download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift
download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift
download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Willem Frijhoff<br />
On<strong>de</strong>rwijsvernieuwing in <strong>Holland</strong><br />
De school kent geen rust. Wie van ons heeft nooit zitten mopperen op <strong>de</strong> voortduren<strong>de</strong> vernieuwingszucht<br />
van het ministerie van On<strong>de</strong>rwijs? Re<strong>de</strong>nen genoeg: een galopperen<strong>de</strong> regelzucht, gesol met geld,<br />
subsidies en beurzen, een curriculum dat voortdurend in beweging is, onbegrijpelijke didactische keuzes,<br />
een onvindbare canon, levensgrote problemen van or<strong>de</strong>, motivatie en segregatie. Fusies zon<strong>de</strong>r aanwijsbaar<br />
on<strong>de</strong>rwijsdoel, dramatische ontwikkelingen op <strong>de</strong> arbeidsmarkt van <strong>de</strong> leerkrachten, en dan<br />
nog om <strong>de</strong> paar jaar een mega-operatie die het hele on<strong>de</strong>rwijs weer eens op zijn kop zet, vanuit <strong>de</strong> waan<br />
van <strong>de</strong> dag, ogenschijnlijk met geen an<strong>de</strong>r nut dan <strong>de</strong> minister of <strong>de</strong> staatssecretaris politiek te laten scoren<br />
en zijn partij te bevredigen. Was het vroeger niet beter, toen <strong>de</strong> instellingen stabiel en kleinschalig<br />
waren, <strong>de</strong> didactiek dui<strong>de</strong>lijk, <strong>de</strong> lessen ge<strong>de</strong>gen, <strong>de</strong> canon hel<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n hecht en <strong>de</strong> gebruiken zinvol?<br />
En, mogen we daaraan toevoegen, toen Den Haag zich niet overal mee bemoei<strong>de</strong> en nog niet zo geobse<strong>de</strong>erd<br />
was door een volstrekt irrationele angst voor kwaliteitsverlies? Toen men <strong>de</strong> instellingen nog<br />
gewoon hun gang liet gaan en vertrouwen had in <strong>de</strong> leerkrachten? Dit themanummer kan <strong>de</strong> tweespalt<br />
tussen een soms als onbeheersbaar en catastrofaal aangevoeld he<strong>de</strong>n en een paradijselijk gedacht verle<strong>de</strong>n<br />
niet oplossen. Maar het wil zulke vooroor<strong>de</strong>len wel wat nuanceren.<br />
Vernieuwing en conjunctuur<br />
Want even afgezien van het he<strong>de</strong>n, dat in dit themanummer niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> is, was ook het<br />
verle<strong>de</strong>n geen paradijs en lag het on<strong>de</strong>rwijsstelsel toen allerminst vast. Het on<strong>de</strong>rwijslandschap<br />
is <strong>de</strong> afgelopen tien eeuwen voortdurend in beweging geweest. Aanvankelijk weliswaar<br />
veel min<strong>de</strong>r snel dan nu, omdat het on<strong>de</strong>rwijs tot in <strong>de</strong> revolutietijd geen politiek doch<br />
slechts een maatschappelijk thema was. Maar toch valt er moeilijk zoiets als een sprankelen<strong>de</strong><br />
gou<strong>de</strong>n eeuw van het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, en meer in het<br />
bijzon<strong>de</strong>r van <strong>Holland</strong>, te bekennen. Zeker, er zijn momenten geweest waarop <strong>de</strong> Leidse<br />
universiteit het zenuwcentrum was van <strong>de</strong> internationale wetenschap, <strong>de</strong> Republiek <strong>de</strong>r Letteren,<br />
maar het on<strong>de</strong>rwijs heeft maar zel<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> volle breedte van het schoolspectrum<br />
gebloeid. In het hoogtij van <strong>de</strong> bloeitijd van <strong>de</strong> illustre scholen en athenea, rond <strong>de</strong> jaren<br />
1630-1650, begon <strong>de</strong> Latijnse school al weer aan portee in te boeten. Wanneer het goed ging<br />
in het basison<strong>de</strong>rwijs, ontbrak er iets aan het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs, en wanneer dat op or<strong>de</strong><br />
was, bleek het technisch on<strong>de</strong>rwijs gebrekkig of ging het niet goed met het hoger on<strong>de</strong>rwijs.<br />
Die gebreken kon<strong>de</strong>n aan het curriculum zelf liggen, aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijspraktijk, aan <strong>de</strong> rekrutering<br />
van docenten of leerlingen, of aan het bekostigingssysteem, maar ook aan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling<br />
van <strong>de</strong> instellingen over het land, aan het leerstellige karakter van het on<strong>de</strong>rwijs in<br />
een door één enkele kerk gedomineer<strong>de</strong> samenleving, aan een verzadig<strong>de</strong> arbeidsmarkt of<br />
aan een onvoldoen<strong>de</strong> aansluiting daarbij.<br />
On<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen komen in golven of fasen. Ze hebben, vaak meer dan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijshistorici<br />
of <strong>de</strong> historisch pedagogen vermoe<strong>de</strong>n, te maken met <strong>de</strong> wereld om <strong>de</strong> school<br />
heen. Een van die factoren is <strong>de</strong> conjunctuur van <strong>de</strong> arbeidsmarkt. In <strong>de</strong> wil<strong>de</strong> vorm die zij<br />
vóór <strong>de</strong> opkomst van <strong>de</strong> staatsinterventiepolitiek had, werd <strong>de</strong> arbeidsmarkt gekenmerkt<br />
door een soort varkenscyclus: als er te weinig varkensvlees op <strong>de</strong> markt komt trekt <strong>de</strong> markt<br />
aan en gaat men meer varkens hou<strong>de</strong>n, daarop verzadigt <strong>de</strong> markt, het varken raakt uit <strong>de</strong><br />
mo<strong>de</strong>, er ontstaat weer een tekort, en <strong>de</strong> cyclus begint opnieuw. Ook het beroeps- en hoger<br />
on<strong>de</strong>rwijs <strong>de</strong>el<strong>de</strong>n vroeger (en thans in zekere zin nog steeds) in zulke cycli. Wat <strong>de</strong> pre-in-
128 On<strong>de</strong>rwijsvernieuwing in <strong>Holland</strong><br />
dustriële perio<strong>de</strong> in Ne<strong>de</strong>rland en Duitsland betreft is dat dui<strong>de</strong>lijk aangetoond voor een beroep<br />
waarvan men zou verwachten dat het vooral op i<strong>de</strong>ële gron<strong>de</strong>n wordt gekozen, namelijk<br />
dat van predikant, en daarmee voor <strong>de</strong> instroom in <strong>de</strong> theologische faculteiten. Pieken<br />
en dalen in <strong>de</strong> in- en uitstroom, in <strong>de</strong> omvang van het publieke en private beurzenstelsel en<br />
in <strong>de</strong> bekostiging van het on<strong>de</strong>rwijsaanbod zelf hangen vanouds nauw met zulke conjunctuurbewegingen<br />
samen. Dat vormt op zich al een dui<strong>de</strong>lijke aanwijzing dat on<strong>de</strong>rwijs en<br />
maatschappij stevig op elkaar betrokken zijn.<br />
Wat geldt voor <strong>de</strong> maatschappelijke aspecten van het on<strong>de</strong>rwijs, zoals rekrutering, bekostiging<br />
en arbeidsmarktperspectief, geldt ook voor <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke: het curriculum en <strong>de</strong><br />
didactiek. Intensieve pogingen tot curriculumvernieuwing, ja tot integrale herziening van<br />
een heel segment van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsmarkt, zoals die aan <strong>de</strong> vooravond van en tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Bataafse<br />
Omwenteling wer<strong>de</strong>n geformuleerd of uitgeprobeerd, volgen gewoonlijk op langere<br />
perio<strong>de</strong>n van behoudzucht, simpele continuïteit, inertie of stagnatie. Ook al profiteren ze<br />
vaak van een internationale vernieuwingsconjunctuur die <strong>de</strong> rol van aanjager en externe legitimatie<br />
vervult, ze komen voort uit interne prikkels van <strong>de</strong> culturele, maatschappelijke, en<br />
soms ook economische ontwikkeling. Dat betekent tegelijk dat on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing voor<br />
een belangrijk <strong>de</strong>el aan <strong>de</strong> locale, regionale of nationale situatie gebon<strong>de</strong>n is. We moeten er<br />
daarom voor oppassen te snel voor heel Europa of het hele Atlantische gebied te generaliseren<br />
of buitenlandse ontwikkelingen als maatgevend voor <strong>Holland</strong> te beschouwen.<br />
Laat-mid<strong>de</strong>leeuwse vernieuwingen<br />
Het is ook beslist niet zo dat elke vernieuwing uit het buitenland kwam, zoals ons nationale<br />
min<strong>de</strong>rwaardigheidsgevoel vaak meer of min<strong>de</strong>r stilzwijgend suggereert. On<strong>de</strong>rzoek naar<br />
on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing doet er goed aan zich vóór alles op <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke, regionale of lan<strong>de</strong>lijke<br />
factoren te richten, aangezien die het welslagen of <strong>de</strong> mislukking ervan structureel bepalen.<br />
Nemen we als voorbeeld <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing van <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen, die tot in onze<br />
tijd in het Europese schoolsysteem doorwerkt. Zij is in <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n ontstaan,<br />
in een context van toenemen<strong>de</strong> verschriftelijking, expan<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> communicatie en verdichting<br />
van het maatschappelijke weefsel, in precies die ste<strong>de</strong>n die toen in het hart van het internationale<br />
han<strong>de</strong>lsverkeer ston<strong>de</strong>n maar genoeg interne vrijheid en geestelijke vernieuwingskracht<br />
bezaten om zelfstandig het on<strong>de</strong>rwijsstelsel aan te pakken. Vanuit bakermat Zwolle, waar Joan<br />
Cele aan het eind van <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw een nieuwe schoolopzet invoer<strong>de</strong>, is ze met name in<br />
Deventer, Gouda, Alkmaar, Utrecht en Den Bosch ver<strong>de</strong>r ontwikkeld. Vandaar is ze overgenomen<br />
en aan nieuwe situaties aangepast in een veelvoud van ste<strong>de</strong>n, groepen en lan<strong>de</strong>n. Eerst<br />
in Parijs op het Collège Montaigu waar zowel Erasmus als Ignatius van Loyola hebben gestu<strong>de</strong>erd<br />
en van <strong>de</strong> modus parisiensis hebben geprofiteerd voor hun respectieve on<strong>de</strong>rwijsmo<strong>de</strong>llen,<br />
dan in Straatsburg (het lutherse schoolmo<strong>de</strong>l van Johann Sturm, 1538), in Rome (het Collegium<br />
Romanum van Ignatius van Loyola, het moe<strong>de</strong>rcollege van het jezuïetenon<strong>de</strong>rwijs, 1551)<br />
en in Genève (<strong>de</strong> aca<strong>de</strong>mie van Johannes Calvijn, 1559).<br />
Al die vernieuwingen en schoolmo<strong>de</strong>llen gaan terug op <strong>de</strong> pedagogische inzichten van<br />
meesters als Joan Cele, Jan Standonck en Alexan<strong>de</strong>r Hegius, of ze lieten zich erdoor inspireren.<br />
Ze bestaan in <strong>de</strong> kern uit een bere<strong>de</strong>neerd, integraal curriculum voor <strong>de</strong> humaniora,<br />
<strong>de</strong> artes en <strong>de</strong> theologie, met nadruk op <strong>de</strong> vormen<strong>de</strong> werking van het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> klassieke<br />
talen, het opklimmen<strong>de</strong> klassensysteem met een intre<strong>de</strong>- of overgangstoets, en nieuwe<br />
vormen van pedagogiek, meer pragmatisch op leerdoelen en het door <strong>de</strong> leerling be-
On<strong>de</strong>rwijsvernieuwing in <strong>Holland</strong> 129<br />
haal<strong>de</strong> kennisniveau gericht. Hoewel het curriculum intussen grondig is veran<strong>de</strong>rd en elk<br />
land er zijn eigen variant op heeft gemaakt, zijn <strong>de</strong> uitgangspunten van die kindgerichte<br />
on<strong>de</strong>rwijshervorming, die morele opvoeding minstens zo belangrijk vindt als kennisverwerving,<br />
eigenlijk nog onverkort geldig. Het hoeft ook niet te verbazen dat juist in <strong>de</strong> hoogontwikkel<strong>de</strong><br />
en internationaal georiënteer<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke samenleving die toen kenmerkend<br />
was voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, zulke vernieuwingen voor het eerst vorm kregen.<br />
Gebrekkige samenhang<br />
Wel mogen we stellen dat <strong>de</strong> problemen van het on<strong>de</strong>rwijsveld in die eeuwen eigenlijk maar<br />
zel<strong>de</strong>n in samenhang met elkaar wer<strong>de</strong>n gezien. Het on<strong>de</strong>rwijs werd per sector verbeterd.<br />
Als er al iets aan een schooltype werd veran<strong>de</strong>rd of gestroomlijnd, zoals bij <strong>de</strong> oprichting van<br />
<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandstalige Ingenieursschool naast <strong>de</strong> Leidse universiteit in 1600, on<strong>de</strong>r impuls<br />
van Simon Stevin, of bij <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se Schoolordre van 1625 die dui<strong>de</strong>lijke<br />
regels stel<strong>de</strong> voor het klassieke curriculum van het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs (<strong>de</strong> Latijnse scholen),<br />
dan gebeur<strong>de</strong> dat eigenlijk steeds zon<strong>de</strong>r acht te slaan op <strong>de</strong> samenhang met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvormen<br />
en -instellingen daaromheen. In feite werd er maar weinig geregeld op gewestelijk<br />
niveau, en al helemaal niet op lan<strong>de</strong>lijk niveau. Tot aan <strong>de</strong> Bataafse Omwenteling<br />
behoor<strong>de</strong> het on<strong>de</strong>rwijs tot <strong>de</strong> soevereine rechten van <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke gewesten. Die geneer<strong>de</strong>n<br />
zich dan ook niet om elk voor zich hun eigen regels te stellen. Maar omdat in <strong>de</strong><br />
persoon van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijzer, leraar of docent publieke en private taken vaak door elkaar liepen,<br />
kwam <strong>de</strong> kwaliteitsnorm gewoonlijk van on<strong>de</strong>rop tot stand, vanuit <strong>de</strong> praktijk van <strong>de</strong><br />
werkvloer. Hoogstens werd zij na afloop door <strong>de</strong> overheid bekrachtigd. Soms zelfs wer<strong>de</strong>n<br />
private initiatieven maatgevend voor <strong>de</strong> publieke norm, zoals Erasmus’ eeuwenlang uiterst<br />
invloedrijke leerboekje met gedragsvoorschriften voor kin<strong>de</strong>ren (De civilitate morum puerilium,<br />
1530), het leerboek voor schoolmeesters van Dirck Adriaensz Valcooch uit 1591,<br />
meester Bartjens’ rekenmetho<strong>de</strong> (1604), of <strong>de</strong> Assimil-achtige Franse dialogen over huis-,<br />
tuin- en keukenon<strong>de</strong>rwerpen in <strong>de</strong> Métho<strong>de</strong> familière van Pierre Marin (1691) die twee eeuwen<br />
lang hebben standgehou<strong>de</strong>n.<br />
De gewesten lieten zich voor hun veror<strong>de</strong>ningen echter wel door elkaar inspireren. Bovendien<br />
fungeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> publieke kerk als een soort lan<strong>de</strong>lijk geweten in on<strong>de</strong>rwijszaken omdat<br />
zij sinds <strong>de</strong> Dordtse Syno<strong>de</strong> (1618/19) mocht eisen dat <strong>de</strong> openbare schoolmeesters goed<br />
in <strong>de</strong> gereformeer<strong>de</strong> leer waren. De functies van predikant en van leraar aan <strong>de</strong> Latijnse<br />
school lagen ook dicht bij elkaar, en al in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw ontstond in <strong>de</strong> Republiek – net<br />
als in Duitsland – voor bei<strong>de</strong> beroepen een gezamenlijke nationale vacaturemarkt, waarvan<br />
een van <strong>de</strong> oudste tijdschriften, <strong>de</strong> Boekzaal, het onbetwiste medium was. Maar <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid<br />
voor het on<strong>de</strong>rwijs lag tot <strong>de</strong> Bataafse Omwenteling toch echt bij elk afzon<strong>de</strong>rlijk<br />
gewest. Zelfs <strong>de</strong> universiteiten waren strikt gewestelijke instellingen, al preten<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> Leidse universiteit, als oudste van het land en enige aca<strong>de</strong>mie van het veruit grootste<br />
gewest, bij tijd en wijle een soort moreel gezag in <strong>de</strong> hele Republiek uit te oefenen. Dat <strong>de</strong><br />
universiteiten zoveel op elkaar leken en alle min of meer hetzelf<strong>de</strong> type on<strong>de</strong>rwijs aanbo<strong>de</strong>n<br />
had niets met lan<strong>de</strong>lijke wetten, regels of afspraken te maken maar vloei<strong>de</strong> voort uit het<br />
sterk internationaal karakter van <strong>de</strong> instellingen voor hoger on<strong>de</strong>rwijs waarvan <strong>de</strong> statuten<br />
in <strong>de</strong> Europese ruimte circuleer<strong>de</strong>n en van land tot land wer<strong>de</strong>n doorgegeven. Al werd er<br />
sinds <strong>de</strong> Reformatie flink aan <strong>de</strong> internationale geldigheid van hun diploma’s geknabbeld,<br />
<strong>de</strong> norm bleef Europees.
130 On<strong>de</strong>rwijsvernieuwing in <strong>Holland</strong><br />
De meeste gewesten stel<strong>de</strong>n vroeger of later wel een pakket minimumeisen vast voor het<br />
lager on<strong>de</strong>rwijs, voorzover dat uit publieke mid<strong>de</strong>len werd bekostigd, maar in feite wer<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> regels gewoonlijk lokaal bepaald. Elke stad stel<strong>de</strong> haar eigen reglement voor <strong>de</strong> Latijnse<br />
school vast en maakte haar eigen bepalingen (keuren) voor <strong>de</strong> toelating van Ne<strong>de</strong>rduitse<br />
(dat wil zeggen Ne<strong>de</strong>rlandstalige) en Franse schoolmeesters. Ze bepaal<strong>de</strong> zelf wat voor type<br />
scholen mochten bestaan en besliste of er van stadswege (dus met een minimum aan subsidie)<br />
kostscholen, meisjesscholen of armenscholen mochten wor<strong>de</strong>n ingericht. Ze hield<br />
meer of min<strong>de</strong>r streng toezicht op legale of illegale ‘bijscholen’ van an<strong>de</strong>rs<strong>de</strong>nken<strong>de</strong>n en<br />
van vreem<strong>de</strong> meesters, op private kostscholen en on<strong>de</strong>r taalmeesters, op <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong><br />
kleinkin<strong>de</strong>r- of matressenschooltjes (een vorm van kleuteropvang) die door bijklussen<strong>de</strong><br />
vrouwen wer<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n, op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vormen van ambachtson<strong>de</strong>rwijs in gil<strong>de</strong>nverband,<br />
en op het technisch on<strong>de</strong>rwijs op zogenaam<strong>de</strong> ‘konstscholen’. Zelfs <strong>de</strong> VOC en <strong>de</strong><br />
WIC lieten hun stuurlie<strong>de</strong>n in elk van haar plaatselijke kamers zelfstandig examineren.<br />
Han<strong>de</strong>lson<strong>de</strong>rwijs of een leertijd in het buitenland (maar dat ‘buitenland’ begon al achter <strong>de</strong><br />
stadsmuur) waren eigenlijk helemaal vogelvrij. In feite bestond op bei<strong>de</strong> terreinen natuurlijk<br />
wel een vast omschreven geheel van praktijkregels. Binnen het milieu van <strong>de</strong> betrokken<br />
koop- of ambachtslie<strong>de</strong>n werd het van geval tot geval, of van notaris naar notaris overgeleverd,<br />
doordat <strong>de</strong> leertijd per notarieel contract werd geregeld met <strong>de</strong> koopman of ambachtsmeester<br />
bij wie <strong>de</strong> leerling werd geplaatst.<br />
On<strong>de</strong>rwijs, zelfs openbaar on<strong>de</strong>rwijs, was dan ook zel<strong>de</strong>n helemaal gratis. Eigenlijk gold<br />
dat alleen voor <strong>de</strong> armen, maar die kregen dan ook het stigma van <strong>de</strong> armenschool op zich.<br />
En natuurlijk kon men zich gratis laten indoctrineren door <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> kerkgenootschappen<br />
die elk hun vorm van catechisatie aanbo<strong>de</strong>n, naast het leerstellig on<strong>de</strong>rwijs van<br />
gereformeer<strong>de</strong> signatuur op <strong>de</strong> openbare school. Maar wie iets meer dan het absolute minimum<br />
van lezen en schrijven wil<strong>de</strong>, moest betalen. Dat gold zelfs al voor <strong>de</strong> meest elementaire<br />
rekenles. Voor <strong>de</strong> leertijd in schaarse ambachten dan wel in kennis- of materiaalintensieve<br />
beroepen, of voor <strong>de</strong> opvoeding door een huison<strong>de</strong>rwijzer of op een kostschool<br />
moesten soms zeer aanzienlijke bedragen wor<strong>de</strong>n neergelegd, tot het jaarsalaris van een<br />
werkman toe of meer. De kosten fungeer<strong>de</strong>n dan ook feitelijk als een maatschappelijke barrière.<br />
Voor studie aan een universiteit gold hetzelf<strong>de</strong> als <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nt niet van <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re<br />
beurs kon profiteren. De jacht op studiebeurzen, private of publieke subsidies, standsprivileges<br />
of vrijstellingen van allerlei aard vormt dan ook een weliswaar zwaar on<strong>de</strong>rschat<br />
maar essentieel aspect van <strong>de</strong> pre-industriële on<strong>de</strong>rwijsgeschie<strong>de</strong>nis, en <strong>de</strong> ups en downs<br />
van dat systeem hangen nauw samen met het lot van <strong>de</strong> golven van on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing.<br />
Verlichte pedagogiek<br />
Ruwweg vanaf <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw veran<strong>de</strong>rt er iets wezenlijks in het<br />
on<strong>de</strong>rwijs. Die veran<strong>de</strong>ring heeft te maken met nieuwe inzichten in het belang van een weldoordachte<br />
opvoeding voor <strong>de</strong> vorming tot mens en tot burgerschap die <strong>de</strong> Verlichting<br />
bracht. Het begon eigenlijk al heel praktisch in het Duitse Halle (Bran<strong>de</strong>nburg). Vanaf het<br />
eind van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw mag Halle vele <strong>de</strong>cennia lang als het Mekka van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing<br />
gel<strong>de</strong>n. Van daaruit straal<strong>de</strong> ze over vele Duitse lan<strong>de</strong>n uit. De piëtistische<br />
pedagoog August Hermann Francke richtte daar vanaf 1695 een samenhangend geheel van<br />
mo<strong>de</strong>rne on<strong>de</strong>rwijsinstellingen op, van een reusachtig weeshuis met basison<strong>de</strong>rwijs tot een<br />
Paedagogium voor het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs. In 1694 was door <strong>de</strong> keurvorst al een univer-
On<strong>de</strong>rwijsvernieuwing in <strong>Holland</strong> 131<br />
siteit in Halle opgericht die van haar kant aan <strong>de</strong> voorhoe<strong>de</strong> van <strong>de</strong> vernieuwing van het aca<strong>de</strong>mische<br />
curriculum en van het gebruik van <strong>de</strong> landstaal stond. Francke liet zich bij zijn initiatieven<br />
heel nadrukkelijk inspireren door wat hij tij<strong>de</strong>ns zijn studiereizen in <strong>de</strong> Republiek<br />
had gezien, maar dat betrof juist niet het on<strong>de</strong>rwijs doch het weeshuismo<strong>de</strong>l. De Republiek<br />
stond aan <strong>de</strong> Europese voorhoe<strong>de</strong> waar het om <strong>de</strong> zorginstellingen ging, maar het lager<br />
on<strong>de</strong>rwijs zelf gold er niet als iets buitengewoons. Wel is het een algemeen erkend (zij het<br />
helaas zeer moeilijk met concrete cijfers te staven) gegeven dat <strong>de</strong> Republiek een naar Europese<br />
maatstaven hoge alfabetiseringsgraad ken<strong>de</strong>. Ik vermoed dat dit veelmeer te maken<br />
heeft met <strong>de</strong> alomtegenwoordigheid van het geschreven woord in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke en commerciële<br />
cultuur die <strong>de</strong> Republiek en met name <strong>Holland</strong> kenmerkte dan met een bijzon<strong>de</strong>re inrichting<br />
van het basison<strong>de</strong>rwijs. De heersen<strong>de</strong> kerk bevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> die om haar eigen re<strong>de</strong>nen<br />
dan ook nog eens uitdrukkelijk.<br />
Al was <strong>de</strong> Zwitser Jean-Jacques Rousseau zeker niet <strong>de</strong> eerste schrijver over nieuwe opvoedingsmetho<strong>de</strong>n,<br />
met zijn Émile (1762) gaf hij wel <strong>de</strong> aanzet tot een bre<strong>de</strong> Europese herbezinning<br />
op <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale opvoedingspraktijk. Maar Rousseau was zelf geen practicus. Integen<strong>de</strong>el,<br />
in zijn persoonlijk leven ging zo ongeveer alles mis wat mis kon gaan. De<br />
Franstalige lan<strong>de</strong>n waar hij zijn toevlucht moest zoeken waren in die <strong>de</strong>cennia ook veel meer<br />
gefocust op het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs voor <strong>de</strong> elite dan op het lager on<strong>de</strong>rwijs voor <strong>de</strong> massa.<br />
En dat gold zo mogelijk nog meer voor Groot-Brittannië, waar <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsinstellingen<br />
sterk aan standscriteria hechtten. Denk aan Oxford/Cambridge en aan <strong>de</strong> public schools. Er<br />
moest in Ne<strong>de</strong>rland een reeks Duitse hervormingspedagogen, zoals Basedow, Campe en<br />
Salzmann, aan te pas komen om <strong>de</strong> nieuwe i<strong>de</strong>eën en <strong>de</strong> nieuwe inspiraties van die eeuwhelft<br />
tot een samenhangend geheel van opvoedings- en on<strong>de</strong>rwijspraktijken uit te werken.<br />
Hun stond <strong>de</strong> opvoeding tot een nieuwe menselijkheid voor ogen, een nieuw persoonlijkheidsi<strong>de</strong>aal<br />
dat een beter mens ten gevolge zou hebben. In het traditionele geschiedbeeld<br />
heet <strong>de</strong> Verlichting nog steeds uit Engeland en Frankrijk te komen, maar het is verrassend<br />
te zien hoezeer opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong>-eeuwse Republiek door voorbeel<strong>de</strong>n<br />
vanuit <strong>de</strong> Duitse lan<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n vernieuwd. Dat geldt niet alleen voor <strong>de</strong> opvoedingsi<strong>de</strong>alen<br />
en het basison<strong>de</strong>rwijs, maar ook voor het hoger on<strong>de</strong>rwijs. Dat profiteer<strong>de</strong> van<br />
krachtige impulsen vanuit nieuwe universiteiten als Halle en vervolgens Göttingen (1737),<br />
waar vele tientallen Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs hun wetenschappelijke i<strong>de</strong>eën en hun aca<strong>de</strong>mische habitus<br />
lieten bijscholen, en later Berlijn, waar Humboldt in 1810 het aca<strong>de</strong>mische on<strong>de</strong>rricht en<br />
<strong>de</strong> wetenschapspraktijk op een geheel nieuwe leest schoei<strong>de</strong>. Die nieuwe praktijk zou meer<br />
dan een eeuw lang in vele lan<strong>de</strong>n van Europa een geweldige weerklank hebben.<br />
Er was echter net iets meer nodig dan een nieuw opvoedingsi<strong>de</strong>aal of een nieuwe on<strong>de</strong>rwijspraktijk<br />
om een grondige vernieuwing in het Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rwijs te bewerkstelligen.<br />
De vonk sloeg over toen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing op Duitse leest in contact kwam met <strong>de</strong><br />
nieuwe burgerschapsi<strong>de</strong>alen uit Frankrijk en <strong>de</strong> Republiek zelf. De vernieuwing van het<br />
mensbeeld kreeg daarmee een maatschappelijke legitimatie. Een beter opgevoed mens zou<br />
een betere en actievere burger zijn, met meer gevoel voor <strong>de</strong> behoeften van zijn me<strong>de</strong>burgers<br />
en voor <strong>de</strong> publieke zaak. Daarmee kreeg <strong>de</strong> opvoeding naast het individuele belang, dat altijd<br />
al werd erkend, tevens een collectief belang. Ze werd een publieke zaak, met inzet voor<br />
actieve politieke bemoeienis, en daarmee een zaak van <strong>de</strong> staat. Dat proces werd aan het<br />
eind van <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw ingeluid. In <strong>de</strong> Republiek kreeg het gestalte in <strong>de</strong> vele discussies<br />
over <strong>de</strong> noodzakelijke hervorming van <strong>de</strong> opvoeding en het on<strong>de</strong>rwijs, in <strong>de</strong> prijsvragen
132 On<strong>de</strong>rwijsvernieuwing in <strong>Holland</strong><br />
die daarvoor wer<strong>de</strong>n uitgeschreven door <strong>de</strong> nieuwe geleer<strong>de</strong> genootschappen, in <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten<br />
over <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len die nodig waren om het ze<strong>de</strong>lijk verval van <strong>de</strong> nationale gemeenschap<br />
te keren. Want dat <strong>de</strong> school daarvoor een van <strong>de</strong> meest aangewezen mid<strong>de</strong>len was, leed<br />
voor <strong>de</strong> maatschappijhervormers geen twijfel. Niet voor niets werkte het meest vernieuwen<strong>de</strong><br />
initiatief op on<strong>de</strong>rwijsgebied van <strong>de</strong> late achttien<strong>de</strong> eeuw, <strong>de</strong> Fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe<br />
van Renswou<strong>de</strong>, met een beproefd kostschoolmo<strong>de</strong>l.<br />
De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (opgericht in 1784) met haar talloze <strong>de</strong>partementen<br />
in alle ste<strong>de</strong>n en dorpen van enige omvang is wel <strong>de</strong> meest beken<strong>de</strong> pleitbezorger van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing<br />
geweest. Me<strong>de</strong> dank zij <strong>de</strong> inzet van haar le<strong>de</strong>n werd men ervan overtuigd<br />
dat het lager on<strong>de</strong>rwijs beter, methodisch mo<strong>de</strong>rner en inhou<strong>de</strong>lijk min<strong>de</strong>r leerstellig moest<br />
zijn, dat on<strong>de</strong>rwijzers moesten wor<strong>de</strong>n opgeleid, dat er fatsoenlijke en voor het on<strong>de</strong>rwijs geschikte<br />
schoollokalen moesten wor<strong>de</strong>n ingericht, dat scholen moesten wor<strong>de</strong>n geïnspecteerd,<br />
dat niet alleen het leerproces maar ook het spel en <strong>de</strong> lichaamsbeweging belangrijk waren,<br />
en vooral dat on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> zaak een recht, ja een plicht van ie<strong>de</strong>reen was. Al<br />
duur<strong>de</strong> het nog een eeuw voordat <strong>de</strong> leerplicht in <strong>de</strong> wet werd verankerd (1900), in <strong>de</strong> schoolwetten<br />
van 1801, 1803 en 1806 vin<strong>de</strong>n we daartoe al <strong>de</strong> eerste aanzetten. Omdat on<strong>de</strong>rwijs voortaan<br />
on<strong>de</strong>r verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van <strong>de</strong> staat moest vallen, kwam er een Agent van Nationale<br />
Opvoeding (1798), en later een echte minister. Nog belangrijker is dat het on<strong>de</strong>rwijs toen in<br />
<strong>de</strong> grondwet werd opgenomen als een voorwerp van zorg voor <strong>de</strong> regering.<br />
De negentien<strong>de</strong> eeuw vorm<strong>de</strong> in zekere zin één lange perio<strong>de</strong> van uitwerking van <strong>de</strong> nieuwe<br />
on<strong>de</strong>rwijsi<strong>de</strong>alen die in en rond <strong>de</strong> revolutiejaren waren geformuleerd. Daarbij nam ook<br />
<strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> omringen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n toe, juist omdat on<strong>de</strong>rwijs staatszaak was gewor<strong>de</strong>n<br />
en <strong>de</strong> staten over elkaars schou<strong>de</strong>rs meekeken naar wat hun buren tot stand brachten. Want,<br />
ook dat begreep men stukje bij beetje, goed on<strong>de</strong>rwijs was wezenlijk voor <strong>de</strong> natie, voor <strong>de</strong><br />
cohesie van <strong>de</strong> nationale gemeenschap zo goed als voor <strong>de</strong> bloei van kunsten en wetenschappen.<br />
Duitsland won <strong>de</strong> oorlog van Frankrijk omdat het hoger on<strong>de</strong>rwijs er op zo’n<br />
hoog peil stond, was <strong>de</strong> algemene overtuiging. In alle lan<strong>de</strong>n van Europa werd het on<strong>de</strong>rwijs<br />
dan ook op nationale leest geschoeid, en overal stiet het prompt op heftig verzet van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
beheer<strong>de</strong>rs van het lager en soms ook het voortgezet en hoger on<strong>de</strong>rwijs, namelijk <strong>de</strong> kerken<br />
en hun geestelijkheid, die hun rol als hoe<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> publieke moraal zagen afkalven.<br />
De schoolstrijd van <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw was een Europees verschijnsel,<br />
al pakte <strong>de</strong> oplossing per land heel verschillend uit: het beginsel van laïcité dat in het Franse<br />
openbaar on<strong>de</strong>rwijs werd ingevoerd is iets heel an<strong>de</strong>rs dan het pakket algemeen-christelijke<br />
normen en waar<strong>de</strong>n waartoe <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse openbare school moest opvoe<strong>de</strong>n. Het lot van<br />
het bijzon<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rwijs liep in bei<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n dan ook ver uiteen. De bijzon<strong>de</strong>re kleur die het<br />
on<strong>de</strong>rwijslandschap in Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van die eeuw en <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong><br />
twintigste kreeg, heeft te maken met <strong>de</strong> multiconfessionele proeftuin die het land was gewor<strong>de</strong>n<br />
en met <strong>de</strong> verzuiling van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsinstellingen die dat gaan<strong>de</strong>weg opriep. Conflicten<br />
tussen <strong>de</strong> openbare en <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re school von<strong>de</strong>n overal in Europa plaats, maar het<br />
pluriform verzuil<strong>de</strong> schoolstelsel, zoals dat bij <strong>de</strong> pacificatie van 1917 werd vastgelegd, was<br />
een typisch Ne<strong>de</strong>rlandse oplossing.<br />
Artikelen<br />
Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> pretentie te hebben een doorlopend verhaal over <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing in<br />
<strong>Holland</strong> te bie<strong>de</strong>n, verhel<strong>de</strong>ren of illustreren <strong>de</strong> bijdragen in dit themanummer verschillen-
On<strong>de</strong>rwijsvernieuwing in <strong>Holland</strong> 133<br />
<strong>de</strong> aspecten van <strong>de</strong> hier geschetste ontwikkeling. Jan Bloemendal focust op <strong>de</strong> vernieuwing<br />
die <strong>de</strong> humanisten in <strong>de</strong> vroege zestien<strong>de</strong> eeuw brachten, en met name op <strong>de</strong> wezenlijk vormen<strong>de</strong><br />
rol van het schooltoneel, dat zowel levendig en levensnabij als moreel verantwoord<br />
moest zijn. On<strong>de</strong>rwijs werd door hen dus vooral als een vorm van opvoeding beschouwd, en<br />
dat was beslist een nieuwe verworvenheid. In een prettig <strong>de</strong>bunkend artikel relativeert Dirk<br />
van Miert vervolgens <strong>de</strong> vernieuwingspretenties die <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> athenaeumformule van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong><br />
eeuw vaak wor<strong>de</strong>n toegeschreven. Hij wijst erop dat nieuwe on<strong>de</strong>rwijsvormen<br />
soms niet meer dan ou<strong>de</strong> wijn in nieuwe zakken waren en dat omgevingsfactoren daarbij<br />
een belangrijker rol kon<strong>de</strong>n spelen dan <strong>de</strong> wens tot inhou<strong>de</strong>lijke vernieuwing. De reeds veelbejubel<strong>de</strong><br />
Fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n door Carin Gaemers opnieuw<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> loep gelegd. De nadruk die <strong>de</strong> vooruitzien<strong>de</strong> Maria Duijst vanaf het begin<br />
aan het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> mathesis (dus <strong>de</strong> theorie) gaf, en vooral <strong>de</strong> wisselwerking daarvan<br />
met <strong>de</strong> praktijkopleiding, vorm<strong>de</strong> een echt inhou<strong>de</strong>lijke vernieuwing. Samen met het huiskamermo<strong>de</strong>l<br />
van <strong>de</strong> opvoeding in <strong>de</strong> Fundaties, en <strong>de</strong> min of meer impliciete aanzet tot een<br />
meritocratische vernieuwing van <strong>de</strong> elites, maakte dat die stichting tot het speerpunt van <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing in <strong>de</strong> cruciale <strong>de</strong>cennia rond <strong>de</strong> Revolutietijd werd.<br />
De inhou<strong>de</strong>lijke aspecten van <strong>de</strong> nieuwe pedagogiek van <strong>de</strong> filantropijnen wor<strong>de</strong>n voortreffelijk<br />
naar voren gebracht in <strong>de</strong> bijdrage van Arianne Baggerman en Rudolf Dekker.<br />
On<strong>de</strong>rwijs en opvoeding blijken er geheel in functie van zelfkennis en zelfbeheersing te<br />
staan, maar ook hier weer zien we een terugkeer naar levensnabije on<strong>de</strong>rwijspraktijken en<br />
maatschappelijk relevante vakken. De Revolutie<strong>de</strong>cennia bie<strong>de</strong>n mogelijkhe<strong>de</strong>n om al die<br />
nieuwe i<strong>de</strong>alen, i<strong>de</strong>eën en behoeften om te zetten in een nieuw on<strong>de</strong>rwijsstelsel. Willem<br />
Frijhoff on<strong>de</strong>rzoekt in zijn bijdrage in hoeverre dat ook lukte voor het lager en vooral voor<br />
het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs. Uiteraard wer<strong>de</strong>n daarmee lang niet alle spanningen opgelost.<br />
Thimo <strong>de</strong> Nijs laat zien dat <strong>de</strong> zich vernieuwen<strong>de</strong> grote burgerij na <strong>de</strong> Franse tijd nieuwe vormen<br />
van elite-on<strong>de</strong>rwijs zocht op <strong>de</strong> kostscholen. Maar <strong>de</strong>ze ston<strong>de</strong>n in een dui<strong>de</strong>lijke spanningsverhouding<br />
tot het i<strong>de</strong>aal van huiselijkheid dat tegelijkertijd in het leven van alledag<br />
doorbrak. Een enkele begaaf<strong>de</strong> kostschoolhou<strong>de</strong>r, zoals Petrus <strong>de</strong> Raadt in Voorschoten,<br />
on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> dit en probeer<strong>de</strong> zijn kostschool daarnaar in te richten. Maar op <strong>de</strong> lange duur<br />
leed die formule toch schipbreuk, in elk geval on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> protestanten. Daarna werd <strong>de</strong> school<br />
zelf, als gebouw, een beschavingsmedium, zoals we in het artikel van Yteke Spoelstra zien.<br />
Er is dus beslist sprake van een golfbeweging in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing, maar we mogen<br />
<strong>de</strong>sondanks ook stellen dat het streven naar hervorming structureel in het on<strong>de</strong>rwijs zit ingebakken,<br />
en wel om drie re<strong>de</strong>nen. Het on<strong>de</strong>rwijs wil leerlingen immers voorberei<strong>de</strong>n op een rol<br />
in <strong>de</strong> samenleving, maar die rol veran<strong>de</strong>rt tegelijk met <strong>de</strong> samenleving, waarin steeds nieuwe<br />
groepen om steeds an<strong>de</strong>re kennis, waar<strong>de</strong>n en vormen van opvoeding en inzet roepen.<br />
Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats maken <strong>de</strong> didactiek, <strong>de</strong> kennis en <strong>de</strong> wetenschap zelf een inhou<strong>de</strong>lijke<br />
ontwikkeling door, die tot voortdurend nieuwe programma’s en vormen van toe-eigening<br />
of presentatie noopt. Tenslotte veran<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën en i<strong>de</strong>alen over <strong>de</strong> ontwikkeling<br />
van het kind, ja veran<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> levensfasen zelf. De tiener uit 1500 heeft qua rijpheid, kennis,<br />
ontwikkeling en autonomie maar heel weinig gemeen met <strong>de</strong> puber uit het jaar 2000. Ook<br />
daarom blijft het belangrijk on<strong>de</strong>rwijs en opvoeding steeds nauwkeurig terug te plaatsen in<br />
<strong>de</strong> context van ruimte en tijd.
Jan Bloemendal<br />
Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing en Latijns toneel in <strong>de</strong><br />
noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n: Murmellius en Crocus 1<br />
In <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw vond, on<strong>de</strong>r invloed van het humanisme, een aantal innovaties plaats in <strong>de</strong> Latijnse<br />
school. Ten eerste werd het on<strong>de</strong>rwijs gericht op <strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> talen, met name dat van het Latijn.<br />
Daarbij keer<strong>de</strong> men terug naar het klassieke Latijn, dit in tegenstelling tot <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen. Ver<strong>de</strong>r<br />
had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> humanisten aandacht voor <strong>de</strong> didactiek en het pedagogisch klimaat van on<strong>de</strong>rwijs en<br />
opvoeding, zon<strong>de</strong>r dat ze nu direct ‘kindgericht’ waren. Het on<strong>de</strong>rwijs stond ten dienste van <strong>de</strong> religieuze<br />
en morele verheffing van leerlingen. Een discussiepunt was nog of <strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> talen primair moest<br />
staan, zoals Erasmus meen<strong>de</strong>, of dat <strong>de</strong> eruditie het primaat moest krijgen, <strong>de</strong> opvatting van on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren<br />
<strong>de</strong> Alkmaarse rector Murmellius.<br />
Ten dienste van het taalon<strong>de</strong>rwijs, met name van <strong>de</strong> spreekvaardigheid, stond het lezen en opvoeren van<br />
komedies. Omdat <strong>de</strong> antieke komediedichters, zelfs <strong>de</strong> salonfähige Terentius, niet door <strong>de</strong> beugel van <strong>de</strong> humanistische<br />
gepastheid kon<strong>de</strong>n, gingen <strong>de</strong> docenten en met name <strong>de</strong> rectoren, die <strong>de</strong> meeste scholing had<strong>de</strong>n<br />
gehad, zelf stukken schrijven. Eén van <strong>de</strong> eersten was <strong>de</strong> Amsterdamse rector Cornelius Crocus, die een<br />
<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Jozef tot een komedie bewerkte om <strong>de</strong> leerlingen klassiek Latijn bij te brengen,<br />
maar vooral om hen aan te sporen even standvastig en kuis te blijven als <strong>de</strong>ze oudtestamentische aartsva<strong>de</strong>r,<br />
zoals hij in <strong>de</strong> opdracht aan zijn collega Nieveen uitvoerig mee<strong>de</strong>elt. In dit toneel ging het dus meer om<br />
morele adviezen te geven dan om theologische inzichten te bie<strong>de</strong>n. Zo stond alles in het humanistisch on<strong>de</strong>rwijs<br />
in dienst van on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> talen en uitein<strong>de</strong>lijk van <strong>de</strong> opvoeding tot een <strong>de</strong>ugdzaam leven.<br />
Algemeen ka<strong>de</strong>r<br />
De geschie<strong>de</strong>nis van het on<strong>de</strong>rwijs in Ne<strong>de</strong>rland begint in Utrecht waar omstreeks 700 een<br />
domschool gesticht werd. In <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw ontston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke scholen, waar voornamelijk<br />
Latijn werd on<strong>de</strong>rwezen aan jongens van ongeveer acht tot en met vijftien jaar. 2<br />
Deze Grote Scholen wer<strong>de</strong>n alras een vooropleiding voor <strong>de</strong> universiteit waar kennis van het<br />
Latijn verplicht was. Zo moest wie wil<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>ren wel <strong>de</strong> Latijnse school bezoeken. Het doel<br />
van <strong>de</strong> scholing was daarmee niet meer, zoals in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen, gericht op een kerkelijke<br />
carrière als geestelijke of koorzanger. Overigens was dit schooltype, evenals <strong>de</strong> universiteit,<br />
uitsluitend voor jongens. Meisjes kon<strong>de</strong>n eventueel <strong>de</strong> Franse school bezoeken. Hooguit een<br />
enkele jongedame leer<strong>de</strong> Latijn, bijvoorbeeld Barbara, <strong>de</strong> dochter van Antonius Liber, rector<br />
te Deventer, Kampen, Amsterdam en Alkmaar. Zij doceer<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Latijnse school. 3<br />
De school on<strong>de</strong>rwees <strong>de</strong> vakken van het trivium: grammatica, retorica en dialectica. 4 Dat<br />
1 Dit artikel is een uitvloeisel van een door NWO gesubsidieerd Vidi-programma ‘Latin and Vernacular Cultures. Theatre<br />
and Public Opinion in the Netherlands (ca 1510-1625)’, dossiernr. 276-49-001.<br />
2 Voor dit overzicht werd on<strong>de</strong>r meer gebruik gemaakt van J. Bloemendal, Spiegel van het dagelijks leven? Latijnse school en toneel<br />
in <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> en <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw (Hilversum 2003) 9-29; P.Th.F.M. Boekholt en E.P. <strong>de</strong><br />
Booy, Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> school in Ne<strong>de</strong>rland vanaf <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen tot aan <strong>de</strong> huidige tijd (Assen 1987) 17-21; W. Boyd, Geschie<strong>de</strong>nis<br />
van on<strong>de</strong>rwijs en opvoeding (Utrecht 1969) 198-212; H.W. Fortgens, Schola latina. Uit het verle<strong>de</strong>n van ons voorberei<strong>de</strong>nd hoger<br />
on<strong>de</strong>rwijs (Zwolle 1958) 9-10; J. <strong>de</strong> Vroomen, Toneel op school. Een historisch en theoretisch on<strong>de</strong>rzoek naar opvattingen over en<br />
gebruik van drama in educatie (z.p. 1994) diss. Nijmegen, 40-68.<br />
3 P.N.M. Bot, Humanisme en on<strong>de</strong>rwijs in Ne<strong>de</strong>rland (Utrecht 1955) 35; even geleerd was <strong>de</strong> Gentse Johanna Othonia die eveneens<br />
als dochter van een rector privé-les kreeg van haar va<strong>de</strong>r.<br />
4 Zie o.m. V. Wels, Triviale Künste. Die humanistische Reform <strong>de</strong>r grammatischen, dialektischen und rhetorischen Ausbildung an <strong>de</strong>r Wen<strong>de</strong><br />
zum 16. Jahrhun<strong>de</strong>rt (Berlin 2000) diss. Berlin en J. Wille e.a. (red.), Trivium. Ou<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse geschriften op het gebied van <strong>de</strong><br />
grammatica, <strong>de</strong> dialectica en <strong>de</strong> rhetorica. 6 dln. (Groningen 1953-1972).
Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel 135<br />
waren <strong>de</strong> drie ‘basisvakken’ van <strong>de</strong> septem artes liberales, <strong>de</strong> zeven kunsten die een vrij man<br />
moest leren en waarvan <strong>de</strong> theoretische grondslag in Quintilianus’ Institutio oratoria, een Romeins<br />
handboek voor welsprekendheid, te vin<strong>de</strong>n was. Zij zou<strong>de</strong>n het hart van <strong>de</strong> humanistische<br />
opleiding gaan vormen. Het quadrivium (muziek, meetkun<strong>de</strong>, sterrenkun<strong>de</strong> en<br />
wiskun<strong>de</strong>) werd aanvankelijk in <strong>de</strong> hoogste klassen van <strong>de</strong> Latijnse school on<strong>de</strong>rwezen,<br />
maar ging gaan<strong>de</strong>weg tot het universitaire curriculum behoren. De opleiding aan <strong>de</strong> Grote<br />
School was geheel talig gericht. Deze linguale opleiding was echter geen doel op zich, maar<br />
ze moest lei<strong>de</strong>n tot een opvoeding in pietas (vroomheid) en virtus (<strong>de</strong>ugdzaamheid). 5<br />
In <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>cennia van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> scholen hervormd. Het leerprogramma<br />
werd met <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën van <strong>de</strong> protestantse reformatoren en <strong>de</strong> humanisten in overeenstemming<br />
gebracht. Een al te strikte scheiding tussen katholieke en protestantiseren<strong>de</strong><br />
en protestantse bewegingen moet in <strong>de</strong>ze tijd niet wor<strong>de</strong>n aangenomen. Immers bei<strong>de</strong> <strong>de</strong>nominaties<br />
waren pluriform en wie ken<strong>de</strong> <strong>de</strong> precieze verschillen? Tekenend is dat <strong>de</strong> katholieke<br />
rector Schonaeus, dankzij zijn grote reputatie, ook na <strong>de</strong> protestantse omwenteling<br />
van Haarlem mocht aanblijven. De Latijnse school was, qua opzet en in <strong>de</strong> praktijk, na <strong>de</strong> religieuze<br />
omwenteling een opleiding voor <strong>de</strong> theologie en <strong>de</strong> rechten, en daarmee een vooropleiding<br />
voor predikanten en bestuur<strong>de</strong>rs.<br />
Eén van <strong>de</strong> gevolgen die <strong>de</strong> op humanistische leest geschoei<strong>de</strong> protestantse reformatie met<br />
zich meebracht, was aandacht voor <strong>de</strong> bronnen: men wil<strong>de</strong> voor het i<strong>de</strong>aal van <strong>de</strong> bonae litterae,<br />
<strong>de</strong> moreel verheffen<strong>de</strong> literatuur, ad fontes, terug naar <strong>de</strong> bronnen. De litterae profanae, <strong>de</strong><br />
studie van <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nse letterkun<strong>de</strong>, werd onmisbaar geacht voor <strong>de</strong> theologische studie, die<br />
taalkundig en exegetisch gericht was. Bovendien ging men terug naar <strong>de</strong> christelijke bronnen,<br />
te weten <strong>de</strong> kerkva<strong>de</strong>rs, het Ou<strong>de</strong> en in het bijzon<strong>de</strong>r het Nieuwe Testament. Dit was <strong>de</strong>s<br />
te gere<strong>de</strong>r mogelijk door <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> boekdrukkunst, in het bijzon<strong>de</strong>r het zetten met losse<br />
lo<strong>de</strong>n letters. Deze komst bespoedig<strong>de</strong> <strong>de</strong> verspreiding van kennis, zowel door <strong>de</strong> hoeveelheid<br />
boeken die in omloop kon<strong>de</strong>n komen, als ook doordat die boeken betaalbaar wer<strong>de</strong>n.<br />
Als het lijkt dat alleen aan <strong>de</strong> protestantse reformatie <strong>de</strong> omvorming van <strong>de</strong> Latijnse school<br />
te danken is, moet dat onmid<strong>de</strong>llijk wor<strong>de</strong>n rechtgezet. Belangrijk – hoe belangrijk is punt<br />
van discussie 6 – was <strong>de</strong> stroming van <strong>de</strong> Mo<strong>de</strong>rne Devotie, een soort hervormingsbeweging<br />
binnen <strong>de</strong> rooms-katholieke kerk, en <strong>de</strong> ‘Broe<strong>de</strong>rschap van het Gemene [= Gemeenschappelijke]<br />
leven’ die <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>votio mo<strong>de</strong>rna in praktijk bracht. 7 De Broe<strong>de</strong>rs <strong>de</strong><strong>de</strong>n dat soms door<br />
scholen te stichten, bijvoorbeeld in Luik en Den Bosch. Iets vaker <strong>de</strong><strong>de</strong>n ze dat door leerlingen<br />
van <strong>de</strong> Latijnse school in hun kosthuizen op te nemen, als repetitor op te tre<strong>de</strong>n en hen<br />
on<strong>de</strong>r meer via een geregel<strong>de</strong> kerkgang <strong>de</strong> ‘mo<strong>de</strong>rne spiritualiteit’ bij te brengen. Een enkele<br />
maal namen ze <strong>de</strong> leiding van een bestaan<strong>de</strong> school over, als in het geval van <strong>de</strong> Utrechtse<br />
Hieronymusschool. Ook an<strong>de</strong>re katholieke richtingen, <strong>de</strong> or<strong>de</strong>s en met name <strong>de</strong> jezuïeten,<br />
wer<strong>de</strong>n pleitbezorgers van het nieuwe on<strong>de</strong>rwijs. Met dit alles blijkt eens te meer het overwegend<br />
didactisch karakter van het humanisme: het streven was niet gericht op prachtige filosofieën,<br />
maar op praktische, ethische en religieuze inzichten die hun leerlingen in het da-<br />
5 Overigens kreeg het woord virtus, dat bij <strong>de</strong> Romeinen naar wie <strong>de</strong> humanisten teruggrepen, <strong>de</strong> connotatie van mannenmoed<br />
had, een reformatorische en ze<strong>de</strong>lijke inhoud. Ook een an<strong>de</strong>re inhoud kreeg <strong>de</strong> term pietas, bij <strong>de</strong> Romeinen maatschappelijk<br />
en religieus getint, bij <strong>de</strong> humanisten vooral religieus gericht, zie De Vroomen, Toneel op school, 53-54.<br />
6 Ze hebben op zich niet veel scholen gesticht en hun direct invloed is daarom wellicht niet groot, maar Erasmus is een van<br />
hun leerlingen geweest aan <strong>de</strong> school te Deventer, zodat hun indirecte invloed immens was. Dat ondanks Erasmus’<br />
klachten op latere leeftijd over zijn schoolperio<strong>de</strong>.
136 Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel<br />
gelijks leven kon<strong>de</strong>n toepassen. Dit gold althans voor het humanisme in Noord-Europa. De<br />
Italiaanse humanisten had<strong>de</strong>n veel min<strong>de</strong>r belangstelling voor on<strong>de</strong>rwijs.<br />
Al waren <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n aanwezig om <strong>de</strong> Latijnse school te hervormen, snel ging het<br />
niet. On<strong>de</strong>rwijsinstellingen waren immers per <strong>de</strong>finitie behou<strong>de</strong>nd: <strong>de</strong> docenten waren dat,<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs waren het. Die vroegen om het ou<strong>de</strong>, bang dat hun kind door nieuwlichterij<br />
achterop zou raken. Datzelf<strong>de</strong> gold voor <strong>de</strong> leerstof. De humanisten schreven nieuwe, kortere<br />
en kindvrien<strong>de</strong>lijker leerboeken, maar moesten nog lang concurreren met <strong>de</strong> laat-antieke<br />
grammatica’s van Donatus, Diome<strong>de</strong>s en an<strong>de</strong>ren, en vooral met hét mid<strong>de</strong>leeuwse<br />
handboek, het Doctrinale puerorum (1199) van <strong>de</strong> Fransman Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Villa Dei, geschreven<br />
in rijmen<strong>de</strong> hexameters.<br />
De inhoud van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing, alsook van <strong>de</strong> kritiek die <strong>de</strong> humanisten uitten<br />
op ‘het ou<strong>de</strong>’, behels<strong>de</strong> ten eerste een terugkeer naar het klassieke Latijn. In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen<br />
was het namelijk geaccepteerd dat woor<strong>de</strong>n hun betekenis kregen door <strong>de</strong> consensus<br />
van <strong>de</strong> gebruikers, zodat nieuwvormingen en an<strong>de</strong>re niet-klassieke woor<strong>de</strong>n ingang kon<strong>de</strong>n<br />
vin<strong>de</strong>n. Bovendien had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> humanisten een afkeer van <strong>de</strong> omslachtigheid van <strong>de</strong><br />
vroegere leerboeken. Zo weinig mogelijk regels, en zo praktisch mogelijk, dat was hun i<strong>de</strong>aal,<br />
zodat <strong>de</strong> leerlingen zo snel mogelijk <strong>de</strong> klassieke auteurs kon<strong>de</strong>n lezen en – bijna synoniem<br />
– uit het hoofd kon<strong>de</strong>n leren.<br />
Desi<strong>de</strong>rius Erasmus keer<strong>de</strong> zich zijn leven lang tegen <strong>de</strong> al te uitgebrei<strong>de</strong> grammaticale<br />
regels. Regels waren dan wel nodig, maar moesten beslist wor<strong>de</strong>n beperkt en goed wor<strong>de</strong>n<br />
gebracht. Hij bracht het in zijn De ratione studii (Over <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> op school, 1511) als volgt<br />
on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n:<br />
De eerste plaats wordt opgeëist door <strong>de</strong> grammatica. De jongens moeten in <strong>de</strong> regels<br />
van bei<strong>de</strong> talen, Grieks en Latijn, wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwezen, omdat in <strong>de</strong>ze twee talen bijna<br />
alles is overgeleverd wat het kennen waard is, en omdat ze zo verwant zijn, dat ze samen<br />
gemakkelijker wor<strong>de</strong>n opgenomen dan elk afzon<strong>de</strong>rlijk. (...) Al geef ik toe dat grammaticale<br />
regels noodzakelijk zijn, toch zou ik willen dat het er zo weinig mogelijk zijn,<br />
als ze maar wel a<strong>de</strong>quaat zijn. Ik ben het nooit eens geweest met al die docenten die <strong>de</strong><br />
ontwikkeling van <strong>de</strong> jongens jarenlang belemmeren door ze regels te laten stampen. 8<br />
Achttien jaar later zegt hij in zijn De pueris instituendis (Traktaat over opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs,<br />
1529):<br />
Ik geef toe dat <strong>de</strong> grammaticale regels in het begin nogal wat inspanning vereisen; je<br />
kunt er niet zon<strong>de</strong>r, maar het is niet leuk. Maar ook hier zal <strong>de</strong> bedrevenheid van <strong>de</strong> leraar<br />
een groot ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> last van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren afnemen. Eerst moeten alleen <strong>de</strong><br />
beste en eenvoudigste regels wor<strong>de</strong>n geleerd. (...) Ie<strong>de</strong>re overbodige en voortijdige<br />
moeilijkheid moeten wij dus vermij<strong>de</strong>n. 9<br />
7 Zelfs al zou <strong>de</strong> <strong>de</strong>votio mo<strong>de</strong>rna op zich geen humanistische beweging zijn, dan nog waren <strong>de</strong> doelen vergelijkbaar: <strong>de</strong> humanist<br />
Erasmus wil<strong>de</strong> via <strong>de</strong> bronnen (bijbel en kerkva<strong>de</strong>rs) terug naar het ou<strong>de</strong>, pure christelijke leven van <strong>de</strong> eerste gemeenten,<br />
iets waar ook <strong>de</strong> <strong>de</strong>votio naar streef<strong>de</strong>.<br />
8 Erasmus, De ratione studii. Opera Omnia, ASD 1.2, p. 114.<br />
9 Erasmus, De pueris instituendis 72; Over opvoeding en vrije wil, vert. J. Sperna Weiland (Baarn 1992) Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> wijsbegeerte<br />
in Ne<strong>de</strong>rland VI, 114; ASD 1.2, p. 72. Erasmus volgt hier Quintilianus, Institutio oratoria 2.3.
Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel 137<br />
An<strong>de</strong>rs geformuleerd: <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwers stond een <strong>de</strong>ductieve metho<strong>de</strong> voor ogen – <strong>de</strong> Latijnse<br />
grammatica werd gezien als een logisch systeem dat als het al niet door <strong>de</strong> overgelever<strong>de</strong><br />
teksten kloppend was, toch zeker sluitend gemaakt moest wor<strong>de</strong>n -, terwijl <strong>de</strong> humanisten<br />
er een meer inductieve <strong>de</strong>nktrant op na hiel<strong>de</strong>n. In die zin was <strong>de</strong> humanistische<br />
beweging tevens een reactie op het scholastieke <strong>de</strong>nken dat <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen had gekenmerkt.<br />
De leerlingen moesten via lectuur van klassieke en humanistische auteurs zo snel<br />
mogelijk hun taalgebruik leren kennen en toepassen.<br />
De lectuur van klassieke auteurs was niet het eigenlijke doel van <strong>de</strong> humanisten. Dat was<br />
veeleer opvoeding, intellectuele vorming en godsvrucht, volgens het socratisch adagium dat<br />
kennis tot goed han<strong>de</strong>len leidt. ‘Alle ellen<strong>de</strong> in een mensenleven komt voort uit onkun<strong>de</strong> en<br />
onwetendheid’, aldus <strong>de</strong> Amsterdamse rector Petrus Apherdianus in 1560, wel heel stellig.<br />
Ook an<strong>de</strong>re docenten en rectoren lieten <strong>de</strong>rgelijke gelui<strong>de</strong>n horen. 10 Georgius Macropedius,<br />
Broe<strong>de</strong>r van het Gemene Leven en werkzaam te Utrecht en Den Bosch, verbond <strong>de</strong> bonae litterae<br />
met ze<strong>de</strong>lijke opvoeding in <strong>de</strong> opdracht aan zijn leerlingen bij <strong>de</strong> klucht Aluta, die in<br />
1535 een van <strong>de</strong> eerste gedrukte ‘nieuwe’ toneelstukken van <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n<br />
was:<br />
Waar zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> jonge leerlingen meer aan hebben voor hun kennis, wat zou meer bijdragen<br />
tot <strong>de</strong> literaire vorming van <strong>de</strong> ‘mid<strong>de</strong>nklassers’, waarvan hebben <strong>de</strong> meest gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
leerlingen, ja alle samen meer profijt voor een <strong>de</strong>ugdzaam leven, dan een serieuze<br />
komedie? 11<br />
De humanisten had<strong>de</strong>n dus niet alleen aandacht voor <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsinhoud, maar ook over <strong>de</strong><br />
didactiek en het pedagogisch klimaat van het on<strong>de</strong>rwijs en <strong>de</strong> opvoeding. Ze waren <strong>de</strong> eersten<br />
die serieus rekening hebben gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> aard en het bevattingsvermogen van het<br />
kind, zon<strong>de</strong>r overigens te vervallen in <strong>de</strong> ‘kindgerichtheid’ in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne zin van het woord.<br />
Joannes Murmellius<br />
Humanisten als Erasmus dachten na over <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing, maar vanaf <strong>de</strong> zijlijn.<br />
De ‘aartshumanist’ gaf zelf geen on<strong>de</strong>rwijs aan een mid<strong>de</strong>lbare school. Dat lag an<strong>de</strong>rs bij Joannes<br />
Murmellius (1480-1517), die zijn theoretische reflectie op het on<strong>de</strong>rwijs onmid<strong>de</strong>llijk<br />
kon toetsen aan <strong>de</strong> praktijk van alledag. Hij was namelijk van 1500 tot 1513 werkzaam als<br />
conrector en vanaf 1507 als rector van <strong>de</strong> Latijnse school te Münster en werd daarna schoollei<strong>de</strong>r<br />
in Alkmaar, waar hij tot 1517 aanbleef. Toen in dat jaar Gel<strong>de</strong>rse troepen <strong>de</strong> stad<br />
binnenvielen, vluchtte Murmellius naar Zwolle, waar hij meester van <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> klas werd. Al<br />
spoedig kreeg hij een positie aan <strong>de</strong> school te Deventer, waar hij zelf zijn on<strong>de</strong>rwijs had genoten<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> humanist Alexan<strong>de</strong>r Hegius. Kort daarop stierf hij echter. Hij<br />
geldt als een van <strong>de</strong> belangrijke on<strong>de</strong>rwijsvernieuwers van <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n. 12<br />
10 Met <strong>de</strong>ze opvatting kan men <strong>de</strong> humanisten cerebraliteit verwijten: <strong>de</strong> re<strong>de</strong> op zich brengt tot goed han<strong>de</strong>len. De rol van<br />
<strong>de</strong> gevoelens wordt daarmee verwaarloosd, zie bijv. Bot, Humanisme en on<strong>de</strong>rwijs, 73. An<strong>de</strong>rs was het gesteld met het <strong>de</strong> jezuïeten<br />
en hun toneel. De Societas Jesu appelleer<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> hele mens met haar spektakelstukken.<br />
11 G. Macropedius, Aluta (1535), red. J. Bloemendal en J.W. Steenbeek (2 e druk; Voorthuizen 1997), 38-39.<br />
12 Over hem o.m. J.V. Mehl, ‘Johannes Murmellius’s Approach to the artes liberales and Advice to Stu<strong>de</strong>nts in his Didascalici libri<br />
duo (1510).’ In: R. Schnur e.a. (eds), Acta Conventus Neo-Latini Hafniensis. Proceedings of the Eighth International Congress of Neo-<br />
Latin Studies. Copenhagen 12 August to 17 August 1991 (Binghamton, New York 1994) 641-650; J.A. Groenland, M. van <strong>de</strong>r Weij<br />
en L. <strong>de</strong> Wree<strong>de</strong>, ‘Het humanisme in leven en werk van Murmellius, Snellius en De Brune’. Zie: www.murmellius.com.
138 Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel<br />
Afb. 1. Joannes Murmellius,<br />
Pappa puerorum. Keulen: Heinrich<br />
von Neuß, 1520.<br />
[Ex. Universitäts- und Lan<strong>de</strong>sbibliothek<br />
Münster X<br />
3047+q.] Merlo 446f. 656.<br />
Murmellius publiceer<strong>de</strong> in zijn korte leven veel. Er verschenen negenenveertig werken<br />
van zijn hand. In vele daarvan bepleitte hij het belang van <strong>de</strong> lectuur van klassieke en humanistische<br />
schrijvers. Hij gaf diverse teksten zelf uit, zodat hij <strong>de</strong> lectuur daadwerkelijk mogelijk<br />
maakte. Ook publiceer<strong>de</strong> hij leerboeken en reflecties op on<strong>de</strong>rwijs, waarvan <strong>de</strong> befaamdste<br />
zijn het pedagogisch tractaat Enchiridion scholasticorum (Handboek voor scholieren,<br />
1505), <strong>de</strong> succesvolle leergang Latijn Pappa puerorum (Kin<strong>de</strong>rpap, 1513) en het strijdbare<br />
pamflet Scoparius (Bezem, 1517) Het laatste bestaat voornamelijk uit citaten van klassieke,<br />
oudchristelijke en humanistische auteurs; in dit werk pleit hij ervoor <strong>de</strong> opleiding en opvoeding<br />
‘schoon te vegen’ van mid<strong>de</strong>leeuwse relicten. 13 Het lijkt erop dat het laatste werk <strong>de</strong><br />
vrucht is van zijn excerpeerwerk. Evenals an<strong>de</strong>re humanisten, pleitte hij ervoor een citatenverzameling<br />
aan te leggen: 14<br />
Ik dring er bovendien op aan dat <strong>de</strong> leerling zorgvuldig <strong>de</strong> meer ge<strong>de</strong>nkwaardige passages<br />
aanstreept of liever nog: ze overschrijft in een boekje dat speciaal hiertoe bestemd<br />
13 Zie over dit werk i.h.b. J.V. Mehl, ‘Johannes Murmellius’ Scoparius (1517-1518). Another German Defense of Humanistic<br />
Study.’ In: A. Dalzell, C. Fantazzi, R. Schoeck (red.), Acta Conventus Neo-Latini Torontonensis. Proceedings of the Seventh International<br />
Congress of Neo-Latin Studies. Toronto 8 August to 13 August 1988 (Binghamton, New York 1991) 471-480.<br />
14 Murmellius, Enchiridion scholasticorum 20.
Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel 139<br />
is, en rangschikt. Plinius, <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> auteur van <strong>de</strong> Historia Naturalis las nooit iets zon<strong>de</strong>r<br />
er een uittreksel van te maken. 15 Want vaak stuiten we bij <strong>de</strong> lectuur op vele memorabele<br />
zinsne<strong>de</strong>n, die we, als we ze niet or<strong>de</strong>nen, weer gemakkelijk vergeten. Als we ze<br />
dan weer zou<strong>de</strong>n willen opzoeken, zou<strong>de</strong>n we bijna dat hele boek opnieuw moeten<br />
doorbla<strong>de</strong>ren. Maar wanneer we korte uittreksels hebben gemaakt, zullen we diezelf<strong>de</strong><br />
passages gemakkelijk terugvin<strong>de</strong>n. Ook moet <strong>de</strong> leerling aforismen die hetzelf<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwerp betreffen, aantekenen en op een plaats verzamelen.<br />
Er kleef<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> lectuur van <strong>de</strong> schrijvers echter een bezwaar: <strong>de</strong> jongens leer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> schrijftaal,<br />
niet <strong>de</strong> spreektaal. Om dit bezwaar op te heffen schreef Erasmus zijn befaam<strong>de</strong> Colloquia<br />
familiaria (Gesprekken tussen vrien<strong>de</strong>n), net als <strong>de</strong> Fransman Maturinus Cor<strong>de</strong>rius<br />
<strong>de</strong>ed. 16 Murmellius vervaardig<strong>de</strong> zijn tweetalige Pappa, die uit vier <strong>de</strong>len bestaat: een thematisch<br />
gerangschikte woor<strong>de</strong>nlijst, zinnen die bij <strong>de</strong> conversatie gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n,<br />
ethische voorschriften en spreekwoor<strong>de</strong>n. In het twee<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte komen we het volgen<strong>de</strong><br />
gesprekje tussen tienjarigen tegen, die in een ‘natuurmetho<strong>de</strong>’ niet zou<strong>de</strong>n misstaan. Het<br />
doel van het on<strong>de</strong>rwijs zijn <strong>de</strong> artes liberales, in het bijzon<strong>de</strong>r het trivium. Het oostelijk aandoend<br />
Ne<strong>de</strong>rlands zal te maken hebben met Murmellius’ geboorteplaats Roermond:<br />
Salve! Wes gegroet. (...)<br />
Salvus sis in Christo! Wes salich in Christo! (...)<br />
Ut vales? Ho bistu te pas?<br />
Dei gratia bene valeo. Ick sy wal to pas durch die gena<strong>de</strong> go<strong>de</strong>s. (...)<br />
Quod est tibi nomen? Ho heystu? Welk is dyn name?<br />
Joannes. Joannes.<br />
Cuias es? Uyt wat lan<strong>de</strong> bistu?<br />
Frisius. Eyn vryese.<br />
Saxo. Ein sasse.<br />
Batavus. Ein betouwer of hollan<strong>de</strong>r.<br />
Helvetius Ein schwitzer.<br />
Suevus Ein schwab.<br />
Cur huc advenisti? Wayr om bistu hyr gecomen?<br />
Liberalium studium gratia. Om vrye konsten te leren.<br />
Stu<strong>de</strong>ndi Latini eloquii causa in hanc Von wegen latinsches ziergesprechs zu lernen<br />
urbem veni. bin ich in dise stat kummen. 17<br />
Zo was rector Murmellius, die een universitaire opleiding in Keulen had gehad, een theoretisch<br />
en praktisch on<strong>de</strong>rwijsvernieuwer. An<strong>de</strong>rs echter dan Erasmus en vele an<strong>de</strong>ren, was<br />
zijn pleidooi niet zozeer gericht op <strong>de</strong> taalverwerving op zich, als wel op het verwerven van<br />
eruditio, een grondige kennis van <strong>de</strong> klassieke auteurs. 18 Murmellius laat zich als een man van<br />
15 Zie Plinius Minor, Epistulae 3.5.10.<br />
16 Overigens was er ook een boekje met eenvoudige dialogen van Hermannus Torrentinus, rector te Zwolle, zie De Vroomen,<br />
Toneel op school, 65-66.<br />
17 J. Murmellius, Ausgewählte Werke <strong>de</strong>s münsterischen Humanisten J. Murmellius. Ed. A. Bömer. 5 dln. (Münster 1892-1895) V, 7-8.<br />
18 Vgl. Bot, Humanisme en on<strong>de</strong>rwijs, 93-94; De Vroomen, Toneel op school, 51; Mehl, ‘Johannes Murmellius’s Approach to the<br />
artes liberales.’
140 Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel<br />
<strong>de</strong> praktijk kennen als hij slechts een vrij grof on<strong>de</strong>rscheid maakt tussen slimme en domme<br />
leerlingen. De slimmeriken kunnen werkelijke eruditie bereiken, <strong>de</strong> dommen krijgen <strong>de</strong><br />
raad <strong>de</strong> heiligen vurig te vereren. 19 In het laatste advies zien we dat hem via <strong>de</strong> eruditie wel <strong>de</strong><br />
religieuze en morele verheffing van <strong>de</strong> leerlingen voor ogen staat. Dat kan men ook zien in<br />
zijn Pappa, waar <strong>de</strong> voorbeeldzinnen allerlei levenslessen bevatten als ‘we wor<strong>de</strong>n allemaal<br />
slechter door gebrek aan controle’ 20 en ‘Wie snel geeft, geeft dubbel.’ 21 ‘Mijn ou<strong>de</strong>rs hebben<br />
me opgedragen me on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tucht van die meester te stellen die me goed taalon<strong>de</strong>rricht<br />
geeft en mij een goe<strong>de</strong> opvoeding in <strong>de</strong>ugdzaam gedrag geeft.’ 22 Ook pleit hij voor een strenge<br />
opvoeding: ‘Een docent die zijn leerlingen spaart is een ingehuur<strong>de</strong> knecht van <strong>de</strong> duivel<br />
en een be<strong>de</strong>rver van <strong>de</strong> jeugd.’ 23 De jongere zelf wil nauwelijks an<strong>de</strong>rs, aldus Murmellius, en<br />
gaat naar een strenge on<strong>de</strong>rwijzer: ‘Meester Timan heeft een goe<strong>de</strong> reputatie, niet alleen<br />
vanwege zijn on<strong>de</strong>rwijs, maar ook om zijn strengheid en zijn wegrammelen van on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n.’<br />
24 Het is uiteraard zeker mogelijk dat Murmellius dit soort zinnen inlaste vanuit een<br />
vorm van mil<strong>de</strong> ironie, evenals <strong>de</strong> zinnen waar <strong>de</strong> braafheid van afstraalt: ‘Eerbiedwaardige<br />
docent, zoudt u mij willen toestaan vandaag twee uur van school weg te blijven.’ 25 ‘Laten we<br />
naar <strong>de</strong> mis gaan.’ 26 Overigens kunnen schoolmeesters ook toegeeflijk zijn voor hun pupillen:<br />
‘De meester heeft ons vrijaf gegeven om vandaag te spelen.’ 27 Of <strong>de</strong>ze uitspraken nu ironisch<br />
bedoeld zijn of serieus, er blijft wel staan dat Murmellius evenals zijn collega-humanisten<br />
zich richt op pietas en bonae mores, op vroomheid en ze<strong>de</strong>lijk goed gedrag, terwijl zijn<br />
metho<strong>de</strong> niet zuiver op <strong>de</strong> taal gericht is, maar op een uitgebrei<strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> auteurs uit<br />
<strong>de</strong> oudheid.<br />
Toneel<br />
Erasmus’ Gesprekken, Murmellius’ Pappa puerorum en Cor<strong>de</strong>rius’ Colloquia vorm<strong>de</strong>n een van <strong>de</strong><br />
opmaten naar een relatief veel beoefend genre binnen <strong>de</strong> humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing:<br />
<strong>de</strong> lectuur en <strong>de</strong> opvoering van toneelstukken. Dat waren vaak stukken van Plautus en<br />
Terentius en een enkele maal van Seneca of Griekse tragici, die meestal in een Latijnse vertaling<br />
wer<strong>de</strong>n opgevoerd. Hiermee kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen zich <strong>de</strong> conversatie in <strong>de</strong> taal <strong>de</strong>r<br />
19 Zie De Vroomen, Toneel op school, 60-61; Bot, Humanisme en on<strong>de</strong>rwijs, 60-61.<br />
20 ‘Omnes <strong>de</strong>teriores sumus licentia. Wir sind all arger ussgestattung <strong>de</strong>s muttwillens.’ Murmellius, Ausgewählte Werke 5, 10;<br />
vgl. Terentius, Heautontimorumenos 483.<br />
21 ‘Qui cito dat, bis dat. Wer bald gibt, <strong>de</strong>r gibt zwuren’; vgl. De toen veelgebruikte verzameling van ‘opvoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong>’ citaten<br />
Publilius Syrus 235, Sententiae; ‘Bis dat, qui dat celeriter’. Murmellius, Ausgewählte Werke V, 11.<br />
22 ‘Parentes mihi iusserunt ut tradam me in disciplinam ei magistro, qui et literis me bene erudiat en bonis moribus recte<br />
instituat. Myn ol<strong>de</strong>ren hebben my bevolen, dat ick my geeve on<strong>de</strong>r eynen meyster, die my wail leeren on<strong>de</strong> to <strong>de</strong>n duech<strong>de</strong>n<br />
hol<strong>de</strong>n moech.’ Murmellius, Ausgewählte Werke V, 9.<br />
23 ‘Praeceptor discipulis suis indulgens pecuniae gratia est diaboli mancipium et corruptor iuventutis. Ein meyster, die synen<br />
disciplen hoenen willen to leet om gel<strong>de</strong>s wil, ys eyn knecht <strong>de</strong>s duvels un<strong>de</strong> ein ver<strong>de</strong>rver <strong>de</strong>r jongen.’ Murmellius,<br />
Ausgewählte Werke V, 10<br />
24 ‘Timannus ludi magister non doctrinae solum sed severitatis etiam et vitiorum castigationis vulgo laudatur. Meyster Timan<br />
die schoilmeyster wort gelavet gemeynlic nycht alleyn om <strong>de</strong>r leer wil, mer ouch om die stracheyt en<strong>de</strong> straffinge <strong>de</strong>r<br />
boverye’ Murmellius, Ausgewählte Werke V, 9-10. Dit is een toespeling op rector Timan Kemner die Murmellius als conrector<br />
aantrok voor <strong>de</strong> Latijnse school te Münster. Aan hem droeg Murmellius zijn Enchiridion scholasticorum op, zie J. Freundgen,<br />
Des Johannes Murmellius pädagogische Schriften, Pa<strong>de</strong>rborn 1894, 18-21.<br />
25 ‘Venerabilis praeceptor, liceat mihi pace tua hodie duabus horis abesse schola. Erwerdige meyster, wilt mich oyrlof geeven,<br />
datich moeghe twe uren huy<strong>de</strong>n uyt <strong>de</strong>r scholen blyven.’ Murmellius, Ausgewählte Werke V, 12.<br />
26 ‘Eamus auditum missam! Laet ons gaen, om miss to horen!’, Murmellius, Ausgewählte Werke V, 13.<br />
27 ‘Ludi magister fecit nobis potestatem hodie lusitandi. Der scholemeyster heft ons oyrlof gegeven huy<strong>de</strong>n to spelen.’ Murmellius,<br />
Ausgewählte Werke V, 11.
Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel 141<br />
Romeinen eigen maken. Bovendien leer<strong>de</strong>n zij zich presenteren en het was een aardige manier<br />
van <strong>de</strong> school om naar buiten te tre<strong>de</strong>n. De praktijk van het toneelspelen was niet nieuw:<br />
al in <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n toneelstukken in <strong>de</strong> kerk opgevoerd. In dat opzicht was er<br />
ook voor <strong>de</strong> humanisten niets nieuws on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> zon. Wel nieuw was <strong>de</strong> keuze van klassiek<br />
en, zoals we zullen zien, an<strong>de</strong>r repertoire. Het toneelspelen op school en buiten <strong>de</strong> kerk<br />
door leerlingen nam een hoge vlucht, me<strong>de</strong> door <strong>de</strong> aanbeveling van Erasmus: ‘wat is lieflijker<br />
dan een blijspel dat, zoals <strong>de</strong> ervaring leert, ook onervaren kin<strong>de</strong>ren raakt?’ 28<br />
Het gebruik van antieke toneelstukken bevredig<strong>de</strong> maar ten <strong>de</strong>le. De ou<strong>de</strong> schrijvers waren<br />
niet christelijk en vertoon<strong>de</strong>n scabreuze han<strong>de</strong>lingen. Dat gaf nog niet, maar ze <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />
dat ook nog zon<strong>de</strong>r moraliseren<strong>de</strong> toon. Wat dat betreft was Terentius nog <strong>de</strong> meest ‘salonfähige’<br />
van <strong>de</strong> twee Romeinse comici. Er bestond dan ook een populaire bloemlezing van<br />
zinsne<strong>de</strong>n uit Terentius, <strong>de</strong> Vulgaria Terentii, voor het eerst in 1487 te Antwerpen gedrukt en<br />
tot 1509 nog elf keer heruitgegeven. Deze Vulgaria, tweetalig, zijn daarmee als het ware <strong>de</strong><br />
voorlopers van <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> ‘korte gesprekken’. Een an<strong>de</strong>r probleem was dat er zo weinig<br />
stukken uit <strong>de</strong> oudheid waren overgeleverd: op naam van Seneca ston<strong>de</strong>n er tien, die voor<br />
leerlingen van <strong>de</strong> Latijnse school te moeilijk bleken, van Plautus waren er weliswaar twintig<br />
overgeleverd, maar die wer<strong>de</strong>n ze<strong>de</strong>lijk min<strong>de</strong>r geschikt bevon<strong>de</strong>n, en van Terentius kon<br />
men nog maar zes komedies lezen.<br />
De oplossing lag voor <strong>de</strong> hand: <strong>de</strong> docenten en met name <strong>de</strong> rectoren, die vaak <strong>de</strong> meeste<br />
opleiding had<strong>de</strong>n genoten en zich er het meest toe geroepen voel<strong>de</strong>n, schreven zelf toneelstukken<br />
in Terentius’ en Plautus’ stijl. Het voor<strong>de</strong>el was dat ze <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen zelf kon<strong>de</strong>n<br />
uitkiezen. Veel van <strong>de</strong> stukken hebben dan ook een bijbels on<strong>de</strong>rwerp, waarbij het verhaal<br />
van <strong>de</strong> Verloren Zoon uit Mattheus populair was. De Hagenaar Guilielmus Gnapheus<br />
schreef er een immens succesvol stuk over, Acolastus (De teugelloze, 1529) met tientallen<br />
herdrukken en een omgewerkte versie in 1555, alsook vele opvoeringen in heel Europa, terwijl<br />
<strong>de</strong> Asotus evangelicus (De verkwister uit het evangelie, 1537) van zijn collega Macropedius<br />
weliswaar min<strong>de</strong>r vaak gedrukt en gespeeld is, maar toch ook een zeker aanzien verwierf.<br />
Ook mid<strong>de</strong>leeuwse of re<strong>de</strong>rijkersstof werd bewerkt, zo Den Spyeghel <strong>de</strong>r Salicheyt van Elckerlyc<br />
in Macropedius’ Hecastus (Ie<strong>de</strong>reen, 1539), in <strong>de</strong> Homulus (De nietige mens, 1536) van<br />
Christanus Ischyrius en in Livinus Brechtus’ Euripus (1549). 29 Ook het verhaal van Jozef in<br />
Egypte is vaak bewerkt en sommige stukken zijn vaak gespeeld en uitgegeven.<br />
Niet alle on<strong>de</strong>rwerpen waren religieus. De schrijvers sloten ook aan bij <strong>de</strong> leefwereld van<br />
<strong>de</strong> jeugd. De reeds genoem<strong>de</strong> Aluta van Macropedius is een dorpsklucht, waar echter koorlie<strong>de</strong>ren<br />
zijn ingevoegd die <strong>de</strong> moralisaties verzorgen: drink niet te veel, trouw met een goe<strong>de</strong><br />
vrouw en hoed je voor rovers. Een an<strong>de</strong>r ‘subgenre’, als men die weidse term mag<br />
gebruiken, is <strong>de</strong> schoolkomedie. Macropedius schreef zijn Rebelles (Opstandige schoolkin<strong>de</strong>ren,<br />
1535), door <strong>de</strong> Haarlemse rector Cornelius Schonaeus nagevolgd in zijn Dyscoli<br />
(Deugnieten, 1603), en dat weer vertaald in het Ne<strong>de</strong>rlands door <strong>de</strong> docent Pieter Go<strong>de</strong>wyck<br />
(Witte-broodskin<strong>de</strong>ren, 1641). Sommige stukken hebben een vastenavond-karakter of in elk<br />
geval elementen van dit carnavalsfeest, omdat ze bij die gelegenheid wer<strong>de</strong>n opgevoerd, zoals<br />
Macropedius’ Bassarus (Sluwe vos, 1540) over een slimme koster. Hiermee vol<strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
28 Erasmus, De pueris instituendis 67; Over opvoeding en vrije wil, p. 110; ASD 1.2, p. 67.<br />
29 Dit stuk kreeg heel veel succes in Jezuïetenkringen, zie De Vroomen, Toneel op school, 122-123 en 184-185 waar hij melding<br />
maakt van 8000 toeschouwers en drie, vier opvoeringen in Praag (1560).
142 Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel<br />
auteurs aan het verlangen binnen het humanisme om aan te sluiten bij <strong>de</strong> leefwereld van het<br />
kind.<br />
Er kwam overigens ook kritiek op <strong>de</strong> toneelstukken. In <strong>de</strong> proloog bij <strong>de</strong> zojuist genoem<strong>de</strong><br />
Bassarus verzucht <strong>de</strong> auteur dat er mensen waren die dachten dat hij <strong>de</strong> geestelijkheid en<br />
<strong>de</strong> magistraten op <strong>de</strong> korrel nam. Hij brengt daartegenin:<br />
Omdat we af en toe <strong>de</strong> toeschouwers vermaakt hebben met beken<strong>de</strong> bakersprookjes, tot<br />
lering van ons allen, moet men daarom zeggen dat wij mensen over <strong>de</strong> hekel halen en<br />
<strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Komedie herstellen, die bij <strong>de</strong> wet verbo<strong>de</strong>n is? Wat voor scha<strong>de</strong> hebben <strong>de</strong> Aluta,<br />
<strong>de</strong> Andrisca en <strong>de</strong> Rebelles en <strong>de</strong>rgelijk soort stukken toegebracht aan hen die oprecht<br />
en vrij van afgunst waren? Als ze menen door dérgelijke stukken al in hun reputatie geschaad<br />
te wor<strong>de</strong>n, dan is alles voor zulke gevoelige oren kwetsend, ook al is het nog zo<br />
vroom, nog zo onschuldig.<br />
Ook kwamen er pedagogische bezwaren, die hij als volgt pareert:<br />
Alsof <strong>de</strong> on<strong>de</strong>ugd <strong>de</strong> mens niet aangeboren is, maar slechts zou voortkomen uit wat hij<br />
doet of ziet. Ik ontken allerminst dat het ontvankelijk gemoed van een schoolknaap,<br />
licht geneigd tot een misstap, wel eens slecht beïnvloed kan wor<strong>de</strong>n door schan<strong>de</strong>lijke<br />
woor<strong>de</strong>n of gebaren. Maar die mogen dan ook op het toneel niet vertoond of gesproken<br />
wor<strong>de</strong>n. Ik durf gerust te zeggen dat ik meer bevalligheid en <strong>de</strong>ugdzaamheid heb aangetroffen<br />
bij hen die vrijmoedig en met succes op <strong>de</strong> planken hebben gestaan, dan veelal<br />
bij diegenen die, gelijk ezels bij een lier, uit domheid of onwetendheid ongeschikt<br />
zijn om iets nuttigs uit te voeren, of die, omdat ze lui en onverschillig zijn, liever in een<br />
hoekje zitten om zelf niets te hoeven doen, terwijl an<strong>de</strong>ren ijverig op het toneel bezig<br />
zijn (...). 30<br />
Het was dus zaak mogelijke kritiek op toneelspel in het algemeen te pareren. Dat gold niet<br />
min<strong>de</strong>r voor vermeen<strong>de</strong> ‘nieuwlichterij’ (lees: reformatorische ten<strong>de</strong>nzen) in <strong>de</strong> spelen. Zo<br />
ver<strong>de</strong>digt <strong>de</strong> Haagse rector Guilielmus Gnapheus zich tegen mogelijke ketterij in <strong>de</strong> proloog<br />
bij zijn verloren-zoonspel Acolastus (1529) als volgt:<br />
Beste heren, verbaast u zich alstublieft niet dat u hier nieuwe namen op het toneel ziet<br />
die ons ervan beschuldigen dat wij een nieuw spel gaan spelen. Ik weet heel goed hoeveel<br />
weerzin dat woordje ‘nieuw’ vaak wekt, maar hier is geen greintje van <strong>de</strong> nieuwe<br />
leer te ont<strong>de</strong>kken. 31<br />
Bovendien wordt regelmatig in <strong>de</strong> opdrachtbrieven gerefereerd aan klassieke <strong>de</strong>finities van<br />
<strong>de</strong> komedie als ‘weergave van het dagelijks leven’, ‘spiegel van het menselijk bestaan’ en<br />
‘ongevaarlijke weergave van persoonlijke en publieke zaken’ om critici <strong>de</strong> wind uit <strong>de</strong> zeilen<br />
te nemen als zou <strong>de</strong> komedie <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r jeugd be<strong>de</strong>rven.<br />
30 G. Macropedius, Bassarus, Naar <strong>de</strong> editie Utrecht 1540 uitgegeven met inleiding en vertaling door R.C. Engelberts (Tilburg 1968)<br />
diss. Utrecht, 69 en 71. De Griekse Ou<strong>de</strong> Komedie was spreekwoor<strong>de</strong>lijk satirisch en speel<strong>de</strong> uitsluitend hard op <strong>de</strong> man.<br />
31 G. Gnapheus, Acolastus, ed. P. Min<strong>de</strong>raa (Zwolle 1956) 58.
Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel 143<br />
Cornelius Crocus<br />
Een in zijn tijd befaamd stuk met onverdachte inhoud was <strong>de</strong> Comoedia sacra cui nomen Ioseph,<br />
ad Christianae iuventutis institutionem iuxta locos inventionis, veteremque artem, nunc primum et scripta<br />
et edita (Een bijbelse komedie getiteld Jozef, nu voor het eerst geschreven en uitgegeven<br />
volgens <strong>de</strong> vindplaatsen en <strong>de</strong> regels van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> komedie, ter on<strong>de</strong>rwijzing van <strong>de</strong> christelijke<br />
jeugd, 1536), kortweg Ioseph, van <strong>de</strong> Amsterdamse rector Cornelius Crocus (ca 1500-<br />
1550). 32 Het is een vroeg stuk over <strong>de</strong> oudtestamentische Jozef. Deze werd, het verhaal uit het<br />
bijbelboek Genesis is bekend, door zijn broers uit jaloezie verkocht aan Ismaëlitische han<strong>de</strong>laren,<br />
die hem weer doorverkochten aan een Egyptische notabele, Potifar, bij wie hij als<br />
slaaf carrière maakte. Diens vrouw probeert Jozef te verlei<strong>de</strong>n, hij vlucht en wordt door haar<br />
ten onrechte van verkrachting beschuldigd. Zo raakt hij in <strong>de</strong> gevangenis, waaruit hij na<br />
twee jaar wordt ontslagen door toedoen van een hofleverancier, <strong>de</strong> bakker. Jozef had zijn<br />
droom gunstig uitgelegd, en wordt nu ontbo<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> farao om diens dromen te expliceren.<br />
Daarna brengt hij het tot on<strong>de</strong>rkoning en kan zo zijn familie – ook zijn broers! – on<strong>de</strong>rsteunen.<br />
Crocus behan<strong>de</strong>lt, zoals hij ook al in een Opdrachtbrief schrijft, niet het hele leven,<br />
maar het ge<strong>de</strong>elte vanaf <strong>de</strong> verleiding tot aan <strong>de</strong> vrijlating. Dit gaf hem <strong>de</strong> gelegenheid <strong>de</strong><br />
han<strong>de</strong>ling te concentreren en zo <strong>de</strong> tegenstelling verleiding en <strong>de</strong>ugd of standvastigheid te<br />
thematiseren. Het is een knappe prestatie van Crocus dat hij met behulp van monoloog en<br />
dialoog van <strong>de</strong>ze ‘voorbeeldige’-Jozef toch in zekere zin een jeugdig mens van vlees en bloed<br />
heeft weten te maken.<br />
De genoem<strong>de</strong> Opdracht aan zijn collega docent Martin van Nieveen, pater van <strong>de</strong> meisjeskostschool<br />
van St. Gertrudis, is in meer dan één opzicht interessant. De priester Crocus<br />
blijkt goed thuis in <strong>de</strong> literatuur, met name <strong>de</strong> kerkva<strong>de</strong>rs, maar hij verlaat zich ook op klassieke<br />
teksten, zowel Griekse als Latijnse. Het is een stuk proza meer van een kamergeleer<strong>de</strong><br />
dan van een echte man van <strong>de</strong> praktijk, zoals <strong>de</strong> opdrachtbrieven van Macropedius vaak wel<br />
zijn. De brief begint met <strong>de</strong> stelling dat <strong>de</strong> christelijke jeugd vooral <strong>de</strong> wijsheid moet leren,<br />
een leerproces dat het hele leven door gaat. De ware wijsheid schuilt in het streven naar<br />
Gods koninkrijk en niet naar aardse zaken zoals geld, lichamelijk genot en roem:<br />
De filosofen hebben een voortreffelijke regel, dat eerst het voortreffelijkste moet wor<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rwezen, en wel door <strong>de</strong> voortreffelijksten. 33 En niets is beter dan <strong>de</strong> ware wijsheid,<br />
zo verzekert <strong>de</strong> Heilige Schrift ons telkens weer en daarom moeten allen, en met<br />
name <strong>de</strong> christelijke jeugd, vooreerst en vooral <strong>de</strong>ze bestu<strong>de</strong>ren. Want wie niet goed<br />
leeft, leeft tevergeefs. Tevergeefs? Zelfs tot zijn grote ver<strong>de</strong>rf, zodat het beter zou zijn<br />
naar het woord van Christus over Judas, om niet geboren te wor<strong>de</strong>n. 34 Maar <strong>de</strong> wijsheid<br />
is het begin en <strong>de</strong> bron van goed leven. 35<br />
32 Over hem o.m. J.F.M. Sterck, ‘On<strong>de</strong>r Amsterdamsche humanisten’, Het boek 6 (1917), p. 4-18; 89-107; 165-179; 282-296;<br />
J. Lebeau, Salvator mundi L’ ‘exemple’ <strong>de</strong> Joseph dans le théatre Allemand au XVIe siècle. 2 dln. Nieuwkoop 1977. Bibliotheca Humanistica<br />
& Reformatorica 20., i.h.b. 1003-1008; A.J. Kölker, Alardus Aemstelredamus en Cornelius Crocus. Twee Amsterdamse<br />
priester-humanisten. Hun leven, werken en theologische opvattingen. Bijdrage tot <strong>de</strong> kennis van het Humanisme in Noord-Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong><br />
eerste helft van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw. Nijmegen, Utrecht 1963 en P.G. Bietenholz e.a. (red.), Contemporaries of Erasmus. A Biographical<br />
Register of the Renaissance and Reformation. 3 dln. (Toronto 1985-1987) I, 362 s.v. Cornelis Croock. Over het stuk Lebeau,<br />
Salvator mundi, 301-313 en J.A. Worp, Geschie<strong>de</strong>nis van het drama en het tooneel in Ne<strong>de</strong>rland. 2 dln (Rotterdam z.j.) 1, 208-209.<br />
33 Bijv. Aristoteles en Plato.<br />
34 Mattheus 26:24; Marcus 14:21.<br />
35 Crocus, Opdracht aan Maarten Nieveen.
144 Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel<br />
Afb. 2. Cornelius Crocus, Comoedia<br />
sacra, cui titulus Ioseph.<br />
Antwerpen: Joannes Graphaeus<br />
voor Joannes Steelsius,<br />
1537. [Ex. Koninklijke<br />
Bibliotheek 231 G 10] Kölker<br />
C.L. 36.<br />
Crocus wil daarom, zo stelt hij, <strong>de</strong> jeugd <strong>de</strong>ze zegenrijke wijsheid bijbrengen en laten toepassen,<br />
en wel via het mooiste voorbeeld dat hij kent: het toonbeeld van wijsheid dat Jozef<br />
is, met name het ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> verleiding door Potifars vrouw. Daarmee liet <strong>de</strong> aartsva<strong>de</strong>r<br />
een an<strong>de</strong>r aspect van <strong>de</strong> wijsheid – <strong>de</strong> vier kardinale <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n – zien: rechtvaardigheid, gematigdheid,<br />
dapperheid en praktisch inzicht:<br />
Zelfs liet hij door één daad vier bronnen van <strong>de</strong>ugd opwellen. Toen hij zich namelijk los<br />
maakte uit <strong>de</strong> afkeurenswaardige omhelzing van zijn meesteres, respecteer<strong>de</strong> hij daarmee<br />
het vertrouwen dat hij zijn meester verschuldigd was, hield hij zijn zelfbeheersing<br />
hoog, tartte dapper <strong>de</strong> mogelijk gevaarlijke afloop en was zo verstandig om te vluchten.<br />
36 Voor grote mannen, en zelfs <strong>de</strong> grootste, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re aartsva<strong>de</strong>rs en profeten, moeten<br />
we diep respect hebben: voor Abraham om zijn actief geloof, voor Izaak om zijn zui-<br />
36 Iustitia (rechtvaardigheid), temperantia (gematigdheid), fortitudo (dapperheid), pru<strong>de</strong>ntia (praktisch inzicht).
Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel 145<br />
ver geweten, voor Jacob om zijn onvermoeibaar verdragen van inspanningen, voor weer<br />
an<strong>de</strong>ren om een an<strong>de</strong>re onwankelbare <strong>de</strong>ugd, maar hij verdient om alle <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n van<br />
alle kanten het diepste respect. Of iemand moet misschien beweren dat zijn ik zou bijna<br />
zeggen ongelooflijke kuisheid en, wat daarmee gepaard gaat, een zekere charme, in<br />
zo’n elegante schoonheid, in zo’n gevaarlijke leeftijd, met zo’n grote aanleg, voortreffelijk<br />
was, waardoor allen hem meer dan iemand an<strong>de</strong>rs lief had<strong>de</strong>n. 37<br />
Bovendien was Jozef zo zachtmoedig als het evangelie, veel later, zou vragen: zachtmoedig<br />
in zijn rechtspraak en in <strong>de</strong> houding tegenover zijn broers, waar wraakzucht niet onbegrijpelijk<br />
zou zijn geweest. Bovendien, zo zegt Crocus, heeft hij als auteur allerlei aforismen<br />
over wijsheid door het stuk heen gestrooid, om zo als ‘wormkruid met suiker’ <strong>de</strong> lessen aangenaam<br />
te verpakken:<br />
Zijn leven is dus een volmaakt voorbeeld van <strong>de</strong> wijsheid en een aansporing daartoe, en<br />
– bijna zou ik zeggen – een interpretatie ervan. Met Gods goedgunstigheid heb ik het<br />
zelfs zo behan<strong>de</strong>ld, dat we voor <strong>de</strong> christelijke jeugd vele regels van <strong>de</strong> wijsheid hebben<br />
ingelast als bittere alsem ingesmeerd met honing, 38 die niet weinig bijdragen aan <strong>de</strong><br />
vorming van geest en karakter. 39<br />
Interessant is <strong>de</strong> Opdrachtbrief ook vanwege <strong>de</strong> poëticale uitspraken. Het kenmerk van een<br />
komedie is, aldus Crocus in navolging van antieke theoretici over <strong>de</strong> komedie, <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> afloop.<br />
Een mogelijk punt van kritiek is <strong>de</strong> lange tijdsspanne die hij behan<strong>de</strong>lt: twee jaar tussen<br />
gevangenneming en vrijlating. Gaat dat niet tegen <strong>de</strong> vereiste eenheid van tijd in? Als voorbeel<strong>de</strong>n<br />
à décharge haalt hij on<strong>de</strong>r meer Terentius’ Zelfkweller (Heautontimorumenos) en Plautus’<br />
Krijgsgevangenen (Captivi) aan, twee spelen waarvan <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling meer dan een dag bestrijkt.<br />
Bovendien wijst hij op <strong>de</strong> eenheid van plaats als re<strong>de</strong>n voor zijn concentratie van <strong>de</strong><br />
han<strong>de</strong>ling op <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van verleiding tot bevrijding. Hij mocht het verhaal van het stuk zich<br />
niet op vele locaties laten afspelen, wat <strong>de</strong> bijbel wel zou vergen als hij Jozefs hele leven had<br />
behan<strong>de</strong>ld: Israël en Egypte, het huis van Potifar, <strong>de</strong> gevangenis en het paleis van <strong>de</strong> farao.<br />
Zoals vele van zijn tijdgenoten, ver<strong>de</strong>digt hij <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> komedie, die haar plaats in<br />
het curriculum nog moest verwerven. De protestantse reformatie stond ietwat huiverig<br />
tegenover toneel, die als mimetische kunst als het ware bedrog pleeg<strong>de</strong>. Ook gingen er vaak<br />
allerlei ongeregeldhe<strong>de</strong>n mee gepaard zoals men al dan niet terecht meen<strong>de</strong>. Crocus’ ver<strong>de</strong>digingsgron<strong>de</strong>n<br />
zijn met name dat het een bijbels stuk betreft met stichtelijke inhoud, en<br />
dat ook <strong>de</strong> theologen van <strong>de</strong> vroege kerk bijbelstof in dichtvorm goten.<br />
Een belangrijk thema voor Crocus is, dat <strong>de</strong> ‘glibberige, gevaarlijke leeftijd’ (lubrica aetas),<br />
dat wil zeggen <strong>de</strong> jeugd die gemakkelijk tot het verkeer<strong>de</strong> gebracht kan wor<strong>de</strong>n, op het goe<strong>de</strong><br />
pad moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n. 40 Daarom moet ze niet in aanraking komen met grove komedies,<br />
maar met een stuk dat pietas (gelovige vroomheid) toont.<br />
37 Crocus, Opdracht aan Maarten Nieveen.<br />
38 Vgl. Lucretius, De rerum natura 1, 936-938; Quintilianus, Institutio oratoria 3, 1, 4; ‘wormkruid met suiker’.<br />
39 Crocus, Opdracht aan Maarten Nieveen.<br />
40 Dit noemt hij in <strong>de</strong> Opdrachtbrief en in het stuk zelf, namelijk in <strong>de</strong> proloog, in <strong>de</strong> eerste scène van het twee<strong>de</strong> bedrijf, en<br />
in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> scène van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> bedrijf
146 Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel<br />
Zo laat <strong>de</strong>ze Opdracht zien hoe Crocus aankijkt tegen het humanistische opvoedingsi<strong>de</strong>aal.<br />
Het doel is voor <strong>de</strong>ze katholieke priester <strong>de</strong> jeugd te brengen tot het leren kennen en toepassen<br />
van <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke wijsheid, te vatten in <strong>de</strong> vier kardinale <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n en in pietas, dat hij<br />
interpreteert als het streven naar Gods koninkrijk van gerechtigheid. Eén aspect van dat rijk<br />
is een afkeer van rijkdom, uiteraard in navolging van <strong>de</strong> evangeliën. Op één plaats verraadt<br />
<strong>de</strong> katholieke priester Crocus zich als Erasmiaan:<br />
Op <strong>de</strong>ze jeugd is heel mijn inspanning gericht zodat ik <strong>de</strong>nk een stap te hebben gezet –<br />
als ik dat zo mag zeggen – om <strong>de</strong> moraalfilosofie die Socrates van <strong>de</strong> hemel naar <strong>de</strong><br />
aar<strong>de</strong> heeft gebracht en Desi<strong>de</strong>rius Erasmus uit Rotterdam naar zijn preken en Gesprekken,<br />
een paar uitgezon<strong>de</strong>rd, in het blikveld van <strong>de</strong> jeugd te brengen zodat wie <strong>de</strong>ze in het<br />
hoofd heeft zitten, wat betreft <strong>de</strong> opinies over gedrag met gemak an<strong>de</strong>rs kan zijn dan<br />
het volk, bijna altijd het meest verdorven, zelfs bij <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nen. Immers, al wat diep in<br />
<strong>de</strong> geest geworteld zit, dat drukt iemand in zijn levenswijze uit en wie geen vast verankerd<br />
besef van goed en kwaad heeft, kan <strong>de</strong> <strong>de</strong>ugd niet onafgebroken in het oog hou<strong>de</strong>n.<br />
41<br />
Verbon<strong>de</strong>n met het stuk zijn <strong>de</strong> aanleidingen ertoe, die hij in een gedicht uit het voorwerk<br />
noemt: <strong>de</strong> dankfeesten ter gelegenheid van <strong>de</strong> overwinning bij Tunis van Karel V op <strong>de</strong> Turken<br />
in 1534 en het ein<strong>de</strong> van het Dopersoproer in 1535, waarbij Doopsgezin<strong>de</strong>n die van Amsterdam<br />
een twee<strong>de</strong> Godsrijk à la Münster wil<strong>de</strong>n maken, naakt door <strong>de</strong> straten van <strong>de</strong> stad<br />
liepen. In dat licht bezien is zijn oproep om zich op Gods koninkrijk te richten, te zien als<br />
tegenwicht tegen dit in zijn ogen al te letterlijke god<strong>de</strong>lijke rijk van <strong>de</strong> Dopers.<br />
Met dit stuk probeer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> opinie van zijn leerlingen te beïnvloe<strong>de</strong>n. Dat zal zeker ten<br />
<strong>de</strong>le gelukt zijn met dit stuk zelf, dat ongeveer 15 herdrukken beleef<strong>de</strong>, maar ook via <strong>de</strong> vele<br />
navolgingen: het stuk is tweemaal in het Duits vertaald, al in 1538, twee jaar na verschijning,<br />
en nog in 1583. Bovendien was het een sleutelstuk in <strong>de</strong> traditie van het Jozef-drama, 42 en het<br />
is vele malen gespeeld, in het bijzon<strong>de</strong>r op jezuïetenscholen. 43 De lessen: rechtvaardigheid<br />
en (god<strong>de</strong>lijke) wijsheid zoals die zich in Ou<strong>de</strong> en Nieuwe Testament openbaart, gericht op<br />
Gods koninkrijk en zich afkerend van aardse goe<strong>de</strong>ren. Op die manier probeer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> leerlingen<br />
een zelf<strong>de</strong> ze<strong>de</strong>nles te geven als Murmellius dat <strong>de</strong>ed in zijn geschriften.<br />
Slotwoord<br />
Alles in het on<strong>de</strong>rwijs was gericht op ze<strong>de</strong>lijke en religieuze opvoeding. Dat gold voor <strong>de</strong> gewone<br />
lessen, waarin ‘<strong>de</strong>ugdzame’ schrijvers wer<strong>de</strong>n gelezen of waarin aan auteurs die dat<br />
niet waren morele lessen wer<strong>de</strong>n gekoppeld; dat gold voor <strong>de</strong> ‘gesprekken’ waarin en passant<br />
<strong>de</strong> on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n schaakmat wer<strong>de</strong>n gezet en <strong>de</strong> <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n aangeprezen, dat gold wel in het bijzon<strong>de</strong>r<br />
voor toneelstukken waarin <strong>de</strong> juiste religieuze houding werd aanbevolen en ze<strong>de</strong>nlessen<br />
wer<strong>de</strong>n verwerkt. Met Murmellius én met Crocus had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n bovendien<br />
twee mannen wier roem zich buiten <strong>de</strong> landsgrenzen uitstrekte en wier werken in heel Europa<br />
gelezen en nagevolgd wer<strong>de</strong>n. Hebben ze hun ‘doelen bereikt’? Dat is natuurlijk lastig<br />
te zeggen. Het is iets te kort door <strong>de</strong> bocht te vermel<strong>de</strong>n dat bijvoorbeeld Crocus’ ze<strong>de</strong>lijke<br />
41 Crocus, Opdracht aan Maarten Nieveen.<br />
42 Hierover i.h.b. Lebeau, l.c. en A. von Weilen, Der ägyptische Joseph im Drama <strong>de</strong>s XVI. Jahrhun<strong>de</strong>rts. Wien 1887, passim.<br />
43 De Vroomen, Toneel op school, 117.
Humanistische on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen en Latijns toneel 147<br />
les: afzien van veel geld en goed, mislukt is omdat <strong>de</strong> hogere klassen zich aan het eind van<br />
<strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> en in <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw vele wereldse goe<strong>de</strong>ren bleven verwerven. Ten eerste:<br />
hoe exclusief was <strong>de</strong> invloed van een toneelstuk als Ioseph aangezien <strong>de</strong> boodschap ervan<br />
ook vanaf <strong>de</strong> kansel werd verkondigd, zelfs al waren sommige predikanten wellicht bekend<br />
met het stuk door hun lectuur op <strong>de</strong> Latijnse school. Ten twee<strong>de</strong>: hoe valt zo’n ‘invloed’ of<br />
‘impact’ te bewijzen of zelfs maar aannemelijk te maken. Het is ook te mo<strong>de</strong>rn om te <strong>de</strong>nken<br />
dat <strong>de</strong> tegenstelling <strong>de</strong>ugd – verleiding voor vele jongens toch wel naar iets an<strong>de</strong>rs zal<br />
zijn doorgeslagen dan naar <strong>de</strong> <strong>de</strong>ugdzame kuisheid. Maar misschien valt er dit te zeggen<br />
over een mogelijke impact en is er toch een moreel advies van het on<strong>de</strong>rwijs blijven hangen:<br />
één van <strong>de</strong> pijlers waarop <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse samenleving toen rustte, was <strong>de</strong> charitas, tot uitdrukking<br />
gebracht in schenkingen voor weeshuizen, ou<strong>de</strong>-mannen- en ou<strong>de</strong>-vrouwenhuizen,<br />
en vele loterijen die voor <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> liefdadige doelein<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n. Hoe het ook<br />
zij, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen van <strong>de</strong> humanisten had<strong>de</strong>n we een interessant <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur, het Latijnstalige toneel, moeten missen.
148 Dirk van Miert<br />
‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’<br />
Het Amsterdamse Athenaeum in <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n Eeuw 1<br />
In <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n er in <strong>de</strong> Republiek veel zogenaam<strong>de</strong> athenaea opgericht, instellingen<br />
voor hoger on<strong>de</strong>rwijs die niet het recht had<strong>de</strong>n aca<strong>de</strong>mische gra<strong>de</strong>n te verlenen. Het is <strong>de</strong><br />
vraag of dit nieuwe fenomeen een reactie was op een behoefte aan een nieuw soort on<strong>de</strong>rwijs. Dit artikel<br />
poogt <strong>de</strong>ze vraag te beantwoor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> inhoud van het on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong> belangrijkste<br />
en meest succesvolle van <strong>de</strong> nieuwe scholen, het Amsterdamse Athenaeum Illustre.<br />
Het fenomeen athenaeum<br />
In <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong>rtig van <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> eeuw beleef<strong>de</strong> <strong>de</strong> Republiek <strong>de</strong> plotselinge opkomst van een<br />
schooltype dat tot die tijd slechts één vertegenwoordiger ken<strong>de</strong>. In min<strong>de</strong>r dan zes jaar wer<strong>de</strong>n<br />
er vijf zogenaam<strong>de</strong> athenaea opgericht: in Deventer (1630), Amsterdam (1632), Utrecht<br />
(1634), Dordrecht (1636) en ’s-Hertogenbosch (1636). Tien jaar later werd in Breda een <strong>de</strong>rgelijke<br />
school opgericht, gevolgd door al dan niet geslaag<strong>de</strong> pogingen el<strong>de</strong>rs: Mid<strong>de</strong>lburg<br />
(1649-1651), Nijmegen (1655) en Zutphen (1686). Vóór 1630 bestond er slechts één athenaeum:<br />
dat van Har<strong>de</strong>rwijk (1600).<br />
Kortweg waren athenaea instellingen voor hoger on<strong>de</strong>rwijs zon<strong>de</strong>r het recht aca<strong>de</strong>mische<br />
gra<strong>de</strong>n te verlenen. Voordat <strong>de</strong> vraag beantwoord kan wor<strong>de</strong>n waarom <strong>de</strong>ze athenaea<br />
plots als pad<strong>de</strong>stoelen uit <strong>de</strong> grond schoten, dient vastgesteld te wor<strong>de</strong>n of het relatief nieuwe<br />
schooltype athenaeum een nieuw soort on<strong>de</strong>rwijs impliceer<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> literatuur over het<br />
17<strong>de</strong>-eeuwse on<strong>de</strong>rwijs is <strong>de</strong>ze vraag nog nauwelijks beantwoord. Het belangrijkste obstakel<br />
is het gebrek aan bronnen. Om <strong>de</strong> aard van het on<strong>de</strong>rwijs te kunnen bestu<strong>de</strong>ren moet het<br />
on<strong>de</strong>rwijsmateriaal geanalyseerd wor<strong>de</strong>n, en dat is van lang niet alle athenaea in representatieve<br />
mate overgeleverd. Voor <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> eeuw vormt het Amsterdamse Athenaeum een gelukkige<br />
uitzon<strong>de</strong>ring. 2 In <strong>de</strong>ze bijdrage staan vorm en <strong>de</strong> inhoud van het on<strong>de</strong>rwijs aan het<br />
Amsterdamse Athenaeum centraal, in het licht van <strong>de</strong> vraag naar het succes van het nieuwe<br />
schooltype. Eerst moet echter <strong>de</strong> institutionele eigenaardigheid van het fenomeen athenaeum<br />
behan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n, want <strong>de</strong>ze leidt gemakkelijk tot verwarring.<br />
Nomenclatuur<br />
Voor het bepalen van het on<strong>de</strong>rscheid tussen athenaea en overige on<strong>de</strong>rwijsinstellingen,<br />
hoofdzakelijk <strong>de</strong> Latijnse school en <strong>de</strong> universiteit, is het verra<strong>de</strong>rlijk om op <strong>de</strong> naam van het<br />
nieuwe schooltype af te gaan. De meest gebruikte namen voor het nieuwe schooltype zijn<br />
athenaeum en illustre school, maar daarnaast komen ook an<strong>de</strong>re aanduidingen voor: gymnasium,<br />
lyceum en aca<strong>de</strong>mia, al dan niet vergezeld van het adjectief illuster. Het nieuwe<br />
schooltype had niet het alleenrecht op <strong>de</strong>ze termen: ‘gymnasium’ was een gangbare aanduiding<br />
van een Latijnse of Triviale School, al dan niet uitgebreid met extra topklassen van<br />
1 Dit artikel is groten<strong>de</strong>els gebaseerd op mijn proefschrift Illuster on<strong>de</strong>rwijs. Het Amsterdamse Athenaeum in <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n Eeuw,<br />
1632-1704 (Amsterdam 2005).<br />
2 In een an<strong>de</strong>r opzicht is het Amsterdamse Athenaeum een moeilijke case: er is uit <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> eeuw geen archief van <strong>de</strong> instelling<br />
bekend. Roosters, stu<strong>de</strong>ntenlijsten, notulen van professorenverga<strong>de</strong>ringen e.d. ontbreken. Wel zijn in het Amsterdamse<br />
gemeentearchief <strong>de</strong> aanstellingsdata, disciplines en salarissen van <strong>de</strong> professoren terug te vin<strong>de</strong>n.
‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’ 149<br />
aca<strong>de</strong>misch niveau. An<strong>de</strong>rzijds werd een universiteit meestal aca<strong>de</strong>mia, maar ook wel athenaeum<br />
of lyceum genoemd. De he<strong>de</strong>ndaagse terminologie is bepaald door het ingesleten<br />
gebruik in <strong>de</strong> historiografie van <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke instellingen: het Amsterdamse Athenaeum<br />
wordt in <strong>de</strong> secundaire literatuur meestal aangeduid als Athenaeum Illustre of Doorluchtige<br />
School. Het athenaeum van Har<strong>de</strong>rwijk heet dikwijls Veluws Gymnasium maar ook wel<br />
Gymnasium Illustre. De contemporaine naamgeving biedt dus eer<strong>de</strong>r verwarring dan houvast<br />
voor het bepalen van het verschil tussen Latijnse scholen, athenaea en universiteiten.<br />
In juridisch opzicht on<strong>de</strong>rscheid<strong>de</strong> een athenaeum zich van een universiteit door het ontbreken<br />
van het recht om <strong>de</strong> doctorstitel te verlenen. 3 In <strong>de</strong> ogen van sommige tijdgenoten was<br />
het ontbreken van dit ius promovendi slechts een formaliteit. De Amsterdamse hoogleraar Cabeliau<br />
klaag<strong>de</strong> dat sommige ou<strong>de</strong>rs pas tevre<strong>de</strong>n waren als hun kin<strong>de</strong>ren aan beroem<strong>de</strong> universiteiten<br />
had<strong>de</strong>n gestu<strong>de</strong>erd. ‘Zozeer <strong>de</strong>nkt men dat het woord “aca<strong>de</strong>misch” ik weet niet<br />
wat voor glans en geleerdheid met zich meebrengt. (...) Dit bijzon<strong>de</strong>re voor<strong>de</strong>el hebben universiteiten,<br />
dat ze gepromoveer<strong>de</strong>n afleveren. Maar ze leveren niet altijd geleer<strong>de</strong>n af.’ 4 Een<br />
twee<strong>de</strong>, min of meer juridisch, on<strong>de</strong>rscheid is dat er op <strong>de</strong> athenaea niet <strong>de</strong> dwang was van<br />
een systeem van vier faculteiten. Het athenaeum voorzag vooral in een losse verzameling leerstoelen<br />
voor verschillen<strong>de</strong> vakgebie<strong>de</strong>n, niet in vier institutioneel van elkaar on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rwijsinstituten. Dat maakte <strong>de</strong> organisatie flexibeler voor het bestuur.<br />
De functie van een athenaeum<br />
Het athenaeum gold bij uitstek als een school die een brug sloeg tussen <strong>de</strong> Latijnse school<br />
enerzijds en <strong>de</strong> universiteit an<strong>de</strong>rzijds. Uit contemporaine bronnen stijgt een litanie van<br />
klachten op over het gebrek aan kennis van stu<strong>de</strong>nten die zich toeleg<strong>de</strong>n op theologie, rechten<br />
of medicijnen. 5 De vertegenwoordigers van <strong>de</strong> athenaea trachtten met het geweeklaag<br />
dikwijls het specifieke karakter van <strong>de</strong> eigen instelling als brugschool te legitimeren. De<br />
Amsterdamse hoogleraar Petrus Francius oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> bijvoorbeeld dat <strong>de</strong> Latijnse school<br />
geen bevredigen<strong>de</strong> voorbereiding op het universitaire on<strong>de</strong>rwijs verschafte. Francius zag<br />
een onlosmakelijke band tussen <strong>de</strong> Latijnse school en het athenaeum én tussen het athenaeum<br />
en <strong>de</strong> universiteit. De rol van het athenaeum was te verfijnen wat op <strong>de</strong> Latijnse school<br />
begonnen was en dat te voltooien of ter voltooiing aan <strong>de</strong> universiteiten over te dragen. 6<br />
Het lag voor <strong>de</strong> hand dat het athenaeum zich vanwege dit prope<strong>de</strong>utische karakter vooral<br />
richtte op het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> zogeheten artes liberales of vrije kunsten. Dikwijls kwam het<br />
on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> artes neer op geschie<strong>de</strong>nis, welsprekendheid, ou<strong>de</strong> en oosterse talen, wijsbegeerte<br />
en wiskun<strong>de</strong>. 7 Voor het leggen van <strong>de</strong> fundamenten van een studie in <strong>de</strong> hogere faculteiten<br />
kon <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nt in <strong>de</strong> 17<strong>de</strong>-eeuwse Republiek dus kiezen tussen <strong>de</strong> artes-faculteit<br />
van een universiteit en het on<strong>de</strong>rwijs van een athenaeum. Volgens sommigen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> stu-<br />
3 Klassieke gra<strong>de</strong>n als baccalaureaat en licenciaat wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Republiek, in tegenstelling tot in <strong>de</strong> omringen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n,<br />
niet gehandhaafd.<br />
4 J. Cabeliavius, Oratio inauguralis <strong>de</strong> praeparamentis ad studium iuris, habita 11 Cal. Ianuarii MDCLXLI, (Amsterdam 1641) 34:<br />
‘A<strong>de</strong>o nomen aca<strong>de</strong>micum nescio quod <strong>de</strong>cus et doctrinam creditur adferre. (...) Hoc sibi peculiare habent aca<strong>de</strong>miae ut<br />
doctores faciant. At doctos non faciunt semper.’<br />
5 Zie bijvoorbeeld S.H.M. Galama, Het wijsgerig on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong> Hogeschool te Franeker 1585-1811, (Franeker 1954) 29-32; H.<br />
Wansink, Politieke wetenschappen aan <strong>de</strong> Leidse Universiteit 1575 – ± 1650, (Utrecht 1981) 26; G.J. Vossius, Gerardi Joannis Vossii<br />
et clarorum virorum ad eum epistolae collectore Paolo Colomesio II (Lon<strong>de</strong>n 1690) nr. 305; Voor Har<strong>de</strong>rwijk, vgl. A.A.M. <strong>de</strong><br />
Haan, Het wijsgerig on<strong>de</strong>rwijs aan het Gymnasium Illustre en <strong>de</strong> Hogeschool te Har<strong>de</strong>rwijk 1599-1811, (Har<strong>de</strong>rwijk 1960) 9.<br />
6 Petrus Francius, Orationes. Editio secunda longe emendatior et magna parte auctior, (Amsterdam 1705) 102-103.<br />
7 Voor het arteson<strong>de</strong>rwijs aan het Amsterdamse Athenaeum, zie hoofdstuk 7 en 8 van Illuster on<strong>de</strong>rwijs.
150 ‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’<br />
Afb. 1. Achtien<strong>de</strong>-eeuwse<br />
prent van <strong>de</strong> Agnietenkapel<br />
en het poortje aan <strong>de</strong><br />
Ou<strong>de</strong>zijds Voorburgwal, zoals<br />
ze na <strong>de</strong> verbouwing<br />
gereed waren om on<strong>de</strong>rdak te<br />
bie<strong>de</strong>n aan het Atheneum<br />
(Uit: Pierre Fouquet, Afbeeldingen<br />
van <strong>de</strong> wyd-vermaar<strong>de</strong> koopstad<br />
Amsterdam, benevens <strong>de</strong>s<br />
zelvs voornaamste gebouwen en<br />
gezigten, alle naar het leeven getekend,<br />
1780).<br />
<strong>de</strong>nt er goed aan voor het laatste te kiezen. Geen won<strong>de</strong>r dat er geen universiteitsste<strong>de</strong>n waren<br />
waar tegelijkertijd ook een athenaeum gevestigd was. 8 Als artes-school kon een athenaeum<br />
soms meer aanzien genieten dan een universiteit. 9 Een Duits athenaeum als dat van<br />
Herborn stond bijvoorbeeld hoog aangeschreven. 10 Soms was een athenaeum georganiseerd<br />
in nauwe samenhang met <strong>de</strong> Latijnse school in <strong>de</strong> eigen stad. 11 Soms vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
school, zoals in Amsterdam, een organisatie op zichzelf.<br />
De diversiteit in nomenclatuur, juridische status en organisatie van het on<strong>de</strong>rwijsaanbod<br />
wekte verwarring. Deze verwarring was een Europees verschijnsel. Een sprekend voorbeeld<br />
daarvan levert een door Willem Frijhoff gesignaleer<strong>de</strong> reisgids voor rondtrekken<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten,<br />
die van een hele reeks min of meer aca<strong>de</strong>mische instellingen een karakterschets geeft. 12<br />
8 In Lei<strong>de</strong>n waren in 1631 echter twee filosofie-hoogleraren actief die niet aan <strong>de</strong> universiteit verbon<strong>de</strong>n waren: Willem<br />
Frijhoff, ‘Het Amsterdamse Athenaeum in het aca<strong>de</strong>mische landschap van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw’ in: E.O.G. Haitsma Mulier<br />
e.a. (red.), Athenaeum Illustre. Elf studies over <strong>de</strong> Amsterdamse Doorluchtige School 1632-1877 (Amsterdam 1997) 37-66, aldaar<br />
63.<br />
9 Ibi<strong>de</strong>m, 60.<br />
10 Willem Frijhoff, ‘Patterns’ in: H. <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r-Symoens (ed.), A history of the university in Europe II, Universities in early mo<strong>de</strong>rn<br />
Europe (1500-1800), (Cambridge 1996) 43-110, aldaar 52 en 69.<br />
11 Zo bijvoorbeeld Har<strong>de</strong>rwijk; zie Theo Verbeek, ‘Notes on Ramism in the Netherlands’ in: M. Feingold et al., (ed.), The influence<br />
of Petrus Ramus, Studies in sixteenth and seventeenth century philosophy and sciences (Basel 2001) 38-53, aldaar 46.<br />
12 Frijhoff, ‘Patterns’, 51.
‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’ 151<br />
Er was kennelijk een behoefte aan overzicht in <strong>de</strong> wirwar van hogescholen. In Duitsland beston<strong>de</strong>n<br />
bijvoorbeeld gymnasia illustria waar niet alleen werd lesgegeven in geschie<strong>de</strong>nis en<br />
wiskun<strong>de</strong>, maar ook in Frans, paardrij<strong>de</strong>n, vechten en dansen. 13<br />
Sinds <strong>de</strong> eerste fase van het bestaan van <strong>de</strong> universiteiten in Europa zijn pogingen in het<br />
werk gesteld om <strong>de</strong> ingangseisen en eindtermen te uniformeren. De vele pedagogische traktaten<br />
van <strong>de</strong> humanisten spreken meer dan boek<strong>de</strong>len: telkenmale wer<strong>de</strong>n hierin voorstellen<br />
gedaan voor een i<strong>de</strong>aal pensum, een corpus van zowel ou<strong>de</strong> als recente auteurs. Dergelijke<br />
geschriften trachtten het hoofd te bie<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> grote niveauverschillen van <strong>de</strong><br />
stu<strong>de</strong>nten. De artes-faculteit had bij uitstek <strong>de</strong> taak <strong>de</strong>ze verschillen, en dan natuurlijk vooral<br />
<strong>de</strong> achterstan<strong>de</strong>n, weg te werken. Was het al moeilijk om <strong>de</strong> verschillen op één school te<br />
nivelleren, nog veel moeilijker was het om meer<strong>de</strong>re scholen op elkaar af te stemmen. Ook<br />
<strong>de</strong> Duitse kerkhervormers kregen hiermee te maken: toen zij <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid voor<br />
het schoolwezen onttrokken aan <strong>de</strong> kloosters en overhevel<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> wereldlijke overhe<strong>de</strong>n,<br />
wer<strong>de</strong>n zij geconfronteerd met een diversiteit die eer<strong>de</strong>r werd gecontinueerd dan dat ze<br />
uit <strong>de</strong> wereld geholpen kon wor<strong>de</strong>n.<br />
Hoewel met <strong>de</strong> vorming van <strong>de</strong> natiestaten <strong>de</strong> eisen waaraan scholen moesten voldoen<br />
exacter geformuleerd wer<strong>de</strong>n en voor een groter gebied gol<strong>de</strong>n, was <strong>de</strong> praktijk weerbarstig.<br />
In <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n blijkt dat bijvoorbeeld uit het geringe effect van <strong>de</strong> ‘<strong>Holland</strong>se Schoolordre’<br />
van 1625. Hoewel <strong>de</strong> in het ka<strong>de</strong>r hiervan geconcipieer<strong>de</strong> leerboeken wel aftrek von<strong>de</strong>n,<br />
bleef het lastig om <strong>de</strong> eindtermen uniform te krijgen, zelfs in een relatief klein gebied als het<br />
gewest <strong>Holland</strong>.<br />
De opkomst van <strong>de</strong> athenaea is in het licht van <strong>de</strong>ze geschie<strong>de</strong>nis te beschouwen als een<br />
van realisme getuigen<strong>de</strong> reactie op <strong>de</strong> al te optimistische pogingen het hoofd te bie<strong>de</strong>n aan<br />
<strong>de</strong> pluriformiteit: men gooi<strong>de</strong> het over <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re boeg door te erkennen dat er nu eenmaal<br />
verschillen waren tussen <strong>de</strong> diverse scholen. Er was een nieuwe school voor nodig om <strong>de</strong><br />
verschillen te nivelleren, wat in <strong>de</strong> praktijk tot gevolg had dat er niet zozeer effectiever curricula<br />
wer<strong>de</strong>n opgesteld om een hoger ren<strong>de</strong>ment te bevor<strong>de</strong>ren, maar dat jongens langer<br />
moesten leren alvorens naar <strong>de</strong> universiteit te gaan.<br />
Dat neemt niet weg dat <strong>de</strong> athenaea <strong>de</strong> komst van een nieuw soort on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> hand<br />
kon werken. In <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> eeuw had<strong>de</strong>n termen als ‘nieuw’ en ‘vernieuwing’<br />
echter niet <strong>de</strong> associatie met ‘verbetering’. Doorgaans werd ter legitimatie van iets nieuws<br />
gewezen op historische voorbeel<strong>de</strong>n. Op welke mo<strong>de</strong>llen kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> 17<strong>de</strong>-eeuwse regenten<br />
teruggrijpen?<br />
Mo<strong>de</strong>llen<br />
Als antece<strong>de</strong>nt voor het Amsterdamse Athenaeum is wel eens gewezen op een eer<strong>de</strong>re Amsterdamse<br />
aca<strong>de</strong>mie, <strong>de</strong> in 1617 op particulier initiatief van Samuel Coster in het leven geroepen<br />
Ne<strong>de</strong>rduytsche Aca<strong>de</strong>mie. Deze ‘aca<strong>de</strong>mie’ had als doel volwassenen les te geven in<br />
<strong>de</strong> landstaal, in vakken als letterkun<strong>de</strong> en zeevaartkun<strong>de</strong>, een populair vak in een zeevaren<strong>de</strong><br />
stad als Amsterdam. Maar <strong>de</strong>ze aca<strong>de</strong>mie had haar wortels eer<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> traditie van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>rijkerskamers<br />
dan in die van het aca<strong>de</strong>mische en dus Latijnse on<strong>de</strong>rwijs. Dat laatste was<br />
wél <strong>de</strong> traditie waar het Athenaeum bij aansloot, met zijn gerichtheid op kin<strong>de</strong>ren, on<strong>de</strong>r-<br />
13 Manfred Fuhrmann, Latein und Europa. Geschichte <strong>de</strong>s gelehrten Unterrichts in Deutschland von Karl <strong>de</strong>r Grossen bis Wilhelm II (Keulen<br />
2001) 89.
152 ‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’<br />
wijs in het Latijn en on<strong>de</strong>rwijs in traditionele artesvakken als geschie<strong>de</strong>nis en aristotelische<br />
filosofie.<br />
Het athenaeum is ook wel vergeleken met het Straatsburgse gymnasium van <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong><br />
pedagoog Johannes Sturm. 14 Deze had <strong>de</strong> lokale Latijnse Scholen te Straatsburg samengesmeed<br />
en uitgebreid met twee extra topklassen. Bovendien had hij er nog een cursus van<br />
vijf jaar openbare colleges in filosofie en theologie aan vastgeplakt. In <strong>de</strong>ze vijfjarige cursus<br />
kon<strong>de</strong>n baccalaureaten en magisters-gra<strong>de</strong>n gehaald wor<strong>de</strong>n. 15 Sturms constructie zal eer<strong>de</strong>r<br />
als inspiratie dan als voorbeeld hebben gediend voor <strong>de</strong> athenaea in <strong>de</strong> Republiek. De<br />
twee topklassen van Sturm plus <strong>de</strong> vijf jaar openbare colleges vormen een cursus van zeven<br />
jaar. Geen van <strong>de</strong> athenaea beoog<strong>de</strong> dat. Zij wil<strong>de</strong>n vooral een extra traject van ongeveer drie<br />
jaar aanbie<strong>de</strong>n, inclusief openbare hoorcolleges, voor kin<strong>de</strong>ren die eerst zes jaar <strong>de</strong> Latijnse<br />
school had<strong>de</strong>n gevolgd. Evenmin behoor<strong>de</strong> het verlenen van baccalaureaten, laat staan magisters-gra<strong>de</strong>n,<br />
tot <strong>de</strong> competentie van een athenaeum. Maar Sturm en <strong>de</strong> oprichters van <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse athenaea trachtten het hoofd te bie<strong>de</strong>n aan hetzelf<strong>de</strong> euvel: <strong>de</strong> Latijnse school<br />
schoot met zes jaar te kort. En <strong>de</strong> oplossing was ook hetzelf<strong>de</strong>: het athenaeum moest fungeren<br />
als brugschool. Maar het athenaeum nam bovendien een <strong>de</strong>el over van <strong>de</strong> taken van<br />
<strong>de</strong> artes-faculteit van <strong>de</strong> universiteit. In <strong>de</strong> Republiek gingen <strong>de</strong> ambities soms nog ver<strong>de</strong>r.<br />
Niet alleen <strong>de</strong> vakken uit <strong>de</strong> artes-faculteit van <strong>de</strong> universiteiten wer<strong>de</strong>n beconcurreerd; ook<br />
voor <strong>de</strong> overige drie faculteiten stel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> lokale bestuur<strong>de</strong>rs hoogleraren aan.<br />
Het athenaeum zoals dat in <strong>de</strong> Republiek in <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> eeuw gestalte kreeg, liet daarmee het<br />
uitgangspunt van <strong>de</strong> Latijnse school los en betrad het terrein van <strong>de</strong> universiteit. De lokale initiatiefnemers<br />
pasten er wel voor op om <strong>de</strong> concurreren<strong>de</strong> functie van het athenaeum hardop<br />
uit te spreken: keer op keer benadrukten zij <strong>de</strong> brugfunctie van het nieuwe schooltype.<br />
Universiteit of athenaeum – <strong>de</strong> vraag blijft of het nieuwe on<strong>de</strong>rwijsinstituut van het athenaeum<br />
ook een nieuw soort on<strong>de</strong>rwijs met zich meebracht. Alleen door het curriculum te<br />
bestu<strong>de</strong>ren kan vastgesteld wor<strong>de</strong>n of het athenaeum slechts dien<strong>de</strong> als wegwijzer naar <strong>de</strong><br />
universiteit en zelfs ten <strong>de</strong>le als concurrent daarvan, of dat <strong>de</strong> nieuwe structuur juist ook een<br />
min<strong>de</strong>r traditionele invulling van het on<strong>de</strong>rwijs mogelijk maakte dan op <strong>de</strong> universiteiten te<br />
doen gebruikelijk was. Hoe kreeg het on<strong>de</strong>rwijs gestalte en wat kwam er aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>?<br />
On<strong>de</strong>rwijsmetho<strong>de</strong>n<br />
Als voorbeeld dient hier het Amsterdamse Athenaeum. De instelling was in 1632 opgericht<br />
on<strong>de</strong>r verwijzingen naar <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> problemen: het gebrek aan aansluiting tussen Latijnse<br />
school en universiteit. Bovendien waren <strong>de</strong> jongens nog te jong om zelfstandig in een universiteitsstad<br />
te wonen. De twee hoogleraren van het eerste uur wer<strong>de</strong>n al gauw vergezeld<br />
van een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en zo gaf het trio Vossius, Barlaeus en Hortensius les in respectievelijk geschie<strong>de</strong>nis,<br />
filosofie en wiskun<strong>de</strong> – bij uitstek artesvakken. In 1640 werd een hoogleraar<br />
rechten aangesteld, kennelijk met het oog op <strong>de</strong> belangen van <strong>de</strong> regenten, voor wier kroost<br />
een rechtenstudie <strong>de</strong> meest gewenste was. Met <strong>de</strong> omvangrijke medische infrastructuur die<br />
Amsterdam rijk was, lag <strong>de</strong> introductie van geneeskun<strong>de</strong> in 1660 voor <strong>de</strong> hand. Theologie<br />
werd pas geïntroduceerd in 1686 en kwam daarmee op het laatste plan, wat gezien <strong>de</strong> soms<br />
gespannen verhouding tussen <strong>de</strong> Amsterdamse regenten en <strong>de</strong> publieke kerk geen verba-<br />
14 Willem Frijhoff en Marijke Spies, 1650. Bevochten eendracht (Den Haag 1999) 254.<br />
15 Fuhrmann, Latein und Europa, 53.
‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’ 153<br />
Afb. 2. Het private on<strong>de</strong>rwijs<br />
van Gerard Blasius. De<br />
stu<strong>de</strong>nten wor<strong>de</strong>n nogal jong<br />
afgebeeld. Titelblad in Gerardus<br />
Leon. Blasius Medicina generalis<br />
van 1661. (UBA: 651 F<br />
26)<br />
zing wekt. A-typisch is het wel: op alle an<strong>de</strong>re universiteiten en athenaea behoor<strong>de</strong> theologie<br />
tot <strong>de</strong> eerst ingevoer<strong>de</strong> vakken.<br />
In <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van het Amsterdamse Athenaeum zien we dus gaan<strong>de</strong>weg een klein<br />
universiteitje ontstaan (maar dan natuurlijk zon<strong>de</strong>r het ius promovendi). Er waren hoofdzakelijk<br />
drie vormen van on<strong>de</strong>rwijs: privaat on<strong>de</strong>rwijs, openbaar on<strong>de</strong>rwijs en semi-openbaar<br />
on<strong>de</strong>rwijs.<br />
Het private on<strong>de</strong>rwijs kreeg gestalte in lessen die ten huize van <strong>de</strong> hoogleraar wer<strong>de</strong>n gegeven,<br />
aan een groepje van vijf tot tien stu<strong>de</strong>nten. Dergelijke lessen, collegia genoemd, zijn<br />
nog het beste vergelijkbaar met <strong>de</strong> werkgroepen op <strong>de</strong> he<strong>de</strong>ndaagse universiteiten. Collegia<br />
waren gemo<strong>de</strong>lleerd op <strong>de</strong> praktijk aan <strong>de</strong> universiteiten. Zo beriep Francius zich in 1686
154 ‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’<br />
voor zijn collegia in <strong>de</strong> retorica op soortgelijke colleges die <strong>de</strong> hoogleraren Lipsius en Cunaeus<br />
op <strong>de</strong> Leidse Universiteit had<strong>de</strong>n verzorgd. 16 Vossius en Barlaeus achtten <strong>de</strong> private<br />
lessen zinvoller voor <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten dan <strong>de</strong> openbare hoorcolleges, die volgens hen vooral <strong>de</strong><br />
roem van <strong>de</strong> docent dien<strong>de</strong>n. Opvallend is <strong>de</strong> zorg die <strong>de</strong> Amsterdamse regenten aan het private<br />
on<strong>de</strong>rwijs schonken. Zij verplichtten <strong>de</strong> professoren tot het geven van collegia, waarbij<br />
zij met name het belang van hun kin<strong>de</strong>ren beoog<strong>de</strong>n. Een late opvolger van Vossius, Marcus<br />
Meiboom, werd zelfs ontslagen omdat hij weiger<strong>de</strong> private lessen te geven.<br />
Hoorcolleges of lectiones publicae von<strong>de</strong>n dagelijks plaats. Reconstructies van het lesrooster<br />
van het Athenaeum laten een gestage uitbreiding zien van het aantal hoorcolleges:<br />
van twee per dag in 1632 tot minstens zes in 1690. De colleges duur<strong>de</strong>n net als op <strong>de</strong> universiteiten<br />
maximaal één uur en kregen op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze vorm: doorgaans werd een tekst<br />
uit <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> ‘vakliteratuur’, meestal een klassieke auteur, zin voor zin toegelicht. 17 Op<br />
woensdag- en zaterdagochtend von<strong>de</strong>n er geen colleges plaats: <strong>de</strong>ze dag<strong>de</strong>len waren gereserveerd<br />
voor <strong>de</strong> disputaties.<br />
De disputatio was een vorm van half-openbaar on<strong>de</strong>rwijs. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> disputatie ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong><br />
een stu<strong>de</strong>nt een aantal stellingen tegen <strong>de</strong> tegenwerpingen vanuit het publiek, dat vooral<br />
bestond uit me<strong>de</strong>stu<strong>de</strong>nten, maar ook wel an<strong>de</strong>re belangstellen<strong>de</strong>n, zoals kennissen,<br />
vrien<strong>de</strong>n en familiele<strong>de</strong>n. Aan het Athenaeum wer<strong>de</strong>n uitsluitend oefendisputaties gehou<strong>de</strong>n.<br />
Het is niet zeker of die geheel openbaar waren, ook al zochten sommige Amsterdamse<br />
medici die niet aan het Athenaeum verbon<strong>de</strong>n waren wel ruzie tij<strong>de</strong>ns medische disputatities.<br />
De disputatie gold als een oefening in het openbaar <strong>de</strong>batteren en dien<strong>de</strong> als<br />
voorbereiding op een promotie aan <strong>de</strong> universiteit, <strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong> inaugurele disputatie of<br />
dissertatie. Ze had als bijkomen<strong>de</strong> functies dat <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten zich oefen<strong>de</strong>n in het openbaar<br />
<strong>de</strong>batteren in het Latijn en zich <strong>de</strong> stof op actieve wijze eigen maakten. De term disputatie<br />
duidt zowel <strong>de</strong> sessie zelf aan, als <strong>de</strong> materiële neerslag daarvan in een verzameling gedrukte<br />
stellingen, ter grootte van een schoolschrift en in omvang variërend van vier tot enkele<br />
tientallen pagina’s, maar meestal ongeveer vijftien. Ze wer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze vormgegeven<br />
als op <strong>de</strong> universiteiten, op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze van tevoren verspreid om <strong>de</strong> opponenten<br />
<strong>de</strong> gelegenheid te geven <strong>de</strong> stellingen te bestu<strong>de</strong>ren, en <strong>de</strong> disputaties wer<strong>de</strong>n ook op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
dagen in <strong>de</strong> week ver<strong>de</strong>digd: woensdag en zaterdag. Sinds <strong>de</strong> jaren 1650 werd er op<br />
het Athenaeum meer aandacht besteed aan het in druk laten verschijnen van <strong>de</strong> oefendisputaties,<br />
wat wijst op een groeien<strong>de</strong> behoefte om zich als een aca<strong>de</strong>misch instituut te manifesteren.<br />
De private en publieke lessen kon<strong>de</strong>n, evenals <strong>de</strong> disputatie, bogen op een eeuwenlange<br />
on<strong>de</strong>rwijstraditie. De inrichting van <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rwijsvormen getuig<strong>de</strong>n in Amsterdam dus<br />
niet van een nieuwe on<strong>de</strong>rwijsvisie. Nu gebleken is dat <strong>de</strong> formele ka<strong>de</strong>rs wer<strong>de</strong>n afgekeken<br />
van <strong>de</strong> aca<strong>de</strong>mische tradities, dient zich <strong>de</strong> vraag aan of <strong>de</strong> inhoud van het on<strong>de</strong>rwijs afweek<br />
van <strong>de</strong> traditie.<br />
16 Francius, Orationes, 409; C.L. Heesakkers, ‘An Lipsio licuit et Cunaeo quod mihi non licet? Petrus Francius and oratorical<br />
<strong>de</strong>livery in the Amsterdam Athenaeum Illustre’ in: G. Tournoy et al. (ed.), Ut granum synapis. Essays on Neo-Latin literature<br />
in honour of Jozef IJsewijn, Supplementa Humanistica Lovaniensia XII, (Leuven 1997) 324-351.<br />
17 In hoeverre <strong>de</strong>ze uitleg grammaticaal dan wel inhou<strong>de</strong>lijk was, is moeilijk te zeggen. Bij vakken als geschie<strong>de</strong>nis of welsprekendheid<br />
stond het Latijn zelf centraal en zal er veel aandacht uitgegaan zijn naar grammaticale en stilistische aspecten.<br />
Voor het bestu<strong>de</strong>ren van juridische, geneeskundige en godsdienstige teksten wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten geacht <strong>de</strong><br />
grammatica te begrijpen en zal er dus meer aandacht zijn besteed aan <strong>de</strong> inhoud.
‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’ 155<br />
Inhoud van het on<strong>de</strong>rwijs<br />
Hoewel een formeel on<strong>de</strong>rscheid in faculteiten ontbrak, dien<strong>de</strong> het systeem van <strong>de</strong> vier faculteiten<br />
wel als conceptueel mo<strong>de</strong>l: professoren wer<strong>de</strong>n benoemd als hoogleraar theologie,<br />
geneeskun<strong>de</strong> of rechtsgeleerdheid, en voor <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> artes-faculteit als hoogleraar geschie<strong>de</strong>nis<br />
en/of welsprekendheid of filosofie, eventueel nog uitgesplitst naar <strong>de</strong><br />
aristotelische disciplines van logica, fysica, metafysica en ethica. Niet alle athenaea voorzagen<br />
in al <strong>de</strong>ze facultaire disciplines. Het Amsterdamse Athenaeum begon met twee hoogleraren<br />
voor <strong>de</strong> artesvakken, waarna <strong>de</strong> ‘hoge faculteiten’ pas in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> eeuw gelei<strong>de</strong>lijk<br />
aan wer<strong>de</strong>n geïntroduceerd. Het Deventer Athenaeum ging vrijwel direct met<br />
hoogleraren voor alle facultaire disciplines van start.<br />
De vakken die wer<strong>de</strong>n gegeven volg<strong>de</strong>n wel dit facultaire mo<strong>de</strong>l. Uit het zoeken naar opvolgers<br />
van professoren valt op te maken dat geschie<strong>de</strong>nis en welsprekendheid als een<br />
samenhangen<strong>de</strong> discipline werd beschouwd. Dat gold eveneens voor <strong>de</strong> disciplines van filosofie,<br />
wiskun<strong>de</strong>, oosterse talen, rechten, geneeskun<strong>de</strong> en theologie. De eerste vier genoem<strong>de</strong><br />
vakken behoor<strong>de</strong>n traditioneel tot <strong>de</strong> artes-vakken. Opvallend is dat <strong>de</strong> salarissen van <strong>de</strong><br />
hoogleraren in <strong>de</strong> artesvakken in Amsterdam hoger waren dan van <strong>de</strong> professoren in <strong>de</strong> rechten<br />
of geneeskun<strong>de</strong>: in Lei<strong>de</strong>n was het geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> eeuw juist an<strong>de</strong>rsom.<br />
Uitgerekend voor <strong>de</strong> artes wer<strong>de</strong>n in Amsterdam <strong>de</strong> beroemdste personen aangezocht,<br />
hetgeen een aanwijzing is dat er met name belang werd gehecht aan goed on<strong>de</strong>rwijs<br />
in <strong>de</strong> artes. Voor <strong>de</strong> ‘hoge’ disciplines van rechten, geneeskun<strong>de</strong> en theologie was in <strong>de</strong> 17<strong>de</strong><br />
eeuw aan het Athenaeum nooit meer dan één hoogleraar tegelijkertijd aangesteld. Voor <strong>de</strong> artes<br />
vin<strong>de</strong>n we daarentegen in 1686 naast elkaar hoogleraren voor (kerk)geschie<strong>de</strong>nis (Wolzogen),<br />
welsprekendheid en Grieks (Francius), oosterse talen (Morinus), wiskun<strong>de</strong> (De Bie)<br />
en filosofie (De Raei). Het zwaartepunt in het on<strong>de</strong>rwijsaanbod van het Athenaeum lag op<br />
<strong>de</strong>ze disciplines. Er is in <strong>de</strong> vroege geschie<strong>de</strong>nis van het Athenaeum een in<strong>de</strong>ling aan te brengen<br />
in drie fases, die telkens met het snel opeenvolgend wegvallen van hoogleraren ten ein<strong>de</strong><br />
komen: een eerste perio<strong>de</strong> die met <strong>de</strong> dood van Barlaeus en Vossius (respectievelijk 1648<br />
en 1649) eindigt. Deze tijd werd gekenmerkt door een gering on<strong>de</strong>rwijsprogramma, maar<br />
een grote uitstraling naar buiten toe en bovendien relatief veel i<strong>de</strong>ologische vrijheid; een<br />
twee<strong>de</strong> fase tot eind jaren zestig, waarin <strong>de</strong> filosofie domineer<strong>de</strong> en het on<strong>de</strong>rwijs wat behou<strong>de</strong>n<strong>de</strong>r<br />
was, maar wel succesvol. Deze perio<strong>de</strong> valt op door <strong>de</strong> bloeien<strong>de</strong> praktijk van disputaties,<br />
door <strong>de</strong> overwegend Amsterdamse herkomst van zowel professoren als stu<strong>de</strong>nten<br />
en door <strong>de</strong> gestage uitbreiding van het professorencorps. In <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> fase tot slot, vanaf ongeveer<br />
1670 tot het begin van <strong>de</strong> 18<strong>de</strong> eeuw, werd die uitbreiding voortgezet: er wer<strong>de</strong>n extra<br />
artes-vakken geïntroduceerd en uitein<strong>de</strong>lijk werd er ook een hoogleraar theologie aangesteld.<br />
Het filosofisch on<strong>de</strong>rwijs was toen overwegend cartesiaans van signatuur.<br />
De inhoud van het on<strong>de</strong>rwijs komt uitgebreid aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> in <strong>de</strong>el III van mijn proefschrift<br />
Illuster on<strong>de</strong>rwijs. 18 Kortweg luidt <strong>de</strong> conclusie dat er in het cluster van <strong>de</strong> artesvakken geschie<strong>de</strong>nis<br />
en welsprekendheid weinig nieuws te ber<strong>de</strong> werd gebracht, wat gezien <strong>de</strong> aard<br />
van <strong>de</strong>ze disciplines ook niet direct te verwachten was. Vossius en zijn opvolgers besteed<strong>de</strong>n<br />
vooral aandacht aan <strong>de</strong> Romeinse en <strong>de</strong> kerkelijke geschie<strong>de</strong>nis; on<strong>de</strong>rwerpen uit <strong>de</strong> recente<br />
of contemporaine geschie<strong>de</strong>nis kwamen zij<strong>de</strong>lings ter sprake in <strong>de</strong> sessies die Petrus<br />
18 Zie noot 1. De conclusies van het on<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n nog eens samengevat in een artikel in <strong>de</strong> Nieuwsbrief werkgroep universiteitsgeschie<strong>de</strong>nis,<br />
10 (2004) 2, 7-12.
156 ‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’<br />
Francius tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eeuw organiseer<strong>de</strong>. Deze liet zijn stu<strong>de</strong>nten Latijnse oraties<br />
uit het hoofd leren en voordragen, om zo <strong>de</strong> vertrouwdheid van zijn stu<strong>de</strong>nten met het Latijn<br />
te bevor<strong>de</strong>ren. Hij vertaal<strong>de</strong> daartoe on<strong>de</strong>r meer re<strong>de</strong>voeringen uit P.C. Hoofts Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
Historien in het Latijn. Maar meestal schotel<strong>de</strong> hij zijn stu<strong>de</strong>nten oraties van Cicero<br />
voor.<br />
Verrassen<strong>de</strong>r is dat het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> filosofie evenmin baanbrekend was. Descartes presenteer<strong>de</strong><br />
in <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong>rtig een filosofisch systeem dat zowel qua wereldbeeld als in kentheoretisch<br />
opzicht geheel haaks stond op <strong>de</strong> tot dan toe overwegend aanvaar<strong>de</strong> aristotelische filosofie.<br />
De scholastieke metho<strong>de</strong> van re<strong>de</strong>neren in aristotelische traditie, lag ten grondslag<br />
aan <strong>de</strong> wijze waarop zowel in <strong>de</strong> katholieke als in <strong>de</strong> protestantse wereld theologie werd bedreven.<br />
Het protest tegen Descartes werd daarom vooral door godsdienstige bezwaren ingegeven.<br />
Nu was het reeds bekend dat het Amsterdamse Athenaeum geen voortrekkersrol<br />
speel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> controverses rond Descartes, maar naar <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen daarvan is nog maar weinig<br />
on<strong>de</strong>rzoek gedaan. De prangen<strong>de</strong> vraag is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>. Hoe was het toch mogelijk dat in een<br />
bij uitstek ruim<strong>de</strong>nken<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lsstad als Amsterdam, waar <strong>de</strong> libertaire regenten <strong>de</strong> touwtjes<br />
stevig in han<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n, waar Descartes en Spinoza gewoond hebben, waar geen hoogleraar<br />
theologie was om <strong>de</strong> filosofen op <strong>de</strong> vingers te tikken, waar, kortom, <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />
en voorwaar<strong>de</strong>n i<strong>de</strong>aal waren om <strong>de</strong> nieuwe wijsbegeerte voor het voetlicht te brengen;<br />
dat juist hier <strong>de</strong> alou<strong>de</strong> filosofische vakken logica, fysica, metafysica en ethica tot lang na het<br />
uitrazen van <strong>de</strong> cartesiaanse oorlogen op vrijwel geheel aristotelische leest geschoeid bleven?<br />
Een twee<strong>de</strong> opvallen<strong>de</strong> kenmerk van het athenaeum is dat er geen praktijkgericht on<strong>de</strong>rwijs<br />
werd gegeven, ondanks het feit dat Barlaeus’ beroem<strong>de</strong> openingsre<strong>de</strong> De wijze koopman in<br />
Amsterdam grote weerklank vond. Men had toch mogen verwachten dat er een soort van<br />
on<strong>de</strong>rwijs gegeven zou wor<strong>de</strong>n dat aansloot bij <strong>de</strong> behoeftes van een publiek van kooplie<strong>de</strong>n.<br />
Want, zoveel is dui<strong>de</strong>lijk, <strong>de</strong> openbare colleges van het Athenaeum wer<strong>de</strong>n niet louter bezocht<br />
door <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten, maar ook door hun va<strong>de</strong>rs en an<strong>de</strong>re mannelijke familiele<strong>de</strong>n, door<br />
predikanten, geleer<strong>de</strong>n en reizigers. Toegang tot <strong>de</strong> colleges was naar alle waarschijnlijkheid<br />
gratis. Men had met <strong>de</strong> bloeien<strong>de</strong> economische sector van Amsterdam mogen verwachten<br />
dat er aan het Athenaeum ruimte was voor praktijkgericht on<strong>de</strong>rwijs: boekhoudkun<strong>de</strong> wellicht,<br />
of taallessen voor <strong>de</strong> reizen<strong>de</strong> kooplie<strong>de</strong>n; geografie, architectuur... Maar het enige<br />
meer op <strong>de</strong> praktijkgerichte vak was <strong>de</strong> navigatiekun<strong>de</strong>, waarin vanaf <strong>de</strong> jaren 1650 tweemaal<br />
in <strong>de</strong> week in het Ne<strong>de</strong>rlands werd lesgegeven. Ook hiervoor lag het prece<strong>de</strong>nt echter bij <strong>de</strong><br />
universiteiten: Lei<strong>de</strong>n beschikte reeds sinds 1600 over een opleidingsinstituut waar in het<br />
Ne<strong>de</strong>rlands les werd gegeven in <strong>de</strong> toegepaste wiskun<strong>de</strong>.<br />
Aanvankelijk leken <strong>de</strong> sterren in Amsterdam gunstig te staan voor het vak astronomie,<br />
een tak van wetenschap die een <strong>de</strong>structieve werking uitoefen<strong>de</strong> op het traditionele wereldbeeld.<br />
De hoogleraar Hortensius was waarschijnlijk <strong>de</strong> eerste hoogleraar in <strong>de</strong> Republiek<br />
die vanaf <strong>de</strong> kathe<strong>de</strong>r het heliocentrische stelsel ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong>. Maar <strong>de</strong> heren regenten bleken<br />
geen hemelbestormers. Hortensius was diep teleurgesteld toen hij het stadsbestuur niet zover<br />
kon krijgen om een observatorium in te richten, iets wat zijn collega’s in Lei<strong>de</strong>n wel voor<br />
elkaar kregen. Hij nam in 1639 ontslag. Na <strong>de</strong> dood van Barlaeus en Vossius in 1648 en 1649<br />
brak er een perio<strong>de</strong> van twee <strong>de</strong>cennia aan waarin het alou<strong>de</strong> paradigma van Aristoteles <strong>de</strong><br />
boventoon voer<strong>de</strong> in het on<strong>de</strong>rwijs. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> disputaties ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong>n stu<strong>de</strong>nten vooral<br />
stellingen die ontleend waren aan <strong>de</strong> leerboeken die <strong>de</strong> Leidse neo-aristotelicus Franco Burgersdijk<br />
in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> eeuw had geschreven, en aan <strong>de</strong> Iberische scholastiek. Er
Afb. 3. Twee vrijwel i<strong>de</strong>ntieke<br />
impressies van Barleus tij<strong>de</strong>ns<br />
een openbaar college. De<br />
prent is gestileerd: noch het<br />
auditorium van het Atheneum<br />
noch Barleus is als zodanig te<br />
herkennen. Details van <strong>de</strong><br />
titelbla<strong>de</strong>n van twee edities<br />
van Barleus’ Oratien en blij<strong>de</strong><br />
inkomst, <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
van zijn oorspronkelijk<br />
Latijnse Orationum liber.<br />
(Amsterdam 1662: UBA 403 G<br />
30 en Amsterdam 1689: UBA<br />
371 E 8)<br />
‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’ 157<br />
zijn aanwijzingen dat er in het thuison<strong>de</strong>rwijs wat meer aandacht was voor relatief nieuwe<br />
methodologieën als experiment en empirie, en een oog voor wat meer praktijkgerichte<br />
on<strong>de</strong>rwerpen. Zo wordt er aandacht besteed aan het <strong>Holland</strong>se waterpeil, of het rottingsproces<br />
van houten palen. Maar misschien waren on<strong>de</strong>rwerpen als zweetvoeten vooral verstrooiend<br />
bedoeld.<br />
Pas tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> jaren zestig werd <strong>de</strong> Johannes <strong>de</strong> Raei als <strong>de</strong> eerste ‘volbloed’<br />
cartesiaanse hoogleraar filosofie aangesteld, in een tijd dat het cartesianisme al geruime tijd<br />
aan <strong>de</strong> universiteiten werd gedoceerd. Hij liet zich voor een vorstelijk salaris wegkopen uit<br />
Lei<strong>de</strong>n, waar hij zich vooral met <strong>de</strong> grondslagen van <strong>de</strong> fysica had bezig gehou<strong>de</strong>n. In Amsterdam<br />
concentreer<strong>de</strong> hij zich steeds meer tot <strong>de</strong> kennisleer; hij verwierp <strong>de</strong> meer op <strong>de</strong> empirische<br />
metho<strong>de</strong> gerichte fysica, waardoor het Athenaeum tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eeuw<br />
geen aansluiting vond bij het opkomen<strong>de</strong> praktijkgerichte on<strong>de</strong>rwijs zoals dat in Lei<strong>de</strong>n gedoceerd<br />
werd door <strong>de</strong> oud-Athenaeum stu<strong>de</strong>nten Burcher <strong>de</strong> Vol<strong>de</strong>r en Wolferd Senguerdius.<br />
De Raei was, zogezegd, een conservatieve cartesiaan.<br />
Het auditorium van het Athenaeum werd evenmin geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> colleges rechten, geneeskun<strong>de</strong><br />
en theologie opgefrist door een nieuwe wind: het rechtenon<strong>de</strong>rwijs bleef rudimentair.<br />
Er werd weinig gedisputeerd en in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> waren <strong>de</strong> professoren niet van<br />
het beste soort. Het Romeins recht stond centraal, hoewel er aanzetten waarneembaar zijn<br />
richting on<strong>de</strong>rwijs in het recht van inheemse oorsprong. Toch was het Athenaeum nooit<br />
zon<strong>de</strong>r een hoogleraar in <strong>de</strong> rechten, want voor <strong>de</strong>ze studierichting bestond bij uitstek belangstelling<br />
bij aankomen<strong>de</strong> regenten. Hierin zien we dus an<strong>de</strong>rmaal het eigenbelang van<br />
<strong>de</strong> Amsterdamse regentenklasse weerspiegeld. Over het theologisch on<strong>de</strong>rwijs is het penibel<br />
iets zinnigs te zeggen bij gebrek aan bronnen: <strong>de</strong> voor dit vak aangestel<strong>de</strong> Gerbrand van<br />
Leeuwen had geen toestemming om disputaties te organiseren, iets waar hij volgens eigen<br />
zeggen toch al weinig heil in zag. Het coccejanisme van <strong>de</strong>ze hoogleraar was weliswaar niet
158 ‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’<br />
conservatief, maar tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 17<strong>de</strong> eeuw ook niet bepaald opzienbarend meer.<br />
Een gezon<strong>de</strong>r disputatiepraktijk ken<strong>de</strong> het medisch on<strong>de</strong>rwijs. Er wer<strong>de</strong>n zowel elementaire<br />
medische lessen gegeven als meer gespecialiseer<strong>de</strong> disputaties ver<strong>de</strong>digd, die zich qua niveau<br />
kon<strong>de</strong>n meten met wat er op <strong>de</strong> universiteiten aan bod kwam. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> domineer<strong>de</strong>n<br />
vooral <strong>de</strong> klassieke theorieën van Galenus en Hippocrates, hoewel in <strong>de</strong><br />
anatomie ook in <strong>de</strong> voetsporen van Vesalius en diens opvolgers werd getre<strong>de</strong>n. De hoogleraar<br />
Blasius was zeer betrokken in allerlei gremia van <strong>de</strong> Amsterdamse medische sector<br />
(waarbij hij zich niet bij ie<strong>de</strong>reen even geliefd maakte), maar een verfrissen<strong>de</strong> weerslag op<br />
zijn on<strong>de</strong>rwijs had zijn grote activiteit niet. Het meest interessante wapenfeit is dat hij <strong>de</strong><br />
stu<strong>de</strong>nten kennis liet maken met <strong>de</strong> dagelijkse praktijk van het ziekenhuis, in navolging van<br />
Utrecht en in Lei<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r Blasius werd een <strong>de</strong>el van het universitaire curriculum overgenomen.<br />
Ook zijn opvolger, <strong>de</strong> toneelschrijver Petrus Bernagie, combineer<strong>de</strong> theorie en<br />
praktijk. Hij maakte zijn stu<strong>de</strong>nten meer vertrouwd met <strong>de</strong> theoretische grondslagen van het<br />
vak dan zijn voorganger. Bei<strong>de</strong>n waren kin<strong>de</strong>ren van hun tijd. De iatrochemisch geïnspireer<strong>de</strong><br />
Blasius <strong>de</strong>el<strong>de</strong> bijvoorbeeld het enthousiasme van iemand als Jan Swammerdam.<br />
Bernagie achtte het nodig zijn stu<strong>de</strong>nten te wapenen in <strong>de</strong> richtingenstrijd binnen <strong>de</strong> iatrofysica.<br />
Eigenlijk betoon<strong>de</strong> Bernagie zich aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw nog <strong>de</strong><br />
meest mo<strong>de</strong>rne hoogleraar: in tegenstelling tot Francius, die geen bijdrage lever<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />
filologie of geschiedkun<strong>de</strong>, en De Raei, die zich beperkte tot <strong>de</strong> rationele filosofie van Descartes,<br />
had Bernagie <strong>de</strong> vinger aan <strong>de</strong> pols als het ging om nieuwe ontwikkelingen. Zijn nadruk<br />
op <strong>de</strong> empirie wijst vooruit naar <strong>de</strong> Verlichting en naar Boerhaave.<br />
De re<strong>de</strong>nen van het overwegen<strong>de</strong> conservatisme van het Athenaeum en het traag overnemen<br />
van wat eerst op <strong>de</strong> universiteiten gemeengoed werd, moeten gelegen hebben in <strong>de</strong> ambities<br />
van Amsterdam: men wil<strong>de</strong> blijkbaar een school die voorbereid<strong>de</strong> op <strong>de</strong> universiteit.<br />
In een voorberei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> fase was geen plaats voor al te actuele kwesties. Een wat belegen<br />
on<strong>de</strong>rwijs volstond.<br />
Tot slot<br />
Het athenaeum was vooral een fenomeen van ou<strong>de</strong> wijn in nieuwe zakken: het bracht on<strong>de</strong>rwijs<br />
dat qua opzet, metho<strong>de</strong> en inhoud (en voor in ie<strong>de</strong>r geval <strong>de</strong> artes-vakken ook qua niveau)<br />
vergelijkbaar was met wat er op <strong>de</strong> universiteiten plaatsvond. De plotselinge populariteit<br />
van het athenaeum hing dus niet samen met een nieuwe visie op on<strong>de</strong>rwijs maar laat<br />
zich vooral verklaren door twee an<strong>de</strong>re factoren.<br />
In <strong>de</strong> eerste plaats was <strong>de</strong> doorluchtige school een hulpmid<strong>de</strong>l om <strong>de</strong> jeugd een betere, en<br />
vooral langere vooropleiding te bie<strong>de</strong>n. Men keek hierbij vooral naar het verle<strong>de</strong>n: het was<br />
zaak om zoveel mogelijk van <strong>de</strong> traditionele opleiding te behou<strong>de</strong>n: het niveau, <strong>de</strong> disciplines<br />
en <strong>de</strong> voertaal. Het vermoe<strong>de</strong>n is gerechtvaardigd dat vooral dit laatste element, het Latijn,<br />
een tijdrovend struikelblok vorm<strong>de</strong>.<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats was het fenomeen athenaeum vooral een manifestatie van ste<strong>de</strong>lijk<br />
bewustzijn om zelf te voorzien in een reële behoefte aan on<strong>de</strong>rwijs. Natuurlijk speel<strong>de</strong> hier<br />
ook geldingsdrang mee. Voor veel ste<strong>de</strong>n was het hebben van een eigen universiteit een illusie,<br />
maar voor een pseudo-universiteit in <strong>de</strong> vorm van een athenaeum, een doorluchtige<br />
school, een aca<strong>de</strong>mische gymnasium of een lyceum illustre hoef<strong>de</strong> men zich niet meer te<br />
schamen. De snelle opeenvolging van <strong>de</strong> oprichting van <strong>de</strong>ze scholen in <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> korte<br />
tijdspanne in <strong>de</strong> Republiek sproot daarmee niet alleen voort uit <strong>de</strong> noodzaak om een op-
‘Gepromoveer<strong>de</strong>n zijn nog geen geleer<strong>de</strong>n’ 159<br />
lossing te bie<strong>de</strong>n voor het aansluitingsprobleem, maar was ook een gevolg van een regionale<br />
ambitie, voortkomend uit het particularisme en zelfbewustzijn van het ste<strong>de</strong>lijke patriciaat.<br />
Zo beschouwd is het succes van het athenaeum niet zozeer te danken aan een nieuwe<br />
visie op on<strong>de</strong>rwijs, maar aan een competentie-kwestie. Maar voor Amsterdam was <strong>de</strong> bijdrage<br />
van het Athenaeum aan <strong>de</strong> uitstraling van <strong>de</strong> stad als regionaal centrum min<strong>de</strong>r belangrijk<br />
dan voor kleinere ste<strong>de</strong>n als Har<strong>de</strong>rwijk (tot 1648) en Deventer, die bij uitstek bekend<br />
ston<strong>de</strong>n om hun athenaeum. Het Amsterdamse Athenaeum completeer<strong>de</strong> vooral een<br />
hele reeks attracties die <strong>de</strong> metropool reeds bood, van <strong>de</strong> Dam tot het Dolhuis. Het Athenaeum<br />
wordt opvallend weinig genoemd in contemporaine reisdagboeken van toeristen, terwijl<br />
geen toerist naar Lei<strong>de</strong>n ging zon<strong>de</strong>r in ie<strong>de</strong>r geval melding te maken van <strong>de</strong> universiteit.<br />
Rondreizen<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten wisten <strong>de</strong> Amsterdamse instelling echter wél te vin<strong>de</strong>n:<br />
hoewel <strong>de</strong> meeste stu<strong>de</strong>nten uit Amsterdam zelf afkomstig waren, trok het Athenaeum geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> eerste twintig jaar een constante stroom van buitenlandse stu<strong>de</strong>nten, me<strong>de</strong><br />
dankzij het uitgebrei<strong>de</strong> internationale netwerk van Vossius en Barlaeus. Na <strong>de</strong> dood van<br />
bei<strong>de</strong> coryfeeën nam het aantal buitenlandse stu<strong>de</strong>nten echter af (hetgeen ook samenhangt<br />
met <strong>de</strong> algemeen dalen<strong>de</strong> populariteit van <strong>de</strong> Grand Tour en <strong>de</strong> Peregrinatio aca<strong>de</strong>mica) en kreeg<br />
<strong>de</strong> instelling een steeds meer Amsterdams karakter. 19<br />
Geconclu<strong>de</strong>erd moet wor<strong>de</strong>n dat het athenaeum als on<strong>de</strong>rwijsinstituut weliswaar een relatief<br />
nieuw fenomeen was, maar dat <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n niet benut wer<strong>de</strong>n om een <strong>de</strong>rgelijke<br />
lokale, kleine instelling flexibel te laten inspelen op <strong>de</strong> ontwikkelingen in wetenschap en<br />
samenleving. In sommige perio<strong>de</strong>s en disciplines concurreer<strong>de</strong> het on<strong>de</strong>rwijs tot op zekere<br />
hoogte ook wel met <strong>de</strong> universiteiten; men leek dan met het Athenaeum universitaire ambities<br />
te koesteren. Maar overwegend stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> stad zich tevre<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>gelijk on<strong>de</strong>rwijs,<br />
voorberei<strong>de</strong>nd op <strong>de</strong> universiteit, waarbij <strong>de</strong> regenten zich in <strong>de</strong> eerste plaats bekommer<strong>de</strong>n<br />
om <strong>de</strong> studie van hun eigen zonen. Blijkbaar was dat nuttig genoeg.<br />
19 Dit blijkt bijvoorbeeld uit <strong>de</strong> afkomst van stu<strong>de</strong>nten die disputaties ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong>n; zie Illuster on<strong>de</strong>rwijs, appendix 2.
Carin Gaemers<br />
De Fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong><br />
De ontwikkeling van een nieuw type on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw<br />
Maria Duyst van Voorhout, Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> moet een groot vertrouwen hebben gehad in <strong>de</strong><br />
kracht van goed on<strong>de</strong>rwijs. Toen na haar overlij<strong>de</strong>n op 26 april 1754 haar testament werd geopend,<br />
bleek dat zij het leeuwen<strong>de</strong>el van haar nalatenschap ten dienste stel<strong>de</strong> aan on<strong>de</strong>rwijs aan kin<strong>de</strong>ren uit<br />
het kansarme <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> samenleving. Zij vermaakte 1.500.000 gul<strong>de</strong>n aan het Weeshuis <strong>de</strong>r Gereformeer<strong>de</strong>n<br />
te Delft, het Burgerweeshuis in Den Haag en het Ambachtskin<strong>de</strong>rhuis in Utrecht. De Vrijvrouwe<br />
verbond aan <strong>de</strong>ze erfenis een uitdrukkelijke opdracht: het verzorgen van hooggekwalificeer<strong>de</strong> beroepsopleidingen<br />
voor begaaf<strong>de</strong> jongemannen uit <strong>de</strong>ze drie tehuizen. In het nu volgen<strong>de</strong> artikel zal<br />
wor<strong>de</strong>n beschreven op welke wijze <strong>de</strong> Fundaties van Renswou<strong>de</strong> tot stand kwamen en hoe binnen <strong>de</strong>ze<br />
instellingen een on<strong>de</strong>rwijsmo<strong>de</strong>l werd ontwikkeld dat afweek van het bestaan<strong>de</strong> stramien van beroepsopleidingen.<br />
Als eerste on<strong>de</strong>rwijsinstelling in <strong>de</strong> Republiek ontwikkel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Fundaties een opleiding<br />
waarin een grondige scholing in wis- en natuurkun<strong>de</strong> gecombineerd werd met een ge<strong>de</strong>gen scholing in<br />
<strong>de</strong> praktijk. Tenslotte zal wor<strong>de</strong>n ingegaan op <strong>de</strong> betekenis van <strong>de</strong> Fundaties van Renswou<strong>de</strong> voor het<br />
kennisniveau in <strong>de</strong> technische beroepen. 1<br />
Maria Duyst van Voorhout<br />
Als telg van een gefortuneerd Delfts patriciersgeslacht behoor<strong>de</strong> Maria Duyst van Voorhout<br />
al vanaf haar geboorte in 1662 tot <strong>de</strong> aanzienlijken van het gewest <strong>Holland</strong>. Haar familie van<br />
va<strong>de</strong>rszij<strong>de</strong> had generaties lang <strong>de</strong>el uitgemaakt van het bestuur van <strong>de</strong> stad Delft en haar<br />
moe<strong>de</strong>r was afkomstig uit <strong>de</strong> vooraanstaan<strong>de</strong> Haagse familie Doublet. Zij trouw<strong>de</strong> in 1685<br />
met Fre<strong>de</strong>rik Adriaan Baron van Ree<strong>de</strong> Vrijheer van Renswou<strong>de</strong>, lid van een vooraanstaan<strong>de</strong><br />
familie met bezittingen in <strong>de</strong> gewesten Gel<strong>de</strong>rland en Utrecht. Als voorzitter van <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>rschap<br />
van dit laatste gewest had Van Ree<strong>de</strong> van Renswou<strong>de</strong> zitting in <strong>de</strong> Staten Generaal.<br />
Afhankelijk van het seizoen en <strong>de</strong> bestuurlijke verplichtingen van Van Ree<strong>de</strong> woon<strong>de</strong> het<br />
echtpaar beurtelings in Den Haag, op kasteel Renswou<strong>de</strong> of in <strong>de</strong> stad Utrecht. 2<br />
Uit het huwelijk werd één dochtertje geboren dat reeds op jonge leeftijd stierf. Zowel Maria<br />
Duyst van Voorhout als haar echtgenoot had<strong>de</strong>n al vroeg in het leven alle naaste verwanten verloren<br />
en nadat Van Ree<strong>de</strong> van Renswou<strong>de</strong> in 1738 was overle<strong>de</strong>n had zijn weduwe <strong>de</strong> volledige<br />
zeggenschap over <strong>de</strong> bezittingen van twee uitsterven<strong>de</strong> families. Met een geschat vermogen<br />
van ruim twee miljoen gul<strong>de</strong>n was zij ongetwijfeld een van <strong>de</strong> rijkste ingezetenen van <strong>de</strong> Republiek.<br />
Een <strong>de</strong>el van haar bezit bleek zij bij legaat te hebben vermaakt aan tal van vrien<strong>de</strong>n en<br />
verre verwanten. Daarnaast waren er legaten aan kerkelijke en liefdadige instellingen ter<br />
waar<strong>de</strong> van 350.000 gul<strong>de</strong>n, bestemd voor het on<strong>de</strong>rwijs aan arme kin<strong>de</strong>ren. Verreweg het<br />
grootste <strong>de</strong>el van haar vermogen liet zij echter na aan <strong>de</strong> drie kin<strong>de</strong>rhuizen die zij tot haar universeel<br />
erfgenaam had benoemd: 500.000 gul<strong>de</strong>n ie<strong>de</strong>r voor het Weeshuis <strong>de</strong>r Gereformeer<strong>de</strong>n<br />
te Delft, het Burgerweeshuis in Den Haag en het Ambachtskin<strong>de</strong>rhuis in Utrecht.<br />
1 Dit artikel is ontleend aan het boek Nalatenschap als toekomst. De Fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> 1754-1810 (Zutphen<br />
2004) door Carin Gaemers met me<strong>de</strong>werking van Marian Langenbach. Verschenen ter gelegenheid van <strong>de</strong> her<strong>de</strong>nking<br />
van het 250-jarig bestaan van <strong>de</strong> Fundaties van Renswou<strong>de</strong>.<br />
2 Voor meer bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n over Maria Duyst van Voorhout zie M. Langenbach, ‘Maria Duyst van Voorhout, <strong>de</strong> Vrijvrouwe<br />
van Renswou<strong>de</strong>. Een nieuwe blik op een eigenzinnige dame’, Jaarboek Oud-Utrecht (Utrecht 1992).
Afb 1. Maria Duyst van Voorhout,<br />
Vrijvrouwe van<br />
Renswou<strong>de</strong>, getekend door<br />
Jan Lo<strong>de</strong>wijk Jonxis naar een<br />
schil<strong>de</strong>rij door Adriaen van<br />
Heus<strong>de</strong>n en gegraveerd door<br />
Willem van Senus, kwekeling<br />
van <strong>de</strong> Utrechtse Fundatie. AfbeeldingRijksprentenkabinet.<br />
De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> 161<br />
Drie kin<strong>de</strong>rhuizen<br />
Deze drie instellingen waren gevestigd in <strong>de</strong> geboortestad van Maria Duyst van Voorhout en<br />
in <strong>de</strong> twee ste<strong>de</strong>n waar zij na haar huwelijk met Van Ree<strong>de</strong> van Renswou<strong>de</strong> had gewoond. De<br />
tehuizen verschil<strong>de</strong>n in opzet en populatie. Het Weeshuis <strong>de</strong>r Gereformeer<strong>de</strong>n in Delft<br />
droeg <strong>de</strong> zorg voor vrijwel alle onverzorgd achtergebleven kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong>ze stad die afkomstig<br />
waren uit <strong>de</strong> gezinnen van <strong>de</strong> armen en uit <strong>de</strong> verarm<strong>de</strong> burgerij. Hoewel <strong>de</strong> verzorging<br />
er verhoudingsgewijs behoorlijk was, beschikte het tehuis slechts over beperkte financiële<br />
mid<strong>de</strong>len en was er weinig ruimte voor persoonlijke aandacht voor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren. Het Burgerweeshuis<br />
in Den Haag was uitsluitend bestemd voor kin<strong>de</strong>ren uit <strong>de</strong> burgerij die waren<br />
achtergebleven zon<strong>de</strong>r voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len van bestaan en die niet beschikten over verwanten<br />
die <strong>de</strong> zorg voor hen op zich namen. Dit tehuis was kleiner van opzet en had een<br />
ruim budget. Hier leef<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren in kleinere groepen en kregen zij meer individuele<br />
zorg dan in het Delftse en in het Utrechtse kin<strong>de</strong>rhuis. Het Ambachtskin<strong>de</strong>rhuis in Utrecht<br />
plaatste alleen wezen, halfwezen en verlaten kin<strong>de</strong>ren die niet voor opname in een van <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>re tehuizen in <strong>de</strong> stad in aanmerking kwamen. Vrijwel alle kin<strong>de</strong>ren die hier woon<strong>de</strong>n
162 De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong><br />
waren afkomstig uit <strong>de</strong> laagste maatschappelijke klasse. Het tehuis was overbevolkt, <strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len beperkt en <strong>de</strong> verzorging pover.<br />
Zoals <strong>de</strong> meeste kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> Republiek kregen ook <strong>de</strong> verzorg<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze drie tehuizen<br />
on<strong>de</strong>rwijs in lezen, schrijven en godsdienst. De meeste jongens in het Haagse Burgerweeshuis<br />
– en in bei<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re tehuizen een enkele leerling met opvallend veel aanleg – kregen<br />
les in rekenen. Evenals op an<strong>de</strong>re scholen was het on<strong>de</strong>rwijs hoof<strong>de</strong>lijk. Dit beteken<strong>de</strong><br />
dat zowel het leerprogramma als <strong>de</strong> leerwijze individueel waren. Ie<strong>de</strong>re leerling kreeg instructie<br />
van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijzer en werkte voor het overige <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> tijd zelfstandig en in eigen<br />
tempo. De leerlingen maakten zich door mid<strong>de</strong>l van memoriseren <strong>de</strong> stof eigen en oefen<strong>de</strong>n<br />
zich in het schrijven. De gebruikte leermid<strong>de</strong>len varieer<strong>de</strong>n en er was geen sprake van eindtermen<br />
of van een in bre<strong>de</strong> kring aanvaard curriculum.<br />
Alle jongens die daartoe verstan<strong>de</strong>lijk en lichamelijk in staat waren, wer<strong>de</strong>n vanaf hun elf<strong>de</strong><br />
of twaalf<strong>de</strong> jaar opgeleid tot knecht in een van <strong>de</strong> vele relatief eenvoudige beroepen en<br />
ambachten die wer<strong>de</strong>n uitgeoefend in <strong>de</strong> talloze grote en kleine werkplaatsen die in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n<br />
te vin<strong>de</strong>n waren: meubelmakerij, textielwerk, bouwnijverheid en <strong>de</strong> vervaardigers van<br />
allerlei grote en kleine gebruiksvoorwerpen en goe<strong>de</strong>ren. Meisjes wer<strong>de</strong>n binnen het tehuis<br />
opgeleid voor huishou<strong>de</strong>lijk werk, voor naaister of breister. De scholing was erop gericht <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren vaardighe<strong>de</strong>n bij te brengen die hen in staat stel<strong>de</strong>n als volwassene in het eigen<br />
on<strong>de</strong>rhoud te voorzien. Zo werd voorkomen dat zij blijvend ten laste van <strong>de</strong> gemeenschap<br />
zou<strong>de</strong>n vallen. De jongens bleven veelal werken bij <strong>de</strong> baas die hen had opgeleid of zochten<br />
el<strong>de</strong>rs een betrekking als geschoold knecht. Wie er om wat voor re<strong>de</strong>n dan ook niet in slaag<strong>de</strong><br />
een vakopleiding met succes af te ron<strong>de</strong>n, vond meestal werk als losse arbei<strong>de</strong>r of monster<strong>de</strong><br />
aan als matroos. Een enkeling slaag<strong>de</strong> erin een eigen bedrijfje te starten, veelal in een<br />
ambacht dat nauwelijks een financiële investering verg<strong>de</strong>.<br />
Drie Fundaties van Renswou<strong>de</strong><br />
De opdracht die <strong>de</strong> Vrijvrouwe aan haar erfenis had verbon<strong>de</strong>n zal bij <strong>de</strong> regenten van <strong>de</strong> drie<br />
tehuizen evenzeer verbazing hebben gewekt als <strong>de</strong> omvang ervan. In haar testament had<br />
Maria Duyst van Voorhout bepaald dat <strong>de</strong> bekwaamste jongens uit <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rhuizen opgeleid<br />
moesten wor<strong>de</strong>n in ‘...Mathesis, teekenen of schil<strong>de</strong>rkonst, Beeldhouwen of Beeldsnij<strong>de</strong>n,<br />
Oeffeningen in zware dijkagie [...] of <strong>de</strong>rgelijke libre konsten’. Met <strong>de</strong> term ‘mathesis’ werd<br />
een kennisgebied bedoeld dat rekenkun<strong>de</strong>, theoretische en toegepaste meetkun<strong>de</strong>, algebra<br />
en theoretische en toegepaste natuurkun<strong>de</strong> omvatte. Tot <strong>de</strong> vrije kunsten wer<strong>de</strong>n beroepen<br />
gerekend die wer<strong>de</strong>n uitgeoefend door <strong>de</strong>skundigen die niet aan een gil<strong>de</strong> waren gebon<strong>de</strong>n<br />
zoals landmeters, stuurlie<strong>de</strong>n en waterstaatkundig en militair ingenieurs. Het was dui<strong>de</strong>lijk<br />
dat <strong>de</strong> Vrijvrouwe hooggekwalificeer<strong>de</strong> opleidingen op het oog had die alleen al vanwege <strong>de</strong><br />
kosten normaal gesproken onbereikbaar waren voor jongens die in een kin<strong>de</strong>rhuis wer<strong>de</strong>n<br />
grootgebracht. Daarbij werd in bre<strong>de</strong> kring <strong>de</strong> opvatting gehuldigd dat jongens uit <strong>de</strong> lagere<br />
sociale klassen voor <strong>de</strong>rgelijke beroepen over onvoldoen<strong>de</strong> capaciteiten beschikten. Dit<br />
waren ambachten en kun<strong>de</strong>s die wer<strong>de</strong>n uitgeoefend door zelfstandige on<strong>de</strong>rnemers uit <strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>ngroepen van <strong>de</strong> samenleving en daarboven, voor <strong>de</strong> overgrote meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong><br />
fundatiepupillen een onbekend milieu. Om hen in staat te stellen zich in sociaal opzicht te<br />
kunnen gedragen op een wijze die bij hun opleidingsniveau paste dien<strong>de</strong>n zij tevens vertrouwd<br />
te wor<strong>de</strong>n gemaakt met een an<strong>de</strong>re levensstijl dan <strong>de</strong> meesten van hen van huis uit<br />
gewend waren. Vandaar ook dat <strong>de</strong> Vrijvrouwe had bepaald dat zij afgezon<strong>de</strong>rd van <strong>de</strong> ove-
De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> 163<br />
rige kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> tehuizen zou<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n opgeleid en opgevoed. 3<br />
In overleg met <strong>de</strong> executeurs van het testament van <strong>de</strong> Vrijvrouwe besloten <strong>de</strong> regenten<br />
van <strong>de</strong> drie kin<strong>de</strong>rhuizen voor <strong>de</strong>ze opdracht afzon<strong>de</strong>rlijke instellingen in het leven te roepen.<br />
Leidraad voor het bestuur van <strong>de</strong>ze Fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> vorm<strong>de</strong><br />
een gemeenschappelijk reglement dat volgens het voorschrift van <strong>de</strong> Vrijvrouwe werd opgesteld<br />
in overleg met <strong>de</strong> executeurs van haar testament. Hierin wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> beroepen waarin<br />
<strong>de</strong> Fundaties zou<strong>de</strong>n gaan oplei<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r omschreven. Tevens werd vastgelegd dat kwekelingen<br />
vanaf <strong>de</strong> leeftijd van elf jaar kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n toegelaten en dat zij gekleed zou<strong>de</strong>n gaan<br />
in een uniform dat zich in snit en stof dui<strong>de</strong>lijk zou on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> veel eenvoudiger<br />
en goedkopere uniformen van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rhuizen. Eveneens wer<strong>de</strong>n bepalingen opgenomen<br />
met betrekking tot het on<strong>de</strong>rwijs en het beheer van het kapitaal.<br />
Ie<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> drie Fundaties was een zelfstandige instelling met een eigen regentencollege<br />
dat bestond uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> personen als het bestuur van het kin<strong>de</strong>rhuis dat in het testament<br />
als erfgenaam was aangewezen. Binnen het raamwerk van voorschriften dat gelijkvormigheid<br />
moest waarborgen, behiel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke Fundaties enige ruimte voor eigen keuzes<br />
met betrekking tot <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails van huisvesting, opleiding en verzorging. De drie door <strong>de</strong><br />
Vrijvrouwe aangewezen executeurs testamentair zou<strong>de</strong>n volgens haar uitdrukkelijke voorschriften<br />
na <strong>de</strong> overdracht van <strong>de</strong> erfenis een rol van betekenis blijven spelen en ook hun<br />
positie werd in het reglement vastgelegd. Zij kregen <strong>de</strong> bevoegdheid jaarlijks <strong>de</strong> rekeningen<br />
te controleren en erop toe te zien dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rtehuizen hun opdracht gestalte gaven overeenkomstig<br />
<strong>de</strong> bepalingen in het testament van <strong>de</strong> Vrijvrouwe en het gemeenschappelijk reglement.<br />
Met <strong>de</strong> overdracht van <strong>de</strong> erfenis en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtekening van het reglement in april 1756 gingen<br />
<strong>de</strong> Fundaties officieel van start. Ie<strong>de</strong>re Fundatie gaf op eigen wijze invulling aan <strong>de</strong> bepaling<br />
dat <strong>de</strong> kwekelingen in afzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> bewoners van het kin<strong>de</strong>rhuis moesten<br />
wor<strong>de</strong>n gehuisvest. De Delftse Fundatie in een voornaam eigen pand, <strong>de</strong> Utrechtse Fundatie<br />
in een nog voornamer stadspaleis en <strong>de</strong> Haagse Fundatie veel beschei<strong>de</strong>ner in een speciaal<br />
daartoe gebouw<strong>de</strong> vleugel van het Burgerweeshuis. De fundatiehuizen in Delft en<br />
Utrecht – waar <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rhuizen een veel groter aantal kin<strong>de</strong>ren verzorg<strong>de</strong>n – bo<strong>de</strong>n ruimte<br />
aan zo’n 25 pupillen. Aanvankelijk had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze Fundaties het aantal jongens uit <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rhuizen<br />
dat over <strong>de</strong> juiste capaciteiten beschikte om <strong>de</strong> fundatieopleidingen met succes te<br />
volgen enigszins overschat. Geen van <strong>de</strong> fundatiehuizen zou ooit meer dan twintig jongens<br />
tegelijk huisvesten. Over het algemeen was een bezetting van vijftien jongens het maximum<br />
en een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> pupillen verbleef veelal in verband met <strong>de</strong> praktijkopleiding<br />
langdurig buiten <strong>de</strong> stad.<br />
Wat betreft huisvesting en verzorging sloten <strong>de</strong> Fundaties aan bij <strong>de</strong> organisatievorm die<br />
in kin<strong>de</strong>rhuizen gebruikelijk was. Desondanks beteken<strong>de</strong> <strong>de</strong> verhuizing van het kin<strong>de</strong>rhuis<br />
naar <strong>de</strong> Fundatie een enorme overgang voor <strong>de</strong> kwekelingen, zelfs voor <strong>de</strong> jongens die voordien<br />
in het relatief goed voorziene Haagse Burgerweeshuis had<strong>de</strong>n gewoond. In <strong>de</strong> fundatiehuizen<br />
bewoon<strong>de</strong>n zij ruime, lichte, verwarm<strong>de</strong> vertrekken en kregen zij een uitsteken<strong>de</strong><br />
verzorging. Daarnaast beschikten <strong>de</strong> Fundaties over uitgebrei<strong>de</strong> verzamelingen leerboeken<br />
en instrumenten voor natuurkundige en scheikundige experimenten. Meer dan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>r-<br />
3 Gemeentearchief Delft, archief 263, inv. nr. 513, notarieel afschrift van het testament van Maria Duyst van Voorhout;<br />
i<strong>de</strong>m, archief 263, inv. nr. 521, Reglement van <strong>de</strong> Fundaties van Renswou<strong>de</strong>.
164 De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong><br />
huizen leken <strong>de</strong> Fundaties op een gewoon gezinshuis. Een beperkt aantal jongens werd opgevoed<br />
en verzorgd door een binnenva<strong>de</strong>r, een binnenmoe<strong>de</strong>r en een kleine huishou<strong>de</strong>lijke<br />
staf. De maaltij<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gezamenlijk gebruikt van een keurig ge<strong>de</strong>kte tafel. Vrije uren<br />
wer<strong>de</strong>n in het gezelschap van me<strong>de</strong>leerlingen doorgebracht in <strong>de</strong> eetzaal of een leskamer<br />
met studie of het uitwerken van opdrachten. De kwekelingen waren zich ter<strong>de</strong>ge bewust van<br />
hun uitzon<strong>de</strong>ringspositie ten opzichte van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rhuizen en veel van hun<br />
leeftijdgenoten daarbuiten. Dit schiep een band die in veel gevallen ook tij<strong>de</strong>ns hun volwassen<br />
leven bleef bestaan.<br />
Het gangbare beroepson<strong>de</strong>rwijs<br />
Kwekelingen van <strong>de</strong> Fundaties van Renswou<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n opgeleid tot schil<strong>de</strong>r, graveur, beeldhouwer,<br />
steenhouwer, kabinetwerker, bouwkundige, timmerman, loodgieter, metselaar<br />
vestingbouwer, molen- en sluismaker, stuurman, chirurgijn, geneesheer, veearts, landmeter,<br />
wijnroeier, on<strong>de</strong>rwijzer, schoolhou<strong>de</strong>r, mathesis-docent, waterstaatkundige of militair<br />
ingenieur. De opdracht jongens uit <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rhuizen te scholen op het door <strong>de</strong> Vrijvrouwe<br />
beoog<strong>de</strong> niveau kon in principe wor<strong>de</strong>n uitgevoerd binnen het bestaan<strong>de</strong> stramien voor beroepsopleidingen.<br />
De fundatiepupillen wer<strong>de</strong>n gevoed, gekleed en verzorgd in <strong>de</strong> Fundaties,<br />
elementair on<strong>de</strong>rwijs had<strong>de</strong>n zij al gevolgd in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rtehuizen en in <strong>de</strong> stad kon een<br />
leermeester wor<strong>de</strong>n gezocht om hen te on<strong>de</strong>rwijzen in <strong>de</strong> praktijk van het door hen gekozen<br />
beroep. Kennis op het gebied van mathesis – door <strong>de</strong> Vrijvrouwe afzon<strong>de</strong>rlijk in haar testament<br />
genoemd – zou<strong>de</strong>n zij kunnen verwerven op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier als alle an<strong>de</strong>re beroepsbeoefenaars<br />
die daarvoor het geld en <strong>de</strong> tijd had<strong>de</strong>n: bij plaatselijke privé-docenten op uurloon.<br />
Hetzelf<strong>de</strong> gold voor het tekenon<strong>de</strong>rwijs, een essentiële vaardigheid voor technische en<br />
kunstzinnige beroepen.<br />
Vrijwel ie<strong>de</strong>re stad van enige betekenis herberg<strong>de</strong> talloze docenten en kleine schooltjes<br />
van allerlei allooi. Variërend van goed tot bar slecht, van <strong>de</strong>gelijk tot onbetrouwbaar, honkvast<br />
of noma<strong>de</strong> en dat in alle mogelijke vaardighe<strong>de</strong>n, kun<strong>de</strong>s en wetenschappen. De klassieke<br />
talen, <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne talen, allerlei vormen van tekenen, rekenen, boekhou<strong>de</strong>n, schoonschrijven,<br />
zingen, dansen, paardrij<strong>de</strong>n, wijsbegeerte, wiskun<strong>de</strong>, eenvoudige meetkun<strong>de</strong>,<br />
abstracte meetkun<strong>de</strong>, landmeetkun<strong>de</strong>, sterrenkun<strong>de</strong>, navigatie, algebra, natuurwetenschappen<br />
enzovoorts, enzovoorts. Wie hierin on<strong>de</strong>rwijs nodig had, bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong> een docent<br />
in <strong>de</strong> omgeving die in dit specifieke vak on<strong>de</strong>rwijs gaf. Ook hier was het on<strong>de</strong>rwijs individueel<br />
en hoof<strong>de</strong>lijk en het maakte dan ook niet uit welke scholing <strong>de</strong> leerling voordien had<br />
gevolgd. Leerling en leraar spraken samen af wat er geleerd ging wor<strong>de</strong>n. De lessen sloten<br />
dus altijd aan bij <strong>de</strong> voorkennis van <strong>de</strong> leerling en wanneer men een docent trof die daar niet<br />
toe in staat was, ging men gewoon naar een an<strong>de</strong>r. Bijzon<strong>de</strong>re vaardighe<strong>de</strong>n, specifieke <strong>de</strong>skundigheid<br />
op bepaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len of theoretische kennis verwierf men op het moment dat<br />
<strong>de</strong> noodzaak daartoe zich aandien<strong>de</strong>, zowel tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> beroepsopleiding als na vestiging in<br />
een beroep. Dit was een beproefd systeem dat altijd voldoen<strong>de</strong> ambachtslie<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>skundigen<br />
van het gewenste niveau had afgeleverd.<br />
Een prominente rol voor <strong>de</strong> mathesis<br />
Voor <strong>de</strong> regenten van <strong>de</strong> Fundaties was het al snel dui<strong>de</strong>lijk dat het belangrijke praktische<br />
voor<strong>de</strong>len bood als zij voor het mathematisch- en tekenon<strong>de</strong>rwijs zelf docenten in dienst namen.<br />
Zo waren zij niet afhankelijk van <strong>de</strong> wisselvallighe<strong>de</strong>n in het plaatselijke aanbod van
De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> 165<br />
privé-docenten en had<strong>de</strong>n zij meer gelegenheid <strong>de</strong> kwaliteit van het on<strong>de</strong>rwijs te bewaken.<br />
Bovendien was het aanstellen van een vaste docent vanuit financieel oogpunt gunstiger.<br />
Meer<strong>de</strong>re dagen per week één of twee uur les van een mathesisdocent op het gewenste niveau<br />
kostte al gauw 150 tot 300 gul<strong>de</strong>n per leerling per jaar. Bij een bezetting van zo’n 20<br />
kwekelingen per Fundatie zou het mathesison<strong>de</strong>rwijs een Fundatie zeker 3000 tot 6000 gul<strong>de</strong>n<br />
per jaar kosten terwijl voor 1000 tot 2000 gul<strong>de</strong>n per jaar een aca<strong>de</strong>misch geschool<strong>de</strong><br />
mathematicus kon wor<strong>de</strong>n aangesteld. In <strong>de</strong>ze opzet lag het voor <strong>de</strong> hand <strong>de</strong> leerlingen zo<br />
vroeg mogelijk in <strong>de</strong> mathesis te on<strong>de</strong>rwijzen, in plaats van daarmee te wachten totdat <strong>de</strong><br />
pupillen al enigszins in hun praktijkopleiding waren gevor<strong>de</strong>rd. Het ren<strong>de</strong>ment van <strong>de</strong> opleiding<br />
kon met <strong>de</strong>ze relatief eenvoudige ingreep aanzienlijk wor<strong>de</strong>n verhoogd.<br />
Voor het overige had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Fundaties echter evengoed ingericht kunnen wor<strong>de</strong>n op een<br />
manier die overeenkwam met die van een gewoon kin<strong>de</strong>rhuis. Met een binnenva<strong>de</strong>r die <strong>de</strong><br />
directie voer<strong>de</strong> over tehuis en pupillen, die een belangrijk <strong>de</strong>el van het on<strong>de</strong>rwijs voor zijn<br />
rekening nam en die werd bijgestaan door enige externe vakdocenten. Het was weliswaar <strong>de</strong><br />
expliciete wens van <strong>de</strong> Vrijvrouwe dat on<strong>de</strong>rwijs in mathesis zou wor<strong>de</strong>n gegeven, maar <strong>de</strong><br />
wijze waarop dit zou moeten gebeuren had zij niet na<strong>de</strong>r omschreven. Dat <strong>de</strong> regenten van<br />
<strong>de</strong> drie Fundaties <strong>de</strong> mathesisinstructeur <strong>de</strong> meest prominente <strong>de</strong>nkbare rol in het on<strong>de</strong>rwijs<br />
gaven is dan ook opmerkelijk. Niet alleen was zijn salaris hoger dan dat van <strong>de</strong> overige<br />
docenten, hij bepaal<strong>de</strong> tevens <strong>de</strong> inhoud van het on<strong>de</strong>rwijsprogramma en zijn oor<strong>de</strong>el bij <strong>de</strong><br />
selectie van pupillen en <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong> beroepsopleiding woog bijzon<strong>de</strong>r zwaar.<br />
De keuze voor <strong>de</strong>ze opzet was echter alleen zinvol als <strong>de</strong> mathesisinstructeur les kon geven<br />
in alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> meetkun<strong>de</strong>, wiskun<strong>de</strong> en toegepaste natuurwetenschappen<br />
die aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zou<strong>de</strong>n kunnen komen in het bre<strong>de</strong> scala van beroepen dat in het reglement<br />
van <strong>de</strong> Fundaties werd genoemd. Niet ie<strong>de</strong>reen die zich mathematicus noem<strong>de</strong> was kundig<br />
in alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van dit vakgebied. Hoewel wis- en natuurkun<strong>de</strong> wel op universiteiten en<br />
hoge scholen gedoceerd werd, betrof het geen zelfstandige discipline. Bovendien was er een<br />
scheiding tussen <strong>de</strong> mathematici die uitsluitend <strong>de</strong> theoretische wis- en natuurkun<strong>de</strong> beoefen<strong>de</strong>n<br />
enerzijds en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> mathematici die zich hoofdzakelijk richtten op <strong>de</strong> praktische<br />
toepassingen ervan. Slechts een kleine groep aca<strong>de</strong>misch geschool<strong>de</strong> mathematici en<br />
een enkele zeer begaaf<strong>de</strong> autodidact beschikten over <strong>de</strong>skundigheid op bei<strong>de</strong> terreinen.<br />
De Fundaties stel<strong>de</strong>n docenten aan uit <strong>de</strong> laag die in het vakgebied direct on<strong>de</strong>r die van<br />
hoogleraren lag: <strong>de</strong>skundigen van het niveau van lectoren aan universiteiten en in ste<strong>de</strong>lijke<br />
dienst, voor een <strong>de</strong>el zelf professorabel. Zo beschikten <strong>de</strong> Fundaties vooral in <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>cennia<br />
van hun bestaan over theoretisch breed on<strong>de</strong>rleg<strong>de</strong> docenten die on<strong>de</strong>rwijs kon<strong>de</strong>n geven<br />
in alle mogelijke on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het vakgebied en die voldoen<strong>de</strong> kennis had<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> praktijk<br />
om een koppeling tot stand te brengen tussen <strong>de</strong> theoretische en <strong>de</strong> toegepaste mathesis.<br />
De systematische aandacht voor <strong>de</strong> theorie en toepassingen van mathesis vorm<strong>de</strong> een<br />
fundamenteel verschil met het gebruikelijke stramien voor beroepsopleidingen. Beoefenaars<br />
van technische en kunstzinnige beroepen kon<strong>de</strong>n over het algemeen lezen en schrijven<br />
en velen van hen waren vaardig in het rekenen. Het zal inci<strong>de</strong>nteel zeker zijn voorgekomen<br />
dat een jongeman die aan een beroepsopleiding begon voordien al enig on<strong>de</strong>rwijs had<br />
gekregen in meetkun<strong>de</strong> of zelfs algebra, maar dit was beslist niet <strong>de</strong> norm. Scholing in ambachten<br />
en vrije beroepen begon met <strong>de</strong> praktijk en pas daarna werd eventueel aanvullen<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>skundigheid gezocht op het gebied van mathesis. Veel van dit soort beroepen werd uitgeoefend<br />
in familieverband en veel jongens had<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> werkplaats van hun va<strong>de</strong>r, een oom
166 De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong><br />
Afb. 2. De voorgevel van het<br />
Delftse Fundatiehuis in 1783.<br />
Gewassen pentekening door<br />
Fre<strong>de</strong>rik Willem Conrad, kwekeling<br />
van <strong>de</strong>ze Fundatie. Afbeelding<br />
Gemeentearchief<br />
Delft.<br />
of een goe<strong>de</strong> beken<strong>de</strong> al veel van <strong>de</strong> nodige kennis meegekregen. Voor tekenen zal dit zeker<br />
het geval zijn geweest. Of en in hoeverre wiskun<strong>de</strong> daartoe behoor<strong>de</strong>, was volledig afhankelijk<br />
van <strong>de</strong> kennis die op zo’n werkplaats voorhan<strong>de</strong>n was.<br />
Omdat er voor <strong>de</strong> technische beroepen nog geen geïnstitutionaliseer<strong>de</strong> beroepsopleidingen<br />
waren, dien<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Fundaties hun eigen weg zoeken. Toch ontwikkel<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> opleidingen<br />
niet in het luchtledige. De Fundaties van Renswou<strong>de</strong> gingen van start in een perio<strong>de</strong><br />
waarin inzichten die wer<strong>de</strong>n ontleend aan ont<strong>de</strong>kkingen op het gebied van <strong>de</strong> natuurwetenschappen<br />
in steeds bre<strong>de</strong>re kring bekendheid kregen. Tegelijkertijd on<strong>de</strong>rvond men op diverse<br />
terreinen dat <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> traditionele opzet van beroepsopleidingen<br />
achterbleven bij <strong>de</strong> vraag naar kennis en <strong>de</strong>skundighe<strong>de</strong>n. De rampenscenario’s die <strong>de</strong> ron<strong>de</strong><br />
had<strong>de</strong>n gedaan toen in 1730 was gebleken hoe <strong>de</strong> paalworm het houtwerk van zeeweringen<br />
en dijken had aangevreten en <strong>de</strong> veelvuldige dijkdoorbraken tussen 1740 en 1747, had-
De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> 167<br />
<strong>de</strong>n geleid tot een groeien<strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong>skundigen die <strong>de</strong> noodzakelijke waterstaatkundige<br />
maatregelen kon<strong>de</strong>n be<strong>de</strong>nken en uitvoeren. Marine en koopvaardij had<strong>de</strong>n behoefte aan<br />
stuurlie<strong>de</strong>n met voldoen<strong>de</strong> inzicht in meetkun<strong>de</strong> en toegepaste natuurkun<strong>de</strong> om nieuwe instrumenten<br />
die voor <strong>de</strong> navigatie waren ontwikkeld te gebruiken en <strong>de</strong> toepassing daarvan<br />
te verfijnen. Nieuwe toepassingen ontleend aan <strong>de</strong> natuurwetenschappen leid<strong>de</strong>n tot veran<strong>de</strong>ringen<br />
in technische legeron<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len als vestingbouw en genie. Pas in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1765-<br />
1775 mond<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze ontwikkelingen uit in een gerichte vraag naar geregel<strong>de</strong> beroepsscholing<br />
voor militair ingenieurs en zeevaren<strong>de</strong>n, waarvoor vervolgens opleidingsinstituten met<br />
een eigen curriculum en einddoelen wer<strong>de</strong>n opgericht, maar het besef dat het bestaan<strong>de</strong><br />
stramien voor beroepsopleidingen niet langer toereikend was, had reeds in <strong>de</strong> daaraan voorafgaan<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>cennia allengs steviger post gevat.<br />
Het Fundatiemo<strong>de</strong>l<br />
Het on<strong>de</strong>rwijs dat <strong>de</strong> jongens in <strong>de</strong> drie kin<strong>de</strong>rhuizen kregen, was niet toereikend om zon<strong>de</strong>r<br />
meer over te kunnen schakelen naar on<strong>de</strong>rwijs van het niveau dat <strong>de</strong> Vrijvrouwe bedoeld<br />
had. De jongens uit het Haagse Burgerweeshuis, waar het elementair on<strong>de</strong>rwijs van relatief<br />
hoge kwaliteit was, kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> overstap naar het fundatieon<strong>de</strong>rwijs vrij moeiteloos maken,<br />
maar in <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re huizen waren maatregelen nodig. Jongens uit het Delftse weeshuis<br />
die mogelijk geschikt wer<strong>de</strong>n geacht voor <strong>de</strong> fundatieopleiding, kregen voorafgaand aan <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>finitieve keuze eerst een half jaar on<strong>de</strong>rwijs in het fundatiehuis. De Utrechtse Fundatie<br />
stel<strong>de</strong> een schoolmeester aan die in <strong>de</strong> speciaal daarvoor ingerichte ‘kweekschool voor <strong>de</strong><br />
Fundatie’ in het Ambachtskin<strong>de</strong>rhuis uitsluitend on<strong>de</strong>rwijs gaf aan <strong>de</strong> jongens van wie verwacht<br />
werd dat zij in een later stadium voor toelating in aanmerking zou<strong>de</strong>n komen. In bei<strong>de</strong><br />
gevallen sneed het mes aan twee kanten. De kandidaten wer<strong>de</strong>n op het gewenste niveau<br />
on<strong>de</strong>rwezen in <strong>de</strong> basisvaardighe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> Fundaties kon<strong>de</strong>n zich een oor<strong>de</strong>el vormen over<br />
hun aanleg en werkhouding.<br />
De fundatieopleiding bestond uit meer<strong>de</strong>re fasen. Vanaf hun toetreding tot aan het moment<br />
van <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve beroepskeuze wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kwekelingen dagelijks on<strong>de</strong>rwezen in <strong>de</strong><br />
algemene beginselen van <strong>de</strong> mathesis, in lezen, schrijven, tekenen en Frans. Daarnaast kregen<br />
zij enkele uren per week catechisatie en werd enige aandacht besteed aan aardrijkskun<strong>de</strong><br />
en geschie<strong>de</strong>nis. Deze fase duur<strong>de</strong> minimaal enkele maan<strong>de</strong>n en kon afhankelijk van <strong>de</strong><br />
leeftijd en <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen van <strong>de</strong> pupil uitlopen tot enkele jaren.<br />
Niet ie<strong>de</strong>re kwekeling bleek geschikt voor het on<strong>de</strong>rwijs dat <strong>de</strong> Fundaties bo<strong>de</strong>n. Ondanks<br />
het voorberei<strong>de</strong>nd on<strong>de</strong>rwijs kon het niveau van <strong>de</strong> leerlingen nogal verschillen.<br />
Wanneer een Fundatie beschikte over voldoen<strong>de</strong> plaatsingsmogelijkhe<strong>de</strong>n maar het aantal<br />
geschikte kandidaten beperkt was, wer<strong>de</strong>n regelmatig jongens opgenomen van wie <strong>de</strong> verwachtingen<br />
niet hoog waren. Voor sommige van <strong>de</strong>ze jongens bleek het on<strong>de</strong>rwijsprogramma<br />
in<strong>de</strong>rdaad te zwaar, terwijl an<strong>de</strong>ren zich tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> opleiding beter ontwikkel<strong>de</strong>n<br />
dan aanvankelijk verwacht werd. Het kwam ook voor dat kwekelingen die aanvankelijk over<br />
voldoen<strong>de</strong> aanleg leken te beschikken, <strong>de</strong>ze vorm van on<strong>de</strong>rwijs toch niet aankon<strong>de</strong>n. In<br />
een enkel geval wer<strong>de</strong>n pupillen van wie <strong>de</strong> prestaties on<strong>de</strong>r het gewenste niveau bleven<br />
teruggeplaatst in het kin<strong>de</strong>rhuis. Meestal echter mochten zij hun opleiding voltooien en<br />
werd voor hen een beroep gekozen waarbij <strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n op het gebied van theoretische<br />
mathesis min<strong>de</strong>r zwaar wogen. De meeste kwekelingen beschikten echter over voldoen<strong>de</strong><br />
capaciteiten om <strong>de</strong> relatief hoge verwachtingen waar te maken.
168 De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong><br />
De inzet en prestaties van <strong>de</strong> leerlingen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> eerste fase van het on<strong>de</strong>rwijs vorm<strong>de</strong>n<br />
een belangrijke factor bij <strong>de</strong> beroepskeuze. Zodra een pupil <strong>de</strong> algemene beginselen van <strong>de</strong><br />
vakken die op <strong>de</strong> Fundaties wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwezen in voldoen<strong>de</strong> mate beheersten, koos hij in<br />
samenspraak met <strong>de</strong> regenten en <strong>de</strong> mathesisinstructeur een beroep. Hoewel <strong>de</strong> kwekelingen<br />
formeel vrij waren in hun beroepskeuze, was <strong>de</strong> invloed van regenten en docenten op<br />
het keuzeproces vaak aanzienlijk. Het waren ook <strong>de</strong> regenten die – daarin geadviseerd door<br />
<strong>de</strong> mathesisdocenten – in <strong>de</strong> omgeving een geschikte praktijkoplei<strong>de</strong>r voor <strong>de</strong> kwekeling<br />
zochten. Met <strong>de</strong>ze leermeester werd een overeenkomst gesloten waarin on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re werd<br />
opgenomen dat <strong>de</strong> pupil on<strong>de</strong>rwezen moest wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> kennis en vaardighe<strong>de</strong>n die bij het<br />
beroep van pas kwamen en dat hij uitsluitend <strong>de</strong>el mocht nemen aan uitvoerend werk dat<br />
een zinvolle bijdrage kon leveren aan zijn scholing tot zelfstandig beoefenaar van dit beroep.<br />
De regenten waakten ervoor dat <strong>de</strong> kwekelingen niet wer<strong>de</strong>n gebruikt als arbeidskracht,<br />
zoals bij <strong>de</strong> beroepsopleidingen van <strong>de</strong> jongens in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rhuizen het geval was. 4<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze fase werd het aantal lesuren voor schrijven en lezen vermin<strong>de</strong>rd of verviel geheel,<br />
terwijl het on<strong>de</strong>rwijs in mathesis en tekenen groten<strong>de</strong>els werd toegespitst op on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
die aansloten bij <strong>de</strong> praktijkopleiding. Wanneer kwekelingen voor hun beroep kennis<br />
of vaardighe<strong>de</strong>n nodig had<strong>de</strong>n waarin <strong>de</strong> docenten van <strong>de</strong> Fundatie hen niet kon<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwijzen,<br />
werd een privé-docent gezocht. Bijvoorbeeld Latijn voor pupillen die heelkun<strong>de</strong> of<br />
fysica stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n, plantkun<strong>de</strong> voor apothekersleerlingen of zangles voor aankomen<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwijzers. Het theoretisch gehalte van het programma werd toegesne<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> capaciteiten<br />
van <strong>de</strong> leerling. Niet ie<strong>de</strong>re kwekeling vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze fase op het gewenste niveau.<br />
Soms bleek een pupil bij na<strong>de</strong>r inzien toch niet te beschikken over <strong>de</strong> noodzakelijke<br />
aanleg voor het gekozen beroep, in an<strong>de</strong>re gevallen was het uitblijven van prestaties te wijten<br />
aan een onzorgvuldige inschatting van <strong>de</strong> regenten ten aanzien van <strong>de</strong> beroepskeuze.<br />
Zodra een kwekeling het door hem gekozen beroep behoorlijk on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> knie had, volg<strong>de</strong><br />
voor veel van hen nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en laatste fase. Meestal wer<strong>de</strong>n zij dan on<strong>de</strong>rgebracht bij<br />
een leermeester buiten <strong>de</strong> stad en soms zelfs buiten <strong>de</strong> Republiek. Pupillen die wer<strong>de</strong>n opgeleid<br />
tot stuurman of scheepschirurgijn maakten diverse lange zeereizen en enkele leerlingen<br />
volg<strong>de</strong>n colleges aan een universiteit. Indien maar enigszins mogelijk, werd gekozen<br />
voor een leermeester uit <strong>de</strong> top van het vakgebied, zodat <strong>de</strong> kwekeling zich zo breed mogelijk<br />
kon ontwikkelen en zich <strong>de</strong>sgewenst kon specialiseren in een bepaald on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van<br />
zijn beroep. Deze leerlingen woon<strong>de</strong>n in een kosthuis ter plaatse en stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n zelfstandig<br />
met behulp van aanwijzingen van <strong>de</strong> mathesisinstructeurs en boeken die zij van <strong>de</strong> Fundaties<br />
had<strong>de</strong>n meegekregen. Zo nodig volg<strong>de</strong>n zij privé-lessen bij docenten in <strong>de</strong> plaats waar<br />
zij op dat moment verbleven. Vaak keer<strong>de</strong>n zij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> vakanties, of voorafgaand aan het<br />
vertrek naar weer een an<strong>de</strong>re leermeester, enkele weken of maan<strong>de</strong>n terug naar hun fundatiehuis.<br />
Geduren<strong>de</strong> die tijd kregen zij privé-les van hun eigen mathesisinstructeur en soms<br />
ook van <strong>de</strong> tekenmeester en binnenva<strong>de</strong>r. Het overige <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> dag brachten zij door met<br />
zelfstudie. Dat <strong>de</strong>ze uitbestedingen in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> fase bijna altijd buiten <strong>de</strong> stad waren, had als<br />
bijkomend voor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> pupillen kon<strong>de</strong>n wennen aan het zelfstandig dragen van verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n.<br />
De dag van ie<strong>de</strong>re fundatiekwekeling was gevuld met studie: lessen, praktijkon<strong>de</strong>rwijs,<br />
4 S. Groenveld e.a., Wezen en boefes. Zes eeuwen zorg in wees- en kin<strong>de</strong>rhuizen (Hilversum 1997) 203-215; Ingrid van <strong>de</strong>r Vlis, Van<br />
wezen tot zijn. Vier eeuwen zorg voor jongeren (Zutphen 2005) 97-105.
zelfstandig stof bestu<strong>de</strong>ren en herhalen, opdrachten<br />
en tekeningen uitwerken en mo<strong>de</strong>llen<br />
of an<strong>de</strong>re werkstukken vervaardigen. Pupillen<br />
werkten alleen of samen met me<strong>de</strong>leerlingen die<br />
op dat moment <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> stof bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n. Lessen<br />
van <strong>de</strong> eigen docenten wer<strong>de</strong>n groepsgewijs<br />
gegeven, maar het on<strong>de</strong>rwijs was individueel. De<br />
opleiding van een fundatiepupil was maatwerk.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> eerste fase was het programma afgestemd<br />
op hun voorkennis, bevattelijkheid en<br />
werktempo. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> fase was <strong>de</strong><br />
stof bovendien toegesne<strong>de</strong>n op het beroep waarvoor<br />
zij wer<strong>de</strong>n opgeleid. Soms werd aan enkele<br />
jongens tegelijk instructie gegeven maar dit had<br />
dan altijd een praktische re<strong>de</strong>n. Vaak stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n<br />
enkele pupillen tegelijk voor een zelf<strong>de</strong> beroep.<br />
Omdat bepaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> mathesis<br />
voor diverse beroepen nuttig waren, kon<strong>de</strong>n<br />
sommige jongens ook wanneer zij niet hetzelf<strong>de</strong><br />
beroep had<strong>de</strong>n gekozen soms enige tijd samen<br />
op werken, maar dit beteken<strong>de</strong> niet dat groepsgewijs<br />
werd lesgegeven.<br />
De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> 169<br />
Afb. 3. Voorgevel van <strong>de</strong> Haagse Fundatie<br />
van Renswou<strong>de</strong> en het Burgerweeshuis in<br />
1782. Anonieme gravure. Afbeelding<br />
Haags Gemeentearchief.<br />
Hoewel ie<strong>de</strong>re Fundatie wel enkele kwekelingen on<strong>de</strong>r haar hoe<strong>de</strong> had die zich maar<br />
moeilijk kon<strong>de</strong>n voegen in het veeleisen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsprogramma, beschouw<strong>de</strong>n verreweg<br />
<strong>de</strong> meeste pupillen <strong>de</strong> Fundatie waarin zij waren opgenomen als hun ‘thuis’. De eetzalen van<br />
<strong>de</strong> fundatiehuizen fungeer<strong>de</strong>n als een soort huiskamer waar kwekelingen elkaar dagelijks<br />
troffen voor <strong>de</strong> maaltijd en in <strong>de</strong> uren waarin zij zelfstandig werkten. Regelmatig werd<br />
ou<strong>de</strong>re en meer gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerlingen opgedragen <strong>de</strong> jongere pupillen te helpen bij hun<br />
werk. Ook zon<strong>de</strong>r een <strong>de</strong>rgelijk verzoek zullen leerlingen bij elkaar te ra<strong>de</strong> zijn gegaan of<br />
zich gezamenlijk over een vraagstuk hebben gebogen. Dankzij <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>el<strong>de</strong> basiskennis<br />
kon<strong>de</strong>n zij elkaar behulpzaam bij vraagstukken waarmee zij in hun beroepsopleiding geconfronteerd<br />
wer<strong>de</strong>n, soms met oplossingen die wer<strong>de</strong>n ingegeven vanuit ervaring in een<br />
heel an<strong>de</strong>re discipline. Hierdoor ontstond een soort kruisbestuiving, een uitwisseling van<br />
kennis en ervaring vanuit diverse beroepen. De architect in opleiding hielp <strong>de</strong> aankomend<br />
sluismaker en wie leer<strong>de</strong> voor instrumentenmaker kon bij een leerling stuurman of een<br />
me<strong>de</strong>leerling die heelkun<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> navragen hoe bepaal<strong>de</strong> instrumenten in <strong>de</strong> praktijk<br />
wer<strong>de</strong>n gebruikt. Leerlingen die nog geen beroepsopleiding had<strong>de</strong>n gekozen, kon<strong>de</strong>n aan<br />
ou<strong>de</strong>re huisgenoten vragen om wat zij op dat moment bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n uit te leggen aan <strong>de</strong><br />
hand van praktijkvoorbeel<strong>de</strong>n.<br />
Zo zullen veel pupillen al doen<strong>de</strong> en misschien zelfs onbewust doordrongen zijn geraakt<br />
van <strong>de</strong> mogelijkheid om bij problemen binnen het eigen vakgebied ook eens te kijken of een<br />
an<strong>de</strong>re discipline wellicht elementen voor een oplossing bood. Naast <strong>de</strong> grondigheid van <strong>de</strong><br />
opleidingen en het samengaan van theorie en praktijk zal ook <strong>de</strong> vorming van dit soort gewoontes<br />
hebben bijgedragen aan <strong>de</strong> veelzijdigheid die zo kenmerkend was voor <strong>de</strong> wijze<br />
waarop veel alumni hun beroep uitoefen<strong>de</strong>n.
170 De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong><br />
De wisselwerking tussen theorie en praktijk<br />
De kwekelingen van <strong>de</strong> Fundaties van Renswou<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n opgeleid in een breed scala aan<br />
technische en kunstzinnige beroepen. Schil<strong>de</strong>rs, graveurs en beeldhouwers, steenhouwers,<br />
kabinetwerkers, timmerlie<strong>de</strong>n, loodgieters, metselaars, architecten, vestingbouwers, molen-<br />
en sluismakers, stuurlie<strong>de</strong>n, chirurgijns, artsen, landmeters, wijnroeiers en waterstaatkundigen<br />
en militaire ingenieurs. Tussen <strong>de</strong> Fundaties on<strong>de</strong>rling tekenen zich verschillen af.<br />
Schil<strong>de</strong>rkunst, tekenkunst en graveren wer<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> Haagse en Utrechtse Fundatie veelvuldig<br />
on<strong>de</strong>rwezen, maar bleven bij <strong>de</strong> Delftse Fundatie in alle opzichten on<strong>de</strong>rbelicht. Wat<br />
betreft <strong>de</strong> technische vakken lag <strong>de</strong> verhouding an<strong>de</strong>rsom. Bij <strong>de</strong> Delftse Fundatie werd veel<br />
meer dan bij <strong>de</strong> Haagse zusterinstelling aandacht besteed aan <strong>de</strong> theoretische kant van <strong>de</strong><br />
technische vakken en werd stelselmatig een verband gelegd met toepassingen in <strong>de</strong> praktijk<br />
van <strong>de</strong> gekozen beroepen. De Utrechtse Fundatie nam hier een mid<strong>de</strong>npositie in. 5 De nadruk<br />
bij het on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong> Haagse Fundatie lag meer op meetkun<strong>de</strong> en proefon<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>lijke natuurkun<strong>de</strong>.<br />
De algemene basisvorming in <strong>de</strong> mathesis lijkt er van een lager niveau te zijn geweest<br />
dan bij <strong>de</strong> Delftse en Utrechtse Fundaties en veel min<strong>de</strong>r gericht op een samengaan van<br />
theoretische kennis en <strong>de</strong> toepassingen daarvan in <strong>de</strong> beroepspraktijk.<br />
Het on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong> Delftse en Utrechtse Fundaties daarentegen stoel<strong>de</strong> op afgewogen<br />
lesprogramma’s. Hier werd <strong>de</strong> leerlingen met behulp van algebra een grondig begrip van<br />
meetkun<strong>de</strong> en natuurkun<strong>de</strong> bijgebracht waardoor zij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> praktijkopleidingen meer<br />
inzicht kon<strong>de</strong>n ontwikkelen in <strong>de</strong> grondslagen van hun gekozen beroep. Het is niet on<strong>de</strong>nkbaar<br />
dat er bij het on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong> Haagse Fundatie sprake is van <strong>de</strong> ‘wet van <strong>de</strong> remmen<strong>de</strong><br />
voorsprong’. Het on<strong>de</strong>rwijs in het Haagse Burgerweeshuis was bij <strong>de</strong> start van <strong>de</strong><br />
Fundaties van een aanzienlijk hoger niveau dan het on<strong>de</strong>rwijs dat op <strong>de</strong> scholen van het<br />
Weeshuis <strong>de</strong>r Gereformeer<strong>de</strong>n in Delft en het Utrechtse Ambachtskin<strong>de</strong>rhuis gegeven<br />
werd. De on<strong>de</strong>rwijsachterstand in <strong>de</strong> laatste twee tehuizen noopte tot maatregelen die er uitein<strong>de</strong>lijk<br />
toe leid<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> kwekelingen van <strong>de</strong> Delftse en Utrechtse Fundaties een volwaardiger<br />
basisvorming op het gebied van <strong>de</strong> mathesis kregen dan <strong>de</strong> Haagse Renswou<strong>de</strong>rs.<br />
De belangrijkste factor bij het verschil in on<strong>de</strong>rwijs werd echter gevormd door <strong>de</strong> uitgangspunten<br />
die <strong>de</strong> docenten voor hun lesprogramma’s kozen. De mathematici Johannes<br />
van <strong>de</strong>r Wall en zijn opvolger – en voormalig fundatiepupil – Abraham van Bemmelen in<br />
Delft en <strong>de</strong> Utrechtse mathesisdocent Laurens Praal<strong>de</strong>r vertoon<strong>de</strong>n een grote verwantschap<br />
in <strong>de</strong> stof die zij hun leerlingen aanbo<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> normen die zij bij hun on<strong>de</strong>rwijs hanteer<strong>de</strong>n.<br />
Het belang dat zij hechtten aan een grondige basisvorming in <strong>de</strong> mathesis en <strong>de</strong> koppeling<br />
die zij vandaar uit maakten naar <strong>de</strong> praktijkopleidingen van <strong>de</strong> kwekelingen was meer<br />
dan bij <strong>de</strong> Haagse Fundatie gericht op het bie<strong>de</strong>n van kennis die <strong>de</strong> alumni in staat stel<strong>de</strong>n<br />
een bijdrage te leveren aan <strong>de</strong> vooruitgang binnen <strong>de</strong> beroepen waarvoor zij wer<strong>de</strong>n opgeleid.<br />
De Haagse docenten ston<strong>de</strong>n nog met twee benen in <strong>de</strong> traditionele on<strong>de</strong>rwijspraktijk.<br />
Voor hen was het voldoen<strong>de</strong> als leerlingen goed wer<strong>de</strong>n geschoold in meetkun<strong>de</strong> zoals die<br />
overal in beroepen werd toegepast. Daarnaast bo<strong>de</strong>n zij stof aan die een aanvulling vorm<strong>de</strong><br />
op wat <strong>de</strong> kwekelingen in hun praktijkopleidingen tegenkwamen, waarbij zij zich hoofdzakelijk<br />
richtten op <strong>de</strong> proefon<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>lijke natuurkun<strong>de</strong>. Dit was zeker voor die tijd een scho-<br />
5 Voor biografiën van leerlingen van <strong>de</strong> Utrechtse Fundatie van Renswou<strong>de</strong> met bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n over hun opleiding zie: M.<br />
Langenbach, Onbekend Talent. Leerlingen van <strong>de</strong> Utrechtse Fundatie van Renswou<strong>de</strong> 1761-1795, (Zutphen 1991).
De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> 171<br />
ling die ver<strong>de</strong>r ging dan in het traditionele stramien voor beroepsopleidingen gebruikelijk<br />
was, maar <strong>de</strong> Haagse Fundatie hanteer<strong>de</strong> tot 1805 geen on<strong>de</strong>rwijsprogramma waarin wiskun<strong>de</strong>,<br />
natuurkun<strong>de</strong> en algebra in samenhang wer<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n als fundament voor <strong>de</strong><br />
praktijkscholing, zoals <strong>de</strong> kwekelingen van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re Fundaties werd aangebo<strong>de</strong>n.<br />
De betekenis van <strong>de</strong> Fundaties<br />
Toen <strong>de</strong> Fundaties van Renswou<strong>de</strong> halverwege <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw van start gingen, bevon<strong>de</strong>n<br />
veel van <strong>de</strong> beroepen waarin <strong>de</strong> kwekelingen wer<strong>de</strong>n opgeleid zich in een stroomversnelling.<br />
Als gevolg van ontwikkelingen in <strong>de</strong> toegepaste natuurwetenschappen groei<strong>de</strong>n<br />
theorie en praktijk meer en meer naar elkaar toe. Tegelijkertijd vond er een herijking plaats<br />
van het gewenste kennisniveau van beoefenaars van <strong>de</strong> technische beroepen. Het aanbod<br />
aan vakmensen bleef echter lange tijd achter bij <strong>de</strong> vraag. Er was een nijpend gebrek aan <strong>de</strong>skundigen<br />
die goe<strong>de</strong> beheersing van praktische vaardighe<strong>de</strong>n paar<strong>de</strong>n aan grondige kennis<br />
van <strong>de</strong> theorie, met name op het gebied van waterstaat, zeevaart, scheepsbouw en binnen<br />
het leger. De traditionele beroepsopleidingen voorzagen maar zeer ten <strong>de</strong>le in die behoefte.<br />
Ook bouwkundigen, landmeters, ingenieurs, waterstaatkundigen, architecten en chirurgijns<br />
wer<strong>de</strong>n geconfronteerd met een kloof tussen <strong>de</strong> kennis en vaardighe<strong>de</strong>n die zij via het<br />
gebruikelijke opleidingsstramien verwierven en <strong>de</strong> nieuwe vorm van <strong>de</strong>skundigheid die van<br />
hen werd verlangd.<br />
Ie<strong>de</strong>re beroepsgroep ken<strong>de</strong> wel <strong>de</strong>skundigen die in hun werk een brug sloegen tussen<br />
praktijk en theorie maar zij waren uitzon<strong>de</strong>ringen. Op meer<strong>de</strong>re terreinen had het traditionele<br />
opleidingsstramien <strong>de</strong> grenzen van zijn mogelijkhe<strong>de</strong>n bereikt en on<strong>de</strong>r zelfstandige<br />
en ambachtelijke beoefenaars van technische beroepen groei<strong>de</strong> <strong>de</strong> vraag naar an<strong>de</strong>re en betere<br />
opleidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n. Deze ontwikkeling <strong>de</strong>ed zich niet alleen in <strong>de</strong> Republiek<br />
voor. El<strong>de</strong>rs in Europa vond eveneens een overgang plaats van <strong>de</strong> traditionele opzet voor beroepsopleidingen<br />
naar een stelsel voor beroepson<strong>de</strong>rwijs dat aan <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> eisen kon<br />
voldoen. Deze ontwikkeling was halverwege <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw nog pril. De echte ommezwaai<br />
op het gebied van beroepsopleidingen zou pas in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw <strong>de</strong>finitief zijn<br />
beslag krijgen en in <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>rtig jaar van het bestaan van <strong>de</strong> Fundaties werd in <strong>de</strong> Republiek<br />
slechts hier en daar een eerste poging in die richting on<strong>de</strong>rnomen.<br />
De eerste vakdocenten voor mathesis die <strong>de</strong> Fundaties in dienst namen waren nog gevormd<br />
vanuit <strong>de</strong> opvatting dat er een groot verschil bestond tussen <strong>de</strong> zuivere wiskun<strong>de</strong> en<br />
<strong>de</strong> toegepaste wiskun<strong>de</strong>. De zuivere wiskun<strong>de</strong> was een aca<strong>de</strong>mische discipline, die werd beoefend<br />
door een handjevol hoogleraren en liefhebbers uit <strong>de</strong> elite. De toegepaste wiskun<strong>de</strong>,<br />
daarentegen werd beoefend door rekenmeesters, landmeters, zeevaartkundigen en bouwkundigen.<br />
Hier ging het er vooral om dat men <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> rekenregels die in een bepaald<br />
beroep wer<strong>de</strong>n gebruikt vlot kon toepassen in voor <strong>de</strong> leerling relevante situaties. Ze wer<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rwezen als ‘rekenrecepten’ aan <strong>de</strong> hand van praktische rekenvoorbeel<strong>de</strong>n, afbeeldingen<br />
en beschrijvingen van han<strong>de</strong>lingen en door het veelvuldig maken van opgaven maar<br />
zon<strong>de</strong>r samenhang of theoretische on<strong>de</strong>rbouwing. 6<br />
Juist <strong>de</strong> manier waarop het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> zuivere en <strong>de</strong> toegepaste wiskun<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n gecombineerd,<br />
maakte <strong>de</strong> Fundaties van Renswou<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>r. Deze combinatie was nog zeer<br />
6 Zie voor <strong>de</strong> ontwikkeling van het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> wiskun<strong>de</strong>: D. Beckers: ‘Het <strong>de</strong>spotisme <strong>de</strong>r Mathesis.’ Opkomst van <strong>de</strong> propae<strong>de</strong>utische<br />
functie van <strong>de</strong> wiskun<strong>de</strong> in Ne<strong>de</strong>rland, 1750-1850 (Hilversum 2003).
172 De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong><br />
Afb. 4. Voorgevel van het Utrechtse fundatiehuis in 1792. Gewassen tekening door Jacobus<br />
Vermeer, kwekeling van <strong>de</strong>ze Fundatie. Collectie Fundatie van Renswou<strong>de</strong> Utrecht. Afbeelding<br />
Rijksdienst voor <strong>de</strong> Monumentenzorg, Zeist.<br />
uitzon<strong>de</strong>rlijk. Pas in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw zou dit mo<strong>de</strong>l in het technisch on<strong>de</strong>rwijs gemeengoed<br />
wor<strong>de</strong>n. Binnen <strong>de</strong> Fundaties werd wiskun<strong>de</strong> niet zoals op universiteiten en hoge<br />
scholen beoefend om zijn algemeen vormen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>, maar vanwege <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> die zij had<br />
voor het doorgron<strong>de</strong>n van een vak, het begrip van vakliteratuur en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n die zij<br />
bood om een beroep op een zo hoog niveau uit te oefenen. Wie op <strong>de</strong>ze manier bedreven<br />
raakte in <strong>de</strong> mathesis was in staat om binnen zijn beroep oplossingen te be<strong>de</strong>nken voor problemen<br />
waarin <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> regels niet voorzagen. Al doen<strong>de</strong> ontwikkel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Fundaties<br />
van Renswou<strong>de</strong> een eigen opleidingsmo<strong>de</strong>l waarin een verbinding werd gelegd tussen praktijkscholing<br />
op hoog niveau enerzijds en an<strong>de</strong>rzijds bre<strong>de</strong> algemene kennis van <strong>de</strong> theorie<br />
van wis- en natuurkun<strong>de</strong> en vaardigheid in <strong>de</strong> toepassingen daarvan, zowel binnen het vakgebied<br />
als daarbuiten.<br />
De in maatschappelijk en politiek opzicht zo tumultueuze jaren tussen 1795 en 1815<br />
vorm<strong>de</strong>n een waterscheiding voor <strong>de</strong> Fundaties van Renswou<strong>de</strong>. Als gevolg van conscriptie<br />
waren jongens uit <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rhuizen – en ook diverse fundatiekwekelingen – verplicht dienst<br />
te nemen in <strong>de</strong> Napoleontische legers en door tiërcering van <strong>de</strong> staatsschuld liepen <strong>de</strong> inkomsten<br />
uit het zorgvuldig in staatsobligaties beleg<strong>de</strong> vermogen van <strong>de</strong> Vrijvrouwe<br />
drastisch terug. Het aantal kwekelingen vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> aanmerkelijk en op <strong>de</strong> uitgaven voor<br />
on<strong>de</strong>rwijs werd flink gekort. De Delftse Fundatie was zelfs jarenlang niet in staat om kwekelingen<br />
op te lei<strong>de</strong>n. Het zou ruim tien jaar duren voordat <strong>de</strong> Fundaties zich had<strong>de</strong>n hersteld.<br />
Me<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong> zich wijzigen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n op het gebied van on<strong>de</strong>rwijs<br />
en techniek in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw, ontwikkel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Fundaties van<br />
Renswou<strong>de</strong> zich tot instellingen die nog steeds begaaf<strong>de</strong> jongens uit <strong>de</strong> drie kin<strong>de</strong>rhuizen<br />
in staat stel<strong>de</strong>n een hoogwaardige beroepsopleiding te volgen maar die weinig gelijkenis<br />
meer vertoon<strong>de</strong>n met het hierboven beschreven mo<strong>de</strong>l.
De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong> 173<br />
Niettemin was het vertrouwen van Maria Duyst van Voorhout in <strong>de</strong> kracht van goed<br />
on<strong>de</strong>rwijs terecht gebleken. De <strong>de</strong>skundigen die dankzij haar nalatenschap door <strong>de</strong> Fundaties<br />
van Renswou<strong>de</strong> waren opgeleid had<strong>de</strong>n blijk gegeven van iets dat <strong>de</strong> kloof sloot tussen<br />
aca<strong>de</strong>mische attitu<strong>de</strong> en ambachtelijke vaardigheid: professionele <strong>de</strong>skundigheid. Het is<br />
niet toevallig dat verreweg <strong>de</strong> meeste succesvolle kwekelingen werkzaam waren in beroepen<br />
die sterk aan veran<strong>de</strong>ring on<strong>de</strong>rhevig waren. Juist daar waar nieuwe kennis en nieuwe toepassingen<br />
<strong>de</strong> aanzet gaven tot innovaties, bleek overdui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van een opleiding<br />
waarin theorie en praktijk in samenhang wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwezen. Fundatieleerlingen<br />
slaag<strong>de</strong>n erin toegang te krijgen tot relatief gesloten beroepsgroepen. Zij wer<strong>de</strong>n daarbij regelmatig<br />
geholpen door hooggeplaatste functionarissen die een groot vertrouwen had<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> <strong>de</strong>skundighe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze alumni. Dit ondanks <strong>de</strong> maatschappelijke achterstand die<br />
het gevolg was van hun afkomst en status als pupil van een kin<strong>de</strong>rhuis. Kwekelingen met<br />
voldoen<strong>de</strong> aanleg – en zij vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid – waren door hun bedrevenheid op het<br />
gebied van meetkun<strong>de</strong> en algebra in staat op een hoger abstractieniveau na te <strong>de</strong>nken over<br />
hun beroep. Zij kon<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> grenzen van hun vakgebied heenkijken, want hun kennis<br />
was ook toepasbaar binnen aanpalen<strong>de</strong> disciplines. Dit is wat later voor technische opleidingen<br />
gemeengoed zou wor<strong>de</strong>n: een bre<strong>de</strong> basis op het gebied van wis- en natuurkun<strong>de</strong><br />
waarop in het vervolg van <strong>de</strong> opleiding kon wor<strong>de</strong>n voortgebouwd. Deze professionele <strong>de</strong>skundigheid<br />
vormt het watermerk van <strong>de</strong> Fundaties van Renswou<strong>de</strong>.
174 De fundaties van <strong>de</strong> Vrijvrouwe van Renswou<strong>de</strong><br />
Dirk Smits<br />
Dirk Smits behoor<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> eerste lichting kwekelingen van <strong>de</strong> Delftse Fundatie. Hij was opgegroeid<br />
in een weinig draagkrachtig gezin in Delfshaven en toen hij in 1756 met zijn opleiding<br />
begon was hij zestien jaar oud. Over zijn vor<strong>de</strong>ringen was men tevre<strong>de</strong>n, maar zijn gedrag<br />
gaf <strong>de</strong> eerste jaren problemen. Hij was brutaal en overtrad <strong>de</strong> regels door binnenshuis te roken.<br />
Daags na <strong>de</strong> feestelijke opening van het nieuwe fundatiehuis, waarbij <strong>de</strong> kwekelingen<br />
voor het oog van <strong>de</strong> voltallige Delftse elite waren gepresenteerd als <strong>de</strong> hoop voor het va<strong>de</strong>rland,<br />
was hij zon<strong>de</strong>r toestemming van <strong>de</strong> binnenva<strong>de</strong>r met twee fundatiegenoten gaan schaatsen.<br />
Niet alleen was hij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze ongeoorloof<strong>de</strong> bezigheid door het ijs gezakt, hij was ook zwaar<br />
beschonken. Een <strong>de</strong>rgelijk vertoon van ongehoorzaamheid en openbare dronkenschap werd<br />
door <strong>de</strong> regenten hoog opgenomen.<br />
Toch vorm<strong>de</strong>n zijn aanvankelijke aanpassingsproblemen geen belemmering voor <strong>de</strong> kwaliteit<br />
van zijn scholing. Hij werd opgeleid tot bouw- en waterstaatkundige en trad direct na het<br />
voltooien van zijn studie op 23-jarige leeftijd in dienst van het Hoogheemraadschap van Schieland<br />
als assistent-fabriek en landmeter. Al snel kreeg hij <strong>de</strong> technische leiding over <strong>de</strong>ze organisatie.<br />
Hij was verantwoor<strong>de</strong>lijk voor Schielands Hoge Zeedijk tussen Schiedam en Gouda en<br />
voor <strong>de</strong> waterhuishouding van Rotterdam. Zijn taak omvatte tevens het beheer van <strong>de</strong> waterstaatkundige<br />
infrastructuur van het laag gelegen gebied ten noor<strong>de</strong>n en oosten van Rotterdam,<br />
dat als gevolg van <strong>de</strong> grootschalige turfwinning in <strong>de</strong> 17 e eeuw hoofdzakelijk bestond uit uitgeveen<strong>de</strong><br />
pol<strong>de</strong>rs en plassen. Belangrijke projecten als <strong>de</strong> droogmakerijen bij Bleiswijk en Hillegersberg<br />
wer<strong>de</strong>n uitgevoerd naar zijn ontwerp en on<strong>de</strong>r zijn toezicht, evenals <strong>de</strong> herinrichting<br />
van <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> watershuishouding van Rotterdam essentiële Schielands Hoge Boezem van<br />
<strong>de</strong> Rotte. In <strong>de</strong> Blijdorpse pol<strong>de</strong>r bouw<strong>de</strong> Smits het eerste goed functioneren<strong>de</strong> stoomgemaal<br />
in <strong>de</strong> Republiek waarover hij correspon<strong>de</strong>er<strong>de</strong> James Watt en Matthew Bouton, <strong>de</strong> Engelse pioniers<br />
op dit gebied. Na het geslaag<strong>de</strong> experiment werd <strong>de</strong> machine verkocht en ingezet bij <strong>de</strong><br />
bemaling van <strong>de</strong> pol<strong>de</strong>r bij Mijdrecht.<br />
Voor <strong>de</strong> drooglegging van <strong>de</strong> Zuidplas maakte Smits het eerste werkbare ontwerp. Al sinds<br />
1700 vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze omvangrijke watervlakte een bedreiging voor Rotterdam en <strong>de</strong> dorpen in <strong>de</strong><br />
ambachten tussen <strong>de</strong>ze stad en Gouda. De inpol<strong>de</strong>ring ervan was lang onuitvoerbaar gebleven<br />
vanwege complexe waterstaatkundige en technische problemen. Ook dit project vond aanvankelijk<br />
geen doorgang, eerst vanwege <strong>de</strong> hoge kosten en vervolgens vanwege <strong>de</strong> maatschappelijke<br />
onrust in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1795-1815. De uitein<strong>de</strong>lijke drooglegging vond plaats tussen 1825 en 1839<br />
naar een ontwerp dat was aangepast in verband met nieuwe technologische ontwikkelingen.<br />
Smits was daar niet meer bij betrokken, al in 1793 was hij op relatief jonge leeftijd overle<strong>de</strong>n.<br />
Dat <strong>de</strong> aanzienlijke waterstaatkundige problemen van Schieland op dat moment groten<strong>de</strong>els<br />
waren bedwongen, was voor een belangrijk <strong>de</strong>el te danken aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigheid van Smits. De<br />
Zuidplaspol<strong>de</strong>r vorm<strong>de</strong> het sluitstuk van dit proces en ook na het overlij<strong>de</strong>n van Dirk Smits was<br />
daarbij een rol weggelegd voor waterstaatkundigen die door <strong>de</strong> Fundaties waren opgeleid. De<br />
technische leiding van het project werd toevertrouwd aan <strong>de</strong> voormalige Delftse pupil Dirk Joseph<br />
Thomkins en <strong>de</strong> Haagse alumnus Jan Willem Thoméze. Dirk Mentz – die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> laatste<br />
fase van zijn opleiding aan <strong>de</strong> Utrechtse Fundatie in Mijdrecht als opzichter enige tijd had<br />
gewerkt met <strong>de</strong> stoommachine van Smits – had namens Rijkswaterstaat een tijdlang zitting in<br />
<strong>de</strong> Commissie van beheer en toezicht over <strong>de</strong> droogmaking. 7<br />
7 W. van <strong>de</strong>r Ham (red.) Hoge dijken diepegron<strong>de</strong>n. Land en water tussen Rotterdam en Gouda. Een geschie<strong>de</strong>nis van Schieland (Utrecht<br />
2004) 113-125, 143-150; J.W. Schud<strong>de</strong>beurs De Zuidplas hon<strong>de</strong>rd jaar droog (z.p. 1939) 8-13; met dank aan mevr. drs. M. Langenbach<br />
voor <strong>de</strong> gegevens over Dirk Mentz.
Arianne Baggerman en Rudolf Dekker<br />
Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw:<br />
theorie en dagelijkse praktijk<br />
De geschiedschrijving van opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs werd tot dusverre vooral beoefend vanuit <strong>de</strong> optiek<br />
van volwassenen. Dat is begrijpelijk want zij schreven <strong>de</strong> teksten die als bronnen dienen, met name pedagogische<br />
traktaten. Een dagboek dat bewaard wordt in het archief van <strong>de</strong> Haags-Delftse familie Van<br />
Eck geeft echter op een bijzon<strong>de</strong>re wijze inzicht in <strong>de</strong> manier waarop een opgroeiend kind twee eeuwen<br />
gele<strong>de</strong>n dacht over zijn opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs. Het betreft het dagboek van Otto van Eck, die vanaf<br />
1791 geduren<strong>de</strong> zes jaren 1560 bladzij<strong>de</strong>n vul<strong>de</strong>, die een ge<strong>de</strong>tailleerd beeld geven van het dagelijks leven<br />
van een jongetje uit <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se elite aan het eind van <strong>de</strong> 18<strong>de</strong> eeuw. 1<br />
Otto van Eck was geboren in een verlichte regenten-familie. Zijn va<strong>de</strong>r, Lambert van Eck,<br />
kwam oorspronkelijk uit het Gel<strong>de</strong>rse stadje Tiel. Na zijn rechtenstudie in Lei<strong>de</strong>n had hij<br />
zich als advocaat in Den Haag gevestigd. Later werd hij lid van <strong>de</strong> Raad van Brabant, zetelend<br />
op het Binnenhof, die het bestuur en <strong>de</strong> rechtspraak over Staats-Brabant uitoefen<strong>de</strong>.<br />
Lambert van Eck was in <strong>de</strong> jaren 1780 een aanhanger van <strong>de</strong> Patriotten en in 1795 behoor<strong>de</strong><br />
hij bij <strong>de</strong> Bataafse revolutionairen. Hij leid<strong>de</strong> eigenhandig <strong>de</strong> omwenteling in Den Haag en<br />
werd daarna gekozen in <strong>de</strong> Nationale Verga<strong>de</strong>ring. Otto’s moe<strong>de</strong>r, Charlotte Vockestaert,<br />
stam<strong>de</strong> uit een Delfts regentengeslacht. De Van Ecks woon<strong>de</strong>n in Den Haag in een groot<br />
pand aan het Buitenhof. Ook had<strong>de</strong>n ze een buitenhuis, De Ruit, gelegen aan <strong>de</strong> Vliet bij<br />
Delft. Otto’s ou<strong>de</strong>rs waren verlicht en progressief, en Otto kreeg een voorbeeldige opvoeding<br />
volgens principes die waren geformuleerd door filantropijnse pedagogen.<br />
De filantropijnen<br />
De invloed van <strong>de</strong> filantropijnen in Ne<strong>de</strong>rland is nog niet of nauwelijks bestu<strong>de</strong>erd. 2 Dui<strong>de</strong>lijk<br />
was echter dat rond 1780 Duitse pedagogen grote invloed in Ne<strong>de</strong>rland kregen, zoals<br />
on<strong>de</strong>r meer blijkt uit een stroom van vertalingen van hun boeken en <strong>de</strong> vele besprekingen<br />
die <strong>de</strong>ze kregen in tijdschriften als <strong>de</strong> Va<strong>de</strong>rlandsche Letteroefeningen. Hun invloed is ook dui<strong>de</strong>lijk<br />
merkbaar in het dagboek van Otto. Hij werd om te beginnen opgevoed aan <strong>de</strong> hand<br />
van een werk van <strong>de</strong> Duitse filantropijn Johann Bernhard Basedow, in Franse vertaling, het<br />
1 Meer over Otto van Eck en zijn dagboek is te vin<strong>de</strong>n in A. Baggerman en R. Dekker, Kind van <strong>de</strong> toekomst. De won<strong>de</strong>re wereld<br />
van Otto van Eck (1780-1798) (Amsterdam 2005). De citaten uit het dagboek zijn terug te vin<strong>de</strong>n op datum of via het naamregister<br />
van <strong>de</strong> tekstuitgave: Otto van Eck, Dagboek 1791-1797, A. Baggerman en R. Dekker (red.) (Hilversum 1998).<br />
2 Over pedagogiek in <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> Verlichting: A. Baggerman en R. Dekker, ‘Children and the Enlightenment’, in: Paula<br />
S.Fass (ed.), Encyclopedia of children and childhood in history and society 3 vols. (New York 2003), I, 321-324. Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r<br />
meer: H. Lempa, Die Bildung <strong>de</strong>r Triebe. Der <strong>de</strong>utsche Philanthropismus (1768-1788) (Turku 1993); R. Wild, Die Vernunft <strong>de</strong>r Väter.<br />
Zur Psychographie von Bürgerlichkeit und Aufklärung in Deutschland am Beispiel ihrer Literatur für Kin<strong>de</strong>r (Stuttgart 1987); U.G.<br />
Herrmann, Aufklärung und Erziehung. Studien zur Funktion <strong>de</strong>r Erziehung im Konstitutionsprozess <strong>de</strong>r bürgerlichen Gesellschaft im 18.<br />
und frühen 19. Jahrhun<strong>de</strong>rt in Deutschland (Weinheim 1993); Ch. Kersting, Die Genese <strong>de</strong>r Erziehung im 18. Jahrhun<strong>de</strong>rt. Campes ’<br />
Algemeine Revision’ im Kontext <strong>de</strong>r neuzeitlichen Wissenschaft (Weinheim 1992); F.-P. Hager (hrsg.), Bildung, Paedagogik und Wissenschaft<br />
in Aufklärungsphilosophie und Aufklärungszeit (Bochum 1997). Over Engeland: L. Roessner, Paedagogen <strong>de</strong>r englischen<br />
Aufklärungsphilosophie <strong>de</strong>s 18. Jahrhun<strong>de</strong>rts (Frankfurt am Main 1988). Over <strong>de</strong> doorwerking van Rousseau on<strong>de</strong>r meer: E.<br />
Thiem, Wie weit erscheint Chris. Gottlob Salzmann von Jean-Jacques Rousseau beeinflusst? (Berlin 1906); M. Jonach, Väterliche Ratschläge<br />
für bürgerliche Töchter: Mädchenerziehung und Weiblichkeitsi<strong>de</strong>ologie bei Joachim Heinrich Campe und Jean-Jacques Rousseau<br />
(Frankfurt am Main 1997); E. Hartmann, Jean-Jacques Rousseaus Einfluss auf Joachim Heinrich Campe (Neuenburg Wpr. 1904).
176 Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw<br />
Manuel d’éducation élémentaire, een boek waarin alle bestaan<strong>de</strong> kennis op encyclopedische wijze<br />
voor kin<strong>de</strong>ren was samengevat. Ver<strong>de</strong>r las Otto on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling van<br />
het filantropijnse kin<strong>de</strong>rtijdschrift Der Kin<strong>de</strong>rfreund. Zijn reacties op en receptie van zijn lectuur<br />
zijn in zijn dagboek terug te vin<strong>de</strong>n, en wer<strong>de</strong>n al el<strong>de</strong>rs uitgebreid geanalyseerd. 3<br />
Voordat Otto van Eck elke dag een stukje in Basedows Manuel moest lezen, stond een wat<br />
eenvoudiger boek op zijn leesprogramma, On<strong>de</strong>rwijs voor kin<strong>de</strong>ren, geschreven door <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse veelschrijver Willem Emmery <strong>de</strong> Perponcher. 4 In een eer<strong>de</strong>r opvoedkundig<br />
werk had <strong>de</strong>ze auteur zijn inspiratie nog vrijwel uitsluitend bij Jean-Jacques Rousseau gezocht.<br />
Rousseau’s opvoedkundige roman Emile was bij verschijnen in 1761 ingeslagen als<br />
een bom. In tegenstelling tot <strong>de</strong> traditionele opvoedkun<strong>de</strong>, waarbij kin<strong>de</strong>ren wer<strong>de</strong>n gezien<br />
als kleine zondaars die streng gedrild moesten wor<strong>de</strong>n, pleitte Rousseau voor een opvoeding<br />
in totale vrijheid. Een aantal mislukte experimenten van al te enthousiaste ou<strong>de</strong>rs had<strong>de</strong>n<br />
echter al snel tot scepsis geleid. Dat verklaart ook waarom De Perponcher <strong>de</strong> Franse filosoof<br />
had ingeruild voor enkele Duitse pedagogen, die een nieuwe stroming binnen <strong>de</strong><br />
pedagogiek vertegenwoordig<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> filantropijnen. Zij leg<strong>de</strong>n zich erop toe <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën van<br />
Rousseau naar <strong>de</strong> praktijk te vertalen. Hiertoe schreven ze adviesboeken die opvoe<strong>de</strong>rs<br />
daadwerkelijk kon<strong>de</strong>n helpen, gaven tijdschriften uit, stichtten scholen waarin Rousseaus<br />
i<strong>de</strong>eën in sterke verdunning wer<strong>de</strong>n gedoceerd. Zij richtten ook uitgeverijen en boekhan<strong>de</strong>ls<br />
op met een eigen fonds van filantropijnse school-, advies- en kin<strong>de</strong>rboeken, die zij distribueer<strong>de</strong>n<br />
op een ogenschijnlijk onverzadigbare markt.<br />
Johann Bernard Basedow stond aan <strong>de</strong> wieg van <strong>de</strong> beweging met zijn in 1768 verschenen<br />
boek Vorstellung an Menschenfreun<strong>de</strong> und vermögen<strong>de</strong> Männer über Schulen und Studien. Dit pleidooi<br />
om <strong>de</strong> jeugd op een verlichte wijze op te voe<strong>de</strong>n en te scholen was gericht aan alle ‘mensenvrien<strong>de</strong>n’,<br />
vandaar <strong>de</strong> benaming ‘filantropijnen’ voor <strong>de</strong>ze pedagogische stroming. Het<br />
woord ‘paedagogik’ was in 1771 in <strong>de</strong> Duitse taal geïntroduceerd en niet veel later werd aan<br />
<strong>de</strong> universiteit van Halle <strong>de</strong> eerste leerstoel in dit vak ingesteld. Naast Basedow kregen nog<br />
twee an<strong>de</strong>re voormannen van <strong>de</strong> beweging in Ne<strong>de</strong>rland grote bekendheid, Joachim Heinrich<br />
Campe en Christoph Gottlob Salzmann. De filantropijnen ontwikkel<strong>de</strong>n opvoedkundige<br />
stelsels die allemaal verlicht en progressief waren, maar in uitwerking vrij veel van elkaar<br />
verschil<strong>de</strong>n. Hun hervormingsdrift beperkte zich niet alleen tot kin<strong>de</strong>ropvoeding, ook volwassenen<br />
moesten heropgevoed wor<strong>de</strong>n. Salzmann publiceer<strong>de</strong> bijvoorbeeld naast pedagogische<br />
werken en kin<strong>de</strong>rboeken ook over <strong>de</strong> ‘verstandige opvoeding van opvoe<strong>de</strong>rs’. 5<br />
De door Campe geredigeer<strong>de</strong> Duitse bewerking van Emile is illustratief voor <strong>de</strong> gedaanteverwisseling<br />
die het gedachtegoed van Rousseau on<strong>de</strong>r invloed van zijn nieuwe filantropijnse<br />
mentoren on<strong>de</strong>rging. 6 De vertaling was bela<strong>de</strong>n met voetnoten en commentaren, die<br />
<strong>de</strong> oorspronkelijke gedachten overwoeker<strong>de</strong>n met waarschuwingen en kritiek, geput uit <strong>de</strong><br />
werken van verschillen<strong>de</strong> filantropijnse pedagogen, van wie Campe zelf nog <strong>de</strong> meest welwillen<strong>de</strong><br />
was. Al in <strong>de</strong> eerste voetnoot bij Rousseaus openingszin wordt <strong>de</strong> basis van diens<br />
pedagogie – natuur gaat boven cultuur – on<strong>de</strong>ruitgehaald: ‘Men zou in tegenstelling even<br />
3 A. Baggerman, ‘Lezen tot <strong>de</strong> laatste snik. Otto van Eck en zijn dagelijkse literatuur (1780-1798)’, in: H. Brouwer, L. Duyvendak,<br />
M. Keblusek e.a. (red.), Jaarboek voor Ne<strong>de</strong>rlandse boekgeschie<strong>de</strong>nis I (Wageningen 1994) 57-89.<br />
4 F. Bellhop, Ma patrie est au ciel. Leven en werk van Willem Emmery <strong>de</strong> Perponcher Sedlnitzky (1741-1819) (Hilversum 1993).<br />
5 C.G. Salzmann, Aanleiding tot eene verstandige opvoeding van opvoe<strong>de</strong>rs (Haarlem 1804).<br />
6 Emil o<strong>de</strong>r über die Erziehung, übersz. von C.F. Cramer, mit erläutern<strong>de</strong>n, bestimmen<strong>de</strong>n und berichtigen<strong>de</strong>n Anmerkungen<br />
[...] hrsg. von J. H. Campe, 2 Tl. (Braunschweig 1789).
Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw 177<br />
goed beweren kunnen dat vele voorwerpen ontaar<strong>de</strong>n, wanneer zij aan <strong>de</strong> natuur alleen blijven<br />
overgelaten en door geene menselijke vlijt geholpen wor<strong>de</strong>n’. 7 Tevens wordt in <strong>de</strong>ze<br />
voetnoot het programma van <strong>de</strong> revisionisten samengevat: natuur is mooi, maar menselijk<br />
ingrijpen blijft onmisbaar. Van <strong>de</strong>ze Duitse Emile verscheen in 1790 een Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling,<br />
een jaar voordat Otto zijn dagboek begon. Zoals zal blijken, werd Otto niet opgevoed<br />
naar <strong>de</strong> letter van Rousseau’s Emile, maar veeleer volgens <strong>de</strong> voetnoten van <strong>de</strong> gereviseer<strong>de</strong><br />
filantropijnse bewerking.<br />
Deze Duitse pedagogen oefen<strong>de</strong>n tot ver in <strong>de</strong> 19<strong>de</strong> eeuw invloed uit in Ne<strong>de</strong>rland. 8 Van<br />
Campe, Basedow en enkele an<strong>de</strong>re auteurs werd bijna het gehele oeuvre in het Ne<strong>de</strong>rlands<br />
vertaald. De filantropijnse combinatie van nuchter rationalisme en verdraagzaam christendom<br />
weerspiegelt <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën die rond 1790 leef<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> verlichte elite van <strong>de</strong> Republiek.<br />
De populariteit van <strong>de</strong> filantropijnen in Ne<strong>de</strong>rland sluit aan bij <strong>de</strong> in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw<br />
steeds toenemen<strong>de</strong> oriëntatie op <strong>de</strong> Duitse cultuur, die on<strong>de</strong>r meer blijkt uit een groeiend<br />
aantal vertalingen van Duitstalige boeken op allerlei gebied. 9 En nergens was <strong>de</strong> verbinding<br />
tussen Verlichting en pedagogie zo nauw als in Duitsland.<br />
Basedows jongenskostschool, het Philanthropinum, was in 1774 van start gegaan in het<br />
stadje Dessau. Daar had <strong>de</strong> regerend vorst, <strong>de</strong> verlichte prins Leopold III Friedrich Franz von<br />
Anhalt-Dessau, hem <strong>de</strong> gelegenheid gegeven om zijn i<strong>de</strong>eën in praktijk te brengen. Terwijl<br />
Rousseau zijn geesteskind Emile zo veel mogelijk buiten <strong>de</strong> samenleving liet opgroeien, kozen<br />
<strong>de</strong> filantropijnen voor hun pupillen een veel min<strong>de</strong>r extreem isolement. Hun instituten<br />
wer<strong>de</strong>n weliswaar bewust buiten <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n gesitueerd, maar <strong>de</strong> opvoeding vond plaats<br />
binnen het sociale verband van <strong>de</strong> school. Basedows Philanthropinum ging dienen als voorbeeld<br />
voor an<strong>de</strong>re scholen, zoals die in heel Duitsland en daarbuiten wer<strong>de</strong>n opgericht. Om<br />
leerlingen te werven verschenen er brochures waarin het on<strong>de</strong>rwijs werd beschreven en aangeprezen.<br />
Ook Campe, voormalig leraar in Dessau, begon een eigen school, waar elke leerling<br />
een eigen tuintje had, terwijl op elke kamer een kleine draaibank stond en gereedschap<br />
om mee te knutselen. Lichamelijke oefening kwam eveneens op het lesprogramma te staan.<br />
Op <strong>de</strong> filantropijnse scholen wer<strong>de</strong>n het paard, <strong>de</strong> bok en an<strong>de</strong>re turntoestellen ontworpen,<br />
die later tot <strong>de</strong> standaarduitrusting van elke school gingen behoren. De brochures wer<strong>de</strong>n<br />
in vertaling ook in Ne<strong>de</strong>rland verspreid om leerlingen te werven. Hoeveel Ne<strong>de</strong>rlandse kin<strong>de</strong>ren<br />
naar Duitse scholen zijn gegaan is moeilijk te achterhalen, maar het mo<strong>de</strong>rne on<strong>de</strong>rwijs<br />
daar had zeker aantrekkingskracht. 10 De Rotterdamse regentenzoontjes Dirk en Gijsbert<br />
Karel van Hogendorp wer<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> tijd dat Otto geboren werd naar Berlijn gezon<strong>de</strong>n,<br />
weliswaar voor een militaire opleiding, maar zij maakten er kennis met Emile en had<strong>de</strong>n contact<br />
met filantropijnse pedagogen. 11<br />
Over <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ologie van <strong>de</strong> school van Salzmann in het dorpje Schnepfenthal weten we veel,<br />
7 J.-J. Rousseau, Emile of verhan<strong>de</strong>ling over <strong>de</strong> opvoeding I (Kampen 1790) 18.<br />
8 Zie ook N. Bakker (red.), Naar Duits mo<strong>de</strong>l. De receptie van Duitse pedagogische i<strong>de</strong>alen uit <strong>de</strong> vroege negentien<strong>de</strong> eeuw<br />
(Assen 2003).<br />
9 J. van Eijnatten, ‘Paratexts, bookreviews, and Dutch literary publicity. Translations from German into Dutch, 1760-1796’,<br />
Wolfenbütteler Notizen zur Buchgeschichte 25 (2000) 95-127.<br />
10 C.F. Bahrdt, Plan van philantropijnsche opvoeding, vert. van Philantropinischer Erziehungsplan (Frankfurt am Main 1778);<br />
C.G.Salzmann, Beschrijving van het opvoedingsinstituut te Schnepfenthal, met eene plattegrond van het landgoed, vert. Jacobus van<br />
Wijk Rzn. (Amsterdam 1808).<br />
11 W. Gobbers, Jean-Jacques Rousseau in <strong>Holland</strong>. Een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> mens en het werk (ca. 1760-ca. 1810) (Gent<br />
1963) 312.
178 Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw<br />
Afb 1. Basedows jongenskostschool,<br />
het Philanthropinum,<br />
te Dessau (1774).<br />
omdat hij <strong>de</strong> oprichting aankondig<strong>de</strong> in een uitvoerige brochure uit 1785, die ook in het<br />
Ne<strong>de</strong>rlands werd vertaald. 12 Om te beginnen stel<strong>de</strong> hij vast dat men er sinds vijftien jaar van<br />
doordrongen was geraakt dat veel ellen<strong>de</strong> in <strong>de</strong> wereld veroorzaakt werd door een verkeer<strong>de</strong><br />
opvoeding. Net als alle an<strong>de</strong>re filantropijnen was hij er zich sterk van bewust een vernieuwer<br />
te zijn. Hij koos het dorp Schnepfenthal uit, omdat het, schreef hij, ‘niet zó dicht bij een stad<br />
ligt, dat daarvan een slechte invloed uitgaat, maar wel voldoen<strong>de</strong> nabij om omgang te hebben<br />
12 C.G. Salzmann, ‘Ankündigung einer neuen Erziehungsanstalt’ in: Chr. Gotth. Salzmanns paedagogische Schriften, E. Wagner<br />
(hrsg.), I, (Langensalza 1899, 4e dr.) 145-194, hierin 146, 151, 161-164, 180-182; vgl. noot 10.
Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw 179<br />
met rechtschapen, verlichte en gecultiveer<strong>de</strong> mensen’. De inhoud van het lesprogramma op<br />
Schnepfenthal zou vooral praktijkgericht zijn. Het opdreunen van woor<strong>de</strong>nlijsten, grammaticaregels<br />
en <strong>de</strong> catechismus zou plaats maken voor bezoeken aan werkplaatsen om <strong>de</strong><br />
wereld van <strong>de</strong> ambachten te leren kennen. De pupillen zou<strong>de</strong>n er <strong>de</strong> ambachtslie<strong>de</strong>n vragen<br />
kunnen stellen over hun vak en hun inkomsten. Aardrijkskun<strong>de</strong> en geschie<strong>de</strong>nis zou<strong>de</strong>n tastbaar<br />
wor<strong>de</strong>n gemaakt door dicht bij huis te beginnen. Salzmann stel<strong>de</strong> zich voor zijn pupillen<br />
regelmatig mee te nemen naar een nabijgelegen klooster om daar <strong>de</strong> grafstenen te bekijken.<br />
De aanblik van ou<strong>de</strong> graven en knekels zou vanzelf interessante vragen oproepen,<br />
waarop <strong>de</strong> docent kon inspelen om historische kennis over te dragen.<br />
Salzmann zou zijn leerlingen niet lastigvallen met Latijn, een taal die in zijn ogen nog<br />
maar beperkt nut had. Hij wil<strong>de</strong> van zijn pupillen ‘daadwerkelijk han<strong>de</strong>len<strong>de</strong> mensen’ maken.<br />
Voor hen was het belangrijker ‘te leren hoe ze <strong>de</strong> woestenij, die <strong>de</strong> wereld nu was, om<br />
kon<strong>de</strong>n vormen tot een paradijs’. Zijn pedagogische systeem was bestemd voor jongens tussen<br />
<strong>de</strong> tien en zestien jaar oud, <strong>de</strong> leeftijd van Otto in <strong>de</strong> jaren dat hij een dagboek bijhield.<br />
De filantropijnen waren ervan overtuigd dat een betere opvoeding van toekomstige generaties<br />
uitein<strong>de</strong>lijk zou resulteren in een betere wereld.<br />
Centraal bij <strong>de</strong> filantropijnen stond <strong>de</strong> vorming van <strong>de</strong> driften en daartoe ontwikkel<strong>de</strong>n zij<br />
nieuwe metho<strong>de</strong>n om die in kin<strong>de</strong>ren bij te sturen. Een voorbeeld van hun metho<strong>de</strong>n is te<br />
vin<strong>de</strong>n in Campes Kleine zielkun<strong>de</strong> voor kin<strong>de</strong>ren, zoals in 1782 <strong>de</strong> titel van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling<br />
luid<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> inleiding legt Campe uit dat er verschillen<strong>de</strong> manieren zijn om <strong>de</strong> emoties<br />
van kin<strong>de</strong>ren bij te sturen: <strong>de</strong> ‘woor<strong>de</strong>lijke verklaring’, het werken met ‘zinlijke vertegenwoordigingen’,<br />
zoals schil<strong>de</strong>rijen en prenten, en het geven van ‘ware of verdichte<br />
voorbeel<strong>de</strong>n’. Maar, schrijft Campe, <strong>de</strong> beste manier van leren is door on<strong>de</strong>rvinding.<br />
Vervolgens beschrijft Campe een twaalftal gesprekken van een va<strong>de</strong>r met zijn kin<strong>de</strong>ren,<br />
die <strong>de</strong> discussie opent met zinnen als: ‘Verheugt u, mijne kin<strong>de</strong>ren! He<strong>de</strong>n zullen wij we<strong>de</strong>r<br />
iets zeer merkwaardigs aangaan<strong>de</strong> onze ziel leren kennen.’ In een van <strong>de</strong> gesprekken manipuleert<br />
<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r <strong>de</strong> emoties van zijn kin<strong>de</strong>ren door het voorlezen van een brief van hun ou<strong>de</strong>re<br />
broer die al geruime tijd op reis is. Eerst vertelt hij dat hun gelief<strong>de</strong> broer aankondigt<br />
naar huis te zullen komen, vervolgens dat zijn komst nog vier weken wordt uitgesteld en<br />
tenslotte dat het uitstel veroorzaakt is door ziekte. Daarna wijst hij zijn kin<strong>de</strong>ren erop dat ze<br />
inmid<strong>de</strong>ls drie interessante emoties hebben on<strong>de</strong>rgaan: blijdschap, hoop en droefheid. In<br />
<strong>de</strong> laatste hoofdstukken gaat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r uitvoerig in op het ongeluk van mensen die hun emoties<br />
niet on<strong>de</strong>r controle hebben, geesteszieken. De kin<strong>de</strong>ren vin<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> meest fascineren<strong>de</strong><br />
sessie. Het laatste gesprek is het enige dat opent met een vraag van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren: ‘Va<strong>de</strong>r,<br />
zullen wij he<strong>de</strong>n nog meer van zulk afschuwelijke zielskranken horen?’ 13<br />
Dat beheersing, en niet <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdrukking van driften centraal moest staan in <strong>de</strong> opvoeding,<br />
von<strong>de</strong>n in die tijd ook veel Ne<strong>de</strong>rlandse pedagogen: ‘Dewijl het nu <strong>de</strong> driften zijn, die<br />
ons geluk of ongeluk kunnen teweeg brengen, en zij met ons geboren wor<strong>de</strong>n, zo moeten<br />
<strong>de</strong> driften het eerste zijn waarop een bestier<strong>de</strong>r, in het opvoe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren te letten<br />
heeft.’ Vanuit <strong>de</strong>ze optiek keren ze zich tegen ou<strong>de</strong>re schoolboekjes waarin oorlogsgruwelen<br />
breed wer<strong>de</strong>n uitgemeten. Zulke impressies zou<strong>de</strong>n wreedheid en hardvochtigheid opwekken<br />
in het kind: ‘Men verberge voor hun al wat wreed is. Men leere hun voor bloed ijzen.<br />
Geene vogelen, geene dieren moeten in hun nabijheid gedood wor<strong>de</strong>n.’ Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant<br />
13 J.H. Campe, Kleine zielkun<strong>de</strong> voor kin<strong>de</strong>ren (Amsterdam 1782) XIX, 172.
180 Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw<br />
moesten zachtere gevoelens en me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n van jongs af aan wor<strong>de</strong>n aangekweekt. Dat kon<br />
gebeuren door kin<strong>de</strong>ren mee te nemen naar arme mensen of ziekenhuizen, waardoor een<br />
‘te<strong>de</strong>r hart’ werd ontwikkeld. 14 Bij <strong>de</strong>ze nieuwe bena<strong>de</strong>ring werd ervan uitgegaan dat een<br />
kind al vanaf <strong>de</strong> geboorte begiftigd was met individuele gevoelens en gaven, en dat reflecteer<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> meer algemene opvatting over individualiteit en i<strong>de</strong>ntiteit die in <strong>de</strong>ze jaren post<br />
vatte. 15<br />
Opvoeding in <strong>de</strong> praktijk<br />
Uit het dagboek van Otto van Eck blijkt dat zijn ou<strong>de</strong>rs zelfbeheersing eveneens als basis<br />
zagen voor een geslaag<strong>de</strong> opvoeding . Dat begreep hij zelf goed, zoals blijkt uit een aantekening<br />
van 11 juni 1791: ‘zeer mijn best gedaan om verstandig <strong>de</strong> uitwerkselen van drift en<br />
onbera<strong>de</strong>nheid voor te komen’. Hij probeer<strong>de</strong> die dag ‘gezeglijk, rechtvaardig, zacht, liefdadig,<br />
zedig, vreedzaam, erkentelijk en vrien<strong>de</strong>lijk te zijn’. Maar dat lukte niet altijd. Ruim<br />
een jaar later schrijft hij dat hij ruzie met zijn zusjes heeft gemaakt, maar: ‘Deze fout van al<br />
te driftig te zijn, neem ik voor vanwegen <strong>de</strong>zelven kwa<strong>de</strong> gevolgen, mij af te wennen.’ Op 5<br />
juli 1795 bekent hij: ‘Hoe weinig ben ik meester van mijne driften en hoezeer doe ik <strong>de</strong>zelve<br />
over mij heerschen, <strong>de</strong> haastigheid en onoplettendheid vooral waaruit mijne meeste fouten<br />
ontstaan.’ Bij een an<strong>de</strong>re gelegenheid in februari 1796 som<strong>de</strong> zijn moe<strong>de</strong>r nog eens op wat<br />
er bij hem aan schortte: ‘ongehoorzaam, tegensprekend, driftig, wraakzuchtig en onbeschei<strong>de</strong>n’.<br />
Om Otto’s driften en gevoelens bij te sturen zetten zijn ou<strong>de</strong>rs leerzame ervaringen in scène.<br />
Deze aanpak werd bijvoorbeeld beproefd, toen Otto zich tij<strong>de</strong>ns een langdurige ziekte<br />
overgaf aan zelfme<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n. Zijn va<strong>de</strong>r gaf Otto <strong>de</strong> opdracht om samen met <strong>de</strong> tuinman wat<br />
geld te brengen aan een van zijn pachters. De ontmoeting met <strong>de</strong>ze boer veroorzaakte <strong>de</strong> gewenste<br />
schok: ‘Ik wist wel dat <strong>de</strong>ze man nu al se<strong>de</strong>rd twee jaar zieklijk was geweest, doch echter<br />
had ik niet gedacht hem zo erg te zullen vin<strong>de</strong>n. Ik vond hem in ’t bed (dat hij <strong>de</strong>n gantsen<br />
dag niet uitkwam) uitgeteerd, zo bleek als <strong>de</strong> dood en bloe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> neus, ’twelk nu al vier<br />
uren geduurd had en nog niet ophield. Toen bedacht ik eerst recht hoeveel stoffe tot dankzegging<br />
ik nog aan God had en hoe kwalijk ik enige tijd tevoren gedaan had, met mij over<br />
mijn ongeluk te beklagen.’ In zijn dagboek voeg<strong>de</strong> Otto ten overvloe<strong>de</strong> toe dat hij te veel was<br />
gepreoccupeerd met <strong>de</strong> ‘ongeneugten’ van zijn ziekte, zon<strong>de</strong>r na te <strong>de</strong>nken over ‘het goe<strong>de</strong>,<br />
’twelk mij mijne ziekte het ze<strong>de</strong>lijke betreffen<strong>de</strong> had aangebracht’. Ver<strong>de</strong>r had hij er niet bij<br />
stilgestaan ‘dat er zovele mensen zijn, die nog veel meer te lij<strong>de</strong>n hebben als ik’. 16<br />
Otto’s opvoeding, die groten<strong>de</strong>els plaatsvond in <strong>de</strong> beslotenheid van het landgoed De<br />
Ruit, was geïnspireerd door het filantropijnse gedachtegoed. De herkomst van Otto’s eigen<br />
wijsheid dat men <strong>de</strong> opvoeding van kin<strong>de</strong>ren moet ‘schikken naar hun aard’ is in dit verband<br />
veelzeggend. Hij verwijst niet naar het werk van Rousseau, maar naar dat van Basedow. Hoe<br />
verlei<strong>de</strong>lijk het ook is Otto met zijn eigen moestuintje, timmerwerkplaatsje en geiten voor te<br />
stellen als een vleesgewor<strong>de</strong>n Robinson Crusoe – Rousseaus i<strong>de</strong>aal –, aangespoeld op het<br />
14 De Opmerker (Amsterdam, 1772-1778) VI, 47, gecit. in: R.Verwoerd, ‘Kindbeeld en pedagogiek in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Verlichting’,<br />
Comenius 23 (1986) 318-341. Vgl. De ze<strong>de</strong>lijke opvoeding <strong>de</strong>r jeugd uit onze natuurlijke hartstogten afgeleid (Lei<strong>de</strong>n 1770). Een<br />
heruitgave verscheen in 1772 te Amsterdam en nogmaals, in een nieuwe editie met een voorwoord van C. van Engelen, in<br />
1791 te Haarlem.<br />
15 A.S. Benzaquién, ‘Childhood, i<strong>de</strong>ntity and human science in the Enlightenment’, History Workshop Journal (2004) 57, 35-<br />
57; D. Wahrman, The making of the mo<strong>de</strong>rn Self. I<strong>de</strong>ntity and culture in eighteenth-century England (New Haven 2004).<br />
16 7 oktober 1792.
Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw 181<br />
eiland De Ruit, waar hij geheel zelfvoorzienend, ongehin<strong>de</strong>rd door boekenkennis en beschaving<br />
met het menselijk bestaan kan experimenteren – Otto’s dagboek laat een <strong>de</strong>rgelijk<br />
beeld niet toe. Het jongetje dat door zijn moe<strong>de</strong>r regelmatig op zijn vingers wordt getikt omdat<br />
hij met mod<strong>de</strong>rschoenen naar binnen loopt, niet mag schaatsen, huisarrest krijgt nadat<br />
hij over een hoog hek is geklommen en dat uit vrees voor een verkoudheid binnen moet blijven<br />
nadat hij zich met zijn geit in het zweet heeft gelopen, vertoont in wezen weinig overeenkomst<br />
met Rousseau’s Emile, die volledig <strong>de</strong> vrije teugel kreeg. Otto’s bezighe<strong>de</strong>n komen<br />
heel wat beter overeen met die van <strong>de</strong> leerlingen op bijvoorbeeld Salzmanns<br />
Philanthropinum, waar het leven volgens een strak dagregime was georganiseerd, waar beschaving<br />
en natuur zorgvuldig in het on<strong>de</strong>rwijsprogramma waren opgenomen en gedoseerd<br />
wer<strong>de</strong>n toegediend. De natuur was hier teruggebracht tot een park bij <strong>de</strong> school, met<br />
eigen tuintjes voor <strong>de</strong> leerlingen, die als keuterboertjes <strong>de</strong> opbrengst hiervan mochten verkopen.<br />
Net als Otto kregen ook <strong>de</strong> leerlingen van dit Philanthropinum <strong>de</strong> mogelijkheid om<br />
dieren te verzorgen en werd bij hen het lezen van boeken, mits verantwoord, aangemoedigd<br />
en als vast on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el in het dagschema opgenomen. De harding en ontwikkeling van het lichaam<br />
wer<strong>de</strong>n gestimuleerd door gymnastiek, dansles en lange wan<strong>de</strong>lingen. Realiteitszin,<br />
ambachtelijkheid en geduld wer<strong>de</strong>n aangeleerd door mid<strong>de</strong>l van handvaardigheid: het<br />
knopen van visnetten, speelgoed maken van papier, man<strong>de</strong>nvlechten, verven, het vervaardigen<br />
van kasten en het timmeren, waartoe alle leerlingen op hun kamer over een eigen werkplaatsje<br />
beschikten. Waar <strong>de</strong> filantropijnen zelfs in <strong>de</strong> prospectussen voor hun instituten<br />
weinig zicht geven op <strong>de</strong> daadwerkelijke praktijk, geeft Otto’s dagboek een heel wat levendiger<br />
beeld van <strong>de</strong> strijd tussen mens en materie. Otto knoopt, knipt, verft en timmert er in<br />
zijn dagboek vrolijk op los. Evenals op filantropijnse scholen dien<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze bezighe<strong>de</strong>n een<br />
utilitair doel: Otto plakt dozen voor zijn moe<strong>de</strong>r, herstelt boekban<strong>de</strong>n voor zijn va<strong>de</strong>r,<br />
knoopt netten om mee te vissen en timmert hokken voor zijn vele dieren.<br />
Voorstel: Doelgericht on<strong>de</strong>rwijs<br />
Hoe <strong>de</strong> leerlingen op het Philanthropinum op <strong>de</strong> dwingen<strong>de</strong> doelmatigheid reageer<strong>de</strong>n, weten<br />
we niet. Otto <strong>de</strong>ed zijn klusjes meestal met genoegen, maar had soms <strong>de</strong> behoefte om<br />
iets louter voor <strong>de</strong> lol te maken. Zo timmer<strong>de</strong> hij op eigen initiatief een molentje dat hij trots<br />
aan zijn va<strong>de</strong>r liet zien: ‘Hij vroeg mij waar het toch toe dienen moest en zei<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze Latijnse<br />
spreuk: “nisi utile est quod facimus, stulta est gloria” (als wat wij doen niet nuttig is, is het<br />
dwaas zich erop te beroemen), maar toen antwoord<strong>de</strong> ik dat ik het ook niet <strong>de</strong>ed om roem<br />
te behalen, maar voor mijn eigen vermaak.’ 17 Het verven van een bokkenwagentje bezorg<strong>de</strong><br />
Otto heel wat min<strong>de</strong>r genoegen: ‘Na gegeten en gelezen te hebben volgends gewoonte, heb<br />
ik <strong>de</strong>n gehele middag doorgebracht met een wagen te verven; geen plaizierige bezigheid<br />
waarlijk, maar alles moet geschie<strong>de</strong>n.’ 18 Het arbeidzame getimmer dat in het dagboek steeds<br />
weer opklinkt, tot in <strong>de</strong> laatste dagboekaantekening toe, wordt regelmatig on<strong>de</strong>rbroken<br />
door voldoening dat <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> klus is geklaard: ‘Na <strong>de</strong>n eten heb ik mijn Latijnse thema<br />
gemaakt en daarna mijn ou<strong>de</strong> timmeragie we<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n genomen en het werk<br />
vandaag gelukkig geheel afgemaakt.’ 19<br />
De doelgerichtheid is ook wat Otto het meest tegenstaat in zijn verplichte danslessen. Hij<br />
17 15 april 1794.<br />
18 17 april 1795.<br />
19 21 januari 1794.
182 Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw<br />
schrijft op 24 januari 1794 on<strong>de</strong>r leiding van <strong>de</strong> dansmeester met zijn zusjes te hebben gedanst<br />
‘of liever passen gemaakt want <strong>de</strong> dansmeester zegt dat werkzamer als het dansen is<br />
een goed postuur, waarin papa hem gelijk geeft, hoewel wij het misschien zo plaizierig niet<br />
vin<strong>de</strong>n.’ Pogingen van een aantal elkaar opvolgen<strong>de</strong> dansmeesters om Otto’s houding en<br />
danspassen bij te sturen lei<strong>de</strong>n regelmatig tot hoogoplopen<strong>de</strong> conflicten, en zijn moe<strong>de</strong>r<br />
verweet hem dat hij zich ‘niet betamelijk’ gedroeg. 20<br />
Tegelijkertijd moest <strong>de</strong> verlang<strong>de</strong> doelmatigheid van Otto’s lichamelijke activiteiten ook<br />
weer niet doorslaan naar het an<strong>de</strong>re uiterste, en resulteren in <strong>de</strong> wens om zelf in <strong>de</strong> toekomst<br />
een ambacht te gaan uitoefenen. Net als op het Philanthropinum, bezocht door elite-kin<strong>de</strong>ren<br />
die waren voorbestemd voor hoofd- en niet voor han<strong>de</strong>narbeid, was het ook bij<br />
<strong>de</strong> Van Ecks niet <strong>de</strong> bedoeling dat Otto serieus het plan zou opvatten om zijn brood met timmeren<br />
te gaan verdienen. Otto is zich van dit precaire evenwicht zeer wel bewust wanneer<br />
hij op zijn zestien<strong>de</strong> voorzichtig oppert zijn lesprogramma te mogen verrijken met professionele<br />
timmerlessen en daarbij kiest voor <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> formulering: ‘Ik zou<strong>de</strong>, als papa er<br />
genoegen mee neemt, wel een weinig willen leren timmeren in het klein, alleen voor liefhebberij.’<br />
21<br />
Otto’s bezoeken aan werkplaatsen en fabrieken kunnen eveneens wor<strong>de</strong>n herleid tot<br />
Rousseau en <strong>de</strong> filantropijnen, die hun pupillen meenamen naar <strong>de</strong> werkplaatsen van ambachtslie<strong>de</strong>n.<br />
Otto werd nu eens meegenomen naar een glasblazerij, dan weer bezocht hij<br />
een kogelgieterij. Tij<strong>de</strong>ns een reisje in Gel<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> zomer van 1793 ging Otto kijken hoe<br />
een papiermolen werkte: ‘Na <strong>de</strong>n eten zijn wij <strong>de</strong> papiermolen gaan zien, welke ik zeer<br />
aardig vond.’ 22<br />
Een an<strong>de</strong>r type wan<strong>de</strong>ling dat Otto samen met zijn va<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rnam, werd door De Perponcher<br />
aanbevolen in zijn On<strong>de</strong>rwijs voor kin<strong>de</strong>ren. In navolging van Rousseau en <strong>de</strong> filantropijnen<br />
drukte De Perponcher ou<strong>de</strong>rs en leermeesters op het hart zo vaak mogelijk ‘met<br />
hunne kin<strong>de</strong>ren en leerlingen, buiten, in ’t veld, te gaan wan<strong>de</strong>len; <strong>de</strong>rzelver aandacht, op<br />
<strong>de</strong> aldaar voorkomen<strong>de</strong> dingen te vestigen, en uit die dingen aanleiding te neemen tot<br />
on<strong>de</strong>rricht. Dit zal het beste on<strong>de</strong>rwijs van allen zijn; want dit is het Boek <strong>de</strong>r Natuur.’ Ook<br />
in Otto’s kin<strong>de</strong>rliteratuur wemelt het van <strong>de</strong> strenge doch rechtvaardige va<strong>de</strong>rs die hun kin<strong>de</strong>ren<br />
tij<strong>de</strong>ns lange wan<strong>de</strong>lingen plechtig on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n over vraagstukken omtrent godsdienst,<br />
mens en maatschappij naar aanleiding van verschijnselen in het planten- en dierenrijk.<br />
Deze fictieve wan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rs en kin<strong>de</strong>ren wor<strong>de</strong>n reëel in Otto’s dagboek waarin<br />
regelmatig melding wordt gemaakt van wan<strong>de</strong>lingen met zijn va<strong>de</strong>r ter lering en vermaak.<br />
In zijn beschrijving van zo’n wan<strong>de</strong>ling op 28 september 1791 zien we in een notendop <strong>de</strong><br />
belangrijkste 18<strong>de</strong>-eeuwse opvoedingsi<strong>de</strong>alen terug:<br />
Vanmorgen ben ik met papa naar Den Haag gewan<strong>de</strong>ld en heb veel plaisir gehad met <strong>de</strong><br />
natuur te beschouwen, dit kan ik (dunkt mij) wan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> veel beter doen als rij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>.<br />
Ook heeft men somtijds dan nog eens een ontmoeting die men an<strong>de</strong>rs mist. Wij zagen<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een vrouw welke met twee kin<strong>de</strong>ren rij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, het ene, het welk niet stil<br />
wil<strong>de</strong> zijn (en misschien nog geen jaar oud was) sloeg. Daardoor werd het kind driftig<br />
20 4 maart 1794, vergelijk 14 maart 1794.<br />
21 5 november 1796.<br />
22 20 augustus 1793.
Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw 183<br />
en schrei<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele weg over, en zo <strong>de</strong> vrouw het zachtzinnig behan<strong>de</strong>ld had, zou<strong>de</strong><br />
het stil en gehoorzaam geweest zijn. Dit geval bracht ons in een gesprek over het geluk<br />
<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren als zij verstandige ou<strong>de</strong>rs hebben, die hen lei<strong>de</strong>n zoals God alle menschen<br />
leidt.<br />
Het thema van <strong>de</strong>ze wan<strong>de</strong>ling was niet in scène gezet, maar <strong>de</strong> toevallige ontmoeting was<br />
wel heel leerzaam. Otto kon er naar aanleiding van dit inci<strong>de</strong>nt op gewezen wor<strong>de</strong>n hoe<br />
zachtzinnig hij zelf werd opgevoed. Dat wil niet zeggen dat hij nooit gestraft werd. Uit zijn<br />
dagboek blijkt dat zijn ou<strong>de</strong>rs zich verdiept hebben in het soms verhitte <strong>de</strong>bat over straffen<br />
en belonen dat in <strong>de</strong>ze tijd on<strong>de</strong>r pedagogen werd gevoerd. Er verscheen zelfs een afzon<strong>de</strong>rlijk<br />
boek van Campe over het on<strong>de</strong>rwerp. Dat <strong>de</strong> kwestie <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>ren ook in Ne<strong>de</strong>rland<br />
bezighield, blijkt uit een prijsvraag die in 1792 werd uitgeschreven over <strong>de</strong> vraag wat <strong>de</strong><br />
beste theorie van straffen en belonen in <strong>de</strong> scholen was. 23<br />
Huison<strong>de</strong>rwijs<br />
Hoewel Otto eerst in Den Haag op school zat – we weten niet welke – besloten zijn ou<strong>de</strong>rs<br />
dat hij vanaf zijn tien<strong>de</strong> jaar privé-on<strong>de</strong>rwijs zou krijgen van leraren die aan huis kwamen of<br />
die door Otto bij hen thuis bezocht werd. In zijn dagboek passeert dan ook een stoet van leraren<br />
<strong>de</strong> revue, die Otto op een universitaire studie moesten voorberei<strong>de</strong>n. Zijn ou<strong>de</strong>rs kozen<br />
hiervoor niet <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong> besten, wat alweer aantoont hoe serieus ze <strong>de</strong> opvoeding van<br />
hun zoon namen. Otto kreeg les in wis- en natuurkun<strong>de</strong> van Abraham van Bemmelen, lector<br />
aan <strong>de</strong> Fundatie van Renswou<strong>de</strong>. Van Bemmelen publiceer<strong>de</strong> boeken over waterbouwkun<strong>de</strong>,<br />
algebra en natuurkun<strong>de</strong>. Een an<strong>de</strong>re leraar, G.C.C. Vateben<strong>de</strong>r, was voormalig rector<br />
van <strong>de</strong> Latijnse school in Gouda. Lambert van Eck had hem leren kennen toen ze na <strong>de</strong><br />
Bataafse revolutie bei<strong>de</strong>n tot representant in <strong>de</strong> Nationale Verga<strong>de</strong>ring waren gekozen. Al<br />
vóór <strong>de</strong> Bataafse Revolutie had Vateben<strong>de</strong>r over on<strong>de</strong>rwijshervorming geschreven. 24 Hij wil<strong>de</strong><br />
een ‘nationale opvoeding’, goed on<strong>de</strong>rwijs voor ie<strong>de</strong>reen, waardoor ook getalenteer<strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren uit <strong>de</strong> lagere stan<strong>de</strong>n voortaan <strong>de</strong> mogelijkheid zou<strong>de</strong>n krijgen op <strong>de</strong> sociale lad<strong>de</strong>r<br />
te stijgen. 25 Vateben<strong>de</strong>r werd als representant lid van <strong>de</strong> commissie die <strong>de</strong> Nationale Verga<strong>de</strong>ring<br />
had ingesteld om het on<strong>de</strong>rwijs te hervormen, maar een meer<strong>de</strong>rheid hield zijn<br />
i<strong>de</strong>eën voor ‘ij<strong>de</strong>le dromen van een onbereikbaare en hersenschimmige volmaaktheid’. 26 Hij<br />
23 F. Jacobi, Lohn und Strafe bei Johann Bernard Basedow. Eine Studie zur Geschichte <strong>de</strong>s Philantropinismus (München 1916); R. Biermann,<br />
Die Paedagogische Begrundung <strong>de</strong>r Belohnungen und Straffen in <strong>de</strong>r Erziehung bei Basedow, Campe und Salzmann. Ein Beitrag zur<br />
Wandlung <strong>de</strong>s Philantropismus zu einem paedagogischen Individualismus auf <strong>de</strong>m Hintergrund <strong>de</strong>r Aufklärung (Bochum 1970); J.H.<br />
Campe, Über Belohnungen und Strafen in paedagogischer Hinsicht. Aus <strong>de</strong>m Revisionswerke abgedruckt (Braunschweig 1788); C. Esseboom,<br />
On<strong>de</strong>rwijsinghe <strong>de</strong>r jeught. On<strong>de</strong>rwijs en on<strong>de</strong>rwijstoezicht in <strong>de</strong> 18e eeuw op het Eiland van Dordrecht ([Rotterdam] 1995) 165.<br />
24 G.C.C. Vateben<strong>de</strong>r, Antwoord op <strong>de</strong> vraage: Welke wijze van opvoeding is <strong>de</strong> meest verkiezelijke? Eene publique of eene huizelijke (Utrecht<br />
[1793]), in 1798 volg<strong>de</strong> een twee<strong>de</strong> druk. Ook opgenomen in: Verhan<strong>de</strong>lingen van het Provinciaal Utrechts Genootschap van<br />
Kunsten en Wetenschappen IX (1801).<br />
25 J. Noordman, ‘On<strong>de</strong>rwijs<strong>de</strong>mocratisering in <strong>de</strong> Patriottentijd. Vateben<strong>de</strong>rs plan voor een radicale vernieuwing van het<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rwijs’, Comenius 1 (1981) 521-53. Zie ook: S.Schama, ‘Schools and politics in the Netherlands, 1796-<br />
1814’, Historical Journal 13 (1970) 589-610.<br />
26 G.C.C. Vateben<strong>de</strong>r, ‘Plan voor een Ne<strong>de</strong>rlandse opvoedings-school, volgens het welk, on<strong>de</strong>r opzicht van eenen directeur<br />
en tien leermeesteren, zestig jongelingen in <strong>de</strong>n tijd van zeeven jaeren kunnen on<strong>de</strong>rweezen wor<strong>de</strong>n’ in: Mengelwerken <strong>de</strong>r<br />
Kamer van Rhetorica genaemd <strong>de</strong> Goudsbloemen (Gouda 1792); G. Bolkestein, De voorgeschie<strong>de</strong>nis van het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs<br />
1796-1863 (Amersfoort 1914) 21 e.v.; A.M. van <strong>de</strong>r Giezen, De eerste fase van <strong>de</strong> schoolstrijd in Ne<strong>de</strong>rland (1795-1806) (Assen<br />
1937) 61 e.v. Er was inmid<strong>de</strong>ls een advies uitgebracht door <strong>de</strong> Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, dat neerkwam op<br />
een conservatieve versie van Vateben<strong>de</strong>rs plan, zie N.L. Dod<strong>de</strong>, Een on<strong>de</strong>rwijsrapport. Een historisch-pedagogisch on<strong>de</strong>rzoek naar<br />
<strong>de</strong> invloed van een on<strong>de</strong>rwijsrapport over on<strong>de</strong>rwijsverbetering en -vernieuwing op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijswetgeving na 1801 (Den Bosch 1971).
184 Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw<br />
schreef tevens over tal van an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rwerpen, en maakte later carrière in het landsbestuur.<br />
27<br />
Toen hij iets ou<strong>de</strong>r was, kreeg Otto les van <strong>de</strong> wis- en natuurkundige Jacob Florijn, een<br />
autoriteit op zijn vakgebied en auteur van een aantal handboeken over waterbouwkun<strong>de</strong> en<br />
over <strong>de</strong> zeevaart. Gezien Otto’s beschrijving van Florijns eerste les was <strong>de</strong>ze leermeester van<br />
plan zijn pupil stevig aan te pakken: ‘Weer een nieuwe meester in <strong>de</strong> mathesis gekregen, met<br />
naam Florijn, bij welke ik viermaal ’s weeks een uur les ga nemen en die mij, zover ik er in<br />
<strong>de</strong>ze eerste lessen van kan oor<strong>de</strong>len, zeer wel bevalt, maar zeer stipt is op al hetgeen er voor<br />
of on<strong>de</strong>r hem gedaan wordt, dus oppassen is en zal <strong>de</strong> boodschap zijn.’<br />
Regelmatig beschrijft Otto <strong>de</strong> inhoud van zijn lessen, bijvoorbeeld op 26 november 1795, na<br />
een bezoek aan zijn niet na<strong>de</strong>r geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong> meester Welding: ‘Wij hebben beginsels <strong>de</strong>r<br />
taal en sterrekun<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> hand genomen, ’twelk ik vin<strong>de</strong> hij zeer begrijpelijk instrueert. Hij<br />
heeft mij wat gegeven aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> taalkun<strong>de</strong>, om thuis te doen.’ Bij hem leer<strong>de</strong> Otto tevens<br />
<strong>de</strong> Engelse taal: ‘De les bij Welding is doorgebracht met een beschouwing <strong>de</strong>r voornaamste<br />
zeeën, meren, rivieren en landkapen, straten, bergen enzovoort in Europa, en daarna nog wat<br />
aan <strong>de</strong> sterrekun<strong>de</strong>, welke ik in het Engelsch behan<strong>de</strong>l, vooreerst omdat er uitmunten<strong>de</strong> werken<br />
van dien aard in ’t Engelsch geschreven zijn en ten twee<strong>de</strong> om mij in die taal meer te oefenen.’<br />
Engels stond toen nog alleen bij <strong>de</strong> culturele voorhoe<strong>de</strong> op het lesprogramma. 28<br />
Otto’s Engelse lessen getuigen van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne culturele oriëntatie van zijn ou<strong>de</strong>rs. Misschien<br />
gaven zijn ou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> voorkeur aan huisleraren omdat hun zoon vaak ziek was. Maar<br />
het gaf hun tevens <strong>de</strong> mogelijkheid om hun zoon vakken te laten on<strong>de</strong>rwijzen die nog niet op<br />
het gewone lesprogramma ston<strong>de</strong>n, zoals Duits, Engels en aardrijkskun<strong>de</strong>. Meestal kreeg<br />
Otto zijn lessen bij Welding thuis, maar wanneer hij ziek was, kwam <strong>de</strong> leraar naar zijn pupil,<br />
wat Otto overigens min<strong>de</strong>r prettig vond. Op 14 <strong>de</strong>cember 1795 schreef hij: ‘Vandaag ben<br />
ik, daar het nogal goed we<strong>de</strong>r was en ik steeds toeneem in gezondheid, weer bij Welding aan<br />
huis geweest, ’twelk ik verre prefereer boven dat hij mij aan huis komt lesgeven.’<br />
Otto’s vriendje Ceesje Reepmaker stond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoe<strong>de</strong> van zijn gouverneur Pahud. We<br />
weten dat dankzij Otto’s notitie van zijn bezoek aan een boekveiling in gezelschap van Ceesje<br />
en diens gouverneur, die <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren op sleeptouw had genomen. Rousseau had on<strong>de</strong>rwijs<br />
door inwonen<strong>de</strong> huisleraren afgekeurd en sindsdien was het min<strong>de</strong>r gebruikelijk gewor<strong>de</strong>n.<br />
Otto had dan ook geen gouverneur, maar wel vangen we in zijn dagboek soms een<br />
glimp op van <strong>de</strong> naamloze juffrouw die zijn zusjes on<strong>de</strong>r haar hoe<strong>de</strong> had. Later noemt hij <strong>de</strong><br />
uit Engeland afkomstige Anna Maria Evans, een kostschoolhoudster in Delft, bij wie Otto’s<br />
zusjes toen ze ou<strong>de</strong>r waren dagon<strong>de</strong>rwijs volg<strong>de</strong>n. 29 Over <strong>de</strong>ze kostschool is bekend dat er<br />
ook Engels werd gedoceerd. Over <strong>de</strong> kennis die zijn zusjes hier of thuis op<strong>de</strong><strong>de</strong>n, geeft Otto’s<br />
dagboek enige informatie. Ze luister<strong>de</strong>n mee wanneer er werd voorgelezen uit <strong>de</strong> leerboeken<br />
van Pluche en Martinet. 30 Eens drong zijn va<strong>de</strong>r er bij Otto op aan dat hij zijn zusjes<br />
27 Zijn veelzijdige belangstelling blijkt uit <strong>de</strong> titel van een bun<strong>de</strong>ling van stukken van zijn hand: G.C.C. Vateben<strong>de</strong>r, Mengelwerk<br />
in ongebon<strong>de</strong>n en gebon<strong>de</strong>n stijl bevatten<strong>de</strong> verhan<strong>de</strong>lingen over <strong>de</strong> cultuur <strong>de</strong>r duinen, <strong>de</strong> belooningen van verdiensten, en <strong>de</strong> spelling<br />
<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rduitsche taal, benevens eenige oorspronkelijke dichtstukjes en overzettingen (Delft 1802).<br />
28 A. Meijer en D. van Werven, ‘“Maar wie, heeren, leest er Engelsch?” De kennis van het Engels in Ne<strong>de</strong>rland rond 1830 en<br />
<strong>de</strong> “English literary society”’, in: G.-J. Johannes e.a. (red.), Een groot verle<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> boeg. Cultuur-historische opstellen voor Joost<br />
Kloek (Lei<strong>de</strong>n 2004) 85-107.<br />
29 A. Baggerman, Een lot uit <strong>de</strong> loterij. Familiebelangen en uitgeverspolitiek in <strong>de</strong> Dordtse uitgeversfirma A. Blussé en zoon (1745-1830)<br />
(Den Haag 2000) 276-277.<br />
30 N.-A. Pluche, Schouwtoneel <strong>de</strong>r natuur, of samenspraaken over <strong>de</strong> byzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r natuurlyke histori, die men bequaamst geoor<strong>de</strong>eld
Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw 185<br />
ging helpen met hun Frans. We weten dat meisjeson<strong>de</strong>rwijs in pedagogische verhan<strong>de</strong>lingen<br />
uit die tijd gelei<strong>de</strong>lijk meer aandacht kreeg en dat Otto’s ou<strong>de</strong>rs voor <strong>de</strong>rgelijke adviezen<br />
een open oor had<strong>de</strong>n, waardoor het vermoe<strong>de</strong>n gerechtvaardigd is dat ook <strong>de</strong> opleiding<br />
van Otto’s zusjes met zorg werd uitgestippeld. 31<br />
Over <strong>de</strong> culturele vaardighe<strong>de</strong>n die hun wer<strong>de</strong>n bijgebracht hebben we meer informatie<br />
omdat Otto hierin participeer<strong>de</strong>. Otto kreeg, samen met zijn zusjes, les van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Nicolaas<br />
Gauthier, die dansmeester aan het stadhou<strong>de</strong>rlijk hof was geweest. Hij was een man van<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> stempel. Volgens Antje van Hogendorp, zuster van <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> broers,<br />
wer<strong>de</strong>n er op hofbals on<strong>de</strong>r zijn leiding ‘lelijke figuren’ gedanst, die vreselijk ou<strong>de</strong>rwets waren.<br />
32 Otto onthield zich, in zijn dagboek althans, van kritiek, maar echt enthousiast was hij<br />
niet: ‘Mama zegt dat zij niet te zeer content is over mijn dansen en dat als het niet beter gaat,<br />
ik het zelfs zal moeten betalen.’ 33 Nadat Gauthier was vertrokken, werd zijn plaats ingenomen<br />
door een Delftse herbergier. Ook diens lessen wer<strong>de</strong>n niet altijd als ‘zo plaisierig’ ervaren,<br />
vooral omdat <strong>de</strong> nadruk meer lag op het krijgen van een ‘goed postuur’ dan op het<br />
dansen zelf. Otto kreeg het met <strong>de</strong>ze dansmeester aan <strong>de</strong> stok: ‘Mama zegt dat ik toen, hoewel<br />
ik goed danste, het evenwel niet te best gemaakt heb door mij niet betamelijk jegens<br />
meester Demny te gedragen toen hij mij een kwa<strong>de</strong> gewoonte wil<strong>de</strong> afleren.’ Demny – Pierre<br />
Demmerrie – nam een maand later ontslag, waarna een nieuwe meester aantrad wiens<br />
naam niet wordt genoemd. De vasthou<strong>de</strong>ndheid van Otto’s ou<strong>de</strong>rs om steeds weer nieuwe<br />
dansleraren te rekruteren, maakt dui<strong>de</strong>lijk hoeveel waar<strong>de</strong> ze hechtten aan het aanleren van<br />
<strong>de</strong>ze vaardigheid. Het dansen vervul<strong>de</strong> dan ook een belangrijke sociale functie, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re<br />
omdat het kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> gelegenheid bood om contact te leggen met <strong>de</strong> zonen en dochters<br />
van families uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kring.<br />
Op 29 januari 1793 kreeg Otto zijn eerste pianoles van <strong>de</strong> niet na<strong>de</strong>r geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong><br />
meester Harris: ‘Dit stond mij gantsch niet aan. Ik heb het alleen uit gehoorzaamheid en om<br />
papa genoegen te geven gedaan.’ Dit leid<strong>de</strong> er in ie<strong>de</strong>r geval toe dat Otto hierna bij machte<br />
was om af en toe psalmen op het klavier te spelen: ‘Na <strong>de</strong>n eten met mama wat psalmen op<br />
het clavier gespeeld en erbij gezongen.’ Omdat meester Harris en Otto elkaar niet lagen,<br />
zocht zijn va<strong>de</strong>r al spoedig een an<strong>de</strong>re leraar, die hij vond in va<strong>de</strong>r en zoon Berghuis, <strong>de</strong><br />
stadsbeiaardiers van Delft. De Engelse muziekhistoricus Charles Burney, zelf een niet onverdienstelijke<br />
organist en componist, prees in het verslag van zijn studiereis door Europa<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Johannes Berghuis als ‘the best performer I met with in <strong>Holland</strong>, particularly on the<br />
carillons, which he plays with astonishing <strong>de</strong>xterity’. 34 Ook zoon Fre<strong>de</strong>rik was een virtuoos.<br />
heeft om <strong>de</strong>n jongen lie<strong>de</strong>n leerzucht in te boezemen, en hun verstand op te lei<strong>de</strong>n. Uit het Fransch vertaald door P[ieter] le Clercq, 17 dln.<br />
in 9 bnd. (Amsterdam 1737-1788); J.F.Martinet, Katechismus <strong>de</strong>r natuur, 4 dln. (Amsterdam 1782) 5e dr.<br />
31 Te beginnen met François Fénelon, van wiens verhan<strong>de</strong>ling Ne<strong>de</strong>rlandse vertalingen verschenen: De opvoedinge <strong>de</strong>r meisjes<br />
(Amsterdam 1771); zie ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r meer: De beschaaf<strong>de</strong> of welleven<strong>de</strong> juffer voorgesteld in eene reeks van brieven van eene moe<strong>de</strong>r<br />
aan hare dochter, over <strong>de</strong> opvoeding en gemeenzaamste pligten in <strong>de</strong> zamenleving (Rotterdam 1777); J.H. Campe, Väterliche Rath für<br />
meine Tochter (1789); W. Los, ‘Between nature and culture. A reinterpretattion of J.H. Campe’s view on the education of<br />
girls’, ongepubliceerd paper; over on<strong>de</strong>rwijs aan meisjes ook on<strong>de</strong>r meer S. Stuurman, François Poulain <strong>de</strong> la Barre and the<br />
invention of mo<strong>de</strong>rn equality (Cambridge Ma. 2004).<br />
32 H. van Hogendorp (red.), ‘Dagboek van eene reis naar Nijmegen en het kasteel Biljoen in 1787, gehou<strong>de</strong>n door jonkvrouwe<br />
A.C.W. van Hogendorp’, Gelre 7 (1904) 415-449, 423.<br />
33 19 januari 1793.<br />
34 Ch. Burney, The present state of music in Germany, the Netherlands, 2 dln. (Lon<strong>de</strong>n 1773), mo<strong>de</strong>rne editie: An eighteenth-century<br />
musical tour in central Europe and the Netherlands. Dr. Burney’s musical tours in Europe, P.A. Scholes (ed.) (London 1959) 235. Ver<strong>de</strong>r:<br />
L.J. Meilink-Hoedmaker, Luidklokken en speelklokken in Delft (Utrecht 1985); F.C. Kist, ‘Biographie: Fredrik Johannes<br />
Berghuijs’, Ne<strong>de</strong>rlandsch Muzikaal <strong>Tijdschrift</strong> (1841) 104-105.
186 Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw<br />
We weten wat ze speel<strong>de</strong>n, want <strong>de</strong> muziekboekjes waarin va<strong>de</strong>r en zoon Berghuis opteken<strong>de</strong>n<br />
welke melodieën zij vanaf <strong>de</strong> toren van <strong>de</strong> Nieuwe Kerk lieten klinken, zijn bewaard<br />
gebleven. 35 Berghuis gaf ook les aan <strong>de</strong> zusjes, zoals blijkt uit een aantekening van Otto:<br />
‘Deze namiddag is voor ’t eerst meester Berghuis hier geweest om mijne zusjes ook lesse te<br />
geven.’<br />
Vanaf 16 september 1793 werd Otto’s culturele programma aangevuld met tekenlessen<br />
van Isaac van Haastert. Hij volg<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze lessen drie keer in <strong>de</strong> week, waarvoor <strong>de</strong> nodige voorbereiding<br />
werd gevraagd. Volgens Otto was dat een <strong>de</strong>rmate tijdroven<strong>de</strong> aangelegenheid dat<br />
zijn overige huiswerk hierdoor regelmatig in <strong>de</strong> knel kwam: ‘Evenwel heb ik doordien ik wat<br />
veel om te tekenen had niet alles geheel af kunnen doen.’ Deze werkstukken zijn niet bewaard<br />
gebleven, wel een mooie tekening van Otto’s zusje Cootje van het Gel<strong>de</strong>rse landgoed<br />
Mariëndaal; vermoe<strong>de</strong>lijk had ook zij les van Van Haastert. Hun docent zelf maakte schil<strong>de</strong>rijen,<br />
tekeningen, etsen en boekillustraties, ook in kin<strong>de</strong>rboeken. 36 Ver<strong>de</strong>r maakte hij een<br />
reeks opticaprenten met stadsgezichten van Delft. Daarnaast was <strong>de</strong>ze veelzijdige kunstenaar<br />
actief als schrijver. Hij publiceer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re gedichten en essays over godsdienst,<br />
politiek en wetenschap. Hij speel<strong>de</strong> een grote rol in het genootschapsleven en was me<strong>de</strong>oprichter<br />
van het voortuitstreven<strong>de</strong> godsdienstige genootschap Christo Sacrum, dat een<br />
christendom voorstond dat oecomenisch avant-la-lettre was. 37<br />
Slotbeschouwing<br />
Via <strong>de</strong>ze leraar komen we ook weer terug bij <strong>de</strong> impuls achter Otto’s dagboekschrijven. Van<br />
Haastert vertaal<strong>de</strong> het werk van Lavater over gelaatkun<strong>de</strong>, een beschouwing van <strong>de</strong> mens die<br />
voortkwam uit het alou<strong>de</strong> <strong>de</strong>vies “ken u zelf”. 38 Het begrip zelfkennis had rond 1780 een<br />
nieuwe lading gekregen. 39 Mensenkennis en in het bijzon<strong>de</strong>r zelfkennis was tevens het uitgangspunt<br />
van <strong>de</strong> nieuwe, filantropijnse pedagogie. Opvoe<strong>de</strong>rs en on<strong>de</strong>rwijzers moesten<br />
alvorens zij hun pupillen tot zelfkennis kon<strong>de</strong>n brengen eerst in zichzelf het hiertoe benodig<strong>de</strong><br />
instrumentarium ontwikkelen. Het vermogen tot zelfreflectie en introspectie van opvoe<strong>de</strong>rs<br />
zou <strong>de</strong> objectiviteit van hun oor<strong>de</strong>el over leerlingen en het vermogen zich in hen te<br />
verplaatsen ten goe<strong>de</strong> komen. Deze vaardigheid zou opvoe<strong>de</strong>rs er bovendien toe aanzetten<br />
<strong>de</strong> oorzaak van <strong>de</strong> bij hun pupillen gesignaleer<strong>de</strong> gebreken in <strong>de</strong> eerste plaats bij zichzelf te<br />
zoeken. Salzmanns ‘formulier van enigheid’ om te mogen toetre<strong>de</strong>n tot het gil<strong>de</strong> van opvoe<strong>de</strong>rs<br />
bevat daarom slechts één regel: ‘De opvoe<strong>de</strong>r moet <strong>de</strong>n grond of <strong>de</strong> oorzaak van alle<br />
<strong>de</strong> gebreken en on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n zijner voedsterlingen, in zichzelven zoeken.’ Het dagboek was<br />
daarbij een essentieel hulpmid<strong>de</strong>l. In <strong>de</strong> 19<strong>de</strong> en 20ste eeuw waren er meer en meer kin<strong>de</strong>ren<br />
die al dan niet uit vrije wil een dagboek bijhiel<strong>de</strong>n, maar dat ze bewaard wer<strong>de</strong>n bleef uitzon<strong>de</strong>rlijk.<br />
Des te unieker is het dat we dankzij het dagboek van Otto van Eck te weten kunnen<br />
komen wat een mo<strong>de</strong>l-opvoeding in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw inhield.<br />
De nieuwe vorm en inhoud van <strong>de</strong> opvoeding en het on<strong>de</strong>rwijs van Otto van Eck waren een<br />
voorafschaduwing van <strong>de</strong> praktijk van <strong>de</strong> 19<strong>de</strong> eeuw en werken door tot op <strong>de</strong> dag van van-<br />
35 Gemeentearchief Delft, Verzameling Berghuis.<br />
36 In Almanak voor <strong>de</strong> beschaaf<strong>de</strong> jeugd voor het jaar 1800 (Amsterdam 1800) 33.<br />
37 Proeve van mengelpoësy (1785), Prysvaarzen (1790), De godsdienst (1802), Mengelpoëzie (1826).<br />
38 J.C. Lavater, Algemene geheimregels <strong>de</strong>r gelaatkun<strong>de</strong> (Lei<strong>de</strong>n 1807).<br />
39 Zie hierover ook diverse publikaties van Eveline Koolhaas, on<strong>de</strong>r meer ‘Blij<strong>de</strong> gezichten, gracieuse gebaren’ in Kunstschrift<br />
(te verschijnen).
Opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> late 18<strong>de</strong> eeuw 187<br />
daag. Zijn opvoeding was niet zozeer gericht op uiterlijkhe<strong>de</strong>n, maar op het intomen van<br />
‘passies’ en <strong>de</strong> ontwikkeling van een zelfstandig geweten. Het dagboek werd hier voor het<br />
eerst ingezet als mid<strong>de</strong>l om dit doel te bereiken, later zou het een standaardon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el wor<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong> pedagogie, zowel thuis als op school. Otto werd nooit geslagen, hoewel dat toen<br />
een geaccepteer<strong>de</strong> vorm van bestraffing was. In plaats daarvan wer<strong>de</strong>n hem genoegens onthou<strong>de</strong>n<br />
of moest hij vroeger naar bed. Vooral lieten zijn ou<strong>de</strong>rs hem door het min<strong>de</strong>r tonen<br />
van hun lief<strong>de</strong> merken dat hij zijn gedrag moest verbeteren, wat in <strong>de</strong> latere pedagogie een<br />
standaard advies inzake straf werd. Otto’s on<strong>de</strong>rwijsprogramma is evenzeer van mo<strong>de</strong>rne<br />
snit. Hij leert vakken die pas <strong>de</strong>cennia later op school wer<strong>de</strong>n ingevoerd, zoals aardrijkskun<strong>de</strong><br />
en geschie<strong>de</strong>nis, en hij heeft een eigen tuintje, een schooltuin avant-la-lettre. De diverse<br />
vakken wor<strong>de</strong>n gegeven volgens een strak schema, voorloper van het mo<strong>de</strong>rne schoolrooster,<br />
en huiswerk is al een essentieel on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het on<strong>de</strong>rwijs. Otto kreeg wel<br />
privéles, zoals dat in <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se elite gebruikelijk was, maar was dat vermoe<strong>de</strong>lijk alleen<br />
omdat zijn ou<strong>de</strong>rs geen keuze had<strong>de</strong>n: mo<strong>de</strong>rne scholen die aan hun eisen vol<strong>de</strong><strong>de</strong>n, wer<strong>de</strong>n<br />
in <strong>Holland</strong> pas veel later opgericht.
Willem Frijhoff<br />
On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd:<br />
Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>s plannen voor <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lbare school (1811-1813) 1<br />
In tegenstelling tot Frankrijk, waar <strong>de</strong> revolutionairen het voortgezet en hoger on<strong>de</strong>rwijs grondig hervorm<strong>de</strong>n<br />
maar het lager on<strong>de</strong>rwijs niet op or<strong>de</strong> wisten te brengen, werd in <strong>de</strong> Bataafse Republiek juist<br />
het lager on<strong>de</strong>rwijs op voorbeeldige wijze gereorganiseerd. Het voortgezet en hoger on<strong>de</strong>rwijs bleef daar<br />
in een impasse. De drijven<strong>de</strong> kracht achter <strong>de</strong> lager on<strong>de</strong>rwijswet van 1806, inspecteur-generaal Adriaan<br />
van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>, had echter ook grote plannen voor het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs. Door <strong>de</strong> Latijnse en<br />
Franse scholen samen te voegen, <strong>de</strong> instellingen on<strong>de</strong>r beheer van <strong>de</strong> overheid te brengen en ze beter te<br />
sprei<strong>de</strong>n moest een nieuw, gemo<strong>de</strong>rniseerd mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs ontstaan dat niet meer alleen voorbereid<strong>de</strong><br />
op <strong>de</strong> universiteit maar een eigen betekenis had voor een grotere groep leerlingen. Dankzij zijn<br />
persoonlijke ervaring en het krediet dat <strong>de</strong> hoge ambtenaar Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> Franse overheid had,<br />
kreeg hij tij<strong>de</strong>ns het keizerrijk <strong>de</strong> gelegenheid een voorstel voor een grondige reorganisatie uit te werken.<br />
Dit artikel beschrijft <strong>de</strong> achtergron<strong>de</strong>n, wording en inhoud van dat voorstel en gaat tot slot in op <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<br />
van <strong>de</strong> mislukking van het plan.<br />
Een mo<strong>de</strong>lambtenaar: Adriaan van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong><br />
De bestuurlijke hervormingen van <strong>de</strong> Franse Tijd waren niet alleen een dictaat van <strong>de</strong> bezetten<strong>de</strong><br />
macht. Ze kon<strong>de</strong>n rekenen op <strong>de</strong> enthousiaste me<strong>de</strong>werking van een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse bestuur<strong>de</strong>rs en ambtenaren zelf. Dezen vorm<strong>de</strong>n het leeuwen<strong>de</strong>el van het<br />
ambtenarencorps uit <strong>de</strong> tijd van het koninkrijk <strong>Holland</strong> (1806-10) en het Napoleontische<br />
keizerrijk (1810-13). Men heeft voor hen wel het woord ‘collaborateurs’ gebruikt. Dat is echter<br />
een Oranjegekleurd anachronisme, opgeplakt vanuit <strong>de</strong> zekerhe<strong>de</strong>n van het negentien<strong>de</strong>-eeuwse<br />
nationalisme. Het doet ook fundamenteel tekort aan <strong>de</strong> mentale instelling van <strong>de</strong><br />
ambtenaren van <strong>de</strong> Bataafse Republiek, die juist uit loyaliteit aan hun eigen land <strong>de</strong> achtereenvolgen<strong>de</strong><br />
regimes accepteer<strong>de</strong>n en met <strong>de</strong> Franse helper en bondgenoot, later overheerser,<br />
samenwerkten – maar het is waar dat <strong>de</strong> grens met collaboratie dan soms moeilijk te<br />
trekken is. Hoe dan ook, als instrument van <strong>de</strong> maakbare samenleving zat het on<strong>de</strong>rwijs in<br />
<strong>de</strong> lift. Het hoeft niet te verbazen dat juist op dit gebied veel pogingen tot vernieuwing wer<strong>de</strong>n<br />
uitgedokterd.<br />
Een van <strong>de</strong> centrale, en ook meest vernieuwingsgezin<strong>de</strong> ambtenaren was <strong>de</strong> inspecteurgeneraal<br />
van het on<strong>de</strong>rwijs Adriaan van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>. 2 Hij was het prototype van het nieuwe<br />
soort ambtenaar dat in Ne<strong>de</strong>rland ontstond in <strong>de</strong> fase van bestuurlijke en institutionele mo<strong>de</strong>rnisering<br />
ten gevolge van <strong>de</strong> vernieuwingsimpuls die van <strong>de</strong> revolutie uitging. Adriaan<br />
1 Dit artikel vormt een verkorte en herwerkte versie van ‘La réforme <strong>de</strong> l’enseignement secondaire dans les départements<br />
hollandais’, in: J.-O. Boudon (red.), Napoléon et les lycées. Enseignement et société en Europe au début du XIXe siècle (z.p.<br />
[Parijs/Boulogne-Billancourt] 2004) 165-193, waar men ook <strong>de</strong> Franse tekst van <strong>de</strong> citaten kan vin<strong>de</strong>n. Het bouwt voort<br />
op een eer<strong>de</strong>re studie in dit tijdschrift : W. Frijhoff, ‘Crisis of mo<strong>de</strong>rnisering? Hypothesen over <strong>de</strong> ontwikkeling van het<br />
voortgezet en hoger on<strong>de</strong>rwijs in <strong>Holland</strong> in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw’, in: <strong>Holland</strong>. Regionaal-historisch tijdschrift, 17 (1985), 37-<br />
56.<br />
2 P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Ne<strong>de</strong>rlandsch Biografisch Woor<strong>de</strong>nboek, I (Ley<strong>de</strong> 1911 [reprint Amsterdam 1974])<br />
817-818; W. Frijhoff, ‘Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>, Adriaan (1768-1846)’, in: G. Caplat (red.), Les inspecteurs généraux <strong>de</strong> l’Instruction publique.<br />
Dictionnaire biographique 1802-1914 (Parijs 1986) 630-631; P.Th.F.M. Boekholt, Een on<strong>de</strong>rwijsrapport uit 1808. Verslag van<br />
een reis van on<strong>de</strong>rwijsinspecteur Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> via Noord- en Oost-Ne<strong>de</strong>rland naar Oost-Friesland (Groningen 1986).
On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd 189<br />
werd op 11 oktober 1768 uit gereformeer<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nstand van Delft geboren.<br />
Na <strong>de</strong> Latijnse school te Delft, privaaton<strong>de</strong>rricht on<strong>de</strong>r zijn neef Abraham Le<strong>de</strong>boer,<br />
predikant te Haastrecht, en theologiestudie in Lei<strong>de</strong>n en Utrecht, werd hij in 1792 proponent,<br />
en vervolgens predikant in het Gel<strong>de</strong>rse Rozendaal. Vanwege <strong>de</strong> Pruisische, later<br />
Franse troepenbewegingen in 1794-95, trok hij samen met <strong>de</strong> heer van Rozendaal tij<strong>de</strong>lijk<br />
naar Oost-Friesland, waar hij zich al voor <strong>de</strong> problemen van aanbod en spreiding van het<br />
on<strong>de</strong>rwijs begon te interesseren. Na <strong>de</strong> Omwenteling werd hij predikant te Voorschoten.<br />
Toen hij zijn functie in 1798 wegens een longaandoening moest neerleggen vestig<strong>de</strong> hij zich<br />
als vertaler Engels en huison<strong>de</strong>rwijzer in Delft, daarna in Haarlem.<br />
In 1802 werd hij in Haarlem tot scholarch benoemd en kreeg hij <strong>de</strong> gelegenheid <strong>de</strong> Latijnse<br />
school daar te mo<strong>de</strong>rniseren. 3 Overtuigd van het cruciale belang van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne talen,<br />
<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis en <strong>de</strong> wiskun<strong>de</strong>, greep hij in 1803 een vacature aan om een nieuwe conrector<br />
te laten benoemen die niet alleen antieke maar ook mo<strong>de</strong>rne geschie<strong>de</strong>nis en<br />
aardrijkskun<strong>de</strong> zou on<strong>de</strong>rwijzen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schijn van continuïteit werd zo een bres in het<br />
bolwerk <strong>de</strong>r klassieken geslagen. Vervolgens leg<strong>de</strong> <strong>de</strong> Haarlemse raad in 1807 een verbinding<br />
tussen het on<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> Latijnse school en <strong>de</strong> nieuwe Franse kostschool, in <strong>de</strong> vorm<br />
van het Instituut <strong>de</strong>r Fraaie Wetenschappen, waar Frans <strong>de</strong> voertaal werd en <strong>de</strong> latinisten<br />
ook in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne vakken wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rricht. Er bleven formeel dus twee curricula bestaan,<br />
klassiek en mo<strong>de</strong>rn, maar ze wer<strong>de</strong>n in een soort personele unie aan <strong>de</strong> leerlingen on<strong>de</strong>rwezen.<br />
Haarlem werd op die manier <strong>de</strong> eerste stad in <strong>Holland</strong> die een praktische remedie<br />
vond voor <strong>de</strong> gebreken van het heersen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsstelsel.<br />
Toen zijn gezondheid herstel<strong>de</strong> kreeg Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> in 1800 <strong>de</strong> functie van amanuensis van<br />
<strong>de</strong> Agent (minister) van Nationale Opvoeding Jan Hendrik van <strong>de</strong>r Palm. Hem werd opgedragen<br />
voorstellen voor een hervorming van het on<strong>de</strong>rwijsstelsel te formuleren en zo werd<br />
hij een van <strong>de</strong> auteurs van <strong>de</strong> schoolwetten van 1801, 1803 en 1806. 4 Al in 1803 publiceer<strong>de</strong><br />
hij een omvangrijk handboek voor on<strong>de</strong>rwijzers dat <strong>de</strong> beginselen van het openbaar on<strong>de</strong>rwijs<br />
uiteenzette en tevens allerlei aspecten van het schoolstelsel behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>: <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijzers,<br />
het curriculum, <strong>de</strong> schoolboeken, <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsmetho<strong>de</strong>, het schoolreglement, het gebouw,<br />
<strong>de</strong> gezondheid van <strong>de</strong> leerlingen, <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid en me<strong>de</strong>werking van <strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs, en het schooltoezicht. 5 In 1805 werd hij commissaris voor <strong>de</strong> zaken van het lager<br />
schoolwezen en on<strong>de</strong>rwijs binnen het Bataafsch Gemeenebest, en in 1808, on<strong>de</strong>r het koninkrijk<br />
<strong>Holland</strong>, inspecteur van het lager on<strong>de</strong>rwijs, waaraan in 1809 <strong>de</strong> Latijnse scholen<br />
wer<strong>de</strong>n toegevoegd. Tegelijkertijd kreeg hij <strong>de</strong> titel van inspecteur-generaal van het lager<br />
on<strong>de</strong>rwijs. Een snelle en goed gefocuste carrière, die laat zien dat Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> zijn functies<br />
naar genoegen en efficiënt vervul<strong>de</strong>. En ongetwijfeld ook tot zijn eigen genoegen, want<br />
hoewel hij in 1808 als ‘lector philosophiae’ van Teyler’s Stichting een eredoctoraat in <strong>de</strong> letteren<br />
en wijsbegeerte van <strong>de</strong> Har<strong>de</strong>rwijkse aca<strong>de</strong>mie aanvaard<strong>de</strong> (hij was overigens niet zelf<br />
bij <strong>de</strong> uitreiking aanwezig), had hij in 1804 het aanbod voor een leerstoel in Groningen afgewezen.<br />
Tegenover zijn meer inhou<strong>de</strong>lijk georiënteer<strong>de</strong> superieuren, <strong>de</strong> Agenten van Nationale<br />
Opvoeding Theodorus van Kooten (in functie 1798-1799) en J.H. van <strong>de</strong>r Palm (1799-<br />
3 W. Frijhoff, ‘Latijnse school en gymnasium als schooltype tot in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw’, in: W.Th.M. Frijhoff, e.a., Tempel<br />
van hovaardij. Zes eeuwen Ste<strong>de</strong>lijk Gymnasium Haarlem (Haarlem 1990) 7-23; F.W.J. Koorn, ‘Ruim vijf-en-een-halve eeuw Latijn.<br />
Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Latijnse school van ca. 1300 tot 1864’, ibid., 25-50, hier 40-41.<br />
4 Zie voor een en an<strong>de</strong>r A. <strong>de</strong> Groot, Leven en arbeid van J.H. van <strong>de</strong>r Palm (Wageningen 1960).<br />
5 A. van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>, Handboek voor <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijzers op <strong>de</strong> openbare lagere scholen binnen het Bataafsche Gemeenebest (Amsterdam 1803).
190 On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd<br />
Afb. 1. Familie Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> met Adriaan van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> staand achter <strong>de</strong> tafel. Iconografisch<br />
Bureau / RKD, ’s-Gravenhage.<br />
1806) of <strong>de</strong> directeur-generaal van Kunsten en Wetenschappen Johan Meerman (1806-1810),<br />
heeft Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> vooral <strong>de</strong> technische bena<strong>de</strong>ring van het on<strong>de</strong>rwijs in het leven geroepen,<br />
door <strong>de</strong> systematische inspectie, <strong>de</strong> studie van <strong>de</strong> verhouding tussen vraag en aanbod<br />
en tussen kosten en baten, en vooral het ontwerp van een lan<strong>de</strong>lijke organisatie met een a<strong>de</strong>quate<br />
ver<strong>de</strong>ling van mid<strong>de</strong>len, een herziening van <strong>de</strong> programma’s, een dui<strong>de</strong>lijke typologie<br />
van <strong>de</strong> instellingen en een rationele spreiding daarvan over het land.<br />
Toen in juli 1810 <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se <strong>de</strong>partementen bij het Franse keizerrijk wer<strong>de</strong>n geannexeerd,<br />
behiel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> belangrijkste ambtenaren hun baan. Na <strong>de</strong> reorganisatie van het<br />
openbaar on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se <strong>de</strong>partementen bij keizerlijk <strong>de</strong>creet van 22 oktober<br />
1811 werd Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> door <strong>de</strong> grootmeester van <strong>de</strong> keizerlijke universiteit Louis <strong>de</strong> Fontanes<br />
(1761-1821) bij besluit van 30 april 1812 tot inspecteur generaal van <strong>de</strong> keizerlijke universiteit<br />
voor het lager en Latijnse on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se <strong>de</strong>partementen benoemd. In<br />
feite werd hij daarmee een soort staatssecretaris die rechtstreeks on<strong>de</strong>r minister Fontanes in<br />
Parijs ressorteer<strong>de</strong>. Tussen 1811 en 1813 redigeer<strong>de</strong> hij met veel metho<strong>de</strong> en precisie enkele<br />
omvangrijke rapporten over <strong>de</strong> staat van <strong>de</strong> lagere en mid<strong>de</strong>lbare scholen. Ze zijn nog steeds<br />
een belangrijke bron van informatie, eigenlijk <strong>de</strong> eerste statistische bron over het on<strong>de</strong>rwijs<br />
in Ne<strong>de</strong>rland die in onze ogen voldoen<strong>de</strong> kwaliteit heeft. Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> trof voorbereidingen<br />
voor een hervorming van het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs en gaf uitvoering aan <strong>de</strong> in 1811 besloten<br />
hervorming van het hoger on<strong>de</strong>rwijs waarbij alle universiteiten en illustre scholen wer<strong>de</strong>n<br />
opgeheven en vervangen door een Frans systeem van académies, universités en lycées.<br />
Toen het Franse bewind eind 1813 schipbreuk had gele<strong>de</strong>n, werd Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> door <strong>de</strong><br />
nieuwe monarchie wel gehandhaafd, maar in een wat min<strong>de</strong>r prominente functie. Hij had<br />
zich immers met overtuiging in dienst van <strong>de</strong> achtereenvolgen<strong>de</strong> Franse autoriteiten gesteld<br />
en zijn krediet had ook gele<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> als excessief beschouw<strong>de</strong> hervorming (in feite een
On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd 191<br />
kaalslag) van het hoger on<strong>de</strong>rwijs. Hij kreeg dan ook slechts <strong>de</strong> titel van commissaris van <strong>de</strong><br />
zaken betreffen<strong>de</strong> het openbaar on<strong>de</strong>rwijs, waaraan in 1814 het lager en mid<strong>de</strong>lbare on<strong>de</strong>rwijs<br />
wer<strong>de</strong>n toegevoegd. In 1817 werd hem <strong>de</strong> functie van hoofdinspecteur verleend. In 1833<br />
ging hij met pensioen, waarna hij nog een goed gedocumenteer<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> ontwikkeling<br />
van <strong>de</strong> schoolwetgeving in Ne<strong>de</strong>rland redigeer<strong>de</strong>, die hij net voor zijn dood op 18<br />
juni 1846 voltooi<strong>de</strong>. Die historische schets belichtte in het bijzon<strong>de</strong>r zijn eigen rol bij <strong>de</strong> invoering<br />
van <strong>de</strong> Bataafse schoolwetten. 6<br />
Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijswetgeving<br />
Door zijn functies en zijn persoonlijkheid was Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> namelijk <strong>de</strong> stuwen<strong>de</strong> kracht<br />
gewor<strong>de</strong>n achter <strong>de</strong> grote schoolwet van 3 april 1806, die <strong>de</strong> spil moest wor<strong>de</strong>n van het<br />
on<strong>de</strong>rwijsstelsel van <strong>de</strong> Bataafse Republiek. Zij werd net voor <strong>de</strong> oprichting van het koninkrijk<br />
<strong>Holland</strong> en <strong>de</strong> komst van koning Lo<strong>de</strong>wijk aangenomen. Deze goed doordachte wet, die<br />
buitenlandse bezoekers in extase placht te brengen, bleef <strong>de</strong> basis van het schoolsysteem tot<br />
aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijshervorming van 1858. Die wet kwam natuurlijk niet uit <strong>de</strong> lucht vallen want<br />
het was vooral buitenlandse bezoekers dui<strong>de</strong>lijk dat het schoolwezen in <strong>de</strong> Republiek, in<br />
vergelijking met an<strong>de</strong>re Europese lan<strong>de</strong>n, sinds eeuwen op een relatief hoog plan stond, van<br />
een nauwkeurige gewestelijke en lokale wetgeving profiteer<strong>de</strong> en op een hoog niveau van<br />
leescultuur steun<strong>de</strong> dat uiteraard in nauw verband stond met <strong>de</strong> communicatiecultuur die<br />
een van <strong>de</strong> grondslagen van <strong>de</strong> welvaart van <strong>de</strong> Republiek was. 7<br />
Desondanks, of misschien wel juist door <strong>de</strong> verou<strong>de</strong>ring van het systeem, viel er wel het<br />
nodige te mo<strong>de</strong>rniseren, te corrigeren en te stroomlijnen, vooral in het perspectief van <strong>de</strong><br />
nationale eenwording. On<strong>de</strong>rwijshervormers zoals <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van Maatschappij tot Nut van ’t<br />
Algemeen, opgericht in 1784, verspreid<strong>de</strong>n brochures, boekjes, handboeken en handleidingen<br />
om <strong>de</strong> mentaliteit te veran<strong>de</strong>ren, richtten instellingen voor volksopvoeding op, bevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> lerarenopleiding, en werkten toe naar een elementaire vorm van on<strong>de</strong>rwijsinspectie<br />
waarvan <strong>de</strong> revolutionairen al spoedig kon<strong>de</strong>n profiteren. 8 Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> was <strong>de</strong><br />
juiste man om <strong>de</strong> nieuwe wet erdoor te jagen. Hij was een geleer<strong>de</strong>, verlichte en <strong>de</strong>skundige<br />
workaholic, saai in <strong>de</strong> omgang en van een weinig innemend karakter, maar als ambtenaar<br />
een soepele geest die vijan<strong>de</strong>n wist te verzoenen. Nu eens sloot hij aan bij <strong>de</strong> progressievelingen<br />
dan weer bij <strong>de</strong> reactionairen, al naar gelang <strong>de</strong> haalbaarheid het ingaf. Hoewel hij<br />
niet gespeend was van ambities voor zichzelf, beheersten die zijn optre<strong>de</strong>n niet. Integen<strong>de</strong>el,<br />
hij was uitermate loyaal en steeds bereid zich op te offeren voor <strong>de</strong> publieke zaak. De<br />
nieuwe wet was zijn moment van glorie en hij bleef er heel zijn leven apetrots op.<br />
De wet van 1806, die voortbouw<strong>de</strong> op eer<strong>de</strong>re schoolwetten van 1801 en 1803, schiep een<br />
nationaal on<strong>de</strong>rwijsstelsel on<strong>de</strong>r toezicht van <strong>de</strong> staat. De overheid moest elke schoolstichting<br />
goedkeuren. De wet bracht or<strong>de</strong> aan in <strong>de</strong> wirwar van schooltypen, schreef een unifica-<br />
6 A. van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>, Geschiedkundige schets van Neêrlands schoolwetgeving, met aanteekeningen en bijlagen (Deventer 1846). In dit<br />
werk, dat na zijn dood werd gepubliceerd, is een zeer uitvoerige, maar instructieve necrologie (93 blz.) door twee vrien<strong>de</strong>n,<br />
<strong>de</strong> predikanten J. Clarisse en J. Teissèdre l’Ange, opgenomen.<br />
7 Zie voor <strong>de</strong> alfabetiseringscijfers en <strong>de</strong> schooldichtheid op basis van Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>s rapporten: W. Frijhoff, ‘Van on<strong>de</strong>rwijs<br />
naar opvoe<strong>de</strong>nd on<strong>de</strong>rwijs. Ontwikkelingslijnen van opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs in Noord-Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong><br />
eeuw’, in: Werkgroep Achttien<strong>de</strong> Eeuw, On<strong>de</strong>rwijs en opvoeding in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw (Jaar?) 3-39. Voor een algemeen beeld van<br />
het on<strong>de</strong>rwijssysteem: J. Kloek en W. Mijnhardt, 1800: Blauwdrukken voor een samenleving (Den Haag 2001), 267-290.<br />
8 N.L. Dod<strong>de</strong>, Het rijksschooltoezicht in <strong>de</strong> Bataafse Republiek. Een on<strong>de</strong>rzoek naar het <strong>de</strong>nken en doen van <strong>de</strong> eerste schoolopzieners in <strong>de</strong> <strong>de</strong>partementen<br />
van <strong>de</strong> Amstel, <strong>de</strong> Delf en Texel en van het <strong>de</strong>partement <strong>Holland</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> schoolwetten van 1801 en 1803 (Groningen 1968).
192 On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd<br />
tie van <strong>de</strong> handboeken en on<strong>de</strong>rwijsmetho<strong>de</strong>n voor, en voer<strong>de</strong> het beginsel van <strong>de</strong> leerplicht<br />
in. 9 Bovendien werd <strong>de</strong> opleiding van on<strong>de</strong>rwijzers ter hand genomen, werd hun salaris geregeld<br />
en werd een efficiënte schoolinspectie ingesteld. De belangrijkste vernieuwing was<br />
wel dat het leerstellig (in feite gereformeerd) on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong> openbare scholen <strong>de</strong>finitief<br />
vervangen werd door opvoeding tot <strong>de</strong> ‘maatschappelijke en christelijke <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n’ zoals die<br />
in <strong>de</strong> bijbel wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwezen, zon<strong>de</strong>r leerstellige interpretatie daarvan. Het succes van <strong>de</strong><br />
schoolwet van 1806, die in het keizerlijk hervormings<strong>de</strong>creet van 22 oktober 1811 uitdrukkelijk<br />
werd gehandhaafd, contrasteer<strong>de</strong> scherp met <strong>de</strong> mislukking van <strong>de</strong> reeks schoolhervormingen<br />
door het revolutionair bewind in Frankrijk zelf. Dat succes was uiteraard me<strong>de</strong><br />
te danken aan het belang dat <strong>de</strong> overhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Republiek, in tegenstelling tot die van<br />
Frankrijk, al eeuwen lang aan het beginsel van goed basison<strong>de</strong>rwijs hechtten, hoe verschillend<br />
men intussen ook over <strong>de</strong> inhoud en opzet daarvan mocht zijn gaan <strong>de</strong>nken.<br />
Het lijkt wat paradoxaal dat juist het lager on<strong>de</strong>rwijs Ne<strong>de</strong>rlands reputatie als on<strong>de</strong>rwijsland<br />
ging vestigen. In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Republiek waren het immers <strong>de</strong> universiteiten die internationaal<br />
aan <strong>de</strong> top ston<strong>de</strong>n. De naijling van hun roem horen we nog in het gevleugel<strong>de</strong> woord<br />
van Di<strong>de</strong>rot die <strong>de</strong> intussen al wat versukkel<strong>de</strong> Leidse universiteit in zijn Encyclopédie nog ‘<strong>de</strong><br />
beste van Europa’ noem<strong>de</strong>. 10 Hoe an<strong>de</strong>rs stond het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs er intussen voor!<br />
Het hoge peil, het open curriculum en <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> spreiding van <strong>de</strong> Latijnse scholen, <strong>de</strong> officiële<br />
instellingen van voortgezet on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n, had<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw <strong>de</strong><br />
basis gelegd voor <strong>de</strong> bloei van <strong>de</strong> universiteiten en illustre scholen. Maar <strong>de</strong> maatschappelijke<br />
ontwikkeling had niet stil gestaan. In <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw bleek een uitsluitend klassieke<br />
opleiding, bestemd voor een krimpen<strong>de</strong> culturele elite, te smal voor <strong>de</strong> behoeften van <strong>de</strong><br />
samenleving. 11 Mo<strong>de</strong>rne talen, geschie<strong>de</strong>nis en aardrijkskun<strong>de</strong> van na <strong>de</strong> Oudheid, natuurwetenschappen<br />
en an<strong>de</strong>re praktische vakken kwamen <strong>de</strong> Latijnse school niet binnen. Daarvoor<br />
moest men op <strong>de</strong> (gewoonlijk particuliere) Franse school zijn, waar echter weer geen<br />
Latijn en Grieks mocht wor<strong>de</strong>n gedoceerd. Hoogstens verdien<strong>de</strong>n Latijnse leraren een centje<br />
bij door hun (kost)leerlingen na schooltijd wat mo<strong>de</strong>rne vakken bij te spijkeren. De enige<br />
functie van <strong>de</strong> Latijnse scholen was eigenlijk nog die van een vooropleiding voor <strong>de</strong> universiteit,<br />
en zelfs die vervul<strong>de</strong>n ze slecht, getuige <strong>de</strong> vele professorale klachten over het<br />
niveau van het Latijn on<strong>de</strong>r hun stu<strong>de</strong>nten. Het Aperçu sur la Hollan<strong>de</strong>, <strong>de</strong> statistieke beschrijving<br />
van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse gewesten die in 1811-1813 door <strong>de</strong> intendant François-Jean-Baptiste<br />
baron d’Alphonse (1756-1821) voor <strong>de</strong> Franse minister van Binnenlandse Zaken werd<br />
opgemaakt, kwam in het hoofdstuk over het on<strong>de</strong>rwijs, ongetwijfeld door Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> ge-<br />
9 Teksten in: I. van Hoorn, De Ne<strong>de</strong>rlandse schoolwetgeving voor het lager on<strong>de</strong>rwijs, 1796-1907 (Groningen 1907). Voorts A.M.<br />
van <strong>de</strong>r Giezen, De eerste fase van <strong>de</strong> schoolstrijd in Ne<strong>de</strong>rland (1795-1806) (Assen 1937), vooral 93-99, vol lof over Van <strong>de</strong>n<br />
En<strong>de</strong>; P.Th.F.M. Boekholt, Het lager on<strong>de</strong>rwijs in Gel<strong>de</strong>rland 1795-1858 (Zutphen 1978) 80-118; S. Schama, Patriots and liberators.<br />
Revolution in the Netherlands 1780-1813 (New York 1977) 530-541; J. Len<strong>de</strong>rs, De burger en <strong>de</strong> volksschool. Culturele en mentale<br />
achtergron<strong>de</strong>n van een on<strong>de</strong>rwijshervorming (Nijmegen 1988); N.L. Dod<strong>de</strong> en J.H.G. Len<strong>de</strong>rs, ‘Reform, Reorganisation<br />
und Stagnation. Der Schulunterricht in <strong>de</strong>n Nie<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n und Belgien 1750-1825’, in: W. Schmale en N.L. Dod<strong>de</strong> (hrsg.),<br />
Revolution <strong>de</strong>s Wissens? Europa und seine Schulen im Zeitalter <strong>de</strong>r Aufklärung (1750-1825) (Bochum 1991) 137-178; alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> bijdragen<br />
in P. Boekholt (red.), ‘Tweehon<strong>de</strong>rd jaar on<strong>de</strong>rwijs en <strong>de</strong> zorg van <strong>de</strong> Staat’, in: Jaarboek voor <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van opvoeding<br />
en on<strong>de</strong>rwijs (Assen 2002).<br />
10 W. Frijhoff, ‘Pesanteur ou renouveau? Les universités <strong>de</strong>s Provinces-Unies et leur recrutement au XVIIIe siècle’, in: F. Cadilhon<br />
et al. (red.), Universités et institutions universitaires européennes au XVIIIe siècle. Entre mo<strong>de</strong>rnisation et tradition (Talence<br />
1999) 211-231. Zie ver<strong>de</strong>r W. Otterspeer, Groepsportret met Dame. II: De vesting van <strong>de</strong> macht. De Leidse universiteit 1673-1775<br />
(Amsterdam 2002).<br />
11 W. Frijhoff en M. Spies, 1650: Bevochten eendracht (Den Haag 1999) 244-247. Uitvoeriger over <strong>de</strong> situatie van het Latijns<br />
on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw: Frijhoff, ‘Crisis of mo<strong>de</strong>rnisering?’
On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd 193<br />
Afb. 2. Prijsuitreiking van <strong>de</strong> Latijnse school te ’s-Gravenhage, in <strong>de</strong> Engelse kerk aan het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>,<br />
1792. Ingekleur<strong>de</strong> ets door Maria Margaretha La Fargue, 21x31 cm. Haags Gemeentearchief.<br />
redigeerd, dan ook tot een vernietigend oor<strong>de</strong>el: ‘Bijna overal ontbreekt het <strong>de</strong> Latijnse<br />
scholen aan nut, aan goe<strong>de</strong> naam en aan levensvatbaarheid’. 12<br />
Dat strenge oor<strong>de</strong>el was zeker niet onrechtvaardig. Al <strong>de</strong>cennia lang werd geklaagd over<br />
het loze formalisme van <strong>de</strong> Latijnse scholen. De Verlichtingshervormers had<strong>de</strong>n er hun stokpaardje<br />
van gemaakt. 13 Zowel in zijn kritiek als in zijn hervormingsijver had Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> dan<br />
ook zijn voorgangers. Tiberius Hemsterhuis (1685-1766), van 1704 tot 1765 hoogleraar<br />
Grieks achtereenvolgens in Amsterdam, Franeker en Lei<strong>de</strong>n, had bijvoorbeeld gepleit voor<br />
een ruimere visie op <strong>de</strong> klassieke talen, vanuit <strong>de</strong> antieke beschaving gedacht en met meer<br />
oog voor <strong>de</strong> vorming van <strong>de</strong> leerling tot het burgerschap. 14 Vervolgens waren verschillen<strong>de</strong><br />
hervormingsplannen opgesteld, soms on<strong>de</strong>r impuls van <strong>de</strong> geleer<strong>de</strong> genootschappen. De<br />
meest interessante waren dat van kolonel Jan Willem Schomaker (1727-1789) die in 1786<br />
voorstel<strong>de</strong> om militair en burgerlijk on<strong>de</strong>rwijs in één grote school voor <strong>de</strong> morele en politieke<br />
vorming van <strong>de</strong> burger samen te brengen, en het plan van <strong>de</strong> Goudse rector Gerrit Vateben<strong>de</strong>r<br />
(1759-1822), die in 1792 een zeer ge<strong>de</strong>tailleerd voorstel voor een nationaal instituut<br />
12 Oorspronkelijke tekst: Nationaal Archief (=NA), Binnenlandse Zaken 1796-1813 (=BiZa 1796-1813), inv. nr. 1229: blz.<br />
358-398 over het openbaar on<strong>de</strong>rwijs. Citaat in Eenige hoofdstukken uit het ‘Aperçu sur la Hollan<strong>de</strong> présenté à S.E. le Ministre <strong>de</strong><br />
l’Intérieur, comte <strong>de</strong> l’Empire, par M. d’Alphonse’ (‘s-Gravenhage 1900) 139.<br />
13 H.W. Fortgens, Schola latina. Uit het verle<strong>de</strong>n van ons voorberei<strong>de</strong>nd hoger on<strong>de</strong>rwijs (Zwolle 1958) 126-128.<br />
14 J.G. Gerretzen, Schola Hemsterhusiana. De herleving <strong>de</strong>r Grieksche studiën aan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche universiteiten in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw van<br />
Perizonius tot en met Valckenaer (Nijmegen 1940).
194 On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd<br />
met een compleet gemo<strong>de</strong>rniseerd curriculum schreef. 15 Tot realisatie was het echter niet gekomen.<br />
Het bleef bij losse, lokale en gewoonlijk private initiatieven voor actualisering van het<br />
curriculum of een min of meer nauwe koppeling van klassieke en mo<strong>de</strong>rne vakken. Als efficiënt<br />
en competent ambtenaar op <strong>de</strong> juiste plaats wist Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> nu een realistischer hervormingsplan<br />
te formuleren, me<strong>de</strong> vanuit zijn Haarlemse ervaring en <strong>de</strong> praktische kennis<br />
van <strong>de</strong> werking van het systeem die hij als hoge ambtenaar had opgedaan. 16<br />
Hervormingsvoorstellen voor het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs<br />
De wetgevers van het Bataafse Gemenebest had<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> malen zon<strong>de</strong>r veel succes<br />
geprobeerd het hoger on<strong>de</strong>rwijs te hervormen. On<strong>de</strong>r dat begrip wer<strong>de</strong>n toen zowel <strong>de</strong> universiteiten<br />
als <strong>de</strong> Latijnse scholen begrepen. In 1808-09 had een koninklijke commissie on<strong>de</strong>r<br />
voorzitterschap van directeur-generaal Meerman, waarin <strong>de</strong> natuurkundige J.H. van<br />
Swin<strong>de</strong>n (1746-1823) en <strong>de</strong> jurist Johan Valckenaer (1759-1821) <strong>de</strong> eerste viool speel<strong>de</strong>n, een<br />
poging gedaan om het systeem op een geheel nieuwe leest te schoeien. 17 In haar rapport aan<br />
<strong>de</strong> koning van 22 april 1809 uitte <strong>de</strong> commissie stevige kritiek op met name het mid<strong>de</strong>lbaar<br />
on<strong>de</strong>rwijs, dat ze te elitair en hopeloos verou<strong>de</strong>rd vond. Ook moest het privé-on<strong>de</strong>rwijs door<br />
leraren in <strong>de</strong> klassieke talen aan ban<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gelegd. De commissie stel<strong>de</strong> twee opties<br />
voor. Er moest ofwel een algemene eerstefaseschool komen die twee of drie jaar lang aan<br />
ie<strong>de</strong>reen een mo<strong>de</strong>rne vorm van on<strong>de</strong>rwijs zou bie<strong>de</strong>n waarna <strong>de</strong>genen die dat wensten nog<br />
vier of vijf jaar klassieke talen kon<strong>de</strong>n leren. Ofwel een unieke school voor allen waarin alle<br />
vakken zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwezen die voor een goe<strong>de</strong> opleiding nodig wer<strong>de</strong>n geacht, dus<br />
<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne talen, geschie<strong>de</strong>nis, aardrijkskun<strong>de</strong>, enzovoorts, met inbegrip van <strong>de</strong> klassieke<br />
talen, maar die laatste alleen voor die leerlingen die daar zin in had<strong>de</strong>n of hun studie aan <strong>de</strong><br />
universiteit wil<strong>de</strong>n voortzetten. In bei<strong>de</strong> opties zou het niet langer mogelijk zijn Latijn te leren<br />
zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne vakken, maar het moment waarop <strong>de</strong> klassieke talen kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />
geleerd was verschillend: na afloop van dan wel tij<strong>de</strong>ns het algemene <strong>de</strong>el van het curriculum.<br />
Ook <strong>de</strong>ze hervormingspoging bleef zon<strong>de</strong>r gevolg. De heersen<strong>de</strong> klasse zag elke<br />
veran<strong>de</strong>ring van het mid<strong>de</strong>lbaar en hoger schoolsysteem als een aanval op haar cultuur, <strong>de</strong><br />
gewesten wil<strong>de</strong>n hun culturele autonomie niet kwijt, en <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n verzetten zich heftig tegen<br />
elke van boven opgeleg<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring in het lokale aanbod van voortgezet en hoger<br />
on<strong>de</strong>rwijs. Eerst <strong>de</strong> Franse bezetter zou een grondige mo<strong>de</strong>rnisering door kunnen drijven.<br />
Op 18 oktober 1810, bijna onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> annexatie van <strong>de</strong> <strong>de</strong>partementen van het koninkrijk<br />
<strong>Holland</strong> bij het Franse keizerrijk, gaf <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken aan twee<br />
ambtenaren die enigszins vertrouwd waren met <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse en Duitse cultuur, <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong><br />
dierkundige Georges Cuvier (1769-1832), conseiller <strong>de</strong> l’Université, en inspecteurgeneraal<br />
François-Joseph-Michel Noël (1755-1841), <strong>de</strong> opdracht een rapport over <strong>de</strong> staat<br />
15 W. Frijhoff, ‘Valeurs militaires, élites civiles, sciences exactes: projets <strong>de</strong> réforme <strong>de</strong> l’éducation secondaire en Hollan<strong>de</strong><br />
à l’époque révolutionnaire’, in: J.-P. Bertaud et al. (red.), Sur la Révolution: approches plurielles. Mélanges Michel Vovelle (Parijs<br />
1997) 405-414.<br />
16 Zie bijvoorbeeld het rapport van zijn reis door Oost-Friesland, uitgegeven door Boekholt, Een on<strong>de</strong>rwijsrapport uit 1808, 31-<br />
141. Zijn reiskosten<strong>de</strong>claratie (april-<strong>de</strong>cember 1812) laat zien dat hij in<strong>de</strong>rdaad bijna alle Latijnse scholen persoonlijk<br />
heeft bezocht: Archives Nationales <strong>de</strong> France (=ANF), F17 1576.<br />
17 ANF, AF-IV 1816, pièce 13: Mémoire sur les Universités, en rapport avec tout le système <strong>de</strong> l’instruction publique et tous les établissements<br />
qui y tiennent directement ou indirectement (Amsterdam, le 21 avril 1809). Ne<strong>de</strong>rlandse tekst: NA, Staatssecretarie van koning<br />
Lo<strong>de</strong>wijk, inv. nr. 249, exh. 26 juli 1809. Zie G. Bolkestein, De voorgeschie<strong>de</strong>nis van het Mid<strong>de</strong>lbaar On<strong>de</strong>rwijs 1796-1863<br />
(Amersfoort z.j. [1914]) 55-77; W. Frijhoff, La société néerlandaise et ses gradués, 1575-1814: une recherche sérielle sur le statut <strong>de</strong>s<br />
intellectuels (Amsterdam 1981) 21-23.
On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd 195<br />
van het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> geannexeer<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n van Ne<strong>de</strong>rland en Duitsland op te stellen. 18<br />
Ze namen hun taak zeer serieus, reis<strong>de</strong>n alle gewesten door, praatten met scholarchen en<br />
rectoren, inspecteer<strong>de</strong>n scholen, curricula en handboeken, en lieten leerlingen opdrachten<br />
uitvoeren. Hun in 1811 gepubliceerd rapport over het ex-koninkrijk <strong>Holland</strong> oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> even<br />
vernietigend over <strong>de</strong> staat van het mid<strong>de</strong>lbaar en hoger on<strong>de</strong>rwijs als lovend over het nieuwe<br />
lager on<strong>de</strong>rwijs. Het eerste was ‘bene<strong>de</strong>n elke kritiek’, het an<strong>de</strong>re ‘boven alle lof verheven’.<br />
Cuvier en Noël droegen Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> dan ook een zeer warm hart toe en zorg<strong>de</strong>n ervoor<br />
dat hij ook in <strong>de</strong> gunst van minister Fontanes bleef.<br />
De rapporteurs gebruikten <strong>de</strong> Franse terminologie en on<strong>de</strong>rscheid<strong>de</strong>n drie on<strong>de</strong>rwijsniveaus<br />
(primaire, secondaire en définitif), terwijl in <strong>de</strong> Republiek gewoonlijk slechts on<strong>de</strong>rscheid<br />
werd gemaakt tussen lager en hoger on<strong>de</strong>rwijs, het laatste met inbegrip van <strong>de</strong> Latijnse<br />
scholen. Het <strong>Holland</strong>se on<strong>de</strong>rscheid was vooral functioneel, terwijl <strong>de</strong> Fransen daar een<br />
kwalitatieve lading aan gaven. Met <strong>de</strong> Franse scholen, die nu eens op lager dan weer op<br />
mid<strong>de</strong>lbaar (secondaire) niveau functioneer<strong>de</strong>n, wisten <strong>de</strong> rapporteurs dan ook niet goed<br />
raad. 19 Hun oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> Latijnse scholen was echter onverbid<strong>de</strong>lijk: omdat <strong>de</strong> Latijnse<br />
scholen het monopolie van <strong>de</strong> klassieke talen had<strong>de</strong>n en niets an<strong>de</strong>rs wil<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwijzen,<br />
moesten jongens die mo<strong>de</strong>rne talen of wis- en natuurkun<strong>de</strong> wil<strong>de</strong>n leren van <strong>de</strong> klassieken<br />
afzien (en omgekeerd), tenzij ze aanvullend of huison<strong>de</strong>rwijs kregen. Die situatie von<strong>de</strong>n ze<br />
<strong>de</strong>s te absur<strong>de</strong>r daar op die manier een kostbaar systeem van privaat (en soms ook nog confessioneel)<br />
on<strong>de</strong>rwijs in stand werd gehou<strong>de</strong>n, terwijl het gezon<strong>de</strong> verstand en het belang<br />
van <strong>de</strong> samenleving juist om openbaar on<strong>de</strong>rwijs riepen omdat het moest opvoe<strong>de</strong>n tot<br />
maatschappelijke vaardighe<strong>de</strong>n en burger<strong>de</strong>ugd. Het Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rwijsstelsel leed in<br />
hun ogen on<strong>de</strong>r structurele gebreken: versnipper<strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n en gemis van<br />
een leidinggeven<strong>de</strong> ‘chef général’.<br />
De cartesiaanse gevoelighe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> rapporteurs wer<strong>de</strong>n nog aangescherpt door hun meritocratische<br />
verlangens: het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs moest niet in dienst staan van <strong>de</strong> reproductie<br />
van een kleine, bevoorrechte elite maar gelijke kansen bie<strong>de</strong>n aan elk (mannelijk!) individu.<br />
De Latijnse scholen waren dan ook onwaarschijnlijk klein: 15 leerlingen op 20.000<br />
inwoners te Dordrecht, 130 op 200.000 te Amsterdam. Alles bij elkaar niet meer dan 1501<br />
leerlingen in het hele gebied van het voormalige koninkrijk <strong>Holland</strong>, verspreid over 57 Latijnse<br />
scholen met in totaal 130 leraren. 20 Het Ne<strong>de</strong>rlandse mid<strong>de</strong>lbare on<strong>de</strong>rwijs was in<strong>de</strong>rdaad<br />
niet alleen bijzon<strong>de</strong>r elitair, het stond ook haaks op <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne opvattingen over kennis<br />
en vaardighe<strong>de</strong>n, staat en burgerschap. 21 Kortom, <strong>de</strong> kwalijke staat van <strong>de</strong> Latijnse<br />
scholen kwam van ‘hun geringe aansluiting bij <strong>de</strong> actuele behoeften van het publiek’. Was <strong>de</strong><br />
Haarlemse school niet weer gaan bloeien toen scholarch Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> daar or<strong>de</strong> op zaken<br />
had gesteld en aan <strong>de</strong> klassieke talen het on<strong>de</strong>rwijs in Frans en wiskun<strong>de</strong> had toegevoegd? 22<br />
18 G. Cuvier en F.-J. Noël, Rapport sur les établissements d’instruction publique en Hollan<strong>de</strong> et sur les moyens <strong>de</strong> les réunir à l’Université<br />
impériale (z.pl. [Parijs] 1811). Vgl. Bolkestein, De voorgeschie<strong>de</strong>nis, 85-95.<br />
19 Fontanes aan <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken, 23 nov. 1811, twijfelt over <strong>de</strong> rangschikking van die scholen en stelt:<br />
‘Il y a d’ailleurs <strong>de</strong>s motifs puissants pour ne pas favoriser un genre d’école si contraire à la solidité <strong>de</strong> l’instruction’ (ANF,<br />
F17 1576).<br />
20 Eenige hoofdstukken uit het ‘Aperçu sur la Hollan<strong>de</strong>’, 139. Kaart 1 in Frijhoff, ‘Crisis of mo<strong>de</strong>rnisering?’, 40. Zie voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>partementen<br />
bezui<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Waal <strong>de</strong> statistieken uit het jaar XIII in ANF, F17 1367.<br />
21 De <strong>Holland</strong>se schoolor<strong>de</strong> was al bijna twee eeuwen oud! E.J. Kuiper, De <strong>Holland</strong>se ‘Schoolordre’ van 1625. Een studie over het<br />
on<strong>de</strong>rwijs op <strong>de</strong> Latijnse scholen in Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> en 18 <strong>de</strong> eeuw (Groningen 1958).<br />
22 Cuvier en Noël, Rapport, 83-86.
196 On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd<br />
Het on<strong>de</strong>rzoek waarmee Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> op dat moment bezig was liet trouwens zien dat<br />
een per provincie verschillend, maar steeds belangrijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> potentiële leerlingen zich<br />
intussen van <strong>de</strong> Latijnse school had afgekeerd om in <strong>de</strong> Franse scholen een mo<strong>de</strong>rn, nietklassiek<br />
curriculum te volgen. In tegenstelling tot <strong>de</strong> Latijnse scholen, die een monopoliepositie<br />
in <strong>de</strong> publieke sector had<strong>de</strong>n, waren <strong>de</strong>ze mo<strong>de</strong>rne scholen meestal in particuliere<br />
han<strong>de</strong>n, al waren er, vooral buiten <strong>de</strong> Randstad, ook wel ste<strong>de</strong>n die zelf een Franse school<br />
financier<strong>de</strong>n. Het leeuwen<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Franse scholen werd echter door particulieren gehou<strong>de</strong>n,<br />
zon<strong>de</strong>r overheidssteun. Het rapport over het on<strong>de</strong>rwijsstelsel dat Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> in<br />
1811 opstel<strong>de</strong>, maakt het mogelijk <strong>de</strong> numerieke verhouding tussen <strong>de</strong> Latijnse en <strong>de</strong> Franse<br />
scholen en <strong>de</strong> spreiding van bei<strong>de</strong> te preciseren. 23 De Latijnse scholen trokken toen ongeveer<br />
1,0% van het mannelijk leeftijdscohort van 12-17 jaar aan, en tot 1,2% als we daar <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong><br />
‘instituten’ aan toevoegen, dat wil zeggen een klein aantal dure, particuliere<br />
kostscholen voor <strong>de</strong> gefortuneer<strong>de</strong> elite waar on<strong>de</strong>rwijs in zowel <strong>de</strong> klassieke als <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />
talen werd gegeven. 24 Het Franse on<strong>de</strong>rwijs voor gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, van ‘mid<strong>de</strong>lbaar’ niveau,<br />
trok 2,6% van <strong>de</strong> leeftijdsgroep.Voegen we daar nog 2,8% leerlingen aan toe die Frans leer<strong>de</strong>n<br />
bij een meester in het lager on<strong>de</strong>rwijs, op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rduits-Franse school, dan blijkt dat<br />
ongeveer vijf procent van <strong>de</strong> jongens in schoolgaan<strong>de</strong> leeftijd schoolkennis van het Frans<br />
had, dus nauwelijks meer dan één op <strong>de</strong> twintig. Mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Franse bezettingstijd, na vele<br />
jaren van opzichtige Franse presentie in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse samenleving, in een context waarin<br />
Franse mo<strong>de</strong>llen, literatuur, kunst en mo<strong>de</strong> nog steeds <strong>de</strong> toon aangaven voor <strong>de</strong> beschaving<br />
en levensstijl van <strong>de</strong> Europese elite en <strong>de</strong> Franse taal internationaal op haar hoogtepunt<br />
was, kan dat niet bepaald als een groot succes wor<strong>de</strong>n aangemerkt. 25<br />
Cuvier en Noël zochten <strong>de</strong> oplossing voor <strong>de</strong> problemen van het Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rwijs<br />
niet in <strong>de</strong> alternatieven die <strong>de</strong> commissie-Meerman in 1809 had voorgesteld maar stel<strong>de</strong>n resoluut<br />
en over <strong>de</strong> gehele linie het Franse on<strong>de</strong>rwijsstelsel tot voorbeeld. Lycées, dat wil zeggen<br />
hoogwaardige, mo<strong>de</strong>rne scholen voor voortgezet on<strong>de</strong>rwijs met verplicht internaat,<br />
dien<strong>de</strong>n <strong>de</strong> plaats in te nemen van <strong>de</strong> Latijnse en Franse scholen van mid<strong>de</strong>lbaar niveau.<br />
Toch had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> twee zen<strong>de</strong>lingen wel iets van hun rondreis door Ne<strong>de</strong>rland geleerd. Ze reken<strong>de</strong>n<br />
bij voorbaat met massaal verzet van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse ou<strong>de</strong>rs die aan hun keuzevrijheid<br />
verknocht heetten. Vanouds stond <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke burgerij trouwens wantrouwig tegenover<br />
<strong>de</strong> kostschoolformule en gaf ze er <strong>de</strong> voorkeur aan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren thuis te hou<strong>de</strong>n. 26<br />
Het keizerlijke <strong>de</strong>creet van 22 oktober 1811<br />
Het rapport van Cuvier en Noël gaf aanleiding tot <strong>de</strong> publicatie van het keizerlijke <strong>de</strong>creet van<br />
22 oktober 1811 dat het on<strong>de</strong>rwijs in het ex-koninkrijk <strong>Holland</strong> op <strong>de</strong> leest van <strong>de</strong> keizerlijke<br />
universiteit schoei<strong>de</strong>. 27 In een brochure had <strong>de</strong> jonge Groningse schoolopziener Th. van Swin<strong>de</strong>ren<br />
(1784-1851) het Franse systeem al tot in <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails bekend gemaakt. 28 Net als in Frankrijk<br />
ging het er nu om zowel het on<strong>de</strong>rwijssysteem als <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> instellingen over het<br />
23 NA, BiZa 1796-1813, inv. nr. 999 (rapport van mei 1811).<br />
24 Namelijk te Amsterdam, Beverwijk, Naar<strong>de</strong>n, Purmerend, Voorburg en Elburg.<br />
25 Frijhoff, ‘Van on<strong>de</strong>rwijs naar opvoe<strong>de</strong>nd on<strong>de</strong>rwijs’, 23-27; zie ook W. Frijhoff, ‘Verfransing? Franse taal en Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
cultuur tot in <strong>de</strong> Revolutietijd’, in: Bijdragen en me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, 104 (1989) 592-609.<br />
26 Aldus in Eenige hoofdstukken uit het ‘Aperçu sur la Hollan<strong>de</strong>’, 131-132.<br />
27 Minuut van het <strong>de</strong>creet, correspon<strong>de</strong>ntie e.a. in <strong>de</strong> doos ANF, F17 1576. Ne<strong>de</strong>rlandse tekst in P.C. Molhuysen, Bronnen voor<br />
<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Leidsche universiteit, VII (’s-Gravenhage 1924) 97*-99*, nr. 1187.<br />
28 Th. van Swin<strong>de</strong>ren, Beknopte beschrijving <strong>de</strong>r inrigtingen van het openbaar on<strong>de</strong>rwijs in Frankrijk (Groningen 1811).
On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd 197<br />
land ingrijpend te rationaliseren. 29 Alle vijf gewestelijke universiteiten (Lei<strong>de</strong>n, Franeker, Groningen,<br />
Utrecht en Har<strong>de</strong>rwijk) wer<strong>de</strong>n opgeheven, net als het tiental illustre scholen en athenaea<br />
dat in an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n bestond. Behalve die van Amsterdam en Deventer, die vanouds enig<br />
prestige had<strong>de</strong>n, waren dat meren<strong>de</strong>els scharminkelige semi-universitaire instellingen, of ongeor<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
clustertjes leerstoelen, soms een simpele bovenbouw van <strong>de</strong> Latijnse school. Ze bo<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> lokale jongeren een basisvorm van hoger on<strong>de</strong>rwijs, zodat ze niet te snel aan <strong>de</strong> morele<br />
gevaren van <strong>de</strong> universiteitsste<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n blootgesteld. Maar ze kon<strong>de</strong>n er niet promoveren<br />
(wij zou<strong>de</strong>n zeggen: afstu<strong>de</strong>ren). Al die instellingen wer<strong>de</strong>n vervangen door twee académies,<br />
namelijk die van Lei<strong>de</strong>n en Groningen. Académies in Franse zin waren geen instellingen, zoals<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> universiteiten (die óók ‘aca<strong>de</strong>mie’ wer<strong>de</strong>n genoemd), maar on<strong>de</strong>rwijsressorts waarbinnen<br />
heel het on<strong>de</strong>rwijs van hoog tot laag op samenhangen<strong>de</strong> wijze georganiseerd werd.<br />
Binnen <strong>de</strong> nieuwe académies bleven in Lei<strong>de</strong>n en Groningen losse faculteiten functioneren.<br />
Daaron<strong>de</strong>r waren in Lei<strong>de</strong>n, Utrecht en Groningen lycées gepland. 30 Later werd daar nog een lycée<br />
te Amsterdam aan toegevoegd, in plaats van <strong>de</strong> école secondaire die Amsterdam was toegedacht<br />
ter vervanging van het opgeheven athenaeum. 31 Zulke lycées waren toeleveringsscholen<br />
op ons vwo-niveau, maar met verplicht internaat. Vooral aan dat laatste was het Franse bestuur<br />
erg gehecht. Het wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> leerlingen moreel en politiek kunnen vormen.<br />
De rationalisering van het hoger on<strong>de</strong>rwijs werd voortvarend doorgevoerd: <strong>de</strong> instellingen<br />
wer<strong>de</strong>n gesloten, <strong>de</strong> hoogleraren ontslagen. Ze kwam in feite neer op een regelrechte kaalslag<br />
en ontnam veel grote en mid<strong>de</strong>lgrote ste<strong>de</strong>n <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>de</strong> jeugd ter plaatse van<br />
enig prope<strong>de</strong>utisch on<strong>de</strong>rwijs te verzekeren. Er was heel wat gekissebis aan voorafgegaan.<br />
De Franse <strong>de</strong>partementsprefecten namen ten aanzien van het hoger on<strong>de</strong>rwijs gewoonlijk<br />
een minimalistische positie in maar stel<strong>de</strong>n zich soepeler op bij <strong>de</strong> vraag naar mid<strong>de</strong>lbaar<br />
on<strong>de</strong>rwijs. De lokale overheid bleek meestal op handhaving van <strong>de</strong> plaatselijke on<strong>de</strong>rwijsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
uit, in welke formule dan ook. Zo schreef Antoine <strong>de</strong> Celles (1779-1841), prefect<br />
van het <strong>de</strong>partement Zui<strong>de</strong>rzee (ongeveer huidig Noord-<strong>Holland</strong> plus het ou<strong>de</strong> gewest<br />
Utrecht), op suggestie van Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> zelf dat het in Haarlem geplan<strong>de</strong> lycée overbodig was<br />
omdat die van Lei<strong>de</strong>n, Amsterdam en Utrecht, die in feite het hoger on<strong>de</strong>rwijs voortzetten dat<br />
vroeger in die ste<strong>de</strong>n werd gegeven, voor <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvraag volston<strong>de</strong>n. 32 De prefect van<br />
Mon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> IJssel zag eveneens van een lycée in <strong>de</strong> hoofdstad Zwolle af omdat er al een école<br />
secondaire <strong>de</strong> rang supérieur in Deventer was gepland – overigens een beslissing waartegen hij<br />
tezelf<strong>de</strong>rtijd protesteer<strong>de</strong> omdat dit een verlaging van <strong>de</strong> rang van het voormalig semi-universitaire<br />
athenaeum beteken<strong>de</strong>. 33 De prefect van Friesland daarentegen vroeg in april 1812 tevergeefs<br />
om een lycée <strong>de</strong> troisième rang voor <strong>de</strong> voormalige universiteitsstad Franeker. 34<br />
29 Vgl. M.-M. Compère, Du collège au lycée (1500-1850) (Parijs 1985) 144-147.<br />
30 Het artikel van G. Clause, ‘Lycées’, in: J. Tulard (red.), Dictionnaire Napoléon (Parijs 1999) II, 231-234, is onbekend met <strong>de</strong><br />
lycées in <strong>de</strong> geannexeer<strong>de</strong> <strong>de</strong>partementen.<br />
31 Over het ‘lycée à ériger’ te Amsterdam, zie <strong>de</strong> aantekeningen van Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> in: ANF, F17 1576. Dat lycée staat niet in<br />
het <strong>de</strong>creet van 22 okt. 1811, maar wel in verschillen<strong>de</strong> stukken uit 1813: ANF, F17 1579; NA, BiZa 1796-1813, inv. nr. 1201:<br />
Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> aan baron d’Alphonse, 11 aug. 1813. Intussen was dus een akkoord bereikt: <strong>de</strong> école secondaire zou lycée wor<strong>de</strong>n,<br />
waarnaast in <strong>de</strong> stad een of meer collèges zou<strong>de</strong>n mogen bestaan. Bij <strong>de</strong>creet van 26 april 1810 was al een lycée in Den<br />
Bosch gepland, maar dat lag toen buiten het koninkrijk <strong>Holland</strong>, in <strong>de</strong> académie van Brussel: ANF, F17 1576; Van Swin<strong>de</strong>ren,<br />
Beknopte beschrijving, 51.<br />
32 NA, BiZa 1796-1813, inv. nr. 1115, exh. 7 sept. 1812; ANF, F17 1579, ongedateerd klad van een brief van Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>.<br />
33 De prefect van Mon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> IJssel aan baron d’Alphonse, 15 febr. 1812 (NA, BiZa 1796-1813, inv. nr. 1114) en 18 maart<br />
1812 (NA, BiZa 1796-1813, inv. nr. 1115).<br />
34 De prefect van Friesland aan d’Alphonse, 19 april 1812: ibid.
198 On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd<br />
De municipalité van Rotterdam, in grootte <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> stad van het land, wil<strong>de</strong> een lycée in<br />
plaats van <strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> école secondaire, en stel<strong>de</strong> voor een hoogleraar van <strong>de</strong> zojuist opgeheven<br />
illustre school tot hoofd van die instelling te benoemen. 35 In <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re belangrijke ste<strong>de</strong>n<br />
zou<strong>de</strong>n écoles secondaires wor<strong>de</strong>n ingericht waarin <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Latijnse scholen zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />
Sommige prefecten aarzel<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> grootscheepse hervorming van het mid<strong>de</strong>lbaar<br />
on<strong>de</strong>rwijs uit het keizerlijke <strong>de</strong>creet onvoorwaar<strong>de</strong>lijk te omarmen. Ze stel<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong><br />
bestaan<strong>de</strong> Latijnse scholen eenvoudig te handhaven en er slechts <strong>de</strong> nieuwe naam uit het <strong>de</strong>creet<br />
aan te geven. Zo wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> prefect van Bovenijssel, R.L. van Andringa <strong>de</strong> Kempenaer<br />
(1752-1813), zoveel mogelijk Latijnse scholen behou<strong>de</strong>n omdat ze ‘zoveel nut hebben voor<br />
eerzame burgers die niet welgesteld genoeg zijn om hun kin<strong>de</strong>ren naar el<strong>de</strong>rs te sturen; trouwens,<br />
het zijn echte kweekscholen voor <strong>de</strong> geestelijkheid van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n gezindten’. 36<br />
Zoals zijn Friese ambtgenoot <strong>de</strong> voormalige universiteit van Franeker tot lycée wil<strong>de</strong> verheffen,<br />
stel<strong>de</strong> hijzelf voor aan die van Har<strong>de</strong>rwijk <strong>de</strong> status van école secondaire te geven.<br />
Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>s hervormingsproject, 1813<br />
Bij <strong>de</strong> ontwikkeling van zijn hervormingsplan kon Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> op zijn persoonlijke ervaring<br />
als scholarch te Haarlem steunen. In feite kwam <strong>de</strong> Haarlemse oplossing, waarvan Cuvier<br />
en Noël <strong>de</strong> lof zongen, mo<strong>de</strong>l te staan voor het nationale hervormingsplan. 37 Na een lange<br />
studie- en inspectiereis door alle <strong>de</strong>partementen en een uitvoerige briefwisseling met <strong>de</strong><br />
betrokken overhe<strong>de</strong>n, tot en met grootmeester Fontanes zelf, stel<strong>de</strong> Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> een zeer<br />
ge<strong>de</strong>tailleerd hervormingsplan op dat rekening hield met het bestaan<strong>de</strong> netwerk van scholen,<br />
<strong>de</strong> feitelijke en virtuele vraag naar Latijns on<strong>de</strong>rwijs, <strong>de</strong> mogelijkheid om <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
Franse (kost)scholen ermee te verenigen, en <strong>de</strong> financiële spanwijdte van <strong>de</strong> lokale burgerij.<br />
Op 31 januari 1813 zond hij het plan aan intendant d’Alphonse. 38 Hij leg<strong>de</strong> uit hoe hij te werk<br />
was gegaan en <strong>de</strong>kte zich in tegen het voorspelbare verwijt dat er weinig zou veran<strong>de</strong>ren als<br />
<strong>de</strong> leerlingen niet in grote, gefuseer<strong>de</strong> instellingen, zoals <strong>de</strong> lycées, wer<strong>de</strong>n geconcentreerd<br />
maar elk stadje zijn eigen school mocht hou<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r verwijzing naar het <strong>de</strong>creet van 22<br />
oktober 1811 noem<strong>de</strong> Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vijf uitgangspunten:<br />
– het on<strong>de</strong>rwijs moest wor<strong>de</strong>n geüniformeerd door het particuliere on<strong>de</strong>rwijs in het openbare<br />
te doen opgaan;<br />
– mid<strong>de</strong>lbare scholen moesten gehandhaafd blijven als het lokale on<strong>de</strong>rwijsniveau on<strong>de</strong>r<br />
hun opheffing zou lij<strong>de</strong>n;<br />
– in <strong>de</strong> belangrijkste ste<strong>de</strong>n moesten collèges wor<strong>de</strong>n opgericht waarin <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> Latijnse<br />
scholen moesten wor<strong>de</strong>n opgenomen;<br />
– in plaatsen waar nooit Latijns on<strong>de</strong>rwijs was gegeven moesten zonodig collèges of kleine<br />
mid<strong>de</strong>lbare scholen wor<strong>de</strong>n opgericht;<br />
– het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> Franse taal moest wor<strong>de</strong>n versterkt.<br />
Het zal dui<strong>de</strong>lijk zijn dat Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> <strong>de</strong> kool en <strong>de</strong> geit probeer<strong>de</strong> te sparen: zoveel mogelijk<br />
intact laten wat enigszins levensvatbaar was, en tegelijk <strong>de</strong> i<strong>de</strong>alen van het Franse be-<br />
35 De maire van Rotterdam aan Louis <strong>de</strong> Fontanes, 9 mei 1812: ANF, F17 1576.<br />
36 Van Andringa aan d’Alphonse, 15 nov. 1811: NA, BiZa 1796-1813, inv. nr. 1114 (Bolkestein, Voorgeschie<strong>de</strong>nis, 93; Fortgens,<br />
Schola latina, 141).<br />
37 Cuvier en Noël, Rapport, 83-86.<br />
38 NA, BiZa 1796-1813, inv. nr. 1201, exh. 31 jan. 1813; samenvatting van <strong>de</strong> hele operatie in exh. 6 nov. 1813.
On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd 199<br />
stuur en zijn on<strong>de</strong>rwijsi<strong>de</strong>ologie hooghou<strong>de</strong>n. Naast <strong>de</strong> zojuist al genoem<strong>de</strong> drie lycées te<br />
Lei<strong>de</strong>n, Utrecht en Groningen zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> voormalige athenea van Amsterdam en Deventer<br />
<strong>de</strong> titel van école secondaire <strong>de</strong> <strong>de</strong>uxième rang krijgen. Die van Amsterdam werd even later toch<br />
tot lycée bevor<strong>de</strong>rd. De bestaan<strong>de</strong> Latijnse scholen moesten wor<strong>de</strong>n samengevoegd met <strong>de</strong><br />
nog op te richten écoles secondaires <strong>de</strong> <strong>de</strong>uxième rang.<br />
Naast <strong>de</strong>ze uitgangspunten formuleer<strong>de</strong> Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> nog een aantal praktische regels<br />
om te kunnen bepalen in welke ste<strong>de</strong>n en dorpen een collège communal mocht wor<strong>de</strong>n opgericht<br />
en van welke klasse. Alle <strong>de</strong>partements- en arrondissementshoofdste<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n een<br />
collège van <strong>de</strong> eerste of twee<strong>de</strong> klasse krijgen. In an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n met evenveel inwoners als een<br />
on<strong>de</strong>rprefectuur (in feite minimaal 5000) mocht een collège van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> klasse komen.<br />
Daarnaast kon<strong>de</strong>n vijf kleinere ste<strong>de</strong>n met een bloeien<strong>de</strong> Latijnse of Franse school, alsme<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> twee voormalige universiteitsstadjes Har<strong>de</strong>rwijk en Franeker, nog een collège communal<br />
van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> klasse behou<strong>de</strong>n. Hetzelf<strong>de</strong> gold tenslotte voor <strong>de</strong> stadjes Purmerend en Weener<br />
(Oost-Friesland) die aan <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n vol<strong>de</strong><strong>de</strong>n vanwege hun ligging of ‘<strong>de</strong> ijver<br />
van hun inwoners voor het on<strong>de</strong>rwijs’.<br />
Het voorstel zag er uitein<strong>de</strong>lijk aldus uit:<br />
Collèges communaux voor <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se <strong>de</strong>partementen volgens voorstel van inspecteur-generaal Van<br />
<strong>de</strong>n En<strong>de</strong>, 1813<br />
Departement Lycées Collèges <strong>de</strong> 1 e classe Collèges <strong>de</strong> 2 e classe<br />
[huidige provincie]<br />
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––<br />
Zui<strong>de</strong>rzee Amsterdam Haarlem* Alkmaar*, Hoorn*, Amersfoort*<br />
[Noord-<strong>Holland</strong>, Utrecht* [lycée geweigerd] Zaandam, Enkhuizen, Weesp<br />
Utrecht] [vm. univ.] [instituut], IJsselstein [instituut],<br />
Purmerend [instituut]<br />
Mon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Maas Lei<strong>de</strong>n Den Haag, Rotter- Gorinchem*, Brielle*,<br />
[Zuid-<strong>Holland</strong>] [académie] dam*, Dordrecht* Schiedam, Delft, Gouda<br />
Bovenijssel – Arnhem Zutphen*, Tiel*, Elburg [instituut],<br />
[Gel<strong>de</strong>rland] Har<strong>de</strong>rwijk [vm. univ.]<br />
Mon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> IJssel – Zwolle, Deventer* Kampen, Ol<strong>de</strong>nzaal<br />
[Overijssel] [vm. athenaeum]<br />
Friesland – Leeuwar<strong>de</strong>n Sneek*, Harlingen, Dokkum<br />
Franeker [vm. univ.]<br />
Westereems Groningen – Appingedam*, Assen*,<br />
[Groningen, [académie] Winschoten*, Veendam,<br />
Drenthe] Weener<br />
Oostereems – Em<strong>de</strong>n* Aurich, Jever*, Nor<strong>de</strong>n, Leer<br />
[Oost-Friesland]<br />
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––<br />
De <strong>de</strong>partementshoofdste<strong>de</strong>n zijn on<strong>de</strong>rlijnd, <strong>de</strong> arrondissementshoofdste<strong>de</strong>n voorzien van een<br />
asterisk; <strong>de</strong> nieuw op te richten collèges communaux zijn vet gezet.
200 On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd<br />
Naast dit veertigtal collèges communaux mocht nog een aantal kleinere Latijnse scholen en<br />
openbare of particuliere Franse (kost)scholen blijven voortbestaan waar mo<strong>de</strong>rne vakken<br />
wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwezen. Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> stel<strong>de</strong> voor ‘er zo weinig mogelijk op te heffen’. Daartoe<br />
hanteer<strong>de</strong> hij een argument waar <strong>de</strong> Franse overheid wel in mee moest gaan: zo kon namelijk<br />
in alle ste<strong>de</strong>n en dorpen <strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> Franse taal wor<strong>de</strong>n bevor<strong>de</strong>rd. Er moesten dus<br />
instellingen voor Frans on<strong>de</strong>rwijs wor<strong>de</strong>n opgericht die ‘los staan van <strong>de</strong> lagere scholen;<br />
daar kunnen dan zon<strong>de</strong>r veel extra kosten bepaal<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs<br />
aan wor<strong>de</strong>n toegevoegd, tot vorming en beschaving van <strong>de</strong> jeugd’.<br />
Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>s belangrijkste argument voor het behoud van al die kleine scholen was dat<br />
ze goed waren voor een bre<strong>de</strong> spreiding van het on<strong>de</strong>rwijs. De leraren waren er immers al,<br />
en zulke scholen kon<strong>de</strong>n ter plekke een an<strong>de</strong>r, min<strong>de</strong>r welgesteld publiek aantrekken dan<br />
<strong>de</strong> grote collèges communaux en lycées, waarvan het kostgeld voor veel ou<strong>de</strong>rs niet op te brengen<br />
zou zijn. Precies <strong>de</strong> argumenten die vroeger tegenover <strong>de</strong> universiteiten wer<strong>de</strong>n gehanteerd<br />
om <strong>de</strong> oprichting van een ste<strong>de</strong>lijke illustre school te rechtvaardigen! In plaats van alle<br />
kleine Latijnse en Franse scholen af te schaffen zou men er goed aan doen, aldus Van <strong>de</strong>n<br />
En<strong>de</strong>, ze on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nieuwe naam van petits établissements d’instruction secondaire in han<strong>de</strong>n van<br />
<strong>de</strong> overheid te brengen zodat hun materiële situatie min<strong>de</strong>r precair zou wor<strong>de</strong>n. Ter wille<br />
van <strong>de</strong> rationaliseringsdrift van zijn superieuren voeg<strong>de</strong> Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> er <strong>de</strong> belofte aan toe<br />
dat <strong>de</strong>sondanks een ‘fors aantal’ kleine instellingen zou verdwijnen.<br />
De <strong>de</strong>finitieve lijst werd op 27 februari 1813 vastgesteld. 39 Naast <strong>de</strong> collèges communaux van<br />
<strong>de</strong> eerste en twee<strong>de</strong> klasse had Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> er ook <strong>de</strong> openbare petits établissements d’instruction<br />
secondaire op aangegeven waar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs on<strong>de</strong>rworpen zou<strong>de</strong>n zijn aan betaling van <strong>de</strong><br />
rétribution universitaire. Veelal ging het daarbij om voormalige Latijnse scholen in kleine stadjes,<br />
of om beken<strong>de</strong> kostscholen zoals die van Beverwijk, Zwammerdam (het gerenommeer<strong>de</strong><br />
instituut van J.U. Pittoni), Noordwijk, Aarlan<strong>de</strong>rveen, Almelo (in feite een gemo<strong>de</strong>rniseer<strong>de</strong><br />
Latijnse school waarvan reeds Cuvier en Noël hoog had<strong>de</strong>n opgegeven) of Veendam.<br />
Bestaan<strong>de</strong> stichtingen kon<strong>de</strong>n daarbij aansluiten. Zo zou het oud-katholieke seminarie van<br />
Amersfoort opgaan in het plaatselijke collège, terwijl het Instituut Van Kinsbergen en het<br />
Schiplui<strong>de</strong>nfonds tezamen dat van Elburg veilig moesten stellen. 40<br />
Uitvoeringsperikelen<br />
Toen Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> bij circulaire van 6 februari 1813 <strong>de</strong> maires om instemming met zijn voorstel<br />
vroeg, bleek zijn optimisme echter niet door allen te wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>eld. Zo had hij een petit<br />
établissement d’instruction secondaire op het eiland Texel gepland omdat daar voor <strong>de</strong> zeelie<strong>de</strong>n<br />
reeds algebra, meetkun<strong>de</strong> en stuurmanskunst werd on<strong>de</strong>rwezen. De municipalité van Texel<br />
vrees<strong>de</strong> echter dat <strong>de</strong> concentratie van het betere on<strong>de</strong>rwijs op één plaats tekort zou doen aan<br />
<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re scholen; <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs waren te arm om kostgeld te betalen en zeelie<strong>de</strong>n<br />
had<strong>de</strong>n niet zo’n hoog niveau nodig. Ook <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rprefect vond dat aantal en aard van <strong>de</strong><br />
inwoners een collège allerminst rechtvaardig<strong>de</strong>n, waarna <strong>de</strong> prefect op 11 september besliste<br />
dat ‘<strong>de</strong> studie van ou<strong>de</strong> talen en mo<strong>de</strong>rne letteren zinloos voor hen zou zijn’ – een beslissing<br />
van het gezond verstand die <strong>de</strong> zeevaren<strong>de</strong> bevolking van een geduchte last bevrijd<strong>de</strong>. 41<br />
39 ANF, F17 1579, cahier A: ‘Collèges proposés pour la Hollan<strong>de</strong>’.<br />
40 Vgl. G. Westerink, Instituut van Kinsbergen. Instituut van Opvoeding in Elburg (Zutphen 1976).<br />
41 Alle correspon<strong>de</strong>ntie hierover bevindt zich in ANF, F17 1579, en NA, BiZa 1796-1813, inv. nr. 1201.
On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd 201<br />
Afb 3. Voorstel tot reorganisatie van het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs, 1813. Kaart vervaardigd door <strong>de</strong> auteur.
202 On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd<br />
De prefect van Mon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Maas nam op 1 september 1813 een soortgelijk besluit voor<br />
het collège dat in Mid<strong>de</strong>lharnis moest wor<strong>de</strong>n opgericht. De bewoners leer<strong>de</strong>n weliswaar<br />
Frans ‘avec plaisir’ maar had<strong>de</strong>n weinig op met Latijn. Bijna alle maires van het eiland Goeree-Overflakkee<br />
had<strong>de</strong>n die stichting niettemin een goed i<strong>de</strong>e gevon<strong>de</strong>n, zij het wat kostbaar.<br />
De gemeente Meppel probeer<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gelegenheid te profiteren om zich van haar<br />
noodlij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Latijnse school te ontdoen: ze moest maar naar Assen, <strong>de</strong> zetel van het voormalige<br />
gewest. Over het algemeen werd Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>s voorstel echter door <strong>de</strong> prefecten<br />
on<strong>de</strong>rsteund. Toen Beverwijk zich met een beroep op haar gebrek aan mid<strong>de</strong>len aan het geplan<strong>de</strong><br />
collège trachtte te onttrekken, wees <strong>de</strong> prefect op het begrotingsoverschot van <strong>de</strong> gemeente.<br />
Bij een gelijk argument van Rhenen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> gemeenten gesommeerd<br />
om bij te dragen.<br />
Desondanks blaken <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n van vele maires van optimisme over <strong>de</strong> vooruitgang die<br />
goed on<strong>de</strong>rwijs zou brengen en blijken zij bereid daarin te investeren. Zo die van Rotterdam<br />
op 12 april: ‘Voor het algemeen nut en tot welzijn van <strong>de</strong> jeugd dient een grote stad als Rotterdam<br />
genereus te zijn met mid<strong>de</strong>len voor het openbaar on<strong>de</strong>rwijs’ – een geluid dat zel<strong>de</strong>n<br />
meer uit <strong>de</strong> mond van <strong>de</strong> rijksoverheid is gehoord. Volgens <strong>de</strong> raad van Culemborg zou het<br />
ste<strong>de</strong>lijk collège <strong>de</strong> inwoners in staat stellen <strong>de</strong> opvoeding van hun kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> stad zelf te<br />
laten voltooien, terwijl er bovendien kostleerlingen zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n aangetrokken; dat was<br />
voor<strong>de</strong>lig voor <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nstand, zoals <strong>de</strong> vroeger zo floreren<strong>de</strong> kostscholen had<strong>de</strong>n aangetoond.<br />
De maire van Maassluis, een pas tot stad verheven dorp waar nooit een Latijnse school<br />
had bestaan, stel<strong>de</strong> dat het voor die inwoners die wel talenten maar geen geld had<strong>de</strong>n voor<strong>de</strong>lig<br />
zou zijn zich ter plaatse in <strong>de</strong> talen en <strong>de</strong> beginselen van <strong>de</strong> wetenschappen te kunnen<br />
bekwamen. Enkele maires gaven onmid<strong>de</strong>llijk aan welke leraren zij noodzakelijk achtten. In<br />
Culemborg zou les wor<strong>de</strong>n gegeven in Latijn, Grieks, Frans, rekenkun<strong>de</strong>, schoonschrijven,<br />
geschie<strong>de</strong>nis, aardrijkskun<strong>de</strong>, fysica, wiskun<strong>de</strong> en natuurwetenschappen; in Den Haag<br />
mocht het paardrij<strong>de</strong>n daar nog bij.<br />
In feite beteken<strong>de</strong> het voorstel van Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> vooral een rationalisering en een betere<br />
spreiding van het aanbod. Met name in <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>partementen wordt dat dui<strong>de</strong>lijk.<br />
In Friesland moesten <strong>de</strong> vele piepkleine Latijnse stadsschooltjes opgaan in enkele grotere<br />
instellingen; op het bloeien<strong>de</strong>, maar van mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs verstoken platteland van<br />
Groningen en Oost-Friesland werd daarentegen juist een reeks nieuwe stichtingen op stapel<br />
gezet. Enkele van <strong>de</strong> meest befaam<strong>de</strong> kostscholen zou<strong>de</strong>n in het openbaar on<strong>de</strong>rwijs<br />
wor<strong>de</strong>n opgenomen, terwijl <strong>de</strong> plaatsen zon<strong>de</strong>r collège communal <strong>de</strong>sondanks door particuliere<br />
schoolhou<strong>de</strong>rs bediend bleven wor<strong>de</strong>n. Tenslotte <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> inspecteur-generaal zijn best<br />
om in overleg met <strong>de</strong> maires te schatten welk financieel offer voor <strong>de</strong> rétribution universitaire in<br />
elke stad van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs kon wor<strong>de</strong>n gevraagd. Zijn cijfers geven een goed i<strong>de</strong>e van <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong><br />
ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> welvaart over <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n: voormalig <strong>Holland</strong> domineer<strong>de</strong> natuurlijk<br />
nog steeds, maar <strong>de</strong> <strong>de</strong>partementshoofdste<strong>de</strong>n (Arnhem, Zwolle, Leeuwar<strong>de</strong>n) en<br />
enkele an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n die geacht wer<strong>de</strong>n een gefortuneer<strong>de</strong> en/of gecultiveer<strong>de</strong> elite te herbergen<br />
(Zutphen, Harlingen) sprongen er eveneens uit.<br />
Tegenover <strong>de</strong> botte bijl van <strong>de</strong> Franse wetgeving heeft Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> met dit voorstel het<br />
dichte Ne<strong>de</strong>rlandse scholennetwerk willen red<strong>de</strong>n, verbeteren, inhou<strong>de</strong>lijk mo<strong>de</strong>rniseren<br />
en voor een bre<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>nklasse toegankelijk maken, ook en vooral in streken die er nog<br />
van verstoken waren of waarin nieuwe on<strong>de</strong>rwijsbehoeften opkwamen. Hij kon daarbij dui<strong>de</strong>lijk<br />
rekenen op <strong>de</strong> steun van <strong>de</strong> gemeentebesturen en, in beginsel, op die van <strong>de</strong> prefec-
On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd 203<br />
ten. Maar Goswin <strong>de</strong> Stassart (1780-1854), <strong>de</strong> jonge Brabantse prefect van Mon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
Maas, doorzag <strong>de</strong> intenties van <strong>de</strong> inspecteur-generaal wel en kon zijn irritatie niet verbergen:<br />
‘Mijnheer <strong>de</strong> inspecteur-generaal lijkt me teveel geneigd <strong>de</strong> Latijnse scholen te willen<br />
vermenigvuldigen’, schreef hij op 2 september 1813 in een postscriptum aan baron d’Alphonse,<br />
‘maar ik geloof niet dat dit <strong>de</strong> beste manier is om ze te verbeteren’. 42<br />
Daar lag in<strong>de</strong>rdaad het grote dilemma, dat nog niets aan actualiteit heeft ingeboet: wordt<br />
on<strong>de</strong>rwijs beter door concentratie en selectie of juist door spreiding en grotere toegankelijkheid?<br />
Het bestaan<strong>de</strong> netwerk had bewezen bre<strong>de</strong> lagen van <strong>de</strong> lokale bevolking van een<br />
hoog cultureel niveau te kunnen voorzien, dank zij <strong>de</strong> relatieve autonomie van <strong>de</strong> lokale<br />
overheid bij <strong>de</strong> inrichting van het systeem. In tegenstelling tot het sterk gecentraliseer<strong>de</strong><br />
Frankrijk met zijn hiërarchische bestuurstradities, was Ne<strong>de</strong>rland nog steeds een vooral horizontaal<br />
functionerend netwerk van ste<strong>de</strong>n met een krachtige traditie van autonoom bestuur.<br />
Bovendien was <strong>de</strong> Latijnse school, en later ook <strong>de</strong> Franse, er vanouds <strong>de</strong> koninklijke<br />
weg van <strong>de</strong> burgerij naar maatschappelijk aanzien en cultureel prestige. De Franse centralisatiezucht<br />
dreig<strong>de</strong> dat netwerk te vernietigen. Vandaar Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>s weldoordachte tegenaanval.<br />
Kon hij voor <strong>de</strong> handhaving van het bestaan<strong>de</strong> scholennetwerk op <strong>de</strong> lokale overheid rekenen,<br />
bij <strong>de</strong> nieuwe ging het an<strong>de</strong>rs toe. Toen intendant d’Alphonse met <strong>de</strong> inrichting van<br />
<strong>de</strong> lycées wil<strong>de</strong> beginnen, stiet hij onmid<strong>de</strong>llijk op lokaal verzet en op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> interste<strong>de</strong>lijke<br />
rivaliteit. In Utrecht bijvoorbeeld, waar <strong>de</strong> universiteit in rang verlaagd was en haar promotierecht<br />
had verloren, 43 werd discreet maar krachtig verzet tegen <strong>de</strong> plannen gevoerd. Prefect<br />
De Celles beklaag<strong>de</strong> zich er zelfs over dat <strong>de</strong> hin<strong>de</strong>rnissen die inwoners en stadsbestuur van<br />
Utrecht daar stilletjes tegen opwierpen hem uitein<strong>de</strong>lijk dwongen bakzeil te halen. Eerst<br />
wil<strong>de</strong>n ze het lycée met internaat in het overvolle gebouw van <strong>de</strong> rechtbank on<strong>de</strong>rbrengen,<br />
vervolgens in het leegstaan<strong>de</strong> ‘keizerlijk paleis’ (<strong>de</strong> zetel van ex-koning Lo<strong>de</strong>wijk) – een<br />
voorstel dat <strong>de</strong> prefect onmid<strong>de</strong>llijk als ‘volstrekt onbehoorlijk’ van <strong>de</strong> hand wees.Van <strong>de</strong>n<br />
En<strong>de</strong> kwam toen met een tussenoplossing: het lycée zou alvast wor<strong>de</strong>n opgericht maar het<br />
internaat pas toegevoegd als er een gebouw voor was gevon<strong>de</strong>n. 44 De Celles verwierp ook dit<br />
voorstel, omdat dit <strong>de</strong> inrichting van een volwaardig lycée zeker naar Sint-Juttemis zou verschuiven.<br />
45<br />
Daarbij kreeg hij steun van <strong>de</strong> onvoorwaar<strong>de</strong>lijke aanhangers van het nieuwe regime. De<br />
Leidse hoogleraar Sebald Justinus Brugmans (1763-1819), die als rector van <strong>de</strong> académie van<br />
Lei<strong>de</strong>n zeggenschap over het on<strong>de</strong>rwijs in Utrecht had, stel<strong>de</strong> in een brief aan minister Fontanes<br />
bijvoorbeeld: ‘De oprichting van lycées is dringend nodig om het nieuwe universitaire<br />
stelsel te kunnen invoeren. Zon<strong>de</strong>r dat laatste zal het moeilijk zijn om overal <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> publieke<br />
mentaliteit door te voeren, namelijk die welke <strong>de</strong> regering voor ogen staat’. De uitgesproken<br />
voorkeur van <strong>de</strong> Hollan<strong>de</strong>rs voor particulier on<strong>de</strong>rwijs belette hen om alle neuzen<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kant op te zetten, namelijk die van <strong>de</strong> regering. 46 Wat Brugmans betreft was Lei<strong>de</strong>n<br />
echter klaar voor een lycée en stond er ook een gebouw gereed. Alleen <strong>de</strong> toestemming van<br />
42 De Stassart aan d’Alphonse, 2 sept. 1813: NA, BiZa 1796-1813, inv. nr. 1201.<br />
43 H. Jamin, Kennis als opdracht. De Universiteit Utrecht 1636-2001 (Utrecht 2001) 102-104.<br />
44 De Celles aan d’Alphonse, 27 mei en 11 <strong>de</strong>c. 1812: NA, BiZa 1796-1813, inv. Nr. 1115. Hij reken<strong>de</strong> met 200 leerlingen voor<br />
het lycée van Amsterdam, 100 voor dat van Utrecht.<br />
45 De Celles aan d’Alphonse, 15 jan. 1813.<br />
46 Rector S.J. Brugmans aan Louis <strong>de</strong> Fontanes, 22 juli 1813.
204 On<strong>de</strong>rwijshervorming in <strong>de</strong> Franse Tijd<br />
<strong>de</strong> prefect ontbrak nog. Helaas moesten <strong>de</strong> Fransen min<strong>de</strong>r dan drie maan<strong>de</strong>n later <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se<br />
<strong>de</strong>partementen ontruimen. Daarmee kwam tegelijk een abrupt ein<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> pogingen<br />
om het Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rwijs met het Franse in overeenstemming te brengen. Van <strong>de</strong>n<br />
En<strong>de</strong>s rapport verdween in het archief. Hij heeft het er ook in het nieuwe koninkrijk niet<br />
meer uitgehaald, ondanks <strong>de</strong> gestaag toenemen<strong>de</strong> crisis van het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs.<br />
Zelfs in zijn memoires spreekt hij er niet over. Daar heeft hij alleen aandacht voor zijn oogappel,<br />
<strong>de</strong> lager on<strong>de</strong>rwijshervorming van 1806, die zijn naam had gevestigd.<br />
Besluit<br />
Alles bij elkaar verdienen Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>s bestuurlijke kwaliteiten beslist onze bewon<strong>de</strong>ring.<br />
Hij slaag<strong>de</strong> er handig in te schipperen tussen <strong>de</strong> vaak volstrekt tegenstrijdige eisen van <strong>de</strong><br />
bei<strong>de</strong> partijen. Enerzijds het rigi<strong>de</strong> plancentralisme van <strong>de</strong> regering in Parijs, die, nog afgezien<br />
van <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong> maakbaarheidsi<strong>de</strong>ologie, op een zo groot mogelijke bezuiniging<br />
uit was en daarom zoveel mogelijk instellingen wil<strong>de</strong> opheffen of in rang verlagen. An<strong>de</strong>rzijds<br />
het verlangen van <strong>de</strong> lokale en soms ook <strong>de</strong> gewestelijke overhe<strong>de</strong>n om het bestaan<strong>de</strong><br />
schoolsysteem in al zijn breedte te behou<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> toegankelijkheid ervan zo ruim mogelijk<br />
te waarborgen. Bij dat alles wist Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> bovendien zijn eigen stempel op het voorstel<br />
te drukken, namelijk <strong>de</strong> bevor<strong>de</strong>ring van het publieke on<strong>de</strong>rwijs met respect voor en in harmonie<br />
met die private initiatieven die in zijn ogen werkelijk <strong>de</strong> moeite waard waren. Hij<br />
meen<strong>de</strong> dan ook ‘alle belangen te kunnen verzoenen en alle ongemakken te kunnen wegnemen’<br />
door kleine schooltjes on<strong>de</strong>r een an<strong>de</strong>re naam te behou<strong>de</strong>n en van niet meer dan een<br />
of twee leraren te voorzien. Voor een altijd krap bij kas zitten<strong>de</strong> overheid tel<strong>de</strong> natuurlijk ook<br />
dat meer scholen tevens meer leerlingen beteken<strong>de</strong>, en dus meer inkomsten uit <strong>de</strong> rétribution<br />
universitaire. Met <strong>de</strong> nodige praktische zin conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> scholen die niet<br />
levensvatbaar waren dan vanzelf zou<strong>de</strong>n verdwijnen.<br />
Afgezien van het gebrek aan tijd bij <strong>de</strong> realisatie van het plan en <strong>de</strong> inertie van het bestaan<strong>de</strong><br />
binaire on<strong>de</strong>rscheid tussen klassieke en mo<strong>de</strong>rne scholen, kunnen we een vijftal<br />
factoren on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rnisering hebben gehin<strong>de</strong>rd: het politieke verzet tegen<br />
het nieuwe regime, 47 het wantrouwen tegenover een van boven opgeleg<strong>de</strong> centralisatie en hiërarchisering<br />
van het schoolstelsel, <strong>de</strong> wens om een bre<strong>de</strong> spreiding van het aanbod te behou<strong>de</strong>n,<br />
<strong>de</strong> angst dat <strong>de</strong> Fransen <strong>de</strong> moeizaam verworven confessionele neutraliteit van het<br />
openbaar on<strong>de</strong>rwijs zou<strong>de</strong>n openbreken, en tenslotte het gebrek aan enthousiasme voor <strong>de</strong><br />
kostschoolformule bij <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> burgerij. Per saldo was <strong>de</strong> Franse invloed op on<strong>de</strong>rwijsgebied<br />
toch wel gering. Het lager on<strong>de</strong>rwijs had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Bataven zelf al veel grondiger op <strong>de</strong><br />
schop genomen, en behalve <strong>de</strong> grote schoonmaak in het hoger on<strong>de</strong>rwijs veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> daarbuiten<br />
niet veel. Het is ook maar <strong>de</strong> vraag of alle Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs even goed hebben begrepen<br />
waar <strong>de</strong> Fransen op uit waren. Voorzover ze het begrepen, wil<strong>de</strong>n ze er zeker niet aan. Of ze<br />
daar uitein<strong>de</strong>lijk gelijk in had<strong>de</strong>n?<br />
47 Weigeringen te Arnhem en Leeuwar<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> rétribution universitaire te betalen in ANF, F17 1576.
Thimo <strong>de</strong> Nijs<br />
Eton in <strong>Holland</strong><br />
Kostscholen in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 19<strong>de</strong> eeuw<br />
Geschokt, hevig, diep, door merg en been geschokt, zet ik mij tot schrijven ne<strong>de</strong>r, in <strong>de</strong> hoop om<br />
daardoor lugt te geven aan mijn beklemd hart, maar onzeker of het in mijn magt zal zijn om iets<br />
samenhangend op ’t papier te brengen.<br />
Gisteren heb ik Hendrik en Pieter op Noorthey gebragt, zoodat ik voortaan van hun geschei<strong>de</strong>n zal<br />
moeten leven, – zie daar <strong>de</strong> oorzaak van mijn smart en van mijne bittere droefheid! 1<br />
Het viel <strong>de</strong> Rotterdamse koopman in ruste Johannes Theodorus Wilkens niet eenvoudig om<br />
<strong>de</strong> beslissing te nemen zijn twee jongste zonen Hendrik Theodorus (1830-1903) en Pieter<br />
Bierumer (1830-1851) op kostschool te doen. Slechte ervaringen met <strong>de</strong> scholen in <strong>de</strong> stad<br />
en een huison<strong>de</strong>rwijzer die geen overwicht over zijn bei<strong>de</strong> zonen had, <strong>de</strong><strong>de</strong>n hem na een lange<br />
perio<strong>de</strong> van twijfel, tot het ‘zwaarwigtig besluit’ komen. Hij ging hierbij niet over één<br />
nacht ijs. Hij informeer<strong>de</strong> bij ou<strong>de</strong>rs die hun kin<strong>de</strong>ren reeds naar <strong>de</strong> vermaar<strong>de</strong> kostschool<br />
Noorthey te Voorschoten van <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> pedagoog P. <strong>de</strong> Raadt had<strong>de</strong>n gezon<strong>de</strong>n. Hij las<br />
het geschrift Noorthey in 1838. Huis van opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs dat De Raadt over zijn instituut<br />
had geschreven. Ten slotte bracht hij twee keer – alleen en daarna met zijn vrouw en kin<strong>de</strong>ren<br />
– een bezoek aan Noorthey. Uitein<strong>de</strong>lijk vertrokken <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren op 10 augustus 1841<br />
richting Voorschoten. 2<br />
Wilkens’ ‘bittere droefheid’ moet herkenbaar geweest zijn voor veel welgestel<strong>de</strong> Hollan<strong>de</strong>rs.<br />
Tot aan <strong>de</strong> oprichting van <strong>de</strong> HBS in 1865 was het niet ongebruikelijk dat zij hun kin<strong>de</strong>ren<br />
naar kostscholen stuur<strong>de</strong>n, ‘die in <strong>de</strong> provinciën beston<strong>de</strong>n, meest in <strong>de</strong> gezondste<br />
streken en meest vrij opvoedkundig ingericht’. 3 Over <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kostscholen in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong><br />
eeuw is echter nog weinig bekend, dit in tegenstelling tot <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Engelse Public<br />
Schools als Eton waarover we door romans, verfilmingen én historisch on<strong>de</strong>rzoek juist<br />
bijzon<strong>de</strong>r goed zijn geïnformeerd. 4 Dit artikel tracht een beeld te geven van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong>eeuwse<br />
<strong>Holland</strong>se kostscholen. Hoewel het op basis van het bronnenmateriaal niet mogelijk<br />
is <strong>de</strong> kwantitatieve betekenis van <strong>de</strong> kostscholen precies vast te stellen, lijkt het aannemelijk<br />
dat het kostschoolon<strong>de</strong>rwijs voor <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se elite van grote betekenis was. Een<br />
volgen<strong>de</strong> paragraaf behan<strong>de</strong>lt kort het on<strong>de</strong>rwijs en het dagelijks leven op <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se<br />
kostscholen. In een laatste paragraaf staan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen centraal die Petrus<br />
<strong>de</strong> Raadt op Noortheij invoer<strong>de</strong>.<br />
Ongetwijfeld heeft onze geringe kennis van het kostschoolon<strong>de</strong>rwijs te maken met het<br />
geringe aantal bronnen. De meeste <strong>Holland</strong>se kostscholen waren immers privé-on<strong>de</strong>rnemingen<br />
die doorgaans niet langer beston<strong>de</strong>n dan enkele <strong>de</strong>cennia. Van archiefvorming was<br />
1 Centraal Bureau voor Genealogie (CBG), Familie Wilkens 79, aantekening van 10 augustus 1841.<br />
2 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
3 Jos. Jacobson, ‘Voorheen en thans’, Rotterdams Jaarboekje 2 <strong>de</strong> reeks, 8(1920) 3-10, aldaar 5.<br />
4 Thomas William Bamford, Rise of public schools. A study of boy’s public boarding schools in England and Wales from 1837 to the present<br />
day (Lon<strong>de</strong>n 1967); Paul John Rich, Elixir of empire. The English public schools, ritualism, freemasonry, and imperialism (Lon<strong>de</strong>n<br />
1993) William Edward Mars<strong>de</strong>n, Educating the respectable. A study of Fleet Road Board School, Hampstead, 1879-1903 (Lon<strong>de</strong>n<br />
1991)
206 Eton in <strong>Holland</strong><br />
slechts zel<strong>de</strong>n sprake. Slechts voor enkele kostscholen kunnen we beschikken over meer informatie.<br />
De Haarlemse autodidact en sociale stijger Willem van <strong>de</strong> Hull (1778-1858) heeft<br />
in zijn beken<strong>de</strong> autobiografie uitvoerig verslag gedaan van zijn activiteiten als kostschoolhou<strong>de</strong>r.<br />
5 Van nog groter belang zijn <strong>de</strong> publicaties en het archiefmateriaal dat betrekking<br />
heeft op het Instituut Noorthey, <strong>de</strong> kostschool die door <strong>de</strong> didacticus Petrus <strong>de</strong> Raadt in <strong>de</strong><br />
gemeente Voorschoten in 1820 was opgericht en uitgroei<strong>de</strong> tot een ware eliteschool. Interessant<br />
in het ka<strong>de</strong>r van dit themanummer is vooral dat Petrus <strong>de</strong> Raadt in zijn on<strong>de</strong>rwijsinstelling<br />
trachtte nieuwe pedagogische inzichten in <strong>de</strong> praktijk te brengen.<br />
Informatie over negentien<strong>de</strong>-eeuwse kostscholen is daarnaast te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> talloze familiearchieven<br />
die ons land rijk is. Met name <strong>de</strong> briefwisselingen tussen kostschoolleerlingen<br />
en hun ou<strong>de</strong>rs bie<strong>de</strong>n een schat aan lezenswaardige informatie die ons niet alleen meer<br />
vertellen over het on<strong>de</strong>rwijs en het dagelijks leven op kostscholen. Uiteraard is systematisch<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar kostschoolervaringen in familiearchieven uitermate tijdrovend, re<strong>de</strong>n dat ik<br />
hier gebruik maak van het archiefmateriaal dat ik heb ingezien voor mijn dissertatie over het<br />
familieleven van <strong>de</strong> gegoe<strong>de</strong> Rotterdamse burgerij. 6 Een belangrijk egodocument bestaat uit<br />
<strong>de</strong> herinneringen van <strong>de</strong> excentrieke kunstenaar Alexan<strong>de</strong>r Ver Huell (1822-1897) over zijn<br />
kostschooljaren die hij van 1838 tot 1839 doorbracht aan het Paedagogium voor het On<strong>de</strong>rwijs<br />
in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Talen, een kostschool te Lei<strong>de</strong>n. 7 De beken<strong>de</strong> inspectierapporten van <strong>de</strong><br />
Hoofdinspecteur voor het On<strong>de</strong>rwijs, Mr. Henricus Wijnbeek (1772-1866), die tij<strong>de</strong>ns zijn<br />
werkzaamhe<strong>de</strong>n van 1832 tot 1849 door het hele land reis<strong>de</strong> om scholen te bezoeken, vormen<br />
hierbij een eerste belangrijke bron. De scholen in Zuid-<strong>Holland</strong> en Noord-<strong>Holland</strong><br />
bracht hij in 1838 en 1839 een bezoek. Van bijna ie<strong>de</strong>re school beschreef Wijnbeek <strong>de</strong> lokalen,<br />
noem<strong>de</strong> hij het aantal leerlingen en gaf hij een kort oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> kwaliteit van het<br />
on<strong>de</strong>rwijs. 8<br />
Kostscholen als vorm van eliteon<strong>de</strong>rwijs<br />
Zoals Willem Frijhoff in zijn bijdrage aan dit themanummer laat zien, mislukte <strong>de</strong> hervorming<br />
van het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Franse perio<strong>de</strong>. Het gevolg hiervan was dat<br />
het in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw vaak niet goed aansloot bij <strong>de</strong> behoeften van<br />
<strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se elite. Van oudsher namen <strong>de</strong> Latijnse scholen een belangrijke plek in, maar tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw was dit schooltype in verval geraakt. De Latijnse school bood niet<br />
langer een breed vakkenpakket en en ook het aantal leerlingen was in <strong>de</strong> meeste plaatsen<br />
sterk vermin<strong>de</strong>rd. De belangrijkste functie van <strong>de</strong> Latijnse school was die van vooropleiding<br />
voor <strong>de</strong> universiteit. 9 De regeling van 1815 veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> slechts weinig met als gevolg dat <strong>de</strong><br />
meeste <strong>de</strong>cennialang een kommervol bestaan doormaakten. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong><br />
negentien<strong>de</strong> eeuw had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> meeste Latijnse scholen een slechte reputatie. Het curriculum<br />
bleef in <strong>de</strong> meeste ste<strong>de</strong>n beperkt tot <strong>de</strong> klassieke talen, Ne<strong>de</strong>rlands, aardrijkskun<strong>de</strong>, ge-<br />
5 Willem van <strong>de</strong>n Hull, Autobiografie (1778-1854), uitgegeven door Raymon<strong>de</strong> Padmos (Hilversum 1996).<br />
6 Thimo <strong>de</strong> Nijs, In veilige haven. Het familieleven van <strong>de</strong> Rotterdamse gegoe<strong>de</strong> burgerij 1815-1890 (Nijmegen 2001).<br />
7 J. Bervoets, ‘De kostschooljaren van Alexan<strong>de</strong>r Ver Huell’, Jaarboekje voor geschie<strong>de</strong>nis en oudheidkun<strong>de</strong> voor Lei<strong>de</strong>n en omstreken<br />
37 (1985) 107-126.<br />
8 De verslagen van Wijnbeek zijn voor Noord- en Zuid-<strong>Holland</strong> gepubliceerd in R. Reinsma, ‘Verslag lagere, mid<strong>de</strong>lbare en<br />
Latijnse scholen in Noord- en Zuid-<strong>Holland</strong>’, Zuid-<strong>Holland</strong>se Studiën XI (1965) 7-157. De verslagen (ook voor <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re provincies)<br />
zijn tegenwoordig ook te lezen op http://www.xs4all.nl/%7Eremery/Schoolopzieners/schoolopzieners.html.<br />
9 P.Th.F.M.Boekholt en E.P. De Booy, Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> school in Ne<strong>de</strong>rland van <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen tot aan <strong>de</strong> huidge tijd, 120.
Eton in <strong>Holland</strong> 207<br />
schie<strong>de</strong>nis en wiskun<strong>de</strong> op basisniveau. Kooplie<strong>de</strong>n en an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rnemers beschouw<strong>de</strong>n<br />
dit niet als een goe<strong>de</strong> voorbereiding op <strong>de</strong> toekomstige carrière van hun kin<strong>de</strong>ren in het bedrijfsleven.<br />
10<br />
Sommige Latijnse scholen probeer<strong>de</strong>n in te spelen op <strong>de</strong> nieuwe tij<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> instelling<br />
van zogenaam<strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Af<strong>de</strong>lingen. De Latijnse school van Den Haag splitste zich in 1838<br />
in twee af<strong>de</strong>lingen, waarvan <strong>de</strong> eerste bleef voorberei<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> universiteit en <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> een<br />
korter, maar mo<strong>de</strong>rner, algemeen vormend curriculum kreeg. 11 An<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n volg<strong>de</strong>n het<br />
Haagse voorbeeld. In 1842 <strong>de</strong>ed het Rotterdamse stadsbestuur bijvoorbeeld een poging om<br />
<strong>de</strong> Latijnse school een grote sprong voorwaarts te laten maken door <strong>de</strong> benoeming van een<br />
nieuwe hoofdon<strong>de</strong>rwijzer, betere faciliteiten en huisvesting en een mo<strong>de</strong>rner curriculum.<br />
De scholieren leer<strong>de</strong>n nu ook Duits, Engels en Frans en het wiskun<strong>de</strong>on<strong>de</strong>rwijs werd sterk<br />
verbeterd. Ook ging een nieuwe af<strong>de</strong>ling van start die zich meer richtte op praktischer zaken<br />
als han<strong>de</strong>lskennis en boekhou<strong>de</strong>n. 12 Deze laatste innovatie was expliciet bedoeld om <strong>de</strong><br />
talrijke on<strong>de</strong>rnemers ter wille te zijn. Toch zon<strong>de</strong>n slechts weinig gegoe<strong>de</strong> burgers hun kin<strong>de</strong>ren<br />
naar wat nu het Erasmiaansch Gymnasium heette. Het bleef een school waar slechts<br />
een vijftigtal scholieren zich vooral op <strong>de</strong> universiteit voorbereid<strong>de</strong>. 13<br />
De meeste zonen van <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se elite bleven aangewezen op <strong>de</strong> Franse scholen, waarvan<br />
er in <strong>Holland</strong> verschillen<strong>de</strong> vormen beston<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> meeste <strong>Holland</strong>se ste<strong>de</strong>n beston<strong>de</strong>n<br />
een of meer dagscholen, daarnaast kon<strong>de</strong>n rijkere Hollan<strong>de</strong>rs hun kin<strong>de</strong>ren naar kostscholen<br />
sturen. Over <strong>de</strong> Franse scholen weten we relatief weinig, hoewel het schooltype in<br />
kwantitatief opzicht veel belangrijker was dan <strong>de</strong> Latijnse school. In 1811 ken<strong>de</strong> Noord-<strong>Holland</strong><br />
zeventien leerlingen aan Franse scholen per 1.000 inwoners en in Zuid-<strong>Holland</strong> twaalf,<br />
ruim tien keer zo veel als het aantal leerlingen per 1.000 inwoners dat <strong>de</strong> Latijnse school bezocht.<br />
14 In <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw maakten on<strong>de</strong>rnemers, vrije beroepsbeoefenaren, hoge en lage ambtenaren,<br />
gegoe<strong>de</strong> ambachtslie<strong>de</strong>n en winkeliers gebruik van dit type on<strong>de</strong>rwijs. De meer<br />
welgestel<strong>de</strong>n maakten gebruik van huison<strong>de</strong>rwijzers of stuur<strong>de</strong>n hun kin<strong>de</strong>ren naar een<br />
kostschool of een van <strong>de</strong> betere on<strong>de</strong>rwijsinstituten die in <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n te vin<strong>de</strong>n waren.<br />
Net voor <strong>de</strong> oprichting van <strong>de</strong> H.B.S. maakt het ‘Bere<strong>de</strong>neerd verslag van <strong>de</strong>n toestand<br />
van het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> Gemeente Rotterdam over het jaar 1864, ingeleeverd door <strong>de</strong> Plaatselijke<br />
Schoolcommissie bij <strong>de</strong>n Gemeenteraad’ melding van vier on<strong>de</strong>rwijsinstituten. Instituut<br />
Stadwijk van W.G. van Krieken aan <strong>de</strong> Oost-Singel nr. 486 tel<strong>de</strong> 140 leerlingen waarvoor<br />
jaarlijks 100 tot 300 gul<strong>de</strong>n school per jaar moest wor<strong>de</strong>n betaald. In het instituut<br />
werkten in totaal vijftien on<strong>de</strong>rwijzers. J. van Krieken had een school aan <strong>de</strong> Goudsche Singel<br />
813. Hier werd het on<strong>de</strong>rwijs verzorgd door vier on<strong>de</strong>rwijzers aan vijftien leerlingen,<br />
waarvan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs ƒ55 per drie maan<strong>de</strong>n moesten betalen. Aan het on<strong>de</strong>rwijsinstituut van<br />
F.C. Delfos aan <strong>de</strong> Scheepsmakershaven 502, had vier on<strong>de</strong>rwijzers in dienst die aan 43 leer-<br />
10 N.L. Dod<strong>de</strong>,... tot <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren selffs proffijt ... Een geschie<strong>de</strong>nis van het on<strong>de</strong>rwijs te Rotterdam (’s-Gravenhage 1991) 214.<br />
11 Boekholt en De Booy, Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> school in Ne<strong>de</strong>rland, 126.<br />
12 L.J. Rogier, Rotterdam tegen het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw (Rotterdam 1948) 28-30.<br />
13 In 1820 kregen 32 leerlingen on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong> Latijnse school, in 1823 64 en in 1838 56. Na 1842 trokken <strong>de</strong> klassieke A-af<strong>de</strong>ling<br />
en <strong>de</strong> praktijkgerichte B-af<strong>de</strong>ling samen 56 leerlingen in 1847, 79 in 1850, 67 in 1855 en slechts 49 in 1860. De oprichting<br />
van <strong>de</strong> HBS leid<strong>de</strong> in 1865 tot <strong>de</strong> sluiting van <strong>de</strong> B-af<strong>de</strong>ling. Het aantal leerlingen daal<strong>de</strong> tot een mager aantal van<br />
31 in 1870, waarna een stijging plaatsvond tot 55 in 1875, 121 in 1880 en 145 in 1885. Zie Dod<strong>de</strong>, .... tot <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren selffs<br />
proffijt, 217.<br />
14 Willem Frijhoff, ‘Crisis of Mo<strong>de</strong>rnisering? Hypothesen over <strong>de</strong> ontwikkeling van het voortgezet en hoger on<strong>de</strong>rwijs in<br />
<strong>Holland</strong> in <strong>de</strong> 18 e eeuw’, <strong>Holland</strong>, regionaal-historisch tijdschrift 17 (1985) 37-56, aldaar 51.
208 Eton in <strong>Holland</strong><br />
lingen on<strong>de</strong>rricht gaven. De ou<strong>de</strong>rs betaal<strong>de</strong>n ƒ 25 tot ƒ37,50 per drie maan<strong>de</strong>n. H. Bau<strong>de</strong>t,<br />
die een school exploiteer<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Binnenweg 476 had één on<strong>de</strong>rwijzer in dienst, waarbij hij<br />
les gaf aan twintig leerlingen. Hij zat met ƒ35 per drie maan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> prijsklasse. 15<br />
Hoe populair <strong>de</strong>ze duur<strong>de</strong>re instituten ook waren, een kleinere groep welgestel<strong>de</strong> Rotterdammers<br />
stuur<strong>de</strong> hun kin<strong>de</strong>ren naar een kostschool. Behalve dat <strong>de</strong> gymnasia voor velen<br />
een te klassiek profiel had<strong>de</strong>n, was dit waarschijnlijk ook te danken aan <strong>de</strong> situatie waarin<br />
veel elitefamilies verkeer<strong>de</strong>n. De vele grote en gebroken gezinnen zorg<strong>de</strong>n ervoor dat het<br />
grootbrengen van met name ou<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren niet in elk opzicht eenvoudig was, al was het<br />
alleen maar omdat het ou<strong>de</strong>rs vaak aan <strong>de</strong> tijd ontbrak om zich intensief met het on<strong>de</strong>rwijs<br />
van hun kin<strong>de</strong>ren bezig te hou<strong>de</strong>n. Jan Mees en Gregorius Mees (1823-1903), twee zonen<br />
van <strong>de</strong> bankier Rudolf Adriaan Mees die later niet zou<strong>de</strong>n gaan stu<strong>de</strong>ren, brachten bei<strong>de</strong> enkele<br />
jaren door aan <strong>de</strong> kostschool van <strong>de</strong> heer Scholten te Haarlem. 16 Het kwam in het steeds<br />
talrijker wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gezin van Rudolf Adriaan Mees waarschijnlijk goed uit dat in 1835 twee<br />
kin<strong>de</strong>ren tij<strong>de</strong>lijk het huis verlieten. In het geval van zijn kleinzoon Jacob David Mees schikte<br />
het ook goed dat hij van zijn elf<strong>de</strong> tot zijn <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> jaar on<strong>de</strong>rricht kreeg aan <strong>de</strong> kostschool<br />
van <strong>de</strong> heer Kooiman te Utrecht: zijn moe<strong>de</strong>r was kort tevoren overle<strong>de</strong>n. 17 Klaarblijkelijk<br />
was hij er niet al te dol op, want als stu<strong>de</strong>nt zou hij het fenomeen kostschool<br />
kernachtig omschrijven als ‘een bergplaats voor kin<strong>de</strong>ren, die te groot zijn voor <strong>de</strong> bewaarschool,<br />
en die men toch liever niet thuis heeft’. 18<br />
Hoeveel kostscholen in <strong>Holland</strong> beston<strong>de</strong>n er? De rapporten van Wijnbeek maken het<br />
mogelijk om het aantal kostscholen in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> jaren 1830 vast te stellen en het<br />
aantal leerlingen aan <strong>de</strong>ze scholen te bena<strong>de</strong>ren. In Noord-<strong>Holland</strong> waren er in totaal 32<br />
scholen waar leerlingen in <strong>de</strong> kost waren, waarvan achttien voor jongens en veertien voor<br />
meisjes. Hoewel Wijnbeek niet voor elke school cijfers geeft omtrent het aantal leerlingen<br />
in <strong>de</strong> kost, waren er in Noord-<strong>Holland</strong> teminste 158 jongens op een kostschool en in Zuid-<br />
<strong>Holland</strong> meer dan 335. Het aantal meisjes op Noord-<strong>Holland</strong>se kostscholen bedroeg 81 en<br />
in Zuid-<strong>Holland</strong> 109. In Zuid-<strong>Holland</strong> was het aantal kostscholen met 42 nog wat hoger.<br />
Naast 27 kostscholen voor jongens waren er 15 meisjeskostscholen.<br />
Hoewel <strong>de</strong> aantallen leerlingen op kostscholen niet al te groot waren, is het wel dui<strong>de</strong>lijk<br />
dat dit schooltype belangrijk was voor <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se elite. De hoogte van het kostgeld maakte<br />
het on<strong>de</strong>rwijs aan kostscholen alleen bereikbaar voor <strong>de</strong> meest gegoe<strong>de</strong>n. Eerst in <strong>de</strong> laatste<br />
<strong>de</strong>cennia van <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw nam <strong>de</strong> populariteit van kostscholen gelei<strong>de</strong>lijk af. De HBS<br />
werd een succes en in verschillen<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n bo<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Hogere Burgerscholen kortere cursussen<br />
aan die wél op <strong>de</strong> wensen en behoeften van <strong>de</strong> gegoe<strong>de</strong> burgerij waren toegesne<strong>de</strong>n. Bovendien<br />
werd eigentijds on<strong>de</strong>rwijs een noodzakelijke voorwaar<strong>de</strong> voor een carrière in het<br />
bedrijfsleven. De grotere schaal van veel on<strong>de</strong>rnemingen, <strong>de</strong> professionalisering van het<br />
management en het toegenomen belang van technische kennis leid<strong>de</strong>n ertoe dat er hogere<br />
eisen wer<strong>de</strong>n gesteld aan <strong>de</strong> kwalificaties van on<strong>de</strong>rnemers. 19 Kennis en vaardighe<strong>de</strong>n kon<br />
men niet meer alleen in <strong>de</strong> praktijk via stages en verblijven in het buitenland verwerven. Ten<br />
15 Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam, Nieuw Stadsarchief On<strong>de</strong>rwijs inv.nr. 8, Bijlage 1250, Folio 488.<br />
16 GAR, Familie Mees, inv.nr. 522.<br />
17 GAR, Familie Mees, inv.nr. 584, aantekening op los blaadje.<br />
18 GAR, Familie Mees, inv.nr. 584.<br />
19 Maureen Callahan, The Harbor Barons: Political and Commercial Elites and the Development of the Port of Rotterdam, 1824-1892 (2<br />
<strong>de</strong>len) (ongepubliceer<strong>de</strong> dissertatie Princeton University 1981) 259.
Eton in <strong>Holland</strong> 209<br />
slotte lijkt het aannemelijk dat <strong>de</strong> gegoe<strong>de</strong> burgerij min<strong>de</strong>r snel hun toevlucht nam tot <strong>de</strong><br />
kostschool vanwege <strong>de</strong> kleinere omvang van gezinnen en een grotere aandacht voor <strong>de</strong> emotionele<br />
ontwikkeling van hun kin<strong>de</strong>ren. Het vanouds bele<strong>de</strong>n gezinsi<strong>de</strong>aal werd nu meer<br />
dan in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 19<strong>de</strong> eeuw ook in <strong>de</strong> praktijk gebracht.<br />
Het on<strong>de</strong>rwijs aan kostscholen<br />
Hoewel het on<strong>de</strong>rwijs aan kostscholen aan het overheidstoezicht in <strong>de</strong> vorm van <strong>de</strong> Plaatselijke<br />
Schoolcommissies en <strong>de</strong> schoolopzieners was on<strong>de</strong>rworpen, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze in <strong>de</strong> praktijk<br />
geen enkele manier om hun aanbevelingen af te dwingen. Het gevolg was dat het on<strong>de</strong>rwijs<br />
in <strong>de</strong> particuliere scholen zich vrijwel geheel aan hun gezichtsveld – en dat van ons –<br />
onttrok. Slechts <strong>de</strong> inspectierapporten van Wijnbeek en enkele egodocumenten bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
mogelijkheid om een iets beter beeld te vormen van het on<strong>de</strong>rwijs op kostscholen.<br />
Een conflict met <strong>de</strong> inspecteur voor het on<strong>de</strong>rwijs A. van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> maakt veel dui<strong>de</strong>lijk<br />
over het standsbewustzijn van Van <strong>de</strong>n Hull. Toen Van <strong>de</strong>n En<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>r dit vooraf te mel<strong>de</strong>n<br />
een zoontje van een bevrien<strong>de</strong> relatie weghaal<strong>de</strong> bij Van <strong>de</strong>n Hull, was <strong>de</strong>ze zeer gekwetst.<br />
De door sociale stijging geobse<strong>de</strong>er<strong>de</strong> Haarlemse kostschoolhou<strong>de</strong>r Willem van <strong>de</strong>n Hull<br />
begon op zestigjarige leeftijd met het schrijven van een autobiografie. Dit dikke boekwerk<br />
bevat veel informatie over het reilen en zeilen van een kostschoolhou<strong>de</strong>r en het door hem gebo<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rwijs. Het begin van Van <strong>de</strong>n Hulls carrière als kostschoolhou<strong>de</strong>r is niet helemaal<br />
dui<strong>de</strong>lijk te traceren. In zijn autobiografie schrijft hij dat hij al in augustus 1803 een<br />
kostschool had opgericht. 20 Dui<strong>de</strong>lijk is wel dat hij al een succesvolle dagschool had, waarvoor<br />
hij in 1805 een on<strong>de</strong>rwijzer had aangesteld om on<strong>de</strong>rwijs te geven in <strong>de</strong> Bijbelsche Geschie<strong>de</strong>nis.<br />
21 Enkele bladzij<strong>de</strong>n later maakt hij echter melding van het eerste kostdiscipeltje<br />
dat hem in april 1807 werd aangebo<strong>de</strong>n. Hoewel hij geen toestemming verkreeg van <strong>de</strong><br />
plaatselijke schoolcommissie, besloot hij toch door te gaan met <strong>de</strong> uitbouw zijn kostschool<br />
en twee jaar later had hij al acht leerlingen, allen afkomstig uit welgestel<strong>de</strong> families uit Amsterdam<br />
en Haarlem. Zijn ou<strong>de</strong>rs en zusters zorg<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> verzorging van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren,<br />
terwijl hijzelf en een broer het on<strong>de</strong>rwijs verzorg<strong>de</strong>n. Al snel ging hij over tot <strong>de</strong> aanschaf<br />
van een nieuw pand aan <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong>gracht naast <strong>de</strong> Latijnse school. De tuin veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij in<br />
een speelplaats. Het pand was geschikt voor twaalf leerlingen, maar <strong>de</strong> groeien<strong>de</strong> faam van<br />
zijn kostschool dwong hem al snel om er nog enkele kamers bij te bouwen. Door <strong>de</strong>ze groei<br />
was Van <strong>de</strong>n Hull gedwongen om zich in <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n te steken voor het meubilair, het linnengoed,<br />
het zilveren bestek en <strong>de</strong>rgelijke. Na het verdwijnen van een plaatselijke vijand verkreeg<br />
hij uitein<strong>de</strong>lijk in 1811 officieel toestemming tot het hou<strong>de</strong>n van een kostschool. 22<br />
Zoo han<strong>de</strong>lt men wel met een winkelier, wanneer men niet langer thee, koffy of eenige<br />
an<strong>de</strong>re waar bij hem wil koopen: maar eenen opvoe<strong>de</strong>r en on<strong>de</strong>rwijzer zou men naauwelijks<br />
sterker blijk van minachting kunnen geeven. En dit blijk van minachting ontving<br />
ik, niet van iemand die, weegens zijne onbeschaafdheid, over <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> eener goe<strong>de</strong><br />
opvoeding niet kan oor<strong>de</strong>elen: neen, maar van iemand die aan ’t hoofd van alle<br />
va<strong>de</strong>rlandsche on<strong>de</strong>rwijzers en opvoe<strong>de</strong>rs geplaatst was.... 23<br />
20 Van <strong>de</strong>n Hull, Autobiografie, 409.<br />
21 Ibi<strong>de</strong>m, 423.<br />
22 Ibi<strong>de</strong>m, 410-413.<br />
23 Ibi<strong>de</strong>m, 425.
210 Eton in <strong>Holland</strong><br />
Ondanks <strong>de</strong> vijandschap van een machtig man in on<strong>de</strong>rwijsland verging het Van <strong>de</strong>n Hull<br />
re<strong>de</strong>lijk goed met zijn kostschool. In zijn nieuwe woning wist hij een zekere welstand te verwerven<br />
en <strong>de</strong> talrijke equipages die langskwamen van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> kostschoolleerlingen,<br />
wekten <strong>de</strong> afgunst van zijn buren op. Voor <strong>de</strong> statusgevoelige Van <strong>de</strong>n Hull was dit geen<br />
onbelangrijk gegeven. 24<br />
Toch maken zijn we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n dui<strong>de</strong>lijk dat het bestaan van kostschoolhou<strong>de</strong>r<br />
niet erg eenvoudig was. Zoals in <strong>de</strong> verslagen van Wijnbeek valt te lezen, bleek het voor veel<br />
kostschoolhou<strong>de</strong>rs verre van eenvoudig om een bepaal<strong>de</strong> continuïteit te bereiken. Ook Van<br />
<strong>de</strong>n Hull on<strong>de</strong>rvond grote problemen. Toen hij in 1813 na het overlij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kostschoolhou<strong>de</strong>r<br />
Henri Louis <strong>de</strong> Grave (1759-1813), het buiten Stad en Vaart ging huren waar De Grave<br />
zijn kostschool had gevestigd, kreeg hij te kampen met sterk teruglopen<strong>de</strong> leerlingenaantallen.<br />
Volgens Van <strong>de</strong>n Hull was <strong>de</strong> vroegere on<strong>de</strong>rmeester van De Grave, Stevens, <strong>de</strong><br />
kwa<strong>de</strong> genius die hem in diskrediet bracht bij verschillen<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs. Van <strong>de</strong> 22 leerlingen van<br />
De Grave kon Van <strong>de</strong>n Hull er slechts drie overnemen, terwijl van <strong>de</strong> zeventien leerlingen<br />
waamee hijzelf naar Stad en Vaart verhuis<strong>de</strong>, hij er na drie jaren slechts drie overhield. Om<br />
inkomen te verkrijgen, moest Van <strong>de</strong>n Hull zich toeleggen op het on<strong>de</strong>rwijs aan halve-kostgangers<br />
en dagscholieren. ‘In het groote huis dat ik bewoon<strong>de</strong>, heerschte, in vergelijking<br />
van vroeger, een doodsche stilte: mijne school werd niet meer geteld, schoon ik mij aan <strong>de</strong><br />
minste nalatigheid, noch aan verflaauw<strong>de</strong>n ijver schuldige ken<strong>de</strong>: alles stroom<strong>de</strong> naar <strong>de</strong>n<br />
Heer A. Deenik die [...] bij <strong>de</strong> Latijnsche school was aangesteld en ik hoor<strong>de</strong> mij reeds door<br />
mijne benij<strong>de</strong>rs.... Een verloopen kostschoolhou<strong>de</strong>r noemen!’ 25<br />
Gelukkig voor Van <strong>de</strong>n Hull ging het vanaf 1817 gelei<strong>de</strong>lijk weer wat beter met zijn kostschool<br />
en groei<strong>de</strong> het aantal leerlingen weer gelei<strong>de</strong>lijk. Omdat hij een buiten min<strong>de</strong>r geschikt<br />
achtte voor een kostschool, besloot hij in 1820 over te gaan tot <strong>de</strong> aankoop van een<br />
groot huis aan <strong>de</strong> Jansstraat, dat door Wijnbeek in 1839 werd omschreven ‘als eene groote<br />
prachtige woning in <strong>de</strong> Jansstraat, met eene ruime speelplaats, voorzien van werktuigen<br />
voor gijmnastische oefeningen, waarvan veel gebruik werd gemaakt, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> leiding van<br />
een schermmeester, die ook on<strong>de</strong>rwijs geeft in <strong>de</strong> schermkunst. Er waren 28 dag- en halve<br />
kostleerlingen en 20 in <strong>de</strong> heele kost. De schoolzaal is ruim van al het noodige voorzien. De<br />
slaapkamers, <strong>de</strong> eet- en <strong>de</strong> speelzalen zijn groot en ruim.’ 26<br />
Over het on<strong>de</strong>rwijs op zijn kostschool was Van <strong>de</strong>n Hull een stuk min<strong>de</strong>r me<strong>de</strong><strong>de</strong>elzaam<br />
dan over tegenwerking die hij zou hebben on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n. Toch krijgen we een aardig beeld<br />
van zijn on<strong>de</strong>rwijsmetho<strong>de</strong>. Inhou<strong>de</strong>lijk omvatte dit ‘alles wat een jong mensch noodig<br />
heeft te weeten, het zij hij tot <strong>de</strong>n Koophan<strong>de</strong>l of <strong>de</strong>n Geleer<strong>de</strong>n stand wenschte opgeleid te<br />
wor<strong>de</strong>n’. 27 Waar het op neer kwam, was dat <strong>de</strong> tijdsbesteding van <strong>de</strong> leerlingen voor <strong>de</strong> gehele<br />
dag vastlag. Zij ston<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zomer om 6.00 uur op en in <strong>de</strong> winter een half uur<br />
later en wer<strong>de</strong>n daarna <strong>de</strong> gehele dag beziggehou<strong>de</strong>n met ontbijten, spelen en on<strong>de</strong>rwijs.<br />
Van <strong>de</strong>n Hull maakte voor ie<strong>de</strong>re leerling een aparte lijst op met werkzaamhe<strong>de</strong>n die zij ie<strong>de</strong>re<br />
dag van <strong>de</strong> week moesten verrichten. Dit bood hem tevens <strong>de</strong> mogelijkheid om <strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs te informeren over <strong>de</strong> verrichtingen van hun kin<strong>de</strong>ren. Dui<strong>de</strong>lijk is voorts dat Van<br />
<strong>de</strong>n Hull een grote nadruk leg<strong>de</strong> op or<strong>de</strong>. De leerlingen moesten steeds nauwgezet bijhou-<br />
24 Ibi<strong>de</strong>m, 442.<br />
25 Ibi<strong>de</strong>m, 472.<br />
26 Reinsma, ‘Verslag’, 33.<br />
27 Van <strong>de</strong>n Hull, Autobiografie, 520.
Afb. 1. F.B. Bardner, Gezicht<br />
op <strong>de</strong> binnenplaats van <strong>de</strong><br />
kostschool van <strong>de</strong>n Hull in<br />
1822, 1 tekening op papier,<br />
potlood, pen in zwart en penseel<br />
in kleuren (Archiefdienst<br />
voor Kennemerland 53-<br />
000353 G).<br />
Eton in <strong>Holland</strong> 211<br />
<strong>de</strong>n wat hun verrichtingen waren en ie<strong>de</strong>r jaar liet hij hen een proefwerk maken waarmee <strong>de</strong><br />
resultaten van een jaar on<strong>de</strong>rwijs kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gemeten.<br />
Voor het on<strong>de</strong>rwijs maakte Van <strong>de</strong>n Hull bij voorkeur gebruik van huison<strong>de</strong>rwijzers die<br />
op gezette tij<strong>de</strong>n het on<strong>de</strong>rwijs verzorg<strong>de</strong>n dat Van <strong>de</strong>n Hull niet zelf kon geven. Met inwonen<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rmeesters had Van <strong>de</strong>n Hull gemeng<strong>de</strong> ervaringen, maar <strong>de</strong> laatste tien jaren van<br />
zijn tijd als kostschoolhou<strong>de</strong>r had hij in <strong>de</strong> heer J.G. Scholten een goe<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rmeester, die<br />
weldra zijn compagnon zou wor<strong>de</strong>n en in 1832 <strong>de</strong> kostschool overnam.<br />
De kostschool van Van <strong>de</strong>n Hull was waarschijnlijk een van <strong>de</strong> betere in het land. Wijnbeek<br />
roem<strong>de</strong> <strong>de</strong> school – toen al overgegaan in han<strong>de</strong>n van Scholten – tenminste zeer toen hij <strong>de</strong>ze<br />
in 1839 bezocht. Waar <strong>de</strong> school van Van <strong>de</strong>n Hull afweek van <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re kostscholen,<br />
was het feit dat Van <strong>de</strong>n Hull zijn leven lang ongetrouwd gebleven is. De aanwezigheid van<br />
een huisvrouw moest het gemis aan huiselijkheid voor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren vergoe<strong>de</strong>n. De meeste<br />
kostschoolleerlingen kon<strong>de</strong>n immers meestal niet meer dan drie of vier keer per jaar op vakantie:<br />
een zomervakantie van ongeveer zes weken, twee kortere vakanties met Pasen en<br />
Kerstmis en in sommige gevallen een kort verblijf van een weekend als bijvoorbeeld het kind<br />
jarig was. Het is in dit licht niet werkelijk verrassend dat in verschillen<strong>de</strong> brieven passages<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n waaruit blijkt dat kin<strong>de</strong>ren een hekel had<strong>de</strong>n aan hun verblijf op<br />
<strong>de</strong> kostschool en last had<strong>de</strong>n van heimwee. 28 Gregorius Mees, een ou<strong>de</strong>re broer van Marten<br />
Mees, verwoord<strong>de</strong> het in een brief aan zijn broer Rudolf niet zon<strong>de</strong>r enig sarcasme:<br />
Wij zitten nu we<strong>de</strong>r in dit heerlijke school opgesloten, waar wij zoo geducht naar verlang<strong>de</strong>n;<br />
en het is nu eene heele gracie als wij is alleen in eene kamer mogen zitten; om<br />
wat te lezen of een brief te schrijven [....] Het is ons geheel niet prettig, dat er zoo veel<br />
zijn; want nu wordt het hoe langer hoe strenger; ik kan mij niet goed begrijpen dat er<br />
jongens kunnen zijn, die het schoolliggen pleizierig vin<strong>de</strong>n: zij moeten dan zeker niet<br />
graag te huis wezen. 29<br />
28 GAR, Familie Mees, inv.nr. 522 en 584. De Monchy, inv.nr. 140.<br />
29 GAR, Familie Mees, inv.nr. 522, brief van 10 augustus 1838.
212 Eton in <strong>Holland</strong><br />
De kostschoolleerlingen waren nagenoeg continu aan een streng toezicht on<strong>de</strong>rworpen<br />
door <strong>de</strong> kostschoolhou<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> overige on<strong>de</strong>rwijzers. Jan Mees schreef aan zijn broer Willem<br />
dat Mijnheer Scholten zeer goed was voor hem en zijn broer Goris (Gregorius), ‘maar<br />
tog nog streng, maar dat moet ook’. 30 Als we mogen afgaan op <strong>de</strong> ervaringen van Alexan<strong>de</strong>r<br />
Ver Huell (1822-1897), <strong>de</strong> kunstenaar en illustrator van Klikspaans Stu<strong>de</strong>ntentypen, die enkele<br />
jaren doorbracht op <strong>de</strong> kostschool van J. <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>r te Lei<strong>de</strong>n, vorm<strong>de</strong> het gezin van <strong>de</strong><br />
kostschoolhou<strong>de</strong>r een soort Ersatzfamilie. Diens vrouw fungeer<strong>de</strong> als een huismoe<strong>de</strong>r voor<br />
alle kin<strong>de</strong>ren en ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re le<strong>de</strong>n van het gezin waren bij <strong>de</strong> maaltij<strong>de</strong>n aanwezig. De<br />
leerlingen van De Gel<strong>de</strong>r waren alle verliefd op het knappe dienstmeisje, van wie Ver Huell<br />
’s nachts een kusje wist te roven. 31 De zondagen wer<strong>de</strong>n vaak benut voor uitstapjes en lange<br />
wan<strong>de</strong>lingen, zoals Jos. Jacobson zich later zou herinneren. Gregorius en Jan Mees maakten<br />
in <strong>de</strong> brieven aan hun broers regelmatig gewag van uitstapjes, dansavon<strong>de</strong>n en wan<strong>de</strong>lingen.<br />
De Haarlemse kostschoolhou<strong>de</strong>r Willem van <strong>de</strong>n Hull (1778-1854) beschreef in zijn<br />
autobiografie hoe hij tochten naar Amsterdam organiseer<strong>de</strong>, waar <strong>de</strong> stoet van koetsen en<br />
paar<strong>de</strong>n dan veel opzien baar<strong>de</strong>n. 32<br />
On<strong>de</strong>rwijsvernieuwing op Noorthey, huis van opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs<br />
In 1821 ontving Petrus <strong>de</strong> Raadt (1796-1862) <strong>de</strong> eerste leerling op zijn instituut Noorthey. De<br />
Raadt was een van <strong>de</strong> eerste Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs die zich op wetenschappelijke wijze had voorbereid<br />
op het beroep van on<strong>de</strong>rwijzer en schoolhou<strong>de</strong>r. Hij was <strong>de</strong> zoon van Philippus <strong>de</strong><br />
Raadt, een on<strong>de</strong>rwijzer die eerst gewerkt had op <strong>de</strong> Franse diaconieschool te Rotterdam, in<br />
1807 het on<strong>de</strong>rwijzersdiploma ‘van <strong>de</strong>n eersten rang’ had behaald en daarna met succes een<br />
particuliere school voor kin<strong>de</strong>ren van welgestel<strong>de</strong> families had geopend. Philippus volg<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijskun<strong>de</strong> op <strong>de</strong> voet, een interesse die zijn zoon ook al aan<br />
<strong>de</strong> dag leg<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns een verblijf in Engeland (juni 1815-juni 1816). Spoedig daarna volg<strong>de</strong><br />
een aca<strong>de</strong>mische opleiding te Halle, waarbij De Raadt on<strong>de</strong>r meer colleges volg<strong>de</strong> van <strong>de</strong> beken<strong>de</strong><br />
pedagoog August Hermann Niemeyer, bij wie hij tij<strong>de</strong>ns zijn Duits verblijf ook in huis<br />
woon<strong>de</strong>. 33 Na zijn promotie op 7 maart 1819 begon De Raadt aan een rondreis langs verschillen<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwijsinstellingen, waarbij hij on<strong>de</strong>r meer het on<strong>de</strong>rwijsinstituut van Johann<br />
Daniel Falk te Weimar, het door Salzmann opgerichte Filantropinum te Schepfental en het<br />
Zwitserse opvoedingsinstituut Hofwil van Philipp Emanuel von Fellenberg aan<strong>de</strong>ed. 34 Met<br />
name het laatste voorbeeld kon hem inspireren en na zijn thuiskomst in het najaar van 1819<br />
ging hij overwijld aan <strong>de</strong> slag met het stichten van een ‘huis van opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs’. Al<br />
op 24 juni 1820 wist hij het bij Voorschoten gelegen landgoed Noorthey te verwerven en op<br />
12 augustus verkreeg hij het diploma van ‘on<strong>de</strong>rwijzer van <strong>de</strong>n eersten of hoogsten rang’,<br />
een graad die hem toekwam uit hoof<strong>de</strong> van zijn dissertatie en zijn studiereis naar <strong>de</strong> bekendste<br />
on<strong>de</strong>rwijsinstituten.<br />
Toen De Raadt in 1821 zijn kostschool open<strong>de</strong> op Noorthey bij Voorburg stond hem een<br />
dui<strong>de</strong>lijk doel voor ogen: ‘Eenheid van bestuur over al <strong>de</strong> leerlingen; eenheid van behan<strong>de</strong>ling<br />
en leiding; eenheid van leerwijze; <strong>de</strong> concentratie van het ou<strong>de</strong>rlijk huisgezien toege-<br />
30 GAR, Familie Mees, inv.nr. 353, brief van Jan Mees aan Willem Mees, 18 januari 1836.<br />
31 Bervoets, ‘Kostschooljaren’, 111-112.<br />
32 Van <strong>de</strong>n Hull, Autobiografie, 518-520.<br />
33 De Clerck, ‘Petrus <strong>de</strong> Raadt’, 48-50.<br />
34 Ibi<strong>de</strong>m, 51-52.
Eton in <strong>Holland</strong> 213<br />
past op <strong>de</strong> school; dienstbaarheid van het geheele gezin, van het geheele Huis aan een enkel<br />
<strong>de</strong>nkbeeld: opvoeding, of met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> verwezenlijking van dit <strong>de</strong>nkbeeld; opvoeding<br />
werkzaam op alle toestan<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s kinds, doorloopend en onafgebroken werkzaam<br />
op <strong>de</strong>n leerling, hem geheel en altijd met zorg bewaken<strong>de</strong>.’ 35<br />
Het afschermen tegen kwa<strong>de</strong> invloe<strong>de</strong>n en het bevor<strong>de</strong>ren van goe<strong>de</strong> invloe<strong>de</strong>n was volgens<br />
De Raat het wezen van <strong>de</strong> opvoeding. In veel huisgezinnen is dit vanwege <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />
niet goed mogelijk, maar een Huis <strong>de</strong>r Opvoeding ‘treedt in <strong>de</strong> plaats van het ou<strong>de</strong>rlijke,<br />
en beantwoordt aan <strong>de</strong>n eisch <strong>de</strong>r opvoeding, wanneer het <strong>de</strong>n huiselijken zin<br />
opwekt. Het neemt <strong>de</strong>n gang aan van het huisgezin, en heeft er, indien al niet volkomen, dan<br />
toch eenigermate het karakter van; er is geheel en al een huiselijk leven; er is geen strijd met<br />
hetgeen daar buiten is om het bezit van <strong>de</strong>n jongeling; <strong>de</strong>ze wordt niet van uur tot uut als<br />
ver<strong>de</strong>eld tusschen het huiselijk en het niet huiselijke. [....] Hij heeft een t’huis, dat wel niet<br />
zijn ou<strong>de</strong>rlijk t’huis, maar toch <strong>de</strong> vertegenwoordiger er van is; en dat zelfs, uit een dubbel<br />
oogpunt beschouwd, ’s va<strong>de</strong>rs dak meer doet beminnen, dan soms bij eigene inwoning het<br />
geval is.’ 36<br />
De spanning tussen het i<strong>de</strong>aal van het huiselijke gezinsleven en het sturen van kin<strong>de</strong>ren<br />
naar een kostschool werd on<strong>de</strong>rkend door De Raadt. Net als <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re burgers beschouw<strong>de</strong><br />
hij het huiselijke gezinsleven als <strong>de</strong> enige bron van het ware geluk en <strong>de</strong> sociale<br />
stabiliteit. Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n beschouw<strong>de</strong> hij het ou<strong>de</strong>rlijk huis ook als <strong>de</strong> natuurlijke plaats<br />
waar het kind zijn opvoeding dien<strong>de</strong> te krijgen. Het Huis van Opvoeding en On<strong>de</strong>rwijs was echter<br />
een goed alternatief. Het stimuleer<strong>de</strong> <strong>de</strong> huiselijke zin omdat een verblijf het karakter had<br />
van een huiselijk leven. De on<strong>de</strong>rwijzers gaven niet alleen les, maar tevens hiel<strong>de</strong>n zij ’s<br />
avonds en ’s nachts toezicht. De maaltij<strong>de</strong>n von<strong>de</strong>n plaats in ‘familieverband’ en <strong>de</strong> Rotterdamse<br />
on<strong>de</strong>rnemer in ruste Johannes Theodorus Wilkens stel<strong>de</strong> bij zijn bezoek met dui<strong>de</strong>lijke<br />
tevre<strong>de</strong>nheid vast ‘dat ook het vrouwelijke ge<strong>de</strong>elte door Mevr. De Raadt met moe<strong>de</strong>rlijke<br />
zorg wierd bestuurt’. 37 Bovendien, zo stel<strong>de</strong> De Raadt, zou het gemis van <strong>de</strong><br />
familieomgeving <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> voor het ou<strong>de</strong>rlijk huis alleen maar stimuleren. Juist <strong>de</strong> grote afstand<br />
van <strong>de</strong> gelief<strong>de</strong> gezinsle<strong>de</strong>n zou <strong>de</strong> kostschoolganger leren om het gezinsleven ten<br />
volle te appreciëren. 38<br />
Volgens De Raadt was het huis <strong>de</strong> uitdrukkingsvorm van een nieuw theoretisch uitgangspunt<br />
van <strong>de</strong> pedagogie zoals <strong>de</strong>ze zich bij Niemeijer had ontwikkeld, namelijk dat <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> vormen <strong>de</strong>r ontwikkeling niet van elkaar geschei<strong>de</strong>n mochten wor<strong>de</strong>n: karaktervorming,<br />
kennisvergroting, waarneming, ze<strong>de</strong>lijke ontwikkeling hiel<strong>de</strong>n met elkaar verband.<br />
39 De opvoedkundige doelen zou<strong>de</strong>n het beste bereikt kunnen wor<strong>de</strong>n via samenwerking<br />
tussen het hoofd van een huis van opvoeding en <strong>de</strong> leraren: ‘Hij [<strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r]<br />
verlangt niet, dat ze als bedien<strong>de</strong>n, als werktuigen, slaafs zijnen wil volgen; hij duldt ook<br />
niet, dat zij <strong>de</strong>zen geheel uit het oog verliezen.’ Het streven naar eenheid van opvoeding en<br />
on<strong>de</strong>rwijs stel<strong>de</strong> hoge eisen aan <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r van het huis, maar was essentieel voor het<br />
welslagen van het opvoedingsplan. In zijn gedrag, kleding en houding heeft <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r<br />
een voorbeeldfunctie. Daarnaast moest <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r streven naar vertrouwelijkheid met<br />
35 De Raadt, Noorthey in 1849, 12-13.<br />
36 Ibi<strong>de</strong>m, 9-10.<br />
37 CBG, Familie Wilkens 79, aantekening van 10 augustus 1841.<br />
38 De Raadt, Noortheij in 1849.<br />
39 Ibi<strong>de</strong>m, 13-18.
214 Eton in <strong>Holland</strong><br />
zijn leerlingen. 40 De bestuur<strong>de</strong>r van een huis van opvoeding moest voortdurend waakzaam<br />
zijn tegen ‘<strong>de</strong> on<strong>de</strong>ugd, het ze<strong>de</strong>lijk kwaad’. 41<br />
De opvoeding moest volgens De Raadt een sterk godsdienstig besef bijbrengen. Hiertoe<br />
zette hij bijbellezingen of afzon<strong>de</strong>ring in. Daarnaast was <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijke opvoeding, zoals gehoorzaamheid<br />
en lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs, belangrijk. Een en an<strong>de</strong>r moest <strong>de</strong> leerlingen op vijf<br />
manieren wor<strong>de</strong>n bijgebracht: (1) door het stimuleren van opgeruimdheid en blijmoedigheid<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> leerlingen; (2) het tegengaan van inactiviteit; (3) het vermij<strong>de</strong>n van ‘geestdoo<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
dwang’ die <strong>de</strong> zelfstandigheid van het kind zou aantasten; (4) het tonen van vertrouwen<br />
en (5) <strong>de</strong> kracht van het voorbeeld. 42<br />
Bij het on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong> leerlingen moest met drie zaken rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n. In<br />
<strong>de</strong> eerste plaats dien<strong>de</strong> het on<strong>de</strong>rwijs aan te sluiten bij het niveau van <strong>de</strong> leerlingen. Noorthey<br />
richtte zich niet alleen op hoogvliegers, maar zeker ook niet exclusief op zwakke leerlingen.<br />
Waar nodig was individuele aandacht noodzakelijk. De leerstof hing af van <strong>de</strong> eisen<br />
van <strong>de</strong> Hogeschool, maar in tegenstelling tot <strong>de</strong> Latijnse scholen kreeg ook het on<strong>de</strong>rwijs in<br />
mo<strong>de</strong>rne talen veel aandacht. De Raadt vond voorts dat het on<strong>de</strong>rwijs in Latijn ook nuttig<br />
was voor leerlingen die niet gingen stu<strong>de</strong>ren. Daarnaast werd on<strong>de</strong>rwijs gegeven in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis,<br />
aardrijkskun<strong>de</strong>, wiskun<strong>de</strong> en natuurkun<strong>de</strong>, terwijl ook zaken als tekenen, dansen,<br />
schermen, exerceren en turnen op het programma ston<strong>de</strong>n. 43<br />
Bovenal vond De Raadt echter dat er eenheid moest heersen in <strong>de</strong> gehele vorming van het<br />
kind. Dit beteken<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r meer dat kin<strong>de</strong>ren na een bepaal<strong>de</strong> leeftijd niet meer welkom waren<br />
op Noortheij. 44 Ook ging het De Raadt vooral om <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> individuele<br />
leerlingen. ‘Vergelijken<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>elingen liggen niet in het opvoedingsplan van Noortheij.<br />
Zij komen hier, gelijk gij weet, hoogst zel<strong>de</strong>n voor, en zeker nimmer dan in het voorbijgaan.<br />
Geene onzer instellingen is op haar gebouwd. In plaats van u te leeren an<strong>de</strong>ren beoor<strong>de</strong>elen,<br />
waarvan zoo ligt het gevolg zou<strong>de</strong> wezen, dat gij u boven <strong>de</strong>zen of genen verheven waan<strong>de</strong>t,<br />
wenschte ik veelmeer u daar toe te brengen, dat gij u zelven bevoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>t, en uw weten,<br />
<strong>de</strong>nken, han<strong>de</strong>len, niet in vergelijking bragt met dat van an<strong>de</strong>ren, maar alleen met uw<br />
eigen weten, <strong>de</strong>nken, han<strong>de</strong>len, van vorigen tijd.’ 45<br />
Behalve een gevuld dagprogramma waarin <strong>de</strong> leerlingen bijzon<strong>de</strong>r vroeg opston<strong>de</strong>n en<br />
vele uren met het on<strong>de</strong>rwijs in touw waren, was er ook ruimte voor spel en uitspanning. Ook<br />
hierbij lag <strong>de</strong> nadruk op een bijna onafgebroken activiteit. Ontspanning was niet ‘een dwaas<br />
niets doen, een lusteloos staan kijken, een dwaas en doelloos heen en we<strong>de</strong>r stappen; maar<br />
zoodanige vermakelijkheid als eene of an<strong>de</strong>re uwer ligchaamskrachten of zielvermogens in<br />
werking brengt’ 46 Ontspanning was dus nuttig, maar dan als <strong>de</strong>ze als zinvol kon wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />
Hieron<strong>de</strong>r vielen <strong>de</strong> ‘kleine togten, welke wij <strong>de</strong>s Zondags na <strong>de</strong>n middagmaaltijd,<br />
gewoon zijn, bij goed we<strong>de</strong>r, met rijtuig te doen’ naar ‘het prachtige bosch van ’s-Gravenhage,<br />
of het vrolijke Scheveningen, of het eenvoudige Katwijk, of <strong>de</strong> vruchtbare<br />
Westlandsche streken, of an<strong>de</strong>re omliggen<strong>de</strong> dorpen’. 47<br />
40 Ibi<strong>de</strong>m, 36-43.<br />
41 Ibi<strong>de</strong>m, 32 e.v..<br />
42 De Raadt, Noorthey in 1849, 125-139.<br />
43 De Clerck, ‘Patrus <strong>de</strong> Raadt’, 62.<br />
44 De Raadt, Noorthey in 1849, 82-88.<br />
45 Ibi<strong>de</strong>m, 24.<br />
46 De Raadt, Aan mijne bemin<strong>de</strong> leerlingen bij <strong>de</strong>n aanvang onzer werkzaamhe<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> vacantie van 1832, 42.<br />
47 Ibi<strong>de</strong>m, 43.
Eton in <strong>Holland</strong> 215<br />
Een belangrijke ontspanning in <strong>de</strong> ogen van De Raadt was het buiten spelen. Noortheij beschikte<br />
hiertoe over een grote speelplaats: ‘Uwe met rasterwerk omhein<strong>de</strong> speelplaats, drie<br />
hon<strong>de</strong>rd zeven en twintig vierkante roe<strong>de</strong>n groot, veroorlooft u vrijelijk te loopen, springen<br />
en dartelen, en gedoogt allerlei spelen met <strong>de</strong>n bal, hoepel enz. De cocagne-mast, enkele gymnastische<br />
werktuigen, het kegelspel, <strong>de</strong> stelten oefenen en sterken uwe spierkracht, en doen<br />
u eene gewenschte losheid en vaardigheid van beweging verkrijgen.’ Het verbouwen van planten<br />
in tuintjes die De Raadt ter beschikking stel<strong>de</strong> ‘wekken vlijt en arbeidzaamheid, lust tot<br />
or<strong>de</strong>, netheid en regelmaat, belangstelling in voortbrengselen van <strong>de</strong> natuur en genoegen aan<br />
vruchten van eigen arbeid in u op.’ 48 Hoewel De Raadt niet wil<strong>de</strong> dat zijn leerlingen schaatsten,<br />
kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> winter in <strong>de</strong> sneeuw spelen met glijbanen en sleeën. Was het<br />
slecht weer dan kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zich binnen vermaken met allerlei bordspelen, muziek,<br />
tekenen of lectuur. ‘Deze, mijne vrien<strong>de</strong>n! Wor<strong>de</strong> in toenemen<strong>de</strong>n leeftijd uwe meest gelief<strong>de</strong><br />
uitspanning; maar zij blijve, ook na uw vertrek van hier, bepaald tot goe<strong>de</strong> en beproef<strong>de</strong><br />
geschriften, die in alle omstandighe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s levens onze beste en getrouwste vrien<strong>de</strong>n zijn!’ 49<br />
De Raadt kreeg met zijn geschriften over zijn Huis voor opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs <strong>de</strong> nodige kritiek<br />
te verwerken. De rector van het Groningse gymnasium, J.A. Schneither, begreep na lezing<br />
van De Raadt’s Noortheij in 1849 wel dat Noortheij aantrekkelijk was voor <strong>de</strong>genen die<br />
jaren achtereen in staat waren om ƒ1.200 aan <strong>de</strong> opvoeding van hun kin<strong>de</strong>ren uit te geven,<br />
maar hij kon niet overtuigd wor<strong>de</strong>n van ‘<strong>de</strong> noodzakelijkheid, wenselijkheid en mogelijkheid<br />
dat meer<strong>de</strong>re van dit soort inrichtingen zou<strong>de</strong>n kunnen bestaan’. 50 Het i<strong>de</strong>e dat ‘<strong>de</strong> opvoeding<br />
in het ou<strong>de</strong>rlijk huis niet dan bij uitzon<strong>de</strong>ring tot een goed doel kan lei<strong>de</strong>n’ vond<br />
Schneither een troosteloos <strong>de</strong>nkbeeld. De Raadt ging er immers van uit dat het kind binnen<br />
het gezin niet volledig kon wor<strong>de</strong>n afgeschermd van kwa<strong>de</strong> indrukken. Waar De Raadt dit<br />
een na<strong>de</strong>el vond, was Schneither van mening dat <strong>de</strong> volledige afscherming in een huis van<br />
opvoeding als Noortheij juist onwenselijk was. Zou een leerling op een kostschool ooit kunnen<br />
leren verleidingen te weerstaan en zijn hartstochten te beteugelen? Door <strong>de</strong> isolering<br />
van het echte leven zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen ook te weinig kennis nemen van lager geplaatsten. 51<br />
Een twee<strong>de</strong> kritiekpunt betreft <strong>de</strong> overmatig belangrijke positie van <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r. Deze<br />
moest volgens De Raadt niet alleen van onbesproken gedrag zijn, een voorbeeldfunctie hebben,<br />
<strong>de</strong> leerlingen constant in <strong>de</strong> gaten hou<strong>de</strong>n, maar ook nog inhou<strong>de</strong>lijk van <strong>de</strong> meeste<br />
on<strong>de</strong>rwezen vakken op <strong>de</strong> hoogte zijn. Schneither betoog<strong>de</strong> dat slechts weinig personen gevon<strong>de</strong>n<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n die aan <strong>de</strong>ze eisen voldoen, hetgeen hij zelf als geen groot bezwaar<br />
zag daar hij het niet wenselijk achtte dat er veel huizen van opvoeding bij zou<strong>de</strong>n komen. 52<br />
Wat het on<strong>de</strong>rwijs betreft, merkte Schneither op dat dit op Noortheij niet zeer vernieuwend<br />
was. Op <strong>de</strong> meeste gymnasia zag dit er anno 1849 ongeveer hetzelf<strong>de</strong> uit. Ook op gymnasia<br />
was men begonnen met het on<strong>de</strong>rwijs in vreem<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne talen, terwijl het wiskun<strong>de</strong>on<strong>de</strong>rwijs<br />
net als op Noorthey werd gebruikt om logisch re<strong>de</strong>neren te bevor<strong>de</strong>ren.<br />
Hetgene dat De Raadt schreef over het on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> hoogste klassen vond Schneither niet<br />
zeer vernieuwend, terwijl hij ver<strong>de</strong>r meen<strong>de</strong> dat De Raadt in het algemeen te negatief was<br />
over het stelsel van straffen en belonen. 53<br />
48 Ibi<strong>de</strong>m, 43-44.<br />
49 Ibi<strong>de</strong>m, 44-45.<br />
50 J.A. Schneither, boekbespreking Noortheij in 1849, <strong>Tijdschrift</strong> Gruno (1849), 439-453, aldaar 443.<br />
51 Ibi<strong>de</strong>m, 444-446.<br />
52 Ibi<strong>de</strong>m, 447-448.<br />
53 Ibi<strong>de</strong>m, 449-451.
216 Eton in <strong>Holland</strong><br />
Op het ein<strong>de</strong> van zijn betoog merkte Schneither op dat <strong>de</strong> hoge kosten voor een huis van<br />
opvoeding als Noorthey, het onmogelijk maakte dat huizen van opvoeding algemene ingang<br />
zou<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n. Immers, besparingen waren nauwelijks <strong>de</strong>nkbaar zon<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> kwaliteit<br />
te beknibbelen. Openbaar on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> eigen woonplaats was volgens Schneither<br />
dui<strong>de</strong>lijk te verkiezen boven kostschoolon<strong>de</strong>rwijs. 54 In enkele <strong>de</strong>cennia zou Schneither zijn<br />
gelijk halen. De verbetering van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke gymnasia, <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> HBS en <strong>de</strong> kleinere<br />
gezinsgrootte zorg<strong>de</strong>n er voor dat <strong>de</strong> populariteit van <strong>de</strong> kostschool ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se<br />
elite afnam.<br />
Conclusie<br />
Kostscholen waren voor <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se elite een belangrijke on<strong>de</strong>rwijsvorm. Door het slechte<br />
on<strong>de</strong>rwijs, <strong>de</strong> gebrekkige materiële staat van <strong>de</strong> vroegere Latijnse en Franse scholen en het<br />
vaak slecht bij hun behoeften aansluiten<strong>de</strong> curriculum, stuur<strong>de</strong>n nogal wat ou<strong>de</strong>rs hun kin<strong>de</strong>ren<br />
naar een kostschool die met name in <strong>de</strong> bosrijke omgevingen van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> strandwallen<br />
te vin<strong>de</strong>n waren. Bijkomend voor<strong>de</strong>el was dat <strong>de</strong> zorg voor het gezin enigszins werd verlicht,<br />
hoewel sommige ou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> afwezigheid van hun kin<strong>de</strong>ren sterk betreur<strong>de</strong>n. Het<br />
on<strong>de</strong>rwijs op <strong>de</strong> meeste kostscholen was doorgaans praktisch georiënteerd. De nadruk lag<br />
op mo<strong>de</strong>rne talen, han<strong>de</strong>lsrekenen, wiskun<strong>de</strong>, aardrijkskun<strong>de</strong> en geschie<strong>de</strong>nis. Klassieke<br />
talen – voor <strong>de</strong> meeste elitekin<strong>de</strong>ren die niet naar <strong>de</strong> universiteit gingen sowieso irrelevant –<br />
kon<strong>de</strong>n zij er meestal niet leren. Niet elke kostschool had een even hoog niveau. De vrij eenvoudig<br />
ingerichte, kleinere scholen had<strong>de</strong>n vaak niet voor elk schoolvak een aparte on<strong>de</strong>rwijzer,<br />
hetgeen het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> niveau niet ten goe<strong>de</strong> kwam.<br />
Het hou<strong>de</strong>n van een kostschool was een manier om een zekere welstand en sociale status<br />
te verwerven. Tegelijkertijd was het echter niet eenvoudig om een blijvend succes van een<br />
kostschool te maken. Behalve dat grote investeringen nodig waren voor leslokalen en slaapruimtes,<br />
moest gekwalificeerd on<strong>de</strong>rwijzend personeel wor<strong>de</strong>n ingehuurd en gold een<br />
vrouw die voor <strong>de</strong> vereiste huiselijke omgeving kon zorgen, bijna als een noodzakelijke<br />
voorwaar<strong>de</strong>. Het was voor kostschoolhou<strong>de</strong>rs noodzakelijk om een onberispelijke reputatie<br />
te verkrijgen en te behou<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong> rapporten van Wijnbeek blijkt dui<strong>de</strong>lijk dat nogal wat<br />
kostscholen kwijnen<strong>de</strong> waren.<br />
De kwaliteit van het on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se kostscholen liep sterk uiteen. Naast dorpsscholen<br />
waar ook enkele kostschoolleerlingen te vin<strong>de</strong>n waren en het on<strong>de</strong>rwijs vaak op ou<strong>de</strong>rwetse<br />
leest plaatsvond, bevon<strong>de</strong>n sommige kostscholen zich in <strong>de</strong> didactische voorhoe<strong>de</strong>. Dit<br />
gold zeker voor het Instituut Noortheij waar <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijskundige zijn in Duitsland<br />
opgedane i<strong>de</strong>eën in <strong>de</strong> praktijk bracht. Het i<strong>de</strong>aal van een school waar niet alleen on<strong>de</strong>rwijs<br />
werd gegeven, maar tevens een geheel van opvoeding en on<strong>de</strong>rwijs werd aangebo<strong>de</strong>n, was echter<br />
niet geheel onomstre<strong>de</strong>n. Noortheij verloor tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cennia van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong><br />
eeuw zijn glans, net zoals het verschijnsel kostschool door <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> HBS en <strong>de</strong> afnemen<strong>de</strong><br />
gezinsgrootte aan betekenis verloor. Slechts een kleine katholieke elite zou haar<br />
kin<strong>de</strong>ren tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> twintigste eeuw naar kostscholen als Rolduc, Petrus Canisius en Hageveld<br />
sturen. Voor <strong>de</strong> protestantse <strong>Holland</strong>se elite had Eton afgedaan.<br />
54 Ibi<strong>de</strong>m, 453.
<strong>Holland</strong>s Spoor<br />
In <strong>Holland</strong>s Spoor wordt een tentoonstelling, museum of monument uit <strong>Holland</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
aandacht gebracht. <strong>Holland</strong>-redacteur Cindy van Weele brengt dit keer een bezoek aan:<br />
Het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum in Rotterdam<br />
Dit themanummer ‘On<strong>de</strong>rwijsvernieuwing in <strong>Holland</strong>’ zal op 21 oktober 2005 wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n aan<br />
<strong>de</strong> directeur van Het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum. Le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Vereniging <strong>Holland</strong> zijn van harte welkom<br />
hierbij aanwezig te zijn. Re<strong>de</strong>n genoeg om er eens poolshoogte te gaan nemen.<br />
Het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum is in zijn huidige vorm in oktober 2004 van start gegaan. Geopend<br />
kan je eigenlijk niet zeggen. De instelling organiseert niet alleen tentoonstellingen maar is ook buiten het<br />
museumgebouw actief in allerlei aandachtsgebie<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rwijs. Op internet bijvoorbeeld, en op het<br />
internationale podium voor <strong>de</strong> ontwikkeling van het on<strong>de</strong>rwijs. Het On<strong>de</strong>rwijsmuseum heeft een uitgebrei<strong>de</strong><br />
website waar ie<strong>de</strong>r schoolkind terecht kan voor plaatjes, uitleg en hyperlinks naar verwante on<strong>de</strong>rwerpen.<br />
Er zijn infopakketten voor docenten, educatieve projecten en schoolklappers te vin<strong>de</strong>n. Een <strong>de</strong>el van<br />
<strong>de</strong> collectie is voor <strong>de</strong> bezoeker digitaal beschikbaar gemaakt.<br />
Het On<strong>de</strong>rwijsmuseum is geïnteresseerd in <strong>de</strong> huidige stand van zaken in het on<strong>de</strong>rwijs en organiseert<br />
daarover elke twee jaar een internationaal congres. In samenwerking met universiteiten biedt het museum<br />
stu<strong>de</strong>nten <strong>de</strong> mogelijkheid om leeron<strong>de</strong>rzoek te doen in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Masteropleiding Maatschappijgeschie<strong>de</strong>nis.<br />
In het On<strong>de</strong>rwijsmuseum is een vaste opstelling<br />
over <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> lagere school ontworpen.<br />
Zo is er een zestal reconstructies te zien van<br />
schoollokalen in Ne<strong>de</strong>rland door <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n heen,<br />
ingericht met origineel materiaal uit eigen collectie.<br />
Het museum beheert een grote collectie ou<strong>de</strong><br />
leermid<strong>de</strong>len, zoals een verzameling van 70.000<br />
leerboeken (van <strong>de</strong> 18e eeuw tot he<strong>de</strong>n), school-<br />
meubelen, prenten, schoolplaten, griffels, leitjes,<br />
leesplankjes maar ook opnames van schoolradio<br />
en -televisie. De permanente opstelling wordt jaarlijks<br />
bezocht door 800 schoolgroepen per jaar,<br />
voor het grootste <strong>de</strong>el leerlingen van basisscholen<br />
en PABO’s uit het hele land.<br />
Maatschappelijke relevantie staat hoog in het<br />
vaan<strong>de</strong>l bij het On<strong>de</strong>rwijsmuseum. Veel tij<strong>de</strong>lijke<br />
Afb. 1. Het museumgebouw<br />
aan <strong>de</strong> Nieuwestraat, Rotterdam<br />
in <strong>de</strong> voormalige<br />
gemeentebibliotheek. Foto:<br />
Het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum,<br />
Rotterdam.
218 <strong>Holland</strong>s spoor<br />
tentoonstellingen spelen in op <strong>de</strong> actualiteit en nagenoeg<br />
het hele programma van 2005 is daar een<br />
voorbeeld van. In het najaar van 2005 komt er een<br />
nieuw boek uit dat gewijd is aan Meester P.R. Bos<br />
(1847-1902), <strong>de</strong> schepper van <strong>de</strong> Bosatlas. Het<br />
On<strong>de</strong>rwijsmuseum zal <strong>de</strong> publicatie begelei<strong>de</strong>n<br />
met een kleine presentatie over het on<strong>de</strong>rwerp. Tot<br />
4 september 2005 loopt er een grotere tentoonstelling<br />
‘Van hel<strong>de</strong>ndaad tot schandvlek’, over het geschie<strong>de</strong>nison<strong>de</strong>rwijs<br />
in Ne<strong>de</strong>rland over Ne<strong>de</strong>rlands-Indië<br />
en Suriname in <strong>de</strong> jaren vijftig. De<br />
samenstelling is in han<strong>de</strong>n van een stu<strong>de</strong>nte van<br />
<strong>de</strong> Erasmus Universiteit, die recent haar on<strong>de</strong>rzoek<br />
over dit on<strong>de</strong>rwerp heeft afgerond. Belangstellen<strong>de</strong>n<br />
kunnen haar scriptie via <strong>de</strong> website<br />
<strong>download</strong>en. In mei 2005 open<strong>de</strong> <strong>de</strong> minister van<br />
on<strong>de</strong>rwijs Maria van <strong>de</strong>r Hoeven <strong>de</strong> tentoonstelling<br />
‘Wat is nou kleur: zwart of wit? Integratie op<br />
school’, waarin <strong>de</strong> huidige problematiek van zwarte<br />
en witte scholen in historisch perspectief is<br />
geplaatst. Het On<strong>de</strong>rwijsmuseum fungeert als verspreidingspunt<br />
voor een fol<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Rotterdamse<br />
Dienst Ste<strong>de</strong>lijk On<strong>de</strong>rwijs met tips voor ou<strong>de</strong>rs<br />
die een school zoeken voor hun kind. De tentoonstelling<br />
is tot 24 september te bezichtigen.<br />
Uit <strong>de</strong>n Ou<strong>de</strong>n Doos<br />
Het On<strong>de</strong>rwijsmuseum heeft in verschillen<strong>de</strong> vormen<br />
in Ne<strong>de</strong>rland een zwervend bestaan geleid.<br />
De verzameling vindt zijn oorsprong in <strong>de</strong> collectie<br />
‘uit <strong>de</strong>n Ou<strong>de</strong>n Doos’, die vanaf 1877 aangelegd<br />
werd door het Ne<strong>de</strong>rlands Schoolmuseum in Amsterdam.<br />
Het Ne<strong>de</strong>rlands Schoolmuseum was bedoeld<br />
voor kwekelingen en on<strong>de</strong>rwijzers, om kennis<br />
te maken met ou<strong>de</strong>, maar ook met <strong>de</strong><br />
mo<strong>de</strong>rnste leermid<strong>de</strong>len. Ruim hon<strong>de</strong>rd jaar na <strong>de</strong><br />
oprichting van het Schoolmuseum verwierf het<br />
Afb. 2. Slavengymnastiek.<br />
Boekillustratie uit: Hoe het is<br />
hoe het was, <strong>de</strong>el 3, 1972.<br />
On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> tentoonstelling<br />
‘Van hel<strong>de</strong>ndaad tot<br />
schandvlek’. Foto: Het Nationaal<br />
On<strong>de</strong>rwijsmuseum, Rotterdam.<br />
Schooladviescentrum te Utrecht in 1979 <strong>de</strong> hele<br />
collectie ‘uit <strong>de</strong>n Ou<strong>de</strong>n Doos’, op <strong>de</strong> boeken na,<br />
die naar <strong>de</strong> Universiteitsbibliotheek in Amsterdam<br />
gingen. Het Schooladviescentrum ontwikkel<strong>de</strong> samen<br />
met het ministerie van On<strong>de</strong>rwijs en Wetenschappen<br />
plannen voor een vernieuwd schoolmuseum.<br />
In 1981 werd het Nationaal Schoolmuseum<br />
in Zoetermeer opgericht. Het museum was nog<br />
maar 5 jaar open toen het door bezuinigingen in<br />
1986 al moest sluiten.<br />
Een paar jaar later, in 1989, toon<strong>de</strong> <strong>de</strong> stad Rotterdam<br />
belangstelling voor een museum voor het<br />
on<strong>de</strong>rwijs. De gemeente Rotterdam werkte samen<br />
met het ministerie van On<strong>de</strong>rwijs om het museum<br />
te kunnen huisvesten in <strong>de</strong> voormalige gemeentebibliotheek<br />
aan <strong>de</strong> Nieuwemarkt en om tot een<br />
nieuwe taakomschrijving te komen. Zo ontstond<br />
in oktober 2004 het On<strong>de</strong>rwijsmuseum op <strong>de</strong> huidige<br />
locatie in Rotterdam. In <strong>de</strong> doelstelling staat<br />
dat het museum ‘een huis voor het on<strong>de</strong>rwijs’ wil<br />
zijn. On<strong>de</strong>rwijspraktijk, on<strong>de</strong>rwijspresentaties en<br />
een podium voor on<strong>de</strong>rwijsvraagstukken vormen<br />
<strong>de</strong> drie belangrijkste aandachtspunten van het<br />
‘huis voor het on<strong>de</strong>rwijs’.<br />
In dialoog met <strong>de</strong> wetenschap<br />
Het museum zelf heeft geen zware wetenschappelijke<br />
staf, maar faciliteert wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek<br />
door stu<strong>de</strong>nten maatschappij- en on<strong>de</strong>rwijsgeschie<strong>de</strong>nis<br />
toe te laten in <strong>de</strong> collectie. Stu<strong>de</strong>nten<br />
wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> website uitgenodigd om on<strong>de</strong>rzoek<br />
te komen doen en er is meteen een rijtje mogelijke<br />
on<strong>de</strong>rzoekson<strong>de</strong>rwerpen te vin<strong>de</strong>n, met daarbij<br />
een formulier voor het aanvragen van een on<strong>de</strong>rzoeksplek.<br />
Het mes snijdt aan twee kanten: voor<br />
stu<strong>de</strong>nten is het een goe<strong>de</strong> gelegenheid met echt<br />
materiaal te werken en te profiteren van <strong>de</strong> rijke
Afb. 3. Leesplankje ‘Aap,<br />
Noot, Mies’, metho<strong>de</strong> voor<br />
het leeson<strong>de</strong>rwijs vanaf ca.<br />
1910. Foto: Het Nationaal<br />
On<strong>de</strong>rwijsmuseum,<br />
Rotterdam.<br />
hoeveelheid verzameld lesmateriaal. Het On<strong>de</strong>rwijsmuseum<br />
profiteert van <strong>de</strong> recente wetenschappelijke<br />
inzichten die hun jonge on<strong>de</strong>rzoekers meebrengen.<br />
Het museum kan zo een bijdrage leveren<br />
aan relevante universitaire studies zon<strong>de</strong>r daarvoor<br />
zelf personeel in vaste dienst te hebben.<br />
Soms wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten van een <strong>de</strong>rgelijk<br />
on<strong>de</strong>rzoek gepresenteerd in een tentoonstelling,<br />
zoals <strong>de</strong> hier eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> expositie ‘Van hel<strong>de</strong>ndaad<br />
tot schandvlek’. Dit is ook het geval met<br />
het on<strong>de</strong>rzoek van een stu<strong>de</strong>nte On<strong>de</strong>rwijsgeschie<strong>de</strong>nis<br />
aan <strong>de</strong> Radboud Universiteit Nijmegen.<br />
Zij <strong>de</strong>ed on<strong>de</strong>rzoek naar 100 jaar schoolhygiëne en<br />
<strong>de</strong> schoolarts, waarover zij in samenwerking met<br />
het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum later dit jaar een<br />
tentoonstelling zal organiseren. In an<strong>de</strong>re gevallen<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten van on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong><br />
website gezet, zoals een scriptie over <strong>de</strong> beeldvorming<br />
van <strong>de</strong> USSR in het mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs.<br />
Volgens Tijs van Ruiten, waarnemend directeur<br />
van het On<strong>de</strong>rwijsmuseum, werkt <strong>de</strong>ze formule<br />
uitstekend. Er treedt een wisselwerking op tussen<br />
het huis voor het on<strong>de</strong>rwijs en <strong>de</strong> maatschappij.<br />
Het On<strong>de</strong>rwijsmuseum blijft goed op <strong>de</strong> hoogte<br />
van wat er speelt in het on<strong>de</strong>rwijs en is in staat snel<br />
te reageren met een presentatie in het museum of<br />
op <strong>de</strong> website. Een museaal concept dat goed past<br />
in <strong>de</strong> 21ste eeuw.<br />
Aap, Noot, Mies digitaal<br />
Intussen werken er in het On<strong>de</strong>rwijsmuseum<br />
doorlopend documentalisten aan collectiebeschrijvingen.<br />
Niet alleen het object zelf krijgt een<br />
beschrijving, maar ook <strong>de</strong> context en <strong>de</strong> betekenis<br />
ervan wordt vastgelegd. Als we willen dat volgen<strong>de</strong><br />
Het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum in Rotterdam 219<br />
generaties nog begrijpen wat ‘Aap, Noot, Mies’ betekent,<br />
moet <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> voor het lezen uitgelegd<br />
wor<strong>de</strong>n en een beeld geschetst van <strong>de</strong> tijd waarin<br />
het gebruikt werd. In 1910 verscheen bij J.B. Wolters<br />
in Groningen het beken<strong>de</strong> leesplankje dat begint<br />
met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n aap, noot, mies. On<strong>de</strong>rwijzer<br />
M.B. Hoogeveen (1863-1941) uit Deventer had<br />
<strong>de</strong>ze leesmetho<strong>de</strong> ontwikkeld in samenwerking<br />
met tekenaar Cornelis Jetses (1873-1955). Annie<br />
M. G. Schmidt leer<strong>de</strong> ermee lezen: ‘Ik weet nog<br />
hoe ze kwamen toen ik klein was. De letters ...<br />
Eerst apart, toen in juichen<strong>de</strong> rijen, <strong>de</strong> hele aap, <strong>de</strong><br />
hele noot en een complete mies. Een optocht was<br />
het, met fanfares met veren en met wapperen<strong>de</strong><br />
jassen en allemaal met kroontjes op, herauten die<br />
plechtig spraken: Ziehier <strong>de</strong> sleutel. Tot wat? Tot<br />
alles. En zo was het. Van Ot en Sien naar Jonathan<br />
Swift en meer en meer, <strong>de</strong> hele Bibelebontse berg,<br />
een boekenleven lang.’<br />
Momenteel richten <strong>de</strong> documentalisten zich op<br />
<strong>de</strong> beschrijvingen van filmstroken, schoolradio en<br />
schoolplaten. Tegelijkertijd wor<strong>de</strong>n er van <strong>de</strong> audiovisuele<br />
leermid<strong>de</strong>len digitale opnames gemaakt en<br />
indien nodig restauraties uitgevoerd. Het conserverings-atelier<br />
waar dit alles plaatsvindt is voor bezoekers<br />
toegankelijk. Het proces van registreren, digitaliseren<br />
en conserveren is er elk moment van <strong>de</strong><br />
dag te volgen. Bezoekers kunnen het atelier binnenlopen<br />
om er een kijkje te nemen of om vragen te<br />
stellen. Het is <strong>de</strong> bedoeling om zoveel mogelijk van<br />
<strong>de</strong>ze collectie <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren via <strong>de</strong> website beschikbaar<br />
te maken. Wanneer er een overzichtelijke<br />
hoeveelheid materiaal gedigitaliseerd is, wordt <strong>de</strong>ze<br />
op <strong>de</strong> website gezet. Voorgaan<strong>de</strong> digitale publicaties<br />
wor<strong>de</strong>n gearchiveerd, maar blijven via <strong>de</strong> websi-
220 <strong>Holland</strong>s spoor<br />
te toegankelijk. Nu al is een groot aantal fragmenten<br />
schooltelevisie en schoolradio via <strong>de</strong> website te<br />
bekijken en beluisteren.<br />
Schoolplaten<br />
Naar verwachting zal eind 2005 <strong>de</strong> eerste schoolplaat<br />
digitaal op het Web gepubliceerd wor<strong>de</strong>n.<br />
Op <strong>de</strong> website zullen dan na verloop van tijd enkele<br />
duizen<strong>de</strong>n schoolplaten te bestu<strong>de</strong>ren zijn. Voor<br />
<strong>de</strong> 40-plusser is daar wat van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> schooltijd in<br />
terug te vin<strong>de</strong>n: platen waar je als kind bij kon<br />
wegdromen terwijl <strong>de</strong> juf of meester vertel<strong>de</strong> wat<br />
er toen allemaal gebeurd was. Veel mensen uit die<br />
leeftijdsgroep hebben herinneringen aan een<br />
schoolplaat: <strong>de</strong> ‘Aanhouding bij <strong>de</strong> Goejanverwellesluis’,<br />
of misschien ‘het Behou<strong>de</strong>n Huys op Nova<br />
Zembla’.<br />
Geen slechte timing van het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum<br />
om dit jaar <strong>de</strong> collectie schoolplaten<br />
op het web te zetten. Recent verscheen een aantal<br />
boeken over het on<strong>de</strong>rwerp, wat doet vermoe<strong>de</strong>n<br />
dat er voldoen<strong>de</strong> belangstelling voor is. Dit jaar<br />
verscheen ‘Het voorou<strong>de</strong>rgevoel, De va<strong>de</strong>rlandse<br />
geschie<strong>de</strong>nis’, door Jan Blokker en zijn zonen Jan<br />
jr. en Bas. Aan <strong>de</strong> hand van ruim veertig schoolplaten<br />
beschrijven zij <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Ne<strong>de</strong>rland.<br />
De eerste zin uit het boek ‘Het voorou<strong>de</strong>rgevoel’,<br />
van Blokker is: ‘Dit boek is geschreven omdat <strong>de</strong> illustraties<br />
er waren’. Een groot compliment eigenlijk<br />
aan het adres van Isings, <strong>de</strong> tekenaar van <strong>de</strong><br />
platen. Illustrator Johan Herman Isings (1884-<br />
1977) was <strong>de</strong> stertekenaar van Wolters. In totaal<br />
maakte hij 44 grote aquarellen waar hij zich <strong>de</strong>gelijk<br />
op voorbereid<strong>de</strong>. Hij bezocht musea, ging praten<br />
met historici en teken<strong>de</strong> waar mogelijk op lo-<br />
catie. Hij zocht naar eigen zeggen altijd <strong>de</strong> mens in<br />
zijn werk en probeer<strong>de</strong> zich in te leven in het karakter<br />
van <strong>de</strong>genen die hij moest uitbeel<strong>de</strong>n.<br />
Een an<strong>de</strong>r voorbeeld is het boek ‘Bij <strong>de</strong> les.<br />
Schoolplaten van Ne<strong>de</strong>rlands-Indië’ van Hella<br />
Haasse. Zij bespreekt hierin een aantal schoolplaten<br />
ten behoeve van het Aardrijkskundig On<strong>de</strong>rwijs<br />
in Ne<strong>de</strong>rlands-Indië uit <strong>de</strong> jaren tussen 1913<br />
en 1940. Haasse kan zich van haar eigen schooltijd<br />
die zij daar doorbracht niet herinneren ze ooit te<br />
hebben gezien. Wel herinnert zij zich schoolplaten<br />
met taferelen uit <strong>de</strong> Va<strong>de</strong>rlandse Geschie<strong>de</strong>nis<br />
zoals die in Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> klaslokalen hingen.<br />
Aanschouwelijk on<strong>de</strong>rwijs<br />
In 1857 werd het geschie<strong>de</strong>nison<strong>de</strong>rwijs in Ne<strong>de</strong>rland<br />
op alle lagere scholen verplicht gesteld. Het<br />
va<strong>de</strong>rland en het vorstenhuis waren <strong>de</strong> belangrijkste<br />
on<strong>de</strong>rwerpen in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nislessen. De lesmetho<strong>de</strong><br />
was betrekkelijk simpel. Het was vooral<br />
<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijzer die veel aan het woord was, terwijl<br />
<strong>de</strong> leerling luister<strong>de</strong> en schreef.<br />
In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>, met name tegen het eind<br />
van <strong>de</strong> 19e eeuw, rezen er vragen over <strong>de</strong>ze vorm<br />
van geschie<strong>de</strong>nison<strong>de</strong>rwijs. Hoe moeten <strong>de</strong> historische<br />
feiten wor<strong>de</strong>n gepresenteerd aan <strong>de</strong> leerlingen?<br />
Is het aan<strong>de</strong>el krijgsgeschie<strong>de</strong>nis in <strong>de</strong> lesstof<br />
niet te groot? De vragen kwamen voort uit het<br />
nieuwe pedagogische inzicht dat <strong>de</strong> aangebo<strong>de</strong>n<br />
lesstof moest aansluiten bij <strong>de</strong> belevingswereld<br />
van het kind. In Duitsland ontston<strong>de</strong>n nieuwe<br />
on<strong>de</strong>rwijstheorieën waarbij voor het eerst <strong>de</strong> term<br />
‘Anschauungs-unterricht’ opduikt. Wanneer <strong>de</strong><br />
leerling <strong>de</strong> lesstof niet alleen hoort en leest, maar<br />
daarnaast ook ziet, voelt en ervaart wat er verteld<br />
Afb. 4. Schoolplaat door J.H.<br />
Isings ‘Stadsleven tegen het<br />
mid<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r 19e eeuw’. Foto:<br />
Het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum,<br />
Rotterdam.
wordt, blijven <strong>de</strong> feiten beter in het geheugen hangen<br />
en is bovendien <strong>de</strong> hele waarneming waarheidsgetrouwer.<br />
Een metho<strong>de</strong> om dat te bereiken<br />
is om zoveel mogelijk aanschouwelijk te maken<br />
wat er bedoeld wordt, en niet allen bij <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nisles.<br />
Het aanschouwelijk on<strong>de</strong>rwijs kwam<br />
voort uit een reactie op dit schoolmo<strong>de</strong>l waarin abstracte<br />
lesmetho<strong>de</strong>s gehanteerd wer<strong>de</strong>n.<br />
Er was in die tijd nog maar weinig beeldmateriaal<br />
beschikbaar van <strong>de</strong> wereld van vroeger of die<br />
nou dichtbij was of ver weg. De vergankelijkheid<br />
van het leven was toen nog een grotere realiteit dan<br />
nu. Het was niet vanzelfsprekend dat alle grote en<br />
kleine gebeurtenissen om ons heen wer<strong>de</strong>n vastgelegd<br />
en bewaard: daar waren <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len nog<br />
niet voor aanwezig. Er waren wel schil<strong>de</strong>rijen,<br />
prenten en tekeningen van gebeurtenissen uit het<br />
verle<strong>de</strong>n, maar die hoef<strong>de</strong>n niet historisch juist te<br />
zijn. Deze kunstwerken waren niet op grote schaal<br />
voor ie<strong>de</strong>reen toegankelijk, en zeker niet voor hele<br />
schoolklassen. Schoolplaten wer<strong>de</strong>n gemaakt met<br />
het doel een historische gebeurtenis weer te geven.<br />
Ze wer<strong>de</strong>n in grote oplages uitgeven zodat schoolkin<strong>de</strong>ren<br />
zich een beeld kon<strong>de</strong>n vormen van bijvoorbeeld<br />
Valkenburg toen het nog een Romeinse<br />
legerplaats was.<br />
Schoolplaten kunnen laten zien wat er niet meer<br />
is, bijvoorbeeld een historische gebeurtenis, of wat<br />
je niet kunt voordoen in <strong>de</strong> klas, bijvoorbeeld het<br />
ontle<strong>de</strong>n van een koe. Aanschouwelijk on<strong>de</strong>rwijs is<br />
gebaseerd op het didactische principe dat een kind<br />
zich <strong>de</strong> theorie beter eigen kan maken wanneer er<br />
zoveel mogelijk zintuigen tegelijk <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> waarne-<br />
Het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum in Rotterdam 221<br />
Afb. 5. Schoolplaat ‘In <strong>de</strong> Minahasa,<br />
Celebes’, <strong>de</strong> plek waar<br />
Multatuli naar eigen zeggen <strong>de</strong><br />
gelukkigste jaren van zijn leven<br />
doorbracht. Foto: Het<br />
Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum,<br />
Rotterdam.<br />
ming kunnen doen. Vanaf 1900 wor<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland<br />
steeds vaker schoolplaten opgehangen in het<br />
klaslokaal in aanvulling op <strong>de</strong> lessen. Ykema<br />
brengt dan al enige jaren een reeks platen op <strong>de</strong><br />
markt naar ontwerp van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r Charles Rochussen<br />
(1814-1894), ‘Ne<strong>de</strong>rlandsche Historieplaten’<br />
genoemd. Veenstra brengt <strong>de</strong> reeks ‘Onze Beschavingsgeschie<strong>de</strong>nis<br />
in Beeld’ uit.<br />
Wolters Groningen start in 1910 met het uitbrengen<br />
van een serie schoolplaten voor <strong>de</strong> Va<strong>de</strong>rlandsche<br />
Geschie<strong>de</strong>nis, die hun weg vin<strong>de</strong>n naar ontelbare<br />
klaslokalen. De eerste jaren komen er<br />
voornamelijk schoolplaten uit met een bekend jaartal,<br />
bijvoorbeeld ‘Lei<strong>de</strong>n’s ontzet, 3 oktober 1574’,<br />
of ‘<strong>de</strong> landing van Prins Willem III bij Brixham,<br />
1688’. Van alle schoolplaten die tot ca. 1970 gemaakt<br />
zijn heeft <strong>de</strong> helft een on<strong>de</strong>rwerp uit <strong>de</strong> 16e of<br />
17e eeuw. Na 1926 krijgt ook <strong>de</strong> beschavingsgeschie<strong>de</strong>nis<br />
meer aandacht, bijvoorbeeld ‘Uit <strong>de</strong> tijd<br />
van trekschuit en diligence’, en ‘Stadsleven tegen<br />
het mid<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r 19 e eeuw’. Wolters wordt <strong>de</strong> belangrijkste<br />
leverancier van schoolplaten in Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Met <strong>de</strong> komst van audiovisuele leermid<strong>de</strong>len in<br />
<strong>de</strong> jaren ’60 verdwijnen steeds meer schoolplaten<br />
uit het klaslokaal. De schoolradio en een beetje later<br />
ook <strong>de</strong> schooltelevisie nemen gelei<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> rol<br />
van <strong>de</strong> schoolplaat over. Verhalen vertellen over<br />
vorst en va<strong>de</strong>rland bij een schoolplaat raakt als<br />
on<strong>de</strong>rwijsmetho<strong>de</strong> vanaf het begin van <strong>de</strong> jaren ’70<br />
helemaal uit <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>. Het concept past niet meer<br />
in <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën van on<strong>de</strong>rwijskundigen die dan juist<br />
proberen <strong>de</strong> leraar min<strong>de</strong>r een monoloog voor <strong>de</strong><br />
klas te laten hou<strong>de</strong>n.
222 <strong>Holland</strong>s spoor<br />
Een vergeten schoolvriend<br />
Veel voorwerpen die het verblijf op <strong>de</strong> lagere<br />
school stoffeer<strong>de</strong>n zijn terug te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> vaste<br />
opstelling van het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum:<br />
meubelen, boeken, wandkaarten en ook een fles<br />
Gimborn schoolinkt. In het gastenboek schrijft<br />
een ou<strong>de</strong>re bezoekster: “Ineens herinner<strong>de</strong> ik me<br />
<strong>de</strong> geur van school, van <strong>de</strong> nog onbeschreven<br />
schriftjes. Ik wist weer dat ik ein<strong>de</strong>loos zat te spelen<br />
met het schuifje boven <strong>de</strong> inktpotjes in mijn<br />
schoolbank!”. Een an<strong>de</strong>re bezoeker had dui<strong>de</strong>lijk<br />
min<strong>de</strong>r gelukkige herinneringen aan zijn schooltijd:<br />
“Ik was altijd het kind dat geen vriendjes had,<br />
maar vandaag zag ik mijn enige trouwe schoolvriend<br />
terug: <strong>de</strong> puntenslijper! Dat mocht ik van <strong>de</strong><br />
juf altijd doen: bosjes potlo<strong>de</strong>n netjes aanpunten<br />
met het molentje aan haar bureau. Tij<strong>de</strong>n niet aan<br />
gedacht.”<br />
Wie het On<strong>de</strong>rwijsmuseum bezoekt zal zeker<br />
herinneringen kunnen ophalen aan <strong>de</strong> eigen<br />
schooltijd en er misschien een trouwe vriend<br />
terugzien.<br />
Afb. 6. Reconstructie van een<br />
klaslokaal uit ca. 1960 in <strong>de</strong><br />
vaste opstelling. Foto: Het Nationaal<br />
On<strong>de</strong>rwijsmuseum,<br />
Rotterdam.<br />
Het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum<br />
Nieuwemarkt 1-a<br />
3011 HP Rotterdam<br />
tel. 010-4045 425<br />
e-mail: info@on<strong>de</strong>rwijsmuseum.nl<br />
www.schoolmuseum.nl<br />
Openingstij<strong>de</strong>n<br />
di t/m za 10-17u<br />
zo 13-17u<br />
Tentoonstelling:<br />
‘Van hel<strong>de</strong>ndaad tot schandvlek’, 4 juni t/m 30<br />
oktober.<br />
Voor het online bekijken en beluisteren van<br />
schoolradio, filmstroken en schoolplaten:<br />
raadpleeg <strong>de</strong> website en kies voor <strong>de</strong> optie ‘collectie’.<br />
Voor het opzoeken van lesmateriaal,<br />
i<strong>de</strong>eën voor een kin<strong>de</strong>rfeest en kunstkijken:<br />
kies voor <strong>de</strong> optie ‘educatie’.<br />
Uitnodiging voor <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n<br />
Op 21 oktober 2005 zal dit themanummer<br />
‘On<strong>de</strong>rwijs in <strong>Holland</strong>’ wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> directeur van het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum<br />
in Rotterdam. Er zal een inleiding<br />
wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n door prof.dr. W. Frijhoff,<br />
met aansluitend een rondleiding door het museum<br />
en een borrel.<br />
Plaats: Het Nationaal On<strong>de</strong>rwijsmuseum,<br />
Nieuwemarkt 1-a, 3011 HP Rotterdam<br />
Tijd: 21 oktober 2005.
Ware schoolpaleizen: vormgeving van schoolgebouwen 1<br />
‘Onze ou<strong>de</strong> schoolgebouwen (...) munten in <strong>de</strong>n regel uit door een ijskou<strong>de</strong> en ongenaakbare sfeer van steen<br />
en wit gekalkte muren, die ons zelfs nu, na zoveel jaren nog afstoten door hun vijandigheid bij het betre<strong>de</strong>n.<br />
Boze tongen beweren wel eens dat <strong>de</strong>ze kille sfeer vooral van invloed was op <strong>de</strong> leraren in die tijd.’ 2<br />
Deze uitspraak is typerend voor het oor<strong>de</strong>el over<br />
schoolgebouwen van voor <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog<br />
en zij werd gebruikt door het Bouwkundig Weekblad<br />
om <strong>de</strong> jaren vijftig-scholen aan te prijzen.<br />
Maar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> schoolgebouwen verdienen dit har<strong>de</strong><br />
oor<strong>de</strong>el niet.<br />
Bureau Monumenten en Archeologie van <strong>de</strong><br />
Gemeente Amsterdam 3 voer<strong>de</strong> in 2003-2004 een<br />
inventarisatie en een on<strong>de</strong>rzoek uit naar <strong>de</strong> architectuur<br />
en <strong>de</strong> monumentale kunst van <strong>de</strong> scholen.<br />
Daarbij kwam eer<strong>de</strong>r het tegen<strong>de</strong>el naar voren van<br />
zowel <strong>de</strong> interieurs als <strong>de</strong> exterieurs. Schoolgebouwen<br />
waren in <strong>de</strong>n regel bouwopdrachten waar<br />
een architect meer artistieke vrijheid had dan bij<br />
het ontwerpen van woonblokken en ze zijn<br />
daardoor vaak <strong>de</strong> ‘architectonische siera<strong>de</strong>n’ van<br />
<strong>de</strong> buurt gewor<strong>de</strong>n. In het begin van <strong>de</strong> 20ste eeuw<br />
werd een aantal scholen verrijkt met kunstwerken<br />
en na <strong>de</strong> Eerste Wereldoorlog werd dat in toenemen<strong>de</strong><br />
mate uitgebreid. De interieurs van <strong>de</strong> 19<strong>de</strong>-<br />
Afb. 1. Armenschool no. 19, Laurierstraat 107-<br />
109 (1868). Foto: Henk Laloli.<br />
eeuwse scholen waren in<strong>de</strong>rdaad voornamelijk wit<br />
maar na <strong>de</strong> eeuwwen<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n ze steeds kleurrijker,<br />
on<strong>de</strong>r meer door toepassing van glas-in-loodramen.<br />
Schoolgebouwen vertellen iets over het<br />
on<strong>de</strong>rwijs en over <strong>de</strong> maatschappij. Een an<strong>de</strong>r belangrijk<br />
facet van <strong>de</strong>ze gebouwen is <strong>de</strong> betekenis<br />
van <strong>de</strong> architectuur.<br />
19<strong>de</strong>-eeuwse schoolgebouwen als<br />
stadsverfraaiing<br />
De eerste en oudste schoolgebouwen van Amsterdam<br />
dateren uit <strong>de</strong> jaren zestig van <strong>de</strong> 19<strong>de</strong> eeuw<br />
en behoor<strong>de</strong>n tot een nieuwe opgave van het Bureau<br />
Stadsarchitect. In <strong>de</strong> stan<strong>de</strong>nmaatschappij<br />
van toen, werd <strong>de</strong> architectonische rijkdom van<br />
het gebouw bepaald door <strong>de</strong> sociale klasse die er<br />
naar school ging. De serie scholen was ver<strong>de</strong>eld in<br />
armenscholen waar <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren uit <strong>de</strong> laagste sociale<br />
klasse kosteloos les kregen en in scholen<br />
voor <strong>de</strong> hogere sociale klasse, waarvoor schoolgeld<br />
geheven werd. Stadsarchitect Bas <strong>de</strong> Greef<br />
Jzn, die verantwoor<strong>de</strong>lijk was voor <strong>de</strong> vormgeving,<br />
koos voor <strong>de</strong> armenscholen een sobere gevel in <strong>de</strong><br />
rondboogstijl.<br />
Veel van <strong>de</strong>ze vroege gebouwen zijn gesloopt of<br />
onherkenbaar verbouwd maar een nog gaaf exemplaar<br />
is <strong>de</strong> Armenschool no. 19 in <strong>de</strong> Laurierstraat<br />
107-109 uit 1868. Dit lange schoolgebouw met za<strong>de</strong>ldak<br />
wordt geflankeerd door twee, met topgevels<br />
bekroon<strong>de</strong> dwarsvleugels en kenmerkt zich<br />
ver<strong>de</strong>r door grote rondboogvensters. Deze scholen<br />
beantwoord<strong>de</strong>n niet aan het he<strong>de</strong>ndaagse<br />
beeld van een schoolgebouw omdat <strong>de</strong> vensters zo<br />
hoog in <strong>de</strong> gevel geplaatst waren, dat het onmogelijk<br />
was voor een leerling om iets van <strong>de</strong> straat te<br />
zien. De Greef achtte <strong>de</strong>ze sobere stijl passend<br />
voor een gebouw voor <strong>de</strong> arme bevolking.<br />
De scholen van <strong>de</strong> hogere en hoogste sociale klassen<br />
kregen een voorname gevel met vaak classicistische<br />
vormen, zoals een driehoekig fronton en<br />
zuilen. Deze klassieke elementen on<strong>de</strong>rstreepten<br />
‘het karakter’ van het gebouw en moesten <strong>de</strong> voorbijganger<br />
overtuigen van <strong>de</strong> kwaliteit van het on<strong>de</strong>rwijs<br />
dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> elite hier kregen. Als het
224 <strong>Holland</strong>s spoor<br />
karakter van het gebouw goed getroffen was, beteken<strong>de</strong><br />
dat het door zijn vorm, versiering en locatie<br />
zijn functie en status op een dui<strong>de</strong>lijke wijze tot uitdrukking<br />
bracht. 4 De inmid<strong>de</strong>ls gesloopte Fre<strong>de</strong>riksschool<br />
aan het Fre<strong>de</strong>riksplein, werd in 1867 gebouwd<br />
door De Greef als openbare burgerschool <strong>de</strong>r<br />
twee<strong>de</strong> klasse voor meisjes (na 1882 geclassificeerd<br />
als meisjesschool <strong>de</strong>r vier<strong>de</strong> klasse). Die school had<br />
een wit gepleister<strong>de</strong>, classicistische gevel en bovendien<br />
had het een prominente ste<strong>de</strong>nbouwkundige<br />
plaats aan het Fre<strong>de</strong>riksplein, schuin tegenover<br />
het Paleis voor Volksvlijt.<br />
Aan <strong>de</strong> lagere school werd lang niet zoveel aandacht<br />
en geld besteed als aan het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs.<br />
Het Barlaeusgymnasium aan <strong>de</strong> Weteringschans<br />
29, in 1884 ontworpen door architecten van Publieke<br />
Werken (PW) w. en J.B. Springer, heeft vanzelfsprekend<br />
gezien het on<strong>de</strong>rwijs in klassieke talen, een<br />
gevel met een classicistische vormgeving. De gevel<br />
is voorzien van halfzuilen en an<strong>de</strong>re klassieke elementen<br />
terwijl <strong>de</strong> hoekvolumes door frontons bekroond<br />
zijn. Beel<strong>de</strong>n en reliëfs verrijken <strong>de</strong> natuurstenen<br />
gevel<strong>de</strong>len. Het portaal oogt als een<br />
triomfpoort. De klassieken waren voor <strong>de</strong> hogere sociale<br />
klassen een inspiratiebron en dat kwam ook tot<br />
uiting in <strong>de</strong> vormgeving van <strong>de</strong> schoolgebouwen waar<br />
het hoge on<strong>de</strong>rwijs werd gegeven. Thorbecke verwoord<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> overtuiging dat <strong>de</strong> bestu<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong><br />
klassieke cultuur ‘al het menschelijke in <strong>de</strong>n mensch<br />
tot een harmonische ontwikkeling’ zou brengen. 5<br />
Begin jaren tachtig vond er een omslag plaats in<br />
<strong>de</strong> architectuur van <strong>de</strong> lagere scholen. De in<strong>de</strong>ling<br />
van het schoolgebouw veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> en <strong>de</strong> gevel<br />
kreeg grote lokaalramen met lagere borstwerin-<br />
Afb. 2. Barlaeus<br />
Gymnasium,<br />
Weteringschans 29 (1885).<br />
Foto: Henk Laloli.<br />
gen. De sociale stan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> schoolgaan<strong>de</strong><br />
jeugd waren vooral in <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cennia van <strong>de</strong><br />
eeuw nog van doorslaggevend belang voor <strong>de</strong><br />
vormgeving. Het classificatiesysteem veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>.<br />
Vanaf die tijd werd <strong>de</strong> armenschool ‘<strong>de</strong> eerste klasse’<br />
genoemd terwijl <strong>de</strong> hoogste sociale klasse <strong>de</strong><br />
vier<strong>de</strong> klasse was. De eerste klasse-scholen, <strong>de</strong><br />
armenscholen dus, waren gemengd, terwijl <strong>de</strong> hogere<br />
klasse-scholen voor jongens of voor meisjes<br />
bestemd waren. Van <strong>de</strong>ze chique, vier<strong>de</strong> klassescholen<br />
beston<strong>de</strong>n er niet veel, in 1886 waren er<br />
slechts tien en van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse-scholen 22.<br />
Een bijzon<strong>de</strong>r fraai voorbeeld van een <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
klasse-school voor meisjes staat in het in<strong>de</strong>rtijd in<br />
aanbouw zijn<strong>de</strong> stads<strong>de</strong>el Westerpark, in <strong>de</strong> Van<br />
Ol<strong>de</strong>nbarneveldtstraat 40 (1883). Ook <strong>de</strong>ze wit gepleister<strong>de</strong><br />
gevel is gebaseerd op het classicisme en<br />
heeft een Ionische or<strong>de</strong> op <strong>de</strong> eerste verdieping, <strong>de</strong><br />
or<strong>de</strong> die symbool staat voor <strong>de</strong> kunsten en <strong>de</strong> wetenschappen.<br />
Op een lagere school wer<strong>de</strong>n geen<br />
beel<strong>de</strong>n geplaatst zoals aan het gymnasium, maar<br />
wel leeuwenkopjes.<br />
De voormalige Jacob van Campenschool, een<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse-school voor jongens, staat in De Pijp,<br />
op <strong>de</strong> hoek van <strong>de</strong> Eerste Jacob van Campenstraat<br />
en <strong>de</strong> Ferdinand Bolstraat en dateert uit 1882. Deze<br />
school heeft een evenbeeld gekregen, een tweelinggebouw,<br />
<strong>de</strong> Agatha Dekenschool, een vier<strong>de</strong><br />
klasse-school voor meisjes, aan het Molenpad op<br />
<strong>de</strong> hoek van <strong>de</strong> Prinsengracht. De gevels van <strong>de</strong>ze<br />
voorname scholen lijken op <strong>de</strong> architectuur van Jacob<br />
van Campen en Pieter Post (het Mauritshuis).<br />
Een vergelijking tussen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> tweelingscholen<br />
toont aan dat <strong>de</strong>ze chique vier<strong>de</strong> klasse lagere
school voor meisjes een nog verfijn<strong>de</strong>re <strong>de</strong>coratie<br />
heeft gekregen dan <strong>de</strong> Jacob van Campenschool.<br />
De schrijver Piet Bakker (1897-1960) verwoord<strong>de</strong><br />
hoe sterk <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren in<strong>de</strong>rtijd het standsverschil<br />
voel<strong>de</strong>n. Als ‘Pijper’ bezocht hij een armenschool,<br />
waar <strong>de</strong> klassenstrijd, of beter ‘klassenhaat’ heerste,<br />
vooral tegen <strong>de</strong> jongens van <strong>de</strong>ze ‘e<strong>de</strong>le’ Jacob<br />
van Campenschool:<br />
School vocht tegen school, luizen versus kale<br />
neten. (...) Wij voel<strong>de</strong>n, dat die kale neten ons<br />
minachtten, omdat wij geen Fransch op<br />
school had<strong>de</strong>n, omdat eenigen onzer va<strong>de</strong>rs<br />
met panharing ventten, omdat er bij ons jongens<br />
waren van schoolvoeding en jongens,<br />
die op klompen liepen. (...) Vooral dat<br />
Fransch maakte ons valsch. Niet omdat we<br />
het zoo graag wil<strong>de</strong>n leeren, maar omdat we<br />
het niet leeren móchten. Hun betere kleeren,<br />
rijkere ou<strong>de</strong>rs en nettere scheidingen <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> rest. 6<br />
Naast <strong>de</strong> neoclassicistische gevelontwerpen,<br />
kwam een an<strong>de</strong>re ontwerptrant in zwang. In <strong>de</strong><br />
19<strong>de</strong>-eeuwse zoektocht naar een eigentijdse en va<strong>de</strong>rlandse<br />
bouwstijl waren vooral veel (protestantse)<br />
architecten van mening dat <strong>de</strong> inspiratiebron<br />
hiervoor <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se renaissance dien<strong>de</strong> te zijn,<br />
omdat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> bouwstijl was van <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se glorietijd,<br />
<strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n Eeuw. De waar<strong>de</strong>ring hiervoor<br />
werd gevoed door een toename van kunsthistorische<br />
kennis, die ook leid<strong>de</strong> tot het oprichten van<br />
monumentenzorg. 7 De gevels zijn geïnspireerd op<br />
gebouwen zoals <strong>de</strong> Westertoren (1620) van Hendrick<br />
<strong>de</strong> Keyser met ro<strong>de</strong> gevels, on<strong>de</strong>rbroken<br />
door ‘speklagen’, horizontale ban<strong>de</strong>n van gele natuur-<br />
of bakstenen. Eerst werd <strong>de</strong>ze fraaie bouwstijl<br />
vooral toegepast voor voorname scholen. De<br />
voormalige Sweelinckschool voor Gewoon Lager<br />
On<strong>de</strong>rwijs (GLO) voor meisjes, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse, aan<br />
<strong>de</strong> Gerard Doustraat 220 is daarvan een mooi voorbeeld.<br />
Deze chique school, opgemetseld in ro<strong>de</strong><br />
baksteen met gele speklagen en getrapte trapgevels,<br />
heeft een open hof aan <strong>de</strong> voorzij<strong>de</strong> van het<br />
gebouw waardoor een schil<strong>de</strong>rachtig silhouet ontstaat.<br />
Het schil<strong>de</strong>rachtige beteken<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> architect<br />
zijn ontwerp als een harmonische compositie<br />
na had gestreefd door het variëren van kleur en textuur<br />
van <strong>de</strong> bouwmaterialen, met licht en donker<br />
effecten en ijlheid tegenover zwaarte.<br />
In <strong>de</strong> jaren negentig lever<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> armenscholen<br />
hun bijdrage aan <strong>de</strong> verfraaiing van het<br />
stadsbeeld van <strong>de</strong> nieuwe woonwijken buiten <strong>de</strong><br />
Ware schoolpaleizen 225<br />
Afb. 3. 3 e klasse school voor meisjes, Van<br />
Ol<strong>de</strong>nbarneveldtstraat 40-42 (1884) Foto: Henk<br />
Laloli.<br />
Singelgracht. Aan het Van Ol<strong>de</strong>nbarneveldtplein<br />
16, op <strong>de</strong> hoek van <strong>de</strong> Fre<strong>de</strong>rik Hendrikstraat, staat<br />
een armenschool (<strong>de</strong>r eerste klasse) uit 1891 die<br />
niet meer sober gebouwd is, maar een rijke, schil<strong>de</strong>rachtige,<br />
op <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se neorenaissance geïnspireer<strong>de</strong><br />
gevel heeft gekregen en ontworpen is<br />
met een grote verfijning en gevoel voor artistieke<br />
kunstzin. De schoonheid van het gebouw bleef<br />
niet onopgemerkt: Jacob Olie fotografeer<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
school in die tijd toen het plein nog een gracht<br />
was. Bij <strong>de</strong> vormgeving van <strong>de</strong>ze armenschool<br />
heeft ook het beschavingsconcept een rol gespeeld:<br />
<strong>de</strong> kunst moest schoonheid produceren en<br />
bijdragen aan <strong>de</strong> beschaving van <strong>de</strong> bevolking, aan<br />
‘’s menschen ze<strong>de</strong>lijke volmaking’. 8 Het klassenverschil<br />
bij <strong>de</strong> lagere scholen begon rond <strong>de</strong> eeuwwisseling<br />
langzamerhand te vervagen.<br />
De interieurs van <strong>de</strong>ze scholen kenmerkten<br />
zich door hoge plafonds, wit gepleister<strong>de</strong> muren,<br />
vloeren met geblokte tegelpatronen en stenen<br />
traptre<strong>de</strong>n. Het waren met name hygiënische overwegingen<br />
die voor <strong>de</strong>ze vormgeving, kleur en materialen<br />
<strong>de</strong><strong>de</strong>n kiezen. In <strong>de</strong> nieuw gebouw<strong>de</strong> woningen<br />
waren <strong>de</strong> wasmogelijkhe<strong>de</strong>n zeer beperkt.<br />
In veel armenscholen wer<strong>de</strong>n eind negentien<strong>de</strong><br />
eeuw zelfs schoolba<strong>de</strong>n gebouwd.
226 <strong>Holland</strong>s spoor<br />
De ommezwaai<br />
De school als bijdrage aan <strong>de</strong> stadsverfraaiing en<br />
<strong>de</strong> schoonheid als beschavingsconcept werd van<br />
belang bij het ontwerpen van 19<strong>de</strong>-eeuwse schoolgebouwen<br />
en dit concept werd ver<strong>de</strong>r uitgebreid in<br />
het begin van <strong>de</strong> 20ste eeuw. Ook voor <strong>de</strong> interieurs<br />
wer<strong>de</strong>n ontwerpen gemaakt en die wer<strong>de</strong>n<br />
niet meer traditiegetrouw wit gesausd.<br />
De grootste omslag vond na het eerste <strong>de</strong>cennium<br />
van <strong>de</strong> nieuwe eeuw plaats in het exterieur en<br />
dit had te maken met <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> Bouwvoorschriften<br />
(1883), die voortvloei<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> Wet<br />
op het Lager-on<strong>de</strong>rwijs (1878). Daarin stond te lezen:<br />
‘De lichtramen wor<strong>de</strong>n zoo geplaatst en ingericht,<br />
dat het schoolvertrek voldoen<strong>de</strong> en doelmatig<br />
verlicht zij en dat te sterk invallend licht wor<strong>de</strong><br />
getemperd.’ 9 Rond 1912 bepaal<strong>de</strong> <strong>de</strong> gemeente<br />
Amsterdam, in <strong>de</strong> overtuiging van <strong>de</strong> heilzame<br />
werking van het zonlicht op <strong>de</strong> gezondheid van het<br />
kind, dat bij <strong>de</strong> bouw van <strong>de</strong> scholen, gekozen<br />
moest wor<strong>de</strong>n voor een lichtinval vanuit het zuidoosten.<br />
De lokalen moeten dus op het zuidoosten<br />
liggen. Als een school aan <strong>de</strong> zuidkant van <strong>de</strong><br />
straat kwam te liggen, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ramen op het<br />
zui<strong>de</strong>n en dus aan <strong>de</strong> achterkant gesitueerd. De<br />
lichtinval in het lokaal hangt samen met <strong>de</strong> oriëntatie<br />
van het schoolgebouw. Dat beteken<strong>de</strong> dat <strong>de</strong><br />
klaslokaalramen zich niet meer leen<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong><br />
voorgevel. Deze ommezwaai (letterlijk en figuurlijk)<br />
had grote gevolgen voor het aanzicht van <strong>de</strong><br />
schoolgebouwen. Achter <strong>de</strong> voorgevel gingen nu<br />
<strong>de</strong> secundaire ruimten schuil zoals personeelskamers,<br />
bergruimten, toiletruimten en kolenhokken,<br />
die voordien <strong>de</strong> achtergevel domineer<strong>de</strong>n.<br />
Het gevoel voor ‘architectonische waarheid’ verplichtte<br />
<strong>de</strong> architecten rationeel te zijn. Daaron<strong>de</strong>r<br />
werd on<strong>de</strong>r meer verstaan <strong>de</strong> constructieve relatie<br />
tussen interieur en exterieur zichtbaar te maken.<br />
De architecten ston<strong>de</strong>n dus voor <strong>de</strong> nieuwe opdracht<br />
hier weer een fraaie, harmonische compositie<br />
van te maken.<br />
De architecten van <strong>de</strong> Dienst <strong>de</strong>r Publieke Werken<br />
(PW) hebben van <strong>de</strong> nood een <strong>de</strong>ugd gemaakt.<br />
Ze hebben <strong>de</strong> silhouetten van <strong>de</strong> schoolgebouwen<br />
spannend gemaakt door verschillen in bouwhoogtes<br />
en -volumes aan te brengen. De compositie van<br />
<strong>de</strong> gevel kreeg op een eigentijdse manier een schil<strong>de</strong>rachtige<br />
gevel waarbij <strong>de</strong> accenten gelegd wer<strong>de</strong>n<br />
op variatie en herhaling en op <strong>de</strong> licht en donker<br />
contrasten. In dit ‘barokke’ ontwerp bracht <strong>de</strong><br />
symmetrie uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> compositorische rust.<br />
Voorbeel<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> twee voormalige scholen voor<br />
Uitgebreid Lager On<strong>de</strong>rwijs (ULO), <strong>de</strong> Van <strong>de</strong>r<br />
Palmschool (1914) en <strong>de</strong> Allebéschool (1912) aan<br />
<strong>de</strong> Der<strong>de</strong> Kostverlorenka<strong>de</strong> 34 en 35. Vooral het<br />
silhouet van <strong>de</strong> twee scholen met spiegelbeeldige<br />
voorgevels die samen een gebouw lijken te vormen,<br />
is door <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re ligging aan <strong>de</strong> Kostverlorenvaart<br />
versterkt.<br />
Vlakornamenten en bonte interieurs<br />
In het begin van <strong>de</strong> 20ste eeuw waren <strong>de</strong> interieurs<br />
van <strong>de</strong> scholen sober, zoals die van <strong>de</strong> 19<strong>de</strong> eeuw.<br />
In het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennium ontston<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>coreer<strong>de</strong><br />
interieurs die vaak beschil<strong>de</strong>rd waren in vlakversieringen.<br />
Deze vlakornamenten, waarbij elke<br />
driedimensionale suggestie verme<strong>de</strong>n werd, beston<strong>de</strong>n<br />
vaak uit bloem- en diermotieven. Helaas<br />
zijn veel van <strong>de</strong>ze interieurs in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r tijd<br />
‘overgewit’ maar op foto’s zijn <strong>de</strong> verdwenen grafische<br />
vlakornamenten nog te zien, zoals in <strong>de</strong><br />
kleuterschool op <strong>de</strong> Ruysdaelka<strong>de</strong> 215 (1912).<br />
Bij an<strong>de</strong>re scholen zoals <strong>de</strong> Allebéschool aan <strong>de</strong><br />
Der<strong>de</strong> Kostverlorenka<strong>de</strong> 35 uit 1912, bestaan <strong>de</strong><br />
boogvormige aanzetbogen van <strong>de</strong> gangen uit gekleur<strong>de</strong><br />
geglazuur<strong>de</strong> bakstenen en waren <strong>de</strong> muren<br />
in<strong>de</strong>rtijd voorzien van florale motieven. De<br />
wan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> trappen zijn opengesne<strong>de</strong>n in diverse<br />
geometrische vormen en met siersmeedwerk<br />
gevuld. Ramen van trappenhuizen, tussenschotten,<br />
en vestibules waren in<strong>de</strong>rtijd vaak voorzien<br />
van gekleur<strong>de</strong> glas-in-loodramen terwijl <strong>de</strong> muren<br />
vaak verfraaid wer<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>coratieve tegels.<br />
Bijzon<strong>de</strong>r zijn <strong>de</strong> nog aanwezige interieurs van<br />
<strong>de</strong> scholen op Tasmanstraat 15, <strong>de</strong> Fre<strong>de</strong>riksstraat<br />
18A en <strong>de</strong> Der<strong>de</strong> Kostverlorenka<strong>de</strong> 34. Het geheel<br />
is zelfs bont gekleurd, met lambriseringen van<br />
groen geglazuur<strong>de</strong> tegels, oranjebruin met geel<br />
<strong>de</strong>coratief siermetselwerk en glas-in-loodramen.<br />
Zelfs <strong>de</strong> plafonds zijn met verschillen<strong>de</strong> kleuren<br />
baksteen in <strong>de</strong>coratieve motieven versierd. Zwarte<br />
hekwerken met siersmeedwerk vullen <strong>de</strong> geometrische<br />
openingen in <strong>de</strong> trapgaten en glas-in-loodramen<br />
dragen bij tot een kleurrijke lichtinval.<br />
Ook <strong>de</strong> tegelvloerenpatronen maken on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit<br />
van het kleurrijke geheel.<br />
Niet ie<strong>de</strong>reen was overtuigd van het belang van<br />
<strong>de</strong> schoonheid <strong>de</strong>r scholen. De pedagoog Jan Ligthart<br />
(1859-1916) schreef in 1913:<br />
In het buitenland, en helaas ook in ons land,<br />
openbaart zich het streven om prachtige<br />
schoolgebouwen te stichten, ware schoolpaleizen.<br />
Bouwkunst, schil<strong>de</strong>rkunst, beeldhouwkunst<br />
moeten samenwerken, om <strong>de</strong> lee-
en<strong>de</strong> jeugd al vroegtijdig on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> opvoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
kracht <strong>de</strong>r schoonheid te brengen. Doch<br />
men kan <strong>de</strong>n invloed dier schoonheid erkennen<br />
en toch meenen, dat er een verkeer<strong>de</strong> weg<br />
gevolgd wordt. Voor mij is er een schreeuwen<strong>de</strong><br />
disharmonie tusschen <strong>de</strong> monumentale<br />
gebouwen met ruime hallen, bree<strong>de</strong> trappen,<br />
lange gangen en die simpele kin<strong>de</strong>ren.<br />
Het doet mij vreemd aan, die witte gezichtjes,<br />
schrale figuurtjes, armelijke kleertjes te zien<br />
dwalen door zoo’n rijkdom van ruimte en<br />
materiaal. Het is, of men een sjofel katje op<br />
een zij<strong>de</strong>n kussen van een vergul<strong>de</strong> auto door<br />
<strong>de</strong> stad reed. Het is <strong>de</strong> arme knaap op <strong>de</strong>n<br />
troon van Frankrijk. 10<br />
De invloed van <strong>de</strong> opkomen<strong>de</strong> psychologie en<br />
vooral <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rpsychologie zal van invloed zijn<br />
geweest op <strong>de</strong> bonte kleuren in <strong>de</strong> scholen. Tien<br />
jaar later werd in het boek Scholenbouw (1924) een<br />
aanbeveling gedaan om <strong>de</strong> lokalen in verschillen<strong>de</strong><br />
kleuren af te werken omdat <strong>de</strong> jonge kin<strong>de</strong>ren<br />
‘<strong>de</strong> eerste en blijven<strong>de</strong> indrukken in zich opnemen.<br />
Zij moeten, wanneer dit noodig is, niet alleen<br />
<strong>de</strong> smaak voor or<strong>de</strong> en reinheid, doch ook dien<br />
voor het schoone en i<strong>de</strong>ële uit <strong>de</strong> school naar huis<br />
en hun ver<strong>de</strong>r leven me<strong>de</strong>nemen.’ 11<br />
Meer kunst in <strong>de</strong> architectuur<br />
In <strong>de</strong> jaren twintig wer<strong>de</strong>n hele bouwblokken, <strong>de</strong><br />
scholen incluis, als één geheel ontworpen. Een van<br />
<strong>de</strong> eerste scholen, op <strong>de</strong>ze manier tot stand gekomen,<br />
is naar een ontwerp van Michiel <strong>de</strong> Klerk gebouwd<br />
aan <strong>de</strong> Oostzaanstraat 45 (1917-1920) in<br />
Ware schoolpaleizen 227<br />
opdracht van Publieke Werken. In <strong>de</strong> sculpturale<br />
en kleurrijke bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> gevel werd het feit,<br />
dat <strong>de</strong> school aan <strong>de</strong> voorkant <strong>de</strong> dienstruimten<br />
met <strong>de</strong> gang heeft, op een compositorische wijze<br />
uitgebuit: on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> daklijn heeft <strong>de</strong> architect een<br />
aaneengesloten eenvormige rij ramen aangebracht.<br />
Deze oplossing zette een trend, want in <strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong> hierna (1920-1940) is <strong>de</strong>ze compositie<br />
zeer vaak gebruikt door architecten die tot <strong>de</strong> Amsterdamse<br />
School wor<strong>de</strong>n gerekend. Daarbij droegen<br />
twee kleuren baksteen en afgeron<strong>de</strong> hoeken<br />
bij aan het schoolgebouw dat als een abstract<br />
beeldhouwwerk ontworpen lijkt te zijn. De gebouwen<br />
kregen sculpturale vormen, vaak met concave<br />
(holron<strong>de</strong>) en convexe (bolron<strong>de</strong>) bouwvormen.<br />
Composities met vierkante, rechthoekige en halfron<strong>de</strong><br />
vensters verlevendig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gevel. Een an<strong>de</strong>r<br />
voorbeeld van een <strong>de</strong>rgelijke school is bijvoorbeeld<br />
<strong>de</strong> lagere school in <strong>de</strong> Cabralstraat 1 (1924)<br />
in stads<strong>de</strong>el <strong>de</strong> Baarsjes. Het gebouw met concave<br />
en convexe vormen is bovendien ste<strong>de</strong>nbouwkundig<br />
van belang, het is geplaatst als afsluiting van <strong>de</strong><br />
straat en wordt geaccentueerd door twee torens,<br />
die al vanaf het Mercatorplein <strong>de</strong> zicht-as bepalen.<br />
Scholen aan het Hygiëaplein 8 (1921, PW), <strong>de</strong> Papaverhoek<br />
1 (1924, PW), Amaliastraat 5 (1923,<br />
Lammers en Groenendijk), <strong>de</strong> Speerstraat 6 (1923,<br />
Roest) wor<strong>de</strong>n gekenmerkt door halfron<strong>de</strong> uitbouwen<br />
die als trappenhuis dienst doen.<br />
Ook hier zijn veel interieurs kleurrijk. De school<br />
aan <strong>de</strong> Papaverhoek heeft tegelwan<strong>de</strong>n met bre<strong>de</strong><br />
zwarte en gele banen wat een sterk grafisch effect<br />
oplevert. De lad<strong>de</strong>rramen van het halfron<strong>de</strong> trap-<br />
Afb. 4. Eerste Hogere Burgerschool<br />
met 3-jarige cursus<br />
P.L. Takstraat 34, (1923) gevel<br />
Jozef Israëlska<strong>de</strong>. Foto: Henk<br />
Laloli.
228 <strong>Holland</strong>s spoor<br />
Afb. 5. Twee<strong>de</strong> Openbare Han<strong>de</strong>lsschool, P.L. Takstraat 33 (1924): schil<strong>de</strong>ringen in interieur van<br />
P. Alma (1932). Foto: Henk Laloli.<br />
penhuis hebben glas-in-loodramen met egale<br />
kleurcontrasten. Opvallend zijn ook <strong>de</strong> interieurs<br />
van scholen voor het bijzon<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rwijs. In het<br />
stads<strong>de</strong>el Zui<strong>de</strong>rAmstel staan twee gave schoolvoorbeel<strong>de</strong>n<br />
met indrukwekken<strong>de</strong> veelkleurige interieurs.<br />
Eén ervan is <strong>de</strong> voormalige Bugenhageschool<br />
aan <strong>de</strong> Uiterwaar<strong>de</strong>nstraat 263, in 1934<br />
ontworpen door architect C. Kruyswijk. Het interieur<br />
treft <strong>de</strong> bezoeker door <strong>de</strong> diep-cobaltblauw<br />
kleurige tegels in <strong>de</strong> trapwan<strong>de</strong>n, afgezet tegen tegels<br />
in <strong>de</strong> complementaire kleur oranje. Ook <strong>de</strong><br />
glas-in-loodramen en <strong>de</strong> geblokte vloeren hebben<br />
<strong>de</strong>ze kleurstellingen. De school in <strong>de</strong> Geulstraat 9<br />
(1935) van architect G.A.Roobol heeft een interieur<br />
in <strong>de</strong> kleurstellingen hel<strong>de</strong>rrood, blauw en<br />
geel, die te zien zijn in <strong>de</strong> glas-in-loodramen en <strong>de</strong><br />
sierrandtegels in het trappenhuis terwijl <strong>de</strong> pilaren<br />
bij <strong>de</strong> lokaal<strong>de</strong>uren cobaltblauw zijn en die van <strong>de</strong><br />
gymzaal rood. Dit zijn maar een paar voorbeel<strong>de</strong>n<br />
van interieurs die nog te bewon<strong>de</strong>ren zijn. An<strong>de</strong>re<br />
gave interieurs zijn aanwezig in <strong>de</strong> scholen van <strong>de</strong><br />
Kruyswijk in <strong>de</strong> Tititaanstraat 24 (1926) en <strong>de</strong> Orteliusstraat<br />
28 (1930).<br />
Naast <strong>de</strong>ze kleurrijke ingrepen om schoolgebouwen<br />
te verrijken wer<strong>de</strong>n er ook kunstwerken<br />
in, aan en om <strong>de</strong> gebouwen geplaatst. Het doel<br />
was niet alleen verfraaiing van het gebouw en <strong>de</strong><br />
stad. Van kunst werd verwacht dat het <strong>de</strong> mens zou<br />
‘verheffen op ze<strong>de</strong>lijk en geestelijk’ niveau. De architectuur,<br />
als onlosmakelijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> openbare<br />
ruimte, had hierbij een voorsprong op <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
kunst. De beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst, die al sinds een<br />
eeuw opgeborgen was in musea en zo nooit door<br />
<strong>de</strong> lager opgelei<strong>de</strong>n werd bekeken, werd nu permanent<br />
ten toon gesteld. De beste kans van slagen<br />
zou dit beschavingsi<strong>de</strong>aal immers in <strong>de</strong> opvoeding<br />
hebben, dus in <strong>de</strong> schoolgebouwen.<br />
In 1916 werd Hildo Krop aangesteld als stadsbeeldhouwer<br />
en hij kreeg talloze opdrachten voor<br />
scholen, die als een samenwerking van kunsten<br />
een Gesamtkunstwerk oplever<strong>de</strong>n.<br />
Meestal betrof het scholen voor het voortgezet<br />
on<strong>de</strong>rwijs, in enkele gevallen ook lagere en kleuterscholen<br />
(toen nog voorberei<strong>de</strong>nd on<strong>de</strong>rwijs genoemd).<br />
De Von<strong>de</strong>lpark-gevels van <strong>de</strong> voormalige<br />
Vijf<strong>de</strong> HBS met drie-jarige cursus aan <strong>de</strong> Zocher-
Afb. 6. ‘De Geboorte van <strong>de</strong> Daad’, beeldhouwwerk<br />
van Hildo Krop aan <strong>de</strong> Hogere Burgerschool,<br />
Jozef Israëlska<strong>de</strong>. Foto: Henk Laloli.<br />
straat 23 (1917) behoren tot een van zijn eerste opdrachten.<br />
Ook voor <strong>de</strong> binnenkant van <strong>de</strong> school<br />
heeft Krop houtsnijwerken gemaakt. Beken<strong>de</strong>r<br />
zijn <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> gevels van <strong>de</strong> tweelingscholen<br />
aan <strong>de</strong> P.L. Takstraat 33 en 34 (bij <strong>de</strong> Jozef Israelska<strong>de</strong>):<br />
<strong>de</strong> voormalige Twee<strong>de</strong> Openbare Han<strong>de</strong>lsschool<br />
en <strong>de</strong> Eerste Hoogere Burgerschool<br />
met drie-jarige cursus uit 1924. Krop ontwierp<br />
voor <strong>de</strong>ze hoog aan <strong>de</strong> gevel geplaatste beel<strong>de</strong>ngroepen,<br />
symbolische on<strong>de</strong>rwerpen zoals ‘De Geboorte<br />
van <strong>de</strong> Daad’ (1923). Ook <strong>de</strong> interieurs wer<strong>de</strong>n<br />
voorzien van hoogwaardige kunst. Peter Alma<br />
en Joop Sjollema beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n bei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> hallen<br />
van <strong>de</strong> twee scholen respectievelijk met han<strong>de</strong>lson<strong>de</strong>rwerpen<br />
en <strong>de</strong> uitbeelding <strong>de</strong>r seizoenen.<br />
Na <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog nam kunst in <strong>de</strong><br />
schoolgebouwen een hoge vlucht, me<strong>de</strong> door <strong>de</strong><br />
invoering van <strong>de</strong> percentageregeling in 1955 die<br />
bepaal<strong>de</strong> dat één of an<strong>de</strong>rhalf procent van <strong>de</strong><br />
bouwsom van een school voor kunst gebruikt<br />
mocht wor<strong>de</strong>n. Vrijwel elk Amsterdams schoolgebouw,<br />
voor kleuter-, lager en mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs,<br />
werd van kunst voorzien en dat heeft een<br />
Ware schoolpaleizen 229<br />
enorme schat aan kunstwerken in allerlei vormen<br />
opgeleverd.<br />
De ontwerpopvatting veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze jaren<br />
zodanig dat <strong>de</strong> esthetiek van <strong>de</strong> architectuur van<br />
het Nieuwe Bouwen uit <strong>de</strong> jaren twintig van invloed<br />
waren. De Eerste Openluchtschool voor het<br />
Gezon<strong>de</strong> Kind (1928) van Jan Duiker heeft als inspiratiebron<br />
gediend voor <strong>de</strong> ontwerpen van een<br />
groot aantal gemeentescholen die zich kenmerken<br />
door beton, glas en staal.<br />
De tekst van het Bouwkundig Weekblad uit 1958:<br />
Als leerling neem je na een aantal jaren afscheid,<br />
wat blijft zijn <strong>de</strong> leraren ...èn <strong>de</strong> kille<br />
muren. Toch is <strong>de</strong> sfeer van <strong>de</strong> school belangrijker<br />
voor het kind dan men zou <strong>de</strong>nken (...).<br />
Dat bewijst niet dat alle schoolgebouwen van vóór<br />
<strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog zon<strong>de</strong>r gevoel voor<br />
kunstzin waren gebouwd, maar wel dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n<br />
over het psychische welbevin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
jeugd radicaal waren veran<strong>de</strong>rd.<br />
Yteke Spoelstra<br />
Noten<br />
1 Met hartelijke dank aan Jouke van <strong>de</strong>r Werf voor zijn<br />
commentaar en aanwijzingen bij dit artikel.<br />
2 ‘Het interieur van het Spinoza-lyceum te Amsterdam’,<br />
Bouwkundig Weekblad (1958) 398<br />
3 Het on<strong>de</strong>rzoek heet: Schoolvoorbeel<strong>de</strong>n en werd uitgevoerd<br />
door Guido Hoogewoud, Yteke Spoelstra en projectlei<strong>de</strong>r<br />
Jouke van <strong>de</strong>r Werf van Bureau Monumenten en Archeologie<br />
(BMA) in Amsterdam.<br />
4 A. van <strong>de</strong>r Woud, Waarheid en Karakter. Het <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong><br />
bouwkunst 1840-1900 (Rotterdam 1997) 15.<br />
5 P.Th.F.M. Boekholt en E.P. <strong>de</strong> Booy, Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong><br />
school in Ne<strong>de</strong>rland, vanaf <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen tot aan <strong>de</strong> huidige<br />
tijd (Assen/ Maastricht 1987) 181.<br />
6 P. Bakker, Jeugd in <strong>de</strong> Pijp (Amsterdam 1947) 35-36.<br />
7 Van <strong>de</strong>r Woud, Waarheid en Karakter, 143 en 227.<br />
8 Van <strong>de</strong>r Woud, Waarheid en Karakter, 103-104. De uitspraak<br />
is van E. Gugel in zijn boek Geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Bouwstijlen<br />
in <strong>de</strong> hoofdtijdperken <strong>de</strong>r architectuur (Amsterdam z.j.)<br />
9 A.H. Bergink, Schoolhygiëne in Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong><br />
eeuw (Veendam 1965) 133<br />
10 J. Ligthart, Jeugdherinneringen (Den Haag 1922; eerste<br />
druk 1913) 280.<br />
11 E.J. Rothuizen, H.J. Kock en K. Brants, Scholenbouw<br />
(Goes 1924) 22.
Tijdingen<br />
Geschie<strong>de</strong>nison<strong>de</strong>rwijs op het World Wi<strong>de</strong> Web<br />
In het afgelopen <strong>de</strong>cennium heeft het World Wi<strong>de</strong> Web zich ook in het on<strong>de</strong>rwijs een vaste plaats verworven.<br />
Vrijwel alle mid<strong>de</strong>lbare scholieren en een groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> leerlingen in <strong>de</strong> bovenbouw van het basison<strong>de</strong>rwijs<br />
hebben toegang tot dit nieuwe medium. Niet alleen thuis, maar ook op school. Heeft het Web<br />
gezorgd voor een on<strong>de</strong>rwijsvernieuwing? Onze redacteur Carin Gaemers ging al surfend op zoek naar digitale<br />
geschie<strong>de</strong>niseducatie.<br />
Geschie<strong>de</strong>niseducatie op het Web<br />
Gezien <strong>de</strong> gretigheid waarmee talloze jongeren<br />
zich dagelijks op <strong>de</strong> digitale snelweg begeven, lijkt<br />
het Web bij uitstek geschikt om het geschie<strong>de</strong>nison<strong>de</strong>rwijs<br />
te verrijken met een lesaanbod dat gebruik<br />
maakt van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n die dit medium<br />
biedt. Geschie<strong>de</strong>niseducatie op het Web laat zich<br />
grofweg opsplitsen in twee bena<strong>de</strong>ringen: het aanbie<strong>de</strong>n<br />
van conventioneel lesmateriaal aan leerkrachten<br />
en leerlingen voor gebruik in <strong>de</strong> klas en<br />
op locatie enerzijds en an<strong>de</strong>rzijds interactieve digitale<br />
lessen en spelletjes.<br />
Voor wie zon<strong>de</strong>r voorkennis op het Web gaat<br />
zoeken is het in eerste instantie niet eenvoudig om<br />
een hel<strong>de</strong>r beeld te krijgen van het aanbod. Met behulp<br />
van zoekmachines en startpagina’s lukt het<br />
wel om spelletjes en lessen op het scherm te krijgen<br />
die door musea, archieven, bibliotheken en an<strong>de</strong>re<br />
erfgoedinstellingen op hun website zijn geplaatst<br />
maar <strong>de</strong> kwaliteit van het gebo<strong>de</strong>ne is divers en enige<br />
samenhang lijkt te ontbreken. Een veel beter vertrekpunt<br />
bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> websites www.datbewarenwe.nl<br />
en www.geheugenvanne<strong>de</strong>rland.nl<br />
‘Dat bewaren we’ is in 2003 op verzoek van <strong>de</strong><br />
erfgoedkoepels ontwikkeld door <strong>de</strong> Stichting Erfgoed<br />
Actueel, <strong>de</strong> netwerkorganisatie die voor in-
stellingen uit <strong>de</strong> erfgoedsector het gebruik van cultureel<br />
erfgoed stimuleert. De lessen zijn gericht op<br />
<strong>de</strong> groepen 6,7 en 8 van het basison<strong>de</strong>rwijs. Op<br />
<strong>de</strong>ze aantrekkelijk vormgegeven website kunnen<br />
leerlingen <strong>de</strong> wereld van archieven, musea, monumenten<br />
en archeologie verkennen. In twee introductielessen<br />
komen <strong>de</strong> leerlingen aan <strong>de</strong> hand van<br />
<strong>de</strong> belevenissen van drie leeftijdgenootjes spelen<strong>de</strong>rwijs<br />
in aanraking met erfgoedinstellingen. Vervolgens<br />
kunnen zij door mid<strong>de</strong>l van interactieve<br />
‘weblessen’ leren wat cultureel erfgoed is en welke<br />
functie archieven, musea en archeologische diensten<br />
vervullen. De lessen zijn samengesteld door<br />
<strong>de</strong> aangesloten erfgoedinstellingen. In tweetallen<br />
kunnen leerlingen <strong>de</strong>ze lessen zelfstandig op <strong>de</strong><br />
computer maken en met <strong>de</strong> afsluiten<strong>de</strong> on-line<br />
toets kunnen ze zelf vaststellen wat ze er van hebben<br />
opgestoken.<br />
Naast <strong>de</strong>ze lessen zijn op ‘Dat bewaren we’ ook<br />
twee ‘doe-lessen’ en vier ‘op-stap-lessen ’ te <strong>download</strong>en.<br />
De ‘doe-lessen’ bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> docent <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
<strong>de</strong> leerlingen te leren kijken, verzamelen en<br />
bewaren. Met <strong>de</strong> ‘op-stap-lessen’ in <strong>de</strong> hand kan <strong>de</strong><br />
docent met <strong>de</strong> klas op excursie naar een museum,<br />
een monument, een opgraving of een archief waar<br />
ze erfgoed in het echt kunnen zien, ruiken, en voelen.<br />
Via het ‘zoek<strong>de</strong>el’ van <strong>de</strong> website kunnen leerlingen<br />
zelf aan <strong>de</strong> slag in een on-line bibliotheek<br />
met informatie over allerlei on<strong>de</strong>rwerpen die met<br />
erfgoed te maken hebben en kunnen ze in evenementen<br />
en activiteiten rondom erfgoed opzoeken.<br />
Ook kunnen <strong>de</strong> leerlingen gebruik maken van een<br />
‘woor<strong>de</strong>nboek’ met informatie en plaatjes.<br />
De bezoekcijfers zijn vrij hoog, zo’n 3500 bezoeken<br />
per maand en ongeveer 25.000 pageviews.<br />
Een recent gehou<strong>de</strong>n enquete wees uit dat leerkrachten<br />
uit het basison<strong>de</strong>rwijs die bekend zijn met<br />
www.datbewarenwe.nl enthousiast zijn over <strong>de</strong><br />
website. Vanuit <strong>de</strong> docenten kwam wel een signaal<br />
dat <strong>de</strong> hoeveelheid tekst in <strong>de</strong> lessen een probleem<br />
vormt voor taalzwakke leerlingen in het speciaal<br />
on<strong>de</strong>rwijs. Dat een les in één keer afgewerkt moet<br />
wor<strong>de</strong>n werd als een na<strong>de</strong>el ervaren. Omdat <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
ontbreekt om <strong>de</strong> interactieve lessen tussentijds<br />
op te slaan moet een webles in één sessie<br />
wor<strong>de</strong>n gemaakt. Elisabeth Wiessner – die binnen<br />
haar taken als projecton<strong>de</strong>rsteuner van Erfgoed Actueel<br />
slechts acht uur per week ter beschikking<br />
heeft voor ‘Dat bewaren we’ – zou <strong>de</strong>ze bezwaren<br />
graag on<strong>de</strong>rvangen maar voor <strong>de</strong> website is slechts<br />
een uiterst beperkt budget beschikbaar. Zolang<br />
haar pogingen om wat subsidie voor het project los<br />
Tijdingen 231<br />
te krijgen nog niet zijn geslaagd, kan zij niet meer<br />
doen dan <strong>de</strong> erfgoedinstellingen die <strong>de</strong> lessen ontwikkelen<br />
wijzen op het belang van bondige teksten<br />
en eenvoudig taalgebruik.<br />
Het veel omvangrijker project ‘Het geheugen<br />
van Ne<strong>de</strong>rland’ biedt via het Web toegang tot een<br />
grote hoeveelheid digitale bronnen van cultureel<br />
erfgoed. Daarbij is een centrale plaats ingeruimd<br />
voor het ontwikkelen van toepassingen voor het<br />
on<strong>de</strong>rwijs waarbij gebruik wordt gemaakt van afbeeldingen,<br />
tekst, foto’s, bewegen<strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n en<br />
geluid. Een speciaal educatief ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> website<br />
is gereserveerd voor lessen die zijn ontwikkeld<br />
voor VMBO en HAVO/VWO op basis van <strong>de</strong> digitale<br />
collecties van 26 musea, archieven, bibliotheken<br />
en erfgoedinstellingen.<br />
Het lesaanbod van ‘Het geheugen van Ne<strong>de</strong>rland’<br />
wordt gecoördineerd door <strong>de</strong> Koninklijke Bibliotheek.<br />
Docenten geschie<strong>de</strong>nis en CKV kunnen<br />
op eenvoudige wijze het lesprogramma voorzien<br />
van aantrekkelijk en toepasselijk visueel materiaal.<br />
De meewerken<strong>de</strong> instellingen verzorg<strong>de</strong>n ie<strong>de</strong>r<br />
één of meer lessen met relatie tot hun eigen collectie.<br />
Informatie wordt in een aantrekkelijke vorm<br />
aangebo<strong>de</strong>n en leerlingen wor<strong>de</strong>n door mid<strong>de</strong>l<br />
van opdrachten aangezet tot een actief gebruik van<br />
bronnen. Hiermee sluit het lesmateriaal aan bij <strong>de</strong><br />
eisen die <strong>de</strong> overheid stelt aan het geschie<strong>de</strong>nison<strong>de</strong>rwijs<br />
en bij <strong>de</strong> meeste in het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs<br />
gebruikte lesmetho<strong>de</strong>n.<br />
Hoewel veel van <strong>de</strong> lessen thuis gedaan kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n, is het materiaal vooral ontwikkeld voor<br />
het gebruik op school. Eén van <strong>de</strong> richtlijnen van<br />
<strong>de</strong> Koninklijke Bibliotheek is dat <strong>de</strong> lessen binnen<br />
het tijdsbestek van een lesuur gemaakt moeten<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n. Behalve informatie over een thema,<br />
bestaan <strong>de</strong>ze lessen uit vragen en eenvoudige<br />
opdrachten. Naast lessen van één of twee uur zijn<br />
er echter ook enkele lessen met een meer projectmatige<br />
opzet die zo’n tien lesuren in beslag nemen.<br />
Deze lessen maken intensief gebruik van<br />
bronnenmateriaal en werken toe naar een tastbaar<br />
eindresultaat, een krant, een tentoonstelling of<br />
een presentatie.<br />
Deze website is nu an<strong>de</strong>rhalf jaar in gebruik. Inmid<strong>de</strong>ls<br />
zijn 29 lessen beschikbaar en wordt via<br />
<strong>de</strong>ze toepassing toegang gebo<strong>de</strong>n tot 800.000<br />
bronnen. Uit een on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> doelgroep<br />
bleek onlangs dat 15% van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nisdocenten<br />
bij <strong>de</strong> lessen gebruik maakt van ‘Het geheugen<br />
van Ne<strong>de</strong>rland’, aldus Johanneke van Laar die vanuit<br />
<strong>de</strong> Koninklijke Bibliotheek verantwoor<strong>de</strong>lijk is
232 Tijdingen<br />
voor <strong>de</strong> coördinatie van het project. Nog eens 67%<br />
van <strong>de</strong> docenten gaf te kennen van plan te zijn dit<br />
materiaal in <strong>de</strong> lessen te integreren. Zowel <strong>de</strong> docenten<br />
als hun leerlingen waren positief over <strong>de</strong><br />
aangebo<strong>de</strong>n leerstof en <strong>de</strong> toepassingen. Lessen<br />
die eenvoudig zijn in te passen in het lesrooster<br />
wor<strong>de</strong>n het meest gebruikt, maar er bleek geen<br />
sprake van een specifieke voorkeur voor een bepaal<strong>de</strong><br />
werkvorm. Het meest gemel<strong>de</strong> probleem<br />
bij het gebruik van <strong>de</strong>ze lessen wordt veroorzaakt<br />
binnen <strong>de</strong> scholen zelf, het inroosteren van lesuren<br />
voor geschie<strong>de</strong>nis in <strong>de</strong> computerlokalen blijkt<br />
in <strong>de</strong> praktijk vaak lastig.<br />
Het aanbod op <strong>de</strong> website ‘Het geheugen van<br />
Ne<strong>de</strong>rland’ zal in <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rhalf jaar wor<strong>de</strong>n<br />
uitgebreid. Volgens Johanneke van <strong>de</strong>r Laar is<br />
<strong>de</strong> behoefte aan dit type lessen on<strong>de</strong>r geschie<strong>de</strong>nisdocenten<br />
in het voorgezet on<strong>de</strong>rwijs groot. De<br />
instellingen die aan het project <strong>de</strong>elnemen zullen<br />
nieuwe lessen samenstellen en daarnaast zullen<br />
geschie<strong>de</strong>nisdocenten en scholen wor<strong>de</strong>n uitgenodigd<br />
om samen met <strong>de</strong> projectcoördinatie lesmateriaal<br />
te ontwikkelen. Tegelijkertijd wil men<br />
ook vanuit <strong>de</strong> educatieve poot van ‘Het geheugen<br />
van Ne<strong>de</strong>rland’ aansluiting zoeken bij een bre<strong>de</strong>r<br />
publiek.<br />
Een klein maar enthousiast testpanel heeft voor<br />
<strong>Holland</strong> enkele lessen van ‘Dat bewaren we’ en ‘Het<br />
geheugen van Ne<strong>de</strong>rland’ gemaakt om een impressie<br />
te kunnen geven van <strong>de</strong> toepassingen.<br />
Uiteraard is <strong>de</strong>ze steekproef te select om op grond<br />
van <strong>de</strong>ze bevindingen grondig on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> conclusies<br />
te presenteren. Overigens had geen van <strong>de</strong><br />
le<strong>de</strong>n van het panel op school met <strong>de</strong>ze websites<br />
kennis gemaakt. Uit het aanbod kozen <strong>de</strong> panelle<strong>de</strong>n<br />
lessen over on<strong>de</strong>rwerpen die betrekking hebben<br />
op <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>Holland</strong> of die zijjn<br />
ontwikkeld door een erfgoedinstelling die in<br />
Noord- of Zuid-<strong>Holland</strong> is gevestigd.<br />
Achter <strong>de</strong> computer: lesmateriaal voor het basison<strong>de</strong>rwijs<br />
Myrte van <strong>de</strong>r Meer en Maxime Blokland, leerlingen<br />
uit groep 8 van <strong>de</strong> basisschool, gingen aan <strong>de</strong><br />
slag met twee lessen van ‘Dat bewaren we’. De lessen<br />
hebben <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> vormgeving en interactieve<br />
opzet. Hoewel in <strong>de</strong> handleiding wordt aangegeven<br />
dat per les vijftig minuten werktijd gerekend moet<br />
wor<strong>de</strong>n, had<strong>de</strong>n Myrte en Maxime per les genoeg<br />
aan twintig minuten, terwijl zij naar eer en geweten<br />
<strong>de</strong> les volledig hebben gemaakt. Helaas had<strong>de</strong>n zij<br />
in <strong>de</strong> testsituatie geen toegang tot <strong>de</strong> toets waarmee<br />
<strong>de</strong> les werd afgesloten. Met <strong>de</strong>ze vragen erbij waren<br />
ze waarschijnlijk iets langer bezig geweest maar<br />
dan nog lijkt vijftig minuten aan <strong>de</strong> ruime kant.<br />
Allereerst bogen Myrte en Maxime zich over Bij<br />
Rembrandt over <strong>de</strong> vloer, een webles die werd samengesteld<br />
door het Amsterdamse museum Het Rembrandthuis.<br />
In <strong>de</strong>ze les kregen Myrte en Maxime<br />
door mid<strong>de</strong>l van foto’s en tekst een rondleiding<br />
door het Rembrandthuis. Ook kregen zij wat informatie<br />
over <strong>de</strong> dage