01.10.2013 Views

603.81.117 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service

603.81.117 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service

603.81.117 Lancia Ypsilon Instructie - Fiat-Service

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>603.81.117</strong> NL<br />

<strong>Instructie</strong>boek


Geachte cliënt,<br />

Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een LANCIA hebt gekozen.<br />

Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.<br />

Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.<br />

Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw<br />

LANCIA volledig te benutten. U zult niet alleen de bijzondere eigenschappen ontdekken van uw LANCIA maar ook<br />

belangrijke aanwijzingen vinden voor de verzorging, het onderhoud, de rijveiligheid en het geprogrammeerd onderhoud.<br />

Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de symbolen onder aan de pagina aandachtig te lezen:<br />

veiligheid van de inzittenden;<br />

conditie van de auto;<br />

bescherming van het milieu.<br />

In de de “<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:<br />

– het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />

– een overzicht van de speciale aanvullende service voor de cliënten van LANCIA.<br />

Wij zijn ervan overtuigd, dat u met behulp van dit instructieboekje spoedig met uw auto vertrouwd zult raken en dat<br />

uw nieuwe auto en de ondersteuning van de LANCIA-organisatie u volledig tevreden zullen stellen.<br />

Veel leesplezier en goede reis!<br />

Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> beschreven worden,<br />

dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting,<br />

de motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.


VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN<br />

Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong>.<br />

Dankzij deze opvatting kon de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan.<br />

De LANCIA <strong>Ypsilon</strong> voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschijnlijkheid,<br />

al voorbereid op de toekomstige normen.<br />

Daarnaast is de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het<br />

behoud van het milieu, een auto die navolging verdient.<br />

Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu, waardoor<br />

de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.<br />

Wij herinneren u er bovendien aan dat LANCIA hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling<br />

. Als uw LANCIA <strong>Ypsilon</strong> buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat<br />

voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de LANCIA-dealers uw<br />

voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van<br />

een nieuwe auto overgaat.<br />

Voor het milieu heeft dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen<br />

nodig.<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

Bij het ontwerp en de productie van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> is niet alleen rekening gehouden met traditionele aspecten,<br />

zoals prestaties en veiligheid, maar is er ook veel aandacht besteed aan de groeiende milieuproblemen.<br />

De materiaalkeuze en de technische systemen en speciale voorzieningen zijn het resultaat van inspanningen die er op<br />

gericht zijn om de vervuiling van het milieu drastisch terug te dringen. Uw auto voldoet dan ook aan de strengste<br />

internationale milieunormen.


GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN<br />

Geen enkel onderdeel van de LANCIA <strong>Ypsilon</strong> bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten<br />

geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in de ozonlaag.<br />

De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn niet schadelijk voor het milieu; ze<br />

bevatten geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium meer.<br />

EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (benzinemotoren)<br />

Driewegkatalysator<br />

Het uitlaatsysteem is voorzien van een katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen. De katalysator bevindt zich<br />

in een roestvast stalen houder, die bestand is tegen hoge bedrijfstemperaturen.<br />

De katalysator zet onverbrande koolwaterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden in het uitlaatgas om (ook al zijn<br />

deze dankzij het elektronische motormanagementsysteem, slechts in kleine hoeveelheden aanwezig) in niet schadelijke<br />

stoffen.<br />

Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven brandbare<br />

materialen (papier, brandstof, gras, droge bladeren enz.).<br />

Lambdasondes<br />

De lambdasondes meten de hoeveelheid zuurstof in het uitlaatgas. De door de lambdasondes verzonden signalen worden<br />

door de regeleenheid van het motormanagementsysteem gebruikt om het lucht/brandstofmengsel te regelen.<br />

Benzinedamp-opvangsysteem<br />

Het is onmogelijk, ook bij stilstaande motor, benzinedampen te voorkomen. Daarom “vangt” dit systeem de dampen<br />

in een speciaal actieve-koolfilter.<br />

Als de motor draait, dan worden deze dampen afgezogen en verbrand in de motor.


EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (Multijet-motor)<br />

Oxidatiekatalysator<br />

De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande koolwaterstoffen en roetdeeltjes<br />

zijn de belangrijkste) om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de rook en de typische dieselgeur verminderd<br />

worden.<br />

De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis, met daarin een honingraatvormig keramisch binnenwerk. Hierop<br />

zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt.<br />

Uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.)<br />

Dit systeem zorgt voor recirculatie, oftewel hergebruik, van een deel van de uitlaatgassen. Het percentage dat gerecirculeerd<br />

wordt, is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de motor.<br />

Het systeem beperkt zonodig de uitstoot van stikstofoxiden.


ABSOLUUT LEZEN!<br />

BRANDSTOF TANKEN<br />

K<br />

Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die<br />

voldoet aan de Europese specificatie EN 228.<br />

Multijet-motoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie<br />

EN590.<br />

Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen<br />

van de garantie tot gevolg hebben.<br />

MOTOR STARTEN<br />

Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het<br />

koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel<br />

in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.<br />

Multijet-motoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes<br />

Y en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor<br />

aanslaat.<br />

PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN<br />

Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet<br />

boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.


BESCHERMING VAN HET MILIEU<br />

De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van<br />

invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.<br />

ELEKTRISCHE APPARATUUR<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu<br />

langzaam kan ontladen), wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. Deze kan controleren of de elektrische<br />

installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.<br />

CODE-card<br />

Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de<br />

CODE-card te noteren en altijd bij u te hebben, omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een<br />

noodstart.<br />

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD<br />

Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van<br />

de auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten<br />

laag.<br />

IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....<br />

…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het<br />

onderhoud van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden) # (bescherming<br />

van het milieu) â (conditie van de auto).<br />

U


DASHBOARD ................................................... 8<br />

INSTRUMENTENPANEEL .............................. 9<br />

SYMBOLEN ..................................................... 10<br />

LANCIA CODE ................................................ 11<br />

DE SLEUTELS ................................................ 12<br />

START-/CONTACTSLOT ................................ 18<br />

INSTRUMENTEN ............................................ 19<br />

MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ................... 21<br />

ZITPLAATSEN ................................................ 35<br />

HOOFDSTEUNEN ........................................... 38<br />

STUURWIEL ................................................... 38<br />

SPIEGELS ........................................................ 39<br />

KLIMAATREGELING ....................................... 41<br />

VERWARMING EN VENTILATIE ................... 42<br />

AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ............ 45<br />

AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH ............. 48<br />

BUITENVERLICHTING .................................. 58<br />

SENSOR AUTOMATISCHE KOPLAMPEN....... 60<br />

RUITEN REINIGEN ......................................... 61<br />

REGENSENSOR .............................................. 62<br />

CRUISE-CONTROL ......................................... 64<br />

PLAFONDVERLICHTING ............................... 66<br />

DASHBOARD EN BEDIENING<br />

BEDIENINGSORGANEN ................................. 66<br />

INTERIEURUITRUSTING ................................ 68<br />

OPENDAK......................................................... 70<br />

PORTIEREN .................................................... 71<br />

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................. 72<br />

BAGAGERUIMTE ............................................ 73<br />

MOTORKAP ..................................................... 77<br />

ALLESDRAGERS ............................................ 78<br />

KOPLAMPEN .................................................. 78<br />

ABS .................................................................. 80<br />

ESP-SYSTEEM ................................................. 81<br />

ASR-SYSTEEM ................................................ 82<br />

EOBD-SYSTEEM ............................................. 83<br />

AUTORADIO .................................................... 84<br />

BOSE HIFI-AUDIOSYSTEEM........................... 84<br />

EXTRA ACCESSOIRES ...................................<br />

ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING<br />

85<br />

“DUALDRIVE” ................................................ 86<br />

PARKEERSENSOREN ..................................... 87<br />

TANKEN MET DE LANCIA YPSILON ............ 88<br />

BESCHERMING VAN HET MILIEU ................ 90<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

7


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

8<br />

DASHBOARD<br />

De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering<br />

verschillen.<br />

fig. 1<br />

LANCIA<br />

L0C0001m<br />

1. Uitstroomopeningen aan zijkant - 2. Linker hendel: bediening buitenverlichting - 3. Airbag bestuurderszijde - 4.<br />

Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter en tripcomputer - 5. Uitstroomopeningen in het midden - 6.<br />

Autoradio (indien aanwezig) / Opbergvakje - 7. Instrumentenpaneel - 8. Airbag passagierszijde - 9. Schakelaar voor<br />

uitschakeling airbag voor aan passagierszijde - 10. Dashboardkastje - 11. Bedieningsknoppen verwarming, ventilatie<br />

en airconditioning - 12. Versnellingspook - 13. Schakelaarpaneel - 14. Start-/contactslot - 15. Hendel stuurwielverstelling<br />

- 16. Hendel voor bediening cruise-control (indien aanwezig) - 17. Hendel motorkapontgrendeling.


INSTRUMENTENPANEEL<br />

A Snelheidsmeter<br />

B Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve<br />

C Toerenteller<br />

D Multifunctioneel display<br />

A Snelheidsmeter<br />

B Brandstofmeter met waarschuwingslampje<br />

brandstofreserve<br />

C Koelvloeistoftemperatuurmeter met<br />

waarschuwingslampje voor te<br />

hoge koelvloeistoftemperatuur<br />

D Toerenteller<br />

E Multifunctioneel display<br />

fig. 2<br />

fig. 3<br />

L0C0223m<br />

L0C0224m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

9


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

10<br />

SYMBOLEN<br />

Op of in de nabijheid van enkele<br />

onderdelen van uw auto zijn plaatjes<br />

met een bepaalde kleur aangebracht,<br />

met daarop symbolen die uw<br />

aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />

aangeven die u in acht<br />

moet nemen als u met het betreffende<br />

onderdeel te maken krijgt.<br />

fig. 4<br />

L0C0004m<br />

Onder de motorkap is een plaatje<br />

aangebracht, waarop de betekenis<br />

van de symbolen wordt verklaard<br />

fig. 4.<br />

LANCIA CODE<br />

Voor een nog betere bescherming<br />

tegen diefstal is de auto uitgerust<br />

met een elektronische startblokkering.<br />

Het systeem schakelt automatisch<br />

in als de start-/contactsleutel<br />

wordt uitgenomen.<br />

In iedere sleutel zit een elektronische<br />

component gemonteerd die bij het<br />

starten van de motor een signaal<br />

ontvangt via een speciale antenne<br />

die in het start-/contactslot is ingebouwd.<br />

Het signaal wordt bij het<br />

starten omgezet in een gecodeerd<br />

signaal en vervolgens aan de regeleenheid<br />

van de <strong>Lancia</strong> CODE gezonden,<br />

die, als de code wordt herkend,<br />

het starten van de motor mogelijk<br />

maakt.


WERKING<br />

Als u bij het starten van de motor de<br />

sleutel in stand MAR draait, dan<br />

stuurt het <strong>Lancia</strong> CODE-systeem<br />

een code naar de regeleenheid van<br />

de motor die, als de code wordt herkend,<br />

de blokkering van de functies<br />

opheft.<br />

De code wordt alleen verzonden als<br />

de regeleenheid van het systeem de<br />

door de sleutel verzonden code heeft<br />

herkend.<br />

Iedere keer als u de contactsleutel in<br />

stand STOP zet, schakelt de <strong>Lancia</strong><br />

CODE de functies van de elektronische<br />

regeleenheid van de motor uit.<br />

Als bij het starten de code niet wordt<br />

herkend, gaat op het instrumentenpaneel<br />

het waarschuwingslampje<br />

Y branden.<br />

In dat geval raden wij u aan de sleutel<br />

in stand STOP en vervolgens in<br />

stand MAR te draaien; als de motor<br />

geblokkeerd blijft, probeer het dan<br />

opnieuw met de andere geleverde<br />

sleutels. Als de motor nog niet aanslaat,<br />

wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />

BELANGRIJK Elke sleutel heeft een<br />

eigen code, die in de regeleenheid<br />

van het systeem moet worden opgeslagen.<br />

Voor het opslaan van nieuwe<br />

sleutels (maximaal acht) moet u zich<br />

tot de <strong>Lancia</strong>-dealer wenden.<br />

Als het lampje Y tijdens het<br />

rijden gaat branden<br />

❒ Als het lampje Y gaat branden,<br />

betekent dit dat het systeem zichzelf<br />

controleert (bijv. bij een vermindering<br />

van de spanning).<br />

❒ Als het lampje Y blijft branden,<br />

wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

11


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

12<br />

DE SLEUTELS<br />

CODE-CARD fig. 5<br />

Bij de auto worden twee sleutels<br />

geleverd en de CODE-card waarop<br />

staan aangegeven:<br />

❒ de elektronische code A<br />

❒ de mechanische code van de sleutels<br />

B, die bij aanvraag van duplicaatsleutels<br />

aan de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

moet worden medegedeeld.<br />

BELANGRIJK Om schade aan de<br />

elektronische schakelingen in de<br />

sleutels te voorkomen, mogen de<br />

sleutels niet aan directe zonnestraling<br />

worden blootgesteld.<br />

fig. 5 L0C0026m fig. 6 L0C0047m<br />

Als de auto wordt verkocht,<br />

moeten alle sleutels<br />

en de CODE-card overhandigd<br />

worden aan de<br />

nieuwe eigenaar.<br />

MECHANISCHE SLEUTEL fig. 6<br />

De sleutel heeft een metalen baard A<br />

en dient voor:<br />

❒ het start-/contactslot;<br />

❒ de sloten van de portieren;<br />

❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen<br />

van de airbag aan passagierszijde;<br />

De knop B dient voor het uitklappen<br />

van de metalen baard A.


Houd voor het inklappen van de<br />

metalen baard in de handgreep de<br />

knop B ingedrukt en draai de baard<br />

in de richting van de pijl tot de<br />

baard vastklikt. Laat hierna de knop<br />

B los.<br />

ATTENTIE<br />

Druk de knop B alleen in<br />

als de sleutel ver genoeg<br />

van het lichaam (speciaal de<br />

ogen) en van voorwerpen die snel<br />

beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken)<br />

is verwijderd. Laat<br />

de sleutel nooit onbeheerd achter.<br />

Hiermee voorkomt u dat iemand<br />

(dit geldt in het bijzonder voor<br />

kinderen) per ongeluk op de knop<br />

drukt.<br />

fig. 7<br />

SLEUTEL MET AFSTANDSBE-<br />

DIENING fig. 7<br />

De sleutel heeft een metalen baard A<br />

en dient voor:<br />

❒ het start-/contactslot;<br />

❒ de sloten van de portieren;<br />

❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen<br />

van de airbag aan passagierszijde.<br />

De knop B dient voor het uitklappen<br />

van de metalen baard.<br />

Houd voor het inklappen van de<br />

metalen baard in de handgreep de<br />

knop B ingedrukt en draai de baard<br />

in de richting van de pijl tot de<br />

baard vastklikt. Laat hierna de knop<br />

B los.<br />

Knop Ë dient voor het ontgrendelen<br />

van de portieren en de achterklep.<br />

Knop Á dient voor het vergrendelen<br />

van de portieren en de achterklep.<br />

Knop R dient voor het op afstand<br />

ontgrendelen van de achterklep.<br />

Het lampje C gaat branden als de<br />

opdracht naar de ontvanger wordt<br />

verzonden.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

13


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

14<br />

Als onbedoeld het vergrendelknopje<br />

vanuit het interieur<br />

wordt ingedrukt en u de<br />

auto verlaat, worden uitsluitend<br />

de gebruikte portieren ontgrendeld;<br />

de achterklep blijft vergrendeld.<br />

Voor het herstellen van de centrale<br />

portiervergrendeling moet u de<br />

ver-/ontgrendelknopjes opnieuw<br />

indrukken.<br />

ATTENTIE<br />

Druk de knop B alleen in<br />

als de sleutel ver genoeg<br />

van het lichaam (speciaal de<br />

ogen) en van voorwerpen die snel<br />

beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken)<br />

is verwijderd. Laat<br />

de sleutel nooit onbeheerd achter.<br />

Hiermee voorkomt u dat iemand<br />

(dit geldt in het bijzonder voor<br />

kinderen) per ongeluk op de knop<br />

drukt.<br />

Als de portieren worden ontgrendeld,<br />

wordt de interieurverlichting<br />

een bepaalde tijd ingeschakeld.<br />

BELANGRIJK De frequentie van de<br />

afstandsbediening kan worden<br />

gestoord door krachtige radiosignalen<br />

van buiten de auto (bijv. van<br />

mobiele telefoons, van radioamateurs<br />

enz.). Hierdoor kan de werking<br />

van de afstandsbediening worden<br />

beïnvloed.<br />

Portieren en achterklep<br />

ontgrendelen<br />

Druk kort op de knop Ë: de portieren<br />

en de achterklep worden ontgrendeld,<br />

de plafondverlichting<br />

wordt tijdelijk ingeschakeld en de<br />

richtingaanwijzers knipperen twee<br />

keer.<br />

Als de brandstofnoodschakelaar in<br />

werking treedt, worden de portieren<br />

automatisch ontgrendeld.<br />

BELANGRIJK De frequentie van de<br />

afstandsbediening kan worden<br />

gestoord door krachtige radiosignalen<br />

van buiten de auto (bijv. van<br />

mobiele telefoons, van radioamateurs<br />

enz.). Hierdoor kan de werking<br />

van de afstandsbediening worden<br />

beïnvloed.


Portieren en achterklep<br />

vergrendelen<br />

Druk kort op de knop Á: de portieren<br />

en de achterklep worden op<br />

afstand vergrendeld, de plafondverlichting<br />

dooft en de richtingaanwijzers<br />

knipperen één keer.<br />

BELANGRIJK De frequentie van de<br />

afstandsbediening kan worden<br />

gestoord door krachtige radiosignalen<br />

van buiten de auto (bijv. van<br />

mobiele telefoons, van radioamateurs<br />

enz.). Hierdoor kan de werking<br />

van de afstandsbediening worden<br />

beïnvloed.<br />

Achterklep op afstand ontgrendelen/openen<br />

Druk de knop R in om op afstand de<br />

achterklep te ontgrendelen (openen).<br />

Als de achterklep wordt ontgrendeld,<br />

knipperen de richtingaanwijzers<br />

twee keer.<br />

BELANGRIJK De frequentie van de<br />

afstandsbediening kan worden<br />

gestoord door krachtige radiosignalen<br />

van buiten de auto (bijv. van<br />

mobiele telefoons, van radioamateurs<br />

enz.). Hierdoor kan de werking<br />

van de afstandsbediening worden<br />

beïnvloed.<br />

fig. 8<br />

L0C0050m<br />

Lampje op bestuurdersportier<br />

fig. 8<br />

Als de portieren worden vergrendeld,<br />

gaat het afschriklampje A ongeveer 3<br />

seconden branden en daarna knipperen<br />

(bewakingsfunctie).<br />

Als u de portieren wilt vergrendelen<br />

en een of meer portieren of de achterklep<br />

zijn niet goed gesloten, dan<br />

gaan het lampje en de richtingaanwijzers<br />

snel knipperen en wordt de<br />

vergrendeling niet uitgevoerd.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

15


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

16<br />

fig. 9<br />

L0C0051m<br />

Batterij van de sleutel met<br />

afstandsbediening vervangen fig. 9<br />

Als u de knopjes van de afstandsbediening<br />

indrukt en het lampje F op<br />

de sleutel knippert één keer kort,<br />

dan moet de batterij worden vervangen<br />

door een nieuw exemplaar dat<br />

normaal in de handel verkrijgbaar<br />

is.<br />

Ga voor het vervangen van de batterij<br />

als volgt te werk:<br />

❒ druk op de knop A en klap de<br />

metalen baard B uit;<br />

❒ draai de schroef C los met een<br />

kleine schroevendraaier;<br />

❒ trek de batterijhouder D naar buiten<br />

en vervang de batterij E; let<br />

daarbij goed op de polariteit;<br />

❒ plaats de batterijhouder D in de<br />

sleutel en draai de schroef C vast.<br />

Extra afstandsbedieningen<br />

bestellen<br />

Het systeem kan maximaal 8<br />

afstandsbedieningen herkennen. Als<br />

u in de loop der tijd een nieuwe<br />

afstandsbediening nodig hebt, kunt<br />

u zich tot een <strong>Lancia</strong>-dealer wenden.<br />

Neem dan alle in uw bezit zijnde<br />

sleutels, de CODE-card, een identiteitsbewijs<br />

en het kentekenbewijs<br />

van de auto mee.<br />

Lege batterijen zijn<br />

schadelijk voor het milieu.<br />

Ze moeten in een daarvoor<br />

bestemde chemobox of<br />

afvalbak worden gedeponeerd. Ze<br />

kunnen ook ingeleverd worden bij<br />

de <strong>Lancia</strong>-dealer. Die zorgt vervolgens<br />

voor de afvoer.


Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):<br />

Type sleutel<br />

Mechanische sleutel<br />

Sleutel met<br />

afstandsbediening<br />

Knipperen richtingaanwijzers<br />

(alleen met sleutel met afstandsbediening)<br />

Lampje bestuurdersportier<br />

Portieren ontgrendelen<br />

Sleutel linksom<br />

draaien<br />

Sleutel linksom<br />

draaien<br />

Knop<br />

Ë kort indrukken<br />

2 x knipperen<br />

Doven<br />

bewakingslampje<br />

Portieren vergrendelen<br />

Sleutel<br />

linksom draaien<br />

Sleutel<br />

linksom draaien<br />

Knop<br />

Á kort indrukken<br />

1 x knipperen<br />

3 Seconden continu<br />

branden en vervolgens<br />

knipperen bewakingslampje<br />

Openen<br />

achterklep<br />

Knop R langer<br />

dan 2 seconden indrukken<br />

2 x knipperen<br />

–<br />

–<br />

Bewakingslampje<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

17


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

18<br />

START-/CONTACT-<br />

SLOT<br />

De sleutel kan in 3 standen worden<br />

gedraaid:<br />

❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar<br />

en stuur geblokkeerd. Enkele<br />

elektrische installaties kunnen werken<br />

(bijv. autoradio, elektrische<br />

ruitbediening enz.).<br />

❒ MAR: contact aan. Alle elektrische<br />

installaties werken.<br />

❒ AVV: motor starten.<br />

Het contactslot is voorzien van een<br />

herstartbeveiliging. Als de motor bij de<br />

eerste poging niet aanslaat, moet u de<br />

sleutel terugdraaien in stand STOP en<br />

nogmaals starten.<br />

ATTENTIE<br />

Als het start-/contactslot<br />

is geforceerd (bijv. bij een<br />

poging tot diefstal) moet u, voordat<br />

u weer met de auto gaat rijden,<br />

de werking van het slot laten<br />

controleren bij de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

fig. 12<br />

L0C0054m<br />

ATTENTIE<br />

Neem altijd de sleutel uit<br />

het contactslot als de auto<br />

wordt verlaten, om onvoorzichtig<br />

gebruik van de bedieningsknoppen<br />

te voorkomen. Vergeet niet de<br />

handrem aan te trekken. Schakel<br />

de eerste versnelling in als de<br />

auto op een helling omhoog staat<br />

en de achteruit bij een helling<br />

omlaag (gezien vanuit de rijrichting).<br />

Laat kinderen nooit alleen<br />

achter in de auto.<br />

ATTENTIE<br />

Verwijder de sleutel nooit<br />

uit het contactslot als de<br />

auto nog in beweging is. Bij de<br />

eerste stuuruitslag blokkeert het<br />

stuur automatisch. Dit geldt in<br />

alle gevallen, ook als de auto<br />

gesleept wordt.<br />

STUURSLOT<br />

Inschakelen<br />

Zet de sleutel in stand STOP, trek<br />

de sleutel uit het start-/contactslot<br />

en draai het stuur totdat het vergrendelt.<br />

Uitschakelen<br />

Draai het stuur iets heen en weer,<br />

terwijl u de sleutel in stand MAR<br />

draait.


INSTRUMENTEN<br />

TOERENTELLER fig. 13<br />

De toerenteller geeft het toerental<br />

per minuut van de motor aan.<br />

BELANGRIJK De regeleenheid van<br />

de elektronische inspuiting blokkeert<br />

tijdelijk de toevoer van brandstof<br />

als de motor met te hoge toerentallen<br />

draait, waardoor het motorvermogen<br />

zal afnemen.<br />

Bij stationair draaiende motor kan de<br />

toerenteller onder bepaalde omstandigheden<br />

een geleidelijke of herhaalde<br />

toerentalstijging aangeven.<br />

Dit is een normaal verschijnsel en<br />

kan optreden als bijvoorbeeld de airconditioning<br />

of de elektroventilateur<br />

wordt ingeschakeld. In deze gevallen<br />

dient een geringe toerentalstijging<br />

voor het behoud van de lading van<br />

de accu.<br />

fig. 13<br />

0<br />

BRANDSTOFMETER fig. 14-15<br />

De brandstofmeter geeft de hoeveelheid<br />

brandstof aan die in de tank<br />

aanwezig is.<br />

Het waarschuwingslampje K gaat<br />

branden als er nog ongeveer 6/7 liter<br />

brandstof aanwezig is.<br />

Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:<br />

door een onregelmatige<br />

brandstoftoevoer kan de katalysator<br />

beschadigen.<br />

BELANGRIJK Als de wijzernaald op<br />

0 staat en het waarschuwingslampje<br />

K knippert, dan is er een storing in<br />

het systeem. Wendt u in dit geval tot<br />

de <strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te<br />

laten controleren.<br />

L0C0010m fig. 14 L0C0253m<br />

fig. 15<br />

L0C0254m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

19


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

20<br />

fig. 16<br />

L0C0252m<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERA-<br />

TUURMETER (indien aanwezig)<br />

fig. 16<br />

De wijzer geeft de temperatuur aan<br />

van de motorkoelvloeistof, zodra de<br />

koelvloeistoftemperatuur hoger<br />

wordt dan ongeveer 50°C.<br />

Bij normaal gebruik van de auto kan<br />

de wijzernaald op verschillende<br />

posities in het bereik staan, afhankelijk<br />

van de gebruiksomstandigheden<br />

van de auto.<br />

Als het waarschuwingslampje u<br />

gaat branden en er verschijnt een<br />

melding op het multifunctionele display,<br />

dan is de koelvloeistoftemperatuur<br />

te hoog; zet in dat geval de<br />

motor uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />

Als de wijzernaald in het<br />

rode gebied komt, zet dan onmiddellijk<br />

de motor uit en<br />

wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

fig. 17<br />

L0C0190m<br />

SNELHEIDSMETER fig. 17<br />

Geeft de snelheid van de auto aan.


MULTIFUNCTIO-<br />

NEEL DISPLAY<br />

(indien aanwezig)<br />

De auto kan zijn uitgerust met een<br />

multifunctioneel display dat, afhankelijk<br />

van de instelling, nuttige<br />

informatie levert aan de gebruiker<br />

tijdens de rit.<br />

BEGINSCHERM fig. 20<br />

Op het beginscherm kan het volgende<br />

worden weergegeven:<br />

A Datum<br />

B Symbool voor kans op gladheid.<br />

C Buitentemperatuur<br />

D Weergave CITY-functie (indien<br />

ingeschakeld)<br />

E Tijd (altijd weergegeven, ook bij<br />

uitgenomen contactsleutel en<br />

gesloten voorportieren)<br />

fig. 20<br />

L0C1158i<br />

F Afstand tot volgende servicebeurt<br />

G Stand koplampverstelling (alleen<br />

als het dimlicht is ingeschakeld).<br />

H Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller)<br />

OPMERKING Bij het openen van<br />

een voorportier wordt het display<br />

verlicht en wordt enkele seconden de<br />

tijd en de kilometer-/mijltotaalteller<br />

weergegeven.<br />

fig. 21<br />

L0C0225m<br />

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 21<br />

Om in het scherm en de keuzemogelijkheden<br />

de volgende optie<br />

te selecteren of de weergegeven<br />

waarde te verhogen.<br />

MODE Kort indrukken voor toegang<br />

tot het menu en/of<br />

naar het volgende scherm te<br />

gaan of de keuze te bevestigen.<br />

Even ingedrukt houden om<br />

terug te keren naar het<br />

beginscherm.<br />

Om in het scherm en de keuzemogelijkheden<br />

de voorgaande<br />

optie te selecteren of de weergegeven<br />

waarde te verlagen.<br />

OPMERKING Bij de knoppen en<br />

hangt de werking van het volgende<br />

af:<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

21


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

22<br />

Weergave koplampafstelling (alleen<br />

als het dimlicht is ingeschakeld).<br />

– als het beginscherm wordt weergegeven,<br />

dan kunt u de hoogteverstelling<br />

van de koplampen bedienen (zie<br />

de paragraaf “Koplampen” in dit<br />

hoofdstuk.<br />

Setup-menu<br />

– binnen het menu kunt u naar de<br />

voorgaande of volgende optie in de<br />

keuzelijst gaan;<br />

– tijdens het instellen kunt u de<br />

waarde verhogen of verlagen.<br />

SETUP-MENU fig. 22<br />

Het menu bestaat uit een aantal<br />

functies dat “cyclisch” wordt weergegeven.<br />

De functies kunnen met de<br />

knoppen en worden gekozen,<br />

waarna u keuzemogelijkheden kunt<br />

selecteren of instellingen (setup)<br />

kunt uitvoeren.<br />

Het setup-menu kan worden geactiveerd<br />

door de knop MODE kort in te<br />

drukken.<br />

Door de knop of steeds in te<br />

drukken, kunt u de lijst van het<br />

setup-menu doorlopen.<br />

De werking is afhankelijk van het<br />

geselecteerde menupunt.<br />

OPMERKING Als de auto is uitgerust<br />

met het Connect Nav+, kunt u<br />

op het display van het instrumentenpaneel<br />

uitsluitend de volgende functies<br />

regelen/instellen: “Verl.”,<br />

“Snelh.lim.”, “Sens. licht” (indien<br />

aanwezig), “Buzz. gordels” en<br />

“Airbag pass.”. De andere functies<br />

worden weergegeven op het display<br />

van het Connect Nav+, waarmee<br />

deze functies ook kunnen worden<br />

geregeld/ingesteld.


Een menupunt selecteren<br />

– als u de knop MODE kort indrukt,<br />

kunt u in het menu de instelling<br />

selecteren die u wilt wijzigen;<br />

– met de knop of (door de knop<br />

telkens in te drukken) kan de nieuwe<br />

instelling worden geselecteerd;<br />

– als u de knop MODE kort indrukt,<br />

kunt u de instelling opslaan en tegelijkertijd<br />

terugkeren naar het eerder<br />

geselecteerde menupunt.<br />

“Datum” en<br />

“Reg. Klok” selecteren:<br />

– als u de knop MODE kort indrukt,<br />

kunt u de instelling selecteren die u<br />

wilt wijzigen (bijv. uren /minuten of<br />

jaar /maand /dag);<br />

– met de knop of (door de knop<br />

telkens in te drukken) kan de nieuwe<br />

instelling worden geselecteerd;<br />

– als u de knop MODE kort indrukt,<br />

kunt u de instelling opslaan en tegelijkertijd<br />

doorgaan naar het volgende<br />

menupunt. Als dit menupunt het<br />

laatste is, dan wordt teruggekeerd<br />

naar het daarvoor geselecteerde<br />

menupunt.<br />

Als u de knop MODE even ingedrukt<br />

houdt:<br />

– u verlaat het setup-menu en alleen<br />

de al opgeslagen wijzigingen (bevestigd<br />

door het kort indrukken van de<br />

knop MODE) worden bewaard.<br />

Het setup-menu heeft een tijdregeling;<br />

als het menu na een bepaalde<br />

tijd verdwijnt, worden alleen de door<br />

u opgeslagen wijzigingen (bevestigd<br />

door het kort indrukken van de<br />

knop MODE) bewaard.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

23


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

24<br />

Voorbeeld:<br />

Italiano<br />

Português<br />

MODE<br />

kort indrukken<br />

van de<br />

knop<br />

fig. 22<br />

Deutsch<br />

Français<br />

AIRBAG PASS.<br />

SERVICE<br />

VOL. TOETSEN<br />

English<br />

VOL. BUZZER<br />

Español<br />

VERL.<br />

MENU VERLATEN<br />

BUZZ. GORDELS (*) (indien aanwezig)<br />

TAAL<br />

Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort<br />

op de knop MODE drukken. Druk op de knop of om in het<br />

menu te navigeren.<br />

Opmerking Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen alleen<br />

een beperkt menu (instellingen “Verlichting” en<br />

“Snelheidslimiet”) toegankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide<br />

menu toegankelijk. Bij uitvoeringen die zijn uitgerust<br />

met het Connect Nav+ worden veel functies op het display van<br />

het navigatiesysteem weergegeven.<br />

TEMP. EENH.<br />

SNELH. LIM.<br />

VERBRUIK<br />

SENS. LICHT<br />

TRIPB<br />

VERGR. PORT.<br />

AFST. EENH.<br />

Voorbeeld:<br />

REG. KLOK<br />

Dag<br />

Jaar Maand<br />

MOD. KLOK<br />

INSTELLEN DATUM<br />

ACHTERKLEP<br />

ONAFH.<br />

MODE<br />

kort indrukken<br />

van toets<br />

L0C2169i<br />

(*) Functie wordt alleen weergegeven als<br />

het SBR-systeem door de <strong>Lancia</strong>-dealer is<br />

uitgeschakeld.


Lichtsterkte interieur regelen<br />

(Verl.) (alleen bij ingeschakelde<br />

buitenverlichting)<br />

Met deze functie kan - bij ingeschakelde<br />

buitenverlichting - de lichtsterkte<br />

(op 8 niveaus) van het instrumentenpaneel,<br />

de bediening van de<br />

autoradio en van de automatische<br />

klimaatregeling (indien aanwezig)<br />

worden geregeld.<br />

Ga voor het regelen van de lichtsterkte<br />

als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert het niveau van<br />

de ingestelde gevoeligheid;<br />

– druk op knop of om de lichtsterkte<br />

in te stellen;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Snelheidslimiet (Snelh. Lim.)<br />

Met deze functie kan de snelheidslimiet<br />

van de auto (km/h of mph)<br />

worden ingesteld. Als deze limiet<br />

wordt overschreden, wordt de<br />

bestuurder gewaarschuwd (zie<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

Ga voor het instellen van de snelheidslimiet<br />

als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display verschijnt het opschrift<br />

(Snelh. Lim.);<br />

– druk op knop of om de snelheidslimiet<br />

in te schakelen (On) of<br />

uit te schakelen (Off);<br />

– als de functie al was ingeschakeld<br />

(On), kan met de knop of de<br />

gewenste snelheidslimiet worden<br />

ingesteld en worden bevestigd door<br />

het indrukken van de knop MODE;<br />

Opmerking De waarde kan worden<br />

ingesteld tussen 30 en 250 km/h of<br />

tussen 20 en 155 mph, afhankelijk<br />

van de ingestelde eenheid; zie de<br />

paragraaf “Meeteenheid afstand” -<br />

die hierna is beschreven. Elke keer<br />

als u de knop / indrukt, wordt de<br />

waarde 5 eenheden verhoogd of verlaagd.<br />

Als u de knop / ingedrukt<br />

houdt, lopen de cijfers automatisch<br />

snel door of terug. Als u dicht bij de<br />

juiste waarde bent, stelt u de exacte<br />

waarde in door de knop telkens in te<br />

drukken en los te laten.<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Ga als volgt te werk als u de instelling<br />

wilt annuleren:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (On);<br />

– druk op de knop ; op het display<br />

knippert (Off);<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Gevoeligheid schemersensor<br />

instellen (Sens. licht)<br />

(indien aanwezig)<br />

Met deze functie kan de gevoeligheid<br />

van de schemersensor worden ingesteld<br />

op 3 niveaus (niveau 1 = minimum<br />

niveau, niveau 2 = gemiddeld<br />

niveau, niveau 3 = maximum<br />

niveau); hoe hoger de gevoeligheid,<br />

hoe minder buitenlicht er nodig is<br />

om de verlichting in te schakelen. De<br />

gevoeligheid is standaard ingesteld<br />

op niveau “2”.Ga voor de gewenste<br />

instelling als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert het niveau van<br />

de ingestelde gevoeligheid;<br />

– druk op de knop of om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

25


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

26<br />

Trip B (Trip B)<br />

Met deze functie kan de weergave<br />

van Trip B (dagteller) worden ingeschakeld<br />

(On) of uitgeschakeld<br />

(Off).<br />

Zie voor meer informatie de paragraaf<br />

“Trip computer”.<br />

Ga voor het in-/uitschakelen als<br />

volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (On) of (Off),<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop of om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Klokje instellen (Reg. klok)<br />

Met deze functie kunt u het klokje<br />

instellen.<br />

Ga voor het instellen als volgt te<br />

werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knipperen de “uren”;<br />

– druk op de knop of om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knipperen de “minuten”;<br />

– druk op de knop of om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

OPMERKING Elke keer als u de<br />

knop of indrukt, wordt de waarde<br />

een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />

Als u de knop ingedrukt<br />

houdt, lopen de cijfers automatisch<br />

snel door of terug. Als u dicht bij de<br />

juiste waarde bent, stelt u de exacte<br />

waarde in door de knop telkens in te<br />

drukken en los te laten.<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Tijdweergave 12h/24h<br />

(Mod. Klok)<br />

Met deze functie kan de tijdweergave<br />

worden ingesteld op 12h of 24h.<br />

Ga voor het instellen als volgt te<br />

werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert 12h of 24h,<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop of om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– – druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Datum instellen (Inst. datum)<br />

Met deze functie kan de datum worden<br />

ingesteld (jaar - maand - dag).<br />

Ga voor het instellen als volgt te<br />

werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert het “jaar”;<br />

– druk op de knop of om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert de “maand”;


– druk op de knop of om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert de “dag”;<br />

– druk op de knop of om de<br />

instelling uit te voeren.<br />

OPMERKING Elke keer als u de<br />

knop of indrukt, wordt de waarde<br />

een eenheid verhoogd of verlaagd.<br />

Als u de knop ingedrukt<br />

houdt, lopen de cijfers automatisch<br />

snel door of terug. Als u dicht bij de<br />

juiste waarde bent, stelt u de exacte<br />

waarde in door de knop telkens in te<br />

drukken en los te laten.<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Onafhankelijke achterklepontgrendeling<br />

(Achterklep Onafh.)<br />

Als de functie is ingeschakeld (On),<br />

wordt als het commando voor ontgrendeling<br />

van de portieren wordt<br />

gegeven, de achterklep niet ontgrendeld:<br />

de achterklep kan ontgrendeld<br />

worden door knop R op de sleutel<br />

met afstandsbediening in te drukken.<br />

Uitschakelen (Off): de achterklep<br />

wordt gelijktijdig met de portieren<br />

ontgrendeld.<br />

Ga voor het inschakelen (On) of uitschakelen<br />

(Off) van deze functie als<br />

volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (On) of (Off),<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop of om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Centrale portiervergrendeling bij<br />

rijdende auto (Vergr. deuren)<br />

Als deze functie is ingeschakeld<br />

(On), worden de portieren automatisch<br />

vergrendeld als de auto sneller<br />

rijdt dan 20 km/h.<br />

Ga voor het inschakelen (On) of uitschakelen<br />

(Off) van deze functie als<br />

volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (On) of (Off),<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop of om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Meeteenheid “afstand”<br />

(Afst. Eenh.)<br />

Met deze functie kan de meeteenheid<br />

van de afstand (km of mijl) worden<br />

ingesteld.<br />

Ga voor het instellen van de gewenste<br />

meeteenheid als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (km) of (mijl),<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop of om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

27


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

28<br />

Meeteenheid “verbruik”<br />

(Verbruik)<br />

Met deze functie kan de eenheid van<br />

het brandstofverbruik worden ingesteld<br />

(km/l, l/100km of mpg). Deze<br />

eenheid is gekoppeld aan de geselecteerde<br />

eenheid voor de afstand (km<br />

of mijl, zie de vorige paragraaf<br />

“Meeteenheid afstand”).<br />

Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />

op “km”, kan de meeteenheid<br />

verbruik worden ingesteld op<br />

‘’km/l’’ of ‘’l/100 km’’.<br />

Als de meeteenheid afstand is ingesteld<br />

op “mijl”, geeft het display de<br />

hoeveelheid verbruikte brandstof<br />

aan in “mpg”.<br />

Ga voor het instellen als volgt te<br />

werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (km/l) of<br />

(l/100km), afhankelijk van de<br />

instelling;<br />

– druk op de knop of om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Meeteenheid “temperatuur”<br />

(Temp. Eenh.)<br />

Met deze functie kan de meeteenheid<br />

van de temperatuur (°C of °F) worden<br />

ingesteld.<br />

Ga voor het instellen van de gewenste<br />

meeteenheid als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert (°C) of (°F),<br />

afhankelijk van de instelling;<br />

– druk op de knop of om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Taal instellen (Taal)<br />

U kunt de taal van het display<br />

instellen: Italiaans, Duits, Engels,<br />

Spaans, Frans en Portugees.<br />

Ga om de gewenste taal in te stellen<br />

als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert de ingestelde<br />

“taal”;<br />

– druk op de knop of om de<br />

keuze uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Volumeregeling waarschuwingszoemer<br />

(Vol. Buzzer)<br />

Het volume van het akoestische signaal<br />

(buzzer) dat klinkt als er een<br />

storing of waarschuwing wordt<br />

weergegeven, kan ingesteld worden<br />

op 8 niveaus.<br />

Ga voor het instellen van het<br />

gewenste volume als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert het “niveau”<br />

van het ingestelde volume;<br />

– druk op de knop of om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om


terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Volumeregeling knoppen<br />

(Vol. toetsen)<br />

Het akoestische signaal, dat klinkt<br />

bij het indrukken van de knoppen<br />

MODE, of , kan worden ingesteld<br />

op 8 niveaus.<br />

Ga voor het instellen van het<br />

gewenste volume als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert het “niveau”<br />

van het ingestelde volume;<br />

– druk op de knop of om de<br />

instelling uit te voeren;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Herinschakeling buzzer voor<br />

melding SBR-systeem<br />

(Buzz. gordels) (indien aanwezig)<br />

De functie wordt alleen weergegeven<br />

als het SBR-systeem door de <strong>Lancia</strong>dealer<br />

is uitgeschakeld (zie de paragraaf<br />

“SBR-systeem” in het hoofdstuk<br />

“Veiligheid”).<br />

Geprogrammeerd onderhoud<br />

(<strong>Service</strong>)<br />

Met deze functie kan worden weergegeven<br />

hoeveel kilometers of dagen<br />

nog resteren voordat een servicebeurt<br />

moet worden uitgevoerd.<br />

Ga voor het raadplegen van deze<br />

aanwijzingen als volgt te werk:<br />

– druk kort op de knop MODE; op<br />

het display knippert de afstand in<br />

km of mijl, afhankelijk van de<br />

instelling (zie de paragraaf<br />

“Meeteenheid afstand”);<br />

– druk op de knop of voor weergave<br />

van het interval in dagen;<br />

– druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het menuscherm<br />

of houd de knop even ingedrukt om<br />

terug te keren naar het beginscherm.<br />

OPMERKING Het “Onderhoudsschema”<br />

voorziet elke 30.000 km<br />

(of het equivalent in mijl) of ieder<br />

jaar in een servicebeurt; deze weergave<br />

verschijnt automatisch als de<br />

sleutel in stand MAR staat, vanaf<br />

2.000 km (of het equivalent in mijl)<br />

of 30 dagen voor de servicebeurt. De<br />

weergave wordt elke 200 km (of het<br />

equivalent in mijl) of om de drie<br />

dagen weergegeven. Onder de 200<br />

km wordt de weergave met kleinere<br />

intervallen weergegeven. Zie voor<br />

het vervangen van het luchtfilter, de<br />

motorolie en het motoroliefilter bij de<br />

1.3 Multijet-uitvoeringen het<br />

“Onderhoudsschema” in het hoofdstuk<br />

“Onderhoud en zorg”. De weergave<br />

is afhankelijk van de ingestelde<br />

meeteenheid in km of mijl. Als u<br />

dicht bij de volgende servicebeurt<br />

bent en u de contactsleutel in stand<br />

MAR draait, verschijnt op het display<br />

het opschrift “<strong>Service</strong>” gevolgd door<br />

het aantal kilometers/mijlen of dagen<br />

dat resteert tot de volgende servicebeurt.<br />

De informatie van het<br />

“Geprogrammeerd onderhoud”<br />

wordt aangegeven in kilometers (km)<br />

of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk<br />

van de eerstvolgende servicebeurt.<br />

Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

voor het uitvoeren van de werkzaamheden<br />

van het “Onderhoudsschema”<br />

of van het “Jaarlijks inspectieschema”,<br />

en voor het op nul zetten van<br />

deze weergave (reset).<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

29


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

30<br />

Inschakeling/Uitschakeling<br />

van de frontairbag aan passagierszijde<br />

en de zij-airbag voor<br />

de bescherming van borstkas/<br />

bekken (sidebag)(indien<br />

aanwezig) (Airbag pass.)<br />

Met deze functie kan de airbag aan<br />

passagierszijde worden in- en uitgeschakeld.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ druk op de knop MODE en druk,<br />

nadat op het display het bericht<br />

(Airbag pass. Off) (voor uitschakeling)<br />

of het bericht (Airbag<br />

pass. On) (voor inschakeling) is<br />

verschenen door het indrukken<br />

van de knop of , opnieuw op de<br />

knop MODE;<br />

❒ op het display verschijnt het<br />

bericht om de instelling te bevestigen;<br />

❒ selecteer door het indrukken van<br />

de knop of (Ja) (voor bevestiging<br />

van de inschakeling/uitschakeling)<br />

of (Nee) (om te annuleren);<br />

❒ druk kort op de knop MODE; er<br />

verschijnt een bevestiging van de<br />

gekozen instelling en er wordt<br />

teruggekeerd naar het menuscherm<br />

of, wanneer de knop even<br />

ingedrukt wordt gehouden, naar<br />

het beginscherm zonder op te<br />

slaan.<br />

L0C2171i<br />

L0C2173i<br />

L0C2175i<br />

L0C2177i<br />

MODE<br />

MODE<br />

MODE<br />

L0C2170i<br />

L0C2172i<br />

L0C2174i<br />

L0C2175i<br />

L0C2178i


Menu verlaten<br />

Laatste functie waarmee de instellingen<br />

uit het menuscherm worden<br />

afgesloten.<br />

Druk kort op de knop MODE om<br />

terug te keren naar het beginscherm<br />

zonder op te slaan.<br />

Als u de knop indrukt, wordt<br />

teruggekeerd naar het eerste menupunt<br />

(Snelh. Lim).<br />

TRIP COMPUTER<br />

(indien aanwezig)<br />

Algemene aanwijzingen<br />

Met de “Trip computer” kan, als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat,<br />

op het display informatie worden<br />

weergegeven over de werking van de<br />

auto. Deze functie bestaat uit<br />

“General trip”, dat betrekking heeft<br />

op de hele rit van de auto, en “Trip<br />

B”, dat betrekking heeft op een deeltraject.<br />

Deze laatste functie vormt<br />

een onderdeel (zoals is afgebeeld in<br />

fig. 24) van het totale traject van de<br />

auto.<br />

Beide functies kunnen op nul worden<br />

gezet (reset - begin van een<br />

nieuwe rit).<br />

“General Trip” geeft informatie<br />

over:<br />

– Autonomie (actieradius)<br />

– Afgelegde afstand<br />

– Gemiddeld verbruik<br />

– Huidig verbruik<br />

– Gemiddelde snelheid<br />

– Reistijd.<br />

“Trip B” geeft informatie over:<br />

– Afgelegde afstand B<br />

– Gemiddeld verbruik B<br />

– Gemiddelde snelheid B<br />

– Reistijd B.<br />

OPMERKING De functie “Trip B”<br />

kan worden uitgeschakeld (zie de<br />

paragraaf “Trip B”). De gegevens<br />

“Autonomie” en “Huidig verbruik”<br />

kunnen niet op nul worden gezet.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

31


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

32<br />

Weergegeven gegevens<br />

Autonomie (actieradius)<br />

Geeft het aantal kilometers aan dat<br />

nog gereden kan worden met de<br />

brandstof in de brandstoftank,<br />

waarbij ervan uit wordt gegaan dat<br />

de rijstijl niet verandert. Op het display<br />

verschijnt de indicatie “- - - -”<br />

als:<br />

– de actieradius kleiner is dan 50 km<br />

(of 30 mijl) of de brandstofvoorraad<br />

minder is dan 4 liter.<br />

– de auto langere tijd met draaiende<br />

motor stilstaat.<br />

Afgelegde afstand<br />

Geeft de afstand aan die de auto<br />

heeft afgelegd vanaf het begin van<br />

een nieuwe rit.<br />

Gemiddeld verbruik<br />

Geeft het gemiddelde brandstofverbruik<br />

aan vanaf het begin van een<br />

nieuwe rit.<br />

Huidig verbruik<br />

Geeft doorlopend de wijziging in het<br />

brandstofverbruik aan. Als de auto<br />

stilstaat met draaiende motor wordt<br />

“- - - -” op het display weergegeven.<br />

Gemiddelde snelheid<br />

Geeft de gemiddelde snelheid van de<br />

auto aan op basis van de tijd die verstreken<br />

is vanaf het begin van een<br />

nieuwe rit.<br />

Reistijd<br />

Geeft de verstreken tijd aan vanaf<br />

het begin van een nieuwe rit.


BELANGRIJK Als er geen informatie<br />

is, verschijnt bij alle functies op<br />

de Trip computer de aanduiding<br />

“- - - -” in plaats van de waarde.<br />

Wanneer de normale werking weer<br />

hersteld is, worden de waarden van<br />

de gegevens weer op normale wijze<br />

weergegeven. De waarden die voor<br />

de storing werden weergegeven,<br />

worden niet op nul gezet en er wordt<br />

geen nieuwe rit begonnen.<br />

fig. 23<br />

L0C0027m<br />

Bedieningsknop TRIP<br />

fig. 23<br />

Met de knop TRIP, aan het uiteinde<br />

van de rechter hendel, krijgt u, als<br />

de contactsleutel in stand MAR<br />

staat, toegang tot de hiervoor<br />

beschreven gegevens en kunnen de<br />

gegevens op nul worden gezet om<br />

een nieuwe rit te beginnen:<br />

– kort indrukken voor weergave van<br />

de verschillende gegevens<br />

– even ingedrukt houden voor het op<br />

nul zetten (reset) en het beginnen<br />

van een nieuwe rit.<br />

Nieuwe rit<br />

Begint als een reset is uitgevoerd:<br />

– “handmatig” door de gebruiker<br />

d.m.v. het indrukken van de<br />

betreffende knop;<br />

– “automatisch” wanneer de “afgelegde<br />

afstand” de waarde 9.999,9<br />

km bereikt of wanneer de “reistijd”<br />

de waarde 99.59:59 (99 uur en 59<br />

minuten) bereikt;<br />

– iedere keer als de accu losgekoppeld<br />

is geweest.<br />

BELANGRIJK Als u het systeem op<br />

nul zet terwijl het scherm van<br />

“General trip” wordt weergegeven,<br />

dan worden ook de gegevens van<br />

“Trip B” op nul gezet, terwijl bij het<br />

op nul zetten van “Trip B ” alleen de<br />

gegevens van “Trip B” op nul worden<br />

gezet.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

33


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

34<br />

Procedure voor het begin van een rit<br />

Voor het op nul zetten (reset) moet u, met de sleutel in stand MAR, langer dan 2 seconden op de knop TRIP drukken.<br />

TRIP verlaten<br />

De functie TRIP wordt automatisch verlaten, nadat alle grootheden zijn weergegeven of als knop MODE langer dan<br />

2 seconden is ingedrukt.<br />

fig. 24<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit<br />

Begin nieuwe rit<br />

˙<br />

˙<br />

Reset TRIP B<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw deeltraject<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw<br />

deeltraject<br />

GENERAL TRIP<br />

TRIP B<br />

Reset TRIP B<br />

˙<br />

˙<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw<br />

deeltraject<br />

TRIP B<br />

Reset GENERAL TRIP<br />

Einde rit<br />

Begin nieuwe rit<br />

˙<br />

˙<br />

Reset TRIP B<br />

Einde deeltraject<br />

Begin nieuw<br />

deeltraject


ZITPLAATSEN<br />

De stoffen bekleding van<br />

uw auto is langdurig<br />

bestand tegen slijtage die<br />

ontstaat bij een normaal<br />

gebruik van de auto. Hevig en/of<br />

langdurig wrijven met kledingaccessoires<br />

zoals metalen gespen,<br />

sierknopen en klittenbandsluitingen,<br />

moet echter absoluut worden<br />

vermeden omdat hierdoor grote<br />

druk ontstaat op een bepaalde plek<br />

op de bekleding, waardoor deze<br />

plek kan slijten en de bekleding<br />

beschadigd wordt.<br />

VOORSTOELEN fig. 25<br />

Rugleuning naar voren klappen<br />

Trek voor toegang tot de zitplaatsen<br />

achter, aan de handgreep C, zoals op<br />

de afbeelding is aangegeven, zodat<br />

de rugleuning naar voren klapt. De<br />

stoel kan nu naar voren worden<br />

geschoven door tegen de rugleuning<br />

te duwen (easy entry).<br />

Als de rugleuning wordt teruggeklapt,<br />

dan schuift de stoel in de oorspronkelijke<br />

stand terug (geheugenmechanisme).<br />

Controleer of de stoel goed geblokkeerd<br />

is door hem naar voren en<br />

naar achteren te schuiven.<br />

fig. 25<br />

L0C0029m<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek de hendel A omhoog en schuif<br />

de stoel naar voren of naar achteren:<br />

als u rijdt, moeten de armen licht<br />

gebogen zijn en de handen op de<br />

stuurwielrand steunen.<br />

Controleer of de stoel goed geblokkeerd<br />

is door hem naar voren en<br />

naar achteren te schuiven.<br />

Hoogteverstelling<br />

(bestuurdersstoel)<br />

Beweeg de hendel B herhaaldelijk<br />

omhoog of omlaag totdat de gewenste<br />

zithoogte is bereikt.<br />

BELANGRIJK De hoogte kan alleen<br />

worden ingesteld als u op de<br />

bestuurdersstoel zit en de auto stilstaat.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

35


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

36<br />

fig. 26<br />

Verstellen van de rugleuning<br />

fig. 26<br />

Draai de knop D.<br />

L0C0030m<br />

Lendensteunverstelling<br />

(indien aanwezig) fig. 26<br />

Draai de knop E om het steunvlak<br />

van de rugleuning aan te passen.<br />

ATTENTIE<br />

Alle afstellingen mogen<br />

uitsluitend bij een stilstaande<br />

auto worden uitgevoerd.<br />

ATTENTIE<br />

Laat de hendel los en controleer<br />

of de stoel goed<br />

geblokkeerd is door deze naar<br />

voren en naar achteren te schuiven.<br />

Als de zitplaats niet goed<br />

geblokkeerd is, kan deze onverwachts<br />

verschuiven, waardoor u<br />

de controle over de auto kunt verliezen.<br />

ATTENTIE<br />

Voor maximale veiligheid<br />

moet u de rugleuning<br />

rechtop zetten, tegen de leuning aan<br />

gaan zitten en de gordel goed laten<br />

aansluiten op borst en bekken.<br />

fig. 27 - Uitvoeringen met<br />

ondeelbare achterbank<br />

VERSCHUIFBARE ACHTER-<br />

BANK (indien aanwezig)<br />

fig. 27-28<br />

L0C0191m<br />

Afstelling vanuit het interieur<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek de hendel A omhoog, pak het<br />

middengedeelte vast en schuif de<br />

achterbank voor- of achteruit.<br />

Rugleuning verstellen<br />

Bij achterbank met ondeelbare rugleuning:<br />

❒ trek hendel B omhoog en zet<br />

gelijktijdig met de andere hand de<br />

rugleuning in de gewenste stand.


fig. 28 - Uitvoering met in delen<br />

neerklapbare achterbank<br />

L0C0192m<br />

Bij achterbank met deelbare rugleuning:<br />

❒ trek hendel B of C omhoog om<br />

respectievelijk het rechter of het<br />

linker deel van de rugleuning te<br />

verstellen.<br />

fig. 29<br />

L0C0181m<br />

Verstellen vanuit de bagageruimte<br />

fig. 29<br />

Verstellen in lengterichting<br />

Trek de lip in het midden A omhoog<br />

en schuif de achterbank voor- of<br />

achteruit. Haak na de afstelling de<br />

lip aan het klittenband op de rugleuning<br />

van de bank.<br />

Rugleuning verstellen / neerklappen<br />

Trek aan de lippen aan de zijkant B<br />

zoals beschreven in de paragraaf<br />

“Bagageruimte vergroten” in dit<br />

hoofdstuk.<br />

Controleer na de afstelling of de lippen<br />

uit de groeven in de kunststof<br />

kappen steken.<br />

staat.<br />

ATTENTIE<br />

Verstel de zitplaatsen<br />

alleen als de auto stil-<br />

ATTENTIE<br />

De stand waarbij de rugleuning<br />

volledig is neergeklapt,<br />

mag uitsluitend bij een<br />

stilstaande auto en volledig naar<br />

voren geschoven zitplaats worden<br />

gebruikt.<br />

ATTENTIE<br />

Laat de hendel los en controleer<br />

of de zitplaats<br />

goed geblokkeerd is door deze<br />

naar voren en naar achteren te<br />

schuiven. Als de zitplaats niet<br />

goed geblokkeerd is, kan deze<br />

onverwachts verschuiven.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

37


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

38<br />

HOOFDSTEUNEN<br />

VOOR fig. 30<br />

Druk voor de hoogteverstelling op<br />

knop A en verplaats de hoofdsteun<br />

omhoog of omlaag totdat hij hoorbaar<br />

vergrendelt. Controleer na het<br />

loslaten van de knop of de hoofdsteun<br />

vergrendeld is.<br />

ATTENTIE<br />

De hoofdsteunen moeten<br />

zo worden ingesteld dat<br />

ze het hoofd ondersteunen en niet<br />

de nek. Alleen in deze positie bieden<br />

de steunen bescherming.<br />

ATTENTIE<br />

Voor een optimale<br />

bescherming moet de rugleuning<br />

zo zijn ingesteld dat u<br />

rechtop zit en dat uw hoofd zich<br />

zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun<br />

bevindt.<br />

ACHTER (indien aanwezig)<br />

fig. 31<br />

Alleen aanwezig op bepaalde uitvoeringen.<br />

Om de hoofdsteunen achter te verwijderen,<br />

moet u gelijktijdig de<br />

knoppen A aan de kant van de twee<br />

fig. 30<br />

fig. 31<br />

L0C0031m<br />

L0C0057m<br />

steunen indrukken en de hoofdsteunen<br />

uittrekken.<br />

De auto kan zijn uitgerust met 3<br />

hoofdsteunen achter bij een achterbank<br />

met drie zitplaatsen en met<br />

twee hoofdsteunen bij een achterbank<br />

met 2 zitplaatsen.<br />

BELANGRIJK Als de zitplaatsen<br />

achter gebruikt worden, moeten de<br />

hoofdsteunen altijd volledig zijn uitgetrokken.<br />

STUURWIEL<br />

Het stuurwiel kan zowel in lengterichting<br />

als in hoogte worden versteld.<br />

Ga voor het instellen als volgt te<br />

werk fig. 32:<br />

❒ ontgrendel de hendel door hem<br />

naar het stuur te trekken (stand 2);<br />

❒ plaats het stuur in de gewenste<br />

stand;<br />

❒ vergrendel de hendel door deze<br />

naar voren te drukken (stand 1).<br />

ATTENTIE<br />

Het is streng verboden om<br />

de-/montagewerkzaamheden<br />

uit te voeren, waarvoor<br />

wijzigingen in de stuurinrichting<br />

of de stuurkolom vereist zijn<br />

(bijv. bij montage van een diefstalbeveiliging).<br />

Hierdoor kunnen<br />

de prestaties van het systeem, de<br />

garantie en de veiligheid in<br />

gevaar worden gebracht en voldoet<br />

de auto niet meer aan de<br />

typegoedkeuring.


SPIEGELS<br />

BINNENSPIEGEL fig. 33<br />

De binnenspiegel is voorzien van een<br />

beveiligingsmechanisme, waardoor<br />

de spiegel bij een krachtig contact<br />

met een inzittende losschiet.<br />

Met het hendeltje A kan de spiegel in<br />

twee standen worden gezet: normale<br />

of anti-verblindingsstand.<br />

fig. 32 L0C0008m fig. 33 L0C0014m<br />

ATTENTIE<br />

Het stuur mag alleen<br />

worden versteld als de<br />

auto stilstaat en de motor is uitgezet.<br />

BUITENSPIEGELS fig. 34<br />

Handmatige verstelling<br />

Bedien in de auto hendel A om de<br />

spiegel af te stellen.<br />

fig. 34<br />

L0C0170m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

39


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

40<br />

fig. 35<br />

L0C0009m<br />

Elektrische verstelling<br />

(indien aanwezig) fig. 35<br />

De elektrische verstelling is alleen<br />

mogelijk als de contactsleutel in<br />

stand MAR staat.<br />

Ga voor het verstellen als volgt te<br />

werk:<br />

❒ met schakelaar A kiest u welke<br />

spiegel (links of rechts) u wilt verstellen<br />

(op de uitvoeringen met<br />

elektrische ruitbediening keert de<br />

schakelaar automatisch weer<br />

terug in de oorspronkelijke positie);<br />

❒ met de schakelaar B kunt de spiegel<br />

in 4 richtingen verstellen.<br />

Stel de spiegels af als de auto stilstaat<br />

en de handrem is aangetrokken.<br />

fig. 36<br />

L0C0058m<br />

Inklappen fig. 36<br />

De spiegel kan (bijv. bij nauwe doorgangen)<br />

van stand A in stand B worden<br />

geklapt.<br />

ATTENTIE<br />

Tijdens het rijden moeten<br />

de spiegels altijd in stand<br />

A staan.<br />

ATTENTIE<br />

De spiegel aan bestuurderszijde<br />

is bol, waardoor<br />

de afstandswaarneming<br />

enigszins wordt beïnvloed.


KLIMAATREGELING<br />

fig. 37<br />

1 Vaste uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruiten - 2 Verstelbare luchtroosters aan de zijkant<br />

- 3 Vaste uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de voorruit - 4 Verstelbare luchtroosters in het<br />

midden - 5 Uitstroomopeningen onder<br />

L0C0210m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

41


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

42<br />

fig. 38<br />

L0C0000m<br />

LUCHTROOSTERS IN HET<br />

MIDDEN fig. 38<br />

A Regelschuif voor openen/sluiten<br />

van de uitstroomopening en het<br />

richten (verticaal) van de luchtstroom<br />

B Regelschuif voor het zijdelings<br />

richten van de luchtstroom.<br />

fig. 39<br />

L0C0000m<br />

LUCHTROOSTERS AAN DE<br />

ZIJKANT fig. 39<br />

A Vaste uitstroomopening voor<br />

ontwaseming/ontdooiing van de<br />

zijruiten<br />

B Regelschuif voor openen/sluiten<br />

van de uitstroomopening en het<br />

richten (verticaal) van de luchtstroom<br />

C Regelschuif voor het zijdelings<br />

richten van de luchtstroom.<br />

VERWARMING EN<br />

VENTILATIE<br />

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 40<br />

A: knop voor inschakelen aanjager<br />

B: draaiknop voor regeling luchttemperatuur<br />

(menging van<br />

warme/koude lucht).<br />

C: drukknop voor in-/uitschakelen<br />

achterruitverwarming.<br />

D: draaiknop voor instelling luchtverdeling<br />

E: knop voor in-/uitschakeling<br />

luchtrecirculatie.<br />

KLIMAATREGELING<br />

Met de draaiknop D kan de lucht op<br />

5 manieren over het hele interieur<br />

worden verdeeld:<br />

« luchtstroom uit de luchtroosters<br />

in het midden en de uitstroomopeningen<br />

aan de zijkant;<br />

∆ voor verwarming van de<br />

beenruimten, waarbij de<br />

luchtstroom op het gelaat koel<br />

blijft (“bilevel”-stand);<br />

≈ voor een snellere verwarming<br />

van het interieur;<br />

ƒ voor verwarming van het interieur<br />

en ontwaseming van de<br />

voorruit;


-voor ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit en de zijruiten<br />

voor.<br />

VERWARMING VAN HET<br />

INTERIEUR<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de knop B geheel naar<br />

rechts (in het rode vlak);<br />

❒ draai de knop A op de gewenste<br />

snelheid;<br />

❒ draai de knop D in stand:<br />

ƒ voor verwarming van de<br />

beenruimten en ontwaseming<br />

van de voorruit;<br />

∆ voor lucht naar de beenruimten<br />

en koelere lucht uit<br />

de luchtroosters in het midden<br />

en de uitstroomopeningen<br />

op het dashboard;<br />

≈ voor een snelle verwarming.<br />

fig. 40<br />

SNELLE VERWARMING<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ sluit alle luchtroosters op het<br />

dashboard;<br />

❒ draai de knop B in het rode<br />

gebied;<br />

❒ draai de knop A op stand 4 -;<br />

❒ draai de knop D op stand ≈.<br />

L0C0127m<br />

SNELLE ONTWASEMING/<br />

ONTDOOIING VAN DE RUITEN<br />

VOOR (VOORRUIT EN<br />

ZIJRUITEN)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de knop B in het rode<br />

gebied;<br />

❒ draai de knop A op stand 4 -;<br />

❒ draai de knop D op stand -;<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />

door de knop E in stand Ú te<br />

zetten.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn,<br />

kan een stand gekozen worden<br />

waarbij het comfort optimaal blijft.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

43


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

44<br />

Beslaan van de ruiten voorkomen<br />

Als het buiten extreem vochtig is<br />

en/of bij regen en/of bij grote verschillen<br />

in interieur- en buitentemperatuur,<br />

raden wij u de volgende<br />

procedure aan om het beslaan van<br />

de ruiten te voorkomen:<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />

door de knop E in stand Ú te<br />

zetten;<br />

❒ draai de knop B in het rode<br />

gebied;<br />

❒ draai de knop A op stand 2;<br />

❒ draai de knop D in stand - of<br />

stand ƒ als de ruiten niet beslagen<br />

zijn.<br />

ONTWASEMING/<br />

ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />

(indien van toepassing)<br />

Druk op de knop C om deze functie<br />

in te schakelen: het lampje op de<br />

knop gaat branden als deze functie<br />

wordt ingeschakeld.<br />

De functie is voorzien van een tijdschakeling,<br />

waardoor de functie na<br />

30 minuten automatisch wordt uitgeschakeld.<br />

U kunt de verwarming<br />

eerder uitschakelen door nogmaals<br />

de knop C in te drukken.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />

andere plaatjes op de elektrische<br />

weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging<br />

van de achterruitverwarming te<br />

voorkomen.<br />

REGELING AANJAGERSNEL-<br />

HEID<br />

Ga voor een goede ventilatie van het<br />

interieur als volgt te werk:<br />

❒ open de luchtroosters in het midden<br />

en aan de zijkant geheel;<br />

❒ draai de knop B in het blauwe<br />

gebied;<br />

❒ zet de knop A op de gewenste<br />

snelheid;<br />

❒ zet de knop D op stand «;<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />

door de knop E in stand Ú te<br />

zetten.<br />

RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />

Zet de knop E op stand ….<br />

Het verdient aanbeveling om de<br />

luchtrecirculatie in te schakelen in<br />

de file of in tunnels. Hiermee wordt<br />

voorkomen dat vervuilde lucht het<br />

interieur bereikt. Het is niet raadzaam<br />

dit systeem langdurig te laten<br />

werken, omdat anders, vooral als u<br />

met meerdere personen in de auto<br />

zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat<br />

de ruiten beslaan.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />

kunnen, afhankelijk van de<br />

werking van het systeem (“verwarming”<br />

of “koeling”), de gewenste<br />

omstandigheden sneller bereikt worden.<br />

Het is echter niet raadzaam<br />

deze functie in te schakelen op<br />

regenachtige of koude dagen, omdat<br />

dan de ruiten aan de binnenzijde<br />

aanzienlijk sneller kunnen beslaan.


HANDBEDIENDE<br />

AIRCONDITIONING<br />

(indien aanwezig)<br />

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 41<br />

A: knop voor inschakelen aanjager;<br />

B: draaiknop voor regeling luchttemperatuur<br />

(menging van<br />

warme/koude lucht).<br />

C: drukknop voor in-/uitschakelen<br />

achterruitverwarming;<br />

D: drukknop voor in-/uitschakelen<br />

aircocompressor;<br />

E: draaiknop voor instelling luchtverdeling;<br />

F: knop voor in-/uitschakeling<br />

luchtrecirculatie.<br />

KLIMAATREGELING<br />

Met de draaiknop E kan de lucht op<br />

5 manieren over het hele interieur<br />

worden verdeeld:<br />

« luchtstroom uit de luchtroosters<br />

in het midden en de uitstroomopeningen<br />

aan de zijkant;<br />

∆ voor verwarming van de<br />

beenruimten, waarbij de<br />

luchtstroom op het gelaat koel<br />

blijft (“bilevel”-stand);<br />

fig. 41<br />

≈ voor een snellere verwarming<br />

van het interieur;<br />

ƒ voor verwarming van het interieur<br />

en ontwaseming van de<br />

voorruit;<br />

-voor ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit en de zijruiten<br />

voor.<br />

VERWARMING VAN HET<br />

INTERIEUR<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de knop B geheel naar<br />

rechts (in het rode vlak);<br />

❒ draai de knop A op de gewenste<br />

snelheid;<br />

L0C0128m<br />

❒ draai de knop E op stand:<br />

ƒ voor verwarming van de<br />

beenruimten en ontwaseming<br />

van de voorruit;<br />

∆ voor lucht naar de beenruimten<br />

en koelere lucht uit<br />

de luchtroosters in het midden<br />

en de uitstroomopeningen<br />

op het dashboard;<br />

≈ voor een snelle verwarming.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

45


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

46<br />

SNELLE VERWARMING<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ sluit alle luchtroosters op het<br />

dashboard;<br />

❒ draai de knop B in het rode<br />

gebied;<br />

❒ draai de knop A op stand 4 -;<br />

❒ draai de knop E op stand ≈.<br />

SNELLE ONTWASEMING/<br />

ONTDOOIING VAN DE RUITEN<br />

VOOR (VOORRUIT EN<br />

ZIJRUITEN)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de knop B in het rode<br />

gebied;<br />

❒ draai de knop A op stand 4 -;<br />

❒ draai de knop E op stand -;<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />

door de knop F in stand Ú te<br />

zetten.<br />

Nadat de ruiten ontwasemd zijn,<br />

kan een stand gekozen worden<br />

waarbij het comfort optimaal blijft.<br />

Beslaan van de ruiten voorkomen<br />

Als het buiten extreem vochtig is<br />

en/of bij regen en/of bij grote verschillen<br />

in interieur- en buitentemperatuur,<br />

raden wij u de volgende<br />

procedure aan om het beslaan van<br />

de ruiten te voorkomen:<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />

door de knop F in stand Ú te<br />

zetten;<br />

❒ draai de knop B in het rode<br />

gebied;<br />

❒ draai de knop A op stand 2;<br />

❒ draai de knop E in stand - of<br />

stand ƒ als de ruiten niet beslagen<br />

zijn.<br />

BELANGRIJK De airconditioning is<br />

zeer bruikbaar om het beslaan van<br />

de ruiten te voorkomen: het is daarom<br />

voldoende om de bedieningsknoppen<br />

op ontwasemen te zetten<br />

zoals hiervoor beschreven is en de<br />

airconditioning in te schakelen door<br />

de knop D in te drukken.<br />

ONTWASEMING/<br />

ONTDOOIING ACHTERRUIT<br />

Druk op de knop C om deze functie<br />

in te schakelen: het lampje op de<br />

knop gaat branden als deze functie<br />

wordt ingeschakeld.<br />

De functie is voorzien van een tijdschakeling,<br />

waardoor de functie na<br />

30 minuten automatisch wordt uitgeschakeld.<br />

U kunt de verwarming<br />

eerder uitschakelen door nogmaals<br />

de knop C in te drukken.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />

andere plaatjes op de elektrische<br />

weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging<br />

van de achterruitverwarming te<br />

voorkomen.


REGELING AANJAGERSNEL-<br />

HEID<br />

Ga voor een goede ventilatie van het<br />

interieur als volgt te werk:<br />

❒ open de luchtroosters in het midden<br />

en aan de zijkant geheel;<br />

❒ draai de knop B in het blauwe<br />

gebied;<br />

❒ zet de knop A op de gewenste<br />

snelheid;<br />

❒ zet de knop E op stand «;<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />

door de knop F in stand Ú te<br />

zetten.<br />

RECIRCULATIE INSCHAKELEN<br />

Zet de knop F op stand ….<br />

Het verdient aanbeveling om de<br />

luchtrecirculatie in te schakelen in<br />

de file of in tunnels. Hiermee wordt<br />

voorkomen dat vervuilde lucht het<br />

interieur bereikt. Het is niet raadzaam<br />

dit systeem langdurig te laten<br />

werken, omdat anders, vooral als u<br />

met meerdere personen in de auto<br />

zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat<br />

de ruiten beslaan.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />

kunnen, afhankelijk van de<br />

werking van het systeem (“verwarming”<br />

of “koeling”), de gewenste<br />

omstandigheden sneller bereikt worden.<br />

Het is echter niet raadzaam<br />

deze functie in te schakelen op<br />

regenachtige of koude dagen, omdat<br />

dan de ruiten aan de binnenzijde<br />

aanzienlijk sneller kunnen beslaan.<br />

AIRCONDITIONING (koeling)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ draai de knop B in het blauwe<br />

gebied;<br />

❒ draai de knop A op de gewenste<br />

snelheid;<br />

❒ zet de knop E op stand «;<br />

❒ zet de knop F op stand …;<br />

❒ druk op de knop D (het lampje op<br />

de knop gaat branden).<br />

Regeling van de koeling<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ schakel de luchtrecirculatie uit<br />

door de knop F in stand Ú te<br />

zetten.<br />

❒ draai de knop B naar rechts voor<br />

verhoging van de temperatuur;<br />

❒ draai de knop A naar rechts voor<br />

verlaging van de aanjagersnelheid.<br />

ONDERHOUD VAN HET SYS-<br />

TEEM<br />

Schakel in de winter de airconditioning<br />

1 keer per maand gedurende 10<br />

minuten in. Laat voor het zomerseizoen<br />

de werking van de airconditioning<br />

door de <strong>Lancia</strong>-dealer controleren.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

47


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

48<br />

KLIMAATREGELING, AUTOMATISCH (indien aanwezig)<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

De automatische airconditioning<br />

met gescheiden regeling regelt de<br />

temperatuur en de luchtverdeling in<br />

het interieur in twee zones: bestuurders-<br />

en passagierszijde. De temperatuurregeling<br />

is gebaseerd op “temperatuurgelijkheid”:<br />

d.w.z. dat het<br />

systeem continu werkt om het comfort<br />

in het interieur constant te houden<br />

en eventuele verschillen in de<br />

weersomstandigheden buiten te<br />

compenseren, ook zonnestraling<br />

(gesignaleerd door een zonnestralingssensor).<br />

Het systeem kan zijn uitgerust met<br />

een luchtkwaliteitsensor (Air<br />

Quality System) die automatisch de<br />

luchtrecirculatie kan inschakelen<br />

om de onaangename effecten van<br />

vervuilde lucht, tijdens het rijden in<br />

de stad, in de file en in tunnels, te<br />

verminderen, en een wasemsensor<br />

die kan registreren wanneer de voorruit<br />

beslaat en het systeem zo kan<br />

instellen dat het zicht wordt hersteld.<br />

De automatisch gecontroleerde<br />

parameters en functies zijn:<br />

❒ luchttemperatuur naar de uitstroomopeningen<br />

aan bestuurderszijde/passagierszijde<br />

voor;<br />

❒ luchtverdeling naar de uitstroomopeningen<br />

aan bestuurderszijde/<br />

passagierszijde voor;<br />

❒ aanjagersnelheid (traploze regeling<br />

van de luchtstroom);<br />

❒ inschakeling van de compressor<br />

(voor koelen en drogen van de<br />

lucht);<br />

❒ luchtrecirculatie.<br />

Deze functies kunnen handmatig<br />

worden gewijzigd, d.w.z. dat u het<br />

systeem kunt regelen door naar wens<br />

een of meer functies te selecteren en<br />

te wijzigen. Op deze manier worden<br />

de functies die handmatig zijn gewijzigd<br />

niet langer automatisch door<br />

het systeem geregeld. Het systeem<br />

grijpt alleen in om veiligheidsredenen<br />

(bijv. kans op beslaan).<br />

De handmatige instellingen hebben<br />

voorrang boven de automatische<br />

instellingen en blijven in het geheugen<br />

opgeslagen totdat de gebruiker<br />

de regeling weer overlaat aan de<br />

automatische werking, behalve in de<br />

gevallen dat het systeem om veiligheidsredenen<br />

ingrijpt.<br />

Als handmatig een functie wordt<br />

ingesteld, blijven de andere functies<br />

echter automatisch geregeld.<br />

De luchtopbrengst in het interieur is<br />

onafhankelijk van de snelheid van<br />

de auto omdat de luchtopbrengst<br />

elektronisch geregeld wordt door de<br />

aanjager.<br />

De luchttemperatuur in het interieur<br />

wordt altijd automatisch geregeld op<br />

basis van de ingestelde temperaturen<br />

op de displays van de bestuurder<br />

en de passagier voor (behalve als het<br />

systeem is uitgeschakeld of in enkele<br />

omstandigheden als de compressor<br />

is uitgeschakeld).<br />

De volgende parameters en functies<br />

kunnen handmatig worden ingesteld<br />

en gewijzigd:<br />

❒ temperatuur bestuurderszijde/passagierszijde<br />

voor;<br />

❒ aanjagersnelheid (traploze regeling);<br />

❒ luchtverdeling in vijf standen<br />

(bestuurder/passagier voor);<br />

❒ inschakelen van de compressor;<br />

❒ niet gescheiden/gescheiden regeling;<br />

❒ snelle ontwaseming/ontdooiing;<br />

❒ luchtrecirculatie;<br />

❒ achterruitverwarming;<br />

❒ uitschakelen van het systeem.


BEDIENINGSKNOPPEN fig. 44<br />

A: drukknop voor inschakelen functie<br />

MONO (gelijkstellen ingestelde<br />

temperaturen)<br />

B: drukknop voor in-/uitschakelen<br />

aircocompressor<br />

C: drukknop voor in- en uitschakelen<br />

luchtrecirculatie<br />

D: display met informatie over de<br />

airconditioning<br />

E: drukknop voor uitschakelen airconditioning<br />

F: drukknop voor inschakelen functie<br />

MAX-DEF (snelle ontdooiing/ontwaseming<br />

voorruit en zijruiten<br />

voor)<br />

G: drukknop voor in-/uitschakelen<br />

achterruitverwarming<br />

fig. 44<br />

H: drukknop voor inschakelen functie<br />

AUTO (automatische werking)<br />

en draaiknop voor regelen<br />

temperatuur aan passagierszijde<br />

I: drukknop voor instellen luchtverdeling<br />

aan passagierszijde<br />

L: verhogen/verlagen aanjagersnelheid<br />

L0C0226m<br />

M: drukknop voor instellen luchtverdeling<br />

aan bestuurderszijde<br />

N: drukknop voor inschakelen functie<br />

AUTO (automatische werking)<br />

en draaiknop voor regelen<br />

temperatuur aan bestuurderszijde<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

49


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

50<br />

GEBRUIK VAN DE KLIMAAT-<br />

REGELING<br />

Het systeem kan op verschillende<br />

manieren worden ingeschakeld,<br />

maar wij raden u aan te beginnen<br />

met het indrukken van een van de<br />

knoppen AUTO en vervolgens de<br />

draaiknoppen te draaien om op het<br />

display de gewenste temperaturen in<br />

te stellen.<br />

Omdat het systeem het klimaat in<br />

twee zones in het interieur regelt,<br />

kunnen de bestuurder en de passagier<br />

voor verschillende temperatuurwaarden<br />

instellen. Het maximaal<br />

toegestane verschil is 7 °C.<br />

Op deze wijze werkt het systeem<br />

geheel automatisch, zodat zo snel<br />

mogelijk de ingestelde temperatuur<br />

wordt bereikt. Het systeem regelt de<br />

temperatuur, de luchthoeveelheid,<br />

de luchtverdeling in het interieur, de<br />

recirculatiefunctie en het inschakelen<br />

van de aircocompressor.<br />

Tijdens de volledig automatische<br />

werking van het systeem, moeten<br />

alleen de volgende functies eventueel<br />

handmatig worden ingeschakeld:<br />

❒ MONO, om de ingestelde temperatuur<br />

en de luchtverdeling aan<br />

bestuurders- en passagierszijde<br />

voor gelijk te stellen;<br />

❒ …, luchtrecirculatie, om de<br />

recirculatie altijd in- of uitgeschakeld<br />

te houden;<br />

❒ -, voor een snelle ontwaseming/ontdooiing<br />

van de ruiten<br />

voor, de achterruit en de buitenspiegels;<br />

❒ (, voor het ontwasemen/ontdooien<br />

van de achterruit.<br />

Tijdens de volledig automatische<br />

werking van het systeem kunt u op<br />

ieder moment de ingestelde temperaturen,<br />

de luchtverdeling en de<br />

aanjagersnelheid wijzigen m.b.v. de<br />

desbetreffende knoppen: het systeem<br />

zal automatisch de eigen instellingen<br />

wijzigen en aanpassen aan de<br />

nieuwe instellingen. Als tijdens de<br />

volledige automatische werking<br />

(FULL AUTO) de luchtverdeling<br />

en/of de luchtopbrengst gewijzigd<br />

worden en/of de inschakeling van de<br />

compressor en/of de recirculatie,<br />

dan verdwijnt het opschrift FULL.<br />

Op deze manier worden de functies<br />

niet langer automatisch geregeld<br />

maar moeten met de hand worden<br />

bediend, totdat u opnieuw de knop<br />

AUTO indrukt. De aanjagersnelheid<br />

is voor alle zones in het interieur<br />

gelijk.<br />

Als een of meer functies handmatig<br />

zijn ingeschakeld, dan blijft de regeling<br />

van de luchttemperatuur automatisch<br />

plaatsvinden, behalve als de<br />

compressor is uitgeschakeld: in dat<br />

geval kan er geen lucht in het interieur<br />

worden gevoerd waarvan de<br />

temperatuur lager is dan de buitentemperatuur.


BEDIENINGSORGANEN<br />

Draaiknoppen voor regeling<br />

luchttemperatuur H - N<br />

Als u de knoppen naar rechts of naar<br />

links draait, verhoogt of verlaagt u de<br />

luchttemperatuur respectievelijk in<br />

het gedeelte linksvoor (draaiknop N)<br />

en rechtsvoor (draaiknop H) van het<br />

interieur.<br />

Omdat het systeem het klimaat in<br />

twee zones in het interieur regelt,<br />

kunnen de bestuurder en de passagier<br />

voor verschillende temperatuurwaarden<br />

instellen. Het maximaal toegestane<br />

verschil is 7 °C.<br />

De ingestelde temperaturen worden<br />

op het display weergegeven dicht bij<br />

de knoppen.<br />

Als u de knop A (MONO)) indrukt,<br />

wordt de temperatuur aan bestuurders-<br />

en passagierszijde voor automatisch<br />

gelijkgesteld, waarna u de temperatuur<br />

in de twee zones met de<br />

draaiknop N aan bestuurderszijde<br />

kunt regelen.<br />

De gescheiden regeling van de temperatuur<br />

en de luchtverdeling wordt<br />

automatisch weer hervat, als u de<br />

draaiknop H of N draait of nogmaals<br />

op de knop A (MONO) drukt als het<br />

lampje op de knop brandt.<br />

Als u de knoppen helemaal naar<br />

rechts of helemaal naar links draait,<br />

tot aan de uiterste waarden HI of LO,<br />

wordt respectievelijk de functie van<br />

de maximale verwarming of de maximale<br />

koeling ingeschakeld:<br />

❒ Functie HI (maximale verwarming):<br />

wordt ingeschakeld als de draaiknop<br />

van de temperatuur naar rechts<br />

wordt gedraaid, voorbij de maximale<br />

waarde (32 °C). Deze functie kan<br />

worden geactiveerd voor alleen de<br />

bestuurderszijde of de passagierszijde<br />

voor of voor beide zijden (ook door de<br />

functie MONO te selecteren).<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld<br />

als u het interieur zo snel mogelijk<br />

wilt verwarmen, waarbij maximaal<br />

van het vermogen van het systeem<br />

gebruik wordt gemaakt. Deze<br />

functie maakt gebruik van de maximale<br />

temperatuur van de motorkoelvloeistof,<br />

terwijl de luchtverdeling en<br />

de snelheid van de aanjager door het<br />

systeem worden ingesteld.<br />

Als de motorkoelvloeistof niet warm<br />

genoeg is, schakelt het systeem niet<br />

onmiddellijk de maximale aanjagersnelheid<br />

in, om de toevoer van te<br />

koude lucht in het interieur te beperken.<br />

Als deze functie is ingeschakeld, zijn<br />

alle handmatige instellingen toegestaan.<br />

Voor het uitschakelen van de functie<br />

is het voldoende om de temperatuurknop<br />

naar links te draaien en de<br />

gewenste temperatuur in te stellen.<br />

❒ Functie LO (maximale koeling):<br />

wordt ingeschakeld als de draaiknop<br />

van de temperatuur naar links wordt<br />

gedraaid, voorbij de maximale waarde<br />

(16 °C). Deze functie kan worden<br />

geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde<br />

of de passagierszijde voor of<br />

voor beide zijden (ook door de functie<br />

MONO te selecteren).<br />

Deze functie kan worden ingeschakeld<br />

als u het interieur zo snel mogelijk<br />

wilt koelen, waarbij maximaal<br />

van het vermogen van het systeem<br />

gebruik wordt gemaakt. Deze functie<br />

schakelt de luchtrecirculatie en de<br />

aircocompressor in, terwijl de luchtverdeling<br />

en de snelheid van de aanjager<br />

worden ingesteld op basis van<br />

de omgevingsomstandigheden. Als<br />

deze functie is ingeschakeld, zijn alle<br />

handmatige instellingen toegestaan.<br />

Voor het uitschakelen van de functie<br />

is het voldoende om de temperatuurknop<br />

naar rechts te draaien en de<br />

gewenste temperatuur in te stellen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

51


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

52<br />

Drukknoppen voor de luchtverdeling<br />

voor I-M<br />

Als u op een van deze knoppen drukt,<br />

kunt u handmatig voor de linker- en de<br />

rechterzijde in het interieur een van de<br />

vijf instellingen voor de luchtverdeling<br />

kiezen:<br />

▲ Luchtstroom naar de uitstroomopeningen<br />

van de voorruit en de<br />

zijruiten voor voor ontdooiing/<br />

ontwaseming van de ruiten.<br />

˙ Lucht uit de luchtroosters in het<br />

midden en aan de zijkant van het<br />

dashboard voor een koele luchtstroom<br />

op het lichaam en het gezicht<br />

bij warm weer.<br />

▼ Lucht uit de uitstroomopeningen<br />

van de beenruimten. Met deze<br />

luchtverdeling kan in een zo kort<br />

mogelijke tijd de lucht in het interieur<br />

worden verwarmd, omdat<br />

warme lucht opstijgt. Dit geeft<br />

snel een behaaglijk gevoel.<br />

˙ Lucht uit luchtroosters in de been-<br />

▼ ruimten voor en achter (warmere<br />

lucht) en de luchtroosters in het<br />

midden en aan de zijkant van het<br />

dashboard (koelere lucht). Deze<br />

luchtverdeling is bijzonder nuttig<br />

in de gematigde seizoenen (vooren<br />

najaar) als de zon schijnt.<br />

▲ Lucht uit luchtroosters in de<br />

▼ beenruimten en de luchtroosters<br />

voor ontwaseming/ontdooiing<br />

van de voorruit en zijruiten<br />

voor. Deze luchtverdeling zorgt<br />

voor een goede verwarming van<br />

het interieur en voorkomt het<br />

eventuele beslaan van de ruiten.<br />

De ingestelde luchtverdeling wordt<br />

aangegeven door een brandend lampje<br />

op de geselecteerde knoppen.<br />

Als een gecombineerde functie is<br />

ingesteld en er een knop wordt ingedrukt,<br />

dan wordt ook de functie van<br />

die knop ingeschakeld. Als daarentegen<br />

een knop van een reeds ingestelde<br />

functie wordt ingedrukt, dan<br />

wordt die functie uitgeschakeld (het<br />

betreffende lampje dooft).<br />

Voor het hervatten van de automatische<br />

werking van de luchtverdeling<br />

na een handmatige instelling, moet<br />

de knop AUTO worden ingedrukt.<br />

Als de bestuurder kiest voor luchtverdeling<br />

naar de voorruit, wordt ook de<br />

luchtstroom aan passagierszijde automatisch<br />

naar de voorruit geleid. De<br />

passagier kan vervolgens een andere<br />

luchtverdeling kiezen door de<br />

betreffende knoppen in te drukken.<br />

Drukknoppen voor regelen aanjagersnelheid<br />

L<br />

Als u op de knop p drukt, wordt de<br />

aanjagersnelheid respectievelijk verhoogd<br />

of verlaagd en daarmee de<br />

hoeveelheid lucht die in het interieur<br />

wordt gevoerd om de gewenste temperatuur<br />

te handhaven.<br />

De aanjagersnelheid wordt weergegeven<br />

door verlichte staafjes op het<br />

display<br />

❒ Maximum aanjagersnelheid = alle<br />

staafjes verlicht<br />

❒ Minimum aanjagersnelheid = een<br />

staafje verlicht<br />

De aanjager kan worden uitgeschakeld,<br />

maar alleen als u de aircocompressor<br />

hebt uitgeschakeld met de<br />

knop B.<br />

BELANGRIJK Voor het hervatten<br />

van de automatische werking van de<br />

aanjager na een handmatige instelling,<br />

moet de knop AUTO worden<br />

ingedrukt.


Drukknoppen AUTO<br />

(automatische werking) H-N<br />

Als u de knop AUTO aan bestuurderszijde<br />

en/of passagierszijde voor<br />

indrukt, regelt het systeem automatisch,<br />

in de betreffende zones, de<br />

hoeveelheid en de verdeling van de<br />

naar het interieur toegevoerde lucht<br />

en worden alle voorafgaande handmatige<br />

instellingen opgeheven.<br />

Dit wordt aangegeven door het verschijnen<br />

van het opschrift FULL<br />

AUTO op het display voor.<br />

Als er een of meerdere handmatige<br />

instellingen zijn uitgevoerd (luchtrecirculatie,<br />

luchtverdeling, aanjagersnelheid<br />

of uitschakeling aircocompressor),<br />

dooft het opschrift FULL<br />

op het display om aan te geven dat<br />

het systeem niet langer alle functies<br />

automatisch regelt (behalve de temperatuur<br />

die altijd automatisch<br />

wordt geregeld).<br />

BELANGRIJK Als het systeem vanwege<br />

handmatige instellingen de<br />

gewenste temperatuur in de verschillende<br />

zones niet meer kan<br />

garanderen en handhaven, knippert<br />

de ingestelde temperatuur om aan te<br />

geven dat het systeem een probleem<br />

heeft gesignaleerd; na een minuut<br />

dooft het opschrift AUTO.<br />

Voor het hervatten van de automatische<br />

werking van het systeem na een<br />

handmatige instelling (een of meerdere),<br />

moet de knop AUTO worden<br />

ingedrukt.<br />

Drukknop MONO (gelijkstellen<br />

ingestelde temperaturen en<br />

luchtverdeling) A<br />

Als u de knop MONO indrukt, wordt<br />

de temperatuur aan bestuurderszijde<br />

en aan passagierszijde voor automatisch<br />

gelijkgesteld, waardoor u in<br />

de twee zones dezelfde temperatuur<br />

en de luchtverdeling kunt instellen<br />

met de draaiknop aan bestuurderszijde.<br />

Met deze functie kan de temperatuur<br />

in het interieur makkelijk<br />

geregeld worden als alleen de<br />

bestuurder in de auto zit. De<br />

gescheiden regeling van de temperatuur<br />

en de luchtverdeling wordt<br />

automatisch weer hervat als u de<br />

draaiknop H of N draait voor de<br />

instelling van de temperatuur aan<br />

passagierszijde voor of nogmaals op<br />

de knop MONO drukt, als het lampje<br />

op de knop brandt.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

53


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

54<br />

Drukknop voor in-/uitschakelen<br />

luchtrecirculatie C (indien aanwezig)<br />

De luchtrecirculatie werkt als volgt:<br />

❒ handmatig ingeschakeld (recirculatie<br />

altijd ingeschakeld); het<br />

lampje op de knop C en het symbool<br />

í op het display branden;<br />

❒ geforceerde uitschakeling (recirculatie<br />

altijd uitgeschakeld met<br />

luchttoevoer van buiten); lampje<br />

op de knop en het symbool êop<br />

het display gedoofd.<br />

Deze mogelijkheden kunnen worden<br />

ingeschakeld door meerdere keren op<br />

de recirculatieknop C te drukken.<br />

Als de recirculatie een lange tijd (meer<br />

dan 15 minuten aaneengesloten) ingeschakeld<br />

is geweest, wordt de recirculatie<br />

om veiligheidsredenen automatisch<br />

uitgeschakeld om de lucht in<br />

het interieur te verversen.<br />

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie<br />

kunnen (verwarming of koeling<br />

van het interieur) de gewenste<br />

omstandigheden sneller bereikt worden.<br />

Het is echter niet raadzaam deze<br />

functie handmatig in te schakelen op<br />

regenachtige of koude dagen, omdat<br />

dan de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk<br />

sneller kunnen beslaan, vooral<br />

als de airconditioning niet is ingeschakeld.<br />

Bij buitentemperaturen onder 5° -<br />

7°C wordt de recirculatie uitgeschakeld<br />

(met luchttoevoer van buiten)<br />

om het beslaan van de ruiten te voorkomen.<br />

Als de handmatige werking van de recirculatie<br />

is ingesteld, dooft het opschrift<br />

FULL en verdwijnt AUTO van<br />

het symbool op het display.<br />

ATTENTIE<br />

Bij lage buitentemperaturen<br />

raden wij u aan om de<br />

recirculatiefunctie niet te gebruiken<br />

omdat hierdoor de ruiten<br />

sneller kunnen beslaan.


Knop voor uitschakeling van de<br />

aircocompressor B<br />

Als u op de knop ò drukt als het<br />

lampje op de knop brandt, wordt de<br />

aircocompressor uitgeschakeld en<br />

dooft het lampje. Als u nogmaals op<br />

de knop drukt als het lampje<br />

gedoofd is, wordt de inschakeling<br />

van de compressor weer automatisch<br />

door het systeem geregeld; dit wordt<br />

aangegeven door het gaan branden<br />

van het lampje op de knop.<br />

Als u de aircocompressor uitschakelt,<br />

wordt de recirculatie uitgeschakeld<br />

om het eventuele beslaan van<br />

de ruiten te voorkomen. Ook als het<br />

systeem de ingestelde temperatuur<br />

kan handhaven, verdwijnt het<br />

opschrift FULL van het display. Als<br />

het systeem de ingestelde temperatuur<br />

echter niet meer kan handhaven,<br />

gaat de temperatuur knipperen<br />

en dooft ook het opschrift AUTO.<br />

BELANGRIJK Met uitgeschakelde<br />

aircocompressor is het niet mogelijk<br />

lucht in het interieur te voeren met<br />

een temperatuur die lager is dan de<br />

buitentemperatuur; bovendien kunnen<br />

(in bijzondere weersomstandigheden)<br />

de ruiten zeer snel beslaan<br />

omdat de lucht niet gedroogd kan<br />

worden.<br />

De uitschakeling van de aircocompressor<br />

blijft in het geheugen opgeslagen,<br />

ook na het afzetten van de<br />

motor. U kunt de automatische regeling<br />

van de aircocompressor weer<br />

inschakelen door nogmaals de knop<br />

ò in te drukken of de knop AUTO.<br />

Als bij uitgeschakelde compressor de<br />

buitentemperatuur hoger is dan de<br />

ingestelde temperatuur, kan het systeem<br />

niet aan de wens voldoen. Dit<br />

wordt als volgt aangegeven: de ingestelde<br />

temperatuur knippert enkele<br />

seconden op het display en vervolgens<br />

dooft het opschrift AUTO.<br />

Als de compressor is uitgeschakeld,<br />

kan de aanjagersnelheid handmatig<br />

op nul worden gezet. Als de compressor<br />

is ingeschakeld bij draaiende<br />

motor, kan de aanjagersnelheid niet<br />

lager zijn dan een minimale waarde<br />

(één staafje verlicht).<br />

Drukknop voor snelle ontwaseming/<br />

ontdooiing van de voorruit<br />

en de zijruiten voor F<br />

Als u deze knop indrukt, schakelt de<br />

klimaatregeling automatisch alle<br />

functies in die noodzakelijk zijn voor<br />

het snel ontdooien/ontwasemen van<br />

de voorruit en de zijruiten voor.<br />

D.w.z. dat het systeem:<br />

❒ de aircocompressor inschakelt<br />

wanneer de klimatologische<br />

omstandigheden dit toestaan;<br />

❒ de luchtrecirculatie uitschakelt;<br />

❒ de maximale luchttemperatuur<br />

(HI) op beide displays instelt;<br />

❒ een aanjagersnelheid inschakelt<br />

op basis van de koelvloeistoftemperatuur,<br />

om toevoer van nog te<br />

koude lucht voor de ontwaseming<br />

van de ruiten, te beperken;<br />

❒ de luchtstroom naar de luchtroosters<br />

voor de voorruit en de zijruiten<br />

voor leidt;<br />

❒ de achterruitverwarming inschakelt.<br />

BELANGRIJK De functie voor snelle<br />

ontwaseming/ontdooiing van de<br />

ruiten blijft ongeveer 3 minuten<br />

ingeschakeld nadat de koelvloeistoftemperatuur<br />

boven 50°C is gekomen<br />

(benzine-uitvoeringen) of 35°C<br />

(Multijet-uitvoeringen).<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

55


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

56<br />

Als de functie voor snel<br />

ontdooien/ontwasemen is ingeschakeld,<br />

gaan het lampje op de<br />

betreffende knop en het lampje op<br />

de knop van de achterruitverwarming<br />

branden. Bovendien dooft het<br />

opschrift FULL AUTO op het display.<br />

Als de functie voor maximaal ontwasemen/ontdooien<br />

is ingeschakeld,<br />

kunnen alleen de aanjagersnelheid<br />

en de uitschakeling van de achterruitverwarming<br />

handmatig worden<br />

geregeld.<br />

Als u de knop voor maximale ontdooiing/ontwaseming<br />

indrukt, of de<br />

knoppen voor de luchtrecirculatie of<br />

de uitschakeling van de compressor<br />

of de knop AUTO, schakelt het systeem<br />

de functie maximaal ontdooien/ontwasemen<br />

uit en worden alle<br />

bedrijfsomstandigheden van voor<br />

het inschakelen van de functie hersteld.<br />

Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing<br />

van de achterruit<br />

G<br />

Als u deze knop indrukt, dan wordt<br />

de achterruitverwarming ingeschakeld.<br />

Het lampje op de knop gaat<br />

branden als deze functie wordt ingeschakeld.<br />

De functie schakelt na 30 minuten<br />

automatisch uit, of als opnieuw de<br />

knop wordt ingedrukt. De functie<br />

wordt ook uitgeschakeld als u de<br />

motor uitzet en blijft uitgeschakeld<br />

als u de motor opnieuw start.<br />

BELANGRIJK Plak geen stickers of<br />

andere plaatjes op de elektrische<br />

weerstandsdraden aan de binnenzijde<br />

van de achterruit, om beschadiging<br />

van de achterruitverwarming te<br />

voorkomen.<br />

Systeem uitschakelen (OFF) E<br />

Het systeem schakelt uit als u op de<br />

knop OFF drukt.<br />

Op het display verschijnt uitsluitend<br />

het symbool í voor ingeschakelde<br />

recirculatie.<br />

Als het systeem is uitgeschakeld:<br />

❒ zijn alle lampjes gedoofd;<br />

❒ zijn de temperatuurdisplays<br />

gedoofd;<br />

❒ is de recirculatie ingeschakeld,<br />

waarbij geen lucht van buiten<br />

binnenkomt;<br />

❒ is de aircocompressor uitgeschakeld;<br />

❒ is de aanjager uitgeschakeld.<br />

Ook als het systeem is uitgeschakeld,<br />

kan de achterruitverwarming worden<br />

in-/uitgeschakeld.<br />

BELANGRIJK De regeleenheid van<br />

de klimaatregeling slaat de instellingen<br />

van het systeem in het geheugen<br />

op voordat het systeem wordt uitgeschakeld.<br />

Als u vervolgens op een<br />

willekeurige knop drukt (behalve de<br />

knop van de achterruitverwarming),<br />

worden de functies weer hersteld.<br />

Als de functie van de ingedrukte<br />

knop niet was ingeschakeld voor de<br />

uitschakeling, dan wordt deze functie<br />

ook geactiveerd; als deze daarentegen<br />

was ingeschakeld, blijft de<br />

functie gehandhaafd.<br />

Als u de volledig automatische werking<br />

van het systeem weer wilt<br />

inschakelen, druk dan op de knop<br />

AUTO.


Wasemsensor<br />

(indien aanwezig)<br />

Op de onderzijde van de binnenspiegel<br />

is een sensor gemonteerd die<br />

registreert of de voorruit beslagen is<br />

en zo nodig de regeling van het systeem<br />

aanpast om een goed zicht te<br />

garanderen.<br />

Het systeem reageert zodra de voorruit<br />

begint te beslaan bij bepaalde<br />

buitentemperaturen en een bepaalde<br />

luchtvochtigheid, en past de klimaatregeling<br />

aan zodat het zicht<br />

behouden blijft.<br />

Als de sensor vaststelt dat de voorruit<br />

beslaat, dan worden de volgende<br />

instellingen gekozen:<br />

❒ inschakeling van de compressor<br />

(weergave van symbool ò op het<br />

display en knop B verlicht);<br />

❒ uitschakeling van de luchtrecirculatie<br />

(uitsluitend toevoer van buitenlucht).<br />

Als deze instellingen niet afdoende<br />

zijn om het beslaan te verhelpen en<br />

een veilige situatie te herstellen, dan<br />

kiest het systeem de volgende instellingen:<br />

❒ aanpassing van de luchtverdeling<br />

om de luchttoevoer naar de voorruit<br />

te vergroten;<br />

❒ verhoging van de luchtopbrengst.<br />

De wasemsensor verhoogt de actieve<br />

veiligheid omdat de meetresultaten<br />

worden gebruikt zowel tijdens de<br />

automatische werking als bij eventuele<br />

handmatige aanpassingen in de<br />

werking van de klimaatregeling.<br />

Als instellingen, die het gevolg zijn<br />

van metingen door de sensor, met de<br />

hand worden gewijzigd, dan wordt<br />

de sensor buiten werking gesteld,<br />

totdat opnieuw op toets AUTO<br />

wordt gedrukt of totdat de motor de<br />

volgende keer wordt gestart.<br />

Als de sensor aan de klimaatregeleenheid<br />

doorgeeft dat de normale zichtomstandigheden<br />

zijn hersteld, dan<br />

kiest het systeem de instellingen die<br />

waren ingesteld, voordat de sensor<br />

een beslagen voorruit registreerde.<br />

BELANGRIJK Als de wasemsensor<br />

een beslagen voorruit registreert,<br />

dan zijn de buitentemperatuur en de<br />

luchtvochtigheid zodanig dat een<br />

goed en veilig zicht in gevaar is; als<br />

het systeem terugkeert naar de door<br />

de bestuurder gekozen instellingen,<br />

dan verdient het aanbeveling om de<br />

aircocompressor ingeschakeld te<br />

houden om te voorkomen dat de<br />

voorruit opnieuw beslaat.<br />

ATTENTIE<br />

Voor een goede werking<br />

van de wasemsensor moet<br />

de voorruit schoon zijn en mag het<br />

meetbereik van de sensor achter<br />

de binnenspiegel niet gehinderd<br />

worden door stickers en soortgelijke<br />

voorwerpen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

57


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

58<br />

BUITEN-<br />

VERLICHTING<br />

Met de linker hendel bedient u de<br />

buitenverlichting.<br />

De buitenverlichting werkt uitsluitend<br />

als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat.<br />

VERLICHTING UIT fig. 45<br />

Draaiknop in stand å.<br />

BUITENVERLICHTING fig. 46<br />

Draai de draaiknop in stand 6.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 3 branden.<br />

DIMLICHT fig. 47<br />

Draai de draaiknop in stand 2.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 2 branden.<br />

fig. 45 L0C0062m fig. 48<br />

fig. 46<br />

fig. 47<br />

L0C0061m<br />

L0C0063m<br />

1<br />

1<br />

6 1<br />

L0C0101m<br />

GROOTLICHT fig. 48<br />

Trek de hendel naar het stuurwiel<br />

(vergrendelde stand), als de draaiknop<br />

reeds in stand 2 staat.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 1 branden.<br />

Als de hendel opnieuw naar het<br />

stuurwiel wordt getrokken, dooft het<br />

grootlicht en wordt het dimlicht<br />

weer ingeschakeld.


fig. 49<br />

L0C0064m<br />

GROOTLICHTSIGNAAL fig. 49<br />

Het grootlichtsignaal kan worden<br />

gegeven door de hendel naar het<br />

stuurwiel te trekken (onvergrendelde<br />

stand) ongeacht de stand van de<br />

draaiknop. Op het instrumentenpaneel<br />

gaat het controlelampje 1<br />

branden.<br />

PARKEERVERLICHTING fig. 50<br />

Draai de contactsleutel in stand<br />

STOP of verwijder de sleutel en draai<br />

de draaiknop in stand 6. Op het instrumentenpaneel<br />

gaat het controlelampje<br />

3 branden en de buitenverlichting<br />

en de kentekenplaatverlichting<br />

worden ingeschakeld.<br />

Als u de hendel omhoog plaatst a,<br />

gaat alleen de buitenverlichting aan<br />

de rechterzijde branden; als u de hendel<br />

omlaag plaatst b, gaat alleen de<br />

verlichting aan de linkerzijde branden.<br />

In beide gevallen gaat het lampje<br />

3 op het instrumentenpaneel branden.<br />

fig. 50 L0C0065m fig. 51 L0C0064m<br />

RICHTINGAANWIJZERS fig. 50<br />

Zet de hendel in de vergrendelde<br />

stand:<br />

❒ omhoog (stand 1): inschakeling<br />

rechter richtingaanwijzer;<br />

❒ omlaag (stand 2): inschakeling<br />

linker richtingaanwijzer.<br />

Op het instrumentenpaneel knippert<br />

het waarschuwingslampje F of D.<br />

De richtingaanwijzers schakelen<br />

automatisch uit als de auto weer<br />

rechtuit rijdt.<br />

Als u kort richting aan wilt geven,<br />

voor het uitvoeren van een handeling<br />

waarvoor het stuurwiel slechts<br />

weinig hoeft te worden verdraaid,<br />

dan drukt u de hendel iets omhoog<br />

of omlaag zonder dat de hendel vergrendelt.<br />

Zodra u de hendel loslaat,<br />

gaat deze automatisch terug.<br />

“FOLLOW ME HOME” SYTEEM<br />

fig. 51<br />

Met dit systeem kan de ruimte voor<br />

de auto een bepaalde tijd worden<br />

verlicht.<br />

Inschakelen<br />

U schakelt deze functie in door de<br />

contactsleutel in stand STOP te<br />

draaien of uit te nemen en de linker<br />

hendel binnen 2 minuten na het uitzetten<br />

van de motor naar het stuur<br />

te trekken.<br />

Telkens als u de hendel bedient,<br />

blijft de verlichting 30 seconden langer<br />

branden, tot een maximum van<br />

210 seconden; hierna schakelt de<br />

verlichting automatisch uit.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

59


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

60<br />

Telkens als de hendel wordt bediend,<br />

gaat het controlelampje 3 op het instrumentenpaneel<br />

branden en verschijnt<br />

er een bericht op het display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”)<br />

met de tijd die de functie actief<br />

blijft. Het lampje gaat branden als<br />

de hendel voor het eerst bediend<br />

wordt en blijft branden totdat de<br />

functie automatisch uitschakelt. Telkens<br />

als de hendel wordt bediend,<br />

wordt alleen de inschakeltijd van de<br />

verlichting verlengd.<br />

Uitschakelen<br />

Houd de hendel langer dan 2 seconden<br />

naar het stuur getrokken.<br />

fig. 52 L0C0185m fig. 53 L0C0225m<br />

SCHEMERSENSOR (automatisch<br />

inschakelende koplampen)<br />

(indien aanwezig) fig. 52<br />

Deze sensor is in staat om de verschillen<br />

in sterkte van het omgevingslicht<br />

waar te nemen op basis<br />

van de ingestelde gevoeligheid: hoe<br />

hoger de gevoeligheid, hoe minder<br />

buitenlicht er nodig is om de verlichting<br />

in te schakelen. De gevoeligheid<br />

van de sensor kan worden ingesteld<br />

via het “Setup-menu” van het display.<br />

Inschakelen<br />

Draai de draaiknop in stand 2A : op<br />

deze manier gaan, afhankelijk van<br />

de sterkte van het buitenlicht, de<br />

buitenverlichting en de dimlichten<br />

automatisch branden.<br />

Als de schemersensor is ingeschakeld,<br />

kan alleen het grootlichtsignaal<br />

worden gegeven.<br />

Uitschakelen<br />

Als via de sensor het commando<br />

voor uitschakeling wordt gegeven,<br />

wordt het dimlicht uitgeschakeld en<br />

vervolgens, na ongeveer 10 seconden,<br />

de buitenverlichting.<br />

De schemersensor is niet in staat om<br />

mist te signaleren. Daarom moet bij<br />

mist de verlichting handmatig worden<br />

ingeschakeld.


RUITEN REINIGEN<br />

RUITENWISSERS/<br />

-SPROEIERS<br />

Deze werken uitsluitend als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

De rechter hendel kan in vijf verschillende<br />

standen worden gezet fig. 54:<br />

A: ruitenwissers uitgeschakeld<br />

B: wissen met interval.<br />

Draai als de hendel in stand B staat,<br />

de draaiknop F in een van de vier<br />

intervalstanden:<br />

, = zeer lang interval<br />

-- = lang interval<br />

--- = gemiddeld interval<br />

---- = kort interval<br />

fig. 54<br />

L0C0066m<br />

C: langzaam continu wissen;<br />

D: snel continu wissen;<br />

E: tussenslag (onvergrendelde stand).<br />

In stand E werken de ruitenwissers,<br />

zolang u de hendel met de hand in<br />

deze stand houdt. Als u de hendel<br />

loslaat, springt deze direct weer in<br />

stand A en schakelen de ruitenwissers<br />

automatisch uit.<br />

ATTENTIE<br />

Gebruik de ruitenwissers<br />

niet om opgehoopte<br />

sneeuw of ijs van de voorruit te<br />

verwijderen. In die omstandigheden<br />

grijpt, als de ruitenwissers te<br />

zwaar worden belast, de beveiliging<br />

in, die ervoor zorgt dat de<br />

ruitenwissers enkele seconden<br />

worden uitgeschakeld. Als hierna<br />

de werking niet wordt hervat,<br />

wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

61


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

62<br />

fig. 55<br />

L0C0067m<br />

“Intelligente wis-/wasregeling”<br />

Als u de hendel naar het stuur trekt<br />

(onvergrendelde stand), schakelen<br />

de ruitensproeiers in fig. 55.<br />

Als u de hendel langer dan een halve<br />

seconde aangetrokken houdt, dan<br />

worden in een beweging de ruitenwissers/-sproeiers<br />

ingeschakeld.<br />

Als u de hendel loslaat, maken de<br />

ruitenwissers nog 4 slagen.<br />

REGENSENSOR<br />

(indien aanwezig)<br />

De regensensor bevindt zich achter<br />

de binnenspiegel en staat in contact<br />

met de voorruit. De sensor zorgt<br />

ervoor dat de frequentie van de slagen<br />

van de ruitenwissers, tijdens het<br />

wissen met interval, automatisch<br />

wordt aangepast aan de hoeveelheid<br />

regen op de ruit.<br />

De sensor heeft een regelbereik dat<br />

oplopend varieert van uitgeschakelde<br />

ruitenwissers (geen slagen) als de<br />

ruit droog is, tot ruitenwissers die<br />

ingeschakeld worden op de eerste<br />

continue snelheid (langzaam continu<br />

wissen) bij hevige regen.<br />

Inschakelen fig. 56<br />

Plaats de rechter hendel een stand<br />

naar beneden.<br />

Als de regensensor wordt ingeschakeld,<br />

maken de ruitenwissers 1 slag.<br />

BELANGRIJK Houd de ruit in de<br />

omgeving van de sensor schoon.<br />

Als u draaiknop F draait, dan wordt<br />

de gevoeligheid van de regensensor<br />

verhoogd, waardoor de overgang<br />

van stilstaande ruitenwissers bij een<br />

droge ruit, naar de eerste snelheid<br />

(langzaam continu wissen) sneller<br />

plaatsvindt.<br />

fig. 56<br />

L0C0066m<br />

Als de gevoeligheid van de regensensor<br />

verhoogd wordt, maken de ruitenwissers<br />

1 slag.<br />

Als de ruitensproeiers worden<br />

bediend bij ingeschakelde regensensor,<br />

werkt het normale reinigingsprogramma.<br />

Daarna hervat de<br />

regensensor zijn normale automatische<br />

werking.


Uitschakelen fig. 56<br />

Draai de start-/contactsleutel in<br />

stand STOP.<br />

Als de motor daarna wordt gestart<br />

(sleutel in stand MAR), schakelt de<br />

regensensor niet weer in, ook niet als<br />

de hendel in stand B is blijven staan.<br />

Voor het inschakelen van de regensensor<br />

moet de hendel in stand A of<br />

C worden gezet en daarna in stand B.<br />

Als de regensensor op deze wijze<br />

opnieuw wordt ingeschakeld, maken<br />

de ruitenwissers ten minste 1 slag,<br />

ook bij een droge ruit.<br />

De regensensor is in staat om de volgende<br />

omstandigheden te herkennen<br />

en zijn gevoeligheid hieraan aan te<br />

passen:<br />

❒ vuil op het controle-oppervlak<br />

(zoutaanslag, vuil enz.);<br />

❒ waterstrepen veroorzaakt door<br />

versleten wisserrubbers;<br />

❒ verschil tussen dag en nacht.<br />

fig. 57<br />

L0C0068m<br />

ACHTERRUITWISSER/<br />

-SPROEIER fig. 57<br />

Deze werken uitsluitend als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat.<br />

Als u de hendel naar het dashboard<br />

drukt (onvergrendelde stand), wordt<br />

de achterruitsproeier ingeschakeld<br />

en gaat de achterruitwisser continu<br />

werken.<br />

De werking stopt als de hendel<br />

wordt losgelaten.<br />

Als u draaiknop A van stand å in<br />

stand ' zet, dan werkt de achterruitwisser<br />

in de intervalstand.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

63


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

64<br />

CRUISE-CONTROL<br />

(snelheidsregelaar)<br />

(indien aanwezig)<br />

Dit is een elektronisch hulpmiddel,<br />

waardoor de auto (bij een snelheid<br />

boven 30 km/h) op lange, rechte en<br />

droge trajecten en bij weinig verandering<br />

in de rij-omstandigheden<br />

(bijv. snelwegen), met een constante<br />

en vooraf ingestelde snelheid blijft<br />

rijden zonder het gaspedaal te hoeven<br />

bedienen. Het gebruik van dit<br />

systeem biedt geen voordelen in<br />

druk verkeer. Gebruik dit systeem<br />

niet in de stad.<br />

fig. 58<br />

L0C0069m<br />

SYSTEEM INSCHAKELEN fig. 58<br />

Draai de draaiknop A in stand ON.<br />

Het systeem kan alleen worden ingeschakeld<br />

in de vierde of vijfde versnelling.<br />

Op afdalingen kan bij ingeschakelde<br />

cruise-control de snelheid<br />

iets oplopen ten opzichte van de<br />

opgeslagen snelheid.<br />

Het systeem is ingeschakeld als het<br />

lampje Ü brandt en op het instrumentenpaneel<br />

het betreffende<br />

bericht verschijnt.<br />

SNELHEID OPSLAAN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ zet de draaiknop A in stand ON en<br />

trap het gaspedaal in tot de auto<br />

met de gewenste snelheid rijdt;<br />

❒ plaats de hendel ten minste 3<br />

seconden omhoog (+) en laat vervolgens<br />

de hendel los: de snelheid<br />

van de auto is opgeslagen en het<br />

gaspedaal kan worden losgelaten.<br />

Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)<br />

kan de snelheid simpel verhoogd<br />

worden door het intrappen<br />

van het gaspedaal: als u daarna het<br />

gaspedaal loslaat, wordt teruggekeerd<br />

naar de opgeslagen snelheid.


OPGESLAGEN SNELHEID<br />

OPROEPEN<br />

Als het systeem is uitgeschakeld<br />

door bijvoorbeeld het intrappen van<br />

het rem- of koppelingspedaal, kan<br />

de opgeslagen snelheid op de volgende<br />

manier worden opgeroepen:<br />

❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheid<br />

ongeveer gelijk is aan de<br />

opgeslagen snelheid;<br />

❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld<br />

was op het moment van<br />

het opslaan van de snelheid (vierde<br />

of vijfde versnelling);<br />

❒ druk op de knop RES B.<br />

OPGESLAGEN SNELHEID VER-<br />

HOGEN<br />

Dit kan op twee manieren:<br />

❒ trap het gaspedaal in sla vervolgens<br />

de nieuwe snelheid op;<br />

of<br />

❒ plaats de hendel omhoog (+).<br />

Telkens als de hendel wordt<br />

bediend, wordt de snelheid iets verhoogd<br />

(ongeveer 1 km/h). Als de<br />

hendel omhoog wordt gehouden,<br />

verandert de snelheid traploos.<br />

OPGESLAGEN SNELHEID VER-<br />

LAGEN<br />

Dit kan op twee manieren:<br />

❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens<br />

de nieuwe snelheid op;<br />

of<br />

❒ plaats de hendel omlaag (–) totdat<br />

de nieuwe snelheid is bereikt die<br />

automatisch wordt opgeslagen.<br />

Telkens als de hendel wordt<br />

bediend, wordt de snelheid iets verlaagd<br />

(ongeveer 1 km/h). Als de<br />

hendel omlaag wordt gehouden, verandert<br />

de snelheid traploos.<br />

SYSTEEM UITSCHAKELEN<br />

Zet de draaiknop A in stand OFF of<br />

de start-/contactsleutel in stand<br />

STOP. Het systeem schakelt in de<br />

volgende gevallen automatisch uit:<br />

❒ als het rem- of koppelingspedaal<br />

wordt ingetrapt;<br />

❒ als de ESP (indien aanwezig)<br />

ingrijpt.<br />

ATTENTIE<br />

Als de cruise-control tijdens<br />

het rijden is ingeschakeld,<br />

zet dan nooit de versnellingspook<br />

in de vrijstand.<br />

ATTENTIE<br />

Bij een storing of een<br />

afwijkende werking van<br />

de cruise-control, moet de draaiknop<br />

A in stand OFF worden<br />

gezet. Laat het systeem, na controle<br />

van de zekering, door de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer controleren.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

65


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

66<br />

PLAFONDVER-<br />

LICHTING<br />

Zonneklepverlichting fig. 59<br />

Druk op de knop A voor het in-/uitschakelen<br />

van de zonneklepverlichting<br />

aan bestuurderszijde en druk op<br />

de knop C voor het in-/uitschakelen<br />

van de zonneklepverlichting aan<br />

passagierszijde.<br />

Als de contactsleutel in stand STOP<br />

staat of is uitgenomen, blijft de verlichting<br />

nog ongeveer 15 minuten<br />

ingeschakeld.<br />

Plafondverlichting in het midden<br />

Het lampje gaat automatisch branden<br />

als u een portier opent en dooft<br />

als het betreffende portier wordt<br />

gesloten, na ongeveer 10 seconden.<br />

Als het portier geopend blijft, schakelt<br />

het plafondlampje na ongeveer<br />

3 minuten uit.<br />

De plafondverlichting in het midden<br />

kan ook worden in-/uitgeschakeld<br />

door op de knop B te drukken.<br />

Het inschakelen/doven van de verlichting<br />

gaat geleidelijk.<br />

fig. 59<br />

L0C0015m<br />

Na het inschakelen door het indrukken<br />

van de knop B, blijft de verlichting,<br />

als de contactsleutel in stand<br />

STOP staat of uit het contactslot is<br />

genomen, nog 15 minuten ingeschakeld.<br />

BEDIENINGS-<br />

ORGANEN<br />

WAARSCHUWINGSKNIPPER-<br />

LICHTEN fig. 60<br />

Druk op de schakelaar A, ongeacht de<br />

stand van de contactsleutel.<br />

Als het systeem is ingeschakeld, knippert<br />

het lampje in de schakelaar.<br />

Gelijktijdig gaan op het instrumentenpaneel<br />

de controlelampjes F en D<br />

branden.<br />

Druk voor uitschakeling nogmaals op<br />

de schakelaar.<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

(indien aanwezig) fig. 61<br />

Druk bij ingeschakelde buitenverlichting<br />

op knop 5.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 5 branden.<br />

Druk voor uitschakeling nogmaals<br />

op de knop.<br />

ATTENTIE<br />

Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten<br />

is afhankelijk van de wetgeving<br />

van het land waarin u zich<br />

bevindt. Houdt u aan de voorschriften.


Y<br />

fig. 60<br />

fig. 61<br />

L0C0228m<br />

L0C0229m<br />

MISTACHTERLICHT fig. 61<br />

Druk op knop 4 voor inschakeling<br />

van het mistachterlicht. Het mistachterlicht<br />

werkt alleen als het dimlicht<br />

is ingeschakeld.<br />

Op het instrumentenpaneel gaat het<br />

controlelampje 4 branden.<br />

Druk voor uitschakeling nogmaals<br />

op de knop.<br />

fig. 62<br />

L0C0046m<br />

BRANDSTOFNOODSCHAKE-<br />

LAAR fig. 62<br />

Deze veiligheidsschakelaar bevindt<br />

zich onder het dashboard naast de<br />

portierstijl aan passagierszijde. Om<br />

de schakelaar te bereiken, moet u de<br />

bekleding verplaatsen. De schakelaar<br />

springt omhoog bij een ongeval,<br />

waardoor de toevoer van brandstof<br />

wordt gestopt en de motor afslaat.<br />

Als de brandstofnoodschakelaar is<br />

ingeschakeld, brandt het lampje è<br />

op het instrumentenpaneel en verschijnt<br />

er een bericht op het display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”).<br />

Controleer de auto zorgvuldig op<br />

brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de<br />

motorruimte, onder de auto of in de<br />

nabijheid van de brandstoftank.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

67


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

68<br />

Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />

en de auto kan nog verder rijden,<br />

druk dan op de knop A om de<br />

brandstoftoevoer weer te herstellen en<br />

de verlichting weer in te schakelen.<br />

Draai na een ongeval de contactsleutel<br />

in stand STOP om te voorkomen<br />

dat de accu ontlaadt.<br />

ATTENTIE<br />

Als u na een ongeval een<br />

brandstoflucht ruikt of<br />

merkt dat het brandstofsysteem<br />

lekt, druk dan de schakelaar niet<br />

weer terug, zodat brand wordt<br />

voorkomen.<br />

INTERIEURUIT-<br />

RUSTING<br />

DASHBOARDKASTJE fig. 63<br />

Trek de handgreep in de richting<br />

van de pijl om het dashboardkastje<br />

te openen.<br />

BEKERHOUDER – BLIKJES-<br />

HOUDER fig. 64<br />

Deze zijn in de tunnelconsole<br />

geplaatst.<br />

PASJES/KAARTHOUDER<br />

Op de tunnelconsole bevinden zich<br />

uitsparingen voor het bewaren van<br />

telefoonkaarten, pasjes/credit-cards<br />

of tolkaarten.<br />

STEKKERDOOS (12V)<br />

Deze bevindt zich op de tunnelconsole<br />

en werkt alleen als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat. Als de<br />

auto is uitgerust met de rokerskit,<br />

dan is de stekkerdoos vervangen<br />

door een aansteker.<br />

fig. 63<br />

fig. 64<br />

L0C0251m<br />

L0C0230m


AANSTEKER (indien aanwezig)<br />

Deze is in de tunnelconsole geplaatst<br />

naast de handrem.<br />

Druk voor het inschakelen van de<br />

aansteker de betreffende knop in, als<br />

de contactsleutel in stand MAR<br />

staat.<br />

Na ongeveer 15 seconden springt de<br />

knop in de beginstand en is de aansteker<br />

klaar voor gebruik.<br />

BELANGRIJK Controleer altijd of<br />

de aansteker na het indrukken ook<br />

uitschakelt.<br />

BELANGRIJK De aansteker wordt<br />

erg heet. Gebruik de aansteker voorzichtig<br />

en voorkom dat hij gebruikt<br />

wordt door kinderen: risico op brand<br />

en/of brandwonden.<br />

ASBAK (indien aanwezig)<br />

De asbak bestaat uit een uitneembaar<br />

kunststof houder met een veeropening.<br />

De asbak kan in de<br />

beker/blikjeshouders geplaatst worden<br />

op de tunnelconsole.<br />

BELANGRIJK Gebruik de asbak<br />

niet als prullenbak: papiertjes en<br />

dergelijke kunnen door peuken in<br />

brand raken.<br />

fig. 65<br />

L0C0017m<br />

ZONNEKLEPPEN fig. 65<br />

De zonnekleppen zitten aan beide<br />

zijden naast de binnenspiegel. Ze<br />

kunnen voor de voorruit of voor de<br />

zijruit worden gedraaid.<br />

De zonneklep aan de bestuurdersen<br />

de passagierszijde hebben een<br />

spiegeltje op de achterzijde.<br />

Om het spiegeltje aan de bestuurderszijde<br />

te gebruiken, moet het<br />

schuifklepje A worden geopend.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

69


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

70<br />

OPENDAK (indien<br />

aanwezig)<br />

Het opendak met grote ruit “skydome”<br />

bestaat uit 2 ruitpanelen, een<br />

vast paneel en een beweegbaar<br />

paneel. De panelen zijn voorzien van<br />

een zonnescherm dat met de hand in<br />

twee standen kan worden gezet<br />

(geopend/gesloten). Het opendak<br />

kan uitsluitend bediend worden als<br />

de contactsleutel in stand MAR<br />

staat. Met de knoppen A en B-fig.<br />

66 bij het plafondlampje in het midden,<br />

kunt u het dak openen/sluiten.<br />

Automatisch openen:<br />

Als u knop A langer dan 1 seconde<br />

indrukt, opent het ruitpaneel voor<br />

automatisch in “kantelstand”. Druk<br />

nogmaals langer dan 1 seconde op<br />

knop A om het paneel geheel te openen.<br />

Na het eerste commando voor<br />

het openen, kan het paneel in een<br />

tussenliggende stand worden gezet<br />

door opnieuw op knop A te drukken.<br />

Automatisch sluiten<br />

Als het dak in geheel opende stand<br />

staat en u drukt langer dan 1 seconde<br />

op knop B, dan komt het ruitpaneel<br />

voor automatisch in “kantelstand”.<br />

Druk nogmaals langer dan 1<br />

seconde op knop B om het paneel<br />

geheel te sluiten. Na het eerste com-<br />

fig. 66<br />

L0C0176m<br />

mando voor het sluiten, kan het<br />

paneel in een tussenliggende stand<br />

worden gezet door opnieuw op knop<br />

B te drukken.<br />

Openen/sluiten met de hand<br />

Als u korter dan 1 seconde op knop A<br />

of B drukt, opent/sluit het paneel<br />

zolang de knop wordt ingedrukt. De<br />

beweging stopt als u de knop loslaat.<br />

Op deze manier kunt u het dak in een<br />

tussenliggende stand zetten.<br />

ANTI-LETSELFUNCTIE<br />

Het opendak is voorzien van een<br />

anti-letselfunctie. Sensoren in de<br />

ruitrubbers kunnen een eventueel<br />

obstakel waarnemen als de ruit sluit.<br />

In dat geval onderbreekt het systeem<br />

de ruitbeweging en wordt de ruit<br />

onmiddellijk geopend.<br />

INITIALISATIEPROCEDURE<br />

Als de accu losgekoppeld is geweest<br />

of als een zekering is doorgebrand,<br />

moet de werking van het opendak<br />

opnieuw ingesteld worden.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ druk de knop B-fig. 66 in de<br />

sluitstand;<br />

❒ houd de knop ingedrukt totdat<br />

het dak stapsgewijs geheel is<br />

gesloten;<br />

❒ wacht nadat het dak geheel gesloten<br />

is, tot de elektrische motor van<br />

het dak uitschakelt.<br />

Verwijder altijd de contactsleutel uit<br />

het contactslot als u de auto verlaat,<br />

om te voorkomen dat het opendak<br />

per ongeluk in beweging wordt<br />

gebracht en zo gevaar kan opleveren<br />

voor de achtergebleven passagiers:<br />

onzorgvuldig gebruik van het opendak<br />

kan gevaarlijk zijn. Controleer<br />

voor en tijdens de bediening van de<br />

schakelaar altijd of de passagiers<br />

niet verwond kunnen worden door<br />

de beweging van het opendak zelf of<br />

door in beweging gebrachte voorwerpen.


fig. 67<br />

L0C0186m<br />

BEDIENING IN NOODGEVALLEN<br />

fig. 67<br />

Als het opendak niet elektrisch<br />

bediend kan worden, dan kan het<br />

handmatig worden bediend; ga hiervoor<br />

als volgt te werk:<br />

❒ neem de zeskantige sleutel A uit<br />

het dashboardkastje<br />

❒ verwijder de beschermdop aan de<br />

binnenzijde van het dak, naast het<br />

zonnescherm<br />

❒ steek de sleutel in de zitting B en<br />

draai de sleutel:<br />

– rechtsom om het dak te openen<br />

– linksom om het dak te sluiten.<br />

Bedien het opendak niet<br />

als er allesdragers gemonteerd<br />

zijn.<br />

Open het dak niet bij<br />

sneeuw of ijs: het kan dan<br />

beschadigd worden.<br />

ATTENTIE<br />

Verwijder altijd de contactsleutel<br />

uit het contactslot<br />

als u de auto verlaat, om<br />

te voorkomen dat het opendak per<br />

ongeluk in beweging wordt<br />

gebracht en zo gevaar kan opleveren<br />

voor de achtergebleven passagiers:<br />

onzorgvuldig gebruik van<br />

het opendak kan gevaarlijk zijn.<br />

Controleer voor en tijdens de<br />

bediening van de schakelaar<br />

altijd of de passagiers niet verwond<br />

kunnen worden door de<br />

beweging van het opendak zelf of<br />

door in beweging gebrachte voorwerpen.<br />

PORTIEREN<br />

CENTRALE PORTIERVER-<br />

GRENDELING fig. 68<br />

Van buitenaf<br />

Steek bij gesloten portieren de sleutel<br />

in het slot van het voorportier en<br />

draai de sleutel of druk op knopje Á<br />

op de afstandsbediening.<br />

fig. 68<br />

L0C0231m<br />

Van binnenuit<br />

Druk bij gesloten portieren op de<br />

knop A (ontgrendeling van de portieren)<br />

of B (vergrendeling van de<br />

portieren) op het dashboard.<br />

BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling<br />

werkt niet als een portier<br />

niet goed gesloten is of als er een<br />

storing in het systeem is.<br />

Als de oorzaak van de storing is<br />

opgelost, werkt het systeem weer<br />

normaal.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

71


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

72<br />

ELEKTRISCHE<br />

RUITBEDIENING<br />

BELANGRIJK Als de contactsleutel<br />

in stand STOP staat of is uitgenomen,<br />

dan kunnen de ruiten nog<br />

ongeveer 2 minuten worden<br />

bediend. Het systeem wordt echter<br />

onmiddellijk uitgeschakeld als een<br />

van de portieren wordt geopend.<br />

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 69<br />

In de armsteun van het portier aan<br />

bestuurderszijde zijn de twee bedieningsschakelaars<br />

gemonteerd waarmee<br />

u, als de contactsleutel in stand<br />

MAR staat, de zijruiten bedient:<br />

A openen/sluiten zijruit linksvoor;<br />

B openen/sluiten zijruit rechtsvoor.<br />

Als u (bij bepaalde uitvoeringen) de<br />

schakelaar A aan bestuurderszijde<br />

langer dan een halve seconde ingedrukt<br />

houdt, gaat de ruit verder<br />

automatisch open of dicht: De beweging<br />

stopt als de ruit aan het einde<br />

van zijn slag is of als u nogmaals op<br />

de schakelaar drukt.<br />

fig. 69<br />

L0C0019m<br />

ATTENTIE<br />

Onzorgvuldig gebruik van<br />

de elektrische ruitbediening<br />

kan gevaarlijk zijn.<br />

Controleer voor en tijdens het<br />

bedienen van de ruit altijd of de<br />

passagiers niet kunnen worden<br />

verwond door de bewegende ruiten,<br />

hetzij direct door contact met<br />

de ruit, hetzij door voorwerpen die<br />

door de ruit worden meegesleept<br />

of geraakt. Verwijder altijd de<br />

sleutel uit het contactslot als u de<br />

auto verlaat om te voorkomen dat<br />

een onverwachtse inschakeling<br />

van de elektrische ruitbediening<br />

gevaar oplevert voor de achtergebleven<br />

passagiers.<br />

fig. 70<br />

L0C0019m<br />

In de armsteun van het portier aan<br />

de passagierszijde zit een drukschakelaar<br />

om aan die zijde de ruit te<br />

bedienen fig. 70.


BAGAGERUIMTE<br />

De achterklep (indien ontgrendeld)<br />

kan alleen van buitenaf geopend<br />

worden met behulp van de elektrische<br />

ontgrendelhendel boven de<br />

kentekenplaathouder fig. 71.<br />

De achterklep kan bovendien altijd<br />

worden geopend als de portieren van<br />

de auto ontgrendeld zijn.<br />

Op het display van het instrumentenpaneel<br />

(zie de paragraaf<br />

“Multifunctioneel display” in dit<br />

hoofdstuk) kunt u de keuzemogelijkheid<br />

“Achterklep onafhankelijk<br />

ontgrendelen” inschakelen: op deze<br />

manier wordt de achterklep niet<br />

gelijktijdig met de portieren ontgrendeld.<br />

fig. 71<br />

L0C0082m<br />

ACHTERKLEP OPENEN MET<br />

DE AFSTANDSBEDIENING<br />

fig. 72<br />

Druk op de knop R.<br />

Als de achterklep wordt ontgrendeld,<br />

knipperen de richtingaanwijzers<br />

twee keer.<br />

Als de achterklep weer wordt vergrendeld,<br />

worden alle functies weer<br />

hersteld.<br />

fig. 72<br />

L0C0049m<br />

ACHTERKLEP SLUITEN<br />

Laat de achterklep zakken en druk<br />

op de achterklep totdat hij vergrendelt.<br />

BELANGRIJK Als de keuzemogelijkheid<br />

“Achterklep onafhankelijk<br />

ontgrendelen” is ingeschakeld,<br />

moet, voordat de achterklep wordt<br />

gesloten, gecontroleerd worden of u<br />

in het bezit bent van de contactsleutel,<br />

omdat de achterklep automatisch<br />

vergrendeld wordt.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

73


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

74<br />

Naderhand aangebrachte<br />

voorwerpen op de hoedenplank<br />

of de achterklep<br />

(luidsprekers, spoiler enz.)<br />

kunnen, behalve wanneer de auto<br />

hierop is voorbereid, de juiste werking<br />

van de gasveren verhinderen.<br />

ATTENTIE<br />

Bij het gebruik van de<br />

bagageruimte mag het<br />

maximum laadvermogen van de<br />

auto nooit overschreden worden<br />

(zie het hoofdstuk “Technische<br />

gegevens”). Controleer bovendien<br />

of de bagageruimte goed geladen<br />

is, om te voorkomen dat een voorwerp<br />

bij bruusk remmen naar<br />

voren schiet en letsel veroorzaakt.<br />

ATTENTIE<br />

Rijd niet met voorwerpen<br />

op de hoedenplank: bij een<br />

ongeval of bruusk remmen kunnen<br />

ze de passagiers verwonden.<br />

fig. 73<br />

A<br />

ACHTERKLEP IN GEVAL VAN<br />

NOOD OPENEN fig. 73<br />

Om de achterklep vanuit het interieur<br />

te openen (bij een lege accu of<br />

bij een storing in het elektrische systeem<br />

van de achterklep zelf), moet<br />

als volgt te werk worden gegaan (zie<br />

“Bagageruimte vergroten” in dit<br />

hoofdstuk):<br />

– verwijder de hoofdsteunen achter;<br />

– klap de zittingen van de achterbank<br />

om:<br />

– klap de rugleuningen naar voren;<br />

– voor het mechanisch ontgrendelen<br />

van de achterklep, moet u in de<br />

bagageruimte dop A verwijderen en<br />

het hendeltje B bedienen.<br />

B<br />

L0C0180m fig. 74 L0C0103m<br />

fig. 75<br />

L0C0104m<br />

HOEDENPLANK<br />

VERWIJDEREN fig. 74-75<br />

Als u de hoedenplank wilt verwijderen<br />

om de bagageruimte te vergroten,<br />

ga dan als volgt te werk:<br />

❒ haak de twee trekkoorden (een<br />

per zijde) los uit de bevestigingspennen<br />

B;<br />

❒ trek de hoedenplank naar buiten<br />

door de pennen C uit de zittingen<br />

te verwijderen.


fig. 76<br />

L0C0028m<br />

BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />

(uitvoeringen met ondeelbare<br />

achterbank) fig. 76<br />

Gedeeltelijke vergroting<br />

Trek hendel A omhoog (vanuit het<br />

interieur) of trek aan de lip in het<br />

midden van de bagageruimte en<br />

plaats de bank naar voren.<br />

Maximale vergroting<br />

❒ Verwijder de hoedenplank zoals<br />

hiervoor beschreven;<br />

❒ Trek hendel A omhoog of trek aan<br />

de lip in het midden van de bagageruimte<br />

en zet de bank geheel<br />

naar achteren;<br />

❒ Til de zitting aan de voorzijde (1)<br />

omhoog (zoals afgebeeld) en klap<br />

de zitting aan de achterzijde (2)<br />

naar voren.<br />

fig. 77<br />

L0C0184m<br />

❒ Trek hendel B omhoog om de rugleuning<br />

te ontgrendelen;<br />

❒ Klap de rugleuning iets naar<br />

voren en verwijder de hoofdsteunen<br />

van de achterbank (indien<br />

aanwezig).<br />

❒ Klap de rugleuning neer.<br />

Achterbank terugzetten<br />

Voer de beschreven handelingen in<br />

omgekeerde volgorde uit. Controleer of<br />

de gordels in de sluitingen aan de zijkant<br />

zitten ( zoals afgebeeld in fig. 77)<br />

voordat u de zitting terugklapt, zodat<br />

ze altijd bereikbaar zijn.<br />

Voor het terugplaatsen van de zitting<br />

moet de achterzijde eerst onder<br />

de rugleuning worden geschoven en<br />

vervolgens de voorzijde worden aangedrukt.<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met Isofix-bevestigingen (zie<br />

paragraaf “Montagevoorbereiding<br />

voor Isofix-kinderzitjes” in het<br />

hoofdstuk “Veiligheid”), let er dan<br />

bij het terugplaatsen van de zitting<br />

op dat deze onder deze bevestigingen<br />

wordt geschoven.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

75


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

76<br />

fig. 78<br />

L0C0056m<br />

BAGAGERUIMTE VERGROTEN<br />

(uitvoeringen met deelbare achterbank)<br />

fig. 78-79-80<br />

Gedeeltelijke vergroting<br />

Trek hendel A omhoog (vanuit het<br />

interieur) of trek aan de lip in het<br />

midden van de bagageruimte en<br />

plaats de bank naar voren.<br />

Maximale vergroting<br />

❒ Verwijder de hoedenplank zoals<br />

hiervoor beschreven;<br />

❒ Trek hendel A omhoog of trek aan<br />

de lip in het midden van de bagageruimte<br />

en zet de bank geheel<br />

naar achteren;<br />

fig. 79 L0C0074m fig. 80 L0C0184m<br />

❒ Til het deel van de zitting dat u<br />

wilt neerklappen, aan de voorzijde<br />

(1) omhoog, en klap de zitting<br />

aan de achterzijde (2) naar voren;<br />

klap beide zittingen naar voren<br />

als u de rugleuning geheel wilt<br />

neerklappen.<br />

❒ Trek hendel B of C omhoog of<br />

trek aan de lippen aan de zijkant<br />

D of E in de bagageruimte om het<br />

deel van de rugleuning dat u wilt<br />

neerklappen, te ontgrendelen;<br />

beide delen als u de rugleuning<br />

geheel wilt neerklappen.<br />

❒ Klap de rugleuning iets naar<br />

voren en verwijder de hoofdsteunen<br />

van de achterbank (indien<br />

aanwezig).<br />

❒ Klap een of beide rugleuningen<br />

neer.<br />

Achterbank terugzetten<br />

Voer de beschreven handelingen in<br />

omgekeerde volgorde uit. Controleer<br />

of de gordels in de sluitingen aan de<br />

zijkant zitten (zoals afgebeeld in fig.<br />

80) voordat u de zitting terugklapt,<br />

zodat ze altijd bereikbaar zijn.<br />

Voor het terugplaatsen van de zitting<br />

moet de achterzijde eerst onder<br />

de rugleuning worden geschoven en<br />

vervolgens de voorzijde worden aangedrukt.<br />

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />

met Isofix-bevestigingen (zie<br />

paragraaf “Montagevoorbereiding<br />

voor Isofix-kinderzitjes” in het<br />

hoofdstuk “Veiligheid”), let er dan<br />

bij het terugplaatsen van de zitting<br />

op dat deze onder deze bevestigingen<br />

wordt geschoven.


MOTORKAP<br />

OPENEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek de hendel A-fig. 81 in de<br />

richting van de pijl;<br />

❒ plaats het hendeltje B-fig. 82<br />

naar links zoals aangegeven door<br />

de pijl;<br />

❒ til de motorkap op en trek gelijktijdig<br />

de steunstang C-fig. 83 uit<br />

de klem D-fig. 83; steek vervolgens<br />

het uiteinde van de stang in<br />

de grote opening E-fig. 83 in de<br />

motorkap en druk de stang in de<br />

veilige stand (kleine opening)<br />

zoals afgebeeld.<br />

BELANGRIJK Controleer of de<br />

armen van de ruitenwissers tegen de<br />

ruit aanstaan voordat u de motorkap<br />

optilt.<br />

fig. 81 L0C0021m fig. 83 L0C0220m<br />

fig. 82<br />

L0C0022m<br />

SLUITEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ houd de motorkap met een hand<br />

omhoog, schuif en trek met de<br />

andere hand de stang C-fig. 83<br />

uit de zitting D en plaats de steunstang<br />

terug in de klem;<br />

❒ laat de motorkap tot op ongeveer<br />

20 cm van de motorruimte zakken,<br />

laat de motorkap vallen en<br />

controleer of de motorkap goed is<br />

gesloten door de motorkap op te<br />

tillen. De motorkap mag niet<br />

alleen door de beveiliging vergrendeld<br />

zijn. Druk in dit laatste<br />

geval de motorkap niet dicht,<br />

maar til hem opnieuw op en herhaal<br />

de handeling.<br />

BELANGRIJK Controleer altijd of<br />

de motorkap vergrendeld is om te<br />

voorkomen dat deze tijdens het rijden<br />

opengaat.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

77


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

78<br />

ATTENTIE<br />

Om veiligheidsredenen<br />

moet de motorkap tijdens<br />

het rijden altijd goed gesloten<br />

zijn. Controleer daarom altijd of<br />

de motorkap goed vergrendeld is.<br />

Als u tijdens het rijden merkt dat<br />

de motorkap niet goed is vergrendeld,<br />

stop dan onmiddellijk en<br />

sluit de motorkap op de juiste<br />

wijze.<br />

ATTENTIE<br />

Als de steunstang verkeerd<br />

geplaatst wordt,<br />

kan de motorkap onverwachts<br />

dichtvallen.<br />

ATTENTIE<br />

Voer deze handeling alleen<br />

uit als de auto stilstaat.<br />

ALLESDRAGERS<br />

BELANGRIJK Wij raden u het<br />

gebruik aan van allesdragers uit het<br />

<strong>Lancia</strong> Lineaccesori-programma. U<br />

dient zich strikt aan de montagevoorschriften<br />

te houden die bij de set<br />

zijn geleverd. De montage moet<br />

altijd door deskundige personen<br />

worden uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Overschrijd nooit het<br />

maximum draagvermogen (zie het<br />

hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

Controleer na enkele kilometers<br />

opnieuw of de bevestigingsbouten<br />

nog goed vastzitten.<br />

KOPLAMPEN<br />

KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />

Goed afgestelde koplampen zijn<br />

belangrijk voor het comfort en de<br />

veiligheid van uzelf en de overige<br />

weggebruikers. Voor optimaal zicht<br />

en zichtbaarheid moeten de koplampen<br />

op de juiste wijze zijn afgesteld.<br />

Wendt u voor controle of afstelling<br />

tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Open het opendak niet als<br />

er allesdragers gemonteerd<br />

zijn.


fig. 84<br />

L0C0232m<br />

HOOGTEVERSTELLING VAN<br />

DE KOPLAMPEN fig. 84<br />

De stand kan worden geregeld als de<br />

contactsleutel in stand MAR staat en<br />

de dimlichten zijn ingeschakeld. Als<br />

de auto beladen is, helt hij achterover.<br />

Het gevolg is dat de lichtbundel<br />

meer naar boven schijnt. De<br />

stand van de koplampen moet nu<br />

worden gecorrigeerd.<br />

Koplampverstelling<br />

De koplampen kunnen worden versteld<br />

met de knoppen en op het<br />

dashboard.<br />

Op het display van het instrumentenpaneel<br />

wordt de stand fig. 85 aangegeven.<br />

Stand 0 - een of twee personen op de<br />

voorstoelen.<br />

Stand 1 - vijf personen.<br />

fig. 85 L0C0078m fig. 86 L0C0178m<br />

Stand 2 - vijf personen + bagage.<br />

Stand 3 - bestuurder + maximale lading<br />

in de bagageruimte.<br />

BELANGRIJK Controleer de afstelling<br />

van de koplampen telkens als het<br />

gewicht van de lading wijzigt.<br />

KOPLAMPAFSTELLING IN HET<br />

BUITENLAND<br />

De dimlichten zijn afgesteld voor<br />

gebruik in het land waarin de auto is<br />

verkocht. In landen waar op de<br />

andere weghelft wordt gereden,<br />

moeten, om tegenliggers niet te verblinden,<br />

delen van de koplamp worden<br />

afgedekt (zie voor de plaats en<br />

afmetingen de afbeeldingen).<br />

Gebruik voor het afplakken ondoorzichtige<br />

tape.<br />

fig. 87<br />

L0C0179m<br />

De afbeeldingen fig. 86-87 hebben<br />

betrekking op de overgang van een<br />

land waar rechts wordt gereden naar<br />

een land waar links wordt gereden.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

79


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

80<br />

ABS<br />

Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem,<br />

voorkomt dat tijdens het remmen<br />

de wielen blokkeren, ongeacht de<br />

conditie van het wegdek en de pedaaldruk,<br />

en verhindert daarmee het doorslippen<br />

van een of meerdere wielen.<br />

Hierdoor blijft de auto bestuurbaar,<br />

zelfs bij noodstops.<br />

Het systeem wordt gecompleteerd met<br />

een elektronische remdrukverdeling<br />

EBD (Electronic Braking Force<br />

Distribution), die de remdruk verdeelt<br />

tussen de voor- en achterwielen.<br />

BELANGRIJK Voor een maximale<br />

werking van het remsysteem is een<br />

inrijperiode nodig van ongeveer 500<br />

km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk<br />

en langdurig remmen worden<br />

vermeden.<br />

ACTIVERING VAN HET SYSTEEM<br />

Als het ABS in werking treedt, merkt<br />

de bestuurder dit aan een trilling in het<br />

rempedaal, die gepaard gaat met enig<br />

geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk<br />

is uw snelheid aan te passen aan de<br />

beschikbare grip op het wegdek.<br />

Als het ABS in werking treedt, dan is<br />

de grip van de banden op het wegdek<br />

beperkt: u dient uw snelheid te verlagen<br />

en aan te passen aan de beschikbare<br />

grip.<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Storing in ABS<br />

Bij een storing brandt het waarschuwingslampje<br />

> op het instrumentenpaneel<br />

en verschijnt er een<br />

bericht op het display (zie het hoofdstuk<br />

“Lampjes en berichten”).<br />

In dat geval blijft het remsysteem<br />

normaal werken, maar zonder de<br />

mogelijkheden van het ABS. Rijd<br />

voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem te<br />

laten controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, dan is de grip van<br />

de banden op het wegdek beperkt:<br />

u dient uw snelheid te verlagen en<br />

aan te passen aan de beschikbare<br />

grip.<br />

ATTENTIE<br />

Het ABS maakt zoveel<br />

mogelijk gebruik van de<br />

beschikbare grip maar kan deze<br />

niet verhogen. Daarom moet op<br />

gladde weggedeelten altijd voorzichtig<br />

worden gereden en mogen<br />

er geen onnodige risico’s worden<br />

genomen.<br />

Storing in EBD<br />

Bij een storing branden de waarschuwingslampjes<br />

> en x op het<br />

instrumentenpaneel en verschijnt er<br />

een bericht op het display (zie het<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

In dit geval kunnen bij krachtig<br />

remmen de achterwielen vroegtijdig<br />

blokkeren waardoor de auto kan<br />

slippen. Rijd zeer voorzichtig naar<br />

de dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>-dealer om<br />

het systeem te laten controleren.<br />

BRAKE ASSIST (remregeling bij<br />

noodstops) (indien aanwezig)<br />

Dit is een onderdeel van het ESP.<br />

Deze functie, die niet kan worden<br />

uitgeschakeld, herkent noodstops<br />

(op basis van de snelheid waarmee<br />

het rempedaal wordt ingetrapt) en<br />

verhoogt de druk in het remcircuit<br />

aanzienlijk.<br />

De Brake Assist wordt uitgeschakeld<br />

bij een storing in het ESP (het lampje<br />

á brandt en er verschijnt een<br />

bericht op het display).


ATTENTIE<br />

Als het ABS in werking<br />

treedt, merkt u dat aan<br />

een trilling in het rempedaal.<br />

Verlaag de remdruk niet maar<br />

houd het rempedaal juist goed<br />

ingetrapt; op deze manier hebt u<br />

de kortste remweg in relatie tot de<br />

conditie van het wegdek.<br />

ATTENTIE<br />

Als het waarschuwingslampje<br />

x op het instrumentenpaneel<br />

gaat branden en op<br />

het display verschijnt ook een<br />

bericht, stop dan onmiddellijk en<br />

wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. Als<br />

er vloeistof lekt uit het hydraulische<br />

systeem, wordt de werking<br />

van zowel het conventionele remsysteem<br />

als het ABS in gevaar<br />

gebracht.<br />

ESP-SYSTEEM (Electronic Stability<br />

Program) (indien aanwezig)<br />

Dit systeem bewaakt de stabiliteit<br />

van de auto als de wielen hun grip<br />

verliezen, waardoor de auto beter op<br />

koers blijft.<br />

De werking van het ESP is uitermate<br />

nuttig als de grip op het wegdek<br />

wisselt.<br />

ACTIVERING VAN HET<br />

SYSTEEM<br />

Bij activering gaat het lampje á op<br />

het instrumentenpaneel knipperen,<br />

om de bestuurder er op te wijzen dat<br />

de auto de stabiliteit en de grip<br />

dreigt te verliezen.<br />

ATTENTIE<br />

De prestaties van het<br />

ESP-systeem mogen de<br />

bestuurder er niet toe verleiden<br />

onnodige en onverantwoorde risico’s<br />

te nemen. De rijstijl moet<br />

altijd zijn aangepast aan het<br />

wegdek, het zicht en het verkeer.<br />

De verantwoordelijkheid voor de<br />

verkeersveiligheid ligt altijd en<br />

overal bij de bestuurder van de<br />

auto.<br />

INSCHAKELING VAN HET<br />

SYSTEEM<br />

Het ESP wordt automatisch ingeschakeld<br />

als de motor wordt gestart<br />

en kan niet worden uitgeschakeld.<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Bij een storing in het ESP wordt het<br />

systeem automatisch uitgeschakeld<br />

en gaat het lampje á op het instrumentenpaneel<br />

continu branden.<br />

Bovendien verschijnt een bericht op<br />

het multifunctionele display (zie<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

Wendt u in dat geval zo snel mogelijk<br />

tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

81


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

82<br />

HILL HOLDER SYSTEEM<br />

(indien aanwezig)<br />

Dit in het ESP geïntegreerde systeem<br />

helpt bij het wegrijden op een helling.<br />

Het systeem schakelt automatisch in<br />

als:<br />

Omhoog: de auto stilstaat op een helling<br />

van meer dan 2% met draaiende<br />

motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal<br />

en versnellingsbak in vrij of als<br />

een andere versnelling dan de achteruit<br />

is ingeschakeld.<br />

Omlaag: de auto stilstaat op een helling<br />

van meer dan 2% met draaiende<br />

motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal<br />

en als de achteruit is ingeschakeld.<br />

Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid<br />

van het ESP ervoor dat de<br />

wielen geremd blijven, totdat het<br />

noodzakelijke motorkoppel is bereikt<br />

om weg te rijden (of maximaal 2<br />

seconden), zodat u meer tijd heeft om<br />

uw rechter voet van het rempedaal<br />

naar het gaspedaal te verplaatsen.<br />

Als u na 2 seconden niet bent weggereden,<br />

schakelt het systeem automatisch<br />

uit en wordt de remdruk geleidelijk<br />

verlaagd. Tijdens deze fase kunt u<br />

een typisch geluid horen. Dit geluid<br />

betekent dat de auto ieder moment in<br />

beweging kan komen.<br />

Storingsmeldingen<br />

Bij een eventuele storing gaat het<br />

lampje * op het instrumentenpaneel<br />

branden en verschijnt er een<br />

bericht op het multifunctionele display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”).<br />

BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem<br />

is geen handrem; verlaat dus<br />

nooit de auto zonder de handrem<br />

aan te trekken, de motor uit te zetten<br />

en de eerste versnelling in te<br />

schakelen.<br />

ATTENTIE<br />

Als eventueel met het<br />

noodreservewiel wordt<br />

gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld.<br />

Blijf er echter rekening<br />

mee houden dat het noodreservewiel<br />

kleiner is dan de normale<br />

band en dat daarom de grip lager<br />

is dan bij de andere banden van<br />

de auto.<br />

ATTENTIE<br />

Voor de juiste werking<br />

van het ESP is het noodzakelijk<br />

dat de banden van alle<br />

wielen van hetzelfde merk en type<br />

zijn. De banden moeten in perfecte<br />

conditie zijn en de voorgeschreven<br />

afmetingen hebben.<br />

ASR (Antislip<br />

Regulation)<br />

(indien aanwezig)<br />

Het ASR-systeem controleert de trekkracht<br />

van de auto en grijpt automatisch<br />

in als een of beide aangedreven<br />

wielen dreigen door te slippen.<br />

Afhankelijk van de oorzaak van het<br />

doorslippen, worden er twee verschillende<br />

regelsystemen geactiveerd:<br />

❒ als beide aangedreven wielen<br />

doorslippen, vermindert de ASR<br />

het motorvermogen;<br />

❒ als slechts een aangedreven wiel<br />

doorslipt, zorgt de ASR ervoor dat<br />

het wiel automatisch wordt afgeremd.<br />

Het ASR-systeem is vooral nuttig<br />

onder de volgende omstandigheden:<br />

❒ doorslippen van het binnenste<br />

wiel in bochten, door verandering<br />

van de wielbelasting of door te<br />

felle acceleratie;<br />

❒ te hoog vermogen naar de wielen,<br />

ook in samenhang met de condities<br />

van het wegdek;<br />

❒ acceleratie op gladde wegen en bij<br />

sneeuw en ijzel;<br />

❒ verlies van grip op natte weggedeelten<br />

(aquaplaning).


IN-/UITSCHAKELING VAN HET<br />

SYSTEEM fig. 88<br />

Het ASR-systeem schakelt automatisch<br />

in als de motor wordt gestart.<br />

De in-/uitschakeling van het systeem<br />

wordt aangegeven door het<br />

verschijnen van een bericht op het<br />

display (zie het hoofdstuk “Lampjes<br />

en berichten”).<br />

Tijdens het rijden kan het ASR-systeem<br />

worden uitgeschakeld en vervolgens<br />

weer ingeschakeld door de<br />

schakelaar A op de middenconsole<br />

in te drukken.<br />

Als het systeem is uitgeschakeld dan<br />

brandt het lampje op de schakelaar.<br />

Als het ASR-systeem tijdens het rijden<br />

wordt uitgeschakeld, schakelt<br />

het automatisch weer in als de auto<br />

opnieuw wordt gestart.<br />

Schakel het ASR-systeem uit als u<br />

met sneeuwkettingen rijdt: onder<br />

deze omstandigheden levert het<br />

doorslaan van de aangedreven wielen<br />

juist meer trekkracht op.<br />

fig. 88<br />

L0C0233m<br />

ATTENTIE<br />

De prestaties van het systeem<br />

mogen de bestuurder<br />

er niet toe verleiden onnodige en<br />

onverantwoorde risico’s te nemen.<br />

De rijstijl moet altijd zijn aangepast<br />

aan het wegdek, het zicht en<br />

het verkeer. De verantwoordelijkheid<br />

voor de verkeersveiligheid<br />

ligt altijd en overal bij de<br />

bestuurder van de auto.<br />

ATTENTIE<br />

Voor de juiste werking<br />

van de ASR is het noodzakelijk<br />

dat de banden van alle<br />

wielen van hetzelfde merk en type<br />

zijn. De banden moeten in perfecte<br />

conditie en altijd van het voorgeschreven<br />

type, merk en afmetingen<br />

zijn.<br />

EOBD-SYSTEEM<br />

Met het EOBD-systeem (European<br />

On Board Diagnosis) kan een doorlopende<br />

diagnose worden uitgevoerd<br />

op die componenten op de auto die<br />

van invloed zijn op de emissie.<br />

Bovendien meldt het systeem, door<br />

het branden van het lampje U op<br />

het instrumentenpaneel en het verschijnen<br />

van een bericht op het display<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en<br />

berichten”) dat de betreffende componenten<br />

defect zijn.<br />

Het doel is:<br />

❒ de werking van het systeem controleren;<br />

❒ signaleren wanneer door een storing<br />

de emissies boven de wettelijk<br />

vastgestelde drempelwaarde<br />

uitkomen;<br />

❒ signaleren wanneer het noodzakelijk<br />

is defecte componenten te vervangen.<br />

Het systeem beschikt verder nog<br />

over een diagnosestekker die het<br />

mogelijk maakt, na het aansluiten<br />

van speciale apparatuur, de door de<br />

regeleenheid opgeslagen storingscodes<br />

en de specifieke parameters voor<br />

de diagnose en werking van de<br />

motor te lezen. Deze controle kan<br />

ook worden uitgevoerd door de verkeerspolitie.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

83


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

84<br />

BELANGRIJK Na het verhelpen van<br />

de storing moet de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

voor een complete controle van het<br />

systeem, tests uitvoeren op een testbank<br />

en, zo nodig, een proefrit<br />

maken die eventueel een langere<br />

afstand kan omvatten.<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en het<br />

lampje U gaat niet branden<br />

of het gaat branden of<br />

knipperen tijdens het rijden (er<br />

verschijnt ook een bericht op het<br />

display), wendt u dan zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer. De<br />

werking van het lampje U kan<br />

worden gecontroleerd met behulp<br />

van speciale apparatuur van de<br />

verkeerspolitie. Houdt u aan de<br />

wetgeving van het land waarin u<br />

rijdt.<br />

AUTORADIO<br />

(indien aanwezig)<br />

Als de auto niet is uitgerust met de<br />

inbouwvoorbereiding autoradio,<br />

beschikt u op het dashboard en in de<br />

portieren over een aantal opbergvakken,<br />

die de functionaliteit van<br />

het interieur vergroten.<br />

Raadpleeg voor de werking van de<br />

autoradio met CD- of MP3 CD-speler<br />

(indien aanwezig) het supplement<br />

dat bij dit instructieboekje is<br />

geleverd.<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Het systeem bestaat uit:<br />

❒ 2 tweeter luidsprekers met elk een<br />

piekvermogen van 30W;<br />

❒ 2 mid-woofer luidsprekers voor<br />

met een diameter van 165 mm en<br />

met elk een piekvermogen van<br />

30W;<br />

❒ 2 full-range luidsprekers achter<br />

met een diameter van 165 mm en<br />

met elk een piekvermogen van<br />

30W.<br />

BOSE HIFI-AUDIO-<br />

SYSTEEM<br />

(indien aanwezig)<br />

Het BOSE hifi-systeem is speciaal<br />

ontwikkeld om de beste akoestische<br />

prestaties te leveren en een concert<br />

levensecht te laten klinken op iedere<br />

plaats in het interieur.<br />

Eén van de belangrijke kenmerken<br />

van het systeem is de kristalheldere<br />

weergave van de hoge tonen en de<br />

volle en rijke bassen, waardoor een<br />

betere weergave ontstaat dan bij de<br />

Loudness-functie. Bovendien worden<br />

de klanken in het gehele interieur<br />

weergegeven, waardoor de inzittenden<br />

het gevoel van ruimtelijkheid<br />

krijgen zoals bij het beluisteren van<br />

levende muziek.<br />

De componenten van het systeem zijn<br />

onder licentie gefabriceerd en ontwikkeld<br />

met de meest geavanceerde<br />

technologie. De bediening van de<br />

autoradio is echter eenvoudig, zodat<br />

ook minder ervaren mensen het systeem<br />

op de beste manier kunnen<br />

gebruiken.


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Het systeem bestaat uit:<br />

❒ Breedbandluidsprekers met een<br />

diameter van 165 mm met<br />

coaxiale tweeter van 50 mm, ingebouwd<br />

in de voorportieren.<br />

❒ Mid-woofer luidsprekers met een<br />

diameter van 150 mm, ingebouwd<br />

in de panelen achter, voor<br />

een optimale weergave van frequenties<br />

in het middelste en lage<br />

bereik.<br />

❒ Een sub-woofer-box, type Bassreflex,<br />

in de bagageruimte, die een<br />

woofer bevat met een diameter<br />

van 130 mm en een dubbele<br />

spoel.<br />

❒ Een versterker met uitgangsvermogen<br />

uit 6 gescheiden kanalen,<br />

op de carrosserie geplaatst achter<br />

de sub-woofer-box, voor het aansturen<br />

van alle luidsprekers in de<br />

auto.<br />

EXTRA<br />

ACCESSOIRES<br />

Als u na aanschaf van uw auto<br />

accessoires wilt monteren die constante<br />

voeding nodig hebben (autoradio,<br />

anti-diefstalsatellietbewaking<br />

enz.), of accessoires die de elektrische<br />

installatie zwaar belasten,<br />

wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Deze kan u de meest geschikte<br />

installaties aanraden uit het <strong>Lancia</strong><br />

Lineaccessori-programma en controleren<br />

of de elektrische installatie<br />

van de auto geschikt is voor het<br />

extra stroomverbruik of dat het<br />

noodzakelijk is een accu met een<br />

grotere capaciteit te monteren.<br />

ELEKTRISCHE/ELEKTRONI-<br />

SCHE SYSTEMEN MONTEREN<br />

De elektrische/elektronische systemen<br />

die na aankoop van de auto en<br />

binnen de aftersales-service worden<br />

gemonteerd, moeten voorzien zijn<br />

van het merkteken:<br />

<strong>Fiat</strong> Auto S.p.A. autoriseert de montage<br />

van zendontvangapparatuur op<br />

voorwaarde dat de montagewerkzaamheden<br />

op de juiste wijze bij een<br />

gespecialiseerd bedrijf worden uitgevoerd,<br />

waarbij de aanwijzingen van de<br />

fabrikant in acht moeten worden genomen.<br />

BELANGRIJK Als door de montage van<br />

systemen de kenmerken van de auto<br />

worden gewijzigd, kan het rijbewijs<br />

worden ingenomen door de bevoegde<br />

instanties en eventueel de garantie<br />

komen te vervallen bij defecten die veroorzaakt<br />

zijn door de bovengenoemde<br />

modificatie of bij defecten die direct of<br />

indirect daarvan het gevolg zijn.<br />

<strong>Fiat</strong> Auto S.p.A. is op geen enkele wijze<br />

verantwoordelijk voor schade die het<br />

gevolg is van de installatie van accessoires<br />

die niet door <strong>Fiat</strong> Auto S.p.A.<br />

zijn geleverd of aanbevolen en die niet<br />

conform de geleverde instructies zijn<br />

geïnstalleerd.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

85


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

86<br />

RADIOZENDAPPARATUUR EN<br />

MOBIELE TELEFOON<br />

Radiozendapparaten (mobiele telefoons,<br />

27 mc en dergelijke) mogen<br />

alleen in de auto worden gebruikt<br />

met een aparte antenne aan de buitenkant<br />

van de auto.<br />

BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke<br />

apparaten in de auto (zonder<br />

buitenantenne) kan niet alleen<br />

schadelijk zijn voor de gezondheid<br />

van de inzittenden, maar kan ook<br />

storingen in de elektrische systemen<br />

van de auto veroorzaken. Hierdoor<br />

wordt de veiligheid in gevaar<br />

gebracht.<br />

Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />

aanzienlijk beperkt<br />

door de isolerende eigenschappen<br />

van de carrosserie.<br />

Houdt u bij het gebruik van mobiele<br />

telefoons (GSM, GPRS, UMTS)<br />

met het officiële keurmerk, strikt<br />

aan de instructies die door de fabrikant<br />

van de mobiele telefoon zijn<br />

bijgeleverd.<br />

ELEKTRISCHE<br />

STUURBEKRACH-<br />

TIGING “DUAL-<br />

DRIVE”<br />

De auto is uitgerust met de elektrische<br />

stuurbekrachtiging “Dualdrive”.<br />

De elektrische stuurbekrachtiging<br />

werkt alleen als de contactsleutel<br />

in stand MAR staat en de<br />

motor draait. Met het systeem kan<br />

de bestuurder de hulpkracht voor<br />

het verdraaien van het stuur aanpassen<br />

aan de rij-omstandigheden.<br />

IN-/UITSCHAKELEN<br />

(CITY-functie) fig. 89<br />

Druk voor het in-/uitschakelen van<br />

de functie op de knop CITY op het<br />

middelste deel van het dashboard.<br />

Als deze functie wordt ingeschakeld,<br />

verschijnt het opschrift CITY op het<br />

display van het instrumentenpaneel.<br />

Met ingeschakelde CITY-functie<br />

draait het stuur heel licht, waardoor<br />

makkelijker kan worden geparkeerd:<br />

deze instelling van de stuurbekrachtiging<br />

is dus zeer geschikt<br />

voor het rijden in de stad.<br />

fig. 89<br />

L0C0234m<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Eventuele storingen in het systeem<br />

worden aangegeven door het branden<br />

van het lampje g op het instrumentenpaneel<br />

(op het display verschijnt<br />

ook een bericht - zie het<br />

hoofdstuk “Lampjes en berichten”).<br />

Bij een storing in het systeem blijft<br />

de auto mechanisch bestuurbaar.<br />

BELANGRIJK De benodigde stuurkracht<br />

kan toenemen bij langdurige<br />

parkeermanoeuvres; dit is een normaal<br />

verschijnsel om oververhitting<br />

van de motor voor de stuurbekrachtiging<br />

te voorkomen, in deze situatie<br />

zijn er geen reparaties vereist. Als u<br />

de auto een volgende keer weer<br />

gebruikt, zal de stuurbekrachtiging<br />

weer normaal werken.


ATTENTIE<br />

Het is streng verboden om<br />

de-/montagewerkzaamheden<br />

uit te voeren, waarvoor wijzigingen<br />

in de stuurinrichting of de<br />

stuurkolom vereist zijn (bijv. bij<br />

montage van een diefstalbeveiliging).<br />

Hierdoor kunnen de prestaties<br />

van het systeem, de garantie<br />

en de veiligheid in gevaar worden<br />

gebracht en voldoet de auto niet<br />

meer aan de typegoedkeuring.<br />

ATTENTIE<br />

Zet altijd de motor uit en<br />

verwijder de contactsleutel<br />

uit het contactslot, waardoor<br />

het stuurwiel wordt vergrendeld,<br />

voordat er onderhoudswerkzaamheden<br />

worden uitgevoerd,<br />

vooral als de auto met de wielen<br />

los van de grond staat. Als dit niet<br />

mogelijk is (als de sleutel in stand<br />

MAR moet staan of de motor moet<br />

draaien), moet de hoofdzekering<br />

van de elektrische stuurbekrachtiging<br />

worden verwijderd.<br />

PARKEERSENSOR<br />

(indien aanwezig)<br />

Deze bevindt zich in de achterbumper<br />

van de auto fig. 90 en attendeert<br />

de bestuurder via een repeterend<br />

geluidssignaal op de aanwezigheid<br />

van obstakels achter de auto.<br />

ACTIVERING<br />

Het sensorsysteem wordt automatisch<br />

geactiveerd als de achteruit<br />

wordt ingeschakeld.<br />

Als de afstand tot het obstakel achter<br />

de auto kleiner wordt, neemt de<br />

frequentie van het geluidssignaal<br />

toe.<br />

AKOESTISCH<br />

WAARSCHUWINGSSYSTEEM<br />

Als de achteruit wordt ingeschakeld,<br />

klinkt er automatisch een onderbroken<br />

geluidssignaal.<br />

De frequentie van het geluidssignaal:<br />

❒ neemt toe als de afstand tot het<br />

obstakel kleiner wordt;<br />

❒ het geluidssignaal klinkt ononderbroken<br />

als de afstand tot het<br />

obstakel minder is dan ongeveer<br />

30 cm en stopt onmiddellijk als de<br />

fig. 90<br />

L0C0023m<br />

afstand tot het obstakel groter<br />

wordt;<br />

❒ blijft constant als de afstand tot<br />

het obstakel constant blijft.<br />

Meetbereik<br />

Meetbereik in het midden 120 cm<br />

Meetbereik aan de zijkant 60 cm<br />

Als het sensorsysteem meerdere<br />

obstakels signaleert, dan reageert<br />

het alleen op die obstakels die zich<br />

het dichtst bij de auto bevinden.<br />

STORINGSMELDINGEN<br />

Een storing in de parkeersensor<br />

wordt tijdens het inschakelen van de<br />

achteruit aangegeven door een<br />

geluidssignaal met een duur van 3<br />

seconden.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

87


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

88<br />

WERKING MET AANHANGER<br />

De werking van de sensor wordt<br />

automatisch uitgeschakeld als de<br />

stekker van de elektrische kabel van<br />

de aanhanger wordt aangesloten op<br />

de stekkerdoos van de trekhaak.<br />

De sensor wordt automatisch weer<br />

ingeschakeld als u de aanhangerstekker<br />

loskoppelt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres<br />

of zich geen obstakels<br />

op of onder het sensorsysteem<br />

bevindt.<br />

❒ Obstakels die zich dicht bij de<br />

voor- of achterkant van de auto<br />

bevinden, worden onder bepaalde<br />

omstandigheden niet door het systeem<br />

gesignaleerd en kunnen dus<br />

de auto beschadigen of zelf<br />

beschadigd worden.<br />

❒ De metingen van het sensorsysteem<br />

kunnen beïnvloed worden/<br />

zijn door beschadiging van de<br />

sensor zelf, door vuil, sneeuw of<br />

ijs op de sensor of door ultrasone<br />

systemen (bijv. luchtdrukremmen<br />

van vrachtwagens of pneumatische<br />

hamers) die zich in de nabijheid<br />

bevinden.<br />

Voor een juiste werking<br />

van het systeem mag er<br />

geen modder, vuil, sneeuw<br />

of ijs op de sensor zitten.<br />

Wees voorzichtig bij het reinigen<br />

van de sensor om krassen of<br />

beschadigingen te voorkomen;<br />

gebruik geen droge, grove of harde<br />

doek. De sensor moet worden<br />

gereinigd met schoon water, waaraan<br />

eventueel autoshampoo is toegevoegd.<br />

In wastunnels waar<br />

gebruik wordt gemaakt van stoom<br />

of hogedrukreiniging, moeten het<br />

sensorsysteem kort worden gereinigd.<br />

Houd hierbij de straalpijp op<br />

meer dan 10 cm afstand.<br />

ATTENTIE<br />

De verantwoordelijkheid<br />

tijdens het parkeren en<br />

andere gevaarlijke handelingen ligt<br />

altijd en overal bij de bestuurder.<br />

Controleer als u de auto parkeert of<br />

zich geen personen (in het bijzonder<br />

kinderen) of dieren in de buurt van<br />

de auto bevinden. De parkeersensor<br />

moet als een hulpmiddel voor de<br />

bestuurder beschouwd worden. De<br />

bestuurder moet tijdens eventueel<br />

gevaarlijke parkeermanoeuvres<br />

altijd volledig zijn aandacht behouden,<br />

ook als deze met lage snelheid<br />

worden uitgevoerd.<br />

TANKEN MET DE<br />

LANCIA YPSILON<br />

BENZINEMOTOREN<br />

Tank uitsluitend loodvrije benzine.<br />

Om vergissingen te voorkomen is de<br />

diameter van de vulpijp van de tank<br />

kleiner, zodat het vulpistool voor<br />

loodhoudende benzine er niet in<br />

past. Het octaangetal van de benzine<br />

moet ten minste 95 RON zijn.<br />

BELANGRIJK Een beschadigde<br />

katalysator laat schadelijke stoffen<br />

in het uitlaatgas achter, waardoor<br />

het milieu wordt vervuild.<br />

BELANGRIJK Tank met de auto<br />

nooit, niet in noodgevallen en ook<br />

niet een klein beetje, loodhoudende<br />

benzine. U zou de katalysator onherstelbaar<br />

beschadigen.<br />

MULTIJET MOTOREN<br />

Bij lage buitentemperaturen kan de<br />

vloeibaarheid van de dieselbrandstof<br />

verminderen door de vorming van<br />

paraffine, waardoor het brandstofsysteem<br />

niet meer goed werkt.<br />

Om dit probleem te voorkomen<br />

wordt er, afhankelijk van het seizoen,<br />

dieselbrandstof geleverd die<br />

speciaal voor de zomer, voor de win-


ter en voor zeer lage temperaturen<br />

(bergachtige gebieden) is ontwikkeld.<br />

Als dieselbrandstof wordt getankt<br />

die niet toereikend is voor de<br />

gebruikstemperatuur, raden wij aan<br />

de dieselbrandstof te mengen met<br />

het vorstbeveiligingsmiddel TUTE-<br />

LA DIESEL ART in de verhouding<br />

die in de gebruiksaanwijzing van het<br />

middel is aangegeven. Doe eerst het<br />

middel in de tank en voeg daarna de<br />

dieselbrandstof toe.<br />

Als de auto lange tijd wordt<br />

gebruikt/stilstaat in bergachtige/<br />

koude gebieden, is het raadzaam<br />

dieselbrandstof te tanken die ter<br />

plaatse beschikbaar is.<br />

In dat geval is het bovendien raadzaam<br />

een hoeveelheid brandstof in<br />

de tank te houden die groter is dan<br />

50% van de nuttige inhoud.<br />

fig. 91<br />

L0C0024m<br />

Tank bij auto’s met dieselmotor<br />

uitsluitend dieselbrandstof<br />

voor motorvoertuigen<br />

die voldoet aan<br />

de Europese specificatie EN590.<br />

Het gebruik van andere producten<br />

of mengsels kan de motor onherstelbaar<br />

beschadigen en het vervallen<br />

van de garantie tot gevolg<br />

hebben. Mocht u onverhoopt een<br />

ander type brandstof tanken, dan<br />

mag de motor niet worden gestart<br />

en moet de brandstoftank worden<br />

afgetapt. Ook als de motor slechts<br />

kort heeft gedraaid, moet naast de<br />

brandstoftank, ook alle brandstof<br />

uit de brandstofleidingen worden<br />

afgetapt.<br />

TANKDOP fig. 91<br />

De tankdop A is voorzien van een<br />

koord B dat aan klepje C vastzit, om<br />

verlies van de dop te voorkomen.<br />

Open eerst klepje C en draai dan<br />

dop A los.<br />

Door de hermetische afsluiting van<br />

de tank kan de druk in de tank iets<br />

verhoogd zijn. Het is daarom normaal<br />

als u bij het losdraaien van de<br />

tankdop een sissend geluid hoort.<br />

Plaats tijdens het tanken de dop in<br />

de uitsparing op het tankklepje,<br />

zoals afgebeeld in de figuur.<br />

ATTENTIE<br />

Kom niet dicht bij de vulopening<br />

met open vuur of<br />

een brandende sigaret: brandgevaar.<br />

Houd uw hoofd ook niet<br />

dichtbij de vulopening om te<br />

voorkomen dat u schadelijke<br />

dampen inademt.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

89


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

90<br />

BESCHERMING<br />

VAN HET MILIEU<br />

De emissiereductiesystemen voor<br />

benzinemotoren zijn:<br />

❒ driewegkatalysator (katalysator);<br />

❒ lambdasondes;<br />

❒ benzinedamp-opvangsysteem.<br />

Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />

testwerkzaamheden, met losgenomen<br />

bougiekabels draaien.<br />

De emissiereductiesystemen voor<br />

dieselmotoren zijn:<br />

❒ oxidatiekatalysator;<br />

❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem<br />

(E.G.R.);<br />

❒ roetfilter (DPF).<br />

ATTENTIE<br />

Onder normale bedrijfsomstandigheden<br />

bereikt<br />

de katalysator hoge temperaturen.<br />

Parkeer daarom niet boven<br />

brandbare materialen (gras,<br />

droge bladeren, dennennaalden<br />

enz.): brandgevaar.<br />

DPF-ROETFILTER (Diesel Particulate<br />

Filter) (1.3 Multijet 90 pk)<br />

Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate<br />

Filter) is een mechanisch filter in het<br />

uitlaatsysteem dat de partikels in het<br />

uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.<br />

Het filter vangt bijna de totale hoeveelheid<br />

roetdeeltjes op, waardoor<br />

voldaan wordt aan de huidige/toekomstige<br />

wettelijke normen. Tijdens<br />

het normale gebruik van de auto registreert<br />

de inspuitregeleenheid een aantal<br />

gegevens met betrekking tot het<br />

gebruik (gebruiksduur, type traject,<br />

bereikte temperatuur enz.) en berekent<br />

de hoeveelheid verzameld roet in<br />

het filter. Het filter verzamelt de roetdeeltjes<br />

en moet periodiek worden<br />

geregenereerd (schoongemaakt) door<br />

de roetdeeltjes te verbranden. De<br />

regeneratieprocedure wordt geregeld<br />

door de regeleenheid van de motor op<br />

basis van de hoeveelheid opgevangen<br />

roetdeeltjes en de bedrijfsomstandigheden<br />

van de auto.<br />

Tijdens de regeneratie kan het volgende<br />

worden waargenomen: een beperkte<br />

toerentalverhoging, inschakeling<br />

van de elektroventilator, een beperkte<br />

toename van de rook uit de uitlaat en<br />

een hogere temperatuur bij de uitlaat.<br />

Dit zijn geen storingen en deze situatie<br />

heeft geen invloed op het milieu of het<br />

gedrag van de auto. Als het betreffende<br />

bericht op het display verschijnt,<br />

zie dan de paragraaf “Lampjes en<br />

berichten”.


VEILIGHEIDSGORDELS.................................. 92<br />

GORDELSPANNERS ........................................ 94<br />

KINDEREN VEILIG VERVOEREN ..................<br />

MONTAGEVOORBEREIDING VOOR<br />

96<br />

“ISOFIX”-KINDERZITJE.................................. 100<br />

FRONTAIRBAGS...............................................<br />

ZIJ-AIRBAGS<br />

103<br />

(Sidebags - Headbags)....................................... 105<br />

VEILIGHEID<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

91


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

92<br />

VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS<br />

GEBRUIK VAN DE<br />

VEILIGHEIDSGORDELS fig. 1<br />

Ga goed rechtop zitten, steun tegen de<br />

rugleuning en leg dan de gordel om.<br />

Trek de gordel uit en maak de gordel<br />

vast door de gesp A in de sluiting<br />

B te drukken, totdat hij hoorbaar<br />

blokkeert.<br />

Als tijdens het uittrekken van de<br />

gordel de rolautomaat blokkeert,<br />

laat dan de gordel een stukje teruglopen<br />

en trek de gordel vervolgens<br />

weer geleidelijk uit.<br />

Druk, om de gordel los te maken, op<br />

de knop C. Begeleid de gordel tijdens<br />

het teruglopen om te voorkomen dat<br />

de gordelband draait.<br />

Via de rolautomaat wordt de lengte<br />

van de gordel automatisch aangepast<br />

aan het postuur van de drager,<br />

waarbij voldoende bewegingsruimte<br />

overblijft.<br />

Als de auto op een steile helling<br />

staat, kan de rolautomaat blokkeren;<br />

dit is een normaal verschijnsel.<br />

Bovendien blokkeert de rolautomaat<br />

als u de gordel snel uittrekt. Hij<br />

blokkeert ook bij hard remmen,<br />

botsingen en bij hoge snelheden in<br />

bochten.<br />

fig. 1<br />

L0C0038m<br />

De zijzitplaatsen van de achterbank<br />

zijn voorzien van driepuntsveiligheidsgordels<br />

met rolautomaat. Als<br />

optional (alleen bij uitvoeringen met<br />

5 zitplaatsen) kan de middelste zitplaats<br />

achter worden uitgerust met<br />

een driepuntsveiligheidsgordel met<br />

rolautomaat.<br />

BELANGRIJK Bedenk dat achterpassagiers<br />

die geen gordel dragen,<br />

tijdens een ernstig ongeval niet<br />

alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld<br />

maar ook gevaar opleveren<br />

voor de inzittenden voor.<br />

ATTENTIE<br />

Druk tijdens het rijden<br />

niet op de knop C.<br />

SBR-systeem (indien aanwezig)<br />

De auto is uitgerust met het SBR-systeem<br />

(Seat Belt Reminder), dat bestaat<br />

uit een akoestisch waarschuwingssysteem<br />

dat, samen met het knipperende<br />

lampje < op het instrumentenpaneel,<br />

de bestuurder waarschuwt als de veiligheidsgordel<br />

niet is omlegd.<br />

Het akoestische signaal kan tijdelijk<br />

(totdat de motor wordt uitgezet) worden<br />

uitgeschakeld. Ga hiervoor als<br />

volgt te werk:<br />

❒ maak de veiligheidsgordel aan<br />

bestuurderszijde vast;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand<br />

MAR;<br />

❒ wacht langer dan 20 seconden en<br />

maak dan ten minste een van de veiligheidsgordels<br />

los.<br />

Voor permanente uitschakeling, dient<br />

u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer te wenden.<br />

Het SBR-systeem kan uitsluitend weer<br />

worden ingeschakeld in het setupmenu<br />

(zie de paragraaf “niet omgelegde<br />

veiligheidsgordels” in het hoofdstuk<br />

“Lampjes en berichten”).<br />

ATTENTIE<br />

Bedenk dat achterpassagiers<br />

die geen gordel dragen,<br />

tijdens een ernstig ongeval niet<br />

alleen zelf aan gevaar worden<br />

blootgesteld maar ook gevaar opleveren<br />

voor de inzittenden voor.


fig. 2/a<br />

L0C0189m<br />

Driepuntsveiligheidsgordel achter<br />

met rolautomaat (bepaalde uitvoeringen/markten)<br />

fig. 2/a<br />

De veiligheidsgordel is uitgerust met<br />

twee sluitingen en twee gespen.<br />

Voor het gebruik van de veiligheidsgordel<br />

moet u de gespen uit de rolautomaat<br />

halen en de gordel voorzichtig<br />

en rustig uittrekken om te<br />

voorkomen dat de gordelband<br />

draait. Druk vervolgens de gesp G in<br />

de sluiting L die voorzien is van een<br />

zwarte knop M.<br />

Om de gordel om te leggen, moet de<br />

gordel nog iets verder worden uitgetrokken<br />

en de gesp M in de sluiting<br />

N worden gestoken.<br />

fig. 2/b<br />

L0C0263m<br />

Gordel losmaken: druk op de knop<br />

O. Begeleid de gordel tijdens het<br />

teruglopen om te voorkomen dat de<br />

gordelband draait.<br />

Bagageruimte vergroten: haak de<br />

sluiting met de zwarte knop M los en<br />

begeleid de gordel tijdens het teruglopen<br />

om te voorkomen dat de gordelband<br />

draait; plaats de gesp G in het<br />

opbergvak H in de rolautomaat.<br />

BELANGRIJK Als de veiligheidsgordels<br />

achter niet worden gebruikt,<br />

plaats dan de gesp, zoals is afgebeeld<br />

in fig. 2/b.<br />

ATTENTIE<br />

Bedenk dat achterpassagiers<br />

die geen gordel dragen,<br />

tijdens een ernstig ongeval<br />

niet alleen zelf aan gevaar worden<br />

blootgesteld maar ook gevaar<br />

opleveren voor de inzittenden<br />

voor.<br />

fig. 3<br />

L0C0096m<br />

BELANGRIJK Als de zitplaatsen weer<br />

in de normale stand staan, moet de<br />

gordel weer gebruiksklaar zijn (zoals<br />

hiervoor beschreven).<br />

ATTENTIE<br />

Druk tijdens het rijden<br />

niet op de knop C.<br />

HOOGTEVERSTELLING VAN<br />

DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />

VOOR fig. 3-4<br />

De hoogte van de gordel moet altijd<br />

worden aangepast aan het postuur<br />

van de inzittende.<br />

Zo wordt de kans op letsel bij een<br />

ongeval aanzienlijk verkleind. De<br />

gordel is goed afgesteld als hij over<br />

de schouder halverwege tussen nek<br />

en uiteinde van de schouder ligt,<br />

zoals is afgebeeld.<br />

Druk om de hoogte in te stellen op<br />

de knop A en schuif de beugel B<br />

omhoog of omlaag.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

93


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

94<br />

fig. 4<br />

L0C0039m<br />

ATTENTIE<br />

De veiligheidsgordels<br />

mogen alleen worden versteld<br />

als de auto stilstaat.<br />

ATTENTIE<br />

Controleer na het afstellen<br />

altijd of de beugel<br />

vergrendeld is in een van de vaste<br />

standen. Laat hiervoor de knop<br />

los en trek de gordel omlaag,<br />

zodat het bevestigingspunt blokkeert,<br />

als dit nog niet heeft<br />

plaatsgevonden.<br />

GORDELSPANNERS<br />

Voor een nog effectievere bescherming<br />

zijn de veiligheidsgordels voor<br />

voorzien van gordelspanners. Dit<br />

systeem wordt bij een heftige frontale<br />

botsing door een sensor in werking<br />

gesteld en trekt de gordel enige centimeters<br />

aan. Op deze wijze worden<br />

de inzittenden veel beter op hun<br />

plaats gehouden en wordt de voorwaartse<br />

beweging beperkt. Het<br />

blokkeren van de veiligheidsgordel<br />

geeft aan dat de gordelspanner in<br />

werking is geweest; de gordel wordt<br />

niet meer opgerold, ook niet als hij<br />

wordt begeleid.<br />

BELANGRIJK Voor een maximale<br />

bescherming door de gordelspanner<br />

moet de veiligheidsgordel zo worden<br />

omgelegd dat hij goed aansluit op<br />

borst en bekken. Er kan een beetje<br />

rook ontsnappen. Deze rook is niet<br />

schadelijk en duidt niet op brand.<br />

De gordelspanner behoeft geen enkel<br />

onderhoud of smering.<br />

Elke verandering van de oorspronkelijke<br />

staat zal de doelmatigheid<br />

verminderen.<br />

Als de gordelspanner door extreme<br />

natuurlijke omstandigheden (overstromingen,<br />

zeestormen) met water<br />

en modder in contact is geweest, dan<br />

moet de spanner worden vervangen.<br />

Werkzaamheden in de buurt<br />

van de gordelspanners,<br />

waarbij stoten, sterke trillingen<br />

of verhitting optreden<br />

(maximaal 100°C gedurende ten<br />

hoogste 6 uur), kunnen de gordelspanners<br />

beschadigen of activeren:<br />

bij die omstandigheden horen niet<br />

trillingen die voortgebracht worden<br />

door een slecht wegdek of door contacten<br />

met kleine obstakels zoals<br />

trottoirs. Als er iets aan de gordelspanners<br />

moet gebeuren, dient u zich<br />

tot een <strong>Lancia</strong>-dealer te wenden.<br />

TREKKRACHTBEGRENZERS<br />

Om de bescherming van de inzittenden<br />

bij een ongeval te vergroten, zijn<br />

de oprolautomaten van de gordels<br />

voor voorzien van trekkrachtbegrenzers<br />

die tijdens een frontale aanrijding<br />

de piekbelasting op de borst en<br />

schouders beperken.<br />

ATTENTIE<br />

De gordelspanner werkt<br />

slechts een maal. Als de<br />

gordelspanners hebben gewerkt,<br />

moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

wenden om ze te laten vervangen. De<br />

geldigheid van het systeem staat<br />

vermeld op een plaatje dat zich in<br />

het dashboardkastje bevindt: Laat<br />

na het verstrijken van deze termijn<br />

het systeem door de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

vervangen.


fig. 5<br />

L0C0041m<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

OVER HET GEBRUIK VAN<br />

VEILIGHEIDSGORDELS<br />

De bestuurder is verplicht zich te<br />

houden aan de wettelijke voorschriften<br />

met betrekking tot het verplichte<br />

gebruik van de veiligheidsgordels (en<br />

de inzittenden erop attent te maken).<br />

Leg de veiligheidsgordel altijd om<br />

voordat u vertrekt.<br />

Ook vrouwen die in verwachting zijn<br />

moeten een gordel dragen: ook voor<br />

hen (zowel voor de aanstaande moeder<br />

als het kind) is de kans op letsel<br />

bij een ernstig ongeval kleiner als ze<br />

een gordel dragen.<br />

Uiteraard moeten zwangere vrouwen<br />

het onderste deel van de gordel meer<br />

naar beneden omleggen, zodat de<br />

gordel over het bekken en onder de<br />

buik langs loopt (zoals in fig. 5 is<br />

aangegeven).<br />

fig. 6 L0C0039m fig. 7 L0C0040m<br />

ATTENTIE<br />

De gordelband mag nooit<br />

gedraaid zijn. Het diagonale<br />

gordelgedeelte moet via het<br />

midden van de schouder schuin<br />

over de borst liggen. Het horizontale<br />

gordelgedeelte moet over het<br />

bekken en niet over de buik liggen.<br />

Gebruik geen voorwerpen<br />

(wasknijpers, klemmen enz.) die<br />

een goed aansluiten van de gordel<br />

op het lichaam verhinderen.<br />

ATTENTIE<br />

Voor maximale veiligheid<br />

moet u de rugleuning<br />

rechtop zetten, tegen de leuning<br />

aan gaan zitten en de gordel goed<br />

laten aansluiten op borst en bekken.<br />

Draag altijd veiligheidsgordels<br />

zowel voor als achter in de<br />

auto! Rijden zonder veiligheidsgordels<br />

vergroot het risico op ernstig<br />

letsel of dodelijke afloop bij<br />

een ongeval.<br />

ATTENTIE<br />

Het is streng verboden<br />

onderdelen van de veiligheidsgordels<br />

of gordelspanners te<br />

demonteren of open te maken.<br />

Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels<br />

en gordelspanners<br />

moeten worden uitgevoerd door<br />

gekwalificeerd personeel. Wendt<br />

u altijd tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

95


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

96<br />

ATTENTIE<br />

Als de gordel aan een<br />

zware belasting wordt<br />

blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens<br />

een ongeval), dan moet de gordel<br />

samen met de verankeringen,<br />

bevestigingspunten en de gordelspanners<br />

worden vervangen. Ook<br />

als de schade niet zichtbaar is,<br />

dan kan de gordel toch verzwakt<br />

zijn.<br />

ATTENTIE<br />

Iedere gordel dient slechts<br />

ter bescherming van een<br />

enkel persoon: gebruik de gordel<br />

niet voor een kind dat bij een volwassene<br />

op schoot zit, waarbij de<br />

gordel beiden zou moeten<br />

beschermen. Plaats bovendien<br />

geen enkel voorwerp tussen de<br />

gordel en het lichaam van een<br />

inzittende.<br />

HOE U DE VEILIGHEIDS-<br />

GORDELS IN OPTIMALE STAAT<br />

HOUDT<br />

❒ Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />

en niet gedraaid is; controleer<br />

ook of de oprolautomaat<br />

zonder haperingen werkt.<br />

❒ Vervang de gordels na een ongeval,<br />

ook al zijn ze ogenschijnlijk<br />

niet beschadigd. Vervang de gordels<br />

ook als de gordelspanners in<br />

werking zijn geweest.<br />

❒ U kunt de gordels met de hand<br />

wassen met water en een neutrale<br />

zeep. Spoel ze uit en laat ze in de<br />

schaduw drogen. Gebruik geen<br />

bijtende, blekende of kleurende<br />

middelen. Vermijd het gebruik<br />

van alle chemische producten die<br />

het weefsel van de gordel kunnen<br />

aantasten.<br />

❒ Voorkom dat vocht in de oprolautomaat<br />

komt: de werking van<br />

de oprolautomaten is alleen gegarandeerd,<br />

als ze niet nat zijn<br />

geweest.<br />

❒ Vervang de gordels bij tekenen<br />

van slijtage of beschadigingen.<br />

KINDEREN VEILIG<br />

VERVOEREN<br />

Voor optimale bescherming bij een<br />

ongeval moeten alle inzittenden zittend<br />

reizen en beschermd worden door<br />

goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />

Dit geldt met name voor kinderen.<br />

Dit is een wettelijk voorschrift volgens<br />

richtlijn 2003/20/EU in alle<br />

lidstaten van de Europese Unie.


Het hoofd van kleine kinderen is in<br />

verhouding met de rest van het<br />

lichaam groter en zwaarder dan dat<br />

van volwassenen, terwijl spieren en<br />

botstructuur nog niet volledig zijn<br />

ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />

kinderen door andere systemen<br />

beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />

De resultaten van<br />

het onderzoek over de optimale<br />

bescherming van kleine kinderen<br />

zijn opgenomen in de Europese<br />

ECE/R44-voorschriften die wettelijk<br />

verplicht zijn. De systemen zijn<br />

onderverdeeld in vijf groepen:<br />

Groep 0 gewicht tot aan 10 kg<br />

Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg<br />

Groep 1 gewicht: 9 -18 kg<br />

Groep 2 gewicht: 15 -25 kg<br />

Groep 3 gewicht: 22 -36 kg<br />

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />

overlapping tussen de groepen;<br />

daarom zijn in de handel systemen<br />

verkrijgbaar die geschikt zijn voor<br />

verschillende gewichtsgroepen.<br />

Alle systemen moeten zijn voorzien<br />

van de typegoedkeuring en van een<br />

goed vastgehecht plaatje met het<br />

controlemerk, dat absoluut niet mag<br />

worden verwijderd.<br />

Kinderen met een lengte van meer<br />

dan 1,50 m worden, met betrekking<br />

tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld<br />

met volwassenen en moeten<br />

dan ook normaal de veiligheidsgordels<br />

omleggen.<br />

In het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma<br />

zijn kinderzitjes opgenomen<br />

voor elke gewichtsgroep. Deze<br />

zijn speciaal ontworpen en ontwikkeld<br />

voor de <strong>Lancia</strong>-modellen.<br />

ATTENTIE<br />

ZEER GEVAARLIJK:<br />

Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje achterstevoren<br />

op de passagiersstoel voor<br />

als de airbag aan passagierszijde<br />

is ingeschakeld. Als bij<br />

een ongeval de airbag in werking<br />

treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />

letsel en zelfs de dood tot gevolg<br />

hebben. Wij raden u aan kinderen<br />

altijd op de zitplaatsen achter te<br />

vervoeren, omdat die plaatsen bij<br />

een ongeval de meeste bescherming<br />

bieden. Monteer absoluut<br />

geen kinderzitje op de stoel van de<br />

passagier voor als deze is uitgerust<br />

met een airbag. Als bij een<br />

ongeval de airbag in werking<br />

treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />

letsel en zelfs de dood tot gevolg<br />

hebben, onafhankelijk van de<br />

zwaarte van het ongeluk.<br />

ATTENTIE<br />

Indien noodzakelijk kunnen<br />

kinderen op de passagiersstoel<br />

voor worden vervoerd<br />

bij auto’s die zijn uitgerust met<br />

een uitschakelbare frontairbag<br />

aan passagierszijde. In dit geval<br />

moet u er absoluut zeker van zijn<br />

dat de airbag is uitgeschakeld<br />

door te controleren of het gele<br />

waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />

brandt (zie<br />

“Frontairbag aan passagierszijde”<br />

in de paragraaf “Frontairbags<br />

en zij-airbags”). Bovendien<br />

moet de stoel zo ver mogelijk naar<br />

achteren zijn geschoven om te<br />

voorkomen dat het kinderzitje<br />

eventueel in aanraking komt met<br />

het dashboard.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

97


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

98<br />

fig. 8<br />

L0C0042m<br />

GROEP 0 en 0+ fig. 8<br />

Kinderen tot 13 kg moeten in zitjes<br />

worden vervoerd die achterstevoren<br />

zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd<br />

wordt gesteund en bij plotseling<br />

remmen de nek niet wordt belast.<br />

Het wiegje moet op zijn plaats worden<br />

gehouden door de veiligheidsgordel en<br />

het kind moet op zijn beurt worden<br />

beschermd door de gordel van het<br />

wiegje zelf.<br />

fig. 9 L0C0043m fig. 10 L0C0044m<br />

GROEP 1 fig. 9<br />

Kinderen met een gewicht tussen 9<br />

en 18 kg moeten worden vervoerd in<br />

kinderzitjes met een kussen die naar<br />

voren zijn gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel<br />

van de auto zowel het<br />

kinderzitje als het kind op zijn plaats<br />

moet houden.<br />

ATTENTIE<br />

De afbeelding dient alleen ter illustratie van de bevestiging.<br />

Houdt u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.<br />

ATTENTIE<br />

Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0<br />

en 1. Deze kinderzitjes kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />

achter en hebben zelf gordels om het kind te beschermen. Vanwege het<br />

gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd (bijvoorbeeld<br />

als een kussen tussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de<br />

auto wordt geplaatst). Houdt u voor de montage strikt aan de bijgeleverde<br />

instructies.<br />

GROEP 2 fig. 10<br />

Kinderen met een gewicht tussen 15<br />

en 25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels<br />

van de auto worden<br />

beschermd. Kinderen moeten zo in<br />

de kinderzitjes worden geplaatst, dat<br />

het diagonale gordelgedeelte schuin<br />

over de borst en niet langs de nek<br />

ligt. Het horizontale gordelgedeelte<br />

moet over het bekken en niet over de<br />

buik van het kind liggen.<br />

ATTENTIE<br />

De afbeelding dient alleen<br />

ter illustratie van de<br />

bevestiging. Houdt u voor de<br />

montage van het kinderzitje aan<br />

de instructies. De fabrikant is<br />

verplicht deze instructies bij te<br />

leveren.


fig. 11<br />

L0C0045m<br />

GROEP 3 fig. 11<br />

Bij kinderen met een gewicht tussen 22<br />

en 36 kg is de borstomvang van dien<br />

aard dat de kinderen gewoon tegen de<br />

rugleuning kunnen steunen en niet<br />

meer in een kinderzitje hoeven te worden<br />

vervoerd.<br />

In fig. 11 wordt een voorbeeld gegeven<br />

van de juiste positie van het kind op de<br />

achterbank.<br />

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />

kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels<br />

omleggen.<br />

ATTENTIE<br />

De afbeelding dient alleen<br />

ter illustratie van de<br />

bevestiging. Houdt u voor de<br />

montage van het kinderzitje aan<br />

de instructies. De fabrikant is<br />

verplicht deze instructies bij te<br />

leveren.<br />

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN<br />

DE KINDERZITJES<br />

De <strong>Lancia</strong> <strong>Ypsilon</strong> voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen<br />

voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto. Zie<br />

de volgende tabel:<br />

ZITPLAATS<br />

Groep Gewicht Passagier Passagier Passagier<br />

voor achter in het midden<br />

aan de zijkant (indien<br />

aanwezig)<br />

Groep 0, 0+ tot 13 kg U U *<br />

Groep 1 9-18 kg U U *<br />

Groep 2 15-25 kg U U *<br />

Groep 3 22-36 kg U U *<br />

Legenda:<br />

U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese<br />

ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen”.<br />

* Op de middelste zitplaats achter kan geen enkel type kinderzitje worden<br />

gemonteerd.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

99


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

100<br />

Hieronder zijn de richtlijnen<br />

voor een veilig vervoer van kinderen<br />

aangegeven. U dient zich<br />

hieraan te houden.<br />

❒ Plaats het kinderzitje bij voorkeur<br />

op een van de zitplaatsen achter<br />

omdat deze plaatsen bij een ongeval<br />

de meeste bescherming bieden.<br />

❒ Als de airbag aan passagierszijde<br />

buiten werking wordt gesteld,<br />

moet altijd gecontroleerd worden<br />

of het betreffende gele lampje<br />

F op het instrumentenpaneel<br />

continu brandt.<br />

❒ Houdt u bij de montage van het<br />

kinderzitje strikt aan de instructies.<br />

De fabrikant is verplicht deze<br />

instructies bij te leveren. Bewaar<br />

de instructies samen met het<br />

instructieboekje in de auto.<br />

Monteer geen gebruikte kinderzitjes<br />

waarvan de gebruiksaanwijzingen<br />

ontbreken.<br />

❒ Controleer of de gordels goed zijn<br />

vastgemaakt door aan de gordelband<br />

te trekken.<br />

❒ Ieder veiligheidssysteem is bedoeld<br />

voor slechts een kind: vervoer<br />

nooit twee kinderen in een<br />

systeem.<br />

❒ Controleer altijd of de gordel niet<br />

langs de nek van het kind loopt.<br />

❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het<br />

kind geen afwijkende houding<br />

aanneemt of de gordels losmaakt.<br />

❒ Vervoer kinderen nooit in uw<br />

armen, ook geen pasgeboren kinderen.<br />

Niemand is sterk genoeg<br />

om ze bij een ongeval vast te houden.<br />

❒ Na een ongeval moet het zitje door<br />

een nieuw exemplaar worden vervangen.<br />

ATTENTIE<br />

Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje op de voorstoel<br />

aan de passagierszijde als<br />

deze is uitgerust met een airbag,<br />

omdat kinderen nooit op de voorstoel<br />

vervoerd mogen worden.<br />

INBOUWVOORBE-<br />

REIDING VOOR<br />

“ISOFIX”-KINDER-<br />

ZITJES<br />

(indien aanwezig)<br />

De auto is voorbereid op de montage<br />

van Isofix-kinderzitjes; een nieuw<br />

gestandaardiseerd Europees systeem<br />

voor het vervoeren van kinderen.<br />

Het Isofix-kinderzitje is er voor drie<br />

gewichtsgroepen: 0, 0+ en 1.<br />

Vanwege het verschillende bevestigingssysteem,<br />

moet het kinderzitje<br />

aan de daarvoor bestemde beugels<br />

A-fig. 12 worden bevestigd. Deze<br />

bevinden zich tussen de rugleuning<br />

en zitting van de achterbank.<br />

Bevestig daarna de bovenste riem (in<br />

bovenste vak van het kinderzitje)<br />

aan het bevestigingspunt B-fig. 13<br />

op de rugleuning van de achterbank.


fig. 12<br />

L0C0166m<br />

Voor het loshaken moet de rugleuning<br />

vanuit de verticale stand tot op<br />

de derde stand worden gekanteld.<br />

Er kan ook een mengvorm worden<br />

gekozen, een traditioneel kinderzitje<br />

links en een Isofix-kinderzitje rechts.<br />

Wij herinneren u eraan dat bij het<br />

gebruik van Isofix-kinderzitjes<br />

alleen die kinderzitjes gebruikt kunnen<br />

worden die speciaal voor deze<br />

auto zijn ontworpen, getest en goed-<br />

fig. 13<br />

L0C0187m<br />

ATTENTIE<br />

Monteer het kinderzitje<br />

alleen als de auto stilstaat.<br />

Het kinderzitje is op de<br />

juiste wijze aan de beugels bevestigd<br />

als u het hoort vergrendelen.<br />

Houdt u in ieder geval aan de<br />

instructies voor de montage, de<br />

demontage en de plaatsing. De<br />

fabrikant van het kinderzitje is<br />

verplicht deze instructies bij te<br />

leveren.<br />

fig. 14<br />

gekeurd. MONTAGE VAN ISOFIX-<br />

KINDERZITJE fig. 14<br />

L0C0167m<br />

Groep 0 en 0+<br />

Bij kinderen in deze gewichtsgroep<br />

(kinderen met een gewicht tot 13<br />

kg) moet het kinderzitje achterstevoren<br />

zijn gekeerd en moet het kind<br />

door de gordels D van het zitje<br />

beschermd worden.<br />

Als het kind groeit en in de<br />

gewichtsgroep 1 komt, moet het<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

101


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

102<br />

kinderzitje in de rijrichting worden<br />

bevestigd.<br />

Ga voor een correcte montage van<br />

het kinderzitje als volgt te werk:<br />

❒ controleer of de ontgrendelhendel<br />

B in ruststand (ingetrokken)<br />

staat;<br />

❒ zoek de bevestigingsbeugels A en<br />

plaats vervolgens het kinderzitje<br />

met de bevestigingshaken C in de<br />

beugels;<br />

❒ duw tegen het kinderzitje totdat<br />

het hoorbaar vergrendelt;<br />

❒ controleer of het kinderzitje goed<br />

vergrendeld is door met kracht te<br />

proberen het kinderzitje te verplaatsen:<br />

de ingebouwde beveiligingsmechanismen<br />

verhinderen<br />

dat slechts een enkele bevestigingshaak<br />

is vergrendeld.<br />

Als het Isofix-kinderzitje tegen de<br />

rijrichting in wordt geplaatst, moet<br />

de passagiersstoel voor volledig naar<br />

achteren worden geschoven, zodat<br />

de rugleuning van de stoel en het<br />

kinderzitje elkaar raken.<br />

fig. 15<br />

L0C0168m<br />

Groep 1 fig. 15<br />

Ga voor een correcte montage van<br />

het kinderzitje als volgt te werk:<br />

❒ controleer of de ontgrendelhendel<br />

B in ruststand (ingetrokken)<br />

staat;<br />

❒ zoek de bevestigingsbeugels A en<br />

plaats vervolgens het kinderzitje<br />

met de bevestigingshaken C in de<br />

beugels;<br />

fig. 16<br />

L0C0188m<br />

❒ duw tegen het kinderzitje totdat<br />

het hoorbaar vergrendelt;<br />

❒ bij kinderzitjes die in de rijrichting<br />

worden geplaatst, moet de<br />

bovenste riem (deze bevindt zich<br />

in het bovenste vakje van het kinderzitje)<br />

aan het bevestigingspunt<br />

D op de rugleuning van de achterbank<br />

worden bevestigd;<br />

❒ controleer of het kinderzitje goed<br />

vergrendeld is door met kracht te<br />

proberen het kinderzitje te verplaatsen:<br />

de ingebouwde beveiligingsmechanismen<br />

verhinderen<br />

dat slechts een enkele bevestigingshaak<br />

is vergrendeld.<br />

In deze opstelling wordt het kind<br />

ook beschermd door de veiligheidsgordels<br />

van de auto en door de<br />

bovenste gordel: zie de handleiding<br />

van het kinderzitje voor het correct<br />

omleggen van de veiligheidsgordels<br />

van de auto.


FRONTAIRBAGS<br />

De auto is uitgerust met frontairbags<br />

aan bestuurders- en aan passagierszijde,<br />

met headbags (voor bescherming<br />

van het hoofd) en als optional<br />

met zij-airbags voor (sidebags);<br />

De frontairbags (bestuurder en passagier)<br />

beschermen de inzittenden<br />

voor bij middelzware en zware frontale<br />

botsingen, door het opblazen<br />

van een luchtkussen tussen de inzittende<br />

en het stuurwiel of het dashboard.<br />

Als de airbags niet worden geactiveerd<br />

bij andere soorten botsingen<br />

(zijdelings, van achter, over de kop<br />

slaan enz), betekent dit niet dat het<br />

systeem niet goed functioneert.<br />

Bij een frontale botsing zorgt een<br />

regeleenheid ervoor, indien nodig,<br />

dat het kussen wordt opgeblazen.<br />

Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />

waardoor het lichaam van de inzittenden<br />

voor wordt opgevangen en de<br />

kans op letsel beperkt wordt. Direct<br />

daarna loopt het kussen weer leeg.<br />

De frontairbags (bestuurder en passagier)<br />

zijn geen vervanging voor de<br />

veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />

Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen van<br />

veiligheidsgordels wettelijk verplicht<br />

in Europa (en in de meeste landen<br />

daarbuiten).<br />

Bij een ongeval kan een inzittende<br />

die geen veiligheidsgordel heeft<br />

omgelegd, in contact komen met een<br />

airbag die nog niet volledig opgeblazen<br />

is. Hierdoor wordt de inzittende<br />

minder door de airbag beschermd.<br />

De frontairbags kunnen in de volgende<br />

gevallen niet worden geactiveerd:<br />

❒ bij frontale botsingen, met een<br />

ander deel van de auto dan het<br />

front, tegen makkelijk vervormbare<br />

objecten (bijv. als het voorspatbord<br />

tegen de vangrail komt<br />

of tegen grindhopen);<br />

❒ als de auto onder andere auto’s of<br />

veiligheidsvoorzieningen schuift<br />

(bijvoorbeeld onder vrachtwagens<br />

of de vangrail); omdat geen enkele<br />

aanvullende bescherming wordt<br />

geboden op de veiligheidsgordels.<br />

Als de airbags in deze gevallen<br />

niet geactiveerd worden, betekent<br />

dit niet dat het systeem niet goed<br />

functioneert.<br />

ATTENTIE<br />

Plaats geen stickers of<br />

andere objecten op het<br />

stuurwiel, op het deksel van de airbagmodule<br />

aan de passagierszijde<br />

of de zijkant van de hemelbekleding.<br />

Plaats geen voorwerpen op<br />

het dashboard aan de passagierszijde<br />

(bijv. een mobiele telefoon),<br />

omdat deze het correct openen van<br />

de airbag aan passagierszijde<br />

kunnen hinderen en de inzittenden<br />

ernstig kunnen verwonden.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

103


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

104<br />

fig. 17<br />

L0C0083m<br />

FRONTAIRBAG AAN BESTUUR-<br />

DERSZIJDE fig. 17<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar<br />

kussen dat in een daarvoor bestemde<br />

ruimte in het midden van het<br />

stuurwiel is geplaatst.<br />

Bij lichte frontale aanrijdingen<br />

(waarbij de werking van de veiligheidsgordel<br />

voldoende is) worden de<br />

airbags niet geactiveerd. Daarom is<br />

het gebruik van de veiligheidsgordels<br />

absoluut noodzakelijk, want de<br />

gordel houdt de inzittende bij een<br />

zijdelingse botsing in de juiste positie<br />

en voorkomt dat de inzittende uit<br />

de auto wordt geslingerd bij zware<br />

botsingen.<br />

fig. 18<br />

L0C0084m<br />

FRONTAIRBAG AAN PASSA-<br />

GIERSZIJDE fig. 18<br />

Deze bestaat uit een opblaasbaar<br />

kussen met een groter volume dan<br />

dat aan bestuurderszijde. Het kussen<br />

is in een daarvoor bestemde<br />

ruimte in het dashboard geplaatst.<br />

De frontairbags aan bestuurders- en<br />

passagierszijde zijn ontworpen voor<br />

een optimale bescherming van de<br />

inzittenden voor met omgelegde veiligheidsgordels.<br />

Als de airbags volledig opgeblazen<br />

zijn, vullen zij het grootste deel van<br />

de ruimte tussen het stuurwiel en de<br />

bestuurder en het dashboard en de<br />

voorpassagier.<br />

ATTENTIE<br />

ZEER GEVAARLIJK:<br />

Monteer absoluut geen<br />

kinderzitje achterstevoren<br />

op de passagiersstoel voor<br />

als de frontairbag aan<br />

passagierszijde is ingeschakeld.<br />

Als bij een ongeval de airbag in<br />

werking treedt (opblaast), kan dit<br />

ernstig letsel en zelfs de dood tot<br />

gevolg hebben. Als er geen andere<br />

mogelijkheid is, moet in ieder<br />

geval de airbag aan passagierszijde<br />

uitgeschakeld worden als<br />

het kinderzitje op de passagiersstoel<br />

voor wordt geplaatst.<br />

Bovendien moet de stoel zo ver<br />

mogelijk naar achteren zijn<br />

geschoven om te voorkomen dat<br />

het kinderzitje eventueel in aanraking<br />

komt met het dashboard.<br />

Ook als het niet wettelijk verplicht<br />

is, raden wij u aan, voor<br />

een optimale bescherming van de<br />

volwassenen, de airbag onmiddellijk<br />

weer in te schakelen zodra<br />

geen kinderen meer vervoerd<br />

worden.


ZIJ-AIRBAGS<br />

(Sidebags (indien<br />

aanwezig) -<br />

Headbags)<br />

SIDEBAGS<br />

Deze sidebags zijn kussens die zich<br />

snel opblazen en bevinden zich in de<br />

rugleuning van de voorstoelen<br />

fig. 20. Ze hebben tot doel de borstkas<br />

van de inzittenden te beschermen<br />

bij middelzware en zware zijdelingse<br />

aanrijdingen.<br />

fig. 20<br />

L0C0086m<br />

HEADBAG fig. 21<br />

De headbag is een “gordijn”-systeem,<br />

dat zich aan de zijkant in de<br />

hemelbekleding bevindt en dat is<br />

afgedekt met een afwerklijst. De<br />

headbags bieden bescherming aan<br />

het hoofd van de inzittenden voor en<br />

achter tijdens een zijdelingse botsing,<br />

dankzij het grote effectieve<br />

oppervlak van de kussens.<br />

fig. 21<br />

L0C0087m<br />

De zij-airbags zijn geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels, maar een<br />

aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />

Bovendien is het dragen<br />

van veiligheidsgordels wettelijk<br />

verplicht in Europa (en in de meeste<br />

landen daarbuiten).<br />

BELANGRIJK De inzittende wordt<br />

bij een zijdelingse botsing optimaal<br />

door het systeem beschermd als<br />

hij/zij in de juiste positie in de stoel<br />

zit. Hierdoor kan de headbag op de<br />

juiste wijze worden opgeblazen.<br />

BELANGRIJK De frontairbags en/of<br />

zij-airbags kunnen worden geactiveerd<br />

bij krachtige stoten aan de<br />

onderzijde van de carrosserie, bijvoorbeeld<br />

bij zware botsingen tegen<br />

drempels of stoepranden of obstakels<br />

op het wegdek, of als de auto<br />

terecht komt in grote gaten of verzakkingen<br />

in het wegdek.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

105


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

106<br />

BELANGRIJK Als de airbags in werking<br />

treden, ontsnapt een beetje<br />

rook. Deze rook is niet schadelijk en<br />

duidt niet op brand; bovendien kan<br />

het oppervlak van het opgeblazen<br />

kussen en het interieur van de auto<br />

bedekt zijn met een laagje poeder:<br />

dit poeder kan de huid en de ogen<br />

irriteren. Als u hiermee in aanraking<br />

bent gekomen, moet u zich met neutrale<br />

zeep en water wassen.<br />

Het airbagsysteem heeft een geldigheid<br />

van 14 jaar voor wat betreft de<br />

pyrotechnische lading en van 10 jaar<br />

voor wat betreft het spiraalmechanisme<br />

(zie de sticker aan de binnenzijde<br />

van het dashboardkastje). Na<br />

deze periode moeten ze door de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer worden vervangen.<br />

BELANGRIJK Na een ongeval waarbij<br />

een of meerdere airbags zijn<br />

geactiveerd, dient u contact op te<br />

nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer om de<br />

geactiveerde airbags te laten vervangen<br />

en de werking van het systeem<br />

te laten controleren.<br />

Alle controlewerkzaamheden, reparaties<br />

en de vervanging van de airbag<br />

moeten door de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

worden uitgevoerd.<br />

Aan het einde van de lange levensduur<br />

van uw auto, moet u contact<br />

opnemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer om<br />

het systeem buiten werking te laten<br />

stellen. Bovendien moet bij verkoop<br />

van de auto de nieuwe eigenaar op<br />

de hoogte gesteld worden van het<br />

gebruik en de instructies, en moet hij<br />

het instructieboekje ontvangen.<br />

BELANGRIJK Het in werking treden<br />

van de gordelspanners, de frontairbags<br />

en de zij-airbags voor wordt<br />

door de elektronische regeleenheid<br />

bepaald, afhankelijk van het type<br />

ongeval. Als een van deze onderdelen<br />

niet in werking treedt, dan duidt<br />

dat niet op een storing in het systeem.<br />

ATTENTIE<br />

Steun niet met het hoofd,<br />

de armen of de ellebogen<br />

tegen het portier, de ruiten of in<br />

het gebied van de headbag om<br />

verwondingen tijdens het opblazen<br />

te voorkomen.<br />

raam.<br />

ATTENTIE<br />

Steek nooit het hoofd, de<br />

armen of ellebogen uit het<br />

FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG<br />

(sidebag) (indien aanwezig) AAN<br />

PASSAGIERSZIJDE HANDMA-<br />

TIG UITSCHAKELEN<br />

Als het absoluut noodzakelijk is een<br />

kind op de passagiersstoel voor te vervoeren,<br />

moeten de frontairbag en de<br />

sidebag (indien aanwezig) aan passagierszijde<br />

worden uitgeschakeld.<br />

Het waarschuwingslampje F op<br />

het dashboard blijft continu branden<br />

totdat de frontairbag en de zijairbag<br />

(sidebag) (indien aanwezig)<br />

aan passagierszijde opnieuw worden<br />

ingeschakeld.<br />

ATTENTIE<br />

Raadpleeg voor het handmatig<br />

uitschakelen van de<br />

frontairbag en zij-airbag (sidebag)<br />

(indien aanwezig) aan passagierszijde,<br />

de paragrafen<br />

“Multifunctioneel display” in het<br />

hoofdstuk “Dashboard en bediening”.


ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

ATTENTIE<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en het<br />

lampje ¬ gaat niet branden of<br />

blijft branden tijdens het rijden,<br />

dan is er mogelijk een storing in de<br />

veiligheidssystemen; in dat geval<br />

kunnen de airbags of gordelspanners<br />

niet geactiveerd worden bij<br />

een ongeval of, in een zeer beperkt<br />

aantal gevallen, niet op de juiste<br />

wijze geactiveerd worden. Voordat<br />

u verder rijdt, dient u contact op te<br />

nemen met de <strong>Lancia</strong>-dealer om<br />

het systeem direct te laten controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Bedek de rugleuning van<br />

de voorstoelen niet met<br />

hoezen of kleden die niet zijn voorbereid<br />

op het gebruik met sidebags.<br />

ATTENTIE<br />

Reis niet met voorwerpen<br />

op schoot of voor de borst<br />

en houd vooral geen pijp, potlood<br />

enz. in de mond. Bij een ongeval<br />

waarbij de airbag in werking<br />

treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.<br />

ATTENTIE<br />

Rijd altijd met beide handen<br />

op de stuurwielrand,<br />

zodat bij het in werking treden van<br />

de airbag, het systeem niet wordt<br />

gehinderd door obstakels. Rijd niet<br />

met voorover gebogen lichaam,<br />

maar ga goed rechtop zitten en<br />

steun tegen de rugleuning.<br />

ATTENTIE<br />

Laat bij diefstal of een poging<br />

tot diefstal, bij beschadiging<br />

of als de auto bij een<br />

overstroming onder water is geweest,<br />

het airbagsysteem door een<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer controleren.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

107


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

108<br />

ATTENTIE<br />

Bedenk dat als de contactsleutel<br />

in stand MAR<br />

staat, ook bij uitgezette motor de<br />

airbags geactiveerd kunnen worden<br />

als de auto wordt aangereden<br />

door een andere auto. Daarom mogen,<br />

ook als de auto stilstaat, absoluut<br />

geen kinderen op de passagiersstoel<br />

voor worden geplaatst.<br />

Als de contactsleutel echter in<br />

stand STOP staat, wordt bij een<br />

ongeval geen enkel veiligheidssysteem<br />

(airbag of gordelspanners)<br />

geactiveerd; als een systeem niet in<br />

werking treedt, betekent dit niet<br />

dat het systeem niet goed werkt.<br />

ATTENTIE<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat<br />

het lampje F (met de sleutelschakelaar<br />

voor uitschakeling van de<br />

airbag voor aan passagierszijde in<br />

stand ON) enkele seconden knipperen,<br />

om u eraan te herinneren dat<br />

de airbag aan passagierszijde bij<br />

een botsing wordt geactiveerd.<br />

Hierna moet het lampje doven.<br />

ATTENTIE<br />

De stoelen mogen niet met<br />

water worden afgenomen<br />

of met stoom worden gereinigd (met<br />

de hand of in een automatisch wasapparaat).<br />

ATTENTIE<br />

Haak geen harde voorwerpen<br />

aan de kledinghaakjes<br />

en aan de steunhandgrepen.


ATTENTIE<br />

De frontairbag treedt in<br />

werking als de botsing<br />

zwaarder is dan een botsing waarbij<br />

alleen de gordelspanners worden<br />

geactiveerd. Bij aanrijdingen die<br />

tussen die twee drempelwaarden in<br />

liggen, treden alleen de gordelspanners<br />

in werking.<br />

ATTENTIE<br />

De airbag is geen vervanging<br />

voor de veiligheidsgordels,<br />

maar een aanvulling.<br />

Omdat de frontairbags niet worden<br />

geactiveerd bij frontale botsingen<br />

bij lage snelheid, bij zijdelingse<br />

aanrijdingen en als de auto van<br />

achter wordt aangereden of over de<br />

kop slaat, worden in deze gevallen<br />

de inzittenden uitsluitend door de<br />

veiligheidsgordels beschermd. De<br />

gordels moeten dus altijd gedragen<br />

worden.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

109


MOTOR STARTEN .......................................... 112<br />

PARKEREN ..................................................... 114<br />

GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK ...... 115<br />

BRANDSTOFBESPARING ............................... 117<br />

TREKKEN VAN AANHANGERS ..................... 119<br />

WINTERBANDEN ............................................ 122<br />

SNEEUWKETTINGEN .................................... 123<br />

AUTO LANGERE TIJD STALLEN .................. 124<br />

STARTEN EN RIJDEN<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

111


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

112<br />

MOTOR STARTEN<br />

De auto is uitgerust met een elektronische<br />

startblokkering: zie bij startproblemen<br />

de paragraaf “<strong>Lancia</strong><br />

CODE” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bediening”.<br />

Direct na het starten van de motor,<br />

vooral als de auto langere tijd niet is<br />

gebruikt, kan de motor iets meer<br />

geluid produceren. Dit geluid, dat<br />

niet schadelijk is voor de werking<br />

van de motor, wordt veroorzaakt<br />

door de hydraulische klepstoters: het<br />

distributiesysteem op de benzinemotor<br />

van de auto, dat bijdraagt aan<br />

een vermindering van de onderhoudswerkzaamheden.<br />

BENZINEMOTOR STARTEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek de handrem aan;<br />

❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />

❒ trap het koppelingspedaal geheel<br />

in, zonder het gaspedaal in te<br />

trappen;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand<br />

AVV en laat de sleutel los zodra<br />

de motor is aangeslagen.<br />

Als de motor bij de eerste poging<br />

niet aanslaat, moet u de sleutel<br />

terugdraaien in stand STOP voordat<br />

u opnieuw start.<br />

Als met de contactsleutel in stand<br />

MAR het controlelampje Y samen<br />

met het waarschuwingslampje U<br />

blijft branden, raden wij u aan de<br />

sleutel in stand STOP te draaien en<br />

vervolgens weer in stand MAR; als<br />

het lampje nog steeds blijft branden,<br />

probeer het dan met de andere geleverde<br />

sleutels.<br />

Het verdient aanbeveling<br />

om gedurende de eerste<br />

kilometers niet de maximale<br />

prestaties van uw<br />

auto te eisen (bijv. snel accelereren,<br />

langdurig rijden met hoge toerentallen,<br />

krachtig remmen enz.).<br />

Laat de contactsleutel niet<br />

in stand MAR staan als de<br />

motor stilstaat, zodat de<br />

accu niet onnodig wordt<br />

ontladen.<br />

ATTENTIE<br />

Het is zeer gevaarlijk om<br />

de motor in afgesloten<br />

ruimten te laten draaien. De<br />

motor verbruikt zuurstof en produceert<br />

kooldioxide, koolmonoxide<br />

en andere giftige gassen.<br />

Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />

dan een noodstart uit (zie<br />

“Noodstart” in het hoofdstuk<br />

“Noodgevallen”) en wendt u tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />

niet in stand MAR staan<br />

als de motor is uitgezet.


MULTIJET-MOTOR STARTEN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ trek de handrem aan;<br />

❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand<br />

MAR: op het instrumentenpaneel<br />

gaan de controlelampjes m en<br />

Y branden;<br />

❒ wacht tot de lampjes Y en m<br />

gedoofd zijn. Hoe warmer de<br />

motor, hoe sneller het lampje<br />

dooft;<br />

❒ trap het koppelingspedaal geheel<br />

in, zonder het gaspedaal in te<br />

trappen;<br />

❒ draai de contactsleutel in stand<br />

AVV direct nadat het lampje m<br />

gedoofd is. Als u te lang wacht,<br />

zijn de voorgloeibougies weer<br />

afgekoeld. Laat de sleutel los<br />

zodra de motor is aangeslagen.<br />

BELANGRIJK Bij een koude motor<br />

mag het gaspedaal niet worden ingetrapt<br />

als u de contactsleutel in stand<br />

AVV draait.<br />

Als de motor bij de eerste poging<br />

niet aanslaat, moet u de sleutel<br />

terugdraaien in stand STOP voordat<br />

u opnieuw start.<br />

Als met de contactsleutel in stand<br />

MAR het lampje Y op het instrumentenpaneel<br />

blijft branden, raden<br />

wij u aan de sleutel in stand STOP<br />

te draaien en vervolgens weer in<br />

stand MAR; als het lampje nog<br />

steeds blijft branden, probeer het<br />

dan met de andere geleverde sleutels.<br />

Als de motor nog niet aanslaat,<br />

wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />

niet in stand MAR staan<br />

als de motor is uitgezet.<br />

Als het lampje m gedurende<br />

60 seconden gaat<br />

knipperen na het starten of<br />

tijdens een langdurige<br />

startpoging, dan duidt dat op een<br />

storing in het voorgloeisysteem. Als<br />

de motor aanslaat, kunt u de auto<br />

op de gewone manier gebruiken,<br />

maar wendt u zo snel mogelijk tot<br />

de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

MOTOR OPWARMEN NA HET<br />

STARTEN (benzine en Multijet)<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ rijd rustig weg, laat de motor niet<br />

met hoge toerentallen draaien en<br />

trap het gaspedaal niet bruusk in;<br />

❒ verlang de eerste kilometers geen<br />

maximale prestaties. Wij raden u<br />

aan te wachten tot de wijzernaald<br />

van de koelvloeistoftemperatuurmeter<br />

begint te bewegen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

113


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

114<br />

NOODSTART<br />

Als het lampje Y op het instrumentenpaneel<br />

constant blijft branden,<br />

kan een noodstart worden uitgevoerd<br />

met de code die op de<br />

CODE-card staat vermeld (zie het<br />

hoofdstuk “Noodgevallen”).<br />

MOTOR UITZETTEN<br />

Draai de contactsleutel in stand<br />

STOP terwijl de motor stationair<br />

draait.<br />

BELANGRIJK Het is beter om de<br />

motor na een zware rit even “op<br />

adem” te laten komen. Zet de motor<br />

niet onmiddellijk uit, maar laat hem<br />

even stationair draaien. Hierdoor<br />

kan de temperatuur in de motorruimte<br />

dalen.<br />

Probeer auto’s nooit te<br />

starten door ze aan te<br />

duwen, te slepen of van een<br />

helling af te laten rijden.<br />

Op die wijze kan er onverbrande<br />

benzine in de katalysator terechtkomen,<br />

waardoor deze onherstelbaar<br />

zal beschadigen.<br />

Gasgeven voordat u de<br />

motor uitzet heeft geen<br />

enkel nut, verspilt brandstof<br />

en is, vooral voor<br />

motoren met turbocompressor,<br />

schadelijk.<br />

ATTENTIE<br />

Houd er rekening mee dat<br />

de rem- en de stuurbekrachtiging<br />

niet werken zolang de<br />

motor niet is aangeslagen, waardoor<br />

meer kracht nodig is voor de<br />

bediening van het rempedaal en<br />

het stuur.<br />

PARKEREN<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ zet de motor uit en trek de handrem<br />

aan;<br />

❒ schakel een versnelling in (de 1e<br />

als de weg omhoog loopt, de achteruit<br />

als de weg omlaag loopt) en<br />

zet de voorwielen iets uitgestuurd.<br />

Als de auto op een steile helling<br />

staat, blokkeer de wielen dan met<br />

stenen of wiggen. Laat de contactsleutel<br />

nooit in stand MAR staan<br />

omdat hierdoor de accu ontlaadt en<br />

neem bovendien de sleutel altijd uit<br />

het contactslot als u de auto verlaat.<br />

ATTENTIE<br />

Laat kinderen nooit<br />

alleen achter in de auto.<br />

Neem de sleutels altijd uit het<br />

contactslot als u de auto verlaat<br />

en neem de sleutels mee.


fig. 1<br />

L0C0088m<br />

HANDREM fig. 1<br />

De handrem bevindt zich tussen de<br />

voorstoelen.<br />

Om de handrem in te schakelen,<br />

moet u de hendel omhoog trekken<br />

zodat de auto blokkeert.<br />

Op een vlakke ondergrond hoort de<br />

auto geblokkeerd te zijn als de handrem<br />

vier of vijf tanden is aangetrokken.<br />

Op sterke hellingen en bij een<br />

beladen auto moet de handrem<br />

negen of tien tanden worden aangetrokken.<br />

BELANGRIJK Als dit niet het geval<br />

is, laat dan de <strong>Lancia</strong>-dealer de<br />

handrem afstellen.<br />

Als de handrem is aangetrokken en<br />

de contactsleutel in stand MAR<br />

staat, gaat op het instrumentenpaneel<br />

het waarschuwingslampje x<br />

branden.<br />

Handrem uitschakelen:<br />

❒ trek de hendel iets omhoog en<br />

druk op de ontgrendelknop A;<br />

❒ houd de knop A ingedrukt en laat<br />

de hendel zakken. Het lampje x<br />

op het instrumentenpaneel dooft.<br />

Om onverwachtse bewegingen van<br />

de auto te voorkomen, moet bij het<br />

bedienen van de handrem het rempedaal<br />

worden ingetrapt.<br />

GEBRUIK VAN DE<br />

VERSNELLINGS-<br />

BAK<br />

Om de versnellingen in te schakelen,<br />

moet u het koppelingspedaal geheel<br />

intrappen en vervolgens de versnellingspook<br />

in de gewenste stand<br />

plaatsen (het schakelschema staat<br />

op de knop van de pook).<br />

BELANGRIJK De achteruit kan<br />

alleen bij een stilstaande auto worden<br />

ingeschakeld. Wacht bij een<br />

draaiende motor en een geheel ingetrapt<br />

koppelingspedaal minstens 2<br />

seconden, voordat u de achteruit<br />

inschakelt. Hiermee wordt voorkomen<br />

dat de tandwielen beschadigen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

115


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

116<br />

fig. 2<br />

1 3 5<br />

2 4 R<br />

Ga als volgt te werk om de achteruit<br />

(R) vanuit de vrijstand in te schakelen:<br />

Benzine-uitvoeringen<br />

❒ trek de schuifring A-fig. 2 of fig. 3<br />

onder de knop omhoog en verplaats<br />

de pook naar rechts en vervolgens<br />

naar achteren.<br />

Multijet-uitvoeringen<br />

❒ plaats de pook naar rechts en vervolgens<br />

naar achteren.<br />

L0C0032m fig. 3 L0C0235m<br />

Voor het inschakelen van de 6e<br />

versnelling (indien aanwezig)<br />

moet de pook naar rechts worden<br />

gedrukt om te voorkomen dat per<br />

ongeluk de 4e versnelling wordt<br />

ingeschakeld. Dit geldt ook voor het<br />

schakelen van de 6e naar de 5e versnelling.<br />

ATTENTIE<br />

Om op de juiste wijze te<br />

schakelen, moet u het<br />

koppelingspedaal geheel intrappen.<br />

Daarom mag er niets onder<br />

het pedaal liggen dat dit kan verhinderen:<br />

Let erop dat de vloermatten<br />

niet zijn dubbelgevouwen<br />

en zo de slag van de pedalen kunnen<br />

beperken.<br />

Laat na het schakelen de<br />

versnellingspook los. Door<br />

het rijden met een hand<br />

aan de versnellingspook<br />

wordt op het schakelmechanisme<br />

in de versnellingsbak een geringe<br />

kracht uitgeoefend, waardoor<br />

onnodige slijtage kan ontstaan.


BRANDSTOF-<br />

BESPARING<br />

Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />

waardoor het brandstofverbruik zo<br />

laag mogelijk blijft en de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen zoveel<br />

mogelijk beperkt wordt.<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Onderhoud van de auto<br />

Zorg voor een goed onderhoud van<br />

de auto door de controles en registraties<br />

die in het “Onderhoudsschema”<br />

staan vermeld, te laten uitvoeren.<br />

Airconditioning<br />

Het gebruik van de airconditioning<br />

leidt tot een toename van het brandstofverbruik<br />

(met gemiddeld 20%).<br />

Gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />

het toelaat bij voorkeur de<br />

functies van het ventilatiesysteem.<br />

Aerodynamische accessoires<br />

Het gebruik van niet goedgekeurde<br />

aerodynamische accessoires kan de<br />

aerodynamica negatief beïnvloeden,<br />

waardoor het brandstofverbruik zal<br />

toenemen.<br />

Banden<br />

Controleer regelmatig, ten minste<br />

een keer per maand, de spanning<br />

van de banden: als de spanning te<br />

laag is, wordt de weerstand groter en<br />

neemt het verbruik toe.<br />

Overbodige bagage<br />

Rijd niet met een overbeladen bagageruimte.<br />

Het gewicht van de auto<br />

(vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning<br />

hebben grote invloed op het<br />

brandstofverbruik en de stabiliteit.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

117


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

118<br />

RIJSTIJL<br />

Starten<br />

Laat de motor als de auto stilstaat,<br />

niet warmdraaien met stationair toerental<br />

en ook niet met een hoog toerental:<br />

onder deze omstandigheden<br />

warmt de motor veel langzamer op,<br />

terwijl het verbruik en de schadelijke<br />

uitlaatgasemissie toenemen. Het<br />

is beter om rustig weg te rijden en<br />

geen hoge toerentallen te gebruiken:<br />

op deze manier warmt de motor<br />

sneller op.<br />

Overbodige handelingen<br />

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />

voor een stoplicht of voordat u<br />

de motor afzet. Deze handeling heeft<br />

evenals het overschakelen met tussengas,<br />

geen enkel nut. Het kost<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Imperiaal/skidrager<br />

Verwijder de imperiaal of skidrager<br />

als u deze niet meer gebruikt. Ze<br />

verminderen de aerodynamica van<br />

de auto, waardoor het brandstofverbruik<br />

toeneemt. Gebruik voor het<br />

vervoer van volumineuze voorwerpen<br />

bij voorkeur een aanhanger.<br />

Stroomverbruikers<br />

Gebruik de elektrische installaties<br />

alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />

de verstralers, de<br />

ruitenwissers en de aanjager van het<br />

ventilatie-/verwarmingssysteem vragen<br />

veel stroom, waardoor het<br />

brandstofverbruik toeneemt (tot aan<br />

25% in stadsverkeer).<br />

Keuze van de versnellingen<br />

Gebruik als het verkeer en de weg<br />

het toelaten de hoogste versnelling.<br />

Het inschakelen van een lage versnelling<br />

voor een snelle acceleratie<br />

verhoogt het brandstofverbruik.<br />

Bij het oneigenlijke gebruik van een<br />

hoge versnelling neemt het verbruik<br />

en de schadelijke uitlaatgasemissie<br />

toe. Bovendien slijt de motor hierdoor<br />

sneller.


Maximum snelheid<br />

Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk<br />

toe bij een hogere snelheid.<br />

Rijd daarom zoveel mogelijk met een<br />

gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig<br />

remmen en optrekken. Dit<br />

kost brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen.<br />

Acceleratie<br />

Met vol gas optrekken kost veel<br />

brandstof en verhoogt de uitstoot<br />

van schadelijke uitlaatgassen: het is<br />

beter geleidelijk op te trekken en het<br />

toerental waarbij het maximum<br />

koppel wordt geleverd, niet te overschrijden.<br />

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN<br />

Koude start<br />

Bij korte ritten en regelmatig koud<br />

starten bereikt de motor niet de optimale<br />

bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />

neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />

toe (van 15 tot aan 30% in<br />

stadsverkeer), maar ook de uitstoot<br />

van uitlaatgassen.<br />

Verkeerssituatie en conditie van<br />

het wegdek<br />

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij<br />

filerijden, waarbij overwegend lage<br />

versnellingen worden gebruikt, of in<br />

de stad waar zich veel verkeerslichten<br />

bevinden, zal het brandstofverbruik<br />

aanzienlijk hoger zijn.<br />

Bochtige trajecten, bergwegen en<br />

een slecht wegdek verhogen eveneens<br />

het brandstofverbruik.<br />

Stilstaan in het verkeer<br />

Als u langere tijd stilstaat (bijv.<br />

spoorwegovergangen), is het raadzaam<br />

de motor uit te zetten.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

119


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

120<br />

TREKKEN VAN<br />

AANHANGERS<br />

BELANGRIJKE TIPS<br />

Voor het trekken van aanhangwagens<br />

of caravans moet de auto uitgerust<br />

zijn met een trekhaak van een<br />

goedgekeurd type en een adequate<br />

elektrische installatie. De montage<br />

van de trekhaak moet door gespecialiseerd<br />

personeel worden uitgevoerd.<br />

Ook moet documentatie worden<br />

overhandigd m.b.t. het rijden met<br />

een aanhanger.<br />

Monteer zo nodig speciale en/of<br />

extra achteruitkijkspiegels, waarmee<br />

u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.<br />

Let er op dat het maximum klimvermogen<br />

van de auto door het gewicht<br />

van een aanhanger of caravan wordt<br />

beperkt. Ook de remweg wordt langer<br />

en u hebt langer de tijd nodig om<br />

in te halen.<br />

Schakel een lage versnelling in tijdens<br />

het afdalen om te voorkomen<br />

dat u constant moet remmen.<br />

Het gewicht van de aanhanger dat<br />

op de trekhaak rust, moet worden<br />

afgetrokken van het laadvermogen<br />

van de auto. Om er zeker van te zijn<br />

dat u het maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />

niet overschrijdt,<br />

moet u er rekening mee houden dat<br />

het maximum betrekking heeft op<br />

het totale gewicht van de aanhangwagen<br />

of caravan, inclusief accessoires<br />

en bagage.<br />

Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />

die voor auto’s met aanhanger<br />

gelden. U mag in geen geval harder<br />

rijden dan 100 km/h.<br />

TREKHAAK MONTEREN<br />

De trekhaak moet door gespecialiseerd<br />

personeel aan de carrosserie<br />

worden bevestigd waarbij de richtlijnen<br />

die hierna zijn opgenomen,<br />

moeten worden aangehouden. Deze<br />

richtlijnen worden eventueel aangevuld<br />

door extra informatie van de<br />

fabrikant van de trekhaak.<br />

ATTENTIE<br />

Het ABS waarmee de auto<br />

is uitgerust, werkt niet op<br />

het remsysteem van de aanhanger.<br />

Wees daarom extra voorzichtig<br />

op gladde wegen.<br />

ATTENTIE<br />

Voer in geen geval modificaties<br />

aan het remsysteem<br />

van de auto uit. Het remsysteem<br />

van de aanhanger moet<br />

geheel onafhankelijk van het<br />

hydraulisch remsysteem van de<br />

auto worden bediend.<br />

De te installeren trekhaak moet voldoen<br />

aan de huidige ECE-normen<br />

94/20 en daarop volgende wijzigingen.<br />

Voor iedere uitvoering moet een<br />

trekhaak worden gebruikt die<br />

geschikt is voor het maximale aanhangergewicht<br />

van de auto waarop<br />

de trekhaak wordt bevestigd.<br />

BELANGRIJK Eventuele extra verbruikers<br />

naast de buitenverlichting<br />

(bijv. elektrisch bediende rem, elektrische<br />

lier enz.) mogen uitsluitend<br />

worden gebruikt bij draaiende<br />

motor.


MONTAGESCHEMA (fig. 4)<br />

De trekhaak moet op de punten aangegeven met Ø<br />

bevestigd worden met 4 M8-bouten, 2 M10-bouten en<br />

2 M12-bouten.<br />

De trekhaak moet op de carrosserie gemonteerd worden<br />

zonder gaten in of vervormingen van de achterbumper<br />

die zichtbaar zijn bij gedemonteerde trekhaak.<br />

BELANGRIJK Het is verplicht om op dezelfde hoogte<br />

als de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende<br />

afmetingen en kwaliteit aan te brengen met de<br />

volgende tekst:<br />

MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg<br />

ATTENTIE<br />

Na de montage van de trekhaak moeten de<br />

boutgaten worden afgedicht om te voorkomen<br />

dat uitlaatgassen in het interieur kunnen dringen.<br />

fig. 4<br />

Achteras<br />

Bestaande gaten<br />

Bestaande<br />

gaten<br />

Bestaande<br />

gaten<br />

Hart<br />

trekkogel<br />

L0C0134m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

121


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

122<br />

WINTERBANDEN<br />

Gebruik winterbanden die dezelfde<br />

maat hebben als de standaard geleverde<br />

banden.<br />

De <strong>Lancia</strong>-dealer kan u adviseren<br />

welke band het meest geschikt is<br />

voor het doel waarvoor u deze wilt<br />

gebruiken.<br />

Houdt u voor de bandenmaat, de<br />

bandenspanning en de winterbanden<br />

exact aan de aanwijzingen die<br />

staan aangegeven in de paragraaf<br />

“Wielen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

De specifieke eigenschappen van<br />

winterbanden verminderen aanzienlijk<br />

als de profieldiepte minder is<br />

dan 4 mm. In dat geval is het veiliger<br />

ze te vervangen.<br />

Door de specifieke eigenschappen<br />

van winterbanden zijn de prestaties<br />

onder niet-winterse omstandigheden<br />

of wanneer er lange afstanden op de<br />

snelweg worden gereden, minder<br />

dan die van de standaard gemonteerde<br />

banden. Beperk het gebruik<br />

van winterbanden tot die omstandigheden<br />

waarvoor ze zijn goedgekeurd.<br />

BELANGRIJK Als u winterbanden<br />

gebruikt waarvan de maximum toegestane<br />

snelheid lager is dan de topsnelheid<br />

van de auto (met een marge<br />

van 5%), dan dient u in het interieur<br />

van de auto een voor de bestuurder<br />

duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje<br />

te plaatsen met de maximum<br />

toegestane snelheid wanneer met die<br />

winterbanden wordt gereden (overeenkomstig<br />

de EU-normen).<br />

Monteer op alle vier de wielen<br />

dezelfde banden (zelfde merk en<br />

profieldiepte) voor meer veiligheid<br />

tijdens het rijden en remmen en voor<br />

een betere bestuurbaarheid.<br />

Keer de draairichting van de banden<br />

niet om.<br />

ATTENTIE<br />

Bij winterbanden met de<br />

indicatie “Q” geldt een<br />

maximum snelheid van 160<br />

km/h; bij winterbanden met de<br />

indicatie “T” geldt een maximum<br />

snelheid van 190 km/h; bij winterbanden<br />

met de indicatie “H”<br />

geldt een maximum snelheid van<br />

210 km/h. Deze maximum snelheden<br />

zijn in overeenstemming<br />

met de huidige wetgeving.


SNEEUW-<br />

KETTINGEN<br />

Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />

afhankelijk van de voorschriften van<br />

het land waar wordt gereden.<br />

De sneeuwkettingen mogen alleen<br />

op de voorwielen gemonteerd worden<br />

(aangedreven wielen). Wij<br />

raden u het gebruik aan van<br />

sneeuwkettingen uit het <strong>Lancia</strong><br />

Lineaccessori-programma.<br />

Controleer na enkele tientallen<br />

meters rijden of de kettingen nog<br />

goed gespannen zijn.<br />

BELANGRIJK Op het noodreservewiel<br />

kan geen sneeuwketting worden<br />

gemonteerd. Als u een lekke voorband<br />

hebt, kunt u het noodreservewiel<br />

op de achteras plaatsen en het<br />

achterwiel op de vooras. Zo hebt u<br />

op de vooras twee normale wielen<br />

waarop u sneeuwkettingen kunt<br />

monteren.<br />

Uitvoeringen Bandenmaat Type sneeuwketting<br />

geschikt voor dat moet worden gebruikt<br />

sneeuwkettingen<br />

1.2 8V<br />

1.4 8V - 1.4 16V<br />

1.3 Multijet<br />

1.2 8V - 1.4 8V<br />

1.4 16V -<br />

1.3 Multijet<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 80V<br />

Sneeuwkettingen met normale afmetingen<br />

met maximale dikte boven<br />

het profiel van de band: 12 mm.<br />

Sneeuwkettingen waarvan de<br />

dikte boven het profiel maximaal<br />

9 mm is.<br />

De banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden<br />

en het type sneeuwketting staan aangegeven in de bovenstaande<br />

tabel; houdt u strikt aan deze tabel.<br />

Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijd<br />

niet harder dan 50 km/h. Vermijd kuilen, stoepranden en<br />

andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te<br />

beschadigen, geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

123


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

124<br />

AUTO LANGERE<br />

TIJD STALLEN<br />

Tref de volgende maatregelen als de<br />

auto enkele maanden niet wordt<br />

gebruikt:<br />

❒ zet de auto in een overdekte, droge<br />

en goed geventileerde ruimte;<br />

❒ schakel een versnelling in;<br />

❒ zorg ervoor dat de handrem is<br />

aangetrokken;<br />

❒ maak de minkabel los van de accu<br />

en controleer de acculading.<br />

Gedurende het stallen moet deze<br />

controle iedere drie maanden<br />

worden herhaald. Laad de accu<br />

op als de optische meter een donkere<br />

kleur heeft zonder een groen<br />

middenstuk;<br />

❒ maak de gespoten plaatdelen<br />

schoon en behandel ze met een<br />

beschermende was;<br />

❒ reinig en conserveer de glimmende<br />

metalen delen met daarvoor<br />

geschikte middelen;<br />

❒ smeer de wisserrubbers van de<br />

ruitenwissers en achterruitwisser<br />

in met talkpoeder en laat ze los<br />

van de ruit staan;<br />

❒ zet de ruiten een klein stukje<br />

open;<br />

❒ dek de auto af met een stoffen of<br />

een ademende kunststof hoes.<br />

Gebruik geen dichte plastic hoes,<br />

omdat het in en op de auto aanwezige<br />

vocht dan niet kan verdampen;<br />

❒ breng de bandenspanning 0,5 bar<br />

boven de normaal voorgeschreven<br />

spanning en controleer deze regelmatig;<br />

❒ als u de accukabels niet loskoppelt,<br />

moet de lading iedere maand<br />

gecontroleerd worden; laad de<br />

accu op als de optische meter een<br />

donkere kleur heeft zonder groen<br />

middenstuk;<br />

❒ tap het koelsysteem van de motor<br />

niet af.


ALGEMENE OPMERKINGEN .......................... 126<br />

TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ............... 126<br />

AANGETROKKEN HANDREM......................... 126<br />

STORING AIRBAGSYSTEEM ...........................<br />

UITGESCHAKELDE AIRBAG<br />

126<br />

PASSAGIERSZIJDE ...........................................<br />

TE HOGE KOELVLOEISTOF-<br />

127<br />

TEMPERATUUR...............................................<br />

ACCU WORDT NIET VOLDOENDE<br />

127<br />

OPGELADEN.................................................... 128<br />

STORING ABS .................................................. 128<br />

STORING EBD................................................. 128<br />

TE LAGE MOTOROLIEDRUK .........................<br />

STORING ELEKTRISCHE STUUR-<br />

BEKRACHTIGING<br />

128<br />

“DUALDRIVE” ................................................. 129<br />

NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN............ 129<br />

STORING IN INSPUITSYSTEEM .....................<br />

STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM<br />

129<br />

(EOBD) ............................................................. 129<br />

BRANDSTOFRESERVE .................................... 130<br />

VOORGLOEI-INSTALLATIE ........................... 130<br />

STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE .......... 130<br />

LAMPJES EN BERICHTEN<br />

WATER IN BRANDSTOFFILTER.....................<br />

STORING ELEKTRONISCHE<br />

STARTBLOKKERING -<br />

131<br />

LANCIA CODE ................................................. 131<br />

ACHTERRUITVERWARMING.......................... 131<br />

DEFECTE BUITENVERLICHTING.................. 131<br />

MISTACHTERLICHT ....................................... 131<br />

STORINGSMELDING ....................................... 132<br />

STORING IN ESP.............................................. 132<br />

STORING HILL HOLDER ................................ 132<br />

BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ..... 132<br />

FOLLOW ME HOME ........................................ 133<br />

MISTLAMPEN VOOR ....................................... 133<br />

RICHTINGAANWIJZER LINKS........................ 133<br />

RICHTINGAANWIJZER RECHTS ....................<br />

INSCHAKELING ELEKTRISCHE<br />

133<br />

STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” ...... 133<br />

GROOTLICHT .................................................. 133<br />

VERSTOPT ROETFILTER ............................. 133<br />

KANS OP GLADHEID ...................................... 134<br />

BEPERKTE ACTIERADIUS.............................. 134<br />

ASR-SYSTEEM ................................................. 134<br />

VERSLETEN REMBLOKKEN ......................... 134<br />

CRUISE-CONTROL .......................................... 134<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

125


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

126<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

ALGEMENE OPMERKINGEN<br />

Naast het branden van het lampje, verschijnt<br />

er - afhankelijk van het type<br />

instrumentenpaneel - ook een specifiek<br />

bericht en/of klinkt er een akoestisch<br />

signaal. Deze meldingen zijn kort en<br />

uit voorzorg en moeten als een aanvulling<br />

worden gezien en niet als alternatief<br />

voor de informatie in dit instructieboekje.<br />

Wij raden u daarom aan dit<br />

instructieboekje goed door te lezen.<br />

Houdt u bij een storing altijd aan de<br />

aanwijzingen die in dit hoofdstuk<br />

beschreven worden.<br />

BELANGRIJK De storingsmeldingen<br />

die op het display verschijnen, zijn<br />

onderverdeeld in twee categorieën:<br />

ernstige storingen en minder ernstige<br />

storingen.<br />

De ernstige storingen worden<br />

“cyclisch” weergegeven en herhaald<br />

totdat de oorzaak van de storing is verholpen.<br />

De minder ernstige storingen worden<br />

een bepaalde tijd “cyclisch” weergegeven.<br />

U kunt de weergavecyclus van beide<br />

categorieën onderbreken door op de<br />

knop MODE te drukken. Het lampje<br />

op het instrumentenpaneel blijft branden<br />

totdat de storing is verholpen.<br />

Zie voor de berichten bij uitvoeringen<br />

met DFn-versnellingsbak, de informatie<br />

in het bijgevoegde supplement.<br />

x<br />

TE LAAG REMVLOEI-<br />

STOFNIVEAU (rood)<br />

AANGETROKKEN<br />

HANDREM (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Te laag remvloeistofniveau<br />

Het lampje gaat branden als het<br />

remvloeistofniveau in het reservoir<br />

onder het minimum niveau is<br />

gedaald, bijvoorbeeld door lekkage<br />

in het remsysteem.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

ATTENTIE<br />

Als het lampje x tijdens<br />

het rijden gaat branden<br />

(op het display verschijnt ook een<br />

bericht), stop dan onmiddellijk en<br />

wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Aangetrokken handrem<br />

Het lampje gaat branden als de<br />

handrem wordt aangetrokken.<br />

Als de auto in beweging is, hoort u<br />

ook een akoestisch signaal.<br />

BELANGRIJK Als het lampje tijdens<br />

het rijden gaat branden, controleer<br />

dan of de handrem niet is aangetrokken.<br />

¬<br />

STORING AIRBAG (rood)<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat<br />

het lampje branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Het lampje gaat constant branden<br />

bij een storing in het airbagsysteem.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.


ATTENTIE<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en het<br />

lampje ¬ gaat niet branden of<br />

blijft branden tijdens het rijden,<br />

dan is er mogelijk een storing in<br />

de veiligheidssystemen; in dat<br />

geval kunnen de airbags of gordelspanners<br />

niet geactiveerd worden<br />

bij een ongeval of, in een zeer<br />

beperkt aantal gevallen, niet op<br />

de juiste wijze geactiveerd worden.<br />

Voordat u verder rijdt, dient<br />

u contact op te nemen met de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem<br />

direct te laten controleren.<br />

ATTENTIE<br />

Een defect lampje ¬<br />

(lampje gedoofd) wordt<br />

ook weergegeven doordat het<br />

lampje voor de uitgeschakelde<br />

passagiersairbag F langer dan<br />

de normale 4 seconden knippert.<br />

F<br />

UITGESCHAKELDE<br />

AIRBAG PASSAGIERS-<br />

ZIJDE (geel)<br />

Het lampje F brandt als de<br />

frontairbag aan passagierszijde is<br />

uitgeschakeld.<br />

Als u bij ingeschakelde frontairbag<br />

aan passagierszijde de contactsleutel<br />

in stand MAR draait, gaat het lampje<br />

F ongeveer 4 seconden branden<br />

en vervolgens 4 seconden knipperen.<br />

Hierna moet het lampje doven.<br />

ATTENTIE<br />

Het lampje F geeft<br />

bovendien eventuele storingen<br />

van het lampje ¬ aan. Dit<br />

wordt aangegeven door het langer<br />

knipperen van het lampje F dan<br />

de normale 4 seconden. In dit geval<br />

kan het lampje ¬ geen storingen in<br />

de airbag-/gordelspannersystemen<br />

aangeven. Voordat u verder rijdt,<br />

dient u contact op te nemen met de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer om het systeem<br />

direct te laten controleren.<br />

TE HOGE KOELVLOEI-<br />

STOFTEMPERATUUR<br />

u<br />

(rood)<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het lampje<br />

branden. Na enkele seconden moet<br />

het lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden als de<br />

motor te warm is.<br />

Als het lampje gaat branden, moeten<br />

de volgende maatregelen worden<br />

genomen:<br />

❒ bij normale rij-omstandigheden:<br />

stop de auto, zet de motor uit<br />

en controleer of het niveau van de<br />

koelvloeistof in het reservoir niet<br />

onder het MIN-merkteken staat.<br />

Als dit wel het geval is, wacht dan<br />

enkele minuten zodat de motor<br />

kan afkoelen, open vervolgens<br />

langzaam en voorzichtig de dop,<br />

vul koelvloeistof bij en controleer<br />

of de koelvloeistof tussen het<br />

MIN- en MAX-merkteken op het<br />

reservoir staat. Controleer ook of<br />

er geen vloeistof weglekt. Als bij<br />

het starten van de motor het<br />

lampje opnieuw gaat branden,<br />

wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

127


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

128<br />

❒ Als de auto onder zware<br />

bedrijfsomstandigheden wordt<br />

gebruikt (bijvoorbeeld het trekken<br />

van een aanhanger bergopwaarts<br />

of met volbeladen auto):<br />

verlaag de snelheid en breng, als<br />

het lampje blijft branden, de auto<br />

tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten<br />

met draaiende motor en geef<br />

iets gas voor een snellere circulatie<br />

van de koelvloeistof. Zet vervolgens<br />

de motor uit. Controleer het<br />

vloeistofniveau zoals hiervoor<br />

beschreven.<br />

BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden<br />

is het raadzaam de<br />

motor enkele minuten te laten draaien<br />

met iets ingetrapt gaspedaal<br />

voordat u de motor uitzet.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

w<br />

ACCU WORDT NIET<br />

VOLDOENDE OPGE-<br />

LADEN (rood)<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het lampje<br />

branden. Het moet doven nadat de<br />

motor is gestart (als de motor stationair<br />

draait, kan het voorkomen dat<br />

het lampje iets later dooft).<br />

Als het lampje blijft branden, wendt<br />

u dan onmiddellijk tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />

STORING ABS (geel)<br />

> Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat<br />

het lampje branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Het lampje gaat branden als het systeem<br />

defect of niet beschikbaar is. In<br />

dat geval blijft het remsysteem normaal<br />

werken, maar zonder de mogelijkheden<br />

van het ABS. Rijd voorzichtig<br />

verder en wendt u zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

STORING EBD<br />

(rood) x > (geel)<br />

Als bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />

de waarschuwingslampjes x<br />

en > gaan branden, dan is er een<br />

storing in het EBD-systeem of is het<br />

systeem niet beschikbaar; in dat<br />

geval kunnen bij krachtig remmen<br />

de achterwielen vroegtijdig blokkeren<br />

waardoor de auto kan gaan slippen.<br />

Rijd direct zeer voorzichtig<br />

naar de dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>dealer<br />

om het systeem te laten controleren.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

v<br />

TE LAGE MOTOROLIE-<br />

DRUK (rood)<br />

OLIEKWALITEIT<br />

ONVOLDOENDE (rood)<br />

(uitvoeringen Multijet met DPF)<br />

Te lage motoroliedruk<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet doven nadat de motor is<br />

gestart.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

ATTENTIE<br />

Als het lampje v tijdens<br />

het rijden gaat<br />

branden (op enkele uitvoeringen<br />

verschijnt ook een bericht op het<br />

display), zet dan onmiddellijk de<br />

motor uit en wendt u tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Oliekwaliteit onvoldoende<br />

Het lampje gaat knipperen en er verschijnt<br />

een bericht op het display als<br />

het systeem motorolie van onvoldoende<br />

kwaliteit constateert.<br />

Na de eerste constatering zal iedere<br />

keer bij het starten van de motor het<br />

lampje v 60 seconden knipperen<br />

en daarna iedere 2 uur, totdat de<br />

olie wordt ververst.


ATTENTIE<br />

Als het lampje v knippert,<br />

wendt u dan onmiddellijk<br />

tot de <strong>Fiat</strong>-dealer voor de<br />

verversing van de motorolie en het<br />

uitschakelen van het betreffende<br />

lampje op het instrumentenpaneel.<br />

g<br />

STORING ELEKTRI-<br />

SCHE STUURBE-<br />

KRACHTIGING “DUAL-<br />

DRIVE” (rood)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Als het lampje blijft branden, werkt<br />

de elektrische stuurbekrachtiging<br />

niet meer en is meer kracht nodig<br />

voor het draaien van het stuur; de<br />

auto blijft echter normaal bestuurbaar:<br />

wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

´<br />

NIET GOED GESLOTEN<br />

PORTIEREN (rood)<br />

Als een of meer<br />

portieren of de achterklep<br />

niet goed gesloten zijn, gaat het<br />

lampje branden (bepaalde uitvoeringen).<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

Als de auto in beweging is met geopende<br />

portieren of achterklep, dan<br />

klinkt er een akoestisch signaal.<br />

STORING<br />

INSPUITSYSTEEM<br />

U (Multijet-uitvoeringen -<br />

geel) STORING<br />

MOTORMANAGEMENTSYS-<br />

TEEM EOBD (benzine-uitvoeringen<br />

- geel)<br />

Storing in inspuitsysteem<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

moet doven nadat de motor is gestart.<br />

Als het lampje blijft branden of tijdens<br />

het rijden gaat branden, dan duidt dit<br />

op een storing in het inspuitsysteem.<br />

Dit kan tot gevolg hebben dat de prestaties<br />

verminderen, de auto slechter<br />

gaat rijden en het brandstofverbruik<br />

toeneemt.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

U kunt onder deze omstandigheden<br />

doorrijden zonder te veel van de motor<br />

te eisen of met hoge snelheid te rijden.<br />

Wendt u in dit geval zo snel mogelijk<br />

tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Storing motormanagementsysteem<br />

EOBD<br />

Als u onder normale omstandigheden<br />

de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, dan gaat het lampje branden.<br />

Het lampje moet uitgaan als de<br />

motor is gestart. Het lampje gaat<br />

eerst branden om de juiste werking<br />

ervan aan te geven. Als het lampje<br />

blijft branden of tijdens het rijden<br />

gaat branden:<br />

❒ continu branden: duidt op een<br />

defect in het inspuit-/ontstekingssysteem.<br />

Dit kan tot gevolg hebben<br />

dat schadelijke uitlaatgasemissie<br />

toeneemt, de prestaties verminderen,<br />

de auto slechter gaat rijden en<br />

het brandstofverbruik toeneemt.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

U kunt onder deze omstandigheden<br />

doorrijden zonder te veel van de motor<br />

te eisen of met hoge snelheid te rijden.<br />

Als lang met een brandend waarschu-<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

wingslampje wordt doorgereden, kun- 129<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

130<br />

nen beschadigingen ontstaan. Wendt u<br />

zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Het lampje dooft als de storing verdwijnt.<br />

De storing wordt door het systeem<br />

in het geheugen opgeslagen.<br />

❒ knipperend: duidt op een mogelijke<br />

beschadiging van de katalysator<br />

(zie “EOBD-systeem” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bediening”).<br />

Als het lampje knippert, moet het gaspedaal<br />

worden losgelaten zodat de<br />

motor met lage toerentallen draait en<br />

het lampje niet meer knippert; u kunt<br />

met matige snelheid doorrijden waarbij<br />

rij-omstandigheden moeten worden<br />

vermeden die kunnen leiden tot<br />

het opnieuw gaan knipperen van het<br />

lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot<br />

de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait en het<br />

lampje U gaat niet branden<br />

of het gaat branden of knipperen<br />

tijdens het rijden (er verschijnt<br />

ook een bericht op het display),<br />

wendt u dan zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer. De werking van het<br />

lampje U kan worden gecontroleerd<br />

met behulp van speciale<br />

apparatuur van de verkeerspolitie.<br />

Houdt u aan de wetgeving van het<br />

land waarin u rijdt.<br />

RESERVEBRANDSTOF<br />

(geel)<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het<br />

lampje branden. Na enkele seconden<br />

moet het lampje doven.<br />

Het lampje gaat branden als er nog<br />

ongeveer 6/7 liter brandstof in de<br />

tank aanwezig is.<br />

BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje<br />

knippert, dan is er een<br />

storing in het systeem. Wendt u in<br />

dit geval tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om het<br />

systeem te laten controleren.<br />

K m<br />

VOORGLOEI-INSTAL-<br />

LATIE (Multijet-uitvoeringen<br />

- geel)<br />

STORING VOORGLOEI-<br />

INSTALLATIE (Multijet-uitvoeringen<br />

- geel)<br />

Voorgloeibougies<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Het<br />

lampje dooft als de voorgloeibougies<br />

de vooraf ingestelde temperatuur<br />

hebben bereikt. Start de motor<br />

zodra het lampje gedoofd is.<br />

BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur<br />

kan het lampje zeer<br />

kort branden.<br />

Storing in voorgloei-installatie<br />

Het lampje gaat knipperen als er een<br />

storing is in de voorgloei-installatie.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.


c<br />

WATER IN BRAND-<br />

STOFFILTER<br />

AANWEZIG (Multijetuitvoeringen<br />

- geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Het lampje c gaat branden als er<br />

water in het dieselfilter zit.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

Water in het brandstofsysteem<br />

kan het inspuitsysteem<br />

ernstig beschadigen<br />

en de motor kan onregelmatig<br />

gaan draaien. Als het lampje<br />

c gaat branden (er verschijnt<br />

ook een bericht op het display),<br />

wendt u dan zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer om de condens te<br />

laten aftappen. Als het bericht en<br />

het symbool direct na het tanken<br />

verschijnen, bestaat de mogelijkheid<br />

dat er tijdens het tanken water<br />

in de brandstoftank is gekomen: zet<br />

in dat geval onmiddellijk de motor<br />

uit en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />

STORING ELEKTRONI-<br />

SCHE STARTBLOKKE-<br />

Y RING - LANCIA CODE<br />

(geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

zet, dan gaat het lampje één keer<br />

knipperen en dooft vervolgens.<br />

Als het lampje, met de contactsleutel<br />

in stand MAR, blijft branden, dan<br />

duidt dit op een mogelijke storing<br />

(zie “<strong>Lancia</strong> CODE” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bediening”).<br />

BELANGRIJK Als de lampjes U<br />

en Y tegelijk branden, dan is er<br />

een storing in de <strong>Lancia</strong> CODE.<br />

Als bij een draaiende motor het<br />

lampje Y knippert, dan wordt de<br />

auto niet beveiligd door het systeem<br />

(zie de paragraaf “<strong>Lancia</strong> Code” in<br />

het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).<br />

Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer om<br />

alle sleutels in het geheugen te laten<br />

opslaan.<br />

4<br />

MISTACHTERLICHT<br />

(geel)<br />

Het lampje gaat branden<br />

als het mistachterlicht wordt<br />

ingeschakeld.<br />

è<br />

ALGEMENE<br />

STORINGSMELDING<br />

(geel)<br />

Het lampje gaat bij de volgende<br />

omstandigheden branden.<br />

Storing buitenverlichting (geel)<br />

Het lampje gaat branden (bepaalde<br />

uitvoeringen) als er een storing is in<br />

een van de volgende systemen:<br />

– buitenverlichting<br />

– remlichten (behalve derde remlicht)<br />

– mistachterlicht<br />

– richtingaanwijzers<br />

– kentekenplaatverlichting.<br />

De storing kan betreffen: doorbranden<br />

van een of meer lampen, doorbranden<br />

van de bijbehorende zekering<br />

of een onderbreking in de elektrische<br />

verbinding.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

131


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

132<br />

Storing motoroliedruksensor<br />

Het lampje gaat branden bij een storing<br />

in de motoroliedruksensor.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer om de storing te laten<br />

verhelpen.<br />

Storing sensoren<br />

Het lampje gaat branden als er een<br />

storing is in de schemer- en regensensor.<br />

Wendt u zo snel mogelijk tot<br />

de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

Brandstofnoodschakelaar<br />

Het lampje gaat branden als de<br />

brandstofnoodschakelaar inschakelt.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

á<br />

STORING ESP (geel)<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat<br />

het lampje branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Als het lampje niet dooft of tijdens<br />

het rijden blijft branden en het<br />

lampje op de knop ASR OFF gaat<br />

branden, wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />

Op het display verschijnt een<br />

bericht.<br />

Opmerking Als het lampje knippert<br />

tijdens het rijden, dan geeft dit aan<br />

dat het ESP in werking is getreden.<br />

*<br />

STORING HILL HOLDER<br />

(geel)<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het<br />

lampje branden. Na enkele seconden<br />

moet het lampje doven.<br />

Als het lampje gaat branden, is er<br />

een storing in het Hill Holder-systeem.<br />

Wendt u in dat geval zo snel<br />

mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.


3<br />

BUITENVERLICHTING<br />

EN DIMLICHTEN<br />

(groen)<br />

FOLLOW ME HOME (groen)<br />

Buitenverlichting en dimlichten<br />

Het lampje gaat branden als de buitenverlichting<br />

of het dimlicht wordt<br />

ingeschakeld.<br />

Follow me home<br />

Het lampje gaat branden als dit systeem<br />

wordt gebruikt (zie “Follow me<br />

home” in het hoofdstuk “Dashboard<br />

en bediening”).<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

5<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

(groen)<br />

Het lampje gaat branden<br />

als de mistlampen voor worden<br />

ingeschakeld.<br />

F<br />

RICHTINGAANWIJZER<br />

LINKS (groen - knipperend)<br />

Het lampje gaat branden als<br />

de richtingaanwijzerhendel omlaag<br />

wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />

lampje van de rechter richtingaanwijzer,<br />

als de drukknop voor de<br />

waarschuwingsknipperlichten wordt<br />

ingedrukt.<br />

RICHTINGAANWIJZER<br />

RECHTS (groen - knip-<br />

D perend)<br />

Het lampje gaat branden als<br />

de richtingaanwijzerhendel omhoog<br />

wordt gezet of, tegelijkertijd met het<br />

lampje van de linker richtingaanwijzer,<br />

als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten<br />

wordt<br />

ingedrukt.<br />

INSCHAKELING ELEK-<br />

TRISCHE STUURBE-<br />

CITY KRACHTIGING “DUAL-<br />

DRIVE” (groen)<br />

Het opschrift CITY gaat branden op<br />

het display als deze stand van de<br />

elektrische stuurbekrachtiging<br />

“Dualdrive” wordt ingeschakeld<br />

door het indrukken van de<br />

betreffende schakelaar. Als opnieuw<br />

op de knop wordt gedrukt, dooft het<br />

opschrift CITY.<br />

1<br />

GROOTLICHT (blauw)<br />

Het lampje gaat branden<br />

als het grootlicht wordt<br />

ingeschakeld.<br />

VERSTOPT ROETFILh<br />

TER (1.3 Multijet 90<br />

pk-uitvoering)<br />

(geel)<br />

Als u de contactsleutel in stand MAR<br />

draait, gaat het lampje branden. Na<br />

enkele seconden moet het lampje<br />

doven.<br />

Het lampje gaat branden als het<br />

roetfilter verstopt is en de rijomstandigheden<br />

verhinderen dat de regeneratieprocedure<br />

automatisch wordt<br />

uitgevoerd.<br />

Voor de regeneratieprocedure en<br />

vervolgens het reinigen van het filter<br />

raden wij u aan te blijven rijden, totdat<br />

de weergave van het lampje verdwijnt.<br />

Op het display verschijnt een<br />

bericht.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

133


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

134<br />

KANS OP GLADHEID<br />

Als de buitentemperatuur gelijk is<br />

aan of lager wordt dan 3°C, dan verschijnt<br />

op het display het symbool ❄<br />

en een waarschuwingsbericht, en<br />

knippert de temperatuuraanduiding<br />

om aan te geven dat er kans op gladheid<br />

bestaat.<br />

BEPERKTE ACTIERADIUS<br />

Op het display verschijnt een bericht<br />

om de gebruiker te waarschuwen als<br />

de actieradius van de auto kleiner<br />

wordt dan 50 km.<br />

ASR-SYSTEEM<br />

Het ASR-systeem kan worden uitgeschakeld<br />

door het indrukken van de<br />

knop ASR OFF.<br />

Op het display verschijnt een bericht<br />

dat aangeeft dat het systeem is uitgeschakeld;<br />

gelijktijdig gaat het<br />

lampje op de knop branden.<br />

Als opnieuw op de knop ASR OFF<br />

wordt gedrukt, dooft het lampje op<br />

de knop en verschijnt op het display<br />

een bericht dat aangeeft dat het systeem<br />

weer is ingeschakeld.<br />

VERSLETEN REM-<br />

BLOKKEN (geel)<br />

d<br />

Het lampje gaat branden als<br />

de remblokken voor versleten<br />

zijn; laat deze in dat geval zo snel<br />

mogelijk vervangen.<br />

Op het display verschijnt een bericht.<br />

SNELHEIDSREGELAAR<br />

(CRUISE-CONTROL)<br />

(indien aanwezig) (groen)<br />

Ü<br />

Als u de contactsleutel in<br />

stand MAR draait, gaat het<br />

lampje op het instrumentenpaneel<br />

branden. Na enkele seconden moet<br />

het lampje doven.<br />

Het lampje (indien aanwezig) op het<br />

instrumentenpaneel gaat branden en<br />

op het display verschijnt een bericht<br />

als de draaiknop van de cruise-control<br />

in stand ON wordt gezet.<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

SNELHEIDSLIMIET OVER-<br />

SCHREDEN<br />

Op het display verschijnt een bericht<br />

als de ingestelde snelheidslimiet wordt<br />

overschreden (zie “Instelbaar multifunctioneel<br />

display” in het hoofdstuk<br />

“Dashboard en bediening”).<br />

Op het display verschijnt het<br />

betreffende bericht.<br />

NIET OMGELEGDE<br />

VEILIGHEIDSGORDEL<br />

< (rood)<br />

Het lampje op het instrumentenpaneel<br />

gaat continu branden als bij<br />

stilstaande auto de veiligheidsgordel<br />

aan bestuurderszijde niet goed is omgelegd.<br />

Als de auto rijdt en de veiligheidsgordel<br />

aan bestuurderszijde is<br />

niet goed omgelegd, dan gaat het<br />

lampje knipperen en klinkt tegelijkertijd<br />

een akoestisch signaal (zoemer).<br />

Het akoestische signaal (zoemer)<br />

van het SBR-systeem (Seat Belt<br />

Reminder) kan permanent worden<br />

uitgeschakeld door de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Het systeem kan weer worden geactiveerd<br />

via het setup-menu.


MOTOR STARTEN ..........................................<br />

FIX & GO automatic<br />

136<br />

(snelle bandenreparatieset) ................................ 137<br />

WIEL VERWISSELEN ..................................... 142<br />

GLOEILAMP VERVANGEN ............................<br />

GLOEILAMP BUITENVERLICHTING<br />

147<br />

VERVANGEN ..................................................<br />

GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VER-<br />

150<br />

VANGEN .......................................................... 155<br />

ZEKERINGEN VERVANGEN .......................... 156<br />

ACCU OPLADEN ............................................. 161<br />

OPKRIKKEN VAN DE AUTO .......................... 162<br />

SLEPEN VAN DE AUTO ................................. 162<br />

NOODGEVALLEN<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

135


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

136<br />

MOTOR STARTEN<br />

NOODSTART<br />

Als de <strong>Lancia</strong>-code er niet in slaagt de<br />

startblokkering op te heffen, dan blijven<br />

de lampjes Y en U op het instrumentenpaneel<br />

branden en start de<br />

motor niet.<br />

Wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

fig. 1<br />

L0C0100m<br />

STARTEN MET EEN HULPACCU<br />

fig. 1<br />

Als de accu leeg is, kan de motor<br />

worden gestart met een hulpaccu,<br />

die ten minste dezelfde capaciteit<br />

moet hebben als de lege accu.<br />

Ga voor het starten als volgt te werk:<br />

❒ verbind de pluspolen (+ teken nabij<br />

de pool) van de beide accu’s met<br />

een startkabel;<br />

❒ sluit een tweede startkabel aan op<br />

de minpool (–) van de hulpaccu en<br />

op de massa-aansluiting (E) op de<br />

motor of de versnellingsbak van<br />

de auto die gestart moet worden;<br />

❒ start de motor;<br />

❒ neem als de motor draait, de kabels<br />

in de omgekeerde volgorde los.<br />

Als de motor na enkele pogingen niet<br />

aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />

wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

BELANGRIJK Verbind de minklemmen<br />

van de twee accu’s niet direct met<br />

elkaar: eventuele vonken kunnen het<br />

explosieve gas ontsteken dat uit de<br />

accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu<br />

is geïnstalleerd aan boord van een<br />

andere auto, mogen tussen deze auto<br />

en de auto met de lege accu niet per<br />

ongeluk metalen delen met elkaar in<br />

verbinding staan.<br />

Gebruik voor een noodstart<br />

beslist nooit een<br />

accusnellader: de elektronische<br />

systemen kunnen<br />

beschadigen; in het bijzonder de<br />

regeleenheden van de ontsteking en<br />

de inspuiting.


ATTENTIE<br />

Laat deze procedure door<br />

gespecialiseerd personeel<br />

uitvoeren. Onjuiste handelingen<br />

kunnen leiden tot vonken. De<br />

vloeistof in de accu is giftig en<br />

corrosief. Vermijd het contact met<br />

de huid en de ogen. Kom ook niet<br />

dicht bij een accu met open vuur<br />

of een brandende sigaret en veroorzaak<br />

geen vonken.<br />

ROLLEND STARTEN<br />

Probeer auto’s nooit te starten door<br />

ze aan te duwen, te slepen of van een<br />

helling af te laten rijden. Op die<br />

wijze kan er onverbrande brandstof<br />

in de katalysator terechtkomen,<br />

waardoor deze onherstelbaar zal<br />

beschadigen.<br />

BELANGRIJK Houd er rekening<br />

mee dat de rembekrachtiging en de<br />

elektrische stuurbekrachtiging niet<br />

werken zolang de motor niet is aangeslagen,<br />

waardoor meer kracht<br />

nodig is voor de bediening van het<br />

rempedaal en het stuur.<br />

SNELLE BANDEN-<br />

REPARATIESET<br />

FIX & GO<br />

automatic<br />

(indien aanwezig)<br />

De snelle bandenreparatieset Fix &<br />

Go automatic bevindt zich in de<br />

bagageruimte.<br />

De set bestaat uit:<br />

❒ een spuitbus A-fig. 2 met afdichtvloeistof,<br />

die voorzien is van:<br />

– een vulbuis B-fig. 2;<br />

– een sticker C-fig. 2 met het<br />

opschrift “max. 80 km/h”. Na<br />

het repareren van het wiel moet<br />

deze sticker op een voor de<br />

bestuurder goed zichtbare<br />

plaats worden aangebracht (op<br />

het dashboard);<br />

❒ een informatiefolder voor een correct<br />

gebruik van de snelle reparatieset.<br />

De folder moet overhandigd<br />

worden aan het personeel dat de<br />

band die behandeld is met de bandenreparatieset,<br />

moet repareren;<br />

fig. 2<br />

fig. 3<br />

L0C0236m<br />

L0C0237m<br />

ATTENTIE<br />

Overhandig de informatiefolder<br />

aan het personeel<br />

dat de band moet repareren<br />

die behandeld is met de bandenreparatieset.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

137


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

138<br />

❒ een compressor D-fig. 2 met<br />

manometer en aansluitnippels, die<br />

in het vak zijn te vinden;<br />

❒ een paar werkhandschoenen die<br />

in het zijvak van de compressor<br />

zijn te vinden;<br />

❒ adapters voor het oppompen van<br />

diverse voorwerpen.<br />

In de houder (die zich in de bagageruimte<br />

onder de vloerbedekking<br />

bevindt) van de bandenreparatieset<br />

zijn ook de schroevendraaier en de<br />

sleepogen te vinden.<br />

BELANGRIJK Gebruik de Fix & Go<br />

reparatieset niet als de band beschadigd<br />

is geraakt door het rijden met<br />

een lege band.<br />

HET IS NOODZAKELIJK TE<br />

WETEN DAT:<br />

De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen<br />

werkt tussen<br />

–20 °C en +50 °C.<br />

De afdichtvloeistof een houdbaarheidsdatum<br />

heeft.<br />

Als u een lekke band<br />

krijgt, kan de band gerepareerd<br />

worden als de<br />

diameter van het lek niet<br />

groter is dan 4 mm.<br />

ATTENTIE<br />

Het is niet mogelijk lekken<br />

aan de zijkanten van<br />

de band te repareren. Gebruik de<br />

reparatieset niet als de band<br />

beschadigd is geraakt door het<br />

rijden met een lege band.


ATTENTIE<br />

Bij schade aan de velg<br />

(zodanige vervorming van<br />

het kanaal dat er lucht wegloopt)<br />

kan de band niet gerepareerd<br />

worden. Verwijder de eventueel in<br />

de band binnengedrongen voorwerpen<br />

(schroeven of spijkers)<br />

niet.<br />

ATTENTIE<br />

De compressor mag niet<br />

langer dan 20 minuten<br />

achter elkaar worden ingeschakeld.<br />

Gevaar voor oververhitting.<br />

De snelle reparatieset is niet<br />

geschikt voor permanente reparatie;<br />

de gerepareerde banden<br />

mogen daarom slechts tijdelijk<br />

worden gebruikt.<br />

fig. 4<br />

L0C0238m<br />

OPPOMPEN VAN DE BAND<br />

❒ Trek de handrem aan. Draai de<br />

ventieldop los, neem de vulbuis<br />

A-fig. 4 uit en draai de ring B op<br />

het ventiel van de band;<br />

ATTENTIE<br />

Doe de handschoenen aan<br />

die bij de snelle bandenreparatieset<br />

zijn geleverd.<br />

Vervang de spuitbus zodra<br />

de houdbaarheidsdatum<br />

van de afdichtvloeistof is<br />

verstreken. Spuitbussen en<br />

afdichtvloeistof zijn schadelijk<br />

voor het milieu. Houdt u voor het<br />

afvoeren van deze producten aan de<br />

wettelijke normen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

139


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

140<br />

ATTENTIE<br />

De spuitbus bevat ethyleenglycol.<br />

Bevat latex:<br />

kan een allergische reactie veroorzaken.<br />

Schadelijk bij inslikken.<br />

Irriterend voor de ogen. Kan<br />

overgevoeligheid veroorzaken bij<br />

inademing en contact. Vermijd<br />

contact met ogen, huid en kleding.<br />

Spoel bij contact onmiddellijk<br />

overvloedig met water. Vermijd<br />

braken bij inslikken, spoel de<br />

mond uit, drink veel water en<br />

raadpleeg onmiddellijk een arts.<br />

Houd buiten het bereik van kinderen.<br />

Het product mag niet<br />

gebruikt worden door astmatische<br />

patiënten. Adem de dampen<br />

niet in tijdens het vullen en<br />

oppompen. Raadpleeg onmiddellijk<br />

een arts bij allergische reacties.<br />

Bewaar de spuitbus in de<br />

daarvoor bestemde ruimte, ver<br />

verwijderd van warmtebronnen.<br />

De afdichtvloeistof heeft een<br />

houdbaarheidsdatum.<br />

fig. 5<br />

L0C0239m<br />

❒ controleer of de schakelaar D-fig. 5<br />

van de compressor in stand 0 (uitgeschakeld)<br />

staat, start de motor,<br />

steek de stekker A-fig. 6 in de aanstekerbus<br />

(of de 12V-contactdoos)<br />

en schakel de compressor in door de<br />

schakelaar D-fig. 5 in stand I (ingeschakeld)<br />

te zetten; Pomp de band<br />

op tot de juiste bandenspanning is<br />

bereikt (zie de paragraaf<br />

“Bandenspanning” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

Controleer de bandenspanning op<br />

de manometer F-fig. 5. Voor een<br />

nauwkeurige aflezing moet de compressor<br />

worden uitgeschakeld;<br />

❒ als u er niet in slaagt binnen 5<br />

minuten de bandenspanning op ten<br />

minste 1,5 bar te krijgen, koppel<br />

dan de compressor los van het ventiel<br />

en de contactdoos en verplaats<br />

vervolgens de auto ongeveer 10<br />

meter naar voren of naar achteren,<br />

zodat de afdichtvloeistof in de band<br />

verdeeld wordt; pomp de band vervolgens<br />

weer op;<br />

fig. 6<br />

L0C0240m<br />

❒ als u er ook dan niet in slaagt om,<br />

binnen 5 minuten na inschakeling<br />

van de compressor, de spanning<br />

op ten minste 1,8 bar te brengen,<br />

mag niet verder worden gereden,<br />

omdat de band te erg beschadigd<br />

is en de reparatieset de vereiste<br />

wegligging niet kan garanderen;<br />

wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer;


fig. 7 L0C0241m fig. 8 L0C0242m<br />

ATTENTIE<br />

Plaats de sticker op een<br />

voor de bestuurder goed<br />

zichtbare plaats om aan te geven<br />

dat de band behandeld is met de<br />

snelle bandenreparatieset. Rijd<br />

voorzichtig vooral in bochten.<br />

Rijd niet harder dan 80 km/h.<br />

Vermijd bruusk accelereren en<br />

remmen.<br />

ATTENTIE<br />

Als de bandenspanning<br />

onder 1,8 bar is gedaald,<br />

mag niet verder worden gereden:<br />

de snelle reparatieset Fix & Go<br />

automatic kan de vereiste wegligging<br />

niet garanderen omdat de<br />

band te erg beschadigd is. Wendt<br />

u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

❒ als de band op de juiste spanning<br />

is gebracht (zie de paragraaf<br />

“Bandenspanning” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”), vertrek<br />

dan onmiddellijk;<br />

❒ stop na ongeveer 10 minuten en<br />

controleer opnieuw de bandenspanning;<br />

vergeet niet de handrem<br />

aan te trekken;<br />

❒ als een spanning van ten minste<br />

1,8 bar wordt gemeten, herstel<br />

dan de correcte bandenspanning<br />

(met draaiende motor en aangetrokken<br />

handrem) en rijdt verder;<br />

❒ rijd zeer voorzichtig naar de<br />

dichtstbijzijnde <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

ALLEEN VOOR HET CONTRO-<br />

LEREN EN HERSTELLEN VAN<br />

DE SPANNING<br />

De compressor kan ook worden<br />

gebruikt voor het herstellen van de<br />

bandenspanning. Maak de snelkoppeling<br />

los en verbind de koppeling<br />

direct met het ventiel van de band;<br />

op deze manier wordt de spuitbus<br />

niet met de compressor verbonden<br />

en wordt de afdichtvloeistof niet in<br />

de band gespoten.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

141


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

142<br />

fig. 9<br />

L0C0243m<br />

PROCEDURE VOOR HET VER-<br />

VANGEN VAN DE SPUITBUS<br />

Ga als volgt te werk voor het vervangen<br />

van de spuitbus:<br />

❒ maak de koppeling A-fig. 9 los;<br />

❒ draai de te vervangen spuitbus<br />

linksom en trek de spuitbus<br />

omhoog;<br />

❒ plaats de nieuwe spuitbus en<br />

draai de spuitbus rechtsom;<br />

❒ sluit de koppeling A-fig. 9 aan op<br />

de spuitbus en plaats de doorzichtige<br />

vulbuis B-fig. 9 in het daarvoor<br />

bestemde vak.<br />

ATTENTIE<br />

U moet absoluut aangeven<br />

dat de band is gerepareerd<br />

met de snelle bandenreparatieset.<br />

Overhandig de informatiefolder<br />

aan het personeel dat de band moet<br />

repareren die behandeld is met de<br />

bandenreparatieset.<br />

WIEL<br />

VERWISSELEN<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

Voor het verwisselen van het wiel en<br />

voor het juiste gebruik van de krik<br />

en het noodreservewiel moeten de<br />

onderstaande voorzorgsmaatregelen<br />

in acht worden genomen.<br />

ATTENTIE<br />

Attendeer het overige<br />

wegverkeer op de stilstaande<br />

auto m.b.v.: de waarschuwingsknipperlichten,<br />

de<br />

eventueel wettelijk verplichte<br />

gevarendriehoek enz. Tijdens het<br />

verwisselen van een wiel moeten<br />

alle inzittenden de auto hebben<br />

verlaten, vooral als de auto<br />

zwaar beladen is, en op een veilige<br />

afstand van het verkeer wachten,<br />

totdat het wiel verwisseld is.<br />

Blokkeer de wielen met stenen of<br />

andere voorwerpen als de auto<br />

schuin op een helling of op een<br />

slecht wegdek staat.<br />

ATTENTIE<br />

Het noodreservewiel (indien<br />

aanwezig) behoort<br />

bij de auto waarbij het geleverd<br />

is. Gebruik het reservewiel niet<br />

bij andere auto’s en monteer geen<br />

reservewielen van andere auto’s.<br />

Het noodreservewiel mag alleen<br />

in noodgevallen worden gebruikt.<br />

Het noodreservewiel moet zo kort<br />

mogelijk gebruikt worden en er<br />

mag niet sneller dan 80 km/h mee<br />

worden gereden. Op het noodreservewiel<br />

is een oranje sticker<br />

aangebracht waarop de belangrijkste<br />

aanwijzingen en de beperkingen<br />

staan vermeld met betrekking<br />

tot het gebruik van het<br />

noodreservewiel. Deze sticker<br />

mag absoluut niet worden verwijderd<br />

of afgedekt. Op het noodreservewiel<br />

mag nooit een wieldeksel<br />

worden gemonteerd. Op de<br />

sticker staan de volgende aanwijzingen<br />

in vier talen vermeld:<br />

attentie! alleen voor tijdelijk<br />

gebruik! max. 80 km/h! vervang<br />

zo snel mogelijk door een normaal<br />

wiel. Bedek deze aanwijzingen<br />

niet.


ATTENTIE<br />

Bij een gemonteerd<br />

noodreservewiel veranderen<br />

de rij-eigenschappen van de<br />

auto. Vermijd met vol gas optrekken,<br />

bruusk remmen en hoge snelheden<br />

in de bochten. Het noodreservewiel<br />

heeft een levensduur<br />

van ongeveer 3000 km. Na deze<br />

afstand moet de band van het<br />

noodreservewiel vervangen worden<br />

door een nieuwe band van<br />

hetzelfde type. Monteer nooit een<br />

normale band op de velg van het<br />

noodreservewiel. Laat het verwisselde<br />

wiel zo snel mogelijk<br />

repareren en monteren. Gebruik<br />

nooit twee of meer noodreservewielen.<br />

Smeer de schroefdraad<br />

van de wielbouten niet met vet in,<br />

voordat u ze monteert: de bouten<br />

kunnen loslopen.<br />

ATTENTIE<br />

De krik dient uitsluitend<br />

voor het verwisselen van<br />

een wiel van de auto waarbij de<br />

krik geleverd is of voor auto’s van<br />

hetzelfde model. Gebruik de krik<br />

niet voor het opkrikken van andere<br />

auto’s. En beslist nooit voor het<br />

uitvoeren van werkzaamheden<br />

onder de auto. Als de krik niet<br />

juist geplaatst wordt, kan de<br />

opgekrikte auto van de krik vallen.<br />

Op een sticker op de krik is<br />

het maximum hefvermogen aangegeven;<br />

de krik mag nooit voor<br />

een zwaardere last worden<br />

gebruikt. Het noodreservewiel is<br />

niet geschikt voor de montage van<br />

sneeuwkettingen. Als u een lekke<br />

voorband (aangedreven wiel) hebt<br />

en er moet met sneeuwkettingen<br />

worden gereden, dan moet u een<br />

wiel van de achteras afhalen en<br />

daarvoor in de plaats het noodreservewiel<br />

monteren. Zo hebt u op<br />

de vooras twee normale wielen<br />

waarop uw sneeuwkettingen kunt<br />

monteren.<br />

ATTENTIE<br />

Door een verkeerde montage<br />

kan het wieldeksel<br />

tijdens het rijden loslaten. Maak<br />

het ventiel absoluut niet open.<br />

Plaats geen enkel stuk gereedschap<br />

tussen velg en band.<br />

Controleer regelmatig de spanning<br />

van de banden en van het<br />

noodreservewiel en houdt u daarbij<br />

aan de waarden die beschreven<br />

staan in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

143


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

144<br />

Het is nodig te weten dat:<br />

❒ de krik 1,76 kg weegt;<br />

❒ de krik geen afstelwerkzaamheden<br />

vereist;<br />

❒ de krik niet kan worden gerepareerd:<br />

bij een defect moet de krik<br />

door een krik van hetzelfde type<br />

worden vervangen;<br />

❒ buiten de slinger geen enkel ander<br />

gereedschap op de krik gemonteerd<br />

mag worden.<br />

Ga voor het verwisselen van een wiel<br />

als volgt te werk:<br />

❒ zet de auto stil op een plaats waar<br />

het verkeer niet in gevaar wordt<br />

gebracht en in alle veiligheid het<br />

wiel kan worden verwisseld. Zet<br />

de auto zo mogelijk op een vlakke<br />

en stevige ondergrond;<br />

fig. 10<br />

L0C0114m<br />

❒ zet de motor uit en trek de handrem<br />

aan;<br />

❒ schakel de eerste versnelling of de<br />

achteruit in;<br />

❒ til de bekleding op de vloer van de<br />

bagageruimte op;<br />

❒ draai de blokkeerschroef A-fig. 10<br />

los;<br />

❒ neem de gereedschaphouder Bfig.<br />

10 uit en zet de houder dicht<br />

bij het te verwisselen wiel;<br />

fig. 11<br />

L0C0248m<br />

❒ neem het noodreservewiel Cfig.<br />

10 uit;<br />

❒ verwijder het wieldeksel (alleen<br />

bij uitvoeringen met geklemde<br />

wieldeksels);<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />

E-fig. 11 de wielbouten ongeveer<br />

een slag los; schud bij uitvoeringen<br />

met lichtmetalen velgen enige<br />

malen aan de bovenkant van de<br />

carrosserie, waardoor de velg los<br />

van de wielnaaf kan komen;


fig. 12<br />

❒ draai de krik F-fig. 12 omhoog,<br />

zodat de inkeping G-fig. 12 aan<br />

de bovenzijde van de krik juist om<br />

het profiel H-fig. 12 onder de carrosserie<br />

valt bij punt I-fig. 12 (op<br />

ongeveer 72 cm vanaf het midden<br />

van het voorwiel of op<br />

75 cm vanaf het midden van het<br />

achterwiel);<br />

❒ waarschuw eventuele omstanders<br />

dat de auto wordt opgekrikt; zorg<br />

ervoor dat ze zich niet in de nabijheid<br />

van de auto bevinden en de<br />

auto vooral niet aanraken totdat<br />

deze weer geheel op de grond<br />

staat;<br />

❒ plaats de slinger L-fig. 12 in de<br />

krik en krik de auto omhoog, tot-<br />

L0C0117m<br />

dat het wiel enige centimeters los<br />

van de grond is;<br />

❒ verwijder het wieldeksel na het<br />

losdraaien van de drie wielbouten<br />

die het deksel op zijn plaats houden.<br />

Draai vervolgens de vierde<br />

wielbout los en trek het wiel los<br />

(alleen bij uitvoeringen met een<br />

wieldeksel dat is bevestigd met<br />

wielbouten).<br />

❒ zorg ervoor dat de boutgaten en<br />

alle contactvlakken van het reservewiel<br />

schoon zijn en geen onzuiverheden<br />

bevatten, omdat hierdoor<br />

na verloop van tijd de wielbouten<br />

kunnen loslopen;<br />

fig. 13<br />

L0C0118m<br />

❒ monteer het reservewiel, waarbij<br />

de gaten M-fig. 13 over de centreerpennen<br />

N-fig. 13 moeten<br />

vallen;<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />

de vier wielbouten handvast aan;<br />

❒ draai de slinger L-fig. 12 van de<br />

krik zodat de auto zakt, en verwijder<br />

de krik;<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

145


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

146<br />

fig. 14<br />

L0C0119m<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />

de wielbouten kruiselings vast, in<br />

de volgorde die is aangegeven in<br />

fig. 14.<br />

NORMALE WIEL MONTEREN<br />

Volg de hiervoor beschreven procedure,<br />

krik de auto op en demonteer<br />

het noodreservewiel.<br />

Uitvoeringen met stalen velgen<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ zorg ervoor dat de boutgaten en<br />

alle contactvlakken van het reservewiel<br />

schoon zijn en geen onzuiverheden<br />

bevatten, omdat hierdoor<br />

na verloop van tijd de wielbouten<br />

kunnen loslopen;<br />

❒ monteer het normale wiel en draai<br />

de eerste wielbout twee slagen in<br />

het gat dat zich het dichtst bij het<br />

ventiel bevindt;<br />

❒ monteer het wieldeksel, waarbij<br />

het symbool C (dit bevindt zich<br />

op het deksel zelf) moet samenvallen<br />

met het ventiel en plaats<br />

vervolgens de andere drie wielbouten;<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />

de wielbouten stevig vast;<br />

❒ laat de auto zakken en verwijder<br />

de krik;<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />

de wielbouten kruiselings vast, in<br />

de volgorde die eerder is afgebeeld.<br />

BELANGRIJK Door een verkeerde<br />

montage kan het wieldeksel tijdens<br />

het rijden loslaten.


fig. 15<br />

L0C0114m<br />

Uitvoeringen met lichtmetalen<br />

velgen<br />

❒ zorg ervoor dat de boutgaten en<br />

alle contactvlakken schoon zijn;<br />

❒ monteer het normale wiel door het<br />

op de centreerpennen te plaatsen,<br />

monteer de wielbouten en draai ze<br />

met de bijgeleverde sleutel handvast<br />

aan;<br />

❒ laat de auto zakken en verwijder<br />

de krik;<br />

❒ draai met de bijgeleverde sleutel<br />

de wielbouten definitief vast in de<br />

volgorde die hiervoor is aangegeven<br />

voor het noodreservewiel (zie<br />

afbeelding).<br />

Ter afsluiting<br />

❒ plaats het noodreservewiel Cfig.<br />

15 op de daarvoor bestemde<br />

plek in de bagageruimte;<br />

❒ druk de half geopende krik stevig<br />

in de houder B-fig. 15 om rammelen<br />

tijdens het rijden te voorkomen;<br />

❒ berg het gebruikte gereedschap op<br />

in de gereedschaphouder;<br />

❒ plaats de gereedschaphouder op<br />

het reservewiel en draai de blokkeerschroef<br />

A-fig. 15 vast;<br />

❒ plaats de bekleding op de juiste<br />

wijze op de vloer van de bagageruimte.<br />

GLOEILAMP<br />

VERVANGEN<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

❒ Als een lamp niet brandt, controleer<br />

dan eerst of de zekering niet<br />

doorgebrand is, voordat u de<br />

lamp vervangt: zie voor de plaats<br />

van de zekeringen de paragraaf<br />

“Zekeringen vervangen” in dit<br />

hoofdstuk;<br />

❒ controleer voordat u een lamp<br />

vervangt of de contacten niet zijn<br />

geoxideerd;<br />

❒ vervang een defecte lamp door<br />

een exemplaar van hetzelfde type<br />

en vermogen;<br />

❒ als u een gloeilamp in de koplamp<br />

hebt vervangen, controleer dan<br />

om veiligheidsredenen altijd of de<br />

afstelling nog goed is.<br />

Halogeenlampen mag u<br />

uitsluitend aanraken op<br />

het metalen gedeelte. Als u<br />

de bol met uw vingers<br />

aanraakt, zal de lichtopbrengst<br />

van de lamp teruglopen en kan ook<br />

de levensduur beperkt worden. Als<br />

u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt,<br />

moet u de bol schoonwrijven<br />

met een doekje met alcohol en<br />

daarna laten drogen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

147


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

148<br />

ATTENTIE<br />

Modificaties of reparaties<br />

aan de elektrische installatie<br />

die niet correct worden uitgevoerd<br />

en waarbij geen rekening<br />

wordt gehouden met de technische<br />

specificaties van het systeem,<br />

kunnen storingen in de werking<br />

en zelfs brand veroorzaken.<br />

ATTENTIE<br />

Halogeenlampen bevatten<br />

gas onder druk. Bij breuk<br />

kunnen er glassplinters wegschieten.<br />

BELANGRIJK Aan de binnenzijde<br />

kan de koplamp een beetje beslagen<br />

zijn: dit duidt niet op een defect,<br />

maar is een natuurlijk verschijnsel<br />

dat veroorzaakt wordt door een lage<br />

temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad,<br />

en verdwijnt snel als de<br />

koplampen worden ingeschakeld.<br />

De aanwezigheid van druppels aan<br />

de binnenzijde van de koplamp<br />

duidt daarentegen op het binnendringen<br />

van water: wendt u tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

TYPEN GLOEILAMPEN fig. 16<br />

Op de auto zijn verschillende typen<br />

gloeilampen gemonteerd:<br />

A Glasfittinglampen: deze zijn<br />

voorzien van een klemfitting.<br />

Verwijder de lamp door de<br />

lamp uit de houder te trekken.<br />

B Gloeilampen met bajonetfitting:<br />

verwijder de lamp uit de<br />

houder door hem iets in te drukken<br />

en linksom te draaien.<br />

C Buislampen: verwijder de lamp<br />

door hem uit de veercontacten<br />

los te maken.<br />

D-E Halogeenlampen: verwijder de<br />

lamp door de borgveer los te<br />

haken uit de zitting.<br />

fig. 16<br />

L0C0145m


Lampen Figuur Type Vermogen<br />

Grootlicht D H3 55W<br />

Dimlicht D H7LL 55W<br />

Buitenverlichting voor A W5WLL 5W<br />

Mistlampen voor (indien aanwezig) E H1 55W<br />

Richtingaanwijzers voor B PY21W 21W<br />

Richtingaanwijzers op voorspatbord A WY5W 5W<br />

Richtingaanwijzers achter B P21W 21W<br />

Achterlichten B P21/5W 21W<br />

Remlichten B P21/5W 21W<br />

Derde remlicht A W2,3W 2,3W<br />

Achteruitrijlicht B P21W 21W<br />

Mistachterlicht B P21W 21W<br />

Kentekenplaatverlichting C C5W 5W<br />

Plafondverlichting A W5W 10W/20W<br />

Bagageruimteverlichting A W5W 5W<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

149


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

150<br />

GLOEILAMP BUI-<br />

TENVERLICHTING<br />

VERVANGEN<br />

Zie voor het type lamp en het bijbehorende<br />

vermogen de paragraaf<br />

“Gloeilamp vervangen”.<br />

KOPLAMPUNITS<br />

In de koplampunits zijn de gloeilampen<br />

voor de buitenverlichting, het<br />

dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer<br />

opgenomen.<br />

Voor het vervangen van de gloeilampen<br />

van de buitenverlichting, het<br />

dimlicht en het grootlicht, moet u de<br />

beschermdoppen verwijderen.<br />

fig. 18 L0C0264m fig. 19 L0C0125m<br />

De lampen zijn op de volgende wijze<br />

in de lichtunit fig. 18 geplaatst:<br />

C richtingaanwijzer<br />

D grootlicht<br />

E buitenverlichting<br />

F dimlicht<br />

Monteer na het vervangen, de<br />

beschermdoppen op de vervangen<br />

gloeilampen en controleer of ze goed<br />

bevestigd zijn.<br />

BELANGRIJK Het deksel op de linker<br />

(bestuurderszijde) koplampunit<br />

voor het vervangen van de gloeilamp,<br />

is bereikbaar nadat het deksel<br />

B-fig. 19 van de zekeringen- en<br />

relaiskast in de motorruimte is verwijderd.


fig. 20<br />

L0C0138m<br />

DIMLICHT<br />

fig. 20-21<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ verwijder de beschermdoppen;<br />

❒ draai de lamphouder A linksom<br />

en verwijder hem uit de zitting;<br />

❒ maak de twee lippen B los uit de<br />

borgingen, neem de lamp C uit en<br />

vervang hem;<br />

fig. 21 L0C0139m fig. 22 L0C0137m<br />

❒ plaats de lamphouder A in de zitting<br />

en draai hem rechtsom.<br />

❒ na de vervanging moeten de<br />

beschermdoppen correct worden<br />

gemonteerd.<br />

GROOTLICHT fig. 22<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ verwijder de beschermdoppen;<br />

❒ haak de borgveer van de lamp A<br />

los;<br />

❒ maak de stekker B los;<br />

❒ trek de lamp C uit de houder en<br />

vervang hem;<br />

❒ monteer de nieuwe lamp; hierbij<br />

moet de nok van het metalen deel<br />

vallen in de uitsparing in de<br />

reflector; sluit de stekker B weer<br />

aan en haak vervolgens de borgveer<br />

A vast;<br />

❒ na de vervanging moeten de<br />

beschermdoppen correct worden<br />

gemonteerd.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

151


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

152<br />

fig. 23<br />

RICHTINGAANWIJZERS<br />

L0C0140m<br />

Voor fig. 23<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ draai de lamphouder A linksom<br />

en verwijder hem;<br />

❒ verwijder de lamp B (met bajonetfitting)<br />

door hem iets in te<br />

drukken en linksom te draaien;<br />

❒ vervang de lamp;<br />

❒ monteer de lamphouder, draai de<br />

lamphouder rechtsom en controleer<br />

of de houder goed vast zit.<br />

fig. 24 L0C0156m fig. 25 L0C0141m<br />

Op de flanken fig. 24<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ druk op het door de pijl aangegeven<br />

punt, zodat de borgveer wordt<br />

ingedrukt, en verwijder de lichtunit<br />

A;<br />

❒ draai de lamphouder B linksom,<br />

verwijder de geklemde lamp en<br />

vervang hem;<br />

❒ plaats de lamphouder B in het<br />

lampenglas, monteer de lampunit<br />

en controleer of de bevestigingsveer<br />

goed geborgd is.<br />

BUITENVERLICHTING VOOR<br />

fig. 25<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

❒ verwijder de beschermdoppen;<br />

❒ trek de geklemde lamphouder A<br />

los, verwijder de lamp B en vervang<br />

hem;<br />

❒ plaats de geklemde lamphouder A;<br />

❒ na de vervanging moeten de<br />

beschermdoppen correct worden<br />

gemonteerd.


fig. 26<br />

L0C0142m<br />

MISTLAMPEN VOOR<br />

(indien aanwezig) fig. 26-27<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ verwijder het voorste deel van de<br />

wielkuipbescherming;<br />

❒ verwijder het beschermdeksel A<br />

door het linksom te draaien;<br />

❒ maak de stekker B los;<br />

❒ haak de borgveer van de lamp C<br />

los;<br />

❒ verwijder en vervang de lamp;<br />

❒ monteer de nieuwe lamp, haak de<br />

borgveer van de lamp C vast en<br />

sluit de stekker B aan;<br />

❒ monteer het beschermdeksel A<br />

door het rechtsom te draaien.<br />

fig. 27<br />

fig. 28<br />

L0C0143m<br />

L0C0157m<br />

ACHTERLICHTUNITS<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ open de achterklep;<br />

❒ draai de twee bevestigingsschroeven<br />

los en verwijder de lichtunit<br />

fig. 28;<br />

❒ druk op de bevestigingslippen Afig.<br />

29 van de lamphouder en verwijder<br />

hem uit de zitting;<br />

❒ verwijder de lampen B - C - Dfig.<br />

29 door ze iets in te drukken<br />

en linksom te draaien.<br />

fig. 29<br />

L0C0144m<br />

De lampen zijn op de volgende wijze<br />

in de lichtunit geplaatst:<br />

B achterlichten/remlichten;<br />

C richtingaanwijzers<br />

D achteruitrijlicht (linkerzijde)/<br />

mistachterlicht (rechterzijde).<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

153


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

154<br />

fig. 30 L0C0158m fig. 31 L0C0159m<br />

DERDE REMLICHT fig. 30-31<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

❒ open de achterklep en verwijder<br />

de twee rubber doppen A;<br />

❒ druk op de twee borglippen B die<br />

zich in de twee gaten bevinden om<br />

de unit los te maken;<br />

❒ sluit de achterklep en verwijder de<br />

lichtunit;<br />

❒ druk op de twee borglippen C en<br />

verwijder de lamphouder;<br />

❒ verwijder de geklemde lampen en<br />

vervang ze.<br />

fig. 32<br />

L0C0160m<br />

KENTEKENPLAAT-<br />

VERLICHTING fig. 32<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

❒ verwijder het lampenglas A op het<br />

door de pijl aangegeven punt;<br />

❒ maak de lamp B los uit de veercontacten<br />

aan de zijkant en vervang<br />

hem; controleer of de nieuwe<br />

lamp goed vastzit in de veercontacten;<br />

❒ monteer het lampenglas.


GLOEILAMP<br />

INTERIEUR-<br />

VERLICHTING<br />

VERVANGEN<br />

Zie voor het type lamp en het bijbehorende<br />

vermogen de paragraaf<br />

PLAFONDVERLICHTING<br />

Gloeilampen vervangen:<br />

❒ maak op de door de pijlen aangegeven<br />

punten het voorgevormde<br />

deel A-fig. 33 los;<br />

❒ draai de twee bevestigingsschroeven<br />

B-fig. 34 los en maak de unit<br />

los;<br />

“Gloeilamp vervangen”. ❒ vervang de middelste lamp C -<br />

fig. 35 door de lamp uit de veercontacten<br />

aan de zijkant los te<br />

maken; controleer of de nieuwe<br />

lamp goed vastzit in de veercontacten;<br />

vervang de lampen D-fig.<br />

35 aan de zijkant door de twee<br />

lamphouders linksom te draaien<br />

en de geklemde lampen los te<br />

trekken.<br />

fig. 33 L0C0161m<br />

fig. 34<br />

fig. 35<br />

L0C0162m<br />

L0C0163m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

155


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

156<br />

fig. 36<br />

L0C0165m<br />

BAGAGERUIMTEVERLICHTING<br />

fig. 36<br />

Gloeilamp vervangen:<br />

❒ open de achterklep;<br />

❒ maak de lichtunit A op het door<br />

de pijl aangegeven punt los.<br />

❒ open het beschermkapje B en vervang<br />

de geklemde lamp;<br />

❒ sluit het beschermdeksel B op het<br />

lampenglas;<br />

❒ monteer de lichtunit A door het<br />

eerst aan een zijde in de juiste<br />

stand te plaatsen en vervolgens de<br />

andere zijde aan te drukken, totdat<br />

de borging inklikt.<br />

ZEKERINGEN<br />

VERVANGEN<br />

ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />

fig. 37<br />

Het elektrische systeem wordt door<br />

zekeringen beveiligd: de zekering<br />

brandt door bij een storing of bij<br />

oneigenlijk gebruik van het systeem.<br />

Als een elektrisch onderdeel niet<br />

werkt, controleer dan eerst of de<br />

zekering niet is doorgebrand: de verbindingsstrip<br />

A mag niet onderbroken<br />

zijn. Is dit wel het geval, dan<br />

moet u de zekering vervangen door<br />

een exemplaar met dezelfde stroomsterkte<br />

(zelfde kleur).<br />

B zekering in goede staat<br />

C zekering met doorgebrande strip.<br />

Gebruik het tangetje D voor het vervangen<br />

van de zekeringen. Dit tangetje<br />

is vastgehaakt in de zekeringenkast<br />

op het dashboard.<br />

Vervang een defecte zekering<br />

nooit door ander<br />

materiaal.<br />

fig. 37<br />

L0C0122m<br />

ATTENTIE<br />

Vervang een zekering<br />

nooit door een zekering<br />

met een hogere stroomsterkte<br />

(ampère); BRANDGEVAAR.<br />

ATTENTIE<br />

Als een hoofdzekering<br />

(MEGA-FUSE, MAXI-<br />

FUSE) doorbrandt, wendt u dan<br />

tot een <strong>Lancia</strong>-dealer. Controleer,<br />

voordat u een zekering vervangt,<br />

of de contactsleutel uit het contactslot<br />

is genomen en alle<br />

stroomgebruikers uit staan en/of<br />

zijn uitgeschakeld.<br />

ATTENTIE<br />

Als de zekering opnieuw<br />

doorbrandt, wendt u dan<br />

tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.


TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN<br />

De zekeringen van de auto bevinden zich in twee zekeringenkasten op het<br />

dashboard aan de linkerkant van de stuurkolom en in de motorruimte naast<br />

de accu.<br />

Zekeringenkast op dashboard fig. 39<br />

De zekeringen in de zekeringenkast op het dashboard zijn bereikbaar nadat<br />

de kunststof bescherming A-fig. 38 is verwijderd.<br />

fig. 39<br />

fig. 38<br />

L0C0121m<br />

L0C0123m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

157


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

158<br />

Zekeringenkast naast de accu fig. 41<br />

De zekeringen in de zekeringkast naast de accu zijn bereikbaar nadat het<br />

betreffende beschermdeksel B-fig. 40 is verwijderd.<br />

fig. 41<br />

fig. 40<br />

L0C0125m<br />

L0C0124m


ZEKERINGENTABEL<br />

Zekeringenkast op dashboard<br />

VERBRUIKERS<br />

Dimlicht rechts<br />

Dimlicht links/hoogteverstelling koplampen<br />

Achteruitrijlichten/relais regeleenheid motorruimte/body computer<br />

+30 plafondverlichting voor<br />

Beschikbaar<br />

Beschikbaar<br />

+15 achteruitrijlicht, luchtkwantummeter (diesel), waterdetectiesensor in brandstoffilter<br />

+30 achterklepontgrendeling<br />

+15 remlichten, derde remlicht, instrumentenpaneel<br />

Centrale portiervergrendeling (relais in body computer)<br />

+30 navigatiesysteem / inbouwvoorbereiding autoradio / autoradio, Blue&Me<br />

regeleenheid, airconditioning, EOBD-diagnosestekker<br />

Achterruitverwarming<br />

Beschikbaar<br />

+15 regeleenheid ABS / ESP, gierhoeksensor (ESP)<br />

Ruitenwissers, ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp<br />

Aansteker - stekkerdoos<br />

Beschikbaar<br />

Beschikbaar<br />

Ruitbediening bestuurderszijde<br />

Ruitbediening passagierszijde<br />

+15 voor klimaatregeling, centraal bedieningspaneel op dashboard, bedieningspaneel<br />

op bestuurdersportier, spiegelverstelling, regeleenheid automatisch ruitbediening voor<br />

bestuurderszijde, opendak, regen-/schemersensor<br />

Airbagsysteem<br />

+15 voor navigatiesysteem, inbouwvoorbereiding autoradio/ autoradio (low), bediening<br />

op stuurwiel, Blue&Me-regeleenheid, cruise-control<br />

Achterruitenwisser<br />

+30 instrumentenpaneel, mistachterlicht<br />

ZEKERING<br />

F12<br />

F13<br />

F31<br />

F32<br />

F33<br />

F34<br />

F35<br />

F36<br />

F37<br />

F38<br />

F39<br />

F40<br />

F41<br />

F42<br />

F43<br />

F44<br />

F45<br />

F46<br />

F47<br />

F48<br />

F49<br />

F50<br />

F51<br />

F52<br />

F53<br />

AMPERE<br />

7,5<br />

7,5<br />

5<br />

5<br />

–<br />

–<br />

5<br />

10<br />

5<br />

15<br />

10<br />

30<br />

–<br />

5<br />

30<br />

15<br />

–<br />

–<br />

20<br />

20<br />

5<br />

7,5<br />

5<br />

15<br />

7,5<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

159


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

160<br />

Zekeringenkast in motorruimte<br />

VERBRUIKERS<br />

Regeleenheid dashboard 1<br />

Regeleenheid elektrische stuurbekrachtiging<br />

Start-/contactslot<br />

Zekeringenkast dashboard 2<br />

Regeleenheid ABS / ESP<br />

Elektroventilateur motorkoelsysteem (lage snelheid)<br />

Elektroventilateur motorkoelsysteem (hoge snelheid)<br />

Aanjager klimaatregeling<br />

Beschikbaar<br />

Claxon<br />

Secundaire verbruikers elektronische inspuiting<br />

Grootlicht rechts<br />

Grootlicht links<br />

Primaire verbruikers elektronische inspuiting (behalve 1.4 8V)<br />

+30 inspuitregeleenheid, inspuitsysteem, spoel van relais voor serie/parallelschakeling<br />

elektroventilateurs van motorkoelsysteem<br />

(motor1.3 Diesel 90 pk met airco)<br />

Compressor<br />

Beschikbaar<br />

Brandstofpomp (behalve 1.2 8v)<br />

Primaire verbruikers elektronische inspuiting (1.4 16v, 1.4 8v)<br />

brandstofpomp (1.2 8v)<br />

Primaire verbruikers elektronische inspuiting (Diesel)<br />

15/54 regeleenheid stuurbekrachtiging<br />

Mistlampen voor<br />

ZEKERING<br />

F1<br />

F2<br />

F3<br />

F4<br />

F5<br />

F6<br />

F7<br />

F8<br />

F9<br />

F10<br />

F11<br />

F14<br />

F15<br />

F17<br />

F18<br />

F19<br />

F20<br />

F21<br />

F22<br />

F22<br />

F24<br />

F30<br />

AMPERE<br />

70<br />

70<br />

20<br />

50<br />

60<br />

30<br />

40<br />

30<br />

–<br />

15<br />

15<br />

7,5<br />

7,5<br />

10<br />

7,5<br />

7,5<br />

–<br />

15<br />

15<br />

15<br />

7,5<br />

15


Externe zekeringen<br />

❒ 20A-zekering voor externe audioversterker<br />

(Bose Hi-Fi) nabij de<br />

zekeringen- en relaiskast op het<br />

dashboard (bereikbaar na verwijdering<br />

van kunststof kap A-fig. 38);<br />

❒ 20A-zekering voor opendak nabij<br />

de zekeringen- en relaiskast op<br />

het dashboard (bereikbaar na<br />

verwijdering van kunststof kap Afig.<br />

38);<br />

❒ 30A-zekering voor pomp van<br />

elektrohydraulisch schakelmechanisme,<br />

in motorruimte nabij accu;<br />

❒ 50A-zekering voor voorgloeiregeleenheid,<br />

in motorruimte nabij<br />

accu.<br />

ACCU OPLADEN<br />

BELANGRIJK De beschrijving voor<br />

het opladen van de accu dient<br />

slechts ter informatie. Wendt u bij<br />

voorkeur tot een <strong>Lancia</strong>-dealer om<br />

deze werkzaamheden uit te laten<br />

voeren.<br />

We raden u aan de accu langzaam<br />

en met een lage stroomsterkte<br />

(ampère) gedurende ca. 24 uur op te<br />

laden. Als u de accu langer oplaadt,<br />

kan de accu worden beschadigd.<br />

Ga voor het opladen als volgt te<br />

werk:<br />

❒ maak de klem van de minpool van<br />

de accu los;<br />

❒ sluit de kabels van het laadapparaat<br />

aan op de accupolen; let hierbij<br />

op de polariteit;<br />

❒ schakel de acculader in;<br />

❒ aan het einde van het opladen:<br />

schakel eerst de acculader uit en<br />

koppel dan de accu los;<br />

❒ sluit de klem weer aan op de minpool<br />

van de accu.<br />

ATTENTIE<br />

De vloeistof in de accu is<br />

giftig en corrosief.<br />

Vermijd het contact met de huid<br />

en de ogen. Het opladen van de<br />

accu moet worden uitgevoerd in<br />

een goed geventileerde ruimte, ver<br />

verwijderd van open vuur en<br />

vonkvormende apparaten: branden<br />

ontploffingsgevaar.<br />

ATTENTIE<br />

Probeer een bevroren<br />

accu niet op te laden:<br />

eerst moet de accu ontdooid worden,<br />

anders loopt u het risico dat<br />

de accu ontploft. Als de accu<br />

bevroren is geweest, moet door<br />

deskundig personeel worden<br />

gecontroleerd of de cellen niet<br />

beschadigd zijn en of de bak geen<br />

scheuren vertoont, waardoor de<br />

giftige en corrosieve vloeistof kan<br />

weglekken.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

161


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

162<br />

OPKRIKKEN VAN<br />

DE AUTO<br />

Als de auto opgekrikt moet worden,<br />

moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

wenden. Deze beschikt over een<br />

garagekrik of hefbrug fig. 42.<br />

De auto mag uitsluitend worden<br />

opgekrikt door de hefarm van de<br />

garagekrik of de hefbrug te plaatsen,<br />

zoals is afgebeeld.<br />

fig. 42<br />

L0C0244m<br />

SLEPEN VAN DE<br />

AUTO<br />

Bij de auto zijn sleepogen geleverd.<br />

Deze bevinden zich in de gereedschaphouder<br />

onder de vloerbedekking<br />

in de bagageruimte.<br />

De twee sleepogen verschillen in<br />

lengte: de kortste moet aan de voorzijde<br />

en de langste aan de achterzijde<br />

gemonteerd worden.<br />

SLEEPOOG BEVESTIGEN<br />

fig. 43-44<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ verwijder dop A door de schroevendraaier<br />

in de daarvoor<br />

bestemde opening te steken, en<br />

druk de dop naar buiten;<br />

❒ pak het sleepoog B uit de houder;<br />

❒ draai het sleepoog geheel op de<br />

schroefdraadpen voor of achter.


fig. 43<br />

fig. 44<br />

L0C0098m<br />

L0C0099m<br />

ATTENTIE<br />

Draai voor het slepen de<br />

sleutel in stand MAR en<br />

vervolgens in STOP zonder de<br />

contactsleutel uit het slot te verwijderen.<br />

Als de contactsleutel uit<br />

het contactslot wordt genomen,<br />

schakelt automatisch het stuurslot<br />

in waardoor het onmogelijk<br />

wordt de auto te besturen.<br />

ATTENTIE<br />

Houd er rekening mee dat<br />

de rembekrachtiging en de<br />

elektrische stuurbekrachtiging<br />

niet werken zolang de motor niet<br />

is aangeslagen, waardoor meer<br />

kracht nodig is voor de bediening<br />

van het rempedaal en het stuur.<br />

Gebruik voor het slepen geen elastische<br />

kabels en rijd zo gelijkmatig<br />

mogelijk. Controleer tijdens<br />

het slepen of de sleepkabel geen<br />

carrosseriedelen kan beschadigen.<br />

Houdt u bij het slepen van een<br />

auto aan de wettelijke voorschriften.<br />

Dit geldt zowel voor het slepen<br />

zelf als voor het gedrag naar<br />

andere weggebruikers.<br />

ATTENTIE<br />

Start de motor niet tijdens<br />

het slepen van de auto.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

163


GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .............<br />

GEPROGRAMMEERD<br />

166<br />

ONDERHOUDSSCHEMA ................................. 167<br />

PERIODIEKE CONTROLES ............................ 169<br />

ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO ................. 169<br />

NIVEAUS CONTROLEREN ............................. 170<br />

LUCHTFILTER/POLLENFILTER .................. 177<br />

DIESELFILTER ............................................... 177<br />

ACCU ............................................................... 177<br />

WIELEN EN BANDEN .................................... 180<br />

RUBBER SLANGEN ......................................... 181<br />

RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...... 181<br />

CARROSSERIE ................................................ 183<br />

INTERIEUR ..................................................... 185<br />

ONDERHOUD EN ZORG<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

165


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

166<br />

GEPROGRAM-<br />

MEERD ONDER-<br />

HOUD<br />

Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />

factor voor een lange levensduur,<br />

de beste prestaties en een zo<br />

zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />

Om dit te realiseren heeft <strong>Lancia</strong> een<br />

reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />

samengesteld die iedere 30.000<br />

km moeten worden uitgevoerd.<br />

Onthoud echter dat het geprogrammeerd<br />

onderhoud niet volledig toereikend<br />

is om de auto in optimale<br />

staat te houden: zowel in de beginperiode<br />

voor de servicebeurt bij<br />

30.000 kilometer als daarna, tussen<br />

twee servicebeurten in, moet regelmatig<br />

wat aandacht aan de auto<br />

worden geschonken. Controleer bijvoorbeeld<br />

regelmatig de bandenspanning<br />

en de vloeistofniveaus en<br />

vul deze laatste zo nodig bij.<br />

BELANGRIJK De servicebeurten<br />

van het Geprogrammeerd<br />

Onderhoud zijn door de fabrikant<br />

voorgeschreven. Het niet uitvoeren<br />

van deze servicebeurten kan het vervallen<br />

van de garantie tot gevolg<br />

hebben.<br />

De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />

onderhoud kunnen door<br />

alle <strong>Lancia</strong>-dealers tegen vaste<br />

tarieftijden worden uitgevoerd.<br />

Eventuele reparaties die nodig blijken<br />

tijdens het uitvoeren van de<br />

diverse inspecties en controles van<br />

het geprogrammeerd onderhoud<br />

worden uitsluitend na toestemming<br />

van de klant uitgevoerd.<br />

BELANGRIJK Het is raadzaam<br />

eventuele kleine defecten onmiddellijk<br />

door de <strong>Lancia</strong>-dealer te laten<br />

verhelpen en daarmee niet te wachten<br />

tot de volgende servicebeurt.<br />

Als de auto vaak wordt gebruikt<br />

voor het trekken van aanhangers,<br />

moeten er kortere intervallen worden<br />

aangehouden voor de werkzaamheden<br />

van het geprogrammeerd<br />

onderhoud.


GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA<br />

x 1000 km<br />

Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen<br />

Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,<br />

waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,<br />

dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren<br />

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren<br />

Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren<br />

Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />

Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren<br />

Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming,<br />

uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen,<br />

hoezen enz.), en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem<br />

Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op vervuiling<br />

controleren en mechanismen smeren<br />

Spanning van diverse aandrijfriemen controleren en<br />

eventueel afstellen (behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)<br />

Conditie van diverse aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren<br />

Klepspeling controleren/afstellen (1.2 8V - 1.4 8V)<br />

Handrem controleren/afstellen<br />

Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren<br />

Benzinedamp-opvangsysteem controleren (benzine-uitvoeringen)<br />

Brandstoffilterelement vervangen (Green filter) (1.3 Multijet)<br />

Luchtfilterelement vervangen<br />

30 60 90 120 150 180<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ● ● ● ●<br />

● ●<br />

● ● ●<br />

● ● ●<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

167


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

168<br />

x 1000 km<br />

Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem,<br />

30 60 90 120 150 180<br />

ruitenwissers, accu enz.)<br />

Getande distributieriem controleren<br />

● ● ● ● ● ●<br />

(behalve 1.3 Multijet)<br />

● ●<br />

Getande distributieriem vervangen (*) (behalve 1.3 Multijet)<br />

●<br />

Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)<br />

● ● ● ● ● ●<br />

Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />

● ● ● ● ● ●<br />

Oliepeil in versnellingsbak controleren<br />

● ●<br />

Aandrijfriem voor hulporganen vervangen<br />

Motorolie en oliefilter vervangen (Multijet-uitvoeringen zonder DPF)<br />

●<br />

(of om de 24 maanden)<br />

● ● ● ● ● ●<br />

Motorolie en oliefilter vervangen (Multijet-uitvoeringen met DPF) (**)<br />

(of om de 24 maanden)<br />

Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden)<br />

(●) (●) (●) (●) (●) (●)<br />

(benzine-uitvoeringen)<br />

● ● ● ● ● ●<br />

Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)<br />

● ● ●<br />

Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)<br />

● ● ● ● ● ●<br />

(*) Of iedere 4 jaar als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt, zoals:<br />

– langdurig gebruik in warme of koude klimaten;<br />

– in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor;<br />

– gebruik op zeer stoffige wegen of op wegen met veel zand en/of strooizout.<br />

Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en gebruiksomstandigheden van de auto.<br />

(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij een brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />

(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”) of in ieder geval om de 24 maanden.<br />

Als de auto overwegend in de stad wordt gebruikt wordt en daardoor jaarlijks minder dan 10.000 km<br />

wordt gereden, moet de motorolie en het oliefilter iedere 12 maanden worden vervangen.


PERIODIEKE<br />

CONTROLES<br />

Iedere 1.000 km of voor een lange reis<br />

controleren en eventueel bijvullen:<br />

❒ niveau van de motorkoelvloeistof;<br />

❒ niveau van de remvloeistof;<br />

❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;<br />

❒ conditie en spanning van de banden;<br />

❒ werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits,<br />

richtingaanwijzers,<br />

waarschuwingsknipperlichten enz.);<br />

❒ werking ruitenwissers/-sproeiers<br />

voor/achter en stand/slijtage wisserbladen<br />

voor/achter.<br />

Iedere 1.000 km controleren en eventueel<br />

bijvullen: motoroliepeil.<br />

Gebruik bij voorkeur producten van<br />

FL Selenia omdat die speciaal zijn<br />

afgestemd op de <strong>Lancia</strong>-modellen (zie<br />

de “Vullingstabel” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”).<br />

ZWAAR GEBRUIK<br />

VAN DE AUTO<br />

Als de auto overwegend onder zware<br />

bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:<br />

❒ trekken van aanhangers of<br />

caravans;<br />

❒ rijden op stoffige wegen;<br />

❒ veel korte ritten (minder dan 7-8<br />

km) en bij buitentemperaturen<br />

onder nul;<br />

❒ veel langdurig stationair draaiende<br />

motor of lange ritten bij lage<br />

snelheden (bijv. bij huis-aan-huis<br />

bezorging) of als de auto lang stilstaat;<br />

❒ in de stad;<br />

is het noodzakelijk de volgende controles<br />

vaker uit te voeren, dan in het<br />

Onderhoudsschema staat aangegeven:<br />

❒ remblokken voor (schijfremmen)<br />

op conditie en slijtage controleren;<br />

❒ vergrendelmechanismen van de<br />

motorkap en achterklep op vervuiling<br />

controleren en mechanismen<br />

smeren;<br />

❒ visueel de conditie controleren<br />

van: motor, versnellingsbak, aandrijfassen,<br />

uitlaat, brandstof- en<br />

remleidingen, rubber delen (stofkappen,<br />

hoezen enz.) en rubber<br />

slangen van rem- en brandstofsysteem;<br />

❒ acculading en niveau van het<br />

elektrolyt in de accu controleren;<br />

❒ conditie van diverse aandrijfriemen<br />

visueel controleren;<br />

❒ pollenfilter controleren en eventueel<br />

vervangen;<br />

❒ luchtfilter controleren en eventueel<br />

vervangen.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

169


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

170<br />

NIVEAUS<br />

CONTROLEREN<br />

BELANGRIJK Let er tijdens het bijvullen<br />

op dat de vloeistoffen met<br />

verschillende specificaties niet<br />

gemengd worden: als de specificaties<br />

van de vloeistoffen verschillen, kan<br />

de auto ernstig beschadigd worden.<br />

ATTENTIE<br />

Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />

in de motorruimte:<br />

er kunnen licht ontvlambare<br />

gassen of dampen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.<br />

1. Motorolie – 2. Accu – 3.<br />

Remvloeistof – 4. Ruitensproeiervloeistof<br />

– 5. Koelvloeistof<br />

fig. 1 - Uitvoering 1.2 8V<br />

fig. 2 - Uitvoering 1.4 8V<br />

L0C0090m<br />

L0C0249m


1. Motorolie – 2. Accu – 3. Remvloeistof<br />

– 4. Ruitensproeiervloeistof – 5.<br />

Koelvloeistof<br />

ATTENTIE<br />

Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />

in de motorruimte:<br />

er kunnen licht ontvlambare<br />

gassen of dampen aanwezig<br />

zijn; brandgevaar.<br />

fig. 3 - Uitvoering 1.4 16V<br />

L0C0246m<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

171


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

172<br />

1. Motorolie – 2. Accu – 3.<br />

Remvloeistof – 4. Ruitensproeiervloeistof<br />

– 5. Koelvloeistof – 6.<br />

Dieselfilter<br />

ATTENTIE<br />

Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />

in de motorruimte:<br />

er kunnen licht ontvlambare<br />

gassen aanwezig zijn;<br />

brandgevaar.<br />

fig. 4 - Uitvoering 1.3 Multijet<br />

L0C0255m


fig. 5 - Uitvoering 1.2 8V<br />

MOTOROLIE<br />

L0C0091m<br />

Motoroliepeil controleren<br />

Controleer het oliepeil als de auto op<br />

een vlakke ondergrond staat en<br />

enige minuten (circa 5) na het uitzetten<br />

van de motor.<br />

Verwijder de oliepeilstok A en maak<br />

de peilstok schoon. Plaats de peilstok<br />

geheel terug, verwijder de peilstok<br />

en controleer of het niveau tussen<br />

het MIN- en MAX-merkteken<br />

op de peilstok staat. Het verschil<br />

tussen het MIN- en MAX-merkteken<br />

komt overeen met ongeveer 1<br />

liter olie.<br />

fig. 6 - Uitvoering 1.4 8V<br />

fig. 7 - Uitvoering 1.4 16V<br />

fig. 8 - Uitvoering 1.3 Multijet<br />

L0C0256m<br />

L0C0257m<br />

L0C0258m<br />

Motorolie bijvullen<br />

Als het olieniveau dicht bij of onder<br />

het MIN-merkteken staat, moet via<br />

de olievulopening B motorolie tot<br />

aan het MAX-merkteken worden<br />

bijgevuld.<br />

Het olieniveau mag nooit het MAXmerkteken<br />

overschrijden.<br />

BELANGRIJK Als het motoroliepeil,<br />

na regelmatige controles, boven het<br />

MAX-niveau blijft, laat dan door de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer het juiste niveau herstellen.<br />

BELANGRIJK Na het bijvullen of<br />

het verversen van de olie, moet u de<br />

motor enige seconden laten draaien,<br />

vervolgens de motor uitzetten en na<br />

enige minuten het olieniveau controleren.<br />

Motorolieverbruik<br />

Als richtlijn geldt een maximaal<br />

motorolieverbruik van ongeveer 400<br />

gram per 1000 km.<br />

De motor van een nieuwe auto moet<br />

nog worden ingereden. Dit betekent<br />

dat het motorolieverbruik pas na de<br />

eerste 5.000 ÷ 6.000 km stabiliseert.<br />

BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />

hangt af van de rijstijl en de<br />

gebruiksomstandigheden van de<br />

auto.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

173


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

174<br />

BELANGRIJK Vul nooit motorolie<br />

bij met andere specificaties dan de<br />

olie waarmee de motor is gevuld.<br />

ATTENTIE<br />

Wees bij het uitvoeren<br />

van werkzaamheden in de<br />

motorruimte extra voorzichtig als<br />

de motor nog warm is: gevaar<br />

voor verbranding. Onthoud dat<br />

bij een warme motor de elektroventilateur<br />

onverwacht kan<br />

inschakelen: kans op verwonding.<br />

Pas op als u sjaals, dassen of loszittende<br />

kledingstukken draagt:<br />

deze kunnen door de bewegende<br />

onderdelen worden gegrepen.<br />

Afgetapte motorolie en<br />

gebruikte oliefilters bevatten<br />

stoffen die schadelijk<br />

zijn voor het milieu. Het is<br />

raadzaam om het verversen van de<br />

olie en het vervangen van het oliefilter<br />

door de <strong>Lancia</strong>-dealer te<br />

laten uitvoeren.<br />

fig. 9 - Uitvoering benzine<br />

L0C0259m<br />

KOELVLOEISTOF VAN HET<br />

MOTORKOELSYSTEEM<br />

Het niveau van de koelvloeistof moet<br />

gecontroleerd worden bij een koude<br />

motor en mag niet onder het MINmerkteken<br />

op het expansiereservoir<br />

staan.<br />

Een te laag niveau bijvullen door een<br />

mengsel van 40% gedemineraliseerd<br />

water en PARAFLU UP langzaam<br />

via de vuldop A van het expansiereservoir<br />

te gieten.<br />

fig. 10 - Uitvoering diesel<br />

L0C0260m<br />

Een mengsel van PARAFLU UP en<br />

gedemineraliseerd water in een<br />

mengverhouding van 40% beveiligt<br />

tot een temperatuur van –22°C.


Het motorkoelsysteem<br />

gebruikt PARAFLU UPkoelvloeistof.<br />

Als eventueel<br />

moet worden bijgevuld,<br />

gebruik dan vloeistof met dezelfde<br />

specificaties. PARAFLU UP kan<br />

niet worden gemengd met welke<br />

andere koelvloeistof dan ook. Als<br />

dit toch gebeurt, mag de motor<br />

absoluut niet worden gestart en<br />

moet u zich tot de <strong>Lancia</strong>-dealer<br />

wenden.<br />

ATTENTIE<br />

Draai bij een zeer warme<br />

motor de dop van het<br />

expansiereservoir nooit los:<br />

gevaar voor verbranding.<br />

ATTENTIE<br />

Het koelsysteem staat<br />

onder druk. Vervang de<br />

dop zonodig alleen door een<br />

exemplaar van hetzelfde type,<br />

anders kan de werking van het<br />

systeem in gevaar worden<br />

gebracht.<br />

fig. 11<br />

L0C0261m<br />

RUITEN-/KOPLAMPSPROEIER-<br />

VLOEISTOF<br />

Verwijder dop A en vul het reservoir<br />

met een mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSIONAL SC 35<br />

in de volgende mengverhouding:<br />

❒ 30% TUTELA PROFESSIONAL<br />

SC 35 en 70% water in de zomer;<br />

❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL<br />

SC 35 en 50% water in de winter.<br />

Bij temperaturen onder –20°C TUTE-<br />

LA PROFESSIONAL SC 35 onverdund<br />

gebruiken.<br />

Controleer visueel het niveau van de<br />

vloeistof in het reservoir.<br />

ATTENTIE<br />

Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir:<br />

de<br />

ruitensproeiers zijn van fundamenteel<br />

belang voor een optimaal<br />

zicht.<br />

ATTENTIE<br />

Enkele in de handel verkrijgbareruitensproeiervloeistoffen<br />

zijn licht ontvlambaar.<br />

In de motorruimte bevinden<br />

zich warme onderdelen die bij<br />

contact de vloeistof kunnen doen<br />

ontbranden.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

175


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

176<br />

fig. 12<br />

L0C0262m<br />

REMVLOEISTOF<br />

Draai de dop A los en controleer of<br />

de vloeistof in het reservoir op het<br />

maximum niveau staat.<br />

Het niveau mag nooit het MAXmerkteken<br />

overschrijden.<br />

Controleer regelmatig de werking<br />

van het waarschuwingslampje x op<br />

het instrumentenpaneel.<br />

Voor het bijvullen mag uitsluitend<br />

remvloeistof worden gebruikt die<br />

voldoet aan de DOT 4-specificaties.<br />

Het verdient aanbeveling TUTELA<br />

TOP 4 remvloeistof te gebruiken;<br />

dezelfde remvloeistof, waarmee het<br />

remsysteem door de fabriek is<br />

gevuld.<br />

BELANGRIJK De remvloeistof is<br />

hygroscopisch (trekt water aan).<br />

Daarom verdient het aanbeveling,<br />

als de auto overwegend wordt<br />

gebruikt in gebieden met een hoge<br />

luchtvochtigheid, de vloeistof vaker<br />

te vervangen dan in het<br />

“Onderhoudsschema” staat aangegeven.<br />

Voorkom, als u de dop losdraait,<br />

contact tussen de<br />

zeer corrosieve vloeistof en<br />

de lak. Als remvloeistof<br />

wordt gemorst, moet de lak onmiddellijk<br />

met water worden afgespoeld.<br />

ATTENTIE<br />

De remvloeistof is giftig<br />

en zeer corrosief. Als per<br />

ongeluk remvloeistof wordt<br />

gemorst, moeten de betreffende<br />

delen onmiddellijk worden<br />

gewassen met water en neutrale<br />

zeep en daarna met veel water<br />

worden afgespoeld. Bij inslikken<br />

dient onmiddellijk een arts te<br />

worden geraadpleegd.<br />

ATTENTIE<br />

Het symbool π op het<br />

reservoir geeft aan dat<br />

synthetische remvloeistof en geen<br />

minerale vloeistof moet worden<br />

gebruikt. Het gebruik van minerale<br />

vloeistoffen moet absoluut<br />

worden vermeden, omdat de rubbers<br />

in het remsysteem door deze<br />

vloeistoffen worden beschadigd.


LUCHTFILTER/<br />

POLLENFILTER<br />

Laat het luchtfilter of het pollenfilter<br />

vervangen door de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

DIESELFILTER<br />

CONDENS AFTAPPEN<br />

MULTIJET-UITVOERINGEN)<br />

Water in het brandstofsysteem<br />

kan het inspuitsysteem<br />

ernstig beschadigen<br />

en de motor kan onregelmatig<br />

gaan draaien. Als het lampje<br />

gaat branden (bij bepaalde uitvoeringen<br />

verschijnt ook een<br />

bericht op het display), wendt u<br />

dan zo snel mogelijk tot de <strong>Lancia</strong>dealer<br />

om de condens te laten<br />

aftappen. Als het bericht en het<br />

symbool direct na het tanken verschijnen,<br />

bestaat de mogelijkheid<br />

dat er tijdens het tanken water in<br />

de brandstoftank is gekomen: zet in<br />

dat geval onmiddellijk de motor uit<br />

en wendt u tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

ACCU<br />

De accu van de auto is “onderhoudsarm”:<br />

onder normale omstandigheden<br />

hoeft het elektrolyt niet bijgevuld<br />

te worden met gedestilleerd<br />

water.<br />

ACCULADING CONTROLEREN<br />

fig. 13<br />

De acculading kan gecontroleerd<br />

worden door de kleur van de optische<br />

meter A te controleren.<br />

Zie de volgende tabel of de sticker B<br />

op de accu.<br />

Helderwitte<br />

kleur<br />

Donkere kleur zonder<br />

groen middenstuk<br />

Donkere kleur met<br />

groen middenstuk<br />

fig. 13<br />

Elektrolyt bijvullen<br />

Accu niet<br />

voldoende opgeladen<br />

Niveau elektrolyt en<br />

acculading voldoende<br />

L0C0092m<br />

Wendt u tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Accu opladen (het is raadzaam<br />

dit door de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer te laten<br />

uitvoeren)<br />

Geen enkele handeling<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

177


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

178<br />

ATTENTIE<br />

De vloeistof in de accu is<br />

giftig en corrosief.<br />

Voorkom contact met de huid en<br />

de ogen. Houd open vuur en vonkvormende<br />

apparaten verwijderd<br />

van de accu: brand- en ontploffingsgevaar.<br />

ATTENTIE<br />

Als de accu werkt met een<br />

zeer laag vloeistofniveau,<br />

ontstaat onherstelbare schade<br />

aan de accu en kan de accu openbarsten.<br />

ACCU VERVANGEN<br />

Als de accu vervangen wordt, moet<br />

een originele accu met dezelfde specificaties<br />

worden geïnstalleerd.<br />

Als de accu vervangen wordt door<br />

een accu met andere specificaties,<br />

vervallen de onderhoudsintervallen<br />

die in het “Onderhoudsschema”<br />

staan aangegeven.<br />

Voor het onderhoud van de nieuwe<br />

accu dient u zich strikt te houden<br />

aan de aanwijzingen van de fabrikant<br />

van de accu.<br />

Onoordeelkundige montage<br />

van elektrische en elektronische<br />

apparatuur kan<br />

ernstige schade toebrengen<br />

aan de auto. Als u na aanschaf van<br />

uw auto accessoires wilt monteren<br />

(diefstalalarm, mobiele telefoon<br />

enz.), wendt u dan tot de <strong>Lancia</strong>dealer.<br />

Deze kan u de meest<br />

geschikte installaties aanraden en<br />

controleren of het noodzakelijk is<br />

een accu met een grotere capaciteit<br />

te monteren.<br />

Accu’s bevatten zeer<br />

schadelijke stoffen voor<br />

het milieu. Het is raadzaam<br />

om de accu door de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer te laten vervangen.<br />

De dealer beschikt over de uitrusting<br />

voor het op milieuvriendelijke<br />

wijze en conform de wettelijke<br />

bepalingen afvoeren van de accu.<br />

ATTENTIE<br />

Als u de auto langere tijd<br />

stalt in extreem koude<br />

omstandigheden moet, om bevriezing<br />

te voorkomen, de accu worden<br />

verwijderd en op een verwarmde<br />

plaats worden bewaard.<br />

ATTENTIE<br />

Bij werkzaamheden aan<br />

de accu of in de buurt van<br />

de accu, moet u uw ogen altijd<br />

beschermen met een speciale bril.


PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />

LEVENSDUUR VAN DE ACCU<br />

TE VERLENGEN<br />

Om het snel ontladen van de accu te<br />

voorkomen en de levensduur te verlengen,<br />

dient u de volgende aanwijzingen<br />

nauwkeurig op te volgen:<br />

❒ wanneer u de auto parkeert, controleer<br />

dan of de portieren, de motorkap<br />

en de achterklep goed gesloten zijn.<br />

Hiermee wordt voorkomen dat de<br />

interieurverlichting blijft branden;<br />

❒ schakel de interieurverlichting uit:<br />

de auto is in ieder geval uitgerust<br />

met een systeem voor automatische<br />

uitschakeling van de interieurverlichting;<br />

❒ voorkom zoveel mogelijk het<br />

gebruik van stroomverbruikers als<br />

de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten<br />

enz.);<br />

❒ maak voordat werkzaamheden aan<br />

de elektrische installatie van de auto<br />

worden uitgevoerd eerst de minpool<br />

van de accu los;<br />

❒ de klemmen moeten altijd goed zijn<br />

bevestigd.<br />

BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />

langere tijd minder dan 50% geladen<br />

is (optische meter donker zonder<br />

groen middenstuk), raakt door sulfatering<br />

beschadigd. Hierdoor loopt de<br />

capaciteit en het startvermogen terug.<br />

Ook is de accu dan gevoeliger voor<br />

bevriezing (reeds bij temperaturen van<br />

–10°C). Als u de auto langere tijd niet<br />

gebruikt, zie dan “Auto langere tijd<br />

stallen” in het hoofdstuk “Starten en<br />

rijden”.<br />

Als u na aanschaf van uw auto accessoires<br />

wilt monteren die constante voeding<br />

nodig hebben (diefstalalarm<br />

enz.), of accessoires die de elektrische<br />

installatie zwaar belasten, raden wij u<br />

aan contact op te nemen met de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer. Deze kan u de meest<br />

geschikte installaties uit het <strong>Lancia</strong><br />

Lineaccessori-programma aanraden<br />

en controleren of de elektrische installatie<br />

van de auto geschikt is voor het<br />

extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk<br />

is een accu met een grotere<br />

capaciteit te monteren.<br />

Deze stroomverbruikers blijven continu<br />

stroom verbruiken ook als de<br />

motor is uitgezet, waardoor de accu<br />

geleidelijk kan ontladen.<br />

Het totale energieverbruik van deze<br />

accessoires (standaard en achteraf<br />

gemonteerde accessoires) moet minder<br />

zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu),<br />

zoals in de volgende tabel staat vermeld:<br />

Accu van Maximum<br />

stroomverbruik<br />

bij stilstaande<br />

motor<br />

40 Ah 24 mA<br />

44 Ah 27 mA<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

179


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

180<br />

WIELEN EN<br />

BANDEN<br />

De spanning van de banden, inclusief<br />

het noodreservewiel, moet regelmatig,<br />

om de twee weken en voor<br />

een lange rit, worden gecontroleerd:<br />

de bandenspanning moet bij koude<br />

banden worden gecontroleerd.<br />

Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />

toe; zie voor de juiste<br />

waarde van de bandenspanning de<br />

paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk<br />

“Technische gegevens”.<br />

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt<br />

een onregelmatige slijtage<br />

van de banden:<br />

A juiste spanning: gelijkmatige slijtage<br />

van het loopvlak.<br />

B te lage spanning: te grote slijtage<br />

aan de zijkanten van het loopvlak.<br />

C te hoge spanning: te grote slijtage<br />

in het midden van het loopvlak.<br />

Banden moeten worden vervangen<br />

als de profieldiepte van het loopvlak<br />

minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />

altijd aan de bepalingen van het<br />

land waarin u rijdt.<br />

fig. 14<br />

L0C0093m<br />

BELANGRIJK<br />

❒ Voorkom bruusk remmen, met<br />

spinnende wielen optrekken,<br />

harde contacten tussen banden en<br />

stoepranden, kuilen en andere<br />

obstakels. Het langdurig rijden op<br />

een slecht wegdek kan de banden<br />

beschadigen;<br />

❒ controleer de banden regelmatig<br />

op scheuren in de wangen en bulten<br />

of slijtplekken op het loopvlak.<br />

Wendt u in dit geval tot de<br />

<strong>Lancia</strong>-dealer;<br />

❒ rijd nooit met een te zwaar beladen<br />

auto: hierdoor kunnen de<br />

banden en de velgen ernstig<br />

beschadigd worden;<br />

❒ stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />

band en verwissel het wiel om<br />

beschadiging van de band, de<br />

velg, de wielophanging en de<br />

stuurinrichting te voorkomen.<br />

❒ banden verouderen, ook als zij<br />

weinig of nooit gebruikt zijn.<br />

Scheurtjes in het loopvlak en op<br />

de wangen geven aan dat de band<br />

verouderd is. Banden die langer<br />

dan zes jaar onder een auto<br />

gemonteerd zijn, moeten dan ook<br />

door een specialist worden gecontroleerd.<br />

Dit geldt in het bijzonder<br />

voor het noodreservewiel;<br />

❒ monteer nooit gebruikte banden<br />

of banden, waarvan de herkomst<br />

onbekend is;<br />

❒ bij de montage van een nieuwe<br />

band moet ook het ventiel vernieuwd<br />

worden;<br />

❒ om een gelijke slijtage van de banden<br />

op de vooras en de achteras te<br />

verkrijgen, is het raadzaam de<br />

banden om de 10.000 / 15.000<br />

km van as te verwisselen. Hierbij<br />

moeten de banden aan dezelfde<br />

zijde van de auto gemonteerd blijven,<br />

zodat een omkering van de<br />

draairichting wordt voorkomen.


ATTENTIE<br />

Bedenk dat ook de wegligging<br />

afhankelijk is van<br />

een juiste bandenspanning.<br />

ATTENTIE<br />

Door een te lage bandenspanning<br />

wordt de band<br />

te heet, waardoor er onherstelbare<br />

inwendige schade aan de band<br />

kan ontstaan.<br />

ATTENTIE<br />

Verwissel de banden niet<br />

kruiselings, waarbij de<br />

banden van de rechterzijde aan de<br />

linkerzijde en omgekeerd worden<br />

gemonteerd.<br />

ATTENTIE<br />

Voer bij lichtmetalen velgen<br />

geen spuitwerkzaamheden<br />

uit die een temperatuur<br />

vereisen boven 150°C. De mechanische<br />

eigenschappen van de wielen<br />

kunnen hierdoor in gevaar<br />

worden gebracht.<br />

RUBBER SLANGEN<br />

Houd voor de rubber slangen van<br />

het rem- en brandstofsysteem zeer<br />

nauwkeurig de voorschriften van het<br />

“Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk<br />

aan.<br />

Ozon, hoge temperaturen en het<br />

gedurende langere tijd ontbreken<br />

van vloeistof in een systeem zorgen<br />

ervoor dat de slangen uitdrogen en<br />

scheuren, waardoor het betreffende<br />

systeem kan gaan lekken. Daarom is<br />

zorgvuldige controle noodzakelijk.<br />

RUITENWISSERS/<br />

ACHTERRUIT-<br />

WISSER<br />

WISSERBLADEN<br />

Maak de wisserbladen regelmatig<br />

schoon met een schoonmaakmiddel;<br />

wij raden TUTELA PROFESSION-<br />

AL SC 35 aan.<br />

Vervang de wisserbladen als het<br />

rubber vervormd of versleten is. Het<br />

verdient aanbeveling ten minste één<br />

maal per jaar de wisserbladen te vervangen.<br />

Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />

is het mogelijk beschadigingen<br />

van het rubber te voorkomen:<br />

❒ wanneer de temperatuur onder<br />

0°C is gedaald, moet gecontroleerd<br />

worden of er geen ijs tussen<br />

wisserblad en ruit zit. Maak de<br />

wissers zo nodig vrij met een antivriesmiddel;<br />

❒ verwijder eventueel opgehoopte<br />

sneeuw van de ruit: om de wisserbladen<br />

te beschermen en oververhitting<br />

van de ruitenwissermotor<br />

te voorkomen;<br />

❒ schakel de ruitenwissers/achterruitwisser<br />

niet op een droge ruit in.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

181


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

182<br />

fig. 15<br />

L0C0094m<br />

Rijden met versleten ruitenwisserbladen<br />

is gevaarlijk, omdat ze het<br />

zicht onder extreme weersomstandigheden<br />

aanzienlijk beperken.<br />

Wisserbladen voor<br />

vervangen fig. 15<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ til de wisserarm A van de voorruit<br />

en plaats het wisserblad onder een<br />

hoek van 90° ten opzichte van de<br />

arm;<br />

❒ druk op de lip B van de veerklem<br />

en verwijder het wisserblad;<br />

❒ monteer het nieuwe blad, waarbij<br />

de lip in de zitting op de wisserarm<br />

moet vallen. Controleer of het<br />

wisserblad geborgd is.<br />

fig. 16<br />

L0C0095m<br />

Wisserblad achter vervangen<br />

fig. 16<br />

Ga als volgt te werk:<br />

❒ kantel het dopje A omhoog, draai<br />

de moer B los, waarmee de wisserarm<br />

aan de as is bevestigd, en<br />

neem de arm van de as;<br />

❒ plaats de nieuwe wisserarm in de<br />

juiste stand en draai de moer<br />

zorgvuldig vast;<br />

❒ kantel het dopje naar beneden.<br />

RUITENSPROEIERS<br />

Voorruit (ruitensproeiers)<br />

Als de ruitensproeiers niet werken,<br />

controleer dan eerst het niveau in<br />

het ruitensproeiertankje (zie de<br />

paragraaf “Niveaus controleren” in<br />

dit hoofdstuk).<br />

Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />

niet verstopt zijn.<br />

Deze kunnen zo nodig met een speld<br />

worden doorgeprikt.<br />

De stralen moeten op ongeveer 1/3<br />

van de bovenkant van de ruit worden<br />

gericht.<br />

Achterruit (achterruitsproeier)<br />

De stralen van de achterruitsproeier<br />

kunnen op dezelfde manier worden<br />

afgesteld als die van de ruitensproeiers<br />

voor.<br />

De ruitensproeiermond is links naast<br />

het derde remlicht gemonteerd.


CARROSSERIE<br />

BESCHERMING TEGEN ATMOS-<br />

FERISCHE INVLOEDEN<br />

De belangrijkste oorzaken van roest<br />

zijn:<br />

❒ luchtverontreiniging;<br />

❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />

(gebieden aan zee,<br />

warm en vochtig klimaat);<br />

❒ omgevings-/seizoensinvloeden.<br />

Ook de invloed van schurende elementen,<br />

zoals stoffige omgeving,<br />

opwaaiend zand, modder en steenslag<br />

op de lak en de onderzijde moet<br />

niet worden onderschat.<br />

<strong>Lancia</strong> heeft voor uw auto de beste<br />

technologische oplossingen toegepast<br />

om de carrosserie efficiënt tegen<br />

roest te beschermen.<br />

De belangrijkste zijn:<br />

❒ de toepassing van aangepaste<br />

spuittechnieken en lakproducten<br />

die de auto de benodigde weerstand<br />

tegen roest en schurende<br />

elementen verlenen;<br />

❒ het gebruik van verzinkte (of<br />

voorbehandelde) plaatdelen met<br />

een hoge corrosiebestendigheid;<br />

❒ het aanbrengen van een gespoten<br />

beschermende waslaag op de<br />

onderzijde, in de wielkuipen, in de<br />

motorruimte en verschillende<br />

holle ruimtes, met een hoog<br />

beschermend vermogen;<br />

❒ het aanbrengen van een beschermende<br />

kunststof laag op kwetsbare<br />

delen: onderzijde van de portieren,<br />

binnenzijde van de spatborden,<br />

naden, randen enz.;<br />

❒ toepassing van “open” holle ruimtes<br />

om condensvorming te voorkomen<br />

en binnendringend water<br />

af te voeren, waardoor roest van<br />

binnenuit wordt voorkomen.<br />

CARROSSERIEGARANTIE<br />

Bij de auto is de carrosserie tegen<br />

doorroesten van alle originele componenten<br />

van de carrosserie en van<br />

alle dragende delen gegarandeerd.<br />

Voor de specifieke voorwaarden van<br />

deze garantie wordt verwezen naar<br />

de “<strong>Service</strong>- en garantiehandleiding”.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

183


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

184<br />

TIPS VOOR HET BEHOUD VAN<br />

DE CARROSSERIE<br />

Lak<br />

De lak heeft behalve een esthetische<br />

functie ook een beschermende functie.<br />

Daarom moeten beschadigingen<br />

van de laklaag, zoals krassen,<br />

onmiddellijk worden bijgewerkt om<br />

roestvorming te voorkomen. Het bijwerken<br />

dient met de originele lak te<br />

worden uitgevoerd (zie “Plaatje met<br />

informatie over de carrosserielak” in<br />

het hoofdstuk “Technische gegevens”).<br />

Het normale onderhoud van<br />

de auto beperkt zich tot wassen,<br />

waarbij de frequentie afhankelijk is<br />

van het gebruik van de auto en van<br />

de omgeving. Het is raadzaam de<br />

auto vaker te wassen bij sterke<br />

luchtverontreiniging of bij het rijden<br />

over wegen met strooizout.<br />

De juiste wasmethode:<br />

❒ verwijder de antenne van het dak<br />

als u de auto in een wastunnel<br />

wast, om te voorkomen dat deze<br />

beschadigt;<br />

❒ spoel de auto eerst met een waterstraal<br />

onder lage druk af;<br />

❒ was de auto met een zachte spons<br />

met een oplossing van neutrale<br />

zeep; spoel daarbij de spons regelmatig<br />

uit;<br />

❒ spoel de auto af met schoon water<br />

en droog de auto met warme lucht<br />

of een schone, zachte zeem.<br />

De minder zichtbare delen zoals de<br />

randen van de portieren, achterklep,<br />

motorkap en de koplampranden moeten<br />

tijdens het drogen niet vergeten<br />

worden, omdat daar water kan blijven<br />

staan. Het verdient aanbeveling<br />

de auto na het wassen niet onmiddellijk<br />

binnen te zetten, maar de auto<br />

nog even buiten te laten staan, zodat<br />

waterresten buiten kunnen verdampen.<br />

Was de auto nooit in de zon of als<br />

de motorkap nog warm is: de glans<br />

van de lak kan afnemen. De kunststof<br />

carrosseriedelen kunnen op dezelfde<br />

wijze worden gewassen als de gespoten<br />

carrosseriedelen. Parkeer de auto<br />

niet onder bomen, aangezien harsdruppels<br />

bij langere inwerking de lak<br />

kunnen beschadigen, waardoor de<br />

kans op roestvorming wordt vergroot.<br />

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />

dienen zo snel en zo goed mogelijk<br />

van de lak verwijderd te worden,<br />

omdat door de agressieve bestanddelen<br />

de lak kan beschadigen.<br />

Schoonmaakmiddelen verontreinigen<br />

het water.<br />

Daarom moet de auto bij<br />

voorkeur worden gewassen<br />

op een plaats waar het afvalwater<br />

direct wordt opgevangen en gezuiverd.


Ruiten<br />

Gebruik voor het schoonmaken van<br />

de ruiten een daarvoor geschikt<br />

schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />

schone, zachte doek om krassen en<br />

beschadigingen te voorkomen.<br />

BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken<br />

van de binnenzijde van de<br />

achterruit op dat de elektrische<br />

weerstandsdraden van de achterruitverwarming<br />

niet worden beschadigd.<br />

Veeg voorzichtig in de richting<br />

van de draden.<br />

Motorruimte<br />

Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />

na het winterseizoen zorgvuldig<br />

te laten uitspuiten. Hierbij mag<br />

de waterstraal niet direct op de elektronische<br />

regeleenheden worden<br />

gericht. Laat deze werkzaamheden<br />

verzorgen door een gespecialiseerd<br />

bedrijf.<br />

BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />

van de motorruimte moet de contactsleutel<br />

in stand STOP staan en<br />

de motor koud zijn. Controleer na<br />

het reinigen of de verschillende<br />

beschermingen (rubber kappen,<br />

deksels enz.) nog op hun plaats zitten<br />

en niet beschadigd zijn.<br />

INTERIEUR<br />

Controleer af en toe of er onder de<br />

vloerbedekking geen water is blijven<br />

staan (dooiwater van sneeuwresten<br />

aan schoenen, lekkende paraplu’s<br />

enz.), waardoor roestvorming op de<br />

bodem veroorzaakt zou kunnen<br />

worden.<br />

STOELEN EN STOFFEN<br />

BEKLEDING<br />

Verwijder stof met een zachte borstel<br />

of een stofzuiger. Voor een nog<br />

betere reiniging van de stoffen<br />

bekleding raden wij u aan de borstel<br />

vochtig te maken.<br />

Reinig de zittingen met een vochtige<br />

spons en een oplossing van neutrale<br />

zeep.<br />

ATTENTIE<br />

Gebruik nooit ontvlambare<br />

producten zoals<br />

petroleum of wasbenzine voor het<br />

reinigen van de interieurdelen<br />

van de auto. De elektrostatische<br />

lading die tijdens het reinigen<br />

door het wrijven ontstaat, kan<br />

brand veroorzaken.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

185


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI-<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

186<br />

MET LEER BEKLEDE STOE-<br />

LEN EN COMPONENTEN<br />

Verwijder droog vuil met een zeemleer<br />

of een iets vochtige doek, zonder<br />

hard te drukken.<br />

Dep een vochtige vlek of vet met een<br />

droge en absorberende doek en wrijf<br />

daarbij niet. Behandel de plek vervolgens<br />

met een doek of zeem bevochtigd<br />

met water en een neutrale zeep.<br />

Als de vlek nog niet verwijderd is,<br />

behandel de vlek dan met een speciaal<br />

schoonmaakmiddel, waarbij de<br />

instructies op de verpakking strikt<br />

moeten worden opgevolgd.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol<br />

of producten op basis van alcohol.<br />

KUNSTSTOF INTERIEURDELEN<br />

Gebruik speciale reinigingsmiddelen<br />

om het visuele effect van de componenten<br />

niet te wijzigen.<br />

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol<br />

of benzine om het glas van het<br />

instrumentenpaneel schoon te<br />

maken.<br />

ATTENTIE<br />

Bewaar nooit spuitbussen<br />

in de auto: ontploffingsgevaar.<br />

Spuitbussen mogen niet<br />

worden blootgesteld aan temperaturen<br />

boven 50°C. In de zomer kan<br />

de temperatuur in het interieur<br />

ver boven deze waarde oplopen.


IDENTIFICATIEGEGEVENS ...........................<br />

MOTORCODES -<br />

188<br />

CARROSSERIE-UITVOERINGEN ................... 190<br />

MOTOR ............................................................ 191<br />

BRANDSTOFSYSTEEM ................................... 192<br />

TRANSMISSIE ................................................. 192<br />

REMMEN ......................................................... 193<br />

WIELOPHANGING .......................................... 193<br />

STUURINRICHTING ....................................... 193<br />

WIELEN .......................................................... 194<br />

AFMETINGEN ................................................. 198<br />

PRESTATIES ................................................... 199<br />

GEWICHTEN ................................................... 200<br />

VULLINGSTABEL ........................................... 201<br />

VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN ....... 203<br />

BRANDSTOFVERBRUIK ................................. 205<br />

CO2-EMISSIE ...................................................<br />

RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENING:<br />

206<br />

MINISTERIËLE GOEDKEURING .................... 207<br />

TECHNISCHE GEGEVENS<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

187


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

188<br />

IDENTIFICATIE-<br />

GEGEVENS<br />

Wij raden u aan om nota te nemen<br />

van de identificatiegegevens. De<br />

identificatiegegevens zijn op de volgende<br />

typeplaatjes ingeslagen:<br />

❒ Typeplaatje met identificatiegegevens<br />

❒ Chassisnummer<br />

❒ Plaatje met informatie over de<br />

carrosserielak<br />

❒ Motorcode.<br />

fig. 1<br />

L0C0129m<br />

TYPEPLAATJE MET<br />

IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />

fig. 1<br />

Het typeplaatje is aangebracht op de<br />

fronttraverse in de motorruimte en<br />

bevat de volgende informatie:<br />

A Naam van de fabrikant.<br />

B Nummer typegoedkeuring.<br />

C Identificatiecode van het autotype.<br />

D Chassisnummer.<br />

E Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />

van de auto.<br />

F Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />

van de auto met aanhanger.<br />

G Max. toelaatbare voorasbelasting.<br />

H Max. toelaatbare achterasbelasting.<br />

I Motortype.<br />

L Code van de carrosserie-uitvoering.<br />

M Nummer voor de onderdelen.<br />

N Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting<br />

(alleen bij dieselmotoren).


fig. 2<br />

CHASSISNUMMER fig. 2<br />

L0C0131m<br />

Het chassisnummer is ingeslagen in<br />

de bodemplaat naast de rechter<br />

voorstoel.<br />

Het is bereikbaar nadat het klepje in<br />

de vloerbedekking is opgetild en<br />

bevat de volgende gegevens:<br />

❒ type van de auto;<br />

❒ oplopend productienummer.<br />

fig. 3<br />

L0C0130m<br />

PLAATJE MET INFORMATIE<br />

OVER DE CARROSSERIELAK<br />

fig. 3<br />

Het plaatje is op de binnenzijde van<br />

de motorkap aangebracht en bevat<br />

de volgende informatie:<br />

A Fabrikant van de lak.<br />

B Kleurbenaming.<br />

C <strong>Lancia</strong> kleurcode.<br />

D Kleurcode voor bijwerken en<br />

overspuiten.<br />

MOTORCODE<br />

De motorcode is in het cilinderblok<br />

ingeslagen, en bestaat uit het motortype<br />

en een oplopend productienummer.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

189


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

190<br />

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />

1.2 8V<br />

1.4 8V<br />

1.4 16V<br />

1.3 Multijet 75 pk<br />

1.3 Multijet 90 pk<br />

(*) Uitvoeringen 4 zitplaatsen<br />

(▲) Uitvoeringen 5 zitplaatsen<br />

(❏) Uitvoering met DPF<br />

Typecode motor Code van de carrosserie-uitvoering<br />

188A4000<br />

350A1000<br />

843A1000<br />

199A2000<br />

199A3000<br />

843AXA1A 00E (*)<br />

843AXA1A 00F (▲)<br />

843AXG1A 11 (*)<br />

843AXG1A 11B (▲)<br />

843AXC1B 06 (*)<br />

843AXC1B 06B (▲)<br />

843AXF1A 09C (*) (❏)<br />

843AXF1A 09D (▲) (❏)<br />

843AXE1A 07C (*) (❏)<br />

843AXE1A 07D (▲) (❏)


MOTOR<br />

ALGEMENE INFORMATIE<br />

Typecode<br />

Cyclus<br />

Aantal en opstelling cilinders<br />

Boring en slag mm<br />

Cilinderinhoud cm3<br />

Compressieverhouding<br />

Max. vermogen (EU) kW<br />

pk<br />

bijbehorend toerental min-1 Max. koppel (EU) Nm<br />

kgm<br />

bijbehorend toerental min-1 Bougies<br />

Brandstof<br />

1.2 8V<br />

188A4000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

70,8 x 78,86<br />

1242<br />

9,5 ± 0,2<br />

44<br />

60<br />

5000<br />

102<br />

–<br />

2500<br />

NGK DCPR7E-<br />

N-10<br />

Loodvrije<br />

benzine<br />

95 RON<br />

1.4 8V<br />

350A1000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

72 x 84<br />

1368<br />

11,1 ± 0,2<br />

57<br />

77<br />

6000<br />

113<br />

11,7<br />

3750<br />

NGK ZKR7A-10<br />

Loodvrije<br />

benzine<br />

95 RON<br />

1.4 16V<br />

843A1000<br />

Otto<br />

4 in lijn<br />

72 x 84<br />

1368<br />

11 ± 0,2<br />

70<br />

95<br />

5800<br />

128<br />

13,0<br />

4500<br />

NGKDCPR7E-<br />

N-10<br />

Loodvrije<br />

benzine<br />

95 RON<br />

1.3 Multijet<br />

75 pk<br />

199A2000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

69,6 x 82<br />

1248<br />

17,6 ± 0,4<br />

55<br />

75<br />

4000<br />

190<br />

19,4<br />

1750<br />

–<br />

1.3 Multijet<br />

90 pk<br />

199A3000<br />

Diesel<br />

4 in lijn<br />

69,6 x 82<br />

1248<br />

17,6 ± 0,4<br />

66<br />

90<br />

4000<br />

200<br />

20,4<br />

1750<br />

Diesel voor Diesel voor<br />

motorvoertuigen motorvoertuigen<br />

(specificatie (specificatie<br />

EN590) EN590)<br />

–<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

191


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

192<br />

BRANDSTOFSYSTEEM<br />

Brandstofsysteem<br />

TRANSMISSIE<br />

Versnellingsbak<br />

Koppeling<br />

Aandrijving<br />

1.2 8V - 1.4 8V - 1.4 16V<br />

Elektronische sequentiële, gefaseerde Multipoint<br />

inspuiting. Returnless-systeem<br />

1.2 8V - 1.4 8V - 1.3 Multijet<br />

Vijf gesynchroniseerde<br />

versnellingen vooruit en een versnelling<br />

achteruit<br />

Zelfstellend met<br />

koppelingspedaal zonder vrije slag<br />

Voor<br />

1.3 Multijet<br />

Elektronisch geregelde<br />

directe inspuiting multijet “Common Rail”.<br />

Turbocompressor met vaste geometrie<br />

1.4 16V<br />

Zes gesynchroniseerde<br />

versnellingen vooruit en een<br />

versnelling achteruit<br />

Zelfstellend met<br />

koppelingspedaal zonder vrije slag<br />

Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen<br />

rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking<br />

en zelfs brandgevaar veroorzaken.<br />

Voor


REMMEN<br />

Voetrem:<br />

– voor<br />

– achter<br />

Handrem<br />

BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste<br />

remvertraging iets later wordt bereikt.<br />

WIELOPHANGING<br />

Voor<br />

Achter<br />

STUURINRICHTING<br />

Type<br />

Draaicirkel (tussen stoepranden)m<br />

1.2 8V - 1.4 8V - 1.4 16V - 1.3 Multijet 75 pk - 1.3 Multijet 90 pk<br />

Schijfremmen met zwevende remtangen, en een remcilinder per wiel.<br />

Trommelremmen<br />

Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen<br />

1.2 8V - 1.4 8V - 1.4 16V - 1.3 Multijet 75 pk - 1.3 Multijet 90 pk<br />

Onafhankelijke wielophanging, type McPherson<br />

Semi-onafhankelijk met via torsietraverse gekoppelde wielen<br />

1.2 8V - 1.4 8V - 1.4 16V - 1.3 Multijet 75 pk - 1.3 Multijet 90 pk<br />

Tandheugelstuurhuis met elektrische stuurbekrachtiging<br />

9,83<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

193


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

194<br />

WIELEN<br />

VELGEN EN BANDEN<br />

Geperst stalen of lichtmetalen velgen.<br />

Tubeless radiaalbanden. Op de<br />

typegoedkeuring zijn bovendien alle<br />

goedgekeurde banden aangegeven.<br />

BELANGRIJK Als de gegevens in<br />

het instructieboekje afwijken van die<br />

van de typegoedkeuring, dient u zich<br />

altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring<br />

te houden.<br />

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />

dat alle wielen zijn voorzien<br />

van banden van hetzelfde merk en<br />

hetzelfde type.<br />

BELANGRIJK In tubeless banden<br />

mogen geen binnenbanden gebruikt<br />

worden.<br />

NOODRESERVEWIEL<br />

Geperst stalen velg. Tubeless band.<br />

WIELUITLIJNING<br />

Toespoor gemeten tussen de velgranden<br />

van de voorwielen: 0±1 mm.<br />

De waarden zijn van toepassing op<br />

een onbelaste auto in rijklare staat.<br />

fig. 4<br />

L0C0132m<br />

VERKLARING VAN DE<br />

CODERING OP DE BANDEN<br />

fig. 4<br />

Voorbeeld: 185/65 R 14 86 T<br />

185 = Nominale breedte (S, afstand<br />

in mm tussen de flanken).<br />

65 = Hoogte/breedte-verhouding<br />

(H/S) (percentage).<br />

R = Radiaalband.<br />

14 = Diameter van de velg (in<br />

inch) (Ø).<br />

86 = Beladingsindex (draagvermogen).<br />

T = Snelheidsindex.


Beladingsindex (draagvermogen)<br />

60 = 250 kg 84 = 500 kg<br />

61 = 257 kg 85 = 515 kg<br />

62 = 265 kg 86 = 530 kg<br />

63 = 272 kg 87 = 545 kg<br />

64 = 280 kg 88 = 560 kg<br />

65 = 290 kg 89 = 580 kg<br />

66 = 300 kg 90 = 600 kg<br />

67 = 307 kg 91 = 615 kg<br />

68 = 315 kg 92 = 630 kg<br />

69 = 325 kg 93 = 650 kg<br />

70 = 335 kg 94 = 670 kg<br />

71 = 345 kg 95 = 690 kg<br />

72 = 355 kg 96 = 710 kg<br />

73 = 365 kg 97 = 730 kg<br />

74 = 375 kg 98 = 750 kg<br />

75 = 387 kg 99 = 775 kg<br />

76 = 400 kg 100 = 800 kg<br />

77 = 412 kg 101 = 825 kg<br />

78 = 425 kg 102 = 850 kg<br />

79 = 437 kg 103 = 875 kg<br />

80 = 450 kg 104 = 900 kg<br />

81 = 462 kg 105 = 925 kg<br />

82 = 475 kg 106 = 950 kg<br />

83 = 487 kg<br />

Snelheidsindex<br />

Q = tot 160 km/h.<br />

R = tot 170 km/h.<br />

S = tot 180 km/h.<br />

T = tot 190 km/h.<br />

U = tot 200 km/h.<br />

H = tot 210 km/h.<br />

V = tot 240 km/h.<br />

W = tot 270 km/h.<br />

Y = tot 300 km/h.<br />

Maximale snelheid bij<br />

winterbanden<br />

QM + S = tot 160 km/h.<br />

TM + S = tot 190 km/h.<br />

HM + S = tot 210 km/h.<br />

VERKLARING VAN DE CODE-<br />

RING OP DE VELGEN<br />

Voorbeeld: 6 J x 14 H2 ET40<br />

6 = breedte van de velg in inch<br />

(1).<br />

J = velgbedprofiel (deel aan<br />

de zijkanten waarop de<br />

band steunt) (2).<br />

14 = montagediameter in inch<br />

(komt overeen met die van<br />

de band die gemonteerd<br />

moet worden) (3 = Ø).<br />

H2 = vorm en aantal “humps”<br />

(vorm van de velgrand die<br />

de wang van de tubeless<br />

band<br />

houdt).<br />

op zijn plaats<br />

ET 40 = diepte van de velgbolling<br />

(afstand tussen het montagevlak<br />

van de velg op de<br />

naaf en het velghart).<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

195


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

196<br />

UITVOERINGEN VELGEN BANDEN NOODRESERVEWIEL<br />

1.2 8V-1.4 8V<br />

1.4 16V<br />

1.3 Multijet 75 pk -<br />

90 pk<br />

(*) Lichtmetalen velgen.<br />

6J x 14H2-ET 40<br />

6J x 15H2-ET 40<br />

6,5J x 16H2-ET 40(*)<br />

6J x 14H2-ET 40<br />

6J x 15H2-ET 40<br />

6,5J x 16H2-ET 40(*)<br />

Standaard Winterbanden Velgmaat Bandenmaat<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 80V<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 84V<br />

185/65 R14 86Q M+S<br />

195/55 R15 85T M+S<br />

185/65 R14 86Q M+S<br />

195/55 R15 85T M+S<br />

4,00x14”-H-43<br />

4,00x14”-H-43<br />

135/80 B14 80P<br />

135/80 R14 84P<br />

135/80 B14 80P<br />

135/80 R14 84P<br />

ATTENTIE<br />

Bij auto’s met stalen 15”-velgen en wieldeksels, mogen geen banden met stootranden/wangbescherming<br />

worden gemonteerd; hierdoor kan een onjuiste aansluiting van het wieldeksel op de band ontstaan,<br />

waardoor het ventiel kan worden beschadigd.


BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

1.2 8V-1.4 8V<br />

1.4 8V-16V<br />

1.3 Multijet<br />

75 pk-90 pk<br />

STANDAARD BANDEN RESERVE-<br />

Bandenmaat Onbelast Volbeladen WIEL<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 80V<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 84V<br />

2<br />

2,1<br />

2,2<br />

2<br />

2,1<br />

2,2<br />

2<br />

2,1<br />

2,2<br />

2<br />

2,1<br />

2,2<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw<br />

bij koude banden.<br />

Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,4<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,4<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,4<br />

2,2<br />

2,3<br />

2,4<br />

2,8<br />

2,8<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

197


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

198<br />

AFMETINGEN<br />

De afmetingen zijn aangegeven in mm en<br />

hebben betrekking op een auto die is uitgerust<br />

met standaard banden.<br />

De hoogte heeft betrekking op een onbelaste<br />

auto.<br />

Inhoud bagageruimte<br />

Inhoud bij onbeladen auto<br />

(V.D.A.-norm) 215(*)/290(▼) dm3 (*) met achterbank in achterste stand<br />

(▼) met achterbank in voorste stand<br />

A B C D E F G H<br />

1.2 8V - 1.4 8V<br />

1.4 16V 3810 819 2388 603 1530 1450 1704 1440(*)<br />

1.3 Multijet 75 pk<br />

1.3 Multijet 90 pk<br />

(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.<br />

L0C0247m


PRESTATIES<br />

Max. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h.<br />

1.2 8V 1.4 8V 1.4 16V 1.3 Multijet 75 pk 1.3 Multijet 90 pk<br />

153 167 175 167 175<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

199


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

200<br />

GEWICHTEN<br />

Gewichten (kg)<br />

Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />

reservewiel, gereedschap en<br />

accessoires):<br />

Nuttig laadvermogen (*) inclusief<br />

de bestuurder:<br />

Max. toelaatbaar gewicht (**)<br />

– vooras:<br />

– achteras:<br />

– totaalgewicht:<br />

Trekgewichten<br />

– geremde aanhanger:<br />

– ongeremde aanhanger:<br />

Max. dakbelasting (***):<br />

Max. gewicht op de trekhaak<br />

(geremde aanhanger):<br />

1.2 8V<br />

945<br />

515<br />

800<br />

750<br />

1460<br />

750<br />

400<br />

75<br />

60<br />

1.4 8V<br />

975<br />

515<br />

800<br />

750<br />

1490<br />

900<br />

400<br />

75<br />

60<br />

1.4 16V<br />

980<br />

515<br />

800<br />

750<br />

1495<br />

900<br />

400<br />

75<br />

60<br />

1.3 Multijet<br />

75 pk<br />

1045<br />

475<br />

850<br />

750<br />

1520<br />

900<br />

400<br />

75<br />

60<br />

1.3 Multijet<br />

90 pk<br />

1045<br />

475<br />

850<br />

750<br />

1520<br />

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor<br />

het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.<br />

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat<br />

de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />

(***) Allesdrager opgenomen in het <strong>Lancia</strong> Lineaccessori-programma, max. draagvermogen: 40 kg.<br />

900<br />

400<br />

75<br />

60


VULLINGSTABEL<br />

Brandstoftank:<br />

inclusief een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem<br />

– met airconditioning:<br />

Carter:<br />

Carter en filter:<br />

Versnellingsbak en differentieel:<br />

Hydraulisch remcircuit met<br />

ABS:<br />

Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />

voor en achter<br />

1.2 8V 1.4 8V 1.4 16V Voorgeschr. brandstof<br />

liter kg liter kg liter kg Aanbevolen producten<br />

47<br />

5/7<br />

4,8<br />

2,5<br />

2,7<br />

1,65<br />

0,55<br />

1,8<br />

–<br />

–<br />

–<br />

2,2<br />

2,35<br />

–<br />

–<br />

–<br />

47<br />

5/7<br />

4,5<br />

2,4<br />

2,6<br />

1,8<br />

0,7<br />

1,8 (4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

2,1<br />

2,25<br />

–<br />

–<br />

–<br />

47<br />

5/7<br />

4,5<br />

2,75<br />

2,9<br />

1,7<br />

0,7<br />

1,8 (4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

2,4<br />

2,55<br />

–<br />

–<br />

–<br />

Loodvrije benzine met<br />

octaangetal v. ten minste 95<br />

RON (specificatie EN228)<br />

Mengsel van gedemineraliseerd<br />

water en 40%<br />

PARAFLU UP<br />

SELENIA K<br />

TUTELA CAR ZC 75<br />

SYNTH<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en<br />

TUTELA PROFESSION-<br />

AL SC 35<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

201


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

202<br />

Brandstoftank:<br />

inclusief een reserve van:<br />

Motorkoelsysteem<br />

– met airconditioning:<br />

Carter:<br />

Carter en filter:<br />

Versnellingsbak en differentieel:<br />

Hydraulisch remcircuit met<br />

ABS:<br />

Vloeistofreservoir ruitensproeiers<br />

voor en achter<br />

1.3 Multijet 75 pk 1.3 Multijet 90 pk Voorgeschr. brandstof<br />

liter kg liter kg Aanbevolen prod.<br />

47<br />

5/7<br />

6<br />

3,0<br />

3,2<br />

1,5<br />

0,7<br />

1,8 (4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

47<br />

5/7<br />

6<br />

3,0<br />

3,2<br />

1,5<br />

0,7<br />

1,8 (4,5)<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

–<br />

Diesel voor motorvoertuigen(specificatie<br />

EN590)<br />

Mengsel van gedemineraliseerd<br />

water en 40%<br />

PARAFLU UP<br />

SELENIA WR<br />

TUTELA CAR ZC 75<br />

SYNTH<br />

TUTELA TOP 4<br />

Mengsel van water en<br />

TUTELA PROFES-<br />

SIONAL SC 35


VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN<br />

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />

Gebruik<br />

Smering voor<br />

benzinemotoren<br />

Smering voor<br />

dieselmotoren<br />

Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis met kwalificatie<br />

FIAT 9.55535-M2.<br />

Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis met<br />

kwalificatie FIAT 9.55535-N2.<br />

Orginele vloeistoffen<br />

en smeermiddelen<br />

SELENIA K<br />

SELENIA WR<br />

Vervangingsinterval<br />

Volgens het GeprogrammeerdeOnderhoudsschema<br />

Volgens het GeprogrammeerdeOnderhoudsschema<br />

Gebruik voor een correcte werking van de Multijet-uitvoeringen met DPF uitsluitend het originele type smeermiddel. In<br />

geval van nood, als het originele product niet beschikbaar is, vul dan maximaal 0,5 liter bij en wendt u zo snel mogelijk<br />

tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Als u niet de originele SAE 5W/40-producten gebruikt, moeten de smeermiddelen minimaal voldoen aan de specificaties<br />

ACEA A3 voor de benzinemotoren en ACEA B4 voor de dieselmotoren; in dit geval zijn de optimale prestaties van de motor<br />

niet gegarandeerd.<br />

Het gebruik van producten die niet voldoen aan de specificaties ACEA A3 en ACEA B4 kan beschadigingen aan de motor<br />

veroorzaken die niet door de garantie gedekt worden.<br />

Vraag bij zeer strenge klimatologische omstandigheden de <strong>Lancia</strong>-dealer om het juiste product uit de Selenia-lijn.<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE DATI<br />

GEGEVENS<br />

TECNICI<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

203


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

204<br />

Gebruik<br />

Olie en vetten<br />

voor krachtoverbrengingen<br />

Remvloeistof<br />

Koelvloeistof<br />

voor motorkoelsystemen<br />

Vloeistof voor<br />

ruitensproeiers/<br />

achterruitsproeier<br />

Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen<br />

voor een correct functioneren van de auto<br />

Transmissie-olie SAE 75W-80 EP op synthetische basis<br />

die ruimschoots voldoet aan de specificaties API GL5,<br />

MIL - L - 2105 D LEV.<br />

Vet op basis van lithiumzepen. Indringingsgetal NLGI 0<br />

Vet op basis van lithiumzepen, bevat organisch<br />

molybdeenbisulfide. Indringingsgetal NLGI 2<br />

Synthetische remvloeistof FMVSS n° 116 DOT 4, ISO<br />

4925, CUNA NC 956-01<br />

Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis<br />

van glycol-monoethyleen voor koelsystemen. Met organische<br />

formule gebaseerd op O.A.T.-technologie.<br />

Overtreft de specificaties CUNA NC 956-16, ASTM D<br />

33306.<br />

Mengsel van alcoholen en oppervlakte-actieve stoffen<br />

CUNA NC 956-11<br />

Aanbevolen vloeistoffen<br />

en smeermid.<br />

TUTELA CAR<br />

ZC 75 SYNTH<br />

TUTELA MRM ZERO<br />

TUTELA STAR 325<br />

(1.4-uitvoeringen)<br />

TUTELA STAR 500<br />

TUTELA TOP 4<br />

PARAFLU UP (*)<br />

TUTELA<br />

PROFESSIONAL<br />

SC 35<br />

Toepassing<br />

Mechanische versnel.bak<br />

en differentieel<br />

Homokinetische<br />

koppeling aan differentieelzijde<br />

Homokinetische<br />

koppeling<br />

aan wielzijde<br />

Hydraulisch remsysteem<br />

en koppelingbediening<br />

Motorkoelsysteem.<br />

Mengverhouding:<br />

40% tot –22°C<br />

Onverdund of met<br />

water gebruiken<br />

(*)Belangrijk. Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken van hetgeen is voorgeschreven.


BRANDSTOFVERBRUIK<br />

Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen<br />

is vastgelegd.<br />

Het brandstofverbruik is gemeten volgens onderstaande procedure:<br />

❒ een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;<br />

❒ een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik van<br />

de auto buiten de stad wordt gesimuleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;<br />

❒ gecombineerd verbruik: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de testrit buiten de stad<br />

voor 63%.<br />

BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de auto, uitrustingsniveau,<br />

gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situaties die de aërodynamica<br />

kunnen beïnvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.<br />

Brandstofverbruik volgens EU-normen 2004/3 (liter x 100 km)<br />

Stadsverkeer<br />

Buitenweg<br />

Gecombineerd<br />

1.2 8V<br />

7,5<br />

5,0<br />

5,9<br />

1.4 8V<br />

7,2<br />

4,6<br />

5,5<br />

1.4 16V<br />

8,5<br />

5,4<br />

6,6<br />

1.3 Multijet 75 pk<br />

5,4<br />

3,9<br />

4,5<br />

1.3 Multijet 90 pk<br />

5,4<br />

3,9<br />

4,5<br />

DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

205


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

206<br />

CO 2 -EMISSIE<br />

De CO 2 -emissie, vermeld in de volgende tabellen, is gemeten op een gecombineerd traject.<br />

CO 2 -emissie volgens EU-normen 2004/3 (g/km)<br />

1.2 8V 1.4 8V 1.4 16V 1.3 Multijet 75 pk 1.3 Multijet 90 pk<br />

139 130 155 117 117


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

AVVIAMENTO<br />

E GUIDA<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

207


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

208


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNISCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

209


DASHBOARD<br />

EN<br />

BEDIENING<br />

VEILIGHEID<br />

STARTEN<br />

EN RIJDEN<br />

LAMPJES EN<br />

BERICHTEN<br />

NOOD-<br />

GEVALLEN<br />

ONDERHOUD<br />

EN ZORG<br />

TECHNI<br />

SCHE<br />

GEGEVENS<br />

ALFABE-<br />

TISCH<br />

REGISTER<br />

210


Aansteker................................ 69<br />

ABS ......................................... 80<br />

Accu<br />

-accu opladen .......................... 161<br />

-starten met een hulpaccu........ 136<br />

-verwisselen ............................. 178<br />

Achterklep ...............................<br />

Achterruitsproeier<br />

73<br />

-bediening ............................... 63<br />

-vloeistofniveau .......................<br />

Achterruitwisser<br />

175<br />

-bediening ............................... 61<br />

-ruitensproeiers........................ 182<br />

-wisserbladen........................... 181<br />

Achteruitrijlicht ....................... 153<br />

Afmetingen ..............................<br />

Airconditioning, automatisch met<br />

198<br />

gescheiden regeling .................. 48<br />

Airconditioning, handbediend.. 45<br />

Asbak ...................................... 69<br />

ALFABETISCH REGISTER<br />

ASR ......................................... 82<br />

Auto langere tijd stallen ........... 124<br />

Autoradio ................................ 84<br />

Bagageruimte<br />

-hoedenplank verwijderen........ 74<br />

-openen en sluiten ............... 73 - 74<br />

Bagageruimte vergroten ...........<br />

Banden<br />

75<br />

-onderhoud.............................. 180<br />

-standaard ............................... 196<br />

-verklaring van bandencodering 194<br />

-verwisselen ............................. 142<br />

-winterbanden ......................... 122<br />

Bandenspanning ...................... 197<br />

Bedieningsknoppen.................. 21<br />

Bedieningsorganen................... 66<br />

Beker/blikjeshouder................. 68<br />

Bescherming van het milieu ..... 90<br />

Bougies<br />

-type........................................<br />

Brandstof<br />

191<br />

-brandstofmeter....................... 19<br />

Brandstofmeter ........................ 19<br />

Brandstofnoodschakelaar......... 67<br />

Brandstofsysteem..................... 192<br />

Brandstofverbruik....................<br />

Buitenverlichting<br />

205<br />

-bediening ............................... 58<br />

-gloeilamp achter vervangen .... 153<br />

-gloeilamp voor vervangen....... 152<br />

Buitenverlichting ..................... 58<br />

Carrosserie<br />

-carrosseriecodes...................... 190<br />

-onderhoud.............................. 183<br />

Chassisnummer ....................... 189<br />

CO2-emissie ............................ 206<br />

Code Card ............................... 12<br />

211


212<br />

Cruise-control (snelheidsregelaar) 64<br />

Dashboard .............................. 8<br />

Dashboard en bediening .......... 7<br />

Dashboardkastje ...................... 68<br />

Dead-lock (systeem) ................ 15<br />

Derde remlicht.........................<br />

Dieselfilter<br />

154<br />

-condens aftappen ...................<br />

Dimlicht<br />

177<br />

-bediening ............................... 58<br />

-gloeilamp vervangen............... 151<br />

Dop van brandstoftank ............<br />

Dualdrive (elektrische<br />

88<br />

stuurbekrachtiging) ................. 86<br />

Elektrische ruitbediening ........ 72<br />

Elektrische stuurbekrachtiging<br />

"Dualdrive" ............................. 86<br />

EOBD (systeem) ...................... 83<br />

ESP (systeem) ......................... 81<br />

Extra accessoires...................... 85<br />

Fix & Go automatic<br />

(bandenreparatieset)................ 138<br />

Follow me home (systeem)....... 59<br />

Frontairbags ............................ 103<br />

Gebruik van de handgeschakelde<br />

versnellingsbak ........................ 115<br />

Gewichten................................<br />

Gloeilamp (vervangen van een)<br />

200<br />

-algemene aanwijzingen........... 147<br />

-lamptypen .............................. 148<br />

Gordelspanners........................<br />

Grootlicht<br />

94<br />

-bediening ............................... 58<br />

-gloeilamp vervangen............... 151<br />

-grootlichtsignaal..................... 59<br />

Grootlichtsignaal ..................... 59<br />

Handrem ................................ 115<br />

Hill Holder-systeem ................. 82<br />

Hoofdsteunen .......................... 38<br />

Identificatiegegevens ............... 188<br />

Instrumenten ........................... 19<br />

Instrumentenpaneel ................. 9<br />

Intelligente wis-/wasregeling.... 62<br />

Interieur .................................. 185<br />

Interieuruitrusting ................... 68<br />

"Isofix"-kinderzitje .................. 100<br />

Kentekenplaatverlichting ........ 154<br />

Kilometerteller (display) .......... 20<br />

Kinderen veilig vervoeren ........<br />

Kinderzitjes (geschiktheid voor<br />

96<br />

gebruik)................................... 99<br />

Klimaatregeling ....................... 41<br />

Koelvloeistoftemperatuurmeter 20<br />

Koplampen .............................. 78<br />

-koplampen afstellen ............... 78<br />

-koplampverstelling ................. 79<br />

Koppeling ................................ 192<br />

Krik......................................... 144


Lak......................................... 184<br />

Lampjes en berichten............... 125<br />

<strong>Lancia</strong> CODE (startblokkering) 11<br />

Luchtfilter ............................... 177<br />

Luchtrecirculatie ..................... 47<br />

Luchtroosters .........................41 - 42<br />

Mechanische sleutel................. 12<br />

Mistachterlicht<br />

-bedieningsknop ...................... 67<br />

-gloeilamp vervangen............... 153<br />

Mistlampen<br />

-bedieningsknop ...................... 66<br />

-gloeilamp vervangen............... 153<br />

Montagevoorbereiding voor<br />

Isofix-kinderzitjes .................... 100<br />

Motor<br />

-chassisnummer....................... 189<br />

-identificatiecode ..................... 188<br />

-identificatiegegevens...............<br />

Motor starten<br />

191<br />

-benzinemotor starten..............<br />

-motor opwarmen na<br />

112<br />

het starten ............................... 113<br />

-motor uitzetten....................... 114<br />

-Multijet-uitvoeringen starten .. 113<br />

-noodstart................................ 136<br />

-rollend starten ........................ 137<br />

-start-/contactslot .................... 18<br />

-starten met een hulpaccu........ 136<br />

Motorkap.................................<br />

Motorolie<br />

77<br />

-niveau controleren.................. 173<br />

-specificaties ............................ 203<br />

-verbruik ................................. 173<br />

Multifunctioneel display........... 21<br />

Niveau motorkoelvloeistof....... 174<br />

Niveau motorolie ..................... 173<br />

Niveau remvloeistof ................. 176<br />

Niveau ruitensproeiervloeistof.. 175<br />

Niveaus controleren ................. 170<br />

Noodgevallen ........................... 135<br />

Noodreservewiel....................... 142<br />

Onderhoud en zorg ................. 165<br />

-geprogrammeerd onderhoud... 166<br />

-Onderhoudsschema ................ 167<br />

-periodieke controles................ 169<br />

-zwaar gebruik van de auto ..... 169<br />

Opbergvak............................... 68<br />

Opendak.................................. 70<br />

Opkrikken van de auto ............ 161<br />

213


214<br />

Parkeerlichten......................... 59<br />

Parkeersensoren....................... 87<br />

Parkeren.................................. 114<br />

Plafondverlichting voor<br />

-bediening ............................... 66<br />

-gloeilampen vervangen ........... 155<br />

Pollenfilter............................... 177<br />

Portieren.................................. 71<br />

Portieren vergrendelen............. 71<br />

Portiervergrendeling ................14-71<br />

Prestaties ................................. 199<br />

Radiogolf-afstandsbediening:<br />

Ministeriële goedkeuring .......... 207<br />

Radiozendapparatuur en mobiele<br />

telefoons .................................. 86<br />

Regensensor............................. 62<br />

Remmen<br />

-specificaties ............................ 193<br />

-vloeistofniveau ....................... 176<br />

Richtingaanwijzers<br />

-bediening ............................... 59<br />

-gloeilamp achter vervangen ....<br />

-gloeilamp op voorspatbord<br />

153<br />

vervangen ................................ 152<br />

-gloeilamp voor vervangen....... 152<br />

Ruiten (reinigen) ..................... 185<br />

Ruiten reinigen ........................<br />

Ruitensproeiers<br />

61<br />

-bediening ............................... 61<br />

-vloeistofniveau .......................<br />

Ruitenwissers<br />

175<br />

-bediening ............................... 61<br />

-ruitensproeiers........................ 182<br />

-wisserbladen........................... 181<br />

Sensor automatische koplampen<br />

(schemersensor)....................... 60<br />

Slepen van de auto................... 162<br />

Sleutel met afstandsbediening.. 13<br />

Sleutels .................................... 12<br />

Sneeuwkettingen...................... 123<br />

Snelheid (maximum) ............... 199<br />

Snelheidsregelaar (Cruise-control) 64<br />

Spiegels<br />

-binnenspiegel ......................... 39<br />

-buitenspiegels......................... 39<br />

-elektrisch verstelbaar.............. 40<br />

Start-/contactslot..................... 18<br />

Startblokkering <strong>Lancia</strong> CODE . 11<br />

Starten en rijden ...................... 111<br />

Stoelverstelling ........................ 35<br />

Stuurinrichting ........................ 193<br />

Stuurslot.................................. 18<br />

Stuurwiel (verstellen)............... 38<br />

Symbolen................................. 10<br />

Tanken ................................... 88<br />

Tankklepje .............................. 88<br />

Technische gegevens ................ 187<br />

Toerenteller ............................. 19<br />

Transmissie ............................. 192<br />

Trekken van aanhangers.......... 119<br />

Trekkrachtbegrenzers ..............<br />

Typeplaatjes<br />

94<br />

-carrosserielak ......................... 190


-identificatiegegevens............... 188<br />

Veiligheid ............................... 91<br />

Veiligheidsgordels<br />

-algemene opmerkingen........... 95<br />

-gebruik................................... 92<br />

-hoogteverstelling .................... 93<br />

-onderhoud.............................. 96<br />

-trekkrachtbegrenzers.............. 94<br />

Velgen ..................................... 194<br />

Ventilatie................................. 41<br />

Versnellingsbak<br />

-handgeschakelde<br />

versnellingsbak ........................ 115<br />

-specificaties ............................ 192<br />

Verwarming en ventilatie......... 42<br />

Vloeistoffen en smeermiddelen. 203<br />

Vullingstabel ........................... 201<br />

Waarschuwingsknipperlichten 66<br />

Wiel verwisselen ...................... 142<br />

Wielophanging......................... 193<br />

Wisserbladen voor en achter .... 181<br />

Zekeringen (vervangen) .......... 156<br />

Zij-airbags............................... 105<br />

Zitplaatsen .............................. 35<br />

Zonnekleppen.......................... 69<br />

215


NOTITIES<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................


..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................


..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................


..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................


..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................


..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................<br />

..................................................................................................................................................................


De kracht achter uw motor.<br />

Vraag uw dealer naar


Selenia: de perfecte keuze voor uw auto<br />

De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia; een motorolielijn die<br />

voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />

Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge technische specificaties Selenia het<br />

smeermiddel is om de prestaties van uw motor optimaal en betrouwbaar te houden.<br />

Selenia omvat een reeks technologisch geavanceerde producten:<br />

SELENIA PERFORMER MULTIPOWER<br />

Ideale olie voor bescherming van de nieuwe generatie<br />

benzinemotoren zelfs onder de zwaarste bedrijfssituaties<br />

en extreemste klimatologische omstandigheden.<br />

Garandeert een beperking van het brandstofverbruik<br />

(Energy conserving) en is bijzonder geschikt voor motoren<br />

op alternatieve brandstoffen.<br />

SELENIA K<br />

Een synthetisch smeermiddel op basis van een nieuwe<br />

technologie, dat bij benzinemotoren de koude start verbetert<br />

en maximale bescherming biedt, ook als de auto<br />

overwegend in stadsverkeer wordt gebruikt. Dankzij een<br />

viscositeit van 5W-40 en de speciale formule wordt bijzonder<br />

effectief voldaan aan de nieuwe Europese emissie-eisen<br />

en moeiteloos de zwaarste internationale specificaties<br />

overtroffen.<br />

SELENIA WR<br />

Specifieke olie voor common rail of Multijet dieselmotoren<br />

voor een optimale koude start, maximale bescherming<br />

tegen slijtage, optimale werking van hydraulische<br />

klepstoters, beperking van het verbruik en stabiliteit bij<br />

hoge temperaturen.<br />

SELENIA DIGITECH<br />

Volledig synthetische motorolie voor benzine- en dieselmotoren.<br />

Geavanceerde technologie voor de motor; de<br />

garantie voor maximale bescherming, brandstofbesparing<br />

en betrouwbaarheid onder extreme klimatologische<br />

omstandigheden.<br />

De Selenialijn wordt gecompleteerd door Selenia StAR, Selenia Racing, Selenia 20K Alfa Romeo, Selenia TD, Selenia Performer 5W-40.<br />

Bezoek voor verdere informatie over de Selenia producten de site www.flselenia.com


BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />

1.2 8 V -1.4 8 V<br />

1.4 8 V - 1 6 V<br />

1.3 Multijet<br />

75 pk-90 pk<br />

MOTOROLIE VERVERSEN<br />

BRANDSTOFTANK (liters)<br />

STANDAARD BANDEN RESERVE-<br />

Bandenmaat Onbelast Volbeladen W I E L<br />

Voor Achter Voor Achter<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 80V<br />

185/65 R14 86T<br />

195/55 R15 85H<br />

195/45 R16 84V<br />

2<br />

2 , 1<br />

2 , 2<br />

2<br />

2 , 1<br />

2 , 2<br />

Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.<br />

Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.<br />

1.2 8 V 1.4 8 V 1.4 1 6 V 1.3 Multijet 75 pk 1.3 Multijet 90 pk<br />

l i t e r k g l i t e r k g l i t e r k g l i t e r k g l i t e r k g<br />

C a r t e r 2 , 5 2 , 2 2 , 4 2 , 1 2 , 7 5 2 , 4 3 , 0 – 3 , 0 –<br />

Motorcarter en filter 2 , 7 2 , 3 5 2 , 6 2 , 2 5 2 , 9 2 , 5 5 3 , 2 – 3 , 2 –<br />

T a n k i n h o u d 4 7<br />

R e s e r v e 5 / 7<br />

De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON (Europese specificatie EN 228).<br />

De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).<br />

2<br />

2 , 1<br />

2 , 2<br />

2<br />

2 , 1<br />

2 , 2<br />

<strong>Fiat</strong> Group Automobiles Netherlands B.V. - B. U. After Sales.<br />

Importeur voor Nederland: <strong>Fiat</strong> Group Automobiles Netherlands B.V. - Singaporestraat 92-100 - 1175 RA Lijnden<br />

Druknummer <strong>603.81.117</strong>NL - III/2009 - 2 e e d i t i e<br />

Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster<br />

2 , 2<br />

2 , 3<br />

2 , 4<br />

2 , 2<br />

2 , 3<br />

2 , 4<br />

2 , 2<br />

2 , 3<br />

2 , 4<br />

2 , 2<br />

2 , 3<br />

2 , 4<br />

2 , 8<br />

2 , 8


De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Lancia</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie<br />

beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor de recentste informatie over dit onderwerp tot de <strong>Lancia</strong>-dealer.<br />

Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.<br />

NEDERLANDS

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!