen vaak klein zijn<br />
worden ze minder gemakkelijk overgenomen door de beroepslandbouw. Door de hogere<br />
verstedelijking zijn er dus veel functie veranderingen, maar die worden ook met een zekere vertraging<br />
opgenomen. Ten slotte moet ook rekening gehouden worden met de interne druk van de landbouw: in<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> is de opvolging het hoogste en is de nood voor bijkomende gronden het hoogst,<br />
zeker omwille van de mestproblemen. Men zal niet gemakkelijk een vrijgekomen stuk landbouwgrond<br />
laten liggen.<br />
Omdat de registratie van de landbouwgronden in de VLM-mestbank ook op ligging der percelen<br />
plaatsgrijpt en deze oppervlakte lichtjes hoger is dan in de landbouwtelling, is de afwijking iets kleiner<br />
met de statistieken van het kadaster.<br />
Het ruimtelijk beeld van kaart 4 bevestigt de cijfers van tabel 7, maar geeft een aantal ruimtelijke<br />
verschillen binnen de provincies. Er is over het algemeen een vrij goede overeenkomst tussen het<br />
kaartbeeld 4 en dit van de kaarten 2 en 3. Dit betekent dat daar waar de landbouw belangrijk is in de<br />
totale ruimte, de verschillen tussen beide bronnen gering zijn en waar de landbouw een geringe plaats<br />
inneemt in het totaal zijn de verschillen groot. Aan de ene kant is dat enigszins numeriek logisch maar<br />
aan de andere kant is het zo dat vooral in de Kempen (Antwerpse Kempen uitgezonderd), de<br />
Denderstreek en een deel van het Pajottenland, het noorden van Vlaams-Brabant, men in de<br />
landbouwtelling soms maar de helft terugvindt van de oppervlakte verwacht op basis van het kadaster.<br />
Dit zijn vaak gebieden met sterke externe druk en zwakke interne druk zoals hoger uitgelegd werd.<br />
Het resultaat is niet alleen in de cijfers terug te vinden maar ook in het landschap. Het verschil tussen<br />
de Antwerpse Noorderkempen en de Midden- of Zuiderkempen is wat dit betreft duidelijk. In de
Antwerpse Noorderkempen is de landbouw gemiddeld aanwezig maar uit kaart 4 blijkt dat er zeer<br />
weinig verschil is tussen de beide bronnen. In het bodemgebruik van de Antwerpse Noorderkempen<br />
overwegen én landbouwgronden én bossen. In de rest van de provincie zijn er naast bossen landbouwgronden<br />
maar ook veel braakgronden.<br />
Voor het milieu zijn hier twee bedenkingen aan verbonden:<br />
- voor de regio's waar de landbouw een groot deel uitmaakt van de oppervlakte en meer in het<br />
bijzonder waar het verschil tussen beide bronnen gering is, heerst er een grote interne druk die het<br />
resultaat is van een hoge opvolgingsgraad in de voorbije decennia (nu kan die al lager zijn). De<br />
landbouwers hebben hierop gereageerd door een toenemende intensivering om de schaalvergroting te<br />
realiseren. Hieruit resulteert vaak een druk op het milieu. De druk op het milieu is dus het gevolg van<br />
een socio-economische situatie, zodat de milieudruk niet louter technologisch op te lossen is maar<br />
zware socio-economische implicaties kan hebben voor de betrokken landbouwers, de toeleverings- en<br />
verwerkingsbedrijven.<br />
- voor de regio's waar er een groot verschil is tussen het kadaster en de landbouwtelling zijn er twee<br />
kenmerken in de landschappen: de landbouw is er weinig belangrijk; er is een restoppervlakte die<br />
beantwoordt aan het gebruik van landbouwgronden -verlaten door de commerciële landbouw- door<br />
hobbylandbouw enerzijds en door braakgronden anderzijds. Het resulterend landschap is slordig en<br />
er kan hier van verspilling aan ruimte gesproken worden omdat die braaklanden noch 'landbouw'<br />
noch 'natuur' zijn.<br />
Het is interessant om niet alleen de verhouding van de beide percentages (kaart 4) te nemen maar ook<br />
het verschil (kaart 5). Hierdoor wordt het belang van die 'verschilruimte' nog duidelijker: het gaat over<br />
liefst 170 000 ha. Waar het in West-<strong>Vlaanderen</strong> maar over nauwelijks 4% van de totale kadastrale<br />
oppervlakte gaat (ca. 12 000 ha), bedraagt dit verschil 15% van de totale kadastrale oppervlakte voor<br />
de provincie Antwerpen en 17% voor de provincie Limburg, hetgeen dus een zeer grote oppervlakte<br />
is. Het gaat op West-<strong>Vlaanderen</strong> na, over een grootteorde van 40 000 ha per provincie.<br />
19
Kaart 2. Aandeel van de landbouwoppervlakte (bedrijfstelling 20<strong>01</strong>) in de totale kadastrale<br />
oppervlakte.<br />
Aandeel van de landbouwoppervlakte volgens de landbouwtelling in de totale kadastrale oppervlakte 2<br />
Aandeel van de landbouwoppervlakte<br />
< 25 % 25 - 40 % 40 - 50 % 50 - 70 % > 70 % Statistisch geheim<br />
Etienne VAN HECKE, 17 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong> & Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
20<br />
0 10 20 30 KM<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart02.sas<br />
Kaart 3. Aandeel van de landbouwoppervlakte volgens het kadaster in de totale kadastrale<br />
oppervlakte (20<strong>01</strong>).<br />
Aandeel van de landbouwoppervlakte volgens het kadaster in de totale kadastrale oppervlakte 3<br />
Aandeel van de landbouwoppervlakte volgens het kadaster<br />
< 40 % 40 - 50 % 50 - 60 % 60 - 70 % > 70 %<br />
Etienne VAN HECKE, 17 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart03.sas
Kaart 4. Verhouding tussen de landbouwoppervlakte uit de landbouwtelling en die uit het kadaster<br />
(20<strong>01</strong>).<br />
Verhouding tussen de landbouwoppervlakte uit de landbouwtelling en die uit het kadaster 4<br />
Verhouding<br />
< 0.55 0.55 - 0.75 0.75 - 0.88 0.88 - 1.00 > 1.00 Statistisch geheim<br />
Etienne VAN HECKE, 17 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong> & Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
21<br />
0 10 20 30 KM<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart04.sas<br />
Kaart 5. Verschil tussen het aandeel van de landbouwoppervlakte uit het kadaster en uit de<br />
landbouwtelling (20<strong>01</strong>).<br />
Verschil tussen het aandeel van de landbouwoppervlakte volgens het kadaster<br />
en volgens de landbouwtelling (20<strong>01</strong>)<br />
Aandeel van de landbouwoppervlakte volgens het kadaster<br />
< 0 % 0 - 8 % 8 - 14 % 14 - 22 % > 22 % Statistisch geheim<br />
Etienne VAN HECKE, 17 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong> & Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
5<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart05.sas
2.1.2. De vergelijking van de gegevens van de VLM-mestbank met de landbouwtelling<br />
Uit tabel 8 blijkt dat de aangifte bij de Mestbank tot een 4% hogere waarde leidt voor de beteelde<br />
oppervlakte ten opzichte van de landbouwtelling. In de realiteit is het verschil nog groter omdat het<br />
bodemgebruik op adres van de 'zetel' alleen de percelen omvat die in <strong>Vlaanderen</strong> gelegen zijn. In 1994<br />
bezaten, volgens de landbouwtelling, de landbouwbedrijven uit <strong>Vlaanderen</strong> ca. 5 300 ha buiten<br />
<strong>Vlaanderen</strong>. Hiermee rekening houdend zou het verschil 5% bedragen. Uit de gegevensverzameling<br />
van de Mestbank blijkt dat de bedrijven die in <strong>Vlaanderen</strong> liggen nog 17 300 ha hebben buiten<br />
<strong>Vlaanderen</strong>, waarvan 9 700 ha in Wallonië. Uit de gemeentelijst blijkt dat de gemeenten die een grote<br />
oppervlakte hebben buiten <strong>Vlaanderen</strong> ‘grensgemeenten’ zijn, zij het van Wallonië, zij het van<br />
Nederland. De verschillen tussen kaart 6 en kaart 6bis zijn hiermee te associëren. Blijkbaar heeft de<br />
mestproblematiek de vraag naar gronden buiten het gewest doen toenemen sinds 1994.<br />
De toevoeging van 17 300 ha aan de oppervlakte op bedrijfszetel in <strong>Vlaanderen</strong> gelegen vergroot nog<br />
het verschil met de landbouwtelling van het NIS. Het verschil bedraagt nu 6%. Dit kan te verklaren<br />
zijn door verschillende factoren: enerzijds is het normaal dat men aan de Mestbank zeker geen<br />
geringere oppervlakte wil aangeven, gelet op de binding tussen vee en oppervlakte. Anderzijds moeten<br />
de kleinste bedrijven niet opgenomen worden in de Mestbank, hetgeen dus eerder tot een kleinere<br />
oppervlakte zou moeten leiden. Ten slotte is er een effect in de andere richting, namelijk dat er<br />
gronden zijn opgenomen in de databank die niet tot commerciële landbouwbedrijven behoren maar die<br />
in het 'mest'-circuit zijn. De vergelijking die hier doorgevoerd wordt, is uiteraard met de telling op<br />
'zetel' om dezelfde methodologie te hanteren dan in de landbouwtelling van het NIS. De<br />
mestbankgegevens op ligging der gronden levert 6 000 ha minder. De Vlaamse landbouw staat dus<br />
onder druk.<br />
De overeenkomst tussen de landbouwtelling en de Mestbank, ligging van de bedrijfszetel, verschilt<br />
van provincie tot provincie. Voor West-<strong>Vlaanderen</strong> is het verschil het kleinst terwijl het verschil groter<br />
is voor Limburg en Antwerpen. Een onmiddellijke uitleg hebben we hier niet voor. Het is mogelijk dat<br />
binnen West-<strong>Vlaanderen</strong> alles binnen de commerciële sector plaatsgrijpt en dat de landbouwers ook in<br />
de landbouwtelling aangeven wat ze werkelijk hebben. Het is mogelijk dat dan voor Antwerpen en<br />
Limburg gronden in het mestcircuit voorkomen (er zijn daar veel gronden die niet meteen in het<br />
commerciële landbouwcircuit zijn maar ooit wel eens landbouwgrond geweest zijn). Dit vraagt dus<br />
nader onderzoek.<br />
Tabel 8. Vergelijking van de landbouwoppervlakte volgens de landbouwtelling en de Mestbank.<br />
Provincie Landbouwoppervlakte<br />
telling 20<strong>01</strong> (ha)<br />
Landbouwoppervlakte<br />
Mestbank zetel<br />
(gronden in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>)<br />
(ha)<br />
Landbouwoppervlakte<br />
Mestbank zetel<br />
(gronden buiten<br />
<strong>Vlaanderen</strong> (ha)<br />
22<br />
Landbouwoppervlakte<br />
Mestbank<br />
ligging (ha)<br />
Landbouwoppervlakte<br />
telling/<br />
Mestbank zetel<br />
(gronden in<br />
<strong>Vlaanderen</strong>)<br />
Landbouwoppervlakte<br />
telling/<br />
Mestbank zetel<br />
(alle gronden)<br />
Antwerpen 90 947 100 339 2 119,18 103 133 0,91 0,89<br />
Vlaams-Brabant 88 200 89 975 3 640,09 92 630 0,98 0,94<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 215 387 217 777 3 611,32 217 954 0,99 0,97<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 154 559 159 704 5 194,96 161 978 0,97 0,94<br />
Limburg 86 063 92 958 2 731,63 96 355 0,93 0,90<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 635 155 660 753 17 297,18 672 050 0,96 0,94<br />
Bron: NIS en Mestbank (OC), Vlaamse Landmaatschappij
De kaarten 6 en 7 geven de vergelijking tussen de gegevens van de Mestbank en van de landbouwtelling.<br />
De ruimtelijke verschillen tussen beide kaarten zijn niet fundamenteel. Wel geeft de<br />
benadering per gemeente een nog meer geconcentreerd beeld dan op niveau van de provincies. Er is<br />
een merkelijke overeenkomst tussen het ruimtelijk beeld van deze kaarten en kaart 4 die de<br />
verhouding weergeeft tussen de landbouwoppervlakte volgens de landbouwtelling en het kadaster.<br />
Men zou het zo kunnen interpreteren dat daar waar er veel landbouwgronden zijn (volgens het<br />
kadaster) die volgens de landbouwtelling niet worden gebruikt, een deel ervan opduikt in de<br />
statistieken van de Mestbank: zouden landbouwers die mest kwijt willen op zoek gaan naar die<br />
'verlaten' landbouwgronden? Het gebeurt wel plaatselijk, want anders zouden beide kaartbeelden niet<br />
identiek zijn. We bedoelen hiermee dat landbouwers van West-<strong>Vlaanderen</strong> geen gronden uit de<br />
Kempen inschakelen.<br />
Kaart 6 heeft betrekking op de gronden die in <strong>Vlaanderen</strong> liggen van de bedrijven in <strong>Vlaanderen</strong><br />
gelegen. Het in aanmerking nemen van de totale oppervlakte waarbij de gronden in Wallonië of<br />
Brussel gelegen ook in aanmerking worden genomen reduceert –en dit was te verwachten- het verschil<br />
langsheen de taalgrens tussen beide bronnen. Uit kaart 6 bleek immers dat de oppervlakte van de<br />
landbouwtelling in die gemeenten vaak groter was dan volgens de Mestbank. Langsheen de<br />
Nederlandse grens doet zich dit verschijnsel ook voor. Dit verschil wordt echter weggewerkt door het<br />
nemen van de totale oppervlakte van bedrijven.<br />
Kaart 6. Vergelijking tussen de landbouwoppervlakte volgens de Mestbank (ligging bedrijfszetel,<br />
aangifte van de landbouwers, gronden in <strong>Vlaanderen</strong> gelegen) en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong><br />
(ligging bedrijfszetel).<br />
Vergelijking tussen de landbouwoppervlakte volgens de Mestbank (ligging bedrijfszetel, aangifte van<br />
de landbouwers) en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel)<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 1.04<br />
< 1.00 1.00 - 1.04 1.04 - 1.08 1.08 - 1.14 > 1.14 Statistisch geheim<br />
volgens landbouwtelling<br />
Etienne VAN HECKE, 18 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Mestbank 20<strong>01</strong> & NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
23<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute landbouwoppervlakte<br />
volgens de Mestbank 20<strong>01</strong><br />
900000<br />
150000<br />
1187384<br />
450000<br />
30000<br />
6<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart06.sas
Kaart 6bis. Vergelijking tussen de landbouwoppervlakte volgens de Mestbank (ligging bedrijfszetel,<br />
aangifte van de landbouwer); gronden in en buiten <strong>Vlaanderen</strong> gelegen en de landbouwtelling NIS<br />
20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel).<br />
Vergelijking tussen de landbouwoppervlakte volgens de Mestbank (ligging bedrijfszetel, aangifte van de landbouwers);<br />
gronden in en buiten <strong>Vlaanderen</strong> gelegen en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel)<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 1.07<br />
< 1.00 1.00 - 1.04 1.04 - 1.08 1.08 - 1.14 > 1.14 Statistisch geheim<br />
volgens landbouwtelling<br />
Etienne VAN HECKE, 10 oktober 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Mestbank 20<strong>01</strong> & NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
24<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute landbouwoppervlakte<br />
volgens de Mestbank 20<strong>01</strong><br />
900000<br />
150000<br />
1187384<br />
450000<br />
30000<br />
6 bis<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart06bis.sas<br />
Kaart 7. Vergelijking tussen de landbouwoppervlakte volgens de Mestbank (ligging der gronden,<br />
aangifte van de landbouwers) en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel).<br />
Vergelijking tussen de landbouwoppervlakte volgens de Mestbank (ligging der gronden, aangifte van<br />
de landbouwers) en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel)<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 1.06<br />
< 1.00 1.00 - 1.06 1.06 - 1.08 1.08 - 1.14 > 1.14 Statistisch geheim<br />
volgens landbouwtelling<br />
Etienne VAN HECKE, 19 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Mestbank 20<strong>01</strong> & NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute landbouwoppervlakte<br />
volgens de Mestbank 20<strong>01</strong><br />
900000<br />
150000<br />
1275790<br />
450000<br />
30000<br />
7<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart07.sas
2.1.3. De vergelijking van de gegevens van het OC- bodemgebruiksbestand met de<br />
kadasterstatistiek<br />
Gelet op de methodologie is het OC-bodemgebruiksbestand eerder te vergelijken met het bodemgebruik<br />
van het kadaster. Of de gebruikte landbouwgrond al of niet voor commerciële doeleinden is,<br />
komt hier niet ter sprake.<br />
Kaart 8 geeft de vergelijking van de landbouwoppervlakte volgens beide bronnen. De oppervlakte die<br />
bekomen wordt op basis van satellietwaarnemingen geeft een veel grotere oppervlakte dan volgens het<br />
kadaster en uiteraard veel groter dan die van de landbouwtelling. Dit is in zekere zin normaal omdat<br />
men hier met 'pixels' werkt en het kadaster met 'percelen'. Indien men hierdoor een betere kijk heeft op<br />
de niet-bebouwde oppervlakte kan men niet stellen dat men een betere kijk heeft op de<br />
'landbouwoppervlakte'. Voor de landbouw op zich is dit dus niet bruikbaar. Evenwel zijn de verschilpunten<br />
interessant. Hoe groter de verstedelijking, des te groter het verschil. Dit zou dan ook overeenstemmen<br />
met de verschillen in methodiek qua 'bebouwde' oppervlakte.<br />
Tabel 9. Vergelijking van de landbouw volgens het kadaster en het OC-bodemgebruiksbestand.<br />
Provincie Landbouwoppervlakte<br />
kadaster (ha) (1)<br />
25<br />
Landbouwoppervlakte OCbodemgebruiksbestand<br />
(ha)<br />
(2)<br />
(1)/(2)<br />
Antwerpen 134 478 170 146 0,79<br />
Vlaams-Brabant 125 628 164 343 0,76<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 227 164 260 593 0,87<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 192 063 229 488 0,84<br />
Limburg 126 289 149 539 0,84<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 805 623 974 109 0,83<br />
Bron: Nis en Op ’t Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders J., (2002). Het bodembedekkings- en<br />
bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>: Bestanden Vlaamse Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<br />
<strong>Vlaanderen</strong>
Kaart 8. Vergelijking van de landbouwoppervlakte volgens het kadaster en volgens het OCbodemgebruiksbestand.<br />
Vergelijking van de landbouwoppervlakte volgens het kadaster en de landbouwoppervlakte<br />
volgens het OC-Bodemgebruiksbestand<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 0.83<br />
< 0.76 0.76 - 0.83 0.83 - 0.86 0.86 - 0.90 > 0.90<br />
Etienne VAN HECKE, 19 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
26<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute landbouwoppervlakte<br />
volgens het kadaster 20<strong>01</strong><br />
900000<br />
150000<br />
1304487<br />
450000<br />
Bron: 1) Kadaster 20<strong>01</strong><br />
2) Op 't Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders, J. (2002). Het bodembedekkings- en bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>:<br />
Bestanden. Vlaamse Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<strong>Vlaanderen</strong><br />
30000<br />
8<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart08.sas<br />
Aangezien in het OC-bodemgebruiksbestand de oppervlakte 'landbouw' nog groter is dan in het<br />
kadaster, lijkt het niet noodzakelijk om vergelijkingen door te voeren tussen het OCbodemgebruiksbestand<br />
en de landbouwtelling of de Mestbank.<br />
2.1.4. Onderverdeling van het bodemgebruik<br />
Indien men afdaalt op het niveau van de teelten (de boomgaarden worden hierna afzonderlijk<br />
besproken), merkt men dat de verschillen tussen de bronnen groter zijn dan op basis van de totaal<br />
bedeelde oppervlakte.<br />
Wat de graslanden betreft (zie tabel 10) is de verhouding tussen landbouwtelling en kadaster voor<br />
<strong>Vlaanderen</strong> als geheel niet zo verschillend als voor het totaal, maar de afwijkingen in de verschillende<br />
provincies gaan de twee richtingen op: in Limburg is er volgens het kadaster bijna dubbel zoveel<br />
grasland als in de landbouwtelling terwijl voor Oost-<strong>Vlaanderen</strong> het net omgekeerd is: in de<br />
landbouwtelling vindt men 13% meer grasland dan volgens het kadaster daar waar de landbouwoppervlakte<br />
volgens de landbouwtelling 20% kleiner is dan volgens het kadaster. Deze uiteenlopende<br />
vaststellingen kunnen te maken hebben met de inertie van het kadaster. De vergelijking van de oppervlakte<br />
grasland in de landbouwtelling van 1959 (!) en 20<strong>01</strong> toont aan dat grasland in Oost-<strong>Vlaanderen</strong><br />
relatief belangrijker werd terwijl het grasland in Limburg relatief afnam maar absoluut zeer sterk<br />
afnam. Hierdoor is de verhouding tussen het grasland in de huidige landbouwtelling en het kadaster<br />
zeer laag terwijl voor Oost-<strong>Vlaanderen</strong> net het omgekeerde wordt vastgesteld. Deze vaststelling maakt<br />
duidelijk dat het kadaster geen goed instrument is om de totale landbouwoppervlakte op te volgen<br />
maar nog minder om verschuivingen in het landbouwbodemgebruik te volgen.<br />
Tussen de landbouwtelling en de registratie van de Mestbank zijn de verschillen ook groter. Men vindt<br />
beduidend meer grasland in de Mestbank dan in de landbouwtelling. Dit zou kunnen uitgelegd worden<br />
door het feit dat grasland wel wat meer bemesting kan verdragen dan akkerland en de landbouwers<br />
t.o.v. de Mestbank dus een 'maximum' aan grasland aangeven, ofwel dat bijvoorbeeld gronden
'uitgeleend' worden die niet meteen tot de commerciële landbouw behoren, zoals graslanden die onder<br />
een statuut van beheersovereenkomst aan een landbouwer worden toevertrouwd. Het belang van elk<br />
van die twee mogelijkheden kan niet achterhaald worden.<br />
De oppervlakte grasland van het OC-bodemgebruiksbestand is op niveau van <strong>Vlaanderen</strong> van een<br />
gelijkaardig niveau als die van de andere bronnen; toch is er een 20% grotere oppervlakte op Vlaams<br />
niveau ten opzichte van de landbouwtelling, hetgeen normaal is gelet op de verschillende doeleinden<br />
en methodologie. Interessant is het verschil op provinciaal niveau, namelijk dat de overeenkomst zeer<br />
goed is voor West-<strong>Vlaanderen</strong> en het verschil het grootst is voor de drie oostelijke provincies. Dit<br />
strookt met de verwachtingen besproken bij het verschil tussen kadaster en landbouwtelling, namelijk<br />
dat er heel wat speelweiden en braakgronden zijn in de oostelijke, verstedelijkte helft van <strong>Vlaanderen</strong>.<br />
Tabel 10. De graslandoppervlakte volgens de verschillende bronnen.<br />
Provincie landbouwtelling kadaster 20<strong>01</strong> (2) Mestbank ligging Mestbank zetel OC<br />
NIS 20<strong>01</strong> (1)<br />
(3)<br />
(4)<br />
bodemgebruik (5)<br />
Antwerpen 45 903 67 859 56 023 55 750 62 678<br />
Vlaams-Brabant 23 472 36 604 27 498 27 137 32 219<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 78 140 77 913 85 172 85 257 78 508<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 62 906 55 537 71 208 70 656 74 268<br />
Limburg 27 512 51 331 36 581 35 795 41 297<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 237 935 289 245 276 484 274 596 288 972<br />
(1)/(2) (1)/(5) (1)/(4) (2)/(5) (2)/(3) (3)/(4)<br />
Antwerpen 0,68 0,73 0,82 1,08 1,21 1,00<br />
Vlaams-Brabant 0,64 0,73 0,86 1,14 1,33 1,<strong>01</strong><br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 1,00 1,00 0,92 0,99 0,91 1,00<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 1,13 0,85 0,89 0,75 0,78 1,<strong>01</strong><br />
Limburg 0,54 0,67 0,77 1,24 1,40 1,02<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 0,82 0,82 0,87 1,00 1,05 1,<strong>01</strong><br />
Bron: Nis, Mestbank (OC), Vlaamse Landmaatschappij en Op ’t Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders J.,<br />
(2002). Het bodembedekkings- en bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>: Bestanden Vlaamse<br />
Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<strong>Vlaanderen</strong><br />
Kaart 9 die de graslandoppervlakte volgens de Mestbank (ligging bedrijfszetel, aangifte landbouwers)<br />
en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel) vergelijkt, bevestigt uiteraard de tabel per<br />
provincie en toont enige differentiatie binnen de provincies. Bijna in alle gemeenten is er een grotere<br />
oppervlakte grasland in de mestbankdata maar het verschil wordt groter in randstedelijke gebieden<br />
(Brussel-Leuven, Kust, Antwerpse stadsgewest) en is groot in de Kempen en het noordoosten van<br />
Vlaams-Brabant.<br />
Voor akkerland zijn de verschillen tussen de landbouwtelling en de databank van de Mestbank op<br />
niveau van <strong>Vlaanderen</strong> klein, ook op niveau van de verschillende provincies. Indien er een verschil is,<br />
is de oppervlakte wat groter in de landbouwtelling. Dit was te verwachten, gelet op het feit dat de<br />
graslandoppervlakte in de Mestbank hoger was dan in de telling. Dit betekent dat de mogelijkheid die<br />
geopperd werd in vorige paragraaf omtrent 'graslanden buiten het circuit' niet of maar gedeeltelijk<br />
opgaat, aangezien de afwijking voor de akkerbouw wel in de andere richting gaat maar zeer beperkt is.<br />
Op gemeentelijk vlak kan zelfs een grotere waarde voorkomen én voor akkerland én voor grasland in<br />
de Mestbank. De afwijking tussen landbouwtelling en Mestbank is uit tabel 11 af te lezen. De<br />
coëfficiënten zijn nu hoger dan één terwijl ze lager dan één waren voor de graslanden. In deze tabel<br />
staan ook de verhoudingen tussen akker- en tuinbouw in de landbouwtelling en in het kadaster. De<br />
coëfficiënten zijn verschillend van die voor grasland. We verwijzen voor de verklaring naar hogere<br />
paragraaf.<br />
De oppervlakte die opgemeten wordt door satellietwaarnemingen is veel groter dan volgens de andere<br />
bronnen. Blijkbaar wordt ongeveer het hele verschil tussen de bronnen die zichtbaar was in de totale<br />
landbouwoppervlakte teruggevonden in de rubriek 'akkerland'. In West-<strong>Vlaanderen</strong> is de afwijking het<br />
27
kleinst en in de meer verstedelijkte provincies is die het grootst. Het lijkt ons niet nuttig om verder in<br />
te gaan op ruimtelijke verschillen tussen die databanken.<br />
In het kadaster of in het OC-bodemgebruiksbestand kan er binnen de akkerbouw geen onderscheid<br />
gemaakt worden, zodat een meer gedetailleerde vergelijking ook niet doorgevoerd kan worden. Tussen<br />
de landbouwtelling en de Mestbank kan dit wel: voor tarwe, gerst, aardappelen, suikerbieten zijn de<br />
verschillen op niveau van <strong>Vlaanderen</strong> klein en ook op niveau van de verschillende provincies. Als er<br />
een verschil is, is de oppervlakte wat groter in de landbouwtelling.<br />
Kaart 9. Vergelijking tussen de graslandoppervlakte volgens de Mestbank (ligging bedrijfszetel,<br />
aangifte landbouwers) en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel).<br />
Vergelijking tussen de graslandoppervlakte volgens de Mestbank (ligging bedrijfszetel, aangifte van<br />
de landbouwers) en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel)<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 1.15<br />
< 1.07 1.07 - 1.15 1.15 - 1.22 1.22 - 1.40 > 1.40<br />
Etienne VAN HECKE, 19 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Mestbank 20<strong>01</strong> & NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
28<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute graslandoppervlakte<br />
volgens de Mestbank 20<strong>01</strong><br />
300000<br />
50000<br />
563572<br />
150000<br />
10000<br />
9<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart09.sas
Tabel 11. Vergelijking van akker- en tuinbouwoppervlakte volgens de landbouwtelling, het kadaster,<br />
de Mestbank en het OC-bodemgebruiksbestand.<br />
Provincie landbouwtelling<br />
NIS<br />
20<strong>01</strong> (1)<br />
kadaster 20<strong>01</strong><br />
(2)<br />
29<br />
Mestbank<br />
ligging (3)<br />
Mestbank zetel<br />
(4)<br />
OC<br />
bodemgebruik<br />
(5)<br />
Antwerpen 44 657 65 911 46 738 44 204 107 454<br />
Vlaams-Brabant 60 987 81 311 61 130 59 137 124 250<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 136 870 148 433 132 431 132 167 182 041<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 90 270 131 694 89 393 87 677 155 167<br />
Limburg 49 737 61 200 51 695 48 842 93 793<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 382 522 488 549 381 387 372 027 662 705<br />
(1)/(2) (1)/(3) (1)/(4) (1)/(5) (2)/(5) (3)/(4)<br />
Antwerpen 0,68 0,96 1,<strong>01</strong> 0,42 0,61 1,06<br />
Vlaams-Brabant 0,75 1,00 1,03 0,49 0,65 1,03<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 0,92 1,03 1,04 0,75 0,82 1,00<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 0,69 1,<strong>01</strong> 1,03 0,58 0,85 1,02<br />
Limburg 0,81 0,96 1,02 0,53 0,65 1,06<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 0,78 1,00 1,03 0,58 0,74 1,03<br />
Bron: Nis, Mestbank (OC), Vlaamse Landmaatschappij en Op ’t Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders J.,<br />
(2002). Het bodembedekkings- en bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>: Bestanden Vlaamse<br />
Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<strong>Vlaanderen</strong><br />
Kaart 10. Vergelijking tussen de akkerbouwoppervlakte volgens de Mestbank (ligging bedrijfszetel,<br />
aangifte landbouwers) en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel).<br />
Vergelijking tussen de akkerbouwoppervlakte volgens de Mestbank (ligging bedrijfszetel, aangifte van<br />
de landbouwers) en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel)<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 0.97<br />
< 0.92 0.92 - 0.97 0.97 - 1.<strong>01</strong> 1.<strong>01</strong> - 1.05 > 1.05<br />
Etienne VAN HECKE, 19 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Mestbank 20<strong>01</strong> & NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute akkerbouwoppervlakte<br />
volgens de Mestbank 20<strong>01</strong><br />
300000<br />
50000<br />
760400<br />
150000<br />
10000<br />
10<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart10.sas<br />
Kaart 10 die de vergelijking tussen de akkerbouwoppervlakte volgens de Mestbank (ligging<br />
bedrijfszetel, aangifte landbouwers) en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel) weergeeft,<br />
toont aan dat de verschillen minder groot zijn dan bij de graslanden. Over het algemeen is de afwijking<br />
klein of de oppervlakte in de Mestbank is kleiner dan in de landbouwtelling. Wellicht zal dit enige
compensatie betekenen ten opzichte van een overaangifte aan grasland. Uitzondering hierop vormen<br />
enkele verspreid voorkomende gemeenten maar vooral een hele zone in de Antwerpse Kempen waar<br />
meer akkerbouw voorkomt in de Mestbank dan in de landbouwtelling. Ook hier was er reeds een<br />
merkelijk grotere oppervlakte aan grasland.<br />
2.1.5. Boomgaarden<br />
Er is een goede overeenkomst tussen de landbouwtelling en de cijfers van de Mestbank. Binnen de<br />
Mestbank is er weinig verschil, namelijk 0,3%, tussen de telling volgens de ligging der percelen en<br />
volgens de ligging van de bedrijfszetel. Dit betekent dat de boomgaarden van de Vlaamse bedrijven<br />
zich binnen <strong>Vlaanderen</strong> bevinden en dat gebruikers van landbouwgronden uit Wallonië of het<br />
buitenland geen boomgaarden hebben in <strong>Vlaanderen</strong>. De grootste afwijking op provinciaal niveau<br />
wordt geregistreerd voor Vlaams-Brabant en voor Limburg (zie tabel 12). De fruitstreek strekt zich uit<br />
over beide provincies en uit de cijfers blijkt dat de Limburgse fruittelers een zekere oppervlakte<br />
boomgaarden hebben in Vlaams-Brabant waar de getelde oppervlakte groter is dan op basis van de<br />
Vlaams-Brabantse bedrijven.<br />
De landbouwtelling van het NIS (bedrijfszetel 20<strong>01</strong>) levert een oppervlakte boomgaarden die 4%<br />
groter is dan volgens de mestbanktelling naar ligging van de bedrijfszetel. Voor West-<strong>Vlaanderen</strong><br />
bedraagt het verschil 7%, voor Limburg 6%.<br />
Het verschil tussen het kadaster en de oppervlakte volgens de landbouwtelling is zeer groot. Terwijl de<br />
landbouwtelling 14 697 ha registreert, vindt men in het kadaster nog 27 829 ha. Volgens de<br />
landbouwtelling van 1959 waren er in <strong>Vlaanderen</strong> ca. 30 000 ha, in 1980 nog 10 000. Daarentegen<br />
registreert het kadaster in 1980 35 000 ha. Dit betekent dat de stijging van het boomgaardenbestand in<br />
de landbouwtelling tussen 1980 en 20<strong>01</strong> in het kadaster niet te bespeuren is en dat het kadaster de<br />
oppervlakte boomgaarden nog altijd aan het 'afbouwen' is. Dat de oppervlakte boomgaarden in het<br />
kadaster wat groter zou zijn dan volgens de landbouwtelling is normaal. Verschillende landbouwers<br />
zullen nog wel een stuk grasland als 'speelweide' overhouden, maar zo grote verschillen lijken ons zeer<br />
bedenkelijk.<br />
Tabel 12. Vergelijking van de oppervlakte boomgaarden volgens de verschillende bronnen.<br />
Provincie landbouwtelling<br />
NIS<br />
20<strong>01</strong> (1)<br />
kadaster 20<strong>01</strong><br />
(2)<br />
30<br />
Mestbank<br />
ligging (3)<br />
Mestbank zetel<br />
(4)<br />
OC<br />
bodemgebruik<br />
(5)<br />
Antwerpen 386 708 371 385 14<br />
Vlaams-Brabant 3 739 7 713 4 0<strong>01</strong> 37<strong>01</strong> 7 874<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 376 818 351 352 43<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 1 382 4 831 1 376 1371 52<br />
Limburg 8 813 13 759 8 079 8 320 14 450<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 14 697 27 829 14 179 14 130 22 433<br />
(1)/(2) (1)/(5) (1)/(4) (2)/(5) (2)/(3) (3)/(4)<br />
Antwerpen 0,54 27,9 1,00 51,24 1,91 0,97<br />
Vlaams-Brabant 0,48 0,5 1,<strong>01</strong> 0,98 1,93 1,08<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 0,46 8,8 1,07 19,08 2,33 1,00<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 0,29 26,3 1,<strong>01</strong> 92,04 3,51 1,00<br />
Limburg 0,64 0,6 1,06 0,95 1,70 0,97<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 0,53 0,7 1,04 1,24 1,96 1,00<br />
Bron: Nis, Mestbank (OC), Vlaamse Landmaatschappij en Op ’t Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders J.,<br />
(2002). Het bodembedekkings- en bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>: Bestanden Vlaamse<br />
Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<strong>Vlaanderen</strong><br />
Het OC-bodemgebruiksbestand op basis van satellietwaarnemingen leidt tot een oppervlakte van<br />
22 433 ha. Hier ook is er een grote afwijking ten opzichte van de landbouwtelling en de Mestbank. De<br />
provinciale verhoudingen zijn erg verschillend. In het OC-bodemgebruiksbestand zijn er praktisch<br />
geen boomgaarden in de provincies Antwerpen, West- en Oost-<strong>Vlaanderen</strong>. Voor Oost-<strong>Vlaanderen</strong> in
het bijzonder zijn er 52 ha op basis van het OC-bodemgebruiksbestand en bijna 1400 ha in de<br />
mestbankdata en de landbouwtelling. In Vlaams-Brabant en Limburg is de oppervlakte bijna dubbel zo<br />
groot in het OC-bodemgebruiksbestand dan in de landbouw-databanken. Voor die beide provincies<br />
gelijkt de oppervlakte op die van het kadaster maar aangezien het kadaster 4 830 ha meldt voor Oost-<br />
<strong>Vlaanderen</strong>, kan het eerder een toevallig goed overeenstemmen zijn dan een zekerheid…<br />
Kaart 11 geeft de vergelijking van de boomgaardenoppervlakte volgens de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong><br />
en de Mestbank 20<strong>01</strong> (bedrijfstelling, aangifte landbouwers). De goede overeenkomst tussen beide<br />
bronnen wordt ook op gemeentelijk vlak teruggevonden. Er zijn enige verschillen, nu eens in de ene<br />
dan in de andere richting, binnen het fruitgebied Hageland-Zuid-Limburg. Dit geldt ook voor het<br />
arrondissement Sint-Niklaas. Voor de andere gemeenten zijn de absolute oppervlakten zo klein dat<br />
eventuele afwijkingen weinig belang hebben.<br />
Kaart 11. Vergelijking van de boomgaardenoppervlakte volgens de landbouwtelling-NIS 20<strong>01</strong> en de<br />
Mestbank 20<strong>01</strong> (bedrijfstelling, aangifte landbouwers).<br />
Vergelijking van de boomgaardenoppervlakte volgens de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong><br />
en de Mestbank 20<strong>01</strong> (ligging bedrijfszetel, aangifte landbouwers)<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 1.04<br />
< 0.86 0.86 - 0.96 0.96 - 1.04 1.04 - 1.40 > 1.40 Geen boomgaarden<br />
volgens Mestbank<br />
Etienne VAN HECKE, 19 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Mestbank 20<strong>01</strong> & NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
31<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute oppervlakte van de boomgaarden<br />
volgens landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
150000<br />
30000<br />
304314<br />
75000<br />
10000<br />
11<br />
F:\iseg\landbouw\landmap\kaart11.sas<br />
Kaart 12 die de vergelijking van de boomgaardenoppervlakte volgens het kadaster 20<strong>01</strong> en de<br />
landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong> weergeeft vertoont een heel ander beeld. De overeenkomst is vrij goed voor<br />
de actuele fruitgebieden van de landbouwtelling of de Mestbank. Daarentegen merkt men dat het<br />
kadaster heel wat boomgaarden aangeeft in het Pajottenland, in veel gemeenten van Oost-<strong>Vlaanderen</strong><br />
en in de Voerstreek. Dit zijn gebieden die enkele tientallen jaren ook volgens de landbouwtelling<br />
boomgaarden hadden. Dit toont weerom het statisch karakter van de kadasterstatistiek. Al die<br />
fruitbomen zijn niet noodzakelijk verdwenen; enkele ervan kunnen nog op een speelweide<br />
aangetroffen worden, maar niet in de mate zoals in het kadaster aangegeven.
Kaart 12. Vergelijking van de boomgaardenoppervlakte volgens het kadaster 20<strong>01</strong> en de<br />
landbouwtelling-NIS 20<strong>01</strong>.<br />
Vergelijking van de boomgaardenoppervlakte volgens het kadaster 20<strong>01</strong><br />
en de landbouwtelling NIS 20<strong>01</strong><br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 1.89<br />
< 1.17 1.17 - 1.89 1.89 - 3.80 3.80 - 20.00 > 20.00 Geen boomgaarden<br />
volgens landbouwtelling<br />
Etienne VAN HECKE, 19 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Kadaster 20<strong>01</strong> & NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
32<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute oppervlakte van de boomgaarden<br />
volgens het kadaster 20<strong>01</strong><br />
150000<br />
30000<br />
300765<br />
75000<br />
10000<br />
12<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart12.sas<br />
Kaart 13. Vergelijking van de boomgaardenoppervlakte volgens het OC-bodemgebruiksbestand en de<br />
Mestbank (ligging der gronden) (20<strong>01</strong>).<br />
Vergelijking van de boomgaardenoppervlakte volgens het OC-Bodemgebruiksbestand 20<strong>01</strong><br />
en de boomgaardenoppervalkte volgens de mestbank (ligging der gronden)<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 1.58<br />
< 0.<strong>01</strong> 0.<strong>01</strong> - 0.10 0.10 - 1.58 1.58 - 4.00 > 4.00 Geen boomgaarden<br />
volgens de mestbank<br />
Etienne VAN HECKE, 19 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute oppervlakte van de boomgaarden<br />
volgens het OC-Bodemgebruiksbestand 20<strong>01</strong><br />
150000<br />
75000<br />
10000<br />
Bron: 1) Mestbank 20<strong>01</strong><br />
2) Op 't Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders, J. (2002). Het bodembedekkings- en bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>:<br />
Bestanden. Vlaamse Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<strong>Vlaanderen</strong><br />
30000<br />
283268<br />
13<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart13.sas
Kaart 13 geeft de vergelijking tussen de boomgaardenoppervlakte volgens het OCbodemgebruiksbestand<br />
en de Mestbank (ligging der gronden). De tabel per provincie wordt bevestigd.<br />
Er zijn volgens het OC-bodemgebruik praktisch geen boomgaarden in West-<strong>Vlaanderen</strong>, Oost-<br />
<strong>Vlaanderen</strong> en Antwerpen daar waar de landbouwtelling (zie kaart 11) er wel recenseert. Daarentegen<br />
is 'het fruitteeltgebied' Hageland-Zuid-Limburg uitgestrekter dan volgens de Mestbank of de<br />
landbouwtelling. Zowel aan de oostelijke als aan de westelijke rand verschijnen grote afwijkingen<br />
(vergelijk ook met kaart 11). Binnen het fruitteeltgebied worden ook systematisch grotere waarden<br />
geregistreerd in het OC-bodemgebruiksbestand. Wat vooral eigenaardig is dat de oppervlakten in het<br />
kadaster en in het OC-bodemgebruiksbestand niet overeenstemmen (vergelijk de cirkels van kaart 12<br />
en 13). Men zou immers verwachten dat als er heel wat boomgaarden zich buiten het circuit van de<br />
commerciële bedrijven bevinden (wat door kaart 12 wordt verondersteld) men die oppervlakte ook zou<br />
terugvinden via de satellietwaarnemingen en dit is helemaal niet het geval, behalve in een aantal<br />
gemeenten aan de westelijke en aan de oostelijke rand (+ Voeren) van het fruitgebied Hageland-Zuid-<br />
Limburg. Maar de grote oppervlakte die het kadaster nog noteert in het Pajottenland en Oost-<br />
<strong>Vlaanderen</strong> wordt niet teruggevonden in de het OC-bodemgebruik. Dit betekent a priori niet dat deze<br />
laatste databank niet juist zou zijn, maar dan moet de totaliteit van de kadasterafwijking aan de inertie<br />
van deze statistiek toegekend worden.<br />
2.1.6. Landbouwoppervlakte in het kader van milieurapportering<br />
Voor de milieubelasting is het gebruik van de gegevens van de landbouwtelling het meest aangewezen<br />
waarbij de opdeling in grote bestemmingen nuttig is: akkerland, (blijvend) grasland, tuinbouw<br />
opgesplitst in openlucht en glasteelt, boomgaarden en sierteelten omdat elk van deze<br />
bodemgebruiksvormen een ander gebruik aan meststoffen en pesticiden veronderstelt. Hiernaast zijn<br />
er specifieke productiewijzen die een verschillende impact hebben op het milieu: de steeds bedekte<br />
oppervlakte onder grasland versus erosie; de glasteelt versus energiegebruik en emissies; drainering<br />
versus het oorspronkelijk milieu; irrigatie versus watergebruik. Bij de oppervlakte onder glas of harde<br />
plastiek wordt er geen onderscheid gemaakt naar de graad van verwarming. Tot bij de telling van<br />
2000 was er wel een onderscheid tussen een 'verwarmde oppervlakte' en een 'niet-verwarmde<br />
oppervlakte'. In <strong>Vlaanderen</strong> was er dan 1745 ha verwarmd en 336 ha niet-verwarmd. Eigenaardig<br />
genoeg is er in 20<strong>01</strong> een verschuiving van de rubriek 'glas en harde plastiek' naar 'grote tunnels in<br />
plastiek' van meer dan 150 ha. Men kan dus veronderstellen dat het aandeel dat niet verwarmd is in<br />
de oppervlakte aangegeven onder glas- en harde plastiek in 20<strong>01</strong> kleiner geworden is en slechts ca.<br />
10% zal bedragen.<br />
Een goede statistiek is ook die van de Mestbank waarbij de versie 'ligging der gronden' uiteraard de<br />
beste databank is als het over <strong>Vlaanderen</strong> gaat. Het verschil bedraagt 5% en dat verschil wordt bijna<br />
volledig teruggevonden in de graslandoppervlakte die groter is in de Mestbank dan in de<br />
landbouwtelling. Of deze oppervlakte een onderschatting is van de landbouwtelling of omgekeerd van<br />
de Mestbank kan hier niet achterhaald worden, hoewel dat op basis van de regionale verschillen zou<br />
geponeerd kunnen worden dat het gaat over het gebruik van gronden bij de Mestbank die niet meteen<br />
in de gronden van de beroepslandbouw begrepen zijn (zie verder). Wel zou de glasoppervlakte uit de<br />
landbouwtelling gehaald moeten worden indien men de mestbankgegevens gebruikt. De mestbankdata<br />
hebben dit als nadeel dat ze minder vlot beschikbaar zijn dan de gegevens van de NISlandbouwtelling,<br />
maar ze hebben het voordeel dat ze op perceelsniveau geregistreerd zijn, dat ze met<br />
andere gegevens gelinkt zijn die voor een milieurapportering wel relevant<br />
zijn: waterwinningsgebieden e.a., gewestplanbestemmingen… (zie methodologie in het eerste deel).<br />
De statistieken van het kadaster of van het OC-bodemgebruiksbestand lijken ons niet aangewezen om<br />
de landbouwsector te bestuderen maar zijn eerder nuttig voor de ruimtelijke problematiek.<br />
Ruimtelijk zijn er wel een aantal merkelijke verschillen tussen de bronnen. Daar waar de landbouw<br />
belangrijk is (in termen van aandeel in de totale oppervlakte) zoals in West-<strong>Vlaanderen</strong>, een deel van<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong>, Zuid-Limburg, de Noorderkempen, is de afwijking tussen de bronnen gering: zeer<br />
gering tussen landbouwtelling en Mestbank, matig ten opzichte van het kadaster. Daar waar de<br />
landbouw minder belangrijk is en waar de verstedelijking groot is, merkt men grotere afwijkingen<br />
33
tussen de bronnen, het grootst in de Kempen. Dit doet vragen rijzen: tussen de landbouwtelling en het<br />
kadaster lijkt het mechanisme vrij normaal: veel kleine bedrijven die bij bedrijfsbeëindiging een deel<br />
van hun percelen niet overdragen naar de beroepslandbouw of waar door de geringe druk vanuit de<br />
beroepslandbouw er geen vraag naar is. Een deel van de landbouwoppervlakte volgens het kadaster<br />
belandt zo in een 'grijze zone' waarover weinig bekend is. De vergelijking met de mestbankdata brengt<br />
wel iets nieuws aan het licht, namelijk dat blijkbaar een deel van die gronden ingeschakeld wordt in<br />
het mestcircuit. Deze nieuwe waarneming vraagt zeker om verder onderzoek.<br />
Naar de ruimte toe is vooral het verschil tussen de beide bronnen -landbouwtelling en kadasterrelevant<br />
omdat het een goede indicator is voor de versnippering van de ruimte, voor de aanwezigheid<br />
van braakgronden, voor een onefficiënt ruimtegebruik.<br />
Naar milieu toe dient rekening gehouden te worden met de aard van de teelten voor de<br />
erosieproblematiek, het gebruik van pesticiden, het energieverbruik, de absorptiemogelijkheid van<br />
drijfmest.<br />
2.2. Het agrarisch bodemgebruik<br />
De kaarten 14 tot 23 illustreren de ruimtelijke verschillen inzake bodemgebruik. De Zandstreek en de<br />
Kempen zijn gekenmerkt door het hoogste aandeel grasland. In de Zandleemstreek contrasteren de<br />
hoge percentages van het zuidoosten van Oost-<strong>Vlaanderen</strong> met de rest van de Zandleemstreek. Deze<br />
ruimtelijke verschillen zijn in de eerste plaats het gevolg van een optimale aanpassing aan de<br />
bodemgeschiktheid van deze regio's. Een deel van het grasland is permanent grasland, het overige is<br />
tijdelijk. Voor de erosieproblematiek is het interessant om dat onderscheid te maken. Zoals uit de<br />
legenda van kaart 15 blijkt zijn de percentages kleiner dan die van kaart 14. Het ruimtelijk beeld is<br />
echter gelijkend, op de Noorderkempen na waar blijkbaar veel tijdelijk grasland voorkomt. De<br />
oppervlakte maïs is in dezelfde gebieden heel belangrijk en bereikt vaak de helft van de oppervlakte<br />
grasland. Dit houdt maar gedeeltelijk verband met de bodemgesteldheid maar is vooral in verband te<br />
brengen met de bedrijfsstructuur van die streken, namelijk gericht op rundveehouderij en in heel wat<br />
bedrijven ook op varkenshouderij. Maïs kan heel wat drijfmest verteren en is dus bijna een verplichte<br />
teelt in de intensieve veehouderij. Graangewassen, nijverheidsgewassen en aardappelen komen in de<br />
Zandstreek en de Kempen zeer weinig voor. De betere bodems van de Zandleemstreek, Leemstreek en<br />
Polders verklaren er het belang van de graangewassen, de nijverheidsgewassen en de aardappelen.<br />
Nijverheidsgewassen en aardappelen nemen in het zuiden van West-<strong>Vlaanderen</strong> een veel grotere<br />
oppervlakte in dan de graangewassen. Ook dit onderscheid kan voor de bodemerosie belangrijk zijn<br />
,alsook voor de bemestingsproblematiek.<br />
De groenteteelt in open lucht (kaart 19) is geen 'basisteelt', is grotendeels verdwenen uit de As<br />
Antwerpen-Brussel om zich in de Zandleemstreek van West-<strong>Vlaanderen</strong> te concentreren. Voor het<br />
milieu kan het voorkomen hiervan belangrijk zijn bij gebruik van specifieke pesticiden. Hetzelfde<br />
geldt voor boomgaarden, boomkwekerijen en sierteelten. De glasoppervlakte is dan weer belangrijk<br />
voor het gebruik van energie en voor de uitstoot hieraan verbonden. De specifieke<br />
concentratiegebieden blijken uit kaart 21: tussen Antwerpen en Mechelen, de omstreken van<br />
Hoogstraten, het Gentse, de regio Roeselare.<br />
Een gering aandeel van de landbouwoppervlakte van <strong>Vlaanderen</strong> is 'irrigeerbaar' en is specifiek<br />
geconcentreerd in de Antwerpse en Limburgse Noorderkempen en in de omstreken van Roeselare. Een<br />
belangrijker deel van het landbouwareaal wordt gedraineerd. De concentratie in West-<strong>Vlaanderen</strong> en<br />
het westen van Oost-<strong>Vlaanderen</strong> is opvallend, verder in de Antwerpse Noorderkempen en de regio<br />
Hasselt-Sint-Truiden. Dit kan belang hebben voor de natuurlijke waterhuishouding.<br />
34
Kaart 14. Oppervlakte grasland (hooiland en weiland) ten opzichte van totaal beteelde oppervlakte.<br />
Oppervlakte grasland (hooiland en weiland) t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 14<br />
% grasland<br />
< 28 28 - 35 35 - 43 43 - 50 > 50<br />
Etienne VAN HECKE, 19 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
35<br />
0 10 20 30 KM<br />
300000<br />
50000<br />
Absolute oppervlakte<br />
5<strong>01</strong>205<br />
150000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart14.sas<br />
Kaart 15. Grasland: totale oppervlakte steeds bedekt ten opzichte van totaal beteelde oppervlakte.<br />
Grasland: totale oppervlakte steeds bedekt t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 15<br />
% grasland: totaal oppervlakte steeds bedekt<br />
< 20 20 - 25 25 - 32 32 - 40 > 40<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
300000<br />
50000<br />
Absolute oppervlakte<br />
409424<br />
150000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart15.sas
Kaart 16. Oppervlakte graangewassen (voor de 'korrel') ten opzichte van totaal beteelde oppervlakte.<br />
Oppervlakte graangewassen (voor de 'korrel') t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 16<br />
% graangewassen<br />
< 8 8 - 13 13 - 18 18 - 28 > 28<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
36<br />
0 10 20 30 KM<br />
150000<br />
30000<br />
Absolute oppervlakte<br />
240260<br />
75000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart16.sas<br />
Kaart 17. Oppervlakte nijverheidsgewassen en aardappelen ten opzichte van totaal beteelde<br />
oppervlakte.<br />
Oppervlakte nijverheidsgewassen en aardappelen t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 17<br />
% nijverheidsgewassen en aardappelen<br />
< 2 2 - 6 6 - 13 13 - 21 > 21<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
300000<br />
50000<br />
Absolute oppervlakte<br />
364898<br />
150000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart17.sas
Kaart 18. Oppervlakte voedermaïs en maïs gemalen kolf ten opzichte van totaal beteelde oppervlakte.<br />
Oppervlakte voedermaïs en maïs gemalen kolf t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 18<br />
% voedermaïs en maïs gemalen kolf<br />
< 11 11 - 17 17 - 21 21 - 28 > 28<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
37<br />
0 10 20 30 KM<br />
150000<br />
30000<br />
Absolute oppervlakte<br />
221396<br />
75000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart18.sas<br />
Kaart 19. Oppervlakte groenten in open lucht voor industriële verwerking, groenten in open lucht<br />
voor vers verbruik, kleinfruit in open lucht, tuinbouwzaden en -planten in open lucht, ten opzichte van<br />
totaal beteelde oppervlakte.<br />
Oppervlakte groenten in lucht voor industriële verwerking, groenten in open lucht voor vers gebruik,<br />
kleinfruit in open lucht, tuinbouwzaden en -planten in open lucht t.o.v. totaal beteelde oppervlakte<br />
% groenten in lucht voor industriële verwerking, groenten in open lucht voor vers gebruik,<br />
kleinfruit in open lucht, tuinbouwzaden en -planten in open lucht<br />
< 0.5 0.5 - 1.5 1.5 - 3.0 3.0 - 6.0 > 6.0<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
1<strong>01</strong>891<br />
30000<br />
Absolute oppervlakte<br />
75000<br />
10000<br />
19<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart19.sas
Kaart 20. Oppervlakte boomgaarden, boomkwekerijen en sierteelten t.o.v. totaal beteelde oppervlakte.<br />
Oppervlakte boomgaarden, boomkwekerijen en sierteelten t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 20<br />
% boomgaarden, boomkwekerijen en sierteelten<br />
< 1 1 - 3 3 - 5 5 - 10 > 10<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
38<br />
0 10 20 30 KM<br />
150000<br />
30000<br />
Absolute oppervlakte<br />
317923<br />
75000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart20.sas<br />
Kaart 21. Grondoppervlakte onder glas of harde plastiek ten opzichte van totaal beteelde oppervlakte.<br />
Grondoppervlakte onder glas of harde plastiek t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 21<br />
% grondoppervlakte onder glas of harde plastiek<br />
< 0.1 0.1 - 0.5 0.5 - 2.0 2.0 - 5.0 > 5.0<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
15000<br />
3000<br />
Absolute oppervlakte<br />
16572<br />
7500<br />
1000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart21.sas
Kaart 22. Irrigeerbare oppervlakte in open lucht ten opzichte van totaal beteelde oppervlakte.<br />
Irrigeerbare oppervlakte in open lucht t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 22<br />
% irrigeerbare oppervlakte in open lucht<br />
< 0.2 0.2 - 1.0 1.0 - 2.0 2.0 - 4.5 > 4.5<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
39<br />
0 10 20 30 KM<br />
Kaart 23. Gedraineerde oppervlakte ten opzichte van totaal beteelde oppervlakte.<br />
% gedraineerde oppervlakte<br />
< 1 1 - 4 4 - 12 12 - 25 > 25<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
130269<br />
0 10 20 30 KM<br />
30000<br />
Absolute oppervlakte<br />
75000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart22.sas<br />
Gedraineerde oppervlakte t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 23<br />
400000<br />
50000<br />
Absolute oppervlakte<br />
513544<br />
150000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart23.sas
De veestapel<br />
De indicatoren die blijken uit het agrarisch bodemgebruik zijn onvoldoende om de milieu-impact van<br />
de sector weer te geven. Hiernaast moet ook de veestapel in acht genomen worden. Voor de runderen<br />
bestaat er een relatie tussen omvang van de veestapel en bodemgebruik, maar deze is niet eenduidig<br />
aangezien ook (kracht)voeders buiten het bedrijf kunnen aangekocht worden. Voor de zogenaamde<br />
'niet-grondgebonden productie' is er helemaal geen relatie. Het betreft voornamelijk de varkenshouderij,<br />
de pluimveesector, de mestkalveren. Voor de mestproductie dient er dus meteen met de<br />
omvang van de veestapel rekening gehouden te worden.<br />
De kaarten 24 tot 27 geven de spreiding van de veestapel. Er wordt voor twee soorten kaarten<br />
gekozen: de ene kaart drukt de veedichtheid uit ten opzichte van de totaal beteelde oppervlakte, de<br />
andere kaart ten opzichte van de totale kadastrale oppervlakte. De eerste reeks drukt vooral de<br />
intensiteit uit binnen de landbouwsector terwijl voor de milieudruk de beide kaarten nuttig zijn. De<br />
eerste kaart is belangrijk om uit te maken in welke mate de drijfmest kan afgevoerd worden op der<br />
beteelde oppervlakte, de tweede kaart is belangrijk voor de globale milieudruk.<br />
De kaarten tonen aan dat de runderstapel vooral gelokaliseerd is in de Zandstreek en de Kempen. Er is<br />
uiteraard een grote overeenkomst met het reeds behandelde bodemgebruik. In de Kempen is daarenboven<br />
de dichtheid aan varkens en pluimvee groot. Maar deze is ook zeer groot in de West-Vlaamse<br />
Zandleemstreek. De combinatie in de kaartbeelden van absolute aantallen en dichtheid toont duidelijk<br />
aan dat de problematiek voor het milieu als gevolg hiervan zich duidelijk in specifieke gebieden<br />
voordoet.<br />
40
Kaart 24a & 24b. Lokalisatie van de runderstapel (absoluut; dichtheid ten opzichte van de<br />
landbouwoppervlakte; dichtheid ten opzichte van de totale kadastrale oppervlakte).<br />
Lokalisatie van de runderenstapel t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 24a<br />
Dichtheid van de runderenstapel (per ha oppervlakte)<br />
< 1.6 1.6 - 2.2 2.2 - 2.4 2.4 - 3.0 > 3.0<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Dichtheid van de runderenstapel (per ha oppervlakte)<br />
< 0.4 0.4 - 0.8 0.8 - 1.1 1.1 - 1.6 > 1.6<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong> & Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
41<br />
0 10 20 30 KM<br />
0 10 20 30 KM<br />
15000<br />
3000<br />
Absoluut aantal<br />
28713<br />
7500<br />
1000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart24a.sas<br />
Lokalisatie van de runderenstapel t.o.v. totale kadastrale oppervlakte 24b<br />
15000<br />
3000<br />
Absoluut aantal<br />
28713<br />
7500<br />
1000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart24b.sas
Kaart 25a & 25b. Lokalisatie van de schapen- en geitenstapel (absoluut; dichtheid ten opzichte van de<br />
landbouwoppervlakte; dichtheid ten opzichte van de totale kadastrale oppervlakte ).<br />
Lokalisatie van de schapen- en geitenstapel t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 25a<br />
Dichtheid van de schapen- en geitenstapel (per ha oppervlakte)<br />
< 0.04 0.04 - 0.09 0.09 - 0.15 0.15 - 0.25 > 0.25<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Dichtheid van de schapen- en geitenstapel (per ha oppervlakte)<br />
< 0.02 0.02 - 0.04 0.04 - 0.06 0.06 - 0.10 > 0.10<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong> & Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
42<br />
0 10 20 30 KM<br />
0 10 20 30 KM<br />
3000<br />
500<br />
Absoluut aantal<br />
3666<br />
1500<br />
100<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart25a.sas<br />
Lokalisatie van de schapen- en geitenstapel t.o.v. totale kadastrale oppervlakte 25b<br />
3000<br />
500<br />
Absoluut aantal<br />
3666<br />
1500<br />
100<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart25b.sas
Kaart 26a & 26b. Lokalisatie van de varkensstapel (absoluut; dichtheid ten opzichte van de<br />
landbouwoppervlakte; dichtheid ten opzichte van de totale kadastrale oppervlakte ).<br />
Lokalisatie van de varkensstapel t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 26a<br />
Dichtheid van de varkensstapel (per ha oppervlakte)<br />
< 0.5 0.5 - 3.0 3.0 - 6.5 6.5 - 13.0 > 13.0<br />
Etienne VAN HECKE, 21 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Dichtheid van de varkensstapel (per ha oppervlakte)<br />
< 0.2 0.2 - 1.0 1.0 - 3.0 3.0 - 7.5 > 7.5<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong> & Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
43<br />
0 10 20 30 KM<br />
150000<br />
0 10 20 30 KM<br />
30000<br />
Absoluut aantal<br />
198906<br />
75000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart26a.sas<br />
Lokalisatie van de varkensstapel t.o.v. totale kadastrale oppervlakte 26b<br />
150000<br />
30000<br />
Absoluut aantal<br />
198906<br />
75000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart26b.sas
Kaart 27a & 27b. Lokalisatie van de pluimveestapel (absoluut; dichtheid ten opzichte van de<br />
landbouwoppervlakte; dichtheid ten opzichte van de totale kadastrale oppervlakte ).<br />
Lokalisatie van de pluimveestapel t.o.v. totaal beteelde oppervlakte 27a<br />
Dichtheid van de pluimveestapel (per ha oppervlakte)<br />
< 0.3 0.3 - 15.0 15.0 - 40.0 40.0 - 80.0 > 80.0<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Dichtheid van de pluimveestapel (per ha oppervlakte)<br />
< 0.1 0.1 - 6.0 6.0 - 15.0 15.0 - 40.0 > 40.0<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
Bron: NIS landbouwtelling 20<strong>01</strong> & Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
44<br />
0 10 20 30 KM<br />
1000000<br />
150000<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absoluut aantal<br />
1484387<br />
500000<br />
30000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart27a.sas<br />
Lokalisatie van de pluimveestapel t.o.v. totale kadastrale oppervlakte 27b<br />
1000000<br />
150000<br />
Absoluut aantal<br />
1484387<br />
500000<br />
30000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart27b.sas
2.3. De bossen<br />
Hoger werd aangehaald dat er drie bronnen waren omtrent de bosstatistiek: het kadaster, het OCbodemgebruiksbestand<br />
en de boskaart van het OC/afdeling Bos & Groen. Tabel 13 geeft de<br />
vergelijking op provinciaal niveau. De kaarten 28, 29, 30 geven de onderlinge vergelijkingen.<br />
Tabel 13. Vergelijking van de bosoppervlakte volgens de verschillende bronnen.<br />
Provincie kadaster 20<strong>01</strong> (1) OC-groen (2) OC-bodemgebruik<br />
Antwerpen 34 263 46 485 50 535<br />
Vlaams-Brabant 21 519 25 467 21 242<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 6 791 7 365 7 672<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 14 900 16 968 16 844<br />
Limburg 30 888 50 083 48 937<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 108 361 146 368 145 230<br />
(1)/(2) (1)/(3) (2)/(3)<br />
Antwerpen 0,74 0,68 0,92<br />
Vlaams-Brabant 0,84 1,<strong>01</strong> 1,20<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 0,92 0,89 0,96<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 0,88 0,88 1,<strong>01</strong><br />
Limburg 0,62 0,63 1,02<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 0,74 0,75 1,<strong>01</strong><br />
Bron: Nis, Mestbank (OC), Vlaamse Landmaatschappij en Op ’t Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders J.,<br />
(2002). Het bodembedekkings- en bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>: Bestanden Vlaamse<br />
Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<strong>Vlaanderen</strong><br />
Kaart 28 geeft de vergelijking van de bosoppervlakte op basis van de kadasterstatistiek en het OCbodemgebruiksbestand.<br />
Volgens deze laatste bron is de oppervlakte heel wat groter in de provincies<br />
Antwerpen en Limburg. De afwijkingen per gemeente zijn echter niet steeds identiek, hoewel veel<br />
gemeenten de provinciale trend volgen. De goede overeenkomst voor Oost-<strong>Vlaanderen</strong> beantwoordt<br />
echter aan grote interne verschillen op gemeentelijk vlak. In het zuiden van de provincie is er volgens<br />
het kadaster heel wat meer bos, in het noorden geldt het omgekeerde.<br />
Kaart 29 die de vergelijking van de bosoppervlakte op basis van de kadasterstatistiek en het OC/Bos &<br />
Groen-bestand weergeeft bevestigt grotendeels de provinciale waarnemingen. In de meeste gemeenten<br />
van de provincies Antwerpen en Limburg is de bosoppervlakte volgens het OC/Bos & Groenbestand<br />
merkelijk groter dan volgens het kadaster. Indien de gegevens van het OC/Bos & Groenbestand<br />
correct zijn, zou dit wijzen op een 'achterblijven' van het kadaster en een recente toename van het<br />
bosbestand in die twee provincies. Vooral binnen de provincie Antwerpen zijn de gemeentelijke<br />
afwijkingen sterk verschillend volgens beide bronnen. De tweedeling noord/zuid voor Oost-<br />
<strong>Vlaanderen</strong> in vorige kaart waargenomen vindt men niet bij de vergelijking van deze twee bronnen.<br />
Kaart 30 geeft de vergelijking van de bosoppervlakte op basis van het OC/Bos-groen bestand- en het<br />
OC-bodemgebruiksbestand. Hoewel de oppervlakten op niveau van <strong>Vlaanderen</strong> weinig verschillen<br />
zijn de afwijkingen op gemeentelijk vlak soms opvallend. Dit geldt onder meer voor het verschil<br />
tussen het noorden en het zuiden van Oost-<strong>Vlaanderen</strong> maar ook in het Antwerpse zijn er merkelijke<br />
verschillen. We moeten hieruit besluiten dat de gelijkheid op niveau van <strong>Vlaanderen</strong> maar schijn is<br />
aangezien er gemeentelijke afwijkingen optreden in beide richtingen.<br />
45
Kaart 28. Vergelijking van de bosoppervlakte op basis van de kadasterstatistiek en het OCbodemgebruiksbestand.<br />
Vergelijking van de bosoppervlakte op basis van de kadasterstatistiek<br />
en het OC-Bodemgebruiksbestand<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 0.75<br />
< 0.55 0.55 - 0.75 0.75 - 0.95 0.95 - 1.25 > 1.25<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
46<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute bosoppervlakte<br />
volgens het kadaster 20<strong>01</strong><br />
150000<br />
75000<br />
10000<br />
Bron: 1) Kadaster 20<strong>01</strong><br />
2) Op 't Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders, J. (2002). Het bodembedekkings- en bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>:<br />
Bestanden. Vlaamse Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<strong>Vlaanderen</strong><br />
30000<br />
321619<br />
28<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart28.sas<br />
Kaart 29. Vergelijking van de bosoppervlakte op basis van de kadasterstatistiek en het OC/Bos- &<br />
Groenbestand.<br />
Vergelijking van de bosoppervlakte op basis van de kadasterstatistiek<br />
en het O.C./Bos & Groen bestand<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 0.74<br />
< 0.55 0.55 - 0.74 0.74 - 0.95 0.95 - 1.25 > 1.25 Geen bossen<br />
volgens O.C./Bos & Groen bestand<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Kadaster 20<strong>01</strong> & O.C./Bos en Groen bestand 2000<br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute bosoppervlakte<br />
volgens het kadaster 20<strong>01</strong><br />
150000<br />
30000<br />
321619<br />
75000<br />
10000<br />
29<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart29.sas
Kaart 30. Vergelijking van de bosoppervlakte op basis van het OC/Bos-& Groenbestand en het OCbodemgebruiksbestand.<br />
Vergelijking van de bosoppervlakte op basis van het O.C./Bos & Groen bestand<br />
en het OC-Bodemgebruiksbestand<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 1.0<br />
< 0.7 0.7 - 0.9 0.9 - 1.0 1.0 - 1.3 > 1.3<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
De bosoppervlakte in verband met milieurapportering<br />
47<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute bosoppervlakte volgens<br />
het O.C./Bos en Groen bestand<br />
150000<br />
75000<br />
10000<br />
Bron: 1) O.C./Bos en Groen bestand 2000<br />
2) Op 't Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders, J. (2002). Het bodembedekkings- en bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>:<br />
Bestanden. Vlaamse Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<strong>Vlaanderen</strong><br />
30000<br />
383<strong>01</strong>6<br />
30<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart30.sas<br />
Bos is in heel het milieudebat en in het ruimtelijk structuurplan <strong>Vlaanderen</strong> een heel belangrijke<br />
aangelegenheid. Het zou belangrijk zijn om voor dit bodemgebruik een beter inzicht te hebben in de<br />
exacte oppervlakte: 108 000 ha volgens de ene bron en 146 000 ha volgens de andere. Dit verschil is<br />
onaanvaardbaar om een groenstrategie uit te stippelen.<br />
2.3. De woeste gronden<br />
De rubriek woeste gronden van het kadaster omvat verschillende subrubrieken die echter niet in de<br />
samenvattende tabellen beschikbaar zijn. Het gaat over woeste gronden sensu stricto, maar ook over<br />
heide, moerassen, veen, rotsen, turfgrond, buitendijkse aanslibbingen en schorre, duinen, niet<br />
geëxploiteerde steenberg of terril, een stadswal (zonder water).<br />
In het OC-bodemgebruiksbestand worden heide, slikke en schorre, strand en duinen, afzonderlijk<br />
opgenomen. Het totaal hiervan is uiteraard kleiner dan de 'woeste gronden' van het kadaster. De<br />
vergelijking is dus niet erg relevant.
Tabel 14. Oppervlakte 'woeste gronden'.<br />
'woeste gronden' heide<br />
slikke en schorre strand en duinen<br />
(kadaster)<br />
(OC-bodemgebruik) (OC-bodemgebruik) (OC-bodemgebruik)<br />
Antwerpen 15 877 2 681 60 33<br />
Vlaams-Brabant 1 909 2 0 0<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 3 749 0 0 213<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 4 653 0 0 0<br />
Limburg 20 036 4 760 0 9<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 46 224 7 443 60 256<br />
Bron: Nis en Op ’t Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders J., (2002). Het bodembedekkings- en<br />
bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>: Bestanden Vlaamse Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
2.4. De bebouwde oppervlakte<br />
De bebouwde oppervlakte is de meest eenvoudige uiting van de verstedelijking waarbij alle functies<br />
die een 'verharding' induceren kunnen worden opgenomen: de woningen, de kantoren, de industriële<br />
gebouwen, de verharde wegen…<br />
Om de verstedelijking te meten is de 'bebouwde' oppervlakte uit de kadastrale statistiek de meest voor<br />
de hand liggende indicator. Men noemt dit de 'morfologische verstedelijking'.<br />
Verstedelijking staat hier dan in contrast tot alle andere functies van de 'open ruimte'. Maar ook de<br />
morfologische verstedelijking is een geheel van verschillende functies die naar milieu-effect niet<br />
gelijkaardig zijn. Het is dus een 'verzamelindicator' die als tegengewicht staat van 'open ruimte'.<br />
Toch moet hier nog het onderscheid gemaakt worden tussen de 'bebouwde percelen' zoals hierboven<br />
vermeld en de 'geürbaniseerde' oppervlakte die niet bebouwd is: tuinen, parken, recreatieterreinen,<br />
nijverheidsgronden, bouwgronden, splitsing van grond en gebouw, andere. Hierbovenop kan men nog<br />
de gekadastreerde wegenis in aanmerking nemen. Wat er met de 'gekadastreerde waters' dient te<br />
gebeuren maakt deel uit van een keuze. Dit geldt ook voor de 'niet-gekadastreerde oppervlakte' die niet<br />
alleen verharde wegen omvat maar ook grote waterlopen.<br />
Tabel 15. Vergelijking van de 'bebouwde oppervlakte' volgens het kadaster en volgens het OCbodemgebruik.<br />
kadaster (a) OCbodemgebruik<br />
(b)<br />
48<br />
OCbodemgebruik<br />
(c)<br />
(a)/(b) (a)/(c)<br />
Antwerpen 84 524 54 214 61 770 1,56 1.37<br />
Vlaams-Brabant 50 800 23 377 24 439 2,17 2.08<br />
West-<strong>Vlaanderen</strong> 68 504 41 096 43 399 1,67 1.58<br />
Oost-<strong>Vlaanderen</strong> 75 318 46 273 51 5<strong>01</strong> 1,63 1.46<br />
Limburg 54 206 34 524 38 436 1,57 1.41<br />
<strong>Vlaanderen</strong> 333 352 199 484 219 545 1,67 1.52<br />
(a)= Bebouwde oppervlakte ('2') + Niet gekadastreerde oppervlakte ('5') + gekadastreerde waters en wegenis<br />
('1K+L')<br />
(b) = kernstadbebouwing + andere bebouwing + autowegen- + gewestwegen + zeehaven + luchthaven + handelsen<br />
industrie + andere infrastructuur<br />
(c) =(b) + wateroppervlakte<br />
Bron: Nis en Op ’t Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders J., (2002). Het bodembedekkings- en<br />
bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>: Bestanden Vlaamse Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<br />
<strong>Vlaanderen</strong><br />
Uit tabel 15 blijkt dat de bebouwde (inclusief de 'verharde') oppervlakte volgens het kadaster 67%<br />
uitgestrekter is dan volgens het OC-bodemgebruik (of 52% indien met de wateroppervlakte wordt<br />
rekening gehouden). Rekening houdend met de methodologie is dit te verwachten. In het kadaster zijn
de percelen waarop een woning/gebouw staat 'bebouwde' percelen. Op basis van satellietwaarnemingen<br />
is het logisch dat de grotere tuinen als 'niet-bebouwd' geïnterpreteerd worden. Het is<br />
ook mogelijk dat smallere wegen op basis van de satellietwaarnemingen niet in aanmerking genomen<br />
worden en volgens het kadaster wel. De analyse van de verschillende rubrieken (zie 1.1. en 1.2.) toont<br />
aan dat de afwijking op de bewoning niet zo groot is, maar eigenlijk doet zich ook een verschuiving<br />
voor van de ene rubriek naar de andere omdat de rubrieken in de twee bronnen niet identiek zijn: de<br />
bebouwing in het OC-bestand omvat ook de daarin begrepen handels- en industrie-infrastructuur en<br />
straten. Een functionele indeling naar industrie, handel, openbare gebouwen, is duidelijk beter op basis<br />
van het kadaster. De exacte oppervlakte door de woningen ingenomen is in geen van beide bronnen te<br />
achterhalen: in de ene bron omdat ze vermengd is met andere soorten bebouwde ‘aard’, in de andere<br />
bron omdat er tuinen inbegrepen zijn.<br />
Binnen de verstedelijkte oppervlakte volgens het kadaster kan het onderscheid gemaakt worden<br />
tussen:<br />
• het wegennet<br />
• de oppervlakte ingenomen voor de woonfunctie (appartementen, buildings, huizen en hoeven)<br />
• de oppervlakte ingenomen door de secundaire sector (ambachten- en industriegebouwen)<br />
• de oppervlakte ingenomen door de tertiaire sector (opslagruimten, kantoorgebouwen, gebouwen<br />
met handelsbestemming, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen, gebouwen voor sociale zorg en<br />
ziekenzorg, onderwijs, onderzoek, cultuur, eredienst, recreatie en sport en andere). Opslagruimten<br />
kunnen deels tot de secundaire sector behoren maar zullen dominant tot de groothandel en tertiaire<br />
functies behoren.<br />
Voor het milieu zijn deze oppervlakten -behalve het feit dat ze verstedelijking uitdrukken- niet steeds<br />
relevant omdat de milieu-effecten eerder voortspruiten uit de functie die op deze oppervlakten<br />
plaatsgrijpt en deze milieu-effecten verschillen volgens de actoren. Het is niet de oppervlakte<br />
ingenomen door het wonen die de milieu-effecten bepaalt doch wel de huishoudens die er wonen. Ook<br />
zo is de industriële oppervlakte op zich niet zo relevant doch wel de aard van de industriële activiteit<br />
die er plaatsgrijpt.<br />
De verstedelijkte oppervlakte is een handige 'globale' ruimtelijke indicator en mag niet als 'functionele<br />
indicator' gebruikt worden. Daarenboven is hij aan enige onnauwkeurigheid onderhevig. De oppervlakte<br />
aangegeven voor het wonen is overschat omdat ook een grote oppervlakte tuinen hierin vervat<br />
is, aangezien huis en tuin in veel gevallen één kadastraal perceel vormen. Daarenboven is er de 'nietgekadastreerde'<br />
oppervlakte waarvan een deel bebouwd is (wegennet).<br />
Kaart 36 geeft een vergelijking tussen de 'verstedelijkte' oppervlakte volgens het kadaster en volgens<br />
het OC-bodemgebruiksbestand. Zoals hoger vermeld is die vergelijking niet zuiver, onder meer omdat<br />
we verplicht zijn van ook de wateroppervlakte erbij te nemen (voor een deel zijn dat wel kanalen, dus<br />
menselijke constructies…). De kaart toont grote ruimtelijke verschillen waarvan de vergelijking ons<br />
niet steeds duidelijk lijkt. Globaal is de overeenkomst het grootst in de stedelijke gebieden. Dit is<br />
logisch omdat daar de tuinen kleiner zijn ten opzichte van de rest van het bebouwde perceel of zelfs<br />
afwezig zijn. Waarom de overeenkomst ook zo groot is in de Kempen en de Denderstreek kan op het<br />
eerste zicht een raadsel zijn, doch wanneer men deze kaart vergelijkt met kaart 2 (vergelijking van de<br />
landbouwoppervlakte volgens de landbouwtelling en het kadaster) merkt men heel wat<br />
overeenkomsten. Men zou kunnen stellen dat de satellietwaarnemingen een weergave zijn van die<br />
diffuse verstedelijking. Immers, het verschil is het grootst in Zuid-Limburg en het oosten van Vlaams-<br />
Brabant en het zuiden van Oost-<strong>Vlaanderen</strong>. Wellicht speelt de spreiding van de bewoning hier een<br />
rol. Hoe geconcentreerder de bewoning hoe beter de bebouwde oppervlakte wordt omschreven in de<br />
satellietwaarnemingen: in die gevallen is de oppervlakte merkelijk kleiner dan volgens het kadaster.<br />
De kaarten 31 tot 36 geven de ruimtelijke weerspiegeling van de cijfers.<br />
49
Kaart 31. Aandeel van de oppervlakte ingenomen voor het wonen in de totale kadastrale oppervlakte.<br />
Aandeel van de oppervlakte ingenomen voor het wonen in de totale kadastrale oppervlakte 31<br />
Aandeel Vlaams gemiddelde: van de landbouwoppervlakte 11 %<br />
volgens het kadaster<br />
< 8 % 8 - 11 % 11 - 13 % 13 - 16 % > 16 %<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
50<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute oppervlakte ingenomen<br />
voor het wonen<br />
150000<br />
30000<br />
264621<br />
75000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart31.sas<br />
Kaart 32. Aandeel van de oppervlakte ingenomen door de secundaire sector in de totale kadastrale<br />
oppervlakte.<br />
Aandeel van de oppervlakte ingenomen door de secundaire sector in de totale kadastrale oppervlakte 32<br />
Aandeel Vlaams gemiddelde: van de landbouwoppervlakte 1.5 %<br />
volgens het kadaster<br />
< 0.3 % 0.3 - 0.7 % 0.7 - 1.5 % 1.5 - 2.6 % > 2.6 %<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute oppervlakte ingenomen<br />
door de secundaire sector<br />
90000<br />
15000<br />
114417<br />
45000<br />
3000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart32.sas
Kaart 33. Aandeel van de oppervlakte ingenomen door de tertiaire sector in de totale kadastrale<br />
oppervlakte.<br />
Aandeel van de oppervlakte ingenomen door de tertiaire sector in de totale kadastrale oppervlakte 33<br />
Aandeel Vlaams gemiddelde: van de landbouwoppervlakte 2.9 %<br />
volgens het kadaster<br />
< 1.4 % 1.4 - 2.0 % 2.0 - 2.9 % 2.9 - 4.7 % > 4.7 %<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
51<br />
0 10 20 30 KM<br />
Kaart 34. Aandeel van de bebouwde percelen in de totale kadastrale oppervlakte.<br />
Aandeel Vlaams gemiddelde: van de landbouwoppervlakte 17 %<br />
volgens het kadaster<br />
< 13 % 13 - 17 % 17 - 20 % 20 - 27 % > 27 %<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute oppervlakte ingenomen<br />
door de tertiaire sector<br />
90000<br />
15000<br />
156189<br />
45000<br />
3000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart33.sas<br />
Aandeel van de oppervlakte van de bebouwde percelen in de totale kadastrale oppervlakte 34<br />
Absolute oppervlakte ingenomen<br />
door bebouwde percelen<br />
300000<br />
50000<br />
535351<br />
150000<br />
10000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart34.sas
Kaart 35. Aandeel van de verstedelijkte oppervlakte in de totale kadastrale oppervlakte.<br />
Aandeel van de verstedelijkte oppervlakte in de totale kadastrale oppervlakte 35<br />
Aandeel Vlaams gemiddelde: van de landbouwoppervlakte 25 %<br />
volgens het kadaster<br />
< 17 % 17 - 21 % 21 - 25 % 25 - 34 % > 34 %<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
52<br />
0 10 20 30 KM<br />
900000<br />
150000<br />
Absolute oppervlakte van het<br />
verstedelijkte gebied<br />
122<strong>01</strong>22<br />
450000<br />
30000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart35.sas<br />
Kaart 36. Vergelijking tussen de verstedelijkte oppervlakte volgens het kadaster en de bebouwde<br />
oppervlakte en wateroppervlakte volgens het OC-bodemgebruiksbestand.<br />
Vergelijking tussen de verstedelijkte oppervlakte volgens het kadaster<br />
en de bebouwde oppervlakte en wateroppervlakte volgens het OC-Bodemgebruiksbestand<br />
Verhouding<br />
Vlaams gemiddelde: 1.54<br />
< 1.30 1.30 - 1.54 1.54 - 1.87 1.87 - 2.50 > 2.50<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
0 10 20 30 KM<br />
900000<br />
150000<br />
Absolute oppervlakte van het<br />
verstedelijkte gebied<br />
122<strong>01</strong>22<br />
450000<br />
Bron: 1) Kadaster 20<strong>01</strong><br />
2) Op 't Eyndt T., Van Valckenborgh, J., Sanders, J. (2002). Het bodembedekkings- en bodemgebruiksbestand <strong>Vlaanderen</strong> 20<strong>01</strong>:<br />
Bestanden. Vlaamse Landmaatschappij, Ondersteunend Centrum GIS-<strong>Vlaanderen</strong><br />
30000<br />
36<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart36.sas
2.5. Recreatie<br />
Er zijn twee rubrieken in het kadaster die op een oppervlakte wijzen in verband met overwegend<br />
recreatie, enerzijds de rubriek 'recreatieterreinen' (4588 ha) binnen de onbebouwde percelen. Dit zijn<br />
bijvoorbeeld een golf-, voetbalterrein, een hippodroom, een speelterrein of speeltuin, een<br />
kampeerterrein, een zwembad in open lucht… Binnen de 'bebouwde percelen' zijn er in <strong>Vlaanderen</strong><br />
8200 ha percelen met gebouwen voor recreatie en sport. Hiernaast is er een rubriek 'tuinen en parken'<br />
die bijna 19 000 ha beslaat. Hierin zijn begrepen privé- of openbare lusttuinen, siertuinen,<br />
plantentuinen. Hoeveel oppervlakte precies voor 'recreatieve' (openbare) doeleinden wordt gebruikt<br />
kan niet achterhaald worden. Hiernaast is de waarschijnlijkheid groot dat bossen of wateroppervlakten<br />
die deel uitmaken van een groter recreatiecomplex als dusdanig gekadastreerd zullen zijn en dus niet<br />
meteen in een 'recreatie' subtotaal kunnen ondergebracht worden.<br />
Kaart 37 geeft het aandeel van de oppervlakte ingenomen door recreatie. Dit aandeel is het grootste in<br />
de kustgemeenten en in de Kempen.<br />
Kaart 37. Aandeel van de oppervlakte bestemd voor recreatie in de totale kadastrale oppervlakte.<br />
Aandeel van de oppervlakte voor recreatie in de totale kadastrale oppervlakte 37<br />
Aandeel Vlaams gemiddelde: van de landbouwoppervlakte 1.0 %<br />
volgens het kadaster<br />
< 0.5 % 0.5 - 1.0 % 1.0 - 1.3 % 1.3 - 2.0 % > 2.0 %<br />
Etienne VAN HECKE, 22 september 2002<br />
Cartografie: Johan BOON<br />
Bron: Kadaster 20<strong>01</strong><br />
Inst. Soc. en Econ. Geografie, K.U.Leuven<br />
53<br />
0 10 20 30 KM<br />
Absolute oppervlakte ingenomen<br />
voor recreatie<br />
15000<br />
38085<br />
3000<br />
F:\iseg\landbouw\landmapN\kaart37.sas
Bibliografie<br />
Van der Haegen H., (1982), Het bodemgebruik in België en de evolutie ervan sinds 1834 volgens de<br />
kadastrale gegevens, Statistisch Tijdschrift, 1982, 1, pp.3-29.<br />
Van Hecke E., (1993), Landbouw en platteland in een dynamisch perspectief, De Aardrijkskunde,<br />
1993, 1-2, pp.185-203.<br />
54